04.09.2013 Views

?y*L**ë - Acehbooks.org

?y*L**ë - Acehbooks.org

?y*L**ë - Acehbooks.org

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BIBLIOTHEEK KITLV<br />

0005 8006<br />

D 3 VVZ X<br />

?<strong>y*L**ë</strong>


LAND- EN ZEETOGTEN<br />

IN<br />

NEDERLJLND'S-INDIË.<br />

ir - voo» J'


ipm


Û7\


At<br />

L<br />

DP.il<br />

LAND H EN- ZEETOfxTEN<br />

i N<br />

EIST EENIGE BUTT S CHE ETABLISSEMENTEN,<br />

(ÎET3AA.-N- INT BE .TAKKPT T.8>ly TOrlS^Ö,<br />

XI O O Tl<br />

JOILOKKS OXHTIElt, Jz.<br />

VborlijeeiL Secretaris te J'. JJ.K.MJI. /.1 Y/.<br />

MET ï>i^TE3T.<br />

TWEEDE BEET..<br />

Te AMSTEHDAll, bij<br />

C . G . S TT E I» K! E<br />

MI» r r oxrnn,


UIT HOOGACHTING<br />

VOOR ECHT VADERLANDSCHB DEUGDEN,<br />

GEPAARD MET UITGESTREKTE KUNDE<br />

EN UITSTEKENDE VERDIENSTEN,<br />

GE wy D<br />

AAN<br />

HET WELZIJN DES LANDS<br />

JN<br />

NEDERLANDS-INDIË;<br />

WORDT DIT BOEKDEEL


AAN DE HEEREN<br />

Mr. H. W. M U NT IN GH E<br />

EN<br />

J. J. VAN SEVENHOVEN,<br />

DANKBAAR EH EERBIEDIG<br />

OPGEDRAGEN<br />

BOOB.<br />

DEN SCHRIJVER.


VOORBERIGT.<br />

r eel behoeve ik niet tot voorspraak by<br />

de uitgave dezer tweede bijdrage [als het<br />

boek zoo heeten mag) tot de meer algemeens<br />

kennis van onze Indische Bezittingen, te zeg-<br />

gen. In de voorrede van het Eerste Deel,<br />

verklaarde ik reeds het oogmerk, dat mij<br />

de pen hiertoe deed opvatten. Ben ik<br />

ik inderdaad zoo gelukkig, dat mijne<br />

eerste poging, gelijk mij door my ne vrien-<br />

den , zoo wel als door hoogstvereerende<br />

* 4


VIII<br />

openbare beoordeelingen, wordt verzekerd,<br />

niet geheel mislukt is, dan durf ik my' wel<br />

vlei/en, dat ook aan dezen tweeden Bundel<br />

een gunstig onthaal zal te beurt vallen ,<br />

althans ik heb daarin de zelfde rondborstig-<br />

heid en ongekunstelde schrijfwijze in acht<br />

gehouden, als in het Eerste Deel. Iets<br />

tot de kennis van Land en Volk bij te dra-<br />

gen, bleef mijn hoofddoel; van bijzondere<br />

personen gewaagde ik slechts, wanneer<br />

een onwederstaanbaar gevoel van hoqg-<br />

achting of van dankbaarheid, mijne pen<br />

wegsleepte. Verscheiden aanzienlijke per-<br />

sonen, die mij stofje tot groote erkentelijk-<br />

heid gegeven hebben, zijn in dit werk on-<br />

genoemd gebleven, omdat ik tot stelregel<br />

had aangenomen, mijne bijzondere lotgeval-<br />

len daarbij geheel ter zijde te stellen. Zoo<br />

had ik, by voorbeeld, my ne allereerste aan-


" IX<br />

stelling, ter algemeene Secretarie te Ba-<br />

tavia, en mijne aanvankelijke bevordering,<br />

geheel te danken cum de welwillendheid<br />

van den toenmaligen algemeenen Secreta-<br />

ris, den Heere J. c. BAUD , wiens zeer<br />

spoedig daarop volgend vertrek naar Eu-<br />

ropa , een wezenlijk en groot verlies<br />

voor de algemeene Secretarie was. Dit<br />

hoofdbureau was, namelijk, onder het bestuur<br />

van den Heere BAUD eene ware pe'pinière, om<br />

jeugdige ambtenaren tot verdienstelijke man-<br />

nen op te leiden. De meest bekwame Amb-<br />

tenaren, die zich titans in Nederlandsch-In-<br />

dië bevinden, zijn onder de leiding van<br />

den Heer BAUD , ter algemeene Secreta-<br />

rie werkzaam geweest.<br />

Hiermede, geachte en gunstige Le-<br />

zer, zij deze pennevrucht aan uwe be~<br />

* 5


ievolenliä opgedragen. Behelst zij iets nut-<br />

tigs , verwerft zij eenigermate uwe goed-<br />

keuring , dan is mijne moeite op de stree-<br />

lendste wijze beloond.<br />

i Augustus , i8a8.


I N H O U D .<br />

EERSTE HOOFDSTUK.<br />

Aankomst op den Zuid-Oosthoek van Jaya. — Parelduikers<br />

by Banjoe-Wangie en Noesa-Kembangan. — Zuidkust van<br />

Java. — Ongezondheid der landstreek. — Verklaring van<br />

het Waterbederf in de Wittc-Rivier. — Middelen tot verbetering.<br />

— Gevaarlijke Bergbeklimmlng door den Heer LB-<br />

SCHENAULT. — Beschrijving van den Mer-Apie. — Verbetering<br />

van het lot der .inboorlingen, — Groote verwachtingen<br />

ten opzigte dezer Provincie. — De Heer ELOUT aldaar tot<br />

Resident benoemd BI. i.<br />

TWEEDE HOOFDSTUK.<br />

Voorbcreidselcn tot eene reize naar de Moluksche eilanden in<br />

het gevolg van den Gouverneur-Generaal. — Voorafgaande<br />

terugtogt naar Batavia. _ Reisje langs de Javaansche<br />

kust. — Onderscheidene Etablissementen aldaar. — Poila-<br />

Mandalique. — Vermetelheid der Zeeroovers. — De Haaijcvangst.<br />

— Aankomst te Batavia. — Statistiek van huwbare<br />

raci sjcs BI. 17.<br />

DERDE HOOFDSTUK.<br />

Vertrek naar de Moluksche eilanden. — Een enkel woordje<br />

over de Koloniale Marine. — De Kapitein ter zee z. SCHROOIjESTEiN.<br />

— Aankomst voor het fort Victoria. — De reede<br />

van Amboina. — 'Dc stad Ambon en de zamenlevitig aldaar.—<br />

Dominé KAM. — Inlandsclie Christenen. — Verbeteringen<br />

in het openbaar Onderwijs en heilzame gevolgen, welke men<br />

zich daarvan mag beloven BI. 27.<br />

VIERDE -HOOFDSTUK.<br />

Klimaat der Moluksche eilanden. — Gezonde luchtstreck, —


XU I N H O U D .<br />

Schilderachtig voorkomen van Aml/oitia. — Batoe-Gadj'a. —<br />

De Klappcrtuinen. — Batoe Merah. — Aanmerkingen over<br />

de gesteldheid van den grond dezer eilanden. — Produkten<br />

van het land. — De Sago-boom. — Houtsoorten. — Mocsons<br />

in "de Moluksclie wateren. — Beschrijving van den<br />

Kruidnagel-boom en de culturen der Nagelen. . . BI. 4t.<br />

VIJFDE HOOFDSTUK.<br />

Nadere beschouwing van de bevolking van Ambolna. — Toenemende<br />

Beschaving. — Groote uitbreiding van de Christelijke<br />

Godsdienst. — De Zeden. — Europeanen. — De Dames.<br />

— Karikaturen. — Araboncschc Mahomcdancn. — Kleeding,<br />

costumes en by zondere gebruiken. . . . BI. 57.<br />

ZESDE HOOFDSTUK.<br />

Tegenwoordige toestand van Landbouw, Nijverheid en Produkten.<br />

— Maatregelen tot wering van knevelarijen. — Amboïna<br />

zoude veel meer kunnen opbrengen, dan enkel kruidnagelen.<br />

— Vooruitzigt, om den Theeboom aldaar aan to<br />

Uwceken. — Indigo, suiker en koflij. — Mocskruiden en<br />

vruchten. — Muskaatnoten-boomen. — Loerics en kakatoe&s.<br />

— 'DeOelar-beloeàa. — Agar-agarenTripang. BI. 75.<br />

ZEVENDE HOOFDSTUK.<br />

Vertrek naar Banda. — De Goenong-Api. — Zijne uitbarsting<br />

op het oogenblik der aankomst van den Gouverneur-Generaal.<br />

— Het fortfNassau. — Het fort Belgica. —<br />

De stad. — De Muscaatnotenboom (_Nux myristica")..—<br />

Aanplanting in Perken. — Voorz<strong>org</strong>en en behandeling by de<br />

inzameling van dit produkt BI. 85.<br />

ACHTSTE HOOFDSTUK.<br />

Nadere beschouwing der bevolking. — Alfoeren of koppensnellers.<br />

— Aard en voorname karaktertrekken van dit<br />

volk. — Ncderlandsche Zendelingen. — Staaltje van ongeletterdheid.<br />

— Zondcrlijke Christclrjke vermaning van een'<br />

dezer hecren. BI. 102.


I N H O U D . xi»<br />

NEGENDE HOOFDSTUK.<br />

Aardbeving en nieuwe uitbarsting van den Goenong-Apie. —<br />

De schrijver vertrekt naar Ternate. — Bengaalsche goochelaars.<br />

— Aankomst te Ternate, en voorloopige beschrijving.<br />

— Zamenleving. — Vriendenkransjes. — De Resident<br />

NF.TJS. — De Secretaris BOERS. — De walvischvangers. —<br />

Ecnige aanmerkingen nopens de yjsscherjj. — Merkwaardige<br />

zeeprodukten. — Kolonizatie BI. ui.<br />

TIENDE HOOFDSTUK.<br />

Ommcstreken van de stad Ternate. — Fort Oranje. — Paleis<br />

des Sultans, — Merkwaardige decoratie door den Sultan aan<br />

zijne Legcrhoofden geschonken. — De Chinesche Graven. —<br />

Beschrijving van het zoogenaamde Doodenfeest der Chinezen<br />

BI. i35.<br />

ELFDE HOOFDSTUK.<br />

Des Sultans Secretaris MOHAMMAD HOSSEIN. — Arabische Legendes.<br />

— De Koran. — Mahomedaansche ketters. — Groote<br />

haat tegen de Joden. — Mahomedaansche Tijdrekening. —<br />

Vasten. — Godsdienstige leesten. — Gelukkige en ongelukkige<br />

dagen. — Bedevaartsgangers naar Mekka. . BI. 146.<br />

TWAALFDE HOOFDSTUK.<br />

Reisje naar Batjan. — Korri-Korri's van den Sultan van Ternate.<br />

— Installatie van eenen nieuwen Sultan van Batjan,<br />

door den Heere NEYS. — Het fort Bameveldi. — Droevig<br />

einde van den Luitenant OULINES. — De Kerk. —De schoolmeester.<br />

De Sergeant SERANI. — Huwelijk en bruiloft. —<br />

Terugreis. — Tidore. — Groote welvaart van dat eiland. —<br />

De Pottebakker. — Terugkomst te Ternate. — Bergbeklimming<br />

— Afscheid van Ternate BI. 167,<br />

DERTIENDE HOOFDSTUK.<br />

Vertrek naar Kemma, naar Menado en verder binnenslands. —<br />

Bijzonderheden , nopens het eiland Celebes, — Toestand der


X'V 1 N H O U DJ<br />

Ncdcrlandsche etablissementen. — Voornaamste stammen der<br />

bevolking. — De Goudmijnen. — Deficit van ƒ 300,000. —<br />

Bewerking der mijnen. — Oorzaken van hunne geringe op-<br />

bren e sr Bi. 190.<br />

VEERTIENDE HOOFDSTUK.<br />

Vervolg van het vo<strong>org</strong>aande. — De voornaamste Produkten<br />

van Celebes. — Iets over den landbouw. — Oorzaken van<br />

zijn verval. — Handel en Nijverheid. — Aanmerkingen<br />

over den staat van het eiland. . . . . . . . Bi. 2u,<br />

VIJFTIENDE HOOFDSTUK.<br />

Aankomst te Bima op het eiland Sumbawa. Ecnig berigt nopens<br />

land en bevolking. — Slechte landbouw. — De Goenong-Tomboro.<br />

— Schrikkelijke uitbarsting van dien berg<br />

en geheele verwoesting van het eiland. — Rapporten van<br />

onderscheidene Residenten wegens deze gedenkwaardige vernieling<br />

BI. 239.<br />

ZESTIENDE HOOFDSTUK.<br />

Vertrek naar Koepang op het eiland Timor, — De Reede. —<br />

Landbouw. — Producten. — Witte mieren. — Heilzame planten.<br />

— Merkwaardige genezing. — Tabak. Indigo'.<br />

Djatie-hout. — Bijzonderheden nopens de bevolking en de<br />

Vorsten. BI. 265.<br />

ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.<br />

Omliggende eilanden onder het gezag der Nederlanders. —<br />

, Poeloe-Smauw. — Het Herten-eiland. — Minerale bronnen. —<br />

Bcschryving van het land. — Zeden der Bevolking. — Poeloe-Rotti.<br />

— Poelo-Dao. — Savo. — Producten. — IJzermijnen.<br />

— Tabak. — Katoen. — Salor. — Etablissementen<br />

der Portugezen. — Samba . BI. 290.<br />

ACHTTIENDE HOOFDSTUK.<br />

Reize naar Sambas. — Gevaarlijke ontmoeting met een buffel<br />

»au boord. — Bijzonderheden wegens het eiland Borneo in


I. N H O U D. XV<br />

het algemeen. — Verbazend groote diamant. — Verschil-<br />

lende Producten. — Koophandel. — Dayaks. — Diamant-<br />

groeven BI. 30S.<br />

NEGENTIENDE HOOFDSTUK.<br />

Dé schrijver komt weder te Batavia. — De Kop van PETER<br />

ERF.ERFF.LDT. — De Javasche Methuzalem. — Vertrek naar<br />

Palembang. — Kostbaar reisje. — Beschrijving van de hoofd-<br />

plaats. — De Kratons. — De Rakits. — De Pantjàlangs. —<br />

Fraai gezigt op de rivier BI. 325.<br />

TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />

Vervolg van het vo<strong>org</strong>aande. — Publieke Gebouwen. De<br />

Missidjit. — De Grafsteden der Vorsten. — De Bevolking. —<br />

De Regering. — De Ambtenaren. — Pandelingen. — Misbruiken.<br />

Bi. 344.<br />

EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />

Nadere beschouwing der bevolking. — Zeden, gewoonten en<br />

karakter der Palembangers. — Trotschheid met laagbeid gepaard.<br />

— Onverschilligheid. — Twistzucht. — Handwerken,<br />

kunsten en letteren. — Schranderheid en behendigheid. —<br />

De Sultan MAHMOED BADAR EL DIN ; BI. 360.<br />

TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />

De binnenlanden van het Palembangsche Rijk. — Orang koeboe.<br />

— Produkten. — Gewone prijzen der voornaamfte artikelen.<br />

— Handel. — Contributiën aan den Sultan. — Voornaamfte<br />

Wetten en Adat ' . . . BI. 393.<br />

DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />

Atjieh. — De Battaks. — Iets over hunne godsdienstbegrippen.<br />

— Aloude Nederlandsche bezittingen langs de Westkunst.<br />

— Padang en oiidcrhoorighedcn. — Bcnkaclcu. —


XVI I N II O U D.<br />

Het fort Marlborough,—De Lampongs. — Tambi en Siak —<br />

De Heer STOKBROO door de zeeroovcrs genomen. . Bh 417<br />

VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />

Beschouwing van het eiland Banka. — De berg Monopyn. —<br />

De stad Muntok. — De voornaamste produkten. — Uitmuntende<br />

houtsoorten. — De Kolonel DE LA FONTAINE. — *nen<br />

uitvoer. — Bevolking. — De tinmijnen. — Het eiland<br />

Billiton. - Besluit. BI# 443.


PW *»#0#»"<br />

EERSTE HOOFDSTUK;<br />

- " ' ' = = *<br />

ai'ànkomst op den sZuid-Oosthvek van Java: —-<br />

Pprelduikers bij Banjoe Wangie e« Nocsa-Kembangan.<br />

— Zuidkust van Java. — Ongezondheid<br />

der landstreek. — Verklaring van het<br />

Waterbederf in de Witie-Rivier. — Middelen,<br />

tôt verbetering. — Gevaarlijke liergbeklimming<br />

'door den Heer LESCHENAULT; — Beschrijving<br />

pan den Mer-Apie. — Verbetering van hei lot<br />

der inboorlingen. —~ Groote verwachtingen te7p<br />

opzigt dezer Provincie. — De Heer ELOUT aldaar<br />

tot Resident benoemd.<br />

hans zette ik óp het schóbrie Java Voet aan<br />

wal, juist bp de meest verwijderde plek gronde<br />

Van de plaats, waar ik de eerste maal was aangeland<br />

j want bij onze eerste aankomst, wierpen<br />

wij het anker in de Pepet-baai, geheel aan den<br />

Noord-Westelijken kant van het eiland, en thans<br />

kwamen wij óp den uitersten Zuid-Oostelijken<br />

Koek, wederoni te Banjoe-Wangie aan;<br />

Het was hier juist in den tijd van de zoogenaamde<br />

Parelduxkerij, waarvan , in de nabijheid<br />

II; A


van Banjoe-Wangie, en Zuidwaarts van Java ,<br />

bij Noesa-Kembangan, nog al eenig werk wordt<br />

gemaakt , ofschoon hier de parelen niet groot<br />

zijn en bij vergelijking minder waarde hebben. Op<br />

Noesa-Kembangan , waar ook stofgoud in de<br />

riviertjes gevonden wordt, kan men de parelen<br />

gemakkelijk langs de kusten inzamelen , maar<br />

te Banjoe-Wangie beeft men daartoe opzettelijke<br />

duikers, die, zonder touw om bet lijf<br />

m«t groote snelheid naar den bodem der zee<br />

dalen, en na eenige minuten tijds, met of<br />

zonder vangst, wederom naar boven zwemmen ,<br />

Om kort daarna op nieuw in zee te duiken, het-<br />


om onze pakkaadje te dragen, als tot onze per^<br />

soonlijke veiligheid, inzonderheid om ons voor de<br />

menigvuldige tijgers., wier akelig gehuil ons, met<br />

het vallen van den avond, links en regts in de<br />

ooren klonk , te beveiligen, verhaalden ons, dat<br />

voor eenige jaren, aan de af helling van den Çoenong-Rantee<br />

(Ketenbcrg), een man , die naar den<br />

berg wilde gaan , om zwavel van daar te halen ,<br />

door de nedervallende mist in het woud, met bijna<br />

vijftig paarden, welke hij bij zich had, plotseling<br />

gedood werd. Zulks kwam ons niet ongeloofelijk<br />

voor, alzoo inderdaad de natte en koude bcdomptheid<br />

van deze bosschen ons de borst beklemde<br />

, en de aangestokene vuren op een' afstand<br />

van dertig schreden bijna onzigtbaar maakte,<br />

terwijl de nedervallende mist een' zeer onaangenamen<br />

stank verspreidde.<br />

De Heer Resident BAUMHAUER , bij wien wij<br />

onzen intrek genomen hadden, was van gevoelen,<br />

dat, bijaldien deze ontzaggelijke wouden geheel<br />

verbrand werden, deze landstreek aan vruchtbaarbeid<br />

en gezondheid meer zoude winnen dan al<br />

het voordeel, hetwelk tot nog toe van de geza^ '<br />

menlijke Houtbossclien op gansch Java gelrokken<br />

wordt. Wat hiervan wezen moge, zoo veel is<br />

zeker, dat de Banjoe-Wangische wouden zeer<br />

wel ontbeerd kunnen worden , dat het niet moeijelijk<br />

zoude zijn , dezelve bij feilen wind in de<br />

assche te leggen, en dat deze onderneming do<br />

heilzaamste gevolgen zoude hebben.<br />

Wat nog veel tot de bekende en onloochenbare<br />

A a


- 4 -<br />

ongezondheid in dit gedeelte van Java, bijdraagt,<br />

is het gebruik van het Water uit tie zoogenaamde 1<br />

Witlè-Rivicf, van welke ik in eene vroegere be j<br />

Schrijving van Banjoe-Wangie, met een enkel<br />

woord gewag maakte. In meer dan een opzigt is<br />

deze Rivier een nadere beschouwing waardig 4<br />

en het was mij zeer aangenaam hiertoe , door onze<br />

terugkomst in deze afgelegene Residentie , eene<br />

gunsiige gelegenheid te vinden. De berigten,<br />

welke de Heer BAUMHAÜER daaromtrent had ingewonnen,<br />

en die gedeeltelijk op de kennisgevingen<br />

van kundige inboorlingen , gedeeltelijk ook<br />

op de nasporingen van den Heere LESCHENAULT<br />

gegrond waren, kwamen hoofdzakelijk hierop neder.<br />

De Witte-Rivier (ßoengie-Poetie) heeft haren<br />

oorsprong in het genoemde keten-gebergte, en<br />

Stroomt met groote snelheid noordwaarts tusschen<br />

Panaroeltan en Sombroeavoe. Reeds bij haren oorsprong<br />

heeft haaf water eene melkachtige kleur , die<br />

echter slechts merkbaar is., wanneer men eene groote<br />

hoeveelheid water schept , want in een bierglas<br />

schijnt hetzelve volkomen helder te zijn. In deze<br />

gedaante heeft het water geen' hoegenaamden bijzonderen<br />

smaak , en is , volgens het zeggen der/<br />

Javanen , alsdan ook tot bewatering hunner landerijen<br />

zeer dienstig en heilzaam. In de nabijheid<br />

van de bronnen dezer Rivier, was eertijds het<br />

land sterk bevolkt, doch is thans grootendeels verlaten<br />

en woest, door de zelfde omstandigheden ,<br />

Welke zoo vele andere kampongs dezer Provincie


ontvolkt hebben , te weten , de natuurlijke ongezondheid<br />

van het oord, en vooral ook de opstand<br />

welke hier voor omtrent twintig jaren een bloedbad<br />

onder de bevolking na zich heeft gesleept.<br />

De Witte-Rivier loopt aanvankelijk over een<br />

bed van witte kleiaarde, van welke zij hare witte<br />

kleur ontvangt. De veranderingen, welke haar<br />

water ondergaat, worden veroorzaakt, door eene<br />

beek , die zich omtrent drie mijlen van haren oorsprong<br />

met de Witte-Rivier vereenigt, en Soengi-<br />

Pahit (Biltere-Rivier) genoemd wordt. Het water<br />

dezer beek is bezwangerd met eene groote<br />

Veelheid zwavelzuur , en ontspringt uit de vulkanische<br />

groeven van den Merapi (i). Deze zwavejachtige<br />

beek is zeer onbeduidend in den loop<br />

van het droge seizoen ; zij wordt alsdan grootendeels<br />

verzwolgen door den lossen zandgrond,<br />

Waardoor zij zich een' weg taant, en loopt geheel<br />

te niet alvorens zij de zoogenaamde Witte-<br />

Rivier bereikt ; maar wanneer de beek door de<br />

slagregens van de West-Moeson aangezwollen is,<br />

en door het zand niet meer opgeslurpt worden,<br />

kan , stort zij zich uit in de Witte-Rivier, en<br />

deelt alle hare verderfelijke eigenschappen aan deze<br />

laatstgenoemde mede. Het zwavelzuur vereei<br />

(i) Men weet reeds, dat Mer-Api , Vuurberg beteekent<br />

} en dat deze naam aan verscheidene Indische<br />

gebergten gemeenschappelijk wordt gegeven. De Mer-<br />

Api , waarvan hier de rede is , wordt ook Tasjem<br />

genoemd. Zie I. D., hl. 347.<br />

A i<br />

1


n igt zich met de kleideeltjes, die in de wateren 1<br />

der Witte-Rivier opgelost zijn , verandert en<br />

Verheldert hierdoor' de kleur van het water , hetwelk<br />

te gelijker lijd, ten gevolge dezer vermenging,<br />

de visschen doet sterven, de menschen die<br />

het drinken hevige kohekpijnen en buikziekten<br />

berokkent, alle plantgewassen die er mede bevochtigd<br />

worden doet verdorren, en op deii bodem<br />

van de rivier zelfs de steenen verteert.<br />

Het bederf van het water dezer rivier is des te<br />

schadelijker-, omdat het juist plaats heeft, wanneer<br />

zij , door de menigvuldige stortregens aangezwollen<br />

zijnde, het gansche omliggende land besproeit*<br />

Het zoude eene allernuttigste onderneming van<br />

onzen Waterstaat zijn , aan de Soengi-Pàhit eene"<br />

andere rigting te geven , en volgens het gevoelen<br />

van den toonmaligen Resident, zoude dit niet zeer<br />

moeijelijk noch zeer kostbaar zijn. Bij aanhoudend<br />

gebrek van regen, droogt deze beek geheel uit,<br />

en zelfs in de West-moeson heeft dezelve niet<br />

boven de a5 voet breedte en omirent twee voet<br />

diepte. Men zoude gevolgelijk den loop dezer<br />

awavelbeek 3 ter plaatse waar dezelve met de<br />

Witte-Rivier zamenvloeit, gemakkelijk langs de<br />

laatstgenoemde kunnen verleggen, en dit zoude<br />

een tweede middel tot de gansche herschepping<br />

dezer voor zoo veel verbetering vatbare provincie<br />

van Java zijn.<br />

De Mer-Api van B an joe-Wangi, die aan de<br />

Soengi*Pahit., haren oorsprong geeft, is een der<br />

moeijelijkst beklimbare bergen van hei gansche


eiland, en voor zoo veel mij bekend is, heeft geen.<br />

Europeaan , met uitzondering alleen van den Heer<br />

LESCHENAULT , immer den Krater kunnen bereiken.<br />

Deze verdienstelijke Natuurkundige, besteeg<br />

den uitersten top van dezen berg , en zijn berigt<br />

deswegen aan den Heere N. ENGELHARDT ingezonden,<br />

is niet alleen met opzigt tot de natuurlijke<br />

gesteldheid van dezen merkwaardigcn berg, maar<br />

ook met betrekking tot de verbetering van het lol<br />

eener talrijke volksklasse te belangrijk, om hier<br />

niet kortelijk aangehaald te worden.<br />

Daar waar het digte schier ondoordringbare<br />

woud door eenigcopene plekken afgewisseld wordt,<br />

is de grond bedekt met allang-allang, (zie Deel<br />

I, bl. 180, in de Noot) dat den doortogt al mede<br />

zeer moeijelijk maakt, en wanneer dit ter mans<br />

hoogte opschietend gras vermindert, wanneer men<br />

reeds op de helling van den berg \s3 en hoe langer<br />

hoe steiler weg ontmoet, wordt de vermoeijenis<br />

van hel klimmen op de onaangenaamste wij.ze<br />

verzwaard door eene zekere soort van gras, dat in<br />

volstrekte tegenoverstelling met het allang-allang<br />

zeer dun en klein van blad is, en half op den<br />

vochtigen grond verrot zijnde, den weg zoo glihr<br />

herig maakt, dat men zich onophoudelijk aan de<br />

takken en struiken moet vasthouden, om niet<br />

wederom naar beneden te glijden.<br />

Na aldus een paar uren tijds voortgeklouterd<br />

te zijn, bereikte de Heer LESCHENAUI.T den top<br />

des bergs, waar zich ook de krater bevond. Voor<br />

A 4


dat hij deze hoogte bereikte, had hij reeds hier en,<br />

en daar groote broze groenachtigo brokken zwavel<br />

aangetroffen, die waarschijnlijk eertijds uit den<br />

krater geworpen zijn.<br />

De opening van den vuurberg is langwerpig<br />

rond, strekkende van Noord-Oost naar Zuid-West,<br />

en de omtrek derzelve bedraagt omtrent eene<br />

halve mijl ; de grootste middellijn wordt op 3oo.o<br />

voet en de diepte van den krater op omtrent<br />

4*oo voet geschat! De bodem heeft eene uitgestrektheid<br />

van omtrent i5oo voet, waarvan de grootste<br />

helft, lager liggende, een meer vormt, welks,<br />

water zeer heet is , eene groenachtige witte kleur<br />

heeft, en veel zwavelzuur bevat. Van de oppervlakte<br />

stijgen ligte zwaveldampen, en uit onder-?<br />

scheidene kloven en scheuren , in het overige gedeelte<br />

van den bodem , rook naar boven.<br />

Reeds op der helling des bergs vond men geea<br />

hoog geboomte, met uitzondering alleen van da<br />

Casuarina equisetifolia (door de Javanen Semaragenoemd),<br />

eene soort van denneboomen, in welks,<br />

lange getakte bladereu, de wind de diepe doodsche<br />

stilte, door een aangenaam geruisen afbreekt<br />

en vervrolijkt. In de nabijheid van den krater<br />

zijn de boomen zeer klein en veelal geheel ver-r<br />

dord. Niettemin houdt zelfs binnen in den afgrond<br />

alle plantengroei r niet ten eenemale op, en hier<br />

en daar ziet men uit de kloven en spleten van de<br />

wanden des kraters eene soort van varenkruid ,<br />

çn eene soort van. Arbutus (in het Iav. Roekom.)<br />

ontspruiten, en somtijds zelfs welig groeijen. Nog


meer verwondert men zich , tot bij den rand des<br />

kraters, de uitwerpselen van den xtijger te ontwa-»<br />

ren, niettegenstaande het op deze hoogte reeds<br />

tamelijk koud is.<br />

De plaats , waar men in den krater afdaalt ia<br />

aan deszelfs Noord-Weslkant. Een gedeelte van<br />

den weg loopt in eene zachte helling af, doch<br />

weldra moet men zich van ladders bedienen, die<br />

aan de vooruitstekende steenbrokken , nu epus loodregt,<br />

dan weder schuins, vast gemaakt worden.<br />

Deze wijze van neder te dalen is zeer gevaarlijk,<br />

want de steenbrokken zijn, door de werking van<br />

het vuur in kalk veranderd, en kunnen derhalve<br />

ligtelijk afbrokkelen ; in welk geval de reiziger met<br />

ladder en al in den afgrond zoude neder tuimelen,<br />

en waar hij stuiten mögt, alles met zich mede<br />

zoude slepen, totdat hij geheel in de diepte geval-.<br />

len zoude ziJH.<br />

« Wij namen echter ," zegt de Heer LESCHE-<br />

NAULT, wiens berigt ik hier woordelijk zal vol-,<br />

gen, « alle mogelijk© maatregelen van Yoorzig-»<br />

tigheid en landden gelukkig op den bodem van<br />

dezen afgrond, en in de nabijheid van de steeds<br />

rookende vuurkolken aan. Het was de eerste maal<br />

dat ik van zoo nabij de ontzaggelijke werkplaats<br />

beschouwde, waar de Natuur de omkeeringen be-*<br />

reidtj welke de naburige oppervlakte onzes aardbols<br />

van gedaante doen veranderen. Het is mij<br />

onmogelijk uit te drukken, door welk gevoel mijne<br />

ziel op dat oogenblik het meest vermeesterd werd 3<br />

ontzettende verbazing of sprakelooze bewondering,<br />

A 5


— 10<br />

Hoe groot de moed van den mensch ook wezen moge,<br />

hij gevoelt zich behcersehl door de natuurlijke aandrift<br />

wanneer al wat hem omringt hem mei vernieling<br />

schijnt te bedreigen. Boven ons hoofd ongure bergklouipen,<br />

die meer schenen te zweven dan te hangen<br />

, en die ons elk oogenblik schenen te zullen<br />

verpletteren; onder onze voeten een opziedende<br />

vuurgloed, die slechts door eene smalle strook<br />

van uitgedoofde asch van ons gescheiden was ; het<br />

bruischend koken der gesmoltene vuurstoffe, dat<br />

naar het gedruisch eener onstuimige zee geleek,<br />

het inademen eener scherpe verzengde , vurige<br />

lucht, — dit alles verdoofde mijn gevoel en<br />

maakte mij als bewusteloos.<br />

« Nadat ik in zooverre wederom tot mij zelve<br />

gekomen was, dat ik in,staat was, om bedaardelijk<br />

over te gaan tot het beschouwen van dit<br />

ontzaggelijke natuurtooneel, begaf ik mij nader<br />

bij de vulkanische luchtgaten , door welke de rook<br />

uitbreekt. Ik onderscheidde vier dergelijke openingen<br />

aan het oostelijk gedeelte des vulkaans.<br />

De eerste opening, welke men bereikt, is tevens<br />

de grootste, en heeft de gedaante van een volko-,<br />

men rond gat, dat zeven voet middellijn heeft.<br />

Naast deze opening is eene tweede t die eenigermate<br />

naar eene grot gelijkt, uit welker bodem<br />

een dikke rook opstijgt. Deze beide openingen<br />

zijn door fijnen zwavelbloem aan de randen als<br />

in stofgoud gevat, en de wanden zijn met kleine<br />

zwavelkrijstallen als met topazen versierd. Men<br />

kan zonder letsel tot zeer nabij doze openingen


— 11 —<br />

komen. De beeren WIKERMAN en LISNET, die<br />

mij vergezelden , en niet wisten., hoe doordringend<br />

de werking van zwavelzure dampen is, hadden<br />

zelfs den moed, om in de grot van de tweede<br />

opening neder te dalen. Zij werden oogenblikk<br />

el ijk door den damp bedwelmd, en hadden naauwelijks<br />

den tijd , om schielijk terug te keeren.<br />

Zeer ligtelijk hadden zij kunnen verstikken en omkomen<br />

, zonder dat het mogelijk ware geweest,<br />

hen te redden. Onze handen en aangezigtea<br />

schenen in deze dampen bloedrood te zijn.<br />

a De beide andere openingen, ten oosten van de<br />

eerstgemelde, bevinden zich nevens elkander,<br />

ohmiddelijk tegen den oostelijken wand van dezen<br />

kolk. Deze schijnen het eigenlijke fornuis<br />

van den vulkaan te zijn , want daarin laat zich<br />

een veel grooter gedruisch hooren, en de eene<br />

dezer openingen werpt nu en dan, gewoonlijk ongeveer<br />

om de tien sekonden, eenige brokken van<br />

eene gesrnoltene massa, ter grootte i van eene<br />

vuist , acht of tien voet hoog naar boven. Bij<br />

elke zoodanige opwerping verneemt men een sissend<br />

geluid , niet ongelijk aan dat van een' geopenden<br />

ventilatie-klep aan een - stoomwerktuig. De<br />

tijdruimten tusschen de onderscheidene uitwerpingen<br />

zijn nagenoeg van gelijken duur. Bij nacht<br />

zullen deze opWerpselen naar alle waarschijnlijkheid<br />

gloeijend zijn , doch bij dag gelijken zij naar<br />

Huilen van weeke modder (jlaaue boueuse) die<br />

in het nedervallen plat wordt.<br />

- * Zeer gaarne zoude ik eenige dezer kluiten op-<br />

I


.<br />

— 12 -m<br />

genomen en bewaard hebben., doch hot was niet<br />

mogelijk , alzoo de ontzaggelijke hitte van den<br />

bodem ons niet toeliet, nader dan op vijftien voet<br />

daar bij te komen.<br />

« Dit geheele gedeelte van den bodem dezes<br />

vuurkolks is nog door eene menigte kleinere openingen<br />

doorboord j de rook dringt door alle de<br />

spleten van den bodem heen,, en zeifSj wanneer<br />

men met een mes eene opening in den grond<br />

maakt, komt er oogenblikkclijk rook te voorschijn.<br />

« Voor twee jaren, (in i8o3), zeggen de Javanen,<br />

bevonden zich de grootere openingen ten<br />

Westen van de plaats, waar zij thans zijn, en hier<br />

van. zijn inderdaad nog duidelijke sporen te zien.<br />

Zij zijn thans uitgebluscht en vormen nog kolken<br />

van a5 tot 3o voet diepte. Eertijds kon men<br />

ook gemakkelijk den oever van het zwavelmeec<br />

bereiken, doch tegenwoordig loopen de kanten<br />

wo. steil af, dat zulks slechts nog aan eene enkele,<br />

zijde, en zelfs daar met groote moeite, mogelijk,<br />

is. Een onzer Javanen waagde het langs<br />

dezen steilen kant, tot aan het meer af te zakken<br />

, en bragt mij een bamboesroer vol met het<br />

water van hetzelve, hetwelk ik, ter nadere onderzoeking<br />

, besloot met mij te nemen- De plaats<br />

Yan waar de Javanen nog voor twee jaren zwavel<br />

gingen halen, is thans door het meer bedolven.<br />

« Weinig scheelde het, of onze bergbeklimming<br />

baddc een noodlottig einde gehad. De Heer LIS-<br />

NET had zich te digt aan den steilen oever van<br />

«.


i3 -*»<br />

het Ktyavelmecr begeven 5 een gedeelte der hartt<br />

gewordene aseh, waarop hij stond , brokkelde af^<br />

hij gleed naar beneden j en zoo hij niet gelukkig<br />

op een vooruitstekenden steenklomp gestuit ware ,<br />

izoude hij op de ellendigste wijze in het kokende<br />

fcwavelmeer zijn omgekomen.<br />

« Wij bleven vijf en zeventig minuten lang in<br />

den krater, waarin men eene «eer scherpe j heetë<br />

lucht inademt, welke de oogen , de lippen , het<br />

binnenste van den neus en de longen zeer pijnlijk<br />

aandoet. De zolen van onze schoenen waren<br />

door de hitte van den grond geheel verschroeid»<br />

Juist toen wij voornemens waren wederom naar<br />

boven te klimmen , brak er van den bovensteii<br />

rand, aan de westzijde j een groot brok los, dat<br />

wel vijftien of twintig voet dik was, en viel met<br />

een* ontzetienden plof in het zWavelmeer neder ^<br />

Waarop een zeer sterk en langdurig opbruischeri<br />

in hetzelve plaats greep, hetwelk ons deed besluiten,<br />

dat dit meer zeer diep moest zijn.<br />

« De hoogte van den Mer-Api schat ik op omtrent<br />

6000 voet, doch op geen anderen grond, dan dat<br />

men van de hoofdplaats Banjoe-Wangie tien mijlen<br />

moet afleggen, om den krater te bereiken. Eertijds<br />

moesten de Javanen uit den zoo even beschreven'<br />

kolk of krater zwavel afhalen, waarvan het<br />

Voormalige bestuur , zoo ik meen, tot het vervaardigen<br />

van buspoeder gebruik maakte. Uit het<br />

bovenstaande zal de Lezer kunnen nagaan, hoe<br />

moeijelijk en gevaarlijk de beklimming van dezen<br />

berg en het verblijf in den krater zijn. Wan-


- i4-<br />

neer men daarbij in aanmerking neemt, dat deze<br />

ongelukkige inboorlingen lien uren gaans b<strong>org</strong>-op<br />

en wederom tien uren berg-af, door eene woeste,<br />

met tijgers vervulde landstreek moesten afleggen,<br />

terwijl daarenboven de hun ongewone<br />

koude, en de vochtige dampen in de bosschen aan<br />

deze arme, schamel bedekte menschen niet zelden<br />

kwaadaardige koortsen en een' plotselingen dood<br />

berokkenden , alsdan zal men de menschlievendheid<br />

onzer tegenwoordige Regering naar waarde<br />

schatten, die terstond bevolen heeft, deze levering<br />

van zwavel eens vooral te doen ophouden. Het<br />

speet mij zeer , dat ik geen' thermometer bij mij<br />

bad , om de hitte van het zwavelmeer , van de<br />

opstijgende dampen en van de lucht , welke wij<br />

inademden, te kunnen gadeslaan ; doch een thermometer<br />

had ik op geheel Banjoe-Wangie niet<br />

kunnen bekomen.<br />

« Volgens het zeggen der Javanen heeft er, nu<br />

ruim dertig jaren geleden (2), aan de Oostzijde<br />

van den top des Mer-Api, eene instorting plaats<br />

gehad, die met een verschrikkelijk gedruisch vergezeld<br />

ging. Een groot brok van den berg geraakte,<br />

door eene inwendige schudding los, en<br />

rolde gelijk eene lavine naar beneden tot aan den<br />

oever der zee, alles wat in den weg stond , ook<br />

(2) In het jaar 1702, RAFFLES zegt, dat dit Ge- '<br />

bergte zijne laatste uitbarsting in 1796 gehad heeft.<br />

Dit is twijfelachtig, en die uitbarsting moet in allen<br />

gevalle zeer onbeduidend geweest zijn.


— i5 —<br />

de zwaarste boomen, met verplettende kracht<br />

vernielende. Een gedeelte van deze omzettende<br />

steenmassa bleef omtrent eene mijl ten Nooiden<br />

yan Banjoe-Wangie op bet strand liggen. Aldaar<br />

Was een moeras, dat den weg zeer bezwaarlijk<br />

en de nabij beid zeer ongezond maakte. Dit moeras<br />

werd door de steenlavine gedempt , en eensklaps<br />

tot vasten grond herschapen, zoodat zelfs<br />

eene rivier, die eertijds in het moeras te niet<br />

liep, thans haren loop Noordwaarts gerigt heeft<br />

en langs eene zelf gevormde bedding, regelmatig<br />

vooristroomt. Natuurtooneelen zoo treffend, en<br />

zoo zeldzaam, verdienen wel der vergetelheid ontrukt<br />

ie worden.<br />

Banjoe-Wangie is eene veelbelovende provincie.<br />

De vruchtbaarheid van den vulkaanachtigen<br />

grond is er zoo groot, dat bij eene steeds toenemende<br />

verbetering van den landbouw en meerder<br />

ontginning van grond, deze Provincie, even<br />

als het eertijds woeste Buitenz<strong>org</strong>, van eene<br />

schuilplaats voor tijgers en ander wild gedierte<br />

in een der schoonste oorden van het bekoorlijke<br />

Java zal herboren worden. De onmiddelijke nabijheid<br />

van het eiland Bali , en de gemakkelijke<br />

overtogt van Banjoe-Wangie derwaarts, zoude, met<br />

vele andere omstandigheden, deze Provincie eerlang<br />

tot eene der gewigtigste van Java kunnen maken.<br />

Een man, die zich reeds in jeugdigen leeftijd door<br />

onverrooeibaren ijver en ongeloofelijke werkzaam-


t<br />

m if) —<br />

held mét fóeth bekroond heeft, is thàtis (3) >, zöö<br />

wij vernomen hebben, tot Resident dezer in vele<br />

bpzigten zob belangrijke provincie benoemd ; ert<br />

waarom zou men niet met grond vertrouwen ;<br />

dat, gelijk hij , nog koi*t geleden, te Bidara-Tjina<br />

énkel tbt uitspanning van gewigtigere bezigheden<br />

'een Woesten plek grbilds in een bevalligen en met<br />

smaak aangélegden tuin herschiep, hij thans ookj<br />

ofschoon hij welligt slechts een' korten tijd te<br />

Banjoe-Wangie zal vertoeven j eene voor verbetering<br />

zoo Vatbare, doch thanS nog half Woest<br />

liggende landstreek, eerlang tot een tweede<br />

Tjandjor hervormen zal ? Op Banjoe-Wangie en<br />

op vele andere gewesten van Indi'ê is de fabel van<br />

GELLERT toepasselijk, waar de vader opzijn sierfbed,<br />

aan zijne zoons melding maakt ^ van eenen<br />

ïn zijnen erfgrond verb<strong>org</strong>en sehat* Ontginning $<br />

Uitbreiding van landbouw en culture , vermeerdenring<br />

van arbeidzame banden; ziedaar de ware<br />

Goudmijnen van Nederland's-Indiëi<br />

t- "4_.<br />

(5) De Heer ELOUT , van wien ifi het I. Deel j bh<br />

17 en 281 , reeds gesproken is geworden.<br />

TWEE-


TWEEDE HOOFDSTUK.<br />

Voorbereidselen tot eene reize naar de Moluksche<br />

eilanden in het gevolg van den Gouverneur-Gehei<br />

aal. — Voorafgaande terugtogt naar Batavia.<br />

— Reisje langs de Javaansche kust. —'<br />

Onderscheidene Etablissementen aldaar.<br />

Poelo-Mandalique. — Vermetelheid der Zeeroovers.<br />

— JDe Haaijevangst. — Aankomst té<br />

Batavia. — Statistiek van huwbare meisjes.<br />

V an Banjoe-Wangie was onze bestemming terugwaarts<br />

naar Indies hoofdstad, om ons gereed<br />

te maken, tot een' togt naar de Moluksche eilanden<br />

, werwaarts de Gouverneur-Generaal VAN DER<br />

CAPELLEN met Z. M. fregat Eurydice, onder be-<br />

vel van den Kapiicin ter zee WARDENBURG, gevolgd<br />

door een talrijken stoet van ambtenaren en<br />

officieren, eerstdaags de reize wilde aannemen,<br />

om met eigene oogen den toestand van land en<br />

bevolking in die afgelegene bezittingen gade te<br />

slaan, en ook aldaar nieuwe inrigtingen tot meerder<br />

welvaart der voorheen zoo hard gedrukte<br />

Ambonesche, Bandasche en andere onderdanen<br />

B


— i8 —<br />

van Nederlandsch Indie' lot stand te brengen. Sedert<br />

het bezoek van den Gouverneur-Generaal VAN DIE-<br />

MEN (in het jaar 1640) waren deze eilanden nimmer<br />

met de tegenwoordigheid van zulk een hoog<br />

ambtenaar vereerd geworden , en alleen hij, die<br />

ooggetuige geweest is van de ondubbelzinnige blijken<br />

van eerbied en liefde , welke de bevolking in<br />

het algemeen aan den nu afgetredenen Gouverneur-<br />

Generaal bij elke gelegenheid volijverig betoonde,<br />

kan zich eenig denkbeeld maken van de blijdschap<br />

, met welke de bewoners der Moluksche<br />

cilmdea de heugchelijke komst van Zijne Exellentie<br />

te gemoet zagen.<br />

Ook wij , — en ik inzonderheid, die reeds<br />

vroeger , tijdens de onlusten van Saparoea , een<br />

togtje naar de zoogenaamde Specerij-eilanden gedaan<br />

had, en destijds ten huize van den aehtings-<br />

Waardigen Hoofd-Administrateur, den Heere MOOR-<br />

REES te Ambon zeer genocgelijke dagen had gesleten<br />

— verheugden ons in dit aangename reisje,<br />

én namen vol vreugde onzen terugtogt naar Batavia<br />

aan , om ons aldaar van het noodige te gaan voorzien.<br />

Om te gelijker tijd een wakend oog op de zeeroovers<br />

te houden j die zich altijd hier en daar<br />

langs de kusten van Java nestelen , zeilden wij<br />

digt langs den wal , en passeerden dien zelfden<br />

dag het kleine etablissement Panaroekan, waar<br />

eene goede baai en ankerplaats doch geene bevaarbare<br />

rivier is; voorts het fort Passoeroean,<br />

waar men integendeel niet digter dan op 3 of<br />

4 mijlen kan ankeren , terwijl aldaar eene fraaije<br />

1


— 19 —<br />

vele mijlen bevaarbare rivier , met eene, voornamelijk<br />

door den rijsthandel bloeijende inlandsche<br />

stad gelegen is ; van hier passeerden wij de schoone<br />

, volkrijke en welvarende stad Soerabaija, waarvan<br />

ik reeds gewag heb gemaakt, en waar eene<br />

menigte kadraaijers ons vruchten en ververschmgen<br />

kwamen aanbieden , van welke wij echter op dit<br />

oogenblik overvloedig voorzien waren. Wij zeilden<br />

toen digt langs het fort Lodewijk, (thans fort<br />

Oranje genoemd), hetwelk geheel in zee geïsoleerd,<br />

inzonderheid van dezen kant eene fraaije<br />

vertooning maakt; passeerden vervolgens Toehang,<br />

waar vele kanonneerbooten, kruispraauwen<br />

en andere Gouvernements-vaartuigen worden aan- v<br />

gebouwd , en kwamen in de ruime baai van het<br />

bevallige Rembang ten anker, alwaar wij, schoon<br />

de tijd yan ons toeven zeer kort was , bij den.<br />

Resident een bezoek afleiden, en na aldaar het<br />

middagmaal gehouden te hebben, in een zeer<br />

aangenaam gezelschap een toertje deden, langs de<br />

geurige dreven en bekoorlijke ommestreken van<br />

deze residentie, dié een der vermakelijkste oorden<br />

van het eiland is, zoowel ten opzigte van het<br />

land zelve, als van den beminnelijken omgang<br />

en de gulle vriendelijkheid der aldaar gevestigde<br />

Europeanen.<br />

Na alhier een paar onvergetelijke dagen te. hebben<br />

do<strong>org</strong>ebragt, liepen wij om het vo<strong>org</strong>ebergte<br />

van Japara, waarop een klein fort van dien<br />

naam, hetwelk, gelijk Buitenz<strong>org</strong> bij het oude<br />

Badjadjaran, in de nabijheid eener oude en be-<br />

B %<br />

i


I— 20 —<br />

roemde stad van het Madjapahitsche Rijk gebouwd<br />

is, en nog met een aiouden tempel prijkt,<br />

die voor een der heerlijkste gewrochten van Hindoesche<br />

bouwkunst op gansch Java gehouden<br />

wordt.<br />

Wij waren reeds bet fortje Joana gepasseerd,<br />

hetwelk ook maar in zoo verre melding verdient,<br />

dat het grootelijks te wenschen zoude rijn , indien<br />

aan deze beide (thans onbeduidende) etablissementen<br />

{Japara en Joand) genoegzame sterkte<br />

gegeven konde worden, om de somwijlen zeer<br />

verregaande vermetelheid der zeeroovers te beteugelen<br />

, die van Borneo , Billiton, Linga en zelfs<br />

nog vei.lere gewesten naar het vlak tegen over<br />

Japara gelegene eiland Mandalic/ue (het grootste<br />

rooversnest van de gansche Javasche kusi) afzakken<br />

, om bij dit eiland een punt van vereeniging<br />

te houden. Zoude men in Europa kunnen ge-<br />

Jooven , dat in de kreken van een nietig eilandje,<br />

op hetwelk men van de Javasche kust, met een<br />

goeden verrekijker, de vuren der zeeroovers kan<br />

zien branden, dit gespuis van alle hoeken des Archipels<br />

bijeen durft komen, om, als hét ware,<br />

in het aangezigt van het Nederlandsen gezag,<br />

hunne heillooze raadsvergaderingen te houden,<br />

en aldus, als het waren, openbaar den spot te drijven<br />

met onze Koloniale Marine !<br />

Van hier stevenden wij naar Indië's tweede<br />

hoofdstad Samarang. Waarom de rivier, waaraan<br />

deze stad gelegen is , de groote rivier genoemd<br />

wordt, is mij onbekend, maar zoo veel is zeker,


— 2T '<br />

dat een onzer officieren , die zich des avonds naar 1<br />

den wal begeven wilde, onverrigter zake weder<br />

aan boord kwam, omdat hij deze zoogenaamde<br />

groote rivier in het donker niet had kunnen vinden.<br />

Overigens overtreft Samarang de stad Soerabaija<br />

in talrijkheid van bevolking , en dit schijnt<br />

de eenige reden te zijn, waarom men Samarang<br />

de tweede, en Soerabaija de derde stad noemt,<br />

tenzij men hierin ook de geographische ligging<br />

oostwaarts in het oog hield ; want in alle andere<br />

opzigten is Soerabaija eene meer aanzienlijke<br />

stad dan Samarang. De reede van deze laatstgenoemde<br />

plaats ligt geheel open; op eene mijl<br />

afstands van den wal heeft men niet boven de<br />

drie vademen, zoodat groote schepen hier anderhalve<br />

mijl van den wal moeten ankeren. De<br />

monding van de meergemelde grooie rivier is derwijze<br />

aangeslibd, dat er bij laag water naauwelijks<br />

eene middelmatige praauw door varen kan.<br />

Overigens is ook Samarang eene aanzienlijke en<br />

bloeijende stad.<br />

- Ook de reede van Cheribon, waar wij kort<br />

daarna voorbij zeilden , ligt geheel open. De dubbele<br />

monding der rivier heeft bij hoog water niet<br />

meer dan één vadem diepte. Van de stad zelve ,<br />

die niet veel bijzonders heeft, is reeds (I Deel,<br />

blz. 434) melding gemaakt, en ik kan daihalve<br />

gevoegelijk overgaan tot het daarop volgende Nederlandsche<br />

etablissement Taggal, een stadje mét<br />

7000 inlanders bevolkt,, waar wij eene bezetting<br />

van 17 Europeanen aantroffen, in een fortje , dut<br />

B 3 -


sa- 32<br />

met een half dozijn meest defecte stukken gemonteerd<br />

was. Het woord Taggal beteekent vlakte.<br />

Nogians verheft zich in deze provincie, doch tien<br />

of twaalf mijlen landwaarts in, de berg Gedé,<br />

ook Taggal genoemd, die een der hoogste van<br />

Java is.<br />

Stil en gerust, met kalmte en mqoi weer, steven-»<br />

den wij dus naar de groote hoofdstad van Neder-,<br />

landsch Indi'è voort, zonder eenige bijzondere<br />

merkwaardige ontmoeting op de reis ; tenzij men<br />

daar voor houden wille de vangst van een ontzettend<br />

grooten haai , dien wij reeds daags na ons<br />

vertrek van Cheribon in de nabijheid van het schip<br />

hadden zien rond plassen. De zeelieden zien dezen<br />

gast zee.r ongaarne verschijnen, omdat velen<br />

gelooven, dat zulks het voor tee ken is van een op<br />

handen zijnde sterfgeval aan boord. Het gebeurt<br />

inderdaad zeer dikwijls, dal men een haai nabij<br />

het schip ontwaart, wanneer er een of meer<br />

zieken aan boord zijn, en het is wel begrijpelijk,<br />

dat het monster, dat met een' zeer scherpen reuk<br />

begaafd is, op de lucht der ziekelijke uitwasemingen<br />

van bedenkelijke lijders afkomt. Het is althans<br />

bekend, dat de slavenhaalders somtijds op<br />

de geheele reize door eenige haaijen vergezeld<br />

plagten te zijn, die waarschijnlijk aangelokt waren,<br />

door de sterkriekende uitwaseming der op<br />

elkander gepakte negers. Bij ons aan boord was<br />

op dip oogenblik geen enkele zieke aanwezig.<br />

Zoodra het scheepsvolk den haai bespeurd had,<br />

waren zij bedacht geweest, om het ondier te van-


— 23 —<br />

gen, en hadden ten dien einde een' ontzaggelijk<br />

grooten ijzeren haak, met' een paar pond Spek daaraan<br />

vastgemaakt, aan eene stevige lijn over boord<br />

laten hangen. Een oude haai echter schijnt, even<br />

als eene oude rot, niet gemakkelijk te vangen te<br />

zijn. Verscheiden malen dwaalde het dier om<br />

den baak heen, berook zelfs nu en dan het spek,<br />

en verwijderde zich weder, zonder toe te happen<br />

, zoodat het meer dan waarschijnlijk is, dat<br />

het gezigt van den haak of van de lijn hem verdacht"<br />

1 voorkwam. Eindelijk, na lang dralen,<br />

kon zijne vraatzucht , naar het scheen , de verzoeking<br />

niet langer wederstaan. Wij zagen hem laag<br />

in het water zich met den witten buik opwaarts<br />

wentelen, en een oogenblik daarna echoot hij<br />

als een' pijl naar boven, en slokte niet alleen het<br />

spek en den haak , maar zelfs een goed einde van<br />

de lijn naar binnen. Om het dier uu te vermoeijen<br />

, werd de lijn door den bootsman nu eens afgevierd,<br />

dan weder schielijk en met rukken ingehaald,<br />

en loen men meende den haai genoeg te<br />

hebben afgemat, haalde men hem eindelijk binnen<br />

boord. Het dier sloeg echter nog zoo geweldig<br />

om zich heen , dat, als hij met den staart een der<br />

zeelieden geraakt had, hij hem gewisselijk een<br />

arm of een been gebroken zoude hebben. Nadat<br />

men hem vóórop het schip, op den zoogenaamden<br />

Bak, nog eenigen tijd had laten spartelen, hieuw<br />

de bootsman hem met een' behendigen bijlslag<br />

den staart af, en nu was ook de grootste kracht<br />

van het dier verdwenen. Nu werd hij meer van<br />

B 4


- 2 4 -<br />

nabij beschouwd. Zijne lengte bedroeg ruim negen<br />

, voeten, en de omtrek van zijn' kop zes en<br />

g duim. In zijn wijden bek had hij drie<br />

reijen puntige tanden , en wanneer hij gaapte,<br />

was de opening groot genoeg, om een menschelijk<br />

ligchaam door te laten. Men sneed nu het<br />

dier den buik open, en was niet weinig verwonderd<br />

in zijne maag een half verteerden schoen en<br />

een-" slopkous te vinden. Het stuk spek, dat de<br />

haai nog voor zoo korten tijd had ingezwolgen,<br />

was bijna geheel verteerd. Het hart van den<br />

haai werd naar den scheepsdoctor , den kundigen<br />

en braven Heer A. FLENTROP, gebragt, en sprong<br />

op in het tobbetje, waarin men het gelegd had.<br />

Twintig uren daarna zag men in dit hart nog<br />

eene trekkende beweging. Een stuk van den staart<br />

Werd naar de kombuis gebragt en, op verschillende<br />

wijzen toebereid, door dezen en genen uit liefhebberij<br />

geproefd. Het vleesch is taai en tranig<br />

doch wordt, op lange zeereizen, wanneer men<br />

sedert een' geruimen lijd geen versch voedsel genoten<br />

heefl, wel eens met graagte genuttigd.<br />

Men zegt, dat de haaijen levende jongen voortbrengen<br />

, somtijds van tien tot zesüeu en zelfs<br />

twintig in getal. ^ Ook verbaalt men, dat men<br />

eens een geheel menschelijk geraamte in den balg<br />

van een' haai gevonden heeft , doch zulks komt<br />

mij voor niet meer geloof te verdienen, dan AN-<br />

DERSONS reize door Sumatra. Minder fabelachtig<br />

is het, dat men van het vel der haaijen zeer goed<br />

segrijn maakt 5 dat de vinnen door de Chinezen


— 25 —<br />

sterk gezocht worden, en dat de haaijen, wanneer<br />

zij zwemmen, dikwerf door een aantal kleine<br />

vischjes voorafgegaan worden, aan welke de zeelieden<br />

den nâam van loodsmannetjes geven , doch<br />

die zoo veel in gedaante naar den haai zelve gelijken,<br />

dat ik ze voor zijne jongen heb gehouden<br />

, te meer , omdat zij niet zelden op den rug<br />

en den kop van den haai vastgekleefd zitten.<br />

Wat er van zij , laat ik eechler gaarne aan ervarene<br />

natuurbeschouwers over.<br />

Zoodra wij te Batavia waren aangekomen,<br />

maakten wij ons tot de reize naar de zoogenaamde<br />

Groote Oost gereed.<br />

Bij het afscheidnemen van mijne vrienden,<br />

bleef ik niet in gebreke, een hartelijk vaarwel<br />

aan mijn-" ambtgenoot en vertrouwden vriend A.<br />

»I.E. ONDAATJE te zeggen. Deze voor 's Gouvernements<br />

dienst veel belovende jongeling ,<br />

maakte mij bij deze gelegenheid bekend met zijn<br />

voornemen, om eerlang in het huwelijk te treden.<br />

Hij had tot dus verre à la Talleyrand (4) over<br />

de schoone kunne gedacht, doch onder de Indische<br />

Beautés was het hem nu niet .meer<br />

onverschillig, aan wie hij zijne hand schonk.<br />

In vroeger tijd had hij eene Statistique personelle<br />

(4) Men weet, dat de Prins van Benevento , zijne<br />

vrienden , die zich verwonderden, dat een zoo schrander<br />

man zulk eene onnoozele vrouw gekozen had,<br />

ten antwoord gaf: Rien n'est plus commode quo<br />

d'avoir une femme bête.<br />

B 5


— 26 —<br />

van alle Bataviasche -schoonheden opgemaakt,<br />

waarvan de ineesten, gelijk natuurlijk is na te<br />

gaan, zoogenaamde Liplappen waren. De volgende<br />

rubrieken waren op deze staten met meer<br />

uaauwkeurigheid ingevuld dan menige recapitulatie<br />

van de Algemeene rekenkamer.<br />

Naam en toenaam ? — Ouderdom ? — Mooi of<br />

ïeelijk? —Heeft zij geld? —Erfenissen te wachten<br />

? — Welke familiebetrekkingen ? — Heeft zij<br />

kinderen gehad ? — en hoevele?<br />

De laatste rubriek is van bijzonder kenschetsenden<br />

aard voor den toestand der zeden van de<br />

lieve Liplapsclie meisjes. Ik beken echter gaarne<br />

dat men eenige uitzonderingen vindt, en dat men<br />

in sommige dezer creoolsche schoonheden meisjes<br />

vindt, die even blank van kleur als rein van<br />

ziel zijn. Zulk een Engel viel den nu door Amor<br />

bekeerden spotter zelven ten deel, en hoewel hij<br />

eertijds de Bataviasche meisjes , om zoo te zeggen<br />

over één' kam geschoren had, raadpleegde hij<br />

wel degelijk zijn hart en. verstand, toen hij zich<br />

kort daarna in den echt verbond met eene der<br />

beminnelijkste juffers,, met welke hij thans de gelukkigste<br />

huwlijksbaan bewandelt. Wanneer zulke<br />

brave , ijverige en bekwame jongelingen zich door<br />

het huwelijk voor duurzaam in Indiê vestigen<br />

verblijdt zich ieder vriend des Vaderlands, in de<br />

aanwinst van een veelbelovend ambtenaar. Moge<br />

de Heer ONDAATJE nog langen tijd zijne nuttige<br />

diensten aan het Gouvernement blijven toewijden !


— 27 ~<br />

DERDE HOOFDSTUK. <<br />

1<br />

Vertrek naar de Moluksche eilanden. — Een enkel<br />

woordje over de Koloniale Marine. — Be<br />

Kapitein ter zee z. SCHROOIJESTEIJN. — Aankomst<br />

voor het fort Victoria. — Be reede van<br />

Amboina. — Be stad Ambon en de zamenleving<br />

aldaar. — Dominé KAM. — Inlandsche<br />

Christenen. — Verbeteringen in het openbaar<br />

Onderwijs en heilzame gevolgen, welke men<br />

zich daarvan mag beloven.<br />

Oedert den Gouverneur-Generaal VAN DIEMEN,<br />

gelijk reeds gezegd is, waren de Moluksche eilanden<br />

niet meer door den Opperbevelhebber van<br />

Indiê bezocht geworden, tot dat de Gouverneur-<br />

Generaal VAN DER CAPELLEN, den ganschen Indischen<br />

Archipel door reizende, ook op deze eilanden<br />

voet aan Wal zette. Maar hoe verschillend<br />

waren de 'beweegredenen tot beider togten ! De<br />

Gouverneur-Generaal VAN DIEMEN begaf zich naar<br />

Amboina met eene wel toegeruste krijgsmagt, om


— 28 —<br />

onlusten te dempen , oproerlingen te kastijden ,<br />

wederspannige Vorsten ten onder te brengen, en<br />

meer klem aan het monopolie van den specerijhandel<br />

te geven: den Gouverneur-Generaal VAN<br />

DER CAPELLE.N mögt het integendeel te beurt<br />

vallen , aan de beklemde culture en handel meer<br />

vrijheid te schenken, en den grondslag tot do<br />

welvaart der inlandsche bevolking te leggen * door<br />

nieuwe verordeningen, welke hen in het geruste<br />

genot. Yan de vruchten van hunnen arbeid stelden.<br />

Ook is zijn naam in deze verwijderde streken van<br />

Nederlandsch Indiê, niet minder dan op Java<br />

in gezegend aandenken gebleven. Hiervan was<br />

ik nog ruim een jaar lang. na de terugreis van<br />

den Gouverneur-Generaal naar Batavia getuige,<br />

te Ambon, te Ternate, te Tidore en op alle<br />

plaatsen, welke ik in de Moluksche wateren bezocht<br />

heb.<br />

De bijzonderheden van den togt Zijner Excellentie<br />

en de weldadige instellingen van den Gouverneur-Generaal<br />

ten behoeve eener zoo lang onderdrukte<br />

bevolking vereischcn hier geene breedvoerige<br />

ontwikkeling, alzoo de officiële stukken, daartoe<br />

betrekkelijk, in der tijd algemeen bekend zijn<br />

gemaakt. In het belang der inboorlingen van<br />

de Moluksche eilanden, zoowel als in het belang<br />

en ter eere van ons Vaderland zelve, mogen wij<br />

de hervormingen, welke de Baron VAN DER CAi'ELLEN<br />

aldaar lot stand heeft gebragt, te regt beschouwen<br />

als de blijde voorbode eener geheele<br />

emancipatie dezer, ook builen het (nu niet veel


- 39 —<br />

meer beteekenende) product der specerijen, zoo<br />

belangrijke bezittingen.<br />

Meer tot het plan van mijn reisverhaal behoort<br />

de beschouwing van land en volk , van voortbrengselen<br />

en zeden , en zoo ik al kortelijk gewag<br />

make van den eigenlijken overtogt naar de zoogenaamde<br />

Groote Oost, is het voornamelijk, omdat<br />

ik hier voor het eerst gelegenheid vond, om<br />

het hemelsbreed onderscheid tusschen de koninklijke<br />

Nederlandsche zeemagt en de zoogenaamde<br />

koloniale marine met eigene oogen waar te nemen.<br />

Ieder een, die bekend is met de handhaving<br />

der goede orde, met de z<strong>org</strong> voor de zindelijkheid,<br />

de gezondheid en het welzijn der schepelingen,<br />

met de regtvaardigheid van het bestuur<br />

, en met zoo vele andere loffelijke eigenschappen<br />

onzer vaderlandsche scheepsbevelhebbers,<br />

kan zich gemakkelijk van zeer vele vaartuigen<br />

der koloniale marine een denkbeeld vormen<br />

, wanneer hij zich van die eigenschappen<br />

juist het tegenstrijdige voorstelt.<br />

De Gouverneur-Generaal begaf zich met Mevrouw<br />

de Baronnesse VAN DER CAPELLEN in het<br />

begin van het voorjaar 1824 aan boord van 'sKonings<br />

fregat Enrydice, gevoerd door den bejaarden,<br />

kundigen en braven Kapitein ter zee j. VAN<br />

WARDENBURG. Aan boord van dit schoone fregat,<br />

hetwe|k voor dezen togt met de uiterste<br />

z<strong>org</strong>vuldigheid vertimmerd en verfraaid was,<br />

bevonden zich ook eenige officieren en ambtenaren<br />

in het onmiddelijk gevolg van den Gouverneur-


— 3o —<br />

Generaal, onder anderen de reeds vroeger (5)<br />

door mij met hoogen lof genoemde Secretaris<br />

der Hooge Regering j. SCHNEITHER , de Gouver-<br />

nements-architect en kunstteekenaar PAYEN en an-<br />

deren.<br />

Eenige officieren en ambtenaren embarkeer-<br />

den zich nevens mij zelven aan boord van een<br />

koloniaal vaartuig, de Zwaluw genoemd , waar-<br />

aan men den titel van korvet geschonken<br />

had. Tot Kommandant daarvan was opzette-<br />

lijk voor de Moluksche reize benoemd geworden<br />

de Heer ZACHARIAS SCHROOIJESTÈIJN , een der<br />

braafste officieren van het gansche korps der Kolo-<br />

niale Marine (6).<br />

Ik ga thans over tot eenige nadere bij-<br />

(5) Deel I, bl. 281.<br />

(o) De Heer SCHROOIJESTÈIJN was niet een van die<br />

menigvuldige parvenus, die, ofschoon eene aanzien-«<br />

lijke geboorte gewisselijk niet alleen aanspraak op<br />

bevordering geeft, echter buiten het gemis daarvan<br />

ook alle beschaafdheid en opvoeding ontbeeren<br />

; geen van die parvenus, welke in civile en<br />

militaire departementen in Indië tamelijk menigvuldig<br />

waren , en ons de revolutietijden herinnerden<br />

toen de bestuurders van den Lande, het kussen van<br />

den presidialen zetel met den driestal of de snijdersbank<br />

, en den voorzittershamer met den spanriem of<br />

den troffel verwisselden ; geen van die parvenus , van<br />

welken het een spreekwoord in Indië geworden is<br />

te vragen : Is die heer als een heer uitgekomen, of


— 3i —<br />

zonderheden nopens de Moluksche eilanden in<br />

het algemeen, waarbij ik, met eenige meer-<br />

i<br />

is hij hier een heer geworden ? geen van die parvenus,<br />

van welken het niet minder tot spreekwoord<br />

geworden is , te zeggen : La canaille de l'Europa<br />

devient le beau-monde des Indes. De Heer SCHROOI-<br />

JESTÈIJN was een van diegenen, die wezenlijk aan<br />

bet korps tot eer verstrekten. Wat de Duitschers<br />

een Biedermann noemen , was volkomen toepasselijk<br />

op het karakter van den Heer SCHROOIJESTÈIJN. In<br />

zijne vroege jeugd was hij , uit onwederstaanbare<br />

zucht voor de zeevaart, als kweekeling in 's Lands<br />

dienst getreden , was als jongeling naar Indië gereisd<br />

, en had sedert dien tijd aldaar bij voortduring<br />

zijn verblijf gehouden. Ongemeene dapperheid , ijverige<br />

en getrouwe vervulling zijner pligten deden hem<br />

spoedig tot den rang van Kapitein ter zee opklimmen.<br />

Een ijveraar voor de belangen van zijn Gouvernement,<br />

kenmerkten zich alle zijne verrigtingen<br />

door onbaatzuchtigheid en getrouwheid zonder ijdele<br />

roemzncht ; waar het pas gaf en nut kon doen , was<br />

niemand vrijmoediger in het nadrukkelijk wraken der<br />

misbruiken en knevelarijen, waaraan zoo vele anderen<br />

zich schuldig maakten , en het is bij aanzienlijke \<br />

ambtenaren bekend, dat zijne raadgevingen inderdaad<br />

veel hebben toegebragt, tot de verbetering van<br />

de Koloniale Marine, welke de Gouverneur-Generaal<br />

zoo hartelijk wenschte tot stand te brengen, en welke<br />

inderdaad in groote mate door den Schout bij<br />

Nacht MELVILI. BE CARNBÉE werd tot stand gebragt.<br />

De Heer SCHROOIJESTÈIJN was de Aristides van Indië,


— 32 —<br />

dere uitvoerigheid, zal gewagen van Amboina,<br />

den hoofdzetel van het Nederlandsch gezag, en<br />

voornamelijk het land der kruidnagelen; voorts<br />

Van Banda, of het land der' muskaatnooten, en<br />

eindelijk van Ternate, het gezondste oord van<br />

geheel Indië, zonder nogtahs Tidorej Baljan,<br />

Halmaheira en andere belangrijke gewesten ge-<br />

heel onvermeld te l^ten.<br />

Bekend is het, dat reeds in hét jaar i5li de<br />

eilanden , welke men de Moluksche eilanden (7)<br />

en bij overdrijving ook wel de Specerij-eilanden<br />

noemt, door eene toevallige omstandigheid ont-<br />

dekt zijn geworden (8), De naam van Mokk-<br />

en hadden alle koloniale bevelhebbers dezen verdienstelijken<br />

man geëvenaard, de koloniale marine zoude<br />

minder gelds gekost en meer dienst verrigt hebben. Mijne<br />

betrekking tot den Heer SCHROOIJESTÈIJN heeft, gelijk<br />

aan mijne vrienden in Indië wel bekend is, aanleiding<br />

gegeven, dat hij mij overijld een sSeer aanmerkelijk<br />

nadeel heeft loegebragt ; dan het is verre van mij ,<br />

dat zulks mij zoude weerhouden van regtmatige<br />

hulde aan 's mans uitmuntend karakter te bewijzen.<br />

(7) Deze naam is afkomstig van het Arabisch Molloek<br />

en zoude dan zoo veel als de Koningslanden beteckenen.<br />

(8) Vid. ARGEKSOLA , Histoire de la conquête des<br />

îles Moluques par les Espagnols , les Portugais et les<br />

Hollandais. Amst. 1716.


— 33 —<br />

sehe eilanden werd oorspronkelijk, bij onderscheiding,<br />

alleenlijk aan Ternate, Tidore, Motii-j Machian<br />

en Batjan gegeven. Thans rekenen wij<br />

onder deze benaming alle de onderhoorige eilanden<br />

van Amboina, Banda, Halmaheira, enz.<br />

Ternate, Amboina en Banda werden het eerst<br />

door de Portngezen ontdekt , en deze laatsten<br />

Werden, gelijk bekend is, nadat zij zich door<br />

allerlei onregtvaardigheden, verdrukkingen, Imevelarijen<br />

en mishandelingen van de bevolking,<br />

bij welke zij zich., onder betuigingen van vriendschappelijke<br />

gezindheden hadden nedergezet, algemeene<br />

haat en afschuw hadden op den hals<br />

gehaald, door de overwinnende Hollanders in<br />

korten tijd van deze eilanden verdreven. Deze<br />

«n andere hiertoe betrekkelijke gebeurtenissen behoeven<br />

hier niet verder aangeduid te worden,<br />

en kunnen uitvoerig in de beschrijving van onzen<br />

werkzamen geschiedboeker VALENTIJN worden nagelezen.<br />

Ik zal mij dus liever bepalen, tot den<br />

nieuw.eren toestand van het land en van de bevolking<br />

, om den lezer op grond van echte bescheiden<br />

, getoetst aan eigene waarneming, een<br />

overzigt te geven van de zeden der inboorlingen<br />

en van de voortbrengselen van den grond , inzonderheid<br />

met betrekking tot het voornaamste produkl<br />

, met name de specerijen.<br />

Amboina , ofschoon niet het eerst ontdekte noch<br />

het grootste, echter het voornaamste der Moluksche<br />

eilanden , als de hoofdzetel van het Nederlandsch<br />

Gouvernement in die gewesien, mag


hier 'gevoegelijk het eerst in aanmerking worden<br />

genomen.<br />

Hét eiland zelve heeft de gedaante van twee<br />

Schiereilanden, die àan elkander gevoegd zijn door<br />

een landtong, welke niet meer dan een vierde<br />

v uur gaans breed is, zobdat de inlanders huune<br />

praauwen en kleine korrekorre's daarover slepen<br />

en aldus gemakkelijk van de eene baai in de an-<br />

dere kunnen komen. Meer dan eenmaal is men<br />

op het denkbeeld gekomen , om hier, door mid-<br />

del eener do<strong>org</strong>raving, de beide haaijen met el-<br />

kander te vereenigen , doch zulks heeft, naar het<br />

schijnt, in den aard der hier aanwezige stroomen<br />

onoverkomelijke hinderpalen ontmoet.<br />

De beide schiereilanden waaruit aldus het eiland<br />

Amboina gevormd is , worden Hitor en Leytimor<br />

genoemd. Het westelijk gedeelte, hetwelk de<br />

grootste helft van het eiland uitmaakt , vormt<br />

eene meer veilige haven j dan de kleinere baai,<br />

alwaar de ankergrond klipachtig en scherp is (q)<br />

en de oevers zeer steil aanloopen. De Portugezen<br />

vestigden echter hunnen hoofdzetel aan deze klei-<br />

(q) In het najaar van 1817 brak het touw van het<br />

fregat Wilhclmina in deze baai ten anker liggende.<br />

Dit touw was geheel nieuw en van 19 duim, doch<br />

door het rijden op den scherpen grond over de puntige<br />

klipsteenen doorsneden. De steile oevers maken<br />

het driftig raken der schepen op deze reede zeer gevaarlijk<br />

, alzoo het tweede anker niet altijd terstond<br />

houden wil, en men «eer nabij den rotsigen oevur.<br />

ankeren moet.<br />

1


— 35 -*<br />

bete baai, alwaar zij in het begin der zestiende<br />

eeuw het fort Victoria bouwden. Van hier komt<br />

het, dat de Overwinnende Hollanders, die waarschijnlijk<br />

met de betere gesteldheid der andere<br />

baai niet onbekend waren, doch denkelijk om<br />

groote kosten, te sparen van het reeds bestaande<br />

fort bezit namen , hunne hoofdplaats mede op deze<br />

plaats gesticht hebben. '<br />

Wat hier van wezen moge, het fort Victoria<br />

is tegenwoordig nog in den besten staat en een<br />

der schoonste sterkten, welke wij in gansch Indië<br />

bezitten. Van gedaante is hetzelve een onregelmatige<br />

zeshoek, aan de landzijde met eene breede *<br />

gracht en met een gedekten weg voorzien, en aan<br />

zee met een uitgestrekt hoornwerk, benevens ver»<br />

Scheiden geïsoleerde batterijen versterkt. Dé<br />

plaats , Waar het fort gebouwd is $ zoude echter<br />

Volgens het vrij eenparig oordeel van deskundigen<br />

, veel gelukkiger gekozen geworden kunnen<br />

zijnw Omtrent eene halve mijl verder, zoude<br />

men namelijk een punt hebben aangetroffen, alwaar<br />

alle mogelijke voordeden niet alleen voor<br />

het aanleggen eener bloeijende hoofdstad, maar<br />

Ook voor het bouwen eener goede sterkte vereenigd<br />

zouden hebben kunnen worden , instede dat, gelijk<br />

thans plaats heeft, deze vestirjg' op een afstad<br />

van duizend roeden , door een dubbelen rei<br />

van bergen bestreken wordt»<br />

Voor het fort Victoria) regt voor dé groote<br />

poort, komt men langs eene chaussée op het palenhoofd<br />

, dat zeer wel aangelegd , met een kraait<br />

G 2


— 36 —<br />

voor het lossen der goederen uit koopvaardijschepen<br />

voorzien, en in goeden slaat onderhouden<br />

is. De grootste schepen kunnen tot aan dit palenhoofd<br />

ten anker komen, en liggen hier zelfs<br />

veiliger dan verder van den oever, waar de diepten<br />

zeer ongelijk en hier en daar van bijna honderd<br />

vademen zijn. In het fort bevinden zich<br />

fraaije gebouwen, eene sociëteit en andere publieke<br />

plaatsen, die niet weinig bijdragen, tot<br />

den gezelligen gullen toon , die den omgang dei-<br />

Europeanen in dit Etablissement kenmerkt.<br />

Ook de stad buiten het fort (10) is net en regelmatig<br />

gebouwd , en zindelijker dan zeer vele<br />

andere plaatsen in Indië, met name het vuile<br />

Batavia. Tusschen deze buiienstad en het fort<br />

is eene esplanade van ruim 200 roeden breedte,<br />

omzoomd met eene rei van de fraaiste huizen,<br />

die door eene laan van muskaatboomen beschaduwd<br />

Worden. Hier vindt men de huizen van de aanzienlijkste<br />

Europeanen , en hier was ook de netgebouwde<br />

woning van onzen vriendelijken gastheer ,<br />

den verdienstelijken Hoofd-administrateur MOORREES.<br />

(10) De Lezer weet reeds , dat eene stad in India<br />

met uitzondering van enkele zeer groote steden, als<br />

Batavia, Samarang en Soerahaya, weinig of gccnc<br />

overeenkomt met onze steden in Europa hebben. In<br />

Indië liggen de grootste en volkrijkste plaatsen aan<br />

alle zijden open, gelijk bij ons een vlek. Bovendien<br />

zijn er de meeste huizen op veel ruimer terrein gebouwd<br />

dan in Europa,<br />

f


— 37 —<br />

De straten Van Ambon doorkruisen elkander over<br />

het algemeen in regelmatige regthoeken. De-huizen<br />

worden zelden van meer dan eene verdieping<br />

gebouwd, hetwelk in Indië vrij algemeen gebruikelijk<br />

is en hier vooral zeer doelmatig is , omdat<br />

hooge huizen door de menigvuldige aardbevingeu,<br />

welke hier plaats hebben , ligtelijk zouden kunnen<br />

instorten. Om dezelfde reden heeft men hier<br />

ook zeer vele huizen van hout, en niet zelden<br />

houden de eigenaars van grooten steencn huizen<br />

des nachts tot meerder veiligheid , hun verblijf<br />

in een bamboezen huisje, dat geheel afzonderlijk<br />

ep het erf tot dat einde is opgerigt.<br />

Twee tamelijk net gebouwde kerken , de eene<br />

voor Europeanen en de andere YOOI* inlandsche<br />

Christenen verdienen minder om derzelver schoonheid<br />

bezigtigd, dan, om de daarin gehouden leerredenen<br />

bezocht te worden. De Heer Predikant<br />

KAM is een ijverig voorlplanler van de Christelijke<br />

Godsdienst, en heeft zich beroemd gemaakt<br />

, niet alleen door de zeer groote uitbreiding<br />

, welke j hij gedurende een lange reeks van<br />

jaren aan het Christendom in deze verre gewesten<br />

gegeven heeft, maar ook inzonderheid , doordien<br />

zijn vurige ijver gepaard gaat met eene edele belangloosheid,<br />

waarvan hij meer dan eenmaal loffelijke<br />

bewijzen heeft gegeven (n).<br />

Oi)"De Inlandsche grooten , die het Christendom<br />

belijden , hechten de grootste waarde aan onzen Bijbel.<br />

Toen echter voor nu omtrent tien jaren, dit<br />

G 3


38 —<br />

Ondanks de ijverige bemoeijingen van den Heer<br />

KAM, die zich de Maleische taal grondig heeft eigen<br />

gemaakt , en des namiddags in die taal voor de<br />

Inlandsche Christenen predikt , gaat de verlichting<br />

en de zedelijke verbetering dezer laatstgemelden<br />

echter slechts in et langzame schreden voorwaarts ,<br />

en men heeft wel zelden eene meer gepaste vraag<br />

goddelijk Boek nog niet in zoo ruim getal aan de Indianen<br />

tonde worden uitgedeeld, vergenoegden zij<br />

zich veeltijds met het gedeeltelijk bezit vau hetze!-,<br />

ve. Op eene reize door den* Molukschen Archipel<br />

had do Eerw. Heer KAM bijna alle de exemplaren*<br />

welke in zijn bezit waren aan de onderscheidene gemeenten<br />

uitgedeeld, en daarvoor den hartelijksten<br />

dank ingeoogst. Te Menado verdeelde hij het laatste<br />

paar exemplaren , welke hij nog van het N. Testament<br />

bezat, onder de voorstanders van het volk in<br />

dier voege , dat elk van hen een Evangelie, een Zendbrief<br />

, enz. tot zijn aandeel bekwam, tot dat de Heer<br />

KAM hen uit Amboina van volledige exemplaren zoude<br />

iunnen voorzien. De erkentelijkheid va.n velje aanzienlijke<br />

inlanders ging zoo verre , dat zij hem vooj<br />

eenige weinige bladen uit den Bijbel kostbare gesehen-,<br />

ken bragten. Bamboezen met stofgoud gevuld, stellen<br />

gouden knopen en meer dergelijke kostbaarheden be-,<br />

wezen de hooge waarde, welke zij aan deze Beiligo<br />

bladen hechtten. Alle deze geschenken , welke de Heer<br />

KAM onmogelijk van de hand kon wijzen, werdendoor<br />

Zijn Eerw. tot verderen opbouw en verfraaijing de*<br />

kerk, tot onderhoud van behoeftige huisgezinnen en<br />

andere menschlievende oogmerken teu beste ge-»<br />

geven.


~?9~<br />

geopperd, dan die, welke de GouverneuriGene*<br />

raal van den everigenoèmdéu Pre,dikant voorleide,<br />

toen deze te' kehnèn gaf:, dat hij Yan zeer<br />

vele heidensche Ambonezen Christenen had gemaakt.<br />

Zijne Excellentie namelijk , deed ;regtmatige<br />

hulde aan 's mans welgemeende ijver, maar<br />

vroeg tevens, of Zijn WEerw. niet dacht, dat<br />

het zeer goed wezen zoude eerst menschen van<br />

hen te maken. Deze wenk is naderhand door den<br />

goeden heer KAM niet vruchteloos benuttigd.<br />

De inlanders , inzonderheid de kinderen, worden<br />

thans op eene meer voor hunne eenvoudigheid<br />

geschikte wijze tot de kennis van de<br />

Christelijke Godsdienst opgeleid, en niet meer<br />

blootelijk uit cathechiseerboekjes, waarvan zij<br />

weinig begrepen, maar voornamelijk ook in<br />

de Zedeleer van den Zaligmaker onderwezen.<br />

Dat zulk een verbeterd onderwijs der inlandsche<br />

jeugd in de Moluksche eilanden onder de<br />

heilzame vruchten van des Gouverneur-Generaals<br />

bezoek aan deze gewesten te regt eene aanzienlijke<br />

plaats verdient, zal door niemand ontkent<br />

worden, die toestemt, dat de uitbreiding<br />

van onze godsdienst onder de ten deele nog geheel<br />

woeste volkstammen, die de bevolking dezer eilanden<br />

uitmaken, niet alleen strekken zal , om<br />

menschlievendheid , zachtheid van zeden , beschaving<br />

, kunsten en wetenschappen, handel , nijverheid<br />

, voorspoed, welvaart en geluk te verbreiden<br />

, maar ook te gelijker tijd het krachtigst<br />

middel wezen moet, om deze bevolking<br />

C4


— 4o —<br />

libö langer hoe meer met de Nederlanders te<br />

verbroederen, dezelve hoe langer hoe meer aan<br />

de belangen van Nederland te verbinden , en<br />

daardoor de magt van Nederland in den Oosterschen<br />

Archipel op een vaster grondslag te vestigen<br />

en tot een hooger top te voeren, dan immer<br />

door uitbreiding van louter landbezit, zonder<br />

verbroedering met de bevolking , kan of zal plaats<br />

hebben.


-4« -<br />

VIERDE HOOFDSTUK.<br />

Klimaat der Moluksche eilanden. —— Gezonde<br />

luchtstreek. — Schilderachtig voorkomen van<br />

Amboina. — Batoe-Gadja. — Be Klapperluinen.<br />

— Batoe-Merab. — Aanmerkingen over<br />

de gesteldheid vaji den grond dezer eilanden. —<br />

Produkten van het land. — Be Sago-boom. —<br />

Houtsoorten. — Moesons in de Moluksche wateren.<br />

— Beschrijving van den Kruidnagel-boom<br />

en de culture der Nagelen.<br />

H<br />

i<br />

et klimaat van de Moluksche eilanden in het<br />

algemeen, is zeer gezond , ofschoon welligt Banda,<br />

voor zoo verre de onmiddelijke nabijheid vàn<br />

den altijd smeulenden en rookenden Goenang-Apie<br />

(vuurberg) betreft, hiervan behoort uitgezonderd<br />

te worden (12). Amboina inzonderheid geniet<br />

(12) Van Banda opzettelijk gewagende, zal hierover<br />

meer worden gezegd. Kundige natuulonderzoekers<br />

en geneesheeren zijn van gevoelen, dat de rook<br />

van den Goenoug-Api- niet naar beneden dalende»<br />

C5<br />

>


— 4» —<br />

eene zeer aangename en tegelijk gezonde Tuchtstreek,<br />

zoodat hier zeer vele menschen een<br />

hoogen ouderdom bereiken. Men vindt hier<br />

nergens de verpestende Miasmata, welke het<br />

lage strand van Java tot een zoo ongezond, of<br />

liever doodelijk, verblijf maken. Met steile kusten<br />

omringd en aan alle zijden voor de frissche<br />

zeewinden open liggende, genieten de Moluksche<br />

eilanden eene meer veerkrachtige ,lucht, die zelfs<br />

tot herstel eener aan de moerassige kusten van<br />

Java geknakte gezondheid, zeer bevorderlijk is,<br />

zoodat velen met dat oogmerk niet zelden een<br />

reisje naar deze gewesten ondernemen.<br />

Van de reede gezien , levert Amboina een zeer<br />

fraai en schilderachtig gezigt op. Hooge en steile<br />

gebergten , met groene bosschen bedekt, strekken<br />

zich over het gansche eiland uit. In het verschiet<br />

hoog in de lucht verheven , zijn derzelver kruinen<br />

omzoomd met een ondoordringbare donker zwarte<br />

Woudmassa van kolossaal geboomte, hetwelk in<br />

den helderen dampkring de hier en daar verspreid<br />

liggende hutten, gelijk in sommige der schoonste<br />

Zwitsersche bergstreken , nog duidelijker doet uitkomen,<br />

en aan het geheele land eene betooverende<br />

, majestueuze schoonheid bijzet. — In het besswijmeleud<br />

aanschouwen van dit verheven tooneeï<br />

(uitgezonderd enkele keeren , bij zeer sterke winden ,<br />

doch die hier zeldzamer dan de Samoems in Arabia<br />

zijn) gevolgelijk ook aan de inwoners der stad, aan<br />

d«n voet sua den berg, geen nadeel kan toebrengen.


- 4 3 -<br />

vindt het oog eene zachte verpoozing, in groepen<br />

van landvolk en grazend vee, welke men hier en<br />

daar op de minder steile afhellingen der naastbijzijnde<br />

bergen ontwaart, terwijl nu en dan een<br />

klimmende wandelaar, die zich hijgende naar het<br />

hooggelegen bekoorlijke Batoe-Gadja (i3) begeeft,<br />

dit onbeschrijfelijk tafereel volkomen romanesk<br />

maakt.<br />

Geheel aan het Westelijk einde, aan de lagere<br />

helling der bergen langs de zee, vertoonen zich<br />

uitgestrekte boomgaarden van kokosboomen, waarvan<br />

de sierlijke kruinen zich spiegelend in zea<br />

verliezen. Deze zoogenaamde Klappertuinen maken<br />

een der aangenaamste gedeelten van het eiland<br />

uit. De weg derwaarts gaat nu eens berg op dan<br />

weder berg af, terwijl men aan de regterhand ,<br />

over den geheelen weg, het gezigt op de blinkende<br />

zeevlakte en de schepen van de reede heeft»<br />

Niet alleen Amboina, maar genoegzaam alle da<br />

eilanden van den Molukschen archipel, bestaan<br />

uit hoog en steil gebergte, waarvan het voornaamste<br />

bestanddeel digt graniet schijnt te zijn. Verscheidene<br />

bergen bestaan uit broze schist, waarbij<br />

men hard asbest vindt. Sommige bergtoppen hebben<br />

beddingen van zwavel. In de valleijen bestaat<br />

de bovengrond meestal uit eene roodachtige<br />

(i3) Het buitenverbtijf van den Gouverneur. Niet<br />

alleen ziet men Batoe-Gadja van de reede, maar zelfs<br />

den geheelen weg, die opwaarts kronkelend derwaarts<br />

geleidt,


-44-<br />

klei, die met tuinaarde vermengd en zeer vrucht-<br />

baar is. Dit is denkelijk de zelfde soort van grond<br />

welke men do<strong>org</strong>aans in Palestina vindt (i4)><br />

Menigvuldige beken , niet ongelijk aan de choril-<br />

los in Zuid-Amerika, storten hier en daar in<br />

bruisende watervallen van de hooge bergk'ruinen<br />

af, sluiten al spattende op de uitstekende rotsge-<br />

vaarten , en banen zich eindelijk een schuimenden<br />

w.eg naar de vruchtbare valleijen. Zulk eene<br />

beek vormt, bij Batoe-merah (i. e. Roode steen)<br />

eene der schobnste badplaatsen, die ik eoit in<br />

Indië heb gezien (i5). Van omtrent vijftig voet<br />

hoogte stort hel kristal-heldere water in een door de<br />

natuur gevormd bekken, waarvan de zacht afbel-<br />

lende bodem naar verkiezing eene diepte van drie,<br />

vijf, tot zeven en meer voeten aanbiedt, en over-<br />

al bevloerd is met keisteentjes , die door de kracht<br />

van het bruisende water, als door eene kunstige<br />

hand rondgeschuurd en gepolijst zijn. Inzonder-<br />

heid in bet regenseizoen levert deze waterval.,<br />

omringd door steil, doch vrolijk begroeid gebergte<br />

een schouwspel op , waarvan de romaneske be-<br />

(14) Vid KLÖDEN, Landbeschreibung von Palestina.<br />

(i5) Op het eiland Batjan (waarvan in het vervolg<br />

nader) vindt men zeer merkwaardige heete bronnen,<br />

die gelijk de Geiser in IJsland uit den grond<br />

opstroomen. — Nabij Muntok op het eiland Banka,<br />

was door den Resident , Kolonel DE LAFONTAINE eene<br />

badplaats aangelegd, welke een Batoe-merah in miniatuur<br />

mögt genoemd worden.<br />

O


- 45 -<br />

feoorlijkbeid met geene pen te beschrijven is. Hief<br />

en daar ziet men vrolijke inlanders, mannen en vrou-<br />

wen in schuldelooze eenvoudigheid, in deze water-<br />

kom rondplassen en dartelen, terwijl anderen langs<br />

het gebergte, op een gladden sieen al kloppende<br />

hunne van ligte sloffe gemaakte kleederen was-<br />

schen, om dezelve, na ze een paar minuten in den<br />

heeten zonneschijn uitgespreid te hebben, schoon<br />

en droog wederom aan te trekken (16)<br />

De gesteldheid van den grond van Amboina schijnt<br />

voor den rijslbouw weinig geschikt, en dit hoofdar-<br />

tikel van leeftogt wordt herwaarts van Java over-<br />

gebragt. De inboorlingen kunnen echter de Rijst<br />

ontberen , omdat het land eene zoo groote menigte<br />

van sagoboomen (Metroxylum sago] oplevert, dat<br />

(16) Het schijnt uit den wild-romantischen vorm<br />

der Moluksche gebergten, uit de verschillende bestanddcelen<br />

van den grond , uit de vele werkelooze en uitgebluschte<br />

of nog altijd smeulende , en nu en dan<br />

uitbarstende vulkanen , uit de menigvuldige aardbevingen,<br />

eu zelfs uit den zonderlingen omtrek dezer<br />

eilanden-, die niet zelden op eene verwonderlijke wijze<br />

met elkander overeenstemt, onwedersprekelijk te blijken<br />

, dat deze gcheele Archipel zijn oorsprong aan een<br />

geweldigen schok der Natuur verschuldigd is. Voor<br />

den Natuuronderzoeker leveren de Moluksche eilanden<br />

een zeer belangrijk en uitgestrekt veld ter nasporing<br />

op , hetwelk ook ten opzigto van het dierenrijk bijzonder<br />

merkwaardig is, en niettegenstaande VALEN-<br />

TIJN'S alleszins loffelijke beschrijving nog zeer veel<br />

onbek ends in zich bevat.


