04.09.2013 Views

1. Bijvoeglijk naamwoord (adjectief) 2. Bijwoord (adverbium ... - Xs4all

1. Bijvoeglijk naamwoord (adjectief) 2. Bijwoord (adverbium ... - Xs4all

1. Bijvoeglijk naamwoord (adjectief) 2. Bijwoord (adverbium ... - Xs4all

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

WOORDSOORTEN<br />

Uit: Voor de vorm, Pyter Wagenaar, 2011<br />

De Nederlandse taal kent tien woordsoorten.<br />

1) <strong>Bijvoeglijk</strong> <strong>naamwoord</strong><br />

2) <strong>Bijwoord</strong><br />

3) Lidwoord<br />

4) Telwoord<br />

5) Tussenwerpsel<br />

6) Voegwoord<br />

7) Voor<strong>naamwoord</strong><br />

8) Voorzetsel<br />

9) Werkwoord<br />

10) Zelfstandig <strong>naamwoord</strong><br />

<strong>1.</strong> <strong>Bijvoeglijk</strong> <strong>naamwoord</strong> (<strong>adjectief</strong>)<br />

Een bijvoeglijk <strong>naamwoord</strong> is een woord dat een zelfstandigheid specificeert.<br />

Voorbeeld (het bijvoeglijk <strong>naamwoord</strong> is cursief)<br />

• Een goed boek.<br />

• Het mooie meisje.<br />

• Een gaaf exemplaar.<br />

Meestal staat het bijvoeglijk <strong>naamwoord</strong> voor het zelfstandig <strong>naamwoord</strong>, zoals in de bovenstaande<br />

voorbeelden te zien is. Soms staat het bijvoeglijk <strong>naamwoord</strong> achter het zelfstandig <strong>naamwoord</strong> na de<br />

werkwoorden zijn en worden.<br />

Voorbeeld (het bijvoeglijk <strong>naamwoord</strong> is cursief)<br />

• De flat is hoog.<br />

• De bloemen zijn rood.<br />

<strong>2.</strong> <strong>Bijwoord</strong> (<strong>adverbium</strong>)<br />

Een bijwoord is een woord dat een bijvoeglijk <strong>naamwoord</strong>, een gezegde of een ander bijwoord<br />

specificeert.<br />

Voorbeeld (het bijwoord is cursief)<br />

• Een erg kale boom.<br />

• hij schreef netjes<br />

• bijna altijd<br />

• heel blij<br />

Er zijn nog bijwoorden die zijn samengesteld. Zulke bijwoorden heten voor<strong>naamwoord</strong>elijk bijwoord.<br />

Voorbeeld (tussen haakjes staat het voor<strong>naamwoord</strong>elijk bijwoord)<br />

• daar (daartoe)<br />

• er (eraf)<br />

• ergens (ergens op)<br />

• hier (hieraan)<br />

• nergens (nergens op)<br />

• overal (overal tegen)<br />

• waar (waarmee)<br />

3. Lidwoord (artikel)<br />

Lidwoorden zijn woorden die uitsluitend verbonden worden met een zelfstandig <strong>naamwoord</strong>.<br />

Lidwoorden zijn:<br />

1) bepaald ~<br />

2) onbepaald ~<br />

<strong>1.</strong> Bepaald lidwoord<br />

Een bepaald lidwoord drukt een bepaaldheid uit van een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig<br />

zelfstandig <strong>naamwoord</strong>.<br />

Voorbeeld (het bepaald lidwoord is cursief)<br />

• De man.


• De vrouw.<br />

• Het huis.<br />

<strong>2.</strong> Onbepaald lidwoord<br />

Een onbepaald lidwoord is een woord dat uitdrukt dat een zelfstandigheid één uit meerdere<br />

is.<br />

Voorbeeld (het onbepaald lidwoord is cursief)<br />

• Een man.<br />

• Een vrouw.<br />

• Een huis.<br />

4. Telwoord (numerale)<br />

Een telwoord is een woord dat een aantal, of een plaats in een volgorde of een rangorde aanduidt.<br />

