04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hoofdstuk V<br />

enkele concurrent hier niet aan meedoet. De onderneming zal dan ook niet langer de<br />

oorspronkelijke omzet realiseren en het resultaat zal kelderen.<br />

Concurrentie tussen leveranciers op de markt van vraag en aanbod zal ertoe<br />

leiden dat de onderneming zich niet kan permitteren om het te verlenen handelskrediet<br />

te zien als een investering. De ondernemer zal zich concentreren op te<br />

realiseren bedrijfsresultaten. Handelskredieten worden daarbij <strong>voor</strong>al<br />

beschouwd als een te beheersen risico dat door de resultaten moet worden<br />

afgedekt.<br />

Zeker bij de verhaalssolvente afnemer (situatie (a)) zal concurrentie in<br />

de weg staan aan substantiële risicopremies. De situaties (a) en (b) zijn moeilijk<br />

te onderscheiden omdat liquidatieverliezen moeilijk <strong>voor</strong>spelbaar zijn. Ook bij<br />

de verhaalsinsolvente afnemer met een positieve rentabiliteit (situatie (b)), zal<br />

concurrentie het niet mogelijk maken (substantiële) risicopremies te berekenen.<br />

En in situatie (c) zagen we al dat de risicopremie in het algemeen niet meer<br />

werkt. Dat neemt niet weg dat er wel enige indirecte relatie zal moeten bestaan<br />

tussen het efficiënte gedrag van de leverancier als concurrent en als financier.<br />

Ook concurrenten zullen willen overleven en uit hun resultaat het debiteurenrisico<br />

moeten kunnen dekken. Maar marktefficiëntie als concurrent is iets anders<br />

dan marktefficiëntie als investeerder. Leveranciers kunnen besluiten al dan niet<br />

handelskrediet te verlenen of al dan niet een transactie aan te gaan, maar de<br />

mogelijkheden om als investeerder een risicopremie te verlangen zijn beperkt.<br />

Dit is dan ook de reden dat informatie-asymmetrie niet zonder meer leidt tot een<br />

hogere vergoeding als investeerder. Hij kan alleen beslissen om wel of niet een<br />

transactie aan te gaan, al dan niet tegen contante betaling en tegen een<br />

concurrerende prijs. In V.4.3 zullen we zien dat er recent empirisch bewijs<br />

beschikbaar is gekomen dat er aan crediteuren wel een zekere vergoeding <strong>voor</strong><br />

de financiering wordt betaald, maar dat die onvoldoende is <strong>voor</strong> de investeerder<br />

als leverancier om marktefficiënt te kunnen zijn. <strong>Het</strong> blijkt onwaarschijnlijk dat<br />

crediteuren een efficiënte vergoeding <strong>voor</strong> informatie-asymmetrie verlangen of<br />

krijgen.<br />

Deze bevindingen roepen de vraag op – die in de literatuur in zijn algemeenheid onbeantwoord<br />

blijft 310 – waarom rationeel handelende ondernemingen überhaupt handelskrediet verlenen. Op<br />

deze vraag zal later worden ingegaan. 311<br />

V.3.6 Stelling 1 van MM en de debt-equity swap<br />

Eerder 312 zagen we dat Haugen en Senbet in het voetspoor van MM betoogd<br />

hebben dat de costs of financial distress niet van (voldoende) belang zouden<br />

kunnen zijn. Zij betoogden dat vreemd vermogen, conform stelling 1 van MM,<br />

altijd vervangen zou kunnen worden door eigen vermogen, door de debt-equity<br />

swap. Zij konden niet verklaren dat er in de praktijk kennelijk toch eigen<br />

vermogenseisen zijn. Volgens hen waren de liquidatieverliezen irrelevant. Dat<br />

310 Zie V.4.2.<br />

311 Zie V.4.4.<br />

312 Zie V.3.3.<br />

108

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!