4e geheele bevolking do<strong>org</strong>aans zich daarvan toe*<br />

reikend voedsel verschaffen kan. De sagoboom be*<br />

hoort eigenaardig in de Groote Oost te huis, ert<br />

is een van de nederigste boomen uit de familie<br />

der palmen. Zelden gaat zijne hoogte dertig voet<br />

te boven. Voor dat de stam de hoogte van zes<br />

Voet bereikt, is dezelve met eene soort van doornen<br />

of prikkels bedekt, die den jeugdigen boom<br />

tegen vernielend gedierte en andere aanvallen be*<br />

schermen , en van zelve afvallen, zoodra de boom<br />

meer kracht bekomt. Het merg of pit van dezen<br />

boom is eene meelachtigè stoffe, welke in groote<br />

hoeveelheid daaruit wordt gehaald , om tot sage<br />

bereid te worden. Dit merg Wordt namelijk zeer<br />

gemakkelijk, tot een fijn meel gewreven, en alsdan<br />

in vierkante koekjes tot sagbbroodjes gebakken,<br />

die zeer voedzaam , en (blijkens de krachtige gewondheid<br />

der inlanders) niet, gelijk CRAWFURD zegt J<br />

voor het slechtste van alle granen te houden zijn»<br />

De sagoboom krijgt zijn vollen wasdom niet vroeger<br />

dan na vijftien jaren. De Ambonezen boren<br />

een gat in den stam , om te onderzoeken, of het<br />

merg rijp is. Een enkele boom kan vier a vijf,<br />

en somtijds zeshonderd pond sago opleveren. De<br />

koekjes worden in eenvoudig water geweekt, en<br />

door de inlander met een weinig zont en visch<br />

(veelal gedroogde visch) genuttigd.<br />

Van het Iigte sponsachtige hout der Sagopalmen<br />

maken de inlanders boeijen (gelijk die bij ons ie<br />

land van kurk gemaakt worden) voor hunne vischnetten;<br />

van de bladen maken zij zeer fraai man-


- 4 7 -<br />

dewerk, vloermatten , en ook bedakingen Voof<br />

hunne huizen , terwijl eene sobrt van klimop of<br />

epheu , door den inlander idjoe genoemd , hem<br />

zeer dienstig is lot het vervaardigen van eene<br />

sterke soort van touw.<br />

Van gewone voortbrengselen uit het plantenrijk<br />

tot dagelijks gebruik, levert Amboina weinig aanmerkelijks<br />

op. Koffïj en indigo komen hier wel<br />

voort, doch in geene noemenswaardige hoeveelheid.<br />

Rijst groeit hier mede, zoo als reeds gezegd<br />

is, zeer weinig ; groenten en vruchten zijn<br />

er minder overvloedig dan op Java. Aardappelen<br />

vindt men slechts in enkele tuinen der Europeanen.<br />

In houtsoorten van uitstekende hoedanigheid<br />

is echlcr Amboina alleszins merkwaardig. VALEN-<br />

TIJN betuigt, * « dat zelfs de werkzaamste pogin-<br />

« gen van een langdurig leven niet zouden loerei-<br />

« ken , om alle de soorten van boonien te leeren<br />

« kennen, die op dit eiland in de ondoordringbare<br />

K bosschen op de'hooge bergen groeijen." Men<br />

weet, dat aan den Groot-Hertog van Toskane,<br />

COSMUS III. een kabinetje werd aangeboden , hetwelk<br />

met honderd van de fijnste houtsoorten van<br />

Amboina was ingelegd. Van het zoogenaamde<br />

kajoe-bissi (ijzerhout) vindt men bij véle Europeanen<br />

tafelbladen uit een enkel stuk Het grootste<br />

blad van dien aard, dat ik immer gezien heb,<br />

was ten huize van den Heere j. MIDDELKOOP, diecommissaris<br />

voor de Moluksche eilanden was ge-


- 4 8 -<br />

Weest. Dit blad was van ovale gedaante , zeven<br />

voet breed en twaalf voet lang , bestaande uit een<br />

énkele schijf. Het hout is echter door de hardheid<br />

niet gemakkelijk te bewerken.<br />

De roem en rijkdom van Amboina, en uitdien<br />

hoofde het voornaamsie product van het plantenrijk<br />

op dat eiland, was altijd bij voorkeur de<br />

kruidnagelboom , (caryophyllus aromaticus), gewoonlijk<br />

kortweg de nagclboom genoemd. Het<br />

is een der fraaiste boomen van deze gewesten.<br />

De stam rijst lijnregt uit den grond op, on bereikt<br />

de hoogte van vijf voet, alvorens hij zijdelingsche<br />

takken uitschiet. De schors is glad, heeft<br />

eene doffe grijze kleur , en kleeft sterk aan het hout<br />

van den stam , hetwelk zeer hard is. Deze boom<br />

bereikt eene hoogte van veertig en niet zelden<br />

van vijftig voeten. De takken breiden zich zeer<br />

verre zijdwaarts uit ; de bladeren zijn langwerpig<br />

en puntig. Op een' vruchtbaren grond, en vooral<br />

in de boven beschrevene roode kleiaarde, begint<br />

dezelve met den ouderdom van vijftien jaren vruchten<br />

te dragen; met het twintigste jaar is de boom<br />

volwassen , en blijft zonder merkelijke vermindering<br />

vruchtbaar lot in zijn veertigste en wel eens<br />

tot in zijn vijftigste jaar. Men zegt echter, dat „<br />

de boom versterft, wanneer men een' tak daarvan<br />

afscheurt, en dit zeggen is niet blootelijk<br />

eene pia fraus , om het schenden der boomen te<br />

verhinderen.<br />

Tegens de maand Mei, hetwelk hier het begin


- 4 9 -<br />

van de Regenmoeson is (17) krijgt de nagelboom<br />

nieuwe bladeren. De vrucht is eerst helder groeft ,<br />

vervolgens ligt geel, bekomt daarna eene fraaije<br />

oranje, en eindelijk eene roode min of meer don-<br />

kere kleur, in welken laatsten toestand de na-<br />

gelen tot de inzameling rijp genoeg worden<br />

geacht.<br />

Wanneer de vrucht van den nagclboom dien<br />

trap van rijpheid bekomen heeft, welke voor de<br />

inzameling geschikt wordt geacht, heeft zij nog<br />

eene maand meer noodig , om die volkomenheid<br />

te bereiken , waarop zij zaad oplevert. In dit<br />

laatste tijdsbestek zwelt de vrucht tot eene buiten-<br />

gemeene grootte op, langzamerhand haren specerij-<br />

geur verliezende, tot dat zij een harden kern be-<br />

vat. In dezen staat wordt de vrucht moernagel<br />

genoemd , en wordt alsdan voor de beste gehou-<br />

den , Om daarvan de bekende nagelolie te berei-<br />

den , die hier mede een vrij aanmerkelijk produit<br />

voor den' handel oplevert. De Nagelboom heeft<br />

eigenlijk zeer naauw beperkte geographische gren-<br />

(17) In de Moluksche eilanden begint de Regenmoeson<br />

met het laatst van April, in Volstrekte tegenstelling<br />

van hetgeen bij Java plaats heeft (vid. Deel I.<br />

blz. 63). Wanneer men, gelijk dit maal bij ons het<br />

geval was, de reize van Java naar de Moluksche eilanden<br />

in het voorjaar doet (in 1817 had ik die zelfde<br />

reis in October gedaan) ontwaart men de tegenstrijdigheid<br />

der moesons, „zoodra men het eiland Boeton<br />

(een der bekoorlijkste eilanden der wereld) achter den<br />

rug heeft.<br />

ü


— 5o —<br />

zen , en bepaalde zich oorspronkelijk lot de reeds<br />

genoemde vijf Moluksche eilanden en hoofdzakelijk<br />

tot Matjan. Tegenwoordig bepaalt zich de aan-<br />

kweeking voornamelijk tot Amboina, doch wordt,<br />

inzonderheid sedert de laatste vijftien a zestien<br />

jaren op vele andere plaatsen en niet zonder ge-<br />

volg aangeplant. Op welk een afstand van zijn<br />

geboorteland deze boom nog zoude kunnen tieren<br />

valt voor als nog niet wel te bepalen. Volgens<br />

RUMPHius kan dezelve niet wel op groote eilan-<br />

gens den , zoo als Gilolo 3 Ceram, Boe-<br />

roe en Celebes met goed gevolg worden aange-<br />

kweekt. CRAWFURD meent, dat de uiterste wes-<br />

telijke grenzen van den nagelboom dè Xulla- of<br />

Soeloe-eilanden zijn, doch dit schijnt'door latere<br />

ondervinding wedersproken te zijn geworden (18).<br />

(18) Omtrent vele andere produkten, tot Welker<br />

opnoeming hier de plaats niet is , heeft men nog op<br />

Verre na niet alles gedaan , wat gedaan kan worden.<br />

Een enkel voorbeeld van bijzonder aanbelang moge<br />

hier aangestipt worden. De ontdekking , dat de tfiee<br />

eene ingeborene plant op Ceylon is, heelt de Lngelschen<br />

terstond de aanplanting daarvan doen beproeven.<br />

Bij sommige liefhebbers op Java vindt men in de<br />

tuinen theeboomen en kaneelboomen, (van welke<br />

laatstcn de tuin van den Heere w. VAN HOESEN , onder<br />

anderen , er eenige bevatte, die hoog opgewassen waren).<br />

Het zelfde heeft, gelijk ik reeds heb aangemerkt,<br />

op het eiland Amboina plaats. Ook in Brazilië<br />

heeft men theeplantaadjen aangelegd, en dezelve aan<br />

de grootste verwachtingen zien beantwoorden. Zouden


— S i -<br />

Op Amboina is deze vrucht nies oorspronkelijk<br />

eigen, verkrijgt aldaar niettemin eene uitmuntende<br />

hoedanigheid , on het kan ; als geen bewijs voor<br />

het niet slagen der verdere uitbreiding worden<br />

aangenomen, dat de aanplanling op Amboina meer<br />

z<strong>org</strong>vuldigheid vereischt dan Op Matjan, even<br />

zoo min, als dat op Mauritius wel nagelen groei-<br />

jen, doch van veel mindere hoedanigheid zijn ,<br />

dan die van de Moluksche eilanden. De trapsge-<br />

wijze verbetering Van de koffij, op Java , sirekt<br />

ten bewijze , dat men van Indische vruchtbaarheid<br />

met Europisch beleid en kunst gepaard met regt<br />

de hoogste verwachtingen mag koesteren.<br />

De nagelboom kan van den moernagel, door de<br />

inlanders poleng genoemd , geplant worden , of ook<br />

van loten of jonge scheuten, die overal in de na-<br />

gelperken uit het afgevallen zaad opspruiten. De<br />

vrucht zelve wordt tjcngkeh genoemd. De moer-<br />

nagel wordt veelal door den kazuaris en door<br />

eene Soort van duiven (Columba GlobiceraJ inge«<br />

zwolgen, en daarna onbeschadigd wederom<br />

ontlast, zoodat deze vogels inderdaad niet weinig<br />

tot de verspreiding van den nagelboom toebren-<br />

gen. Het is opmerkelijk , dat het zelfde plaats<br />

heeft, ten opzigte van den notenmuskaatbobm,<br />

wij deze culture niet op Java of elders op Amboina ,<br />

kunnen overbrengen , gelijk wij daar in vroeger lijden de<br />

koffij en de kruidnagelen beiben o\ergebragt, terwijl<br />

deze beide laatste produkteii mi dagelijks meer van<br />

hunne i\aarde in den handel verliezen?<br />

D 2


— 52 —<br />

gelijk ook ten opzigte van den kaneelboom op Ceylon,<br />

die volkomen rijp zijnde, eene soort van steenvrucht<br />

voortbrengt, waarvan de kern door de gemelde<br />

soort van duiven higezwolgen, en elders<br />

wederom half ontwikkeld , doch onbeschadigd<br />

wordt uitgeworpen , waardoor deze kern dan in<br />

korten tijd een nieuwen kaneelboom voortbrengt.<br />

Door elkander gerekend , levert elke nagelboom<br />

niet meer dan zes ponden (drie Nederl. ponden),<br />

doch sommige boomen leveren veel meer, en<br />

zelfs wel eens dertig oude ponden op. Zij groeijen<br />

het weligst in diepen valleijen, in het lommer<br />

van het hooggeboomte, hetwelk de hellingen der<br />

bergen versiert , en hebben gaarne het geheele<br />

jaar door overvloedigen regen, doch in den lijd<br />

der inzameling warm en droog weer.<br />

De inzameling neemt een' aanvang met het einde<br />

van October of het begin ven November , en<br />

duurt gewoonlijk tot het begin van Februarij.<br />

Even voor het regenseizoen in April en Mei wordt<br />

er do<strong>org</strong>aans nog eene nalezing gedaan of toemaat<br />

ingezameld, doch het bedrag daarvan is van<br />

eene veel mindere hoedanigheid, dan de eigenlijke<br />

oogst.<br />

Om den Lezer in staat te stellen , zich van het<br />

produkt der nagelen een meer naauwkeurig denkbeeld<br />

te vormen , zal ik hier nog eenige bijzonheden<br />

, nopens de vroegere behandeling , zoowel<br />

als die, welke thans in zwang is, bijbrengen,<br />

Waarbij het daarop volgende overzigt van hel be*


— 53 — /<br />

drag der inzamelingen van Amboina en onderhoorigheden,<br />

over de jaren 1818—-1821, tot een<br />

algemeen rigtsnoer niet ondieustig zal wezen.<br />

Tot beter beheer en surveillance over de inzameling<br />

van een produkt, hetwelk eeuwen lang<br />

als den eenigen rijkdom dezer bcziltingen is beschouwd<br />

geworden, hebben de Nederlanders een<br />

aantal kleine residentiën of posten aangelegd , als<br />

onderhoorigheden van het Hoofd-eiablissement<br />

Amboina. Aldus had de Gouverneur van dit<br />

laatstgenoemde eiland , onder zijn onmiddelijk bestuur<br />

, zeven groote en vier en twintig kleinere<br />

distrikten op het schiereiland Leytimor*. De ondergeschikte<br />

Residenten , Adsistent-residenten , of<br />

Posthouders (titels 5 welke naar gelang van hun<br />

distrikt en van hun traktement gegeven worden) ,<br />

hadden het opzigt over een zeker aantal, zes,<br />

acht à tien , dezer districten ; waarbij voorts onder<br />

het bestuur van afzonderlijke Residenten de<br />

onderhoorige bezittingen Saparoea (19) , Noessa-<br />

Bila , Haroeka en Larika nog in aanmerking<br />

komen, bestaande elk uit een zeker getal<br />

distrikten {Saparoea i3 , Noessa-laut 7 , enz.) ,<br />

welke de fijnste nagelen, doch somwijlen in zeer<br />

(ig) Waar in 1817 de Resident VAN DEN BERG door<br />

de opstandelingen met vrouw en kind werd omgebragt.<br />

De bewoners van Saparoea zijn , meer dan<br />

ecnig ander volk in de Moluksche eilanden, tot wre»<br />

velmoed en muiterij genegen , en op verre na zoo gedwee<br />

niet als de Javanen, Ambonezen


-54-<br />

ongelijke hoeveelheden opleveren. De aankweeking<br />

was in alle plaatsen , buiten deze distrikten,<br />

ten strengste verboden, doch hieromtrent is onlangs<br />

door het Nederlandsen bestuur eene aanmerkelijke<br />

wijziging tot stand gebragt. Ook de kust<br />

van Ceram , uit zeven en dertig distrikten bestaande<br />

, is , volgens de bestaande contrakten , eene onderhoorigheid<br />

van Amboina, doch dit regt is zeer<br />

bezwaarlijk met klem te handhaven. Eindelijk belmoren<br />

nog tot de onderhoorigheden van Amboina t<br />

de kleine buitenposten Sawaay, Manipa en<br />

Homo , welke naauwelijks melding vereiseben.<br />

De onderscheiden distrikten of pegerijen worden<br />

meerende-3ls bestuurd . door inlandsche hoofden,<br />

kleine Radja's of Patti*s , onder den meer<br />

algemeenen naam van Orang-kaja, dat is rijke<br />

(voorname) lieden bekend. Sommigen dezer Hoofden<br />

, en onder anderen , die van Noussaniva, waar<br />

ik mij eenigen tijd heb opgehouden , genieten het<br />

voorregt, dat hunne waardigheid erfelijk in hunne<br />

familie blijft, hetwelk gegrond is op eene meer<br />

of min aanzienlijke retributie , welke zij eertijds<br />

voor die gunst aan de ambtenaren der voormalige<br />

Oost-Indische Compagnie hebben uitgekeerd.<br />

De Hoofden van Kulary en Soija , die het<br />

zelfde voorregt genieten, voeren den titel van<br />

Radja, en zijn , even als die van Noussaniva<br />

geene oorspronkelijke inboorlingen dezer eilanden ,<br />

maar van afkomst Portugezen, wier voorouders<br />

zich, reeds vobr eeuwen, op dit eiland hebben<br />

nedergezet. De andere distriktshoofden of orang-


— 55 —<br />

kaja worden benoemd door den Gouverneur der<br />

Moluksche eilanden , die zijne keuze veelal rigt<br />

naar de bestaande adat of gebruiken der inwoners<br />

, waaronder een zeer hoogc eerbied voor oudheid<br />

van familie een merkwaardige trek uitmaakt.<br />

Afschriften der stamregisters van de onderscheidene<br />

orang-koja's worden ter secretarie<br />

van het Gouvernement gedeponeerd , en bij voorkomende<br />

vacatures met rijp overleg onderzocht en<br />

geraadpleegd, om overeenkomstig dezelve, een<br />

nieuw distriktshoofd te benoemen. Eertijds echter<br />

had de geboorte meer invloed op deze benoemingen<br />

dan thans, en de nieuwste maatregelen<br />

door ons Gouvernement ingevoerd , bepalen de<br />

keuze voornamelijk naar evenredigheid der persoonlijke<br />

verdiensten en bekwaamheden, zoowel<br />

als naar den graad van openbare achting, welke<br />

de solicitanlen bezitten. Deze verbeterde inrigting<br />

moet natuurlijk veel bijdragen tot het genoegeu<br />

en de tevredenheid der inlandsche bevolking zelve.<br />

Behalve deze door het Nederlaïidsch Gouvernement<br />

aangestelde orang-kaija tot Hoofden of Opzieners<br />

der districten , is het plaatselijk bestuur ,<br />

de policie, en regtspleging in voorkomende kleine<br />

zaken aân de oudsten van het volk {orang toea}<br />

opgedragen , onder het oppertoezigt van het Distriktshoofd.<br />

In alle distrikten , Waar kruidnagelen<br />

aangekweekt worden, zijn de daartoe geschikte<br />

en bestemde landerijen onder de inwoners verdeeld.<br />

Zulke stukken gronds worden Dati-landen<br />

{lanah-dati) genoemd, en er wordt een regelmatig<br />

D4


— 56 —<br />

register gehouden van hetgeen dezelve jaarlijks opbrengen.<br />

De nagelboomen worden eenmaal in<br />

het jaar geteld, en derzelver hoedanigheden opzettelijk<br />

aangeteekend. Het geheele bedrag der<br />

vruchten, welke deze hoornen jaarlijks opbrengen,<br />

moet, zonder eenige terughouding ofverdonkering<br />

in de pakhuizen Vau het Gouvernement worden<br />

afgeleverd.<br />

Zie hier nu ten slotte een<br />

Algemeen Overzigt van het Produkt der<br />

Inzamelingen van Kruidnagelen over vier<br />

achtereenvolgende jaren.<br />

NAMEN DER<br />

RESIDENTEN.<br />

Amboina .<br />

Saparola<br />

Ilila . . .<br />

Haroekoe<br />

Larieke .<br />

I<br />

Totaal voor Amboina<br />

en oiulerliooriglieden,<br />

I»I«.<br />

ponden.<br />

17383J<br />

148234<br />

8059<br />

«3639Î<br />

7273<br />

'94589<br />

Amboina, den 17 Aug., 1821.<br />

1819.<br />

ponden.<br />

51204!<br />

011532<br />

55121<br />

83750<br />

51700<br />

453307I<br />

1820.<br />

ponden.<br />

2464I<br />

66078<br />

1820<br />

11115<br />

600<br />

182I.<br />

ponden.<br />

781621<br />

186324<br />

6150<br />

68900<br />

3~i823<br />

82077! j 391359I<br />

Be Hoofd-Administrateur ,<br />

J. H. J. MOORREES.


- 5 2 -<br />

VIJFDE HOOFDSTUK.<br />

Nadere beschouwing van de bevolking van Amboina.<br />

— Toenemende Beschaving. — Groote<br />

uitbreiding van de Christelijke Godsdienst. —<br />

Be Zeden. — Europeanen. — Be dames. —<br />

Karikaturen. — Ambonesche Mohomedanen. —<br />

Kleeding, costumes en bijzondere gebruiken.<br />

V/ver het algemeen is in gansch Nederlandsch-<br />

Indië de telling der bevolking eene schier onuitvoerbare<br />

taak. Zoo blijkt het te zijn , wanneer<br />

men ziet hoe onnaauwkeurig en gebrekkig onze<br />

kennis tot dus verre gebleven is, nopens het getal<br />

der inwoners van de meeste gewesten , die in<br />

Indië reeds sedert meer dan eene eeuw in ons<br />

bezit, of door ons bezocht zijn geweest. Van<br />

Java (inzonderheid van de Vorstenlanden op dat<br />

eiland) van Sumatra (inzonderheid van Palembang<br />

en Padang, ofschoon wij ook to Benlcoelen voor<br />

meer dau honderd jaren voet aan wal gezet hebben<br />

, en dit van, regtswege altijd eene Noderland-<br />

D 5<br />

i<br />

y


sehe bezitting moest gebleven zijn) van Borneo en<br />

Makassarhai zich dit echter meer stellig zeggen, dan<br />

van de Moluksche eilanden, waar men meer werks<br />

van de telling des volks gemaakt heeft â dan ergens<br />

elders in Indië (20)<br />

De bevolking, van Amboina en der onderhoorige<br />

etablissementen kan tamelijk naauwkeurig worden<br />

opgegeven. Van ouds her waren- er in elk distrikt<br />

van deze bezittingen lieden aangesteld , om<br />

volledige registers der gezamenlijke huisgezinnen<br />

te houden, en eenmaal in het jaar het juiste getal<br />

der bevolking op te nemen. Hiervan maakten<br />

Zij lijsten op , welke ter secretarie van het plaatselijk<br />

bestuur werden ingediend, om van daar<br />

naar het hoofdeiablissement te Amboina ingezonden<br />

te worden, alwaar een algemeen register der<br />

bevolking van het gansche eiland werd opgemaakt.<br />

Eertijds werd dit algemeen register van<br />

Amboina en andere etablissementen jaarlijks haar.<br />

Batavia gezonden.<br />

De geheele bevolking fcm het eiland Amboina<br />

(20) De redenen, waarom in andere bezittingen de<br />

ppneming der bevolking zoq moeijelijk en schier ondoenlijk<br />

is, liggen ten deele in de onkunde der inboorlingen<br />

van gemeeno klasse, want onder dezen zullen<br />

er onder vijftig geen tien zijn, die hun eigen ouderdom<br />

weten, en ten deele in de onwilligheid der inlandsche<br />

Vorsten en Grooten, om het ware getal<br />

aan do Nederlanders to kennen te geven, eene onwilhgheid,<br />

waarvan du oorzaken gemakkelijk te bevroeden<br />

fcjjn.


- 5 g -<br />

en deszelfs onderhoorigheden, bedraagt ruim<br />

45ooo zielen (21), een zeer gering getal, inderdaad,<br />

voor zulk eene uitgestrektheid van grondgebied.<br />

Nogthans is Amboina naar evenredigheid<br />

sterker bevolkt, dan vele andere eilanden van de<br />

.Molukkes. Men kan hieruit opmaken , dat, over<br />

het algemeen, deze eilanden almede zeer schaars<br />

bevolkt zijn.<br />

Onder het genoemde getal mag men aannemen,<br />

dat reeds bijna de helft, te weten, omtrent<br />

22000 inboorlingen de christelijke , met name de<br />

protestantsche godsdienst belijden. Wanneer men<br />

nu bedenkt, dat in de laastverloopene twintig jaren<br />

het getal der Ambonesche christenen met<br />

yijf duizend vermeerderd is geworden , hetwelk<br />

men niet weinig te danken heeft aan den reeds<br />

met lof vermelden ijver van den Eerw. D°. KAM ,<br />

en sommigen zijner ambtgenooten ; inzonderheid<br />

ook in de laatste jaren aan de leerredenen van<br />

den verdienstelijken predikant ROORDA VAN EYSIN-<br />

GA , zoo mag men zich met de hoop vleijcn , dat<br />

na cenig meerder tijdverloop het eiland Amboina<br />

de eerste Nederlandsche bezitting in Indië wezen<br />

zal, waar de christelijke godsdienst de mahomedaansche<br />

geheel verdrongen zal hebben, en tot<br />

de algemeene godsdienst der gansche bevolking<br />

zal geworden zijn * waardoor alsdan , naar mijne<br />

(21) Hieronder moet men 16b Europeanen rekenen.<br />

Ook zijn onder dit getal de Chinezen en de Alfoeren<br />

(harafora's) of onbeschaafde bergvolieren. begrepen.


— 6o —<br />

gedachten, het gezag en de invloed der Nederlan.<br />

ders op Amboina op vaster voet zal gegrond zijn,<br />

dan ergens anders in den geheelen Indischen Ar-<br />

chipel , en Amboina in den eigenlijken zin eene<br />

Nederlandsche„provincie zal kunnen genoemd<br />

Worden.<br />

De middelen, waardoor zich de christelijke gods-<br />

dienst zoo bij uitstek onder de bevolking van<br />

Amboina heeft uitgebreid, bestaan voornamelijk<br />

in de predikatié'n, welke in het Maleisch gehou-<br />

den worden , en in de oprigiing van protestant-<br />

sche scholen in bijna elk distrikt van het land.<br />

De Ambonezen laten er zich veel op voorstaan ,<br />

dat zij de eer hebben van christenen te zijn (22),<br />

en zij hebben den grootsten eerbied voor hunne<br />

leeraars, gelijk hunne kindereu voor hunne school-<br />

meesters , die op kosten van het Gouvernement,,<br />

met een gering maandelijksch traktement van. 10 ,<br />

12 à i5 ropijen verz<strong>org</strong>d worden. Dat deze<br />

schoolmeesters geen Europeanen, maar inlanders<br />

(22) Wanneet een Europeaan hen bezoekt, zullen<br />

zij , bij voorbeeld, met eene zeer vergefelijke eigenliefde,<br />

hunne kleine kinderen, van vier en vijf jaren,<br />

in het gezelschap brengen, en den toewan holanda<br />

vertellen , dat zij reeds het Onze Vader, of het Symbolum<br />

Apostolorum in het hollandsch van buiten geleerd<br />

'hebben. De kleinen moeten die dan overluid opzeggen,<br />

en ontvangen met eigtbare blijdschap de loftuitingen<br />

van de gasten. — Nergens is ook het gebruik<br />

van onzo gewone lettei leekenen in Indië zoo gebruikelijk<br />

bij db-n inboorling als te Amboina.


— 6i —<br />

zijn, spreekt van zelve, anders zoude zulk een<br />

traktement dagelijks voor hunne behoeften ter<br />

naauwernood toereikend zijn. Zoo gering echter<br />

de kosten van bet publiek onderwijs hier voor<br />

het Gouvernement zijn , zoo aanmerkelijk is daar-<br />

entegen het' voordeel en het nut, dat hetzelve<br />

daardoor bewerkt, want het is eene onwederspre-<br />

kclijke waarheid, dat de inwoners van de chris-<br />

ten-distrikten veel beschaafder, gehoorzamer en meer<br />

onderworpen aan de wetten zijn, dan de mahome-<br />

daansche inboorlingen, die hier even als de Hoofden<br />

op Java, Sumatra en elders, eén onuitroeibaren<br />

religiehaat legen de christenen koesteren , welken<br />

zij slechts zoo lang verb<strong>org</strong>en houden als onze<br />

overmagt hen daartoe dwingt.<br />

In sommige distrikten van Amboina wonen<br />

christenen en mahoinedanen in eene en de zelfde<br />

kampong bij elkander. Ontzag voor het Neder-<br />

landsen Gouvernement, is, meer dan hunne vrede-<br />

, bevende geaardheid, oorzaak, dat zij in goede<br />

verstandhouding met elkander leven, elkander zei fs<br />

nu en dan vriendschappelijk bezoeken en weder-<br />

zijds dienst bewijzen. Maar een Ambonesche<br />

christen of christinne zal nimmer met een lid eener<br />

Mahomedaansche familie een huwelijk aangaan ,<br />

nog op den duur en dagelijks op een zeer gemcen-<br />

zamen voet met zulk een' persoon verkeeren (23).<br />

(2?5) Om den tegenwoordigen staat van de christelijke<br />

godsdienst en daaruit voortvloeiende-vorderingen<br />

in zedelijke beschaving naar waarde te kunnen<br />

-,


— 02 —<br />

Volgens eene vrij algemeen gevoelen , zijn de<br />

zeden en de levenswijze der Europeanen (meest<br />

allen Nederlanders) die te Amboina gevestigd<br />

beoordeelden , is het belangrijk daarbij de beschrijving<br />

van onzen landgenoot VALENTIJN in vergelijking te<br />

brengen. Reeds lang voor zijnen tijd waren er te<br />

Amboina en elders in de moluksche eilanden scholen<br />

opgerigt, om aan de inboorlingen en hunne kinderen<br />

onderwijs in de christelijke godsdienst te geven. Aanvankelijk<br />

echter ging men op eene geheele bijzondere<br />

wijze te werk , om bekeerlingen te winnen. Aan de'<br />

Ambonezen , die het christendom omhelsden-, werd<br />

dagelijks om niet eene zekere hoeveelheid rijst uitgedeeld<br />

, en hun, onder andere voorregten, ook vergund ,<br />

schoenen te dragen , iets dat anders bij de Indische<br />

volkeren alleen aan de grooten, aanzienlijken en<br />

priesters vergund is. Het gebeurde echter, in den<br />

tijd van VALENTIJN , dat men , bij schaarschheid van<br />

rijstvoorraad, noodig achtte, de gewone uitdeeling<br />

aan de bekeerlingen te doen ophouden, waarop deze<br />

laatstende onlangs door hen omhelsde godsdienst wederom<br />

verlieten, en pp nieuw tot het mahomedaansch<br />

geloof overgingen. Van hier gaf men met eene kleine<br />

woordverandering aan deze orang rasarani (nazareners,<br />

christenen), den bijnaam van orang serani<br />

Tiassi (rijst-christenen).<br />

Het vertelsel, dat de Maarschalk DAENDELS een aantal<br />

Ambonezen met de brandspuit liet doopen en aldus<br />

tot christenen verklaren , is mij onlangs van goeder<br />

hand verzekerd een sprookje te zijn , hetwelk alleenlijk<br />

uit een schertsend gezegde van dien Gouverneur-Generaal<br />

is opgemaakt geworden. Daarentegen<br />

valt het verhaal van VALENTIJN niet wel te betwijfe-


— 63 —<br />

zijn , meer kiesch, beschaafd en menschlievend<br />

dan op do inensiö andere etablissementen, niet<br />

alleen in de Moluksche eilanden , maar zelfs irï<br />

andere gedeelten van den Oost-Indischen Archi-<br />

pel. Hoe afgelegen dit etablissement ook moge<br />

zijn, is en niettemin het noodlottige taediutn vitae,<br />

hetwelk zoo velen onzer landgenooten op Java<br />

en elders aantast, weinig of niet bekend , en de<br />

gezellige vriendschappelijke toon van de zamenle-<br />

ving t^op Amboina is daarvan ontwijfelbaar eene<br />

der voorname oorzaken. Dit wordt ook bewezen<br />

door het aanzienlijk getal Europeanen, die zich<br />

bier hebben nedergezet met het stellig voornemen,<br />

om er hunne levensdagen door ie brengen , zbn-<br />

der immer wederom aan eene terugreize naar<br />

Europa ie willen denken.<br />

len. Hij was , gelijk men weet, Predikant bij de<br />

Hervormde gemeente te Ambon, en verdient bovendien<br />

ook als geschiedschrijver ons geloof. Dan , wat<br />

hier van zij , het is niet te min onbetwistbaar , dat<br />

de christelijke godsdienst in onzen tijd niet alleen in het<br />

getal barer belijders , maar ook in haren weldadigen<br />

invloed op de zedelijke verbetering des volks zeer<br />

groote vorderingen heeft gemaakt , en nog dagelijks<br />

maakt. De loutere ontwikkeling van het natuurlijk<br />

verstand der Ambonezen moet op zich zelve reeds<br />

veel hiertoe bijdragen, alzoo zij niet op den duur blind<br />

kunnen zijn voor de meerdere voortreffelijkheid der<br />

christelijke zcdelccr boven hunne wanstaltige halfmahomedaansche<br />

halfheidcnsche godsdienst en wetgeving.


-64-<br />

Het is in dezen staat van zaken te beklagen, dat<br />

het gezellig verkeer op deze aangename plaats niet<br />

het onschatbaar voordeel genieten mag , van door<br />

meer Nederlandsche vrouwen veraangenaamd te<br />

worden. Immers de meesten onzer landgenooten,<br />

die zich aldaar in het huwelijk begeven hebben ,<br />

zijn met zoogenaamde liplappen getrouwd, en<br />

Verre de meesten vergenoegen zich liever met<br />

eene inlandsche huishoudster, dan zulk een huwelijk<br />

aan te gaan. De beweegredenen tot deze<br />

handelwijze kan men in gemoede niet volmondig<br />

wraken, wanneer men slechts eenigermate bekend<br />

is met de beminnenswaardige hoedanigheden dezer<br />

lieve schepseltjes, waarvan ik echter in een<br />

vroeger gedeelte van mijn reisverhaal (24), welligt<br />

reeds te breedvoerig gewag heb gemaakt, en derhalve<br />

bij dat thema hier gevoegelijk een speldje<br />

mag steken. Alleenlijk acht ik mij verpligt, te<br />

verklaren , dat ik hoofdzakelijk in de Moluksche<br />

eilanden gelegenheid heb gevonden, het karakter<br />

der liplapsclie dames te leeren kennen, en dat te<br />

Batavia hieromtrent een groot verschil bestaat,<br />

weshalve de schels, welke in het Eerste Deel<br />

voorkomt, geacht moet worden , meer toepasselijk<br />

op de creelen van buiten-etablissementen,<br />

waar hare opvoeding geheel verwaarloosd wordt,<br />

van toepassing te zijn , dan op die van onze etablissementen<br />

op Java , en inzonderheid te Batavia ,<br />

waar men inderdaad onder de liplappen nu en<br />

(24) Deel I., bl. 52.<br />

dan


— 65 —<br />

dan zeer beminncftswaardige verstandige en welopgevoede<br />

meisjes aantreft, vooral dezulke , aan<br />

welke het te beurt mögt vallen , dat verstandige<br />

ouders hen eenige jaren op een Instituut in Europa<br />

deden verblijven.<br />

Overigens zijn de creoolsche dames, hier meer<br />

nog dan elders-, hartstogtelijke liefhebsiers van"<br />

praal en pracht. Niet alleen vertoonen zij zich<br />

zelven in het openbaar tot uitsporigheid toe met<br />

juweelen en andere kostbaarheden versierd, maar<br />

ook hare slavinnen moeten schitterend uitgedoscht<br />

zijn, en de eene begluurt de andere met oogen<br />

van wangunst, zoodra zij zelven of hare slavinnen<br />

door anderen in pracht van kleeding overtroffen<br />

worden. Van dansen en muziek zijn zij mede<br />

groote minnaressen, en in de meeste Europeschc<br />

huizen, worden een aantal slaven in de muziek<br />

ondervezen. Het dansen geschiedt do<strong>org</strong>aans op<br />

de reeds beschrevene wijze der Javanen, tandak<br />

genoemd. Maar sommigen zijn inderdaad bevallige<br />

danseressen op de Europesche wijze, en kunnen<br />

door netheid van leest, prachtvolle kleeding, en<br />

vlugge bewegingen aan een bal niet weinig sieraad<br />

bijzetten. Overigens zijn hunne gesprekken<br />

zouteloos: eten, drinken, fraaije kleederen , wandelen,<br />

en. huisselijke anecdotcn {chronique scandaleuse*)<br />

zijn de eenige onderwerpen, omirent<br />

Welke hun denkvermogen in werking schijnt<br />

te kunnen geraken. De gewone laai is maleisch,<br />

want slechts zeer weinige liplapsclie dames in do<br />

Molukkos verstaan eenige woorden hollandsch, en<br />

II. E


— 66 —<br />

nog weiniger kunnen deze taal lezen of schrijven.<br />

MOLIÈRE zoude in dit land nimmer op het<br />

denkbeeld van zijne Femmes savantes gekomen<br />

zijn, zoo min als LE GoutfÉ op dat van zijn Mérite<br />

des femmes.<br />

Ten opzigte der zeden en algemeene karaktertrekken<br />

der Mahomedaansche inboorlingen van<br />

Amboina valt minder goeds te zéggen , dan van<br />

de inlanders op Java. Hunne dapperheid wordt<br />

meer toegeschreven aan louter dierlijke woestheid ,<br />

dan aan eigenlijken moed. In vlijt en huisselijke<br />

deugden staan zij mede verre bij den Javaan ten<br />

achtere, en men beschuldigt hen vrij algemeen<br />

van neiging tot verraad en wreedheid. Woedend<br />

en onverzoenlijk in huftne gramschap , zegt een<br />

onpartijdig Engelsch reiziger (25) te regt, worden<br />

ïij zeer gemakkelijk door hunne aanvoerders of<br />

n tot de grofste buitensporigheden en<br />

gruwelijkste misdaden verleid (26) , en zijn vooral<br />

gevaarlijk, wanneer hunne hevige driften nogaan-<br />

(25) Wiens naam mij onbekend, doch wiens belangrijk<br />

berigt nopens Amboina, in ARCHENHOLZ'S/<br />

Minerva, is overgenomen geworden. Het tafereel van<br />

VALENTIJN is nog ongunstiger , maar voor z 00 veel<br />

mij zelven , gedurende een tweejarig verblijf, gebleken<br />

is , zou ik wel durven beweren, dat ook deze<br />

xuwe volkeren, sedert zijnen tijd , aanmerkelijk in ze*<br />

delijke verbetering hebben toegenomen.<br />

(26) Getuige de tijgerdaden , te Saparoea in 1817<br />

gepleegd.


- 6 7 -<br />

gevuurd werden, door het gebruik van opium ,<br />

waaraan zij hier meer dan elders in India zijn<br />

overgegeven. Bij het begaan van eenigo misdaad]<br />

denken zij niet aan de gevolgen, welke die na<br />

zich slepen kan, en voor berouw zijn zij ten eenemaal<br />

onvatbaar. Voor den dood betoonen zij,<br />

even als de meeste oosterlingen en ook de Javanen<br />

, eene onverschilligheid, welke den naam.<br />

van onverschrokkenheid niet waardig is, omdaç<br />

zij enkel uit stompe gevoelloosheid ontstaat.<br />

Openbare doodstraffen trotseren zij met eene hardnekkigheid<br />

, waarvan men zich geen denkbeeld<br />

maken kan (27). Zij zijn daarenboven listig en<br />

(27) In de twee jaren van mijn verblijf in de Molukkos,<br />

heb ik meer execution bijgewoond, dan in<br />

ses jaren tijds op Java. Twee moordenaars te Ternate<br />

, toonden eene onbegrijpelijke onverschilligbeid<br />

, terwijl de Hoogepriester hun met veel plegtigheid<br />

hun vonnis voorlas. Gebonden, in feestgewaad<br />

t , en met bloemen omhangen , gelijk offerdieren<br />

voor het altaar, stonden zij onder de hooge galg ,<br />

terwijl hun alle de gruwelijke omstandigheden van<br />

een voorbedachtelijk en gezamenlijk door hen , aan<br />

een' weldoener, gepleegden moord, benevens huisfcraak<br />

en diefstal, werd vo<strong>org</strong>ehouden , doch toonden<br />

geen het allerminste blijk van berouw. Even zoo gevoelloos<br />

beklommen zij den ladder , om zich door den<br />

strop het leven te laten benemen.<br />

Het is ook gebeurd, dat eenige (Mahomedaansche)<br />

Ambonesche matrozen van een koloniaal vaartuig,<br />

met verzwarende omstandigheden, en in complot ge-<br />

E a


- 6 9 -<br />

Ambonezen dragen do<strong>org</strong>aans zwart katoen , schoenen<br />

en een hoed van Europisch fatsoen. Het<br />

laatstgemelde stuk, is het voorname onderscheidingteeken<br />

met de Mahomedanen, want een christen-<br />

Ambonees , die overigens geheel opzijn Indiaansch<br />

in een gebloemde kabaai en sarong gekleed is,<br />

draagt niettemin altijd een hoed van slroo of vilt,<br />

(welke laatste als een oud familiestuk, welligt<br />

5o jaren oud is) in stede van een hoofddoek bij<br />

wijze van tulband. De vrouwen dezer christenen<br />

onderscheiden zich mede door de zwarte kleur<br />

van hunne kabaaijen. De voornamere vrouwen<br />

dragen kleedjes van Makassersche stoffen , die zeer<br />

fijn en fraai zijn.<br />

Doch eene der verwonderlijkste vertooningen<br />

voor den aankomeling in de Moluksche eilanden,<br />

levert de kleediug van sommige inlandsche hoofden<br />

voor hen op. Dezen achten het zich eene<br />

groote eer, het» costume der Europeanen na te<br />

volgen , en ziju uitgedoscht in zeer ouderwetsche<br />

rokken , gelijk die van papa-beaupère in de fransche<br />

opera, van geel, rood en ligt groen, doch<br />

nimmer van donker gekleurd laken. Hierover<br />

.een vilten hoedje van boven beschreven' stempel,<br />

een pantalon van rood gestreept katoen, en schoenen<br />

zonder kousen. Zulk een Ambonesche volksbesluurder<br />

gelijkt volmaakt naar een opgeschikten<br />

baviaan. Onze meer modern gemaakte zwarte<br />

rokken, hadden de eer niet aan deze heeren<br />

te behagen. Zij hielden zich overtuigd, zeiden<br />

zij, dat de tegenwoordige Europeanen geheel an-<br />

E 3


- 7 0 —<br />

dere menschen moesten zijn, dan hunne voorouders,<br />

omdat de mannen thans geene lange wijde<br />

rokken met groote knopen, geene allonge-pruiken,<br />

en de vrouwen geene hoepelrokken meer<br />

droegen.<br />

De Mahomedaansche Ambonezen zijn genoeg-<br />

* zaam volkomen op de zelfde wijze gekleed, als de<br />

inboorlingen van Java en andere eilanden. Ter<br />

loops zal ik hier, wegens hunne voornaamste Tdeedingstukken<br />

een kort verslag doen.<br />

Van de kabaal en de sarong, heb ik reeds,<br />

als van de voornaamste kleedingstukken, met een<br />

enkel woord gewag gemaakt (28). De sarong<br />

wordt door allen, zonder onderscheid, mannen<br />

en vrouwen, gedragen , doch de mans dragen daaronder<br />

een pantalon {tjelana~), meestal van roodgestreept<br />

, en somtijds van effen nankin of ander<br />

lijnwaad. De vrouwen bevestigen den sarong om<br />

'de lendenen , door middel van een tali-pinggang<br />

of buikgordel, uit massief gouden (ook wel zilveren)<br />

platte schakels, ieder ter zwaarte van eene<br />

spaanscho mat zamengesteld, die voor op den<br />

'buik gesloten wordt, met eene groote ovale plaat<br />

n massief goud» met edele gesteenten iagezet.<br />

(28) Deel I., blz. i3a. Het woord sarong betcelent,<br />

in het algemeen, een omkleedsel, een deksel<br />

, enz. Dus siegt men sarong tangan voor handschoenen,<br />

sarong kaki3 voor kousen, sarong lris ,<br />

Voor scheede , cm..


— 71 —<br />

De hoofddoek (linsoh) der mannen behoort<br />

mede tot de onontbeerlijkste kleedingstukken gerekend<br />

te worden, omdat dezelve inderdaad het<br />

groote teeken van onderscheid tusschen het tooisel<br />

yan mannen en vrouwen is, want op een afstand,<br />

en vooral van achteren gezien, zoude men schier<br />

geen verschil in de lijfsbedekking der beide geslachten<br />

kunnen ontwaren , zoo de mannen niet<br />

altijd het hoofd, met een doek als met een tulband<br />

, doch losser omwqnden, en de vrouwen<br />

niet altijd blootshoofd waren. Ook zoude het in<br />

het oog van een inboorling de grootste en onvergefelijkste<br />

beleediging zijn, hem zijn' doek van het<br />

hoofd te rukken, of zelfs dien slechts aan te raken<br />

(29). .Over den hoofddoek dragen zij , wanneer<br />

zij op reis of op marsch zijn, of van het<br />

gebergte strandwaarts kqmen, een breeden spitsen<br />

hoed van bamboes , die hen volkomen tegen regen<br />

en zonueschiju beveiligt.<br />

Het zoogenaamde badjoe (3o) heeft veel gelijkenis<br />

met de kabaai, doch is voor aan den hals en<br />

(29) Vergelijk Deel I. blz. 478.<br />

(30) Van waar het scheepswoord haaltje (voor<br />

iuisje) afkomstig is. Men gebruikt in Nederland<br />

meer dan een maleisch woord, zonder zulks te weten.<br />

Zoo hoort men dikwijls zeggen : de goede man houdt<br />

.zich nog kras , {keras, sterk of hard), het is amper<br />

{hampir) of bijna twaalf ure; in de platte volkstaal<br />

bakkeleijen {berkelahi) voor vechten , en vele andere<br />

meer,<br />

E4


— 72 —<br />

aan de mouwen met gouden knoopjes voorzien.<br />

Een lang badjoe, te weten ; dat over de knieën<br />

bijna tot op de enkels hangt, houden de inlanders<br />

voor deftiger, en een kort badjoe, dat even<br />

p de heupen bedekt, voor gemeener. Onder het<br />

badjoe dragen zij veelal, doch niet altijd, een<br />

rompie (in de Molukkos tjolie) , dat is een vestje<br />

van effen wit katoen, zonder halskraag, en met<br />

eene rei gouden knoopjes, die zeer nabij elkander<br />

staan , van voren digt om de borst en het lijf<br />

gesloten. De tjolie is een kleedingàtuk , dat zelden<br />

door den gemeenen man , en do<strong>org</strong>aans alleen<br />

door meer aanzienlijken, door hoofden en<br />

priesters gedragen wordt.<br />

Het dragen van de kris is hier veel minder algemeen<br />

, dan op Java en elders. De zoons en<br />

naaste bloedverwanten van de Sultans zijn, bij<br />

feestelijke gelegenheden, op de Europcaansche<br />

Wijze in uniform gekleed, met epauletten , steek<br />

en degen, hetgeen hun zeer wel slaat. Niet zelden<br />

echter, behouden zij daarbij een inlandsch<br />

hoofdtooisel, dat naar een zwarten tulband gelijkt.<br />

De kleeding der vrouwen heeft daarentegen ,<br />

geene gelijkenis hoegenaamd met onze Europesche<br />

costumes. Zij zijn volkomen naaç de gewone indiaansche<br />

wijze gekleed, en dragen geen hoofddeksel<br />

, terwijl hun lang en gitzwart haar in een<br />

'grooten ronden knoop, achter aan het hoofd,<br />

wordt bijeen gebonden. Van dit soort van kapsel<br />

maken zij zeer veel werks. Is het haar geheel


tot een ronden knoop zamengevlocliten, zoo noemen<br />

zij dit een kondeh, en houden opzettelijk<br />

eene slavin, om dit kapsel te vlechten , hetwelk<br />

zelfs eene zoo groote kunst is, dat de eene inlandsche<br />

dame aan de andere eene slavin, die<br />

hierin zeer bedreven is, ter leen geeft, om haar<br />

te kappen , wanneer zij naar eene partij wil gaan.<br />

Wanneer zij en demi négligé het haar in een lossen<br />

vlecht opmaken, wordt zulks sanggol genoemd.<br />

Het haar wordt altijd rijkelijk met welriekende<br />

olie (die in de Mollukkos overal in groote verscheidenheid<br />

overvloedig voorhanden is) gewreven<br />

, en rondom het kapsel wordt een krans van<br />

de welriekendste sneeuwwitte tjampaka , malati,<br />

of van de gele en geurige kenangga gevlochten ,<br />

en de kondeh met eene menigte juweelen-spelden<br />

versierd.<br />

t De vrouwen dragen, ook vrij algemeen, een<br />

soort van korset {kotan), hetwelk op Java ook<br />

in gebruik is, en veel gelijkenis met de tjolie der<br />

mans, doch van voren niet open is, en zoowel<br />

tot bedekking, als tot bescherming van den boezem<br />

dient.<br />

Ook behoort hierbij niet onvermeld te blijven,<br />

het zonderlinge gebruik van de tanden af te vijlen<br />

, hetwelk insgelijks op de meer westelijke eilanden<br />

van den Indischen Archipel , even als in<br />

de Moluksche eilanden een algemeen adat is.<br />

Aan alle meisjes worden , zoodra zich de eerste<br />

kenteekenen van huwbaarheid vertoond hebben,<br />

het voorste email en de bovenkanten der tanden<br />

E 5


- 74 -<br />

afgevijld, terwijl te gelijker tijd hare oorcn doorboord<br />

worden , ora oorringen daarin te hangen.<br />

Dit gebruik heeft zelfs aanleiding gegeven, tot<br />

het zeggen van sudah bertindeh berdabong<br />

(hare tanden zijn gevijld en hare ooren doorboord)<br />

j waardoor men te kennen geeft, dat een<br />

meisje huwbaar is geworden. Ook velo mannen,<br />

doch niet allen, veilen zich de tanden af, en<br />

wrijven ze met gebrande kokosnoten , tot dat dezelve<br />

eene onuitwischbare zwarte kleur hebben<br />

aangenomen. Dit houden zij voor eene schoonheid<br />

(3i). Zulk een vooroordeel is des te meer<br />

te bejammeren, omdat zy natuurlijk zeer fraaije<br />

tanden hebben, en dezelve door het vijlen geheel<br />

bederven niet alleen, maar zich ook aan ondragelijke<br />

pijn blootstellen , zoodra zij ophouden betel<br />

of siri te kaauwen.<br />

(5i) Hoe sterk dit vooroordeel bij hen is, blijkt<br />

uit het gezegde van een Ambonees, die de schoon- »<br />

Leid der gelaatstrekken , de blankheid van kleur en de<br />

fraaije gestalte eener slavin van den Heer S. bewonderde,<br />

maar er bijvoegde: sayang, giginja ada poeti<br />

('t is jammer , dat zy witte tanden heeft).<br />

\


_ 7 S -<br />

ZESDE HOOFDSTUK.<br />

Hcgenwoorâigen toestand van Landbouw , Nijverheid<br />

en produkten. — Maatregelen tot wering<br />

van knevelarijen. — Amboina zoude veel meer<br />

kunnen opbrengen , dan enkel kruidnagelen. —<br />

Vooruitzigt, om den Thecboom aldaar aan te<br />

kweeken. — Indigo, suiker en kajjij.—Moes'<br />

kruiden en vruchten. — Muskaatnoten-boomen.—<br />

Loeries en kakaloeas- De Oelar-beloeda, —«'<br />

Agar-agar en tripang.<br />

JtioeWel, gelijk ik ter loops heb aangemerkt,<br />

van het grondgebied van Amboina een nog grooter<br />

gedeelte dan van Java onbebouwd ligt (32), zoudo<br />

men zich zeer vergissen, indien men daaruit wilde<br />

afleiden, dat de grond van Amboina minder ge-<br />

(52) Van Java zeven achtste (vid. Deel I., blz.<br />

ïO,o),vnn Amboina negen tiende gedeelten.<br />

Van de Chinezen en Alfoercn in de Molukkos<br />

zullen wij gewag maken, bij gelegenheid van Ternate<br />

, Tidore en Halmaheira.


f<br />

- 7 6 -<br />

schikt zoude zijn, om allerlei artikelen van leeftogt<br />

voort te brengen , dan andere eilanden van<br />

den Archipel. Bij zeer velen beslaat het vooroordeel<br />

, als of deze grond geene andere geschiktheid<br />

zoude hebben, dan om kruidnagelen voort te<br />

brengen , en dat rijst, maïz ,' moeskruiden en<br />

vruchten aldaar niet zouden tieren. Het zelfde ,<br />

denken velen, heeft ten opzigte van Banda plaats,<br />

welk eiland gezegd wordt, alleenlijk voor de aankweeking<br />

der muskaatnootenboomen geschikt te<br />

zijn.<br />

De grond van Amboina, zoo wel als die der<br />

andere Moluksche eilanden, is over het algemeen<br />

zeer vruchtbaar, en zoude, wanneer de landbouw<br />

aldaar op gelijken voet met Java werd aangemoedigd<br />

en bevorderd, veel meer produkten kunnen<br />

opleveren, dan voor het onderhoud der bevolking<br />

vereischt wordt, instede, dat de inboorlingen<br />

gelijk thans plaats heeft, zouden genoodzaakt zijn,<br />

hunne granen en andere behoeften van Java te<br />

.ontvangen. Ook de veeteelt zoude in de Moluksche<br />

eilanden genoegzaam kunnen uitgebreid worden<br />

, om geene buffels noch paarden van elders<br />

noodig te hebben.<br />

De Mahomedaansche inboorlingen leven hier<br />

veelal van sago , welke dit eiland in zeer groole<br />

hoeveelheid opbrengt, en visch , welke niet minder<br />

overvloedig rondom het gansche eiland gemakkelijk<br />

gevangen wordt. De rijst on andere levensmiddelen,<br />

die hier thans nog ontbreken,en meest<br />

van Java herwaarts overgebragt worden, strekken


-77 -<br />

derhalve grootendeels , om in de behoeften . der<br />

Europeanen, der christen-ingezetenen en der Chinezen<br />

te voorzien.<br />

De traagheid , welke men niet ontkenne mag<br />

meer aan de Ambonezen dan aan de Javanen eigen<br />

te zijn , welke echter bij eene milde vruchtbaarheid<br />

van den grond en weinige behoeften der inboorlingen<br />

vrij natuurlijk is, en derhalve niet zonder<br />

onbillijkbeid bun als een eigenaardig zedelijk gebrek<br />

wordt aangewreven, is te gelijker tijd de<br />

oorzaak, dat zij, veel minder dan de Javanen,<br />

in werktuiglijke kunsten bedreven zijn (33). De<br />

vrouwen der Ambonezen vervaardigen niet eens<br />

zelven de stoffen, welke zij en hunne mans tot<br />

hunne kleeding gebruiken , maar worden hiervan<br />

uit Java en Bengalen voorzien. Een der gevolgen<br />

van deze afhankelijkheid , dat mede juist niet<br />

tot voordeel der inboorlingen stpekt , is dat<br />

sommige Residenten of Poslhouders, inzonderheid<br />

in de binnenlandsche meer afgelegene provinciën<br />

en eilanden, zoowel als andere ambtenaren,<br />

en eenige officieren der .Koloniale Marine,<br />

niettegenstaande zulks door de Hooge Regering.,<br />

reeds bij de wederbezitneming, strengciijk<br />

verboden is, een zeer lucrativen woekersluikhandel<br />

drijven, met de eenvoudige ingezetenen<br />

, met Welke zij in aanraking komen.<br />

Doch ik wil liefst, voor als nog, dit onderwerp<br />

(35) Het eiland Tidore behoort, gelijk nader blijken<br />

zal, hier eene uitzondering te maken.


— ^8 »<br />

niet aanroeren, en in stede yan den lezer bezig<br />

te houden, met de misbruiken van enkele partikuliercn<br />

, hier liever de meer aangename omstandigheid<br />

vermelden, dat ons Gouvernement ook ia<br />

dit gebrek reeds grootendeels voorzien heeft door<br />

het aanleggen van openbare magazijnen, waarin<br />

de inlanders zich van de meest onontbeerlijke artikels<br />

, inzonderheid van lijnwaden tot lijfsbedekïcing,<br />

tegen een billijken prijs kunnen voorzien.<br />

Over zulk een magazijn is een Gouvernementsambtenaar<br />

onder den titel van winkelier gesteld.<br />

Zulke instellingen verlevendigen de hoop , dat<br />

met der tijd alle thans nog bestaande gemakkelijke<br />

toegangen tot knevelarij, malversation, smokkelhandel,<br />

pligtverzuim on landdieverij geheel zullen<br />

verstopt worden , en' dat de weldadige bedoelingen<br />

van het Nederlandsen, bestuur, door het<br />

uitroeijen van het verderfelijke onkruid der venaliteit<br />

op den rijken bodem dezer bezittingen eenmaal<br />

alle vruchten plukken zal, welke dezelve uit<br />

deh aard aan het Moederland behooren op te leveren.<br />

De publieke geest der bevolking zal die<br />

bedoelingen alsdan niet langer kunnen miskennen ,<br />

en de bronnen van welvaart en voorspoed zulle»<br />

wederzijds ruimer vloeijen.<br />

Volgens het getuigenis van Europeanen, die<br />

door een langdurig verblijf het land wel hebben<br />

leeren kennen, zoude men op Amboina de meeste<br />

Javaansclie produklen met ruim voordeel kunnen<br />

aanplanten, en (hetgeen in het tegenwoordig tijdstip<br />

welligt ecne bemerking'van groot belaDg is,)


— 79 —<br />

aldaar zoude de theeboom met goed gevolg kunnen<br />

aangekweekt worden. Op verscheidene Moluksche<br />

eilanden heeft men enkele thee- en kaneelboomen<br />

in de tuinen van partikulieren en liefhebbers<br />

welig zien groeijen, en waarom zoude<br />

de eerstgenoemde heester, die voor den handel<br />

zoo gewigtig is, aldaar niet in het vervolg de<br />

Verliezen, welke de gedurig toenemende onmogelijkheid<br />

van het monopolizeren der specerijen moet<br />

te weeg brengen, welligt rijkelijk kunnen vergoeden?<br />

Indigo, en wel van de fijnste soort, is, volgens<br />

het zelfde getuigenis , in vroeger tijden een natuurlijk<br />

voortbrengsel van Amboina geweest, en zoude<br />

aldaar een rijke tak van inkomsten hebben kunnen<br />

zijn, indien de aankweeking niet ten behoeve<br />

van het monopolie der kruidnagelen ware te<br />

lteer gegaan, en welligt ook om de mededinging<br />

met de Indigo-teelt van onze West-Indische bezittingen<br />

voortekomen, eene voorz<strong>org</strong> die, in den<br />

tegenwoordigen tijd , voor het minst als overtollig<br />

mag beschouwd worden.<br />

Ook tot het aanleggen van suiker-plantaadjera<br />

zoude op Amboina goede gelegenheid, en de<br />

grond Op zeer vele plaatsen van het eiland daartoe<br />

volkomen geschikt zijn, doch deze tak van<br />

culture is, even als vele andere, tot dus verre,<br />

meer tegengewerkt dan bevorderd geworden.<br />

In onderscheidene gedeelten van het eiland f<br />

ziet men den koffijboom in het wild groeijen,<br />

en de ondervinding van sommige liefhebbers heeft<br />

voldoende bewijzen opgeleverd , dat ook dit be-


— So —<br />

langrijk produkt, bijaldien men het op Amboina<br />

met de vereischte z<strong>org</strong>vuldigheid wilde aankweeken,<br />

voorspoedig tieren, en dat alsdan de koffij van<br />

Amboina met de beste van Java, en zelfs van<br />

Mocha zoude kunnen wedijveren.<br />

De kokosboom groeit hier overvloedig ; de<br />

broodboom wast in het wild, en wordt slechts<br />

door de laagste klasse der bevolking genuttigd ;<br />

eetbare wortelen, moeskruiden en boomvruchten<br />

tieren hier zoo goed als op eenig oord van Java y<br />

de heerlijke mangostan is op Amboina zoo groot<br />

en fijn van smaak als ergens anders in den Indischen<br />

Archipel ; de manga is er voortreffelijk in<br />

de tuinen , en groeit in de bosschen in het wild.<br />

De reeds gemelde zeepboom (34) wast hier in<br />

groote menigte , en buiten dezen vindt men hier<br />

verscheidene vrucht- en houtsoorten , welke zelfs<br />

op Java niet aanwezig zijn. Geheele dreven van<br />

kanarieboomen versieren de hellingen van het geb<strong>org</strong>te<br />

, en de vrucht daarvan wordt hier betelen<br />

gezonder geacht dan op Java, waar de kanarie<br />

meer tot het persen van olie dan tot voedsel<br />

geschikt is. De kanarieboom is hier zoo overvloedig,<br />

dat dezelve tot beschutting van den nagelboom<br />

gebezigd wordt.<br />

Het is insgelijksi bij velen in "Europa een verkeerd<br />

begrip, dat de muskaatnoolen-booru op<br />

Amboina minder voortkomt dan op Banda , waar<br />

(34) I Deel j hl. 319 en wegens den Kanarieboom<br />

bl. 55.<br />

-


8i —<br />

deze boom als bij uitsluiting plagt aangekweekt<br />

te worden. Het aanplanten van muskaatnotenboomen<br />

werd eertijds in Amboina verboden j even<br />

als ten aanzien der nagelboomen op de andere<br />

Moluksche eilanden plaats had (35).<br />

Onder de prodnkten van Amboina moeten nog<br />

vermeld worden, de menigvuldige soorten vau<br />

geurige boom- en plantgewassen, uit welke de inboorlingen<br />

de kostbare Welriekende oliën trekken,<br />

welke hier zoo overvloedig zijn, en waaronder de<br />

Jcajoe-poeti-olie (without-olie) voornamelijk genoemd<br />

mag worden.<br />

Uit dit alles blijkt ten overvloede, dat bijaldien»<br />

aan landbouw en culture op het eiland Amboina,<br />

die vrijheid, aanmoediging en bescherming mogen<br />

te beurt vallen , welke aan andere gewesten<br />

Van Indie geschonken zijn, dit rijke eiland eene<br />

zeer groote menigte va« kostbare produkten zal<br />

kunnen opleveren, en men mag het als eene verrijzing<br />

uit eenèn langdurigen dood, voor de bewoners<br />

van dit eiland aanmerken, dat tot zoodanig<br />

(35) Voor ruim dertig jaren Werd bevonden, dat<br />

men op Banda niet do vereischte hoeveelheid van<br />

kruidnageleu hekomen konde^ en sedert dien tijd werd "<br />

de aankweeking daarvan op Amboina aangemoedigd ,<br />

door eene premie van een rijksdaalder voor elke honderd<br />

boomen. De voornamere inwoners begonnen met<br />

lust en ijver eene aanplanting van tien duizend boomen,<br />

welke onderneming, ZOo gebleken is, hunne<br />

krachten te boven ging , alzoo dit getal naderhand<br />

tot op de helft verminderde.<br />

. II. F


— 8a —<br />

, eene vrijheid nu onlangs door het Nederlandsen<br />

Gouvernement de grond is gelegd 3 door een meer<br />

liberaal stelsel van leverantie der voortbrengselen<br />

van volksarbeidzaamheid.<br />

Op Amboina vindt men naar evenredigheid minder<br />

diersoorten , dan elders. Buffels en paarden<br />

zijn er schaarsch, verscheurend viervoetig,gedierte<br />

vindt men er niet, tenzij men het wild zwijn,<br />

dat hier vrij menigvuldig, doch klein van gedaante<br />

is, daaronder wilde rekenen. Hertebeesten.,<br />

zijn er in menigte , en leveren een overvloedig<br />

artikel van gezond voedsel op. Van gevogelte<br />

is er eene tamelijke menigte, en inzonderheid is<br />

dit land wegens loeries of kleine veelkleurige papegaaijen,<br />

en witte en groene kakatoeas beroemd.<br />

De inwoners maken veel werks van deze vogelen<br />

, zoowel uit hoofde van fraaije vederen,<br />

als de eigenschap om de menschelijke spraak te<br />

kunnen nabootsen. Ook de Beo en eene andere<br />

soort van zwarte kakatoea zijn hier voorhanden.<br />

De Beo leert het best van allen spreken. De Kasuaris<br />

en de Babiroessa behooren hier mede te huis ;<br />

musseden en kraaijen zijn daarentegen nergens<br />

op het gansche eiland te vinden.<br />

Men vindt er slangen : zooveel mij bekend is,<br />

gecne groote, doch wel eenige soorten, die vergiftig<br />

zijn, onder anderen, de befaamde cobracapella<br />

en de kleine doodelijke oelar-beloeda.<br />

Ik kan mij niet onthouden , nopens deze laatste<br />

, zeer vergiftige soort van slangen van eene<br />

omstandigheid gewag te maken , welke mij onge-


— 83 —<br />

looflijk zoude voorkomen, indien ik daarvan niet<br />

ooggetuige ware geweest. In de kampong Roe"<br />

matiga waren nabij de woning van den Imam<br />

of Mahomedaatischen priester, eenige inlanders<br />

verzameld, die plotsling op het gezigt van zulk<br />

eene veelkleurige oelar-beloeda verschrikt uit elkander<br />

stoven. Een paar hunner riepen oogenblikkelijk<br />

den priester, die den naam had van<br />

bezweringen, welligt zelfs wonderwerken te kunnen<br />

doen. Deze liet zich ook oogenblikkelijk vinden<br />

, en op de plaats gekomen zijnde waar het<br />

giftige dier zich schuifelend omwentelde en irr<br />

het gras scheen te verlustigen, nam hij hetzelve<br />

met den duim en den voorsten vinger achter bij<br />

den kop, of in den nek, en stak geheel bedaard<br />

den kop vân het dier in het vuur, dat op dia<br />

plaats, naar de gewoonte der indianen , tusschen<br />

een paar steenen in de opene lucht was aangelegd.<br />

Dit stoutmoedig stuk verrigt hebbende,<br />

begaf zich de priester wederom naar zijne woning,<br />

zonder de dankbetuigingen der omstanders te willen<br />

aannemen, en voor zoo veel ik bemerken<br />

konde, zonder eenig uiterlijke vertoon van gebeden<br />

of andere plegiiglieden in het werk gesteld<br />

te hebben.<br />

Schildpadden vindt men in de rijke {56) Mo-<br />

« (56") Men weet, dat VALEHTIJN 53O verschillende<br />

soorten van visschen optelt;, die in de JVlolukschc wateren<br />

aanwezig zijn ; ook van schelpdieren is hier eene<br />

ongeloofelijke menigte.<br />

F a


- 8 4 -<br />

luksche zeeën in menigte. Niet alleen is hier de<br />

zoogenaamde groene schildpad (toeloerigo~), waarvan<br />

het vlecsch niet onsmakelijk is, en die eenige<br />

honderd ponden zwaar is, maar ook de meer kostbare<br />

caret-schildpad, waarvan de schaal tot allerlei<br />

sieraden bewerkt wordt. De schildpadden begeven<br />

zich. dikwijls op het strand, vooral de wijfjes<br />

, die hare eijeren in het zand begraven. De<br />

inboorlingen vangen ze op de eenvoudigste wijze,<br />

door hen het onderst boven te werpen , waarna<br />

de schildpadden niet weder op de been kunnen<br />

komen. De roofvogels azen op de eijeren van de<br />

schildpad , welke zij tot 200 en meer te gelijk in<br />

het warme zand leggen, en die geheel rond en<br />

Week van schaal zijn. Daar deze, roofvogels<br />

hier zeer talrijk zijn , is dit eene voorname oorzaak,<br />

waarom de schildpadden op verre na hier<br />

zoo sterk niet vermenigvuldigen, als de groote<br />

menigte hunner eijeren zoude doen vermoeden.<br />

Ook moet onder de zeeproductcn hierbij voornamelijk<br />

van agar-agar en Iripang worden gewag<br />

gemaakt, zijnde eene soort.van .zeekwallen, waaraan<br />

het zelfde vermogen, als aan de sarang boerong<br />

of Javaansclie vogelnestjes (zie I Deel, blz. io5)<br />

Wordt toegeschreven j en waarvan inzonderheid de<br />

wellustige en grof zinnelijke Chinezen fcartstogtelijke<br />

liefhebbers zijn.


ZEVENDE HOOFDSTUK.<br />

Vertrek naar Banda. — De Goenong-Api. —<br />

Deszclfs uitbarsting op het oogenblik der aan-<br />

komst van den Gouverneur-Generaal. — Het<br />

/ort Nassau. — Het fort Belgica. — De stad. —<br />

De Muscaalnoolenboom (Nuxmyristica). — Aan"<br />

planting in Perken. — Voorz<strong>org</strong>en en behande-<br />

ling bij de inzameling van dit produkt.<br />

JL 1 a een vermakelijk verblijf van zeven weken<br />

in de Hoofdplaats onzer Moluksche bezittingen,<br />

waaraan wij , door het aanhoudend bezoeken der-<br />

bekoorlijke ommestreken , inzonderheid van het<br />

reeds gemelde Batoe-Gadja, en van vele regt<br />

schilderachtig aan de groene hellingen van het<br />

steile gebergte, als het war'e, hangende kam-<br />

pongs (37) , eene zeer aangename afwisseling ge-<br />

(57) Nimmer zal ik de gulhartige aartsvaderlij ko<br />

gastvriendschap der schamele bewoners van Laloehalat,<br />

Rocmah-tiga, Kilang en' het reeds genoemde<br />

Batoement vergeten. Hunne* goedhartigheid vond alleenlijk<br />

hare perken iü hun bekrompen vermogen,om<br />

F 3


86 —<br />

geven hadden, vervolgden wij met de koloniale<br />

korvet de Zwaluw, onze reis naar Banda, en<br />

ofschoon dit vaartuig op verre na geen hardvlieger<br />

was, en veeleer den naam van schildpad voeren<br />

mögt, bragt een voorspoedige wind, met<br />

fraai weder gepaard, ons binnen het tamelijk<br />

korte tijdverloop van 4^ «ren, voor het eiland<br />

Banda-Neira. Deze overtogt wordt op 20 zeemijlen<br />

geschat, zoodat wij dien afstand vrij voorspoedig<br />

hadden afgelegd, en niet zonder reden<br />

in eene vrolijke stemming het anker voor den<br />

Goenong-Api of Vuurberg van Banda lieten<br />

vallen.<br />

Een opmerkelijk toeval, en hetwelk aan de vergetelheid<br />

onttrokken verdient te worden , is , dat<br />

genoegzaam pp het ; oogenblik , toen hét koninklijk<br />

fregat Eurydice, aan boord van hetwelk de Gouverneur-Generaal<br />

zich herwaarts begeven had,<br />

Voor' Banda het anker wierp, deze Goenong-Api,<br />

die gewoonlijk slechts eene kolom van rook uit<br />

zijn krater opwerpt, met een hevig gekraak in<br />

vlammen uitbarstte ; een verschijnsel, hetwelk<br />

geheel onverwacht, en des te treffender was ,<br />

omdat het zich op een' dag vertoonde , waarop<br />

ter gelegenheid van de aankomst van dezen boegen<br />

persoon, uit alle de schepen op de reede<br />

mitsgaders uit de forten aan Aval, een plegtig saons<br />

rijkelijk te onthalen, doch een sobere verkwikking<br />

van sago en visch werd door die goedhartigheid<br />

ia een feestelijkea miudlijd hervormd.


- 87 -, '<br />

Iuut met bulderend kanon voor Zijne Excellentie<br />

werd losgebrand. Het was , als of de natuur<br />

het nietige en kleine van onze plegtigheden wilde<br />

doen afsteken, door de ten toon spreiding van<br />

het grootsch en ontzettend schouwspel van den<br />

eensklaps losbrandenden vulkaan, die uit wijd«<br />

geopenden krater het luchtruim om zich henen<br />

met felschitterende vlammen, en dikke wolken van<br />

rook en asch vervulde, terwijl het onderaardsch,<br />

gedreun zijner kokende ingewanden, het bulderen<br />

des geschuts verdoofde. Geene pen, althans niet<br />

de mijne , vermag den indruk naar waarde te beschrijven<br />

, welken dit even zoo onverwacht als<br />

treffend schouwspel, inzonderheid bij deze gelegenheid<br />

op ons maakte. De verdienstelijke Gouvernemenls-architect<br />

PAIJEN, die een uitmuntend<br />

teekenaar is, was mede door dit grootsch tooneel<br />

zoo levendig aangedaan, [dat hij vol geestdrift<br />

eeue afbeeldiug daarvan op het papier bragt. Ook<br />

ik, hoezeer overtuigd, dat mijne begaafdheid tot<br />

deze taak verre te kort schoot, konde mij niet<br />

weerhouden, van te beproeven } of het mijne geringe<br />

bekwaamheid zou kunnen gelukken, eene<br />

blijvende herinnering van dit ontzagverwekkend<br />

tooneel te schetsen.<br />

Het geheele eiland, waarop de berg gelegen<br />

is , en waarvan dezelve het grootste gedeelte inneemt<br />

, wordt naar dezen vulkaan Goenong-Api<br />

(dat is Vuurberg) genoemd* Even als de Vesuvius<br />

vertoont zich deze berg , als met drie duidelijk<br />

afgescheidene verdiepingen, welke nagenoeg<br />

F 4


ßf<br />

— 88 —<br />

elk een derde van de geheele hoogte (die op 2000<br />

voet boven de oppervlakte der zee berekend is<br />

geworden) beslaan. De benedenste verdieping<br />

is met welig plantsoen, kreupelbosch en hoog<br />

geboomte begroeid, en vertoont het levendigste<br />

zomergroen. Het middelste gedeelte is insgelijks<br />

overal en zelfs tamelijk digt begroeid, doch men<br />

vindt hier slechts heesters en struiken, die allen,<br />

dor en droog zijn, zoodat deze gordel van den<br />

berg bij het heldere groen van den voet sterk<br />

afsteekt, en niets dan de-bruine kleur van dorre<br />

herfstbladen vertoont ; het bovenste gedeelte is geheel<br />

naakt en onvruchtbaar, en doet zich in eeno<br />

kegelvormige gedaante aan het oog op, op welks<br />

vaalkleurige oppervlakte niets te zien is, dan eene<br />

menigte diepe groeven , langs welke de lava zich<br />

eertijds eenen weg gebaand heeft. Op den uitersten<br />

top vertoont zich de krater , als eene langwerpige<br />

wijde kloof; waaruit onophoudelijk eene<br />

zware kolom van rook, en ook nu en dan, al<br />

heeft er geene eigenlijke uitbarsting plaats, vuur<br />

naar boven stijgt ;, althans wij hebben meer dan<br />

eens bemerkt, dat de damp, die uit den krater<br />

opstijgt, en die zich bij dag als een blaauwachtigen<br />

rook vertoont, in de duisternis der nacht,<br />

inzonderheid digt bij den krater, met gloeijende<br />

vuurroode strepen vermengd was , heigeen schijnt<br />

te bewijzen , dat deze vulkaan aanhoudend; ofschoon<br />

in kleine hoeveelheid , vuur zoowel als<br />

rook uitwerpt (38).<br />

(38) In het jaar 1708 heeft deze Gocuong ,cenc


— 8) , ofschoon ook de overige al-<br />

geweldige uitbarsting gehad', waarmede (gelijk dikwerf<br />

plaats heeft) een orkaan gepaard ging. De lava,<br />

die ten zuiden van den berg afstroomde, liep tusschen<br />

de beide schansen Kijk en Kaap'vsx zoo groote menigte<br />

in zee, dat zij aldaar eene soort van vo<strong>org</strong>ebergte<br />

vormde, hetwelk thans nog onder den naam van<br />

verbrande hoek bekend , ofschoon die plaats nu wederom<br />

met plantgewas begroeid is.<br />

(39) Tot de gezamenlijke Bandasche .eilanden rekent<br />

men gewoonlijk het eigenlijke Banda, of Banda-<br />

Neira , Goenong-Api, Banda-Lontoir, of Groot-<br />

Bania, Poeloe-Pisang, Caraka, Capella en Swanggi<br />

(Toovenaarseiland). — Banda-Neira is niet .hef:<br />

grootste, doch hier is de hoofdzetel van het Nederlandsen<br />

Gouvernement. De zeemijlen ten westen van<br />

Goenong-Api ligt Poelo-aï en nog drie mijlen verder<br />

noordwaarts ligt Poeioc Ron, hetwelk een geruimen<br />

tijd verlaten geweest en daardoor genoegzaam geheel<br />

en al tot eene woeste rotsklomp of wildernis vervallen<br />

is. JPoelo-Pisang ligt omtrent | mijl ten noord-<br />

F 5


— 9° — *<br />

len met steil gebergte uit de zee opstijgen. Tussehen<br />

Banda-Neira, Goenong-Api en Banda-Lontoir<br />

is eene goede en veilige haven ,<br />

in welke de schepen aan de oost- zoowel als aan<br />

de westzijde kunnen binnenloopen, waardoor zij<br />

het voordeel hebben , van hier in de goede zoo<br />

wel als in de kwade moeson ten anker te kunnen<br />

gaan. Aan de westzijde van Banda-Neira<br />

en Goènong-Api is een derde vaarwater, van het<br />

noorden naar de haven loopende, doch alleenlijk<br />

voor inlandsche en andere kleine vaartuigen<br />

bruikbaar.<br />

De onderscheidene toegangen tot de haven, en<br />

ook de reede van Banda zijn gedekt door onderscheidene<br />

forten en batterijen. De voornaamste<br />

vesting is het fort Nassau , aan de zuidzijde van<br />

Banda-Neira, vierkant, doch op eene te kleine<br />

schaal gebouwd, met eene goede gracht voorzien,<br />

en aan den zeekant met een hoornwerk gedekt.<br />

Dit fort dient grootendeels lot verblijf van de<br />

Ncdcrlandsche bezetting , en bevat ook de graan-<br />

oosten van Banda-Neira, en levert onder andere<br />

vruchten, ook kokosnooten en muskaatbloemen , doch<br />

geene muskaatnoten op. Rosingin ligt omtrent 2i<br />

mijl ten zuidoosten van Banda-Lontoir, en levert sago,<br />

muskaatbloemen en eenige andere vruchten en<br />

moeskruiden op. Hier wordt ook eenig werk van de<br />

veeteelt gemaakt, en dit eiland is bijzondcrlijk tot<br />

eene ballingschap voor misdadigers bestemd. — Do<br />

overige drie eilanden brengen niets op, en zijn naauwelijks<br />

meldingswaardig.


91 -<br />

magazijnen van het Gouvernement. Op eene<br />

hoogte, achter hetzelve , staat het vijfhoekige<br />

kasteel Belgica, hetwelk door de Portugezen ge-<br />

Jbouwd is, en aan de hoeken ronde torens heeft.<br />

Dit kasteel is door eene muur met kleine bastions<br />

omringd, doch niet van eene gracht voorzien.<br />

De derde vesting, Hollandia genoemd, ligt<br />

op het eiland Banda-Lontoir, en bestrijkt den<br />

westelijken ingang van deze haven, of het zoogenoemde<br />

gat van Lontoir, in tegenstelling van<br />

het gat van Neira of den noordelijken ingang.<br />

Deze laatste vesting schijnt op het eerste aanzien,<br />

door hare ligging , voor eene verblijfplaats<br />

van het Bestuur meer geschikt te zijn, dan eenige<br />

andere plaats op deze eilanden, eensdeels, omdat<br />

deze post door hare ligging reeds de sterkste<br />

verdediging zoude aan de hand geven, en anderdeels,<br />

omdat Banda-Lontoir het rijkste eiland ia<br />

voortbrengselen, en geheel met muskaatnoleuboomen<br />

bedekt is. De menigte van verlatene en<br />

vervallene huizen, Avelke wij hier aantroffen<br />

schijnt ook te bewijzen, dat men eertijds hiervan<br />

de proef genomen heeft , doch dat de buitengemeene<br />

ongezondheid van dit oord, het Gouvernement<br />

genoodzaakt heeft, deze onderneming te laten<br />

varen. Deze plaats , namelijk , is het meest<br />

blootgesteld aan de zeer schadelijke zwaveldampen<br />

van den Goenong-Api, en daarenboven voorzien<br />

van zeer slecht drinkwater. De ongezondheid<br />

van deze plaats schijnt nog door.de ondervinding<br />

bewezen te worden, alzoo van een honderd-


— 92 —<br />

tal militairen , die hier eertijds in garnizoen lagen,<br />

in twee maanden lijds acht gestorven zijn, terwijl<br />

er nog acht en veertig ziek waren (4o).<br />

Zoowel tot bescherming der muskaatnotcnperken<br />

als om den smokkelhandel voor te komen, zijn er,<br />

behalve de reeds genoemde forten, welke geen<br />

yan allen in een zeer voordeeligen toestand zijn, en<br />

voor geenen aanval eener Europesche krijgsmagt,.<br />

althans van de landzijde bestand zijn, nog hier<br />

en daar een aantal batterijen en schansen aangelegd,<br />

welke inzonderheid ook bestemd zijn, om de<br />

zeeroovers te keer te gaan , die van het land der<br />

Papoeas niet zelden met vrij groote vaartuigen<br />

herwaarts plagten te komen, en zich nu en dan<br />

zelfs durfden verstouten , eene vijandelijke landing<br />

te doen, om geheele kampongs te plunderen<br />

en te verwoesten.<br />

De stad Banda is noch groot, noch aanzienlijk<br />

en bevat ten hoogste vijf en zestig of zeventig<br />

c huizen, die uit hoofde van dikwerf plaats heb-<br />

©<br />

(40) De ervarene officier, van wïen dit berïgt<br />

ontleend is , voegt er bij } dat hier, gelijk elders in<br />

Jndië bij de militairen van lageren rang , het gebruik<br />

van arak welligt de grootste oorzaak van dezo<br />

sterfte is geweest. Hij acht het wenschelijk, dat deze,<br />

in een heet gewest, ziel en ligchaam verdervende<br />

drank, die niet zelden door de Chinesche stokers vervalscht,<br />

en onder anderen met zeeschuim toebereid<br />

wordt , door eene meer heilzame , of liever minder<br />

heüloozc versnapering voor het krijgsvolk vervangen<br />

mogte worden, b. v. door goeden wijn.


_ 9 3 -<br />

bende aardbevingen meest allen van hout en met<br />

atap of bladen van den sagoboom bedekt zijn.<br />

De weinige steenen gebouwen, welke Avij hier<br />

hebben aangetroffen , zijn allen door hevige aardschuddingen<br />

van een. gescheurd, en bij de uitbarsting<br />

.van 1798 zijn verscheidene steenen gebcu-<br />

Aven geheel en al ingestort, en of niet Avcder<br />

opgebouwd.,- of door houten Avoningen vervangen.<br />

Van de reede maakt echter de stad eene<br />

bevallige en schilderachtige ' vertooning, en het<br />

eiland Banda Neira schijnt op het eerste gezigt<br />

het fraaiste eiland van gansch Indi'ê te zijn.<br />

Op het eiland Goenong-Api is de grond voornamelijk<br />

uit lava zamengesteld, maar op alle de andere<br />

Bandasche eilanden zijn de bergen meestal<br />

bedekt met eene zeer vruchtbare- tuinaarde, die<br />

overal met planten en boomen, en inzonderheid<br />

met muskaatnotenhoomen begroeid is (4i). Onder<br />

de. hooge boomsoorten , Avelke hier voorkomen<br />

, mag vooral de kanarieboom eene aanzienlijke<br />

plaats bekPeeden , zooAVel om het groote nut van<br />

dezen boom op zich zelven , als ook, omdat hij<br />

zeer dienstig is tot bescherming en beschaduwing<br />

) Oorspronkelijk behoort de Muskaatnotenboom<br />

ïn Ceram, Gilolo , Ternate, Amboina , Boeroe en<br />

andere omliggende eilanden te huis, van waar hij<br />

voornamelijk naar de eilanden Banda Lontoir,Banda<br />

Neira en Poeloe-aï door onze landgenoten is overgohragt,<br />

terwijl hij in zijn eigenlijk vaderland zoo veel<br />

mogelijk is uitgeroeid geworden.


— 94 —<br />

van de muskaatnotenboomen 1 , die veelal langs de<br />

hellingen der bergen , aan de niet zelden' hier<br />

plaats hebbende stormvlagen blootgesteld zijnde,<br />

en geene diepe wortels schietende., zonder bedekking<br />

, ligtelijk uit den grond gerukt zouden worden.<br />

Ook aan de stranden is het hoog geboomte<br />

van groot nut , tot afwering van het aanhruischeind<br />

zeeAvater en schuim, hetwelk voor den groei dier<br />

muskaatnotenboomen allernadeeligst is.<br />

De aanplanting dezer noten is voor als nog<br />

op de Bandasche eilanden de voornaamste tak van<br />

de Gouvernements inkomsten. Do afdeelingen of<br />

plantaadjes Avorden perken genoemd, en de arbeidslieden<br />

of perkeniers staan onder het opzigt<br />

van zoogenaamde boschwachters, die niet alleen het<br />

toezigt hebben over de aanplanting, maar ook<br />

rekening van de opbrengst moeten houden, en<br />

daarvan aan de Directeurs der perken verantwoording<br />

moeten doen. Zoolang de aanplanting van<br />

muskaatnoten het hoofdprodukt van deze eilanden<br />

is , kan men ligtelijk nagaan , dat de noodzakelijke<br />

artikelen van leef logt, granen en dergelijke, in<br />

zeer geringe en op verre na niet genoegzame hoeveelheid<br />

voorhanden zijn , om aan de behoefte der<br />

bevolking te kunnen voldoen. Even als op Amboina<br />

n deze artikelen van Java en elders -herwaarts<br />

gebragt worden. De misbruiken en knevelarijen,<br />

Avaartoe deze omstandigheid van zelve<br />

aanleiding geeft, en die voorheen den armen<br />

perkenier zoo ongelukkig maakten, zijn door de<br />

wijze en mcnschlievende maatregelen van den GouYer-


_ 9 5 -<br />

neur-Generaal VAN DER CAPELLEN zoo veel mo-<br />

gelijk le keer gegaan en afgeschaft (4i).<br />

De perken bevatten niet allen het zelfde getal<br />

van boomen, maar zijn hieromtrent zeer verschil-<br />

lend.<br />

(3i) Tot verbetering van het lot der perkeniers<br />

Avaren reeds aanvankelijk door den braven Gouverneur<br />

BOEKHOLTZ ijverige pogingen in het werk gesteld.<br />

Vóór zijne komst in deze gewesten , waren de perkeniers<br />

in de bitterste ellende gedompeld, en velen hadden<br />

naauwelijks rijst en zout tot voedsel, en naauwelijks<br />

een schamel kleedje tot lijfsbedekking. Deze<br />

ellende nu , ontsproot hoofdzakelijk uit de schulden ,<br />

welke deze arme menschen hadden móeten aangaan ,<br />

om zich dit erbarmelijk voedsel en deksel te bez<strong>org</strong>en.<br />

Zij hadden namelijk hij vorige Gouverneurs rijst en<br />

lijnwaad ter leen genomen , en deze artikelen werden<br />

hun naar evenredigheid voorzeker zoo goedkoop niet<br />

aangerekend , als de prijs, waarvoor zij gedwongen<br />

werden de vruchten van hunnen arbeid, de muskaatnoten<br />

, aan die Gouverneurs te leveren , te weten zes<br />

duiten het pond! — Deze schulden Averden hen op de<br />

dringende voorstellingen van den Heer BOEKHOI.TZ kwijt<br />

gescholden , maar zijn ongenoegzaam gezag beperkte<br />

zijne menschlievende oogmerken, — tot dat de Gouvef<br />

neur-Generaal VAN DER CAPELLEN een vasten grondslag<br />

tot de welvaart dezer bevolking loide. De nieuwe verordeningen<br />

van den afgetredenen Gouverneur-Generaal<br />

hebben ook bij dit arme volk hier gelijk te Amboina ,<br />

eene zoo vurige dankbaarheid verwekt, dat zij reeds aan<br />

hunne zuigelingen zijn naam, als die van hunnen<br />

Leschcrm-engel, leeren uitstamelen.


De muskaatnotenboom heeft, volwassen zijnde,<br />

nagenoeg de hoogte van veertig of vijftig voeten ,<br />

en gelijkt eenigermate naar onze perenboomen.<br />

Zijne takken spreiden zi ch meer horizontaal uit,<br />

dan bij den kruidnagelboom, met welken hij overigens<br />

Avel eenige overeenkomst heeft. De bladeren<br />

van den muskaatnolenboom gelijken naar die<br />

van den laurierboom , de bovenste zijde derzelve<br />

ïs donker groen , de beneden-zijde grijs. De<br />

bast is effen en zacht, van buiten van eene aschgraauAve<br />

kleur met groen vermengd, doch van<br />

binnen rood en sappig. Wanneer de boom beschadigd<br />

wordt ", of als men een' tak daarvan afbreekt<br />

, komt er een rood vocht te voorschijn,<br />

hetwelk op lijrrwaad onuitwischbare vlekken maakt.<br />

De boom aldus beschadigd zijnde, draagt geene<br />

vruchten meer, en blijft even als de Nagelboom,<br />

in een kAvijnenden staat, tot dat hij sterft.<br />

Met den ouderdom van negen of tien jaren begint<br />

de boom vruchten te dragen 3 en gaat daarmede<br />

voort tot zijn tachtigsle en niet zelden tot<br />

zijn honderdste jaar, terwijl men rekent, dat de<br />

noten tot het zeventigste jaar hoe langer hoe beter<br />

van hoedanigheid AA'orden. Beschutting is<br />

voor den voorspoedigen groei van dezen boom<br />

onontbeerlijk , en hiertoe zijn de reeds gemelde<br />

amandel- of kanarieboomen het meest geschikt (43).<br />

(43) In het jaar 1778 had er een geweldige orkaan<br />

te Banda plaats , die het grootste gedeelte der<br />

perken vernielde. De schade zoude echter veel ge-


— 9; —<br />

Het eerste verschijnsel van de vrucht bestaat<br />

in' bleekgeelachtige knopjes, die zich in kleine<br />

bloemen ontAvikkelen , in welker midden 'een dun<br />

rood slampertje is, Avaaruit de vrucht , in negen<br />

maanden tijds, geboren Avordt en lot rijpheid<br />

komt. Men ziet op een en den zelfden tijd aan<br />

een en den i zelfden boom , knopjes , bloesem en<br />

vrucht. In gedaante en grootte heeft deze laatste<br />

veel overeenkomst met onze grootste abrikozen,<br />

hebbende om den geheelen omtrek eene groeve ,<br />

in Avelke de nootvrucht, AVanneer zij een rooden<br />

blos aanneemt en volkomen rijp is, van elkander<br />

splijt. Alsdan vertoont zich de noot als met een<br />

weefsel van aderen omkleed, heuvelk de foelie<br />

is, die eene fraaii-, karmozijnkleur heeft. Het<br />

uitwendige bekleedsel of de bolster van de noot<br />

is omtrent een half duim dik, sappig en zeer<br />

Avrang van smaak. Men ziet de noot door de<br />

tusschenruimten van de foelie heeft schemeren J<br />

zij heeft alsdan eene dunne schil van blinkende<br />

zwarte kleur, die niet hard is, en zeer gemakkelijk<br />

gebroken wordt.<br />

De inzameling op zich zelve is eenvoudig en<br />

gemakkelijk. Dagelijks Avorden de noten, die rijp<br />

zijn afgeplukt, en die reeds van.den boom geval-<br />

i<br />

zijn geweest, Indien meh korten tijd te voren niefe<br />

onvoorzigtiglijk de meeste kanarieboomen hadde om-*<br />

gehouwen. De aauplanting van deze laatstgenoem-»<br />

den is derhalve als volstrekt noodzakelijk voor do<br />

culture der muskaatnoten te beschouwen.<br />

U. - G


- 9 8 -<br />

len zijn, Avorden opgeraapt; tot deze bezigheid<br />

is ieder arbeider met eenen haak en eene mand<br />

voorzien. Ofschoon deze boom het geheele jaar<br />

vruchten draagt, zijn er echter vier tijdperken<br />

voor de opzettelijke inzameling, te Aveten, drie<br />

in de maanden April, Julij en Augustus, Avanneer<br />

het hier in het midden van de regen-moeson<br />

'is, en een in de maand November. De eerste<br />

inzameling geeft de beste vruchten, en de tweede<br />

levert de grootste hoeveelheid op. De volgende<br />

inzamelingen kunnen als nalezingen »op de eerste<br />

beschouAvd Avorden. Wanneer de noten ingezameld<br />

zijn , ontbloot men dezelve van de buitenschil<br />

of bolster, en neemt vervolgens de foelie omzigtig<br />

daarvan af. De foelie vereischt geene andere<br />

toebereiding , dan dat men dezelve in platte<br />

korven of horden in den zonneschijn laat droogen.<br />

De muskaatnoten vereischen, daarentegen, eene<br />

zeer z<strong>org</strong>vuldige behandeling, en zijn veel meer<br />

aan beschadiging en bederf blootgesteld, dan<br />

eenige andere specerij. Zij worden vooraf drie<br />

dagen in den zonneschijn gedroogd; waarbij men<br />

z<strong>org</strong> dragen moet, dat de noten voor de avonddaauw<br />

beveiligd worden. Daarna Avorden zij op<br />

horden gelegd j en dagelijks, gedurende drie maan*<br />

den, boven een zacht vuur berookt ; vervolgens<br />

Wordt de schil daarvan afgenomen , en de noten<br />

tAvee of drie maal in een dik mengsel van water<br />

met kalk te Aveeken gelegd. Deze laatste behandeling<br />

diept vooral, om de vrucht te beveiligen<br />

tegen een zeer verderfelijk insect, odaupala , de


— 99<br />

nootworm genoemd, die tot binnen in de noot<br />

doordringt, en het hart daarvan in korten lijd<br />

verteert. Om dit insect geheel te weren, zijn alle<br />

de gemelde voorz<strong>org</strong>en somwijlen noch vruchteloos<br />

, en men vindt altijd eenige noten , die door<br />

hetzelve bedorven en vernield zijn (44).<br />

De* inlanders onderscheiden hier niet minder<br />

dan acht soorten Yan muskaatnoten , welke echter<br />

slechts voor zoo vele verscheidenheden van eene<br />

(44) Een zekere vogel, door de inboorlingen Boerong<br />

Pala, (muskaatnotenvogel) genoemd , en bij<br />

ons onderden naam van Noten-eter bekend, die eenige<br />

gelijkenis met eene blaauwe duif heeft (zie blz. 5a) ,<br />

brengt veel tot de aanplanting van de notenboomen ,<br />

in de perken , toe. Deze vogel ontbloot de noot van<br />

haren bolster, en verslindt dezelve geheel. Hij verteert<br />

echter alleen do foelie, en ontlast de noot wederom<br />

gaaf , onder zijne gewone uitwerpselen. Deze laatste<br />

bevorderen alsdan, als eene grocizame mestsoort, de<br />

ontwikkeling van de noot, die spoedig eene nieuwe<br />

plant^ voortbrengt, welke in het derde jaar naar de<br />

perken wordt overgebragt. Bij deze verplanting valt<br />

z<strong>org</strong>vuldig te letten, dat men den wortel van do<br />

plant onbeschadigd moet behouden , om welke reden,<br />

het boomtje, niet de aarde om den wortel, in de<br />

perken overgebragt wordt. Behoudens deze voorz<strong>org</strong>,<br />

kan de muskaatnotenboom op eiken ouderdom verplant<br />

worden. Van eenige andere merkwaardige produkten<br />

dezer gewesten, en van de bevolking derzelve,<br />

zal ik in een volgend Hoofdstuk eenig berigt geven i<br />

alzoo dit mij thans te verre zou doen uitweiden.<br />

G 2


— 100 —<br />

en de zelfde vruchtsoort te houden zijn. De belangrijkste<br />

onderscheiding is die van in het Avild<br />

gegroeide, en opzettelijk aangeplante noten ; de<br />

Iaalstgemelden zijn oneindig geuriger, dan de<br />

wilde. De bloesem is van tAveederlei gedaante,<br />

met stampers en met helmsiijltjes; de eerste groeit<br />

nimmer gezamenlijk met den laatsten , op een en<br />

den zelfden boom, en ook is het alleen de eerstgenoemde<br />

, of de vrouwelijke bloesem, die vruchten<br />

voortbrengt. Dit is de reden , dat sommige<br />

onwetende perkeniers , de mannelijke boomen wel<br />

eens plagten om te houAven.<br />

De Europeanen onderscheiden de muskaatnoten<br />

gewoonlijk in tAveederlei voorname soorten. Tot<br />

de eerste, welke de meeste waarde heeft, belmoren<br />

de noten, die, naarmate zij rijp Avorden, van<br />

de boomen worden afgeplukt; de tweede en minder<br />

geachte soort, zijn de note'n, die van zelve van<br />

den boom vallen, en die veelal , door het liggen<br />

op den, vochtigen grond, beschadigd zijn geworden.<br />

De eerstgemelde soort wordt gemeenlijk<br />

tot verzending voor Europa, en de tAveede tot<br />

gebruik voor Lndi'ê bestemd. Wel behandelde<br />

boomen geven do<strong>org</strong>aans een' jaarlijksch produkt,<br />

van twaalf tot vijftien ponden, Avaaronder de<br />

foelie mede gerekend is. Goede en slechte boomen<br />

door elkander gerekend, schat men de<br />

opbrengst van eiken boom, in de perken, op<br />

vijf oud-hollandsche ponden. De boomen worden<br />

op twee roeden afstands van elkander ge«<br />

plant, zoodat men rekenen kan, dat een m<strong>org</strong>en


101 —'<br />

gronds , ruim 600 ponden muskaatnoten opbrengt.<br />

Het gebied van den muskaatnotenboom , wiens<br />

oorspronkelijk vaderland, gelijk ik reeds aangemerkt<br />

heb, eigenlijk niet in de Bandasche eilanden<br />

gelegen is , strekt zich veel verder uit, dan<br />

dat van den kruidnagelboom. De muskaatnotenboom<br />

Avordt verre buiten de grenzen van den<br />

Indischen Archipel gevonden , zelfs op het zuidelijk<br />

schiereiland van Indi'ê in Siam, Cochinchina<br />

en Tonquin, waar deze boom in tamelijk groote<br />

hoeveelheid, doch van minder goede hoedanigheid<br />

voorkomt. De muskaatnoten, die op het eiland<br />

Bourbon en op Caijenne- groeijen, zijn, zooAvel ten<br />

opzigte van hoedanigheid als van hoeveelheid ,<br />

van minder beteekenis. Men heeft ook te Sïncapore,<br />

te Benkoelen , en op sommige plaatsen der<br />

vaste kust van Indië de muskaatnotenteelt beproefd,<br />

doch almede met Aveinig gevolg. De kruidnagelen<br />

schijnen buiten hun vaderland beter dan de<br />

muskaatnoten te kunnen voortkomen.<br />

G 3


ACHTSTE HOOFDSTUK.<br />

Nadere beschouwing der bevolking. — Alfoeren<br />

of koppensnellers. — Aard en voorname karaktertrekken<br />

van dit volk. — Nederlandsche Zendelingen.<br />

— Staaltje van ongeletterdheid. —<br />

Zonderlijke christelijke vermaning van een? dezer<br />

heeren.<br />

è 1<br />

XJe eigenlijke inboorlingen van Banda en van<br />

de meeste andere Moluksche eilanden hebben in<br />

hunne zeden en gebruiken te veel overeenkomst<br />

met de Oost-Indianen , in het-algemeen, om eene<br />

opzettelijke beschrijving te vereischen ; zij bezitten<br />

grootendeels, de zelfde goede hoedanigheden , van<br />

welke ik vroeger (Deel I. bl.no) tamelijk uitvoerig<br />

heb gesproken; doch de voornaamste ondeugden<br />

der Javanen , ie AVeten, Avraakzucht, jaloerschheid,<br />

en bloeddorstige onverzoenlijkheid,<br />

na ondergane beleedigingen, schijnen inzonderheid<br />

aan de inboorlingen der Molukkes., meer dan aan<br />

andere eilanders eigen te zijn. Verscheidene bewijzen<br />

zullen zich , tot staving hiervan , in den<br />

loop van mijn verhaal opdoeh. Voor het tegen-<br />

«


_ io3 —<br />

woordige Avil ik alleenlijk aanmerken, dat een ra9<br />

van menschen, die de gebergten van de Moluksche<br />

eilanden beAvonen, teAvcten, de Alfoeren (Harafora's)<br />

die onder den verschrikkelijken naam van koppen'<br />

snellers bekend zijn , juist, ondanks dien bijnaam j<br />

de vreedzaamste klasse der bevolking uitmaakt»<br />

Van deze zoogenaamde koppensnellers maakt men<br />

zich in Europa do<strong>org</strong>aans , gelijk van zoo vele<br />

andere dingen , betreffende Oost-Jndië, een gansch.<br />

verkeerd denkbeeld. Onze landgenoot VALENTIJN.<br />

heeft ook daarvan een tafreel opgehangen, dat<br />

zeer overdreven is, doch in die tijden Avas<br />

zulks vergeeflijk, en het is daarentegen niet onwaarschijnlijk<br />

, dat de Alfoeren, ofschoon eene<br />

onbeschaafde natie {wilde kan men ze niet noemen)<br />

in het lijdvak van eene eeuw, niet weinig,<br />

in barhaarschheid verminderd zijn. Ik voor mijkan<br />

betuigen, en allen, die in de Moluksche<br />

eilanden gereisd hebben, zullen het ontwijfelbaar<br />

toestemmen, dat alle deze zoogenaamde wilden<br />

zeer mak , goedaardig , eenvoudig en zelfs onnoozel<br />

zijn. De Alfoeren zijn, over het algemeen t<br />

in zuiverheid van zeden boven de eigenlijke inboorlingen<br />

van de meer volkrijke kampongs, en<br />

vooral , boven die van de steden te achten. Onkuischheid<br />

, onmatigheid , dieverij , ondankbaarheid<br />

, trouwloosheid en dergelijke ondeugden , zijn<br />

niet alleen aan de Alfoeren vreemd, maar zij bezitten<br />

zelfs in eenen hoogen graad, de daar tegen<br />

overgestelde deugden. Men Avane niet j dat ik<br />

G4


— io4 —<br />

hier eene opgesmukte krakterschets wil vertoonen,<br />

om mijnen lezer alleen de dingen van de bekoorlijkste<br />

zijde te laten zien. Zij die met mij de<br />

Molukkos doorreisd hebben, en , bij geval, deze<br />

bladen in handen krijgen , zullen ook hier toestemmen<br />

, dat deze zoogenaamde ruwe Avilden, ons<br />

beschaafde heeren , in vele opzigten, beschaamd<br />

kunnen maken. Ik beroep mij, ten dien einde<br />

op de verdienstelijke geneesheeren, FLENTRQP<br />

(dien ik reeds vroeger heb genoemd) en MERKLEIN.<br />

Beiden hebben, gelijk ik zelf, onderscheidene<br />

gebergten in de Moluksche eilanden beklommen.<br />

Zij zullen zich , zoo ik niet twijfel, even als ik<br />

niet zonder eenige aandoening, de goedhartige<br />

z<strong>org</strong>vuldigheid, de vriendelijkheid en de dienstvaardigheid<br />

van de onnoozele Alfoeren te binnen<br />

brengen. Dezen schijnen , in hunne eenvoudigheid<br />

de Europeanen als hoogere Avezens te beschouAven ,<br />

en .betoonen hun- een ongeveinsden eerbied men<br />

genegenheid gepaard, in tegenstelling van vele<br />

andere eilanders, die van-hunne eersie jeugd geleerd<br />

hebben, de Europeanen te haten en ie<br />

verachten. Dit gevoel Tan de Alfoeren bleek uit<br />

hunne vrees, dat ons bij het beklimmen van den<br />

berg eenig letsel zoude overkomen.' Op de steilste<br />

en tevens glibberigste en ongebaandsie hoogten,<br />

Waar het ons volstrekt onmogelijk Avas , naar boven<br />

te klouteren, vormden twee Alfoeren, mee<br />

hunne in elkander gevoegde handen, eene soort<br />

van draagstoel , Avaarmede zij ons, een voor een,


— io5 —<br />

naar boven droegen. Sommigen van het gezelschap<br />

gaven zigtbare teekenen van ongerustheid<br />

en angst, doch de Alfoeren stelden hen gerust ,<br />

door te zeggen : gij kunt u volkomen op on.s verlaten.<br />

Wie van ons zoude zich de zware schuld<br />

op den hals durven laden , van door onvoorzigtigheid<br />

een ongeluk aan de tuwan wolanda berokkend<br />

te hebben ? — Wij ondervonden ook , dat<br />

hunne vlugheid en behendigheid aan hunne z<strong>org</strong>vuldigheid<br />

en voorzigtigheid gelijk slond ; en bij<br />

latere bergreizen Avaren Avij op de armen der getrouwe<br />

Alfoeren zoo gerust, als in den besten<br />

palankijn.<br />

Maar, zal men zeggen, men schelst deze Alfoeren<br />

of Alforezen altijd af, als Avréede woeste<br />

menschen, die even als tijgers in het Avoud, elkander<br />

uit louter bloeddorst om het leven brengen<br />

en verscheuren, en het is toch waar, dat zij,<br />

even als de Dayaks of bergvolkeren van Borneo,<br />

den naam van koppensnellers bekomen hebben,<br />

omdat zij op eene verraderlijke Avijze iemand van<br />

achteren aanvallen, om hem het hoofd af te houwen<br />

, Avaarmede zij dan in triumf naar hun gezin<br />

terugkeeren , en dat zelfs deze afschuwelijke<br />

Avandaad hun door hunne priesters wordt vo<strong>org</strong>eschreven<br />

?<br />

Dit alles is waar, en niettemin zijn deze zoogenaamde<br />

koppensnellers ., zoo als zij bij VALENTYN<br />

genoemd Avorden, inderdaad, gelijk ik boven gezegd<br />

heb, een zeer goedaardig, vreedzaam, geirouAV<br />

en zeer eenvoudig slach van menschen. Ik heb<br />

G 5


io6 —<br />

reeds elders (45) gelegenheid gehad aan te mer-i<br />

ken , dat men zich do<strong>org</strong>aans in Europa een zeer<br />

verkeerd begrip van deze Alfoeren (Harafora's)<br />

maakt. Het is, ja, bij hen een bijgeloovig begrip ,<br />

dat zij een* mensch geveld moeten hebben, en<br />

deszelfs hoofd als eene offerhande aan den priester<br />

moeten ter hand stellen, alvorens zij als man<br />

heschouAvd worden, of een huAVelijk mogen aangaan,<br />

doch dit inderdaad barbaarsch gebruik berust<br />

op de aloude wet der Alfoeren, dat zij alvorens<br />

te mogen huwen in den oorlog eenen vijand<br />

moeten gedood hebben. Door verbastering is het<br />

tegenwoordige misbruik dezer niet zoo onmenschelijke<br />

wet ontstaan, welke overigens vergeleken<br />

worden kan, bij het aannemen der Toga virilis<br />

onder de Romeinen ; en- in allen gevalle de Avoestheid<br />

of wildheid dezer natie niet meer bewijst,<br />

dan zoo menig overblijfsel van barbaarsche wet-,<br />

geving bij beschaafde volkeren ; bij voorbeeld, om<br />

slechts een staaltje te noemen, niet meer dan de<br />

nog op den huidigen dag bij de Engelse hen be-,<br />

staande AVet, Avaarbij het den man vergund is f<br />

»ijne Avettige vrouAV , als een stuk rundvee, met<br />

een koord om den hals, op de openbare markt<br />

aan den meejtbiedenden te verkoopen ! De Alfoer,<br />

in de Molukkos, begaat den bij hen gehraikelijken<br />

manslag, als men zoo spreken mag,<br />

zonder erg. Slechts één menschenhoofd moet hij.-<br />

*) Cybele, Tijdschrift, hij Gebs. »IEDERICHS uitgegeven<br />

, Vide het V Stuk, p. 157.


leveren, en om dit te doen, begeeft hij 2i*ch op<br />

een' grooten afstand, buiten zijne kampong aan den<br />

weg , of aan een voetpad over het gebergte. Hij<br />

verschuilt zich achter eenen boom, en zoodra<br />

er een man , om het even wie , uit eene andere<br />

kampong of een ander distrikt dan het zijne<br />

voorbij komt, snelt hij achter hem, en houwt<br />

hem onver Avachis het hoofd af, met hetwelk hij<br />

huisAvaarts keert, en hiermede aan het gebruik<br />

zijner voorvaderen voldaan heeft. Nimmer zal hij<br />

een' zijner dorpsgenooten, zelfs niet een inwoner<br />

van zijn eigen distrikt, om het leven brengen, veel<br />

minder nog een' Europeaan , Taan Avien hij, gelijk<br />

men zoo even gezien heeft, de trouAVste diensten<br />

zal bewijzen. Het uiterlijk voorkomen dezer menschen<br />

is echter even zoo afschuwelijk als hunne<br />

inborst goedaardig. Geheel naakt, met uitzondering<br />

van een vierkant lapje grof en vuil linnen, zoo<br />

groot als een bef, met een touwtje om de heupen<br />

vastgebonden ; bij sommigen het hoofd ongekamd en<br />

vuil ; de huid niet zelden door hunne onzindelijkheid.<br />

met uitslag bedekt, dit alles baart op het eerste gezigt<br />

afgrijzen, en hieraan is welligt de overdrevene beschrijving<br />

hunner woestheid te wijten. — Het<br />

verfocijelijk gebruik van het zoogenaamd koppensnellen<br />

is ook nog alleen bij de afgelegenste en<br />

ruwste bergvolkeren in wezen ; zij die meer in de<br />

nabijheid der Europesche etablissementen Avonen,<br />

hebben, op de vriendschappelijke toespraak van<br />

sommige verstandige Nederlandsche residenten<br />

met hunne priesters, reeds verlof bekomen, om aan


— io8 —.<br />

de voorouderlijke wet, met het leveren van een'<br />

buffelskop te voldoen; en in sommige kampongs<br />

is het koppensnellen geheel en al in onbruik<br />

geraakt.<br />

De godsdienst dezer bergvolkeren is geheel heidensch.<br />

Zij hebben de leer van Mahomed zoo<br />

min als de godsdienst der Christenen aangenomen<br />

en verkeeren nog in het domste en beklagens-<br />

Avaardigste bijgeloof. Zij hebben onder hen eene<br />

menigte geestenbezweerders, toovenaars en dergelijken-,<br />

en zijn, in een woord, in dit opzigt nog<br />

op den laagsten trap van beschaving.<br />

Men zal zich verwonderen , dat onze zendelingen<br />

, tot de beschaving van deze menschen nog<br />

hoegenaamd niets verrigt hebben, terwijl zij onder de<br />

Mahomedanen zoo vele bekeerlingen gewonnen hebben;<br />

doch deze venvondering zal spoedig verdAvijnen , '<br />

wanneer men bedenkt, dat de> meeste zendelingen,<br />

Avel verre van het voetspoor van den reeds<br />

meermalen genoemden Heere KAM te drukken<br />

zich hoegenaamd aan de doelmatige middelen, tot<br />

uitbreiding van beschaving en godsdienst 1 niets laten<br />

gelegen liggen , terwijl zeer velen daarenboven<br />

hiertoe geene de minste geschiktheid noch kennis<br />

bezitten. Ik kan mij niet Aveerhouden, een paar<br />

staaltjes van de bekAvaamheid van eenen onzer<br />

zendelingen hier onversierd in het midden te brengen.<br />

Niets zal den lezer beter in staat stellen,<br />

om zich van deze Heeren een juist denkbeeld te .<br />

vormen.<br />

De kapitein ter zee, DIBBEÏZ , die over Z. M.


— rog —<br />

fregat TVilhelmina het bevel voerde, AVas benevens<br />

den Heer j. DUPUIJ tot Commissaris benoemd,<br />

om het etablissement Padang van de Engelschen<br />

Avederom over te nemen. Behalve eenige<br />

ambtenaren van het Gouvernement, bevond zich<br />

bij^ ons aan boord zekere zendeling,. Aviens jeugdig<br />

melkzoet aangczigt, vuurrood en borstelig<br />

haar, scheele oogen en vuile tanden, een zeer<br />

onaangenaam figuur bij zijne deftige zAVarte kleeding<br />

maakten. Nimmer heb ik iemand gezien,<br />

die zulk een ongelukkig uiterlijk voorkomen had.<br />

De menigte der passagiers was oorzaak, dat men<br />

naauAV gehuisvest Avas, en de jeugdige leeraar<br />

had reeds verscheidene malen, met begeerige<br />

oogen, eene rustbauk aanschouwd , die in mijne<br />

hut stond. Ja! zeide hij , Avie nog zoo gelukkig<br />

is , dat hij kan nederliggen , om te rusten i — Ik<br />

zeide hem, dat ik zelden of nooit van de kanapé"<br />

gebruik maakte, en bood hem dezelve aan, om<br />

siesta te houden. Nu verzocht de heer H. mij<br />

ook om eenige lectuur, vermits hij geene andere<br />

boeken bezat, dan eene menigte kleine vrageboekjes<br />

, die in eene kist met ijzeren> banden waren<br />

ingepakt , en in het ruim Avaren geb<strong>org</strong>en. Ik<br />

bood hem de drie eerste deelen van STUARTS<br />

Romeinsche Geschiedenissen aan. Na verloop van<br />

eenige dagen bez<strong>org</strong>de hij mij -dezelve terug, zonder<br />

de volgende deelen te vragen. Toen ik hem<br />

naderhand vroeg, of hij geen zin had, om de<br />

overige deelen te lezen, gaf hij mij tot antwoord !<br />

« Ik ben geen groot liefhebber van de' Mitelegie ,


— no —<br />

« daar staat in van Jupiter en Saturnus , en dus<br />

« zijn het allemaal fabelen ; ik dacht dat het<br />

« een historisch Averk Avas." — Toen hij zich te<br />

Padang ontscheept had, zond hij een eigenhandig<br />

billet naar boord, met verzoek, om « de kist met<br />

« hijzeren banden" af te geven.<br />

Dat zulke ongeletterde en ongecivilizeerde zendelingen<br />

Aveinig -nuts kunnen stichten , zal niemand<br />

mijner lezers in twijfel trekken. — Hoe predikte<br />

nu de evengemelde Heer H. ? He Amboina, werwaaris<br />

hij naderhand geë'xpediè'erd is geAvorden,<br />

hoorde ik hem onder andere zotteklap het volgende<br />

op een zeer pathetischen toon uitgalmen : « Lieve<br />

« aanhoorders ! gijlieden moet u toch vooral in het<br />

-« psalmzingen oefenen, want de bijbel leert ons<br />

« dat Avij in den hemel psalmen zullen zingen , en<br />

« hoe zoudt gij daar staan kijken als gij met ons<br />

« Europeanen alsdan niet zoudt kunnen medezin-<br />

« gen." Dit enkele staaltje zal voldoende zijn, en<br />

ofschoon ik meer dergelijke daadzaken zoude kunnen<br />

aanhalen , wil ik mij tot deze bepalen, om alle<br />

ongunstige schilderijen van enkele personen te<br />

vermijden.


