04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hoofdstuk V<br />

hebben vervolgens betoogd dat costs of financial distress wel een economisch<br />

rationele verklaring kunnen bieden <strong>voor</strong> het bestaan van een eindige optimale<br />

kapitaalstructuur. Zo werd gepoogd het MM-theorema, met een beperking, toch<br />

weer in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid. Kraus en<br />

Litzenberger (1973), Scott (1976) en Kim (1976) hebben vervolgens modellen<br />

ontwikkeld <strong>voor</strong> een optimale, maar eindige debt-equity ratio. Daarbij werden<br />

de costs of financial distress afgezet tegen de <strong>voor</strong>delen van de tax shield. In de<br />

ontwikkelde theorie wordt dus in feite – net als in hoofdstuk IV – gewerkt met<br />

een minimaal vereist eigen vermogen om de financiering optimaal te laten zijn.<br />

Geheel onomstreden zijn deze verklaringen niet gebleven. Haugen en<br />

Senbet (1978) hebben, in het voetspoor van Stiglitz, toch weer in twijfel<br />

getrokken of de kosten wel een behoorlijke verklaring kunnen bieden <strong>voor</strong> een<br />

eindige optimale kapitaalstructuur.<br />

Zij menen dat ‘bankruptcy penalties’ naar aanleiding van beslissingen met betrekking tot de<br />

kapitaalstructuur, niet zo groot kunnen zijn dat zij de <strong>voor</strong>delen van de tax shield ongedaan maken<br />

en een verklaring bieden <strong>voor</strong> het gedrag van ondernemingen en het MM-theorema. In essentie<br />

beweren Haugen en Senbet (p. 384) dat ‘the truly significant “penalty” costs that are commonly<br />

attributed (..) to bankruptcy are more appropriately attributed to liquidation. Liquidation<br />

(dismantling the unprofitable firm) is a capital budgeting decision that should be considered<br />

independent from the event of bankruptcy (transfer of ownership to creditors)’. ‘The costs of<br />

avoiding transfer are given by the transactions costs associated with selling new shares (at a fair<br />

market price) and using the proceeds to repurchase (at a fair market price) all fixed claims on the<br />

assets of the firm. The present value of these expected transaction costs are likely to be quite<br />

small 301 relative to the government subsidy associated with debt financing.’<br />

Haugen en Senbet betogen – in het spoor van Stiglitz (1974) en stelling 1 van<br />

MM – dat <strong>voor</strong> zover de costs of financial distress betrekking hebben op<br />

liquidatieverliezen, deze irrelevant zijn. Waarom daarmee geen rekening moet<br />

worden gehouden, geven zij niet aan.<br />

Uitgaande van Haugen en Senbet heeft de financieringstheorie vandaag de dag nog steeds geen<br />

verklaring <strong>voor</strong> de in de praktijk kennelijk bestaande behoefte aan een zekere financiering door<br />

eigen vermogen ondanks de prikkel van de tax shield om dat niet te doen.<br />

De discussie rond de geldigheid van het MM-theorema in het licht van<br />

insolventie heeft zich geconcentreerd op de costs of financial distress als ‘extra’<br />

kosten van de onderneming. 302 Daarmee begeeft de discussie zich eigenlijk<br />

buiten de evenwichtstheorie van MM, die uitgaat van een gegeven bedrijfsresultaat<br />

vóór financieringslasten. Volgens de theorie van MM zouden de<br />

kosten, als zij verband houden met de wijze van financiering, niet alleen van<br />

invloed moeten zijn op het rendement van participanten, maar ook een resultante<br />

moeten zijn van door participanten zelf gelopen risico’s, die door marktefficiëntie<br />

tot een investeringsvergoeding zouden moeten leiden. In de theorie<br />

rond de costs of financial distress ligt derhalve besloten dat er bij (dreigende)<br />

301 Zie echter ook Barclay en Smith (2005), die meer in detail aangeven dat de effecten van<br />

de tax shield beperkt kunnen zijn en dat de costs of financial distress mede afhankelijk<br />

zijn van de grootte van de onderneming.<br />

302 Zie Kraus en Litzenberger (1973), Scott (1976) en Kim (1976) <strong>voor</strong>noemd.<br />

102

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!