Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
BIBLIOTHEEK KITLV<br />
0005 8006<br />
D 3 VVZ X<br />
?<strong>y*L**ë</strong>
LAND- EN ZEETOGTEN<br />
IN<br />
NEDERLJLND'S-INDIË.<br />
ir - voo» J'
ipm
Û7\
At<br />
L<br />
DP.il<br />
LAND H EN- ZEETOfxTEN<br />
i N<br />
EIST EENIGE BUTT S CHE ETABLISSEMENTEN,<br />
(ÎET3AA.-N- INT BE .TAKKPT T.8>ly TOrlS^Ö,<br />
XI O O Tl<br />
JOILOKKS OXHTIElt, Jz.<br />
VborlijeeiL Secretaris te J'. JJ.K.MJI. /.1 Y/.<br />
MET ï>i^TE3T.<br />
TWEEDE BEET..<br />
Te AMSTEHDAll, bij<br />
C . G . S TT E I» K! E<br />
MI» r r oxrnn,
UIT HOOGACHTING<br />
VOOR ECHT VADERLANDSCHB DEUGDEN,<br />
GEPAARD MET UITGESTREKTE KUNDE<br />
EN UITSTEKENDE VERDIENSTEN,<br />
GE wy D<br />
AAN<br />
HET WELZIJN DES LANDS<br />
JN<br />
NEDERLANDS-INDIË;<br />
WORDT DIT BOEKDEEL
AAN DE HEEREN<br />
Mr. H. W. M U NT IN GH E<br />
EN<br />
J. J. VAN SEVENHOVEN,<br />
DANKBAAR EH EERBIEDIG<br />
OPGEDRAGEN<br />
BOOB.<br />
DEN SCHRIJVER.
VOORBERIGT.<br />
r eel behoeve ik niet tot voorspraak by<br />
de uitgave dezer tweede bijdrage [als het<br />
boek zoo heeten mag) tot de meer algemeens<br />
kennis van onze Indische Bezittingen, te zeg-<br />
gen. In de voorrede van het Eerste Deel,<br />
verklaarde ik reeds het oogmerk, dat mij<br />
de pen hiertoe deed opvatten. Ben ik<br />
ik inderdaad zoo gelukkig, dat mijne<br />
eerste poging, gelijk mij door my ne vrien-<br />
den , zoo wel als door hoogstvereerende<br />
* 4
VIII<br />
openbare beoordeelingen, wordt verzekerd,<br />
niet geheel mislukt is, dan durf ik my' wel<br />
vlei/en, dat ook aan dezen tweeden Bundel<br />
een gunstig onthaal zal te beurt vallen ,<br />
althans ik heb daarin de zelfde rondborstig-<br />
heid en ongekunstelde schrijfwijze in acht<br />
gehouden, als in het Eerste Deel. Iets<br />
tot de kennis van Land en Volk bij te dra-<br />
gen, bleef mijn hoofddoel; van bijzondere<br />
personen gewaagde ik slechts, wanneer<br />
een onwederstaanbaar gevoel van hoqg-<br />
achting of van dankbaarheid, mijne pen<br />
wegsleepte. Verscheiden aanzienlijke per-<br />
sonen, die mij stofje tot groote erkentelijk-<br />
heid gegeven hebben, zijn in dit werk on-<br />
genoemd gebleven, omdat ik tot stelregel<br />
had aangenomen, mijne bijzondere lotgeval-<br />
len daarbij geheel ter zijde te stellen. Zoo<br />
had ik, by voorbeeld, my ne allereerste aan-
" IX<br />
stelling, ter algemeene Secretarie te Ba-<br />
tavia, en mijne aanvankelijke bevordering,<br />
geheel te danken cum de welwillendheid<br />
van den toenmaligen algemeenen Secreta-<br />
ris, den Heere J. c. BAUD , wiens zeer<br />
spoedig daarop volgend vertrek naar Eu-<br />
ropa , een wezenlijk en groot verlies<br />
voor de algemeene Secretarie was. Dit<br />
hoofdbureau was, namelijk, onder het bestuur<br />
van den Heere BAUD eene ware pe'pinière, om<br />
jeugdige ambtenaren tot verdienstelijke man-<br />
nen op te leiden. De meest bekwame Amb-<br />
tenaren, die zich titans in Nederlandsch-In-<br />
dië bevinden, zijn onder de leiding van<br />
den Heer BAUD , ter algemeene Secreta-<br />
rie werkzaam geweest.<br />
Hiermede, geachte en gunstige Le-<br />
zer, zij deze pennevrucht aan uwe be~<br />
* 5
ievolenliä opgedragen. Behelst zij iets nut-<br />
tigs , verwerft zij eenigermate uwe goed-<br />
keuring , dan is mijne moeite op de stree-<br />
lendste wijze beloond.<br />
i Augustus , i8a8.
I N H O U D .<br />
EERSTE HOOFDSTUK.<br />
Aankomst op den Zuid-Oosthoek van Jaya. — Parelduikers<br />
by Banjoe-Wangie en Noesa-Kembangan. — Zuidkust van<br />
Java. — Ongezondheid der landstreek. — Verklaring van<br />
het Waterbederf in de Wittc-Rivier. — Middelen tot verbetering.<br />
— Gevaarlijke Bergbeklimmlng door den Heer LB-<br />
SCHENAULT. — Beschrijving van den Mer-Apie. — Verbetering<br />
van het lot der .inboorlingen, — Groote verwachtingen<br />
ten opzigte dezer Provincie. — De Heer ELOUT aldaar tot<br />
Resident benoemd BI. i.<br />
TWEEDE HOOFDSTUK.<br />
Voorbcreidselcn tot eene reize naar de Moluksche eilanden in<br />
het gevolg van den Gouverneur-Generaal. — Voorafgaande<br />
terugtogt naar Batavia. _ Reisje langs de Javaansche<br />
kust. — Onderscheidene Etablissementen aldaar. — Poila-<br />
Mandalique. — Vermetelheid der Zeeroovers. — De Haaijcvangst.<br />
— Aankomst te Batavia. — Statistiek van huwbare<br />
raci sjcs BI. 17.<br />
DERDE HOOFDSTUK.<br />
Vertrek naar de Moluksche eilanden. — Een enkel woordje<br />
over de Koloniale Marine. — De Kapitein ter zee z. SCHROOIjESTEiN.<br />
— Aankomst voor het fort Victoria. — De reede<br />
van Amboina. — 'Dc stad Ambon en de zamenlevitig aldaar.—<br />
Dominé KAM. — Inlandsclie Christenen. — Verbeteringen<br />
in het openbaar Onderwijs en heilzame gevolgen, welke men<br />
zich daarvan mag beloven BI. 27.<br />
VIERDE -HOOFDSTUK.<br />
Klimaat der Moluksche eilanden. — Gezonde luchtstreck, —
XU I N H O U D .<br />
Schilderachtig voorkomen van Aml/oitia. — Batoe-Gadj'a. —<br />
De Klappcrtuinen. — Batoe Merah. — Aanmerkingen over<br />
de gesteldheid van den grond dezer eilanden. — Produkten<br />
van het land. — De Sago-boom. — Houtsoorten. — Mocsons<br />
in "de Moluksclie wateren. — Beschrijving van den<br />
Kruidnagel-boom en de culturen der Nagelen. . . BI. 4t.<br />
VIJFDE HOOFDSTUK.<br />
Nadere beschouwing van de bevolking van Ambolna. — Toenemende<br />
Beschaving. — Groote uitbreiding van de Christelijke<br />
Godsdienst. — De Zeden. — Europeanen. — De Dames.<br />
— Karikaturen. — Araboncschc Mahomcdancn. — Kleeding,<br />
costumes en by zondere gebruiken. . . . BI. 57.<br />
ZESDE HOOFDSTUK.<br />
Tegenwoordige toestand van Landbouw, Nijverheid en Produkten.<br />
— Maatregelen tot wering van knevelarijen. — Amboïna<br />
zoude veel meer kunnen opbrengen, dan enkel kruidnagelen.<br />
— Vooruitzigt, om den Theeboom aldaar aan to<br />
Uwceken. — Indigo, suiker en koflij. — Mocskruiden en<br />
vruchten. — Muskaatnoten-boomen. — Loerics en kakatoe&s.<br />
— 'DeOelar-beloeàa. — Agar-agarenTripang. BI. 75.<br />
ZEVENDE HOOFDSTUK.<br />
Vertrek naar Banda. — De Goenong-Api. — Zijne uitbarsting<br />
op het oogenblik der aankomst van den Gouverneur-Generaal.<br />
— Het fortfNassau. — Het fort Belgica. —<br />
De stad. — De Muscaatnotenboom (_Nux myristica")..—<br />
Aanplanting in Perken. — Voorz<strong>org</strong>en en behandeling by de<br />
inzameling van dit produkt BI. 85.<br />
ACHTSTE HOOFDSTUK.<br />
Nadere beschouwing der bevolking. — Alfoeren of koppensnellers.<br />
— Aard en voorname karaktertrekken van dit<br />
volk. — Ncderlandsche Zendelingen. — Staaltje van ongeletterdheid.<br />
— Zondcrlijke Christclrjke vermaning van een'<br />
dezer hecren. BI. 102.
I N H O U D . xi»<br />
NEGENDE HOOFDSTUK.<br />
Aardbeving en nieuwe uitbarsting van den Goenong-Apie. —<br />
De schrijver vertrekt naar Ternate. — Bengaalsche goochelaars.<br />
— Aankomst te Ternate, en voorloopige beschrijving.<br />
— Zamenleving. — Vriendenkransjes. — De Resident<br />
NF.TJS. — De Secretaris BOERS. — De walvischvangers. —<br />
Ecnige aanmerkingen nopens de yjsscherjj. — Merkwaardige<br />
zeeprodukten. — Kolonizatie BI. ui.<br />
TIENDE HOOFDSTUK.<br />
Ommcstreken van de stad Ternate. — Fort Oranje. — Paleis<br />
des Sultans, — Merkwaardige decoratie door den Sultan aan<br />
zijne Legcrhoofden geschonken. — De Chinesche Graven. —<br />
Beschrijving van het zoogenaamde Doodenfeest der Chinezen<br />
BI. i35.<br />
ELFDE HOOFDSTUK.<br />
Des Sultans Secretaris MOHAMMAD HOSSEIN. — Arabische Legendes.<br />
— De Koran. — Mahomedaansche ketters. — Groote<br />
haat tegen de Joden. — Mahomedaansche Tijdrekening. —<br />
Vasten. — Godsdienstige leesten. — Gelukkige en ongelukkige<br />
dagen. — Bedevaartsgangers naar Mekka. . BI. 146.<br />
TWAALFDE HOOFDSTUK.<br />
Reisje naar Batjan. — Korri-Korri's van den Sultan van Ternate.<br />
— Installatie van eenen nieuwen Sultan van Batjan,<br />
door den Heere NEYS. — Het fort Bameveldi. — Droevig<br />
einde van den Luitenant OULINES. — De Kerk. —De schoolmeester.<br />
De Sergeant SERANI. — Huwelijk en bruiloft. —<br />
Terugreis. — Tidore. — Groote welvaart van dat eiland. —<br />
De Pottebakker. — Terugkomst te Ternate. — Bergbeklimming<br />
— Afscheid van Ternate BI. 167,<br />
DERTIENDE HOOFDSTUK.<br />
Vertrek naar Kemma, naar Menado en verder binnenslands. —<br />
Bijzonderheden , nopens het eiland Celebes, — Toestand der
X'V 1 N H O U DJ<br />
Ncdcrlandsche etablissementen. — Voornaamste stammen der<br />
bevolking. — De Goudmijnen. — Deficit van ƒ 300,000. —<br />
Bewerking der mijnen. — Oorzaken van hunne geringe op-<br />
bren e sr Bi. 190.<br />
VEERTIENDE HOOFDSTUK.<br />
Vervolg van het vo<strong>org</strong>aande. — De voornaamste Produkten<br />
van Celebes. — Iets over den landbouw. — Oorzaken van<br />
zijn verval. — Handel en Nijverheid. — Aanmerkingen<br />
over den staat van het eiland. . . . . . . . Bi. 2u,<br />
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.<br />
Aankomst te Bima op het eiland Sumbawa. Ecnig berigt nopens<br />
land en bevolking. — Slechte landbouw. — De Goenong-Tomboro.<br />
— Schrikkelijke uitbarsting van dien berg<br />
en geheele verwoesting van het eiland. — Rapporten van<br />
onderscheidene Residenten wegens deze gedenkwaardige vernieling<br />
BI. 239.<br />
ZESTIENDE HOOFDSTUK.<br />
Vertrek naar Koepang op het eiland Timor, — De Reede. —<br />
Landbouw. — Producten. — Witte mieren. — Heilzame planten.<br />
— Merkwaardige genezing. — Tabak. Indigo'.<br />
Djatie-hout. — Bijzonderheden nopens de bevolking en de<br />
Vorsten. BI. 265.<br />
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.<br />
Omliggende eilanden onder het gezag der Nederlanders. —<br />
, Poeloe-Smauw. — Het Herten-eiland. — Minerale bronnen. —<br />
Bcschryving van het land. — Zeden der Bevolking. — Poeloe-Rotti.<br />
— Poelo-Dao. — Savo. — Producten. — IJzermijnen.<br />
— Tabak. — Katoen. — Salor. — Etablissementen<br />
der Portugezen. — Samba . BI. 290.<br />
ACHTTIENDE HOOFDSTUK.<br />
Reize naar Sambas. — Gevaarlijke ontmoeting met een buffel<br />
»au boord. — Bijzonderheden wegens het eiland Borneo in
I. N H O U D. XV<br />
het algemeen. — Verbazend groote diamant. — Verschil-<br />
lende Producten. — Koophandel. — Dayaks. — Diamant-<br />
groeven BI. 30S.<br />
NEGENTIENDE HOOFDSTUK.<br />
Dé schrijver komt weder te Batavia. — De Kop van PETER<br />
ERF.ERFF.LDT. — De Javasche Methuzalem. — Vertrek naar<br />
Palembang. — Kostbaar reisje. — Beschrijving van de hoofd-<br />
plaats. — De Kratons. — De Rakits. — De Pantjàlangs. —<br />
Fraai gezigt op de rivier BI. 325.<br />
TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />
Vervolg van het vo<strong>org</strong>aande. — Publieke Gebouwen. De<br />
Missidjit. — De Grafsteden der Vorsten. — De Bevolking. —<br />
De Regering. — De Ambtenaren. — Pandelingen. — Misbruiken.<br />
Bi. 344.<br />
EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />
Nadere beschouwing der bevolking. — Zeden, gewoonten en<br />
karakter der Palembangers. — Trotschheid met laagbeid gepaard.<br />
— Onverschilligheid. — Twistzucht. — Handwerken,<br />
kunsten en letteren. — Schranderheid en behendigheid. —<br />
De Sultan MAHMOED BADAR EL DIN ; BI. 360.<br />
TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />
De binnenlanden van het Palembangsche Rijk. — Orang koeboe.<br />
— Produkten. — Gewone prijzen der voornaamfte artikelen.<br />
— Handel. — Contributiën aan den Sultan. — Voornaamfte<br />
Wetten en Adat ' . . . BI. 393.<br />
DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />
Atjieh. — De Battaks. — Iets over hunne godsdienstbegrippen.<br />
— Aloude Nederlandsche bezittingen langs de Westkunst.<br />
— Padang en oiidcrhoorighedcn. — Bcnkaclcu. —
XVI I N II O U D.<br />
Het fort Marlborough,—De Lampongs. — Tambi en Siak —<br />
De Heer STOKBROO door de zeeroovcrs genomen. . Bh 417<br />
VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />
Beschouwing van het eiland Banka. — De berg Monopyn. —<br />
De stad Muntok. — De voornaamste produkten. — Uitmuntende<br />
houtsoorten. — De Kolonel DE LA FONTAINE. — *nen<br />
uitvoer. — Bevolking. — De tinmijnen. — Het eiland<br />
Billiton. - Besluit. BI# 443.
PW *»#0#»"<br />
EERSTE HOOFDSTUK;<br />
- " ' ' = = *<br />
ai'ànkomst op den sZuid-Oosthvek van Java: —-<br />
Pprelduikers bij Banjoe Wangie e« Nocsa-Kembangan.<br />
— Zuidkust van Java. — Ongezondheid<br />
der landstreek. — Verklaring van het<br />
Waterbederf in de Witie-Rivier. — Middelen,<br />
tôt verbetering. — Gevaarlijke liergbeklimming<br />
'door den Heer LESCHENAULT; — Beschrijving<br />
pan den Mer-Apie. — Verbetering van hei lot<br />
der inboorlingen. —~ Groote verwachtingen te7p<br />
opzigt dezer Provincie. — De Heer ELOUT aldaar<br />
tot Resident benoemd.<br />
hans zette ik óp het schóbrie Java Voet aan<br />
wal, juist bp de meest verwijderde plek gronde<br />
Van de plaats, waar ik de eerste maal was aangeland<br />
j want bij onze eerste aankomst, wierpen<br />
wij het anker in de Pepet-baai, geheel aan den<br />
Noord-Westelijken kant van het eiland, en thans<br />
kwamen wij óp den uitersten Zuid-Oostelijken<br />
Koek, wederoni te Banjoe-Wangie aan;<br />
Het was hier juist in den tijd van de zoogenaamde<br />
Parelduxkerij, waarvan , in de nabijheid<br />
II; A
van Banjoe-Wangie, en Zuidwaarts van Java ,<br />
bij Noesa-Kembangan, nog al eenig werk wordt<br />
gemaakt , ofschoon hier de parelen niet groot<br />
zijn en bij vergelijking minder waarde hebben. Op<br />
Noesa-Kembangan , waar ook stofgoud in de<br />
riviertjes gevonden wordt, kan men de parelen<br />
gemakkelijk langs de kusten inzamelen , maar<br />
te Banjoe-Wangie beeft men daartoe opzettelijke<br />
duikers, die, zonder touw om bet lijf<br />
m«t groote snelheid naar den bodem der zee<br />
dalen, en na eenige minuten tijds, met of<br />
zonder vangst, wederom naar boven zwemmen ,<br />
Om kort daarna op nieuw in zee te duiken, het-<br />
om onze pakkaadje te dragen, als tot onze per^<br />
soonlijke veiligheid, inzonderheid om ons voor de<br />
menigvuldige tijgers., wier akelig gehuil ons, met<br />
het vallen van den avond, links en regts in de<br />
ooren klonk , te beveiligen, verhaalden ons, dat<br />
voor eenige jaren, aan de af helling van den Çoenong-Rantee<br />
(Ketenbcrg), een man , die naar den<br />
berg wilde gaan , om zwavel van daar te halen ,<br />
door de nedervallende mist in het woud, met bijna<br />
vijftig paarden, welke hij bij zich had, plotseling<br />
gedood werd. Zulks kwam ons niet ongeloofelijk<br />
voor, alzoo inderdaad de natte en koude bcdomptheid<br />
van deze bosschen ons de borst beklemde<br />
, en de aangestokene vuren op een' afstand<br />
van dertig schreden bijna onzigtbaar maakte,<br />
terwijl de nedervallende mist een' zeer onaangenamen<br />
stank verspreidde.<br />
De Heer Resident BAUMHAUER , bij wien wij<br />
onzen intrek genomen hadden, was van gevoelen,<br />
dat, bijaldien deze ontzaggelijke wouden geheel<br />
verbrand werden, deze landstreek aan vruchtbaarbeid<br />
en gezondheid meer zoude winnen dan al<br />
het voordeel, hetwelk tot nog toe van de geza^ '<br />
menlijke Houtbossclien op gansch Java gelrokken<br />
wordt. Wat hiervan wezen moge, zoo veel is<br />
zeker, dat de Banjoe-Wangische wouden zeer<br />
wel ontbeerd kunnen worden , dat het niet moeijelijk<br />
zoude zijn , dezelve bij feilen wind in de<br />
assche te leggen, en dat deze onderneming do<br />
heilzaamste gevolgen zoude hebben.<br />
Wat nog veel tot de bekende en onloochenbare<br />
A a
- 4 -<br />
ongezondheid in dit gedeelte van Java, bijdraagt,<br />
is het gebruik van het Water uit tie zoogenaamde 1<br />
Witlè-Rivicf, van welke ik in eene vroegere be j<br />
Schrijving van Banjoe-Wangie, met een enkel<br />
woord gewag maakte. In meer dan een opzigt is<br />
deze Rivier een nadere beschouwing waardig 4<br />
en het was mij zeer aangenaam hiertoe , door onze<br />
terugkomst in deze afgelegene Residentie , eene<br />
gunsiige gelegenheid te vinden. De berigten,<br />
welke de Heer BAUMHAÜER daaromtrent had ingewonnen,<br />
en die gedeeltelijk op de kennisgevingen<br />
van kundige inboorlingen , gedeeltelijk ook<br />
op de nasporingen van den Heere LESCHENAULT<br />
gegrond waren, kwamen hoofdzakelijk hierop neder.<br />
De Witte-Rivier (ßoengie-Poetie) heeft haren<br />
oorsprong in het genoemde keten-gebergte, en<br />
Stroomt met groote snelheid noordwaarts tusschen<br />
Panaroeltan en Sombroeavoe. Reeds bij haren oorsprong<br />
heeft haaf water eene melkachtige kleur , die<br />
echter slechts merkbaar is., wanneer men eene groote<br />
hoeveelheid water schept , want in een bierglas<br />
schijnt hetzelve volkomen helder te zijn. In deze<br />
gedaante heeft het water geen' hoegenaamden bijzonderen<br />
smaak , en is , volgens het zeggen der/<br />
Javanen , alsdan ook tot bewatering hunner landerijen<br />
zeer dienstig en heilzaam. In de nabijheid<br />
van de bronnen dezer Rivier, was eertijds het<br />
land sterk bevolkt, doch is thans grootendeels verlaten<br />
en woest, door de zelfde omstandigheden ,<br />
Welke zoo vele andere kampongs dezer Provincie
ontvolkt hebben , te weten , de natuurlijke ongezondheid<br />
van het oord, en vooral ook de opstand<br />
welke hier voor omtrent twintig jaren een bloedbad<br />
onder de bevolking na zich heeft gesleept.<br />
De Witte-Rivier loopt aanvankelijk over een<br />
bed van witte kleiaarde, van welke zij hare witte<br />
kleur ontvangt. De veranderingen, welke haar<br />
water ondergaat, worden veroorzaakt, door eene<br />
beek , die zich omtrent drie mijlen van haren oorsprong<br />
met de Witte-Rivier vereenigt, en Soengi-<br />
Pahit (Biltere-Rivier) genoemd wordt. Het water<br />
dezer beek is bezwangerd met eene groote<br />
Veelheid zwavelzuur , en ontspringt uit de vulkanische<br />
groeven van den Merapi (i). Deze zwavejachtige<br />
beek is zeer onbeduidend in den loop<br />
van het droge seizoen ; zij wordt alsdan grootendeels<br />
verzwolgen door den lossen zandgrond,<br />
Waardoor zij zich een' weg taant, en loopt geheel<br />
te niet alvorens zij de zoogenaamde Witte-<br />
Rivier bereikt ; maar wanneer de beek door de<br />
slagregens van de West-Moeson aangezwollen is,<br />
en door het zand niet meer opgeslurpt worden,<br />
kan , stort zij zich uit in de Witte-Rivier, en<br />
deelt alle hare verderfelijke eigenschappen aan deze<br />
laatstgenoemde mede. Het zwavelzuur vereei<br />
(i) Men weet reeds, dat Mer-Api , Vuurberg beteekent<br />
} en dat deze naam aan verscheidene Indische<br />
gebergten gemeenschappelijk wordt gegeven. De Mer-<br />
Api , waarvan hier de rede is , wordt ook Tasjem<br />
genoemd. Zie I. D., hl. 347.<br />
A i<br />
1
n igt zich met de kleideeltjes, die in de wateren 1<br />
der Witte-Rivier opgelost zijn , verandert en<br />
Verheldert hierdoor' de kleur van het water , hetwelk<br />
te gelijker lijd, ten gevolge dezer vermenging,<br />
de visschen doet sterven, de menschen die<br />
het drinken hevige kohekpijnen en buikziekten<br />
berokkent, alle plantgewassen die er mede bevochtigd<br />
worden doet verdorren, en op deii bodem<br />
van de rivier zelfs de steenen verteert.<br />
Het bederf van het water dezer rivier is des te<br />
schadelijker-, omdat het juist plaats heeft, wanneer<br />
zij , door de menigvuldige stortregens aangezwollen<br />
zijnde, het gansche omliggende land besproeit*<br />
Het zoude eene allernuttigste onderneming van<br />
onzen Waterstaat zijn , aan de Soengi-Pàhit eene"<br />
andere rigting te geven , en volgens het gevoelen<br />
van den toonmaligen Resident, zoude dit niet zeer<br />
moeijelijk noch zeer kostbaar zijn. Bij aanhoudend<br />
gebrek van regen, droogt deze beek geheel uit,<br />
en zelfs in de West-moeson heeft dezelve niet<br />
boven de a5 voet breedte en omirent twee voet<br />
diepte. Men zoude gevolgelijk den loop dezer<br />
awavelbeek 3 ter plaatse waar dezelve met de<br />
Witte-Rivier zamenvloeit, gemakkelijk langs de<br />
laatstgenoemde kunnen verleggen, en dit zoude<br />
een tweede middel tot de gansche herschepping<br />
dezer voor zoo veel verbetering vatbare provincie<br />
van Java zijn.<br />
De Mer-Api van B an joe-Wangi, die aan de<br />
Soengi*Pahit., haren oorsprong geeft, is een der<br />
moeijelijkst beklimbare bergen van hei gansche
eiland, en voor zoo veel mij bekend is, heeft geen.<br />
Europeaan , met uitzondering alleen van den Heer<br />
LESCHENAULT , immer den Krater kunnen bereiken.<br />
Deze verdienstelijke Natuurkundige, besteeg<br />
den uitersten top van dezen berg , en zijn berigt<br />
deswegen aan den Heere N. ENGELHARDT ingezonden,<br />
is niet alleen met opzigt tot de natuurlijke<br />
gesteldheid van dezen merkwaardigcn berg, maar<br />
ook met betrekking tot de verbetering van het lol<br />
eener talrijke volksklasse te belangrijk, om hier<br />
niet kortelijk aangehaald te worden.<br />
Daar waar het digte schier ondoordringbare<br />
woud door eenigcopene plekken afgewisseld wordt,<br />
is de grond bedekt met allang-allang, (zie Deel<br />
I, bl. 180, in de Noot) dat den doortogt al mede<br />
zeer moeijelijk maakt, en wanneer dit ter mans<br />
hoogte opschietend gras vermindert, wanneer men<br />
reeds op de helling van den berg \s3 en hoe langer<br />
hoe steiler weg ontmoet, wordt de vermoeijenis<br />
van hel klimmen op de onaangenaamste wij.ze<br />
verzwaard door eene zekere soort van gras, dat in<br />
volstrekte tegenoverstelling met het allang-allang<br />
zeer dun en klein van blad is, en half op den<br />
vochtigen grond verrot zijnde, den weg zoo glihr<br />
herig maakt, dat men zich onophoudelijk aan de<br />
takken en struiken moet vasthouden, om niet<br />
wederom naar beneden te glijden.<br />
Na aldus een paar uren tijds voortgeklouterd<br />
te zijn, bereikte de Heer LESCHENAUI.T den top<br />
des bergs, waar zich ook de krater bevond. Voor<br />
A 4
dat hij deze hoogte bereikte, had hij reeds hier en,<br />
en daar groote broze groenachtigo brokken zwavel<br />
aangetroffen, die waarschijnlijk eertijds uit den<br />
krater geworpen zijn.<br />
De opening van den vuurberg is langwerpig<br />
rond, strekkende van Noord-Oost naar Zuid-West,<br />
en de omtrek derzelve bedraagt omtrent eene<br />
halve mijl ; de grootste middellijn wordt op 3oo.o<br />
voet en de diepte van den krater op omtrent<br />
4*oo voet geschat! De bodem heeft eene uitgestrektheid<br />
van omtrent i5oo voet, waarvan de grootste<br />
helft, lager liggende, een meer vormt, welks,<br />
water zeer heet is , eene groenachtige witte kleur<br />
heeft, en veel zwavelzuur bevat. Van de oppervlakte<br />
stijgen ligte zwaveldampen, en uit onder-?<br />
scheidene kloven en scheuren , in het overige gedeelte<br />
van den bodem , rook naar boven.<br />
Reeds op der helling des bergs vond men geea<br />
hoog geboomte, met uitzondering alleen van da<br />
Casuarina equisetifolia (door de Javanen Semaragenoemd),<br />
eene soort van denneboomen, in welks,<br />
lange getakte bladereu, de wind de diepe doodsche<br />
stilte, door een aangenaam geruisen afbreekt<br />
en vervrolijkt. In de nabijheid van den krater<br />
zijn de boomen zeer klein en veelal geheel ver-r<br />
dord. Niettemin houdt zelfs binnen in den afgrond<br />
alle plantengroei r niet ten eenemale op, en hier<br />
en daar ziet men uit de kloven en spleten van de<br />
wanden des kraters eene soort van varenkruid ,<br />
çn eene soort van. Arbutus (in het Iav. Roekom.)<br />
ontspruiten, en somtijds zelfs welig groeijen. Nog
meer verwondert men zich , tot bij den rand des<br />
kraters, de uitwerpselen van den xtijger te ontwa-»<br />
ren, niettegenstaande het op deze hoogte reeds<br />
tamelijk koud is.<br />
De plaats , waar men in den krater afdaalt ia<br />
aan deszelfs Noord-Weslkant. Een gedeelte van<br />
den weg loopt in eene zachte helling af, doch<br />
weldra moet men zich van ladders bedienen, die<br />
aan de vooruitstekende steenbrokken , nu epus loodregt,<br />
dan weder schuins, vast gemaakt worden.<br />
Deze wijze van neder te dalen is zeer gevaarlijk,<br />
want de steenbrokken zijn, door de werking van<br />
het vuur in kalk veranderd, en kunnen derhalve<br />
ligtelijk afbrokkelen ; in welk geval de reiziger met<br />
ladder en al in den afgrond zoude neder tuimelen,<br />
en waar hij stuiten mögt, alles met zich mede<br />
zoude slepen, totdat hij geheel in de diepte geval-.<br />
len zoude ziJH.<br />
« Wij namen echter ," zegt de Heer LESCHE-<br />
NAULT, wiens berigt ik hier woordelijk zal vol-,<br />
gen, « alle mogelijk© maatregelen van Yoorzig-»<br />
tigheid en landden gelukkig op den bodem van<br />
dezen afgrond, en in de nabijheid van de steeds<br />
rookende vuurkolken aan. Het was de eerste maal<br />
dat ik van zoo nabij de ontzaggelijke werkplaats<br />
beschouwde, waar de Natuur de omkeeringen be-*<br />
reidtj welke de naburige oppervlakte onzes aardbols<br />
van gedaante doen veranderen. Het is mij<br />
onmogelijk uit te drukken, door welk gevoel mijne<br />
ziel op dat oogenblik het meest vermeesterd werd 3<br />
ontzettende verbazing of sprakelooze bewondering,<br />
A 5
— 10<br />
Hoe groot de moed van den mensch ook wezen moge,<br />
hij gevoelt zich behcersehl door de natuurlijke aandrift<br />
wanneer al wat hem omringt hem mei vernieling<br />
schijnt te bedreigen. Boven ons hoofd ongure bergklouipen,<br />
die meer schenen te zweven dan te hangen<br />
, en die ons elk oogenblik schenen te zullen<br />
verpletteren; onder onze voeten een opziedende<br />
vuurgloed, die slechts door eene smalle strook<br />
van uitgedoofde asch van ons gescheiden was ; het<br />
bruischend koken der gesmoltene vuurstoffe, dat<br />
naar het gedruisch eener onstuimige zee geleek,<br />
het inademen eener scherpe verzengde , vurige<br />
lucht, — dit alles verdoofde mijn gevoel en<br />
maakte mij als bewusteloos.<br />
« Nadat ik in zooverre wederom tot mij zelve<br />
gekomen was, dat ik in,staat was, om bedaardelijk<br />
over te gaan tot het beschouwen van dit<br />
ontzaggelijke natuurtooneel, begaf ik mij nader<br />
bij de vulkanische luchtgaten , door welke de rook<br />
uitbreekt. Ik onderscheidde vier dergelijke openingen<br />
aan het oostelijk gedeelte des vulkaans.<br />
De eerste opening, welke men bereikt, is tevens<br />
de grootste, en heeft de gedaante van een volko-,<br />
men rond gat, dat zeven voet middellijn heeft.<br />
Naast deze opening is eene tweede t die eenigermate<br />
naar eene grot gelijkt, uit welker bodem<br />
een dikke rook opstijgt. Deze beide openingen<br />
zijn door fijnen zwavelbloem aan de randen als<br />
in stofgoud gevat, en de wanden zijn met kleine<br />
zwavelkrijstallen als met topazen versierd. Men<br />
kan zonder letsel tot zeer nabij doze openingen
— 11 —<br />
komen. De beeren WIKERMAN en LISNET, die<br />
mij vergezelden , en niet wisten., hoe doordringend<br />
de werking van zwavelzure dampen is, hadden<br />
zelfs den moed, om in de grot van de tweede<br />
opening neder te dalen. Zij werden oogenblikk<br />
el ijk door den damp bedwelmd, en hadden naauwelijks<br />
den tijd , om schielijk terug te keeren.<br />
Zeer ligtelijk hadden zij kunnen verstikken en omkomen<br />
, zonder dat het mogelijk ware geweest,<br />
hen te redden. Onze handen en aangezigtea<br />
schenen in deze dampen bloedrood te zijn.<br />
a De beide andere openingen, ten oosten van de<br />
eerstgemelde, bevinden zich nevens elkander,<br />
ohmiddelijk tegen den oostelijken wand van dezen<br />
kolk. Deze schijnen het eigenlijke fornuis<br />
van den vulkaan te zijn , want daarin laat zich<br />
een veel grooter gedruisch hooren, en de eene<br />
dezer openingen werpt nu en dan, gewoonlijk ongeveer<br />
om de tien sekonden, eenige brokken van<br />
eene gesrnoltene massa, ter grootte i van eene<br />
vuist , acht of tien voet hoog naar boven. Bij<br />
elke zoodanige opwerping verneemt men een sissend<br />
geluid , niet ongelijk aan dat van een' geopenden<br />
ventilatie-klep aan een - stoomwerktuig. De<br />
tijdruimten tusschen de onderscheidene uitwerpingen<br />
zijn nagenoeg van gelijken duur. Bij nacht<br />
zullen deze opWerpselen naar alle waarschijnlijkheid<br />
gloeijend zijn , doch bij dag gelijken zij naar<br />
Huilen van weeke modder (jlaaue boueuse) die<br />
in het nedervallen plat wordt.<br />
- * Zeer gaarne zoude ik eenige dezer kluiten op-<br />
I
.<br />
— 12 -m<br />
genomen en bewaard hebben., doch hot was niet<br />
mogelijk , alzoo de ontzaggelijke hitte van den<br />
bodem ons niet toeliet, nader dan op vijftien voet<br />
daar bij te komen.<br />
« Dit geheele gedeelte van den bodem dezes<br />
vuurkolks is nog door eene menigte kleinere openingen<br />
doorboord j de rook dringt door alle de<br />
spleten van den bodem heen,, en zeifSj wanneer<br />
men met een mes eene opening in den grond<br />
maakt, komt er oogenblikkclijk rook te voorschijn.<br />
« Voor twee jaren, (in i8o3), zeggen de Javanen,<br />
bevonden zich de grootere openingen ten<br />
Westen van de plaats, waar zij thans zijn, en hier<br />
van. zijn inderdaad nog duidelijke sporen te zien.<br />
Zij zijn thans uitgebluscht en vormen nog kolken<br />
van a5 tot 3o voet diepte. Eertijds kon men<br />
ook gemakkelijk den oever van het zwavelmeec<br />
bereiken, doch tegenwoordig loopen de kanten<br />
wo. steil af, dat zulks slechts nog aan eene enkele,<br />
zijde, en zelfs daar met groote moeite, mogelijk,<br />
is. Een onzer Javanen waagde het langs<br />
dezen steilen kant, tot aan het meer af te zakken<br />
, en bragt mij een bamboesroer vol met het<br />
water van hetzelve, hetwelk ik, ter nadere onderzoeking<br />
, besloot met mij te nemen- De plaats<br />
Yan waar de Javanen nog voor twee jaren zwavel<br />
gingen halen, is thans door het meer bedolven.<br />
« Weinig scheelde het, of onze bergbeklimming<br />
baddc een noodlottig einde gehad. De Heer LIS-<br />
NET had zich te digt aan den steilen oever van<br />
«.
i3 -*»<br />
het Ktyavelmecr begeven 5 een gedeelte der hartt<br />
gewordene aseh, waarop hij stond , brokkelde af^<br />
hij gleed naar beneden j en zoo hij niet gelukkig<br />
op een vooruitstekenden steenklomp gestuit ware ,<br />
izoude hij op de ellendigste wijze in het kokende<br />
fcwavelmeer zijn omgekomen.<br />
« Wij bleven vijf en zeventig minuten lang in<br />
den krater, waarin men eene «eer scherpe j heetë<br />
lucht inademt, welke de oogen , de lippen , het<br />
binnenste van den neus en de longen zeer pijnlijk<br />
aandoet. De zolen van onze schoenen waren<br />
door de hitte van den grond geheel verschroeid»<br />
Juist toen wij voornemens waren wederom naar<br />
boven te klimmen , brak er van den bovensteii<br />
rand, aan de westzijde j een groot brok los, dat<br />
wel vijftien of twintig voet dik was, en viel met<br />
een* ontzetienden plof in het zWavelmeer neder ^<br />
Waarop een zeer sterk en langdurig opbruischeri<br />
in hetzelve plaats greep, hetwelk ons deed besluiten,<br />
dat dit meer zeer diep moest zijn.<br />
« De hoogte van den Mer-Api schat ik op omtrent<br />
6000 voet, doch op geen anderen grond, dan dat<br />
men van de hoofdplaats Banjoe-Wangie tien mijlen<br />
moet afleggen, om den krater te bereiken. Eertijds<br />
moesten de Javanen uit den zoo even beschreven'<br />
kolk of krater zwavel afhalen, waarvan het<br />
Voormalige bestuur , zoo ik meen, tot het vervaardigen<br />
van buspoeder gebruik maakte. Uit het<br />
bovenstaande zal de Lezer kunnen nagaan, hoe<br />
moeijelijk en gevaarlijk de beklimming van dezen<br />
berg en het verblijf in den krater zijn. Wan-
- i4-<br />
neer men daarbij in aanmerking neemt, dat deze<br />
ongelukkige inboorlingen lien uren gaans b<strong>org</strong>-op<br />
en wederom tien uren berg-af, door eene woeste,<br />
met tijgers vervulde landstreek moesten afleggen,<br />
terwijl daarenboven de hun ongewone<br />
koude, en de vochtige dampen in de bosschen aan<br />
deze arme, schamel bedekte menschen niet zelden<br />
kwaadaardige koortsen en een' plotselingen dood<br />
berokkenden , alsdan zal men de menschlievendheid<br />
onzer tegenwoordige Regering naar waarde<br />
schatten, die terstond bevolen heeft, deze levering<br />
van zwavel eens vooral te doen ophouden. Het<br />
speet mij zeer , dat ik geen' thermometer bij mij<br />
bad , om de hitte van het zwavelmeer , van de<br />
opstijgende dampen en van de lucht , welke wij<br />
inademden, te kunnen gadeslaan ; doch een thermometer<br />
had ik op geheel Banjoe-Wangie niet<br />
kunnen bekomen.<br />
« Volgens het zeggen der Javanen heeft er, nu<br />
ruim dertig jaren geleden (2), aan de Oostzijde<br />
van den top des Mer-Api, eene instorting plaats<br />
gehad, die met een verschrikkelijk gedruisch vergezeld<br />
ging. Een groot brok van den berg geraakte,<br />
door eene inwendige schudding los, en<br />
rolde gelijk eene lavine naar beneden tot aan den<br />
oever der zee, alles wat in den weg stond , ook<br />
(2) In het jaar 1702, RAFFLES zegt, dat dit Ge- '<br />
bergte zijne laatste uitbarsting in 1796 gehad heeft.<br />
Dit is twijfelachtig, en die uitbarsting moet in allen<br />
gevalle zeer onbeduidend geweest zijn.
— i5 —<br />
de zwaarste boomen, met verplettende kracht<br />
vernielende. Een gedeelte van deze omzettende<br />
steenmassa bleef omtrent eene mijl ten Nooiden<br />
yan Banjoe-Wangie op bet strand liggen. Aldaar<br />
Was een moeras, dat den weg zeer bezwaarlijk<br />
en de nabij beid zeer ongezond maakte. Dit moeras<br />
werd door de steenlavine gedempt , en eensklaps<br />
tot vasten grond herschapen, zoodat zelfs<br />
eene rivier, die eertijds in het moeras te niet<br />
liep, thans haren loop Noordwaarts gerigt heeft<br />
en langs eene zelf gevormde bedding, regelmatig<br />
vooristroomt. Natuurtooneelen zoo treffend, en<br />
zoo zeldzaam, verdienen wel der vergetelheid ontrukt<br />
ie worden.<br />
Banjoe-Wangie is eene veelbelovende provincie.<br />
De vruchtbaarheid van den vulkaanachtigen<br />
grond is er zoo groot, dat bij eene steeds toenemende<br />
verbetering van den landbouw en meerder<br />
ontginning van grond, deze Provincie, even<br />
als het eertijds woeste Buitenz<strong>org</strong>, van eene<br />
schuilplaats voor tijgers en ander wild gedierte<br />
in een der schoonste oorden van het bekoorlijke<br />
Java zal herboren worden. De onmiddelijke nabijheid<br />
van het eiland Bali , en de gemakkelijke<br />
overtogt van Banjoe-Wangie derwaarts, zoude, met<br />
vele andere omstandigheden, deze Provincie eerlang<br />
tot eene der gewigtigste van Java kunnen maken.<br />
Een man, die zich reeds in jeugdigen leeftijd door<br />
onverrooeibaren ijver en ongeloofelijke werkzaam-
t<br />
m if) —<br />
held mét fóeth bekroond heeft, is thàtis (3) >, zöö<br />
wij vernomen hebben, tot Resident dezer in vele<br />
bpzigten zob belangrijke provincie benoemd ; ert<br />
waarom zou men niet met grond vertrouwen ;<br />
dat, gelijk hij , nog koi*t geleden, te Bidara-Tjina<br />
énkel tbt uitspanning van gewigtigere bezigheden<br />
'een Woesten plek grbilds in een bevalligen en met<br />
smaak aangélegden tuin herschiep, hij thans ookj<br />
ofschoon hij welligt slechts een' korten tijd te<br />
Banjoe-Wangie zal vertoeven j eene voor verbetering<br />
zoo Vatbare, doch thanS nog half Woest<br />
liggende landstreek, eerlang tot een tweede<br />
Tjandjor hervormen zal ? Op Banjoe-Wangie en<br />
op vele andere gewesten van Indi'ê is de fabel van<br />
GELLERT toepasselijk, waar de vader opzijn sierfbed,<br />
aan zijne zoons melding maakt ^ van eenen<br />
ïn zijnen erfgrond verb<strong>org</strong>en sehat* Ontginning $<br />
Uitbreiding van landbouw en culture , vermeerdenring<br />
van arbeidzame banden; ziedaar de ware<br />
Goudmijnen van Nederland's-Indiëi<br />
t- "4_.<br />
(5) De Heer ELOUT , van wien ifi het I. Deel j bh<br />
17 en 281 , reeds gesproken is geworden.<br />
TWEE-
TWEEDE HOOFDSTUK.<br />
Voorbereidselen tot eene reize naar de Moluksche<br />
eilanden in het gevolg van den Gouverneur-Gehei<br />
aal. — Voorafgaande terugtogt naar Batavia.<br />
— Reisje langs de Javaansche kust. —'<br />
Onderscheidene Etablissementen aldaar.<br />
Poelo-Mandalique. — Vermetelheid der Zeeroovers.<br />
— JDe Haaijevangst. — Aankomst té<br />
Batavia. — Statistiek van huwbare meisjes.<br />
V an Banjoe-Wangie was onze bestemming terugwaarts<br />
naar Indies hoofdstad, om ons gereed<br />
te maken, tot een' togt naar de Moluksche eilanden<br />
, werwaarts de Gouverneur-Generaal VAN DER<br />
CAPELLEN met Z. M. fregat Eurydice, onder be-<br />
vel van den Kapiicin ter zee WARDENBURG, gevolgd<br />
door een talrijken stoet van ambtenaren en<br />
officieren, eerstdaags de reize wilde aannemen,<br />
om met eigene oogen den toestand van land en<br />
bevolking in die afgelegene bezittingen gade te<br />
slaan, en ook aldaar nieuwe inrigtingen tot meerder<br />
welvaart der voorheen zoo hard gedrukte<br />
Ambonesche, Bandasche en andere onderdanen<br />
B
— i8 —<br />
van Nederlandsch Indie' lot stand te brengen. Sedert<br />
het bezoek van den Gouverneur-Generaal VAN DIE-<br />
MEN (in het jaar 1640) waren deze eilanden nimmer<br />
met de tegenwoordigheid van zulk een hoog<br />
ambtenaar vereerd geworden , en alleen hij, die<br />
ooggetuige geweest is van de ondubbelzinnige blijken<br />
van eerbied en liefde , welke de bevolking in<br />
het algemeen aan den nu afgetredenen Gouverneur-<br />
Generaal bij elke gelegenheid volijverig betoonde,<br />
kan zich eenig denkbeeld maken van de blijdschap<br />
, met welke de bewoners der Moluksche<br />
cilmdea de heugchelijke komst van Zijne Exellentie<br />
te gemoet zagen.<br />
Ook wij , — en ik inzonderheid, die reeds<br />
vroeger , tijdens de onlusten van Saparoea , een<br />
togtje naar de zoogenaamde Specerij-eilanden gedaan<br />
had, en destijds ten huize van den aehtings-<br />
Waardigen Hoofd-Administrateur, den Heere MOOR-<br />
REES te Ambon zeer genocgelijke dagen had gesleten<br />
— verheugden ons in dit aangename reisje,<br />
én namen vol vreugde onzen terugtogt naar Batavia<br />
aan , om ons aldaar van het noodige te gaan voorzien.<br />
Om te gelijker tijd een wakend oog op de zeeroovers<br />
te houden j die zich altijd hier en daar<br />
langs de kusten van Java nestelen , zeilden wij<br />
digt langs den wal , en passeerden dien zelfden<br />
dag het kleine etablissement Panaroekan, waar<br />
eene goede baai en ankerplaats doch geene bevaarbare<br />
rivier is; voorts het fort Passoeroean,<br />
waar men integendeel niet digter dan op 3 of<br />
4 mijlen kan ankeren , terwijl aldaar eene fraaije<br />
1
— 19 —<br />
vele mijlen bevaarbare rivier , met eene, voornamelijk<br />
door den rijsthandel bloeijende inlandsche<br />
stad gelegen is ; van hier passeerden wij de schoone<br />
, volkrijke en welvarende stad Soerabaija, waarvan<br />
ik reeds gewag heb gemaakt, en waar eene<br />
menigte kadraaijers ons vruchten en ververschmgen<br />
kwamen aanbieden , van welke wij echter op dit<br />
oogenblik overvloedig voorzien waren. Wij zeilden<br />
toen digt langs het fort Lodewijk, (thans fort<br />
Oranje genoemd), hetwelk geheel in zee geïsoleerd,<br />
inzonderheid van dezen kant eene fraaije<br />
vertooning maakt; passeerden vervolgens Toehang,<br />
waar vele kanonneerbooten, kruispraauwen<br />
en andere Gouvernements-vaartuigen worden aan- v<br />
gebouwd , en kwamen in de ruime baai van het<br />
bevallige Rembang ten anker, alwaar wij, schoon<br />
de tijd yan ons toeven zeer kort was , bij den.<br />
Resident een bezoek afleiden, en na aldaar het<br />
middagmaal gehouden te hebben, in een zeer<br />
aangenaam gezelschap een toertje deden, langs de<br />
geurige dreven en bekoorlijke ommestreken van<br />
deze residentie, dié een der vermakelijkste oorden<br />
van het eiland is, zoowel ten opzigte van het<br />
land zelve, als van den beminnelijken omgang<br />
en de gulle vriendelijkheid der aldaar gevestigde<br />
Europeanen.<br />
Na alhier een paar onvergetelijke dagen te. hebben<br />
do<strong>org</strong>ebragt, liepen wij om het vo<strong>org</strong>ebergte<br />
van Japara, waarop een klein fort van dien<br />
naam, hetwelk, gelijk Buitenz<strong>org</strong> bij het oude<br />
Badjadjaran, in de nabijheid eener oude en be-<br />
B %<br />
i
I— 20 —<br />
roemde stad van het Madjapahitsche Rijk gebouwd<br />
is, en nog met een aiouden tempel prijkt,<br />
die voor een der heerlijkste gewrochten van Hindoesche<br />
bouwkunst op gansch Java gehouden<br />
wordt.<br />
Wij waren reeds bet fortje Joana gepasseerd,<br />
hetwelk ook maar in zoo verre melding verdient,<br />
dat het grootelijks te wenschen zoude rijn , indien<br />
aan deze beide (thans onbeduidende) etablissementen<br />
{Japara en Joand) genoegzame sterkte<br />
gegeven konde worden, om de somwijlen zeer<br />
verregaande vermetelheid der zeeroovers te beteugelen<br />
, die van Borneo , Billiton, Linga en zelfs<br />
nog vei.lere gewesten naar het vlak tegen over<br />
Japara gelegene eiland Mandalic/ue (het grootste<br />
rooversnest van de gansche Javasche kusi) afzakken<br />
, om bij dit eiland een punt van vereeniging<br />
te houden. Zoude men in Europa kunnen ge-<br />
Jooven , dat in de kreken van een nietig eilandje,<br />
op hetwelk men van de Javasche kust, met een<br />
goeden verrekijker, de vuren der zeeroovers kan<br />
zien branden, dit gespuis van alle hoeken des Archipels<br />
bijeen durft komen, om, als hét ware,<br />
in het aangezigt van het Nederlandsen gezag,<br />
hunne heillooze raadsvergaderingen te houden,<br />
en aldus, als het waren, openbaar den spot te drijven<br />
met onze Koloniale Marine !<br />
Van hier stevenden wij naar Indië's tweede<br />
hoofdstad Samarang. Waarom de rivier, waaraan<br />
deze stad gelegen is , de groote rivier genoemd<br />
wordt, is mij onbekend, maar zoo veel is zeker,
— 2T '<br />
dat een onzer officieren , die zich des avonds naar 1<br />
den wal begeven wilde, onverrigter zake weder<br />
aan boord kwam, omdat hij deze zoogenaamde<br />
groote rivier in het donker niet had kunnen vinden.<br />
Overigens overtreft Samarang de stad Soerabaija<br />
in talrijkheid van bevolking , en dit schijnt<br />
de eenige reden te zijn, waarom men Samarang<br />
de tweede, en Soerabaija de derde stad noemt,<br />
tenzij men hierin ook de geographische ligging<br />
oostwaarts in het oog hield ; want in alle andere<br />
opzigten is Soerabaija eene meer aanzienlijke<br />
stad dan Samarang. De reede van deze laatstgenoemde<br />
plaats ligt geheel open; op eene mijl<br />
afstands van den wal heeft men niet boven de<br />
drie vademen, zoodat groote schepen hier anderhalve<br />
mijl van den wal moeten ankeren. De<br />
monding van de meergemelde grooie rivier is derwijze<br />
aangeslibd, dat er bij laag water naauwelijks<br />
eene middelmatige praauw door varen kan.<br />
Overigens is ook Samarang eene aanzienlijke en<br />
bloeijende stad.<br />
- Ook de reede van Cheribon, waar wij kort<br />
daarna voorbij zeilden , ligt geheel open. De dubbele<br />
monding der rivier heeft bij hoog water niet<br />
meer dan één vadem diepte. Van de stad zelve ,<br />
die niet veel bijzonders heeft, is reeds (I Deel,<br />
blz. 434) melding gemaakt, en ik kan daihalve<br />
gevoegelijk overgaan tot het daarop volgende Nederlandsche<br />
etablissement Taggal, een stadje mét<br />
7000 inlanders bevolkt,, waar wij eene bezetting<br />
van 17 Europeanen aantroffen, in een fortje , dut<br />
B 3 -
sa- 32<br />
met een half dozijn meest defecte stukken gemonteerd<br />
was. Het woord Taggal beteekent vlakte.<br />
Nogians verheft zich in deze provincie, doch tien<br />
of twaalf mijlen landwaarts in, de berg Gedé,<br />
ook Taggal genoemd, die een der hoogste van<br />
Java is.<br />
Stil en gerust, met kalmte en mqoi weer, steven-»<br />
den wij dus naar de groote hoofdstad van Neder-,<br />
landsch Indi'è voort, zonder eenige bijzondere<br />
merkwaardige ontmoeting op de reis ; tenzij men<br />
daar voor houden wille de vangst van een ontzettend<br />
grooten haai , dien wij reeds daags na ons<br />
vertrek van Cheribon in de nabijheid van het schip<br />
hadden zien rond plassen. De zeelieden zien dezen<br />
gast zee.r ongaarne verschijnen, omdat velen<br />
gelooven, dat zulks het voor tee ken is van een op<br />
handen zijnde sterfgeval aan boord. Het gebeurt<br />
inderdaad zeer dikwijls, dal men een haai nabij<br />
het schip ontwaart, wanneer er een of meer<br />
zieken aan boord zijn, en het is wel begrijpelijk,<br />
dat het monster, dat met een' zeer scherpen reuk<br />
begaafd is, op de lucht der ziekelijke uitwasemingen<br />
van bedenkelijke lijders afkomt. Het is althans<br />
bekend, dat de slavenhaalders somtijds op<br />
de geheele reize door eenige haaijen vergezeld<br />
plagten te zijn, die waarschijnlijk aangelokt waren,<br />
door de sterkriekende uitwaseming der op<br />
elkander gepakte negers. Bij ons aan boord was<br />
op dip oogenblik geen enkele zieke aanwezig.<br />
Zoodra het scheepsvolk den haai bespeurd had,<br />
waren zij bedacht geweest, om het ondier te van-
— 23 —<br />
gen, en hadden ten dien einde een' ontzaggelijk<br />
grooten ijzeren haak, met' een paar pond Spek daaraan<br />
vastgemaakt, aan eene stevige lijn over boord<br />
laten hangen. Een oude haai echter schijnt, even<br />
als eene oude rot, niet gemakkelijk te vangen te<br />
zijn. Verscheiden malen dwaalde het dier om<br />
den baak heen, berook zelfs nu en dan het spek,<br />
en verwijderde zich weder, zonder toe te happen<br />
, zoodat het meer dan waarschijnlijk is, dat<br />
het gezigt van den haak of van de lijn hem verdacht"<br />
1 voorkwam. Eindelijk, na lang dralen,<br />
kon zijne vraatzucht , naar het scheen , de verzoeking<br />
niet langer wederstaan. Wij zagen hem laag<br />
in het water zich met den witten buik opwaarts<br />
wentelen, en een oogenblik daarna echoot hij<br />
als een' pijl naar boven, en slokte niet alleen het<br />
spek en den haak , maar zelfs een goed einde van<br />
de lijn naar binnen. Om het dier uu te vermoeijen<br />
, werd de lijn door den bootsman nu eens afgevierd,<br />
dan weder schielijk en met rukken ingehaald,<br />
en loen men meende den haai genoeg te<br />
hebben afgemat, haalde men hem eindelijk binnen<br />
boord. Het dier sloeg echter nog zoo geweldig<br />
om zich heen , dat, als hij met den staart een der<br />
zeelieden geraakt had, hij hem gewisselijk een<br />
arm of een been gebroken zoude hebben. Nadat<br />
men hem vóórop het schip, op den zoogenaamden<br />
Bak, nog eenigen tijd had laten spartelen, hieuw<br />
de bootsman hem met een' behendigen bijlslag<br />
den staart af, en nu was ook de grootste kracht<br />
van het dier verdwenen. Nu werd hij meer van<br />
B 4
- 2 4 -<br />
nabij beschouwd. Zijne lengte bedroeg ruim negen<br />
, voeten, en de omtrek van zijn' kop zes en<br />
g duim. In zijn wijden bek had hij drie<br />
reijen puntige tanden , en wanneer hij gaapte,<br />
was de opening groot genoeg, om een menschelijk<br />
ligchaam door te laten. Men sneed nu het<br />
dier den buik open, en was niet weinig verwonderd<br />
in zijne maag een half verteerden schoen en<br />
een-" slopkous te vinden. Het stuk spek, dat de<br />
haai nog voor zoo korten tijd had ingezwolgen,<br />
was bijna geheel verteerd. Het hart van den<br />
haai werd naar den scheepsdoctor , den kundigen<br />
en braven Heer A. FLENTROP, gebragt, en sprong<br />
op in het tobbetje, waarin men het gelegd had.<br />
Twintig uren daarna zag men in dit hart nog<br />
eene trekkende beweging. Een stuk van den staart<br />
Werd naar de kombuis gebragt en, op verschillende<br />
wijzen toebereid, door dezen en genen uit liefhebberij<br />
geproefd. Het vleesch is taai en tranig<br />
doch wordt, op lange zeereizen, wanneer men<br />
sedert een' geruimen lijd geen versch voedsel genoten<br />
heefl, wel eens met graagte genuttigd.<br />
Men zegt, dat de haaijen levende jongen voortbrengen<br />
, somtijds van tien tot zesüeu en zelfs<br />
twintig in getal. ^ Ook verbaalt men, dat men<br />
eens een geheel menschelijk geraamte in den balg<br />
van een' haai gevonden heeft , doch zulks komt<br />
mij voor niet meer geloof te verdienen, dan AN-<br />
DERSONS reize door Sumatra. Minder fabelachtig<br />
is het, dat men van het vel der haaijen zeer goed<br />
segrijn maakt 5 dat de vinnen door de Chinezen
— 25 —<br />
sterk gezocht worden, en dat de haaijen, wanneer<br />
zij zwemmen, dikwerf door een aantal kleine<br />
vischjes voorafgegaan worden, aan welke de zeelieden<br />
den nâam van loodsmannetjes geven , doch<br />
die zoo veel in gedaante naar den haai zelve gelijken,<br />
dat ik ze voor zijne jongen heb gehouden<br />
, te meer , omdat zij niet zelden op den rug<br />
en den kop van den haai vastgekleefd zitten.<br />
Wat er van zij , laat ik eechler gaarne aan ervarene<br />
natuurbeschouwers over.<br />
Zoodra wij te Batavia waren aangekomen,<br />
maakten wij ons tot de reize naar de zoogenaamde<br />
Groote Oost gereed.<br />
Bij het afscheidnemen van mijne vrienden,<br />
bleef ik niet in gebreke, een hartelijk vaarwel<br />
aan mijn-" ambtgenoot en vertrouwden vriend A.<br />
»I.E. ONDAATJE te zeggen. Deze voor 's Gouvernements<br />
dienst veel belovende jongeling ,<br />
maakte mij bij deze gelegenheid bekend met zijn<br />
voornemen, om eerlang in het huwelijk te treden.<br />
Hij had tot dus verre à la Talleyrand (4) over<br />
de schoone kunne gedacht, doch onder de Indische<br />
Beautés was het hem nu niet .meer<br />
onverschillig, aan wie hij zijne hand schonk.<br />
In vroeger tijd had hij eene Statistique personelle<br />
(4) Men weet, dat de Prins van Benevento , zijne<br />
vrienden , die zich verwonderden, dat een zoo schrander<br />
man zulk eene onnoozele vrouw gekozen had,<br />
ten antwoord gaf: Rien n'est plus commode quo<br />
d'avoir une femme bête.<br />
B 5
— 26 —<br />
van alle Bataviasche -schoonheden opgemaakt,<br />
waarvan de ineesten, gelijk natuurlijk is na te<br />
gaan, zoogenaamde Liplappen waren. De volgende<br />
rubrieken waren op deze staten met meer<br />
uaauwkeurigheid ingevuld dan menige recapitulatie<br />
van de Algemeene rekenkamer.<br />
Naam en toenaam ? — Ouderdom ? — Mooi of<br />
ïeelijk? —Heeft zij geld? —Erfenissen te wachten<br />
? — Welke familiebetrekkingen ? — Heeft zij<br />
kinderen gehad ? — en hoevele?<br />
De laatste rubriek is van bijzonder kenschetsenden<br />
aard voor den toestand der zeden van de<br />
lieve Liplapsclie meisjes. Ik beken echter gaarne<br />
dat men eenige uitzonderingen vindt, en dat men<br />
in sommige dezer creoolsche schoonheden meisjes<br />
vindt, die even blank van kleur als rein van<br />
ziel zijn. Zulk een Engel viel den nu door Amor<br />
bekeerden spotter zelven ten deel, en hoewel hij<br />
eertijds de Bataviasche meisjes , om zoo te zeggen<br />
over één' kam geschoren had, raadpleegde hij<br />
wel degelijk zijn hart en. verstand, toen hij zich<br />
kort daarna in den echt verbond met eene der<br />
beminnelijkste juffers,, met welke hij thans de gelukkigste<br />
huwlijksbaan bewandelt. Wanneer zulke<br />
brave , ijverige en bekwame jongelingen zich door<br />
het huwelijk voor duurzaam in Indiê vestigen<br />
verblijdt zich ieder vriend des Vaderlands, in de<br />
aanwinst van een veelbelovend ambtenaar. Moge<br />
de Heer ONDAATJE nog langen tijd zijne nuttige<br />
diensten aan het Gouvernement blijven toewijden !
— 27 ~<br />
DERDE HOOFDSTUK. <<br />
1<br />
Vertrek naar de Moluksche eilanden. — Een enkel<br />
woordje over de Koloniale Marine. — Be<br />
Kapitein ter zee z. SCHROOIJESTEIJN. — Aankomst<br />
voor het fort Victoria. — Be reede van<br />
Amboina. — Be stad Ambon en de zamenleving<br />
aldaar. — Dominé KAM. — Inlandsche<br />
Christenen. — Verbeteringen in het openbaar<br />
Onderwijs en heilzame gevolgen, welke men<br />
zich daarvan mag beloven.<br />
Oedert den Gouverneur-Generaal VAN DIEMEN,<br />
gelijk reeds gezegd is, waren de Moluksche eilanden<br />
niet meer door den Opperbevelhebber van<br />
Indiê bezocht geworden, tot dat de Gouverneur-<br />
Generaal VAN DER CAPELLEN, den ganschen Indischen<br />
Archipel door reizende, ook op deze eilanden<br />
voet aan Wal zette. Maar hoe verschillend<br />
waren de 'beweegredenen tot beider togten ! De<br />
Gouverneur-Generaal VAN DIEMEN begaf zich naar<br />
Amboina met eene wel toegeruste krijgsmagt, om
— 28 —<br />
onlusten te dempen , oproerlingen te kastijden ,<br />
wederspannige Vorsten ten onder te brengen, en<br />
meer klem aan het monopolie van den specerijhandel<br />
te geven: den Gouverneur-Generaal VAN<br />
DER CAPELLE.N mögt het integendeel te beurt<br />
vallen , aan de beklemde culture en handel meer<br />
vrijheid te schenken, en den grondslag tot do<br />
welvaart der inlandsche bevolking te leggen * door<br />
nieuwe verordeningen, welke hen in het geruste<br />
genot. Yan de vruchten van hunnen arbeid stelden.<br />
Ook is zijn naam in deze verwijderde streken van<br />
Nederlandsch Indiê, niet minder dan op Java<br />
in gezegend aandenken gebleven. Hiervan was<br />
ik nog ruim een jaar lang. na de terugreis van<br />
den Gouverneur-Generaal naar Batavia getuige,<br />
te Ambon, te Ternate, te Tidore en op alle<br />
plaatsen, welke ik in de Moluksche wateren bezocht<br />
heb.<br />
De bijzonderheden van den togt Zijner Excellentie<br />
en de weldadige instellingen van den Gouverneur-Generaal<br />
ten behoeve eener zoo lang onderdrukte<br />
bevolking vereischcn hier geene breedvoerige<br />
ontwikkeling, alzoo de officiële stukken, daartoe<br />
betrekkelijk, in der tijd algemeen bekend zijn<br />
gemaakt. In het belang der inboorlingen van<br />
de Moluksche eilanden, zoowel als in het belang<br />
en ter eere van ons Vaderland zelve, mogen wij<br />
de hervormingen, welke de Baron VAN DER CAi'ELLEN<br />
aldaar lot stand heeft gebragt, te regt beschouwen<br />
als de blijde voorbode eener geheele<br />
emancipatie dezer, ook builen het (nu niet veel
- 39 —<br />
meer beteekenende) product der specerijen, zoo<br />
belangrijke bezittingen.<br />
Meer tot het plan van mijn reisverhaal behoort<br />
de beschouwing van land en volk , van voortbrengselen<br />
en zeden , en zoo ik al kortelijk gewag<br />
make van den eigenlijken overtogt naar de zoogenaamde<br />
Groote Oost, is het voornamelijk, omdat<br />
ik hier voor het eerst gelegenheid vond, om<br />
het hemelsbreed onderscheid tusschen de koninklijke<br />
Nederlandsche zeemagt en de zoogenaamde<br />
koloniale marine met eigene oogen waar te nemen.<br />
Ieder een, die bekend is met de handhaving<br />
der goede orde, met de z<strong>org</strong> voor de zindelijkheid,<br />
de gezondheid en het welzijn der schepelingen,<br />
met de regtvaardigheid van het bestuur<br />
, en met zoo vele andere loffelijke eigenschappen<br />
onzer vaderlandsche scheepsbevelhebbers,<br />
kan zich gemakkelijk van zeer vele vaartuigen<br />
der koloniale marine een denkbeeld vormen<br />
, wanneer hij zich van die eigenschappen<br />
juist het tegenstrijdige voorstelt.<br />
De Gouverneur-Generaal begaf zich met Mevrouw<br />
de Baronnesse VAN DER CAPELLEN in het<br />
begin van het voorjaar 1824 aan boord van 'sKonings<br />
fregat Enrydice, gevoerd door den bejaarden,<br />
kundigen en braven Kapitein ter zee j. VAN<br />
WARDENBURG. Aan boord van dit schoone fregat,<br />
hetwe|k voor dezen togt met de uiterste<br />
z<strong>org</strong>vuldigheid vertimmerd en verfraaid was,<br />
bevonden zich ook eenige officieren en ambtenaren<br />
in het onmiddelijk gevolg van den Gouverneur-
— 3o —<br />
Generaal, onder anderen de reeds vroeger (5)<br />
door mij met hoogen lof genoemde Secretaris<br />
der Hooge Regering j. SCHNEITHER , de Gouver-<br />
nements-architect en kunstteekenaar PAYEN en an-<br />
deren.<br />
Eenige officieren en ambtenaren embarkeer-<br />
den zich nevens mij zelven aan boord van een<br />
koloniaal vaartuig, de Zwaluw genoemd , waar-<br />
aan men den titel van korvet geschonken<br />
had. Tot Kommandant daarvan was opzette-<br />
lijk voor de Moluksche reize benoemd geworden<br />
de Heer ZACHARIAS SCHROOIJESTÈIJN , een der<br />
braafste officieren van het gansche korps der Kolo-<br />
niale Marine (6).<br />
Ik ga thans over tot eenige nadere bij-<br />
(5) Deel I, bl. 281.<br />
(o) De Heer SCHROOIJESTÈIJN was niet een van die<br />
menigvuldige parvenus, die, ofschoon eene aanzien-«<br />
lijke geboorte gewisselijk niet alleen aanspraak op<br />
bevordering geeft, echter buiten het gemis daarvan<br />
ook alle beschaafdheid en opvoeding ontbeeren<br />
; geen van die parvenus, welke in civile en<br />
militaire departementen in Indië tamelijk menigvuldig<br />
waren , en ons de revolutietijden herinnerden<br />
toen de bestuurders van den Lande, het kussen van<br />
den presidialen zetel met den driestal of de snijdersbank<br />
, en den voorzittershamer met den spanriem of<br />
den troffel verwisselden ; geen van die parvenus , van<br />
welken het een spreekwoord in Indië geworden is<br />
te vragen : Is die heer als een heer uitgekomen, of
— 3i —<br />
zonderheden nopens de Moluksche eilanden in<br />
het algemeen, waarbij ik, met eenige meer-<br />
i<br />
is hij hier een heer geworden ? geen van die parvenus,<br />
van welken het niet minder tot spreekwoord<br />
geworden is , te zeggen : La canaille de l'Europa<br />
devient le beau-monde des Indes. De Heer SCHROOI-<br />
JESTÈIJN was een van diegenen, die wezenlijk aan<br />
bet korps tot eer verstrekten. Wat de Duitschers<br />
een Biedermann noemen , was volkomen toepasselijk<br />
op het karakter van den Heer SCHROOIJESTÈIJN. In<br />
zijne vroege jeugd was hij , uit onwederstaanbare<br />
zucht voor de zeevaart, als kweekeling in 's Lands<br />
dienst getreden , was als jongeling naar Indië gereisd<br />
, en had sedert dien tijd aldaar bij voortduring<br />
zijn verblijf gehouden. Ongemeene dapperheid , ijverige<br />
en getrouwe vervulling zijner pligten deden hem<br />
spoedig tot den rang van Kapitein ter zee opklimmen.<br />
Een ijveraar voor de belangen van zijn Gouvernement,<br />
kenmerkten zich alle zijne verrigtingen<br />
door onbaatzuchtigheid en getrouwheid zonder ijdele<br />
roemzncht ; waar het pas gaf en nut kon doen , was<br />
niemand vrijmoediger in het nadrukkelijk wraken der<br />
misbruiken en knevelarijen, waaraan zoo vele anderen<br />
zich schuldig maakten , en het is bij aanzienlijke \<br />
ambtenaren bekend, dat zijne raadgevingen inderdaad<br />
veel hebben toegebragt, tot de verbetering van<br />
de Koloniale Marine, welke de Gouverneur-Generaal<br />
zoo hartelijk wenschte tot stand te brengen, en welke<br />
inderdaad in groote mate door den Schout bij<br />
Nacht MELVILI. BE CARNBÉE werd tot stand gebragt.<br />
De Heer SCHROOIJESTÈIJN was de Aristides van Indië,
— 32 —<br />
dere uitvoerigheid, zal gewagen van Amboina,<br />
den hoofdzetel van het Nederlandsch gezag, en<br />
voornamelijk het land der kruidnagelen; voorts<br />
Van Banda, of het land der' muskaatnooten, en<br />
eindelijk van Ternate, het gezondste oord van<br />
geheel Indië, zonder nogtahs Tidorej Baljan,<br />
Halmaheira en andere belangrijke gewesten ge-<br />
heel onvermeld te l^ten.<br />
Bekend is het, dat reeds in hét jaar i5li de<br />
eilanden , welke men de Moluksche eilanden (7)<br />
en bij overdrijving ook wel de Specerij-eilanden<br />
noemt, door eene toevallige omstandigheid ont-<br />
dekt zijn geworden (8), De naam van Mokk-<br />
en hadden alle koloniale bevelhebbers dezen verdienstelijken<br />
man geëvenaard, de koloniale marine zoude<br />
minder gelds gekost en meer dienst verrigt hebben. Mijne<br />
betrekking tot den Heer SCHROOIJESTÈIJN heeft, gelijk<br />
aan mijne vrienden in Indië wel bekend is, aanleiding<br />
gegeven, dat hij mij overijld een sSeer aanmerkelijk<br />
nadeel heeft loegebragt ; dan het is verre van mij ,<br />
dat zulks mij zoude weerhouden van regtmatige<br />
hulde aan 's mans uitmuntend karakter te bewijzen.<br />
(7) Deze naam is afkomstig van het Arabisch Molloek<br />
en zoude dan zoo veel als de Koningslanden beteckenen.<br />
(8) Vid. ARGEKSOLA , Histoire de la conquête des<br />
îles Moluques par les Espagnols , les Portugais et les<br />
Hollandais. Amst. 1716.
— 33 —<br />
sehe eilanden werd oorspronkelijk, bij onderscheiding,<br />
alleenlijk aan Ternate, Tidore, Motii-j Machian<br />
en Batjan gegeven. Thans rekenen wij<br />
onder deze benaming alle de onderhoorige eilanden<br />
van Amboina, Banda, Halmaheira, enz.<br />
Ternate, Amboina en Banda werden het eerst<br />
door de Portngezen ontdekt , en deze laatsten<br />
Werden, gelijk bekend is, nadat zij zich door<br />
allerlei onregtvaardigheden, verdrukkingen, Imevelarijen<br />
en mishandelingen van de bevolking,<br />
bij welke zij zich., onder betuigingen van vriendschappelijke<br />
gezindheden hadden nedergezet, algemeene<br />
haat en afschuw hadden op den hals<br />
gehaald, door de overwinnende Hollanders in<br />
korten tijd van deze eilanden verdreven. Deze<br />
«n andere hiertoe betrekkelijke gebeurtenissen behoeven<br />
hier niet verder aangeduid te worden,<br />
en kunnen uitvoerig in de beschrijving van onzen<br />
werkzamen geschiedboeker VALENTIJN worden nagelezen.<br />
Ik zal mij dus liever bepalen, tot den<br />
nieuw.eren toestand van het land en van de bevolking<br />
, om den lezer op grond van echte bescheiden<br />
, getoetst aan eigene waarneming, een<br />
overzigt te geven van de zeden der inboorlingen<br />
en van de voortbrengselen van den grond , inzonderheid<br />
met betrekking tot het voornaamste produkl<br />
, met name de specerijen.<br />
Amboina , ofschoon niet het eerst ontdekte noch<br />
het grootste, echter het voornaamste der Moluksche<br />
eilanden , als de hoofdzetel van het Nederlandsch<br />
Gouvernement in die gewesien, mag
hier 'gevoegelijk het eerst in aanmerking worden<br />
genomen.<br />
Hét eiland zelve heeft de gedaante van twee<br />
Schiereilanden, die àan elkander gevoegd zijn door<br />
een landtong, welke niet meer dan een vierde<br />
v uur gaans breed is, zobdat de inlanders huune<br />
praauwen en kleine korrekorre's daarover slepen<br />
en aldus gemakkelijk van de eene baai in de an-<br />
dere kunnen komen. Meer dan eenmaal is men<br />
op het denkbeeld gekomen , om hier, door mid-<br />
del eener do<strong>org</strong>raving, de beide haaijen met el-<br />
kander te vereenigen , doch zulks heeft, naar het<br />
schijnt, in den aard der hier aanwezige stroomen<br />
onoverkomelijke hinderpalen ontmoet.<br />
De beide schiereilanden waaruit aldus het eiland<br />
Amboina gevormd is , worden Hitor en Leytimor<br />
genoemd. Het westelijk gedeelte, hetwelk de<br />
grootste helft van het eiland uitmaakt , vormt<br />
eene meer veilige haven j dan de kleinere baai,<br />
alwaar de ankergrond klipachtig en scherp is (q)<br />
en de oevers zeer steil aanloopen. De Portugezen<br />
vestigden echter hunnen hoofdzetel aan deze klei-<br />
(q) In het najaar van 1817 brak het touw van het<br />
fregat Wilhclmina in deze baai ten anker liggende.<br />
Dit touw was geheel nieuw en van 19 duim, doch<br />
door het rijden op den scherpen grond over de puntige<br />
klipsteenen doorsneden. De steile oevers maken<br />
het driftig raken der schepen op deze reede zeer gevaarlijk<br />
, alzoo het tweede anker niet altijd terstond<br />
houden wil, en men «eer nabij den rotsigen oevur.<br />
ankeren moet.<br />
1
— 35 -*<br />
bete baai, alwaar zij in het begin der zestiende<br />
eeuw het fort Victoria bouwden. Van hier komt<br />
het, dat de Overwinnende Hollanders, die waarschijnlijk<br />
met de betere gesteldheid der andere<br />
baai niet onbekend waren, doch denkelijk om<br />
groote kosten, te sparen van het reeds bestaande<br />
fort bezit namen , hunne hoofdplaats mede op deze<br />
plaats gesticht hebben. '<br />
Wat hier van wezen moge, het fort Victoria<br />
is tegenwoordig nog in den besten staat en een<br />
der schoonste sterkten, welke wij in gansch Indië<br />
bezitten. Van gedaante is hetzelve een onregelmatige<br />
zeshoek, aan de landzijde met eene breede *<br />
gracht en met een gedekten weg voorzien, en aan<br />
zee met een uitgestrekt hoornwerk, benevens ver»<br />
Scheiden geïsoleerde batterijen versterkt. Dé<br />
plaats , Waar het fort gebouwd is $ zoude echter<br />
Volgens het vrij eenparig oordeel van deskundigen<br />
, veel gelukkiger gekozen geworden kunnen<br />
zijnw Omtrent eene halve mijl verder, zoude<br />
men namelijk een punt hebben aangetroffen, alwaar<br />
alle mogelijke voordeden niet alleen voor<br />
het aanleggen eener bloeijende hoofdstad, maar<br />
Ook voor het bouwen eener goede sterkte vereenigd<br />
zouden hebben kunnen worden , instede dat, gelijk<br />
thans plaats heeft, deze vestirjg' op een afstad<br />
van duizend roeden , door een dubbelen rei<br />
van bergen bestreken wordt»<br />
Voor het fort Victoria) regt voor dé groote<br />
poort, komt men langs eene chaussée op het palenhoofd<br />
, dat zeer wel aangelegd , met een kraait<br />
G 2
— 36 —<br />
voor het lossen der goederen uit koopvaardijschepen<br />
voorzien, en in goeden slaat onderhouden<br />
is. De grootste schepen kunnen tot aan dit palenhoofd<br />
ten anker komen, en liggen hier zelfs<br />
veiliger dan verder van den oever, waar de diepten<br />
zeer ongelijk en hier en daar van bijna honderd<br />
vademen zijn. In het fort bevinden zich<br />
fraaije gebouwen, eene sociëteit en andere publieke<br />
plaatsen, die niet weinig bijdragen, tot<br />
den gezelligen gullen toon , die den omgang dei-<br />
Europeanen in dit Etablissement kenmerkt.<br />
Ook de stad buiten het fort (10) is net en regelmatig<br />
gebouwd , en zindelijker dan zeer vele<br />
andere plaatsen in Indië, met name het vuile<br />
Batavia. Tusschen deze buiienstad en het fort<br />
is eene esplanade van ruim 200 roeden breedte,<br />
omzoomd met eene rei van de fraaiste huizen,<br />
die door eene laan van muskaatboomen beschaduwd<br />
Worden. Hier vindt men de huizen van de aanzienlijkste<br />
Europeanen , en hier was ook de netgebouwde<br />
woning van onzen vriendelijken gastheer ,<br />
den verdienstelijken Hoofd-administrateur MOORREES.<br />
(10) De Lezer weet reeds , dat eene stad in India<br />
met uitzondering van enkele zeer groote steden, als<br />
Batavia, Samarang en Soerahaya, weinig of gccnc<br />
overeenkomt met onze steden in Europa hebben. In<br />
Indië liggen de grootste en volkrijkste plaatsen aan<br />
alle zijden open, gelijk bij ons een vlek. Bovendien<br />
zijn er de meeste huizen op veel ruimer terrein gebouwd<br />
dan in Europa,<br />
f
— 37 —<br />
De straten Van Ambon doorkruisen elkander over<br />
het algemeen in regelmatige regthoeken. De-huizen<br />
worden zelden van meer dan eene verdieping<br />
gebouwd, hetwelk in Indië vrij algemeen gebruikelijk<br />
is en hier vooral zeer doelmatig is , omdat<br />
hooge huizen door de menigvuldige aardbevingeu,<br />
welke hier plaats hebben , ligtelijk zouden kunnen<br />
instorten. Om dezelfde reden heeft men hier<br />
ook zeer vele huizen van hout, en niet zelden<br />
houden de eigenaars van grooten steencn huizen<br />
des nachts tot meerder veiligheid , hun verblijf<br />
in een bamboezen huisje, dat geheel afzonderlijk<br />
ep het erf tot dat einde is opgerigt.<br />
Twee tamelijk net gebouwde kerken , de eene<br />
voor Europeanen en de andere YOOI* inlandsche<br />
Christenen verdienen minder om derzelver schoonheid<br />
bezigtigd, dan, om de daarin gehouden leerredenen<br />
bezocht te worden. De Heer Predikant<br />
KAM is een ijverig voorlplanler van de Christelijke<br />
Godsdienst, en heeft zich beroemd gemaakt<br />
, niet alleen door de zeer groote uitbreiding<br />
, welke j hij gedurende een lange reeks van<br />
jaren aan het Christendom in deze verre gewesten<br />
gegeven heeft, maar ook inzonderheid , doordien<br />
zijn vurige ijver gepaard gaat met eene edele belangloosheid,<br />
waarvan hij meer dan eenmaal loffelijke<br />
bewijzen heeft gegeven (n).<br />
Oi)"De Inlandsche grooten , die het Christendom<br />
belijden , hechten de grootste waarde aan onzen Bijbel.<br />
Toen echter voor nu omtrent tien jaren, dit<br />
G 3
38 —<br />
Ondanks de ijverige bemoeijingen van den Heer<br />
KAM, die zich de Maleische taal grondig heeft eigen<br />
gemaakt , en des namiddags in die taal voor de<br />
Inlandsche Christenen predikt , gaat de verlichting<br />
en de zedelijke verbetering dezer laatstgemelden<br />
echter slechts in et langzame schreden voorwaarts ,<br />
en men heeft wel zelden eene meer gepaste vraag<br />
goddelijk Boek nog niet in zoo ruim getal aan de Indianen<br />
tonde worden uitgedeeld, vergenoegden zij<br />
zich veeltijds met het gedeeltelijk bezit vau hetze!-,<br />
ve. Op eene reize door den* Molukschen Archipel<br />
had do Eerw. Heer KAM bijna alle de exemplaren*<br />
welke in zijn bezit waren aan de onderscheidene gemeenten<br />
uitgedeeld, en daarvoor den hartelijksten<br />
dank ingeoogst. Te Menado verdeelde hij het laatste<br />
paar exemplaren , welke hij nog van het N. Testament<br />
bezat, onder de voorstanders van het volk in<br />
dier voege , dat elk van hen een Evangelie, een Zendbrief<br />
, enz. tot zijn aandeel bekwam, tot dat de Heer<br />
KAM hen uit Amboina van volledige exemplaren zoude<br />
iunnen voorzien. De erkentelijkheid va.n velje aanzienlijke<br />
inlanders ging zoo verre , dat zij hem vooj<br />
eenige weinige bladen uit den Bijbel kostbare gesehen-,<br />
ken bragten. Bamboezen met stofgoud gevuld, stellen<br />
gouden knopen en meer dergelijke kostbaarheden be-,<br />
wezen de hooge waarde, welke zij aan deze Beiligo<br />
bladen hechtten. Alle deze geschenken , welke de Heer<br />
KAM onmogelijk van de hand kon wijzen, werdendoor<br />
Zijn Eerw. tot verderen opbouw en verfraaijing de*<br />
kerk, tot onderhoud van behoeftige huisgezinnen en<br />
andere menschlievende oogmerken teu beste ge-»<br />
geven.
~?9~<br />
geopperd, dan die, welke de GouverneuriGene*<br />
raal van den everigenoèmdéu Pre,dikant voorleide,<br />
toen deze te' kehnèn gaf:, dat hij Yan zeer<br />
vele heidensche Ambonezen Christenen had gemaakt.<br />
Zijne Excellentie namelijk , deed ;regtmatige<br />
hulde aan 's mans welgemeende ijver, maar<br />
vroeg tevens, of Zijn WEerw. niet dacht, dat<br />
het zeer goed wezen zoude eerst menschen van<br />
hen te maken. Deze wenk is naderhand door den<br />
goeden heer KAM niet vruchteloos benuttigd.<br />
De inlanders , inzonderheid de kinderen, worden<br />
thans op eene meer voor hunne eenvoudigheid<br />
geschikte wijze tot de kennis van de<br />
Christelijke Godsdienst opgeleid, en niet meer<br />
blootelijk uit cathechiseerboekjes, waarvan zij<br />
weinig begrepen, maar voornamelijk ook in<br />
de Zedeleer van den Zaligmaker onderwezen.<br />
Dat zulk een verbeterd onderwijs der inlandsche<br />
jeugd in de Moluksche eilanden onder de<br />
heilzame vruchten van des Gouverneur-Generaals<br />
bezoek aan deze gewesten te regt eene aanzienlijke<br />
plaats verdient, zal door niemand ontkent<br />
worden, die toestemt, dat de uitbreiding<br />
van onze godsdienst onder de ten deele nog geheel<br />
woeste volkstammen, die de bevolking dezer eilanden<br />
uitmaken, niet alleen strekken zal , om<br />
menschlievendheid , zachtheid van zeden , beschaving<br />
, kunsten en wetenschappen, handel , nijverheid<br />
, voorspoed, welvaart en geluk te verbreiden<br />
, maar ook te gelijker tijd het krachtigst<br />
middel wezen moet, om deze bevolking<br />
C4
— 4o —<br />
libö langer hoe meer met de Nederlanders te<br />
verbroederen, dezelve hoe langer hoe meer aan<br />
de belangen van Nederland te verbinden , en<br />
daardoor de magt van Nederland in den Oosterschen<br />
Archipel op een vaster grondslag te vestigen<br />
en tot een hooger top te voeren, dan immer<br />
door uitbreiding van louter landbezit, zonder<br />
verbroedering met de bevolking , kan of zal plaats<br />
hebben.
-4« -<br />
VIERDE HOOFDSTUK.<br />
Klimaat der Moluksche eilanden. —— Gezonde<br />
luchtstreek. — Schilderachtig voorkomen van<br />
Amboina. — Batoe-Gadja. — Be Klapperluinen.<br />
— Batoe-Merab. — Aanmerkingen over<br />
de gesteldheid vaji den grond dezer eilanden. —<br />
Produkten van het land. — Be Sago-boom. —<br />
Houtsoorten. — Moesons in de Moluksche wateren.<br />
— Beschrijving van den Kruidnagel-boom<br />
en de culture der Nagelen.<br />
H<br />
i<br />
et klimaat van de Moluksche eilanden in het<br />
algemeen, is zeer gezond , ofschoon welligt Banda,<br />
voor zoo verre de onmiddelijke nabijheid vàn<br />
den altijd smeulenden en rookenden Goenang-Apie<br />
(vuurberg) betreft, hiervan behoort uitgezonderd<br />
te worden (12). Amboina inzonderheid geniet<br />
(12) Van Banda opzettelijk gewagende, zal hierover<br />
meer worden gezegd. Kundige natuulonderzoekers<br />
en geneesheeren zijn van gevoelen, dat de rook<br />
van den Goenoug-Api- niet naar beneden dalende»<br />
C5<br />
>
— 4» —<br />
eene zeer aangename en tegelijk gezonde Tuchtstreek,<br />
zoodat hier zeer vele menschen een<br />
hoogen ouderdom bereiken. Men vindt hier<br />
nergens de verpestende Miasmata, welke het<br />
lage strand van Java tot een zoo ongezond, of<br />
liever doodelijk, verblijf maken. Met steile kusten<br />
omringd en aan alle zijden voor de frissche<br />
zeewinden open liggende, genieten de Moluksche<br />
eilanden eene meer veerkrachtige ,lucht, die zelfs<br />
tot herstel eener aan de moerassige kusten van<br />
Java geknakte gezondheid, zeer bevorderlijk is,<br />
zoodat velen met dat oogmerk niet zelden een<br />
reisje naar deze gewesten ondernemen.<br />
Van de reede gezien , levert Amboina een zeer<br />
fraai en schilderachtig gezigt op. Hooge en steile<br />
gebergten , met groene bosschen bedekt, strekken<br />
zich over het gansche eiland uit. In het verschiet<br />
hoog in de lucht verheven , zijn derzelver kruinen<br />
omzoomd met een ondoordringbare donker zwarte<br />
Woudmassa van kolossaal geboomte, hetwelk in<br />
den helderen dampkring de hier en daar verspreid<br />
liggende hutten, gelijk in sommige der schoonste<br />
Zwitsersche bergstreken , nog duidelijker doet uitkomen,<br />
en aan het geheele land eene betooverende<br />
, majestueuze schoonheid bijzet. — In het besswijmeleud<br />
aanschouwen van dit verheven tooneeï<br />
(uitgezonderd enkele keeren , bij zeer sterke winden ,<br />
doch die hier zeldzamer dan de Samoems in Arabia<br />
zijn) gevolgelijk ook aan de inwoners der stad, aan<br />
d«n voet sua den berg, geen nadeel kan toebrengen.
- 4 3 -<br />
vindt het oog eene zachte verpoozing, in groepen<br />
van landvolk en grazend vee, welke men hier en<br />
daar op de minder steile afhellingen der naastbijzijnde<br />
bergen ontwaart, terwijl nu en dan een<br />
klimmende wandelaar, die zich hijgende naar het<br />
hooggelegen bekoorlijke Batoe-Gadja (i3) begeeft,<br />
dit onbeschrijfelijk tafereel volkomen romanesk<br />
maakt.<br />
Geheel aan het Westelijk einde, aan de lagere<br />
helling der bergen langs de zee, vertoonen zich<br />
uitgestrekte boomgaarden van kokosboomen, waarvan<br />
de sierlijke kruinen zich spiegelend in zea<br />
verliezen. Deze zoogenaamde Klappertuinen maken<br />
een der aangenaamste gedeelten van het eiland<br />
uit. De weg derwaarts gaat nu eens berg op dan<br />
weder berg af, terwijl men aan de regterhand ,<br />
over den geheelen weg, het gezigt op de blinkende<br />
zeevlakte en de schepen van de reede heeft»<br />
Niet alleen Amboina, maar genoegzaam alle da<br />
eilanden van den Molukschen archipel, bestaan<br />
uit hoog en steil gebergte, waarvan het voornaamste<br />
bestanddeel digt graniet schijnt te zijn. Verscheidene<br />
bergen bestaan uit broze schist, waarbij<br />
men hard asbest vindt. Sommige bergtoppen hebben<br />
beddingen van zwavel. In de valleijen bestaat<br />
de bovengrond meestal uit eene roodachtige<br />
(i3) Het buitenverbtijf van den Gouverneur. Niet<br />
alleen ziet men Batoe-Gadja van de reede, maar zelfs<br />
den geheelen weg, die opwaarts kronkelend derwaarts<br />
geleidt,
-44-<br />
klei, die met tuinaarde vermengd en zeer vrucht-<br />
baar is. Dit is denkelijk de zelfde soort van grond<br />
welke men do<strong>org</strong>aans in Palestina vindt (i4)><br />
Menigvuldige beken , niet ongelijk aan de choril-<br />
los in Zuid-Amerika, storten hier en daar in<br />
bruisende watervallen van de hooge bergk'ruinen<br />
af, sluiten al spattende op de uitstekende rotsge-<br />
vaarten , en banen zich eindelijk een schuimenden<br />
w.eg naar de vruchtbare valleijen. Zulk eene<br />
beek vormt, bij Batoe-merah (i. e. Roode steen)<br />
eene der schobnste badplaatsen, die ik eoit in<br />
Indië heb gezien (i5). Van omtrent vijftig voet<br />
hoogte stort hel kristal-heldere water in een door de<br />
natuur gevormd bekken, waarvan de zacht afbel-<br />
lende bodem naar verkiezing eene diepte van drie,<br />
vijf, tot zeven en meer voeten aanbiedt, en over-<br />
al bevloerd is met keisteentjes , die door de kracht<br />
van het bruisende water, als door eene kunstige<br />
hand rondgeschuurd en gepolijst zijn. Inzonder-<br />
heid in bet regenseizoen levert deze waterval.,<br />
omringd door steil, doch vrolijk begroeid gebergte<br />
een schouwspel op , waarvan de romaneske be-<br />
(14) Vid KLÖDEN, Landbeschreibung von Palestina.<br />
(i5) Op het eiland Batjan (waarvan in het vervolg<br />
nader) vindt men zeer merkwaardige heete bronnen,<br />
die gelijk de Geiser in IJsland uit den grond<br />
opstroomen. — Nabij Muntok op het eiland Banka,<br />
was door den Resident , Kolonel DE LAFONTAINE eene<br />
badplaats aangelegd, welke een Batoe-merah in miniatuur<br />
mögt genoemd worden.<br />
O
- 45 -<br />
feoorlijkbeid met geene pen te beschrijven is. Hief<br />
en daar ziet men vrolijke inlanders, mannen en vrou-<br />
wen in schuldelooze eenvoudigheid, in deze water-<br />
kom rondplassen en dartelen, terwijl anderen langs<br />
het gebergte, op een gladden sieen al kloppende<br />
hunne van ligte sloffe gemaakte kleederen was-<br />
schen, om dezelve, na ze een paar minuten in den<br />
heeten zonneschijn uitgespreid te hebben, schoon<br />
en droog wederom aan te trekken (16)<br />
De gesteldheid van den grond van Amboina schijnt<br />
voor den rijslbouw weinig geschikt, en dit hoofdar-<br />
tikel van leeftogt wordt herwaarts van Java over-<br />
gebragt. De inboorlingen kunnen echter de Rijst<br />
ontberen , omdat het land eene zoo groote menigte<br />
van sagoboomen (Metroxylum sago] oplevert, dat<br />
(16) Het schijnt uit den wild-romantischen vorm<br />
der Moluksche gebergten, uit de verschillende bestanddcelen<br />
van den grond , uit de vele werkelooze en uitgebluschte<br />
of nog altijd smeulende , en nu en dan<br />
uitbarstende vulkanen , uit de menigvuldige aardbevingen,<br />
eu zelfs uit den zonderlingen omtrek dezer<br />
eilanden-, die niet zelden op eene verwonderlijke wijze<br />
met elkander overeenstemt, onwedersprekelijk te blijken<br />
, dat deze gcheele Archipel zijn oorsprong aan een<br />
geweldigen schok der Natuur verschuldigd is. Voor<br />
den Natuuronderzoeker leveren de Moluksche eilanden<br />
een zeer belangrijk en uitgestrekt veld ter nasporing<br />
op , hetwelk ook ten opzigto van het dierenrijk bijzonder<br />
merkwaardig is, en niettegenstaande VALEN-<br />
TIJN'S alleszins loffelijke beschrijving nog zeer veel<br />
onbek ends in zich bevat.