Telwoorden zijn:<br />

1) hoofdtelwoord (kardinale)<br />

2) rangtelwoord (ordinale)<br />

<strong>1.</strong> Hoofdtelwoord<br />

Een hoofdtelwoord is een telwoord dat een aantal aanduidt.<br />

Hoofdtelwoorden zijn:<br />

1) bepaald ~<br />

2) onbepaald ~<br />

<strong>1.</strong> Bepaald hoofdtelwoord<br />

Een bepaald hoofdtelwoord geeft een precies aantal aan.<br />

Voorbeeld (het bepaald hoofdtelwoord is cursief)<br />

• Zestien kroppen sla.<br />

• Beide katten eten vis.<br />

<strong>2.</strong> Onbepaald hoofdtelwoord<br />

Een onbepaald hoofdtelwoord geeft een relatief aantal aan.<br />

Voorbeeld (het onbepaald hoofdtelwoord is cursief)<br />

• Veel mensen zijn te dik.<br />

• Weinig kranten verschijnen op zondag.<br />

• Neem zoveel je wilt.<br />

<strong>2.</strong> Rangtelwoord<br />

Een rangtelwoord is een telwoord dat de plaats in een volgorde of een rangorde aanduidt.<br />

Rangtelwoorden zijn:<br />

1) bepaald ~<br />

2) onbepaald ~<br />

<strong>1.</strong> Bepaald rangtelwoord<br />

Een bepaald rangtelwoord geeft de precieze plaats in een reeks aan.<br />

Voorbeeld (het bepaald rangtelwoord is cursief)<br />

• eerste plaats<br />

• 23 e plaats<br />

• vierentwintigste plaats<br />

• Kies een ander woord.<br />

<strong>2.</strong> Onbepaald rangtelwoord<br />

Een onbepaald rangtelwoord geeft een relatieve plaats in een reeks aan.<br />

Voorbeeld (het onbepaald rangtelwoord is cursief)<br />

• Het enige lid van de Raad van Bestuur.<br />

• Het middelste huis in de rij van drie.<br />

• Nu moet ik voor de zoveelste keer de afwas doen.<br />

5. Tussenwerpsel (interjectie)<br />

Een tussenwerpsel is een woord dat grammaticaal geen onderdeel van de zin uitmaakt.<br />

Voorbeeld (het tussenwerpsel is cursief)<br />

• eh<br />

• verdomme<br />

• wauw


• Dat doe je niet hoor.<br />

6. Voegwoord (conjunctie)<br />

Een voegwoord is een woord dat woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar verbindt.<br />

Voegwoorden zijn:<br />

1) nevenschikkend ~<br />

2) onderschikkend ~<br />

3) tegenstellend ~<br />

<strong>1.</strong> Nevenschikkend voegwoord<br />

Een nevenschikkend voegwoord is een woord dat twee woorden, woordgroepen of zinnen als<br />

gelijkwaardig verbindt.<br />

Voorbeeld (het nevenschikkend voegwoord is cursief en tussen haakjes is de functie van het<br />

onderschikkend voegwoord gegeven)<br />

• dus (gevolg)<br />

• en (aaneenschakeling)<br />

• maar (tegenstelling)<br />

• want (reden)<br />

<strong>2.</strong> Onderschikkend voegwoord<br />

Een onderschikkend voegwoord is een woord dat een bijzin inleidt.<br />

Voorbeeld (het onderschikkend voegwoord is cursief en tussen haakjes is de functie van het<br />

onderschikkend voegwoord gegeven)<br />

• doordat (oorzaak)<br />

• omdat (reden)<br />

• terwijl (tijd)<br />

• zodat (gevolg)<br />

3. Tegenstellend voegwoord<br />

Een tegenstellend voegwoord is een woord dat een tegenstelling uitdrukt ten opzichte van<br />

iets wat ervoor werd beweerd.<br />

Voorbeeld<br />

• doch<br />

• maar<br />

• of<br />

7. Voor<strong>naamwoord</strong> (pronomen)<br />

Een voor<strong>naamwoord</strong> is een woord dat naar een persoon of zelfstandigheid verwijst zonder deze te<br />

