Publicatie downloaden - PON
Publicatie downloaden - PON
Publicatie downloaden - PON
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Een nieuw leven<br />
Piet de Kroon<br />
het <strong>PON</strong>, kennis in uitvoering
ii Een nieuw leven
Inhoudsopgave<br />
Voorwoord 1<br />
Bob van Stratum: Willen = Kunnen 2<br />
Marie - José van Stratum: Intenser dan ooit 26<br />
Feiten en cijfers 45<br />
iii
iv Een nieuw leven
Voorwoord<br />
Vrijdag 8 september 2006. Voor Bob van Stratum (22) begint de dag vroeg.<br />
Hij is sinds een paar maanden trots lid van het Korps Mariniers en moet zich<br />
maandag voor een rijopleiding in Oirschot melden. Hij heeft bij zijn ouders<br />
in Berkel-Enschot geslapen en stapt om vijf uur ’s ochtends in zijn auto op<br />
weg naar het tankstation in het naastgelegen dorp. Daarna gaat hij naar de<br />
kazerne in Doorn om er zijn spullen op te halen.<br />
Hij zal er nooit aankomen. Op weg naar het tankstation vliegt hij uit de<br />
bocht en komt met een enorme klap tegen een boom tot stilstand. Als hij<br />
wakker wordt, ligt hij in het ziekenhuis en is het weken later. Van de jonge<br />
sterke kerel is weinig over.<br />
Maar Bob is Bob. Hij begint een jarenlang gevecht om te herstellen van<br />
het ongeluk en het ernstig hersenletsel dat hij daarbij heeft opgelopen.<br />
In gesprekken met Piet de Kroon vertelt hij over zijn leven vóór en na het<br />
ongeluk, over de geboorte van een nieuwe Bob.<br />
In het tweede deel van het boek komt Marie-José aan het woord. Zij is de<br />
moeder van Bob en heeft haar verdriet en wanhoop, maar ook de eerste<br />
lichtpuntjes, in dagboekaantekeningen vastgelegd. Deze aantekeningen<br />
vormen het uitgangspunt voor gesprekken met haar en haar man, Jan van<br />
Stratum. Samen brengen zij in beeld wat het betekent voor een gezin als<br />
het leven van de ene op de ander dag op zijn kop wordt gezet en nooit<br />
meer wordt zoals daarvoor. Openhartig vertellen zij over hun nieuwe leven<br />
en hoe zij daar als gezin vorm aan geven: anders, maar sterker dan ooit<br />
tevoren.<br />
Tenslotte vindt u achter in dit boek wat feitelijke gegevens over niet aangeboren<br />
hersenletsel en het expertisecentrum in Midden-Brabant.<br />
Piet de Kroon<br />
Tilburg, april 2010<br />
1
Bob van Stratum: Willen = Kunnen<br />
Dit is het verhaal van mijn leven. Een leven dat van de ene op de ander<br />
dag veranderde. Drie jaar geleden knalde ik met mijn auto tegen een<br />
boom. De klap was zo hard dat ik zes weken in coma heb gelegen. Toen<br />
ik mijn ogen weer opende – iets wat op zich al een wonder was – bleek<br />
ik aan het ongeluk ernstig hersenletsel overgehouden te hebben. Sinds<br />
die tijd ben ik aan het knokken om er weer bovenop te komen. Ik wil dit<br />
verhaal vertellen om te laten zien wat je daarmee kunt bereiken. Nooit<br />
opgeven is mijn motto.<br />
Ik ben geboren op 22 januari 1984 in het Brabantse Berkel Enschot, vlakbij<br />
Tilburg. Ik ben de oudste uit een gezin met twee kinderen. Twee jaar na mij<br />
is mijn broer Luc geboren. Mijn ouders wonen nog steeds in hetzelfde huis<br />
waar ik mijn jeugd heb doorgebracht. Veel herinneringen heb ik niet aan<br />
het huis. Ik weet dat we vijftien jaar geleden hebben verbouwd en dat er<br />
toen een groot stuk is aangebouwd. Veel meer dan dat kan ik mij niet meer<br />
voor de geest halen. Echt veel herinneringen aan vroeger heb ik sowieso<br />
2 Een nieuw leven
niet. Ik weet niet of het ongeluk mijn geheugen op dat punt heeft aangetast<br />
of dat ik altijd al slecht ben geweest om dingen uit mijn jeugd weer terug te<br />
halen.<br />
Wat ik me wel van vroeger herinner, is dat ik als kleine jongen altijd buiten<br />
aan het spelen was met de andere kinderen uit de buurt, weer of geen<br />
weer: verstoppertje, diefje met verlos. Ik was nooit binnen te vinden. Ik weet<br />
niet of mijn ouders mij een vrolijk manneke vonden, maar van mezelf kan ik<br />
gerust zeggen dat ik dat vanaf het begin ben geweest. Ik had altijd goeie<br />
zin, zat nooit in de put. Ik weet niet alles meer, maar als de school uit was<br />
om half vier ‘s middags dan was ik tot etenstijd buiten te vinden. Op mijn<br />
basisschool De Vlierakkers heb ik me altijd prettig gevoeld. Als ik ’s middags<br />
uit school kwam, was mijn moeder altijd thuis.<br />
Na een paar jaar liep ik in mijn eentje naar school.<br />
Mijn vader heeft heel zijn leven bij de Landmacht gewerkt. Van hem heb ik<br />
mijn belangstelling voor Defensie gekregen. Hij is als soldaat begonnen en<br />
gestopt als adjudant. Ik ben ook een aantal keren bij hem op de kazerne in<br />
Vught geweest, bij het Opleidingscentrum waar hij werkte. Dat maakte veel<br />
indruk op mij.<br />
Ik ben altijd iemand van veel lichamelijke beweging geweest. Op mijn vijfde<br />
zat ik op judo. Dat was mijn eerste sport. We trainden op zaterdagmiddag<br />
in de sporthal in Berkel Enschot. Ik heb er mijn gele band gehaald, daarna<br />
ben ik eraf gegaan en ben ik gaan voetballen, bij Jong Brabant. Dat was<br />
ook vlak bij ons huis. Ik heb er in alle elftallen gespeeld, van de F’jes tot in<br />
de B. Soms op het middenveld, meestal rechts in de voorhoede. Ik rende<br />
als een idioot zo hard. Ik ben er uiteindelijk afgegaan omdat ik niet zo<br />
geweldig goed met mijn teamgenoten kon opschieten. Over het algemeen<br />
waren dat jongens uit het dorp en ik vond dat ik daar niet echt bij hoorde.<br />
Die jongens waren vrij ruw in de omgang, maar daar had ik op zich geen<br />
probleem mee. Ik kon zelf ook stevig uit de hoek komen. Ik vond ze gewoon<br />
niet al te sophisticated en op een gegeven moment vond ik dat dat niet bij<br />
mij paste.<br />
Ik heb een hele mooie CITO-toets afgelegd aan het eind van de basisschool.<br />
Je kunt maximaal 550 punten halen en ik had er 548. Er waren wel<br />
meer kinderen in de klas die net zo slim waren als ik, maar ik mag dus wel<br />
zeggen dat ik best goed was. Terwijl ik voor school nooit iets had gedaan.<br />
We hadden wel eens huiswerk, maar dat maakte ik gewoon niet. Ik ging<br />
veel liever buiten spelen. Mijn ouders wisten volgens mij niet dat ik huiswerk<br />
had, dus had ik er ook geen last van. We hadden af en toe wel een proef-<br />
Bob van Stratum: Willen = Kunnen<br />
3
werk, maar daar hoefde ik nooit iets extra’s voor te doen, dat ging altijd<br />
goed. Het onderwerp was behandeld in de klas en op de een of andere<br />
manier werkten mijn hersens als een grote spons: ik zoog alles naar binnen.<br />
Ik wilde heel veel dingen weten, maar alleen als ik er niets voor hoefde te<br />
doen. Met die CITO-score kreeg ik een HAVO-VWO advies.<br />
Stoer<br />
Ik ben toen naar Durendael gegaan, in Oisterwijk. Daar ben ik doorgegaan<br />
met het leveren van dezelfde inspanning als op de basisschool. Ik voerde<br />
dus niks uit. Ik ging op en neer met de fi ets, dat was een kilometer of<br />
vier. Dan gingen we samen in een grote sliert met andere kinderen uit de<br />
buurt naar Oisterwijk. Er was een brugklas van twee jaar en omdat ik niks<br />
uitvoerde, ben ik na twee jaar naar de HAVO gegaan. Ik zat er niet mee. Ik<br />
vond school in die tijd niet stoer. Wat ik wel stoer vond, was buiten staan en<br />
sigaretjes roken. Toen ik 13 was, rookte ik mijn eerste sigaret. Volgens mij<br />
wisten mijn ouders dat toen nog niet. Meisjes, dat was ook stoer. Ik deed<br />
in ieder geval goed mijn best om indruk te maken. Ik was echt een baasje.<br />
Ik kon ook wel eens knokken. Niet in een groep of zo, maar als ik ruzie met<br />
iemand had. Als er iets tegen me werd gezegd wat me niet aanstond, dan<br />
had ik regelmatig een akkefi etje. Veel last had ik er niet van, ik geloof niet<br />
dat ik ooit een blauw oog heb gehad, dus ik stond mijn mannetje wel. Niet<br />
altijd helemaal ongeschonden uit de strijd, maar over het algemeen toch<br />
zonder schrammen. Ik was ook vrij snel, dus dat hielp. Ik weet nog dat ik een<br />
keer ruzie had met een Marokkaanse jongen uit de klas, die was hetzelfde<br />
als ik en voelde zich ook de koning. Dat botste natuurlijk en liep uit op een<br />
stevige knokpartij. Ik weet niet meer wie gewonnen heeft.<br />
Omdat ik op school nog steeds niets deed, ging ik vervolgens geruisloos<br />
van de Havo naar de Mavo. Langzaam was ik dus weggegleden, van de<br />
brugklas Havo/Vwo naar 3 Havo en uiteindelijk 4 Mavo. Ik vond het niet erg,<br />
ik stond helemaal niet bij die dingen stil.<br />
Ook de Mavo is mij eigenlijk aangewaaid. Ik hoefde er helemaal niks voor te<br />
doen en als ik toch wat moest doen, dan deed ik het gewoon niet. Er is ook<br />
niemand geweest die me op mijn donder gaf. Ik denk trouwens niet dat dat<br />
iets uitgemaakt zou hebben, want als iemand me wèl de les had gelezen,<br />
dan was ik daar ongetwijfeld gigantisch hard tegenin gegaan. Als je het zo<br />
bekijkt, was ik misschien wel een beetje een moeilijke jongen. Ik was goed<br />
voor mijn vrienden en heel liefdevol naar mijn ouders toe, maar voor de<br />
buitenwereld hing ik vooral de stoere bink uit.<br />
4 Een nieuw leven
Phantom<br />
Ik heb mijn Mavo diploma in één keer gehaald. Niet met echt goede punten,<br />
want een vijfenhalf vond ik allang best. Als je een hoger cijfer haalde,<br />
was je stom geweest en had je te veel geleerd. Ik heb Mavo D gedaan,<br />
met natuurkunde, scheikunde, Nederlands, Engels en Duits. In het laatste<br />
jaar ging ik op de scooter naar school. Daar had ik mijn bromfi etscertifi caat<br />
voor gehaald. Die scooter had ik op mijn zestiende verjaardag gekocht. Zelf<br />
verdiend met werken. Ik heb allerlei klussen gedaan: aardbeien geplukt, op<br />
zaterdagen bij het tankstation van Avia achter de kassa gestaan. Ik heb ook<br />
nog vier jaar in de horeca gewerkt, bij de Druiventros, eerst in de afwas en<br />
daarna de bediening. Ik heb dus altijd gewerkt, dat ging natuurlijk ook ten<br />
koste van huiswerk maken en leren. Voor die eerste scooter heb ik 3.500<br />
gulden neergeteld. Een blauwe Malaguti Phantom. Een verschrikkelijk<br />
mooi ding, ik had hem wel behoorlijk opgevoerd, hij haalde met gemak<br />
70 kilometer per uur. Ik geloof niet dat mijn ouders doorhadden dat ik<br />
dat had gedaan. Ik was erg handig in die dingen. Ik weet niet hoe ik dat<br />
allemaal geleerd heb, maar ik deed het gewoon. Ik zat thuis te sleutelen<br />
met gereedschap van ons pa en kreeg het altijd precies zo voor elkaar als<br />
ik het wilde. Ik had ook een sportuitlaat onder de scooter gemonteerd,<br />
dus dat ding jankte er een eind op los. Op een dag ben ik met die scooter<br />
onderuit gegaan op de weg naar Tilburg. Ik werd door iemand geschept.<br />
De scooter lag in de kreukels, zelf had ik er niet zoveel aan overgehouden.<br />
Van het verzekeringsgeld en met wat geld erbij heb ik toen een nieuwe<br />
scooter gekocht, een Runner Gilera, die kostte 5.200 gulden. Ik wilde perse<br />
een runner hebben, want daar reden stoere jongens op en daar wilde ik bij<br />
horen. Hij was felgeel met matzwart. Ik zal zeventien geweest zijn.<br />
Vrachtwagenmonteur<br />
Na de Mavo ben ik naar het Koning Willem I college in Den Bosch gegaan.<br />
Daar heb ik eerst een half jaar weg- en waterbouw gedaan, de beroepsopleidende<br />
leerweg. Ik ging met de bus op en neer van Berkel-Enschot naar<br />
Den Bosch. Die weg- en waterbouw leek me wel leuk, maar al snel kwam ik<br />
erachter dat ik daarvoor teveel moest leren. Meer dan me lief was in ieder<br />
geval. Toen ben ik wat anders gaan doen en ben ik vrachtwagenmonteur<br />
geworden. Dat was de beroepsbegeleidende leerweg, ook op het Koning<br />
Willem I college. Vier dagen werken en één dag theorie op school in Den<br />
Bosch. Ik werkte bij Beers, de leverancier van Scania vrachtwagens. Dat<br />
was in Tilburg, op het bedrijvenpark Loven. Ik heb dat drie jaar gedaan. Het<br />
eerste deel van de opleiding deed ik in één jaar, terwijl er eigenlijk twee jaar<br />
voor stond. Ik vond het machtig interessant en daarom ging het me gemakkelijk<br />
af. Ik snapte hoe het werkte en daarom kostte het me geen moeite<br />
om alles te onthouden. Ik heb er ook een aantal extra diploma’s gehaald: bij<br />
Bob van Stratum: Willen = Kunnen<br />
5
de BOVAG, om APK-keuringen voor vrachtwagens te mogen doen en een<br />
speciale opleiding voor alles wat met koeltechniek te maken heeft.<br />
Elite-eenheid<br />
Tegen die tijd wou ik ook in het leger. Ik wilde vooruit en niet mijn hele<br />
leven monteur blijven. Ik vond het op zich best leuk om monteur te zijn,<br />
maar ik wilde iets betekenen voor de maatschappij. Ons pa zat in het leger<br />
en ik wilde ook die kant op. Commando bij de landmacht, de groene<br />
baretten uit Roosendaal, dat was het helemaal. Ik ben daar ook naar een<br />
voorlichtingsdag geweest, dat sprak me enorm aan. Ze merkten dat ik<br />
supergemotiveerd was, maar vonden me nog veel te jong. ’Kom maar terug<br />
als je 21 bent’, zeiden ze. Maar dat was nog een eind weg en ik wilde niet<br />
zo lang wachten. Toen ben ik naar de andere elite-eenheid van het leger,<br />
het Korps Mariniers, gegaan. Daar mocht ik wel eerder beginnen. Die kans<br />
heb ik met beide handen aangegrepen. De toelatingstest bij het Mariniers<br />
Opleidings Centrum in Rotterdam was heel zwaar. Het was erg fysiek:<br />
hardlopen, fi etsen, zwemmen. Daarnaast moest ik ook veel vragenlijsten<br />
invullen; in feite werd mijn hele doopceel gelicht.<br />
Ik werd meteen goedgekeurd. Dat was geen verrassing voor mij, want ik<br />
had me verschrikkelijk goed voorbereid. Ik was al maanden aan het hardlopen<br />
en had als een gek aan mijn conditie gewerkt. Ik ging hardlopend naar<br />
mijn werk bij Scania in Tilburg, vier kilometer heen en vier kilometer terug.<br />
Bij Scania werkte ook een oud-marinier, Roy. Die was in Bosnië geweest en<br />
zijn verhalen vond ik fantastisch. Het sterkte mij in mijn wens om marinier te<br />
worden. En als ik iets echt wilde, dan gebeurde het ook. Die eigenschap is<br />
ook mijn redding na het ongeluk geweest.<br />
De opleiding bij het Korps Mariniers duurde zes maanden. De eerste dag<br />
ben ik alleen naar de kazerne gegaan, mijn ouders hebben me niet weggebracht.<br />
Ik ging met de trein. Toen ik in Rotterdam aankwam, samen met<br />
andere jongens uit heel Nederland, begonnen ze meteen tegen iedereen<br />
te schreeuwen. Ik kende niemand. Het waren alleen maar jongens. Bij de<br />
marine – de bootjes, zoals wij ze noemen – heb je wel meisjes en vrouwen,<br />
maar bij het Korps Mariniers alleen jongens en mannen.<br />
We werden in een vrachtwagen geladen en naar de Van Ghentkazerne<br />
afgevoerd. Toen we aankwamen, was het alle tassen op één hoop en<br />
meteen marcheren en rennen: het ‘indrillen’ was begonnen en zou de hele<br />
opleiding duren. Als je iets fout deed, moest je opdrukken. Dat maakte je<br />
wel heel sterk. Aan het eind van de opleiding kon ik lachend tweehonderd<br />
keer achter elkaar opdrukken. Situps precies hetzelfde.<br />
6 Een nieuw leven
Iedereen werd de eerste ochtend kaal geschoren, maar bij mij was dat<br />
niet nodig; ik had het thuis al gedaan. Ook de drie piercings die ik op mijn<br />
zestiende had genomen, had ik er de avond tevoren al uitgedraaid. Ik wist<br />
hoe een marinier er uit moest zien en had me er goed op voorbereid.<br />
De eerste weken was je intern. Ik had daar geen probleem mee, het was immers<br />
mijn eigen keuze geweest. Bellen naar huis ging ook niet, je telefoon<br />
moest je inleveren.<br />
Je kreeg meteen een camoufl agepak. De donkerblauwe baret, waar je het<br />
allemaal voor doet, krijg je pas aan het eind van de opleiding, vanaf dat<br />
moment ben je echt marinier. De meeste jongens halen het einde niet. Je<br />
moet sowieso al over een extreem goede conditie beschikken en mentaal<br />
stevig in je schoenen staan om toegelaten te worden en daarna vallen er<br />
