amsterdam. - Acehbooks.org
amsterdam. - Acehbooks.org
amsterdam. - Acehbooks.org
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
CATALOGUS •<br />
DER AFDEELING<br />
NEDERLANDSCHE KOLONIËN<br />
VAN DE<br />
INTERNATIONALE KOLONIALE EN UITVOER<br />
HANDEL TENTOONSTELLING<br />
van 1 Mei tot uit 0<br />
. October 1883,<br />
TE<br />
AMSTERDAM.<br />
GROEP i.<br />
LEIDEN. — E. J. BRIL L.<br />
1883.
:<br />
'" CATALOGUS<br />
DER AFDEELING<br />
NEDERLANDSCHE M O I I Ï I<br />
VAN DE<br />
INTERNATIONALE KOLONIALE ÉN UITVOER<br />
HANDEL TENTOONSTELLING<br />
(van 1 Mei tot uit 0<br />
. October 1883)<br />
TK<br />
AMSTERDAM.<br />
L EI DEN. — E. J. BRILL.<br />
1883.
VOORBERICHT.<br />
De Catalogus, die hierbij den bezoekers der Tentoonstelling<br />
wordt aangeboden, leidt aan één zeer groot gebrek, dat bij<br />
namelijk veel te laat gereed is voor het beoogde doel, en aan<br />
vele kleinere die daarmede uit dezelfde oorzaak voortvloeien.<br />
Die oorzaak is gelegen in den verbazenden omvang van de<br />
inzendingen uit de koloniën, de veel te late aankomst van bet<br />
meerendeel, het gebrek aan inlichtingen die dadelijk voor den<br />
Catalogus bruikbaar waren, en de groote schaal waarop bet<br />
werk was opgezet, toen bet nog niet mogelijk was in de verte<br />
te berekenen welk een verbazende ruimte ook maar voor de<br />
enkele opsomming der tentoongestelde voorwerpen zou gevorderd<br />
worden. Het ergste is nog, dat die zoo lang gewachte<br />
Catalogus, nu bij eindelijk compleet verschijnt, nog vele gapingen<br />
overlaat en een vrij groot supplement blijft eischen, daar<br />
vele belangrijke inzendingen te laat kwamen om op hunne<br />
rechte plaats te worden vermeld, en omtrent andere de noodige<br />
inlichtingen door toevallige omstandigheden niet of te laat aan<br />
de redactie werden verstrekt. De geologische verzameling van<br />
Java bij de inzending van het mijnwezen, de schoone verzameling<br />
monsters van de Gouvernements kinacultuur, en, wat<br />
wel het meest bevreemding mag wekken, de rijke inzending<br />
der verificatie van 's Rijks zeeinstrumenten op last van den<br />
Minister van Marine, waarvan echter gelukkig een afzonderlijke<br />
gedrukte Catalogus bestaat, verkeeren allen in dit geval, en<br />
maken, helaas! wel eenige der voornaamste, maar volstrekt<br />
niet de eenige omissiè'n uit.<br />
Voor zoover die gebreken te vermijden waren geweest, is<br />
de ondergeteekende alleen daarvoor aansprakelijk; voor hetgeen
IV<br />
deze Catalogus goeds bevat beeft hij groote verplichting aan<br />
allen die tot de inleidingen voor de verschillende klassen en<br />
deelen van klassen hebben medegewerkt, en aan de heeren<br />
J. L. A. Brandes, H. C. Klinkert, P. J. Kooreman, Mr. S. C.<br />
J. W. van Musschenbroek, G. L. van Tubergen, D. D. Veth<br />
en G. A. Wilken, die hem bij de samenstelling der lijsten en<br />
rangschikking der inzendingen krachtig hebben bijgestaan.<br />
P. J. VETH.
HET GEBOUW DER NEDERLANDSCHE<br />
KOLONIALE AFDEELING.<br />
De Nederlandsche koloniale afdeeling der Amsterdamsche<br />
Tentoonstelling, waaraan deze Catalogus uitsluitend gewijd is,<br />
werd geplaatst in een afzonderlijk daarvoor ingericht gebouw,<br />
omgeven door eene ruimte met verschillende bijgebouwen, in<br />
de Tweede Groep van den Catalogus, bl. 14 en vv. onder den<br />
naam .van het „Koloniale park" beschreven. Op het daarbij<br />
gevoegde plan van het park is de vorm van het gebouw aangeduid<br />
; de hier bijgaande plaat geeft eene afbeelding van den<br />
vo<strong>org</strong>evel, die geteekend en gegraveerd werd toen de Tentoonstelling<br />
nog niet geheel gereed was, waardoor de voorstelling<br />
wat de omgeving betreft niet volkomen aan de werkelijkheid<br />
beantwoordt.<br />
Het geheele gebouw neemt eene ruimte in van 4200 • M.<br />
De breedte van den vo<strong>org</strong>evel, ten bedrage van 60 meters,<br />
blijft in het gebouw zelf slechts over eene diepte van 25 meters<br />
behouden, daarna is de breedte óver eene lengte van 70 meters<br />
tot 36 meters beperkt. De verschillende overkappingen zijn door<br />
voor-, achter- en zijgevels ingesloten. Het gebouw is opgetrokken<br />
naar de plannen en teekeningen van den daartoe door het Hoofdcomité<br />
benoemden Architect Ary Willem Stortenbeker.<br />
De Architect heeft gemeend aan het gebouw, met het oog<br />
op zijne bestemming, een Oostersch karakter te moeten geven,<br />
en ongetwijfeld te recht! Het is waar dat daarin ook aan de<br />
Nederlandsche Westindische koloniën eene plaats werd ingeruimd;<br />
doch over dit bezwaar moest worden heengestapt, dewijl er geene<br />
oplossing te vinden was van het probleem, om in bet karakter<br />
van het gebouw uit drukken, dat het de schatten van Oost en
VI<br />
West beide, maar in zeer verschillende verhoudingen, binnen<br />
zijne wanden besloot. Het zoozeer ondergeschikte Amerikaansche<br />
element moest in dit opzicht aan het Aziatische worden opgeofferd.<br />
Moeielijker was de vraag te beantwoorden, aan welke onder<br />
de zoo verschillende kunstrichtingen van het Oosten de voorkeur<br />
zou worden gegeven. De Ohineescbe, Hindoescbe en Arabische<br />
beschaving hebben sedert eeuwen elkander in het gebied van<br />
den Indischen Archipel den voorrang betwist; de inboorlingen<br />
zeiven hebben op het gebied der kunst niets zelfstandigs geleverd.<br />
Had de Indische Archipel een eigen bruikbaren bouwstijl<br />
gehad, dan had die ongetwijfeld moeten gekozen zijn; maar de<br />
inzage der Inleiding op lett. E der dertiende klasse, zal genoeg<br />
zijn om ieder te overtuigen, dat daaraan niet te denken viel.<br />
De Chineescbe stijl bleef van zelf buitengesloten door de overweging,<br />
dat de Chineezen, hoe talrijk ook in den Indischen<br />
Archipel vertegenwoordigd, daar vreemdelingen gebleven zijn,<br />
die er hunne eigenaardigheden voor zich behielden en ze niet,<br />
of althans in zeer geringe mate, aan de inboorlingen hebben<br />
medegedeeld.<br />
Meer was er voor den stijl te zeggen, waaraan Britsch-Indië<br />
zoovele heerlijke monumenten dankt. In de eerste eeuwen onzer<br />
jaartelling hebben de Hindoes talrijke koloniën naar den Indischen<br />
Archipel uitgezonden, Java, in menig opzicht het hoofdeiland,<br />
geheel overheerd, en hunne zegevierende banier ook op<br />
een aantal andere eilanden geplant; onberekenbaar groot is hun<br />
invloed op die eilanden-wereld geweest, en op Java althans heeft<br />
ook hunne kunst gebloeid en grootsche scheppingen tot stand<br />
gebracht, waarvan de overblijfselen ons nog met bewondering<br />
vervullen. Doch met den val van het Hindoerijk van Modjopahit<br />
is ook de Hindoe-kunststijl in Ned.-Indië weggekwijnd. Hij was<br />
er nooit het eigendom der bevolking geworden; hij is er slechts<br />
vertegenwoordigd door puinboopen. En die monumenten, waarvan<br />
nog eenig noemenswaardig deel den tand des tijds heeft<br />
verduurd, zijn, met enkele en nog twijfelachtige uitzonderingen,<br />
uitsluitend van religieusen aard, en bieden, wat de constructie<br />
betreft, niets bruikbaars voor een gebouw als hier vereischt<br />
werd; het grootste en schoonste van allen, de Boro Boedoer,<br />
met zijn open galerijen en omgangen en zijn volslagen gebrek<br />
aan ingesloten ruimten, zeker wel het allerminst.<br />
De Islam heeft in den Indischen Archipel, in de eerste plaats<br />
op Java, op Siwaïsme en Boeddhisme een schier volkomen<br />
zegepraal bevochten, en wint er dagelijks veld onder de nog<br />
heidensche bevolking. De Islam heeft zich den Byzantijnschen
ouwstijl toegeëigend, dien naar eigen smaak en behoeften omgewerkt,<br />
en den dus ontstanen Moorschen stijl, niet slechts voor<br />
bedehuizen en tempels, maar ook voor paleizen en andere<br />
wereldlijke gebouwen aangewend, en daarbij een grooten rijkdom<br />
van fantastische ornamentiek ontwikkeld, met, wel is waar niet<br />
zeer diepzinnige, maar behagelijke constructie verbonden. Naar<br />
dien stijl, en niet naar dien der oude, niet meer verstaanbare<br />
Hindoe-monumenten, ziet thans ook de meer beschaafde bewoner<br />
van den Archipel om, in de zeldzame gevallen dat hij behoefte<br />
gevoelt zich boven de stijllooze onbeduidendheid der inlandsche<br />
gebouwen te verheffen. De asta of vorstelijke begraafplaats van<br />
Soemenep, de bekende villa van Baden Saleh, en hier en daar<br />
de versieringen aan de moskeeën aangebracht kunnen daarvan<br />
ten bewijze strekken.<br />
Ik meen genoeg gezegd te hebben om de keuze van den<br />
architect te rechtvaardigen; trouwens, met zeer enkele uitzonderingen,<br />
wordt het gebouw der koloniale afdeeling door landgenoot<br />
en vreemdeling als bevallig en smaakvol geprezen. Voor<br />
zoover den bouwmeester de Alhambra heeft voor den geest<br />
gezweeft, kon toch natuurlijk slechts van navolging uit de<br />
verte, van een zekere inspiratie door hare motieven sprake zijn.<br />
Elke poging om verder te gaan ware door de zoo geheel verschillende<br />
bestemming van het gebouw en de onvermijdelijke<br />
aanwending van eenige met die bestemming strookende versiering<br />
gewraakt.<br />
In den vo<strong>org</strong>evel zijn, behalve het Nederlandsche wapen<br />
boven den ingang, de wapens van Batavia, Sumatra, Soerabaja<br />
en Suriname aangebracht; op de pilasters der zij- en achtergevels<br />
de wapens van eenige der meest bekende Gouverneurs-Generaal.<br />
In het voorportaal, wordt den binnentredende van de vloertegels<br />
in het Arabisch, laag-Maleisch en Nederlandsch het „welkom"<br />
toegeroepen, terwijl zij aan weerszijden dier inscriptie de<br />
wapens van Amsterdam en Batavia te aanschouwen geven. Die<br />
vloertegels, zoowel als de hier aanwezige muurtegels, zijn tevens<br />
geschikt om een denkbeeld te geven van het schoone fabrikaat<br />
der heeren Villeroy en Boeh te Mettlaeh, die dezen bijzonder<br />
gepasten vorm voor de tentoonstelling hunner producten hebben<br />
gekozen. De wanden prijken verder met de portretten der Gouverneurs-Generaals<br />
(zie Klasse XIV, n°. 19), met een paar groote<br />
algemeene kaarten van Insulinde en met tropeeën van vlaggen<br />
en wapenen.<br />
Treedt men uit het voorportaal het lichaam des gebouws<br />
binnen, dan bevindt men zich in een zuilengang van 12 meters<br />
breedte, aan weerszijden versierd met schilderijen van den<br />
VII
VIII<br />
Javaanschen schilder Raden Saleh, van Payen, Beynon, Salm<br />
enz en met wapenen en zegeteekenen, door goedgunstige<br />
machtiging van Z. M. den Koning uit het invalidenhuis te<br />
Bronbeek ter opluistering afgestaan. Gemelde gang leidt naar<br />
een cour of binnenhof, met divans omgeven, en met eene<br />
fontein in het midden, door den Architect in den stijl van<br />
het gebouw ontworpen en door de firma Broot te Delft<br />
vervaardigd. De meubelen en draperiën waarmede het binnenhof<br />
en de daarachter gelegen receptiekamer prijken zijn<br />
vervaardigd bij de firma Jansen en Zonen te Amsterdam. Ter<br />
stoffeering van de receptiekamer zijn prachtige Perzische tapijten<br />
aangeboden door de firma Th. Ziegler te Manchester en met<br />
dankbaarheid aanvaard. Bij de vele schilderijen, teekemngen en<br />
anderen kunstwerken die zuilengang, cour en ontvangkamer<br />
versieren, en een integreerend deel der Tentoonstelling uitmaken,<br />
heeft de firma Frans Buffa en Zonen fraaie portretten<br />
van' HH. MM. den Koning en Koningin gevoegd, terwijl zjj<br />
een exemplaar van het door haar uitgegeven plaatwerk „Java' ,<br />
ook op de Tentoonstelling aanwezig (KI. III, n°. 17 ƒ), en<br />
eene verzameling gezichten van het Loo voor de bezoekers<br />
der ontvangkamer ter bezichtiging heeft nedergelegd.<br />
De ruimte rechts van het voorportaal is ingenomen door<br />
Groep I, die links van het voorportaal en langs een deel van<br />
den zuilengang door Groep III. De overige ruimte langs den<br />
gang en terzijde van en achter de cour, die als het ware het<br />
centrum van het geheel vormt, is ingenomen door de omvangrijke<br />
tweede groep. Scherpe grenzen konden echter niet altijd<br />
tusschen de groepen getrokken worden. Om de inzendingen<br />
van dezelfde personen niet al te zeer uiteen te rukken, en aan<br />
het belangrijkste en aantrekkelijkste ook eene gunstige plaats<br />
te verleenen, moest hier en daar op de eischen eener streng<br />
systematische orde inbreuk worden gemaakt.<br />
P. J. VETH.
- CATALOGUS<br />
DER AFDEELING<br />
NEDERLANDSCHE KOLONIËN<br />
VAN DE<br />
INTERNATIONALE KOLONIALE EN UITVOER<br />
HANDEL TENTOONSTELLING<br />
van 1 Mei tot uit 0<br />
. October 1883,<br />
TE<br />
AMSTERDAM.<br />
GROEP I.<br />
LEIDEN. — E. J. BRILL.<br />
1883.
ALGEMEEN<br />
STATISTISCH OVERZICHT<br />
VAN<br />
NED. INDIE.
ALGEMEEN STATISTISCH OVERZICHT betreffende<br />
Gtrondgebied. (in Q Oeogra- j A<br />
phische mijlen (*) ' B<br />
1872. I 1873. 1874. 1875. 1876.<br />
I I I I<br />
T I i<br />
. A 38.926 27.009 27.671 28.157 28.041<br />
/ Europeanen . • • | B 7.778 7.064 6.641 6.621 7.437<br />
I i A 17.061.484 17.646.650 17.882.396 18.101.351 18.278.998<br />
Q e r s<br />
I M<br />
• • • • I B ( 3 ) 5.008.243 4.673.040 4.676.410 4.674.494 4.711.599<br />
, A 185.768 190.603 191.821 195.384 194.348<br />
Uevolkillg. ' Chinezen [ B 106.466 104.803 114.076 117.440 124.789<br />
I A 8.988 8.383 8.753 9.027 10.477<br />
Arabieren .... j ^ ^ i m ^ i m i m<br />
i<br />
Andere vreemde I A(4) 13.044 14.573 14.728 13.889 3.560<br />
, oosterlingen. . . i B 12-872 5.009 4.790 4.476 6.210<br />
LANDBOUW DER BEVOLKING.<br />
Uitgestrektheid der door de t<br />
inlandsche bevolking voor ge- j ^ _ 2.554.711 2.577.297 2.746.044<br />
regelde cultuur ontgonnen |<br />
bouwgronden (in bouws van \<br />
500 • B.B.) B(8) — — "~<br />
•<br />
PARTICULIERE LANDBOUW.<br />
Uitgestrektheid / Eigendom,<br />
der gronden voor I huur en erf- T AM KAA.<br />
. * . B v . A/o\ 1.460.740 1.466.084 1.472.884 1.484.966 1.497.044<br />
de particuliere I pacht A(yj w<br />
^ landbouw-indus- / Tot en met<br />
B trie gebezigd. J 1873 huur, la-<br />
| (iubouwsvan ter huur en 7 6 6 ^<br />
| 500 OB.B.). I erfpacht.... B J m 3 M<br />
H I Buffels ( B _ _ — — —<br />
I I A<br />
VEESTAPEL. 1 Runderen . . . j<br />
1.282.400<br />
_<br />
1.626.754<br />
_<br />
1.663.626<br />
_<br />
1.682.900<br />
—<br />
1.698.973<br />
—<br />
\<br />
( 1 0 )<br />
, .<br />
I Paarden . . . . j<br />
602.600 632.164 631.510 617.494 611.962<br />
A<br />
_ _ _ _<br />
S<br />
I ,001r<br />
- | Kilometers in exploitatie. 203 261 261 261 266<br />
wegen. 1<br />
(Staats- en j Opbrengst v/h personen en<br />
particuliere). ' goederenvervoer f 1.293.189 f 1.954.668 f 2.139.198 f 2.680.766 f 2.970.011<br />
A 3.234.80 3.191.64 3.683.59 3.683.59 3.683.69<br />
Kilometers lijn . | fi 1.349.46 1.989.46 2.023.94 2.029.18 2.029.18<br />
| A 38 41 46 49 48<br />
Telegrafen. Aantal kantoren, j ' 1 1 17 16 16 16<br />
Opbreng6t v/d particuliere<br />
binnenl. tel.gr. f 281.769 f 339.975 f 389.059 f 416.811 f 420.685<br />
(f) De cijfers in dit overzicht, dat telkenjare als bijlage gevoegd wordt bij den Regeerings-almanak van Rad.<br />
(*) A beteekent Java en Madoera.<br />
B ii Buitenbezittingen.
Nederlandsch-Indië over de jaren 1872 tot en met 1881 (f).<br />
1877. 1878. 1879. 1880. 1881.<br />
(1) 2.394.5 (1) Volgens den Atlas van N. I. in ver-<br />
(2) 27.820.6 band met latere doch nog voorloopige<br />
28.672 29.998 30.714 33.708 33.740 t0<br />
P°S r<br />
' berekeningen.<br />
7.693 8.028 8.605 7.968 7 936 ( 2<br />
) Volgens de statistieke kaart van Mel-<br />
18.567.075<br />
ATOfiOio<br />
4.720.242<br />
198.233<br />
126.710<br />
18.824,574<br />
.„o,..<br />
4.819.1G6<br />
200.303<br />
119.534<br />
19.016.291<br />
r „„,<br />
5.001.921<br />
206.051<br />
102.835<br />
19 540 813<br />
„<br />
6.308.367<br />
206.931<br />
136.862<br />
19 834 584<br />
v"<br />
6.069.787<br />
206 961<br />
138.117<br />
" " Carnbêe van 1849, in verband<br />
met latere aoch slechts globale berekeningen.<br />
Onder dit cijfer is ook de oppervlakte<br />
V a 3 A t j e h be<br />
8 re<br />
P'.<br />
9.379 9.610 10.027 10.606 10.771 ( 3<br />
) D e<br />
cijfers van het zielental der in-<br />
4.634 4.708 4.985 5.519 5 666<br />
l a n d s c h e<br />
bevolking zijn zeer onvolledig.<br />
3-961 4.115 3.079 2.547<br />
D e<br />
2.667 (*) sterke vermindering van het cijfer<br />
7.400 9.150 (5) 30.142 (61 26 672 «1 26 013 ?!£<br />
a n d e r e<br />
vreemde oosterlingen na<br />
v {<br />
' V'<br />
/ D U 1 0<br />
1875 is hieraan toe te schrijven, dat<br />
vroeger, voor vele gewesten, onder deze<br />
rubriek ook inlanders uit andere gewesten<br />
van K. L afkomstig, werden op-<br />
2.770.954 2.890.224 2.929.644 2.974.447 3.022.200 S^'* K , r,„.<br />
(5; Hieronder begrepen do Chinezen der<br />
afdeeling Delï en de Arabieren der geheele<br />
residentie Oostkust van Sumatra.<br />
(6) Hieronder zijn begrepen 16100 Arabieren,<br />
andere vreemde oosterlingen en<br />
Boeginezen tot de vorstenrijken van<br />
Bali en Lombok behoorende, welke niet<br />
gespecificeerd zijn kunnen worden op-<br />
1.509.533 1.621.372 1.538.163 1.556.737 1.582 758 Begeven.<br />
(7) Over 1872 en 1873 niet met juistheid<br />
op te geven; onder de cijfers over 1874<br />
en volgende jaren zijn die van de vor-<br />
6.029 11.59= 17.155 19.029 20.140 » *• P ^ « » 1>» »»«<br />
2754.498 2.880.811 2.694.664 2.361.306 2.334.876 ( 8 ) „,„ o p „ g e y e n<br />
1.727.841 1.921.139 1.854.106 1 835 222 1 878 939 (9<br />
,' S uitgestrektheid der particuliere<br />
landen bewesten en beoosten de Tjima-<br />
— — noek, hieronder begrepen, bedraagt vol-<br />
618.411 632.236 618.078 537.877 518 439 e en<br />
" d e<br />
koloniale verslagen van 1877 en<br />
_ _ _ _ 1873 respectivelijk 1.386.301 en 32.846<br />
bouws.<br />
266 350 379 411 B27 ( 10 V o o r J a T a c n<br />
' Madoera over 1872 met<br />
' uitzondering van Soerakarta en Djokjakarta.<br />
f 3.042.012 / 3.305.929 / 4.095.525 f 4.234.620 f 6.344.126<br />
3.624.62 3.624.62 3.864.05 3.864.05 3.882.40<br />
2.029.18 2.011.68 1.997.97 1.997.97 1.997.97<br />
61 63 61 61 65<br />
16 16 18 18 18<br />
f 443.386 f 421.986 f 446.366 f 424.266 f 415.336<br />
inaie, worden geleidelijk veroeterd en aangevuld, naarmate betere en meerdere gegevens beschikbaar komen.
4 ALGEMEEN STATISTISCH OVERZICHT BETREFFENDE<br />
1872. 1873. 1874. 1875. 1876. |<br />
BrieTen- | Opbrengst (11) ƒ 600.872 ƒ 530.032 ƒ 655.448 ƒ 697.394 ƒ 726.424<br />
, ! . 1-882.637 2.063.592 1.973.665 2.087.145 2.759.890<br />
(binnenlandsche).<br />
IN- EN UITVOER.<br />
/ voor particuliere j A . 76.953.354 „ 96.912.496 - 93.977.372<br />
Waarde v/d \ rekening. ..(*)( fl 1<br />
» 19.347.118 20.739 940 » 22.415.390<br />
algemeenen i<br />
invoer. voor gouverue-<br />
. A- . 12 447.382 » 27.584.600 „ 6.312.872 » 8.019.817 « 6.118.928<br />
( nients idem. . . | B — —<br />
| voor particuliere | A > 89.277 771 » 93.551.095 „ 101.941.140 102.664.082 » 134.182.886<br />
Waarde v/d rekening . . . . \ B<br />
algemeenen . J 1<br />
uitvoer. / voor gouverne-<br />
„ 19.050.872 « 23.384.990 „ 25.485.265 » 32.937.394 « 28.168.774<br />
36 659.426 » 41.524.737 „ 41.751.586 » 41.474.490 « 51.168.108<br />
( ments idem. . . ( B — —<br />
SCHEEPVAART.<br />
i<br />
A 3.217 4.136 . 9 2 6 4 7.003 7.363<br />
Aantal (566) (1041) (1322)<br />
B 5.342 4.820<br />
1 [ 1 1 (<br />
Tonnenmaat. . . ' I MMl U«J 1,2,«8<br />
B 463.608 545.788 1<br />
» A 3.829 4.260 9 264 6 963 7.550<br />
, ,, \ Aantal (549) (1053) (1280)<br />
-» Vertrokken 1 B 6 4 8 2 4.909<br />
1 1 1 1<br />
' 1<br />
ö schepen. (<br />
1 T |.„,.„ t . .<br />
A<br />
^ j 1,26.152 1.457.770<br />
'<br />
1,96.083<br />
0) C B 463.554 488.668 '<br />
» 1 .<br />
M<br />
£ UITVOER VAN DB VOORNAAMSTE<br />
STAPELPRODUCTEN (in kilo's).<br />
• I Irdigo (niet bereid voor 1 A 333.038 346.275 386.700 323.972 494.368<br />
«t j de inl. markt) ( B — —<br />
« J* I<br />
K o f R e<br />
I<br />
I i<br />
B<br />
20.098.001<br />
9.717.179<br />
22.252.942<br />
10.434.112<br />
21.431.419<br />
9.939.444<br />
19.805.106<br />
16.821.119<br />
21.626.499<br />
13.504.287<br />
3 'f I A I 195'806.209 195.702.548 199.109.568 209.719.488 221.164475<br />
m 1 Suiker J B 83.i73 264.663 6.256 19.326 41.952<br />
I ( Tabak (niet bereid voor 1 A 12.846.117 12.901.139 19.116.950 13.863.689 14.779.355<br />
i 1 de inl. markt) 1 B 343 - 891 - 1.058.166<br />
= A 2.114.206 2.076.747 2.242.025 2.179.791 2.405.581<br />
? T n e e<br />
( B 176 30 20 48 10<br />
,§ , A 2 649 409 3.254.378 2.997.465 3.179.320 3.655.822<br />
S I l<br />
^<br />
T i<br />
« I B<br />
I 1 A 42 704 710 46.7ï9.010 43.784.967 42.649.173 51.879.720<br />
• Koffie (13) | B _ _ _ _ _<br />
•S | A 9.9-5.678 6.803 — — —<br />
• Suiker ( B ,<br />
I I A 5 571.306 4.493.570 2.345.116 3.090.234 4.476.360<br />
£ T I N<br />
I B<br />
*) A. beteekent Java en Madoera.<br />
B u Buitenbezittingen.
