04.09.2013 Views

Monitor Racisme & Extremisme - Anne Frank House

Monitor Racisme & Extremisme - Anne Frank House

Monitor Racisme & Extremisme - Anne Frank House

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong><br />

& <strong>Extremisme</strong><br />

opsporing en<br />

vervolging in 2006<br />

Marija Davidović en Peter R. Rodrigues<br />

<strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong> Stichting | Onderzoek en Documentatie<br />

Universiteit Leiden | Departement Bestuurskunde


<strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong> & <strong>Extremisme</strong>


<strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong><br />

& <strong>Extremisme</strong><br />

OpspOring en<br />

vervOlging in 2006<br />

Marija Davidovic é<br />

| Peter R. Rodrigues<br />

<strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong> Stichting | Onderzoek en Documentatie<br />

Universiteit Leiden | Departement Bestuurskunde


Vormgeving binnenwerk: Maedium, Utrecht<br />

Omslagontwerp: Studio Jan de Boer bno, Amsterdam<br />

isbn 978 90 8555 032 7<br />

nur 747<br />

© Amsterdam University Press, 2007<br />

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgesla-<br />

gen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op<br />

enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige an-<br />

dere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B<br />

Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit<br />

van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor<br />

wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus<br />

3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in<br />

bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient<br />

men zich tot de uitgever te wenden.


Inhoudsopgave<br />

1 Inleiding • 6<br />

2 Wetgeving • 7<br />

3 Ambtsinstructies • 11<br />

4 Landelijk Expertise Centrum Diversiteit • 15<br />

5 Politiestatistiek • 18<br />

5.1 Korps Landelijke Politiediensten • 18<br />

5.2 Centraal Bureau voor de Statistiek • 20<br />

6 Landelijk Expertise Centrum Discriminatie • 23<br />

6.1 Instroom • 25<br />

6.2 Afdoening • 27<br />

6.2.1 Sepot • 29<br />

6.2.2 Transacties • 31<br />

6.2.3 Dagvaardingen • 31<br />

6.3 Achtergronden bij discriminatiefeiten • 33<br />

6.3.1 Verdachte • 33<br />

6.3.2 Plaats van het incident • 36<br />

6.3.3 Slachtoffer • 40<br />

7 Lokale verschillen • 45<br />

8 Kanttekeningen bij opsporing en vervolging • 49<br />

9 Slot • 54<br />

Noten • 57


6 | opsporing en vervolging in 2006<br />

1 Inleiding<br />

Dit onderzoek is een rapportage over opsporing en vervolging in het kader<br />

van het project <strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong> & <strong>Extremisme</strong>. Het project wordt uitgevoerd<br />

door de <strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong> Stichting en de Universiteit Leiden. 1<br />

Zevenmaal werd deze rapportage gepubliceerd als onderdeel van een<br />

brede rapportage die voor het eerst verscheen in 1996. De laatste algemene,<br />

brede rapportage verscheen in december 2006. In 2003 waren de<br />

cijfers over opsporing en vervolging aanleiding om een eigenstandige<br />

publicatie in de vorm van een cahier uit te brengen.<br />

In 2007 is wederom voor een eigenstandige publicatie gekozen om de<br />

traditie van een jaarlijkse analyse van deze cijfers vast te houden. Hiermee<br />

wordt de stagnatie ondervangen bij de <strong>Monitor</strong> Rassendiscriminatie<br />

die verschijnt in opdracht van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie<br />

(wwi). Deze monitor is voor het eerst verschenen in 2006 en dient<br />

tweejaarlijks te worden uitgebracht. De eerstvolgende publicatie wordt<br />

echter pas in 2009 verwacht.<br />

Vanaf volgend jaar is het de bedoeling dat het onderzoek naar opsporing<br />

en vervolging jaarlijks afwisselend wordt gepubliceerd in de <strong>Monitor</strong><br />

<strong>Racisme</strong> & <strong>Extremisme</strong> (van de <strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong> Stichting en de Universiteit<br />

Leiden) en in de <strong>Monitor</strong> Rassendiscriminatie (van de minister voor wwi).<br />

In 2008 wordt weer een brede rapportage van de <strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong> & <strong>Extremisme</strong><br />

uitgebracht.<br />

In dit onderzoek wordt met name nagegaan hoe de strafrechtelijke bestrijding<br />

van rassendiscriminatie verloopt en welke trends zich daarbij<br />

voordoen. Bij de analyse van de opsporing en vervolging van strafrechtelijk<br />

gesanctioneerde discriminatie is dankbaar gebruik gemaakt van<br />

gegevens die zijn verstrekt door het Korps Landelijke Politie Diensten<br />

(klpd), het Centraal Bureau voor de Statistiek (cbs) en het Landelijk<br />

Expertise Centrum Discriminatie (lecd) voor het Openbaar Ministerie.<br />

De beschikbare data beperkt zich tot de strafrechtelijke discriminatieverboden.<br />

Gegevens over ‘commune-delicten’ met een discriminerende<br />

achtergrond, zoals raciaal extremisme, ontbreken in dit onderzoek.<br />

Allereerst worden de gegevens beschreven, gevolgd door onze eigen bevindingen.


2 Wetgeving<br />

monitor racisme & extremisme | 7<br />

Grondslag voor de strafrechtelijke discriminatieverboden is in de meeste<br />

westerse landen het Internationaal Verdrag ter Uitbanning van alle vormen<br />

van Rassendiscriminatie (ivur). In Nederland leidde dit verdrag in 1971<br />

tot nieuwe discriminatieverboden in het Wetboek van Strafrecht (Sr). 2<br />

Na de invoering van deze bepalingen bleken nog enkele wetswijzigingen<br />

noodzakelijk. Allereerst is artikel 429quater Sr – dat discriminatie in de<br />

uitoefening van een bedrijf of beroep verbiedt – in 1981 aangescherpt. 3<br />

Vervolgens zijn per 1 februari 1992 de meeste strafrechtelijke discriminatieverboden<br />

aangescherpt en met nieuwe discriminatiegronden<br />

uitgebreid, 4 zoals ‘homoseksuele gerichtheid’ en ‘geslacht’. De wetgever<br />

heeft evenwel gemeend de grond ‘geslacht’ niet in art. 137c te moeten<br />

opnemen. In 2006 zijn de artikelen 137c-f en 429quater Sr uitgebreid<br />

met de grond ‘handicap’.<br />

In 2007 is er ook een Europeesrechtelijke grondslag gecreëerd voor<br />

strafrechtelijke discriminatieverboden. 5 Op 19 april 2007 bereikten de<br />

ministers van Justitie van de Europese Unie, na zes jaar onderhandelen,<br />

overeenstemming over het Kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme<br />

en vreemdelingenhaat. 6 Daarin is bepaald dat het aanzetten tot haat of<br />

geweld uit racistische of xenofobe motieven in alle eu-landen strafbaar<br />

wordt gesteld. 7 Racistische of xenofobe motivering bij ‘gewone’ delicten<br />

dient bovendien als verzwarende omstandigheid te worden beschouwd<br />

bij de vaststelling van de sanctie. Tevens is overeengekomen dat het ‘uit<br />

racistische of xenofobe motieven publiekelijk vergoelijken van genocide,<br />

misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven’ strafbaar wordt<br />

gesteld. Het publiekelijk ontkennen of bagatelliseren van misdrijven uit<br />

het Handvest van Neurenberg wordt eveneens strafbaar.<br />

Het Kaderbesluit geeft niet aan, evenmin als het initiatiefwetsvoorstel van<br />

de Christenunie inzake het strafbaar stellen van negationisme, 8 welke<br />

specifieke historische gebeurtenissen moeten worden aangemerkt als<br />

genocide, misdaden tegen de menselijkheid of oorlogsmisdaden. De beantwoording<br />

van deze vraag wordt overgelaten aan de rechter, die mede<br />

op basis van jurisprudentie uit het internationale strafrecht over deze<br />

vraag zal dienen te beslissen.<br />

De bepalingen van het Kaderbesluit gelden niet rechtstreeks in de (Ne-


8 | opsporing en vervolging in 2006<br />

derlandse) nationale rechtsorde. Voor zover het nationale recht de desbetreffende<br />

gedragingen niet al strafbaar stelt, dienen lidstaten daarin<br />

binnen twee jaar na afkondiging van het besluit te voorzien.<br />

Per 1 februari 2004 zijn de discriminatieartikelen uit het Wetboek van<br />

Strafrecht aangepast naar aanleiding van de Wet verhoging strafmaat voor<br />

structurele vormen van discriminatie. 9 Met deze wet is de strafmaat voor het<br />

stelselmatig opzettelijk beledigen van mensen wegens ras, godsdienst,<br />

levensovertuiging of seksuele gerichtheid en het stelselmatig aanzetten<br />

tot discriminatie verdubbeld tot twee jaar. Voor het stelselmatig verspreiden<br />

van discriminerend materiaal en het stelselmatig discrimineren in<br />

de uitoefening van ambt, beroep of bedrijf wordt de maximumstraf één<br />

jaar. De verhoging van de strafmaat heeft mede ten doel voor de ernstigere<br />

vormen van discriminatie een breder scala van opsporingsmaatregelen<br />

ter beschikking te stellen. Voorbeelden hiervan zijn de aanhouding<br />

buiten heterdaad en de telefoontap.<br />

De volgende wetsartikelen zijn in 2007 van kracht:<br />

• Artikel 90quater Sr geeft de (strafrechtelijke) definitie van discriminatie;<br />

• Artikel 137c Sr verbiedt de discriminerende belediging;<br />

• Artikel 137d Sr stelt het aanzetten tot haat strafbaar;<br />

• Artikel 137e Sr verbiedt het verspreiden van discriminerende uitlatingen<br />

en dit verbod geldt sinds 1992 ook voor ongevraagde toezending<br />

van discriminerende publicaties;<br />

• Artikel 137f Sr bepaalt sinds de wijziging van 1992 dat het verlenen<br />

van steun aan discriminerende activiteiten geen overtreding meer<br />

is, maar een misdrijf;<br />

• Artikel 137g Sr bevat sinds de wijziging van 1992 niet alleen het<br />

verbod om opzettelijk te discrimineren in de uitoefening van een<br />

beroep en bedrijf, maar ook in de uitoefening van een ambt;<br />

• Artikel 429quater Sr verbiedt (voor meer gronden) hetzelfde delict<br />

als 137g Sr, maar zonder het vereiste van opzet. Het betreft de zogenoemde<br />

overtredingsvariant.<br />

De integrale tekst van de verbodsbepalingen is opgenomen in het overzicht<br />

strafrechtelijke discriminatieverboden.


Artikel 90quater.<br />

monitor racisme & extremisme | 9<br />

Onder discriminatie of discrimineren wordt verstaan elke vorm van on-<br />

derscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of<br />

tengevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening<br />

op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamen-<br />

tele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op<br />

andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of<br />

aangetast.<br />

Artikel 137c.<br />

1. Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding,<br />

opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras,<br />

hun godsdienst of levensovertuiging of hun hetero- of homoseksuele<br />

gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap,<br />

wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geld-<br />

boete van de derde categorie.<br />

2. indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een<br />

beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen<br />

wordt gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de<br />

vierde categorie opgelegd.<br />

Artikel 137d.<br />

1. Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aan-<br />

zet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden<br />

tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of<br />

levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- of homoseksuele gericht-<br />

heid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt<br />

gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van<br />

de derde categorie.<br />

2. indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een<br />

beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen<br />

wordt gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de<br />

vierde categorie opgelegd.<br />

Artikel 137e.<br />

1. Hij die, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving:


10 | opsporing en vervolging in 2006<br />

(1) een uitlating openbaar maakt die, naar hij weet of redelijkerwijs moet<br />

vermoeden, voor een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst<br />

of levensovertuiging of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun<br />

lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap beledigend is, of aan-<br />

zet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden<br />

tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of<br />

levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- of homoseksuele gericht-<br />

heid;<br />

(2) een voorwerp waarin, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden,<br />

zulk een uitlating is vervat, aan iemand, anders dan op diens verzoek,<br />

doet toekomen, dan wel verspreidt of ter openbaarmaking van die uitla-<br />

ting of verspreiding in voorraad heeft wordt gestraft met gevangenisstraf<br />

van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.<br />

2. indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een<br />

beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen<br />

wordt gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de<br />

vierde categorie opgelegd.<br />

3. indien de schuldige een van de strafbare feiten, omschreven in dit arti-<br />

kel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het feit, nog geen<br />

vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige<br />

wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van<br />

de uitoefening van dat beroep worden ontzet.<br />

Artikel 137f.<br />

Hij die deelneemt of geldelijke of andere stoffelijke steun verleent aan<br />

activiteiten gericht op discriminatie van mensen wegens hun ras, hun<br />

godsdienst, hun levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- of ho-<br />

moseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelij-<br />

ke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie<br />

maanden of geldboete van de tweede categorie.<br />

Artikel 137g.<br />

1. Hij die, in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf personen<br />

opzettelijk discrimineert wegens hun ras, wordt gestraft met gevange-<br />

nisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde cate-<br />

gorie.


monitor racisme & extremisme | 11<br />

2. indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een ge-<br />

woonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevan-<br />

genisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie<br />

opgelegd.<br />

Artikel 429quater.<br />

1. Hij die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf personen dis-<br />

crimineert wegens hun ras, hun godsdienst, hun levensovertuiging, hun<br />

geslacht of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid wordt gestraft met<br />

hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde<br />

categorie.<br />

2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij wiens handelen of nalaten in de<br />

uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf zonder redelijke grond, ten<br />

doel heeft of ten gevolge kan hebben dat ten aanzien van personen met<br />

een lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap de erkenning, het<br />

genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de<br />

mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of<br />

cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven,<br />

wordt teniet gedaan of aangetast.<br />

3 Ambtsinstructies<br />

Het College van procureurs-generaal vaardigt al tientallen jaren aanwijzingen<br />

uit om de kwaliteit van de opsporing en vervolging in discriminatiezaken<br />

te borgen. Deze aanwijzingen behelzen instructies aan de<br />

politie waar het de opsporing betreft en procedurevoorschriften aan het<br />

Openbaar Ministerie waar het de vervolging betreft. Politie en Openbaar<br />

Ministerie kunnen in beginsel niet van een aanwijzing afwijken: deze<br />

moet worden beschouwd als een dwingende, normatieve beleidsregel. 10<br />

Ten tijde van het verslagjaar gold de Aanwijzing Discriminatie die op 1<br />

april 2003 in werking is getreden. 11 Deze Aanwijzing verloopt eind 2007<br />

en wordt door een herziene versie vervangen. 12 Aan deze herziening is<br />

een evaluatie voorafgegaan waarbij ketenpartners zoals de politie en de<br />

Anti-Discriminatie Bureaus (adb’s) zijn betrokken. 13 De evaluatie heeft


12 | opsporing en vervolging in 2006<br />

er niet alleen toe bijgedragen dat de ambtsinstructie meer onderwerpen<br />

behelst, maar ook dat deze meer uitgewerkt aan de orde komen.<br />

De concepttekst van de nieuw vast te stellen Aanwijzing Discriminatie uit<br />

2007 dient in dit onderzoek als het referentiekader voor de beoordeling<br />

van de gegevens. 14 De relevante afwijkingen van de (vorige) Aanwijzing<br />

Discriminatie uit 2003 worden in deze paragraaf toegelicht. In navolging<br />

van de indeling van dit onderzoek komt eerst het deel van de Aanwijzing<br />

aan bod dat de politie betreft, gevolgd door dat over het Openbaar Ministerie.<br />

Het is volgens de Aanwijzing (2007) van groot belang om zicht te hebben<br />

op de aard en de omvang van de discriminatieproblematiek op het<br />

niveau van de politieregio’s. Hiervoor is registratie van discriminatieincidenten<br />

bij wijze van meldingen, aangiften en ambtshalve opgestelde<br />

processen-verbaal een noodzakelijke voorwaarde. Nieuw in de Aanwijzing<br />

is dat dit ambtshalve optreden nu ook wordt benoemd. Tevens is<br />

in ieder politiekorps op strategisch niveau een portefeuillehouder met<br />

deze zaken belast en op operationeel niveau een contactambtenaar discriminatie.<br />

Onveranderd is dat alle aangiften betreffende discriminatie door de<br />

politie moeten worden opgenomen. Een aangifte leidt altijd tot een<br />

strafrechtelijk gevolg – zoals dagvaarding, transactie of sepot – tenzij de<br />

aangifte geen betrekking heeft op een strafbaar feit. De beslissing dat de<br />

aangifte achteraf als melding wordt bestempeld, dient altijd in overleg<br />

met het Openbaar Ministerie te worden besloten. Ingevolge de Aanwijzing<br />

dient bemiddeling slechts in uitzonderingsgevallen plaats te vinden.<br />

Niet eerder werd hieraan in de aanwijzingen aandacht besteed. Dat geldt<br />

ook voor de opmerking dat de opsporingsinstructies tevens gelden voor<br />

discriminatie op internet en dat internet(discriminatie)zaken in beginsel<br />

regionaal worden afgedaan.<br />

De politie dient voor een eenduidige registratie zorg te dragen voor zowel<br />

de discriminatieverboden als de commune delicten – zoals openlijke<br />

geweldpleging, diefstal en vernieling – met een discriminatoir aspect.<br />

Aan de hand van deze registratie moet de politie periodiek een lijst opstellen<br />

voor het Openbaar Ministerie.