— m no<br />

WEGENDE HOOFDSTUK.<br />

Aardbeving en nieuwe uitbarsting -van den Goenong-Api.<br />

— De schrijver vertrekt naar Ternate.<br />

— B en gaalsche goochelaars. — Aankomst<br />

te Tern.ate, en voorloopige beschrijving. — Zamenleving.<br />

— Vriendenkransjes. — De Resident<br />

NEIJS. — De Secretaris BOERS. — De walvischvangers.<br />

— Eenige aanmerkingen nopens<br />

die visscherij. — Merkwaardige z-eeprodukten. —<br />

E.olonizatie.<br />

W ij hadden ons nu reeds een paar weken te<br />

Banda en hier en daar op de naburige eilanden<br />

opgehouden, en maakten ons gereed, om aan dit<br />

oord , hetwelk , over het algemeen , op verre na<br />

zulk een aangenaam verblijf niet is, als Amboina,<br />

voor altijd vaanvel te zeggen, alzoo het nietAvaarschijnlijk<br />

was , dat Banda op nieuw door mijne<br />

reisgenooten of mij zelve zoude bezocht worden.<br />

Bij den Shahhandar of Havenmeester op het eiland<br />

Goenong-Api, wiens woning , gelijk eene hermitage<br />

, romanesk en eenzaam (ofschoon , wegens<br />

de onmiddelijke nabijheid' van het eiland en de


i— na —<br />

stad Banda 3 niet onaangenaam of treurig) op dat<br />

eiland gelegen is, hielden wij het middagmaal,<br />

en Avaren gereed , om van dezen vriendelijken man<br />

afscheid te nemen , toen onverhoeds de schotels,<br />

borden, glazen en karaffen, als door eene onzigtbare<br />

magt, door elkander Averden gesmeten , de<br />

tafel zelve, gelijk den drievoet van Delphos, stond<br />

te schudden, en wij met onze stoelen al waggelende<br />

tegen elkander stieten. De grond daverde<br />

onder onze voeten, even als eene bouwvallige<br />

brug, wanneer eene zware diligence daarover<br />

rijdt.<br />

Deze plotselinge aardbeving duurde echter<br />

slechts eenige weinige minuten. Toen wij ons in<br />

p aller ijl naar buiten begaven , zagen wij, dat de<br />

vuurberg, die, gelijk ik hier boven verhaald heb,<br />

voor eenige dagen reeds AVas uitgebarsten, thans<br />

op nieuw het ontzagvenvekkende schouAVspel eener<br />

geduchte vuurbraking, vertoonde (46). Een schouAv-<br />

(46) Eigenlijlc had de eerste uitbarsting van den<br />

, Goenong-Api op den dag van onze aankomst, te weten,<br />

den 22 April (1824) plaats gehad, en wel gelijk<br />

ik aangemerkt heb , op het oogenblik , toen de Gouverneur-Generaal<br />

met Z. M. fregat Eurydice op de<br />

roede van Banda was aangekomen. De uitbarsting<br />

vormde aan de Noordzijde van den berg eenen nieuwen<br />

krater. Naderhand , te welen , den g Junij ,<br />

(toen ik reeds vertrokken was) is deze berg op nieuw<br />

met een vreesselijk geweld uitgebarsten, en heeft<br />

Vijf dagen lang aanhoudend vuur en rook uitgeworpen.<br />

Tot op eene ontzettende hoogte verhief zich


— ii3 —<br />

spel, Avaarvan de beschrijving mijne krachten verre<br />

te boven gaan.<br />

Nog dien zelfden dag begaven wij ons aan boord<br />

Van de koopvaardijbrik de Hoop, aan een voor-<br />

naam [ koopman te Ternate toebehoorende, om<br />

naar dit eiland te stevenen. De kapitein MACKEN«-<br />

de zwarte rookkolom, en pakte zich op een als een'zwaren<br />

onweerswolk , die het gansche luchtruim be<br />

dekte , en waardoor , bij tusschenpoozen , de gloeijende<br />

steenbrokken uit den krater, als zooveje vuurpijlen<br />

hoog naar boven geslingerd werden.- Men stelle<br />

zich hierbij nog het ontzettend onderaardsch gedreun<br />

voor , waarmede zulk een natuurtooneel gepaard<br />

gaatj en men zalj ondanks mijne gebrekkig«<br />

beschrijving , gevoelen, hoe ontzagverwekkend zulk.<br />

een schouwspel is.<br />

Van den 14 tot den 25 Junij bleef de Goenong-<br />

Api wederom stil, als wilde hij van eene overspannen<br />

woede uitrusten; toen ontstond er op nieuw<br />

eene laatste uitbarsting, die nog geweldiger dan de»<br />

eerste was, en met een digten regen van asch en<br />

steenen vergezeld ging; doch gelukkig niet lang heeft<br />

aangehouden, en (hetgeen zeer opmerkelijk is) hoegenaamd<br />

geene schade van aanbelang veroorzaakte.<br />

Zelfs heeft de verpeste zwavelrook, gelukkiglijk door<br />

een zuidoostenwind weggedreven wordende, geene<br />

schade aan de gezondheid der bevolking van de Bandasche<br />

eilanden toegebragt.<br />

(Vroegere merkwaardige uitbarstingen van dezen<br />

berg hebben in de jaren 1816 en 1820 plaats gehad.<br />

De aardbeving van 1816 deed de meeste steenen huizen<br />

en muren, in de stad Banda van een scheuren.")<br />

K H<br />

/<br />

/<br />

/


- T:4 -<br />

Zliî Avas een Engelschman, en zijne equipage lie-<br />

stond grootendeels uit Bengalezen of Cipaais. Do<br />

bootsman was een Arabier , de stuurman een Por-<br />

tugees, en de stuurmans-leerling een Liplap.* Met<br />

deze gemengelde scheepsbevolking deden Avij miet-<br />

temin eene zeer vermakelijke- reis , Avaartiib juist<br />

dit vreemde niet Aveinig toebragt ; Avant zoo ergens<br />

iu de Ayereld de verscheidenheid aangenaam is ,<br />

heeft zulks in Indië plaats, Avaar men 'alles aan-<br />

Avendt, om aan het eentoonige dat Ons omringt<br />

eenige afAvisseling te geven (fy])- De Bengalezen<br />

;.<br />

«<br />

- (47) De eeuwigdurende gelijkvormigheid Van het klimaat<br />

(hetwelk alleen door regen en droogte afgewisseld<br />

wordt), schijnt nog eentooniger door de regelmatige<br />

eenzelvige lengte van dag en nacht door het gfa'nsche<br />

jaar. Men moet eenige'jaren in Indië vertoefd<br />

hebbeu, om zich te kunnen ' voorstellen , hoeveel in<br />

ons Vaderland, de afwisseling van lentr, zomer, herfst<br />

on winter, waardoor men, als het ware, vier jaren in een<br />

enkel jaar doorleeft, tot het ware genot des levens bij-*<br />

draagt. Hóe heerlijk het groen en hoe behoorlijk de<br />

landstreek zij, in Indië heeft dezelve geene afwisseling,<br />

en dit is inderdaad de groote bron van het Taediuni<br />

vitae voor eenen Europeaan. Dat ik nimmer die ongelukkige<br />

kwaal ondervonden heb, schrijve ik grootendeels<br />

toe aan mijne veelvuldige reizen door bijna<br />

den geheelen Archipel, en aan de onophoudelijke tijdkorting<br />

, welke ik mij poogde te verschaffen, eerst<br />

door het aanleeren der talen, die nieuw voor mij<br />

waren , en vervolgens door den omgang met inlandsche<br />

priesters en hoofden, wier gesprekken insgelijks<br />

elk oogenblik iets nieuws, voor mij behelsden. Ik


1 I.'i<br />

zijn zeer verschillend van aard met de Javanen en<br />

Maleijers, en ik heb mij niet kunnen onthouden<br />

zulks voornamelijk toe te schrijven aan het groot<br />

verschil van' hunne godsdienstbegrippen, Avelke ik ge-<br />

loof , dat bij alle volkeren het meeste toebrengt, om<br />

dezen of genen afwijkenden trek van hun karakter<br />

te doen ontstaan (48) terAvijl andere voorname phy-<br />

sische oorzaken, als klimaat, enz., ook meer phy-<br />

sischen invloed hebben op hunne ligchaamsgesteld-<br />

heid , vlugheid , sterkte en dergelijke hoedanighe-<br />

den. Doch het zoude mij, voor het tegenwoor-<br />

dige , te verre van mijn ondenverp doen afd Ava-<br />

len , indien ik hier de godsdienst, de zeden, de<br />

gebruiken en voorname karakierirekken van de<br />

Bengalezen Avildo schetsen. Ik Avil alleenlijk aan-<br />

stippen, dat de scheepsbevolking van de Hoop ons<br />

dagelijks stof tot vermaak gaf. De Bengalezen heb-<br />

ben niels van het temende, koelbloedige en lang-<br />

zame karakter der Javanen. Alles is bij hen vlug-<br />

heid, leven en drift. Niet ongelijk aan de Chi-<br />

nezen , ziet men hen schier nimmer zonder beAve-<br />

ging. Wanneer een Javaan zijnen arbeid verrigt<br />

heeft, schijnt er voor hem geen grooter genot in<br />

de Avereld te zijn dan rust en stilte. De Bengalees<br />

daarentegen vermaakt zich met duizenderlei spelen,<br />

met zingen , met dansen} en des uoods met goo-<br />

durf gerust aan eiken mijner landgenooten ds zelfdo<br />

middelen aanraden.<br />

(48) Zouden , bij voorb. , de armzalige begrippen<br />

der Chinezen niet de groote oorzaak hunner karakteristieke<br />

grove zinnelijkheid zijn ?<br />

H 2


— ii6<br />

chelarijen, die van zulk eene verbazende behendigheid<br />

getuigen, dat zelfs onze PINETTI en BAM-<br />

BERG bij hen ter schoole zouden hebben mogen<br />

gian. Van de vroegste kindsheid af blijven de Indianen<br />

in het vrije genot van al hunne ledematen.<br />

De kinderen liggen eenige uren na hunne geboorte<br />

reeds in het maische gras te spartelen ; zij Avorden<br />

nimmer, gelijk bij ons, vooral in den Avinter,<br />

met eene halve baal manufakturen omzAvachteld ,<br />

om hunne teedere ligchaamtjes reeds van de geboorte<br />

af te doen verlammen of vergroeijen. Zoodra<br />

Indische kinderen op hunne beentjes kunnen<br />

staan, oefenen zij zich in zwemmen, loopen,<br />

springen , duikelen , klouteren en honderd andere<br />

bcAvegingen , Avaardoor zij ons in vlugheid zoowel<br />

als in wel gemaaktheid over het algemeen verre<br />

overtreffen. Ook de Javaan (hoezeer minder ledig<br />

van geest, welligt ten gevolge eener eeuwenlange<br />

verdrukking zijner Sultans), bezit eene ongemeene<br />

vlugheid van ligchaam, en men vindt onder tienduizend<br />

Javanen en Indianen in het algemeen naau-<br />

Avclijks een enkeleuj die niet volkomen Avclgemaakt<br />

zelfs fraai van gestalte is.<br />

Ofschoon de geringe ruimte op het scheepsdek<br />

het evolutieveld der Bengalesehe zeelieden zeer beperkte,<br />

vertoonden zij ons echter schier dagelijks<br />

kunststukken , die aan de élèves van onze grootste<br />

Artistes 'va. dit vak groote eer zouden gedaan heb-<br />

Ben. Het bij ons bekende dansen op een' ladder<br />

AA'erd hier verre te boven gegaan. De Bengalees<br />

plaatst een langen staak van bamboes regt over


— ir7 —<br />

eind , klemt er zich met handen en voeten aan ,<br />

kloutert tegen denzelven, schrijelings met de beenen<br />

, gelijk onze jonge knapen tegen eenen boomstam<br />

opklimmen, naar boven , en maakt de bovenste<br />

punt van het bamboes in zijnen gordel<br />

vastjAvelke laatste, even als bij ons te land, eene<br />

zoogenaamde gezondheid , uit een stuk zeer lang<br />

lijmvaad bestaat. Vervolgens houdt hij zich met<br />

handen en voeten (49) vastj en danst met den staak<br />

naar de maat Van het muziek (uit gonggongs,<br />

een ankloeng, en eene soort van viool met drie<br />

snaren bestaande) in het rond. Daarna plaatst.hij<br />

den zelfden bamboesstaak met het ondereinde in<br />

zijnen gordel ; alsdan springt een kleine jongen<br />

op zijne schouders, kloutert met onnavolgbare<br />

behendigheid tegen den staak op , en plaatst zich<br />

met den eenen voet op den top van het bamboes,<br />

zonder zich aan iets hoegenaamd vast te houden.<br />

De goochelaar laat hierop de beide handen van<br />

den staak los , laat den zelven los in. zijnen dik<br />

om zijn lijf geAvonden gordel staan, en maakt<br />

daarmede allerlei sprongen y lenvijl hij den knaap<br />

op het einde, van den slok, op de verAvonderlijkste<br />

(49) Ook de Javanen, (en zelfs de Liplappen, die<br />

zulks echter niet laten blijken, omdat zij vreezen, naar<br />

apen te gelijken) kunnen hunne voeten bijna als handen<br />

gebruiken. Wanneei 4 zij iets laten vallen , rapen<br />

zij het met den voet op , zonder zich de moeite te<br />

geven van te bukken. Men ' weet, dat zij altijd<br />

blootsvoets gaan.<br />

H 3


— ii8 —<br />

wijze in evenwigt houdt. Al dansende steekt hij<br />

den buik vooruit, zet zijne handen in de zijde j<br />

en houdt onafgebroken het oog op den top van<br />

den staak gevestigd (5o), terwijl hij te gelijkertijd<br />

de beAvegingen van den jongen gadeslaat, om dezen<br />

, onder het dansen , te balanceren. Somtijds<br />

legt zich de kleine jongen met den buik op het<br />

bamboes, en wordt in deze stelling, onder gedurig<br />

rondspringen, van den goochelaar in evenwigt<br />

gehouden. Eindelijk verrigt hij dezelfde kunstgreep<br />

op eene nog moeijelijker wijze, te Aveten , hij plaatst<br />

den staak van bamboes al dausende op zijnen tulband<br />

, terwijl de kleine jongen met de beenen<br />

kruiselings over elkander boven op de punt van<br />

bet bamboes zit. De zelfde Bengalees, die deze<br />

kunststukken verrigtte, liep even zoo gemakkelijk<br />

het groote stag op, als anderen geAVOonlijk langs<br />

het Avand naar boven enieren.<br />

De bootsman, een leelijke eenoogige oude kerel ,<br />

bad tAvee vrouwen bij zich : en had zelfs aan kapitein<br />

MACKENZIE verlof verzocht, om' nog eene<br />

vrouw daarbij te nemen, hetgeen deze hem<br />

echter voor deze reis niet had willen toestaan.<br />

Ook verscheiden andere cipaais hadden hunne<br />

minnaressen of huishoudsters bij zich. Onder<br />

deze vrouwtjes AVaren er, die men inderdaad voor<br />

(5o) Ook bij de Chinezen, wanneer zij hun nieuwjaar<br />

, of cenig ander feest vieren, zijn dergclijko<br />

coups périlleux gekriiikelijk., waarbij mede eene ongeloofelij<br />

ke behendigheid werdt ten toon gespreid. Zie<br />

ook BEST , Brieven over Oost-lndië.<br />

i<br />

i


— tig —<br />

Circassische schoonheden zoude hebben aange-<br />

zien (5i). De meeste derzelve waren niet alleen<br />

.zeer goede danseressen, maar twee, inzonderheid,<br />

munltcn insgelijks in allerlei behendige ligchaams-<br />

ocfeningen uit. Op een vast gespannen koord<br />

huppelden zij te zamen heen en weder, terwijl<br />

de een op een soeling (soort van bamboezen<br />

flageolet) speelde, en de ander twee volle emmers<br />

Water droeg , zonder een' droppel daaruit te stor-<br />

ten , hoeAvel zij van de beide einden van het<br />

koord naar elkander toe, en elkander voorbij lie-<br />

pen. Dit voorbijgaan, dat bijna onmogelijk uit<br />

te voeren schijnt te zijn , paren zij, al huppelen-<br />

de, met de kluchtigste gebaarden, en verliezen<br />

daaibij nimmer het eveivwigt.<br />

Bijna eiken avond , wanneer het kalme AVeder<br />

aan de schepelingen eenige rust voor hunne werk-<br />

zaamheden gunde , vermaakten zij zich zelven en<br />

(5i) De Bengalezen, en inzonderheid de vrouwen,<br />

hebben veel fraaijer gelaatstrekken dan de Javanen.<br />

"De vonkelende zwarte oogen , zeer schoon gewelfde<br />

wenkbraauwen , gebogen neus , sneeuwwitte tanden:,<br />

en fraai besneden mond van de Bengalezen, zijn een<br />

volkomen contrast met de kleine oogen, platten neus,<br />

zwarte tanden, en dikke lippen van de Javanen en<br />

.Maleijcrs , die gelijk men reeds gezien heeft , hunno<br />

natuurlijk uiet fraaije gelaatstrekken door kunstmiddelen<br />

nog leelijker maken; schoon zwarte tanden, uitgeplukle<br />

wenkbraauwen , en met labakssap bedaauwde<br />

lippen in hunne oogen zeer fraai zijn.<br />

H 4


— 120 —<br />

©ns met soortgelijke spelen (5a), en ik moet bekennen<br />

, dat ik hierbij , somtijds mijne eigene<br />

zintuigen naauwelijks geloofde. Onder zang en<br />

dans deden zij de schrikkelijkste manoeuvres met<br />

sabels, baijonnetten en ander Avapentuig. Twee<br />

cipaais hielden, bij voorbeeld, een scherpen scheepssabel<br />

ieder aan een einde vast; daarop ging een<br />

derde met het bloote lijf op de hoogte van de<br />

maagholte , onder de ribben , dAvars over de naar<br />

loven gekeerde scherpe zijde van den sabel liggen,<br />

terwijl drie tot vier stevige kerels op zijnen rug<br />

sprongen, en daarop stonden te dansen. De<br />

cipaai, die met het lijf op den sabel lag, hield ,<br />

Wel is waar, de beide einden met zijne handen<br />

Vast, zoodat hij min of meer op zijne armen<br />

rustte, doch dit neemt niet weg , dat deze kunstgreep<br />

niet minder behendigheid , dan ligchaamskracht<br />

aan den dag legt. Anderen staken eene<br />

scherpe ijzeren pen door den hals, in het oog, enz.<br />

Een hunner stak eene bajonet in zijne keel, en<br />

duAvde de punt tot in zijne maag naar beneden.<br />

Wij zouden gedacht hebben, dat hij door ge-<br />

(5a) Het was omstreeks den tijd van het feest van<br />

Hussin-Hassan (twee broeders uit eenen het zelfde<br />

Vorstelijk geslacht). Nu eens riepen de cipaais onder<br />

hnnne spelen , al zingende en met groot geschreeuw,<br />

de namen uit van Hussin-Hassan , Mustafa,<br />

Rahhman, enz., dan weder het bekende formulier:<br />

Ulah illah Ulah illah 'llah , Mohamad, 'ddm<br />

rassoel Allah t


— 121 —<br />

ZAvindheid onze oogen misleidde, doch de punt van<br />

de bajonet Averd met de hand duidelijk beneden<br />

de maagholte gevoeld. De Bengaalsche goochelaars<br />

hebben boven de Europesche , het voorregt, dat<br />

zij door weinige kleederen belemmerd zijn. Hun<br />

geheele toilet bestaat in een tulband en een stuk<br />

wit lijnwaad om de heupen geAVonden (53). Onder<br />

hunne merkwaardigste kunstslukken mag men<br />

de volgenden rekenen. Zij slikken eene lange<br />

haarvlecht in , en halen dezelve , door middel van<br />

eenen draad , die daaraan was vast gemaakt ,<br />

wederom daar boven. Somtijds nemen zij eenen<br />

kleinen kromgebogen ijzeren staaf, die aan het<br />

eene einde in twee haken, als eene vork uitloopt,<br />

maar aan het ander einde een geheel uitmaakt j<br />

alsdan steken zij het einde, hetwelk in de gedaante<br />

van eene vork uit tAVee haken bestaat, door<br />

de beide neusgaten heen , tot dat de beide punten<br />

weder beneden uit den mond komen. Aan het<br />

einde, dat uit de neusgaten steekt, maken zij een<br />

wieltje vast, Waaraan zij eenige voetzoekers of andere<br />

vuurAverken hechten. Deze laatsten steken<br />

zij zelven aan , waarop het wieltje met zulk eene<br />

groote snelheid begint rond te draaijen, dat den<br />

kunstenaar niet zelden het bloed uit mond en<br />

neusgaten stroomt.<br />

(53) Wanneer zij echter in staatsie gekleed zijn ,<br />

hebben zij een pantalon en een badjoe op de Javaansclie<br />

wijze aan. De tulband en het badjoe zijn beide<br />

van sneeuwwit katoen.


— 122 —<br />

Deze feestvieringen van de Bengalezen, gepaard<br />

met eene goede tafel, een aangenaam gezelschap,<br />

fraai weder en gunstigen wind, deden<br />

ons, op dezen togt, den tijd niet lang vallen. Eer<br />

Avij er om dachten , zagen wij aan den helderen<br />

gezigteinder , links en regis, de majestueuze kruinen,<br />

van de eilanden Tidore en Ternate, verre<br />

boven de vergulde Avolken uitsteken. Beide eilanden<br />

vertoonen zich als kegelvormige bergen,<br />

en schijnen juist van gelijke hoogte te zijn, ofschoon<br />

men Avil, dat de kruin van den berg van<br />

Ternate eenige voeten hoog er , dan die van Tidore<br />

is. Beide bergen zijn omstreeks 6000 voet boven<br />

de zee verheven, en daar deze eilanden zeer digt<br />

hij elkander gelegen zijn ; leveren zij een verrukkelijk<br />

schouAvspel op, wanneer men dezelve uit zbe<br />

nadert. Eerst, en op verren afstand , ziet men<br />

de kegelvormige gevaarten aan de kimmen donkerblaauAV<br />

te voorschijn komen, terwijl alsdan<br />

het land aan den voet der bergen nog onzigthaar,<br />

en als onder de baren bedolven ligt. Op Ternate<br />

aanzeilende, stonden wij als verrukt op het dek,<br />

naar dit schoone land te staren. Naar mate men hetzelve<br />

nadert , rijst het eiland uit de zee op, en<br />

men onderscheidt reeds met den verrekijker de<br />

bamboezen hutten der eenvoudige bergbewoners,<br />

die hier en daar, als kleine Avilie zandkorrels aan<br />

de helling des bergs schijnen te hangen. Allengs<br />

wordt het groen levendiger en het bloote oog erkent<br />

reeds bosschen , heuvelen en valleijen ; eindelijk<br />

verheft zich het land aan den voet van het


— ia3 —<br />

gebergte , en met hetzelve rijst de schilderachtig<br />

gelegene stad Ternate, met hare sneeuwwitte huizen<br />

, uit zee op , terwijl zich verder het fort Oranje,<br />

en daarnevens het ongemeen fraaije Paleis van<br />

den Sultan van Ternate" vertoonen. Deze aanblik<br />

van het eiland is boven alle beschrijving bekoorlijk.<br />

Dit eiland is nimmer, ook niet des m<strong>org</strong>ens<br />

en des avonds , aan de stranden met nevelen of<br />

moerasdampen omringd ; rondom rijst het helder<br />

en zuiver uit den blaauwen zeespiegel op, en verheft<br />

zijn' hoogen kruin als een tweede eiland boven<br />

de Avolken. De net gebouwde huizen, die het eiland<br />

aan dezen kant (de oostzijde) omzoomen , stonden<br />

eertijds geheel aan zee, zoodat het water voorbij<br />

de deuren stroomde, doch het strand heeft,<br />

vooral , gedurende de laatste 70 jaren, zoo veel<br />

in grond aangCAA'onnen , dat er thans een breede<br />

sirook tusschen dezelve en de zee aangeslibd is ,<br />

waarover men een zeer fraaijen en ruimen riJAveg<br />

heeft aangelegd, die hier eiken middag, even als het<br />

Molenvliet, te Batavia, van bendies en kapAvagens<br />

wemelt. De natuurlijke gesteldheid van het eiland<br />

Ternate verschaft aan de bewoners een genot, dat<br />

in een land als Indië van onberekenbare waarde<br />

is. De helling van het gebergte klimt namelijk<br />

reeds zoo nabij het strand, dat de rei van huizen,<br />

die onmiddelijk op 4 a 5oo schreden, achter de<br />

yoorste huizen gelegen , en daarvan slechts door<br />

eenen tweeden, niet minder fraaijen riJAveg gescheiden<br />

zijn, reeds 4° tot 5o voet boven de oppervlakte<br />

der zee verheven liggen, zoodat de stad


— 124<br />

Ternate (onder Avelken naam hier ook de gezamenlijke<br />

massa van huizen buiten het (onOranje,<br />

van Avelk laatste ik nader spreken zal, begrepen<br />

Wordt), even als in Nederland het bekoorlijke Nijmegen<br />

, geheel op heuvelen is aangebouwd, en men<br />

overal de heerlijkste uitzigten over zee en land geniet,<br />

en tevens de zuiverste lucht, die door het geurige<br />

altijd frissche plantsoen nog meer veerkracht bekomt<br />

, inademt. Binnen eenige weinige uren tijds<br />

kan men zich berg-opAvaarls, naar verkiezing in<br />

een Europa's lente-, en zelfs in een bijna Avinterklimaat<br />

begeven , zoodat, volgens het gevoelen<br />

van zeer verdienstelijke geneesheeren , het verblijf<br />

op het eiland Ternate allergeschikst zoude wezen<br />

voor hen , die in de minder gezonde luchtstreken<br />

van andere plaatsen in Indië hunne gezondheid<br />

gekrenkt hebbende], hunne krachten in korten tijd<br />

Avenschen te herstellen. Het binnenland van<br />

Java is, zoo als men geAvoonlijk en mee alle regt<br />

in Indië zegt, «een Paradijs," maar dit laat<br />

zich ook in vollen nadruk van het bekoorlijke<br />

Ternate zeggen, alwaar schier geen voorbeeld bekend<br />

is, dat de Europeanen door de zoogenaamde<br />

Bataviasche koortsen (Avelke beter moeras-koonsen<br />

te noemen zouden wezen) , zoo min als door de<br />

zoo veelvuldig ontstaande (schoon dikAverf ook<br />

louter vo<strong>org</strong>ewende) leverziekten worden Avegge«<br />

rukt. Ambtenaren, officieren en andere Europeanen<br />

van hoogen ouderdom, genieten in dit Tem,<br />

pe eene krachtige, onafgebrokene gezondheid, en<br />

hebben, meest allen, zoolang zij op het eiland


125<br />

Ternate hun verblijf gehouden hebben, nimmer<br />

ondervonden, wat ziekte was. Onder de militairen<br />

van de bezetting, Avier levensAvijze, vrij algemeen<br />

, gelijk men Aveet, geenszins der gezondheid<br />

bevorderlijk is, komen te Ternate zeer weinige<br />

ziekten , en naar evenredigheid met andere<br />

plaatsen , ook zeer Aveinige sterfgevallen voor ; terwijl<br />

zich bij alle deze bewijzen noch de omstandigheid<br />

voegt, dat, toen de schrikkelijke Choleramorbus,<br />

in 1817 uit Bengalen overkwam, om,<br />

als het ware, alle de Nederlandsche bezittingen,<br />

een voor een te bezoeken , deze verraderlijke ziekte<br />

zich op Ternate het allerlaatst, en dan nog slechts<br />

in zeer geringe mate vertoond heeft.<br />

Wanneer men hier bij voegt, dat de zamenle-,<br />

ving der Europeanen op het eiland Ternate zich<br />

kenmerkt door gulhartige Avellevendheid , hulpvaardigheid<br />

, en eenvoudige ongedwongenheid, gepaard<br />

met die kieschheid, Avelke niinmer dien losbandigen<br />

toon, en die uitsporige levenswijze toelaat, Avelrke<br />

bij de Tartuffes van Batavia, zoo niet openlijk,<br />

des te meer binnensmuurs zoo algemeen zijn ; wanneer<br />

men daarbij voegt, dat hier geenszins 'plaats<br />

leeft, hetgeen te Batavia alle genoegens van eiken<br />

Avelmeenenden , goedhartigen Nederlander vergalt,<br />

te weten, dat de ziel van alle gezelschappen anders<br />

niet is , dan eigenbelang, afgunst , zucht tot<br />

kAvaadspreken, tot laster, tot onderkruipen, en in<br />

een Avoord anders niet, dan het verlangen , om<br />

zich zelven te bevoordeelen ten koste van zijnen<br />

land- en ambtgenoot ; wanneer men dan bedenkt,


— ia6 —<br />

dat juist deze bedorvenheid van hart en van gevoel<br />

het verblijf te Batavia, en in andere groote<br />

steden van Java, tot eene hel, en het leven aldaar<br />

tot eene last maakt, dan zal men met mij<br />

het afgelegen Ternate gelukkig prijzen, Avaar de<br />

natuurlijke bekoorlijkheid en vruchtbaarheid van<br />

het land zich met alle die gezellige genoegens<br />

paren, Avelker gemis de grootste, zoo niet de<br />

eenige oorzaak is, vande zoo algemeene verveling<br />

der Nederlanders in zoo vele plaatsen van 'den<br />

Archipel.<br />

Een vriendenkring te Ternate, uit de meest beschaafde<br />

Nederlandsche ambtenaren en officieren<br />

zamengesteld, houdt, beurtelings ten huize van<br />

ieder lid, op gezette dagen, bijeenkomsten, om<br />

onder vrolijk gekout , spel, muziek en andere<br />

schuldelooze uitspanningen den avond met elkander<br />

door te brengen. De Heer Resident van Ternate,<br />

Ji A. NEijs, die de uitmuntendste hoedanigheden<br />

van hart en geest te zamen paart, voorts de<br />

Heer Secretaris c. BOERS , mijn voormalige ambtgenoot<br />

ter Algemeene Secretarie te Batavia, en<br />

een der meest belovende jonge ambtenaren van<br />

Nederlandsch-Indië (gelijk zijn neef de Luitenant<br />

L. BOERS , een der verdienstelijke officieren<br />

der Marine is), en eindelijk de achtingSAvaardige<br />

Heer z. SCHROOIJESTEIJN, aan wiens voortreffelijk<br />

karakter ik reeds eene regelmatige hulde betoond<br />

heb , dezen vormden het driemanschap , wier voorbeeld<br />

en invloed aan het gezellige leven , en den<br />

o bij uitstek aangenamen onderlingen omgang der


— 127 —<br />

gezamenlijke ambtenaren en officieren te Ternate,<br />

onmerkbaar den toon gaf. Nergens welligt in<br />

Indië Avaren gulle vriendschap, met gepaste vrolijkheid<br />

, en decorum in zoo hoogen graad met<br />

elkander vereenigd, als in dezen vriendenkring.:<br />

De Engelsche kapiteins, die, veelvuldig op hunne<br />

reizen voor de wâlvhchvangst, hier en elders in<br />

de Molukkos binnenloopen, hebben meer dan eenmaal<br />

beluigd, dat zij in gansch Indië geen etablissenient<br />

bezocht hadden } waar het gezellig verkeer<br />

in eenige vergelijking met dat van de Nederlanders<br />

op Ternate , gebragt konden Avorden.<br />

Van deze Walvischvangst (die alleen door Engelschen<br />

wordt verrigt) zal het niet onbelangrijk zijn<br />

hier iets , in het voorbijgaan , te vermelden , omdat<br />

men dikwijls eenige bevreemding heeft te<br />

kennen gegeven, dat de Nederlanders, die de<br />

regtmatige beheerschers der Moluksche Avateren<br />

zijn, hoegenaamd geen werk van dezen gewigtigen<br />

tak van scheepvaart en handel maken, en<br />

dien geheel aan hunne mededingers in Indië<br />

schijnen over te laten. MerkAVaardig is hetgeen<br />

de voormalige Nederlandsche Gouverneur van<br />

Ternate, de Heer WIELING , reeds voor meer dan<br />

twintig jaren deswege in zijn officieel rapport aan<br />

den toenmaligen Gouverneur-Generaal te Batavia,<br />

nopens de belangrijkheid van deze Zuidzee- of<br />

Walvischvaarders heeft te kennen gegeven ; het<br />

schijnt echter , dat zijne voorstellingen , om de<br />

aandacht van het toenmalige Bestuur op deze<br />

aanzienlijke bron van Avelvaart te vestigen , tot nu


— 128 —<br />

toe vergeefsch zijn geweest. Wil men echter onze<br />

Landgenooten niet gelooven, men hoore hetgeen<br />

een Engelschman zelf omtrent die walvischvangst<br />

aanmerkt. In de zeeën , Avelke de zoogenaamde<br />

specerij-eilanden omringen (54) , en inzonderheid<br />

omstreeks Timor, en dat gedeelte van den Archipel,<br />

hetwelk tusschen de eilanden en het vaste<br />

land van Nieuw-Holland gelegen is , vindt men<br />

den Cachelot of Spermaceti-walvisch in grooten<br />

overvloed. Tenvijl de specerij-eilanden in het<br />

lezit der Engelschen waren, hadden de Engelsche<br />

AValvischvangers (die ook door de Nederlanders in<br />

de Moluksche eilanden do<strong>org</strong>aans whalers genoemd<br />

Worden) de gewoonte in Amboina binnen te loopen,<br />

om'te ververschen , vermits zij deze plaats daartoe<br />

het best geschikt achten , ofschoon het hun verboden<br />

AVas, eenigerlei koophandel met de imvoners<br />

te drijven. Tien of twaalf van deze whalers<br />

liepen in de haven van Dili op Timor binnen (55).<br />

Het spreekt van zelf , dat elke natie , die in het<br />

lezit van de specerij-eilanden is, en verstandig<br />

genoeg is, om het ongerijmde stelsel van het monopolie<br />

der specerijen af te schaffen, en de nijverheid<br />

dezer landen tot derzelver natuurlijken<br />

staat terug te brengen , deze eilanden eerlang onfeilbaar<br />

in een bloeijend etablissement voor de<br />

(54) Vid. CRAWFURD , History of the East-Indian<br />

'Archipelago. Vol. III. p. 447.<br />

(55) En een gelijk getal te Ternate en in andere<br />

havens, gelijk straks blijken zal.


— I29 —<br />

Avalvisclivangst zal herboren zien. Indien men aatt<br />

nijverheid en kapitaal een' vrijen loop liet behou-<br />

den , zoude zich de specerij-handel met de Aval-<br />

visclivangst natuurlijk vereenigen, en de laat-*<br />

ste zoude de eersten bevorderen. De in het oog<br />

vallende onevenredigheid tusschen den vrijen en<br />

den gekluisterden handel , is 'voldoende, om de<br />

voorstanders van slelsehnaligen monopoliehandel<br />

met spot en schande te overladen. De spermaceti- 3<br />

Avalvisclivangst bezigt 3a,ioo ton scheepsruimte cil<br />

3210 schepelingen ; — de. hooggeroemde specerij-<br />

handel daarentegen 700 ton scheepsruimte en 80<br />

Zeelieden. De gemiddelde Avaarde van de wal-r<br />

Vischvangst bedraagt f 12,840,000, die van de spe-<br />

cerijen, berekend tegen het drievoud van hunne<br />

natuurlijke Avaarde, niet meer dan f i,44oj00o;<br />

Dit aanzienlijk bedrag van de Avalvisclivangst Avordt<br />

verkregen door den arbeid van 32io menschen<br />

uit de Averkzaamstej sterkste en stoutmoedigste<br />

volksklasse ; de nietige waarde der specerijen Avordt<br />

daarentegen geAvonnen , door de verdrukking eener<br />

bevolking van bijna 5o,ooo zielen , en door dert<br />

arbeid van omtrent 12000 menschen (wanneer men<br />

éen Vierde gedeelte voor de werkzame klasse aan-<br />

neemt). Deze bevolking , en welligt nog een rnil-<br />

lioen menschen daarenboven, Avorden door den<br />

monopoliehandel beroofd van de onschehdbaarsté'<br />

regten der menschheid , en in slavernij gehouden,<br />

om eene naauAvelijks noemenswaardige AviiïSt op<br />

te leveren (5. r >),<br />

(ói3) De volgende zwarigheden zijn onlangs tegeri<br />

IE I<br />

i


— i3o —<br />

De Moluksche wateren zijn rijker in zeeproduk-<br />

ten , dan eenig ander geAvest van geheel Indië.<br />

De schildpadden zijn inzonderheid nabij Ter-<br />

nate, Tidore en Batjan zeer menigvuldig , zoo<br />

ook eene menigte soorten van kreeftvisschen van<br />

allerlei gedaante, die er in onnoemelijken over-<br />

vloed zijn. Agar-Agar en Tripang, waarvan ik<br />

reeds gesproken heb, zijn in de Molukkes mede in<br />

overvloed. Agar-Agar is eene soort van Fucus<br />

eil Tripang zijn zeekwallen, die, in water <strong>org</strong>e-<br />

deze walvischvangst 'geopperd geworden. Ware het<br />

debiet van de ZWiizee-traan bij ons zoo groot, en<br />

waren de prijzen zoo voordeelig, als dit in Engeland<br />

het geval is , zoo zoude er ook meer lust bestaan ,<br />

om uit Nederland uitrustingen naar de Moluksche<br />

wateren ter walvischvangst te doen. Doch, als wij de<br />

zaak ernstig onderzoeken , en juiste berekeningen maken,<br />

vinden wij , dat bij goede vangst, met het voordeel<br />

van eene uitvracht naar Java , en eeiïe bevoorregte<br />

reize naar Timor, Makasser en de Molukkos ,<br />

er niettemin op elke expeditie eene aanmerkelijke som<br />

verloren zoude worden. Daarentegen kunnen de Engelschen<br />

deze visscherij met voordeel drijven ; de oorzaak<br />

hiervan ligt in het verschillend standpunt der<br />

prijzen van de Zuidzee-Xxexa. tusschen Engeland en<br />

Nederland. Zoo lang er derhalve in Nederland geen<br />

uitzigt geopend wordt, voor een aanzienlijk vertier<br />

van de Zuidzee- traan tot weel betere prijzen , dan<br />

de tegenwoordige, zoo lang zal ook de geest der onderneming<br />

bij onze Landgenooten zich daarheen niet<br />

rigten. (Vergelijk Hermes, Tijdschr. voor Handel,<br />

Zeev. en Nijverh. N. III. 1826.


— i3i —<br />

lost, eene gelei vormen, welke met suiker genuttigd<br />

Avordt, en waaraan het zelfde vermogen als<br />

dat van de Indische vogelnestjes Avordt toegeschreven,<br />

hetwelk de reden is, waarom de Chinezen<br />

daarop zeer verlekkerd zijn, gelijk ook vele Heeren<br />

Oudgasten van het oude systema.<br />

Gedurende mijn verblijf te Ternate deed<br />

ik onderscheidene togtjes naar het vlak tegen<br />

over liggende Tidore, naar Motir, naar Batjan*<br />

naar het uitgestrekte Halmaheira, waar het Gouvernement<br />

onlangs eenige nieuAve etablissementen<br />

gevestigd heeft, aan welker hoofd twee jonge en<br />

bekwame ambtenaren zijn gesteld, namelijk de<br />

Heeren CAMBIER en VAN GEURICKE. Hier Avas<br />

het vooral dat ik mij met eigene oogen<br />

overtuigen konde van de gegrondheid eener,<br />

door aanzienlijke , wegens hunne uitgebrei-'<br />

de kunde en helderzienden geest algemeen<br />

hooggeachte ambtenaren (56) dikAverf geopperde<br />

meenii.'g ; dat, namelijk , vele Nederlanders , dia<br />

met vrouw en kroost in de kommerlijkste en deerniswaardigste<br />

omstandigheden , sober en bekrompen<br />

, soms Avel ten prooi aan honger en gebrek ,<br />

in hun Vaderland, Avaar, hoezeer het in vele andere<br />

opzigten gezegend is, gedurende de helft van<br />

bet jaar, het gure seizoen hunne ellende nog ver»<br />

zwaart, een droevig leven moeten voortslepen , in.<br />

(56) Het zal genoeg wezen, onder dezen de reeds in<br />

het 1. Deel, bl. I5Q en ib'5 met verschuldigden , doch<br />

"»gonoegzamcu lof gemelde Heeren MDVJ-ISGHE en VAN<br />

»EVJSNHOVEK te noemen.<br />

I a


IÜ2<br />

de mildere geAVesten van Indië, op honderd plaatsen<br />

een overvloedig levensonderhoud zouden vinden t<br />

en met der tijd, door Averkzaamheid en industrie,<br />

bij steeds toenemend geldvermogen, onder gedurige<br />

vordering, in beschaving alle de gemakken des levens<br />

, en alle de voordeden van den rijkdom a<br />

zouden kunnen genieten. De beAveegredenen,<br />

welke zich kanten tegen Nederlandsche etablissementen<br />

op den voet van het hloeijende Singapoor,<br />

Poeloe-Pinang , Nieuw-Zuid-Wallis en<br />

zoo vele anderen, zijn toch van zoo weinig ge-<br />

AVigt, dat dezelve gemakkelijk te overwinnen zouden<br />

zijn. Doch geheel op zulk eenen voet behoefde<br />

men die Etablissementen niet in te rigten. Zouden<br />

zeer vele Nederlandsche huisgezinnen , vooral<br />

onder de mindere volksklasse, AVanneer zij<br />

beter met onze Indische bezittingen bekend gemaakt<br />

Avierden , bij de tegenwoordige vorderingen<br />

in de zeevaart , en daardoor zoo merkelijk bekorte<br />

overtogten naar Indië, zich niet volgaarne aldaar<br />

nederzetten, om in het genot van ruimere omstandigheden<br />

te komen , te meer, daar het nu ook<br />

hoe langer hoe meer bekend Avordt , dat (Avelligt<br />

met belangzuchlige oogmerken) de verschrikkelijke<br />

overdrijving, Avaarmede men ons voor de schadelijke<br />

uitwerkselen van het Indisch klimaat zoo langen<br />

lijd eene ijdele vrees heeft aangejaagd , van<br />

allen grond ontbloot is; en dat het over het algemeen,<br />

integendeel , een klimaat is, bij matige,<br />

ordelijke levenswijze, veel gezonder te achten,<br />

dan verscheidene gedeelten van Nederland*


— T33 —<br />

Onder vele andere eilanden vindt men ook voor-<br />

al in de geheele uitgestrektheid der Moluksche<br />

eilanden hier en daar uitnemend vruchtbare en<br />

voor den handel zeer geschikte plaatsen, Avaar tot<br />

nog toe de Nederlandsche vlag nimmer heeft geAvap-<br />

perd. Het spreekt van zelf, dat hel in den aan-<br />

vang dén volkplanlelingen niet geheel aan be-<br />

scherming, medewerking en aanmoediging van het<br />

Gouvernement zou moeten ontbreken. Men zoude<br />

middelen kunnen aanwenden , om den kolonist met<br />

"de alom gebruikelijke ftialeische Taal, met de ze-<br />

den en Avetten of maatschappelijke instellingen<br />

(adaf) bekend ie maken , om heu in de gelegen-<br />

heid te stellen in goede verstandhouding met de<br />

inlanders te kunnen omgaan. Men zoude hem<br />

behulpzaam kunnen zijn in de ontginning der<br />

rijke gronden en de ontwikkeling van derzelver<br />

verbazende vruchtbaarheid, die niet dan handen<br />

vereischt om in overvloed de kostelijkste produk-<br />

ten voor den handel op te ley eren. Men zoude<br />

eenige premié'n, voorregten en vrijstelling van lasten ,<br />

gedurende eene zekere reeks van jaren, kuumn<br />

toestaan lot dat de nieuw ontgonnen kolonie een<br />

zekeren graad van bloei' zoude bereikt hebben ,<br />

en de kolonie eindelijk op hare beurt aan het<br />

Gouvernement eene rijkelijke vergoeding voor de<br />

genolene weldaden zoude kunnen uilkeeren. Het<br />

spreekt van zelve , dat in de nieuw geopende ha-<br />

vens, aanvankelijk de handel vrij en de goederen<br />

onbelast zouden belmoren te zijn , ten einde hier-<br />

-.<br />

I 3


— 1.34 —<br />

door voornamelijk de bronnen tot welvaart en<br />

Voorspoed open te stellen.<br />

Het is waar , dat sommige oudgasten van zeer<br />

«ehroomvalligen aard.» van gevoelen zijn , dat eene<br />

zamenleving tusschen de Nederlanders en Indiërs<br />

op den duur niet zouden kunnen stand houden.<br />

«De inlander, zeggen zij altijd, is veel te lui<br />

en' te loom, om tot de verbetering van den landbouw<br />

en de uitbreiding van den handel te willen<br />

medewerken;— zoo als de zaken thans staan, geniet<br />

men van de Indische bezittingen al het voordeel,<br />

hetAVelk men daarvan trekken kan, en alle groote<br />

maatregelen, tot vermeerdering der produkten<br />

Kouden slechts nuttelooze kosten veroorzaken."<br />

Zoude men het gelooven, dat zulk een gevoelen<br />

door ambtenaren, die zeer langen tijd in Indië<br />

vertoefd hebben, uitgebragt heeft kunnen Avorden<br />

? Het vereischt geene andere wederlegging<br />

dan die van zekeren wijsgeer der oudheid, die<br />

aan eenen sophist, welke hem Avilde bewijzen,<br />

dat er in de gansche schepping geene beweging<br />

livas, geen ander antwoord schonk, dan dat hij<br />

op en neder wandelde. Even zoo behoeft men<br />

de velden, het huisraad en de gansche levenswijze<br />

van de meeste eilanders slechts te zien, om van<br />

de ongerijmdheid van het eerste der bovengemelde<br />

gevoelens overtuigd te zijn, terwijl'men, om het<br />

tweede te wederleggen , aan de Heeren van dat<br />

syslema slechts eene Avagcnvracht van de thans,<br />

helaas , zop overvloedige koperen munt behoeft te<br />

vertoonen.<br />

TIEN-


_ i35 —<br />

TIENDE HOOFDSTUK.<br />

Ommestreken van de stad Ternate. — Fort Oranje.<br />

Paleis des Sultans. — Merkwaardige<br />

decoratie door den Sultan aan zijne Legerhoof-<br />

den geschonken. — De Chinesche Graven. —<br />

Beschrijving van het zoogenaamde Dooden-<br />

fecst der Chinezen.<br />

De eigenlijke kota (stad) of Fort Oranje bevat<br />

voorzeker het minst bekoorlijke gedeelte van Ternate.<br />

Tusschen hooge muren van vijfhoekige gedaante,<br />

omringd met diepe moddergrachten , vol van<br />

altijd kwakende kikvorschen, zijn zonder eenige symmetrie,<br />

een aantal cazernes , enkele woonhuizen, ook<br />

Gouvernementspakhuizen, en het fraaije doch bouwvallige<br />

Residentichuis bijeen gebouAvd. De inlandsche<br />

zoogenaamde christen-soldaten logeren binnen<br />

dit fort met hunne bevallige huishoudsters, en<br />

maken een talrijk, doch niet aanzienlijk gedeelte<br />

der bewoners uit. In deze akelige kota (58) woon-<br />

(58) Kota- beteekent ommuurde vesting (stad).<br />

Hier door laten zich vele namen, in de belangrijke<br />

Brieven van Kolonel NAHÜIJS over Sumatra voorkomende,<br />

verklaren; Tigablaskota, ampatblaskota, enz. i3<br />

bastions, i4 bastios , enz.


— f36 Ä<br />

de nogtans de Heer NEYS, Resident van Ternate<br />

, die het' genoegen van een meer aangenaam<br />

verblijf gaarne aan de meer naauAvkeurige<br />

uitoefening zijner gewigtige ambtsbetrekking Avilde<br />

opofferen, De eerbied voor zijnen persoon onderhield<br />

de goede orde en de maatschappelijke geno<<br />

gons, die anders in deze kikvorschenkolonie geheel<br />

en al zouden te niet gegaan zijn.<br />

Plaatsbeschrijving verdieiu het fort van Ternate<br />

des te minder, omdat naar alle Avaarschijnlijkheid<br />

daarvan eerlang niet veel meer aanwezig zal zijn ,<br />

dan van het voormalige kasteel te Batavia. Met<br />

een enkel woord echter, kan men zeggen , dat,<br />

zoo schoon, zoo bekoorlijk, zoo gezond, en zoo<br />

aangenaam het eiland Ternate is, even zoo<br />

loelijk, zoo ongezond, zoo morsig, zoo onaange-.<br />

naam is het daaraan tot ontsicring verstrekkende<br />

Nederlandsche Fort.<br />

Na het Fort doonvandeld, of, hetgeen beier is,<br />

voorbij geAvandeld te hebben , volgt men den<br />

strandAVeg naar do kampong Ternate, en hier ig<br />

men Avederom geheel in Indië. Deze zeer uitgestrekte<br />

kampong levert alles op, Avat men uit de<br />

schoonste beschrijvingen der verrukkelijke Javasche<br />

dreven kau zamenvatten. De kleinste Avoning is<br />

even zpo bevallig , zindelijk en gemakkelijk inge-.<br />

rigt, als het grootste huis. De straten zijn brcede<br />

lanen met hooge vruchiboomqn omzoomd, de steegjes<br />

zyn geurig bebloemde Aoetpadeu. — Deze kampong<br />

is .inderdaad zoo fraai , dat men geene .teleurstelling<br />

gevoelt ? wanneer men aan het einde derzelve


- i37 -<br />

de rondom in vrolijk plantsoen gehulde Moskee<br />

(missidjiet) aantreft, die anders op zich zelve,<br />

gelijk de meeste Mahomedaansche Tempels in<br />

Indië, eepe droevige vertooning maakt.<br />

Nadat men het einde der kampong Ternate bereikt<br />

heeft, ontmoet men eene heuvelachtige plek<br />

gronds, met tamarinden en vvilde oranjeboomen<br />

hier en daar uit de natuur versierd, van waar<br />

zich aan de regterhand een zeer fraai panorama<br />

over de evengemelde Moskee en de kampong Ternate<br />

opdoet, tenvijl men regt voor zich de bloemrijke<br />

helling des heuvels en vervolgens de vrolijk Avemeleude<br />

zeevlakte ziet. Aan de linkerzijde prijkt<br />

op hoogverheven grond het prachtige en te gelijk<br />

met veel smaak gebouwde paleis van den Sultan<br />

van Ternate , hetwelk eene zeer bevallige vertooning<br />

maakt. Dit paleis is geheel van Avilten steen<br />

en rondom voorzien met hooge virandas, die op<br />

zuilen van de Ionische bouworde rusten. Overigens<br />

heeft het volstrekt geene defensie, en kan ook door<br />

twee der sterkste bastions van het fort Oranje bestreken<br />

worden. Doch hiertoe is geene de minste<br />

noodzakelijkheid, alzoo het te Avenschen zoude zijn,<br />

dat alle Indische Vorsten zoo getrouwelijk aan het<br />

Nederlandsche Gouvernement verkleefd Avaren , als<br />

de achlingwaardige Sultan van Ternate. <<br />

Ik kan mij niet onthouden, hier in het voorbijgaan<br />

melding te maken van eene geheel nieuwe<br />

soort van decoratie , welke voor eenige jaren door<br />

den Sultan van Ternate werd ingevoerd, niet om<br />

de dapperheid zijner veldheeren te beloonen, maar<br />

I 5


ft<br />

— i38 —<br />

om sommiger lafhartig pligtverzuim op eene grievende<br />

wijze te bestraffen. Deze Sultan, die onlangs<br />

overleden is, en wiens oudste zoon thans<br />

den troon van Ternate bekleedt, blonk boven vele<br />

andere inlandsche Vorsten uit, door een mannelijk<br />

, vast karakter en buitengemeen staatsbeleid.<br />

Volgens de despotische instellingen van zijn Rijk<br />

Avas lafhartigheid of verraad van de zijde der<br />

lcgerhoofden, altijd door den Vorst met den dood bestraft<br />

gCAVorden ; doch Sultan CASSIEM ED-DIN kwam<br />

opliet denkbeeld , om zijne bevelhebbers in het leven<br />

en voor zijn dienst te behouden, en hen liever<br />

tot dajipere lieden te hervormen; Avaartoe hij het<br />

bekende zeer kiesche gevoel van eer der Indiaansehe<br />

Grooten Avijsselijk te baat nam. In het begin<br />

van den jongsten oorlog tegen de Tidorezen<br />

, die hier en daar het eiland Ternate hadden<br />

afgeloopen , en van wier strooperijen en vernie-r<br />

ling nog op vele plaalsen de sporen aanwezig zijn,<br />

kwamen verscheiden zijner militaire bevelhebbers<br />

onverrigter zake van eenen togt naar Tidore<br />

Aveder met hunne praauAven naar Ternate vlugten.<br />

De Sultan gelastte oogenblikkelijk, dat zijne slavinnen<br />

deze pligtvergetene officieren vrouwenkleederen<br />

zouden aandoen, en hen in deze equipage in haar<br />

midden langs de openbare straten zouden rondr<br />

leiden, met den uitroep: « Dezen zijn geene mannen,<br />

maar lafhartige wijven?" Wie eenigzins<br />

bekendis met den aard der Ternatanen, die gelijk<br />

de beschaafde Indiërs in het algemeen zekeren<br />

stelregel uit hunne wetboeken in hooge achting<br />

f<br />

o


— r3«) «=s<br />

houden « dat het namelijk beter is met eere te<br />

« sterven dan met schande te leven," zal zich<br />

voorstellen of deze maatregel des Sultans van uitwerking<br />

moest wezen. De processie afgeloopen<br />

zijnde, vielen zij voor de voeten van hunn' vertoornden<br />

meester neder, en smeekten hem met<br />

heete tranen, dat hij hun vergunnen mögt , onverAvijld<br />

naar het leger terug te keeren ; dat<br />

zij dezen smet wilden uitwisschen , of hun leven<br />

op het slagveld laten. De Avijze Vorst stemde hun<br />

verzoek toe. De Ternatanen behaalden eene schitterende<br />

overwinning, en de zelfde bevelhebbers<br />

Werden nu in prachtig mannengewaad gedost,<br />

door den Sultan aan de hand rondgeleid , die<br />

daarbij zelf uitriep: « Deze lafhartige wijven zijn<br />

« wederom dappere mannen en roermvaardige hel-<br />

« den geworden !"<br />

Ik keer van deze kleine uitweiding tot de om-<br />

Streken 4 er Stad Ternate terug ; onder Avelke bij<br />

Voorkeur meldenswaardig zijn de grafplaatscn der<br />

Chinezen, die op een uur gaans van de hoofdstad<br />

in het gebergte verspreid liggen, en geenszins<br />

gelijk te Goenong-S'hari bij Batavia een enkelen<br />

poel van vuilen moerasgrond uitmaken (57) , doch<br />

loog en droog op natuurlijke heuvelen opgerigt,<br />

niet alleen geene schadelijke uitwerking op de<br />

lucht kunnen veroorzaken , maar zelfs een niet onhcvallig<br />

gezigt opleveren. Hier Avas het, dat ik<br />

kort na onze aankomst, gelegenheid vond een<br />

(57) Vergelijk Deel I, blz. 3i en 33.


— i4o k —<br />

der meest vermaarde feestvieringen der Chinezen<br />

lij te*wonen, te Aveten het Tjambing of feest der<br />

afgestorvenen ; Avaarvan eene korte beschrijving,<br />

als bijdrage tot de zeden van dit merkwaardig<br />

volk, niet geheel onbelangrijk zal geacht Avorden ;<br />

vooral, omdat, zoo zij zelven verklaren, dit<br />

feest alleenlijk geAvijd is aan de eerbiedige nage-<br />

dachtenis hunner overledene vrienden en voorou-<br />

ders, en uit dien hoofde, zoowel met'betrekking<br />

tot hunne godsdienst als tot hunne zeden , opmer-<br />

kelijk is.<br />

Jaarlijks vieren de Chinezen eenmaal het Tjam-<br />

bing-feest. De toevloed van menschen is op dezen<br />

dag verbazend groot, alzoo geen Chinees, hoe arm<br />

hij moge Avezen , niet reeds 'in tijds eenig geld<br />

bespaard heeft , om een offer aan het graf zijner<br />

vaderen te komen brengen (58). De aanzienlijker<br />

Chinezen 3 die door het Nederlandsch Gouver-<br />

nement , als hoofden hunner natie , met den<br />

rang en den titel van Kapitein, van Luite-<br />

nant , enz. bekleed zijn, vertoonden zich hier op dit<br />

feest in hunne staatsiekleederen , naar de wijze<br />

der Quongs of Mandarijnen in China, aan het<br />

hoofd van den talrijken optogt, en begaven zich<br />

onder aanhoudend slaan op koperen bekkens en<br />

gong-gongs, onder het ronddragen van vele zon-<br />

(58) Even zoo is het bij den behoefligsten Chinees<br />

cen heilig gebruik , dat zij in tijds eene kleine som<br />

hesparen , om na hun afsterven tot hunne eigene hegravcnis<br />

te kunnen dienen.


— i4i —<br />

derlinge figuren van draken , slangen en andere<br />

gedrochten , en bij het gedurig afsteken van voet-<br />

zoekers en vuurwerken naar de voorouderlijke graf-<br />

steden , die , gelijk men weet, allen van wit be-<br />

pleisterd steen, als zoo vele tombes en monumen-<br />

ten tot acht of twaalf en somtijds meer hoogte<br />

zijn opgebouAvd. Aan de linkerzijde van de gra-<br />

ven was een Chinesche tempel opgerigt, AVer-<br />

waarts de.geheele trein hare schreden rigtte, tot voor<br />

de deur, waàr de vloer van de viranda met een<br />

groen laken bedekt Avas. Hier plaatsten zich de even-<br />

gemelde officieren , ieder voor een rood damasten<br />

kussen, met het aangezigt naar hun Tapekong<br />

of Joosje (eigenlijk Hioe-sjeh) in den tempel , Avaar<br />

een altaar rijkelijk voorzien Avas met brandende<br />

I Avaskaarsen, uitgezochte vruchten, gebak en con-<br />

fituren , en andere spijzen , Avaarbij als geAVOOulijk<br />

ook een paar gebraden speenvarkens prijkten.<br />

Hierop riep een Chinees, die het ambt van cere-<br />

moniemeester vervulde, luidkeels eenige Chinesche<br />

woorden uit, die betrekking op de vereering der<br />

afgestorvenen hadden,, Avaarop terstond de aan-<br />

zienlijken op hunne knieën met het aangezigt ter<br />

aarde vielen, en hunnen afgod aanriepen. Bovea<br />

het altaar was levensgroot de afbeelding van den<br />

gewonen afgod der Chinezen , die blank is, en<br />

een' zwarten raadsman (booze geest?) achter zich<br />

heeft, Avelke laatste do<strong>org</strong>aans afgebeeld Avordt<br />

als den goeden geest iets influisterende. De aan-<br />

zienlijken ontvingen vervolgens van den ceremo-<br />

niemeester eenige brandende reukslokjes, Avelke


— i4a —<br />

zij knielend voor hun aangezigt bragten , en ter.<br />

stond Avederom terug gaven, waarop deze brandende<br />

wierook-stokjes op het altaar in eene vaas<br />

met asch werden geplaatst. Daarna overhandigde<br />

men aan den Kapitein een zilveren kopje met<br />

Tjioeuw (arak), hetwelk hij in een voor zij ne voeten<br />

geplaatst bakje met aarde uitstortte, en daarna<br />

let kopje voor het Tapekong plaatste. Dit verrigt<br />

zijnde, rezen de aanzienlijken allen te gelijk<br />

op, doch knielden telkens op de aankondiging Van<br />

den ceremoniemeester wederom neder; waarop<br />

deze laatste, van een met rood papier beplakt<br />

tafeltje de namen van eenige beroemde afgestorvenen<br />

aflas, in de meening, dat hunne geesten<br />

op deze uitnoodiging terstond aldaar zouden verschijnen<br />

, om aan de vreugde van dit feest deel<br />

te nemen. Hiermede Avas de plegtigheid in den<br />

tempel voltooid, en Averd vervolgens door de<br />

mindere Chinezen op de zelfde Avijze herhaald.<br />

Zoodra het feest zoo ver Avas afgeloopen , Averden<br />

alle figuren van bamboes met veelkleurig en verguld<br />

papier beplakt, onder een geweldig slaan op<br />

de bekkens, en afsteken van vuurwerken, 0p<br />

eenen hoop in het vuur geworpen en verbrand.<br />

De overige Chinezen , die bij duizenden herwaarts<br />

gekomen Avaren, en niet in of voor den tempel ver-<br />

. schenen, deden hunne offeranden en geest-oproepingen<br />

aan de bijzondere graven hunner voorouders,<br />

zoodat men zich naauwelijks' verbeelden kan,<br />

welk een geweldig geraas en geschreeuw ouder<br />

zulk eene tallooze volksmenigte hierbij ontStond,


— i43 —<br />

Zoo veel het gedrang van den ongelooflijk grooten<br />

toevloed van menschen ons toeliet, wilden<br />

wij ook ooggetuigen zijn van de verrigtingen bij<br />

den grafkelder van eenen der aanzienlijkste Chinezen<br />

, den Kapitein HONG-KO-WEH. Dit graf was<br />

naar de gewoonte der Grooten, zeer hoog uit den<br />

grond opgemetseld, met een zerk van arduinsteen<br />

voorzien , waarop eenige Chinesche karakters, den<br />

naam, de geboorteplaats en den rang van den<br />

overledenen aanwijzende , gegraveerd en verguld<br />

waren. Het graf Avas daarenboven onderscheiden<br />

door twee overeind staande kolommen van steen<br />

ter hoogte van 12 voeten, aan beide zijden van<br />

den ingang des kelders. Op het voorplein van het<br />

graf, hetwelk geheel wit bepleisterd Avas, prijkten<br />

twee zindelijke tafels met de heerlijkste vruchten<br />

, confituren en andere eetwaren, benevens<br />

vier staatsiestoelen , met fraai in goud geborduurde<br />

kleeden omhangen. Vooraan waren twee geslagte<br />

offerdieren op twee stellaadjen geplaatst, zijnde<br />

een varken en een bok, met de schoon gemaakte<br />

ingewanden daarbij. Ter zijde van het graf was<br />

de grond rondom met graszoden belegd , Avaarop<br />

een aantal slaven gezeten Avaren, die nu en dan,<br />

onder het gedruisch van Chinesche muziek-instrumenten,<br />

een treurlied aanhieven, hetAvelk door<br />

de Aveduwe van den overledenen , die in een afzonderlijk<br />

opgerigt lokaal met hare vriendinnen<br />

plaats genomen had , met alle teekenen van diepen<br />

rouAV werd aangehoord. Aan de linkerzijde<br />

van het graf zag men in eene gemetselde nis het<br />

1.


- i44 -<br />

Tapekong, voor hetAvelk een steen overeind stond,<br />

Waarop eenige Chinesche karakters Avaren afgebeeld.<br />

Hier kwamen, nu ook de nabestaanden<br />

van den overledenen hunne hulde beAvijzen,Avaaronder<br />

zich ook de vrouAven in staatsieklecderen<br />

bevonden, welken Iaatsten zich anders nimmer<br />

buiten hare AVoningen vertoonen, en zich slechts<br />

zeer zelden in geslolene draagstoelen buitenshuis<br />

begeven. Nadat de Aveduwe en de bloedverwanten<br />

op deze vvijze hunnen eerbied betoond hadden,<br />

bragten de overige vrienden en bekenden<br />

beurtelings hunne hulde en offeranden aan het<br />

graf. Gewoonlijk nemen deze plegiigheden tegen<br />

den middag een einde, .en alsdan Avorden<br />

de spijzen, vruchten en confituren , die voor<br />

den tempel en de grafsteden gestaan hebben, door<br />

de aamvezigen genuttigd en gedeeltelijk ook naaf<br />

hunne huizen medegenomen. De Chinesche inscriptie<br />

boven den ingang des Tempels bevatte alleenlijk<br />

deze Avoorden :<br />

Treedt binnen met een zuiver gemoed.<br />

Opmerkelijk is het hierbij, dat zeer Aveini^e<br />

Chinezen bekwaam of genegen zijn, om van deze<br />

plegtigheden eene uitvoerige uitlegging te geven.<br />

Het zelfde valt op te merken van huuno wayangs<br />

of tooncelvertooningen, die bij zulke gelegenheden<br />

dikwerf plaats hebben. De acteurs en actrices<br />

zijn do<strong>org</strong>aans Balische en andere slaven, die geheel<br />

Averktuigelijk het Chineeseh uitgalmen, en<br />

daarbij allerlei vreemde gebaarden verrigten. Onder


t<br />

-— 145 —<br />

der honderd Chinezen , die met open mond en<br />

ooren deze schouwspelen staan aan te kijken, vindt<br />

de Aveetgierige Europeaan er naauwlijks een enkelen,<br />

van wien hij eenige verklaring van deze spelen<br />

bekomen kan , hoewel zij door lagchen en andere<br />

uitdrukkingen van hunne gemoedsbewegingen<br />

schijnen te kennen te geven, dat zij zei ven van<br />

de Avayangs ten minste een gedeelte verstaan,<br />

hetwelk misschien niet meer is, dan het pantomiem<br />

derzelve. — De Chinezen zijn, gelijk ik reeds<br />

vroeger aangemerkt heb, een zonderling en in<br />

vele opzigten merkwaardig volk, omtrent hetwelk<br />

ik hier en daar nog verscheiden malen gelegenleid<br />

zal vinden ,


'<br />

:<br />

— i46--<br />

ELFDE HOOFDSTUK.<br />

Des Sultans Secretaris MOHAMMAD HOSSEIN. —<br />

ylrabische Legendes. — De Koran. — Mahomedaansche<br />

keilers. — Groote haat tegen de<br />

...J°d en - — Mahomedaansche Tijdrekening.<br />

Vasten. — Godsdienstige feesten. — Gelukkige<br />

en ongelukkige dagen. — Bedevaartgangers naar<br />

Mekka.<br />

H M<br />

etgeen ik over den aangenamen omgang en<br />

den gullen toon der zamenlcving onder de Europeanen<br />

te Ternate heb gezegd , is slechts eene zeer<br />

flaauwe lofspraak geAveest, en het zoude mij to<br />

breedvoerig doen uitweiden, indien ik alle de<br />

voortreffelijke karakters, welke ik gelegenheid heb<br />

gehad, aldaar te leeren kennen, naar belmoren<br />

wilde schetsen ; immers hoewel het voor mij eene<br />

Avezenlijke voldoening is, om aan uitmuntende<br />

hoedanigheden openbare hulde te mogen beAvijzen,<br />

is zulks Avelligt voor het grootste gedeelte<br />

mijner geëerde lezers van Aveinig belang. Kortehjk<br />

Avil ik nog slechts aanmerken, dat aan de<br />

-


~ '47 -<br />

vriendenkransjes, welker voornaamste leden het<br />

feeds gemelde driemanschap uitmaakten, ook nog<br />

door vele andere Nederlandsche inwoners van<br />

Ternate leven en vrolijkheid Averden bijgezet. De<br />

Heeren MACKENZIE, DUIVENBODE , WEINTRÉ ,<br />

MESCH , WEIDEMULLER, KREUTZELER en SLUITER,<br />

mogen hier met onderscheiding vermeid Avorden.<br />

Van tijd tot lijd was het gezelschap door eenige<br />

Engelsche kapiteins van walvischvaarders vermeerderd,<br />

en zelfs de Sultan van Ternate, benevens<br />

deszelfs Secretaris, die tevens een der opperpriesters,<br />

doch in het geheel geen dAveepzuchtig Mahomedaan<br />

Avas, gaven nu en dan partijtjes, Avaarbij<br />

men gezegd zoude hebben, dat een enkel<br />

eendragtig huisgezin in gulle vreugde een heugchelijk<br />

familiefeest vierde.<br />

Deze achtingswa'ardige Secretaris Imam MOHAM-<br />

MAD HOSSEIN was., ondanks zijnen dubbeld<br />

profetischen naam een zeer onbevooroordeeld<br />

en verlicht Mahomedaan, en aan zijn omgang<br />

ben ik ten opzigte van talen en. andere<br />

Avetenswaardige zaken zeer veel verschuldigd<br />

(59). Van zijne eigene godsdienst sprak * hij<br />

op eene zeer verlichte, schoon daarom_geenszins<br />

ongeloovige Avijze. Tot oefening leende hij mij<br />

(5o) MOHAMMAD HOSSEIN gaf mij, onder andere inlichtingen<br />

, de oplossing van het godsdienstig oogmerk<br />

bij het koppcnsnellen der Haral.oren. Zij gclooveij nanielijkj<br />

dut. de man, dien zij aldus om het leven<br />

K 2


— $8 —<br />

hü ert dan onderscheidene Hekatjat of zooge-<br />

naamde geschiedenissen, die allen van gelijken<br />

stempel waren als bij voorb. de Histoire de la<br />

Sainte Geneviève en andere Legendes. Eene der<br />

meest overdrevene dezer arabische geschiedenissen<br />

voerde den- titel van Hekajat Radja-Djoemdjoe-<br />

ma, en behelsde eene afgrijselijke schildering van<br />

de folteringen der Mahomedaansche hèh De schrij-<br />

ver begint met te verhalen., dat de profeet JEZUS<br />

(Nabi ' Isai; men weet , dat de Mahomedanert<br />

dezeii naam aan onzen Zaligmaker geven, en hem<br />

Avel als een groot profeet, doch niet als de Hei-<br />

land n het menschdom- erkennen) op zekeren<br />

dag in eene vlakte van Syrië wandelende; aldaar<br />

een doodshoofd vond, hetwelk hij opraapte; waar-<br />

op hij een gebed uitstortte, ten einde aan dit<br />

doodshoofd de gave» der spraak mögt worden te-<br />

rug gegeven. Op het zelfde oogenblik sprak het<br />

doodshoofd en beantwoordde alle de vragen , Avelke<br />

JEZUS aan hetzelve deed. Het doodshoofd Avas<br />

dat van den Radja , of Koning DJOEMDJOEMA , en<br />

verhaalde zijne gansche levensgeschiedenis, zij-<br />

ne ziekte;, zijn dood en zijne aankomst in de<br />

J ^i_:j wtp-i<br />

brengen, in de volgendo wereld hun slaaf zal zijn,<br />

wiens hulp hun onontbeerlijk is, om over eene brug,<br />

die uit een enkelen boomstam bestaat , en waarover<br />

een nian niet zonder groot gevaar alleen kan gaan ,<br />

in hun paradijs te komen Zij bezitten'geen letterschrift<br />

en al wat zij van godsvereefing weten, berust<br />

op voorouderlijke eu priesterlijke overleveringen.


— l'% —<br />

lel. Toen ik MOHAMMAD HOSSEIN vroeg, of het<br />

gros der Mahomedanen Averkelijk aan deze zoogenaamde<br />

geschiedenissen eenig geloof hechten?<br />

gaf hij mij het.volgende merkwaardige antwoord:<br />

« Ja; Mahomedanen uit de minst beschaafde klas-<br />

« sen nemen dit alles voor goede munt op , geit<br />

lijk waarschijnlijk hij ulieden christenen, althans<br />

« bij vele ongeletterde roonischgezinden insgelijks<br />

« met uAve mirakuleuze legendes het geval is ;<br />

« doch de meer verlichten en wel de priesters<br />

« zelven onder de Mahomedanen, beschouwen<br />

« deze hekajat nooit anders dan als eene figuur-<br />

« lijke voorstelling van waarheden die verre bo-<br />

« ven het bereik der menschelijke zintuigen ver-<br />

« heven zijn. Zelfs een zeer groot gedeelte van<br />

« den Koran wordt door verre het grootste ge-<br />

« deelte der Imams nooit in een letterlijken zin<br />

« opgevat, ofschoon zij het niet raadzaam ach-<br />

« ten , het minder nadenkende plebs hieromtrent<br />

«..volkomen in te lichten."<br />

Nopens den Koran gaf MOHAMMAD HOSSEIN mij<br />

de voorname punten op, Waarin de Mahomedanen<br />

van ons verschillen. Het woord Islam beteckent<br />

het ware geloof, en van daar is Moslam<br />

of Moslim (ook Moemim) een ware geloovigr.<br />

Dit zoogenaamde Avare geloof komt uu hoofdzakelijk<br />

hier op neder.<br />

In vroegere tijden heeft God aan het menschdom<br />

het Oude en het Nieuwe Testament geschonken,<br />

tot regeling van hun geloof en onderwijs<br />

voor hunuen levenswandel. De inhoud van dit<br />

K 3


i5o «—<br />

Oude en dit Nieuwe Testament, is door onmiddelijke<br />

afgezanten van God, aan de menschen bekend<br />

gemaakt en beschreven. Allen die onmiddelijk<br />

met God gesproken hebben, zijn profeten ;<br />

ADAM was de eerste profeet, en MAHOMED is de<br />

laatste.<br />

De aldus verzamelde heilige boeken van het Oude<br />

en het Nieuwe Testament zijn naderhand door<br />

onbevoegde menschen. , Joden en Christenen, veranderd<br />

en vervalscht geAvorden.<br />

Daarop heeft God MAHOMED gezonden om , als<br />

zijnen profeet, den wil van God, tot rigtsnoer<br />

van het geloof en de levenswijze der verdwaalde<br />

menschen, door middel van den Koran bekend<br />

te maken, gelijk te voren door andere profeten<br />

geschied Avas, en voornamelijk door MozÉs , den<br />

mond van God; door ABRAHAM, den vriend van<br />

God, door JEZUS , den Geest van God. Onder<br />

Avelke profeten MAHOMED de grootste, en ook de<br />

laatste is , die op de wereld verschijnen zal (60).<br />

De Koran is door Gods ingeving, als eene boodschap<br />

aan hel menschdom, tot bevestiging van het<br />

Oude en het Nieuwe Testament, zoo als deze boeken<br />

waren, voor dat men dezelve vervalscht had,<br />

door MAHOMED medegedeeld geworden. De Koran<br />

bevat het eenige ware onderrigt voor de geloovigen<br />

, en is even zoo hoog, ja nog hooger te<br />

(60) Nabi Moesai moeloet Allah,- nabi Ibrahim chattel<br />

Allah j nabi Isai, roh Allah,- nabi Mohammad<br />

RASOEL ALLAH.


— i5i —<br />

achten, dan alle de Boeken door vroegere profe-<br />

ten beschreven.<br />

Er is een eenige , eeuwige, onveranderlijke, almagtige,<br />

alwijze; waarachtige, regtvaardige en<br />

barmhartige God (61)5 «Q wiens naam al onze<br />

daden moeten verrigt Avorden.<br />

In het goddelijk Wezen is noch Vader, noch<br />

Zoon , noch een Heilige Geest, en het is niet geoorloofd<br />

drie onderscheidene personen in de Godheid<br />

te erkennen en te vereeren. (Dit is een<br />

punt, hetwelk zij op de hardnekkigste Avijze staande<br />

houden, en om hetwelk zij den Christenen<br />

grooten haat toedragen.<br />

JEZUS is geenszins waarachtig God, noch ook<br />

de Zoon van God. Hij is blotelijk mensch, de<br />

Zoon van MARIA , een heilig man ; een profeet<br />

en afgezant Gods ; hij is niet door de Joden ter<br />

dood gebragt geworden : de man, dien zij aan<br />

het kruishout gehangen hebben, Was een a'nder,<br />

die den persoon van JEZUS vertegenwoordigde 1 en<br />

hem volkomen geleek.<br />

De heilige Geest is geen afzonderlijk persoon<br />

van de Godheid; het is de Engel GAßtUeL (JDjü*<br />

lx<br />

(61) Elk kapittel van den Koran (ook elke briefen ander<br />

gewoon geschrift der Mahomedanen) begint met deze<br />

woorden: Buni' Ulah 'l ralunân 'l- rahîrii,'-(in naam<br />

van deu barmhartigen on Hermenden God). De Mahomedanen<br />

gelooven ook, dat de lotgevallen der<br />

menschen vooraf onveranderlijk bepaald, en pimmci<br />

door hen te ontwijken zijn. ?.. .,<br />

K 4


— 152 —<br />

Iraïl, eene geestelijke gave en kracht) welke eertijds<br />

aan JEZIIS werd medegedeeld, en nog heden<br />

aan vele gelooYi'gen geschonken wordt.<br />

MAHOMED is een zeer groot profeet en begunstigd<br />

afgezant van God., die zijn verstand verlicht,<br />

en hem door bijzondere ingeving, door middel<br />

van den Engel GABRiëL van alles onderrigt<br />

heeft. De leer en de geboden van MAHOMED<br />

mogen derhalve door niemand veracht worden,<br />

men moet aan hem, even als aan God zelf gelooven<br />

, en zijne geboden als Goddelijke bevelen gehoorzamen.<br />

God heeft ook Engelen geschapen, en hun bevolen<br />

den geschapenen mensch te aanbidden,<br />

hetwelk door sommige engelen geAveigerd is geworden.<br />

Hierdoor zijn zij tot ongeloof vervallen<br />

' en uit den hemel verdreven. Dit is de reden,<br />

dat er goede en kAvade engelen zijn.<br />

God heeft ook den dood (den engel des doods ,<br />

maleik el maut) geschapen. Hij heeft ook velen<br />

van de engelen en van de menschen voor de hel<br />

geschapen en bestemd, (Avelk een afschuwelijk<br />

denkbeeld !)<br />

Nadat God alles geschapen heeft, onderhoudt<br />

en voedt, en regeert hq altijd zijne schepselen.<br />

De zonde is van den duivel Çjsjetan, sataniblis,<br />

de wanhoopige) afkomstig. Deze is het,<br />

die de menschen nog altijd tot slechte daden verleiat.<br />

God heeft nogtans aan den mensch zoowel<br />

eene .neiging tot het goede, als eene neiging tot '"<br />

het kAvade gegeven»


— i53 —<br />

God geleidt sommige menschen op den regten<br />

weg der Avaarheid, en andere in de dAvalingen ><br />

Avaaruit Hij deze laatsten niet verlossen. Avil. Hij<br />

bekeert en maakt regtvaardig Avien hij Avil. Hij<br />

wil niet, dat alle menschen geloovig zullen zijn,<br />

maar , integendeel, dat velen zullen verleid Avorden<br />

, en dezen verhindert Hij tot het Avare geloof<br />

te genaken.<br />

God is genadig en barmhartig. Hij Avil den.<br />

menschen gaarne hunne zonden vergeven, wanneer<br />

zij Hem ernstig daarom bidden ; en niet in<br />

hunne boosheid volharden. Diegenen, echter,<br />

die afvallig Avorden van het geloof, of die zich<br />

niet tot het geloof willen bekeeren, hebben nimmer<br />

genade noch vergeving der zonde te wachten.<br />

Een mensch, die zalig Avil Avorden , moet vooraf<br />

de goddelijke genade zoeken : door deze alleen<br />

kan hij zich bekeeren en een nieuw leven<br />

aannemen.<br />

De mensch moet zich niet zelf regtvaardigen,<br />

want God alleen maakt regtvaardig dien Hij Avil.<br />

Wie dezer regtvaardigmaking deelachtig wil Avorden<br />

, moet gelooven en goede Averken doen.<br />

Met het geloof en de goede werken, Avaaronder<br />

voornamelijk behooren, het Avasschen en reinigen,<br />

het vasten , het geven van aalmoezen , het gebed<br />

en de bedevaart naar Mekka, kan men zich Gode<br />

welbehagelijk maken.<br />

Het is geoorloofd en wettig, vier vrouwen te hu-<br />

Wen. Men kan daarenboven zoo vele biJAvijven en<br />

slavinnen houden, als de omstandigheden toelaten.<br />

K 5


— 154 —<br />

De dood is vooraf onherroepelijk bepaald voor<br />

alle menschen. Men kan denzelven door geene<br />

menschelijke middelen vertragen noch ontwijken.<br />

Alle afgestorvenen gaan ter helle; doch de<br />

vromen Avorden daaruit verlost, en de goddeloozeu<br />

moeten er voor eeuAvig in blijven.<br />

Er zal eene opstanding der dooden zijn, zoowel<br />

voor de ongeloovigen, als voor de geloovigen.<br />

Na deze algemeene opstanding zal het laatste<br />

oordeel volgen, hetwelk door God zelven zal gehouden<br />

worden, en waarin ieder mensch naar zijne<br />

werken loon of straf zal ontvangen.<br />

Zij-, die goede werken gedaan en geloofd zullen<br />

hebben, het zij Joden , Christenen of Mahomedanen,<br />

zullen in het paradijs gaan. Aldaar<br />

zullen zij fraaije vrouwen bezitten ; op prachtige<br />

bedden, met edele gesteenten versierd, rusten; vorstelijke<br />

kleederen dragen, de kostelijkste spijzen<br />

en dranken genieten , en zich in alle soorten van<br />

Avellust kunnen baden. (Deze zinnelijke voorstellingen<br />

worden door de verlichtste Mahomedanen,<br />

gelijk boven gezegd is, in een' figuurlijken zin<br />

verklaard; even zoo als de duizendvoudige folteringen<br />

, welke MAHOMED aan de hel toeschrijft.)<br />

De ongeloovigen en goddeloozen daarentegen<br />

zullen in het vuur geworpen en tot eeuwigdurende<br />

smarten veroordeeld worden.<br />

Zoodanig zijn de hoofdzakelijke leerstellingen van<br />

MAHOMED. Het geheele zamenstel van de Koran is<br />

cum droevig mengsel van Joodsche en Christelijke<br />

godsdienstbegrippen , gepaard met eenige waarheden


— i55 —<br />

uit de natuurlijke godsdienst. Men Aveét dat MAr<br />

HOMED en zijne opvolgers hunne leer door het<br />

geAveld der Avapenen hebben verbreid. Er bestaan<br />

twee yoorname partijschappen: vooreerst de Sonniten<br />

(62) die het boek der overleveringen van<br />

hunnen profeet voor een kanoniek boek houden,<br />

en ABU-BEKR , OMAR en OSMAN als de regtmatige<br />

opvolgers van MAHOMED beschouwen. Deze sekte<br />

behoudt het gebruik van de bedevaart naar den<br />

tempel (Kaâbà) van Mekka, en noemt zich zelve<br />

de regtzinnige partij der Mahomedanen. Zij is<br />

nogtans ook wederom in onderscheidene sekten<br />

verdeeld -, die zich allen de orthodoxe partij noemen<br />

, en het gebruik van de bedevaart naar den<br />

zelfden tempel behouden. De andere hoofdpartij<br />

verwerpt de overleveringen en het gezag van ABOE-<br />

J3EKR , OMAR en OSMAN , terwijl Zij ALMBN-ABOE-<br />

TALEB voor den regtmatigen opvolger van MAHO-<br />

MED houden. De Perzianen, een groot gedeelte<br />

der Indianen en verscheidene Usbeksche volkstammen<br />

zijn dezer partij toegedaan , ofschoon de meeste<br />

Indianen , zoo als reeds gezegd is, zeer onkundige<br />

Mahomedanen zijn. De Sonniten leweren, dat zij<br />

zeventig plaatsen uit den Koran tegen deze parlij<br />

kunnen aanvoeren, en noemen dezelve met ver-<br />

,_ (6a) Van Sarmat, nadere wetgeving of overlevering.<br />

De Indische vorsten, die meest van de/o parlij<br />

zijn, schrijven het woord sarmat bij elke daglcekening<br />

hunner brieven ; b. v. Haririsneian, lcelan<br />

sajar , sunnat la^o.<br />

s


— i56 —<br />

achting Edlijeh (ketterij). De laatstgenoemde is<br />

nog in meer dan zeventig verschillende sekten<br />

verdeeld, Avelke allen een grooter of kleiner<br />

nanhaug hebben. Dat ook de eene partij de andere<br />

als ongeloovig ter helle doemt, spreekt van<br />

zelve (63).<br />

Hoewel de besnijdenis niet uitdrukkelijk in den<br />

Koran wordt bevolen, is dezelve nogtans bij alle<br />

Mahomedanen in gebruik , om dat hun profeet<br />

-besneden geweest is (6/\)> Wijn en alle andere<br />

geestrijke dranken zijn in een afzonderlijk hoofdstuk<br />

van dit boek verboden. Men zegt ; dat Mahomed<br />

hiervan tot reden heeft gegeven , dat hij<br />

na rijpe overweging, overtuigd Avas, dat het nadeel<br />

van het misbruik van den wijn veel aanmerkelijker<br />

Avas dan het nut van deszelfs gebruik.<br />

Vele Mahomedanen, vooral Arabieren ven den<br />

voornamen stand, gebruiken wijn , doch onthouden<br />

zich van andere geestrijke dranken. Vrome<br />

Mahomedanen hebben zich ook tegen het gebruik<br />

der koffrj willen verzetten, alzoo men bemerkt<br />

had, dat de gei ten en kamelen in de vlakten van<br />

Moka eene soort van intoxicatie ondergingen wanneer<br />

zij de bladen der koffijplant gegeten hadden.<br />

Deze mening is naderhand, door eene vergadering<br />

(63) Over de straffen in een volgend leven voor<br />

boosdoeners en ongeloovigen bestemd, kan de liefhelher<br />

nalezen de reeds gemelde Hekajat Radja Djöemdjoema.<br />

(64) Sommige Arabische schrijvers verhalen dat MA-<br />

HOMED besneden ter wereld is gekomen.


"— i57 —<br />

van Priesters Avederlegd geAvorden en het gebruik<br />

der koffij door hen verklaard aan ieder een geoorloofd<br />

te zijn. Beier Avare het geweest, dat deze<br />

vrome mannen het gebruik van opium verboden<br />

hadden. . '<br />

Het gebruik van beelden, schilderijen en dobbelsteenen<br />

is volstrekt verboden.<br />

De Joden zijn bij de Mahomedanen in nog<br />

grooter verachting dan de Christenen, r In 'eene<br />

hunner overleveringen vindt men , dat de zielen<br />

der Joden in ezels zullen veranderd worden , om<br />

de zielen der Christenen naar de hel te dragen!!<br />

De hardnekkigheid, Avaarmede de Joden hunne<br />

godsdienst bleven aankleven , en de Aveinige proselyten,<br />

Avelke MAHOMED onder hen bekwam,<br />

niettegenstaande hij vo<strong>org</strong>af, den tempel te Jeruzalem<br />

en niet te Mekka te willen oprigien, is<br />

grootelijks de rede van dezen meerderen haat tegen<br />

de Israëliten.<br />

Overigens behelst de Koran bijzondere wetten^<br />

betreffende het regt van opvolging , de huwelijken<br />

en de straffen voor onderscheidene misdaden ; zcodat<br />

dit boek niet alleen als een godsdienstig, rnaar<br />

ook als een burgerlijk en lijfstraffelijk wetboek<br />

beschouAvd kan Avorden. Deze Avetten zijn echter<br />

bi' de Arabieren, Perzianen en Turken in hooger<br />

vereering dan bij de bevolking der Indische eilanden<br />

, Avelke laatste, zoo als reeds aangemerkt is ,<br />

grootendeels geregeerd Worden volgens de Avillekeurige<br />

instellingen hunner Vorsten.<br />

Ook nopens de geschiedenis en de lijdrekening<br />

*


— i58 —<br />

der Mahomedanen ontving ik van mijnen leermeester<br />

naauAvkeuriger berigt, dan ik mij tot dus<br />

verre nog had kunnen verschaffen. Zijne opgaven,<br />

betreffende de geschiedenis van het Mahomedaansch<br />

geloof zouden hier te Avijdloopig zijn, doch een<br />

kort overzigt van de tijdrekening, op welks naauwkeurigheid<br />

ik volkomen durf vertrouwen , zal aan<br />

velen mijner geachte Lezers welligt niet onbelangrijk<br />

voorkomen.<br />

Men weet, dat de Mahomedanen hunne tijdrekening<br />

aanvangen met de Hedjira of vlugt van<br />

MAHOMED ; te Aveten met den 16 Julij van het<br />

jaar 622 van de christelijke tijdrekening. Niet<br />

voor dat er 18 jaren na de vlugt van hunnen<br />

profeet verloopen Avaren, te weten, onder het<br />

bestuur van den khalif OMAR, begon men van<br />

de Hedjira af den tijd te rekenen , Avaartoe eertijds<br />

de grooie oorlog , Avaarin de Mahomedanen<br />

geAvikkeld Avaren geweest, de hoofd-époque had<br />

uitgemaakt.<br />

Het Mahomedaansche jaar is naar den loop<br />

der maan berekend op 354 dagen 8 uren en 48<br />

minuten, gelijk het sedert hunne eerste lijdrekening<br />

was; doch de namen der maanden (die<br />

beurtelings op 3o en 29 dagen berekend Avorden)<br />

zijn veranderd geworden als volgt :<br />

1 Al Moharram (de eerste maand, Avaarmede<br />

ook het jaar een aanvang neemt)<br />

3o dagen ;<br />

2 Saffar , 2Ç) dagen ;<br />

3 Rabbi-al-awal 3o dagen ;<br />

i


— i5g —<br />

4' Rabbi al achlr, 29 dagen ;<br />

5. Djoemat al aAval, 3o dagen ;<br />

6. Djoemat al achir, 29 dagen j<br />

7. Radjab , 3o dagen ;<br />

8. SjaAvan , 29 dagen j<br />

9. Ramadzan, (of in het Hindoesch Boclan<br />

Poeasa , dat is vasten-maand) 3o dagen ,<br />

jo. Sjawâl, 29 dagen ,<br />

11. Dzoelkaïdat, 3o dagen;<br />

12. Dzoelkihadja , 29 dagen.<br />

Deze maanden zijn even als bij ons uit Aveken<br />

zamengesteld , Avaarvan de dagen des avonds met<br />

den ondergang der 1 zon een aanvang nemen. Onze<br />

zondag is ook de eerste weekdag der Mahomedanen<br />

(65). De namen der dagen zijn ondecnd<br />

van de getallen 1 tot 7.<br />

t. zondag, ahad, (de eerste) ;<br />

, 2. maandag , isneian (de tweede) ;<br />

3. dingsdag , selassa (de derde) ;<br />

4. woensdag , areboe (de vierde) ;<br />

5. donderdag, khâmis (de vijfde);<br />

6. vrijdag, djoemaàt (de zesde);<br />

7. zaturdag , sabtoe (de zevende).<br />

De djoemaàt of vrijdag is bij de Mahomedanen,<br />

in zeker opzigt, hetgeen bij ons de zondag, en<br />

(65) Dit gebruik was reeds zoo algemeen, dat<br />

MAHOMED niet goed vond, hieromtrent eene verandering<br />

in te voeren; waarin hij wijzer was, dan de<br />

iransche volksmenners , die vergeefs hunne décades<br />

wilden doordringen.


— i6o —<br />

bij de Joden de zaturdag is ; want ofschoon zij ,<br />

volgens den koran, dagelijks op bepaalde uren<br />

hunne godsdienstoefening en gebeden (sombaija)<br />

moeten verrigten, is echter de vrijdag daartoe<br />

geheel bestemd (66). Alsdan doen de priesters van<br />

zon-opgang tot zon-ondergang overluid gebeden<br />

in hunne Moskeen , hoeAvel aan het volk vergund<br />

is hunne dagelijksche nering en bedrijf als ge-<br />

Avoonlijk voort te zetten. Klokken zijn bij de<br />

Mahomedanen een gruAvel.<br />

Zij hebben voornamelijk twee groote .feestvie-<br />

ringen , klein en groot beiram genoemd. Het<br />

eerste heeft plaats op den 10 van de maand<br />

Dzoelkihadja , en het groote Beiram'sfcest op den<br />

eersten , 2den en 3den dag van de maand Sja-<br />

wal.<br />

(66) De Mahomedanen zullen zelden eenige groote<br />

onderneming , eene zee-reis bij voorbeeld , anders dan<br />

op vrijdag beginnen. Bij vele Christenen is het ook<br />

gebruikelijk belangrijke ondernemingen op Zondag<br />

aantevangen. Ik heb Lp Ina-ië verscheiden Engelscho<br />

kapiteins gekend , die , wanneer de wind op Zondag<br />

ni«t gunstig was , noglans op dien dag het anker opwonden,<br />

om, gelijk zij het noemden, den grond te<br />

breken (break ground) en elders te ankeren , tot dat<br />

zij werkelijk do reede verlaten konden en aldus toch<br />

op zondag \ot de reize het anker geligt te hebben.<br />

Een zeer onschuldig bijgeloof voorzeker, alzoo het<br />

altijd eene hooge maat van godsdienstige veieering<br />

voor den zondag schijnt aan te duiden, en in verband<br />

staat met gevoelens waaromtrent eenige overdrijving<br />

(zoo die konde bestaan) zeer vergeeflijk zoude r.ijn.


— i6i —<br />

Behalve deze twee groote feesten, hébben de<br />

Mahomedanen nog vele kleinere, Avaaraan zij niet<br />

te min insgelijks veel Avaarde heclilen , en onder<br />

Welke men Ook hunne zoogenaamde gelukkige da-<br />

gen moet rekenen. Behalve elke Djoemaàt of vrij-<br />

dag , die als bij uitstek gelukkig Avordt geacht ,<br />

belmoren hiertoe nog de volgende dagen, Avelke<br />

lier naar den rang der maanden zijn opgegeven.<br />

I. Moharram,' de iste dag of de nieinvjaars-<br />

dag. Ook de 10, (het feest Asjoera, dat<br />

een zeer strenge vastedag is), i3 , 14 en i5<br />

zijn gelukkige dagen.<br />

2. Saffarj de i3 , 14 en i5 Avorden voor ge-<br />

lukkige dagen gehouden.<br />

3. de 12, (het feest Mqßoed,<br />

of de geboorte van MAHOMED), den i3, i4<br />

en i5 zijn gelukkige dagen.<br />

4« Rabbi-al-achir; de i3, i4 en i5 gelukkige<br />

dagen.<br />

5. de i3, r4 en i5 geluk-<br />

* BI<br />

kige dagen; alsmede de 20ste, zijnde de<br />

verjaardag, van het innemen van Istambocl',<br />

. (Constantinopci), in het jaar der 'Hedjir'a<br />

857; of, naar olize tijdrekening, izf55 ,<br />

welke dag (67) als een vaderlandsch feest,<br />

met veel plegligheid, door de grooten, ge-<br />

vierd AA'ordt.<br />

(67) De Indische Mahomedanen hebben van de<br />

magt des Turkschen Sultans,een zeer overdreven denk^<br />

L<br />

beejd ,-f


— i6a —<br />

6* Djoemaà-al-achir; de i3, i4 en i5 zijn ge-<br />

lukkige dagen.<br />

7. Radjab; de i3j i4 en i5 zijn gelukkige da-<br />

gen. De 20 het feest van de Hemelvaart<br />

Van MAHOMED.<br />

8. S j awan ; de i3,i4eni5 zijn gelukkige<br />

dagen. De i5 het nachtfeest Yan BAUAH of<br />

van AL-KAD'R.<br />

9. Ramadzan of Boelan Poeasa, de groote<br />

Vasten; de i3, 14 en i5 zijn gelukkige da-<br />

gen. De 29 is het treurfeest van de nederlage<br />

voor Weenen (in het Mohomedaanscho<br />

beeld, en gelooven, dat alle Europesche Mogendheden<br />

verre beneden hem staan. Zelfs MOHAMMAD HOSSEIN,<br />

die, zoo als ik gezegd heb, een zeer verlicht Mahomedaan<br />

was, en veel kennis bezat, konde naauwelijks<br />

gelooven, hetgeen ik hem, nopens den uitslag<br />

van de bataille van Algiers, verhaalde. RADJA-<br />

ROEM," (de Sultan van Turkye : Roem en Istamboel<br />

zijn beide namen, welke aan Constantinopel gegeven<br />

Avorden; de eerste, welligt afkomstig van Rome,<br />

van welk Rijk Constantinopel, gelijk ieder weet, eene<br />

hoofdstad geweest is), « RADJA-ROEM," zeide hij,<br />

« is een veel te magtig vorst, om zich ooit aan ge-<br />

« biedende vorderingen van andere Europesche<br />

«' Mogendheden te onderwerpen. Het is niel moge-<br />

« lijk ! RADJA-ROEM zoude zich nimmer zoo iets laten<br />

« welgevallen, al wilden al de Monarchen van Eu-,<br />

« ropa zich tegen hem vereenigen !" Deze trek<br />

van Mahomedaansch politiek geloof is niet onmerkwaardig.


— i63 —<br />

jaar 1094; naar onze tijdrekening n Sept.<br />

i683.) Een ongelukkige dag voor ondernemingen<br />

van allerlei aard.<br />

10. S j awal; de i, 2 en 3, het groote feest<br />

van Beiram,- de i3, i4 en i5 zijn gelukkige<br />

dagen.<br />

11. Dzoelkaïdat; i3, 14 en i5 gelukkige<br />

dagen.<br />

12. Dzoelkihadja,- de maand van de acht groote<br />

Openbaringen; de 10, het feest van<br />

Areboe Korbat of klein Beiram-, de i3,<br />

14 en i5 Avorden voor gelukkige dagen gehouden.<br />

Van het begin tot het einde van de maand<br />

Ramadzan zijn de Mahomedanen, volgens den<br />

Koran, verpligt, van zon-opgang lot zon-onder*<br />

gang te vasten, dat is, zich van alle spijs, zoo<br />

Wel als van allen drank, en ook van vrouwen, te<br />

onthouden. De regtzinnige Mahomedanen volgen<br />

dit gebod met zoo strenge naauwletiendheid, dat<br />

zij niet alleen geene spijs noch drank gebruiken<br />

maar zelfs daarvan den reuk vermijden. Sommigen<br />

willen zelfs den mond niet openen, om te spreken.<br />

Na zon-ondergang is het hun weder geoorloofd,<br />

te eten en te drinken. De Avet van MAHO-<br />

MED zegt daaromtrent, dat Avanneer, bij het eerste<br />

schemeren van den dageraad, een Mahomedaan<br />

nog iets had ingeslikt, hij zulks door een<br />

braakmiddel zoude moeten uitwerpen. Bij nacht<br />

echter, stellen zij zich ruim voor deze langdurige<br />

onthouding schadeloos en zAvelgen tot aan den<br />

L a


— iö4 —<br />

m<strong>org</strong>enstond. Voor de vermogende Mahomedanen<br />

is deze vastenmaand geene opoffering, Avant zij<br />

brengen den dag met sluimeren en slapen door ;<br />

zoo dat het niet anders is, dan eene omkeering<br />

van den dag in den nacht, hetwelk bovendien in<br />

een zoo mild klimaat als Indië niet onvermakelijk<br />

is, en , zoo als men gezien heeft, ook veelal bij<br />

vermogende Europeanen gebruikelijk is. Ik heb<br />

gelegenheid gehad, zekeren Indischen Prins, T-AN-<br />

GHF.RAN FADIEL, ten huize van den Heere Baad<br />

van Indië MUNTINGHE, Avaar die Prins gelogeerd<br />

was, zulk eene boelan poeasa tot op den laatsien<br />

dag, met alle orthodoxe striktheid te zien door-<br />

brengen ; doch na verloop van 3o dagen vastens,<br />

had de jonge Vorst, in zijn embonpoint, meer<br />

gewonnen dan verloren.<br />

Overigens Avordt deze maand Ramadzan of Boe-<br />

lan Poeasa bij de Mahomedanen voor zeer heilig<br />

gehouden, omdat zij gelooven, dat van den eer-<br />

sten tot den laatsien dag derzelve de poorten van het<br />

Paradijs geopend en die van de Hel gesloten zijn.<br />

Reizigers , zieken ,' zwangere vrouwen , kraam-vrou-<br />

Aven, die hun kind zelven zoogen, en zeer oude ,<br />

ZAVakke menscheri, zijn niet tot deze vasten vcr-<br />

pligt; doch deze uitzondering heeft alleen plaats<br />

onder de voonvaarde , dat zij, zoodra zij kunnen,<br />

even zoo vele dagen naderhand zullen vasien, of<br />

dit yerzuim door aalmoezen (sedekah) zullen goed-<br />

maken. MAHOMED zegt (68), dat één vastendag<br />

(68) Koran, fafsat 17.<br />

/


^- i65 —<br />

in de maand Ramadzan, verdienstelijker is dan-3a<br />

vastendagen in eenige andere, maand. Voor de<br />

mindere volksklasse, voor ambachtslieden en arbeiders<br />

zijn deze vastendagen zeer drukkend, te<br />

meer, omdat de maand Ramadzan het heetste,<br />

seizoen van het jaar, gelijk bij ons de hondsdagen,<br />

uitmaakt (69). Ook deze arme lieden kunnen<br />

zich echter door aalmoezen eene vrijstelling<br />

verschaffen, doch zij gaan daartoe slechts zelden<br />

over, en verkiezen liever, zoo veel mogelijk, hunnen<br />

dagelijkschen arbeid des nachts te verrigten.<br />

Op den 1 , 2 , en 3, van de maand SjaAval is<br />

let groote Bciramfecst (Id-al-Fet'r, het feest,<br />

Avaarmede de vasten gehouden,) hetwelk, gelijk<br />

let Carnaval in Europa, aan openbare vreugde<br />

gewijd is. Zoo lang dit feest duurt, houdt alle<br />

arbeid op. Men brengt elkander gelukweuschen<br />

en geschenken, en geeft zich aan vermaak en uitspanning<br />

over. Te Constantinopel Avordt dit feest met<br />

het geschut van het Serail en met krijgsmuzijk bekend<br />

gemaakt. Alsdan begeven zich de Rijksgrooten en<br />

Staaisbeambten in staatsie naar den Grooten Heer,<br />

om hunne gelukwenschingen aan den voet des<br />

s ie brengen. Vijanden moeten zich op dit<br />

feest Aveder met elkander verzoenen ; en bij vrienden<br />

en goede kennissen, die elkauder op de straat O<br />

ontmoeten, gaat het gewone 'sSalam-aleiltom met<br />

eene hartelijke omhelzing gepaard ; Avant niemand<br />

kan dit feest behoorlijk vieren, Avannecr hij niej;<br />

(60). Ramadz bclcckcnt hitte.


— i66 —<br />

met al zijne vijanden volkomen verzoend is (70.)<br />

Het kleine Beiram-feest, den 10 dezer Dzoelkihadja,<br />

(ook areboe-Korbat of Id-el-Korbat genoemd),<br />

is een offerfeest, ter gedachtenis van de<br />

offeranden, welke de Mekkasche bedevaartgangers,<br />

op het voorbeeld van MAHOMED, in het dal<br />

van Mina (Meidan), op dezen dag plegen. Op<br />

dit feest slagt men een schaap, en onthaalt eikanderen<br />

daarop, terwijl men het overschot aan<br />

de armen uitdeelt.<br />

Deze bedevaart naar Mekka is nadrukkelijk door<br />

MAHOMED bevolen geAVorden ; doch dit zoude<br />

Waarschijnlijk nimmer geschied zijn, indien de<br />

geAvaande profeet had kunnen voorzien, dat zijne<br />

leer zich over geheel Indië zoude uitbreiden. Het<br />

zoude, gelijk ik reeds voorheen aangemerkt heb,<br />

zeer Avenschelijk zijn , dat deze pelgrimaadjes in<br />

de Nederlandsche bezittingen konden afgeschaft<br />

Avorden. De terug gekeerde pelgrims zijn do<strong>org</strong>aans<br />

nog veel bijgelooviger dweepers, dan zij te<br />

voren waren, en hun getal is aanzienlijker, dan<br />

men wel zoude gelooven. Volgens eene opgave<br />

in het Sincapoor Chronicle, waren in 1824 niet<br />

minder, dan 900 bedevaartgangers uit den Indischen<br />

Archipel, te Mekka, bij elkander. Waarlijk!<br />

zulk een corps van heeihoofdige moslims<br />

kan niet zeer bevorderlijk voor den invloed en de<br />

belangen der ongeloovige Nederlanders in Oost-<br />

Indië zijn.<br />

(70) De Christenen en vooral de Joden zijn bij<br />

deze gelegenheid in Constantinopel niet zelden aan<br />

mishandelingen van het baldadige volk blootgesteld.


— 167 —<br />

TWAALFDE HOOFDSTUK.<br />

Reisje naar Batjan. — Korri-KorrPs van den<br />

Sultan van Ternate. — Installatie van eenen<br />

nieuwen Sultan van Batjan, door den Heere<br />

NEYS. — Het fort Barneveldt. — Droevig einde<br />

van den Luitenant OULINES. — De Kerk. —<br />

De schoolmeester, — De Sergeant SERANI. —<br />

Huwelijk en bruiloft. — Terugreis, — Tidore. —<br />

Groote welvaart van dat eiland. — De Pottelakker.<br />

«— Terugkomst te Ternate. Bergbeklimming,<br />

Afscheid van Ternate.<br />

D<br />

.<br />

e Sultan van het naburig eiland Batjan, (een<br />

der vijf eigenlijk gezegde Moluksche eilanden),<br />

was? voor eenigen tijd overleden, en de Heer<br />

KEYS, Resident van Ternate, had reeds, voor<br />

eenen geruimen tijd, van deze gebeurtenis aan<br />

het Gouvernement-Generaal te Batavia kennis gegeven,<br />

te gelijker tijd opgevende, Avie van de<br />

Rijksgrootcn van Batjan hem, tot de opvolging<br />

van het bewind, het meest geschikt voorkwam,<br />

M


— i68 —<br />

en dezen, die een Prins van den bloede Avas,<br />

ßevolgeliikjtot.nieuwen Sultan voordragende.<br />

Wijssclijk heeft het Nederlandsche Gouvernement<br />

de aanstelling van de inlandsche Vorsten,<br />

overal Avaar deszelfs invloed eene gelukkige meerderheid<br />

bekomen heeft, aan zich voorbehouden;<br />

ware zulks het geval niet, zoo zouden<br />

niet alleen deze Vorsten en hun talrijk kroost<br />

elkander zonder ophouden uit Avangunst en argwaan<br />

den oorlog aandoen , en derhalve de bevolking<br />

ann onafgebro'kenc rampen blootstellen ; maar<br />

ook zoude niet zelden het'inlnndsch'opperbestuur<br />

m handen komen, die niet alleen de ongelukkige<br />

bevolking onder het pijnlijkst juk zouden knellen,<br />

maar ook elke gelegenheid te baat nemen, om<br />

zich aan het, met hunne grondbeginselen zoo<br />

strijdige, Nederlandsche Gouvernement te onttrekken.<br />

De Heer "NEYS had nu van het Gouvernement-<br />

Generaal te Batavia, de goedkeuring zijner voordragt<br />

ontvangen, met autorisatie om den door<br />

hem vo<strong>org</strong>edragen Prins, bij voorkomende gelegenheid,<br />

in zijne waardigheid als Sultan plegtig<br />

te installeren.<br />

Dit gaf aanleiding tot het springtogtje naar Batjan,<br />

hetwelk een der vermakelijkste binnenlandsche<br />

reizen geweest is, welke ik in Nederlandsch<br />

Indië immer gemaakt heb. De Heeren z. SCHROOI-<br />

JESTEIN en c. BOERS, met welke ik reeds het genoegen<br />

heb gehad mijnen geachten Lezer bekend<br />

te maken, zouden den Heer Resident vergezellen.


