04.09.2013 Views

Referentiekader Vroege Tweedetaalverwerving - Taalunieversum

Referentiekader Vroege Tweedetaalverwerving - Taalunieversum

Referentiekader Vroege Tweedetaalverwerving - Taalunieversum

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

2.2<br />

natuurlijkerwijs het goede voorbeeld gegeven wordt zonder dat expliciet de fout wordt benoemd.<br />

Communicatief adequate uitingen van kinderen vormen de basis voor het geleidelijk bijschaven<br />

en uitbreiden en het toe groeien naar correctheid.<br />

Hier zien we opnieuw hoe spreek- en luistervaardigheid zich in nauwe verstrengeling ontwikkelen<br />

en wellicht ten overvloede merken we nog maar eens op hoe vanuit didactisch perspectief<br />

de verschillende spreekdoelen geïntegreerd (nauw gekoppeld aan luistervaardigheid en ingeweven<br />

in het totale programma) aandacht moeten krijgen.<br />

Voor spreken worden hieronder vier algemene taalvaardigheidsdoelen onderscheiden:<br />

Spreken (1): De kleuter kan, op beschrijvend niveau en op communicatief adequate wijze,<br />

antwoorden op voor hem bestemde vragen.<br />

1.1 De kleuter kan concrete vragen over zijn eigen leefwereld in de context van het ‘hier-ennu’<br />

beantwoorden.<br />

bv. “Wat heb jij voor lekkers in je broodtrommeltje?” “APPEL EN BOTERHAM.”<br />

1.2 De kleuter kan concrete vragen over zijn eigen leefwereld buiten de context van het ‘hieren-nu’<br />

(vragen over ‘daar-en-toen’) beantwoorden.<br />

bv. “Wat heb jij in de vakantie gedaan?” “NAAR OMA GEWEEST MET ZUSJE.”<br />

De kleuter kan vragen over zijn eigen gevoelens, intenties en interesses beantwoorden.<br />

bv. “Waar ben jij bang voor?” “OE, VOOR DE MONSTER!”<br />

1.3 De kleuter kan desgevraagd een beschrijving geven van een relevant concreet voorwerp of<br />

een persoon dat/die zich in een voor de kleuter concrete situatie bevindt of bevond.<br />

bv. “Hoe ziet jullie nieuwe baby er uit?” “HEEEL KLEIN EN MET HEEEL ZWARTE HAREN.”<br />

1.4 De kleuter kan desgevraagd, eventueel ondersteund door gebaar en beeld, een beschrijving<br />

geven van een gebeurtenis uit de eigen leefwereld.<br />

bv. “Wat is er nu met je hoofd gebeurd?” “IK GING HARD LOPEN EN TOEN GING IK VALLEN,<br />

ZO TEGEN DIE MUUR.”<br />

1.5 De kleuter kan desgevraagd uitleggen, eventueel ondersteund door gebaren en beeld,<br />

hoe hij in een concrete situatie te werk is gegaan.<br />

bv. “Zo, jij hebt een hoge toren gebouwd. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?” “IK HEB GROTE<br />

BLOKKEN BENEDEN EN DIE (wijst aan) BOVEN. IK HEB ZE ZO EN ZO (gebaart/doet alsof)<br />

OP ELKAAR GEZET.”<br />

Spreken (2): De kleuter kan op communicatief adequate wijze, spontaan en desgevraagd vertellen<br />

over onderwerpen die hem bezig houden.<br />

2.1 De kleuter kan, aan bekende leeftijdsgenoten of bekende volwassenen, iets meedelen of<br />

vertellen over zaken die in de context van het ‘hier-en-nu’ aanwezig zijn.<br />

bv. “KIJK JUF. IK HEB GETEKEND. DIT BEN IK. DAT IS PAPA, DAT MAMA, EN DAT MIJN<br />

BROERTJE.”<br />

2.2 De kleuter kan, aan bekende leeftijdsgenoten of bekende volwassenen, iets meedelen of<br />

vertellen over dingen, eigen ervaringen, gevoelens, gebeurtenissen uit het verleden of in<br />

de toekomst die zich in een concrete en voor de kleuter relevante situatie afspelen.<br />

bv. “Naar waar ben je gisteren geweest?” “NAAR DE ZEE.”<br />

[ 23<br />

]

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!