04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk IV<br />

Literatuur en rechtspraktijk hebben het te maken onderscheid tussen de normen<br />

en de daaraan te verbinden gevolgen ook niet concreet opgepakt.<br />

In Nimox/Van den End q.q. 234 ging het over de gevolgen van een dividendbesluit dat de<br />

solvabiliteit drastisch verminderde. Opmerkelijk aan de casus was dat de liquiditeit niet<br />

verminderde als gevolg van het dividendbesluit omdat het bedrag direct aan de onderneming werd<br />

uitgekeerd. De gevolgen van het besluit werden ongedaan gemaakt omdat die ‘het verdere risico<br />

grotendeels op de crediteuren afwentelde’. In de uitspraak – en door partijen – is geen aandacht<br />

geschonken aan de vraag waar de grens ligt. Zoals we nog zullen zien, 235 zijn de te stellen<br />

solvabiliteitseisen bij toepassing van de Pauliana-norm anders. Bij dividenduitkeringen – of te<br />

verstrekken nieuwe zekerheden – gaat het om individuele verplaatsingen van het risico door<br />

wederpartijen, die beheerst worden door de Pauliana-norm.<br />

Van den Ingh 236 heeft geconstateerd dat blijkens het Staleman/Van de Ven-arrest 237 – in<br />

het licht van de taak van bestuurders (2:9, 138 en 248 BW) – bepaalde wijzen van financiering van<br />

de onderneming niet verantwoord kunnen zijn en verbaast zich dat curatoren hier niet vaker gebruik<br />

van maken. Tot nog toe waren de normen niet door concrete regels ingevuld. Ook bestond er geen<br />

duidelijke opvatting over de vraag welke gevolgen wanneer en aan wie toe te rekenen zijn. 238 <strong>Het</strong><br />

antwoord op de vraag van Van den Ingh is dus dat zonder concrete regels en sancties het ‘nadeel’<br />

door niet-naleving van een op de solvabiliteit of financieringsstructuur gebaseerde zorgvuldigheidsnorm,<br />

zich nauwelijks laat vaststellen. <strong>Het</strong> instellen van een vordering is dan weinig aantrekkelijk.<br />

Men zou het nog over de boeg van 2:138 en 248 BW kunnen gooien, maar ook daar kleven<br />

aanzienlijke bezwaren aan. Is een gebrekkige solvabiliteit of financieringsstructuur ook de<br />

‘oorzaak’ van het <strong>faillissement</strong>? Is het paardenmiddel wel toegesneden op het toeschrijven van<br />

verantwoordelijkheden aan niet alleen bestuurders maar ook financiers en aandeelhouders? Een<br />

gebrekkige solvabiliteit en financieringsstructuur staat niet in verhouding tot het tekort in de<br />

boedel. <strong>Het</strong> discontinuïteitsrisico dat wordt veroorzaakt door de liquidatieverliezen, mag nu<br />

eenmaal grotendeels verplaatst worden naar de crediteuren. Dat bleek te volgen uit de Beklamelregel<br />

en de continuïteitsveronderstelling. 239 Dat risico behoort dus ook niet simpelweg algeheel<br />

naar bestuurders te worden verplaatst.<br />

<strong>Het</strong> terrein van de financiering van de reddingsactie ligt geheel braak omdat nog<br />

geen inhoud is gegeven aan concreet te stellen eisen. Erba I verwijst<br />

vermoedelijk naar zowel liquiditeits- als solvabiliteitseisen als het gaat over de<br />

‘schijn van credietwaardigheid’. <strong>Het</strong> kan zo zijn ‘dat de credietgever (..) de<br />

gegeven transactie zelve had behoren na te laten’ of dat de bank aansprakelijk is<br />

als ‘de bank (..) in verband met (..) den omvang van crediet en zekerheidsstelling<br />

en het verloop van zaken nadien, heeft geweten, althans heeft kunnen<br />

<strong>voor</strong>zien, dat bij stopzetting van het hernieuwde crediet de nieuwe leveranciers<br />

(..) zouden worden benadeeld wegens gebrek aan verhaal’. In Erba II 240 wordt<br />

wel verwezen naar vermogenseisen, maar gaat alsnog verloren dat het nadeel<br />

ook, zoals Erba I zegt, in verband met de omvang van krediet en<br />

zekerheidstelling ná kredietverlening kan ontstaan. Ondanks ‘de financiële<br />

positie’ (die) ‘met het oog op de geleden verliezen wel zorg baarde’, werd<br />

aansprakelijkheid niet aangenomen omdat het ‘kapitaal nog geenszins was<br />

234<br />

HR 8-11-1991, NJ 1992, 174 (Nimox/Van den End q.q.).<br />

235<br />

Zie VI.4.<br />

236<br />

Van den Ingh (1998).<br />

237<br />

HR 10-1-1997, NJ 1997, 360 (Staleman/Van de Ven).<br />

238<br />

Zie IV.9.<br />

239<br />

Zie IV.3.3.<br />

240<br />

HR 20-3-1959, NJ 1959, 581 (Erba II).<br />

82

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!