4e geheele bevolking do<strong>org</strong>aans zich daarvan toe*<br />
reikend voedsel verschaffen kan. De sagoboom be*<br />
hoort eigenaardig in de Groote Oost te huis, ert<br />
is een van de nederigste boomen uit de familie<br />
der palmen. Zelden gaat zijne hoogte dertig voet<br />
te boven. Voor dat de stam de hoogte van zes<br />
Voet bereikt, is dezelve met eene soort van doornen<br />
of prikkels bedekt, die den jeugdigen boom<br />
tegen vernielend gedierte en andere aanvallen be*<br />
schermen , en van zelve afvallen, zoodra de boom<br />
meer kracht bekomt. Het merg of pit van dezen<br />
boom is eene meelachtigè stoffe, welke in groote<br />
hoeveelheid daaruit wordt gehaald , om tot sage<br />
bereid te worden. Dit merg Wordt namelijk zeer<br />
gemakkelijk, tot een fijn meel gewreven, en alsdan<br />
in vierkante koekjes tot sagbbroodjes gebakken,<br />
die zeer voedzaam , en (blijkens de krachtige gewondheid<br />
der inlanders) niet, gelijk CRAWFURD zegt J<br />
voor het slechtste van alle granen te houden zijn»<br />
De sagoboom krijgt zijn vollen wasdom niet vroeger<br />
dan na vijftien jaren. De Ambonezen boren<br />
een gat in den stam , om te onderzoeken, of het<br />
merg rijp is. Een enkele boom kan vier a vijf,<br />
en somtijds zeshonderd pond sago opleveren. De<br />
koekjes worden in eenvoudig water geweekt, en<br />
door de inlander met een weinig zont en visch<br />
(veelal gedroogde visch) genuttigd.<br />
Van het Iigte sponsachtige hout der Sagopalmen<br />
maken de inlanders boeijen (gelijk die bij ons ie<br />
land van kurk gemaakt worden) voor hunne vischnetten;<br />
van de bladen maken zij zeer fraai man-
- 4 7 -<br />
dewerk, vloermatten , en ook bedakingen Voof<br />
hunne huizen , terwijl eene sobrt van klimop of<br />
epheu , door den inlander idjoe genoemd , hem<br />
zeer dienstig is lot het vervaardigen van eene<br />
sterke soort van touw.<br />
Van gewone voortbrengselen uit het plantenrijk<br />
tot dagelijks gebruik, levert Amboina weinig aanmerkelijks<br />
op. Koffïj en indigo komen hier wel<br />
voort, doch in geene noemenswaardige hoeveelheid.<br />
Rijst groeit hier mede, zoo als reeds gezegd<br />
is, zeer weinig ; groenten en vruchten zijn<br />
er minder overvloedig dan op Java. Aardappelen<br />
vindt men slechts in enkele tuinen der Europeanen.<br />
In houtsoorten van uitstekende hoedanigheid<br />
is echlcr Amboina alleszins merkwaardig. VALEN-<br />
TIJN betuigt, * « dat zelfs de werkzaamste pogin-<br />
« gen van een langdurig leven niet zouden loerei-<br />
« ken , om alle de soorten van boonien te leeren<br />
« kennen, die op dit eiland in de ondoordringbare<br />
K bosschen op de'hooge bergen groeijen." Men<br />
weet, dat aan den Groot-Hertog van Toskane,<br />
COSMUS III. een kabinetje werd aangeboden , hetwelk<br />
met honderd van de fijnste houtsoorten van<br />
Amboina was ingelegd. Van het zoogenaamde<br />
kajoe-bissi (ijzerhout) vindt men bij véle Europeanen<br />
tafelbladen uit een enkel stuk Het grootste<br />
blad van dien aard, dat ik immer gezien heb,<br />
was ten huize van den Heere j. MIDDELKOOP, diecommissaris<br />
voor de Moluksche eilanden was ge-
- 4 8 -<br />
Weest. Dit blad was van ovale gedaante , zeven<br />
voet breed en twaalf voet lang , bestaande uit een<br />
énkele schijf. Het hout is echter door de hardheid<br />
niet gemakkelijk te bewerken.<br />
De roem en rijkdom van Amboina, en uitdien<br />
hoofde het voornaamsie product van het plantenrijk<br />
op dat eiland, was altijd bij voorkeur de<br />
kruidnagelboom , (caryophyllus aromaticus), gewoonlijk<br />
kortweg de nagclboom genoemd. Het<br />
is een der fraaiste boomen van deze gewesten.<br />
De stam rijst lijnregt uit den grond op, on bereikt<br />
de hoogte van vijf voet, alvorens hij zijdelingsche<br />
takken uitschiet. De schors is glad, heeft<br />
eene doffe grijze kleur , en kleeft sterk aan het hout<br />
van den stam , hetwelk zeer hard is. Deze boom<br />
bereikt eene hoogte van veertig en niet zelden<br />
van vijftig voeten. De takken breiden zich zeer<br />
verre zijdwaarts uit ; de bladeren zijn langwerpig<br />
en puntig. Op een' vruchtbaren grond, en vooral<br />
in de boven beschrevene roode kleiaarde, begint<br />
dezelve met den ouderdom van vijftien jaren vruchten<br />
te dragen; met het twintigste jaar is de boom<br />
volwassen , en blijft zonder merkelijke vermindering<br />
vruchtbaar lot in zijn veertigste en wel eens<br />
tot in zijn vijftigste jaar. Men zegt echter, dat „<br />
de boom versterft, wanneer men een' tak daarvan<br />
afscheurt, en dit zeggen is niet blootelijk<br />
eene pia fraus , om het schenden der boomen te<br />
verhinderen.<br />
Tegens de maand Mei, hetwelk hier het begin
- 4 9 -<br />
van de Regenmoeson is (17) krijgt de nagelboom<br />
nieuwe bladeren. De vrucht is eerst helder groeft ,<br />
vervolgens ligt geel, bekomt daarna eene fraaije<br />
oranje, en eindelijk eene roode min of meer don-<br />
kere kleur, in welken laatsten toestand de na-<br />
gelen tot de inzameling rijp genoeg worden<br />
geacht.<br />
Wanneer de vrucht van den nagclboom dien<br />
trap van rijpheid bekomen heeft, welke voor de<br />
inzameling geschikt wordt geacht, heeft zij nog<br />
eene maand meer noodig , om die volkomenheid<br />
te bereiken , waarop zij zaad oplevert. In dit<br />
laatste tijdsbestek zwelt de vrucht tot eene buiten-<br />
gemeene grootte op, langzamerhand haren specerij-<br />
geur verliezende, tot dat zij een harden kern be-<br />
vat. In dezen staat wordt de vrucht moernagel<br />
genoemd , en wordt alsdan voor de beste gehou-<br />
den , Om daarvan de bekende nagelolie te berei-<br />
den , die hier mede een vrij aanmerkelijk produit<br />
voor den' handel oplevert. De Nagelboom heeft<br />
eigenlijk zeer naauw beperkte geographische gren-<br />
(17) In de Moluksche eilanden begint de Regenmoeson<br />
met het laatst van April, in Volstrekte tegenstelling<br />
van hetgeen bij Java plaats heeft (vid. Deel I.<br />
blz. 63). Wanneer men, gelijk dit maal bij ons het<br />
geval was, de reize van Java naar de Moluksche eilanden<br />
in het voorjaar doet (in 1817 had ik die zelfde<br />
reis in October gedaan) ontwaart men de tegenstrijdigheid<br />
der moesons, „zoodra men het eiland Boeton<br />
(een der bekoorlijkste eilanden der wereld) achter den<br />
rug heeft.<br />
ü
— 5o —<br />
zen , en bepaalde zich oorspronkelijk lot de reeds<br />
genoemde vijf Moluksche eilanden en hoofdzakelijk<br />
tot Matjan. Tegenwoordig bepaalt zich de aan-<br />
kweeking voornamelijk tot Amboina, doch wordt,<br />
inzonderheid sedert de laatste vijftien a zestien<br />
jaren op vele andere plaatsen en niet zonder ge-<br />
volg aangeplant. Op welk een afstand van zijn<br />
geboorteland deze boom nog zoude kunnen tieren<br />
valt voor als nog niet wel te bepalen. Volgens<br />
RUMPHius kan dezelve niet wel op groote eilan-<br />
gens den , zoo als Gilolo 3 Ceram, Boe-<br />
roe en Celebes met goed gevolg worden aange-<br />
kweekt. CRAWFURD meent, dat de uiterste wes-<br />
telijke grenzen van den nagelboom dè Xulla- of<br />
Soeloe-eilanden zijn, doch dit schijnt'door latere<br />
ondervinding wedersproken te zijn geworden (18).<br />
(18) Omtrent vele andere produkten, tot Welker<br />
opnoeming hier de plaats niet is , heeft men nog op<br />
Verre na niet alles gedaan , wat gedaan kan worden.<br />
Een enkel voorbeeld van bijzonder aanbelang moge<br />
hier aangestipt worden. De ontdekking , dat de tfiee<br />
eene ingeborene plant op Ceylon is, heelt de Lngelschen<br />
terstond de aanplanting daarvan doen beproeven.<br />
Bij sommige liefhebbers op Java vindt men in de<br />
tuinen theeboomen en kaneelboomen, (van welke<br />
laatstcn de tuin van den Heere w. VAN HOESEN , onder<br />
anderen , er eenige bevatte, die hoog opgewassen waren).<br />
Het zelfde heeft, gelijk ik reeds heb aangemerkt,<br />
op het eiland Amboina plaats. Ook in Brazilië<br />
heeft men theeplantaadjen aangelegd, en dezelve aan<br />
de grootste verwachtingen zien beantwoorden. Zouden
— S i -<br />
Op Amboina is deze vrucht nies oorspronkelijk<br />
eigen, verkrijgt aldaar niettemin eene uitmuntende<br />
hoedanigheid , on het kan ; als geen bewijs voor<br />
het niet slagen der verdere uitbreiding worden<br />
aangenomen, dat de aanplanling op Amboina meer<br />
z<strong>org</strong>vuldigheid vereischt dan Op Matjan, even<br />
zoo min, als dat op Mauritius wel nagelen groei-<br />
jen, doch van veel mindere hoedanigheid zijn ,<br />
dan die van de Moluksche eilanden. De trapsge-<br />
wijze verbetering Van de koffij, op Java , sirekt<br />
ten bewijze , dat men van Indische vruchtbaarheid<br />
met Europisch beleid en kunst gepaard met regt<br />
de hoogste verwachtingen mag koesteren.<br />
De nagelboom kan van den moernagel, door de<br />
inlanders poleng genoemd , geplant worden , of ook<br />
van loten of jonge scheuten, die overal in de na-<br />
gelperken uit het afgevallen zaad opspruiten. De<br />
vrucht zelve wordt tjcngkeh genoemd. De moer-<br />
nagel wordt veelal door den kazuaris en door<br />
eene Soort van duiven (Columba GlobiceraJ inge«<br />
zwolgen, en daarna onbeschadigd wederom<br />
ontlast, zoodat deze vogels inderdaad niet weinig<br />
tot de verspreiding van den nagelboom toebren-<br />
gen. Het is opmerkelijk , dat het zelfde plaats<br />
heeft, ten opzigte van den notenmuskaatbobm,<br />
wij deze culture niet op Java of elders op Amboina ,<br />
kunnen overbrengen , gelijk wij daar in vroeger lijden de<br />
koffij en de kruidnagelen beiben o\ergebragt, terwijl<br />
deze beide laatste produkteii mi dagelijks meer van<br />
hunne i\aarde in den handel verliezen?<br />
D 2
— 52 —<br />
gelijk ook ten opzigte van den kaneelboom op Ceylon,<br />
die volkomen rijp zijnde, eene soort van steenvrucht<br />
voortbrengt, waarvan de kern door de gemelde<br />
soort van duiven higezwolgen, en elders<br />
wederom half ontwikkeld , doch onbeschadigd<br />
wordt uitgeworpen , waardoor deze kern dan in<br />
korten tijd een nieuwen kaneelboom voortbrengt.<br />
Door elkander gerekend , levert elke nagelboom<br />
niet meer dan zes ponden (drie Nederl. ponden),<br />
doch sommige boomen leveren veel meer, en<br />
zelfs wel eens dertig oude ponden op. Zij groeijen<br />
het weligst in diepen valleijen, in het lommer<br />
van het hooggeboomte, hetwelk de hellingen der<br />
bergen versiert , en hebben gaarne het geheele<br />
jaar door overvloedigen regen, doch in den lijd<br />
der inzameling warm en droog weer.<br />
De inzameling neemt een' aanvang met het einde<br />
van October of het begin ven November , en<br />
duurt gewoonlijk tot het begin van Februarij.<br />
Even voor het regenseizoen in April en Mei wordt<br />
er do<strong>org</strong>aans nog eene nalezing gedaan of toemaat<br />
ingezameld, doch het bedrag daarvan is van<br />
eene veel mindere hoedanigheid, dan de eigenlijke<br />
oogst.<br />
Om den Lezer in staat te stellen , zich van het<br />
produkt der nagelen een meer naauwkeurig denkbeeld<br />
te vormen , zal ik hier nog eenige bijzonheden<br />
, nopens de vroegere behandeling , zoowel<br />
als die, welke thans in zwang is, bijbrengen,<br />
Waarbij het daarop volgende overzigt van hel be*
— 53 — /<br />
drag der inzamelingen van Amboina en onderhoorigheden,<br />
over de jaren 1818—-1821, tot een<br />
algemeen rigtsnoer niet ondieustig zal wezen.<br />
Tot beter beheer en surveillance over de inzameling<br />
van een produkt, hetwelk eeuwen lang<br />
als den eenigen rijkdom dezer bcziltingen is beschouwd<br />
geworden, hebben de Nederlanders een<br />
aantal kleine residentiën of posten aangelegd , als<br />
onderhoorigheden van het Hoofd-eiablissement<br />
Amboina. Aldus had de Gouverneur van dit<br />
laatstgenoemde eiland , onder zijn onmiddelijk bestuur<br />
, zeven groote en vier en twintig kleinere<br />
distrikten op het schiereiland Leytimor*. De ondergeschikte<br />
Residenten , Adsistent-residenten , of<br />
Posthouders (titels 5 welke naar gelang van hun<br />
distrikt en van hun traktement gegeven worden) ,<br />
hadden het opzigt over een zeker aantal, zes,<br />
acht à tien , dezer districten ; waarbij voorts onder<br />
het bestuur van afzonderlijke Residenten de<br />
onderhoorige bezittingen Saparoea (19) , Noessa-<br />
Bila , Haroeka en Larika nog in aanmerking<br />
komen, bestaande elk uit een zeker getal<br />
distrikten {Saparoea i3 , Noessa-laut 7 , enz.) ,<br />
welke de fijnste nagelen, doch somwijlen in zeer<br />
(ig) Waar in 1817 de Resident VAN DEN BERG door<br />
de opstandelingen met vrouw en kind werd omgebragt.<br />
De bewoners van Saparoea zijn , meer dan<br />
ecnig ander volk in de Moluksche eilanden, tot wre»<br />
velmoed en muiterij genegen , en op verre na zoo gedwee<br />
niet als de Javanen, Ambonezen
-54-<br />
ongelijke hoeveelheden opleveren. De aankweeking<br />
was in alle plaatsen , buiten deze distrikten,<br />
ten strengste verboden, doch hieromtrent is onlangs<br />
door het Nederlandsen bestuur eene aanmerkelijke<br />
wijziging tot stand gebragt. Ook de kust<br />
van Ceram , uit zeven en dertig distrikten bestaande<br />
, is , volgens de bestaande contrakten , eene onderhoorigheid<br />
van Amboina, doch dit regt is zeer<br />
bezwaarlijk met klem te handhaven. Eindelijk belmoren<br />
nog tot de onderhoorigheden van Amboina t<br />
de kleine buitenposten Sawaay, Manipa en<br />
Homo , welke naauwelijks melding vereiseben.<br />
De onderscheiden distrikten of pegerijen worden<br />
meerende-3ls bestuurd . door inlandsche hoofden,<br />
kleine Radja's of Patti*s , onder den meer<br />
algemeenen naam van Orang-kaja, dat is rijke<br />
(voorname) lieden bekend. Sommigen dezer Hoofden<br />
, en onder anderen , die van Noussaniva, waar<br />
ik mij eenigen tijd heb opgehouden , genieten het<br />
voorregt, dat hunne waardigheid erfelijk in hunne<br />
familie blijft, hetwelk gegrond is op eene meer<br />
of min aanzienlijke retributie , welke zij eertijds<br />
voor die gunst aan de ambtenaren der voormalige<br />
Oost-Indische Compagnie hebben uitgekeerd.<br />
De Hoofden van Kulary en Soija , die het<br />
zelfde voorregt genieten, voeren den titel van<br />
Radja, en zijn , even als die van Noussaniva<br />
geene oorspronkelijke inboorlingen dezer eilanden ,<br />
maar van afkomst Portugezen, wier voorouders<br />
zich, reeds vobr eeuwen, op dit eiland hebben<br />
nedergezet. De andere distriktshoofden of orang-
— 55 —<br />
kaja worden benoemd door den Gouverneur der<br />
Moluksche eilanden , die zijne keuze veelal rigt<br />
naar de bestaande adat of gebruiken der inwoners<br />
, waaronder een zeer hoogc eerbied voor oudheid<br />
van familie een merkwaardige trek uitmaakt.<br />
Afschriften der stamregisters van de onderscheidene<br />
orang-koja's worden ter secretarie<br />
van het Gouvernement gedeponeerd , en bij voorkomende<br />
vacatures met rijp overleg onderzocht en<br />
geraadpleegd, om overeenkomstig dezelve, een<br />
nieuw distriktshoofd te benoemen. Eertijds echter<br />
had de geboorte meer invloed op deze benoemingen<br />
dan thans, en de nieuwste maatregelen<br />
door ons Gouvernement ingevoerd , bepalen de<br />
keuze voornamelijk naar evenredigheid der persoonlijke<br />
verdiensten en bekwaamheden, zoowel<br />
als naar den graad van openbare achting, welke<br />
de solicitanlen bezitten. Deze verbeterde inrigting<br />
moet natuurlijk veel bijdragen tot het genoegeu<br />
en de tevredenheid der inlandsche bevolking zelve.<br />
Behalve deze door het Nederlaïidsch Gouvernement<br />
aangestelde orang-kaija tot Hoofden of Opzieners<br />
der districten , is het plaatselijk bestuur ,<br />
de policie, en regtspleging in voorkomende kleine<br />
zaken aân de oudsten van het volk {orang toea}<br />
opgedragen , onder het oppertoezigt van het Distriktshoofd.<br />
In alle distrikten , Waar kruidnagelen<br />
aangekweekt worden, zijn de daartoe geschikte<br />
en bestemde landerijen onder de inwoners verdeeld.<br />
Zulke stukken gronds worden Dati-landen<br />
{lanah-dati) genoemd, en er wordt een regelmatig<br />
D4
— 56 —<br />
register gehouden van hetgeen dezelve jaarlijks opbrengen.<br />
De nagelboomen worden eenmaal in<br />
het jaar geteld, en derzelver hoedanigheden opzettelijk<br />
aangeteekend. Het geheele bedrag der<br />
vruchten, welke deze hoornen jaarlijks opbrengen,<br />
moet, zonder eenige terughouding ofverdonkering<br />
in de pakhuizen Vau het Gouvernement worden<br />
afgeleverd.<br />
Zie hier nu ten slotte een<br />
Algemeen Overzigt van het Produkt der<br />
Inzamelingen van Kruidnagelen over vier<br />
achtereenvolgende jaren.<br />
NAMEN DER<br />
RESIDENTEN.<br />
Amboina .<br />
Saparola<br />
Ilila . . .<br />
Haroekoe<br />
Larieke .<br />
I<br />
Totaal voor Amboina<br />
en oiulerliooriglieden,<br />
I»I«.<br />
ponden.<br />
17383J<br />
148234<br />
8059<br />
«3639Î<br />
7273<br />
'94589<br />
Amboina, den 17 Aug., 1821.<br />
1819.<br />
ponden.<br />
51204!<br />
011532<br />
55121<br />
83750<br />
51700<br />
453307I<br />
1820.<br />
ponden.<br />
2464I<br />
66078<br />
1820<br />
11115<br />
600<br />
182I.<br />
ponden.<br />
781621<br />
186324<br />
6150<br />
68900<br />
3~i823<br />
82077! j 391359I<br />
Be Hoofd-Administrateur ,<br />
J. H. J. MOORREES.
- 5 2 -<br />
VIJFDE HOOFDSTUK.<br />
Nadere beschouwing van de bevolking van Amboina.<br />
— Toenemende Beschaving. — Groote<br />
uitbreiding van de Christelijke Godsdienst. —<br />
Be Zeden. — Europeanen. — Be dames. —<br />
Karikaturen. — Ambonesche Mohomedanen. —<br />
Kleeding, costumes en bijzondere gebruiken.<br />
V/ver het algemeen is in gansch Nederlandsch-<br />
Indië de telling der bevolking eene schier onuitvoerbare<br />
taak. Zoo blijkt het te zijn , wanneer<br />
men ziet hoe onnaauwkeurig en gebrekkig onze<br />
kennis tot dus verre gebleven is, nopens het getal<br />
der inwoners van de meeste gewesten , die in<br />
Indië reeds sedert meer dan eene eeuw in ons<br />
bezit, of door ons bezocht zijn geweest. Van<br />
Java (inzonderheid van de Vorstenlanden op dat<br />
eiland) van Sumatra (inzonderheid van Palembang<br />
en Padang, ofschoon wij ook to Benlcoelen voor<br />
meer dau honderd jaren voet aan wal gezet hebben<br />
, en dit van, regtswege altijd eene Noderland-<br />
D 5<br />
i<br />
y
sehe bezitting moest gebleven zijn) van Borneo en<br />
Makassarhai zich dit echter meer stellig zeggen, dan<br />
van de Moluksche eilanden, waar men meer werks<br />
van de telling des volks gemaakt heeft â dan ergens<br />
elders in Indië (20)<br />
De bevolking, van Amboina en der onderhoorige<br />
etablissementen kan tamelijk naauwkeurig worden<br />
opgegeven. Van ouds her waren- er in elk distrikt<br />
van deze bezittingen lieden aangesteld , om<br />
volledige registers der gezamenlijke huisgezinnen<br />
te houden, en eenmaal in het jaar het juiste getal<br />
der bevolking op te nemen. Hiervan maakten<br />
Zij lijsten op , welke ter secretarie van het plaatselijk<br />
bestuur werden ingediend, om van daar<br />
naar het hoofdeiablissement te Amboina ingezonden<br />
te worden, alwaar een algemeen register der<br />
bevolking van het gansche eiland werd opgemaakt.<br />
Eertijds werd dit algemeen register van<br />
Amboina en andere etablissementen jaarlijks haar.<br />
Batavia gezonden.<br />
De geheele bevolking fcm het eiland Amboina<br />
(20) De redenen, waarom in andere bezittingen de<br />
ppneming der bevolking zoq moeijelijk en schier ondoenlijk<br />
is, liggen ten deele in de onkunde der inboorlingen<br />
van gemeeno klasse, want onder dezen zullen<br />
er onder vijftig geen tien zijn, die hun eigen ouderdom<br />
weten, en ten deele in de onwilligheid der inlandsche<br />
Vorsten en Grooten, om het ware getal<br />
aan do Nederlanders to kennen te geven, eene onwilhgheid,<br />
waarvan du oorzaken gemakkelijk te bevroeden<br />
fcjjn.
- 5 g -<br />
en deszelfs onderhoorigheden, bedraagt ruim<br />
45ooo zielen (21), een zeer gering getal, inderdaad,<br />
voor zulk eene uitgestrektheid van grondgebied.<br />
Nogthans is Amboina naar evenredigheid<br />
sterker bevolkt, dan vele andere eilanden van de<br />
.Molukkes. Men kan hieruit opmaken , dat, over<br />
het algemeen, deze eilanden almede zeer schaars<br />
bevolkt zijn.<br />
Onder het genoemde getal mag men aannemen,<br />
dat reeds bijna de helft, te weten, omtrent<br />
22000 inboorlingen de christelijke , met name de<br />
protestantsche godsdienst belijden. Wanneer men<br />
nu bedenkt, dat in de laastverloopene twintig jaren<br />
het getal der Ambonesche christenen met<br />
yijf duizend vermeerderd is geworden , hetwelk<br />
men niet weinig te danken heeft aan den reeds<br />
met lof vermelden ijver van den Eerw. D°. KAM ,<br />
en sommigen zijner ambtgenooten ; inzonderheid<br />
ook in de laatste jaren aan de leerredenen van<br />
den verdienstelijken predikant ROORDA VAN EYSIN-<br />
GA , zoo mag men zich met de hoop vleijcn , dat<br />
na cenig meerder tijdverloop het eiland Amboina<br />
de eerste Nederlandsche bezitting in Indië wezen<br />
zal, waar de christelijke godsdienst de mahomedaansche<br />
geheel verdrongen zal hebben, en tot<br />
de algemeene godsdienst der gansche bevolking<br />
zal geworden zijn * waardoor alsdan , naar mijne<br />
(21) Hieronder moet men 16b Europeanen rekenen.<br />
Ook zijn onder dit getal de Chinezen en de Alfoeren<br />
(harafora's) of onbeschaafde bergvolieren. begrepen.
— 6o —<br />
gedachten, het gezag en de invloed der Nederlan.<br />
ders op Amboina op vaster voet zal gegrond zijn,<br />
dan ergens anders in den geheelen Indischen Ar-<br />
chipel , en Amboina in den eigenlijken zin eene<br />
Nederlandsche„provincie zal kunnen genoemd<br />
Worden.<br />
De middelen, waardoor zich de christelijke gods-<br />
dienst zoo bij uitstek onder de bevolking van<br />
Amboina heeft uitgebreid, bestaan voornamelijk<br />
in de predikatié'n, welke in het Maleisch gehou-<br />
den worden , en in de oprigiing van protestant-<br />
sche scholen in bijna elk distrikt van het land.<br />
De Ambonezen laten er zich veel op voorstaan ,<br />
dat zij de eer hebben van christenen te zijn (22),<br />
en zij hebben den grootsten eerbied voor hunne<br />
leeraars, gelijk hunne kindereu voor hunne school-<br />
meesters , die op kosten van het Gouvernement,,<br />
met een gering maandelijksch traktement van. 10 ,<br />
12 à i5 ropijen verz<strong>org</strong>d worden. Dat deze<br />
schoolmeesters geen Europeanen, maar inlanders<br />
(22) Wanneet een Europeaan hen bezoekt, zullen<br />
zij , bij voorbeeld, met eene zeer vergefelijke eigenliefde,<br />
hunne kleine kinderen, van vier en vijf jaren,<br />
in het gezelschap brengen, en den toewan holanda<br />
vertellen , dat zij reeds het Onze Vader, of het Symbolum<br />
Apostolorum in het hollandsch van buiten geleerd<br />
'hebben. De kleinen moeten die dan overluid opzeggen,<br />
en ontvangen met eigtbare blijdschap de loftuitingen<br />
van de gasten. — Nergens is ook het gebruik<br />
van onzo gewone lettei leekenen in Indië zoo gebruikelijk<br />
bij db-n inboorling als te Amboina.
— 6i —<br />
zijn, spreekt van zelve, anders zoude zulk een<br />
traktement dagelijks voor hunne behoeften ter<br />
naauwernood toereikend zijn. Zoo gering echter<br />
de kosten van bet publiek onderwijs hier voor<br />
het Gouvernement zijn , zoo aanmerkelijk is daar-<br />
entegen het' voordeel en het nut, dat hetzelve<br />
daardoor bewerkt, want het is eene onwederspre-<br />
kclijke waarheid, dat de inwoners van de chris-<br />
ten-distrikten veel beschaafder, gehoorzamer en meer<br />
onderworpen aan de wetten zijn, dan de mahome-<br />
daansche inboorlingen, die hier even als de Hoofden<br />
op Java, Sumatra en elders, eén onuitroeibaren<br />
religiehaat legen de christenen koesteren , welken<br />
zij slechts zoo lang verb<strong>org</strong>en houden als onze<br />
overmagt hen daartoe dwingt.<br />
In sommige distrikten van Amboina wonen<br />
christenen en mahoinedanen in eene en de zelfde<br />
kampong bij elkander. Ontzag voor het Neder-<br />
landsen Gouvernement, is, meer dan hunne vrede-<br />
, bevende geaardheid, oorzaak, dat zij in goede<br />
verstandhouding met elkander leven, elkander zei fs<br />
nu en dan vriendschappelijk bezoeken en weder-<br />
zijds dienst bewijzen. Maar een Ambonesche<br />
christen of christinne zal nimmer met een lid eener<br />
Mahomedaansche familie een huwelijk aangaan ,<br />
nog op den duur en dagelijks op een zeer gemcen-<br />
zamen voet met zulk een' persoon verkeeren (23).<br />
(2?5) Om den tegenwoordigen staat van de christelijke<br />
godsdienst en daaruit voortvloeiende-vorderingen<br />
in zedelijke beschaving naar waarde te kunnen<br />
-,
— 02 —<br />
Volgens eene vrij algemeen gevoelen , zijn de<br />
zeden en de levenswijze der Europeanen (meest<br />
allen Nederlanders) die te Amboina gevestigd<br />
beoordeelden , is het belangrijk daarbij de beschrijving<br />
van onzen landgenoot VALENTIJN in vergelijking te<br />
brengen. Reeds lang voor zijnen tijd waren er te<br />
Amboina en elders in de moluksche eilanden scholen<br />
opgerigt, om aan de inboorlingen en hunne kinderen<br />
onderwijs in de christelijke godsdienst te geven. Aanvankelijk<br />
echter ging men op eene geheele bijzondere<br />
wijze te werk , om bekeerlingen te winnen. Aan de'<br />
Ambonezen , die het christendom omhelsden-, werd<br />
dagelijks om niet eene zekere hoeveelheid rijst uitgedeeld<br />
, en hun, onder andere voorregten, ook vergund ,<br />
schoenen te dragen , iets dat anders bij de Indische<br />
volkeren alleen aan de grooten, aanzienlijken en<br />
priesters vergund is. Het gebeurde echter, in den<br />
tijd van VALENTIJN , dat men , bij schaarschheid van<br />
rijstvoorraad, noodig achtte, de gewone uitdeeling<br />
aan de bekeerlingen te doen ophouden, waarop deze<br />
laatstende onlangs door hen omhelsde godsdienst wederom<br />
verlieten, en pp nieuw tot het mahomedaansch<br />
geloof overgingen. Van hier gaf men met eene kleine<br />
woordverandering aan deze orang rasarani (nazareners,<br />
christenen), den bijnaam van orang serani<br />
Tiassi (rijst-christenen).<br />
Het vertelsel, dat de Maarschalk DAENDELS een aantal<br />
Ambonezen met de brandspuit liet doopen en aldus<br />
tot christenen verklaren , is mij onlangs van goeder<br />
hand verzekerd een sprookje te zijn , hetwelk alleenlijk<br />
uit een schertsend gezegde van dien Gouverneur-Generaal<br />
is opgemaakt geworden. Daarentegen<br />
valt het verhaal van VALENTIJN niet wel te betwijfe-
— 63 —<br />
zijn , meer kiesch, beschaafd en menschlievend<br />
dan op do inensiö andere etablissementen, niet<br />
alleen in de Moluksche eilanden , maar zelfs irï<br />
andere gedeelten van den Oost-Indischen Archi-<br />
pel. Hoe afgelegen dit etablissement ook moge<br />
zijn, is en niettemin het noodlottige taediutn vitae,<br />
hetwelk zoo velen onzer landgenooten op Java<br />
en elders aantast, weinig of niet bekend , en de<br />
gezellige vriendschappelijke toon van de zamenle-<br />
ving t^op Amboina is daarvan ontwijfelbaar eene<br />
der voorname oorzaken. Dit wordt ook bewezen<br />
door het aanzienlijk getal Europeanen, die zich<br />
bier hebben nedergezet met het stellig voornemen,<br />
om er hunne levensdagen door ie brengen , zbn-<br />
der immer wederom aan eene terugreize naar<br />
Europa ie willen denken.<br />
len. Hij was , gelijk men weet, Predikant bij de<br />
Hervormde gemeente te Ambon, en verdient bovendien<br />
ook als geschiedschrijver ons geloof. Dan , wat<br />
hier van zij , het is niet te min onbetwistbaar , dat<br />
de christelijke godsdienst in onzen tijd niet alleen in het<br />
getal barer belijders , maar ook in haren weldadigen<br />
invloed op de zedelijke verbetering des volks zeer<br />
groote vorderingen heeft gemaakt , en nog dagelijks<br />
maakt. De loutere ontwikkeling van het natuurlijk<br />
verstand der Ambonezen moet op zich zelve reeds<br />
veel hiertoe bijdragen, alzoo zij niet op den duur blind<br />
kunnen zijn voor de meerdere voortreffelijkheid der<br />
christelijke zcdelccr boven hunne wanstaltige halfmahomedaansche<br />
halfheidcnsche godsdienst en wetgeving.
-64-<br />
Het is in dezen staat van zaken te beklagen, dat<br />
het gezellig verkeer op deze aangename plaats niet<br />
het onschatbaar voordeel genieten mag , van door<br />
meer Nederlandsche vrouwen veraangenaamd te<br />
worden. Immers de meesten onzer landgenooten,<br />
die zich aldaar in het huwelijk begeven hebben ,<br />
zijn met zoogenaamde liplappen getrouwd, en<br />
Verre de meesten vergenoegen zich liever met<br />
eene inlandsche huishoudster, dan zulk een huwelijk<br />
aan te gaan. De beweegredenen tot deze<br />
handelwijze kan men in gemoede niet volmondig<br />
wraken, wanneer men slechts eenigermate bekend<br />
is met de beminnenswaardige hoedanigheden dezer<br />
lieve schepseltjes, waarvan ik echter in een<br />
vroeger gedeelte van mijn reisverhaal (24), welligt<br />
reeds te breedvoerig gewag heb gemaakt, en derhalve<br />
bij dat thema hier gevoegelijk een speldje<br />
mag steken. Alleenlijk acht ik mij verpligt, te<br />
verklaren , dat ik hoofdzakelijk in de Moluksche<br />
eilanden gelegenheid heb gevonden, het karakter<br />
der liplapsclie dames te leeren kennen, en dat te<br />
Batavia hieromtrent een groot verschil bestaat,<br />
weshalve de schels, welke in het Eerste Deel<br />
voorkomt, geacht moet worden , meer toepasselijk<br />
op de creelen van buiten-etablissementen,<br />
waar hare opvoeding geheel verwaarloosd wordt,<br />
van toepassing te zijn , dan op die van onze etablissementen<br />
op Java , en inzonderheid te Batavia ,<br />
waar men inderdaad onder de liplappen nu en<br />
(24) Deel I., bl. 52.<br />
dan
— 65 —<br />
dan zeer beminncftswaardige verstandige en welopgevoede<br />
meisjes aantreft, vooral dezulke , aan<br />
welke het te beurt mögt vallen , dat verstandige<br />
ouders hen eenige jaren op een Instituut in Europa<br />
deden verblijven.<br />
Overigens zijn de creoolsche dames, hier meer<br />
nog dan elders-, hartstogtelijke liefhebsiers van"<br />
praal en pracht. Niet alleen vertoonen zij zich<br />
zelven in het openbaar tot uitsporigheid toe met<br />
juweelen en andere kostbaarheden versierd, maar<br />
ook hare slavinnen moeten schitterend uitgedoscht<br />
zijn, en de eene begluurt de andere met oogen<br />
van wangunst, zoodra zij zelven of hare slavinnen<br />
door anderen in pracht van kleeding overtroffen<br />
worden. Van dansen en muziek zijn zij mede<br />
groote minnaressen, en in de meeste Europeschc<br />
huizen, worden een aantal slaven in de muziek<br />
ondervezen. Het dansen geschiedt do<strong>org</strong>aans op<br />
de reeds beschrevene wijze der Javanen, tandak<br />
genoemd. Maar sommigen zijn inderdaad bevallige<br />
danseressen op de Europesche wijze, en kunnen<br />
door netheid van leest, prachtvolle kleeding, en<br />
vlugge bewegingen aan een bal niet weinig sieraad<br />
bijzetten. Overigens zijn hunne gesprekken<br />
zouteloos: eten, drinken, fraaije kleederen , wandelen,<br />
en. huisselijke anecdotcn {chronique scandaleuse*)<br />
zijn de eenige onderwerpen, omirent<br />
Welke hun denkvermogen in werking schijnt<br />
te kunnen geraken. De gewone laai is maleisch,<br />
want slechts zeer weinige liplapsclie dames in do<br />
Molukkos verstaan eenige woorden hollandsch, en<br />
II. E
— 66 —<br />
nog weiniger kunnen deze taal lezen of schrijven.<br />
MOLIÈRE zoude in dit land nimmer op het<br />
denkbeeld van zijne Femmes savantes gekomen<br />
zijn, zoo min als LE GoutfÉ op dat van zijn Mérite<br />
des femmes.<br />
Ten opzigte der zeden en algemeene karaktertrekken<br />
der Mahomedaansche inboorlingen van<br />
Amboina valt minder goeds te zéggen , dan van<br />
de inlanders op Java. Hunne dapperheid wordt<br />
meer toegeschreven aan louter dierlijke woestheid ,<br />
dan aan eigenlijken moed. In vlijt en huisselijke<br />
deugden staan zij mede verre bij den Javaan ten<br />
achtere, en men beschuldigt hen vrij algemeen<br />
van neiging tot verraad en wreedheid. Woedend<br />
en onverzoenlijk in huftne gramschap , zegt een<br />
onpartijdig Engelsch reiziger (25) te regt, worden<br />
ïij zeer gemakkelijk door hunne aanvoerders of<br />
n tot de grofste buitensporigheden en<br />
gruwelijkste misdaden verleid (26) , en zijn vooral<br />
gevaarlijk, wanneer hunne hevige driften nogaan-<br />
(25) Wiens naam mij onbekend, doch wiens belangrijk<br />
berigt nopens Amboina, in ARCHENHOLZ'S/<br />
Minerva, is overgenomen geworden. Het tafereel van<br />
VALENTIJN is nog ongunstiger , maar voor z 00 veel<br />
mij zelven , gedurende een tweejarig verblijf, gebleken<br />
is , zou ik wel durven beweren, dat ook deze<br />
xuwe volkeren, sedert zijnen tijd , aanmerkelijk in ze*<br />
delijke verbetering hebben toegenomen.<br />
(26) Getuige de tijgerdaden , te Saparoea in 1817<br />
gepleegd.
- 6 7 -<br />
gevuurd werden, door het gebruik van opium ,<br />
waaraan zij hier meer dan elders in India zijn<br />
overgegeven. Bij het begaan van eenigo misdaad]<br />
denken zij niet aan de gevolgen, welke die na<br />
zich slepen kan, en voor berouw zijn zij ten eenemaal<br />
onvatbaar. Voor den dood betoonen zij,<br />
even als de meeste oosterlingen en ook de Javanen<br />
, eene onverschilligheid, welke den naam.<br />
van onverschrokkenheid niet waardig is, omdaç<br />
zij enkel uit stompe gevoelloosheid ontstaat.<br />
Openbare doodstraffen trotseren zij met eene hardnekkigheid<br />
, waarvan men zich geen denkbeeld<br />
maken kan (27). Zij zijn daarenboven listig en<br />
(27) In de twee jaren van mijn verblijf in de Molukkos,<br />
heb ik meer execution bijgewoond, dan in<br />
ses jaren tijds op Java. Twee moordenaars te Ternate<br />
, toonden eene onbegrijpelijke onverschilligbeid<br />
, terwijl de Hoogepriester hun met veel plegtigheid<br />
hun vonnis voorlas. Gebonden, in feestgewaad<br />
t , en met bloemen omhangen , gelijk offerdieren<br />
voor het altaar, stonden zij onder de hooge galg ,<br />
terwijl hun alle de gruwelijke omstandigheden van<br />
een voorbedachtelijk en gezamenlijk door hen , aan<br />
een' weldoener, gepleegden moord, benevens huisfcraak<br />
en diefstal, werd vo<strong>org</strong>ehouden , doch toonden<br />
geen het allerminste blijk van berouw. Even zoo gevoelloos<br />
beklommen zij den ladder , om zich door den<br />
strop het leven te laten benemen.<br />
Het is ook gebeurd, dat eenige (Mahomedaansche)<br />
Ambonesche matrozen van een koloniaal vaartuig,<br />
met verzwarende omstandigheden, en in complot ge-<br />
E a
- 6 9 -<br />
Ambonezen dragen do<strong>org</strong>aans zwart katoen , schoenen<br />
en een hoed van Europisch fatsoen. Het<br />
laatstgemelde stuk, is het voorname onderscheidingteeken<br />
met de Mahomedanen, want een christen-<br />
Ambonees , die overigens geheel opzijn Indiaansch<br />
in een gebloemde kabaai en sarong gekleed is,<br />
draagt niettemin altijd een hoed van slroo of vilt,<br />
(welke laatste als een oud familiestuk, welligt<br />
5o jaren oud is) in stede van een hoofddoek bij<br />
wijze van tulband. De vrouwen dezer christenen<br />
onderscheiden zich mede door de zwarte kleur<br />
van hunne kabaaijen. De voornamere vrouwen<br />
dragen kleedjes van Makassersche stoffen , die zeer<br />
fijn en fraai zijn.<br />
Doch eene der verwonderlijkste vertooningen<br />
voor den aankomeling in de Moluksche eilanden,<br />
levert de kleediug van sommige inlandsche hoofden<br />
voor hen op. Dezen achten het zich eene<br />
groote eer, het» costume der Europeanen na te<br />
volgen , en ziju uitgedoscht in zeer ouderwetsche<br />
rokken , gelijk die van papa-beaupère in de fransche<br />
opera, van geel, rood en ligt groen, doch<br />
nimmer van donker gekleurd laken. Hierover<br />
.een vilten hoedje van boven beschreven' stempel,<br />
een pantalon van rood gestreept katoen, en schoenen<br />
zonder kousen. Zulk een Ambonesche volksbesluurder<br />
gelijkt volmaakt naar een opgeschikten<br />
baviaan. Onze meer modern gemaakte zwarte<br />
rokken, hadden de eer niet aan deze heeren<br />
te behagen. Zij hielden zich overtuigd, zeiden<br />
zij, dat de tegenwoordige Europeanen geheel an-<br />
E 3
- 7 0 —<br />
dere menschen moesten zijn, dan hunne voorouders,<br />
omdat de mannen thans geene lange wijde<br />
rokken met groote knopen, geene allonge-pruiken,<br />
en de vrouwen geene hoepelrokken meer<br />
droegen.<br />
De Mahomedaansche Ambonezen zijn genoeg-<br />
* zaam volkomen op de zelfde wijze gekleed, als de<br />
inboorlingen van Java en andere eilanden. Ter<br />
loops zal ik hier, wegens hunne voornaamste Tdeedingstukken<br />
een kort verslag doen.<br />
Van de kabaal en de sarong, heb ik reeds,<br />
als van de voornaamste kleedingstukken, met een<br />
enkel woord gewag gemaakt (28). De sarong<br />
wordt door allen, zonder onderscheid, mannen<br />
en vrouwen, gedragen , doch de mans dragen daaronder<br />
een pantalon {tjelana~), meestal van roodgestreept<br />
, en somtijds van effen nankin of ander<br />
lijnwaad. De vrouwen bevestigen den sarong om<br />
'de lendenen , door middel van een tali-pinggang<br />
of buikgordel, uit massief gouden (ook wel zilveren)<br />
platte schakels, ieder ter zwaarte van eene<br />
spaanscho mat zamengesteld, die voor op den<br />
'buik gesloten wordt, met eene groote ovale plaat<br />
n massief goud» met edele gesteenten iagezet.<br />
(28) Deel I., blz. i3a. Het woord sarong betcelent,<br />
in het algemeen, een omkleedsel, een deksel<br />
, enz. Dus siegt men sarong tangan voor handschoenen,<br />
sarong kaki3 voor kousen, sarong lris ,<br />
Voor scheede , cm..
— 71 —<br />
De hoofddoek (linsoh) der mannen behoort<br />
mede tot de onontbeerlijkste kleedingstukken gerekend<br />
te worden, omdat dezelve inderdaad het<br />
groote teeken van onderscheid tusschen het tooisel<br />
yan mannen en vrouwen is, want op een afstand,<br />
en vooral van achteren gezien, zoude men schier<br />
geen verschil in de lijfsbedekking der beide geslachten<br />
kunnen ontwaren , zoo de mannen niet<br />
altijd het hoofd, met een doek als met een tulband<br />
, doch losser omwqnden, en de vrouwen<br />
niet altijd blootshoofd waren. Ook zoude het in<br />
het oog van een inboorling de grootste en onvergefelijkste<br />
beleediging zijn, hem zijn' doek van het<br />
hoofd te rukken, of zelfs dien slechts aan te raken<br />
(29). .Over den hoofddoek dragen zij , wanneer<br />
zij op reis of op marsch zijn, of van het<br />
gebergte strandwaarts kqmen, een breeden spitsen<br />
hoed van bamboes , die hen volkomen tegen regen<br />
en zonueschiju beveiligt.<br />
Het zoogenaamde badjoe (3o) heeft veel gelijkenis<br />
met de kabaai, doch is voor aan den hals en<br />
(29) Vergelijk Deel I. blz. 478.<br />
(30) Van waar het scheepswoord haaltje (voor<br />
iuisje) afkomstig is. Men gebruikt in Nederland<br />
meer dan een maleisch woord, zonder zulks te weten.<br />
Zoo hoort men dikwijls zeggen : de goede man houdt<br />
.zich nog kras , {keras, sterk of hard), het is amper<br />
{hampir) of bijna twaalf ure; in de platte volkstaal<br />
bakkeleijen {berkelahi) voor vechten , en vele andere<br />
meer,<br />
E4
— 72 —<br />
aan de mouwen met gouden knoopjes voorzien.<br />
Een lang badjoe, te weten ; dat over de knieën<br />
bijna tot op de enkels hangt, houden de inlanders<br />
voor deftiger, en een kort badjoe, dat even<br />
p de heupen bedekt, voor gemeener. Onder het<br />
badjoe dragen zij veelal, doch niet altijd, een<br />
rompie (in de Molukkos tjolie) , dat is een vestje<br />
van effen wit katoen, zonder halskraag, en met<br />
eene rei gouden knoopjes, die zeer nabij elkander<br />
staan , van voren digt om de borst en het lijf<br />
gesloten. De tjolie is een kleedingàtuk , dat zelden<br />
door den gemeenen man , en do<strong>org</strong>aans alleen<br />
door meer aanzienlijken, door hoofden en<br />
priesters gedragen wordt.<br />
Het dragen van de kris is hier veel minder algemeen<br />
, dan op Java en elders. De zoons en<br />
naaste bloedverwanten van de Sultans zijn, bij<br />
feestelijke gelegenheden, op de Europcaansche<br />
Wijze in uniform gekleed, met epauletten , steek<br />
en degen, hetgeen hun zeer wel slaat. Niet zelden<br />
echter, behouden zij daarbij een inlandsch<br />
hoofdtooisel, dat naar een zwarten tulband gelijkt.<br />
De kleeding der vrouwen heeft daarentegen ,<br />
geene gelijkenis hoegenaamd met onze Europesche<br />
costumes. Zij zijn volkomen naaç de gewone indiaansche<br />
wijze gekleed, en dragen geen hoofddeksel<br />
, terwijl hun lang en gitzwart haar in een<br />
'grooten ronden knoop, achter aan het hoofd,<br />
wordt bijeen gebonden. Van dit soort van kapsel<br />
maken zij zeer veel werks. Is het haar geheel
tot een ronden knoop zamengevlocliten, zoo noemen<br />
zij dit een kondeh, en houden opzettelijk<br />
eene slavin, om dit kapsel te vlechten , hetwelk<br />
zelfs eene zoo groote kunst is, dat de eene inlandsche<br />
dame aan de andere eene slavin, die<br />
hierin zeer bedreven is, ter leen geeft, om haar<br />
te kappen , wanneer zij naar eene partij wil gaan.<br />
Wanneer zij en demi négligé het haar in een lossen<br />
vlecht opmaken, wordt zulks sanggol genoemd.<br />
Het haar wordt altijd rijkelijk met welriekende<br />
olie (die in de Mollukkos overal in groote verscheidenheid<br />
overvloedig voorhanden is) gewreven<br />
, en rondom het kapsel wordt een krans van<br />
de welriekendste sneeuwwitte tjampaka , malati,<br />
of van de gele en geurige kenangga gevlochten ,<br />
en de kondeh met eene menigte juweelen-spelden<br />
versierd.<br />
t De vrouwen dragen, ook vrij algemeen, een<br />
soort van korset {kotan), hetwelk op Java ook<br />
in gebruik is, en veel gelijkenis met de tjolie der<br />
mans, doch van voren niet open is, en zoowel<br />
tot bedekking, als tot bescherming van den boezem<br />
dient.<br />
Ook behoort hierbij niet onvermeld te blijven,<br />
het zonderlinge gebruik van de tanden af te vijlen<br />
, hetwelk insgelijks op de meer westelijke eilanden<br />
van den Indischen Archipel , even als in<br />
de Moluksche eilanden een algemeen adat is.<br />
Aan alle meisjes worden , zoodra zich de eerste<br />
kenteekenen van huwbaarheid vertoond hebben,<br />
het voorste email en de bovenkanten der tanden<br />
E 5
- 74 -<br />
afgevijld, terwijl te gelijker tijd hare oorcn doorboord<br />
worden , ora oorringen daarin te hangen.<br />
Dit gebruik heeft zelfs aanleiding gegeven, tot<br />
het zeggen van sudah bertindeh berdabong<br />
(hare tanden zijn gevijld en hare ooren doorboord)<br />
j waardoor men te kennen geeft, dat een<br />
meisje huwbaar is geworden. Ook velo mannen,<br />
doch niet allen, veilen zich de tanden af, en<br />
wrijven ze met gebrande kokosnoten , tot dat dezelve<br />
eene onuitwischbare zwarte kleur hebben<br />
aangenomen. Dit houden zij voor eene schoonheid<br />
(3i). Zulk een vooroordeel is des te meer<br />
te bejammeren, omdat zy natuurlijk zeer fraaije<br />
tanden hebben, en dezelve door het vijlen geheel<br />
bederven niet alleen, maar zich ook aan ondragelijke<br />
pijn blootstellen , zoodra zij ophouden betel<br />
of siri te kaauwen.<br />
(5i) Hoe sterk dit vooroordeel bij hen is, blijkt<br />
uit het gezegde van een Ambonees, die de schoon- »<br />
Leid der gelaatstrekken , de blankheid van kleur en de<br />
fraaije gestalte eener slavin van den Heer S. bewonderde,<br />
maar er bijvoegde: sayang, giginja ada poeti<br />
('t is jammer , dat zy witte tanden heeft).<br />
\
_ 7 S -<br />
ZESDE HOOFDSTUK.<br />
Hcgenwoorâigen toestand van Landbouw , Nijverheid<br />
en produkten. — Maatregelen tot wering<br />
van knevelarijen. — Amboina zoude veel meer<br />
kunnen opbrengen , dan enkel kruidnagelen. —<br />
Vooruitzigt, om den Thecboom aldaar aan te<br />
kweeken. — Indigo, suiker en kajjij.—Moes'<br />
kruiden en vruchten. — Muskaatnoten-boomen.—<br />
Loeries en kakaloeas- De Oelar-beloeda, —«'<br />
Agar-agar en tripang.<br />
JtioeWel, gelijk ik ter loops heb aangemerkt,<br />
van het grondgebied van Amboina een nog grooter<br />
gedeelte dan van Java onbebouwd ligt (32), zoudo<br />
men zich zeer vergissen, indien men daaruit wilde<br />
afleiden, dat de grond van Amboina minder ge-<br />
(52) Van Java zeven achtste (vid. Deel I., blz.<br />
ïO,o),vnn Amboina negen tiende gedeelten.<br />
Van de Chinezen en Alfoercn in de Molukkos<br />
zullen wij gewag maken, bij gelegenheid van Ternate<br />
, Tidore en Halmaheira.
f<br />
- 7 6 -<br />
schikt zoude zijn, om allerlei artikelen van leeftogt<br />
voort te brengen , dan andere eilanden van<br />
den Archipel. Bij zeer velen beslaat het vooroordeel<br />
, als of deze grond geene andere geschiktheid<br />
zoude hebben, dan om kruidnagelen voort te<br />
brengen , en dat rijst, maïz ,' moeskruiden en<br />
vruchten aldaar niet zouden tieren. Het zelfde ,<br />
denken velen, heeft ten opzigte van Banda plaats,<br />
welk eiland gezegd wordt, alleenlijk voor de aankweeking<br />
der muskaatnootenboomen geschikt te<br />
zijn.<br />
De grond van Amboina, zoo wel als die der<br />
andere Moluksche eilanden, is over het algemeen<br />
zeer vruchtbaar, en zoude, wanneer de landbouw<br />
aldaar op gelijken voet met Java werd aangemoedigd<br />
en bevorderd, veel meer produkten kunnen<br />
opleveren, dan voor het onderhoud der bevolking<br />
vereischt wordt, instede, dat de inboorlingen<br />
gelijk thans plaats heeft, zouden genoodzaakt zijn,<br />
hunne granen en andere behoeften van Java te<br />
.ontvangen. Ook de veeteelt zoude in de Moluksche<br />
eilanden genoegzaam kunnen uitgebreid worden<br />
, om geene buffels noch paarden van elders<br />
noodig te hebben.<br />
De Mahomedaansche inboorlingen leven hier<br />
veelal van sago , welke dit eiland in zeer groole<br />
hoeveelheid opbrengt, en visch , welke niet minder<br />
overvloedig rondom het gansche eiland gemakkelijk<br />
gevangen wordt. De rijst on andere levensmiddelen,<br />
die hier thans nog ontbreken,en meest<br />
van Java herwaarts overgebragt worden, strekken
-77 -<br />
derhalve grootendeels , om in de behoeften . der<br />
Europeanen, der christen-ingezetenen en der Chinezen<br />
te voorzien.<br />
De traagheid , welke men niet ontkenne mag<br />
meer aan de Ambonezen dan aan de Javanen eigen<br />
te zijn , welke echter bij eene milde vruchtbaarheid<br />
van den grond en weinige behoeften der inboorlingen<br />
vrij natuurlijk is, en derhalve niet zonder<br />
onbillijkbeid bun als een eigenaardig zedelijk gebrek<br />
wordt aangewreven, is te gelijker tijd de<br />
oorzaak, dat zij, veel minder dan de Javanen,<br />
in werktuiglijke kunsten bedreven zijn (33). De<br />
vrouwen der Ambonezen vervaardigen niet eens<br />
zelven de stoffen, welke zij en hunne mans tot<br />
hunne kleeding gebruiken , maar worden hiervan<br />
uit Java en Bengalen voorzien. Een der gevolgen<br />
van deze afhankelijkheid , dat mede juist niet<br />
tot voordeel der inboorlingen stpekt , is dat<br />
sommige Residenten of Poslhouders, inzonderheid<br />
in de binnenlandsche meer afgelegene provinciën<br />
en eilanden, zoowel als andere ambtenaren,<br />
en eenige officieren der .Koloniale Marine,<br />
niettegenstaande zulks door de Hooge Regering.,<br />
reeds bij de wederbezitneming, strengciijk<br />
verboden is, een zeer lucrativen woekersluikhandel<br />
drijven, met de eenvoudige ingezetenen<br />
, met Welke zij in aanraking komen.<br />
Doch ik wil liefst, voor als nog, dit onderwerp<br />
(35) Het eiland Tidore behoort, gelijk nader blijken<br />
zal, hier eene uitzondering te maken.
— ^8 »<br />
niet aanroeren, en in stede yan den lezer bezig<br />
te houden, met de misbruiken van enkele partikuliercn<br />
, hier liever de meer aangename omstandigheid<br />
vermelden, dat ons Gouvernement ook ia<br />
dit gebrek reeds grootendeels voorzien heeft door<br />
het aanleggen van openbare magazijnen, waarin<br />
de inlanders zich van de meest onontbeerlijke artikels<br />
, inzonderheid van lijnwaden tot lijfsbedekïcing,<br />
tegen een billijken prijs kunnen voorzien.<br />
Over zulk een magazijn is een Gouvernementsambtenaar<br />
onder den titel van winkelier gesteld.<br />
Zulke instellingen verlevendigen de hoop , dat<br />
met der tijd alle thans nog bestaande gemakkelijke<br />
toegangen tot knevelarij, malversation, smokkelhandel,<br />
pligtverzuim on landdieverij geheel zullen<br />
verstopt worden , en' dat de weldadige bedoelingen<br />
van het Nederlandsen, bestuur, door het<br />
uitroeijen van het verderfelijke onkruid der venaliteit<br />
op den rijken bodem dezer bezittingen eenmaal<br />
alle vruchten plukken zal, welke dezelve uit<br />
deh aard aan het Moederland behooren op te leveren.<br />
De publieke geest der bevolking zal die<br />
bedoelingen alsdan niet langer kunnen miskennen ,<br />
en de bronnen van welvaart en voorspoed zulle»<br />
wederzijds ruimer vloeijen.<br />
Volgens het getuigenis van Europeanen, die<br />
door een langdurig verblijf het land wel hebben<br />
leeren kennen, zoude men op Amboina de meeste<br />
Javaansclie produklen met ruim voordeel kunnen<br />
aanplanten, en (hetgeen in het tegenwoordig tijdstip<br />
welligt ecne bemerking'van groot belaDg is,)
— 79 —<br />
aldaar zoude de theeboom met goed gevolg kunnen<br />
aangekweekt worden. Op verscheidene Moluksche<br />
eilanden heeft men enkele thee- en kaneelboomen<br />
in de tuinen van partikulieren en liefhebbers<br />
welig zien groeijen, en waarom zoude<br />
de eerstgenoemde heester, die voor den handel<br />
zoo gewigtig is, aldaar niet in het vervolg de<br />
Verliezen, welke de gedurig toenemende onmogelijkheid<br />
van het monopolizeren der specerijen moet<br />
te weeg brengen, welligt rijkelijk kunnen vergoeden?<br />
Indigo, en wel van de fijnste soort, is, volgens<br />
het zelfde getuigenis , in vroeger tijden een natuurlijk<br />
voortbrengsel van Amboina geweest, en zoude<br />
aldaar een rijke tak van inkomsten hebben kunnen<br />
zijn, indien de aankweeking niet ten behoeve<br />
van het monopolie der kruidnagelen ware te<br />
lteer gegaan, en welligt ook om de mededinging<br />
met de Indigo-teelt van onze West-Indische bezittingen<br />
voortekomen, eene voorz<strong>org</strong> die, in den<br />
tegenwoordigen tijd , voor het minst als overtollig<br />
mag beschouwd worden.<br />
Ook tot het aanleggen van suiker-plantaadjera<br />
zoude op Amboina goede gelegenheid, en de<br />
grond Op zeer vele plaatsen van het eiland daartoe<br />
volkomen geschikt zijn, doch deze tak van<br />
culture is, even als vele andere, tot dus verre,<br />
meer tegengewerkt dan bevorderd geworden.<br />
In onderscheidene gedeelten van het eiland f<br />
ziet men den koffijboom in het wild groeijen,<br />
en de ondervinding van sommige liefhebbers heeft<br />
voldoende bewijzen opgeleverd , dat ook dit be-
— So —<br />
langrijk produkt, bijaldien men het op Amboina<br />
met de vereischte z<strong>org</strong>vuldigheid wilde aankweeken,<br />
voorspoedig tieren, en dat alsdan de koffij van<br />
Amboina met de beste van Java, en zelfs van<br />
Mocha zoude kunnen wedijveren.<br />
De kokosboom groeit hier overvloedig ; de<br />
broodboom wast in het wild, en wordt slechts<br />
door de laagste klasse der bevolking genuttigd ;<br />
eetbare wortelen, moeskruiden en boomvruchten<br />
tieren hier zoo goed als op eenig oord van Java y<br />
de heerlijke mangostan is op Amboina zoo groot<br />
en fijn van smaak als ergens anders in den Indischen<br />
Archipel ; de manga is er voortreffelijk in<br />
de tuinen , en groeit in de bosschen in het wild.<br />
De reeds gemelde zeepboom (34) wast hier in<br />
groote menigte , en buiten dezen vindt men hier<br />
verscheidene vrucht- en houtsoorten , welke zelfs<br />
op Java niet aanwezig zijn. Geheele dreven van<br />
kanarieboomen versieren de hellingen van het geb<strong>org</strong>te<br />
, en de vrucht daarvan wordt hier betelen<br />
gezonder geacht dan op Java, waar de kanarie<br />
meer tot het persen van olie dan tot voedsel<br />
geschikt is. De kanarieboom is hier zoo overvloedig,<br />
dat dezelve tot beschutting van den nagelboom<br />
gebezigd wordt.<br />
Het is insgelijksi bij velen in "Europa een verkeerd<br />
begrip, dat de muskaatnoolen-booru op<br />
Amboina minder voortkomt dan op Banda , waar<br />
(34) I Deel j hl. 319 en wegens den Kanarieboom<br />
bl. 55.<br />
-
8i —<br />
deze boom als bij uitsluiting plagt aangekweekt<br />
te worden. Het aanplanten van muskaatnotenboomen<br />
werd eertijds in Amboina verboden j even<br />
als ten aanzien der nagelboomen op de andere<br />
Moluksche eilanden plaats had (35).<br />
Onder de prodnkten van Amboina moeten nog<br />
vermeld worden, de menigvuldige soorten vau<br />
geurige boom- en plantgewassen, uit welke de inboorlingen<br />
de kostbare Welriekende oliën trekken,<br />
welke hier zoo overvloedig zijn, en waaronder de<br />
Jcajoe-poeti-olie (without-olie) voornamelijk genoemd<br />
mag worden.<br />
Uit dit alles blijkt ten overvloede, dat bijaldien»<br />
aan landbouw en culture op het eiland Amboina,<br />
die vrijheid, aanmoediging en bescherming mogen<br />
te beurt vallen , welke aan andere gewesten<br />
Van Indie geschonken zijn, dit rijke eiland eene<br />
zeer groote menigte va« kostbare produkten zal<br />
kunnen opleveren, en men mag het als eene verrijzing<br />
uit eenèn langdurigen dood, voor de bewoners<br />
van dit eiland aanmerken, dat tot zoodanig<br />
(35) Voor ruim dertig jaren Werd bevonden, dat<br />
men op Banda niet do vereischte hoeveelheid van<br />
kruidnageleu hekomen konde^ en sedert dien tijd werd "<br />
de aankweeking daarvan op Amboina aangemoedigd ,<br />
door eene premie van een rijksdaalder voor elke honderd<br />
boomen. De voornamere inwoners begonnen met<br />
lust en ijver eene aanplanting van tien duizend boomen,<br />
welke onderneming, ZOo gebleken is, hunne<br />
krachten te boven ging , alzoo dit getal naderhand<br />
tot op de helft verminderde.<br />
. II. F
— 8a —<br />
, eene vrijheid nu onlangs door het Nederlandsen<br />
Gouvernement de grond is gelegd 3 door een meer<br />
liberaal stelsel van leverantie der voortbrengselen<br />
van volksarbeidzaamheid.<br />
Op Amboina vindt men naar evenredigheid minder<br />
diersoorten , dan elders. Buffels en paarden<br />
zijn er schaarsch, verscheurend viervoetig,gedierte<br />
vindt men er niet, tenzij men het wild zwijn,<br />
dat hier vrij menigvuldig, doch klein van gedaante<br />
is, daaronder wilde rekenen. Hertebeesten.,<br />
zijn er in menigte , en leveren een overvloedig<br />
artikel van gezond voedsel op. Van gevogelte<br />
is er eene tamelijke menigte, en inzonderheid is<br />
dit land wegens loeries of kleine veelkleurige papegaaijen,<br />
en witte en groene kakatoeas beroemd.<br />
De inwoners maken veel werks van deze vogelen<br />
, zoowel uit hoofde van fraaije vederen,<br />
als de eigenschap om de menschelijke spraak te<br />
kunnen nabootsen. Ook de Beo en eene andere<br />
soort van zwarte kakatoea zijn hier voorhanden.<br />
De Beo leert het best van allen spreken. De Kasuaris<br />
en de Babiroessa behooren hier mede te huis ;<br />
musseden en kraaijen zijn daarentegen nergens<br />
op het gansche eiland te vinden.<br />
Men vindt er slangen : zooveel mij bekend is,<br />
gecne groote, doch wel eenige soorten, die vergiftig<br />
zijn, onder anderen, de befaamde cobracapella<br />
en de kleine doodelijke oelar-beloeda.<br />
Ik kan mij niet onthouden , nopens deze laatste<br />
, zeer vergiftige soort van slangen van eene<br />
omstandigheid gewag te maken , welke mij onge-
— 83 —<br />
looflijk zoude voorkomen, indien ik daarvan niet<br />
ooggetuige ware geweest. In de kampong Roe"<br />
matiga waren nabij de woning van den Imam<br />
of Mahomedaatischen priester, eenige inlanders<br />
verzameld, die plotsling op het gezigt van zulk<br />
eene veelkleurige oelar-beloeda verschrikt uit elkander<br />
stoven. Een paar hunner riepen oogenblikkelijk<br />
den priester, die den naam had van<br />
bezweringen, welligt zelfs wonderwerken te kunnen<br />
doen. Deze liet zich ook oogenblikkelijk vinden<br />
, en op de plaats gekomen zijnde waar het<br />
giftige dier zich schuifelend omwentelde en irr<br />
het gras scheen te verlustigen, nam hij hetzelve<br />
met den duim en den voorsten vinger achter bij<br />
den kop, of in den nek, en stak geheel bedaard<br />
den kop vân het dier in het vuur, dat op dia<br />
plaats, naar de gewoonte der indianen , tusschen<br />
een paar steenen in de opene lucht was aangelegd.<br />
Dit stoutmoedig stuk verrigt hebbende,<br />
begaf zich de priester wederom naar zijne woning,<br />
zonder de dankbetuigingen der omstanders te willen<br />
aannemen, en voor zoo veel ik bemerken<br />
konde, zonder eenig uiterlijke vertoon van gebeden<br />
of andere plegiiglieden in het werk gesteld<br />
te hebben.<br />
Schildpadden vindt men in de rijke {56) Mo-<br />
« (56") Men weet, dat VALEHTIJN 53O verschillende<br />
soorten van visschen optelt;, die in de JVlolukschc wateren<br />
aanwezig zijn ; ook van schelpdieren is hier eene<br />
ongeloofelijke menigte.<br />
F a
- 8 4 -<br />
luksche zeeën in menigte. Niet alleen is hier de<br />
zoogenaamde groene schildpad (toeloerigo~), waarvan<br />
het vlecsch niet onsmakelijk is, en die eenige<br />
honderd ponden zwaar is, maar ook de meer kostbare<br />
caret-schildpad, waarvan de schaal tot allerlei<br />
sieraden bewerkt wordt. De schildpadden begeven<br />
zich. dikwijls op het strand, vooral de wijfjes<br />
, die hare eijeren in het zand begraven. De<br />
inboorlingen vangen ze op de eenvoudigste wijze,<br />
door hen het onderst boven te werpen , waarna<br />
de schildpadden niet weder op de been kunnen<br />
komen. De roofvogels azen op de eijeren van de<br />
schildpad , welke zij tot 200 en meer te gelijk in<br />
het warme zand leggen, en die geheel rond en<br />
Week van schaal zijn. Daar deze, roofvogels<br />
hier zeer talrijk zijn , is dit eene voorname oorzaak,<br />
waarom de schildpadden op verre na hier<br />
zoo sterk niet vermenigvuldigen, als de groote<br />
menigte hunner eijeren zoude doen vermoeden.<br />
Ook moet onder de zeeproductcn hierbij voornamelijk<br />
van agar-agar en Iripang worden gewag<br />
gemaakt, zijnde eene soort.van .zeekwallen, waaraan<br />
het zelfde vermogen, als aan de sarang boerong<br />
of Javaansclie vogelnestjes (zie I Deel, blz. io5)<br />
Wordt toegeschreven j en waarvan inzonderheid de<br />
wellustige en grof zinnelijke Chinezen fcartstogtelijke<br />
liefhebbers zijn.
ZEVENDE HOOFDSTUK.<br />
Vertrek naar Banda. — De Goenong-Api. —<br />
Deszclfs uitbarsting op het oogenblik der aan-<br />
komst van den Gouverneur-Generaal. — Het<br />
/ort Nassau. — Het fort Belgica. — De stad. —<br />
De Muscaalnoolenboom (Nuxmyristica). — Aan"<br />
planting in Perken. — Voorz<strong>org</strong>en en behande-<br />
ling bij de inzameling van dit produkt.<br />
JL 1 a een vermakelijk verblijf van zeven weken<br />
in de Hoofdplaats onzer Moluksche bezittingen,<br />
waaraan wij , door het aanhoudend bezoeken der-<br />
bekoorlijke ommestreken , inzonderheid van het<br />
reeds gemelde Batoe-Gadja, en van vele regt<br />
schilderachtig aan de groene hellingen van het<br />
steile gebergte, als het war'e, hangende kam-<br />
pongs (37) , eene zeer aangename afwisseling ge-<br />
(57) Nimmer zal ik de gulhartige aartsvaderlij ko<br />
gastvriendschap der schamele bewoners van Laloehalat,<br />
Rocmah-tiga, Kilang en' het reeds genoemde<br />
Batoement vergeten. Hunne* goedhartigheid vond alleenlijk<br />
hare perken iü hun bekrompen vermogen,om<br />
F 3
86 —<br />
geven hadden, vervolgden wij met de koloniale<br />
korvet de Zwaluw, onze reis naar Banda, en<br />
ofschoon dit vaartuig op verre na geen hardvlieger<br />
was, en veeleer den naam van schildpad voeren<br />
mögt, bragt een voorspoedige wind, met<br />
fraai weder gepaard, ons binnen het tamelijk<br />
korte tijdverloop van 4^ «ren, voor het eiland<br />
Banda-Neira. Deze overtogt wordt op 20 zeemijlen<br />
geschat, zoodat wij dien afstand vrij voorspoedig<br />
hadden afgelegd, en niet zonder reden<br />
in eene vrolijke stemming het anker voor den<br />
Goenong-Api of Vuurberg van Banda lieten<br />
vallen.<br />
Een opmerkelijk toeval, en hetwelk aan de vergetelheid<br />
onttrokken verdient te worden , is , dat<br />
genoegzaam pp het ; oogenblik , toen hét koninklijk<br />
fregat Eurydice, aan boord van hetwelk de Gouverneur-Generaal<br />
zich herwaarts begeven had,<br />
Voor' Banda het anker wierp, deze Goenong-Api,<br />
die gewoonlijk slechts eene kolom van rook uit<br />
zijn krater opwerpt, met een hevig gekraak in<br />
vlammen uitbarstte ; een verschijnsel, hetwelk<br />
geheel onverwacht, en des te treffender was ,<br />
omdat het zich op een' dag vertoonde , waarop<br />
ter gelegenheid van de aankomst van dezen boegen<br />
persoon, uit alle de schepen op de reede<br />
mitsgaders uit de forten aan Aval, een plegtig saons<br />
rijkelijk te onthalen, doch een sobere verkwikking<br />
van sago en visch werd door die goedhartigheid<br />
ia een feestelijkea miudlijd hervormd.
- 87 -, '<br />
Iuut met bulderend kanon voor Zijne Excellentie<br />
werd losgebrand. Het was , als of de natuur<br />
het nietige en kleine van onze plegtigheden wilde<br />
doen afsteken, door de ten toon spreiding van<br />
het grootsch en ontzettend schouwspel van den<br />
eensklaps losbrandenden vulkaan, die uit wijd«<br />
geopenden krater het luchtruim om zich henen<br />
met felschitterende vlammen, en dikke wolken van<br />
rook en asch vervulde, terwijl het onderaardsch,<br />
gedreun zijner kokende ingewanden, het bulderen<br />
des geschuts verdoofde. Geene pen, althans niet<br />
de mijne , vermag den indruk naar waarde te beschrijven<br />
, welken dit even zoo onverwacht als<br />
treffend schouwspel, inzonderheid bij deze gelegenheid<br />
op ons maakte. De verdienstelijke Gouvernemenls-architect<br />
PAIJEN, die een uitmuntend<br />
teekenaar is, was mede door dit grootsch tooneel<br />
zoo levendig aangedaan, [dat hij vol geestdrift<br />
eeue afbeeldiug daarvan op het papier bragt. Ook<br />
ik, hoezeer overtuigd, dat mijne begaafdheid tot<br />
deze taak verre te kort schoot, konde mij niet<br />
weerhouden, van te beproeven } of het mijne geringe<br />
bekwaamheid zou kunnen gelukken, eene<br />
blijvende herinnering van dit ontzagverwekkend<br />
tooneel te schetsen.<br />
Het geheele eiland, waarop de berg gelegen<br />
is , en waarvan dezelve het grootste gedeelte inneemt<br />
, wordt naar dezen vulkaan Goenong-Api<br />
(dat is Vuurberg) genoemd* Even als de Vesuvius<br />
vertoont zich deze berg , als met drie duidelijk<br />
afgescheidene verdiepingen, welke nagenoeg<br />
F 4
ßf<br />
— 88 —<br />
elk een derde van de geheele hoogte (die op 2000<br />
voet boven de oppervlakte der zee berekend is<br />
geworden) beslaan. De benedenste verdieping<br />
is met welig plantsoen, kreupelbosch en hoog<br />
geboomte begroeid, en vertoont het levendigste<br />
zomergroen. Het middelste gedeelte is insgelijks<br />
overal en zelfs tamelijk digt begroeid, doch men<br />
vindt hier slechts heesters en struiken, die allen,<br />
dor en droog zijn, zoodat deze gordel van den<br />
berg bij het heldere groen van den voet sterk<br />
afsteekt, en niets dan de-bruine kleur van dorre<br />
herfstbladen vertoont ; het bovenste gedeelte is geheel<br />
naakt en onvruchtbaar, en doet zich in eeno<br />
kegelvormige gedaante aan het oog op, op welks<br />
vaalkleurige oppervlakte niets te zien is, dan eene<br />
menigte diepe groeven , langs welke de lava zich<br />
eertijds eenen weg gebaand heeft. Op den uitersten<br />
top vertoont zich de krater , als eene langwerpige<br />
wijde kloof; waaruit onophoudelijk eene<br />
zware kolom van rook, en ook nu en dan, al<br />
heeft er geene eigenlijke uitbarsting plaats, vuur<br />
naar boven stijgt ;, althans wij hebben meer dan<br />
eens bemerkt, dat de damp, die uit den krater<br />
opstijgt, en die zich bij dag als een blaauwachtigen<br />
rook vertoont, in de duisternis der nacht,<br />
inzonderheid digt bij den krater, met gloeijende<br />
vuurroode strepen vermengd was , heigeen schijnt<br />
te bewijzen , dat deze vulkaan aanhoudend; ofschoon<br />
in kleine hoeveelheid , vuur zoowel als<br />
rook uitwerpt (38).<br />
(38) In het jaar 1708 heeft deze Gocuong ,cenc
— 8) , ofschoon ook de overige al-<br />
geweldige uitbarsting gehad', waarmede (gelijk dikwerf<br />
plaats heeft) een orkaan gepaard ging. De lava,<br />
die ten zuiden van den berg afstroomde, liep tusschen<br />
de beide schansen Kijk en Kaap'vsx zoo groote menigte<br />
in zee, dat zij aldaar eene soort van vo<strong>org</strong>ebergte<br />
vormde, hetwelk thans nog onder den naam van<br />
verbrande hoek bekend , ofschoon die plaats nu wederom<br />
met plantgewas begroeid is.<br />
(39) Tot de gezamenlijke Bandasche .eilanden rekent<br />
men gewoonlijk het eigenlijke Banda, of Banda-<br />
Neira , Goenong-Api, Banda-Lontoir, of Groot-<br />
Bania, Poeloe-Pisang, Caraka, Capella en Swanggi<br />
(Toovenaarseiland). — Banda-Neira is niet .hef:<br />
grootste, doch hier is de hoofdzetel van het Nederlandsen<br />
Gouvernement. De zeemijlen ten westen van<br />
Goenong-Api ligt Poelo-aï en nog drie mijlen verder<br />
noordwaarts ligt Poeioc Ron, hetwelk een geruimen<br />
tijd verlaten geweest en daardoor genoegzaam geheel<br />
en al tot eene woeste rotsklomp of wildernis vervallen<br />
is. JPoelo-Pisang ligt omtrent | mijl ten noord-<br />
F 5
— 9° — *<br />
len met steil gebergte uit de zee opstijgen. Tussehen<br />
Banda-Neira, Goenong-Api en Banda-Lontoir<br />
is eene goede en veilige haven ,<br />
in welke de schepen aan de oost- zoowel als aan<br />
de westzijde kunnen binnenloopen, waardoor zij<br />
het voordeel hebben , van hier in de goede zoo<br />
wel als in de kwade moeson ten anker te kunnen<br />
gaan. Aan de westzijde van Banda-Neira<br />
en Goènong-Api is een derde vaarwater, van het<br />
noorden naar de haven loopende, doch alleenlijk<br />
voor inlandsche en andere kleine vaartuigen<br />
bruikbaar.<br />
De onderscheidene toegangen tot de haven, en<br />
ook de reede van Banda zijn gedekt door onderscheidene<br />
forten en batterijen. De voornaamste<br />
vesting is het fort Nassau , aan de zuidzijde van<br />
Banda-Neira, vierkant, doch op eene te kleine<br />
schaal gebouwd, met eene goede gracht voorzien,<br />
en aan den zeekant met een hoornwerk gedekt.<br />
Dit fort dient grootendeels lot verblijf van de<br />
Ncdcrlandsche bezetting , en bevat ook de graan-<br />
oosten van Banda-Neira, en levert onder andere<br />
vruchten, ook kokosnooten en muskaatbloemen , doch<br />
geene muskaatnoten op. Rosingin ligt omtrent 2i<br />
mijl ten zuidoosten van Banda-Lontoir, en levert sago,<br />
muskaatbloemen en eenige andere vruchten en<br />
moeskruiden op. Hier wordt ook eenig werk van de<br />
veeteelt gemaakt, en dit eiland is bijzondcrlijk tot<br />
eene ballingschap voor misdadigers bestemd. — Do<br />
overige drie eilanden brengen niets op, en zijn naauwelijks<br />
meldingswaardig.
91 -<br />
magazijnen van het Gouvernement. Op eene<br />
hoogte, achter hetzelve , staat het vijfhoekige<br />
kasteel Belgica, hetwelk door de Portugezen ge-<br />
Jbouwd is, en aan de hoeken ronde torens heeft.<br />
Dit kasteel is door eene muur met kleine bastions<br />
omringd, doch niet van eene gracht voorzien.<br />
De derde vesting, Hollandia genoemd, ligt<br />
op het eiland Banda-Lontoir, en bestrijkt den<br />
westelijken ingang van deze haven, of het zoogenoemde<br />
gat van Lontoir, in tegenstelling van<br />
het gat van Neira of den noordelijken ingang.<br />
Deze laatste vesting schijnt op het eerste aanzien,<br />
door hare ligging , voor eene verblijfplaats<br />
van het Bestuur meer geschikt te zijn, dan eenige<br />
andere plaats op deze eilanden, eensdeels, omdat<br />
deze post door hare ligging reeds de sterkste<br />
verdediging zoude aan de hand geven, en anderdeels,<br />
omdat Banda-Lontoir het rijkste eiland ia<br />
voortbrengselen, en geheel met muskaatnoleuboomen<br />
bedekt is. De menigte van verlatene en<br />
vervallene huizen, Avelke wij hier aantroffen<br />
schijnt ook te bewijzen, dat men eertijds hiervan<br />
de proef genomen heeft , doch dat de buitengemeene<br />
ongezondheid van dit oord, het Gouvernement<br />
genoodzaakt heeft, deze onderneming te laten<br />
varen. Deze plaats , namelijk , is het meest<br />
blootgesteld aan de zeer schadelijke zwaveldampen<br />
van den Goenong-Api, en daarenboven voorzien<br />
van zeer slecht drinkwater. De ongezondheid<br />
van deze plaats schijnt nog door.de ondervinding<br />
bewezen te worden, alzoo van een honderd-
— 92 —<br />
tal militairen , die hier eertijds in garnizoen lagen,<br />
in twee maanden lijds acht gestorven zijn, terwijl<br />
er nog acht en veertig ziek waren (4o).<br />
Zoowel tot bescherming der muskaatnotcnperken<br />
als om den smokkelhandel voor te komen, zijn er,<br />
behalve de reeds genoemde forten, welke geen<br />
yan allen in een zeer voordeeligen toestand zijn, en<br />
voor geenen aanval eener Europesche krijgsmagt,.<br />
althans van de landzijde bestand zijn, nog hier<br />
en daar een aantal batterijen en schansen aangelegd,<br />
welke inzonderheid ook bestemd zijn, om de<br />
zeeroovers te keer te gaan , die van het land der<br />
Papoeas niet zelden met vrij groote vaartuigen<br />
herwaarts plagten te komen, en zich nu en dan<br />
zelfs durfden verstouten , eene vijandelijke landing<br />
te doen, om geheele kampongs te plunderen<br />
en te verwoesten.<br />
De stad Banda is noch groot, noch aanzienlijk<br />
en bevat ten hoogste vijf en zestig of zeventig<br />
c huizen, die uit hoofde van dikwerf plaats heb-<br />
©<br />
(40) De ervarene officier, van wïen dit berïgt<br />
ontleend is , voegt er bij } dat hier, gelijk elders in<br />
Jndië bij de militairen van lageren rang , het gebruik<br />
van arak welligt de grootste oorzaak van dezo<br />
sterfte is geweest. Hij acht het wenschelijk, dat deze,<br />
in een heet gewest, ziel en ligchaam verdervende<br />
drank, die niet zelden door de Chinesche stokers vervalscht,<br />
en onder anderen met zeeschuim toebereid<br />
wordt , door eene meer heilzame , of liever minder<br />
heüloozc versnapering voor het krijgsvolk vervangen<br />
mogte worden, b. v. door goeden wijn.
_ 9 3 -<br />
bende aardbevingen meest allen van hout en met<br />
atap of bladen van den sagoboom bedekt zijn.<br />
De weinige steenen gebouwen, welke Avij hier<br />
hebben aangetroffen , zijn allen door hevige aardschuddingen<br />
van een. gescheurd, en bij de uitbarsting<br />
.van 1798 zijn verscheidene steenen gebcu-<br />
Aven geheel en al ingestort, en of niet Avcder<br />
opgebouwd.,- of door houten Avoningen vervangen.<br />
Van de reede maakt echter de stad eene<br />
bevallige en schilderachtige ' vertooning, en het<br />
eiland Banda Neira schijnt op het eerste gezigt<br />
het fraaiste eiland van gansch Indi'ê te zijn.<br />
Op het eiland Goenong-Api is de grond voornamelijk<br />
uit lava zamengesteld, maar op alle de andere<br />
Bandasche eilanden zijn de bergen meestal<br />
bedekt met eene zeer vruchtbare- tuinaarde, die<br />
overal met planten en boomen, en inzonderheid<br />
met muskaatnotenhoomen begroeid is (4i). Onder<br />
de. hooge boomsoorten , Avelke hier voorkomen<br />
, mag vooral de kanarieboom eene aanzienlijke<br />
plaats bekPeeden , zooAVel om het groote nut van<br />
dezen boom op zich zelven , als ook, omdat hij<br />
zeer dienstig is tot bescherming en beschaduwing<br />
) Oorspronkelijk behoort de Muskaatnotenboom<br />
ïn Ceram, Gilolo , Ternate, Amboina , Boeroe en<br />
andere omliggende eilanden te huis, van waar hij<br />
voornamelijk naar de eilanden Banda Lontoir,Banda<br />
Neira en Poeloe-aï door onze landgenoten is overgohragt,<br />
terwijl hij in zijn eigenlijk vaderland zoo veel<br />
mogelijk is uitgeroeid geworden.
— 94 —<br />
van de muskaatnotenboomen 1 , die veelal langs de<br />
hellingen der bergen , aan de niet zelden' hier<br />
plaats hebbende stormvlagen blootgesteld zijnde,<br />
en geene diepe wortels schietende., zonder bedekking<br />
, ligtelijk uit den grond gerukt zouden worden.<br />
Ook aan de stranden is het hoog geboomte<br />
van groot nut , tot afwering van het aanhruischeind<br />
zeeAvater en schuim, hetwelk voor den groei dier<br />
muskaatnotenboomen allernadeeligst is.<br />
De aanplanting dezer noten is voor als nog<br />
op de Bandasche eilanden de voornaamste tak van<br />
de Gouvernements inkomsten. Do afdeelingen of<br />
plantaadjes Avorden perken genoemd, en de arbeidslieden<br />
of perkeniers staan onder het opzigt<br />
van zoogenaamde boschwachters, die niet alleen het<br />
toezigt hebben over de aanplanting, maar ook<br />
rekening van de opbrengst moeten houden, en<br />
daarvan aan de Directeurs der perken verantwoording<br />
moeten doen. Zoolang de aanplanting van<br />
muskaatnoten het hoofdprodukt van deze eilanden<br />
is , kan men ligtelijk nagaan , dat de noodzakelijke<br />
artikelen van leef logt, granen en dergelijke, in<br />
zeer geringe en op verre na niet genoegzame hoeveelheid<br />
voorhanden zijn , om aan de behoefte der<br />
bevolking te kunnen voldoen. Even als op Amboina<br />
n deze artikelen van Java en elders -herwaarts<br />
gebragt worden. De misbruiken en knevelarijen,<br />
Avaartoe deze omstandigheid van zelve<br />
aanleiding geeft, en die voorheen den armen<br />
perkenier zoo ongelukkig maakten, zijn door de<br />
wijze en mcnschlievende maatregelen van den GouYer-
_ 9 5 -<br />
neur-Generaal VAN DER CAPELLEN zoo veel mo-<br />
gelijk le keer gegaan en afgeschaft (4i).<br />
De perken bevatten niet allen het zelfde getal<br />
van boomen, maar zijn hieromtrent zeer verschil-<br />
lend.<br />
(3i) Tot verbetering van het lot der perkeniers<br />
Avaren reeds aanvankelijk door den braven Gouverneur<br />
BOEKHOLTZ ijverige pogingen in het werk gesteld.<br />
Vóór zijne komst in deze gewesten , waren de perkeniers<br />
in de bitterste ellende gedompeld, en velen hadden<br />
naauwelijks rijst en zout tot voedsel, en naauwelijks<br />
een schamel kleedje tot lijfsbedekking. Deze<br />
ellende nu , ontsproot hoofdzakelijk uit de schulden ,<br />
welke deze arme menschen hadden móeten aangaan ,<br />
om zich dit erbarmelijk voedsel en deksel te bez<strong>org</strong>en.<br />
Zij hadden namelijk hij vorige Gouverneurs rijst en<br />
lijnwaad ter leen genomen , en deze artikelen werden<br />
hun naar evenredigheid voorzeker zoo goedkoop niet<br />
aangerekend , als de prijs, waarvoor zij gedwongen<br />
werden de vruchten van hunnen arbeid, de muskaatnoten<br />
, aan die Gouverneurs te leveren , te weten zes<br />
duiten het pond! — Deze schulden Averden hen op de<br />
dringende voorstellingen van den Heer BOEKHOI.TZ kwijt<br />
gescholden , maar zijn ongenoegzaam gezag beperkte<br />
zijne menschlievende oogmerken, — tot dat de Gouvef<br />
neur-Generaal VAN DER CAPELLEN een vasten grondslag<br />
tot de welvaart dezer bevolking loide. De nieuwe verordeningen<br />
van den afgetredenen Gouverneur-Generaal<br />
hebben ook bij dit arme volk hier gelijk te Amboina ,<br />
eene zoo vurige dankbaarheid verwekt, dat zij reeds aan<br />
hunne zuigelingen zijn naam, als die van hunnen<br />
Leschcrm-engel, leeren uitstamelen.
De muskaatnotenboom heeft, volwassen zijnde,<br />
nagenoeg de hoogte van veertig of vijftig voeten ,<br />
en gelijkt eenigermate naar onze perenboomen.<br />
Zijne takken spreiden zi ch meer horizontaal uit,<br />
dan bij den kruidnagelboom, met welken hij overigens<br />
Avel eenige overeenkomst heeft. De bladeren<br />
van den muskaatnolenboom gelijken naar die<br />
van den laurierboom , de bovenste zijde derzelve<br />
ïs donker groen , de beneden-zijde grijs. De<br />
bast is effen en zacht, van buiten van eene aschgraauAve<br />
kleur met groen vermengd, doch van<br />
binnen rood en sappig. Wanneer de boom beschadigd<br />
wordt ", of als men een' tak daarvan afbreekt<br />
, komt er een rood vocht te voorschijn,<br />
hetwelk op lijrrwaad onuitwischbare vlekken maakt.<br />
De boom aldus beschadigd zijnde, draagt geene<br />
vruchten meer, en blijft even als de Nagelboom,<br />
in een kAvijnenden staat, tot dat hij sterft.<br />
Met den ouderdom van negen of tien jaren begint<br />
de boom vruchten te dragen 3 en gaat daarmede<br />
voort tot zijn tachtigsle en niet zelden tot<br />
zijn honderdste jaar, terwijl men rekent, dat de<br />
noten tot het zeventigste jaar hoe langer hoe beter<br />
van hoedanigheid AA'orden. Beschutting is<br />
voor den voorspoedigen groei van dezen boom<br />
onontbeerlijk , en hiertoe zijn de reeds gemelde<br />
amandel- of kanarieboomen het meest geschikt (43).<br />
(43) In het jaar 1778 had er een geweldige orkaan<br />
te Banda plaats , die het grootste gedeelte der<br />
perken vernielde. De schade zoude echter veel ge-
— 9; —<br />
Het eerste verschijnsel van de vrucht bestaat<br />
in' bleekgeelachtige knopjes, die zich in kleine<br />
bloemen ontAvikkelen , in welker midden 'een dun<br />
rood slampertje is, Avaaruit de vrucht , in negen<br />
maanden tijds, geboren Avordt en lot rijpheid<br />
komt. Men ziet op een en den zelfden tijd aan<br />
een en den i zelfden boom , knopjes , bloesem en<br />
vrucht. In gedaante en grootte heeft deze laatste<br />
veel overeenkomst met onze grootste abrikozen,<br />
hebbende om den geheelen omtrek eene groeve ,<br />
in Avelke de nootvrucht, AVanneer zij een rooden<br />
blos aanneemt en volkomen rijp is, van elkander<br />
splijt. Alsdan vertoont zich de noot als met een<br />
weefsel van aderen omkleed, heuvelk de foelie<br />
is, die eene fraaii-, karmozijnkleur heeft. Het<br />
uitwendige bekleedsel of de bolster van de noot<br />
is omtrent een half duim dik, sappig en zeer<br />
Avrang van smaak. Men ziet de noot door de<br />
tusschenruimten van de foelie heeft schemeren J<br />
zij heeft alsdan eene dunne schil van blinkende<br />
zwarte kleur, die niet hard is, en zeer gemakkelijk<br />
gebroken wordt.<br />
De inzameling op zich zelve is eenvoudig en<br />
gemakkelijk. Dagelijks Avorden de noten, die rijp<br />
zijn afgeplukt, en die reeds van.den boom geval-<br />
i<br />
zijn geweest, Indien meh korten tijd te voren niefe<br />
onvoorzigtiglijk de meeste kanarieboomen hadde om-*<br />
gehouwen. De aauplanting van deze laatstgenoem-»<br />
den is derhalve als volstrekt noodzakelijk voor do<br />
culture der muskaatnoten te beschouwen.<br />
U. - G
- 9 8 -<br />
len zijn, Avorden opgeraapt; tot deze bezigheid<br />
is ieder arbeider met eenen haak en eene mand<br />
voorzien. Ofschoon deze boom het geheele jaar<br />
vruchten draagt, zijn er echter vier tijdperken<br />
voor de opzettelijke inzameling, te Aveten, drie<br />
in de maanden April, Julij en Augustus, Avanneer<br />
het hier in het midden van de regen-moeson<br />
'is, en een in de maand November. De eerste<br />
inzameling geeft de beste vruchten, en de tweede<br />
levert de grootste hoeveelheid op. De volgende<br />
inzamelingen kunnen als nalezingen »op de eerste<br />
beschouAvd Avorden. Wanneer de noten ingezameld<br />
zijn , ontbloot men dezelve van de buitenschil<br />
of bolster, en neemt vervolgens de foelie omzigtig<br />
daarvan af. De foelie vereischt geene andere<br />
toebereiding , dan dat men dezelve in platte<br />
korven of horden in den zonneschijn laat droogen.<br />
De muskaatnoten vereischen, daarentegen, eene<br />
zeer z<strong>org</strong>vuldige behandeling, en zijn veel meer<br />
aan beschadiging en bederf blootgesteld, dan<br />
eenige andere specerij. Zij worden vooraf drie<br />
dagen in den zonneschijn gedroogd; waarbij men<br />
z<strong>org</strong> dragen moet, dat de noten voor de avonddaauw<br />
beveiligd worden. Daarna Avorden zij op<br />
horden gelegd j en dagelijks, gedurende drie maan*<br />
den, boven een zacht vuur berookt ; vervolgens<br />
Wordt de schil daarvan afgenomen , en de noten<br />
tAvee of drie maal in een dik mengsel van water<br />
met kalk te Aveeken gelegd. Deze laatste behandeling<br />
diept vooral, om de vrucht te beveiligen<br />
tegen een zeer verderfelijk insect, odaupala , de
— 99<br />
nootworm genoemd, die tot binnen in de noot<br />
doordringt, en het hart daarvan in korten lijd<br />
verteert. Om dit insect geheel te weren, zijn alle<br />
de gemelde voorz<strong>org</strong>en somwijlen noch vruchteloos<br />
, en men vindt altijd eenige noten , die door<br />
hetzelve bedorven en vernield zijn (44).<br />
De* inlanders onderscheiden hier niet minder<br />
dan acht soorten Yan muskaatnoten , welke echter<br />
slechts voor zoo vele verscheidenheden van eene<br />
(44) Een zekere vogel, door de inboorlingen Boerong<br />
Pala, (muskaatnotenvogel) genoemd , en bij<br />
ons onderden naam van Noten-eter bekend, die eenige<br />
gelijkenis met eene blaauwe duif heeft (zie blz. 5a) ,<br />
brengt veel tot de aanplanting van de notenboomen ,<br />
in de perken , toe. Deze vogel ontbloot de noot van<br />
haren bolster, en verslindt dezelve geheel. Hij verteert<br />
echter alleen do foelie, en ontlast de noot wederom<br />
gaaf , onder zijne gewone uitwerpselen. Deze laatste<br />
bevorderen alsdan, als eene grocizame mestsoort, de<br />
ontwikkeling van de noot, die spoedig eene nieuwe<br />
plant^ voortbrengt, welke in het derde jaar naar de<br />
perken wordt overgebragt. Bij deze verplanting valt<br />
z<strong>org</strong>vuldig te letten, dat men den wortel van do<br />
plant onbeschadigd moet behouden , om welke reden,<br />
het boomtje, niet de aarde om den wortel, in de<br />
perken overgebragt wordt. Behoudens deze voorz<strong>org</strong>,<br />
kan de muskaatnotenboom op eiken ouderdom verplant<br />
worden. Van eenige andere merkwaardige produkten<br />
dezer gewesten, en van de bevolking derzelve,<br />
zal ik in een volgend Hoofdstuk eenig berigt geven i<br />
alzoo dit mij thans te verre zou doen uitweiden.<br />
G 2
— 100 —<br />
en de zelfde vruchtsoort te houden zijn. De belangrijkste<br />
onderscheiding is die van in het Avild<br />
gegroeide, en opzettelijk aangeplante noten ; de<br />
Iaalstgemelden zijn oneindig geuriger, dan de<br />
wilde. De bloesem is van tAveederlei gedaante,<br />
met stampers en met helmsiijltjes; de eerste groeit<br />
nimmer gezamenlijk met den laatsten , op een en<br />
den zelfden boom, en ook is het alleen de eerstgenoemde<br />
, of de vrouwelijke bloesem, die vruchten<br />
voortbrengt. Dit is de reden , dat sommige<br />
onwetende perkeniers , de mannelijke boomen wel<br />
eens plagten om te houAven.<br />
De Europeanen onderscheiden de muskaatnoten<br />
gewoonlijk in tAveederlei voorname soorten. Tot<br />
de eerste, welke de meeste waarde heeft, belmoren<br />
de noten, die, naarmate zij rijp Avorden, van<br />
de boomen worden afgeplukt; de tweede en minder<br />
geachte soort, zijn de note'n, die van zelve van<br />
den boom vallen, en die veelal , door het liggen<br />
op den, vochtigen grond, beschadigd zijn geworden.<br />
De eerstgemelde soort wordt gemeenlijk<br />
tot verzending voor Europa, en de tAveede tot<br />
gebruik voor Lndi'ê bestemd. Wel behandelde<br />
boomen geven do<strong>org</strong>aans een' jaarlijksch produkt,<br />
van twaalf tot vijftien ponden, Avaaronder de<br />
foelie mede gerekend is. Goede en slechte boomen<br />
door elkander gerekend, schat men de<br />
opbrengst van eiken boom, in de perken, op<br />
vijf oud-hollandsche ponden. De boomen worden<br />
op twee roeden afstands van elkander ge«<br />
plant, zoodat men rekenen kan, dat een m<strong>org</strong>en
101 —'<br />
gronds , ruim 600 ponden muskaatnoten opbrengt.<br />
Het gebied van den muskaatnotenboom , wiens<br />
oorspronkelijk vaderland, gelijk ik reeds aangemerkt<br />
heb, eigenlijk niet in de Bandasche eilanden<br />
gelegen is , strekt zich veel verder uit, dan<br />
dat van den kruidnagelboom. De muskaatnotenboom<br />
Avordt verre buiten de grenzen van den<br />
Indischen Archipel gevonden , zelfs op het zuidelijk<br />
schiereiland van Indi'ê in Siam, Cochinchina<br />
en Tonquin, waar deze boom in tamelijk groote<br />
hoeveelheid, doch van minder goede hoedanigheid<br />
voorkomt. De muskaatnoten, die op het eiland<br />
Bourbon en op Caijenne- groeijen, zijn, zooAvel ten<br />
opzigte van hoedanigheid als van hoeveelheid ,<br />
van minder beteekenis. Men heeft ook te Sïncapore,<br />
te Benkoelen , en op sommige plaatsen der<br />
vaste kust van Indië de muskaatnotenteelt beproefd,<br />
doch almede met Aveinig gevolg. De kruidnagelen<br />
schijnen buiten hun vaderland beter dan de<br />
muskaatnoten te kunnen voortkomen.<br />
G 3
ACHTSTE HOOFDSTUK.<br />
Nadere beschouwing der bevolking. — Alfoeren<br />
of koppensnellers. — Aard en voorname karaktertrekken<br />
van dit volk. — Nederlandsche Zendelingen.<br />
— Staaltje van ongeletterdheid. —<br />
Zonderlijke christelijke vermaning van een? dezer<br />
heeren.<br />
è 1<br />
XJe eigenlijke inboorlingen van Banda en van<br />
de meeste andere Moluksche eilanden hebben in<br />
hunne zeden en gebruiken te veel overeenkomst<br />
met de Oost-Indianen , in het-algemeen, om eene<br />
opzettelijke beschrijving te vereischen ; zij bezitten<br />
grootendeels, de zelfde goede hoedanigheden , van<br />
welke ik vroeger (Deel I. bl.no) tamelijk uitvoerig<br />
heb gesproken; doch de voornaamste ondeugden<br />
der Javanen , ie AVeten, Avraakzucht, jaloerschheid,<br />
en bloeddorstige onverzoenlijkheid,<br />
na ondergane beleedigingen, schijnen inzonderheid<br />
aan de inboorlingen der Molukkes., meer dan aan<br />
andere eilanders eigen te zijn. Verscheidene bewijzen<br />
zullen zich , tot staving hiervan , in den<br />
loop van mijn verhaal opdoeh. Voor het tegen-<br />
«
_ io3 —<br />
woordige Avil ik alleenlijk aanmerken, dat een ra9<br />
van menschen, die de gebergten van de Moluksche<br />
eilanden beAvonen, teAvcten, de Alfoeren (Harafora's)<br />
die onder den verschrikkelijken naam van koppen'<br />
snellers bekend zijn , juist, ondanks dien bijnaam j<br />
de vreedzaamste klasse der bevolking uitmaakt»<br />
Van deze zoogenaamde koppensnellers maakt men<br />
zich in Europa do<strong>org</strong>aans , gelijk van zoo vele<br />
andere dingen , betreffende Oost-Jndië, een gansch.<br />
verkeerd denkbeeld. Onze landgenoot VALENTIJN.<br />
heeft ook daarvan een tafreel opgehangen, dat<br />
zeer overdreven is, doch in die tijden Avas<br />
zulks vergeeflijk, en het is daarentegen niet onwaarschijnlijk<br />
, dat de Alfoeren, ofschoon eene<br />
onbeschaafde natie {wilde kan men ze niet noemen)<br />
in het lijdvak van eene eeuw, niet weinig,<br />
in barhaarschheid verminderd zijn. Ik voor mijkan<br />
betuigen, en allen, die in de Moluksche<br />
eilanden gereisd hebben, zullen het ontwijfelbaar<br />
toestemmen, dat alle deze zoogenaamde wilden<br />
zeer mak , goedaardig , eenvoudig en zelfs onnoozel<br />
zijn. De Alfoeren zijn, over het algemeen t<br />
in zuiverheid van zeden boven de eigenlijke inboorlingen<br />
van de meer volkrijke kampongs, en<br />
vooral , boven die van de steden te achten. Onkuischheid<br />
, onmatigheid , dieverij , ondankbaarheid<br />
, trouwloosheid en dergelijke ondeugden , zijn<br />
niet alleen aan de Alfoeren vreemd, maar zij bezitten<br />
zelfs in eenen hoogen graad, de daar tegen<br />
overgestelde deugden. Men Avane niet j dat ik<br />
G4
— io4 —<br />
hier eene opgesmukte krakterschets wil vertoonen,<br />
om mijnen lezer alleen de dingen van de bekoorlijkste<br />
zijde te laten zien. Zij die met mij de<br />
Molukkos doorreisd hebben, en , bij geval, deze<br />
bladen in handen krijgen , zullen ook hier toestemmen<br />
, dat deze zoogenaamde ruwe Avilden, ons<br />
beschaafde heeren , in vele opzigten, beschaamd<br />
kunnen maken. Ik beroep mij, ten dien einde<br />
op de verdienstelijke geneesheeren, FLENTRQP<br />
(dien ik reeds vroeger heb genoemd) en MERKLEIN.<br />
Beiden hebben, gelijk ik zelf, onderscheidene<br />
gebergten in de Moluksche eilanden beklommen.<br />
Zij zullen zich , zoo ik niet twijfel, even als ik<br />
niet zonder eenige aandoening, de goedhartige<br />
z<strong>org</strong>vuldigheid, de vriendelijkheid en de dienstvaardigheid<br />
van de onnoozele Alfoeren te binnen<br />
brengen. Dezen schijnen , in hunne eenvoudigheid<br />
de Europeanen als hoogere Avezens te beschouAven ,<br />
en .betoonen hun- een ongeveinsden eerbied men<br />
genegenheid gepaard, in tegenstelling van vele<br />
andere eilanders, die van-hunne eersie jeugd geleerd<br />
hebben, de Europeanen te haten en ie<br />
verachten. Dit gevoel Tan de Alfoeren bleek uit<br />
hunne vrees, dat ons bij het beklimmen van den<br />
berg eenig letsel zoude overkomen.' Op de steilste<br />
en tevens glibberigste en ongebaandsie hoogten,<br />
Waar het ons volstrekt onmogelijk Avas , naar boven<br />
te klouteren, vormden twee Alfoeren, mee<br />
hunne in elkander gevoegde handen, eene soort<br />
van draagstoel , Avaarmede zij ons, een voor een,
— io5 —<br />
naar boven droegen. Sommigen van het gezelschap<br />
gaven zigtbare teekenen van ongerustheid<br />
en angst, doch de Alfoeren stelden hen gerust ,<br />
door te zeggen : gij kunt u volkomen op on.s verlaten.<br />
Wie van ons zoude zich de zware schuld<br />
op den hals durven laden , van door onvoorzigtigheid<br />
een ongeluk aan de tuwan wolanda berokkend<br />
te hebben ? — Wij ondervonden ook , dat<br />
hunne vlugheid en behendigheid aan hunne z<strong>org</strong>vuldigheid<br />
en voorzigtigheid gelijk slond ; en bij<br />
latere bergreizen Avaren Avij op de armen der getrouwe<br />
Alfoeren zoo gerust, als in den besten<br />
palankijn.<br />
Maar, zal men zeggen, men schelst deze Alfoeren<br />
of Alforezen altijd af, als Avréede woeste<br />
menschen, die even als tijgers in het Avoud, elkander<br />
uit louter bloeddorst om het leven brengen<br />
en verscheuren, en het is toch waar, dat zij,<br />
even als de Dayaks of bergvolkeren van Borneo,<br />
den naam van koppensnellers bekomen hebben,<br />
omdat zij op eene verraderlijke Avijze iemand van<br />
achteren aanvallen, om hem het hoofd af te houwen<br />
, Avaarmede zij dan in triumf naar hun gezin<br />
terugkeeren , en dat zelfs deze afschuwelijke<br />
Avandaad hun door hunne priesters wordt vo<strong>org</strong>eschreven<br />
?<br />
Dit alles is waar, en niettemin zijn deze zoogenaamde<br />
koppensnellers ., zoo als zij bij VALENTYN<br />
genoemd Avorden, inderdaad, gelijk ik boven gezegd<br />
heb, een zeer goedaardig, vreedzaam, geirouAV<br />
en zeer eenvoudig slach van menschen. Ik heb<br />
G 5
io6 —<br />
reeds elders (45) gelegenheid gehad aan te mer-i<br />
ken , dat men zich do<strong>org</strong>aans in Europa een zeer<br />
verkeerd begrip van deze Alfoeren (Harafora's)<br />
maakt. Het is, ja, bij hen een bijgeloovig begrip ,<br />
dat zij een* mensch geveld moeten hebben, en<br />
deszelfs hoofd als eene offerhande aan den priester<br />
moeten ter hand stellen, alvorens zij als man<br />
heschouAvd worden, of een huAVelijk mogen aangaan,<br />
doch dit inderdaad barbaarsch gebruik berust<br />
op de aloude wet der Alfoeren, dat zij alvorens<br />
te mogen huwen in den oorlog eenen vijand<br />
moeten gedood hebben. Door verbastering is het<br />
tegenwoordige misbruik dezer niet zoo onmenschelijke<br />
wet ontstaan, welke overigens vergeleken<br />
worden kan, bij het aannemen der Toga virilis<br />
onder de Romeinen ; en- in allen gevalle de Avoestheid<br />
of wildheid dezer natie niet meer bewijst,<br />
dan zoo menig overblijfsel van barbaarsche wet-,<br />
geving bij beschaafde volkeren ; bij voorbeeld, om<br />
slechts een staaltje te noemen, niet meer dan de<br />
nog op den huidigen dag bij de Engelse hen be-,<br />
staande AVet, Avaarbij het den man vergund is f<br />
»ijne Avettige vrouAV , als een stuk rundvee, met<br />
een koord om den hals, op de openbare markt<br />
aan den meejtbiedenden te verkoopen ! De Alfoer,<br />
in de Molukkos, begaat den bij hen gehraikelijken<br />
manslag, als men zoo spreken mag,<br />
zonder erg. Slechts één menschenhoofd moet hij.-<br />
*) Cybele, Tijdschrift, hij Gebs. »IEDERICHS uitgegeven<br />
, Vide het V Stuk, p. 157.
leveren, en om dit te doen, begeeft hij 2i*ch op<br />
een' grooten afstand, buiten zijne kampong aan den<br />
weg , of aan een voetpad over het gebergte. Hij<br />
verschuilt zich achter eenen boom, en zoodra<br />
er een man , om het even wie , uit eene andere<br />
kampong of een ander distrikt dan het zijne<br />
voorbij komt, snelt hij achter hem, en houwt<br />
hem onver Avachis het hoofd af, met hetwelk hij<br />
huisAvaarts keert, en hiermede aan het gebruik<br />
zijner voorvaderen voldaan heeft. Nimmer zal hij<br />
een' zijner dorpsgenooten, zelfs niet een inwoner<br />
van zijn eigen distrikt, om het leven brengen, veel<br />
minder nog een' Europeaan , Taan Avien hij, gelijk<br />
men zoo even gezien heeft, de trouAVste diensten<br />
zal bewijzen. Het uiterlijk voorkomen dezer menschen<br />
is echter even zoo afschuwelijk als hunne<br />
inborst goedaardig. Geheel naakt, met uitzondering<br />
van een vierkant lapje grof en vuil linnen, zoo<br />
groot als een bef, met een touwtje om de heupen<br />
vastgebonden ; bij sommigen het hoofd ongekamd en<br />
vuil ; de huid niet zelden door hunne onzindelijkheid.<br />
met uitslag bedekt, dit alles baart op het eerste gezigt<br />
afgrijzen, en hieraan is welligt de overdrevene beschrijving<br />
hunner woestheid te wijten. — Het<br />
verfocijelijk gebruik van het zoogenaamd koppensnellen<br />
is ook nog alleen bij de afgelegenste en<br />
ruwste bergvolkeren in wezen ; zij die meer in de<br />
nabijheid der Europesche etablissementen Avonen,<br />
hebben, op de vriendschappelijke toespraak van<br />
sommige verstandige Nederlandsche residenten<br />
met hunne priesters, reeds verlof bekomen, om aan
— io8 —.<br />
de voorouderlijke wet, met het leveren van een'<br />
buffelskop te voldoen; en in sommige kampongs<br />
is het koppensnellen geheel en al in onbruik<br />
geraakt.<br />
De godsdienst dezer bergvolkeren is geheel heidensch.<br />
Zij hebben de leer van Mahomed zoo<br />
min als de godsdienst der Christenen aangenomen<br />
en verkeeren nog in het domste en beklagens-<br />
Avaardigste bijgeloof. Zij hebben onder hen eene<br />
menigte geestenbezweerders, toovenaars en dergelijken-,<br />
en zijn, in een woord, in dit opzigt nog<br />
op den laagsten trap van beschaving.<br />
Men zal zich verwonderen , dat onze zendelingen<br />
, tot de beschaving van deze menschen nog<br />
hoegenaamd niets verrigt hebben, terwijl zij onder de<br />
Mahomedanen zoo vele bekeerlingen gewonnen hebben;<br />
doch deze venvondering zal spoedig verdAvijnen , '<br />
wanneer men bedenkt, dat de> meeste zendelingen,<br />
Avel verre van het voetspoor van den reeds<br />
meermalen genoemden Heere KAM te drukken<br />
zich hoegenaamd aan de doelmatige middelen, tot<br />
uitbreiding van beschaving en godsdienst 1 niets laten<br />
gelegen liggen , terwijl zeer velen daarenboven<br />
hiertoe geene de minste geschiktheid noch kennis<br />
bezitten. Ik kan mij niet Aveerhouden, een paar<br />
staaltjes van de bekAvaamheid van eenen onzer<br />
zendelingen hier onversierd in het midden te brengen.<br />
Niets zal den lezer beter in staat stellen,<br />
om zich van deze Heeren een juist denkbeeld te .<br />
vormen.<br />
De kapitein ter zee, DIBBEÏZ , die over Z. M.
— rog —<br />
fregat TVilhelmina het bevel voerde, AVas benevens<br />
den Heer j. DUPUIJ tot Commissaris benoemd,<br />
om het etablissement Padang van de Engelschen<br />
Avederom over te nemen. Behalve eenige<br />
ambtenaren van het Gouvernement, bevond zich<br />
bij^ ons aan boord zekere zendeling,. Aviens jeugdig<br />
melkzoet aangczigt, vuurrood en borstelig<br />
haar, scheele oogen en vuile tanden, een zeer<br />
onaangenaam figuur bij zijne deftige zAVarte kleeding<br />
maakten. Nimmer heb ik iemand gezien,<br />
die zulk een ongelukkig uiterlijk voorkomen had.<br />
De menigte der passagiers was oorzaak, dat men<br />
naauAV gehuisvest Avas, en de jeugdige leeraar<br />
had reeds verscheidene malen, met begeerige<br />
oogen, eene rustbauk aanschouwd , die in mijne<br />
hut stond. Ja! zeide hij , Avie nog zoo gelukkig<br />
is , dat hij kan nederliggen , om te rusten i — Ik<br />
zeide hem, dat ik zelden of nooit van de kanapé"<br />
gebruik maakte, en bood hem dezelve aan, om<br />
siesta te houden. Nu verzocht de heer H. mij<br />
ook om eenige lectuur, vermits hij geene andere<br />
boeken bezat, dan eene menigte kleine vrageboekjes<br />
, die in eene kist met ijzeren> banden waren<br />
ingepakt , en in het ruim Avaren geb<strong>org</strong>en. Ik<br />
bood hem de drie eerste deelen van STUARTS<br />
Romeinsche Geschiedenissen aan. Na verloop van<br />
eenige dagen bez<strong>org</strong>de hij mij -dezelve terug, zonder<br />
de volgende deelen te vragen. Toen ik hem<br />
naderhand vroeg, of hij geen zin had, om de<br />
overige deelen te lezen, gaf hij mij tot antwoord !<br />
« Ik ben geen groot liefhebber van de' Mitelegie ,
— no —<br />
« daar staat in van Jupiter en Saturnus , en dus<br />
« zijn het allemaal fabelen ; ik dacht dat het<br />
« een historisch Averk Avas." — Toen hij zich te<br />
Padang ontscheept had, zond hij een eigenhandig<br />
billet naar boord, met verzoek, om « de kist met<br />
« hijzeren banden" af te geven.<br />
Dat zulke ongeletterde en ongecivilizeerde zendelingen<br />
Aveinig -nuts kunnen stichten , zal niemand<br />
mijner lezers in twijfel trekken. — Hoe predikte<br />
nu de evengemelde Heer H. ? He Amboina, werwaaris<br />
hij naderhand geë'xpediè'erd is geAvorden,<br />
hoorde ik hem onder andere zotteklap het volgende<br />
op een zeer pathetischen toon uitgalmen : « Lieve<br />
« aanhoorders ! gijlieden moet u toch vooral in het<br />
-« psalmzingen oefenen, want de bijbel leert ons<br />
« dat Avij in den hemel psalmen zullen zingen , en<br />
« hoe zoudt gij daar staan kijken als gij met ons<br />
« Europeanen alsdan niet zoudt kunnen medezin-<br />
« gen." Dit enkele staaltje zal voldoende zijn, en<br />
ofschoon ik meer dergelijke daadzaken zoude kunnen<br />
aanhalen , wil ik mij tot deze bepalen, om alle<br />
ongunstige schilderijen van enkele personen te<br />
vermijden.