NEDERLANDSCH-INDIË OVER DE JAREN 1872 TOT EN MET 1881. 5<br />
1877. 1878. 1879. 1880. 1881.<br />
f 688.654 ƒ 669.639 ƒ 695.083 / 726 424 ƒ 760,580 (11) Onder deze cijfers is ook het buitenlandsch<br />
verkeer begrepen.<br />
2.320.947 2.526.696 2.543.167 2.259.890 2.783.438<br />
,/ 102.766.901 89.413.284 > 86.329.887 « 118.724.493<br />
,i 23.299.561 „ 28.456.510 « 53.181.490 • 38.749.567<br />
./ 27.637.954 „ 22.579.565 • 15.140.039 » 15.939.860<br />
» 139.212.279 „ 108.312.271 » 99.626.S69 • 98.730.279 1<br />
» 24.180.385 „ 33.366.146 • 38.734.915 • 43.047.097 %<br />
,i 57.116.672 „ 38.290.204 . 37.382.782 > 37.177.478 t<br />
. '8<br />
M<br />
I<br />
!<br />
1<br />
2.600 2.624 o (12) ^e van af 1874 tusschen () geplaatste<br />
(483)<br />
5.393<br />
(637)<br />
5.719<br />
'S cijfers geven het aantal en de tonnenmaat<br />
der stoomschepen weder, die onder<br />
f1431) (1548) °<br />
d e<br />
opgegeven totalen begrepen zijn.<br />
796.246 1.017.940 ~<br />
(430728) (520.635) -<br />
806.818 838.091 I<br />
(537.992) (661.996) J<br />
2.729 2.795 ü<br />
8.046 7.985 (481) (628) ^<br />
(1772) (1882)<br />
1<br />
5.673<br />
(1496)<br />
780.848<br />
6.763<br />
(1527)<br />
992.893<br />
5<br />
"3<br />
tt<br />
(647.932) (505.960) *<br />
I<br />
a<br />
' w<br />
526.706 345.892 365.845 373.273 *<br />
— 1.681 — — |<br />
28.138.872 13.704.537 23.802.056 24.439.279 J<br />
7.271.304 12,283.909 16.620.099 16.506.426 J<br />
223.468.279 236.292.842 191.434.006 222.222.674 1 1<br />
43 021 834.660 35.607 19.917 1<br />
le.506.546 14.823.b98 10.907.955 6.395.091 •<br />
2.023.291 6.113.890 3.671.263 4.146.277 £<br />
2.663 856 2.790.557 2.602.236 2.518.544 ' •§<br />
320, 830 460 723 | i<br />
3.413.001 4.010.640 4.414.877 4.616.399 J<br />
3 4 1<br />
° (13) Onder de van Java uitgevoerde koffie<br />
55.885.431 37.361.675 41.873.972 46.698.616 is de Menado-koffie begrepen.<br />
4.133.166 6.663.980 4.716.065 6.446.042<br />
;
6 ALGEMEEN STATISTISCH OVERZICHT BETREFFENDE<br />
1872. 1873. 1874. 1875. 1876.<br />
L EUROP. ONDERWIJS.<br />
/ Aantal scho- i A 1 1 1 2 2<br />
\ len (•) | B — — — — —<br />
MIDDELBAAR 1<br />
,i i ° KDEKW<br />
» S<br />
- , A<br />
J~-l [ Leerlingen . . .<br />
1 3 6 1 3 2 1 5 2 204 253<br />
A<br />
g I / Aantal scho- , A 51 52 53 55 60<br />
m I ien I B 20 20 21 21 23<br />
S I LAGER !<br />
0 ONDERWIJS. 3 3 U M ^ 4 7 2 7<br />
1 ƒ I I B 1.259 1.358 1.421 1.475 1.522<br />
15 \ II. INL. ONDERWIJS.<br />
| j Aantal scho- . A 2 2 2 3 3<br />
5 1 len B 2 3 4 4 5<br />
S I KWEEK- ' <<br />
| I SCHOLEN.<br />
/ 48.317.935<br />
Ml" •§! van koffij. I i n jndië » 8.164.947 » 11.566.136 ./ 12.505.700 » 15.092.507 « 11.133.511<br />
* U tj<br />
5 I gV. \ I<br />
MIS ~ c m<br />
2 S>g<br />
/c £<br />
Verkoop van Binka-tin<br />
in NederlaLd „ 5.947.522 »<br />
Verkoop van zout » fl.14S.417 »<br />
6.765.807 »<br />
6.052.354 »<br />
4.776.560 «<br />
6.605.200 »<br />
4.423.098 »<br />
6.792.273 »<br />
3.978.989<br />
6.598.486<br />
m I O ^<br />
118 o v e r d e n<br />
* \ I ^Ö<br />
Gouver-<br />
S l \ nements-suikerrietaan- (16)<br />
- I ' plant — „ 4.418.588 » 4.265.627 « 3.945.663 » 3.918.680<br />
Z I Andere ontvangsten in Nederland<br />
„I en In Indië , 43.347.498 „ 34.208.160 » 24.866.963 » 41.651.237 » 34.835.767<br />
Z I ,<br />
I | TOTAAL ƒ 1"8.207.777 f 146.608.722 f 146.663.286 f 165.701.492 f 150.233.219<br />
I ^ in Nederland f 34.899 453 f 45.026.117 f 31.715.202 f 49.095.386 f 28.804.660<br />
C. In Icdië „ 93.045.732 „ 97.822.948' » 105.820.600 » 106.548.464 129.327.915<br />
£ ' _. . = = =<br />
1 g 1<br />
\ .-SP TOTAAL f 127.945.185 \f 142.849.065 f 137.535.802 7 165.613.850 f 158.132.565<br />
\fc> 1 I<br />
(*) A beteekent Java en Madoerm.<br />
B H Buitenbezittingen.
NEDERLANDSCH-INDIË OVER DE JAREN 1872 TOT EN MET 1881. 7<br />
1877. 1878. 1879. 1880. 1881.<br />
3 3 3 3 3<br />
809 333 370 389 369<br />
63 68 74 78 86<br />
26 28 28 29 29<br />
5.101 6.679 6.076 6.438 6.687<br />
1.633 1.644 1.661 1.786 1.807<br />
3 3 3 3 3<br />
6 6 6 6 6<br />
290 266 290 282 293<br />
208 193 237 264 263<br />
147 162 171 181 190 (1*) Deze cijfers verdienen, vooral wat do<br />
1Q4 214 234 255 280 buitenbezittingen betreft, niet veel vertrouwen<br />
, daar uit vele gewesten dikwijls<br />
slechts onvolledige opgaven ontvangen<br />
20.766 23.050 24.258 26.389 1 worden.<br />
13.860 14.326 16.802 16.603 ?<br />
f 16.389.960 f 17.262.286 f 17.266.125 f 17.476.867 f 18.288.639 (16) De onder deze rubriek voorkomende<br />
cijfers steunen, voor zoover bet jaar<br />
1881 betreft, op voorloopige opgaven.<br />
• 9.162.825 • 8-604.720 » 9.101.110 » 9.167.966 > 9.355.241<br />
n 1.738.699 « 2.060.998 » 2.399.602 » 2.590.802 » 2.647.477<br />
» 15.850.046 • 16.633.797 » 17.187.034 > 17.750.817 » 17.920.789<br />
» 68.248.940 • 60.397.406 » 44.397.936 /- 46.197.375 » 38.702.862<br />
» 14.884.065 • 9.920.441 n 11.626.879 11.487.045 « 8.325.849<br />
n 3.560.268 • 3.105.062 « 3.691.611 ,, 3.869.207 • 4.775.685<br />
II 6.628.530 • 6.586.766 • 7.406.806 • 7.242.036 » 6.909.097<br />
// 4.016.269 « 4.019.750 » 4.011.466 u 3.707.420 « 3.401.847 (1°) Met inbegrip van den cijns van den<br />
vryen aanplant.<br />
II 32.301.783 " 30.580.749 • 26.989.281 ,, 27.513.992 » 27.042.702<br />
f 162.780.385 f 249.171.965 f 143.976.840 f 146.993.516 f 137.370.078<br />
f 31.480.679 f 24.928.682 f 24.321.211 f 24.808.941 f 23.464.798<br />
i 127.416.731 • 123.552.427 « 131.787.287 « 122.126.096 » 124.609.453<br />
r<br />
158.896.410 f 148.481.109 f 156.108.498 f 146.935.037 / 148.074.251
I N L E I D I N G .<br />
oloniën in den oorspronkelijken en waren zin des woords<br />
zijn volkplantingen, nederzettingen van leden eener<br />
natie in vreemde, meer of min verwijderde gewesten.<br />
Het bezit van zulke koloniën, mits geplaatst in gunstige<br />
omstandigheden om zich te ontwikkelen, is voor een<br />
volk een groote woldaad; het vermeerdert daardoor znn macht,<br />
zijn invloed, zijne betrekkingen, zijne welvaart. Doch zulke koloniën<br />
hebben de neiging zich van het Moederland los temaken,<br />
naarmate zij geschikt worden om op eigen beenen te staan. Zijn<br />
zij voor zelfstandigheid rijp geworden, dan verscheuren zij met<br />
geweld den band die ze aan het Moederland verbindt, tenzij<br />
met voorzichtig beleid de teugel allengs zoo gevierd wordt, dat<br />
de onafhankelijkheid zonder schokken wordt gewonnen.<br />
Ware koloniën, in gewesten waar de gesteldheid van bodem<br />
en klimaat de ontwikkeling tot zelfstandigheid gedoogde, heeft<br />
Nederland slechts bezeten aan de Kaap de Goede Hoop en in<br />
Nieuw Nederland. Het heeft ze niet met beleid bestuurd; het<br />
heeft er de waarde nooit van begrepen; het heeft ze maar al<br />
te gemakkelijk losgelaten, toen eene vreemde macht er de hand<br />
op gelegd had. Welke kracht in die koloniën school, hebben<br />
desniettemin latere gebeurtenissen geleerd. De afstammelingen<br />
der Nederlandsche kolonisten in Noord-Amerika hebben eene<br />
groote rol gespeeld in de vrijwording en ontwikkeling der Vereenigde<br />
Staten; die der kolonisten in Zuid-Afrika hebben, onder<br />
ongeloofelijke bezwaren, hunne zelfstandigheid verworven, hunne<br />
onafhankelijkheid gehandhaafd in moedige worsteling met den<br />
vreemden overheerscher.<br />
1
2 INLEIDING.<br />
Ware hier slechts sprake van koloniën in den eigenlijken<br />
zin, dan zou er van een Nederlandsche koloniale tentoonstelling<br />
geen quaestie kunnen zijn. Maar het spraakgebruik der beschaafde<br />
volken van Europa heeft den naam van koloniën ook<br />
uitgebreid tot de gewesten die, do<strong>org</strong>aans in de intertropische<br />
of subtropische streken gelegen en door minder veerkrachtige<br />
rassen bewoond, door de Europeesche natiën overheerd en aan<br />
hun handel en nijverheid dienstbaar gemaakt zijn. Meer of min<br />
talrijke nederzettingen van Europeanen komen wel is waar in<br />
die streken voor; maar zij bestaan uit militairen, ambtenaren,<br />
handelaars en planters, wier gezamenlijk aantal uiterst gering<br />
is in verhouding tot de uitgestrektheid van het terrein en veelal<br />
ook tot het cijfer der inlandsche bevolking, en die meestal komen<br />
en gaan, zelden voor goed zich vestigen. Pogingen tot<br />
ware kolonisatie zijn van tijd tot tijd in die gewesten beproefd,<br />
maar steeds te niet gegaan, hetzij door verkeerde maatregelen<br />
van het Bestuur, hetzij door de ongeschiktheid van klimaat en<br />
bodem voor blijvende vestiging en vermenigvuldiging der Europeesche<br />
rassen. Enkele grootere middelpunten van Europeesche<br />
bevolking en beschaving, zooals in de Nederlandsche bezittingen<br />
Batavia, Semarang, Soerabaja, Paramaribo, hebben echter meer<br />
of min het karakter van ware volkplantingen; maar zij zouden<br />
ons toch geen recht geven om van het Koloniale Rijk van Nederland,<br />
van den Minister en het Departement van Koloniën,<br />
noch ook van de tentoonstelling die ons gaat bezighouden als<br />
eene „Koloniale" te spreken, zoo niet het spraakgebruik gewild<br />
had, dat de numeriek onbeduidende volkplantingen den naam<br />
van Koloniën mededeelden aan de geheele uitgestrektheid der<br />
overheerde gewesten die zij door hunne meerderheid in wilskracht<br />
en beschaving in bedwang houden.<br />
In dezen zin is Nederland de tweede koloniale mogendheid,<br />
omdat zijne bezittingen in vreemde werelddeelen alleen door die<br />
van Groot Brittanje in uitgestrektheid en gewicht overtroffen<br />
worden. In den Indischen Archipel, met inbegrip van het Nederlandsch<br />
deel van Nieuw Guinea, beslaan de Nederlandsche<br />
bezittingen een areaal, naar globale berekening, van 32800, in<br />
Guyana en de Westindische eilanden van 2200, te zamen 35000<br />
• geogr. mijlen, d. i. ongeveer V 6 van het areaal van geheel<br />
Europa en bijna b'Omaal de uitgestrektheid van het rijk in Europa.<br />
In werkelijkheid zijn echter in dit omvangrijke gebied nog uitgebreide<br />
gewesten begrepen die niet onder regelmatig bestuur<br />
zijn gebracht, en wier schaarsche en zwervende bevolking nauwelijks<br />
de hand kent of gevoelt van den meester die er op het<br />
oppergezag aanspraak maakt. In de mate waarin het Neder-
INLEIDING. 3<br />
landsch gezag geoefend wordt, komen allerlei verscheidenheden<br />
en gradatiën voor, die eene schatting van den omvang der werkelijk<br />
aan Nederland onderworpen gewesten tot een uiterst ingewikkeld<br />
en vooralsnog onmogelijk te beantwoorden vraagstuk maken.<br />
Er is een tijd geweest dat de Nederlandsche vlag zich veel<br />
meer dan thans in alle deelen der wereld vertoonde, dat de<br />
nederzettingen, kantoren en forten der Nederlandsche handelscompagniën<br />
veel wijder uiteen waren gelegen, dan thans het<br />
geval is; maar er is nooit een tijd geweest waarin de onderworpen<br />
gewesten een zoo groot areaal besloegen en, in het Oosten<br />
althans, een zoo samenhangend en aaneengesloten geheel vormden<br />
als in onze dagen. Sedert het herstel van het Nederlandsch<br />
gezag in den Indischen Archipel na het Britsche tusschenbestuur<br />
is het steeds het streven der Nederlandsche regeering<br />
geweest, het Koloniale Rijk in den Indischen Archipel uitte<br />
breiden en te bevestigen, met opoffering van de verspreide<br />
bezittingen en kantoren die nog in andere deelen der wereld als<br />
erfenis der voormalige groote handelslichamen aan Nederland<br />
verbleven waren. Zoo werd, bij het verdrag met Engeland in<br />
1814, de afstand van alle Britsche aanspraken op Bangka verworven<br />
.voor het prijsgeven van Cochin en onderhoorigheden op<br />
de kust van Malabar; zoo werd, bij het Londensch traktaat van<br />
1824, alles wat Nederland nog bezat op het vasteland van<br />
Indië en het Maleisch schiereiland, met inbegrip van het eiland<br />
Singapoera, aan Engeland overgelaten, tegen de verwerving onzerzijds<br />
van alle Britsche bezittingen op Sumatra en de intrekking<br />
van alle Britsche aanspraken op Blitoeng; zoo heeft Nederland<br />
in 1871 te gelijker tijd twee traktaten met Groot-Brittanje<br />
gesloten, waarvan het eene de nog overgebleven Nederlandsche<br />
bezittingen op de kust van Guinea in Afrika aan Engeland afstond,<br />
terwijl het andere, als ter vergoeding, een einde maakte<br />
aan alle verzet tegen de uitbreiding van het Nederlandsch gezag<br />
over geheel Sumatra, waartoe de vroegere overeenkomsten nog<br />
op sommige punten aan Engeland eenig recht gaven; zoo is,<br />
bij het traktaat met Portugal van 1859, het overblijfsel van het<br />
Portugeesch gezag in den Archipel door onderlingen ruil of geldelijke<br />
compensatie tot het strikt afgebakend noordoostelijk deel<br />
van Timor beperkt, al het overige in het onbetwist bezit van<br />
Nederland gekomen. Van Borneo is wat minder dan een vierde<br />
deel, van Timor de kleine helft van het Nederlandsch gebied<br />
buitengesloten, op Nieuw Guinea maakt Nederland slechts aan<br />
s t e n<br />
spraak tot den 14l lengtegraad. De enclave die Portugeesch<br />
Timor in ons gebied vormt, heeft niets onrustwekkends, en Nieuw<br />
Guinea is zoo uitgestrekt en voor ons van zoo weinig beteekenis,
4 INLEIDING.<br />
daarenboven zoo weinig voor Europeesche nederzettingen geschikt,<br />
dat wij de oostelijke helft gerust aan het onderzoek en de exploitatie<br />
van andere natiën kunnen overlaten. Borneo vormt het<br />
zwakke punt van ons Indisch rijk; want door de vestiging van<br />
Radja Brooke in Sera wak, van de North Borneo Company in<br />
Sabah, is noordwestelijk Borneo voor goed voor ons verloren<br />
gegaan, is de kans dat wij ooit onverdeeld meester ook van dit<br />
eiland zouden worden, geheel vervlogen, en worden wij steeds<br />
bedreigd met eene hernieuwing derzelfde moeilijkheden die ons<br />
vroeger op Sumatra zooveel z<strong>org</strong> gaven, doch door groote, maar<br />
niet te groote, offers onzerzijds bij de traktaten van 1824 en<br />
1871 waren bezworen.<br />
Het Nederlandsch gebied in den Indischen Archipel wordt gewoonlijk<br />
verdeeld in Java en Madoera en de Buitenbezittingen,<br />
en wij zeggen niet te veel als wij beweren, dat de gezamenlijke<br />
Buitenbezittingen, met hun onmetelijken omvang, het gewicht<br />
van Java alleen op verre na niet evenaren. De reden daarvan is<br />
niet gelegen in gemis van natuurlijke rijkdommen; daarin kunnen<br />
uitgestrekte gedeelten der Buitenbezittingen volkomen met<br />
Java wedijveren. De hoofdreden is gelegen in de schaarsche bevolking,<br />
in het gemis aan werkkrachten. Op de algemeene kaart<br />
van Insulinde beslaat Java eene betrekkelijk geringe plaats, maar<br />
het is verdeeld in 22 residentiën, waarvan men bijna zeggen kan,<br />
dat zij ieder op zich zelve de grootste gewesten der Buitenbezittingen<br />
in gewicht en bevolking overtreffen. Daar in dezen Catalogus<br />
de herkomst der voorwerpen door de namen der residen»<br />
tiën wordt aangeduid, hebben wij het noodig geacht van Java,<br />
met het daarmede onafscheidelijk verbonden Madoera, een afzonderlijk<br />
kaartje te geven, om deze indeeling te verduidelijken. Drie<br />
volksstammen, ieder met een bijzondere taal en vele van elkander<br />
verschillende eigenaardigheden, verdeelen onder elkander het<br />
eiland. Westelijk Java wordt bewoond door de Soendaneezen en<br />
heet daarom ook de Soendalanden. Tot dit gedeelte behooren de<br />
residentiën Banten, Batavia, Krawang, Tjirebon en de Preanger<br />
Regentschappen, de laatste van allen verreweg de grootste. Midden-Java<br />
is het eigenlijke Java, het land der ware Javanen.<br />
Behalve de residentiën Tegal, Pekalongan, Banjoemas, Bagelèn,<br />
Semarang, Kedoe, Djapara, Rembang, Madioen, Kediri en Soerabaja,<br />
vindt men er de overblijfselen der oude Javaansche rijken<br />
in de residentiën Soerakarta en Jogjakarta, wier vorsten nog<br />
een zweem van zelfbestuur behouden hebben. In den Oosthoek<br />
van Java, de residentiën Pasoeroean, Probolinggo en Bezoeki<br />
vormende, vindt men wel is waar ook eenige Javaansche bevolking;<br />
maar Madoereesche kolonisten, van het naburige eiland
INLEIDING. 5<br />
Madoera overgekomen, hebben er verre de overhand. Die gewesten<br />
maken dus met Madoera, dat ook een eigen residentie vormt,<br />
het Madoereesche gedeelte van Java uit.<br />
In de Buitenbezittingen dragen de hoofden van gewestelijk<br />
bestuur, dat zijn zij tusschen wie en het Opperbestuur te Batavia<br />
geene andere gezaghebbers treden, verschillende titels. Aan het<br />
hoofd der voornaamste gewesten staan Gouverneurs. Sumatra,<br />
het belangrijkste eiland na Java, bevat twee Gouvernementen:<br />
Atjeh en Onderhoorigheden en Sumatra's Westkust, de laatste<br />
gesplitst in drie residentiën; Tapanoeli, Padang en de Padangsche<br />
Bovenlanden. Onafhankelijk van die Gouverneurs en rechtstreeks<br />
ondergeschikt aan het Hoofdbestuur te Batavia zijn de<br />
hoofden der andere gewesten: Sumatra's Oostkust, Palembang,<br />
de Lampoengsche districten en Bengkoelen, die allen den titel<br />
van Residenten voeren. De rondom Sumatra gelegen kleinere<br />
eilanden behooren voor een deel tot de reeds genoemde gewesten,<br />
maar vormen voor een ander deel de residentiën Riouw en Onderhoorigheden<br />
(waartoe ook het gebied van Indragiri en Kwantan<br />
op Sumatra zelf wordt gerekend) en Bangka, alsmede de<br />
adsistent-residentie Blitoeng, aan wier hoofd een ambtenaar staat<br />
die slechts den titel en de waardigheid van Adsistent-resident<br />
heeft, maar werkelijk in zijn beperkt gebied het gezag van een<br />
resident uitoefent. Nederlandsch Borneo vormt twee uitgestrekte<br />
residentiën: de residentie Wester-afdeeling, en de residentie Zuideren<br />
Ooster-afdeeling. Bali en Lombok, ten Oosten van Java, vroeger<br />
als een aanhangsel van dat eiland bestuurd, maken sedert<br />
kort een afzonderlijke residentie uit. Op Celebes vinden wij het<br />
Gouvernement van Celebes en Onderhoorigheden, tot welke laatste<br />
Silajar, Boeton en Moena, Soembawa, West-Flores en eene menigte<br />
kleinere eilanden behooren; voorts in het Noorden de van<br />
den Gouverneur onafhankelijke residentie Menado, en in het Oosten<br />
eenige inlandsche rijkjes die, als het oppergezag van den<br />
Sultan van Ternate erkennende, tot de residentie Ternate gerekend<br />
worden. Deze, de uitgestrektste van alle, omvat, behalve<br />
gemelde rijkjes, de noordelijke of eigenlijke Molukken, de Obien<br />
Soela-eilanden, den geheelen Waigeoe-Misoeal-Archipel en de<br />
gansche Nederlandsche helft van Nieuw Guinea. De zuidelijke<br />
Molukken of Ambonsche en Banda-eilanden vormen met de<br />
Zuidwester- en Zuidooster-, de Kei-, Tenimber-en Aroe-eilanden<br />
de residentie Amboina, terwijl eindelijk Nederlandsch Timor, met<br />
de Solor- en Allor-, Sawoe- en Rotti-eilanden, oostelijk Flores<br />
en Soemba of het Sandelhout-eiland de residentie Timor uitmaakt.<br />
De grenzen dezer verschillende gewesten zijn op onze algemeene<br />
kaart van den Indischen Archipel, voor zoover zij niet met de
6 INLEIDING.<br />
kustlijn der groote eilanden samenvallen, door gekleurde stippellijnen<br />
zoo aangegeven, dat men met een oogopslag de hoofdtrekken<br />
der administratieve indeeling van geheel Insulinde overziet.<br />
Midden over de kaart loopt een andere, ongekleurde maar sterker<br />
geteekende en eenigszins bochtige lijn, die, de straat van<br />
Mangkasar en de straat van Lombok snijdende, Borneo en Bali<br />
van Celebes en Lombok en alle oostwaarts van deze liggende<br />
eilanden scheidt. Die lijn heeft geene administratieve, maar eene<br />
physiseh-geographische beteekenis. Zij wijst op het diep ingrijpend<br />
verschil dat in natuurlijke gesteldheid', in diepte der wateren,<br />
in voortbrengselen van planten- en dierenrijk, ten deele,<br />
ofschoon minder scherp begrensd, ook in de bevolking, tusschen<br />
de westelijke en oostelijke helften van den Archipel wordt waargenomen.<br />
De eilanden ten Westen dier lijn hebben een geheel<br />
Aziatisch karakter; die ten Oosten, onderling veel meer verschillend,<br />
vertoonen meer toenadering tot Australië. Het is aan<br />
Wallace dat wij de duidelijke aanwijzing van dit onderscheid<br />
verschuldigd zijn. Het kan geacht worden in hoofdzaak vast te<br />
staan, ofschoon het in de bijzonderheden zeker door nader onderzoek<br />
nog menige wijziging ondergaan zal.<br />
Toen Brazilië door den vrede met Portugal in 1661 te's Gravenhage,<br />
Nieuw-Nederland door den vrede met Engeland in 1667<br />
te Breda gesloten, voor goed voor Nederland waren verloren gegaan,<br />
bepaalden zich de Nederlandsche bezittingen in Amerika<br />
tot een deel van Guyana en eenige der kleine West-Indische<br />
eilanden. Bij het verdrag met Engeland van 1814 ondergingen<br />
zij een nieuwe vermindering door den afstand aan Engeland van<br />
de grootste helft van Nederlandsch Guyana, de nederzettingen<br />
omvattende aan de rivieren Berbice, Denierara en Essequebo, die<br />
thans Britsch Guyana uitmaken. Wat overbleef vormt twee<br />
Gouvernementen: Suriname, tusschen Fransch en Engelscb<br />
Guyana gelegen, en groot 2167 • geogr. mijlen 1<br />
), waarvan<br />
echter slechts een zeer klein gedeelte bebouwd is, en Curaeao en<br />
Onderhoorigheden, bevattende de Curacaosche eilanden of eilanden<br />
onder den wind, waarvan alleen Ouracao, Bonaire en Aruba bewoond<br />
zijn, en de eilanden St. Eustatius, Saba en St. Martin<br />
(Nederlandsch gedeelte), die tot de Kleine Antillen gerekend worden,<br />
alles te zamen eene uitgestrektheid van 20.5 • geogr.<br />
mijlen. De bewoonde gedeelten van Suriname worden verdeeld<br />
in de Oude en Nieuwe Kolonie. De eerste bevat de hoofdstad<br />
Paramaribo met hare buitenwijken en gronden en de divisiën Beneden<br />
Cottica, Beneden Commewijne, Boven Cottica, Perica, Matap-<br />
') Zie Behm und Wagner, Bevolk, d. Erde, II. 73.