nog eens heel veel mensen af. We begonnen die eerste dag met 200 man.<br />
Uiteindelijk hebben er 35 de fi nish gehaald. Maar voor mij stond vanaf het<br />
begin één ding vast: mij krijgen ze hier niet weg.<br />
Opgeven<br />
In de kazerne was het altijd vroeg dag. Je wist nooit hoe vroeg. Met het<br />
grootste gemak konden ze je om vijf uur, soms zelfs om vier uur, uit je bed<br />
schreeuwen. We lagen met acht man op een kamer, vier stapelbedden.<br />
Dan moest je als een gek naar beneden. Niks douchen, gewoon meteen in<br />
je uniform. De bedoeling was eigenlijk dat jij eerder beneden was dan het<br />
kader. Dan was er appel op de binnenplaats. En vervolgens begon het hele<br />
feest weer van voren af aan: marcheren, rondjes rennen, situps, pushups.<br />
Eigenlijk proberen ze je zes maanden lang zo ver te krijgen dat je opgeeft.<br />
Op je inbeuken, niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Als je in het gelid liep<br />
– dat ging op alfabetische volgorde, dus ik liep met de S van Van Stratum<br />
achteraan – werd je soms naar voren gecommandeerd: ‘Stratum .. hier<br />
komen’. Dan rende ik met volle bepakking naar de sergeant om alleen maar<br />
te horen te krijgen: ‘Ik ben eigenlijk vergeten, waarom je moest komen,<br />
loop maar weer terug en snel’. Dat soort taferelen, volstrekt zinloos, met<br />
maar één doel: je kleineren. Ik liet me er niet gek door maken.<br />
Wie liepen altijd met een volle rugzak, maar als de leiding vond dat hij er<br />
een beetje te leeg uitzag, dan stopten ze er gewoon een baksteen bij in.<br />
Zo ging het zes maanden lang. Maar hoe ze ook aan me probeerden te<br />
sleuren, ik hield vol. Terwijl ik om me heen de mensen zag afvallen. En dan<br />
riepen ze wel tegen iedereen: ‘Kom op kerel, niet opgeven’ en ‘Loop door’,<br />
maar niet iedereen kon dat volhouden.<br />
Bob van Stratum: Willen = Kunnen<br />
7
Er was ook een enorme stormbaan waar je al tijgerend en klimmend<br />
overheen moest, met aan het eind een vier meter hoge schans. Wat voor<br />
weer het ook was, steeds weer werden we over die stormbaan gejaagd. Het<br />
allerleukste vonden ze het om ons door de plassen te laten kruipen. Als ik<br />
zeg: ‘Daar werden ze geil van’, dan zeg ik niet veel verkeerds volgens mij.<br />
We hadden ook veel schietoefeningen, in geweergroepen van acht man.<br />
We schoten met een Diemaco C7A1, eigenlijk hetzelfde soort wapen als<br />
een M16. Het is een mitrailleur die je uit de hand bedient. Je zet de kolf op<br />
je schouder, met bovenop een kijker. We schoten met losse fl odders. Ook<br />
over de stormbaan loop je altijd met je geweer. Soms gingen we naar de<br />
schietbaan, dan lig je op de grond en moet je van grote afstand aanleggen.<br />
Ik was daar goed in, heel erg precies. We leerden ook allerlei uitschakeltechnieken<br />
en kregen les in vechtsporten. En er was een sporthal en een<br />
eigen zwembad op het terrein van de kazerne. Je kunt wel zeggen dat we<br />
alle takken van sport beoefenden.<br />
Ballenknijper<br />
Vooral met het zwemmen heb ik het zwaar gehad. Door het zwemmen ben<br />
ik bijna zelfs afgehaakt. Dat is in de opleiding wel zo extreem. Ze regelden<br />
het zo dat je continu onder druk wordt gezet. Dan moest je bijvoorbeeld<br />
met acht man naar de bodem van het zwembad duiken en degene die als<br />
eerste bovenkwam, was de lul. Zo keken ze wie het het langste kon volhouden.<br />
Soms gingen we met volle bepakking het zwembad in, soms alleen in<br />
zwembroek. Die zwembroek heb ik nog steeds: zo’n kleine ballenknijper,<br />
donkerblauw, met de Nederlandse Leeuw en de tekst Je Maintiendrai erop.<br />
En natuurlijk mijn eigen nummer erin: 840122159 (84 is mijn geboortejaar, 01<br />
de geboortemaand, 22 de geboortedag en dan mijn volgnummer 159). Veel<br />
mensen vinden het leuk en stoer bij de mariniers, maar de meesten weten<br />
niet waar ze over praten. Dat zijn ook de mensen die afvallen. Die houden<br />
het niet vol en denken: ‘Ik ga mijn geld wel ergens anders verdienen’.<br />
Finex<br />
Het eindexamen, dat is de laatste week. In het jargon van het Korps: de Finex,<br />
dat staat voor Final Exercise. Dan proberen ze je nog één keer aan het<br />
wankelen te brengen. Ik weet niet of er in die laatste week nog mensen zijn<br />
afgevallen. Maar het was verschrikkelijk zwaar. Marcheren met volle bepakking.<br />
In die laatste week heb ik 150 kilometer gelopen met 40 kilo op mijn<br />
rug. Dan moesten we zelf ergens ons tentje opbouwen in het bos en werd<br />
je er, net nadat je erin lag, rücksichtslos weer uit gecommandeerd: ‘Mannen<br />
... vijand’. Dan moest je er als een speer uit, alles opruimen, sporen uitwissen<br />
en wegwezen. Dus je kwam nooit aan je rust toe. In die laatste week<br />
8 Een nieuw leven
zaten we in heel Nederland. We werden in een vrachtwagen meegenomen<br />
en ergens gedropt en dan kon je het verder zelf uitzoeken. Dan moest je<br />
kompas lopen en navigeren via kaarten. Je kreeg een paar punten waar je<br />
naar toe moest en daar kon je het mee doen. Ook daar was ik vrij goed in.<br />
Eigenlijk was ik met bijna alles een van de besten.<br />
Ik heb in die tijd nooit heimwee gehad naar huis, daar had je gewoon ook<br />
geen tijd voor.<br />
’s Avonds moesten we op het terrein van de kazerne blijven. De enige keren<br />
dat je van het terrein kwam, was achter in een vrachtwagen als ze je ergens<br />
mee naar toe namen. Maar verder nooit. De eerste twee weken kwam je<br />
helemaal niet buiten, daarna kon je in de weekenden naar huis.<br />
Voordat ik naar de opleiding ging, had ik alle rijbewijzen al gehaald: mijn<br />
brommercertifi caat en mijn rijbewijs voor auto, motor en vrachtwagen. Mijn<br />
motor heb ik nog steeds, een Kawasaki ZXR, 400 cc. Daar is wel vermogen<br />
uit gehaald, want als je jonger bent dan 21, mag je de eerste twee jaar niet<br />
boven de 25 kilowatt vermogen rijden. Maar goed, voor mij als monteur<br />
was het natuurlijk een fl uitje van een cent, om hem weer terug op te voeren.<br />
Ik heb wel eens een keertje geprobeerd om te kijken hoe hard hij kon, dat<br />
ging richting de tweehonderd kilometer. Hij staat nog steeds bij mijn ouders<br />
thuis. Hij staat daar al drie jaar te verpieteren. Ik wil er graag van af. Op<br />
de teller staat pas 6.000 kilometer. Dus dat is zo goed als nieuw. Eigenlijk<br />
zou ik hem moeten proberen te verkopen. Ik kan er niet meer op rijden en ik<br />
wil er ook niet meer op rijden. Echt grote stukken heb ik er niet op gereden.<br />
Op en neer naar Scania en de kazerne, dat is het wel zo’n beetje. Een motor<br />
is makkelijk, want daarmee kun je zonder problemen tussen de fi les door.<br />
Maar het is waar, het blijven gevaarlijke machines. Vóór mijn motor had ik al<br />
een auto, een rode Seat Toledo. Als het niet regende of glad was nam ik de<br />
motor, anders de auto.<br />
Barathea<br />
Aan het eind van de opleiding, toen ik mijn baret kreeg, was het groot<br />
feest. Mijn ouders en broer waren er ook bij. Ik kreeg de baret van de<br />
overste, moest naar voren komen en salueren. Dat was het moment waar ik<br />
het allemaal voor had gedaan. Het was een stralende dag. Ik had het ceremonieel<br />
tenue aan, de barathea: een donkerblauwe broek met rode bies,<br />
donkerblauw colbert met witte blouse en wit hoofddeksel. Mijn ouders<br />
waren apetrots. Met hen ben ik daarna in de auto terug naar huis gegaan.<br />
Toen we nog maar net van het kazerneterrein af waren, was ik achterin al<br />
als een blok in slaap gevallen. Ik was zo verschrikkelijk moe van de inspanningen<br />
van die laatste week.<br />
Bob van Stratum: Willen = Kunnen<br />
9
Overigens veranderde er niet zo heel veel. Je zou denken, dat het leven<br />
na het halen van de baret lekker relaxed was. Niet dus. De maandag erop<br />
ging je meteen door. Je bent wel geslaagd, maar de volgende week is het<br />
gewoon weer keihard werken. Ik heb daarna nog vier maanden gewerkt.<br />
Ik stond op de planning om naar Uruzgan uitgezonden te worden en zou<br />
daarvóór eerst nog naar Noorwegen gaan voor de koudweertraining. Zover<br />
is het nooit gekomen. Vlak van tevoren kreeg ik te horen dat ik vóór mijn<br />
uitzending eerst nog een tijdje naar Oirschot moest, voor een opleiding op<br />
de Viking, een lichtgepantserd voertuig op rupsbanden. Het was de bedoeling<br />
dat ik daar bestuurder van zou worden. Dat was eigenlijk wel logisch,<br />
want ik had mijn groot rijbewijs en had natuurlijk al behoorlijk veel ervaring<br />
als monteur.<br />
Als je vanuit Rotterdam de Finex gehaald heb, ga je naar Doorn, naar<br />
de Van Braam Houckgeestkazerne. Ik reed heel de week op en neer met<br />
de motor naar Doorn. Maar de laatste dag, ik zou de week daarop naar<br />
Oirschot gaan, moest ik veel spullen meenemen. Dus toen ben ik de avond<br />
tevoren naar huis in Berkel Enschot gegaan om de auto op te halen. De<br />
volgende ochtend zou ik dan met de Seat naar Doorn terugrijden om alles<br />
in te laden. Maar in Doorn ben ik nooit aangekomen.<br />
Boom<br />
Ik was donderdagavond thuisgekomen. De volgende ochtend, 8 september<br />
2006, reed ik om vijf uur ’s morgens van huis weg om eerst nog te tanken bij<br />
de Tango in Udenhout, aan de Kreitenmolenstraat. Ik zou bij God niet meer<br />
weten wat voor weer het was. Volgens mij was er niks aan de hand en was<br />
het niet nat of slipperig. Ik ga op een gegeven moment het autobedrijf KIA<br />
voorbij, het spoor over, dan krijg je een haakse bocht. Er was een afsluiting<br />
waardoor ik om moest rijden. Toen ik weer op de oude weg terugkwam,<br />
een lange rechte weg met een scherpe bocht naar links, ben ik op het eind<br />
van die weg uit de bocht gevlogen. Ik heb toen de eerste boom aan de<br />
linkerkant gepakt.<br />
Ik kan me zelf nog steeds niet voorstellen hoe het is gebeurd. Niemand<br />
weet hoe ik aan de linkerkant van de weg ben gekomen. Ik heb die boom<br />
links voor geraakt. Toen ben ik om mijn as gaan tollen. Tegen de tweede<br />
boom ben ik daarna tot stilstand gekomen. De klap moet enorm zijn<br />
geweest, want de boom stond binnen in de auto tot aan mijn versnellingspook.<br />
Ik was meteen buiten bewustzijn.<br />
Kort daarna is er blijkbaar een vrachtwagenchauffeur langsgekomen, die<br />
112 heeft gebeld. Die moeten snel gekomen zijn en hebben mij meegenomen<br />
naar het St. Elisabeth ziekenhuis in Tilburg. Ik weet me er helemaal<br />
10 Een nieuw leven
niets van te herinneren. Alles wat ik weet, heb ik van horen zeggen. Ik denk<br />
dat het ambulancepersoneel tegen de chirurgen heeft verteld hoe ze me<br />
aangetroffen hebben en zo is het via ons pa en ons moeder later aan mij<br />
doorverteld.<br />
Ik heb zes weken in coma gelegen. Mijn toestand werd omschreven als<br />
vegetatief. Ik kon niet eten, niet drinken. Ik kon niks, helemaal niks. Ik kon<br />
niet eens zelf ademhalen. Ik heb nog een litteken dat aan die periode herinnert.<br />
Het litteken is van een tracheastoma, een buisje door de hals in mijn<br />
luchtpijp, waardoor ik beademd werd.<br />
Na zes weken opende ik mijn ogen. Ik lag op een afdeling waar ze je<br />
prikkels toedienen en proberen om je wakker te maken. Vooral met licht.<br />
Toen ik na zes weken wakker werd verklaard, snapte ik niks. Echt helemaal<br />
niks. Ik was gewoon nog een kasplantje. Ik had geen pijn. Ik had ook geen<br />
zichtbare verwondingen. Ik had alleen mijn sleutelbeen gebroken, maar dat<br />
was inmiddels al weer genezen. En ik had een verschrikkelijk zware hersenkneuzing.<br />
Door die kneuzing heeft de herseninhoud in mijn hoofd zo erg in<br />
de verdrukking gezeten dat ik daardoor veel kleine puntbloedingen had.<br />
Ze hebben me niet geopereerd, dat kan ook niet. Het is alleen een kwestie<br />
van afwachten en hopen dat je goed terugkeert. Ze hadden me de eerste<br />
weken kunstmatig beademd en ook onder narcose gehouden.<br />
Bossen<br />
Ik kan me niet herinneren dat ik stemmen om me heen hoorde, zoals mensen<br />
die terugkeren uit een coma wel eens vertellen. Ik heb wel het idee dat<br />
ik in mijn ‘coma-periode’ ergens ben geweest waar het heel mooi was en ik<br />
in de bossen rondliep. Voor mijn gevoel ben ik eigenlijk dood geweest en ik<br />
weet dat mensen dan vaak zeggen: ‘Ik was ergens anders’, maar ik heb het<br />
echt zo gevoeld. Misschien is het echt gebeurd, misschien is het een verre<br />
herinnering van vroeger uit Duitsland, waar we een paar keer in mijn jeugd<br />
op vakantie zijn geweest. Dat was ook in de bossen. Ik weet verder niet veel<br />
van die droom, ik weet ook niet of er andere mensen bij waren.<br />
Geboorte<br />
Ze zeiden dus dat ik wakker was, maar ik wist verder helemaal niks. Ik wist<br />
niet wie ik was. Ik kon niet praten, ik snapte niks, ik zag allemaal rare dingen<br />
om me heen. Naderhand is me dat beetje bij beetje allemaal weer bijgebracht.<br />
Ik weet ook niet hoe de andere mensen gereageerd hebben. Ik heb<br />
wel het idee meegekregen dat mijn ouders heel erg gelukkig waren dat ik<br />
weer terug aan het komen was. Het is volgens mij te vergelijken met een<br />
geboorte. Ik heb ook vaak gezegd en gedacht dat ik opnieuw geboren was.<br />
Bob van Stratum: Willen = Kunnen<br />
11
Ik moest alles weer opnieuw leren. Praten. Ik leerde weer lezen: dat is een a<br />
en dat is een b, en samen vormen de letters een woord. Maar ook hiervan<br />
weet ik eigenlijk niet of dit herinneringen zijn van mijn tijd op de basisschool<br />
of van de manier waarop ik na mijn ongeluk weer dingen oppikte.<br />
Voor mij is het één groot, wazig grijs gebied. Ik weet ook niet of ik af en toe<br />
weer teruggezakt ben in een diepe slaap of dat ik, nadat ik mijn ogen had<br />
geopend, vanaf dat moment steeds bij de les ben geweest. Mijn ouders<br />
zullen het wel weten en die zullen het misschien later wel weer tegen me<br />
gezegd hebben, maar scherp weten doe ik het dus allemaal niet.<br />
De eerste zes weken heb ik op de intensive care gelegen. Daarna ben ik<br />
naar de vroege neuro revalidatie gegaan op het RCL, het revalidatiecentrum<br />
Leijpark. Ik kan me wel herinneren dat ik daar naar toe ging. Ik kon niet<br />
lopen, ik kon zelfs niet in een rolstoel zitten. Want in het begin, toen ik dus<br />
volgens de doktoren bij was, hadden ze me wel eens in een rolstoel gezet,<br />
maar daar viel ik gewoon uit. Ik had geen enkele controle over mijn lijf. Dus<br />
werd ik met bed en al naar de huiskamer gereden. En dan ging de rugleuning<br />
omhoog en kreeg ik zo te eten.<br />
Wakker<br />
Ik was ook niet aan het piekeren wat er allemaal gebeurd was, want ik<br />
snapte er toch niks van. Ik kreeg wel bezoek: mijn ouders natuurlijk, mijn<br />
broer en mensen van de marine. Buddy’s van mij, maar ook de compagniescommandant<br />
en de geestelijk verzorger. Ik ben katholiek opgevoed en voel<br />
me ook katholiek. Ik herkende niet iedereen die bij me kwam, ik had met<br />
de geestelijk verzorger ook nooit eerder contact gehad. Ik wist ook niet dat<br />
ik marinier was. Ik denk dat het wel een jaar heeft geduurd, als het al niet<br />
langer is, voordat ik echt helemaal uit het coma was. Heel veel later zei ik<br />
nog tegen mijn ouders: ‘Ik heb nou pas het gevoel dat ik echt wakker aan<br />
het worden ben’. Volgens mij heb ik dat wel duizend keer gezegd. Je begint<br />
wakker te worden, je begint jezelf beter te voelen. Zelfs nu nog, na drie<br />
jaar, zit ik soms stil en word ik me er langzaam bewust van dat iets wat me<br />
eerst heel veel moeite kostte, ineens gemakkelijker gaat. Dan denk ik: ‘Hier<br />
word ik ook weer wakker in’. Vorige week nog, op de sportschool, moest ik<br />
allerlei moeilijke oefeningen doen, die eigenlijk best makkelijk gingen. Toen<br />
dacht ik bij mezelf: ‘Gek, eerst vond ik dit altijd moeilijk’. Dus ik heb nog<br />
steeds het idee dat ik verder wakker aan het worden ben, dat het gordijn<br />