— m no<br />
WEGENDE HOOFDSTUK.<br />
Aardbeving en nieuwe uitbarsting -van den Goenong-Api.<br />
— De schrijver vertrekt naar Ternate.<br />
— B en gaalsche goochelaars. — Aankomst<br />
te Tern.ate, en voorloopige beschrijving. — Zamenleving.<br />
— Vriendenkransjes. — De Resident<br />
NEIJS. — De Secretaris BOERS. — De walvischvangers.<br />
— Eenige aanmerkingen nopens<br />
die visscherij. — Merkwaardige z-eeprodukten. —<br />
E.olonizatie.<br />
W ij hadden ons nu reeds een paar weken te<br />
Banda en hier en daar op de naburige eilanden<br />
opgehouden, en maakten ons gereed, om aan dit<br />
oord , hetwelk , over het algemeen , op verre na<br />
zulk een aangenaam verblijf niet is, als Amboina,<br />
voor altijd vaanvel te zeggen, alzoo het nietAvaarschijnlijk<br />
was , dat Banda op nieuw door mijne<br />
reisgenooten of mij zelve zoude bezocht worden.<br />
Bij den Shahhandar of Havenmeester op het eiland<br />
Goenong-Api, wiens woning , gelijk eene hermitage<br />
, romanesk en eenzaam (ofschoon , wegens<br />
de onmiddelijke nabijheid' van het eiland en de
i— na —<br />
stad Banda 3 niet onaangenaam of treurig) op dat<br />
eiland gelegen is, hielden wij het middagmaal,<br />
en Avaren gereed , om van dezen vriendelijken man<br />
afscheid te nemen , toen onverhoeds de schotels,<br />
borden, glazen en karaffen, als door eene onzigtbare<br />
magt, door elkander Averden gesmeten , de<br />
tafel zelve, gelijk den drievoet van Delphos, stond<br />
te schudden, en wij met onze stoelen al waggelende<br />
tegen elkander stieten. De grond daverde<br />
onder onze voeten, even als eene bouwvallige<br />
brug, wanneer eene zware diligence daarover<br />
rijdt.<br />
Deze plotselinge aardbeving duurde echter<br />
slechts eenige weinige minuten. Toen wij ons in<br />
p aller ijl naar buiten begaven , zagen wij, dat de<br />
vuurberg, die, gelijk ik hier boven verhaald heb,<br />
voor eenige dagen reeds AVas uitgebarsten, thans<br />
op nieuw het ontzagvenvekkende schouAVspel eener<br />
geduchte vuurbraking, vertoonde (46). Een schouAv-<br />
(46) Eigenlijlc had de eerste uitbarsting van den<br />
, Goenong-Api op den dag van onze aankomst, te weten,<br />
den 22 April (1824) plaats gehad, en wel gelijk<br />
ik aangemerkt heb , op het oogenblik , toen de Gouverneur-Generaal<br />
met Z. M. fregat Eurydice op de<br />
roede van Banda was aangekomen. De uitbarsting<br />
vormde aan de Noordzijde van den berg eenen nieuwen<br />
krater. Naderhand , te welen , den g Junij ,<br />
(toen ik reeds vertrokken was) is deze berg op nieuw<br />
met een vreesselijk geweld uitgebarsten, en heeft<br />
Vijf dagen lang aanhoudend vuur en rook uitgeworpen.<br />
Tot op eene ontzettende hoogte verhief zich
— ii3 —<br />
spel, Avaarvan de beschrijving mijne krachten verre<br />
te boven gaan.<br />
Nog dien zelfden dag begaven wij ons aan boord<br />
Van de koopvaardijbrik de Hoop, aan een voor-<br />
naam [ koopman te Ternate toebehoorende, om<br />
naar dit eiland te stevenen. De kapitein MACKEN«-<br />
de zwarte rookkolom, en pakte zich op een als een'zwaren<br />
onweerswolk , die het gansche luchtruim be<br />
dekte , en waardoor , bij tusschenpoozen , de gloeijende<br />
steenbrokken uit den krater, als zooveje vuurpijlen<br />
hoog naar boven geslingerd werden.- Men stelle<br />
zich hierbij nog het ontzettend onderaardsch gedreun<br />
voor , waarmede zulk een natuurtooneel gepaard<br />
gaatj en men zalj ondanks mijne gebrekkig«<br />
beschrijving , gevoelen, hoe ontzagverwekkend zulk.<br />
een schouwspel is.<br />
Van den 14 tot den 25 Junij bleef de Goenong-<br />
Api wederom stil, als wilde hij van eene overspannen<br />
woede uitrusten; toen ontstond er op nieuw<br />
eene laatste uitbarsting, die nog geweldiger dan de»<br />
eerste was, en met een digten regen van asch en<br />
steenen vergezeld ging; doch gelukkig niet lang heeft<br />
aangehouden, en (hetgeen zeer opmerkelijk is) hoegenaamd<br />
geene schade van aanbelang veroorzaakte.<br />
Zelfs heeft de verpeste zwavelrook, gelukkiglijk door<br />
een zuidoostenwind weggedreven wordende, geene<br />
schade aan de gezondheid der bevolking van de Bandasche<br />
eilanden toegebragt.<br />
(Vroegere merkwaardige uitbarstingen van dezen<br />
berg hebben in de jaren 1816 en 1820 plaats gehad.<br />
De aardbeving van 1816 deed de meeste steenen huizen<br />
en muren, in de stad Banda van een scheuren.")<br />
K H<br />
/<br />
/<br />
/
- T:4 -<br />
Zliî Avas een Engelschman, en zijne equipage lie-<br />
stond grootendeels uit Bengalezen of Cipaais. Do<br />
bootsman was een Arabier , de stuurman een Por-<br />
tugees, en de stuurmans-leerling een Liplap.* Met<br />
deze gemengelde scheepsbevolking deden Avij miet-<br />
temin eene zeer vermakelijke- reis , Avaartiib juist<br />
dit vreemde niet Aveinig toebragt ; Avant zoo ergens<br />
iu de Ayereld de verscheidenheid aangenaam is ,<br />
heeft zulks in Indië plaats, Avaar men 'alles aan-<br />
Avendt, om aan het eentoonige dat Ons omringt<br />
eenige afAvisseling te geven (fy])- De Bengalezen<br />
;.<br />
«<br />
- (47) De eeuwigdurende gelijkvormigheid Van het klimaat<br />
(hetwelk alleen door regen en droogte afgewisseld<br />
wordt), schijnt nog eentooniger door de regelmatige<br />
eenzelvige lengte van dag en nacht door het gfa'nsche<br />
jaar. Men moet eenige'jaren in Indië vertoefd<br />
hebbeu, om zich te kunnen ' voorstellen , hoeveel in<br />
ons Vaderland, de afwisseling van lentr, zomer, herfst<br />
on winter, waardoor men, als het ware, vier jaren in een<br />
enkel jaar doorleeft, tot het ware genot des levens bij-*<br />
draagt. Hóe heerlijk het groen en hoe behoorlijk de<br />
landstreek zij, in Indië heeft dezelve geene afwisseling,<br />
en dit is inderdaad de groote bron van het Taediuni<br />
vitae voor eenen Europeaan. Dat ik nimmer die ongelukkige<br />
kwaal ondervonden heb, schrijve ik grootendeels<br />
toe aan mijne veelvuldige reizen door bijna<br />
den geheelen Archipel, en aan de onophoudelijke tijdkorting<br />
, welke ik mij poogde te verschaffen, eerst<br />
door het aanleeren der talen, die nieuw voor mij<br />
waren , en vervolgens door den omgang met inlandsche<br />
priesters en hoofden, wier gesprekken insgelijks<br />
elk oogenblik iets nieuws, voor mij behelsden. Ik
1 I.'i<br />
zijn zeer verschillend van aard met de Javanen en<br />
Maleijers, en ik heb mij niet kunnen onthouden<br />
zulks voornamelijk toe te schrijven aan het groot<br />
verschil van' hunne godsdienstbegrippen, Avelke ik ge-<br />
loof , dat bij alle volkeren het meeste toebrengt, om<br />
dezen of genen afwijkenden trek van hun karakter<br />
te doen ontstaan (48) terAvijl andere voorname phy-<br />
sische oorzaken, als klimaat, enz., ook meer phy-<br />
sischen invloed hebben op hunne ligchaamsgesteld-<br />
heid , vlugheid , sterkte en dergelijke hoedanighe-<br />
den. Doch het zoude mij, voor het tegenwoor-<br />
dige , te verre van mijn ondenverp doen afd Ava-<br />
len , indien ik hier de godsdienst, de zeden, de<br />
gebruiken en voorname karakierirekken van de<br />
Bengalezen Avildo schetsen. Ik Avil alleenlijk aan-<br />
stippen, dat de scheepsbevolking van de Hoop ons<br />
dagelijks stof tot vermaak gaf. De Bengalezen heb-<br />
ben niels van het temende, koelbloedige en lang-<br />
zame karakter der Javanen. Alles is bij hen vlug-<br />
heid, leven en drift. Niet ongelijk aan de Chi-<br />
nezen , ziet men hen schier nimmer zonder beAve-<br />
ging. Wanneer een Javaan zijnen arbeid verrigt<br />
heeft, schijnt er voor hem geen grooter genot in<br />
de Avereld te zijn dan rust en stilte. De Bengalees<br />
daarentegen vermaakt zich met duizenderlei spelen,<br />
met zingen , met dansen} en des uoods met goo-<br />
durf gerust aan eiken mijner landgenooten ds zelfdo<br />
middelen aanraden.<br />
(48) Zouden , bij voorb. , de armzalige begrippen<br />
der Chinezen niet de groote oorzaak hunner karakteristieke<br />
grove zinnelijkheid zijn ?<br />
H 2
— ii6<br />
chelarijen, die van zulk eene verbazende behendigheid<br />
getuigen, dat zelfs onze PINETTI en BAM-<br />
BERG bij hen ter schoole zouden hebben mogen<br />
gian. Van de vroegste kindsheid af blijven de Indianen<br />
in het vrije genot van al hunne ledematen.<br />
De kinderen liggen eenige uren na hunne geboorte<br />
reeds in het maische gras te spartelen ; zij Avorden<br />
nimmer, gelijk bij ons, vooral in den Avinter,<br />
met eene halve baal manufakturen omzAvachteld ,<br />
om hunne teedere ligchaamtjes reeds van de geboorte<br />
af te doen verlammen of vergroeijen. Zoodra<br />
Indische kinderen op hunne beentjes kunnen<br />
staan, oefenen zij zich in zwemmen, loopen,<br />
springen , duikelen , klouteren en honderd andere<br />
bcAvegingen , Avaardoor zij ons in vlugheid zoowel<br />
als in wel gemaaktheid over het algemeen verre<br />
overtreffen. Ook de Javaan (hoezeer minder ledig<br />
van geest, welligt ten gevolge eener eeuwenlange<br />
verdrukking zijner Sultans), bezit eene ongemeene<br />
vlugheid van ligchaam, en men vindt onder tienduizend<br />
Javanen en Indianen in het algemeen naau-<br />
Avclijks een enkeleuj die niet volkomen Avclgemaakt<br />
zelfs fraai van gestalte is.<br />
Ofschoon de geringe ruimte op het scheepsdek<br />
het evolutieveld der Bengalesehe zeelieden zeer beperkte,<br />
vertoonden zij ons echter schier dagelijks<br />
kunststukken , die aan de élèves van onze grootste<br />
Artistes 'va. dit vak groote eer zouden gedaan heb-<br />
Ben. Het bij ons bekende dansen op een' ladder<br />
AA'erd hier verre te boven gegaan. De Bengalees<br />
plaatst een langen staak van bamboes regt over
— ir7 —<br />
eind , klemt er zich met handen en voeten aan ,<br />
kloutert tegen denzelven, schrijelings met de beenen<br />
, gelijk onze jonge knapen tegen eenen boomstam<br />
opklimmen, naar boven , en maakt de bovenste<br />
punt van het bamboes in zijnen gordel<br />
vastjAvelke laatste, even als bij ons te land, eene<br />
zoogenaamde gezondheid , uit een stuk zeer lang<br />
lijmvaad bestaat. Vervolgens houdt hij zich met<br />
handen en voeten (49) vastj en danst met den staak<br />
naar de maat Van het muziek (uit gonggongs,<br />
een ankloeng, en eene soort van viool met drie<br />
snaren bestaande) in het rond. Daarna plaatst.hij<br />
den zelfden bamboesstaak met het ondereinde in<br />
zijnen gordel ; alsdan springt een kleine jongen<br />
op zijne schouders, kloutert met onnavolgbare<br />
behendigheid tegen den staak op , en plaatst zich<br />
met den eenen voet op den top van het bamboes,<br />
zonder zich aan iets hoegenaamd vast te houden.<br />
De goochelaar laat hierop de beide handen van<br />
den staak los , laat den zelven los in. zijnen dik<br />
om zijn lijf geAvonden gordel staan, en maakt<br />
daarmede allerlei sprongen y lenvijl hij den knaap<br />
op het einde, van den slok, op de verAvonderlijkste<br />
(49) Ook de Javanen, (en zelfs de Liplappen, die<br />
zulks echter niet laten blijken, omdat zij vreezen, naar<br />
apen te gelijken) kunnen hunne voeten bijna als handen<br />
gebruiken. Wanneei 4 zij iets laten vallen , rapen<br />
zij het met den voet op , zonder zich de moeite te<br />
geven van te bukken. Men ' weet, dat zij altijd<br />
blootsvoets gaan.<br />
H 3
— ii8 —<br />
wijze in evenwigt houdt. Al dansende steekt hij<br />
den buik vooruit, zet zijne handen in de zijde j<br />
en houdt onafgebroken het oog op den top van<br />
den staak gevestigd (5o), terwijl hij te gelijkertijd<br />
de beAvegingen van den jongen gadeslaat, om dezen<br />
, onder het dansen , te balanceren. Somtijds<br />
legt zich de kleine jongen met den buik op het<br />
bamboes, en wordt in deze stelling, onder gedurig<br />
rondspringen, van den goochelaar in evenwigt<br />
gehouden. Eindelijk verrigt hij dezelfde kunstgreep<br />
op eene nog moeijelijker wijze, te Aveten , hij plaatst<br />
den staak van bamboes al dausende op zijnen tulband<br />
, terwijl de kleine jongen met de beenen<br />
kruiselings over elkander boven op de punt van<br />
bet bamboes zit. De zelfde Bengalees, die deze<br />
kunststukken verrigtte, liep even zoo gemakkelijk<br />
het groote stag op, als anderen geAVOonlijk langs<br />
het Avand naar boven enieren.<br />
De bootsman, een leelijke eenoogige oude kerel ,<br />
bad tAvee vrouwen bij zich : en had zelfs aan kapitein<br />
MACKENZIE verlof verzocht, om' nog eene<br />
vrouw daarbij te nemen, hetgeen deze hem<br />
echter voor deze reis niet had willen toestaan.<br />
Ook verscheiden andere cipaais hadden hunne<br />
minnaressen of huishoudsters bij zich. Onder<br />
deze vrouwtjes AVaren er, die men inderdaad voor<br />
(5o) Ook bij de Chinezen, wanneer zij hun nieuwjaar<br />
, of cenig ander feest vieren, zijn dergclijko<br />
coups périlleux gekriiikelijk., waarbij mede eene ongeloofelij<br />
ke behendigheid werdt ten toon gespreid. Zie<br />
ook BEST , Brieven over Oost-lndië.<br />
i<br />
i
— tig —<br />
Circassische schoonheden zoude hebben aange-<br />
zien (5i). De meeste derzelve waren niet alleen<br />
.zeer goede danseressen, maar twee, inzonderheid,<br />
munltcn insgelijks in allerlei behendige ligchaams-<br />
ocfeningen uit. Op een vast gespannen koord<br />
huppelden zij te zamen heen en weder, terwijl<br />
de een op een soeling (soort van bamboezen<br />
flageolet) speelde, en de ander twee volle emmers<br />
Water droeg , zonder een' droppel daaruit te stor-<br />
ten , hoeAvel zij van de beide einden van het<br />
koord naar elkander toe, en elkander voorbij lie-<br />
pen. Dit voorbijgaan, dat bijna onmogelijk uit<br />
te voeren schijnt te zijn , paren zij, al huppelen-<br />
de, met de kluchtigste gebaarden, en verliezen<br />
daaibij nimmer het eveivwigt.<br />
Bijna eiken avond , wanneer het kalme AVeder<br />
aan de schepelingen eenige rust voor hunne werk-<br />
zaamheden gunde , vermaakten zij zich zelven en<br />
(5i) De Bengalezen, en inzonderheid de vrouwen,<br />
hebben veel fraaijer gelaatstrekken dan de Javanen.<br />
"De vonkelende zwarte oogen , zeer schoon gewelfde<br />
wenkbraauwen , gebogen neus , sneeuwwitte tanden:,<br />
en fraai besneden mond van de Bengalezen, zijn een<br />
volkomen contrast met de kleine oogen, platten neus,<br />
zwarte tanden, en dikke lippen van de Javanen en<br />
.Maleijcrs , die gelijk men reeds gezien heeft , hunno<br />
natuurlijk uiet fraaije gelaatstrekken door kunstmiddelen<br />
nog leelijker maken; schoon zwarte tanden, uitgeplukle<br />
wenkbraauwen , en met labakssap bedaauwde<br />
lippen in hunne oogen zeer fraai zijn.<br />
H 4
— 120 —<br />
©ns met soortgelijke spelen (5a), en ik moet bekennen<br />
, dat ik hierbij , somtijds mijne eigene<br />
zintuigen naauwelijks geloofde. Onder zang en<br />
dans deden zij de schrikkelijkste manoeuvres met<br />
sabels, baijonnetten en ander Avapentuig. Twee<br />
cipaais hielden, bij voorbeeld, een scherpen scheepssabel<br />
ieder aan een einde vast; daarop ging een<br />
derde met het bloote lijf op de hoogte van de<br />
maagholte , onder de ribben , dAvars over de naar<br />
loven gekeerde scherpe zijde van den sabel liggen,<br />
terwijl drie tot vier stevige kerels op zijnen rug<br />
sprongen, en daarop stonden te dansen. De<br />
cipaai, die met het lijf op den sabel lag, hield ,<br />
Wel is waar, de beide einden met zijne handen<br />
Vast, zoodat hij min of meer op zijne armen<br />
rustte, doch dit neemt niet weg , dat deze kunstgreep<br />
niet minder behendigheid , dan ligchaamskracht<br />
aan den dag legt. Anderen staken eene<br />
scherpe ijzeren pen door den hals, in het oog, enz.<br />
Een hunner stak eene bajonet in zijne keel, en<br />
duAvde de punt tot in zijne maag naar beneden.<br />
Wij zouden gedacht hebben, dat hij door ge-<br />
(5a) Het was omstreeks den tijd van het feest van<br />
Hussin-Hassan (twee broeders uit eenen het zelfde<br />
Vorstelijk geslacht). Nu eens riepen de cipaais onder<br />
hnnne spelen , al zingende en met groot geschreeuw,<br />
de namen uit van Hussin-Hassan , Mustafa,<br />
Rahhman, enz., dan weder het bekende formulier:<br />
Ulah illah Ulah illah 'llah , Mohamad, 'ddm<br />
rassoel Allah t
— 121 —<br />
ZAvindheid onze oogen misleidde, doch de punt van<br />
de bajonet Averd met de hand duidelijk beneden<br />
de maagholte gevoeld. De Bengaalsche goochelaars<br />
hebben boven de Europesche , het voorregt, dat<br />
zij door weinige kleederen belemmerd zijn. Hun<br />
geheele toilet bestaat in een tulband en een stuk<br />
wit lijnwaad om de heupen geAVonden (53). Onder<br />
hunne merkwaardigste kunstslukken mag men<br />
de volgenden rekenen. Zij slikken eene lange<br />
haarvlecht in , en halen dezelve , door middel van<br />
eenen draad , die daaraan was vast gemaakt ,<br />
wederom daar boven. Somtijds nemen zij eenen<br />
kleinen kromgebogen ijzeren staaf, die aan het<br />
eene einde in twee haken, als eene vork uitloopt,<br />
maar aan het ander einde een geheel uitmaakt j<br />
alsdan steken zij het einde, hetwelk in de gedaante<br />
van eene vork uit tAVee haken bestaat, door<br />
de beide neusgaten heen , tot dat de beide punten<br />
weder beneden uit den mond komen. Aan het<br />
einde, dat uit de neusgaten steekt, maken zij een<br />
wieltje vast, Waaraan zij eenige voetzoekers of andere<br />
vuurAverken hechten. Deze laatsten steken<br />
zij zelven aan , waarop het wieltje met zulk eene<br />
groote snelheid begint rond te draaijen, dat den<br />
kunstenaar niet zelden het bloed uit mond en<br />
neusgaten stroomt.<br />
(53) Wanneer zij echter in staatsie gekleed zijn ,<br />
hebben zij een pantalon en een badjoe op de Javaansclie<br />
wijze aan. De tulband en het badjoe zijn beide<br />
van sneeuwwit katoen.
— 122 —<br />
Deze feestvieringen van de Bengalezen, gepaard<br />
met eene goede tafel, een aangenaam gezelschap,<br />
fraai weder en gunstigen wind, deden<br />
ons, op dezen togt, den tijd niet lang vallen. Eer<br />
Avij er om dachten , zagen wij aan den helderen<br />
gezigteinder , links en regis, de majestueuze kruinen,<br />
van de eilanden Tidore en Ternate, verre<br />
boven de vergulde Avolken uitsteken. Beide eilanden<br />
vertoonen zich als kegelvormige bergen,<br />
en schijnen juist van gelijke hoogte te zijn, ofschoon<br />
men Avil, dat de kruin van den berg van<br />
Ternate eenige voeten hoog er , dan die van Tidore<br />
is. Beide bergen zijn omstreeks 6000 voet boven<br />
de zee verheven, en daar deze eilanden zeer digt<br />
hij elkander gelegen zijn ; leveren zij een verrukkelijk<br />
schouAvspel op, wanneer men dezelve uit zbe<br />
nadert. Eerst, en op verren afstand , ziet men<br />
de kegelvormige gevaarten aan de kimmen donkerblaauAV<br />
te voorschijn komen, terwijl alsdan<br />
het land aan den voet der bergen nog onzigthaar,<br />
en als onder de baren bedolven ligt. Op Ternate<br />
aanzeilende, stonden wij als verrukt op het dek,<br />
naar dit schoone land te staren. Naar mate men hetzelve<br />
nadert , rijst het eiland uit de zee op, en<br />
men onderscheidt reeds met den verrekijker de<br />
bamboezen hutten der eenvoudige bergbewoners,<br />
die hier en daar, als kleine Avilie zandkorrels aan<br />
de helling des bergs schijnen te hangen. Allengs<br />
wordt het groen levendiger en het bloote oog erkent<br />
reeds bosschen , heuvelen en valleijen ; eindelijk<br />
verheft zich het land aan den voet van het
— ia3 —<br />
gebergte , en met hetzelve rijst de schilderachtig<br />
gelegene stad Ternate, met hare sneeuwwitte huizen<br />
, uit zee op , terwijl zich verder het fort Oranje,<br />
en daarnevens het ongemeen fraaije Paleis van<br />
den Sultan van Ternate" vertoonen. Deze aanblik<br />
van het eiland is boven alle beschrijving bekoorlijk.<br />
Dit eiland is nimmer, ook niet des m<strong>org</strong>ens<br />
en des avonds , aan de stranden met nevelen of<br />
moerasdampen omringd ; rondom rijst het helder<br />
en zuiver uit den blaauwen zeespiegel op, en verheft<br />
zijn' hoogen kruin als een tweede eiland boven<br />
de Avolken. De net gebouwde huizen, die het eiland<br />
aan dezen kant (de oostzijde) omzoomen , stonden<br />
eertijds geheel aan zee, zoodat het water voorbij<br />
de deuren stroomde, doch het strand heeft,<br />
vooral , gedurende de laatste 70 jaren, zoo veel<br />
in grond aangCAA'onnen , dat er thans een breede<br />
sirook tusschen dezelve en de zee aangeslibd is ,<br />
waarover men een zeer fraaijen en ruimen riJAveg<br />
heeft aangelegd, die hier eiken middag, even als het<br />
Molenvliet, te Batavia, van bendies en kapAvagens<br />
wemelt. De natuurlijke gesteldheid van het eiland<br />
Ternate verschaft aan de bewoners een genot, dat<br />
in een land als Indië van onberekenbare waarde<br />
is. De helling van het gebergte klimt namelijk<br />
reeds zoo nabij het strand, dat de rei van huizen,<br />
die onmiddelijk op 4 a 5oo schreden, achter de<br />
yoorste huizen gelegen , en daarvan slechts door<br />
eenen tweeden, niet minder fraaijen riJAveg gescheiden<br />
zijn, reeds 4° tot 5o voet boven de oppervlakte<br />
der zee verheven liggen, zoodat de stad
— 124<br />
Ternate (onder Avelken naam hier ook de gezamenlijke<br />
massa van huizen buiten het (onOranje,<br />
van Avelk laatste ik nader spreken zal, begrepen<br />
Wordt), even als in Nederland het bekoorlijke Nijmegen<br />
, geheel op heuvelen is aangebouwd, en men<br />
overal de heerlijkste uitzigten over zee en land geniet,<br />
en tevens de zuiverste lucht, die door het geurige<br />
altijd frissche plantsoen nog meer veerkracht bekomt<br />
, inademt. Binnen eenige weinige uren tijds<br />
kan men zich berg-opAvaarls, naar verkiezing in<br />
een Europa's lente-, en zelfs in een bijna Avinterklimaat<br />
begeven , zoodat, volgens het gevoelen<br />
van zeer verdienstelijke geneesheeren , het verblijf<br />
op het eiland Ternate allergeschikst zoude wezen<br />
voor hen , die in de minder gezonde luchtstreken<br />
van andere plaatsen in Indië hunne gezondheid<br />
gekrenkt hebbende], hunne krachten in korten tijd<br />
Avenschen te herstellen. Het binnenland van<br />
Java is, zoo als men geAvoonlijk en mee alle regt<br />
in Indië zegt, «een Paradijs," maar dit laat<br />
zich ook in vollen nadruk van het bekoorlijke<br />
Ternate zeggen, alwaar schier geen voorbeeld bekend<br />
is, dat de Europeanen door de zoogenaamde<br />
Bataviasche koortsen (Avelke beter moeras-koonsen<br />
te noemen zouden wezen) , zoo min als door de<br />
zoo veelvuldig ontstaande (schoon dikAverf ook<br />
louter vo<strong>org</strong>ewende) leverziekten worden Avegge«<br />
rukt. Ambtenaren, officieren en andere Europeanen<br />
van hoogen ouderdom, genieten in dit Tem,<br />
pe eene krachtige, onafgebrokene gezondheid, en<br />
hebben, meest allen, zoolang zij op het eiland
125<br />
Ternate hun verblijf gehouden hebben, nimmer<br />
ondervonden, wat ziekte was. Onder de militairen<br />
van de bezetting, Avier levensAvijze, vrij algemeen<br />
, gelijk men Aveet, geenszins der gezondheid<br />
bevorderlijk is, komen te Ternate zeer weinige<br />
ziekten , en naar evenredigheid met andere<br />
plaatsen , ook zeer Aveinige sterfgevallen voor ; terwijl<br />
zich bij alle deze bewijzen noch de omstandigheid<br />
voegt, dat, toen de schrikkelijke Choleramorbus,<br />
in 1817 uit Bengalen overkwam, om,<br />
als het ware, alle de Nederlandsche bezittingen,<br />
een voor een te bezoeken , deze verraderlijke ziekte<br />
zich op Ternate het allerlaatst, en dan nog slechts<br />
in zeer geringe mate vertoond heeft.<br />
Wanneer men hier bij voegt, dat de zamenle-,<br />
ving der Europeanen op het eiland Ternate zich<br />
kenmerkt door gulhartige Avellevendheid , hulpvaardigheid<br />
, en eenvoudige ongedwongenheid, gepaard<br />
met die kieschheid, Avelke niinmer dien losbandigen<br />
toon, en die uitsporige levenswijze toelaat, Avelrke<br />
bij de Tartuffes van Batavia, zoo niet openlijk,<br />
des te meer binnensmuurs zoo algemeen zijn ; wanneer<br />
men daarbij voegt, dat hier geenszins 'plaats<br />
leeft, hetgeen te Batavia alle genoegens van eiken<br />
Avelmeenenden , goedhartigen Nederlander vergalt,<br />
te weten, dat de ziel van alle gezelschappen anders<br />
niet is , dan eigenbelang, afgunst , zucht tot<br />
kAvaadspreken, tot laster, tot onderkruipen, en in<br />
een Avoord anders niet, dan het verlangen , om<br />
zich zelven te bevoordeelen ten koste van zijnen<br />
land- en ambtgenoot ; wanneer men dan bedenkt,
— ia6 —<br />
dat juist deze bedorvenheid van hart en van gevoel<br />
het verblijf te Batavia, en in andere groote<br />
steden van Java, tot eene hel, en het leven aldaar<br />
tot eene last maakt, dan zal men met mij<br />
het afgelegen Ternate gelukkig prijzen, Avaar de<br />
natuurlijke bekoorlijkheid en vruchtbaarheid van<br />
het land zich met alle die gezellige genoegens<br />
paren, Avelker gemis de grootste, zoo niet de<br />
eenige oorzaak is, vande zoo algemeene verveling<br />
der Nederlanders in zoo vele plaatsen van 'den<br />
Archipel.<br />
Een vriendenkring te Ternate, uit de meest beschaafde<br />
Nederlandsche ambtenaren en officieren<br />
zamengesteld, houdt, beurtelings ten huize van<br />
ieder lid, op gezette dagen, bijeenkomsten, om<br />
onder vrolijk gekout , spel, muziek en andere<br />
schuldelooze uitspanningen den avond met elkander<br />
door te brengen. De Heer Resident van Ternate,<br />
Ji A. NEijs, die de uitmuntendste hoedanigheden<br />
van hart en geest te zamen paart, voorts de<br />
Heer Secretaris c. BOERS , mijn voormalige ambtgenoot<br />
ter Algemeene Secretarie te Batavia, en<br />
een der meest belovende jonge ambtenaren van<br />
Nederlandsch-Indië (gelijk zijn neef de Luitenant<br />
L. BOERS , een der verdienstelijke officieren<br />
der Marine is), en eindelijk de achtingSAvaardige<br />
Heer z. SCHROOIJESTEIJN, aan wiens voortreffelijk<br />
karakter ik reeds eene regelmatige hulde betoond<br />
heb , dezen vormden het driemanschap , wier voorbeeld<br />
en invloed aan het gezellige leven , en den<br />
o bij uitstek aangenamen onderlingen omgang der
— 127 —<br />
gezamenlijke ambtenaren en officieren te Ternate,<br />
onmerkbaar den toon gaf. Nergens welligt in<br />
Indië Avaren gulle vriendschap, met gepaste vrolijkheid<br />
, en decorum in zoo hoogen graad met<br />
elkander vereenigd, als in dezen vriendenkring.:<br />
De Engelsche kapiteins, die, veelvuldig op hunne<br />
reizen voor de wâlvhchvangst, hier en elders in<br />
de Molukkos binnenloopen, hebben meer dan eenmaal<br />
beluigd, dat zij in gansch Indië geen etablissenient<br />
bezocht hadden } waar het gezellig verkeer<br />
in eenige vergelijking met dat van de Nederlanders<br />
op Ternate , gebragt konden Avorden.<br />
Van deze Walvischvangst (die alleen door Engelschen<br />
wordt verrigt) zal het niet onbelangrijk zijn<br />
hier iets , in het voorbijgaan , te vermelden , omdat<br />
men dikwijls eenige bevreemding heeft te<br />
kennen gegeven, dat de Nederlanders, die de<br />
regtmatige beheerschers der Moluksche Avateren<br />
zijn, hoegenaamd geen werk van dezen gewigtigen<br />
tak van scheepvaart en handel maken, en<br />
dien geheel aan hunne mededingers in Indië<br />
schijnen over te laten. MerkAVaardig is hetgeen<br />
de voormalige Nederlandsche Gouverneur van<br />
Ternate, de Heer WIELING , reeds voor meer dan<br />
twintig jaren deswege in zijn officieel rapport aan<br />
den toenmaligen Gouverneur-Generaal te Batavia,<br />
nopens de belangrijkheid van deze Zuidzee- of<br />
Walvischvaarders heeft te kennen gegeven ; het<br />
schijnt echter , dat zijne voorstellingen , om de<br />
aandacht van het toenmalige Bestuur op deze<br />
aanzienlijke bron van Avelvaart te vestigen , tot nu
— 128 —<br />
toe vergeefsch zijn geweest. Wil men echter onze<br />
Landgenooten niet gelooven, men hoore hetgeen<br />
een Engelschman zelf omtrent die walvischvangst<br />
aanmerkt. In de zeeën , Avelke de zoogenaamde<br />
specerij-eilanden omringen (54) , en inzonderheid<br />
omstreeks Timor, en dat gedeelte van den Archipel,<br />
hetwelk tusschen de eilanden en het vaste<br />
land van Nieuw-Holland gelegen is , vindt men<br />
den Cachelot of Spermaceti-walvisch in grooten<br />
overvloed. Tenvijl de specerij-eilanden in het<br />
lezit der Engelschen waren, hadden de Engelsche<br />
AValvischvangers (die ook door de Nederlanders in<br />
de Moluksche eilanden do<strong>org</strong>aans whalers genoemd<br />
Worden) de gewoonte in Amboina binnen te loopen,<br />
om'te ververschen , vermits zij deze plaats daartoe<br />
het best geschikt achten , ofschoon het hun verboden<br />
AVas, eenigerlei koophandel met de imvoners<br />
te drijven. Tien of twaalf van deze whalers<br />
liepen in de haven van Dili op Timor binnen (55).<br />
Het spreekt van zelf , dat elke natie , die in het<br />
lezit van de specerij-eilanden is, en verstandig<br />
genoeg is, om het ongerijmde stelsel van het monopolie<br />
der specerijen af te schaffen, en de nijverheid<br />
dezer landen tot derzelver natuurlijken<br />
staat terug te brengen , deze eilanden eerlang onfeilbaar<br />
in een bloeijend etablissement voor de<br />
(54) Vid. CRAWFURD , History of the East-Indian<br />
'Archipelago. Vol. III. p. 447.<br />
(55) En een gelijk getal te Ternate en in andere<br />
havens, gelijk straks blijken zal.
— I29 —<br />
Avalvisclivangst zal herboren zien. Indien men aatt<br />
nijverheid en kapitaal een' vrijen loop liet behou-<br />
den , zoude zich de specerij-handel met de Aval-<br />
visclivangst natuurlijk vereenigen, en de laat-*<br />
ste zoude de eersten bevorderen. De in het oog<br />
vallende onevenredigheid tusschen den vrijen en<br />
den gekluisterden handel , is 'voldoende, om de<br />
voorstanders van slelsehnaligen monopoliehandel<br />
met spot en schande te overladen. De spermaceti- 3<br />
Avalvisclivangst bezigt 3a,ioo ton scheepsruimte cil<br />
3210 schepelingen ; — de. hooggeroemde specerij-<br />
handel daarentegen 700 ton scheepsruimte en 80<br />
Zeelieden. De gemiddelde Avaarde van de wal-r<br />
Vischvangst bedraagt f 12,840,000, die van de spe-<br />
cerijen, berekend tegen het drievoud van hunne<br />
natuurlijke Avaarde, niet meer dan f i,44oj00o;<br />
Dit aanzienlijk bedrag van de Avalvisclivangst Avordt<br />
verkregen door den arbeid van 32io menschen<br />
uit de Averkzaamstej sterkste en stoutmoedigste<br />
volksklasse ; de nietige waarde der specerijen Avordt<br />
daarentegen geAvonnen , door de verdrukking eener<br />
bevolking van bijna 5o,ooo zielen , en door dert<br />
arbeid van omtrent 12000 menschen (wanneer men<br />
éen Vierde gedeelte voor de werkzame klasse aan-<br />
neemt). Deze bevolking , en welligt nog een rnil-<br />
lioen menschen daarenboven, Avorden door den<br />
monopoliehandel beroofd van de onschehdbaarsté'<br />
regten der menschheid , en in slavernij gehouden,<br />
om eene naauAvelijks noemenswaardige AviiïSt op<br />
te leveren (5. r >),<br />
(ói3) De volgende zwarigheden zijn onlangs tegeri<br />
IE I<br />
i
— i3o —<br />
De Moluksche wateren zijn rijker in zeeproduk-<br />
ten , dan eenig ander geAvest van geheel Indië.<br />
De schildpadden zijn inzonderheid nabij Ter-<br />
nate, Tidore en Batjan zeer menigvuldig , zoo<br />
ook eene menigte soorten van kreeftvisschen van<br />
allerlei gedaante, die er in onnoemelijken over-<br />
vloed zijn. Agar-Agar en Tripang, waarvan ik<br />
reeds gesproken heb, zijn in de Molukkes mede in<br />
overvloed. Agar-Agar is eene soort van Fucus<br />
eil Tripang zijn zeekwallen, die, in water <strong>org</strong>e-<br />
deze walvischvangst 'geopperd geworden. Ware het<br />
debiet van de ZWiizee-traan bij ons zoo groot, en<br />
waren de prijzen zoo voordeelig, als dit in Engeland<br />
het geval is , zoo zoude er ook meer lust bestaan ,<br />
om uit Nederland uitrustingen naar de Moluksche<br />
wateren ter walvischvangst te doen. Doch, als wij de<br />
zaak ernstig onderzoeken , en juiste berekeningen maken,<br />
vinden wij , dat bij goede vangst, met het voordeel<br />
van eene uitvracht naar Java , en eeiïe bevoorregte<br />
reize naar Timor, Makasser en de Molukkos ,<br />
er niettemin op elke expeditie eene aanmerkelijke som<br />
verloren zoude worden. Daarentegen kunnen de Engelschen<br />
deze visscherij met voordeel drijven ; de oorzaak<br />
hiervan ligt in het verschillend standpunt der<br />
prijzen van de Zuidzee-Xxexa. tusschen Engeland en<br />
Nederland. Zoo lang er derhalve in Nederland geen<br />
uitzigt geopend wordt, voor een aanzienlijk vertier<br />
van de Zuidzee- traan tot weel betere prijzen , dan<br />
de tegenwoordige, zoo lang zal ook de geest der onderneming<br />
bij onze Landgenooten zich daarheen niet<br />
rigten. (Vergelijk Hermes, Tijdschr. voor Handel,<br />
Zeev. en Nijverh. N. III. 1826.
— i3i —<br />
lost, eene gelei vormen, welke met suiker genuttigd<br />
Avordt, en waaraan het zelfde vermogen als<br />
dat van de Indische vogelnestjes Avordt toegeschreven,<br />
hetwelk de reden is, waarom de Chinezen<br />
daarop zeer verlekkerd zijn, gelijk ook vele Heeren<br />
Oudgasten van het oude systema.<br />
Gedurende mijn verblijf te Ternate deed<br />
ik onderscheidene togtjes naar het vlak tegen<br />
over liggende Tidore, naar Motir, naar Batjan*<br />
naar het uitgestrekte Halmaheira, waar het Gouvernement<br />
onlangs eenige nieuAve etablissementen<br />
gevestigd heeft, aan welker hoofd twee jonge en<br />
bekwame ambtenaren zijn gesteld, namelijk de<br />
Heeren CAMBIER en VAN GEURICKE. Hier Avas<br />
het vooral dat ik mij met eigene oogen<br />
overtuigen konde van de gegrondheid eener,<br />
door aanzienlijke , wegens hunne uitgebrei-'<br />
de kunde en helderzienden geest algemeen<br />
hooggeachte ambtenaren (56) dikAverf geopperde<br />
meenii.'g ; dat, namelijk , vele Nederlanders , dia<br />
met vrouw en kroost in de kommerlijkste en deerniswaardigste<br />
omstandigheden , sober en bekrompen<br />
, soms Avel ten prooi aan honger en gebrek ,<br />
in hun Vaderland, Avaar, hoezeer het in vele andere<br />
opzigten gezegend is, gedurende de helft van<br />
bet jaar, het gure seizoen hunne ellende nog ver»<br />
zwaart, een droevig leven moeten voortslepen , in.<br />
(56) Het zal genoeg wezen, onder dezen de reeds in<br />
het 1. Deel, bl. I5Q en ib'5 met verschuldigden , doch<br />
"»gonoegzamcu lof gemelde Heeren MDVJ-ISGHE en VAN<br />
»EVJSNHOVEK te noemen.<br />
I a
IÜ2<br />
de mildere geAVesten van Indië, op honderd plaatsen<br />
een overvloedig levensonderhoud zouden vinden t<br />
en met der tijd, door Averkzaamheid en industrie,<br />
bij steeds toenemend geldvermogen, onder gedurige<br />
vordering, in beschaving alle de gemakken des levens<br />
, en alle de voordeden van den rijkdom a<br />
zouden kunnen genieten. De beAveegredenen,<br />
welke zich kanten tegen Nederlandsche etablissementen<br />
op den voet van het hloeijende Singapoor,<br />
Poeloe-Pinang , Nieuw-Zuid-Wallis en<br />
zoo vele anderen, zijn toch van zoo weinig ge-<br />
AVigt, dat dezelve gemakkelijk te overwinnen zouden<br />
zijn. Doch geheel op zulk eenen voet behoefde<br />
men die Etablissementen niet in te rigten. Zouden<br />
zeer vele Nederlandsche huisgezinnen , vooral<br />
onder de mindere volksklasse, AVanneer zij<br />
beter met onze Indische bezittingen bekend gemaakt<br />
Avierden , bij de tegenwoordige vorderingen<br />
in de zeevaart , en daardoor zoo merkelijk bekorte<br />
overtogten naar Indië, zich niet volgaarne aldaar<br />
nederzetten, om in het genot van ruimere omstandigheden<br />
te komen , te meer, daar het nu ook<br />
hoe langer hoe meer bekend Avordt , dat (Avelligt<br />
met belangzuchlige oogmerken) de verschrikkelijke<br />
overdrijving, Avaarmede men ons voor de schadelijke<br />
uitwerkselen van het Indisch klimaat zoo langen<br />
lijd eene ijdele vrees heeft aangejaagd , van<br />
allen grond ontbloot is; en dat het over het algemeen,<br />
integendeel , een klimaat is, bij matige,<br />
ordelijke levenswijze, veel gezonder te achten,<br />
dan verscheidene gedeelten van Nederland*
— T33 —<br />
Onder vele andere eilanden vindt men ook voor-<br />
al in de geheele uitgestrektheid der Moluksche<br />
eilanden hier en daar uitnemend vruchtbare en<br />
voor den handel zeer geschikte plaatsen, Avaar tot<br />
nog toe de Nederlandsche vlag nimmer heeft geAvap-<br />
perd. Het spreekt van zelf, dat hel in den aan-<br />
vang dén volkplanlelingen niet geheel aan be-<br />
scherming, medewerking en aanmoediging van het<br />
Gouvernement zou moeten ontbreken. Men zoude<br />
middelen kunnen aanwenden , om den kolonist met<br />
"de alom gebruikelijke ftialeische Taal, met de ze-<br />
den en Avetten of maatschappelijke instellingen<br />
(adaf) bekend ie maken , om heu in de gelegen-<br />
heid te stellen in goede verstandhouding met de<br />
inlanders te kunnen omgaan. Men zoude hem<br />
behulpzaam kunnen zijn in de ontginning der<br />
rijke gronden en de ontwikkeling van derzelver<br />
verbazende vruchtbaarheid, die niet dan handen<br />
vereischt om in overvloed de kostelijkste produk-<br />
ten voor den handel op te ley eren. Men zoude<br />
eenige premié'n, voorregten en vrijstelling van lasten ,<br />
gedurende eene zekere reeks van jaren, kuumn<br />
toestaan lot dat de nieuw ontgonnen kolonie een<br />
zekeren graad van bloei' zoude bereikt hebben ,<br />
en de kolonie eindelijk op hare beurt aan het<br />
Gouvernement eene rijkelijke vergoeding voor de<br />
genolene weldaden zoude kunnen uilkeeren. Het<br />
spreekt van zelve , dat in de nieuw geopende ha-<br />
vens, aanvankelijk de handel vrij en de goederen<br />
onbelast zouden belmoren te zijn , ten einde hier-<br />
-.<br />
I 3
— 1.34 —<br />
door voornamelijk de bronnen tot welvaart en<br />
Voorspoed open te stellen.<br />
Het is waar , dat sommige oudgasten van zeer<br />
«ehroomvalligen aard.» van gevoelen zijn , dat eene<br />
zamenleving tusschen de Nederlanders en Indiërs<br />
op den duur niet zouden kunnen stand houden.<br />
«De inlander, zeggen zij altijd, is veel te lui<br />
en' te loom, om tot de verbetering van den landbouw<br />
en de uitbreiding van den handel te willen<br />
medewerken;— zoo als de zaken thans staan, geniet<br />
men van de Indische bezittingen al het voordeel,<br />
hetAVelk men daarvan trekken kan, en alle groote<br />
maatregelen, tot vermeerdering der produkten<br />
Kouden slechts nuttelooze kosten veroorzaken."<br />
Zoude men het gelooven, dat zulk een gevoelen<br />
door ambtenaren, die zeer langen tijd in Indië<br />
vertoefd hebben, uitgebragt heeft kunnen Avorden<br />
? Het vereischt geene andere wederlegging<br />
dan die van zekeren wijsgeer der oudheid, die<br />
aan eenen sophist, welke hem Avilde bewijzen,<br />
dat er in de gansche schepping geene beweging<br />
livas, geen ander antwoord schonk, dan dat hij<br />
op en neder wandelde. Even zoo behoeft men<br />
de velden, het huisraad en de gansche levenswijze<br />
van de meeste eilanders slechts te zien, om van<br />
de ongerijmdheid van het eerste der bovengemelde<br />
gevoelens overtuigd te zijn, terwijl'men, om het<br />
tweede te wederleggen , aan de Heeren van dat<br />
syslema slechts eene Avagcnvracht van de thans,<br />
helaas , zop overvloedige koperen munt behoeft te<br />
vertoonen.<br />
TIEN-
_ i35 —<br />
TIENDE HOOFDSTUK.<br />
Ommestreken van de stad Ternate. — Fort Oranje.<br />
Paleis des Sultans. — Merkwaardige<br />
decoratie door den Sultan aan zijne Legerhoof-<br />
den geschonken. — De Chinesche Graven. —<br />
Beschrijving van het zoogenaamde Dooden-<br />
fecst der Chinezen.<br />
De eigenlijke kota (stad) of Fort Oranje bevat<br />
voorzeker het minst bekoorlijke gedeelte van Ternate.<br />
Tusschen hooge muren van vijfhoekige gedaante,<br />
omringd met diepe moddergrachten , vol van<br />
altijd kwakende kikvorschen, zijn zonder eenige symmetrie,<br />
een aantal cazernes , enkele woonhuizen, ook<br />
Gouvernementspakhuizen, en het fraaije doch bouwvallige<br />
Residentichuis bijeen gebouAvd. De inlandsche<br />
zoogenaamde christen-soldaten logeren binnen<br />
dit fort met hunne bevallige huishoudsters, en<br />
maken een talrijk, doch niet aanzienlijk gedeelte<br />
der bewoners uit. In deze akelige kota (58) woon-<br />
(58) Kota- beteekent ommuurde vesting (stad).<br />
Hier door laten zich vele namen, in de belangrijke<br />
Brieven van Kolonel NAHÜIJS over Sumatra voorkomende,<br />
verklaren; Tigablaskota, ampatblaskota, enz. i3<br />
bastions, i4 bastios , enz.
— f36 Ä<br />
de nogtans de Heer NEYS, Resident van Ternate<br />
, die het' genoegen van een meer aangenaam<br />
verblijf gaarne aan de meer naauAvkeurige<br />
uitoefening zijner gewigtige ambtsbetrekking Avilde<br />
opofferen, De eerbied voor zijnen persoon onderhield<br />
de goede orde en de maatschappelijke geno<<br />
gons, die anders in deze kikvorschenkolonie geheel<br />
en al zouden te niet gegaan zijn.<br />
Plaatsbeschrijving verdieiu het fort van Ternate<br />
des te minder, omdat naar alle Avaarschijnlijkheid<br />
daarvan eerlang niet veel meer aanwezig zal zijn ,<br />
dan van het voormalige kasteel te Batavia. Met<br />
een enkel woord echter, kan men zeggen , dat,<br />
zoo schoon, zoo bekoorlijk, zoo gezond, en zoo<br />
aangenaam het eiland Ternate is, even zoo<br />
loelijk, zoo ongezond, zoo morsig, zoo onaange-.<br />
naam is het daaraan tot ontsicring verstrekkende<br />
Nederlandsche Fort.<br />
Na het Fort doonvandeld, of, hetgeen beier is,<br />
voorbij geAvandeld te hebben , volgt men den<br />
strandAVeg naar do kampong Ternate, en hier ig<br />
men Avederom geheel in Indië. Deze zeer uitgestrekte<br />
kampong levert alles op, Avat men uit de<br />
schoonste beschrijvingen der verrukkelijke Javasche<br />
dreven kau zamenvatten. De kleinste Avoning is<br />
even zpo bevallig , zindelijk en gemakkelijk inge-.<br />
rigt, als het grootste huis. De straten zijn brcede<br />
lanen met hooge vruchiboomqn omzoomd, de steegjes<br />
zyn geurig bebloemde Aoetpadeu. — Deze kampong<br />
is .inderdaad zoo fraai , dat men geene .teleurstelling<br />
gevoelt ? wanneer men aan het einde derzelve
- i37 -<br />
de rondom in vrolijk plantsoen gehulde Moskee<br />
(missidjiet) aantreft, die anders op zich zelve,<br />
gelijk de meeste Mahomedaansche Tempels in<br />
Indië, eepe droevige vertooning maakt.<br />
Nadat men het einde der kampong Ternate bereikt<br />
heeft, ontmoet men eene heuvelachtige plek<br />
gronds, met tamarinden en vvilde oranjeboomen<br />
hier en daar uit de natuur versierd, van waar<br />
zich aan de regterhand een zeer fraai panorama<br />
over de evengemelde Moskee en de kampong Ternate<br />
opdoet, tenvijl men regt voor zich de bloemrijke<br />
helling des heuvels en vervolgens de vrolijk Avemeleude<br />
zeevlakte ziet. Aan de linkerzijde prijkt<br />
op hoogverheven grond het prachtige en te gelijk<br />
met veel smaak gebouwde paleis van den Sultan<br />
van Ternate , hetwelk eene zeer bevallige vertooning<br />
maakt. Dit paleis is geheel van Avilten steen<br />
en rondom voorzien met hooge virandas, die op<br />
zuilen van de Ionische bouworde rusten. Overigens<br />
heeft het volstrekt geene defensie, en kan ook door<br />
twee der sterkste bastions van het fort Oranje bestreken<br />
worden. Doch hiertoe is geene de minste<br />
noodzakelijkheid, alzoo het te Avenschen zoude zijn,<br />
dat alle Indische Vorsten zoo getrouwelijk aan het<br />
Nederlandsche Gouvernement verkleefd Avaren , als<br />
de achlingwaardige Sultan van Ternate. <<br />
Ik kan mij niet onthouden, hier in het voorbijgaan<br />
melding te maken van eene geheel nieuwe<br />
soort van decoratie , welke voor eenige jaren door<br />
den Sultan van Ternate werd ingevoerd, niet om<br />
de dapperheid zijner veldheeren te beloonen, maar<br />
I 5
ft<br />
— i38 —<br />
om sommiger lafhartig pligtverzuim op eene grievende<br />
wijze te bestraffen. Deze Sultan, die onlangs<br />
overleden is, en wiens oudste zoon thans<br />
den troon van Ternate bekleedt, blonk boven vele<br />
andere inlandsche Vorsten uit, door een mannelijk<br />
, vast karakter en buitengemeen staatsbeleid.<br />
Volgens de despotische instellingen van zijn Rijk<br />
Avas lafhartigheid of verraad van de zijde der<br />
lcgerhoofden, altijd door den Vorst met den dood bestraft<br />
gCAVorden ; doch Sultan CASSIEM ED-DIN kwam<br />
opliet denkbeeld , om zijne bevelhebbers in het leven<br />
en voor zijn dienst te behouden, en hen liever<br />
tot dajipere lieden te hervormen; Avaartoe hij het<br />
bekende zeer kiesche gevoel van eer der Indiaansehe<br />
Grooten Avijsselijk te baat nam. In het begin<br />
van den jongsten oorlog tegen de Tidorezen<br />
, die hier en daar het eiland Ternate hadden<br />
afgeloopen , en van wier strooperijen en vernie-r<br />
ling nog op vele plaalsen de sporen aanwezig zijn,<br />
kwamen verscheiden zijner militaire bevelhebbers<br />
onverrigter zake van eenen togt naar Tidore<br />
Aveder met hunne praauAven naar Ternate vlugten.<br />
De Sultan gelastte oogenblikkelijk, dat zijne slavinnen<br />
deze pligtvergetene officieren vrouwenkleederen<br />
zouden aandoen, en hen in deze equipage in haar<br />
midden langs de openbare straten zouden rondr<br />
leiden, met den uitroep: « Dezen zijn geene mannen,<br />
maar lafhartige wijven?" Wie eenigzins<br />
bekendis met den aard der Ternatanen, die gelijk<br />
de beschaafde Indiërs in het algemeen zekeren<br />
stelregel uit hunne wetboeken in hooge achting<br />
f<br />
o
— r3«) «=s<br />
houden « dat het namelijk beter is met eere te<br />
« sterven dan met schande te leven," zal zich<br />
voorstellen of deze maatregel des Sultans van uitwerking<br />
moest wezen. De processie afgeloopen<br />
zijnde, vielen zij voor de voeten van hunn' vertoornden<br />
meester neder, en smeekten hem met<br />
heete tranen, dat hij hun vergunnen mögt , onverAvijld<br />
naar het leger terug te keeren ; dat<br />
zij dezen smet wilden uitwisschen , of hun leven<br />
op het slagveld laten. De Avijze Vorst stemde hun<br />
verzoek toe. De Ternatanen behaalden eene schitterende<br />
overwinning, en de zelfde bevelhebbers<br />
Werden nu in prachtig mannengewaad gedost,<br />
door den Sultan aan de hand rondgeleid , die<br />
daarbij zelf uitriep: « Deze lafhartige wijven zijn<br />
« wederom dappere mannen en roermvaardige hel-<br />
« den geworden !"<br />
Ik keer van deze kleine uitweiding tot de om-<br />
Streken 4 er Stad Ternate terug ; onder Avelke bij<br />
Voorkeur meldenswaardig zijn de grafplaatscn der<br />
Chinezen, die op een uur gaans van de hoofdstad<br />
in het gebergte verspreid liggen, en geenszins<br />
gelijk te Goenong-S'hari bij Batavia een enkelen<br />
poel van vuilen moerasgrond uitmaken (57) , doch<br />
loog en droog op natuurlijke heuvelen opgerigt,<br />
niet alleen geene schadelijke uitwerking op de<br />
lucht kunnen veroorzaken , maar zelfs een niet onhcvallig<br />
gezigt opleveren. Hier Avas het, dat ik<br />
kort na onze aankomst, gelegenheid vond een<br />
(57) Vergelijk Deel I, blz. 3i en 33.
— i4o k —<br />
der meest vermaarde feestvieringen der Chinezen<br />
lij te*wonen, te Aveten het Tjambing of feest der<br />
afgestorvenen ; Avaarvan eene korte beschrijving,<br />
als bijdrage tot de zeden van dit merkwaardig<br />
volk, niet geheel onbelangrijk zal geacht Avorden ;<br />
vooral, omdat, zoo zij zelven verklaren, dit<br />
feest alleenlijk geAvijd is aan de eerbiedige nage-<br />
dachtenis hunner overledene vrienden en voorou-<br />
ders, en uit dien hoofde, zoowel met'betrekking<br />
tot hunne godsdienst als tot hunne zeden , opmer-<br />
kelijk is.<br />
Jaarlijks vieren de Chinezen eenmaal het Tjam-<br />
bing-feest. De toevloed van menschen is op dezen<br />
dag verbazend groot, alzoo geen Chinees, hoe arm<br />
hij moge Avezen , niet reeds 'in tijds eenig geld<br />
bespaard heeft , om een offer aan het graf zijner<br />
vaderen te komen brengen (58). De aanzienlijker<br />
Chinezen 3 die door het Nederlandsch Gouver-<br />
nement , als hoofden hunner natie , met den<br />
rang en den titel van Kapitein, van Luite-<br />
nant , enz. bekleed zijn, vertoonden zich hier op dit<br />
feest in hunne staatsiekleederen , naar de wijze<br />
der Quongs of Mandarijnen in China, aan het<br />
hoofd van den talrijken optogt, en begaven zich<br />
onder aanhoudend slaan op koperen bekkens en<br />
gong-gongs, onder het ronddragen van vele zon-<br />
(58) Even zoo is het bij den behoefligsten Chinees<br />
cen heilig gebruik , dat zij in tijds eene kleine som<br />
hesparen , om na hun afsterven tot hunne eigene hegravcnis<br />
te kunnen dienen.
— i4i —<br />
derlinge figuren van draken , slangen en andere<br />
gedrochten , en bij het gedurig afsteken van voet-<br />
zoekers en vuurwerken naar de voorouderlijke graf-<br />
steden , die , gelijk men weet, allen van wit be-<br />
pleisterd steen, als zoo vele tombes en monumen-<br />
ten tot acht of twaalf en somtijds meer hoogte<br />
zijn opgebouAvd. Aan de linkerzijde van de gra-<br />
ven was een Chinesche tempel opgerigt, AVer-<br />
waarts de.geheele trein hare schreden rigtte, tot voor<br />
de deur, waàr de vloer van de viranda met een<br />
groen laken bedekt Avas. Hier plaatsten zich de even-<br />
gemelde officieren , ieder voor een rood damasten<br />
kussen, met het aangezigt naar hun Tapekong<br />
of Joosje (eigenlijk Hioe-sjeh) in den tempel , Avaar<br />
een altaar rijkelijk voorzien Avas met brandende<br />
I Avaskaarsen, uitgezochte vruchten, gebak en con-<br />
fituren , en andere spijzen , Avaarbij als geAVOOulijk<br />
ook een paar gebraden speenvarkens prijkten.<br />
Hierop riep een Chinees, die het ambt van cere-<br />
moniemeester vervulde, luidkeels eenige Chinesche<br />
woorden uit, die betrekking op de vereering der<br />
afgestorvenen hadden,, Avaarop terstond de aan-<br />
zienlijken op hunne knieën met het aangezigt ter<br />
aarde vielen, en hunnen afgod aanriepen. Bovea<br />
het altaar was levensgroot de afbeelding van den<br />
gewonen afgod der Chinezen , die blank is, en<br />
een' zwarten raadsman (booze geest?) achter zich<br />
heeft, Avelke laatste do<strong>org</strong>aans afgebeeld Avordt<br />
als den goeden geest iets influisterende. De aan-<br />
zienlijken ontvingen vervolgens van den ceremo-<br />
niemeester eenige brandende reukslokjes, Avelke
— i4a —<br />
zij knielend voor hun aangezigt bragten , en ter.<br />
stond Avederom terug gaven, waarop deze brandende<br />
wierook-stokjes op het altaar in eene vaas<br />
met asch werden geplaatst. Daarna overhandigde<br />
men aan den Kapitein een zilveren kopje met<br />
Tjioeuw (arak), hetwelk hij in een voor zij ne voeten<br />
geplaatst bakje met aarde uitstortte, en daarna<br />
let kopje voor het Tapekong plaatste. Dit verrigt<br />
zijnde, rezen de aanzienlijken allen te gelijk<br />
op, doch knielden telkens op de aankondiging Van<br />
den ceremoniemeester wederom neder; waarop<br />
deze laatste, van een met rood papier beplakt<br />
tafeltje de namen van eenige beroemde afgestorvenen<br />
aflas, in de meening, dat hunne geesten<br />
op deze uitnoodiging terstond aldaar zouden verschijnen<br />
, om aan de vreugde van dit feest deel<br />
te nemen. Hiermede Avas de plegtigheid in den<br />
tempel voltooid, en Averd vervolgens door de<br />
mindere Chinezen op de zelfde Avijze herhaald.<br />
Zoodra het feest zoo ver Avas afgeloopen , Averden<br />
alle figuren van bamboes met veelkleurig en verguld<br />
papier beplakt, onder een geweldig slaan op<br />
de bekkens, en afsteken van vuurwerken, 0p<br />
eenen hoop in het vuur geworpen en verbrand.<br />
De overige Chinezen , die bij duizenden herwaarts<br />
gekomen Avaren, en niet in of voor den tempel ver-<br />
. schenen, deden hunne offeranden en geest-oproepingen<br />
aan de bijzondere graven hunner voorouders,<br />
zoodat men zich naauwelijks' verbeelden kan,<br />
welk een geweldig geraas en geschreeuw ouder<br />
zulk eene tallooze volksmenigte hierbij ontStond,
— i43 —<br />
Zoo veel het gedrang van den ongelooflijk grooten<br />
toevloed van menschen ons toeliet, wilden<br />
wij ook ooggetuigen zijn van de verrigtingen bij<br />
den grafkelder van eenen der aanzienlijkste Chinezen<br />
, den Kapitein HONG-KO-WEH. Dit graf was<br />
naar de gewoonte der Grooten, zeer hoog uit den<br />
grond opgemetseld, met een zerk van arduinsteen<br />
voorzien , waarop eenige Chinesche karakters, den<br />
naam, de geboorteplaats en den rang van den<br />
overledenen aanwijzende , gegraveerd en verguld<br />
waren. Het graf Avas daarenboven onderscheiden<br />
door twee overeind staande kolommen van steen<br />
ter hoogte van 12 voeten, aan beide zijden van<br />
den ingang des kelders. Op het voorplein van het<br />
graf, hetwelk geheel wit bepleisterd Avas, prijkten<br />
twee zindelijke tafels met de heerlijkste vruchten<br />
, confituren en andere eetwaren, benevens<br />
vier staatsiestoelen , met fraai in goud geborduurde<br />
kleeden omhangen. Vooraan waren twee geslagte<br />
offerdieren op twee stellaadjen geplaatst, zijnde<br />
een varken en een bok, met de schoon gemaakte<br />
ingewanden daarbij. Ter zijde van het graf was<br />
de grond rondom met graszoden belegd , Avaarop<br />
een aantal slaven gezeten Avaren, die nu en dan,<br />
onder het gedruisch van Chinesche muziek-instrumenten,<br />
een treurlied aanhieven, hetAvelk door<br />
de Aveduwe van den overledenen , die in een afzonderlijk<br />
opgerigt lokaal met hare vriendinnen<br />
plaats genomen had , met alle teekenen van diepen<br />
rouAV werd aangehoord. Aan de linkerzijde<br />
van het graf zag men in eene gemetselde nis het<br />
1.
- i44 -<br />
Tapekong, voor hetAvelk een steen overeind stond,<br />
Waarop eenige Chinesche karakters Avaren afgebeeld.<br />
Hier kwamen, nu ook de nabestaanden<br />
van den overledenen hunne hulde beAvijzen,Avaaronder<br />
zich ook de vrouAven in staatsieklecderen<br />
bevonden, welken Iaatsten zich anders nimmer<br />
buiten hare AVoningen vertoonen, en zich slechts<br />
zeer zelden in geslolene draagstoelen buitenshuis<br />
begeven. Nadat de Aveduwe en de bloedverwanten<br />
op deze vvijze hunnen eerbied betoond hadden,<br />
bragten de overige vrienden en bekenden<br />
beurtelings hunne hulde en offeranden aan het<br />
graf. Gewoonlijk nemen deze plegiigheden tegen<br />
den middag een einde, .en alsdan Avorden<br />
de spijzen, vruchten en confituren , die voor<br />
den tempel en de grafsteden gestaan hebben, door<br />
de aamvezigen genuttigd en gedeeltelijk ook naaf<br />
hunne huizen medegenomen. De Chinesche inscriptie<br />
boven den ingang des Tempels bevatte alleenlijk<br />
deze Avoorden :<br />
Treedt binnen met een zuiver gemoed.<br />
Opmerkelijk is het hierbij, dat zeer Aveini^e<br />
Chinezen bekwaam of genegen zijn, om van deze<br />
plegtigheden eene uitvoerige uitlegging te geven.<br />
Het zelfde valt op te merken van huuno wayangs<br />
of tooncelvertooningen, die bij zulke gelegenheden<br />
dikwerf plaats hebben. De acteurs en actrices<br />
zijn do<strong>org</strong>aans Balische en andere slaven, die geheel<br />
Averktuigelijk het Chineeseh uitgalmen, en<br />
daarbij allerlei vreemde gebaarden verrigten. Onder
t<br />
-— 145 —<br />
der honderd Chinezen , die met open mond en<br />
ooren deze schouwspelen staan aan te kijken, vindt<br />
de Aveetgierige Europeaan er naauwlijks een enkelen,<br />
van wien hij eenige verklaring van deze spelen<br />
bekomen kan , hoewel zij door lagchen en andere<br />
uitdrukkingen van hunne gemoedsbewegingen<br />
schijnen te kennen te geven, dat zij zei ven van<br />
de Avayangs ten minste een gedeelte verstaan,<br />
hetwelk misschien niet meer is, dan het pantomiem<br />
derzelve. — De Chinezen zijn, gelijk ik reeds<br />
vroeger aangemerkt heb, een zonderling en in<br />
vele opzigten merkwaardig volk, omtrent hetwelk<br />
ik hier en daar nog verscheiden malen gelegenleid<br />
zal vinden ,
'<br />
:<br />
— i46--<br />
ELFDE HOOFDSTUK.<br />
Des Sultans Secretaris MOHAMMAD HOSSEIN. —<br />
ylrabische Legendes. — De Koran. — Mahomedaansche<br />
keilers. — Groote haat tegen de<br />
...J°d en - — Mahomedaansche Tijdrekening.<br />
Vasten. — Godsdienstige feesten. — Gelukkige<br />
en ongelukkige dagen. — Bedevaartgangers naar<br />
Mekka.<br />
H M<br />
etgeen ik over den aangenamen omgang en<br />
den gullen toon der zamenlcving onder de Europeanen<br />
te Ternate heb gezegd , is slechts eene zeer<br />
flaauwe lofspraak geAveest, en het zoude mij to<br />
breedvoerig doen uitweiden, indien ik alle de<br />
voortreffelijke karakters, welke ik gelegenheid heb<br />
gehad, aldaar te leeren kennen, naar belmoren<br />
wilde schetsen ; immers hoewel het voor mij eene<br />
Avezenlijke voldoening is, om aan uitmuntende<br />
hoedanigheden openbare hulde te mogen beAvijzen,<br />
is zulks Avelligt voor het grootste gedeelte<br />
mijner geëerde lezers van Aveinig belang. Kortehjk<br />
Avil ik nog slechts aanmerken, dat aan de<br />
-
~ '47 -<br />
vriendenkransjes, welker voornaamste leden het<br />
feeds gemelde driemanschap uitmaakten, ook nog<br />
door vele andere Nederlandsche inwoners van<br />
Ternate leven en vrolijkheid Averden bijgezet. De<br />
Heeren MACKENZIE, DUIVENBODE , WEINTRÉ ,<br />
MESCH , WEIDEMULLER, KREUTZELER en SLUITER,<br />
mogen hier met onderscheiding vermeid Avorden.<br />
Van tijd tot lijd was het gezelschap door eenige<br />
Engelsche kapiteins van walvischvaarders vermeerderd,<br />
en zelfs de Sultan van Ternate, benevens<br />
deszelfs Secretaris, die tevens een der opperpriesters,<br />
doch in het geheel geen dAveepzuchtig Mahomedaan<br />
Avas, gaven nu en dan partijtjes, Avaarbij<br />
men gezegd zoude hebben, dat een enkel<br />
eendragtig huisgezin in gulle vreugde een heugchelijk<br />
familiefeest vierde.<br />
Deze achtingswa'ardige Secretaris Imam MOHAM-<br />
MAD HOSSEIN was., ondanks zijnen dubbeld<br />
profetischen naam een zeer onbevooroordeeld<br />
en verlicht Mahomedaan, en aan zijn omgang<br />
ben ik ten opzigte van talen en. andere<br />
Avetenswaardige zaken zeer veel verschuldigd<br />
(59). Van zijne eigene godsdienst sprak * hij<br />
op eene zeer verlichte, schoon daarom_geenszins<br />
ongeloovige Avijze. Tot oefening leende hij mij<br />
(5o) MOHAMMAD HOSSEIN gaf mij, onder andere inlichtingen<br />
, de oplossing van het godsdienstig oogmerk<br />
bij het koppcnsnellen der Haral.oren. Zij gclooveij nanielijkj<br />
dut. de man, dien zij aldus om het leven<br />
K 2
— $8 —<br />
hü ert dan onderscheidene Hekatjat of zooge-<br />
naamde geschiedenissen, die allen van gelijken<br />
stempel waren als bij voorb. de Histoire de la<br />
Sainte Geneviève en andere Legendes. Eene der<br />
meest overdrevene dezer arabische geschiedenissen<br />
voerde den- titel van Hekajat Radja-Djoemdjoe-<br />
ma, en behelsde eene afgrijselijke schildering van<br />
de folteringen der Mahomedaansche hèh De schrij-<br />
ver begint met te verhalen., dat de profeet JEZUS<br />
(Nabi ' Isai; men weet , dat de Mahomedanert<br />
dezeii naam aan onzen Zaligmaker geven, en hem<br />
Avel als een groot profeet, doch niet als de Hei-<br />
land n het menschdom- erkennen) op zekeren<br />
dag in eene vlakte van Syrië wandelende; aldaar<br />
een doodshoofd vond, hetwelk hij opraapte; waar-<br />
op hij een gebed uitstortte, ten einde aan dit<br />
doodshoofd de gave» der spraak mögt worden te-<br />
rug gegeven. Op het zelfde oogenblik sprak het<br />
doodshoofd en beantwoordde alle de vragen , Avelke<br />
JEZUS aan hetzelve deed. Het doodshoofd Avas<br />
dat van den Radja , of Koning DJOEMDJOEMA , en<br />
verhaalde zijne gansche levensgeschiedenis, zij-<br />
ne ziekte;, zijn dood en zijne aankomst in de<br />
J ^i_:j wtp-i<br />
brengen, in de volgendo wereld hun slaaf zal zijn,<br />
wiens hulp hun onontbeerlijk is, om over eene brug,<br />
die uit een enkelen boomstam bestaat , en waarover<br />
een nian niet zonder groot gevaar alleen kan gaan ,<br />
in hun paradijs te komen Zij bezitten'geen letterschrift<br />
en al wat zij van godsvereefing weten, berust<br />
op voorouderlijke eu priesterlijke overleveringen.
— l'% —<br />
lel. Toen ik MOHAMMAD HOSSEIN vroeg, of het<br />
gros der Mahomedanen Averkelijk aan deze zoogenaamde<br />
geschiedenissen eenig geloof hechten?<br />
gaf hij mij het.volgende merkwaardige antwoord:<br />
« Ja; Mahomedanen uit de minst beschaafde klas-<br />
« sen nemen dit alles voor goede munt op , geit<br />
lijk waarschijnlijk hij ulieden christenen, althans<br />
« bij vele ongeletterde roonischgezinden insgelijks<br />
« met uAve mirakuleuze legendes het geval is ;<br />
« doch de meer verlichten en wel de priesters<br />
« zelven onder de Mahomedanen, beschouwen<br />
« deze hekajat nooit anders dan als eene figuur-<br />
« lijke voorstelling van waarheden die verre bo-<br />
« ven het bereik der menschelijke zintuigen ver-<br />
« heven zijn. Zelfs een zeer groot gedeelte van<br />
« den Koran wordt door verre het grootste ge-<br />
« deelte der Imams nooit in een letterlijken zin<br />
« opgevat, ofschoon zij het niet raadzaam ach-<br />
« ten , het minder nadenkende plebs hieromtrent<br />
«..volkomen in te lichten."<br />
Nopens den Koran gaf MOHAMMAD HOSSEIN mij<br />
de voorname punten op, Waarin de Mahomedanen<br />
van ons verschillen. Het woord Islam beteckent<br />
het ware geloof, en van daar is Moslam<br />
of Moslim (ook Moemim) een ware geloovigr.<br />
Dit zoogenaamde Avare geloof komt uu hoofdzakelijk<br />
hier op neder.<br />
In vroegere tijden heeft God aan het menschdom<br />
het Oude en het Nieuwe Testament geschonken,<br />
tot regeling van hun geloof en onderwijs<br />
voor hunuen levenswandel. De inhoud van dit<br />
K 3
i5o «—<br />
Oude en dit Nieuwe Testament, is door onmiddelijke<br />
afgezanten van God, aan de menschen bekend<br />
gemaakt en beschreven. Allen die onmiddelijk<br />
met God gesproken hebben, zijn profeten ;<br />
ADAM was de eerste profeet, en MAHOMED is de<br />
laatste.<br />
De aldus verzamelde heilige boeken van het Oude<br />
en het Nieuwe Testament zijn naderhand door<br />
onbevoegde menschen. , Joden en Christenen, veranderd<br />
en vervalscht geAvorden.<br />
Daarop heeft God MAHOMED gezonden om , als<br />
zijnen profeet, den wil van God, tot rigtsnoer<br />
van het geloof en de levenswijze der verdwaalde<br />
menschen, door middel van den Koran bekend<br />
te maken, gelijk te voren door andere profeten<br />
geschied Avas, en voornamelijk door MozÉs , den<br />
mond van God; door ABRAHAM, den vriend van<br />
God, door JEZUS , den Geest van God. Onder<br />
Avelke profeten MAHOMED de grootste, en ook de<br />
laatste is , die op de wereld verschijnen zal (60).<br />
De Koran is door Gods ingeving, als eene boodschap<br />
aan hel menschdom, tot bevestiging van het<br />
Oude en het Nieuwe Testament, zoo als deze boeken<br />
waren, voor dat men dezelve vervalscht had,<br />
door MAHOMED medegedeeld geworden. De Koran<br />
bevat het eenige ware onderrigt voor de geloovigen<br />
, en is even zoo hoog, ja nog hooger te<br />
(60) Nabi Moesai moeloet Allah,- nabi Ibrahim chattel<br />
Allah j nabi Isai, roh Allah,- nabi Mohammad<br />
RASOEL ALLAH.
— i5i —<br />
achten, dan alle de Boeken door vroegere profe-<br />
ten beschreven.<br />
Er is een eenige , eeuwige, onveranderlijke, almagtige,<br />
alwijze; waarachtige, regtvaardige en<br />
barmhartige God (61)5 «Q wiens naam al onze<br />
daden moeten verrigt Avorden.<br />
In het goddelijk Wezen is noch Vader, noch<br />
Zoon , noch een Heilige Geest, en het is niet geoorloofd<br />
drie onderscheidene personen in de Godheid<br />
te erkennen en te vereeren. (Dit is een<br />
punt, hetwelk zij op de hardnekkigste Avijze staande<br />
houden, en om hetwelk zij den Christenen<br />
grooten haat toedragen.<br />
JEZUS is geenszins waarachtig God, noch ook<br />
de Zoon van God. Hij is blotelijk mensch, de<br />
Zoon van MARIA , een heilig man ; een profeet<br />
en afgezant Gods ; hij is niet door de Joden ter<br />
dood gebragt geworden : de man, dien zij aan<br />
het kruishout gehangen hebben, Was een a'nder,<br />
die den persoon van JEZUS vertegenwoordigde 1 en<br />
hem volkomen geleek.<br />
De heilige Geest is geen afzonderlijk persoon<br />
van de Godheid; het is de Engel GAßtUeL (JDjü*<br />
lx<br />
(61) Elk kapittel van den Koran (ook elke briefen ander<br />
gewoon geschrift der Mahomedanen) begint met deze<br />
woorden: Buni' Ulah 'l ralunân 'l- rahîrii,'-(in naam<br />
van deu barmhartigen on Hermenden God). De Mahomedanen<br />
gelooven ook, dat de lotgevallen der<br />
menschen vooraf onveranderlijk bepaald, en pimmci<br />
door hen te ontwijken zijn. ?.. .,<br />
K 4
— 152 —<br />
Iraïl, eene geestelijke gave en kracht) welke eertijds<br />
aan JEZIIS werd medegedeeld, en nog heden<br />
aan vele gelooYi'gen geschonken wordt.<br />
MAHOMED is een zeer groot profeet en begunstigd<br />
afgezant van God., die zijn verstand verlicht,<br />
en hem door bijzondere ingeving, door middel<br />
van den Engel GABRiëL van alles onderrigt<br />
heeft. De leer en de geboden van MAHOMED<br />
mogen derhalve door niemand veracht worden,<br />
men moet aan hem, even als aan God zelf gelooven<br />
, en zijne geboden als Goddelijke bevelen gehoorzamen.<br />
God heeft ook Engelen geschapen, en hun bevolen<br />
den geschapenen mensch te aanbidden,<br />
hetwelk door sommige engelen geAveigerd is geworden.<br />
Hierdoor zijn zij tot ongeloof vervallen<br />
' en uit den hemel verdreven. Dit is de reden,<br />
dat er goede en kAvade engelen zijn.<br />
God heeft ook den dood (den engel des doods ,<br />
maleik el maut) geschapen. Hij heeft ook velen<br />
van de engelen en van de menschen voor de hel<br />
geschapen en bestemd, (Avelk een afschuwelijk<br />
denkbeeld !)<br />
Nadat God alles geschapen heeft, onderhoudt<br />
en voedt, en regeert hq altijd zijne schepselen.<br />
De zonde is van den duivel Çjsjetan, sataniblis,<br />
de wanhoopige) afkomstig. Deze is het,<br />
die de menschen nog altijd tot slechte daden verleiat.<br />
God heeft nogtans aan den mensch zoowel<br />
eene .neiging tot het goede, als eene neiging tot '"<br />
het kAvade gegeven»
— i53 —<br />
God geleidt sommige menschen op den regten<br />
weg der Avaarheid, en andere in de dAvalingen ><br />
Avaaruit Hij deze laatsten niet verlossen. Avil. Hij<br />
bekeert en maakt regtvaardig Avien hij Avil. Hij<br />
wil niet, dat alle menschen geloovig zullen zijn,<br />
maar , integendeel, dat velen zullen verleid Avorden<br />
, en dezen verhindert Hij tot het Avare geloof<br />
te genaken.<br />
God is genadig en barmhartig. Hij Avil den.<br />
menschen gaarne hunne zonden vergeven, wanneer<br />
zij Hem ernstig daarom bidden ; en niet in<br />
hunne boosheid volharden. Diegenen, echter,<br />
die afvallig Avorden van het geloof, of die zich<br />
niet tot het geloof willen bekeeren, hebben nimmer<br />
genade noch vergeving der zonde te wachten.<br />
Een mensch, die zalig Avil Avorden , moet vooraf<br />
de goddelijke genade zoeken : door deze alleen<br />
kan hij zich bekeeren en een nieuw leven<br />
aannemen.<br />
De mensch moet zich niet zelf regtvaardigen,<br />
want God alleen maakt regtvaardig dien Hij Avil.<br />
Wie dezer regtvaardigmaking deelachtig wil Avorden<br />
, moet gelooven en goede Averken doen.<br />
Met het geloof en de goede werken, Avaaronder<br />
voornamelijk behooren, het Avasschen en reinigen,<br />
het vasten , het geven van aalmoezen , het gebed<br />
en de bedevaart naar Mekka, kan men zich Gode<br />
welbehagelijk maken.<br />
Het is geoorloofd en wettig, vier vrouwen te hu-<br />
Wen. Men kan daarenboven zoo vele biJAvijven en<br />
slavinnen houden, als de omstandigheden toelaten.<br />
K 5
— 154 —<br />
De dood is vooraf onherroepelijk bepaald voor<br />
alle menschen. Men kan denzelven door geene<br />
menschelijke middelen vertragen noch ontwijken.<br />
Alle afgestorvenen gaan ter helle; doch de<br />
vromen Avorden daaruit verlost, en de goddeloozeu<br />
moeten er voor eeuAvig in blijven.<br />
Er zal eene opstanding der dooden zijn, zoowel<br />
voor de ongeloovigen, als voor de geloovigen.<br />
Na deze algemeene opstanding zal het laatste<br />
oordeel volgen, hetwelk door God zelven zal gehouden<br />
worden, en waarin ieder mensch naar zijne<br />
werken loon of straf zal ontvangen.<br />
Zij-, die goede werken gedaan en geloofd zullen<br />
hebben, het zij Joden , Christenen of Mahomedanen,<br />
zullen in het paradijs gaan. Aldaar<br />
zullen zij fraaije vrouwen bezitten ; op prachtige<br />
bedden, met edele gesteenten versierd, rusten; vorstelijke<br />
kleederen dragen, de kostelijkste spijzen<br />
en dranken genieten , en zich in alle soorten van<br />
Avellust kunnen baden. (Deze zinnelijke voorstellingen<br />
worden door de verlichtste Mahomedanen,<br />
gelijk boven gezegd is, in een' figuurlijken zin<br />
verklaard; even zoo als de duizendvoudige folteringen<br />
, welke MAHOMED aan de hel toeschrijft.)<br />
De ongeloovigen en goddeloozen daarentegen<br />
zullen in het vuur geworpen en tot eeuwigdurende<br />
smarten veroordeeld worden.<br />
Zoodanig zijn de hoofdzakelijke leerstellingen van<br />
MAHOMED. Het geheele zamenstel van de Koran is<br />
cum droevig mengsel van Joodsche en Christelijke<br />
godsdienstbegrippen , gepaard met eenige waarheden
— i55 —<br />
uit de natuurlijke godsdienst. Men Aveét dat MAr<br />
HOMED en zijne opvolgers hunne leer door het<br />
geAveld der Avapenen hebben verbreid. Er bestaan<br />
twee yoorname partijschappen: vooreerst de Sonniten<br />
(62) die het boek der overleveringen van<br />
hunnen profeet voor een kanoniek boek houden,<br />
en ABU-BEKR , OMAR en OSMAN als de regtmatige<br />
opvolgers van MAHOMED beschouwen. Deze sekte<br />
behoudt het gebruik van de bedevaart naar den<br />
tempel (Kaâbà) van Mekka, en noemt zich zelve<br />
de regtzinnige partij der Mahomedanen. Zij is<br />
nogtans ook wederom in onderscheidene sekten<br />
verdeeld -, die zich allen de orthodoxe partij noemen<br />
, en het gebruik van de bedevaart naar den<br />
zelfden tempel behouden. De andere hoofdpartij<br />
verwerpt de overleveringen en het gezag van ABOE-<br />
J3EKR , OMAR en OSMAN , terwijl Zij ALMBN-ABOE-<br />
TALEB voor den regtmatigen opvolger van MAHO-<br />
MED houden. De Perzianen, een groot gedeelte<br />
der Indianen en verscheidene Usbeksche volkstammen<br />
zijn dezer partij toegedaan , ofschoon de meeste<br />
Indianen , zoo als reeds gezegd is, zeer onkundige<br />
Mahomedanen zijn. De Sonniten leweren, dat zij<br />
zeventig plaatsen uit den Koran tegen deze parlij<br />
kunnen aanvoeren, en noemen dezelve met ver-<br />
,_ (6a) Van Sarmat, nadere wetgeving of overlevering.<br />
De Indische vorsten, die meest van de/o parlij<br />
zijn, schrijven het woord sarmat bij elke daglcekening<br />
hunner brieven ; b. v. Haririsneian, lcelan<br />
sajar , sunnat la^o.<br />
s
— i56 —<br />
achting Edlijeh (ketterij). De laatstgenoemde is<br />
nog in meer dan zeventig verschillende sekten<br />
verdeeld, Avelke allen een grooter of kleiner<br />
nanhaug hebben. Dat ook de eene partij de andere<br />
als ongeloovig ter helle doemt, spreekt van<br />
zelve (63).<br />
Hoewel de besnijdenis niet uitdrukkelijk in den<br />
Koran wordt bevolen, is dezelve nogtans bij alle<br />
Mahomedanen in gebruik , om dat hun profeet<br />
-besneden geweest is (6/\)> Wijn en alle andere<br />
geestrijke dranken zijn in een afzonderlijk hoofdstuk<br />
van dit boek verboden. Men zegt ; dat Mahomed<br />
hiervan tot reden heeft gegeven , dat hij<br />
na rijpe overweging, overtuigd Avas, dat het nadeel<br />
van het misbruik van den wijn veel aanmerkelijker<br />
Avas dan het nut van deszelfs gebruik.<br />
Vele Mahomedanen, vooral Arabieren ven den<br />
voornamen stand, gebruiken wijn , doch onthouden<br />
zich van andere geestrijke dranken. Vrome<br />
Mahomedanen hebben zich ook tegen het gebruik<br />
der koffrj willen verzetten, alzoo men bemerkt<br />
had, dat de gei ten en kamelen in de vlakten van<br />
Moka eene soort van intoxicatie ondergingen wanneer<br />
zij de bladen der koffijplant gegeten hadden.<br />
Deze mening is naderhand, door eene vergadering<br />
(63) Over de straffen in een volgend leven voor<br />
boosdoeners en ongeloovigen bestemd, kan de liefhelher<br />
nalezen de reeds gemelde Hekajat Radja Djöemdjoema.<br />
(64) Sommige Arabische schrijvers verhalen dat MA-<br />
HOMED besneden ter wereld is gekomen.
"— i57 —<br />
van Priesters Avederlegd geAvorden en het gebruik<br />
der koffij door hen verklaard aan ieder een geoorloofd<br />
te zijn. Beier Avare het geweest, dat deze<br />
vrome mannen het gebruik van opium verboden<br />
hadden. . '<br />
Het gebruik van beelden, schilderijen en dobbelsteenen<br />
is volstrekt verboden.<br />
De Joden zijn bij de Mahomedanen in nog<br />
grooter verachting dan de Christenen, r In 'eene<br />
hunner overleveringen vindt men , dat de zielen<br />
der Joden in ezels zullen veranderd worden , om<br />
de zielen der Christenen naar de hel te dragen!!<br />
De hardnekkigheid, Avaarmede de Joden hunne<br />
godsdienst bleven aankleven , en de Aveinige proselyten,<br />
Avelke MAHOMED onder hen bekwam,<br />
niettegenstaande hij vo<strong>org</strong>af, den tempel te Jeruzalem<br />
en niet te Mekka te willen oprigien, is<br />
grootelijks de rede van dezen meerderen haat tegen<br />
de Israëliten.<br />
Overigens behelst de Koran bijzondere wetten^<br />
betreffende het regt van opvolging , de huwelijken<br />
en de straffen voor onderscheidene misdaden ; zcodat<br />
dit boek niet alleen als een godsdienstig, rnaar<br />
ook als een burgerlijk en lijfstraffelijk wetboek<br />
beschouAvd kan Avorden. Deze Avetten zijn echter<br />
bi' de Arabieren, Perzianen en Turken in hooger<br />
vereering dan bij de bevolking der Indische eilanden<br />
, Avelke laatste, zoo als reeds aangemerkt is ,<br />
grootendeels geregeerd Worden volgens de Avillekeurige<br />
instellingen hunner Vorsten.<br />
Ook nopens de geschiedenis en de lijdrekening<br />
*
— i58 —<br />
der Mahomedanen ontving ik van mijnen leermeester<br />
naauAvkeuriger berigt, dan ik mij tot dus<br />
verre nog had kunnen verschaffen. Zijne opgaven,<br />
betreffende de geschiedenis van het Mahomedaansch<br />
geloof zouden hier te Avijdloopig zijn, doch een<br />
kort overzigt van de tijdrekening, op welks naauwkeurigheid<br />
ik volkomen durf vertrouwen , zal aan<br />
velen mijner geachte Lezers welligt niet onbelangrijk<br />
voorkomen.<br />
Men weet, dat de Mahomedanen hunne tijdrekening<br />
aanvangen met de Hedjira of vlugt van<br />
MAHOMED ; te Aveten met den 16 Julij van het<br />
jaar 622 van de christelijke tijdrekening. Niet<br />
voor dat er 18 jaren na de vlugt van hunnen<br />
profeet verloopen Avaren, te weten, onder het<br />
bestuur van den khalif OMAR, begon men van<br />
de Hedjira af den tijd te rekenen , Avaartoe eertijds<br />
de grooie oorlog , Avaarin de Mahomedanen<br />
geAvikkeld Avaren geweest, de hoofd-époque had<br />
uitgemaakt.<br />
Het Mahomedaansche jaar is naar den loop<br />
der maan berekend op 354 dagen 8 uren en 48<br />
minuten, gelijk het sedert hunne eerste lijdrekening<br />
was; doch de namen der maanden (die<br />
beurtelings op 3o en 29 dagen berekend Avorden)<br />
zijn veranderd geworden als volgt :<br />
1 Al Moharram (de eerste maand, Avaarmede<br />
ook het jaar een aanvang neemt)<br />
3o dagen ;<br />
2 Saffar , 2Ç) dagen ;<br />
3 Rabbi-al-awal 3o dagen ;<br />
i
— i5g —<br />
4' Rabbi al achlr, 29 dagen ;<br />
5. Djoemat al aAval, 3o dagen ;<br />
6. Djoemat al achir, 29 dagen j<br />
7. Radjab , 3o dagen ;<br />
8. SjaAvan , 29 dagen j<br />
9. Ramadzan, (of in het Hindoesch Boclan<br />
Poeasa , dat is vasten-maand) 3o dagen ,<br />
jo. Sjawâl, 29 dagen ,<br />
11. Dzoelkaïdat, 3o dagen;<br />
12. Dzoelkihadja , 29 dagen.<br />
Deze maanden zijn even als bij ons uit Aveken<br />
zamengesteld , Avaarvan de dagen des avonds met<br />
den ondergang der 1 zon een aanvang nemen. Onze<br />
zondag is ook de eerste weekdag der Mahomedanen<br />
(65). De namen der dagen zijn ondecnd<br />
van de getallen 1 tot 7.<br />
t. zondag, ahad, (de eerste) ;<br />
, 2. maandag , isneian (de tweede) ;<br />
3. dingsdag , selassa (de derde) ;<br />
4. woensdag , areboe (de vierde) ;<br />
5. donderdag, khâmis (de vijfde);<br />
6. vrijdag, djoemaàt (de zesde);<br />
7. zaturdag , sabtoe (de zevende).<br />
De djoemaàt of vrijdag is bij de Mahomedanen,<br />
in zeker opzigt, hetgeen bij ons de zondag, en<br />
(65) Dit gebruik was reeds zoo algemeen, dat<br />
MAHOMED niet goed vond, hieromtrent eene verandering<br />
in te voeren; waarin hij wijzer was, dan de<br />
iransche volksmenners , die vergeefs hunne décades<br />
wilden doordringen.
— i6o —<br />
bij de Joden de zaturdag is ; want ofschoon zij ,<br />
volgens den koran, dagelijks op bepaalde uren<br />
hunne godsdienstoefening en gebeden (sombaija)<br />
moeten verrigten, is echter de vrijdag daartoe<br />
geheel bestemd (66). Alsdan doen de priesters van<br />
zon-opgang tot zon-ondergang overluid gebeden<br />
in hunne Moskeen , hoeAvel aan het volk vergund<br />
is hunne dagelijksche nering en bedrijf als ge-<br />
Avoonlijk voort te zetten. Klokken zijn bij de<br />
Mahomedanen een gruAvel.<br />
Zij hebben voornamelijk twee groote .feestvie-<br />
ringen , klein en groot beiram genoemd. Het<br />
eerste heeft plaats op den 10 van de maand<br />
Dzoelkihadja , en het groote Beiram'sfcest op den<br />
eersten , 2den en 3den dag van de maand Sja-<br />
wal.<br />
(66) De Mahomedanen zullen zelden eenige groote<br />
onderneming , eene zee-reis bij voorbeeld , anders dan<br />
op vrijdag beginnen. Bij vele Christenen is het ook<br />
gebruikelijk belangrijke ondernemingen op Zondag<br />
aantevangen. Ik heb Lp Ina-ië verscheiden Engelscho<br />
kapiteins gekend , die , wanneer de wind op Zondag<br />
ni«t gunstig was , noglans op dien dag het anker opwonden,<br />
om, gelijk zij het noemden, den grond te<br />
breken (break ground) en elders te ankeren , tot dat<br />
zij werkelijk do reede verlaten konden en aldus toch<br />
op zondag \ot de reize het anker geligt te hebben.<br />
Een zeer onschuldig bijgeloof voorzeker, alzoo het<br />
altijd eene hooge maat van godsdienstige veieering<br />
voor den zondag schijnt aan te duiden, en in verband<br />
staat met gevoelens waaromtrent eenige overdrijving<br />
(zoo die konde bestaan) zeer vergeeflijk zoude r.ijn.
— i6i —<br />
Behalve deze twee groote feesten, hébben de<br />
Mahomedanen nog vele kleinere, Avaaraan zij niet<br />
te min insgelijks veel Avaarde heclilen , en onder<br />
Welke men Ook hunne zoogenaamde gelukkige da-<br />
gen moet rekenen. Behalve elke Djoemaàt of vrij-<br />
dag , die als bij uitstek gelukkig Avordt geacht ,<br />
belmoren hiertoe nog de volgende dagen, Avelke<br />
lier naar den rang der maanden zijn opgegeven.<br />
I. Moharram,' de iste dag of de nieinvjaars-<br />
dag. Ook de 10, (het feest Asjoera, dat<br />
een zeer strenge vastedag is), i3 , 14 en i5<br />
zijn gelukkige dagen.<br />
2. Saffarj de i3 , 14 en i5 Avorden voor ge-<br />
lukkige dagen gehouden.<br />
3. de 12, (het feest Mqßoed,<br />
of de geboorte van MAHOMED), den i3, i4<br />
en i5 zijn gelukkige dagen.<br />
4« Rabbi-al-achir; de i3, i4 en i5 gelukkige<br />
dagen.<br />
5. de i3, r4 en i5 geluk-<br />
* BI<br />
kige dagen; alsmede de 20ste, zijnde de<br />
verjaardag, van het innemen van Istambocl',<br />
. (Constantinopci), in het jaar der 'Hedjir'a<br />
857; of, naar olize tijdrekening, izf55 ,<br />
welke dag (67) als een vaderlandsch feest,<br />
met veel plegligheid, door de grooten, ge-<br />
vierd AA'ordt.<br />
(67) De Indische Mahomedanen hebben van de<br />
magt des Turkschen Sultans,een zeer overdreven denk^<br />
L<br />
beejd ,-f
— i6a —<br />
6* Djoemaà-al-achir; de i3, i4 en i5 zijn ge-<br />
lukkige dagen.<br />
7. Radjab; de i3j i4 en i5 zijn gelukkige da-<br />
gen. De 20 het feest van de Hemelvaart<br />
Van MAHOMED.<br />
8. S j awan ; de i3,i4eni5 zijn gelukkige<br />
dagen. De i5 het nachtfeest Yan BAUAH of<br />
van AL-KAD'R.<br />
9. Ramadzan of Boelan Poeasa, de groote<br />
Vasten; de i3, 14 en i5 zijn gelukkige da-<br />
gen. De 29 is het treurfeest van de nederlage<br />
voor Weenen (in het Mohomedaanscho<br />
beeld, en gelooven, dat alle Europesche Mogendheden<br />
verre beneden hem staan. Zelfs MOHAMMAD HOSSEIN,<br />
die, zoo als ik gezegd heb, een zeer verlicht Mahomedaan<br />
was, en veel kennis bezat, konde naauwelijks<br />
gelooven, hetgeen ik hem, nopens den uitslag<br />
van de bataille van Algiers, verhaalde. RADJA-<br />
ROEM," (de Sultan van Turkye : Roem en Istamboel<br />
zijn beide namen, welke aan Constantinopel gegeven<br />
Avorden; de eerste, welligt afkomstig van Rome,<br />
van welk Rijk Constantinopel, gelijk ieder weet, eene<br />
hoofdstad geweest is), « RADJA-ROEM," zeide hij,<br />
« is een veel te magtig vorst, om zich ooit aan ge-<br />
« biedende vorderingen van andere Europesche<br />
«' Mogendheden te onderwerpen. Het is niel moge-<br />
« lijk ! RADJA-ROEM zoude zich nimmer zoo iets laten<br />
« welgevallen, al wilden al de Monarchen van Eu-,<br />
« ropa zich tegen hem vereenigen !" Deze trek<br />
van Mahomedaansch politiek geloof is niet onmerkwaardig.
— i63 —<br />
jaar 1094; naar onze tijdrekening n Sept.<br />
i683.) Een ongelukkige dag voor ondernemingen<br />
van allerlei aard.<br />
10. S j awal; de i, 2 en 3, het groote feest<br />
van Beiram,- de i3, i4 en i5 zijn gelukkige<br />
dagen.<br />
11. Dzoelkaïdat; i3, 14 en i5 gelukkige<br />
dagen.<br />
12. Dzoelkihadja,- de maand van de acht groote<br />
Openbaringen; de 10, het feest van<br />
Areboe Korbat of klein Beiram-, de i3,<br />
14 en i5 Avorden voor gelukkige dagen gehouden.<br />
Van het begin tot het einde van de maand<br />
Ramadzan zijn de Mahomedanen, volgens den<br />
Koran, verpligt, van zon-opgang lot zon-onder*<br />
gang te vasten, dat is, zich van alle spijs, zoo<br />
Wel als van allen drank, en ook van vrouwen, te<br />
onthouden. De regtzinnige Mahomedanen volgen<br />
dit gebod met zoo strenge naauwletiendheid, dat<br />
zij niet alleen geene spijs noch drank gebruiken<br />
maar zelfs daarvan den reuk vermijden. Sommigen<br />
willen zelfs den mond niet openen, om te spreken.<br />
Na zon-ondergang is het hun weder geoorloofd,<br />
te eten en te drinken. De Avet van MAHO-<br />
MED zegt daaromtrent, dat Avanneer, bij het eerste<br />
schemeren van den dageraad, een Mahomedaan<br />
nog iets had ingeslikt, hij zulks door een<br />
braakmiddel zoude moeten uitwerpen. Bij nacht<br />
echter, stellen zij zich ruim voor deze langdurige<br />
onthouding schadeloos en zAvelgen tot aan den<br />
L a
— iö4 —<br />
m<strong>org</strong>enstond. Voor de vermogende Mahomedanen<br />
is deze vastenmaand geene opoffering, Avant zij<br />
brengen den dag met sluimeren en slapen door ;<br />
zoo dat het niet anders is, dan eene omkeering<br />
van den dag in den nacht, hetwelk bovendien in<br />
een zoo mild klimaat als Indië niet onvermakelijk<br />
is, en , zoo als men gezien heeft, ook veelal bij<br />
vermogende Europeanen gebruikelijk is. Ik heb<br />
gelegenheid gehad, zekeren Indischen Prins, T-AN-<br />
GHF.RAN FADIEL, ten huize van den Heere Baad<br />
van Indië MUNTINGHE, Avaar die Prins gelogeerd<br />
was, zulk eene boelan poeasa tot op den laatsien<br />
dag, met alle orthodoxe striktheid te zien door-<br />
brengen ; doch na verloop van 3o dagen vastens,<br />
had de jonge Vorst, in zijn embonpoint, meer<br />
gewonnen dan verloren.<br />
Overigens Avordt deze maand Ramadzan of Boe-<br />
lan Poeasa bij de Mahomedanen voor zeer heilig<br />
gehouden, omdat zij gelooven, dat van den eer-<br />
sten tot den laatsien dag derzelve de poorten van het<br />
Paradijs geopend en die van de Hel gesloten zijn.<br />
Reizigers , zieken ,' zwangere vrouwen , kraam-vrou-<br />
Aven, die hun kind zelven zoogen, en zeer oude ,<br />
ZAVakke menscheri, zijn niet tot deze vasten vcr-<br />
pligt; doch deze uitzondering heeft alleen plaats<br />
onder de voonvaarde , dat zij, zoodra zij kunnen,<br />
even zoo vele dagen naderhand zullen vasien, of<br />
dit yerzuim door aalmoezen (sedekah) zullen goed-<br />
maken. MAHOMED zegt (68), dat één vastendag<br />
(68) Koran, fafsat 17.<br />
/
^- i65 —<br />
in de maand Ramadzan, verdienstelijker is dan-3a<br />
vastendagen in eenige andere, maand. Voor de<br />
mindere volksklasse, voor ambachtslieden en arbeiders<br />
zijn deze vastendagen zeer drukkend, te<br />
meer, omdat de maand Ramadzan het heetste,<br />
seizoen van het jaar, gelijk bij ons de hondsdagen,<br />
uitmaakt (69). Ook deze arme lieden kunnen<br />
zich echter door aalmoezen eene vrijstelling<br />
verschaffen, doch zij gaan daartoe slechts zelden<br />
over, en verkiezen liever, zoo veel mogelijk, hunnen<br />
dagelijkschen arbeid des nachts te verrigten.<br />
Op den 1 , 2 , en 3, van de maand SjaAval is<br />
let groote Bciramfecst (Id-al-Fet'r, het feest,<br />
Avaarmede de vasten gehouden,) hetwelk, gelijk<br />
let Carnaval in Europa, aan openbare vreugde<br />
gewijd is. Zoo lang dit feest duurt, houdt alle<br />
arbeid op. Men brengt elkander gelukweuschen<br />
en geschenken, en geeft zich aan vermaak en uitspanning<br />
over. Te Constantinopel Avordt dit feest met<br />
het geschut van het Serail en met krijgsmuzijk bekend<br />
gemaakt. Alsdan begeven zich de Rijksgrooten en<br />
Staaisbeambten in staatsie naar den Grooten Heer,<br />
om hunne gelukwenschingen aan den voet des<br />
s ie brengen. Vijanden moeten zich op dit<br />
feest Aveder met elkander verzoenen ; en bij vrienden<br />
en goede kennissen, die elkauder op de straat O<br />
ontmoeten, gaat het gewone 'sSalam-aleiltom met<br />
eene hartelijke omhelzing gepaard ; Avant niemand<br />
kan dit feest behoorlijk vieren, Avannecr hij niej;<br />
(60). Ramadz bclcckcnt hitte.
— i66 —<br />
met al zijne vijanden volkomen verzoend is (70.)<br />
Het kleine Beiram-feest, den 10 dezer Dzoelkihadja,<br />
(ook areboe-Korbat of Id-el-Korbat genoemd),<br />
is een offerfeest, ter gedachtenis van de<br />
offeranden, welke de Mekkasche bedevaartgangers,<br />
op het voorbeeld van MAHOMED, in het dal<br />
van Mina (Meidan), op dezen dag plegen. Op<br />
dit feest slagt men een schaap, en onthaalt eikanderen<br />
daarop, terwijl men het overschot aan<br />
de armen uitdeelt.<br />
Deze bedevaart naar Mekka is nadrukkelijk door<br />
MAHOMED bevolen geAVorden ; doch dit zoude<br />
Waarschijnlijk nimmer geschied zijn, indien de<br />
geAvaande profeet had kunnen voorzien, dat zijne<br />
leer zich over geheel Indië zoude uitbreiden. Het<br />
zoude, gelijk ik reeds voorheen aangemerkt heb,<br />
zeer Avenschelijk zijn , dat deze pelgrimaadjes in<br />
de Nederlandsche bezittingen konden afgeschaft<br />
Avorden. De terug gekeerde pelgrims zijn do<strong>org</strong>aans<br />
nog veel bijgelooviger dweepers, dan zij te<br />
voren waren, en hun getal is aanzienlijker, dan<br />
men wel zoude gelooven. Volgens eene opgave<br />
in het Sincapoor Chronicle, waren in 1824 niet<br />
minder, dan 900 bedevaartgangers uit den Indischen<br />
Archipel, te Mekka, bij elkander. Waarlijk!<br />
zulk een corps van heeihoofdige moslims<br />
kan niet zeer bevorderlijk voor den invloed en de<br />
belangen der ongeloovige Nederlanders in Oost-<br />
Indië zijn.<br />
(70) De Christenen en vooral de Joden zijn bij<br />
deze gelegenheid in Constantinopel niet zelden aan<br />
mishandelingen van het baldadige volk blootgesteld.
— 167 —<br />
TWAALFDE HOOFDSTUK.<br />
Reisje naar Batjan. — Korri-KorrPs van den<br />
Sultan van Ternate. — Installatie van eenen<br />
nieuwen Sultan van Batjan, door den Heere<br />
NEYS. — Het fort Barneveldt. — Droevig einde<br />
van den Luitenant OULINES. — De Kerk. —<br />
De schoolmeester, — De Sergeant SERANI. —<br />
Huwelijk en bruiloft. — Terugreis, — Tidore. —<br />
Groote welvaart van dat eiland. — De Pottelakker.<br />
«— Terugkomst te Ternate. Bergbeklimming,<br />
Afscheid van Ternate.<br />
D<br />
.<br />
e Sultan van het naburig eiland Batjan, (een<br />
der vijf eigenlijk gezegde Moluksche eilanden),<br />
was? voor eenigen tijd overleden, en de Heer<br />
KEYS, Resident van Ternate, had reeds, voor<br />
eenen geruimen tijd, van deze gebeurtenis aan<br />
het Gouvernement-Generaal te Batavia kennis gegeven,<br />
te gelijker tijd opgevende, Avie van de<br />
Rijksgrootcn van Batjan hem, tot de opvolging<br />
van het bewind, het meest geschikt voorkwam,<br />
M
— i68 —<br />
en dezen, die een Prins van den bloede Avas,<br />
ßevolgeliikjtot.nieuwen Sultan voordragende.<br />
Wijssclijk heeft het Nederlandsche Gouvernement<br />
de aanstelling van de inlandsche Vorsten,<br />
overal Avaar deszelfs invloed eene gelukkige meerderheid<br />
bekomen heeft, aan zich voorbehouden;<br />
ware zulks het geval niet, zoo zouden<br />
niet alleen deze Vorsten en hun talrijk kroost<br />
elkander zonder ophouden uit Avangunst en argwaan<br />
den oorlog aandoen , en derhalve de bevolking<br />
ann onafgebro'kenc rampen blootstellen ; maar<br />
ook zoude niet zelden het'inlnndsch'opperbestuur<br />
m handen komen, die niet alleen de ongelukkige<br />
bevolking onder het pijnlijkst juk zouden knellen,<br />
maar ook elke gelegenheid te baat nemen, om<br />
zich aan het, met hunne grondbeginselen zoo<br />
strijdige, Nederlandsche Gouvernement te onttrekken.<br />
De Heer "NEYS had nu van het Gouvernement-<br />
Generaal te Batavia, de goedkeuring zijner voordragt<br />
ontvangen, met autorisatie om den door<br />
hem vo<strong>org</strong>edragen Prins, bij voorkomende gelegenheid,<br />
in zijne waardigheid als Sultan plegtig<br />
te installeren.<br />
Dit gaf aanleiding tot het springtogtje naar Batjan,<br />
hetwelk een der vermakelijkste binnenlandsche<br />
reizen geweest is, welke ik in Nederlandsch<br />
Indië immer gemaakt heb. De Heeren z. SCHROOI-<br />
JESTEIN en c. BOERS, met welke ik reeds het genoegen<br />
heb gehad mijnen geachten Lezer bekend<br />
te maken, zouden den Heer Resident vergezellen.