INLEIDING. 7<br />
pica, Boven Commewijne, Commetawane, Beneden Para, Beneden<br />
Suriname, Boven Para, Boven Suriname, Beneden Saramacca en<br />
Boven Saramacca. De Nieuwe Kolonie bestaat uit de divisiën<br />
Coronie en Nickerie, de eenige bewesten de Coppename-rivier.<br />
De verspreide en ver van Suriname verwijderde ligging der<br />
Nederlandsche West-indische eilanden maakt het niet wel mogelijk<br />
de Ned. koloniën in Amerika op ééne kaart te vereenigen.<br />
Wij geven daarom een afzonderlijk kaartje van de beide Gouvernementen,<br />
terwijl op dat van Curacao de eilandjes die tot<br />
de Kleine Antillen behooren, zijn afgebeeld op een bijkaartje<br />
en door de roode kleur onderscheiden van de omliggende, aan<br />
andere mogendheden gehoorzamende eilanden.<br />
P. J. VETH.<br />
Wij meenen aan het hoofd van dezen<br />
Catalogus en onmiddellijk achter deze<br />
Inleiding een kunstwerk te moeten<br />
plaatsen, bestemd om den grootsten man<br />
in de geschiedenis der vestiging van<br />
Nederlands gezag in Oost-Indië te vereeuwigen.<br />
Het is billijk dat wij de<br />
eerste plaats geven aan het standbeeld<br />
van den grondlegger onzer koloniale<br />
macht, den stichter van Batavia.<br />
1. Gipsmodel van het<br />
standbeeld van Jan Pieterzoon<br />
Koen. — Koninklijke<br />
Zilverfabriek van Van<br />
Kempen en Zonen te Voorschoten.<br />
Het model is vervaardigd door prof.<br />
Strackó, het beeld zelf door middel van<br />
galvanoplastiek gevormd in de fabriek<br />
der heeren van Kempen. De eerste steen<br />
voor liet voetstuk van dit beeld werd<br />
gelegd door den Gouverneur Generaal<br />
op den 29Bten Mei 1869, den '250sten<br />
verjaardag der stichting van Batavia.<br />
Eerst den 4den Sept. 1876 kon het<br />
beeld zelf plechtig onthuld worden. Het<br />
is opgericht op het Waterlooplein, vóór<br />
den hoofdingang van het paleis te Weltevreden.<br />
De kosten werden bestreden<br />
door gelden, deels in Indië, deels in<br />
Nederland bijeengebracht, als een dankbare<br />
hulde der nakomelingschap aan<br />
den Clive van Ned. Indië.<br />
Het model heeft eene plaats erlangd<br />
in het voorportaal van het gebouw voor<br />
de Koloniale Tentoonstelling bestemd.
G R O E P I.<br />
DE NATUUR DER GEKOLONISEERDE EN OVERHEERDE<br />
GEWESTEN.<br />
Ie Klasse.<br />
GEOGRAPHIE: BESCHRIJVINGEN, ATLASSEN, KAARTEN, PLANNEN,<br />
RELIËFS, PEOFILEN ENZ.<br />
e Geographie in strikten zin kan op eene tentoonstelling<br />
slechts vertegenwoordigd worden door beschrijvingen<br />
en afbeeldingen in kaarten van verschillende soort. Ofschoon<br />
vele en uitgestrekte gedeelten van het Nederlandsch<br />
koloniaal gebied nog gebrekkig bekend, sommige zelfs<br />
geheel onbekend zijn, bestaat toch over dat gebied eene verbazend<br />
uitgebreide literatuur, toegelicht door ontelbare cartographische<br />
voorstellingen. Aan de laatste is op de Tentoonstelling<br />
meer plaats gegeven dan aan de eerste, dewijl kaarten ook op<br />
eene tentoonstelling tot ieder spreken, maar boeken er slechts<br />
naar het uitwendige kunnen beoordeeld worden, dat schitterend<br />
kan zijn ook bij onbeduidenden inhoud. Ofschoon wij de ons<br />
aangeboden boeken niet hebben afgewezen, geeft het ingezondene<br />
slechts een zeer gebrekkig denkbeeld van de bestaande<br />
geographische literatuur.<br />
Om den gebruiker van den Catalogus in staat te stellen<br />
zich daarvan een juistere voorstelling te vormen, zullen wij een<br />
vluchtig overzicht geven van de belangrijkste geschriften die de<br />
geographie van de Nederlandsche overzeesche bezittingen of<br />
eenig deel daarvan tot onderwerp hebben. Een groot deel dier<br />
geschriften bepaalt zich niet tot geographie in strikten zin, en<br />
mocht toch niet worden buitengesloten. Wij zouden van den<br />
omvang der geographische literatuur over onze koloniën een
GROEP. I. Ie Klasse. 9<br />
geheel verkeerd denkbeeld geven, indien wij de algemeene en<br />
verzamelwerken hier achterwege lieten. Op literarisch gebied<br />
rekenen wij alles tot deze klasse wat zich niet, althans in<br />
hoofdzaak, beperkt tot de onderwerpen waarvoor afzonderlijke<br />
klassen zijn aangenomen. Van oudere werken, die ons meer<br />
de vaak gebrekkige voorstellingen van vroeger tijd dan den<br />
staat onzer tegenwoordige kennis voor oogen voeren, zullen<br />
wij slechts de allerbelangrijkste aanstippen 1<br />
).<br />
Men kan niet verwachten dat er vele geschriften zijn die<br />
de gezamenlijke koloniën en overzeesche bezittingen van Nederland<br />
behandelen: Oost- en West-Indië zijn daartoe te ver van<br />
elkander verwijderd en hebben te weinig met elkander gemeen.<br />
Het groote Aardrijkskundig Woordenboek van Nederland door van<br />
der Aa behandelt ook tevens alle Nederlandsche koloniën. Overigens<br />
zijn slechts in het werk van den beroemden staatsman J. van<br />
den Bosch, de Nederlandsche Bezittingen in Azië, Amerika en<br />
Afrika (1818), in de slordig bewerkte Beknopte beschrijving van<br />
de Ned. overzeesche bezittingen van M. D. Teenstra (1852), en<br />
in vele school- en leerboeken, waaronder wij alleen dat van<br />
N. W. Posthumus Onze bezittingen in andere werelddeelen<br />
(1880) noemen, Oost en West vereenigd. Tijdschriften aan alle<br />
Nederlandsche koloniën tevens, gedeeltelijk ook aan vreemde,<br />
gewijd, waren de Nederlandsche Hermes (1826—30), de Bijdragen<br />
tot de kennis der Nederlandsche en vreemde koloniën<br />
(1844—47), de Moniteur des Indes van von Siehold en Melvill<br />
van Carnbée (1845—47), en de Koloniale Jaarboeken (1861 —<br />
64), die allen een kortstondig bestaan hebben gehad.<br />
Wenden wij den blik naar Oost-Indië, zoo verdienen in de<br />
eerste plaats de werken vermelding die de beschrijving van onze<br />
koloniën artikelswijze geven in alphabetische orde. Na Orawfurd's<br />
beknopten en zaakrijken Descriptive Dictionary of the<br />
Indian Islands (Londen, 1856), die beter en vollediger zou<br />
') Men kan over die oudere werken de bibliographiën raadplegen, door<br />
Prof. Yeth en Prof. Millies gevoegd bij de artikelen over Ned. Indië en de<br />
groolere eilanden in het straks te vermelden Aardrijkskundig en Statistisch<br />
Woordenboek. Daaraan zal zich sluiten de proeve eener geographische bibliographie<br />
van Ned.-Indië van de jaren 1800—1882, die thans door de Heeren<br />
Kan, Wijnmalen en Kogge bewerkt wordt. Het Repertorium op de koloniale<br />
literatuur van J. C. Hooykaas, ter perse bez<strong>org</strong>d door Dr. W. N. du Kieu (2<br />
deelen in 4 stukken, 1874— 1880), is geen eigenlijk bibliographisch werk, maar<br />
een soort van klapper op hetgeen in mengelwerken en tijdschriften, van 1595<br />
tot 1865 in Nederland en zijne overzeesche bezittingen uitgegeven, over de koloniën<br />
van Nederland en andere mogendheden beoosten de Kaap de Goede Hoop<br />
voorkomt. Jammer dat dit nuttige werk door den schrijver onvoltooid is achtergelaten,<br />
zoodat het bij het gebruik even dikwijls teleurstelt als beviedigt.
10 GROEP I. l e<br />
Klasse.<br />
zijn, indien de schrijver van de Nederlandsche literatuur meer<br />
had'gekend dan voor hem toegankelijk was door vertalingen of<br />
door de vreemde taal waarin het was uitgegeven, verscheen,<br />
gedurende een reeks van jaren, het in 1869 met het derde deel<br />
voltooide Aardrijkskundig en Statistisch Woordenboek van Ned.-<br />
Indië, door Mevr. J. 0. W. van den Bergh van Eysinga en Jhr.<br />
Mr. H. van Alphen, — een reuzenwerk dat onze bewondering<br />
verdient, al zijn er tal van misslagen en ongelijkheden in op<br />
te merken.<br />
Was het in het eerste vierde der vorige eeuw nog aan Francois<br />
Valentijn mogelijk, in de tien folio's van zijn Ouden Nieuw<br />
Oost-lndië '(1724 — 1726) eene encyclopaedie te leveren, die<br />
schier alles omvatte wat van de landen door de Oost-Indische<br />
Compagnie gekoloniseerd of bevaren bekend was, een geheel<br />
ander karakter kreeg de geographische literatuur over die gewesten<br />
toen men, na de stichting van het Bataviaasch Genootschap<br />
in 1778, bijzondere deelen en vraagstukken in afzonderlijke<br />
verhandelingen begon ter sprake te brengen. De schriften<br />
van dat Genootschap, thans hoofdzakelijk bestaande uit 43<br />
deelen verhandelingen, die naast vele taal-, oudheid- en natuurkundige<br />
bijdragen ook vele stukken van geographischen<br />
aard bevatten," 27 deelen van een sedert 1853 verschijnend<br />
Tijdschrift, aan de Taal-, Land- en Volkenkunde van Ned.-Indië<br />
gewijd, en 20 deelen van de sedert 1862 afzonderlijk uitgegeven<br />
notulen zijner algemeene en bestuurs-vergaderingen, nemen<br />
hier zeker de eerste plaats in. Daarnaast staan de schriften van<br />
het Kon. Instituut voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde,<br />
in 1853 te 's Gravenhage opgericht, en bestaande uit<br />
de 29 tot dusverre verschenen deelen der Bijdragen en een<br />
aantal afzonderlijke werken, waaronder de reizen der Nederlanders<br />
naar Nieuw-Guinea en de Papoesche eilanden in de<br />
17e en 18e eeuw (1875), bewerkt door den heer Leupe, Reinwardt's<br />
Reis naar het oostelijk gedeelte van den Indischen Archipel<br />
(1858), Schwaner's Borneo (2 deelen, 1853), Croockewit's<br />
Banka, Malacca en Billiton (1852), van der Hart's<br />
Reize rondom Celebes (1854), S. Muller's Reizen in den Indischen<br />
Archipel (2 deelen, 1857 — eene verbeterde uitgave der<br />
door dien schrijver oorspronkelijk in de straks te melden Verhandelingen<br />
der Natuurkundige Commissie uitgegeven reisverhalen<br />
—), von Rosenberg's Reistochten in de afdeeling Gorontalo<br />
(1865), Reis naar de Zuidooster-eilanden (1861) en Reistochten<br />
naar de GeeMnkbaai op Nieuw-Guinea (1875), eindelijk<br />
Robidé van der Aa's uitgave der Reizen naar Nederlandsch<br />
Nieuw-Guinea in 1871, 1872, 1875—1878 (1879), en van
GROEP I. 1* Klasse. 11<br />
Oarl Bock's Reis in Oost- en Zuid-Borneo (1881 geheel tot<br />
de geographische literatuur in strikten zin behooren. Het in<br />
1838 door Dr. W. R. van Hoëvell in Ned. Indië gestichte,<br />
in 1849 naar Nederland overgebrachte, en ook na zijne aftreding<br />
en dood regelmatig voortgezette Tijdschrift voor Neder<br />
landsch Indië, is thans genaderd tot zijn 45 sten<br />
jaargang, en<br />
bevat in de 95 boekdeelen waaruit het reeds bestaat, naast beschouwingen<br />
van politieken en economischen aard en vele historische<br />
stukken, ook onafzienbare schatten voor de kennis van<br />
land en volk. Van 1847 af wedijverde daarmede het te Singapore<br />
door Dr. J. R. Logan gestichte Journal of the Indian<br />
Archipelago, dat zich tot 1857 staande hield, en, na de overbrenging<br />
van het Tijdschrift voor Ned. Indië naar Nederland,<br />
het te Batavia verschijnend Indisch Archief, dat slechts twee<br />
jaargangen (1850 en 1851) mocht beleven. Maar inmiddels<br />
was in Indië in 1850 een nieuw Genootschap verrezen, de<br />
Koninklijke Natuurkundige Vereeniging, die vooral aan het<br />
ijverig streven van Dr. P. Bleeker haar aanzijn en haren bloei<br />
verschuldigd was, en in de 41 tot hiertoe verschenen boekdeelen<br />
van haar Natuurkundig Tijdschrift voor Ned. Indië,<br />
niet slechts de geologie, mineralogie, botanie, zoölogie, meteorologie,<br />
anthropologie met ontelbare bijdragen verrijkte, maar<br />
ook voor de physische geographie milde bronnen opende. In<br />
Nederland wordt sedert 1879 een nieuw Tijdschrift, aan de<br />
Indische belangen gewijd en algemeen met veel bijval begroet,<br />
onder den naam van de Indische Gids, uitgegeven door den<br />
heer C. E. van Kesteren, en dat ook daarin bijdragen tot de<br />
geographische kennis van Indië geleverd worden, bewijst o. a.<br />
een uitvoerig stuk van den heer Schot over den nog zoo weinig<br />
bekenden Battam-Archipel. Andere tijdschriften en verzamelwerken,<br />
die slechts een kort leven hebben gehad of slechts<br />
uit enkele deelen bestaan, maar desniettemin veel belangrijks<br />
voor de geographie hebben geleverd, zijn : de Malayan Miscellanies<br />
(Bengkoelen, 1821, 1822), Moor's- Notices of the Indian<br />
Archipelago (Singapore, 1837), de Oosterling (1835—1837), de<br />
Indische Bij (1843), het Indisch Magazijn, —'• waarin o. a. verzameld<br />
zijn de vele merkwaardige berichten over de geographie<br />
van N. L, verschenen in de oude Javasche Couranten, die van<br />
1810 tot 1838 het eenige periodieke geschrift in Ned. Indië<br />
uitmaakten 2<br />
), — de Indiana van Ds. Brumund (1853, 1854).<br />
') Het tweede gedeelte is nog niet verschenen.<br />
") Jammer dat door de ontijdige staking van het Tijdschrift ook de verzameling<br />
der Courant-artikelen niet verder gaat dan 1827!
12 GROEP I. l e<br />
Klasse.<br />
Eindelijk moeten wij nog van een reeks van periodieke geschriften<br />
gewagen die, schoon niet uitsluitend aan de Koloniën<br />
gewijd, toch vele gewichtige bijdragen tot de geographische<br />
kennis daarvan geleverd hebben. Wij kunnen ze niet allen<br />
noemen, maar mogen toch niet onvermeld laten de sedert vele<br />
jaren voortgezette Koloniale Kroniek van Jhr. Mr. J. K. W.<br />
Quarles van Ufford ih het tijdschrift de Economist; de talrijke<br />
opstellen, reizen en onderzoekingen in Ned. Indië betreffende,<br />
door Prof. Veth, Prof. Millies, Prof. de Hollander, Dr. van<br />
Hoëvell, A. E. Óroockewit, Ds. Heering en anderen in de 45<br />
jaargangen of 130 boekdeelen van het Tijdschrift de Gids<br />
geleverd; de hoogst belangrijke en talrijke bijdragen tot de kennis<br />
van land en volk van Ned. Indië in de 26 jaargangen der<br />
Mededeelingen van het Ned. Zendelinggenootschap voorkomende;<br />
eindelijk de werken van het Nederlandsch en het Nederlandsch<br />
Indisch Geogvaphisch Genootschap, die beide uit den aard der<br />
zaak een groot deel hunner krachten aan de vermeerdering der<br />
kennis van Nederlandsch Indië wijden. Onder de vreemde tijdschriften<br />
die van tijd tot tijd eenige aandacht aan de Nederlandsche<br />
koloniën schenken en bijdragen tot hare kennis leveren,<br />
verdienen de Asiatic Researches, het Journal en de Proceedings<br />
of the Royal geographical Society, de Année géographique, de<br />
Annales de Vextréme Oriënt, Petermann's Mittheilungen, das<br />
Ausland, de Zeitschrift der Gesellschaft für Erdkunde te Berlijn,<br />
de Cosmos van (Juido Cora, genoemd te worden.<br />
Populaire beschrijvingen van Nederlandsch Oost-Indië, Handleidingen<br />
en Handboeken ten behoeve van aanstaande ambtenaren<br />
en militairen in Ned. Indië, of van hooger en middelbaar<br />
onderwijs, zijn vrij menigvuldig; wij kunnen echter rekenen<br />
dat van Hogendorp's Coup d'oeil sur Vile de Java et les<br />
autres possessions Neerland, dans VArchip. des Indes (Brussel,<br />
1830), Olivier's Land- en Zeetogten in Indië (1827—1830) en<br />
zijn Tafereel van Oost-Indië (1841), het Handboek der Landen<br />
Volkenkunde van Ned. Indië door Prof. Roorda van Eysinga<br />
(1841—50), de Handleiding door Prof. Lauts ten behoeve der<br />
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen vervaardigd (1843), Temminck's<br />
Coup d'oeil général sur les possessions Néerlandaises<br />
dans Vlnde Archipélagique (1846—49), van der Aa's slechts<br />
ten halve voltooid Nederlands Oost-Indië (1846—57), en meer<br />
andere, thans te verouderd en te gebrekkig zijn, om meer dan<br />
eene voorbijgaande melding te verdienen. Onder de volksleesboeken<br />
over Indië die thans nog aanbevelingswaardig zijn,<br />
neemt door zijne levendige en beknopte terreinbeschrijving, zijne<br />
historische overzichten en zijne afbeeldingen eene eerste plaats
GROEP I. i e<br />
Klasse. 13<br />
in Prof. van der Lith's Nederlandsch Oost-Indië beschreven en<br />
afgebeeld voor het Ned. volk (1875). In nog populairder kleed<br />
stak de heer J. Kuyper zijne, met fraaie houtsneden versierde<br />
beschrijving van Ned. Indië, getiteld Onze Oost (1881). Een<br />
uitstekend handboek voor het onderwijs is de Geographie van<br />
Nederlandsch Indië van Prof. Pijnappel, het eerst in 1863<br />
verschenen, onlangs in de derde door Dr. G. J. Dozy bewerkte<br />
uitgave (1881) meer met den tegenwoordigen staat onzer kennis<br />
in overeenstemming gebracht. Naast die beknopte schets<br />
staat de uitvoerige, in de achtereenvolgende uitgaven met de<br />
meeste z<strong>org</strong> bijgehouden Handleiding bij de beoefening der Landen<br />
Volkenkunde van Ned. Indië van Prof. de Hollander, een<br />
monument van zeldzame vlijt en nauwkeurigheid (l e<br />
uitg. D.<br />
I 1861, D. II 1864, 2e uitg. D. I 1866, D. II 1869, 3e uitg.<br />
D. I 1874, D. II 1877, 4e uitg. D. I 1882). Aan deze Handleiding,<br />
eigenlijk bestemd voor de Militaire Akademie, maar<br />
ook bij vele andere inrichtingen van onderwijs in gebruik,<br />
voegde de Hoogleeraar nog eene Aardrijkskundige beschrijving<br />
van Ned. O. Indië, vooral ten gebruike bij het middelbaar onderwijs,<br />
toe (1868). Een Duitsch geneesheer in Ned. dienst, Dr.<br />
S. Friedmann, leverde voor Spamer's Illustrirte Bibliothek der<br />
Lander- und Vólkerkunde de twee bandjes die Ostasiatische Inselwelt<br />
getiteld (Leipzig, 1868). Van de van Regeeringswege in<br />
folio uitgegeven Verhandelingen over de natuurlijke geschiedenis<br />
der Nederl. overzeesche bezittingen, door de leden der Natuurkundige<br />
Commissie in Indië en andere schrijvers (1839—1844)<br />
bevat de aan Land- en Volkenkunde gewijde serie op verre na<br />
niet zulk eene volledige beschrijving der Indische bezittingen,<br />
als men had mogen verwachten, daar een zeer groot gedeelte<br />
van het materiaal ongebruikt is gebleven of eerst later in<br />
Tijdschriften een plaats heeft gevonden; inderdaad geeft zij<br />
weinig meer dan de later ook afzonderlijk uitgegeven en reeds<br />
boven vermelde reizen van S. Muller, in welke ook wel eene<br />
plaats had mogen worden toegekend aan de belangrijke mededeelingen<br />
over Sumatra die de schrijver in verspreide stukken<br />
heeft aan het licht gebracht.<br />
Van belangrijke reisverhalen die verschillende deelen van Nederlandsch<br />
Indië omvatten, verdienen onder de oudere vooral<br />
vermeld te worden de reizen van Stavorinus, die zelfs in de<br />
gezamenlijke Engelsche vertaling van S. Huil Wilcocke (Voyages<br />
to the lndies by Stavorinus, 3 deelen, Londen 1798) door de<br />
noten en bijvoegselen des vertalers het karakter gekregen hebben<br />
van een vrij volledig overzicht van alle toenmalige Nederlandsche<br />
bezittingen in O. Indië. Een soortgelijk werk van
44 GROEP I. Ie Klasse.<br />
veel latere dagteekening is v. Rosenberg's Malayische Archipel<br />
(Leipzig 1878), waarin die reiziger zelf in het Hoogduitsch<br />
eene samenvatting heeft geleverd van wat vroeger door hem<br />
over de verschillende deelen van Indië die hij bereisd had, m<br />
verspreide stukken en afzonderlijke werken in het Nederlandsch<br />
was in het licht gegeven. De veelvuldige reizen van den heer<br />
J. B. J. van Doren in Nederlandsch-Indië zijn beschreven in<br />
drie werken: Java, of land- en zeetogten gedurende een 20-jarig<br />
verblijf in N. 1. (2 deelen, 1847—50), Fragmenten uit de reizen<br />
in den Indischen Archipel (2 deelen, 1855, 1856), Herinneringen<br />
en schetsen van Ned. Indië (2 deelen, 1858, 1859). De zendeling<br />
E, H. Köttger doet ons in zijne Briefe über Hinter-Indiën,<br />
die ook onder den titel Berigten omtrent Indië in het<br />
Nederlandsch vertaald zijn (1846), gedeelten van Java, Celebes,<br />
de Molukken en Sumatra, maar vooral de residentie Riouw<br />
kennen. In de reizen ter inspectie van zendingsposten, kerken<br />
en scholen van de predikanten L. J. van Rhijn (Reis in den<br />
Indischen Archipel, 1851) en S. A. Buddingh (Neerlands-Oost-<br />
Indië, 3 deelen, 1859), vooral in laatstgenoemde, wordt mede<br />
eene ruime plaats aan de beschrijving van land en volk der<br />
verschillende eilanden gegeven. Verhuell's Herinneringen van<br />
eene reis naar Oost-Indië (2 deelen, 1835) doen ons blikken<br />
werpen op Java, Madoera, Celebes en de Molukken; in Earl's<br />
Eastern seas is het verhaal van verschillende tochten, vooral in<br />
het Westen van den Archipel, samengevat; Dr. F. Epp's Schilderungen<br />
aus Holldndisch Ostindiën (1852) omvatten tafereelen<br />
uit Java, Sumatra, Bangka en de Molukken; dè Herinneringen<br />
eener reis naar Ned. Indië van Mr. T. W. Gevers Deynoot<br />
schetsen ons gedeelten van Java, Celebes, de Molukken, Timor<br />
en Sumatra; Gerdessen's Vijf jaren gedetacheerd teekent ons<br />
de ontmoetingen en ervaringen van een officier op Java, Borneo<br />
en de Molukken; Dr. Greiner's Over land en zee (1874)<br />
leidt ons rond door sommige gedeelten van Java en Bali, in<br />
Zuid-Borneo en de eilanden langs Sumatra's Westkust. Naar<br />
de oostelijke helft vau Insulinde voeren ons Kolff's Reize door<br />
den zuidelijken Molukschen Archipel en langs de Zuidwestkust<br />
van Nieuw-Guinea (1828), door Earl ook in het Engelsch vertaald<br />
(1840), Olivier's Reizen in den Molukschen Archipel (2<br />
deelen, 1834 en 1837), Bleeker's Reize door de Minahassa en<br />
den Molukschen Archipel (2 deelen, Batavia, 1856) en van der<br />
Crab's Moluksche eilanden (Batavia, 1862). De drie laatstgenoemde<br />
werken, schoon zeer ongelijk in waarde, — Bleeker's<br />
reisverhaal is verreweg het belangrijkste, — hebben dit met<br />
elkander gemeen, dat de drie daarin verhaalde tochten in het
GROEP I. 1* Klasse. 15<br />
gevolg van even zoovele Gouverneurs Generaal — baron van<br />
der Capellen, Duyniaer van Twist en Pahud — hebben plaats<br />
gehad. De meest beroemde en voor de wetenschap gewichtigste<br />
reis door den Ind. Archipel in de laatste jaren is verricht door<br />
een vreemdeling, A. Russell Wallaee, wiens voortreffelijk werk<br />
the Malay Archipelago (2 vol., London, 18(59; later herdrukt)<br />
door Prof. Veth onder den titel Insulinde vertaald en door aanteekeningen<br />
opgehelderd werd (2 deelen, 1870 en 1871). Op<br />
dezelfde wijze handelde ook Prof. de Hollander met Bickmore's<br />