voor mijn hoofd beetje bij beetje wordt weggeschoven.<br />
Wat het ongeluk zelf betreft, ik weet niet hoe dat verder met de politie is<br />
afgewerkt. Het was een eenzijdig ongeluk, dus ik heb ook niemand iets<br />
aangedaan. Ik ben later nog wel een keer naar de plek teruggeweest. Ik<br />
12 Een nieuw leven
weet althans dat ik er geweest ben, maar ik kan me daar geen beeld meer<br />
bij voor de geest halen.<br />
Straf<br />
Al met al ben ik wel gelukkig met de situatie zoals die nu is. Stel dat er een<br />
God zou bestaan, dan denk ik – want ik was best een goeie kerel – dat die<br />
God misschien heeft gedacht: ‘Laat die Bob nog maar even hier in leven’.<br />
Want ik stond op de planning om met mijn compagnie, de 22 e infanteriecompagnie,<br />
naar Uruzgan te gaan en God dacht waarschijnlijk ‘Laat hem<br />
hier nog maar even blijven om van het leven te genieten, in plaats van daar<br />
in Uruzgan afgeschoten te worden’. Misschien is het zo gegaan. Zo ben<br />
ik toch marinier gebleven, want dat ben je voor je hele leven, wat er ook<br />
gebeurt.<br />
Ik heb wel verschillende fases meegemaakt. Ik ben boos geweest en<br />
verdrietig. Vaak dacht ik: ‘Waarom is mij dit nou overkomen?’. Ik heb het<br />
ook lang gezien als een straf. Ik heb nooit echt hele foute dingen gedaan.<br />
Ik heb als kind wel eens een Mars gejat uit een supermarkt en dan dacht ik<br />
dat het ongeluk de straf daarvoor was. Maar dat is dan wel een erg zware<br />
straf. Ik kan me dat ook niet goed voorstellen, want dan zouden er ook wel<br />
heel erg veel ongelukken moeten gebeuren.<br />
Ik snapte het gewoon niet. En steeds weer spookten dezelfde vragen door<br />
mijn hoofd: ‘Waarom toch? Waarom ben ik nou de lul’? Ik was een goeie kerel,<br />
ik was goed in de omgang, vriendelijk voor iedereen, en ik piekerde me<br />
suf: ‘Wat heb ik verkeerd gedaan?’ En daar zit ik nog steeds een beetje mee,<br />
dat is niet helemaal weg. Maar de laatste tijd kan ik het soms ook zien als een<br />
traktatie, een extra kans die ik heb gekregen om dingen goed te doen.<br />
In het revalidatiecentrum zijn ze heel intensief met me gaan oefenen. Misschien<br />
was het voor hen niet zo intensief, maar voor mij in ieder geval wel.<br />
Als ik van therapie terugkwam, kon ik alleen maar slapen. Zo vermoeiend<br />
was het. Heel lang kon ik mijn arm niet bewegen, die hield ik gekruist voor<br />
mijn borst en daar kreeg ik hem niet weg. Dat is allemaal beetje bij beetje<br />
weer teruggekomen. Je gaat alles opnieuw leren. Ik moest leren eten,<br />
zitten, lopen, mijn kleren aandoen. Ik kon ook niet snijden bijvoorbeeld; dan<br />
sneden ze het vlees voor me en werd ik gevoerd. En als ik het eten binnen<br />
had, moest ik met mijn kaken op en neer gaan; kauwen was ook al verschrikkelijk<br />
ingewikkeld en vermoeiend. En had je dat gehad, dan moest je<br />
het ook nog eens doorslikken. Eigenlijk word je opnieuw opgevoed, als een<br />
baby. En in feite ben je dat ook. Je hebt wel het lichaam van een volwassene,<br />
maar de hersens van een baby. Medische foto’s zoals röntgenfoto’s<br />
Bob van Stratum: Willen = Kunnen<br />
13
of scans heb ik nooit gezien, maar wel de foto’s die ons pa van me in het<br />
ziekenhuis maakte. Ik keek er dan naar en wist dat ik het moest zijn, maar<br />
verder was het allemaal erg ongrijpbaar en zei het me niets.<br />
Ik ben nu al drie jaar aan mijn herstel aan het werken. Mensen begrijpen<br />
dat niet altijd. Ik keek laatst naar Nederland 1, daar zag ik een kerel rennen,<br />
tenminste hij noemde het zelf rennen; dat ging voor geen meter, het zag<br />
er echt niet uit, en hij brabbelde er ook nog een hoop onsamenhangende<br />
klanken bij, het leek wel alsof hij het Down syndroom had, zo klonk het.<br />
Hij was ook teruggekomen uit een coma na een ongeluk, maar dat was al<br />
zeven jaar geleden. Dus je kunt er niks van zeggen hoe lang het duurt. En<br />
dan denk ik soms: ‘Waarom heb ik in godsnaam de mazzel dat ik er zo kort<br />
over doe?’ Waarschijnlijk omdat ik zo’n sterke wil heb.<br />
Tatoeage<br />
Ik denk dat ik een tatoeage ga nemen, op mijn arm of zo. Ik heb nu ook<br />
een tattoo, naast mijn navel. Dat zijn Chinese karaktertekens die samen het<br />
woord ‘Doorzettingsvermogen’ vormen. Die had ik gelijk na mijn mariniersopleiding<br />
laten zetten. Met een paar maten hebben we dat toen gedaan. Ik<br />
wil eigenlijk een tatoeage met een tekst in het Latijn: ‘Willen is kunnen’ of<br />
‘Waar een wil is, is een weg’. Ik heb de sites al gevonden waar die teksten<br />
op staan. Ik vind dat ik een goede reden heb om zo’n tattoo te laten zetten.<br />
En ik ben natuurlijk baas over mijn eigen lijf. Je moet niet van die laffe tattoo’s<br />
zetten, van die vuurspuwende draken of zo, nee een tekst die iets zegt<br />
over wie ik ben en wat ik wil zijn.<br />
Klimmendaal<br />
Ik heb zeven maanden in het revalidatiecentrum in Tilburg gezeten. Toen<br />
vertelden ze me dat ik naar huis moest. Er waren geen haalbare doelen<br />
meer voor mij, zeiden ze. Eigenlijk zou ik naar een verzorgingshuis moeten.<br />
Dat betekende dus ‘einde oefening’, ik zou niet verder meer komen volgens<br />
de doktoren. Mijn ouders vonden dat maar niks en vroegen of er toch<br />
ergens niet nog een plek was waar ik verder aan mijn herstel zou kunnen<br />
werken. Ook al geloofden de doktoren daar niet in. Dat had wel effect,<br />
want toen zeiden ze: ‘Hij kan eventueel nog naar Groot Klimmendaal in Arnhem,<br />
daar zijn ze echt gespecialiseerd in dit soort revalidaties’. Toen ik dat<br />
hoorde, wilde ik die mogelijkheid met beide handen aangrijpen. Uiteindelijk<br />
heb ik zo ook zes maanden in Arnhem gezeten. Ik bleef daar de hele week<br />
en in het weekend ging ik naar huis. Tot ook daar hetzelfde gebeurde en<br />
ze zeiden: ‘Er valt hier niks meer voor jou te halen, alles wat we hier kunnen<br />
aanbieden, beheers je al’. Toen moest ik dus defi nitief naar huis.<br />
14 Een nieuw leven
Doorzetten<br />
Thuis ben ik gewoon doorgegaan met werken aan mezelf. Ik ben als een gek<br />
gaan sporten. Niet om een ‘kastje’ te kweken, maar om alles opnieuw aan te<br />
leren. Ik deed veel aan medische fi tness en ging drie keer per week naar de<br />
sportschool. Mijn ouders zijn daarbij heel belangrijk geweest. Dank zij hen<br />
ben ik zo ver gekomen. Vooral door mijn vader, die hamerde er steeds maar<br />
op dat ik dingen zelf moest doen. Hij stond niet steeds klaar om iets over<br />
te nemen, maar prikkelde me de hele tijd. Eigenlijk drilde hij me nog een<br />
beetje, zoals een militair. Maar het werkte perfect voor mij. Als ik dan wel<br />
eens zei: ‘Dat lukt me niet’ of ‘Dat kan ik niet’, dan zei ons pa ‘Kijk eens op<br />
je buik, daar staat niet voor niets het woord Doorzettingsvermogen’ en dan<br />
ging ik weer door. Dan dacht ik, ik kan het wèl en kreeg het toch voor elkaar.<br />
Mijn vader helpt me echt fantastisch. Als ik me iets niet meer herinner, stelt<br />
hij een vraag waardoor ik weer dieper kan graven en toch weer iets naar<br />
boven krijg. Hij zegt niets voor, maar weet me te prikkelen om verder in mijn<br />
hoofd te zoeken en dat werkt. Mijn moeder wil het nog wel eens helemaal<br />
voor mij invullen. Ze doet dat uit liefde, geen enkel misverstand daarover,<br />
maar mijn vader zet mijn hersens meer aan het werk. Dat is heel goed.<br />
Olifant<br />
Na bijna twee jaar belden ze van Gemini op met de vraag of ik al tevreden<br />
was met mezelf. Gemini is een grote zorginstelling uit Midden-Brabant. Ik<br />
gaf ze antwoord met een tegenvraag: ‘Kan een olifant een kilometer onder<br />
water duiken?’ Nee natuurlijk niet, was het antwoord. En dat was precies wat<br />
ik voelde bij hun vraag. Natuurlijk was ik niet tevreden met mezelf. Waarop<br />
ze zeiden dat als ik nog verder wilde komen met revalideren, dat ik dan mee<br />
kon doen in een nieuw project van de Koordeleij, een speciale woonvorm<br />
voor gehandicapten, naast het St. Elisabeth ziekenhuis in Tilburg. Ik kon daar<br />
zelfstandigheidstraining krijgen. Dat was precies wat ik wilde. Ik zei ‘Schrijf<br />
me maar meteen in’. En op de vraag wanneer ik er naar toe wilde, was mijn<br />
antwoord: ‘Gisteren’. Ik had al ja gezegd voordat ik ook maar was gaan<br />
kijken. Ik wilde gewoon vooruit en als iemand me het gevoel gaf dat iets<br />
nieuws mogelijk was, dan ging ik daar zonder verder bij na te denken op in.<br />
Stappen<br />
Het was thuis ook anders dan vóór mijn ongeluk. Ik was altijd vol energie<br />
geweest. Ik was degene die iedereen optrommelde om dingen te gaan<br />
doen. Dan belde ik mensen op en zei ‘Ga je mee vanavond, we gaan<br />
stappen’. En als iemand het dan waagde om te zeggen: ‘Ik heb geen zin’ of<br />
‘Ik voel me niet goed’, dan zei ik: ‘Niet zeiken, we gaan gewoon’. En ook al<br />
probeerden ze eronder uit te komen, aan het eind van het liedje gingen ze<br />
toch mee. Ik moet zeggen dat het dan meestal ook een mooie avond werd.<br />
Bob van Stratum: Willen = Kunnen<br />
15
Onze Luc nam ik ook mee op sleeptouw. Want die zat vaak alleen op zijn<br />
kamer boven te computeren en tv te kijken.<br />
Na het ongeluk draaide thuis nog meer dan ooit alles om mij. Voor ons pa<br />
en ons moeder was ik de koning. Voor Luc moet dat vervelend zijn geweest.<br />
In zijn ogen werd ik erg verwend. Tussen hem en mij is het ook anders<br />
geworden. Hij gaat zijn eigen weg, ik kan moeilijk hoogte van hem krijgen.<br />
Ik zou willen dat hij gewoon een keer tegen mij ging praten, ging janken<br />
voor mijn part, dan weet ik ook waar ik aan moet werken. Maar ik ken hem<br />
nu alleen van een oppervlakkige begroeting: ’Hé, Luc’, ‘Goeiemorgen’ of<br />
‘Welterusten’ en meer conversatie heb ik niet met hem. Ik weet niet hoe<br />
dat komt. Terwijl ik hem altijd beschermde. Echt in de problemen kwam hij<br />
nooit, maar als iemand ruzie met hem maakte, dan sprong ik er bovenop. Ik<br />
vind dat wel een beetje jammer. Maar ik moet zeggen, laatst kwam hij ook<br />
in zijn eentje op bezoek. Dus misschien trekt het wel bij.<br />
In de Koordeleij heb ik eigenlijk niet lang gezeten. Op zich was het er wel<br />
goed. Ik had een grote kamer voor mezelf, maar het ademde heel erg de<br />
sfeer van een ziekenhuis uit. Een lange gang, waar de kamers van de bewoners<br />
op uit komen. Eigenlijk had ik alleen een slaapkamer. Toch was ik blij<br />
dat ik weer op mezelf woonde. En zoals bij me past, heb ik de tijd optimaal<br />
benut. Drie keer per week therapie, medische fi tness, sportschool. Ik heb<br />
het echt allemaal aan mezelf te danken gehad. Een keer per week ging ik<br />
terug naar Scania in Tilburg, waar ik vóór de mariniersopleiding werkte. Als<br />
het mooi weer was, ging ik er op mijn driewielige ligfi ets naar toe, in het<br />
begin met een begeleider van Gemini ernaast, later ook een keer alleen.<br />
Wat ik deed was vrijwilligerswerk: facturen opmaken en sorteren, kopieerwerk,<br />
dat soort dingen. De mensen zijn verschrikkelijk aardig en geven me<br />
het gevoel dat ik er nog steeds bij hoor.<br />
Het is natuurlijk wel anders. In de garage zelf kom ik niet meer, ik doe mijn<br />
werkschoenen ook nooit meer aan. Ik zou er wel naar binnen mogen, maar<br />
ik weet dat het beter is om het niet te doen. Want als ik weer boven een<br />
motorblok zou hangen, dan zou ik mezelf alleen maar geil maken op iets<br />
waar ik toch niet aan kan komen. En dan ben ik nog verder van huis. Ik heb,<br />
met vallen en opstaan, geleerd om alleen die dingen op te pakken waar<br />
ik wat mee kan. Het is hetzelfde als iemand die zich elke dag lekker zit te<br />
maken met foto’s van een Ferrari Lamborghini. Dat is wel cool, maar je kan<br />
hem toch niet kopen. Ik bescherm mezelf dus in die dingen.<br />
Toch voelde ik me nog steeds thuis tussen de mannen van Scania. Ik ken ze<br />
natuurlijk allemaal nog. Het was in ieder geval beter dan de dagbesteding<br />
die ik eerst deed. Dan zat je zo’n beetje de hele dag tussen de ‘halven’,<br />
16 Een nieuw leven
zoals ik het noem en daar word je ook niet echt beter van.<br />
Echte hobby’s heb ik niet. Alles wat ik doe heeft te maken met mijn herstel.<br />
Nog steeds elke dag. Ik ben een tijdje met een Nintendo DS bezig geweest<br />
om mijn geheugen te trainen. Maar dat is natuurlijk geen echte geheugentraining.<br />
Je leert alleen om een spelletje zo snel mogelijk uit te spelen. Dat<br />
heeft weinig met hersenactiviteit te maken.<br />
Ik hou wel van muziek, het maakt me niet zo veel uit wat het is. Ik heb het<br />
vaak als achtergrond op staan. Toen ik jong was heb ik saxofoon gespeeld.<br />
Ik vond het niet echt moeilijk, maar het was net als met school. Je moest<br />
thuis oefenen en dat deed ik nooit. Misschien had ik het muzikale gevoel van<br />
mijn vader, die heeft trombone gespeeld in een bandje, maar daar weet ik<br />
niet zo veel meer van. Toen ik dertien was hield ik van gabbermuziek. Ik liep<br />
toen ook in een aussie rond, met mijn haar aan de zijkant kaal geschoren.<br />
Vrienden<br />
Vrienden, dat is wel veranderd sinds het ongeluk. Ik had veel vrienden,<br />
tenminste ik kende heel veel mensen. Ik was de eerste om op mensen af te<br />
stappen als er iets georganiseerd moest worden. Nu is dat omgedraaid. Ik<br />
ben zelf natuurlijk ook onthand, kan in mij eentje niet overal meer naar toe.<br />
En denk je dat die andere lui een beetje terug komen? Mooi niet. Maar bij<br />
mij werkt het zo, dat ik me daar niet druk over maak. Waarom zou ik? Ik heb<br />
het altijd goed gehad. Jammer dan. Mensen leer je pas echt goed kennen<br />
op het moment dat er iets aan de hand is. De meesten lopen weg en dan<br />
weet je ook dat ze het niet waard zijn. Eigenlijk vind ik het wel prettig zo.<br />
Nu weet ik tenminste wie de echte vrienden zijn en wie niet. Ik heb nog wel<br />
een aantal vrienden overgehouden, dat zijn de diehards. Dat zijn jongens<br />
uit Berkel Enschot, die komen in het weekend soms langs. Een van hen is<br />
Theo, die is nou in Duitsland op oefening. Ik kende hem al langer maar hij is<br />
na mij ook marinier geworden. Ik was er bij toen hij zijn baret kreeg. Bij de<br />
plechtigheid zat ik in uniform in mijn rolstoel, dat was dus na mijn ongeluk.<br />
Heel veel mensen kwamen naar me toe. Er waren ook kaderleden die me<br />
nog kenden. Die hadden wel meegekregen dat ik een ongeluk had gehad,<br />
maar wilden weten hoe het met me was. Iedereen vond dat ik er nog goed<br />
uitzag. Een andere vriend is Danny, die ik nog ken van het voetbal. Hij haalt<br />
me soms op. We buurten dan wat, drinken koffi e of kijken samen een fi lm.<br />
Meisjes<br />
Een relatie met een meisje, dat zou ik per gisteren al gewild hebben. Maar<br />
ja, waar ontmoet je iemand? Ik kan niet meer gaan stappen zoals vroeger<br />
en uren op de dansvloer staan. In mijn goeie jaren pikte ik aan het eind van<br />
de avond als ik wilde een meisje op. Ik was overal vroeg bij. Mijn eerste<br />
Bob van Stratum: Willen = Kunnen<br />
17
vriendinnetje was Maartje. Maar na haar zijn er veel gevolgd. Alleen de<br />
laatste drie jaar heb ik door het ongeluk op dat vlak niet meer meegedaan.<br />
Ik ben ook niet onder een of andere steen vandaan gekropen, volgens mij<br />
zag ik er leuk uit en ik wist op de een of andere manier de meisjes te boeien<br />
en ik wist ook wel wat ze wilden horen. Ik had redelijk wat succes. In het<br />
weekend ging ik stappen in Tilburg. ’s Nachts ging ik dan met de scooter<br />
of de auto terug naar Berkel Enschot. Dan had ik behoorlijk gedronken als<br />
ik naar huis reed; goed stom dus. Maar ja, het was ook stoer. Ik ben nooit<br />
gepakt. Ik dacht altijd, ach het is maar een klein stukje naar huis, dat kan ik<br />
wel. Vaak was het vier uur ’s nachts. Wat mijn ouders daarvan vonden, weet<br />
ik eigenlijk niet. Ik heb daar nooit zo bij stil gestaan. Volgens mij wisten ze<br />
ook niet dat ik soms aangeschoten was, ik zelf zei daar niks over in ieder<br />