monitor racisme & extremisme | 13<br />

Nieuw is de vaststelling dat het klpd, ondersteund door de twee Landelijke<br />

Expertise Centra, Discriminatie van het Openbaar Ministerie en<br />

Diversiteit van de politie, de taak heeft om een landelijk criminaliteitsbeeld<br />

discriminatie te verzorgen.<br />

Aangaande de politie is ook de vaststelling nieuw dat ieder politiekorps<br />

met betrekking tot discriminatie een geldend reactieprotocol naar landelijk<br />

model dient te hebben en dit dient af te stemmen met het Openbaar<br />

Ministerie. De Regiopolitie Amsterdam-Amstelland heeft bijvoorbeeld<br />

al haar eigen Protocol Afhandeling Discriminatie in gebruik.<br />

Overgaand naar de staande magistratuur, geldt dat ook het Openbaar<br />

Ministerie alle discriminatiefeiten in het eigen bedrijfsprocessensysteem<br />

moet registreren. Net zoals bij de politie geldt deze verplichting<br />

zowel voor de strafrechtelijke discriminatieverboden als voor de commune<br />

delicten met een discriminatoir aspect.<br />

Verder heeft het Openbaar Ministerie een onveranderd belangrijke rol<br />

te vervullen in de bescherming van de samenleving tegen discriminatie.<br />

Het strafrecht biedt bij uitstek de mogelijkheid om mensen publiekelijk<br />

ter verantwoording te roepen en (eventueel) te straffen. Discriminatiezaken<br />

krijgen dikwijls veel media-aandacht en bieden het Openbaar Ministerie<br />

– aldus de Aanwijzing – een goede gelegenheid om de strafrechtelijke<br />

bijdrage aan de aanpak van het discriminatieprobleem voor het<br />

voetlicht te brengen.<br />

Ten aanzien van afdoening gelden de volgende regels. Hoofdregel blijft<br />

dat bij overtreding van de discriminatiebepalingen altijd een strafrechtelijke<br />

reactie volgt, indien de zaak bewijsbaar en de verdachte daarvoor<br />

strafbaar is. Dit is mede van belang vanwege de negatieve werking bij onvoldoende<br />

handhaving en de voorbeeldfunctie die van een strafvervolging<br />

uitgaat. Deze formulering is strikter dan het voorbehoud uit de vorige<br />

Aanwijzing uit 2003, waarin stond dat de zaak er zich redelijkerwijs<br />

technisch voor moet lenen.<br />

Daarentegen kent de instructie met betrekking tot de opportuniteit – het<br />

recht van het Openbaar Ministerie af te zien van vervolging – een minder<br />

stringente formulering dan voorheen. Op voorhand wordt aangenomen<br />

dat de opportuniteit aanwezig is. Dat brengt volgens de nieuwe Aanwijzing<br />

met zich mee dat de beslissing tot een beleidssepot met grote terug-


14 | opsporing en vervolging in 2006<br />

houdendheid dient te worden genomen. 15 In tegenstelling tot de vorige<br />

Aanwijzing uit 2003 wordt hiermee de ruimte voor het beleidssepot expliciet<br />

benoemd.<br />

Een andere regel die uit de oude Aanwijzing is overgenomen, betreft de<br />

instructie dat, indien er sprake is van een discriminatiefeit, er in beginsel<br />

altijd wordt gedagvaard. Alleen in lichtere zaken kan eerst een transactie<br />

worden aangeboden. De instructie dat officieren van justitie bij commune<br />

delicten met een discriminatoir aspect verplicht zijn de strafeis<br />

met 25% te verzwaren, is in de nieuwe Aanwijzing gehandhaafd. Indien<br />

geen strafrechtelijke reactie volgt (sepot), worden aangevers en eventuele<br />

benadeelden schriftelijk gemotiveerd op de hoogte gebracht van deze<br />

beslissing.<br />

De rol van het Openbaar Ministerie is in de Aanwijzing verder uitgewerkt<br />

dan in vorige aanwijzingen. Zo zijn instructies opgenomen voor<br />

het kennen van de (lokale) criminaliteit, de selectie van prioriteiten en<br />

de afspraken met de ketenpartners. Het toezien op de nakoming van de<br />

afspraken en het evalueren (en zonodig herijken) ervan hoort ook tot de<br />

verantwoordelijkheid van de hoofdofficier in samenspraak met de discriminatie-officier.<br />

De overlegstructuren zijn in de Aanwijzing meer uitgewerkt dan voorheen<br />

het geval was. In de eerste plaats betreft dat tenminste twee keer<br />

per jaar agendering van het onderwerp in het driehoeksoverleg tussen<br />

hoofdofficier, burgemeester en korpschef. Daarnaast wordt aandacht<br />

besteed aan het regionaal discriminatie-overleg, dat eveneens tenminste<br />

twee keer per jaar plaatsvindt. Het betreft de coördinatie tussen politie,<br />

parket, openbaar bestuur en adb.<br />

Er is een nieuwe paragraaf over organisatie en randvoorwaarden in de<br />

Aanwijzing opgenomen. Daarin wordt de eindverantwoordelijkheid<br />

voor de naleving van de Aanwijzing bij het Openbaar Ministerie gelegd.<br />

Ten behoeve van de ontwikkeling van een uniform en doeltreffend beleid<br />

binnen het Openbaar Ministerie en de politie, en een voorspoedige afhandeling<br />

van zaken is een goede onderlinge afstemming noodzakelijk.<br />

Daartoe is bij de elf regioparketten een discriminatie-officier van justitie<br />

aangesteld, die vanwege het specialistische karakter van de materie de


monitor racisme & extremisme | 15<br />

feitelijke afdoening van de discriminatiezaken op zich neemt. Bij de vijf<br />

ressortsparketten is daartoe een discriminatie-advocaat-generaal aangesteld.<br />

Vanuit het College van procureurs-generaal is een procureurgeneraal<br />

belast met de portefeuille discriminatie.<br />

4 Landelijk Expertise Centrum Diversiteit<br />

In 2002 werd bij het Landelijk Expertise Centrum Diversiteit (lecdiv)<br />

van de Politieacademie het Landelijk Bureau Discriminatiezaken (lbd)<br />

ondergebracht. De aanleiding voor dit project was de aanhoudende kritiek<br />

van een aantal internationale organisaties zoals de Committee on the<br />

Elimination of Racial Discrimination van de vn, het Europees Waarnemingscentrum<br />

voor <strong>Racisme</strong> en Vreemdelingenhaat, 16 alsmede een aantal<br />

nationale organisaties die zich inzetten tegen discriminatie. Daarnaast<br />

waren er over concrete discriminatiezaken Kamervragen gesteld.<br />

Inmiddels is het project opgeheven en zijn de werkzaamheden ondergebracht<br />

bij het lecdiv. 17<br />

Met het lbd wilde de Raad van Hoofdcommissarissen komen tot een<br />

verbetering bij de politie van de aanpak van racisme, antisemitisme en<br />

discriminatie. Voor de 25 regionale politiekorpsen in Nederland en het<br />

Korps Landelijke Politie Diensten (klpd) diende het lbd als expertisecentrum<br />

en coördinatiepunt, een taak die nu ligt bij het lecdiv. Daarbij<br />

dient in de eerste plaats gedacht te worden aan het bieden van ondersteuning.<br />

Een zogeheten quickscan 18 door het lbd heeft toentertijd geleid tot negen<br />

randvoorwaarden waaraan ieder regiokorps voor 1 juli 2004 zou<br />

moeten voldoen. 19 De belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek waren<br />

verder de zeer geringe bekendheid van de Aanwijzing Discriminatie<br />

en de vaststelling van de problemen in alle korpsen problemen met het<br />

registratiesysteem waardoor (betrouwbare) cijfers of overzichten ontbreken.<br />

De negen randvoorwaarden zijn:<br />

1. Het minimaal één keer per jaar agenderen van discriminatiebestrijding<br />

in de regionale driehoek;


16 | opsporing en vervolging in 2006<br />

2. Het opnemen van het antidiscriminatiebeleid in het korpsjaarplan;<br />

3. De implementatie van de Aanwijzing Discriminatie in de korpsen;<br />

4. Periodiek overleg over dit onderwerp tussen politie, Openbaar<br />

Ministerie, AntiDiscriminatie Bureaus (adb’s) en gemeenten,<br />

bij voorkeur minimaal zes keer per jaar;<br />

5. Benoeming van contactpersonen discriminatie per korps;<br />

6. Verbetering van de registratiesystemen;<br />

7. Oplossen van het probleem van de onacceptabele behandelingstermijn;<br />

8. Per korps opstellen van een privacyprotocol met betrekking<br />

tot de uitwisseling van gegevens tussen Openbaar Ministerie,<br />

politie, adb en gemeenten;<br />

9. Het opstellen van een reactieprotocol voor discriminatiezaken<br />

naar aanleiding van aangiften.<br />

Het lecdiv is verantwoordelijk voor het bevorderen van de implementatie<br />

van de randvoorwaarden in de 25 regiokorpsen en bij het klpd. In<br />

februari 2005 heeft het lbd een eindrapportage uitgebracht. 20 Daarin<br />

valt te lezen dat discriminatiebestrijding bij de meeste regiokorpsen<br />

(nog) geen hoge prioriteit heeft. Uit het jaarverslag van het Landelijk<br />

Expertise Centrum Diversiteit blijkt dat in 2006 slechts de helft van<br />

de politieregio’s in haar korpsjaarplan doelstellingen op het gebied van<br />

discriminatie heeft opgenomen. 21 Procureur-generaal Brouwer heeft<br />

tijdens de Politie strategieconferentie op 19 april 2006 geprobeerd daar<br />

verandering in te brengen. In zijn voordracht pleitte hij ervoor om de bestrijding<br />

van de discriminatie nadrukkelijk terug op de agenda te zetten.<br />

Wij leven in een multi-etnische samenleving met alle voor- en nadelen<br />

van dien. De overheid voert een breed op integratie gericht beleid.<br />

Daarbij hoort ook dat discriminatie serieus wordt aangepakt.<br />

Politie en Openbaar Ministerie zijn er immers voor iedereen in de<br />

Nederlandse samenleving.<br />

Brouwer wil dit bereiken door een intensievere programmatische sturing<br />

van de strafrechtelijke aanpak van discriminatie. Hierbij kan gedacht


monitor racisme & extremisme | 17<br />

worden aan de zogenoemde ‘prestatiecontracten’ die met de korpsen<br />

worden gesloten. In de zomer van 2006 hebben de ministers van Justitie<br />

en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (bzk) hiertoe afspraken<br />

gemaakt met het korpsbeheerdersberaad. Deze prestatiecontracten<br />

zijn vervat in het onderhandelingsakkoord Landelijk Kader Nederlandse<br />

Politie 2007 en betreffen de 25 regiokorpsen en het klpd. 22 Eén van de<br />

aandachtspunten is discriminatiebestrijding. 23 Daarvoor worden procesafspraken<br />

gemaakt waarvan de implementatie op korpsniveau wordt<br />

‘gemonitord’. Deze procesafspraken houden volgens het akkoord in dat<br />

de korpsen regelmatig het discriminatie-criminaliteitsbeeld delen met<br />

het Openbaar Ministerie, de lokale overheid en andere relevante partners.<br />

Verder dienen de korpsen de negen aanbevelingen te implementeren<br />

zoals die zijn vastgesteld door de Raad van Hoofdcommissarissen in<br />

januari 2004.<br />

Er staan op dit gebied echter veranderingen op stapel. Vermoedelijk<br />

wordt uiterlijk 1 januari 2008 een herziene Politiewet van kracht. 24 Deze<br />

wet maakt het mogelijk dat de politieministers (Justitie en bzk) op landelijk<br />

niveau meerjarige prioriteiten voor de politie vaststellen. Dit geldt<br />

zowel op het terrein van beheer als op het terrein van taakuitoefening.<br />

De ministers hebben gekozen voor afspraken die minder gericht zijn op<br />

de cijfers en die meer gericht zijn op de kwaliteit van het politiewerk. De<br />

afspraak over het aantal verdachten van een misdrijf dat de politie voor<br />

vervolging aan het Openbaar Ministerie aanlevert, is blijven bestaan. De<br />

ministers vinden het daarbij belangrijk dat goed wordt gevolgd hoeveel<br />

aangiften door burgers ook daadwerkelijk opgelost worden, met name<br />

voor misdrijven die een grote impact hebben op mensen, zoals geweld.<br />

De wet kent dus een nieuwe systematiek voor het vaststellen van de landelijke<br />

prioriteiten van de politie, die in de plaats treedt van de huidige<br />

systematiek van het Landelijk Kader en de convenanten per korps met<br />

prestatieafspraken. Daarom is in overleg met de korpsbeheerders en het<br />

College van procureurs-generaal besloten de looptijd van het Landelijk<br />

Kader 2007 niet te verlengen. 25 De nieuwe landelijke prioriteiten bij de<br />

politie voor de periode 2008–2011 zijn op basis van deze nieuwe systematiek<br />

vastgesteld. Het onderwerp discriminatie ontbreekt daarin echter.<br />

26


18 | opsporing en vervolging in 2006<br />

Het Openbaar Ministerie daarentegen, dat haar meerjarenplan Perspectief<br />

op 2010 reeds in 2006 uitbracht, heeft discriminatie wel als een van<br />

de thema’s genoemd waarop de komende jaren (meer) nadruk wordt gelegd.<br />

Het idee achter deze keuze is dat in het huidige tijdsgewricht, met<br />

extra maatregelen tegen terrorisme en extremisme, ook de bestrijding<br />

van discriminatie adequaat ter hand moet worden genomen. Ondanks<br />

dat de politie voor de periode van 2008 tot 2011 aan discriminatie geen<br />

prioriteit heeft toegekend, komt het ons voor dat gegeven de prioriteit<br />

neergelegd in het meerjarenplan van het Openbaar Ministerie en in de<br />

Aanwijzing Discriminatie ook de politie zich hieraan dient te committeren.<br />

5 Politiestatistiek<br />

Tot voor kort waren geen landelijke cijfers beschikbaar van het aantal<br />

meldingen en aangiften van discriminatie dat bij de politie terecht kwam.<br />

Sinds 2005 stelt het Korps Landelijke Politiediensten (klpd) landelijke<br />

cijfers samen over verdachten van overtreding van de strafrechtelijke<br />

discriminatiemisdrijven (art. 137c-g Sr). Hiervan kan gebruik worden<br />

gemaakt in het kader van het monitorproject. Het Centraal Bureau voor<br />

de Statistiek (cbs) verzorgt eveneens jaarlijkse cijfers over het gebruik<br />

en toepassing van de strafrechtelijke discriminatiemisdrijven door de<br />

politie. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de data van het klpd en<br />

het cbs.<br />

5.1 Korps Landelijke Politiediensten<br />

Het klpd maakt voor het verzamelen van de gegevens gebruik van het<br />

Herkenningsdienst Systeem (hks) dat bij de politie in gebruik is. In dit<br />

persoonsgebonden opsporingssysteem is over de periode 2002-2007 gezocht<br />

naar aangehouden personen die verdacht werden van overtreding<br />

van (tenminste) één van de strafrechtelijke discriminatieverboden. Het<br />

hks heeft alleen betrekking op misdrijven en daardoor is er geen inzicht<br />

verkregen over verdachten van overtreding van art. 429quater Sr (het nietopzettelijk<br />

discrimineren in de uitvoering van ambt, beroep of bedrijf).


monitor racisme & extremisme | 19<br />

Figuur 5.1 Aantal aangehouden verdachten van strafrechtelijke discri-<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

319<br />

minatieverboden per jaar (Bron: KLPD)<br />

330<br />

268<br />

285<br />

346<br />

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006<br />

De laatste jaren blijkt er sprake te zijn van een stijging van het aantal verdachten.<br />

Het aantal aangehouden verdachten ligt in beginsel altijd lager<br />

dan het aantal discriminatiemisdrijven die op grond van de prestatiecontracten<br />

moeten worden geregistreerd. Immers, er zijn altijd aangiften<br />

van discriminatie waarbij de verdachte niet bekend is.<br />

Tabel 5.1 Aantal aangehouden verdachten van strafrechtelijke discri-<br />

370<br />

357<br />

463<br />

minatieverboden per wetsartikel (Bron: KLPD)<br />

Jaar > 2002 2003 2004 2005 2006<br />

Wetsartikel<br />

137c 256 213 254 274 224<br />

137d 81 87 147 205 131<br />

137e 27 36 54 91 68<br />

137f 23 46 6 38 16<br />

137g 35 25 73 75 110<br />

Als iemand verdacht wordt van meerdere discriminatiemisdrijven, dan<br />

worden al deze misdrijven meegeteld. Daarom wijkt de tabel met ver-<br />

502<br />

446


20 | opsporing en vervolging in 2006<br />

dachten naar wetsartikel af van het overzicht van verdachten per jaar.<br />

De meeste verdachten zijn aangehouden vanwege een discriminerende<br />

belediging (art. 137c Sr). Het volume van verdachten dat zich schuldig<br />

zou hebben gemaakt aan het aanzetten tot haat (art. 137d Sr) is de laatste<br />

jaren gestegen, maar vertoont in 2006 een aanzienlijke daling. Hetzelfde<br />

patroon is waar te nemen bij het verspreidingsverbod (art. 137e<br />

Sr). Opvallend zijn de relatief hoge aantallen inschrijvingen bij het steun<br />

verlenen (art. 137f Sr), aangezien er vrijwel geen vervolging op dit artikel<br />

plaatsvindt. 27<br />

Voor wat betreft de uitkomst over 2006 dient rekening gehouden te worden<br />

met een wijziging. De eerste invoer van de jaarcijfers in het systeem is<br />

een voorlopige. Nadien vindt nog een tweede bewerking plaats om achterstanden<br />

bij de regiokorpsen te ondervangen. Die tweede bewerking<br />

heeft over de cijfers van 2006 nog niet plaatsgevonden. Het is daarom<br />

waarschijnlijk dat het totaal van dat jaar uiteindelijk hoger zal uitvallen.<br />

