04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk VI<br />

In Mulder q.q./CLBN 399 en Amro/Curatoren THB 400 wordt op aan 42 F vergelijkbare<br />

wijze 401 inhoud gegeven aan de ‘goede trouw’ van 54F (schuldoverneming): ‘wist dat diens<br />

<strong>faillissement</strong> was te verwachten’ en ‘wist dat de schuldenaar in een zodanige toestand verkeerde<br />

dat zijn <strong>faillissement</strong>, onderscheidenlijk zijn surseance van betaling was te verwachten’. Dat geldt<br />

ook <strong>voor</strong> het Doyer en Kalff-arrest: 402 ‘indien hij’ [degene die een vordering overneemt] ‘bij de<br />

overneming wist dat de latere failliet in een zodanigen toestand verkeerde dat zijn faillietverklaring<br />

was te verwachten’. Zie verder VI.3.3.4.<br />

Wetenschap van benadeling betekent dus dat de aangesprokene geobjectiveerde<br />

wetenschap van dreigende insolventie moest hebben. Dat zal zich in ieder geval<br />

<strong>voor</strong>doen als hij concrete aanwijzingen had <strong>voor</strong> een (liquiditeits-)tekort. Als<br />

dan <strong>faillissement</strong> volgt kan het uit dat <strong>faillissement</strong> <strong>voor</strong>tvloeiend nadeel in<br />

verband met de transactie worden toegerekend.<br />

VI.3.3.3 Wetenschap in de vorm van <strong>voor</strong>zienbaar nadeel<br />

Bij de meeste vormen van benadelingen zal de wetenschap van dreigende<br />

insolventie voldoende zijn om ook te mogen aannemen dat de transactie bij<br />

volgend <strong>faillissement</strong> ook tot <strong>voor</strong>zienbaar nadeel leidt. Bij<strong>voor</strong>beeld, bij de<br />

overeenkomst waarbij een goed wordt verkocht <strong>voor</strong> een te lage prijs, is met de<br />

wetenschap van dreigende insolventie ook het moeten <strong>voor</strong>zien van het door de<br />

transactie optredende nadeel gegeven. Dat zou ook <strong>voor</strong>zienbaar moeten zijn als<br />

een crediteur selectief wordt betaald zodat er minder resteert <strong>voor</strong> anderen. Maar<br />

de <strong>voor</strong>zienbaarheid van nadeel geldt niet <strong>voor</strong> alle transacties. In enkele<br />

gevallen hoeft de transactie zelf niet noodzakelijkerwijs ook tot het nadeel te<br />

leiden, omdat daar<strong>voor</strong> soms eerst nog aan andere <strong>voor</strong>waarden zal moeten zijn<br />

voldaan. In die gevallen zal de eis van de <strong>voor</strong>zienbaarheid van het nadeel bij<br />

het toe te rekenen toedoen, zeker als de transactie een zelfstandig doel dient dat<br />

niet op de benadeling gericht is, wel een afzonderlijke rol spelen.<br />

Volgens vaste rechtspraak 403 hoeft de benadeling zelf als bedoeld in 42<br />

F zich niet ten tijde van de transactie <strong>voor</strong> te doen. Voldoende is dat deze<br />

aanwezig is op het moment van buitengerechtelijke vernietiging, of het instellen<br />

van een vordering daartoe, of op het moment dat de rechter daarover beslist. De<br />

volle omvang van de benadeling hoeft ten tijde van de benadeling ook niet<br />

bekend te zijn (Mello/Staat). 404 Dat betekent ook dat het optreden van benadeling<br />

door de gevolgen van de insolventie voldoende is. Daardoor is de actio Pauliana<br />

ook niet beperkt tot alleen transacties waarvan de wederzijdse rechten en<br />

verplichtingen niet in evenwicht zijn. De vraag of dan ‘benadeling aanwezig is<br />

moet worden beantwoord door de hypothetische situatie waarin schuldeisers<br />

399 HR 17-2-1995, NJ 1996, 471 (Mulder q.q./CLBN).<br />

400 Hoge Raad 7-10-1988, NJ 1989, 449 (Amro/Curatoren THB).<br />

401 Anders Faber (2005), p. 343, die lijkt te betogen dat 54 F een meer strikte norm inhoudt,<br />

zonder de verschillen in normstelling tussen 42 en 54 F te vermelden. Vergelijk ook<br />

Vriesendorp (1996c), zie verder hieronder en VI.3.3.4.<br />

402 HR 30-1-1953, NJ 1953, 578 (Doyer en Kalff-arrest).<br />

403 HR 23-12-1949, NJ 1950, 262 (Boendermaker/Schopman), HR 22-9-1995, NJ 1996, 706<br />

(Ravast/Ontvanger), HR 19-10-2001, NJ 2001, 654 (Diepstraten/Gilhuis q.q.).<br />

404 HR 9-3-1928, NJ 1928, 1217 (Mello/Staat).<br />

138

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!