noemen, of dat een betrekking uitdrukt.<br />

Er zijn veel soorten voor<strong>naamwoord</strong>en, te weten:<br />

1) aanwijzend ~<br />

2) betrekkelijk ~<br />

3) bezittelijk ~<br />

4) onbepaald ~<br />

5) persoonlijk ~<br />

6) vragend ~<br />

7) wederkerend ~<br />

8) wederkerig ~<br />

<strong>1.</strong> Aanwijzend voor<strong>naamwoord</strong><br />

Een aanwijzend voor<strong>naamwoord</strong> is een woord dat een zelfstandigheid aanwijst om deze van<br />

andere te onderscheiden.<br />

Voorbeeld<br />

• deze<br />

• die<br />

• dat<br />

<strong>2.</strong> Betrekkelijk voor<strong>naamwoord</strong><br />

Een betrekkelijk voor<strong>naamwoord</strong> is een woord dat verwijst naar een zelfstandigheid eerder in<br />

de zin.<br />

Voorbeeld (het betrekkelijk voor<strong>naamwoord</strong> is cursief)


• Het boek dat je leest.<br />

• De schrijver die je kent.<br />

3. Bezittelijk voor<strong>naamwoord</strong><br />

Een bezittelijk voor<strong>naamwoord</strong> is een woord dat aangeeft dat de door het bezittelijk<br />

voor<strong>naamwoord</strong> bepaalde zelfstandigheid in relatie staat met de eerste, tweede of derde<br />

persoon.<br />

Voorbeeld<br />

• mijn<br />

• zijn<br />

• onze<br />

Een bezittelijk voor<strong>naamwoord</strong> kan ook zelfstandig gebruikt worden.<br />

Voorbeeld (het zelfstandig gebruikte bezittelijk voor<strong>naamwoord</strong> is cursief)<br />

• het mijne<br />

• het zijne<br />

• het onze<br />

4. Onbepaald voor<strong>naamwoord</strong><br />

Een onbepaald voor<strong>naamwoord</strong> is een woord dat niet verwijst naar een specifieke persoon of<br />

zelfstandigheid.<br />

Voorbeeld<br />

• alles<br />

• ieder<br />

• iets<br />

5. Persoonlijk voor<strong>naamwoord</strong><br />

Een persoonlijk voor<strong>naamwoord</strong> is een woord dat een zelfstandigheid aanduidt.<br />

Voorbeeld<br />

• hem<br />

• hun<br />

• ik<br />

• u<br />

• zij<br />

Een persoonlijk voor<strong>naamwoord</strong> kan voorkomen zowel als onderwerpsvorm als nietonderwerpsvorm.<br />

Voorbeeld<br />

getal persoon onderwerpsvorm niet-onderwerpsvorm<br />

eerste ik mij<br />

enkelvoud tweede jij, je, u jou, u<br />

derde hij, zij, het hem, haar<br />

eerste wij ons<br />

meervoud tweede jullie, u jullie, u<br />

derde zij hen, hun<br />

6. Vragend voor<strong>naamwoord</strong><br />

Een vragend voor<strong>naamwoord</strong> is een woord dat vraagt naar een onbekende persoon of<br />

zelfstandigheid.<br />

Voorbeeld<br />

• welke<br />

• wie<br />

7. Wederkerend voor<strong>naamwoord</strong><br />

Een wederkerend voor<strong>naamwoord</strong> is een woord dat verwijst naar een persoon eerder in de<br />

zin.<br />

Voorbeeld (het wederkerend voor<strong>naamwoord</strong> is cursief)<br />

• Ik heb me vergist.<br />

• Wij amuseren ons kostelijk.<br />

• Hij heeft zich kennelijk vergist.<br />

8. Wederkerig voor<strong>naamwoord</strong>


Een wederkerig voor<strong>naamwoord</strong> is een woord dat verwijst naar twee of meer personen,<br />

waarbij er sprake is van wederkerigheid. Er bestaan maar drie wederkerige<br />

voor<strong>naamwoord</strong>en: elkaar, mekaar en elkander.<br />

Voorbeeld (het wederkerig voor<strong>naamwoord</strong> is cursief)<br />

• Jip en Janneke plagen elkaar.<br />

• Ze hebben mekaar.<br />

• Belooft u trouw aan elkander tot de dood u scheidt?<br />

8. Voorzetsel (prepositie)<br />

Een voorzetsel is een woord dat de aard van de relatie uitdrukt tussen twee zinsdelen.<br />