geval. Maar misschien wisten ze het wel, maar lieten ze dat niet blijken.<br />
Nu kom ik geen meisjes tegen. Ik weet het gewoon niet. Ik weet niet waar ik<br />
ze vandaan moet halen. Een keer toen ons pa mij in Tilburg met de rolstoel<br />
voortduwde, zag ik op de Korte Heuvel een mooi meisje en klom ik met<br />
mijn stomme harses uit mijn stoel en zei tegen haar: ‘Ik vind jou een leuke<br />
meid, wil je seks met me?’ Dat klopt natuurlijk van geen kant. Dat meisje<br />
schrok zich lam. Ons pa zei: ‘Bob, niet doen’, maar ik was niet te remmen.<br />
‘Ben je gek, dat lukte me vroeger ook’, zei ik, ‘dus waarom nu niet?’ Niet<br />
dus. Ik snap die schrikreactie van zo’n meisje ook wel, als er ineens zo’n<br />
kerel met die rare praat uit een rolstoel op je af komt. Ook op dat punt ben<br />
ik langzamerhand steeds ‘wakkerder’ geworden en besef ik nu dat ik dat<br />
soort streken natuurlijk niet kan uithalen. Welke idioot vraagt dat nou?<br />
Maar er zit ook een goede kant aan, namelijk dat ik voel dat de behoefte<br />
aan intimiteit is teruggekomen. Laatst heb ik een afspraak gemaakt met<br />
FleksZorg, dat is een organisatie die ervoor zorgt dat mensen met een<br />
beperking toch seks kunnen hebben. Niet alleen seks, maar ook vertroetelzorg.<br />
Dat er iemand langskomt die met jou gaat zitten kroelen, waar je een<br />
beetje liefde aan kunt tonen. Ik ben blij dat dat kan in Nederland. Ik heb<br />
er gewoon behoefte aan. Vroeger had ik wel vaker een onenightstand, en<br />
soms een twonightsstand, maar dat gebeurde dan meestal met behoorlijk<br />
wat drank op. Ik heb nog steeds behoefte aan seks. Ik ben daar eerlijk in.<br />
Veel mensen vinden het woord seks vies, iets waar je niet over kunt praten,<br />
maar daar ben ik het dus niet mee eens. Het is gewoon een normale<br />
behoefte, klaar. Hetzelfde als iemand die honger krijgt.<br />
Opgeven<br />
Wat ik tegen andere mensen zou willen zeggen? Het zijn drie eenvoudige<br />
woorden: geef nooit op. Never nooit. Mensen kunnen wel zeggen: ‘Dat<br />
18 Een nieuw leven
kun je niet’ , ‘Dat is niks voor jou’, of iets wat daar op lijkt: geloof ze niet en<br />
probeer het. Een neuroloog heeft jarenlang gestudeerd, weet veel en is heel<br />
slim, maar hij heeft niet het fl auwste benul wat ik kan. Misschien weet hij wat<br />
de gemiddelde patiënt kan, want hij heeft in de boeken gezien hoeveel van<br />
de duizend er dit kunnen of dat kunnen. Maar ik ben ik en daar weet hij niks<br />
van, alleen ikzelf weet wat ik kan. Ik ben geen gemiddeld mens, ik ben Bob.<br />
Never opgeven dus! Blijf jezelf altijd maximaal inzetten. Niet voor honderd<br />
procent, maar voor duizend procent. Als iemand zegt: ‘Dat kun jij niet’,<br />
laat ze maar lullen. Dat is wat ik wil zeggen tegen iedereen die hetzelfde<br />
is overkomen en tegen hun ouders en vrienden die zich afvragen hoe het<br />
verder moet. Span je tot het uiterste in. Wees niet zielig. Laatst had ik op de<br />
Koordeleij ook zo’n discussie met een medebewoner. Die zit in een rolstoel<br />
en wil het liefst anderen voor hem aan het werk zetten. Hij vroeg aan mij:<br />
‘Bob, kun jij even melk voor mij pakken en in de magnetron opwarmen?’. ‘Ja,<br />
dat kan ik’, zei ik, ‘maar dat gaat mooi niet gebeuren. Want volgens mij zei de<br />
begeleiding een tijdje geleden tegen je dat je meer zelf moet doen. Dus dan<br />
doe je het ook maar mooi zelf, je kunt het best’. Niet dat ik te beroerd ben<br />
om iets voor iemand te doen, helemaal niet, maar het is gewoon niet goed.<br />
Mijn motto is: ‘Kan niet ligt op het kerkhof, wil niet ligt ernaast’. Ik weet waar<br />
ik over praat. Veel mensen hebben mij geprobeerd af te remmen, goedbedoeld,<br />
om de teleurstelling van het mislukken zo klein mogelijk te maken.<br />
Dat voelde voor mij alsof ik onderuit gehaald werd. Als ik de doktoren had<br />
geloofd, dan was ik de rest van mijn leven in mijn bedje blijven liggen, was<br />
ik gigantisch dik geworden en was ik vervolgens afgehaakt. ‘Voor mij wordt<br />
het toch niks meer’, had ik dan gedacht. ‘Waarom zou ik opstaan?’, zou ik<br />
dan denken, ‘Waarom zou ik naar de wc lopen als ik in mijn broek kan poepen?<br />
Waarom zou ik echt gaan eten, als ik ook sondevoeding kan krijgen?’<br />
Ik heb ervoor gekozen om die weg niet op te gaan, maar alles uit de kast te<br />
halen om verder te komen. De eerste neuroloog, die mijn MRI-scan onder<br />
ogen kreeg zei tegen mijn ouders: ‘Die jongen blijft de rest van zijn leven<br />
een kasplantje’. Volgens mij heeft hij die woorden nooit teruggenomen.<br />
Laatst kwam ik voor de eindcontrole in Groot Klimmendaal in Arnhem en<br />
toen ik dat revalidatiecentrum binnenkwam, zag ik een vrouw die daar<br />
tegelijk met mij had gerevalideerd. Alleen, eerst liep zij rond en zat ik in een<br />
rolstoel. Nu was het andersom. Zij heeft MS en gaat steeds meer achteruit,<br />
ik heb al veel bereikt en ben alleen maar vooruit gegaan. Ik stond met haar<br />
te praten en ons pa was al naar de spreekkamer gegaan waar de neuropsychiater<br />
stond die ik moest spreken. Toen zei ons pa tegen die arts: ‘Bob<br />
staat daar in de hoek’. Die psychiater loopt langs me heen, kijkt de gang<br />
in en roept tegen ons pa: ‘Meneer Van Stratum, ik kan hem niet vinden<br />
Bob van Stratum: Willen = Kunnen<br />
19
hoor, ik weet niet waar hij is’. ‘Als u nou eens 90 graden naar links draait’, zei<br />
ons pa, ‘dan ziet u hem staan’. Hij draait zich om en zijn gezicht is een en<br />
al verbazing: ‘Bob, ben jij Bob van Stratum?’ ‘Ja, behoorlijk’, zei ik. Hij was<br />
verbijsterd, dat ik daar zo stond. Hij had de stukken gelezen om zich op ons<br />
gesprek voor te bereiden en kon zich niet voorstellen dat ik dezelfde was<br />
als de Bob uit zijn medisch dossier.<br />
Eigen appartement<br />
Na vier weken op de Koordeleij kreeg ik een telefoontje van SWZ uit<br />
Eindhoven. Ik had me al twee jaar geleden bij hen ingeschreven voor een<br />
zelfstandige woning. Dat had ik uit voorzorg gedaan, omdat ik als marinier<br />
geleerd heb om mijn zaakjes op tijd te regelen zodat je aan het eind van de<br />
rit niet met lege handen komt te staan. Er was plaats voor me in een nieuw<br />
appartementencomplex voor begeleid zelfstandig wonen in Eindhoven. Ik<br />
ben met mijn ouders gaan kijken en wist meteen: ‘Hier wil ik naar toe’.<br />
In december ben ik verhuisd. Ik heb nu een eigen appartement, eigen<br />
huisnummer, eigen opgang en entree, eigen woonkamer en keuken en een<br />
eigen badkamer. 72m 2 helemaal alleen voor mezelf. Het appartement ligt in<br />
Strijp, het is een gewone straat en ziet er ook verder heel gewoon uit. Als je<br />
er langs rijdt, weet je niet dat er mensen met een beperking wonen. En dat<br />
is precies wat ik wilde. Ik moet nog wel mijn therapieën en trainingen gaan<br />
regelen, maar dat moet lukken. Ons pa helpt me daar heel erg bij. Hij regelt<br />
ook mijn hele planning. Een keer per week maakt hij een uitdraai van mijn<br />
agenda en die plak ik aan de binnenkant van mijn deur. Zo houd ik overzicht<br />
over wat ik moet doen. Mijn telefoon werkt als een organiser en houdt<br />
ook bij wanneer ik mijn medicijnen moet slikken. Ik heb nog twee soorten<br />
medicijnen, eentje om de rust in mijn hersenen te bewaren en eentje die<br />
voor een betere stemming zorgt.<br />
Toekomst<br />
Ik wil heel graag weer naar school. Ik weet dat ik vroeger nooit iets heb<br />
uitgevoerd, maar nu is het anders. Ik wil hogerop. Ik ben niet naïef, ik kan<br />
geen fysiek werk meer doen, ik kan niet meer als marinier verder. Ook het<br />
monteursvak moet ik laten lopen. Eigenlijk sta ik dus helemaal naakt op<br />
straat en weet ik niet waar ik naar toe moet. En omdat ik toch alles weer<br />
opnieuw moet gaan leren, wil ik dit keer zo hoog mogelijk reiken. Maar ik<br />
heb geen idee wat het zou kunnen zijn. Ik praat er wel eens met mensen<br />
over. Maar dan is meestal het enige antwoord: ‘Dat kun je niet, want je hebt<br />
hersenletsel’. Iedereen uit de medische wereld zegt: ‘Leren, dat kun jij niet.<br />
Zet het uit je hoofd, want het lukt je toch niet.’ Dan blijf ik rustig en zeg:<br />
‘Da’s goed, laat mij maar het tegendeel bewijzen’. Ik weet echt niet wat ik<br />
20 Een nieuw leven
wil gaan doen, ik heb geen idee welke richting. Eigenlijk wil ik lessen zoals<br />
je ze op de middelbare school ook krijgt, maar dit keer zal ik dan wel eens<br />
alles uit de kast halen. Liever lessen, dan in mijn eentje boeken lezen. Dat<br />
een leraar het uit gaat leggen. Misschien zijn er na mijn ongeluk toen ik bij<br />
was gekomen wel testen afgenomen om te kijken wat ik met mijn hersenen<br />
nog aan kan. Maar dat herinner ik me niet, dat moet dan gebeurd zijn toen<br />
ik nog niet helemaal bij de pinken was. Er wordt wel gezegd, je hebt zes<br />
weken in coma gelegen, dat is een zwart gat van zes weken. Maar dat klopt<br />
niet, het is eigenlijk een zwart gat van een jaar, zo niet langer.<br />
Ik zie mijn ongeluk als een tweede kans, een tweede geboorte. En ik weet<br />
bijna zeker, dat als ik ergens voor ga zitten en er helemaal voor ga, ik het<br />
wel kan onthouden. Misschien doe ik er twee keer zo lang over, dat doet<br />
me niks, maar ik moet en zal het onthouden.<br />
Ik heb ook al eens iets in die richting geprobeerd. Anderhalf jaar geleden<br />
heb ik een LOI-cursus Nederlands gekocht, maar dat was te vroeg. Ik vergat<br />
de stof en had er daarom op een gegeven moment geen zin meer in. Ik was<br />
er gewoon nog niet aan toe. Ik ben nu veel verder.<br />
Ik weet dat ik gaten in mijn geheugen heb, dat is een feit. Het is jammer, het<br />
is eigenlijk gewoon kut, maar ik ben blij dat ik al zover gekomen ben. Want<br />
ik weet hoe het was en waar ik vandaan kom. Ik ben nog lang niet tevreden.<br />
Misschien moet ik zelf wel neuroloog worden en als de zoon van de<br />
neuroloog die mij geholpen heeft dan na een zwaar ongeluk bij mij komt,<br />
dat ik dan tegen de vader kan zeggen: ‘Dat komt wel goed, die jongen is<br />
sterk en vecht zich er wel bovenop’. Ik weet wel, dat je dat dan misschien<br />
niet moet zeggen, omdat als het niet gebeurt, ze je dan ook nog kunnen<br />
aanklagen. Zo zit de wereld tegenwoordig in elkaar. En ook dat als je zegt:<br />
‘Het komt wel goed’, dat die getroffen persoon dan bij zichzelf denkt dat<br />
hij zich dan niet meer hoeft in te spannen. Met als gevolg dat het inderdaad<br />
niet goed komt. Het is dus best ingewikkeld. Zo denk ik wel eens dat ze<br />
daarom misschien tegen mij hebben gezegd dat het niks zou worden; dan<br />
zaten ze altijd aan de veilige kant. Ik heb het de dokter laatst op de man af<br />
gevraagd, want ik wilde het perse weten, maar hij zei dat dat geen rol had<br />
gespeeld, hij dacht echt dat het voor mij einde oefening was.<br />
Maar eerst ga ik me hier in Eindhoven settelen, zorgen dat het echt mijn<br />
thuis wordt. En als ik dat op orde heb, dan ga ik door. Ik weet waar ik<br />
vandaan kom, maar ik zal iedereen nog eens laten zien waar ik naar toe ga.<br />
Ik heb het uniform misschien niet aan, maar er zit nog steeds een marinier<br />
in mij.<br />
Bob van Stratum: Willen = Kunnen<br />
21
22 Een nieuw leven
24 Een nieuw leven
Marie-José van Stratum: Intenser<br />
dan ooit<br />
Dit is het verhaal van een gezin waarvan het leven van de ene op de andere<br />
dag ingrijpend veranderde. Bob, de zoon van Jan en Marie-José van<br />
Stratum en broer van Luc, knalde drie jaar geleden met zijn auto tegen<br />
een boom. Aan het ongeluk hield hij ernstig hersenletsel over. Sinds die<br />
tijd is het gezin in de weer om een nieuwe balans te vinden. In dit verhaal<br />
vertelt Marie José over deze zoektocht van haar en haar gezin.<br />
Snelle jongen<br />
Jan en ik hebben elkaar laat leren kennen. Echte verkering hebben we<br />
niet gehad. We zijn vrij snel getrouwd en meteen daarna is Bob gekomen.<br />
Het was een moeilijke zwangerschap. Na drie maanden begonnen de<br />
weeën al en met de vierde maand ben ik opgenomen in het ziekenhuis.<br />
Vanaf dat moment heb ik aan het infuus gelegen met weeënremmers. Mijn<br />
hartslag was abnormaal hoog. Na de 37e week mocht ik ophouden met de<br />
medicijnen en kon ik naar huis. Ik was nog niet thuis of de weeën begonnen<br />
opnieuw. Het was hartje winter. Met Jan ben ik toen in onze Mini meteen<br />
26 Een nieuw leven
teruggegaan naar het Elisabeth. De sneeuw spoot tegen de auto omhoog.<br />
Toen we aankwamen, was het zo gepiept.<br />
Bob was een mooie jongen die met alles heel snel was. Hij liep met negen<br />
maanden en ook met andere dingen was hij haantje de voorste. Ik zei wel<br />
eens: ‘Ik zou er niet vreemd van opkijken als zijn leven eerder op is’. Hij ging<br />
gewoon twee keer zo snel als andere kinderen. Klimmen, klauteren, hij was<br />
altijd als eerste overal bij. Toen hij twee jaar was en ik zijn jongere broer Luc<br />
aan het voeden was, was ik hem op een gegeven moment kwijt. Na lang<br />
zoeken vond ik hem in het zwembadje van de buren. Hij was over de muur<br />
geklommen en zat daar rustig te spelen. ‘Hoi mama’, was het enige wat hij<br />
zei. Later, toen hij al groter was en met andere kinderen buiten badminton<br />
speelde, belandde de shuttle soms in een boom. Andere kinderen gingen<br />
hun vader halen om de shuttle eruit te halen, Bob zat dan al lang in de<br />
boom om het zelf te doen. Hij zat vol energie en wilde alles uit zijn leven<br />
halen.<br />
Zijn ledikantje hadden we met schroeven vastgezet. Hij slaagde erin om het<br />
binnen een jaar los te krijgen door zijn gespring. Gezond, sterk, energiek,<br />
dat is het beeld van Bob als klein kind. Hij fi etste in no time in zijn eentje<br />
door de buurt. Altijd op zoek naar een nieuwe uitdaging. Zijn keuze om<br />
later naar de mariniers te gaan, had daar volgens mij ook mee te maken. Hij<br />
wilde daar naar toe omdat hij bang was anders een te saai leven te moeten<br />
leiden.<br />
Op school ging het goed, dat wil zeggen dat hem alles kwam aanwaaien.<br />
Echt leren heeft hij nooit gedaan. Hij is altijd erg sociaal geweest, wilde<br />
onder de mensen zijn. Voor zijn middelbare school heeft hij niks gedaan.<br />
De woonkamer was zijn studeerkamer, de salontafel voor de televisie zijn<br />
bureau. Boeken open, televisie aan, drukte om zich heen en geen blik in de<br />
boeken. Heel anders dan Luc, die zich al snel op zijn eigen kamer terugtrok<br />
in zijn eigen wereld. Bob’s boeken gingen als nieuw naar de school terug. Ik<br />
had ze voor hem gekaft en er zat geen ezelsoor of vouwtje in. Hij heeft heel<br />
lang op zijn algemene kennis kunnen drijven. Uiteindelijk heeft hij de Mavo<br />
afgemaakt met heel goede cijfers. Hij ging weg- en waterbouw studeren<br />
aan het Koning Willem I college in Den Bosch. Maar dat was veel te theoretisch,<br />
daar kwam hij niet mee weg met niets doen. Pas na twee jaar zou hij<br />
de praktijk ingaan, zo lang kon hij niet wachten.<br />
Marie - José van Stratum: Intenser dan ooit<br />
27
Toen is hij voor vrachtwagenmonteur gaan leren. Dat was een goede<br />
keuze. Jan is met hem rond gaan rijden in Tilburg, op zoek naar een plek<br />
om leerervaring op te doen. Hij kon meteen bij Scania beginnen. Hij had<br />
ondertussen het eerste half jaar van de opleiding gemist, maar dat heeft hij<br />
op eigen kracht ingehaald. Na 3,5 jaar heeft hij zijn diploma gehaald. Met<br />
de beste cijfers van alle leerling-monteurs van Scania in heel Nederland.<br />
Iedereen liep met hem weg. Hij heeft nog meer diploma’s gehaald, er zat<br />
gewoon een enorme drive in hem. Toch wilde hij ook weer weg uit die<br />
wereld. Eigenlijk niet weg, maar verder, altijd weer verder. Bang dat het hem<br />
anders zou gaan vervelen.<br />
We zijn met hem naar de commando’s gegaan, die fysieke inspanning trok<br />
hem enorm aan. Ze vonden hem nog te weinig gehard en zelfstandig om<br />