— i69 -*-..<br />
Ook eenige dames Avilden onze reisgenooten. zijn,<br />
en wanneer men hierbij in aanmerking neemt j<br />
dat de hoofdpersoon van deze vermakejijko expeditie,<br />
de Heer KEYS., eene zeer uitgebreide kunde<br />
vereenigde mee eenen zeer a.angenamen omgang,<br />
Avaaruit even veel nut als vermaak te scheppen<br />
Avas, -zal men zich kunnen voorstellen, hoe Avelkom<br />
mij. de uitnoodiging moest zijn, om aan dit<br />
springtogtje deel te nemen.<br />
Spoedig waren de noodige toobereidselen daartoe<br />
gemaakt. Voor veerden dagen proviant, eenige vaten<br />
beschuit en een paar kisten Avijn, benevens een<br />
koffertje met kleederen , ziedaar Avaayuit onze geheele<br />
uitrusting bestond. Veel bagagip konde men<br />
Ook niet mede nemen , alzoo de ruimte in onze<br />
vaartuigen zeer gering Avas.<br />
De llotille bestond , namelijk , uit zoogenaamde<br />
korri-korri's, welke de Sultan van Ternate aau<br />
den Heer Resident voor dezen logt afgestaan, eu<br />
met zijn eigen volk bemand had. Deze vaartuigen<br />
zijn zonder kiel, geheel plat, en echter van boven<br />
van een ruim lokaal met een dak van atap (71)<br />
voorzien , | meestal uit twee vertrekken beslaande,<br />
die ruim genoeg zijn, om het noodige huisraad,<br />
bed, tafel, stoelen, enz., ie bevatten. Ter, wederzijde<br />
van dit Woonhuis, Avant hier naar heeft<br />
het ;veel gelijkenis, zijn eene, soort van smalle<br />
gangen van bamboes aangebragt, Avaar de roeijers<br />
. (71) Zie Deel I, bl. 180.<br />
L 5
— ïjro —<br />
op hunne lurken zitten. Zij gebruiken geene riemen<br />
, maar , volgens het meer gemakkelijk Oost-Indisch<br />
gebruik, zoogenaamdepagaaijen (72), of korte<br />
riemen met zeer breede lepels. Deze roeijers zitten<br />
zoo laag, dat hunne beenen, en somtijds het<br />
halve lijf, bij de minste overhelling van de korrikorri<br />
onder water geraken. Ofschoon nu zulk een<br />
vaartuig tamelijk breed is, zoo als uit de groote<br />
ruimte van het paviljoen gemakkelijk is af te leiden<br />
, is het echter zeer onderhevig aan omkantelen.<br />
Om dit te verhoeden loopen van beide kanten<br />
(van stuurboord en bakboord) dwars- af tAvee<br />
staken van dik bamboes ter lengte van vijf of zes<br />
voet buiten het vaartuig op gelijke hoogte van het<br />
water. Aan deze dAvarS-staken zijn wederom twee<br />
of drie dikke bamboes-staken langscheeps bevestigd,<br />
en deze stukken bamboes, die, gelijk men<br />
weet, van binnen hol zijn, dienen als drijfboeijen<br />
, om de korri-korri in evemvigt te houden. Inhet<br />
algemeen zijn de kanoos of praauAVtjes in do<br />
Moluksche wateren van zulke bamboezen voorzien ,<br />
en daardoor voor alle gevaar beveiligd, Avanneer'<br />
slechts z<strong>org</strong> wordt gedragen, dat deze drijfboeijen<br />
Biet los kunnen raken.<br />
Toen wij ons aan boord van deze korri-korri<br />
begaven , ging telkens , Avanneer een van ons gezelschap<br />
daar op overstapte, een roeijer aan de<br />
tegenovergestelde zijde staan, om te beletten , dat<br />
(72) Van het Avoord penggaijan of orang-penggaijan,<br />
da|t een roeijer'beteekent.
— IJl —<br />
wij, door de overhelling, die altijd nog in geringen<br />
graad plaats heeft, niet met de voeten in het<br />
water zonken. De bagagie en ook de reizigers<br />
moeten altijd op de kleinere korri-korri's derwijze<br />
geplaatst zijn , dat het vaartuig min of meer<br />
het evenwigt behoudt.<br />
Zoodra wij ons op deze flotille behoorlijk geïnstalleerd<br />
hadden 3 staken de roeijers, die allen<br />
alforen waren , onder een luid geroep van welai<br />
wela! waarmede zij bij het pagaaijen de maat<br />
hielden, van land. Op hetzelfde oogenblik Averd<br />
door een half dozijn Ternatanen achter bij het<br />
roer een verschrikkelijk orchest van gonggongs<br />
aangeheven, Avaarvan het verdoovend geraas dienen<br />
moet, om de roeijers aan te vuren, die inderdaad<br />
ook niet alleen met eene ongeloofelijke<br />
snelheid pagaaijen, maar zulks ook verbazend lang<br />
achtereen kunnen uithouden , Avant bij stil weder<br />
of tegenAvind, waarbij men natuurlijk van het<br />
emmerzeil (het eenige, dat op deze vaartuigen bestaat)<br />
geen gebruik kan maken , roeijen zij onafgebroken<br />
dag en nacht door.<br />
Menigmaal staarde ik met venvondering op deze<br />
goede alforen , en zoo zich immer een sprekend<br />
bewijs heeft opgedaan, dat de mensch in den eenvoudigen<br />
staat der natuur met zeer weinig te vredert<br />
kan leven, was het de levenswijze van deze arme<br />
lieden. Dagelijks Avas hun voedsel het zelfde ,<br />
te weten, enkel sago, in vierkante koekjes, gelijk<br />
bij ons te land de chocolade , gebakken, en tot<br />
toespijs een weinig gedroogde (en gezouten) visch,
— -172 —<br />
in smaak en toebereiding niet ongelijk aan onze<br />
gedroogde schol. De sagokoekjcs Aveekien zij in<br />
zeeAvater, en ziedaar hunnen maaltijd gereed. De<br />
r Resident NEYS had echter eenige zakken rijst<br />
voor deze goede menschen medo genomen, en het<br />
Avas aandoenlijk te zien hoe de uitdceling daarvan<br />
e eenvoudige alforen verheugde, hoe dankbaar<br />
.zij voor dit schamele geschenk waren , en hoe dit<br />
beAvijs van goedheid van den 'aanzienlijken Toewan<br />
deze zoogenaamde Avilden aanvuurde, om met<br />
verdubbelde inspanning van krachten door ver-<br />
moeid en ijverig rocijen , de reis van hunnen vvel-<br />
doener te bespoedigen. Hij v die deze menschen ,<br />
\n hunne eenvoudige vergenoegdheid en schulde-<br />
looze goedharliglieid heeft gade geslagen, kan<br />
bezwaarlijk gelooven, dat de mensch uit zijnen<br />
aard bedorven en lot kwaaddoen genegen is.<br />
Op deze Avijze kwamen wij binnen vijf dagen te<br />
Batjan, hetwelk, gelijk bijna alle Moluksche eilanden,<br />
grootcndeels uit steile bergen en valleijen bestaat,<br />
en daardoor van alle kanten een fraai voorkomen<br />
heeft. Het eiland is eigenlijk een onderhoorig<br />
vorstendom van den Sultan van Ternate, en de<br />
Vorst van. Batjan is zijn vasal. De oude Sul-<br />
tan van Batjan onlangs overleden zijnde, Averd<br />
wjn zoon, zijnde de oudste van 38 kinderen,<br />
pjegiig door den Heer NEYS , uit naam van don<br />
Gouverneur-Generaal, lals troonsopvolgcr geïnstal-<br />
leerd. Do jonge Vorst wcos bescheidenlijk den<br />
titel van Sultan, en zelfs dien van Radja (Ko-<br />
ning) van de hand, en verzocht, dat het hem<br />
ver-
t<br />
- I73 —<br />
vergund mögt Avezqn , gçcn' anderen. titel, 'dan;<br />
dien van Panghoeloe, (dat eenvoudig Opperhoofd.<br />
of Meester te zeggen is), te dragen. Eene zedig-<br />
heid, die inderdaad bij een 'Indisch iVorstzeld-<br />
zaam voorkomt, ab/.oo verre de meestcn zich zeer<br />
veel aan rangen en titels laten gelegen liggen.<br />
Deze installatie had plaats in het Nederlandsche<br />
fort, Barneveldt genaamd,:hetwelk een kleine vijf-,<br />
hoek is, doch zeer goed ingerigt, om eeneu aan-<br />
val van inlanders te Avederstaan. Hoe klein dit,<br />
fortje ook zij, het was van alle benoodigdheden<br />
zeer Avel voorzien. Binnen de poort is een zeer die-<br />
pe pul, die altijd uitmuntend drinkwater .oplevert;<br />
ook geleidt een onderaardsche gang naar buiten,<br />
door middel van eenen geheimen uitgang, diè-<br />
thans , als onnoodig, geheel gesloten is.. Het<br />
fortje Barneveldt is oorspronkelijk door. de Portu-<br />
gezen hier aangelegd, en vervolgend door de Ne-<br />
derlanders in bezit genomen.<br />
Bij de installatie van den Sultan had Aveinig be-<br />
langrijks plaats. De Resident herinnerde hem zij-<br />
ne verpligtingen aan het Nederlandse! Gouverue-<br />
ment, nam hem i den eed van getrouwheid af, en<br />
plaatste hem-de kroon op het hoofd. .-Deze laatste<br />
Avas van bordpapier gemaakt, en met: een ige edele<br />
gesteenten en kleine pareltjes versierd. De Regalia<br />
van den overledenen vorst waren van evenredige<br />
waarde. Zijn nagelaten toilet had veel overeen-<br />
komst, Avat de hoeveelheid betreft, met dal van<br />
FREDKRIK. den' Grooten. De overige totale nala-<br />
I -t-\<br />
30M
— 174 —<br />
tenschap mag omtrent 700 Sp. matten bedragen<br />
lebben.<br />
Even buiten bet fort Barneveldt, vertoont zich<br />
eenzaam en somber, de eenvoudige uit Avitten steen<br />
opgerigte tombe van een' ongelukkigen jongeling,<br />
die, omtrent een jaar voor onze aankomst op dit<br />
eiland, het slagtoffervan de ijverzuchtige woede eens<br />
inlanders werd. Zijne geschiedenis mag aan onervarene<br />
, jeugdige Europeanen , die zich in deze gewesten<br />
nederzetten, tot een waarschuwend voorbeeld<br />
strekken.<br />
De Luitenant OUXINES Avas jong, had eene<br />
beschaafde opvoeding genoten; en was altijd<br />
de hoop zijner ouderen geweest. Van Ternate<br />
was hij henvaaris als Kommandant van de<br />
bezetting gedetacheerd. Reeds sedert een' geruiman<br />
tijd had hij in zijne bijzondere dienst, als<br />
oppasser, een' Korporaal, zijnde een inboorling<br />
van Menado, en MINGO genoemd. De vrouAV<br />
van dezen Korporaal was insgelijks dagelijks bij<br />
den Luitenant aan huis, om eenig huiswerk te<br />
verrigten, en zijn linnengoed in orde te houden.<br />
De vrouwen van Menado zijn in het algemeen<br />
in den Indischen Archipel, wegens hare bekoorlijkheden<br />
, blankheid, Avelgemaaktheid en begoochelende<br />
aanminnigheden niet minder beroemd,<br />
dan die van de eilanden Bali en Nias,- en de<br />
gade van MINGO muntte nog onder hare landgenooten<br />
in schoonheid uit, Avaarom men haar ook<br />
MOETJARA (eene parel) noemde. De. Luitenant
— ij5 —<br />
had reeds te Ternate het ongeluk gehad, van op<br />
deze betopverende MOETJARA smoorlijk verliefd te<br />
worden; doch alzoo de Koi'poraal MINGO aldaar<br />
met zijne vrouw binnen het fort gekazerneerd<br />
Avas, en de Heer OULINES buiten hetzelve woonde,<br />
had deze drift nog geene zeer diepe wortelen<br />
geschoten. Te Batjan, Avaar de Luitenant geheel<br />
meester was , vond hij Aveldra bij zijne bekoorster<br />
gehoor, en het duurde niet lang of MINGO Avas<br />
van alles verwittigd. Deze Indiaan handelde in<br />
dit geval aanvankelijk zoo verstandig, dat hij menigen<br />
Europeaan, die in dergelijke netelige omstandigheden<br />
verkeert, tot voorbeeld hadde mogen strekken.<br />
Ofschoon hij, naar de inlandsche wijze en Avel bij<br />
S,emando Çj3) met MOETJARA gehuwd Avas, verloor<br />
hij den militairen eerbied jegens zijnen<br />
Chef niet uit het oog, maar begaf zich beleefdelijk<br />
bij den Luitenant, met verzoek, dat hij hem naar<br />
Ternate geliefde terug te zenden ; dat hij , van<br />
zijne vrouw venvijderd zijnde, wilde trachten<br />
haar te vergeten, en hij Luitenant gevolgelijk ongestoord<br />
in het bezit van deze Syrene zoude kunnen<br />
blijven. Ongelukkig wees de Heer OULINES<br />
dit zeer gematigd en billijk verzoek van de hand,<br />
ofschoon MINGO hem met fonkelende,oogen ver-v<br />
klaarde , dat het hem door het hart sneed , van<br />
de trouweloosheid zijner vrouAV dagelijks getuige<br />
te moeten zijn, en dat hij zulks met geene mogelijkheid<br />
zoude kunnen verdragen. De Luitenant<br />
(70) Zie Deel I, blz. 101.
— 176 —<br />
Wàs" ohvoofzign'g genoeg zijn' vijand te gering te<br />
achten, en sloeg deze ingewikkelde bedreiging<br />
ligtzinnig iri den Avind.<br />
MINGO Avas van dit oogenblik af van zijne vrouw<br />
gescheiden, en Avildè haar niet meer toespreken.<br />
Hij Avas altijd in" e'erien staat van'mijmering, en<br />
bij enkele poozen luidruchtig (krankzinnig) vrolijk.<br />
Een' inlandsen Sergeant, in het fort Barneveldt,<br />
maakte den Luitenant opmerkzaam op deze gevaarlijke<br />
gemoedsgesteldheid, en gaf hem den Avelmcenendenraad,<br />
om den Körrioraal, bij eerstvoorkomende<br />
gelegenheid, naar Ternate terpg te zenden,<br />
en hem, tot dat zich die gelegenheid zoude<br />
opdoen', in verzekerde bewaring te stellen. Vergeefs;<br />
de Heer OULINES geloofde niet,'dat hij<br />
Van. zijnen oppasser iets te vreezen konde hebben.<br />
Hij omzag zich niet, in de tegenwoordigheid van<br />
MINGO, met MOETJARA te kouten én te kortSAVijlen,<br />
en aldus de minnenijd van dch ongelukkigen Korporaal<br />
ten hoogsten top te voeren, en door aanhoudende<br />
terging eindelijk tot razernij te doen<br />
Overslaan. ' " ,<br />
Op zekeren dag stond de Luitenant des m<strong>org</strong>ens,<br />
kortma dat hij Avas opgestaau, hij het open<br />
venster van zijne slaapkamer, en speelde met eeii' :<br />
kleinen aap, dien hij van Ternate had medegëbragt.<br />
Aan de tafel stond MOETJARA en AVas bezig<br />
met eenig linnengoed te strijken. OnverAvachts<br />
en ongemerkt sluipt MINGO achter den Luitenant,<br />
en brengt hem van achteren met een zeer groot<br />
mes een' steek toe, die voor aan de borst Ayeder
I<br />
— 177 —<br />
uitkwam. Schoon doodelijk getroffen, keert de<br />
Heer OULINES zich om, en heeft nog de kracht<br />
om met den moordenaar te worstelen , en Ierwijl<br />
hij magteloos nederzijgt, dezen met zich op<br />
den grond te Averpen en vast te klemmen, tot dat<br />
e misdadiger, door de toespringende militairen,<br />
.gevat en gebonden wordt. — Een uur daarna<br />
was de Luitenant niet meer in leven. — MINGO is<br />
van de doodstraf vrij verklaard geAVorden.<br />
Eén kwartier uur gaans van het fort Barneveldt<br />
strandAvaarts, ligt de kampong Batjan, die<br />
uit omtrent tweehonderd net gebouwde en, naat<br />
de Indische wijze, door kanarie-, Avilde oranje- i,<br />
tamarinde, kokos- en pinangboomen belommerde<br />
Woningen bestaat, Avaarvan sommigen van planken<br />
en anderen van enkel bamboes zijn gebouAvd ,<br />
terwijl alleen het verblijf des Sultans, dat mede een<br />
vierde uurs van de stad gelegenes, een 'groot steenen<br />
gebouw is. Ruim de helft der inAvoners,<br />
die omtrent 1100 in getal zijn, belijden de Christelijke<br />
Godsdienst, en deze omstandigheid is de<br />
beste waarb<strong>org</strong> voor de duurzaamheid van het bezit'van<br />
dit kleine, doch, in meer dan één opzigt,<br />
gansch niet onbelangrijke eiland. Dat de<br />
Vorst van Batjan af hankelijk is van den Sultan van<br />
Ternate, (welke laatste, gelijk-ik heb aangemerkt,<br />
met meer opregtKeid aan het-Nederlandsen Gouvernement<br />
verkleefd is, dan nïen van een' Maliomedaansch<br />
Vorst zoude verwachten), heeft een'<br />
günstigen invloed op zijn bestuur,.en ik hebaiergens<br />
eene plaats aangetroffen, Avaar Mahomedanen<br />
M
mr- IJÖ as-<br />
en Christenen zoo eensgezind en vriendschappelijk<br />
met elkander omgaan als te liatjan.<br />
_ Halfweg het fort en de kampong is eene Christenkerk,<br />
die, klein, doch eenvoudig net gebouwd<br />
is, en waartoe, blijkens een opschrift voor tk'u<br />
ingang., de grond gelegd is geworden door den verdienstelijken<br />
Predikant VAN DEN BIJXLAART. Wij<br />
woonden des Zondags de godsdienstoefening bij. De<br />
predikatie werd gehouden dopr een'" inlandschen<br />
schoolmeester, die hier te gelijker tijd Predikant<br />
is. Ik had hier gelegenheid, om de beeldrijke<br />
Kracht van uitdrukking der Jïoog-Maleische taal<br />
zoo yte], »Is de kunstelooze welsprekendheid van<br />
jlen eenvoudigen Evangeliedienaar, te bewonderen»<br />
De Gemeente was geheel aandacht, en zoude menig<br />
een auditorium ijn Europa beschaamd hebben<br />
gemaakt.<br />
Den yolgenden m<strong>org</strong>en gaven wij dezen Predikant<br />
een bezpek in zijne woning, Avaar hij een geheel<br />
ander figuur maakte, In plaats van met zijnen<br />
zwarten rok (van katoen, wijl het zeer geringe<br />
traktement, van a *4 ropijen per maand, deze<br />
nuttige lieden niet toelaat , een kleed van laken<br />
ie bekostigen) en yijftigjarig vilten hoedje, was<br />
4e goede man thans en profond négligé, blootsvoets<br />
, met kabaai en sarong , geheel, op de Indische<br />
wijze getooid. De Batjansche jeugd was<br />
rondom den Leeraar verzameld, want deze hield<br />
heden, gelijk eiken Maandag, aan zijn huis Catechisatie.<br />
Met ongedwongene gulheid ontving hij<br />
ons, doch zonder zich in het minst in zijne belangrijke<br />
taak te laten storen. De ) jonge lieden
— r79 —<br />
beantwoordden zijne ^vragen zeer juist, én wanneer<br />
de goede Leeraar den èenen of anderen al<br />
eens eeiie teregtwijzing moest geven, geschiedde<br />
zulks met zoo veel minzaamheid , dat wij over dit<br />
tooneel niet alleen ten uiterste voldaan ^ maar ook<br />
levendig getroffen waren. Ik herinnerde mij het<br />
tafreel van GOLDSMITH'S Country-Clergyman. Hoe<br />
Wenschelijk zoude het bestaan van soortgelijke<br />
scholen in al onze Indische bezittingen niet zijn,<br />
en waarom bepaalt zich deze inrigting schier al-t<br />
leen tot de afgelegene Moluksche gewesten !<br />
Wij hadden onzen intrek genomen bij den Sergeant<br />
SERANI , die het opzigt over de Christenbevolking<br />
voerde. Deze man was hoog bejaard, en<br />
vertoonde ons met zijne echtgenoote het ware afbeeldsel<br />
van PHILEMON en BAUCIS , welke hij ook<br />
;n vriendelijke gastvrijheid evenaarde. Al waç<br />
zijne kleine woning bevatte, werd ons in een<br />
oogenblik tijds aangeboden; doch de gulhartige<br />
man deed noodelooze moeite. De Heer NEYS had<br />
zich niet alleen wel voorzien van al wat tot eene'<br />
goede tafel noodig is, maar had ook zijne eigene<br />
koks met zich genomen, zoodat de goede Sergeant,<br />
in plaats van de minste overlast van zijne<br />
gasten te lijden, integendeel dagelijks heerlijk geiracteerd<br />
werd. Bij ons afscheid, dat zeer harte-j<br />
hjk'was, schonk de Heer NEYS aan dit oude paar<br />
eene kist heerlijken wijn, om de goede Juidjes,<br />
op den avond van hun leven, tot-eene hartster-t<br />
kende lafenis te verstrekken. De Sergeant SE-<br />
RANI verzocht mij, om, alvorens wij het eiland<br />
M 2
— i8o —<br />
.verlieten , ter gedachtenis van de eer, welke hem<br />
door dit bezoek was aangedaan, een opschrift ho-<br />
ven zijne deur te plaatsen, behelzende eenvoudig-<br />
Jijk, dat de Heer Resident NEYS , met zijn gezel-<br />
schap, drie dagen met genoegen in zijne gastvrije<br />
Woning hadden do<strong>org</strong>ebragt. Toen dit opschrift,<br />
met bijgevoegde dagteekening, boven zijne deur<br />
prijkte, huppelde de oude man van blijdschap.<br />
c Ziedaar, geëerde Lezer ! eene kleine bijdrage<br />
tot de zeden dezer wilde volkeren. Mijne beschrij-<br />
ving is gebrekkig en flaauw, doch ik durf, uit<br />
vreeze van langdradig en vervelend te worden,<br />
niet langer stilstaan bij een onderwerp, over het-<br />
welk ik zoo gaarne mijne pen een' vrijen loop<br />
zoude laten, fj3) anders zoude ik duizend omstan-<br />
(75; Terwijl ik dit schreef, ontving ik het Nr.<br />
der Algem. Vaderl. Letteroef. , voor Maart 1828,<br />
waarin het Eerste Deel van mijn Reisverhaal beoordeeld<br />
wordt. Ik ben.den onbekenden Recensent grootelijks<br />
verpligt, voor den streelenden lof, met welken<br />
hij mijn werk gelieft te vereeren., en betuige hem<br />
hiervoor mij'n' hartelijken dank. Intusschen komt<br />
het hem voor, dat ik, van Java sprekende, het karakter<br />
der inboorlingen wat gevleid zoude hebben,<br />
omdat in de brieven van den Kolonel NAHOTS een<br />
minder gunstig tafreel van dat karakter word t opgehangen.<br />
Gemelde Recensent vergunne mij, hierop<br />
àan te merken , dat zijne opinie alleszins gegrond is,<br />
zonder nogtans mijn verhaal te wederleggen. De achtenswaardige<br />
en kundige Heer NAHUYS spreekt, namelijk,<br />
hoofdzakolijk van de Javanen in de Vorsten-
— i8i —<br />
digheden kunnen aanhalen, die geene sierlijke<br />
noch opgesmukte beschrijving zouden noodig heb-,<br />
ben, om U, op de gunstigste wijze, voor deze<br />
inlandsche bevolking in te nemen.<br />
Voor dat wij Batjan verlieten , kwam de Sergeant<br />
SERANI, ons- berigten, dat zijn kleinzoon;<br />
sedert eenigen tijd, vurig wenschte in den huwelijken<br />
staat te treden met een meisje j'hetwelk hij.<br />
reeds sedert een paar jaren bemind had, en dié<br />
thans , gelijk de Duitschers zeggen , in guter Hoffnung<br />
was. Nu bood zich zulk eene schoone ge-;<br />
legenheid aan, om in de tegenwoordigheid en als<br />
onder het voorzitterschap van den Heer Resident<br />
dit huwelijk te doen voltrekken. Aan dit verzoek<br />
Averd gereedelijk voldaan , en in ons aller tegenwoordigheid<br />
, ook van de dames , werd, ten.<br />
huize van den ouden Sergeant, de plegtigheid<br />
door den reeds gemelden schoolmeester en predikant<br />
met alle staatsie ten uitvoer gebragt, waarna<br />
de jonggehuwden , die zeer lief waren uitgedost ,<br />
met de grootste blijdschap, en na vele dankbetuigingen<br />
aan den Heer NEYS, huiswaarts huppelden.<br />
— De oude Sergeant verhaalde ons, dat het<br />
bij de Christen inboorlingen algemeen gebruikelijk<br />
was, niet te huwen, voor dat zij het voornitzigt<br />
hadden van eerlang met een pand hunner<br />
liefde gezegend te zullen worden. Tot zoo lang<br />
landen, die nog onder het ellendig bestuur van den<br />
Sultan en den Soesoehoenan gebukt gaan, en geheel<br />
andere menschen zijn dan de Javanen, die onder den<br />
invloed van hel Nederlandsen Gouvernement leven.<br />
M 3
— :8a —<br />
blijven zij wel zamen wonen, doch enkel op dea<br />
voet van minnaar en minnares.<br />
Na een .hartelijk afscheid van de oude luidjes y<br />
begaven Avij ons. Avederom in onze korri-korri's,<br />
en onder- een verschrikkelijk gedruis van zware<br />
gonggongs en bekkens, Avelke met het gewone<br />
wcla ! wela ! vergezeld , de snelle slagen der pagaâijers<br />
noch sneller deden schijnen , Avaren wij<br />
in zeer korten tijd buiten het gezigt van dit bevallig<br />
eiland, waar wij zoo veel vermaak hadden<br />
genoten.<br />
Te Tidore leiden wij een bezoek bij den Sultan<br />
al , die in een paviljoen geheel aan zee gelegen,<br />
ons met vele ceremoniën ontving en op een zeec<br />
goed collation onthaalde, waarvjin ik geene melding<br />
zoude- maken , indien het niet aanwees , dat<br />
de inlandsche vorsten in de Molukkos , gelijk enkele<br />
Javaansche prinsen, zeer wel met onze zeden<br />
en gebruiken bekend zijn. Het collation' Avas<br />
geheel op de Euxopesche wijze gereed gemaakt,<br />
en zoude aan de tafel van menigen 'aanzienlijken<br />
Heer te Batavia eer hebben gedaan.<br />
Het eiland Tidore is zoo fraai als Ternate, en<br />
draagt meer blijken van volksAvelvaart dan eenig<br />
ander land onder het bestuur vau.een Aziatisch<br />
vorst, hetAvclk ik, immer heb te zien gekregen,<br />
De Sultan van Tutore loeft thans in de beste verstandhouding<br />
met dien van Ternate' zoowel als<br />
met het Ncderlandsche Gouvernement. Hij is een<br />
verlicht ,eiv beschaafd, man , en niet gelijk de yorsicuop<br />
Java,cn veelal elders, cen hcethoofdigcMaho^
— i8î —<br />
medaansche dwingeland. Alles leeft en werkt en<br />
is vergenoegd op het eiland Tidore. Voor de<br />
huizen, onder de virandas, Aveven en spinnen<br />
vrouAven en mans het lijnAvaad voor hunne Meeding<br />
; hier maken de mannen netten tot de visch"<br />
Vangst, ginds bebouAven zij het land ; hier leert<br />
eene moeder hare kinderen het Arabisch-Maleisch<br />
alphabet , daar ondenvijst zij hen in het lezen en<br />
schrijven ; in een woord, Tidore overtreft in dit<br />
opzigt alle Indische plaatsen, die door inlandsehe<br />
vorsten geregeerd worden.<br />
Op het eilandje de Pottebakker genoemd, vlak<br />
bij Ternate i gelegen , bezigtigden wij de talrijke<br />
pottenbakkerijen, waarvan dit eiland, dat eigenlijk<br />
Mo tir heet, den bovengemelden naaip verkregen<br />
heeft. De inwoners zijn allen pottenbak-<br />
, en voorzien de naburige eilanden van rood,<br />
zwart en allerlei andere soorten van grof aardewerk<br />
, hetwelk zij tot zeer geringen prijs en van<br />
zeer goede hoedanigheid vervaardigen.<br />
Den volgenden dag liAvamen Avij met onze flotille<br />
Wederom te ~Terhate , waar men onze nadering ,<br />
door het in de verte reeds hoorbare geraas en geschrceuAV<br />
op de korri-korri's reeds lang voor onze<br />
.aankomst vernomen had. Hoewel ons reisje zeer<br />
vermakelijk Avas geweest, vonden Avij echter, dat<br />
.rust na vermoeijenis dubbel zoet is. Men is US<br />
zoo aan gemak gcAvoon, dat de huishouding<br />
in.de enge kajuiten der korri-korri's, gedurende<br />
'zoo véle dagen, als eene Avczenlijkö campagne<br />
koude aangemerkt Avorden. '<br />
M 4
— i84 —<br />
Gedurende mijn verblijf te Ternate had ik ver-<br />
scheiden malen een togtje naar het een of ander<br />
gedeelte van het 7 gebergte gedaan. Voor de ge-<br />
vestigde Europeanen was zulk eene expeditie reeds<br />
te weinig nieuw, om hen niet tegen de onaf-<br />
scheidelijke vermoeijenis te doen opzien. Onder<br />
de" Engelsche Whalers (76), echter, waren er<br />
velen , die, door Aveetgierigheid gedreven, "gretig<br />
de gelegenheid omhelsden, om het verrukkelijke<br />
gezigt van deze ontzaggelijke hoogte te genieten",<br />
en hier en daar nuttige opmerkingen te doen.<br />
Onder de jonge lieden waren ook de Heeren<br />
Med. Dr. ,A. FLENTROP, Secretaris BOERS, en de<br />
jonge Heer w. SCHROOIJESTEIN, gaarne'hij deze<br />
partijtjes;. In zulk een talrijk gezelschap Averd<br />
een uitstapje naar het bergland een dubbel ver-<br />
maak. Nu eens begaven Avij ons naar het yvacht-<br />
huis,- bij den Telegraaph, dan eens naar de tui-<br />
(76) Deze Whalers of Walvischvaarders . drijven<br />
handel in allerlei fahrijkgoederen, staalwerken , lakens,<br />
manufakluren, horologies en vele andere artikelenk<br />
De handel wordt hun gemakkelijk gemaakt.,<br />
door de bepaling , dat zij, in geval zij zeeschade<br />
hebben ondergaan, tot concurrentie der kosten van<br />
reparatie, anker- en havengelden , enz. een gedeelte<br />
hunner goederen mogen verkoopen. Over het algemeen<br />
laten deze Whalers hunne waar tot veel minderen<br />
prijs los, dan onze Nederl. Koopvaarders , die<br />
van Batavia herwaarts komen, welke laatsten gevolgelijk<br />
hierdoor geen' geringen afbreuk lijden.
— i85 —<br />
Hen van MOHAMMAD HOSSEIN , dan weder naar<br />
het een of andere gehucht, en, nadat Avij den<br />
dag met gezonde beweging, met Avandelen, en<br />
jagen, en bij afwisseling met rust en verkwikking<br />
hadden do<strong>org</strong>ebragt, kuijerden wij tegens den<br />
avond Avederom strandwaarts.<br />
- Op verzoek van eenige Europesche Heeren, hacl<br />
de Sultan van Ternate de vriendelijkheid gehad,<br />
door zijne Alforen,' geheel op den naakten kruin<br />
van dezen Kolossalen berg, een gemakkelijk planken<br />
Avoonhuis te doen oprigten. Met een talrijk<br />
gezelschap, AVaarbij zich eenige jonge inlandsche<br />
Prinsen, van des Sullans familie, gevoegd hadden<br />
, begaven wij ons , een paar uren voor zonopgang,<br />
derwaarts op- Aveg, met het voornemen<br />
om, op den top des bergs, eenige dagen te ver-<br />
_ toeven.<br />
Omtrent een uur gaans kan men zich van paarden<br />
bedienen, doch hooger komende is het veiliger,<br />
van zijne voeten gebruik te maken. Langs<br />
smalle voetpaadjes kronkelt zich de Aveg door afwisselende,<br />
bosschen van kanarie-, vvilde manga-,<br />
sago- en vele andere boomen., door vruchtbare<br />
vlakten en door Avoest en steil gebergte. Verschrikkelijk<br />
zijn hier en daar de diepe afgronden ,<br />
langs Avelke het voetpad somtijds zeer digt heen<br />
loopt. Twee of drie rivieren vonden wij in dit<br />
seizoen, nadat er sedert eenige maanden geen'<br />
regen gevallen. Was, geheel droog, en wij aanschouAvdeii<br />
met verbazing 0p de bedding derzelve,<br />
de ontzettende steenklompcn, Avclkte de stroom<br />
M 5
— 186 —<br />
in den regenmoeson met zich had voortgesleurd.<br />
Van tijd tot tijd kwamen ons Bergbewoners te<br />
gemoet, die, met penen geoefeuden ligten tred i,<br />
naar de stad gingen, om de vrachten van hunne;<br />
velden ter markt te brengen,, en die des avonds,<br />
toen Avij stadAvaarts wandelden , nogmaals voorbij;<br />
trippelden, om Avèderom naar hunne, in de<br />
Avolken gelegene, woningen terug te keeren. Deze<br />
lieden bewijzen, door de gemakkelijkheid, Avaar-r<br />
mode zij schier dagelijks een marsch afleggen , die<br />
aan Europeanen zoo bezwaarlijk valt, de groote kracht<br />
der geAVOOijte, Avant het op- en afwaarts gaan<br />
scheen hnn even ligt te vallen, als ons eene Avau*<br />
deling op vlakken grond.. . .<br />
Onder Aveg bezochten, wij de grafplaatsen van<br />
een' Ternataanschen H e ih§ e etl zijne beide zonen*<br />
Dezelve bestonden, gelijk de meeste Mahomedaanisehe<br />
graven, uit een' enkelen hoop aarde, met<br />
tAvee overeind staande steenen. Piondom Avareu<br />
zeer hooge kanarieboomen geplant, die aan dif<br />
afgelegen oord een- àtatig en somber voorkomen<br />
gaven, tenvijl alleen het gekrijsch van eene ontelt<br />
bare menigte Avittc kakatoeas de diepe stilte "afbrak'.<br />
De inlanders , die ons .den. weg naar deze grafstedea<br />
gCAvezen hadden-, verzekerden ons, dat niemand<br />
ongestraft deze boomen konde beschadigen, etl<br />
dat zulk eene schennis altijd, door eene zAvarê<br />
ziekte, zoo niet door eenen spoedigen dood, ge^<br />
volgd werd» Een weinig hooger vonden wij éeuïge<br />
heele bronnen. Het Avaler stond iu kuilen ,<br />
die niet dieper dan zes of acht duimen Avaren',<br />
en
— 187 —<br />
en was niet zoo heet, dat men daarin de handen<br />
en voelen niet eenigen tijd lang houden kon.<br />
! Omtrent halfAveg is de berg zoo steil, en het<br />
pad zoo glibberig, dat het bijna onmogelijk voor<br />
eenen Europeaan is, daarop voonvaarts te komen.<br />
Hier werden Avij, op de armen der Alforen, in<br />
den letterlijken zin, naar boven gedragen, tot<br />
dat wij omtrent tAvee honderd schreden verder<br />
wederom van onze beenen konden gebruik maken.<br />
Doch nu Avaren wij ook blijde, dat AVIJ in de<br />
hut van eenen armen, doch vergenoegden landman<br />
eenige rust konden smaken, en ons met den<br />
medegenomen voorraad van gekookte rijst in<br />
pakjes van palmbladen, dinding of gedroogd hertevleesch<br />
en gedroogde visch, met eenen goeden<br />
teug Avijn, nieuwe krachten konden geven.<br />
Terwijl Avij hier op ons gemak den Avilden romanesken<br />
omtrek beschouwden, zagen Avij van<br />
den zeekant eene donkere Avolk, door eenen sterken<br />
westcAvind gedreven, op ons aansnellen, en,<br />
vijf minuten daarna, Avaren wij als in eene dikke<br />
vochtige mist gehuld, waardoor Avij de. nabijgelone<br />
hutten, aan de andere zijde van eene bergkloof,<br />
naauAvelijks meer zagen heenschemeren.<br />
Even zoo spoedig was deze wolk Avederom voorbij<br />
gedreven, doch in den tijd van weinige minuten,<br />
Avaren onze kleedcrcn zoo doornat geworden, da6<br />
wij' blijde-Avaren j ons van eenig linnengoed voorzien<br />
te hebhen, en spoedig van gewaad verwi;selden.<br />
t<br />
Nog voor dat do zon haar hoogste toppunt be»
— i88 —<br />
reikt had, bestegen wij den top. De beweging<br />
had ons verhit; doch zoodra wij hier een weinig<br />
uitgerust hadden, gevoelden wij eene snerpende<br />
doordringende koude, en een der jonge neven<br />
van den Sultan, die ons vergezelden, verzekerde<br />
ons, dat zelfs voor Europeanen een langdurig<br />
verblijf op deze hoogte geenszins gezond konde zijn,<br />
niet, uit hoofde van de koude, maar, wegens de<br />
vochtigheid van den grond, op den altijd oimvolkten<br />
kruin. De Avolken lagen thans verre beneden onze<br />
voeten , en hunne oppervlakte geleek volkomen naar<br />
eene onstuimige hoog opschuimende zee. Boven<br />
alle beschrijving verrukkelijk Avas het gezigt, wanneer<br />
de wolken zich van elkander verwijderden.<br />
Beneden ons, de geheele omvang van dezen kant<br />
des eilands , met de stad en het fort, gelijk op<br />
eene flaauw gekleurde landkaart. Regt voor ons<br />
het grootste Panorama, dat men zich met mogelijkheid<br />
kan voorstellen. Het oog strekte zich tot<br />
verre aan gene zijde van de omliggende eilanden ,<br />
en zelfs tot over het zeer groote en hooge Halma*<br />
heira uit, over hetwelk Avij de kleinere eilanden<br />
in het verschiet ontAvaarden. Sprakeloos van beAVondering<br />
staarden wij dit verheven tooneel aan, hetwelk<br />
even zoo min door mij naar behooren beschreven<br />
kan worden , als de gemoedsaandoeningen ,<br />
die ons daarbij bestormden!<br />
- Drie kloven verloonen zich op den top des<br />
bergs, in de gedaante van uitgebluschte kraters.<br />
De diepte is echter nog onafzienbaar, en vooral<br />
schijnt de grootste dezer openingen nog niet voor<br />
altijd in rust te zullen biijven. Aan den eenen
- i89 -<br />
kant zijn duidelijke sporen van eene hevige uitbarsting<br />
, die hier voor ongeveer tAvintig jaren<br />
heeft plaats gehad. De baan der Lava is reeds<br />
eenigermate begroeid, doch kan niettemin onderscheidenlijk<br />
tot aan het strand Avorden nagespoord,<br />
ahvaar deze plaats ook nog, even als een uithoek<br />
van het eiland Banda, onder den naam van den<br />
Verbranden hoek hekend is.<br />
Op deze hoogte zagen wij geen dierlijk leven,<br />
hoegenaamd, uitgezonderd alleen eenige kleine<br />
zAvaluAVtjes, die, als wilden zij het ons nogafAvinnen,<br />
verre boven ons hoofd rondzAvierden.<br />
Van dit verheven stip des aardbols overzag ik<br />
nog eenmaal de plaatsen, Avaar ik zulke gelnkkige<br />
dagen bad do<strong>org</strong>ebragt ; het schoone land, dat<br />
allerlei, zelfs Europesche voortbrengselen in zoo<br />
ruime hoeveelheid zoude kunnen opleveren, indien<br />
landbouw en beschaving zich aldaar verder konden<br />
uitbreiden. Weldra zoude ik dit heerlijk eiland<br />
vaarwel zeggen. Het gevoel, dat ik welligt in<br />
mijn' ganschen leeftijd zulk een grootsch tooneel<br />
niet meer aanschouwen zoude, deed mij met gierige<br />
oogen nog eens elk plekje met den kleinen<br />
verrekijker opsporen, waar ik zoo vele genoegelijke<br />
oogenblikken gesleten had. Diep aangedaan , zeide<br />
ik aan de beAVoners van dit gezegende land, in<br />
stilte, een hartelijk vaarwel!
-<br />
— igo —<br />
' *<br />
DERTIENDE HOOFDSTUK.<br />
Vertrek naar~K.ero.xaa , naar Menado en verder binnenslands.<br />
— Bijzonderheden, nopens het eiland<br />
Celebes. — Toestand der Nedeilandsche etablissementen.<br />
— Voornaamste stammen der bevolking.<br />
— De Goudmijnen. — Deficit van<br />
ƒ 3oo,ooo. — Bewerking der mijnen. — Oorzaken<br />
van hnnne geringe opbrengst.<br />
V-Äize bestemming was uu met de Zwaluw naap<br />
Kemma, eene Nedcrlandsche bezitting op het<br />
eiland Celebes, weiwaarts ook de Gouverneur-Generaal<br />
met de Eurydice zoude stevenen, om van<br />
daar over land naar Menado te reizen , ahvaar,<br />
in het jaar 1703, het Nederlandsen fort Amsterdam<br />
gebouAvd Averd, hetwelk thans nog in goeden<br />
staat is. Van Kemma naar Menado is de<br />
Aveg ongeschikt voor rijdtuigen, die buitendien<br />
bij de Europeanen op dit etablissement niet in<br />
gebruik zijn. Jonge lieden rijden te paard, en<br />
-
— UJT —<br />
em Verre tbgten te doen, bedient men zich van<br />
eenen Palenkijn.<br />
In dit afgelegen etablissement (77) had ik overvloedigen<br />
tijd, om de omliggende landstreek<br />
te doorloopen, en belangrijke berigten, nopens<br />
de Nederlandsche provinciën, in te Avimien-<br />
Ajvaaromtrent ik veel verpligting heb aan den<br />
Jleere Avaarnemenden Resident MOLLET, die hier<br />
zeer lang had geAVOond, en zich eene uitgebreide<br />
kennis van land en volk had eigen gemaakt. De<br />
omstandigheid, dat mij door Z. Exc. den Gouverneur-Generaal<br />
de vereerende taak Averd opgedragen,<br />
om eene zeer naauAvkeurige, omtrent tien voet<br />
hmge kaart van Celebes, op eene kleinere schaal over<br />
te brengen, was mij dubbel aangenaam, omdat<br />
ik hierdoor met de geographische en zelfs topograpische<br />
gesteldheid van dit schoone eiland naauAvkcurig<br />
bekend moest Avorden.<br />
Het eiland Celebes is, in zoo vele opzigten<br />
en ook , door den jongsten oorlog, dien ik op dit<br />
«ogenblik met stilzwijgen voorbijga, belangrijk,<br />
en de nadere kennis van land en bevolking, nog<br />
zoo Aveiiiig aan het algemeen bekend geworden,<br />
dat ik niet twijfel,, of mijne geerde Lezers zullen<br />
daaromtrent gaarne eenige uitvoerige en naauAvkeurige<br />
berigten vernemen, welke Ik uit eenige<br />
(77) Ke??i?na ligt op den uitersten Noord-Oostpunt<br />
Van Celebes, terwijl bet Hoofd-Etablissement, Makassar,<br />
op den Zuid-Westhoek gelegen is.
— IQZ —<br />
officiële Rapporten ontkenen zal. Het Zuidelijk gedeelte<br />
van het eiland ligt nagenoeg op de zelfde<br />
breedte als Batavia, doch het Noordelijk einde<br />
strekt zich onder den Equator uit. De lengte van<br />
het eiland ds van het Oosten naar het Westen 5b<br />
mijlen, en vermeerdert van jaar tot ' jaar ' door<br />
eene sterke aanslibbing van grond aan het Oostelijke<br />
sirand. Celebes gelijkt eenigermate naar een dubbeld<br />
hoef ijzer, door twee groote zeeboezems,de bogt<br />
van Boni en de bogt van Tomini genaamd , Avelke<br />
acht à twaalf mijlen breed en twintig mijlen lang<br />
zijn. Van den Westelijken oever der eerste bogt<br />
aanvangende, zah ik, in dit en in het volgende<br />
Hoofdstuk, i eenige merkwaardigheden van dit<br />
eiland aanteekenen; inzonderheid met opzigt tot<br />
de tAvee voorname punten, Avelke ik mij steeds in<br />
mijn Reisverhaal voor oogen stel, toestand van<br />
Land en Bevolking, en eindelijk, nopens de<br />
zoo verkeerdelijk vo<strong>org</strong>estelde aanleidende oorzaken<br />
van den jongsten oorlog , het een en ande r r<br />
in het midden brengen, alzoo ik onderstel, dat<br />
het mijnen Lezer aangenaam wezen moet, zulks<br />
in vergelijking te kunnen stellen met den thans nog<br />
niet geheel gedempten opstand der Javaansche<br />
muitelingen.<br />
Vooraf dient bemerkt te worden , dat, hetgeen<br />
men gewoonlijk onder den algemeenen naam van<br />
Makassar begrijpt, niet alleen het hoofdgeAvest<br />
van dien naam, (eigenlijk Mangkasat) in zich bevat,<br />
maar zich uitstrekt over al de Nederland sehe<br />
etablissementen, langs de Westkust van Celebes'<br />
terwijl deze laatste naam, in eenen beperkten
— ig3 —<br />
zin , gegeven Avordt aan de negerijen en Kampongs,<br />
die tot dus verre tot het. gebied van Ternate<br />
behoorden. ><br />
In het binnenste gedeelte van de bogt van<br />
Boni liggen de beide distrikten Loehoe en Soping,<br />
die ondcrhoorigheden van Boni zijn. De<br />
hoofdplaats van dit laatstgenoemde Rijk voert den<br />
zelfden naam, en ligt vijf malen ten zuiden van<br />
Soping. De landstreek is hier zeer bekoorlijk<br />
en vruchtbaar. Een weinig landAvaarts in vindt<br />
men een fraai meer, Tempe genaamd , Avelks<br />
oevers ons inderdaad het oude Tempe kunnen<br />
herinneren.<br />
Uit dit meer ontspringt de schoone rivier<br />
Tjin.drana, aan welker boorden een volkrijk dorp<br />
van den zelfden naam ligt, waar de Vorst van<br />
Boni een lusthuis heeft, en ook zijn hof houdt ,<br />
Wanneer hij in de bovenlanden zijn verblijf<br />
Vestigt.<br />
Zuidelijker liggen nog de Vorstendommen Tanjoli,<br />
Boelecomba en Bontain, Avelke ik voorbij<br />
ga, even als het Avestwaarts gelegene Toeratte,<br />
alle Avelke kleine Vorstendommen van minder<br />
aanbelang -zijn, dan het daarop volgende B ijk<br />
van Makasser, hetwelk, na dat .van Boni het<br />
magtigste van het eiland is, en Avaarvan de Hoofdstad<br />
Goa (eigenlijk GoacK) Avordt genoemd.<br />
Deze stad'werd na de verovering van 1667 , omtrent<br />
twee mijlen van het Nederiandsche fort<br />
Rotterdam gebouAvd, en in 1779 door de Nederlanders<br />
vernield. Thans js zij nog wel zeer<br />
II. N
uitgebreid , doch zonder aanmerkelijke middelen<br />
van verdediging. Wadjo , (eigenlijk Toadfo),<br />
Tanette , Sandraboni , (eigenlijk Sidenreng), en<br />
vele andere kleine Vorstendommen zijn bondgenoot<br />
en van -Boni en Makassei: Dezelve bijzonderlijk<br />
te' beschrijven zonde mij te verre doen<br />
uitweiden. Uit dit weinige zal het reeds begrijpelijk<br />
zijn, dat er alleen onder de Vorsten van<br />
deze beide grootere staten eene belangrijke mededinging<br />
en naijver bestaan kan, waarbij de overige<br />
kleine rijkjes slechts voor zoo verre in aanmerking<br />
komen, als zij verkleefd zijn aan een<br />
der gemelde beide voorname Koningen. Ik ga<br />
thans over tot eenige bijzonderheden nopens de<br />
bezittingen van het Nederlandsch Gouvernement.<br />
Vooreerst zal daarbij melding verdienen<br />
Het Fort Rotterdam, hetAvelk door de Makassaren<br />
zelven met behulp der Portugezen werd<br />
gebouAvd. Het ligt omtrent zestig roeden van den<br />
onver der zee, tegen over de reede, Avaar, even<br />
als te Amboina, een zeehoofd van paalwerk uitsteekt,<br />
om de schepen te laden en te lossen. Het<br />
fort bevat gemakkelijke Avoonhuizen en magazijnen<br />
voor zeshonderd menschen. Eene net gebouAvdo<br />
kerk kan alleen ruim i5o menschen bevatten.<br />
De Avallen zijn hoog opgetrokken , Avel bevestigd ,<br />
en geheel uit massive klipsteenen gebouwd.<br />
Wanneer men de poort aan de landzijde uitgaat,<br />
komt men op eene groote vlakte , aan Avelker<br />
noordeinde men het etablissement Vlaardingen<br />
aantreft. Even als Weltevreden bij Batavia
— ro.5 —<br />
Wordt Vlaardingen bij voorkeur door de alhier<br />
gevestigde Europeanen tot verblijf gekozen. Het<br />
gelijkt volkomen naar eene kleine doch ruim gebouAvde<br />
stad. De straten doorkruisen elkanderin<br />
regthoekage lijnen naar de vier hoofdpunten<br />
van het kompas ; zij zijn breed en, ofschoon ongeplaveid,<br />
niettemin zeer vlak, omdat de harde<br />
steengrond hier door geene rijtuigen, karren ,<br />
noch paarden bedorven Avordt. Deze aangename<br />
plaats is rondom met een hek afgeschut , en<br />
wordt des nachts met poorten gesloten. Buiten<br />
de Zuiderpoort zijn nog eene reeks vau fraaije<br />
gebouAven voor Ambtenaren en Officieren , eu<br />
hier bevindt zich ook het Hotel van den plaatselijken<br />
Gouverneur.<br />
Onder dit hoofdeiablissement behoort men nog<br />
drie kampongs te rekenen, yvelke in de onmiddeJijke<br />
nabijheid van Vlaardingen liggen, te weten<br />
kampong Boegis, (dorp der Boeginezen,) kampong<br />
Malayoe (dorp der Maleijers) , en kampong<br />
Bahroe (NieuAv dorp). De beide eerste namen<br />
Wijzen van zelve aan,. door AVelke volkstammen,<br />
die dorpen bewoond Avorden. Het derde strekt<br />
aan inboorlingen zoo Avel als aan Europeanen<br />
tot verblijf. Het etablissement Vlaardingen is<br />
op de plaats gebouwd, AVaar voorheen de stad<br />
Mangkasar stond ; van daar heeft de Hoofdplaats<br />
onzer bezittingen op Celebes, en zelfs, gelijk boven<br />
is aangemerkt , de geheele Zuidwest-kust van<br />
dat eiland, in het algemeen dien naam blijven<br />
dragen.<br />
Na
— xg6 —<br />
De reede van Makassar, tegen over het fort<br />
Rotterdam, op Oedjong-Pandang (Kijk-hoek), is<br />
in de zoogenaamde goede (zuid-oost-) moeson<br />
eene der fraaiste en veiligste van gansch Indi'ê.<br />
Zij is door een aantal eilanden en reven beschul,<br />
in welker nabijheid men zelfs in de<br />
noord-Avest-moeson hier veilig zoude kunnen<br />
«ankeren.<br />
a De landstreek en de omliggende plaatsen zijn<br />
hier buitengemeen fraai. Men verbeelde zich ,<br />
eene zeer vruchtbare vlakte van acht of negen<br />
mijlen uitgebreidheid, ten oosten omzoomd door<br />
ontzaggelijk hoog gebergte (78), hetwelk met<br />
zijne blaauAve toppen ver boven de wolken uitsteekt.<br />
De klakte is overal, zoo verre het oog<br />
kan reiken, met rijstvelden en weilanden bedekt,<br />
die hier en daar door bosschaadjes van<br />
zAvaar geboomte versierd, en door beekjes en<br />
rivieren uit het gebergte besproeid worden.<br />
De jaargetijden of moesons zijn hier de zelfden<br />
als op Java. De Zuid-bost-moeson Avordt<br />
de goede, en de Noord-Avest-moeson de kwade<br />
genoemd. De eerste brengt een onafgebrokene<br />
droogte en steeds' helderen hemel mede, en de<br />
andere felle aanhoudende Avinden en dagelijksche<br />
stortregens en onAveersbuijen. Zeer opmerkelijk<br />
v is het echter, dat zulks alleenlijk plaats vindt<br />
op de landen, die ten Aveste Yan het eyengemelde<br />
(78) Het gebergte van Bontain, waarvan de hoogte<br />
op ruim 80QO voet wordt geschat.
— $7 —<br />
liooge gebergte zijn gelegen, want aan de oostzijde<br />
van hetzelve heeft juist het tegendeel plaats ,<br />
zoodal men aldaar in de Zuid-oost moeson niets<br />
dan storm en regen heeft, en de zomer en Avin- *<br />
ter (voor zoo ver men de seizoenen in Indi'è aldus<br />
mag noemen) hier geene acht mijlen van elkander<br />
verAvijderd zijn.<br />
Van de verschillende volkeren , welke men<br />
op Celebes vindt , zijn de Boniers of Boeginezen<br />
en de Makassaren de meest bekenden. De Boniers<br />
zijn thans de magiigste natie van hel gausche<br />
eiland, ofschoon zij voor anderhalve eeuw in<br />
geene vergelijking kwamen bij de Makassaren ,<br />
die destijds het magtigsle volk op Celebes Avaren.<br />
De inboorlingen zijn middelmatig van lengte,<br />
over, het algemeen grooter dan de Javanen , sterk<br />
gespierd, ligt bruin van kleur , het blanke nabij<br />
komende. Onder de vrouwen vindt men er , die<br />
bevallig en weibesneden van aangezigt, zeer blank<br />
en Avelgevormd zijn. De Makassaren hebben een<br />
meer krijgshaftig voorkomen dan de Boniërs.<br />
Bij. deze laatsten bestaat nog het, gebruik , om<br />
hunne krissen met hel sap van vergiftige planten<br />
te bestrijken. De Boniërs zijn ook kleiner yau<br />
gestalle , jen over het algemeen van een meer verraderlijken<br />
aard dan de Makassaren. De Ronische<br />
vrouwen zijn de schoonsten van het<br />
eiland.<br />
n De heerschende godsdienst is de Mahomcdaansche<br />
, gelijk door bijna den geheelen Indischen<br />
Archij)cl. De inwoners van Celebes zijn niet<br />
Is 3
- 198 -<br />
minder bijgeloovig dan andere Indische volken.<br />
De oiigerijmdste overleveringen Avorden als echte<br />
gebeurtenissen in hunne geschicdboeken beAvaard ,<br />
en als zoodanig door het volk voor heilige waar-»<br />
béid opgenomen. Zoo Avordt de oorsprong der<br />
Makassarsche Koningen in een oud Celëbisch<br />
handschrift aldus vermeld : « In de oudste tijden<br />
« gebeurde het, dat eene schoone vrouw, met<br />
« eene gouden keten omhangen, uit den Hemel<br />
« nederdaalde. De Makassaren namen haar tot<br />
« Koningin aan, en gaven haar den naam van<br />
« Toemanoeronga (bijna zoö veel als Soesoehoe*<br />
« nan op Java te kennen gevende, te Aveten :<br />
« van den Hemel gedaald). Deze vrouw trad<br />
«< in het hUAvelijk met den Koning van Bontain,<br />
« die zich op het gerucht van hare verschijning ,<br />
K derwaarts begeven had. Uit dezen echt kwam<br />
« een zoon voort, waarvan Toemanoeronga drie<br />
« jaren lang ZAvanger Avas geweest, zoodat het<br />
« kind terstond nà zijne geboorte konde gaan en<br />
« spreken. Toen deze nu groot werd, brak de<br />
« gouden keten , die zijne moeder uit den Heriiöl<br />
« had medegebragt, iii tAVëë Stukken, Avaarna zij<br />
« met de éene helft derzelve , benevens haren<br />
« man en zijnen broeder verdAvenen , latende de<br />
« andere helft en de heerschappij van hei Rijk<br />
« aan haren zoon." — Deze overgeblevene helft<br />
van de gouden keten is na dien tijd altijd eén<br />
der voornaamste kleinooden van de Rijkssieraden<br />
of Regalia gCAvecst, en is, volgens het zeggen der<br />
Makassaren, nu eens ligler dan Aveer zAVaardcr,
— r 99 —<br />
alsmede van verschillende hoog- of bleekgel«<br />
kleur, naar mate er voor het Rijk gunstige of<br />
ongunstige omstandigheden ophanden ziju.<br />
Meer bijzonderlijk met opzigl tot dat gedeelte<br />
van Celebes, hetAvelk oumiddelijk onder den<br />
- invloed van het Nederlandsch Gouvernement<br />
staat, zal ik over de bevolking, de gesteldheid<br />
vau den grond, het klimaat, en de produkteu<br />
hier nog eenige nadere berigten laten<br />
volgen.<br />
De volgende opgaven , ontleend uit het officiële<br />
berigt door den Gouverneur van Makassar<br />
aan het Gouvernement-Generaal te Batavia ingediend,<br />
behelzen de naauAvkeurigste opgaven,<br />
welke mij nopens onze bezittingen op Celebes ziju<br />
bekend geworden.<br />
De bevolking der Gouvernemenlslanden is, volgeus<br />
de laatste opneming, bevonden als volgt<br />
te ziju:<br />
EUROPEANEN, EN DERZELVER AFSTAMMELINGEN.<br />
Op Makassar (de hoofdplaats<br />
en onderuoonge distrikten). o53.<br />
.Maros i^. ,<br />
Boelecomba en Bontain . .. 3Ï.<br />
OORSPRONKELIJKE INGEZETENEN.<br />
69*.<br />
Op Makassar , enz. . . . . 7,533.<br />
Mams i5,6oo.<br />
Boelecomba en Bontain . 3,6(>f.<br />
Zuiderdistiikten . . . . öjOpt).<br />
— 32,8q6,<br />
3S .{
aoo -<br />
CHINEZEN.<br />
Op M'akassar, enz I2 8g.<br />
Maros 28.<br />
SLAVEN.<br />
Op Makassar, enz. .... . 6.,3g5.<br />
Maros<br />
l ^7^~<br />
Boelocomba en Bontain . 66g»<br />
Zuider distrikten . . . . 2,-100.<br />
MALEIJERS EN PERANAKANS, (BASTEUD-<br />
CHINEZEN) (79).<br />
1,317.<br />
io,53g.<br />
Op Makassar, enz. . . . . . . . . 807.<br />
Bijgevolg de gezamenlijke Bevolking . . /fö,i5'j.<br />
Wij zullen nu kortelijk de voornaamste voortbrengselen<br />
in het mineraalrijk, phmtenrijk en<br />
dierenrijk opgeven, en kunnen gevoegelijk een<br />
aanvang maken met de beruchte Goudmijnen , die<br />
zich grootendeels bevinden in de bergen aan de<br />
noordzijde van het eiland, en bijzonderlijk in die<br />
van de distrikten Menado en Gorontalo. Men<br />
heeft ook eenig Gouderts gevonden in het gebergte<br />
van Tanette, met name in de bergen van Ban-<br />
C79) Uit China mogen wel manspersonen, maar<br />
geene vrouwen emigreren. De Chinezen in Indië huwen<br />
(of onderhouden) derhalve inlandsche meisjes en<br />
slavinnen. De kinderen, die uit deze zamcnleving<br />
entspruitcn, worden orang peranakan genoemd.
— 201<br />
timoerong. Volgens de berigten , Avelke men mij<br />
van deze mijnen heeft gegeven, leveren zij geene<br />
genoegzame hoeveelheid op, om de kosten goed<br />
te maken , zoodat men bij de ontginning en latere<br />
bcAverking drie tonnen schats verloren heeft,<br />
en daarom vvelligt voorbarig besloten heeft, deze<br />
mijnen, en ook die van het regentschap Lobakan,<br />
ten noorden van het distrikt Maros gelegen,<br />
voortaan onaangeroerd te laten.<br />
Op die hoogte, waar de kust van Celebes een<br />
zoo smallen hals uitmaakt, en zöo laag van gebergte<br />
is, dat men in een halven dag van het<br />
eene slrand naar het andere komen kan, zonder<br />
zich te vermoeijen, nemen de goudgevende bergen<br />
een einde ; Avant men vindt voorbij Parigi<br />
en Tamperana op het andere einde van de kust<br />
van . Celebes tot Makassar toe geene enkele<br />
plaals meer, Avaar gouderts Avordt gevonden («o).<br />
HoeAvel er tusschen die beide streken reeds<br />
zeer vele goudmijnen gevonden zijn , is het echter<br />
zeer Avaarschijnlijk, dat er nog eene menigte<br />
aamvezig zijn , die tot nu toe nimmer ontdekt ziju<br />
geworden. Doch de schaarschheid der imvoners, zegt<br />
men, op die plaatsen , waar de goudgevende bergen<br />
liggen, verhindert hen groote vorderingen in de<br />
ontginning te maken,, terwijl de Gorontaalsche en<br />
Limbotsche ingezetenen tot dezen aibcid weinig<br />
lust betoonen , omdat zij zich daarbij verre van<br />
(80) Rapport van den Heer Secretaris van Justitie<br />
G. E, DUHR.<br />
N 5
202<br />
hunne huisgezinnen moeten begeven. Eene andere<br />
oorzaak van lusteloosheid , zegt men , is, dat de<br />
lnlandsche hoofden den inboorling het goud , dat<br />
hij vindt, gewoonlijk aftroggelen of afdAvingen , ter-<br />
Avijl daarenboven , zegt men , de inlanders Aveinig<br />
bestand zijn tegen den mijnarbeid, en dikwerf<br />
door koortsen , diarrhoea en zelfs dysenteria aangetast<br />
Avorden , nadat zij eenigen tijd in de mijnen<br />
, soms tot aan. de heupen in het modderig<br />
Avater hebben do<strong>org</strong>ebragt. Bij alle deze belemmerende<br />
omstandigheden voegt men dan nog het<br />
bijgeloof, Avaaraan de inboorlingen verslaafd<br />
zijn. Nimmer zullen zij het Avagen op de eene<br />
of andere plaais, waar zij vermoeden goud te kunnen<br />
delven, de proef daarvan te nemen, zoo niet<br />
vooraf op die plaats allerlei geheimzinnige toehereidselen<br />
gemaakt zijn , door eenen waarzegger<br />
(Telinga'), die het geluid van zekeren vogel<br />
(boerong-mas) raadpleegt en uillegt , en bijzonderlijk<br />
aan dezen vogel vraagt: of er rijkelijk goud<br />
op die plaats aamvezig is? of de arbeiders aldaar<br />
ook door ziekten aangetast zullen worden ? of er<br />
vele bergspoken zijn Avaardoor het Averkvolk gehinderd<br />
en geplaagd zal Avorden ? en of die spoken<br />
het goud zullen wegnemen of voor de oogen<br />
der arbeiders zullen doen verdwijnen? Indien<br />
de vogel op alle deze vragen een geAvenscht ant-<br />
Avoord geeft, moet de Telinga vooraf eene poging<br />
doen , om door offeranden de bewaargeesteu van<br />
het goud aldaar ie bevredigen, en dan mogen<br />
nog slechts eenigÇ wejhige gravers arbeiden , die
— 203<br />
dan, na verloop van zoo vele maanden of dagen<br />
als de vogel verkiest te bepalen, vermeerderd<br />
Worden. Loch geeft de vogel op een der voormelde<br />
vragen een onheilspellend antwoord, zoo<br />
zal niemand zich vermeten om een enkel gat,<br />
al Avare het van een span diep , op deze plaats<br />
te graven. Aan dit alles Avil men toegeschreven<br />
hebben , dat vele rijke mijnen onbeAverkt blijven.<br />
Bij alle deze oorzaken , van de geringe opbrengst<br />
der uitgestrekte en rijke mijnen van Celebes, zoude<br />
men nog kunnen voegen het gebrek aan werk»<br />
tuigen, Avelke tot de ontginning en uitdelving<br />
derzelve noodzakelijk vereischt Avorden. De<br />
wijze, waarop de arbeiders te werk gingen met<br />
de goudmijn van Papajatoe, 3o mijlen van Gorontalo<br />
, kan hier tot een voorbeeld strekken. Zie<br />
hier Avat de Heer secretaris DUHR , die daarbij tegenwoordig<br />
Avas, deswege heeft aangeteekend.<br />
Wanneer, de arbeiders in den omtrek gekomen<br />
zijn, Avaar de Telinga hen geroepen heeft, om<br />
het goud te delven, raadplegen zij nogmaals den<br />
reeds gemelden ' vogel , nopens 'de bijzondere<br />
plaats , Avelke zij moeten uitkiezen, om de eerste<br />
opening te maken. Dit gedaan zijnde, begeven<br />
zij zich hooger opwaarts van de rivier , om het<br />
water naar de plaats der ontginning af te voeren.<br />
In geen geval zullen de inlanders met de<br />
ontginning een aanvang maken , Avanneer hun de<br />
mogelijkheid niet gebleken is, dat zij het Avater<br />
van eene bijgelegene rivier naar de m ij n werken<br />
kunnen afleiden : Avant dit is volstrekt uoodzake-
— 204 —<br />
lijk om den grond en de klei A\ r eg te doen spoelen,<br />
en de steenen met het fijne zänd , waartusschen<br />
het goud schuilt, alleen te doen overblijven. Indien<br />
het Avater niet over den grond kan geleid Avorden<br />
, en er geene valleijen zijn tusschen de rivier<br />
en de plaats Avaar zij werken, maken zij riolen<br />
van uitgeholde Wakka-hoomen, waarvan de bosschen<br />
vol staan, en stutten die met afgekapte<br />
boomen.<br />
Het Avaler naar de plaats der aangelegde mijn<br />
gebragt zijnde, arbeiden zij naar evenredigheid<br />
van hun getal , Avant somtijds voegen zich 8, somtijds<br />
10, en ook Avel 20 en meer man bij elkander<br />
, die een gat van 20, 3o tot 4° voeten<br />
omtrek maken, en zoo lang zij het Avater kunnen<br />
doen afloopen, door omroeren , den grond gestadig<br />
met het Avaler laten Avegspoelen.<br />
Wanneer zij echter zooverre gevorderd zijn,<br />
dat het waler niet, meer kan afloopen , moeten zij<br />
bet uitschoppen, hetgeen zoo lang duurt tot .dat<br />
zij op de steenen komen. Dezen wasschen zij schoon<br />
af, en metselen daarmede, rondom in het gat,<br />
doch zonder kalk, die steenen in eene juiste orde<br />
op elkander stapelende, eene soort van muur tegen<br />
het instorten van den grond , en als het 'gat<br />
zeer diep wordt, stutten zij die steenen ook Avel<br />
met eenige planken en balken. Onder deze steenen<br />
zijn er, die 3, 4 a. 5oo pond ZAvaar Avegen,<br />
welke de arme menschen zonder eenig ander<br />
Aveiktuig dan eenige bindrottings en boomen met<br />
hunne handen uil de galen opwerken.
— 205 —<br />
Wanneer zij nu zoo ver, gevorderd zijn , dat al<br />
de grond, modder, klei en steenen uit het gat<br />
naar boven gesjouwd zijn, en zij op het zwarte<br />
zand , het vaste kenmerk dat er goud is , en zoo<br />
te zeggen de moeder van dat metaal (want waar<br />
dit zand niet gevonden wordt is ook geen goud)<br />
gekomen zijn-, scheppen zij dien zAvarteU,of eigenlijk<br />
gelen, met ZAvart zand vermengden grond, in<br />
daartoe gemaakte ballastmandjes , gaan daarmede aan<br />
het water zitten, en nemen telkens eene handvol<br />
op een rond houten bord, dóelang genaamd, het-<br />
Avelk 18 duim middellijn, en naar het centrum<br />
eenigzins hol en dik toelóopende, juist in zijn<br />
middelpunt of het dikste gedeelte een gat heeft,<br />
waarop zij een klein dekseltje van hout maken.<br />
Wanneer nu al de grond en het zand, door de<br />
beAveging, welke zij maken, van de doelang afgespoeld<br />
is, blijft het goud, hetAvelk , zAvaarder<br />
zijnde, niet zoo ligt Avegspoelt, alleen liggen, en<br />
-BB 206 -SB<br />
nood ig hebben , daarhenen , en werken aldaar de<br />
aarde in de rivier, op die plaats, Avelke door hen<br />
tot dit einde is toebereid geAvorden. Alsdan spoelt<br />
al de grond en klei terstond met het stroomend<br />
Avater weg, tenvijl het ZAvarte zand met het goud<br />
blijft liggen, hetwelk zij vervolgens, na de steenen<br />
daaruit geAVorpen te hebben, op de boven<br />
beschrevene Avijze , met hunne doelangs zuiveren.<br />
Dit is de gemakkelijkste wijze van graven, en zoo<br />
lang zij plaatsen vinden, Avaar zulks geschieden<br />
kan, zullen zij niet ligt andere mijnen opsporen.<br />
Eindelijk is er nog eene derde Avijze van bearbeiding<br />
, te Aveten : de werklieden gaan roet ballastmandjes<br />
op hunnen rug en een stuk spits ijzer,<br />
in de gedaante van een zAvaren bij tel , met een<br />
houten handvatsel, langs de rivier, en zoeken langs<br />
de oevers in de kloyen en scheuren der klippen ,<br />
waarin zij niet zelden geheele stukken goud van<br />
aanmerkelijke zAvaarte vinden.<br />
Deze berigten, die officieel door eenen achtens-<br />
Avaardigen ambtenaar en ooggetuige (81) aan het<br />
Gouvernement Generaal te Batavia Averden ingediend<br />
, schijnen het vreemd te doen voorkomen ,<br />
dat bij de ontginning der Gorontalosche mijnen,<br />
drie tonnen gouds deficit het resultaat van die<br />
onderneming geAveest is. — Doch al Avaren ook<br />
alle de hier boven aangehaalde beletselen gegrond,<br />
zoude zulks dan reeds genoegzaam beAvij*zen<br />
, dat men de onderneming niet, ondanks een<br />
aanvankelijk verlies, behoorde door te zetten ?<br />
(81) I" bet aangehaalde Rapport van den Secretaris<br />
G. II. BUKR.
— 207 —<br />
De aangehaalde beletselen kan ieder een gemak-<br />
kelijk naar waarde schatten. De ongezondheid in<br />
de mijnen schijnt het geAvigligste te zijn , doch<br />
kundige geneesheeren denken, dat ook dit een<br />
louter voorwendsel is, en dat de inlanders bij goed<br />
Voedsel daarvan geen hinder zouden hebben.<br />
In ons Boterland zegt men : « De boter is zoo<br />
geel als goud.'' Zoude men in het Goudland ook<br />
moeten zeggen: « Het goud is zoo week als bo-<br />
ter." Zoude het stofgoud aldaar aan de Avar-<br />
me vingers kleven, gelijk het stuk boter, het-<br />
welk zekere hofnar, door veler handen, inCdie<br />
van zijnen Vorstelijken Meester liet overgaan , om<br />
hem de vermindering zijner inkomsten te verklaren?<br />
Men heeft onlangs nog berigt ontvangen dat er in<br />
de ommestreken van Benkoelen eenige rijke goud-<br />
mijnen ontdekt zijn geAVOrden (82) ; doch tot nu<br />
toe niet vernomen, dat de « rijkehjk met goud<br />
(82) Amsterd. Courant, i3 Dec. 1827. N°. 294.<br />
Zie hier het geheele Artikel, hetwelk inderdaad<br />
belangrijk geacht mag worden.<br />
GOUDMIJNEN VAN ÏSENKOELEN.<br />
In de nabijheid van Benkoelen, langs het zeestrand,<br />
tusschen de rivier van dien naam en Soengie Limau<br />
, bestaan alle kenteekenen, dat de grond aldaar<br />
rijkelijk met Goud bezwangerd is. — Voornamelijk<br />
is zulks zigtbaar, Lij springtijden in de zuidoostmoeson,<br />
wanneer de zee hoog loopt, en het ge-<br />
Weid der branding het steile strand aanboudend doet<br />
instorten} en bij ebtijd, de aarddeelen naar zee gevoerd<br />
wordende, vindt men , aan den voet van het<br />
strand, het zand met Stofgoud vermengd. ,
— 208 —<br />
bezAVangerde grond ," de Indische koperen munt<br />
door gouden Willemstukken verdrongen heeft. On-<br />
De slraudbewoners van het distrikt van Soengie<br />
Limau maken, sints onheugelijke tijden, al hunne<br />
gouden sieraden van het stofgoud, hetwelk'door de<br />
eenvoudige verzameling van het zand, door herhaalde<br />
wassching, daarvan wordt verkregen.<br />
IJij den inlander bestaat eene verdeelde opinie, omtrent<br />
den oorsprong van dit goud. Sommigen meenen<br />
, dat het goud door de golven wordt aangespoeld<br />
, en dus uit de zee voortkomt; welk sprookje,<br />
door de belanghebbenden bij de gedwongene peperculture,<br />
in den compagnie-tijd, is onderhouden, opdat<br />
de planters niet uit de pepertuinen naar de goudmijnen<br />
mogten Avorden gelokt. — De meer verlichten<br />
echter betwijfelen geenszins den waren oorsprong van<br />
dit kostbaar metaal. Een opzettelijk onderzoek, hetwelk<br />
men onlangs deswege heeft gedaan, bewijst genoegzaam,<br />
dat de grond in genoemde streken met<br />
goud van zeer goede hoedanigheid bezet is. Ten<br />
einde evenwel meer bepaalde proeven Ie nemen, zoo<br />
Avel omtrent de hoeveelheid als de hoedanigheid van<br />
het metaal, (waaromtrent, ten aanzien van eene<br />
o-oudmijn, niet met te veel omzigtigheid kan worden<br />
gehandeld, alzoo niet zelden de ongelden der bewerking<br />
de opbrengst overtreffen) , % zoo heeft men kortelings<br />
aangevangen eene kleine waterleiding te" graven,<br />
met het inzigt, om het water van een spruitje,<br />
hetwelk zijnen oorsprong heeft in een uitgestrekt<br />
moeras, naar het strand en in zee te leiden, om<br />
door de kracht van het water , op de gewone Sumatrasche<br />
wijze , eene mijn te openen.<br />
Ofschoon de bevolking hier weinig neiging heeft tot<br />
dergelijke onderneming, uit hoofde van het onzekere
— 209 —<br />
willekeurig denkt men hier aan een Spaahsch spreek«<br />
Avoord , hetAvelk men aldus zoude kunnen vertalen:<br />
van den uitslag , is men echter geslaagd dit werk,<br />
(hetwelk slechts als eene proefneming moet worden<br />
beschouwd), door eenige Chinezen te doen aanvangen<br />
, en voor zoo^ ver daarmede reeds vordering is gemaakt,<br />
duiden de opgegravene roode steenen (door.<br />
de inlanders Batoe Kawie genaamd) het zwart glimmend<br />
zand, de zoogenaamde K/angan-stcen, en het<br />
Stratum Napoe , als onfeilbaar, de nabijheid van het<br />
goud aan.<br />
Even eens bestaan er, in het district Anak Sóengie^<br />
aan de bevaarbare rivier Kandauw, nabij de Doeseoen<br />
van dien naam, verscheiden goudmijnen, waarvan<br />
er thans eene bewerkt wordt, welke , behalve grof<br />
stofgoud (Amas Oerei), ook klompgoud {L'or natif,<br />
Amas Litjien) oplevert; een en ander echter,<br />
uk hoofde der weinige bewerkers, in zoer geringe<br />
hoeveelheid.<br />
De vermaarde goudmijnen van Sumatra zijn gelegen<br />
in de landen Limau en Batang-assim, van<br />
waar het goud naar Moco-Moco, Padang, Jambi<br />
en Bangka-hoeloe ( Benkoelen J, ' en ook Palembang ,<br />
in vorige tijden, in groote hoeveelheden werd afgevoerd,<br />
en thans oneindig minder, doch meest'te Padang<br />
en ook te Jambie, ter markt Wordt gebragt. —<br />
Als eeno reden voor de zoo opmerkelijke vermindering<br />
in den afvoer van goud Wordt opgegeven, dat<br />
de zoogenaamde Timbang Sariboe Doea Ratoes,<br />
(waarschijnlijk om het groot aantal dezer mijnen (*),)<br />
C) Waarom? Het woord Timbang beteekent niet eene<br />
mijn, maar een aker of watsrfchepper. — Sariboe doea ratoes<br />
is 1200. — Mijnen of maakt nog al eenig<br />
verschil in de zaak.<br />
11. O
— 2IO —<br />
« Vindt gij modder in uw land,.<br />
« Ligt komt gij tot hooger stand ;<br />
« Vindt gij zilver in uw grond,<br />
« 't Baart gebrek in beurs en mondj<br />
« En ontdekt gij Goud in 't erf,<br />
« 't Stort u eerlang in 't verderf."<br />
langzamerhand uitgeput Avorden, en thans naau-<br />
Avelijks de moeite en kosten der bewerking Avaardig,<br />
zijn.<br />
In de ondcrstolling , dat die opgave gegrond is,<br />
kan welligt de aanwijzing van goudmijnen, in de nabijheid<br />
van het fort Marlborough, nuttig worden.<br />
Het is onbelangrijk hier de oorzaken aan te, wijzen,<br />
welke de krachtdadige beAverking dezer mijnen,<br />
tot dus verre, hebben belet ; genoeg zij het, te zeggen,<br />
dat de uitsluiting van Europesche industrie als<br />
de hoofd-oorzaak, en het tegenovergestelde, als het<br />
eenige middel, tot ontginning welligt van groote<br />
schatten aanleiding kan geven.<br />
Benkoelen, 1827.<br />
Dus verre de Amst. Courant. Het schijnt echter<br />
vreemd, dat de Engelschcn, wier lust tot onderzoek<br />
van het land onbetwistbaar is , gedurende hun bezit<br />
van Benkoelen, hoegenaamd geen gewag van deze<br />
mijnen hebben gemaakt. — Zij hebben daarentegen<br />
de Specerij-teelt en andere aanplantingen beproefd.<br />
1<br />
1
— 211<br />
VEERTIENDE HOOFDSTUK.<br />
Vervolg van het vo<strong>org</strong>aande. — Dè voornaamste<br />
Produkten van Celebes. — Jets over den Landbouw.<br />
— Oorzaken van deszelfs verval. —<br />
Handel en Nijverheid. — Aanmerkingen over<br />
den staat van het eiland.<br />
O<br />
V^ver een zoo voornaam produkt als het Goud<br />
breedvoerig genoeg uitgeAveid hebbende, zal ik na<br />
overgaan tot eenige andere produklen, inzonderheid<br />
van het Nederlandsche gedeelte van Celebes i<br />
en Avel vooreerst<br />
Uit het rijk der delfstoffen ; Hier verdient<br />
wel in de eerste plaats gemeld te Avorden het<br />
Zout, hetwelk in aanzienlijke hoeveelheid op het<br />
grondgebied van het Gouvernement bereid Avordt,<br />
en van goede hoedanigheid is. Het wordt hier<br />
op de zelfde wijze als 0p het eiland Java gemaakt,<br />
van hit zeeAvater, hetwelk in greppen<br />
ingelaten, en door de hitte der zon uitgedroogd<br />
wordt. De beAverking is derhalve zeer eenvoindig<br />
en vereischt geene de minste kunst noch<br />
O a
212<br />
moeite. De plaatsen, waar het meeste zout bereid<br />
Avordt, zijn, in. het.distrikt van de Hoofdplaats,<br />
op Pannoempa, een uur gaans van het<br />
fort Rotterdam , en in de zuiderdistrikteri of<br />
Toppedjawa (Lakalon en Takalara). De hoeveelheid<br />
van de jaarlijksche opbrengst is do<strong>org</strong>aans:<br />
Op Pannampoe . . . 5o lasten.<br />
Lakaton en Takalara ioo<br />
Tezamen i5o lasten van 3ooofg ieder,<br />
dat nog al belangrijk is. .<br />
Men vindt ook Steenkolen op Celebes, te weten:<br />
in het gebergte van de Residentie Maros en<br />
het Regentschap Tanralili te Manompang. Men<br />
beeft dezelve reeds voor langen tijd ontdekt en<br />
naar Batavia overgezonden, om aldaar beproefd<br />
te Avorden. De steenkolen Averden destijds afgekeurd,<br />
en sedert dien tijd zijn de mijnen op<br />
Celebes onaangeroerd gebleven. Latere proefnemingen<br />
echter, door den Resident vau Maros<br />
genomen , hebben beAvezcn, dat die steenkolen<br />
van een-vellen , goeden aard zijn. Deze ambtenaar<br />
zond in 1822 nogmaals eene hoeveelheid derzelve naar<br />
Batavia, om zijn gezegde te staven. Daar het<br />
Avenschelijk en Avaarschijnlijk is , dat de stoomboolen<br />
in Neder' andsch-Indi'è meer en meer in gebruik<br />
zullen gcbràgt AvOrden (gelijk reeds in<br />
Britsch-lndi'è algemeen plaats heeft), zoo kan<br />
het van veel belang zijn, de steenkolenmijnen<br />
van Celebes door de inboorlingen (die Volkomen<br />
tol dien arbeid geschikt >zijn, en daartoe ook niet on-<br />
t
— 2l3<br />
genegen zullen zijn,, wahneei'aahmóediging^en-'belooning<br />
daarmede gepaard gaan) telaten uitdelw<br />
ven. Met behulp van eenige pedaties ! of buflolkarren<br />
zoude het proclukt dezer mijnen gemakkelijk<br />
tot Maros, dat van dezelve slechtff'vier uren<br />
gaans verwijderd is , vervoerd', - ! en vari deze plaats<br />
vervolgens naar de Hoofdplaats Makassar afgescheept<br />
kunnen Avorden.<br />
IJzermijnen worden op Celebes gevonden<br />
maar voor zoo veel tot hu toe bekend is, niet op<br />
Gouvernements grondgebied. Meiv vindt deze<br />
mijnen in het oostelijk gedeelte van het eiland ,<br />
in het gebied van Loehoe y doch het ijzer , dat<br />
zij voortbrengen, bedraagt, zoo men zegt, niet<br />
veel. Denkelijk is de oorzaak hiervan hoofdzakelijk<br />
in de geringe nijverheid der bevolking gelegen.<br />
Kleine Stukken ijzer Avorden nu en dan<br />
naar de Hoofdplaats ten verkoop gébragt. De<br />
Gouverneur van 31akas'sar heeft nog onlangs zulk<br />
een stuk tot proeve naar Batavia opgezonden.<br />
Het bestond uit eene soort van staal, en behoefde<br />
volgens Zijn Ed. rapport, bij de beAVerking niet<br />
met staal vermengd te Avorden. De inlanders noemen<br />
dit ijzerprodukt bissi-pamor.<br />
Volgens de beschrijving van den Heer c. SPEEL-<br />
MAN (in zijne Memorie) Avordt er aan den voot<br />
van het gobergie, langs den oever der rivier<br />
Maros ook Salpeter gevonden.<br />
0.3
BV 2l4 —<br />
Voor zop veel bekend is, vindt men op het<br />
eiland Celebes nergens Diamantgroeven noch andere<br />
edele gesteenten. De oude geschriften der<br />
Makassaren maken van dit produkt ook hoegenaamd<br />
geen gewag, en dit zoude het waarschijnlijk<br />
kunnen maken , dat hetzelve niet op dit eiland te<br />
huis behoort. Intusschen is Celebes, en vooral<br />
zijn de binnenlanden daarvan tot nu toe te weinig<br />
onderzocht, om op het verhaal der inlanders<br />
in dit opzigt volkomen staaj te kunnen maken.<br />
Deskundigen hebben zich nog niet verre genoeg<br />
in het land durven begeven , om deze zaak tot<br />
zekerheid te brengen.<br />
Uit het Plantenrijk :<br />
In de Gouvernementslanden van Celebes zijn<br />
geene aanzienlijke bosschen, uitgezonderd in de<br />
strekpn van Boelecomba, alwaar de bosschen zeer<br />
goed timmerhout voor de inlandsche scheepvaart<br />
leveren, doch hetwelk niet geschikt is voor den<br />
aanbouw van groote schepen en vaartuigen.<br />
In het distrikt Maros in de gebergten, en Avel<br />
in de 'Regentschappen van Tanralili en Simbang<br />
zijn een aantal bosschen; doch het hout, dat.aldaar<br />
gekapt Avordt, is niet duurzaam genoeg, om<br />
daarvan schepen op de Europesche wijze te bouwen.<br />
Voor den inlandschen schcepsbouAV is hetzelve<br />
zeer dienstig, en wordt ook door de inboorlingen<br />
tot allerlei huisraad gebezigd. Ook is het<br />
. zeer bruikbaar tot het onderhoud van het palen-
— üi5 —<br />
hoofd, hetwelk op de hoofdplaats in zee loopt»<br />
en door den sterken golfslag aanhoudende reparatie<br />
vordert. Voor het overige bestaan de bosschen<br />
grootendeels uit bamboes en sagoweerboomen<br />
(83).<br />
Ofschoon dus over het algemeen de bosschen<br />
van Celebes weinig deugdzaam en duurzaam hout<br />
Voor scheepsbouAV opleveren, vindt men er niettemin<br />
eenige soorten van timmerhout, dat van<br />
ëene betere hoedanigheid is. Zélfs het Djati-hout<br />
is er voorhanden, vooral op Siang, Labakkangéa.<br />
Boengoeroe in het noordelijk gedeelte der Gouvernements<br />
bezittingen; doch het getal der boomen<br />
is tot nu toe zoo gering , dat dit nuttige produkt<br />
op Celebes bijna in het geheel niet in aanmerking<br />
komt.<br />
In het Boelecombasche gelried vindt men, volgens<br />
oude beschrijvingen , ook Sandal- en Sapanhout,<br />
doch het onderzoek desAVege door den Re.<br />
-sident gedaan , heeft beAvezen, dat het daarmede<br />
even eens gesteld is, als met het Djati-hout.<br />
Het eiland Tannakeke levert Vleeschhout, dat<br />
van een' taaijen aard is , en tot sloepsriemen en<br />
-ander klein schcepstuig gebruikt Avordt, alzoo<br />
men geene ZAvare stukken van dit hout kan bekomen.<br />
Ten Oosten van Saleijer, öp een klein<br />
eiland in de nabijheid is echter een Djatibosch ,<br />
hetAvelk met der tijd voor het Gouvernement «eer<br />
^83) Zoude het woord' Sagoweer niet afkomstig<br />
aijn van sagoe-aijer (sap van den sagoboom) ?<br />
04
I-*. 2l6 —<br />
voordeelig zal kunnen worden. Het hout zal<br />
thans (1824) vohvassen genoeg zijn, om gekapt e<br />
te kunnen Avorden. De Engelschen hebben in<br />
der lijd een aantal boomen uit dit bosch laten<br />
omhouAVen , om daarvan ligte balken-te maken.<br />
In de Zuiderdistrikten en op Bontain groeit de.<br />
Tabak zeer Avelig, doch men maakt hiervan<br />
zeer Aveinig werk, en bouAVt alleen zooveel aan,<br />
ajs voor de binnenlandsche consumlie noodig is.<br />
De Tabaksteelt zoude op Celebes zeer veel kunnen<br />
opleveren ; doch gebrek aan handen , onverschilligheid<br />
en blinde gehechtheid aan het oude, zijn<br />
zoo vele oorzaken, die eene heilzame verandering in<br />
dit opzigt slechts langzamerhand doen stand grijpen.<br />
De toestand van den Landbouw is in de laatste<br />
vijftig jaren veel meer achteruit gegaan dan verbeterd.<br />
De onlusten tusschen het Bonische Rijk<br />
en de Engelschen hebben daartoe almede veel bijgedragen,<br />
en vele andere Oorzaken hebben bovendien<br />
, sedert eene reeks van jaren , den bloei vaa<br />
dit eiland denvijze geknakt, dat de herstellende<br />
maatregelen van het Nederlandsche Gouvernement<br />
slechts langzaam de Avelvaart kan doen herleven.<br />
Onder deze oorzaken mag men wol<br />
voornamelijk de volgende omstandigheden opnoermen<br />
:<br />
1. De ontvolking , door den slavenhandel (voor<br />
dat die Avas afgeschaft), sedert, meer da»<br />
eene eeuAV op Celebes veroorzaakt (84)-<br />
(84) De Makassursthe slaven worden hoogcr cfàU
— 217 """*<br />
a. De toegenomene scheepvaart op dit etablis-<br />
sement, Avaardoor zeer vele handen aan den<br />
landhouAV zijn «onttrokken geAvorden.<br />
o. De Avillekeurige handehvijze der Bonische<br />
Vorsten, toen zij nog op Gouvernements<br />
grondgebied leenbezitters van de mecsie<br />
landerijen waren, en die naar hunne (ellen-<br />
dige) wijze lieten bebouAVen. Deze lande-<br />
rijen waren hun afgestaan met het weldadig<br />
oogmerk, dat de gemeene man een behoor-<br />
lijk gedeelte van de inkomslen zoude genie-<br />
ten ; doch deze bepaling Averd spoedig door<br />
de inlandsen e bezitters met voeten getreden,<br />
zoodat alleen deze laatsten de vruchten pluk-<br />
ten , geheel ten koste van de arbeidende<br />
volksklasse (85).<br />
die van eenig ander etablissement geacht. Zij onderscheiden<br />
zich door moed, schranderheid en (wanneer<br />
zij door hunne meesters wel behandeld worden) onkrenkbare<br />
getrouwheid. De Makassersche slavinnen<br />
ziju niet minder gezocht.<br />
(85) Gelijk do<strong>org</strong>aans, om niet te zpggen altijd,<br />
bet geval is, waar inlandsche prinsen en Vorsten Heeren<br />
van het land zijn. De mishandelingen , welke<br />
deze inlandsche Landheeren zich op de mindere bevolking<br />
veroorlooven} gaan nog zuur verre die van<br />
sommige Europesche grondbezitters (waarvan ik Deel I.<br />
blz. 177 iets gezegd heb.) te boven. Degenen , die de<br />
tegenwoordige onlusten op Java aan allerlei oorzaken<br />
behalve de ware willen toeschrijven, behoorden ten<br />
minste zoo onpartijdig ie zijn, dat zij deze onhc-<br />
0 5
— 2l8 _<br />
4- De oorlogen, waarvan Makassar herhaalde<br />
keeren het tooneel is geweest. Deze hebben<br />
tot groot verloop van volk, en tot<br />
spoedige vermindering van den Landbouw<br />
zeer veel toebragt. ,<br />
De Rijstbouw levert, jaarlijks door elkander gerekend<br />
j in de Gouvernementslanden van Celebes<br />
minder op dan voor de binnenlandsche.eonsumiie<br />
vereischt wordt. Dit voorname artikel moet derhalve<br />
uit Java worden aangevoerd. Met de opgave<br />
der bevolking, in het laatst vo<strong>org</strong>aande<br />
hoofdstuk voorkomende, zal de weetgierige lezer<br />
gaarne de opbrengst van rijst , als het hoofd-<br />
.produkt tot haar onderhoud, in vergelijking Avillen<br />
brengen.<br />
Volgens de laatste berekeningen, brengt het<br />
grondgebied van Makassar, Maros , de Zuiderr<br />
distrikten (Toppedjawa), Boelecomba en Bontain-,<br />
jaarlijks door elkander, te zamen i,5oo,ooo bosn<br />
Padi, of omtrent 12000 pikols, hetwelk<br />
geene evenredigheid hoegenaamd met de bevol-<br />
,king heeft. Het is wel Avaar, dat er nog rijst<br />
Avordt gebouwd in sommige andere distrikten, inzonderheid<br />
Polombanking en Glissong, doch almede<br />
op verre na in geene genoegzame hoeveelheid<br />
, om in de nooddruft der bevolking te kun-<br />
——_^___<br />
tvvislbare daadzaak niet onvermeld lieten. Men behoort<br />
land en volk wel te kennen, om de maatregelen<br />
van het Bestuur te kunnen beoordeel«).
— 31 9 —<br />
nen voorzien. In al de gemelde distrikten zoude<br />
echter deze voorname tak van landbouAV, voqr<br />
zoo veel de geschiktheid van den grond betreft,<br />
grootelijks vermeerderd kunnen Avorden.<br />
Suikerriet zoude op Celebes in groote hoeveelheid<br />
kunnen aangeplant Avorden, doch ook dit<br />
belangrijk produkt blijft door de inlanders lot nu<br />
toe bijna geheel verwaarloosd. Zij planten slechts<br />
eene geringe hoeveelheid , niet om het riet tot<br />
suiker te bereiden, maar alleen om hetzelve in<br />
den natuurlijken staat als eene versnapering te gebruiken;<br />
even als op Java, Avaar het suikerriet,<br />
geschild en aan kleine stukjes gesneden , Avordt<br />
uitgezogen. In het gebergte van Celebes bereidt<br />
men de arenga-smker, waarvan reeds vroeger<br />
(Deel I, bladz. 217) gesproken is geAVorden. Deze<br />
laatsie soort van suiker is uit den aard Aveinig<br />
tot verzending geschikt, en wordt ook alleen tot<br />
de binnenlandsche consumtie vervaardigd.<br />
Peper (Piper nigrum) wordt op Celebes niet<br />
geteeld. Zelfs de onontbeerlijke lange peper<br />
XCapsicnm) is op dit eiland in geringe hoeveelheid<br />
te bekomen. Het is echter geenszins bewezen ,<br />
dat het land voor de Peperculture niet geschikt<br />
zoude zijn. Alvorens hierover beslissend te oordeelen,<br />
zoude men de aanplanting op welgekozene<br />
gronden moeten beproefd hebhen. Kardamom<br />
wordt op het gansche eiland niet gevonden. Gember<br />
en Tamarinde grocijen er slechts iu geringe<br />
hoeveelheid. In de bosschen vindt men Curcuma,
220<br />
doch te Aveinig voor de behoefte, Aveshalve dit<br />
artikel van Saleijer en elders hier wordt aange-<br />
voerd.<br />
In de Gouvernementsbezittingen wordt Indigo<br />
geplant. Weleer was dit produkt op Celebes van<br />
groot belang, en het Gouvernement zond kundige<br />
planters herwaarts, doch deze onderneming is ook<br />
Avcderom te niet geloopen, omdat zij al Avederom<br />
de kosten niet goed maakte (86), tenvijl som-<br />
migen ook beAveerden , dat de indigo van Celebes<br />
minder deugdzaam Avas dau die van Pekalongan<br />
en andere plaatsen op Java.<br />
Thans wordt deze plant op Celebes nog slechts<br />
voor de consumtie aangebouAvd, en de bereiding<br />
geschiedt op eene zeer gebrekkige wijze.<br />
De Katoen- of JCfl^fls-teelt is mede zeer gering.<br />
Dit produkt AA'ordt van Saleijer en andere plaatsen<br />
(^86) Eene jeremiade, welke maar al te dikwerf in India<br />
gehoord wordt. Ik heb binnen zeker fort een huis voor<br />
Gouvernements rekening, nog niet half volbouwd gezien,<br />
ofschoon daaraan bijna drie jaren gearbeid was. Eenvoudige<br />
witgepleisterde muren, eene enkele verdieping<br />
, een pannen dak, ziedaar de geheele beschrijving<br />
van dit gebouw. Zoo ver het nu afgewerkt<br />
was, had het reeds 3o,ooo ropijen gekost 1 Dit gaf aanleiding,<br />
dat een zeker zeer rondborstig zee-oflïcier vroeg:<br />
of men dan zilveren ropijen in de muren gemetseld<br />
had? — Zulke staaltjes kunnen doen zien, of de onlangs<br />
ingevoerde bezuiniging, waartegen men in Indiö<br />
zoo schreeuwt en raast, al of niet noodzakelijk v\us<br />
geworden ?
321 —<br />
naar Makassar aangevoerd". Men heeft nil China<br />
eene soort van katoen herwaarts overgeplant, die<br />
bruinachtig van kleur is, en goed voortkomt,<br />
doch de aankweeking daarvan bepaalt zich tot de<br />
liefhebberij van een klein getal Ingezetenen. Met<br />
andere planten, Avelke produkten vopr de spinnerijen<br />
en weverijen opleveren, zijn hier nog geene<br />
proeven genomen, en het is derhalve nog onbekend<br />
, Avelke gevolgen men zich daarvan zoude<br />
mogen voorstellen. — De Makassarsche lijiiAvaden<br />
»ijn zeer fijn en hebben eene hooge Avaarde.<br />
Uit het Dierenrijk.<br />
- De Trz/>a72g--visscherij is de voornaamste bron<br />
Van Avelvaart in den handel van Makasser, en<br />
eeer vele , zoo niet de meeste ingezetenen, vinden<br />
daarin de middelen van hun bestaan. De Tripangs<br />
Avorden tot aan de kusten van Nieuw-Holland<br />
gezocht, en maken een zeer aanzienlijk artikel<br />
van ruiling uit voor de goederen, die hier uit<br />
China worden aangebragt. Aan dezen handel<br />
heeft zelfs Java een belangrijk aandeel. De Tri-"<br />
pang-vangst vereischt weinig kosten, en is voor<br />
de Celebezen te meer uitlokkend , omdat zij uit<br />
den aard als een zeevarend volk moeien beschouwd<br />
worden (87). Agar-agar Avas voorheen van meer<br />
belang dari thans.<br />
ii<br />
(87) Zij 'tarten niet alléén stoutmoedig de bevaren<br />
der zee met zeer ranke vaartuigen } maar zij le
222 —<br />
Onder de produkten van Celebes komen ook de<br />
beroemde Vogelnestjes voor, waarvan ik reeds<br />
vroeger melding heb gemaakt. Men vindt dit<br />
voor den Chineschen handel zoo kostbare artikel<br />
in de rotsholen aan de Noordelijke kusten, doch<br />
in veel geringer hoeveelheid dan op Java, waar<br />
dit enkele artikel, op het Buitenz<strong>org</strong>sche landgoed<br />
Tjampia van den Heere VAN RIEMSDIJK de belang-<br />
rijke som van 60,000 Sp. M. jaarlijks opbrengt.<br />
De veefokkerij is over het algemeen op<br />
Gouvernements grondgebied niet overvloedig, en<br />
evenmin, voor zoo verre bekend is, in de landen der<br />
Vorsten-Bondgenooten. Vandaar ook , dat de prij-<br />
zen daarvan, voornamelijk van het pluimvee, dik-<br />
werf hoog stijgen, als er meer dan gewone hoe-<br />
veelheden daarvan benoodigd zijn, ofschoon die<br />
prijzen anders zeer matig zijn.<br />
Het getal der Buffels, die voor den Landbouw<br />
en de Slagterijen gebruikt Avorden, is toereikend<br />
en tot redelijke prijzen te bekomen. In de lan-<br />
den., die verre van de hoofdplaats gelegen zijn,<br />
vindt men dezelve echter geenszins in dien over-<br />
waren heldenmoed aan den dag , wanneer zij door<br />
zeeroovers worden aangevallen. Déze kaatsten zullen<br />
niet hgt eene praauw aantasten , wanneer zij weten 4<br />
dat dezelve met Makassaren, of ook met Boeginezen<br />
bemand is, alzoo de ondervinding hun geleerd<br />
heeft, dat deze volken zich, gelijk onze CLAESSENS en<br />
andere helden , tot op den lâatsteu man te weerstellen<br />
en liever omkomen dan zich overgeven.