Travels in the East-indian Archipelago (Londen, 1868), waarvan<br />
de Hollandsche vertaling den titel Reizen in den Oost-lndischen<br />
Archipel draagt (2 deelen, 1873), en had reeds vroeger<br />
Dr. van Hoè'vell gehandeld met Jukes' Narrative of the surveying<br />
Voyage of II. M. S. Fly (2 vol., Londen, 1847), echter zóó,<br />
dat hij zijne vertaling, getiteld: Tochten van een Engelschman<br />
in den Indischen Archipel (2 deelen, 1853), beperkte tot de gedeelten<br />
die op Ned. Indië' betrekking hebben. De vierjarige reis<br />
in Ned. Indië door Dr. van Rijckevorsel voor magnetische<br />
waarnemingen gedaan, heeft ook een belangrijke reeks van<br />
brieven opgeleverd, uitgegeven onder den titel Brieven uit<br />
Insulinde (1878). Vele andere reizen zijn reeds vroeger'bij de<br />
door Genootschappen uitgegeven werken vermeld, nog andere,<br />
die tot een enkel eiland bepaald bleven, zullen straks ter sprake<br />
komen; maar het is niet mogelijk alle te vermelden, en het<br />
zijn zeker niet alleen onbeduidende die onvermeld blijven.<br />
De literatuur over de afzonderlijke eilanden en eilandengroepen<br />
is zoo uitgebreid, dat wij ons tot de vermelding van eenige<br />
hoofdwerken moeten bepalen en alles wat in de böven opgesomde<br />
tijdschriften voorkomt, hoe belangrijk ook, met stilzwijgen<br />
moeten voorbijgaan.<br />
Over Sumatra zag, na het beroemde werk van Marsden,<br />
the History of Sumatra (London, 1811), geen andere algemeene<br />
beschrijving het licht dan het ook afzonderlijk uitgegeven artikel<br />
van Prof. Veth in het Aardrijkskundig en Statistisch<br />
Woordenboek. Dezelfde schrijver was de eerste om, bij het uitbreken<br />
van den Atjeh-oorlog, eene, wel is waar zeer onvolkomene,<br />
maar dan ook in weinige dagen vervaardigde schets<br />
van dat rijk te geven, onder den titel: Atchin en zijne betrekkingen<br />
tot Nederland (1873). Onder de vele geschriften die het<br />
ons later nauwkeuriger leerden kennen, is voor de geographie<br />
wel het belangrijkst: Atjeh en de Atjehers van J. A. Kruyt<br />
(1877). Junghuhn's Battalander auf Sumatra (2 deelen, Berlijn<br />
, 1847), waarvan het Hollandsche origineel onuitgegeven bleef,<br />
toen de voortvarende schrijver, het dralen der Indische regeering
4(5 GROEP I. l e<br />
Klasse.<br />
moede, liet reeds in Duitsche vertaling had in het licht gegeven,<br />
deed ons het eerst een gedeelte van Sumatra kennen<br />
waarvan Marsden en zijne opvolgers nog nagenoeg niets hadden<br />
weten te berichten. S. Muller, van wieus reizen door Midden-<br />
Sumatra wij meest slechts door verspreide opstellen onderricht<br />
zijn, vatte echter vele merkwaardige bijzonderheden samen in<br />
zijn werkje Bijdragen tot de kennis van Sumatra (184Ö); zijn<br />
reisgenoot Korthals gaf eene korte, maar leerrijke Topographische<br />
schets van een gedeelte van Sumatra (1847) in het licht.<br />
De Herinneringen aan Sumatra's Westkust van J. W. H. Cordes,<br />
vooral belangrijk voor de kennis der bosschen, verschenen<br />
wel is waar in het Tijdschrift der Ned. Maatschappij voor<br />
Nijverheid, D. XV, St. V, maar moeten hier toch vermeld<br />
worden, daar men deze bijdrage misschien niet licht in dat<br />
hier tot dusverre niet vermelde Tijdschrift zoeken zou en ze te<br />
belangrijk is om met stilzwijgen te worden voorbijgegaan. Over<br />
Palembang zijn te vermelden: W. L. de Sturler, Proeve eener<br />
beschrijving van het gebied van Palembang (1843) en Bijdragen<br />
tot de kennis van het Palembangsche gebied (1855). Ook is hier<br />
de beste plaats om melding te maken van het werkje Banka<br />
und Palembang nebst Mittheilungen über Sumatra im Allgemeinen,<br />
van Dr. Otto Mohnike, officier van gezondheid in Ned.<br />
dienst (Munster 1874). Midden-Sumatra, bepaaldelijk de zuidelijke<br />
Padangsche Bovenlanden, Djambi en de bovenlanden van<br />
Palembang, is veel beter bekend geworden door het Reisverhaal<br />
en de Aardrijkskundige beschrijving, die het eerste en<br />
tweede hoofddeel van het groote werk over de Sumatra-expeditie<br />
uitmaken. Het zuidelijk gedeelte, Bengkoelen, Palembang<br />
en de Lampongs omvattende, is in een helderder licht dan ooit<br />
te voren gesteld door de Topographische en geologische beschrijving<br />
van Zuid-Sumatra van den mijningenieur li. D. M. Verbeek,<br />
die schier het geheele eerste deel vult van den tienden<br />
jaargang der Jaarboeken voor het Mijnwezen, welke overigens<br />
bij de geologie en het mijnwezen zullen ter sprake komen.<br />
'Over het eiland Java bestaan drie hoofdwerken: de History<br />
of Java van Raffles, Java, deszelfs gedaante, bekleeding en inwendige<br />
structuur van Fr. Junghuhn, ook in Duitsche vertaling<br />
uitgeceven, en Java, geographisch, ethnologisch. historisch van<br />
Prof.°P. J. Veth, (3 deelen, 1873—83; het Register is op de<br />
pers). Is het eerste werk meer aan geschiedenis, oudheidkunde<br />
en volksbeschrijving gewijd, het tweede vooral van gewicht voor<br />
botanie en zoölogie, de eigenlijke geographie komt het meest<br />
tot haar recht in het derde werk, vooral in de algemeene geographische<br />
beschrijving in de eerste helft van het eerste en
GROEP I. 1« Klasse. 17<br />
in de uitvoerige chorographie in het derde deel. De lezers van<br />
laatstgenoemd werk zullen daaruit tevens den verbazenden omvang<br />
der geographische literatuur over Java in verspreide stukken<br />
en kleinere geschriften leeren kennen. Kortere algemeene<br />
beschrijvingen van het eiland leverden J. J. Stockdale, Sketches<br />
of the island of Java (Londen, 1812), Pfyffer von Neueck<br />
(Zwitsersch officier in Nederlandschen dienst), Skizzen von der<br />
Insel Java (1829), ook in het Fransch en Nederlandsch vertaald<br />
, R. J. L. Kussendrager, Natuur- en aardrijkskundige beschrijving<br />
van Java (1841), J. Hageman JCzn., Handleiding<br />
tot de kennis der geschiedenis, aardrijkskunde, fabelleer en tijdrekenkunde<br />
van Java (2 deelen, Batavia, 1862), H. Meister,<br />
Bïlder aus Java (1875), door den heer Stellwagen in het<br />
Nederlandsch vertaald, W. van Gelder, Beschrijving van het<br />
eiland Java en zijne bewoners voor de scholen in Ned. Indië<br />
(4 stukjes, Batavia, 1879, 1880). Onder de geographische beschrijvingen<br />
van bijzondere gedeelten zijn de belangrijkste: A.<br />
de Wilde, de Preanger Regentschappen (1830); H. J. Domis,<br />
de Residentie Pasoeroean (1836); de Residentie Kadoe naar de<br />
uitkomsten der statistieke opname (Batavia, 1871); B. Stöhr,<br />
die Provinz Banjuwangi (1874); J. Groneman, Bladen uit het<br />
dagboek van een Indisch geneesheer (1874), eene voortreffelijke<br />
bijdrage tot de kennis der Preanger; F. C. Heynen, Drie bergvlakten<br />
op Java 1<br />
), t. w. de plateaux van den Tengger, van<br />
Diëng en van Bandong (1877); S. Coolsina, Twaalf voorlezingen<br />
over West-Java (1870).<br />
Verhalen van reizen over Java zijn zeer menigvuldig. Tot<br />
de beste reizigers op dat eiland behoort Dr. P. Bleeker, en<br />
het is jammer dat zijne brieven over Banten in het T. v. N. I.<br />
voor 1844 en zijne mededeelingen naar aanleiding van een bezoek<br />
aan Madoera in het Indisch Archief (1849) niet met de<br />
Fragmenten eener reis over Java in de jaargangen 1849 en<br />
L850 van het T. v. N. I. tot een op zich zelf staand geheel<br />
zijn vereenigd. Uit ongeveer hetzelfde tijdvak stammen Junghuhn's<br />
Topographische und naturwissenschaftliche Reisen durch<br />
Java (1845), die door de latere uitgave van zijn groot werk<br />
niet alle waarde hebben verloren, en van Hoëvell's Reis over<br />
Java, Madura en Bali in het midden van 1847 (2 deelen, 1849,<br />
1851), waaraan, daar het onvoltooid bleef, de beschrijving van<br />
Bali schier geheel ontbreekt. E. Selberg's Reise nach Java (1846)<br />
werd door den heer W. L. de Sturler onder den titel Reis<br />
') Dit is een overdruk uit het Tijdschrift „onze Wachter".<br />
2
18 GROEP I. l e<br />
Klasse.<br />
naar Java (1846) in het Nederlandsch vertaald. Dezelfde onderscheiding<br />
ware wel verdiend door d'Almeida's Life in Java (2<br />
deelen, Londen, 1864). Perelaer's Twaalfhonderd palen over<br />
Midden-Java, oorspronkelijk verschenen in den Militairen Spectator<br />
(1868), verdiende alleszins den herdruk in des schrijvers<br />
sprokkelingen, uitgegeven onder den titel Uit de oude doos<br />
(1883). De voorbijgaande bezoeken door Fransche, Engelsche,<br />
Duitsche, Italiaansche, Oostenrijksche en Deensche reizigers,<br />
zooals d'Argout, Fontanier, Lavollée, Devay, Comte de Beauvoir,<br />
Duret, — Davidson, Money, Laird, Wedderburn, — Ratzeburg,<br />
Jagor, von Richthofen, Zöller, Seelhorst,— von Scherzer,<br />
von Hochstetter, Lehnert, — Bottoni, — Steen Bille, van<br />
tijd tot tijd aan Java gebracht, hebben aanleiding gegeven tot<br />
vele oppervlakkige beschrijvingen en onbekookte beschouwingen,<br />
maar soms ook bewezen hoe weinig tijds voor een kundig<br />
en geniaal man genoeg is, om belangrijke gegevens voor de<br />
wetenschap op te zamelen (von Richthofen, von Hochstetter)<br />
en over sociale toestanden een scherpzinnig oordeel te vellen<br />
(Money, Wedderburn). Bijzondere vermelding verdient nog het<br />
verhaal der reizen over Java van den Regent van Brebes, dat<br />
dit kundige Javaansche hoofd ten behoeve zijner landgenooten<br />
onder den pseudoniem Poerwa Lelana heeft in het licht gegeven.<br />
De Nederlandsche literatuur over Borneo is niet onbelangrijk,<br />
maar, voor zoover de geographische betreft (ethnologische<br />
en historische geschriften komen elders ter sprake), meest in<br />
tijdschriften of algemeene werken over Ned. Indië vervat. Prof.<br />
Veth wijdde echter een uitgebreid werk aan de Wester-afdeeling<br />
(Borneo's Wester-af'deeling, geographisch, statistisch., historisch,<br />
voorafgegaan door eene algemeene schets des ganschen<br />
eilands, 2 deelen, 1854); de reizen van Schwaner en Bock<br />
werden reeds vroeger vermeld. Indien men de literatuur alleen<br />
naar afzonderlijke werken beoordeelt, schijnt de Engelsche, ofschoon<br />
die zich grootendeels tot het noordwestelijke deel bepaalt<br />
(men denke aan de werken van Keppel, Mundy, Belcher, Marryat,<br />
Low, St. John, Charles Brooke, Boyle, Templer, Burbidge,<br />
Hatton enz.), verre het overwicht te hebben over de<br />
Nederlandsche; doch hoe onjuist dit oordeel zou zijn, kan blijken<br />
zoowel uit de lijst van geraadpleegde geschriften, die Prof.<br />
Veth vóór zijn zooeven vermeld werk heeft geplaatst, als uit<br />
hetgeen hij in de voorrede voor v. Rosenberg's „Malayische Archipel"<br />
over vroegere en latere onderzoekingen en opnemingen<br />
op Borneo door Nederlanders en vreemdelingen in Nederlandsehen<br />
dienst heeft medegedeeld.
GROEP I. Ie Klasse. 19<br />
Wat Celebes betreft werden het boek van von Rosenberg<br />
over Gorontalo, de reis van v. d. Hart rondom het eiland reeds<br />
vroeger genoemd. Daarnevens verdient Graaflands monographie<br />
de Minahassa (2 deelen, 1867—69) vermelding. Maar jammer<br />
is het dat de reizen van Dr. B. F. Matthes door zuidelijk Celebes,<br />
waarvan slechts verspreide berichten voorhanden zijn, niet<br />
in een samenhangend verhaal zijn beschreven. In het tweede<br />
deel van het Tijdschrift v. h. Aardrijksk. Gen. (bl. 311) gaf<br />
Prof. Veth een overzicht van die reizen, waarvan het verhaal,<br />
als de heer Matthes ze in een aangenamen vorm voor het<br />
publiek had bewerkt, door de grondige en wij mogen zeggen<br />
ongeëvenaarde kennis die hij zich van land, volk en taal verworven<br />
heeft, eene plaats onder de reisbeschrijvingen van den<br />
eersten rang had kunnen innemen.<br />
De eindelooze verbrokkeling van den Indischen Archipel heeft<br />
ook de verbrokkeling der literatuur bevorderd. Van schier elk<br />
eiland van eenige beteekenis bestaan afzonderlijke beschrijvingen,<br />
dikwijls in belangrijk aantal. Wanneer wij ons ook hier<br />
tot het gering getal der afzonderlijk uitgegeven geschriften bepalen,<br />
zij de lezer gewaarschuwd dat veel meer, en vaak het<br />
belangrijkste, in de tijdschriften en verzamelwerken te vinden<br />
is. Ons blijven hier slechts ter vermelding over: het eiland<br />
Banka en zijne aangelegenheden (1850), door H. M. Lange;<br />
Bangka beschreven in reistochten (1865), door P. v. Diest; het<br />
eiland Bali en de Balineezen (1848), door Prof. Lauts; het<br />
eiland Timor, overdruk uit de Gids (1855), door Prof. Veth;<br />
het eiland Boeroe (1858), door T. Willer en Jhr. J. P. Cornets<br />
de Groot; Boeroe en Manipa (1859) en Herinneringen der laatste<br />
oogenblikken van mijn verblijf in de Molukken (1852), door J.<br />
B. J. van Doren; Schets van de residentie Amboina (1868),<br />
door E. W. A. Ludeking; Ambon en meer bepaaldelijk de<br />
Oeliassers (1875), door G. W. W. C. baron van Hoëvell; Banda<br />
en zijne bewoners (1875), door Mr. H. O. van der Linden; Rozengain,<br />
een der eilanden van de Bandagroep (1872), door P.<br />
C. Lans; Aanteekeningen betreffende eene reis door de Molukken<br />
van den Gouv. Gen. Duymaer van Twist (1856); Verhaal van<br />
eene reize naar en langs de Zuidwestkust van Nieuw-Guinea<br />
(1830), door J. Modera; Neu-Guinea und seine Bewohner (1865),<br />
door O. Finsch; la Papouaisie ou Nouvelle-Guinee occidentale<br />
(1881), door Graaf Meyners d'Estrey.<br />
Nederlandsch West-Indiè' kan vrij wat korter worden afgehandeld.<br />
Van tijdschriften bepaaldelijk aan West-Indië gewijd,<br />
is er slechts één te vermelden: West-lndië, bijdragen tot de be-
20 GROEP I. 1» Klasse.<br />
vordering van de kennis der Nederlandsch West-Indische koloniën.<br />
Het bevat vele belangrijke stukken, maar beleefde slechts twee<br />
jaargangen, 1857 en 1858. Lezenswaardige stukken over West-<br />
Indië komen van tijd tot tijd ook voor in andere tijdschriften,<br />
b. v. in de Gids, de Bijdragen tot de kennis der Ned. en<br />
vreemde koloniën en vooral de Bijdragen tot de Taal- land- en<br />
Volkenkunde van N. I. In de meeste geschriften over Suriname<br />
worden de eilanden, die geheel andere belangen hebben en in<br />
geheel andere omstandigheden verkeeren, niet aangeroerd; in<br />
eenige reisverhalen vinden wij echter beschrijvingen van de<br />
eilanden met die van Nederlandsch Guiana vereenigd. Dit is<br />
b. v. het geval in de Aanteekeningen gehouden gedurende mijn<br />
verblijf in de West-Indiën in 1837—1840, door G. van Lennep<br />
Coster, in de Reizen in de Westindiën van den Curacaoschen<br />
predikant G. C. Bosch (3 deelen, 1829, 1836, 1843), waarin<br />
wel de uitvoerigste beschrijving der eilanden wordt aangetroffen,<br />
en in den tekst die het in hoofdzaak tot de derde klasse behoorende<br />
werk Gezichten uit Nederlandsch Westindië van den<br />
heer Voorduin vergezelt.<br />
Het hoofdwerk over Nederlandsch Guiana vormen de twee<br />
quarto-deelen van Mr. Jan Jacob Hartsinck, getiteld Beschrijving<br />
van Guiana of de wilde kust van Amerika (1770), waarnevens<br />
de uit het Engelsch [Narrative of a five years expedition<br />
against the revolted negroes of Surinam, 2 deelen, 1796)<br />
vertaalde Reize naar Suriname en door de binnenste gedeelten<br />
van Guiana van kapitein John G. Stedman (4 deelen, 1799,<br />
1800), en de uit het Hoogduitsch (Reisen nach Surinam, 2<br />
deelen, 1821) vertaalde Reize naar Suriname van den Baron<br />
Albert von Sack (3 deelen, 1821). voorts de vooral om de fraaie<br />
platen (zie III e<br />
klasse) beroemde Voyage d Surinam van P. J.<br />
Benoit (1839), de Zes jaren in Suriname van den vroeger in<br />
Nederlandschen dienst werkzamen Wurtemberger A. Kappler<br />
(2 deelen, 1854) en het, ten gevolge van een nieuw bezoek aan<br />
Suriname, uit de pen van denzelfden schrijver gevloeide werk<br />
Holldndisch-Guiana, Erlebnisse und Erfahrungen wdhrend eines<br />
4'ójahrigen Aufenthalts in der Kolonie Surinam, als gewichtige<br />
bijdragen te noemen zijn. Het blijkt uit deze opgave dat vreemdelingen<br />
aan de literatuur over Suriname een groot aandeel<br />
hebben. De inderdaad vrij talrijke Nederlandsche geschriften<br />
over die kolonie behandelen meest hare geschiedenis of de economische<br />
en sociale vraagstukken met haar verval en herstel in<br />
verband staande, en moeten dus hier onvermeld blijven. Gelukkig<br />
toonen echter ook het werk door den luitenant der jagers<br />
J. H. N. onder den titel Suriname, in losse tafereelen en schet-
GROEP L l e<br />
Klasse. 21<br />
sen, uitgegeven (1840), het Dagverhaal van eene reis naar<br />
Paramaribo en omstreken in de kolonie Suriname van Jhr. G.<br />
P. C. van Breugel (1842), de Beschrijving van Suriname van<br />
Jhr. C. A. van Sijpesteyn (1854), de bijdrage tot de kennis<br />
van Suriname die ds. W. Boekhoudt onder den titel Uit mijn<br />
verleden (1874) uitgaf, de Reisindrukken uit West-indië door<br />
Mr. A. Heemskerk medegebracht (1878), en vooral ook de<br />
opnemingen door den heer W L. Loth tot het traceeren van<br />
nieuwe wegen in verband met de toenemende goudproductie,<br />
waarvan de verslagen en kaarten telkens in het Tijdschrift van<br />
het Aardrijkskundig Gen. zijn medegedeeld, dat het land en zijn<br />
natuurlijke rijkdommen nog steeds belangstelling aan de Nederlanders<br />
inboezemen, en de hoop op betere tijden niet wordt opgegeven.<br />
Bemoedigend was het verhaal van een bezoek aan<br />
Suriname gebracht door den heer W. Gifford Palgrave in de<br />
Fortnightly review van 1876, — een verhaal dat, door Dr. H. D.<br />
Benjamins vertaald en met aanteekeningen toegelicht, onder<br />
den titel van Nederlandsch Guiana, in de Wetenschappelijke<br />
bladen voor 1876 werd opgenomen.<br />
Van afzonderlijke schriften over de eilanden noemen wij nog:<br />
J. H. Hering, Beschrijving van het eiland Curacao en de daaronder<br />
behoorende eilanden (1779), Beschrijving van Curacao en<br />
onderhoorige eilanden door een bewoner van het eiland (1819),<br />
S. van Dissel, Curacao, herinneringen en schetsen (1857), A.<br />
M. Chumaceiro, de natuurlijke hulpbronnen van de kolonie Curacao<br />
(1880), het eiland Bonaire, met schetskaart (1867). Zeer<br />
uitvoerige berichten over St. Eustatius gaf de heer Bisschop<br />
Grevelink in de jaargangen 1846 en 1847 der Bijdragen tot<br />
de kennis der Ned. en vreemde koloniën, en in het eerste en<br />
zesde deel van het Tijdschrift van het Aardr. Gen. worden bijschriften<br />
bij de kaarten van St. Eustatius en Curacao van de<br />
hand der heeren Blommendal en Kuyper aangetroffen 1<br />
).<br />
]<br />
) Voor de bibliographie over West-indië is goed gez<strong>org</strong>d door de zeer volledige<br />
lijst van boeten en kaarten Suriname betreffende achter de beschrijving<br />
van Suriname van den heer v. Sijpesteyn, endoorden Catalogus der Surinaamsche<br />
koloniale bibliotheek ('s Gravenh. 185'J). Een model van bibliographisch<br />
onderzoek is A biographical and hisiorieal essay on the Dutch books and pamphlets<br />
relating to New Netherland and to the Dutch West-india Company, van<br />
G. M. Asher (Amsterdam, Fr. Muller, 1854—18H7), maar geen der daarin behandelde<br />
geschriften heeft betrekking tot onze tegenwoordige koloniën.
22 GROEP I. l e<br />
Klasse.<br />
Moest over de geographische literatuur de Nederlandsche bezittingen<br />
in Oost en West betreffende een -weinig worden uitgeweid,<br />
de kaarten zullen meer voor zich zeiven spreken.<br />
In den tijd der Oost-indische Compagnie zijn vele goede<br />
kustopnemingen verricht, en door de zoogenoemde baas-kaartenmakers<br />
in kaart gebracht; die kaarten werden echter zooveel<br />
mogelijk geheim gehouden en raakten bij den val van dat<br />
lichaam in vergetelheid, totdat zij, door Melvill van Carnbée<br />
uit de archieven opgerakeld, een groot deel der bouwstoffen<br />
leverden voor diens kaart van Java in vijf bladen en daarbij<br />
behoorenden Zeemansgids (1842), zijne kaart van de vaarwaters<br />
en eilanden tusschen Sumatra en Borneo (l e<br />
ged.<br />
1845 , 2 6<br />
ged. 1846), en die van de Oostkust van Celebes en<br />
aangrenzende vaarwaters (1854). Vooral na Melvill zijn door<br />
het hydrographisch bureau te Batavia vele verdienstelijke zeekaarten<br />
geleverd, waarvan een aantal door het Departement<br />
van Marine in Nederland voor de Tentoonstelling beschikbaar zijn<br />
gesteld. Er kleven echter aan de hydrographische verrichtingen<br />
groote gebreken, waarvan trage voortgang wel het meest in<br />
het oog loopend is. Naar aanleiding van hetgeen daarover op<br />
het Geographisch Congres te Venetië in 1882 was verhandeld,<br />
werd de toestand der Indische hydrographie z<strong>org</strong>vuldig overwogen<br />
in eene Algemeene Vergadering van het Aardrijkskundig<br />
Genootschap, en de voornaamste stukken van het debat<br />
werden in het Tijdschrift des Genootschaps in het verslag der<br />
Vergadering ingelascht. De voorname oorzaak van den eenigszins<br />
achterlijken toestand der Indische hydrographie is in ontoereikende<br />
hulpmiddelen te zoeken; nu eerlang drie behoorlijk uitgeruste<br />
opnemingsvaartuigen in dienst zullen zijn, mag men<br />
verwachten dat de vele uit schetsen van meer of minder waarde<br />
gecompileerde kaarten, waarmede men zich nog behelpen moet,<br />
meer en meer zullen plaats maken voor kaarten die op juiste,<br />
door regelmatige opneming verkregen gegevens berusten.<br />
De landkaarten waren in den tijd der Compagnie zeer gebrekkig<br />
en altijd met onvoldoende hulpmiddelen samengesteld.<br />
Natuurlijk kende men Java over het geheel nog het best, maar<br />
de lange reeks van oude kaarten van Java, die, voornamelijk uit<br />
de verzamelingen van het Aardrijkskundig Genootschap en van<br />
het legaat Bodel Nyenhuis op de Bibliotheek der Leidsche Hoogeschool,<br />
bij wijze van proeve, voor deze Tentoonstelling is bijeengebracht,<br />
bewijst hoe langzaam, als het ware schrede voor schrede,<br />
de kennis toenam en zich in de verbetering der kaarten afspiegelde.<br />
Van alle bestaande hulpmiddelen gebruik makende, bracht<br />
Raffles het eerst eene dragelijke kaart van Java aan het licht.
