04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk V<br />

terugbetaling), kunnen zich aan dit dilemma onttrekken. <strong>Het</strong> dilemma geldt ook<br />

niet <strong>voor</strong> aandeelhouders, <strong>voor</strong> wie de Exposure at Default en Loss Given<br />

Default 293 op <strong>voor</strong>hand vaststaat.<br />

<strong>Het</strong> ware dilemma van de continuïteitsveronderstelling is dat wanneer<br />

discontinuïteit intreedt, blijkt dat de verlieslatende onderneming al vanaf het<br />

moment dat zij verhaalsinsolvent was, niet meer in staat was dekking te bieden<br />

aan zowel verplichtingen als risicovergoedingen. Dit uiteindelijke gebrek aan<br />

dekking loopt op met de verliezen tot het uiteindelijk negatieve saldo van het<br />

eigen vermogen en de liquidatieverliezen. Omdat vorderingen zich in het<br />

bedrijfsproces telkens vernieuwen – door betalingen en nieuwe verplichtingen –<br />

komt dat saldo uiteindelijk <strong>voor</strong> rekening van de <strong>faillissement</strong>screditeuren. Een<br />

marktefficiënte vergoeding <strong>voor</strong> het risico van de crediteuren als groep bestaat<br />

niet bij de verlieslatende, verhaalsinsolvente onderneming die pas in een later<br />

stadium failliet gaat.<br />

V.2 De oorspronkelijke financieringstheorie: evenwichtstheorie van<br />

Modigliani en Miller (‘MM’)<br />

Bijna vijftig jaar geleden hebben de Nobelprijswinnaars Modigliani en Miller,<br />

meestal aangeduid als ‘MM’ 294 , de basis 295 gelegd <strong>voor</strong> de huidige financieringstheorie.<br />

In een briljant artikel ontwikkelden zij een conceptuele, statische<br />

evenwichtstheorie die ervan uitgaat dat de kapitaalstructuur irrelevant is <strong>voor</strong> de<br />

waarde van de onderneming. Centraal staat de gedachte dat een onderneming<br />

niet méér kan verdienen door de wijze van financiering. De risico’s die aan de<br />

financiering verbonden zijn, de kans dat het te realiseren rendement zal afwijken<br />

van het verwachte rendement, zullen in die theorie vanzelf, door marktefficiëntie,<br />

tot navenante kosten leiden en dus met elkaar in evenwicht zijn.<br />

In een adembenemend betoog ontwikkelen MM twee stellingen die meestal worden weergegeven<br />

als:<br />

(1) de totale marktwaarde van een onderneming is onafhankelijk van de kapitaalstructuur;<br />

(2) de vermogenskostenvoet van aandelenkapitaal is een lineair stijgende functie van de<br />

verhouding vreemd vermogen/eigen vermogen.<br />

In alle leerboeken wordt benadrukt dat de vermogenskostenvoet reële kosten zijn <strong>voor</strong> de<br />

financiering van de onderneming. Voor de meeste juristen is dat niet geheel begrijpelijk. De<br />

onderneming heeft immers geen afdwingbare verplichting om een bepaald rendement te behalen en<br />

aan aandeelhouders uit te keren. Voor de onderneming die kapitaal wil aantrekken, vertaalt de<br />

kostenvoet zich <strong>voor</strong>al in de hoeveelheid aandelen die moet worden uitgegeven om tot dit kapitaal<br />

te komen. De vermogenskostenvoet is daarbij bepalend <strong>voor</strong> de waarde per aandeel. Dat neemt niet<br />

weg dat het concept van de vermogenskostenvoet ook <strong>voor</strong> een juridisch betoog zeer bruikbaar is.<br />

<strong>Het</strong> legt een verband tussen kosten en risico’s. Bij een gegeven verwachte rentabiliteit kan een<br />

risico-gerelateerde waarde van aandelen – en dus de reële kosten <strong>voor</strong> aandeelhouders – worden<br />

vastgesteld. De vermogenskostenvoet maakt het mogelijk de financieringskosten van verschillende<br />

vormen van vermogen te vergelijken. De theorie komt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong>t uit het streven naar<br />

optimalisering van het rendement op beleggingen.<br />

293 Zie <strong>voor</strong> de Exposure At Default en Loss Given Default: IV.2.2 en IV.2.3.<br />

294 Modigliani en Miller (1958, 1961).<br />

295 Zie bij<strong>voor</strong>beeld Rubinstein (2003) en Barclay and Smith (2005).<br />

98

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!