5.2 Centraal Bureau voor de Statistiek<br />

Het cbs publiceert de politiestatistiek die deel uitmaakt van het longitudinaal<br />

onderzoek Criminaliteit en rechtshandhaving. 28 Het betreft gegevens<br />

uit de bedrijfsprocessensystemen van de regionale politiekorpsen<br />

(veelal x-pol of bps). Uit deze systemen zijn de incidenten geregistreerd<br />

die een discriminatiemisdrijf betreffen: art. 137c-g Sr. Evenals in hks<br />

ontbreekt een registratie van de overtreding van art. 429quater Sr.<br />

Tabel 5.2 Misdrijven waarbij een proces-verbaal is opgemaakt<br />

wegens discriminatie (Bron: CBS en KLPD)<br />

Jaar CBS HKS<br />

2002 473 370<br />

2003 396 357<br />

2004 507 463<br />

2005 535 502<br />

2006 525 446


monitor racisme & extremisme | 21<br />

De hks-gegevens van het klpd gaan uit van personen terwijl de cbscijfers<br />

het aantal discriminatiemisdrijven betreffen waarvan aangifte<br />

is gedaan. 29 Aangezien voor een misdrijf lang niet altijd een verdachte<br />

wordt aangehouden, geldt ook hier dat het aantal aangiften van een discriminatiemisdrijf<br />

hoger ligt dan het aantal aangehouden verdachten.<br />

De politiestatistiek van het cbs biedt tevens inzicht in het geslacht en de<br />

leeftijd van de verdachten die zijn gehoord.<br />

Tabel 5.3 Gehoorde verdachten van de discriminatiemisdrijven naar<br />

geslacht en leeftijd (Bron: CBS)<br />

1997 1998 1999 2000 2001<br />

geregistreerde criminaliteit 506 369 429 386 575<br />

gehoorde verdachten: 203<br />

40%<br />

mannen 152<br />

30%<br />

vrouwen 19<br />

4%<br />

jongens (


22 | opsporing en vervolging in 2006<br />

Het percentage gehoorde verdachten is de afgelopen tien jaar gestegen,<br />

met dien verstande dat er de laatste jaren sprake is van een terugloop.<br />

Het moge niet verbazen dat de meeste gehoorde verdachten mannen<br />

zijn. Mannen zijn in de criminaliteitsstatistiek immer oververtegenwoordigd<br />

ten opzichte van vrouwen.<br />

Tegelijkertijd is er sprake van een toename van het aantal vrouwelijke<br />

verdachten. Dat is voor minderjarige vrouwen nog sterker het geval dan<br />

voor volwassen vrouwen.<br />

Het aandeel volwassen mannen loopt de afgelopen tien jaar terug, maar<br />

dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de bijdrage van minderjarige<br />

mannen. De stijging van deze verdachtenpopulatie is – ondanks de<br />

recente daling in 2006 – ronduit zorgelijk (van 5% in 1997 naar 14% in<br />

2006). Het lijkt erop dat deze trend mede verband houdt met de verhoogde<br />

aandacht van politie en justitie voor jongeren met een extreemrechts<br />

gedachtegoed. 30 Zo verbaliseerde de politie in de regio Haaglanden deze<br />

jongeren ook veelvuldig voor discriminerende uitingen.<br />

De toenemende deelname aan discriminatie door minderjarige vrouwen<br />

is eveneens evident (1%-4%), maar de stijging is een stuk minder heftig<br />

dan voor de andere sekse het geval is.<br />

Het cbs verstrekt ook gegevens over de opheldering van discriminatiemisdrijven.<br />

Tabel 5.4 Opgehelderde discriminatiemisdrijven (Bron: CBS)<br />

1997 1998 1999 2000 2001<br />

geregistreerde criminaliteit 506 369 429 386 575<br />

opgehelderde misdrijven 184<br />

36%<br />

124<br />

33%<br />

147<br />

34%<br />

115<br />

29%<br />

202<br />

35%<br />

2002 2003 2004 2005 2006<br />

geregistreerde criminaliteit 473 396 507 535 525<br />

opgehelderde misdrijven 189<br />

39%<br />

169<br />

43%<br />

225<br />

44%<br />

225<br />

42%<br />

210<br />

40%<br />

Het afgelopen decennium steeg dit ophelderingspercentage gestaag. De<br />

laatste jaren is er evenwel sprake van een daling. Deze trend loopt paral-


monitor racisme & extremisme | 23<br />

lel met percentages bij de gehoorde verdachten.<br />

Het ophelderingspercentage van discriminatie is relatief hoog en bedraagt<br />

ongeveer twee keer het gemiddelde van alle delicten. Dat ligt de<br />

laatste jaren rond de 20%. 31<br />

6 Landelijk Expertise Centrum Discriminatie<br />

Het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (lecd) fungeert, zoals<br />

de benaming al weergeeft, als het kenniscentrum op het gebied van<br />

discriminatie voor het Openbaar Ministerie. Het is ondergebracht bij<br />

het arrondissementsparket Amsterdam. 32 Het doel van het lecd is het<br />

bevorderen van een effectieve strafrechtelijke handhaving in discriminatiezaken,<br />

wat zowel beleidsvorming en rapportage, als opsporing en<br />

vervolging inhoudt.<br />

Deze doelstelling brengt in ieder geval het onderhouden van een centrale<br />

registratie van discriminatiezaken en het geven van advies aan de<br />

inmiddels gevormde elf regioparketten met zich mee. 33 Ter bevordering<br />

van de kennis wordt bijvoorbeeld periodiek een (digitale) nieuwsbrief<br />

aan de partners rondgestuurd en is een Handboek Discriminatie gepubliceerd.<br />

34 Ter bevordering van de handhaving is bijvoorbeeld een privacyprotocol<br />

in ontwikkeling dat als landelijk model gebruikt kan worden. 35<br />

Tevens coördineert het lecd lopende strafvorderlijke onderzoeken.<br />

Discriminatiezaken komen relatief weinig voor en met doorstroom van<br />

personeel (waaronder de elf discriminatieofficieren) zou er zonder een<br />

dergelijk centrum waardevolle kennis van dit complexe werkgebied verloren<br />

gaan.<br />

Bij het verzamelen van de cijfers telt het Openbaar Ministerie de discriminatiefeiten.<br />

Dit is van belang nu een zaak uit meerdere feiten kan<br />

bestaan. Een voorbeeld van zo een zaak kan zijn het naroepen van een<br />

racistische belediging (art. 137c Sr), nadat iemand al om zijn huidskleur<br />

geweigerd is bij een uitgaansgelegenheid (art. 137g Sr). Hier ligt<br />

dus een verschil met de methodiek die wordt gehanteerd door de politie<br />

met het Herkenningsdienst Systeem (hks). hks registreert niet de<br />

incidenten, maar de personen die verdacht worden van discriminatie.<br />

Eén persoon kan daarbij juist wel meerdere discriminatiefeiten op<br />

zijn naam hebben en is daarmee als het ware het tegenovergestelde


24 | opsporing en vervolging in 2006<br />

van de registratie bij de parketten.<br />

De werkwijze bij de parketten met betrekking tot de registratie is als<br />

volgt. Met het inboeken van de zaak worden de discriminatiefeiten geregistreerd<br />

in het geautomatiseerde justitieel bedrijfsprocessensysteem,<br />

compas. 36 Na bestudering van het dossier worden de relevante wetsartikelen<br />

aan de feiten toegekend. Vervolgens stelt het lecd jaarlijks een<br />

overzicht op van het geheel van de verkregen gegevens.<br />

Het lecd verkrijgt de informatie over discriminatie langs twee wegen.<br />

De eerste is via compas. Hiermee worden gegevens verkregen over,<br />

onder andere, instroom en afdoening door het Openbaar Ministerie en<br />

afdoening door de rechter. Dit gegenereerde bestand is het resultaat van<br />

in het systeem zoeken op de discriminatieartikelen uit het Wetboek van<br />

Strafrecht (art. 137c-g Sr en 429quater Sr). De tweede manier is via de<br />

Discriminatie Registratie Code (drc). Bij deze methode wordt informatie<br />

uit de zaakdossiers opgevraagd bij alle Arrondissementsparketten, in<br />

de toekomst de elf regioparketten. 37 Het is in de nieuwe opzet niet duidelijk<br />

of de informatievoorziening alleen zal lopen via de daar werkzame<br />

discriminatie-officieren of ook via de acht kleine parketten. De verwachting<br />

is dat het de elf regio-discriminatie-officieren zullen zijn die hierin<br />

voorzien. Er wordt in ieder geval onveranderd gebruik gemaakt van een<br />

uniforme vragenlijst over wat voor discriminatie er plaatsvond, waar en<br />

hoe.<br />

Discriminatie komt binnen het strafrecht in twee vormen voor. De ene<br />

is een overtreding van de discriminatieartikelen. Daarnaast kan er ook<br />

sprake zijn van een discriminerende achtergrond bij verboden die zijn<br />

neergelegd in andere artikelen uit het Wetboek van Strafrecht. Deze feiten<br />

worden ‘commune delicten met discriminatoir aspect’ genoemd. De<br />

door de parketten gehanteerde wijze van registratie maakt dat de eerste<br />

discriminatievorm reeds jarenlang wordt geregistreerd, terwijl de tweede<br />

geheel buiten beeld blijft. Indien er bijvoorbeeld brand wordt gesticht<br />

uit protest tegen een asielzoekerscentrum, of iemand wordt mishandeld<br />

vanwege zijn afkomst, kan dit feit worden ingeschreven als respectievelijk<br />

het commune delict brandstichting (art. 157 Sr) of mishandeling<br />

(art. 300 Sr). Deze feiten worden dan niet meegeteld bij de discriminatiecijfers,<br />

aangezien in compas alleen naar discriminatie kan worden<br />

gezocht op de strafrechtelijke discriminatieverboden. In 2004 is een


monitor racisme & extremisme | 25<br />

succesvol experiment om ook de commune delicten te registreren in het<br />

parket Amsterdam uitgevoerd. 38 Ondanks dat het bedrijfsprocessensysteem<br />

er niet op is ingericht, is het blijkbaar wel mogelijk om te komen<br />

tot een volledige registratie die tevens de commune delicten met discriminatoir<br />

aspect toont. Onze ervaring is dat dit tenminste een derde stijging<br />

van de tot op heden bekende discriminatiecijfers kan geven.<br />

Landelijk heeft het Openbaar Ministerie een nieuw registratiesysteem<br />

(gps) 39 ontwikkeld dat in deze omissie zou moeten voorzien. De opleveringsdatum<br />

wordt echter telkens in de tijd vooruit geschoven. De<br />

voorspelde uitrol in de loop van 2006-2007, waarover bericht werd in<br />

de zevende monitorrapportage, 40 wordt dan ook niet gehaald. De meest<br />

optimistische verwachting is dat gps pas in de loop van 2008 operationeel<br />

wordt, hetgeen pas in 2010 landelijke jaarcijfers oplevert. Een<br />

voordeel van het systeem is dan wel dat er een verplichte codering wordt<br />

opgenomen van commune delicten met discriminerende achtergrond,<br />

die nu nog buiten de registratie vallen.<br />

6.1 Instroom<br />

De instroom van de discriminatiefeiten bij het Openbaar Ministerie<br />

laat in de jaren 2003 en 2004 een lichte dip zien. 2006 houdt de lijn van<br />

meer dan 240 discriminatiefeiten van de overige jaren vast. Met vijf feiten<br />

meer dan in 2005 blijft het aantal van 246 ingestroomde discriminatiefeiten<br />

in 2006 aanzienlijk onder het aantal van 446 verdachten die<br />

wegens discriminatie zijn aangehouden door de politie. 41 Verklaringen<br />

voor dit verschil kunnen verschillende oorzaken hebben. Oorspronkelijk<br />

binnengekomen als discriminatiefeiten, kunnen zij soms het predikaat<br />

‘commuun delict met discriminatoir aspect’ krijgen. Zij vallen<br />

dan buiten de registratie van de overtreding van discriminatieartikelen<br />

137c-g Sr. Sommige discriminatiefeiten worden feitelijk afgehandeld<br />

als een sepot, maar niet als zodanig aangemerkt. Weer andere feiten komen<br />

op het conto van een onbekende dader. In dat geval is er ook geen<br />

doorzending naar het Openbaar Ministerie.<br />

Op dit moment ontbreekt het echter aan transparantie om deze redenen<br />

met zekerheid aan te wijzen als oorzaak voor dit verschil. Het uitgangspunt<br />

is dat de politie de verplichting heeft de processen-verbaal met betrekking<br />

tot discriminatie door te zenden aan het Openbaar Ministerie.


26 | opsporing en vervolging in 2006<br />

Hierdoor is het een legitieme verwachting dat de cijfers van politie en<br />

justitie dichter bij elkaar zouden moeten liggen dan de afgelopen jaren<br />

het geval is geweest. Indien van het uitgangspunt wordt afgeweken,<br />

stelt de Aanwijzing de verplichting dit via het Openbaar Ministerie af te<br />

handelen. In de praktijk zal dit vaak via de ‘Hopper’ verlopen. Dit is een<br />

combinatie van een hulpofficier van justitie en een parketsecretaris gestationeerd<br />

op een politiebureau.<br />

Als deze regel daadwerkelijk uitgevoerd wordt, zou dit leiden tot een<br />

aanzienlijke stijging van het aantal sepots die nu nog buiten de registratie<br />

van compas vallen. 42 Ten behoeve van de transparantie en de rechtbescherming<br />

van de burger lijkt dit echter wel de meest geëigende weg.<br />

De stijging met 2% van de discriminatie-instroom houdt wel gelijke tred<br />

met de aanlevering van alle verdachten aan justitie door de politie. Daar<br />

was over 2006 een stijging van ruim 1% te zien, 43 geheel in lijn met de<br />

lichte stijging van de instroom die het Openbaar Ministerie en justitie<br />

melden. Het cijfer voor racistisch en extreem-rechts geweld daarentegen<br />

vertoonde over 2006 een daling van 10%, 44 terwijl de algemene geweldscijfers<br />

met 3,7% stegen. 45<br />

Tabel 6.1 Instroom discriminatiefeiten OM per wetsartikel<br />

2002-2006 (Bron: LECD)<br />

Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar<br />

2002 2003 2004 2005 2006<br />

137c 191 154 165 166 187<br />

137d 22 18 29 46 18<br />

137e 3 13 15 10 25<br />

137f 2 1 0 2 1<br />

137g 20 17 5 9 10<br />

429quater 4 1 0 8 5<br />

Totaal 242 204 214 241 246<br />

Een blik op de afzonderlijke discriminatieartikelen levert het volgende<br />

beeld op. De discriminerende belediging (art. 137c Sr) zet de stijgende<br />

lijn voort en nadert met bijna 190 incidenten het aantal uit 2002. Het<br />

blijft het grootste aandeel in de instroom houden, wellicht omdat het relatief<br />

eenvoudig is dit delict te herkennen en te vervolgen.


monitor racisme & extremisme | 27<br />

Artikel 137e Sr, dat het verspreiden van discriminerende uitlatingen<br />

verbiedt, heeft niet eerder zo een groot aandeel gehad in de discriminatiefeiten<br />

als in 2006 (10%). Ten opzichte van 2005 is er een stijging van<br />

6%. De verspreiding van discriminerende uitlatingen neemt hiermee de<br />

tweede plaats in met 25 feiten, 15 meer dan in het jaar daarvoor.<br />

Het aanzetten tot haat en geweld (art. 137d Sr) is getalsmatig gedaald<br />

tot het niveau van 2002, maar procentueel het laagst sinds 2002. De<br />

18 feiten maken 7% van het geheel uit en komen daarmee op de derde<br />

plaats. Gegeven de verharding van de maatschappij is de daling opvallend<br />

te noemen. 46 Een mogelijke verklaring hiervoor kan het abusievelijk<br />

inschrijven onder art. 137c Sr zijn. Daarnaast kan het zijn dat in het<br />

huidige klimaat de mening overheerst dat er ‘meer gezegd moet kunnen<br />

worden’ en het Openbaar Ministerie daardoor minder snel vervolgt op<br />

basis van art. 137d Sr.<br />

Het opzettelijk discrimineren in de uitoefening van een beroep, bedrijf<br />

of ambt (art. 137g Sr) verschilt met maar één feit van het jaar daarvoor.<br />

Met slechts tien feiten in 2006 staat het aanzienlijk in contrast met de<br />

berichten in wetenschap, politiek en de media over discriminatoir deurbeleid<br />

van bepaalde horecagelegenheden. 47 Het aandeel van 4% is tevens<br />

goed voor de vierde plaats op rij van meest voorkomende wetsartikelen<br />

aangaande discriminatie. De toepassing in de praktijk van de overtredingsvariant<br />

(art. 429quater Sr) biedt, na de opleving uit 2005, toch ook<br />

in 2006 weer soelaas voor slachtoffers van horecadiscriminatie. Een<br />

punt van aandacht blijft wel dat horecadiscriminatie soms ten onrechte<br />

als uitingsdelict wordt gekwalificeerd (art. 137c Sr) terwijl het in de eerste<br />

plaats om een uitsluitingsdelict gaat (art. 137g Sr of 429quater Sr). Van<br />

de 14 toegangsweigeringen door horecazaken blijken in 2006 namelijk<br />

vier onder art. 137c Sr te zijn weggeschreven. Hierop wordt in paragraaf<br />

6.3.2 nader ingegaan. Het verbod van steunverlening (art. 137f Sr) heeft<br />

traditiegetrouw geen of een zeer klein aandeel en is tevens hekkensluiter.<br />

6.2 Afdoening<br />

Het traject waarbij, nadat de politie de verdachte heeft opgespoord, het<br />

proces-verbaal is doorgestuurd naar het Openbaar Ministerie kan op<br />

drie manieren afgedaan worden.