GROEP I. 1« Klasse. 23<br />
Later wijzen die van C. W. M. van de Velde (1845), J. H.<br />
W. le Clercq (1850), en F. Junghuhn (1855) de voornaamste<br />
rustpunten aan op den weg des vooruitgangs.<br />
Inmiddels had Melvill van Carnbée, die reeds in den Moniteur<br />
des Indes eene reeks van zeer verdienstelijke kaarten van<br />
Nederlands Oost- en West-indische bezittingen had gegeven,<br />
het voornemen opgevat om een algemeenen Atlas van Ned.<br />
Indië te bewerken, eene uitbreiding van het plan van een Atlas<br />
der residentiën van Java, waarvoor van de Velde reeds materiaal<br />
met hulp der Regeering had verzameld. Ook aan Melvill<br />
verleende de Indische regeering krachtigen steun. De eerste<br />
kaart verscheen in 1854, maar toen 25 kaarten voltooid waren,<br />
ontviel Melvill aan zijne reuzentaak, wier voortzetting door de<br />
Regeering aan den kapitein der Genie W. F. Versteeg werd<br />
opgedragen. Met kloeke volharding had deze in 1864 den Atlas<br />
van 60 kaarten voltooid. Bovendien gaf de heer Versteeg in<br />
1862 eene nieuwe étappe-kaart van Java in het licht.<br />
Voor de Buitenbezittingen vooral was de uitgave van den<br />
Atlas eene groote schrede voorwaarts. Ontelbare opnemingen,<br />
hetzij ten nutte der gevoerde oorlogen, hetzij in het belang der<br />
administratie, van Regeeringswege gelast en uitgevoerd, waren<br />
in den Atlas verwerkt en hadden aan de kaarten van Sumatra,<br />
Borneo en andere eilanden een geheel ander aanzien gegeven.<br />
Van Sumatra waren de beste kaarten tot dusver door<br />
vreemdelingen geleverd, door Marsden (1811), Raffles (1829),<br />
Berghaus (1837). Ook de belangrijke nieuwe gegevens door den<br />
Atlas bij Junghuhn's Battaldnder verschaft, kunnen bezwaarlijk<br />
het werk van een Nederlander genoemd worden. Na de uitgave<br />
van Melvill's Atlas hebben onderscheidene krijgstochten, vooral<br />
de oorlog in Atjeh, voorts de onderzoekingen voor spoorwegaanleg,<br />
de opnemingen van het mijnwezen, de Sumatra-expeditie<br />
door het Aardrijksk. Gen. uitgerust, belangrijke bijdragen<br />
voor de cartographie van Sumatra geleverd; maar eene algemeene<br />
kaart op de hoogte dezer ontdekkingen ontbreekt nog.<br />
Veel minder nog kan er sprake zijn van eene topographische<br />
kaart van Sumatra op zuiver mathematischen grondslag berustende<br />
, die slechts te verwachten is van de triangulatie des eilands<br />
waartoe thans aanstalten gemaakt worden, maar die den arbeid<br />
van vele jaren zal vorderen.<br />
Wat voor Sumatra nog in lang niet bereikt zal zijn, is voor<br />
Java de voltooiing nabij. Door de samenwerking van drie takken<br />
van dienst: den topographischen, geographischen en statistischen,<br />
en door de voortreffelijke methode van reproductie op<br />
het topographisch bureau te 's Gravenhage, onder de leiding van
24 GROEP I. 1« Klasse.<br />
den heer Eckstein, gevolgd, zijn de schoone residentiekaarten<br />
van Java verkregen, die, voor zoover zij reeds zijn afgewerkt,<br />
voor deze tentoonstelling tot een indrukwekkend geheel zijn<br />
vereenigd J<br />
). Inmiddels verscheen in 1877 nog eene nieuwe<br />
étappe-kaart van Java, onder de leiding van lt. kol. Havenga<br />
geteekend door lt. Hooyer, — eene fraai uitgevoerde kaart in<br />
vier bladen, die, schoon ze tot eenige gegronde terechtwijzingen<br />
aanleiding heeft gegeven, aan de meeste eischen eener bruikbare<br />
kaart uitstekend voldoet.<br />
Voor de cartographie der overige eilanden is, na de verschijning<br />
van den Atlas van Melvill en Versteeg, vooral veel gedaan<br />
door het Aardrijkskundig Genootschap en door het Instit.<br />
v. Ind. Taal- Land- en Volkenkunde; de kaart der bocht van<br />
Tomini van den heer van Musschen broek verdient hier inzonderheid<br />
vermelding. Aan dezelfde hand zijn wij eene groote<br />
kaart in 4 bladen van de Minahassa van Celebes verschuldigd,<br />
in 1875—76 aan de Topographische inrichting op steen gebracht.<br />
Van de topografische opneming van Zuid-Celebes, die<br />
jaren lang is voortgezet, heeft het publiek nog weinig vruchten<br />
gezien.<br />
Voor Borneo is, sedert de uitgave van den Atlas van Ned.<br />
Indië, op cartographisch gebied niet veel door Nederlanders verricht.<br />
Hoever ten gevolge van Engelsche onderzoekingen de<br />
kennis van het niet-Nederlandsch gedeelte gevorderd is, kan<br />
men het best zien in de kaart van Crocker in de Proceedings<br />
of the Geographical Society (1882).<br />
Van de oostelijke deelen van den Archipel bezitten wij nog<br />
geene kaarten die ons een vertrouwbaar beeld der eilanden<br />
voor oogen stellen, en daarom zijn ook de beste pogingen om<br />
algemeene kaarten van Nederlandsch Indië te vervaardigen, al<br />
moge de daaraan bestede z<strong>org</strong> hoog gewaardeerd worden, uit<br />
wetenschappelijk oogpunt onvoldoende te achten. De beste algemeene<br />
kaarten van geheel Ned. Indië danken wij aan baron<br />
von Derfelden van Hinderstein, baron Melvill van Carnbée, A.<br />
J. Bogaerts, S. H. Serné en Dr. I. Dornseiffen.<br />
Atlassen van Nederlandsch Indië voor het onderwijs zijn wij<br />
onder andere verschuldigd aan Prof. Pijnappel (1855, 2 e<br />
druk<br />
1872), en aan den Directeur der kweekschool voor inlandsche<br />
'1 Uitvoerige mededeelingen over de offleië'ele geographische werkzaamheden<br />
in Tï. I. gaf kapit. F. de Bas in Bijblad N«. '2 ilsTri) en 10 (1880) van het<br />
Tijdschrift van hef. Aardrijkxlundig Genootschap. Aan het daarin bestreden<br />
voornemen der Indische regeering om de vo<strong>org</strong>enomen triangulatie van Sumatra<br />
nog eenige jaren uit te stellen, heeft het Opperbestuur zyne goedkeuring onthouden.
GROEP I. \» Klasse. 25<br />
onderwijzers te Bandong, W. van Gelder. Die van laatstgenoemden<br />
kwam in 1882 in dubbele uitgave, de eene met Maleische,<br />
de andere met Nederlandsche namen, te Batavia in het licht.<br />
Ook verdient hier de Maleische atlas vermeld te worden door<br />
den heer Versteeg in 1874 ten behoeve der inlanders in Ned.<br />
O. Indië samengesteld, ofschoon die, nevens kaarten van Nederlandsch<br />
Indië, ook de noodzakelijkste voor de kennis van andere<br />
landen en werelddeelen bevat.<br />
Wat Westindië betreft is de kaarteering van Suriname nog<br />
steeds zeer gebrekkig, wijl groote gedeelten van het binnenland<br />
en de grens met Brazilië niet onderzocht zijn. Eene zeer verdienstelijke<br />
kaart, door den luit. kolonel J. C. Heneman, werd<br />
in 1784 op last der bewindhebbers van de W. I. Compagnie<br />
in 8 bladen uitgegeven. Hij had daaraan 10 jaren lang met<br />
14 landmeters gewerkt. Die kaart is thans zeer zeldzaam geworden,<br />
maar in 1810 verscheen daarvan te Londen eene goede<br />
Engelsche uitgave, die niet zoo moeielijk te verkrijgen is. Op<br />
Heneman volgden de kaarten van • Moseberg (1801), Mabé,<br />
(1835), Melvill van Carnbée (1846, reeds boven vermeld), Jhr.<br />
C. A. van Sijpesteyn (1850), de kaart der rivier van Suriname<br />
van kapitein Zimmermann, uitgegeven door het Aardrijkskundig<br />
Genootschap (1877), en eindelijk de eerst kortelings van<br />
Regeeringswege uitgegeven Kaart van Suriname in 10 bladen,<br />
volgens de opmetingen van 1860 tot 1879 gedaan door Cateau<br />
van Rosevelt en van Lansberge. Van deze laatste heeft de Vereeniging<br />
voor Suriname zich gehaast, eene sterk verkleinde,<br />
maar zeer voldoende kopie voor hare leden te doen drukken.<br />
De Nederlandsch Westindische eilanden moet men op de algemeene<br />
kaarten van West-indië zoeken, in welker opsomming<br />
wij hier niet kunnen treden. Zij vormen echter daarop niet<br />
veel meer dan stippen. Het Aardrijkskundig Genootschap heeft<br />
zich bijzonder beijverd om ze beter te doen kennen door de<br />
uitgave eener speciale kaart van St. Eustatius in 1874, van<br />
Curacao in 1882, welke weldra door eene kaart van St. Martin<br />
zullen gevolgd worden. £ ^ j£AN en P. J. VETH.
26 GROEP I. l e<br />
Klasse.<br />
2. Werken van het Bataviaasch<br />
Genootschap<br />
van Kunsten en Wetenschappen,<br />
te Batavia. —<br />
Het Departement van Onderwijs,<br />
Eeredienst en Nijverheid<br />
in N. I.<br />
a. Verhandelingen, D. I—XXI (deel<br />
XXI in twee stukken), 1778—1847,<br />
8». — D. XXII—XXXIV, 1849—<br />
1870, 4". — D. XXXV—XLI, 1870—<br />
1881, gr. 8°. — D. XLI bevat het Alphabetisch<br />
register op de 41 eerste<br />
deelen.<br />
i. Tijdschrift voor Indische Taal-,<br />
Land- en Volkenkunde, uitgegeven door<br />
het Bataviaasch Genootschap, 1855—<br />
1882, 27 dln. 8°.<br />
c. Notulen van de algemeene en bestuursvergaderingen<br />
van het Bataviaasch<br />
Genootschap, 1862—1881, 19 dln. (in<br />
zes bandenV<br />
d. Catalogus der Bibliotheek van het<br />
Batav. Gen. door Mr. J. A. van der<br />
Chijs, 1864, 8°. — Eerste Vervolg-<br />
Catalogus der Bibliotheek en Catalogus<br />
der Maleische, Javaansche en Kawihandschriften<br />
van het Bat. Gen. 1872,<br />
8°. — Tweede Vervolg-Catalogus der<br />
Bibliotheek van het Bat. Gen. 1877,<br />
8°. — Codicum Arabicorum inBiblioth.<br />
Societatis Artium et Scientiarum, quae<br />
Bataviae floret, asservatorum Catalogum,<br />
inehoatum a doet. R. Friederich,<br />
absolvit indicibusque instruxit L. W. C.<br />
van den Berg, 1873, 8°. — Verslag<br />
van een verzameling Maleische, Arabische<br />
, Javaansche en andere handschriften,<br />
door de Regeering van N. I.<br />
aan het Bat. Gen. ter bewaring afgestaan,<br />
door Mr. L. W. C. van den<br />
Berg, 1877, 8°. — Alphabeüsche lijst<br />
van land-, zee-, rivier-, wind-, stormen<br />
andere kaarten, toebehoorende aan<br />
het Batav. Gen. 1873, 8°. — Catalogus<br />
der ethnologische afdeeling van het<br />
Musenm van het Bat. Gen. le druk<br />
1868, 2e druk 1877, 8°. — Catalogus<br />
der numismatische afdeeling van het<br />
Mus. van het Bat. Gen. 1869, 8°. (Te<br />
zamen in 3 banden.)<br />
e. Afzonderlijke werken.<br />
1. Kawi-oorkonden in fac-simile, onder<br />
toezicht van A. B. Cohen Stuart<br />
op steen gebracht door M. L. Huart<br />
te Batavia en T. Hooiberg te Leiden. —<br />
Kawi-oorkonden, Inleiding en transscriptie<br />
door Dr. A. B. Cohen Stuart,<br />
Leiden, 1875.<br />
2. Wiwoho djarwo, met een lijstje<br />
van Kawi-woorden, door W. Palmer<br />
van den Broek. Batavia, 1868.<br />
3. Bharata Joedha Kawi. Naar een<br />
handschrift uit de verzameling van<br />
Raffles op steen gebracht door S. Lankhout,<br />
te 's Gravenhage (1863).<br />
4. Het Maleisch der Molukken, door<br />
F. S. A. de Clercq. Batavia, 1876.<br />
5. Tabel van Oud- en Nieuw-Indische<br />
Alphabetten. Bijdrage tot de Palaeographie<br />
van Ned. Indië door K. F.<br />
Holle. Batavia en 's Gravenhage , 1882.<br />
NB. De hier opgesomde werken van<br />
het Batav. Gen. zijn gebonden op<br />
de Boekbinderij van F. H. Kroon<br />
te Batavia. De banden zijn, uitgezonderd<br />
het vergulden, geheel<br />
door inlanders bewerkt.<br />
3. Werken van het Bataviaasch<br />
Genootschap.<br />
Supplement. — N°- 1 J.<br />
J. M. de Groot, n°. 2—5<br />
Prof. P. J. Veth, te Leiden.<br />
1. Verhandelingen, D. XLII, stuk 1<br />
en Ii Jaarlijksche feesten en gebruiken<br />
van de Emoy Chineezen, door J. J.<br />
M. de Groot.<br />
2. Verhandelingen, D. XLIII: Drie<br />
teksten van tooneelstukken uit de Wajang<br />
Poerwo, voor den druk bez<strong>org</strong>d<br />
door Ch. te Mechelen, met een voorrede<br />
van Prof. H. Kern. Leiden, E.<br />
J. Brill, 1882.<br />
3. Realia. Register op de generale<br />
resolutiën van het kasteel Batavia,<br />
lfi3-)—1805. Uitgegeven door het Bat.<br />
Gen. le deel. Leiden, G. Kolff, 1882.<br />
4. Het Bataviaasch Genootschap van<br />
Kunsteu en Wetenschappen gedurende<br />
de eerste eeuw van zijn bestaan, 1778—<br />
1878. Gedenkboek, samengesteld door<br />
den Voorzitter van het Genootschap<br />
Mr. T. H. der Kinderen. Deel L Batavia<br />
(1878).<br />
5. Verslag der viering van het honderdjarig<br />
bestaan van het Bat. Gen.<br />
op 1 Juni 1878. Batavia, 1878.<br />
4. Werken der Koninklijke<br />
Natuurkundige Ver-
eeniging te Batavia. —<br />
Het Departement van Onderwijs,<br />
Eeredienst en Nijverheid<br />
in Ned. Indië.<br />
a. Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch<br />
Indië, uitgeg. door de Natuurkundige<br />
Vereeniging, D. I—XXX,<br />
1850—1868, 8°. — Alphabetisch register<br />
op deel I—XXX, 's Gravenh.,<br />
1871. — Natuurk. Tijdschrift voor Ned.<br />
Indië enz. D. XXXI—XL, 1870—1881.<br />
b. Acta Societatis Scientiarum Indo-<br />
Neerlandicae. Batavia, 1856—1860.<br />
Acht deelen, 4°.<br />
NB. Op deze verzameling is mede toepasselijk<br />
de aanteekening aan het<br />
slot van n°. 2.<br />
5. Werken van liet<br />
Koninkl. Instituut voor<br />
Taal-, Land- en Volkenkunde<br />
van Nederlandsch<br />
Indië. — Het Instituut, te<br />
's Gravenhage.<br />
0. Stukken betreffende de <strong>org</strong>anisatie<br />
en geschiedenis van het Instituut:<br />
Reglementen ('s Grav. 1878) 8°. —<br />
Verslag der feestviering van het<br />
'25-jarig bestaan van het Instituut<br />
(1851—1876). [Afzonderlijk nommer<br />
van de Bijdragen. Zie ft]. — Verslagen<br />
van den Btaat der bibliotheken van<br />
het Kon. Inst. voor de T. Ld. en Vk.<br />
van N. L en het Indisch Genootschap,<br />
gedurende de jaren 1878, 1879, 1880<br />
en 1881, 's Gravenhage, 1879—1882.<br />
4 dln. 8". — Vragen gesteld door het<br />
Instituut, 'sGrav. 1883, 8°. — Lijst<br />
der uitgaven van het Kon. Instit.<br />
(opgemaakt in December, 1880) 8°.<br />
b. Tijdschrift van het Instituut onder<br />
den titel: Bijdragen tot de Taal- Landen<br />
Volkenkunde van Ned. Ind., le<br />
reeks, 4 deelen, 1853—1856; 2e reeks,<br />
8 deelen, 1856—1864; 3e reeks 12<br />
deelen, 1866—1876; 4e reeks, tot<br />
dusver 6 deelen, 1877—1883. Te zamen<br />
30 deelen.<br />
c. Afzonderlijke werken door het<br />
Instituut uitgegeven:<br />
1. Banka, Malakka en Billiton, verslagen<br />
van J. H. Croockewit Hzn.<br />
1852, 8°.<br />
GROEP I. 1e Klasse. '27<br />
2. Reizen rondom het eiland Celebes<br />
en naar eenige der Moluksche eilanden<br />
door C. v. d. Hart, 1853, 8°.<br />
3. Borneo. Beschrijving van het<br />
stroomgebied van den Barito enz.<br />
door C. A. L. M. Schwaner, 1853,<br />
2 dln. 8°.<br />
4. Kitab Toehpah, Javaansch-Mohammedaansch<br />
Wetboek. Uitgeg. door<br />
S. Keyzer, 1853, 8°.<br />
5. Reizen en onderzoekingen in den<br />
Ind. Archipel door Dr. Salomon Muller.<br />
Nieuwe uitgave met verbeteringen door<br />
den schrijver, 1857, 2 dln. 8°.<br />
6. Het boek Adji Soko, oud fabelachtige<br />
geschiedenis van Java, door<br />
J. J. B. Gaal en T. Roorda, 1857, 8°.<br />
7. Reize naar Japan in 1643 door<br />
Mrt. Gerr. Vries. Uitgegeven met bijlagen<br />
door P. A. Leupe. Met aanteekeningen<br />
door K. F. von Siebold,<br />
1858, 8°.<br />
8. Reinwardt's Reis naar het oostelijk<br />
gedeelte van den Ind. Archip. in<br />
het jaar 1821. Uit zijne nagelaten<br />
aanteekeningen opgesteld, met een<br />
levensbericht en bijlagen vermeerderd,<br />
door W. H. de Vriese, 1858, 8°.<br />
9. De Nederlanders te Jakatra. Uit<br />
de bronnen bewerkt door Mr. J. A.<br />
van der Chijs, 1858, 8°.<br />
10. Nieuw Guinea, ethnographisch<br />
en "natuurkundig onderzocht en beschreven<br />
in 1858, door een Ned. Ind.<br />
Commissie. Met bijlagen, 26 platen en<br />
Atlas met 7 kaarten, 1862, 8°. (Overdruk<br />
uit de Bijdragen).<br />
11. Reistochten in de afdeeling Gorontalo<br />
door C. H. B. von Rosenberg,<br />
1865, 8°.<br />
12. Neerlands streven tot de openstelling<br />
van Japan voor den wereldhandel,<br />
door Mr. J. A. van der Chijs,<br />
1867 , 8°.<br />
13. Reis naar de Zuidooster-eilanden<br />
door C. H. B. von Rosenberg, 1867, 8°.<br />
14. Schets van de Residentie Amboina<br />
door E. A. W. Ludeking, 1868,<br />
8°. (Overdruk uit de Bijdragen).<br />
15. Alpriabetisch overzicht van het<br />
werk van S. van Deventer Jzn. „Bijdragen<br />
tot de kennis van het landelijk<br />
stelsel op Java," door J. Boudewijnse,<br />
1868, 8°. (Overdruk uit die Bijdragen).<br />
16. Maleisch leesboek door H. Neubronner<br />
van der Tuuk, 1868, kl. 8°. —<br />
Idem, 2e uitg. 1876.<br />
17. De Wajang-verhalen van Polo-
28 GROEP I. 1« Klasse.<br />
soro, Pandoe en Baden Pandji, door<br />
T. Koorda, 1869, 8°.<br />
18. Nieuwe Bijdragen tot de bevolkingsstatistiek<br />
van Java, verzameld<br />
door Dr. P. Bleeker, 1870, 8°.<br />
19. Béeherches sur les monnaies des<br />
indigènes de lArchipel Indien et de<br />
la Péninsule Malaye, par H. C. Millies,<br />
1871, 4°. (Na den dood van Prof.<br />
Millies uitgegeven door G.K. Niemann).<br />
20. Bloemlezing uit Maleische geschriften<br />
door G. K. Niemann, 1870,<br />
1871, 2 stukken, kl. 8°. — Idem, 2e<br />
druk, 2 stkn. — Idem, eerste stuk,<br />
3e druk.<br />
21. De Rijstcultuur in Italië' en op<br />
Java, door J H. F. Sollewijn Gelpke,<br />
1874, 8°. (Overdruk uit de Bijdragen).<br />
22. Babad Tanah Djawi, in proza.<br />
Jav. geschiedenis loopende tot 1647<br />
der Jav. jaart., met aanteekeningen<br />
van J. J. Meinsma, le stuk, Tekst,<br />
1874, 2e stuk, Aant., 1876, 8°.<br />
23. Reistochten naar de Geelvinkbaai<br />
op N. Guinea, in 1859 en 1870,<br />
door C. B. H. von Rosenberg, 1875,4°.<br />
24. De reizen der Nederlanders naar<br />
Nieuw-Guinea en de Papoesche eilanden<br />
in de 17e en 18e eeuw, door<br />
P. A. Leupe, 1875, 8°. (Overdruk uit<br />
de Bijdragen).<br />
25. TJranographie Chinoise. Ouvrage<br />
accompagué d'un Atlas céleste Chinois<br />
et Grec, par G. Schlegel, 1875, 2 dln.<br />
gr. 8°.<br />
26. Wrtta sancaya. Oud Javaansch<br />
leerdicht over versbouw in Kawi tekst<br />
en Ned. vert., bewerkt door H. Kern,<br />
1875. 8°. (Uitgave door het Instit. gesubsidieerd).<br />
27. Abioso, een Javaansch tooneelstuk<br />
(wajang) met holl. vert. en toelicht,<br />
nota door H C. Humme, 1878,8°.<br />
28. Javaansche vertellingen, bevattende<br />
de lotgevallen van een kantjil,<br />
een reebok en andere dieren, voor de<br />
uitgave bewerkt door Dr. W. Palmer<br />
van den Broek, 1878, 8°.<br />
29. Reizen nuar Nederlandsch Nieuw<br />
Guinea, op last der Regeering van<br />
N. I. in de jaren 1871, 1872, 1875<br />
tot en met 1876, door de heeren<br />
P. van der Crab en J. E. Teysmann,<br />
J. G. Coorengel en A. J. Langeveldt<br />
van Hemert, en P. Swaan. Met geschied-<br />
en aardrijksk. toelichtingen<br />
door P. J. B. C. Robidé van der Aa,<br />
1879, 8°.<br />
30. Reis in Oost- en Zuid-Borneo<br />
van Koetei naar Bandjermasin, ondernomen<br />
op last der Ind. Reg. in 1879<br />
en 1880 door C. Bock, met historische<br />
inleiding over Koetei enz., door P. J.<br />
B. C. Robidé van der Aa. Eerste stuk,<br />
met atlas van platen, 1881, 4°.<br />
6. Werken van het<br />
Ned. Aardrijkskundig<br />
Genootschap. — Aardrijkskundig<br />
Genootschap te<br />
Amsterdam.<br />
a. Tijdschrift van het Aardrijkskundig<br />
Genootschap, D. I—VI, 1876—<br />
188-2. — Bijbladen le Deel. Stukken betreffende<br />
de Sumatra-expeditie, 1879;<br />
2e Deel. Stukken betreffende tochten<br />
naar de noordelijke IJszee, 1880. —<br />
Losse stukken der Bijbladen (in een<br />
voorloopig bandje): 1. De Residentiekaarten<br />
van Java en Madoera, door<br />
Kapit F de Bas, 1876. — 2. De triangulatie<br />
van Sumatra, doordenz., 1882. —<br />
3. Geographische verspreiding der minerale<br />
bronnen in den O. I. Arch., door<br />
Dr. Fr. Schneider, 1881. — 4. Aanteekeningen<br />
van den Regent van<br />
Brebes op Prof. Veth's Java, eerste<br />
deel, 1881. — 5. Verhandeling over de<br />
haven van het Recief door V. Fournié<br />
en E. Beringer, 1881. —- 6 Nederland<br />
en de Delngoa-baai door M. L. van Deventer,<br />
1883.<br />
b. Midden-Sumatra. Reizen en onderzoekingen<br />
der Sumatra-Expeditie, uitgerust<br />
door het Aardrijkskundig Genootschap,<br />
1877—1879. 3 Deelen in 6<br />
stukken, gr. 8°, en Atlas fol.<br />
D. I. Reisverhaal door A. L. van<br />
Hasselt, Joh. F. Snelleman, en C. H.<br />
Cornelissen In twee stukken, 1881 en<br />
1882. — D. II. Aardrijkskundige beschrijving<br />
met Atlas, door D. D. Veth,<br />
1882. — D. III. Volksbeschrijving en<br />
taal door A. L van Hasselt. Stuk la.<br />
Volksbeschrijving. Stuk li. Ethnographische<br />
Atlas Stuk 2. Talen en Letterkunde.<br />
NB. Van het nog onvoltooide vierde<br />
deel, Natuurlijke Historie, door<br />
Joh. F. Snelleman en anderen,<br />
zijn de tot dusver voltooide pla<br />
a e<br />
ten tentoongesteld in de 5 en<br />
(jde groep.