de opleiding te volgen. Ze zeiden: ‘Kom over een paar jaar maar terug. We<br />
zien dat je gemotiveerd bent.’ Toen hij de kans kreeg om bij de mariniers<br />
wel eerder te beginnen, was het meteen duidelijk dat hij dat en niets anders<br />
dan dat wilde.<br />
Robertus<br />
Op de dag van het ongeluk gaat om 6 uur ’s ochtends de voordeurbel.<br />
Jan staat op en ziet twee agenten. Schrikken dus. Of we de ouders zijn van<br />
‘Robertus van Stratum’. Bob heeft een ernstig ongeluk gehad met de auto.<br />
Ze bieden aan om ons naar het ziekenhuis te brengen, maar Jan slaat het<br />
aanbod af. De agenten geven de portemonnee en sleutels van Bob af en<br />
vertrekken weer. Jan blijft even beneden zitten om de onheilstijding op zich<br />
in te laten werken en na een kwartier komt hij naar boven om mij en Luc<br />
te wekken. Aankleden en meteen naar de EHBO. Als we bij het Elisabeth<br />
aankomen, zijn ze net klaar met intuberen, beademen en het aanbrengen<br />
van het infuus.<br />
Bob ligt er op het eerste gezicht ‘gewoon’ bij, hij heeft alleen rechts een<br />
hoofdwond. Daarna gaan we samen naar de IC. In de gauwigheid laten<br />
de ambulancebroeders ons twee foto’s van de auto zien. Het ziet er<br />
verschrikkelijk uit, maar onze ogen gaan meteen weer naar Bob. Blik is nu<br />
niet belangrijk. Onze hele wereld is teruggebracht tot Bob. Zijn toestand<br />
is kritiek. Ze maken een scan waaruit blijkt hoe verschrikkelijk hard de klap<br />
moet zijn geweest. Hoe kon dit in hemelsnaam gebeuren?<br />
De rest van de dag krijgen we een kamer in het ziekenhuis en lopen verder<br />
wezenloos rond. Ze maken een gaatje in Bob’s hersenen voor een drukmeter.<br />
De druk op de hersenen moet zo laag mogelijk blijven. Dat is het enige<br />
wat telt de komende dagen. Alleen zijn sleutelbeen is gebroken, voor de<br />
28 Een nieuw leven
est zie je niets aan hem. Hij wordt kunstmatig in slaap gehouden. Er mogen<br />
geen prikkels van buitenaf komen, want daardoor kan de hersendruk<br />
oplopen. We durven hem amper aan te raken, bang dat we daar invloed op<br />
uitoefenen. Voor het overige blijft hij redelijk stabiel en daarom krijgen we<br />
het advies om thuis te gaan slapen. Dat gaan we proberen. Thuis nemen<br />
we een fl inke borrel, steken een kaarsje aan en nemen het mee naar boven.<br />
De volgende ochtend belt Luc een paar mensen in de straat, waardoor die<br />
het ook te weten komen en wij dat niet meer voor onze rekening hoeven te<br />
nemen.<br />
Om half negen ’s ochtends bellen we om te vragen hoe Bob de nacht heeft<br />
doorgebracht. Kritiek, maar stabiel. Wat die woorden precies betekenen,<br />
ontgaat ons. Daarna aankleden, eten en op weg naar het ziekenhuis. Bob<br />
ziet er nog hetzelfde uit, wel wat boller. Het vocht hoopt zich op in zijn<br />
lichaam. Op zich niet het grootste probleem, maar hij ziet er daardoor anders<br />
uit. Hij reageert op onze aanraking, waardoor de narcose opgevoerd<br />
moet worden. De druk op de hersenen is te hoog door prikkels van buitenaf.<br />
Hij krijgt koorts. In de rechterlong zit een infectie. Die moet behandeld<br />
worden, maar deze medicijnen hebben als bijwerking dat de bloeddruk<br />
wordt verlaagd. Dus eerst medicijnen om de bloeddruk te verhogen en<br />
daarna pas de antibiotica. We proberen hem zoveel mogelijk met rust te<br />
laten, dat is het allerbeste op dit moment, maar dat valt ons erg zwaar.<br />
Luc gaat met Gerard, een zwager van mij, met zaklampen naar de plaats<br />
van het ongeluk om de nieuwe mobiele telefoon van Bob te zoeken. Ze<br />
vinden hem niet. Later die dag gaan ze nog een keer terug en dan hebben<br />
ze meer geluk. Hij hoeft dus niet geblokkeerd te worden. Het moet heel<br />
hard zijn gegaan, zo melden Luc en Gerard als ze vertellen over wat ze daar<br />
aantroffen. De volgende dag halen ze alle spullen uit de auto en zetten die<br />
in een vuilniszak in de garage. Jan regelt de verzekering en de afvoer naar<br />
de sloper. We willen de auto niet meer zien. Er wordt regelmatig gebeld<br />
van het werk van Bob. De commandant en zijn maten. Ook de mensen van<br />
Scania worden geïnformeerd. Er wordt gevloekt aan de andere kant van de<br />
lijn. Als we ’s avonds uit het ziekenhuis terugkomen, ga ik een groep familie<br />
en vrienden mailen over Bob’s toestand. Dat werkt prettig, je hebt op die<br />
manier in één keer een hoop mensen te pakken. Tussendoor zijn de buren<br />
nog langs geweest. Iedereen leeft mee, duimt en steekt kaarsjes aan. De<br />
supermarkten in de buurt weten niet wat er aan de hand is: alle waxinelichtjes<br />
zijn uitverkocht! Ik bid ook weer in de kapel bij Maria. Ik weet zeker dat<br />
het helpt.<br />
Marie - José van Stratum: Intenser dan ooit<br />
29
Knuffelen<br />
De volgende nacht is Bob stabiel door gekomen. Zijn temperatuur is 37<br />
graden, dus dat lijkt redelijk onder controle. De longontsteking wordt<br />
aangepakt door de antibiotica. Ik zeg tegen Peter de verpleegkundige dat<br />
ik zo’n behoefte heb aan knuffelen ‘Doe maar’ zegt hij, terwijl hij Bob op<br />
de borst slaat en zegt ‘Een marinier kan veel hebben’. Ik haal de zijkant van<br />
het bed naar beneden en kan eindelijk doen, wat ik al die tijd al wilde. Bob<br />
voelt zo vertrouwd, gespierd en stevig, alleen geen reactie. Voor het eerst<br />
in 22 jaar ben ik blij dat hij niet reageert. De hersenen moeten rust hebben.<br />
Achteraf zegt Jan dat hij wel reageerde, misschien door mijn reuk,want<br />
andere impulsen komen niet door. Jan wil ook contact, maar is erg verkouden<br />
en doet het daarom niet. Hij wil geen bacteriën overbrengen. Als we<br />
thuiskomen, merken we uit alle reacties nu pas hoe geliefd Bob bij iedereen<br />
is.<br />
Luc heeft met de collega mariniers afgesproken. Ze verzamelen bij ons thuis<br />
en dan neemt Luc ze mee naar het ziekenhuis. We waarschuwen ze: ‘Niet<br />
schrikken, Bob heeft een pijp in zijn mond en een teletubbie antenne in zijn<br />
hoofd.’ De jongens staan op het punt om naar Noorwegen te gaan voor<br />
een koudweertraining. We hebben een e-mailadres om ze op de hoogte te<br />
houden. Het zijn lieve collega’s.<br />
Op de vierde dag is Jan jarig. Het enige cadeau dat we wensen, is dat we<br />
Bob weer terugkrijgen. Alles is nog steeds stabiel. Bob plast beter en ze<br />
gaan zijn narcose iets minder diep zetten. De waarden blijven hetzelfde,<br />
dus dat is een lichtpuntje. Ik ga even met een puzzelboekje in een hoek<br />
zitten, dan kan ik het piekeren uitschakelen. Hoop ik tenminste.<br />
Jan en Luc zijn naar het sloopbedrijf om te kijken of de autopapieren<br />
daar nog zijn. Vooral Jan gaat met lood in de schoenen, maar het moet<br />
wel gebeuren. Ze hebben de papieren niet kunnen vinden. Ondertussen<br />
krijgen we allemaal hartelijke mailtjes. Ook de huisarts heeft gebeld om ons<br />
en vooral Bob veel sterkte te wensen.<br />
’s Avonds moet de narcose weer verhoogd worden. Het was toch te vroeg<br />
geweest. Jammer, maar morgen komt er weer een dag, dan zien we weer<br />
verder. Ik weet dat het met hele kleine stapjes moet gaan. Hoe graag ik het<br />
ook anders zou willen. Ik stop Bob wat beter in, want zijn schouders zijn veel<br />
te koud.<br />
Op de vijfde dag laten ze Bob met rust. Morgen of overmorgen gaan<br />
ze weer proberen om de narcose naar beneden bij te stellen. Sleutelen<br />
noemen ze dat. ’s Middags hebben we een afspraak met de zaalarts. Die<br />
30 Een nieuw leven
zegt dat ze morgen inderdaad het slaapmiddel gaan verminderen. Misschien<br />
lukt het deze keer wel. Ook de bloeddruk-verhogers zijn eraf en<br />
daar reageert Bob goed op. Hij heeft af en toe de hik. Luc is gaan vragen<br />
of dat kwaad kan, maar dat is niet zo. ’s Avonds is hij koortsig. De verpleegkundige<br />
vindt het niet alarmerend, maar ik ben niet echt gerustgesteld.<br />
We gaan naar huis. Als ik Bob kus, zie ik dat de druk op zijn hoofd omlaag<br />
gaat. Misschien dat ik toch een gunstige invloed heb. We weten niet waar<br />
we goed aan doen. We willen hem zoveel mogelijk met rust laten, er vooral<br />
‘zijn’. Het is moeilijk om daar een vorm voor te vinden.<br />
De volgende ochtend word ik om 5 uur wakker met hoofdpijn. Als ik naar<br />
beneden ga om paracetamol te zoeken, gaat beneden de nieuwe telefoon<br />
van Bob. Ik ben te laat om te zien wie of wat het geweest kan zijn. Daarna<br />
de nachtploeg gebeld. Alles is vannacht mooi stabiel gebleven, maar hij<br />
heeft nog wel een lichte verhoging. De verpleegsters zeggen dat Bob<br />
meer reageert wanneer zij de kamer binnenkomen, net zoals dat bij mij<br />
gebeurde toen ik hem gisteravond kuste. De koorts zakt, maar er blijft veel<br />
prut uit de longen komen. Vanmiddag komt de longarts om te kijken wat<br />
er aan de hand is. Die vindt het niet nodig om in de longen te kijken. Het is<br />
al vervelend genoeg om regelmatig de longen uit te zuigen. Dat vindt Bob<br />
echt afschuwelijk. De slaapmedicatie is gehalveerd, dus misschien zien we<br />
daar later de effecten van. Als we ‘s avonds terugkomen, horen we dat de<br />
longarts aan het eind van de middag toch een bronchoscopie heeft uitgevoerd<br />
en nog wat ongerechtigheid heeft weggenomen, wat met uitzuigen<br />
niet mogelijk was. Verder is alles hetzelfde.<br />
Bob ligt nog steeds alleen en we weten niet goed wat we moeten doen,<br />
hem knuffelen of maar zoveel mogelijk alleen laten. Voor het eerst liggen<br />
zijn armen boven de lakens. Als er een verpleger komt, meldt die dat ze<br />
redelijk tevreden zijn over zijn toestand. Alleen de ontlasting komt nog<br />
niet op gang, waardoor hij zo direct weer een klysma gaat zetten. Twee<br />
maten van de marine vragen of ze op bezoek mogen komen en hoewel het<br />
misschien beter voor Bob is als het rustig blijft, zeggen we dat het goed<br />
is en ze een paar minuten kunnen komen. Ze staan met een prachtige bos<br />
bloemen voor het ziekenhuis, maar helaas mogen die niet op de IC mee<br />
naar binnen. De longfoto van vandaag ziet er een stuk beter uit na de<br />
bronchoscopie van gisteren.<br />
Ze proberen om de maagsonde dieper in te brengen, want hij neemt te<br />
weinig voedsel op. Ik kan alleen maar denken: ‘Waar is die vuilnisbak van<br />
mij, die altijd al het eten uit de pan vist.’ De longontsteking is ook nog niet<br />
onder controle. Uit een kweek moet nu blijken of antibiotica wel beter werkt.<br />
Marie - José van Stratum: Intenser dan ooit<br />
31
De overste van de kazerne belt voor de derde keer hoe het gaat. Ook<br />
de sociaal medisch begeleidingsoffi cier belt. Hij vertelt dat de luitenantgeneraal<br />
Zuiderwijk wil langskomen als het uitkomt. Als we ‘s middags<br />
voorzichtig om de hoek van zijn kamer kijken, zien we een hoop extra<br />
apparatuur. Die hebben ze vast klaargezet zodat de specialist vanmiddag<br />
met een camera een maagsonde kan plaatsen op de overgang van de<br />
maag in de darm. Dat moet de voedselopname verbeteren. Als we weer<br />
gaan, krijgt Bob een hoestbui en alle alarmbellen op de apparaten beginnen<br />
te rinkelen. De verpleegster staat er bij, drukt een aantal schakelaars<br />
in, rukt wat aan de slangen en Bob komt weer tot rust. We zijn maar niet<br />
langer gebleven. Later zal blijken dat het niet lukt om de sonde dieper in<br />
te brengen. Na drie mislukte pogingen zijn ze gestopt. Bob krijgt nu tot<br />
maandag voedsel via de bloedbaan. Dan gaan ze het opnieuw proberen. Er<br />
is een heel bataljon specialisten nodig om die ingreep te doen. Ik heb zijn<br />
wimpers zien bewegen, ik vond dat erg fi jn.<br />
Op ons verzoek heeft de politie teruggebeld. De communicatie is slecht<br />
verlopen. Ze hadden nog contact met ons op moeten nemen, maar dat<br />
is dus niet gebeurd. We krijgen het rapport, waardoor er misschien wat<br />
puzzelstukjes op hun plaats vallen. Daarin lezen we dat de melding van het<br />
ongeluk om 5.13 uur is binnengekomen, maar wij hebben Bob niet thuis<br />
horen vertrekken, dus weten we ook niet hoe lang hij daar gelegen heeft.<br />
Later horen we van de buurman dat hij om vijf uur van huis was weggegaan.<br />
Dat is fi jn om te weten, want dat betekent dat hij niet al te lang alleen heeft<br />
gelegen.<br />
Contact<br />
Na negen dagen is de slaapmedicatie eraf, dus mag hij nu zelf wakker worden.<br />
Hij reageert nog niet, maar dat komt wel, zo houden we onszelf voor.<br />
Niet te snel. Er is weer een longfoto gemaakt. Sinds vanochtend ademt hij<br />
zelf, met ondersteuning van het apparaat. Het kost hem veel moeite, door<br />
al het slijm in zijn longen. Dat probeert hij wel op te hoesten, maar dat is<br />
met een buis in je keel heel erg moeilijk. Vandaag wordt de drukmeter<br />
verwijderd, dat geeft een heel ander gezicht. Ook willen ze hem op zijn zij<br />
leggen, dat is voor de longen en voor Bob zelf wat comfortabeler. Hij is nog<br />
niet wakker, maar reageert wel als we tegen hem praten. Eindelijk hebben<br />
we weer ‘contact’. We gaan vlug weg om hem niet al te veel stress te bezorgen.<br />
Of dat goed is weten we niet, misschien moeten we juist wel bij hem<br />
blijven. Het blijft aan ons knagen, dat we niet weten wat goed voor Bob is.<br />
Achter de oogleden is beweging, maar hij opent zijn ogen nog steeds niet.<br />
De verpleging heeft sterke pijnprikkels gegeven en daar komt wel reactie<br />
op. ’s Avonds bellen we nog een keer om te vragen hoe het gaat. Hij blijft<br />
32 Een nieuw leven
hoesten, zo horen we, waardoor er nog steeds afgezogen moet worden. We<br />
weten hoe verschrikkelijk hij dat vindt.<br />
Langzaamaan wordt de ademhaling wat krachtiger, maar echt wakker<br />
worden lukt niet. Ik heb nog steeds mijn persoonlijke lijntje met Maria, ik<br />
blijf bidden en kaarsjes branden. Het voelt goed om veel warmte om me<br />
heen te vinden bij familie en vrienden. Dat is ook echt nodig, want van<br />
binnen ben ik steenkoud.<br />
Jan vult de papieren in voor de annuleringsverzekering van onze vakantie<br />
naar Gambia. Ik hoef nooit meer op vakantie, het enige wat we willen is Bob<br />
terug.<br />
Hij heeft veel last van de beademingsbuis, waardoor hij regelmatig in een<br />
hoestbui belandt. Heel vervelend. Ik wou dat ik wat van hem kon overnemen.<br />
Momenteel kan ik alleen maar hopen, terwijl ik juist beter ben in<br />
helpen. Maar daar kan ik nu niks mee.<br />
Vandaag is Theo, een collega van Bob gekomen. Hij moet ’s avonds weer<br />
op de kazerne terug zijn. Hij heeft een beschermengel en een zingende<br />
plant gekocht voor Bob. Zo stoer en dan toch zo lief. Goed volk, onze<br />
mariniers.<br />
Rode lampje<br />
Als we ’s avonds de gang oplopen, zien we dat de deur dicht is en het rode<br />
lampje brandt. De schrik slaat me om het hart. Ik besluit toch naar binnen<br />
te gaan en zie dat ze bezig zijn om zijn longen schoon te maken. Het is niet<br />
leuk om te zien hoe hij daarop reageert. Hij opent zijn ogen half. Ook moet<br />
hij fl ink hoesten en met een scheef oog zie ik dat zijn bovendruk oploopt<br />
naar 210. De druk zakt daarna weer snel. Hij knippert nog wat met de<br />
oogleden en wordt weer rustig.<br />
Op de elfde dag heeft de verpleging weer een ander infuus ingebracht.<br />
Bob blijft koortsig en ze proberen alle infecties uit te sluiten. Een infuus dat<br />
te lang zit, kan gaan ontsteken. Luc vindt dat Bob wat meer beweegt met<br />
zijn mond en zijn ogen. Hij begint het wel enger te vinden, nu hij langzaam<br />
iets meer bijkomt. Luc is een echte techneut. Hij houdt steeds de apparaten<br />
in de gaten. Van iedere verandering wil hij het fi jne weten. ‘s Middags<br />
praten de neuroloog en de IC-arts ons bij. Daarvoor wordt eerst een scan<br />
gemaakt. Spannend of er iets uitkomt.<br />
Als de neuroloog komt, kan hij eigenlijk niets méér vertellen dan we al<br />
wisten. De laatste ct-scan van een uur geleden heeft geen nieuw beeld<br />
opgeleverd. Echte schade kunnen ze pas constateren als Bob wakker is of<br />