2a3 —<br />
vloed, dat daarvan andere plaatsen zouden kunnen<br />
worden voorzien, gelijk de onderviuding geleerd<br />
1 reeft, dat men met de grootste moeite er niet<br />
zoo vele heeft kunnen bekomen als benoodigd 1<br />
Avaren voor de bezetting, toen die geheel uit Europezen<br />
bestond, eu twee à drie stuks dagelijks<br />
vorderde.<br />
Ander rundvee is, er te bekomen, doch hét is<br />
schaars en alleen te vinden in het arrondissement<br />
Makasser, ahvaar partikuliere ingezetenen meest<br />
voor eigen gebruik eenige kudden houden, AVelker<br />
getal te zamen geene 5oo stuks kan halen.<br />
Op Makasser, in de berg-d-istricten van Toppedj'awa,<br />
is wild rundvee, doch het getal is gering.<br />
Onderscheidene jagten zijn er op gedaan<br />
onder het Engelsch Bestuur, bij welke gelegenheden<br />
de vangst zeer Aveinig ojibragt; dit<br />
rundvee heeft veel overeenkomst met het rundvee<br />
van Bali en Banjoe-Wangie ; het wordt spoedig<br />
tam, en teelt met ander rundvee voort, Avaarvan<br />
de Àvilde runderen zich anders altijd afgezonderd<br />
houden. -,<br />
Er zijn geene andere huisdieren> dan schapen,<br />
geiten en bokken, doch hun getal is gering.<br />
Onder de Avilde dieren heeft Celebes het geluk<br />
van geene verscheurende te kunnen tellen; de beslaande<br />
zijn hertebeesten, apen, civelkatten of zoogenaamde<br />
timpauws, die het dedes of eene soort<br />
van muskus opleveren. Insgelijks tangalgongs, die<br />
het zelfde opleveren, en Avilde varkens.<br />
Opzettelijke hijcnteelt bestaat er niet op Celebes/
«— 2a4 —*<br />
doch de honig wordt alom , door de bijen in<br />
hel AVild gevormd gevonden,, en bij kleine hoeveelheden,<br />
in bamboezen afgebragt en Verkocht,<br />
doch is van een gemeen soort, denkelijk echter,<br />
gelijk meest alle andere produkten, voor groote<br />
verbetering en vermeerdering vatbaar.<br />
De vischvangst op Celebes zou overvloedig zijn,<br />
indien daarvan meer Averks wierde gemaakt, alzoo<br />
de zee, vooral aan de Wesizijde, zeer vischrijk<br />
is; ook heeft men daaraan nimmer gebrek. Nog<br />
onlangs zag men op de Bazar of markt verkoo-.<br />
pen 600 vissohen, van de grootte als blei, voor<br />
2 stuivers het stuk. -<br />
Goede kaalkop .(kakap), tongen, koerie of<br />
sJompneus en andere fijne visschen, zijn op zijnen<br />
tijd ter hoofdplaats voor eenen zcpr matigen prijs<br />
te bekomen,; ook leveren de rawa's of moerassen,<br />
zeer goede paling op.<br />
Eindelijk is de schildpad, die alhier zeer goed<br />
is, «eer gemakkelijk en rijkelijk te bekomen. Terwijl<br />
ik mij, te Gorontalo ophield , kAvamen de inlanders<br />
ons nu en' dan eene schildpad brengen,<br />
die zij op de gewone, zeer gemakkelijke wijze<br />
gevangen hadden. Zij ontsteken namelijk eenige vuren<br />
des avonds aan het strand , waarop de schildpadden<br />
gaarne, afkomen. Twee of drie loerende inlanders<br />
springen uit hunne schuilhoeken toe, en Averpen<br />
het dier op den rug, in Avelke ligging het zich<br />
niét meer van de plaats verwijderen kan. In het<br />
Avijfje van eene schildpad, die omtrent 34o £g<br />
Avoog, vonden Avij drie en negentig stuks eijeren. Deze
225<br />
iaatsten zijn somtijds nog veel talrijker. De schaal is<br />
buigzaam als dun perkament. De inlanders eischten<br />
voor hunne yangst niets; doch het spreekt van zelf<br />
dat Avij hun een goed douceur gaven.<br />
Met opzet heb ik onder de voortbrengselen van<br />
het dierenrijk op Celebes van de paarden het<br />
laatst melding vvillen maken, om bij deze gele-<br />
genheid, noj>ens dit nuttige dier, zoo als het<br />
niet alleen op dit eiland , maar over het alge-<br />
meen in den Indischen Archipel voorkomt, eenig<br />
meer omstandig berigt te geven.<br />
Terwijl op de meeste Indische eilanden, ert<br />
ook op het schiereiland Malakka , de paarden<br />
zelden de grootte van onze gewone hitten aan-<br />
merkelijk te boven gaan , hetgeen (met uitzonde-<br />
ring van Nieuw-Holland, Avaar een zeer groot<br />
ras van paarden bestaat) (88) vrij algemeen het<br />
geval in alle Tropische landen is, mag men<br />
ten dien aanzien het eiland Celebes met bijzondei e<br />
onderscheiding melden. De paarden zijn hier<br />
grooter , vuriger en edeler van aard, dan in<br />
eenig ander oord van Indic. Ook het eiland Sum-<br />
bawa , waarvan in het volgende hoofdstuk zal ge-<br />
sproken Avorden , levert na Celebes de beste paar-<br />
den. Het spreekt van zelf, dat de bastaard-Ara--,<br />
(88) Van dit verbazend groot ras Van paardert had<br />
de Graaf' VON RANZOW te Batavia een spart van vieren»<br />
In i8ü5 was nog een van het span in leven , zijnde<br />
meer dan 5o jaren oud. Dit laatst overgebleven kolossale<br />
paard, ruim 6 voet hoog, werd op vendulie<br />
voor 6o gulden door een winkelier gekocht en tot last-'<br />
dier gebruikt.<br />
11. P
— 226 —<br />
bische en Perzisch« paarden , welke in Indië gebruikelijk<br />
zijn, als niet in den Archipel te huis<br />
behoorende, bij het bovengezegde niet in aanmerking<br />
moeten genomen worden. Deze laatsten<br />
overtreffen de Indische paarden niet alleen in<br />
grootte, maar ook in alle andere hoedanigheden,<br />
Avelke in het paard het meest geacht worden.<br />
Het eiland Java is buiten tegenspraak in Indi'é<br />
het rijkste land in paarden, doch dit moet<br />
grootendeels toegeschreven worden aan de verbetering<br />
der stoeterijen , die inzonderheid in de<br />
laatste jaren is ingevoerd (Vid. Deel I. Beschr. der<br />
Preanger-Regentschappenj bl. 3oy). Ook is op Java<br />
het paard iets grooter dan op Sumatra, Borneo<br />
en aan de vasie kust.<br />
Onder de Indische paarden onderscheidt men,<br />
als een bijzonder ras, de zoogenaamde koedagoenong<br />
of berg-paarden. Dezen hebben eene bijzondere<br />
geschiktheid j om met een vasten en onbezwaarden<br />
tred berg-op en berg-af te loopen,<br />
waartoe de paarden van het lage kustland niet<br />
in staat zijn. Deze bergpaarden zijn veel sterker,<br />
fijn gebouwd, doch Avel gespierd, zeer vlug<br />
en niet zelden , ondanks hunne kleine gestalte,<br />
zeer fraai van kleur zooAvel als van gedaante.<br />
De Inlanders gebruiken het paard nooit anders<br />
dan onder den man. Allées de Europeanen<br />
spannen dezelve voor hunne rijdtuigen, doch deze<br />
laatsten zijn in Indië veel ligter gemaakt, dan in<br />
Europa.<br />
Op de eilanden Bali en Lombok hebhen de
'— 227 """<br />
paarden minder waarde. Die van Bima op<br />
liet eiland Sumbawa zijn inzonderheid sterk , AvelgebouAvd<br />
en fraai. Op het eerste gezigt zoude<br />
men zeggen, dal zij met de Arabische paarden<br />
eenige overeenkomst hebben, doch bij nader<br />
bezien vindt men, dat de Bimasche paarden<br />
eene ruwer huid hebben, en ook het karakteristieke<br />
van den kop der Arabische rassen ontberen.<br />
Op het eiland Borneo vindt men het paard<br />
alleen aan het noordoostelijk gedeelte van het<br />
land, tegen over de Soeloesche eilanden, op<br />
Avelke laatsten , even als in de Philippijnsche<br />
eilanden, dit dier zeer talrijk is. Op deze laatste<br />
eilanden heeft het paard eenige overeenkomst<br />
met dat van Celebes, doch moet in schoonheid<br />
van gedaante voor de Celebische paarden Avijken.<br />
Deze laatsten overtreffen ook de andere Indische<br />
rassen in snelheid. Op het eiland Celebes, en<br />
bijzonder in de zuidoostelijke streken , leven zij<br />
in het Avild, en Avorden door de inboorlingen ,<br />
op de zelfde Avijze als in Arabie gebruikelijk is ,<br />
gevangen en getemd. De Celebezen weten het<br />
best van alle Indische volken, hunne paarden af<br />
te rigten, en gebruiken dezelve in den oorlog zoowel<br />
als op de jagt en op reis (89).<br />
(89) Opmerkelijk is het, dat de inlandsche naam<br />
Voor een paard op Celebes « Buffel van Java" beleekent<br />
; waaruit men zoude kunnen opmaken, dat dit<br />
dier niet oorspronkelijk op dat eüand te huis behoort.<br />
P 2
— 228 —<br />
Uit het aangehaalde officiële rapport, Avegens<br />
den staat der Nijverheid, ontleen ik het volgende<br />
stuk in zijn geheel, alzoo het mij voorkomt<br />
bijzonder geschikt te zijn, om de levensAvijze<br />
en het maatschappelijk bestaan der inboorlingen<br />
meer en détail te leeren kennen.<br />
« Er bestaan geen eigenlijk gezegde fabrij-<br />
« ken of manufacturen, en voor zoo verre bete<br />
kend is, zijn er geene handAverkslieden in<br />
« de onderscheidene gedeelten van Celebes , die<br />
« zich bezig houden met de beAvcrking van déifie<br />
stoffen/'<br />
« Het aardewerk, dat er gemaakt wordt, is<br />
« voor zoo verre mij bekend is , van geen groote<br />
« hoeveelheid , en bestaat in gemeene aarden<br />
« potten, steenen en pannen, die alleenlijk op<br />
« het Land Camanjang, in het distrikt Mai os<br />
u door de Chinezen worden gefabriceerd. Dit<br />
« aardewerk kon zekerlijk verbeterd Avorden , doch<br />
« men besteedt geene genoegzame moeite aan de<br />
« bereiding der kleiaarde ; Avelligt door gebrek<br />
« aan kunde , of Avel uit baatzucht, om dezelve<br />
« voor een goedkoopen prijs ter markt te kunnen<br />
« brengen."<br />
« Voormaals pleegde, op last van den Koning<br />
« der Macassaren, niet verre van de rivier Gris-<br />
« see, op Sambong-Java potten en steenen gc-<br />
* maakt te worden, doch de knevelarijenvan dien<br />
« Vorst hebben de beAverkers doen verloopen,
— 229 —<br />
« en hetgeen men aldaar bereidt, is thaus niet te<br />
« noemen, -<br />
« De bewerking der metalen op Celebes, kan<br />
« men in gcenen deele als belangrijk aanmerken..,<br />
« Veel ijzer werden echter bewerkt tot het<br />
« maken van parrangs of hakmessen, bijlen en<br />
« andere ruAve instrumenten, —- ook tot het sme-<br />
«c'den van de wapenen , aan den inlanders alhier<br />
« eigen , als hunne klewangs , krissen , assagaijen<br />
« en ijzeren harnassen (go)."<br />
« Ook heeft de Radja van Sidenreeng eene<br />
« geweermakerij, ahvaar hij vier loopen des daags<br />
« kan laten afwerken, doch ze zijn lomp eu<br />
« zwaar; de sloten kan hij niet gemaakt krijgen<br />
« dan zeer gebrekkig., en over het algemeen geit<br />
nomen , hebben deze volkeren nog zeer weinig<br />
« vorderingen gemaakt in de beAVerking der ine-<br />
K talen; enkele ambachtslieden, zoo christenen als<br />
a chinezen, alhier ter hoofdplaats, kunnen zoo in<br />
« het goud en zilver, als koper redelijk goed<br />
s werken."<br />
« Kalk Avordt hier overal op de eilanden be-<br />
« reid van den kraalsteen, doch ze is van geen<br />
« goede hoedanigheid , zeker omdat men ze met<br />
« zeewater bluscht, hetgeen eene ziltigheid yer-<br />
« oorzaakt, die aan het kalkpleister Aveinig duur-<br />
« zaamheid geeft. Men kan daarvan in het<br />
(oo) Voor zoo veel mij bekend is, alleen op Celebes<br />
gebruikelijk. Het zijn cottes-de-rnailles van ijzer-,<br />
draad , gelijk tralies van een Vogelkooi gevlochten.<br />
P 3
i<br />
~ 23o —<br />
« goede seizoen altijd een genoegzame hoeveel-<br />
« heid bekomen, naar gelang dit besteld<br />
« Avordt. Gips, Cement en Tras zijn hier niet be-<br />
« kend.<br />
« Van de kassambaboom Avordt uit de bladeren,<br />
* de olie gestookt, alhier genaamd Minjak badoli',<br />
« waarvan de alom beroemde Maccassaarsche olie<br />
« gemaakt Averd, door middelen van bereiding van<br />
« voorz. olie, met een zamenstel van reulwerk uit<br />
« de TimpauAvs (muskus-katten), benzoin en diverse<br />
« soorten ruikend hout, als klamboe, garoe, enz.<br />
* Deze olie Avordt echter door de Europeanen veelal<br />
h met kokos-olie vervalscht.<br />
« Ook Brom Avordt hier toebereid van eene soort<br />
« van rijst genaamd ketang. en gist van Rijstmeel<br />
« (ütfg-jVjmetsaguwear; ook vermengt men ze met<br />
« specerijen. Zij is zeer koppig, en daarom verbo-<br />
« den te verkoopen aan militairen, die met de<br />
« kracht daarvan onbekend , zich ligtelijk anders te<br />
« buiten zouden gaan ; want een bierglas vol, is<br />
« genoegzaam, om den sterksten mensch dronken<br />
« te maken , en de smaak is zeer aangenaam , en<br />
« dus verleidend."<br />
« Olie Avordt hier ook gemaakt van de vruchten<br />
« van den sapirieboom, die uit hot distrikt van<br />
« Bontain herwaarts Avorden aangevoerd. Versch<br />
« is dezelve goed , om de spijs voor den gemee-<br />
« nen man ie bereiden , oud en goed opgekookt ,<br />
« maakt men er met succes gebruik van in het<br />
« schilderen , doch het vertier daarvan is buitenste<br />
lands niets. De vrucht van den sapirie, wanneer'<br />
ê<br />
\
— a3i —<br />
« ze verseh is, dient den gemeenen inlander voor<br />
« kaarsen, die zij daarvan zeer goed zameuslellen."<br />
« De Rarak- of zeepbopm .hier niet aanwezig<br />
« zijnde , en de bereiding vait zeep, bij de inm<br />
boorlingen nog onbekend zijnde, AVasschen zij<br />
s hunne kleederen met ascliAvater."<br />
« Het. katoen wordt hier gesponnen, doch het-<br />
« geen alhier geteeld Avordt, is tot eigen ge-<br />
« bruik ontoereikend; van Saleijer en elders wordt<br />
K hetzelve ingevoerd."<br />
« De jaarlijks aangemaakt wordende hoeveelheid<br />
garens is ondoenlijk op te geven, Omdat ieder<br />
« huisgezin afzonderlijk laat spinnen , zoo veel als<br />
K tot eigen gebruik , en lot het Aveven van klee-<br />
« deren enz. noodig is, tenvijl ook de luvalitei-<br />
« ten naar de verschillende soorten vaji weefsels<br />
* in zelfder voege naar ieders begeerte Avorden<br />
« aangemaakt."<br />
« De Aveverijen werden niet fabrijkmatig heit<br />
dreven ; ieder ingezetenen heeft de zijne, in<br />
« hoeveelheid naarmate van'zijn vermogen om<br />
«E slaven of Averklieden te onderhouden."<br />
« Hetgeen er geAveven Averd , bestaat in grove<br />
« en fijne, zoogenaamde kleedjes, van eene zeer<br />
« deugdzame | en gcnvilde kwaliteit, ook grove<br />
« witte en gestreepte kleeden, die van een zeer<br />
c gemeen en slecht soort ziju."<br />
« Anderen stoffen Avorden hier niet vervaardigd,<br />
« behalve alleenlijk de ruwe zijde , die van China<br />
« wordt aangevoerd. Van deze worden stoii'an<br />
P 4<br />
/
'— 23a —<br />
« vervaardigd voor de inlandsche vrouwen , ook<br />
« Avorden er kleedjes van geAveven , doch in ge-<br />
« ringe hoeveelheid. — Blaaivw is de eenigste kleur,<br />
« die hier te land gemaakt Avordt, te Aveten , van<br />
« de indigo. Er'zijn geene v'erwerijen die fabrijk-<br />
« matig bedreven Avorden ; de overige kleuren,<br />
cc zoo als de bingjcoeroe of roode, komt van Bon-<br />
« ton , het geel vau Bima en andere van elders."<br />
« LeertouAVerijen of looijerijen heeft men op<br />
« Celebes niet; de buffelhuiden Avorden gedroogd<br />
« en onbereid aan do Chinesche kooplieden ver-<br />
« handeld."<br />
« Geen bontwerk wordt op Celebes bereid<br />
« uitgezonderd vellen van apen , die Aveinig geit<br />
acht zijn.'''<br />
;<br />
i De bewerking' van het hout geschiedt alleen<br />
«tot inlandsche vaartuigen en grof huistimmer-<br />
« Averk ; fijn hout Avordt hier Avel beAverkt , doch,<br />
« komt van Amboina, en geschiedt slechts'door<br />
— 233 —<br />
« loonen moet geven , houde ik mij verzekerd ,<br />
— 234 —<br />
«het verminderen der welvaart (91), Avant d«<br />
e rijkdom van den eenen, stelde den anderen<br />
« in staat, om ondernemingen te kunnen doen ,<br />
« waaraan hij thans niet denken kan."<br />
« Het is Avaar, dat door de afschaffing van den<br />
« slavenhandel de ingezeten eni tot een meerder<br />
« nuttige eii lofAvaardige nijverheid moeten Avorden<br />
*t aangespoord , doch dit kan eerst op het volgend<br />
«e! geslacht Averken; het zal.derhalve langzaam gaan,<br />
« en een voortdurende vrede zal hiertoe het meeste<br />
« kunnen bijbrengen."<br />
« Het is ongetwijfeld, dat Celebes veel zoudo<br />
« opleveren, indien de natiën , die hetzelve bete<br />
Avonen, niet op een bijgeloovige Avijze gehecht Avail<br />
ren aan hunne oude gëAvoonlen. Hoogmoedig ,<br />
« wispelturig, oorlogsznchtig, zijn ze in het al-<br />
«e gemeen, en deze ondeugden verdooven alle<br />
« lust en ijver om door een nijver onderzoek tot<br />
« de kennis van de inwendige Avaarde van het<br />
« land te geraken. Koffij en peper zou hier zeer<br />
« goed kunnen Avorden voortgeteeld, doch de Vor-<br />
« sten zijn daartoe niet ie bewegen, en daar de<br />
« magt van het Gouvernement zich niet-verdeu<br />
K over hen uitstrekt, dan de contracten luiden,<br />
« is daaraan, of aan eenig voordeel door middel<br />
« der bondgenooten , vooreerst nog niet te denken,<br />
(91) Eene paradoxe stelling , die ook bij de Vorsten<br />
van Bali gebruikelijk is. Zic Deel 1. laatste<br />
hoofdstuk.
— aî5 —<br />
K zoo lang namelijk, men niet meester van hel gete<br />
heele eiland is."<br />
't Het is echter, naar mijn inzien, der moeite<br />
« Avaardig , dat deskundigen binnenslands onder-<br />
« zoek doen, op last van het Gouvernement, en<br />
« ik houde mij verzekerd , dat er vele belangrijke<br />
« ontdekkingen zullen plaats hebben, want Celebes<br />
« is nog Aveinig door Europeanen bezocht en heit<br />
kend geÀvorden, en heeft zeer veel schijn van<br />
« rijk in mijnen te zijn. Doch na eenige ontdek-<br />
« king van goud- of ijzernrijnen of 'andere mineit<br />
ralen pf delfstoffen, die het Gouvernement tot<br />
« voordeel zouden kunnen dienen, zoude men<br />
« zich ook sans façon meester moeien maken van<br />
« zoodanig rijkje of staat, daar dit Voordeel in<br />
«t werd gevonden , ahvaar men zich door eene<br />
« goede bezetting zoude moeten staande houden."<br />
« De Vorsten van Celebes, die door contrac-<br />
«t ten aan het Gouvernement verbonden zijn, leg.<br />
« gen onder geen andere verpligting , dan dat zij<br />
« tegen eikanderen, zonder voorafgaande toesiem-<br />
« ming van het Nederlandsch Gouvernement, geen<br />
« oorlog mogen voeren en ook het Gouvernement<br />
u in alle gevallen gehouw en getrouAv moeten<br />
« zijn. De vaart met passen van het Gouvernete<br />
ment, de Avering van allen handel der vreenite<br />
delingen zijn voorname voorwaarden , Avelke het<br />
te Nederlandsch Gouvernement bedongen heeft,<br />
te Voorts ook , dat bij overlijden der Vorsten, de<br />
« tot opvolgers vo<strong>org</strong>edragene personen , door het<br />
« Gouvernement moeten Avorden erkend. Dit
N<br />
— a36 —<br />
« laatste punt is hetgeen het meest aanleiding lot<br />
« oorlogen geeft."<br />
« Deze verbondene Vorsten zijn voornamelijk<br />
« die van Mandhar in het noordelijk gedeelte,<br />
« maar zij hebben zich reeds sedert lange jaren<br />
« daaraan niet gestoord en gedragen zich als vre'emet<br />
delingen, als of er nimmer eenig contract gete<br />
sloten was." , , „<br />
« De andere bondgenooten zijn, Sidenreehg,<br />
.« (ook, doch ten onregte, Sandraboni genoemd)<br />
«e dit is een klein Rijkje."<br />
« Tanette, ook van geen aanbelang; beide deze<br />
« Kijkjes liggen ten noorden van het Gouverne-<br />
« ments-grondgebied aan de Avestzijde van Cele.bes.<br />
et Het» land is zeer rotsachtig, en de voortbreng-<br />
« seien bestaan bijna alleen uit djagong of lurksche<br />
ee tanve en manioc-wortelen, Avaarvan de opge-<br />
« zetenen leven."<br />
« Loehoe, Wadjo of Toadjo , Soping. Deze<br />
« Stalen, waaronder fVadjo eene republiek is,<br />
« liggen binnenslands aan de noordkust van de<br />
« bogt van Boni. Zij leveren padi, sago, en<br />
« ijzer. Het Rijk van Boni ligt aan den Avest-<br />
* oever van de bogt of golf van dien naam, en<br />
« heeft eene uitgestrektheid ten noorden van de<br />
« groote rivier Tjinrana zuidwaarts tot ruim lAvin-<br />
« tig mijlen. Men zegt, dat het zeer volkrijk is,<br />
« doch het is ook teveus armoedig , omdat er<br />
ji geene genoegzame rijstvelden Avorden gevonden ,<br />
« die gecultiveerd kunnen Avorden voor eigen on-<br />
« derhoud , waarom de gemeene man zich ook
H<br />
ie meest met djagong en manioc-AVortel moet bete<br />
helpen. Hierom hebben zij in vroegere lijden<br />
« zich in de Gouvernemeutshezittingen Aveten in<br />
« te dringen, Waarvan zij , door toegevendheid<br />
ie het meerderdeel cultiveerden, en de vruchten<br />
« zonder verpligttng of belasting op 's Vorsten<br />
* naam tot zich namen, Het Rijk van Makasser<br />
* is thans geheel onder eenen Koning , schoon het<br />
-« volk lang verdeeld is geweest, onder de namen<br />
« van Berg- en van Strand-Macassaren. Het land<br />
* is zeer armoedig ; het levert rijst op, doch niet<br />
* toereikende voor de consumtie, suiker van de<br />
* saguAveer in het gebergte, en vele bamboezen. —<br />
« Dit Rijk ligt ten Zuiden en Oosten van de Hoofd-<br />
« plaats , en is zeer rotsachtig en woest."<br />
ee Tello is met de Makassaren ' vereenigd, en<br />
« is thans niet meer noemenswaard , ofschoon er<br />
« eene koningin het bestier heeft."<br />
et Eindelijk behoort nog tot ee bondgenooten<br />
w van het Nederl. Gouvernement op Celebes, het<br />
« Rijk van Toeralta > dit Avordt door drie Prinsen<br />
« geregeerd,' en . was voormaals onder Boni 3<br />
« doch zij hebben zich bij de onlusten tusschen<br />
« de Engelschen en dat Hof onafhankelijk ver-<br />
«e klaard, en zijn als Bondgenooten erkend en aan-<br />
« genomen. — Dit Rijk grenst aan het grondge-<br />
« bied van het Gouvernement op Bontain, en is<br />
« zeer vruchtbaar in rijst."<br />
« Het eiland Saleyer, dat regt zuidwaarts en<br />
« in het gezigt van den Hoek van Bira ligt 3
— a38 —<br />
« wordt bestuurd door veertien Koningen, die<br />
« schatpligtig aan het Gouvernement zijn."<br />
i< Dit land is, als het Avare, eene rots. Er<br />
« groeit niets dan kokosnoten , djagong,. en een<br />
« soort van gierst, of de zoogenaamde padi djava.<br />
« Er is niets merkwaardigs te vinden, dan alit<br />
leen het reeds gemelde djatti-bosch , dat op een<br />
« klein eilandje-in de nabijheid groeit."<br />
« Bouton behoort tot de verbondene Vorsten.<br />
« Op de eilanden daaronder behoorende, zijnAvel-<br />
« eer specerijboomen gevonden, doch dezen zijn<br />
« jaarlijks van GouvernementSAvege uitgeroeid , te-<br />
« gen betaling aan den Vorst voor schadevergoe-<br />
« ding van de somma van f 3oo."<br />
» Op Sumbawa, zijn als bondgenooten, de<br />
« Vorsten van Bima , Sumbawa , Dompo, Tom-<br />
« boro, Papekaten Sangar. De uitbarsting vanden<br />
« vulkaan op Tomboro in i8i5 , heeft een groot<br />
« gedeelte van dit eiland in een staat van woest-<br />
« beid gebragt. Tomboro , Papelcat en Sangar<br />
« liggen grootendeels in de asch en lava bedolven."<br />
« Bima , Sumbawa en Dompo leveren rijst,<br />
« en in het eerst en laatslgeu. vindt men sappan-<br />
« hout, hetgeen volgens contracten aan het Gou-<br />
« vernement tegens eenen bepaalden prijs moet<br />
« AVerden geleverd , ook vindt men op Bima vote<br />
gelnestjes, waarover de Vorst eene vrije beschikte<br />
king heeft."<br />
Van dit eiland , en inzonderheid van de schrikkelijke<br />
eruptie van Tombora, zal ik straks nader<br />
gcAvag maken.
— a3g —<br />
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.<br />
Aankomst te Bima op het eiland Sumbawa. —<br />
- Eenig berigt nopens land en bevolking. —<br />
Slechte landbouw. — De Goenong-Tomboro. —<br />
Schrikkelijke uitbarsting van dien berg en geheele<br />
. verwoesting van het eiland. — Rapporten van<br />
onderscheidene Residenteti wegens deze gedenkwaardige<br />
vernieling.<br />
Ai<br />
.Ivorens onze bestemming naar Banjar-Massin<br />
op het grootste van alle bekende eilanden, Borneo,<br />
te vervolgen, Avilde kapitein ROSS, met<br />
wiens schip Avij dit reisje afleggen zouden, eerst<br />
naar Sumbawa stevenen, werwaarts handelsverrigtingen<br />
hem riepen. Vervolgens wilde hij<br />
Sambas op Borneo aandoen , van waar Avij ons<br />
over land naar Banjar-Massin zouden begeven,<br />
terwijl onze kapitein naar Java zoude terugkeeren<br />
, om zijn schip in het dok van Sourabaya<br />
eenige reparatie te doen ondergaan.<br />
Zonder tegenspoed (gelijk men dan over liet<br />
algemeen vau storm of dergelijke geyaren in de
— a4 —<br />
Indische binnenzeeën weinig te vreezen heeft),<br />
kwamen Avij, na vijf dagen zeilens , voor Bima<br />
ten anker. Deze plaats ligt aan eene kleine baai<br />
op het oostelijk gedeelte van Sumbawa , nabij de<br />
straat Sapi, tusschen dit eiland en hel land jan<br />
Floris gelegen. De, afstand van Makasser tot<br />
Bima, bedraagt bijna 5o zeemijlen, en deze vaart<br />
is in beide moesons vrij van gevaar. Kapitein<br />
ROSS Avilde hier een dozijn Bimasche paarden medenemen<br />
, die te Batavia goede AvinSt opleveren,<br />
en, gelijk reeds aangemerkt is, onder de beste rassen<br />
der Indische paarden geteld Avorden.<br />
Dit eiland wordt bcheerscht door zes kleine<br />
Radja's of koningen , Avier kleine Vorstendommen<br />
Bima, Sumbawa, Dompo, Tomboro, Sangar<br />
en Papekat genoemd worden. De bevolking van<br />
dit eiland heeft in hare algemeene karaktertrekken<br />
veel overeenkomst met de Makassaren ; sterk<br />
van ligchaamsgestalte, dapper en van een veel<br />
meer heldhaftigcn aard, dan de Javanen. Die<br />
van Tomboro verdienen in dit opzigt nog Avel<br />
boven de inwoners der andere provinciën onderscheiden<br />
te Avorden. Ondanks alle aangcAvende<br />
moeite is het mij niet mogelijk geweest, het getal<br />
der bevolking te welen te komen. De kampongs<br />
schijnen Avel bevolkt te zijn, doch het gebergte<br />
daarentegen zeer weinig. De inlandsche hoofden,<br />
Avelke wij deswege ondervraagden, gaven zeer<br />
verschillende antwoorden , volgens welke de bevolking<br />
van het eiland omstreeks 800,000 zielen<br />
bedragen zoude, hetgeen, denkelijk, even
— 24' —<br />
als de meeste opgaven, nopens d« volkrijkheid<br />
der Indische eilanden , niet zeer naauwkeurig is ,<br />
ofschoon die opgave in een officieel Rapport yoorr<br />
komt.<br />
- De produkten van Sumbawa zijn, (behalve<br />
de beroemde paarden) voornamelijk sapanhout,<br />
(jaarlijks a a 3ooo pikols), maïz, rijst, katjang<br />
en vruchten ; voorts ook AVas, Avilde honig<br />
, en eene groote hoeveelheid zwavel. De landbouw<br />
is hier, gelijk overal waar het land onder<br />
inlandsch beheer staat, allerellendigst. Men vindt<br />
er nogtans eene groote menigte Avilde en tamme<br />
buffels en ander vee.<br />
De hoofdplaats van hét gansche eiland wordt<br />
insgelijks Sumbawa genoemd. Het is eene<br />
uitgestrekte kampong, die met eenen muur<br />
van 6 voet hoog omtrokken is, Avaarschijnlijk<br />
tot verdediging tegen de strooperijen der Bauers,<br />
Avant tegen eiken anderen aanval zoude<br />
zulk eene verschansing van geen hoegenaamd nut<br />
kunnen zijn.<br />
Het eiland Sumbawa zal altijd merkAvaardig blij»<br />
Ven door de ontzettende uitbarsting Yan den Goenong-Tomboro,<br />
een vulkaan in het djstrjkt. van<br />
dien naam. Bij menschen heugenis heeft zulk<br />
eene, hevige eruptie nergens te voren ooit plaats<br />
gehad, en de inwoners zijn nog bij het enkeje<br />
verhaal van dit geducht natuurverschijnsel met<br />
schrik en ijzing beyangen. Noch de hevigste uitbarstingen<br />
van den Vesuvius en van den Etna<br />
noch zelfs die van den Merapi, op Java., waar-<br />
II. Q
— 5»4 a —<br />
ran ik Uitvoerig in het Eerste Deel gesproken<br />
heb, komen in eenige de minste aanmerking bij<br />
de vreesclijke ruurbraking van den Goenong-Tom^boro<br />
op Sumbawa. Ik zal zooveel ik kan, den<br />
lezer van dit verschijnsel uit de mij deswege locgskomene<br />
eehte berigten, een denkbeeld pogen<br />
te geven. ,<br />
Eene zoo veel mogelijk beknopte, en niet te min<br />
eenigermaie voldoende en treffende beschrijving van<br />
anlke merkwaardige schokken des aardbols te<br />
geven, is geene gemakkelijke taak. Ik wil die<br />
gaarne aan meer ivelsprekende schrijvers overlaten ,<br />
en bepale mij tot een eenvoudig < verslag van<br />
het gebeurde, terwijl ik het aan de verbeeldingskracht<br />
mijner lezers toeyertrouwe, zich een behoorlijk<br />
denkbeeld te maken van de verschrikkelijke<br />
magiveriooning, die de natuur bij zulke<br />
gelegenheden ten toon spreidt , om in een enkel<br />
oogenblik datgene ' te doen, Avat menschenmagt<br />
'ih vele jaren, door vele bloedige oorlogen, te<br />
vuur en te zAvaard niet verrigten kan , te weten,<br />
*en geheel land ten onderste boven keeren. Elke<br />
poging, om zulke gebeurtenissen der vergetelheid<br />
te ontrukken , zal ook daarom gebillijkt mo<br />
gen Avorden, omdat men , Avelligt in volgende<br />
tijden, de oorzaken nader zal opsporen, welke<br />
Op de oppervlakte der aarde zoo vele en zoo groot«<br />
veranderingen hebben te weeg gebragtt<br />
1 Dë uitbarsting van den Goenong-Tomboro<br />
schokte den aardbol op eene zoo geweldige wijze,<br />
dat zij^over de gansche uitgestrektheid der Moluk-
— ?-43 —<br />
sehe eilanden gevoeld Averd , zooAvel al over het<br />
meer naburige Java, over de eilanden Celebes,<br />
Sumatra en Borneo, gevolgelijk in eenen omtrek<br />
van meer dan duizend geographische mijlen van<br />
den vulkaan zelven. Op alle deze eilanden Averd<br />
de uitbarsting bespeurd door herhaalde trillende<br />
BeAvegingen van den grond zooAvel als door<br />
den verschrikkelijken Aveerklank van het onderaardsche<br />
gedruisch en gekraak. In de meer on-,<br />
middelijke nabijheid van den Goenong Tomboro ,<br />
en wel in eene ruimte van drie honderd mijlen<br />
van zijnen Averkkring, zag men de verbazendsie<br />
omkeeringen, die het gansche eiland met den ondergang<br />
dreigden , en alle beAvonei s de grootste<br />
angst aanjoegen. Op Java, dat ruim honderd<br />
mijlen van dezen berg verwijderd is, scheen de<br />
venvoesting geheel nabij te zijn. Op den middag<br />
was de hemel door Avolken van asch en<br />
zand verduisterd, en de zon was met eenen<br />
dampkring omgeven, Avelks « tastbare'* duisteinis<br />
de in deze gewesten zoo ongemeen gloeijenda<br />
kracht van hare stralen geheel krachteloos maakte.<br />
Stortregens van dikke asch bedekten verscheiden<br />
duimen hoog de huizen en velden en wegen.<br />
Deze slikdonkerc nacht, op het midden van den<br />
dag, Averd nog akeliger door het nu en dan uitbalderend<br />
gedruisch, hetAvelk het loshrandeu van<br />
het zAvaarst geschut, of het ratelen van een hevigen<br />
donderslag verdoofd zoude hebben. Dit<br />
gedruisch had zoo veel gelijkenis met het gebulder<br />
vau kanon , dat vele zeeofficieren niet ander» dach-<br />
Q»
-=44<br />
len , dan dat er zeeroovers op de kust geland Avaren<br />
, zoodat zij Averkelijk met hunne vaartuigen in<br />
zee staken, om de aangevallene schepen te hulp<br />
te snellen. Aan den anderen kant verkondigden<br />
sommige dweepzuchtige priesters aan het bijgeloovige<br />
volk de terugkomst van den profeet en hunne<br />
op handen zijnde verlossing. De verstandigsten<br />
onder de inlanders Avaren van meen ing", dat een<br />
der grootste Javasche vuurbergen uitgebarsten<br />
was ; doch dat de stortregens van asch , die het<br />
oostelijk gedeelte van Java bedekten, uit het<br />
eiland Sumbawa derwaarts uit eenen berg, die<br />
vele honderd mijlen van daar verAvijderd was,<br />
konden overkomen, dit konde geen sterveling zich<br />
als mogelijk voorstellen.<br />
Ten einde eenig authentiek berigt van de<br />
ontzaggelijke en zeer buitengewone uitbarsting<br />
van den Tomboro te beAvaren, zond de Gouverneur<br />
RAFFLiiS aanschrijvingen aan de onderscheidene<br />
Residenten op . de naastbijgelegen distrikten<br />
van Java , om een-verslag te geven van de omstandigheden,<br />
van welke zij ooggetuigen waren<br />
geweest. Uit de antAVOorden dezer heeren is het<br />
volgende verhaal opgemaakt. Zoo het Avelligt<br />
niet als eene geheel volledige besehrijving is aan<br />
te merken, zal het niettemin een duurzaam en<br />
gedenkwaardig verslag van daadzaken opleveren,<br />
om eene zoo ontzettende natuurverwoesting aan de<br />
vergetelheid te ontrukken.<br />
De eerste uitbarstingen van den Tomboro werden<br />
op Java in den avond van den 5 April ver-
— 245 —<br />
nomen. Zij werden overal gehoord , en bleven<br />
bij tusschenpoozen, tot den volgenden dag aanhouden.<br />
Het gedruisch werd algemeen toegeschreven<br />
aan het verwijderd gebulder van geschut<br />
; dermate zelfs, dat een detachement troepen<br />
van Djokjakarta Averd afgezonden, omdat<br />
men geloofde, dat de eene of andere nabijgelegen<br />
post vijandelijk werd aangevallen. In dit<br />
denkbeeld zond men ook aan de kusten eenige<br />
vaartuigen naar zee, om te zien oÜ zich eenig<br />
schip in nood bevond.<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en echter ontAvaarde men ,<br />
dat er overal asch nederviel, en hierdoor verdween<br />
alle twijfel ten aanzien der oorzaak van<br />
het steeds aanhoudend gebulder. Het is opmerkelijk<br />
, dat naarmate de uitbarsting voortgang<br />
had, het gedruisch in elke residentie zoo luid<br />
Averd gehoord , dat men hetzelve algemeen zeer<br />
nabij AVaande te zijn. Het Averd derhalye aau<br />
eene eruptie van den Meri-Api toegeschreven.<br />
Den 6 werd de zon Aveder zigtbaar. Zij scheen<br />
in eene dikke misi gehuld te zijn ; het Avcdcr<br />
Was smoorheet, en de dampkring blaksiil. Da<br />
zon vertoonde zich zonder stralen, en de doodsche<br />
kalmte verkondigde eene ophanden zijnde<br />
aardbeving. Zoo duurde het verscheiden dagen ,<br />
uu en dan bleven de bulderende uitbarstingen aanhouden,<br />
doch Avaren minder sterk, en minder talrijk<br />
dan inden beginne. Overal viel vulkanische asch,<br />
aanvankelijk weinig , eu iu de westelijke gedeelten<br />
Q 3
— 246 — v<br />
tan' het eiland, in zoo geringe hoeveelheid, dat<br />
dezelve naauAveiijks merkbaar was.<br />
Deze toestand van den dampkring bleef zonder<br />
veel verandering aanhouden lot op den 10 April j<br />
en had tot op dien dag niet meer ongerustheid<br />
gebaard , dan elke geAVOonlijke uitbarsting van<br />
eenen vulkaan op - Java, Doch des avonds van<br />
den tienden werd het dreunend bulderen der<br />
uitbarstingen menigvuldige!' en zwaarder , inzonderheid<br />
oostwaarts van Cheribon. De lucht<br />
werd door een stortregen van asch verduisterd,<br />
eu op verscheiden'plaatsen, inzonderheid te Sola<br />
en te Rembang werd eene trillende beAveging<br />
van den grond bespeurd. Op den 11 waren de<br />
uitbarstingen zoo hevig, dat in de oostelijke distrikten<br />
van Java de huizen Avaggelden. De daaropvolgende<br />
nacht Avas boven alle beschrijving stikdonker<br />
(MJLTON'S « darkness visible") en lot op<br />
het midden - van den volgenden dag konde men<br />
Haatiwelijks eenige schemering van licht ontwaren.<br />
Te Solo Avalen op den 12 des middags<br />
de voorwerpen op 100 schreden afstands schier<br />
onzigibaar , even als bij ongemeen ZAvare mist Avel<br />
eens in Amsterdam plaats heeft, Verder oostwaarts,<br />
te Grissee en te Sourabaya, Avas het op het midden<br />
van dien dag zoo donker als in de nacht.<br />
Deze verzadigdheid van den dampkring verminminderde<br />
bij afwisseling naarmate de aschwollen<br />
onder het nederstorten dunner Averden, Bij<br />
voorbeeld de asch , die te Baujoe Wangle acht
— »47 —<br />
duim dik was nedergesiori, viel ie Sumanap niet<br />
hooger dan tAvee duim , en ie Grissee nog minder.<br />
Ten westen van Samarang heeft de zon<br />
Weinig verduisternis ondergaan.<br />
Natuurtafereelen, zoo ontzettend en zoo vernielend<br />
, verdienen allesins met opgelettendheid<br />
gade geslagen te worden. Voerzeker zal hel mijnen<br />
Lezer niet ongevallig zijn , hier de plaatselijke<br />
berigten der Residenten aangehaald te zien.<br />
Ik neem die met eenige verkorting, dochgetrour<br />
weiijk uit het Engelsch over, in Avelke taal dezelve,<br />
voor zoo veel mij bekend is, alleen zijn algemeen<br />
gemaakt , te Aveten in het V1I1 deel der Verh. van<br />
het Bat. Gen.., hetwelk tol nu toe in onze taal het<br />
jicht nog niet heeft mogen zien. Een sterk bewijs t<br />
voorzeker , dal de ambtenaren het in Indië zeer<br />
druk hebben, anders zou deze of gene zulks<br />
gaarne tot uilspanning op zich hebben willet!<br />
nemen.<br />
Van. Grissee: Toen ik op den 12 des m<strong>org</strong>enç<br />
ontwaakte, kAvam het mij voor, dat de nacht<br />
zeer lang Avas geWeest. Ik nam mijn horologie<br />
digt hij de lamp, en zag dal hel over half negen<br />
was (92), Ik begaf mij oogenblikkelijk naar buiten<br />
, en bemerkte, dal er een AAolk van ösch<br />
(03) Men weet , dat 'ü deze gewesten de ochtendschemering,<br />
het geheele jaar door, omstreeks half<br />
zes plaats beeft, en het daar altijd voor zes ure volkomen<br />
dag is.<br />
Q4
— s48 —<br />
in de lucht oprees. Ten 9 ure Avas het nog<br />
geheel donker. Niet voor 10 ure zag ik eene<br />
flaauwe schemering bijna regllijnig opAvaarts (omstreeks<br />
de zon). Ten half n ure begon men de<br />
vooi'Averperi tot op 5o schreden afstands te kunnen<br />
onderscheiden. Teri 11 ure nam ik het ontbijt<br />
bij kaarslicht, en de vogels begonnen te tjirpen ,<br />
als of de dag zoude aanbreken. Ten half 12 ure<br />
Avèrd de zon even zigtbaar, doch zeer flaauw, en<br />
zelfs twijfelachtig, door een dikken Avolk van<br />
asch. Ten 1 ure namiddag viel de aschregen<br />
sterker en vermeerderde tot 3 ure, Avaarna het<br />
lot 5 ure iets, doch zeer Aveinig licht werd<br />
zoodat ik ten 6 ure nog niet zonder kaarslicht<br />
konde schrijven. Den i3 reisde ik door het dislrikt,<br />
en vernam alom de zelfde verschijnselen<br />
die ik zelf had waargenomen ., terwijl de oudste<br />
inboorlingen noch uit hunne ondervinding noch<br />
zelfs uit hunne vroegste overleveringen ooit<br />
van eene zoo allerverschrikkelijkste uitbarsting<br />
hebben kennis gedragen. Sommige inlanders<br />
beschouwen dezelve als een voorteeken eener<br />
op handen zijnde verandering van Bestuur<br />
anderen' raadplegen hunne ongerijmde legendes,<br />
en'zeggen, dat de beruchte Niai Loroh Kidoel<br />
een barer kinderen uithiuvelijkl, en bij die gelegenheid<br />
met haar bovennatuurlijk geschut saluutschoten<br />
heelt gedaan. De asch noemen zij het<br />
Stof van hare ammunitie.<br />
Van Sumanap : Op den avond van den 10<br />
Averden de uitbarstingen zeer luid 5 eene derzelve
*" 249 —<br />
bijzonderlijk schokte de gansche stad, en de slagen<br />
volgden zeer snel op elkander, gelijk bij eene<br />
hevige kannonnade. Tegens den avond van den<br />
volgenden dag, Averd de dampkring dermate<br />
verdikt, dat men reeds voor.vier ure de kaarsen<br />
moest aansteken. Omstreeks ten 7 ure des avonds<br />
van den 11, terwijl het eb-getij Avas , deed eene<br />
plotselinge instrooming van de baai het water in<br />
de rivier eensklaps vier voet hooger stijgen ,<br />
Avaarop hel, na verloop van vier minuten Avederom<br />
toe het vorige peil terug zonk.<br />
De baai Avas op dit oogenblik zeer onstuimig ,<br />
en aan de noordzijde met een vuurrooden gloed<br />
verlicht. De ongemeene duisternis van deze nacht<br />
verminderde niet voor 11 of 12 ure des voormiddags<br />
van den volgenden dag ; en dien ganschen<br />
dag konde men naauwelijks zeggen, dat er eenig<br />
daglicht geweest Avas. Vulkaan-asch viel als een<br />
stortregen neder, en bedekte den grond tAvee<br />
duimen hoog. Ook de boomen waren met asch<br />
als bcsneeuAvd.<br />
Van Banjoe-Wängie: Op den 1 April des<br />
iri<strong>org</strong>ens ten 10 ure hoorden wij een dreunend<br />
gebulder , gelijk dat van zwaar geschut, hetwelk ,<br />
bij tusschenpoozen , tot g ure des m<strong>org</strong>ens van<br />
den' volgenden dag bleef aanhouden ; nu en dan<br />
zeer zwaar , gelijk het ralelen van den donder<br />
in de verte. Doch in de nacht van den 10 werden<br />
de uitbarstingen inderdaad verschrikkelijk,<br />
zoodat de aarde en de zee hevig daardoor geschokt<br />
Q5
— s5o —<br />
. Tegens den.ochtend AVerden de slagen<br />
iets minder, en verflaauwden langzamerhand tot<br />
den i4 , toen zij geheel ophielden. In den ochtend<br />
van den 3 April viel de asch gelijk fijne<br />
sneeuAV, en in den loop van dien dag viel dezelve<br />
tot een half duim hoogte. Tot op den<br />
n was de lucht aanhoudend met asch bezwangerd,<br />
."-zoodat het zeer onaangenaam was , buitenshuis<br />
te gaan. Des m<strong>org</strong>ens van den n was de nahegelegene<br />
kust van Bali geheel onlzigtbaar en als<br />
in een dikken nevel gehuld , die oogschijnlijk de<br />
kust van Java naderde, en een zeer akelig gezigt<br />
Opleverde. Ten i ure namiddag Avas men reeds<br />
genoodzaakt. kaarsen aan te steken. Ten 4 ura<br />
Avas het reeds stikdonker , en dus bleef het<br />
aanhouden tot 2 ure des namiddags van den volgenden<br />
dag. In al dien tijd was er aanhoudend<br />
veel asch gevallen , zoodat dezelve nu acht duim<br />
dik op het aardrijk lag. Na 2 ure begou het<br />
iets lichter te Avorden , doch niet voor den i4i,<br />
konde men de zon onderscheiden , en hel Avas al<br />
dien lijd lang buitengemeen koud. De aschregen<br />
bleef aanhouden, doch werd gedurig minder<br />
en de grootste diepte Averd op den i5 April Avaar»<br />
genomen , te Aveten 9 duimen.<br />
Alle berillen gtemnien overeen, dal eene zoo<br />
hevige en Avijduitgestrekte vulkaan-uitbarsting nimmer<br />
bij. manschen heugenis, noch ook bij de aloudste<br />
overleveringen is bekend geweest. De inlanders<br />
maken gewag van soortgelijke verschijnselen<br />
, die voor zeven jaren , door den vulkaan van
Karang-Assem , op het eiland Bali voortgebragt<br />
zijn , doch de hevigheid dezer uitbarsting kwam<br />
op Yerre na de tegenwoordige niet nabij. Als<br />
een' trek van bijgeloof kan men melden, dat de<br />
Balinezen de tegenwoordige uitbarsting van den<br />
Tombora, zonder daarvan eenig juist begrip te.<br />
kunnen vormen , terstond aan een geschil toeschreven,<br />
hetwelk tusschen de beide Radja's yan<br />
Bali-Boliling ontstaan , en Avaarbij de jongste<br />
Radja, op bevel zijns broeders, 1er dood gebragt<br />
was.<br />
De gloeijende hitte van den dampkring en de<br />
afwisselende aschregen bleef lot den 17 voortduren<br />
, Avaarop dezelve door eene zware bui van<br />
wezenlijken regen werd verdreven. Hierdoor Averd<br />
de lucht wederom helder en koel, en deze verandering<br />
ontstond juist op den geschikten tijd, om<br />
de vernieling van al het te Veld slaande geAvas ,<br />
en den voortgang eener juist uitgebrokene epidemische<br />
ziekte nog in tijds te doen ophouden. Sedert<br />
twee of drie dagen j namelijk } voor dat het<br />
begon te regenen , waren, inzonderheid te Batavia<br />
ongemeen vele menschen door koortsen aangetast<br />
geworden. De landlieden droegen z<strong>org</strong>,<br />
om overal de asch van de planten en rijsthalmen<br />
af te schudden , en de in tijds vallende zware regen<br />
deed de vrees verdAvijnen, dat zich eene menigte<br />
schadelijke insekten in de rondom de Avortiis<br />
bijeen gehoopte asch zouden ontwikkelen. Ta<br />
Rembang, AVaar voor den 17 geen regen viel,<br />
en de asch in zeer groote hoeveelheid nederge-
— 2Ö2<br />
stort Avas, onderging het veldgewas eenige schade ;<br />
te Grissee was die schade minder, doeh te Banjoe-Wangie<br />
en in dien omtrek was de verwoesting<br />
het grootst. Honderd zes en twintig paar- *<br />
den en zes en tachtig stuks lioornvee kwamen om<br />
het leven, ten gevolge van het gebrek aan voeraadje,<br />
dat gedurende eene geheele maand na de<br />
uitbarsting had plaats gehad.<br />
- Zoodanig zijn de merkwaardigste verschijnselen<br />
e deze onvergetelijke uitbarsting op het eiland<br />
Java heeft voortgebragt. Laat ons dezelve thans<br />
meer in de nabijheid van bet eigenlijke looneel<br />
der vernieling gadeslaan. De beschrijving, hoe<br />
eenvoudig ook , omdat zij blootelijk de omstandigheden<br />
vermeldt, zal Avelligt meer ontzettend<br />
zijn dan PLINIUS rijk versierde beschrijving der uitbarsting<br />
van den Vesuvius.<br />
De plaatselijke verschijnselen zijn nnauwkeurig<br />
waargenomen geworden , door den Britschen Luitenant<br />
OWEN PHILLIPS, die opzettelijk, met oogmerk<br />
om dezelve gade te slaan, naar Sumbawa<br />
werd gezonden, en door het Gouvernement tevens<br />
gelast was, om aan de noodlijdende inboorlingen<br />
van dat eiland onderstand van levensmiddelen<br />
uit ie reiken.<br />
- De Nachodah (gezagvoerder) van eene maleische<br />
pi aauAV van Timor komende, kwam dien officier berigten,<br />
dat op den dag van den n April, terwijl hij<br />
zich in zee, op een grooten afstand van Sumbawa be-<br />
-<br />
I
vond, de lucht geheel verduisterd werd ; dat<br />
toen hij op een' afstand van anderhalve Nederlandsche<br />
zeemijl den berg van Tomboro voorbij<br />
zeilde-, de voet van dien berg in lichter laaije<br />
vlam scheen te staan, terwijl het oppergedeelte<br />
met Avolken bedekt Avas, die geene heldere,<br />
doch eene doffe, akelige vuurroode kleur hadden.<br />
De Nachodah ging zelf aan de wal, om<br />
water aan boord te laten nemen, en vond den<br />
grond met asch drie voet hoog bedekt. Aan het<br />
strand zag hij een aantal inlandsche vaartuigen,<br />
die door eenen orkaanschok van de zee op het<br />
land geAVorpen waren , en hier en daar vond<br />
hij de lijken van inboorlingen, die ellendig van<br />
den honger waren omgekomen. Toen hij Sumbawa<br />
verliet, bespeurde hij een' sterken stroom<br />
om de west ; en trof nu en dan groote hoopen<br />
asch aan , die op zee dreven , en op een" afstand<br />
naar drooge klippen of zandbanken geleken, somtijds<br />
in zoo groote menigte, dat hij zijn vaartuig<br />
met moeite door dezelve heen konde sturen. De<br />
gansche nacht van den 12 Avas hij door zulk aschterpen<br />
omringd , en verklaarde, dat zij eene<br />
massa van twee voet dikte, en somAvijlen van<br />
een uur gaans uitgestrektheid vormen. De zelfde<br />
Nachodah berigtte, dat de vuurberg van Karang-<br />
Assim , op het eiland Bali, gelijktijdig met.den<br />
Goenong-Tomboro vlammen uitbraakte ; en zulks<br />
schijnt bevestigd te worden door de eenparige berigten<br />
, dat men in de bergen van het distrikt<br />
Rembang, zoowel als in den Goenong-Gedé in
— a54 —<br />
de' Pretf77g-t?r-Regentscbappen een buitengewoon<br />
onderaardsch gedruisch en gerommel Averd gehoord.<br />
De naauAvkeurigste nasporingen hebben<br />
echter geene bewijzen opgeleverd, van eene gelijktijdige<br />
uitbarsting in de groote vulkaanketen ,<br />
die het eiland Java van het oosten naar het westen<br />
doorloopt.<br />
Te Makasser" bevond zich destijds de Gouvernements<br />
kruispraauw Benares. De commanderende<br />
Officier van dat vaartuig zend het volgende öfll*<br />
ciëcl rapport aan gemelden Luitenant PHILIPS»<br />
« Den 5 April vernamen Avij te Makasser 1<br />
een geluid als eene hevige kannonnade, hetwelk<br />
bij tusschenpoozen den geheelen namiddag bleef<br />
aanhouden , en ons voorkwam uit het zuiden te<br />
komen. Tegens zon-ondergang scheen het ons<br />
toe, dat de schoten (Avant daarvoor hielden wij<br />
dit gebulder (veel nader bij waren, en uit zeer<br />
zAVaar geschut moesten voortkomen , terwijl men<br />
nu en dan flaauwer schoten vernam. In de<br />
onderstelling, dat er een gevecht tegen zeerovers<br />
plaats had, zond men een detachement Nederlandsche<br />
troepen met de kruispraauw Benares<br />
in zee, om dezelve op te sporen. Na de<br />
omliggende eilanden bezocht te hebben, kwam<br />
dit vaartuig op den 8 terug, met berigt,<br />
dat men hoegenaamd niets ontdekt had. In<br />
de nacht van den 11 werd het schieten op<br />
nieuw gehoord , doch veel flaauwer, en met<br />
spoedig op elkander volgende slagen. Tegens
aS5 —<br />
den m<strong>org</strong>en volgden zij zoo snel op elkander-,<br />
dat het somtijds was, als of drie of vier stukken<br />
kanon te gelijker tijd werden afgevuurd, en<br />
waren zoo zwaar, dat de huizen in het fort<br />
Rotterdam , en de schepen op* de reede van<br />
Makasser geschokt Averden. Somtijds scheen het<br />
gebulder zoo nabij te zijn , dat ik meer dan eens<br />
volk naar den top zond, om naar het vuur uit<br />
te kijken. Tegens den m<strong>org</strong>en ligtte ik het anker<br />
, en stevende om de zuid, om de zaak nader<br />
té Onderzoeken. De ochtend van den 12 was<br />
zeer duister, de lucht Avas vaal-zwart, vooral<br />
in het Z. en Z. W. met een flaauAven Oostdijken<br />
Avind. Alles deed blijken , dàt er eenig ongemeen<br />
natuurverschijnsel moest vo<strong>org</strong>evallen zijn.<br />
Ten 8 ure des m<strong>org</strong>ens was het veel donkerder ,<br />
dan voor den opgang der zon. Naderbij lag<br />
er een donker roode gloed over het luchtruim,<br />
en ten 10 ure was het zoo donker, dat men<br />
op een half kAvartier uur afstands bezAvaarlijk<br />
een schip konde zien. Tegens n AA'as de hemel<br />
geheel en al verdonkerd , uitgezonderd een klein<br />
gedeelte in het oosten van Avaar de wind kwam.<br />
Nri viel de asch als digte sneeuAV en dé garische<br />
natuur had een akelig , doodsch en ontrust<br />
tend voorkomen. Omstreeks ia ure verdween<br />
het Aveinige licht , dat nog aan de oostei kimmen<br />
aanAvezig Avas geweest, en eene zwarte duisternis<br />
bedekte het aanschijn van den dag. Deze stikdnnkerheid<br />
bleef den ganschen dag aanhouden<br />
, «n vermeerderde dermate, dat ik op gewoue<br />
/
256 —<br />
tijden, in het holst yan de nacht nooit eene<br />
dergelijke duisternis beleefd heb. Het was letterlijk<br />
onmogelijk, de hand voor zijne oogen<br />
te zien. De asch viel de geheele nacht door,<br />
en was zoo fijn, dat ofschoon wij overal prezennings<br />
en zeilen over de luiken spreidden,<br />
en er bovendien eene goede zonnetent op het dek<br />
gespannen was , de asch door alle openingen heen<br />
tot binnen in het schip drong.<br />
Ten 6 ure des m<strong>org</strong>ens yan den anderen dag<br />
was het nog even donker r doch ten half 8 begon<br />
er eene schemering van licht door te breken<br />
, en ten 8 ure kon men. op het dek de voor-<br />
Werpen flaauw onderscheiden. Van dit uur af<br />
begon het spoedig hoe langer hoe lichter te<br />
Avorden.<br />
Met het aanbreken van den dag had ons vaartuig<br />
een zeer vreemd voorkomen. Tuig en takel<br />
Waren geheel met de ïiedergevallene asch bedekt,<br />
die naar gecalcineerde puimsteen geleek,<br />
en bijna de kleur van houtasch had. Nadat dezelve<br />
opgeruimd Avas , maakte de hoeveelheid, welke<br />
wij over boord wierpen, verscheiden lasten gewigt<br />
uil; Avant hoeAvel de asch bij het nedervallen<br />
zeer ligt en vlokkig gelijk sneeuAV scheen<br />
te zijn, Avas dezelve niettemin, zamengedrukt<br />
zijnde, zeer zAvaar ; eeue pintsinaat vol, Avoog<br />
§ Nederl. Jjg. Deze asch Avas geheel zonder<br />
smaak , en veroorzaakte geene pijn aan de oogen ;<br />
de reuk Avas eene flaauAve reuk van iets , dat<br />
pas verbrand is , doch geene zwavelreuk. Met
— 2$7 —<br />
Water aangemengd, vormde zij een taai slijk, dat<br />
zeer hjniig, >en moeijelijk van de handen af te<br />
wasschen Avas.'<br />
Omstreeks middag vàn den 12 kwam de zon<br />
wederom te Voorschijn, doch scheen bezwaarlijk<br />
met eenige flaaüwe stralen door den nevel van<br />
stof te kunnen heen breken. De dampkring Avas<br />
nog altijd met assche beladen, en dien geheelen<br />
dag viel dezelve nog als fijn zand neder. Zoo bleef<br />
het tot den t5 met eene versmorende hitte, en<br />
geen den minsten. Avind.<br />
Des m<strong>org</strong>ens van den i3 (dus vervolgt het verslag<br />
van den Nachodah) hadden wij Makasser'<br />
n , en den 18 zeilden Avij op de hoogte<br />
en langs de "kust Van Sumbawa* Het vaartuig<br />
moest zich eenen Aveg banen dAvars door groote<br />
bijeenhoopingen van puimsteen , die met asch vermengd,<br />
op de zee dreven. Van'verre geleken zij<br />
fcoö volkomen naar droogten of banken, dat ik<br />
in het eerst op een kwartier uur afstand eene<br />
sloep uitzond, om dezelve te onderzoeken* Ik<br />
zag de eersten aan voor. eene drooge zandbank<br />
van eene mijl lang; met verscheiden zwarte klippen<br />
bezet, Het bleek bij onderzoek eene enkele<br />
massa Van puimsteen te zijn 4 met eene menigte<br />
zAvare boomslammen , die zwart verbrand, of als<br />
door den bliksem verbrijzeld schenen te zijn.<br />
De ' sloep kon- er met' moeite door heen kamcu $<br />
én de ingang der baai van Bima Avas in<br />
den letterlijken zin van het eene einde tot het<br />
andere opgevuld met puimsteen en drijvend hout.<br />
n. p
258 —<br />
Den tg kwamen Avij in de Baai yan Bima- ten<br />
anker. De kusten , de huizen en het geboomte<br />
Avaren geheel met asch bedekt, en leverden een<br />
akelig schouAvspel op. Ook de bodem der Baai<br />
moet eene groote verandering ondergaan hebben,<br />
want Avij vonden 8 vademen diepte op eene en de<br />
zelfde plaats, Avaar eenige maanden vroeger een<br />
kruiser van Ternate in 6 vademen ten anker had<br />
gelegen., te Aveten, vlak aan de bank, die voordo<br />
stad Bima ligt. — Dus verre het verslag van den<br />
Nachodah. — De Resident van Bima schreef,<br />
dat de uitbarsting vernomen werd in de strekking<br />
van den berg Tomboro, die veertien uren<br />
gaans ten westen van Bima ligt. In de nacht<br />
van den n , zegt hij, waren de slagen het hevigst<br />
en boven alle beschrijving verschrikkelijk, gelijk<br />
het losbranden van een zwaren mortier digt bij<br />
zijn oor. De duisternis begon omstreeks len 7<br />
ure des m<strong>org</strong>ens, en duurde 12 uren langer dan<br />
te Makasser. Het nederstorten van asch Avas zoo<br />
zwaar, dal het dak van des Residents huis op<br />
vele plaatsen verpletterd , en het huis onbewoonbaar<br />
Averd, hetAvelk ook met vele andere woningen<br />
in de stad het geval AvaS. De. lucht Avas gedurende<br />
al dien tijd dood-siil, en ook op zee Avas<br />
geen windje te bespeuren, ofschoon dezelve zeer<br />
onstuimig Avas , en verbazend hoog opliep , zoodat<br />
de golven verre hoven hot land stroomden , én de<br />
beneden-gedeelten der huizen onder Avater zp,tr<br />
ten. Alle vaartuigen en praauAVen Averden van<br />
luüuLel ankers geslagen en oj> strand geworpen,
— 2^9 -—<br />
Waar op dit oogenblik nog een aantal derzelvn<br />
Verre boven het hoogste springtij op droog zijn<br />
blijven liggen (g3).<br />
Den 22 kwam het inlandsche schip Despatch<br />
Van Amboina in de Baai van Bima ten anker.<br />
Dit vaartuig had eene bogt, meer Avestwaarts,<br />
de baai van Sanggar genoemd, voor die VAU. Bima<br />
aangezien , en Avas aldaar binnengeloopen. De<br />
Radja van Sanggar berigtte den commandant Van<br />
het vaartuig , dat het geheele land verwoust , en<br />
het rijst- en ander veldgewas ten eenemaal ver*<br />
nield was.<br />
De stad Sanggar ligt omtrent 5 hollandsche<br />
eeemijlen ten Zuid-oosten van den Goenong-Tom-<br />
boro. De bevelhebbende officier van het schip<br />
kon slechts met de grootste moeite in de baai<br />
zeilen, alzoo dezelve tot op eenen groolen afstand<br />
van het land met puimsteen, asch en drijfhout<br />
Was opgevuld ; het laatste was afkomstig van dn<br />
huizen, die door de nedervallende asch AVaren<br />
ingestort en vernield. Den volgenden dag op an-<br />
derhalve mijl afstançjs voorbij den berg Tomboro<br />
zeilende , Avas dcszelfs top onzigthaar en bedekt<br />
met dikke AVOIken van rook en asch. De kanten<br />
van den berg Avierpen op verschillende plaatsen<br />
rook uit, denkelijk door de afgevloeide lava, die<br />
nog niet geheel bekoeld Avas , en waarvan ver-<br />
scheiden stroomen 1 tot verre in zee waren gcloo-<br />
(p,3) Officieel Rapport van don Resident van Bima.<br />
R 2
— 2ÖO<br />
pen. Een . van deze lavastroomen, ten N. N. W.<br />
van den berg, was duidelijk te onderscheiden '<br />
door de afstekende zwarte kleur midden in de"<br />
lichtvale asch, en door den dikken rook, die nog<br />
aanhoudend uit deze zwarte massa naar boven<br />
steeg.<br />
Het is buiten allen twijfel zeker , dat deze<br />
uitbarstingen van den Goenong-Tomboro over de<br />
geheele keten der Moluksche eilanden Averd vernomen.<br />
De kruiser Teignmouth lag op den 5<br />
April voor Ternate ten anker. De commanderende<br />
officier van dit vaartuig schreef naar Batavia,<br />
dat tusschen 6 en 8 ure des m<strong>org</strong>ens op de<br />
reede van Ternate zeer duidelijk een dreunend<br />
gebulder Averd gehoord, gelijk dat van zeer zAvaar<br />
geschut, bijzonderlijk'in het Z. O., zoodat gemelde<br />
officier niet anders dacht , dan dat in die<br />
rigting eenig schip noodschoten deed ; Aveshalve<br />
hij eene sloep uitzond, om rondom het eiland<br />
te roeijen. Den volgenden m<strong>org</strong>en, echter , kwam<br />
de sloep terug zonder.een vaartuig of schip ontdekt<br />
te hebben , en hieruit besloot hij , dat het<br />
gedruisch veroorzaakt werd door de uitbarsting<br />
van eenen vuurberg, in die rigting gelegen. Alzoo<br />
de Oosiihoeson reeds hier gevestigd was^<br />
moesten de uitbarstingen in de Moluksche eilanden<br />
thans minder luid gehoord w orden , dan bij<br />
een tegenovergestelden passaatwind. In eene andere<br />
rigling zijn die uitbarstingen tot op Benkoelen<br />
en vele andere plaatsen van Sumatra vernomen<br />
geworden , blijkens verscheiden brieven,
26l —<br />
die tem daar naar Batavia gezonden werden, en<br />
waarvan het volgende een uittreksel is.<br />
« Het is opmerkelijk, dat een en hetzelfde ge-<br />
« druisch , (hetwelk overal voor schoten uit zwaar<br />
« geschut werd gehouden) op alle etablissemen-<br />
« ten aan de Avestkust van Sumatra te gelijker<br />
K tijd vernomen werd. Des m<strong>org</strong>ens van den n<br />
« April hporde men dit gebulder te Benkoelen;<br />
u de inlanders, die van het gebergte strand-<br />
* Avaarts kAvamen, hadden zulks insgelijks ver-<br />
« nomen , en verhaalden , dat de bladen van de<br />
« boomen en het veldgevvas met eene dunne laag<br />
« van zeer fijne asçh bedekt waren." Te Padang,<br />
en verder noordwaarts, schijnt men de uitbarstingen<br />
niet meer gehoord te hebben. De afstand<br />
tusschen Benkoelen en Sumbawa bedraagt, in<br />
regte linie, 3oo Nederlandsche mijlen. .<br />
Ten 6lotté laat ik hier het eigenhandige berigt<br />
van den Luitenant OWEN PHILLIPS volgen.<br />
Op mijne reize naar het Avestelijk gedeelte van<br />
het eiland (Sumbawa) , doorliep ik het geheele<br />
distrikt Dompo, en een groot gedeelte van Bima.<br />
De ellende van de bevolking Avas ten hoogsten<br />
top gerezen, en afgrijsselijk om aan te zien. Langs<br />
de Avegen lagen nog de overblijfselen van verscheiden<br />
lijken , rondom de plaatsen, waar de<br />
overigen zoo even begraven Avaren. De dorpen<br />
Avaren ontvolkt ; de huizen ingestort en half onder<br />
de asch bedolven ; de Aveinige overgeblevene<br />
bewoners zwierven uitgehongerd rond , om eenig<br />
voedsel op te sporen.<br />
B 3
*— 262 —<br />
In Dompo, Bima en Sanggar was terstond nà<br />
de uitbarsting eene hevige diarrhcea ontstaan j<br />
waardoor in Aveinige dagen eene groote menigte<br />
volks Averd Aveggesleept, De inlanders Aveten deza<br />
nieuAve plaag aan het gebruik van het water, ter«<br />
Avijl het met vulkaanasch vermengd was. Ook<br />
paarden en andere dieren zijn daardoor in menigte<br />
, aan de zelfde liAvaal gestorven.<br />
De Radja van Sanggar kAvam mij te Dompo<br />
een bezoek geven. De ellende van zijne onder*<br />
danen Avas nog droeviger, dan te Dompo. Da<br />
nood Avas zoo verschrikkelijk hoog geAveest, dat<br />
zelfs eene zijner dochters van honger Was otn*<br />
gekomen. 1\ gaf hem, uit naam van het Gou*<br />
vernement drie koyans rijst, Avaarvoor deze ongelukkige<br />
Vorst mij met tranen dankte.<br />
Deze Radja Avas zelf een ooggetuige van het<br />
verschrikkelijk tooncel der uitbarsting geAveest,<br />
Zijn eigenmondig Verslag Averd gevolgelijk als<br />
belangrijk aldus door mij opgcteekend;<br />
Omstreeks ten 7 ure namiddag van den 10<br />
April braken bij den top van den Goenong-Tombom<br />
drie afzonderlijke vuurkolommen uit, allen,<br />
zoo het scheen, binnen den omtrek van den<br />
krater. Deze kolommen stegen afzonderlijk al<br />
vlammende zeer hoog in de lucht op, en ver»<br />
ceuigden zich als in eenen maalstroom van vuur*<br />
Oogenblikkelijk daarna Avas de gelfcele berg ,ceno<br />
enkele massa van gloeijcude lava, die naar alle<br />
kanten afstroomde.
— 263 —<br />
Geheel de dampkring stond_ aldus in vuur en<br />
vlam, tot dat de nederyallende asch en steen , een,<br />
uur daarna ,i dien akeligen gloed trapsgewijze ver-,<br />
duisterde. Te Sanggar viel eene onnoemelijke hoe-.<br />
veelheid steenen., sommigen zoo groot als twee<br />
vuisten, doch de meesten niet. grooier dan eene<br />
okkernoot.<br />
Tusschen 9 en 10 ure nam de massa van<br />
riedervallende asch en steenen meer en meer<br />
toe , en eensklaps ontstond er een hevige dwarrelorkaan,<br />
die alle huizen in Sanggar omverre<br />
smeet, en de daken met zich in de lucht voerde.<br />
In dat gedeelte van Sanggar, dat aan Tomboro<br />
grenst, Averden de grootste böomen met Avortel<br />
en lak uit den grond gerukt', en met huizen,<br />
menschen én véé in het luchtruim Aveggesliugerd<br />
(94)-' De zee rees plotsling 12 voet<br />
hooger, dan immer te voren bij het hoogste<br />
springtij beleefd Avas geworden, en in een oogenblik<br />
tijds Avaren de eenige vruchtbare gronden vau<br />
het eiland, met menschen, huizen, en al Avat<br />
daarop Avas, ecue rampzalige prooi der golven.<br />
Van 12,000 menschen, die de bevolking<br />
van het distrikt Tomboro uitmaakten, bleven zes<br />
en twintig ia leven !<br />
De orkaan duurde omtrent een uur. In dien<br />
tijd hoorde men geene uitbarstingen, doch terstond<br />
daarna begonnen de vuurbrakingen op<br />
nieuw, en duurden lot den i5 Julij.<br />
(94) Vau daar de tallooze menigte van drijvende<br />
boomen in zee.<br />
M
-~ 264 —<br />
Nabij de plaats, waar hot dorp Tomboro had<br />
gestaan, is eene enkele hooge landpunt van<br />
deze algemeene verwoesting verschoond gebleven.<br />
Eenige Aveinige boomen zijn daarop blijven staan ,<br />
en twee mannen met tAvee vrouwen, die hier<br />
de wijk namen, zijn de eenige imvoners van het<br />
dorp, die den dood ontkomen zijn. (95) '.<br />
(Q5) Een zeer geacht Tijdschrift, bevat eene he-*<br />
langrijke aanmerking nopens de werking der vulkanen<br />
jn Indië: « Uit het eenparige getuigenis van alle vroegere<br />
zeevaarders, als ook uit dat van Avijlen den Russischen<br />
scheepsk. KOTZEBUE , die den Stilten-Oceaan<br />
onlangs in alle riglingen bezocht hebheïi, schijnt het<br />
dat zich in de Stille Zuid-Zee aanhoudend nieuwe<br />
eilanden vormen, door de vereenigde Averking van<br />
vulkanische kracht en den aangroei van koraalrotsen<br />
of klippen. Van de Philippijnsche,- tot aan de Molukßclweilanden,<br />
is. bijna alles door vulkanische werking<br />
te weeg gebragt, terwijl de kleine eilanden, ten<br />
zuiden van Nieuw-Guinea, als het ware , geheel dç<br />
voortbrengselen zijn der verbazende operation van dat<br />
kleine dier, den koraal-worm. Men kan dus, uit de<br />
zamenvoeging dezer oorzaken met grond verwachten,<br />
dat eenige weinige eeuwen het werk der Schepping<br />
zullen vergrooten, door het vormen van een uitgestrekt<br />
Vastland in het Zuidoostelijk gedeelte van onzen<br />
aardbol."<br />
(./Hgc-.ueen Handelsblad, io April, i8a8, N Q . 31.)
a<br />
— 265 -<br />
ZESTIENDE HOOFDSTUK.<br />
Vertrek naar Koepang op het- eiland Timor. —<br />
De Reede. —7 /Landbouw. — Bevolking. —<<br />
Producten. i— Witte mieren, -r- Heilzame<br />
planten. — Merkwaardige genezing. — Tabak.<br />
— Indigo. —- Djatie-hout. — Bijzonderheden<br />
nopens de bevolking en de Vorsten,<br />
ok de Kapitein TtOSS, hoezeer hij anders niet<br />
zeer vroom scheen, Avilde, overeenkomstig met het<br />
hierboven gemeld gebruik, gaarne zijne reizen<br />
op Zondag ondernemen, en koos dien dag , om<br />
vau Bima naar Koepang op Timor te vertrekken<br />
, van waar hij alsdan zijne desiinatie naar<br />
Sambas en Batavia zoude vervolgee. Zonder<br />
meldenswaardige ontmoetingen bereikten wij de<br />
niet verre af zijnde kust van Timor, en kwamen<br />
tegenover het oude fort Concordia ten anker.<br />
Dit eiland ligt op 10 gr. Zuideihreedte, en<br />
i4o gr. lengte. Het is omtrent 75 mijlen lang ,<br />
en 16 à 17 mijlen breed; Aan alle kanten is het<br />
omringd van zeer steile en hooge b<strong>org</strong>en , die<br />
even als op Amboina , met zware bosschen bedekt<br />
zijn, Met uitzondering van zeer weinige<br />
R 5<br />
.<br />
'
— a66 —.<br />
plaatsen, slechts een vierde mijl van het strand ,<br />
vindt men rondom het eiland nergens goeden<br />
ankergrond, hetwelk even als ten opzigte van<br />
Bah, eene, voorname oorzaak is, waarom dit<br />
eiland zoo weinig door Europeanen bezocht Avordt,<br />
ofschoon hetzelve, gelijk straks zal blijken, uit<br />
hoofde van deszelfs vruchtbaarheid en produkten<br />
alleszins voor den handel belangrijk is. Geheel<br />
digt. langs- de kust ontmoet men overal klippen<br />
, waarvan velen zeer gevaarlijk zijn (95).<br />
De beste reede vàn het eiland is "die van Koepang,<br />
waar in den lijd der Oost-Indische Compagnie<br />
reeds het aanzienlijkst etablissement der Nederlanders<br />
is geweest. Aan de noordzijde van het<br />
eiland zijn nog eenige plaatsen , waar de schepen<br />
ten anker kunnen gaan, doch de grond is er<br />
slecht, en men is er aan zware noordwestewindeu<br />
blootgesteld.<br />
Van Mei ' tot November heerscht hier de zoo*genaamde<br />
goede moeson, die zich door aanhoudende<br />
drooge hitte kenmerkt. De felle oostewind<br />
verkoelt ecliter den dampkring, en op de hooge<br />
gebergten is het, zelfs in het heetste jaargetijde,<br />
somtijds meer koud dan warm ; hetwelk grootendeels<br />
is toe te schrijven aan den zwaren daauw,<br />
die op de bergen valt, en die dikwerf naar een<br />
kleinen regen gelijkt.<br />
Van November tot April vallen er dagelijks<br />
zware stortregens, vergezeld mot hevigo wiud-<br />
Oß) JAMES HORSBCRGH , East-India Dinctory.
. . . -<br />
— 267 —<br />
buijen uit het noordwesten, waardoor ook de<br />
reede van Koepang in dat saizoen niet voor veilig<br />
kan gehouden worden. De schepen gaan alsdan<br />
drie uren verder, onder Poelo Smaauw-, ten<br />
anker.. Van tijd tot tijd ontwaart men op Timor<br />
aardbevingen, do<strong>org</strong>aans van het Zuid-oosten<br />
paar het Noord.westen , doch dezelve worden<br />
weinig geacht, en niet als gevaarlijk beschouwd.<br />
Dit eiland is, gelijk zoo vele landen in Indië,<br />
op verre na zoo sterk niet bevolkt, als het volgens<br />
zijne uitgestrektheid konde wezen. Eertijds<br />
was de Slavenhandel eene groote bron van ontvolking,<br />
thans is zulks de Kinderziekte nog,<br />
alzoo de Inwoners hier tot uu weinig van de<br />
heilzame Vaccine weten, en ook tp diep gewortelde<br />
vooroordeelen hebben , om deze hoogst nuttige<br />
uitvinding tot hun welzijn te Avillen aanwenden.<br />
De zelfde vooroordeelen zijn ook oorzaak,<br />
dat zij geene verbeteringen in den LandbouAV<br />
willen ingevoerd hebben. Langzamerhand echter<br />
, en bij meer yerkeer met de Nederlanders<br />
zullen deze bezwaren verminderen. Walmeer<br />
zich de kinderziekte in eene kampong vertoont,<br />
baart zij onder de inwoners zulk eenen schrik,<br />
dat zij hunne hutten verlaten, en zich in de<br />
bosschen gaan verschuilen, zonder zich om de<br />
zieken te bekommeren, noch hun eenige hulp too<br />
te brengen,<br />
Te Koepang is het Nederlandsch e fort Concordia,<br />
hetwelk thans in een zeer vervallen staal is. 11 el<br />
ligt aan deu oever der zee, hij eene kleine rivier,
— 268 —<br />
die goed en overvloedig water oplevert. In<br />
de kampong wonen vele handeldrijvende Chinezen.<br />
Deze laatsten beklaagden zich met nadruk over<br />
de afschaffing van den handel in slaven. Da<br />
Kapitein-Chinees beweerde, dat die handel op<br />
Timor, gelijk op vele andere plaatsen , en inzonderheid<br />
overal Avaar Chinezen gevestigd zijn , tot<br />
het geluk van vele menschen aanmerkelijk bijdroeg.<br />
Van deze wonderspreukige stelling gaf hij<br />
ons eene uitlegging, die inderdaad eenigen schijn<br />
van gegrondheid heeft. Eene groote menigte<br />
Chinezen , namelijk , die jaarlijks uit hun Vaderland<br />
naar déze gewesten overkomen, om door den<br />
handel hun geluk te beproeven, waren genoodzaakt<br />
, zich tot beheer hunner huishouding van<br />
slavinnen te voorzien, alzoo , gelijk reeds gezegd is ,<br />
de Avetten van China, de emigratie wel aan mannen<br />
, doch in geen geval aan vrouwen vergunt. De<br />
aldus door de Chinezen gekochte slavinnen werden<br />
, voor het grootste gedeelte , na verloop van<br />
een korten tijd, hunne echte vrouwen, en ge«<br />
raakten daardoor uit een' ellendigen staat van<br />
armoede en nooddruft, (Avaarin zij in hun geboorteland,<br />
uit hoofde van de gebrekkige bebouwing<br />
van den grond, en van de barbaarsche<br />
regering der inlandsche Vorsten moesten leven)<br />
tot eenen staat van welvaart, en niet zelden van<br />
rijkdom. — In zooverre scheen deze Chinees geen<br />
ongelijk te hebben.<br />
Het eiland Timor heeft vele kleine riviertjes,
— 26g —<br />
doch geene enkele groote. Alleen de rivier van<br />
Koepang bevat gezond drinkwater. Op andere<br />
plaatsen is het water zAvavelachtig, en Avordt<br />
voor de gezondheid nadeelig geacht. De grond j<br />
vooral binnenslands, schijnt, over het algemeen,<br />
rijker in delfstoffen, dan in veldproducten te<br />
zijn; ofschoon het vlakke land aan zee, hier gelijk<br />
op alle eilanden van Indië, bij uitstek vruchtbaar<br />
is. De meeste beken en rivieren leveren<br />
Goud op , hetwelk door de inwoners op de zelfde<br />
Avijze Avordt ingezameld,,.als bij Celebes reeds<br />
beschreven is. Het distrikt of kleine koningrijk<br />
Molo bevat de vruchtbaarste goudrivier, doch<br />
de inboorlingen verwaarloozen dit product, omdat<br />
eene e erste poging , door hun gebrek aan kennis<br />
en voorzigtigheid, ongelukkig met het instorten<br />
der groeve is afgeloopen , AVaarbij eeïi aantal menschen<br />
omgekomen zijn , hetwelk hen van verdere<br />
uilgravingen schijnt afgeschrikt, en in het denkbeeld<br />
gebragt te hebben , dat er booze geesten in<br />
het aardrijk schuilen, die zich dit metaal willen<br />
toeëigenen. — Dit zal Avelligt een louter sprookje<br />
zijn ; Avant van Avaar toch bekomen de inlandsche<br />
Vorsten de menigvuldige gouden sieraden , AVaarmede<br />
zij zich zelven en hunne talrijke vrouAven<br />
tooijen ?<br />
Er zijn op Timor ook zeer goede Kopermijnen,<br />
die, bij goede beAverking, een aanzienlijk product<br />
zouden kunnen opleveren. Men vindt in de<br />
nabijheid van DHU groote stukken kopererts in<br />
den grond. De inlanders mengen het koper met
— 270 —<br />
goud, en maken daarvan het zamengestelde metaal<br />
, soeassa genaamd , Avaarvan ik reeds vroeger<br />
heb melding gemaakt.<br />
Sandelhout groeit in het zuiden Van het eiland,<br />
en daarvan AVordt jaarlijks wel vijf of zes duifcend<br />
pikols ingezameld. Aan den zelfden kant<br />
Van het eiland Avordt ook veel Was vergaderd.<br />
De bijen hechten hare nesten aan de takken van<br />
het zAvare geboomte. De Timorezen klimmen<br />
met bamboezen ladders tegen deze boomen op, om<br />
de Was Aveg te halen. De jonge bijtjes Avorden<br />
tot sambal gemaakt, en voor eene groote lekkernij<br />
gehouden. Aan de Noordzijde van het eiland<br />
Avordt minder Was gevoudeü, doch van betere<br />
hoedanigheid , hetwelk de inlanders toeschrijven<br />
aan de bijzondere eigenschappen van de bloemen,<br />
Avaarop de bijen azen.<br />
Niet verre van Alias is eene bron van aardolie<br />
(naphla) , die geheel door de inwoners Avordt<br />
verwaarloosd, ofschoon zij eene goede hoeveelheid<br />
oplevert. De inboorlingen gebruiken deze olie<br />
om de Avitte mieren ie verdrijven. Deze vernielende<br />
insekien zijn op het eiland zeer menigvuldig.<br />
Kasten en tafels worden met de pooten in<br />
bakken met water geplaatst, om hun den toegang<br />
te beletten. Op verscheiden plaatsen vonden Avij<br />
nesten van Avitte mieren, die vari klei, drie tot<br />
vier voet hoog uit den grond door deze diertjes<br />
AVorden opgebouAvd. Wij verbrijzelden een dezer<br />
gebouAven, om hetzelve van binnen te bezien,<br />
en vonden in een diep verb<strong>org</strong>en binnenyertrekje
— 27I ~-<br />
een dier, hetwelk in grootle en kleur veel gelijkenis<br />
naar een' zijdeworm had. Dit AVas, volgens<br />
het zeggen der inlanders , de koningin der<br />
Avitte mieren. Opmerkelijk is het, dat de Avitte<br />
mieren natuurlijke vijanden van de zAVarten zijn ;<br />
Avanneer zij elkander ontmoeten , ontstaat er altijd<br />
een gevecht om leven of dood.<br />
Tien mijlen Zuid-oostwaarts van Koepang ligt<br />
eene groote bank, die parelen oplevert. Men<br />
heeft proeven genomen, om dezelve ie visschen,<br />
doch de parelen van zeer middelmatige Avaarde<br />
bevonden. De grond is te modderig , en Avordt<br />
te veel door de aanspoelende zee beroerd. Het<br />
is echter ook zeer mogelijk , dat de proeven niet<br />
behoorlijk genomen zijn. Eenige mijlen verder,<br />
in het distrikt Amanoebang, vindt men een zeer<br />
merkwaardige berg , die aan zijnen voet eene<br />
opening van twaalf yoet in den omtrek heeft.<br />
Door dit gat Avaait, gedurende zes of zeven maanden<br />
van het jaar een zoo hevige wind , dat alles<br />
daardoor wordt weggeslingerd, en het volstrekt<br />
onmogelijk is, om op dien lijd het gat ie naderen.<br />
De oorzaak van dit zonderling verschijnsel<br />
schijnt nog niet bekend, of nog niet onderzocht<br />
te ziju.<br />
Er zijn geene verscheurende wilde dieren. Wilde<br />
buffels en varkens vindt men er in de bosschen<br />
in groote menigte. In de nabijheid van Koepang<br />
vindt men eene groote hoeveelheid van hertebeesten.<br />
Wilde katten zijn er ook in groot getal, en<br />
brengen niet weinig nadeel aan de voortteling
— 272 —<br />
van het pluimgedierte toe. Nergens vindt men.<br />
welligt meer apen , dan op dit eiland , Avaar men |<br />
eene soort van deze dieren vindt, die geheel Avil,<br />
zijn. Men vindt hier ook de Babi-roesa , waarvan<br />
ik vroeger melding heb gemaakt. Ook zijn<br />
hier vele slangen, scorpioenen en duizendbeenen.<br />
De inlanders hebben zekere wortels, Avelke zij.<br />
kaauwen en op de beet leggen, Avaardoor deze<br />
laatsie spoedig geneest, en Aveinig pijn veroorzaakt.<br />
Ieder Timorées is geAVOon een zakje met<br />
zulke Avortels over den linkerschouder te dragen ><br />
om daarvan, in geval van nood, oogenblikkelijk<br />
gebruik te kunnen maken. De Koningen en<br />
Grooten laten zulke Avortelen altijd, door eenen<br />
van hun gevolg achter zich dragen. Kapellen en<br />
vlinders zijn hier schooner en grooter , dan ik<br />
die ergens elders gezien heb. Ook vindt men in<br />
de bosschen. eene soort van spinnekoppen, die ik<br />
in Oost-lndië nergens zoo groot heb aangetroffen.<br />
Voor zoo veel bekend is , doen zij geen<br />
nadeel, maar zijn integendeel voor nuttig te hou-,<br />
den, omdat zij op muskieten, kakkerlakken y<br />
mieren, duizendbeenen en andere schadelijke insek«<br />
ten jagt maken.<br />
Daarentegen vindt men op Timor eene soort<br />
van venijnige vliegen , die jagt op 1 de gewone<br />
spinnekoppen- maken, Zij bereiden hun nest met<br />
een klevend vocht tegen de muren en balken der<br />
huizen, en nadat zij in ieder celletje van hetzelve<br />
een ei hebben nedergelegd, gaan zij op de<br />
>-
— 27 3 —<br />
jagt, om de Aveldra te voorschijn komende<br />
jongen met spinnenkóppen te voederen.<br />
Gevogelte van allerlei soorten vindt 'men op<br />
Timor in grooten overvloed ; onder anderen , de<br />
groote zee-arend, Sperwers 3 kraaijen en andere<br />
- roofvogels j Avilde eenden, tortel- en boschduiven;<br />
vele witte en gespikkelde papegaaijen, als*<br />
mede eene soort van vledermuizen, die zonder<br />
de vlerken ', zoo groot als speenvarkens zijn , en<br />
veel nadeel aan de vruchtboomen toebrengen.<br />
Deze vogels ,houden zich bij dag aan de moerassige<br />
plaatsten Van het strand op , doch komen des<br />
avonds met geheele zAvermen naar de Mangaboomen<br />
, Avaaraan zij zich vasthechten. De inlanders<br />
houden het- vleesch dezer dieren voor eene groote<br />
lekkernij, en ook de Europeanen nuttigen het<br />
niet ongaarne*<br />
Met het begin van de Oostmoeson ziet men<br />
dikwijls verbazende zAvermen van sprinkhanen i<br />
die als eene- digte sneeuAvbui het luchtruim vervullen<br />
, en eene ongeloofelijke schade aan het veldgewas<br />
toebrengen. »<br />
Men vangt in de beken en riviertjes zeer goeden<br />
visch, Avaaronder eene soort is, die veel<br />
overeenkomst met onze forellen heeft. De tee<br />
is langs de geheele kust zeer vischrijk. Paling<br />
vindt -men er van ongemeene dikte, alsmede zeer<br />
goede oesters, die zich aan het onderste der Mangis-bdomen<br />
(96) vastmaken. Ook Avalvisschen /ij'rt<br />
(
I<br />
/<br />
— 274 —<br />
(gelijk reeds aangemerkt is) aan de kusten van<br />
Timor in menigte voorhanden. Haaijen en krokodillen<br />
zijn hier mede maar al te talrijk.<br />
Maar vooral is dit eiland mildelijk gezegend<br />
met vele heilzame planten, tenvijl men er zeer<br />
weinige vindt, die vergiftig zijn. De geneeskunde<br />
der Timorezen bestaat alleen in de kennis<br />
van zekere bladen, wortelen en vruchten van<br />
boomen en gewassen. Men vindt er een' Avortel,<br />
die eene verbazende uitAverking op versehe Avonden<br />
heeft. Men raspt een Aveinig daarvan, mengt<br />
het met speeksel of arak , en legt het op de Avonde,<br />
die daarop, hoe diep zij ook wezen moge,<br />
zich in zeer korten tijd toesluit en geneest.<br />
Ook zijn er in de bosschen vele planten , die<br />
onderscheidene genezende krachten bezitten, en<br />
onder anderen een geAVas , hetAvelk een onfeilbaar<br />
middel tegen de dysenteria is. Het zoude te<br />
Avenschen zijn, dat bekwame kruidkundigen<br />
denvaarts gezonden Averden, om in die groote<br />
schatkamers der natuur nieuwe , ontdekkingen to<br />
doen. De Tidorezen brengen, door middel hunner<br />
kruiden , ongeloofelijke genezingen tot stand.<br />
Het volgende geval berust op het getuigenis van<br />
een even zoo geloofwaardig als kundig man,Aviens<br />
geschriften zeer veel tot de kennis van. onze Oost-<br />
Indische bezittingen hebben bijgedragen (97).<br />
do Bizopliora van LINN, en een geheel andere, dan<br />
de Manga-boom of' Mangifera van LINN.<br />
(97) Do Heer Mr. w. VAN HOOENPORF , aan wiens
— 275 —<br />
Een slaaf, die door eenen val van boven uit<br />
een' kokosboom , zijn' arm gebroken had , kreeg<br />
daarin op den derden dag , na het verband , het<br />
koudvuur. De Europesche heelmeesters besloten<br />
hem den arm af te zetten ; doch op den bestemden<br />
tijd bemerkten zij, dat het koudvuur reeds<br />
tot boven den schouder was gekomen, Aveshalve<br />
zij van hun voornemen afzagen , en den ongelukkigen<br />
aan zijn ellendig noodlot overlieten. Zijn<br />
meester gaf hem daarop in handen van eene<br />
inlandsche vrouw, die om hare kennis van planten<br />
en kruiden met regt beroemd Avas. Deze<br />
maakte eene stoving van versehe kruiden, en<br />
leide dezelve op den arm, die na verloop van<br />
Weinige dagen , bij de gebrokene plaats , afviel.<br />
Het aangestoken deel genas in zeer korten tijd,<br />
zonder dat de lijder eenige koorts of ander toeval<br />
kreeg. De Timorezen zijn zelven zoo verwonderd<br />
over de verbazende uitAverking van verscheiden<br />
hunner kruiden , dat zij in hun bijgeloof<br />
daaraan bovennatuurlijke vermogens toeschrijven,<br />
hetwelk .ons niet bevreemden kan,<br />
Avanneer wij zien, dat zij in vele genezingen<br />
slagen , waarin zelfs de kunst en Avetenschap<br />
van onze medici verre te kort schiet.<br />
Meer te venvoiideren is het, dat zulke hoogstnuttige<br />
planien , ondanks de kostbare , langdurige<br />
naauwkeurig en welgeschrevcn rapport, over den slaat<br />
van Timor, ik mijne eigene waarnemingen getoetst en<br />
onderworpen heb.<br />
S 2
— 276 —<br />
en veelbelovende reizen van onze Natuurkundigen<br />
, nog in Europa ten eenemaal onbekend<br />
blijven, ahvaar zij , door kundige handen toebereid,<br />
met onberekenbaar nut, tot heil der lijdende<br />
menschheid zouden kunnen aangewend<br />
Worden.<br />
Tabak groeit welig in de ommestrekén van<br />
Koepang, en zoude op vele andere plaatsen van<br />
het eiland met goed gevolg kunnen aangekweekt<br />
Avorden.<br />
Indigo Avordt overal op het eiland, en in<br />
groote hoeveelheid gevonden, doch de inlanders<br />
weten dezelve noch behoorlijk te bereiden, noch<br />
behoorlijk te gebruiken.<br />
. Over het . algemeen is de landbouw, gelijk<br />
hier boven met een enkel Avoord gezegd is, in<br />
een zeer verwaarloosden toestand, en het land<br />
zoude veel meer kunnen opleveren , indien hierin<br />
konde voorzien Avorden. De Timorezen kennen<br />
in het geheel nog het gebruik van den ploeg<br />
niet. Wanneer de regentijd aankomt , leiden zij<br />
het water door eenige greppen op het laud, waar<br />
zij willen zaaijen, en wanneer hetzelve Avel<br />
doorwaterd is, jagen zij er eene groote menigte<br />
van 's Konings buffels op,'die den grond<br />
overal doèrtreden en doortrappen.<br />
Met dezen ellendigcn staat van den landbouw<br />
groeit er geen rijst genoeg voor de bevolking<br />
; men behelpt zich met maïz of djagong<br />
, en Avanncer hiervan de oogsi mislukt,<br />
vergenoegen zij zich met eene soort van wilde
— 277 —<br />
aardappelen -, die in overvloed in het gebergte<br />
groeijen, en veel overeenkomst, in smaak<br />
zoowel als in gedaante, met de Javasche oebies<br />
hebben, Groenten vindt men op Timor<br />
weinig, schoon zij welig in de tuinen der Europeanen<br />
te Koepang groeijen, en gevolgelijk<br />
ook elders op het eiland zouden voortkomen, in<br />
dien men zich de moeite gave dezelve aan te<br />
planten. Bamboezen groeijen er in zoo groote mer<br />
nigie, dat vele bosschen daardoor ondoordringbaar<br />
worden gemaakt. Men vindt; hier ook zeer goed<br />
timmerhout, alsmede hier en daar eenige wilde<br />
notenmuskaatboomen, Avaarvan de noot Aveinig<br />
of geen' reuk heeft, en kaneelboomen, welker<br />
schors een sterken, peperachtigen smaak heeft.<br />
Beide zijn, gelijk de meeste, zoo niet alle, vruchtboomeu<br />
die sedert lang in het wild groeijen,<br />
geheel verbasterd.<br />
Op eenige mijlen afstands van Koepang bij het<br />
riviertje Fctoe-maas groeit de zelfde soort van<br />
hout, hetwelk van Malakka voor masthouten<br />
naar Batavia Avordt vervoerd. Het bosch, waarin<br />
dit hout groeit j is naauwclijks een half kwartier<br />
uurs van zee gelegen, langs den kant der gemelde<br />
rivipr. Men vindt hier vele regt opgaande<br />
boomen , van meer dan honderd voet lengte , en<br />
ruim drie tot. vier voet in diameter. Ook valt<br />
hei niet lp betwijfelen, of men zoude met het<br />
beste gevolg in de ommeslreken van Koepang<br />
het zoo nuttige djatie-hout kunnen aankweeken,<br />
althans de ondervinding heeft bewezen-, dat er ua<br />
S 3
— 278 —<br />
verloop van negen of tien jaren, van gezaaide<br />
djatiepitteiv zeer fraaije boomen, tot meer dau<br />
dertig voet hoogte en zeven duimen dikte zijn<br />
opgewassen (()8).<br />
De koningen van Koepang hebben eene wreede<br />
gewoonte, wanneer «ij den troon beklimmen,<br />
liet is eene voorouderlijke meening bij hen, dat<br />
zij afstammelingen zijn van de krokodillen (99),<br />
en om deze reden brengen zij aan deze dieren,<br />
bij zekere feestelijke gelegenheden, offeranden<br />
toe, en brengen hun spijzen aan den oever der<br />
zee. De krokodil, aan zeker bijzonder geluid<br />
gewoon zijnde, en wetende, dat hij op eene<br />
bepaalde plaats voedsel vinden zal, komt te voorschijn,<br />
zoodra hij geroepen wordt. De - grooten,<br />
en het volk komen allen aan het strand, op eene<br />
plaats, die hiertoe plegtig ingewijd is geworden,<br />
en Kalaïba genoemd wordt. Aldaar brengen<br />
zij eene jonge maagd , welke men fraai uitgedost<br />
en met bloemen versierd heeft; deze ongelukkige<br />
Avordt gebonden en aan het strand , geheel digt<br />
aan zee, nedergelegd, tot een offer voor den krokodil,<br />
die op het gewone geroep te voorschijn<br />
komt, en het jonge meisje met zich in den afgrond<br />
sleept. Gelukkig hebben deze barbaarsche<br />
offeranden slechts eenmaal, bij elke derde troonsopvolging<br />
plaats. Op de toespraak der Nederlandsclic<br />
ambtenaren, om aan zulk eene onmensche-<br />
(98) Rapport van den Heere Mr. w. VAN HOGENDORP.<br />
(.9.9) Vergelijk Deel I. , bl. i65.
lijke gewoonte een einde te maken , gaf de ko-<br />
»ing van Coupang ten antwoord, dat het een ali<br />
imd en heilig gebruik {adat) was, hetwelk niet<br />
mögt nagelaten worden.<br />
Wanneer de Vorsten van Timor elkander deii<br />
oorlog aandoen, offeren zij vooraf een buffel of<br />
eenig ander dier , om uit deszelfs ingewanden te<br />
zien, of zij gelukkig zullen oorlogen. Indieu<br />
hunne priesters of waarzeggers niets goeds voorspellen<br />
, wachten zij eenige dagen , en offeren op<br />
nieuw, zoo lang, lot dat de voorteekencn gunstig<br />
zijn, in welk geval zij gelooven, dat de geesten<br />
(diwata) hun behulpzaam in den strijd zullen<br />
ziju. Dit het geval zijnde, trekken zij te veld,<br />
onder een woest geschreeuw j en onder het geluid<br />
van een groolcn, uitgeholden buffelshoorn,<br />
beginnende met al wat zij ontmoeten te vernielen<br />
en te verbranden, en alle menschen, die ia<br />
de ' omliggende landen in hun bereik komen,<br />
om het leven te brengen, vooral vrouwen, kinderen<br />
en weérlooze oude lieden , want zij dooden<br />
alles, en houwen de hoofden van den romp af ,<br />
om die als zegeteekenen met zich te voeren, en<br />
lot een gedenkteeken in het Raadhuis (Balibali)<br />
van hunne kampong ten loon te hangen.<br />
In het gevecht hebben de beide partijen hunne<br />
voorvechters of zoogenaamde orang berani, die<br />
eene bijzondere feestelijke kleeding hebben. Zoo<br />
vele menschenhoofden als deze kampioenen in<br />
vorige gevechten of schermutselingen hebben<br />
afgehouwen , zoo vele pronkvaandclljes dragen zij<br />
S 4
-— 28o s*<br />
PV den tulband aan het hoofd, terwijl hunne-<br />
.armen en beenen met zwart en langharig bokkenvel<br />
omwonden, en met kleine schelletjes<br />
omhangen zijn, hetwelk, zoo vele eereteekeium<br />
zij,,, om aan te Avijzen, dat zij in Vroegeren<br />
oorlogen reeds vele vijandelijke koppen<br />
hebben te huis gebragt. Deze voorvechters<br />
dagen elkander uit; maar zoodra een of twee<br />
van hen sneuvelen., gaan de anderen op de vlugt.<br />
De godsdienst der inwoners van Timor bestaat,<br />
gelijk bij de meeste heidensche volken, uit een<br />
zeer verward begrip van het Hoogste Wezen,<br />
hetwelk zij ;u hUIme laa} Oessi-Nenoe (Heer der<br />
zon) noemen (100), ofschoon ik niet heb kunnen<br />
bemerken , dai zij aan de zon , of aan eenig ander<br />
gesternte eene godsdienstige hulde- bewijzen.<br />
Overigens hebben zij eene menigte feestvieringen<br />
en bijgeloovige gebruiken , welker uitvoerige,<br />
beschrijving hier te wijdloopig zoude<br />
zijn. In de nabijheid van het Nederlandse]*<br />
etablissement zijn de inboorlingen gedeeltelijk<br />
christenen, doch alleenlijk, cmdat zij gedoopt<br />
zijn* want alle onderrigt in de grondbeginselen<br />
n voorschriften van onze godsdienst, blijft op<br />
Timor tot nog toe geheel verwaarloosd. De kor<br />
ningeh en hoofden laten hunne kinderen niet<br />
doopen , dan. nadat, zij ecne plcgtige oileraud-e '<br />
(JOO) Bij verre de meeste andere volken van Indie<br />
wordt de zun Mata-hari (het oug des dugs) genoemd.
— 281 —<br />
\ ><br />
hebben gedaan, om uit het onderzoek der ingewanden<br />
der geofferde dieren te weten , of hieruit<br />
geen onheil voor het koninklijk huis of voor<br />
liet .Rijk zal ontstaan. Gewoonlijk ook mogen<br />
hunne oudste zoons, of de erfgenamen van de<br />
kroon nimmer gedoopt worden.<br />
Wanneer zij willeu bepalen, op welken tijd<br />
de eene of andere gebeurtenis heeft plaats gehad<br />
, weten zij zulks niet anders te berekenen,<br />
dan door het noemen van den Nei-suffa<br />
(of koning), die toen regeerde, of van dezen of<br />
genen hunner voorouderen. Is het iets, dat<br />
binnen kort is vo<strong>org</strong>evallen, zoo nemen zij<br />
den lijd der rijstplanting te baat, of wel dien ,<br />
waarin de Tamarindeboom bloeide, en dergelijke<br />
, zonder naauwkeurig de weken of maanden<br />
te kunnen opgeven. Zij hebben echter in<br />
hunne taal namen voor getallen tot duizend en<br />
meer, doch weinigen kunnen zich dezelve duidelijk<br />
voorstellen, en er is niemand onder de<br />
eigenlijke inboorlingen, die naauwkeurig zijn<br />
eigen ouderdom weet. Daarentegen geven zij in<br />
zekere gevallen bewijzen van een verbazend<br />
sterk geheugen, hetwelk zij door oene soort vaa<br />
Mnemonische kunstgreep te hulp komen. Wanneer,<br />
namelijk, iemand hun geld schuldig is, leggen<br />
ssij zoo vele verschillende knoopen in eene<br />
snaar, als er posten van schuld zijn, en weten<br />
de bijzondere sommen, na jaar en dag met eene<br />
, verwonderlijke juistheid te onthouden. Wanneer<br />
Z Ü grootc getallen moeten uitrekenen, gebruiken<br />
S 5
— 38a —<br />
zij de korrels van inaïz, en leggen die vijf aan<br />
vijf naast elkander , waarna zij daar zoo veel bijvoegen<br />
en weder afnemen, als noodig is, om<br />
hunne rekening op te maken, i<br />
Hunne huwelijken worden op eene zeer eenvoudige<br />
wijze voltrokken. De jongman, die genegenheid<br />
voor eene jonge dochter heeft, laat<br />
haar ten huwelijk vragen aan haren vader , die<br />
voor zijne dochter eene zekere hoeveelheid buffels<br />
en goud eischt, naar gelang van den stand<br />
en het vermogen des bruidegoms. Alsdan<br />
worden er eenige dieren geslagt, en derzelver<br />
ingewanden onderzocht. Wanneer hieruit gunstige<br />
voorteekenen worden afgeleid, wordt het<br />
huwelijk zonder verder uitstel voltooid ; doch bij<br />
ougunstigc teekenen tot een' anderen tijd verschoven.<br />
De Polygamie heerscht hier, gelijk<br />
overal in Indi'è, inzonderheid bij de Vorsten<br />
en Rijksgrooten. Een koning, en ook ieder<br />
ander huisvader, wordt geacht, zeer rijk te<br />
zijn, wanneer hij onder zijne kinderen Yele<br />
dochters heeft, want bij het uithuwelijken derzelve,<br />
ontvangt hij telkens eene hoeveelheid<br />
goud , buffels en andere produkten , terwijl hij<br />
het regt behoudt, om , zoo lang de bepaalde<br />
scliuld niet voldaan is, niet alleen zijne dochter,<br />
maar zelfs ook de kinderen, die uit het huwelijk<br />
gesproten zijn, terug te nemen.<br />
Wanneer een vorst of iemand van zijn huis<br />
ziek wordt , is het altijd de schuld van den een'<br />
of anderen ongelukkigcu , die van toovciij en ver-
— 283 —<br />
SB<br />
standhouding met booze geesten beschuldigd, en<br />
daarom in een blok gesloten wordt. Dit geschied<br />
zijnde, wordt er eene groote menigte vee<br />
geslagt, om deze geesten te bevredigen. Hierbij<br />
verdient het opmerking , dat de Timorezen in<br />
den eigenlijken zin niets anders offeren, dan<br />
hetgeen zij zelven niet verkiezen te eten, als de<br />
horens , de ooren , den staart, de poten , in een<br />
woord , het afvalsel van het beest, terwijl zij het<br />
beste gedeelte onder eikanderen vcrdeelen en ge.<br />
zamenlijk nuttigen. Intusschen neemt ook de zieke<br />
inlandsche geneesmiddelen in, welke gcfijk men<br />
boven gezien heeft, zeer heilzaam en krachtig zijn,<br />
en den lijder do<strong>org</strong>aans spoedig zijne gezondheid<br />
terug geven.<br />
Wanneer echter de Vorst den onvermijdelijken<br />
tol betaalt, welken ook hij zoowel als zijn geringste<br />
onderdaan, aan de natuur verschuldigd is,<br />
ontstaat er onder het gansche volk eene diepe<br />
droefheid, althans zij geven uitwendig daarvan H<br />
blijken, door een geweldig misbaar en weegeklaag.<br />
Op de tijding van het verdwijnen (dus<br />
noemen zij het overlijden van den vorst), moet<br />
ieder inboorling zijn hoofd kaal scheren. De<br />
vrouwen en bijvrouwen van den overleden' koning<br />
trekken heur hoofdhaar met de handen<br />
uit, en doen den ganschen omtrek door heur geschrei<br />
en gejammer weergalmen. Om des te<br />
grooler eer aan den overledenen te bewijzen ,<br />
worden ook eene groote menigte vrouwen , die niet<br />
tot lid vorstelijk gezin behooren, bij zulke go-
— &4 — i<br />
Jegenheden ontboden, om mede te huilent waarvoor<br />
zij een bepaald dagloon genieten. Deza<br />
vrouwen gaan ook uit huilen in partikuliere sterfhuizen,<br />
vooral bij de meer vermogende Chinezen,<br />
en maken daarvan hare dagelijksche kostwinning.<br />
Wanneer zij echter haar ambacht goed<br />
verstaan , moeten zij niet alleen zeer luid balken,<br />
maar zich c ook in allerlei boglen over den<br />
grond Avringen, om haar hartzeer des te beter aan<br />
den dag te leggen.<br />
Tenvijl dit gebulk nog blijft voortduren,<br />
slagt men wederom een aantal buffels en varkens,<br />
en legt vervolgens het lijk op eene tafel,<br />
midden in de pandopa of het voorvertrek van<br />
het paleis, uitgedoscht in het praâlgcwaad<br />
van den overleden' vorst, de oogen, neus, mond,<br />
ooren, het hoofd en de borst bedekt met gouden<br />
platen , en den hak versierd met snoeren<br />
van koralen, parelen en gouden kettingen. In<br />
dezen staat blijft het lijk twee dagen f onder<br />
aanhoudend geschrei en gCAveen van zijne familie<br />
en vrouwen ten toon gespreid liggen, terwijl<br />
rondom het paleis nu en dan eenige schoten<br />
uit handgeweer of klein geschut (litós)<br />
AVorden gelost. In dezen tusschentijd Avordt<br />
een der grootste, kapok- of aren ga-boomen omgehouAven<br />
en uitgehold, om hot lijk, mot alle<br />
de ovengenoemde kleinoden en sieraden daarin te<br />
leggen. Vervolgens Avordt deze uiigeholde boom<br />
mei gom digt gemaakt, en in een naburig huis<br />
overgebragt, Averwaarls de nabestaanden ©u de na-
— 285<br />
burige vorsten een of wel twee maanden lang<br />
eenige vrouwen zenden om te Aveenen. Somtijds<br />
blijft het lijk een, twee, ja zelfs drie jaren liggen<br />
, eer het begraven Avordt, naar gelang van<br />
den tijd, dien de troonsopvolger noodig heeft,<br />
om het vereischte getal buffels en andere produkten<br />
bijeen te brengen.- Wanneer alles tot de<br />
begravenis in gereedheid is gebragt, worden op<br />
nieuw de nabestaanden en de naburige vorsten<br />
bij het lijk verzocht, e'n het zelfde tooneel van<br />
huilen en rondkrimpen der vrouwen heeft op<br />
nieuw plaats. Als men het lijk uit het huis AVÜ<br />
dragen, ontstaat er altijd (quasi) eene soort van<br />
strijd, tusschen de vrouwen en de dragers, de<br />
eersten, om. het lijk in huis te houden , en do<br />
laatsien', om hetzelve AVeg te voeren. Eindelijk<br />
laten de vrouwen hetzelve als tegen haren zin<br />
slippen, en alsdan Avordt het, zonder verdere omstandigheden<br />
ter aarde besteld, met het hoofd<br />
naar het Oosten, en sonrwijlen ook overeind in<br />
eene smalle , diepe groeve bijgezet.<br />
JNaast het graf plaatsen zij rijst , kokosnoten,<br />
pinang (areca). Na dit alles slagten zij het<br />
verzamelde vee, uit honden (ioi), paarden, buf-<br />
(ioi) De Chinezen^ eten hondenvleesch , en houden<br />
zelfs dat van zwarte honden voor eene lekkernij.<br />
De bovengemelde gebruiken bij begravenissen<br />
hebben ook eenige overeenkomst met die<br />
dar Chinezen , bij welke laatsten het lijk in eene<br />
zeer fraaije kist, die hermetisch gesloten is, maan-
— 286 —<br />
fels en varkens bestaande. Na het plegen der<br />
offeranden declen zij aan allen , die bij de *<br />
begravenis tegenwoordig zijn geAVeest, het vleesch<br />
der geslagte buffels en varkens, benevens rijst en<br />
maïz uit, waarmede alle plegtigheden een einde<br />
nemen.<br />
Wanneer iemand van het gemeen sterft, Avordt<br />
hij eenvoudig in een stuk grof Avit katoen ge-<br />
Avikkeld, en zonder eenige andere plegtigheid,<br />
dan het slagten van een hoen, of ander dier<br />
van geringe waarde, ter aarde besteld.<br />
De vreugdcbcdrijven der Timorezen zijn van<br />
een zeer gebrekkigen smaak. Zij vermaken zich<br />
somtijds gcheele nachten met in eenen kring, zonder<br />
eenige regelmatigheid , rond te dansen. Hun<br />
gezang is Aveinig anders dan eene gedurige herhaling<br />
van tonal tonal een vreugdekreet, die even<br />
als het Avela, Avela ! der Alforen, met ons hoezee!<br />
of ïo ! gelijke bcteekenis schijnt te hebben.<br />
den lang in het sterfhuis blijft staan , gedurende<br />
welken tijd, op gezette dagen , door bezoldigde huilstcrs<br />
het zelfde misbaar als bij de Timorezen wordt<br />
gemaakt. Ofschoon ik zelf meermalen getuige van<br />
bovengemelde plegtigheden ben geweest, heb ik de<br />
beschrijving daarvan grootendeels naar die van den<br />
Heere Mr. AV. VAN HOGENDORP gevolgd , welke , naar<br />
mijuc gedachten , de zeden en gebruiken der Timorerezen<br />
met meer waarheid, dan eenige andere, mij bekende<br />
, bcriglen aan den dag legt.