— i69 -*-..<br />

Ook eenige dames Avilden onze reisgenooten. zijn,<br />

en wanneer men hierbij in aanmerking neemt j<br />

dat de hoofdpersoon van deze vermakejijko expeditie,<br />

de Heer KEYS., eene zeer uitgebreide kunde<br />

vereenigde mee eenen zeer a.angenamen omgang,<br />

Avaaruit even veel nut als vermaak te scheppen<br />

Avas, -zal men zich kunnen voorstellen, hoe Avelkom<br />

mij. de uitnoodiging moest zijn, om aan dit<br />

springtogtje deel te nemen.<br />

Spoedig waren de noodige toobereidselen daartoe<br />

gemaakt. Voor veerden dagen proviant, eenige vaten<br />

beschuit en een paar kisten Avijn, benevens een<br />

koffertje met kleederen , ziedaar Avaayuit onze geheele<br />

uitrusting bestond. Veel bagagip konde men<br />

Ook niet mede nemen , alzoo de ruimte in onze<br />

vaartuigen zeer gering Avas.<br />

De llotille bestond , namelijk , uit zoogenaamde<br />

korri-korri's, welke de Sultan van Ternate aau<br />

den Heer Resident voor dezen logt afgestaan, eu<br />

met zijn eigen volk bemand had. Deze vaartuigen<br />

zijn zonder kiel, geheel plat, en echter van boven<br />

van een ruim lokaal met een dak van atap (71)<br />

voorzien , | meestal uit twee vertrekken beslaande,<br />

die ruim genoeg zijn, om het noodige huisraad,<br />

bed, tafel, stoelen, enz., ie bevatten. Ter, wederzijde<br />

van dit Woonhuis, Avant hier naar heeft<br />

het ;veel gelijkenis, zijn eene, soort van smalle<br />

gangen van bamboes aangebragt, Avaar de roeijers<br />

. (71) Zie Deel I, bl. 180.<br />

L 5


— ïjro —<br />

op hunne lurken zitten. Zij gebruiken geene riemen<br />

, maar , volgens het meer gemakkelijk Oost-Indisch<br />

gebruik, zoogenaamdepagaaijen (72), of korte<br />

riemen met zeer breede lepels. Deze roeijers zitten<br />

zoo laag, dat hunne beenen, en somtijds het<br />

halve lijf, bij de minste overhelling van de korrikorri<br />

onder water geraken. Ofschoon nu zulk een<br />

vaartuig tamelijk breed is, zoo als uit de groote<br />

ruimte van het paviljoen gemakkelijk is af te leiden<br />

, is het echter zeer onderhevig aan omkantelen.<br />

Om dit te verhoeden loopen van beide kanten<br />

(van stuurboord en bakboord) dwars- af tAvee<br />

staken van dik bamboes ter lengte van vijf of zes<br />

voet buiten het vaartuig op gelijke hoogte van het<br />

water. Aan deze dAvarS-staken zijn wederom twee<br />

of drie dikke bamboes-staken langscheeps bevestigd,<br />

en deze stukken bamboes, die, gelijk men<br />

weet, van binnen hol zijn, dienen als drijfboeijen<br />

, om de korri-korri in evemvigt te houden. Inhet<br />

algemeen zijn de kanoos of praauAVtjes in do<br />

Moluksche wateren van zulke bamboezen voorzien ,<br />

en daardoor voor alle gevaar beveiligd, Avanneer'<br />

slechts z<strong>org</strong> wordt gedragen, dat deze drijfboeijen<br />

Biet los kunnen raken.<br />

Toen wij ons aan boord van deze korri-korri<br />

begaven , ging telkens , Avanneer een van ons gezelschap<br />

daar op overstapte, een roeijer aan de<br />

tegenovergestelde zijde staan, om te beletten , dat<br />

(72) Van het Avoord penggaijan of orang-penggaijan,<br />

da|t een roeijer'beteekent.


— IJl —<br />

wij, door de overhelling, die altijd nog in geringen<br />

graad plaats heeft, niet met de voeten in het<br />

water zonken. De bagagie en ook de reizigers<br />

moeten altijd op de kleinere korri-korri's derwijze<br />

geplaatst zijn , dat het vaartuig min of meer<br />

het evenwigt behoudt.<br />

Zoodra wij ons op deze flotille behoorlijk geïnstalleerd<br />

hadden 3 staken de roeijers, die allen<br />

alforen waren , onder een luid geroep van welai<br />

wela! waarmede zij bij het pagaaijen de maat<br />

hielden, van land. Op hetzelfde oogenblik Averd<br />

door een half dozijn Ternatanen achter bij het<br />

roer een verschrikkelijk orchest van gonggongs<br />

aangeheven, Avaarvan het verdoovend geraas dienen<br />

moet, om de roeijers aan te vuren, die inderdaad<br />

ook niet alleen met eene ongeloofelijke<br />

snelheid pagaaijen, maar zulks ook verbazend lang<br />

achtereen kunnen uithouden , Avant bij stil weder<br />

of tegenAvind, waarbij men natuurlijk van het<br />

emmerzeil (het eenige, dat op deze vaartuigen bestaat)<br />

geen gebruik kan maken , roeijen zij onafgebroken<br />

dag en nacht door.<br />

Menigmaal staarde ik met venvondering op deze<br />

goede alforen , en zoo zich immer een sprekend<br />

bewijs heeft opgedaan, dat de mensch in den eenvoudigen<br />

staat der natuur met zeer weinig te vredert<br />

kan leven, was het de levenswijze van deze arme<br />

lieden. Dagelijks Avas hun voedsel het zelfde ,<br />

te weten, enkel sago, in vierkante koekjes, gelijk<br />

bij ons te land de chocolade , gebakken, en tot<br />

toespijs een weinig gedroogde (en gezouten) visch,


— -172 —<br />

in smaak en toebereiding niet ongelijk aan onze<br />

gedroogde schol. De sagokoekjcs Aveekien zij in<br />

zeeAvater, en ziedaar hunnen maaltijd gereed. De<br />

r Resident NEYS had echter eenige zakken rijst<br />

voor deze goede menschen medo genomen, en het<br />

Avas aandoenlijk te zien hoe de uitdceling daarvan<br />

e eenvoudige alforen verheugde, hoe dankbaar<br />

.zij voor dit schamele geschenk waren , en hoe dit<br />

beAvijs van goedheid van den 'aanzienlijken Toewan<br />

deze zoogenaamde Avilden aanvuurde, om met<br />

verdubbelde inspanning van krachten door ver-<br />

moeid en ijverig rocijen , de reis van hunnen vvel-<br />

doener te bespoedigen. Hij v die deze menschen ,<br />

\n hunne eenvoudige vergenoegdheid en schulde-<br />

looze goedharliglieid heeft gade geslagen, kan<br />

bezwaarlijk gelooven, dat de mensch uit zijnen<br />

aard bedorven en lot kwaaddoen genegen is.<br />

Op deze Avijze kwamen wij binnen vijf dagen te<br />

Batjan, hetwelk, gelijk bijna alle Moluksche eilanden,<br />

grootcndeels uit steile bergen en valleijen bestaat,<br />

en daardoor van alle kanten een fraai voorkomen<br />

heeft. Het eiland is eigenlijk een onderhoorig<br />

vorstendom van den Sultan van Ternate, en de<br />

Vorst van. Batjan is zijn vasal. De oude Sul-<br />

tan van Batjan onlangs overleden zijnde, Averd<br />

wjn zoon, zijnde de oudste van 38 kinderen,<br />

pjegiig door den Heer NEYS , uit naam van don<br />

Gouverneur-Generaal, lals troonsopvolgcr geïnstal-<br />

leerd. Do jonge Vorst wcos bescheidenlijk den<br />

titel van Sultan, en zelfs dien van Radja (Ko-<br />

ning) van de hand, en verzocht, dat het hem<br />

ver-


t<br />

- I73 —<br />

vergund mögt Avezqn , gçcn' anderen. titel, 'dan;<br />

dien van Panghoeloe, (dat eenvoudig Opperhoofd.<br />

of Meester te zeggen is), te dragen. Eene zedig-<br />

heid, die inderdaad bij een 'Indisch iVorstzeld-<br />

zaam voorkomt, ab/.oo verre de meestcn zich zeer<br />

veel aan rangen en titels laten gelegen liggen.<br />

Deze installatie had plaats in het Nederlandsche<br />

fort, Barneveldt genaamd,:hetwelk een kleine vijf-,<br />

hoek is, doch zeer goed ingerigt, om eeneu aan-<br />

val van inlanders te Avederstaan. Hoe klein dit,<br />

fortje ook zij, het was van alle benoodigdheden<br />

zeer Avel voorzien. Binnen de poort is een zeer die-<br />

pe pul, die altijd uitmuntend drinkwater .oplevert;<br />

ook geleidt een onderaardsche gang naar buiten,<br />

door middel van eenen geheimen uitgang, diè-<br />

thans , als onnoodig, geheel gesloten is.. Het<br />

fortje Barneveldt is oorspronkelijk door. de Portu-<br />

gezen hier aangelegd, en vervolgend door de Ne-<br />

derlanders in bezit genomen.<br />

Bij de installatie van den Sultan had Aveinig be-<br />

langrijks plaats. De Resident herinnerde hem zij-<br />

ne verpligtingen aan het Nederlandse! Gouverue-<br />

ment, nam hem i den eed van getrouwheid af, en<br />

plaatste hem-de kroon op het hoofd. .-Deze laatste<br />

Avas van bordpapier gemaakt, en met: een ige edele<br />

gesteenten en kleine pareltjes versierd. De Regalia<br />

van den overledenen vorst waren van evenredige<br />

waarde. Zijn nagelaten toilet had veel overeen-<br />

komst, Avat de hoeveelheid betreft, met dal van<br />

FREDKRIK. den' Grooten. De overige totale nala-<br />

I -t-\<br />

30M


— 174 —<br />

tenschap mag omtrent 700 Sp. matten bedragen<br />

lebben.<br />

Even buiten bet fort Barneveldt, vertoont zich<br />

eenzaam en somber, de eenvoudige uit Avitten steen<br />

opgerigte tombe van een' ongelukkigen jongeling,<br />

die, omtrent een jaar voor onze aankomst op dit<br />

eiland, het slagtoffervan de ijverzuchtige woede eens<br />

inlanders werd. Zijne geschiedenis mag aan onervarene<br />

, jeugdige Europeanen , die zich in deze gewesten<br />

nederzetten, tot een waarschuwend voorbeeld<br />

strekken.<br />

De Luitenant OUXINES Avas jong, had eene<br />

beschaafde opvoeding genoten; en was altijd<br />

de hoop zijner ouderen geweest. Van Ternate<br />

was hij henvaaris als Kommandant van de<br />

bezetting gedetacheerd. Reeds sedert een' geruiman<br />

tijd had hij in zijne bijzondere dienst, als<br />

oppasser, een' Korporaal, zijnde een inboorling<br />

van Menado, en MINGO genoemd. De vrouAV<br />

van dezen Korporaal was insgelijks dagelijks bij<br />

den Luitenant aan huis, om eenig huiswerk te<br />

verrigten, en zijn linnengoed in orde te houden.<br />

De vrouwen van Menado zijn in het algemeen<br />

in den Indischen Archipel, wegens hare bekoorlijkheden<br />

, blankheid, Avelgemaaktheid en begoochelende<br />

aanminnigheden niet minder beroemd,<br />

dan die van de eilanden Bali en Nias,- en de<br />

gade van MINGO muntte nog onder hare landgenooten<br />

in schoonheid uit, Avaarom men haar ook<br />

MOETJARA (eene parel) noemde. De. Luitenant


— ij5 —<br />

had reeds te Ternate het ongeluk gehad, van op<br />

deze betopverende MOETJARA smoorlijk verliefd te<br />

worden; doch alzoo de Koi'poraal MINGO aldaar<br />

met zijne vrouw binnen het fort gekazerneerd<br />

Avas, en de Heer OULINES buiten hetzelve woonde,<br />

had deze drift nog geene zeer diepe wortelen<br />

geschoten. Te Batjan, Avaar de Luitenant geheel<br />

meester was , vond hij Aveldra bij zijne bekoorster<br />

gehoor, en het duurde niet lang of MINGO Avas<br />

van alles verwittigd. Deze Indiaan handelde in<br />

dit geval aanvankelijk zoo verstandig, dat hij menigen<br />

Europeaan, die in dergelijke netelige omstandigheden<br />

verkeert, tot voorbeeld hadde mogen strekken.<br />

Ofschoon hij, naar de inlandsche wijze en Avel bij<br />

S,emando Çj3) met MOETJARA gehuwd Avas, verloor<br />

hij den militairen eerbied jegens zijnen<br />

Chef niet uit het oog, maar begaf zich beleefdelijk<br />

bij den Luitenant, met verzoek, dat hij hem naar<br />

Ternate geliefde terug te zenden ; dat hij , van<br />

zijne vrouw venvijderd zijnde, wilde trachten<br />

haar te vergeten, en hij Luitenant gevolgelijk ongestoord<br />

in het bezit van deze Syrene zoude kunnen<br />

blijven. Ongelukkig wees de Heer OULINES<br />

dit zeer gematigd en billijk verzoek van de hand,<br />

ofschoon MINGO hem met fonkelende,oogen ver-v<br />

klaarde , dat het hem door het hart sneed , van<br />

de trouweloosheid zijner vrouAV dagelijks getuige<br />

te moeten zijn, en dat hij zulks met geene mogelijkheid<br />

zoude kunnen verdragen. De Luitenant<br />

(70) Zie Deel I, blz. 101.


— 176 —<br />

Wàs" ohvoofzign'g genoeg zijn' vijand te gering te<br />

achten, en sloeg deze ingewikkelde bedreiging<br />

ligtzinnig iri den Avind.<br />

MINGO Avas van dit oogenblik af van zijne vrouw<br />

gescheiden, en Avildè haar niet meer toespreken.<br />

Hij Avas altijd in" e'erien staat van'mijmering, en<br />

bij enkele poozen luidruchtig (krankzinnig) vrolijk.<br />

Een' inlandsen Sergeant, in het fort Barneveldt,<br />

maakte den Luitenant opmerkzaam op deze gevaarlijke<br />

gemoedsgesteldheid, en gaf hem den Avelmcenendenraad,<br />

om den Körrioraal, bij eerstvoorkomende<br />

gelegenheid, naar Ternate terpg te zenden,<br />

en hem, tot dat zich die gelegenheid zoude<br />

opdoen', in verzekerde bewaring te stellen. Vergeefs;<br />

de Heer OULINES geloofde niet,'dat hij<br />

Van. zijnen oppasser iets te vreezen konde hebben.<br />

Hij omzag zich niet, in de tegenwoordigheid van<br />

MINGO, met MOETJARA te kouten én te kortSAVijlen,<br />

en aldus de minnenijd van dch ongelukkigen Korporaal<br />

ten hoogsten top te voeren, en door aanhoudende<br />

terging eindelijk tot razernij te doen<br />

Overslaan. ' " ,<br />

Op zekeren dag stond de Luitenant des m<strong>org</strong>ens,<br />

kortma dat hij Avas opgestaau, hij het open<br />

venster van zijne slaapkamer, en speelde met eeii' :<br />

kleinen aap, dien hij van Ternate had medegëbragt.<br />

Aan de tafel stond MOETJARA en AVas bezig<br />

met eenig linnengoed te strijken. OnverAvachts<br />

en ongemerkt sluipt MINGO achter den Luitenant,<br />

en brengt hem van achteren met een zeer groot<br />

mes een' steek toe, die voor aan de borst Ayeder


I<br />

— 177 —<br />

uitkwam. Schoon doodelijk getroffen, keert de<br />

Heer OULINES zich om, en heeft nog de kracht<br />

om met den moordenaar te worstelen , en Ierwijl<br />

hij magteloos nederzijgt, dezen met zich op<br />

den grond te Averpen en vast te klemmen, tot dat<br />

e misdadiger, door de toespringende militairen,<br />

.gevat en gebonden wordt. — Een uur daarna<br />

was de Luitenant niet meer in leven. — MINGO is<br />

van de doodstraf vrij verklaard geAVorden.<br />

Eén kwartier uur gaans van het fort Barneveldt<br />

strandAvaarts, ligt de kampong Batjan, die<br />

uit omtrent tweehonderd net gebouwde en, naat<br />

de Indische wijze, door kanarie-, Avilde oranje- i,<br />

tamarinde, kokos- en pinangboomen belommerde<br />

Woningen bestaat, Avaarvan sommigen van planken<br />

en anderen van enkel bamboes zijn gebouAvd ,<br />

terwijl alleen het verblijf des Sultans, dat mede een<br />

vierde uurs van de stad gelegenes, een 'groot steenen<br />

gebouw is. Ruim de helft der inAvoners,<br />

die omtrent 1100 in getal zijn, belijden de Christelijke<br />

Godsdienst, en deze omstandigheid is de<br />

beste waarb<strong>org</strong> voor de duurzaamheid van het bezit'van<br />

dit kleine, doch, in meer dan één opzigt,<br />

gansch niet onbelangrijke eiland. Dat de<br />

Vorst van Batjan af hankelijk is van den Sultan van<br />

Ternate, (welke laatste, gelijk-ik heb aangemerkt,<br />

met meer opregtKeid aan het-Nederlandsen Gouvernement<br />

verkleefd is, dan nïen van een' Maliomedaansch<br />

Vorst zoude verwachten), heeft een'<br />

günstigen invloed op zijn bestuur,.en ik hebaiergens<br />

eene plaats aangetroffen, Avaar Mahomedanen<br />

M


mr- IJÖ as-<br />

en Christenen zoo eensgezind en vriendschappelijk<br />

met elkander omgaan als te liatjan.<br />

_ Halfweg het fort en de kampong is eene Christenkerk,<br />

die, klein, doch eenvoudig net gebouwd<br />

is, en waartoe, blijkens een opschrift voor tk'u<br />

ingang., de grond gelegd is geworden door den verdienstelijken<br />

Predikant VAN DEN BIJXLAART. Wij<br />

woonden des Zondags de godsdienstoefening bij. De<br />

predikatie werd gehouden dopr een'" inlandschen<br />

schoolmeester, die hier te gelijker tijd Predikant<br />

is. Ik had hier gelegenheid, om de beeldrijke<br />

Kracht van uitdrukking der Jïoog-Maleische taal<br />

zoo yte], »Is de kunstelooze welsprekendheid van<br />

jlen eenvoudigen Evangeliedienaar, te bewonderen»<br />

De Gemeente was geheel aandacht, en zoude menig<br />

een auditorium ijn Europa beschaamd hebben<br />

gemaakt.<br />

Den yolgenden m<strong>org</strong>en gaven wij dezen Predikant<br />

een bezpek in zijne woning, Avaar hij een geheel<br />

ander figuur maakte, In plaats van met zijnen<br />

zwarten rok (van katoen, wijl het zeer geringe<br />

traktement, van a *4 ropijen per maand, deze<br />

nuttige lieden niet toelaat , een kleed van laken<br />

ie bekostigen) en yijftigjarig vilten hoedje, was<br />

4e goede man thans en profond négligé, blootsvoets<br />

, met kabaai en sarong , geheel, op de Indische<br />

wijze getooid. De Batjansche jeugd was<br />

rondom den Leeraar verzameld, want deze hield<br />

heden, gelijk eiken Maandag, aan zijn huis Catechisatie.<br />

Met ongedwongene gulheid ontving hij<br />

ons, doch zonder zich in het minst in zijne belangrijke<br />

taak te laten storen. De ) jonge lieden


— r79 —<br />

beantwoordden zijne ^vragen zeer juist, én wanneer<br />

de goede Leeraar den èenen of anderen al<br />

eens eeiie teregtwijzing moest geven, geschiedde<br />

zulks met zoo veel minzaamheid , dat wij over dit<br />

tooneel niet alleen ten uiterste voldaan ^ maar ook<br />

levendig getroffen waren. Ik herinnerde mij het<br />

tafreel van GOLDSMITH'S Country-Clergyman. Hoe<br />

Wenschelijk zoude het bestaan van soortgelijke<br />

scholen in al onze Indische bezittingen niet zijn,<br />

en waarom bepaalt zich deze inrigting schier al-t<br />

leen tot de afgelegene Moluksche gewesten !<br />

Wij hadden onzen intrek genomen bij den Sergeant<br />

SERANI , die het opzigt over de Christenbevolking<br />

voerde. Deze man was hoog bejaard, en<br />

vertoonde ons met zijne echtgenoote het ware afbeeldsel<br />

van PHILEMON en BAUCIS , welke hij ook<br />

;n vriendelijke gastvrijheid evenaarde. Al waç<br />

zijne kleine woning bevatte, werd ons in een<br />

oogenblik tijds aangeboden; doch de gulhartige<br />

man deed noodelooze moeite. De Heer NEYS had<br />

zich niet alleen wel voorzien van al wat tot eene'<br />

goede tafel noodig is, maar had ook zijne eigene<br />

koks met zich genomen, zoodat de goede Sergeant,<br />

in plaats van de minste overlast van zijne<br />

gasten te lijden, integendeel dagelijks heerlijk geiracteerd<br />

werd. Bij ons afscheid, dat zeer harte-j<br />

hjk'was, schonk de Heer NEYS aan dit oude paar<br />

eene kist heerlijken wijn, om de goede Juidjes,<br />

op den avond van hun leven, tot-eene hartster-t<br />

kende lafenis te verstrekken. De Sergeant SE-<br />

RANI verzocht mij, om, alvorens wij het eiland<br />

M 2


— i8o —<br />

.verlieten , ter gedachtenis van de eer, welke hem<br />

door dit bezoek was aangedaan, een opschrift ho-<br />

ven zijne deur te plaatsen, behelzende eenvoudig-<br />

Jijk, dat de Heer Resident NEYS , met zijn gezel-<br />

schap, drie dagen met genoegen in zijne gastvrije<br />

Woning hadden do<strong>org</strong>ebragt. Toen dit opschrift,<br />

met bijgevoegde dagteekening, boven zijne deur<br />

prijkte, huppelde de oude man van blijdschap.<br />

c Ziedaar, geëerde Lezer ! eene kleine bijdrage<br />

tot de zeden dezer wilde volkeren. Mijne beschrij-<br />

ving is gebrekkig en flaauw, doch ik durf, uit<br />

vreeze van langdradig en vervelend te worden,<br />

niet langer stilstaan bij een onderwerp, over het-<br />

welk ik zoo gaarne mijne pen een' vrijen loop<br />

zoude laten, fj3) anders zoude ik duizend omstan-<br />

(75; Terwijl ik dit schreef, ontving ik het Nr.<br />

der Algem. Vaderl. Letteroef. , voor Maart 1828,<br />

waarin het Eerste Deel van mijn Reisverhaal beoordeeld<br />

wordt. Ik ben.den onbekenden Recensent grootelijks<br />

verpligt, voor den streelenden lof, met welken<br />

hij mijn werk gelieft te vereeren., en betuige hem<br />

hiervoor mij'n' hartelijken dank. Intusschen komt<br />

het hem voor, dat ik, van Java sprekende, het karakter<br />

der inboorlingen wat gevleid zoude hebben,<br />

omdat in de brieven van den Kolonel NAHOTS een<br />

minder gunstig tafreel van dat karakter word t opgehangen.<br />

Gemelde Recensent vergunne mij, hierop<br />

àan te merken , dat zijne opinie alleszins gegrond is,<br />

zonder nogtans mijn verhaal te wederleggen. De achtenswaardige<br />

en kundige Heer NAHUYS spreekt, namelijk,<br />

hoofdzakolijk van de Javanen in de Vorsten-


— i8i —<br />

digheden kunnen aanhalen, die geene sierlijke<br />

noch opgesmukte beschrijving zouden noodig heb-,<br />

ben, om U, op de gunstigste wijze, voor deze<br />

inlandsche bevolking in te nemen.<br />

Voor dat wij Batjan verlieten , kwam de Sergeant<br />

SERANI, ons- berigten, dat zijn kleinzoon;<br />

sedert eenigen tijd, vurig wenschte in den huwelijken<br />

staat te treden met een meisje j'hetwelk hij.<br />

reeds sedert een paar jaren bemind had, en dié<br />

thans , gelijk de Duitschers zeggen , in guter Hoffnung<br />

was. Nu bood zich zulk eene schoone ge-;<br />

legenheid aan, om in de tegenwoordigheid en als<br />

onder het voorzitterschap van den Heer Resident<br />

dit huwelijk te doen voltrekken. Aan dit verzoek<br />

Averd gereedelijk voldaan , en in ons aller tegenwoordigheid<br />

, ook van de dames , werd, ten.<br />

huize van den ouden Sergeant, de plegtigheid<br />

door den reeds gemelden schoolmeester en predikant<br />

met alle staatsie ten uitvoer gebragt, waarna<br />

de jonggehuwden , die zeer lief waren uitgedost ,<br />

met de grootste blijdschap, en na vele dankbetuigingen<br />

aan den Heer NEYS, huiswaarts huppelden.<br />

— De oude Sergeant verhaalde ons, dat het<br />

bij de Christen inboorlingen algemeen gebruikelijk<br />

was, niet te huwen, voor dat zij het voornitzigt<br />

hadden van eerlang met een pand hunner<br />

liefde gezegend te zullen worden. Tot zoo lang<br />

landen, die nog onder het ellendig bestuur van den<br />

Sultan en den Soesoehoenan gebukt gaan, en geheel<br />

andere menschen zijn dan de Javanen, die onder den<br />

invloed van hel Nederlandsen Gouvernement leven.<br />

M 3


— :8a —<br />

blijven zij wel zamen wonen, doch enkel op dea<br />

voet van minnaar en minnares.<br />

Na een .hartelijk afscheid van de oude luidjes y<br />

begaven Avij ons. Avederom in onze korri-korri's,<br />

en onder- een verschrikkelijk gedruis van zware<br />

gonggongs en bekkens, Avelke met het gewone<br />

wcla ! wela ! vergezeld , de snelle slagen der pagaâijers<br />

noch sneller deden schijnen , Avaren wij<br />

in zeer korten tijd buiten het gezigt van dit bevallig<br />

eiland, waar wij zoo veel vermaak hadden<br />

genoten.<br />

Te Tidore leiden wij een bezoek bij den Sultan<br />

al , die in een paviljoen geheel aan zee gelegen,<br />

ons met vele ceremoniën ontving en op een zeec<br />

goed collation onthaalde, waarvjin ik geene melding<br />

zoude- maken , indien het niet aanwees , dat<br />

de inlandsche vorsten in de Molukkos , gelijk enkele<br />

Javaansche prinsen, zeer wel met onze zeden<br />

en gebruiken bekend zijn. Het collation' Avas<br />

geheel op de Euxopesche wijze gereed gemaakt,<br />

en zoude aan de tafel van menigen 'aanzienlijken<br />

Heer te Batavia eer hebben gedaan.<br />

Het eiland Tidore is zoo fraai als Ternate, en<br />

draagt meer blijken van volksAvelvaart dan eenig<br />

ander land onder het bestuur vau.een Aziatisch<br />

vorst, hetAvclk ik, immer heb te zien gekregen,<br />

De Sultan van Tutore loeft thans in de beste verstandhouding<br />

met dien van Ternate' zoowel als<br />

met het Ncderlandsche Gouvernement. Hij is een<br />

verlicht ,eiv beschaafd, man , en niet gelijk de yorsicuop<br />

Java,cn veelal elders, cen hcethoofdigcMaho^


— i8î —<br />

medaansche dwingeland. Alles leeft en werkt en<br />

is vergenoegd op het eiland Tidore. Voor de<br />

huizen, onder de virandas, Aveven en spinnen<br />

vrouAven en mans het lijnAvaad voor hunne Meeding<br />

; hier maken de mannen netten tot de visch"<br />

Vangst, ginds bebouAven zij het land ; hier leert<br />

eene moeder hare kinderen het Arabisch-Maleisch<br />

alphabet , daar ondenvijst zij hen in het lezen en<br />

schrijven ; in een woord, Tidore overtreft in dit<br />

opzigt alle Indische plaatsen, die door inlandsehe<br />

vorsten geregeerd worden.<br />

Op het eilandje de Pottebakker genoemd, vlak<br />

bij Ternate i gelegen , bezigtigden wij de talrijke<br />

pottenbakkerijen, waarvan dit eiland, dat eigenlijk<br />

Mo tir heet, den bovengemelden naaip verkregen<br />

heeft. De inwoners zijn allen pottenbak-<br />

, en voorzien de naburige eilanden van rood,<br />

zwart en allerlei andere soorten van grof aardewerk<br />

, hetwelk zij tot zeer geringen prijs en van<br />

zeer goede hoedanigheid vervaardigen.<br />

Den volgenden dag liAvamen Avij met onze flotille<br />

Wederom te ~Terhate , waar men onze nadering ,<br />

door het in de verte reeds hoorbare geraas en geschrceuAV<br />

op de korri-korri's reeds lang voor onze<br />

.aankomst vernomen had. Hoewel ons reisje zeer<br />

vermakelijk Avas geweest, vonden Avij echter, dat<br />

.rust na vermoeijenis dubbel zoet is. Men is US<br />

zoo aan gemak gcAvoon, dat de huishouding<br />

in.de enge kajuiten der korri-korri's, gedurende<br />

'zoo véle dagen, als eene Avczenlijkö campagne<br />

koude aangemerkt Avorden. '<br />

M 4


— i84 —<br />

Gedurende mijn verblijf te Ternate had ik ver-<br />

scheiden malen een togtje naar het een of ander<br />

gedeelte van het 7 gebergte gedaan. Voor de ge-<br />

vestigde Europeanen was zulk eene expeditie reeds<br />

te weinig nieuw, om hen niet tegen de onaf-<br />

scheidelijke vermoeijenis te doen opzien. Onder<br />

de" Engelsche Whalers (76), echter, waren er<br />

velen , die, door Aveetgierigheid gedreven, "gretig<br />

de gelegenheid omhelsden, om het verrukkelijke<br />

gezigt van deze ontzaggelijke hoogte te genieten",<br />

en hier en daar nuttige opmerkingen te doen.<br />

Onder de jonge lieden waren ook de Heeren<br />

Med. Dr. ,A. FLENTROP, Secretaris BOERS, en de<br />

jonge Heer w. SCHROOIJESTEIN, gaarne'hij deze<br />

partijtjes;. In zulk een talrijk gezelschap Averd<br />

een uitstapje naar het bergland een dubbel ver-<br />

maak. Nu eens begaven Avij ons naar het yvacht-<br />

huis,- bij den Telegraaph, dan eens naar de tui-<br />

(76) Deze Whalers of Walvischvaarders . drijven<br />

handel in allerlei fahrijkgoederen, staalwerken , lakens,<br />

manufakluren, horologies en vele andere artikelenk<br />

De handel wordt hun gemakkelijk gemaakt.,<br />

door de bepaling , dat zij, in geval zij zeeschade<br />

hebben ondergaan, tot concurrentie der kosten van<br />

reparatie, anker- en havengelden , enz. een gedeelte<br />

hunner goederen mogen verkoopen. Over het algemeen<br />

laten deze Whalers hunne waar tot veel minderen<br />

prijs los, dan onze Nederl. Koopvaarders , die<br />

van Batavia herwaarts komen, welke laatsten gevolgelijk<br />

hierdoor geen' geringen afbreuk lijden.


— i85 —<br />

Hen van MOHAMMAD HOSSEIN , dan weder naar<br />

het een of andere gehucht, en, nadat Avij den<br />

dag met gezonde beweging, met Avandelen, en<br />

jagen, en bij afwisseling met rust en verkwikking<br />

hadden do<strong>org</strong>ebragt, kuijerden wij tegens den<br />

avond Avederom strandwaarts.<br />

- Op verzoek van eenige Europesche Heeren, hacl<br />

de Sultan van Ternate de vriendelijkheid gehad,<br />

door zijne Alforen,' geheel op den naakten kruin<br />

van dezen Kolossalen berg, een gemakkelijk planken<br />

Avoonhuis te doen oprigten. Met een talrijk<br />

gezelschap, AVaarbij zich eenige jonge inlandsche<br />

Prinsen, van des Sullans familie, gevoegd hadden<br />

, begaven wij ons , een paar uren voor zonopgang,<br />

derwaarts op- Aveg, met het voornemen<br />

om, op den top des bergs, eenige dagen te ver-<br />

_ toeven.<br />

Omtrent een uur gaans kan men zich van paarden<br />

bedienen, doch hooger komende is het veiliger,<br />

van zijne voeten gebruik te maken. Langs<br />

smalle voetpaadjes kronkelt zich de Aveg door afwisselende,<br />

bosschen van kanarie-, vvilde manga-,<br />

sago- en vele andere boomen., door vruchtbare<br />

vlakten en door Avoest en steil gebergte. Verschrikkelijk<br />

zijn hier en daar de diepe afgronden ,<br />

langs Avelke het voetpad somtijds zeer digt heen<br />

loopt. Twee of drie rivieren vonden wij in dit<br />

seizoen, nadat er sedert eenige maanden geen'<br />

regen gevallen. Was, geheel droog, en wij aanschouAvdeii<br />

met verbazing 0p de bedding derzelve,<br />

de ontzettende steenklompcn, Avclkte de stroom<br />

M 5


— 186 —<br />

in den regenmoeson met zich had voortgesleurd.<br />

Van tijd tot tijd kwamen ons Bergbewoners te<br />

gemoet, die, met penen geoefeuden ligten tred i,<br />

naar de stad gingen, om de vrachten van hunne;<br />

velden ter markt te brengen,, en die des avonds,<br />

toen Avij stadAvaarts wandelden , nogmaals voorbij;<br />

trippelden, om Avèderom naar hunne, in de<br />

Avolken gelegene, woningen terug te keeren. Deze<br />

lieden bewijzen, door de gemakkelijkheid, Avaar-r<br />

mode zij schier dagelijks een marsch afleggen , die<br />

aan Europeanen zoo bezwaarlijk valt, de groote kracht<br />

der geAVOOijte, Avant het op- en afwaarts gaan<br />

scheen hnn even ligt te vallen, als ons eene Avau*<br />

deling op vlakken grond.. . .<br />

Onder Aveg bezochten, wij de grafplaatsen van<br />

een' Ternataanschen H e ih§ e etl zijne beide zonen*<br />

Dezelve bestonden, gelijk de meeste Mahomedaanisehe<br />

graven, uit een' enkelen hoop aarde, met<br />

tAvee overeind staande steenen. Piondom Avareu<br />

zeer hooge kanarieboomen geplant, die aan dif<br />

afgelegen oord een- àtatig en somber voorkomen<br />

gaven, tenvijl alleen het gekrijsch van eene ontelt<br />

bare menigte Avittc kakatoeas de diepe stilte "afbrak'.<br />

De inlanders , die ons .den. weg naar deze grafstedea<br />

gCAvezen hadden-, verzekerden ons, dat niemand<br />

ongestraft deze boomen konde beschadigen, etl<br />

dat zulk eene schennis altijd, door eene zAvarê<br />

ziekte, zoo niet door eenen spoedigen dood, ge^<br />

volgd werd» Een weinig hooger vonden wij éeuïge<br />

heele bronnen. Het Avaler stond iu kuilen ,<br />

die niet dieper dan zes of acht duimen Avaren',<br />

en


— 187 —<br />

en was niet zoo heet, dat men daarin de handen<br />

en voelen niet eenigen tijd lang houden kon.<br />

! Omtrent halfAveg is de berg zoo steil, en het<br />

pad zoo glibberig, dat het bijna onmogelijk voor<br />

eenen Europeaan is, daarop voonvaarts te komen.<br />

Hier werden Avij, op de armen der Alforen, in<br />

den letterlijken zin, naar boven gedragen, tot<br />

dat wij omtrent tAvee honderd schreden verder<br />

wederom van onze beenen konden gebruik maken.<br />

Doch nu Avaren wij ook blijde, dat AVIJ in de<br />

hut van eenen armen, doch vergenoegden landman<br />

eenige rust konden smaken, en ons met den<br />

medegenomen voorraad van gekookte rijst in<br />

pakjes van palmbladen, dinding of gedroogd hertevleesch<br />

en gedroogde visch, met eenen goeden<br />

teug Avijn, nieuwe krachten konden geven.<br />

Terwijl Avij hier op ons gemak den Avilden romanesken<br />

omtrek beschouwden, zagen Avij van<br />

den zeekant eene donkere Avolk, door eenen sterken<br />

westcAvind gedreven, op ons aansnellen, en,<br />

vijf minuten daarna, Avaren wij als in eene dikke<br />

vochtige mist gehuld, waardoor Avij de. nabijgelone<br />

hutten, aan de andere zijde van eene bergkloof,<br />

naauAvelijks meer zagen heenschemeren.<br />

Even zoo spoedig was deze wolk Avederom voorbij<br />

gedreven, doch in den tijd van weinige minuten,<br />

Avaren onze kleedcrcn zoo doornat geworden, da6<br />

wij' blijde-Avaren j ons van eenig linnengoed voorzien<br />

te hebhen, en spoedig van gewaad verwi;selden.<br />

t<br />

Nog voor dat do zon haar hoogste toppunt be»


— i88 —<br />

reikt had, bestegen wij den top. De beweging<br />

had ons verhit; doch zoodra wij hier een weinig<br />

uitgerust hadden, gevoelden wij eene snerpende<br />

doordringende koude, en een der jonge neven<br />

van den Sultan, die ons vergezelden, verzekerde<br />

ons, dat zelfs voor Europeanen een langdurig<br />

verblijf op deze hoogte geenszins gezond konde zijn,<br />

niet, uit hoofde van de koude, maar, wegens de<br />

vochtigheid van den grond, op den altijd oimvolkten<br />

kruin. De Avolken lagen thans verre beneden onze<br />

voeten , en hunne oppervlakte geleek volkomen naar<br />

eene onstuimige hoog opschuimende zee. Boven<br />

alle beschrijving verrukkelijk Avas het gezigt, wanneer<br />

de wolken zich van elkander verwijderden.<br />

Beneden ons, de geheele omvang van dezen kant<br />

des eilands , met de stad en het fort, gelijk op<br />

eene flaauw gekleurde landkaart. Regt voor ons<br />

het grootste Panorama, dat men zich met mogelijkheid<br />

kan voorstellen. Het oog strekte zich tot<br />

verre aan gene zijde van de omliggende eilanden ,<br />

en zelfs tot over het zeer groote en hooge Halma*<br />

heira uit, over hetwelk Avij de kleinere eilanden<br />

in het verschiet ontAvaarden. Sprakeloos van beAVondering<br />

staarden wij dit verheven tooneel aan, hetwelk<br />

even zoo min door mij naar behooren beschreven<br />

kan worden , als de gemoedsaandoeningen ,<br />

die ons daarbij bestormden!<br />

- Drie kloven verloonen zich op den top des<br />

bergs, in de gedaante van uitgebluschte kraters.<br />

De diepte is echter nog onafzienbaar, en vooral<br />

schijnt de grootste dezer openingen nog niet voor<br />

altijd in rust te zullen biijven. Aan den eenen


- i89 -<br />

kant zijn duidelijke sporen van eene hevige uitbarsting<br />

, die hier voor ongeveer tAvintig jaren<br />

heeft plaats gehad. De baan der Lava is reeds<br />

eenigermate begroeid, doch kan niettemin onderscheidenlijk<br />

tot aan het strand Avorden nagespoord,<br />

ahvaar deze plaats ook nog, even als een uithoek<br />

van het eiland Banda, onder den naam van den<br />

Verbranden hoek hekend is.<br />

Op deze hoogte zagen wij geen dierlijk leven,<br />

hoegenaamd, uitgezonderd alleen eenige kleine<br />

zAvaluAVtjes, die, als wilden zij het ons nogafAvinnen,<br />

verre boven ons hoofd rondzAvierden.<br />

Van dit verheven stip des aardbols overzag ik<br />

nog eenmaal de plaatsen, Avaar ik zulke gelnkkige<br />

dagen bad do<strong>org</strong>ebragt ; het schoone land, dat<br />

allerlei, zelfs Europesche voortbrengselen in zoo<br />

ruime hoeveelheid zoude kunnen opleveren, indien<br />

landbouw en beschaving zich aldaar verder konden<br />

uitbreiden. Weldra zoude ik dit heerlijk eiland<br />

vaarwel zeggen. Het gevoel, dat ik welligt in<br />

mijn' ganschen leeftijd zulk een grootsch tooneel<br />

niet meer aanschouwen zoude, deed mij met gierige<br />

oogen nog eens elk plekje met den kleinen<br />

verrekijker opsporen, waar ik zoo vele genoegelijke<br />

oogenblikken gesleten had. Diep aangedaan , zeide<br />

ik aan de beAVoners van dit gezegende land, in<br />

stilte, een hartelijk vaarwel!


-<br />

— igo —<br />

' *<br />

DERTIENDE HOOFDSTUK.<br />

Vertrek naar~K.ero.xaa , naar Menado en verder binnenslands.<br />

— Bijzonderheden, nopens het eiland<br />

Celebes. — Toestand der Nedeilandsche etablissementen.<br />

— Voornaamste stammen der bevolking.<br />

— De Goudmijnen. — Deficit van<br />

ƒ 3oo,ooo. — Bewerking der mijnen. — Oorzaken<br />

van hnnne geringe opbrengst.<br />

V-Äize bestemming was uu met de Zwaluw naap<br />

Kemma, eene Nedcrlandsche bezitting op het<br />

eiland Celebes, weiwaarts ook de Gouverneur-Generaal<br />

met de Eurydice zoude stevenen, om van<br />

daar over land naar Menado te reizen , ahvaar,<br />

in het jaar 1703, het Nederlandsen fort Amsterdam<br />

gebouAvd Averd, hetwelk thans nog in goeden<br />

staat is. Van Kemma naar Menado is de<br />

Aveg ongeschikt voor rijdtuigen, die buitendien<br />

bij de Europeanen op dit etablissement niet in<br />

gebruik zijn. Jonge lieden rijden te paard, en<br />

-


— UJT —<br />

em Verre tbgten te doen, bedient men zich van<br />

eenen Palenkijn.<br />

In dit afgelegen etablissement (77) had ik overvloedigen<br />

tijd, om de omliggende landstreek<br />

te doorloopen, en belangrijke berigten, nopens<br />

de Nederlandsche provinciën, in te Avimien-<br />

Ajvaaromtrent ik veel verpligting heb aan den<br />

Jleere Avaarnemenden Resident MOLLET, die hier<br />

zeer lang had geAVOond, en zich eene uitgebreide<br />

kennis van land en volk had eigen gemaakt. De<br />

omstandigheid, dat mij door Z. Exc. den Gouverneur-Generaal<br />

de vereerende taak Averd opgedragen,<br />

om eene zeer naauAvkeurige, omtrent tien voet<br />

hmge kaart van Celebes, op eene kleinere schaal over<br />

te brengen, was mij dubbel aangenaam, omdat<br />

ik hierdoor met de geographische en zelfs topograpische<br />

gesteldheid van dit schoone eiland naauAvkcurig<br />

bekend moest Avorden.<br />

Het eiland Celebes is, in zoo vele opzigten<br />

en ook , door den jongsten oorlog, dien ik op dit<br />

«ogenblik met stilzwijgen voorbijga, belangrijk,<br />

en de nadere kennis van land en bevolking, nog<br />

zoo Aveiiiig aan het algemeen bekend geworden,<br />

dat ik niet twijfel,, of mijne geerde Lezers zullen<br />

daaromtrent gaarne eenige uitvoerige en naauAvkeurige<br />

berigten vernemen, welke Ik uit eenige<br />

(77) Ke??i?na ligt op den uitersten Noord-Oostpunt<br />

Van Celebes, terwijl bet Hoofd-Etablissement, Makassar,<br />

op den Zuid-Westhoek gelegen is.


— IQZ —<br />

officiële Rapporten ontkenen zal. Het Zuidelijk gedeelte<br />

van het eiland ligt nagenoeg op de zelfde<br />

breedte als Batavia, doch het Noordelijk einde<br />

strekt zich onder den Equator uit. De lengte van<br />

het eiland ds van het Oosten naar het Westen 5b<br />

mijlen, en vermeerdert van jaar tot ' jaar ' door<br />

eene sterke aanslibbing van grond aan het Oostelijke<br />

sirand. Celebes gelijkt eenigermate naar een dubbeld<br />

hoef ijzer, door twee groote zeeboezems,de bogt<br />

van Boni en de bogt van Tomini genaamd , Avelke<br />

acht à twaalf mijlen breed en twintig mijlen lang<br />

zijn. Van den Westelijken oever der eerste bogt<br />

aanvangende, zah ik, in dit en in het volgende<br />

Hoofdstuk, i eenige merkwaardigheden van dit<br />

eiland aanteekenen; inzonderheid met opzigt tot<br />

de tAvee voorname punten, Avelke ik mij steeds in<br />

mijn Reisverhaal voor oogen stel, toestand van<br />

Land en Bevolking, en eindelijk, nopens de<br />

zoo verkeerdelijk vo<strong>org</strong>estelde aanleidende oorzaken<br />

van den jongsten oorlog , het een en ande r r<br />

in het midden brengen, alzoo ik onderstel, dat<br />

het mijnen Lezer aangenaam wezen moet, zulks<br />

in vergelijking te kunnen stellen met den thans nog<br />

niet geheel gedempten opstand der Javaansche<br />

muitelingen.<br />

Vooraf dient bemerkt te worden , dat, hetgeen<br />

men gewoonlijk onder den algemeenen naam van<br />

Makassar begrijpt, niet alleen het hoofdgeAvest<br />

van dien naam, (eigenlijk Mangkasat) in zich bevat,<br />

maar zich uitstrekt over al de Nederland sehe<br />

etablissementen, langs de Westkust van Celebes'<br />

terwijl deze laatste naam, in eenen beperkten


— ig3 —<br />

zin , gegeven Avordt aan de negerijen en Kampongs,<br />

die tot dus verre tot het. gebied van Ternate<br />

behoorden. ><br />

In het binnenste gedeelte van de bogt van<br />

Boni liggen de beide distrikten Loehoe en Soping,<br />

die ondcrhoorigheden van Boni zijn. De<br />

hoofdplaats van dit laatstgenoemde Rijk voert den<br />

zelfden naam, en ligt vijf malen ten zuiden van<br />

Soping. De landstreek is hier zeer bekoorlijk<br />

en vruchtbaar. Een weinig landAvaarts in vindt<br />

men een fraai meer, Tempe genaamd , Avelks<br />

oevers ons inderdaad het oude Tempe kunnen<br />

herinneren.<br />

Uit dit meer ontspringt de schoone rivier<br />

Tjin.drana, aan welker boorden een volkrijk dorp<br />

van den zelfden naam ligt, waar de Vorst van<br />

Boni een lusthuis heeft, en ook zijn hof houdt ,<br />

Wanneer hij in de bovenlanden zijn verblijf<br />

Vestigt.<br />

Zuidelijker liggen nog de Vorstendommen Tanjoli,<br />

Boelecomba en Bontain, Avelke ik voorbij<br />

ga, even als het Avestwaarts gelegene Toeratte,<br />

alle Avelke kleine Vorstendommen van minder<br />

aanbelang -zijn, dan het daarop volgende B ijk<br />

van Makasser, hetwelk, na dat .van Boni het<br />

magtigste van het eiland is, en Avaarvan de Hoofdstad<br />

Goa (eigenlijk GoacK) Avordt genoemd.<br />

Deze stad'werd na de verovering van 1667 , omtrent<br />

twee mijlen van het Nederiandsche fort<br />

Rotterdam gebouAvd, en in 1779 door de Nederlanders<br />

vernield. Thans js zij nog wel zeer<br />

II. N


uitgebreid , doch zonder aanmerkelijke middelen<br />

van verdediging. Wadjo , (eigenlijk Toadfo),<br />

Tanette , Sandraboni , (eigenlijk Sidenreng), en<br />

vele andere kleine Vorstendommen zijn bondgenoot<br />

en van -Boni en Makassei: Dezelve bijzonderlijk<br />

te' beschrijven zonde mij te verre doen<br />

uitweiden. Uit dit weinige zal het reeds begrijpelijk<br />

zijn, dat er alleen onder de Vorsten van<br />

deze beide grootere staten eene belangrijke mededinging<br />

en naijver bestaan kan, waarbij de overige<br />

kleine rijkjes slechts voor zoo verre in aanmerking<br />

komen, als zij verkleefd zijn aan een<br />

der gemelde beide voorname Koningen. Ik ga<br />

thans over tot eenige bijzonderheden nopens de<br />

bezittingen van het Nederlandsch Gouvernement.<br />

Vooreerst zal daarbij melding verdienen<br />

Het Fort Rotterdam, hetAvelk door de Makassaren<br />

zelven met behulp der Portugezen werd<br />

gebouAvd. Het ligt omtrent zestig roeden van den<br />

onver der zee, tegen over de reede, Avaar, even<br />

als te Amboina, een zeehoofd van paalwerk uitsteekt,<br />

om de schepen te laden en te lossen. Het<br />

fort bevat gemakkelijke Avoonhuizen en magazijnen<br />

voor zeshonderd menschen. Eene net gebouAvdo<br />

kerk kan alleen ruim i5o menschen bevatten.<br />

De Avallen zijn hoog opgetrokken , Avel bevestigd ,<br />

en geheel uit massive klipsteenen gebouwd.<br />

Wanneer men de poort aan de landzijde uitgaat,<br />

komt men op eene groote vlakte , aan Avelker<br />

noordeinde men het etablissement Vlaardingen<br />

aantreft. Even als Weltevreden bij Batavia


— ro.5 —<br />

Wordt Vlaardingen bij voorkeur door de alhier<br />

gevestigde Europeanen tot verblijf gekozen. Het<br />

gelijkt volkomen naar eene kleine doch ruim gebouAvde<br />

stad. De straten doorkruisen elkanderin<br />

regthoekage lijnen naar de vier hoofdpunten<br />

van het kompas ; zij zijn breed en, ofschoon ongeplaveid,<br />

niettemin zeer vlak, omdat de harde<br />

steengrond hier door geene rijtuigen, karren ,<br />

noch paarden bedorven Avordt. Deze aangename<br />

plaats is rondom met een hek afgeschut , en<br />

wordt des nachts met poorten gesloten. Buiten<br />

de Zuiderpoort zijn nog eene reeks vau fraaije<br />

gebouAven voor Ambtenaren en Officieren , eu<br />

hier bevindt zich ook het Hotel van den plaatselijken<br />

Gouverneur.<br />

Onder dit hoofdeiablissement behoort men nog<br />

drie kampongs te rekenen, yvelke in de onmiddeJijke<br />

nabijheid van Vlaardingen liggen, te weten<br />

kampong Boegis, (dorp der Boeginezen,) kampong<br />

Malayoe (dorp der Maleijers) , en kampong<br />

Bahroe (NieuAv dorp). De beide eerste namen<br />

Wijzen van zelve aan,. door AVelke volkstammen,<br />

die dorpen bewoond Avorden. Het derde strekt<br />

aan inboorlingen zoo Avel als aan Europeanen<br />

tot verblijf. Het etablissement Vlaardingen is<br />

op de plaats gebouwd, AVaar voorheen de stad<br />

Mangkasar stond ; van daar heeft de Hoofdplaats<br />

onzer bezittingen op Celebes, en zelfs, gelijk boven<br />

is aangemerkt , de geheele Zuidwest-kust van<br />

dat eiland, in het algemeen dien naam blijven<br />

dragen.<br />

Na


— xg6 —<br />

De reede van Makassar, tegen over het fort<br />

Rotterdam, op Oedjong-Pandang (Kijk-hoek), is<br />

in de zoogenaamde goede (zuid-oost-) moeson<br />

eene der fraaiste en veiligste van gansch Indi'ê.<br />

Zij is door een aantal eilanden en reven beschul,<br />

in welker nabijheid men zelfs in de<br />

noord-Avest-moeson hier veilig zoude kunnen<br />

«ankeren.<br />

a De landstreek en de omliggende plaatsen zijn<br />

hier buitengemeen fraai. Men verbeelde zich ,<br />

eene zeer vruchtbare vlakte van acht of negen<br />

mijlen uitgebreidheid, ten oosten omzoomd door<br />

ontzaggelijk hoog gebergte (78), hetwelk met<br />

zijne blaauAve toppen ver boven de wolken uitsteekt.<br />

De klakte is overal, zoo verre het oog<br />

kan reiken, met rijstvelden en weilanden bedekt,<br />

die hier en daar door bosschaadjes van<br />

zAvaar geboomte versierd, en door beekjes en<br />

rivieren uit het gebergte besproeid worden.<br />

De jaargetijden of moesons zijn hier de zelfden<br />

als op Java. De Zuid-bost-moeson Avordt<br />

de goede, en de Noord-Avest-moeson de kwade<br />

genoemd. De eerste brengt een onafgebrokene<br />

droogte en steeds' helderen hemel mede, en de<br />

andere felle aanhoudende Avinden en dagelijksche<br />

stortregens en onAveersbuijen. Zeer opmerkelijk<br />

v is het echter, dat zulks alleenlijk plaats vindt<br />

op de landen, die ten Aveste Yan het eyengemelde<br />

(78) Het gebergte van Bontain, waarvan de hoogte<br />

op ruim 80QO voet wordt geschat.


— $7 —<br />

liooge gebergte zijn gelegen, want aan de oostzijde<br />

van hetzelve heeft juist het tegendeel plaats ,<br />

zoodal men aldaar in de Zuid-oost moeson niets<br />

dan storm en regen heeft, en de zomer en Avin- *<br />

ter (voor zoo ver men de seizoenen in Indi'è aldus<br />

mag noemen) hier geene acht mijlen van elkander<br />

verAvijderd zijn.<br />

Van de verschillende volkeren , welke men<br />

op Celebes vindt , zijn de Boniers of Boeginezen<br />

en de Makassaren de meest bekenden. De Boniers<br />

zijn thans de magiigste natie van hel gausche<br />

eiland, ofschoon zij voor anderhalve eeuw in<br />

geene vergelijking kwamen bij de Makassaren ,<br />

die destijds het magtigsle volk op Celebes Avaren.<br />

De inboorlingen zijn middelmatig van lengte,<br />

over, het algemeen grooter dan de Javanen , sterk<br />

gespierd, ligt bruin van kleur , het blanke nabij<br />

komende. Onder de vrouwen vindt men er , die<br />

bevallig en weibesneden van aangezigt, zeer blank<br />

en Avelgevormd zijn. De Makassaren hebben een<br />

meer krijgshaftig voorkomen dan de Boniërs.<br />

Bij. deze laatsten bestaat nog het, gebruik , om<br />

hunne krissen met hel sap van vergiftige planten<br />

te bestrijken. De Boniërs zijn ook kleiner yau<br />

gestalle , jen over het algemeen van een meer verraderlijken<br />

aard dan de Makassaren. De Ronische<br />

vrouwen zijn de schoonsten van het<br />

eiland.<br />

n De heerschende godsdienst is de Mahomcdaansche<br />

, gelijk door bijna den geheelen Indischen<br />

Archij)cl. De inwoners van Celebes zijn niet<br />

Is 3


- 198 -<br />

minder bijgeloovig dan andere Indische volken.<br />

De oiigerijmdste overleveringen Avorden als echte<br />

gebeurtenissen in hunne geschicdboeken beAvaard ,<br />

en als zoodanig door het volk voor heilige waar-»<br />

béid opgenomen. Zoo Avordt de oorsprong der<br />

Makassarsche Koningen in een oud Celëbisch<br />

handschrift aldus vermeld : « In de oudste tijden<br />

« gebeurde het, dat eene schoone vrouw, met<br />

« eene gouden keten omhangen, uit den Hemel<br />

« nederdaalde. De Makassaren namen haar tot<br />

« Koningin aan, en gaven haar den naam van<br />

« Toemanoeronga (bijna zoö veel als Soesoehoe*<br />

« nan op Java te kennen gevende, te Aveten :<br />

« van den Hemel gedaald). Deze vrouw trad<br />

«< in het hUAvelijk met den Koning van Bontain,<br />

« die zich op het gerucht van hare verschijning ,<br />

K derwaarts begeven had. Uit dezen echt kwam<br />

« een zoon voort, waarvan Toemanoeronga drie<br />

« jaren lang ZAvanger Avas geweest, zoodat het<br />

« kind terstond nà zijne geboorte konde gaan en<br />

« spreken. Toen deze nu groot werd, brak de<br />

« gouden keten , die zijne moeder uit den Heriiöl<br />

« had medegebragt, iii tAVëë Stukken, Avaarna zij<br />

« met de éene helft derzelve , benevens haren<br />

« man en zijnen broeder verdAvenen , latende de<br />

« andere helft en de heerschappij van hei Rijk<br />

« aan haren zoon." — Deze overgeblevene helft<br />

van de gouden keten is na dien tijd altijd eén<br />

der voornaamste kleinooden van de Rijkssieraden<br />

of Regalia gCAvecst, en is, volgens het zeggen der<br />

Makassaren, nu eens ligler dan Aveer zAVaardcr,


— r 99 —<br />

alsmede van verschillende hoog- of bleekgel«<br />

kleur, naar mate er voor het Rijk gunstige of<br />

ongunstige omstandigheden ophanden ziju.<br />

Meer bijzonderlijk met opzigl tot dat gedeelte<br />

van Celebes, hetAvelk oumiddelijk onder den<br />

- invloed van het Nederlandsch Gouvernement<br />

staat, zal ik over de bevolking, de gesteldheid<br />

vau den grond, het klimaat, en de produkteu<br />

hier nog eenige nadere berigten laten<br />

volgen.<br />

De volgende opgaven , ontleend uit het officiële<br />

berigt door den Gouverneur van Makassar<br />

aan het Gouvernement-Generaal te Batavia ingediend,<br />

behelzen de naauAvkeurigste opgaven,<br />

welke mij nopens onze bezittingen op Celebes ziju<br />

bekend geworden.<br />

De bevolking der Gouvernemenlslanden is, volgeus<br />

de laatste opneming, bevonden als volgt<br />

te ziju:<br />

EUROPEANEN, EN DERZELVER AFSTAMMELINGEN.<br />

Op Makassar (de hoofdplaats<br />

en onderuoonge distrikten). o53.<br />

.Maros i^. ,<br />

Boelecomba en Bontain . .. 3Ï.<br />

OORSPRONKELIJKE INGEZETENEN.<br />

69*.<br />

Op Makassar , enz. . . . . 7,533.<br />

Mams i5,6oo.<br />

Boelecomba en Bontain . 3,6(>f.<br />

Zuiderdistiikten . . . . öjOpt).<br />

— 32,8q6,<br />

3S .{


aoo -<br />

CHINEZEN.<br />

Op M'akassar, enz I2 8g.<br />

Maros 28.<br />

SLAVEN.<br />

Op Makassar, enz. .... . 6.,3g5.<br />

Maros<br />

l ^7^~<br />

Boelocomba en Bontain . 66g»<br />

Zuider distrikten . . . . 2,-100.<br />

MALEIJERS EN PERANAKANS, (BASTEUD-<br />

CHINEZEN) (79).<br />

1,317.<br />

io,53g.<br />

Op Makassar, enz. . . . . . . . . 807.<br />

Bijgevolg de gezamenlijke Bevolking . . /fö,i5'j.<br />

Wij zullen nu kortelijk de voornaamste voortbrengselen<br />

in het mineraalrijk, phmtenrijk en<br />

dierenrijk opgeven, en kunnen gevoegelijk een<br />

aanvang maken met de beruchte Goudmijnen , die<br />

zich grootendeels bevinden in de bergen aan de<br />

noordzijde van het eiland, en bijzonderlijk in die<br />

van de distrikten Menado en Gorontalo. Men<br />

heeft ook eenig Gouderts gevonden in het gebergte<br />

van Tanette, met name in de bergen van Ban-<br />

C79) Uit China mogen wel manspersonen, maar<br />

geene vrouwen emigreren. De Chinezen in Indië huwen<br />

(of onderhouden) derhalve inlandsche meisjes en<br />

slavinnen. De kinderen, die uit deze zamcnleving<br />

entspruitcn, worden orang peranakan genoemd.


— 201<br />

timoerong. Volgens de berigten , Avelke men mij<br />

van deze mijnen heeft gegeven, leveren zij geene<br />

genoegzame hoeveelheid op, om de kosten goed<br />

te maken , zoodat men bij de ontginning en latere<br />

bcAverking drie tonnen schats verloren heeft,<br />

en daarom vvelligt voorbarig besloten heeft, deze<br />

mijnen, en ook die van het regentschap Lobakan,<br />

ten noorden van het distrikt Maros gelegen,<br />

voortaan onaangeroerd te laten.<br />

Op die hoogte, waar de kust van Celebes een<br />

zoo smallen hals uitmaakt, en zöo laag van gebergte<br />

is, dat men in een halven dag van het<br />

eene slrand naar het andere komen kan, zonder<br />

zich te vermoeijen, nemen de goudgevende bergen<br />

een einde ; Avant men vindt voorbij Parigi<br />

en Tamperana op het andere einde van de kust<br />

van . Celebes tot Makassar toe geene enkele<br />

plaals meer, Avaar gouderts Avordt gevonden («o).<br />

HoeAvel er tusschen die beide streken reeds<br />

zeer vele goudmijnen gevonden zijn , is het echter<br />

zeer Avaarschijnlijk, dat er nog eene menigte<br />

aamvezig zijn , die tot nu toe nimmer ontdekt ziju<br />

geworden. Doch de schaarschheid der imvoners, zegt<br />

men, op die plaatsen , waar de goudgevende bergen<br />

liggen, verhindert hen groote vorderingen in de<br />

ontginning te maken,, terwijl de Gorontaalsche en<br />

Limbotsche ingezetenen tot dezen aibcid weinig<br />

lust betoonen , omdat zij zich daarbij verre van<br />

(80) Rapport van den Heer Secretaris van Justitie<br />

G. E, DUHR.<br />

N 5


202<br />

hunne huisgezinnen moeten begeven. Eene andere<br />

oorzaak van lusteloosheid , zegt men , is, dat de<br />

lnlandsche hoofden den inboorling het goud , dat<br />

hij vindt, gewoonlijk aftroggelen of afdAvingen , ter-<br />

Avijl daarenboven , zegt men , de inlanders Aveinig<br />

bestand zijn tegen den mijnarbeid, en dikwerf<br />

door koortsen , diarrhoea en zelfs dysenteria aangetast<br />

Avorden , nadat zij eenigen tijd in de mijnen<br />

, soms tot aan. de heupen in het modderig<br />

Avater hebben do<strong>org</strong>ebragt. Bij alle deze belemmerende<br />

omstandigheden voegt men dan nog het<br />

bijgeloof, Avaaraan de inboorlingen verslaafd<br />

zijn. Nimmer zullen zij het Avagen op de eene<br />

of andere plaais, waar zij vermoeden goud te kunnen<br />

delven, de proef daarvan te nemen, zoo niet<br />

vooraf op die plaats allerlei geheimzinnige toehereidselen<br />

gemaakt zijn , door eenen waarzegger<br />

(Telinga'), die het geluid van zekeren vogel<br />

(boerong-mas) raadpleegt en uillegt , en bijzonderlijk<br />

aan dezen vogel vraagt: of er rijkelijk goud<br />

op die plaats aamvezig is? of de arbeiders aldaar<br />

ook door ziekten aangetast zullen worden ? of er<br />

vele bergspoken zijn Avaardoor het Averkvolk gehinderd<br />

en geplaagd zal Avorden ? en of die spoken<br />

het goud zullen wegnemen of voor de oogen<br />

der arbeiders zullen doen verdwijnen? Indien<br />

de vogel op alle deze vragen een geAvenscht ant-<br />

Avoord geeft, moet de Telinga vooraf eene poging<br />

doen , om door offeranden de bewaargeesteu van<br />

het goud aldaar ie bevredigen, en dan mogen<br />

nog slechts eenigÇ wejhige gravers arbeiden , die


— 203<br />

dan, na verloop van zoo vele maanden of dagen<br />

als de vogel verkiest te bepalen, vermeerderd<br />

Worden. Loch geeft de vogel op een der voormelde<br />

vragen een onheilspellend antwoord, zoo<br />

zal niemand zich vermeten om een enkel gat,<br />

al Avare het van een span diep , op deze plaats<br />

te graven. Aan dit alles Avil men toegeschreven<br />

hebben , dat vele rijke mijnen onbeAverkt blijven.<br />

Bij alle deze oorzaken , van de geringe opbrengst<br />

der uitgestrekte en rijke mijnen van Celebes, zoude<br />

men nog kunnen voegen het gebrek aan werk»<br />

tuigen, Avelke tot de ontginning en uitdelving<br />

derzelve noodzakelijk vereischt Avorden. De<br />

wijze, waarop de arbeiders te werk gingen met<br />

de goudmijn van Papajatoe, 3o mijlen van Gorontalo<br />

, kan hier tot een voorbeeld strekken. Zie<br />

hier Avat de Heer secretaris DUHR , die daarbij tegenwoordig<br />

Avas, deswege heeft aangeteekend.<br />

Wanneer, de arbeiders in den omtrek gekomen<br />

zijn, Avaar de Telinga hen geroepen heeft, om<br />

het goud te delven, raadplegen zij nogmaals den<br />

reeds gemelden ' vogel , nopens 'de bijzondere<br />

plaats , Avelke zij moeten uitkiezen, om de eerste<br />

opening te maken. Dit gedaan zijnde, begeven<br />

zij zich hooger opwaarts van de rivier , om het<br />

water naar de plaats der ontginning af te voeren.<br />

In geen geval zullen de inlanders met de<br />

ontginning een aanvang maken , Avanneer hun de<br />

mogelijkheid niet gebleken is, dat zij het Avater<br />

van eene bijgelegene rivier naar de m ij n werken<br />

kunnen afleiden : Avant dit is volstrekt uoodzake-


— 204 —<br />

lijk om den grond en de klei A\ r eg te doen spoelen,<br />

en de steenen met het fijne zänd , waartusschen<br />

het goud schuilt, alleen te doen overblijven. Indien<br />

het Avater niet over den grond kan geleid Avorden<br />

, en er geene valleijen zijn tusschen de rivier<br />

en de plaats Avaar zij werken, maken zij riolen<br />

van uitgeholde Wakka-hoomen, waarvan de bosschen<br />

vol staan, en stutten die met afgekapte<br />

boomen.<br />

Het Avaler naar de plaats der aangelegde mijn<br />

gebragt zijnde, arbeiden zij naar evenredigheid<br />

van hun getal , Avant somtijds voegen zich 8, somtijds<br />

10, en ook Avel 20 en meer man bij elkander<br />

, die een gat van 20, 3o tot 4° voeten<br />

omtrek maken, en zoo lang zij het Avater kunnen<br />

doen afloopen, door omroeren , den grond gestadig<br />

met het Avaler laten Avegspoelen.<br />

Wanneer zij echter zooverre gevorderd zijn,<br />

dat het waler niet, meer kan afloopen , moeten zij<br />

bet uitschoppen, hetgeen zoo lang duurt tot .dat<br />

zij op de steenen komen. Dezen wasschen zij schoon<br />

af, en metselen daarmede, rondom in het gat,<br />

doch zonder kalk, die steenen in eene juiste orde<br />

op elkander stapelende, eene soort van muur tegen<br />

het instorten van den grond , en als het 'gat<br />

zeer diep wordt, stutten zij die steenen ook Avel<br />

met eenige planken en balken. Onder deze steenen<br />

zijn er, die 3, 4 a. 5oo pond ZAvaar Avegen,<br />

welke de arme menschen zonder eenig ander<br />

Aveiktuig dan eenige bindrottings en boomen met<br />

hunne handen uil de galen opwerken.


— 205 —<br />

Wanneer zij nu zoo ver, gevorderd zijn , dat al<br />

de grond, modder, klei en steenen uit het gat<br />

naar boven gesjouwd zijn, en zij op het zwarte<br />

zand , het vaste kenmerk dat er goud is , en zoo<br />

te zeggen de moeder van dat metaal (want waar<br />

dit zand niet gevonden wordt is ook geen goud)<br />

gekomen zijn-, scheppen zij dien zAvarteU,of eigenlijk<br />

gelen, met ZAvart zand vermengden grond, in<br />

daartoe gemaakte ballastmandjes , gaan daarmede aan<br />

het water zitten, en nemen telkens eene handvol<br />

op een rond houten bord, dóelang genaamd, het-<br />

Avelk 18 duim middellijn, en naar het centrum<br />

eenigzins hol en dik toelóopende, juist in zijn<br />

middelpunt of het dikste gedeelte een gat heeft,<br />

waarop zij een klein dekseltje van hout maken.<br />

Wanneer nu al de grond en het zand, door de<br />

beAveging, welke zij maken, van de doelang afgespoeld<br />

is, blijft het goud, hetAvelk , zAvaarder<br />

zijnde, niet zoo ligt Avegspoelt, alleen liggen, en<br />


-BB 206 -SB<br />

nood ig hebben , daarhenen , en werken aldaar de<br />

aarde in de rivier, op die plaats, Avelke door hen<br />

tot dit einde is toebereid geAvorden. Alsdan spoelt<br />

al de grond en klei terstond met het stroomend<br />

Avater weg, tenvijl het ZAvarte zand met het goud<br />

blijft liggen, hetwelk zij vervolgens, na de steenen<br />

daaruit geAVorpen te hebben, op de boven<br />

beschrevene Avijze , met hunne doelangs zuiveren.<br />

Dit is de gemakkelijkste wijze van graven, en zoo<br />

lang zij plaatsen vinden, Avaar zulks geschieden<br />

kan, zullen zij niet ligt andere mijnen opsporen.<br />

Eindelijk is er nog eene derde Avijze van bearbeiding<br />

, te Aveten : de werklieden gaan roet ballastmandjes<br />

op hunnen rug en een stuk spits ijzer,<br />

in de gedaante van een zAvaren bij tel , met een<br />

houten handvatsel, langs de rivier, en zoeken langs<br />

de oevers in de kloyen en scheuren der klippen ,<br />

waarin zij niet zelden geheele stukken goud van<br />

aanmerkelijke zAvaarte vinden.<br />

Deze berigten, die officieel door eenen achtens-<br />

Avaardigen ambtenaar en ooggetuige (81) aan het<br />

Gouvernement Generaal te Batavia Averden ingediend<br />

, schijnen het vreemd te doen voorkomen ,<br />

dat bij de ontginning der Gorontalosche mijnen,<br />

drie tonnen gouds deficit het resultaat van die<br />

onderneming geAveest is. — Doch al Avaren ook<br />

alle de hier boven aangehaalde beletselen gegrond,<br />

zoude zulks dan reeds genoegzaam beAvij*zen<br />

, dat men de onderneming niet, ondanks een<br />

aanvankelijk verlies, behoorde door te zetten ?<br />

(81) I" bet aangehaalde Rapport van den Secretaris<br />

G. II. BUKR.


— 207 —<br />

De aangehaalde beletselen kan ieder een gemak-<br />

kelijk naar waarde schatten. De ongezondheid in<br />

de mijnen schijnt het geAvigligste te zijn , doch<br />

kundige geneesheeren denken, dat ook dit een<br />

louter voorwendsel is, en dat de inlanders bij goed<br />

Voedsel daarvan geen hinder zouden hebben.<br />

In ons Boterland zegt men : « De boter is zoo<br />

geel als goud.'' Zoude men in het Goudland ook<br />

moeten zeggen: « Het goud is zoo week als bo-<br />

ter." Zoude het stofgoud aldaar aan de Avar-<br />

me vingers kleven, gelijk het stuk boter, het-<br />

welk zekere hofnar, door veler handen, inCdie<br />

van zijnen Vorstelijken Meester liet overgaan , om<br />

hem de vermindering zijner inkomsten te verklaren?<br />

Men heeft onlangs nog berigt ontvangen dat er in<br />

de ommestreken van Benkoelen eenige rijke goud-<br />

mijnen ontdekt zijn geAVOrden (82) ; doch tot nu<br />

toe niet vernomen, dat de « rijkehjk met goud<br />

(82) Amsterd. Courant, i3 Dec. 1827. N°. 294.<br />

Zie hier het geheele Artikel, hetwelk inderdaad<br />

belangrijk geacht mag worden.<br />

GOUDMIJNEN VAN ÏSENKOELEN.<br />

In de nabijheid van Benkoelen, langs het zeestrand,<br />

tusschen de rivier van dien naam en Soengie Limau<br />

, bestaan alle kenteekenen, dat de grond aldaar<br />

rijkelijk met Goud bezwangerd is. — Voornamelijk<br />

is zulks zigtbaar, Lij springtijden in de zuidoostmoeson,<br />

wanneer de zee hoog loopt, en het ge-<br />

Weid der branding het steile strand aanboudend doet<br />

instorten} en bij ebtijd, de aarddeelen naar zee gevoerd<br />

wordende, vindt men , aan den voet van het<br />

strand, het zand met Stofgoud vermengd. ,


— 208 —<br />

bezAVangerde grond ," de Indische koperen munt<br />

door gouden Willemstukken verdrongen heeft. On-<br />

De slraudbewoners van het distrikt van Soengie<br />

Limau maken, sints onheugelijke tijden, al hunne<br />

gouden sieraden van het stofgoud, hetwelk'door de<br />

eenvoudige verzameling van het zand, door herhaalde<br />

wassching, daarvan wordt verkregen.<br />

IJij den inlander bestaat eene verdeelde opinie, omtrent<br />

den oorsprong van dit goud. Sommigen meenen<br />

, dat het goud door de golven wordt aangespoeld<br />

, en dus uit de zee voortkomt; welk sprookje,<br />

door de belanghebbenden bij de gedwongene peperculture,<br />

in den compagnie-tijd, is onderhouden, opdat<br />

de planters niet uit de pepertuinen naar de goudmijnen<br />

mogten Avorden gelokt. — De meer verlichten<br />

echter betwijfelen geenszins den waren oorsprong van<br />

dit kostbaar metaal. Een opzettelijk onderzoek, hetwelk<br />

men onlangs deswege heeft gedaan, bewijst genoegzaam,<br />

dat de grond in genoemde streken met<br />

goud van zeer goede hoedanigheid bezet is. Ten<br />

einde evenwel meer bepaalde proeven Ie nemen, zoo<br />

Avel omtrent de hoeveelheid als de hoedanigheid van<br />

het metaal, (waaromtrent, ten aanzien van eene<br />

o-oudmijn, niet met te veel omzigtigheid kan worden<br />

gehandeld, alzoo niet zelden de ongelden der bewerking<br />

de opbrengst overtreffen) , % zoo heeft men kortelings<br />

aangevangen eene kleine waterleiding te" graven,<br />

met het inzigt, om het water van een spruitje,<br />

hetwelk zijnen oorsprong heeft in een uitgestrekt<br />

moeras, naar het strand en in zee te leiden, om<br />

door de kracht van het water , op de gewone Sumatrasche<br />

wijze , eene mijn te openen.<br />

Ofschoon de bevolking hier weinig neiging heeft tot<br />

dergelijke onderneming, uit hoofde van het onzekere


— 209 —<br />

willekeurig denkt men hier aan een Spaahsch spreek«<br />

Avoord , hetAvelk men aldus zoude kunnen vertalen:<br />

van den uitslag , is men echter geslaagd dit werk,<br />

(hetwelk slechts als eene proefneming moet worden<br />

beschouwd), door eenige Chinezen te doen aanvangen<br />

, en voor zoo^ ver daarmede reeds vordering is gemaakt,<br />

duiden de opgegravene roode steenen (door.<br />

de inlanders Batoe Kawie genaamd) het zwart glimmend<br />

zand, de zoogenaamde K/angan-stcen, en het<br />

Stratum Napoe , als onfeilbaar, de nabijheid van het<br />

goud aan.<br />

Even eens bestaan er, in het district Anak Sóengie^<br />

aan de bevaarbare rivier Kandauw, nabij de Doeseoen<br />

van dien naam, verscheiden goudmijnen, waarvan<br />

er thans eene bewerkt wordt, welke , behalve grof<br />

stofgoud (Amas Oerei), ook klompgoud {L'or natif,<br />

Amas Litjien) oplevert; een en ander echter,<br />

uk hoofde der weinige bewerkers, in zoer geringe<br />

hoeveelheid.<br />

De vermaarde goudmijnen van Sumatra zijn gelegen<br />

in de landen Limau en Batang-assim, van<br />

waar het goud naar Moco-Moco, Padang, Jambi<br />

en Bangka-hoeloe ( Benkoelen J, ' en ook Palembang ,<br />

in vorige tijden, in groote hoeveelheden werd afgevoerd,<br />

en thans oneindig minder, doch meest'te Padang<br />

en ook te Jambie, ter markt Wordt gebragt. —<br />

Als eeno reden voor de zoo opmerkelijke vermindering<br />

in den afvoer van goud Wordt opgegeven, dat<br />

de zoogenaamde Timbang Sariboe Doea Ratoes,<br />

(waarschijnlijk om het groot aantal dezer mijnen (*),)<br />

C) Waarom? Het woord Timbang beteekent niet eene<br />

mijn, maar een aker of watsrfchepper. — Sariboe doea ratoes<br />

is 1200. — Mijnen of maakt nog al eenig<br />

verschil in de zaak.<br />

11. O


— 2IO —<br />

« Vindt gij modder in uw land,.<br />

« Ligt komt gij tot hooger stand ;<br />

« Vindt gij zilver in uw grond,<br />

« 't Baart gebrek in beurs en mondj<br />

« En ontdekt gij Goud in 't erf,<br />

« 't Stort u eerlang in 't verderf."<br />

langzamerhand uitgeput Avorden, en thans naau-<br />

Avelijks de moeite en kosten der bewerking Avaardig,<br />

zijn.<br />

In de ondcrstolling , dat die opgave gegrond is,<br />

kan welligt de aanwijzing van goudmijnen, in de nabijheid<br />

van het fort Marlborough, nuttig worden.<br />

Het is onbelangrijk hier de oorzaken aan te, wijzen,<br />

welke de krachtdadige beAverking dezer mijnen,<br />

tot dus verre, hebben belet ; genoeg zij het, te zeggen,<br />

dat de uitsluiting van Europesche industrie als<br />

de hoofd-oorzaak, en het tegenovergestelde, als het<br />

eenige middel, tot ontginning welligt van groote<br />

schatten aanleiding kan geven.<br />

Benkoelen, 1827.<br />

Dus verre de Amst. Courant. Het schijnt echter<br />

vreemd, dat de Engelschcn, wier lust tot onderzoek<br />

van het land onbetwistbaar is , gedurende hun bezit<br />

van Benkoelen, hoegenaamd geen gewag van deze<br />

mijnen hebben gemaakt. — Zij hebben daarentegen<br />

de Specerij-teelt en andere aanplantingen beproefd.<br />

1<br />

1


— 211<br />

VEERTIENDE HOOFDSTUK.<br />

Vervolg van het vo<strong>org</strong>aande. — Dè voornaamste<br />

Produkten van Celebes. — Jets over den Landbouw.<br />

— Oorzaken van deszelfs verval. —<br />

Handel en Nijverheid. — Aanmerkingen over<br />

den staat van het eiland.<br />

O<br />

V^ver een zoo voornaam produkt als het Goud<br />

breedvoerig genoeg uitgeAveid hebbende, zal ik na<br />

overgaan tot eenige andere produklen, inzonderheid<br />

van het Nederlandsche gedeelte van Celebes i<br />

en Avel vooreerst<br />

Uit het rijk der delfstoffen ; Hier verdient<br />

wel in de eerste plaats gemeld te Avorden het<br />

Zout, hetwelk in aanzienlijke hoeveelheid op het<br />

grondgebied van het Gouvernement bereid Avordt,<br />

en van goede hoedanigheid is. Het wordt hier<br />

op de zelfde wijze als 0p het eiland Java gemaakt,<br />

van hit zeeAvater, hetwelk in greppen<br />

ingelaten, en door de hitte der zon uitgedroogd<br />

wordt. De beAverking is derhalve zeer eenvoindig<br />

en vereischt geene de minste kunst noch<br />

O a


212<br />

moeite. De plaatsen, waar het meeste zout bereid<br />

Avordt, zijn, in. het.distrikt van de Hoofdplaats,<br />

op Pannoempa, een uur gaans van het<br />

fort Rotterdam , en in de zuiderdistrikteri of<br />

Toppedjawa (Lakalon en Takalara). De hoeveelheid<br />

van de jaarlijksche opbrengst is do<strong>org</strong>aans:<br />

Op Pannampoe . . . 5o lasten.<br />

Lakaton en Takalara ioo<br />

Tezamen i5o lasten van 3ooofg ieder,<br />

dat nog al belangrijk is. .<br />

Men vindt ook Steenkolen op Celebes, te weten:<br />

in het gebergte van de Residentie Maros en<br />

het Regentschap Tanralili te Manompang. Men<br />

beeft dezelve reeds voor langen tijd ontdekt en<br />

naar Batavia overgezonden, om aldaar beproefd<br />

te Avorden. De steenkolen Averden destijds afgekeurd,<br />

en sedert dien tijd zijn de mijnen op<br />

Celebes onaangeroerd gebleven. Latere proefnemingen<br />

echter, door den Resident vau Maros<br />

genomen , hebben beAvezcn, dat die steenkolen<br />

van een-vellen , goeden aard zijn. Deze ambtenaar<br />

zond in 1822 nogmaals eene hoeveelheid derzelve naar<br />

Batavia, om zijn gezegde te staven. Daar het<br />

Avenschelijk en Avaarschijnlijk is , dat de stoomboolen<br />

in Neder' andsch-Indi'è meer en meer in gebruik<br />

zullen gcbràgt AvOrden (gelijk reeds in<br />

Britsch-lndi'è algemeen plaats heeft), zoo kan<br />

het van veel belang zijn, de steenkolenmijnen<br />

van Celebes door de inboorlingen (die Volkomen<br />

tol dien arbeid geschikt >zijn, en daartoe ook niet on-<br />

t


— 2l3<br />

genegen zullen zijn,, wahneei'aahmóediging^en-'belooning<br />

daarmede gepaard gaan) telaten uitdelw<br />

ven. Met behulp van eenige pedaties ! of buflolkarren<br />

zoude het proclukt dezer mijnen gemakkelijk<br />

tot Maros, dat van dezelve slechtff'vier uren<br />

gaans verwijderd is , vervoerd', - ! en vari deze plaats<br />

vervolgens naar de Hoofdplaats Makassar afgescheept<br />

kunnen Avorden.<br />

IJzermijnen worden op Celebes gevonden<br />

maar voor zoo veel tot hu toe bekend is, niet op<br />

Gouvernements grondgebied. Meiv vindt deze<br />

mijnen in het oostelijk gedeelte van het eiland ,<br />

in het gebied van Loehoe y doch het ijzer , dat<br />

zij voortbrengen, bedraagt, zoo men zegt, niet<br />

veel. Denkelijk is de oorzaak hiervan hoofdzakelijk<br />

in de geringe nijverheid der bevolking gelegen.<br />

Kleine Stukken ijzer Avorden nu en dan<br />

naar de Hoofdplaats ten verkoop gébragt. De<br />

Gouverneur van 31akas'sar heeft nog onlangs zulk<br />

een stuk tot proeve naar Batavia opgezonden.<br />

Het bestond uit eene soort van staal, en behoefde<br />

volgens Zijn Ed. rapport, bij de beAVerking niet<br />

met staal vermengd te Avorden. De inlanders noemen<br />

dit ijzerprodukt bissi-pamor.<br />

Volgens de beschrijving van den Heer c. SPEEL-<br />

MAN (in zijne Memorie) Avordt er aan den voot<br />

van het gobergie, langs den oever der rivier<br />

Maros ook Salpeter gevonden.<br />

0.3


BV 2l4 —<br />

Voor zop veel bekend is, vindt men op het<br />

eiland Celebes nergens Diamantgroeven noch andere<br />

edele gesteenten. De oude geschriften der<br />

Makassaren maken van dit produkt ook hoegenaamd<br />

geen gewag, en dit zoude het waarschijnlijk<br />

kunnen maken , dat hetzelve niet op dit eiland te<br />

huis behoort. Intusschen is Celebes, en vooral<br />

zijn de binnenlanden daarvan tot nu toe te weinig<br />

onderzocht, om op het verhaal der inlanders<br />

in dit opzigt volkomen staaj te kunnen maken.<br />

Deskundigen hebben zich nog niet verre genoeg<br />

in het land durven begeven , om deze zaak tot<br />

zekerheid te brengen.<br />

Uit het Plantenrijk :<br />

In de Gouvernementslanden van Celebes zijn<br />

geene aanzienlijke bosschen, uitgezonderd in de<br />

strekpn van Boelecomba, alwaar de bosschen zeer<br />

goed timmerhout voor de inlandsche scheepvaart<br />

leveren, doch hetwelk niet geschikt is voor den<br />

aanbouw van groote schepen en vaartuigen.<br />

In het distrikt Maros in de gebergten, en Avel<br />

in de 'Regentschappen van Tanralili en Simbang<br />

zijn een aantal bosschen; doch het hout, dat.aldaar<br />

gekapt Avordt, is niet duurzaam genoeg, om<br />

daarvan schepen op de Europesche wijze te bouwen.<br />

Voor den inlandschen schcepsbouAV is hetzelve<br />

zeer dienstig, en wordt ook door de inboorlingen<br />

tot allerlei huisraad gebezigd. Ook is het<br />

. zeer bruikbaar tot het onderhoud van het palen-


— üi5 —<br />

hoofd, hetwelk op de hoofdplaats in zee loopt»<br />

en door den sterken golfslag aanhoudende reparatie<br />

vordert. Voor het overige bestaan de bosschen<br />

grootendeels uit bamboes en sagoweerboomen<br />

(83).<br />

Ofschoon dus over het algemeen de bosschen<br />

van Celebes weinig deugdzaam en duurzaam hout<br />

Voor scheepsbouAV opleveren, vindt men er niettemin<br />

eenige soorten van timmerhout, dat van<br />

ëene betere hoedanigheid is. Zélfs het Djati-hout<br />

is er voorhanden, vooral op Siang, Labakkangéa.<br />

Boengoeroe in het noordelijk gedeelte der Gouvernements<br />

bezittingen; doch het getal der boomen<br />

is tot nu toe zoo gering , dat dit nuttige produkt<br />

op Celebes bijna in het geheel niet in aanmerking<br />

komt.<br />

In het Boelecombasche gelried vindt men, volgens<br />

oude beschrijvingen , ook Sandal- en Sapanhout,<br />

doch het onderzoek desAVege door den Re.<br />

-sident gedaan , heeft beAvezen, dat het daarmede<br />

even eens gesteld is, als met het Djati-hout.<br />

Het eiland Tannakeke levert Vleeschhout, dat<br />

van een' taaijen aard is , en tot sloepsriemen en<br />

-ander klein schcepstuig gebruikt Avordt, alzoo<br />

men geene ZAvare stukken van dit hout kan bekomen.<br />

Ten Oosten van Saleijer, öp een klein<br />

eiland in de nabijheid is echter een Djatibosch ,<br />

hetAvelk met der tijd voor het Gouvernement «eer<br />

^83) Zoude het woord' Sagoweer niet afkomstig<br />

aijn van sagoe-aijer (sap van den sagoboom) ?<br />

04


I-*. 2l6 —<br />

voordeelig zal kunnen worden. Het hout zal<br />

thans (1824) vohvassen genoeg zijn, om gekapt e<br />

te kunnen Avorden. De Engelschen hebben in<br />

der lijd een aantal boomen uit dit bosch laten<br />

omhouAVen , om daarvan ligte balken-te maken.<br />

In de Zuiderdistrikten en op Bontain groeit de.<br />

Tabak zeer Avelig, doch men maakt hiervan<br />

zeer Aveinig werk, en bouAVt alleen zooveel aan,<br />

ajs voor de binnenlandsche consumlie noodig is.<br />

De Tabaksteelt zoude op Celebes zeer veel kunnen<br />

opleveren ; doch gebrek aan handen , onverschilligheid<br />

en blinde gehechtheid aan het oude, zijn<br />

zoo vele oorzaken, die eene heilzame verandering in<br />

dit opzigt slechts langzamerhand doen stand grijpen.<br />

De toestand van den Landbouw is in de laatste<br />

vijftig jaren veel meer achteruit gegaan dan verbeterd.<br />

De onlusten tusschen het Bonische Rijk<br />

en de Engelschen hebben daartoe almede veel bijgedragen,<br />

en vele andere Oorzaken hebben bovendien<br />

, sedert eene reeks van jaren , den bloei vaa<br />

dit eiland denvijze geknakt, dat de herstellende<br />

maatregelen van het Nederlandsche Gouvernement<br />

slechts langzaam de Avelvaart kan doen herleven.<br />

Onder deze oorzaken mag men wol<br />

voornamelijk de volgende omstandigheden opnoermen<br />

:<br />

1. De ontvolking , door den slavenhandel (voor<br />

dat die Avas afgeschaft), sedert, meer da»<br />

eene eeuAV op Celebes veroorzaakt (84)-<br />

(84) De Makassursthe slaven worden hoogcr cfàU


— 217 """*<br />

a. De toegenomene scheepvaart op dit etablis-<br />

sement, Avaardoor zeer vele handen aan den<br />

landhouAV zijn «onttrokken geAvorden.<br />

o. De Avillekeurige handehvijze der Bonische<br />

Vorsten, toen zij nog op Gouvernements<br />

grondgebied leenbezitters van de mecsie<br />

landerijen waren, en die naar hunne (ellen-<br />

dige) wijze lieten bebouAVen. Deze lande-<br />

rijen waren hun afgestaan met het weldadig<br />

oogmerk, dat de gemeene man een behoor-<br />

lijk gedeelte van de inkomslen zoude genie-<br />

ten ; doch deze bepaling Averd spoedig door<br />

de inlandsen e bezitters met voeten getreden,<br />

zoodat alleen deze laatsten de vruchten pluk-<br />

ten , geheel ten koste van de arbeidende<br />

volksklasse (85).<br />

die van eenig ander etablissement geacht. Zij onderscheiden<br />

zich door moed, schranderheid en (wanneer<br />

zij door hunne meesters wel behandeld worden) onkrenkbare<br />

getrouwheid. De Makassersche slavinnen<br />

ziju niet minder gezocht.<br />

(85) Gelijk do<strong>org</strong>aans, om niet te zpggen altijd,<br />

bet geval is, waar inlandsche prinsen en Vorsten Heeren<br />

van het land zijn. De mishandelingen , welke<br />

deze inlandsche Landheeren zich op de mindere bevolking<br />

veroorlooven} gaan nog zuur verre die van<br />

sommige Europesche grondbezitters (waarvan ik Deel I.<br />

blz. 177 iets gezegd heb.) te boven. Degenen , die de<br />

tegenwoordige onlusten op Java aan allerlei oorzaken<br />

behalve de ware willen toeschrijven, behoorden ten<br />

minste zoo onpartijdig ie zijn, dat zij deze onhc-<br />

0 5


— 2l8 _<br />

4- De oorlogen, waarvan Makassar herhaalde<br />

keeren het tooneel is geweest. Deze hebben<br />

tot groot verloop van volk, en tot<br />

spoedige vermindering van den Landbouw<br />

zeer veel toebragt. ,<br />

De Rijstbouw levert, jaarlijks door elkander gerekend<br />

j in de Gouvernementslanden van Celebes<br />

minder op dan voor de binnenlandsche.eonsumiie<br />

vereischt wordt. Dit voorname artikel moet derhalve<br />

uit Java worden aangevoerd. Met de opgave<br />

der bevolking, in het laatst vo<strong>org</strong>aande<br />

hoofdstuk voorkomende, zal de weetgierige lezer<br />

gaarne de opbrengst van rijst , als het hoofd-<br />

.produkt tot haar onderhoud, in vergelijking Avillen<br />

brengen.<br />

Volgens de laatste berekeningen, brengt het<br />

grondgebied van Makassar, Maros , de Zuiderr<br />

distrikten (Toppedjawa), Boelecomba en Bontain-,<br />

jaarlijks door elkander, te zamen i,5oo,ooo bosn<br />

Padi, of omtrent 12000 pikols, hetwelk<br />

geene evenredigheid hoegenaamd met de bevol-<br />

,king heeft. Het is wel Avaar, dat er nog rijst<br />

Avordt gebouwd in sommige andere distrikten, inzonderheid<br />

Polombanking en Glissong, doch almede<br />

op verre na in geene genoegzame hoeveelheid<br />

, om in de nooddruft der bevolking te kun-<br />

——_^___<br />

tvvislbare daadzaak niet onvermeld lieten. Men behoort<br />

land en volk wel te kennen, om de maatregelen<br />

van het Bestuur te kunnen beoordeel«).


— 31 9 —<br />

nen voorzien. In al de gemelde distrikten zoude<br />

echter deze voorname tak van landbouAV, voqr<br />

zoo veel de geschiktheid van den grond betreft,<br />

grootelijks vermeerderd kunnen Avorden.<br />

Suikerriet zoude op Celebes in groote hoeveelheid<br />

kunnen aangeplant Avorden, doch ook dit<br />

belangrijk produkt blijft door de inlanders lot nu<br />

toe bijna geheel verwaarloosd. Zij planten slechts<br />

eene geringe hoeveelheid , niet om het riet tot<br />

suiker te bereiden, maar alleen om hetzelve in<br />

den natuurlijken staat als eene versnapering te gebruiken;<br />

even als op Java, Avaar het suikerriet,<br />

geschild en aan kleine stukjes gesneden , Avordt<br />

uitgezogen. In het gebergte van Celebes bereidt<br />

men de arenga-smker, waarvan reeds vroeger<br />

(Deel I, bladz. 217) gesproken is geAVorden. Deze<br />

laatsie soort van suiker is uit den aard Aveinig<br />

tot verzending geschikt, en wordt ook alleen tot<br />

de binnenlandsche consumtie vervaardigd.<br />

Peper (Piper nigrum) wordt op Celebes niet<br />

geteeld. Zelfs de onontbeerlijke lange peper<br />

XCapsicnm) is op dit eiland in geringe hoeveelheid<br />

te bekomen. Het is echter geenszins bewezen ,<br />

dat het land voor de Peperculture niet geschikt<br />

zoude zijn. Alvorens hierover beslissend te oordeelen,<br />

zoude men de aanplanting op welgekozene<br />

gronden moeten beproefd hebhen. Kardamom<br />

wordt op het gansche eiland niet gevonden. Gember<br />

en Tamarinde grocijen er slechts iu geringe<br />

hoeveelheid. In de bosschen vindt men Curcuma,


220<br />

doch te Aveinig voor de behoefte, Aveshalve dit<br />

artikel van Saleijer en elders hier wordt aange-<br />

voerd.<br />

In de Gouvernementsbezittingen wordt Indigo<br />

geplant. Weleer was dit produkt op Celebes van<br />

groot belang, en het Gouvernement zond kundige<br />

planters herwaarts, doch deze onderneming is ook<br />

Avcderom te niet geloopen, omdat zij al Avederom<br />

de kosten niet goed maakte (86), tenvijl som-<br />

migen ook beAveerden , dat de indigo van Celebes<br />

minder deugdzaam Avas dau die van Pekalongan<br />

en andere plaatsen op Java.<br />

Thans wordt deze plant op Celebes nog slechts<br />

voor de consumtie aangebouAvd, en de bereiding<br />

geschiedt op eene zeer gebrekkige wijze.<br />

De Katoen- of JCfl^fls-teelt is mede zeer gering.<br />

Dit produkt AA'ordt van Saleijer en andere plaatsen<br />

(^86) Eene jeremiade, welke maar al te dikwerf in India<br />

gehoord wordt. Ik heb binnen zeker fort een huis voor<br />

Gouvernements rekening, nog niet half volbouwd gezien,<br />

ofschoon daaraan bijna drie jaren gearbeid was. Eenvoudige<br />

witgepleisterde muren, eene enkele verdieping<br />

, een pannen dak, ziedaar de geheele beschrijving<br />

van dit gebouw. Zoo ver het nu afgewerkt<br />

was, had het reeds 3o,ooo ropijen gekost 1 Dit gaf aanleiding,<br />

dat een zeker zeer rondborstig zee-oflïcier vroeg:<br />

of men dan zilveren ropijen in de muren gemetseld<br />

had? — Zulke staaltjes kunnen doen zien, of de onlangs<br />

ingevoerde bezuiniging, waartegen men in Indiö<br />

zoo schreeuwt en raast, al of niet noodzakelijk v\us<br />

geworden ?


321 —<br />

naar Makassar aangevoerd". Men heeft nil China<br />

eene soort van katoen herwaarts overgeplant, die<br />

bruinachtig van kleur is, en goed voortkomt,<br />

doch de aankweeking daarvan bepaalt zich tot de<br />

liefhebberij van een klein getal Ingezetenen. Met<br />

andere planten, Avelke produkten vopr de spinnerijen<br />

en weverijen opleveren, zijn hier nog geene<br />

proeven genomen, en het is derhalve nog onbekend<br />

, Avelke gevolgen men zich daarvan zoude<br />

mogen voorstellen. — De Makassarsche lijiiAvaden<br />

»ijn zeer fijn en hebben eene hooge Avaarde.<br />

Uit het Dierenrijk.<br />

- De Trz/>a72g--visscherij is de voornaamste bron<br />

Van Avelvaart in den handel van Makasser, en<br />

eeer vele , zoo niet de meeste ingezetenen, vinden<br />

daarin de middelen van hun bestaan. De Tripangs<br />

Avorden tot aan de kusten van Nieuw-Holland<br />

gezocht, en maken een zeer aanzienlijk artikel<br />

van ruiling uit voor de goederen, die hier uit<br />

China worden aangebragt. Aan dezen handel<br />

heeft zelfs Java een belangrijk aandeel. De Tri-"<br />

pang-vangst vereischt weinig kosten, en is voor<br />

de Celebezen te meer uitlokkend , omdat zij uit<br />

den aard als een zeevarend volk moeien beschouwd<br />

worden (87). Agar-agar Avas voorheen van meer<br />

belang dari thans.<br />

ii<br />

(87) Zij 'tarten niet alléén stoutmoedig de bevaren<br />

der zee met zeer ranke vaartuigen } maar zij le


222 —<br />

Onder de produkten van Celebes komen ook de<br />

beroemde Vogelnestjes voor, waarvan ik reeds<br />

vroeger melding heb gemaakt. Men vindt dit<br />

voor den Chineschen handel zoo kostbare artikel<br />

in de rotsholen aan de Noordelijke kusten, doch<br />

in veel geringer hoeveelheid dan op Java, waar<br />

dit enkele artikel, op het Buitenz<strong>org</strong>sche landgoed<br />

Tjampia van den Heere VAN RIEMSDIJK de belang-<br />

rijke som van 60,000 Sp. M. jaarlijks opbrengt.<br />

De veefokkerij is over het algemeen op<br />

Gouvernements grondgebied niet overvloedig, en<br />

evenmin, voor zoo verre bekend is, in de landen der<br />

Vorsten-Bondgenooten. Vandaar ook , dat de prij-<br />

zen daarvan, voornamelijk van het pluimvee, dik-<br />

werf hoog stijgen, als er meer dan gewone hoe-<br />

veelheden daarvan benoodigd zijn, ofschoon die<br />

prijzen anders zeer matig zijn.<br />

Het getal der Buffels, die voor den Landbouw<br />

en de Slagterijen gebruikt Avorden, is toereikend<br />

en tot redelijke prijzen te bekomen. In de lan-<br />

den., die verre van de hoofdplaats gelegen zijn,<br />

vindt men dezelve echter geenszins in dien over-<br />

waren heldenmoed aan den dag , wanneer zij door<br />

zeeroovers worden aangevallen. Déze kaatsten zullen<br />

niet hgt eene praauw aantasten , wanneer zij weten 4<br />

dat dezelve met Makassaren, of ook met Boeginezen<br />

bemand is, alzoo de ondervinding hun geleerd<br />

heeft, dat deze volken zich, gelijk onze CLAESSENS en<br />

andere helden , tot op den lâatsteu man te weerstellen<br />

en liever omkomen dan zich overgeven.