7. Verzameling van<br />
boekwerken betreffende<br />
de geographie van Nederlandsch<br />
Indië. — Koninklijke<br />
Militaire Akademie,<br />
te Breda.<br />
1. Aardrijkskundig en statistisch<br />
Woordenboek Tan Ned. Indië, 1869,<br />
3 dln. 8°.<br />
2. J. J. de Hollander, Handleiding<br />
bij de beoefening der land- en volkenkunde<br />
Tan Nederlandsch Indië, le Deel,<br />
4e omgewerkte uitgave, Breda, 1882,<br />
8°.— 2e Deel, 3eomgewerkte uitgaTe,<br />
Breda, 1877.<br />
3. J. Olivier Jzn., Land- en zeetochten<br />
in Ned. Indië en eenige Britsche établissementen<br />
, gedaan in de jaren 1817—<br />
1826, 2 dln. 8°. Amst., 1827, 1828.<br />
4. J. OliTier Jzn., Aanteekeningen<br />
gehouden op eene reize in O.-I. en<br />
gedurende een Teeljarig Terblijf in onderscheidene<br />
Nederlandsche établissementen<br />
aldaar. Amst., 1827.<br />
5. G. Windsor Earl, the Eastern<br />
seas or voyages and adventures in the<br />
Ind. Archipelago in 1832—34. London<br />
1837, 8°.<br />
6. P. J. Veth, Borneo's Westerafdeeling,<br />
geographisch, statistisch, historisch,<br />
2 dln. Zalt-Bommel, 1856, 8°.<br />
7. 8. en P. P. Roorda van Eysinga,<br />
Verschillende reizen en lotgevallen, 4<br />
dln. Amst , 1830—1832, 8°.<br />
8. S. A. Buddiugh, Neerl. O.-Indië,<br />
Reizen over Java, Madura, Makasser,<br />
enz., 3 dln. Rott., 1809—61 , 8°.<br />
9. F. 8. Marryat, Borneo and the<br />
Indian Archipelago, with drawings of<br />
costume and scenery. London, 1848.4°.<br />
10. (J. J. Stockdale), Sketches, civil<br />
and military, of the island of Java.<br />
London, 1812, 8°.<br />
11. W. B. dAlmeida, Life in Java,<br />
with sketches of the Javanese, 2 dln.<br />
London, 1864, 8°.<br />
12. Raffles et Crawfurd, Description<br />
géographique, historique et commerciale<br />
de Java et des autres ües de lArchipel<br />
Indien. Traduit de TAnglais par<br />
Marchal. Bruxelles, 18.4, 4°.<br />
13. Pfijffer von Neueck, Schetsen<br />
van het eiland Java en deszelfs onderscheidene<br />
bewonerB. Naar het Hoogd.<br />
Amsterd., 1838, 8°.<br />
GROEP L l e<br />
Klasse. 29<br />
14. W. Marsden, The history of<br />
Sumatra, 3d edit. London, 1811, 4°.<br />
15. E. JuDghuhn, Java, deszelfs gedaante<br />
, bekleeding en inwendige structuur,<br />
4 dln. 8°. met Atlas in plano.<br />
Amsterdam, 1850—1853.<br />
8. Oud en Nieuw Oost-<br />
Indië door Francois Valentijn.<br />
Vijf deelen in tien<br />
stukken, Dordrecht en Amsterdam,<br />
1724—1726 (gebonden<br />
in acht perkamenten banden).<br />
— Mr. J. E. Henny, te<br />
Amsterdam.<br />
9. Eenige werken de<br />
geographie van Nederlandsch<br />
Oost- en Westindië<br />
betreffende. — Prof.<br />
P. J. Veth, te Leiden.<br />
A. Oost-Indie:<br />
1. Nederlandsche bezittingen in Azië,<br />
Amerika en Afrika, in derzelver toestand<br />
en aangelegenheid voor dit rijk,<br />
met Atlas, door J. van den Bosch,<br />
2 Deelen, 'sGravenh. en Amsterd,, 1818.<br />
2. Coup d'oeil sur 1'ile de Java et<br />
les autres possessions Néerlandaises<br />
dans lArchipel des Indes, par le comte<br />
S. C. W. de Hogendorp. Bruxelles, 1830.<br />
3. Nederlandsch Oost-Indië beschreven<br />
en afgebeeld voor het Nederlandsche<br />
volk door Mr. P. A. van der Lith.<br />
Doesb<strong>org</strong>h, 1875.<br />
4. Voyages to the East-indies by J.<br />
S. Stavorinus. Translated from the original<br />
Dutch by S. Huil W ilcoeke, with<br />
notes and additions. 3 Vol. London,<br />
1798.<br />
5. Der Malayische Archipel ven O<br />
B. H. von Rosenberg, mit zahlreichen<br />
Illustrationen und einem Vorwort Ton<br />
Prof. P. J. Veth in Leiden. Leipzig,<br />
1878.<br />
6. Reis door den Indischen Archipel<br />
in het belang der evangelische zending<br />
door L. J. van Rhijn, met platen en<br />
kaarten. Rotterdam, 1851.<br />
7. Neerlandsch Oost-Indië. Reizen<br />
gedaan van 1852—1857 door Dr. S. A.<br />
Buddingh, belast met eene algemeene<br />
inspectie over de prot. kerk en het
30 GROEP I. l e<br />
Klasse.<br />
schoolwezen in N. I. Met platen. 3<br />
Deelen. Rotterdam, 1859.<br />
8. Herinneringen Tan eene reis naar<br />
de Oost-Indien, door Q. M. R. Verhuell.<br />
Met platen. 2 Deelen (in één band).<br />
Haarlem, 1835.<br />
9. The Eastern seas or voyages and<br />
adTentures in the Indian Archipelago,<br />
in 1832—1834, by G. W. Earl. London,<br />
1837.<br />
10. Schilderangen aus Hollandiseh<br />
Ost-Indien Ton Dr. F. Epp. Heidelberg,<br />
1852.<br />
11. Herinneringen eener rois naar<br />
Nederlandsch Indië in 1862 door Jhr.<br />
Mr. W. T. GeTers Deynoot. 's Gra-<br />
Tenh., 1864.<br />
12. Reize door den weinig bekenden<br />
Molukschen Archipel en langs de geheel<br />
onbekende zuidwestkust van<br />
Nieuw-Guinea in 1825 en 1826 door<br />
D. H. Kolff. Amsterdam, 1828.<br />
13. Voyages of the Dutch brigg of<br />
war Dourga by D. H. Kolff, translated<br />
from the Dutch by G. W. Earl, London<br />
, 1840.<br />
14. Reizen in den Molukschen Archipel,<br />
naar Makassar enz., in het gevolg<br />
Tan den GouT.-Geu. van Ned.<br />
Indië in 1824 gedaan, door J. Olivier<br />
Jzn. 2 Deelen. Amsterd., 1834.<br />
15. Reis door de Minahassa en den<br />
Molukschen Archipel, gedaan in 1855,<br />
in het geTolg Tan den Gouv.-Gen. Duymaer<br />
Tan Twist, door P. Bleeker. 2<br />
Deelen (in één band). Bataïia, 1856.<br />
16. De Moluksche eilanden. Reis van<br />
Z. E. den Gouv.-Gen. T. C. F. Pahud<br />
door den Molukschen Archipel, door<br />
P. van der Crab. Batavia, 1862.<br />
17. Insulinde: het land Tan den<br />
oraug-oetan en den paradijsvogel, door<br />
A. R. Wallace. Dit het Engelsen vertaald<br />
met aanteekeningen, door P. J.<br />
Veth. 2 Deelen. Amst., 1870, 1871.<br />
18. The History of Sumatra by W.<br />
Marsden. 3d edit. with plates. London,<br />
1811.<br />
19. Atjeh en de Atjehers. Twee jaren<br />
blokkade op Sumatra's N.O.kust,<br />
door J. A. Kruyt. Met platen en<br />
kaarten. Leiden, 1877.<br />
20. Die Battalander auf Sumatra, im<br />
Auftrage Sr. Exe. des Gen.-Gouv. P.<br />
Merkus in 1840 und 1841 untersucht<br />
und beschrieben von Fr. Junghuhn.<br />
2 Deelen (in één band). Berlin, 1847.<br />
21. Reis over Java, Madura en Bali<br />
door W. R. van Hoëvell. 2 Deelen (in<br />
één band). Amsterdam, 1849, 1851.<br />
NB. Dezelfde band bevat ook de eerste<br />
aflevering van het derde deel, dat<br />
niet verder verschenen is, en eenige<br />
onuitgegeven platen voor het derde<br />
deel bestemd.<br />
22. Java, geographisch, ethnologisch,<br />
historisch, door P. J. Veth. 3 Deelen.<br />
Haarlem, 1875, 1878, 1882.<br />
23. Sketches, civïi and military, of<br />
the island of Java, by J. J. Stockdale.<br />
2d edit. London, 1812.<br />
24. De Residentie Kadoe naar de<br />
uitkomsten der statistieke opname en<br />
andere officiëele bescheiden, bewerkt<br />
door de afd. statistiek ter Algem. Secretarie.<br />
Batavia, 1871.<br />
25. Borneo's Wester-afdeeling, geographisch<br />
, statistisch, historisch, voorafgegaan<br />
door eene algemeene schets<br />
des ganschen eilands, door P. J. Veth.<br />
2 Deelen. Zalt Bommel, 1854, 1856.<br />
26. De Minahassa, haar verleden en<br />
haar tegenwoordige toestand, door N.<br />
Graafland. 2 Deelen (in één band).<br />
Rotterdam, 1867, 1869.<br />
27. Het eiland Banka en zijne aangelegenheden<br />
, door H. M. Lange. Met<br />
kaarten, 's Hertogenbosch, 1850.<br />
28. Het eiland Timor, door P. J.<br />
Veth. Overgedrukt uit „de Gids". Amsterdam,<br />
1855.<br />
29. Het eiland Boeroe, zijne exploitatie<br />
en Halfoersche instellingen, door<br />
T. J. Willer, met bijdragen en toelichtingen<br />
door Jhr. J. P. Cornets de<br />
Groot van Kraayenburg. Amsterdam,<br />
1858.<br />
30. Verhaal van eene reize naar en<br />
langs de Zuidwestkust van Nieuw-<br />
Guinea in 1828, door J. Modera. Haarlem,<br />
1830.<br />
B. West-indië:<br />
31. Beschrijving van Suriname, historisch<br />
, geographisch en statistisch<br />
overzicht, door Jhr. C. A. van Sijpesteyn.<br />
's Gravenhage, 1854.<br />
32. Aanteekeningen gehouden gedurende<br />
mijn verblijf in West-Indiën in<br />
de jareu 1837—1840, door G. Tan<br />
Lennep Coster. Amsterdam, 1842.<br />
33. Reizen in West-indië en door<br />
een gedeelte Tan Noord- en Zuid-Amerika,<br />
door G. B. Bosch, Predikant te<br />
Curacao. 3 Deelen. Utrecht, 1829,<br />
1836, 1843.
34. Zes jaren in Suriname. Schetsen<br />
en tafereelen van het wetenschappelijke<br />
en militaire leven in deze kolonie,<br />
door A. Kappler. 2 Deelen (in<br />
één band). Utrecht, 1854.<br />
35. A bibliographical and lüstorical<br />
essay on the Dutch books and pamphlets<br />
relating to New-Netherland and<br />
to the Dutch West-lndia Company, by<br />
G. M. Asher. Amsterdam, 1854—1867.<br />
10. Verzameling van<br />
werken over Zuid-Ce 1 ebes.<br />
— Dr. B. F. Matthes,<br />
te 's Gravenhage.<br />
NB. Deze werken, ofschoon tot verschillende<br />
groepen en klassen<br />
behoorende, zijn hier bijeengehouden<br />
omdat zij alle te zamen<br />
de vrucht zijn van de reizen en<br />
het langdurig verblijf van Dr.<br />
Matthes in Zuid-Celebes en met<br />
elkander bijna eene encyclopaedie<br />
voor de kennis van dat gedeelte<br />
onzer bezittingen vormen.<br />
1. Beknopt verslag van mijn verblijf<br />
in die binnenlanden van Celebes, waar<br />
Boegineesch gesproken wordt, in 1856,<br />
8°. (Berichten van het Bijbelgenootschap).<br />
2. Beknopt verslag van een paar<br />
tochten in de binnenlanden van Ce<br />
lebes in 1857 en 1861, 8°. (Berichten<br />
van het Bijbelgenootschap).<br />
3. Verslag van een uitstapje naar<br />
de Ooster-districten van Celebes van<br />
25 Sept. tot 22 Dec. 1864, kl. 8°. (Jaarboekje<br />
Celebes, 1865).<br />
4. Eenige opmerkingen omtrent en<br />
naar aanleiding van dat gedeelte van<br />
Dr. J. J. de Hollander's Handleiding<br />
bij de beoefening der Land- en Volkenkunde<br />
van Ned. Oost-Indië, hetwelk<br />
handelt over het Gouvernement<br />
van Celebes en onderhoorigheden, 1872,<br />
8°. (Bijdragen van het Kon. Inst.<br />
voor T. L. en Vk.).<br />
5. Bijdragen tot de ethnologie van<br />
Zuid-Celebes. 's Gravenhage, 1875, 8°.<br />
6. Over de Bissoe's of heidensche<br />
priesters en priesteressen der Boegineezen.<br />
Met vier platen, 1872, 4°.<br />
(Werken der Koninklijke Akademie<br />
van Wetenschappen, Afd. Letterkunde).<br />
7. Over de Wadjoreezen met hun<br />
handels- en scheepswetboek. Makasser,<br />
1869 , 8°.<br />
GROEP I. 1
32 GROEP I. 1" Klasse.<br />
20. Eenige Makassaarsche en Boegineesche<br />
legenda, 1864, 8°.<br />
21. Makassaarsche aardrijkskunde<br />
van Celebes, 1876, 8°.<br />
22. Makassaarsche aardrijkskunde<br />
van Neêrlandsch Oost-Indië, 1877, 8°.<br />
23. Boegineesche aardrijkskunde van<br />
Neêrlandsch Oost-Indië, 1880, 8°.<br />
24. Een 10-tal gelithographeerde<br />
Makassaarsche manuscript-brieven.<br />
25. Een 10-tal gelithographeerde<br />
Boegineesche manuscript-brieven.<br />
26. Makassaarsche en Boegineesche<br />
vertaling van Genesis, Mattheus,<br />
Marcus, Lucas en Johannes, alsmede<br />
de Handelingen der Apostelen, 8°.<br />
11. Beschrijving van<br />
het eiland Soemba, en<br />
Iets over Endeh (overdrukken<br />
uit de Verhandelingen van<br />
het Bataviaasch Genootschap)<br />
door S. Roos. — S. Roos,<br />
• resident van Timor, te Koepang.<br />
12. Eenige boeken in<br />
deze klasse behoorende.<br />
— Van Kampen en Zoon,<br />
uitgevers te Amsterdam.<br />
1. Aardrijkskundig en Statistisch<br />
Woordenboek van Ned. Indië (door<br />
Mevr. J. C. W. van den Bergh van<br />
Eysinga en Jhr. Mr. H. van Alphen),<br />
met eene voorrede van Prof. P. J. Veth,<br />
3 deelen, 1869, 8°.<br />
2. Bepertorium op do koloniale literatuur<br />
van J. O Hooykaas, ter perse<br />
bez<strong>org</strong>d door Dr. W. N. du Bieu, 2<br />
deelen in 4 stukken, 1874—1880.<br />
3. L. E. Gerdessen, Vijf jaar gedetacheerd.<br />
Indische schetsen. 1871.<br />
13. De Indische Gids,<br />
staat- en letterkundig Maandschrift.<br />
Directeur C. E. van<br />
Kesteren; redacteur van de<br />
rubriek „Koloniale literatuur"<br />
Dr. T. C. L. Wijnmalen. Vier<br />
jaargangen. 1879—1882, 8<br />
deelen. De vijfde jaargang begonnen.<br />
— J. H. de Bussy,<br />
uitgever te Amsterdam.<br />
14. De natuur der tropen<br />
en andere schetsen,<br />
door A. Rnssell 'Wallace.<br />
Uit het Engelsch, Amsterdam,<br />
1880. — J. H. de Bussy, als<br />
boven.<br />
15. Uit de oude doos.<br />
Sprokkelingen door M.<br />
T. H. Perelaer, Rotterdam,<br />
1882. — Maj. Perelaer te<br />
's Gravenhage.<br />
16. Onze Oost, doorJ. G.<br />
Kuyper, met 72 houtgravuren<br />
en een kaart. Utrecht, 1881.-—<br />
P. B. Broese, firma J. G.<br />
Broese, uitgever te Utrecht.<br />
17. Het eiland Banka<br />
en zijne uitwendige gesteldheid,<br />
door L. Ullmann,<br />
le luit. der infanterie. Keurig<br />
handschrift in twee deelen in f °.<br />
versierd met kaarten en plans<br />
en teekeningen in kleuren van<br />
landschappen, menschen, vogels<br />
en planten, door den schrijver<br />
opgedragen aan den Gen. van<br />
het Ind. leger, Jhr. F. V. A.<br />
Ridder de Stuers, 1855. —<br />
A. L. de Sturler te Leiden.
18. Verzameling van<br />
Nederlandsch-Indische<br />
zeekaarten, sedert 1857 in<br />
Nederland gedrukt. — Depar<br />
tement van Marine.<br />
1. Sumatra's NW. kust, P°. Roessa<br />
tot Pedir-bocht.<br />
2. „ NW.kust, Atjeh-hoofd<br />
tot Atjeh-rivier.<br />
3. „ W.kust, P°. Koessa tot<br />
Analaboe.<br />
4. „ W.kust, Analaboe tot<br />
Singkel.<br />
5. „ W.kust,Beede Singkel.<br />
6. „ „ Singkel tot P°.<br />
Ilir.<br />
7. „ W.kust, Baai van Tapanoeli.<br />
8. „ W.kust, P». Ilir tot<br />
Ajer Bangies.<br />
9. „ W.kust, Ajer Bangies<br />
tot Padang.<br />
10. „ W.kust, Priaman tot<br />
Indrapoera.<br />
11. „ W.kust,StraatSiberoet<br />
12. „ „ Reede Padang.<br />
13. „ Z. kustLampong-baai,<br />
Telok Betong.<br />
14. „ N.kust, Pedir-boeht<br />
tot Diamantpunt.<br />
15. „ NO.kust, Diamantpunt<br />
tot Boenja-boenja.<br />
16. China-zee, zuidelijk gedeelte,<br />
westblad.<br />
17. Bangka, eiland en straat.<br />
18. „ N.kust, Muntok tot Toeing.<br />
19. „ NO. „ Toeing tot Berikat.<br />
20. Gaspar-straten.<br />
21. Billiton W.kust, Beede Tjeroetjoep.<br />
22. Straat Soenda.<br />
23. Java-zee, oostblad.<br />
24. Java eiland, westblad.<br />
25. „ „ middelblad.<br />
20. Beede Batavia.<br />
27. Baai Soemenap.<br />
28. Kleine Soenda-eilanden, westblad.<br />
29. „ „ „ oostblad.<br />
30. Eilanden en vaarwaters beoosten<br />
Java, westblad.<br />
31. Eilanden en vaarwaters beoosten<br />
Java, blad 2.<br />
32. Ankerplaatsen beoosten Java, bl.1.<br />
33. ,, „ „ 2.<br />
34. Borneo, Oostkust. Koetei-rivier.<br />
35. Straat Mangkasar, noordblad.<br />
GROEP I. le Klasse. 33<br />
36. Sermata en Tenimber of Timorlaoet<br />
eilanden.<br />
37. Moluksche Archipel, blad 1.<br />
38. „ „ „ 2.<br />
39. Plaatsen en ankerplaatsen in den<br />
Molukschen Archipel, blad 1.<br />
19. Dertig stuks hydrographische<br />
kaarten<br />
van Nederlandsch Indië.<br />
— Kon. Militaire Akademie,<br />
te Breda.<br />
20. Algemeene kaart<br />
van Nederlandsch Oost-<br />
Indië, zamengesteld door G.'<br />
F. Baron von Derfelden van<br />
Hinderstein, 1842. Acht bladen.<br />
— Aardrijkskundig Genootschap,<br />
te Amsterdam.<br />
21. Algemeene kaarte'n<br />
van Nederlandsch Oost-<br />
Indië. — Prof. P. J. Veth.<br />
1. Algemeene kaart van Nederlandsch<br />
Oost-Indië op de schaal 1:5000000<br />
door W. Beyerinck, J. M. Bruyn en<br />
J. E. W. A. Essers, cadetten bestemd<br />
voor de dienst in Oost-Indië. Gelithographeerd<br />
bij de Koninkl. Mil. Akad.<br />
door P. J. Ensinck. 1847. Op linnen<br />
met rollen.<br />
2. Algemeene land- en zeekaart van<br />
de Nederlandsche overzeesche bezittingen<br />
met het Koninkrijk der Nederlanden<br />
in Europa, op de schaal 1:3 000 000,<br />
onder deskundig toezicht zamengesteld<br />
en geteekend door A. J. Bogaerts,<br />
lithograaf aan de Kon. Mil. Akad. te<br />
Breda, 1857. Op linnen.<br />
3. Algemeene kaart van Nederlandsch<br />
Indië door S. H. Serné. 1879. Uitgave<br />
van C. L. Brinkman te Amsterdam.<br />
Schaal 1 : 4 000000. 4 bladen.<br />
4. Wandkaart van Nederlandsch<br />
Oost-Indië, door P. B. Bos en B. B.<br />
Bijkens. Schaal 1 : 2 000000. In twaalf<br />
bladen, 1881. Op linnen met rollen.<br />
Jammer dat op deze verdienstelijke<br />
schoolkaart op Borneo nog het meer<br />
Kini Baloe voorkomt, dat alleen in de<br />
verbeelding der geografen heeft bestaan.<br />
3
34 GROEP I. l e<br />
5. Natuurkundige kaart van Insulinde,<br />
met de aanwijzing der reistochten<br />
van de Heeren Wallace en Allen (door<br />
C. 3. Veth). 1870.<br />
Behoort bij het werk vermeld N°. 9<br />
A. 17.<br />
22. Schoolkaart van<br />
Ned. Indië. Amsterdam,<br />
Seyffardt, 1872. — Aardrijkskundig<br />
Genootschap, te Amsterdam.<br />
23. Schoolkaart van<br />
Nederlandsch Indië, 1 :<br />
2 250 000, door F. Allan. In<br />
negen bladen. Haarlem, H. M.<br />
van Dorp. — Aardrijkskundig<br />
Genootschap, te Amsterdam.<br />
24. Algemeene Atlas<br />
van Ned. Indië door P.<br />
baron Melvill van Carnbée en<br />
W. F. Versteeg. 2e uitgave,<br />
met verbeterkaarten. Gouda,<br />
G. Kolff, 1870. — Aardrijkskundig<br />
Genootschap, te Amsterdam.<br />
25. Atlas ja itoe kitab<br />
jang isinja Gambar-gambar<br />
doenia dan sekaliën<br />
tanah, jang mengarang<br />
toewan W. F. Versteeg (Atlas<br />
bevattende kaarten der wereld<br />
en van de verschillende landen),<br />
Leiden, G. Kolff, 1875. —<br />
Aardrijkskundig Genootschap,<br />
te Amsterdam.<br />
NB. Twintig kaarten ten behoeve<br />
van het onderwijs in Ned. Indië. Kaart<br />
4—11 zijn gewijd aan de verschillende<br />
deelen van ons Indisch rijk.<br />
Klasse.<br />
26. Atlas van de Nederlandsche<br />
bezittingen in<br />
Oost-Indië door Dr. J. Pijnappel<br />
Gzn. Geheel op nieuw<br />
bewerkte uitgave. Amsterdam,<br />
1872. — Van Kampen en<br />
Zoon, uitgevers te Amsterdam.<br />
27. Eenige atlassen<br />
van Nederlandsch Indië.<br />
— Prof. P. J. Veth.<br />
1. Atlas der overzeesche bezittingen<br />
van Z. M. den Koning der Nederlanden,<br />
door Js. van den Bosch, Generaal-Majoor.<br />
's Gravenhage en Amsterdam,<br />
1818.<br />
Behoort bij het werk vermeld N°. 9<br />
A. 1.<br />
2. Kaarten en platen, in portefeuille,<br />
behoorende bij F. Junghuhn „Die<br />
Battalander". Zie N°. 9. A. 20.<br />
3. Natuur- en staathuishoudkundige<br />
atlas der residentie Bagelen, eiland<br />
Java, door Jhr. J. F. W. v. d. W. von<br />
Sehmidt auf Altenstadt. Leiden, 1874.<br />
28. Kaarten van Ned.<br />
Indië van Dr. I. Dornseiffen.<br />
— Dr. I. Dornseiffen, te Amsterdam.<br />
1. Kaart van Nederlandsch Oost-<br />
Indië, op de schaal 1 i 1 800000. Amsterd.,<br />
Seyffardt, 1878.<br />
2. Atlas van Nederland en zijne<br />
bezittingen, met eene toelichting van<br />
Dr. J. J. de Hollander. Amst., Seyffardt,<br />
1882.<br />
3. Kaart van Insulinde op de schaal<br />
van 1 : 7 000000. Amsterdam, Seyffardt,<br />
1882.<br />
29. Topographische<br />
kaart van een gedeelte<br />
van het eiland Java, op<br />
de schaal van 1 : 100 000(6.25<br />
bij 2.85 M.), te zamengesteld<br />
uit de aaneengevoegde Residentiekaarten<br />
van Java en Madura,
voor zooverre die gereed waren<br />
in 1883. In steendruk gebracht<br />
aan de Topografische inrichting<br />
van het Dept. van Oorlog.<br />
— Topographische Inrichting,<br />
Directeur C. A. Eckstein,<br />
te 's Gravenhage.<br />
30. De topographische<br />
residentiekaarten van<br />
Java. Een los exemplaar van<br />
elke kaart. — Departement<br />
van Marine.<br />
1. Krawang, 4 bladen.<br />
2. Cheribon, 6 bladen.<br />
3. Tegal, 2 bladen.<br />
4. Pekalongan, 1 blad.<br />
5. Banjoemas, 3 bladen.<br />
6. Bagelen, 4 bladen.<br />
7. Semarang, 6 bladen.<br />
8. Kedoe, 2 bladen.<br />
9. Djokjokarta, 4 bladen.<br />
10. Soerakarta, 6 bladen.<br />
11. Japara, 4 bladen.<br />
12. Bembang, 4 bladen.<br />
13. Madioen, 4 bladen.<br />
14. Kediri, 4 bladen.<br />
31. Topographische<br />
kaarten der residentiën<br />
Soerakarta, Semarang,<br />
Bagelen, Pekalongan,<br />
Kedoe en Banjoemas. —<br />
Kon. Mil. Akademie, te Breda.<br />
32. Etappe-kaart van<br />
Java en Madoera, schaal<br />
1 : 500 000 , te zamengesteld<br />
onder de leiding van den luit.kol.<br />
van den generalen staf<br />
W. J. Havenga, door den le"<br />
luitenant G. B.Hooyer. 1878.—<br />
Departement van Koloniën.<br />
33. Reeks van kaarten<br />
van het eiland Java, bij<br />
GROEP I. 1« Klasse. 35<br />
eengebracht uit de verzamelingen<br />
van de Bibliotheek der<br />
Rijksuniversiteit te Leiden,<br />
het Aardrijkskundig Genootschap<br />
, de Collectie Reinwardt<br />
gelegateerd aan de Leidsche<br />
Universiteit, en Prof. P. J.<br />
Veth.<br />
De inzendingen van de Leidsche<br />
Bibliotheek zijn aangeduid door de<br />
letters L. B., die van het Aardrijkskundig<br />
Genootschap door A. G., die<br />
van de Collectie Beinwardt door C. R.,<br />
die van Prof, Veth door P. V.<br />
A. Kaarten van geheel Java.<br />
1. Insulae Javae cum parte insularum<br />
Borneo, Sumatrae et circumjacentium<br />
insularum novissima delineatio.<br />
Amsterdam P. Schenk en G. Valk.<br />
CPz. (Gekl.) L. B.<br />
Zonder jaartal uit het begin der 18e<br />
eeuw.<br />
2. Insulae Javae pars occidentalis et<br />
pars orientalis, edente Hadriano Belando.<br />
Amsterdam bij Gerard van Keulen.<br />
(Gekl.) L. B.<br />
Zonder jaartal; Beland overleed in<br />
1718.<br />
3. Nieuwe en zeer nauwkeurige kaart<br />
van 't eyland Java Major of Groot Java,<br />
verdeeld in zeven bestekken, door Fr.<br />
Valentijn. J. van Braam en G. onder<br />
de Linden excud"'. Vier bladen. L.B.<br />
Deze kaart komt voor in Valentijn's<br />
Oud- en Nieuw Oost-indien, D. IV, le<br />
stuk. Dordrecht en Amsterdam, 1726.<br />
4. Carte de 1'ile de Java: partie occidentale,<br />
partie oriëntale. Dressée tout<br />
nouvellement sur les mémoires les<br />
plus exacts. (Gekl.) L. B.<br />
Dit den Atlas Gueudeville, 1726.<br />
5. Nieuwe kaart van het eyland<br />
Groot-Java. Gekl. teekening (omstreeks<br />
1750) A. G.<br />
6. Het eylandt Groot-Java. Gekl.<br />
penteekening (omstreeks 1755) A. G.<br />
7. Nouvelle carte de 1'isle de Java,<br />
dressée suivant les observations les<br />
plus récentes, faites par ordre de la<br />
Comp. Holl. des Indes Orientales. J.<br />
V. Schley direx. (Gekl.) L. B.<br />
Deze kaart schijnt vervaardigd te<br />
zijn voor de Historische Beschrijving
36 GROEP I. -1? Klasse.<br />
der Seizen, D. XII (Amsterdam, 1755).<br />
Zij komt ook voor in de Vies des Gouverneurs<br />
Généraux van Dubois ('s Grav.<br />
1763) en in Batavia, de hoofdstad van<br />
Ned. O. 1. in derzelver gelegenheid enz.,<br />
Amsterdam, 1782.<br />
8. Caart van het eyland Groot-Java.<br />
Samarang, 1787. Gekl. penteekening.<br />
A. G.<br />
9. Nieuwe kaart van het eyland<br />
Groot Java. Met aanwijzing onder wien<br />
do landen sorteeren, door van Boekholt<br />
(penteekening). L. B.<br />
10. Kaart van het eiland Groot-Java.<br />
L. B.<br />
Uit J. S. Stavorinus, Reize over Batavia<br />
naar Samarang enz. (Leiden 1798).<br />
Komt ook voor met Engelsche transscriptie<br />
in v. III van Wilcocke's „Voyages<br />
of Stavorinus," London, 1798.<br />
11. Plan de 1'ile de Java (Penteekening).<br />
L. B.<br />
12. Plan de 1'ile de Java. Amsterdam<br />
J. F. Lange. L. B.<br />
13. A map of Java, chiefly from surveys<br />
made during the British administration,<br />
engraved by J. Walker.<br />
London, 1817. L. B.<br />
Behoort bij T. S. Baffies, History<br />
of Java. London, 1817.<br />
[13a. Carte de 1'ile de Java par T.<br />
S. Eaffles. Bruxelles, 1832. Etablissement<br />
géographique. (Op linnen, gekl.,<br />
in koker.) P. V.<br />
Gevolgd naar de vorige. — Meii vindt<br />
nog origineele Engelsche kaarten van<br />
Java in Stockdale's Sketches of Java,<br />
London, 1812, en Thorn's Conquest<br />
of Java, London, 1815.]<br />
14. Kaart van het eiland Java, gegrav.<br />
door C. van Baarsel en Zoon. L. B.<br />
Uit den Atlas der Overzeesche bezittingen<br />
van Z. M. den Koning der<br />
Nederlanden door Jobs. van den Bosch,<br />
's Grav. en Amst. 1818.<br />
15. Esquisse de 1'ile de Java, divisée<br />
en résidences, gravée par Bayley<br />
et Huart. L. B.<br />
Behoort tot het werk Mémoires sur<br />
la guerre de Java de 1825 a 1830,<br />
door F. A. de Stuers. Leiden, 1833.<br />
16. Carte de 1'ile de Java. Lith. de<br />
T. Lejeune. L. B.<br />
Behoort tot het werk Précis de la<br />
Campagne de Java en 1811, par le duc<br />
de Saxe-Weimar, 'sGrav. 1834.<br />
17. Java en Madoera, in 4 bladen<br />
(ter grootte van een vel schrijfpapier).<br />
Lithographie zonder naam of jaartal.<br />
Waarschijnlijk omstreeks 1840. A. G.<br />
18. Kaart van het eiland Java samengesteld<br />
uit officiëele bronnen, schaal<br />
1 : 700 000, in twee bladen, door O W.<br />
M. van de Velde, 1845. A. G.<br />
19. Carte de 1'ile de Java par le<br />
baron Melvill de Carnbée 1847. P. V.<br />
Uit den Moniteur des Indes.<br />
20. Kaart van Java en Madura,<br />
1:1 000 000, door le Clercq, op steen<br />
gebracht door A. J. Bogaerts. Breda,<br />
1850. 2 bladen. A. G.<br />
21. Kaart van het eiland Java, zamengesteld<br />
uit de waarnemingen en<br />
opmetingen van Dr. F. Junghuhn, gedurende<br />
zijn onderzoekingsreizen op dat<br />
eiland. Schaal 1 :350 000. Op steen<br />
gebracht door A. J. Bogaerts te Breda,<br />
1855. Vier bladen. L. B.<br />
22. Kaart van het eiland Java, schaal<br />
1 :1 150 000. Amsterdam bij Frans Buffa<br />
en Zonen. 1855. L. B.<br />
23. Nieuwe, tevens étappe kaart van<br />
Java en Madura, op de schaal van<br />
1 : 717 000, samengesteld door den Kapitein<br />
der Genie W. F. Versteeg. Batavia,<br />
1861, 1862. P. V.<br />
24. Kaart van Java door S. H. Serné.<br />
1866. Schaal 1 i 1 600 000. J. Smulders,<br />
's Gravenh. en C. L. Brinkman Amsterd.<br />
P. V.<br />
25. Java in zijn natuurlijke gesteldheid<br />
(1875) en Historische kaart van<br />
Java (1878), op één blad opgeplakt. P. V.<br />
Behooren bij het werk Java, geographisch,<br />
ethnologisch, historisch.<br />
26. Itineraire kaart van het eiland<br />
Java door L. G. J. G. Schönermark.<br />
A. G.<br />
27. Kaart van het eiland Java. Amsterd.<br />
Lith. (zonder naam of jaartal).<br />
A. G.<br />
28. Kaarten der Besidentiên van<br />
Java (uit den Atlas van Ned. Indiè'<br />
van Melvill van Carnbée en Versteeg),<br />
waarop zijn aangewezen de verschillende<br />
cultuur- en andere ondernemingen. 24<br />
kaarten met geschreven legende, vervaardigd<br />
op last van den Gouv. Gen.<br />
baron Sloet van de Beele. A. G.<br />
Geschenk van den Gouv. Gen. Sloet<br />
aan het Aardrijksk. Genootschap.<br />
B. Kaarten van gedeelten van Java.<br />
1. Gambar tanahDjawa sablah barat.<br />
Met Maleischen text. (Kaart van het<br />
eiland Java, west-helft.) A. G.