Voorbeeld (het voorzetsel is cursief en tussen haakjes is de aard van het voorzetsel gegeven)<br />

• Hij komt om twaalf uur. (tijd)<br />

• Dat staat op de kaart. (ruimte)<br />

• Schrijf met een pen. (middel)<br />

• Dat komt door hem. (oorzaak)<br />

9. Werkwoord (verbum)<br />

Een werkwoord kan meerdere vormen aannemen, te weten als:<br />

1) deelwoord (participium)<br />

2) hulpwerkwoord<br />

3) koppelwerkwoord<br />

4) onbepaalde wijs (infinitief)<br />

<strong>1.</strong> Deelwoord<br />

Een deelwoord is een vorm van een werkwoord die de werking als bepaling bij een<br />

zelfstandigheid voorstelt.<br />

Een deelwoord kan zijn:<br />

1) onvoltooid of tegenwoordig ~<br />

2) voltooid of verleden ~<br />

<strong>1.</strong> Onvoltooid deelwoord<br />

Een onvoltooid deelwoord is een woord dat iets beschrijft wat aan de gang is.<br />

Voorbeeld (het onvoltooid deelwoord is cursief)<br />

• Hij komt lachend binnen.<br />

<strong>2.</strong> Voltooid deelwoord<br />

Een voltooid deelwoord is een woord dat iets beschrijft wat afgelopen is.<br />

Voorbeeld (het voltooid deelwoord is cursief)<br />

• Hij heeft hard gelachen.<br />

<strong>2.</strong> Hulpwerkwoord<br />

Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat een nadere werkwoordelijke bepaling vormt bij<br />

een ander werkwoord.<br />

Voorbeeld (het hulpwerkwoord is cursief)<br />

• Ze kan nog niet lezen.<br />

Bij hulpwerkwoorden wordt onderscheid gemaakt naar vorm, te weten:<br />

1) ~ van de lijdende vorm<br />

2) ~ van oorzaak<br />

3) ~ van tijd<br />

4) ~ van wijze<br />

<strong>1.</strong> Hulpwerkwoord van de lijdende vorm<br />

Hulpwerkwoorden van de lijdende vorm zijn:<br />

• worden<br />

• zijn<br />

<strong>2.</strong> Hulpwerkwoord van oorzaak<br />

Hulpwerkwoorden van oorzaak zijn:<br />

• doen<br />

• laten<br />

3. Hulpwerkwoord van tijd<br />

Hulpwerkwoorden van tijd zijn:


• gaan<br />

• hebben<br />

• zijn<br />

• zullen<br />

4. Hulpwerkwoord van wijze<br />

Hulpwerkwoorden van wijze zijn, bijvoorbeeld:<br />

• kunnen<br />

• laten<br />

• moeten<br />

• mogen<br />

• willen<br />

• zullen<br />

3. Koppelwerkwoord<br />

Een koppelwerkwoord is een werkwoord dat samen met een <strong>naamwoord</strong> (en eventueel een<br />

hulpwerkwoord) het <strong>naamwoord</strong>elijk gezegde vormt.<br />

De koppelwerkwoorden zijn:<br />

• zijn<br />

• worden<br />

• schijnen<br />

• blijven<br />

• blijken<br />

• lijken<br />

• heten<br />

• dunken<br />

• voorkomen<br />

4. Onbepaalde wijs<br />

Een onbepaalde wijs is een werkwoord zonder verbuiging of vervoeging, dus zonder dat<br />

persoon of getal een rol speelt.<br />

Voorbeeld<br />

• regenen<br />

• sneeuwen<br />

Naast de vorm van een werkwoord is een onderverdeling van werkwoorden mogelijk naar de<br />

verbuiging van een werkwoord.<br />

Hierbij wordt onderscheid gemaakt in:<br />

1) onpersoonlijk ~<br />

2) regelmatig of zwak ~<br />

3) onregelmatig of sterk ~<br />

<strong>1.</strong> Onpersoonlijk werkwoord<br />

Een onpersoonlijk werkwoord is een werkwoord dat alleen in de derde persoon en in de<br />