2a3 —<br />

vloed, dat daarvan andere plaatsen zouden kunnen<br />

worden voorzien, gelijk de onderviuding geleerd<br />

1 reeft, dat men met de grootste moeite er niet<br />

zoo vele heeft kunnen bekomen als benoodigd 1<br />

Avaren voor de bezetting, toen die geheel uit Europezen<br />

bestond, eu twee à drie stuks dagelijks<br />

vorderde.<br />

Ander rundvee is, er te bekomen, doch hét is<br />

schaars en alleen te vinden in het arrondissement<br />

Makasser, ahvaar partikuliere ingezetenen meest<br />

voor eigen gebruik eenige kudden houden, AVelker<br />

getal te zamen geene 5oo stuks kan halen.<br />

Op Makasser, in de berg-d-istricten van Toppedj'awa,<br />

is wild rundvee, doch het getal is gering.<br />

Onderscheidene jagten zijn er op gedaan<br />

onder het Engelsch Bestuur, bij welke gelegenheden<br />

de vangst zeer Aveinig ojibragt; dit<br />

rundvee heeft veel overeenkomst met het rundvee<br />

van Bali en Banjoe-Wangie ; het wordt spoedig<br />

tam, en teelt met ander rundvee voort, Avaarvan<br />

de Àvilde runderen zich anders altijd afgezonderd<br />

houden. -,<br />

Er zijn geene andere huisdieren> dan schapen,<br />

geiten en bokken, doch hun getal is gering.<br />

Onder de Avilde dieren heeft Celebes het geluk<br />

van geene verscheurende te kunnen tellen; de beslaande<br />

zijn hertebeesten, apen, civelkatten of zoogenaamde<br />

timpauws, die het dedes of eene soort<br />

van muskus opleveren. Insgelijks tangalgongs, die<br />

het zelfde opleveren, en Avilde varkens.<br />

Opzettelijke hijcnteelt bestaat er niet op Celebes/


«— 2a4 —*<br />

doch de honig wordt alom , door de bijen in<br />

hel AVild gevormd gevonden,, en bij kleine hoeveelheden,<br />

in bamboezen afgebragt en Verkocht,<br />

doch is van een gemeen soort, denkelijk echter,<br />

gelijk meest alle andere produkten, voor groote<br />

verbetering en vermeerdering vatbaar.<br />

De vischvangst op Celebes zou overvloedig zijn,<br />

indien daarvan meer Averks wierde gemaakt, alzoo<br />

de zee, vooral aan de Wesizijde, zeer vischrijk<br />

is; ook heeft men daaraan nimmer gebrek. Nog<br />

onlangs zag men op de Bazar of markt verkoo-.<br />

pen 600 vissohen, van de grootte als blei, voor<br />

2 stuivers het stuk. -<br />

Goede kaalkop .(kakap), tongen, koerie of<br />

sJompneus en andere fijne visschen, zijn op zijnen<br />

tijd ter hoofdplaats voor eenen zcpr matigen prijs<br />

te bekomen,; ook leveren de rawa's of moerassen,<br />

zeer goede paling op.<br />

Eindelijk is de schildpad, die alhier zeer goed<br />

is, «eer gemakkelijk en rijkelijk te bekomen. Terwijl<br />

ik mij, te Gorontalo ophield , kAvamen de inlanders<br />

ons nu en' dan eene schildpad brengen,<br />

die zij op de gewone, zeer gemakkelijke wijze<br />

gevangen hadden. Zij ontsteken namelijk eenige vuren<br />

des avonds aan het strand , waarop de schildpadden<br />

gaarne, afkomen. Twee of drie loerende inlanders<br />

springen uit hunne schuilhoeken toe, en Averpen<br />

het dier op den rug, in Avelke ligging het zich<br />

niét meer van de plaats verwijderen kan. In het<br />

Avijfje van eene schildpad, die omtrent 34o £g<br />

Avoog, vonden Avij drie en negentig stuks eijeren. Deze


225<br />

iaatsten zijn somtijds nog veel talrijker. De schaal is<br />

buigzaam als dun perkament. De inlanders eischten<br />

voor hunne yangst niets; doch het spreekt van zelf<br />

dat Avij hun een goed douceur gaven.<br />

Met opzet heb ik onder de voortbrengselen van<br />

het dierenrijk op Celebes van de paarden het<br />

laatst melding vvillen maken, om bij deze gele-<br />

genheid, noj>ens dit nuttige dier, zoo als het<br />

niet alleen op dit eiland , maar over het alge-<br />

meen in den Indischen Archipel voorkomt, eenig<br />

meer omstandig berigt te geven.<br />

Terwijl op de meeste Indische eilanden, ert<br />

ook op het schiereiland Malakka , de paarden<br />

zelden de grootte van onze gewone hitten aan-<br />

merkelijk te boven gaan , hetgeen (met uitzonde-<br />

ring van Nieuw-Holland, Avaar een zeer groot<br />

ras van paarden bestaat) (88) vrij algemeen het<br />

geval in alle Tropische landen is, mag men<br />

ten dien aanzien het eiland Celebes met bijzondei e<br />

onderscheiding melden. De paarden zijn hier<br />

grooter , vuriger en edeler van aard, dan in<br />

eenig ander oord van Indic. Ook het eiland Sum-<br />

bawa , waarvan in het volgende hoofdstuk zal ge-<br />

sproken Avorden , levert na Celebes de beste paar-<br />

den. Het spreekt van zelf, dat de bastaard-Ara--,<br />

(88) Van dit verbazend groot ras Van paardert had<br />

de Graaf' VON RANZOW te Batavia een spart van vieren»<br />

In i8ü5 was nog een van het span in leven , zijnde<br />

meer dan 5o jaren oud. Dit laatst overgebleven kolossale<br />

paard, ruim 6 voet hoog, werd op vendulie<br />

voor 6o gulden door een winkelier gekocht en tot last-'<br />

dier gebruikt.<br />

11. P


— 226 —<br />

bische en Perzisch« paarden , welke in Indië gebruikelijk<br />

zijn, als niet in den Archipel te huis<br />

behoorende, bij het bovengezegde niet in aanmerking<br />

moeten genomen worden. Deze laatsten<br />

overtreffen de Indische paarden niet alleen in<br />

grootte, maar ook in alle andere hoedanigheden,<br />

Avelke in het paard het meest geacht worden.<br />

Het eiland Java is buiten tegenspraak in Indi'é<br />

het rijkste land in paarden, doch dit moet<br />

grootendeels toegeschreven worden aan de verbetering<br />

der stoeterijen , die inzonderheid in de<br />

laatste jaren is ingevoerd (Vid. Deel I. Beschr. der<br />

Preanger-Regentschappenj bl. 3oy). Ook is op Java<br />

het paard iets grooter dan op Sumatra, Borneo<br />

en aan de vasie kust.<br />

Onder de Indische paarden onderscheidt men,<br />

als een bijzonder ras, de zoogenaamde koedagoenong<br />

of berg-paarden. Dezen hebben eene bijzondere<br />

geschiktheid j om met een vasten en onbezwaarden<br />

tred berg-op en berg-af te loopen,<br />

waartoe de paarden van het lage kustland niet<br />

in staat zijn. Deze bergpaarden zijn veel sterker,<br />

fijn gebouwd, doch Avel gespierd, zeer vlug<br />

en niet zelden , ondanks hunne kleine gestalte,<br />

zeer fraai van kleur zooAvel als van gedaante.<br />

De Inlanders gebruiken het paard nooit anders<br />

dan onder den man. Allées de Europeanen<br />

spannen dezelve voor hunne rijdtuigen, doch deze<br />

laatsten zijn in Indië veel ligter gemaakt, dan in<br />

Europa.<br />

Op de eilanden Bali en Lombok hebhen de


'— 227 """<br />

paarden minder waarde. Die van Bima op<br />

liet eiland Sumbawa zijn inzonderheid sterk , AvelgebouAvd<br />

en fraai. Op het eerste gezigt zoude<br />

men zeggen, dal zij met de Arabische paarden<br />

eenige overeenkomst hebben, doch bij nader<br />

bezien vindt men, dat de Bimasche paarden<br />

eene ruwer huid hebben, en ook het karakteristieke<br />

van den kop der Arabische rassen ontberen.<br />

Op het eiland Borneo vindt men het paard<br />

alleen aan het noordoostelijk gedeelte van het<br />

land, tegen over de Soeloesche eilanden, op<br />

Avelke laatsten , even als in de Philippijnsche<br />

eilanden, dit dier zeer talrijk is. Op deze laatste<br />

eilanden heeft het paard eenige overeenkomst<br />

met dat van Celebes, doch moet in schoonheid<br />

van gedaante voor de Celebische paarden Avijken.<br />

Deze laatsten overtreffen ook de andere Indische<br />

rassen in snelheid. Op het eiland Celebes, en<br />

bijzonder in de zuidoostelijke streken , leven zij<br />

in het Avild, en Avorden door de inboorlingen ,<br />

op de zelfde Avijze als in Arabie gebruikelijk is ,<br />

gevangen en getemd. De Celebezen weten het<br />

best van alle Indische volken, hunne paarden af<br />

te rigten, en gebruiken dezelve in den oorlog zoowel<br />

als op de jagt en op reis (89).<br />

(89) Opmerkelijk is het, dat de inlandsche naam<br />

Voor een paard op Celebes « Buffel van Java" beleekent<br />

; waaruit men zoude kunnen opmaken, dat dit<br />

dier niet oorspronkelijk op dat eüand te huis behoort.<br />

P 2


— 228 —<br />

Uit het aangehaalde officiële rapport, Avegens<br />

den staat der Nijverheid, ontleen ik het volgende<br />

stuk in zijn geheel, alzoo het mij voorkomt<br />

bijzonder geschikt te zijn, om de levensAvijze<br />

en het maatschappelijk bestaan der inboorlingen<br />

meer en détail te leeren kennen.<br />

« Er bestaan geen eigenlijk gezegde fabrij-<br />

« ken of manufacturen, en voor zoo verre bete<br />

kend is, zijn er geene handAverkslieden in<br />

« de onderscheidene gedeelten van Celebes , die<br />

« zich bezig houden met de beAvcrking van déifie<br />

stoffen/'<br />

« Het aardewerk, dat er gemaakt wordt, is<br />

« voor zoo verre mij bekend is , van geen groote<br />

« hoeveelheid , en bestaat in gemeene aarden<br />

« potten, steenen en pannen, die alleenlijk op<br />

« het Land Camanjang, in het distrikt Mai os<br />

u door de Chinezen worden gefabriceerd. Dit<br />

« aardewerk kon zekerlijk verbeterd Avorden , doch<br />

« men besteedt geene genoegzame moeite aan de<br />

« bereiding der kleiaarde ; Avelligt door gebrek<br />

« aan kunde , of Avel uit baatzucht, om dezelve<br />

« voor een goedkoopen prijs ter markt te kunnen<br />

« brengen."<br />

« Voormaals pleegde, op last van den Koning<br />

« der Macassaren, niet verre van de rivier Gris-<br />

« see, op Sambong-Java potten en steenen gc-<br />

* maakt te worden, doch de knevelarijenvan dien<br />

« Vorst hebben de beAverkers doen verloopen,


— 229 —<br />

« en hetgeen men aldaar bereidt, is thaus niet te<br />

« noemen, -<br />

« De bewerking der metalen op Celebes, kan<br />

« men in gcenen deele als belangrijk aanmerken..,<br />

« Veel ijzer werden echter bewerkt tot het<br />

« maken van parrangs of hakmessen, bijlen en<br />

« andere ruAve instrumenten, —- ook tot het sme-<br />

«c'den van de wapenen , aan den inlanders alhier<br />

« eigen , als hunne klewangs , krissen , assagaijen<br />

« en ijzeren harnassen (go)."<br />

« Ook heeft de Radja van Sidenreeng eene<br />

« geweermakerij, ahvaar hij vier loopen des daags<br />

« kan laten afwerken, doch ze zijn lomp eu<br />

« zwaar; de sloten kan hij niet gemaakt krijgen<br />

« dan zeer gebrekkig., en over het algemeen geit<br />

nomen , hebben deze volkeren nog zeer weinig<br />

« vorderingen gemaakt in de beAVerking der ine-<br />

K talen; enkele ambachtslieden, zoo christenen als<br />

a chinezen, alhier ter hoofdplaats, kunnen zoo in<br />

« het goud en zilver, als koper redelijk goed<br />

s werken."<br />

« Kalk Avordt hier overal op de eilanden be-<br />

« reid van den kraalsteen, doch ze is van geen<br />

« goede hoedanigheid , zeker omdat men ze met<br />

« zeewater bluscht, hetgeen eene ziltigheid yer-<br />

« oorzaakt, die aan het kalkpleister Aveinig duur-<br />

« zaamheid geeft. Men kan daarvan in het<br />

(oo) Voor zoo veel mij bekend is, alleen op Celebes<br />

gebruikelijk. Het zijn cottes-de-rnailles van ijzer-,<br />

draad , gelijk tralies van een Vogelkooi gevlochten.<br />

P 3


i<br />

~ 23o —<br />

« goede seizoen altijd een genoegzame hoeveel-<br />

« heid bekomen, naar gelang dit besteld<br />

« Avordt. Gips, Cement en Tras zijn hier niet be-<br />

« kend.<br />

« Van de kassambaboom Avordt uit de bladeren,<br />

* de olie gestookt, alhier genaamd Minjak badoli',<br />

« waarvan de alom beroemde Maccassaarsche olie<br />

« gemaakt Averd, door middelen van bereiding van<br />

« voorz. olie, met een zamenstel van reulwerk uit<br />

« de TimpauAvs (muskus-katten), benzoin en diverse<br />

« soorten ruikend hout, als klamboe, garoe, enz.<br />

* Deze olie Avordt echter door de Europeanen veelal<br />

h met kokos-olie vervalscht.<br />

« Ook Brom Avordt hier toebereid van eene soort<br />

« van rijst genaamd ketang. en gist van Rijstmeel<br />

« (ütfg-jVjmetsaguwear; ook vermengt men ze met<br />

« specerijen. Zij is zeer koppig, en daarom verbo-<br />

« den te verkoopen aan militairen, die met de<br />

« kracht daarvan onbekend , zich ligtelijk anders te<br />

« buiten zouden gaan ; want een bierglas vol, is<br />

« genoegzaam, om den sterksten mensch dronken<br />

« te maken , en de smaak is zeer aangenaam , en<br />

« dus verleidend."<br />

« Olie Avordt hier ook gemaakt van de vruchten<br />

« van den sapirieboom, die uit hot distrikt van<br />

« Bontain herwaarts Avorden aangevoerd. Versch<br />

« is dezelve goed , om de spijs voor den gemee-<br />

« nen man ie bereiden , oud en goed opgekookt ,<br />

« maakt men er met succes gebruik van in het<br />

« schilderen , doch het vertier daarvan is buitenste<br />

lands niets. De vrucht van den sapirie, wanneer'<br />

ê<br />

\


— a3i —<br />

« ze verseh is, dient den gemeenen inlander voor<br />

« kaarsen, die zij daarvan zeer goed zameuslellen."<br />

« De Rarak- of zeepbopm .hier niet aanwezig<br />

« zijnde , en de bereiding vait zeep, bij de inm<br />

boorlingen nog onbekend zijnde, AVasschen zij<br />

s hunne kleederen met ascliAvater."<br />

« Het. katoen wordt hier gesponnen, doch het-<br />

« geen alhier geteeld Avordt, is tot eigen ge-<br />

« bruik ontoereikend; van Saleijer en elders wordt<br />

K hetzelve ingevoerd."<br />

« De jaarlijks aangemaakt wordende hoeveelheid<br />

garens is ondoenlijk op te geven, Omdat ieder<br />

« huisgezin afzonderlijk laat spinnen , zoo veel als<br />

K tot eigen gebruik , en lot het Aveven van klee-<br />

« deren enz. noodig is, tenvijl ook de luvalitei-<br />

« ten naar de verschillende soorten vaji weefsels<br />

* in zelfder voege naar ieders begeerte Avorden<br />

« aangemaakt."<br />

« De Aveverijen werden niet fabrijkmatig heit<br />

dreven ; ieder ingezetenen heeft de zijne, in<br />

« hoeveelheid naarmate van'zijn vermogen om<br />

«E slaven of Averklieden te onderhouden."<br />

« Hetgeen er geAveven Averd , bestaat in grove<br />

« en fijne, zoogenaamde kleedjes, van eene zeer<br />

« deugdzame | en gcnvilde kwaliteit, ook grove<br />

« witte en gestreepte kleeden, die van een zeer<br />

c gemeen en slecht soort ziju."<br />

« Anderen stoffen Avorden hier niet vervaardigd,<br />

« behalve alleenlijk de ruwe zijde , die van China<br />

« wordt aangevoerd. Van deze worden stoii'an<br />

P 4<br />

/


'— 23a —<br />

« vervaardigd voor de inlandsche vrouwen , ook<br />

« Avorden er kleedjes van geAveven , doch in ge-<br />

« ringe hoeveelheid. — Blaaivw is de eenigste kleur,<br />

« die hier te land gemaakt Avordt, te Aveten , van<br />

« de indigo. Er'zijn geene v'erwerijen die fabrijk-<br />

« matig bedreven Avorden ; de overige kleuren,<br />

cc zoo als de bingjcoeroe of roode, komt van Bon-<br />

« ton , het geel vau Bima en andere van elders."<br />

« LeertouAVerijen of looijerijen heeft men op<br />

« Celebes niet; de buffelhuiden Avorden gedroogd<br />

« en onbereid aan do Chinesche kooplieden ver-<br />

« handeld."<br />

« Geen bontwerk wordt op Celebes bereid<br />

« uitgezonderd vellen van apen , die Aveinig geit<br />

acht zijn.'''<br />

;<br />

i De bewerking' van het hout geschiedt alleen<br />

«tot inlandsche vaartuigen en grof huistimmer-<br />

« Averk ; fijn hout Avordt hier Avel beAverkt , doch,<br />

« komt van Amboina, en geschiedt slechts'door<br />


— 233 —<br />

« loonen moet geven , houde ik mij verzekerd ,<br />


— 234 —<br />

«het verminderen der welvaart (91), Avant d«<br />

e rijkdom van den eenen, stelde den anderen<br />

« in staat, om ondernemingen te kunnen doen ,<br />

« waaraan hij thans niet denken kan."<br />

« Het is Avaar, dat door de afschaffing van den<br />

« slavenhandel de ingezeten eni tot een meerder<br />

« nuttige eii lofAvaardige nijverheid moeten Avorden<br />

*t aangespoord , doch dit kan eerst op het volgend<br />

«e! geslacht Averken; het zal.derhalve langzaam gaan,<br />

« en een voortdurende vrede zal hiertoe het meeste<br />

« kunnen bijbrengen."<br />

« Het is ongetwijfeld, dat Celebes veel zoudo<br />

« opleveren, indien de natiën , die hetzelve bete<br />

Avonen, niet op een bijgeloovige Avijze gehecht Avail<br />

ren aan hunne oude gëAvoonlen. Hoogmoedig ,<br />

« wispelturig, oorlogsznchtig, zijn ze in het al-<br />

«e gemeen, en deze ondeugden verdooven alle<br />

« lust en ijver om door een nijver onderzoek tot<br />

« de kennis van de inwendige Avaarde van het<br />

« land te geraken. Koffij en peper zou hier zeer<br />

« goed kunnen Avorden voortgeteeld, doch de Vor-<br />

« sten zijn daartoe niet ie bewegen, en daar de<br />

« magt van het Gouvernement zich niet-verdeu<br />

K over hen uitstrekt, dan de contracten luiden,<br />

« is daaraan, of aan eenig voordeel door middel<br />

« der bondgenooten , vooreerst nog niet te denken,<br />

(91) Eene paradoxe stelling , die ook bij de Vorsten<br />

van Bali gebruikelijk is. Zic Deel 1. laatste<br />

hoofdstuk.


— aî5 —<br />

K zoo lang namelijk, men niet meester van hel gete<br />

heele eiland is."<br />

't Het is echter, naar mijn inzien, der moeite<br />

« Avaardig , dat deskundigen binnenslands onder-<br />

« zoek doen, op last van het Gouvernement, en<br />

« ik houde mij verzekerd , dat er vele belangrijke<br />

« ontdekkingen zullen plaats hebben, want Celebes<br />

« is nog Aveinig door Europeanen bezocht en heit<br />

kend geÀvorden, en heeft zeer veel schijn van<br />

« rijk in mijnen te zijn. Doch na eenige ontdek-<br />

« king van goud- of ijzernrijnen of 'andere mineit<br />

ralen pf delfstoffen, die het Gouvernement tot<br />

« voordeel zouden kunnen dienen, zoude men<br />

« zich ook sans façon meester moeien maken van<br />

« zoodanig rijkje of staat, daar dit Voordeel in<br />

«t werd gevonden , ahvaar men zich door eene<br />

« goede bezetting zoude moeten staande houden."<br />

« De Vorsten van Celebes, die door contrac-<br />

«t ten aan het Gouvernement verbonden zijn, leg.<br />

« gen onder geen andere verpligting , dan dat zij<br />

« tegen eikanderen, zonder voorafgaande toesiem-<br />

« ming van het Nederlandsch Gouvernement, geen<br />

« oorlog mogen voeren en ook het Gouvernement<br />

u in alle gevallen gehouw en getrouAv moeten<br />

« zijn. De vaart met passen van het Gouvernete<br />

ment, de Avering van allen handel der vreenite<br />

delingen zijn voorname voorwaarden , Avelke het<br />

te Nederlandsch Gouvernement bedongen heeft,<br />

te Voorts ook , dat bij overlijden der Vorsten, de<br />

« tot opvolgers vo<strong>org</strong>edragene personen , door het<br />

« Gouvernement moeten Avorden erkend. Dit


N<br />

— a36 —<br />

« laatste punt is hetgeen het meest aanleiding lot<br />

« oorlogen geeft."<br />

« Deze verbondene Vorsten zijn voornamelijk<br />

« die van Mandhar in het noordelijk gedeelte,<br />

« maar zij hebben zich reeds sedert lange jaren<br />

« daaraan niet gestoord en gedragen zich als vre'emet<br />

delingen, als of er nimmer eenig contract gete<br />

sloten was." , , „<br />

« De andere bondgenooten zijn, Sidenreehg,<br />

.« (ook, doch ten onregte, Sandraboni genoemd)<br />

«e dit is een klein Rijkje."<br />

« Tanette, ook van geen aanbelang; beide deze<br />

« Kijkjes liggen ten noorden van het Gouverne-<br />

« ments-grondgebied aan de Avestzijde van Cele.bes.<br />

et Het» land is zeer rotsachtig, en de voortbreng-<br />

« seien bestaan bijna alleen uit djagong of lurksche<br />

ee tanve en manioc-wortelen, Avaarvan de opge-<br />

« zetenen leven."<br />

« Loehoe, Wadjo of Toadjo , Soping. Deze<br />

« Stalen, waaronder fVadjo eene republiek is,<br />

« liggen binnenslands aan de noordkust van de<br />

« bogt van Boni. Zij leveren padi, sago, en<br />

« ijzer. Het Rijk van Boni ligt aan den Avest-<br />

* oever van de bogt of golf van dien naam, en<br />

« heeft eene uitgestrektheid ten noorden van de<br />

« groote rivier Tjinrana zuidwaarts tot ruim lAvin-<br />

« tig mijlen. Men zegt, dat het zeer volkrijk is,<br />

« doch het is ook teveus armoedig , omdat er<br />

ji geene genoegzame rijstvelden Avorden gevonden ,<br />

« die gecultiveerd kunnen Avorden voor eigen on-<br />

« derhoud , waarom de gemeene man zich ook


H<br />

ie meest met djagong en manioc-AVortel moet bete<br />

helpen. Hierom hebben zij in vroegere lijden<br />

« zich in de Gouvernemeutshezittingen Aveten in<br />

« te dringen, Waarvan zij , door toegevendheid<br />

ie het meerderdeel cultiveerden, en de vruchten<br />

« zonder verpligttng of belasting op 's Vorsten<br />

* naam tot zich namen, Het Rijk van Makasser<br />

* is thans geheel onder eenen Koning , schoon het<br />

-« volk lang verdeeld is geweest, onder de namen<br />

« van Berg- en van Strand-Macassaren. Het land<br />

* is zeer armoedig ; het levert rijst op, doch niet<br />

* toereikende voor de consumtie, suiker van de<br />

* saguAveer in het gebergte, en vele bamboezen. —<br />

« Dit Rijk ligt ten Zuiden en Oosten van de Hoofd-<br />

« plaats , en is zeer rotsachtig en woest."<br />

ee Tello is met de Makassaren ' vereenigd, en<br />

« is thans niet meer noemenswaard , ofschoon er<br />

« eene koningin het bestier heeft."<br />

et Eindelijk behoort nog tot ee bondgenooten<br />

w van het Nederl. Gouvernement op Celebes, het<br />

« Rijk van Toeralta > dit Avordt door drie Prinsen<br />

« geregeerd,' en . was voormaals onder Boni 3<br />

« doch zij hebben zich bij de onlusten tusschen<br />

« de Engelschen en dat Hof onafhankelijk ver-<br />

«e klaard, en zijn als Bondgenooten erkend en aan-<br />

« genomen. — Dit Rijk grenst aan het grondge-<br />

« bied van het Gouvernement op Bontain, en is<br />

« zeer vruchtbaar in rijst."<br />

« Het eiland Saleyer, dat regt zuidwaarts en<br />

« in het gezigt van den Hoek van Bira ligt 3


— a38 —<br />

« wordt bestuurd door veertien Koningen, die<br />

« schatpligtig aan het Gouvernement zijn."<br />

i< Dit land is, als het Avare, eene rots. Er<br />

« groeit niets dan kokosnoten , djagong,. en een<br />

« soort van gierst, of de zoogenaamde padi djava.<br />

« Er is niets merkwaardigs te vinden, dan alit<br />

leen het reeds gemelde djatti-bosch , dat op een<br />

« klein eilandje-in de nabijheid groeit."<br />

« Bouton behoort tot de verbondene Vorsten.<br />

« Op de eilanden daaronder behoorende, zijnAvel-<br />

« eer specerijboomen gevonden, doch dezen zijn<br />

« jaarlijks van GouvernementSAvege uitgeroeid , te-<br />

« gen betaling aan den Vorst voor schadevergoe-<br />

« ding van de somma van f 3oo."<br />

» Op Sumbawa, zijn als bondgenooten, de<br />

« Vorsten van Bima , Sumbawa , Dompo, Tom-<br />

« boro, Papekaten Sangar. De uitbarsting vanden<br />

« vulkaan op Tomboro in i8i5 , heeft een groot<br />

« gedeelte van dit eiland in een staat van woest-<br />

« beid gebragt. Tomboro , Papelcat en Sangar<br />

« liggen grootendeels in de asch en lava bedolven."<br />

« Bima , Sumbawa en Dompo leveren rijst,<br />

« en in het eerst en laatslgeu. vindt men sappan-<br />

« hout, hetgeen volgens contracten aan het Gou-<br />

« vernement tegens eenen bepaalden prijs moet<br />

« AVerden geleverd , ook vindt men op Bima vote<br />

gelnestjes, waarover de Vorst eene vrije beschikte<br />

king heeft."<br />

Van dit eiland , en inzonderheid van de schrikkelijke<br />

eruptie van Tombora, zal ik straks nader<br />

gcAvag maken.


— a3g —<br />

VIJFTIENDE HOOFDSTUK.<br />

Aankomst te Bima op het eiland Sumbawa. —<br />

- Eenig berigt nopens land en bevolking. —<br />

Slechte landbouw. — De Goenong-Tomboro. —<br />

Schrikkelijke uitbarsting van dien berg en geheele<br />

. verwoesting van het eiland. — Rapporten van<br />

onderscheidene Residenteti wegens deze gedenkwaardige<br />

vernieling.<br />

Ai<br />

.Ivorens onze bestemming naar Banjar-Massin<br />

op het grootste van alle bekende eilanden, Borneo,<br />

te vervolgen, Avilde kapitein ROSS, met<br />

wiens schip Avij dit reisje afleggen zouden, eerst<br />

naar Sumbawa stevenen, werwaarts handelsverrigtingen<br />

hem riepen. Vervolgens wilde hij<br />

Sambas op Borneo aandoen , van waar Avij ons<br />

over land naar Banjar-Massin zouden begeven,<br />

terwijl onze kapitein naar Java zoude terugkeeren<br />

, om zijn schip in het dok van Sourabaya<br />

eenige reparatie te doen ondergaan.<br />

Zonder tegenspoed (gelijk men dan over liet<br />

algemeen vau storm of dergelijke geyaren in de


— a4 —<br />

Indische binnenzeeën weinig te vreezen heeft),<br />

kwamen Avij, na vijf dagen zeilens , voor Bima<br />

ten anker. Deze plaats ligt aan eene kleine baai<br />

op het oostelijk gedeelte van Sumbawa , nabij de<br />

straat Sapi, tusschen dit eiland en hel land jan<br />

Floris gelegen. De, afstand van Makasser tot<br />

Bima, bedraagt bijna 5o zeemijlen, en deze vaart<br />

is in beide moesons vrij van gevaar. Kapitein<br />

ROSS Avilde hier een dozijn Bimasche paarden medenemen<br />

, die te Batavia goede AvinSt opleveren,<br />

en, gelijk reeds aangemerkt is, onder de beste rassen<br />

der Indische paarden geteld Avorden.<br />

Dit eiland wordt bcheerscht door zes kleine<br />

Radja's of koningen , Avier kleine Vorstendommen<br />

Bima, Sumbawa, Dompo, Tomboro, Sangar<br />

en Papekat genoemd worden. De bevolking van<br />

dit eiland heeft in hare algemeene karaktertrekken<br />

veel overeenkomst met de Makassaren ; sterk<br />

van ligchaamsgestalte, dapper en van een veel<br />

meer heldhaftigcn aard, dan de Javanen. Die<br />

van Tomboro verdienen in dit opzigt nog Avel<br />

boven de inwoners der andere provinciën onderscheiden<br />

te Avorden. Ondanks alle aangcAvende<br />

moeite is het mij niet mogelijk geweest, het getal<br />

der bevolking te welen te komen. De kampongs<br />

schijnen Avel bevolkt te zijn, doch het gebergte<br />

daarentegen zeer weinig. De inlandsche hoofden,<br />

Avelke wij deswege ondervraagden, gaven zeer<br />

verschillende antwoorden , volgens welke de bevolking<br />

van het eiland omstreeks 800,000 zielen<br />

bedragen zoude, hetgeen, denkelijk, even


— 24' —<br />

als de meeste opgaven, nopens d« volkrijkheid<br />

der Indische eilanden , niet zeer naauwkeurig is ,<br />

ofschoon die opgave in een officieel Rapport yoorr<br />

komt.<br />

- De produkten van Sumbawa zijn, (behalve<br />

de beroemde paarden) voornamelijk sapanhout,<br />

(jaarlijks a a 3ooo pikols), maïz, rijst, katjang<br />

en vruchten ; voorts ook AVas, Avilde honig<br />

, en eene groote hoeveelheid zwavel. De landbouw<br />

is hier, gelijk overal waar het land onder<br />

inlandsch beheer staat, allerellendigst. Men vindt<br />

er nogtans eene groote menigte Avilde en tamme<br />

buffels en ander vee.<br />

De hoofdplaats van hét gansche eiland wordt<br />

insgelijks Sumbawa genoemd. Het is eene<br />

uitgestrekte kampong, die met eenen muur<br />

van 6 voet hoog omtrokken is, Avaarschijnlijk<br />

tot verdediging tegen de strooperijen der Bauers,<br />

Avant tegen eiken anderen aanval zoude<br />

zulk eene verschansing van geen hoegenaamd nut<br />

kunnen zijn.<br />

Het eiland Sumbawa zal altijd merkAvaardig blij»<br />

Ven door de ontzettende uitbarsting Yan den Goenong-Tomboro,<br />

een vulkaan in het djstrjkt. van<br />

dien naam. Bij menschen heugenis heeft zulk<br />

eene, hevige eruptie nergens te voren ooit plaats<br />

gehad, en de inwoners zijn nog bij het enkeje<br />

verhaal van dit geducht natuurverschijnsel met<br />

schrik en ijzing beyangen. Noch de hevigste uitbarstingen<br />

van den Vesuvius en van den Etna<br />

noch zelfs die van den Merapi, op Java., waar-<br />

II. Q


— 5»4 a —<br />

ran ik Uitvoerig in het Eerste Deel gesproken<br />

heb, komen in eenige de minste aanmerking bij<br />

de vreesclijke ruurbraking van den Goenong-Tom^boro<br />

op Sumbawa. Ik zal zooveel ik kan, den<br />

lezer van dit verschijnsel uit de mij deswege locgskomene<br />

eehte berigten, een denkbeeld pogen<br />

te geven. ,<br />

Eene zoo veel mogelijk beknopte, en niet te min<br />

eenigermaie voldoende en treffende beschrijving van<br />

anlke merkwaardige schokken des aardbols te<br />

geven, is geene gemakkelijke taak. Ik wil die<br />

gaarne aan meer ivelsprekende schrijvers overlaten ,<br />

en bepale mij tot een eenvoudig < verslag van<br />

het gebeurde, terwijl ik het aan de verbeeldingskracht<br />

mijner lezers toeyertrouwe, zich een behoorlijk<br />

denkbeeld te maken van de verschrikkelijke<br />

magiveriooning, die de natuur bij zulke<br />

gelegenheden ten toon spreidt , om in een enkel<br />

oogenblik datgene ' te doen, Avat menschenmagt<br />

'ih vele jaren, door vele bloedige oorlogen, te<br />

vuur en te zAvaard niet verrigten kan , te weten,<br />

*en geheel land ten onderste boven keeren. Elke<br />

poging, om zulke gebeurtenissen der vergetelheid<br />

te ontrukken , zal ook daarom gebillijkt mo<br />

gen Avorden, omdat men , Avelligt in volgende<br />

tijden, de oorzaken nader zal opsporen, welke<br />

Op de oppervlakte der aarde zoo vele en zoo groot«<br />

veranderingen hebben te weeg gebragtt<br />

1 Dë uitbarsting van den Goenong-Tomboro<br />

schokte den aardbol op eene zoo geweldige wijze,<br />

dat zij^over de gansche uitgestrektheid der Moluk-


— ?-43 —<br />

sehe eilanden gevoeld Averd , zooAvel al over het<br />

meer naburige Java, over de eilanden Celebes,<br />

Sumatra en Borneo, gevolgelijk in eenen omtrek<br />

van meer dan duizend geographische mijlen van<br />

den vulkaan zelven. Op alle deze eilanden Averd<br />

de uitbarsting bespeurd door herhaalde trillende<br />

BeAvegingen van den grond zooAvel als door<br />

den verschrikkelijken Aveerklank van het onderaardsche<br />

gedruisch en gekraak. In de meer on-,<br />

middelijke nabijheid van den Goenong Tomboro ,<br />

en wel in eene ruimte van drie honderd mijlen<br />

van zijnen Averkkring, zag men de verbazendsie<br />

omkeeringen, die het gansche eiland met den ondergang<br />

dreigden , en alle beAvonei s de grootste<br />

angst aanjoegen. Op Java, dat ruim honderd<br />

mijlen van dezen berg verwijderd is, scheen de<br />

venvoesting geheel nabij te zijn. Op den middag<br />

was de hemel door Avolken van asch en<br />

zand verduisterd, en de zon was met eenen<br />

dampkring omgeven, Avelks « tastbare'* duisteinis<br />

de in deze gewesten zoo ongemeen gloeijenda<br />

kracht van hare stralen geheel krachteloos maakte.<br />

Stortregens van dikke asch bedekten verscheiden<br />

duimen hoog de huizen en velden en wegen.<br />

Deze slikdonkerc nacht, op het midden van den<br />

dag, Averd nog akeliger door het nu en dan uitbalderend<br />

gedruisch, hetAvelk het loshrandeu van<br />

het zAvaarst geschut, of het ratelen van een hevigen<br />

donderslag verdoofd zoude hebben. Dit<br />

gedruisch had zoo veel gelijkenis met het gebulder<br />

vau kanon , dat vele zeeofficieren niet ander» dach-<br />


-=44<br />

len , dan dat er zeeroovers op de kust geland Avaren<br />

, zoodat zij Averkelijk met hunne vaartuigen in<br />

zee staken, om de aangevallene schepen te hulp<br />

te snellen. Aan den anderen kant verkondigden<br />

sommige dweepzuchtige priesters aan het bijgeloovige<br />

volk de terugkomst van den profeet en hunne<br />

op handen zijnde verlossing. De verstandigsten<br />

onder de inlanders Avaren van meen ing", dat een<br />

der grootste Javasche vuurbergen uitgebarsten<br />

was ; doch dat de stortregens van asch , die het<br />

oostelijk gedeelte van Java bedekten, uit het<br />

eiland Sumbawa derwaarts uit eenen berg, die<br />

vele honderd mijlen van daar verAvijderd was,<br />

konden overkomen, dit konde geen sterveling zich<br />

als mogelijk voorstellen.<br />

Ten einde eenig authentiek berigt van de<br />

ontzaggelijke en zeer buitengewone uitbarsting<br />

van den Tomboro te beAvaren, zond de Gouverneur<br />

RAFFLiiS aanschrijvingen aan de onderscheidene<br />

Residenten op . de naastbijgelegen distrikten<br />

van Java , om een-verslag te geven van de omstandigheden,<br />

van welke zij ooggetuigen waren<br />

geweest. Uit de antAVOorden dezer heeren is het<br />

volgende verhaal opgemaakt. Zoo het Avelligt<br />

niet als eene geheel volledige besehrijving is aan<br />

te merken, zal het niettemin een duurzaam en<br />

gedenkwaardig verslag van daadzaken opleveren,<br />

om eene zoo ontzettende natuurverwoesting aan de<br />

vergetelheid te ontrukken.<br />

De eerste uitbarstingen van den Tomboro werden<br />

op Java in den avond van den 5 April ver-


— 245 —<br />

nomen. Zij werden overal gehoord , en bleven<br />

bij tusschenpoozen, tot den volgenden dag aanhouden.<br />

Het gedruisch werd algemeen toegeschreven<br />

aan het verwijderd gebulder van geschut<br />

; dermate zelfs, dat een detachement troepen<br />

van Djokjakarta Averd afgezonden, omdat<br />

men geloofde, dat de eene of andere nabijgelegen<br />

post vijandelijk werd aangevallen. In dit<br />

denkbeeld zond men ook aan de kusten eenige<br />

vaartuigen naar zee, om te zien oÜ zich eenig<br />

schip in nood bevond.<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en echter ontAvaarde men ,<br />

dat er overal asch nederviel, en hierdoor verdween<br />

alle twijfel ten aanzien der oorzaak van<br />

het steeds aanhoudend gebulder. Het is opmerkelijk<br />

, dat naarmate de uitbarsting voortgang<br />

had, het gedruisch in elke residentie zoo luid<br />

Averd gehoord , dat men hetzelve algemeen zeer<br />

nabij AVaande te zijn. Het Averd derhalye aau<br />

eene eruptie van den Meri-Api toegeschreven.<br />

Den 6 werd de zon Aveder zigtbaar. Zij scheen<br />

in eene dikke misi gehuld te zijn ; het Avcdcr<br />

Was smoorheet, en de dampkring blaksiil. Da<br />

zon vertoonde zich zonder stralen, en de doodsche<br />

kalmte verkondigde eene ophanden zijnde<br />

aardbeving. Zoo duurde het verscheiden dagen ,<br />

uu en dan bleven de bulderende uitbarstingen aanhouden,<br />

doch Avaren minder sterk, en minder talrijk<br />

dan inden beginne. Overal viel vulkanische asch,<br />

aanvankelijk weinig , eu iu de westelijke gedeelten<br />

Q 3


— 246 — v<br />

tan' het eiland, in zoo geringe hoeveelheid, dat<br />

dezelve naauAveiijks merkbaar was.<br />

Deze toestand van den dampkring bleef zonder<br />

veel verandering aanhouden lot op den 10 April j<br />

en had tot op dien dag niet meer ongerustheid<br />

gebaard , dan elke geAVOonlijke uitbarsting van<br />

eenen vulkaan op - Java, Doch des avonds van<br />

den tienden werd het dreunend bulderen der<br />

uitbarstingen menigvuldige!' en zwaarder , inzonderheid<br />

oostwaarts van Cheribon. De lucht<br />

werd door een stortregen van asch verduisterd,<br />

eu op verscheiden'plaatsen, inzonderheid te Sola<br />

en te Rembang werd eene trillende beAveging<br />

van den grond bespeurd. Op den 11 waren de<br />

uitbarstingen zoo hevig, dat in de oostelijke distrikten<br />

van Java de huizen Avaggelden. De daaropvolgende<br />

nacht Avas boven alle beschrijving stikdonker<br />

(MJLTON'S « darkness visible") en lot op<br />

het midden - van den volgenden dag konde men<br />

Haatiwelijks eenige schemering van licht ontwaren.<br />

Te Solo Avalen op den 12 des middags<br />

de voorwerpen op 100 schreden afstands schier<br />

onzigibaar , even als bij ongemeen ZAvare mist Avel<br />

eens in Amsterdam plaats heeft, Verder oostwaarts,<br />

te Grissee en te Sourabaya, Avas het op het midden<br />

van dien dag zoo donker als in de nacht.<br />

Deze verzadigdheid van den dampkring verminminderde<br />

bij afwisseling naarmate de aschwollen<br />

onder het nederstorten dunner Averden, Bij<br />

voorbeeld de asch , die te Baujoe Wangle acht


— »47 —<br />

duim dik was nedergesiori, viel ie Sumanap niet<br />

hooger dan tAvee duim , en ie Grissee nog minder.<br />

Ten westen van Samarang heeft de zon<br />

Weinig verduisternis ondergaan.<br />

Natuurtafereelen, zoo ontzettend en zoo vernielend<br />

, verdienen allesins met opgelettendheid<br />

gade geslagen te worden. Voerzeker zal hel mijnen<br />

Lezer niet ongevallig zijn , hier de plaatselijke<br />

berigten der Residenten aangehaald te zien.<br />

Ik neem die met eenige verkorting, dochgetrour<br />

weiijk uit het Engelsch over, in Avelke taal dezelve,<br />

voor zoo veel mij bekend is, alleen zijn algemeen<br />

gemaakt , te Aveten in het V1I1 deel der Verh. van<br />

het Bat. Gen.., hetwelk tol nu toe in onze taal het<br />

jicht nog niet heeft mogen zien. Een sterk bewijs t<br />

voorzeker , dal de ambtenaren het in Indië zeer<br />

druk hebben, anders zou deze of gene zulks<br />

gaarne tot uilspanning op zich hebben willet!<br />

nemen.<br />

Van. Grissee: Toen ik op den 12 des m<strong>org</strong>enç<br />

ontwaakte, kAvam het mij voor, dat de nacht<br />

zeer lang Avas geWeest. Ik nam mijn horologie<br />

digt hij de lamp, en zag dal hel over half negen<br />

was (92), Ik begaf mij oogenblikkelijk naar buiten<br />

, en bemerkte, dal er een AAolk van ösch<br />

(03) Men weet , dat 'ü deze gewesten de ochtendschemering,<br />

het geheele jaar door, omstreeks half<br />

zes plaats beeft, en het daar altijd voor zes ure volkomen<br />

dag is.<br />

Q4


— s48 —<br />

in de lucht oprees. Ten 9 ure Avas het nog<br />

geheel donker. Niet voor 10 ure zag ik eene<br />

flaauwe schemering bijna regllijnig opAvaarts (omstreeks<br />

de zon). Ten half n ure begon men de<br />

vooi'Averperi tot op 5o schreden afstands te kunnen<br />

onderscheiden. Teri 11 ure nam ik het ontbijt<br />

bij kaarslicht, en de vogels begonnen te tjirpen ,<br />

als of de dag zoude aanbreken. Ten half 12 ure<br />

Avèrd de zon even zigtbaar, doch zeer flaauw, en<br />

zelfs twijfelachtig, door een dikken Avolk van<br />

asch. Ten 1 ure namiddag viel de aschregen<br />

sterker en vermeerderde tot 3 ure, Avaarna het<br />

lot 5 ure iets, doch zeer Aveinig licht werd<br />

zoodat ik ten 6 ure nog niet zonder kaarslicht<br />

konde schrijven. Den i3 reisde ik door het dislrikt,<br />

en vernam alom de zelfde verschijnselen<br />

die ik zelf had waargenomen ., terwijl de oudste<br />

inboorlingen noch uit hunne ondervinding noch<br />

zelfs uit hunne vroegste overleveringen ooit<br />

van eene zoo allerverschrikkelijkste uitbarsting<br />

hebben kennis gedragen. Sommige inlanders<br />

beschouwen dezelve als een voorteeken eener<br />

op handen zijnde verandering van Bestuur<br />

anderen' raadplegen hunne ongerijmde legendes,<br />

en'zeggen, dat de beruchte Niai Loroh Kidoel<br />

een barer kinderen uithiuvelijkl, en bij die gelegenheid<br />

met haar bovennatuurlijk geschut saluutschoten<br />

heelt gedaan. De asch noemen zij het<br />

Stof van hare ammunitie.<br />

Van Sumanap : Op den avond van den 10<br />

Averden de uitbarstingen zeer luid 5 eene derzelve


*" 249 —<br />

bijzonderlijk schokte de gansche stad, en de slagen<br />

volgden zeer snel op elkander, gelijk bij eene<br />

hevige kannonnade. Tegens den avond van den<br />

volgenden dag, Averd de dampkring dermate<br />

verdikt, dat men reeds voor.vier ure de kaarsen<br />

moest aansteken. Omstreeks ten 7 ure des avonds<br />

van den 11, terwijl het eb-getij Avas , deed eene<br />

plotselinge instrooming van de baai het water in<br />

de rivier eensklaps vier voet hooger stijgen ,<br />

Avaarop hel, na verloop van vier minuten Avederom<br />

toe het vorige peil terug zonk.<br />

De baai Avas op dit oogenblik zeer onstuimig ,<br />

en aan de noordzijde met een vuurrooden gloed<br />

verlicht. De ongemeene duisternis van deze nacht<br />

verminderde niet voor 11 of 12 ure des voormiddags<br />

van den volgenden dag ; en dien ganschen<br />

dag konde men naauwelijks zeggen, dat er eenig<br />

daglicht geweest Avas. Vulkaan-asch viel als een<br />

stortregen neder, en bedekte den grond tAvee<br />

duimen hoog. Ook de boomen waren met asch<br />

als bcsneeuAvd.<br />

Van Banjoe-Wängie: Op den 1 April des<br />

iri<strong>org</strong>ens ten 10 ure hoorden wij een dreunend<br />

gebulder , gelijk dat van zwaar geschut, hetwelk ,<br />

bij tusschenpoozen , tot g ure des m<strong>org</strong>ens van<br />

den' volgenden dag bleef aanhouden ; nu en dan<br />

zeer zwaar , gelijk het ralelen van den donder<br />

in de verte. Doch in de nacht van den 10 werden<br />

de uitbarstingen inderdaad verschrikkelijk,<br />

zoodat de aarde en de zee hevig daardoor geschokt<br />

Q5


— s5o —<br />

. Tegens den.ochtend AVerden de slagen<br />

iets minder, en verflaauwden langzamerhand tot<br />

den i4 , toen zij geheel ophielden. In den ochtend<br />

van den 3 April viel de asch gelijk fijne<br />

sneeuAV, en in den loop van dien dag viel dezelve<br />

tot een half duim hoogte. Tot op den<br />

n was de lucht aanhoudend met asch bezwangerd,<br />

."-zoodat het zeer onaangenaam was , buitenshuis<br />

te gaan. Des m<strong>org</strong>ens van den n was de nahegelegene<br />

kust van Bali geheel onlzigtbaar en als<br />

in een dikken nevel gehuld , die oogschijnlijk de<br />

kust van Java naderde, en een zeer akelig gezigt<br />

Opleverde. Ten i ure namiddag Avas men reeds<br />

genoodzaakt. kaarsen aan te steken. Ten 4 ura<br />

Avas het reeds stikdonker , en dus bleef het<br />

aanhouden tot 2 ure des namiddags van den volgenden<br />

dag. In al dien tijd was er aanhoudend<br />

veel asch gevallen , zoodat dezelve nu acht duim<br />

dik op het aardrijk lag. Na 2 ure begou het<br />

iets lichter te Avorden , doch niet voor den i4i,<br />

konde men de zon onderscheiden , en hel Avas al<br />

dien lijd lang buitengemeen koud. De aschregen<br />

bleef aanhouden, doch werd gedurig minder<br />

en de grootste diepte Averd op den i5 April Avaar»<br />

genomen , te Aveten 9 duimen.<br />

Alle berillen gtemnien overeen, dal eene zoo<br />

hevige en Avijduitgestrekte vulkaan-uitbarsting nimmer<br />

bij. manschen heugenis, noch ook bij de aloudste<br />

overleveringen is bekend geweest. De inlanders<br />

maken gewag van soortgelijke verschijnselen<br />

, die voor zeven jaren , door den vulkaan van


Karang-Assem , op het eiland Bali voortgebragt<br />

zijn , doch de hevigheid dezer uitbarsting kwam<br />

op Yerre na de tegenwoordige niet nabij. Als<br />

een' trek van bijgeloof kan men melden, dat de<br />

Balinezen de tegenwoordige uitbarsting van den<br />

Tombora, zonder daarvan eenig juist begrip te.<br />

kunnen vormen , terstond aan een geschil toeschreven,<br />

hetwelk tusschen de beide Radja's yan<br />

Bali-Boliling ontstaan , en Avaarbij de jongste<br />

Radja, op bevel zijns broeders, 1er dood gebragt<br />

was.<br />

De gloeijende hitte van den dampkring en de<br />

afwisselende aschregen bleef lot den 17 voortduren<br />

, Avaarop dezelve door eene zware bui van<br />

wezenlijken regen werd verdreven. Hierdoor Averd<br />

de lucht wederom helder en koel, en deze verandering<br />

ontstond juist op den geschikten tijd, om<br />

de vernieling van al het te Veld slaande geAvas ,<br />

en den voortgang eener juist uitgebrokene epidemische<br />

ziekte nog in tijds te doen ophouden. Sedert<br />

twee of drie dagen j namelijk } voor dat het<br />

begon te regenen , waren, inzonderheid te Batavia<br />

ongemeen vele menschen door koortsen aangetast<br />

geworden. De landlieden droegen z<strong>org</strong>,<br />

om overal de asch van de planten en rijsthalmen<br />

af te schudden , en de in tijds vallende zware regen<br />

deed de vrees verdAvijnen, dat zich eene menigte<br />

schadelijke insekten in de rondom de Avortiis<br />

bijeen gehoopte asch zouden ontwikkelen. Ta<br />

Rembang, AVaar voor den 17 geen regen viel,<br />

en de asch in zeer groote hoeveelheid nederge-


— 2Ö2<br />

stort Avas, onderging het veldgewas eenige schade ;<br />

te Grissee was die schade minder, doeh te Banjoe-Wangie<br />

en in dien omtrek was de verwoesting<br />

het grootst. Honderd zes en twintig paar- *<br />

den en zes en tachtig stuks lioornvee kwamen om<br />

het leven, ten gevolge van het gebrek aan voeraadje,<br />

dat gedurende eene geheele maand na de<br />

uitbarsting had plaats gehad.<br />

- Zoodanig zijn de merkwaardigste verschijnselen<br />

e deze onvergetelijke uitbarsting op het eiland<br />

Java heeft voortgebragt. Laat ons dezelve thans<br />

meer in de nabijheid van bet eigenlijke looneel<br />

der vernieling gadeslaan. De beschrijving, hoe<br />

eenvoudig ook , omdat zij blootelijk de omstandigheden<br />

vermeldt, zal Avelligt meer ontzettend<br />

zijn dan PLINIUS rijk versierde beschrijving der uitbarsting<br />

van den Vesuvius.<br />

De plaatselijke verschijnselen zijn nnauwkeurig<br />

waargenomen geworden , door den Britschen Luitenant<br />

OWEN PHILLIPS, die opzettelijk, met oogmerk<br />

om dezelve gade te slaan, naar Sumbawa<br />

werd gezonden, en door het Gouvernement tevens<br />

gelast was, om aan de noodlijdende inboorlingen<br />

van dat eiland onderstand van levensmiddelen<br />

uit ie reiken.<br />

- De Nachodah (gezagvoerder) van eene maleische<br />

pi aauAV van Timor komende, kwam dien officier berigten,<br />

dat op den dag van den n April, terwijl hij<br />

zich in zee, op een grooten afstand van Sumbawa be-<br />

-<br />

I


vond, de lucht geheel verduisterd werd ; dat<br />

toen hij op een' afstand van anderhalve Nederlandsche<br />

zeemijl den berg van Tomboro voorbij<br />

zeilde-, de voet van dien berg in lichter laaije<br />

vlam scheen te staan, terwijl het oppergedeelte<br />

met Avolken bedekt Avas, die geene heldere,<br />

doch eene doffe, akelige vuurroode kleur hadden.<br />

De Nachodah ging zelf aan de wal, om<br />

water aan boord te laten nemen, en vond den<br />

grond met asch drie voet hoog bedekt. Aan het<br />

strand zag hij een aantal inlandsche vaartuigen,<br />

die door eenen orkaanschok van de zee op het<br />

land geAVorpen waren , en hier en daar vond<br />

hij de lijken van inboorlingen, die ellendig van<br />

den honger waren omgekomen. Toen hij Sumbawa<br />

verliet, bespeurde hij een' sterken stroom<br />

om de west ; en trof nu en dan groote hoopen<br />

asch aan , die op zee dreven , en op een" afstand<br />

naar drooge klippen of zandbanken geleken, somtijds<br />

in zoo groote menigte, dat hij zijn vaartuig<br />

met moeite door dezelve heen konde sturen. De<br />

gansche nacht van den 12 Avas hij door zulk aschterpen<br />

omringd , en verklaarde, dat zij eene<br />

massa van twee voet dikte, en somAvijlen van<br />

een uur gaans uitgestrektheid vormen. De zelfde<br />

Nachodah berigtte, dat de vuurberg van Karang-<br />

Assim , op het eiland Bali, gelijktijdig met.den<br />

Goenong-Tomboro vlammen uitbraakte ; en zulks<br />

schijnt bevestigd te worden door de eenparige berigten<br />

, dat men in de bergen van het distrikt<br />

Rembang, zoowel als in den Goenong-Gedé in


— a54 —<br />

de' Pretf77g-t?r-Regentscbappen een buitengewoon<br />

onderaardsch gedruisch en gerommel Averd gehoord.<br />

De naauAvkeurigste nasporingen hebben<br />

echter geene bewijzen opgeleverd, van eene gelijktijdige<br />

uitbarsting in de groote vulkaanketen ,<br />

die het eiland Java van het oosten naar het westen<br />

doorloopt.<br />

Te Makasser" bevond zich destijds de Gouvernements<br />

kruispraauw Benares. De commanderende<br />

Officier van dat vaartuig zend het volgende öfll*<br />

ciëcl rapport aan gemelden Luitenant PHILIPS»<br />

« Den 5 April vernamen Avij te Makasser 1<br />

een geluid als eene hevige kannonnade, hetwelk<br />

bij tusschenpoozen den geheelen namiddag bleef<br />

aanhouden , en ons voorkwam uit het zuiden te<br />

komen. Tegens zon-ondergang scheen het ons<br />

toe, dat de schoten (Avant daarvoor hielden wij<br />

dit gebulder (veel nader bij waren, en uit zeer<br />

zAVaar geschut moesten voortkomen , terwijl men<br />

nu en dan flaauwer schoten vernam. In de<br />

onderstelling, dat er een gevecht tegen zeerovers<br />

plaats had, zond men een detachement Nederlandsche<br />

troepen met de kruispraauw Benares<br />

in zee, om dezelve op te sporen. Na de<br />

omliggende eilanden bezocht te hebben, kwam<br />

dit vaartuig op den 8 terug, met berigt,<br />

dat men hoegenaamd niets ontdekt had. In<br />

de nacht van den 11 werd het schieten op<br />

nieuw gehoord , doch veel flaauwer, en met<br />

spoedig op elkander volgende slagen. Tegens


aS5 —<br />

den m<strong>org</strong>en volgden zij zoo snel op elkander-,<br />

dat het somtijds was, als of drie of vier stukken<br />

kanon te gelijker tijd werden afgevuurd, en<br />

waren zoo zwaar, dat de huizen in het fort<br />

Rotterdam , en de schepen op* de reede van<br />

Makasser geschokt Averden. Somtijds scheen het<br />

gebulder zoo nabij te zijn , dat ik meer dan eens<br />

volk naar den top zond, om naar het vuur uit<br />

te kijken. Tegens den m<strong>org</strong>en ligtte ik het anker<br />

, en stevende om de zuid, om de zaak nader<br />

té Onderzoeken. De ochtend van den 12 was<br />

zeer duister, de lucht Avas vaal-zwart, vooral<br />

in het Z. en Z. W. met een flaauAven Oostdijken<br />

Avind. Alles deed blijken , dàt er eenig ongemeen<br />

natuurverschijnsel moest vo<strong>org</strong>evallen zijn.<br />

Ten 8 ure des m<strong>org</strong>ens was het veel donkerder ,<br />

dan voor den opgang der zon. Naderbij lag<br />

er een donker roode gloed over het luchtruim,<br />

en ten 10 ure was het zoo donker, dat men<br />

op een half kAvartier uur afstands bezAvaarlijk<br />

een schip konde zien. Tegens n AA'as de hemel<br />

geheel en al verdonkerd , uitgezonderd een klein<br />

gedeelte in het oosten van Avaar de wind kwam.<br />

Nri viel de asch als digte sneeuAV en dé garische<br />

natuur had een akelig , doodsch en ontrust<br />

tend voorkomen. Omstreeks ia ure verdween<br />

het Aveinige licht , dat nog aan de oostei kimmen<br />

aanAvezig Avas geweest, en eene zwarte duisternis<br />

bedekte het aanschijn van den dag. Deze stikdnnkerheid<br />

bleef den ganschen dag aanhouden<br />

, «n vermeerderde dermate, dat ik op gewoue<br />

/


256 —<br />

tijden, in het holst yan de nacht nooit eene<br />

dergelijke duisternis beleefd heb. Het was letterlijk<br />

onmogelijk, de hand voor zijne oogen<br />

te zien. De asch viel de geheele nacht door,<br />

en was zoo fijn, dat ofschoon wij overal prezennings<br />

en zeilen over de luiken spreidden,<br />

en er bovendien eene goede zonnetent op het dek<br />

gespannen was , de asch door alle openingen heen<br />

tot binnen in het schip drong.<br />

Ten 6 ure des m<strong>org</strong>ens yan den anderen dag<br />

was het nog even donker r doch ten half 8 begon<br />

er eene schemering van licht door te breken<br />

, en ten 8 ure kon men. op het dek de voor-<br />

Werpen flaauw onderscheiden. Van dit uur af<br />

begon het spoedig hoe langer hoe lichter te<br />

Avorden.<br />

Met het aanbreken van den dag had ons vaartuig<br />

een zeer vreemd voorkomen. Tuig en takel<br />

Waren geheel met de ïiedergevallene asch bedekt,<br />

die naar gecalcineerde puimsteen geleek,<br />

en bijna de kleur van houtasch had. Nadat dezelve<br />

opgeruimd Avas , maakte de hoeveelheid, welke<br />

wij over boord wierpen, verscheiden lasten gewigt<br />

uil; Avant hoeAvel de asch bij het nedervallen<br />

zeer ligt en vlokkig gelijk sneeuAV scheen<br />

te zijn, Avas dezelve niettemin, zamengedrukt<br />

zijnde, zeer zAvaar ; eeue pintsinaat vol, Avoog<br />

§ Nederl. Jjg. Deze asch Avas geheel zonder<br />

smaak , en veroorzaakte geene pijn aan de oogen ;<br />

de reuk Avas eene flaauAve reuk van iets , dat<br />

pas verbrand is , doch geene zwavelreuk. Met


— 2$7 —<br />

Water aangemengd, vormde zij een taai slijk, dat<br />

zeer hjniig, >en moeijelijk van de handen af te<br />

wasschen Avas.'<br />

Omstreeks middag vàn den 12 kwam de zon<br />

wederom te Voorschijn, doch scheen bezwaarlijk<br />

met eenige flaaüwe stralen door den nevel van<br />

stof te kunnen heen breken. De dampkring Avas<br />

nog altijd met assche beladen, en dien geheelen<br />

dag viel dezelve nog als fijn zand neder. Zoo bleef<br />

het tot den t5 met eene versmorende hitte, en<br />

geen den minsten. Avind.<br />

Des m<strong>org</strong>ens van den i3 (dus vervolgt het verslag<br />

van den Nachodah) hadden wij Makasser'<br />

n , en den 18 zeilden Avij op de hoogte<br />

en langs de "kust Van Sumbawa* Het vaartuig<br />

moest zich eenen Aveg banen dAvars door groote<br />

bijeenhoopingen van puimsteen , die met asch vermengd,<br />

op de zee dreven. Van'verre geleken zij<br />

fcoö volkomen naar droogten of banken, dat ik<br />

in het eerst op een kwartier uur afstand eene<br />

sloep uitzond, om dezelve te onderzoeken* Ik<br />

zag de eersten aan voor. eene drooge zandbank<br />

van eene mijl lang; met verscheiden zwarte klippen<br />

bezet, Het bleek bij onderzoek eene enkele<br />

massa Van puimsteen te zijn 4 met eene menigte<br />

zAvare boomslammen , die zwart verbrand, of als<br />

door den bliksem verbrijzeld schenen te zijn.<br />

De ' sloep kon- er met' moeite door heen kamcu $<br />

én de ingang der baai van Bima Avas in<br />

den letterlijken zin van het eene einde tot het<br />

andere opgevuld met puimsteen en drijvend hout.<br />

n. p


258 —<br />

Den tg kwamen Avij in de Baai yan Bima- ten<br />

anker. De kusten , de huizen en het geboomte<br />

Avaren geheel met asch bedekt, en leverden een<br />

akelig schouAvspel op. Ook de bodem der Baai<br />

moet eene groote verandering ondergaan hebben,<br />

want Avij vonden 8 vademen diepte op eene en de<br />

zelfde plaats, Avaar eenige maanden vroeger een<br />

kruiser van Ternate in 6 vademen ten anker had<br />

gelegen., te Aveten, vlak aan de bank, die voordo<br />

stad Bima ligt. — Dus verre het verslag van den<br />

Nachodah. — De Resident van Bima schreef,<br />

dat de uitbarsting vernomen werd in de strekking<br />

van den berg Tomboro, die veertien uren<br />

gaans ten westen van Bima ligt. In de nacht<br />

van den n , zegt hij, waren de slagen het hevigst<br />

en boven alle beschrijving verschrikkelijk, gelijk<br />

het losbranden van een zwaren mortier digt bij<br />

zijn oor. De duisternis begon omstreeks len 7<br />

ure des m<strong>org</strong>ens, en duurde 12 uren langer dan<br />

te Makasser. Het nederstorten van asch Avas zoo<br />

zwaar, dal het dak van des Residents huis op<br />

vele plaatsen verpletterd , en het huis onbewoonbaar<br />

Averd, hetAvelk ook met vele andere woningen<br />

in de stad het geval AvaS. De. lucht Avas gedurende<br />

al dien tijd dood-siil, en ook op zee Avas<br />

geen windje te bespeuren, ofschoon dezelve zeer<br />

onstuimig Avas , en verbazend hoog opliep , zoodat<br />

de golven verre hoven hot land stroomden , én de<br />

beneden-gedeelten der huizen onder Avater zp,tr<br />

ten. Alle vaartuigen en praauAVen Averden van<br />

luüuLel ankers geslagen en oj> strand geworpen,


— 2^9 -—<br />

Waar op dit oogenblik nog een aantal derzelvn<br />

Verre boven het hoogste springtij op droog zijn<br />

blijven liggen (g3).<br />

Den 22 kwam het inlandsche schip Despatch<br />

Van Amboina in de Baai van Bima ten anker.<br />

Dit vaartuig had eene bogt, meer Avestwaarts,<br />

de baai van Sanggar genoemd, voor die VAU. Bima<br />

aangezien , en Avas aldaar binnengeloopen. De<br />

Radja van Sanggar berigtte den commandant Van<br />

het vaartuig , dat het geheele land verwoust , en<br />

het rijst- en ander veldgewas ten eenemaal ver*<br />

nield was.<br />

De stad Sanggar ligt omtrent 5 hollandsche<br />

eeemijlen ten Zuid-oosten van den Goenong-Tom-<br />

boro. De bevelhebbende officier van het schip<br />

kon slechts met de grootste moeite in de baai<br />

zeilen, alzoo dezelve tot op eenen groolen afstand<br />

van het land met puimsteen, asch en drijfhout<br />

Was opgevuld ; het laatste was afkomstig van dn<br />

huizen, die door de nedervallende asch AVaren<br />

ingestort en vernield. Den volgenden dag op an-<br />

derhalve mijl afstançjs voorbij den berg Tomboro<br />

zeilende , Avas dcszelfs top onzigthaar en bedekt<br />

met dikke AVOIken van rook en asch. De kanten<br />

van den berg Avierpen op verschillende plaatsen<br />

rook uit, denkelijk door de afgevloeide lava, die<br />

nog niet geheel bekoeld Avas , en waarvan ver-<br />

scheiden stroomen 1 tot verre in zee waren gcloo-<br />

(p,3) Officieel Rapport van don Resident van Bima.<br />

R 2


— 2ÖO<br />

pen. Een . van deze lavastroomen, ten N. N. W.<br />

van den berg, was duidelijk te onderscheiden '<br />

door de afstekende zwarte kleur midden in de"<br />

lichtvale asch, en door den dikken rook, die nog<br />

aanhoudend uit deze zwarte massa naar boven<br />

steeg.<br />

Het is buiten allen twijfel zeker , dat deze<br />

uitbarstingen van den Goenong-Tomboro over de<br />

geheele keten der Moluksche eilanden Averd vernomen.<br />

De kruiser Teignmouth lag op den 5<br />

April voor Ternate ten anker. De commanderende<br />

officier van dit vaartuig schreef naar Batavia,<br />

dat tusschen 6 en 8 ure des m<strong>org</strong>ens op de<br />

reede van Ternate zeer duidelijk een dreunend<br />

gebulder Averd gehoord, gelijk dat van zeer zAvaar<br />

geschut, bijzonderlijk'in het Z. O., zoodat gemelde<br />

officier niet anders dacht , dan dat in die<br />

rigting eenig schip noodschoten deed ; Aveshalve<br />

hij eene sloep uitzond, om rondom het eiland<br />

te roeijen. Den volgenden m<strong>org</strong>en, echter , kwam<br />

de sloep terug zonder.een vaartuig of schip ontdekt<br />

te hebben , en hieruit besloot hij , dat het<br />

gedruisch veroorzaakt werd door de uitbarsting<br />

van eenen vuurberg, in die rigting gelegen. Alzoo<br />

de Oosiihoeson reeds hier gevestigd was^<br />

moesten de uitbarstingen in de Moluksche eilanden<br />

thans minder luid gehoord w orden , dan bij<br />

een tegenovergestelden passaatwind. In eene andere<br />

rigling zijn die uitbarstingen tot op Benkoelen<br />

en vele andere plaatsen van Sumatra vernomen<br />

geworden , blijkens verscheiden brieven,


26l —<br />

die tem daar naar Batavia gezonden werden, en<br />

waarvan het volgende een uittreksel is.<br />

« Het is opmerkelijk, dat een en hetzelfde ge-<br />

« druisch , (hetwelk overal voor schoten uit zwaar<br />

« geschut werd gehouden) op alle etablissemen-<br />

« ten aan de Avestkust van Sumatra te gelijker<br />

K tijd vernomen werd. Des m<strong>org</strong>ens van den n<br />

« April hporde men dit gebulder te Benkoelen;<br />

u de inlanders, die van het gebergte strand-<br />

* Avaarts kAvamen, hadden zulks insgelijks ver-<br />

« nomen , en verhaalden , dat de bladen van de<br />

« boomen en het veldgevvas met eene dunne laag<br />

« van zeer fijne asçh bedekt waren." Te Padang,<br />

en verder noordwaarts, schijnt men de uitbarstingen<br />

niet meer gehoord te hebben. De afstand<br />

tusschen Benkoelen en Sumbawa bedraagt, in<br />

regte linie, 3oo Nederlandsche mijlen. .<br />

Ten 6lotté laat ik hier het eigenhandige berigt<br />

van den Luitenant OWEN PHILLIPS volgen.<br />

Op mijne reize naar het Avestelijk gedeelte van<br />

het eiland (Sumbawa) , doorliep ik het geheele<br />

distrikt Dompo, en een groot gedeelte van Bima.<br />

De ellende van de bevolking Avas ten hoogsten<br />

top gerezen, en afgrijsselijk om aan te zien. Langs<br />

de Avegen lagen nog de overblijfselen van verscheiden<br />

lijken , rondom de plaatsen, waar de<br />

overigen zoo even begraven Avaren. De dorpen<br />

Avaren ontvolkt ; de huizen ingestort en half onder<br />

de asch bedolven ; de Aveinige overgeblevene<br />

bewoners zwierven uitgehongerd rond , om eenig<br />

voedsel op te sporen.<br />

B 3


*— 262 —<br />

In Dompo, Bima en Sanggar was terstond nà<br />

de uitbarsting eene hevige diarrhcea ontstaan j<br />

waardoor in Aveinige dagen eene groote menigte<br />

volks Averd Aveggesleept, De inlanders Aveten deza<br />

nieuAve plaag aan het gebruik van het water, ter«<br />

Avijl het met vulkaanasch vermengd was. Ook<br />

paarden en andere dieren zijn daardoor in menigte<br />

, aan de zelfde liAvaal gestorven.<br />

De Radja van Sanggar kAvam mij te Dompo<br />

een bezoek geven. De ellende van zijne onder*<br />

danen Avas nog droeviger, dan te Dompo. Da<br />

nood Avas zoo verschrikkelijk hoog geAveest, dat<br />

zelfs eene zijner dochters van honger Was otn*<br />

gekomen. 1\ gaf hem, uit naam van het Gou*<br />

vernement drie koyans rijst, Avaarvoor deze ongelukkige<br />

Vorst mij met tranen dankte.<br />

Deze Radja Avas zelf een ooggetuige van het<br />

verschrikkelijk tooncel der uitbarsting geAveest,<br />

Zijn eigenmondig Verslag Averd gevolgelijk als<br />

belangrijk aldus door mij opgcteekend;<br />

Omstreeks ten 7 ure namiddag van den 10<br />

April braken bij den top van den Goenong-Tombom<br />

drie afzonderlijke vuurkolommen uit, allen,<br />

zoo het scheen, binnen den omtrek van den<br />

krater. Deze kolommen stegen afzonderlijk al<br />

vlammende zeer hoog in de lucht op, en ver»<br />

ceuigden zich als in eenen maalstroom van vuur*<br />

Oogenblikkelijk daarna Avas de gelfcele berg ,ceno<br />

enkele massa van gloeijcude lava, die naar alle<br />

kanten afstroomde.


— 263 —<br />

Geheel de dampkring stond_ aldus in vuur en<br />

vlam, tot dat de nederyallende asch en steen , een,<br />

uur daarna ,i dien akeligen gloed trapsgewijze ver-,<br />

duisterde. Te Sanggar viel eene onnoemelijke hoe-.<br />

veelheid steenen., sommigen zoo groot als twee<br />

vuisten, doch de meesten niet. grooier dan eene<br />

okkernoot.<br />

Tusschen 9 en 10 ure nam de massa van<br />

riedervallende asch en steenen meer en meer<br />

toe , en eensklaps ontstond er een hevige dwarrelorkaan,<br />

die alle huizen in Sanggar omverre<br />

smeet, en de daken met zich in de lucht voerde.<br />

In dat gedeelte van Sanggar, dat aan Tomboro<br />

grenst, Averden de grootste böomen met Avortel<br />

en lak uit den grond gerukt', en met huizen,<br />

menschen én véé in het luchtruim Aveggesliugerd<br />

(94)-' De zee rees plotsling 12 voet<br />

hooger, dan immer te voren bij het hoogste<br />

springtij beleefd Avas geworden, en in een oogenblik<br />

tijds Avaren de eenige vruchtbare gronden vau<br />

het eiland, met menschen, huizen, en al Avat<br />

daarop Avas, ecue rampzalige prooi der golven.<br />

Van 12,000 menschen, die de bevolking<br />

van het distrikt Tomboro uitmaakten, bleven zes<br />

en twintig ia leven !<br />

De orkaan duurde omtrent een uur. In dien<br />

tijd hoorde men geene uitbarstingen, doch terstond<br />

daarna begonnen de vuurbrakingen op<br />

nieuw, en duurden lot den i5 Julij.<br />

(94) Vau daar de tallooze menigte van drijvende<br />

boomen in zee.<br />

M


-~ 264 —<br />

Nabij de plaats, waar hot dorp Tomboro had<br />

gestaan, is eene enkele hooge landpunt van<br />

deze algemeene verwoesting verschoond gebleven.<br />

Eenige Aveinige boomen zijn daarop blijven staan ,<br />

en twee mannen met tAvee vrouwen, die hier<br />

de wijk namen, zijn de eenige imvoners van het<br />

dorp, die den dood ontkomen zijn. (95) '.<br />

(Q5) Een zeer geacht Tijdschrift, bevat eene he-*<br />

langrijke aanmerking nopens de werking der vulkanen<br />

jn Indië: « Uit het eenparige getuigenis van alle vroegere<br />

zeevaarders, als ook uit dat van Avijlen den Russischen<br />

scheepsk. KOTZEBUE , die den Stilten-Oceaan<br />

onlangs in alle riglingen bezocht hebheïi, schijnt het<br />

dat zich in de Stille Zuid-Zee aanhoudend nieuwe<br />

eilanden vormen, door de vereenigde Averking van<br />

vulkanische kracht en den aangroei van koraalrotsen<br />

of klippen. Van de Philippijnsche,- tot aan de Molukßclweilanden,<br />

is. bijna alles door vulkanische werking<br />

te weeg gebragt, terwijl de kleine eilanden, ten<br />

zuiden van Nieuw-Guinea, als het ware , geheel dç<br />

voortbrengselen zijn der verbazende operation van dat<br />

kleine dier, den koraal-worm. Men kan dus, uit de<br />

zamenvoeging dezer oorzaken met grond verwachten,<br />

dat eenige weinige eeuwen het werk der Schepping<br />

zullen vergrooten, door het vormen van een uitgestrekt<br />

Vastland in het Zuidoostelijk gedeelte van onzen<br />

aardbol."<br />

(./Hgc-.ueen Handelsblad, io April, i8a8, N Q . 31.)


a<br />

— 265 -<br />

ZESTIENDE HOOFDSTUK.<br />

Vertrek naar Koepang op het- eiland Timor. —<br />

De Reede. —7 /Landbouw. — Bevolking. —<<br />

Producten. i— Witte mieren, -r- Heilzame<br />

planten. — Merkwaardige genezing. — Tabak.<br />

— Indigo. —- Djatie-hout. — Bijzonderheden<br />

nopens de bevolking en de Vorsten,<br />

ok de Kapitein TtOSS, hoezeer hij anders niet<br />

zeer vroom scheen, Avilde, overeenkomstig met het<br />

hierboven gemeld gebruik, gaarne zijne reizen<br />

op Zondag ondernemen, en koos dien dag , om<br />

vau Bima naar Koepang op Timor te vertrekken<br />

, van waar hij alsdan zijne desiinatie naar<br />

Sambas en Batavia zoude vervolgee. Zonder<br />

meldenswaardige ontmoetingen bereikten wij de<br />

niet verre af zijnde kust van Timor, en kwamen<br />

tegenover het oude fort Concordia ten anker.<br />

Dit eiland ligt op 10 gr. Zuideihreedte, en<br />

i4o gr. lengte. Het is omtrent 75 mijlen lang ,<br />

en 16 à 17 mijlen breed; Aan alle kanten is het<br />

omringd van zeer steile en hooge b<strong>org</strong>en , die<br />

even als op Amboina , met zware bosschen bedekt<br />

zijn, Met uitzondering van zeer weinige<br />

R 5<br />

.<br />

'


— a66 —.<br />

plaatsen, slechts een vierde mijl van het strand ,<br />

vindt men rondom het eiland nergens goeden<br />

ankergrond, hetwelk even als ten opzigte van<br />

Bah, eene, voorname oorzaak is, waarom dit<br />

eiland zoo weinig door Europeanen bezocht Avordt,<br />

ofschoon hetzelve, gelijk straks zal blijken, uit<br />

hoofde van deszelfs vruchtbaarheid en produkten<br />

alleszins voor den handel belangrijk is. Geheel<br />

digt. langs- de kust ontmoet men overal klippen<br />

, waarvan velen zeer gevaarlijk zijn (95).<br />

De beste reede vàn het eiland is "die van Koepang,<br />

waar in den lijd der Oost-Indische Compagnie<br />

reeds het aanzienlijkst etablissement der Nederlanders<br />

is geweest. Aan de noordzijde van het<br />

eiland zijn nog eenige plaatsen , waar de schepen<br />

ten anker kunnen gaan, doch de grond is er<br />

slecht, en men is er aan zware noordwestewindeu<br />

blootgesteld.<br />

Van Mei ' tot November heerscht hier de zoo*genaamde<br />

goede moeson, die zich door aanhoudende<br />

drooge hitte kenmerkt. De felle oostewind<br />

verkoelt ecliter den dampkring, en op de hooge<br />

gebergten is het, zelfs in het heetste jaargetijde,<br />

somtijds meer koud dan warm ; hetwelk grootendeels<br />

is toe te schrijven aan den zwaren daauw,<br />

die op de bergen valt, en die dikwerf naar een<br />

kleinen regen gelijkt.<br />

Van November tot April vallen er dagelijks<br />

zware stortregens, vergezeld mot hevigo wiud-<br />

Oß) JAMES HORSBCRGH , East-India Dinctory.


. . . -<br />

— 267 —<br />

buijen uit het noordwesten, waardoor ook de<br />

reede van Koepang in dat saizoen niet voor veilig<br />

kan gehouden worden. De schepen gaan alsdan<br />

drie uren verder, onder Poelo Smaauw-, ten<br />

anker.. Van tijd tot tijd ontwaart men op Timor<br />

aardbevingen, do<strong>org</strong>aans van het Zuid-oosten<br />

paar het Noord.westen , doch dezelve worden<br />

weinig geacht, en niet als gevaarlijk beschouwd.<br />

Dit eiland is, gelijk zoo vele landen in Indië,<br />

op verre na zoo sterk niet bevolkt, als het volgens<br />

zijne uitgestrektheid konde wezen. Eertijds<br />

was de Slavenhandel eene groote bron van ontvolking,<br />

thans is zulks de Kinderziekte nog,<br />

alzoo de Inwoners hier tot uu weinig van de<br />

heilzame Vaccine weten, en ook tp diep gewortelde<br />

vooroordeelen hebben , om deze hoogst nuttige<br />

uitvinding tot hun welzijn te Avillen aanwenden.<br />

De zelfde vooroordeelen zijn ook oorzaak,<br />

dat zij geene verbeteringen in den LandbouAV<br />

willen ingevoerd hebben. Langzamerhand echter<br />

, en bij meer yerkeer met de Nederlanders<br />

zullen deze bezwaren verminderen. Walmeer<br />

zich de kinderziekte in eene kampong vertoont,<br />

baart zij onder de inwoners zulk eenen schrik,<br />

dat zij hunne hutten verlaten, en zich in de<br />

bosschen gaan verschuilen, zonder zich om de<br />

zieken te bekommeren, noch hun eenige hulp too<br />

te brengen,<br />

Te Koepang is het Nederlandsch e fort Concordia,<br />

hetwelk thans in een zeer vervallen staal is. 11 el<br />

ligt aan deu oever der zee, hij eene kleine rivier,


— 268 —<br />

die goed en overvloedig water oplevert. In<br />

de kampong wonen vele handeldrijvende Chinezen.<br />

Deze laatsten beklaagden zich met nadruk over<br />

de afschaffing van den handel in slaven. Da<br />

Kapitein-Chinees beweerde, dat die handel op<br />

Timor, gelijk op vele andere plaatsen , en inzonderheid<br />

overal Avaar Chinezen gevestigd zijn , tot<br />

het geluk van vele menschen aanmerkelijk bijdroeg.<br />

Van deze wonderspreukige stelling gaf hij<br />

ons eene uitlegging, die inderdaad eenigen schijn<br />

van gegrondheid heeft. Eene groote menigte<br />

Chinezen , namelijk , die jaarlijks uit hun Vaderland<br />

naar déze gewesten overkomen, om door den<br />

handel hun geluk te beproeven, waren genoodzaakt<br />

, zich tot beheer hunner huishouding van<br />

slavinnen te voorzien, alzoo , gelijk reeds gezegd is ,<br />

de Avetten van China, de emigratie wel aan mannen<br />

, doch in geen geval aan vrouwen vergunt. De<br />

aldus door de Chinezen gekochte slavinnen werden<br />

, voor het grootste gedeelte , na verloop van<br />

een korten tijd, hunne echte vrouwen, en ge«<br />

raakten daardoor uit een' ellendigen staat van<br />

armoede en nooddruft, (Avaarin zij in hun geboorteland,<br />

uit hoofde van de gebrekkige bebouwing<br />

van den grond, en van de barbaarsche<br />

regering der inlandsche Vorsten moesten leven)<br />

tot eenen staat van welvaart, en niet zelden van<br />

rijkdom. — In zooverre scheen deze Chinees geen<br />

ongelijk te hebben.<br />

Het eiland Timor heeft vele kleine riviertjes,


— 26g —<br />

doch geene enkele groote. Alleen de rivier van<br />

Koepang bevat gezond drinkwater. Op andere<br />

plaatsen is het water zAvavelachtig, en Avordt<br />

voor de gezondheid nadeelig geacht. De grond j<br />

vooral binnenslands, schijnt, over het algemeen,<br />

rijker in delfstoffen, dan in veldproducten te<br />

zijn; ofschoon het vlakke land aan zee, hier gelijk<br />

op alle eilanden van Indië, bij uitstek vruchtbaar<br />

is. De meeste beken en rivieren leveren<br />

Goud op , hetwelk door de inwoners op de zelfde<br />

Avijze Avordt ingezameld,,.als bij Celebes reeds<br />

beschreven is. Het distrikt of kleine koningrijk<br />

Molo bevat de vruchtbaarste goudrivier, doch<br />

de inboorlingen verwaarloozen dit product, omdat<br />

eene e erste poging , door hun gebrek aan kennis<br />

en voorzigtigheid, ongelukkig met het instorten<br />

der groeve is afgeloopen , AVaarbij eeïi aantal menschen<br />

omgekomen zijn , hetwelk hen van verdere<br />

uilgravingen schijnt afgeschrikt, en in het denkbeeld<br />

gebragt te hebben , dat er booze geesten in<br />

het aardrijk schuilen, die zich dit metaal willen<br />

toeëigenen. — Dit zal Avelligt een louter sprookje<br />

zijn ; Avant van Avaar toch bekomen de inlandsche<br />

Vorsten de menigvuldige gouden sieraden , AVaarmede<br />

zij zich zelven en hunne talrijke vrouAven<br />

tooijen ?<br />

Er zijn op Timor ook zeer goede Kopermijnen,<br />

die, bij goede beAverking, een aanzienlijk product<br />

zouden kunnen opleveren. Men vindt in de<br />

nabijheid van DHU groote stukken kopererts in<br />

den grond. De inlanders mengen het koper met


— 270 —<br />

goud, en maken daarvan het zamengestelde metaal<br />

, soeassa genaamd , Avaarvan ik reeds vroeger<br />

heb melding gemaakt.<br />

Sandelhout groeit in het zuiden Van het eiland,<br />

en daarvan AVordt jaarlijks wel vijf of zes duifcend<br />

pikols ingezameld. Aan den zelfden kant<br />

Van het eiland Avordt ook veel Was vergaderd.<br />

De bijen hechten hare nesten aan de takken van<br />

het zAvare geboomte. De Timorezen klimmen<br />

met bamboezen ladders tegen deze boomen op, om<br />

de Was Aveg te halen. De jonge bijtjes Avorden<br />

tot sambal gemaakt, en voor eene groote lekkernij<br />

gehouden. Aan de Noordzijde van het eiland<br />

Avordt minder Was gevoudeü, doch van betere<br />

hoedanigheid , hetwelk de inlanders toeschrijven<br />

aan de bijzondere eigenschappen van de bloemen,<br />

Avaarop de bijen azen.<br />

Niet verre van Alias is eene bron van aardolie<br />

(naphla) , die geheel door de inwoners Avordt<br />

verwaarloosd, ofschoon zij eene goede hoeveelheid<br />

oplevert. De inboorlingen gebruiken deze olie<br />

om de Avitte mieren ie verdrijven. Deze vernielende<br />

insekien zijn op het eiland zeer menigvuldig.<br />

Kasten en tafels worden met de pooten in<br />

bakken met water geplaatst, om hun den toegang<br />

te beletten. Op verscheiden plaatsen vonden Avij<br />

nesten van Avitte mieren, die vari klei, drie tot<br />

vier voet hoog uit den grond door deze diertjes<br />

AVorden opgebouAvd. Wij verbrijzelden een dezer<br />

gebouAven, om hetzelve van binnen te bezien,<br />

en vonden in een diep verb<strong>org</strong>en binnenyertrekje


— 27I ~-<br />

een dier, hetwelk in grootle en kleur veel gelijkenis<br />

naar een' zijdeworm had. Dit AVas, volgens<br />

het zeggen der inlanders , de koningin der<br />

Avitte mieren. Opmerkelijk is het, dat de Avitte<br />

mieren natuurlijke vijanden van de zAVarten zijn ;<br />

Avanneer zij elkander ontmoeten , ontstaat er altijd<br />

een gevecht om leven of dood.<br />

Tien mijlen Zuid-oostwaarts van Koepang ligt<br />

eene groote bank, die parelen oplevert. Men<br />

heeft proeven genomen, om dezelve ie visschen,<br />

doch de parelen van zeer middelmatige Avaarde<br />

bevonden. De grond is te modderig , en Avordt<br />

te veel door de aanspoelende zee beroerd. Het<br />

is echter ook zeer mogelijk , dat de proeven niet<br />

behoorlijk genomen zijn. Eenige mijlen verder,<br />

in het distrikt Amanoebang, vindt men een zeer<br />

merkwaardige berg , die aan zijnen voet eene<br />

opening van twaalf yoet in den omtrek heeft.<br />

Door dit gat Avaait, gedurende zes of zeven maanden<br />

van het jaar een zoo hevige wind , dat alles<br />

daardoor wordt weggeslingerd, en het volstrekt<br />

onmogelijk is, om op dien lijd het gat ie naderen.<br />

De oorzaak van dit zonderling verschijnsel<br />

schijnt nog niet bekend, of nog niet onderzocht<br />

te ziju.<br />

Er zijn geene verscheurende wilde dieren. Wilde<br />

buffels en varkens vindt men er in de bosschen<br />

in groote menigte. In de nabijheid van Koepang<br />

vindt men eene groote hoeveelheid van hertebeesten.<br />

Wilde katten zijn er ook in groot getal, en<br />

brengen niet weinig nadeel aan de voortteling


— 272 —<br />

van het pluimgedierte toe. Nergens vindt men.<br />

welligt meer apen , dan op dit eiland , Avaar men |<br />

eene soort van deze dieren vindt, die geheel Avil,<br />

zijn. Men vindt hier ook de Babi-roesa , waarvan<br />

ik vroeger melding heb gemaakt. Ook zijn<br />

hier vele slangen, scorpioenen en duizendbeenen.<br />

De inlanders hebben zekere wortels, Avelke zij.<br />

kaauwen en op de beet leggen, Avaardoor deze<br />

laatsie spoedig geneest, en Aveinig pijn veroorzaakt.<br />

Ieder Timorées is geAVOon een zakje met<br />

zulke Avortels over den linkerschouder te dragen ><br />

om daarvan, in geval van nood, oogenblikkelijk<br />

gebruik te kunnen maken. De Koningen en<br />

Grooten laten zulke Avortelen altijd, door eenen<br />

van hun gevolg achter zich dragen. Kapellen en<br />

vlinders zijn hier schooner en grooter , dan ik<br />

die ergens elders gezien heb. Ook vindt men in<br />

de bosschen. eene soort van spinnekoppen, die ik<br />

in Oost-lndië nergens zoo groot heb aangetroffen.<br />

Voor zoo veel bekend is , doen zij geen<br />

nadeel, maar zijn integendeel voor nuttig te hou-,<br />

den, omdat zij op muskieten, kakkerlakken y<br />

mieren, duizendbeenen en andere schadelijke insek«<br />

ten jagt maken.<br />

Daarentegen vindt men op Timor eene soort<br />

van venijnige vliegen , die jagt op 1 de gewone<br />

spinnekoppen- maken, Zij bereiden hun nest met<br />

een klevend vocht tegen de muren en balken der<br />

huizen, en nadat zij in ieder celletje van hetzelve<br />

een ei hebben nedergelegd, gaan zij op de<br />

>-


— 27 3 —<br />

jagt, om de Aveldra te voorschijn komende<br />

jongen met spinnenkóppen te voederen.<br />

Gevogelte van allerlei soorten vindt 'men op<br />

Timor in grooten overvloed ; onder anderen , de<br />

groote zee-arend, Sperwers 3 kraaijen en andere<br />

- roofvogels j Avilde eenden, tortel- en boschduiven;<br />

vele witte en gespikkelde papegaaijen, als*<br />

mede eene soort van vledermuizen, die zonder<br />

de vlerken ', zoo groot als speenvarkens zijn , en<br />

veel nadeel aan de vruchtboomen toebrengen.<br />

Deze vogels ,houden zich bij dag aan de moerassige<br />

plaatsten Van het strand op , doch komen des<br />

avonds met geheele zAvermen naar de Mangaboomen<br />

, Avaaraan zij zich vasthechten. De inlanders<br />

houden het- vleesch dezer dieren voor eene groote<br />

lekkernij, en ook de Europeanen nuttigen het<br />

niet ongaarne*<br />

Met het begin van de Oostmoeson ziet men<br />

dikwijls verbazende zAvermen van sprinkhanen i<br />

die als eene- digte sneeuAvbui het luchtruim vervullen<br />

, en eene ongeloofelijke schade aan het veldgewas<br />

toebrengen. »<br />

Men vangt in de beken en riviertjes zeer goeden<br />

visch, Avaaronder eene soort is, die veel<br />

overeenkomst met onze forellen heeft. De tee<br />

is langs de geheele kust zeer vischrijk. Paling<br />

vindt -men er van ongemeene dikte, alsmede zeer<br />

goede oesters, die zich aan het onderste der Mangis-bdomen<br />

(96) vastmaken. Ook Avalvisschen /ij'rt<br />

(


I<br />

/<br />

— 274 —<br />

(gelijk reeds aangemerkt is) aan de kusten van<br />

Timor in menigte voorhanden. Haaijen en krokodillen<br />

zijn hier mede maar al te talrijk.<br />

Maar vooral is dit eiland mildelijk gezegend<br />

met vele heilzame planten, tenvijl men er zeer<br />

weinige vindt, die vergiftig zijn. De geneeskunde<br />

der Timorezen bestaat alleen in de kennis<br />

van zekere bladen, wortelen en vruchten van<br />

boomen en gewassen. Men vindt er een' Avortel,<br />

die eene verbazende uitAverking op versehe Avonden<br />

heeft. Men raspt een Aveinig daarvan, mengt<br />

het met speeksel of arak , en legt het op de Avonde,<br />

die daarop, hoe diep zij ook wezen moge,<br />

zich in zeer korten tijd toesluit en geneest.<br />

Ook zijn er in de bosschen vele planten , die<br />

onderscheidene genezende krachten bezitten, en<br />

onder anderen een geAVas , hetAvelk een onfeilbaar<br />

middel tegen de dysenteria is. Het zoude te<br />

Avenschen zijn, dat bekwame kruidkundigen<br />

denvaarts gezonden Averden, om in die groote<br />

schatkamers der natuur nieuwe , ontdekkingen to<br />

doen. De Tidorezen brengen, door middel hunner<br />

kruiden , ongeloofelijke genezingen tot stand.<br />

Het volgende geval berust op het getuigenis van<br />

een even zoo geloofwaardig als kundig man,Aviens<br />

geschriften zeer veel tot de kennis van. onze Oost-<br />

Indische bezittingen hebben bijgedragen (97).<br />

do Bizopliora van LINN, en een geheel andere, dan<br />

de Manga-boom of' Mangifera van LINN.<br />

(97) Do Heer Mr. w. VAN HOOENPORF , aan wiens


— 275 —<br />

Een slaaf, die door eenen val van boven uit<br />

een' kokosboom , zijn' arm gebroken had , kreeg<br />

daarin op den derden dag , na het verband , het<br />

koudvuur. De Europesche heelmeesters besloten<br />

hem den arm af te zetten ; doch op den bestemden<br />

tijd bemerkten zij, dat het koudvuur reeds<br />

tot boven den schouder was gekomen, Aveshalve<br />

zij van hun voornemen afzagen , en den ongelukkigen<br />

aan zijn ellendig noodlot overlieten. Zijn<br />

meester gaf hem daarop in handen van eene<br />

inlandsche vrouw, die om hare kennis van planten<br />

en kruiden met regt beroemd Avas. Deze<br />

maakte eene stoving van versehe kruiden, en<br />

leide dezelve op den arm, die na verloop van<br />

Weinige dagen , bij de gebrokene plaats , afviel.<br />

Het aangestoken deel genas in zeer korten tijd,<br />

zonder dat de lijder eenige koorts of ander toeval<br />

kreeg. De Timorezen zijn zelven zoo verwonderd<br />

over de verbazende uitAverking van verscheiden<br />

hunner kruiden , dat zij in hun bijgeloof<br />

daaraan bovennatuurlijke vermogens toeschrijven,<br />

hetwelk .ons niet bevreemden kan,<br />

Avanneer wij zien, dat zij in vele genezingen<br />

slagen , waarin zelfs de kunst en Avetenschap<br />

van onze medici verre te kort schiet.<br />

Meer te venvoiideren is het, dat zulke hoogstnuttige<br />

planien , ondanks de kostbare , langdurige<br />

naauwkeurig en welgeschrevcn rapport, over den slaat<br />

van Timor, ik mijne eigene waarnemingen getoetst en<br />

onderworpen heb.<br />

S 2


— 276 —<br />

en veelbelovende reizen van onze Natuurkundigen<br />

, nog in Europa ten eenemaal onbekend<br />

blijven, ahvaar zij , door kundige handen toebereid,<br />

met onberekenbaar nut, tot heil der lijdende<br />

menschheid zouden kunnen aangewend<br />

Worden.<br />

Tabak groeit welig in de ommestrekén van<br />

Koepang, en zoude op vele andere plaatsen van<br />

het eiland met goed gevolg kunnen aangekweekt<br />

Avorden.<br />

Indigo Avordt overal op het eiland, en in<br />

groote hoeveelheid gevonden, doch de inlanders<br />

weten dezelve noch behoorlijk te bereiden, noch<br />

behoorlijk te gebruiken.<br />

. Over het . algemeen is de landbouw, gelijk<br />

hier boven met een enkel Avoord gezegd is, in<br />

een zeer verwaarloosden toestand, en het land<br />

zoude veel meer kunnen opleveren , indien hierin<br />

konde voorzien Avorden. De Timorezen kennen<br />

in het geheel nog het gebruik van den ploeg<br />

niet. Wanneer de regentijd aankomt , leiden zij<br />

het water door eenige greppen op het laud, waar<br />

zij willen zaaijen, en wanneer hetzelve Avel<br />

doorwaterd is, jagen zij er eene groote menigte<br />

van 's Konings buffels op,'die den grond<br />

overal doèrtreden en doortrappen.<br />

Met dezen ellendigcn staat van den landbouw<br />

groeit er geen rijst genoeg voor de bevolking<br />

; men behelpt zich met maïz of djagong<br />

, en Avanncer hiervan de oogsi mislukt,<br />

vergenoegen zij zich met eene soort van wilde


— 277 —<br />

aardappelen -, die in overvloed in het gebergte<br />

groeijen, en veel overeenkomst, in smaak<br />

zoowel als in gedaante, met de Javasche oebies<br />

hebben, Groenten vindt men op Timor<br />

weinig, schoon zij welig in de tuinen der Europeanen<br />

te Koepang groeijen, en gevolgelijk<br />

ook elders op het eiland zouden voortkomen, in<br />

dien men zich de moeite gave dezelve aan te<br />

planten. Bamboezen groeijen er in zoo groote mer<br />

nigie, dat vele bosschen daardoor ondoordringbaar<br />

worden gemaakt. Men vindt; hier ook zeer goed<br />

timmerhout, alsmede hier en daar eenige wilde<br />

notenmuskaatboomen, Avaarvan de noot Aveinig<br />

of geen' reuk heeft, en kaneelboomen, welker<br />

schors een sterken, peperachtigen smaak heeft.<br />

Beide zijn, gelijk de meeste, zoo niet alle, vruchtboomeu<br />

die sedert lang in het wild groeijen,<br />

geheel verbasterd.<br />

Op eenige mijlen afstands van Koepang bij het<br />

riviertje Fctoe-maas groeit de zelfde soort van<br />

hout, hetwelk van Malakka voor masthouten<br />

naar Batavia Avordt vervoerd. Het bosch, waarin<br />

dit hout groeit j is naauwclijks een half kwartier<br />

uurs van zee gelegen, langs den kant der gemelde<br />

rivipr. Men vindt hier vele regt opgaande<br />

boomen , van meer dan honderd voet lengte , en<br />

ruim drie tot. vier voet in diameter. Ook valt<br />

hei niet lp betwijfelen, of men zoude met het<br />

beste gevolg in de ommeslreken van Koepang<br />

het zoo nuttige djatie-hout kunnen aankweeken,<br />

althans de ondervinding heeft bewezen-, dat er ua<br />

S 3


— 278 —<br />

verloop van negen of tien jaren, van gezaaide<br />

djatiepitteiv zeer fraaije boomen, tot meer dau<br />

dertig voet hoogte en zeven duimen dikte zijn<br />

opgewassen (()8).<br />

De koningen van Koepang hebben eene wreede<br />

gewoonte, wanneer «ij den troon beklimmen,<br />

liet is eene voorouderlijke meening bij hen, dat<br />

zij afstammelingen zijn van de krokodillen (99),<br />

en om deze reden brengen zij aan deze dieren,<br />

bij zekere feestelijke gelegenheden, offeranden<br />

toe, en brengen hun spijzen aan den oever der<br />

zee. De krokodil, aan zeker bijzonder geluid<br />

gewoon zijnde, en wetende, dat hij op eene<br />

bepaalde plaats voedsel vinden zal, komt te voorschijn,<br />

zoodra hij geroepen wordt. De - grooten,<br />

en het volk komen allen aan het strand, op eene<br />

plaats, die hiertoe plegtig ingewijd is geworden,<br />

en Kalaïba genoemd wordt. Aldaar brengen<br />

zij eene jonge maagd , welke men fraai uitgedost<br />

en met bloemen versierd heeft; deze ongelukkige<br />

Avordt gebonden en aan het strand , geheel digt<br />

aan zee, nedergelegd, tot een offer voor den krokodil,<br />

die op het gewone geroep te voorschijn<br />

komt, en het jonge meisje met zich in den afgrond<br />

sleept. Gelukkig hebben deze barbaarsche<br />

offeranden slechts eenmaal, bij elke derde troonsopvolging<br />

plaats. Op de toespraak der Nederlandsclic<br />

ambtenaren, om aan zulk eene onmensche-<br />

(98) Rapport van den Heere Mr. w. VAN HOGENDORP.<br />

(.9.9) Vergelijk Deel I. , bl. i65.


lijke gewoonte een einde te maken , gaf de ko-<br />

»ing van Coupang ten antwoord, dat het een ali<br />

imd en heilig gebruik {adat) was, hetwelk niet<br />

mögt nagelaten worden.<br />

Wanneer de Vorsten van Timor elkander deii<br />

oorlog aandoen, offeren zij vooraf een buffel of<br />

eenig ander dier , om uit deszelfs ingewanden te<br />

zien, of zij gelukkig zullen oorlogen. Indieu<br />

hunne priesters of waarzeggers niets goeds voorspellen<br />

, wachten zij eenige dagen , en offeren op<br />

nieuw, zoo lang, lot dat de voorteekencn gunstig<br />

zijn, in welk geval zij gelooven, dat de geesten<br />

(diwata) hun behulpzaam in den strijd zullen<br />

ziju. Dit het geval zijnde, trekken zij te veld,<br />

onder een woest geschreeuw j en onder het geluid<br />

van een groolcn, uitgeholden buffelshoorn,<br />

beginnende met al wat zij ontmoeten te vernielen<br />

en te verbranden, en alle menschen, die ia<br />

de ' omliggende landen in hun bereik komen,<br />

om het leven te brengen, vooral vrouwen, kinderen<br />

en weérlooze oude lieden , want zij dooden<br />

alles, en houwen de hoofden van den romp af ,<br />

om die als zegeteekenen met zich te voeren, en<br />

lot een gedenkteeken in het Raadhuis (Balibali)<br />

van hunne kampong ten loon te hangen.<br />

In het gevecht hebben de beide partijen hunne<br />

voorvechters of zoogenaamde orang berani, die<br />

eene bijzondere feestelijke kleeding hebben. Zoo<br />

vele menschenhoofden als deze kampioenen in<br />

vorige gevechten of schermutselingen hebben<br />

afgehouwen , zoo vele pronkvaandclljes dragen zij<br />

S 4


-— 28o s*<br />

PV den tulband aan het hoofd, terwijl hunne-<br />

.armen en beenen met zwart en langharig bokkenvel<br />

omwonden, en met kleine schelletjes<br />

omhangen zijn, hetwelk, zoo vele eereteekeium<br />

zij,,, om aan te Avijzen, dat zij in Vroegeren<br />

oorlogen reeds vele vijandelijke koppen<br />

hebben te huis gebragt. Deze voorvechters<br />

dagen elkander uit; maar zoodra een of twee<br />

van hen sneuvelen., gaan de anderen op de vlugt.<br />

De godsdienst der inwoners van Timor bestaat,<br />

gelijk bij de meeste heidensche volken, uit een<br />

zeer verward begrip van het Hoogste Wezen,<br />

hetwelk zij ;u hUIme laa} Oessi-Nenoe (Heer der<br />

zon) noemen (100), ofschoon ik niet heb kunnen<br />

bemerken , dai zij aan de zon , of aan eenig ander<br />

gesternte eene godsdienstige hulde- bewijzen.<br />

Overigens hebben zij eene menigte feestvieringen<br />

en bijgeloovige gebruiken , welker uitvoerige,<br />

beschrijving hier te wijdloopig zoude<br />

zijn. In de nabijheid van het Nederlandse]*<br />

etablissement zijn de inboorlingen gedeeltelijk<br />

christenen, doch alleenlijk, cmdat zij gedoopt<br />

zijn* want alle onderrigt in de grondbeginselen<br />

n voorschriften van onze godsdienst, blijft op<br />

Timor tot nog toe geheel verwaarloosd. De kor<br />

ningeh en hoofden laten hunne kinderen niet<br />

doopen , dan. nadat, zij ecne plcgtige oileraud-e '<br />

(JOO) Bij verre de meeste andere volken van Indie<br />

wordt de zun Mata-hari (het oug des dugs) genoemd.


— 281 —<br />

\ ><br />

hebben gedaan, om uit het onderzoek der ingewanden<br />

der geofferde dieren te weten , of hieruit<br />

geen onheil voor het koninklijk huis of voor<br />

liet .Rijk zal ontstaan. Gewoonlijk ook mogen<br />

hunne oudste zoons, of de erfgenamen van de<br />

kroon nimmer gedoopt worden.<br />

Wanneer zij willeu bepalen, op welken tijd<br />

de eene of andere gebeurtenis heeft plaats gehad<br />

, weten zij zulks niet anders te berekenen,<br />

dan door het noemen van den Nei-suffa<br />

(of koning), die toen regeerde, of van dezen of<br />

genen hunner voorouderen. Is het iets, dat<br />

binnen kort is vo<strong>org</strong>evallen, zoo nemen zij<br />

den lijd der rijstplanting te baat, of wel dien ,<br />

waarin de Tamarindeboom bloeide, en dergelijke<br />

, zonder naauwkeurig de weken of maanden<br />

te kunnen opgeven. Zij hebben echter in<br />

hunne taal namen voor getallen tot duizend en<br />

meer, doch weinigen kunnen zich dezelve duidelijk<br />

voorstellen, en er is niemand onder de<br />

eigenlijke inboorlingen, die naauwkeurig zijn<br />

eigen ouderdom weet. Daarentegen geven zij in<br />

zekere gevallen bewijzen van een verbazend<br />

sterk geheugen, hetwelk zij door oene soort vaa<br />

Mnemonische kunstgreep te hulp komen. Wanneer,<br />

namelijk, iemand hun geld schuldig is, leggen<br />

ssij zoo vele verschillende knoopen in eene<br />

snaar, als er posten van schuld zijn, en weten<br />

de bijzondere sommen, na jaar en dag met eene<br />

, verwonderlijke juistheid te onthouden. Wanneer<br />

Z Ü grootc getallen moeten uitrekenen, gebruiken<br />

S 5


— 38a —<br />

zij de korrels van inaïz, en leggen die vijf aan<br />

vijf naast elkander , waarna zij daar zoo veel bijvoegen<br />

en weder afnemen, als noodig is, om<br />

hunne rekening op te maken, i<br />

Hunne huwelijken worden op eene zeer eenvoudige<br />

wijze voltrokken. De jongman, die genegenheid<br />

voor eene jonge dochter heeft, laat<br />

haar ten huwelijk vragen aan haren vader , die<br />

voor zijne dochter eene zekere hoeveelheid buffels<br />

en goud eischt, naar gelang van den stand<br />

en het vermogen des bruidegoms. Alsdan<br />

worden er eenige dieren geslagt, en derzelver<br />

ingewanden onderzocht. Wanneer hieruit gunstige<br />

voorteekenen worden afgeleid, wordt het<br />

huwelijk zonder verder uitstel voltooid ; doch bij<br />

ougunstigc teekenen tot een' anderen tijd verschoven.<br />

De Polygamie heerscht hier, gelijk<br />

overal in Indi'è, inzonderheid bij de Vorsten<br />

en Rijksgrooten. Een koning, en ook ieder<br />

ander huisvader, wordt geacht, zeer rijk te<br />

zijn, wanneer hij onder zijne kinderen Yele<br />

dochters heeft, want bij het uithuwelijken derzelve,<br />

ontvangt hij telkens eene hoeveelheid<br />

goud , buffels en andere produkten , terwijl hij<br />

het regt behoudt, om , zoo lang de bepaalde<br />

scliuld niet voldaan is, niet alleen zijne dochter,<br />

maar zelfs ook de kinderen, die uit het huwelijk<br />

gesproten zijn, terug te nemen.<br />

Wanneer een vorst of iemand van zijn huis<br />

ziek wordt , is het altijd de schuld van den een'<br />

of anderen ongelukkigcu , die van toovciij en ver-


— 283 —<br />

SB<br />

standhouding met booze geesten beschuldigd, en<br />

daarom in een blok gesloten wordt. Dit geschied<br />

zijnde, wordt er eene groote menigte vee<br />

geslagt, om deze geesten te bevredigen. Hierbij<br />

verdient het opmerking , dat de Timorezen in<br />

den eigenlijken zin niets anders offeren, dan<br />

hetgeen zij zelven niet verkiezen te eten, als de<br />

horens , de ooren , den staart, de poten , in een<br />

woord , het afvalsel van het beest, terwijl zij het<br />

beste gedeelte onder eikanderen vcrdeelen en ge.<br />

zamenlijk nuttigen. Intusschen neemt ook de zieke<br />

inlandsche geneesmiddelen in, welke gcfijk men<br />

boven gezien heeft, zeer heilzaam en krachtig zijn,<br />

en den lijder do<strong>org</strong>aans spoedig zijne gezondheid<br />

terug geven.<br />

Wanneer echter de Vorst den onvermijdelijken<br />

tol betaalt, welken ook hij zoowel als zijn geringste<br />

onderdaan, aan de natuur verschuldigd is,<br />

ontstaat er onder het gansche volk eene diepe<br />

droefheid, althans zij geven uitwendig daarvan H<br />

blijken, door een geweldig misbaar en weegeklaag.<br />

Op de tijding van het verdwijnen (dus<br />

noemen zij het overlijden van den vorst), moet<br />

ieder inboorling zijn hoofd kaal scheren. De<br />

vrouwen en bijvrouwen van den overleden' koning<br />

trekken heur hoofdhaar met de handen<br />

uit, en doen den ganschen omtrek door heur geschrei<br />

en gejammer weergalmen. Om des te<br />

grooler eer aan den overledenen te bewijzen ,<br />

worden ook eene groote menigte vrouwen , die niet<br />

tot lid vorstelijk gezin behooren, bij zulke go-


— &4 — i<br />

Jegenheden ontboden, om mede te huilent waarvoor<br />

zij een bepaald dagloon genieten. Deza<br />

vrouwen gaan ook uit huilen in partikuliere sterfhuizen,<br />

vooral bij de meer vermogende Chinezen,<br />

en maken daarvan hare dagelijksche kostwinning.<br />

Wanneer zij echter haar ambacht goed<br />

verstaan , moeten zij niet alleen zeer luid balken,<br />

maar zich c ook in allerlei boglen over den<br />

grond Avringen, om haar hartzeer des te beter aan<br />

den dag te leggen.<br />

Tenvijl dit gebulk nog blijft voortduren,<br />

slagt men wederom een aantal buffels en varkens,<br />

en legt vervolgens het lijk op eene tafel,<br />

midden in de pandopa of het voorvertrek van<br />

het paleis, uitgedoscht in het praâlgcwaad<br />

van den overleden' vorst, de oogen, neus, mond,<br />

ooren, het hoofd en de borst bedekt met gouden<br />

platen , en den hak versierd met snoeren<br />

van koralen, parelen en gouden kettingen. In<br />

dezen staat blijft het lijk twee dagen f onder<br />

aanhoudend geschrei en gCAveen van zijne familie<br />

en vrouwen ten toon gespreid liggen, terwijl<br />

rondom het paleis nu en dan eenige schoten<br />

uit handgeweer of klein geschut (litós)<br />

AVorden gelost. In dezen tusschentijd Avordt<br />

een der grootste, kapok- of aren ga-boomen omgehouAven<br />

en uitgehold, om hot lijk, mot alle<br />

de ovengenoemde kleinoden en sieraden daarin te<br />

leggen. Vervolgens Avordt deze uiigeholde boom<br />

mei gom digt gemaakt, en in een naburig huis<br />

overgebragt, Averwaarls de nabestaanden ©u de na-


— 285<br />

burige vorsten een of wel twee maanden lang<br />

eenige vrouwen zenden om te Aveenen. Somtijds<br />

blijft het lijk een, twee, ja zelfs drie jaren liggen<br />

, eer het begraven Avordt, naar gelang van<br />

den tijd, dien de troonsopvolger noodig heeft,<br />

om het vereischte getal buffels en andere produkten<br />

bijeen te brengen.- Wanneer alles tot de<br />

begravenis in gereedheid is gebragt, worden op<br />

nieuw de nabestaanden en de naburige vorsten<br />

bij het lijk verzocht, e'n het zelfde tooneel van<br />

huilen en rondkrimpen der vrouwen heeft op<br />

nieuw plaats. Als men het lijk uit het huis AVÜ<br />

dragen, ontstaat er altijd (quasi) eene soort van<br />

strijd, tusschen de vrouwen en de dragers, de<br />

eersten, om. het lijk in huis te houden , en do<br />

laatsien', om hetzelve AVeg te voeren. Eindelijk<br />

laten de vrouwen hetzelve als tegen haren zin<br />

slippen, en alsdan Avordt het, zonder verdere omstandigheden<br />

ter aarde besteld, met het hoofd<br />

naar het Oosten, en sonrwijlen ook overeind in<br />

eene smalle , diepe groeve bijgezet.<br />

JNaast het graf plaatsen zij rijst , kokosnoten,<br />

pinang (areca). Na dit alles slagten zij het<br />

verzamelde vee, uit honden (ioi), paarden, buf-<br />

(ioi) De Chinezen^ eten hondenvleesch , en houden<br />

zelfs dat van zwarte honden voor eene lekkernij.<br />

De bovengemelde gebruiken bij begravenissen<br />

hebben ook eenige overeenkomst met die<br />

dar Chinezen , bij welke laatsten het lijk in eene<br />

zeer fraaije kist, die hermetisch gesloten is, maan-


— 286 —<br />

fels en varkens bestaande. Na het plegen der<br />

offeranden declen zij aan allen , die bij de *<br />

begravenis tegenwoordig zijn geAVeest, het vleesch<br />

der geslagte buffels en varkens, benevens rijst en<br />

maïz uit, waarmede alle plegtigheden een einde<br />

nemen.<br />

Wanneer iemand van het gemeen sterft, Avordt<br />

hij eenvoudig in een stuk grof Avit katoen ge-<br />

Avikkeld, en zonder eenige andere plegtigheid,<br />

dan het slagten van een hoen, of ander dier<br />

van geringe waarde, ter aarde besteld.<br />

De vreugdcbcdrijven der Timorezen zijn van<br />

een zeer gebrekkigen smaak. Zij vermaken zich<br />

somtijds gcheele nachten met in eenen kring, zonder<br />

eenige regelmatigheid , rond te dansen. Hun<br />

gezang is Aveinig anders dan eene gedurige herhaling<br />

van tonal tonal een vreugdekreet, die even<br />

als het Avela, Avela ! der Alforen, met ons hoezee!<br />

of ïo ! gelijke bcteekenis schijnt te hebben.<br />

den lang in het sterfhuis blijft staan , gedurende<br />

welken tijd, op gezette dagen , door bezoldigde huilstcrs<br />

het zelfde misbaar als bij de Timorezen wordt<br />

gemaakt. Ofschoon ik zelf meermalen getuige van<br />

bovengemelde plegtigheden ben geweest, heb ik de<br />

beschrijving daarvan grootendeels naar die van den<br />

Heere Mr. AV. VAN HOGENDORP gevolgd , welke , naar<br />

mijuc gedachten , de zeden en gebruiken der Timorerezen<br />

met meer waarheid, dan eenige andere, mij bekende<br />

, bcriglen aan den dag legt.