2. Kaart van het noordelijk gedeelte<br />
van de Residentie Bantam, geteekend.<br />
In 12 bladen. L. B.<br />
3. Speelwijk, de Diamant en Carganto,<br />
door L. Luson. Batavia, 1780.<br />
Penteekening. L. B.<br />
4. Kaart eeniger rijken van Groot-<br />
Java, bestaande in Jaccatra, Tjiandjoer,<br />
Bandong, enz. Penteekening A. G.<br />
5. Affteyckening hoe den Coninck van<br />
Java Mayor onderleyt heeft de stadt<br />
Batavia te vermeesteren met belegeringe<br />
van den 25en Aug. 1628 tot 3<br />
Dec. F. van Berckenrodefee. Amst.L. B.<br />
6. Aldus verthoont Hem 't Casteel<br />
Ende Stadt Batavia Geleegen op 't Eylant<br />
Java Major in 't Coninekrijck<br />
Jaccatra. Amsteldam 1652. L. B.<br />
7. Batavia Stadt en Casteel gelegen<br />
int Coninkrijck van Jaccatra int Eylant<br />
Java' Major, 6 graden bij suyden de Linia<br />
Equinoctiaal. (Geteekend). Met twee<br />
lithogr. en een photogr. L. B.<br />
8. Waere afheeldinge wegens het<br />
casteel en de stadt Batavia. Amst.<br />
Covens en Mortier, pldr. A. G.<br />
9. Der Hollandisch-Ost-lndianisehen<br />
Compagnie weltberühmte Haupt-, Handels-<br />
, und Niederlagsstadt Batavia in<br />
Asien u. s. w. Neurenberg, 1733. L. B.<br />
10. Plan der stad en 't kasteel Batavia.<br />
Amst. by P Convadi, Harlingen<br />
by V. van der Plaats. 1780. L. B.<br />
11. Plan of the Eoad and City of<br />
Batavia on the Northcoast of Java island.<br />
Lond. 1790. L. B.<br />
12. Plan of the road and city of<br />
Batavia bij G. van Keulen. With improvements<br />
from H. Smedley. Kopergravure.<br />
Londen, 1794. A. G.<br />
13. Plan des environs de Batavia et<br />
des opérations de 1'armée Anglaise. A. G.<br />
Uit Précis de la campagne de Java,<br />
1811, par le Duc de Saxe-Weimar.<br />
14. Kaart van Batavia, Weltevreden,<br />
Meester Cornelis en omstreken. Schaal<br />
1 : 20 000. Onuitgegeven lithographie.<br />
Zeldzaam. P. V.<br />
15. Kaart voorstellende de huizen,<br />
publieke gebouwen, citadel, enz. van<br />
Batavia. Verbeterd en bijgewerkt door<br />
I. de Rosa. 's Hage. L. B.<br />
16. Kaart van het Noorder district<br />
der Residentie Batavia. Lithographie<br />
de C. Motte, gravée par Ar. Bey. L. B.<br />
17. Kaart van de hoofdplaats Buitenz<strong>org</strong>.<br />
A. G.<br />
18. Kaart van den berg Galoenggoeng<br />
GROEP I. \» Klasse. 37<br />
en omstreken. Teekening in kleuren. C.K.<br />
19. Schetskaarten van den Kawah<br />
Kiamis en van het meer Telaga Bodas,<br />
door A. J. Bik. 1819. C. R.<br />
NB. Zoover bekend is werd de Kawah<br />
Kiamis alleen bezocht door Prof.<br />
Beinwardt, aan wien Bik als teekenaar<br />
was toegevoegd. Vermoedelijk is deze<br />
teekening de eenige bestaande schets<br />
van gemelden krater.<br />
Aan deze twee schetsen is op hetzelfde<br />
blad toegevoegd een situatieschets<br />
van de bergen Sapoetan en<br />
Sompoe in de residentie Menado.<br />
20. He de Java. Carte de la partie<br />
principale du théatre de la guerre de<br />
1825 a 1830, dressée par le Major de<br />
Stuers, exéc. en pierre par Bayley et<br />
Huart.<br />
Behoort tot het werk Mémoires sur<br />
la guerre de Java, 1833.<br />
21. Kaart van een gedeelte van het<br />
eiland Java, uitgemaakt hebbende het<br />
tooneel van den oorlog van 1825—<br />
1830, door H. M. Lange. Verkleind<br />
op 6 V4 door H. Hana. Teekening in<br />
kleuren. P. V.<br />
• 22. Kaart van het oorlogstooneel op<br />
Java 1825—1830, door H. M. Lange.<br />
Lithographie van T. Ettling te Amsterdam<br />
, naar het vo<strong>org</strong>aande nommer.<br />
P. V.<br />
Uit Gedenkschrift van den oorlog op<br />
Java, door Jhr F. V. A. Bidder de<br />
Stuers, uit het Fransch vertaald door<br />
H. M. Lange. Amst. 1847.<br />
23. Tjilatjap en omstreken. A. G.<br />
24. Poerworedjo en omstreken. A. G.<br />
25. Kaart en plan van Samarang met<br />
deszelfs land- en zee-situatie. Penteekening.<br />
L. B.<br />
26. Kaart van de hoofdplaats Samarang<br />
en omstreken. A. G.<br />
27. Salatiga en omstreken. A G.<br />
28 Willem I en omstreken. A. G.<br />
29. Eesidentie-kaart van Japara. Photographisch<br />
spiegelschrift. A. G.<br />
30. Topographische kaart der residentie<br />
Japara, Batavia, 1870. Photographische<br />
reproductie, negatief. A. G.<br />
31. Kaart van de hoofdplaats Magelang<br />
en omstreken. A. G.<br />
32. Kaart van de hoofdplaats Djokjokarta<br />
en omstreken. A. G.<br />
33. Kaart van de residentie Soerakarta.<br />
Penteekening. A G.<br />
34. Soerakarta en omstreken. A. G.<br />
35. Militaire étappe-kaart van de
38 GROEP I. 1« Klasse.<br />
residentie Soerakarta. Penteekening van<br />
Flikkenschild. A. G.<br />
36. Ngawi en omstreken. A. G.<br />
37. Kaart van de hoofdplaats Kemhang<br />
en omstreken. A. G.<br />
38. Kaart van de hoofdplaats Kediri<br />
en omstreken. A. G.<br />
39. Kaart van de residentie Soerahaja,<br />
1832. Penteekening. A. G.<br />
40. Photographische overzichtskaart<br />
der residentie Soerabaja. A. G.<br />
41. Kaart der steden en voorsteden<br />
van Soerabaya. A. G.<br />
42. Kaart van de hoofdplaats Soerabaya,<br />
2 bladen. A. G.<br />
43. Platte grond der stad Soerabaya<br />
door G. P. P. Cronenberg. Batavia,<br />
1864. Gekl. lith. A. G.<br />
44. Plan van Soerabaya met de om<br />
die plaats geprojecteerde versterking.<br />
Gekl. penteekening. A. G.<br />
45. Project van den aanleg van een<br />
bassin voor het drijvende drooge dok<br />
te Soerabaya. 1846. A. G.<br />
46. Plattegrondteekening van de geprojecteerde<br />
gebouwen en werken bij<br />
het nieuw Maritiem Etablissement te<br />
Soerabaja. Penteekening door H. A.<br />
Tromp. A. G.<br />
47. Kaart van de afdeeling Banjoewangi.<br />
C. R.<br />
48. Kaart van Batavia en omstreken<br />
in 12 bladen. Photo-autographie. Topographisch<br />
bureau te Batavia. A. G.<br />
49. Kaart der residentie Batavia in<br />
216 bladen. Photo-autographie. Topographisch<br />
bureau te Batavia. 1879. A.G.<br />
50. Kaart van de hoofdplaats Buitenz<strong>org</strong><br />
en omstreken. Photo-autographie.<br />
Topographisch bureau te Batavia. A. G.<br />
51. Topographische kaart der Residentie<br />
Bembang. Photographische reproductie<br />
in 12 stukken. Op linnen.<br />
Batavia. 1875. A. G.<br />
52. Topographische kaart der residentie<br />
Kediri. Photographische reproductie<br />
in 12 stukken. Op linnen.<br />
Batavia. 1876. A. G.<br />
53. Kaart der residentie Soerabaja<br />
in 180 bladen. Photo-autographie. Topographisch<br />
bureau te Batavia. 1879.<br />
A. G.<br />
54. Kaart van de hoofdplaats Soerabaja<br />
en omstreken. Photo-autographie.<br />
Topographisch bureau te Batavia. A. G.<br />
55. Photo-autographische kaart van<br />
het eiland Bawejan. Batavia, Topographisch<br />
bureau. 1879. A. G.<br />
C. Hydrographische kaarten van de<br />
wateren rondom Java.<br />
1. (Zee)kaart van Java door Melvill<br />
van Carnbée. Arasterdam, 1842. Vijf<br />
bladen. A. G.<br />
2. Kaart der Java-zee en aangrenzende<br />
vaarwaters door A. Blommendal.<br />
's Gravenhage, 1874. A. G.<br />
3. New Chart shewing the navigation<br />
through the Straits of Sunda to<br />
Batavia by J. W. Norie. London, 1815.<br />
L. B.<br />
4. Kaart van het vaarwater uit Straat<br />
Sunda naar de reede van Batavia enz.<br />
1833. A.G.<br />
5. Kaart van de Straat Sunda met<br />
een gedeelte der kusten van Sumatra<br />
en Java, door Jae. Swart. Amsterdam,<br />
1838. L.B.<br />
6. Straat Sunda en Westkust van<br />
Java, uitgegeven door J. Swart. Amsterdam,<br />
1844. A. G.<br />
7. Straat Sunda en Westkust van<br />
Java, door Bietveld en Boom, 1844. A.G.<br />
8. Kaart van Straat Soenda en ZW.<br />
gedeelte der Java-zee, door A. B. Blommendal.<br />
's Gravenhage, 1874. A. G.<br />
9. Zeekaart van de reede van Batavia.<br />
Gekleurde penteekening. A. G.<br />
10. Kaart van de reede van Batavia<br />
met de verschillende vaarwaters enz.,<br />
uitg. door J. Swart. Amsterdam, 1841.<br />
A.G.<br />
11. Plan der baai van het vaarwater<br />
naar Batavia, strekkende van de Menscheneter<br />
tot Tandjong Krawang, door<br />
F. W. Godt. Batavia. A. G.<br />
12. (Zee)kaart van de reede van Batavia,<br />
door Lucas. Amsterdam, 1841.<br />
A. G.<br />
13. Reede van Batavia, 1880. A. G.<br />
14. Wester-zeegaten van Noessa-<br />
Kambangan. Penteekening. A. G.<br />
15. Plan van het Oostergat van<br />
Noessa-Kambangtm. Penteekening. A.G.<br />
16. Hydrogr kaart van een gedeelte<br />
der Noordkust van Groot-Java, van<br />
Japara tot Zedayo, geteekend met kl.<br />
naar W. E. van Berkel, 1804, in de<br />
Marine-school te Samarang. A. G.<br />
17. Zeekaart van de kust van Java<br />
van Batavia tot Bembang. Penteekening.<br />
L. B.<br />
18. Chart of the North coast of Java,
from Madura to Samarang. London,<br />
1818. Kop. grav. A. G.<br />
19. Chart of the North eoast of Java,<br />
from Samarang to Batavia. London,<br />
1818. Kop. grav. A. G.<br />
20. (Zee)kaart van de Noordkust van<br />
Java, van Batavia tot Samarang, door<br />
J. Swart. 1839. A.G.<br />
21. (Zee)kaart van de Noordkust van<br />
Java, van Samarang tot Soerabaya,<br />
Amst., 1839. A. G.<br />
22. A chart of the North coast of<br />
Java, from Samarang to Batavia. A. G.<br />
23. Kaart van een gedeelte van de<br />
Noordkust van het eiland Java, begrepen<br />
tusschen den hoek van Crawang<br />
en den hoek van Bantam. Penteekening,<br />
gekl. A. G.<br />
24. Zeekaart van Midden-Java, met<br />
kartons, 2 bladen. Grav. A. G.<br />
25. Uitwatering der Kali Mas bij<br />
Soerabaja. A. G.<br />
26. Kaart der zeeëngte van Soerabaja,<br />
volgens opneming van 1804, door F.<br />
Loriaux. Penteekening. A. G.<br />
27. Kaart ven het vaarwater van<br />
Soerabaja tot Oedjong Panglta. Trigonometrische<br />
opneming in 1843. Penteekening.<br />
A. G.<br />
28. Ooster vaarwater van Soerabaja.<br />
Lith. van het Hydrogr. bureau te Batavia,<br />
1879. A. G.<br />
29. Hydrographische kaart der Straat<br />
Madoera. A. G.<br />
30. Zeekaart van de Straten Madura<br />
en Bali, 1837. A. G.<br />
31. Kaart der Sumanapsche baai en<br />
een gedeelte der daaraan grenzende<br />
eilanden, door Fokke, 1822. Penteekening.<br />
A. G.<br />
32. Paai van Soemenap en vaarwater<br />
naar Kalian, door J. Langenberg.<br />
's Gravenh., 1877. A. G.<br />
33. Kaart van de Straat Madura,<br />
met de monden der Krantas- en Solorivier.<br />
A. G.<br />
34. Straat Madura. Penteekeniügen,<br />
vier stuks. A. G.<br />
35. Kaart van de Straten Madura<br />
en Bali, door J. Swart. Amst., 1837.<br />
Grav. A. G.<br />
36. Karimou Djawa-eilanden. Penteekening.<br />
A. G.<br />
37. Schetskaart der eilanden ten 7.0.<br />
van Kangeang, 1844. Penteekening.<br />
A. G.<br />
38. Kaart der ZO. Kangeang-eilanden,<br />
door J. Schröder. Penteekening. A. G.<br />
GROEP I. 1« Klasse. 39<br />
39. Schets der Katappan-baai, gelegen<br />
op den KV. hoek des eilands<br />
Kangeang, door A. Bartels, 1830. Penteekening.<br />
A. G.<br />
40. Schetskaart van de baai van Katappan<br />
, op het eiland Groot-Kangelang,<br />
ten noorden vau Bali. Penteek. A. G.<br />
41. Paskaart van Sumatra, West-Java<br />
en Zuid-Malaka. Penteekening op perkament,<br />
't Amsterdam bij Isaac de Graaf,<br />
1710. 97 bij 77 cM A.G.<br />
42. Paskaart der Sunda-zee. L. B.<br />
43. Paskaart van de reeden van Bantam<br />
en Batavia. Penteekening op perkament<br />
met het monogram der O.-I.<br />
Comp. A. G.<br />
44. Eene geteekende paskaart van<br />
de reede van Batavia. L. B.<br />
34. Kaart van Groot-<br />
Atjeh op 1 : 10 000, met<br />
speciale kaartjes der l e<br />
expeditie.<br />
— Kapit. W. Hingman,<br />
te Kampen.<br />
35. Verzameling van<br />
kaarten van het eiland<br />
Sumatra.— Prof. P. J. Veth,<br />
te Leiden.<br />
1. Carte de 1'ile de Sumatra, d'après<br />
Sir Thomas Stamford Baffles. Etablissement<br />
g('ographique de Bruxelles,<br />
fondé par Ph. Vandermaelen, en 1830.<br />
Gekleurd (in koker)-<br />
2. Karte von der Insel Sumatra von<br />
H. Berghaus Gotha, 1837.<br />
Uit Berghaus' Atlas von Asïa.<br />
3. Carte de 1'ile de Sumatra par le<br />
baron P. Melvill de Carnbée, 1848.<br />
Uit den Moniteur des Indes.<br />
4. Sumatra, op een schaal van<br />
1 :1 450000. Naar de nieuwste bronnen<br />
bewerkt, onder toezicht van Dr. I.<br />
Dornseiffen. Amsterdam, 1877.<br />
Vier bladen aaneengoplakt op linnen<br />
en met rollen.<br />
5. Kaart van de Westkust van Sumatra<br />
op last van den vice admiraal<br />
J F. D. Bouricius, samengesteld door<br />
den luitenant ter zee A. C. J. EJeling.<br />
Batavia, 1857. In twee gedeelten: eerste<br />
gedeelte, van af Atsjin tot Padang;
40 GROEP I. 1« Klasse.<br />
tweede gedeelte, van af Padang tot<br />
den Vlakken Hoek.<br />
6. Kaart van het terrein des oorloge<br />
in het rijk Atjeh of Achin, nabij do<br />
Hoofdplaats, met een kaartje van geheel<br />
Sumatra en een schets van het strandbivouak,<br />
le expeditie.<br />
7. Schetskaart van het oorlogstooneel<br />
in het rijk van Atjeh , vervaardigd naar<br />
de gegevens der opnemingsbrigade, ingedeeld<br />
bij het expeditionnaire leger<br />
onder bevel van den luit.-gen. J. van<br />
Swieten.<br />
8. Kaart van het oorlogstooneel in<br />
Groot-Atjeh, geteekend volgens de voorschriften<br />
van het topogr. bureau te<br />
Batavia, naar de gegevens verkregen<br />
bij de tweede expeditie tegen dat Bijk,<br />
in 1873—1874. Schaal 1 :15000. Broese,<br />
Breda. In twee bladen.<br />
9. Kaart van Groot-Atjeh voor zooverre<br />
het in October 1876 door de<br />
Nederlandsche troepen was bezet. Schaal<br />
1 : 40 000. Topographische inrichting<br />
te 's Gravenhage.<br />
10. Kaart van den Kraton (van Atjeh)<br />
met omstreken, op de schaal van<br />
1 :4000, vervaardigd naar eene op het<br />
topographisch bureau te Batavia gemaakte<br />
kopij van de kaart der oorspronkelijke<br />
opneming op 1 :2000.<br />
Topographische inrichting te 's Gravenhage,<br />
1874.<br />
11. Beede van Atjeh en omliggende<br />
eilanden, 1873. Schaal 1 : 200000. Teekening<br />
op calqueerlinnen, door den<br />
luit. ter zee W. J. Struick.<br />
12. Beede van Atjeh. Schaal 1 :<br />
100000. Teekening op calqueer-linnen,<br />
door den luit. ter zee W. J. Struick.<br />
13. Kaart van het Gouvernement<br />
Sumatra's Westkust, opgenomen en<br />
samengesteld in de jaren 1843 tot 1847<br />
door L. W. Beyerinck, overgebracht<br />
op de schaal van 1 :500000. Twee<br />
bladen. Op steen gebracht door A. J.<br />
Bogaerts te Breda. 1852.<br />
14. Kaart van het middengedeelte<br />
van Sumatra (door P. J. Veth). Lith.<br />
T. Ettling, Amsterdam (gekleurd).<br />
TJit het werk: De vestiging en uitbreiding<br />
der Nederlanders ter Westkust<br />
van Sumatra, door Gen. de Stuers.<br />
Amsterdam, 1849.<br />
15. Kaart der Lampongsche districten,<br />
geteekend door B. Vitzthum von<br />
Eckstaedt, fuselier. Op de Behaal van<br />
1 : 200000 (Geteekend in kleuren en op<br />
linnen geplakt).<br />
36. Carte de 1'Archipel<br />
de Riouw, Singapore et<br />
Linga. — Aardrijksk. Gen.,<br />
te Amsterdam.<br />
37. Eenige kaarten van<br />
het eiland Borneo. —<br />
Prof. P. J. Veth, te Leiden.<br />
1. Kaart van het eiland Borneo door<br />
Melvill van Carnbée, 1848 (gekleurd).<br />
Uit den Moniteur des Indcs.<br />
2. Schetskaart van een gedeelte der<br />
Kapoeas-rivier op Borneo, van Pontianak<br />
tot Sintang. Stoomende opgenomen<br />
door Z. M. Stoomschip Borneo<br />
in Maart en April 1854. Schaal 1 :50000<br />
(Lang circa 5 M., breed 1.26 M.).<br />
Geteekend.<br />
3 Figuratieve kaart van een gedeelte<br />
der Residentie Wester-Afdeeling van<br />
Borneo, volgens de opneming van von<br />
Kessel en Ullmann. Schaal 1:250000.<br />
Geteekend.<br />
4. Kaart van het oude Bandjermasinsche<br />
rijk, Tanah Laut, Bekompai,<br />
Mengkatip, Siong en Patai, Kleine<br />
Dajak en Doesoen. vervaardigd op last<br />
van den luit -kol. G. M. Verspyck, op<br />
de schaal van 1 : 400000, door kapitein<br />
Ch. de Boy van Zuydewijn, wil. chef<br />
van den staf der Expeditie, en E. W.<br />
von dem Borne, sergeant majoor, opnemer<br />
bij de Expeditie. In vier bladen.<br />
1862.<br />
38. Kaart van de Minahassa,<br />
uit de metingen en<br />
opnamen in 1851 —1852 van de<br />
Heeren S. H. en G. A de Lange<br />
en P. W. Paepke Bulow en<br />
uit eigen metingen en opnamen<br />
samengesteld door Mr. S. C.<br />
J. W. van Musschenbroek.<br />
Schaal 1 : 100 000. In steendruk<br />
gebracht aan de Topographische<br />
Inrichting te 's Gravenhage,
1878. In vier bladen. — Departement<br />
van Koloniën.<br />
39. Inilah patah tanah<br />
Minahassa, tertulis oleh<br />
N. Graafland (Kaart der Minahassa<br />
door N. Graafland). Twee<br />
bladen aaneengeplakt. Rotterd.,<br />
Wijt en Zonen. — Prof. P. J.<br />
Veth.<br />
40. Inilah péta tanah<br />
Minahassa, tertulis oleh<br />
N. Graafland (Kaart der Minahassa).<br />
In 8 bladen gekleurd,<br />
P. W. M. Trap, Leiden.<br />
— N. Graafland, te<br />
Tanawangko.<br />
41. Kaart van Boni, op<br />
last van luit.-gen. J. van Swieten<br />
opgenomen gedurende de<br />
tweede Bonische expeditie, door<br />
kapit. F. G. Steek en de onderofficieren<br />
Panten, von Below<br />
en Brendli. Schaal 1:100 000.<br />
Topogr. bureau te Batavia. Vier<br />
bladen. — Prof. P. J. Veth.<br />
42. Carte des iles Moluques<br />
par le Baron P.<br />
Melvill de Carnbée. 1847. —<br />
Prof. P. J. Veth.<br />
Uit den Moniteur des Indes.<br />
43. Algemeene Landen<br />
Zeekaart van de ass*.residentie<br />
Banda, door<br />
A. Guyot (1873). Twee bladen.<br />
J. Smulders en C°. 's Gravenhage.<br />
— Prof. P. J. Veth.<br />
44. Eenige oude getee-<br />
GROEP I. 'ie Klasse. 41<br />
kende kaarten van de<br />
Molukken. — Bibliotheek<br />
der Leidsche Universiteit.<br />
1. Geteekende kaart van het eyland<br />
Ternate.<br />
2. Geteekende kaart van het stedeken<br />
Tabulolo op het eiland Macque Jan<br />
(Makjan).<br />
3. Geteekende kaart van het stedeken<br />
Tofasoha op het eiland Macque Jan<br />
(Makjan).<br />
45. Carta Hydrographica<br />
y chorographica<br />
delas Yslas Filipinas,<br />
dedicade al Rey nuestro Senor.<br />
En Manila. 1734. — Bibliotheek<br />
der Leidsche Universiteit.<br />
46. Reduzirte Karte<br />
von den Philippinen und<br />
den Sulu-Inseln von H.<br />
Berghaus. Gotha. 1832. —<br />
Prof. P. J. Veth.<br />
Uit Berghaus' Atlas von Asia.<br />
47. Kaart van de Colonie<br />
Suriname en de onderhoorige<br />
rivieren en<br />
districten, door J. C. Heneman.<br />
Amsterdam, 1784. Acht<br />
bladen. — Bibliotheek der<br />
Leidsche Universiteit.<br />
48. Kaart van Suriname,<br />
naar de opmetingen<br />
gedaan in de jaren 1860—1879<br />
door J. F. A. Cateau van<br />
Rosevelt en J. 1<br />
F. A. E. van<br />
Lansberge. Schaal van 1:200000.<br />
In tien bladen. — Departement<br />
van Koloniën.<br />
49. Kaart van Suri-
e<br />
42 GROEP I. l<br />
name op satijn. — Mr. G-.<br />
Heshuysen, te Haarlem.<br />
50. Kaart van de rivier<br />
de Suriname, op 1-.150 000,<br />
met bijbehoorende beschrijving<br />
enz., door kapit. Zimmermann.<br />
Uitgegeven door het Aardrijkst<br />
Genootschap. — Kapit. G. P. H.<br />
Zimmermann, te Leeuwarden.<br />
51. Verzameling van<br />
kaarten van Ned. O. en<br />
W. Indië, uitgegeven in het<br />
Tijdschrift van het Aardrijksk.<br />
Genootschap. — Aardrijkskundig<br />
Genootschap, te Amsterdam.<br />
A. Oost-Indië.<br />
1. Kaart van het Toba-meer en liet<br />
landschap Silindoeng volgens de Rijnsche<br />
zendelingen.<br />
2. Kaart van een gedeelte van Midden-Sumatra,<br />
door J. L Cluysenaer.<br />
3. Schetskaart van Padang met de<br />
reede en de Brandewijnsbaai, door id.<br />
4. Kaart van een gedeelte van Midden-Sumatra<br />
door W. F. Versteeg.<br />
Deze kaart stelt het terrein der Sumatra-Expeditie<br />
voor volgens bescheiden<br />
die in tijd aan de Expeditie voorafgaan.<br />