infinitief (zie de onbepaalde wijs) gebruikt wordt.<br />

Voorbeeld (het onpersoonlijk werkwoord is cursief)<br />

• Het komt met bakken naar beneden.<br />

• Het klateren van de regen.<br />

<strong>2.</strong> Regelmatig werkwoord<br />

Een regelmatig (of zwak) werkwoord is een werkwoord waarvan de verleden tijd en het<br />

voltooid deelwoord met een achtervoegsel wordt gevormd.<br />

Voorbeeld<br />

hele werkwoord verleden tijd voltooid deelwoord bijvoeglijk <strong>naamwoord</strong><br />

raken raakte geraakt geraakte<br />

typen typte getypt getypte<br />

voelen voelde gevoeld gevoelde<br />

3. Onregelmatig werkwoord<br />

Een onregelmatig (of sterk) werkwoord is een werkwoord waarvan de verleden tijd en<br />

meestal ook het voltooid deelwoord met een klinkerwisseling in de stam wordt gevormd.<br />

Voorbeeld<br />

hele werkwoord verleden tijd voltooid deelwoord bijvoeglijk <strong>naamwoord</strong><br />

buigen boog gebogen gebogen


lezen las gelezen gelezen<br />

schrijven schreef geschreven geschreven<br />

10. Zelfstandig <strong>naamwoord</strong> (substantief of ook wel nomen)<br />

Een zelfstandig behoort tot de <strong>naamwoord</strong>en (nomen).<br />

Naamwoorden zijn:<br />

1) bijvoeglijk ~<br />

2) eigennaam (proprium)<br />

3) soortnaam (appellativum)<br />

4) (niet)-telbaar zelfstandig ~<br />

5) zelfstandig ~<br />

<strong>1.</strong> <strong>Bijvoeglijk</strong> <strong>naamwoord</strong><br />

Zie onder punt 1 hierboven, <strong>adjectief</strong>.<br />

<strong>2.</strong> Eigennaam<br />

Een eigennaam is een zelfstandig <strong>naamwoord</strong> dat een unieke referentie heeft.<br />

Voorbeeld<br />

• Amsterdam<br />

• Engels<br />

• Groninger<br />

• Kozak<br />

• Philips<br />

• Sandra<br />

• Tram 17<br />

• de Volkskrant<br />

• Zweden<br />

3. Soortnaam<br />

Een soortnaam is een zelfstandig <strong>naamwoord</strong> waarmee de ene soort wezens of dingen wordt<br />

onderscheiden van de andere.<br />

Voorbeeld<br />

• goud<br />

• hout<br />

• man<br />

• rivier<br />

• vrouw<br />

• zee<br />

De eerste twee voorbeelden goud en hout zijn stofnamen. Bij bijvoeglijk gebruik van<br />

stofnamen eindigt het bijvoeglijk <strong>naamwoord</strong> op en.<br />

Voorbeeld (de bijvoeglijk gebruikte stofnaam is cursief)<br />

• Een gouden ketting.<br />

• Een houten bank.<br />

4. (niet)-Telbaar zelfstandig <strong>naamwoord</strong><br />

Een (niet)-telbaar zelfstandig <strong>naamwoord</strong> is een woord dat (g)een meervoudsvorm kent.<br />

Voorbeeld (het zelfstandig <strong>naamwoord</strong> is cursief en tussen haakjes is gegeven of het<br />

zelfstandig <strong>naamwoord</strong> een meervoudsvorm heeft)<br />

• De Dom in Utrecht. (Dom heeft geen meervoudsvorm)<br />

• De zon aan de hemel. (zon heeft een meervoudsvorm, de zonnen)<br />

5. Zelfstandig <strong>naamwoord</strong><br />

Een zelfstandig <strong>naamwoord</strong> is een woord dat een zelfstandigheid uitduidt en dat met een<br />

lidwoord en met die of dat gecombineerd kan worden.<br />

Voorbeeld (het zelfstandig <strong>naamwoord</strong> is cursief)<br />

• Het huis.<br />

• Die fiets.<br />

• Dat bericht.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!