eventueel met een mri-scan. In Tilburg kunnen ze geen mri-scan maken<br />
Marie - José van Stratum: Intenser dan ooit<br />
33
met beademingsapparatuur in je lichaam. Ergens anders kan dat wel, maar<br />
dan moeten ze hem gaan vervoeren en dat is ook een hele toestand en de<br />
vraag is wat het toevoegt. De zaalarts legt uit dat de microbioloog weer<br />
een nieuw antibioticum heeft samengesteld aan de hand van de laatste<br />
kweek. Er zijn twee nieuwe bacteriën gesignaleerd en daar gaan ze gericht<br />
een medicijn voor samenstellen. Eigenlijk zou Bob vandaag een diepe<br />
maagsonde krijgen, maar ze wachten hier nog even mee omdat de voeding<br />
en spijsvertering op gang lijken te komen. De verpleegster vertelt nog<br />
dat hij een kleine schedelbasisfractuur heeft, maar dat wisten we al. Daar<br />
schijnen ze geen aandacht aan te schenken. Ook vertelt ze dat het niet<br />
ongewoon is bij zo’n zwaar ongeval dat het zo lang duurt voordat er verandering<br />
optreedt. Ik praat tegen hem en we denken dat hij er op reageert.<br />
Ik leg mijn hand onder zijn hand en ik merk dat hij er tot drie keer toe heel<br />
lichtjes in knijpt. ’s Avonds is er niets veranderd voor wat betreft het wakker<br />
worden. Wel heeft Bob voor het eerst zelf gepoept en ook het eten wordt<br />
goed in de maag opgenomen. Verder heeft hij geen zin om te reageren. De<br />
ogen blijven gesloten.<br />
Stemgeluid<br />
De volgende dag zie ik meteen als we in het ziekenhuis aankomen dat zijn<br />
ogen iets open staan. Het lijkt alsof hij op ons reageert, want als Jan iets<br />
zegt gaan zijn ogen in de richting van waar het stemgeluid vandaan komt.<br />
Een lichtpuntje dat we goed kunnen gebruiken, want ons geduld wordt fl ink<br />
op de proef gesteld. Ik vraag of ze Bob wat hoger kunnen leggen; hij ligt<br />
helemaal plat en dat lijkt me niet prettig. Vervolgens zuigen ze zijn mond<br />
ook nog even uit. Het kan toeval zijn, maar hij hoest niet meer zo veel.<br />
We moeten boodschappen doen, maar besluiten daarvoor niet naar Berkel<br />
Enschot te gaan. Iedereen vraagt naar Bob, heel lief, maar soms is het<br />
ons gewoon te veel. Iedere keer hetzelfde verhaal vertellen, nu even niet.<br />
Vanavond eten we nasi. Wat zou ik Bob er graag bij hebben! ’s Avonds zien<br />
we hem voor het eerst op een hoofdkussen liggen. Er is nog geen verandering<br />
in zijn toestand. Nog steeds doet hij zijn ogen niet open. Wel veel<br />
ontlasting, tot zijn tenen aan toe.<br />
Vol hoop, maar ook gestresst gaan we de volgende ochtend weer op<br />
bezoek. Geen echte verandering, zij het dat hij zijn ogen iets open heeft.<br />
Ze reageren niet op onze stemmen. Ik masseer zijn hand een beetje, ze<br />
verkrampen door het stilliggen. Als verpleger Jeroen zijn hoofd op mijn<br />
verzoek wat beter legt, ziet Jan aan Bob zijn gezicht dat hij pijn heeft.<br />
Mijn massage zorgt voor een hogere hartslag, dus houd ik maar weer op.<br />
Vanmiddag probeer ik het aan de andere kant. De tv staat aan op Omroep<br />
34 Een nieuw leven
Brabant, we laten hem overzetten op MTV. Dat past beter bij Bob, denken<br />
we.<br />
Als we ’s avonds aankomen, brandt het rode lichtje op de gang weer.<br />
Opnieuw schrikken dus. Als ik toch naar binnen ga, blijkt het loos alarm:<br />
iemand is vergeten om het uit te doen. We zijn er alle drie en we zijn het<br />
erover eens dat zijn ogen wat helderder zijn. Hij houdt ze ook langer open.<br />
Ook de vingers van de linkerhand bewegen. Bob lijkt rustiger en in ieder<br />
geval minder pijn te hebben. De verzorger zegt dat we ons niet al te rijk<br />
moeten rekenen. Het is een kwestie van lange adem. Volgens hem zijn het<br />
geen bewuste reacties, hoewel hij wel beter op pijnprikkels reageert. Wij<br />
houden het op onze eigen waarneming: we hebben wel degelijk alle drie<br />
iets van vooruitgang gezien.<br />
Wonder<br />
Op de middag van de veertiende dag gebeurt het wonder. Als we binnenkomen,<br />
is mijn eerste reactie: dit kan niet waar zijn! Bob heeft zijn ogen<br />
helemaal open. Ik ben nog nooit zo blij geweest. Of hij ons herkent, is niet<br />
helemaal duidelijk, maar hij reageert wel. Ik vraag aan Bob om in zijn linkerhand<br />
te knijpen en hij doet het. Ook doet hij zijn ogen open en weer dicht<br />
als wij het vragen. De zaalarts wordt erbij geroepen en herhaalt dezelfde<br />
verzoeken. Daar reageert hij ook op. We gaan buiten koffi e drinken, het is<br />
goed toeven onder de bomen. Ik huil van blijdschap en gooi mijn koffi e om.<br />
Het doet er allemaal niet toe. Als we terugkomen, doet Bob zijn ogen weer<br />
open. Ik dep zijn voorhoofd, hij transpireert enorm, wat voor inspanning<br />
moet dit hem wel niet kosten. We gaan naar huis om het goede nieuws ook<br />
aan Luc te vertellen.<br />
Overste Verbaan, de bataljonscommandant, komt met zijn adjudant. Ze zijn<br />
erg blij voor ons. Als we met hen bij Bob binnenkomen, is hij blijkbaar zo<br />
moe dat er geen enkele reactie komt. Dat is niet erg, de mannen geloven<br />
ons toch wel. Ik sta met de overste naar de foto’s van Bob te kijken en vraag<br />
hem of hij de Finex toch niet over hoeft te doen. ‘Dat niet’, zegt Verbaan,<br />
‘maar als hij straks niet snel genoeg is, schop ik hem persoonlijk onder zijn<br />
kont’.<br />
De nieuwste longfoto laat zien dat de longontsteking vermindert. Hij<br />
heeft alleen nog een infuus met vocht en pijnstillers en een infuus om de<br />
bloedsuikers te kunnen testen. Daarnaast krijg hij een medicijn om het<br />
vocht in de longen vlugger af te voeren. ’s Avonds gaat Luc mee, maar Bob<br />
doet zijn ogen niet meer open. Luc baalt: gaat hij een keer mee, mist hij het<br />
hoogtepunt.<br />
Marie - José van Stratum: Intenser dan ooit<br />
35
Nieuwe Bob<br />
De neuroloog tempert onze vreugde en zegt dat Bob eigenlijk wat wakkerder<br />
had moeten zijn dan nu het geval is. Hij denkt dat er toch meer hersenschade<br />
is dan aanvankelijk gehoopt. De oude Bob komt vermoedelijk niet<br />
terug, we gaan voor de nieuwe Bob. Hoop, hoop, meer hebben we niet.<br />
Zo gaat het op en af. Het ongeluk is inmiddels drie weken geleden. Het<br />
heeft ons hele leven op de schop genomen. Soms gaan de ogen van Bob<br />
open, meestal blijven ze dicht. Hij zweet heel veel. Ik ga met een washandje<br />
over zijn voorhoofd en zijn bovenlichaam. Ik sop wat af, maar het is het<br />
enige dat ik voor hem kan doen. Carmen, de verpleegkundige, kijkt het aan<br />
en vraagt of ik zin heb om Bob een keer helemaal mee te verzorgen. Ik vind<br />
het geweldig, ik ben tenslotte zijn moeder en wil niets liever dan dat.<br />
Op een avond proberen Jan, Luc en ik om hem wakker te maken. We<br />
roepen met zijn drieën tegelijk tegen hem en houden zijn hand vast. Hij<br />
opent zijn ogen tot spleetjes. En dan opeens spant hij allebei zijn armen zo<br />
krachtig, dat zijn buikspieren ervan gaan trillen. Alsof hij vecht om iets te<br />
zeggen. Ik heb de indruk dat Bob alles kan horen, maar niet kan reageren.<br />
Ik praat op hem in: ‘Ga door, lieve schat, met kleine stapjes komen we<br />
verder’.<br />
De neuroloog geeft toestemming om de beademing langzaam af te<br />
bouwen. We zijn erbij als hij voor de eerste keer wordt losgekoppeld. Bob<br />
krijgt alleen nog wat extra zuurstof met wat vocht erin. Dat gaan ze een<br />
aantal keren per dag herhalen. Steeds voor een half uurtje, om te kijken hoe<br />
het gaat. Na een paar dagen wordt de tijd zonder beademing opgevoerd.<br />
Op een gegeven moment is hij twee uur zonder. Het gaat goed, maar kost<br />
zoveel kracht, dat hij daarna niet wakker is te krijgen.<br />
We zien nu iedere dag verbetering, maar soms lijkt het of men in het ziekenhuis<br />
daar anders over denkt.<br />
Aanknopingspunten<br />
We zijn opgetogen over hoe lang Bob op eigen kracht kan ademen. Dat<br />
loopt in stapjes op tot 18 uur per dag. Die opgaande lijn wordt bruusk<br />
onderbroken als na een maand de uitslag van een nieuwe scan komt. Slecht<br />
nieuws. Er is veel mis in de hersenen. Van de ene dag op de andere dag<br />
is de hoop, die we beetje bij beetje hadden opgebouwd, weer weg. We<br />
willen Bob zo graag terug zoals vóór het ongeluk, maar we weten dat dat<br />
niet meer mogelijk is .<br />
36 Een nieuw leven
We pakken ons bij elkaar en gaan toch weer door. Dat is het minste wat we<br />
kunnen doen, want het is Bob zelf die het meeste knokt. Dus moeten wij<br />
dat ook doen. En er zijn aanknopingspunten. Hij mag van de intensive care<br />
naar de medium care. Het stressballetje dat hij heeft gekregen kan hij zelf<br />
terugpakken als het uit zijn hand valt. Een wereldprestatie! Daarna voor het<br />
eerst in een stoel, dat ziet er ook al heel anders uit. We krijgen informatie<br />
over het revalidatiecentrum Leijpark waar hij straks naar toe kan. Ze zijn daar<br />
gespecialiseerd in behandelprogramma’s voor kinderen en jongeren die in<br />
coma zijn geraakt. Een eersteklas centrum dus. Niets is te goed voor Bob<br />
wat ons betreft.<br />
Als we op een dag bij hem op de kamer komen, draait hij zijn hoofd naar<br />
ons toe. De mariniers die af en toe op bezoek komen, zijn opgetogen over<br />
de vooruitgang die ze zien. Bij hun afscheid knijpt Bob ze in de handen.<br />
We zijn ervan overtuigd dat hij zich ten doel heeft gesteld om zich terug<br />
te knokken naar de mariniers. Het geeft hem extra kracht. Als de compagniecommandant<br />
op bezoek komt en een grapje maakt, zien we Bob voor<br />
het eerst lachen. Zo blij hebben we ons in tijden niet gevoeld. Zijn gezicht<br />
krijgt steeds meer expressie. Soms denken we verdriet in de ogen van Bob<br />
te zien, alsof het besef doordringt van wat er gebeurd is. Maar op andere<br />
momenten zien we weer iets van gretigheid in zijn gezicht.<br />
Op een dag, zes weken na het ongeluk, neem ik ’s avonds afscheid van<br />
Bob, steek in de deuropening mijn hand op en zeg: ‘Tot morgen’. Ik zie zijn<br />
lippen ook ‘tot morgen’ vormen.<br />
De volgende stap is de verhuizing van de medium care naar de afdeling<br />
neurologie. De grote hoeveelheid wenskaarten, tekeningen en persoonlijke<br />
spulletjes verhuizen mee. Zo proberen we weer een eigen sfeer te maken.<br />
Als de kamer een beetje is ingericht, wordt Bob opeens onrustig en grijpt<br />
naar zijn hoofd. Ik kijk hem aan en zeg tegen hem: ‘Je bent een beetje<br />
verdrietig, hè’. ‘Beetje veel’, fl uistert hij en zijn ogen worden vochtig.<br />
Verhuizing<br />
Na twee weken op de afdeling neurologie verhuist hij opnieuw, ditmaal<br />
naar het revalidatiecentrum. Daar krijgt hij een eigen kamer. Bob is niet<br />
langer een patiënt, maar een revalidant. Het is een belangrijk verschil, want<br />
het geeft aan dat hij werkt aan zijn herstel. Hij moet wel aankomen, want<br />
van de 70 kilo vóór het ongeluk, is nog maar 53 kilo over. Samen met artsen,<br />
fysiotherapeuten en ergotherapeuten is er een intensief programma gemaakt.<br />
De eerste oefeningen maken veel indruk op me. Bob moet op een<br />
tafel liggen, waarna er steunen onder zijn voeten worden vastgemaakt en<br />
er riemen gespannen worden over zijn knieën, bekken en borst. Dan wordt<br />
Marie - José van Stratum: Intenser dan ooit<br />
37
de tafel verticaal gezet en moet hij zijn linkerhand op mijn schouder leggen.<br />
Na twee minuten wordt hij weer horizontaal gelegd. Bob trilt helemaal,<br />
zoveel inspanning heeft het hem gekost.<br />
Vele oefeningen volgen. Zittend op de rand van het bed proberen om in<br />
balans te zitten. Beetje bij beetje gaat het hem beter af. Ook het praten<br />
begint te komen. Eerst verstaan we er maar weinig van, maar geleidelijk aan<br />
kunnen we Bob beter begrijpen.<br />
Als we door een misverstand op een dag alleen ’s avonds op bezoek<br />
komen, treffen we Bob wanhopig snikkend aan. We hadden gedacht dat<br />
hij de hele middag therapie had en waren daarom niet langsgekomen. In<br />
werkelijkheid was hij de hele middag alleen geweest en was daar enorm<br />
verdrietig om geweest. Het zien van zoveel verdriet maakte hetzelfde<br />
gevoel bij ons los. Door de tranen heen beseffen we dat er ook een goede<br />
kant aan zit, namelijk dat deze emoties ook weer deel uit zijn gaan maken<br />
van het leven van Bob. Nu blijkt dat Bob niet meer de oude wordt, haakt<br />
Luc meer en meer af. Jammer, maar wel te begrijpen. Hij is niet alleen zijn<br />
grote broer kwijt, maar ook zijn beste vriend.<br />
Zo worstelen we ons met hem door de dagen, weken en maanden. Van het<br />
revalidatiecentrum Leijpark naar huis. Van huis naar Groot Klimmendaal in<br />
Arnhem om nog verder te revalideren. Van Groot Klimmendaal weer naar<br />
huis. Van huis naar de Koordeleij in Tilburg en dan na drie jaar naar een<br />
eigen appartement.<br />
Eigen plek<br />
We zijn nu drie jaar verder. Bob is net vanuit Koordeleij verhuisd naar<br />
Eindhoven. We hebben een busje gehuurd en zijn de afgelopen week<br />
druk geweest met op en neer rijden. Hij heeft een leuke fl at. Hij heeft er<br />
ook echt zin in. Als we er komen, merken we dat hij ook al contact heeft<br />
gemaakt met zijn medebewoners. Het is een groot complex, waarvan 17<br />
appartementen bewoond zijn door mensen zoals Bob. Een mix van lichamelijk<br />
gehandicapten en mensen met niet aangeboren hersenletsel. Het is<br />
geen doorgangshuis, zoals het revalidatiecentrum, het is nu echt defi nitief.<br />
Eindelijk heeft hij zijn eigen plek, zijn eigen adres.<br />
De leeftijd van de mensen varieert heel erg: er zitten een paar jongeren,<br />
wat mensen in de dertig en een stel mensen die de vijftig al gepasseerd<br />
zijn. Het gemiddelde ligt op zo’n 35 jaar. Het zijn voornamelijk mannen. Er<br />
zijn verschillende momenten op de dag dat ze bij elkaar kunnen komen in<br />
een centrale ruimte: ’s morgens,’s middags en ’s avonds is er koffi e en thee.<br />
Ook kunnen ze gezamenlijk gebruik maken van de lunch en het avondeten.<br />
38 Een nieuw leven
Allemaal op basis van vrijwilligheid. Wie er geen zin in heeft, blijft gewoon<br />
op zijn eigen appartement. Het ontbijt regelt iedereen voor zichzelf. Dat<br />
moet ook, omdat de meesten overdag werken en ze allemaal op een<br />
verschillend tijdstip vertrekken. De voorziening is er wel, dus iedereen kan<br />
voor zichzelf brood en beleg halen, maar ontbijt dan verder op zijn eigen<br />
appartement. Wie dat wil, kan het ontbijt ‘s avonds ophalen en in de eigen<br />
koelkast bewaren.<br />
Overgeven<br />
Het is voor Jan en mij nog steeds wennen. Het idee hoe Bob door de dag<br />
heen moet komen, vind ik soms nog griezelig. Ik weet dat ik dat meer los<br />
moet laten, maar dat is niet altijd even gemakkelijk. Ik denk dan: ‘Neemt<br />
hij zijn pillen wel in?’ Dat soort dingen. Ik heb nog niet het absolute<br />
vertrouwen dat het allemaal goed komt. Laatst ontdekten we dat Bob de<br />
instellingen van zijn telefoon had veranderd, waardoor hij maar één klein<br />
waarschuwingspiepje voor zijn medicijnen kreeg en geen herhaling. Dat is<br />
best wel eng. Ik moet wennen aan het feit dat je het over moet geven. Voor<br />
mijn gevoel laat ik hem nog te veel aan zijn lot over. Maar ik weet, dat ik dat<br />
altijd heb gehad, bij iedere fase die Bob doormaakte. Bij Luc ook trouwens.<br />
Ik hobbelde er altijd achteraan. In die zin is het dus misschien niet bijzonder,<br />
maar ik vind dit wel moeilijker dan bij de gewone processen die een kind<br />
doormaakt op weg naar zelfstandigheid.<br />
Het appartementencomplex ligt in een hele rustige, gemengde woonwijk,<br />
vlakbij het Evoluon. Het idee dat hij niet omgeven wordt met teveel prikkels,<br />
vind ik wel prettig. In die zin zijn we blij. Hij kon ook naar het Verdiplein<br />
in Tilburg, maar daar loopt zoveel volk rond, dat zijn gewoon te veel prikkels<br />
voor hem. Voor Bob is alles veel meer zwart-wit geworden en dan zou hij<br />