— 287 — '<br />

Van Panions of Hek ay at heb ik bij de Timorezen<br />

nergens eenig spoor gevonden.<br />

Hunne vaartuigen zijn kanoo's van eene uitgeholden<br />

boomstam, aan Avelke zij aan AVeerskanten<br />

, even als de Alforen bij hunne korri-korri's ,<br />

tAvee stukken hout doen uitsteken, met lange<br />

bamboezen aan het einde, om het omslaan van<br />

deze smalle en ranke schuitjes voor te komen.<br />

Z'j z iJ u groote liefhebbers van over land te<br />

reizen. De aanzienlijken laten zich in eene soort<br />

van hangmat, als in eenen palankijn, door twee<br />

of vier man , die na eenige uren door anderen<br />

uit hun gevolg Avorden afgelost, over den Aveg<br />

dragen. De gcmeene lieden reizen eenvoudig te<br />

voet, en nemen daartoe den tijd des nachts en<br />

des m<strong>org</strong>ens, om bij de hitte van den dag onder<br />

het lommer van den een of anderen boom te<br />

kunnen uitrusten. Ieder neemt zoo veel voorraad<br />

als hij noodig denkt van maïz of Tursch<br />

koren met zich, hetAvelk hij vooraf laat braden,<br />

fijn stampen en tot balletjes kneeden. Met dit<br />

schamele voedsel en eenvoudig rivienvater, houden<br />

zij het vele dagen uit, zonder over honger of dorst<br />

te : klagen, mits zij slechts hun geliefde pinang<br />

niet moeten ontberen. Hunne paarden en buffels,<br />

welke dieren in groote menigte, op Timor voorhanden<br />

zijn, grazen vrij in de bosschen en velden<br />

, en komen op het geroep der eigenaars bij<br />

hen. Do buffels Avorden alleen gebruikt, om de<br />

rijstvelden te bereiden, en de paarden tot het<br />

vervoeren der produkten van het land, inzonder


— 288 —<br />

heid vaii Sandelhout en Was. Ieder kent de<br />

zijnen aan een merk, dat hij met een heet ijzer op<br />

hunnen rug heeft gebrand*<br />

De Avijze , waarop zij de Avilde buffels temmen ,<br />

is merkwaardig» Deze dieren , die zeer schichtig<br />

en Avild zijn, houden hun verblijf op de steilste<br />

bergen, Avelke overal met bamboes begroeid zijn ,<br />

zoodat zij niet dan met de uiterste moeite kunnen<br />

gevangen Avorden. Even als op Java jagen de Timorezen<br />

de buffels naar een enkel omheind punt ,<br />

van waar zij niet kunnen ontvlugtcn en rondom<br />

ingesloten Avorden. Na de jagt laat men hier de<br />

buffels een paar dagen rusten , en alsdan komen<br />

de Timorsche Menani of zoogenaamde toovenaars<br />

zonder eenige vrees in het beslotene perk. Zij<br />

verschuilen zich achter tamme buffels, Avelke zij<br />

onder de Avilden brengen , en bestrijken met eene<br />

ongemeene behendigheid den staart en de poolen<br />

met zekere fljn gestampte Avorlels, hetwelk die<br />

derwijze krachteloos maakt, dat zij de Avilde buffels*<br />

kunnen leiden , Avaarheen zij Avillen , even als of<br />

dezelve reeds langs Avaren getemd gewecsu<br />

De Timorezen gaan ook-dikwijls met snaphanenen<br />

pieken gewapend op de buffeljagt, vergezeld<br />

van eene groote menigte van honden , die daartoe<br />

zijn afgerigt. Op de zelfde Avijze jagen zij de ""<br />

Avilde varkens, en droogen hun vleesch, gelijk<br />

dat der buffels, tot dingding, waarvan ik vroeger<br />

heb melding gemaakt. Het gedroogde varkensvleesch<br />

wordt Babi-Joefoe genoemd, en dient<br />

hun tot eigen' voorraad, zoowel als om hetzcl.ve


J<br />

— 289 —<br />

aan vreemden te verkoopen , en zelfs naar andere<br />

plaatsen te verzenden, hetgeen zekerlijk bij zulk<br />

een onbeschaafd volk als een opmerkelijk bewijs<br />

van industrie mag vermeld Avorden. In de omstreken<br />

van Koepang worden vele herten gejaagd,<br />

en ook met klemmen van bamboes gevangen,<br />

waarvan het vleesch insgelijks gedroogd wordt, en<br />

de beste soort van dingding, oplevert, Avelke zelfs<br />

naar Batavia Avordt verzonden. De pezen van de<br />

hertepooten gedroogd zijnde, Avorden insgelijks als<br />

een artikel van Aveelde , en als een zeer versterkend<br />

voedsel, in groote hoeveelheid naar Java<br />

uitgevoerd, en maken, voor de imvoners ,<br />

eene vrij aanmerkelijke bron van vertier en welvaart<br />

uit; alzoo de Chinezen en vele Europesche<br />

Heeren, vooral onder de Oudgasten en de Landeigenaren<br />

, zeer groote liefhebbers van, dit artikel<br />

zijn. Van de hertepezen worden versterkende<br />

bouillons gemaakt, die veelal des m<strong>org</strong>ens bij het<br />

opstaan genuttigd Avorden.<br />

H#


— ago —<br />

——«t»HM(a&X®!eS0KMc» »<br />

VIJFTIENDE HOOFDSTUK.<br />

Omliggende eilanden onder het gezag der Nederlanders.<br />

— Poeloe-SmauAV. — Het Herten-eiland.<br />

— Minerale-bronnen- — Beschrijving van<br />

het land. — Zeden der Bevolking. — Poeloe^<br />

Rolli. — Poelo-Dao. — Savo. — Producten. —<br />

JJzermijnen. — Tabak. — Katoen. — Solor.<br />

— Etablissementen der Portugezen. — Somba.<br />

vJ'nder do eilanden, die onmiddellijk in de<br />

nabijheid van Ti/nor gelegen zijn, verdienen<br />

Poeloe-Smautv , Poeloe-Kambing, Poeloe-Roti ,<br />

Savo, Solor en Somba nog kortelijk eenige bijzondere<br />

melding. Zij worden geacht van oud9<br />

her de regtmatige onderhooiigheden van het Ne«<br />

derlandsch Etablissement op Timor te zijn ge-<br />

Aveest. De zeden en gebruiken der imvoners hebben<br />

met die van de Timorezen, over het algemeen<br />

veel overeenkomst, zoodat ik mij alleenlijk<br />

tot eenige AA'cinige bijzonderheden , nopens deze<br />

eilanden , bepalen zal.<br />

Poeloe-Smauw , dat het naast bij Timor ligt,<br />

is van dat eiland door eene zee-engle van tAvee<br />

mijlen breed gescheiden. Dit eiland is zes mijlen


— agi —<br />

lang en drie breed. Men vindt er tot nu toe<br />

Aveinig . ontgonnen grond, en overal wilde bosschaadjen<br />

en ondoordringbare wouden , volkomen<br />

gelijk àe forêts-vierges in sommige binnengeAvesten<br />

van Zitid-Amedka. De landbouw is hier nog<br />

ten eenemaal venvaarloosd, zoodat men er<br />

schier anders niet dan man of djagong aantreft.<br />

Het eiland is eene onderhoorigheid van den<br />

Radja van Koepang^ die hier in de goede<br />

moesson veelal bij voorkeur zijn verblijf houdt.<br />

Op dit eiland is eene zeer opmerkelijke bron.<br />

Tc Oeliassa namelijk, j8 eene opwelling van mineraalwater,<br />

hetAvelk een' scherpen ijzer- en vitrioolsmaak<br />

heeft. Of dit Avater eenige médicale,<br />

vermogens bezit, gelijk waarschijnlijk is, schijnf<br />

nog niet door Europeanen onderzocht te zijn. De<br />

inlanders hebben eene zeer bijzondere eigenschap<br />

aan dit Avater ontdekt, namelijk-, dat het, zonder<br />

eenig bijvoegsel, als zeepwater schuimt, Avanneer;<br />

men linnen daarin AVascht, en hetzelve ongemeen<br />

schoon en wit. doet Avorden. Zeer nabij deze bron<br />

vindt men een ongemeeu grooten ïVaringa-booux<br />

dien de inboorlingen van dit eiland JSoenoek (de,<br />

Heilige) noemeu.<br />

De?.e boom, die ook onder de namen van<br />

Baniana, Indische Vijgenboom, of ook Avel van<br />

W onderboom bekend is, verdient alleszins ceno<br />

meer uitvoerige beschrijving. Men vindt de Waringa-hoom.<br />

ook op Java, doch zelden van zulk<br />

«en ontzaggelijke grootte als die, welken %vij op<br />

Timor ontmoet hebben.<br />

T a


— 292 —<br />

Onder alle bekende boomen der Avereid is do<br />

Baniana het heerlijkste voortbrengsel der natuur ,<br />

en geheel verschillende van hetgeen aan alle andere<br />

wezens eigen is, schijnt deze Avonderboom de altijd<br />

voortgaande vernieling van den lijd te trotseren.<br />

Hij groeit onophoudelijk aan , ajzoo zijne<br />

nederhangcnde takken in den grond op nieuw<br />

vastwortelen, en nieuwe stammen te voorschijn<br />

brengen. Geen wonder, dat deze majestueuze<br />

boom door den eenvoudigen Indiaan niet efcne<br />

heilige vereering beschouAvd wordt. Het gewelf<br />

onder dezen honderdstammigen Baniana is de<br />

prachtigste tempel ter aanbidding van het Opperwezen<br />

, en herinnert ons de oude vereerders van<br />

Wodan in het lommer der voedende eiken. Ondoorzigtbaar<br />

lommer vormt het dak van dezen<br />

, tempel, en Avemelt van duizenden vrolijke schepselen<br />

, die met de eerste ochtendstralen , van den<br />

lof huns Scheppers, door blijde klanken, het digie<br />

woud van dezen enkelen boom doen weergalmen. —<br />

Gij dichters ; plaats u onder dit heerlijke gewrocht<br />

van de hand des Almagligen, daar zult gij uwe<br />

dichtader in onwederstaanbare aandrift voelen ontbranden.<br />

« Ook ik was in Arkadie. 1 ' — Ook ik heb mij<br />

in het lommer van den Indischen Baniana verkwikt;<br />

ook ik heb levenskracht in den balsemgeur<br />

zijner ongedeelde , kleine, hartvormige , spitse ,<br />

heldergroene bladen ingeademd. Waarom bezit<br />

ik de taal van MLDEKDIJK niet, om dezen Koning<br />

van het Rijk der Plunlen naar Avaarde ie beschrijven'!'


— 293 —<br />

Meer dan duizend menschen kunnen onder de<br />

schaduw van den Baniana rusten. De omtrek<br />

rondom den eersten hoofdslam en de zeven on-<br />

middelijk daarbij staande afstammelingen, be- 1<br />

draagt meer dan iooo schreden. De zware hoofd-<br />

stammen waren meer dan 200 in geial , alle de<br />

overigen te zamen bedroegen meer dan 3ooo stam-<br />

men. Deze boom vormt dus alleen een uitgestrekt<br />

en onafzienbaar Avoud.<br />

Het digte lommer Avordt met de bekoorlijkste<br />

schakeringen verlicht door den gloed der zon , dia<br />

zelfs op den middag met hare loodregte stralen niet<br />

geheel door de bladeren en als door elkander gevloch-<br />

tene takken heen dringen kan. Overal ^Avemelen<br />

vrolijk gedierte en gepluimde zangers» Geheele<br />

familiën van eekhorentjes en apen huisvesten in<br />

het hooge lommer. Groote kalongs of vledermui-<br />

zen , die van den eenen vleugel tot den anderen<br />

meer dan zes voet lengte hebben , hangen bij da«<br />

als levenloos aan de takken, om den stikdonkeren<br />

nacht af te Avachten , die alleen door. millioeneu<br />

van glinster-vliegjes verlicht wordt, om de<br />

zwarte duisternis des te zigtbaarder te maken.<br />

PaauAven, bpschduivon en geheele zAvermen vau<br />

witte papegaaijen wemelen en fladderen door het<br />

gebladerte (102).<br />

(10a) Ofschoon hier vele paauvven zijn , vindt men<br />

rr geene tijgers. Op andere plaatsen (vooral op Javaj<br />

is de menigvuldigheid der paamven een zeker<br />

kcnleeken van de nabijheid der Tijgers, op wier uitwerpselen<br />

de paamven gretig azen.<br />

T A<br />

X


— ag4 —<br />

Aan alle deze myriaden van bewoners verleent<br />

de weldadige boom voedsel en huisvesting. Onder<br />

het dig te loof hangen overal rijke trossen van<br />

koraahoode vijgen , die van een zeer aangenanicn<br />

honigzoeten smaak zijn. Vele dieren azen ook<br />

onderling op elkander v en hier, gelijk in de lagere<br />

geAvesten van den aardbol heerscllt oorlog y<br />

list en geAVeld. :. .<br />

Midden in de zeeëngte tusschen Poelo-Smamv<br />

en Timor, ligt het kleine Poelo-Kambing (herteneiland)<br />

, aldus genoemd , Avegens de groote menigte<br />

van deze dieren op dat eiland. Het heeft<br />

eene bijzondere gedaante die wel verdient in he*<br />

voorbijgaan opgemerkt te Avorden. De omtrek<br />

van Poelo'Kambing bedraagt slechts een uur gaans,<br />

Op eenen afstand gelijkt het eiland naar een vrij<br />

regelmatigen kegel, Avaarvan de top afgesneden<br />

is, of Avelnaar een ouden burg , die van binnen<br />

vlak, doch van buiten met een hoogen muur<br />

omringd is. Deze bovenste vlakte is ruim vier<br />

honderd schreden breed, en men-vindt daarin<br />

vele bronnen, AVaaruit een zAvavelachtig water<br />

fonteinsgeAvijzo naar boven springt. Dit Avater<br />

bevat in zich eene soort van klei of vette aarde ,<br />

die zich rondom de opening, Avaardoor hetzelve<br />

opwelt, pijramjdaalvonnig ophpopt, en de gedaante<br />

van eene; kunstige fontein, tot twintig en<br />

meer vqeteu hoogte aauneemt. De herten graven<br />

Wiet hunne poolen kleine kuilen in den grond, en<br />

drinken dit zwavehvater , nadat -h-et' in die kuilen<br />

,


eenigen tijd stilgestaan heeft en helder geworden<br />

Is. Alzoo men het instinct der dieren menigmaal<br />

tot rigtsnoer van de wijsheid der menschen mag<br />

nemen (io3) , kan men hieruit afleiden, dat het<br />

drinken vau dit water geenszins nadeel ig , en welligt<br />

zeer heilzaam kan zijn. — Het uitAveudig gebruik»<br />

althans, heeft eene zeer Aveldadige uitwerking.<br />

Dit bleek, toen onze kapitein een zijner matrozen<br />

, een Bengalees, die kreupel van jigt en rheumatismus<br />

was , naar Aval deed brengen , om zich.'<br />

dagelijks in dit zwavehvater te baden. Met eiken<br />

dag werd deze lijder beter, en reeds met deu<br />

vierden dag was hij bijna geheel hersteld.<br />

Tien mijlen Zuid-Avest van Koepang op Timor<br />

ligt het eiland Rotti , hetwelk negen mijlen lang,<br />

en derdehalf mijl breed is. Het bestaat uit vijfr<br />

tien kleine koningrijkjes , van Avelke Termano, Avaar<br />

altijd een Nederlandsche posthonder geAveest is ,<br />

het voornaamste is. Dit eiland is boven alle do<br />

anderen zeer vruchtbaar, en heeft veel rijst., gierst<br />

maïzj boomvruchten , moeskruiden, en ook vela<br />

soorten van Avild hoornvee en gevogelte. De in-<br />

Avoners zijn fraaijer van gedaante , dan de Timorezen.<br />

Ook zijn de vrouAven er schooner en Llan-<br />

,<br />

(io5) Het is bekend, dat de eerste Europeanen, di©<br />

Amerika bezochten , alvorens van de hun onbekende,<br />

Avelligt schadelijke of vergiftige vruchten van dut werelddeel<br />

te diirven eteli , gade sloegen , welke soorten<br />

gaarne door de vogels of andere diaren genuttigd werden<br />

t en dat zij zich daarbij zeer wel bevonden.<br />

T 4


— 296 —<br />

ker, en de landstaal is veel Avell uidender ,<br />

dan die van Timor ert andere naburige eilanden.<br />

Het eiland Rotti is door de Natuur zoo wel versterkt<br />

, dat het niet gemakkelijk met geAveld te<br />

overmeesteren zoude zijn. De meeste kam pongs<br />

liggen op hooge bergen, die bezwaarlijk te<br />

beklimmen zijn. Door digt kreupelbosch roet<br />

hoog geboomte vermengd, loopt over den glibberigen<br />

grond slechts een enkel smal voetpad. Ook<br />

zijn de inwoners van dit eiland veel stoutmoediger<br />

en kloeker dan die van Timor.<br />

Digt aan de kust bij de hoofdnegorij Termano,<br />

liggen een paar groote klippen , ruim 3oo roeden<br />

van elkander verwijderd. De bijgeloovige inlanders<br />

gelooven stellig, dat deze klippen diwata of<br />

geesten, en Avel man en vrouAV zijn. De sterke<br />

stroomen en menigvuldige schokken van aardbevingen,<br />

die hier plaats hebben, Avorden , in allen<br />

ernst, . door de eilanders aan de echtelijke bijeenkomsten<br />

van deze klippen toegeschreven, en een<br />

aantal kleine rotsen, die hier en daar door vulkanische<br />

Averking van het aardrijk in zee opgerezen<br />

zijn, worden voor de vruchten dezer vereeniging<br />

aangezien. Dit dAvaze denkbeeld strookt met den<br />

hoerschenden karaktertrek der inboorlingen van dit<br />

eiland, Avant nergens, zelfs niet in de Moluksche<br />

en Philippijnsche eilanden , zijn de inlanders Avellustiger<br />

en schaainteloozer dan op het eiland Rol*<br />

ti. Even zoo beestachtig zijn zij in hunne overige<br />

huisselijke hebbelijkheden. Zij zijn groote lief-


— 297 —<br />

hebbers van het drinken van bloed, en wanneer<br />

zij een' buffel of een' varken slagten, mengen zij<br />

liet bloed dezer dieren onder hun drinkwater en<br />

hunne sagoweer , zelfs Avel met arak , Avaarvan zij<br />

mede groote liefhebbers zijn. Het geslagte beest<br />

eten zij op eene zeer slordige Avijze. Ieder snijdt<br />

of rukt er een stuk van af, en roostert het met<br />

een Aveinig zout half gaar, waarna het gulzig<br />

verslonden wordt.<br />

Onder een aantal kleine eilandjes ten weste van<br />

Poeloe-Rotti is Poeloe-Dao het merkwaardigste.<br />

Deszelfs iiiAVoners zijn de goudsmeden van alle naburige<br />

eilanden, en bewerken het goud met<br />

eene verAVonderlijke netheid, ofschoon zij bijna<br />

geene gereedschappen hoegenaamd bezitten. Nergens<br />

Avorden meer gouden sieraden gedragen, dan<br />

op Poeloe-Dao, Avaar de geringste inwoner ten<br />

minste eene gouden keten om den hals draagt.<br />

De vrouwen van meer aanzienlijke inAVoners dragen<br />

op den kondeh of sanggol (bekende hoofdkapsels)<br />

een geheelen bloemenkrans van fijn goud,<br />

hetwelk zeer kunstig en filigrane bewerkt is, en<br />

eene prachtige vertooning maakt. Wie het eiland<br />

Dao bezigiigd heeft, kan nog veel minder dan te<br />

voren begrijpen, dat de opbrengst van de Oost-<br />

Indische goudmijnen de kosten der bewerking niet<br />

kan goedmaken.<br />

Vier en twintig mijlen van Koepang (Timor)<br />

ontmoetten Avij het eiland Savo, hetwelk acht mijleu<br />

lang en bijna vier mijlen breed is. Van vijf<br />

koningnjkjcs, waarin dit eiland verdeeld is , Avordt<br />

T 5


- _g8 -<br />

Timo het voornaamste geacht. Gezamenlijk kunnen<br />

zij vier- a vijf duizend weerbare mannen opbrengen<br />

, om welke reden het bondgenootschap<br />

met deze Vorsten geenszins voor onbelangrijk te<br />

houden is. De inAVoners van Savo zijn beschaafder<br />

dan die van Rotti, en onderscheiden zich<br />

door meer geestvermogen en meer persoonlijke dapperheid.<br />

Hier groeit veel rijst, gierst en eene menigte<br />

andere veld- en boomvruchten. Ook levert het<br />

land vele buffels en paarden op. Met deze laatstgenoemde<br />

dieren drijven zij grooten handel op Koe-<br />

pang. Hunne huizen zijn allen van areughout ,<br />

dat zeer ligt is, gebouwd , en met atap of nipahbladen<br />

bedekt.<br />

Op dit, eiland , in de kampong Seba , is een<br />

zware steen, dien de inwoners voor heilig houden.<br />

Wanneer zij eene of andere zaak plegtig willen<br />

bezweren , begeven zij zich naar dezen steen, om<br />

Onder het aanraken van denzelven, den eed af te<br />

leggen. Zij verhalen, dat velen onder het ZAveren<br />

(van een valschen eed), bij dezen steen plotsling<br />

zijn dood gebleven, en dat hij door midden ge-i<br />

barsten is, op zekeren dag, toen iemand, die van<br />

overspel beschuldigd Avas, zieh door eeneu eed<br />

Op deze plaats, van de beschuldiging wilde<br />

zuiveren. Zoo veel is zeker, dat de steen door<br />

midden gespleten is.<br />

Hondevleeesch is de liefste spijze der inwoners<br />

n het eiland Savo. Ook is het dit dier , het-<br />

Aveik zij het meest offeren, bij de plegtigheden ,


— 299 —<br />

welke iü geAvigtige zaken , bij hen even als bij de<br />

Timorezen gebruikciijk zijn.<br />

Ieder dislrikt of klein Koningrijk van dit eiland<br />

heeft een' persoon, die te gelijk Priester (Pang-<br />

hoeloe), regier en uitvoerder van het vonnis is;<br />

want de function van Fiskaal en die van Scherp-<br />

regter worden beide door hem uitgeoefend (io4).<br />

Deze Panghoeloe draagt bij plegtige gelegenheden<br />

altijd een zeer grooten kleAvang (sabel) in eene<br />

gouden scheede , en wanneer iemand ter dood ver-<br />

wezen is, draagt hij dien klewang bloot, aan het<br />

hoofd van den optogt, en onthalst den schuldigen<br />

in het open veld, in het midden van den kring<br />

der omstanders.<br />

De Savonezen zijn een dapper en strijdbaar<br />

volk, die, als bondgenooten aan het Nederlandsen,<br />

Gouvernement geene geringe diensten kunnen be-<br />

wijzen. Ik kan niet nalaten, bij deze gelegenheid<br />

aantemerken, dat het zeer Avenschelijk zoude zijn ,<br />

Avanneer men de kloeke bevolking van dit en van<br />

zoo vele andere naburige eilanden in dit gedeelto<br />

van den Archipel, tot de militaire dienst meer<br />

en meer genegen en geschikt maakte. De Britsche<br />

ktijgsmagl in Bengale bestaat ten minste voor zeveu<br />

(104) Ook op velo andere plaatsen in Indie' is do<br />

post van Scherpregter oan eenen Edelman van hoogen<br />

rang toevertrouwd , en wordt als een groot eetambt<br />

aangemerkt. Vide MARSDEN'S History of Sumatra,<br />

ter plaatse, waar bij van de Redjatigsch»<br />

Wetten spreekt.


— 3oo —<br />

tiende gedeelten uit inlanders (Cipaais of Laskars)<br />

en met déze troepen , die uitmuntend gedisciplineerd<br />

zijn , hebben zij Avonderen verrigt. Waarom<br />

zouden ook Avij onze legerbenden in Jndië niel<br />

uit zoodanige eilanders , bij Avelke persoonlijke<br />

dapperheid een nationale karaktertrek is, kunnen<br />

voltallig maken ?<br />

De Savonezen bestrijken hun ligchaam -met<br />

oliën van Avelriekend hout, en vooral met die van<br />

den notenmuskaatboom , van welks bereiding zij,<br />

veel werks maken. Reeds met het achtste of<br />

tiende jaar laten de meisjes zich de tanden vijlen<br />

eu de ooren doorboren , hetwelk het teeken is,<br />

dat zij huAvbaar zijn. Even als óp Sumatra, en,<br />

vele andere plaatsen , onder anderen ook op' Amboina<br />

en Ternate, is dit een zoo vast gebruik,<br />

dat het ook hier, om te kennen te geven , dat<br />

een meisje huwbaar is , genoeg is te zeggen : soedah<br />

dia bertindeh berdabong (zij heeft.hare tanden,<br />

laten vijlen en hare ooren laten doorboren). De<br />

Savonezen onderscheiden zich op eene voordeelige<br />

wijze door meer zindelijkheid en eene meer<br />

ordelijke levensAvijze, dan de inwoners der meeste,<br />

naburige eilanden. -,<br />

Het eiland Savo brengt veel en zeer goeden<br />

Tabak voort, en het schijnt geen hersenschimmig<br />

denkbeeld te zijn, dat, bij eene z<strong>org</strong>vuldige aankweeking<br />

, dit produkt hier tot groote volkomenheid<br />

zoude te brengen zijn, en zelfs voor den taljak<br />

Aan de Philippinische eilanden niet zoude behoeven<br />

te Avijken.


— 3oi —<br />

Een weinig nader bij Timor, op tAvintig mijlen<br />

afstands van Koepang ligt het hooge en steile<br />

eiland Solor, hetAvelk acht mijlen lang is. Olifantstanden<br />

zijn daarvan, het voornaamste produkt.<br />

Als eene merkAvaardigheid mag men aanhalen ,<br />

dat dit eiland, hetwelk overigens niet zeer vruchtbaar<br />

in vergelijking van vele andere gewesten<br />

isj eene vrij groote hoeveelheid ijzererts in zijnen<br />

schoot bevat.<br />

Aan de punt van het groote eiland Floris, noordwest<br />

van Solor, ligt de kampong Larentoeka rondom<br />

in hemelhoog klipgebergte besloten. Bij het<br />

n van de straat geniet men een der schoonste<br />

natuurtafreelen , waarbij welligt alleen de schilderachtige<br />

baai van Amboina in aanmerking mag<br />

komen. Deze kampong of negorij (nagori) is van<br />

ouds eene onderhoorigheid van de Portugesche bezitting<br />

DHU op Timor. De onderhoorigheid is<br />

even als het hoofd-etablissement een armzalig nest,<br />

-Avaarvan de oorspronkelijke bezitters bij de inlanders<br />

Aveinig in achting zijn, en ook even zoo weinig<br />

bemind Avorden als hunne voorvaderen op<br />

Java, toen de Nederlanders hen van daar verdreven.<br />

De Portugezen van Larentokea en DHU zijn<br />

uiterlijk ruim zoo zwart, als de inlanders zelven ,<br />

en het zoude mij niet venvonderen , als deze<br />

zwarte kleur voornamelijk aan hunne beestachtige<br />

morsigheid te wijten Avare; want ik geloof, dat de<br />

Laplanders en Irokezen in vergelijking van deze ZAvarte<br />

Europeanen kraakzindelijk genoemd mogen Avorden,


—- Soa<br />

De Heer D. H. KOLFF , eed der verdienstelijkste<br />

zee-officieren van het Nedcrlandsch Gouvernement,<br />

heeft, op eene ontdekkingsreize, in 1826, ook<br />

deze etablissementen bezocht. Zijn Ed. verklaart<br />

nergens meer ellende, morsigheid en bekrompenheid<br />

gezien te hebben, dan bij deze 'zwarte Portugezen.<br />

Hunne subalterne officieren genieten zeven<br />

, acht tot negen guldens maandelijkse!! traktement<br />

; kapiteins twaalf of dertien guldens, en<br />

het geheele bestuur is naar evenredigheid bezoldigd.<br />

De Heer KOLFF Avas op zijne reize vergezeld<br />

door den Heere KAM , eenen geestelijke , met<br />

wiens ijver de lezer reeds bekend Is. Bij gelegenheid<br />

, dat deze achtensAvaardige predikant eenige<br />

paren inlandsche bekeerlingen, in den huwelijken<br />

staat bevestigde (nadat zij t als naar geAVoonte,<br />

jaren'lang ongehuAvd te zamen geleefd hadden),<br />

had een der bruidegoms, die in een honderdjarig<br />

gewaad van zijn' overgrootvader gedost Avas, hetAvelk<br />

hem Avat naainv aan het lijf zat, het ongeluk, zijnen<br />

sedert meer dan eene halve eeuw reeds versleten<br />

broek van boven tot beneden open te scheuren,<br />

en wel ongelukkig juist in het front van de<br />

jeugdige toehoorderessen. Geen anderen broek<br />

bezittende, moest de bruidegom in een' geleenden<br />

sarong den afloop der plegtigheid bijwonen.<br />

Het laatste eiland j hetwelk ouder het gebied<br />

van het Nederlandsch Gouvernement behoort, is<br />

Somba.<br />

Dit eiland is 55 mijlen lang en 12 breed. Het<br />

I


— 3o3<br />

wordt ook dikAverf Sandelbosch-eiland genoemd ,<br />

doch zonder eenige reden , want ofschoon er<br />

wel sandelhout groeit, is dit product hier op verre<br />

na zoo OAervloedig niet als op Timor, en wordt<br />

ook niet gekapt om daarmede handel* te drijven.<br />

De onderscheidene Radja's of kleine Vorsten van<br />

Somba zijn van ouds leenpligtig aan het Nederlandsch<br />

Gouvernement geweest., doch zij hebben<br />

zich grootendeels aan de verschuldigde gehoorzaamheid<br />

onttrokken. Het is echter te denken , dat<br />

het Gouvernement bij eerstvoorkomende gunstige<br />

gelegenheid, deszelfs gezag op dit en eenige andere<br />

eilanden , die zich in het zelfde geval<br />

bevinden , op nieuAV zal vestigen en duurzaam<br />

handhaven.<br />

Overigens is het eiland Somba almede zeer<br />

bergachtig. Het A'oornaamste produkt is ruAve<br />

Katoen of Kapok, die een eigenaardig voortbrengsel<br />

van dit land schijnt te zijn, en er overal zoo overvloedig<br />

voortkomt, dat men dezelve bijna voor<br />

niet van de inlanders bekomen kan.<br />

De inboorlingen zijn hier Avoester dan op de<br />

reeds gemelde omliggende eilanden. MerkAvaardig<br />

is het, dat, terwijl de Indianen over het algemeen<br />

zich zelden of nooit aan zelfmoord schuldig maken<br />

, de bcAVoncrs van Somba, integendeel,<br />

aan deze Avandaad zeer onderhevig zijn. VVanncer<br />

zij misnoegd zijn, nemen zij niet zelden zeer onberaden<br />

het Avauhopig beslui!, om zich te verhangen<br />

, of op eene andere AAijze om het leven te<br />

brengen. Niet minder opmerkelijk , in verband


— 3o4 —<br />

met dezen karaktertrek, is het, dat zij in den<br />

oorlog veel lafhartiger zijn dan alle hunne naburen ,<br />

en bij het eerste schot uit klein geAveer , in allerijl<br />

het hazenpad kiezen. Niettemin zijn zij goede<br />

ruiters, en * Aveten behendig hunne wapenen<br />

te gebruiken, die voornamelijk uit pieken, schilden<br />

en sabels bestaan.<br />

Men vindt op dit eiland eene groote menigte paarden,<br />

buffels, wilde varkens en herten. Onder meer<br />

ander gevogelte mag men hier eene fraaije soort<br />

van fazanten opmerken, als ook de zoogenaamde<br />

Jaarvogel, Avaaraan men dezen naam geeft, omdat<br />

de jaren van zijnen ouderdom kennelijk zijn aan<br />

het getal knobbels op zijnen snavel.<br />

Even voor dat wij dit laatste eiland verlieten, om<br />

regtstreeks naar Borneo te stevenen , ontstond hier<br />

een plotslinge storm, veel gelijkende naar de<br />

zoogenaamde Noordwesters , Avaarvan HORSBURGH<br />

in zijn East Indian Directory geAvag maakt. Boven<br />

den horizon verscheen een kegelvormig Avolkje<br />

, hetwelk zeer schielijk grooter Averd , en zich<br />

uitbreidde , als of de hemel met een zAvarten<br />

sluijer van het noorden naar het zuiden overtrokken<br />

werd. De eene helft van het uitspansel AA'as<br />

nog helder en onbewolkt, toen reeds boven onze<br />

hoofden een ontzettend omveder uitbarstte. Vijf<br />

én dertig minuten nadat zich deze dreigende onweerswolk<br />

als met een lipje aan den gezigtcinder<br />

vertoond had, was reeds het geheele luchtruim<br />

in een akelig zwart gehuld. Donderslagen, Avaar-


— 3o5.—<br />

i<br />

van de grond daverde, volgden zoo onmiddelijk<br />

op de felle bliksemstralen, dat men hieruit met<br />

zekerheid kon opmaken, dat de bui op een zeer<br />

korten afstand boven het aardrijk hing. Niet verre<br />

van de hut, Avaarin wij ons ophielden, sloeg de<br />

bliksem met een vreeselijk gekraak in een hoogen<br />

kokosboom , die hierdoor echter weinig of geene<br />

schade leed. De inlanders verhaalden ons, dat<br />

zulks dikwijls plaats heeft, zoodat men deze hooge<br />

boomen ais natuurlijke afleiders beschouwen mag;<br />

heiAVelk ook, door menigvuldige toevallen van gelijken<br />

aard, in alle andere etablissementen van<br />

Indi'è, buiten alle tegenspraak bewezen schijnt te<br />

Avorden ; want onder honderd boomen, die door<br />

den bliksem getroffen worden , zal men go kokosboomen<br />

tellen, AVaarbij de bliksem meestal langs<br />

den slanken stam in den grond afloopt» — Da<br />

Waringa-bootn , daarentegen , schijnt nimmer door<br />

het onAveder getroffen te zijn.<br />

.<br />

. .


ACHTTIENDE HOOFDSTUK.<br />

Reize naar Sambas. — Gevaarlijke ontmoeting<br />

met eenen buffel aan boord. — Bijzonderheden<br />

wegens het eiland Borneo in het algemeen. —<br />

Verbazend grootte diamant. Verschillende<br />

Producten. -— Koophandel. — Dayaks. >— Diamantgroeven.<br />

\J\> den vrij langAvijligen overtogt met een morsig<br />

Engelsen koopvaardijschip naar Borneo hadden<br />

Wij geene ontmoetingen , die bijzonder meldenswaardig<br />

konden zijn. Zoo veel het aanhoudend<br />

vloeken van den kapitein en zijnen First-mate,<br />

in het Engelsch en in het Bengaleesch , ons toelieten<br />

, verdreven Avij den tijd met eenige lectuur,<br />

met muziek en vriendschappelijk gekout, of conjugeerden<br />

het werkAvoord: Je m'ennuie, tu t'enruies,<br />

nous nous ennuions , enz. Eene enkele gebeurtenis<br />

gaf ons echter eenige variatie bij deze<br />

eentoonige reis. Van het eiland hadden wij, namelijk<br />

, een paar buffels medegenomen, om ons<br />

op de reize van versch vleesch te voorzien. Men<br />

had deze dieren geheel voor in het schip vast gebonden<br />

aan de zoogenaamde Bokshorens of ijzeren


— 3o7 —<br />

krammen, waarmede het geschut tegen boord is vast-<br />

geschoordjdoch Avij Avaren nog geen tAvee etmalen<br />

in zee geAveest, of een dezer buffels, well.igt door<br />

het fungeren van het schip duizelig geAvqrden ,<br />

Wist zich los te Averken en rende als dol naar het<br />

achterschip bij de kajuit. Hier Averd hij in zijnen<br />

loop gestuit door het groote luik, of de zooge-<br />

naamde koekoek, boven het vertrek, Avaar Avij<br />

pas het middagmaal hadden gehouden , en gerust<br />

rondom de groote tafel zaten te kouten. Zeer ge-,<br />

lukkig Avas het, dat Avij allen onze stoelen achter-<br />

uit schoven , zoodra Avij de aankomst van den<br />

viervoetigen dolkop vernamen, Avant terwijl hij<br />

een sprong over de, wijde opening wilde doen ,<br />

gleed hij op hel gladde dek met de voorpoten<br />

uit, en liAvam zeer onzacht met zijn achterdeel op<br />

de tafel neder, die door zulk eenen last geheel ver-<br />

brijzeld werd. ' Dat Avij in een oogenblik links en,<br />

regts het hazenpad kozen , spreekt van zelf. Een<br />

paar handige matrozen Avierpen het dier een stevig<br />

touw om den nek, en besehen hem Aveder naar<br />

boven, Avaarna men, om dergelijke grappen voor<br />

te komen, de beide buffels terstond in pekel-<br />

vleesch metamorphoseerde.<br />

De eilanden Floris, Sumbawa en Lombock (io5)<br />

(105) Het eiland Lombok, ook Salemparàvg genoemd,<br />

tusschen Bali en Sumbawa gelegen , is eene<br />

onderhoorigheid van den Radja van Karatig-Assim<br />

op Bali. Het eiland is alleen vruchtbaar langs het<br />

strand , doch laudbouw en culture zijn hier geheul<br />

verwaarloosd.<br />

V 2


— 3o8 —<br />

waren slechts door middel van een goeden verre-<br />

kijker zigtbaar, doch Avij passeerden het eiland<br />

Groot-Salombo van zeer nabij, zoodat Avij defraaije<br />

kampongs langs de groene Keuvelen van dit zeer<br />

schoone eiland (vvaar geene Europeanen Avonen)<br />

duidelijk konden onderscheiden.<br />

Drukkende hitte en menigvuldige kalmten maak-<br />

ten deze reize tot de vervelendste , welke ik immer<br />

in Indiê gedaan heb. Na verloop van drie we-<br />

ken Avaren Avij in de straat van Carimata, en trof-<br />

fen hier eindelijk een frisschen Zuid-OostenAvind<br />

aan, die ons spoedig op de reede van Sambas<br />

voerde.<br />

De stad of negerij Sambas ligt omtrent 10 uren<br />

gaans landwaarts aan de rivier" (i06), Avelke meu<br />

zoo ver met pantjallans en andere praauAven op-<br />

vaart. Deze rivier is zeer rijk in stofgoud. Sam-<br />

las is het eersie rijk, met hetwelk de Nederlan-<br />

ders op Borneo een uitsluitend verdrag van handel<br />

hebben aangegaan ; doch ik wil van hel geheele<br />

eiland hier eene korte beschrijving laten volgen.<br />

(106) In de ommestreken van de ku6t van Sambas<br />

kruisen hier en daar zeer vermetele zeeroovers , dia<br />

veelal van het niet ver af zijnde Poelo Linga en Riouw<br />

(in straat Makasser) herwaarts komen. De Heer<br />

DE GÇ.AVE , Resident van Sambas, werd op zijne terngreize<br />

van Pontianak naar zijne residentie met een<br />

inlandsch vaartuig (praauw) door twee rooverspraau-<br />

Aven aangevallen , en door dit gespuis om bet leven<br />

gebragt. Bij dit ongeval vA-erd ook de kommies van<br />

dien Resident, do Heer PELLETIER , op eene wree-


— 3o9 —<br />

Het eiland Borneo is niet alleen hel grootste<br />

eiland van den geheelen Archipel , maar zelfs van<br />

den geheelen aardbol (107). Het strekt zich namelijk<br />

van 4°« 3o. Zuider- tot 7° 3o Noorderbreedte,<br />

en van 1090. tot 119 0 . Avesterlengte van<br />

Greenwich, en is derhalve, omtrent 200 mijlen<br />

lang en i4o mijlen breed. Door deszelfs ligging<br />

verschilt het eiland in deszelfs klimaat weinig van<br />

Java, doch Borneo^heeft niet vele bergen en een<br />

zeer moerassig strand , meest uit aangeslibden<br />

grond bestaande, die bij uitstek vruchtbaar is , en<br />

een grooten overvloed van alle de producten van<br />

Java zoude voortbrengen, indien dezelve behoorlijk<br />

werd bebouwd. De Heer Raad van Indië, Mr.<br />

H. W. MUNTJNGHE, die, met zijne meesterlijke<br />

hand, Borneo, gelijk zoo vele andere belangrijke<br />

bezittingen, heeft beschreven, noemt dit eieiland<br />

met regt « eene der schoonste parelen aan<br />

de kroon van Nederlandsch Indie." De inboorlingen<br />

echter, die met alle bewoners van<br />

heetj gewesten, van ZAvaren arbeid afkeerig zijn ,<br />

houden zich op Borneo liever bezig met het zoeken<br />

van een weinig goud en diamanten , Avelke<br />

zij naar Java len verkoop brengen, of daartegen<br />

de noodige artikelen van leef logt inruilen., Het<br />

daardige wijze, door de zeeroovers , van kant gemaakt.<br />

(107) Althans wanneer men Nieuw-Ho Hand een<br />

continent acht ie zijn. Borneo is grooter dan Java ,<br />

dan Sumatra en zelfs dan Madagaskar.<br />

V .'.


— 3ió — *<br />

midden-gedeelte van het eiland bestaat uit helzeer<br />

hooge en uitgestrekt kristalgebergte , aldus genoemd ,<br />

omdat men daar veel krisial vindt. De Tigablas,<br />

een der kruinen van dit gebergte is een vulkaan,<br />

gelijk meest alle de bergen van vulkanischen aard<br />

Cn de grond aan sterke aardbevingen onderhevig<br />

zijn. Aan den voet van dit gebergte vindt men<br />

een groot binnenmeer , uit hetwelk alle de rivieren<br />

stroomen, Avelke het eiland in onderscheiden<br />

rigtingcn besproeijen. De Borneosche Staten, welke<br />

ik op deze reize bezocht heb, zijn voornamelijk<br />

de volgenden : Succadana , Banjermassing,<br />

Cota-Ringin , Pontianak, Landak , JKempawa en<br />

Sambas. De Noordelijke Distrikten van het eiland<br />

worden het eigenlijk Borneo genoemd.<br />

Eigenlijk Borneo, en de meeste andere Rijken<br />

op dit eiland Avorden bestuurd door eenen Sultan,<br />

met zijne voornaamste officieren of raadslieden<br />

Bendahana genoemd, een' Digadong of opperhofineester,<br />

een' Tommongong, een' Pamoentja of<br />

Administrateur, en een' shahbendara of Havenmeester.<br />

De wetten zijn overleveringen en adat,<br />

die oendang oendang Borni genoemd worden.<br />

Borni is de ware naam van het eiland, en<br />

de Avare inboorlingen van het eiland zijn de Biadjos<br />

, ook Dajaks genoemd , waarvau straks uitvoeriger<br />

zal gesproken wolden ; voorts zijn de stranden<br />

bezeten door Javanen , ISlaleijers en Makassaren.<br />

De Nederlanders' hebben langs de kusten verscheiden<br />

Etablissementen, en de Chinezen bezitten


— 3u —<br />

een groot gedeelte van de goudmijnen en diamantgroeven.<br />

Volgens RAYNAL (108) hebben de Portugezen<br />

dit eiland reeds in i52Ô bezocht, en wilden zich<br />

toen reeds' in de provinciën "Landak en Succadana<br />

nederzetten , doch de Vorst weigerde hunne<br />

ten dien einde medegebragte geschenken. De<br />

Nederlanders zijn in deze provinciën van Borneo<br />

s in i6o8, en volgen anderen reeds in 1604<br />

gevestigd geweest. Dit laatste is niet onAvaarschijnlijk,<br />

alzoo het bekend is, dat in ï608 zekere<br />

BLOEMAERT, als Nederlandsche Resident te Suc.<br />

cadana zijn verblijf hield. Wat er van zij , deze<br />

landen hebben in de vroegste lijden aan den<br />

Koning van Bantam toebehoord, en zijn , in het<br />

jaar 1778, door dien Vorst, bij plegtig verdrag,<br />

aan de toenmalige Oost-Indische Compagnie in<br />

feigèndom afgestaan. De Engelschen zijn ook eenige<br />

jaren te Succadana gezeten geAveest, doch hebben<br />

dit etablissement reeds in i6g4 verlaten. Ook<br />

op Banjermassing hebben zij zich nedergezet, sedert<br />

het jaar 1700 tot 1706, doch in het laatstgenoemde<br />

jaar Averd hunne factorij of loge, (gelijk<br />

'men destijds de versterkte kantoren der Europeanen<br />

noemde) door de inlanders vernield, en de<br />

Engelschen om het leven gebragt of op de vlugt<br />

gedreven.<br />

Het naburige Rijkie Matan wordt door een<br />

nabestaande van den Sultati van Succadana be-<br />

(108) Hist. phil. et polit, f, D. p. 177.<br />

V 4


— 3l2 —<br />

lieerseht, en zoude geene bijzondere melding vereischen,<br />

indien de Sultan van Matan niet bezitter<br />

Was van den grootsten diamant, die immer bekend<br />

is geweest. Dit gesteente heeft eene bijna eironde<br />

gedaante, weegt 367 karaten, en is nu omtrent eene<br />

eeuw in het bezit der Vorstelijke familie geweest,<br />

die geweigerd hebben dien diamant, voor i5o,ooo<br />

Sp. M» en tAvee volkomen uitgeruste oorlogsbrikken,<br />

benevens eene menigte amunitie, af te staan.<br />

Zij gelooven, dat het behoud van het Rijk aan<br />

het behoud van dezen steen verknocht is, en dat<br />

het Avater , Avaarin dezelve gedoopt is, alle ziekten<br />

en kwalen geneest.<br />

'Verder komt men aan het aanzienlijkste gewest<br />

of Vorstendom van Borneo , te weten, Banjer*<br />

massing. Dit geAvest wordt bespoeld door eene<br />

fraaije en breede rivier, die voor tamelijk groote<br />

schepen bevaarbaar' is, en zelden minder dan a<br />

of 3 vademen diepte heeft. De Sultans hielden<br />

voorheen hun verblijf te Kajoe-Tangie, alwaar<br />

men nog de overblijfselen van hun lusthuis aantreft,<br />

doch zij hebben naderhand hun hof te<br />

Marta-Paera gevestigd, waar zich thans geAvoonlijk<br />

de regerende Sultan bevindt. Een zijner voorzaten<br />

heeft echter den naam van WARTA POF,R& in<br />

Boemi-Kintjani verandert, naar eene groote stad ,<br />

welke hij hier gebouwd heeft., en Avelker gezamenlijke<br />

inwoners thans op 3ooo zielen begroot<br />

worden. Deze stad Avordt voor de hoofde<br />

plaats der inboorlingen van gansch Bmneo gehouden.


— 3i3 —<br />

Het gezamenlijke Rijk van Banjer-Massing<br />

wordt geacht niet minder dan 12000 mahomedaansche<br />

inwoners te bevatten , behalve een onberekenbaar<br />

getal van Dajaks of heidensche bergvolkeren.<br />

Het Nederlandsche fort Banjer-Massing of Tatas<br />

, benevens eene andere sterkte Tabanjo zijn<br />

aan den Zuidhoek van het Rijk gelegen. Het<br />

eerste is vijfhoekig en gepalissadeerd, hebbende<br />

aan de rivier of aan de oostzijde drie,<br />

en aan de landzijde, ten Avesten, twee bolwerken.<br />

De produkten voor den handel, Avelke Banjer-<br />

Massing oplevert, zijn voornamelijk peper (Avegens<br />

welk artikel een opzettelijk contract van het<br />

Nederlandsch Gouvernement met den Sultan is<br />

aangegaan), goud (meest stofgoud), diamanten,<br />

hand- en bind-rottingen , vogelnestjes, Avas, stroomatten<br />

van bijzonder kunstig maaksel, bezoar,<br />

drakenbloed en ijzer.:<br />

Daarentegen worden hier wederom ingevoerd<br />

allerlei producten van nijverheid der Javanen<br />

Chinezen en Europeanen op Java , onder anderen<br />

lijnAvaden en kleedjes, grof porselein, ruAve<br />

en bewerkte zijde, en opium (eigenlijk afwen),<br />

doch het laatste artikel alleen ter sluik, alzoo de<br />

n den invoer daarvan ten sterkste verboden<br />

hééft. Eenige mijlen verder noordwaarts ontmoet<br />

men eene kolonie van 4 of 5oo Boeginezen, te<br />

weten, Pasir, van waar veel handel mot China,<br />

Malakka en Java gedreven Avordt'.'- . *<br />

V 5


— 3i4 --<br />

Van hier noordwaarts opgaande vindt men de<br />

provincie of het Rijk Cota-Ringins vervolgens<br />

het Rijk Mattan op i». 14' Z. Br. en daarna<br />

Succadana op o". 5o' Zuiderbreedte. Nog<br />

verder noordwaarts vindt men de rivier van<br />

Pontianak, die met vele monden onder den Equator<br />

in zee valt.<br />

Deze aanzienlijke rivier verdeelt zich 7 tot 8<br />

mijlen boven hare monding, in twee spruiten ,<br />

welke 2 tot 3 vademen diepte hebben , en derhalve<br />

voor middelmatige vaartuigen bevaarbaar<br />

zijn. Pontianak ligt op o°. 20' Noorderbreedte.<br />

Aan den Zuiderarm der rivier vindt men het Rijk<br />

Sangauw j of Sesango, op 00. io' N. Br. Het<br />

Nederlandsche fort ligt twaalf uren van den mond<br />

der ri/vier verwijderd.<br />

Pontianak en Sesango leveren fijn goud op,<br />

alsmede veel was, vogelnestjes, parelen , diamanten ,<br />

tin, ijzer en sago, doch weinig rijst. De hitte<br />

is hier do<strong>org</strong>aans sterker dan te Batavia, en de<br />

Thermometer blijft er gemeenlijk tusschen 84° en<br />

92° FAHR.<br />

Landak ligt op den noordertak van de rivier<br />

van Pontianak (109), omtrent 17 mijlen -opwaarts,<br />

té weten op 0°. 35' N. Breedte.<br />

(109) Déze rivier beval eene menigte zeer groote<br />

krokodillen of zoogenaamde kaaimans. De ie. Luitenant<br />

der Huzaren S** , werd in 1822, terwijl hij<br />

rieb in de rivier baadde , door zulk een gedrocht naar<br />

den afgrond gesleept on aan het Vaderland 'e vroeg<br />

ontrukt.<br />

I


— 3i5 —<br />

Wanneep men hier de rivier naar Landak opvaart<br />

, bezigt men daartoe zoogenaamde praauwen<br />

of inlandsehe vaartuigen, die niet zeer diep in het<br />

water gaan , want ofschoon de rivier digt bij<br />

hare monding, gelijk ik zoo even zeide 2 , tot 'i<br />

vademen diepte heeft, is dezelve hooger op met<br />

eenige eilandjes en steenklippen bezet, en heeft<br />

hier en daar , in de drooge moeson, zoo Aveinig<br />

water , dat de praauwen alsdan met touwen van<br />

gevlogten rottingriet over de drooge plaatsen gesleept<br />

moeten worden. Een gedeelte van deze<br />

rivier is aan beide oevers door Dayaks bewoond.<br />

Wanneer men het strand verder noordwaarts<br />

volgt, komt men te Mempawa, hetwelk mede<br />

een Nederlandsch Etablissement is. De gezamenlijke<br />

inwoners van dit Rijk, hetwelk door een afzonderlijken<br />

Sultan geregeerd wordt, bedragen omstreeks<br />

24000 zielen, hetwelk voor dit land een<br />

zeer aanmerkelijk getal is.<br />

Vervolgens komt men te Sambas, waar Avij bij<br />

onze komst op het eiland ten anker kAvamen.<br />

Deze plaats heeft 12,000 inwoners; de aanhoorige<br />

Vorstendommen zijn Kalakka en Mokka,<br />

waar ook reeds vele Dayaks wonen. In alle deze<br />

gewesten vindt men goud en diamanten, doch in<br />

mindere hoeveelheid dan in Banjer-Massing.<br />

Overigens zijn ook de voornaamste voortbrengselen<br />

de zelfde als die, welke onder Banjar-Massing<br />

reeds genoemd zijn.<br />

Van Mokka begeeft men zich verder noord-


-- 3i6 —<br />

waarts naar het eigenlijk Borneo, ook Borneo<br />

Proper genoemd. De tusschenruimte van Mokka<br />

naar het rijk van Borneo Proper is zeer bevolkt,<br />

en bevat eene menigte van negorijen (of dorpen),<br />

Avaar meest Dayaks wonen, die echter reeds<br />

eenigermate beschaafder , dan die van de meer<br />

binuenwaarts gelegene landstreken zijn. Hier is<br />

mede een aanzienlijk etablissement der Nederlanders<br />

, en de handel is vrij aanmerkelijk. De<br />

Producten zijn voornamelijk parelen, vogelnestjes<br />

, was, rijst en kamfer, Avelke laatste hier de<br />

beste van geheel Indiê is. Eertijds was hier ook<br />

een vrij sterke slavenhandel. Voorts wordt hier<br />

ook goud, tripangs, en karet of schildpad gevonden.<br />

Het Rijk van Borneo heeft geene afzonderlijke<br />

Vorstendommen in zich, ofschoon eenige naburige<br />

kleinen provinciën van den Sultan van Borneo afhankelijk<br />

zijn. De bergvolkeren of dayaks komen<br />

voornamelijk te Borneo met hunne producten en<br />

goederen ter markt. Deze bergvolkeren , waarvan<br />

men, even als van de Haraforen of Alforen, in<br />

Europa zoo veel vreemds verhaalt, zullen wij een<br />

weinig meer van nabij beschouwen.<br />

De Dayaks, die voornamelijk eene groote streeks<br />

lands ten Avesten der Banjer-Massingsche rivier<br />

bewonen, zijn over het algemeen rijzig van gestalte,<br />

en zeer Avelgemaakt. Men zegt, dat hunne<br />

vrouAven zeer schoon en tamelijk blank zijn , doch<br />

zij voeren dezelve nimmer met zich naar de strandplaatsenv<br />

De mannen beschilderen zich met allerlei<br />

figuren, gelijk bij de meeste heidemclie vol-


-3i 7<br />

ken in Indië gebruikelijk is. Zij komen op de<br />

Nederiandsche Etablissementen, en hoofdzakelijk<br />

te Banjer-Massing goud, bindrottings, rijst,<br />

vruchten en andere voortbrengselen verkoopen ,<br />

Waartegen zij Aveder eenige Chinesche grove kommen<br />

, borden, koperen en aarden drinkAva ter vazen<br />

(tampayans) Avaarop de bij hen vereerde dieren<br />

of gedrochten, als slangen , draken enz. afgebeeld<br />

zijn , met zich nemen. Hunne overige behoeften<br />

bestaan in glaskoralen , en kleedjes van katoen<br />

of Chineesch linnen.<br />

VrouAven en mannen dragen tot lijfsbedekking<br />

do<strong>org</strong>aans niets anders dan een lapje linnen om<br />

de heupen. Bij enkele gelegenhedj dragen zij<br />

slechts een katoenen overkleedje, doch in hunne<br />

dagelijksche levenswijze gaan zij geheel naakt., met<br />

een vierkant lapje linnen voor aan het lijf. Eenige<br />

bijzondere gebruiken van dit volk , bij de geboorte<br />

hunner kinderen, bij de huwelijken,<br />

en sterfgevallen zullen wij hier kortelijk opgeven.<br />

|<br />

Bij het verlossen der vrouwen verrigten de<br />

mannen zelven de taak van accoucheur. Hiermede<br />

gaan geene andere plegtigheden gepaard,<br />

dan dat de man een' zekeren geestenbezAveerder ,<br />

Balian genaamd, ontbiedt, om onder zekere gezangen<br />

, en onder het slaan op eene soort van<br />

ketel trom , gindang genoemd, aan de kraamr<br />

vrouAV eenige geneesmiddelen toe te reiken.<br />

Wanneer een jongeling voor een meisje achting<br />

of liefde gevoelt, zendt hij eene vrouAv naar hare<br />

-


\<br />

— 3i8 —<br />

ouders, om hunne dochter voor hem ten huwelijk<br />

te vragen. Doch hierbij heeft, even als bij de Alforen,<br />

eene zeer barbaarsche gewoonte plaais. Geene<br />

vrouw of jonge dochter zal den jongen dayak<br />

toegang vergunnen, indien hij niet eerst iemand<br />

het hoofd afgeslagen , en daardoor blijken van<br />

dapperheid gegeven hebbe. Wanneer het jawoord<br />

gegeven is, brengt de vrijer of bruidegom in persoon<br />

een' slaaf of eene slavin, een paar kleedjes<br />

en eene Avatervaas tot een geschenk aan zijne<br />

bruid. De bruiloftsdag verschenen zijnde , geven<br />

beide , de bruid en de bruidegom , ieder afzonderlijk<br />

, een' fecstmaaltijd aan hun huis , na AVelk<br />

feest de bruidegom in sjtaatsie naar het huis van<br />

de bruid wordt terug gebragt. Hier vindt hij aan<br />

de deur een' der bloedverwanten, die hem met<br />

het bloed van een' geslagten haan bestrijkt, terwijl<br />

de bruid met dat van een geslagt hoen bestreken<br />

Avordt. Zij geven elkander alsdan de bebloede<br />

handen, en Avanneer het bloed zich verre<br />

naar den pols verspreidt, houden zij dit voor een<br />

ongelukkig voorteeken. Daarna blijven de nieuwgetrouwden<br />

bij elkander huisvesten, en geven tot<br />

besluit van het huwelijk aan vrienden en magen<br />

een' tweeden feestmaallijd.<br />

Wanneer een man zijne vrouAV door den dood<br />

verliest, mag hij ook niet hertrouwen, voor dat hij<br />

iemand van eene andere natie het hoofd afgeslagen<br />

hebbe, hetwelk op bijgeloovige denkbeelden berust,<br />

die nog niet juist bekend zijn. Het lijk der<br />

overledene wordt in eene digt geslotene kist


—» 3 ig —<br />

in het huis bewaard, tot dat de zoon , de vaderof<br />

eenig ander bloedverAA r ant eenen slaaf gekocht<br />

heeft (hetAvelk somtijds wel een jaar lang<br />

duurt), Avelke slaaf alsdan, op den dag, Waarop<br />

het lijk verbrand zal worden, onthoofd moet Avorden,<br />

om de overledene, als slaaf, in de andere<br />

wereld te dienen ; Avelke laatste verpligting ook<br />

aan dien ongelukkjgcn, voor dat hij onthalst<br />

wordt, ton ernstigste Avordt aanbevolen. De assche<br />

van het verbrande lijk Avordt in eene der<br />

reeds gemelde tampayans bewaard (no), en<br />

deze vaas wordt , benevens het hoofd van den<br />

omgebragten slaaf, in een opzettelijk daartoe in-r<br />

gerigt huisje, als in eene tombe bijgezet.<br />

De woningen dezer ruwe bergvolkeren zijn do<strong>org</strong>aans<br />

van planken of van bamboes, zonder vertrekken<br />

of vensters. Er is slechts een klein hokje<br />

tot slaapplaats afgeschoten. Zij branden zelden<br />

licht, en vergenoegen zich met het aansteken van<br />

een gespleten stuk bamboes , gevuld met harst,<br />

die hier overal in groote hoeveelheid voorhanden<br />

is. Zeer vroegtijdig , en gewoonlijk niet later ,<br />

dan acht ure , begeven zij zich ter- rust. Hunne<br />

bedden beslaan uit een matje met een hoofdkus-,<br />

sen op eene bank Tan bamboes, zonder. eenig<br />

dek , veel minder gordijnen.<br />

De Da v aks Zijn overigens geenszins ontbloot van<br />

_____<br />

(no) Eene merkwaardige overeenstemming met<br />

het gebruik der aloude heidenscha volk/eren in £u*<br />

ropa,


— 320 —<br />

de kennis van een Oppenvezen. Onder den naam<br />

van Diwata aanbidden zij den Schepper van het<br />

Heelal, die naar hunne gedachten in den Hemel<br />

Avoont, doch ook de gansche wereld onderhoudt<br />

en regeert, om welke' reden zij ook van<br />

dezen DiAvata hunne voorspoed en hunne gezondheid<br />

afsmeeken.<br />

De Mahomedanen getuigen, dat de Dayaks, die<br />

tot hun geloof bekeerd zijn , een zeer ordelijk en<br />

arbeidzaam leven leiden , en ook hunne AVoeste zeden<br />

in korten tijd geheel afleggen.<br />

Wanneer een Dayak aan de voorouderlijke Avel<br />

van een mensclienhoofd te vellen , voldoen wil<br />

geeft hij daarvan kennis aan de oudsten van zijn<br />

oord, die hec ambt van priester bekleeden , mitsgaders<br />

ook aan zijne vrienden en nabestaanden ,<br />

» die hem alsdan vergezellen , do<strong>org</strong>aans naar de<br />

rivier van Banjar afzakkende, om aldaar op eeu<br />

visscherspraauAVtje (schuitje) te loeren. Dit overvallen<br />

zij 'onverwacht, en dikwijls bij nacht ,.<br />

om een of twee van de arme mensehen ,<br />

die zich daarin bevinden, van kant te maken.<br />

Nadat een Dayak aldus een kop geveld<br />

heeft, en daarmede huisAvaarts keert, verheugt<br />

- zich het gansche dorp daarover , en ieder een,<br />

oud en jong , komt zijne vreugde bij hem betoo-,<br />

nen. Daarop brengt ieder hem een geschenk , en<br />

men plaatst een aantal gonggongs op eene rei voor.<br />

zijn huis. De overwinnaar moet al dansende voorbij<br />

die goliggongs gaan met den gevelden kop in<br />

zijne hand , en alsdan begint eene algcmeene dans-


321<br />

partij , die tot laat in de nacht blijft aanhouden.<br />

Vervolgens houden zij een maaltijd, en vullen<br />

den kop met eetwaren, waarop de vrouwen denzelven<br />

op de zolders ophangen. Hiermede is deze<br />

plegtigheid ,afgeloopen, en degeen , die het hoofd<br />

afgehouAven heeft, wordt nu eerst geacht een man<br />

te zijn.<br />

Wanneer de dayaks zich op reis Avillen bege- ,<br />

ven , of eenige andere zaak van eenig aanbelang<br />

willen ondernemen , lokken zij vooraf de kuikendieven^<br />

ii) en andere vogelen , door middelvan '<br />

rijst, die zij over den grond strooijen. Als nu<br />

deze vogel te voorschijn komt, hetgeen dikwijls<br />

na tAvee of drie dagen plaats heeft, letten zij op<br />

zijne vlugt. Wanneer de kuikendief den weg opvliegt<br />

, dien zij op hunne reize willen inslaan ,<br />

houden zij dit voor een gelukkig voorteeken, doch<br />

Vliegt de vogel naar den anderen kant op, zoo<br />

staken zij hun voornemen, omdat zij zich alsdan<br />

overtuigd houden, dat hun het een of ander ongeluk<br />

zoude treffen.<br />

Dit volk leeft bijna in volkomene regeringloosheid.<br />

Geschrevene wellen zijn bij hen onbekend,<br />

de oudsten van het volk besturen de jongere lieden,<br />

en de vader van een huisgezin is het natuurlijk<br />

opperhoofd daarvan.<br />

Het Dierenrijk bevat, over het algemeen, de<br />

zelfde voortbrengselen als op Java. Op Borneo<br />

(m) Een groote vogel, niet ongelijk aan den<br />

steenarcnd.<br />

-ï- X


— 3a2 —<br />

echter is een soort van zeer groote bavianen opmerkelijk<br />

, Avelke men ten onregte orang hoetan<br />

(of boschmensch) noemt. Deze dieren zijn .echier<br />

reeds zoo diluverf beschreven geAVorden , dat het<br />

genoeg zal zijn hier aan te merken, dat men op<br />

dit eiland de allergrootste soort van orang-oeians<br />

aantreft, en dat sommigen bijna vier voet<br />

lang zijn.<br />

Een ander voornaam produkt j waardoor J?orneo<br />

boven alle andere eilanden van Oost-Indië<br />

beroemd is geworden, beslaat in de rijke Diamant-groeven<br />

, die aldaar zeer talrijk zijn. Van<br />

deze kostbare mijnen zal ik hier nog het een en<br />

ander aanhalen.<br />

Om .de diamantgroeven te bearbeiden wordt<br />

veel kennis en oplettendheid vereischt, en vooral<br />

hangt de goede uitslag af van het Avel uitkiezen<br />

der plaals, Avaar men begint te graven. Deze<br />

plaatsen zijn kenbaar aan eene.soort van keisteentjes,<br />

die op de oppervlakte van den grond liggen<br />

, en do<strong>org</strong>aans gil zAvart zijn ; de aarde, waarin<br />

diamantgroeven besloten zijn., is geelachtig van<br />

kleur en vol steentjes. De inboorlingen, en inzonderheid<br />

de bergbewoners kunnen den grond ,<br />

AA'aar diamanten verholen zijn , op het gezigt onderscheiden<br />

, doch enkel op zekere tijden van den<br />

dag, te weten, des m<strong>org</strong>ens voor zon-opgang,<br />

omstreeks vier ure, des middags ten 12 ure, en<br />

des avonds of namiddags ten 4 ure; althans zij<br />

geven voor , dat hun zulks op andere uren van<br />

den dag onmogelijk is. De Chinezen komen jaar-


3a3 —<br />

Hjks in groot getal naar Borneo en zijn aldaar zoomenigvuldig,<br />

en zoo naauw verbonden met de<br />

inboorlingen, dat zij verre weg het meeste voordeel'<br />

van de diamantgroeven in het gebergte trekken ,<br />

zonder dat de Nederlanders nog de magt hebben<br />

gehad, hen uit die bijna ontoegankelijke plaatsen<br />

te verdrijven»<br />

Wanneer de evengenoemde bergbcAvoners aan<br />

de Europeanen de geschikte plaats hebben aangewezen,<br />

begint men een gat te graven j van om- 1<br />

trent eene roede in het vierkant. Hiertoe gebruikt'<br />

men sterke en puntige ijzeren pennen, gelijk<br />

breek-ijzers , AVant met een' schop of eene spade'<br />

kan men dezen steenachtigen en zeer harden grond<br />

niet door graven. Wanneer de aarde aldus los<br />

gemaakt is , nemen de inboorlingen dezelve met<br />

manden, Tangoks genoemd, uit den kuil, en stapelen<br />

die op eenen hoop. Deze aarde Avordt in<br />

water gewasschen , en de- steenen, door middel<br />

van eene zeef, daarvan afgezonderd. Alsdan Avorden<br />

deze steenen door de hierin zeer geoefende<br />

en ervarene inboorlingen onderzocht, om te zien<br />

of er diamanten onder zijn, hetwelk niet gemakkelijk<br />

voor een Europeaan zoude zijn , omdat deze<br />

kostbare gesteenten, wanneer zij nog ruw zijn<br />

niet door eenige buitengemeene fraaiheid van de<br />

gewone keisteentjes onderscheiden kunnen worden^<br />

De diamanten , die Vijf karaten en daarboven wegen<br />

, behooren van regtswege aan den Sultan van<br />

Banjer-Massing^ doch dit bevel Avordt, in de<br />

provinciën, Avaar de Nederlanders hunne ma»t<br />

gevestigd hebben, namurlijkerAvijze niet in acht<br />

X a


— 324 ~<br />

genomen. Ook gebeurt het niet zelden , dat groote<br />

diamanten door de mijnwerkers ingeslikt worden ,<br />

om ze voor zich zelven te behouden.<br />

De diamantgroeven gaan loodregt naar beneden ,<br />

somtijds tot eene diepte van " 5o tot 60 voeten.<br />

De kanten Avorden met staken van bamboes en<br />

met takkebosschen geschraagd, om het instorten<br />

te beletten, heigeen echter, ondanks deze voorz<strong>org</strong>en<br />

niet zelden plaats heeft, vooral bij zAvare<br />

onweders , die hier zoo hevig zijn , dat de, grond<br />

daarvan davert. Ook wanneer het sterk regent<br />

kunnen zij in de diamantgroeven niet arbeiden,<br />

omdat dezelve in 'korten tijd vol water loopen.<br />

Dit Avater wordt uit den kuil geschept en z<strong>org</strong>vuldig<br />

gezifj, omdat men daarin geAVoonlijk stofgoud<br />

vindt. Men zoude hieruit welligt opmaken<br />

, dat het goud en de diamanten hier in een<br />

onbeschrij fel ijken overvloed aamvezig zijn ; en dit<br />

is ook op sommige plaatsen van Borneo het geval<br />

; doch het is zeer moeijelijk , die plaatsen op tfe"<br />

sporen , en dikwerf moeten tAvintig menschen eene<br />

maand graven, alvorens zij diamanten ontdekken.<br />

De voornaamste diamantgroeven van Borneo zijn<br />

in de provinciën Ban)'ai-Massing, Landak en<br />

Pontianak te vinden.<br />

In de provincie BanjerMassing (eigenlijk Ban- '<br />

joe-Mas, dat is : goud-water) vindt men het<br />

meeste goud. Reeds op eene diepte van i5 tot<br />

20 voeten, ontmoet men eene roode" mer gel-aarde,<br />

Avelke met Avater geroerd zijnde, het stofgoud<br />

zuiver overlaat.


— 325<br />

NEGENTIENDE HOOFDSTUK.<br />

De schrijver komt weder te Batavia — De Kop<br />

van PETER ERBERFELDT. — De Javasche Me-'<br />

thuzalem. — Vertrek naar Palembang. — Kostbaar<br />

reisje. — Beschrijving van de hoofdplaats. —<br />

De Kratons. — De Rakits. — De Pantja~<br />

langs. — Fraai gezigt op dé rivier.<br />

e geachte lezer zal mij ten goede houden, dat<br />

ik, naar het eenmaal, bij den aanvang van dit reisverhaal<br />

, aangenomen beginsel ; om hem voornalijk<br />

met de beschouAving van land en volk bezig<br />

te houden, de menigvuldige persoonlijke reis-ontmoetingen<br />

, Avanneer die ter zake niets doen, met<br />

stilzAvijgen voorbij ga. Zoo leverde ook de overtogt<br />

van Sambas naar Batavia weinig belangrijks<br />

op, en ik hervond deze hoofdstad in den zelfden<br />

toestand, Avaarin ik dezelve reeds in het begin<br />

van mijn reisverhaal aan mijnen lezer heb leeren<br />

kennen.<br />

Eene enkele bijzonderheid komt mij echter eene<br />

korte melding niet onwaardig voor, omdat zij<br />

Avelligt aan menig een, gelijk aan mij zelven,<br />

ontsnappen zal. Na herhaalde reizen Batavia<br />

bezocht, en de ommestreken doorkruist ie heb-<br />

X 3


— 32Ö<br />

ben, was mij nog nimmer het hoofd van den<br />

bekenden landverrader, PETER ERBERFELDT in<br />

het oog gevallen (112).<br />

Wanneer men vàn den weg van JacatraBatavia<br />

binnentreedt, ontmoet men ter regterzijde eeneu<br />

muur , belendende aan het huis van den Heep<br />

VAN DEN BERG, In dezen muur ziet men, ter<br />

hoogte van ongeveer acht voeten, het wezenlijke<br />

hoofd van PETER ERBERFELDT , telkens bij het<br />

aamvitten van den muur met kalk overpleisterd,<br />

doch Avèlk hoofd nog vol uitdrukking is, en eene<br />

afschuAvelijke physiognomic vertoont. Daar het<br />

geheel wit'is, ontglipt het menigmaal aan hot<br />

oog van den voorbijganger, en ik zoude het niet<br />

bemerkt hebben, indien vooraf mijne opmerkzaamheid<br />

niet op een zwarten steen, onder het<br />

hoofd, gevallen Avas, op welken het volgende<br />

opschrift staat j<br />

« Ter gedachtenisse van den gestraften<br />

/andverrader PETER ERBERFELDT , is het verboden<br />

, op deze plaats te timmeren noch (G<br />

metselen, nu ofte ten eeuwigen dage.'"<br />

Een paar dagen na onze aankomst te Batavia<br />

, deden Avij een uitstapj e te paard naar Bantam,<br />

waar Avij een zeer ouden Javaan ontmoetten,<br />

'die ons verhaalde, dat hij met Doctor c, L, BLUME<br />

>><br />

(na) Zijne misdaad en straf zijn omstandig bjj<br />

VALENTiJ« geboekt, Men kan deswege PHAivrpaó<br />

pok nazien«


— 3-27 —<br />

onlangs (in i823) had gesproken , en zich met'<br />

dien Heer onderhouden had over den moord der<br />

Chinezen , te Batavia, van Avelken gemelde Javaan<br />

ooggetuige Avas geAveest, waaruit bleek, dat deze<br />

Javasche Nestor meer dan eene gansche eeuw moest<br />

beleefd hebben. Dit kwam ook met zijne eigene berekening<br />

overeen , schoon hij , gelijk de meeste<br />

inlanders, niet naauwkeurig het geul zijner jaren<br />

wist op te geven.<br />

Intusschen maakten wij te Batavia gereedheid ,<br />

om met een Engelsch koopvaardijschip naar Palembang<br />

te vertrekken, te weten, de Heeren<br />

REIJNST, KRUSEMAN, ROORDA VAN EYSINGA en<br />

ik, zijnde gezamenlijk als Ambtenaren voor die<br />

bezitting benoemd. De reis zelf had niets merkwaardig<br />

, dan alleen dat wij met den Kapitein<br />

JOHN Ross (een broeder van den reeds genoemden)<br />

overeen kAvamen, om voor de passage en<br />

de tafel tot Palembang een wisjeAvasje van 80<br />

spaansehe matten (de Heer ROORDA, die zijne<br />

echtgenoote bij zich had, 160 Sp. m.) te betalen.<br />

Met den derden dag kAVamen Avij in de Soensang<br />

ten anker, en werden van daar met pantj'allans<br />

van den Heere Commissaris j. j. VAN SE-<br />

VENHOVEN afgehaald. Wij hadden derhalve voor<br />

pudding en beef stakes ruim 3o Sp. m., of 66 ropijen<br />

, per dag betaald.<br />

Om zich van het Palembangsche Rijk een juist<br />

denkbeeld te maken , is het volstrekt noodzakelijk<br />

de hoofdplaats te leeren kennen, AVaar het geheele<br />

Bestuur vcreenigd , en een vierde gedeelte<br />

X4


- 3_8 - . ,<br />

van. de bevolking van het gansche land'aamvezig<br />

is (n3).<br />

De hoofdplaats van het Palembangsche rijk ligt<br />

op de oostzijde van het eiland Sumatra, op 2°58'<br />

Zuider - breedte , en io5° Ooster - lengte (van<br />

Greenwich). De, Thermometer van FAHRENHEIT<br />

staal aldaar, des m<strong>org</strong>ens, op 8o° , en rijst do<strong>org</strong>aans<br />

tot 90° , op het midden van den dag. In<br />

de maanden Junij, Jufij, Augustus en September ,<br />

blijft dezelve deze hoogte en verandering behouden.<br />

In de overige maanden , daalt de Thermometer<br />

tot 76 0 , en rijst gewoonlijk niet hooger<br />

dan tot 85". Het weder is zeer onbestendig, en<br />

de moesons alhier minder regelmatig dan op het<br />

eiland Java, Zware regenbuijen, met harde Avinden,<br />

komen op het onverwachtst op, en zijn dik-<br />

Avijls vergezeld van felle bliksemstralen en sterke<br />

donderslagen. Van Augustus tot omstreeks April ,<br />

waait de Avind meest uit het Z. W., N. W., en<br />

N. O.; terwijl er alsdan do<strong>org</strong>aans sterke afAvateringen<br />

uit de binnenlanden komen; en alzoo zijn,<br />

gedurende negen maanden in het jaar, de rivieren<br />

'tot genoegzaam bij derzelver oorsprong bevaarbaar.<br />

In de maanden Mei, Junij en Julij, is deAvind<br />

Z. O. en Oostelijk; en alsdan heeft men meestal<br />

goed Avedcr. De vloed begint met half Mei , en<br />

duurt voort tot half November. Dezelve is nog<br />

(u3) 25,ooo Zielen. De bevolking van het geheele<br />

Rijk wordt door de inlanders op 100,000 geschat ,<br />

doch bedraagt waarschijnlijk ten minste i5o,ooo.


— 329 —<br />

merkbaar op den afstand van eene dagreize boven<br />

Palembang. Gedurende het overig gedeelte van<br />

het jaar bestaat er geen vloed , maar enkel ebbe,<br />

omdat de afwatering uit de binnenlanden alsdan<br />

zeer sterk is. Door deze getijen ontstaat er, vóór<br />

de hoofdplaats, eene rijzing en daling in de rivier<br />

van lo tot 16 voet. Noch de veranderlijkheid<br />

van het weder, hetwelk dikwijls van het fraaiste<br />

tot het onstuimigste eensklaps overgaat, noch de<br />

moerassen en kreken, die , gedurende het ebgetij,<br />

dagelijks eenige uren droog liggen, veroorzaken<br />

hier de minste ongezondheid. Palembang is veeleer<br />

voor zeer gezond te houden, en dit is waarschijnlijk<br />

toe te schrijven aan de frissche, somwijlen<br />

sterke Avinden; aan de vele, zware, dikAverf verschrikkelijke<br />

donderbuijen ; aan de herhaalde regens,<br />

en aan de schoone, gestadig vlietende, rivier,<br />

welke bij de hoofdplaats eene breedte van<br />

twaalf honderd voet, en in het midden acht of negen<br />

vademen diepte heeft.<br />

De naam Palembang is afkomstig van Lembang,<br />

een Avoord , dat aangespoelde grond beteeken<br />

t.<br />

De naam van Palembang strekt zich uit over<br />

het geheele rijk, hetwelk laatstelijk is beheerscht<br />

geAvorden door Soesoehoenan MACHMOED BADAR EL<br />

DIN, in Junij 1821 door de Nederlaudsche Avapenen<br />

veroverd , on vervolgens in leen terug gegeven<br />

is aan den tegenAvoordigen Soesoehoenan RATOE<br />

HOSSIN DLIE EL DIN, wiens oudste zoon, ouder<br />

uen titel van Sultan RATOE ACHMAT NAIJAM EL<br />

X 5<br />

:


— 33o —<br />

DIN, in later tijd gepensioneerd is geworden.<br />

(Deel I , biz. 370.)<br />

, De hoofdplaats van Palembang ligt aan de beide<br />

oevers van de rivier Moesie, omtrent vijfiien<br />

duitsche mijlen van de monding , alwaar deze ri-<br />

vier Soensang wordt genoemd, naar een klein<br />

spruitje, hetwolk afdaar in de Moesie of hoofdri-<br />

vier uitloopt. Deze ligging is met overleg geko-<br />

zen. Tot hiertoe, en zelfs nog iets meer land-<br />

Avaarts op, is de rivier voor de grootste schepen<br />

bevaarbaar. De hoofdplaats ligt nog omtrent eene<br />

mijl beneden de uitAvatering van de rivieren de<br />

Ogan en de Kramassan, welke, benevens de Moe-<br />

sie , de voornaamste toegangen zijn tot de Palem-<br />

bangsche binnenlanden. Van deze laatsten kan<br />

dus niets afkomen, noch iets denvaarts gaan , of<br />

het is aan de hoofdplaats bekend. Beneden Pa-<br />

lembang, naar zee , ontmoet men, bij het eiland-<br />

je Gombora (eigenlijk Kambara) eene sterke ver-<br />

dedingsplaats , juist voor de monding der rivier<br />

Peladjoe. Hiervan heeft Soesoehoenan MACIIMOED<br />

BADAR EL DIN, zoowel in 1819, als in i82i,goed<br />

gebruik weten te maken, gelijk omstandig is te<br />

zien in het rapport van den Generaal DE KOCK (I i4),<br />

die de sterkten aldaar geforceerd, en door beleid<br />

en dapperheid eene volkomene overwinning op<br />

den trouAvloozen MACHMOED BADAR EL DIN heeft<br />

behaald. Door deze liggiug nu kan de hoofd-<br />

plaats ook tegen, alle aanvallen van buiten gedekt<br />

Avorden.<br />

(114) Vid. Bataviasche Courant van ... Julij 18,21,


— 33i —<br />

Nagenoeg in het midden van de hoofdplaats,<br />

«taan twee zoogenoemde Kratons, of Dalams , dat<br />

is, Paleizen der Sultans (II5). De kleine of oude<br />

kraton is, volgens de overlevering, voor omtrent<br />

honderd jaren opgerigt ; de groote of nieuAve kraton<br />

werd eenige jaren later gebouwd. De eerste<br />

is thans bijna geheel vervallen. De laatstgenoemde<br />

is een langwerpig vierkant, ter breedte van 77 ,<br />

en diepte van 49 roeden , omringd van eenen zeer<br />

sierken steenen muur, die omtrent 3o voet hoog ,<br />

tegen 6 of 7 voet dik is. Deze muur is versterkt<br />

met vier bastions. Van'binnen zijn nog verscheiden<br />

gelijksoortige en bijna even' zoo hooge muren,<br />

met sterke poorten voorzien, van welke binpen-muren<br />

mede ter verdediging zoude kunnen<br />

worden gebruik gemaakt, nadat men reeds den<br />

eersten bestormd had.<br />

Toen de Generaal DE KOCK , in Junij 1821, van<br />

dezen kraton bezit nam , AVaren op de bastions ,<br />

en rondom op de muren, door houten stellaadjen<br />

onderstut , 110 stukken geschut van zAvaar en minder<br />

kaliber voorhanden. Thans dient dit trolsche<br />

gebouw tot eene Avoning voor den Nederlandschen<br />

Commissaris, eenige zijner onderhoorige ambtenaren,<br />

en eenige officieren; tenvijl tevens in en<br />

om den Kraton eene aanzienlijke militaire magt<br />

gelagerd is.<br />

De huizen in de onmiddelijke nabijheid van den<br />

(i#5) Thans door den kundigen en dapperen Kapitein<br />

VAU DER WIJS in een fraai Nederlandsen fort hcrsrbapen.


-33a —<br />

kraton zijn van zeer goed hout getimmerd (u6),<br />

vrij gemakkelijk ingerigt, en voorzien van steenen<br />

rollagen, en pannen-daken , doch overigens zonder<br />

smaak opgetrokken. Deze huizen dienden voorheen<br />

tot verblijf aan de mindere prinsen en hoofden<br />

van Palembang. Thans worden dezelve bewoond<br />

door Nederiandsche officieren en ambtenaren.<br />

Aan de beide kanten der rivier, zijn op het<br />

water, op vlotten gebouwd, huizen, aan welke<br />

men den naam geeft van Rakits. De vlotten,<br />

waarop zij rusten , zijn van balken, doorvlochten<br />

met bamboes , en aan den oever , of aan sterk ingehcide<br />

palen bevestigd, door middel van gevlochten<br />

bindrotting, dat veel sterker is dan geAvoon<br />

henneptouAV. De Rakits dalen of rijzen met laag<br />

of hoog water. Zij zijn of door drijvende bruggen<br />

met het land verbonden, of men gaat en<br />

komt van en aan dezelve met praauAvtjes. Zij<br />

zijn do<strong>org</strong>aans zamcngesteld uit bamboes en hout j<br />

doch die van gegoede inwoners en Europeanen<br />

zijn geheel van hout opgetimmerd, en netjes geschilderd.<br />

Zij kunnen zoo groot en ruim gebouwd<br />

Avorden, als de eigenaar verkiest.. De rakits der<br />

gegoede Chinezen zijn gemeenhjk voorzien van een<br />

achterhuis op een afzonderlijk vlot , möt een ander<br />

vlot tusschen dit achterhnis eu het voorhuis, Avelk<br />

middelste gedeelte, als het ware, eene binnenplaats<br />

formeert. Het achterhuis dient hun ge-<br />

(116) Het land brengt voortreffelijke houisoorten<br />

op. > .


— 333 —<br />

Avoonlijk tot keuken en huishoudvertrek, en het<br />

voorhuis tot winkel en magazijn.<br />

Vele Europeanen verkiezen het beAvonen van<br />

een rakit, boven dat van een geAvoon huis aan<br />

den vasten Aval. En inderdaad zoodanig een vlothuis<br />

heeft veel aangenaams. Rondom in het stroomend<br />

Avater van de rivier gelegen, zijn deze woningen<br />

natuurlijkerwijze koel, en daarenboven aan<br />

alle kanten vatbaar voor het ontvangen van frisschen<br />

winden. De nabijheid van het heldere rivierwater<br />

is nog daarenboven zeer gemakkelijk tot<br />

het oefenen van zindelijkheid, een zoo ontbeerlijk<br />

vcreischte tot de gezondheid. Het is hoogst aangenaam<br />

, hetzij des m<strong>org</strong>ens vroeg., of Avel tegen<br />

den koelen avondstond, op de vo<strong>org</strong>allerij van<br />

een Europeaansch rakit te zitten. Het tafreel, het-<br />

Avelk de rivier alsdan oplevert, en ons dikAverf<br />

heeft vermaakt , is allerbekoorlijkst. De beschrijving<br />

daarvan zal tevens kunnen dienen , om een<br />

denkbeeld te geven van de dagelijksche beweging<br />

op dit schoone breede water. Er liggen tegens-<br />

Avoordig (i8a3) tien of tAvaalf ra-schepen , mitsgaders<br />

, achter en tusschen dezelve, eenige Chinesche<br />

Wankangs (n7ï, en Inlandsche vaartuigen van<br />

allerlei grootte en optuiging. Honderden van kleine<br />

en groote, eenvoudige en versierde praauwen<br />

of Inlandsche roeischuiten, zwerven door eikanderen<br />

, steken dwars over de rivier, of snellen ginds<br />

(117) Eene soort van vaartuigen, kleiner dan dé<br />

Chinesche jonken , doch van gelijkvormigen bouw.


— 334 —<br />

en herwaarts voor bij. Sommigen dienen tot het<br />

overbrengen van den eenen of anderen Inlandschcn<br />

Prins, of ander groot heer, anderen tot het vervoeren<br />

van koopgoederen. Sommigen zijn schuitjes ,<br />

om menschen van de mindere klasse over te zetten<br />

; anderen zijn ZAVervende Avinkeltjes , opgevuld<br />

met allerlei soorten van koopAvaren. Hier ziet<br />

men lijnwaden, sitsen en zijden sloffen, ginds<br />

gekookte en gebradene eetwaren, groenten en vruchten<br />

, visch en vleesch. Alle deze schuitjes kan<br />

men als zoo vele winkels of kramen beschouwen.<br />

Niet onaardig is het een pantjallang (118) te zien<br />

voor bij snellen. Dit is de naam der praauwen,<br />

Avaarin de Inlandsche.- Grooten zich van de eene<br />

plaats naar de andere begeven. Derzelver grootte,<br />

fraaiheid, kleur, en zelfs de kleur derpagaaijen<br />

of riemen, zijn onderscheiden naar mate van<br />

den rang des bezitters. De Vorst alleen voert<br />

wit en ZAvart; de overigen rood, met bijzonder<br />

gekleurde strepen. De Prinsen van den bloede<br />

voeren daarover'zAA'arte ruiten, andere ook groene<br />

en gele. Op reis gaande voeren zij gelijke vlaggen.<br />

De lengte der pantjallangs is van ^o tot 70<br />

en 80 voet; derzelver breedte van 6 tot 11 en 12<br />

voet, en het getal roeijers van 20 tot 3o. Deze<br />

vaartuigen hebben van onderen geene kiel. Zij<br />

zijn zeer vlak, en, hetgeen merkAvaardig is, uit<br />

een enkel stuk hout gevormd. De ontzaggelijk<br />

ZAvare boomen, Avaarvan de pantjallangs gemaakt<br />

(118) Pantjallang (eigenlijk Pendjallan) beteektntr<br />

snel voortgaande.


— 335 —<br />

worden , moeten met groote moeite uit de nabijheid<br />

der bergen in de binnenlanden naar beneden<br />

Avorden afgevoerd. De stammen Avorden uitgehold<br />

j en door middel van vuur verder uitgebreed<br />

, vervolgens in deze uitgewekene , gedAvongene<br />

gedaante , door invoeging van dwarsbalken ,<br />

staande gehouden. Over deze dwarsbalken komt<br />

eene vloering van bamboes, niet verder dan eenen<br />

halven voet beneden den rand van het boord,<br />

hetwelk aan de buitenzijde ook weinig meer dan<br />

zes duim boven het AVater uitsteekt. De achterste<br />

helft van het vaartuig is met een dak overdekt,<br />

en op reis gaande sluit men hetzelve aan beide<br />

zijden. Het achterste, vierde gedeelte van het<br />

vaartuig dient tot slaapkamer , en is van voren met<br />

gordijnen afgesloten. Het tweede vierde gedeelte<br />

bevat eene tafel, stoelen, enz. , waar een gezelschap<br />

van acht tot tien personen zeer gemakkelijk<br />

kan plaats nemen. De Inlanders echter maken<br />

zelden of nooit in hunne praauAven gebruik van<br />

stoelen, omdat zij gewoon zijn, op matten plat<br />

op hunne hurken te zitten. Inlandsche Vorsten<br />

en Grooten, in hunne pantjallangs varende, hebben<br />

vóór zich twee , of naar hunnen rang, meer piekendragers.<br />

Achter hen zitten hunne vrouwelijke<br />

bedienden , den pedang (sabel) , de beteldoos en<br />

andere benoodigheden van hunnen heer dragende.<br />

Zijne kris of pook komt nimmer van zijne<br />

zijde.<br />

De Pagaaijen , Avaarmede deze vaartuigen , en<br />

ook alle andere praauwen worden voorigeroeid,


— 336 —<br />

zijn eene soort van riemen , die kort, en aan het<br />

ondereinde zeer breed zijn. Zij worden van ligt<br />

hout gemaakt, en met beide handen beAVOgen.<br />

De pagaaijers roeijen , als* dit wordt gevorderd,<br />

nacht en dag door. Onder het doorvaren eten zij<br />

beurtelings en wisselen elkander ook des nachts met<br />

slapen af. Zoo Avel hierdoor, als met behulp van<br />

de ebbe, kan men met een' pantjallang , in drie of<br />

vier uren, den geheelen afstand van de hoofdplaats<br />

naar den mond der Soensang (i4 mijlen) afleggen.<br />

Tenvijl men, aan de eene zijde, zulk een'<br />

pantjallang ziet voortspoeden (waarin de Pangheran<br />

, of andere hofgroote , in eene stijve houding<br />

zit, somtijds den Koran lezende, althans schijnbaar<br />

geene aandacht verleenende op de voorbijvarenden<br />

, of hetgeen hem omringt, en even deftig<br />

gevolgd door zijne zonen in eene andere pantjallang<br />

van minder aanzien) , ontdekt men , aan den<br />

anderen kant, eenige praauwen-bidar of vaartuigen<br />

van iets kleiner gedaante, van 12 tot 25 voeten<br />

lang, en van 4 tot 6 duim hooger boven water.<br />

Deze Avorden door 4, 6 tot 8 Pagaaijers in beAveging<br />

gebragt. Zij zijn geheel bedekt, en verbergen<br />

voor het gretig spiedend oog der voorbijvaarders<br />

de schoone vrouwen der Palembangers, Arabieren<br />

of Chinezen , welke van haren kant zich<br />

ook niet om de voorbijvarenden bekommeren , al-<br />

\ thans nimmer eenige poging doen, om te zien of<br />

gezien te Avorden.<br />

Wat verder snelle de ranke Praauw-djoekongsX 1 '9)<br />

(119) Djoekong beteekent, stilliggen.


- 337 -<br />

voorbij. Derzelver voerders noemt men gewoonlijk<br />

Tambangan, dat is zoo veel als, over voer der.<br />

Deze zijn nu eens beladen met koopwaren , dan<br />

weder met passagiers. Meer langs de kanten der<br />

rivier, roeijen langzaam en omzigtig de kleine<br />

Praauw-sumbawas (120). Een oud Avijf, dat er<br />

in zit, roept hare vruchten, groenten., visch of<br />

andere eetAvaren te koop. Deze Praauw- sumbawas<br />

zijn somtijds zoo klein en smal , dat zij maar<br />

ée'n of tAvee duim boven Avater uitkomen, en zeker<br />

geen Europeaan het zoude wagen, een togtje<br />

daarmede over de rivier te doen. Men noemt ze<br />

Dieven-schuitjes, omdat somtijds van deze kleine<br />

vaartuigjes gebruik Avordt gemaakt, om des nachts<br />

van de rakits te stelen.<br />

. Hier hoort men, in een' pantjallaug of praauwbidar,<br />

onder een vrolijk inlandsch muzijk, een<br />

talrijk gezelschap van beider kunne aankomen. Zij<br />

hebben offeranden gestort op de graven hunner<br />

voorouderen of goede vrienden, en derzelver<br />

stille rustplaats met bloemen bestrooid. Even als<br />

bij ons te land, bij den gemeenen man, een vrolijke<br />

maaltijd onmiddelijk de begravenis vervangt ,<br />

zoo volgt hier op hunne offer - plegtigheden , een<br />

pleiziertogtje met muzijk.<br />

Ginds komt van een der koopvaardijschepen eene<br />

praauAV-djoekong, beladen met sitzen, inlandsche<br />

lijnwaden,, zijden stoften, en andere goederen.<br />

De Chinesche handelaar, in diep gepeins over het<br />

Voordeel, hetAvclk hij met den verkoop dezer goe-<br />

(120) Sumbawa beteekent: dief.<br />

II. Y


— 338 —<br />

deren zal behalen , geheel en al verzonken in volgende<br />

en weer volgende speculatien , vergeet het<br />

tegeiiAVÖordige voor het toekomende, en ziet niet<br />

meer, Avat hem omringt. Zijn jeugdige/onbezonnen.<br />

Tambangan , die z<strong>org</strong>eloos zijn dagelijkscb.<br />

, brood met zijn handen werk verdient, en zich om<br />

winst noch verlies bekommert, kijkt juist om. —<br />

Pof! daar bonst het ranke schuitje tegen eene<br />

snelvoortgaande stevige pantjallang , en tuimelt met<br />

Chinees en koopAvaren het onderste boven in de<br />

rivier; een ramp, waaraan de Tambangan gewoon<br />

is, en die alleen den Chinees kan bedroeven. Terwijl<br />

deze zich aan den rand der praauw vast houdt,<br />

wentelt de Tambangan zijn vaartuigje weder om,<br />

schudt er het water uit, helpt er den Chinees<br />

weder in , en vischt zijne koopwaren zoo veel mogelijk<br />

weder op.<br />

Van droeviger gevolg echter is de stoutmoedigheid<br />

, waarmede van tijd tot tijd een hongerige<br />

kaaiman of krokodil, den een' of anderen ongelukkigen<br />

pagaaijer bij een' arm of een been pakt,<br />

en met zich in den afgrond sleept. Gelukkig gebeurt<br />

dit zeer zelden. Laat ons derhalve van deze<br />

akelige zijde der schilderij de oogen afAvenden,<br />

en liever omzien naar gindsche kleine praauAVsumbaAVas,<br />

die, met twee of drie mannen en<br />

vrouwen, pijlsnel over de rivier varen. Midden<br />

in dit gewoel , ligt de stille visscher en werpt<br />

zijn totebel uit, om die, na weinige oogenblikken<br />

, met eene rijke vangst Aveder op te halen.<br />

Digt bij herri vischt een ander met den hengel ,<br />

en een derde met açn werpnet. Allen zien hun-


-33 9ne<br />

moeite in weinige uren rijkelijk beloond; Avant<br />

de rivier Avemèlt ook in haar binnenste van levende<br />

schepselen, en heeft overvloed van allerlei<br />

soorten van fraaijen en smakelijken visch.<br />

Hier weder voert eene bidar of pantjallang<br />

eenen Mantri, Radin of Pangheran. Deze houdt<br />

zich zeer ernstig bezig. Niets kan zijne aandacht<br />

aftrekken. Zijn turen in de lucht zoude eenen, /<br />

nieuweling op het denkbeeld brengen, dat hij een of -<br />

ander luchtverschijnsel met oplettenheid gadesloeg ,<br />

en zijne ontdekkingen aan de omstanders mededeelde;<br />

doch neen, deze man, die zoo veel uiterlijke deftigheid<br />

betoont, aan Avien zoo vele belangrijke zaken Avorden<br />

toevertrouAvd , vermaakt zich met het oplaten<br />

van eenen vlieger, waar van het koord met gestampt<br />

glas, en eenige andere scherpe zelfstandigheden<br />

bestreken is, met oogmerk , om daarmede<br />

het koord van eenen anderen soortgelijken vlieger<br />

te doorsnijden, of Avel door het koord van dezen<br />

laatsten, dat even eens bestreken is, doorsneden<br />

te Avorden. Zie daar het groote doel van zijne<br />

gewigtige bezigheid ! Hij Avordt daar in vo<strong>org</strong>egaan<br />

door zijnen doorluchtigen vorst en heer, die<br />

er dan nog iets bijzonders bij heeft, dat alleen<br />

aan de vorstelijke familie eigen schijnt, namelijk,<br />

dat hij zijnen hoog in de Avolken verheven vlieger<br />

met eenen tooneelkijker naoogt. Dikwijls worden<br />

hieraan groote Aveddingschappen verbonden, die<br />

de gene verliest, wiens koord door dat van zijne<br />

parlij wordt afgesneden. Om dit te bewerken<br />

of voor te komen , behoort nog al behendigheid.<br />

Y 2


- 34o —<br />

Een onbedrevene heeft dadelijk zijnen vlieger van<br />

het koord verloren.<br />

W 7 elk een statig schouwspel vertoont zich ginds<br />

midden in de rivier? Verscheiden groote breede<br />

vlotten drijven met den stroom benedemvaarts.<br />

Het zijn rakits uit de binnenlanden , huizen op<br />

bamboezen-vlotten, waarin de binnenlanders hunne<br />

meer of min kostbare produkten naar de hoofdplaats<br />

afvoeren. Het gebouw zelf wordt mede<br />

door hen verkocht, en , na dikwijls maanden lang<br />

bij den D jenang aangehouden te zijn, en niet<br />

dan ter sluik eenige winst overgehouden te hebben<br />

, roeijen zij welgemoed, met eene ligte praauwbidar<br />

de rivier Aveder op , naar hunne vreedzame<br />

Avoning in de binnenlanden.<br />

Midden onder deze gedurige beweging, wordt<br />

het oog nog van lijd tot tijd verlustigd door het<br />

gezigt van de voorbij varende sloepen der schepen,<br />

van de pleizier-jagtjes der Europeanen, met vrolijke<br />

gezelschappen van dames en beeren , en van de fraat<br />

geschilderde schuitjes der Chinezen en Arabieren ,<br />

die hoe langer hoe meer onzen smaak willen aan-<br />

nemen.<br />

Na dit eenvoudig verhaal zal men niet in twijfel<br />

trekken, of men een paar uren, op eenen<br />

koelen namiddag , met vermaak op een rakit aan<br />

de rivier-zijde kan doorbrengen.<br />

De avond brengt weder eene geheel andere vertooning<br />

mede. Alle vaartuigen varen nu met<br />

licht, en dit maakt eene zeer aardige illuminatie<br />

op de rivier. Bij feesten der Chinezen of Maho-


— -341 —<br />

medanen, zijn dezelve geïllumineerd met papieren-lantarens<br />

van allerlei kleur en gedaante. Bij<br />

gelegenheid, van den geboortedag van onzen hoogst<br />

geéerbiedigden Koning, in 1822, 'waren alle huizen<br />

op den wal, en de rakits op het AVater fraai<br />

verlicht. De Commissaris deed met zijn gezelschap<br />

eene spelevaart, en werd gevolgd door honderden,<br />

op bovengezegde wijze geïllumineerde, kleine vaartuigjes.<br />

Het was een stille, schoone avond; en<br />

dit alles te zamen leverde een schouwspel op, dat<br />

ons door ongemeene levendigheid, zoowel als door<br />

fraaije verscheidenheid, verrukte.<br />

De avond is ook het tijdstip , AVaarop hier, gelijk<br />

overal elders, het een en ander te voorschijn koml,<br />

dat zich over dag schuil houdt. Zij kondigen<br />

h bij schepen of voorbij v aar ders onder een bijzonder<br />

geroep aan. Velen dezer ontsnappen uit<br />

de Dalams der grooten, en zijn vrouwelijke bedienden<br />

van de vrouAven en favoriten uit de Ha- v.<br />

rems, welke, omdat zij do<strong>org</strong>aans in de diepste<br />

armoede worden gehouden , om gewin dezen schaudelijken<br />

handel drijven.<br />

Zoo aangenaam deze bewegingen op de rivier<br />

te beschouwen zijn , zoo zeer is men in angst bij<br />

slecht Aveder en feilen stroom', ofschoon dit meer<br />

voor het gevoel of de verbeelding is , dan omdat<br />

er inderdaad ongelukken gebeuren. Wanneer, bij<br />

slecht weder, de ranke vaartuigen al eens omslaan ,<br />

baart dit bij mannen noch vrouwen de minsie ongerustheid<br />

; Avant allen zijn goede zwemmers. De<br />

maunen kecren lerstond hun schuitje weder over<br />

Y 3


— 342 —<br />

eind , en , na er het water uitgehoosd te hebben,<br />

springen zij er weder in , als of er niets gebeurd<br />

ware ; de vroiiAven zeggen , dat een dergelijk ge-.<br />

Val haar wel beschaamd, maar niet bevreesd kan<br />

maken. De Europeanen, die goede vaartuigen gebruiken,<br />

loopen van het omslaan minder gevaar ;<br />

hoezeer de snelvlietende stroom , vooral in de<br />

maanden December tot Maart, ook hun gebiedt,<br />

zeer voorzigtig te wezen. Wij zijn meer dan eens<br />

getuigen geweest, dat een vaartuig, voor den<br />

boeg van een schip komende, om verre sloeg.<br />

Daar er geene Palembangers noch Arabieren,<br />

maar alleen Chinezen, Maleijers en andere vreemdelingen<br />

op rakits wonen, zoo kAvam dit te opr<br />

merkelijk voor, om.niet te onderstellen, dat daarvoor<br />

redenen, moesten wezen. Wij zijn onderrigt,<br />

dat, toen de Chinezen te Palembang in-<br />

AVoning verzochten , hun dit werd toegestaan, mits<br />

vij op het water woonden; en zulks voornamelijk,<br />

alzoo de Vorsten vreesden, dat, Avanneer<br />

zij de - Chinezen op het land lieten Avonen, en<br />

hun aantal vermeerderde, zij ligtelijk gevaarlijk<br />

konden worden; terwijl men hen op de bamboezen-rakits<br />

altijd meester was, door dezelve in<br />

den brand te steken. Deze politiek van de wantrouAvende<br />

en vreesachtige Palembangsche Vorsten<br />

heeft dit groote nadeel te weeg gebragt, dat de<br />

Chinezen hier geene landbouwers kunnen zijn ; terwijl<br />

het rakit hen ook verhindert, den handel uit<br />

te breiden, omdat zij geene groote magazijnen kunnen<br />

hebben , en ook de onveiligheid door brand<br />

>.