28 | opsporing en vervolging in 2006<br />

De eerste soort afdoening waarvan sprake kan zijn, is het, al dan niet<br />

voorwaardelijk, sepot. Een sepot houdt in dat de officier van justitie afziet<br />

van vervolging.<br />

Daarnaast kan het Openbaar Ministerie de verdachte een transactie<br />

aanbieden (art. 74 Sr). Dit betreft een geldboete om vervolging te voorkomen.<br />

Deze transacties doet het Openbaar Ministerie zelf af, maar het<br />

mag alleen worden aangeboden als op zichzelf bewijstechnisch en beleidsmatig<br />

voldoende grond is om met succes te vervolgen.<br />

Ten slotte kan er gekozen worden voor het dagvaarden van de verdachte,<br />

wat op haar beurt weer resulteert in rechterlijke afdoening.<br />

Voor de keuze voor één van deze drie afdoeningen geeft de Aanwijzing<br />

Discriminatie instructies. Daarin staat dat bij discriminatiezaken de opportuniteit<br />

van vervolging in beginsel is gegeven. Dit brengt mee dat<br />

de beslissing tot niet vervolgen – het sepot – met grote terughoudendheid<br />

moet worden genomen. Het nagenoeg ontbreken van een eigen<br />

beleidsafweging van de Officier van Justitie geldt in het bijzonder voor<br />

de sepotgronden ‘gering feit’ of ‘geringe strafbaarheid’. De afweging dat<br />

dergelijke zaken vervolgd moeten worden, is immers al door de procureurs-generaal<br />

gemaakt. Een andere regel uit de Aanwijzing Discriminatie<br />

is dat indien er sprake is van een discriminatiefeit er in beginsel altijd<br />

wordt gedagvaard. Alleen in lichtere zaken kan eerst een transactie worden<br />

aangeboden.<br />

Tabel 6.2 Soort afdoening OM van discriminatiefeiten<br />

2002-2006 (Bron: LECD)<br />

Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar<br />

2002 2003 2004 2005 2006<br />

Dagvaarden 147 135 145 152 198<br />

Transactie 47 56 38 35 62<br />

Voorwaardelijk sepot 5 9 4 4 4<br />

Sepot 70 35 36 49 38<br />

Totaal 269 235 223 240 302<br />

Het aantal dagvaardingen is met 46 aanzienlijk toegenomen, een stijging<br />

ten opzichte van 2005 met 30%. Het aandeel dagvaardingen op het<br />

geheel van afdoeningen is vrijwel ongewijzigd gebleven. Bij de andere


monitor racisme & extremisme | 29<br />

soorten afdoening hebben ook geen opzienbarende wijzigingen in het<br />

aandeel plaats gevonden, hoewel er getalsmatig bijna een verdubbeling<br />

van het aantal transacties was. Het totale aantal afdoeningen is echter<br />

opvallend sterk gestegen en komt voor het eerst boven de 300. Zowel het<br />

aantal dagvaardingen en transacties, als het totale aantal afdoeningen in<br />

2006 duidt op een verhoogde activiteit van het Openbaar Ministerie. Of<br />

dit is toe te schrijven aan de prioritering van het onderwerp discriminatie<br />

zal in de loop der jaren vastgesteld kunnen worden.<br />

6.2.1 Sepot<br />

In het strafrecht worden twee soorten sepots onderscheiden. Er wordt<br />

gebruik gemaakt van het technische sepot als een zaak technische mankementen<br />

kent en vervolging zinloos wordt. De meest voorkomende<br />

oorzaak is het gebrek aan bewijs of dat iemand ten onrechte als verdachte<br />

is aangemerkt. Een andere grond is als het Openbaar Ministerie nietontvankelijk<br />

zou worden verklaard omdat de zaak verjaard is of de dader<br />

overleden.<br />

Daarnaast is er het beleidssepot. Het opportuniteitsbeginsel houdt in<br />

dat de bevoegdheid om te beslissen of al dan niet tot vervolging wordt<br />

overgegaan aan het Openbaar Ministerie is. Als reeds andere maatregelen<br />

zijn getroffen, het landsbelang en de leeftijd of gezondheidstoestand<br />

van de verdachte het vergen, kan worden overgegaan tot een beleidssepot.<br />

Dit geldt ook als er sprake is van een gering feit of een gering aandeel<br />

van de verdachte daarin en een geringe strafwaardigheid. Ook de<br />

omstandigheid dat het een oud, maar nog niet verjaard feit betreft, kan<br />

reden voor een beleidssepot zijn.<br />

Het uit 2005 stammende sepotonderzoek toont dat het Openbaar Ministerie<br />

in het merendeel van de zaken de juiste criteria aanlegt bij het<br />

seponeren van zaken en de sepots zorgvuldig uitvoert. 48 Het College van<br />

procureurs-generaal heeft toentertijd de conclusies en aanbevelingen<br />

onder de aandacht van de hoofdofficieren en discriminatieofficieren gebracht<br />

met het verzoek deze ter harte te nemen. Zo wordt een juiste en<br />

kritische toepassing van de instructie sepotgronden noodzakelijk geacht<br />

en wordt het Openbaar Ministerie opgedragen de interne doorlooptijd<br />

van discriminatiezaken beter te bewaken.


30 | opsporing en vervolging in 2006<br />

Figuur 6.1 Percentage sepot en voorwaardelijk sepot<br />

uur 6.1 Percentage sepot<br />

2002-2006<br />

en voorwaardelijk<br />

(Bron: LECD)<br />

sepot 2002-2006<br />

28<br />

19<br />

18<br />

22<br />

14<br />

100<br />

-<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

28<br />

19 18<br />

2002 2003 2004 2005 2006<br />

De afname van het aantal sepots, ook procentueel, ligt ook in lijn met<br />

de instructie uit de Aanwijzing Discriminatie. In 2006 was het sepotpercentage<br />

voor alle delicten 9,9%. 49 De 13% aan onvoorwaardelijke sepots<br />

voor discriminatiefeiten in 2006 ligt hiermee meer in lijn dan in het jaar<br />

2005. Dit kan zeker als verbetering gezien worden, gegeven de prioriteit<br />

van discriminatiezaken in de Aanwijzing Discriminatie. Voor de komende<br />

jaren lijkt het Openbaar Ministerie iets meer armslag te krijgen om over<br />

te gaan tot een sepot, maar dit gaat wel samen met een verhoogde motivatieplicht.<br />

50<br />

Tabel 6.3 Verhouding beleids- en technische sepots<br />

Technisch sepot 52 69%<br />

Beleidssepot<br />

2002-2006 (Bron: LECD)<br />

2002 2003 2004 2005 2006<br />

23 31%<br />

26 59%<br />

18 41%<br />

21 53%<br />

19 48%<br />

22<br />

33 62%<br />

20 38%<br />

Totaal sepot 75 44 40 53 42<br />

14<br />

22 52%<br />

20 48%<br />

Het percentage beleidsepots blijkt de laatste jaren tussen de 30-50% te<br />

liggen, met 2006 weer richting de 50%. Bij de beleidssepots in discriminatiezaken<br />

doet de situatie zich vaak voor dat het een oud feit betreft of<br />

dat er sprake is van dubbele registratie van het feit. Een beleidssepot van-


monitor racisme & extremisme | 31<br />

wege ‘oud feit’ lijkt niet in overeenstemming met de ambtsinstructie uit<br />

de Aanwijzing Discriminatie. Daar komt bij dat het ook mogelijk is dat de<br />

feiten ook door toedoen van het Openbaar Ministerie ‘oud’ zijn geworden.<br />

6.2.2 Transacties<br />

De sinds 2003 ingezette trend van een kleiner aandeel transacties kentert<br />

in 2006 van 15% in 2005 naar 21% in 2006. Het transactiepercentage<br />

bij discriminatiezaken is met 21% bijna gelijk aan het 28%-gemiddelde<br />

van de transacties voor alle delicten in 2006. 51 Het (stijgende) percentage<br />

transacties verdient voortdurende aandacht om in de lijn van de instructie<br />

uit de Aanwijzing Discriminatie te blijven en slechts bij uitzondering<br />

tot een transactie over te gaan.<br />

Het is de bedoeling dat de transactie, ook wel ‘strafbeschikking’ genoemd,<br />

meer gemeengoed te laten worden door invoering van de Wet OM-afdoening.<br />

52 Voor deze buitengerechtelijke afdoening is vervolgens op 1 maart<br />

2007 in een nieuw regiem voorzien door het Besluit OM-afdoening. 53 Dit<br />

gaat gepaard met een forse verandering in juridische vormgeving en<br />

procedures. Om die reden is al in 2005 begonnen met de voorbereiding<br />

van de gefaseerde invoering vanaf de datum van inwerkingtreding van<br />

de wet. De gevolgen van de nieuwe wet voor de vervolging en berechting<br />

van discriminatie dienen zich nog uit te kristalliseren.<br />

De nieuwe Aanwijzing Discriminatie uit 2007 besteedt hier evenwel geen<br />

aandacht aan. Echter, in discriminatiezaken zou het minder voor de<br />

hand liggen om van deze bevoegdheid gebruik te maken. De Wet OMafdoening<br />

is bedoeld om veelvoorkomende delicten sneller af te doen<br />

zonder dat de rechterlijke macht ermee belast hoeft te worden. Discriminatie<br />

is een niet veelvuldig voorkomend delict en de huidige praktijk<br />

laat slechts een geringe behoefte zien om transacties aan te gaan. Discriminatie<br />

leent zich ook naar inhoud minder voor deze afdoening: het betreffen<br />

vaak ‘juridisch of beleidsmatige principiële vragen’ met een hoge<br />

precedentwerking. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het ontbreken<br />

van dit onderwerp in de Aanwijzing Discriminatie.<br />

6.2.3 Dagvaardingen<br />

Ook in 2006 blijft het percentage zaken dat aan de rechter is voorgelegd


32 | opsporing en vervolging in 2006<br />

rond de 60% van de ingestroomde zaken uitmaken. De uitkomsten van<br />

de rechtbankafdoeningen zijn vervat in tabel 6.4. In voorgaande tabellen<br />

betroffen de aantallen steeds discriminatiefeiten. Bij de afdoening<br />

door de rechter betreffen de aantallen discriminatiezaken. Deze discriminatiezaken<br />

kunnen ook zaken betreffen waar naast een discriminatiefeit<br />

een ander feit (commuun delict) ten laste is gelegd, of meerdere<br />

discriminatiefeiten in één zaak. Dit is deels een verklaring voor het verschil<br />

van 12 tussen de 198 dagvaardingen binnen de afdoening door het<br />

Openbaar Ministerie en de 186 afdoeningen door de rechtbanken. Een<br />

andere verklaring is het verschil in tijd. Zaken die het Openbaar Ministerie<br />

aanbrengt in 2006 hoeven niet in hetzelfde jaar door de rechter te<br />

worden afgedaan.<br />

Tabel 6.4 Afdoeningen rechtbanken 2002-2006 (Bron: LECD)<br />

Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar<br />

2002 2003 2004 2005 2006<br />

Veroordeling 94 110 111 131 153<br />

Vrijspraak 15 12 8 10 17<br />

Dagvaarding Nietig 1 0 0 0 3<br />

OM niet ontvankelijk 1 1 0 0 0<br />

Ontslag van rechtsvervolging 0 0 0 0 0<br />

Schuldigverklaring zonder<br />

oplegging van straf<br />

2 1 1 1 4<br />

Onbekend 5 4 5 6 9<br />

Totaal 118 128 125 148 186<br />

Ten opzichte van 2005 is er een lichte daling van het percentage veroordelende<br />

vonnissen te zien tot 84%. Een van de oorzaken voor dit licht<br />

dalende succespercentage kan liggen in de drie nietige dagvaardingen<br />

(2%), waar in het jaar ervoor geen sprake van was. Het percentage veroordelende<br />

vonnissen ligt lager dan het landelijke gemiddelde (93%)<br />

voor succes bij de rechter door het Openbaar Ministerie. 54 Aangezien<br />

het voornemen is geuit om als Openbaar Ministerie actief en rechtsvormend<br />

op te treden, 55 is dit geen vreemd verschijnsel. Een actiever beleid<br />

brengt de nodige risico’s met zich mee. Hopelijk blijven de officieren ook<br />

in de toekomst actief met het aanbrengen van zaken bij de rechter.


monitor racisme & extremisme | 33<br />

De categorie ‘Onbekend’ bij de afdoening houdt in dat in 2005 zes uitspraken<br />

zijn gewezen waarvan de inhoud niet meer kon worden achterhaald.<br />

Het jaar 2006 toont een lichte stijging. Toen waren negen van de<br />

afdoeningen ‘Onbekend’. Voor een compleet beeld is het van belang te<br />

komen tot een volledige en toegankelijke registratie en te waken voor gegevensverlies.<br />

6.3 Achtergronden bij discriminatiefeiten<br />

Door middel van een schriftelijke vragenlijst aan de parketten heeft het<br />

lecd achtergrondinformatie over de discriminatiedossiers verzameld:<br />

de eerdergenoemde Discriminatie Registratie Code. Hoewel deze handmatige<br />

informatieverzameling niet geheel sluitend is, 56 wordt het beeld over<br />

de instroom van discriminatiefeiten adequaat aangevuld. Achtereenvolgens<br />

wordt ingegaan op de verzamelde gegevens over de verdachte, de<br />

plaats van het delict (locus delicti) en het slachtoffer.<br />

6.3.1 Verdachte<br />

Tabel 6.5 Verdachte van incidenten 2002-2006 (Bron: LECD)<br />

Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar<br />

2002 2003 2004 2005 2006<br />

Extreem-rechts 8 23 19 30 51<br />

Godsdienst/levensovertuiging 2 0 0 0 0<br />

Politieke overtuiging 2 2 3 2 2<br />

Door opsporingsambtenaar 0 0 0 4 2<br />

Particulier Surinaams/Antilliaans 2 1 1 2 1<br />

Particulier Turks/Marokkaans 8 12 15 3 5<br />

Overige niet-blanke particulier 2 4 3 2 7<br />

Blanke particulier 178 110 149 185 144<br />

Particulier (etnische<br />

achtergrond onbekend)<br />

11 24 14 8 17<br />

Overige 14 9 6 3 8<br />

Onbekend 15 19 4 2 9<br />

Totaal 242 204 214 241 246


34 | opsporing en vervolging in 2006<br />

De uitsplitsing van de verdachtenpopulatie is behulpzaam bij het opzetten<br />

van beleid dat discriminatie tegengaat en het preventief optreden van<br />

politie en justitie. In dit kader is het ook van belang aan te geven wanneer<br />

een opsporingsambtenaar of een andere overheidsdienaar betrokken<br />

was bij discriminatie. Hier tegenover staat discriminatie door particulieren.<br />

Het consequent doorvoeren van deze scheidslijn is van belang en<br />

komt de overzichtelijkheid ten goede. Op dit moment is in de gegevens<br />

van het lecd helaas nog niet in één oogopslag te zien of het een privaat<br />

of een publiek persoon betreft. Met het oog op de algemene criminaliteitscijfers,<br />

waar een groeiend aandeel criminaliteit voor rekening van<br />

vrouwen komt, zou een opdeling naar geslacht ook een welkome aanvulling<br />

zijn bij de informatie over de verdachte van discriminatiefeiten.<br />

Opvallend is de afname van het aantal discriminatie-incidenten dat voor<br />

rekening komt van ‘Blanke particulieren’, oftewel autochtonen. Was hun<br />

aandeel in 2005 nog ruim driekwart, nu is iets meer dan de helft van de<br />

incidenten gepleegd door autochtonen. Wel is wederom het aandeel van<br />

extreem-rechts onder de verdachten toegenomen. Het toont een forse<br />

toename ten opzichte van 2005 en maakt nu 21% van de verdachtenpopulatie<br />

uit. Deze toename komt overeen met de waarneming dat bij<br />

het geweld het extreem-rechts daderschap weer toeneemt. 57 De groepen<br />

‘Blanke particulier’ en ‘Extreem-rechts’ zijn samen verantwoordelijk<br />

voor het grootste aantal discriminatiefeiten (80% in 2006).<br />

Bij de categorie ‘Extreem-rechts’ in het bijzonder dient er aandacht gevestigd<br />

te worden op het reeds in het algemeen geconstateerde probleem<br />

van onderschatting wegens het ontbreken van de registratie van commune<br />

delicten met discriminatoir aspect. De inschrijving wordt vaak gedaan<br />

onder andere wetsartikelen dan de strafrechtelijke discriminatieverboden<br />

wanneer het incidenten betreft van deze groep; bijvoorbeeld<br />

alleen onder de artikelen mishandeling, vernieling of brandstichting.<br />

Indien er bij deze commune delicten niet tevens een discriminatieverbod<br />

wordt ingeboekt door het parket, komen dergelijke zaken niet onder discriminatie<br />

terecht in het bedrijfsprocessensysteem compas. Zodoende<br />

vallen ook anno 2007 commune delicten met een discriminerende achtergrond<br />

nog buiten de registratie van het lecd.