zich veel te veel opwinden over wat hij alleen al op straat zou zien. Hij is ook<br />
te gemakkelijk beïnvloedbaar. De buurt waar hij nu zit, past precies. Hij kan<br />
rustig op zijn balkonnetje zitten en om zich heen kijken.<br />
Bob krijgt een WIA-uitkering, die is gerelateerd aan zijn laatst verdiende<br />
loon. Op zich goed geregeld, maar hij zal nog wel moeten leren dat niet alles<br />
meer kan. Hij was een luxe leventje gewend en dat is nu echt anders. Op<br />
zich kan hij goed delen en geeft hij als hij wil alles weg. Maar het initiatief<br />
moet wel van hem uitgaan, anders is het hommeles. Ik snap dat wel, want<br />
hij wordt al zoveel geleefd en hier is hij dan nog eigen baas over.<br />
Met de verhuizing werd dat ook weer pijnlijk duidelijk. Op een gegeven<br />
moment zat hij zo sip voor zich uit te kijken. Iedereen was aan het inpakken<br />
en het doen en Bob verzuchtte: ‘Ik baal hier zo van, dat ik niks kan doen’.<br />
Marie - José van Stratum: Intenser dan ooit<br />
39
En toen stond hij daar met een plastic tasje, dat was het enige dat hij in<br />
de auto kon laden. Het afhankelijk moeten zijn van anderen, dat zit hem<br />
op zulke momenten verschrikkelijk dwars. Zo is hij altijd geweest. Als kind<br />
riep hij al, met een speen in zijn mond: ‘Bobke doen, Bobke doen’. Dan is<br />
het een hard gelag als je zoveel uit handen moet geven. Het is vooral het<br />
tempo dat hem parten speelt. Hij kan wel meehelpen, maar bij anderen<br />
gaat het allemaal veel sneller.<br />
Vogelkooitje<br />
Zijn dagbesteding in Eindhoven moet nog helemaal opgezet worden. Hij<br />
begint met niks. Jan heeft nu voor de eerste week twee keer fysiotherapie<br />
geregeld. Verder moeten we nog een sportschool gaan zoeken en vrijwilligerswerk.<br />
Hij kan wel vijf dagdelen in de week dagbesteding doen, maar<br />
daar heeft hij niet zo’n goede ervaring mee. Dat is computeren of creatief<br />
bezig zijn, maar dat trekt hem niet. Ik weet niet hoeveel vogelkooitjes hij wel<br />
niet in de dagbesteding gemaakt heeft in de tijd dat hij thuis woonde. Op<br />
zich is het werk nog geeneens zo verkeerd. Maar het gros van de andere<br />
mensen op de dagbesteding is ouder en zit daar met een houding van: ‘Ik<br />
ben eens lekker van moeder de vrouw weg en laat mij hier maar een beetje<br />
aankeutelen’. Voor Bob is dat niet goed genoeg. Die heeft gewoon meer<br />
uitdaging nodig, dus na het zoveelste vogelkooitje had hij zijn conclusie<br />
getrokken: ‘Zo wil ik niet oud worden’.<br />
Hetzelfde met de zorgboerderij, waar hij hand- en spandiensten kon<br />
leveren. Daar maakte hij de mooiste bloemstukken, maar dat was het dan<br />
ook ‘tot aan zijn dood’, zoals Bob het voelde. Ook het vervoer gaf een hoop<br />
gedoe. Bob had de pech dat hij de laatste was, dat wil zeggen de eerste<br />
om opgehaald te worden en de laatste om weer thuis gebracht te worden.<br />
Dan moest hij onderweg acht keer te stoppen en zat hij zo’n vijf kwartier in<br />
het busje. Dan kon je hem opvegen.<br />
Dat was in de tijd dat hij dacht dat hij weer marinier werd, dus dat werkte<br />
bij hem niet. Het is een heel gevecht geweest, voordat Bob kon accepteren<br />
dat dat er niet meer inzat. En op dit moment is het allerbelangrijkste voor<br />
hem: ‘autorijden, autorijden’. Daar draait zijn hele bestaan nu om. Hij is<br />
getest door een rijinstructeur die mensen met een handicap laat rijden<br />
in een soort meccano-auto die afgestemd kan worden op de specifi eke<br />
beperking. Hij kwam goed uit die test. Wie weet wat de toekomst dus nog<br />
brengt. Bob is een vechter. Luc heeft ooit gezegd: ‘Het is goed dat het<br />
juist hem is overkomen, want ik zou nooit zo ver zijn gekomen; als ik het al<br />
gehaald zou hebben’.<br />
40 Een nieuw leven
Rust<br />
In ons eigen leven hebben we de rust nog niet. Dat hadden we een beetje,<br />
maar nu met de verhuizing zijn we weer continu in de weer. Toen Bob<br />
uit huis ging en op de Koordeleij ging wonen, hadden we het idee: ‘Dan<br />
komen we zelf ook weer een keer aan bod’. Het traject in de Koordeleij zou<br />
een jaar duren, dus we dachten even een adempauze te hebben. En we<br />
hebben ook wel wat kunnen doen: een keer een terrasje pikken, een dag<br />
naar de sauna en uit eten, dat soort dingen. Maar dat is op het ogenblik<br />
niet mogelijk. Er is in Eindhoven nog zoveel te doen en te regelen, dat we<br />
daar nu niet aan toe komen. Dat komt wel weer.<br />
Luc<br />
Luc is de eerste zes weken na het ongeluk elke dag mee naar het ziekenhuis<br />
gegaan. We stuurden hem op het laatst vooruit om op de monitoren te<br />
kijken of het veilig was, of Bob ‘het nog deed’. Dan kwam Luc naar ons toe<br />
en zei: ‘Kom maar, het gaat goed’. We waren toen zo hecht met zijn drieën.<br />
Op een gegeven moment begon ik te beseffen dat dit soort ervaringen,<br />
hoe verschrikkelijk ook, ook positieve dingen kunnen losmaken. We zien<br />
dat de verhoudingen anders worden. Toen Bob thuis was, kreeg Luc op een<br />
gegeven moment in de gaten: ‘Ik krijg mijn grote stoere broer niet terug’.<br />
Daarop haakte hij af en nu zien we langzaamaan dat dat weer beter wordt.<br />
Anders dan vóór het ongeluk, maar er komt weer contact. Jan en ik grijpen<br />
daar niet op in, maar zien het gebeuren. Blijkbaar heeft dat zijn tijd nodig.<br />
We hebben in Luc een kind teruggekregen dat ook veel opener is geworden.<br />
Luc kwam nooit aan bod, want alles in huis draaide om Bob. Ook vóór<br />
zijn ongeluk. Luc is altijd erg op de achtergrond geweest. Hij komt nu veel<br />
meer uit zijn schulp. Daar ben ik zo verschrikkelijk blij mee. Als Bob nog<br />
steeds thuis zou wonen, was dat nooit gebeurd. Luc is zo’n verschrikkelijk<br />
aardig en sociaal joch. Dat er zo iets verschrikkelijks moet gebeuren om te<br />
beseffen dat je twee schatten van kinderen hebt, dat had ik nooit kunnen<br />
bedenken. Daar ben ik ongeloofl ijk dankbaar voor. Jan heeft daar altijd<br />
vertrouwen in gehad en zei dat het met de tijd wel goed zou komen. Nu<br />
gaat Luc ook in zijn eentje bij Bob op bezoek. Dat was een jaar geleden niet<br />
denkbaar. Toen kon hij de confrontatie niet aan. Als wij er niet bij waren en<br />
hij moest met Bob rechtstreeks communiceren, dan lukte hem dat gewoon<br />
niet. Ook daar hebben we vooruitgang geboekt.<br />
Herkenning<br />
We hebben veel andere ouders leren kennen die in vergelijkbare omstandigheden<br />
zitten. Die ontmoeten we rond afspraken in het revalidatiecentrum.<br />
Langzaam herken je mensen en begin je ook meer van hun speciale<br />
geschiedenis te kennen. Er is ook een contactgroep via het jongerencafé<br />
Marie - José van Stratum: Intenser dan ooit<br />
41
Brein, en daar treffen we allemaal ouders van kinderen met niet aangeboren<br />
hersenletsel. Die ouders komen overal vandaan. Samen hebben we<br />
heel veel ervaring, sommige ouders zijn er al twaalf jaar mee bezig, en het<br />
is waardevol om met elkaar te praten, hoe verschillend de omstandigheden<br />
ook zijn. Als ouders kennen we gezamenlijk de zorgwereld van haver tot<br />
gort. We geven tips aan elkaar. Je hebt vaak maar een half woord nodig,<br />
terwijl je andere mensen in je omgeving zoveel moet uitleggen. Ik doe dat<br />
vaak al niet meer. Dan denk ik: ‘Daar ga ik geen energie meer in steken’.<br />
Bij jongerencafé Brein is ook een ruimte waar de kinderen zelf met elkaar in<br />
contact komen. Bob haakte op een gegeven moment af, hij kon er niet mee<br />
uit de voeten: ‘Het zijn allemaal gehandicapten daar beneden, daar hoor ik<br />
niet bij. Bovendien zeuren ze alleen maar’. Want mensen die zeuren, daar<br />
kan Bob niet mee overweg. Laatst hadden we een voorlichtingsbijeenkomst<br />
over wat er allemaal gaat veranderen met zorgzwaartepakketten. Daar liep<br />
Bob op een gegeven moment weg omdat de mensen volgens hem aan het<br />
zaniken waren over wat voor eten ze volgend jaar zouden krijgen onder de<br />
nieuwe regelgeving. Daar kan hij dan niet tegen. ‘Ze moeten blij zijn dat ze<br />
te eten hebben’, was zijn commentaar en toen stapte hij op. In die zin kan<br />
hij nog steeds erg steil zijn in zijn reacties.<br />
Meisjes<br />
Ik zou graag zien dat hij een meisje tegenkomt waarmee hij op zijn manier<br />
een eenheid kan vormen. Dat is wat hij zelf ook het liefste wil. Tegenwoordig<br />
is hij al zo ver dat het wat hem betreft ook een meisje met een handicap<br />
kan zijn. Zover was hij in het begin niet. Dan zei hij: ‘Ik zie al die mooie<br />
meiden en dan moet ik straks met een kreupel iemand aan de slag’. Maar<br />
een paar weken geleden vertrouwde hij me ineens toe: ‘Mam, ik vind het<br />
eigenlijk helemaal niet erg als ik een meisje tegenkom waar ook iets mee<br />
is, want het gaat toch om de binnenkant’. Dus dan zie je dat hij weer een<br />
stuk verder is met het accepteren van zijn handicap. Zo zei hij laatst ook:<br />
‘Misschien is de sociale werkplaats ook wel iets voor mij’. Dat is een totaal<br />
ander geluid dan eerst. Hij had altijd een heel negatief beeld bij de sociale<br />
werkplaats. Toen was het: ‘Ik ben marinier en ik word weer marinier, wat<br />
anderen er ook van denken of zeggen’.<br />
Koesteren<br />
Wat ik tegen andere ouders zou willen zeggen: ‘Je leven wordt nooit meer<br />
hetzelfde’.<br />
En ondanks die harde constatering merk ik, gaandeweg onze trip, dat er<br />
ook op deze manier een zinvol en gelukkig leven in zou kunnen zitten. Zou<br />
kunnen, zeg ik, omdat ik nog niet zo ver ben. In het begin was het enige<br />
42 Een nieuw leven
waar ik mee bezig was dat er voor Bob ook een gelukkige toekomst moest<br />
komen. Zijn leven was voor de volle honderd procent veranderd. Alles wat<br />
voor hem belangrijk was, moest hij opgeven. En dat betekende voor mij dat<br />
hij voor mijn gevoel niet meer gelukkig kon worden. Terwijl hij nu wel blij is<br />
met zijn fl at. En natuurlijk, dat gaat met vallen en opstaan.<br />
Soms vertelt hij ons dat hij heel depressief is. In het begin dacht ik dan dat<br />
we heel goed moeten opletten, want anders zou hij misschien wel een eind<br />
aan zijn leven maken. Vanmorgen zei hij het ook tegen de revalidatiearts:<br />
‘Ik heb af en toe van die depressieve momenten’, maar toen corrigeerde<br />
Jan hem heel goed en zei: ‘Je hebt geen depressieve momenten, je hebt<br />
baalmomenten’. Alleen Bob noemt het dan zo. Toen zei de arts ook: ‘Dat is<br />
geen depressie, want dat is heel anders. Het is wat we allemaal van tijd tot<br />
tijd hebben’.<br />
Langzamerhand wen ik aan dat taalgebruik van Bob. Een half jaar geleden<br />
zou ik helemaal van slag zijn geweest. Je moet het vertrouwen proberen<br />
te krijgen dat er voor Bob ook een weg is die bij zijn nieuwe leven past.<br />
En geen misverstand, Bob houdt heel erg veel van het leven. Ik begin er<br />
langzaamaan vertrouwen in te krijgen dat er ook een voor hem gelukkig<br />
leven uit kan komen. Dat is de les. Want je bent eerst zo diep in de ellende<br />
gezakt, dat je je niet kon voorstellen dat er ooit nog iets goeds in zou<br />
zitten. Positief blijven denken, noemt Jan het. Dat is de weg, waarlangs<br />
we hier met zijn allen uitkomen. Positief blijven denken, soms tegen beter<br />
weten in. Je schiet er namelijk niets mee op door het andere te denken. En<br />
daarnaast heb ik geleerd om een beter onderscheid te maken tussen wat<br />
onbelangrijk is en wat er echt toe doet. Je wereld wordt daardoor aan de<br />
ene kant kleiner. Maar de intensiteit waarmee ik leef is veel groter. Het is<br />
meer kwaliteit, terwijl het daarvoor misschien meer kwantiteit was.<br />
En bovenal, we zijn ook nog meer naar elkaar toegegroeid. Het was een<br />
verschrikkelijke aanleiding om dat te zien, maar ik kan het langzamerhand<br />
ook koesteren als iets bijzonders. De manier waarop we als gezin met elkaar<br />
om zijn gegaan is veel beter geworden. Natuurlijk, we zijn er nog lang niet;<br />
het is een proces van jaren. Maar we komen eruit en dat sterkt ons in de<br />
weg die we nog moeten afl eggen.<br />
Marie - José van Stratum: Intenser dan ooit<br />
43
44 Een nieuw leven
Feiten en cijfers<br />
het <strong>PON</strong>, kennis in uitvoering
Feiten en cijfers<br />
… een klap op het hoofd, een val van de trap, een botsing in het verkeer,<br />
overmatig alcoholgebruik, werken met oplosmiddelen, hersenbloeding,<br />
herseninfarct, hartstilstand, zuurstofgebrek, hersenvliesontsteking,<br />
hersentumor …<br />
De oorzaken van hersenletsel zijn zeer divers.<br />
De hersenen<br />
De hersenen zijn het meest ingewikkelde menselijke orgaan. Ondanks<br />
de vorderingen in wetenschappelijk onderzoek is nog maar gedeeltelijk<br />
bekend hoe de hersenen werken. Dit complexe orgaan is bepalend voor<br />
ons hele wezen en regelt al het menselijke doen en laten. De hersenen<br />
zorgen ervoor dat we kunnen denken en leren, praten, lopen, lachen en<br />
eten; maar ook dat ons lichaam goed werkt. Ze bepalen wat we voelen en<br />
hoe we ons gedragen. Het is voor velen van ons verrassend om te horen<br />
dat er in en door onszelf niets gebeurt zonder dat de hersenen dit regelen<br />
en aansturen.<br />
Ingrijpende gevolgen<br />
Als je weet dat onze hersenen alles regelen, is het ook niet verwonderlijk<br />
dat een beschadiging aan de hersenen tot grote problemen kan leiden.<br />
Daarbij hoeft niet altijd de omvang van de beschadiging doorslaggevend te<br />
zijn. Vooral de plaats van het letsel bepaalt welke problemen er ontstaan en<br />
wat de invloed daarvan is op het dagelijkse leven. De impact is voor iedereen<br />
anders, want ook vroegere vaardigheden en sociale omstandigheden<br />
spelen hierbij een rol. Niet alleen de persoon zelf wordt getroffen door<br />
het hersenletsel, maar ook de partner, ouders, kinderen, broers en zussen,<br />
familie, vrienden en collega’s.<br />
De gevolgen van hersenletsel zijn op stoornisniveau in te delen in de<br />
globale domeinen van het menselijk functioneren: motoriek, cognitie (denkvermogen),<br />
gedrag en persoonlijkheid. Uit allerlei onderzoek is inmiddels<br />
duidelijk dat problemen op het gebied van cognitie, leren, gedrag en<br />
emoties het meest van invloed zijn op het niveau van deelnemen aan de<br />
samenleving. Die problemen zijn met name van invloed op het plannen en<br />
reguleren van het eigen handelen.<br />
46 Een nieuw leven
Niet Aangeboren Hersenletsel<br />
Een beschadiging aan de hersenen die na de geboorte ontstaat als gevolg<br />
van ziekte of ongeval, noemen we Niet Aangeboren Hersenletsel. De<br />
afkorting hiervoor is NAH. NAH is dus in feite een verzamelbegrip voor<br />
een groot aantal aandoeningen met één gemeenschappelijk karakter: er is<br />
letsel ontstaan in de hersenen van betrokkene. Hierdoor is een deel van de<br />
hersenen zo beschadigd, dat ze niet meer normaal kunnen werken.<br />
Er is bij NAH geen sprake van één duidelijk herkenbaar beeld met restverschijnselen.<br />
Sommige gevolgen vallen direct op, zoals een halfzijdige<br />
verlamming of het niet goed kunnen spreken. Maar meestal is NAH aan de<br />
buitenkant niet te zien, waardoor de gevolgen vaak niet zo ernstig lijken.<br />
Wanneer dan het dagelijks leven weer wordt opgepakt, blijken er soms toch<br />
problemen te zijn. Een studie voortzetten of het werk hervatten gaat dan<br />
niet zomaar.<br />
Bij kinderen kunnen de gevolgen van NAH lang verborgen blijven. Dit komt<br />
omdat kinderen nog in ontwikkeling zijn, en op bepaalde functies pas na<br />
verloop van jaren een beroep gedaan wordt.<br />
Oorzaken traumatisch en niet-traumatisch hersenletsel<br />
NAH wordt in traumatisch en niet-traumatisch letsel onderverdeeld.<br />
Traumatisch letsel wil zeggen, dat het letsel is ontstaan door ‘geweld’ van<br />
buitenaf. Bij niet-traumatisch letsel is er een oorzaak die van binnenuit<br />
komt, door processen die zich in het lichaam afspelen.<br />
In onderstaand tabel worden de meest voorkomende oorzaken op een<br />