— 343 —<br />

en> dieverij hen geene zaken van groote waarde<br />

aan deze rakits kan doen toevertrouwen. In latere<br />

tijden is hierin eene kleine verbetering gekomen<br />

, Avanneer aan de Chinezen is toegestaan,<br />

eene kamp of buurt op den wal te bouwen. Doch,<br />

de inrigting daarvan heeft nog alle gebreken , aan<br />

de rakits verbonden , bijbehouden.<br />

Op het land, aan de beide oevers der rivier,<br />

zijn overal huizen van bamboes of hout , meestal<br />

met pannen gedekt. De Arabieren Avonen bij elkander.<br />

Daar alles over het water wordt vervoerd,<br />

zijn er voor de meeste huizen en voor de dwarswegen<br />

houten steigers met trappen uitgebragt.<br />

De rivier Moesie Yormt op deze hoogte , door<br />

vele kreken, verscheiden eilandjes, welke alle belmoren<br />

lot de hoofdplaats Palembang/ dezelve<br />

zijn zeer sterk bewoond en bevolkt. Bij hoog<br />

water kan men deze kreken bevaren , hetgeen voor<br />

uitspanning alleraangenaamst is, alzoo men ver<br />

scheiden eilapdjes geheel kan rond roeijen.<br />

f<br />

\<br />

$>##<br />

Y 4


- 344 - ,<br />

—»»i»'»!» «ggas» oxiop OOK«—.<br />

TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />

tfervolg van het vo<strong>org</strong>aande. -— Publieke Gebouwen.<br />

De Missidjit. — De' Grafsteden der Vorsten.<br />

— De Bevolking. — De Regering. —<br />

De Ambtenaren. — Pandelingen. — Misbruiken.<br />

.<br />

X e Palembang zijn geene steenen gèbouAven<br />

behalve de kratons, de groote Misidjiet of tempel<br />

, en de begraafplaatsen der Vorsten en hunne<br />

familiën. De redenen daarvan moeten Avorden<br />

gezocht hierin , dat de Vorst zich zelven als den<br />

eenigen ' bezitter van den grond beschouwd heeft ,<br />

en dien grond wel in leen , maar nimmer als een<br />

eigendom heeft willen afstaan ; dat dus de onzekere<br />

bezitter van een stuk lands daarop geene<br />

steenen huizen heeft willen laten bouAven ; omdat<br />

hij geen' Avaarb<strong>org</strong> had, of hem de grond niet<br />

Avedcr zoude Avorden ontnomen, in Avelk geval<br />

hij of zijn huis verlaten, of daarop zoude moeten<br />

verliezen ; terwijl hij zijn bamboezen of houten<br />

huis , als de Vorst hem gelastte die plaats te verlaten<br />

, met minder schade kan afbreken en mede<br />

nemen. Anderen zeggen, dat de Vorsien geene


— 345 —<br />

steenen huizen gedoogden, uit vrees, dat men<br />

zich daarin zoude kunnen versterken.<br />

Beide deze redenen strijden niet tegen elkander<br />

; maar de gevolgen daarvan zijn blijkbaar<br />

zeer nadeelig geAvëest voor ' Palembang. Van<br />

daar, dat geen enkel kapitaal huis deze, door<br />

de natuur zoo schoone hoofdplaats versiert ; van<br />

daar, dat meest alle erven verwaarloosd zijn,<br />

nergens goede kaaijen, wegen, of eenige verbetering<br />

of versiering aan een erf gevonden<br />

wordt, en de meesten, bij nat Aveder, meer naar<br />

modderpoelen, dan naar beAVOonde erven gelijken.<br />

Dit is zeer natuurlijk, Avant de onzekere bezitters<br />

zouden, door verbeteringen te maken, de begeerte<br />

naar het door hen bewoonde erf opgewekt<br />

hebben, en in een land-, ahvaar een volkomen<br />

despotismus heerschte, zoude het 'niet moeijolijk<br />

zijn, hen in ongenade te doen vervallen , en alzoo<br />

hunne verhuizing (verbanning) te bewerken.<br />

' Bijzonderheden, als antieke gebouAven of andere<br />

, worden alhier niet gevonden. De groote<br />

Missidjit, -of Mahomedaansche tempel, is een<br />

groot, langAverpig-vierkäht gebouw, met drie ingangen<br />

, Avelke vooruitsteken, en waardoor men<br />

met trappen in den tempel komt; het gebouAV is<br />

voorzien van pilasters en eene koepel. - Deze<br />

bouAv-orde, en de glazen vensters rondom den<br />

tempel , maken het AVaarschijnlijk, dat dezelve<br />

onder de leiding van eenen Europischen botuvkundige<br />

is opgetrokken. De vloer is met marmerstecneu<br />

belegd. Een steenen trap geleidt uaar<br />

Y 5


,.--<br />

— 346 — '<br />

de plaats, waar de priester zich bij de Godsdienst-oefening<br />

bevindt, zijnde eene soort van<br />

ovale cel. Naast dezen tempel staat een rond<br />

steenen torentje , ruim 60 voet hoog. Langs<br />

den ronden muur van deze Minaret loopt een<br />

steenen trap tot geheel boven, van Avelke plaats<br />

de priester, bij Mahomedaansche feesten, het volk<br />

tot het gebed bijeen roept.<br />

Behalve deze, zijn ook de graven der Vorsten,<br />

pen half uur beneden den kraton, vierkante steenen<br />

gebouwen, welke koepelsgeAvijze van boven<br />

digt zijn, en maar eenen ingang hebben, die<br />

met eene houten deur gesloten is. De lijken<br />

liggen in de aarde, verscheidene in één<br />

gebouw. De hoofden- en voeten-einden zijn<br />

versierd met gehouwene steenen, als een langwerpig<br />

vierkant , doch van onderen smal toeloopende,<br />

en ter hoogte van anderhalf voet, zonder<br />

eenige hoegenaamde versierselen.<br />

Zoo Avel de Mahomedaansche tempel, als deze<br />

begraafplaatsen, zijn deerlijk, in verval, en niettegenstaande<br />

de aanmaningen, aan den Sultan gedaan,<br />

blijft dit nog voortduren (121).<br />

Een uur boven Palembang, aan den linkeroever<br />

der rivier, wat landwaarts in, is eene<br />

plaats, die genoemd wordt Boekit se- boentang.<br />

De overlevering zegt, dat dit het<br />

(121) Ik volg hier grootendcels het officieel Rapport<br />

van den Heere J. J. VAN SEVENHOVEN , die met regt in<br />

het IX Deel der Verb. v. h. Bat. Gen. gezegd wordt,<br />

« dóorknecd in de kennis der Indische zaken" te zijn.


- 3 4 7 -<br />

eerste land was, uit zee te zien, en dat naderhand<br />

het tegenwoordige land tot den mond der<br />

rivier is aangespoeld, hetgeen zeer aannemelijk<br />

is. Deze plaats is inderdaad zeer fraai. Verscheiden<br />

heuvelen, Avelker kruinen met zwaar geboomte<br />

begroeid zijn, waartusschen vlakke velden<br />

J'SS en > en een stroom loopt, die genoemd wordt<br />

Kalie-Lembang, geeft aan het geheel een zeer<br />

verrukkelijk en zelfs romanesk aanzien. Op een*<br />

dezer heuvelen is het graf'van eenen der ondstè<br />

Vorsten, genaamd RADJA ISKANDER (Alexander). Het<br />

is zeer eenvoudig en vervallen, en onder oude,<br />

statige zeer hooge boomen. Hier wordt van tijd<br />

door de Palembangers geofferd, en , in bijzondere<br />

gevallen , eenen eed afgelegd. De laatste dezer<br />

plegtige eed-afleggingen geschiedde onder Sultan<br />

MACHMOED BADAR EL-DIN door eenige hoofden<br />

van Kusam , Passumah , en der Maleijers. Derzelver<br />

ingezetenen beroofden en plunderden niet<br />

alleen elkander , maar ook andere distrikten. Hij<br />

deed hen op zijne hof plaats komen, en geene<br />

middelen bezittende , om hunne rooverijen tegen<br />

te gaan; deed hij hen bij het graf van RADJA IS-<br />

KANDER zweren, dat zij zich daaraan niet meer<br />

schuldig zouden maken. De Tommongon-Karta(i22),<br />

die daarbij tegenwoordig Avas, en ons dit<br />

verhaald heeft, voegde er bij, dat geene drie maanden<br />

daarna , de zelfde wanbedrijven op nieuw door<br />

deze zelfde hoofden werden gepleegd. Zoo Avei-<br />

(122) De titel van een aanzienlijk beambte; Karta<br />

of Kerta betcekent Hof. Tommongong, is reeds aan<br />

dien Lezer bekend.


— 348 —<br />

nig gezag had de Vorst van Palembang in het inwendig<br />

gedeelte van zijn Rijk. ' :<br />

Van deze beschrijving van den plaatselijken<br />

toestand van Palembang zullen Avij overgaan , om<br />

iets van deszelfs beAVoners te zeggen.<br />

Het is niet mogelijk, de bevolking naauwkeurig<br />

op te geven. Ondanks alle in het Averk gestelde<br />

opnemingen, niettegenstaande berekeningen<br />

, Avelke bij beschaafde natiën vrij zekere uitkomsten<br />

opleveren, heeft men het niet verder<br />

kunnen brengen , dan tot eene, vrij onzekere begrooling<br />

van dezelve. Hiermede staat Palembang<br />

gelijk met alle Staten in dezen Archipel.<br />

Zelfs op Java, alwaar zoo vele middelen ia<br />

onderscheidene tijdvakken gebezigd zijn, bestaat<br />

er nog maar weinig zekerheid omtrent den Avalen<br />

slaat, der bevolking. De reden dezer moeijelijkheid<br />

kan men toeschrijven aan de van oudsher<br />

bestaande vrees, om den Avaren staat der bevolking<br />

bekend te maken. De inlandsche Vorsten<br />

grondden er hunne belastingen en heerendieusten<br />

op. Het Avas dus voor deze Vorsten van belang,<br />

om, door allerlei middelen, den Avaren staat bedekt<br />

te houden. De hoofden hielden daarom<br />

geene registers van hunne ingezetenen, huwelijken,<br />

geboorten noch sterften. Naderhand, toen<br />

sommige eilanden ouder het gezag van Europische<br />

magten Avorden gebragt, bestond dat zelfde belang<br />

bij de Vorsten, regenten en hoofden zelven. Om<br />

nu elke opneming bedriegelijk te maken, verdeelden<br />

zij het volk in verscheiden klassen , of onder ver-


- 349 -<br />

schillende benamingen ; en dan liep de opgave<br />

nimmer verder , dan over zulk eene enkele klasse<br />

, Avelke zij deden voorkomen, als die, welke<br />

men als de gansche bevolking moest beschouwen ;<br />

terwijl de andere deelen alleen gehouden Averden,<br />

om de lasten , AVelke aan de bevolking Averden<br />

opgelegd, te helpen dragen. Zoo geven zij<br />

op Java zelden anders op, dan de Sikaps, en<br />

soms de Wowonangs/ terwijl 4 die genen, Avelke<br />

in de dessa's Avonen , en geen grondgebruik hebben<br />

, of andere , die er in getrouwd zijn , of er<br />

zich in verhuurd hebben , als ook ongehuAvde manspersonen<br />

niet worden opgegeven , en men van de<br />

kinderen een of twee opgeeft, uit vrees, dat de<br />

anderen kunnen sterven. Even zoo Avorden óp<br />

Palembang, geene anderen, dan Miedjies opgegeven<br />

, hetgeen het zelfde beteekent, als op Java<br />

Sikaps/ en in de Palembangsche doesons of dorpen<br />

Malagawe's. Zoodat het nog bij voortduring<br />

onmogelijk blijft, vooreerst althans eenen naauAvkeurigen<br />

staat van de bevolking door opgaven of<br />

opnemingen te verkrijgen. Men gelooft evenwel<br />

, dat de hoofdplaats Palembang omtrent<br />

vijf en twintig duizend zielen zal bevatten.<br />

Evemvel zouden wij er ons zegel niet aan durven<br />

hechten. Wij zullen dus liever dit in het<br />

midden laten, en overgaan tot de beschouwing<br />

der groote menigte imvoners , in hunne zeden ,<br />

gewoonten en bedrijf, hetgeen eene genoegzaam<br />

ruime stof voor dit hoofdstuk zal opleveren.


— 3,5o —<br />

Men kan de imvoners, uit een staatkundig oogpunt<br />

beschouAvd , verdeelen in twee groote klassen<br />

, Avaarvan elke hare onderdeden heeft. De<br />

Vorst of Sultan staat boven dezelve. Zijne magt<br />

en gezag was volstrekt willekeurig. In voor hem<br />

onverschillige zaken, liet hij gelden de wetten ,<br />

beschreven bij Undangs-undangs en Pejagams,<br />

en bij den Koran; maar zoodra er zijn belang in<br />

betrokken was, of hij zich , om gunst te betoonen<br />

of te straffen, er mede bemoeijen Avilde,<br />

Averd zijn wil eene wet, en niemand had den<br />

moed er zich tegen te verzetten. De, door den<br />

Radja van Madjapait bepaalde , titel voor den<br />

Vorst is Soesoehoenan. Later hebben de Arabieren<br />

dien van Sultan aan den Vorst gegeven.<br />

De groote klassen, waarin de inwoners van<br />

Palembang verdeeld kunnen Avorden, zijn die der<br />

Priaijs , en het volk. Priaij beteekent, uit Vorstelijk<br />

bloed gesproten, of de adel. Deze stand<br />

wordt door geboorte en door vergunning van den<br />

Vorst verkregen. De Priaijs worden onderdeeld<br />

in drie klassen , als : in Pangherans, Radeens<br />

en Maas-agus.<br />

De Priaijs bezitten geene erfelijke goederen ;<br />

doch velen van dezelve zijn door den Vorst beschonken<br />

met eenige doesons of marga's, Avelke<br />

hij naar Avelgevallen terugneemt.<br />

Toen de tegemvoordige Sultan ACHMAT NAYM OE<br />

« DIEN in 1821 op den troon gesteld werd door<br />

het Nederlandsen Gouvernement, boden alle bezitters<br />

van doesons en marga's dezelve den Sultan


35i —<br />

aan ; hij beschikte er over naar welgevallen , en<br />

hield onder anderen van zijn oom Pangherang<br />

ADIPATTI MOEDA een groot gedeelte derzelve te-<br />

rug, zoo als ook van den Pangherang NOTTO DI<br />

REDjA, die een oud-oom van hem is, en van<br />

meer anderen , en verdeelde die onder zijne gunstelingen.<br />

Die genen der Priaijs, welke geene doesons<br />

verkrijgen , onderhouden zich door eigen nijverheid<br />

; velen zijn goud- en zilver-Averkers, of doen<br />

eenig ander fijn handAverk, anderen door handel<br />

of door landbouw.<br />

Die genen der Priaijs, zooAvel als alle anderen<br />

, welke doesons of marga's hebben, zij u verpligt<br />

den Vorst bij te staan, in' tijd van oorlog ,<br />

met hunne personen en manschappen , en met gewapende<br />

vaartuigen, en , in geAVone tijden , met<br />

houtwerken , als hij AVÜ bouwen, of andere hulpmiddelen<br />

, en met arbeiders ; alle welke middelen<br />

en lieden zij vinden uit de, bij hen beheerd wordende,<br />

doesons, en de Orang Midjies, Avelke zij<br />

in de hoofdplaats hebben.<br />

Het volk Avordt nog verdeeld in Orang-miedjie,<br />

Orang-senau, en Pandelingen en Slaven.<br />

Orang-miedjie beteekent in de hoofdplaats het<br />

zelfde, als in de binnenlanden MatagaAve's, met<br />

deze uitzondering, dat zij geen padjak (hoofdgeld)<br />

noch lasten opbrengen. Zij hebben onder zich<br />

sommigen, die tot den oorlog worden gebezigd,<br />

anderen , die kunsi- en handwerken verstaan , en<br />

worden als zoodanig bij den Vorst en de Panghe-


— 352 —<br />

rens of Radius gebezigd. Elke Pangheran of<br />

Radin neemt eenige miedjies. Indien zij evoiiAvel<br />

over den Pangheran of Radin niet te vreden<br />

zijn, kunnen zij verzoeken, om onder een anderen<br />

gesteld te worden. Elke miedjie heeft een grooter<br />

of kleiner getal aliengangs, Avelke hem in het<br />

Werk, dat van hem gevorderd Avordt, bijstaan.<br />

Aliengang beteekent familie : doch er voegen<br />

zich wel bij de Miedjies, die geene familie zijn;<br />

omdat hij dan de man is, die voor hunne regten<br />

spreekt, en hen ondersteunt, Avanneer zij dit noodig,<br />

hebben ; Avaar voor zij hem weder in de<br />

diensten , die van hem gevorderd Avorden, behulpzaam<br />

zijn.<br />

De Orang-senau of snouAv, zijn eene mindere<br />

klasse van Miedjies , maar Avelke door niemand,<br />

dan door den Vorst alleen, mogen worden in' het<br />

Averk gesteld. Zij Avorden gebezigd tot het maken<br />

en in orde brengen van 'sVorsten-praauwen ,<br />

en huizen, en tot zijne roeijers, Zij hebben<br />

ook hunne aliengangs, doch brengen geene an-,<br />

dere lasten op.<br />

De derde en vierde klassen, Pandelingen en<br />

Slaven, zijn dienstdoenden, Avelke hiel dadelijk<br />

tot den Vorst in belrekking staan, maar gebruikt<br />

worden door degenen, die hun geld vo<strong>org</strong>eschoten<br />

, of hen gekocht hebben. Zij zijn het ongelukkigste<br />

gedeelte der bevolking.<br />

Dit zijn nu de standen, Avaarin het volk verdeeld<br />

is. Wij hebben de. geestelijkheid daar niet<br />

onder genoemd ; omdat deze uit alle de klassen


— 353 —<br />

der ingezetenen kunnen Avorden gekozen, en zij<br />

dus gevoegelijk, vermits zij door den Vorst Avorden<br />

benoemd of bevesiigd, onder de ambtenaren<br />

van het Rijk kunnen geacht worden te belmoren.<br />

De ambten van Papattij ,Panghoeloe en Djaksa (i23)<br />

kunnen Avorden beschouwd, als behoorende lot den<br />

primitiven regeringsvorm van het Rijk, en zouden<br />

ook volkomen voldoende wezen, om hetzelve te<br />

besturen ; maar daar de familiën der Vorsten zeer<br />

uitgebreid zijn, en zij niet allen tot ambtenaren<br />

worden gebezigd, maar hun toch middelen van<br />

bestaan moeten worden aangewezen, zoo bestaat<br />

alhier nog eene andere klasse van beambten, die<br />

bekend zijn onder don naam van Raban en D jet - '<br />

nang. Beide deze Woorden hebben de zelfde beteekenis.<br />

De eerste naam wordt gegeven aan eenen<br />

Priaij, en de laatste aan eenen uit den minderen<br />

stand. De Raban of Djenang is een persoon, aan<br />

Wien de Vorst eenige marga's (distrikten) of doosons<br />

(dorpen) afstaat, om daarvan te kunnen<br />

bestaan, hetzij dat dit geschiedt als nanste bloedverwant<br />

aan den troon, of als' Mantri, of uit<br />

bijzondere gunst. De Raban of Djenang is niet<br />

alleen de gebruiker of gaarder van de inkomsten<br />

der marga of doeson, maar hij is ook de bestuurder,<br />

derzelvc ; te weten, alle belangen en alle zaken<br />

van en in de marga of doeson, AVorden eerst<br />

voor den Raban of Djenang gebragt. Deze tracht<br />

' i<br />

(123) Zie Deel I, blz. 287.<br />

U. Z


— 354 —<br />

dezelve af te doen , en daarin niet kunnende slangen,<br />

brengt hij die ter kennis van den Papattij<br />

of Rijkbestierder, van Avaar zij Voor den Vorst<br />

komen , als dit noodig- is. Alle bevelen van den<br />

Vorst , requisitien, enz. worden niet aan het<br />

hoofd van de marga of doeson, maar aan den<br />

Raban óf Djenang gegeven, die dezelve door<br />

het marga's of doeson's hoofd laat uitvoeren.<br />

Behalve den afstand tot middel van bestaan<br />

aan personen, die geene ambtenaren zijn , Avorden<br />

ook nog , de laatsten bezoldigd met marga's<br />

of doeSon's. Op- Java geschiedde voorheen het<br />

zelfde5 maar dan werd de hoeveelheid djonks bebouwd<br />

land bepaald. In dit uitgebreide land,<br />

Avaar zoo veel ledige en onbebouwde grond is ,<br />

worden de inkomsten berekend naar de ingezete-t<br />

nen, en,, daar er geene bepaalde-landmaat bestaat,,<br />

de waarde der bebomvde velden naar do<br />

hoeveelheid zaad, Avelke daartoe noodig is. ; De<br />

wijze , Avaarop.de Raban of Djenang-, hetzij Priaij<br />

of Ambtenaar ,. voordeel trekt van de aan hem<br />

afgestane marga's of doeson's, is in vele opzigten<br />

gelijk hetgeen desAvege in de Javasche vors*<br />

tenlanden- plaats heeft. Wij zullen er in het<br />

kort .,van. zeggen, dat van de bevolking, onder<br />

zestien benamingen , lasten of opbrengsten<br />

Avorden gevorderd, Avelke allen te zamen nog<br />

zeer AVeinig bedragen, in vergelijking van het<br />

getal personen , die dezelve moeten opbrengen<br />

, en der bronnen, Avelke zij hebben ^ zoo


— 355 —<br />

in de vruchtbaarheid van àe,n grond bij -hetero<br />

bebouwing, als in de voortbrengselen der- bosschen<br />

en wildernissen, Avelke lasten en opbrengsten,<br />

echter zoo in het ruwe omgeslagen en slecht<br />

geAvijzigd zijn, dat zij noodzakelijk 'hinderpalen<br />

moeten Avezen aan J s volks-vlijt en nijverheid; omdat<br />

er noch gelijkmatigheid noch eenheid in ,<br />

en „zij meestal drukken op de laagste en minste<br />

volksklassen. Er bestaat geene enkele inrigting:,-<br />

Avaardoor de nijverheid Avcrdt opgCAvekt en'-aangemoedigd,,<br />

maâr alles 'heeft' de strekking ,- om<br />

dezelve te verdooven. en te onderdrukken. Om<br />

dit beter te verstaan, dient tot voorbeeld, da^<br />

indien een Averkman of kunstenaar,. zoo als<br />

er verscheiden zijn, eenigen opgang of:naam gemaakt-<br />

heeft, dadelijk de Vorst, of Raban of<br />

Djenang, denzelven voor zich laat' arbeiden , tegen<br />

weinig of meestal geene betaling, althans<br />

nimmer in ; evenredigheid aan zijne kunst of ar*<br />

beid, en zoo gaat het-in alle andere takken: van<br />

pering of bedrijf; dadelijk wordt er door. de Hoofden<br />

voordeel van getrokken,, en de. uitvinder,<br />

uitvoerder, of ijverige arbeider ondervindt, dat<br />

hij, in plaats van zij-n belang te bevorderen, onder<br />

naauAver banden is gebragt, of onder grootere ver*<br />

pligtingen ligt. Van daar het Avantrouwen , dat<br />

er heerscht tegen elke verbeterde inrigting. Het<br />

volk heeft nimmèr:ondervondën ; dat er eene staatkunde<br />

bestaat, die met dè bevordering van de<br />

algemeene AA'clvaart, tevens aan de belangen van<br />

den Vorst kan dienstbaar zijn. Alles AVat zij j<br />

7. 2


- 356 -<br />

v


- -357—<br />

bestuur van het Nederlandsch Gouvernement<br />

zijn gebragi! en hoewel zeker schrijver ergens,<br />

moge zeggen , dat wij in het oog der Javanen<br />

geene Engelen zijn, zoo is het eene Avaarachtige<br />

Waarheid, dat Avij een zegen voor dit land en<br />

volk zijn, en zulks door hen ook wordt erkend.<br />

Maar laat ons terugkeeren tot de hoofdplaats<br />

Palembang.<br />

Wij hebben nu gezien, hoedanig de standen<br />

der ingezetenen verdeeld zijn, het zal wel niet<br />

noodig zijn te betoogen , dat de in gunst zijnde<br />

Priaijs , Mantries of mindere klassen , zich niet<br />

weinig laten voorstaan op den rang , dien zij boven<br />

andereu hebben ; dat zij daar van zoo dik-<br />

Avcrf mogelijk misbruik maken, en dat in eene<br />

maatschappij, ahvaar geen ander regt bestaat, d.ui j<br />

willekeur en vooroordeclen , de meerderheid der<br />

ingezetenen zeer ongelukkig of althans zeer onderdrukt<br />

moet zijn. Wij vroegen eens aan eenen<br />

schrandcren Chinees , hoe toch zijne natie in de<br />

hoofdplaats van Palembang, blootgesteld aan allerlei<br />

baldadigheden en Avillekeurige behandelingen;<br />

het konde uithouden. « O!" zeide hij, « de Chiner<br />

« zen zijn slim; als zij verongelijkt Avorden , bren-<br />

« gen zij geschenken aan hoogere gunstelingen,<br />

« en die bcAverken dan, dat de zaak hersteld<br />

« Avordt." En inderdaad, de ijverzucht, Avelke<br />

tusschen de voorname, en even zoo , trapsgewijze, tusschen<br />

de minder aanzienlijke standen heerschte,<br />

was nog het eenige behoedmiddel legen algcmeene<br />

mishandelingen; maar wee den man, die of voorspiaak<br />

of gunsten bij eenen Groote moest verzoe*<br />

Z 3


— 358 —<br />

ken tegen- mishandelingen, wanneer degene , die :<br />

dezelve gepleegd had , of hem daarmede bedreigde<br />

, zijne tegenpartij niet Avas. Dagen lang moest<br />

hij loopen, alvorens gehoord to Avorden, en indien<br />

zijn verzoek niet vergezeld ging van geschenken ,<br />

min of meer van Avaarde naar zijn vermogen , dan<br />

Averd hij zeker ongetroost terug gezonden. Men<br />

heeft deze geschenken Avillen doen voorkomen<br />

als een blijk van beleefdheid aan zijne meerderen<br />

, Avelke door geheel Oost-Indië plaats vindt 3<br />

neen , het zijn, als het Avare, de tol, dien<br />

men moest betalen , om tot hen te kunnen naderen.<br />

Dank zij daarom het Nederlaudsch Gouvernement,<br />

dat aan zijne ambtenaren, op zAvara<br />

straffen , het aannemen van geschenken verboden<br />

heeft !<br />

Behalve de inboorlingen van Palembang- bevinden<br />

zich ook Chinezen , Arabieren en andere<br />

vreemdelingen op- de hoofdplaats. De eersten<br />

Avon en meest op Rakits. De Arabieren hebben<br />

een eigen kampong, en de vreemdelingen zijn<br />

meestal ingedeeld onder de inAVoners. Het getal<br />

der eersten zal omtrent 800 zielen beloopen, Avaarvan<br />

omtrent de helft eigene huishoudingen hebben<br />

; dat der Arabieren is opgegeven op 5oo zielen<br />

, die meest allen hunnen eigen haard houden.<br />

Het getal der vreemdelingen is , om boven aangehaalde<br />

reden , niet naauwkeurig te kennen ; meestal<br />

IrouAven zij met Palembangsche vrouwen , en<br />

vermengen zich onder dezelve, Avanneer zij een<br />

Aliengang, Miedjie , of Orang-snouAV Avorden.<br />

- Alle dezen Avaren aan de zelfde behandeïirgcn, als


— 35$ "<br />

de overige ingezetenen onderworpen. Sommige<br />

Chinezen, die de Mahomedaansche Godsdienst<br />

aangenomen hebben, Averden Avel eens met titels<br />

begunstigd. Zoo waren de meeste administrateurs<br />

der Tinmijnen renegaten ; zij verkregen den titel<br />

van Demang. Enkele Arabieren hebben ook Avel<br />

titels ontvangen, als, b. v., Pangheran OMAR,<br />

die nog bestaat. Doch ten aanzien der Arabieren<br />

, moeten Avij alhier aanteekenen, dat in 1821,<br />

toen de Nederiandsche màgt op de sterkten van<br />

BADAR EL DIN aan de Gombora en Pladjoe<br />

aanrukte, hij alle Arabieren op de batterijen<br />

plaatste , en zelfs hunne vrouwen en kindereu<br />

in den Kraton wilde verzamelen; zoo zeer vreesde<br />

hij, dat zij hem verraden zouden. Dit laatste<br />

Avcigerden de Arabieren, en dreigden , zoo hij dit<br />

metgcAveld Avilde' vorderen, dat zij Amok zouden maken,<br />

van Avelk Avoord de lezer de beteekenis reeds kent.<br />

De Arabieren haten het hof en de Grooten. BADAR<br />

ÊL DIN heeft verscheiden hunner mishandeld,<br />

en de meeste Grooten behandelen hen met trotschheid.<br />

Zij verklaren allen, zeer gelukkig te zijn, van<br />

onder de bescherming van het Nederlandsch Gouvernement<br />

te staan. Dit zoude meer verwondering baren<br />

als men niet wist, dat dePalembangersmeer<br />

Mahomedahen in naam dan in de uitoefening zijn.<br />

Zoo zeer de Arabieren met ijver de bid-uren, vasten<br />

en andere pligten van de Godsdienst Avaarnemen<br />

, zoo Aveinig bekommeren er zich de Palembangers<br />

om , hetgeen straks nader blijken zal.<br />

z 4


— 36o —<br />

. ____»loioiias^KCScscic»<br />

EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />

Nadere beschouwing der bevolking. — Zeden ,<br />

gewoonten en karakter der Palembangers. —<br />

Trotschheid met laagheid gepaard. — Onverschilligheid.<br />

— Twistzucht. — Handwerken,<br />

kunsten en letteren. — Schranderheid en behendigheid.<br />

— DeSultanNAimOED.JiADAR EE DIN.<br />

D<br />

'<br />

e bevolking nu beschouwd hebbende uit een<br />

staatkundig oogpunt, zoo zullen wij.dezelve inbare<br />

zeden , gewoonten en geaardheid meçr van nabij<br />

beschouwen. Niets is inderdaad moeijelijker , dan<br />

het karakter en de geaardheid van een geheel volk<br />

te beschrijven, dat zich door bijzonderheden kenmerkt<br />

in deszelfs zeden, gewoonten , handelingen<br />

en levensAvijs. De onderscheidene schakeringen en<br />

wijzigingen, welke door dagelijksche gebeurtenissen<br />

en voorvallen ontstaan , maken het genoeg«<br />

zaam onmogelijk, om met juistheid deszelfs ware<br />

gedaante te leeren kennen; eu zeker zouden Avij<br />

het niet wagen, hierover iets te zeggen, zoo niet<br />

de, ondervinding, door dagelijks en in onderscheidene<br />

gevallen met hen te moeten omgaan, en ons<br />

bijzonder belang, om een volk, Avaartoe wij in<br />

eene zoo naauwe betrekking zijn gebragt, meer<br />

naauwkeurig gade te slaan, en te moeten leeren<br />

kennen , ons eenige meer dan gewone Avaarnemin-


— m -<br />

gen hadden doen maken; wij zullen evenwel niets<br />

meer kunnen doen, dan eenige hoofd trekken bij<br />

een te zamelen , welke wij hopen, dal eenig licht<br />

over 's volks karakter zullen verspreiden.<br />

In alle landen, alwaar een volstrekt despotismus<br />

bestaat, (dus spreekt de reeds gemelde Heer VAN<br />

SEVENHOVEN , Aviens diepe kunde van Indische<br />

zaken tot een spreekwoord is geAvorden, en die ,<br />

als door tooverkracht, deze volkeren heeft Avelen<br />

te, leiden en te besturen,) kent men maar twee<br />

klassen van imvoners; dat zijn, zij die gebieden,<br />

en zij die gehoorzamen. Hieruit ontstaan trotschheid<br />

en slaafsche vernedering, en dit zijn de<br />

hoofdtrekken van het karakter der Palembangers.<br />

Deze geaardheid rijst of daalt, naar omstandigheden<br />

, in onverdragelijken hoogmoed, Avillekeur<br />

on wreedheid, of in vleijerij, vernedering en laaghcid.<br />

In hunne verstandelijke vermogens zijn zij<br />

over het algemeen meer begaafd dan de Javanen.<br />

Zij zijn vernuftig en schrander van aard.<br />

Het despotisch bestuur heeft hunnen ijver<br />

uitgedoofd. Zij schijnen dus lui en ongevoelig<br />

voor hunne Avelvaart te zijn; desniettemin<br />

ontbreekt het hun niet aan verstand in hetgeen<br />

zij doen , en aan kracht, lust en geduld om<br />

het uit te oefenen. Zij zijn zeer fijne handwerksüeden<br />

, en hunne Werken in hout zijn zoo volmaakt,<br />

dat zelfs bouwkundigen hebben verklaard ,<br />

dat de zamenvocging dor onderscheidene doelen<br />

berekend is naar de regelen der kunst, en dat<br />

het werk zelve, in hechthcid en in juistheid der<br />

verbinding, niet kan Avorden verbeterd. De mees<br />

Z 5


— 362<br />

te huizen van aanzienlijken zijn met in hout gebeiteld<br />

bloem- en loofwerk versierd. De smaak<br />

verschilt aanmerkelijk van den onzen ; maar lietoverleg<br />

en de nette uitvoering zal door Europische<br />

handwerkers zelden Avorden verbeterd. In het<br />

ivoor werken zij ook zeer fraai ; zij draaijen alle<br />

fatsoenen , zelfs billard-ballen , en graveren op de<br />

voonverpen alle figuren,die men hun opgeeft. In<br />

het koper en ijzer werken zij ook zeer goed , gieten<br />

koperen' stukjes geschut en maken al Avat men<br />

Jiun geeft zeer gelijkend na. GeAveren , sabels en<br />

Ivrissen worden hier zeer goed gemaakt, en de<br />

beide laatsten'hebben zelfs de voorkeur boven die<br />

van Java. Zij maken allerlei huisraad en gereedschap<br />

in het .tin. In zilver- , en in goud-<br />

Av erken zijn zij meesters , vooral in het zoogenaamde<br />

drijven of opAverken van goud of zilver.<br />

Ouder BADAR EL DIN is zelfs buskruid gemaakt, hetwelk<br />

door deskundigen zeer goed is bevonden. In<br />

één woord, al Avat te Palembang Avordt aangebragt,<br />

en niet door zamenstel of bewerktuiging<br />

een geheim der kunst is, kan Avorden nagemaakt;<br />

en let men op de onvolmaaktheid hunner gereedschappen<br />

, zoo staat men inderdaad verbaasd , hoe<br />

het mogelijk is dat zij zulke werken kunnen voortbrengen.<br />

Maar dit strekt ook tot bewijs van hun<br />

vernuft, schranderheid en geduld. Tot Avelk eene<br />

Volmaaktheid zullen zij het niet brengen, als zij<br />

eens kennis krijgen van de Europcaansche instrumenten<br />

en gereedschappen om ie Averken ! Onder<br />

alle klassen van iiiAYoners vindt men handwerkers<br />

;


— 363 —<br />

of kunstenaars. Zekere Pangheran verstaat zelfs<br />

het repareren van zakuurwerken ; en van de armoedige<br />

visschers , Avelke in de lllirangs (124) wonen<br />

, zijn do<strong>org</strong>aans eenige te Palembang bij den<br />

Vorst of Djenang, om de hechten (koppen) van<br />

krissen, welke van vischbeen gemaakt Avorden.,<br />

te fatsoeneren, en met bloennverk uit te snijden,<br />

zoo fijn en zuiver, dat het in Europa naauwelijks<br />

overtroffen zoude kunnen worden.<br />

De vrouAven zijn niet minder vernuftig in handwerken.<br />

De beste zijden en met gouddraad doorAveefde<br />

kleedjes (ka/in songkit) Avorden te Palembang yevvaardigd.<br />

Zij borduren voortreffelijk, maken allerlei<br />

vrouAvelijke handwerken na, en schilderen op zijden<br />

en katoenen stoffen allerlei gouden figuren en<br />

bloemèn,Avelke zij vooraf teckénen (Zie D, I, bl. 225).<br />

Van dezen kant zijn dus de Palembangers inderdaad<br />

te beAVonderen. Maar letterkundigen vindt men onder<br />

hen niet ; zelfs zijn zij hierin bij de Javanen<br />

ten achteren. Er zijn geene scholen voor openbaar<br />

onderwijs. Een enkele Palembanger is bekend<br />

met eenige gedeelten uit de geschiedenis ; maar<br />

êr Avordt niemand gevonden, zoo als er op Java<br />

zijn, die den naam van geleerd of letterkundig<br />

mogen dragen. De uiterlijke plegtigheden van de<br />

Mahomedaansche Godsdienst kennen zij; doch zeer<br />

Aveinigen kunnen den Koran lezen, en over het algemeen<br />

verstaan zij weinig of niets van deszelfs leerstelsels.<br />

De geAvezen Sultan MACHMOED HADAR EL DIN<br />

maakte op deze algemeene beoordeeling eene uit-<br />

(124) De laagstgelegene plaatsen.


— 364 —<br />

zondering. Hij had eene vrij uitgestrekte bibliotheek.<br />

Geene Palembangers, maar AVCI .Arabieren<br />

hebben om deze boeken gevraagd. Een enkele<br />

Palembanger om eenen Koran. Het is Avel mogelijk<br />

, dat de mindere lust of gelegenheid tot le,-<br />

» zen hen tot zulke goede handwerkslieden en kunstenaars<br />

heeft gemaakt; want het ontbreekt hun<br />

geenszins aan begeerte om meer te welen. Sedert<br />

hel Nederlandsch Gouvernement alhier wederom<br />

gevestigd is, hebben verscheiden zich toegelegd<br />

om, in navolging der Javaansche Radins, die den<br />

Commissaris vergezelden, met Romcinsche karakters<br />

hel Maleisch te schrijven , en het zal weinig moeite<br />

kosten, om. hier, zoo als te Chetibon, door den<br />

Heer VAN SEVENHOVEN werd ingevoerd, de inlaudsche<br />

beambten te leeren hunne rapporten op<br />

die Avijze in te dienen,<br />

- Dit hetgeen wij in het voorbijgaan hier en daar<br />

gezegd hebben omtrent de Godsdienst, kan men<br />

opmaken, dat hunne denkbeelden desAvege zeer gebrekkig<br />

zijn. De minste buitengewone gevallen geven<br />

aanleiding lot bijgeloovige voorspellingen; in allep<br />

Avat zij ondernemen zullen, Avorden hier gel ijk elders<br />

de gelukkige of ongelukkige dagen en uren geraadpleegd.<br />

Zij zijn allen voorzien, van djiniats of talismans.<br />

De Vorst en de Grooten hebben zelfs de ge-<br />

Avoonle, eenige schietgebeden op te zeggen, lerAvijl zij<br />

met ons spreken, en hopen daarvan, zoo als zij meer<br />

neu , de oniniddehjke ingeving van het antwoord ,<br />

dat zij moeten geven. In één Avoord, men kan<br />

het zoo ongelijmd niet bedenken of zij hechten er


— 345 —<br />

geloof aan. De Sultan MACIIMOED BADAR EL DIN<br />

heeft zijn eigen kind vermoord , omdat het eene<br />

zwarte plek op de long had , on men hem gezegd<br />

had, dat dit kind zijn ongeluk zoude te weeg<br />

brengen. Hij Avas zelfs wreed genoeg , om deze<br />

daad in de tegenAVoordigheid der moeder, eene<br />

zijner AVettige vrouAVen , te plegen , welke daarbij<br />

op straffe des doods geene blijken van smart mögt<br />

geven ; en Zoo meende deze kléinhartige en bijgeloovige<br />

wreedaard zijn ongeluk af te AVeuden. Één<br />

of tAvee dagen voor het gevecht aan de Peladjoe,<br />

bezigtigde hij zijne batterijen; hij struikelde en<br />

met tranen in de oogen, zeide hij : « dit is het<br />

« voorteeken van mijnen ondergang/' -<br />

Bij dit alles is ei? bijna geen volk , hetAVelk zoo<br />

zeer met eeden speelt als de Palembangers. Zij<br />

beginnen of eindigen hunne verhalen met eeden;<br />

en in geschillen voor de policie of den regter ;<br />

bieden do<strong>org</strong>aans beide partijen den eed aan.<br />

Hierin ligt, naar het oordeel van godsdienstige<br />

Mahomedanen , het overtuigendste bewijs, dat zij<br />

de leer van den Profeet niet kennen , niet achten,<br />

en zelfs dat zij zeer ongodsdienstig zijn.<br />

Een andere trek in hun karakter is dat zij gaarne<br />

geschillen hebbón. De minste kleinigheid geeft<br />

hun aanleiding tot klagen en procederen. Zij laten<br />

hunne zaak moeijelijk los , zoo min de Pangheran<br />

als de minste der ingezetenen. Van den<br />

eenen loopen zij naar den anderen , op hoop van<br />

gelijk te zullen krijgen. Na de uitspraak zelfs;<br />

doen zij nog allerlei pogingen, om op den genen,


—. 366 —<br />

die dezelve heeft .gedaan, nog eenen naderen indruk<br />

te maken ; en die dezen karaktertrek niet<br />

kent, Avordt meermalen in verzoeking gcbragt om<br />

te gclooven , dat zij gelijk hebben, omdat zjj de<br />

zaak niet opgeven, hetwelk dan ligt gehouden<br />

zoude Avorden voor eene overtuiging, van dé<br />

Avaarheid aan hunne zijde te hebben. De Avaarde<br />

van hetgeen zij verliezen, schijnt minder, bij hen<br />

in aanmerking te komen ; het gevoelen van anderen,,<br />

dat zij niet zoo schrander zijn , of zoo veet<br />

voorspraak niet .hebben als hunne partij , is hetr<br />

geen zij het meest vreezen. Eigenaardig laat het zich<br />

verklaren , dat menschen , met zoo velq. verstandelijke<br />

vermogens begaafd, met eene vrij ruime vatbaarheid<br />

en zucht , om met' dezelve Averkzaam te<br />

wezen , aan deze geestgesteldheid, door gebrek<br />

aan lectuur" of andere oefening niet kunnende voldoen<br />

, .gaarne zich in gevallen bevinden, Avaardoor<br />

zij in de gelegenheid zijn om hunne schranderheid<br />

te laten Averken. Fijn, uitgezocht en oordeelkundig<br />

zijn veeltijds hunne redenen vóór of tegen de<br />

zaak., waarin zij betrokken zjjn; en het schijnt<br />

hun een groot genoegen te geven , als zij door<br />

scherpzinnigheid, geveinsdheid of list hun oogmerk<br />

kunnen bereiken. Zij hebben de geAVOonte, hun-,<br />

ne antAvoorden derwijze in te rigten dat dezelve<br />

aan tweederlei uitlegging onderAVorpen zijn, en als<br />

men hun eene zaak yoordraagt, beginnen zij met<br />

te bekennen en gelijk te geven ; brengen vervolgens<br />

eenige minder belangrijke bedenkingen in het<br />

midden , en eindigen met de bezwaren, de moge-;


— 367 —<br />

lijkheid of onmogelijkheid aan te loonen, endaarbij<br />

te blijven stil, staan. Zij hebben dit met de<br />

Javanen gemeen , dat zij nimmer driftig worden<br />

in belangrijke geschillen» Wanneer sommigen gevraagd<br />

zijn , hoe het mogelijk is, zich zoo te bedAvingen,<br />

antwoorden zij, dat iemand, die in<br />

drift is,-.niet Aveet, wat hij zegt of doet. In<br />

enkele gevallen, wanneer zij-met hunne minderen<br />

of gelijken te doen hebben, kunnen'zij zich wel<br />

eens vergeten ; doch deze voorbeelden zijn geluk-«<br />

kig zeer. zeldzaam.<br />

Wegens den hier boven beschreven trek van<br />

hun karakter zijn de Palembangsche ingezetenen<br />

niet zeer te roemen. Dezelve verwekt groot AvantrouAven<br />

onder eikanderen, en elk- moét daarom<br />

zeer oplettend en voorzigtig in hét behandelen<br />

van zaken met hen zijn.<br />

Over het algemean zijn de ingezetenen der hoofdplaats<br />

op verre na zoo levendig .en vrolijk niet als de<br />

Javanen;.er is zelfs geene enkele openbare plaats,<br />

waar de menigte zamenkomt. Zij hebben geene<br />

ronggings, geene Avaijangs noch andere openbare<br />

spelen , één of twee uitgezonderd, die dan nog<br />

zeer ellendig zijn. Zij bezoeken elkander zeldzaam;<br />

waartoe Avel aanleiding kan geven, dat dit<br />

meestal over AVater moet geschieden , en dus omslag<br />

met een vaartuig vordert ; tenvijl ook dik-<br />

Averf de kleine spruitjes der rivieren , ten tijde<br />

der ebbe , in sommige maanden droog liggen.<br />

De Priaijs leven in hunne huizen meestal<br />

/.eer armoedig. Die vau den eersten stand be-


— 368 —<br />

zitten eenige fraaije sproijen, j met gouddraad geborduurd<br />

of mei gouden bloemen en ; figuren<br />

versierd , eenige gegalloneerde en van andere kostbare<br />

stoffen, gemaakte kleederen, fraaije glaswerken<br />

, enz., en pronken daarmede, als zij gasten<br />

zien of uitgaan. Overigens zijn zij meest in hunne<br />

huizen, en worden, bezig gehouden en geplaagd<br />

door hunne vrouwen. Men zal zich hierover ver-*<br />

Avonderen, doch^ deze verwondering zal verminderen<br />

, en zulks geloof baar worden, als men<br />

weet, dat de meesten der Priaijs trouwen met<br />

dames uit hoogeren stand. Deze laatsten laten<br />

zich daarop zeer veel voorstaan. De vrees voor<br />

zijn vrouwsvader doet den man liever stilzwijgen,<br />

dan zijn ongenoegen te moeten ondervinden. In<br />

sommige huishoudingen gaat het zoo verre, dat<br />

de man tegen zijne vrouAV het hoog Javaansch.<br />

spreekt, en zij hem in het gemeen of plat Palembungsch<br />

antwoordt, zoo als in het gemeone leven<br />

tegen den Vorst en voorname lieden in hoog Javaansch<br />

wordt gesproken , en zijlieden in plat Maleisch<br />

, of, zoo als men het noemt, markttaal (bahasa<br />

pasar), Avelke tegen de geringste klassen wordt<br />

gesproken, antwoorden. Indien de vrouw eene<br />

dochter van den Vorst of van eenen hoogen friaij<br />

is, durft de man geene tweede vrouw nemen,<br />

noch veel minder bijwijvcn. Meer dan eens zijn<br />

vrouAvelijke slaven en pandelingen komen klagen over<br />

mishandelingen van de Radin Ayo , omdat zij haar<br />

verdacht hield van met haren echgenoot gemeenschap<br />

te hebben gehad. Maar nog eene tAveede reden ;<br />

v Waar-<br />

i


-36 9-<br />

waarom de vrouwen der Priaijs, en uit andere<br />

hooge standen veel regt in huis uitoefenen, is,<br />

dat zij bijna de geheele huishouding zelve bekostigen<br />

, en haar echtgenoot maar zeer Aveinig daartoe<br />

bijdraagt. Alle deze vrouAven verstaan zelven<br />

de kunst van Aveven, borduren , spinnen , enz.<br />

of laten dit door hare pandelingen eif slaven verrigten,<br />

welke de gemaakte stof daarna verkoopen,<br />

en van het gewonnen geld onderhoudt de vrouw<br />

de huishouding. Men moet bekennen, dat de vrouwen<br />

zeer ijverig zijn. Bij heldere maan vermaken<br />

zij zich, of eenzaam, of met andere vrouwen, met elkander<br />

te verhalen, of eenige Maleische pantons<br />

of liedjes te zingen, Avaarvan de melodie zeer zacht<br />

en slepend is. De onderwerpen zijn liefde ,<br />

vriendschap , bloemen, en andere voorwerpen der<br />

natuur of aandoeningen van het hart.<br />

Voorname Palembangers laten nimmer hunne<br />

vrouwen in tegenwoordigheid van vreemdelingen<br />

komen. Zij zeggen , dat dit geen adat (gebruik)<br />

is. Sommigen willen, dat zij jaloersch zijn; anderen,<br />

dat dit uit trotschheid geschiedt. Daarentegen<br />

zijn de Palembangsche vrouwen ook zeer jaloersch.<br />

Zij , die meer dan ééne vrouw hebben, %<br />

of biJAvijven houden, moeten in hun eigen huis<br />

met zeer veel overleg te Averk gaan. Bij de minste<br />

blijkbare voorkeur is de huisselijke rust gestoord,<br />

en dit geschiedt zoo dikwijls, dat Avij<br />

wel eens aan heeren , die ons kwamen bezoeken<br />

, zonder iets te doen te hebben, en ouS<br />

hunne huisselijke omstandigheden verhaalden,<br />

II. . Aa


— 370 —<br />

zeiden : « zeker zij t gij Aveder uitgegaan , om<br />

« krakeel te ontAvijken ;" wanneer wij vernamen<br />

, dat het vragen slechts, waar eene der<br />

bijwijven zich bevond, een geschil verwekt had ,<br />

dat den armen man, om voor eenige oogenblikken<br />

rust te hebben, uit zijn huis gejaagd<br />

had.<br />

Als een gevolg van een willekeurig bestuur ,<br />

Avaar alleen door gunst ambten en voorregten<br />

Avorden gegeven , zijn de Palembangsche Grooten<br />

en minderen steeds zeer jaloersch en afgunstig<br />

van eikanderen. De geringste bcAvijzen van<br />

genegenheid van den Commissaris, aan sommigen<br />

verleend , gaf aanleiding , dat anderen gelegenheid<br />

zochten , om kwaad van zoodanigen te<br />

spreken ; en dit had niet alleen plaats bij<br />

de eerste klassen, maar ook bij de minderen.<br />

Nimmer verzuimden zij , wanneer de een<br />

of ander iets had misdreven , of traag Avas in<br />

de uilvoering van eenen last, te zeggen: « zoo<br />

w zijn de Palembangers ; men kan hen niet ge-<br />

« looven, noch staat op hen maken." Daar<br />

zij tegemvoordig niet meer bevreesd zijn voor<br />

Avillekeurige handelingen van het Hof, komen<br />

zij er openlijk voor uit, dat zij verheugd zijn<br />

niet meer onder dien dwang te staan ; en het<br />

heeft diluvijls moeite gekost, om hen zelfs de<br />

uiterlijke Avelvoegelijkhcid te doen waarnemen.<br />

Men kan hen thans beschouAven tals menschen,<br />

die uit de slavernij verlost zijn.<br />

Eindelijk kunnen wij niet dan een «eer na-


- 3 7 i -<br />

deelig getuigenis geven van de behandeling ,<br />

Avelke hunne ondergeschikten en bedienden ondergaan.<br />

Omtrent dezelve zijn zij zeer hard.<br />

Zij die verpligt zijn, heeréndiensten bij hen te<br />

doen, ondervinden nimmer eenige tegemoetkoming<br />

of mededoogen. Aan hunne pandelingen<br />

worden zware lasten opgelegd. Deze laatsten en<br />

de slaven Avorden dikAvijls mishandeld. Dank<br />

zij dus de bepaling van ons Gouvernement, Avaardoor<br />

de staat der pandelingen welhaast zal ophouden<br />

; en door de afschaffing van den slavenhandel<br />

, zullen er ook na verloop van eenige jaren<br />

geene slaven meer zijn. Over het algemeen<br />

bezitten de Palembangsche ingezetenen<br />

weinig zedelijkheid. Men verzekert, dat er bloedschande<br />

gepleegd Avordt, en dat de vrouwen in<br />

de Serails de middelen bezigen, om de natuur<br />

te bedriegen en daardoor hare gezondheid in den<br />

grond te bederven.<br />

De schets, die Avij daar gegeven hebben, heeft<br />

ons inderdaad bedroefd, en wij hadden gaarne de<br />

kleuren minder zwart gemaakt; doch daar Avij<br />

.geenen roman , maar Avaarheid wenschten te schrijven<br />

, zoo hebben Avij niet anders kunnen doen ,<br />

evenAvel zijn er eenigen, die uitzondering verdienen<br />

; tenvijl bij alle deze gebreken ook nog verscheiden<br />

goede hoedanigheden komen , die wij<br />

n leeren kennen, zoodra Avij het bedrijf en<br />

den handel van Palembang zullen beschouwen.<br />

Alleenlijk moeten wij hier zeggen, dat de Palembangers<br />

niet moordzuchtig zijn ; Avaarvan evenwel<br />

Aa 2


3j2<br />

de AVreedc BADAR-EL-DIN moet Avorden uitgezonderd<br />

: hij heeft verscheiden menschen , die gehechtheid<br />

toonden aan het Ncderlandsch Gouvernement<br />

, laten ombrengen. Staatkunde had hem<br />

hierin kunnen leiden ; maar dat hij de onnoozelo<br />

vrouAven, Avelke zich met soldaten gemeenzaam<br />

gemaakt hadden, in 1819, heeft laten vermoorden<br />

en mishandelen , getuigt onwedersprekelijk<br />

van zijne bloeddorst.<br />

1 Wij hadden gaarne, in onze schets, over<br />

hunne ouder- en kinderliefde, of die.van broeders<br />

en zusters onder elkander, iets voordeeligs<br />

gezegd; maar ook hierop valt , althans in de hoogere<br />

standen, niet te roemen , zoo min als in de<br />

laagste volksklasse, welke hunne kinderen voor<br />

schuld verpanden. In de hoogere standen is het<br />

vrij natuurlijk, dal de kinderen omtrent hunne<br />

ouderen ontaarden ; immers als de vrouwen tot<br />

" zekere jaren gekomen zijn, neemt de man eene<br />

tweede en eene derde vrouAV, of biJAvijven. Elke<br />

derzelve voedt hare eigene kinderen op, en<br />

daar zij natuurlijk dan van den man weinig<br />

meer bemind Avordt, en zij hem dikwijls haat,<br />

uil jaloezij of om andere redenen, zoo deelt zij<br />

.dezen afkeer aan hare kinderen mede, en zoo<br />

bestaat het insgelijks tusschen broeders en zusters<br />

yan onderscheidene vrouwen of bijwijven. In<br />

zoodanige huishouding kan noch eendragt. noch<br />

liefde heerschen ; verscheidene onregtvaardigheden<br />

van ouders jegens hunne kinderen en van<br />

dezen legen hunne ouders, alsmede tusschen broe-


— 373 —<br />

ders, zijn ons reeds vo<strong>org</strong>ekomen, en bestaan nog<br />

in de familie van het Vorstelijk huis. Maar laat<br />

ons er niets meer van zeggen, en alleen dit. volk<br />

beklagen, diep betreuren, om deszelfs zedeloozen<br />

toestand. Zie daar dan de bittere gevolgen van<br />

een Aziatisch bestuur ! zie daar de vruchjen van<br />

willekeur, geweld en Avreedheid, zoo als hier bestaan<br />

hebben, en in nog zoo vele landen-, ïn dezen<br />

Archipel bestaan: De laatste trek van:inenschelijkheid<br />

Avordt er onder uitgedoofd ; en wat is het<br />

geheele oogmerk of doel van zulk ee»f bestuur ?<br />

niets anders, dan om den Vorst en zijne gunstelingen<br />

te verrijken, hun een Avellustig leven te<br />

bez<strong>org</strong>en, en hunnen hoogmoed en'i weelde ie<br />

voeden. Aan deze Aveinigen Avordt dus, zooAvel<br />

het maatschappelijk belang, als de zedelijkheid van<br />

een geheel volk opgeofferd. Wie durft nu<br />

nog, met den parlijdigen aarislogeriaar, Major<br />

M. H. COURT, het Nederlandsch Gouvernement beschuldigen<br />

, als het zoo veel invloed in zulke regeringen<br />

tracht te verkrijgen, dat dit kAvaad geweerd<br />

Avorde? t|<br />

Wij zullen hier onder zien, hoe ongeschikt, en<br />

ondoelmatig deze regeringen Avaren; en hoe weinig<br />

begrip deze dwingelanden gehad hebben van<br />

financiële regten en bepalingen , waardoor zij hunue<br />

schatkist konden verrijken, en tevens de algemcene<br />

Avelvaart bevorderen. Zij zijn nog zoo bijster<br />

onkundig , dat juist die inrigtingen de strekking<br />

hadden , om de bronnen van hunne inkomsten op<br />

te droogen. En slaan wij het oog op alle de Vor-<br />

Aa 3


- 374 -<br />

sten in dezen Archipel, dan zijn en zij en hun<br />

volk arm. Men werpe hier niet legen, dat MACH-<br />

MOED BADAR EE DIN rijk Avas. Hij, ja! was<br />

rijk ; maar Avaardoor ? door de groote sommen,<br />

Welken hij jaarlijks uit de mijnen van Banka<br />

trok. Daar nu dat middel ophoudt, is de staat,<br />

en zijn) allen, zoowel voornamen als geringen,<br />

arm. Het geheele Rijk van Palembang brengt tegenwoordig<br />

niet zoo veel op, dat het Hof en de<br />

Priaijs,"; welke daarop aanspraak mogen maken,<br />

kunnen Iftestaan. Ziedaar de uitwerkselen van<br />

het staalkundig financieel stelsel van een Aziatisch<br />

Vorst in dezen Archipel !<br />

Wij kennen nu de plaatselijke gesteldheid en de<br />

inwoners van de hoofdplaats van Palembang.<br />

Laat ons nu verder zien, hoedanig dezelve bestierd<br />

is geAvorden , ten aanzien der policie, en<br />

uitoefening der regterlijke magt. Hier kunnen wij<br />

zeer kort zijn ; eigenlijke policie bestond er niet.<br />

De geheele hoofdplaats is niet eens onderdeeld,<br />

hetzij in Avijken, hetzij in kampongs, Avaarover<br />

hoofden zijn. Er bestaan geene registers der huizen<br />

noch der ingezetenen. Elke Priaij , Mantrie<br />

en andere gegoede inwoner verzamelde zoo vele<br />

menschen om zich heen als hij magtig konde<br />

Avorden ; Avaartoe ook nog dit bijzonder middel<br />

Averd gebezigd : de Vorsl , de Priaijs en alle gegoede<br />

ingezeienen laten hunne kinderen aan onderscheidene<br />

vrouAven zogen. De kinderen dezer<br />

vrouwen Avorden genoemd Soedara Soesoc of zoogbroeders<br />

van het kind, dal aan hare borsten is


- 3 7 5 -<br />

gezoogd, schoon slechts voor eenige dagen;. Van<br />

hier, dat Grooten en gegoede lieden , ja zelfs die<br />

van de lagere klasse, vele broeders en zusters<br />

hebben, welke zij beschermen, en van Avelke<br />

zij diensten en hulp ontvangen.<br />

Het getal der Miedjies en Orang-snouw is<br />

niet bekend. Indien de Vorst dezelve noodig<br />

heeft , zoo wordt aan onderscheidene Priaijs of<br />

Mantries last gegeven, om ze hem te leveren.<br />

Elk Palembangsche ingezeten van de mindere<br />

klasse stelt zich als Miedjie of Orang-snouw<br />

onder eenen Priaij of Mantrie, ten einde eenen<br />

beschermer te hebben. Deze Priaij of Mantrie<br />

tracht daarvoor zoo veel dienst van denzelven<br />

te trekken,. als maar mogelijk is. Verscheiden<br />

personen, zoo Avel vreemdelingen als arme lieden<br />

, die geene familie hebben, of bescherming<br />

verlangen te hebben, zAverven ;rond, en eraeren<br />

zich met stelen. Men heeft ons verzekerd,<br />

dat eenige dezer lieden door Priaijs onderhour<br />

den Avorden, om voor hen te stelen en (e rooven.<br />

Er Avordt bij nacht geene ronde of Avacht<br />

gehouden, en zoo niet het vreesachtig karakter<br />

dezer rondzAververs hen in bedAA'ang hield, zoo<br />

zouden de rooverijen en diefstallen nog grooter<br />

zijn. Een ander groot kAvaad, hetwelk dit slecht<br />

volk doet, is brandslichten ; daar alle huizen van<br />

hout of bamboes zijn , zoo plegen zij dit zeer gemakkelijk<br />

, dikwijls om te stelen, of ook om zich te<br />

Wreken; te Avelen, personen, die elkander beleed )gd<br />

Aa 4


— 3;6 —<br />

hebben, of van eikanderen afgunstig zijn , gebruiken<br />

hunne eliënlen tot zulke snoode oogmerkeu.<br />

Er bestaat te Palembang eene regtbank van<br />

den Pangheran NATTA AGAMA of Panghoeloe,<br />

die in geestelijke zaken regt doet, en eene andere<br />

onder den Tommongong KARTA NAOARA , die<br />

in lijfstraffelijke zaken uitspraak geeft. Over den<br />

eersten Averd zeer geklaagd, en men zeide openlijk<br />

, dat het regt voor geld te koop was. De<br />

laatste heeft bijna geen gezag, en allen komen<br />

er voor uit, dat als de aangeklaagde tot eene der<br />

familiën of gunstelingen van het Vorstelijk huis<br />

behoorde, er geen regt te verkrijgen was. Van<br />

deze zijde zijn dus ook de ingezetenen van de<br />

hoofdplaats bitter te beklagen geweest.<br />

Wij hebben hooger gezegd, dat het getal der<br />

ingezetenen omtrent 25,ooo zielen bedroeg. Over<br />

deze" geheele bevolking, of over het bedrijf<br />

van alle deze menschen waren geene geregelde<br />

belastingen gelegd. De Vorst vergenoegde<br />

zich, als hij iets noodig had, hetzij haudAverkslieden,<br />

vaartuigen of andere diensten, met die<br />

op te eischen ; en deze opëisching ging meer naar<br />

gunst, dan naar eenen zekeren regel. De Priaijs<br />

deden even zoo, gelijk ook alle andere Grooten.<br />

Toen de Heer Commissaris VAN SEVENHÜIZEN den<br />

rijksbestierder deed opmerken , dat eene zoodanige<br />

handehvijze aanleiding gaf tot groote onbillijkheden ,<br />

antwoordde hij, dat ook niemand iels opbragt, en<br />

dus zich konde laten Avelgevallen de lasten , die


— 3 77 —<br />

van hem gevorderd Averden. Toen men hem onder<br />

het oog brag ten, dat eene geregelde belasting<br />

den Vorst in staat zoude gesteld hebben , om alles<br />

Avat hij noodig had, voor betaling te erlangen,<br />

en zulks in het geheel niet drukkend zoude ge-<br />

Aveest zijn, Avas zijn aniAVoord , dat zij zoo diep<br />

niet doordachten , en hij het dan ook nu volkomen<br />

met ons ééns was.<br />

De handel alleen Avas belast ; te Aveten, van<br />

elk vaartuig ,, dat van buiten kwam, moest naar<br />

de grootte of het getal der equipage, een zeer gering<br />

regt betaald Avorden. Maar, behalve dat<br />

regt, moesten van groote vaartuigen, zoo als die<br />

der Arabieren, Chinesche Wankangs, enz. geschenken<br />

gebragt Avorden bij den Vorst, andere<br />

Grooien en den Sabandaar. Voor deze geschenken<br />

genoien zij bescherming; doch dezelve waren<br />

zeer drukkend voor de handelaren. Uit deze geschenken<br />

is het , dat de Vorst en voorname Priaijs<br />

fraaije glasAverken, gallons en kostbare sloffen voor<br />

kleederen, damast voor gordijuen, enz. , vqrkregen<br />

hebben, maar daar die onder velen<br />

moesten Avorden verdeeld, * zoo Avas het genot<br />

van elk .niet groot. De tegemvoordige Soesoehot*<br />

nan en Sultan kunnen zich niet begrijpen hoe<br />

de inkomende en uitgaande regten thans uvea<br />

duizend guldens per maand kunnen opbrengen,<br />

terwijl de handelaren en zeevarenden te vreden<br />

zijn. Zij zeggen, dat dit middel onder het inlandsen<br />

bestuur nimmer een vierde gedeelte van<br />

deze som beloopen heeft, en dat de meeste<br />

Aa5


— 37S —<br />

handelaren toen klaagden. Zij begrepen niet, dat<br />

het juist hunne ' wijze van heffen en knevelen<br />

was, waardoor zij minder dan wij ontvingen.<br />

Zij kunnen niet begrijpen, dat eene geregelde<br />

belasting, die gelijk werkt, veel voordeeliger is<br />

dan hunne ongeregelde geldheffingen. Toen de<br />

Kraton van MACHMOED BADAR, EL DIN door onze<br />

troepen bezet was, werden er magazijnen gevonden<br />

vol met Ghineesch porcelein, dat sedert<br />

jaren van Ghinesche Wankangs aan geschenken<br />

gegeven of gevorderd was; en zoo ging het met<br />

alles. Zij hebben niet eens het overleg, om de<br />

goederen, die zij ontvingen, en die natuurlijk<br />

den bandelaren geld gekost hadden , weder te<br />

verkoopen ; wij hebben de kostbaarste goud enen<br />

zilveren damasten en zijden stoffen gezien ,<br />

welke door lang bewaren vergaan of verstikt en<br />

bedorven waren.<br />

Laat ons nu overgaan , om het bedrijf en den<br />

handel van de ingezetenen dezer hoofdplaats te<br />

beschouwen. De hooge Priaijs en Mantries, welke<br />

met marga's of doeson's beschonken zijn, vinden<br />

hierin, zoo niet geheel en al, althans voor een<br />

groot gedeelte, voorziening in hunne huishoudelijke<br />

behoeften.<br />

De overige Priaijs, welke of niet in gunst zijn,<br />

of door verloop van tijd niet meer van wege<br />

den Vorst met doesons of dessa's worden beschonken<br />

, houden do<strong>org</strong>aans pandelingen en slaven ,<br />

die voor hen eenige rijstvelden bebouwen , of<br />

hun maandelijks eene soort van huur opbrengen j


— 3 79 —<br />

of op eenige andere wijze , door handwerk, enz.,<br />

een onderhoud verschaffen. Velen houden Tambangans,<br />

die zij verhuren , of dagelijks om vracht<br />

te verdienen , laten rondvaren. Zoo dezen geene<br />

middelen of geld van hunne voorouders hebben ,<br />

gaan dezen farailiën, achteruit, en zullen bij<br />

latere geslachten in de volksklasse terugzinken ,<br />

indien zij zich niet op den handel of op dea<br />

landbouw toeleggen.<br />

De andere volksklasse erneren zich door landbouw<br />

; dat is, zij begeven zich in het jaargelij, die<br />

daarvoor geschikt is, naar de plaatsen , alwaar zij<br />

ladangs of velden bebouwen ; anderen door handwerken<br />

, en de meer gegoeden door handel ;. terwijl<br />

de vrouwen van alle dezen, hetzij door het<br />

doen uitventen , of zelve uitventen van goederen<br />

of eetwaren, genoegzaam even zoo veel, en dikwerf<br />

meer bijdragen tot het onderhoud der huishouding,<br />

dan de man. De meeste Palembangers ,<br />

van allerlei stand, houden goede aanteekening<br />

van hunne zaken, sommigen zelfs journalen, als<br />

zij op reis zijn , van hetgeen zij ondervinden en<br />

opmerken. Ten dezen aanzien zijn zij zeer naauwkeurig.<br />

Zij zien er niet tegen op, om. voor hun<br />

belang zelfs eene zee-reis te doen.<br />

De grootste handel wordt gedreven met Java,<br />

Jianka, China, Riouw, Singapoera, Poelopinang,<br />

Malakka, Linga, Siam y terwijl van<br />

andere kleine eilandjes ook nog vele vaartuigen<br />

' aankomen. 'De voorwerpen, welke de voornaamste<br />

artikelen van handel uitmaken,< ziju aller-


— 38o<br />

lei soorten van Javasche lijnwaden , en kustlijn-<br />

Waden ; allerlei soorten van Europische chitzen,<br />

enz., alle deze onderscheidene lijnwaden,<br />

hetzij grof of fijn, worden , over het algemeen,<br />

zeer gretig verkocht. Voorts allerlei Ghinesche<br />

aard werken,- ruwe zijde, gouddraad , ijzeren pannen,<br />

droogerijen, thee, confituren en andere Chinesche<br />

waren. Andere artikelen van minder belang<br />

zijn de klapper- en katjang-olie Van Java en<br />

Siam , Javasche suiker, Javasche uijefi , Tamarinde<br />

, enz., mitsgaders eenige Europische mondbehoeften.<br />

De waarde van alle deze voorwerpen<br />

hehben in 1822 Leloopen omirent een half miilioen<br />

guldens, behalve voor honderd duizend gulden<br />

zout en afioen, welke van Gouvernemeutswcge<br />

aan het publiek verkocht zijn. Alle de<br />

voormelde goederen zijn in 1822 met groot voordeel<br />

verkocht. Het kan de opmerking niet ontgaan,<br />

dat alhier artikelen worden ingevoerd , die<br />

voortbrengselen van hun eigen land zij u , en<br />

zulks geeft dan ook geen hoog denkbeeld van den<br />

staat van hunnen landbouw.<br />

De Arabieren zijn de grootste handelaren in<br />

lijnwaden. Eenigen hebben schepen en vaartuigen<br />

, en de meeslen zijn zaakwaarnemers van<br />

anderen kooplieden builen Palembang. Op hen volgen<br />

de Chinezen. Zij koopen van de vaartuigen de goederen.<br />

Van de Arabieren en Chinezen koopen<br />

de Palcmbangers , die de goederen naar de binnenlanden<br />

ten verkoop brengen. Geen Chinees<br />

noch Arabier durft het nog wagen , om zelf


— 38i —<br />

in de binnenlanden te handelen ; zij vreezen be-<br />

roofd te zullen worden. De Palcmbangers koo-<br />

pen de goederen op crediet, en leveren daarvoor<br />

produktén terug.<br />

'De voortbrengselen, welke het Rijk van Pa-<br />

lembang oplevert, en die uitgevoerd worden,<br />

zijn bindrotiings, harst, benzoin,. drakenbloed ,<br />

knijoe laka , was , olifants-tanden , stofgoud. Deze<br />

allen worden niet opzettelijk aangekweekt, maar<br />

uit de bosschen en van de oevers der rivie-<br />

ren verzameld. Peper, koffij , suiker , gambier,<br />

pinangnoten, tabak, indigo, zijn voorwerpen,<br />

Welke geplant of aangekweekt worden ; en als<br />

voortbrengselen van nijverheid, gedroogde en ge-<br />

zouten visch, ruw aardewerk, rotting- en stroo-<br />

malten en zakken , koperwerken, zijden, met<br />

gouddraad doorwerkte , en katoenen kleedjes; docb<br />

het bedragen van deze uitgevoerde goederen heeft<br />

in 1822 naauwlijks de helft beloopen van de<br />

waarde der ingevoerde goederen. Dit minder<br />

bedragen heeft dus moeten . worden aangevuld<br />

door billioen , juweelen en baar geld, zoodat de<br />

hoofdplaats thans nog eene nadeelige balans van<br />

handel heeft.<br />

Verscheiden omstandigheden veroorzaken groote<br />

belemmeringen in den handel.<br />

Vooreerst , zijn er geene kooplieden, die ma-<br />

gazijnen houden, waarin de'Waren, die uit de<br />

binnenlanden afgevoerd worden, kunnen Avorden<br />

opgeslagen. In de. maanden, dat do Chinesche<br />

jonken en Javaausche handelaren zich op de hoofd-


— 38a —<br />

plaats bevinden, worden de voortbrengselen uit<br />

de binnenlanden gelrokken. Komt er overvloed ,<br />

dan zijn dezelve laag in prijs , en wordt er weinig<br />

afgebragt, dan zijn zij zeer hoog. Deze onzekerheid ,<br />

zoowel voor de zeehandelaren, die ook somtijds<br />

eenen geruimen tijd moeten wachten , als voor de<br />

Palembangers, brengt zeer veel onverschilligheid<br />

te weeg , en de zee-handelaar rekent bij den verkoop<br />

zijner goederen, dat hij geen voordeel op de<br />

terug te nemen lading zal hebben ; terwijl<br />

anderen ook verklaard hebben, dat zij geene winst<br />

kunnen behalen op hetgeen zij van hier medenemen,<br />

en dus geld of goud verkiezen. Allen de<br />

meer en meer veldwinnende inrigtingen van het<br />

Nederlandsche Gouvernement zijn vermogende , om<br />

eerlang dezen staat van zaken te verbeteren.<br />

Een tweede ongerief is, dat de binnenlanders<br />

meest zilveren Spaansche matten voor hunne<br />

waren bedingen, en de zee-handelaren dezelve<br />

gaarne uitvoeren, waardoor er een agio bestaat<br />

van 20 tot 25 pGt. op de Spaansche mat ; terwijl<br />

ook in de waarde der Javasche ropijen en Nederiandsche<br />

guldens onderscheid wordt gemaakt,<br />

zijnde de laatste bij de binnenlanders meer geacht<br />

dan de Javasche ropij.<br />

En eindelijk , de grootste hinderpaal is het gek<br />

aan koopwaren , hetwelk door onderscheidene<br />

redenen veroorzaakt wordt, die ons hier te verre<br />

zouden doen uitweiden ; maar met betrekking<br />

lot den handel van de Palembangsche hoofdplaats<br />

werkt daartoe mede, dat noch Arabieren noch


— 383 —<br />

Chinezen naar de binnenlanden durven gaan ; dat<br />

de Palembangers, die of Djenangs of zendelingen<br />

van Djenangs zijn, zich, of door ruiling van<br />

goederen, of tegen lage prijzen, van de voortbrengselen<br />

meester maken, en geen binnenlander<br />

de vrije beschikking over dezelve heeft, noch<br />

die zelf naar de hoofdplaats brengen, en verkoopen<br />

mag.<br />

Toen MACHMOED BADAR, EL DIN, in 1819,<br />

door zijnen versterkten Kraton , en door het vervoerbaar<br />

geschut, hetwelk hij voorhanden had,<br />

onze troepen, die gebrek aan krijgs-behoeften<br />

gekregen hadden, verpligtte, om de hoofdplaats<br />

te verlaten., veronderstelde hij , en, zoo als<br />

de gevolgen toonden, te regt , dat eene grootere<br />

Nederlandsche magt hem zoude komen straffen<br />

over zijne trouweloosheid. Dadelijk zond hij zendelingen<br />

door het geheele Rijk ƒ en liet aan de<br />

-ingezetenen weten , dat hij verpligt was oorlog te<br />

voeren, en ' hij dus van zijne qnderdanen verwachtte,<br />

dat zij hem met volk en andere hulpmiddelen<br />

zouden bijstaan. De versterking aan de<br />

Pladjoe Avas een oud en goed plan van verdediging<br />

; door de geschiktsten zijner Pangherans en<br />

Mantries liet hij deze plaatsen opnemen, en hem<br />

opgeven , op welke wijze dezelve versterkt moesten<br />

worden. Hiermede bekend geworden zijnde, regelde<br />

hij zelf den toevoer van de middelen , om<br />

de batterijen en andere versterkingen daar te stellen.<br />

Hij onderhield zijne Priaijs, Mantries, en<br />

de besten der ingezetenen over de noodzakelijkheid,<br />

i


. — 384 —<br />

waarin hij gebragt was, van te moeten oorlogen.<br />

Hij geliet zich , als of hij voor zich zelven<br />

dit niet wenschte, en hij, wat zijn persoon be-<br />

trof, liever het - slagt-offer wilde zijn , dan zijne<br />

hoofdplaats aan de rampen des oorlogs bloot te<br />

stellen, doch dat de eer van ziju huis, en de<br />

instandhouding van de godsdienst (!!) hem gebiedend<br />

noodzaakten, aan den drang der omstandigheden<br />

te moeien toegeven ; dat hij .evenwel het gevoe-<br />

len van zijn Hof nog eens wilde hooren , of er<br />

ook middelen ter voorkoming zouden wezen. Als<br />

een Vorst, een dwingeland, zóó spreekt, en<br />

zulks van indruk makende gebaarden doet ver-<br />

zeld gaan, dan zelfs hebben wij gezien, dat hij<br />

onder beschaafde volkeren de menschen verblindt,<br />

en hunne geestdrift opgewekt heeft ; geen won-<br />

der , dat zulks ook in de vergadering van alhan-<br />

gelingen en gunstelingen het geval was. Zij ver-<br />

klaarden zich geheel en al naar zijnen wil te zul-<br />

len gedragen, en met goed en bloed hem te zul-<br />

len bijstaan. Dit had MACHMOED BADAR EL DIN<br />

verwacht ; en nu gaf hij zijne bevelen ter be-<br />

reiking Yan zijn oogmerk, maar met zulk een'<br />

klem', dat niemand het durfde wagen,- daar<br />

niet aan te voldoen; terwijl sommigen uit be-<br />

lang , anderen uil geestdrift , en de mecsien door<br />

vrees gedrongen, alle hunne vermogens in het<br />

werk sieldeu, om den Vorst te behagen, door zoo<br />

veel kracht van menschen en middelen aan te<br />

voeren, als zij van de binnenlandsche bevolking<br />

bemagiigen konden , werwaarts ook Predikers ge-


— 385 —<br />

zonden werden, om het volk op te winden<br />

voor het belang van den Vorst, en er behoort<br />

maar weinig volken-kennis toe, om te gelooven ,<br />

dat deze middelen werken, vooral daar zij altijd.<br />

aan de andere zijde vergezeld gingen met do<br />

schrikbarendste bedreigingen. De geheele hoofdplaats<br />

werd in requisitie gesteld, waarin de Chinezen<br />

en Arabieren mede moesten deelen ; en het<br />

is alleen door zulke middelen- mogelijk geweest,<br />

dat MACHMOED BADAR EL DIN , in 1819, in den<br />

tijd van vier maanden , de geduchte werken heeft<br />

kunnen oprigten , waartegen onze magt, die dit natuurlijk<br />

niet konde verwachten, het hoofd stiet.<br />

De arbeiders uit de binnenlanden bragten hunne<br />

eigene rijst en voedsel mede; die uit de hoofdplaats<br />

werden gedeeltelijk door hem gevoed ; waartoe<br />

hij de rijst tegen betaling requireerde.<br />

MACHMOED : BADAR EL DIN bezat zelf eene<br />

menigte geschut van allerlei kaliber, en kocht<br />

zoo veel, als hij bij de ingezetenen vinden konde.<br />

Zelfs liet hij kruid maken, hetwelk bevonden<br />

is , eene goede proef te houden.<br />

. Toen zijne batterijen en sterkten, zoowel in<br />

1819, als in 1821 , opgerigt waren, benoemde hij<br />

zijnen zoon, den jongen Sultan, tot Generallissimus<br />

en stelde, zijner moeders schoonzoon en andere<br />

Pangherans tot bevelhebbers der batterijen aan.<br />

Bij elk stuk plaatste hij eenen Priaij of Mantrie,<br />

terwijl dezelve bediend werden door Miedjis, en<br />

andere ingezetenen van de hoofdplaats. Gedurende<br />

hef gevecht mocsien alle mannen , die niet ziek<br />

II. B b


— 386 — ,<br />

of gebrckkelijk Avaren , naar de batterijen of in<br />

derzelver nabijheid, en de overigen bij het geschut<br />

of in den kraton de wacht houden. Die<br />

achterbleef Averdmet oogenblikkelijke doodstraf bedreigd.<br />

Op elke batterij liet hij een of nvee zijner<br />

kinderen brengen, om des te grooter indruk te<br />

maken, terwijl hij zelf zich in zijnen kraton ophield.<br />

Toen, in 1821 , de eerste dag van het<br />

gevecht, in schijn tot zijn voordeel Avas afgeloopen<br />

, voer hij in staatsie langs de groote rivier,<br />

en liet met grooten ophef deze tijding alomme<br />

bekend maken.<br />

De battcrijeri en sterkten aan de Peladjoe en<br />

de Kambara Avaren zoo dik verschanst, en het<br />

achterste gedeelte derwijze door moerassen ingesloten<br />

, dat er geene kogels konden doordringen ,<br />

en zelfs de bommen geene schade konden aanrigten.<br />

Hieraan alleen moet men toeschrijven,<br />

dat het Yolk van BADAR-EL-DIN stand gehouden<br />

heeft. Eene groote menigte menschen op de bovengemelde<br />

wijze bijeen geraapt, die Aveinig belang<br />

in den uitslag van den oorlog hadden, zoude<br />

zich niet veel aan levensgevaar hebben blootgesteld.<br />

Op een vlak veld zouden zij ongetAvijfeld<br />

bij de eerste charge het hazenpad gekozen hebben<br />

, zoo als naderhand inderdaad de geheele<br />

menigte het op een loopen zette, zoodra onze<br />

troepen de batterijen beklommen. Met zulke benden<br />

kan men Avel achter muren en goede verschansingen<br />

vechten, maar niet voor de vuist.<br />

Men kan algemeen aannemen , dat overal, waar


— 387 —<br />

door list de onzen niet zijn in hinderlagen gelokt,<br />

eene inlandsche armee geslagen wordt, omdat<br />

bet grootste gedeelte uit gedwongene en ongeoefende<br />

manschap bestaat, die nimmer tegen<br />

onze krijgstucht en taktiek opgewassen zijn.<br />

Wie zoude niet verwachten, dat de kraton of<br />

bet paleis van den hovaardigen en schatrijken Vorst<br />

van Palembang inwendig alle pracht en gemak<br />

met zindelijkheid vereenigd zoude hebben? Niets<br />

van dit alles heeft men daar gevonden. Toen<br />

onze troepen in 1821 den kraton betrokken, was<br />

niet alleen alles inwendig vervallen, de muren<br />

dik met gras , en hier en daar met struiken begroeid,<br />

de houtwerken verrot en vermolmd; maar<br />

bet Avas overal zoo vol vuilnis en zoo ongeredderd,<br />

dat eene gansche compagnie pionniers , met<br />

een aantal koelies meer dan eene maand zijn bezig<br />

geweest, om de grofste vuilnis Aveg te ruimen<br />

, en eenige bewoonbare plaatsen in de menigvuldige<br />

gebouAven te maken, om tot huisvesting<br />

der officieren te kunnen dienen. Boven het groote<br />

middengebouw ((25) in het midden van den kraton<br />

is eene verdieping, en rondom dezelve eene<br />

opene gallerij , van Avaar men een ruim en zeer<br />

fraai gezigt heeft op' de rivier en op de landsdouw.,<br />

die den kraton omringt. Dit vertrek,<br />

helAvelk thans een zeer gezond en aangenaam vcr-<br />

Tia5) Eene afbeelding van dezen kraton vindt men<br />

in het Tijdschrift Cybele , IV stuk, bij Gebr. DIEDE-<br />

RICHS, te Amsterdam uitgegeven in 1827.<br />

Bb 2


_ 388 —<br />

blijf is, was destijds de Avijkplaats van een legioen<br />

van vledermuizen, scorpioenen, duizendbeenen<br />

en ander ongedierte. Zelfs was niet eenmaal<br />

de schade hersteld, welke door eenige kogels van<br />

de'korvetten Ajax en Eendragt, in 1819, daarin<br />

gemaakt Avas. De slaapkamer des Sul lans Avas een<br />

duister en akelig vertrek , in het midden van het<br />

gebouw, waar het daglicht nimmer kon doordringen.<br />

MACHMOED BADAR EL DIN had vastgesteld, dat<br />

eene vrouAV , met welke hij gemeenschap had gehad<br />

, nimmer eenen anderen man aanschouAven<br />

mögt. Daar de wellusleling van alle kanten de<br />

schoonste vromven lot zich liet brengen , Avas het<br />

getal derzelve reeds lot vijf honderd toegenomen.<br />

Men kan zich ligtelijk den ellendigen toestand<br />

dezer schepselen voorstellen. Jaloezij, haat,<br />

wraakzucht, slaafsche vernedering, beesiachtige<br />

buitensporigheden} diepe onbeschaafdheid, in<br />

een woord allerlei den mensch onteerende hartstogten<br />

en hoedanigheden heerschten onder deze<br />

beklagenswaardige voonverpen. Hel Avas ook alleen<br />

door wreede straffen en strenge clAvingelandij,<br />

dat zulk eene huishouding bij mogelijkheid te regeren<br />

was.<br />

Onder de middelen, Avaardoor de reeds genoemde<br />

Babans of Djenangs nog voordeden van<br />

de inwoners hunner doesons trokken, behoort nog<br />

vermeld te Avordcn , dat zij de hoofden en mindere<br />

ingezetenen, die uit de bovenlanden kwamen<br />

en zich altijd bij hen moesten vervoegen, zoo lang<br />

\>


~38 9-<br />

ophielden , lol dat hun voorraad van levensmiddelen<br />

verteerd was. Alsdan .voorzagen zij hen<br />

van leeftogt, of leenden hun geld., met aanrekening<br />

van ten minste drie kapitalen winst (126) of<br />

interest. Waarlijk het was geen wonder, dat eene<br />

aldus verguisde bevolking afkeerig Avas van stadwaarts<br />

te komen, om de vruchten van hunne<br />

vlijt, onder zulke afpersingen, tot geld te<br />

maken.<br />

In de groote hoofdplaats van Palembang AVas<br />

geene enkele openbare marktplaats of Bazar (in de<br />

uitspraak Pasar). Op de hoeken der spruitjes of<br />

kreekjes der groote rivier werden eetwaren eu<br />

vruchten verkocht en andere goederen werden<br />

door Chinezen (die op hunne rakits ook Avinkels<br />

bielden) met schuitjes rondgcveild, doch dit Avas<br />

ook alles. De Heer Commissaris VAN SE VEN-<br />

HOVEN heeft in 1822 eene groote markt in de<br />

nabijheid van de Chinesche kamp, doen aanleggen.<br />

Vier zeer groote langAverpige en overdekte<br />

looiseu wemelen dagelijks van duizenden koopers<br />

en verkoopers, en eerlang zal dit de plaats Avorden<br />

, Avaar de binnenlanders met hunne rakits zullen<br />

aankomen ., om , onder het mild en billijk Nedcrh<br />

bestuur , vrijelijk hunne goederen aldaar ten<br />

(126) Van een ander soortgelijk misbruik, te weten<br />

, de Tiban-Toekong heb ik reeds melding gemaakt<br />

, Deel I., bl. 180. — Deze knevelarij was een<br />

geliefkoosde financiële maatregel van den Sultan van<br />

Palembang»<br />

Bh 3


— 390 —<br />

verkoop te brengen. De grond , rondom de<br />

hoofdplaats zoowel, als in de binnenlanden is bij<br />

uitstek vruchtbaar. Alle soorten van vruchten<br />

en moeskruiden, die onder deze luchtstreek voorkomen<br />

, groeijen hier Avelig en in overvloed. Vele<br />

soorten van Europesche groenten worden hier<br />

met het beste gevolg aangeplant. Volgens het<br />

getuigenis van den Heere VAN SEVENHOVEN ontwikkelen<br />

zich de moeskruiden van Europeschen<br />

oorsprong te Palembang tot hooger volkomenheid<br />

dan op Java, en zijn er malscher, saprijker en<br />

aangenamer van smaak. Het zelfde mag men<br />

van de minst ontbeerlijke produkten van het<br />

dierenrijk aanmerken. Het gevogelte is op Palembang<br />

zoo voortreffelijk als ergens in geheel<br />

Indi'è. De varkens , schapen , herten, het kleiner<br />

wild, het ossen- en het buffelvleesch overtreffen<br />

in smaak en kortheid het vleesch van alle<br />

soortgelijke dieren op Java. In dit opzigt verliest<br />

men derhalve niets, en Palembang is alleszins<br />

geschikt, om, met der tijd, een der aangenaamste<br />

etablissementen van Nederlandsch Indi'è<br />

te Avorden.<br />

De ligging der hoofdplaats is, gelijk reeds bemerkt<br />

is, volkomen voor eene groote handelplaats<br />

geschikt. Alle soorten van koopvaardijschepen<br />

kunnen midden in dezelve ten anker komen, en de<br />

gelegenheid voor den handel zeer voordeelig zijnde<br />

tussuhen Java en in de Straat, welke do<strong>org</strong>evaren<br />

moet Avorden, om naar Malakka, Bengalen,<br />

China, Siam, Manilla en andere plaatsen te


— 3gi —<br />

zeilen, zoo kan het niet falen, of zoodra hier<br />

voorwerpen van handel zijn, zullen dezelve bier<br />

afgehaald Avorden. De ligging van de hoofdplaats<br />

geeft nog het uitzigt op verscheiden andere voordeden.<br />

Bij onze allereerste aankomst werd mijne<br />

oplettendheid naar meer dan eene plaats gelokt,<br />

die alle geschiktheid scheen te hebben , om aldaar<br />

een droog dok, tot aanbouw, vertimmering en<br />

repcratie van schepen aan te leggen (eene zoo<br />

wezenlijke behoefte in onze Ncdcrl. Oost-Indische<br />

bezittingen). Toen ik dit denkbeeld aan den<br />

Heere VAN SEVENHOVEN mededeelde , bad ik het<br />

genoegen dit met zijn gevoelen geheel te zien<br />

overeen stemmen. Alles vereenigt zich met één<br />

woord, om de hoofdplaats van Palembang, in<br />

eene veilige en zeer bloeijende handelsplaats te<br />

herscheppen. De grond brengt er overvloedig alles<br />

voort; de nijverheid der bevolking is al Avat<br />

er nog aan ontbreekt, om Palembang tot eene der<br />

voornaamste bezittingen der Ncderlandsche kroon<br />

in Indic te verheffen.<br />

Ik ga thans over lot eene korte beschouwing<br />

van de Palcmbangsche binnenlanden. Gaarne<br />

mijne eigene Avaarnemingcn ouderAverpende aan<br />

bet oordeel van mannen voor Avicr ervarenis en<br />

kunde ik de hoogste verecring koester, zal hetgeen<br />

ik desAvege zal aanteekeuen , altijd getoetst zijn<br />

aan de beschouwingen van de meermalen in dit<br />

werk genoemde Heeren H. AV. MUNTINGHE en<br />

j. T, VAN SEVENHOVEN, die beide de hoogc betrekking<br />

van Commissaris van het Nederlaudsch<br />

Bb 4


-- 39a —<br />

Gouvernement in Palembang bekleed hebben , en<br />

welke beiden ik de eer heb gehad, als privaatsecretaris<br />

mijne geringe diensten te mogen toeAvijden.<br />

Mannen, wier namen in Indi'è algemeen<br />

met hooge venera tie genoemd worden, en Avelke<br />

namen ook de inlandsche bevolking van Palembang<br />

nimmer uiten , zonder een zegenweusch daarbij te<br />

voegen (127).<br />

(127) Dit gezegde steunt op de omstandigheid<br />

welke mij dikwerf aldaar is vo<strong>org</strong>ekomen. Wanneer<br />

de inlanders van een der beide genoemde hooge ambtenaren<br />

spraken , voegden zij er altijd bij : Barang di<br />

salamatkan Allah-ta-àla toean MUNTINGHE dan toean<br />

SEVENHOVEN, (Moge de Almagtige de Heeren M. en S.<br />

zijnen zegen schenken). Zuiver en ongeveinsd gevoel<br />

van dankbaarheid voor eene weldadige verbetering<br />

van hun voormalig drukkend juk onder den Sultan,<br />

was op het gelaat dozer goede inlanders levendig geteekend.


3y3<br />

TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />

De binnenlanden van het Palembangsche .fiijk.—<br />

Orang koeboe. — Produkten. — Gewone prijzen<br />

der voornaamste -artikelen. — Handel.<br />

Contribution aan den Sultan. —Voornaamste<br />

Wetten en Adat.<br />

De marga's (distrikten) en provinciën van het<br />

Palembangsche Rijk-, de binnenlandsche bevolking,<br />

de voornaamste produkten en de wetten , zullen de<br />

onderwerpen zijn , omtrent welke ik , zakelijk en<br />

kort, in dit hoofdstuk, eenige aantcekeningen<br />

zal inededeelen. Uit de voorafgaande beschouwing<br />

van de hoofdplaats zal men zich een tamelijk<br />

volledig begrip van de regering, en de tot nu toe<br />

slechts weinig ontwikkelde bronnen van handel<br />

en Avclvaart kuunen vormen.<br />

De binnenlandsche provinciën onlleenen hunne<br />

namen van de voornaamste rivieren , die dezelve<br />

bespoelen. De eerste en tevens de vruchtbaarste<br />

provincie is die van de Anak-Moesie (kinderen<br />

der Mocsi) aldus genoemd, omdat zij d"e voornaamste<br />

spruiten van de reeds gemelde riYicr<br />

Mocsi in zich bevat. Deze provincie brengt de<br />

B b 5 .


-394 -<br />

meeste peper op. Na deze komt de provincie<br />

Moesi of Soengie-Moesi (128) in aanmerking, en<br />

is mede rijk in de gewone produkten van het<br />

land, schoon hier minder peper geteeld Avordt,<br />

dan in de 'eerstgemeïde. Beide provinciën zij u<br />

ook zeer vruchtbaar in rijst, katoen, Avas en stofgoud.<br />

Deze marga bevat de doesons of dorpen,<br />

die aan de oevers der Moede of groote rivier gelegen<br />

zijn.<br />

De Marga Lamatang, aldus naar eene rivier<br />

van dien naam genoemd, is de derde provincie,<br />

en ligt ten oosten van de Marga-Moesi.<br />

De provincie Ogan ontleent haren naam insgelijks<br />

van de rivier Ogan, welke, zoo als reeds<br />

bemerkt is, zich in de nabijheid van de hoofdplaats<br />

met de Moesi vereenigt.<br />

De marga Rembang-Ogan bevat de docsons<br />

langs de boorden der vrivier Rembang, Avelke<br />

zich met de Ogan vereenigt. Deze provincie is<br />

bijzonder vruchtbaar in het uitmuntend riet (rattan)<br />

AVaarvan de fraaije Palembangsche vloermatten<br />

gemaakt Avorden.<br />

De rivier Blida vereenigt zich , door middel<br />

ecner do<strong>org</strong>raving (troesaii) met de Ogan, en<br />

geeft haren naam aan de kleine'provincie of marga<br />

Blida j, die de minst vruchtbare van allen is, en<br />

door den Sultan, voor de rijksgrooten, die. bij<br />

hem in ongenade vervallen Avarcn, lot eene ballingplaats<br />

bestemd AVas. De rivier Blida vereenigt<br />

(128) Socngie belcckcnt rivier.


- 395 -<br />

zich ook met de Moesie, op een kleinen afstand<br />

beneden de uitwatering van de Lamatang.<br />

De Banjo-Assim (zout-Avater) rivier, die zeer<br />

breed is en in zee uitloopt, geeft haren naam aan<br />

eene uitgestrekte provincie, Avelke, behalve de<br />

geAVone produkten , inzonderheid eene zeer groote<br />

menigte van olifanten bevat. Dit gewest , hetwelk<br />

inAvendig nimmer door Europeanen bezocht<br />

was, is in alle rigtingen (in 1824) door den<br />

Heere Commissaris VAN SEVENHOVEN doorkruist<br />

geworden, op welke ontdekkingstogten ik de eer<br />

had, met den verdienstelijken, voor de dienst van<br />

het Gouvernement te vroeg overledenen Heer j.<br />

STEFFENS , den Commissaris , te vergezellen. De<br />

rivier Pontian besproeit mede eene reeks van<br />

vruchtbare doesons, die aan de provincie Banjo-Assim<br />

grenzen.<br />

De Komoring is eene groote rivier, die oostwaarts<br />

van de Ogan stroomt, met welke laatste<br />

zij ook, door middel van eene do<strong>org</strong>raving of<br />

gracht {troesan,) van welke kanalen in het Palembangsche<br />

Rijk velen door de Sultans zijn tot stand<br />

gebragt, hetwelk inderdaad het eenige nut is ,<br />

dat hunne regering opgeleverd heeft) vereenigd<br />

is. De inwoners dezer provincie bestaan grootendeels<br />

uit Javanen , Boeginezen en Maleijers, die<br />

niet zelden den spot dreven met het gezag van<br />

den Sultan , en hem de gewone opbrengst van<br />

produkten stoutmoedig weigerden.<br />

Wij hebben reeds in verband met de beschrijving<br />

van de hoofdplaats eenige voorname artikelen


— 396 —<br />

van in- en uitvoer, opgenoemd. De uitvoeren<br />

bestaan uit de produkten van het land: pe-<br />

per , katoen, rattan, was, drakenbloed (djer-<br />

nang) , benzoin , gambir , olifantsianden , lakir-<br />

hout (kaijoe-lakir) en eene kleine hoeveelheid vo-<br />

gelnestjes (sarang-boerong). Het produkt van de<br />

peper mag jaarlijks op 16000 pikols van 125 f§<br />

geschat worden , die door het Gouvernement,<br />

tegen 3 à 4 Sp. matten de pikol, Avordt inge-<br />

kocht.<br />

De tweederlei soorten van katoen (kapok, gossy-<br />

plum arboreum, en kapas, gossypium herbaceum) ,<br />

zijn den lezer reeds gedeeltelijk bekend. De ka-<br />

pas of eigenlijke en fijner katoen is de vrucht<br />

van een heestergewas, dat eene tamelijk z<strong>org</strong>vul-<br />

dige aanltAveeking vereischt. , De andere soort,<br />

kapok, is de vrucht van een boom , die met zijne<br />

horizontaal uitgegroeide takken eene vreemde ver-<br />

toouing maakt. Deze boom heeft donkere blaauAV-<br />

groene bladen , en bereikt eene hoogte van 20 tot<br />

a5 voet (129). Kapas Avordt] voor de weverijen<br />

Van lijnwaden , en kapok tot het vullen van bedden<br />

en kussens gebezigd , waartoe dezelve, door haro<br />

elasticiteit en luchtigheid zeer geschikt is. Om-<br />

trent 4 00 ° pikols katoen Avordt gemakkelijk jaar-<br />

(129) In het meermalen aangehaalde IV nommer<br />

van het Tijdschrift Cybcle , vindt men, op de plaat<br />

van de Palembangsche kralons, zulk ecneu kynokbooin<br />

afgebeeld.


— 397 —<br />

lijks in het Palembangsche Rijk ingezameld. Van<br />

ruAve kapok is de prijs , per pikol , van 3 lot 4<br />

Sp. m. Van gezuiverde kapas ten minste 8 lot<br />

lo Sp. m. de pikol.<br />

Rattan (of rottings , gelijk wij dit riet bij verbastering<br />

noemen) van drie vademen lengte, in<br />

bundels van ioo stuks worden per bundel tot 17<br />

Sp. m. verkocht. Van mindere lengte tot 10,<br />

12 en i4 Sp. m.<br />

Drakenbloed {djernang) en benzoin {kaminian)<br />

Avorden van 14 tot 25 en Avel eens 3o Sp. m. de<br />

pikol verkocht.<br />

Olifantstanden , tAVee in de pikol, dat is van<br />

de grootste soort , 80 Sp, m. ; van vier in de pikol<br />

60 Sp. m. de pikol, en zoo vervolgens.<br />

Kajoe-Lakir Avordt in groote hoeveelheid dooide<br />

Chinesche jonken uitgevoerd , en wordt door<br />

hen als Avijrook in hunne huizen en tempels<br />

gebruikt.<br />

Stofgoud verschilt in prijs naar deszdfs hoedanigheid.<br />

De mindere soort Avordt mas-moeda of<br />

jong goud , en de betere soort., van hooger kleur,<br />

mas-toea of oud goud genoemd. Het stofgoud van<br />

Yambi en Siak , dat het beste is : Avordt betaald :<br />

Mas-toea, tot 3o à 32- Sp. m. de tahil of a J<br />

Sp. m.'zwaarte.<br />

Mas-moeda, 22 a 23 Sp. m. zAvaarte.<br />

En het goud van de Marga-Komoring 3 dat het<br />

minst goede is :<br />

Mas-toea , 17 à 18 Sp. m. de tahil.<br />

Mas mocda, i3 à i3 « (


- 398 -<br />

hetgeen met eene geringe variatie lot maatstaf voor<br />

den do<strong>org</strong>aanden prijs van het stofgoud kan aangenomen<br />

worden (t3o)<br />

Ten slotte van dit kort overzigt van de Palembangsche<br />

binnenlanden, laat ik hier eene officiële<br />

opgave volgen, Avelke onder de papieren van den<br />

voormaligen Sultan, MAHMOED BADR-EL DIN, gevonden<br />

is, en Avaaruit men nagenoeg eene vergelijkende<br />

begrooting van de betrekkelijke vruchtbaarheid<br />

der voornaamste margas zal kunnen afleiden.<br />

Het is de staat der opbrengsten, Avelke<br />

die Margas aan den gemelden Sultan moesten uitkeeren.<br />

Het stuk is een brouillon, door MAHMOED<br />

BADR-EL DIN eigenhandig opgemaakt.<br />

Distrikt Anak-Moesie: 4°j 000 ganlans peper.<br />

3o,ooo « padi (rijst in<br />

den bolder).<br />

iooo Sp. m. Tiban-toekong<br />

(i3i)..<br />

ioo « «hoofdgeld in<br />

de doeson JLikim,<br />

3 Tahil stofgoud.<br />

65,ooo stukken gambir.<br />

—— Moesie ; 63,ooo gantans padi.<br />

i6o Sp. m. hoofdgeld.<br />

10,000 gantans peper<br />

(i5o) Het stofgoud van Borneo ; bij v. , is tusschen<br />

deze beide uilersten, en kost Mas-toea 26 à 27 Sp.<br />

m. en Mas-moeda 23 à 24 Sp. m.<br />

(i3i) Zie Deel I , bl. 180.