— 287 — '<br />
Van Panions of Hek ay at heb ik bij de Timorezen<br />
nergens eenig spoor gevonden.<br />
Hunne vaartuigen zijn kanoo's van eene uitgeholden<br />
boomstam, aan Avelke zij aan AVeerskanten<br />
, even als de Alforen bij hunne korri-korri's ,<br />
tAvee stukken hout doen uitsteken, met lange<br />
bamboezen aan het einde, om het omslaan van<br />
deze smalle en ranke schuitjes voor te komen.<br />
Z'j z iJ u groote liefhebbers van over land te<br />
reizen. De aanzienlijken laten zich in eene soort<br />
van hangmat, als in eenen palankijn, door twee<br />
of vier man , die na eenige uren door anderen<br />
uit hun gevolg Avorden afgelost, over den Aveg<br />
dragen. De gcmeene lieden reizen eenvoudig te<br />
voet, en nemen daartoe den tijd des nachts en<br />
des m<strong>org</strong>ens, om bij de hitte van den dag onder<br />
het lommer van den een of anderen boom te<br />
kunnen uitrusten. Ieder neemt zoo veel voorraad<br />
als hij noodig denkt van maïz of Tursch<br />
koren met zich, hetAvelk hij vooraf laat braden,<br />
fijn stampen en tot balletjes kneeden. Met dit<br />
schamele voedsel en eenvoudig rivienvater, houden<br />
zij het vele dagen uit, zonder over honger of dorst<br />
te : klagen, mits zij slechts hun geliefde pinang<br />
niet moeten ontberen. Hunne paarden en buffels,<br />
welke dieren in groote menigte, op Timor voorhanden<br />
zijn, grazen vrij in de bosschen en velden<br />
, en komen op het geroep der eigenaars bij<br />
hen. Do buffels Avorden alleen gebruikt, om de<br />
rijstvelden te bereiden, en de paarden tot het<br />
vervoeren der produkten van het land, inzonder
— 288 —<br />
heid vaii Sandelhout en Was. Ieder kent de<br />
zijnen aan een merk, dat hij met een heet ijzer op<br />
hunnen rug heeft gebrand*<br />
De Avijze , waarop zij de Avilde buffels temmen ,<br />
is merkwaardig» Deze dieren , die zeer schichtig<br />
en Avild zijn, houden hun verblijf op de steilste<br />
bergen, Avelke overal met bamboes begroeid zijn ,<br />
zoodat zij niet dan met de uiterste moeite kunnen<br />
gevangen Avorden. Even als op Java jagen de Timorezen<br />
de buffels naar een enkel omheind punt ,<br />
van waar zij niet kunnen ontvlugtcn en rondom<br />
ingesloten Avorden. Na de jagt laat men hier de<br />
buffels een paar dagen rusten , en alsdan komen<br />
de Timorsche Menani of zoogenaamde toovenaars<br />
zonder eenige vrees in het beslotene perk. Zij<br />
verschuilen zich achter tamme buffels, Avelke zij<br />
onder de Avilden brengen , en bestrijken met eene<br />
ongemeene behendigheid den staart en de poolen<br />
met zekere fljn gestampte Avorlels, hetwelk die<br />
derwijze krachteloos maakt, dat zij de Avilde buffels*<br />
kunnen leiden , Avaarheen zij Avillen , even als of<br />
dezelve reeds langs Avaren getemd gewecsu<br />
De Timorezen gaan ook-dikwijls met snaphanenen<br />
pieken gewapend op de buffeljagt, vergezeld<br />
van eene groote menigte van honden , die daartoe<br />
zijn afgerigt. Op de zelfde Avijze jagen zij de ""<br />
Avilde varkens, en droogen hun vleesch, gelijk<br />
dat der buffels, tot dingding, waarvan ik vroeger<br />
heb melding gemaakt. Het gedroogde varkensvleesch<br />
wordt Babi-Joefoe genoemd, en dient<br />
hun tot eigen' voorraad, zoowel als om hetzcl.ve
J<br />
— 289 —<br />
aan vreemden te verkoopen , en zelfs naar andere<br />
plaatsen te verzenden, hetgeen zekerlijk bij zulk<br />
een onbeschaafd volk als een opmerkelijk bewijs<br />
van industrie mag vermeld Avorden. In de omstreken<br />
van Koepang worden vele herten gejaagd,<br />
en ook met klemmen van bamboes gevangen,<br />
waarvan het vleesch insgelijks gedroogd wordt, en<br />
de beste soort van dingding, oplevert, Avelke zelfs<br />
naar Batavia Avordt verzonden. De pezen van de<br />
hertepooten gedroogd zijnde, Avorden insgelijks als<br />
een artikel van Aveelde , en als een zeer versterkend<br />
voedsel, in groote hoeveelheid naar Java<br />
uitgevoerd, en maken, voor de imvoners ,<br />
eene vrij aanmerkelijke bron van vertier en welvaart<br />
uit; alzoo de Chinezen en vele Europesche<br />
Heeren, vooral onder de Oudgasten en de Landeigenaren<br />
, zeer groote liefhebbers van, dit artikel<br />
zijn. Van de hertepezen worden versterkende<br />
bouillons gemaakt, die veelal des m<strong>org</strong>ens bij het<br />
opstaan genuttigd Avorden.<br />
H#
— ago —<br />
——«t»HM(a&X®!eS0KMc» »<br />
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.<br />
Omliggende eilanden onder het gezag der Nederlanders.<br />
— Poeloe-SmauAV. — Het Herten-eiland.<br />
— Minerale-bronnen- — Beschrijving van<br />
het land. — Zeden der Bevolking. — Poeloe^<br />
Rolli. — Poelo-Dao. — Savo. — Producten. —<br />
JJzermijnen. — Tabak. — Katoen. — Solor.<br />
— Etablissementen der Portugezen. — Somba.<br />
vJ'nder do eilanden, die onmiddellijk in de<br />
nabijheid van Ti/nor gelegen zijn, verdienen<br />
Poeloe-Smautv , Poeloe-Kambing, Poeloe-Roti ,<br />
Savo, Solor en Somba nog kortelijk eenige bijzondere<br />
melding. Zij worden geacht van oud9<br />
her de regtmatige onderhooiigheden van het Ne«<br />
derlandsch Etablissement op Timor te zijn ge-<br />
Aveest. De zeden en gebruiken der imvoners hebben<br />
met die van de Timorezen, over het algemeen<br />
veel overeenkomst, zoodat ik mij alleenlijk<br />
tot eenige AA'cinige bijzonderheden , nopens deze<br />
eilanden , bepalen zal.<br />
Poeloe-Smauw , dat het naast bij Timor ligt,<br />
is van dat eiland door eene zee-engle van tAvee<br />
mijlen breed gescheiden. Dit eiland is zes mijlen
— agi —<br />
lang en drie breed. Men vindt er tot nu toe<br />
Aveinig . ontgonnen grond, en overal wilde bosschaadjen<br />
en ondoordringbare wouden , volkomen<br />
gelijk àe forêts-vierges in sommige binnengeAvesten<br />
van Zitid-Amedka. De landbouw is hier nog<br />
ten eenemaal venvaarloosd, zoodat men er<br />
schier anders niet dan man of djagong aantreft.<br />
Het eiland is eene onderhoorigheid van den<br />
Radja van Koepang^ die hier in de goede<br />
moesson veelal bij voorkeur zijn verblijf houdt.<br />
Op dit eiland is eene zeer opmerkelijke bron.<br />
Tc Oeliassa namelijk, j8 eene opwelling van mineraalwater,<br />
hetAvelk een' scherpen ijzer- en vitrioolsmaak<br />
heeft. Of dit Avater eenige médicale,<br />
vermogens bezit, gelijk waarschijnlijk is, schijnf<br />
nog niet door Europeanen onderzocht te zijn. De<br />
inlanders hebben eene zeer bijzondere eigenschap<br />
aan dit Avater ontdekt, namelijk-, dat het, zonder<br />
eenig bijvoegsel, als zeepwater schuimt, Avanneer;<br />
men linnen daarin AVascht, en hetzelve ongemeen<br />
schoon en wit. doet Avorden. Zeer nabij deze bron<br />
vindt men een ongemeeu grooten ïVaringa-booux<br />
dien de inboorlingen van dit eiland JSoenoek (de,<br />
Heilige) noemeu.<br />
De?.e boom, die ook onder de namen van<br />
Baniana, Indische Vijgenboom, of ook Avel van<br />
W onderboom bekend is, verdient alleszins ceno<br />
meer uitvoerige beschrijving. Men vindt de Waringa-hoom.<br />
ook op Java, doch zelden van zulk<br />
«en ontzaggelijke grootte als die, welken %vij op<br />
Timor ontmoet hebben.<br />
T a
— 292 —<br />
Onder alle bekende boomen der Avereid is do<br />
Baniana het heerlijkste voortbrengsel der natuur ,<br />
en geheel verschillende van hetgeen aan alle andere<br />
wezens eigen is, schijnt deze Avonderboom de altijd<br />
voortgaande vernieling van den lijd te trotseren.<br />
Hij groeit onophoudelijk aan , ajzoo zijne<br />
nederhangcnde takken in den grond op nieuw<br />
vastwortelen, en nieuwe stammen te voorschijn<br />
brengen. Geen wonder, dat deze majestueuze<br />
boom door den eenvoudigen Indiaan niet efcne<br />
heilige vereering beschouAvd wordt. Het gewelf<br />
onder dezen honderdstammigen Baniana is de<br />
prachtigste tempel ter aanbidding van het Opperwezen<br />
, en herinnert ons de oude vereerders van<br />
Wodan in het lommer der voedende eiken. Ondoorzigtbaar<br />
lommer vormt het dak van dezen<br />
, tempel, en Avemelt van duizenden vrolijke schepselen<br />
, die met de eerste ochtendstralen , van den<br />
lof huns Scheppers, door blijde klanken, het digie<br />
woud van dezen enkelen boom doen weergalmen. —<br />
Gij dichters ; plaats u onder dit heerlijke gewrocht<br />
van de hand des Almagligen, daar zult gij uwe<br />
dichtader in onwederstaanbare aandrift voelen ontbranden.<br />
« Ook ik was in Arkadie. 1 ' — Ook ik heb mij<br />
in het lommer van den Indischen Baniana verkwikt;<br />
ook ik heb levenskracht in den balsemgeur<br />
zijner ongedeelde , kleine, hartvormige , spitse ,<br />
heldergroene bladen ingeademd. Waarom bezit<br />
ik de taal van MLDEKDIJK niet, om dezen Koning<br />
van het Rijk der Plunlen naar Avaarde ie beschrijven'!'
— 293 —<br />
Meer dan duizend menschen kunnen onder de<br />
schaduw van den Baniana rusten. De omtrek<br />
rondom den eersten hoofdslam en de zeven on-<br />
middelijk daarbij staande afstammelingen, be- 1<br />
draagt meer dan iooo schreden. De zware hoofd-<br />
stammen waren meer dan 200 in geial , alle de<br />
overigen te zamen bedroegen meer dan 3ooo stam-<br />
men. Deze boom vormt dus alleen een uitgestrekt<br />
en onafzienbaar Avoud.<br />
Het digte lommer Avordt met de bekoorlijkste<br />
schakeringen verlicht door den gloed der zon , dia<br />
zelfs op den middag met hare loodregte stralen niet<br />
geheel door de bladeren en als door elkander gevloch-<br />
tene takken heen dringen kan. Overal ^Avemelen<br />
vrolijk gedierte en gepluimde zangers» Geheele<br />
familiën van eekhorentjes en apen huisvesten in<br />
het hooge lommer. Groote kalongs of vledermui-<br />
zen , die van den eenen vleugel tot den anderen<br />
meer dan zes voet lengte hebben , hangen bij da«<br />
als levenloos aan de takken, om den stikdonkeren<br />
nacht af te Avachten , die alleen door. millioeneu<br />
van glinster-vliegjes verlicht wordt, om de<br />
zwarte duisternis des te zigtbaarder te maken.<br />
PaauAven, bpschduivon en geheele zAvermen vau<br />
witte papegaaijen wemelen en fladderen door het<br />
gebladerte (102).<br />
(10a) Ofschoon hier vele paauvven zijn , vindt men<br />
rr geene tijgers. Op andere plaatsen (vooral op Javaj<br />
is de menigvuldigheid der paamven een zeker<br />
kcnleeken van de nabijheid der Tijgers, op wier uitwerpselen<br />
de paamven gretig azen.<br />
T A<br />
X
— ag4 —<br />
Aan alle deze myriaden van bewoners verleent<br />
de weldadige boom voedsel en huisvesting. Onder<br />
het dig te loof hangen overal rijke trossen van<br />
koraahoode vijgen , die van een zeer aangenanicn<br />
honigzoeten smaak zijn. Vele dieren azen ook<br />
onderling op elkander v en hier, gelijk in de lagere<br />
geAvesten van den aardbol heerscllt oorlog y<br />
list en geAVeld. :. .<br />
Midden in de zeeëngte tusschen Poelo-Smamv<br />
en Timor, ligt het kleine Poelo-Kambing (herteneiland)<br />
, aldus genoemd , Avegens de groote menigte<br />
van deze dieren op dat eiland. Het heeft<br />
eene bijzondere gedaante die wel verdient in he*<br />
voorbijgaan opgemerkt te Avorden. De omtrek<br />
van Poelo'Kambing bedraagt slechts een uur gaans,<br />
Op eenen afstand gelijkt het eiland naar een vrij<br />
regelmatigen kegel, Avaarvan de top afgesneden<br />
is, of Avelnaar een ouden burg , die van binnen<br />
vlak, doch van buiten met een hoogen muur<br />
omringd is. Deze bovenste vlakte is ruim vier<br />
honderd schreden breed, en men-vindt daarin<br />
vele bronnen, AVaaruit een zAvavelachtig water<br />
fonteinsgeAvijzo naar boven springt. Dit Avater<br />
bevat in zich eene soort van klei of vette aarde ,<br />
die zich rondom de opening, Avaardoor hetzelve<br />
opwelt, pijramjdaalvonnig ophpopt, en de gedaante<br />
van eene; kunstige fontein, tot twintig en<br />
meer vqeteu hoogte aauneemt. De herten graven<br />
Wiet hunne poolen kleine kuilen in den grond, en<br />
drinken dit zwavehvater , nadat -h-et' in die kuilen<br />
,
eenigen tijd stilgestaan heeft en helder geworden<br />
Is. Alzoo men het instinct der dieren menigmaal<br />
tot rigtsnoer van de wijsheid der menschen mag<br />
nemen (io3) , kan men hieruit afleiden, dat het<br />
drinken vau dit water geenszins nadeel ig , en welligt<br />
zeer heilzaam kan zijn. — Het uitAveudig gebruik»<br />
althans, heeft eene zeer Aveldadige uitwerking.<br />
Dit bleek, toen onze kapitein een zijner matrozen<br />
, een Bengalees, die kreupel van jigt en rheumatismus<br />
was , naar Aval deed brengen , om zich.'<br />
dagelijks in dit zwavehvater te baden. Met eiken<br />
dag werd deze lijder beter, en reeds met deu<br />
vierden dag was hij bijna geheel hersteld.<br />
Tien mijlen Zuid-Avest van Koepang op Timor<br />
ligt het eiland Rotti , hetwelk negen mijlen lang,<br />
en derdehalf mijl breed is. Het bestaat uit vijfr<br />
tien kleine koningrijkjes , van Avelke Termano, Avaar<br />
altijd een Nederlandsche posthonder geAveest is ,<br />
het voornaamste is. Dit eiland is boven alle do<br />
anderen zeer vruchtbaar, en heeft veel rijst., gierst<br />
maïzj boomvruchten , moeskruiden, en ook vela<br />
soorten van Avild hoornvee en gevogelte. De in-<br />
Avoners zijn fraaijer van gedaante , dan de Timorezen.<br />
Ook zijn de vrouAven er schooner en Llan-<br />
,<br />
(io5) Het is bekend, dat de eerste Europeanen, di©<br />
Amerika bezochten , alvorens van de hun onbekende,<br />
Avelligt schadelijke of vergiftige vruchten van dut werelddeel<br />
te diirven eteli , gade sloegen , welke soorten<br />
gaarne door de vogels of andere diaren genuttigd werden<br />
t en dat zij zich daarbij zeer wel bevonden.<br />
T 4
— 296 —<br />
ker, en de landstaal is veel Avell uidender ,<br />
dan die van Timor ert andere naburige eilanden.<br />
Het eiland Rotti is door de Natuur zoo wel versterkt<br />
, dat het niet gemakkelijk met geAveld te<br />
overmeesteren zoude zijn. De meeste kam pongs<br />
liggen op hooge bergen, die bezwaarlijk te<br />
beklimmen zijn. Door digt kreupelbosch roet<br />
hoog geboomte vermengd, loopt over den glibberigen<br />
grond slechts een enkel smal voetpad. Ook<br />
zijn de inwoners van dit eiland veel stoutmoediger<br />
en kloeker dan die van Timor.<br />
Digt aan de kust bij de hoofdnegorij Termano,<br />
liggen een paar groote klippen , ruim 3oo roeden<br />
van elkander verwijderd. De bijgeloovige inlanders<br />
gelooven stellig, dat deze klippen diwata of<br />
geesten, en Avel man en vrouAV zijn. De sterke<br />
stroomen en menigvuldige schokken van aardbevingen,<br />
die hier plaats hebben, Avorden , in allen<br />
ernst, . door de eilanders aan de echtelijke bijeenkomsten<br />
van deze klippen toegeschreven, en een<br />
aantal kleine rotsen, die hier en daar door vulkanische<br />
Averking van het aardrijk in zee opgerezen<br />
zijn, worden voor de vruchten dezer vereeniging<br />
aangezien. Dit dAvaze denkbeeld strookt met den<br />
hoerschenden karaktertrek der inboorlingen van dit<br />
eiland, Avant nergens, zelfs niet in de Moluksche<br />
en Philippijnsche eilanden , zijn de inlanders Avellustiger<br />
en schaainteloozer dan op het eiland Rol*<br />
ti. Even zoo beestachtig zijn zij in hunne overige<br />
huisselijke hebbelijkheden. Zij zijn groote lief-
— 297 —<br />
hebbers van het drinken van bloed, en wanneer<br />
zij een' buffel of een' varken slagten, mengen zij<br />
liet bloed dezer dieren onder hun drinkwater en<br />
hunne sagoweer , zelfs Avel met arak , Avaarvan zij<br />
mede groote liefhebbers zijn. Het geslagte beest<br />
eten zij op eene zeer slordige Avijze. Ieder snijdt<br />
of rukt er een stuk van af, en roostert het met<br />
een Aveinig zout half gaar, waarna het gulzig<br />
verslonden wordt.<br />
Onder een aantal kleine eilandjes ten weste van<br />
Poeloe-Rotti is Poeloe-Dao het merkwaardigste.<br />
Deszelfs iiiAVoners zijn de goudsmeden van alle naburige<br />
eilanden, en bewerken het goud met<br />
eene verAVonderlijke netheid, ofschoon zij bijna<br />
geene gereedschappen hoegenaamd bezitten. Nergens<br />
Avorden meer gouden sieraden gedragen, dan<br />
op Poeloe-Dao, Avaar de geringste inwoner ten<br />
minste eene gouden keten om den hals draagt.<br />
De vrouwen van meer aanzienlijke inAVoners dragen<br />
op den kondeh of sanggol (bekende hoofdkapsels)<br />
een geheelen bloemenkrans van fijn goud,<br />
hetwelk zeer kunstig en filigrane bewerkt is, en<br />
eene prachtige vertooning maakt. Wie het eiland<br />
Dao bezigiigd heeft, kan nog veel minder dan te<br />
voren begrijpen, dat de opbrengst van de Oost-<br />
Indische goudmijnen de kosten der bewerking niet<br />
kan goedmaken.<br />
Vier en twintig mijlen van Koepang (Timor)<br />
ontmoetten Avij het eiland Savo, hetwelk acht mijleu<br />
lang en bijna vier mijlen breed is. Van vijf<br />
koningnjkjcs, waarin dit eiland verdeeld is , Avordt<br />
T 5
- _g8 -<br />
Timo het voornaamste geacht. Gezamenlijk kunnen<br />
zij vier- a vijf duizend weerbare mannen opbrengen<br />
, om welke reden het bondgenootschap<br />
met deze Vorsten geenszins voor onbelangrijk te<br />
houden is. De inAVoners van Savo zijn beschaafder<br />
dan die van Rotti, en onderscheiden zich<br />
door meer geestvermogen en meer persoonlijke dapperheid.<br />
Hier groeit veel rijst, gierst en eene menigte<br />
andere veld- en boomvruchten. Ook levert het<br />
land vele buffels en paarden op. Met deze laatstgenoemde<br />
dieren drijven zij grooten handel op Koe-<br />
pang. Hunne huizen zijn allen van areughout ,<br />
dat zeer ligt is, gebouwd , en met atap of nipahbladen<br />
bedekt.<br />
Op dit, eiland , in de kampong Seba , is een<br />
zware steen, dien de inwoners voor heilig houden.<br />
Wanneer zij eene of andere zaak plegtig willen<br />
bezweren , begeven zij zich naar dezen steen, om<br />
Onder het aanraken van denzelven, den eed af te<br />
leggen. Zij verhalen, dat velen onder het ZAveren<br />
(van een valschen eed), bij dezen steen plotsling<br />
zijn dood gebleven, en dat hij door midden ge-i<br />
barsten is, op zekeren dag, toen iemand, die van<br />
overspel beschuldigd Avas, zieh door eeneu eed<br />
Op deze plaats, van de beschuldiging wilde<br />
zuiveren. Zoo veel is zeker, dat de steen door<br />
midden gespleten is.<br />
Hondevleeesch is de liefste spijze der inwoners<br />
n het eiland Savo. Ook is het dit dier , het-<br />
Aveik zij het meest offeren, bij de plegtigheden ,
— 299 —<br />
welke iü geAvigtige zaken , bij hen even als bij de<br />
Timorezen gebruikciijk zijn.<br />
Ieder dislrikt of klein Koningrijk van dit eiland<br />
heeft een' persoon, die te gelijk Priester (Pang-<br />
hoeloe), regier en uitvoerder van het vonnis is;<br />
want de function van Fiskaal en die van Scherp-<br />
regter worden beide door hem uitgeoefend (io4).<br />
Deze Panghoeloe draagt bij plegtige gelegenheden<br />
altijd een zeer grooten kleAvang (sabel) in eene<br />
gouden scheede , en wanneer iemand ter dood ver-<br />
wezen is, draagt hij dien klewang bloot, aan het<br />
hoofd van den optogt, en onthalst den schuldigen<br />
in het open veld, in het midden van den kring<br />
der omstanders.<br />
De Savonezen zijn een dapper en strijdbaar<br />
volk, die, als bondgenooten aan het Nederlandsen,<br />
Gouvernement geene geringe diensten kunnen be-<br />
wijzen. Ik kan niet nalaten, bij deze gelegenheid<br />
aantemerken, dat het zeer Avenschelijk zoude zijn ,<br />
Avanneer men de kloeke bevolking van dit en van<br />
zoo vele andere naburige eilanden in dit gedeelto<br />
van den Archipel, tot de militaire dienst meer<br />
en meer genegen en geschikt maakte. De Britsche<br />
ktijgsmagl in Bengale bestaat ten minste voor zeveu<br />
(104) Ook op velo andere plaatsen in Indie' is do<br />
post van Scherpregter oan eenen Edelman van hoogen<br />
rang toevertrouwd , en wordt als een groot eetambt<br />
aangemerkt. Vide MARSDEN'S History of Sumatra,<br />
ter plaatse, waar bij van de Redjatigsch»<br />
Wetten spreekt.
— 3oo —<br />
tiende gedeelten uit inlanders (Cipaais of Laskars)<br />
en met déze troepen , die uitmuntend gedisciplineerd<br />
zijn , hebben zij Avonderen verrigt. Waarom<br />
zouden ook Avij onze legerbenden in Jndië niel<br />
uit zoodanige eilanders , bij Avelke persoonlijke<br />
dapperheid een nationale karaktertrek is, kunnen<br />
voltallig maken ?<br />
De Savonezen bestrijken hun ligchaam -met<br />
oliën van Avelriekend hout, en vooral met die van<br />
den notenmuskaatboom , van welks bereiding zij,<br />
veel werks maken. Reeds met het achtste of<br />
tiende jaar laten de meisjes zich de tanden vijlen<br />
eu de ooren doorboren , hetwelk het teeken is,<br />
dat zij huAvbaar zijn. Even als óp Sumatra, en,<br />
vele andere plaatsen , onder anderen ook op' Amboina<br />
en Ternate, is dit een zoo vast gebruik,<br />
dat het ook hier, om te kennen te geven , dat<br />
een meisje huwbaar is , genoeg is te zeggen : soedah<br />
dia bertindeh berdabong (zij heeft.hare tanden,<br />
laten vijlen en hare ooren laten doorboren). De<br />
Savonezen onderscheiden zich op eene voordeelige<br />
wijze door meer zindelijkheid en eene meer<br />
ordelijke levensAvijze, dan de inwoners der meeste,<br />
naburige eilanden. -,<br />
Het eiland Savo brengt veel en zeer goeden<br />
Tabak voort, en het schijnt geen hersenschimmig<br />
denkbeeld te zijn, dat, bij eene z<strong>org</strong>vuldige aankweeking<br />
, dit produkt hier tot groote volkomenheid<br />
zoude te brengen zijn, en zelfs voor den taljak<br />
Aan de Philippinische eilanden niet zoude behoeven<br />
te Avijken.
— 3oi —<br />
Een weinig nader bij Timor, op tAvintig mijlen<br />
afstands van Koepang ligt het hooge en steile<br />
eiland Solor, hetAvelk acht mijlen lang is. Olifantstanden<br />
zijn daarvan, het voornaamste produkt.<br />
Als eene merkAvaardigheid mag men aanhalen ,<br />
dat dit eiland, hetwelk overigens niet zeer vruchtbaar<br />
in vergelijking van vele andere gewesten<br />
isj eene vrij groote hoeveelheid ijzererts in zijnen<br />
schoot bevat.<br />
Aan de punt van het groote eiland Floris, noordwest<br />
van Solor, ligt de kampong Larentoeka rondom<br />
in hemelhoog klipgebergte besloten. Bij het<br />
n van de straat geniet men een der schoonste<br />
natuurtafreelen , waarbij welligt alleen de schilderachtige<br />
baai van Amboina in aanmerking mag<br />
komen. Deze kampong of negorij (nagori) is van<br />
ouds eene onderhoorigheid van de Portugesche bezitting<br />
DHU op Timor. De onderhoorigheid is<br />
even als het hoofd-etablissement een armzalig nest,<br />
-Avaarvan de oorspronkelijke bezitters bij de inlanders<br />
Aveinig in achting zijn, en ook even zoo weinig<br />
bemind Avorden als hunne voorvaderen op<br />
Java, toen de Nederlanders hen van daar verdreven.<br />
De Portugezen van Larentokea en DHU zijn<br />
uiterlijk ruim zoo zwart, als de inlanders zelven ,<br />
en het zoude mij niet venvonderen , als deze<br />
zwarte kleur voornamelijk aan hunne beestachtige<br />
morsigheid te wijten Avare; want ik geloof, dat de<br />
Laplanders en Irokezen in vergelijking van deze ZAvarte<br />
Europeanen kraakzindelijk genoemd mogen Avorden,
—- Soa<br />
De Heer D. H. KOLFF , eed der verdienstelijkste<br />
zee-officieren van het Nedcrlandsch Gouvernement,<br />
heeft, op eene ontdekkingsreize, in 1826, ook<br />
deze etablissementen bezocht. Zijn Ed. verklaart<br />
nergens meer ellende, morsigheid en bekrompenheid<br />
gezien te hebben, dan bij deze 'zwarte Portugezen.<br />
Hunne subalterne officieren genieten zeven<br />
, acht tot negen guldens maandelijkse!! traktement<br />
; kapiteins twaalf of dertien guldens, en<br />
het geheele bestuur is naar evenredigheid bezoldigd.<br />
De Heer KOLFF Avas op zijne reize vergezeld<br />
door den Heere KAM , eenen geestelijke , met<br />
wiens ijver de lezer reeds bekend Is. Bij gelegenheid<br />
, dat deze achtensAvaardige predikant eenige<br />
paren inlandsche bekeerlingen, in den huwelijken<br />
staat bevestigde (nadat zij t als naar geAVoonte,<br />
jaren'lang ongehuAvd te zamen geleefd hadden),<br />
had een der bruidegoms, die in een honderdjarig<br />
gewaad van zijn' overgrootvader gedost Avas, hetAvelk<br />
hem Avat naainv aan het lijf zat, het ongeluk, zijnen<br />
sedert meer dan eene halve eeuw reeds versleten<br />
broek van boven tot beneden open te scheuren,<br />
en wel ongelukkig juist in het front van de<br />
jeugdige toehoorderessen. Geen anderen broek<br />
bezittende, moest de bruidegom in een' geleenden<br />
sarong den afloop der plegtigheid bijwonen.<br />
Het laatste eiland j hetwelk ouder het gebied<br />
van het Nederlandsch Gouvernement behoort, is<br />
Somba.<br />
Dit eiland is 55 mijlen lang en 12 breed. Het<br />
I
— 3o3<br />
wordt ook dikAverf Sandelbosch-eiland genoemd ,<br />
doch zonder eenige reden , want ofschoon er<br />
wel sandelhout groeit, is dit product hier op verre<br />
na zoo OAervloedig niet als op Timor, en wordt<br />
ook niet gekapt om daarmede handel* te drijven.<br />
De onderscheidene Radja's of kleine Vorsten van<br />
Somba zijn van ouds leenpligtig aan het Nederlandsch<br />
Gouvernement geweest., doch zij hebben<br />
zich grootendeels aan de verschuldigde gehoorzaamheid<br />
onttrokken. Het is echter te denken , dat<br />
het Gouvernement bij eerstvoorkomende gunstige<br />
gelegenheid, deszelfs gezag op dit en eenige andere<br />
eilanden , die zich in het zelfde geval<br />
bevinden , op nieuAV zal vestigen en duurzaam<br />
handhaven.<br />
Overigens is het eiland Somba almede zeer<br />
bergachtig. Het A'oornaamste produkt is ruAve<br />
Katoen of Kapok, die een eigenaardig voortbrengsel<br />
van dit land schijnt te zijn, en er overal zoo overvloedig<br />
voortkomt, dat men dezelve bijna voor<br />
niet van de inlanders bekomen kan.<br />
De inboorlingen zijn hier Avoester dan op de<br />
reeds gemelde omliggende eilanden. MerkAvaardig<br />
is het, dat, terwijl de Indianen over het algemeen<br />
zich zelden of nooit aan zelfmoord schuldig maken<br />
, de bcAVoncrs van Somba, integendeel,<br />
aan deze Avandaad zeer onderhevig zijn. VVanncer<br />
zij misnoegd zijn, nemen zij niet zelden zeer onberaden<br />
het Avauhopig beslui!, om zich te verhangen<br />
, of op eene andere AAijze om het leven te<br />
brengen. Niet minder opmerkelijk , in verband
— 3o4 —<br />
met dezen karaktertrek, is het, dat zij in den<br />
oorlog veel lafhartiger zijn dan alle hunne naburen ,<br />
en bij het eerste schot uit klein geAveer , in allerijl<br />
het hazenpad kiezen. Niettemin zijn zij goede<br />
ruiters, en * Aveten behendig hunne wapenen<br />
te gebruiken, die voornamelijk uit pieken, schilden<br />
en sabels bestaan.<br />
Men vindt op dit eiland eene groote menigte paarden,<br />
buffels, wilde varkens en herten. Onder meer<br />
ander gevogelte mag men hier eene fraaije soort<br />
van fazanten opmerken, als ook de zoogenaamde<br />
Jaarvogel, Avaaraan men dezen naam geeft, omdat<br />
de jaren van zijnen ouderdom kennelijk zijn aan<br />
het getal knobbels op zijnen snavel.<br />
Even voor dat wij dit laatste eiland verlieten, om<br />
regtstreeks naar Borneo te stevenen , ontstond hier<br />
een plotslinge storm, veel gelijkende naar de<br />
zoogenaamde Noordwesters , Avaarvan HORSBURGH<br />
in zijn East Indian Directory geAvag maakt. Boven<br />
den horizon verscheen een kegelvormig Avolkje<br />
, hetwelk zeer schielijk grooter Averd , en zich<br />
uitbreidde , als of de hemel met een zAvarten<br />
sluijer van het noorden naar het zuiden overtrokken<br />
werd. De eene helft van het uitspansel AA'as<br />
nog helder en onbewolkt, toen reeds boven onze<br />
hoofden een ontzettend omveder uitbarstte. Vijf<br />
én dertig minuten nadat zich deze dreigende onweerswolk<br />
als met een lipje aan den gezigtcinder<br />
vertoond had, was reeds het geheele luchtruim<br />
in een akelig zwart gehuld. Donderslagen, Avaar-
— 3o5.—<br />
i<br />
van de grond daverde, volgden zoo onmiddelijk<br />
op de felle bliksemstralen, dat men hieruit met<br />
zekerheid kon opmaken, dat de bui op een zeer<br />
korten afstand boven het aardrijk hing. Niet verre<br />
van de hut, Avaarin wij ons ophielden, sloeg de<br />
bliksem met een vreeselijk gekraak in een hoogen<br />
kokosboom , die hierdoor echter weinig of geene<br />
schade leed. De inlanders verhaalden ons, dat<br />
zulks dikwijls plaats heeft, zoodat men deze hooge<br />
boomen ais natuurlijke afleiders beschouwen mag;<br />
heiAVelk ook, door menigvuldige toevallen van gelijken<br />
aard, in alle andere etablissementen van<br />
Indi'è, buiten alle tegenspraak bewezen schijnt te<br />
Avorden ; want onder honderd boomen, die door<br />
den bliksem getroffen worden , zal men go kokosboomen<br />
tellen, AVaarbij de bliksem meestal langs<br />
den slanken stam in den grond afloopt» — Da<br />
Waringa-bootn , daarentegen , schijnt nimmer door<br />
het onAveder getroffen te zijn.<br />
.<br />
. .
ACHTTIENDE HOOFDSTUK.<br />
Reize naar Sambas. — Gevaarlijke ontmoeting<br />
met eenen buffel aan boord. — Bijzonderheden<br />
wegens het eiland Borneo in het algemeen. —<br />
Verbazend grootte diamant. Verschillende<br />
Producten. -— Koophandel. — Dayaks. >— Diamantgroeven.<br />
\J\> den vrij langAvijligen overtogt met een morsig<br />
Engelsen koopvaardijschip naar Borneo hadden<br />
Wij geene ontmoetingen , die bijzonder meldenswaardig<br />
konden zijn. Zoo veel het aanhoudend<br />
vloeken van den kapitein en zijnen First-mate,<br />
in het Engelsch en in het Bengaleesch , ons toelieten<br />
, verdreven Avij den tijd met eenige lectuur,<br />
met muziek en vriendschappelijk gekout, of conjugeerden<br />
het werkAvoord: Je m'ennuie, tu t'enruies,<br />
nous nous ennuions , enz. Eene enkele gebeurtenis<br />
gaf ons echter eenige variatie bij deze<br />
eentoonige reis. Van het eiland hadden wij, namelijk<br />
, een paar buffels medegenomen, om ons<br />
op de reize van versch vleesch te voorzien. Men<br />
had deze dieren geheel voor in het schip vast gebonden<br />
aan de zoogenaamde Bokshorens of ijzeren
— 3o7 —<br />
krammen, waarmede het geschut tegen boord is vast-<br />
geschoordjdoch Avij Avaren nog geen tAvee etmalen<br />
in zee geAveest, of een dezer buffels, well.igt door<br />
het fungeren van het schip duizelig geAvqrden ,<br />
Wist zich los te Averken en rende als dol naar het<br />
achterschip bij de kajuit. Hier Averd hij in zijnen<br />
loop gestuit door het groote luik, of de zooge-<br />
naamde koekoek, boven het vertrek, Avaar Avij<br />
pas het middagmaal hadden gehouden , en gerust<br />
rondom de groote tafel zaten te kouten. Zeer ge-,<br />
lukkig Avas het, dat Avij allen onze stoelen achter-<br />
uit schoven , zoodra Avij de aankomst van den<br />
viervoetigen dolkop vernamen, Avant terwijl hij<br />
een sprong over de, wijde opening wilde doen ,<br />
gleed hij op hel gladde dek met de voorpoten<br />
uit, en liAvam zeer onzacht met zijn achterdeel op<br />
de tafel neder, die door zulk eenen last geheel ver-<br />
brijzeld werd. ' Dat Avij in een oogenblik links en,<br />
regts het hazenpad kozen , spreekt van zelf. Een<br />
paar handige matrozen Avierpen het dier een stevig<br />
touw om den nek, en besehen hem Aveder naar<br />
boven, Avaarna men, om dergelijke grappen voor<br />
te komen, de beide buffels terstond in pekel-<br />
vleesch metamorphoseerde.<br />
De eilanden Floris, Sumbawa en Lombock (io5)<br />
(105) Het eiland Lombok, ook Salemparàvg genoemd,<br />
tusschen Bali en Sumbawa gelegen , is eene<br />
onderhoorigheid van den Radja van Karatig-Assim<br />
op Bali. Het eiland is alleen vruchtbaar langs het<br />
strand , doch laudbouw en culture zijn hier geheul<br />
verwaarloosd.<br />
V 2
— 3o8 —<br />
waren slechts door middel van een goeden verre-<br />
kijker zigtbaar, doch Avij passeerden het eiland<br />
Groot-Salombo van zeer nabij, zoodat Avij defraaije<br />
kampongs langs de groene Keuvelen van dit zeer<br />
schoone eiland (vvaar geene Europeanen Avonen)<br />
duidelijk konden onderscheiden.<br />
Drukkende hitte en menigvuldige kalmten maak-<br />
ten deze reize tot de vervelendste , welke ik immer<br />
in Indiê gedaan heb. Na verloop van drie we-<br />
ken Avaren Avij in de straat van Carimata, en trof-<br />
fen hier eindelijk een frisschen Zuid-OostenAvind<br />
aan, die ons spoedig op de reede van Sambas<br />
voerde.<br />
De stad of negerij Sambas ligt omtrent 10 uren<br />
gaans landwaarts aan de rivier" (i06), Avelke meu<br />
zoo ver met pantjallans en andere praauAven op-<br />
vaart. Deze rivier is zeer rijk in stofgoud. Sam-<br />
las is het eersie rijk, met hetwelk de Nederlan-<br />
ders op Borneo een uitsluitend verdrag van handel<br />
hebben aangegaan ; doch ik wil van hel geheele<br />
eiland hier eene korte beschrijving laten volgen.<br />
(106) In de ommestreken van de ku6t van Sambas<br />
kruisen hier en daar zeer vermetele zeeroovers , dia<br />
veelal van het niet ver af zijnde Poelo Linga en Riouw<br />
(in straat Makasser) herwaarts komen. De Heer<br />
DE GÇ.AVE , Resident van Sambas, werd op zijne terngreize<br />
van Pontianak naar zijne residentie met een<br />
inlandsch vaartuig (praauw) door twee rooverspraau-<br />
Aven aangevallen , en door dit gespuis om bet leven<br />
gebragt. Bij dit ongeval vA-erd ook de kommies van<br />
dien Resident, do Heer PELLETIER , op eene wree-
— 3o9 —<br />
Het eiland Borneo is niet alleen hel grootste<br />
eiland van den geheelen Archipel , maar zelfs van<br />
den geheelen aardbol (107). Het strekt zich namelijk<br />
van 4°« 3o. Zuider- tot 7° 3o Noorderbreedte,<br />
en van 1090. tot 119 0 . Avesterlengte van<br />
Greenwich, en is derhalve, omtrent 200 mijlen<br />
lang en i4o mijlen breed. Door deszelfs ligging<br />
verschilt het eiland in deszelfs klimaat weinig van<br />
Java, doch Borneo^heeft niet vele bergen en een<br />
zeer moerassig strand , meest uit aangeslibden<br />
grond bestaande, die bij uitstek vruchtbaar is , en<br />
een grooten overvloed van alle de producten van<br />
Java zoude voortbrengen, indien dezelve behoorlijk<br />
werd bebouwd. De Heer Raad van Indië, Mr.<br />
H. W. MUNTJNGHE, die, met zijne meesterlijke<br />
hand, Borneo, gelijk zoo vele andere belangrijke<br />
bezittingen, heeft beschreven, noemt dit eieiland<br />
met regt « eene der schoonste parelen aan<br />
de kroon van Nederlandsch Indie." De inboorlingen<br />
echter, die met alle bewoners van<br />
heetj gewesten, van ZAvaren arbeid afkeerig zijn ,<br />
houden zich op Borneo liever bezig met het zoeken<br />
van een weinig goud en diamanten , Avelke<br />
zij naar Java len verkoop brengen, of daartegen<br />
de noodige artikelen van leef logt inruilen., Het<br />
daardige wijze, door de zeeroovers , van kant gemaakt.<br />
(107) Althans wanneer men Nieuw-Ho Hand een<br />
continent acht ie zijn. Borneo is grooter dan Java ,<br />
dan Sumatra en zelfs dan Madagaskar.<br />
V .'.
— 3ió — *<br />
midden-gedeelte van het eiland bestaat uit helzeer<br />
hooge en uitgestrekt kristalgebergte , aldus genoemd ,<br />
omdat men daar veel krisial vindt. De Tigablas,<br />
een der kruinen van dit gebergte is een vulkaan,<br />
gelijk meest alle de bergen van vulkanischen aard<br />
Cn de grond aan sterke aardbevingen onderhevig<br />
zijn. Aan den voet van dit gebergte vindt men<br />
een groot binnenmeer , uit hetwelk alle de rivieren<br />
stroomen, Avelke het eiland in onderscheiden<br />
rigtingcn besproeijen. De Borneosche Staten, welke<br />
ik op deze reize bezocht heb, zijn voornamelijk<br />
de volgenden : Succadana , Banjermassing,<br />
Cota-Ringin , Pontianak, Landak , JKempawa en<br />
Sambas. De Noordelijke Distrikten van het eiland<br />
worden het eigenlijk Borneo genoemd.<br />
Eigenlijk Borneo, en de meeste andere Rijken<br />
op dit eiland Avorden bestuurd door eenen Sultan,<br />
met zijne voornaamste officieren of raadslieden<br />
Bendahana genoemd, een' Digadong of opperhofineester,<br />
een' Tommongong, een' Pamoentja of<br />
Administrateur, en een' shahbendara of Havenmeester.<br />
De wetten zijn overleveringen en adat,<br />
die oendang oendang Borni genoemd worden.<br />
Borni is de ware naam van het eiland, en<br />
de Avare inboorlingen van het eiland zijn de Biadjos<br />
, ook Dajaks genoemd , waarvau straks uitvoeriger<br />
zal gesproken wolden ; voorts zijn de stranden<br />
bezeten door Javanen , ISlaleijers en Makassaren.<br />
De Nederlanders' hebben langs de kusten verscheiden<br />
Etablissementen, en de Chinezen bezitten
— 3u —<br />
een groot gedeelte van de goudmijnen en diamantgroeven.<br />
Volgens RAYNAL (108) hebben de Portugezen<br />
dit eiland reeds in i52Ô bezocht, en wilden zich<br />
toen reeds' in de provinciën "Landak en Succadana<br />
nederzetten , doch de Vorst weigerde hunne<br />
ten dien einde medegebragte geschenken. De<br />
Nederlanders zijn in deze provinciën van Borneo<br />
s in i6o8, en volgen anderen reeds in 1604<br />
gevestigd geweest. Dit laatste is niet onAvaarschijnlijk,<br />
alzoo het bekend is, dat in ï608 zekere<br />
BLOEMAERT, als Nederlandsche Resident te Suc.<br />
cadana zijn verblijf hield. Wat er van zij , deze<br />
landen hebben in de vroegste lijden aan den<br />
Koning van Bantam toebehoord, en zijn , in het<br />
jaar 1778, door dien Vorst, bij plegtig verdrag,<br />
aan de toenmalige Oost-Indische Compagnie in<br />
feigèndom afgestaan. De Engelschen zijn ook eenige<br />
jaren te Succadana gezeten geAveest, doch hebben<br />
dit etablissement reeds in i6g4 verlaten. Ook<br />
op Banjermassing hebben zij zich nedergezet, sedert<br />
het jaar 1700 tot 1706, doch in het laatstgenoemde<br />
jaar Averd hunne factorij of loge, (gelijk<br />
'men destijds de versterkte kantoren der Europeanen<br />
noemde) door de inlanders vernield, en de<br />
Engelschen om het leven gebragt of op de vlugt<br />
gedreven.<br />
Het naburige Rijkie Matan wordt door een<br />
nabestaande van den Sultati van Succadana be-<br />
(108) Hist. phil. et polit, f, D. p. 177.<br />
V 4
— 3l2 —<br />
lieerseht, en zoude geene bijzondere melding vereischen,<br />
indien de Sultan van Matan niet bezitter<br />
Was van den grootsten diamant, die immer bekend<br />
is geweest. Dit gesteente heeft eene bijna eironde<br />
gedaante, weegt 367 karaten, en is nu omtrent eene<br />
eeuw in het bezit der Vorstelijke familie geweest,<br />
die geweigerd hebben dien diamant, voor i5o,ooo<br />
Sp. M» en tAvee volkomen uitgeruste oorlogsbrikken,<br />
benevens eene menigte amunitie, af te staan.<br />
Zij gelooven, dat het behoud van het Rijk aan<br />
het behoud van dezen steen verknocht is, en dat<br />
het Avater , Avaarin dezelve gedoopt is, alle ziekten<br />
en kwalen geneest.<br />
'Verder komt men aan het aanzienlijkste gewest<br />
of Vorstendom van Borneo , te weten, Banjer*<br />
massing. Dit geAvest wordt bespoeld door eene<br />
fraaije en breede rivier, die voor tamelijk groote<br />
schepen bevaarbaar' is, en zelden minder dan a<br />
of 3 vademen diepte heeft. De Sultans hielden<br />
voorheen hun verblijf te Kajoe-Tangie, alwaar<br />
men nog de overblijfselen van hun lusthuis aantreft,<br />
doch zij hebben naderhand hun hof te<br />
Marta-Paera gevestigd, waar zich thans geAvoonlijk<br />
de regerende Sultan bevindt. Een zijner voorzaten<br />
heeft echter den naam van WARTA POF,R& in<br />
Boemi-Kintjani verandert, naar eene groote stad ,<br />
welke hij hier gebouwd heeft., en Avelker gezamenlijke<br />
inwoners thans op 3ooo zielen begroot<br />
worden. Deze stad Avordt voor de hoofde<br />
plaats der inboorlingen van gansch Bmneo gehouden.
— 3i3 —<br />
Het gezamenlijke Rijk van Banjer-Massing<br />
wordt geacht niet minder dan 12000 mahomedaansche<br />
inwoners te bevatten , behalve een onberekenbaar<br />
getal van Dajaks of heidensche bergvolkeren.<br />
Het Nederlandsche fort Banjer-Massing of Tatas<br />
, benevens eene andere sterkte Tabanjo zijn<br />
aan den Zuidhoek van het Rijk gelegen. Het<br />
eerste is vijfhoekig en gepalissadeerd, hebbende<br />
aan de rivier of aan de oostzijde drie,<br />
en aan de landzijde, ten Avesten, twee bolwerken.<br />
De produkten voor den handel, Avelke Banjer-<br />
Massing oplevert, zijn voornamelijk peper (Avegens<br />
welk artikel een opzettelijk contract van het<br />
Nederlandsch Gouvernement met den Sultan is<br />
aangegaan), goud (meest stofgoud), diamanten,<br />
hand- en bind-rottingen , vogelnestjes, Avas, stroomatten<br />
van bijzonder kunstig maaksel, bezoar,<br />
drakenbloed en ijzer.:<br />
Daarentegen worden hier wederom ingevoerd<br />
allerlei producten van nijverheid der Javanen<br />
Chinezen en Europeanen op Java , onder anderen<br />
lijnAvaden en kleedjes, grof porselein, ruAve<br />
en bewerkte zijde, en opium (eigenlijk afwen),<br />
doch het laatste artikel alleen ter sluik, alzoo de<br />
n den invoer daarvan ten sterkste verboden<br />
hééft. Eenige mijlen verder noordwaarts ontmoet<br />
men eene kolonie van 4 of 5oo Boeginezen, te<br />
weten, Pasir, van waar veel handel mot China,<br />
Malakka en Java gedreven Avordt'.'- . *<br />
V 5
— 3i4 --<br />
Van hier noordwaarts opgaande vindt men de<br />
provincie of het Rijk Cota-Ringins vervolgens<br />
het Rijk Mattan op i». 14' Z. Br. en daarna<br />
Succadana op o". 5o' Zuiderbreedte. Nog<br />
verder noordwaarts vindt men de rivier van<br />
Pontianak, die met vele monden onder den Equator<br />
in zee valt.<br />
Deze aanzienlijke rivier verdeelt zich 7 tot 8<br />
mijlen boven hare monding, in twee spruiten ,<br />
welke 2 tot 3 vademen diepte hebben , en derhalve<br />
voor middelmatige vaartuigen bevaarbaar<br />
zijn. Pontianak ligt op o°. 20' Noorderbreedte.<br />
Aan den Zuiderarm der rivier vindt men het Rijk<br />
Sangauw j of Sesango, op 00. io' N. Br. Het<br />
Nederlandsche fort ligt twaalf uren van den mond<br />
der ri/vier verwijderd.<br />
Pontianak en Sesango leveren fijn goud op,<br />
alsmede veel was, vogelnestjes, parelen , diamanten ,<br />
tin, ijzer en sago, doch weinig rijst. De hitte<br />
is hier do<strong>org</strong>aans sterker dan te Batavia, en de<br />
Thermometer blijft er gemeenlijk tusschen 84° en<br />
92° FAHR.<br />
Landak ligt op den noordertak van de rivier<br />
van Pontianak (109), omtrent 17 mijlen -opwaarts,<br />
té weten op 0°. 35' N. Breedte.<br />
(109) Déze rivier beval eene menigte zeer groote<br />
krokodillen of zoogenaamde kaaimans. De ie. Luitenant<br />
der Huzaren S** , werd in 1822, terwijl hij<br />
rieb in de rivier baadde , door zulk een gedrocht naar<br />
den afgrond gesleept on aan het Vaderland 'e vroeg<br />
ontrukt.<br />
I
— 3i5 —<br />
Wanneep men hier de rivier naar Landak opvaart<br />
, bezigt men daartoe zoogenaamde praauwen<br />
of inlandsehe vaartuigen, die niet zeer diep in het<br />
water gaan , want ofschoon de rivier digt bij<br />
hare monding, gelijk ik zoo even zeide 2 , tot 'i<br />
vademen diepte heeft, is dezelve hooger op met<br />
eenige eilandjes en steenklippen bezet, en heeft<br />
hier en daar , in de drooge moeson, zoo Aveinig<br />
water , dat de praauwen alsdan met touwen van<br />
gevlogten rottingriet over de drooge plaatsen gesleept<br />
moeten worden. Een gedeelte van deze<br />
rivier is aan beide oevers door Dayaks bewoond.<br />
Wanneer men het strand verder noordwaarts<br />
volgt, komt men te Mempawa, hetwelk mede<br />
een Nederlandsch Etablissement is. De gezamenlijke<br />
inwoners van dit Rijk, hetwelk door een afzonderlijken<br />
Sultan geregeerd wordt, bedragen omstreeks<br />
24000 zielen, hetwelk voor dit land een<br />
zeer aanmerkelijk getal is.<br />
Vervolgens komt men te Sambas, waar Avij bij<br />
onze komst op het eiland ten anker kAvamen.<br />
Deze plaats heeft 12,000 inwoners; de aanhoorige<br />
Vorstendommen zijn Kalakka en Mokka,<br />
waar ook reeds vele Dayaks wonen. In alle deze<br />
gewesten vindt men goud en diamanten, doch in<br />
mindere hoeveelheid dan in Banjer-Massing.<br />
Overigens zijn ook de voornaamste voortbrengselen<br />
de zelfde als die, welke onder Banjar-Massing<br />
reeds genoemd zijn.<br />
Van Mokka begeeft men zich verder noord-
-- 3i6 —<br />
waarts naar het eigenlijk Borneo, ook Borneo<br />
Proper genoemd. De tusschenruimte van Mokka<br />
naar het rijk van Borneo Proper is zeer bevolkt,<br />
en bevat eene menigte van negorijen (of dorpen),<br />
Avaar meest Dayaks wonen, die echter reeds<br />
eenigermate beschaafder , dan die van de meer<br />
binuenwaarts gelegene landstreken zijn. Hier is<br />
mede een aanzienlijk etablissement der Nederlanders<br />
, en de handel is vrij aanmerkelijk. De<br />
Producten zijn voornamelijk parelen, vogelnestjes<br />
, was, rijst en kamfer, Avelke laatste hier de<br />
beste van geheel Indiê is. Eertijds was hier ook<br />
een vrij sterke slavenhandel. Voorts wordt hier<br />
ook goud, tripangs, en karet of schildpad gevonden.<br />
Het Rijk van Borneo heeft geene afzonderlijke<br />
Vorstendommen in zich, ofschoon eenige naburige<br />
kleinen provinciën van den Sultan van Borneo afhankelijk<br />
zijn. De bergvolkeren of dayaks komen<br />
voornamelijk te Borneo met hunne producten en<br />
goederen ter markt. Deze bergvolkeren , waarvan<br />
men, even als van de Haraforen of Alforen, in<br />
Europa zoo veel vreemds verhaalt, zullen wij een<br />
weinig meer van nabij beschouwen.<br />
De Dayaks, die voornamelijk eene groote streeks<br />
lands ten Avesten der Banjer-Massingsche rivier<br />
bewonen, zijn over het algemeen rijzig van gestalte,<br />
en zeer Avelgemaakt. Men zegt, dat hunne<br />
vrouAven zeer schoon en tamelijk blank zijn , doch<br />
zij voeren dezelve nimmer met zich naar de strandplaatsenv<br />
De mannen beschilderen zich met allerlei<br />
figuren, gelijk bij de meeste heidemclie vol-
-3i 7<br />
ken in Indië gebruikelijk is. Zij komen op de<br />
Nederiandsche Etablissementen, en hoofdzakelijk<br />
te Banjer-Massing goud, bindrottings, rijst,<br />
vruchten en andere voortbrengselen verkoopen ,<br />
Waartegen zij Aveder eenige Chinesche grove kommen<br />
, borden, koperen en aarden drinkAva ter vazen<br />
(tampayans) Avaarop de bij hen vereerde dieren<br />
of gedrochten, als slangen , draken enz. afgebeeld<br />
zijn , met zich nemen. Hunne overige behoeften<br />
bestaan in glaskoralen , en kleedjes van katoen<br />
of Chineesch linnen.<br />
VrouAven en mannen dragen tot lijfsbedekking<br />
do<strong>org</strong>aans niets anders dan een lapje linnen om<br />
de heupen. Bij enkele gelegenhedj dragen zij<br />
slechts een katoenen overkleedje, doch in hunne<br />
dagelijksche levenswijze gaan zij geheel naakt., met<br />
een vierkant lapje linnen voor aan het lijf. Eenige<br />
bijzondere gebruiken van dit volk , bij de geboorte<br />
hunner kinderen, bij de huwelijken,<br />
en sterfgevallen zullen wij hier kortelijk opgeven.<br />
|<br />
Bij het verlossen der vrouwen verrigten de<br />
mannen zelven de taak van accoucheur. Hiermede<br />
gaan geene andere plegtigheden gepaard,<br />
dan dat de man een' zekeren geestenbezAveerder ,<br />
Balian genaamd, ontbiedt, om onder zekere gezangen<br />
, en onder het slaan op eene soort van<br />
ketel trom , gindang genoemd, aan de kraamr<br />
vrouAV eenige geneesmiddelen toe te reiken.<br />
Wanneer een jongeling voor een meisje achting<br />
of liefde gevoelt, zendt hij eene vrouAv naar hare<br />
-
\<br />
— 3i8 —<br />
ouders, om hunne dochter voor hem ten huwelijk<br />
te vragen. Doch hierbij heeft, even als bij de Alforen,<br />
eene zeer barbaarsche gewoonte plaais. Geene<br />
vrouw of jonge dochter zal den jongen dayak<br />
toegang vergunnen, indien hij niet eerst iemand<br />
het hoofd afgeslagen , en daardoor blijken van<br />
dapperheid gegeven hebbe. Wanneer het jawoord<br />
gegeven is, brengt de vrijer of bruidegom in persoon<br />
een' slaaf of eene slavin, een paar kleedjes<br />
en eene Avatervaas tot een geschenk aan zijne<br />
bruid. De bruiloftsdag verschenen zijnde , geven<br />
beide , de bruid en de bruidegom , ieder afzonderlijk<br />
, een' fecstmaaltijd aan hun huis , na AVelk<br />
feest de bruidegom in sjtaatsie naar het huis van<br />
de bruid wordt terug gebragt. Hier vindt hij aan<br />
de deur een' der bloedverwanten, die hem met<br />
het bloed van een' geslagten haan bestrijkt, terwijl<br />
de bruid met dat van een geslagt hoen bestreken<br />
Avordt. Zij geven elkander alsdan de bebloede<br />
handen, en Avanneer het bloed zich verre<br />
naar den pols verspreidt, houden zij dit voor een<br />
ongelukkig voorteeken. Daarna blijven de nieuwgetrouwden<br />
bij elkander huisvesten, en geven tot<br />
besluit van het huwelijk aan vrienden en magen<br />
een' tweeden feestmaallijd.<br />
Wanneer een man zijne vrouAV door den dood<br />
verliest, mag hij ook niet hertrouwen, voor dat hij<br />
iemand van eene andere natie het hoofd afgeslagen<br />
hebbe, hetwelk op bijgeloovige denkbeelden berust,<br />
die nog niet juist bekend zijn. Het lijk der<br />
overledene wordt in eene digt geslotene kist
—» 3 ig —<br />
in het huis bewaard, tot dat de zoon , de vaderof<br />
eenig ander bloedverAA r ant eenen slaaf gekocht<br />
heeft (hetAvelk somtijds wel een jaar lang<br />
duurt), Avelke slaaf alsdan, op den dag, Waarop<br />
het lijk verbrand zal worden, onthoofd moet Avorden,<br />
om de overledene, als slaaf, in de andere<br />
wereld te dienen ; Avelke laatste verpligting ook<br />
aan dien ongelukkjgcn, voor dat hij onthalst<br />
wordt, ton ernstigste Avordt aanbevolen. De assche<br />
van het verbrande lijk Avordt in eene der<br />
reeds gemelde tampayans bewaard (no), en<br />
deze vaas wordt , benevens het hoofd van den<br />
omgebragten slaaf, in een opzettelijk daartoe in-r<br />
gerigt huisje, als in eene tombe bijgezet.<br />
De woningen dezer ruwe bergvolkeren zijn do<strong>org</strong>aans<br />
van planken of van bamboes, zonder vertrekken<br />
of vensters. Er is slechts een klein hokje<br />
tot slaapplaats afgeschoten. Zij branden zelden<br />
licht, en vergenoegen zich met het aansteken van<br />
een gespleten stuk bamboes , gevuld met harst,<br />
die hier overal in groote hoeveelheid voorhanden<br />
is. Zeer vroegtijdig , en gewoonlijk niet later ,<br />
dan acht ure , begeven zij zich ter- rust. Hunne<br />
bedden beslaan uit een matje met een hoofdkus-,<br />
sen op eene bank Tan bamboes, zonder. eenig<br />
dek , veel minder gordijnen.<br />
De Da v aks Zijn overigens geenszins ontbloot van<br />
_____<br />
(no) Eene merkwaardige overeenstemming met<br />
het gebruik der aloude heidenscha volk/eren in £u*<br />
ropa,
— 320 —<br />
de kennis van een Oppenvezen. Onder den naam<br />
van Diwata aanbidden zij den Schepper van het<br />
Heelal, die naar hunne gedachten in den Hemel<br />
Avoont, doch ook de gansche wereld onderhoudt<br />
en regeert, om welke' reden zij ook van<br />
dezen DiAvata hunne voorspoed en hunne gezondheid<br />
afsmeeken.<br />
De Mahomedanen getuigen, dat de Dayaks, die<br />
tot hun geloof bekeerd zijn , een zeer ordelijk en<br />
arbeidzaam leven leiden , en ook hunne AVoeste zeden<br />
in korten tijd geheel afleggen.<br />
Wanneer een Dayak aan de voorouderlijke Avel<br />
van een mensclienhoofd te vellen , voldoen wil<br />
geeft hij daarvan kennis aan de oudsten van zijn<br />
oord, die hec ambt van priester bekleeden , mitsgaders<br />
ook aan zijne vrienden en nabestaanden ,<br />
» die hem alsdan vergezellen , do<strong>org</strong>aans naar de<br />
rivier van Banjar afzakkende, om aldaar op eeu<br />
visscherspraauAVtje (schuitje) te loeren. Dit overvallen<br />
zij 'onverwacht, en dikwijls bij nacht ,.<br />
om een of twee van de arme mensehen ,<br />
die zich daarin bevinden, van kant te maken.<br />
Nadat een Dayak aldus een kop geveld<br />
heeft, en daarmede huisAvaarts keert, verheugt<br />
- zich het gansche dorp daarover , en ieder een,<br />
oud en jong , komt zijne vreugde bij hem betoo-,<br />
nen. Daarop brengt ieder hem een geschenk , en<br />
men plaatst een aantal gonggongs op eene rei voor.<br />
zijn huis. De overwinnaar moet al dansende voorbij<br />
die goliggongs gaan met den gevelden kop in<br />
zijne hand , en alsdan begint eene algcmeene dans-
321<br />
partij , die tot laat in de nacht blijft aanhouden.<br />
Vervolgens houden zij een maaltijd, en vullen<br />
den kop met eetwaren, waarop de vrouwen denzelven<br />
op de zolders ophangen. Hiermede is deze<br />
plegtigheid ,afgeloopen, en degeen , die het hoofd<br />
afgehouAven heeft, wordt nu eerst geacht een man<br />
te zijn.<br />
Wanneer de dayaks zich op reis Avillen bege- ,<br />
ven , of eenige andere zaak van eenig aanbelang<br />
willen ondernemen , lokken zij vooraf de kuikendieven^<br />
ii) en andere vogelen , door middelvan '<br />
rijst, die zij over den grond strooijen. Als nu<br />
deze vogel te voorschijn komt, hetgeen dikwijls<br />
na tAvee of drie dagen plaats heeft, letten zij op<br />
zijne vlugt. Wanneer de kuikendief den weg opvliegt<br />
, dien zij op hunne reize willen inslaan ,<br />
houden zij dit voor een gelukkig voorteeken, doch<br />
Vliegt de vogel naar den anderen kant op, zoo<br />
staken zij hun voornemen, omdat zij zich alsdan<br />
overtuigd houden, dat hun het een of ander ongeluk<br />
zoude treffen.<br />
Dit volk leeft bijna in volkomene regeringloosheid.<br />
Geschrevene wellen zijn bij hen onbekend,<br />
de oudsten van het volk besturen de jongere lieden,<br />
en de vader van een huisgezin is het natuurlijk<br />
opperhoofd daarvan.<br />
Het Dierenrijk bevat, over het algemeen, de<br />
zelfde voortbrengselen als op Java. Op Borneo<br />
(m) Een groote vogel, niet ongelijk aan den<br />
steenarcnd.<br />
-ï- X
— 3a2 —<br />
echter is een soort van zeer groote bavianen opmerkelijk<br />
, Avelke men ten onregte orang hoetan<br />
(of boschmensch) noemt. Deze dieren zijn .echier<br />
reeds zoo diluverf beschreven geAVorden , dat het<br />
genoeg zal zijn hier aan te merken, dat men op<br />
dit eiland de allergrootste soort van orang-oeians<br />
aantreft, en dat sommigen bijna vier voet<br />
lang zijn.<br />
Een ander voornaam produkt j waardoor J?orneo<br />
boven alle andere eilanden van Oost-Indië<br />
beroemd is geworden, beslaat in de rijke Diamant-groeven<br />
, die aldaar zeer talrijk zijn. Van<br />
deze kostbare mijnen zal ik hier nog het een en<br />
ander aanhalen.<br />
Om .de diamantgroeven te bearbeiden wordt<br />
veel kennis en oplettendheid vereischt, en vooral<br />
hangt de goede uitslag af van het Avel uitkiezen<br />
der plaals, Avaar men begint te graven. Deze<br />
plaatsen zijn kenbaar aan eene.soort van keisteentjes,<br />
die op de oppervlakte van den grond liggen<br />
, en do<strong>org</strong>aans gil zAvart zijn ; de aarde, waarin<br />
diamantgroeven besloten zijn., is geelachtig van<br />
kleur en vol steentjes. De inboorlingen, en inzonderheid<br />
de bergbewoners kunnen den grond ,<br />
AA'aar diamanten verholen zijn , op het gezigt onderscheiden<br />
, doch enkel op zekere tijden van den<br />
dag, te weten, des m<strong>org</strong>ens voor zon-opgang,<br />
omstreeks vier ure, des middags ten 12 ure, en<br />
des avonds of namiddags ten 4 ure; althans zij<br />
geven voor , dat hun zulks op andere uren van<br />
den dag onmogelijk is. De Chinezen komen jaar-
3a3 —<br />
Hjks in groot getal naar Borneo en zijn aldaar zoomenigvuldig,<br />
en zoo naauw verbonden met de<br />
inboorlingen, dat zij verre weg het meeste voordeel'<br />
van de diamantgroeven in het gebergte trekken ,<br />
zonder dat de Nederlanders nog de magt hebben<br />
gehad, hen uit die bijna ontoegankelijke plaatsen<br />
te verdrijven»<br />
Wanneer de evengenoemde bergbcAvoners aan<br />
de Europeanen de geschikte plaats hebben aangewezen,<br />
begint men een gat te graven j van om- 1<br />
trent eene roede in het vierkant. Hiertoe gebruikt'<br />
men sterke en puntige ijzeren pennen, gelijk<br />
breek-ijzers , AVant met een' schop of eene spade'<br />
kan men dezen steenachtigen en zeer harden grond<br />
niet door graven. Wanneer de aarde aldus los<br />
gemaakt is , nemen de inboorlingen dezelve met<br />
manden, Tangoks genoemd, uit den kuil, en stapelen<br />
die op eenen hoop. Deze aarde Avordt in<br />
water gewasschen , en de- steenen, door middel<br />
van eene zeef, daarvan afgezonderd. Alsdan Avorden<br />
deze steenen door de hierin zeer geoefende<br />
en ervarene inboorlingen onderzocht, om te zien<br />
of er diamanten onder zijn, hetwelk niet gemakkelijk<br />
voor een Europeaan zoude zijn , omdat deze<br />
kostbare gesteenten, wanneer zij nog ruw zijn<br />
niet door eenige buitengemeene fraaiheid van de<br />
gewone keisteentjes onderscheiden kunnen worden^<br />
De diamanten , die Vijf karaten en daarboven wegen<br />
, behooren van regtswege aan den Sultan van<br />
Banjer-Massing^ doch dit bevel Avordt, in de<br />
provinciën, Avaar de Nederlanders hunne ma»t<br />
gevestigd hebben, namurlijkerAvijze niet in acht<br />
X a
— 324 ~<br />
genomen. Ook gebeurt het niet zelden , dat groote<br />
diamanten door de mijnwerkers ingeslikt worden ,<br />
om ze voor zich zelven te behouden.<br />
De diamantgroeven gaan loodregt naar beneden ,<br />
somtijds tot eene diepte van " 5o tot 60 voeten.<br />
De kanten Avorden met staken van bamboes en<br />
met takkebosschen geschraagd, om het instorten<br />
te beletten, heigeen echter, ondanks deze voorz<strong>org</strong>en<br />
niet zelden plaats heeft, vooral bij zAvare<br />
onweders , die hier zoo hevig zijn , dat de, grond<br />
daarvan davert. Ook wanneer het sterk regent<br />
kunnen zij in de diamantgroeven niet arbeiden,<br />
omdat dezelve in 'korten tijd vol water loopen.<br />
Dit Avater wordt uit den kuil geschept en z<strong>org</strong>vuldig<br />
gezifj, omdat men daarin geAVoonlijk stofgoud<br />
vindt. Men zoude hieruit welligt opmaken<br />
, dat het goud en de diamanten hier in een<br />
onbeschrij fel ijken overvloed aamvezig zijn ; en dit<br />
is ook op sommige plaatsen van Borneo het geval<br />
; doch het is zeer moeijelijk , die plaatsen op tfe"<br />
sporen , en dikwerf moeten tAvintig menschen eene<br />
maand graven, alvorens zij diamanten ontdekken.<br />
De voornaamste diamantgroeven van Borneo zijn<br />
in de provinciën Ban)'ai-Massing, Landak en<br />
Pontianak te vinden.<br />
In de provincie BanjerMassing (eigenlijk Ban- '<br />
joe-Mas, dat is : goud-water) vindt men het<br />
meeste goud. Reeds op eene diepte van i5 tot<br />
20 voeten, ontmoet men eene roode" mer gel-aarde,<br />
Avelke met Avater geroerd zijnde, het stofgoud<br />
zuiver overlaat.
— 325<br />
NEGENTIENDE HOOFDSTUK.<br />
De schrijver komt weder te Batavia — De Kop<br />
van PETER ERBERFELDT. — De Javasche Me-'<br />
thuzalem. — Vertrek naar Palembang. — Kostbaar<br />
reisje. — Beschrijving van de hoofdplaats. —<br />
De Kratons. — De Rakits. — De Pantja~<br />
langs. — Fraai gezigt op dé rivier.<br />
e geachte lezer zal mij ten goede houden, dat<br />
ik, naar het eenmaal, bij den aanvang van dit reisverhaal<br />
, aangenomen beginsel ; om hem voornalijk<br />
met de beschouAving van land en volk bezig<br />
te houden, de menigvuldige persoonlijke reis-ontmoetingen<br />
, Avanneer die ter zake niets doen, met<br />
stilzAvijgen voorbij ga. Zoo leverde ook de overtogt<br />
van Sambas naar Batavia weinig belangrijks<br />
op, en ik hervond deze hoofdstad in den zelfden<br />
toestand, Avaarin ik dezelve reeds in het begin<br />
van mijn reisverhaal aan mijnen lezer heb leeren<br />
kennen.<br />
Eene enkele bijzonderheid komt mij echter eene<br />
korte melding niet onwaardig voor, omdat zij<br />
Avelligt aan menig een, gelijk aan mij zelven,<br />
ontsnappen zal. Na herhaalde reizen Batavia<br />
bezocht, en de ommestreken doorkruist ie heb-<br />
X 3
— 32Ö<br />
ben, was mij nog nimmer het hoofd van den<br />
bekenden landverrader, PETER ERBERFELDT in<br />
het oog gevallen (112).<br />
Wanneer men vàn den weg van JacatraBatavia<br />
binnentreedt, ontmoet men ter regterzijde eeneu<br />
muur , belendende aan het huis van den Heep<br />
VAN DEN BERG, In dezen muur ziet men, ter<br />
hoogte van ongeveer acht voeten, het wezenlijke<br />
hoofd van PETER ERBERFELDT , telkens bij het<br />
aamvitten van den muur met kalk overpleisterd,<br />
doch Avèlk hoofd nog vol uitdrukking is, en eene<br />
afschuAvelijke physiognomic vertoont. Daar het<br />
geheel wit'is, ontglipt het menigmaal aan hot<br />
oog van den voorbijganger, en ik zoude het niet<br />
bemerkt hebben, indien vooraf mijne opmerkzaamheid<br />
niet op een zwarten steen, onder het<br />
hoofd, gevallen Avas, op welken het volgende<br />
opschrift staat j<br />
« Ter gedachtenisse van den gestraften<br />
/andverrader PETER ERBERFELDT , is het verboden<br />
, op deze plaats te timmeren noch (G<br />
metselen, nu ofte ten eeuwigen dage.'"<br />
Een paar dagen na onze aankomst te Batavia<br />
, deden Avij een uitstapj e te paard naar Bantam,<br />
waar Avij een zeer ouden Javaan ontmoetten,<br />
'die ons verhaalde, dat hij met Doctor c, L, BLUME<br />
>><br />
(na) Zijne misdaad en straf zijn omstandig bjj<br />
VALENTiJ« geboekt, Men kan deswege PHAivrpaó<br />
pok nazien«
— 3-27 —<br />
onlangs (in i823) had gesproken , en zich met'<br />
dien Heer onderhouden had over den moord der<br />
Chinezen , te Batavia, van Avelken gemelde Javaan<br />
ooggetuige Avas geAveest, waaruit bleek, dat deze<br />
Javasche Nestor meer dan eene gansche eeuw moest<br />
beleefd hebben. Dit kwam ook met zijne eigene berekening<br />
overeen , schoon hij , gelijk de meeste<br />
inlanders, niet naauwkeurig het geul zijner jaren<br />
wist op te geven.<br />
Intusschen maakten wij te Batavia gereedheid ,<br />
om met een Engelsch koopvaardijschip naar Palembang<br />
te vertrekken, te weten, de Heeren<br />
REIJNST, KRUSEMAN, ROORDA VAN EYSINGA en<br />
ik, zijnde gezamenlijk als Ambtenaren voor die<br />
bezitting benoemd. De reis zelf had niets merkwaardig<br />
, dan alleen dat wij met den Kapitein<br />
JOHN Ross (een broeder van den reeds genoemden)<br />
overeen kAvamen, om voor de passage en<br />
de tafel tot Palembang een wisjeAvasje van 80<br />
spaansehe matten (de Heer ROORDA, die zijne<br />
echtgenoote bij zich had, 160 Sp. m.) te betalen.<br />
Met den derden dag kAVamen Avij in de Soensang<br />
ten anker, en werden van daar met pantj'allans<br />
van den Heere Commissaris j. j. VAN SE-<br />
VENHOVEN afgehaald. Wij hadden derhalve voor<br />
pudding en beef stakes ruim 3o Sp. m., of 66 ropijen<br />
, per dag betaald.<br />
Om zich van het Palembangsche Rijk een juist<br />
denkbeeld te maken , is het volstrekt noodzakelijk<br />
de hoofdplaats te leeren kennen, AVaar het geheele<br />
Bestuur vcreenigd , en een vierde gedeelte<br />
X4
- 3_8 - . ,<br />
van. de bevolking van het gansche land'aamvezig<br />
is (n3).<br />
De hoofdplaats van het Palembangsche rijk ligt<br />
op de oostzijde van het eiland Sumatra, op 2°58'<br />
Zuider - breedte , en io5° Ooster - lengte (van<br />
Greenwich). De, Thermometer van FAHRENHEIT<br />
staal aldaar, des m<strong>org</strong>ens, op 8o° , en rijst do<strong>org</strong>aans<br />
tot 90° , op het midden van den dag. In<br />
de maanden Junij, Jufij, Augustus en September ,<br />
blijft dezelve deze hoogte en verandering behouden.<br />
In de overige maanden , daalt de Thermometer<br />
tot 76 0 , en rijst gewoonlijk niet hooger<br />
dan tot 85". Het weder is zeer onbestendig, en<br />
de moesons alhier minder regelmatig dan op het<br />
eiland Java, Zware regenbuijen, met harde Avinden,<br />
komen op het onverwachtst op, en zijn dik-<br />
Avijls vergezeld van felle bliksemstralen en sterke<br />
donderslagen. Van Augustus tot omstreeks April ,<br />
waait de Avind meest uit het Z. W., N. W., en<br />
N. O.; terwijl er alsdan do<strong>org</strong>aans sterke afAvateringen<br />
uit de binnenlanden komen; en alzoo zijn,<br />
gedurende negen maanden in het jaar, de rivieren<br />
'tot genoegzaam bij derzelver oorsprong bevaarbaar.<br />
In de maanden Mei, Junij en Julij, is deAvind<br />
Z. O. en Oostelijk; en alsdan heeft men meestal<br />
goed Avedcr. De vloed begint met half Mei , en<br />
duurt voort tot half November. Dezelve is nog<br />
(u3) 25,ooo Zielen. De bevolking van het geheele<br />
Rijk wordt door de inlanders op 100,000 geschat ,<br />
doch bedraagt waarschijnlijk ten minste i5o,ooo.
— 329 —<br />
merkbaar op den afstand van eene dagreize boven<br />
Palembang. Gedurende het overig gedeelte van<br />
het jaar bestaat er geen vloed , maar enkel ebbe,<br />
omdat de afwatering uit de binnenlanden alsdan<br />
zeer sterk is. Door deze getijen ontstaat er, vóór<br />
de hoofdplaats, eene rijzing en daling in de rivier<br />
van lo tot 16 voet. Noch de veranderlijkheid<br />
van het weder, hetwelk dikwijls van het fraaiste<br />
tot het onstuimigste eensklaps overgaat, noch de<br />
moerassen en kreken, die , gedurende het ebgetij,<br />
dagelijks eenige uren droog liggen, veroorzaken<br />
hier de minste ongezondheid. Palembang is veeleer<br />
voor zeer gezond te houden, en dit is waarschijnlijk<br />
toe te schrijven aan de frissche, somwijlen<br />
sterke Avinden; aan de vele, zware, dikAverf verschrikkelijke<br />
donderbuijen ; aan de herhaalde regens,<br />
en aan de schoone, gestadig vlietende, rivier,<br />
welke bij de hoofdplaats eene breedte van<br />
twaalf honderd voet, en in het midden acht of negen<br />
vademen diepte heeft.<br />
De naam Palembang is afkomstig van Lembang,<br />
een Avoord , dat aangespoelde grond beteeken<br />
t.<br />
De naam van Palembang strekt zich uit over<br />
het geheele rijk, hetwelk laatstelijk is beheerscht<br />
geAvorden door Soesoehoenan MACHMOED BADAR EL<br />
DIN, in Junij 1821 door de Nederlaudsche Avapenen<br />
veroverd , on vervolgens in leen terug gegeven<br />
is aan den tegenAvoordigen Soesoehoenan RATOE<br />
HOSSIN DLIE EL DIN, wiens oudste zoon, ouder<br />
uen titel van Sultan RATOE ACHMAT NAIJAM EL<br />
X 5<br />
:
— 33o —<br />
DIN, in later tijd gepensioneerd is geworden.<br />
(Deel I , biz. 370.)<br />
, De hoofdplaats van Palembang ligt aan de beide<br />
oevers van de rivier Moesie, omtrent vijfiien<br />
duitsche mijlen van de monding , alwaar deze ri-<br />
vier Soensang wordt genoemd, naar een klein<br />
spruitje, hetwolk afdaar in de Moesie of hoofdri-<br />
vier uitloopt. Deze ligging is met overleg geko-<br />
zen. Tot hiertoe, en zelfs nog iets meer land-<br />
Avaarts op, is de rivier voor de grootste schepen<br />
bevaarbaar. De hoofdplaats ligt nog omtrent eene<br />
mijl beneden de uitAvatering van de rivieren de<br />
Ogan en de Kramassan, welke, benevens de Moe-<br />
sie , de voornaamste toegangen zijn tot de Palem-<br />
bangsche binnenlanden. Van deze laatsten kan<br />
dus niets afkomen, noch iets denvaarts gaan , of<br />
het is aan de hoofdplaats bekend. Beneden Pa-<br />
lembang, naar zee , ontmoet men, bij het eiland-<br />
je Gombora (eigenlijk Kambara) eene sterke ver-<br />
dedingsplaats , juist voor de monding der rivier<br />
Peladjoe. Hiervan heeft Soesoehoenan MACIIMOED<br />
BADAR EL DIN, zoowel in 1819, als in i82i,goed<br />
gebruik weten te maken, gelijk omstandig is te<br />
zien in het rapport van den Generaal DE KOCK (I i4),<br />
die de sterkten aldaar geforceerd, en door beleid<br />
en dapperheid eene volkomene overwinning op<br />
den trouAvloozen MACHMOED BADAR EL DIN heeft<br />
behaald. Door deze liggiug nu kan de hoofd-<br />
plaats ook tegen, alle aanvallen van buiten gedekt<br />
Avorden.<br />
(114) Vid. Bataviasche Courant van ... Julij 18,21,
— 33i —<br />
Nagenoeg in het midden van de hoofdplaats,<br />
«taan twee zoogenoemde Kratons, of Dalams , dat<br />
is, Paleizen der Sultans (II5). De kleine of oude<br />
kraton is, volgens de overlevering, voor omtrent<br />
honderd jaren opgerigt ; de groote of nieuAve kraton<br />
werd eenige jaren later gebouwd. De eerste<br />
is thans bijna geheel vervallen. De laatstgenoemde<br />
is een langwerpig vierkant, ter breedte van 77 ,<br />
en diepte van 49 roeden , omringd van eenen zeer<br />
sierken steenen muur, die omtrent 3o voet hoog ,<br />
tegen 6 of 7 voet dik is. Deze muur is versterkt<br />
met vier bastions. Van'binnen zijn nog verscheiden<br />
gelijksoortige en bijna even' zoo hooge muren,<br />
met sterke poorten voorzien, van welke binpen-muren<br />
mede ter verdediging zoude kunnen<br />
worden gebruik gemaakt, nadat men reeds den<br />
eersten bestormd had.<br />
Toen de Generaal DE KOCK , in Junij 1821, van<br />
dezen kraton bezit nam , AVaren op de bastions ,<br />
en rondom op de muren, door houten stellaadjen<br />
onderstut , 110 stukken geschut van zAvaar en minder<br />
kaliber voorhanden. Thans dient dit trolsche<br />
gebouw tot eene Avoning voor den Nederlandschen<br />
Commissaris, eenige zijner onderhoorige ambtenaren,<br />
en eenige officieren; tenvijl tevens in en<br />
om den Kraton eene aanzienlijke militaire magt<br />
gelagerd is.<br />
De huizen in de onmiddelijke nabijheid van den<br />
(i#5) Thans door den kundigen en dapperen Kapitein<br />
VAU DER WIJS in een fraai Nederlandsen fort hcrsrbapen.
-33a —<br />
kraton zijn van zeer goed hout getimmerd (u6),<br />
vrij gemakkelijk ingerigt, en voorzien van steenen<br />
rollagen, en pannen-daken , doch overigens zonder<br />
smaak opgetrokken. Deze huizen dienden voorheen<br />
tot verblijf aan de mindere prinsen en hoofden<br />
van Palembang. Thans worden dezelve bewoond<br />
door Nederiandsche officieren en ambtenaren.<br />
Aan de beide kanten der rivier, zijn op het<br />
water, op vlotten gebouwd, huizen, aan welke<br />
men den naam geeft van Rakits. De vlotten,<br />
waarop zij rusten , zijn van balken, doorvlochten<br />
met bamboes , en aan den oever , of aan sterk ingehcide<br />
palen bevestigd, door middel van gevlochten<br />
bindrotting, dat veel sterker is dan geAvoon<br />
henneptouAV. De Rakits dalen of rijzen met laag<br />
of hoog water. Zij zijn of door drijvende bruggen<br />
met het land verbonden, of men gaat en<br />
komt van en aan dezelve met praauAvtjes. Zij<br />
zijn do<strong>org</strong>aans zamcngesteld uit bamboes en hout j<br />
doch die van gegoede inwoners en Europeanen<br />
zijn geheel van hout opgetimmerd, en netjes geschilderd.<br />
Zij kunnen zoo groot en ruim gebouwd<br />
Avorden, als de eigenaar verkiest.. De rakits der<br />
gegoede Chinezen zijn gemeenhjk voorzien van een<br />
achterhuis op een afzonderlijk vlot , möt een ander<br />
vlot tusschen dit achterhnis eu het voorhuis, Avelk<br />
middelste gedeelte, als het ware, eene binnenplaats<br />
formeert. Het achterhuis dient hun ge-<br />
(116) Het land brengt voortreffelijke houisoorten<br />
op. > .
— 333 —<br />
Avoonlijk tot keuken en huishoudvertrek, en het<br />
voorhuis tot winkel en magazijn.<br />
Vele Europeanen verkiezen het beAvonen van<br />
een rakit, boven dat van een geAvoon huis aan<br />
den vasten Aval. En inderdaad zoodanig een vlothuis<br />
heeft veel aangenaams. Rondom in het stroomend<br />
Avater van de rivier gelegen, zijn deze woningen<br />
natuurlijkerwijze koel, en daarenboven aan<br />
alle kanten vatbaar voor het ontvangen van frisschen<br />
winden. De nabijheid van het heldere rivierwater<br />
is nog daarenboven zeer gemakkelijk tot<br />
het oefenen van zindelijkheid, een zoo ontbeerlijk<br />
vcreischte tot de gezondheid. Het is hoogst aangenaam<br />
, hetzij des m<strong>org</strong>ens vroeg., of Avel tegen<br />
den koelen avondstond, op de vo<strong>org</strong>allerij van<br />
een Europeaansch rakit te zitten. Het tafreel, het-<br />
Avelk de rivier alsdan oplevert, en ons dikAverf<br />
heeft vermaakt , is allerbekoorlijkst. De beschrijving<br />
daarvan zal tevens kunnen dienen , om een<br />
denkbeeld te geven van de dagelijksche beweging<br />
op dit schoone breede water. Er liggen tegens-<br />
Avoordig (i8a3) tien of tAvaalf ra-schepen , mitsgaders<br />
, achter en tusschen dezelve, eenige Chinesche<br />
Wankangs (n7ï, en Inlandsche vaartuigen van<br />
allerlei grootte en optuiging. Honderden van kleine<br />
en groote, eenvoudige en versierde praauwen<br />
of Inlandsche roeischuiten, zwerven door eikanderen<br />
, steken dwars over de rivier, of snellen ginds<br />
(117) Eene soort van vaartuigen, kleiner dan dé<br />
Chinesche jonken , doch van gelijkvormigen bouw.
— 334 —<br />
en herwaarts voor bij. Sommigen dienen tot het<br />
overbrengen van den eenen of anderen Inlandschcn<br />
Prins, of ander groot heer, anderen tot het vervoeren<br />
van koopgoederen. Sommigen zijn schuitjes ,<br />
om menschen van de mindere klasse over te zetten<br />
; anderen zijn ZAVervende Avinkeltjes , opgevuld<br />
met allerlei soorten van koopAvaren. Hier ziet<br />
men lijnwaden, sitsen en zijden sloffen, ginds<br />
gekookte en gebradene eetwaren, groenten en vruchten<br />
, visch en vleesch. Alle deze schuitjes kan<br />
men als zoo vele winkels of kramen beschouwen.<br />
Niet onaardig is het een pantjallang (118) te zien<br />
voor bij snellen. Dit is de naam der praauwen,<br />
Avaarin de Inlandsche.- Grooten zich van de eene<br />
plaats naar de andere begeven. Derzelver grootte,<br />
fraaiheid, kleur, en zelfs de kleur derpagaaijen<br />
of riemen, zijn onderscheiden naar mate van<br />
den rang des bezitters. De Vorst alleen voert<br />
wit en ZAvart; de overigen rood, met bijzonder<br />
gekleurde strepen. De Prinsen van den bloede<br />
voeren daarover'zAA'arte ruiten, andere ook groene<br />
en gele. Op reis gaande voeren zij gelijke vlaggen.<br />
De lengte der pantjallangs is van ^o tot 70<br />
en 80 voet; derzelver breedte van 6 tot 11 en 12<br />
voet, en het getal roeijers van 20 tot 3o. Deze<br />
vaartuigen hebben van onderen geene kiel. Zij<br />
zijn zeer vlak, en, hetgeen merkAvaardig is, uit<br />
een enkel stuk hout gevormd. De ontzaggelijk<br />
ZAvare boomen, Avaarvan de pantjallangs gemaakt<br />
(118) Pantjallang (eigenlijk Pendjallan) beteektntr<br />
snel voortgaande.
— 335 —<br />
worden , moeten met groote moeite uit de nabijheid<br />
der bergen in de binnenlanden naar beneden<br />
Avorden afgevoerd. De stammen Avorden uitgehold<br />
j en door middel van vuur verder uitgebreed<br />
, vervolgens in deze uitgewekene , gedAvongene<br />
gedaante , door invoeging van dwarsbalken ,<br />
staande gehouden. Over deze dwarsbalken komt<br />
eene vloering van bamboes, niet verder dan eenen<br />
halven voet beneden den rand van het boord,<br />
hetwelk aan de buitenzijde ook weinig meer dan<br />
zes duim boven het AVater uitsteekt. De achterste<br />
helft van het vaartuig is met een dak overdekt,<br />
en op reis gaande sluit men hetzelve aan beide<br />
zijden. Het achterste, vierde gedeelte van het<br />
vaartuig dient tot slaapkamer , en is van voren met<br />
gordijnen afgesloten. Het tweede vierde gedeelte<br />
bevat eene tafel, stoelen, enz. , waar een gezelschap<br />
van acht tot tien personen zeer gemakkelijk<br />
kan plaats nemen. De Inlanders echter maken<br />
zelden of nooit in hunne praauAven gebruik van<br />
stoelen, omdat zij gewoon zijn, op matten plat<br />
op hunne hurken te zitten. Inlandsche Vorsten<br />
en Grooten, in hunne pantjallangs varende, hebben<br />
vóór zich twee , of naar hunnen rang, meer piekendragers.<br />
Achter hen zitten hunne vrouwelijke<br />
bedienden , den pedang (sabel) , de beteldoos en<br />
andere benoodigheden van hunnen heer dragende.<br />
Zijne kris of pook komt nimmer van zijne<br />
zijde.<br />
De Pagaaijen , Avaarmede deze vaartuigen , en<br />
ook alle andere praauwen worden voorigeroeid,
— 336 —<br />
zijn eene soort van riemen , die kort, en aan het<br />
ondereinde zeer breed zijn. Zij worden van ligt<br />
hout gemaakt, en met beide handen beAVOgen.<br />
De pagaaijers roeijen , als* dit wordt gevorderd,<br />
nacht en dag door. Onder het doorvaren eten zij<br />
beurtelings en wisselen elkander ook des nachts met<br />
slapen af. Zoo Avel hierdoor, als met behulp van<br />
de ebbe, kan men met een' pantjallang , in drie of<br />
vier uren, den geheelen afstand van de hoofdplaats<br />
naar den mond der Soensang (i4 mijlen) afleggen.<br />
Tenvijl men, aan de eene zijde, zulk een'<br />
pantjallang ziet voortspoeden (waarin de Pangheran<br />
, of andere hofgroote , in eene stijve houding<br />
zit, somtijds den Koran lezende, althans schijnbaar<br />
geene aandacht verleenende op de voorbijvarenden<br />
, of hetgeen hem omringt, en even deftig<br />
gevolgd door zijne zonen in eene andere pantjallang<br />
van minder aanzien) , ontdekt men , aan den<br />
anderen kant, eenige praauwen-bidar of vaartuigen<br />
van iets kleiner gedaante, van 12 tot 25 voeten<br />
lang, en van 4 tot 6 duim hooger boven water.<br />
Deze Avorden door 4, 6 tot 8 Pagaaijers in beAveging<br />
gebragt. Zij zijn geheel bedekt, en verbergen<br />
voor het gretig spiedend oog der voorbijvaarders<br />
de schoone vrouwen der Palembangers, Arabieren<br />
of Chinezen , welke van haren kant zich<br />
ook niet om de voorbijvarenden bekommeren , al-<br />
\ thans nimmer eenige poging doen, om te zien of<br />
gezien te Avorden.<br />
Wat verder snelle de ranke Praauw-djoekongsX 1 '9)<br />
(119) Djoekong beteekent, stilliggen.
- 337 -<br />
voorbij. Derzelver voerders noemt men gewoonlijk<br />
Tambangan, dat is zoo veel als, over voer der.<br />
Deze zijn nu eens beladen met koopwaren , dan<br />
weder met passagiers. Meer langs de kanten der<br />
rivier, roeijen langzaam en omzigtig de kleine<br />
Praauw-sumbawas (120). Een oud Avijf, dat er<br />
in zit, roept hare vruchten, groenten., visch of<br />
andere eetAvaren te koop. Deze Praauw- sumbawas<br />
zijn somtijds zoo klein en smal , dat zij maar<br />
ée'n of tAvee duim boven Avater uitkomen, en zeker<br />
geen Europeaan het zoude wagen, een togtje<br />
daarmede over de rivier te doen. Men noemt ze<br />
Dieven-schuitjes, omdat somtijds van deze kleine<br />
vaartuigjes gebruik Avordt gemaakt, om des nachts<br />
van de rakits te stelen.<br />
. Hier hoort men, in een' pantjallaug of praauwbidar,<br />
onder een vrolijk inlandsch muzijk, een<br />
talrijk gezelschap van beider kunne aankomen. Zij<br />
hebben offeranden gestort op de graven hunner<br />
voorouderen of goede vrienden, en derzelver<br />
stille rustplaats met bloemen bestrooid. Even als<br />
bij ons te land, bij den gemeenen man, een vrolijke<br />
maaltijd onmiddelijk de begravenis vervangt ,<br />
zoo volgt hier op hunne offer - plegtigheden , een<br />
pleiziertogtje met muzijk.<br />
Ginds komt van een der koopvaardijschepen eene<br />
praauAV-djoekong, beladen met sitzen, inlandsche<br />
lijnwaden,, zijden stoften, en andere goederen.<br />
De Chinesche handelaar, in diep gepeins over het<br />
Voordeel, hetAvclk hij met den verkoop dezer goe-<br />
(120) Sumbawa beteekent: dief.<br />
II. Y
— 338 —<br />
deren zal behalen , geheel en al verzonken in volgende<br />
en weer volgende speculatien , vergeet het<br />
tegeiiAVÖordige voor het toekomende, en ziet niet<br />
meer, Avat hem omringt. Zijn jeugdige/onbezonnen.<br />
Tambangan , die z<strong>org</strong>eloos zijn dagelijkscb.<br />
, brood met zijn handen werk verdient, en zich om<br />
winst noch verlies bekommert, kijkt juist om. —<br />
Pof! daar bonst het ranke schuitje tegen eene<br />
snelvoortgaande stevige pantjallang , en tuimelt met<br />
Chinees en koopAvaren het onderste boven in de<br />
rivier; een ramp, waaraan de Tambangan gewoon<br />
is, en die alleen den Chinees kan bedroeven. Terwijl<br />
deze zich aan den rand der praauw vast houdt,<br />
wentelt de Tambangan zijn vaartuigje weder om,<br />
schudt er het water uit, helpt er den Chinees<br />
weder in , en vischt zijne koopwaren zoo veel mogelijk<br />
weder op.<br />
Van droeviger gevolg echter is de stoutmoedigheid<br />
, waarmede van tijd tot tijd een hongerige<br />
kaaiman of krokodil, den een' of anderen ongelukkigen<br />
pagaaijer bij een' arm of een been pakt,<br />
en met zich in den afgrond sleept. Gelukkig gebeurt<br />
dit zeer zelden. Laat ons derhalve van deze<br />
akelige zijde der schilderij de oogen afAvenden,<br />
en liever omzien naar gindsche kleine praauAVsumbaAVas,<br />
die, met twee of drie mannen en<br />
vrouwen, pijlsnel over de rivier varen. Midden<br />
in dit gewoel , ligt de stille visscher en werpt<br />
zijn totebel uit, om die, na weinige oogenblikken<br />
, met eene rijke vangst Aveder op te halen.<br />
Digt bij herri vischt een ander met den hengel ,<br />
en een derde met açn werpnet. Allen zien hun-
-33 9ne<br />
moeite in weinige uren rijkelijk beloond; Avant<br />
de rivier Avemèlt ook in haar binnenste van levende<br />
schepselen, en heeft overvloed van allerlei<br />
soorten van fraaijen en smakelijken visch.<br />
Hier weder voert eene bidar of pantjallang<br />
eenen Mantri, Radin of Pangheran. Deze houdt<br />
zich zeer ernstig bezig. Niets kan zijne aandacht<br />
aftrekken. Zijn turen in de lucht zoude eenen, /<br />
nieuweling op het denkbeeld brengen, dat hij een of -<br />
ander luchtverschijnsel met oplettenheid gadesloeg ,<br />
en zijne ontdekkingen aan de omstanders mededeelde;<br />
doch neen, deze man, die zoo veel uiterlijke deftigheid<br />
betoont, aan Avien zoo vele belangrijke zaken Avorden<br />
toevertrouAvd , vermaakt zich met het oplaten<br />
van eenen vlieger, waar van het koord met gestampt<br />
glas, en eenige andere scherpe zelfstandigheden<br />
bestreken is, met oogmerk , om daarmede<br />
het koord van eenen anderen soortgelijken vlieger<br />
te doorsnijden, of Avel door het koord van dezen<br />
laatsten, dat even eens bestreken is, doorsneden<br />
te Avorden. Zie daar het groote doel van zijne<br />
gewigtige bezigheid ! Hij Avordt daar in vo<strong>org</strong>egaan<br />
door zijnen doorluchtigen vorst en heer, die<br />
er dan nog iets bijzonders bij heeft, dat alleen<br />
aan de vorstelijke familie eigen schijnt, namelijk,<br />
dat hij zijnen hoog in de Avolken verheven vlieger<br />
met eenen tooneelkijker naoogt. Dikwijls worden<br />
hieraan groote Aveddingschappen verbonden, die<br />
de gene verliest, wiens koord door dat van zijne<br />
parlij wordt afgesneden. Om dit te bewerken<br />
of voor te komen , behoort nog al behendigheid.<br />
Y 2
- 34o —<br />
Een onbedrevene heeft dadelijk zijnen vlieger van<br />
het koord verloren.<br />
W 7 elk een statig schouwspel vertoont zich ginds<br />
midden in de rivier? Verscheiden groote breede<br />
vlotten drijven met den stroom benedemvaarts.<br />
Het zijn rakits uit de binnenlanden , huizen op<br />
bamboezen-vlotten, waarin de binnenlanders hunne<br />
meer of min kostbare produkten naar de hoofdplaats<br />
afvoeren. Het gebouw zelf wordt mede<br />
door hen verkocht, en , na dikwijls maanden lang<br />
bij den D jenang aangehouden te zijn, en niet<br />
dan ter sluik eenige winst overgehouden te hebben<br />
, roeijen zij welgemoed, met eene ligte praauwbidar<br />
de rivier Aveder op , naar hunne vreedzame<br />
Avoning in de binnenlanden.<br />
Midden onder deze gedurige beweging, wordt<br />
het oog nog van lijd tot tijd verlustigd door het<br />
gezigt van de voorbij varende sloepen der schepen,<br />
van de pleizier-jagtjes der Europeanen, met vrolijke<br />
gezelschappen van dames en beeren , en van de fraat<br />
geschilderde schuitjes der Chinezen en Arabieren ,<br />
die hoe langer hoe meer onzen smaak willen aan-<br />
nemen.<br />
Na dit eenvoudig verhaal zal men niet in twijfel<br />
trekken, of men een paar uren, op eenen<br />
koelen namiddag , met vermaak op een rakit aan<br />
de rivier-zijde kan doorbrengen.<br />
De avond brengt weder eene geheel andere vertooning<br />
mede. Alle vaartuigen varen nu met<br />
licht, en dit maakt eene zeer aardige illuminatie<br />
op de rivier. Bij feesten der Chinezen of Maho-
— -341 —<br />
medanen, zijn dezelve geïllumineerd met papieren-lantarens<br />
van allerlei kleur en gedaante. Bij<br />
gelegenheid, van den geboortedag van onzen hoogst<br />
geéerbiedigden Koning, in 1822, 'waren alle huizen<br />
op den wal, en de rakits op het AVater fraai<br />
verlicht. De Commissaris deed met zijn gezelschap<br />
eene spelevaart, en werd gevolgd door honderden,<br />
op bovengezegde wijze geïllumineerde, kleine vaartuigjes.<br />
Het was een stille, schoone avond; en<br />
dit alles te zamen leverde een schouwspel op, dat<br />
ons door ongemeene levendigheid, zoowel als door<br />
fraaije verscheidenheid, verrukte.<br />
De avond is ook het tijdstip , AVaarop hier, gelijk<br />
overal elders, het een en ander te voorschijn koml,<br />
dat zich over dag schuil houdt. Zij kondigen<br />
h bij schepen of voorbij v aar ders onder een bijzonder<br />
geroep aan. Velen dezer ontsnappen uit<br />
de Dalams der grooten, en zijn vrouwelijke bedienden<br />
van de vrouAven en favoriten uit de Ha- v.<br />
rems, welke, omdat zij do<strong>org</strong>aans in de diepste<br />
armoede worden gehouden , om gewin dezen schaudelijken<br />
handel drijven.<br />
Zoo aangenaam deze bewegingen op de rivier<br />
te beschouwen zijn , zoo zeer is men in angst bij<br />
slecht Aveder en feilen stroom', ofschoon dit meer<br />
voor het gevoel of de verbeelding is , dan omdat<br />
er inderdaad ongelukken gebeuren. Wanneer, bij<br />
slecht weder, de ranke vaartuigen al eens omslaan ,<br />
baart dit bij mannen noch vrouwen de minsie ongerustheid<br />
; Avant allen zijn goede zwemmers. De<br />
maunen kecren lerstond hun schuitje weder over<br />
Y 3
— 342 —<br />
eind , en , na er het water uitgehoosd te hebben,<br />
springen zij er weder in , als of er niets gebeurd<br />
ware ; de vroiiAven zeggen , dat een dergelijk ge-.<br />
Val haar wel beschaamd, maar niet bevreesd kan<br />
maken. De Europeanen, die goede vaartuigen gebruiken,<br />
loopen van het omslaan minder gevaar ;<br />
hoezeer de snelvlietende stroom , vooral in de<br />
maanden December tot Maart, ook hun gebiedt,<br />
zeer voorzigtig te wezen. Wij zijn meer dan eens<br />
getuigen geweest, dat een vaartuig, voor den<br />
boeg van een schip komende, om verre sloeg.<br />
Daar er geene Palembangers noch Arabieren,<br />
maar alleen Chinezen, Maleijers en andere vreemdelingen<br />
op rakits wonen, zoo kAvam dit te opr<br />
merkelijk voor, om.niet te onderstellen, dat daarvoor<br />
redenen, moesten wezen. Wij zijn onderrigt,<br />
dat, toen de Chinezen te Palembang in-<br />
AVoning verzochten , hun dit werd toegestaan, mits<br />
vij op het water woonden; en zulks voornamelijk,<br />
alzoo de Vorsten vreesden, dat, Avanneer<br />
zij de - Chinezen op het land lieten Avonen, en<br />
hun aantal vermeerderde, zij ligtelijk gevaarlijk<br />
konden worden; terwijl men hen op de bamboezen-rakits<br />
altijd meester was, door dezelve in<br />
den brand te steken. Deze politiek van de wantrouAvende<br />
en vreesachtige Palembangsche Vorsten<br />
heeft dit groote nadeel te weeg gebragt, dat de<br />
Chinezen hier geene landbouwers kunnen zijn ; terwijl<br />
het rakit hen ook verhindert, den handel uit<br />
te breiden, omdat zij geene groote magazijnen kunnen<br />
hebben , en ook de onveiligheid door brand<br />
>.