rijtje gezet.<br />
tabel 1 Overzicht van oorzaken van hersenletsel<br />
Traumatisch Niet-traumatisch<br />
Zonder schedelletsel:<br />
Beroerte/cerebro-vasculair accident (CVA):<br />
- (verkeers-)ongeval<br />
- herseninfarct (afsluiting bloedvat)<br />
- val<br />
- hersenbloeding<br />
- zwaar voorwerp tegen het hoofd<br />
Infectie (encefalitis/meningitis)<br />
- klap tegen het hoofd<br />
Gezwel/tumor<br />
- shaken baby syndroom<br />
Vergiftiging/intoxicatie (drugs, alcohol)<br />
Zuurstofgebrek (hypoxie/anoxie), ten<br />
Met schedelletsel:<br />
gevolge van hartstilstand, bijna-verdrinking,<br />
- binnendringen van botgedeeltes als<br />
afsluiting luchtpijp of rookvergiftiging.<br />
gevolg van schedelbreuk<br />
Epilepsie<br />
- binnendringen van een voorwerp zoals Waterhoofd/hydrocephalus<br />
kogel, steekwapen, ijzeren voorwerp<br />
Stofwisselingsaandoeningen<br />
Degeneratieve ziekten zoals Multiple Sclerose,<br />
Parkinson, Alzheimer of Huntington.<br />
Bron: Kinderrevalidatie (Meihuizen, 2003)<br />
Feiten en cijfers<br />
47
Risicoleeftijden 1<br />
Jonge mensen hebben de grootste kans een ongeval te krijgen. Jonge<br />
kinderen tussen 0 en 4 jaar vormen de grootste risicogroep. Andere kwetsbare<br />
leeftijdsgroepen zijn jong volwassenen (met name mannen) van 15<br />
tot 24 jaar en mensen ouder dan 80 jaar. Dat heeft alles te maken met wat<br />
mensen doen.<br />
Jonge kinderen gaan de straat op om te spelen, om naar school te gaan,<br />
om naar de sportclub te gaan. Als ze naar het voortgezet onderwijs gaan<br />
wordt hun leefwereld een stuk groter, worden ze soms veel ‘slordiger’ in het<br />
verkeer of krijgen ze een scooter waardoor het risico op een verkeersongeval<br />
toeneemt. Jonge mensen die net een auto hebben zijn onervaren en<br />
nemen meer risico’s. Over het algemeen hebben jongens en mannen een<br />
bijna twee keer zo grote kans op een traumatisch hersenletsel dan meisjes<br />
en vrouwen. Verondersteld kan worden dat dit te maken heeft met leefgewoonten<br />
en ‘karakter’. Machogedrag in het verkeer levert veel risico’s op.<br />
Voor ouderen geldt dat ten gevolge van ouderdomsverschijnselen, zoals<br />
vertraagd reactievermogen, verminderd gezichtsvermogen en aandoeningen<br />
van het bewegingsapparaat, de kans op een ongeluk groter wordt.<br />
Een herseninfarct komt vooral voor bij oudere mensen, vanaf 50 jaar.<br />
Mannen hebben een wat grotere kans op een infarct dan vrouwen, dit is<br />
het gevolg van slechtere leefgewoonten zoals roken, drinken, veel stress<br />
op het werk. Recent onderzoek toonde aan dat vrouwen inmiddels ‘de<br />
achterstand’ op dat terrein aan het inhalen zijn. Een hersenbloeding ten<br />
gevolge van een aanlegfout in één van de bloedvaten komt in verhouding<br />
vaak voor bij mensen tussen 15 en 30 jaar. Een kwart van de mensen die een<br />
CVA krijgt is jonger dan 65 jaar. Een hartstilstand treft vooral mensen op<br />
middelbare leeftijd en mannen meer dan vrouwen. Bijna-verdrinking komt<br />
het meest voor bij kinderen tussen één en drie jaar, meestal dicht bij huis.<br />
Aantallen 2<br />
Het is niet goed mogelijk precieze aantallen op tafel te krijgen.<br />
Volgens de hersenstichting krijgt één op de vier mensen ooit te maken<br />
met een of andere vorm van hersenletsel. Naar schatting betreft dit in<br />
Nederland 130.000 (nieuwe) mensen per jaar. Ervan uitgaande dat 2,6% van<br />
de Nederlanders in Midden-Brabant woont (426.000 van de 16,4 miljoen),<br />
komen er in Midden-Brabant jaarlijks ongeveer 3380 mensen met NAH bij.<br />
1 Hersenletsel:achtergronden en aanpak Ze zeggen dat ik zo veranderd ben, Henk Eilander,<br />
Patty van Belle-Kusse, Peter Vrancken, uitgeverij LEMMA - Den Haag - 2006<br />
2 Gegevens afkomstig van Hersenstichting Nederland www.hersenstichting.nl<br />
48 Een nieuw leven
Traumatisch hersenletsel<br />
Jaarlijks worden ongeveer 16.000 met de diagnose ‘traumatisch hersenletsel’<br />
uit het ziekenhuis ontslagen. Het werkelijke aantal mensen dat traumatisch<br />
hersenletsel oploopt, ligt echter naar schatting veel hoger, zo rond<br />
de 85.000. Mensen die niet in het ziekenhuis worden opgenomen, worden<br />
namelijk niet geregistreerd. Het merendeel gaat dus alleen naar de huisarts<br />
of de Spoedeisende hulp, of zoekt zelfs helemaal geen hulp.<br />
Bij 80-85% van deze mensen gaat het om licht traumatisch hersenletsel, een<br />
hersenschudding. Dit overkomt jaarlijks meer dan 7.000 jonge kinderen.<br />
Met name bij kinderen is het vaak moeilijk de symptomen van een hersenschudding<br />
te herkennen. De Hersenstichting heeft daarom het Eerste<br />
Hulp bij Hersenschudding-kaartje (EHBH) gemaakt. Op dit zogenaamde<br />
EHBH-kaartje staan naast de symptomen waaraan een hersenschudding<br />
te herkennen is ook enkele tips te vinden hoe een hersenschudding te<br />
voorkomen is.<br />
Beroerte/CVA (Cerebro Vasculair Accident)<br />
CVA is de medische term voor een beroerte. Letterlijk betekent dit een<br />
ongeluk in de bloedvaten van de hersenen. Elk jaar krijgen naar schatting<br />
41.000 Nederlanders voor het eerst een beroerte. Dat zijn meer dan 100<br />
personen per dag! Jaarlijks krijgen ook nog eens 7000 mensen voor de<br />
tweede keer een beroerte. Een beroerte is in Nederland de belangrijkste<br />
oorzaak van invaliditeit. Het aantal mensen dat een beroerte heeft gehad<br />
is 216.500. Het percentage personen dat een (of meerdere) beroerte heeft<br />
doorgemaakt neemt sterk toe met de leeftijd.<br />
Het aantal mensen dat leeft met de gevolgen van een beroerte neemt<br />
toe. Door verbeterde medische zorg overleven steeds meer mensen een<br />
ernstige beroerte, maar dit heeft wel tot gevolg dat deze mensen overleven<br />
met blijvende gevolgen.<br />
Ook krijgen steeds meer mensen een beroerte. Dit kan bijvoorbeeld verklaard<br />
worden door de vergrijzing en een toename van het aantal mensen<br />
dat een coronaire aandoening (verschillende ziekten die te maken hebben<br />
met het slecht functioneren van de kransslagaders) overleeft. Deze mensen<br />
hebben namelijk een groter risico op beroerte.<br />
Midden-Brabant<br />
Voor een aantal groepen mensen in Midden-Brabant zijn nadere gegevens<br />
bekend:<br />
Jaarlijks worden 12.000 kinderen en jongeren (jonger dan 20 jaar) met<br />
traumatisch hersenletsel opgenomen in het ziekenhuis. Dit betreft voor<br />
Midden-Brabant ca. 312 jongeren. Daarnaast is een onbekend aantal dat<br />
niet in een ziekenhuis gezien wordt.<br />
Feiten en cijfers<br />
49
Algemeen wordt ervan uitgegaan dat 5 à 10 procent van alle getroffenen<br />
jonger dan 20 jaar -dat zijn in Nederland dus 600 tot 1.200 kinderen per<br />
jaar- ernstig hersenletsel overhoudt aan het trauma (Midden-Brabant 15 tot<br />
31 kinderen).<br />
Over de groep mensen met een CVA zijn ook specifi eke gegevens bekend.<br />
In 2008 werden 45.961 mensen met een CVA opgenomen in een ziekenhuis.<br />
Ongeveer 1200 mensen zijn in 2008 in Midden-Brabant in het ziekenhuis<br />
opgenomen.<br />
Welke maatschappelijke knelpunten ontstaan er?<br />
De individuele gevolgen van NAH kunnen leiden tot maatschappelijke<br />
problemen.<br />
Veel mensen met NAH hebben te maken met sociaal isolement en<br />
onbegrip vanuit hun omgeving. Soms kan iemand helemaal niet meer in<br />
zijn sociale omgeving functioneren.<br />
Kinderen met NAH dreigen buiten de boot te vallen in het reguliere<br />
onderwijs.<br />
Jongeren met NAH lopen het risico met vandalisme of criminaliteit in<br />
aanraking te komen; ze zijn vaak kwetsbaar en beïnvloedbaar.<br />
Volwassenen met NAH hebben vaak problemen bij het (weer) oppakken<br />
van hun werk of om geschikt werk te vinden.<br />
Reguliere instellingen herkennen en erkennen NAH problematiek niet of<br />
nauwelijks.<br />
Expertisecentrum Niet Aangeboren Hersenletsel regio Midden Brabant<br />
Het Expertisecentrum coördineert de huidige zorg- en dienstverlening<br />
aan mensen met NAH in Midden-Brabant en maakt die toegankelijker.<br />
Het centrum werkt nauw samen met alle NAH-zorgaanbieders binnen het<br />
NAH-netwerk Midden-Brabant. De samenwerkende partijen verwijzen door,<br />
ontwikkelen gezamenlijk producten en maken gebruik van elkaars deskundigheid.<br />
Deze nauwe samenwerking garandeert dat zorg niet versnippert<br />
en dat hiaten in de zorgverlening worden gezien en direct worden aangepakt.<br />
Op deze wijze maakt het Expertisecentrum zich sterk voor mensen<br />
met NAH.<br />
Doordat alle aanwezige kennis is gebundeld in het Expertisecentrum zijn<br />
mensen met NAH verzekerd van een optimale dienstverlening. Dat zorgt<br />
ervoor dat iemand met NAH niet meer hulpverleners ziet dan nodig is en<br />
snel weet waar antwoord op een vraag te krijgen is. Zo kan iedereen binnen<br />
Midden-Brabant met vragen bij het Expertisecentrum terecht. Ook als<br />
men twijfelt of er daadwerkelijk sprake is van hersenletsel. Men kan contact<br />
50 Een nieuw leven
opnemen met het Expertisecentrum via Loket NAH.<br />
Loket NAH<br />
Expertisecentrum Niet Aangeboren Hersenletsel heeft één centraal en<br />
herkenbaar loket waar men rechtstreeks en gratis terecht kan met alle<br />
vragen of problemen. Achter dit loket bevindt zich een team van experts<br />
op het gebied van NAH. Complexe vragen rondom hersenletsel worden<br />
voorgelegd aan dit gespecialiseerde team. Dit team wordt ook wel het<br />
hersenletselteam genoemd.<br />
Wie kan er terecht bij Loket NAH?<br />
Iedereen die hersenletsel heeft opgelopen<br />
De directe omgeving (ouders, partners, zonen en dochters, broers en<br />
zussen)<br />
Zorgverleners<br />
Met welke vragen kan men terecht bij Loket NAH?<br />
De juiste vorm van hulp- en dienstverlening wordt afgestemd op de individuele<br />
(zorg)vraag.<br />
Loket NAH kan helpen bij vragen over onder meer:<br />
Diagnostiek, behandeling en begeleiding<br />
Onderwijs, arbeid en dagbesteding<br />
Mantelzorgondersteuning en lotgenotencontact<br />
Woonvoorzieningen,<br />
Deskundigheidsbevordering<br />
en veel andere onderwerpen.<br />
Hoe is Loket NAH te bereiken?<br />
Het loket is telefonisch te bereiken op werkdagen van 10.00 tot 15.00 uur op<br />
013-5393797.<br />
Postadres:<br />
Loket NAH<br />
Postbus 90151, 5000 LC Tilburg<br />
Bezoekadres:<br />
Loket NAH<br />
St. Elisabeth Ziekenhuis Polikliniek Neurologie, zone 1<br />
Hilvarenbeekseweg 60, 5022 GC Tilburg<br />
e-mailadres: info@loketnah.nl<br />
website: www.loketnah.nl<br />
Feiten en cijfers<br />
51
Afspraak bij Loket NAH<br />
Als men contact opneemt met Loket NAH maakt een medewerker een<br />
afspraak voor een bezoek. Tijdens het bezoek wordt de (zorg)vraag met de<br />
Verpleegkundig Specialist Neurologie besproken. Dan wordt duidelijk aan<br />
welke zorgaanbieder de vraag het beste kan worden voorgelegd.<br />
Andere initiatieven<br />
Café Brein<br />
Een van de activiteiten van het NAH netwerk Midden-Brabant is het organiseren<br />
van café Brein. Café Brein is een bijeenkomst voor mensen met NAH,<br />
(hun) mantelzorgers, hulpverleners en andere geïnteresseerden. Per bijeenkomst<br />
staat een thema centraal. Doel van de bijeenkomst is voorlichting,<br />
contact, herkenning en erkenning.<br />
In Tilburg en Waalwijk vindt café Brein ongeveer 6 maal per jaar plaats.<br />
Jongeren Café Brein<br />
Sinds 2009 is er in Tilburg een specifi ek Jongeren Café Brein voor jongeren<br />
van 16 tot 25 jaar. Deze bijeenkomsten bestaan uit twee delen: eerst een<br />
deel praten naar aanleiding van een thema, daarna is er tijd voor ontmoeting<br />
en ontspanning.<br />
NAH-café<br />
Het NAH-café is een laagdrempelige ontmoetingsplek voor jonge mensen<br />
met NAH. De plek voldoet aan de omgevingsvoorwaarden voor mensen<br />
met hersenletsel (geen sterke omgevingsprikkels). Het verschil met Café<br />
Brein is dat het NAH-café georganiseerd wordt door de getroffenen zelf in<br />
plaats van door de professionele instellingen.<br />
Signaleren van niet-aangeboren hersenletsel<br />
Medewerkers van het gemeentelijke zorgloket en vele anderen zullen<br />
regelmatig te maken krijgen met mensen die niet-aangeboren hersenletsel<br />
hebben.<br />
Er zijn diverse checklists in omloop. Vilans heeft een signaleringsinstrument<br />
(de Brain Injury Alert) ontwikkeld met als doel bij kinderen vat te krijgen<br />
op pluis-niet pluis gevoelens. Dit instrument is te gebruiken door psychologen,<br />
artsen, ouders en leerkrachten. Deze lijst is te <strong>downloaden</strong> op<br />
www.vilans.nl/nah.<br />
Hierna volgt een lijst met signalen waaraan NAH te herkennen is. De lijst is<br />
opgesteld door het hersenletselteam Flevoland.<br />
52 Een nieuw leven
Signaleren niet-aangeboren hersenletsel<br />
Krijgt u te maken met:<br />
Agressief gedrag/snel prikkelbaar<br />
Woede-uitbarstingen<br />
Ontremd gedrag, bijv. seksueel<br />
Apathisch gedrag<br />
Dan kan er mogelijk sprake zijn van hersenletsel !<br />
Krijgt u te maken met iemand die:<br />
Vaak te laat komt, of zijn afspraken vergeet<br />
Gemaakte afspraken niet nakomt<br />
Niet gemotiveerd lijkt<br />
Zegt van alles te doen maar tot niets komt<br />
Steeds te veel geld uitgeeft<br />
Dan kan er mogelijk sprake zijn van hersenletsel !<br />
Merkt u op dat iemand:<br />
Zich niet kan concentreren<br />
Moeite heeft om de juiste woorden te vinden<br />
Steeds vraagt om te herhalen wat er gezegd is<br />
Snel moe is<br />
Evenwichtsproblemen heeft<br />
Zich traag beweegt<br />
Dan kan er mogelijk sprake zijn van hersenletsel !<br />
Vraag of iemand in het verleden of onlangs getroffen is of slachtoffer is geweest van:<br />
Ongeval met als gevolg een hersenschudding of –kneuzing<br />
Beroerte-Herseninfarct/Hersenbloeding<br />
Coma<br />
Hartstilstand-reanimatie<br />
Bijna-verdrinking<br />
Hersenvliesontsteking<br />
Vergiftiging (b.v. koolmonoxide, oplosmiddelen, leverafwijkingen)<br />
Alcohol/Drugsgebruik-verslaving<br />
Epilepsie<br />
Overige neurologische aandoeningen (bijvoorbeeld MS, Parkinson)<br />
Dan kan er mogelijk sprake zijn van hersenletsel !<br />
Feiten en cijfers<br />
53
54 Een nieuw leven
Het <strong>PON</strong>, kennis in uitvoering<br />
Het <strong>PON</strong> is een onafhankelijk instituut voor onderzoek en advies en is<br />
gevestigd in Tilburg. Het kennisinstituut heeft ruim zestig jaar een speciale<br />
band met de provincie Noord-Brabant, het is een belangrijke opdrachtgever<br />
voor het <strong>PON</strong>. Tevens voert het <strong>PON</strong> jaarlijks een groot aantal projecten<br />
uit voor gemeenten, de landelijke overheid, fondsen en diverse maatschappelijke<br />
organisaties binnen en buiten de provincie.<br />
Bij alle <strong>PON</strong>-projecten ligt de nadruk op ‘bruikbaarheid’ voor het beleid<br />
of voor de uitvoeringspraktijk. Wij bieden naast praktisch en voordurend<br />
gedegen onderzoek ook deskundig advies en procesbegeleiding.<br />
55
Colofon<br />
Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door de Provincie Noord-Brabant.<br />
Auteur<br />
Piet de Kroon<br />
Redactie<br />
Mirjam Smulders en Trude Rietveld<br />
Fotografi e<br />
omslag: Merlin Daleman<br />
binnenwerk: Jan van Stratum en Merlin Daleman (pag. 26)<br />
Vormgeving<br />
Ton de Klein C10<br />
Druk<br />
Drukkerij Tielen<br />
<strong>PON</strong> bestelnummer<br />
10-07<br />
ISBN<br />
978-90-5049-486-1<br />
Datum<br />
april 2010<br />
© 2010 het <strong>PON</strong>, kennis in uitvoering<br />
Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het <strong>PON</strong>. Gehele of gedeeltelijke overname van<br />
teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld.<br />
Vermenigvuldiging en publicatie in een andere vorm van deze uitgave is slechts toegestaan na<br />
schriftelijke toestemming van het <strong>PON</strong>.<br />
Deze publicatie is te bestellen bij het <strong>PON</strong> (www.hetpon.nl).<br />
56 Een nieuw leven