04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

De positie van crediteuren in de financieringstheorie van de economie<br />

insolventie kosten en navenante risico’s kunnen zijn die niet door<br />

marktefficiëntie vanzelf verdeeld worden, als de debt-equity ratio verandert en<br />

tendeert naar een minimaal eigen vermogen. De verklaring die daar<strong>voor</strong> zal<br />

worden gegeven, is gelegen in de informatie-asymmetrie. Crediteuren/<br />

leveranciers beschikken over minder informatie met betrekking tot de dreigende<br />

insolventie. Op het moment dat crediteuren of financier zich realiseren dat<br />

insolventie dreigt, zal het wegvallen van deze informatie-asymmetrie ineens<br />

leiden tot meerkosten om de onderneming nog te kunnen <strong>voor</strong>tzetten.<br />

V.3.4 Impliciet gebruik van de continuïteitsveronderstelling<br />

(beperking e)<br />

Uit de redenering van Haugen en Senbet, waarin liquidatieverliezen buiten<br />

beschouwing worden gelaten, blijkt dat impliciet gebruik wordt gemaakt van de<br />

continuïteitsveronderstelling. Zolang die veronderstelling geldig is, zullen de<br />

liquidatieverliezen (nog) niet relevant zijn. In feite hadden MM (1958) dat zelf<br />

al geconstateerd, zonder daar overigens consequenties aan te verbinden: de<br />

‘stream of income and hence the stream accruing to any share of common stock,<br />

will be regarded as extending indefinitely into the future.’ <strong>Het</strong> MM-theorema is<br />

gebaseerd op een gegeven ‘expected return (..) extending indefinitely into the<br />

future.’ Ook de wiskundige weergave van stelling 2 van MM laat er weinig<br />

twijfel over bestaan dat wordt uitgegaan van continuïteit. De formule 303 heeft<br />

geen geldigheid als de marktwaarde van het eigen vermogen gelijk is aan 0. Ook<br />

Myers (1977, p. 148) heeft impliciet onderkend dat wordt uitgegaan van de<br />

continuïteitsveronderstelling. Hij deed dit toen hij de capital structure puzzle<br />

trachtte op te lossen met een nieuwe benadering. Zijn theorie is gebaseerd op<br />

een ‘relatively simple argument’, (..) ‘the observation that most firms are valued<br />

as going concerns, and that this value reflects an expectation of continued future<br />

investment by the firm.’ Er wordt in de financieringstheorie bijna altijd impliciet<br />

gebruikgemaakt van de continuïteitsveronderstelling. Dat kan verklaren waarom<br />

die theorie ook niet op zoek is gegaan naar de grenzen van de financiering op<br />

het moment dat moet worden aangenomen dat deze continuïteitsveronderstelling<br />

niet meer geldt. De betekenis van het discontinuïteitsrisico is in de financieringstheorie<br />

beperkt gebleven tot de effecten van de costs of financial distress op de<br />

onderneming zelf. De theorie heeft het <strong>voor</strong>alsnog gelaten bij de constatering dat<br />

de costs of financial distress met zich meebrengen dat geen of weinig eigen<br />

vermogen niet leidt tot een optimale financieringsstructuur.<br />

303 Zie V.3.5.2. Bij E = 0 is de formule ongeldig.<br />

103

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!