hoofdstuk i: dubieuze posten. - AH Bogaards
hoofdstuk i: dubieuze posten. - AH Bogaards
hoofdstuk i: dubieuze posten. - AH Bogaards
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
HOOFDSTUK XI: DE JONGEN DIE JA ZEI.<br />
We hebben ons de laatste maal bezig gehouden met de jongen die nee zei, en om in<br />
evenwicht te blijven, moeten we nu z'n broer die ja zei ook eens goed in de ogen kijken.<br />
De gelijkenis luidt:<br />
"Hij ging naar de eerste en zeide: Kind, ga en werk vandaag in de wijngaard. En hij<br />
antwoordde en zeide: Ja, heer, maar hij ging niet".<br />
U weet, in één gezin zijn meestal geen twee kinderen aan elkaar gelijk. Het ene kind is stroef<br />
en stug, en het andere is meegaand en heeft 'n plooibaar karakter.<br />
Dat komt ook hier uit.<br />
Déze zoon lijkt welhaast een modelkind. Een jongen uit duizend. Een vriendelijke, beleefde<br />
knaap, die op 't eerste gezicht een bijzonder prettige indruk maakt. Op het eerste bevel van z'n<br />
vader springt hij terstond in de houding en zegt: "ik ga, heer". Geen weigering, zelfs geen<br />
enkele bedenking. Geen schoorvoetende, maar gewillige gehoorzaamheid.... "ik ga, heer!"<br />
In de oorspronkelijke tekst valt alle nadruk op dat "ik" en dat wordt al heel bedenkelijk. Er<br />
staat in 't Grieks: "Ik, ja heer, ik ga!" Daar klinkt zoiets in door als: zoals mijn broer ben ik<br />
(gelukkig!) niet. Op mij kunt u rekenen, vader, maak u daar maar geen zorgen over. En hier<br />
ben ik — uw onderdanige dienaar!<br />
"En hij ging niet!"<br />
Hier dus geen nee zeggen en ja doen, maar ja zèggen en nee<br />
doen. 't Is geen brutale dienstweigeraar, maar. . . . een vrome<br />
mooiprater. Het komt niet tot daden, maar 't blijft enkel bij woorden.<br />
<br />
Er zijn onder degenen die dit lezen stellig velen, die ernstige bezwaren hebben tegen het<br />
toneel. Zij verfoeien dat toneelspel uit het diepst van hun hart, en zien de verwereldlijking der<br />
kerk voor een niet gering deel in het meedoen aan dit ongeoorloofd bedrijf.<br />
Ik kan daar goed inkomen.<br />
Maar weet u wel, dat er bijna nergens zoveel toneel gespeeld wordt als. . . . in de kerk?<br />
Misschien doen we er zelf wel aan mee. U moet mij goed begrijpen, ik bedoel niet dat<br />
schouwburg-toneel, maar dat gecamoufleerde toneelspel, dat zo angstig veel voorkomt onder<br />
ons.<br />
U weet wel: een toneelspeler doet zich anders voor dan hij werkelijk is. Hij speelt een rol. 't<br />
Lijkt wel precies echt, maar 't is niet echt. Nu, deze jongen uit de gelijkenis is een volleerd<br />
toneelspeler. En allen, die op hem gelijken, zijn toneelspelers. Die alleen maar doen alsof.<br />
Die een rol spelen, en dikwijls heel goed spelen. Maar 't is niet echt. Ze nemen de schijn aan<br />
van echte gehoorzaamheid en gewilligheid, maar het wezen ontbreekt er nog aan. Ze zijn<br />
zelfs helemaal niet van plan om te doen, wat ze zeggen. Ze komen wel regelmatig in de kerk,<br />
en zeggen amen en knikken ja tegen God, maar in de week is daar niets van te merken.<br />
Men noemt zulke lieden ook wel eens: "Zondagschristenen".<br />
Weet u, waar zij dikwijls aan doen denken?<br />
In Versailles, niet ver van Parijs, heeft men prachtige parken, en in die parken bevinden zich<br />
85