monitor racisme & extremisme | 35<br />

Om dezelfde reden dient ook voorzichtigheid te worden betracht bij allochtone<br />

verdachten. Hier zal eveneens sprake zijn van onderregistratie.<br />

Uit de gegevens van het lecd blijkt dat in 2006 een incident op naam<br />

van een persoon met Surinaamse of Antilliaanse achtergrond komt. Personen<br />

met Turkse of Marokkaanse achtergrond zijn verantwoordelijk<br />

voor vijf incidenten. Deze 2% stijging van het totale allochtone daderschap<br />

naar 5% ten opzichte van het voorgaande jaar, betreft een te klein<br />

aantal om conclusies aan te verbinden.<br />

Opsporingsambtenaren die in 2006 verdacht werden van discriminatie<br />

zorgden voor twee discriminatiefeiten op de teller. Klachten over politieoptreden<br />

komen meestal terecht bij de klachtencommissies van de<br />

politie en een enkele nog bij de Nationale Ombudsman. 58 Opgemerkt<br />

dient te worden dat burgers bij deze vorm van discriminatie veelal voor<br />

een andere dan de strafrechtelijke aanpak kiezen, omdat de verdachte<br />

deel uitmaakt van de strafrechtketen.<br />

Sinds 2003 zijn er geen feiten geregistreerd van discriminatie op basis<br />

van religie. Het is maar de vraag of er de laatste jaren geen geloof in het<br />

spel is als er wordt gediscrimineerd. Zo stelt de Amsterdamse hoofdcommissaris<br />

Bernard Welten, dat uit cijfers van de politie blijkt dat het<br />

meeste geweld tegen homo’s wordt gepleegd door jonge Marokkanen. 59<br />

Deze ontwikkeling heeft zich reeds in 2006 aangekondigd 60 en het lijkt<br />

dat religieuze opvattingen een rol spelen bij het plegen van dit soort delicten.<br />

Ook nu weer moeten wij concluderen dat vanwege het ontbreken<br />

van registratie van commune geweldsdelicten met een discriminatoire<br />

achtergrond hiervan in de cijfers van het Openbaar Ministerie niets is<br />

terug te vinden.<br />

Afsluitende opmerkingen inzake de verdachtenpopulatie betreffen de<br />

categorie ‘Overige’. Wellicht zou een verdere opsplitsing meer neutraliteit<br />

bieden en fixatie op de traditionele verdachtenpopulaties voorkomen.<br />

Het behoeft geen betoog dat deze vorm van self-fulfilling prophecy<br />

vermeden dient te worden. In de huidige registratiemethode wordt er<br />

wel door middel van de drc toelichting gegeven bij feiten die worden<br />

ingeschreven onder de categorie ‘Overige’. Indien er trends zichtbaar<br />

worden binnen deze toelichting zal het lecd dit nader uitwerken in de<br />

tabel. De cijfers van 2006 gaven hier echter nog geen aanleiding toe.<br />

De personen die verantwoordelijk zijn voor discriminatie, maar van wie


36 | opsporing en vervolging in 2006<br />

de achtergrond onbekend blijft, zijn verantwoordelijk voor een stijgend<br />

aantal incidenten. Het betreft een stijging van 4%, veroorzaakt door 17<br />

incidenten. De groep ‘Overige’ en ‘Onbekend’ zijn samen goed voor 7%.<br />

Dit geeft geen inzicht in de (vermeende) daderverdeling en het zou jammer<br />

zijn indien deze categorieën slechts gebruikt zouden worden als<br />

sluitpost voor de statistieken.<br />

6.3.2 Plaats van het incident<br />

Met behulp van de Discriminatie Registratie Code heeft het lecd ook<br />

informatie verzameld over de plaats van het delict.<br />

Tabel 6.6 Plaats van het incident 2002-2006 (Bron: LECD)<br />

WAAR Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar<br />

2002 2003 2004 2005 2006<br />

Tegen opsporingsambtenaar 17 14 11 9 14<br />

Werk 11 16 1 12 6<br />

School/onderwijsinstelling 9 7 7<br />

Sport 46 18 21 5 10<br />

Horeca - uitsluiting aan de deur 4 7 14<br />

Horeca - algemeen 27 21 6 17 8<br />

Woonomgeving 28 17 30 32 47<br />

Straat/openbare gelegenheid 83 85 110 139 109<br />

Internet 6 4 13 8 13<br />

Pers (media) 3 1 0 2 1<br />

Overige 6 9 3 1 7<br />

Onbekend 15 19 6 2 10<br />

Totaal 242 204 214 241 246<br />

Schommelde het percentage in voorgaande jaren onder de 15% voor de<br />

woonomgeving als decor voor discriminatie, in 2006 neemt deze categorie<br />

met 47 incidenten bijna een vijfde van het aantal discriminatie incidenten<br />

voor haar rekening. Het vaakst komt discriminatie voor in het<br />

openbare leven, op straat of in openbare gelegenheden. Samen bieden<br />

ze in 63% van de feiten de locatie voor de discriminatie. Ten aanzien van<br />

het jaar 2005 betreft het bij deze categorie wel een daling van 8%, waarmee<br />

het terug is op het niveau van 2004.


monitor racisme & extremisme | 37<br />

De discriminatiefeiten die plaatsvinden in het openbare leven worden<br />

gevolgd door horecadiscriminatie en discriminatie van opsporingsambtenaren.<br />

Het deurbeleid van uitgaansgelegenheden leidt nog steeds geregeld tot<br />

publiek rumoer. Jongeren voelen zich geweigerd zonder legitieme reden<br />

voor die weigering, of zelfs gediscrimineerd. Daar tegenover staan de<br />

ondernemers die het belang van veiligheid beklemtonen. Het percentage<br />

discriminatoire weigeringen aan een horecadeur blijft de laatste jaren<br />

relatief laag. Een oorzaak kan zijn dat de categorie horeca pas sinds<br />

2004 is onderverdeeld in twee categorieën. Horecadiscriminatie ‘Algemeen’<br />

betreft discriminatie in de horecagelegenheid zelf en ‘Uitsluiting<br />

aan de deur’ ziet op de weigering bij binnenkomst. Discriminatie die<br />

plaatsvindt in horecagelegenheden (bijvoorbeeld door de bediening of<br />

andere bezoekers) vertoont een opvallende daling, van 17 incidenten in<br />

2005, naar acht in het jaar 2006.<br />

Daarnaast speelt, net als in voorgaande jaren, het feit dat het inschrijven<br />

van ‘Uitsluiting aan deur’ als een uitingsdelict (137c Sr of 137d Sr)<br />

geschiedt, in plaats van als een uitsluitingsdelict (137g Sr of 429quater<br />

Sr). 61 Ten opzichte van het voorgaande jaar is er weliswaar sprake van een<br />

verdubbeling, maar gezien de berichten in wetenschap, politiek en de<br />

media over discriminatoir deurbeleid van bepaalde horecagelegenheden<br />

geeft dit aantal van 14 incidenten in 2006 nog steeds een vertekend beeld<br />

van de discriminatie die in het dagelijks (nacht)leven plaatsvindt. 62<br />

Het panel deurbeleid, dat deel uitmaakt van het preventieve arsenaal in<br />

de aanpak van discriminatie voorgesteld door de regering, 63 is inmiddels<br />

operationeel in onder andere de steden Amsterdam, Groningen en Rotterdam<br />

en Utrecht. De samenstelling van het panel, dat bestaat uit de<br />

uitbaters zelf, lokaal bestuur, maar ook bezoekers van de horecagelegenheden,<br />

heeft tot doel de toegang laagdrempelig te maken bij klachten.<br />

De intentie is om in samenwerking met politie, Openbaar Ministerie<br />

en adb tot handhaving te komen. Dit kan zijn weg op verschillende manieren<br />

vinden, bijvoorbeeld via zelfregulering die ligt bij het panel, het<br />

bestuursrecht en het civiele recht, waaronder ook de Commissie Gelijke<br />

Behandeling en als ultimum remedium het strafrecht.<br />

Het aantal incidenten tegen opsporingsambtenaren die bij het uitvoeren<br />

van hun taken discriminatie ondervinden door toedoen van de burger, is


38 | opsporing en vervolging in 2006<br />

ten opzichte van het jaar 2005 toegenomen met vijf. Dat deze categorie<br />

niet goed past in de ‘locus delicti’-tabel is reeds in eerdere rapportages opgemerkt.<br />

Een betere plaats zou tabel 6.7 inzake de discriminatiegrond<br />

zijn.<br />

De vierde plaats waar discriminatie zich voordoet, wordt ingenomen<br />

door feiten die zich voordeden op internet. In 2006 is daarmee het aandeel<br />

ervan toegenomen met 2%. Net als in 2004 staan er, na de dip van<br />

het tussenliggende jaar, in 2006 13 incidenten bij de lecd op de teller.<br />

In 2007 neemt het Meldpunt Discriminatie Internet (mdi) reeds tien<br />

jaar meldingen op van internetdiscriminatie, gedaan door burgers of<br />

externe instanties. Een dergelijke melding kan meerdere strafbare uitingen<br />

betreffen. In 2006 waren er ruim 1.700 uitingen, waarvan volgens<br />

het mdi 984 strafbaar. 64 Bij ruim de helft hiervan stuurt het mdi<br />

een verzoek tot verwijdering. Hieraan wordt in het overgrote merendeel<br />

van de gevallen gehoor gegeven. Een dergelijk verzoek doet niet af aan<br />

de strafbaarheid en bijvoorbeeld bij notoire verdachten gaat het mdi direct<br />

over tot het doen van een aangifte. Het aantal aangiften dat het mdi<br />

heeft gedaan in 2006 komt op zeven. Andere uitingen worden bijvoorbeeld<br />

spontaan of na oproep door de melder verwijderd, terwijl weer andere<br />

door een varia aan redenen blijven staan. 65<br />

Als we de cijfers van het Openbaar Ministerie vergelijken met de cijfers<br />

van het mdi valt het volgende op. Naast de zeven aangiften uit 2006, is er<br />

over zes oudere aangiften van het mdi nog niet beslist. 66 Drie aangiften<br />

die zijn gedaan voor 2006, hebben inmiddels tot een gerechtelijke uitspraak<br />

geleid. 67 Volgens het mdi zouden zij nu nog 13 aangiften hebben<br />

uitstaan. Dit kan het vermoeden wekken dat dit ook de 13 feiten betreft<br />

die bij het Openbaar Ministerie staan ingeschreven. De gegevens van het<br />

lecd gaan echter alleen over het aantal aangiften dat is gedaan in 2006,<br />

waarbij lopende aangiften van eerdere jaren dus niet worden meegeteld.<br />

Zodoende blijven in 2006 nog zes aangiften over internetdiscriminatie<br />

die gedaan zijn door particulieren of andere instanties dan het mdi.<br />

Het mdi meldt dat het in 2006 van 60 uitingen aangifte heeft gedaan. 68<br />

Deze zouden dan volgens ons betrekking moeten hebben op de zeven<br />

aangiften die het mdi in 2006 heeft gedaan. Dit vermoeden wordt versterkt<br />

door de vermelding in het jaarverslag dat er ook 162 uitingen zijn


monitor racisme & extremisme | 39<br />

toegevoegd aan de (zes) reeds bestaande aangifte dossiers. 69 Interessant<br />

zou zijn om te overzien wanneer uitingen aanleiding waren tot het doen<br />

van een aangifte en wanneer ze werden toegevoegd aan een bestaand<br />

dossier.<br />

Het jaarverslag van 2006 blikt alvast vooruit op het tienjarig bestaan<br />

van het mdi. Strafrechtelijke aanpak van discriminatie op internet blijft<br />

volgens het mdi door de jaren heen een moeizame aangelegenheid. Ondanks<br />

dat er verbeteringen te zien zijn, is de doorlooptijd van aangiften<br />

nog steeds te lang. Wij verwachten echter dat 2007 een ander beeld zal<br />

geven, nu het Openbaar Ministerie steeds voortvarender te werk gaat in<br />

gevallen van internetdiscriminatie. 70<br />

Het mdi draagt ook bij aan deskundigheidsbevordering bij opsporingsambtenaren.<br />

Gewapend met deze kennis zou er dan gericht digitaal<br />

kunnen worden ‘gepatrouilleerd’. Het surveilleren op het web door de<br />

politie kent een even afschrikwekkend effect als buiten het digitale leven.<br />

Daarvan kan goed gebruik worden gemaakt in het voorkomen van discriminatie<br />

op het net.<br />

Nadat de minister van Justitie eind 2005 gesteld had dat het Openbaar<br />

Ministerie door een actief vervolgingsbeleid de rechtsontwikkeling<br />

dient te stimuleren, 71 zien we de toenmalige toelichting ook terug in de<br />

nieuwe Aanwijzing Discriminatie. Kennisname van strafbare uitingen op<br />

andere wijzen dan via aangifte kunnen ook strafrechtelijk onderzoek vereisen.<br />

Als voorbeeld werd in 2005 niet alleen sport genoemd, maar ook<br />

uitingsdelicten op bijvoorbeeld het internet. In de nieuwe Aanwijzing<br />

Discriminatie staat dit expliciet vermeld, er wordt dan een zogenoemd<br />

‘ambtshalve proces-verbaal van aangifte’ aangemaakt.<br />

De overige locaties maken elk minder dan 5% van het geheel aan discriminatiefeiten<br />

uit. Discriminatie op onderwijsinstellingen wordt pas<br />

sinds 2004 apart geregistreerd, waarbij het aantal zaken stabiel blijft.<br />

Een reden daarvoor kan zijn dat scholen vaak zelf dergelijke incidenten<br />

afhandelen, zonder daarbij politie of soms zelfs ouders in te schakelen. 72<br />

Eén discriminatie-incident betrof de media, een gelijkmatig laag aantal<br />

in vergelijking met voorgaande jaren.


40 | opsporing en vervolging in 2006<br />

Op arbeidsverhoudingen heeft discriminatie vaak een desastreus effect<br />

en leidt het veelvuldig tot langdurige ziekmelding of beëindiging van<br />

het dienstverband. Het aantal discriminatiefeiten op het werk fluctueert<br />

sterk en neemt na de toename in 2005 weer af met de helft, tot zes feiten<br />

in 2006. Een dergelijke trend is niet te zien bij de Commissie Gelijke<br />

Behandeling waar de aantallen op dit gebied stabiel blijven. Dit zou veroorzaakt<br />

kunnen worden doordat slachtoffers van discriminatie op het<br />

werk de weg naar de cgb minder confronterend vinden dan aangifte.<br />

In 2005 is er weinig sportdiscriminatie strafrechtelijk aangepakt. In<br />

2006 is het aantal van tien incidenten weliswaar een verdubbeling, maar<br />

blijft het ver onder het niveau van de jaren 2002-2004. Er zijn in 2006<br />

wel een paar initiatieven ontplooid om discriminatie en met name homofobie<br />

in de sport tegen te gaan, zoals het overleg van een internationale<br />

delegatie met de knvb 73 en campagnes voorgesteld door de John<br />

Blankenstein Foundation. 74<br />

6.3.3 Slachtoffer<br />

Met ingang van het jaar 2007 heeft het lecd de gronden aangepast om<br />

meer in lijn te werken met internationale rapportages. Hiermee wordt<br />

ook tegemoet gekomen aan de opmerkingen uit eerdere monitorrapportages<br />

en aan die van het Meldpunt Discriminatie Amsterdam.<br />

Iemand kan in één zin worden uitgescholden op grond van zowel zijn<br />

etniciteit en geloof, als zijn seksuele geaardheid. Dit voegt aan het totaal<br />

in de registratie drie incidenten toe, terwijl het er feitelijk maar een was.<br />

Tot en met 2004 was het niet mogelijk om meerdere coderingen op te<br />

geven voor één discriminatiefeit dat plaatsvond op basis van meerdere<br />

gronden. Er werd in dergelijke gevallen slechts één codering gebruikt,<br />

namelijk ‘Meerdere gronden’.<br />

Vanaf 2005 heeft het lecd ervoor gekozen om het bij discriminatie op<br />

meerdere gronden mogelijk te maken om per incident (maximaal) drie<br />

gronden in te voeren. De categorie ‘Meerdere gronden’ heeft daardoor<br />

betekenis verloren. Daarnaast is er de reeds aangehaalde dubbeltelling<br />

bij het totale aantal. Vanaf 2005 zijn de cijfers dus eigenlijk niet meer<br />

goed met de voorafgaande jaren te vergelijken, hooguit de percentages.<br />

Een laatste algemene opmerking betreft het gebruik van ‘Overige gron-


monitor racisme & extremisme | 41<br />

den’ in tabel 6.7. In de strafrechtelijke discriminatieverboden zijn de<br />

gronden (waarop de tabel is geënt) uitputtend, waardoor de categorie<br />

‘Overige gronden’ verwarring kan creëren. In de praktijk blijkt het echter<br />

nodig deze categorie te handhaven. Bij een discriminatiefeit kan het<br />

onduidelijk zijn of er sprake is van discriminatie op grond van ras of op<br />

de (niet in het wetboek van strafrecht opgenomen) grond nationaliteit.<br />

Indien het oordeel de laatstgenoemde grond behelst, hoort het feit niet<br />

meer thuis onder de grond ras en dient het apart geregistreerd te worden.<br />

Tabel 6.7 Discriminatiegrond per incident 2002-2006 (Bron: LECD)<br />

Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar<br />

2002 2003 2004 2005 2006<br />

Ras 39% 47% 43% 46% 55%<br />

Antisemitisme 25% 25% 27% 23% 33%<br />

Godsdienst/levensovertuiging 1% 4% 4% 6% 6%<br />

Homoseksuele gerichtheid 2% 1% 2% 3% 2%<br />

Geslacht 0% 0% 0% 0% 0%<br />

Handicap 0%<br />

Meerdere gronden 22% 12% 16%<br />

Overige gronden 4% 2% 5% 21% 0%<br />

Onbekend 6% 9% 2% 1% 3%<br />

Totaal 100% 100% 100% 100% 100%<br />

Ten opzichte van het voorgaande jaar is er in 2006 voor de grond ras een<br />

toename van 9%. Daarmee krijgt deze grond het grootste aandeel sinds<br />

2002. Het aantal incidenten dat plaatsvond naar aanleiding van iemands<br />

vermeende ras is in het verslagjaar voor het eerst uitgewerkt in een aparte<br />

tabel (6.8). Daarin is ras onderverdeeld in ‘Huidskleur’ en ‘Nationale of<br />

etnische afstamming’. Op haar beurt is ‘Huidskleur’ weer onderverdeeld<br />

in de categorieën ‘Negroïden’, ‘Gekleurden’ en ‘Blanken’. Ten slotte is<br />

‘Nationale of etnische afstamming’ uitgesplitst naar ‘Surinamers/Antillianen’,<br />

‘Turken/Marokkanen’, ‘Roma/Sinti’, Allochtonen/buitenlanders’<br />

en ‘Overige’.


