04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

De ‘Pauliana-norm’ <strong>voor</strong> wederpartijen<br />

Rekening houdend met deze kanttekeningen is het volgende wenselijk:<br />

1. de verplichting uit vrijgevigheid en/of betaling uit vrijgevigheid <strong>voor</strong><br />

<strong>faillissement</strong> moet in beginsel ongedaan 388 gemaakt worden tenzij de<br />

ontvanger aannemelijk maakt dat er nog geen sprake was van verhaalsinsolventie<br />

ten tijde van het ontstaan van de verplichting of de betaling;<br />

2. had de ontvanger ten tijde van de ontvangst van de betaling geen<br />

wetenschap van benadeling dan is ongedaan maken alleen mogelijk als de<br />

betaling minder dan een jaar <strong>voor</strong> <strong>faillissement</strong> plaatsvond, en is deze<br />

beperkt tot de waarde van de ontvangen prestatie <strong>voor</strong> de ontvanger ten tijde<br />

van de ontvangst. 389<br />

Ook vrijgevigheid die gepaard gaat met wederzijdse prestaties, waarbij de<br />

aspirant-failliet echter ‘te veel’ betaalt, wordt door het bewijsvermoeden in 43<br />

lid 1 1 0 F op vergelijkbare wijze behandeld. De wetenschap van benadeling<br />

wordt, behoudens tegenbewijs, aanwezig geacht. Bij het ongedaan maken moet,<br />

als de vrijgevigheid niet om niet was, ook rekening worden gehouden met de<br />

wederprestatie die ook ongedaan gemaakt moet worden.<br />

VI.3.3 Wetenschapseis bij tweezijdige rechtshandelingen<br />

VI.3.3.1 Complexiteit van de eis van wetenschap van benadeling<br />

Alvorens in meer detail op de wetenschapseis in te gaan is het goed vast te<br />

wijzen op de complexiteit van de wetenschapseis. De wetenschap is tweeledig<br />

en richt zich zowel op de oorzaak <strong>voor</strong> het optreden van het nadeel, de<br />

insolventie, als op het nadelige gevolg van een transactie. De wetenschapseis is<br />

– omdat het om toerekening naar verkeersopvattingen gaat – echter ‘zacht’ zodat<br />

de <strong>voor</strong>zienbaarheid van beide beperkt wordt verlangd. Volgens vaste<br />

rechtspraak 390 hoeft de benadeling zelf als bedoeld in 42 F zich ten tijde van de<br />

transactie niet <strong>voor</strong> te doen. Voldoende is dat deze aanwezig is op het moment<br />

van buitengerechtelijke vernietiging, of het instellen van een vordering daartoe,<br />

of op het moment dat de rechter daarover beslist. De volle omvang van de<br />

benadeling hoeft ten tijde van de benadeling ook niet bekend te zijn<br />

(Mello/Staat). 391 Dat betekent ook dat het optreden van benadeling door de<br />

gevolgen van de insolventie voldoende is.<br />

De beperkte eisen aan de <strong>voor</strong>zienbaarheid van de causaliteit bij het op<br />

te treden nadeel is de keerzijde van het feit dat niet de wetenschap van feitelijke<br />

insolventie, maar – zoals zal blijken – de wetenschap van dreigende insolventie<br />

vereist is <strong>voor</strong> toerekening.<br />

388<br />

Om later aan te geven redenen spreek ik over ongedaan maken en niet vernietiging, zie<br />

VII.4.4.<br />

389<br />

Zie <strong>voor</strong> de hantering van het begrip ‘waarde’: VII.4.4.<br />

390<br />

HR 23-12-1949, NJ 1950, 262 (Boendermaker/Schopman), HR 22-9-1995, NJ 1996, 706<br />

(Ravast/Ontvanger), HR 19-10-2001, NJ 2001, 654 (Diepstraten/Gilhuis q.q.).<br />

391<br />

HR 9-3-1928, NJ 1928, 1217 (Mello/Staat).<br />

135

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!