04.09.2013 Views

hoofdstuk i: dubieuze posten. - AH Bogaards

hoofdstuk i: dubieuze posten. - AH Bogaards

hoofdstuk i: dubieuze posten. - AH Bogaards

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

immers maar een "hoerenkind" is. Met eigen hand blust hij de lamp van z'n geslacht uit, die<br />

de "broeders" vergeefs geprobeerd hebben uit te draaien, en het slot van het leven van deze<br />

desperado vertoont een eenzaam en gebroken man: "ach, mijn dochter, gij buigt mij diep<br />

terneer".<br />

Zo heeft God dan wel hard toegeslagen in het leven van deze gentleman-roverhoofdman,<br />

deze geniale diplomaat en generaal, deze mislukkeling - geloofsheld - profeet! Of moet ik<br />

liever zeggen: zo is God langzaam en moeizaam met hem bezig geweest, om hem te vormen<br />

tot "een goed instrument", omdat God ook Jefta, juist Jefta, gebruiken kon en moest in Zijn<br />

dienst.<br />

Vergis ik mij niet, dan is de tragiek van Jefta's offer het keerpunt geworden van zijn leven, en<br />

grensde het diepe dal van zijn smart en zonde aan de hoge bergen zijner roeping. Ook deze<br />

man, die was "terneergebogen", is door God weer opgericht. Het was totnogtoe altijd maar<br />

een scharrelen geweest. Eigen eer en roem wogen zwaarder dan de roeping. En de "Naam des<br />

Heren" was overal goed voor. Maar dit leven krijgt een vervolg. God smijt het in zijn<br />

nutteloosheid niet weg. "Jefta richtte Israël zes jaren." Dit zijn de zes roemloze jaren van Jefta<br />

en de zes roemvolle jaren van het koninkrijk Gods. Het zijn de zes jaren, waar de Schrift van<br />

zwijgt, waar het doek over valt. De zes jaren, waarin de ijdele Jefta niet paradeert voor de<br />

tribune, maar ingedeeld is bij de nachtploeg die zwoegt in 't verborgen, om volkomen wraak<br />

te oefenen over de vijanden des Heren. Het zijn de jaren, waarin Jefta nul in 't cijfer wordt, en<br />

waarin de Here regeert zonder geïnterumpeerd te worden door de mens Jefta. In de stilte en<br />

de beslotenheid en de verborgenheid van de zes zwijgende jaren moet Jefta gegroeid zijn tot<br />

de geloofsheld, zoals de Hebreeënbrief hem gezien heeft. De schoonste periode van Jefta's<br />

leven is geweest die waarvan de Schrift zwijgt. Niet als Jefta voor het voetlicht treedt, maar<br />

als hij schijnbaar als een vergeten man verdwijnt achter het ijzeren gordijn der zes zwijgende<br />

jaren is hij een der groten geweest in het koninkrijk Gods. Nu gaat Jefta minder worden en de<br />

Here gaat wassen; en gelijk altijd bloeien de schoonste bloemen van ootmoed en geloof en<br />

overgave en roepingsbesef in de verborgenste plaatsen en in de hoge bergen die geen<br />

mensenvoet ooit betrad.<br />

Jefta heeft ook alle kwaliteiten bezeten, die een man tot geloofsheld stempelen.<br />

Een man die zegt: "ik heb tegenover de Here een woord gesproken en kan niet terug", een<br />

man een man, een woord een woord, dat is de mens die de Here gebruiken kan in Zijn dienst.<br />

Zodra deze betrouwbaarheid maar geheiligd wordt! En wat Jefta ook bezat was een grondige<br />

kennis van de historie van zijn volk. Hoewel reeds als kind uitgeworpen, blijkt hij (men leze<br />

zijn rede voor de oren der Ammonieten er eens op na) een grondige kennis te bezitten van de<br />

geschiedenis van zijn volk. Men vraagt bijna verbaasd: hoe kwam Jefta daaraan. Hij zal een<br />

vader gehad hebben, die hem dat geleerd heeft. Hoe zal men z'n volk en z'n kerk liefhebben,<br />

als men de historie niet kent?<br />

<br />

Ziehier Jefta die een verloren zoon was, en hij is gevonden!<br />

Indien Jefta, bij wijze van spreken, geen hoerenkind was geweest, en had kunnen zeggen met<br />

de verloren zoon: geef mij mijn wettig erfdeel, Jefta zou misschien even verloren geweest<br />

zijn als... . zijn vrome oudere broeders, die zwelgen in hun bezit. Want waar ik mij bezorgd<br />

over maak, ziet u, dat is niet over Jefta, maar over z'n deftige en geheid-vrome broertjes, deze<br />

deputaten van Israël. Elk jaar gingen de dochters van Israël en dus ook de dochters van Jefta's<br />

broeders naar de bergen om Jefta's dochter te bewenen, maar Jefta zal gedacht hebben: weent<br />

niet over mij noch over mijn dochter, maar "weent over uzelf en over uw kinderen".<br />

20

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!