42 | opsporing en vervolging in 2006<br />

Tabel 6.8 Uitsplitsing naar ras 2002-2006 (Bron: LECD) 75<br />

Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar<br />

2002 2003 2004 2005 2006<br />

Huidskleur 19% 15% 21% 29% 27%<br />

— negroïden 19% 15% 21% 29% 17%<br />

— gekleurden (niet negroïden) 9%<br />

— Blanken 2%<br />

Nationale of etnische afstamming 19% 31% 22% 17% 28%<br />

— surinamers/Antillianen 3% 10% 2% 3% 3%<br />

— Turken/Marokkanen 17% 21% 20% 15% 11%<br />

— roma/sinti 0%<br />

— Allochtonen/buitenlanders 9%<br />

— Overige nationale of<br />

etnische afstamming 6%<br />

Totaal 39% 47% 43% 46% 55%<br />

Door de opname van de categorieën ‘Blanken’, ‘Roma/Sinti’, ‘Allochtonen/buitenlanders’<br />

en ‘Overige afstamming’ volgt er beter inzicht in de<br />

discriminatiegronden. De keerzijde van de medaille is wel dat het aandeel<br />

van voorgaande jaren niet meer te vergelijken is met de nieuwe cijfers,<br />

aangezien in 2005 een aanzienlijk aantal discriminatiefeiten deel<br />

uitmaakte van de categorie ‘Overig’ (21%).<br />

Onduidelijk is in hoeverre de verschillen tussen 2006 en de voorgaande<br />

jaren veroorzaakt worden door de nieuwe methodiek en registratiewijze.<br />

Andere vernieuwingen en bijzonderheden in de registratie komen<br />

aan de orde bij de betreffende gronden.<br />

Een effectievere aanpak van discriminatie begint uiteraard met kennis<br />

over de verschijningsvormen en de slachtoffers ervan. Door de uitsplitsing<br />

van de categorie ‘Huidskleur’ en ‘Nationale of etnische afstamming’<br />

is een stap richting de uitleg van het begrip ras uit het Internationale Verdrag<br />

ter Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie (ivur) gezet. In<br />

art. 1 ivur staat namelijk dat onder ‘ras’ tevens begrepen moet worden<br />

huidskleur, afkomst, etnische en nationale herkomst. 76<br />

De in de zevende monitorrapportage bekritiseerde categorie ‘Zwarten<br />

of Gekleurden’, 77 wordt voor het jaar 2006 opgesplitst naar de categorie-


monitor racisme & extremisme | 43<br />

en ‘Negroïden’ en ‘Gekleurden’ onder de noemer ‘Huidskleur’. Het blijft<br />

lastig een neutrale aanduiding te vinden, ondanks dat een dergelijke<br />

aanduiding zijn nut zou kunnen bewijzen bij de (preventieve) aanpak en<br />

oplossing voor het probleem van discriminatie op grond van huidskleur.<br />

Nieuw is de categorie ‘Blanken’ (2%) die ook is ondergebracht onder de<br />

noemer ‘Huidskleur’.<br />

Het percentage van de categorieën ‘Negroïden’ en ‘Gekleurden’ gezamenlijk<br />

blijft hoog: 26% (in 2005 kwam 29% voor rekening van de categorie<br />

‘Zwarten of gekleurden’).<br />

De reeds langer gebruikte categorie ‘Surinamers/Antillianen’ is nu ondergebracht<br />

bij ‘Nationale of etnische afstamming’. Deze indeling blijft<br />

wat ongelukkig aandoen in de weliswaar verbeterde presentatie van de<br />

cijfers. Wanneer wordt bijvoorbeeld een Surinamer gediscrimineerd<br />

vanwege zijn huidskleur en wanneer vanwege zijn nationale of etnische<br />

afstamming? Het percentage discriminatie van de categorie ‘Surinamers/Antillianen’<br />

bleef in ieder geval ook in 2006 zeer gering (3%).<br />

Het aantal inschrijvingen op de categorie ‘Turken/Marokkanen’ is relatief<br />

gedaald (van 20% naar 15%). Het doet vreemd aan dat ook bij deze<br />

categorie twee verschillende bevolkingsgroepen samen worden gevoegd.<br />

Aangezien er aanwijzingen lijken te zijn dat Marokkanen onevenredig<br />

meer worden gediscrimineerd dan Turken is het des te belangrijker een<br />

preciezere registratie te voeren. 78 Een dergelijke aanduiding per bevolkingsgroep<br />

geeft ook meer inzicht, zeker nu er “nieuwe uitdagingen<br />

voor de deur staan in de gedaante van Oost-Europeanen”. 79<br />

Terug naar tabel 6.7 (discriminatiegrond). Naast de gronden expliciet<br />

genoemd in de strafrechtelijke discriminatieverboden, staat de grond<br />

‘Antisemitisme’ separaat geregistreerd. Er is er een stijging zichtbaar van<br />

10% wat betreft het percentage antisemitische incidenten. Het aandeel<br />

van 33% is het hoogst in jaren. Het is ook een opvallend groot aandeel<br />

gezien de relatief kleine joodse gemeenschap die Nederland kent. 80 De<br />

vraag rijst of deze groep onevenredig zwaar wordt getroffen door discriminatie,<br />

of dat zij ook de weg naar de politie en het Openbaar Ministerie<br />

relatief goed weet te vinden.<br />

De redenering die ten grondslag ligt aan de aparte registratie van anti-


44 | opsporing en vervolging in 2006<br />

semitisme is dat er sprake kan zijn van discriminatie wegens het geloof,<br />

maar ook vanwege etnische afkomst (ras). Deze redenering gaat ook op<br />

voor moslims. 81 Wellicht zien we in de toekomst deze grond ook apart<br />

opgenomen in de tabel en niet separaat onder ‘Godsdienst’.<br />

Godsdienst toont in 2006 een ongewijzigd beeld in vergelijking met<br />

het voorgaande jaar. In 2005 kon op basis van de landelijke cijfers van<br />

de adb’s gemeld worden dat het percentage klachten over godsdienstdiscriminatie<br />

afnam. De cijfers over 2006 zijn ten tijde van de afronding<br />

van dit onderzoek nog niet bekend.<br />

Voor het eerst dit jaar is het mogelijk aan de hand van de cijfers die het<br />

lecd heeft aangeleverd vast te stellen dat in alle gevallen van discriminatie<br />

op grond van godsdienst het de Islam betrof. De andere categorie<br />

in die opsplitsing naar geloof, wordt gevormd door de categorie ‘Overig’.<br />

Een verdere opsplitsing zou een minder eenzijdige focus op de islam<br />

geven en meer neutraliteit bieden, evenals bij de achtergrond van de<br />

verdachte. De dubbelrol die de grond ‘islam’, net als antisemitisme, kan<br />

hebben (naast geloof ook ras), is reeds besproken.<br />

De opzet van het (huidige) monitorproject is gericht op rassendiscriminatie.<br />

Gezien het belang van de onderwerpen (en de beschikbaarheid<br />

van cijfers) wordt desalniettemin kort ingegaan op de gronden ‘Gerichtheid’<br />

en ‘Geslacht’.<br />

Het percentage voor homofobe incidenten is verrassend laag als men de<br />

ogenschijnlijk toegenomen mediaberichten over homodiscriminatie in<br />

acht neemt. 82 Het is bekend dat de aangiftebereidheid onder deze groep<br />

slachtoffers laag is, maar het blijft zaak hier werk van te maken en zo<br />

deze vorm van criminaliteit effectief te bestrijden. Ook in gevallen van<br />

homodiscriminatie is er vaak sprake van een commuun delict met discriminatoir<br />

aspect, zoals mishandeling, vernieling of bedreiging omdat<br />

iemand als homoseksueel wordt gezien. Zoals eerder opgemerkt, ontbreken<br />

deze delicten vooralsnog in de registratie van het Openbaar Ministerie.<br />

Na de daling van 1% in 2006 is het goed mogelijk dat 2007 een<br />

ander beeld geeft. In Amsterdam ligt het aantal meldingen van geweld<br />

tegen homo’s in de zomer van 2007 al hoger dan in heel 2006. 83<br />

Discriminatiezaken op grond van geslacht worden reeds jaren (bijna)<br />

niet ingeschreven. Deze grond ontbreekt namelijk in de qua volume be-


monitor racisme & extremisme | 45<br />

langrijkste categorie: de discriminerende belediging (art. 137c Sr). De<br />

ratio van de wetgever voor het niet opnemen van deze grond was indertijd<br />

dat opname het emancipatiedebat zou belemmeren. 84 Er kan gesteld<br />

worden dat 14 jaar na deze beslissing emancipatie nog onverminderd<br />

aandacht behoeft. 85 Het is de vraag of opname van de grond ‘geslacht’ in<br />

art. 137c Sr geen heroverweging behoeft.<br />

7 Lokale verschillen<br />

In dit onderzoek ligt de nadruk op landelijke ontwikkelingen. Op basis<br />

van de beschikbare cijfers kunnen echter ook opmerkingen worden gemaakt<br />

over lokale trends. De volgorde van het onderzoek wordt aangehouden<br />

in de zin dat ook bij de regionale cijfers eerst de politie aan bod<br />

komt en vervolgens het Openbaar Ministerie. Bij beide dient voorzichtigheid<br />

betracht te worden vanwege de (vaak) kleine aantallen die het<br />

betreft. Bovendien ontbreekt veelal de lokale achtergrondinformatie die<br />

een verklaring voor de waarnemingen zou kunnen zijn.<br />

Voor de strafrechtelijke bestrijding van discriminatie zijn er drie trajecten<br />

te identificeren. Van primair belang is dat slachtoffers (desgewenst)<br />

hun zaak bij de politie kunnen aanbrengen. Daarnaast komt het voor<br />

dat rechtstreeks aangifte wordt gedaan bij de (hoofd)officier van justitie.<br />

Deze weg wordt soms door belangenorganisaties en adb’s bewandeld<br />

als het om een principiële of spraakmakende zaak gaat. De derde mogelijkheid<br />

is dat opsporingsambtenaren ambtshalve discriminatie signaleren.<br />

Dit laatste komt nog slechts sporadisch voor. Verreweg de meeste<br />

zaken komen ter kennis van de politie doordat de burger zich aan het<br />

politiebureau vervoegt.<br />

Bij de politie is een belangrijk verschil bij het opnemen van discriminatie<br />

of de zaak in het bedrijfsprocessensysteem wordt opgenomen als een<br />

melding of als een aangifte. In beginsel geldt de regel dat als een burger<br />

aangifte wil doen, hiervan proces-verbaal opgemaakt moet worden. 86<br />

Van een melding kan bijvoorbeeld sprake zijn als de burger geen vervolging<br />

wil van de dader, maar het wel van belang vindt dat de politie op de<br />

hoogte is van het incident. De praktijk leert ons dat zaken soms als mel-


46 | opsporing en vervolging in 2006<br />

ding worden opgenomen als de politie meent dat er onvoldoende opsporingsindicatie<br />

is, of gebrek aan bewijs.<br />

Tabel 7.1 Meldingen en aangiften discriminatie in 2006 per regio<br />

(Bron: CBS)<br />

politieregio geregistreerde geregistreerde<br />

melding aangifte<br />

van discriminatie van discriminatie<br />

Groningen 23 9<br />

Friesland 22 11<br />

Drenthe 19 11<br />

IJsselland 29 9<br />

Twente 24 6<br />

Noord- en Oost-Gelderland 34 18<br />

Gelderland-Midden 37 16<br />

Gelderland-Zuid 27 10<br />

Utrecht 64 26<br />

Noord-Holland-Noord 41 16<br />

Zaanstreek-Waterland 20 8<br />

Kennemerland 32 16<br />

Amsterdam-Amstelland 158 158<br />

Gooi- en Vechtstreek 12 5<br />

Haaglanden 25 25<br />

Hollands-Midden 45 26<br />

Rotterdam-Rijnmond 70 37<br />

Zuid-Holland-Zuid 24 12<br />

Zeeland 10 4<br />

Midden- en West-Brabant 106 40<br />

Brabant-Noord 39 14<br />

Brabant-Zuid-Oost 61 7<br />

Limburg-Noord 24 8<br />

Limburg-Zuid 23 14<br />

Flevoland 26 10<br />

KMAR 14 9<br />

Totaal 1009 525


monitor racisme & extremisme | 47<br />

Ook komt het voor dat de zaak in de ogen van de opsporingsambtenaren<br />

geen opportuniteit heeft. Een andere verklaring voor de verschillen kan<br />

zijn dat er – indien mogelijk – getracht wordt in discriminatiezaken te<br />

bemiddelen.<br />

Op basis van gegevens van het cbs blijkt het totale aantal aangiften<br />

bijna de helft van het aantal meldingen te zijn. Deze verhouding komt<br />

ons bekend, maar te hoog voor. Het uitgangspunt zoals vastgelegd in de<br />

Aanwijzing Discriminatie is immers dat elke aangifte wordt opgenomen<br />

en vervolgens doorgestuurd naar het Openbaar Ministerie. Het lijkt er<br />

evenwel op dat politiemensen zelf vaak de afweging maken of een zaak<br />

vervolgbaar is en daarvan laten afhangen of het een melding of een aangifte<br />

wordt. Hierdoor komt het voor dat aangevers soms veel moeite<br />

moeten doen om een proces-verbaal te laten opnemen.<br />

Meldingen zijn in de praktijk zaken waarop verder meestal geen opsporing<br />

plaatsvindt. Het komt erop neer dat de politie in dergelijke gevallen<br />

een politiesepot toepast. Dat is wat ons betreft alleen acceptabel als<br />

de burger hiervan een schriftelijke kennisgeving krijgt waartegen een<br />

rechtsmiddel – een klacht bij het hof wegens niet-vervolgen – openstaat.<br />

87 De burger beschikt immers over ditzelfde rechtsmiddel als het<br />

Openbaar Ministerie seponeert. De afhandeling door de politie mag<br />

deze rechtsbescherming niet frustreren.<br />

Opvallend is dat in de regio Amsterdam-Amstelland alle meldingen als<br />

aangiften zijn opgenomen. Dat is bij Haaglanden ook het geval. Het lijkt<br />

onwaarschijnlijk dat er door deze korpsen geen meldingen meer worden<br />

opgenomen, maar uitsluitend aangiften. Zo stond in 2003 in de regio<br />

Amsterdam-Amstelland nog bijna de helft van de zaken als melding geregistreerd.<br />

