amsterdam. - Acehbooks.org
amsterdam. - Acehbooks.org
amsterdam. - Acehbooks.org
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
406 GROEP I. 5» Klasse.<br />
de bladen, van bet hout en, bij palmen met inwendig zacht<br />
en melig weefsel, van den inhoud daarvan. Alleen zij opgemerkt,<br />
dat, wanneer bijzondere palmen in Oost- of West-indië<br />
vermeld worden als sago-palmen, suiker-palmen of wijn-palmen,<br />
wij eigenlijk slechts te denken hebben aan drieërlei gebruik,<br />
berustende' op dezelfde eigenschap, namelijk op het bezit<br />
van een melig weefsel binnen in den stam. Het zetmeel, hierin<br />
vergaderd als reserve-voedsel ten behoeve van de ontwikkeling<br />
der°reusachtige bloeikolven, levert sago, wanneer de boom vóór<br />
den bloei geveld en het meel uit het inwendig weefsel uitgewasschen<br />
wordt. Wacht men totdat de blöeikolf zich ontwikkelt,<br />
en snijdt men deze door, dan bevat het uit de wond vloeiend<br />
sap hetzelfde zetmeel in suiker veranderd, en kan men deze<br />
door uitdamping afzonderen. Laat men het vocht gisten, dan<br />
wordt dezelfde palm tot wijnpalm. Tot het winnen van sago<br />
worden in den Indischen Archipel bij voorkeur Metroxylon sagus<br />
en M. Rumphii gebruikt.<br />
Het aantal palmensoorten in den Indischen Archipel staat<br />
ongeveer met dat in tropisch Amerika gelijk, en bedraagt ongeveer<br />
300 soorten. In Amerika hebben echter de hoogstammige<br />
palmen, en in O. I. de klimpalmen de overhand.<br />
De Pisang's, soorten van het geslacht Musa, behooren, behalve<br />
Masa ensete van Abyssinië, in de bosschen van tropisch<br />
Azië te huis, waarin zij tot eene hoogte van 6000 voet opstijgen.<br />
Zij worden elders door andere geslachten der familie, met droge<br />
za'addoozen en welker bladen waaiervormig naar twee zijden<br />
uitstaan, vertegenwoordigd. Het zijn slechts schijnbaar boomen,<br />
in werkelijkheid vaste planten met zeer lange in elkander gerolde<br />
bladscheeden, die in schijn een stam vormen. Op de<br />
scheede volgt de bladsteel en eene groote langwerpige bladschijf<br />
met middelnerf en daaruit ontspringende zijnerven. Als de plant<br />
gaat bloeien, ontstaat uit den knolvormigen stengel een bloemsteel,<br />
die in het midden der bladscheeden oprijst en aan den<br />
top te voorschijn komt. De bloemen komen in grooten getale,<br />
in onvolkomen kransen gezeten en door groote schutbladen gedekt,<br />
te voorschijn; de onderste, zich het eerst ontwikkelende,<br />
brengen vruchten voort, de hoogere, die daarna komen, bevatten<br />
enkel meeldraden, en vallen achtereenvolgens, tegelijk<br />
met hare schutbladen, af; vandaar het kale deel van den bloeistengel<br />
tusschen de vruchten en den eindknop, waarin de vorming<br />
van nieuwe schubben en mannelijke bloemen nog langen tijd<br />
wordt voortgezet.<br />
Als eigenaardige vorm in de tropische bosschen mogen voorts<br />
de Boomvarens worden genoemd, met recht opgaande, soms vrij