— 343 —<br />
en> dieverij hen geene zaken van groote waarde<br />
aan deze rakits kan doen toevertrouwen. In latere<br />
tijden is hierin eene kleine verbetering gekomen<br />
, Avanneer aan de Chinezen is toegestaan,<br />
eene kamp of buurt op den wal te bouwen. Doch,<br />
de inrigting daarvan heeft nog alle gebreken , aan<br />
de rakits verbonden , bijbehouden.<br />
Op het land, aan de beide oevers der rivier,<br />
zijn overal huizen van bamboes of hout , meestal<br />
met pannen gedekt. De Arabieren Avonen bij elkander.<br />
Daar alles over het water wordt vervoerd,<br />
zijn er voor de meeste huizen en voor de dwarswegen<br />
houten steigers met trappen uitgebragt.<br />
De rivier Moesie Yormt op deze hoogte , door<br />
vele kreken, verscheiden eilandjes, welke alle belmoren<br />
lot de hoofdplaats Palembang/ dezelve<br />
zijn zeer sterk bewoond en bevolkt. Bij hoog<br />
water kan men deze kreken bevaren , hetgeen voor<br />
uitspanning alleraangenaamst is, alzoo men ver<br />
scheiden eilapdjes geheel kan rond roeijen.<br />
f<br />
\<br />
$>##<br />
Y 4
- 344 - ,<br />
—»»i»'»!» «ggas» oxiop OOK«—.<br />
TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />
tfervolg van het vo<strong>org</strong>aande. -— Publieke Gebouwen.<br />
De Missidjit. — De' Grafsteden der Vorsten.<br />
— De Bevolking. — De Regering. —<br />
De Ambtenaren. — Pandelingen. — Misbruiken.<br />
.<br />
X e Palembang zijn geene steenen gèbouAven<br />
behalve de kratons, de groote Misidjiet of tempel<br />
, en de begraafplaatsen der Vorsten en hunne<br />
familiën. De redenen daarvan moeten Avorden<br />
gezocht hierin , dat de Vorst zich zelven als den<br />
eenigen ' bezitter van den grond beschouwd heeft ,<br />
en dien grond wel in leen , maar nimmer als een<br />
eigendom heeft willen afstaan ; dat dus de onzekere<br />
bezitter van een stuk lands daarop geene<br />
steenen huizen heeft willen laten bouAven ; omdat<br />
hij geen' Avaarb<strong>org</strong> had, of hem de grond niet<br />
Avedcr zoude Avorden ontnomen, in Avelk geval<br />
hij of zijn huis verlaten, of daarop zoude moeten<br />
verliezen ; terwijl hij zijn bamboezen of houten<br />
huis , als de Vorst hem gelastte die plaats te verlaten<br />
, met minder schade kan afbreken en mede<br />
nemen. Anderen zeggen, dat de Vorsien geene
— 345 —<br />
steenen huizen gedoogden, uit vrees, dat men<br />
zich daarin zoude kunnen versterken.<br />
Beide deze redenen strijden niet tegen elkander<br />
; maar de gevolgen daarvan zijn blijkbaar<br />
zeer nadeelig geAvëest voor ' Palembang. Van<br />
daar, dat geen enkel kapitaal huis deze, door<br />
de natuur zoo schoone hoofdplaats versiert ; van<br />
daar, dat meest alle erven verwaarloosd zijn,<br />
nergens goede kaaijen, wegen, of eenige verbetering<br />
of versiering aan een erf gevonden<br />
wordt, en de meesten, bij nat Aveder, meer naar<br />
modderpoelen, dan naar beAVOonde erven gelijken.<br />
Dit is zeer natuurlijk, Avant de onzekere bezitters<br />
zouden, door verbeteringen te maken, de begeerte<br />
naar het door hen bewoonde erf opgewekt<br />
hebben, en in een land-, ahvaar een volkomen<br />
despotismus heerschte, zoude het 'niet moeijolijk<br />
zijn, hen in ongenade te doen vervallen , en alzoo<br />
hunne verhuizing (verbanning) te bewerken.<br />
' Bijzonderheden, als antieke gebouAven of andere<br />
, worden alhier niet gevonden. De groote<br />
Missidjit, -of Mahomedaansche tempel, is een<br />
groot, langAverpig-vierkäht gebouw, met drie ingangen<br />
, Avelke vooruitsteken, en waardoor men<br />
met trappen in den tempel komt; het gebouAV is<br />
voorzien van pilasters en eene koepel. - Deze<br />
bouAv-orde, en de glazen vensters rondom den<br />
tempel , maken het AVaarschijnlijk, dat dezelve<br />
onder de leiding van eenen Europischen botuvkundige<br />
is opgetrokken. De vloer is met marmerstecneu<br />
belegd. Een steenen trap geleidt uaar<br />
Y 5
,.--<br />
— 346 — '<br />
de plaats, waar de priester zich bij de Godsdienst-oefening<br />
bevindt, zijnde eene soort van<br />
ovale cel. Naast dezen tempel staat een rond<br />
steenen torentje , ruim 60 voet hoog. Langs<br />
den ronden muur van deze Minaret loopt een<br />
steenen trap tot geheel boven, van Avelke plaats<br />
de priester, bij Mahomedaansche feesten, het volk<br />
tot het gebed bijeen roept.<br />
Behalve deze, zijn ook de graven der Vorsten,<br />
pen half uur beneden den kraton, vierkante steenen<br />
gebouwen, welke koepelsgeAvijze van boven<br />
digt zijn, en maar eenen ingang hebben, die<br />
met eene houten deur gesloten is. De lijken<br />
liggen in de aarde, verscheidene in één<br />
gebouw. De hoofden- en voeten-einden zijn<br />
versierd met gehouwene steenen, als een langwerpig<br />
vierkant , doch van onderen smal toeloopende,<br />
en ter hoogte van anderhalf voet, zonder<br />
eenige hoegenaamde versierselen.<br />
Zoo Avel de Mahomedaansche tempel, als deze<br />
begraafplaatsen, zijn deerlijk, in verval, en niettegenstaande<br />
de aanmaningen, aan den Sultan gedaan,<br />
blijft dit nog voortduren (121).<br />
Een uur boven Palembang, aan den linkeroever<br />
der rivier, wat landwaarts in, is eene<br />
plaats, die genoemd wordt Boekit se- boentang.<br />
De overlevering zegt, dat dit het<br />
(121) Ik volg hier grootendcels het officieel Rapport<br />
van den Heere J. J. VAN SEVENHOVEN , die met regt in<br />
het IX Deel der Verb. v. h. Bat. Gen. gezegd wordt,<br />
« dóorknecd in de kennis der Indische zaken" te zijn.
- 3 4 7 -<br />
eerste land was, uit zee te zien, en dat naderhand<br />
het tegenwoordige land tot den mond der<br />
rivier is aangespoeld, hetgeen zeer aannemelijk<br />
is. Deze plaats is inderdaad zeer fraai. Verscheiden<br />
heuvelen, Avelker kruinen met zwaar geboomte<br />
begroeid zijn, waartusschen vlakke velden<br />
J'SS en > en een stroom loopt, die genoemd wordt<br />
Kalie-Lembang, geeft aan het geheel een zeer<br />
verrukkelijk en zelfs romanesk aanzien. Op een*<br />
dezer heuvelen is het graf'van eenen der ondstè<br />
Vorsten, genaamd RADJA ISKANDER (Alexander). Het<br />
is zeer eenvoudig en vervallen, en onder oude,<br />
statige zeer hooge boomen. Hier wordt van tijd<br />
door de Palembangers geofferd, en , in bijzondere<br />
gevallen , eenen eed afgelegd. De laatste dezer<br />
plegtige eed-afleggingen geschiedde onder Sultan<br />
MACHMOED BADAR EL-DIN door eenige hoofden<br />
van Kusam , Passumah , en der Maleijers. Derzelver<br />
ingezetenen beroofden en plunderden niet<br />
alleen elkander , maar ook andere distrikten. Hij<br />
deed hen op zijne hof plaats komen, en geene<br />
middelen bezittende , om hunne rooverijen tegen<br />
te gaan; deed hij hen bij het graf van RADJA IS-<br />
KANDER zweren, dat zij zich daaraan niet meer<br />
schuldig zouden maken. De Tommongon-Karta(i22),<br />
die daarbij tegenwoordig Avas, en ons dit<br />
verhaald heeft, voegde er bij, dat geene drie maanden<br />
daarna , de zelfde wanbedrijven op nieuw door<br />
deze zelfde hoofden werden gepleegd. Zoo Avei-<br />
(122) De titel van een aanzienlijk beambte; Karta<br />
of Kerta betcekent Hof. Tommongong, is reeds aan<br />
dien Lezer bekend.
— 348 —<br />
nig gezag had de Vorst van Palembang in het inwendig<br />
gedeelte van zijn Rijk. ' :<br />
Van deze beschrijving van den plaatselijken<br />
toestand van Palembang zullen Avij overgaan , om<br />
iets van deszelfs beAVoners te zeggen.<br />
Het is niet mogelijk, de bevolking naauwkeurig<br />
op te geven. Ondanks alle in het Averk gestelde<br />
opnemingen, niettegenstaande berekeningen<br />
, Avelke bij beschaafde natiën vrij zekere uitkomsten<br />
opleveren, heeft men het niet verder<br />
kunnen brengen , dan tot eene, vrij onzekere begrooling<br />
van dezelve. Hiermede staat Palembang<br />
gelijk met alle Staten in dezen Archipel.<br />
Zelfs op Java, alwaar zoo vele middelen ia<br />
onderscheidene tijdvakken gebezigd zijn, bestaat<br />
er nog maar weinig zekerheid omtrent den Avalen<br />
slaat, der bevolking. De reden dezer moeijelijkheid<br />
kan men toeschrijven aan de van oudsher<br />
bestaande vrees, om den Avaren staat der bevolking<br />
bekend te maken. De inlandsche Vorsten<br />
grondden er hunne belastingen en heerendieusten<br />
op. Het Avas dus voor deze Vorsten van belang,<br />
om, door allerlei middelen, den Avaren staat bedekt<br />
te houden. De hoofden hielden daarom<br />
geene registers van hunne ingezetenen, huwelijken,<br />
geboorten noch sterften. Naderhand, toen<br />
sommige eilanden ouder het gezag van Europische<br />
magten Avorden gebragt, bestond dat zelfde belang<br />
bij de Vorsten, regenten en hoofden zelven. Om<br />
nu elke opneming bedriegelijk te maken, verdeelden<br />
zij het volk in verscheiden klassen , of onder ver-
- 349 -<br />
schillende benamingen ; en dan liep de opgave<br />
nimmer verder , dan over zulk eene enkele klasse<br />
, Avelke zij deden voorkomen, als die, welke<br />
men als de gansche bevolking moest beschouwen ;<br />
terwijl de andere deelen alleen gehouden Averden,<br />
om de lasten , AVelke aan de bevolking Averden<br />
opgelegd, te helpen dragen. Zoo geven zij<br />
op Java zelden anders op, dan de Sikaps, en<br />
soms de Wowonangs/ terwijl 4 die genen, Avelke<br />
in de dessa's Avonen , en geen grondgebruik hebben<br />
, of andere , die er in getrouwd zijn , of er<br />
zich in verhuurd hebben , als ook ongehuAvde manspersonen<br />
niet worden opgegeven , en men van de<br />
kinderen een of twee opgeeft, uit vrees, dat de<br />
anderen kunnen sterven. Even zoo Avorden óp<br />
Palembang, geene anderen, dan Miedjies opgegeven<br />
, hetgeen het zelfde beteekent, als op Java<br />
Sikaps/ en in de Palembangsche doesons of dorpen<br />
Malagawe's. Zoodat het nog bij voortduring<br />
onmogelijk blijft, vooreerst althans eenen naauAvkeurigen<br />
staat van de bevolking door opgaven of<br />
opnemingen te verkrijgen. Men gelooft evenwel<br />
, dat de hoofdplaats Palembang omtrent<br />
vijf en twintig duizend zielen zal bevatten.<br />
Evemvel zouden wij er ons zegel niet aan durven<br />
hechten. Wij zullen dus liever dit in het<br />
midden laten, en overgaan tot de beschouwing<br />
der groote menigte imvoners , in hunne zeden ,<br />
gewoonten en bedrijf, hetgeen eene genoegzaam<br />
ruime stof voor dit hoofdstuk zal opleveren.
— 3,5o —<br />
Men kan de imvoners, uit een staatkundig oogpunt<br />
beschouAvd , verdeelen in twee groote klassen<br />
, Avaarvan elke hare onderdeden heeft. De<br />
Vorst of Sultan staat boven dezelve. Zijne magt<br />
en gezag was volstrekt willekeurig. In voor hem<br />
onverschillige zaken, liet hij gelden de wetten ,<br />
beschreven bij Undangs-undangs en Pejagams,<br />
en bij den Koran; maar zoodra er zijn belang in<br />
betrokken was, of hij zich , om gunst te betoonen<br />
of te straffen, er mede bemoeijen Avilde,<br />
Averd zijn wil eene wet, en niemand had den<br />
moed er zich tegen te verzetten. De, door den<br />
Radja van Madjapait bepaalde , titel voor den<br />
Vorst is Soesoehoenan. Later hebben de Arabieren<br />
dien van Sultan aan den Vorst gegeven.<br />
De groote klassen, waarin de inwoners van<br />
Palembang verdeeld kunnen Avorden, zijn die der<br />
Priaijs , en het volk. Priaij beteekent, uit Vorstelijk<br />
bloed gesproten, of de adel. Deze stand<br />
wordt door geboorte en door vergunning van den<br />
Vorst verkregen. De Priaijs worden onderdeeld<br />
in drie klassen , als : in Pangherans, Radeens<br />
en Maas-agus.<br />
De Priaijs bezitten geene erfelijke goederen ;<br />
doch velen van dezelve zijn door den Vorst beschonken<br />
met eenige doesons of marga's, Avelke<br />
hij naar Avelgevallen terugneemt.<br />
Toen de tegemvoordige Sultan ACHMAT NAYM OE<br />
« DIEN in 1821 op den troon gesteld werd door<br />
het Nederlandsen Gouvernement, boden alle bezitters<br />
van doesons en marga's dezelve den Sultan
35i —<br />
aan ; hij beschikte er over naar welgevallen , en<br />
hield onder anderen van zijn oom Pangherang<br />
ADIPATTI MOEDA een groot gedeelte derzelve te-<br />
rug, zoo als ook van den Pangherang NOTTO DI<br />
REDjA, die een oud-oom van hem is, en van<br />
meer anderen , en verdeelde die onder zijne gunstelingen.<br />
Die genen der Priaijs, welke geene doesons<br />
verkrijgen , onderhouden zich door eigen nijverheid<br />
; velen zijn goud- en zilver-Averkers, of doen<br />
eenig ander fijn handAverk, anderen door handel<br />
of door landbouw.<br />
Die genen der Priaijs, zooAvel als alle anderen<br />
, welke doesons of marga's hebben, zij u verpligt<br />
den Vorst bij te staan, in' tijd van oorlog ,<br />
met hunne personen en manschappen , en met gewapende<br />
vaartuigen, en , in geAVone tijden , met<br />
houtwerken , als hij AVÜ bouwen, of andere hulpmiddelen<br />
, en met arbeiders ; alle welke middelen<br />
en lieden zij vinden uit de, bij hen beheerd wordende,<br />
doesons, en de Orang Midjies, Avelke zij<br />
in de hoofdplaats hebben.<br />
Het volk Avordt nog verdeeld in Orang-miedjie,<br />
Orang-senau, en Pandelingen en Slaven.<br />
Orang-miedjie beteekent in de hoofdplaats het<br />
zelfde, als in de binnenlanden MatagaAve's, met<br />
deze uitzondering, dat zij geen padjak (hoofdgeld)<br />
noch lasten opbrengen. Zij hebben onder zich<br />
sommigen, die tot den oorlog worden gebezigd,<br />
anderen , die kunsi- en handwerken verstaan , en<br />
worden als zoodanig bij den Vorst en de Panghe-
— 352 —<br />
rens of Radius gebezigd. Elke Pangheran of<br />
Radin neemt eenige miedjies. Indien zij evoiiAvel<br />
over den Pangheran of Radin niet te vreden<br />
zijn, kunnen zij verzoeken, om onder een anderen<br />
gesteld te worden. Elke miedjie heeft een grooter<br />
of kleiner getal aliengangs, Avelke hem in het<br />
Werk, dat van hem gevorderd Avordt, bijstaan.<br />
Aliengang beteekent familie : doch er voegen<br />
zich wel bij de Miedjies, die geene familie zijn;<br />
omdat hij dan de man is, die voor hunne regten<br />
spreekt, en hen ondersteunt, Avanneer zij dit noodig,<br />
hebben ; Avaar voor zij hem weder in de<br />
diensten , die van hem gevorderd Avorden, behulpzaam<br />
zijn.<br />
De Orang-senau of snouAv, zijn eene mindere<br />
klasse van Miedjies , maar Avelke door niemand,<br />
dan door den Vorst alleen, mogen worden in' het<br />
Averk gesteld. Zij Avorden gebezigd tot het maken<br />
en in orde brengen van 'sVorsten-praauwen ,<br />
en huizen, en tot zijne roeijers, Zij hebben<br />
ook hunne aliengangs, doch brengen geene an-,<br />
dere lasten op.<br />
De derde en vierde klassen, Pandelingen en<br />
Slaven, zijn dienstdoenden, Avelke hiel dadelijk<br />
tot den Vorst in belrekking staan, maar gebruikt<br />
worden door degenen, die hun geld vo<strong>org</strong>eschoten<br />
, of hen gekocht hebben. Zij zijn het ongelukkigste<br />
gedeelte der bevolking.<br />
Dit zijn nu de standen, Avaarin het volk verdeeld<br />
is. Wij hebben de. geestelijkheid daar niet<br />
onder genoemd ; omdat deze uit alle de klassen
— 353 —<br />
der ingezetenen kunnen Avorden gekozen, en zij<br />
dus gevoegelijk, vermits zij door den Vorst Avorden<br />
benoemd of bevesiigd, onder de ambtenaren<br />
van het Rijk kunnen geacht worden te belmoren.<br />
De ambten van Papattij ,Panghoeloe en Djaksa (i23)<br />
kunnen Avorden beschouwd, als behoorende lot den<br />
primitiven regeringsvorm van het Rijk, en zouden<br />
ook volkomen voldoende wezen, om hetzelve te<br />
besturen ; maar daar de familiën der Vorsten zeer<br />
uitgebreid zijn, en zij niet allen tot ambtenaren<br />
worden gebezigd, maar hun toch middelen van<br />
bestaan moeten worden aangewezen, zoo bestaat<br />
alhier nog eene andere klasse van beambten, die<br />
bekend zijn onder don naam van Raban en D jet - '<br />
nang. Beide deze Woorden hebben de zelfde beteekenis.<br />
De eerste naam wordt gegeven aan eenen<br />
Priaij, en de laatste aan eenen uit den minderen<br />
stand. De Raban of Djenang is een persoon, aan<br />
Wien de Vorst eenige marga's (distrikten) of doosons<br />
(dorpen) afstaat, om daarvan te kunnen<br />
bestaan, hetzij dat dit geschiedt als nanste bloedverwant<br />
aan den troon, of als' Mantri, of uit<br />
bijzondere gunst. De Raban of Djenang is niet<br />
alleen de gebruiker of gaarder van de inkomsten<br />
der marga of doeson, maar hij is ook de bestuurder,<br />
derzelvc ; te weten, alle belangen en alle zaken<br />
van en in de marga of doeson, AVorden eerst<br />
voor den Raban of Djenang gebragt. Deze tracht<br />
' i<br />
(123) Zie Deel I, blz. 287.<br />
U. Z
— 354 —<br />
dezelve af te doen , en daarin niet kunnende slangen,<br />
brengt hij die ter kennis van den Papattij<br />
of Rijkbestierder, van Avaar zij Voor den Vorst<br />
komen , als dit noodig- is. Alle bevelen van den<br />
Vorst , requisitien, enz. worden niet aan het<br />
hoofd van de marga of doeson, maar aan den<br />
Raban óf Djenang gegeven, die dezelve door<br />
het marga's of doeson's hoofd laat uitvoeren.<br />
Behalve den afstand tot middel van bestaan<br />
aan personen, die geene ambtenaren zijn , Avorden<br />
ook nog , de laatsten bezoldigd met marga's<br />
of doeSon's. Op- Java geschiedde voorheen het<br />
zelfde5 maar dan werd de hoeveelheid djonks bebouwd<br />
land bepaald. In dit uitgebreide land,<br />
Avaar zoo veel ledige en onbebouwde grond is ,<br />
worden de inkomsten berekend naar de ingezete-t<br />
nen, en,, daar er geene bepaalde-landmaat bestaat,,<br />
de waarde der bebomvde velden naar do<br />
hoeveelheid zaad, Avelke daartoe noodig is. ; De<br />
wijze , Avaarop.de Raban of Djenang-, hetzij Priaij<br />
of Ambtenaar ,. voordeel trekt van de aan hem<br />
afgestane marga's of doeson's, is in vele opzigten<br />
gelijk hetgeen desAvege in de Javasche vors*<br />
tenlanden- plaats heeft. Wij zullen er in het<br />
kort .,van. zeggen, dat van de bevolking, onder<br />
zestien benamingen , lasten of opbrengsten<br />
Avorden gevorderd, Avelke allen te zamen nog<br />
zeer AVeinig bedragen, in vergelijking van het<br />
getal personen , die dezelve moeten opbrengen<br />
, en der bronnen, Avelke zij hebben ^ zoo
— 355 —<br />
in de vruchtbaarheid van àe,n grond bij -hetero<br />
bebouwing, als in de voortbrengselen der- bosschen<br />
en wildernissen, Avelke lasten en opbrengsten,<br />
echter zoo in het ruwe omgeslagen en slecht<br />
geAvijzigd zijn, dat zij noodzakelijk 'hinderpalen<br />
moeten Avezen aan J s volks-vlijt en nijverheid; omdat<br />
er noch gelijkmatigheid noch eenheid in ,<br />
en „zij meestal drukken op de laagste en minste<br />
volksklassen. Er bestaat geene enkele inrigting:,-<br />
Avaardoor de nijverheid Avcrdt opgCAvekt en'-aangemoedigd,,<br />
maâr alles 'heeft' de strekking ,- om<br />
dezelve te verdooven. en te onderdrukken. Om<br />
dit beter te verstaan, dient tot voorbeeld, da^<br />
indien een Averkman of kunstenaar,. zoo als<br />
er verscheiden zijn, eenigen opgang of:naam gemaakt-<br />
heeft, dadelijk de Vorst, of Raban of<br />
Djenang, denzelven voor zich laat' arbeiden , tegen<br />
weinig of meestal geene betaling, althans<br />
nimmer in ; evenredigheid aan zijne kunst of ar*<br />
beid, en zoo gaat het-in alle andere takken: van<br />
pering of bedrijf; dadelijk wordt er door. de Hoofden<br />
voordeel van getrokken,, en de. uitvinder,<br />
uitvoerder, of ijverige arbeider ondervindt, dat<br />
hij, in plaats van zij-n belang te bevorderen, onder<br />
naauAver banden is gebragt, of onder grootere ver*<br />
pligtingen ligt. Van daar het Avantrouwen , dat<br />
er heerscht tegen elke verbeterde inrigting. Het<br />
volk heeft nimmèr:ondervondën ; dat er eene staatkunde<br />
bestaat, die met dè bevordering van de<br />
algemeene AA'clvaart, tevens aan de belangen van<br />
den Vorst kan dienstbaar zijn. Alles AVat zij j<br />
7. 2
- 356 -<br />
v
- -357—<br />
bestuur van het Nederlandsch Gouvernement<br />
zijn gebragi! en hoewel zeker schrijver ergens,<br />
moge zeggen , dat wij in het oog der Javanen<br />
geene Engelen zijn, zoo is het eene Avaarachtige<br />
Waarheid, dat Avij een zegen voor dit land en<br />
volk zijn, en zulks door hen ook wordt erkend.<br />
Maar laat ons terugkeeren tot de hoofdplaats<br />
Palembang.<br />
Wij hebben nu gezien, hoedanig de standen<br />
der ingezetenen verdeeld zijn, het zal wel niet<br />
noodig zijn te betoogen , dat de in gunst zijnde<br />
Priaijs , Mantries of mindere klassen , zich niet<br />
weinig laten voorstaan op den rang , dien zij boven<br />
andereu hebben ; dat zij daar van zoo dik-<br />
Avcrf mogelijk misbruik maken, en dat in eene<br />
maatschappij, ahvaar geen ander regt bestaat, d.ui j<br />
willekeur en vooroordeclen , de meerderheid der<br />
ingezetenen zeer ongelukkig of althans zeer onderdrukt<br />
moet zijn. Wij vroegen eens aan eenen<br />
schrandcren Chinees , hoe toch zijne natie in de<br />
hoofdplaats van Palembang, blootgesteld aan allerlei<br />
baldadigheden en Avillekeurige behandelingen;<br />
het konde uithouden. « O!" zeide hij, « de Chiner<br />
« zen zijn slim; als zij verongelijkt Avorden , bren-<br />
« gen zij geschenken aan hoogere gunstelingen,<br />
« en die bcAverken dan, dat de zaak hersteld<br />
« Avordt." En inderdaad, de ijverzucht, Avelke<br />
tusschen de voorname, en even zoo , trapsgewijze, tusschen<br />
de minder aanzienlijke standen heerschte,<br />
was nog het eenige behoedmiddel legen algcmeene<br />
mishandelingen; maar wee den man, die of voorspiaak<br />
of gunsten bij eenen Groote moest verzoe*<br />
Z 3
— 358 —<br />
ken tegen- mishandelingen, wanneer degene , die :<br />
dezelve gepleegd had , of hem daarmede bedreigde<br />
, zijne tegenpartij niet Avas. Dagen lang moest<br />
hij loopen, alvorens gehoord to Avorden, en indien<br />
zijn verzoek niet vergezeld ging van geschenken ,<br />
min of meer van Avaarde naar zijn vermogen , dan<br />
Averd hij zeker ongetroost terug gezonden. Men<br />
heeft deze geschenken Avillen doen voorkomen<br />
als een blijk van beleefdheid aan zijne meerderen<br />
, Avelke door geheel Oost-Indië plaats vindt 3<br />
neen , het zijn, als het Avare, de tol, dien<br />
men moest betalen , om tot hen te kunnen naderen.<br />
Dank zij daarom het Nederlaudsch Gouvernement,<br />
dat aan zijne ambtenaren, op zAvara<br />
straffen , het aannemen van geschenken verboden<br />
heeft !<br />
Behalve de inboorlingen van Palembang- bevinden<br />
zich ook Chinezen , Arabieren en andere<br />
vreemdelingen op- de hoofdplaats. De eersten<br />
Avon en meest op Rakits. De Arabieren hebben<br />
een eigen kampong, en de vreemdelingen zijn<br />
meestal ingedeeld onder de inAVoners. Het getal<br />
der eersten zal omtrent 800 zielen beloopen, Avaarvan<br />
omtrent de helft eigene huishoudingen hebben<br />
; dat der Arabieren is opgegeven op 5oo zielen<br />
, die meest allen hunnen eigen haard houden.<br />
Het getal der vreemdelingen is , om boven aangehaalde<br />
reden , niet naauwkeurig te kennen ; meestal<br />
IrouAven zij met Palembangsche vrouwen , en<br />
vermengen zich onder dezelve, Avanneer zij een<br />
Aliengang, Miedjie , of Orang-snouAV Avorden.<br />
- Alle dezen Avaren aan de zelfde behandeïirgcn, als
— 35$ "<br />
de overige ingezetenen onderworpen. Sommige<br />
Chinezen, die de Mahomedaansche Godsdienst<br />
aangenomen hebben, Averden Avel eens met titels<br />
begunstigd. Zoo waren de meeste administrateurs<br />
der Tinmijnen renegaten ; zij verkregen den titel<br />
van Demang. Enkele Arabieren hebben ook Avel<br />
titels ontvangen, als, b. v., Pangheran OMAR,<br />
die nog bestaat. Doch ten aanzien der Arabieren<br />
, moeten Avij alhier aanteekenen, dat in 1821,<br />
toen de Nederiandsche màgt op de sterkten van<br />
BADAR EL DIN aan de Gombora en Pladjoe<br />
aanrukte, hij alle Arabieren op de batterijen<br />
plaatste , en zelfs hunne vrouwen en kindereu<br />
in den Kraton wilde verzamelen; zoo zeer vreesde<br />
hij, dat zij hem verraden zouden. Dit laatste<br />
Avcigerden de Arabieren, en dreigden , zoo hij dit<br />
metgcAveld Avilde' vorderen, dat zij Amok zouden maken,<br />
van Avelk Avoord de lezer de beteekenis reeds kent.<br />
De Arabieren haten het hof en de Grooten. BADAR<br />
ÊL DIN heeft verscheiden hunner mishandeld,<br />
en de meeste Grooten behandelen hen met trotschheid.<br />
Zij verklaren allen, zeer gelukkig te zijn, van<br />
onder de bescherming van het Nederlandsch Gouvernement<br />
te staan. Dit zoude meer verwondering baren<br />
als men niet wist, dat dePalembangersmeer<br />
Mahomedahen in naam dan in de uitoefening zijn.<br />
Zoo zeer de Arabieren met ijver de bid-uren, vasten<br />
en andere pligten van de Godsdienst Avaarnemen<br />
, zoo Aveinig bekommeren er zich de Palembangers<br />
om , hetgeen straks nader blijken zal.<br />
z 4
— 36o —<br />
. ____»loioiias^KCScscic»<br />
EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />
Nadere beschouwing der bevolking. — Zeden ,<br />
gewoonten en karakter der Palembangers. —<br />
Trotschheid met laagheid gepaard. — Onverschilligheid.<br />
— Twistzucht. — Handwerken,<br />
kunsten en letteren. — Schranderheid en behendigheid.<br />
— DeSultanNAimOED.JiADAR EE DIN.<br />
D<br />
'<br />
e bevolking nu beschouwd hebbende uit een<br />
staatkundig oogpunt, zoo zullen wij.dezelve inbare<br />
zeden , gewoonten en geaardheid meçr van nabij<br />
beschouwen. Niets is inderdaad moeijelijker , dan<br />
het karakter en de geaardheid van een geheel volk<br />
te beschrijven, dat zich door bijzonderheden kenmerkt<br />
in deszelfs zeden, gewoonten , handelingen<br />
en levensAvijs. De onderscheidene schakeringen en<br />
wijzigingen, welke door dagelijksche gebeurtenissen<br />
en voorvallen ontstaan , maken het genoeg«<br />
zaam onmogelijk, om met juistheid deszelfs ware<br />
gedaante te leeren kennen; eu zeker zouden Avij<br />
het niet wagen, hierover iets te zeggen, zoo niet<br />
de, ondervinding, door dagelijks en in onderscheidene<br />
gevallen met hen te moeten omgaan, en ons<br />
bijzonder belang, om een volk, Avaartoe wij in<br />
eene zoo naauwe betrekking zijn gebragt, meer<br />
naauwkeurig gade te slaan, en te moeten leeren<br />
kennen , ons eenige meer dan gewone Avaarnemin-
— m -<br />
gen hadden doen maken; wij zullen evenwel niets<br />
meer kunnen doen, dan eenige hoofd trekken bij<br />
een te zamelen , welke wij hopen, dal eenig licht<br />
over 's volks karakter zullen verspreiden.<br />
In alle landen, alwaar een volstrekt despotismus<br />
bestaat, (dus spreekt de reeds gemelde Heer VAN<br />
SEVENHOVEN , Aviens diepe kunde van Indische<br />
zaken tot een spreekwoord is geAvorden, en die ,<br />
als door tooverkracht, deze volkeren heeft Avelen<br />
te, leiden en te besturen,) kent men maar twee<br />
klassen van imvoners; dat zijn, zij die gebieden,<br />
en zij die gehoorzamen. Hieruit ontstaan trotschheid<br />
en slaafsche vernedering, en dit zijn de<br />
hoofdtrekken van het karakter der Palembangers.<br />
Deze geaardheid rijst of daalt, naar omstandigheden<br />
, in onverdragelijken hoogmoed, Avillekeur<br />
on wreedheid, of in vleijerij, vernedering en laaghcid.<br />
In hunne verstandelijke vermogens zijn zij<br />
over het algemeen meer begaafd dan de Javanen.<br />
Zij zijn vernuftig en schrander van aard.<br />
Het despotisch bestuur heeft hunnen ijver<br />
uitgedoofd. Zij schijnen dus lui en ongevoelig<br />
voor hunne Avelvaart te zijn; desniettemin<br />
ontbreekt het hun niet aan verstand in hetgeen<br />
zij doen , en aan kracht, lust en geduld om<br />
het uit te oefenen. Zij zijn zeer fijne handwerksüeden<br />
, en hunne Werken in hout zijn zoo volmaakt,<br />
dat zelfs bouwkundigen hebben verklaard ,<br />
dat de zamenvocging dor onderscheidene doelen<br />
berekend is naar de regelen der kunst, en dat<br />
het werk zelve, in hechthcid en in juistheid der<br />
verbinding, niet kan Avorden verbeterd. De mees<br />
Z 5
— 362<br />
te huizen van aanzienlijken zijn met in hout gebeiteld<br />
bloem- en loofwerk versierd. De smaak<br />
verschilt aanmerkelijk van den onzen ; maar lietoverleg<br />
en de nette uitvoering zal door Europische<br />
handwerkers zelden Avorden verbeterd. In het<br />
ivoor werken zij ook zeer fraai ; zij draaijen alle<br />
fatsoenen , zelfs billard-ballen , en graveren op de<br />
voonverpen alle figuren,die men hun opgeeft. In<br />
het koper en ijzer werken zij ook zeer goed , gieten<br />
koperen' stukjes geschut en maken al Avat men<br />
Jiun geeft zeer gelijkend na. GeAveren , sabels en<br />
Ivrissen worden hier zeer goed gemaakt, en de<br />
beide laatsten'hebben zelfs de voorkeur boven die<br />
van Java. Zij maken allerlei huisraad en gereedschap<br />
in het .tin. In zilver- , en in goud-<br />
Av erken zijn zij meesters , vooral in het zoogenaamde<br />
drijven of opAverken van goud of zilver.<br />
Ouder BADAR EL DIN is zelfs buskruid gemaakt, hetwelk<br />
door deskundigen zeer goed is bevonden. In<br />
één woord, al Avat te Palembang Avordt aangebragt,<br />
en niet door zamenstel of bewerktuiging<br />
een geheim der kunst is, kan Avorden nagemaakt;<br />
en let men op de onvolmaaktheid hunner gereedschappen<br />
, zoo staat men inderdaad verbaasd , hoe<br />
het mogelijk is dat zij zulke werken kunnen voortbrengen.<br />
Maar dit strekt ook tot bewijs van hun<br />
vernuft, schranderheid en geduld. Tot Avelk eene<br />
Volmaaktheid zullen zij het niet brengen, als zij<br />
eens kennis krijgen van de Europcaansche instrumenten<br />
en gereedschappen om ie Averken ! Onder<br />
alle klassen van iiiAYoners vindt men handwerkers<br />
;
— 363 —<br />
of kunstenaars. Zekere Pangheran verstaat zelfs<br />
het repareren van zakuurwerken ; en van de armoedige<br />
visschers , Avelke in de lllirangs (124) wonen<br />
, zijn do<strong>org</strong>aans eenige te Palembang bij den<br />
Vorst of Djenang, om de hechten (koppen) van<br />
krissen, welke van vischbeen gemaakt Avorden.,<br />
te fatsoeneren, en met bloennverk uit te snijden,<br />
zoo fijn en zuiver, dat het in Europa naauwelijks<br />
overtroffen zoude kunnen worden.<br />
De vrouAven zijn niet minder vernuftig in handwerken.<br />
De beste zijden en met gouddraad doorAveefde<br />
kleedjes (ka/in songkit) Avorden te Palembang yevvaardigd.<br />
Zij borduren voortreffelijk, maken allerlei<br />
vrouAvelijke handwerken na, en schilderen op zijden<br />
en katoenen stoffen allerlei gouden figuren en<br />
bloemèn,Avelke zij vooraf teckénen (Zie D, I, bl. 225).<br />
Van dezen kant zijn dus de Palembangers inderdaad<br />
te beAVonderen. Maar letterkundigen vindt men onder<br />
hen niet ; zelfs zijn zij hierin bij de Javanen<br />
ten achteren. Er zijn geene scholen voor openbaar<br />
onderwijs. Een enkele Palembanger is bekend<br />
met eenige gedeelten uit de geschiedenis ; maar<br />
êr Avordt niemand gevonden, zoo als er op Java<br />
zijn, die den naam van geleerd of letterkundig<br />
mogen dragen. De uiterlijke plegtigheden van de<br />
Mahomedaansche Godsdienst kennen zij; doch zeer<br />
Aveinigen kunnen den Koran lezen, en over het algemeen<br />
verstaan zij weinig of niets van deszelfs leerstelsels.<br />
De geAvezen Sultan MACHMOED HADAR EL DIN<br />
maakte op deze algemeene beoordeeling eene uit-<br />
(124) De laagstgelegene plaatsen.
— 364 —<br />
zondering. Hij had eene vrij uitgestrekte bibliotheek.<br />
Geene Palembangers, maar AVCI .Arabieren<br />
hebben om deze boeken gevraagd. Een enkele<br />
Palembanger om eenen Koran. Het is Avel mogelijk<br />
, dat de mindere lust of gelegenheid tot le,-<br />
» zen hen tot zulke goede handwerkslieden en kunstenaars<br />
heeft gemaakt; want het ontbreekt hun<br />
geenszins aan begeerte om meer te welen. Sedert<br />
hel Nederlandsch Gouvernement alhier wederom<br />
gevestigd is, hebben verscheiden zich toegelegd<br />
om, in navolging der Javaansche Radins, die den<br />
Commissaris vergezelden, met Romcinsche karakters<br />
hel Maleisch te schrijven , en het zal weinig moeite<br />
kosten, om. hier, zoo als te Chetibon, door den<br />
Heer VAN SEVENHOVEN werd ingevoerd, de inlaudsche<br />
beambten te leeren hunne rapporten op<br />
die Avijze in te dienen,<br />
- Dit hetgeen wij in het voorbijgaan hier en daar<br />
gezegd hebben omtrent de Godsdienst, kan men<br />
opmaken, dat hunne denkbeelden desAvege zeer gebrekkig<br />
zijn. De minste buitengewone gevallen geven<br />
aanleiding lot bijgeloovige voorspellingen; in allep<br />
Avat zij ondernemen zullen, Avorden hier gel ijk elders<br />
de gelukkige of ongelukkige dagen en uren geraadpleegd.<br />
Zij zijn allen voorzien, van djiniats of talismans.<br />
De Vorst en de Grooten hebben zelfs de ge-<br />
Avoonle, eenige schietgebeden op te zeggen, lerAvijl zij<br />
met ons spreken, en hopen daarvan, zoo als zij meer<br />
neu , de oniniddehjke ingeving van het antwoord ,<br />
dat zij moeten geven. In één Avoord, men kan<br />
het zoo ongelijmd niet bedenken of zij hechten er
— 345 —<br />
geloof aan. De Sultan MACIIMOED BADAR EL DIN<br />
heeft zijn eigen kind vermoord , omdat het eene<br />
zwarte plek op de long had , on men hem gezegd<br />
had, dat dit kind zijn ongeluk zoude te weeg<br />
brengen. Hij Avas zelfs wreed genoeg , om deze<br />
daad in de tegenAVoordigheid der moeder, eene<br />
zijner AVettige vrouAVen , te plegen , welke daarbij<br />
op straffe des doods geene blijken van smart mögt<br />
geven ; en Zoo meende deze kléinhartige en bijgeloovige<br />
wreedaard zijn ongeluk af te AVeuden. Één<br />
of tAvee dagen voor het gevecht aan de Peladjoe,<br />
bezigtigde hij zijne batterijen; hij struikelde en<br />
met tranen in de oogen, zeide hij : « dit is het<br />
« voorteeken van mijnen ondergang/' -<br />
Bij dit alles is ei? bijna geen volk , hetAVelk zoo<br />
zeer met eeden speelt als de Palembangers. Zij<br />
beginnen of eindigen hunne verhalen met eeden;<br />
en in geschillen voor de policie of den regter ;<br />
bieden do<strong>org</strong>aans beide partijen den eed aan.<br />
Hierin ligt, naar het oordeel van godsdienstige<br />
Mahomedanen , het overtuigendste bewijs, dat zij<br />
de leer van den Profeet niet kennen , niet achten,<br />
en zelfs dat zij zeer ongodsdienstig zijn.<br />
Een andere trek in hun karakter is dat zij gaarne<br />
geschillen hebbón. De minste kleinigheid geeft<br />
hun aanleiding tot klagen en procederen. Zij laten<br />
hunne zaak moeijelijk los , zoo min de Pangheran<br />
als de minste der ingezetenen. Van den<br />
eenen loopen zij naar den anderen , op hoop van<br />
gelijk te zullen krijgen. Na de uitspraak zelfs;<br />
doen zij nog allerlei pogingen, om op den genen,
—. 366 —<br />
die dezelve heeft .gedaan, nog eenen naderen indruk<br />
te maken ; en die dezen karaktertrek niet<br />
kent, Avordt meermalen in verzoeking gcbragt om<br />
te gclooven , dat zij gelijk hebben, omdat zjj de<br />
zaak niet opgeven, hetwelk dan ligt gehouden<br />
zoude Avorden voor eene overtuiging, van dé<br />
Avaarheid aan hunne zijde te hebben. De Avaarde<br />
van hetgeen zij verliezen, schijnt minder, bij hen<br />
in aanmerking te komen ; het gevoelen van anderen,,<br />
dat zij niet zoo schrander zijn , of zoo veet<br />
voorspraak niet .hebben als hunne partij , is hetr<br />
geen zij het meest vreezen. Eigenaardig laat het zich<br />
verklaren , dat menschen , met zoo velq. verstandelijke<br />
vermogens begaafd, met eene vrij ruime vatbaarheid<br />
en zucht , om met' dezelve Averkzaam te<br />
wezen , aan deze geestgesteldheid, door gebrek<br />
aan lectuur" of andere oefening niet kunnende voldoen<br />
, .gaarne zich in gevallen bevinden, Avaardoor<br />
zij in de gelegenheid zijn om hunne schranderheid<br />
te laten Averken. Fijn, uitgezocht en oordeelkundig<br />
zijn veeltijds hunne redenen vóór of tegen de<br />
zaak., waarin zij betrokken zjjn; en het schijnt<br />
hun een groot genoegen te geven , als zij door<br />
scherpzinnigheid, geveinsdheid of list hun oogmerk<br />
kunnen bereiken. Zij hebben de geAVOonte, hun-,<br />
ne antAvoorden derwijze in te rigten dat dezelve<br />
aan tweederlei uitlegging onderAVorpen zijn, en als<br />
men hun eene zaak yoordraagt, beginnen zij met<br />
te bekennen en gelijk te geven ; brengen vervolgens<br />
eenige minder belangrijke bedenkingen in het<br />
midden , en eindigen met de bezwaren, de moge-;
— 367 —<br />
lijkheid of onmogelijkheid aan te loonen, endaarbij<br />
te blijven stil, staan. Zij hebben dit met de<br />
Javanen gemeen , dat zij nimmer driftig worden<br />
in belangrijke geschillen» Wanneer sommigen gevraagd<br />
zijn , hoe het mogelijk is, zich zoo te bedAvingen,<br />
antwoorden zij, dat iemand, die in<br />
drift is,-.niet Aveet, wat hij zegt of doet. In<br />
enkele gevallen, wanneer zij-met hunne minderen<br />
of gelijken te doen hebben, kunnen'zij zich wel<br />
eens vergeten ; doch deze voorbeelden zijn geluk-«<br />
kig zeer. zeldzaam.<br />
Wegens den hier boven beschreven trek van<br />
hun karakter zijn de Palembangsche ingezetenen<br />
niet zeer te roemen. Dezelve verwekt groot AvantrouAven<br />
onder eikanderen, en elk- moét daarom<br />
zeer oplettend en voorzigtig in hét behandelen<br />
van zaken met hen zijn.<br />
Over het algemean zijn de ingezetenen der hoofdplaats<br />
op verre na zoo levendig .en vrolijk niet als de<br />
Javanen;.er is zelfs geene enkele openbare plaats,<br />
waar de menigte zamenkomt. Zij hebben geene<br />
ronggings, geene Avaijangs noch andere openbare<br />
spelen , één of twee uitgezonderd, die dan nog<br />
zeer ellendig zijn. Zij bezoeken elkander zeldzaam;<br />
waartoe Avel aanleiding kan geven, dat dit<br />
meestal over AVater moet geschieden , en dus omslag<br />
met een vaartuig vordert ; tenvijl ook dik-<br />
Averf de kleine spruitjes der rivieren , ten tijde<br />
der ebbe , in sommige maanden droog liggen.<br />
De Priaijs leven in hunne huizen meestal<br />
/.eer armoedig. Die vau den eersten stand be-
— 368 —<br />
zitten eenige fraaije sproijen, j met gouddraad geborduurd<br />
of mei gouden bloemen en ; figuren<br />
versierd , eenige gegalloneerde en van andere kostbare<br />
stoffen, gemaakte kleederen, fraaije glaswerken<br />
, enz., en pronken daarmede, als zij gasten<br />
zien of uitgaan. Overigens zijn zij meest in hunne<br />
huizen, en worden, bezig gehouden en geplaagd<br />
door hunne vrouwen. Men zal zich hierover ver-*<br />
Avonderen, doch^ deze verwondering zal verminderen<br />
, en zulks geloof baar worden, als men<br />
weet, dat de meesten der Priaijs trouwen met<br />
dames uit hoogeren stand. Deze laatsten laten<br />
zich daarop zeer veel voorstaan. De vrees voor<br />
zijn vrouwsvader doet den man liever stilzwijgen,<br />
dan zijn ongenoegen te moeten ondervinden. In<br />
sommige huishoudingen gaat het zoo verre, dat<br />
de man tegen zijne vrouAV het hoog Javaansch.<br />
spreekt, en zij hem in het gemeen of plat Palembungsch<br />
antwoordt, zoo als in het gemeone leven<br />
tegen den Vorst en voorname lieden in hoog Javaansch<br />
wordt gesproken , en zijlieden in plat Maleisch<br />
, of, zoo als men het noemt, markttaal (bahasa<br />
pasar), Avelke tegen de geringste klassen wordt<br />
gesproken, antwoorden. Indien de vrouw eene<br />
dochter van den Vorst of van eenen hoogen friaij<br />
is, durft de man geene tweede vrouw nemen,<br />
noch veel minder bijwijvcn. Meer dan eens zijn<br />
vrouAvelijke slaven en pandelingen komen klagen over<br />
mishandelingen van de Radin Ayo , omdat zij haar<br />
verdacht hield van met haren echgenoot gemeenschap<br />
te hebben gehad. Maar nog eene tAveede reden ;<br />
v Waar-<br />
i
-36 9-<br />
waarom de vrouwen der Priaijs, en uit andere<br />
hooge standen veel regt in huis uitoefenen, is,<br />
dat zij bijna de geheele huishouding zelve bekostigen<br />
, en haar echtgenoot maar zeer Aveinig daartoe<br />
bijdraagt. Alle deze vrouAven verstaan zelven<br />
de kunst van Aveven, borduren , spinnen , enz.<br />
of laten dit door hare pandelingen eif slaven verrigten,<br />
welke de gemaakte stof daarna verkoopen,<br />
en van het gewonnen geld onderhoudt de vrouw<br />
de huishouding. Men moet bekennen, dat de vrouwen<br />
zeer ijverig zijn. Bij heldere maan vermaken<br />
zij zich, of eenzaam, of met andere vrouwen, met elkander<br />
te verhalen, of eenige Maleische pantons<br />
of liedjes te zingen, Avaarvan de melodie zeer zacht<br />
en slepend is. De onderwerpen zijn liefde ,<br />
vriendschap , bloemen, en andere voorwerpen der<br />
natuur of aandoeningen van het hart.<br />
Voorname Palembangers laten nimmer hunne<br />
vrouwen in tegenwoordigheid van vreemdelingen<br />
komen. Zij zeggen , dat dit geen adat (gebruik)<br />
is. Sommigen willen, dat zij jaloersch zijn; anderen,<br />
dat dit uit trotschheid geschiedt. Daarentegen<br />
zijn de Palembangsche vrouwen ook zeer jaloersch.<br />
Zij , die meer dan ééne vrouw hebben, %<br />
of biJAvijven houden, moeten in hun eigen huis<br />
met zeer veel overleg te Averk gaan. Bij de minste<br />
blijkbare voorkeur is de huisselijke rust gestoord,<br />
en dit geschiedt zoo dikwijls, dat Avij<br />
wel eens aan heeren , die ons kwamen bezoeken<br />
, zonder iets te doen te hebben, en ouS<br />
hunne huisselijke omstandigheden verhaalden,<br />
II. . Aa
— 370 —<br />
zeiden : « zeker zij t gij Aveder uitgegaan , om<br />
« krakeel te ontAvijken ;" wanneer wij vernamen<br />
, dat het vragen slechts, waar eene der<br />
bijwijven zich bevond, een geschil verwekt had ,<br />
dat den armen man, om voor eenige oogenblikken<br />
rust te hebben, uit zijn huis gejaagd<br />
had.<br />
Als een gevolg van een willekeurig bestuur ,<br />
Avaar alleen door gunst ambten en voorregten<br />
Avorden gegeven , zijn de Palembangsche Grooten<br />
en minderen steeds zeer jaloersch en afgunstig<br />
van eikanderen. De geringste bcAvijzen van<br />
genegenheid van den Commissaris, aan sommigen<br />
verleend , gaf aanleiding , dat anderen gelegenheid<br />
zochten , om kwaad van zoodanigen te<br />
spreken ; en dit had niet alleen plaats bij<br />
de eerste klassen, maar ook bij de minderen.<br />
Nimmer verzuimden zij , wanneer de een<br />
of ander iets had misdreven , of traag Avas in<br />
de uilvoering van eenen last, te zeggen: « zoo<br />
w zijn de Palembangers ; men kan hen niet ge-<br />
« looven, noch staat op hen maken." Daar<br />
zij tegemvoordig niet meer bevreesd zijn voor<br />
Avillekeurige handelingen van het Hof, komen<br />
zij er openlijk voor uit, dat zij verheugd zijn<br />
niet meer onder dien dwang te staan ; en het<br />
heeft diluvijls moeite gekost, om hen zelfs de<br />
uiterlijke Avelvoegelijkhcid te doen waarnemen.<br />
Men kan hen thans beschouAven tals menschen,<br />
die uit de slavernij verlost zijn.<br />
Eindelijk kunnen wij niet dan een «eer na-
- 3 7 i -<br />
deelig getuigenis geven van de behandeling ,<br />
Avelke hunne ondergeschikten en bedienden ondergaan.<br />
Omtrent dezelve zijn zij zeer hard.<br />
Zij die verpligt zijn, heeréndiensten bij hen te<br />
doen, ondervinden nimmer eenige tegemoetkoming<br />
of mededoogen. Aan hunne pandelingen<br />
worden zware lasten opgelegd. Deze laatsten en<br />
de slaven Avorden dikAvijls mishandeld. Dank<br />
zij dus de bepaling van ons Gouvernement, Avaardoor<br />
de staat der pandelingen welhaast zal ophouden<br />
; en door de afschaffing van den slavenhandel<br />
, zullen er ook na verloop van eenige jaren<br />
geene slaven meer zijn. Over het algemeen<br />
bezitten de Palembangsche ingezetenen<br />
weinig zedelijkheid. Men verzekert, dat er bloedschande<br />
gepleegd Avordt, en dat de vrouwen in<br />
de Serails de middelen bezigen, om de natuur<br />
te bedriegen en daardoor hare gezondheid in den<br />
grond te bederven.<br />
De schets, die Avij daar gegeven hebben, heeft<br />
ons inderdaad bedroefd, en wij hadden gaarne de<br />
kleuren minder zwart gemaakt; doch daar Avij<br />
.geenen roman , maar Avaarheid wenschten te schrijven<br />
, zoo hebben Avij niet anders kunnen doen ,<br />
evenAvel zijn er eenigen, die uitzondering verdienen<br />
; tenvijl bij alle deze gebreken ook nog verscheiden<br />
goede hoedanigheden komen , die wij<br />
n leeren kennen, zoodra Avij het bedrijf en<br />
den handel van Palembang zullen beschouwen.<br />
Alleenlijk moeten wij hier zeggen, dat de Palembangers<br />
niet moordzuchtig zijn ; Avaarvan evenwel<br />
Aa 2
3j2<br />
de AVreedc BADAR-EL-DIN moet Avorden uitgezonderd<br />
: hij heeft verscheiden menschen , die gehechtheid<br />
toonden aan het Ncderlandsch Gouvernement<br />
, laten ombrengen. Staatkunde had hem<br />
hierin kunnen leiden ; maar dat hij de onnoozelo<br />
vrouAven, Avelke zich met soldaten gemeenzaam<br />
gemaakt hadden, in 1819, heeft laten vermoorden<br />
en mishandelen , getuigt onwedersprekelijk<br />
van zijne bloeddorst.<br />
1 Wij hadden gaarne, in onze schets, over<br />
hunne ouder- en kinderliefde, of die.van broeders<br />
en zusters onder elkander, iets voordeeligs<br />
gezegd; maar ook hierop valt , althans in de hoogere<br />
standen, niet te roemen , zoo min als in de<br />
laagste volksklasse, welke hunne kinderen voor<br />
schuld verpanden. In de hoogere standen is het<br />
vrij natuurlijk, dal de kinderen omtrent hunne<br />
ouderen ontaarden ; immers als de vrouwen tot<br />
" zekere jaren gekomen zijn, neemt de man eene<br />
tweede en eene derde vrouAV, of biJAvijven. Elke<br />
derzelve voedt hare eigene kinderen op, en<br />
daar zij natuurlijk dan van den man weinig<br />
meer bemind Avordt, en zij hem dikwijls haat,<br />
uil jaloezij of om andere redenen, zoo deelt zij<br />
.dezen afkeer aan hare kinderen mede, en zoo<br />
bestaat het insgelijks tusschen broeders en zusters<br />
yan onderscheidene vrouwen of bijwijven. In<br />
zoodanige huishouding kan noch eendragt. noch<br />
liefde heerschen ; verscheidene onregtvaardigheden<br />
van ouders jegens hunne kinderen en van<br />
dezen legen hunne ouders, alsmede tusschen broe-
— 373 —<br />
ders, zijn ons reeds vo<strong>org</strong>ekomen, en bestaan nog<br />
in de familie van het Vorstelijk huis. Maar laat<br />
ons er niets meer van zeggen, en alleen dit. volk<br />
beklagen, diep betreuren, om deszelfs zedeloozen<br />
toestand. Zie daar dan de bittere gevolgen van<br />
een Aziatisch bestuur ! zie daar de vruchjen van<br />
willekeur, geweld en Avreedheid, zoo als hier bestaan<br />
hebben, en in nog zoo vele landen-, ïn dezen<br />
Archipel bestaan: De laatste trek van:inenschelijkheid<br />
Avordt er onder uitgedoofd ; en wat is het<br />
geheele oogmerk of doel van zulk ee»f bestuur ?<br />
niets anders, dan om den Vorst en zijne gunstelingen<br />
te verrijken, hun een Avellustig leven te<br />
bez<strong>org</strong>en, en hunnen hoogmoed en'i weelde ie<br />
voeden. Aan deze Aveinigen Avordt dus, zooAvel<br />
het maatschappelijk belang, als de zedelijkheid van<br />
een geheel volk opgeofferd. Wie durft nu<br />
nog, met den parlijdigen aarislogeriaar, Major<br />
M. H. COURT, het Nederlandsch Gouvernement beschuldigen<br />
, als het zoo veel invloed in zulke regeringen<br />
tracht te verkrijgen, dat dit kAvaad geweerd<br />
Avorde? t|<br />
Wij zullen hier onder zien, hoe ongeschikt, en<br />
ondoelmatig deze regeringen Avaren; en hoe weinig<br />
begrip deze dwingelanden gehad hebben van<br />
financiële regten en bepalingen , waardoor zij hunue<br />
schatkist konden verrijken, en tevens de algemcene<br />
Avelvaart bevorderen. Zij zijn nog zoo bijster<br />
onkundig , dat juist die inrigtingen de strekking<br />
hadden , om de bronnen van hunne inkomsten op<br />
te droogen. En slaan wij het oog op alle de Vor-<br />
Aa 3
- 374 -<br />
sten in dezen Archipel, dan zijn en zij en hun<br />
volk arm. Men werpe hier niet legen, dat MACH-<br />
MOED BADAR EE DIN rijk Avas. Hij, ja! was<br />
rijk ; maar Avaardoor ? door de groote sommen,<br />
Welken hij jaarlijks uit de mijnen van Banka<br />
trok. Daar nu dat middel ophoudt, is de staat,<br />
en zijn) allen, zoowel voornamen als geringen,<br />
arm. Het geheele Rijk van Palembang brengt tegenwoordig<br />
niet zoo veel op, dat het Hof en de<br />
Priaijs,"; welke daarop aanspraak mogen maken,<br />
kunnen Iftestaan. Ziedaar de uitwerkselen van<br />
het staalkundig financieel stelsel van een Aziatisch<br />
Vorst in dezen Archipel !<br />
Wij kennen nu de plaatselijke gesteldheid en de<br />
inwoners van de hoofdplaats van Palembang.<br />
Laat ons nu verder zien, hoedanig dezelve bestierd<br />
is geAvorden , ten aanzien der policie, en<br />
uitoefening der regterlijke magt. Hier kunnen wij<br />
zeer kort zijn ; eigenlijke policie bestond er niet.<br />
De geheele hoofdplaats is niet eens onderdeeld,<br />
hetzij in Avijken, hetzij in kampongs, Avaarover<br />
hoofden zijn. Er bestaan geene registers der huizen<br />
noch der ingezetenen. Elke Priaij , Mantrie<br />
en andere gegoede inwoner verzamelde zoo vele<br />
menschen om zich heen als hij magtig konde<br />
Avorden ; Avaartoe ook nog dit bijzonder middel<br />
Averd gebezigd : de Vorsl , de Priaijs en alle gegoede<br />
ingezeienen laten hunne kinderen aan onderscheidene<br />
vrouAven zogen. De kinderen dezer<br />
vrouwen Avorden genoemd Soedara Soesoc of zoogbroeders<br />
van het kind, dal aan hare borsten is
- 3 7 5 -<br />
gezoogd, schoon slechts voor eenige dagen;. Van<br />
hier, dat Grooten en gegoede lieden , ja zelfs die<br />
van de lagere klasse, vele broeders en zusters<br />
hebben, welke zij beschermen, en van Avelke<br />
zij diensten en hulp ontvangen.<br />
Het getal der Miedjies en Orang-snouw is<br />
niet bekend. Indien de Vorst dezelve noodig<br />
heeft , zoo wordt aan onderscheidene Priaijs of<br />
Mantries last gegeven, om ze hem te leveren.<br />
Elk Palembangsche ingezeten van de mindere<br />
klasse stelt zich als Miedjie of Orang-snouw<br />
onder eenen Priaij of Mantrie, ten einde eenen<br />
beschermer te hebben. Deze Priaij of Mantrie<br />
tracht daarvoor zoo veel dienst van denzelven<br />
te trekken,. als maar mogelijk is. Verscheiden<br />
personen, zoo Avel vreemdelingen als arme lieden<br />
, die geene familie hebben, of bescherming<br />
verlangen te hebben, zAverven ;rond, en eraeren<br />
zich met stelen. Men heeft ons verzekerd,<br />
dat eenige dezer lieden door Priaijs onderhour<br />
den Avorden, om voor hen te stelen en (e rooven.<br />
Er Avordt bij nacht geene ronde of Avacht<br />
gehouden, en zoo niet het vreesachtig karakter<br />
dezer rondzAververs hen in bedAA'ang hield, zoo<br />
zouden de rooverijen en diefstallen nog grooter<br />
zijn. Een ander groot kAvaad, hetwelk dit slecht<br />
volk doet, is brandslichten ; daar alle huizen van<br />
hout of bamboes zijn , zoo plegen zij dit zeer gemakkelijk<br />
, dikwijls om te stelen, of ook om zich te<br />
Wreken; te Avelen, personen, die elkander beleed )gd<br />
Aa 4
— 3;6 —<br />
hebben, of van eikanderen afgunstig zijn , gebruiken<br />
hunne eliënlen tot zulke snoode oogmerkeu.<br />
Er bestaat te Palembang eene regtbank van<br />
den Pangheran NATTA AGAMA of Panghoeloe,<br />
die in geestelijke zaken regt doet, en eene andere<br />
onder den Tommongong KARTA NAOARA , die<br />
in lijfstraffelijke zaken uitspraak geeft. Over den<br />
eersten Averd zeer geklaagd, en men zeide openlijk<br />
, dat het regt voor geld te koop was. De<br />
laatste heeft bijna geen gezag, en allen komen<br />
er voor uit, dat als de aangeklaagde tot eene der<br />
familiën of gunstelingen van het Vorstelijk huis<br />
behoorde, er geen regt te verkrijgen was. Van<br />
deze zijde zijn dus ook de ingezetenen van de<br />
hoofdplaats bitter te beklagen geweest.<br />
Wij hebben hooger gezegd, dat het getal der<br />
ingezetenen omtrent 25,ooo zielen bedroeg. Over<br />
deze" geheele bevolking, of over het bedrijf<br />
van alle deze menschen waren geene geregelde<br />
belastingen gelegd. De Vorst vergenoegde<br />
zich, als hij iets noodig had, hetzij haudAverkslieden,<br />
vaartuigen of andere diensten, met die<br />
op te eischen ; en deze opëisching ging meer naar<br />
gunst, dan naar eenen zekeren regel. De Priaijs<br />
deden even zoo, gelijk ook alle andere Grooten.<br />
Toen de Heer Commissaris VAN SEVENHÜIZEN den<br />
rijksbestierder deed opmerken , dat eene zoodanige<br />
handehvijze aanleiding gaf tot groote onbillijkheden ,<br />
antwoordde hij, dat ook niemand iels opbragt, en<br />
dus zich konde laten Avelgevallen de lasten , die
— 3 77 —<br />
van hem gevorderd Averden. Toen men hem onder<br />
het oog brag ten, dat eene geregelde belasting<br />
den Vorst in staat zoude gesteld hebben , om alles<br />
Avat hij noodig had, voor betaling te erlangen,<br />
en zulks in het geheel niet drukkend zoude ge-<br />
Aveest zijn, Avas zijn aniAVoord , dat zij zoo diep<br />
niet doordachten , en hij het dan ook nu volkomen<br />
met ons ééns was.<br />
De handel alleen Avas belast ; te Aveten, van<br />
elk vaartuig ,, dat van buiten kwam, moest naar<br />
de grootte of het getal der equipage, een zeer gering<br />
regt betaald Avorden. Maar, behalve dat<br />
regt, moesten van groote vaartuigen, zoo als die<br />
der Arabieren, Chinesche Wankangs, enz. geschenken<br />
gebragt Avorden bij den Vorst, andere<br />
Grooien en den Sabandaar. Voor deze geschenken<br />
genoien zij bescherming; doch dezelve waren<br />
zeer drukkend voor de handelaren. Uit deze geschenken<br />
is het , dat de Vorst en voorname Priaijs<br />
fraaije glasAverken, gallons en kostbare sloffen voor<br />
kleederen, damast voor gordijuen, enz. , vqrkregen<br />
hebben, maar daar die onder velen<br />
moesten Avorden verdeeld, * zoo Avas het genot<br />
van elk .niet groot. De tegemvoordige Soesoehot*<br />
nan en Sultan kunnen zich niet begrijpen hoe<br />
de inkomende en uitgaande regten thans uvea<br />
duizend guldens per maand kunnen opbrengen,<br />
terwijl de handelaren en zeevarenden te vreden<br />
zijn. Zij zeggen, dat dit middel onder het inlandsen<br />
bestuur nimmer een vierde gedeelte van<br />
deze som beloopen heeft, en dat de meeste<br />
Aa5
— 37S —<br />
handelaren toen klaagden. Zij begrepen niet, dat<br />
het juist hunne ' wijze van heffen en knevelen<br />
was, waardoor zij minder dan wij ontvingen.<br />
Zij kunnen niet begrijpen, dat eene geregelde<br />
belasting, die gelijk werkt, veel voordeeliger is<br />
dan hunne ongeregelde geldheffingen. Toen de<br />
Kraton van MACHMOED BADAR, EL DIN door onze<br />
troepen bezet was, werden er magazijnen gevonden<br />
vol met Ghineesch porcelein, dat sedert<br />
jaren van Ghinesche Wankangs aan geschenken<br />
gegeven of gevorderd was; en zoo ging het met<br />
alles. Zij hebben niet eens het overleg, om de<br />
goederen, die zij ontvingen, en die natuurlijk<br />
den bandelaren geld gekost hadden , weder te<br />
verkoopen ; wij hebben de kostbaarste goud enen<br />
zilveren damasten en zijden stoffen gezien ,<br />
welke door lang bewaren vergaan of verstikt en<br />
bedorven waren.<br />
Laat ons nu overgaan , om het bedrijf en den<br />
handel van de ingezetenen dezer hoofdplaats te<br />
beschouwen. De hooge Priaijs en Mantries, welke<br />
met marga's of doeson's beschonken zijn, vinden<br />
hierin, zoo niet geheel en al, althans voor een<br />
groot gedeelte, voorziening in hunne huishoudelijke<br />
behoeften.<br />
De overige Priaijs, welke of niet in gunst zijn,<br />
of door verloop van tijd niet meer van wege<br />
den Vorst met doesons of dessa's worden beschonken<br />
, houden do<strong>org</strong>aans pandelingen en slaven ,<br />
die voor hen eenige rijstvelden bebouwen , of<br />
hun maandelijks eene soort van huur opbrengen j
— 3 79 —<br />
of op eenige andere wijze , door handwerk, enz.,<br />
een onderhoud verschaffen. Velen houden Tambangans,<br />
die zij verhuren , of dagelijks om vracht<br />
te verdienen , laten rondvaren. Zoo dezen geene<br />
middelen of geld van hunne voorouders hebben ,<br />
gaan dezen farailiën, achteruit, en zullen bij<br />
latere geslachten in de volksklasse terugzinken ,<br />
indien zij zich niet op den handel of op dea<br />
landbouw toeleggen.<br />
De andere volksklasse erneren zich door landbouw<br />
; dat is, zij begeven zich in het jaargelij, die<br />
daarvoor geschikt is, naar de plaatsen , alwaar zij<br />
ladangs of velden bebouwen ; anderen door handwerken<br />
, en de meer gegoeden door handel ;. terwijl<br />
de vrouwen van alle dezen, hetzij door het<br />
doen uitventen , of zelve uitventen van goederen<br />
of eetwaren, genoegzaam even zoo veel, en dikwerf<br />
meer bijdragen tot het onderhoud der huishouding,<br />
dan de man. De meeste Palembangers ,<br />
van allerlei stand, houden goede aanteekening<br />
van hunne zaken, sommigen zelfs journalen, als<br />
zij op reis zijn , van hetgeen zij ondervinden en<br />
opmerken. Ten dezen aanzien zijn zij zeer naauwkeurig.<br />
Zij zien er niet tegen op, om. voor hun<br />
belang zelfs eene zee-reis te doen.<br />
De grootste handel wordt gedreven met Java,<br />
Jianka, China, Riouw, Singapoera, Poelopinang,<br />
Malakka, Linga, Siam y terwijl van<br />
andere kleine eilandjes ook nog vele vaartuigen<br />
' aankomen. 'De voorwerpen, welke de voornaamste<br />
artikelen van handel uitmaken,< ziju aller-
— 38o<br />
lei soorten van Javasche lijnwaden , en kustlijn-<br />
Waden ; allerlei soorten van Europische chitzen,<br />
enz., alle deze onderscheidene lijnwaden,<br />
hetzij grof of fijn, worden , over het algemeen,<br />
zeer gretig verkocht. Voorts allerlei Ghinesche<br />
aard werken,- ruwe zijde, gouddraad , ijzeren pannen,<br />
droogerijen, thee, confituren en andere Chinesche<br />
waren. Andere artikelen van minder belang<br />
zijn de klapper- en katjang-olie Van Java en<br />
Siam , Javasche suiker, Javasche uijefi , Tamarinde<br />
, enz., mitsgaders eenige Europische mondbehoeften.<br />
De waarde van alle deze voorwerpen<br />
hehben in 1822 Leloopen omirent een half miilioen<br />
guldens, behalve voor honderd duizend gulden<br />
zout en afioen, welke van Gouvernemeutswcge<br />
aan het publiek verkocht zijn. Alle de<br />
voormelde goederen zijn in 1822 met groot voordeel<br />
verkocht. Het kan de opmerking niet ontgaan,<br />
dat alhier artikelen worden ingevoerd , die<br />
voortbrengselen van hun eigen land zij u , en<br />
zulks geeft dan ook geen hoog denkbeeld van den<br />
staat van hunnen landbouw.<br />
De Arabieren zijn de grootste handelaren in<br />
lijnwaden. Eenigen hebben schepen en vaartuigen<br />
, en de meeslen zijn zaakwaarnemers van<br />
anderen kooplieden builen Palembang. Op hen volgen<br />
de Chinezen. Zij koopen van de vaartuigen de goederen.<br />
Van de Arabieren en Chinezen koopen<br />
de Palcmbangers , die de goederen naar de binnenlanden<br />
ten verkoop brengen. Geen Chinees<br />
noch Arabier durft het nog wagen , om zelf
— 38i —<br />
in de binnenlanden te handelen ; zij vreezen be-<br />
roofd te zullen worden. De Palcmbangers koo-<br />
pen de goederen op crediet, en leveren daarvoor<br />
produktén terug.<br />
'De voortbrengselen, welke het Rijk van Pa-<br />
lembang oplevert, en die uitgevoerd worden,<br />
zijn bindrotiings, harst, benzoin,. drakenbloed ,<br />
knijoe laka , was , olifants-tanden , stofgoud. Deze<br />
allen worden niet opzettelijk aangekweekt, maar<br />
uit de bosschen en van de oevers der rivie-<br />
ren verzameld. Peper, koffij , suiker , gambier,<br />
pinangnoten, tabak, indigo, zijn voorwerpen,<br />
Welke geplant of aangekweekt worden ; en als<br />
voortbrengselen van nijverheid, gedroogde en ge-<br />
zouten visch, ruw aardewerk, rotting- en stroo-<br />
malten en zakken , koperwerken, zijden, met<br />
gouddraad doorwerkte , en katoenen kleedjes; docb<br />
het bedragen van deze uitgevoerde goederen heeft<br />
in 1822 naauwlijks de helft beloopen van de<br />
waarde der ingevoerde goederen. Dit minder<br />
bedragen heeft dus moeten . worden aangevuld<br />
door billioen , juweelen en baar geld, zoodat de<br />
hoofdplaats thans nog eene nadeelige balans van<br />
handel heeft.<br />
Verscheiden omstandigheden veroorzaken groote<br />
belemmeringen in den handel.<br />
Vooreerst , zijn er geene kooplieden, die ma-<br />
gazijnen houden, waarin de'Waren, die uit de<br />
binnenlanden afgevoerd worden, kunnen Avorden<br />
opgeslagen. In de. maanden, dat do Chinesche<br />
jonken en Javaausche handelaren zich op de hoofd-
— 38a —<br />
plaats bevinden, worden de voortbrengselen uit<br />
de binnenlanden gelrokken. Komt er overvloed ,<br />
dan zijn dezelve laag in prijs , en wordt er weinig<br />
afgebragt, dan zijn zij zeer hoog. Deze onzekerheid ,<br />
zoowel voor de zeehandelaren, die ook somtijds<br />
eenen geruimen tijd moeten wachten , als voor de<br />
Palembangers, brengt zeer veel onverschilligheid<br />
te weeg , en de zee-handelaar rekent bij den verkoop<br />
zijner goederen, dat hij geen voordeel op de<br />
terug te nemen lading zal hebben ; terwijl<br />
anderen ook verklaard hebben, dat zij geene winst<br />
kunnen behalen op hetgeen zij van hier medenemen,<br />
en dus geld of goud verkiezen. Allen de<br />
meer en meer veldwinnende inrigtingen van het<br />
Nederlandsche Gouvernement zijn vermogende , om<br />
eerlang dezen staat van zaken te verbeteren.<br />
Een tweede ongerief is, dat de binnenlanders<br />
meest zilveren Spaansche matten voor hunne<br />
waren bedingen, en de zee-handelaren dezelve<br />
gaarne uitvoeren, waardoor er een agio bestaat<br />
van 20 tot 25 pGt. op de Spaansche mat ; terwijl<br />
ook in de waarde der Javasche ropijen en Nederiandsche<br />
guldens onderscheid wordt gemaakt,<br />
zijnde de laatste bij de binnenlanders meer geacht<br />
dan de Javasche ropij.<br />
En eindelijk , de grootste hinderpaal is het gek<br />
aan koopwaren , hetwelk door onderscheidene<br />
redenen veroorzaakt wordt, die ons hier te verre<br />
zouden doen uitweiden ; maar met betrekking<br />
lot den handel van de Palembangsche hoofdplaats<br />
werkt daartoe mede, dat noch Arabieren noch
— 383 —<br />
Chinezen naar de binnenlanden durven gaan ; dat<br />
de Palembangers, die of Djenangs of zendelingen<br />
van Djenangs zijn, zich, of door ruiling van<br />
goederen, of tegen lage prijzen, van de voortbrengselen<br />
meester maken, en geen binnenlander<br />
de vrije beschikking over dezelve heeft, noch<br />
die zelf naar de hoofdplaats brengen, en verkoopen<br />
mag.<br />
Toen MACHMOED BADAR, EL DIN, in 1819,<br />
door zijnen versterkten Kraton , en door het vervoerbaar<br />
geschut, hetwelk hij voorhanden had,<br />
onze troepen, die gebrek aan krijgs-behoeften<br />
gekregen hadden, verpligtte, om de hoofdplaats<br />
te verlaten., veronderstelde hij , en, zoo als<br />
de gevolgen toonden, te regt , dat eene grootere<br />
Nederlandsche magt hem zoude komen straffen<br />
over zijne trouweloosheid. Dadelijk zond hij zendelingen<br />
door het geheele Rijk ƒ en liet aan de<br />
-ingezetenen weten , dat hij verpligt was oorlog te<br />
voeren, en ' hij dus van zijne qnderdanen verwachtte,<br />
dat zij hem met volk en andere hulpmiddelen<br />
zouden bijstaan. De versterking aan de<br />
Pladjoe Avas een oud en goed plan van verdediging<br />
; door de geschiktsten zijner Pangherans en<br />
Mantries liet hij deze plaatsen opnemen, en hem<br />
opgeven , op welke wijze dezelve versterkt moesten<br />
worden. Hiermede bekend geworden zijnde, regelde<br />
hij zelf den toevoer van de middelen , om<br />
de batterijen en andere versterkingen daar te stellen.<br />
Hij onderhield zijne Priaijs, Mantries, en<br />
de besten der ingezetenen over de noodzakelijkheid,<br />
i
. — 384 —<br />
waarin hij gebragt was, van te moeten oorlogen.<br />
Hij geliet zich , als of hij voor zich zelven<br />
dit niet wenschte, en hij, wat zijn persoon be-<br />
trof, liever het - slagt-offer wilde zijn , dan zijne<br />
hoofdplaats aan de rampen des oorlogs bloot te<br />
stellen, doch dat de eer van ziju huis, en de<br />
instandhouding van de godsdienst (!!) hem gebiedend<br />
noodzaakten, aan den drang der omstandigheden<br />
te moeien toegeven ; dat hij .evenwel het gevoe-<br />
len van zijn Hof nog eens wilde hooren , of er<br />
ook middelen ter voorkoming zouden wezen. Als<br />
een Vorst, een dwingeland, zóó spreekt, en<br />
zulks van indruk makende gebaarden doet ver-<br />
zeld gaan, dan zelfs hebben wij gezien, dat hij<br />
onder beschaafde volkeren de menschen verblindt,<br />
en hunne geestdrift opgewekt heeft ; geen won-<br />
der , dat zulks ook in de vergadering van alhan-<br />
gelingen en gunstelingen het geval was. Zij ver-<br />
klaarden zich geheel en al naar zijnen wil te zul-<br />
len gedragen, en met goed en bloed hem te zul-<br />
len bijstaan. Dit had MACHMOED BADAR EL DIN<br />
verwacht ; en nu gaf hij zijne bevelen ter be-<br />
reiking Yan zijn oogmerk, maar met zulk een'<br />
klem', dat niemand het durfde wagen,- daar<br />
niet aan te voldoen; terwijl sommigen uit be-<br />
lang , anderen uil geestdrift , en de mecsien door<br />
vrees gedrongen, alle hunne vermogens in het<br />
werk sieldeu, om den Vorst te behagen, door zoo<br />
veel kracht van menschen en middelen aan te<br />
voeren, als zij van de binnenlandsche bevolking<br />
bemagiigen konden , werwaarts ook Predikers ge-
— 385 —<br />
zonden werden, om het volk op te winden<br />
voor het belang van den Vorst, en er behoort<br />
maar weinig volken-kennis toe, om te gelooven ,<br />
dat deze middelen werken, vooral daar zij altijd.<br />
aan de andere zijde vergezeld gingen met do<br />
schrikbarendste bedreigingen. De geheele hoofdplaats<br />
werd in requisitie gesteld, waarin de Chinezen<br />
en Arabieren mede moesten deelen ; en het<br />
is alleen door zulke middelen- mogelijk geweest,<br />
dat MACHMOED BADAR EL DIN , in 1819, in den<br />
tijd van vier maanden , de geduchte werken heeft<br />
kunnen oprigten , waartegen onze magt, die dit natuurlijk<br />
niet konde verwachten, het hoofd stiet.<br />
De arbeiders uit de binnenlanden bragten hunne<br />
eigene rijst en voedsel mede; die uit de hoofdplaats<br />
werden gedeeltelijk door hem gevoed ; waartoe<br />
hij de rijst tegen betaling requireerde.<br />
MACHMOED : BADAR EL DIN bezat zelf eene<br />
menigte geschut van allerlei kaliber, en kocht<br />
zoo veel, als hij bij de ingezetenen vinden konde.<br />
Zelfs liet hij kruid maken, hetwelk bevonden<br />
is , eene goede proef te houden.<br />
. Toen zijne batterijen en sterkten, zoowel in<br />
1819, als in 1821 , opgerigt waren, benoemde hij<br />
zijnen zoon, den jongen Sultan, tot Generallissimus<br />
en stelde, zijner moeders schoonzoon en andere<br />
Pangherans tot bevelhebbers der batterijen aan.<br />
Bij elk stuk plaatste hij eenen Priaij of Mantrie,<br />
terwijl dezelve bediend werden door Miedjis, en<br />
andere ingezetenen van de hoofdplaats. Gedurende<br />
hef gevecht mocsien alle mannen , die niet ziek<br />
II. B b
— 386 — ,<br />
of gebrckkelijk Avaren , naar de batterijen of in<br />
derzelver nabijheid, en de overigen bij het geschut<br />
of in den kraton de wacht houden. Die<br />
achterbleef Averdmet oogenblikkelijke doodstraf bedreigd.<br />
Op elke batterij liet hij een of nvee zijner<br />
kinderen brengen, om des te grooter indruk te<br />
maken, terwijl hij zelf zich in zijnen kraton ophield.<br />
Toen, in 1821 , de eerste dag van het<br />
gevecht, in schijn tot zijn voordeel Avas afgeloopen<br />
, voer hij in staatsie langs de groote rivier,<br />
en liet met grooten ophef deze tijding alomme<br />
bekend maken.<br />
De battcrijeri en sterkten aan de Peladjoe en<br />
de Kambara Avaren zoo dik verschanst, en het<br />
achterste gedeelte derwijze door moerassen ingesloten<br />
, dat er geene kogels konden doordringen ,<br />
en zelfs de bommen geene schade konden aanrigten.<br />
Hieraan alleen moet men toeschrijven,<br />
dat het Yolk van BADAR-EL-DIN stand gehouden<br />
heeft. Eene groote menigte menschen op de bovengemelde<br />
wijze bijeen geraapt, die Aveinig belang<br />
in den uitslag van den oorlog hadden, zoude<br />
zich niet veel aan levensgevaar hebben blootgesteld.<br />
Op een vlak veld zouden zij ongetAvijfeld<br />
bij de eerste charge het hazenpad gekozen hebben<br />
, zoo als naderhand inderdaad de geheele<br />
menigte het op een loopen zette, zoodra onze<br />
troepen de batterijen beklommen. Met zulke benden<br />
kan men Avel achter muren en goede verschansingen<br />
vechten, maar niet voor de vuist.<br />
Men kan algemeen aannemen , dat overal, waar
— 387 —<br />
door list de onzen niet zijn in hinderlagen gelokt,<br />
eene inlandsche armee geslagen wordt, omdat<br />
bet grootste gedeelte uit gedwongene en ongeoefende<br />
manschap bestaat, die nimmer tegen<br />
onze krijgstucht en taktiek opgewassen zijn.<br />
Wie zoude niet verwachten, dat de kraton of<br />
bet paleis van den hovaardigen en schatrijken Vorst<br />
van Palembang inwendig alle pracht en gemak<br />
met zindelijkheid vereenigd zoude hebben? Niets<br />
van dit alles heeft men daar gevonden. Toen<br />
onze troepen in 1821 den kraton betrokken, was<br />
niet alleen alles inwendig vervallen, de muren<br />
dik met gras , en hier en daar met struiken begroeid,<br />
de houtwerken verrot en vermolmd; maar<br />
bet Avas overal zoo vol vuilnis en zoo ongeredderd,<br />
dat eene gansche compagnie pionniers , met<br />
een aantal koelies meer dan eene maand zijn bezig<br />
geweest, om de grofste vuilnis Aveg te ruimen<br />
, en eenige bewoonbare plaatsen in de menigvuldige<br />
gebouAven te maken, om tot huisvesting<br />
der officieren te kunnen dienen. Boven het groote<br />
middengebouw ((25) in het midden van den kraton<br />
is eene verdieping, en rondom dezelve eene<br />
opene gallerij , van Avaar men een ruim en zeer<br />
fraai gezigt heeft op' de rivier en op de landsdouw.,<br />
die den kraton omringt. Dit vertrek,<br />
helAvelk thans een zeer gezond en aangenaam vcr-<br />
Tia5) Eene afbeelding van dezen kraton vindt men<br />
in het Tijdschrift Cybele , IV stuk, bij Gebr. DIEDE-<br />
RICHS, te Amsterdam uitgegeven in 1827.<br />
Bb 2
_ 388 —<br />
blijf is, was destijds de Avijkplaats van een legioen<br />
van vledermuizen, scorpioenen, duizendbeenen<br />
en ander ongedierte. Zelfs was niet eenmaal<br />
de schade hersteld, welke door eenige kogels van<br />
de'korvetten Ajax en Eendragt, in 1819, daarin<br />
gemaakt Avas. De slaapkamer des Sul lans Avas een<br />
duister en akelig vertrek , in het midden van het<br />
gebouw, waar het daglicht nimmer kon doordringen.<br />
MACHMOED BADAR EL DIN had vastgesteld, dat<br />
eene vrouAV , met welke hij gemeenschap had gehad<br />
, nimmer eenen anderen man aanschouAven<br />
mögt. Daar de wellusleling van alle kanten de<br />
schoonste vromven lot zich liet brengen , Avas het<br />
getal derzelve reeds lot vijf honderd toegenomen.<br />
Men kan zich ligtelijk den ellendigen toestand<br />
dezer schepselen voorstellen. Jaloezij, haat,<br />
wraakzucht, slaafsche vernedering, beesiachtige<br />
buitensporigheden} diepe onbeschaafdheid, in<br />
een woord allerlei den mensch onteerende hartstogten<br />
en hoedanigheden heerschten onder deze<br />
beklagenswaardige voonverpen. Hel Avas ook alleen<br />
door wreede straffen en strenge clAvingelandij,<br />
dat zulk eene huishouding bij mogelijkheid te regeren<br />
was.<br />
Onder de middelen, Avaardoor de reeds genoemde<br />
Babans of Djenangs nog voordeden van<br />
de inwoners hunner doesons trokken, behoort nog<br />
vermeld te Avordcn , dat zij de hoofden en mindere<br />
ingezetenen, die uit de bovenlanden kwamen<br />
en zich altijd bij hen moesten vervoegen, zoo lang<br />
\>
~38 9-<br />
ophielden , lol dat hun voorraad van levensmiddelen<br />
verteerd was. Alsdan .voorzagen zij hen<br />
van leeftogt, of leenden hun geld., met aanrekening<br />
van ten minste drie kapitalen winst (126) of<br />
interest. Waarlijk het was geen wonder, dat eene<br />
aldus verguisde bevolking afkeerig Avas van stadwaarts<br />
te komen, om de vruchten van hunne<br />
vlijt, onder zulke afpersingen, tot geld te<br />
maken.<br />
In de groote hoofdplaats van Palembang AVas<br />
geene enkele openbare marktplaats of Bazar (in de<br />
uitspraak Pasar). Op de hoeken der spruitjes of<br />
kreekjes der groote rivier werden eetwaren eu<br />
vruchten verkocht en andere goederen werden<br />
door Chinezen (die op hunne rakits ook Avinkels<br />
bielden) met schuitjes rondgcveild, doch dit Avas<br />
ook alles. De Heer Commissaris VAN SE VEN-<br />
HOVEN heeft in 1822 eene groote markt in de<br />
nabijheid van de Chinesche kamp, doen aanleggen.<br />
Vier zeer groote langAverpige en overdekte<br />
looiseu wemelen dagelijks van duizenden koopers<br />
en verkoopers, en eerlang zal dit de plaats Avorden<br />
, Avaar de binnenlanders met hunne rakits zullen<br />
aankomen ., om , onder het mild en billijk Nedcrh<br />
bestuur , vrijelijk hunne goederen aldaar ten<br />
(126) Van een ander soortgelijk misbruik, te weten<br />
, de Tiban-Toekong heb ik reeds melding gemaakt<br />
, Deel I., bl. 180. — Deze knevelarij was een<br />
geliefkoosde financiële maatregel van den Sultan van<br />
Palembang»<br />
Bh 3
— 390 —<br />
verkoop te brengen. De grond , rondom de<br />
hoofdplaats zoowel, als in de binnenlanden is bij<br />
uitstek vruchtbaar. Alle soorten van vruchten<br />
en moeskruiden, die onder deze luchtstreek voorkomen<br />
, groeijen hier Avelig en in overvloed. Vele<br />
soorten van Europesche groenten worden hier<br />
met het beste gevolg aangeplant. Volgens het<br />
getuigenis van den Heere VAN SEVENHOVEN ontwikkelen<br />
zich de moeskruiden van Europeschen<br />
oorsprong te Palembang tot hooger volkomenheid<br />
dan op Java, en zijn er malscher, saprijker en<br />
aangenamer van smaak. Het zelfde mag men<br />
van de minst ontbeerlijke produkten van het<br />
dierenrijk aanmerken. Het gevogelte is op Palembang<br />
zoo voortreffelijk als ergens in geheel<br />
Indi'è. De varkens , schapen , herten, het kleiner<br />
wild, het ossen- en het buffelvleesch overtreffen<br />
in smaak en kortheid het vleesch van alle<br />
soortgelijke dieren op Java. In dit opzigt verliest<br />
men derhalve niets, en Palembang is alleszins<br />
geschikt, om, met der tijd, een der aangenaamste<br />
etablissementen van Nederlandsch Indi'è<br />
te Avorden.<br />
De ligging der hoofdplaats is, gelijk reeds bemerkt<br />
is, volkomen voor eene groote handelplaats<br />
geschikt. Alle soorten van koopvaardijschepen<br />
kunnen midden in dezelve ten anker komen, en de<br />
gelegenheid voor den handel zeer voordeelig zijnde<br />
tussuhen Java en in de Straat, welke do<strong>org</strong>evaren<br />
moet Avorden, om naar Malakka, Bengalen,<br />
China, Siam, Manilla en andere plaatsen te
— 3gi —<br />
zeilen, zoo kan het niet falen, of zoodra hier<br />
voorwerpen van handel zijn, zullen dezelve bier<br />
afgehaald Avorden. De ligging van de hoofdplaats<br />
geeft nog het uitzigt op verscheiden andere voordeden.<br />
Bij onze allereerste aankomst werd mijne<br />
oplettendheid naar meer dan eene plaats gelokt,<br />
die alle geschiktheid scheen te hebben , om aldaar<br />
een droog dok, tot aanbouw, vertimmering en<br />
repcratie van schepen aan te leggen (eene zoo<br />
wezenlijke behoefte in onze Ncdcrl. Oost-Indische<br />
bezittingen). Toen ik dit denkbeeld aan den<br />
Heere VAN SEVENHOVEN mededeelde , bad ik het<br />
genoegen dit met zijn gevoelen geheel te zien<br />
overeen stemmen. Alles vereenigt zich met één<br />
woord, om de hoofdplaats van Palembang, in<br />
eene veilige en zeer bloeijende handelsplaats te<br />
herscheppen. De grond brengt er overvloedig alles<br />
voort; de nijverheid der bevolking is al Avat<br />
er nog aan ontbreekt, om Palembang tot eene der<br />
voornaamste bezittingen der Ncderlandsche kroon<br />
in Indic te verheffen.<br />
Ik ga thans over lot eene korte beschouwing<br />
van de Palcmbangsche binnenlanden. Gaarne<br />
mijne eigene Avaarnemingcn ouderAverpende aan<br />
bet oordeel van mannen voor Avicr ervarenis en<br />
kunde ik de hoogste verecring koester, zal hetgeen<br />
ik desAvege zal aanteekeuen , altijd getoetst zijn<br />
aan de beschouwingen van de meermalen in dit<br />
werk genoemde Heeren H. AV. MUNTINGHE en<br />
j. T, VAN SEVENHOVEN, die beide de hoogc betrekking<br />
van Commissaris van het Nederlaudsch<br />
Bb 4
-- 39a —<br />
Gouvernement in Palembang bekleed hebben , en<br />
welke beiden ik de eer heb gehad, als privaatsecretaris<br />
mijne geringe diensten te mogen toeAvijden.<br />
Mannen, wier namen in Indi'è algemeen<br />
met hooge venera tie genoemd worden, en Avelke<br />
namen ook de inlandsche bevolking van Palembang<br />
nimmer uiten , zonder een zegenweusch daarbij te<br />
voegen (127).<br />
(127) Dit gezegde steunt op de omstandigheid<br />
welke mij dikwerf aldaar is vo<strong>org</strong>ekomen. Wanneer<br />
de inlanders van een der beide genoemde hooge ambtenaren<br />
spraken , voegden zij er altijd bij : Barang di<br />
salamatkan Allah-ta-àla toean MUNTINGHE dan toean<br />
SEVENHOVEN, (Moge de Almagtige de Heeren M. en S.<br />
zijnen zegen schenken). Zuiver en ongeveinsd gevoel<br />
van dankbaarheid voor eene weldadige verbetering<br />
van hun voormalig drukkend juk onder den Sultan,<br />
was op het gelaat dozer goede inlanders levendig geteekend.
3y3<br />
TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />
De binnenlanden van het Palembangsche .fiijk.—<br />
Orang koeboe. — Produkten. — Gewone prijzen<br />
der voornaamste -artikelen. — Handel.<br />
Contribution aan den Sultan. —Voornaamste<br />
Wetten en Adat.<br />
De marga's (distrikten) en provinciën van het<br />
Palembangsche Rijk-, de binnenlandsche bevolking,<br />
de voornaamste produkten en de wetten , zullen de<br />
onderwerpen zijn , omtrent welke ik , zakelijk en<br />
kort, in dit hoofdstuk, eenige aantcekeningen<br />
zal inededeelen. Uit de voorafgaande beschouwing<br />
van de hoofdplaats zal men zich een tamelijk<br />
volledig begrip van de regering, en de tot nu toe<br />
slechts weinig ontwikkelde bronnen van handel<br />
en Avclvaart kuunen vormen.<br />
De binnenlandsche provinciën onlleenen hunne<br />
namen van de voornaamste rivieren , die dezelve<br />
bespoelen. De eerste en tevens de vruchtbaarste<br />
provincie is die van de Anak-Moesie (kinderen<br />
der Mocsi) aldus genoemd, omdat zij d"e voornaamste<br />
spruiten van de reeds gemelde riYicr<br />
Mocsi in zich bevat. Deze provincie brengt de<br />
B b 5 .
-394 -<br />
meeste peper op. Na deze komt de provincie<br />
Moesi of Soengie-Moesi (128) in aanmerking, en<br />
is mede rijk in de gewone produkten van het<br />
land, schoon hier minder peper geteeld Avordt,<br />
dan in de 'eerstgemeïde. Beide provinciën zij u<br />
ook zeer vruchtbaar in rijst, katoen, Avas en stofgoud.<br />
Deze marga bevat de doesons of dorpen,<br />
die aan de oevers der Moede of groote rivier gelegen<br />
zijn.<br />
De Marga Lamatang, aldus naar eene rivier<br />
van dien naam genoemd, is de derde provincie,<br />
en ligt ten oosten van de Marga-Moesi.<br />
De provincie Ogan ontleent haren naam insgelijks<br />
van de rivier Ogan, welke, zoo als reeds<br />
bemerkt is, zich in de nabijheid van de hoofdplaats<br />
met de Moesi vereenigt.<br />
De marga Rembang-Ogan bevat de docsons<br />
langs de boorden der vrivier Rembang, Avelke<br />
zich met de Ogan vereenigt. Deze provincie is<br />
bijzonder vruchtbaar in het uitmuntend riet (rattan)<br />
AVaarvan de fraaije Palembangsche vloermatten<br />
gemaakt Avorden.<br />
De rivier Blida vereenigt zich , door middel<br />
ecner do<strong>org</strong>raving (troesaii) met de Ogan, en<br />
geeft haren naam aan de kleine'provincie of marga<br />
Blida j, die de minst vruchtbare van allen is, en<br />
door den Sultan, voor de rijksgrooten, die. bij<br />
hem in ongenade vervallen Avarcn, lot eene ballingplaats<br />
bestemd AVas. De rivier Blida vereenigt<br />
(128) Socngie belcckcnt rivier.
- 395 -<br />
zich ook met de Moesie, op een kleinen afstand<br />
beneden de uitwatering van de Lamatang.<br />
De Banjo-Assim (zout-Avater) rivier, die zeer<br />
breed is en in zee uitloopt, geeft haren naam aan<br />
eene uitgestrekte provincie, Avelke, behalve de<br />
geAVone produkten , inzonderheid eene zeer groote<br />
menigte van olifanten bevat. Dit gewest , hetwelk<br />
inAvendig nimmer door Europeanen bezocht<br />
was, is in alle rigtingen (in 1824) door den<br />
Heere Commissaris VAN SEVENHOVEN doorkruist<br />
geworden, op welke ontdekkingstogten ik de eer<br />
had, met den verdienstelijken, voor de dienst van<br />
het Gouvernement te vroeg overledenen Heer j.<br />
STEFFENS , den Commissaris , te vergezellen. De<br />
rivier Pontian besproeit mede eene reeks van<br />
vruchtbare doesons, die aan de provincie Banjo-Assim<br />
grenzen.<br />
De Komoring is eene groote rivier, die oostwaarts<br />
van de Ogan stroomt, met welke laatste<br />
zij ook, door middel van eene do<strong>org</strong>raving of<br />
gracht {troesan,) van welke kanalen in het Palembangsche<br />
Rijk velen door de Sultans zijn tot stand<br />
gebragt, hetwelk inderdaad het eenige nut is ,<br />
dat hunne regering opgeleverd heeft) vereenigd<br />
is. De inwoners dezer provincie bestaan grootendeels<br />
uit Javanen , Boeginezen en Maleijers, die<br />
niet zelden den spot dreven met het gezag van<br />
den Sultan , en hem de gewone opbrengst van<br />
produkten stoutmoedig weigerden.<br />
Wij hebben reeds in verband met de beschrijving<br />
van de hoofdplaats eenige voorname artikelen
— 396 —<br />
van in- en uitvoer, opgenoemd. De uitvoeren<br />
bestaan uit de produkten van het land: pe-<br />
per , katoen, rattan, was, drakenbloed (djer-<br />
nang) , benzoin , gambir , olifantsianden , lakir-<br />
hout (kaijoe-lakir) en eene kleine hoeveelheid vo-<br />
gelnestjes (sarang-boerong). Het produkt van de<br />
peper mag jaarlijks op 16000 pikols van 125 f§<br />
geschat worden , die door het Gouvernement,<br />
tegen 3 à 4 Sp. matten de pikol, Avordt inge-<br />
kocht.<br />
De tweederlei soorten van katoen (kapok, gossy-<br />
plum arboreum, en kapas, gossypium herbaceum) ,<br />
zijn den lezer reeds gedeeltelijk bekend. De ka-<br />
pas of eigenlijke en fijner katoen is de vrucht<br />
van een heestergewas, dat eene tamelijk z<strong>org</strong>vul-<br />
dige aanltAveeking vereischt. , De andere soort,<br />
kapok, is de vrucht van een boom , die met zijne<br />
horizontaal uitgegroeide takken eene vreemde ver-<br />
toouing maakt. Deze boom heeft donkere blaauAV-<br />
groene bladen , en bereikt eene hoogte van 20 tot<br />
a5 voet (129). Kapas Avordt] voor de weverijen<br />
Van lijnwaden , en kapok tot het vullen van bedden<br />
en kussens gebezigd , waartoe dezelve, door haro<br />
elasticiteit en luchtigheid zeer geschikt is. Om-<br />
trent 4 00 ° pikols katoen Avordt gemakkelijk jaar-<br />
(129) In het meermalen aangehaalde IV nommer<br />
van het Tijdschrift Cybcle , vindt men, op de plaat<br />
van de Palembangsche kralons, zulk ecneu kynokbooin<br />
afgebeeld.
— 397 —<br />
lijks in het Palembangsche Rijk ingezameld. Van<br />
ruAve kapok is de prijs , per pikol , van 3 lot 4<br />
Sp. m. Van gezuiverde kapas ten minste 8 lot<br />
lo Sp. m. de pikol.<br />
Rattan (of rottings , gelijk wij dit riet bij verbastering<br />
noemen) van drie vademen lengte, in<br />
bundels van ioo stuks worden per bundel tot 17<br />
Sp. m. verkocht. Van mindere lengte tot 10,<br />
12 en i4 Sp. m.<br />
Drakenbloed {djernang) en benzoin {kaminian)<br />
Avorden van 14 tot 25 en Avel eens 3o Sp. m. de<br />
pikol verkocht.<br />
Olifantstanden , tAVee in de pikol, dat is van<br />
de grootste soort , 80 Sp, m. ; van vier in de pikol<br />
60 Sp. m. de pikol, en zoo vervolgens.<br />
Kajoe-Lakir Avordt in groote hoeveelheid dooide<br />
Chinesche jonken uitgevoerd , en wordt door<br />
hen als Avijrook in hunne huizen en tempels<br />
gebruikt.<br />
Stofgoud verschilt in prijs naar deszdfs hoedanigheid.<br />
De mindere soort Avordt mas-moeda of<br />
jong goud , en de betere soort., van hooger kleur,<br />
mas-toea of oud goud genoemd. Het stofgoud van<br />
Yambi en Siak , dat het beste is : Avordt betaald :<br />
Mas-toea, tot 3o à 32- Sp. m. de tahil of a J<br />
Sp. m.'zwaarte.<br />
Mas-moeda, 22 a 23 Sp. m. zAvaarte.<br />
En het goud van de Marga-Komoring 3 dat het<br />
minst goede is :<br />
Mas-toea , 17 à 18 Sp. m. de tahil.<br />
Mas mocda, i3 à i3 « (
- 398 -<br />
hetgeen met eene geringe variatie lot maatstaf voor<br />
den do<strong>org</strong>aanden prijs van het stofgoud kan aangenomen<br />
worden (t3o)<br />
Ten slotte van dit kort overzigt van de Palembangsche<br />
binnenlanden, laat ik hier eene officiële<br />
opgave volgen, Avelke onder de papieren van den<br />
voormaligen Sultan, MAHMOED BADR-EL DIN, gevonden<br />
is, en Avaaruit men nagenoeg eene vergelijkende<br />
begrooting van de betrekkelijke vruchtbaarheid<br />
der voornaamste margas zal kunnen afleiden.<br />
Het is de staat der opbrengsten, Avelke<br />
die Margas aan den gemelden Sultan moesten uitkeeren.<br />
Het stuk is een brouillon, door MAHMOED<br />
BADR-EL DIN eigenhandig opgemaakt.<br />
Distrikt Anak-Moesie: 4°j 000 ganlans peper.<br />
3o,ooo « padi (rijst in<br />
den bolder).<br />
iooo Sp. m. Tiban-toekong<br />
(i3i)..<br />
ioo « «hoofdgeld in<br />
de doeson JLikim,<br />
3 Tahil stofgoud.<br />
65,ooo stukken gambir.<br />
—— Moesie ; 63,ooo gantans padi.<br />
i6o Sp. m. hoofdgeld.<br />
10,000 gantans peper<br />
(i5o) Het stofgoud van Borneo ; bij v. , is tusschen<br />
deze beide uilersten, en kost Mas-toea 26 à 27 Sp.<br />
m. en Mas-moeda 23 à 24 Sp. m.<br />
(i3i) Zie Deel I , bl. 180.