In 2006 telt dit korps 196 registraties in het bedrijfsprocessensysteem<br />

onder de incidentcode voor discriminatie. 88 Hieronder bevinden<br />

zich zowel meldingen als aangiften. Tevens komen hierbij zaken<br />

voor die bestaan uit een commuun delict met een discriminatoir aspect.<br />

Op basis van de gegevens van het cbs lijkt het wenselijk nader onderzoek<br />

te doen naar de aard van de ingeschreven meldingen. Zo kan worden<br />

vastgesteld welk beleid de regionale politiekorpsen in de praktijk hanteren<br />

bij het opnemen ervan en hoe dit zich verhoudt tot de verplichtingen


48 | opsporing en vervolging in 2006<br />

die in de Aanwijzing Discriminatie zijn neergelegd.<br />

Ten aanzien van de politieregio’s die de lijst aanvoeren, kan in het algemeen<br />

worden gesteld dat zij ook de grote steden omvatten. Een van de<br />

redenen voor het hoge aantal aangiften van discriminatie in deze regio’s<br />

zijn de activiteiten die worden ontplooid om tot een goede registratie<br />

en aanpak van discriminatie te komen. Hoge aantallen indiceren niet<br />

altijd een slechte uitvoeringspraktijk. Omgekeerd geldt dat als gegevens<br />

vrijwel ontbreken dit niet hoeft te betekenen dat discriminatie zich niet<br />

voordoet.<br />

Tabel 7.2 Instroom discriminatiefeiten per parket 2002-2006<br />

(Bron: LECD)<br />

Feiten per Parket Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar<br />

2002 2003 2004 2005 2006<br />

Den Bosch 9 16 13 25 21<br />

Breda 16 15 15 54 17<br />

Maastricht 12 13 10 12 4<br />

Roermond 2 8 8 7 4<br />

Arnhem 17 13 5 15 9<br />

Zutphen 20 5 2 14 7<br />

Zwolle 1 0 5 16 12<br />

Almelo 16 5 5 6 3<br />

Den Haag 31 15 23 16 58<br />

Rotterdam 43 26 25 17 13<br />

Dordrecht 10 9 4 5 25<br />

Middelburg 23 12 9 3 4<br />

Amsterdam 8 21 32 16 34<br />

Alkmaar 1 3 11 8 4<br />

Haarlem 7 18 23 11 13<br />

Utrecht 10 6 9 5 3<br />

Leeuwarden 4 13 6 1 9<br />

Groningen 5 5 7 6 3<br />

Assen 7 1 2 4 3<br />

Totaal 242 204 214 241 246


monitor racisme & extremisme | 49<br />

Bij het Openbaar Ministerie laat een uitsplitsing per arrondissementsparket<br />

zien dat het jaarlijkse volume discriminatiezaken per parket vaak<br />

bescheiden is. Hierdoor is het moeilijk expertise op dit terrein op te bouwen<br />

en te behouden. In dat opzicht lijkt de herstructurering met elf regioparketten<br />

een verbetering. Een ander voordeel van de regioparketten<br />

is ook dat als gevolg van de nieuwe Aanwijzing Discriminatie uit 2007 de<br />

discriminatieofficieren belast worden met de feitelijke afdoening. Daarmee<br />

komt vermoedelijk een einde aan de praktijk dat lang niet alle discriminatiezaken<br />

door deze gespecialiseerde officieren wordt afgedaan.<br />

Feit blijft dat aanzienlijk minder discriminatiezaken aan het Openbaar<br />

Ministerie worden voorgelegd, dan waarvan de politie een bekende verdachte<br />

heeft. Zoals eerder opgemerkt, zou dit verschil kleiner behoren te<br />

zijn indien de instructies uit de Aanwijzing zouden worden nageleefd. 89<br />

Sommige fluctuaties bij een parket hebben te maken met incidenten die<br />

tot een hoog aantal discriminatiefeiten hebben geleid. Dat was bijvoorbeeld<br />

het geval bij de zogenoemde ‘carnavalszaak’ uit 2005 (Breda). 90<br />

Een praalwagen was tijdens de tochten getooid met allerhande racistische<br />

uitingen. Dat leverde maar liefst dertig processen-verbaal op.<br />

De grote parketten laten een tegengesteld beeld zien. Terwijl in Rotterdam<br />

het aantal discriminatiefeiten afneemt, is dat voor Den Haag en<br />

Amsterdam – beide met een dip in 2005 – juist andersom. Met name de<br />

uitschieter van Den Haag in 2006 is opvallend hoog. Wellicht houdt dit<br />

verband met de verhoogde activiteit tegen extreem-rechtse groeperingen<br />

in de politieregio Haaglanden. 91 De daling in Rotterdam lijkt geen<br />

gelijke tred te houden met het jaarlijkse (hoge) aantal meldingen over<br />

discriminatie in deze regio die bij radar terechtkomen. 92<br />

8 Kanttekeningen bij opsporing en vervolging<br />

In dit onderzoek ontbreekt informatie over raciaal extremisme. Een<br />

belangrijke oorzaak is het onvoldoende of geheel niet registreren van<br />

commune delicten met discriminatoir aspect door politie en Openbaar<br />

Ministerie, ondanks dat deze verplichting reeds lange tijd in de Aanwijzing<br />

Discriminatie is opgenomen. In het kader van dit onderzoeksproject


50 | opsporing en vervolging in 2006<br />

stellen wij wel cijfers samen over racistisch en extreem-rechts geweld, 93<br />

maar een integrale blik wordt door een gebrek aan data vooralsnog belemmerd.<br />

Het is met name het Openbaar Ministerie dat voor het registreren<br />

van deze commune delicten met een discriminatoire achtergrond<br />

al langere tijd in afwachting is van de komst van een nieuw bedrijfsprocessensysteem<br />

(gps). Uit een experiment dat bij het Amsterdamse parket<br />

in 2004 is uitgevoerd, blijkt evenwel dat ook binnen het huidige bedrijfsprocessensysteem<br />

deze informatie ingewonnen kan worden. 94 Dat<br />

roept de vraag op of het wel nodig is om (zolang) op gps te wachten. Voor<br />

wat de bedrijfsprocessensystemen van de politie betreft, blijkt dat tegenwoordig<br />

door middel van een nieuwe techniek (blue view) centraal in alle<br />

bedrijfsprocessensystemen van de regiokorpsen kan worden gezocht. 95<br />

Van deze technologie zou voor de registratie van racisme en extremisme<br />

nog veel meer gebruikgemaakt kunnen worden.<br />

In de uitvoeringspraktijk blijken korpsen de klachten van burgers vaker<br />

als melding dan als aangifte te registreren. Daar kan een goede reden<br />

voor zijn, bijvoorbeeld als de burger geen aangifte wil doen of als het<br />

geen strafbaar feit betreft. Het aantal meldingen ligt echter bijna tweemaal<br />

zo hoog als het aantal aangiften. Daarbij blijken zaken soms als<br />

melding te worden weggeschreven als er geen opsporingsindicatie is of<br />

gebrek aan bewijs. De facto en de jure is hier sprake van een politiesepot,<br />

aangezien er geen opsporing meer verricht wordt op deze zaken. Indien<br />

deze gang van zaken voor de praktijk het meest effectief is, dient als consequentie<br />

daaraan verbonden te worden dat de burger van het sepot op<br />

de hoogte wordt gesteld. Immers, in het geval dat het Openbaar Ministerie<br />

seponeert, staat daar een rechtsmiddel tegen open (beklag bij het<br />

hof). Dit mag de burger niet onthouden worden als de politie seponeert.<br />

Een schriftelijke kennisgeving van het politiesepot lijkt de enige aangewezen<br />

weg om de burger recht te doen, maar daarvan is thans geen sprake.<br />

De prioriteit die door middel van de prestatiecontracten bij de regiokorpsen<br />

aan discriminatie wordt gegeven, lijkt per 1 januari 2008 komen<br />

te vervallen. Op deze datum is vermoedelijk een herziene Politiewet van<br />

kracht, 96 waarbij de zogenoemde ‘politieministers’ op landelijk niveau<br />

meerjarige prioriteiten voor de politie vaststellen. Voor de periode 2008-<br />

2011 zijn de landelijke prioriteiten op basis van deze nieuwe systema-


monitor racisme & extremisme | 51<br />

tiek al vastgesteld. Merkwaardig genoeg maakt discriminatie daarvan<br />

geen deel meer van uit, 97 terwijl het wel als prioriteit wordt aangemerkt<br />

in zowel de Aanwijzing Discriminatie als in het meerjarenplan van het<br />

Openbaar Ministerie (Perspectief op 2010). Het komt onwenselijk voor<br />

dat in de prioriteitsstelling tussen korpsen, Openbaar Ministerie en de<br />

Aanwijzing discrepanties zitten.<br />

De Aanwijzing Discriminatie is in 2007 herzien. Opvallend is dat er meer<br />

onderwerpen aan bod komen en er veel aandacht is voor de organisatiestructuur.<br />

In het kader van de <strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong> & <strong>Extremisme</strong> is eerder opgemerkt<br />

dat de Aanwijzing Discriminatie niet zozeer aanscherping, maar<br />

vooral navolging behoeft. Indien er knelpunten in de uitvoering zijn,<br />

dient te worden onderzocht wat daarvan de oorzaak is. Zijn de instructies<br />

niet realistisch of ontbreekt het lokaal aan capaciteit, prioriteit of<br />

mentaliteit? Sommige verplichtingen, zoals registratie, worden aangehouden<br />

in afwachting van de juiste systemen. Dat geeft te denken, aangezien<br />

het in de praktijk mogelijk blijkt ook zonder die nieuwe systemen<br />

de gevraagde informatie boven tafel te halen. Bovendien heeft ervaring<br />

geleerd dat de landelijke invoering van nieuwe technologie bij politie of<br />

justitie zelden probleemloos verloopt. 98<br />

Een ander punt van aandacht is de instructie dat de strafeis door de officier<br />

met 25% wordt verhoogd als er sprake is van een commuun delict<br />

met een discriminatoir aspect. Uit de vonnissen in discriminatiezaken<br />

blijkt vrijwel niet dat er van deze bevoegdheid gebruik is gemaakt. 99 Mogelijk<br />

is dit wel impliciet in de strafeis meegenomen. Naar ons oordeel<br />

zou de officier deze verhoogde strafeis in zijn requisitoir dienen te benoemen.<br />

Vervolgens dient de rechter zich uit te spreken of de discriminatoire<br />

achtergrond daadwerkelijk tot een strafverhoging leidt. Dit zou<br />

ook in overeenstemming zijn met de bepalingen hieromtrent in het Europese<br />

Kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat.<br />

100 De uitkomsten van een in november 2006 gestart onderzoek aan<br />

de Universiteit Utrecht naar strafmaat in discriminatiezaken zijn ten<br />

tijde van de afronding van deze rapportage nog niet bekend. 101<br />

Naar aanleiding van de Wet verhoging strafmaat voor structurele vormen van<br />

discriminatie zijn enkele strafrechtelijke discriminatieverboden aangepast:<br />

art. 137c, d, e en g. Sr. Deze aanpassingen houden in dat de straf-


52 | opsporing en vervolging in 2006<br />

maat voor het stelselmatig opzettelijk beledigen of aanzetten tot discriminatie<br />

verdubbelt tot twee jaar. Voor het stelselmatig verspreiden van<br />

discriminerend materiaal is de maximumstraf verhoogd tot één jaar.<br />

Dat geldt ook voor het stelselmatig discrimineren in de uitoefening van<br />

ambt, beroep of bedrijf. 102 Mogelijk wordt er in de opsporing wel gebruikgemaakt<br />

van de extra bevoegdheden die aan deze strafverzwarende<br />

omstandigheden verbonden zijn. Het is evenwel opvallend dat bij de<br />

vervolging door het Openbaar Ministerie tot op heden nog geen enkele<br />

maal is gedagvaard op basis van deze bepalingen. Bij de invoering van<br />

de wet begin 2004 werd vooral gedacht aan de bestrijding van extreemrechts<br />

en discriminatie op internet. Gezien het toenemende aandeel van<br />

extreem-rechts bij overtreding van de discriminatieverboden en het aanhoudende<br />

hoge aantal klachten over discriminatie op internet wekt het<br />

verbazing dat van deze (relatief) nieuwe bepalingen bij de vervolging nog<br />

geen gebruik is gemaakt.<br />

De politie registreert verdachten van discriminatie waartegen procesverbaal<br />

is opgemaakt in het Herkenningsdienst Systeem (hks), waar<br />

het Openbaar Ministerie werkt met discriminatie-incidenten die worden<br />

geregistreerd in compas. Er zit een aanzienlijk verschil tussen de<br />

landelijke aantallen geregistreerde verdachten van de politie en de registratie<br />

door het Openbaar Ministerie. Uitgaande van de instructie uit de<br />

Aanwijzing Discriminatie dat processen-verbaal in beginsel aan het Openbaar<br />

Ministerie doorgestuurd dienen te worden, zou een hoger aandeel<br />

bij het Openbaar Ministerie mogen worden verwacht.<br />

Een aantal zaken lenen zich niet voor doorzending, naast de zaken die<br />

door de korpsen zelf worden afgedaan. Daarvoor geldt wat wij hiervoor<br />

al hebben opgemerkt over het politiesepot. Tevens kunnen in de registraties<br />

van de korpsen ook commune delicten voorkomen met een discriminatoir<br />

aspect, die niet in compas onder discriminatie worden geregistreerd.<br />

Dit is wederom reden deze omissie snel te verhelpen.<br />

Ten slotte komt het voor dat de politie zaken als discriminatie aanmerkt<br />

die door het Openbaar Ministerie anders worden benoemd. Dit doet<br />

zich met name voor bij discriminerende beledigingen (art. 137c Sr).<br />

Kort gezegd komt het erop neer dat als iemand deze belediging in het<br />

enkelvoud krijgt toegevoegd (‘jij ***jood’), dat er dan sprake zou zijn van<br />

een eenvoudige belediging (art. 266 Sr). Indien de belediging een groep


monitor racisme & extremisme | 53<br />

mensen aangaat (‘jullie ***joden’) zou er sprake zijn van een discriminerende<br />

belediging. Dit onderzoek is niet de geëigende plaats om op de<br />

juistheid van deze opvatting in te gaan, maar wij willen erop wijzen dat<br />

deze eenvoudige beledigingen tenminste commune delicten blijven met<br />

een discriminatoire achtergrond. Niet alleen zouden die terug te vinden<br />

moeten zijn in de registratie van het Openbaar Ministerie, maar bij vervolging<br />

zou tevens een verhoogde strafeis (25%) gevorderd moeten worden.<br />

Met de invoering van de regioparketten probeert het Openbaar Ministerie<br />

haar kennis te bundelen en zo effectief mogelijk ter beschikking<br />

te stellen. Op specialistische terreinen als discriminatie hebben kleine<br />

parketten moeite om capaciteit vrij te maken. Daarom is ervoor gekozen<br />

de negentien arrondissementsparketten om te vormen tot elf (grotere)<br />

regioparketten en acht (kleinere) lokale parketten. Elk lokaal parket is<br />

verbonden aan een regioparket. De regioparketten kunnen de expertise<br />

makkelijker organiseren en beschikbaar stellen aan de lokale parketten.<br />

103 Op zichzelf lijkt dit een goede ontwikkeling. De huidige praktijk<br />

is dat discriminatiezaken vaak worden afgehandeld door officieren die<br />

geen specialist zijn. Ook in de aanwijzing is de instructie opgenomen dat<br />

de discriminatieofficieren deze zaken dienen af te doen. Gewaakt moet<br />

worden dat deze centrale aansturing niet tot onnodige vertraging en bureaucratie<br />

leidt door een te geringe toekenning van uren voor discriminatiezaken<br />

aan deze gespecialiseerde officieren.<br />

Tot slot blijft het opvallen dat uitsluiting aan de deur bij horecagelegenheden,<br />

nog steeds in een aantal gevallen wordt weggeschreven onder<br />

het uitingsdelict discriminerende belediging (art. 137c Sr). 104 Bij dit<br />

soort deurweigering dient evenwel het verbod van discriminatie bij de<br />

uitoefening van en bedrijf ten laste te worden gelegd (art. 137g Sr of art.<br />

429quater Sr). Het belang is met name gelegen in de omstandigheid dat<br />

personen vanwege hun etniciteit uitsluiten van openbare gelegenheden<br />

van een geheel andere orde is dan het doen van racistische uitingen in het<br />

openbaar. Uit dien hoofde dienen deze daden onder de uitsluitingsdelicten<br />

te worden afgedaan.


54 | opsporing en vervolging in 2006<br />

9 Slot<br />

Een aantal bevindingen inzake de onderzochte onderwerpen zijn reeds<br />

uitgelicht in paragraaf 8. In deze slotparagraaf volgt een korte schets<br />

van de meest opvallende cijfers en hun rol in bredere ontwikkelingen en<br />

trends.<br />

De politieke en bestuurlijke aandacht voor de strafrechtelijke discriminatieverboden<br />

is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen. Dit komt mede<br />

door het besef dat harde maatregelen tegen terrorisme en extremisme<br />

gepaard dienen te gaan met een accurate aanpak van discriminatie. Van<br />

personen afkomstig uit etnische groepen mag het nemen van medeverantwoordelijkheid<br />

voor onze samenleving gevraagd worden, maar dan<br />

wel op voorwaarde dat deze mensen beschermd worden tegen discriminatoire<br />

uitsluiting en haatuitingen.<br />

Overigens zijn andere wegen dan de strafrechtelijke zelfs van groter belang.<br />

Te denken valt aan voorlichting, educatie en zelfregulering. Daarna<br />

pas komen de juridische wegen in beeld in de vorm van het bestuursrecht,<br />

het civiele recht en als ‘laatste redmiddel’ het strafrecht. Meer en<br />

meer wordt deze juridische bestrijding gereguleerd door internationale<br />

verdragen en het recht van de Europese Unie. Vanuit deze internationale<br />

context is de in Nederland geldende wetgeving tegen discriminatie dan<br />

ook geen autonoom fenomeen meer.<br />

Een blik op de aantallen leert dat traditiegetrouw rassendiscriminatie<br />

de grond is die het meest voorkomt. In 2006 is die procentueel gestegen<br />

(55%). Soms lopen discriminatie naar ras en godsdienst naadloos in elkaar<br />

over. Dit is vaak het geval bij joden en moslims. Verontrustend in<br />

dat verband is dat antisemitisme als grond sterk gestegen is en in 2006<br />

maar liefst 33% van alle discriminatiefeiten betreft. Gegeven de relatief<br />

kleine joodse gemeenschap in Nederland is deze vorm van discriminatie<br />

even hardnekkig als structureel te noemen. De toename ervan lijkt mede<br />

toe te schrijven aan de aanzienlijk gestegen deelname van personen met<br />

een extreem-rechtse achtergrond bij het (vermoedelijk) plegen van deze<br />

delicten. Een zelfde toename van extreem-rechts zagen we eerder bij<br />

monitoronderzoek naar discriminatoir geweld. Cijfers over discriminatie<br />

van moslims zijn niet beschikbaar, omdat deze categorie (nog) niet


monitor racisme & extremisme | 55<br />

apart wordt geregistreerd zoals bij antisemitisme het geval is. Discriminatie<br />

vanwege de islamitische godsdienst wordt wel geregistreerd, maar<br />

neemt in de cijfers van het Openbaar Ministerie in 2006 niet toe. Het<br />

blijft steken op een aandeel van 6%.<br />

Verontrustend is het toegenomen aandeel van jongeren bij verdachten<br />

die gehoord zijn vanwege discriminatiemisdrijven. Niet alleen maken<br />

minderjarigen jongens zich hier steeds vaker schuldig aan, maar bij ook<br />

minderjarige meisjes is sprake van een gestaag groeiende deelname. Bij<br />

de jongens steeg hun aandeel fors van 5% in 1997 naar 14% in 2006.<br />

Voor de meisjes steeg het percentage over dezelfde periode van 1% naar<br />

4%. Het zou interessant zijn te onderzoeken waaraan deze stijging te<br />

wijten is. Met die kennis gewapend kan samen met professionals die<br />

met deze jongeren werken (onderwijzers, jongerenwerkers, politie) een<br />

strategie worden ontwikkeld om deze trend om te buigen. Differentiatie<br />

per doelgroep bepaalt of die strategie preventief (educatief) of repressief<br />

(lik op stuk) moet zijn.<br />

Tot slot blijkt uit de cijfers van het verslagjaar dat de afdoening van<br />

discriminatiezaken door het Openbaar Ministerie sterk is gestegen in<br />

2006. Deze stijging duidt op een verhoogde activiteit op dit terrein van<br />

zowel politie als Openbaar Ministerie. Overeenkomstig de toegekende<br />

prioriteit aan het onderwerp discriminatie mag dit zeker goed nieuws<br />

heten.<br />

Het is niet zonder belang te constateren dat de formele toekenning van<br />

prioriteit ook daadwerkelijk heeft geleid tot een verhoogde activiteit.<br />

Regels zoals de ambtsinstructie die tot een dode letter zouden verworden,<br />

schaden het vertrouwen in de rechtsstaat.<br />

De in 2007 herziene Aanwijzing Discriminatie is in dit opzicht grondiger<br />

en preciezer dan haar voorgangers. De Aanwijzing lijkt op deze<br />

wijze meer handvatten te bieden voor een goede uitvoering van het<br />

beleid. Een belangrijk gemis in de Aanwijzing is echter dat een aanzet<br />

ontbreekt tot deskundigheidsbevordering bij zowel politie en Openbaar<br />

Ministerie, als de zittende magistratuur. Op het punt van politietrainingen<br />

zijn hiertoe regionaal wel al enkele succesvolle activiteiten<br />

ondernomen.<br />

De instanties en instellingen die, zoals de Aanwijzing voorschrijft, regi-


56 | opsporing en vervolging in 2006<br />

straties bijhouden, zouden hun voordeel kunnen doen met het hanteren<br />

van uniforme definities en categorieën bij het weergeven van cijfers<br />

en trends.<br />

Succesvol lijkt het streven om sepots bij discriminatiezaken tot een<br />

minimum te beperken. Het percentage sepots is in 2006 flink gedaald.<br />

Hiermee wordt gevolg gegeven aan de instructie uit de Aanwijzing Discriminatie.<br />

Het is uiteraard belangrijk deze trend vast te houden.