— 399 —<br />

Distrikt Lamatang: 167,000 gantons padi.<br />

10,000 « peper.<br />

—— Ogan: i5i,ooo gantons padi.<br />

3,ooo « peper.<br />

Rembang-Ogan : fo,oc\o, gantons padi.<br />

—— Banjoe-Assim : 45,ooo « padi.<br />

Komoring, onbekend, wegens de Avei-<br />

11 ige ondergeschiktheid der<br />

bevolking ; het distrikt<br />

echter zeer vruchtbaar.<br />

In de binnenlanden van Palembang vindt men<br />

, een wilden volkslam , Orang Koeboe genoemd ,<br />

die allen omgang met andere volken weigeren.<br />

Zij doen niemand leed , en drijven handel zonder<br />

zich te vertoonen. Men plaatst op sommige bekende<br />

plaatsen, waar zij zich ophouden, lijnwaden<br />

, tabak en andere artikelen , 'welke zij noodig,<br />

hebben. Daarna slaat men op een gonggong tot<br />

een teeken, en venvijdert zich van die plaats. De<br />

Orang Koeboe komen de nedergclegde artikelen<br />

afhalen, en leggen meer dan de Avaarde in honig j<br />

Avas en andere artikelen in de plaats neder.<br />

Ik zal hier nog het een en ander over de binnenlandsche<br />

wetten van Palembang laten volgen ,<br />

voornamelijk , omdat zij niet alleen in het Palembangsche<br />

Rijk, maar over het grootste gedeelte<br />

van Sumatra in gebruik zijn, en zelfs, met


4oO —<br />

eenige Aveinige uitzonderingen, lot rigistaoer dienen<br />

bij vonnissen en strafocfeningen der Sultans<br />

en andere hoofden der bevolking, in de<br />

Vorstenlandcn van Java , en in de binnenlandsche<br />

distriktcn van vele andere bezittingen. Het<br />

mag inzonderheid voor den jeugdigen Europeschcn<br />

Ambtenaar in India belangrijk geacht Avorden,<br />

zich met den geest dei- eigenlijke inlandsche Avetten<br />

bekend te maken. Voor den weetgierigen<br />

lezer, die in geene dergelijke, betrekking staat ,<br />

zullen echter de volgende bijzonderheden ook<br />

niet geheel onverschillig zijn. De belangrijkrijkste<br />

trekken heb ik zoo beknopt mogelijk<br />

bijeen gevat.<br />

' De Palembangsche Vorsten, gelijk de meeste<br />

anderen op Sumatra en in gnnsch Indi'è, behouden<br />

de uitvoering der Avctten aan zich zelven.<br />

In de hoofdplaats, gelijk wij gezien hebben, doet<br />

het de Vorst in eigen persoon ; in zijne onderlioorige<br />

bezittingen geschiedt zulks door eenen<br />

vertegenwoordiger. Deze heeft op zijne beurt een<br />

plaatsvervanger, en alle de ondergeschikte gezagvoerders<br />

hebben zoodanig een uilvoerder van<br />

hunne hevelen (Adi-Patti) , aan Avien zij diluverf<br />

alle afdoening van zaken toevertrouAVen , én zich ,<br />

voor hen zclvcn, met den uiterlijken glans, en<br />

de wellustige levcnsAvijze, Vergenoegen, Avelke<br />

hun rang hun toelaat). Een slaat op Sumatra,<br />

en in het algemeen in Indie , bestaat niet, gelijk<br />

in Europa en andere Averclddeelen, uit provinciën<br />

, departementen en bevestigde steden , maar<br />

uit


— 4oi —<br />

uit eene groote menigte van dorpen , en eene nog<br />

groote hoeveelheid van ontzaggelijke bosschen en<br />

bebouwbare stukken lands. De eenige vesting ia<br />

do<strong>org</strong>aans op de hoofdplaats het Vorstelijk paleis<br />

of kasteel {Kraton). Eene Indische gemeente bestaat<br />

derhalve uit een of meer dorpen, onder<br />

het bestuur van een opperhoofd, een' tAveeden in<br />

gezag, een* priester en een' schrijver, geholpen<br />

door de oudste inwoners en door de leenbezitters<br />

Van het land» Deze dorpsbeambten Avorden somtijds<br />

door hunne mede-inAVoners , somtijds ook doot<br />

hunne meerderen, en somtijds door den Vorst<br />

gekozen , maar altijd bestaat er eene groote maat<br />

Van gelijkheid onder de leden van zulk eene binnenlandsche<br />

gemeente, omdat de eene den anderen<br />

Weinig in rijkdom overtreft, of liever, omdat geen<br />

van allen gezegd kan Avorden , eenig aanzienlijk<br />

Vermogen te bezitten. Alle voorkomende zaken<br />

Van geen zeer groot aanbelang , AVorden afgedaan<br />

door de dorpshoofden ; terwijl die van meer ge*<br />

wigt schriftelijk door hen aan hooger gezag me-><br />

degedeeld en onderworpen worden. Het bestuur<br />

Van elke binnenlandsihe gemeente , is een afbeeldsel,<br />

in het klein, van de regering der hoogste<br />

magt in de hoofdplaats , alwaar het oppergezag<br />

in naam uit vier personen bestaat, te wetenl uit<br />

den Vorst {Radja of Sultan), den vertegenwoordiger<br />

of eersten staatsdienaar {Adi-patti) , den opperpriester<br />

{Panghoeloe) , en den opperregier<br />

{Djaksa). Nimmer voert de Vorst het ambt van<br />

regter, iu eigen persoon uit ; hij bemoeit zich<br />

II. C G


— 402<br />

daarmede , Avanneer hij zulks goedvindt, op grond<br />

van het dubbel beginsel, dat hij willekeurig Souverein<br />

en Opperhoofd van de godsdienst is,<br />

twoe hoedanigheden , die in het Oosten onafscheidelijk<br />

aan elkander verbonden zijn. Ook de Adipatii<br />

bemoeit zich weinig of niet met reglerlijke<br />

zaken, en laat dezelve genoegzaam altijd over.<br />

aan den Panghocloe en den Djaksa. De eerste is<br />

als hoogcpriestcr zeer ervaren in de Mahomedaansohc<br />

wetgeving, en staat in meer verheven rang<br />

dan de Djaksa , aan Avien meer bijzonder de behandeling-<br />

van kleinere zaken, en van die Avelke<br />

in de ommelanden voorvallen , wordt overgelaten.<br />

De Djaksa, is van zijnen kant het meest bedreven<br />

in do Adat (manieren) van het land, dat is in<br />

alle zoodanige instellingen welke van de voorschriften<br />

van Mahomed afAvijken , maar door het gebruik<br />

van onheuchelijke jaren kracht van wet hebben<br />

gekregen.<br />

Burgerlijke geschillen worden door den dorpsraad<br />

besiegt, en meer bij Avijze van minnelijke schikking<br />

dan door vonnis uitgeAvezen. De zittingen<br />

worden in het openbaar , in een daartoe geschikt<br />

gebouAV {Bali bali) gehouden , en het volk Wordt<br />

derAvaarts geroepen , door het geluid van een<br />

gong gong, of bedoek , zijnde een groot stuk uitgehold<br />

hout, waarop met een' stok geslagen<br />

Wordt. Zaken van meer aanbelang, Avorden altijd)<br />

beschreven, en het bestraffen van misdaden waarmede<br />

de doodstraf gemoeid is, wordt aan het<br />

hoogere geregtshof overgelaten. Bij de behande-


— 4o3 —<br />

ling van gewigüge zaken Avorden de ziiiingcn op<br />

eene meer plegtige wijze , in de gallerijen van de<br />

Moskee of Missidjiet gehouden. De aanklager<br />

voert zelf het woord, bij draagt zijne klagt aan<br />

den regter voor, zonder pleitbez<strong>org</strong>er . en kwijt<br />

zich daarvan veelal met ongemeene natuurlijke<br />

Avelsprekendheid. Vervolgens roept hij zijne getuigen<br />

op. De andere partij verdedigt zich op de<br />

eelfde wijze , waarop de regier terstond uitspraak<br />

doet, en het vonnis op staande voet ten uitvoer,<br />

doet brengen.<br />

Merkwaardig is de beschrijving van de hoedanigheden<br />

Avelke eenen goeden regier bchooren eigen<br />

te zijn , zoo als die voorkomt in twee oude<br />

handschriften (i32), en een belangrijk tafereel<br />

geeft van een zonderling zamenmengsel van zedekunde<br />

, barbaarschheid , en gezond oordeel : « Boven<br />

alles moet een regter de striktste onzijdigheid<br />

bezitten , en alle zaken welke hem Avorden vo<strong>org</strong>edragen<br />

, kunnen wegen en Avikken, met de<br />

zelfde naauAvkeurigheid, waarmede men goud of<br />

andere kostbare voonverpen in eene weegschaal<br />

weegt, scherp toeziende op den evenaar, zoodat<br />

er aan de eene nooh aan de andere zijde in het<br />

minste worde bijgevoegd of afgedaan. Hij moet<br />

boog verheven zijn boven omkooping, heizij dezelve<br />

Avorde in het werk gesteld door aanbieding<br />

van geld, van eer of van andere goederen. In<br />

(i32) Niti pe-Radja (oog of licht der Vorsten) ,<br />

en Socria Alam (Zon der Wereld).<br />

C C 2


- 4 o 4 -<br />

geen geval hoegenaamd vermag een regter geschenken<br />

van eene of van beide partijen aantenemen ;<br />

zelfs dan Avanneer hem zulks niet bewegen konde<br />

tot onregtvaardigheid, zonde het zijn' goeden<br />

naam krenken. Hij zal in alle hem vo<strong>org</strong>edragene<br />

zaken zelf uitspraak ,doen, en zulks in den<br />

minst mogelijken tijd, opdat de partijen zoo kort<br />

mogelijk in onzekerheid gehouden Avorden, en men<br />

den regter niet aanzie voor eenen huichelaar , die<br />

voor geld zijnen goeden naam wil verkoopen.<br />

Neittemin zal hij zich den tijd geven om alle omstandigheden<br />

, welke tot opheldering eener zaak<br />

dienstig kunnen zijn, vlijtig opiesporen en rijpelijk<br />

te ovenvegen. Zijne uitspraak moet altijd op<br />

heilige Avaarheid gegrond zijn , en zijne innerlijke<br />

overtuiging , na een gemoedelijk overleg, moet<br />

daartoe de grondslag zijn. 3 ''<br />

«Bezit de regter zoodanige onontbeerlijke hoedanigheden<br />

niet, zoo zal men hem de tong uit den.<br />

mond snijden , men zal zijne lippen met gloeijende<br />

tangen nijpen of hem de beide ooren afsnijden !<br />

Indien de regter eentg officieel berigt in zaken<br />

van aanbelang, indient, en hetzelve niet met de<br />

Avaarheid overeenkomt, zal men hem Avanneer<br />

het vonnis voltrokken is, de beiden handen a f houwejij<br />

en wanneer het vonnis nog onuitgevoerd is,<br />

zal men hem in allen geval het land uit bannen."<br />

Om getuigenis in eene of andere regterlijke zaak<br />

te kunnen afleggen, moet men van een ander<br />

dorp en eene andere familie zijn dan de belanghebbende<br />

personen. Indien het geschil lusschen


—«ft - ;<br />

personen van een en het zelfde dorp bestaat, worden<br />

de dorpsgenooten als bevoegde getuigen aangemerkt.<br />

Overigens Avordt aan vrouwen, slaven,<br />

stamelaars, lammen , verminkten , misgeborenen ,<br />

melaatschen en aan personen die met de vallende<br />

ziekte behebd zijn, het ^geven van getuigenis verboden<br />

(i33). Zelden wordt het getuigenis door<br />

den eed bevestigt, alzoo de eed bij deze volken<br />

met meçr plegtigheid dan bij ons Avordt afgenomen..<br />

Zij zweren bij den Koran, maar de binnenlanders<br />

veelal ook op de plaatsen waar hunne vaderen<br />

begraven zijn. Het formulier is eenvoudig en<br />

krachtig: spreek ik ouAvaarheid , dus luidt het,<br />

dan moge ik nimmer meer eenig geluk smaken;<br />

doch spreek ik waarheid , dan kome de zegen van<br />

deu goddelijken Profeet, van alle mijne voorouderen<br />

en van mijnen Heer en Koning over mij.<br />

De eed word meest gceischt in zoodanige gevallen<br />

, Avaarin de Avare toedragt der zaak niet door<br />

stellige beAvijzen kan Avorden aan den dag gebragt.<br />

In zulk een geval verlangt de regter dat de onschuldige<br />

zijne verklaring met een" eed bevestige. In<br />

Europa zoude men zulk een' maatregel voor zeer gebrekkig<br />

houden; maar er beslaat geen volk, hetwelk<br />

meer eerbied voor. het onschendbare en heilige van<br />

den eed gevoelt dan de Indissche bergbewoner. De<br />

Avet .bepaalt geene straf voor den meineed , maar<br />

het bestraffen en Avreken daarvan Avordt aan de<br />

oiiziglbare hemelsche magten {Diwata) overgelaten.<br />

(i53) Adat uf Wetten *-an Redjang op Sumatra.<br />

C c 3<br />

'd


*<br />

I<br />

— 4o6 —<br />

Somtijds wordt ook de eed van andere met de<br />

partijen in betrekking staande personen vereiseln^<br />

terwijl tol bevestiging der verklaring Van den beschuldigen<br />

j ook het getuigenis van anderen wordt<br />

hoodig geacht. Als de betwiste zaak de bezitting<br />

aangaat van den grootvader , Avorden alle zijne,<br />

nakomelingen zoowel als de zijdelingspruiten van<br />

2ijn geslacht , gerekend, in den eed begrepen te<br />

zijn. Als het betAviste den vader betreft , zott<br />

worden enkel zijne nakomelingen in de gevolgen<br />

van den eed begrepen. Betreft de zaak alléén dé<br />

aamvezigé partijen , en is zij bij hen zelven ontslaan<br />

,--dan Avorden-zij en hunne onmiddelijke afstammelingen<br />

alleen in de gevolgen van den eed<br />

betrokken, en al is er maar een eenige onder al*<br />

Ie deze afstammelingen, die zich onwillig tot het<br />

afleggen van den eed verklaart, zoo'wordt door<br />

deze Aveigering de eed van alle de andere personen<br />

of getuigen in regten krachteloos, en geldt<br />

even zoo min, als of eene der partijen zelve geweigerd<br />

hadde den eed te doen. Van dit geval<br />

zijn de voorbeelden niet zeldzaam. De geest van<br />

deze instelling sehijut ten oogmerk te hebben, een<br />

grooter geAvigt en kracht van bewijzen en blijkbaarheid<br />

tb vorderen, en meer klem aan den eed<br />

te geven , naarmate het langdurig verloop van<br />

tijd , de staving der gebeurtenissen door voldoende<br />

hcAvijzen rnoeijdijker maakt. De afdwinging<br />

eener bekentenis door middel van ligchaamsfolteringen<br />

, gelijk bij ons eertijds met de pijnbank gebruik<br />

was, is bij de Surnatranen niet gcAVCtligd,


doch nu en dan Wel eens door de* een of anderen<br />

AVrevelingen despoot onder hunne Vorsten<br />

gepleegd geAVorden. De beslissing door middel<br />

van het tAveegevecht, of door dat van proeven ,<br />

uit welke het oordeel des 'hemels zoude kenbaar<br />

wordon , gelijk die in Europa in de middeleeuwen<br />

(gebruikelijk waren, zijn op Sumatra niet<br />

zonder voorbeeld, en Avorden nog heden aldaar<br />

door sommige Vorsten bevolen. Een opzettelijk<br />

ariikel der lledjangsche Aveltcn gebiedt, dat in<br />

alle gevallen , Avaar men geene volledige beAvijzen<br />

voor de waarheid 'kan bekomen , de ovengenoemde<br />

proeven te baat zullen Avorden genomen. Als<br />

een beschuldigde ontkent, of omgekeerd, en aan<br />

beide zijden geene voldoende getuigen kunnen<br />

avorden bijgebragt, zulien de partijen tegen elkander<br />

vechten, of AVCI zich ondenverpen aan de<br />

proeve van gesmolten tin of kokende olie. Deze<br />

proeve bestaat daarin., dat men een sluk papier,<br />

of boomblad, Avarop een toepasselijk vers uil den<br />

Koran geschreven is, met de bloote hand uil de<br />

kokende vloeistof grijpe. Wauneer de beschuldigde<br />

Avegens eenig zAvaar misdrijf, als het nemen<br />

van eens anders vrouAV, enz. is aangeklaagd , en<br />

de klager door deze proeve zijne zaak Aviut, zal<br />

e beschuldigde ter dood Avorden gebragt, maalais<br />

deze laatste de proef heeft do<strong>org</strong>estaan , zonder<br />

eenig letsel daarvan te bekomen, zal de klager<br />

gedood worden.<br />

De geAA'one doodstraf wordt gepleegd met de kris of<br />

met de piek (tambak). Misdadigers van slaat Avorden<br />

Cc 4


— 4o8 —<br />

somtijds in het geheim van kant gemaakt. (i34)<br />

Het ambt van scherpregter is bij de Indische volken<br />

niet in minachting gelijk bij ons5 het Avordt<br />

integendeel als eene eer en onderscheiding aangemerkt.<br />

Hun rang staat gelijk met dien van den aanzienlijken<br />

adelstand. De doodstraf met de koord is<br />

bij hen niet in gebruik ; ook niet die van verminking,<br />

afkapping van leden, en andere soortgelijke<br />

Avreedheden, hoewel zij door de wet van MAHO-<br />

WED tegen diefstal geboden worden , en ook , gelijk<br />

Avij zoo even gezien hebben , in sommige oude<br />

handschriften bevolen zijn. Gevangenis, als eene<br />

opgelegde straf, is ook niet bij hen gewoon , met<br />

uitzondering van plaatsen , waar dezelve door Europeanen<br />

is ingevoerd.<br />

Het vogel vrijverklaren is gebruikelijk in de bovenlanden<br />

van Palembang, in de Redjang en andere<br />

disirikten en landen van Sumatra. Het is<br />

geene door de Avet bepaalde straffe voor eeniga<br />

misdaad , maar een regt, hetwelk door eiken familiestam<br />

op een van deszelfs leden Avordt uitgeoefend,<br />

overeenkomstig met de verantwoordelijkheid<br />

, welke haar door de Avet, voor het gedrag<br />

van allo hare leden is opgelegd. Zoodanig een<br />

ge'èxoommuni'èerde wordt een orang risau genoemd.<br />

Hij Avordt geacht buiten de menschelijke<br />

zamenleving geAVorpen te zijn , en Avordt als een<br />

(i34) Veelal worden de misdaden met geldboete<br />

gcstiuf't, gelijk straks nader «al Avorden aangewezen.


-~ 409 —<br />

Avild dier beschouwd. De Redjangsche wet zegt<br />

daaromtrent : als een orang risau een' moord heeft<br />

gepleegd, zal het aan de nabestaanden van den<br />

vermoorden vrijstaan, hem het leven te benemen,<br />

zonder dat zij daarvoor strafbaar zullen zijn; maar<br />

in geval zulk een orang risau vermoord wordt door<br />

iemand die geene zoodanige Avettige Avraak tot<br />

doel heeft , zal degeen die hem vermoord heeft,<br />

kunnen volstaan met eene boete aan den Vorst<br />

te betalen, vermits alle bannelingen , gelijk alle<br />

andere wilde dieren, 's Vorsten eigendom zijn.<br />

De Sultan van Palembang verbant zijne hovelingen<br />

en bloedverwanten naar afgelegene distrikten,<br />

inzonderheid naar dat van de Blitie, en ontneemt<br />

hun Avillekeurig alle hunne bezittingen. Ook andere<br />

volken plagten menigmaal lot de slraf van verbanning<br />

te veroordeelen, hetwelk nog op de eilanden<br />

Timor, Wetter, Bali, enz. in gebruik is. De veroordeelde<br />

werd naar een onbewoond eiland vervoerd<br />

, of wel naar bosschen en ongezonde plaatsen<br />

verwezen , welke het volk voor het verblijf<br />

van duivelen en lavade geesten hield.<br />

Somtijds , bij gelegenheid van zeer zAVare misdaden,<br />

Avordt de schuldige veroordeeld om door eencn<br />

tijger verscheurd te Avorden. Deze straf dient tevens<br />

tot verlustiging van den Vorst en van zijn gezin<br />

, die bij dezen ongelijken strijd altijd tcgen-<br />

Avoordig zijn.<br />

Bijna alle lijfstraffelijke vonnissen kunnen op<br />

Sumatra met geld afgekocht worden ; doch men<br />

moet hieruit niet besluiten dat de regter zich door


— 4*o —<br />

geschenken zon laten omkoopen. De afkooping<br />

is door de Avetien geoorloofd. De meeste straffen<br />

bestaan uit geldboeten, zelfs die van manslag :<br />

Een uittreksel uit de wetten van Redjang zal de-<br />

i.e bijzonderheid kunnen ophelderen. Voor zooda-<br />

nige wonde, die het verlies van een oog, van<br />

eenig ander lid, of groot gevaar van het le-<br />

ven ten gevolge heeft, zal de helft van de ge-<br />

wone geldboete (bekend onder den mam Ban-<br />

gon) betaald worden. Voor eene wonde aan het<br />

hoofd is de vergoeding tAvintig Spaansche matten ,<br />

en voor mindere Avonden naar evenredigheid. Als<br />

iemand over het gebergte weggevoerd en aldaar<br />

voor slaaf verkocht word , zal de misdadiger,<br />

t men hem daarvan overtuigd heeft, de boe-<br />

te ten volle betalen ; maar als de verkochte per-<br />

soon vóór de teregtstelling Avederom in vrijheid<br />

s , zal de dader kunnen volstaan met betaling van<br />

de helft.<br />

Voor broedermoord betaalt de schuldige aan de<br />

overheid het zocngeld (Tepung-bumi of boemi,<br />

omdat de u [Vau] als onze oe luidt) (i35).<br />

035) Tepong-boemi, verzoening van tiet aardrijk<br />

(dat door deze misdaad onteerd is). Uit den zamenhang<br />

dezer wetten ziet men dat de manslag eenvoudig<br />

als eene berooving vuu iets, dat eene geldswaarde<br />

heeft, wordt aangemerkt. In het geval van broedermoord<br />

, wordt eene bezoedeling van het aardrijk ondersteld,<br />

en deze daad als iets meer dan eenvoudige<br />

manslag beschouwd. Dit alles onlstaat uit de geringachling<br />

van het menschelijke leven , hetwelk de In-


Eene vroUAV die haren mau vermoordt zal niet<br />

den dood gestraft worden.<br />

Een merltAvaardige trek in de Avetgeving dezer<br />

volken is de onderscheiding van door hen<br />

opgelegde straffen naarmate van den rang der<br />

misdadigers. De edelen, de vrijen en de slaven<br />

zijn de drie groote klassen der bevolking, op Avelker<br />

onderscheidene regten de wetboeken altijd<br />

toespeling maken. Zij die van hoogen rang zijn,<br />

schroomen niet zich te beroemen , dat zij niet aan<br />

de gestrengheid der vVetten ondenvorpeu zijn. De<br />

boete voor den moord aan eenen Bopalti of opperhoofd<br />

gepleegd is , volgens de Avetten van Redjang<br />

op Sumatra , vijfhonderd Spaansche matten ;<br />

voor dien van een gemeen man of van een* jongeling<br />

{boedjang) tachtig Spaansche matten ; voor<br />

dien van eene vrouw of een meisje uit de gemeene<br />

klasse, honderd en vijftig Spaansche matten<br />

; voor dien van de vrotrw of het wettig kind<br />

Van eenen Bopalti, tAvee honderd en vijftig Spaansche<br />

matten, en zoo verder.<br />

Diefstal wordt onderscheidenlijk gestraft, naar<br />

mate van het uur, waarin de diefstal gepleegd,<br />

de plaats van Avaar de goederen ontvreemd , den<br />

persoon aan wien zij ontstolen , en dien door AVCI-<br />

dianen zelven niet veel boven dat van dieren achten.<br />

Iri de volkstalen beslaat geen woord , dat moord of<br />

moordenaar bcteekent. Zij kennen, naar het schijnt,<br />

geen onderscheid tusschen dooden co vermoorden,<br />

Boenoe of memboenoe beteekent beide.


— 4 l2t ~—<br />

ken zij gestolen zijn. De gewone straffen zijn: de<br />

afkapping van de hand., bespottelijke tentoonstelling<br />

op een Avitten buffel, geldboete,, en zoo de<br />

diefstal met verzwarende omstandigheden gepaard<br />

en aan eenen edelman gepleegd is, de dood. Ook<br />

winneer een dief op heeter daad betrapt wordt,<br />

is het volgens de Avet geoorloofd hem ter dood te<br />

brengen. Bij onderscheidene volken hecrscht veel<br />

overeenkomst in hunne Avetien, die allen in den<br />

zelfden geest schijnen opgesteld te zijn. Do<strong>org</strong>aans<br />

wordt enkele diefstal met geldboete gestraft. De<br />

Avetten van Redjang (de meest gevolgde op Sumatra)<br />

bepalen , dat iemand van diefstal overtuigd<br />

, de dubbele waarde van het gesiolene zal<br />

vergoeden , met eene boete van twintig Spaansche<br />

matten en een buffel, ten zij het gesiolene de<br />

Waarde van vijf Spaansche matten niet te boven<br />

ga, in Avelk geval de schuldige na vergoeding<br />

van de dubbele waarde , met eene boete van vijf<br />

Spaansche matten en eene geit zal kunnen volstaan.<br />

Over het algemeen zijn de diefstallen in de binnenlanden<br />

zeldzaam. Een Europeaan verwondert<br />

zich , wanneer hij de woning van de landbouAVers<br />

dikwijls dag en nacht ongesloten ziet ,<br />

zelfs in afgelegene eenzame oorden heerscht een<br />

stilzwijgend vertromven op de eerlijkheid en goede<br />

trouw, die aan eenvoudige zeden en matige<br />

behoeften zoo natuurlijk eigen is.<br />

Het tweegevecht is geAvettigd , en zulks is niet<br />

te verwonderen, Avanneer men bedenkt dat de


— 4i3 —<br />

regtspleging in deze landen te gebrekkig is , om<br />

Voor elke persoonlijke beleediging volkomen voldoening<br />

te geven. Wanneer een tAveegevecht regelmatig<br />

plaats heeft, is het door de Avet verboden,<br />

de vechtende parten te scheiden, ofschoon<br />

het geoorloofd is, hen , zoo mogelijk , door minzame<br />

toespraak met eikanderen te' bevredigen.<br />

Zie hier hetgeen de Palembangsche Adat hieromtrent<br />

zegt: Wanneer twee mannen, die een gelijken<br />

haat tegen eikanderen hebben opgevat , gelijke<br />

krachten en fierheid bezitten, en gelijke wapens<br />

dragen , in tAveegevecht zijn, en een van<br />

hen geAvond of gedood Avordt , zal de andere daarvoor<br />

niet door de overheid gestraft Avorden. Als<br />

een derde, daarop aankomende, de vechtende<br />

partijen van elkander scheiden AVÜ , en daarbij<br />

zelf gewond of gedood Avordt, zal de overheid<br />

zijnen dood niet aan eene van de partijen mogen<br />

Avreken. In enkele gevallen echter is de tusschenkomst<br />

van eenen derden gewettigd; te vveten, het<br />

is geoorloofd een* gehuwd man bij te staan, om<br />

eenen door hem betrapten ovcrspcler om te brengen<br />

; het is geoorloofd zijnen vriend bij te springen<br />

, Avanneer deze zelf niet vermogend is, een<br />

hem aangedaan onregt te Avreken; het is geoorloofd<br />

eenen jongeling te hulp te komen , Avanneer<br />

deze niet sterk genoeg is , om zelf de hem aangedane<br />

beleediging te straflén. In deze en in geene<br />

andere gevallen zal het als Avettig beschouwd<br />

Worden, zich in een tweegevecht te mengen.


- 4*4 -<br />

Uit den aard van sommige wetten is het buiten<br />

allen twijfel kenbaar 3 dat het ruwe begiusd van<br />

wedervergelding daarvan de grondslag is. Niet<br />

alleen Avordt geen hoegenaamd onderscheid gemaakt<br />

tusschen voorbedachten moord en toevalligcn<br />

doodslag in een gevecht, maar zelfs wordt<br />

het huren van een shjikmoordenaar voor geen<br />

zwaarder misdaad gehouden dan onvoorziene manslag.<br />

,Het verlies van een mensch, of eigenlijk de<br />

Waardij van deszelfs arbeid voor zijne familie of<br />

voor de gemeente , is volstrekt het eenige Aval bij<br />

deze volken in aanmerking komt. De Tepong-boemi,<br />

waarvan reeds gesproken is , wordt niet als<br />

eene boeistraffe opgelegd, maar als eene op bijger<br />

loof gegronde zuivering van den bloedvlek , Avelken<br />

de aarde door dén moord ontvangen heeft.<br />

In sommige distrikten moet de doodslager ook de<br />

kosten van begraving, die altijd zeer gering zijn,<br />

aan de familie vergoeden.<br />

De geen, die onbekAvaam is tot het betalen der<br />

bepaalde prijzen voor bangon en tepong-boemi,<br />

moet zoo lang als slaaf dienen en arbeiden , tot<br />

dat zijn arbeid tegen het bedrag der schuld opweegt.<br />

Wanneer eene vrouw vermoord Avordt, is de<br />

bangon of de tepong-boemi do<strong>org</strong>aans hooger dan<br />

voor eenen moord aan een manspersoon gepleegd.<br />

Ook maken de wetten onderscheid tusschen<br />

vrije-vrouAvcn en slavinnen , tusschen gehuAvde<br />

vrouwen en meisjes, en zelfs tusschen vrouwen


— 4t5—<br />

welker huwelijk bij djoedjoer, bij semando, of<br />

bij ambil-anak heeft plaats gehad (i36><br />

Amok maken, en muiterij tegen den Vorst zijn<br />

misdaden die, zonder eenige verdere omstandigheden<br />

met den dood Avorden gestraft. De amokmaker<br />

wordt gegrepen met een bamboezem werk-'<br />

tuigen hciAvelk de gedaante heeft van een breeden<br />

tAveetandigen vork , tusschen welks tanden het<br />

ligchaam insluit. Elk dezer tanden is met binnenwaarts<br />

loopende punten voorzien , bijna gelijk een<br />

Visch-fuik , zoodat de gegrepen' persoon daar zeergemakkelijk<br />

tusschen komt, maar niet meer daar<br />

uit kan, zonder zijn ligchaam op alle plaatsen te<br />

gelijk., opentescheuren. Aan den vork is een lange<br />

steel , om den amok-maker op een' afstand to<br />

kunnen grijpen. Zij die zich schuldig maken aan<br />

oproerigheden tegen den Vorst Avorden soimvijlen<br />

aan een' tijger overgeleverd om dien te bevechten,<br />

maar meestal Avorden zij in handen van het volk<br />

gesteld, om door hetzelve ter dood gebragt te<br />

Worden , op zoodanig eene Avijze als het volk goedvindt.<br />

Er zijn voorbeelden, dat zulke misdadigers<br />

door het volk doodgeprikt, en doodgeknepen zijn<br />

geAVorden.<br />

Dit overzigt der wetten, in gebruik bij de binnenlandsche<br />

volken , die niet geheel onder beheer<br />

van het Nederlandsche Gouvernement staan, zal<br />

voldoende zijn, om eenig licht te verspreiden over<br />

den toestand hunner beschaving en verlichting.<br />

(i56) Zie I Deel blz. ioo.


— 4i6 —<br />

Met enkele plaatselijke Avijzigingen bestaan deze<br />

adat, voornamelijk in de binnenlanden van Sumatra,<br />

Borneo, Bali en Celebes, in een groot<br />

gedeelte der Moluksche eilanden, en inzonderheid<br />

op Halma-heira, voorts ook op Riouw , en langs<br />

de kust van Malakka, maar het minst van allen<br />

op Java, in welk laatstgenoemd eiland de heerschappij<br />

der inlandsche Vorsten door het Nederlandsch<br />

gezag het meest beteugeld wordt. De<br />

Nederlandsche wetten worden door de Vorsten<br />

dikAverf voor te zwak en onze regtspleging voor<br />

te langAvijlig aangezien. De Sultan van Palembang<br />

wilde eene zijner vrouAvelijke bedienden, die<br />

aan eenen minnaar buitenshuis, een heimelijk bezoek<br />

had gegeven, de neus en ooren doen afsnijden,<br />

en kon niet begrijpen dat de Nederlandsche<br />

Besident deze straf onmenschelijk vondtj en de<br />

uitvoering daarvan niet wilde gedoogen.<br />

m i i n .tum<br />

DRIE


— 4'7<br />

DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />

Atjieh. — De Battaks. — Iets over hunne godsdienstbegrippen.<br />

— Aloude Nederlandsche bezittingen<br />

langs de Westkust. — Padang en onderhoorigheden.<br />

— Benkoelen. — Het fort Marlborough.<br />

— De Lampongs. — Yambi en Siat.-i<br />

De Heer STOKBROO door zeeroovers genomen.<br />

Ç<br />

LJamatra van bet noord-west naar het zuid-oost<br />

door een hoogen keten van bergen doorsneden<br />

zijnde, heeft zulks, vooral bij onze zeelieden4<br />

net eiland in twee voorname hoofddeden doen<br />

onderscheiden , onder de benaming van oost- en<br />

Westkust van Sumatra. Op de oostkust bezitten<br />

de Nederlanders Palembang en de Lampongs }<br />

op de westkust Benkoelen en Padang. Benkoelen<br />

is, gelijk bekend is, sedert Mei 1824 aan<br />

Nederland terug gegeven, en Avas tot dien tijd<br />

een hoofdzetel der Britsche kuiperijen en machinatiên<br />

tegen onze etablissementen (137).<br />

C l3 7) B Ü VALENÜJN kati men de bewijzen vinden,<br />

H. D d


— 4i8 —<br />

Sumatra Avordt door de inboorlingen Indelo<br />

genoemd. De lengte van het eiland bedraagt ruim<br />

200 mijlen, de breedte niet meer dan 40. Het<br />

ligt onder den Equator, en strekt zich,uit tot om-<br />

trent 6 graden Z. en N. breedte.<br />

De Westkust wordt voor minder gezond (meer<br />

moerassig) dan de oostkust gehouden, doch het<br />

zeggen van zeker schrijver (ELIAS HESSE) , die<br />

deze landstreek met eene woordspeling Pestkust<br />

noemt, is eene groote overdrijving. Indrapoera<br />

is moerassig en ongezond, Benkoelen is nabij de<br />

kust mede niet voor gezond te houden, doch Pa-<br />

dang daarentegen mag een der gezondste oorden<br />

van het eiland geacht Avorden.<br />

De strandbeWoners zijn hier , gelijk op Java<br />

en vele andere eilanden , een geheel ander volk<br />

dau de eigenlijke inboorlingen of binnenlandsche<br />

'bevolking. Op de kusten namelijk, hebben zich<br />

allerlei vreemde natiën, Chinezen (i38), Arabie-<br />

ren, Boeginezen, Maleijers, Armeniërs, enz. ne-<br />

dergezet j om handel te drijven. Velen zijn her-<br />

waarts geweken, om de onderdrukking van hun<br />

eigen land, onder het despotisch bestuur hunner<br />

dat Benkoelen van ouds eene regtmatige bezitting der<br />

Nederlanders Avas.<br />

(i38) Deze overal in India zoo talrijk verspreide<br />

natie is derwaarts, zoo men wil , aanvankelijk in<br />

groote menigte uit China overgekomen , toen dit<br />

laatstgenoemde Rijk door de Tartaren veroverd<br />

werd.


— 4*9 —<br />

Vorsten te ontwijken, en in dit geval zijn vooral<br />

de Siamezen geAVeest, die zich langs de kusten van<br />

Sumatra met der Avoon gevestigd hebben.<br />

De inboorlingen van Sumatra verdeden hun<br />

eiland in drie hoofdgewesten, te Aveten : het land<br />

van Balla, of het noordelijk gedeelte, bevattende<br />

het Koningrijk Atjieh en deszelfs onderhoorigheden;<br />

voorts het middengedeelte, of het Rijk van<br />

Manangkabau , en aangrenzende landstreken ; en<br />

eindelijk het zoidergedeelte , Ballamari of ook<br />

Kampang genoemd , hetwelk het Palembangsche<br />

Rijk, Benkoelen en de Lampongs bevat. Van<br />

deze drie hoofdgewcsten nu,- zal ik hier eenige<br />

bijzonderheden aanteekenen.<br />

Het Koningrijk Atjieh maakt den noord-westhoek<br />

van Sumatra uit. De Portugezen Avaren de<br />

eerste Europeanen, die hier, zijn aangeland. Zij<br />

dreven met den Koning van Atjieh handel in het<br />

jaar i5o6. De Nederlanders bezochten dit Rijk in<br />

1565, en in 1602 zond de Vorst een gezantschap<br />

naar Holland. In 1606 Avas te Atjieh eene<br />

Hollandsche faktorij , die in 1616 weder verlaten<br />

Werd, om het hoofd-etablissement van de Nederlandsche<br />

bezittingen , aan deze kust , naar Padang<br />

over te brengen.<br />

Ook de Engelschen zijn in 1602 op de kust van<br />

Atjieh gekomen , en hebben in onze dagen zeer<br />

Veel vergeefsche moeite aangeAVend, om met dcil<br />

Koning van Atjieh nadere betrekkingen aan te<br />

knöopen (139).<br />

(t5t>) Zie Deel I, bU73. Zie ook AKDEas0N's werk<br />

Dda


— 4 20 —<br />

De stad Atjieh ligt aan pene fraaije en breede<br />

rivier, die met eenen tak door dezelve heenloopt.<br />

Zij ligt in eene vlakte , drie uren van het gebergte<br />

, en bevat omtrent 36ooo inwoners» Eertijds<br />

Avas de rivier voor de grootste schepen bevaarbaar<br />

, doch er is thans eene zandbank aangeslibd,<br />

die van jaar tot jaar hooger Avordt. Met het laagste<br />

AVater staat er echter nog altijd vier voet Avater,<br />

zoodat kleine vaartuigen nog lot in de siad<br />

kunnen zeilen. De reede ligt om den landhoek<br />

heen, zeer nabij de stad. Zij is open , en in de<br />

kAVade of noordwest-moeson onstuimig , terwijl<br />

zich eene geweldige branding tegen het strandverheft.<br />

De Koning van Atjieh beAVOont een kraton van<br />

bout gebouAvd, en door muren omringd, waaruit<br />

hij langs eenen trap naar beneden gaat. Eenige<br />

stukken kanon prijken rondom zijn paleis. Deze<br />

Vorst heeft het monopolie van de meeste artikelen<br />

Van handel, en bestuurt zijn Rijk naar de-reeds<br />

bekende Aziatische Avijze , zoodat het niet te verwonderen<br />

is , dat de handel hier altijd zeer onbeduidend<br />

is , ofschoon het land vele kostelijke voortbrengselen<br />

oplevert.<br />

Het Rijk van Pedis aan den noordwesthoek ,<br />

en Paria aan den oosthoek van Sumatra, zijn<br />

onderhoorigheden {tdlokh) van den Koning van<br />

Atjieh. De omstandigheid , dat het volk van 22<br />

onlangs over Sumatra uitgegeven, en waarvan in dit<br />

verhaal reeds hier en daar melding is gemaakt.


— 4 al ~~<br />

naburige kampongs , in 1770 , deze hoofdstad ge-<br />

heel hebben uitgeplunderd, schijnt niet gunstig<br />

Voor hel gezag der Atjiehsche Vorsten te pleiten.<br />

De tegeiiAVOordige Vorst (i825) schijnt een ver-<br />

licht regent, en vriend der Nederlanders te<br />

zijn.<br />

Ten zuiden van Atjieh verspreiden zich de ge-<br />

bergten van Papa en Deira, die beAvoond zijn<br />

door de Batta's of eigenlijk Batatfs , Avelke men<br />

voor de oorspronkelijke inwoners van Sumatra<br />

houdt, en nopens wier zeden -en gebruiken MARL-<br />

DEN zoo veel belangrijks, en ANDERSON zoo veel<br />

ongerijmds verhaald heeft (i4 0 )«<br />

(140) MARSDEN is een van de zeer weinige Britten %<br />

die hulde doen aan der Nederlanders onderzoek en<br />

kennis van deze landen ; doch hoe ongerijmd en belagdiclijk<br />

is de laatdunkendheid van velen zijner landgeuooten<br />

(*), en bet zotte nagebaauw der Duitschers<br />

(f) , die durven schrijven , dat het tweehonderdjarig<br />

bezit onzer landgenooten in Europa, wegens<br />

liet eiland Java minder kennis verbreid Jieeft 3<br />

dan het vijfjarig bezit der Engelschen ! Onze voorouders<br />

verzamelden kennis van alle zoodanige zaken , die<br />

tot hun oogmerk . den koophandel en de daaruit voortvloeijende<br />

Avelvaart van het Vaderland, dienstig waren,<br />

doch maakten niet tot hunne hoofdzaak, het<br />

ontcijFeren van onleesbare opscbrifteu op vermolmde<br />

stukken steen ; om met zeer kostbare , doch zeei* onnaau<br />

w keurige afbeeldingen daarvan te pronken. Dat<br />

(') COURT, RAFFLES, CRAWFURD, enz., enz.<br />

(Î) HEEREN Ideen.<br />

Dd 3


— 4 2a ~~<br />

Het land der Battaks is verdeeld in drie Rijkjes,<br />

S'imamora , Bato-selindong en Boelar genoemd.<br />

: Het Rijk S im amor a ligt ten oosten , verder<br />

landwaarts in , en bevat eene menigte kampongs,<br />

die Avd bevolkt en vruchtbaar zijn, onder ande-<br />

ren Batong, Rio, Allas, Bato-doro, Kapkap,<br />

waar men reeds kamfer en benzoin vindt; Kotta-<br />

Tinggi (Hooge stad), Avaar de Koning zijn ver-<br />

blijf houdt ; en verder nog twee kampongs aan<br />

het oostelijke strand, Soetara-mali en D jamboe<br />

ayer genoemd. Te Batong en Soenajang zijn<br />

vruchtbare goudmijnen.<br />

Ook het naburige Rijk je Bato-selindong, levert<br />

benzoin en zeer fijn goud op. De zetel van den.<br />

zij echter wel degelijk met al wat nuttig was bekend<br />

Avaren , en zelfs ook de geschiedenissen , oudheden,<br />

Wetten en talen dezer landen nagespoord en onderzocht<br />

hebben, bewijst, onder vele .andere geschriften<br />

, het wel verouderd, doch altijd nog zeer belangrijk<br />

werk van onzen landgenoot VAXENTYN , waar-<br />

aan en RAFFLES , en CRAWTOÏD , en BEEREN C. S. ,<br />

hunne kennis en hunne Ideën veelal te danken hebben.<br />

Nog bespottelijker is een doctorale toon, met<br />

volstrekte onkunde gepaard. Dua zegt een andere<br />

Duitsche nabaauwer : « Die Mahomedaner haben den<br />

« Koran ins Javanische übersetzt J die Holländer<br />

« hingegen haben an keine Uebersetzung der Bibel gern,<br />

.dacht," (ZIMMERMAN, die Erde und ihre Bewohner,<br />

Deol XVII , p. ia5.) En een paar regels verder normt<br />

hij toch VAI.ENTYN , die (buiten zijn welen?) met- ai dere<br />

geleerde Nederlanders , eene onvcrbctcrliikc Ma'.eischa<br />

vertaling van den Bijbel vervaardigd beeft.


— 4-*3 -<br />

Koning is te Stlindong. Eene andere groote kam^<br />

pong, Bato-Gopit genoemd, ligt aan den voet van<br />

een brandenden berg van dien naam, uit Avelken<br />

de Battaks het zwavel halen, Avaarmede zij hun<br />

buskruid vervaardigen.<br />

Het derde Rijkje, Boetar genoemd, ligt noordoost<br />

van Selindong. De producten zijn hier niet<br />

nocmensAvaardig. De inwoners leven alleen van<br />

vruditen en rijst. Op het oostelijke strand liggen<br />

de negorijen Poeloe-Serani en Batoe-bara , waarveel<br />

handel Avordt gedreven.<br />

Ieder der drie Bataksche Koningen regeert in<br />

zijne hofplaats, onbepaald , en is het volstrekte<br />

opperhoofd in alle lands-, regts- en godsdienst*<br />

zaken.<br />

De godsdienst der Battaks berust op bijgeloovige<br />

verdichtselen, en verbasterde overleveringen,<br />

die ten deele nog eenige kenmerken van het Hin»<br />

doeïsmus dragen. . Zij erkennen drie goden , dié<br />

de Avereld regeren, Balara-Goeroe, Sri-Padi,<br />

en Manggala-Boelan. De eerste regeert in den<br />

Hemel ; hij is de vader van het gansche menschdom,<br />

en gedeeltelijk de schepper der aarde. Van<br />

den eersten oorsprong der tijden af, werd, namelijk,<br />

de aarde door zekeren Naga-PadoehaQi4ij<br />

op het hoofd gedragen ; doch deze schudde zijn<br />

hoofd uit vermoeidheid , en liet de aarde verzinken,<br />

zoodat er niets dan water overbleef. Zij<br />

(141) Naga betrekent Draak. Padoeha zal webligt<br />

Padoeka (goed, genadig) beduiden.<br />

Dd 4


-4*4 -<br />

weten niet van Avaar deze eerste aardbol en het water<br />

afkomstig zijn. Toen nu alles Avater was , zegt<br />

hunne overlevering, zond Batara-Goeroe zijne<br />

dochter, met name Poeta-Orla-Boelan (i4») , op<br />

een Avitten nachtuil, met een' hond bij zich 3 naar<br />

de aarde. Deze , wegens de algemeene overstrooming<br />

, aldaar niet kunnende blijven, zoo had Batara-Goeroe<br />

een zeer hoogen berg , Bakarra genoemd,<br />

die nog in het land der Battaks bekend<br />

is, uit den hemel laten vallen, om zijne dochter<br />

tot eene Avoonplaats te verstrekken, Van dezen<br />

berg, zeggen de Battaks, is al het overige lan'd<br />

aangegroeid. Vervolgens heeft Batara-Goeroe zij.<br />

nen zoon, Layang-Mandi, die vliegen kon, uit<br />

den hemel gezonden, om Naga-Padoeha aan<br />

kluisters te leggen, zoodat hij de aarde niet wederom<br />

konde laten verzinken. Poeta-Orla-Boelan<br />

had naderhand drie zonen en drie dochters gebaard,<br />

die de stamouders van het geheele menschdijk<br />

geslacht zijn geAVorden.<br />

De tAv.eede hunner goden, Srï-Pada genoemd ,<br />

heeft, volgens hun geloof, het bestuur over den<br />

dampkring , en de derde, Manggala Boelan,<br />

voert j met een groot getal van ondergeschikte<br />

geesten, de heerschappij over de aarde. Veel<br />

meer zal er niet over hunne godsdienstbegrippen<br />

behoeven gezegd te worden, alzoo hieruit genoegzaam<br />

blijkt, dat zij uit een mengelmoes van allerlei<br />

ongerijmde hersenschimmen beslaan.<br />

04 a ) Boelan betcckcnt de Maan,


425<br />

Met dit al hebben zij eenig denkbeeld van<br />

de onsterfelijkheid der ziel, en van een toekomstig<br />

gelukkig of rampzalig leven. Zij gelooven,<br />

dat de zielen der stervenden uit de neusgaten<br />

uitvaren, en door den wind voortgedreven<br />

Avorden, de zielen van de vromen naar<br />

den Hemel, en die van de godddoozen naar<br />

eene strafplaats, waar niets dan vuur aanwezig<br />

is.<br />

De Battaks hebben een letterschrift, en bedienen<br />

zich van bamboes en boombast, om<br />

hunne fabelen en overleveringen daarop te schrijven.<br />

Zij schaven de bast. van zekeren boom,<br />

Alim genoemd , zeer dun, en bestrijken die met<br />

-rijstwater. Hunne inkt bereiden zij van het roet<br />

van damar of inlandsche harst, gemengd met<br />

sap van suikerriet en van capsicum.<br />

Ofschoon zij, gelijk ik heb aangemerkt, buskruid<br />

van het zAvavel uit den Baloe-Gopit maken<br />

, is dit echter zeer gebrekkig, alzoo hun<br />

het goede salpeter ontbreekt. Zij zijn gewapend<br />

met snaphanen, die zij met eene lont, (gelijk<br />

op het eiland Bali) afsteken, voorts met eene<br />

kris , eene piek , en een houwer of klewang.<br />

Veelal,, wanneer zij vervolgd worden, stekeen<br />

zij zeer scherpe pennentjes van bamboes in den<br />

grond. De inlandsche vijand, die altijd blootsvoets<br />

gaat, moet deze pennetjes eerst uit den<br />

grond halen, en dit geeft aan de Battaks tijd<br />

tot den aftogt. Hunne gevechten hebben altijd<br />

uit hinderlagen of achter verschansingen plaats<br />

Dd5


— 4a6 —<br />

Voor de vuisl doen zij nimmer een aanval'.<br />

Somtijds, doch zelden verslinden zij hunne<br />

ZAvaargekwetste krijgsgevangenen. De overigen,<br />

die of niet , of slechts ligt gewond zijn , worden<br />

als slaven verkocht.<br />

De strandplaatsen van Sumatra , zuidAVaarts<br />

vau Atjieh tot lndrapoera toe, zijn door de<br />

Koningen van Atjieh overwonnen, en vervolgens<br />

onder de bescherming der voormalige Oost-<br />

Indische Compagnie gekomen. Het Nederlandsch<br />

Gouvernement heeft derhalve van ouds naauAve betrekkingen<br />

tot deze bezittingen. Ik zal hier<br />

korlelijk de voornaamsten dezer distrikten of kampongs<br />

opnoemen.<br />

Sinkol, aan eene fraaije en breede rivier gelegen<br />

, heeft, sedert 1672, een bondgenootschap met<br />

de Nederlanders aangegaan.<br />

. Baros, acht mijlen zuidelijker, is de hoofdplaats<br />

van een Koningrijk van dien naam. Hier<br />

heeft mede van de vroegste lijden eene Nederlandsche<br />

faktorij bestaan. Door een zwaren banjar<br />

(Avatervloed) werd het fortje, in. 1730 , vernield ,<br />

doch is tAvee jaren daarna geheel nieuAV Aveder<br />

opgebouwd. Dit etablissement is zeer ongezond ,<br />

en Averd , uit dien hoofde, door de Hollanders ,<br />

in r 775 , verlaten.<br />

Surkamp en Korlang, drie mijlen meer zuid-<br />

Avaarts gelegen, waren van ouds bondgenooten<br />

der Nederlanders.<br />

Tappannoelie ligt drie mijlen verder zuidwaarts,<br />

met eene goede baai , die eene veilige<br />

f


— 4-^7 """""<br />

ankerplaats oplevert. Hier hebben de Engelschen<br />

eene bezitting aangelegd, tot het drijven<br />

van den kamferhandel, die hier zeer aanzienlijk<br />

is. De overige plaatsen, tot aan Taboedjong<br />

en Koenkoen, hebben niets bijzonders<br />

, en maken aan dezen kant de grenzen van<br />

het land der Battaks uit.<br />

Natal, verder zuidwaarts gelegen, heeft<br />

ved goud van de beste soort. Sedert i6g3 hebben<br />

zich de Regenten van dit land met de<br />

Nederlanders, bij plegtige traktaten, verbonden.<br />

Niettemin hebben de Engelschen aldaar,<br />

in 1751, eene Engelsche bezetting gelegd, en<br />

sedert dien tijd dit etablissement, even als Tappanoelie,<br />

als eene onderhoorigheid van Benkoelen<br />

ÇBangka-hoelà) aangemerkt.<br />

Battahan , twee mijlen zuidAVaarts van Natal<br />

, levert stofgoud, hetwelk naar Natal, of<br />

ook AVCI naar Ayer bangis ten verkoop Avordt<br />

gebragt. De Regenten van Battahan hebben in<br />

1693 reeds een contract van bondgenootschap<br />

met de voormalige Compagnie aangegaan. Dit<br />

contract is naderhand verscheiden malen vernieuwd<br />

geAvorden, niet voor een klein getal van<br />

jaren, maar uitdrukkelijk het artikel behelzende,<br />

dat dit land ten eeuwigen dage, met uitsluiting<br />

van vreemde natiën, het bondgenootschap<br />

met de Nederlanders zal in stand houden<br />

043).<br />

(143) Dat ik min of meer uitvoerig de con-


4'i8 -*-<br />

Ayer bangis (door Kolonel NAHUYS een tAvisl-<br />

appel tusschen onze nalic ou de Engelschcn ge-<br />

noemd), eenige uren gaans ten zuiden'van Batta-<br />

han gelegen, heeft eene goede ankerplaats voor<br />

schepen , en is eene aanzienlijke marktplaats voor<br />

het goud, kampher en andere produkten, die<br />

de binnenlanders herwaarts brengen. De inAVO-<br />

ners oefenen den landbouAV en de veeteelt. Sedert<br />

iöc)3 staat dit geAvest, volgens plegtig aangegane<br />

traktaten, die in 1755 en later j bij herhaling,<br />

vernieuwd, zijn, onder het Nederlandsch gezag.<br />

traden met de Nederlanders aanhale , aal den Lezer,<br />

die onze regten op de Sumatrasche bezittingen met<br />

de (steeds voortdurende) aanmatigingen der Engelschen<br />

wil vergelijken, niet ongevallig zijn. Jammer<br />

maar , dat ik niet uitvoerig genoeg de bewijzen ten<br />

onzen voordeele kan omhalen. Ik moet mij ten einde<br />

spoeden. Men vergelijke ook NAHUYS , brieven over<br />

Benkoelen , Padang, enz#J onder anderen, bl. 5i,<br />

waar deze passage voorkomt : « De Engeischen hebet<br />

ben dit hun onregtvaardig gedrag op eene belag-<br />

« chelijke , en niets afdoende wijze , zoeken te verdc-<br />

« digen , door aan te halen, namelijk, dat indien<br />

« de Nederlanders aan ' de hoofden dier plaatsen het<br />

« regt hadden toegekend, om verbindtenissen aan te<br />

« gaan, dezen dan ook moesten geacht worden, magt<br />

o te hebben, om die. verbindtenissen te verbreken."<br />

Zoo erkennen dan de Engelschcn, dat het regtvaardig<br />

i$, met ecden te spelen, en de heiligste verbindtenissen<br />

te schenden, wanneer men daartoe de magt heeft.'<br />

Zulk een Jesuïtisch principe, zoude men van eene<br />

beschaafde en verlichte natie niet Verwacht hebben.<br />

De Mahomcdaneu zelven , wenden het alleen jegens de<br />

zoogenaamde ongeloovigen aan.


— 4ag —<br />

De verder zuidAvaarts gelegene disrikten Sikarbauw.<br />

, Sikilang en Passaman (juist onderden<br />

Equator gelegen) zijn mede van oudsher regtmatige<br />

etablissementen der Nederlanders (i44)*<br />

Passaman is in 1773 door de inlanders afgeloopen<br />

geAVorden, alsmede Moara-Tandjoug,<br />

noordAvaarts van Tikoe gelegen. Het goud van<br />

het Arauwsche gebergte wordt nu veelal naar andere<br />

gewesten vervoerd , en komt grootendeels in<br />

handen der Engelsche kooplieden.<br />

Vijf mijlen van Passaman ligt Tikoe, aan<br />

eene fraaije rivier. De landstreek bevat eene<br />

hoofdplaats en negen mindere kampongs, en<br />

voert uit dien hoofde den naam van Sapoeloe<br />

kolta (tien steden). Het zijn zoo vele onderling<br />

verbondene gemeenten.<br />

Een weinig verder ligt. eene dergelijke republiek<br />

, onder den naam van Doea-blas-kolla (twaalf<br />

steden), in het landschap Tanah-meirah (roode<br />

aarde), hetAvelk insgelijks , volgens aangegane<br />

traktaten, eene onderhoorigheid van het Nederlandsch<br />

Gouvernement is.<br />

Eene halve mijl verder zuidAvaarts, komt men<br />

aan de Nederlandsche onderhoorigheden van de<br />

(144) Achter Sikilang en Passaman strekt zich het<br />

goudrijk gebergte van Arauw (Ophir) uitj waarvan<br />

het goud in de rivieren, in vrij groote stukken<br />

wordt afgevoerd. Men acht het goud van Passaman<br />

het beste van de gcheele Sumatrasche westkust.


— 43o —<br />

Hoofdbezitting Padang, waarvan de eerste Priaman<br />

is, aan den mond der rivier van dien naam,<br />

met veertien onderhoorige kampongs. Zeer vroegtijdig,<br />

te weten in 1664, zijn de regenten van<br />

Priaman bondgenooten der Nederlanders geAveest.<br />

De traktaten zijn in lateren lijd herhaalde keeren<br />

vernieuAvd geAVorden. Zij hebben echter nimmer<br />

veel getrouwheid of standvastigheid betoond. Hier<br />

is in het jaar 1712 het fortje Vredenburg, door<br />

de Hollanders, gebouwd.<br />

Soenoer en O el akan volgen in eene zuidelijke<br />

rigting op Priaman. Met de zoogenaamde, binnenlands<br />

gelegene Toedjoe-kotta (zeven sleden;,<br />

behooren zij van ouds tot de Nederlandsche etablissementen.<br />

Over Tapakit, Hannay, Kota-tengah en Oedjong-karang<br />

bereikt men eindelijk de hoofdstad<br />

Padang, van de vroegste tijden af de standvastig«<br />

ste der Nederlandsche bondgenooten. De Padangers<br />

stonden tot het jaar 1669 onder de heerschappij<br />

van den Koning van Atjieh. De Nederlandsche<br />

faktorij Averd reeds negen jaren vroeger<br />

hier opgerigt. Het verblijf is hier gezond en<br />

aangenaam; de landstreek rondom de stad is zeer<br />

bekoorlijk, en heeft de bevalligste afwisselingen<br />

van bergen en valleijen. Het Nederlandsche fort<br />

ligt op eene vierde mijl van zee, aan eene rivier,<br />

die voor kleine vaartuigen bevaarbaar is. De<br />

stad is aangenaam gelegen, doch de huizen meestal<br />

zeer ellendig gebouwd. De Nederlandsche Resident<br />

j. Dut'UY heeft hierin echter eenige verbete*


— 43i —<br />

ringen gemaakt. Er is eene nette kleine kerk,<br />

doch dit is bijna het eenige fraaije gebouw van de<br />

gansche plaats.<br />

Pauw is een binnenlandsch distrikt, vier mij-<br />

len ten noorden van Padang, bevattende tien ne-<br />

gorijen , die , volgens traktaten , ouder het Neder-<br />

landsch gezag staan. Door dit land moeten de<br />

kooplieden van de Tiga-blas kola (dertien steden) ,<br />

waar een groot binnenlandsch meer, Dano ge-<br />

noemd, gevonden Avordt, op hunnen Aveg naar<br />

de hoofdstad heen trekken, AA'anneer zij hun stof-<br />

goud denvaarts willen brengen.<br />

De voornaamste mijnen in Tiga-blas-kota zijn<br />

die van Songi-pago j Songi-aboe, en Sipayong.<br />

Het produkt bedraagt in een goed jaar omtrent<br />

3ooo tahil goud van 19 lol 22 karaat. De der-<br />

tien negorijen zijn onderling met elkander ver-<br />

bonden , doch AVorden levens elke op zich zelve<br />

geregeerd. De Regenten hebben dikwerf geschil-<br />

len en niet zelden beslissen zij die met de Avapens<br />

in.de vuist. Ook de Tiga-blas-kota zijn, volgens<br />

oude traktaten , die in lateren tijd vernieuwd zijn<br />

geworden, bondgenooten van het Nederlandsch<br />

Gouvernement. De gezamenlijke bevolking bedraagt<br />

bijna 4°j° 00 z, 'd.en.<br />

Ten oosten van de Tiga-blas-kota ligt het eer-<br />

tijds zoo befaamde Keizerrijk, van Manang-kabau,<br />

welks Vorst zich de bespottelijkste titels aanma-<br />

tigde (145). 'Sedert het jaar 1780 is dit Rijk,<br />

(145) Vid. MARSDEU'S Hist, of Sumatra , p. 538en v.


— 43 a —<br />

door ernstige geschillen tusschen de opvolgers van<br />

den toen gestorven Keizer ALIFAH in drie deden<br />

gesplitst, namelijk Songi-terap, Soeroe-assa en<br />

Paggar-oedjong. Het eerste gedeelte grenst aan<br />

de Tiga-blas-kota, maar Soeroe-assa bevat den<br />

eigenlijken zetel van het Rijk, of de hoofdplaats<br />

Manang-kabau , en matigt zich daarom nog het<br />

regt van opperheerschappij aan, waaruit niet zelden<br />

oneenigheden met het Nederlandsche etablissement<br />

Padang ontstaan. Het bijgeloof der binnenlandsche<br />

bevolking hecht nog eene groote<br />

waarde aan de erfslijke hooge priesterlijke waardigheid<br />

der opvolgers van de aloude Keizers van<br />

Manang-kabau.<br />

Twee mijlen ien zuiden van Padang komt men<br />

aan de baai. Bongus , waarvan de bewoners voornamelijk<br />

van landbouw en vischvangst bestaan.<br />

Hunne regenten zijn eertijds onderdanen van de<br />

Padangsche hoofden geweest, doch hebben zich<br />

afzonderlijk onder de bescherming van het Nederlandsch<br />

bestuur gesteld.<br />

Toesang, Lompo en Poeloet-Poeloet, het laatste<br />

rondom in het gebergte gelegen, zijn insgelijks<br />

bondgenooten van het Nederlandsch Gouvernement,<br />

gelijk ook Badjang, een distrikt van ,5<br />

dorpen, hetwelk sedert meer dan eene eeuw<br />

onder het Nederlandsch gezag is bestuurd geworden.<br />

Sillida, vier uren gaans van Badjang, werd ,<br />

met de landstreek van de rivier Lompo, ten<br />

noorden,.tot aan Pinang ten zuiden, en met Poc.


— 433 -<br />

loe-Chinko , volgens traktaat van 1681 , dat naderhand<br />

vernieuwd is geworden, aan het Nederlandsch<br />

bestuur afgestaan. Twee uren gaans van<br />

Sillida, ligt de beruchte goudmijn Tombang,<br />

welker ontginning aan de voormalige Oost-Indische<br />

Compgnie zoo duur te staan kAvam. Pinang is<br />

eene baai tegen over het eiland Chinko. Dit<br />

laatstgenoemde is rondom steil en klippig , en als<br />

door de natuur tot eene vesting gevormd ; het ligt<br />

slechts een kwartier uurs van den vasten Aval, en heeft<br />

aan de oostzijde eene goede reede. In het midden<br />

van dit eilandje steekt eene rotsige berg uit , op<br />

Welks top eene kleine vesting is aangelegd. Poeloe-Chinkoe<br />

is eene geschikte marktplaats voor de<br />

kooplieden van het zuidelijk gedeelte der Sumatrasche<br />

westkust.<br />

Drie mijlen ten zuiden van Pinang begint het<br />

grondgebied van de Sapoeloh-boa-bandhar (tien<br />

handelplaatsen) , genaamd Batang-Kapas , Tello ,<br />

Taraka, Siranti, Priaman-para, Kembang, Sakitan,<br />

Palanggit, S'ongi-Toemoe en Pengassan.<br />

Alle deze plaatsen werden bij verdrag van 1680<br />

door de Regenten aan het Nederlandsch bestuur<br />

afgestaan. Achter deze zoogenaamde tien handelsplaatsen<br />

vindt men de goudrijke en bergachtige<br />

landstreek Songi-pagoe , waarvan de inwoners insgelijks<br />

aanzienlijke handelaars zijn.<br />

Ayer-hadji was eertijds een gedeelte van'het<br />

Koningrijk Indrapoera, doch is naderhand een<br />

afzonderlijk Regentschap onder het Nederlandsch<br />

Eo


- 434 -<br />

bestuur geworden. Drie mijlen verder ontmoet<br />

men de rivier yan<br />

Jndrapoera, eertijds een der beroemdste Rijken<br />

van de Avestkust, waar zeer veel peper Averd aangekAveekt.<br />

Sedert dat de Engelschen op de Westkust<br />

genesteld zijn geAveest, hebben de zuidelijke<br />

disirikien zich van, dit Rijk losgescheurd, en de<br />

daaruit ontstane oorlogen hebben den peperbouAV<br />

bijna te niet doen gaan , de hwvoners veelal naar<br />

andere plaatsen doen verhuizen, en de overgeblevenen<br />

in armoede gedompeld. De Sultan van Indrapoera<br />

heeft zich door een plegtig traktaat, in<br />

T755., voor ahijd aan het Nederlandsch Gouvernement<br />

verbonden , en het gansche Rijk onder<br />

het oppergezag van Nederland gesteld.<br />

Van hier komen wij aan de bezittingen , op<br />

Welke de Engelschen zich een regt hebben aangematigd,<br />

hetwelk, zoo Avij hopen, thans geheel en<br />

al zal opgehouden, hebben.<br />

Majoeita ligt ongeveer tien mijlen vau Indrapoera,<br />

en was eertijds van dat Rijk eene onderhoorigheid.<br />

Drie uren gaans van hier, op Moco-<br />

Moco, nestelden zich de Engelschen reeds in<br />

1714 en trokken voor een groot gedeelte den<br />

peperhandel van do Lima-Kota (vijf kampongs,<br />

in, de nabijheid, landwaarts, van Majoetla)en va«<br />

de omliggende landstreken tot zich, terwijl zij<br />

hier cok een aanzienlijk débouché voor hunne lijnwaden<br />

vonden.<br />

Ayer Dickit, Bantal, Ratta, Ipoe, Kottan


- 435 -<br />

t<br />

en Lajo, zijn voormalige provinciën van Indrapoera<br />

, waar zich de Engelschen meester gemaakt<br />

hebben van den aanzienlijken peperhandel. Op de<br />

drie laatste plaatsen hadden zij zelfs kleine forten<br />

opgeAvorpen.<br />

Zuidwaarts de kust volgende, komt men van hier<br />

aan het voormalige hoofd-etablissement der Engelschen,<br />

Bangka-hoeloe<br />

noemd).<br />

(geAvoonlijk Benkoelen ge-<br />

Ondanks de verbindtenissen, Avelke de Nederlanders<br />

met de Regenten van Sillcbar, Priaman<br />

en Bangka-hoeloe hadden aangegaan, nestelden<br />

zich de Engelschen, onder aanvoering van zekeren<br />

Heer ORD , in het jaar i685 op de laatstgenoemde<br />

plaats, voornamelijk met oogmerk, om den peper-<br />

en den goudhandel tot zich te trekken. In.<br />

1719 werden zij door de Inlanders Aveggejaagd,<br />

doch hebben zich naderhand aldaar op nieuAV weten<br />

staande te houden ; en op eenigen afstand van<br />

Benkoelen, in 1714^ in eene meer gezonde landstreek<br />

hun befaamd etablissement fort Marlborough<br />

opgerigt, hetwelk op zich zelven eene vesting van<br />

Weinig beteekenis genoemd mag worden.<br />

De Heer NAHUIS, in zijne brieven, enz., schat<br />

de gansche bevolking van Benkoelen, gerekend<br />

van Indrapoera , ten noorden , tot Kroeï (op de<br />

grenzen van de Lampongs) op tachtig duizend zielen,<br />

en die van Marlborough en de ommestreken<br />

op twaalf duizend , waaronder begrepen zijn de<br />

Enropesche militairen, Javanen, Bengalezen , Chinezen,<br />

Maleijcrs en Madurezen. Rijst, zout,<br />

Ee 2<br />

1


436 —<br />

olie, boter, koeijen, schapen, karbouwen, varkens<br />

, eenden , ganzen, hoenders en dicnaarsloou,<br />

alles is hier een kapitaal duurder , dan op Java.<br />

Paarden,' welke men te Batavia , Samarang en<br />

Soerabaya met 3o Sp. m. betaalt, kosten óp Benlioelen<br />

100 Sp. m. Zij Avorden van Natal en andere<br />

plaatsen aangevoerd 046)« $<br />

In de baai van Benkoelen ligt het eiland Rat,<br />

alwaar met een goed palenhoofd eene betere ankerplaats<br />

, dan op de zoogenaamde reede van<br />

Benkoelen zoude zijn. Het land is in de omstreken<br />

van Benkoelen miuder vruchtbaar dan in het<br />

Padangsche ; het klimaat wordt er ook miuder gezond<br />

geacht. De proefnemingen tot aaukweeking<br />

van de Molukkische specerijen, blijft hier nog altijd<br />

zeer gebrekkig en kostbaar ; de voornaamste produkten<br />

der binnenlanden zijn peper en goud. Duizend<br />

peperboomen geven in goede jaren 5ooo jg<br />

peper, doch in slechte jaren somtijds niet meer<br />

dan het tiende gedeelie daarvan. Andere produkten<br />

, als suiker en koffij , zijn hier minder<br />

deugdzaam. De' koffijteelt verbetert zich langzamerhand<br />

; maar de Benkodensche suiker is, uit<br />

hoofde van de roode klei, Avaarin zij geteeld<br />

wordt, nimmer tot witheid te brengen, en wordt<br />

spoedig stroopig. De arak is flaauAV, onaangenaam<br />

van smaak, en verliest bijna de helft bij de<br />

proef.<br />

(146) Ook te Palembang bezat alleen de Sultan<br />

een rijdpaard , waarvan hij nimmer gebruik maakte.


- 437 -<br />

Op eenigen afstand van de Westkust van Sumatra<br />

liggen verscheiden eilanden, van Avelke Poeloe-<br />

Nias het grootste en merkwaardigste is. Het is<br />

vruchtbaar en volkrijk, ligt bijna twaalf mijlen<br />

van den Aval, niet verre van de groote rivier van<br />

Sinkol. Dit eiland bevat omtrent vijftig negorijen<br />

of kleine distriktcn, waarvan de hoofden zeer naijverig<br />

op elkander zijn., en daarom aanhoudend<br />

in twist en oorlog leven. Hunne zoogenaamde<br />

krijgsgevangenen verkochten zij eertijds als slaven.<br />

De inwoners van Nias zijn zeer blank, zoodat de<br />

slavinnen, die van dat eiland afkomstig zijn, zeer<br />

gewild waren.<br />

Verder oostwaarts voortreizende, komt men aan<br />

de Lampongs, eene provincie, die sedert de vroegste<br />

lijden , aan de voormalige Nederlandsche Oost-<br />

Indische Compagnie in eigendom afgestaan, en<br />

later, te Aveten in 1771, door die maatschappij ,<br />

aan den Vorst van Bantam , Sri Sulthan ABOEL<br />

MOEFAKHIR MOHAMMAD ALI ED-DIN in leen gegeven<br />

is geworden.<br />

Het land is, even als het Palembangsche Rijk,<br />

voornamelijk langs de rivieren bcAVoond, Avelke<br />

in deze orde van het westen naar het oosten op elkander<br />

volgen :<br />

Lampong Semangka ,<br />

Kalanda ,<br />

—i Silliboe ,<br />

Poeti ,<br />

— Poegong en<br />

Toelang-bawang. »<br />

Ee 3


— 438 —<br />

Het Avestelijkste distrik t ; Lampong Semangka ,<br />

is van de voormalige Engelsche bezittingen afgescheiden,<br />

door de rivier Moara-Silliman (i4y).<br />

Hier hebben in vroeger tijden de Nederlanders een<br />

fort gesticht, Petrus Albertus genoemd.<br />

Aan de rivier van Toelang-bawang, die door<br />

het hart van het land stroomt, hebben de Nederlanders<br />

, in 1737 , het fort Valkenoog gebouAvd ,<br />

hetwelk voorheen de voornaamste faktorij voor den<br />

handel Avas. Het land is aan den zeekant, over<br />

het algemeen, zeer laag en moerassig; de meeste<br />

kampongs liggen op bergen , alzoo het water in<br />

de maanden Januarij en February somtijds in 'vier<br />

en twintig uren tijds 20 voet hooger stijgt., en, vooral<br />

langs de grootere rivieren Toelang-bawang, Wa- *<br />

jornpa en Komoring het geheele land overstroomt.<br />

De binnenlanden zijn met hoog geliergte en<br />

zware bosschen bedekt, die vervuld zijn met olifanten<br />

, rhinocerossen en ander wild gedierte. Do<br />

meesie huizen zijn op palen van ijzerhout (kajoebissi)<br />

gebouwd. Peper, een Aveinig goud, en katoen<br />

zijn de voornaamste produkten. Zout en<br />

lijnwaden zijn de voornaamste artikelen van de behoefte<br />

der bevolking.<br />

Het Rijk van Palembang hier boven reeds tamelijk<br />

uitvoerig beschreven zijnde , zal ik nog alleenlijk<br />

melding maken van het Koningrijk D jambi<br />

, ten noorden van Palembang, aan eene zeer<br />

(147) Moara beteekont zamenvloeijing of uitmonding<br />

van de eene rivier in de andere.<br />

»


«-439-<br />

groote rivier gelegen. Dit Rijk levert zeer fijn goud ,<br />

en een Aveinig peper. De Vorsten van Djambi<br />

zijn vermaagschapt met die van onze oude bezitting<br />

en tegenwoordige vrijhaven Riouw.<br />

De overige Rijken Andragirij Kamper en Slak ,<br />

zijn voor het Nederlandsch Gouvernement, tot nu<br />

toe, van geen aanbelang. Het laatstgenoemde<br />

grenst, wederom aan het land der Battaks. De<br />

Vorsten van Siak zijn van ouds openbare zceroovers,<br />

en hunne gewapende praamven zijn nu en<br />

dan zeer vermetel. Hiervan levert een onlangs verschenen<br />

Averkje, van eenen 'veelbelovenden, en<br />

met ongemeene bekwaamheden begaafden, jongen<br />

ambtenaar, een treifend bewijs op (i4^)'<br />

Bij gelegenheid, dat de Heer NAGEL, den verdienstelijken<br />

natuurkundige BLUME , op zijne<br />

botanische reize over Java, vergezelde, troffen zij<br />

te Joana den Heer STOK.UR.OO aan. Zij vonden<br />

dezen ambtenaar hier geheel à son aise in deze<br />

bekoorlijke landstreek van Java gevestigd, gehuwd<br />

mot eene beminnelijke dame,.gerust en gelukkig.<br />

Dit gaf aanleiding, dat de Heer STOKBROO zich<br />

in vriendelijk gekout aldus liet hooren:<br />

« Ja Heeren, maar niet altijd heb ik zulk een<br />

gemakkelijk leventje gehad. Deze handen, die<br />

thans geen zAvaarder Averk verrigtten, dan het<br />

voeren van de pen, -tot het teekeneu van mijn<br />

(148) De Heer G, H. NAGEL, in wiens zeer naïve, luimige<br />

en belangrijke Schetsen van Java, dit voorval<br />

aangclcekend is.<br />

E e 4


- 44o -<br />

naam, of het ligten van mijn glaasje f>aarin<br />

ik verzoek, dat gij mij gelieft te volgen), deze<br />

handen hebben voor zeeroovers hout moeten kloven<br />

, rijst tombokken en water dragen.<br />

« In mijne jeugd was ik kadet bij de koloniale<br />

marine, en het was op eene expeditie tegen de<br />

zeeroovers van Sumatra, met eene kannonneerboot<br />

ondernomen, dat ik, geheel tegen de intentie<br />

, in . de handen dier schavuiten viel (i4g).<br />

Men voerde mij met andere lotgenooten naar een<br />

verren hoek der Sumatrasche kust, in een ellendig<br />

dorp, dat aan deze roovers tot schuilplaats verstrekt,<br />

en waar ik als slaaf veroordeeld werd mijn<br />

leven te slijten. Men had mïj mijnekleederen uitgetrokken'en<br />

niets gelaten, dan een'onderbroek,die<br />

er weldra niet extra proper meer uitzag. Men<br />

had mij het hoofd kaal geschoren, en om het<br />

grapje volkomen te maken , Avilde men mij besnijden<br />

(i5o) en een Mahomedaan doen Avorden.<br />

(149) Een dergelijk lot heeft nog voor ruim drie<br />

jaren eenen verdienstelijken Officier der koloniale<br />

marine getroffen, te weten, den kundigen en algemeen<br />

geachten Heer BÖHMER SPANGENBERG. Er behoorde<br />

meer dan gewone moed en beleid toe , om<br />

zich, met zijn volk, zoo als hij gedaan heeft, uit zulk<br />

een netelige positie te redden.<br />

(i5o) Bij deze Sundasche volken worden de jongens<br />

met hun i3 of 14 jaar besneden. De pijnlijke operatie<br />

geschiedt met een bamboezen instrument, door de<br />

handen eens priesters, die bij deze gelegenheid van


-44i -<br />

Doch hiertoe had ik zoo weinig trek , dat ik bij<br />

het zien van het vereischte instrument vreesselijk<br />

begon te schreeuAven, en zoo geweldig aan te<br />

gaan, dat men eindelijk dit voornemen liet<br />

varen. j<br />

« Tot den moeijelijksten en walgelijksten arbeid<br />

werd ik gebruikt, en bij het minste vergrijp kreeg<br />

ik rijkelijk slagen. De kost, die ik bij deze heeren<br />

genoot, vvas daarentegen zoo eenvoudig mogelijk<br />

: rijst en water waren de voornaamste artikels.<br />

Bij extra gelegenheden kreeg ik eene halve<br />

handvol stinkenden pruimtabak.<br />

« Na vier jaren op deze Avijze te hebben do<strong>org</strong>ebragt,<br />

kocht mij een Chinees, de eenige Yan<br />

die natie, daar ter plaatse gevestigd ; en zulks in<br />

de hoop, van mij met voordeel Aveder te zullen<br />

van de hand zetten. Dit gelukte hem ook, Avaarbij<br />

ik het best voer ; want een ander Chinees,<br />

die van Java overgekomen Avas, om met zijn»<br />

landsman handel te drijven , door medelijden met<br />

mij bewogen, betaalde den gevraagden losprijs<br />

voor mij , en tot mijne onbeschrijfelijke vreugde<br />

nam hij mij naar Java mede , waar de Gouver-<br />

alle inwoners der kampong geschenken ontvangt.<br />

Daags na de operatie, Avordt de lijder op een paard<br />

gezet, en moet, ondanks de hevigste pijnen, een<br />

toertje maken, en vervolgens een feest bijwonen, dat<br />

ter eere der operatie gegeven wordt, en waarbij men<br />

gewoonlijk ook een' buffel slagt.<br />

Ee 5<br />

i


- 44* -<br />

neur-Generaal DAENDELS hem de voor mij uitgegevene<br />

som terug gaf.<br />

« Sedert die époque heb ik een vergenoegd leyen,<br />

in het midden mijner familie en vrienden ,<br />

geleid, en een weivoorziene tafel heeft dubbele<br />

waarde in mijn oog, wanneer' ik aan die vier ongelukkige<br />

magere jaren terug denk."


^ 443 -<br />

VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.<br />

Beschouwing van het eiland Banka. — De berg<br />

Monopyn. — De stad Muntok. — De voor-<br />

naamste produkten. — Uitmuntende houtsoor-<br />

ten. — De Kolonel DE LA FONTAINE. —. In-<br />

en uitvoer. — Bevolking. — De tinmijnen. —<br />

Het eiland Billiton. — Besluit.<br />

iJLan de uitmonding van de groote Palembang-<br />

sche rivier, bij de beruchte kampong Soensang,<br />

ziet men met het bloote oog het blaauAvend geberg-<br />

te van Monopyn, aan den westelijken uithoek<br />

van het eiland Banka, nabij de hoofdplaats Mun-<br />

tok. De overvaart bedraagt slechls een afstand van<br />

zeven mijlen.<br />

Onze naburen, de Britten (i5i), wier oordeel<br />

in deze bijzonderheid voor onpartijdig mag gelden ,<br />

zijn met de meest verlichte Nederlandsche ambte-<br />

naren (i52) eenparig van gevoelen, dat het eiland<br />

Banka, ofschoon niet groot in omvang, eene<br />

(J5I) De Heeren RAFFLES, CRAWFURD, COURT, CDZ.<br />

(i5a) De Meeren MUNTING HE, VAN SEVENHOVEN, de<br />

Generaal VAN DEN Boscn , de Heer CAMrACNE, de Kolonel<br />

DE h& FONTAINE, en anderen.


s<br />

- 444 -<br />

zeer belangrijke bezitting is. De geographische ligging,<br />

met betrekking tot de vaart op China, en<br />

het hoofdprodukt van dit eiland , te weten, de<br />

rijke tinmijnen , zijn twee voorname voordeden ;<br />

de gezondheid van het klimaat, de natuurlijke geschiktheid<br />

van het land, om door onvenvinbare<br />

sterkten het bezit daarvan te beveiligen, zijn insgelijks<br />

zeer belangrijke omstandigheden. CRAW-<br />

FUR.D noemt het eiland Banka onder de reeks van<br />

Indische etablissementen, welke hij bij voorkeur<br />

tot Europesche kolonizatie geschikt acht.<br />

Banka ligt ten zuiden van den Equator, tusschen<br />

i°3o' en 3°8' Zuiderbreedte. De AVesldijkste<br />

uithoek ligt io5°9' en de oostelijkste punt op<br />

3o6°5i' lengte ten oosten Greenwich. Het eiland<br />

is 45 mijlen lang, en 23 mijlen breed. De strekking<br />

loopt bijna gelijk met de oostkust van Sumatra',<br />

met welke het de Straat Banka vormt. Hier<br />

en daar verheffen zich over het geheele eiland<br />

afzonderlijke hooge bergen, Avaarvan de hoogste,<br />

Goenong Maras , bij de zoogenaamde Klabat-baai,<br />

zich 3ooo voeten boven de zee verheft.<br />

De berg Monopyn, door de inlanders Goenong<br />

Manombling genoemd , ligt, gelijk boven is aangemerkt,<br />

op den westelijkslen uithoek van het eiland<br />

, en dient aan Europesche ZOOAVCI als inlandsche<br />

zeevarenden, lot een voornaam tecken van<br />

verkenning, Avaarvoor deze berg, op een uitstekenden<br />

hoek van het land gelegen zijnde, beter<br />

geschikt is, dan de meer binnenlandsche berg<br />

Maras, ofschoon deze laatste veel hoogcr zij. De


-4P-<br />

berg Monopyn is i5oo voet boven de oppervlakte<br />

der zee verheven. Tandjong Toewin en Tandjong<br />

Ray ah (i53) zijn twee afzonderlijk staande<br />

bergen van gelijke hoogte als de Monopyn. In<br />

de rigtiug van Tandjong Brekat is een nog hooger<br />

berg. Op het geheele eila'nd vindt men geene<br />

de minste sporen van vulkanische uitbarstingen.<br />

Met des te meer bevreemding Averden hier de<br />

geAveldige slagen der verschrikkelijke uitbarsting<br />

van den Goenong-Tomboro vernomen. Ook hier,<br />

gelijk op Java , was men in den waan, dat er<br />

eene bataille in de nabijheid voorviel (i54).<br />

Het geheele eiland Banka is overvloedig van<br />

goed water voorzien. De voornaamste rivieren zijn<br />

die van Jeboes en Djiering aan den westkant,<br />

Antoen en Layang in de Klabatbaai, en de Mârawang<br />

aan de oostzijde van-het eiland. Mindere<br />

rivieren zijn die van Kotla-waringa, Mindo,<br />

Banka-Kolta j Salan , aan de Avestkust; Mapoer,<br />

Koba karrau, en Koppo aan de oostkust. Alle<br />

deze rivieren zijn met zandbanken belemmerd, en<br />

slechts voor kleine vaartuigen bevaarbaar.<br />

De kampongs of dorpen liggen allen landAvaarts<br />

in, aan de boorden der rivieren, zoodat men,<br />

bij het rondzeilen Yan het eilai^ , bijna geen spoor<br />

van bevolking ziet, uiigezoMbd bij de hoofdplaats<br />

Muntok , die »geheel aan strand JLjgt. Het eiland<br />

(i55) Tandjong, beteekent uitstekende hoek of punt<br />

van het land.<br />

(i54) Zie boven, hoofdst. XV.


- 445 -<br />

maakt echter, uit zee gezien , eene bevallige vertooning<br />

, omdat het groene gebergte van Banka<br />

zeer vrolijk afsteekt bij de vlakke, eentoonige,<br />

daar tegen over gelegene kust van Sumatra.<br />

Regenbuijen zijn op Banka zeer menigvuldig,<br />

uitgenomen in de maanden Mei, Junij, Julij en<br />

Augustus (of de Zuid-oost-moeson), die heet en<br />

droog zijn. De sterkste regens vallen in de Noordwestmoeson,<br />

bijzonder in November , December, January<br />

en Februarij. In de overige maanden is<br />

het weder tusschen droogte en regen verdeeld,<br />

bij de zoogenaamde kenteringen (overgangen) der<br />

beide moesons. Wil men zoo na mogelijk den<br />

tijd dezer saizoenen te bepalen, zoo kan men vrij<br />

algemeen aannemen, dat met half Maart de<br />

noord-Avest-moeson begint af te nemen, en met<br />

half Mei de Zuid-Oost-moeson sterk begint door<br />

te zetten, tot dat Avederom van 15 September<br />

tot i5 November de Noord-west-moeson de meeste<br />

kracht, heeft. Gedurende de kenteringen der<br />

moesons is de zeevaart, uit hoofde van het zeer<br />

onbestendige Aveder, niet veilig. In weinige<br />

minuten ondervindt men beurtelings kalmte en<br />

storm, met steeds veranderlijke winden. In de<br />

kracht der moesons daarentegen kan men veilig<br />

uit en in de straat zeilen. Donderbuijen zijn hier<br />

menigvuldig en verschrikkelijk. Weerlicht Avordt<br />

gedurende zes maanden van het jaar bijna eiken<br />

avond waargenomen.<br />

Het klimaat van Banka -is over het algemeen<br />

gezond. Enkele moerasssige kuststreken mogen als


--447-<br />

uitzonderingen worden beschomvd. Bij nacht is<br />

het hier ze.er koel, doch tegen het midden van<br />

den dag veroorzaakt de terugkaatsing der zonnestralen<br />

op den Avitten harden mineralen zandgrond<br />

, somtijds eene bezwarende hitte. Nogtans<br />

rijst de Thermometer in de schaduw zelden of<br />

nooit boven 88° F.<br />

De menigvuldige zAvare bosschen van het eiland<br />

leveren uitmuntende houtsoorten op. Alleen de<br />

Molukkos en de Palembangsche binnenlanden kunnen<br />

Banka hierin overtreffen. Langs de noordkust<br />

vindt men overvloed van ebbenhout.<br />

Lignum aloes (kajoe goeroe) wordt hier in vrij<br />

groote hoeveelheid gevonden. Beide worden ten<br />

verkoop aan de Chinesche jonken en Avankangs<br />

(vaartuigen) gezonden. Tripang en Agar-agar<br />

worden veel in de Klabat-baai gevonden. Harst<br />

^ddmar) , honig, Avas , rotan , zijn mede Bankasche<br />

produkten en artikelen van handel in de<br />

zuidelijke distrikten. De kusten hebben zeer veel<br />

van de Lïngasche en naburige zeeroovers te<br />

lijden.<br />

Het dierenrijk levert op Banka niet ongemeen<br />

veel op. Herten en Avilde varkens zijn in de bosschcn<br />

tamelijk menigvuldig. Tijgers, die in zoo<br />

groote menigte in de Palembangsche binnenlanden<br />

schuilen, zijn hier niet aanwezig, doch er<br />

zijn velerlei insekten en slangen, waaronder eenige<br />

kleine soorten geacht Avorden venijnig te zijn.<br />

Groote slangen worden door de Chinezen geopend,<br />

en de gal als een kostbaar geneesmiddel bewaard.


.- 448 ~<br />

Visch is hier in overvloed, doch buffels, schapen<br />

en gevogelte minder voorhanden (i55). Inland-<br />

sche vruchten zijn er in menigte.<br />

Dat het eiland tot nu toe zoo weinig artikelen<br />

van leef logt heeft voortgebragt, is niet te Avijten<br />

aan de natuurlijke gesteldheid van den grond ,<br />

maar aan de venvaarloozing van den landbouw,<br />

ten behoeve der mijnwerken. In de laatste tijden<br />

heeft het Nederlandsch bestuur maatregelen ge-<br />

nomen, om de natuurlijke vruchtbaarheid van<br />

het plantenrijk op Banka met die van het delf-<br />

stoffenrijk gepaard te doen gaan; dit nuttig doel<br />

is reeds in Imogen trap bereikt geAvorden.<br />

De stad Muntok (i56) Averd oorspronkelijk door<br />

inwoners van Bingen en andere naburige eilanden<br />

bevolkt. Dezen werden naar Banka gdokt, om<br />

handel te drijven , en tin te smokkelen.<br />

(i55) De Resident Kolonel DE LA FONTAINE', bij wien<br />

ik te Muntok eenige zeer genoégelijke dagen hebdo<strong>org</strong>ebragt,,<br />

heeft door hetaankweeken van nieuweprodukten,<br />

zoowel als door de plaatselijke verfraaijing vanhet Nederlandsche<br />

hoofd-etablissement, het leggen van nieuwe wegen<br />

,enz. Banka geheel en al herschapen. Het overlijden<br />

van dezen verdienstelijken Officier en Ambtenaar is voor<br />

het Gouvernement een groot verlies geweest.<br />

(i56) Dezen bij de Nederlanders gebruikelijken<br />

naam van het hoofd-etablissement van Banka, wilden<br />

de Engelschen hervormen in Minto, als een<br />

complimentje voor Lord MINTO. Getuigt zulk een jeu<br />

de mot niet van een zeer kieschen smaak? Sir TH>.<br />

STAMFORD RAFFLES of liever Lady RAFFLES , bewees eene<br />

nog kiescher hulde aan den grooten Protector van Sir<br />

THOMAS.


— 449 —<br />

Montok ligt omtrent een uur gaans ten oosten<br />

ven Tandjong Kelieng, aan eene kleine rivier ,<br />

die uit den Monopyn ontspruit. Terstond achter<br />

de stad verheft zich de grond en vormt een platten<br />

heuvel, Avaarop het Nederlandsche fort, en<br />

de Avoningen der meeste Ambtenaren en Officieren<br />

gebouwd zijn. Dit etablissement op dèn berg is<br />

sedert het bestuur van den reeds gemelden Heer'<br />

Ï>Ë LA FONTAINE in een der fraaiste plaatsen vaö<br />

geheel Indi'è hervormd. De Gouvernementspakhuizen<br />

en het bureau van den Havenmeester zijn<br />

aan het strand, bij de benedenstad, welke laalste<br />

door de Chinezen, Maleijers en Inlanders bewoond<br />

wordt. De afwisselende heuvelachtige grond maakt<br />

dit gedeelte van het eiland romanesk bekoorlijk.<br />

De bevolking van Muntok, buiten de Europeanen<br />

, bedraagt ongeveer aooo zielen. De populatie<br />

van het geheele eiland mag , als volgt, berekend<br />

Worden ;<br />

Mannen. Vrouwen. Kinderen,-<br />

Bergbewoners i747. 1642. 256a.<br />

Maleijers 916. 8Ó9. 026.<br />

Chinesche mijnwerkers 1737. 343. 443.<br />

Andere Chinesche inwoners 1147. 424. 55a.'<br />

Totaal 5547. 3378. 4288.<br />

Deze opgaven zijn eer te gering, dan te groot<br />

alzoo, gelijk ik reeds aangemerkt heb, de inlandsche<br />

hoofden niet zeer genegen zijn , den waren<br />

staat der bevolking op te geven , omdat zij ongaarne<br />

het geheele bedrag hunner 'eigene inkomsten<br />

, en den staat hunner huishouding willen aan<br />

II. Ff


— 45o —<br />

den dag leggen , of ook , Avelligt, omdat zij vreezen<br />

, dat men meer van hen zal vorderen , naar<br />

mate de bevolking talrijker is.<br />

De invoeren te Muntok mogen door elkander<br />

jaarlijks geschat Avorden, op nagenoeg vier maal<br />

honderd duizend ropijen ; Avaaronder voor 3oo,ooo<br />

rop. voor de onmisbare artikelen van rijst , zout<br />

olie, tab:ik, koffij , thee, suiker , enz. Banka<br />

levert geen rijst op, en vereischt een jaarlijkschen<br />

toevoer uit Java, ten bedrage van 4 o > O0 °<br />

pikols.<br />

De uitvoer bestaat uit Tin. De opgaven van<br />

het uitgevoerde tin, wclko ik mij heb kunnen<br />

aanschaffen , zijn zeer onzeker , en ik durf deswege<br />

niets bepaaldelijks te zeggen. Ook Avegens<br />

het produkt, zoo als het is, en zoo als het bij<br />

meer uitbreiding der mijmverken zijn kan, durf ik<br />

met naauAvkeurigheid weinig zeggen. Zestig duizend<br />

pikols mag als een gemiddeld jaarlijks bedrag<br />

Worden aangenomen.<br />

Onder de regering van den Palembangsche Sultan<br />

MAHMOED BADR' EL-DIN was het beheer der<br />

Bankasche tinmijnen aan zeven aanzienlijke Palembangcrs<br />

opgedragen, voor rekening van den<br />

Sultan , die de vereischte gelden voorschoot, om<br />

de mijnen te doen bewerken, door Tikoes, of<br />

afstammelingen van een Chincschcn vader en eene<br />

Maleische moeder, Avelke natie , gelijk men Aveet,<br />

de werkzaamste A'olksklasse der inboorlingen van de<br />

meeste Indische bezittingen uitmaakt. De zeven<br />

distrikten van deze Tikoes of Hoofden der miju-


-45 'ib i<br />

werkers, Avaren Jeboes en Klabat in het N. W.<br />

gedeelte van Banka, Blinjoe aan de oostzijde van<br />

de Klabat-baaij, Songi-Liat, Marawang en Pankal-Pinang<br />

op de oostkust, en Toeboeali aan den<br />

zuidkant van het eiland. De Sultan bedong de<br />

levering van het geheele tinprodukt der mijnen,<br />

tegen 8 Sp. m. de pikol van i5o katti's (94 Ned. $).<br />

Behalve het ( tin van de Tikoes,-werd nog dooide<br />

Orang-Goenoeng of bergbeAvoners, eene aanzienlijke<br />

hoeveelheid ingezameld, en tegen 3 Sp.<br />

m. de pikol van 100 kattis (62 Ned. fQ) aan den<br />

Sulian geleverd.<br />

Sedert de afstand van Banka aan het Nederlandsch<br />

Gouvernement, Avordt het produkt naar'<br />

Batavia gevoerd, om alleen van die Hoofdplaats<br />

voor Gouvernements rekening uitgevoerd te<br />

worden.<br />

De tinmijnen van Banka zijn niet vroeger, dan<br />

sedert honderd dertig jaren ontdekt geworden -,<br />

zoo men zegt, door toevallige brand in een der<br />

huizen. Het is echter Avaarschijnlijk, dat het algemeene<br />

gebruik der inlanders , om, tot ontginning<br />

van den grond , het hosch- en kreupelgeAvas<br />

af te branden, deze ontdekking veroorzaakt heeft.<br />

De Chinesche mijnwerkers zijn reeds meer dan<br />

eene eeuw op Banka gevestigd geweest, en vermeerderen<br />

jaarlijks door nieuwe gelukzoekers uit<br />

Kanton en Fokhien , die met de jonken en Avankangs<br />

hier en daar naar onze Indische bezittingen<br />

de wijk nemen.<br />

Wanneer men eene nieuwe tinmijn AVÜ openen ,<br />

Ff 2


— 452 —<br />

Wordt de grond vooraf door eenen kundigen mijnwerker<br />

onderzocht. Eene vlakte tusschen tAvee<br />

heuvelen , in de nabijheid van een stroomend water<br />

, wordt voor* de beste plaats gehouden, oin.<br />

eene mijn te ontginnen. Een ijzeren boor , met<br />

een puniig lepeltje aan het einde, wordt vervolgens<br />

loodregt in den grond gedreven, en de<br />

mijnwerker weet op het gevoel en het gehoor te<br />

onderscheiden , of hij eene bedding .(stratum) van<br />

tjnerts bereikt heeft, in welk geval hij deze bedding<br />

doorboort , en vervolgens het werktuig uit<br />

den grond trekt. Het lepeltje bevat een gedeelte<br />

van het erts, hetwelk nu gowasschen en onderzocht<br />

wordt. Indien het erts op tien of twaalf<br />

voeten diepte ontdekt wordt, gelijk dikwijls, vooral<br />

in de oostelijke distrikten plaats heeft, is de bewerking<br />

der mijn zeer gemakkelijk, en bestaat<br />

alleen in het Avegruimen van den grond, die de<br />

bedding van het erts bedekt. Grooter diepte, bij<br />

voorb. 18 tot 24 voeten, vereischt eene moeijelijko<br />

bewerking. De mijners graven alsdan rondom deplaats,,<br />

waar zij met den boor het erts bespeurd<br />

hebben, een vierkanten kuil tot de vereischte<br />

diepte, om te zien , in Avelke rigting het erts<br />

zich uitstrekt. De grond wordt hierop rondom<br />

onderzocht, om de ader van het tin op te spoïen,<br />

of meer dan eene ader te ontdekken. Mislukt<br />

dit, zoo houdt men de mijn voor uitgeput ,<br />

en zoekt naar eene meer geschikte plaats, eerst<br />

in de nabijheid , doch zoo een tweede onderzoek<br />

vruchteloos is, begeven zij zich naar een meer


_ 453' —<br />

afgelegen oord. Het erts wordt door aangelegde<br />

waterleidingen gezuiverd, doch Avanneer de ertsgrond<br />

zeer steenachtig is , gebruiken zij manden<br />

of korven, die zij met water en erts vullen<br />

en met schudden en roeren als een zeef gebruiken.<br />

De mijnwerkers beginnen des avonds met zonondergang<br />

te smelten. Elk fornuis kan door clkanderen<br />

tot den volgenden m<strong>org</strong>en, 4° schuitjes ,<br />

(elk van § pikol) tin leveren (\5j).<br />

Bij het Traktaat, te Londen, den 17 Mei 1824<br />

gesloten , waarbij Malakka voor Benkoelen werd<br />

afgestaan , is het nabij Banka gelegen eiland Bil-<br />

'liton als eene regtmatige Nederlandsche bezitting<br />

erkend gevvorden. Een paar woorden , nopens dat<br />

eiland , zullen dit Hoofdstuk besluiten.<br />

De voornaamste plaatsen zijn Sedjoo met 4 00<br />

inwoners; Tji-roetjop, met 5oo inwoners; Bilantoe,<br />

met 3oo inwoners en Krieah Eingang met<br />

100 inwoners, behalve eenige kleine binnenlandsche<br />

kampongs , die te zamen nog 700 zielen bevatten<br />

, zoodat de geheele bevolking op 2,000 berekend<br />

kan worden. Dit eiland werd gezamenlijk<br />

met Banka door den Sultan van Palembang afgestaan.<br />

(157) De inkomsten van Banka bedroegen in 1814:<br />

8600 rop., in i8i5: 108000 rop. en 1816 1,700,000<br />

ropeijcn. De uitgaven in die drie jaren beliepen bijna<br />

een millioen ropeijen.<br />

Ff 3<br />

\


- 454 -<br />

De produkten van Billiton zijn tripangs, agaragar,<br />

vogelnestjes, ebbeuhout, honig, was, damar<br />

of harst, en eene aanzienlijke hoeveelheid<br />

ijzer, hetwelk van uitmuntende hoedanigheid is.<br />

Men wil ook, dat Billiton tin oplevert, doch<br />

dit laatste artikel wordt waarschijnlijk van Banka<br />

derwaarts gesmokkeld. Men bouAVt op Billiton<br />

rijst , doch even als op Banka, tot nu toe in ongenoegzame<br />

hoeVeelheid. De inwoners waren aanhoudend<br />

aan de strooperijen der zeeroovers blootgesteld<br />

, en danken den Hemel, dat zij ouder het<br />

beschermend bestuur- vmi)Nederland zijn gekomen.<br />

En biermede, veelgeachte Lezer, zij het mij<br />

vergund, mijn verhaal te besluiten. Gevoelig<br />

voor de vereerende beoordeelingen , welke aan het<br />

Eerste Deel in onderscheidene tijdschriften en<br />

zelfs Nieuwsbladen (i58) mogtcn te beurt vallen,<br />

mag ik mij vleijen, dat dit Tweede Deel, Avaartoe<br />

ik niet minder z<strong>org</strong> heb aangcAvend, ook niet<br />

zonder eenig Avelgevallen ter zijde zal worden gelegd.<br />

Gaarne zoude ik nog eenige andere Etablissementen<br />

verhandeld hebben, gelijk mijn eerste<br />

voornemen Avas-; doch de aanteekeningen , Avelke ik<br />

daaromtrent heb gehouden, behelzen een lijdvak,<br />

hetAvelk mij door eene Tarluflische kabaal AYerd<br />

(i58) Onder anderen: Het Dagbl, van 's Gravenh. ,<br />

?> Aug; 1827; de Arnhemsche courant, 23 Oct. 1827;<br />

het Algemeen Handelsblf^ 10 Mei 1828 ; de Algem,<br />

Vaderl. Letteroef. voor Maart 1828, en de Rcccns.<br />

dar Recens, voor April 1828.


— 455 —<br />

verbitterd, en oorzaak was,, dat ik den edeldenkenden<br />

, regtvaardigen , doch niet alvermogenden<br />

Gouverneur-Generaal VAN DER CAPELLEN , reeds<br />

in 18^3 , bij rekest, om mijn ontslag verzocht.<br />

Dit verzoek Averd mij destijds niet toegestaan , en<br />

ik vertoefde tot Mei 1826 successivelijk in de Moluk<br />

kos, op Celebes , en Avedertmi op Java. Mijn<br />

verblijf, in de beide eerstgenoemde geAvesten , heeft<br />

mij in staat gesteld de beschrijving dier bezittingen<br />

zamen te stellen , zoo als zij in dit Deel voorkomt.<br />

De gunstige Lezer zal mij Avel ten goede houden,<br />

dat ik een bundel van geschriften die mij<br />

schier op elke bladzijde eene onaangename herinnering<br />

geven, althans vooreerst ter zijde legge.'Vindt<br />

hij inderdaad mijn reisverhaal zijner oplettendheid<br />

niet geheel omvaardig , dan zal ik hem Avelligt<br />

eene derde en laatste deel aanbieden, Avanneer de<br />

tijd mij zal in staat gesteld hebben , zonder eenige<br />

verbittering , .telkens de hatelijke namen van eenige<br />

intrigante huichelaars voor mijne oogen te zien.<br />

VVelligt ook Avordt het overige handschrift tot een<br />

Auto-da-fè bestemd.<br />

j


Bij den Uitgever dezes zijn mede gedrukt :<br />

Land- en Zeetogten in Neèrlamhch Indi'è, en eenige<br />

Britsche Etablissementen, gedaan in de jaren 1817<br />

tot 1826, door jon. OLIVIER, JOHZ., voormaals Secre.<br />

taris te Palembang. Eerste Deel. Java. Met platen ƒ 4.90.<br />

NAGEL , (G. H.) Schetsen uit mijne Javaansche Portefeuille.<br />

Met gegraveerde Titel en Vignet, 1828 . . ƒ 1.80.<br />

KÜHN, (F. H.) Beschouwing van.den toestand der Surinaamsche<br />

Plantagieüaven. Eene Oeconomisch-Geneeskundige<br />

Bijdrage, tot verbetering deszelven., Met<br />

platen en kaarten, 1828 ƒ2.20.<br />

Surimmen in deszelfs tegenwoordigen toestand, door<br />

eenen inwoner aldaar, gr. 8 Q ƒ 1.80.<br />

Snrinaamsche Almanak voor 1820 en 1821. Met kannen<br />

en platen. Elken jaargang ƒ 4- 8 °-<br />

JOHNSON, (j.) De invloed der Keerkrings-luchtstreken<br />

op Europesche Gestellen, eene verhandeling over<br />

de onder de Europeanen voorkomende Ziekten, in<br />

heete Gewesten , naar de derde uitgave uit het Engelsch<br />

vertaald , en met Aanteekeningen voorzien<br />

door j. M. DAUM. 2 Deelen gr. 8°. . . . ƒ 8.40.<br />

ie Deel, bevattende de Ziekten in Oost Indien, benevens<br />

een Aanhangsel over de Cholera Morbus.<br />

gr. 8° f 4- 8 °-<br />

2e Deel Ziekten der West'-Indien, Middelland sciie<br />

Zee en Westkust van Afrika, benevens eene algemeenc<br />

Hygienne. gr. 8° f 3>6°«<br />

GALL, (H. A.) Wereldgeschiedenis, beknopt vo<strong>org</strong>esteld,<br />

in Tijdrekenkundigc Tafelen, tot onderwijs en<br />

eigene beoefening. Naar het Hoogduitsch vrij vertaald,<br />

zeer vermeerderd' en tot op onzen aijd voortgezet,<br />

gr. 4° ƒ 1.20.<br />

REHM , (F.) Handboek der Geschiedenis over de Middel-Eeuwen.<br />

Naar het Hoogduitsch vertaald, 1 c deel.<br />

gr. 8° , f 4-90'

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!