— 399 —<br />
Distrikt Lamatang: 167,000 gantons padi.<br />
10,000 « peper.<br />
—— Ogan: i5i,ooo gantons padi.<br />
3,ooo « peper.<br />
Rembang-Ogan : fo,oc\o, gantons padi.<br />
—— Banjoe-Assim : 45,ooo « padi.<br />
Komoring, onbekend, wegens de Avei-<br />
11 ige ondergeschiktheid der<br />
bevolking ; het distrikt<br />
echter zeer vruchtbaar.<br />
In de binnenlanden van Palembang vindt men<br />
, een wilden volkslam , Orang Koeboe genoemd ,<br />
die allen omgang met andere volken weigeren.<br />
Zij doen niemand leed , en drijven handel zonder<br />
zich te vertoonen. Men plaatst op sommige bekende<br />
plaatsen, waar zij zich ophouden, lijnwaden<br />
, tabak en andere artikelen , 'welke zij noodig,<br />
hebben. Daarna slaat men op een gonggong tot<br />
een teeken, en venvijdert zich van die plaats. De<br />
Orang Koeboe komen de nedergclegde artikelen<br />
afhalen, en leggen meer dan de Avaarde in honig j<br />
Avas en andere artikelen in de plaats neder.<br />
Ik zal hier nog het een en ander over de binnenlandsche<br />
wetten van Palembang laten volgen ,<br />
voornamelijk , omdat zij niet alleen in het Palembangsche<br />
Rijk, maar over het grootste gedeelte<br />
van Sumatra in gebruik zijn, en zelfs, met
4oO —<br />
eenige Aveinige uitzonderingen, lot rigistaoer dienen<br />
bij vonnissen en strafocfeningen der Sultans<br />
en andere hoofden der bevolking, in de<br />
Vorstenlandcn van Java , en in de binnenlandsche<br />
distriktcn van vele andere bezittingen. Het<br />
mag inzonderheid voor den jeugdigen Europeschcn<br />
Ambtenaar in India belangrijk geacht Avorden,<br />
zich met den geest dei- eigenlijke inlandsche Avetten<br />
bekend te maken. Voor den weetgierigen<br />
lezer, die in geene dergelijke, betrekking staat ,<br />
zullen echter de volgende bijzonderheden ook<br />
niet geheel onverschillig zijn. De belangrijkrijkste<br />
trekken heb ik zoo beknopt mogelijk<br />
bijeen gevat.<br />
' De Palembangsche Vorsten, gelijk de meeste<br />
anderen op Sumatra en in gnnsch Indi'è, behouden<br />
de uitvoering der Avctten aan zich zelven.<br />
In de hoofdplaats, gelijk wij gezien hebben, doet<br />
het de Vorst in eigen persoon ; in zijne onderlioorige<br />
bezittingen geschiedt zulks door eenen<br />
vertegenwoordiger. Deze heeft op zijne beurt een<br />
plaatsvervanger, en alle de ondergeschikte gezagvoerders<br />
hebben zoodanig een uilvoerder van<br />
hunne hevelen (Adi-Patti) , aan Avien zij diluverf<br />
alle afdoening van zaken toevertrouAVen , én zich ,<br />
voor hen zclvcn, met den uiterlijken glans, en<br />
de wellustige levcnsAvijze, Vergenoegen, Avelke<br />
hun rang hun toelaat). Een slaat op Sumatra,<br />
en in het algemeen in Indie , bestaat niet, gelijk<br />
in Europa en andere Averclddeelen, uit provinciën<br />
, departementen en bevestigde steden , maar<br />
uit
— 4oi —<br />
uit eene groote menigte van dorpen , en eene nog<br />
groote hoeveelheid van ontzaggelijke bosschen en<br />
bebouwbare stukken lands. De eenige vesting ia<br />
do<strong>org</strong>aans op de hoofdplaats het Vorstelijk paleis<br />
of kasteel {Kraton). Eene Indische gemeente bestaat<br />
derhalve uit een of meer dorpen, onder<br />
het bestuur van een opperhoofd, een' tAveeden in<br />
gezag, een* priester en een' schrijver, geholpen<br />
door de oudste inwoners en door de leenbezitters<br />
Van het land» Deze dorpsbeambten Avorden somtijds<br />
door hunne mede-inAVoners , somtijds ook doot<br />
hunne meerderen, en somtijds door den Vorst<br />
gekozen , maar altijd bestaat er eene groote maat<br />
Van gelijkheid onder de leden van zulk eene binnenlandsche<br />
gemeente, omdat de eene den anderen<br />
Weinig in rijkdom overtreft, of liever, omdat geen<br />
van allen gezegd kan Avorden , eenig aanzienlijk<br />
Vermogen te bezitten. Alle voorkomende zaken<br />
Van geen zeer groot aanbelang , AVorden afgedaan<br />
door de dorpshoofden ; terwijl die van meer ge*<br />
wigt schriftelijk door hen aan hooger gezag me-><br />
degedeeld en onderworpen worden. Het bestuur<br />
Van elke binnenlandsihe gemeente , is een afbeeldsel,<br />
in het klein, van de regering der hoogste<br />
magt in de hoofdplaats , alwaar het oppergezag<br />
in naam uit vier personen bestaat, te wetenl uit<br />
den Vorst {Radja of Sultan), den vertegenwoordiger<br />
of eersten staatsdienaar {Adi-patti) , den opperpriester<br />
{Panghoeloe) , en den opperregier<br />
{Djaksa). Nimmer voert de Vorst het ambt van<br />
regter, iu eigen persoon uit ; hij bemoeit zich<br />
II. C G
— 402<br />
daarmede , Avanneer hij zulks goedvindt, op grond<br />
van het dubbel beginsel, dat hij willekeurig Souverein<br />
en Opperhoofd van de godsdienst is,<br />
twoe hoedanigheden , die in het Oosten onafscheidelijk<br />
aan elkander verbonden zijn. Ook de Adipatii<br />
bemoeit zich weinig of niet met reglerlijke<br />
zaken, en laat dezelve genoegzaam altijd over.<br />
aan den Panghocloe en den Djaksa. De eerste is<br />
als hoogcpriestcr zeer ervaren in de Mahomedaansohc<br />
wetgeving, en staat in meer verheven rang<br />
dan de Djaksa , aan Avien meer bijzonder de behandeling-<br />
van kleinere zaken, en van die Avelke<br />
in de ommelanden voorvallen , wordt overgelaten.<br />
De Djaksa, is van zijnen kant het meest bedreven<br />
in do Adat (manieren) van het land, dat is in<br />
alle zoodanige instellingen welke van de voorschriften<br />
van Mahomed afAvijken , maar door het gebruik<br />
van onheuchelijke jaren kracht van wet hebben<br />
gekregen.<br />
Burgerlijke geschillen worden door den dorpsraad<br />
besiegt, en meer bij Avijze van minnelijke schikking<br />
dan door vonnis uitgeAvezen. De zittingen<br />
worden in het openbaar , in een daartoe geschikt<br />
gebouAV {Bali bali) gehouden , en het volk Wordt<br />
derAvaarts geroepen , door het geluid van een<br />
gong gong, of bedoek , zijnde een groot stuk uitgehold<br />
hout, waarop met een' stok geslagen<br />
Wordt. Zaken van meer aanbelang, Avorden altijd)<br />
beschreven, en het bestraffen van misdaden waarmede<br />
de doodstraf gemoeid is, wordt aan het<br />
hoogere geregtshof overgelaten. Bij de behande-
— 4o3 —<br />
ling van gewigüge zaken Avorden de ziiiingcn op<br />
eene meer plegtige wijze , in de gallerijen van de<br />
Moskee of Missidjiet gehouden. De aanklager<br />
voert zelf het woord, bij draagt zijne klagt aan<br />
den regter voor, zonder pleitbez<strong>org</strong>er . en kwijt<br />
zich daarvan veelal met ongemeene natuurlijke<br />
Avelsprekendheid. Vervolgens roept hij zijne getuigen<br />
op. De andere partij verdedigt zich op de<br />
eelfde wijze , waarop de regier terstond uitspraak<br />
doet, en het vonnis op staande voet ten uitvoer,<br />
doet brengen.<br />
Merkwaardig is de beschrijving van de hoedanigheden<br />
Avelke eenen goeden regier bchooren eigen<br />
te zijn , zoo als die voorkomt in twee oude<br />
handschriften (i32), en een belangrijk tafereel<br />
geeft van een zonderling zamenmengsel van zedekunde<br />
, barbaarschheid , en gezond oordeel : « Boven<br />
alles moet een regter de striktste onzijdigheid<br />
bezitten , en alle zaken welke hem Avorden vo<strong>org</strong>edragen<br />
, kunnen wegen en Avikken, met de<br />
zelfde naauAvkeurigheid, waarmede men goud of<br />
andere kostbare voonverpen in eene weegschaal<br />
weegt, scherp toeziende op den evenaar, zoodat<br />
er aan de eene nooh aan de andere zijde in het<br />
minste worde bijgevoegd of afgedaan. Hij moet<br />
boog verheven zijn boven omkooping, heizij dezelve<br />
Avorde in het werk gesteld door aanbieding<br />
van geld, van eer of van andere goederen. In<br />
(i32) Niti pe-Radja (oog of licht der Vorsten) ,<br />
en Socria Alam (Zon der Wereld).<br />
C C 2
- 4 o 4 -<br />
geen geval hoegenaamd vermag een regter geschenken<br />
van eene of van beide partijen aantenemen ;<br />
zelfs dan Avanneer hem zulks niet bewegen konde<br />
tot onregtvaardigheid, zonde het zijn' goeden<br />
naam krenken. Hij zal in alle hem vo<strong>org</strong>edragene<br />
zaken zelf uitspraak ,doen, en zulks in den<br />
minst mogelijken tijd, opdat de partijen zoo kort<br />
mogelijk in onzekerheid gehouden Avorden, en men<br />
den regter niet aanzie voor eenen huichelaar , die<br />
voor geld zijnen goeden naam wil verkoopen.<br />
Neittemin zal hij zich den tijd geven om alle omstandigheden<br />
, welke tot opheldering eener zaak<br />
dienstig kunnen zijn, vlijtig opiesporen en rijpelijk<br />
te ovenvegen. Zijne uitspraak moet altijd op<br />
heilige Avaarheid gegrond zijn , en zijne innerlijke<br />
overtuiging , na een gemoedelijk overleg, moet<br />
daartoe de grondslag zijn. 3 ''<br />
«Bezit de regter zoodanige onontbeerlijke hoedanigheden<br />
niet, zoo zal men hem de tong uit den.<br />
mond snijden , men zal zijne lippen met gloeijende<br />
tangen nijpen of hem de beide ooren afsnijden !<br />
Indien de regter eentg officieel berigt in zaken<br />
van aanbelang, indient, en hetzelve niet met de<br />
Avaarheid overeenkomt, zal men hem Avanneer<br />
het vonnis voltrokken is, de beiden handen a f houwejij<br />
en wanneer het vonnis nog onuitgevoerd is,<br />
zal men hem in allen geval het land uit bannen."<br />
Om getuigenis in eene of andere regterlijke zaak<br />
te kunnen afleggen, moet men van een ander<br />
dorp en eene andere familie zijn dan de belanghebbende<br />
personen. Indien het geschil lusschen
—«ft - ;<br />
personen van een en het zelfde dorp bestaat, worden<br />
de dorpsgenooten als bevoegde getuigen aangemerkt.<br />
Overigens Avordt aan vrouwen, slaven,<br />
stamelaars, lammen , verminkten , misgeborenen ,<br />
melaatschen en aan personen die met de vallende<br />
ziekte behebd zijn, het ^geven van getuigenis verboden<br />
(i33). Zelden wordt het getuigenis door<br />
den eed bevestigt, alzoo de eed bij deze volken<br />
met meçr plegtigheid dan bij ons Avordt afgenomen..<br />
Zij zweren bij den Koran, maar de binnenlanders<br />
veelal ook op de plaatsen waar hunne vaderen<br />
begraven zijn. Het formulier is eenvoudig en<br />
krachtig: spreek ik ouAvaarheid , dus luidt het,<br />
dan moge ik nimmer meer eenig geluk smaken;<br />
doch spreek ik waarheid , dan kome de zegen van<br />
deu goddelijken Profeet, van alle mijne voorouderen<br />
en van mijnen Heer en Koning over mij.<br />
De eed word meest gceischt in zoodanige gevallen<br />
, Avaarin de Avare toedragt der zaak niet door<br />
stellige beAvijzen kan Avorden aan den dag gebragt.<br />
In zulk een geval verlangt de regter dat de onschuldige<br />
zijne verklaring met een" eed bevestige. In<br />
Europa zoude men zulk een' maatregel voor zeer gebrekkig<br />
houden; maar er beslaat geen volk, hetwelk<br />
meer eerbied voor. het onschendbare en heilige van<br />
den eed gevoelt dan de Indissche bergbewoner. De<br />
Avet .bepaalt geene straf voor den meineed , maar<br />
het bestraffen en Avreken daarvan Avordt aan de<br />
oiiziglbare hemelsche magten {Diwata) overgelaten.<br />
(i53) Adat uf Wetten *-an Redjang op Sumatra.<br />
C c 3<br />
'd
*<br />
I<br />
— 4o6 —<br />
Somtijds wordt ook de eed van andere met de<br />
partijen in betrekking staande personen vereiseln^<br />
terwijl tol bevestiging der verklaring Van den beschuldigen<br />
j ook het getuigenis van anderen wordt<br />
hoodig geacht. Als de betwiste zaak de bezitting<br />
aangaat van den grootvader , Avorden alle zijne,<br />
nakomelingen zoowel als de zijdelingspruiten van<br />
2ijn geslacht , gerekend, in den eed begrepen te<br />
zijn. Als het betAviste den vader betreft , zott<br />
worden enkel zijne nakomelingen in de gevolgen<br />
van den eed begrepen. Betreft de zaak alléén dé<br />
aamvezigé partijen , en is zij bij hen zelven ontslaan<br />
,--dan Avorden-zij en hunne onmiddelijke afstammelingen<br />
alleen in de gevolgen van den eed<br />
betrokken, en al is er maar een eenige onder al*<br />
Ie deze afstammelingen, die zich onwillig tot het<br />
afleggen van den eed verklaart, zoo'wordt door<br />
deze Aveigering de eed van alle de andere personen<br />
of getuigen in regten krachteloos, en geldt<br />
even zoo min, als of eene der partijen zelve geweigerd<br />
hadde den eed te doen. Van dit geval<br />
zijn de voorbeelden niet zeldzaam. De geest van<br />
deze instelling sehijut ten oogmerk te hebben, een<br />
grooter geAvigt en kracht van bewijzen en blijkbaarheid<br />
tb vorderen, en meer klem aan den eed<br />
te geven , naarmate het langdurig verloop van<br />
tijd , de staving der gebeurtenissen door voldoende<br />
hcAvijzen rnoeijdijker maakt. De afdwinging<br />
eener bekentenis door middel van ligchaamsfolteringen<br />
, gelijk bij ons eertijds met de pijnbank gebruik<br />
was, is bij de Surnatranen niet gcAVCtligd,
doch nu en dan Wel eens door de* een of anderen<br />
AVrevelingen despoot onder hunne Vorsten<br />
gepleegd geAVorden. De beslissing door middel<br />
van het tAveegevecht, of door dat van proeven ,<br />
uit welke het oordeel des 'hemels zoude kenbaar<br />
wordon , gelijk die in Europa in de middeleeuwen<br />
(gebruikelijk waren, zijn op Sumatra niet<br />
zonder voorbeeld, en Avorden nog heden aldaar<br />
door sommige Vorsten bevolen. Een opzettelijk<br />
ariikel der lledjangsche Aveltcn gebiedt, dat in<br />
alle gevallen , Avaar men geene volledige beAvijzen<br />
voor de waarheid 'kan bekomen , de ovengenoemde<br />
proeven te baat zullen Avorden genomen. Als<br />
een beschuldigde ontkent, of omgekeerd, en aan<br />
beide zijden geene voldoende getuigen kunnen<br />
avorden bijgebragt, zulien de partijen tegen elkander<br />
vechten, of AVCI zich ondenverpen aan de<br />
proeve van gesmolten tin of kokende olie. Deze<br />
proeve bestaat daarin., dat men een sluk papier,<br />
of boomblad, Avarop een toepasselijk vers uil den<br />
Koran geschreven is, met de bloote hand uil de<br />
kokende vloeistof grijpe. Wauneer de beschuldigde<br />
Avegens eenig zAvaar misdrijf, als het nemen<br />
van eens anders vrouAV, enz. is aangeklaagd , en<br />
de klager door deze proeve zijne zaak Aviut, zal<br />
e beschuldigde ter dood Avorden gebragt, maalais<br />
deze laatste de proef heeft do<strong>org</strong>estaan , zonder<br />
eenig letsel daarvan te bekomen, zal de klager<br />
gedood worden.<br />
De geAA'one doodstraf wordt gepleegd met de kris of<br />
met de piek (tambak). Misdadigers van slaat Avorden<br />
Cc 4
— 4o8 —<br />
somtijds in het geheim van kant gemaakt. (i34)<br />
Het ambt van scherpregter is bij de Indische volken<br />
niet in minachting gelijk bij ons5 het Avordt<br />
integendeel als eene eer en onderscheiding aangemerkt.<br />
Hun rang staat gelijk met dien van den aanzienlijken<br />
adelstand. De doodstraf met de koord is<br />
bij hen niet in gebruik ; ook niet die van verminking,<br />
afkapping van leden, en andere soortgelijke<br />
Avreedheden, hoewel zij door de wet van MAHO-<br />
WED tegen diefstal geboden worden , en ook , gelijk<br />
Avij zoo even gezien hebben , in sommige oude<br />
handschriften bevolen zijn. Gevangenis, als eene<br />
opgelegde straf, is ook niet bij hen gewoon , met<br />
uitzondering van plaatsen , waar dezelve door Europeanen<br />
is ingevoerd.<br />
Het vogel vrijverklaren is gebruikelijk in de bovenlanden<br />
van Palembang, in de Redjang en andere<br />
disirikten en landen van Sumatra. Het is<br />
geene door de Avet bepaalde straffe voor eeniga<br />
misdaad , maar een regt, hetwelk door eiken familiestam<br />
op een van deszelfs leden Avordt uitgeoefend,<br />
overeenkomstig met de verantwoordelijkheid<br />
, welke haar door de Avet, voor het gedrag<br />
van allo hare leden is opgelegd. Zoodanig een<br />
ge'èxoommuni'èerde wordt een orang risau genoemd.<br />
Hij Avordt geacht buiten de menschelijke<br />
zamenleving geAVorpen te zijn , en Avordt als een<br />
(i34) Veelal worden de misdaden met geldboete<br />
gcstiuf't, gelijk straks nader «al Avorden aangewezen.
-~ 409 —<br />
Avild dier beschouwd. De Redjangsche wet zegt<br />
daaromtrent : als een orang risau een' moord heeft<br />
gepleegd, zal het aan de nabestaanden van den<br />
vermoorden vrijstaan, hem het leven te benemen,<br />
zonder dat zij daarvoor strafbaar zullen zijn; maar<br />
in geval zulk een orang risau vermoord wordt door<br />
iemand die geene zoodanige Avettige Avraak tot<br />
doel heeft , zal degeen die hem vermoord heeft,<br />
kunnen volstaan met eene boete aan den Vorst<br />
te betalen, vermits alle bannelingen , gelijk alle<br />
andere wilde dieren, 's Vorsten eigendom zijn.<br />
De Sultan van Palembang verbant zijne hovelingen<br />
en bloedverwanten naar afgelegene distrikten,<br />
inzonderheid naar dat van de Blitie, en ontneemt<br />
hun Avillekeurig alle hunne bezittingen. Ook andere<br />
volken plagten menigmaal lot de slraf van verbanning<br />
te veroordeelen, hetwelk nog op de eilanden<br />
Timor, Wetter, Bali, enz. in gebruik is. De veroordeelde<br />
werd naar een onbewoond eiland vervoerd<br />
, of wel naar bosschen en ongezonde plaatsen<br />
verwezen , welke het volk voor het verblijf<br />
van duivelen en lavade geesten hield.<br />
Somtijds , bij gelegenheid van zeer zAVare misdaden,<br />
Avordt de schuldige veroordeeld om door eencn<br />
tijger verscheurd te Avorden. Deze straf dient tevens<br />
tot verlustiging van den Vorst en van zijn gezin<br />
, die bij dezen ongelijken strijd altijd tcgen-<br />
Avoordig zijn.<br />
Bijna alle lijfstraffelijke vonnissen kunnen op<br />
Sumatra met geld afgekocht worden ; doch men<br />
moet hieruit niet besluiten dat de regter zich door
— 4*o —<br />
geschenken zon laten omkoopen. De afkooping<br />
is door de Avetien geoorloofd. De meeste straffen<br />
bestaan uit geldboeten, zelfs die van manslag :<br />
Een uittreksel uit de wetten van Redjang zal de-<br />
i.e bijzonderheid kunnen ophelderen. Voor zooda-<br />
nige wonde, die het verlies van een oog, van<br />
eenig ander lid, of groot gevaar van het le-<br />
ven ten gevolge heeft, zal de helft van de ge-<br />
wone geldboete (bekend onder den mam Ban-<br />
gon) betaald worden. Voor eene wonde aan het<br />
hoofd is de vergoeding tAvintig Spaansche matten ,<br />
en voor mindere Avonden naar evenredigheid. Als<br />
iemand over het gebergte weggevoerd en aldaar<br />
voor slaaf verkocht word , zal de misdadiger,<br />
t men hem daarvan overtuigd heeft, de boe-<br />
te ten volle betalen ; maar als de verkochte per-<br />
soon vóór de teregtstelling Avederom in vrijheid<br />
s , zal de dader kunnen volstaan met betaling van<br />
de helft.<br />
Voor broedermoord betaalt de schuldige aan de<br />
overheid het zocngeld (Tepung-bumi of boemi,<br />
omdat de u [Vau] als onze oe luidt) (i35).<br />
035) Tepong-boemi, verzoening van tiet aardrijk<br />
(dat door deze misdaad onteerd is). Uit den zamenhang<br />
dezer wetten ziet men dat de manslag eenvoudig<br />
als eene berooving vuu iets, dat eene geldswaarde<br />
heeft, wordt aangemerkt. In het geval van broedermoord<br />
, wordt eene bezoedeling van het aardrijk ondersteld,<br />
en deze daad als iets meer dan eenvoudige<br />
manslag beschouwd. Dit alles onlstaat uit de geringachling<br />
van het menschelijke leven , hetwelk de In-
Eene vroUAV die haren mau vermoordt zal niet<br />
den dood gestraft worden.<br />
Een merltAvaardige trek in de Avetgeving dezer<br />
volken is de onderscheiding van door hen<br />
opgelegde straffen naarmate van den rang der<br />
misdadigers. De edelen, de vrijen en de slaven<br />
zijn de drie groote klassen der bevolking, op Avelker<br />
onderscheidene regten de wetboeken altijd<br />
toespeling maken. Zij die van hoogen rang zijn,<br />
schroomen niet zich te beroemen , dat zij niet aan<br />
de gestrengheid der vVetten ondenvorpeu zijn. De<br />
boete voor den moord aan eenen Bopalti of opperhoofd<br />
gepleegd is , volgens de Avetten van Redjang<br />
op Sumatra , vijfhonderd Spaansche matten ;<br />
voor dien van een gemeen man of van een* jongeling<br />
{boedjang) tachtig Spaansche matten ; voor<br />
dien van eene vrouw of een meisje uit de gemeene<br />
klasse, honderd en vijftig Spaansche matten<br />
; voor dien van de vrotrw of het wettig kind<br />
Van eenen Bopalti, tAvee honderd en vijftig Spaansche<br />
matten, en zoo verder.<br />
Diefstal wordt onderscheidenlijk gestraft, naar<br />
mate van het uur, waarin de diefstal gepleegd,<br />
de plaats van Avaar de goederen ontvreemd , den<br />
persoon aan wien zij ontstolen , en dien door AVCI-<br />
dianen zelven niet veel boven dat van dieren achten.<br />
Iri de volkstalen beslaat geen woord , dat moord of<br />
moordenaar bcteekent. Zij kennen, naar het schijnt,<br />
geen onderscheid tusschen dooden co vermoorden,<br />
Boenoe of memboenoe beteekent beide.
— 4 l2t ~—<br />
ken zij gestolen zijn. De gewone straffen zijn: de<br />
afkapping van de hand., bespottelijke tentoonstelling<br />
op een Avitten buffel, geldboete,, en zoo de<br />
diefstal met verzwarende omstandigheden gepaard<br />
en aan eenen edelman gepleegd is, de dood. Ook<br />
winneer een dief op heeter daad betrapt wordt,<br />
is het volgens de Avet geoorloofd hem ter dood te<br />
brengen. Bij onderscheidene volken hecrscht veel<br />
overeenkomst in hunne Avetien, die allen in den<br />
zelfden geest schijnen opgesteld te zijn. Do<strong>org</strong>aans<br />
wordt enkele diefstal met geldboete gestraft. De<br />
Avetten van Redjang (de meest gevolgde op Sumatra)<br />
bepalen , dat iemand van diefstal overtuigd<br />
, de dubbele waarde van het gesiolene zal<br />
vergoeden , met eene boete van twintig Spaansche<br />
matten en een buffel, ten zij het gesiolene de<br />
Waarde van vijf Spaansche matten niet te boven<br />
ga, in Avelk geval de schuldige na vergoeding<br />
van de dubbele waarde , met eene boete van vijf<br />
Spaansche matten en eene geit zal kunnen volstaan.<br />
Over het algemeen zijn de diefstallen in de binnenlanden<br />
zeldzaam. Een Europeaan verwondert<br />
zich , wanneer hij de woning van de landbouAVers<br />
dikwijls dag en nacht ongesloten ziet ,<br />
zelfs in afgelegene eenzame oorden heerscht een<br />
stilzwijgend vertromven op de eerlijkheid en goede<br />
trouw, die aan eenvoudige zeden en matige<br />
behoeften zoo natuurlijk eigen is.<br />
Het tweegevecht is geAvettigd , en zulks is niet<br />
te verwonderen, Avanneer men bedenkt dat de
— 4i3 —<br />
regtspleging in deze landen te gebrekkig is , om<br />
Voor elke persoonlijke beleediging volkomen voldoening<br />
te geven. Wanneer een tAveegevecht regelmatig<br />
plaats heeft, is het door de Avet verboden,<br />
de vechtende parten te scheiden, ofschoon<br />
het geoorloofd is, hen , zoo mogelijk , door minzame<br />
toespraak met eikanderen te' bevredigen.<br />
Zie hier hetgeen de Palembangsche Adat hieromtrent<br />
zegt: Wanneer twee mannen, die een gelijken<br />
haat tegen eikanderen hebben opgevat , gelijke<br />
krachten en fierheid bezitten, en gelijke wapens<br />
dragen , in tAveegevecht zijn, en een van<br />
hen geAvond of gedood Avordt , zal de andere daarvoor<br />
niet door de overheid gestraft Avorden. Als<br />
een derde, daarop aankomende, de vechtende<br />
partijen van elkander scheiden AVÜ , en daarbij<br />
zelf gewond of gedood Avordt, zal de overheid<br />
zijnen dood niet aan eene van de partijen mogen<br />
Avreken. In enkele gevallen echter is de tusschenkomst<br />
van eenen derden gewettigd; te vveten, het<br />
is geoorloofd een* gehuwd man bij te staan, om<br />
eenen door hem betrapten ovcrspcler om te brengen<br />
; het is geoorloofd zijnen vriend bij te springen<br />
, Avanneer deze zelf niet vermogend is, een<br />
hem aangedaan onregt te Avreken; het is geoorloofd<br />
eenen jongeling te hulp te komen , Avanneer<br />
deze niet sterk genoeg is , om zelf de hem aangedane<br />
beleediging te straflén. In deze en in geene<br />
andere gevallen zal het als Avettig beschouwd<br />
Worden, zich in een tweegevecht te mengen.
- 4*4 -<br />
Uit den aard van sommige wetten is het buiten<br />
allen twijfel kenbaar 3 dat het ruwe begiusd van<br />
wedervergelding daarvan de grondslag is. Niet<br />
alleen Avordt geen hoegenaamd onderscheid gemaakt<br />
tusschen voorbedachten moord en toevalligcn<br />
doodslag in een gevecht, maar zelfs wordt<br />
het huren van een shjikmoordenaar voor geen<br />
zwaarder misdaad gehouden dan onvoorziene manslag.<br />
,Het verlies van een mensch, of eigenlijk de<br />
Waardij van deszelfs arbeid voor zijne familie of<br />
voor de gemeente , is volstrekt het eenige Aval bij<br />
deze volken in aanmerking komt. De Tepong-boemi,<br />
waarvan reeds gesproken is , wordt niet als<br />
eene boeistraffe opgelegd, maar als eene op bijger<br />
loof gegronde zuivering van den bloedvlek , Avelken<br />
de aarde door dén moord ontvangen heeft.<br />
In sommige distrikten moet de doodslager ook de<br />
kosten van begraving, die altijd zeer gering zijn,<br />
aan de familie vergoeden.<br />
De geen, die onbekAvaam is tot het betalen der<br />
bepaalde prijzen voor bangon en tepong-boemi,<br />
moet zoo lang als slaaf dienen en arbeiden , tot<br />
dat zijn arbeid tegen het bedrag der schuld opweegt.<br />
Wanneer eene vrouw vermoord Avordt, is de<br />
bangon of de tepong-boemi do<strong>org</strong>aans hooger dan<br />
voor eenen moord aan een manspersoon gepleegd.<br />
Ook maken de wetten onderscheid tusschen<br />
vrije-vrouAvcn en slavinnen , tusschen gehuAvde<br />
vrouwen en meisjes, en zelfs tusschen vrouwen
— 4t5—<br />
welker huwelijk bij djoedjoer, bij semando, of<br />
bij ambil-anak heeft plaats gehad (i36><br />
Amok maken, en muiterij tegen den Vorst zijn<br />
misdaden die, zonder eenige verdere omstandigheden<br />
met den dood Avorden gestraft. De amokmaker<br />
wordt gegrepen met een bamboezem werk-'<br />
tuigen hciAvelk de gedaante heeft van een breeden<br />
tAveetandigen vork , tusschen welks tanden het<br />
ligchaam insluit. Elk dezer tanden is met binnenwaarts<br />
loopende punten voorzien , bijna gelijk een<br />
Visch-fuik , zoodat de gegrepen' persoon daar zeergemakkelijk<br />
tusschen komt, maar niet meer daar<br />
uit kan, zonder zijn ligchaam op alle plaatsen te<br />
gelijk., opentescheuren. Aan den vork is een lange<br />
steel , om den amok-maker op een' afstand to<br />
kunnen grijpen. Zij die zich schuldig maken aan<br />
oproerigheden tegen den Vorst Avorden soimvijlen<br />
aan een' tijger overgeleverd om dien te bevechten,<br />
maar meestal Avorden zij in handen van het volk<br />
gesteld, om door hetzelve ter dood gebragt te<br />
Worden , op zoodanig eene Avijze als het volk goedvindt.<br />
Er zijn voorbeelden, dat zulke misdadigers<br />
door het volk doodgeprikt, en doodgeknepen zijn<br />
geAVorden.<br />
Dit overzigt der wetten, in gebruik bij de binnenlandsche<br />
volken , die niet geheel onder beheer<br />
van het Nederlandsche Gouvernement staan, zal<br />
voldoende zijn, om eenig licht te verspreiden over<br />
den toestand hunner beschaving en verlichting.<br />
(i56) Zie I Deel blz. ioo.
— 4i6 —<br />
Met enkele plaatselijke Avijzigingen bestaan deze<br />
adat, voornamelijk in de binnenlanden van Sumatra,<br />
Borneo, Bali en Celebes, in een groot<br />
gedeelte der Moluksche eilanden, en inzonderheid<br />
op Halma-heira, voorts ook op Riouw , en langs<br />
de kust van Malakka, maar het minst van allen<br />
op Java, in welk laatstgenoemd eiland de heerschappij<br />
der inlandsche Vorsten door het Nederlandsch<br />
gezag het meest beteugeld wordt. De<br />
Nederlandsche wetten worden door de Vorsten<br />
dikAverf voor te zwak en onze regtspleging voor<br />
te langAvijlig aangezien. De Sultan van Palembang<br />
wilde eene zijner vrouAvelijke bedienden, die<br />
aan eenen minnaar buitenshuis, een heimelijk bezoek<br />
had gegeven, de neus en ooren doen afsnijden,<br />
en kon niet begrijpen dat de Nederlandsche<br />
Besident deze straf onmenschelijk vondtj en de<br />
uitvoering daarvan niet wilde gedoogen.<br />
m i i n .tum<br />
DRIE
— 4'7<br />
DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />
Atjieh. — De Battaks. — Iets over hunne godsdienstbegrippen.<br />
— Aloude Nederlandsche bezittingen<br />
langs de Westkust. — Padang en onderhoorigheden.<br />
— Benkoelen. — Het fort Marlborough.<br />
— De Lampongs. — Yambi en Siat.-i<br />
De Heer STOKBROO door zeeroovers genomen.<br />
Ç<br />
LJamatra van bet noord-west naar het zuid-oost<br />
door een hoogen keten van bergen doorsneden<br />
zijnde, heeft zulks, vooral bij onze zeelieden4<br />
net eiland in twee voorname hoofddeden doen<br />
onderscheiden , onder de benaming van oost- en<br />
Westkust van Sumatra. Op de oostkust bezitten<br />
de Nederlanders Palembang en de Lampongs }<br />
op de westkust Benkoelen en Padang. Benkoelen<br />
is, gelijk bekend is, sedert Mei 1824 aan<br />
Nederland terug gegeven, en Avas tot dien tijd<br />
een hoofdzetel der Britsche kuiperijen en machinatiên<br />
tegen onze etablissementen (137).<br />
C l3 7) B Ü VALENÜJN kati men de bewijzen vinden,<br />
H. D d
— 4i8 —<br />
Sumatra Avordt door de inboorlingen Indelo<br />
genoemd. De lengte van het eiland bedraagt ruim<br />
200 mijlen, de breedte niet meer dan 40. Het<br />
ligt onder den Equator, en strekt zich,uit tot om-<br />
trent 6 graden Z. en N. breedte.<br />
De Westkust wordt voor minder gezond (meer<br />
moerassig) dan de oostkust gehouden, doch het<br />
zeggen van zeker schrijver (ELIAS HESSE) , die<br />
deze landstreek met eene woordspeling Pestkust<br />
noemt, is eene groote overdrijving. Indrapoera<br />
is moerassig en ongezond, Benkoelen is nabij de<br />
kust mede niet voor gezond te houden, doch Pa-<br />
dang daarentegen mag een der gezondste oorden<br />
van het eiland geacht Avorden.<br />
De strandbeWoners zijn hier , gelijk op Java<br />
en vele andere eilanden , een geheel ander volk<br />
dau de eigenlijke inboorlingen of binnenlandsche<br />
'bevolking. Op de kusten namelijk, hebben zich<br />
allerlei vreemde natiën, Chinezen (i38), Arabie-<br />
ren, Boeginezen, Maleijers, Armeniërs, enz. ne-<br />
dergezet j om handel te drijven. Velen zijn her-<br />
waarts geweken, om de onderdrukking van hun<br />
eigen land, onder het despotisch bestuur hunner<br />
dat Benkoelen van ouds eene regtmatige bezitting der<br />
Nederlanders Avas.<br />
(i38) Deze overal in India zoo talrijk verspreide<br />
natie is derwaarts, zoo men wil , aanvankelijk in<br />
groote menigte uit China overgekomen , toen dit<br />
laatstgenoemde Rijk door de Tartaren veroverd<br />
werd.
— 4*9 —<br />
Vorsten te ontwijken, en in dit geval zijn vooral<br />
de Siamezen geAVeest, die zich langs de kusten van<br />
Sumatra met der Avoon gevestigd hebben.<br />
De inboorlingen van Sumatra verdeden hun<br />
eiland in drie hoofdgewesten, te Aveten : het land<br />
van Balla, of het noordelijk gedeelte, bevattende<br />
het Koningrijk Atjieh en deszelfs onderhoorigheden;<br />
voorts het middengedeelte, of het Rijk van<br />
Manangkabau , en aangrenzende landstreken ; en<br />
eindelijk het zoidergedeelte , Ballamari of ook<br />
Kampang genoemd , hetwelk het Palembangsche<br />
Rijk, Benkoelen en de Lampongs bevat. Van<br />
deze drie hoofdgewcsten nu,- zal ik hier eenige<br />
bijzonderheden aanteekenen.<br />
Het Koningrijk Atjieh maakt den noord-westhoek<br />
van Sumatra uit. De Portugezen Avaren de<br />
eerste Europeanen, die hier, zijn aangeland. Zij<br />
dreven met den Koning van Atjieh handel in het<br />
jaar i5o6. De Nederlanders bezochten dit Rijk in<br />
1565, en in 1602 zond de Vorst een gezantschap<br />
naar Holland. In 1606 Avas te Atjieh eene<br />
Hollandsche faktorij , die in 1616 weder verlaten<br />
Werd, om het hoofd-etablissement van de Nederlandsche<br />
bezittingen , aan deze kust , naar Padang<br />
over te brengen.<br />
Ook de Engelschen zijn in 1602 op de kust van<br />
Atjieh gekomen , en hebben in onze dagen zeer<br />
Veel vergeefsche moeite aangeAVend, om met dcil<br />
Koning van Atjieh nadere betrekkingen aan te<br />
knöopen (139).<br />
(t5t>) Zie Deel I, bU73. Zie ook AKDEas0N's werk<br />
Dda
— 4 20 —<br />
De stad Atjieh ligt aan pene fraaije en breede<br />
rivier, die met eenen tak door dezelve heenloopt.<br />
Zij ligt in eene vlakte , drie uren van het gebergte<br />
, en bevat omtrent 36ooo inwoners» Eertijds<br />
Avas de rivier voor de grootste schepen bevaarbaar<br />
, doch er is thans eene zandbank aangeslibd,<br />
die van jaar tot jaar hooger Avordt. Met het laagste<br />
AVater staat er echter nog altijd vier voet Avater,<br />
zoodat kleine vaartuigen nog lot in de siad<br />
kunnen zeilen. De reede ligt om den landhoek<br />
heen, zeer nabij de stad. Zij is open , en in de<br />
kAVade of noordwest-moeson onstuimig , terwijl<br />
zich eene geweldige branding tegen het strandverheft.<br />
De Koning van Atjieh beAVOont een kraton van<br />
bout gebouAvd, en door muren omringd, waaruit<br />
hij langs eenen trap naar beneden gaat. Eenige<br />
stukken kanon prijken rondom zijn paleis. Deze<br />
Vorst heeft het monopolie van de meeste artikelen<br />
Van handel, en bestuurt zijn Rijk naar de-reeds<br />
bekende Aziatische Avijze , zoodat het niet te verwonderen<br />
is , dat de handel hier altijd zeer onbeduidend<br />
is , ofschoon het land vele kostelijke voortbrengselen<br />
oplevert.<br />
Het Rijk van Pedis aan den noordwesthoek ,<br />
en Paria aan den oosthoek van Sumatra, zijn<br />
onderhoorigheden {tdlokh) van den Koning van<br />
Atjieh. De omstandigheid , dat het volk van 22<br />
onlangs over Sumatra uitgegeven, en waarvan in dit<br />
verhaal reeds hier en daar melding is gemaakt.
— 4 al ~~<br />
naburige kampongs , in 1770 , deze hoofdstad ge-<br />
heel hebben uitgeplunderd, schijnt niet gunstig<br />
Voor hel gezag der Atjiehsche Vorsten te pleiten.<br />
De tegeiiAVOordige Vorst (i825) schijnt een ver-<br />
licht regent, en vriend der Nederlanders te<br />
zijn.<br />
Ten zuiden van Atjieh verspreiden zich de ge-<br />
bergten van Papa en Deira, die beAvoond zijn<br />
door de Batta's of eigenlijk Batatfs , Avelke men<br />
voor de oorspronkelijke inwoners van Sumatra<br />
houdt, en nopens wier zeden -en gebruiken MARL-<br />
DEN zoo veel belangrijks, en ANDERSON zoo veel<br />
ongerijmds verhaald heeft (i4 0 )«<br />
(140) MARSDEN is een van de zeer weinige Britten %<br />
die hulde doen aan der Nederlanders onderzoek en<br />
kennis van deze landen ; doch hoe ongerijmd en belagdiclijk<br />
is de laatdunkendheid van velen zijner landgeuooten<br />
(*), en bet zotte nagebaauw der Duitschers<br />
(f) , die durven schrijven , dat het tweehonderdjarig<br />
bezit onzer landgenooten in Europa, wegens<br />
liet eiland Java minder kennis verbreid Jieeft 3<br />
dan het vijfjarig bezit der Engelschen ! Onze voorouders<br />
verzamelden kennis van alle zoodanige zaken , die<br />
tot hun oogmerk . den koophandel en de daaruit voortvloeijende<br />
Avelvaart van het Vaderland, dienstig waren,<br />
doch maakten niet tot hunne hoofdzaak, het<br />
ontcijFeren van onleesbare opscbrifteu op vermolmde<br />
stukken steen ; om met zeer kostbare , doch zeei* onnaau<br />
w keurige afbeeldingen daarvan te pronken. Dat<br />
(') COURT, RAFFLES, CRAWFURD, enz., enz.<br />
(Î) HEEREN Ideen.<br />
Dd 3
— 4 2a ~~<br />
Het land der Battaks is verdeeld in drie Rijkjes,<br />
S'imamora , Bato-selindong en Boelar genoemd.<br />
: Het Rijk S im amor a ligt ten oosten , verder<br />
landwaarts in , en bevat eene menigte kampongs,<br />
die Avd bevolkt en vruchtbaar zijn, onder ande-<br />
ren Batong, Rio, Allas, Bato-doro, Kapkap,<br />
waar men reeds kamfer en benzoin vindt; Kotta-<br />
Tinggi (Hooge stad), Avaar de Koning zijn ver-<br />
blijf houdt ; en verder nog twee kampongs aan<br />
het oostelijke strand, Soetara-mali en D jamboe<br />
ayer genoemd. Te Batong en Soenajang zijn<br />
vruchtbare goudmijnen.<br />
Ook het naburige Rijk je Bato-selindong, levert<br />
benzoin en zeer fijn goud op. De zetel van den.<br />
zij echter wel degelijk met al wat nuttig was bekend<br />
Avaren , en zelfs ook de geschiedenissen , oudheden,<br />
Wetten en talen dezer landen nagespoord en onderzocht<br />
hebben, bewijst, onder vele .andere geschriften<br />
, het wel verouderd, doch altijd nog zeer belangrijk<br />
werk van onzen landgenoot VAXENTYN , waar-<br />
aan en RAFFLES , en CRAWTOÏD , en BEEREN C. S. ,<br />
hunne kennis en hunne Ideën veelal te danken hebben.<br />
Nog bespottelijker is een doctorale toon, met<br />
volstrekte onkunde gepaard. Dua zegt een andere<br />
Duitsche nabaauwer : « Die Mahomedaner haben den<br />
« Koran ins Javanische übersetzt J die Holländer<br />
« hingegen haben an keine Uebersetzung der Bibel gern,<br />
.dacht," (ZIMMERMAN, die Erde und ihre Bewohner,<br />
Deol XVII , p. ia5.) En een paar regels verder normt<br />
hij toch VAI.ENTYN , die (buiten zijn welen?) met- ai dere<br />
geleerde Nederlanders , eene onvcrbctcrliikc Ma'.eischa<br />
vertaling van den Bijbel vervaardigd beeft.
— 4-*3 -<br />
Koning is te Stlindong. Eene andere groote kam^<br />
pong, Bato-Gopit genoemd, ligt aan den voet van<br />
een brandenden berg van dien naam, uit Avelken<br />
de Battaks het zwavel halen, Avaarmede zij hun<br />
buskruid vervaardigen.<br />
Het derde Rijkje, Boetar genoemd, ligt noordoost<br />
van Selindong. De producten zijn hier niet<br />
nocmensAvaardig. De inwoners leven alleen van<br />
vruditen en rijst. Op het oostelijke strand liggen<br />
de negorijen Poeloe-Serani en Batoe-bara , waarveel<br />
handel Avordt gedreven.<br />
Ieder der drie Bataksche Koningen regeert in<br />
zijne hofplaats, onbepaald , en is het volstrekte<br />
opperhoofd in alle lands-, regts- en godsdienst*<br />
zaken.<br />
De godsdienst der Battaks berust op bijgeloovige<br />
verdichtselen, en verbasterde overleveringen,<br />
die ten deele nog eenige kenmerken van het Hin»<br />
doeïsmus dragen. . Zij erkennen drie goden , dié<br />
de Avereld regeren, Balara-Goeroe, Sri-Padi,<br />
en Manggala-Boelan. De eerste regeert in den<br />
Hemel ; hij is de vader van het gansche menschdom,<br />
en gedeeltelijk de schepper der aarde. Van<br />
den eersten oorsprong der tijden af, werd, namelijk,<br />
de aarde door zekeren Naga-PadoehaQi4ij<br />
op het hoofd gedragen ; doch deze schudde zijn<br />
hoofd uit vermoeidheid , en liet de aarde verzinken,<br />
zoodat er niets dan water overbleef. Zij<br />
(141) Naga betrekent Draak. Padoeha zal webligt<br />
Padoeka (goed, genadig) beduiden.<br />
Dd 4
-4*4 -<br />
weten niet van Avaar deze eerste aardbol en het water<br />
afkomstig zijn. Toen nu alles Avater was , zegt<br />
hunne overlevering, zond Batara-Goeroe zijne<br />
dochter, met name Poeta-Orla-Boelan (i4») , op<br />
een Avitten nachtuil, met een' hond bij zich 3 naar<br />
de aarde. Deze , wegens de algemeene overstrooming<br />
, aldaar niet kunnende blijven, zoo had Batara-Goeroe<br />
een zeer hoogen berg , Bakarra genoemd,<br />
die nog in het land der Battaks bekend<br />
is, uit den hemel laten vallen, om zijne dochter<br />
tot eene Avoonplaats te verstrekken, Van dezen<br />
berg, zeggen de Battaks, is al het overige lan'd<br />
aangegroeid. Vervolgens heeft Batara-Goeroe zij.<br />
nen zoon, Layang-Mandi, die vliegen kon, uit<br />
den hemel gezonden, om Naga-Padoeha aan<br />
kluisters te leggen, zoodat hij de aarde niet wederom<br />
konde laten verzinken. Poeta-Orla-Boelan<br />
had naderhand drie zonen en drie dochters gebaard,<br />
die de stamouders van het geheele menschdijk<br />
geslacht zijn geAVorden.<br />
De tAv.eede hunner goden, Srï-Pada genoemd ,<br />
heeft, volgens hun geloof, het bestuur over den<br />
dampkring , en de derde, Manggala Boelan,<br />
voert j met een groot getal van ondergeschikte<br />
geesten, de heerschappij over de aarde. Veel<br />
meer zal er niet over hunne godsdienstbegrippen<br />
behoeven gezegd te worden, alzoo hieruit genoegzaam<br />
blijkt, dat zij uit een mengelmoes van allerlei<br />
ongerijmde hersenschimmen beslaan.<br />
04 a ) Boelan betcckcnt de Maan,
425<br />
Met dit al hebben zij eenig denkbeeld van<br />
de onsterfelijkheid der ziel, en van een toekomstig<br />
gelukkig of rampzalig leven. Zij gelooven,<br />
dat de zielen der stervenden uit de neusgaten<br />
uitvaren, en door den wind voortgedreven<br />
Avorden, de zielen van de vromen naar<br />
den Hemel, en die van de godddoozen naar<br />
eene strafplaats, waar niets dan vuur aanwezig<br />
is.<br />
De Battaks hebben een letterschrift, en bedienen<br />
zich van bamboes en boombast, om<br />
hunne fabelen en overleveringen daarop te schrijven.<br />
Zij schaven de bast. van zekeren boom,<br />
Alim genoemd , zeer dun, en bestrijken die met<br />
-rijstwater. Hunne inkt bereiden zij van het roet<br />
van damar of inlandsche harst, gemengd met<br />
sap van suikerriet en van capsicum.<br />
Ofschoon zij, gelijk ik heb aangemerkt, buskruid<br />
van het zAvavel uit den Baloe-Gopit maken<br />
, is dit echter zeer gebrekkig, alzoo hun<br />
het goede salpeter ontbreekt. Zij zijn gewapend<br />
met snaphanen, die zij met eene lont, (gelijk<br />
op het eiland Bali) afsteken, voorts met eene<br />
kris , eene piek , en een houwer of klewang.<br />
Veelal,, wanneer zij vervolgd worden, stekeen<br />
zij zeer scherpe pennentjes van bamboes in den<br />
grond. De inlandsche vijand, die altijd blootsvoets<br />
gaat, moet deze pennetjes eerst uit den<br />
grond halen, en dit geeft aan de Battaks tijd<br />
tot den aftogt. Hunne gevechten hebben altijd<br />
uit hinderlagen of achter verschansingen plaats<br />
Dd5
— 4a6 —<br />
Voor de vuisl doen zij nimmer een aanval'.<br />
Somtijds, doch zelden verslinden zij hunne<br />
ZAvaargekwetste krijgsgevangenen. De overigen,<br />
die of niet , of slechts ligt gewond zijn , worden<br />
als slaven verkocht.<br />
De strandplaatsen van Sumatra , zuidAVaarts<br />
vau Atjieh tot lndrapoera toe, zijn door de<br />
Koningen van Atjieh overwonnen, en vervolgens<br />
onder de bescherming der voormalige Oost-<br />
Indische Compagnie gekomen. Het Nederlandsch<br />
Gouvernement heeft derhalve van ouds naauAve betrekkingen<br />
tot deze bezittingen. Ik zal hier<br />
korlelijk de voornaamsten dezer distrikten of kampongs<br />
opnoemen.<br />
Sinkol, aan eene fraaije en breede rivier gelegen<br />
, heeft, sedert 1672, een bondgenootschap met<br />
de Nederlanders aangegaan.<br />
. Baros, acht mijlen zuidelijker, is de hoofdplaats<br />
van een Koningrijk van dien naam. Hier<br />
heeft mede van de vroegste lijden eene Nederlandsche<br />
faktorij bestaan. Door een zwaren banjar<br />
(Avatervloed) werd het fortje, in. 1730 , vernield ,<br />
doch is tAvee jaren daarna geheel nieuAV Aveder<br />
opgebouwd. Dit etablissement is zeer ongezond ,<br />
en Averd , uit dien hoofde, door de Hollanders ,<br />
in r 775 , verlaten.<br />
Surkamp en Korlang, drie mijlen meer zuid-<br />
Avaarts gelegen, waren van ouds bondgenooten<br />
der Nederlanders.<br />
Tappannoelie ligt drie mijlen verder zuidwaarts,<br />
met eene goede baai , die eene veilige<br />
f
— 4-^7 """""<br />
ankerplaats oplevert. Hier hebben de Engelschen<br />
eene bezitting aangelegd, tot het drijven<br />
van den kamferhandel, die hier zeer aanzienlijk<br />
is. De overige plaatsen, tot aan Taboedjong<br />
en Koenkoen, hebben niets bijzonders<br />
, en maken aan dezen kant de grenzen van<br />
het land der Battaks uit.<br />
Natal, verder zuidwaarts gelegen, heeft<br />
ved goud van de beste soort. Sedert i6g3 hebben<br />
zich de Regenten van dit land met de<br />
Nederlanders, bij plegtige traktaten, verbonden.<br />
Niettemin hebben de Engelschen aldaar,<br />
in 1751, eene Engelsche bezetting gelegd, en<br />
sedert dien tijd dit etablissement, even als Tappanoelie,<br />
als eene onderhoorigheid van Benkoelen<br />
ÇBangka-hoelà) aangemerkt.<br />
Battahan , twee mijlen zuidAVaarts van Natal<br />
, levert stofgoud, hetwelk naar Natal, of<br />
ook AVCI naar Ayer bangis ten verkoop Avordt<br />
gebragt. De Regenten van Battahan hebben in<br />
1693 reeds een contract van bondgenootschap<br />
met de voormalige Compagnie aangegaan. Dit<br />
contract is naderhand verscheiden malen vernieuwd<br />
geAvorden, niet voor een klein getal van<br />
jaren, maar uitdrukkelijk het artikel behelzende,<br />
dat dit land ten eeuwigen dage, met uitsluiting<br />
van vreemde natiën, het bondgenootschap<br />
met de Nederlanders zal in stand houden<br />
043).<br />
(143) Dat ik min of meer uitvoerig de con-
4'i8 -*-<br />
Ayer bangis (door Kolonel NAHUYS een tAvisl-<br />
appel tusschen onze nalic ou de Engelschcn ge-<br />
noemd), eenige uren gaans ten zuiden'van Batta-<br />
han gelegen, heeft eene goede ankerplaats voor<br />
schepen , en is eene aanzienlijke marktplaats voor<br />
het goud, kampher en andere produkten, die<br />
de binnenlanders herwaarts brengen. De inAVO-<br />
ners oefenen den landbouAV en de veeteelt. Sedert<br />
iöc)3 staat dit geAvest, volgens plegtig aangegane<br />
traktaten, die in 1755 en later j bij herhaling,<br />
vernieuwd, zijn, onder het Nederlandsch gezag.<br />
traden met de Nederlanders aanhale , aal den Lezer,<br />
die onze regten op de Sumatrasche bezittingen met<br />
de (steeds voortdurende) aanmatigingen der Engelschen<br />
wil vergelijken, niet ongevallig zijn. Jammer<br />
maar , dat ik niet uitvoerig genoeg de bewijzen ten<br />
onzen voordeele kan omhalen. Ik moet mij ten einde<br />
spoeden. Men vergelijke ook NAHUYS , brieven over<br />
Benkoelen , Padang, enz#J onder anderen, bl. 5i,<br />
waar deze passage voorkomt : « De Engeischen hebet<br />
ben dit hun onregtvaardig gedrag op eene belag-<br />
« chelijke , en niets afdoende wijze , zoeken te verdc-<br />
« digen , door aan te halen, namelijk, dat indien<br />
« de Nederlanders aan ' de hoofden dier plaatsen het<br />
« regt hadden toegekend, om verbindtenissen aan te<br />
« gaan, dezen dan ook moesten geacht worden, magt<br />
o te hebben, om die. verbindtenissen te verbreken."<br />
Zoo erkennen dan de Engelschcn, dat het regtvaardig<br />
i$, met ecden te spelen, en de heiligste verbindtenissen<br />
te schenden, wanneer men daartoe de magt heeft.'<br />
Zulk een Jesuïtisch principe, zoude men van eene<br />
beschaafde en verlichte natie niet Verwacht hebben.<br />
De Mahomcdaneu zelven , wenden het alleen jegens de<br />
zoogenaamde ongeloovigen aan.
— 4ag —<br />
De verder zuidAvaarts gelegene disrikten Sikarbauw.<br />
, Sikilang en Passaman (juist onderden<br />
Equator gelegen) zijn mede van oudsher regtmatige<br />
etablissementen der Nederlanders (i44)*<br />
Passaman is in 1773 door de inlanders afgeloopen<br />
geAVorden, alsmede Moara-Tandjoug,<br />
noordAvaarts van Tikoe gelegen. Het goud van<br />
het Arauwsche gebergte wordt nu veelal naar andere<br />
gewesten vervoerd , en komt grootendeels in<br />
handen der Engelsche kooplieden.<br />
Vijf mijlen van Passaman ligt Tikoe, aan<br />
eene fraaije rivier. De landstreek bevat eene<br />
hoofdplaats en negen mindere kampongs, en<br />
voert uit dien hoofde den naam van Sapoeloe<br />
kolta (tien steden). Het zijn zoo vele onderling<br />
verbondene gemeenten.<br />
Een weinig verder ligt. eene dergelijke republiek<br />
, onder den naam van Doea-blas-kolla (twaalf<br />
steden), in het landschap Tanah-meirah (roode<br />
aarde), hetAvelk insgelijks , volgens aangegane<br />
traktaten, eene onderhoorigheid van het Nederlandsch<br />
Gouvernement is.<br />
Eene halve mijl verder zuidAvaarts, komt men<br />
aan de Nederlandsche onderhoorigheden van de<br />
(144) Achter Sikilang en Passaman strekt zich het<br />
goudrijk gebergte van Arauw (Ophir) uitj waarvan<br />
het goud in de rivieren, in vrij groote stukken<br />
wordt afgevoerd. Men acht het goud van Passaman<br />
het beste van de gcheele Sumatrasche westkust.
— 43o —<br />
Hoofdbezitting Padang, waarvan de eerste Priaman<br />
is, aan den mond der rivier van dien naam,<br />
met veertien onderhoorige kampongs. Zeer vroegtijdig,<br />
te weten in 1664, zijn de regenten van<br />
Priaman bondgenooten der Nederlanders geAveest.<br />
De traktaten zijn in lateren lijd herhaalde keeren<br />
vernieuAvd geAVorden. Zij hebben echter nimmer<br />
veel getrouwheid of standvastigheid betoond. Hier<br />
is in het jaar 1712 het fortje Vredenburg, door<br />
de Hollanders, gebouwd.<br />
Soenoer en O el akan volgen in eene zuidelijke<br />
rigting op Priaman. Met de zoogenaamde, binnenlands<br />
gelegene Toedjoe-kotta (zeven sleden;,<br />
behooren zij van ouds tot de Nederlandsche etablissementen.<br />
Over Tapakit, Hannay, Kota-tengah en Oedjong-karang<br />
bereikt men eindelijk de hoofdstad<br />
Padang, van de vroegste tijden af de standvastig«<br />
ste der Nederlandsche bondgenooten. De Padangers<br />
stonden tot het jaar 1669 onder de heerschappij<br />
van den Koning van Atjieh. De Nederlandsche<br />
faktorij Averd reeds negen jaren vroeger<br />
hier opgerigt. Het verblijf is hier gezond en<br />
aangenaam; de landstreek rondom de stad is zeer<br />
bekoorlijk, en heeft de bevalligste afwisselingen<br />
van bergen en valleijen. Het Nederlandsche fort<br />
ligt op eene vierde mijl van zee, aan eene rivier,<br />
die voor kleine vaartuigen bevaarbaar is. De<br />
stad is aangenaam gelegen, doch de huizen meestal<br />
zeer ellendig gebouwd. De Nederlandsche Resident<br />
j. Dut'UY heeft hierin echter eenige verbete*
— 43i —<br />
ringen gemaakt. Er is eene nette kleine kerk,<br />
doch dit is bijna het eenige fraaije gebouw van de<br />
gansche plaats.<br />
Pauw is een binnenlandsch distrikt, vier mij-<br />
len ten noorden van Padang, bevattende tien ne-<br />
gorijen , die , volgens traktaten , ouder het Neder-<br />
landsch gezag staan. Door dit land moeten de<br />
kooplieden van de Tiga-blas kola (dertien steden) ,<br />
waar een groot binnenlandsch meer, Dano ge-<br />
noemd, gevonden Avordt, op hunnen Aveg naar<br />
de hoofdstad heen trekken, AA'anneer zij hun stof-<br />
goud denvaarts willen brengen.<br />
De voornaamste mijnen in Tiga-blas-kota zijn<br />
die van Songi-pago j Songi-aboe, en Sipayong.<br />
Het produkt bedraagt in een goed jaar omtrent<br />
3ooo tahil goud van 19 lol 22 karaat. De der-<br />
tien negorijen zijn onderling met elkander ver-<br />
bonden , doch AVorden levens elke op zich zelve<br />
geregeerd. De Regenten hebben dikwerf geschil-<br />
len en niet zelden beslissen zij die met de Avapens<br />
in.de vuist. Ook de Tiga-blas-kota zijn, volgens<br />
oude traktaten , die in lateren tijd vernieuwd zijn<br />
geworden, bondgenooten van het Nederlandsch<br />
Gouvernement. De gezamenlijke bevolking bedraagt<br />
bijna 4°j° 00 z, 'd.en.<br />
Ten oosten van de Tiga-blas-kota ligt het eer-<br />
tijds zoo befaamde Keizerrijk, van Manang-kabau,<br />
welks Vorst zich de bespottelijkste titels aanma-<br />
tigde (145). 'Sedert het jaar 1780 is dit Rijk,<br />
(145) Vid. MARSDEU'S Hist, of Sumatra , p. 538en v.
— 43 a —<br />
door ernstige geschillen tusschen de opvolgers van<br />
den toen gestorven Keizer ALIFAH in drie deden<br />
gesplitst, namelijk Songi-terap, Soeroe-assa en<br />
Paggar-oedjong. Het eerste gedeelte grenst aan<br />
de Tiga-blas-kota, maar Soeroe-assa bevat den<br />
eigenlijken zetel van het Rijk, of de hoofdplaats<br />
Manang-kabau , en matigt zich daarom nog het<br />
regt van opperheerschappij aan, waaruit niet zelden<br />
oneenigheden met het Nederlandsche etablissement<br />
Padang ontstaan. Het bijgeloof der binnenlandsche<br />
bevolking hecht nog eene groote<br />
waarde aan de erfslijke hooge priesterlijke waardigheid<br />
der opvolgers van de aloude Keizers van<br />
Manang-kabau.<br />
Twee mijlen ien zuiden van Padang komt men<br />
aan de baai. Bongus , waarvan de bewoners voornamelijk<br />
van landbouw en vischvangst bestaan.<br />
Hunne regenten zijn eertijds onderdanen van de<br />
Padangsche hoofden geweest, doch hebben zich<br />
afzonderlijk onder de bescherming van het Nederlandsch<br />
bestuur gesteld.<br />
Toesang, Lompo en Poeloet-Poeloet, het laatste<br />
rondom in het gebergte gelegen, zijn insgelijks<br />
bondgenooten van het Nederlandsch Gouvernement,<br />
gelijk ook Badjang, een distrikt van ,5<br />
dorpen, hetwelk sedert meer dan eene eeuw<br />
onder het Nederlandsch gezag is bestuurd geworden.<br />
Sillida, vier uren gaans van Badjang, werd ,<br />
met de landstreek van de rivier Lompo, ten<br />
noorden,.tot aan Pinang ten zuiden, en met Poc.
— 433 -<br />
loe-Chinko , volgens traktaat van 1681 , dat naderhand<br />
vernieuwd is geworden, aan het Nederlandsch<br />
bestuur afgestaan. Twee uren gaans van<br />
Sillida, ligt de beruchte goudmijn Tombang,<br />
welker ontginning aan de voormalige Oost-Indische<br />
Compgnie zoo duur te staan kAvam. Pinang is<br />
eene baai tegen over het eiland Chinko. Dit<br />
laatstgenoemde is rondom steil en klippig , en als<br />
door de natuur tot eene vesting gevormd ; het ligt<br />
slechts een kwartier uurs van den vasten Aval, en heeft<br />
aan de oostzijde eene goede reede. In het midden<br />
van dit eilandje steekt eene rotsige berg uit , op<br />
Welks top eene kleine vesting is aangelegd. Poeloe-Chinkoe<br />
is eene geschikte marktplaats voor de<br />
kooplieden van het zuidelijk gedeelte der Sumatrasche<br />
westkust.<br />
Drie mijlen ten zuiden van Pinang begint het<br />
grondgebied van de Sapoeloh-boa-bandhar (tien<br />
handelplaatsen) , genaamd Batang-Kapas , Tello ,<br />
Taraka, Siranti, Priaman-para, Kembang, Sakitan,<br />
Palanggit, S'ongi-Toemoe en Pengassan.<br />
Alle deze plaatsen werden bij verdrag van 1680<br />
door de Regenten aan het Nederlandsch bestuur<br />
afgestaan. Achter deze zoogenaamde tien handelsplaatsen<br />
vindt men de goudrijke en bergachtige<br />
landstreek Songi-pagoe , waarvan de inwoners insgelijks<br />
aanzienlijke handelaars zijn.<br />
Ayer-hadji was eertijds een gedeelte van'het<br />
Koningrijk Indrapoera, doch is naderhand een<br />
afzonderlijk Regentschap onder het Nederlandsch<br />
Eo
- 434 -<br />
bestuur geworden. Drie mijlen verder ontmoet<br />
men de rivier yan<br />
Jndrapoera, eertijds een der beroemdste Rijken<br />
van de Avestkust, waar zeer veel peper Averd aangekAveekt.<br />
Sedert dat de Engelschen op de Westkust<br />
genesteld zijn geAveest, hebben de zuidelijke<br />
disirikien zich van, dit Rijk losgescheurd, en de<br />
daaruit ontstane oorlogen hebben den peperbouAV<br />
bijna te niet doen gaan , de hwvoners veelal naar<br />
andere plaatsen doen verhuizen, en de overgeblevenen<br />
in armoede gedompeld. De Sultan van Indrapoera<br />
heeft zich door een plegtig traktaat, in<br />
T755., voor ahijd aan het Nederlandsch Gouvernement<br />
verbonden , en het gansche Rijk onder<br />
het oppergezag van Nederland gesteld.<br />
Van hier komen wij aan de bezittingen , op<br />
Welke de Engelschen zich een regt hebben aangematigd,<br />
hetwelk, zoo Avij hopen, thans geheel en<br />
al zal opgehouden, hebben.<br />
Majoeita ligt ongeveer tien mijlen vau Indrapoera,<br />
en was eertijds van dat Rijk eene onderhoorigheid.<br />
Drie uren gaans van hier, op Moco-<br />
Moco, nestelden zich de Engelschen reeds in<br />
1714 en trokken voor een groot gedeelte den<br />
peperhandel van do Lima-Kota (vijf kampongs,<br />
in, de nabijheid, landwaarts, van Majoetla)en va«<br />
de omliggende landstreken tot zich, terwijl zij<br />
hier cok een aanzienlijk débouché voor hunne lijnwaden<br />
vonden.<br />
Ayer Dickit, Bantal, Ratta, Ipoe, Kottan
- 435 -<br />
t<br />
en Lajo, zijn voormalige provinciën van Indrapoera<br />
, waar zich de Engelschen meester gemaakt<br />
hebben van den aanzienlijken peperhandel. Op de<br />
drie laatste plaatsen hadden zij zelfs kleine forten<br />
opgeAvorpen.<br />
Zuidwaarts de kust volgende, komt men van hier<br />
aan het voormalige hoofd-etablissement der Engelschen,<br />
Bangka-hoeloe<br />
noemd).<br />
(geAvoonlijk Benkoelen ge-<br />
Ondanks de verbindtenissen, Avelke de Nederlanders<br />
met de Regenten van Sillcbar, Priaman<br />
en Bangka-hoeloe hadden aangegaan, nestelden<br />
zich de Engelschen, onder aanvoering van zekeren<br />
Heer ORD , in het jaar i685 op de laatstgenoemde<br />
plaats, voornamelijk met oogmerk, om den peper-<br />
en den goudhandel tot zich te trekken. In.<br />
1719 werden zij door de Inlanders Aveggejaagd,<br />
doch hebben zich naderhand aldaar op nieuAV weten<br />
staande te houden ; en op eenigen afstand van<br />
Benkoelen, in 1714^ in eene meer gezonde landstreek<br />
hun befaamd etablissement fort Marlborough<br />
opgerigt, hetwelk op zich zelven eene vesting van<br />
Weinig beteekenis genoemd mag worden.<br />
De Heer NAHUIS, in zijne brieven, enz., schat<br />
de gansche bevolking van Benkoelen, gerekend<br />
van Indrapoera , ten noorden , tot Kroeï (op de<br />
grenzen van de Lampongs) op tachtig duizend zielen,<br />
en die van Marlborough en de ommestreken<br />
op twaalf duizend , waaronder begrepen zijn de<br />
Enropesche militairen, Javanen, Bengalezen , Chinezen,<br />
Maleijcrs en Madurezen. Rijst, zout,<br />
Ee 2<br />
1
436 —<br />
olie, boter, koeijen, schapen, karbouwen, varkens<br />
, eenden , ganzen, hoenders en dicnaarsloou,<br />
alles is hier een kapitaal duurder , dan op Java.<br />
Paarden,' welke men te Batavia , Samarang en<br />
Soerabaya met 3o Sp. m. betaalt, kosten óp Benlioelen<br />
100 Sp. m. Zij Avorden van Natal en andere<br />
plaatsen aangevoerd 046)« $<br />
In de baai van Benkoelen ligt het eiland Rat,<br />
alwaar met een goed palenhoofd eene betere ankerplaats<br />
, dan op de zoogenaamde reede van<br />
Benkoelen zoude zijn. Het land is in de omstreken<br />
van Benkoelen miuder vruchtbaar dan in het<br />
Padangsche ; het klimaat wordt er ook miuder gezond<br />
geacht. De proefnemingen tot aaukweeking<br />
van de Molukkische specerijen, blijft hier nog altijd<br />
zeer gebrekkig en kostbaar ; de voornaamste produkten<br />
der binnenlanden zijn peper en goud. Duizend<br />
peperboomen geven in goede jaren 5ooo jg<br />
peper, doch in slechte jaren somtijds niet meer<br />
dan het tiende gedeelie daarvan. Andere produkten<br />
, als suiker en koffij , zijn hier minder<br />
deugdzaam. De' koffijteelt verbetert zich langzamerhand<br />
; maar de Benkodensche suiker is, uit<br />
hoofde van de roode klei, Avaarin zij geteeld<br />
wordt, nimmer tot witheid te brengen, en wordt<br />
spoedig stroopig. De arak is flaauAV, onaangenaam<br />
van smaak, en verliest bijna de helft bij de<br />
proef.<br />
(146) Ook te Palembang bezat alleen de Sultan<br />
een rijdpaard , waarvan hij nimmer gebruik maakte.
- 437 -<br />
Op eenigen afstand van de Westkust van Sumatra<br />
liggen verscheiden eilanden, van Avelke Poeloe-<br />
Nias het grootste en merkwaardigste is. Het is<br />
vruchtbaar en volkrijk, ligt bijna twaalf mijlen<br />
van den Aval, niet verre van de groote rivier van<br />
Sinkol. Dit eiland bevat omtrent vijftig negorijen<br />
of kleine distriktcn, waarvan de hoofden zeer naijverig<br />
op elkander zijn., en daarom aanhoudend<br />
in twist en oorlog leven. Hunne zoogenaamde<br />
krijgsgevangenen verkochten zij eertijds als slaven.<br />
De inwoners van Nias zijn zeer blank, zoodat de<br />
slavinnen, die van dat eiland afkomstig zijn, zeer<br />
gewild waren.<br />
Verder oostwaarts voortreizende, komt men aan<br />
de Lampongs, eene provincie, die sedert de vroegste<br />
lijden , aan de voormalige Nederlandsche Oost-<br />
Indische Compagnie in eigendom afgestaan, en<br />
later, te Aveten in 1771, door die maatschappij ,<br />
aan den Vorst van Bantam , Sri Sulthan ABOEL<br />
MOEFAKHIR MOHAMMAD ALI ED-DIN in leen gegeven<br />
is geworden.<br />
Het land is, even als het Palembangsche Rijk,<br />
voornamelijk langs de rivieren bcAVoond, Avelke<br />
in deze orde van het westen naar het oosten op elkander<br />
volgen :<br />
Lampong Semangka ,<br />
Kalanda ,<br />
—i Silliboe ,<br />
Poeti ,<br />
— Poegong en<br />
Toelang-bawang. »<br />
Ee 3
— 438 —<br />
Het Avestelijkste distrik t ; Lampong Semangka ,<br />
is van de voormalige Engelsche bezittingen afgescheiden,<br />
door de rivier Moara-Silliman (i4y).<br />
Hier hebben in vroeger tijden de Nederlanders een<br />
fort gesticht, Petrus Albertus genoemd.<br />
Aan de rivier van Toelang-bawang, die door<br />
het hart van het land stroomt, hebben de Nederlanders<br />
, in 1737 , het fort Valkenoog gebouAvd ,<br />
hetwelk voorheen de voornaamste faktorij voor den<br />
handel Avas. Het land is aan den zeekant, over<br />
het algemeen, zeer laag en moerassig; de meeste<br />
kampongs liggen op bergen , alzoo het water in<br />
de maanden Januarij en February somtijds in 'vier<br />
en twintig uren tijds 20 voet hooger stijgt., en, vooral<br />
langs de grootere rivieren Toelang-bawang, Wa- *<br />
jornpa en Komoring het geheele land overstroomt.<br />
De binnenlanden zijn met hoog geliergte en<br />
zware bosschen bedekt, die vervuld zijn met olifanten<br />
, rhinocerossen en ander wild gedierte. Do<br />
meesie huizen zijn op palen van ijzerhout (kajoebissi)<br />
gebouwd. Peper, een Aveinig goud, en katoen<br />
zijn de voornaamste produkten. Zout en<br />
lijnwaden zijn de voornaamste artikelen van de behoefte<br />
der bevolking.<br />
Het Rijk van Palembang hier boven reeds tamelijk<br />
uitvoerig beschreven zijnde , zal ik nog alleenlijk<br />
melding maken van het Koningrijk D jambi<br />
, ten noorden van Palembang, aan eene zeer<br />
(147) Moara beteekont zamenvloeijing of uitmonding<br />
van de eene rivier in de andere.<br />
»
«-439-<br />
groote rivier gelegen. Dit Rijk levert zeer fijn goud ,<br />
en een Aveinig peper. De Vorsten van Djambi<br />
zijn vermaagschapt met die van onze oude bezitting<br />
en tegenwoordige vrijhaven Riouw.<br />
De overige Rijken Andragirij Kamper en Slak ,<br />
zijn voor het Nederlandsch Gouvernement, tot nu<br />
toe, van geen aanbelang. Het laatstgenoemde<br />
grenst, wederom aan het land der Battaks. De<br />
Vorsten van Siak zijn van ouds openbare zceroovers,<br />
en hunne gewapende praamven zijn nu en<br />
dan zeer vermetel. Hiervan levert een onlangs verschenen<br />
Averkje, van eenen 'veelbelovenden, en<br />
met ongemeene bekwaamheden begaafden, jongen<br />
ambtenaar, een treifend bewijs op (i4^)'<br />
Bij gelegenheid, dat de Heer NAGEL, den verdienstelijken<br />
natuurkundige BLUME , op zijne<br />
botanische reize over Java, vergezelde, troffen zij<br />
te Joana den Heer STOK.UR.OO aan. Zij vonden<br />
dezen ambtenaar hier geheel à son aise in deze<br />
bekoorlijke landstreek van Java gevestigd, gehuwd<br />
mot eene beminnelijke dame,.gerust en gelukkig.<br />
Dit gaf aanleiding, dat de Heer STOKBROO zich<br />
in vriendelijk gekout aldus liet hooren:<br />
« Ja Heeren, maar niet altijd heb ik zulk een<br />
gemakkelijk leventje gehad. Deze handen, die<br />
thans geen zAvaarder Averk verrigtten, dan het<br />
voeren van de pen, -tot het teekeneu van mijn<br />
(148) De Heer G, H. NAGEL, in wiens zeer naïve, luimige<br />
en belangrijke Schetsen van Java, dit voorval<br />
aangclcekend is.<br />
E e 4
- 44o -<br />
naam, of het ligten van mijn glaasje f>aarin<br />
ik verzoek, dat gij mij gelieft te volgen), deze<br />
handen hebben voor zeeroovers hout moeten kloven<br />
, rijst tombokken en water dragen.<br />
« In mijne jeugd was ik kadet bij de koloniale<br />
marine, en het was op eene expeditie tegen de<br />
zeeroovers van Sumatra, met eene kannonneerboot<br />
ondernomen, dat ik, geheel tegen de intentie<br />
, in . de handen dier schavuiten viel (i4g).<br />
Men voerde mij met andere lotgenooten naar een<br />
verren hoek der Sumatrasche kust, in een ellendig<br />
dorp, dat aan deze roovers tot schuilplaats verstrekt,<br />
en waar ik als slaaf veroordeeld werd mijn<br />
leven te slijten. Men had mïj mijnekleederen uitgetrokken'en<br />
niets gelaten, dan een'onderbroek,die<br />
er weldra niet extra proper meer uitzag. Men<br />
had mij het hoofd kaal geschoren, en om het<br />
grapje volkomen te maken , Avilde men mij besnijden<br />
(i5o) en een Mahomedaan doen Avorden.<br />
(149) Een dergelijk lot heeft nog voor ruim drie<br />
jaren eenen verdienstelijken Officier der koloniale<br />
marine getroffen, te weten, den kundigen en algemeen<br />
geachten Heer BÖHMER SPANGENBERG. Er behoorde<br />
meer dan gewone moed en beleid toe , om<br />
zich, met zijn volk, zoo als hij gedaan heeft, uit zulk<br />
een netelige positie te redden.<br />
(i5o) Bij deze Sundasche volken worden de jongens<br />
met hun i3 of 14 jaar besneden. De pijnlijke operatie<br />
geschiedt met een bamboezen instrument, door de<br />
handen eens priesters, die bij deze gelegenheid van
-44i -<br />
Doch hiertoe had ik zoo weinig trek , dat ik bij<br />
het zien van het vereischte instrument vreesselijk<br />
begon te schreeuAven, en zoo geweldig aan te<br />
gaan, dat men eindelijk dit voornemen liet<br />
varen. j<br />
« Tot den moeijelijksten en walgelijksten arbeid<br />
werd ik gebruikt, en bij het minste vergrijp kreeg<br />
ik rijkelijk slagen. De kost, die ik bij deze heeren<br />
genoot, vvas daarentegen zoo eenvoudig mogelijk<br />
: rijst en water waren de voornaamste artikels.<br />
Bij extra gelegenheden kreeg ik eene halve<br />
handvol stinkenden pruimtabak.<br />
« Na vier jaren op deze Avijze te hebben do<strong>org</strong>ebragt,<br />
kocht mij een Chinees, de eenige Yan<br />
die natie, daar ter plaatse gevestigd ; en zulks in<br />
de hoop, van mij met voordeel Aveder te zullen<br />
van de hand zetten. Dit gelukte hem ook, Avaarbij<br />
ik het best voer ; want een ander Chinees,<br />
die van Java overgekomen Avas, om met zijn»<br />
landsman handel te drijven , door medelijden met<br />
mij bewogen, betaalde den gevraagden losprijs<br />
voor mij , en tot mijne onbeschrijfelijke vreugde<br />
nam hij mij naar Java mede , waar de Gouver-<br />
alle inwoners der kampong geschenken ontvangt.<br />
Daags na de operatie, Avordt de lijder op een paard<br />
gezet, en moet, ondanks de hevigste pijnen, een<br />
toertje maken, en vervolgens een feest bijwonen, dat<br />
ter eere der operatie gegeven wordt, en waarbij men<br />
gewoonlijk ook een' buffel slagt.<br />
Ee 5<br />
i
- 44* -<br />
neur-Generaal DAENDELS hem de voor mij uitgegevene<br />
som terug gaf.<br />
« Sedert die époque heb ik een vergenoegd leyen,<br />
in het midden mijner familie en vrienden ,<br />
geleid, en een weivoorziene tafel heeft dubbele<br />
waarde in mijn oog, wanneer' ik aan die vier ongelukkige<br />
magere jaren terug denk."
^ 443 -<br />
VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />
Beschouwing van het eiland Banka. — De berg<br />
Monopyn. — De stad Muntok. — De voor-<br />
naamste produkten. — Uitmuntende houtsoor-<br />
ten. — De Kolonel DE LA FONTAINE. —. In-<br />
en uitvoer. — Bevolking. — De tinmijnen. —<br />
Het eiland Billiton. — Besluit.<br />
iJLan de uitmonding van de groote Palembang-<br />
sche rivier, bij de beruchte kampong Soensang,<br />
ziet men met het bloote oog het blaauAvend geberg-<br />
te van Monopyn, aan den westelijken uithoek<br />
van het eiland Banka, nabij de hoofdplaats Mun-<br />
tok. De overvaart bedraagt slechls een afstand van<br />
zeven mijlen.<br />
Onze naburen, de Britten (i5i), wier oordeel<br />
in deze bijzonderheid voor onpartijdig mag gelden ,<br />
zijn met de meest verlichte Nederlandsche ambte-<br />
naren (i52) eenparig van gevoelen, dat het eiland<br />
Banka, ofschoon niet groot in omvang, eene<br />
(J5I) De Heeren RAFFLES, CRAWFURD, COURT, CDZ.<br />
(i5a) De Meeren MUNTING HE, VAN SEVENHOVEN, de<br />
Generaal VAN DEN Boscn , de Heer CAMrACNE, de Kolonel<br />
DE h& FONTAINE, en anderen.
s<br />
- 444 -<br />
zeer belangrijke bezitting is. De geographische ligging,<br />
met betrekking tot de vaart op China, en<br />
het hoofdprodukt van dit eiland , te weten, de<br />
rijke tinmijnen , zijn twee voorname voordeden ;<br />
de gezondheid van het klimaat, de natuurlijke geschiktheid<br />
van het land, om door onvenvinbare<br />
sterkten het bezit daarvan te beveiligen, zijn insgelijks<br />
zeer belangrijke omstandigheden. CRAW-<br />
FUR.D noemt het eiland Banka onder de reeks van<br />
Indische etablissementen, welke hij bij voorkeur<br />
tot Europesche kolonizatie geschikt acht.<br />
Banka ligt ten zuiden van den Equator, tusschen<br />
i°3o' en 3°8' Zuiderbreedte. De AVesldijkste<br />
uithoek ligt io5°9' en de oostelijkste punt op<br />
3o6°5i' lengte ten oosten Greenwich. Het eiland<br />
is 45 mijlen lang, en 23 mijlen breed. De strekking<br />
loopt bijna gelijk met de oostkust van Sumatra',<br />
met welke het de Straat Banka vormt. Hier<br />
en daar verheffen zich over het geheele eiland<br />
afzonderlijke hooge bergen, Avaarvan de hoogste,<br />
Goenong Maras , bij de zoogenaamde Klabat-baai,<br />
zich 3ooo voeten boven de zee verheft.<br />
De berg Monopyn, door de inlanders Goenong<br />
Manombling genoemd , ligt, gelijk boven is aangemerkt,<br />
op den westelijkslen uithoek van het eiland<br />
, en dient aan Europesche ZOOAVCI als inlandsche<br />
zeevarenden, lot een voornaam tecken van<br />
verkenning, Avaarvoor deze berg, op een uitstekenden<br />
hoek van het land gelegen zijnde, beter<br />
geschikt is, dan de meer binnenlandsche berg<br />
Maras, ofschoon deze laatste veel hoogcr zij. De
-4P-<br />
berg Monopyn is i5oo voet boven de oppervlakte<br />
der zee verheven. Tandjong Toewin en Tandjong<br />
Ray ah (i53) zijn twee afzonderlijk staande<br />
bergen van gelijke hoogte als de Monopyn. In<br />
de rigtiug van Tandjong Brekat is een nog hooger<br />
berg. Op het geheele eila'nd vindt men geene<br />
de minste sporen van vulkanische uitbarstingen.<br />
Met des te meer bevreemding Averden hier de<br />
geAveldige slagen der verschrikkelijke uitbarsting<br />
van den Goenong-Tomboro vernomen. Ook hier,<br />
gelijk op Java , was men in den waan, dat er<br />
eene bataille in de nabijheid voorviel (i54).<br />
Het geheele eiland Banka is overvloedig van<br />
goed water voorzien. De voornaamste rivieren zijn<br />
die van Jeboes en Djiering aan den westkant,<br />
Antoen en Layang in de Klabatbaai, en de Mârawang<br />
aan de oostzijde van-het eiland. Mindere<br />
rivieren zijn die van Kotla-waringa, Mindo,<br />
Banka-Kolta j Salan , aan de Avestkust; Mapoer,<br />
Koba karrau, en Koppo aan de oostkust. Alle<br />
deze rivieren zijn met zandbanken belemmerd, en<br />
slechts voor kleine vaartuigen bevaarbaar.<br />
De kampongs of dorpen liggen allen landAvaarts<br />
in, aan de boorden der rivieren, zoodat men,<br />
bij het rondzeilen Yan het eilai^ , bijna geen spoor<br />
van bevolking ziet, uiigezoMbd bij de hoofdplaats<br />
Muntok , die »geheel aan strand JLjgt. Het eiland<br />
(i55) Tandjong, beteekent uitstekende hoek of punt<br />
van het land.<br />
(i54) Zie boven, hoofdst. XV.
- 445 -<br />
maakt echter, uit zee gezien , eene bevallige vertooning<br />
, omdat het groene gebergte van Banka<br />
zeer vrolijk afsteekt bij de vlakke, eentoonige,<br />
daar tegen over gelegene kust van Sumatra.<br />
Regenbuijen zijn op Banka zeer menigvuldig,<br />
uitgenomen in de maanden Mei, Junij, Julij en<br />
Augustus (of de Zuid-oost-moeson), die heet en<br />
droog zijn. De sterkste regens vallen in de Noordwestmoeson,<br />
bijzonder in November , December, January<br />
en Februarij. In de overige maanden is<br />
het weder tusschen droogte en regen verdeeld,<br />
bij de zoogenaamde kenteringen (overgangen) der<br />
beide moesons. Wil men zoo na mogelijk den<br />
tijd dezer saizoenen te bepalen, zoo kan men vrij<br />
algemeen aannemen, dat met half Maart de<br />
noord-Avest-moeson begint af te nemen, en met<br />
half Mei de Zuid-Oost-moeson sterk begint door<br />
te zetten, tot dat Avederom van 15 September<br />
tot i5 November de Noord-west-moeson de meeste<br />
kracht, heeft. Gedurende de kenteringen der<br />
moesons is de zeevaart, uit hoofde van het zeer<br />
onbestendige Aveder, niet veilig. In weinige<br />
minuten ondervindt men beurtelings kalmte en<br />
storm, met steeds veranderlijke winden. In de<br />
kracht der moesons daarentegen kan men veilig<br />
uit en in de straat zeilen. Donderbuijen zijn hier<br />
menigvuldig en verschrikkelijk. Weerlicht Avordt<br />
gedurende zes maanden van het jaar bijna eiken<br />
avond waargenomen.<br />
Het klimaat van Banka -is over het algemeen<br />
gezond. Enkele moerasssige kuststreken mogen als
--447-<br />
uitzonderingen worden beschomvd. Bij nacht is<br />
het hier ze.er koel, doch tegen het midden van<br />
den dag veroorzaakt de terugkaatsing der zonnestralen<br />
op den Avitten harden mineralen zandgrond<br />
, somtijds eene bezwarende hitte. Nogtans<br />
rijst de Thermometer in de schaduw zelden of<br />
nooit boven 88° F.<br />
De menigvuldige zAvare bosschen van het eiland<br />
leveren uitmuntende houtsoorten op. Alleen de<br />
Molukkos en de Palembangsche binnenlanden kunnen<br />
Banka hierin overtreffen. Langs de noordkust<br />
vindt men overvloed van ebbenhout.<br />
Lignum aloes (kajoe goeroe) wordt hier in vrij<br />
groote hoeveelheid gevonden. Beide worden ten<br />
verkoop aan de Chinesche jonken en Avankangs<br />
(vaartuigen) gezonden. Tripang en Agar-agar<br />
worden veel in de Klabat-baai gevonden. Harst<br />
^ddmar) , honig, Avas , rotan , zijn mede Bankasche<br />
produkten en artikelen van handel in de<br />
zuidelijke distrikten. De kusten hebben zeer veel<br />
van de Lïngasche en naburige zeeroovers te<br />
lijden.<br />
Het dierenrijk levert op Banka niet ongemeen<br />
veel op. Herten en Avilde varkens zijn in de bosschcn<br />
tamelijk menigvuldig. Tijgers, die in zoo<br />
groote menigte in de Palembangsche binnenlanden<br />
schuilen, zijn hier niet aanwezig, doch er<br />
zijn velerlei insekten en slangen, waaronder eenige<br />
kleine soorten geacht Avorden venijnig te zijn.<br />
Groote slangen worden door de Chinezen geopend,<br />
en de gal als een kostbaar geneesmiddel bewaard.
.- 448 ~<br />
Visch is hier in overvloed, doch buffels, schapen<br />
en gevogelte minder voorhanden (i55). Inland-<br />
sche vruchten zijn er in menigte.<br />
Dat het eiland tot nu toe zoo weinig artikelen<br />
van leef logt heeft voortgebragt, is niet te Avijten<br />
aan de natuurlijke gesteldheid van den grond ,<br />
maar aan de venvaarloozing van den landbouw,<br />
ten behoeve der mijnwerken. In de laatste tijden<br />
heeft het Nederlandsch bestuur maatregelen ge-<br />
nomen, om de natuurlijke vruchtbaarheid van<br />
het plantenrijk op Banka met die van het delf-<br />
stoffenrijk gepaard te doen gaan; dit nuttig doel<br />
is reeds in Imogen trap bereikt geAvorden.<br />
De stad Muntok (i56) Averd oorspronkelijk door<br />
inwoners van Bingen en andere naburige eilanden<br />
bevolkt. Dezen werden naar Banka gdokt, om<br />
handel te drijven , en tin te smokkelen.<br />
(i55) De Resident Kolonel DE LA FONTAINE', bij wien<br />
ik te Muntok eenige zeer genoégelijke dagen hebdo<strong>org</strong>ebragt,,<br />
heeft door hetaankweeken van nieuweprodukten,<br />
zoowel als door de plaatselijke verfraaijing vanhet Nederlandsche<br />
hoofd-etablissement, het leggen van nieuwe wegen<br />
,enz. Banka geheel en al herschapen. Het overlijden<br />
van dezen verdienstelijken Officier en Ambtenaar is voor<br />
het Gouvernement een groot verlies geweest.<br />
(i56) Dezen bij de Nederlanders gebruikelijken<br />
naam van het hoofd-etablissement van Banka, wilden<br />
de Engelschen hervormen in Minto, als een<br />
complimentje voor Lord MINTO. Getuigt zulk een jeu<br />
de mot niet van een zeer kieschen smaak? Sir TH>.<br />
STAMFORD RAFFLES of liever Lady RAFFLES , bewees eene<br />
nog kiescher hulde aan den grooten Protector van Sir<br />
THOMAS.
— 449 —<br />
Montok ligt omtrent een uur gaans ten oosten<br />
ven Tandjong Kelieng, aan eene kleine rivier ,<br />
die uit den Monopyn ontspruit. Terstond achter<br />
de stad verheft zich de grond en vormt een platten<br />
heuvel, Avaarop het Nederlandsche fort, en<br />
de Avoningen der meeste Ambtenaren en Officieren<br />
gebouwd zijn. Dit etablissement op dèn berg is<br />
sedert het bestuur van den reeds gemelden Heer'<br />
Ï>Ë LA FONTAINE in een der fraaiste plaatsen vaö<br />
geheel Indi'è hervormd. De Gouvernementspakhuizen<br />
en het bureau van den Havenmeester zijn<br />
aan het strand, bij de benedenstad, welke laalste<br />
door de Chinezen, Maleijers en Inlanders bewoond<br />
wordt. De afwisselende heuvelachtige grond maakt<br />
dit gedeelte van het eiland romanesk bekoorlijk.<br />
De bevolking van Muntok, buiten de Europeanen<br />
, bedraagt ongeveer aooo zielen. De populatie<br />
van het geheele eiland mag , als volgt, berekend<br />
Worden ;<br />
Mannen. Vrouwen. Kinderen,-<br />
Bergbewoners i747. 1642. 256a.<br />
Maleijers 916. 8Ó9. 026.<br />
Chinesche mijnwerkers 1737. 343. 443.<br />
Andere Chinesche inwoners 1147. 424. 55a.'<br />
Totaal 5547. 3378. 4288.<br />
Deze opgaven zijn eer te gering, dan te groot<br />
alzoo, gelijk ik reeds aangemerkt heb, de inlandsche<br />
hoofden niet zeer genegen zijn , den waren<br />
staat der bevolking op te geven , omdat zij ongaarne<br />
het geheele bedrag hunner 'eigene inkomsten<br />
, en den staat hunner huishouding willen aan<br />
II. Ff
— 45o —<br />
den dag leggen , of ook , Avelligt, omdat zij vreezen<br />
, dat men meer van hen zal vorderen , naar<br />
mate de bevolking talrijker is.<br />
De invoeren te Muntok mogen door elkander<br />
jaarlijks geschat Avorden, op nagenoeg vier maal<br />
honderd duizend ropijen ; Avaaronder voor 3oo,ooo<br />
rop. voor de onmisbare artikelen van rijst , zout<br />
olie, tab:ik, koffij , thee, suiker , enz. Banka<br />
levert geen rijst op, en vereischt een jaarlijkschen<br />
toevoer uit Java, ten bedrage van 4 o > O0 °<br />
pikols.<br />
De uitvoer bestaat uit Tin. De opgaven van<br />
het uitgevoerde tin, wclko ik mij heb kunnen<br />
aanschaffen , zijn zeer onzeker , en ik durf deswege<br />
niets bepaaldelijks te zeggen. Ook Avegens<br />
het produkt, zoo als het is, en zoo als het bij<br />
meer uitbreiding der mijmverken zijn kan, durf ik<br />
met naauAvkeurigheid weinig zeggen. Zestig duizend<br />
pikols mag als een gemiddeld jaarlijks bedrag<br />
Worden aangenomen.<br />
Onder de regering van den Palembangsche Sultan<br />
MAHMOED BADR' EL-DIN was het beheer der<br />
Bankasche tinmijnen aan zeven aanzienlijke Palembangcrs<br />
opgedragen, voor rekening van den<br />
Sultan , die de vereischte gelden voorschoot, om<br />
de mijnen te doen bewerken, door Tikoes, of<br />
afstammelingen van een Chincschcn vader en eene<br />
Maleische moeder, Avelke natie , gelijk men Aveet,<br />
de werkzaamste A'olksklasse der inboorlingen van de<br />
meeste Indische bezittingen uitmaakt. De zeven<br />
distrikten van deze Tikoes of Hoofden der miju-
-45 'ib i<br />
werkers, Avaren Jeboes en Klabat in het N. W.<br />
gedeelte van Banka, Blinjoe aan de oostzijde van<br />
de Klabat-baaij, Songi-Liat, Marawang en Pankal-Pinang<br />
op de oostkust, en Toeboeali aan den<br />
zuidkant van het eiland. De Sultan bedong de<br />
levering van het geheele tinprodukt der mijnen,<br />
tegen 8 Sp. m. de pikol van i5o katti's (94 Ned. $).<br />
Behalve het ( tin van de Tikoes,-werd nog dooide<br />
Orang-Goenoeng of bergbeAvoners, eene aanzienlijke<br />
hoeveelheid ingezameld, en tegen 3 Sp.<br />
m. de pikol van 100 kattis (62 Ned. fQ) aan den<br />
Sulian geleverd.<br />
Sedert de afstand van Banka aan het Nederlandsch<br />
Gouvernement, Avordt het produkt naar'<br />
Batavia gevoerd, om alleen van die Hoofdplaats<br />
voor Gouvernements rekening uitgevoerd te<br />
worden.<br />
De tinmijnen van Banka zijn niet vroeger, dan<br />
sedert honderd dertig jaren ontdekt geworden -,<br />
zoo men zegt, door toevallige brand in een der<br />
huizen. Het is echter Avaarschijnlijk, dat het algemeene<br />
gebruik der inlanders , om, tot ontginning<br />
van den grond , het hosch- en kreupelgeAvas<br />
af te branden, deze ontdekking veroorzaakt heeft.<br />
De Chinesche mijnwerkers zijn reeds meer dan<br />
eene eeuw op Banka gevestigd geweest, en vermeerderen<br />
jaarlijks door nieuwe gelukzoekers uit<br />
Kanton en Fokhien , die met de jonken en Avankangs<br />
hier en daar naar onze Indische bezittingen<br />
de wijk nemen.<br />
Wanneer men eene nieuwe tinmijn AVÜ openen ,<br />
Ff 2
— 452 —<br />
Wordt de grond vooraf door eenen kundigen mijnwerker<br />
onderzocht. Eene vlakte tusschen tAvee<br />
heuvelen , in de nabijheid van een stroomend water<br />
, wordt voor* de beste plaats gehouden, oin.<br />
eene mijn te ontginnen. Een ijzeren boor , met<br />
een puniig lepeltje aan het einde, wordt vervolgens<br />
loodregt in den grond gedreven, en de<br />
mijnwerker weet op het gevoel en het gehoor te<br />
onderscheiden , of hij eene bedding .(stratum) van<br />
tjnerts bereikt heeft, in welk geval hij deze bedding<br />
doorboort , en vervolgens het werktuig uit<br />
den grond trekt. Het lepeltje bevat een gedeelte<br />
van het erts, hetwelk nu gowasschen en onderzocht<br />
wordt. Indien het erts op tien of twaalf<br />
voeten diepte ontdekt wordt, gelijk dikwijls, vooral<br />
in de oostelijke distrikten plaats heeft, is de bewerking<br />
der mijn zeer gemakkelijk, en bestaat<br />
alleen in het Avegruimen van den grond, die de<br />
bedding van het erts bedekt. Grooter diepte, bij<br />
voorb. 18 tot 24 voeten, vereischt eene moeijelijko<br />
bewerking. De mijners graven alsdan rondom deplaats,,<br />
waar zij met den boor het erts bespeurd<br />
hebben, een vierkanten kuil tot de vereischte<br />
diepte, om te zien , in Avelke rigting het erts<br />
zich uitstrekt. De grond wordt hierop rondom<br />
onderzocht, om de ader van het tin op te spoïen,<br />
of meer dan eene ader te ontdekken. Mislukt<br />
dit, zoo houdt men de mijn voor uitgeput ,<br />
en zoekt naar eene meer geschikte plaats, eerst<br />
in de nabijheid , doch zoo een tweede onderzoek<br />
vruchteloos is, begeven zij zich naar een meer
_ 453' —<br />
afgelegen oord. Het erts wordt door aangelegde<br />
waterleidingen gezuiverd, doch Avanneer de ertsgrond<br />
zeer steenachtig is , gebruiken zij manden<br />
of korven, die zij met water en erts vullen<br />
en met schudden en roeren als een zeef gebruiken.<br />
De mijnwerkers beginnen des avonds met zonondergang<br />
te smelten. Elk fornuis kan door clkanderen<br />
tot den volgenden m<strong>org</strong>en, 4° schuitjes ,<br />
(elk van § pikol) tin leveren (\5j).<br />
Bij het Traktaat, te Londen, den 17 Mei 1824<br />
gesloten , waarbij Malakka voor Benkoelen werd<br />
afgestaan , is het nabij Banka gelegen eiland Bil-<br />
'liton als eene regtmatige Nederlandsche bezitting<br />
erkend gevvorden. Een paar woorden , nopens dat<br />
eiland , zullen dit Hoofdstuk besluiten.<br />
De voornaamste plaatsen zijn Sedjoo met 4 00<br />
inwoners; Tji-roetjop, met 5oo inwoners; Bilantoe,<br />
met 3oo inwoners en Krieah Eingang met<br />
100 inwoners, behalve eenige kleine binnenlandsche<br />
kampongs , die te zamen nog 700 zielen bevatten<br />
, zoodat de geheele bevolking op 2,000 berekend<br />
kan worden. Dit eiland werd gezamenlijk<br />
met Banka door den Sultan van Palembang afgestaan.<br />
(157) De inkomsten van Banka bedroegen in 1814:<br />
8600 rop., in i8i5: 108000 rop. en 1816 1,700,000<br />
ropeijcn. De uitgaven in die drie jaren beliepen bijna<br />
een millioen ropeijen.<br />
Ff 3<br />
\
- 454 -<br />
De produkten van Billiton zijn tripangs, agaragar,<br />
vogelnestjes, ebbeuhout, honig, was, damar<br />
of harst, en eene aanzienlijke hoeveelheid<br />
ijzer, hetwelk van uitmuntende hoedanigheid is.<br />
Men wil ook, dat Billiton tin oplevert, doch<br />
dit laatste artikel wordt waarschijnlijk van Banka<br />
derwaarts gesmokkeld. Men bouAVt op Billiton<br />
rijst , doch even als op Banka, tot nu toe in ongenoegzame<br />
hoeVeelheid. De inwoners waren aanhoudend<br />
aan de strooperijen der zeeroovers blootgesteld<br />
, en danken den Hemel, dat zij ouder het<br />
beschermend bestuur- vmi)Nederland zijn gekomen.<br />
En biermede, veelgeachte Lezer, zij het mij<br />
vergund, mijn verhaal te besluiten. Gevoelig<br />
voor de vereerende beoordeelingen , welke aan het<br />
Eerste Deel in onderscheidene tijdschriften en<br />
zelfs Nieuwsbladen (i58) mogtcn te beurt vallen,<br />
mag ik mij vleijen, dat dit Tweede Deel, Avaartoe<br />
ik niet minder z<strong>org</strong> heb aangcAvend, ook niet<br />
zonder eenig Avelgevallen ter zijde zal worden gelegd.<br />
Gaarne zoude ik nog eenige andere Etablissementen<br />
verhandeld hebben, gelijk mijn eerste<br />
voornemen Avas-; doch de aanteekeningen , Avelke ik<br />
daaromtrent heb gehouden, behelzen een lijdvak,<br />
hetAvelk mij door eene Tarluflische kabaal AYerd<br />
(i58) Onder anderen: Het Dagbl, van 's Gravenh. ,<br />
?> Aug; 1827; de Arnhemsche courant, 23 Oct. 1827;<br />
het Algemeen Handelsblf^ 10 Mei 1828 ; de Algem,<br />
Vaderl. Letteroef. voor Maart 1828, en de Rcccns.<br />
dar Recens, voor April 1828.
— 455 —<br />
verbitterd, en oorzaak was,, dat ik den edeldenkenden<br />
, regtvaardigen , doch niet alvermogenden<br />
Gouverneur-Generaal VAN DER CAPELLEN , reeds<br />
in 18^3 , bij rekest, om mijn ontslag verzocht.<br />
Dit verzoek Averd mij destijds niet toegestaan , en<br />
ik vertoefde tot Mei 1826 successivelijk in de Moluk<br />
kos, op Celebes , en Avedertmi op Java. Mijn<br />
verblijf, in de beide eerstgenoemde geAvesten , heeft<br />
mij in staat gesteld de beschrijving dier bezittingen<br />
zamen te stellen , zoo als zij in dit Deel voorkomt.<br />
De gunstige Lezer zal mij Avel ten goede houden,<br />
dat ik een bundel van geschriften die mij<br />
schier op elke bladzijde eene onaangename herinnering<br />
geven, althans vooreerst ter zijde legge.'Vindt<br />
hij inderdaad mijn reisverhaal zijner oplettendheid<br />
niet geheel omvaardig , dan zal ik hem Avelligt<br />
eene derde en laatste deel aanbieden, Avanneer de<br />
tijd mij zal in staat gesteld hebben , zonder eenige<br />
verbittering , .telkens de hatelijke namen van eenige<br />
intrigante huichelaars voor mijne oogen te zien.<br />
VVelligt ook Avordt het overige handschrift tot een<br />
Auto-da-fè bestemd.<br />
j
Bij den Uitgever dezes zijn mede gedrukt :<br />
Land- en Zeetogten in Neèrlamhch Indi'è, en eenige<br />
Britsche Etablissementen, gedaan in de jaren 1817<br />
tot 1826, door jon. OLIVIER, JOHZ., voormaals Secre.<br />
taris te Palembang. Eerste Deel. Java. Met platen ƒ 4.90.<br />
NAGEL , (G. H.) Schetsen uit mijne Javaansche Portefeuille.<br />
Met gegraveerde Titel en Vignet, 1828 . . ƒ 1.80.<br />
KÜHN, (F. H.) Beschouwing van.den toestand der Surinaamsche<br />
Plantagieüaven. Eene Oeconomisch-Geneeskundige<br />
Bijdrage, tot verbetering deszelven., Met<br />
platen en kaarten, 1828 ƒ2.20.<br />
Surimmen in deszelfs tegenwoordigen toestand, door<br />
eenen inwoner aldaar, gr. 8 Q ƒ 1.80.<br />
Snrinaamsche Almanak voor 1820 en 1821. Met kannen<br />
en platen. Elken jaargang ƒ 4- 8 °-<br />
JOHNSON, (j.) De invloed der Keerkrings-luchtstreken<br />
op Europesche Gestellen, eene verhandeling over<br />
de onder de Europeanen voorkomende Ziekten, in<br />
heete Gewesten , naar de derde uitgave uit het Engelsch<br />
vertaald , en met Aanteekeningen voorzien<br />
door j. M. DAUM. 2 Deelen gr. 8°. . . . ƒ 8.40.<br />
ie Deel, bevattende de Ziekten in Oost Indien, benevens<br />
een Aanhangsel over de Cholera Morbus.<br />
gr. 8° f 4- 8 °-<br />
2e Deel Ziekten der West'-Indien, Middelland sciie<br />
Zee en Westkust van Afrika, benevens eene algemeenc<br />
Hygienne. gr. 8° f 3>6°«<br />
GALL, (H. A.) Wereldgeschiedenis, beknopt vo<strong>org</strong>esteld,<br />
in Tijdrekenkundigc Tafelen, tot onderwijs en<br />
eigene beoefening. Naar het Hoogduitsch vrij vertaald,<br />
zeer vermeerderd' en tot op onzen aijd voortgezet,<br />
gr. 4° ƒ 1.20.<br />
REHM , (F.) Handboek der Geschiedenis over de Middel-Eeuwen.<br />
Naar het Hoogduitsch vertaald, 1 c deel.<br />
gr. 8° , f 4-90'