Noten<br />

monitor racisme & extremisme | 57<br />

1 Het monitorproject wordt tevens ondersteund door het Ministerie van Volksge-<br />

zondheid, Welzijn en Sport.<br />

2 Staatsblad 1971, 96.<br />

3 Staatsblad 1981, 306.<br />

4 Staatsblad 1991, 623.<br />

5 Persbericht Raad van Ministers van de Europese Unie, 19 april 2007.<br />

6 Publicatieblad eg 2002, C 75 E/269.<br />

7 Publicatieblad eg 2007.<br />

8 Kamerstukken II 2005/06, 30 579, nrs. 1-3.<br />

9 Staatsblad 2003, 480.<br />

10 B.E.P. Meyer, ‘Gedragscode om: frisse wind bij open deuren’, Trema 2001, p. 245-<br />

252.<br />

11 Staatscourant 2003, 61.<br />

12 Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van de concepttekst van de Aanwijzing Dis-<br />

criminatie.<br />

13 Kamerstukken II 2005/06, 30 3000 VI, nr. 26, p. 5.<br />

14 De definitieve tekst was ten tijde van de afronding van dit onderzoek nog niet ge-<br />

publiceerd.<br />

15 Zie voor een toelichting op de term ‘beleidssepot’ paragraaf 6.2.1.<br />

16 Het huidige Fundamental Rights Agency (fra).<br />

17 Kamerstukken II 2006/07, 27 017, nr. 31, p. 7.<br />

18 Discriminatiebestrijding bij de politie, Een kwestie van sturen, Eindrapportage quick-<br />

scan discriminatie politie, oktober 2003.<br />

19 Kamerstukken II 2003/04, 29 200 VI, nr. 158, p. 7-8.<br />

20 Discriminatiebestrijding bij de politie, Eindrapport Landelijk Bureau Discriminatie-<br />

zaken, februari 2005.<br />

21 Landelijk Expertise Centrum Diversiteit, Jaarverslag 2006: Het jaar van de bewust-<br />

wording, Apeldoorn: Politieacademie 2007, p. 21.<br />

22 (11 september 2007).<br />

23 Kamerstukken II 2006/07, 28 824, nr. 30, p. 2.<br />

24 Zie voor de wet Staatsblad 2007.<br />

25 Kamerstukken II 2006/07, 29 628, nr. 50.<br />

26 Gezamenlijke landelijke prioriteiten politie 2008-2011, 1 juni 2007. Zie


58 | opsporing en vervolging in 2006<br />

ligheidsbericht-6?ActItmIdt=107736> (11 september 2007).<br />

27 Zie paragraaf 6.1 Instroom.<br />

28 (september 2007).<br />

29 De cijfers van het cbs wijken af van die in de zevende monitorrapportage zijn ge-<br />

publiceerd (tabel 9.1, p. 186) vanwege een herberekening door het cbs in 2006.<br />

30 Zie ook Jaap van Donselaar (red.), Het Lonsdalevraagstuk, Amsterdam: <strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong><br />

Stichting / Universiteit Leiden 2005, (11 oktober 2007).<br />

31 Zie (14 september 2007).<br />

32 Het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie bij het om dient niet verward te<br />

worden met het Landelijk Expertise Centrum Diversiteit dat onder de Nederland-<br />

se Politie Academie valt.<br />

33 Voorheen de 19 arrondissementsparketten, Openbaar Ministerie, Perspectief op<br />

2010, Den Haag: Openbaar Ministerie 2006, p. 21.<br />

34 Gerdine Dankers & Paul Velleman, Handboek Discriminatie 2006, Amsterdam:<br />

Landelijk Expertisecentrum Discriminatie 2006.<br />

35 Brief ministers bij aanbieding Landelijk Kader Nederlandse Politie 2007,<br />

Kamerstukken II 2006/07, 28824, nr. 30, .<br />

36 Communicatiesysteem Openbaar Ministerie – Parket AdministratieSysteem.<br />

37 Er wordt uitsluitend naar zaken in eerste aanleg gekeken, waardoor de gerechts-<br />

hoven en de Hoge Raad buiten deze registratie vallen.<br />

38 Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, <strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong> & Extreem-rechts, zesde<br />

rapportage, Amsterdam: <strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong> Stichting/Universiteit Leiden 2004, p. 94,<br />

.<br />

39 gps staat voor Geïntegreerd Processysteem Strafrecht.<br />

40 Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues (red.), <strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong> & <strong>Extremisme</strong>,<br />

zevende rapportage, Amsterdam: <strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong> Stichting/Universiteit Leiden 2006,<br />

p. 188, .<br />

41 Zie paragraaf 5.1 klpd, figuur 5.1.<br />

42 Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues (red.), <strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong> & Extreem-rechts,<br />

zesde rapportage, Amsterdam: <strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong> Stichting/Universiteit Leiden 2004, p.<br />

100, .<br />

43 In 2006 levert de politie in totaal 243.073 verdachten aan, Jaarverslag 2006, Ne-<br />

derlandse Politie, p. 11,


(27 september 2007).<br />

monitor racisme & extremisme | 59<br />

44 Jaap van Donselaar & Willem Wagenaar, <strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong> & <strong>Extremisme</strong>. Racistisch<br />

en extreemrechts geweld in 2006, Amsterdam: <strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong> Stichting/Universiteit<br />

Leiden 2007 .<br />

45 Het gaat in 2006 om 54.700 feiten, tegen 52.700 in 2005, Jaarbericht 2006, Open-<br />

baar Ministerie, . Het aandeel<br />

dat geweld heeft in de instroom houdt aan rond de 20%.<br />

46 Brief minister ter aanbieding wodc-rapport ‘Godslastering, discriminerende ui-<br />

tingen wegens godsdienst en haatuitingen’, Kamerstukken II 2006/07, 30800 VI,<br />

nr. 38 ; Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, <strong>Monitor</strong> Racis-<br />

me & <strong>Extremisme</strong>, zevende rapportage, Amsterdam: <strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong> Stichting/Univer-<br />

siteit Leiden 2006, p. 242-243, .<br />

47 Zie ‘Halsema wil discriminerende bedrijven aan de schandpaal’, Nu.nl, 7 novem-<br />

ber 2006, ‘Te vaak: jij komt er niet in’, Algemeen<br />

Dagblad/Utrecht, 23 mei 2006, .<br />

48 Dit onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van een motie van de Tweede Kamer<br />

uit 2001 over technische en beleidssepots bij discriminatie en racisme, Verslag al-<br />

gemeen overleg op 15 november 2001 over de motie-Dittrich inzake de registratie<br />

van discriminatie en racisme (274000 VI, nr. 92), Kamerstukken II 2001/02, 28000<br />

VI, nr. 39 .<br />

49 Jaarbericht 2006, Openbaar Ministerie, p. 53, .<br />

50 Zie paragraaf 3 Ambtsinstructies.<br />

51 Jaarbericht 2006, Openbaar Ministerie, p. 53.<br />

52 Wet van 7 juli 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van<br />

Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke af-<br />

doening van strafbare feiten (Wet om-afdoening), Staatsblad 2006, 330.<br />

53 Besluit om-Afdoening, Staatsblad 2007, 255.<br />

54 Jaarbericht 2006, Openbaar Ministerie, p. 54<br />

55 Kamerstukken II 2005/06, 30 300 VI, nr. 26.<br />

56 De aantallen bij ‘Onbekend’ in de diverse tabellen wordt veroorzaakt door ontbre-<br />

kende gegevens.


60 | opsporing en vervolging in 2006<br />

57 Jaap van Donselaar & Willem Wagenaar, <strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong> & <strong>Extremisme</strong>. Onder-<br />

zoeksbericht: Racistisch en extreemrechts geweld in 2006, Amsterdam: <strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong><br />

Stichting/Universiteit Leiden 2007 .<br />

58 Zie hierover Peter R. Rodrigues & Rita Schriemer, ‘Politie en Justitie’, in: Igor<br />

Boog (red.), <strong>Monitor</strong> Rassendiscriminatie 2005, Rotterdam: lbr 2006, p. 109-112.<br />

59 ‘Politie overweegt ‘lokhomo’s’ in te zetten’, Nu.nl, 15 augustus 2007, .<br />

60 ‘Cohen laakt Marokkaanse jongens op homofeestdag; de Volkskrant, 3 april 2006,<br />

.<br />

61 In 2006 staan vier deurzaken onder art. 137c ingeschreven.<br />

62 Zie Jacky Nieuwboer, ‘Horecadiscriminatie: wake up call cerd voor Nederland-<br />

se Politie en om’, njcm-Bulletin 2006, p. 1177-1187, Aanhangsel Handelingen II<br />

2006/07, 2635.<br />

63 Kamerstukken II 2004/05, 29 800 VI, nr. 165.<br />

64 Jaarverslag 2006, Meldpunt Discriminatie Internet, p. 29.<br />

65 Ibidem, p. 30.<br />

66 Ibidem, p. 25.<br />

67 Rb Amsterdam 25 januari 2006, ljn AV2201 (periodiek internet systeem, dat<br />

is gegaan tot aan het Hof Amsterdam 17 november 2006, ljn AZ3011); Rb<br />

Amsterdam 24 mei 2006 (<strong>House</strong>witz) en Rb Amsterdam 1 juni 2006, parketnr.<br />

13/124393-04 (Ertan).<br />

68 Jaarverslag 2006, Meldpunt Discriminatie Internet, p. 30.<br />

69 Ibidem, p. 30.<br />

70 Joep Dohmen, ‘Justitie maakt ernst met aanpak ‘haatsites’’, nrc Handelsblad, 25<br />

augustus 2007, .<br />

71 Brief Discriminatiebestrijding en rechtshandhaving, Kamerstukken II 2005/06, 30 300<br />

VI, nr. 26.<br />

72 ‘Scholen doen weinig aangifte van incidenten’, Nu.nl, 11 september 2007, .<br />

73 ‘Delegaties overleggen met knvb over o.a. homofobie’, Sport Facilities, 11 juni<br />

2006, .<br />

74 ‘Campagnes in sport om homofobie te bestrijden’, de Volkskrant, 2 november 2006,<br />


om_homofobie_te_bestrijden>.<br />

monitor racisme & extremisme | 61<br />

75 Dit is een subtabel die tot 55% gaat omdat dit percentage het aandeel van de grond<br />

ras is op het geheel aan discriminatie-incidenten.<br />

76 In dezelfde zin hr 24 juni 1975, nj 1975, 450 m.n. Mulder.<br />

77 Peter R. Rodrigues, ‘Opsporing en vervolging in 2005’, in: Jaap van Donselaar &<br />

Peter R. Rodrigues (red.), <strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong> & <strong>Extremisme</strong>, zevende rapportage, Am-<br />

sterdam: <strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong> Stichting/Universiteit Leiden 2006, p. 200, .<br />

78 Peter R. Rodrigues & Rita Schriemer, ‘Klacht en afdoening’, in: I. Boog e.as. (red.),<br />

<strong>Monitor</strong> Rassendiscriminatie 2005, Rotterdam: Argus 2006, p. 179.<br />

79 […] Welten ziet in de komst van Oost-Europeanen weer een nieuwe ‘uitdaging’.<br />

“Deze groep heeft weer zijn eigen problematiek.” Orthodoxie, in welke religie dan<br />

ook, is volgens de hoofdcommissaris de belangrijkste veroorzaker van intoleran-<br />

tie. ‘Politie overweegt ‘lokhomo’s’ in te zetten’, Nu.nl, 15 augustus 2007 .<br />

80 De joodse gemeenschap telt tussen de 30.000 en 40.000 personen.<br />

81 Zie ook P.R. Rodrigues, ‘Islamfobie en antisemitisme: een paar apart’, njcm-Bul-<br />

letin 2004, p. 999-1001.<br />

82 Zie ook scp-publicatie 2006/15, Gewoon doen. Acceptatie van homoseksualiteit in Ne-<br />

derland, Saskia Keuzenkamp, David Bos, Jan Willem Duyvendak & Gert Hekma,<br />

Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, september 2006.<br />

83 ‘Korpschef bezorgd om intolerantie tegenover homo’s’, Nu.nl 9 september 2007,<br />

.<br />

84 A.J. Molhoek, ‘Gewijzigde anti-discriminatie bepalingen in het Wetboek van<br />

Strafrecht’, lbr-Bulletin 1992, nr. 1, p. 5.<br />

85 ‘Vrouwenemancipatie is voltooid’, Nieuwsbank Interactief Nederlands Persbureau 10<br />

maart 2004, ; Men-<br />

no van Dongen & Toine Heijmans, ‘Een minister voor emancipatie?’, de Volkskrant<br />

7 februari 2007, ; zie ook .<br />

86 Zie ook de minister van Justitie, Kamerstukken II 2005/06, 30 3000 VI, nr. 128, p.<br />

7.<br />

87 Art. 12 Sv.<br />

88 Informatie afkomstig van het Regioproject Discriminatie van het korps.


62 | opsporing en vervolging in 2006<br />

89 Zie paragraaf 6.1 Instroom.<br />

90 ‘Jongeren vervolgd voor racisme tijdens carnaval’, Rechtennieuws.nl, 7 juni 2005,<br />

(24 september 2007).<br />

91 ‘Zoetermeer bundelt krachten bij aanpak van extreem-rechts’, en ‘Politie “stalkt” extreem-rechts Zoetermeer uit’, bn/De Stem, 15 augus-<br />

tus 2007, .<br />

92 radar is het bureau voor gelijke behandeling en tegen discriminatie werkzaam<br />

in de regio’s Rotterdam-Rijnmond, Midden- en West-Brabant en Zuid-Holland-<br />

Zuid. Zie ook het jaarverslag op .<br />

93 Jaap van Donselaar & Willem Wagenaar, <strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong> & <strong>Extremisme</strong>. Onder-<br />

zoeksbericht: Racistisch en extreemrechts geweld in 2006, Amsterdam: <strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong><br />

Stichting/Universiteit Leiden 2007 .<br />

94 Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, <strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong> & Extreem-rechts, zesde<br />

rapportage, Amsterdam: <strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong> Stichting/Universiteit Leiden 2004, p. 94.<br />

95 Kamerstukken II 2005/06, 30 3000 VI, nr. 128, p. 7.<br />

96 Zie voor de wet Staatsblad 2007, 180.<br />

97 Gezamenlijke landelijke prioriteiten politie 2008-2011, 1 juni 2007. Zie (11 september 2007).<br />

98 Zo zal vermoedelijk vanaf 2007 een nieuw landelijk uniform systeem voor de poli-<br />

tie worden ingevoerd: Basis Voorziening Handhaving (bvh).<br />

99 Willem Wagenaar & Peter R. Rodrigues, ‘De strafmaat bij racistisch geweld’, in:<br />

<strong>Monitor</strong> <strong>Racisme</strong> & <strong>Extremisme</strong>, zevende rapportage, (Jaap van Donselaar & Peter R.<br />

Rodrigues, red.), Amsterdam: <strong>Anne</strong> <strong>Frank</strong> Stichting/Universiteit Leiden 2006,<br />

.<br />

100 Zie paragraaf 2 Wetgeving.<br />

101 (24 september 2007).<br />

102 Zie ook het overzicht met strafrechtelijke discriminatieverboden in paragraaf 2.<br />

103 Jaarbericht 2006, Openbaar Ministerie, p. 52, (9 oktober 2007).<br />

104 Vier maal in 2006.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!