5. Kaart van een gedeelte van Sumatra's<br />
Oostkust.<br />
6. Kaart van de voornaamste wegen<br />
in het zuidelijk deel der Residentie<br />
Palembang, door D D. Veth.<br />
7. Platte grond van Palembang.<br />
8. Kaart van de afdeeling Boemi<br />
Agoeng in de Lampongsche districten,<br />
naar Vitzthum von Eckstadt.<br />
9. Het Dieng-gebcrgte op Java.<br />
10. Overzichtskaart van de djatibosschen<br />
in de Residentie Rembang.<br />
11. Geologische kaart van Zuidelijk<br />
Borneo, door vanGaffron, 1843—1848.<br />
12. Kaart van Borneo's Oostkust<br />
van de Koeran- of Berou-rivier tot<br />
Mangka liat, door J. Schouw Santvoort.<br />
13. Kaart van de Golf van Tomini<br />
of Gorontalo en omliggende landen,<br />
door Mr. S. C. J. W. van Musschenbroek.<br />
1878.<br />
Klasse.<br />
14. Kaart vau Bangkala en Laïkang<br />
(op Celebesj, door J. C. van Hasselt.<br />
15. Het eiland Flores, door J. G.<br />
Veth.<br />
16. De Kei- of Evar-eilanden, door<br />
D. D. Veth.<br />
17. Kaart der ïeloeti-baai op Ceram,<br />
door C. H. B. von Rosenberg.<br />
18. Nieuw-Guinea en aangrenzende<br />
landen, door P. Swaan.<br />
19. Schetskaart van de kuststreek<br />
tusschen de Batoe Tjinagat en de Sesajab-rivier,<br />
Oostkust van Borneo, door<br />
J. F. M. Lange.<br />
B. West-indië.<br />
20. Schetskaart van de kolonie Suriname,<br />
door W. L. Loth.<br />
21. Kaart van een gedeelte der kolonie<br />
Suriname, met aanwijzing der<br />
voor goud-ontginning in pacht uitgegeven<br />
perceolen<br />
22. Kaart van het eiland St. Eustatius,<br />
volgens de opneming van A. H.<br />
Bisschop Grevelink.<br />
23. Het eiland Curacao, met karton<br />
van de St Anna-baai, door J. Kuyper.<br />
24. Kaart van het eiland St. Martin,<br />
door Dr. I. Dornseiffen.<br />
25. Porto de Pernambuco e Cidade<br />
do Recife na primeira metade do 17°<br />
seculo.<br />
Gedeeltelijke reproductie van eene<br />
Braziliaansche kaart van de stad Pernambuco,<br />
waarop door den Franschen<br />
Ingenieur E. Béringer de gesteldheid<br />
der plaats tijdens zij in het bezit der<br />
Nederlanders was in roode tinteD is<br />
aangeduid.<br />
52. Verzameling van<br />
kaarten betreffende de<br />
expeditie naar Midden-<br />
Sumatra, 1877—1879. —<br />
Aardrijkskundig Genootschap.<br />
A. Voorloopige kaarten, opgenomen<br />
in het eerste deel der Bijbladen van<br />
het Tijdschrift des Genootschaps.<br />
1. Kaart van het expeditie-terrein<br />
volgens het voorafgaand onderzoek van<br />
J. Schouw- Santvoort.<br />
2. Schetskaart van Midden Sumatra,<br />
behoorende bij het verslag der reis<br />
, dwars door Midden-Sumatra van Pa-
GROEP I. l e<br />
dang naar Palembang, door J.Schouw<br />
Santvoort.<br />
3. De meren der Batang-Hari bij<br />
Doesoen Tingah, door J. Schouw Santvoort.<br />
4. Kaart van een gedeelte van het<br />
Djambi-rijk, door J. Schouw Santvoort.<br />
5. Kaart van een deel der Djambirivier<br />
en hare zijtakken, door C. H.<br />
Cornelissen.<br />
6. De Delta van de Djambi-rivier,<br />
door C. H Cornelissen.<br />
7. Schetsen van de Nederlandsche<br />
nederzettingen te Djambi, Moeara<br />
Kompeh en Saba, door J. Schouw<br />
Santvoort en C. H. Cornelissen.<br />
Panorama's.<br />
8. Panorama's gezien van Boekiet<br />
Soela, Boekiet Said, Poentjak Pendjariengan<br />
en een heuvel bij Datar, door<br />
A. L van Hasselt.<br />
9. De Goenoeng Toedjoe in de Korintji-vallei,<br />
gezien van den top des<br />
Pieks van Korintji, door A. L. van<br />
Hasselt.<br />
10. Patah Sembilan en Piek van<br />
van Korintji Bedar Alam gezien, door<br />
Joh. F. ünelleman.<br />
B. Definitieve kaarten, uitgegeven in het<br />
Reisverhaal der Sumafra-expeditie en<br />
den Atlas behoorende bij de Aardrijkskundige<br />
beschrijving, allen samengesteld<br />
door D. D. Veth.'<br />
1. Kaart van Midden-Sumatra. Met<br />
Klasse. 43<br />
aanduiding van alle wegen te land en<br />
te water door de leden der Expeditie<br />
bereisd.<br />
2. Midden-Sumatra volgens de resultaten<br />
der Expeditie, schaal 1 : 500 000,<br />
4 bladen aaneengeplakt.<br />
3. Het zuidelijk gedeelte der Kesidentie<br />
Padangsche Bovenlanden. Schaal<br />
1 : 250 000.<br />
4. Geologische schetskaartjes en berg -<br />
teekeningen.<br />
5. Lengte-profielen van bestaande en<br />
geprojecteerde wegen.<br />
6. De mondingen der Batang Hari.<br />
Drie bladen aaneengeplakt.<br />
7. De Batang-Hari van Moeara Kompeh<br />
tot Simalidoe. "Vijf bladen los.<br />
8. De Tembesi van hare monding<br />
tot Doesoen Ladang pandjang.<br />
53. Een schetskaart der<br />
Westkust van Atjeh,<br />
schaal 1 : 500 000.<br />
54. Reliëfkaart van de<br />
districten Lorok en<br />
Panggoel, afdeeling Patjitan,<br />
resid. Madioen, op de<br />
schaal van 1:20 000. — O. H.<br />
A. A. van Selow, Gouvernementslandmeter<br />
, te Ngawi,<br />
res. Madioen.<br />
NB. Wordt te koop aangeboden voor<br />
f 5000.
3e Klasse.<br />
METEOROLOGIE EN AARDMAGNETISME: BOEKEN, TABEL<br />
LEN EN GRAPHISCHE VOORSTELLINGEN.<br />
e Nederlandsche koloniën zijn alle tusschen de keerkringen<br />
gelegen. De noordelijke punt van Celebes heeft<br />
1°30' N. B., de zuidelijke punt van Timor 10°30' Z. B.<br />
Curacao heeft 12° 10' N. B. en de vroegere kolonie op<br />
de kust van Guinea was nagenoeg onder de linie.<br />
De zon oefent dus bijna het geheele jaar door denzelfden<br />
invloed. De lengte der dagen verschilt er nauwelijks één uur,<br />
en de zon staat op den middag, behalve aan de uiterste grenzen<br />
en uiterste seizoenen, minstens zestig graden hoog, meestal<br />
bijna loodrecht.<br />
Hare directe werking is dus bijna voortdurend dezelfde; het<br />
zijn de wolken door de moesons aangevoerd welke indirect ook<br />
door regens haren invloed wijzigen.<br />
De gelijkmatigheid van het klimaat wordt nog bevorderd<br />
door de ligging aan zee en zij wordt hoofdzakelijk gewijzigd<br />
door de gebergten, welke althans in de Oost-Indische bezittingen<br />
aanwezig zijn. Langs deze berghellingen stijgt de lucht, die<br />
er naar Azië over heen gezogen wordt of uit Azië den Grooten<br />
Oceaan opzoekt, op en geeft dan aan de windzijde van de<br />
hoogten, vooral in het eerste geval, groote hoeveelheden regen,<br />
wel niet te vergelijken met de schier ongeloofelijke hoeveelheden,<br />
welke op sommige plaatsen in Britsch Indië neerstorten,<br />
maar toch zoo aanmerkelijk, dat men in sommige maanden,<br />
vooral op Sumatra, drie- viermaal zooveel regen kan verzamelen<br />
als in andere maanden, terwijl in ons vaderland Augustus<br />
slechts tweemaal zooveel regen als April geeft. Batavia heeft<br />
wel in den regenmoeson ruim driemaal zooveel regendagen als<br />
in den drogen, maar toch slechts nauwelijks de dubbele hoeveelheid<br />
regen.
GROEP I. 2e Klasse. 45<br />
Uit de kromme lijnen, welke in deze klasse zijn ten toon<br />
gesteld, ziet men dan ook dadelijk dat de verandering der temperatuur<br />
in den loop van het jaar zeer gering is, zoodat te<br />
Buitenz<strong>org</strong> op Java de warmste dag in zeven jaren slechts<br />
enkele graden hooger was dan de koudste. Van Buitenz<strong>org</strong> is<br />
in de Nederlandsche Jaarboeken voor 1848 en 1854 van de<br />
uren 6, 9, 3 en 10 geen enkele temperatuur lager vermeld<br />
dan 21°, en slechts twee van 30°. De afwijkingen voor bepaalde<br />
uren en maanden zijn zeer zelden grooter dan een graad. Voor<br />
Palembang vindt men de temperatuur van 3 uren in zes jaren<br />
niet beneden de 24° en niet boven de 33°, een verschil dat er<br />
regelmatig eiken dag tusschen 9 en 3 uren voorkomt.<br />
Te Padang schijnt de gelijkmatigheid nog iets grooter te<br />
zijn, de temperatuur is er een graad lager. Te Banjoewangi is<br />
het evenzoo, maar een graad hooger.<br />
Op Amboina daalt de temperatuur van 3 uren niet lager dan<br />
24° (slechts eenmaal vind ik in vier jaren 23° vermeld) en<br />
stijgt zij niet hooger dan 31°, zeer zelden even 32°. Te Banjoewangi,<br />
waar de jaarlijksche regelmatige gang iets grooter is,<br />
beweegt zich de temperatuur van dat uur tusschen 22°5 en<br />
32°4, terwijl de laagste temperatuur van 6 uren in den m<strong>org</strong>en<br />
17°5 eenmaal werd opgeteekend. Te St. Ge<strong>org</strong>e d'Elmina zijn<br />
de uiterste temperaturen van des namiddags 2 uren nog tusschen<br />
deze grenzen begrepen. Zoo is het ook te Paramaribo voor het<br />
waarnemingsuur op den middag.<br />
In Japan op Decima verschilt de temperatuur van zulk een<br />
waarnemingsuur reeds in elke maand meer dan in Indië in vele<br />
jaren, en toch zijn aldaar de wisselingen vrij wat geringer dan<br />
bij ons te lande. Aldaar verschilt de gemiddelde temperatuur<br />
van de koudste met de warmste maand des jaars bijna twintig<br />
graden; in Oost-Indië is geen maand te vinden, die twee graden<br />
kouder is dan eene andere maand, en de gelijknamige maanden<br />
verschillen natuurlijk nog veel minder.<br />
De overzichten in de Nederlandsche jaarboeken doen dit bij<br />
den eersten oogopslag zien. Daarin kan men de kleine bijzonderheden<br />
naslaan.<br />
De dagelijksche verandering is, zoo zou men kunnen tegenwerpen,<br />
in deze streken grooter dan elders, maar zij is eiken<br />
dag bijna even groot. De gemiddelde verschillen tusschen 6<br />
uren in den m<strong>org</strong>en en 3 uren des namiddags zijn te Palembang<br />
en Bandjermasin 6°, te Padang, Banjoewangi en Amboina<br />
tusschen vijf en zes graden, te Batavia nog iets kleiner. In ons<br />
land bedragen zij van November tot Maart minder, in de overige<br />
maanden een of twee graden meer, maar, gelijk wij reeds
46 GROEP I. 2 C<br />
Klasse.<br />
aanvoerden, zeer ongelijk, zoodat een middag-temperatuur van<br />
zekeren dag in eene maand lager kan zijn dan de temperatuur<br />
van een m<strong>org</strong>enuur van een anderen dag dierzelfde maand.<br />
Ook de luchtstroonien, die anders overal zoo groote veranderingen<br />
teweegbrengen, naarmate zij van plaatsen komen veel<br />
kouder of veel warmer dan de woonplaats, hebben hier alle<br />
bijna dezelfde temperatuur, daar tot op honderden mijlen afstand<br />
alles in een zeer overeenkomstigen, ook gelijkmatigen, toestand<br />
verkeert. Daarenboven zijn de windrichtingen eener zelfde maand<br />
veel bestendiger. Als men de kenterings-maanden bij de wisseling<br />
der moesons uitzondert, heeft elke maand hare eigene<br />
richting, terwijl men bij ons gelijknamige maanden heeft voor<br />
welke de resultante der windrichtingen diametraal tegen elkander<br />
overstaat.<br />
Grooter en bovenal regelmatiger zijn de afwisselingen gedurende<br />
den dag. In den m<strong>org</strong>en komt te Batavia de zeewind<br />
door: van 9 tot 12 uren wordt de wind 20 graden noordelijker,<br />
om dan des avonds te 8 uren weder 45° te krimpen en bezuiden<br />
het westen te zijn.<br />
Dit is natuurlijk eenigszins verschillend voor verschillende<br />
maanden en plaatsen naar gelang harer ligging, maar het<br />
karakter is toch hetzelfde.<br />
Zelfs de onweders zijn veel meer tot vaste uren bepaald dan<br />
bij ons. In West-indië vraagt men elkander: gaat gij m<strong>org</strong>en<br />
met mij wandelen vóór of na het onweder?<br />
Te Padang is de tijd van het invallen der onweders minder<br />
regelmatig. In Maart en April komen zij het veelvuldigst voor.<br />
Te Palembang ook in die maanden, maar meer nog in October<br />
tot December, en meest van 2—6 uren in den namiddag.<br />
Evenzoo te Banjoewangi; te Bandjermasin bijna niet dan tusschen<br />
2 en 4 uren, het meest in November, December en<br />
•Mei. Zonderen wi) St. Ge<strong>org</strong>e d'Elmina uit, waar het bijzonder<br />
droog kan wezen, zoo zijn vochtigheid en dampdrukking<br />
overal vrij groot, maar ook gelijkmatig. In deze toestanden<br />
zullen de gewaarwordingen wel in het geheel geen veranderingen<br />
doen opmerken. Natuurlijk nog veel minder zal men de<br />
veranderingen van den barometerstand gevoelen. Terwijl deze<br />
op Decima tot elf millimeters hooger is in Januari dan in<br />
September, geven Padang, Buitenz<strong>org</strong>, St. Ge<strong>org</strong>e d'Elmina<br />
slechts één millimeter verschil in de verschillende maanden;<br />
Paramaribo iets meer. Maar alle plaatsen geven daarentegen<br />
weder een grooteren dagelijksehen gang, ook omstreeks van 1<br />
mm., tegen twee of drie tienden in ons land, maar zeer regelmatig.
GROEP I. 2* Klasse. 47<br />
Voor Buitenz<strong>org</strong> vind ik in dertien jaren geen barometerstand<br />
beneden 732 mm. aangeteekend, een enkele slechts van 742.<br />
De afwijkingen op bepaalde oogenblikken bedragen zelden twee<br />
millimeter in plus of in minus.<br />
Zoo hebben wij dan in onze koloniën de beste gelegenheid om<br />
de algemeene wetten der weersveranderingen te leeren kennen;<br />
want er zijn minder storende oorzaken, en ieder dier oorzaken<br />
is minder sterk en minder afwisselend in sterkte dan elders.<br />
Vandaar dat Von Humboldt dit steeds op den vo<strong>org</strong>rond<br />
stelde en hij ons, nadat in Europa reeds vele reeksen van waarnemingen<br />
waren aangevangen en voortgezet, naar Indië wees<br />
om de wetten in korter tijd en juister te leeren op het spoor<br />
komen.<br />
Dit erkennende, kon men niet tevreden zijn met de enkele<br />
opmerkingen, waarnemingen en berichten, die nu en dan in<br />
enkele opstellen medegedeeld werden over de weersgesteldheid<br />
in onze bezittingen. En hoewel wij zeer dankbaar waren jegens<br />
allen, die uit eigen beweging die mededeelingen en waarnemingen<br />
deden, - toch kon men het niet daarbij laten, maar<br />
moest eene stelselmatige wijze van waarneming in het leven<br />
geroepen worden.<br />
Daarvan was ook Dove overtuigd, de vader van het tweede<br />
tijdperk der meteorologie; en in ons vaderland was W. Wenckebach,<br />
zijn vriend, de grondlegger van de Nederlandsche meteorologie<br />
en van die der koloniën. Wenckebach was het vooral,<br />
die een aanzoek van de Britsche regeering tot de Nederlandsche<br />
gericht krachtig ondersteunde, om op vele plaatsen in Nederlandsch<br />
Oost-Indië waarnemingen te doen plaats hebben. Zijn<br />
voorstel beval het Kon. Nederlandsch Instituut van Wetenschappen<br />
aan onze regeering aan, en dientengevolge werd aan<br />
officieren van gezondheid het doen van waarnemingen op hunne<br />
standplaats opgedragen. Elke maand zouden lijsten van waarnemingen<br />
ingezonden worden, vier malen daags gedaan, van<br />
thermometer, barometer, windrichting, vochtigheid en regen;<br />
daarenboven zou den 21 STEN van<br />
elke maand elk uur de tem<br />
peratuur worden waargenomen.<br />
Werkelijk zijn dan ook talrijke lijsten gedurende vele jaren<br />
ingevuld en aan het later opgerichte Kon. Ned. Met. Instituut<br />
opgezonden, maar daar men geene belooning aan de waarnemers<br />
toekende en de opgaven eischte van artsen, die hoogere plichten<br />
hadden en niet eens altijd zeiven op de plaats der waarneming<br />
konden tegenwoordig zijn, slopen noodzakelijk vele misbruiken<br />
en onnauwkeurigheden in, zoodat slechts bij uitzondering van<br />
die reeksen gebruik mocht gemaakt worden en ook gemaakt is.
GROEP I. 2* Klasse.<br />
Het was een fout, dat men zonder gelden daarvoor uit te<br />
geven toch zoovele waarnemingen eischte, die niet door maximum<br />
en minimum thermometers — toen nog zeer onvolmaakte<br />
instrumenten — konden aangevuld worden. Daarin is dan de<br />
reden gelegen, dat wij slechts van een gering aantal plaatsen<br />
den gang der weersgesteldheid kunnen geven.<br />
Uitnemende waarnemingen heeft men voor Buitenz<strong>org</strong>, van<br />
1841—1854, door Dr. Onnen, Rooseboom en Swaving.<br />
Dr. Krecke heeft de waarnemingen, die hij betrouwbaar<br />
achtte en die voor menige plaats een in die streken genoegzaam<br />
aantal jaren zijn voortgezet, geboekt, berekend en daaruit de<br />
climatologie afgeleid.<br />
Intusschen begon Engeland vooral op grootere schaal waarnemingen<br />
in afgelegen plaatsen te doen en wel degelijk de<br />
waarnemers te bezoldigen. Generaal Sir Edw. Sabine liet uurwaarnemingen<br />
doen te Toronto, Kew, St. Helena, de Kaap de<br />
Goede Hoop en Hobarton, die vijfjaren lang werden voortgezet<br />
en volledig uitgegeven. Zij strekten zich niet alleen over barometer,<br />
thermometer, psychrometer, wind, uit, maar even volledig<br />
over de magnetische verschijnselen, en het was weder Al. von<br />
Humboldt die daarop Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal<br />
van Nederlandsch Indië wees en een brief schreef om toch geregelde<br />
waarnemingen te laten doen.<br />
Die brief, in mijne handen gesteld, gaf mij aanleiding in<br />
October 1857 een voorstel te doen aan Zijne Excellentie den<br />
Minister van Koloniën, dat Dr. Bergsma tot directeur der waarnemingen<br />
in Oost-Indië zou benoemd worden, aldaar uit verschillende<br />
oorden waarnemingen zou verzamelen en in Batavia<br />
zelf een hoofdobservatorium zou stichten en besturen, overeenkomstig<br />
het plan door Generaal Sabine gevolgd. Men mocht zich<br />
vleien dat dit, gelijk .elders, ook in Indië voor matige kosten<br />
bereikbaar zou zijn.<br />
Aan het oprichten van waarnemingsstations, het hoofddoel<br />
van dit plan, kon geen gevolg worden gegeven, dan ten opzichte<br />
van regenwaarnemingen, welke ook zoo gewenscht zijn en<br />
die dan ook in de drie laatste jaren zijn aangevangen. Daarentegen<br />
is het hoofdobservatorium te Batavia, door het onophoudelijk<br />
streven van Dr. Bergsma, dat om de zeer hooge kosten<br />
lang bezwaren ondervond, op eene bewonderenswaardige wijze<br />
ingericht. Rijk aan toestellen van allerlei aard, behoeft het voor<br />
geen ander onder te doen, en de ijver, nauwkeurigheid en volledigheid,<br />
waarmede die waarnemingen, trots alle moeielijkheden,<br />
gedaan zijn, is boven allen lof verheven. De vijf deelen „Observations<br />
made at the Magnetical and Meteorological Observatory
GROEP. I. 2
50 GROEP I. 2e Klasse.<br />
1. Werken over meteorologie<br />
en aardmagnetisme,<br />
de Nederlandsche koloniën<br />
betreffende. — Kon.<br />
Meteorologisch Instituut, te<br />
Utrecht.<br />
1. Verzameling van meteorologische<br />
waarnemingen, gedaan te Buitenz<strong>org</strong>,<br />
Banjoewangi, Padang, Palembang,<br />
Bandjerina8in, Amboina, Deciina, St.<br />
Ge<strong>org</strong>e d'Elmina en Paramaribo. Uit<br />
de Nederlandsche meteorologische Jaarboeken,<br />
1854—1880, in één band vereenigd.<br />
UB. Hierin komen voor:<br />
De waarnemingen gedaan te Buitenz<strong>org</strong><br />
Juli 1848—Dec. 1850, te Banjoewangi<br />
Jan. 1850—Dec 1857, te Padang<br />
Jan. 1850—April 1853, te Palembang<br />
Oct. 1850—Dec. 1856, te Bandjermasin<br />
Jan. 1850—Dec. 1858, op Amboina<br />
Jan. 1850—Dec. 1854, op Deciina Oct.<br />
1848—Dec. 1855, te St. Ge<strong>org</strong>e d'Elmina<br />
Dec 1859—Nov. 1862, en te<br />
Paramaribo 1851—1854 en 1868—1 «80.<br />
2. H. Zollinger in Java, Ueber die<br />
Gewitter und andere damit verwaudte<br />
meteorologische Erscheinungen im indischen<br />
Archipel, Zürich, 1858.<br />
3. Captain C. M. Elliot, of the<br />
Madras Engiueers, Maguetic Survey of<br />
the Eastern Archipelago, 1851, communicated<br />
by Lieut. Col. Sabine. Phil.<br />
Transactions, 1851.<br />
2. Werken over Winden,<br />
Regen, Reizen over<br />
en toestanden boven den<br />
Oceaan. — Kon. Meteorologisch<br />
Instituut, te Utrecht.<br />
1. K. E. R. Andrau, Reizen van<br />
Australië' naar Java, 1862.<br />
2. A. M. J. van Asperen, Chiueesche<br />
zee met Atlas en westelijk gedeelte van<br />
den Noorder Stillen Oceaan, 1862.<br />
3. J. E. Cornelissen, Nieuwe vermeerderde<br />
uitgaaf, 1KH7, 1877.<br />
4. J. E Cornelissen, Zeiiaauwijzingen<br />
van Java naar het Kanaal, 1S'«K.<br />
5 J. E Comdisscn, Route voor<br />
stoomschepen door den Indischen<br />
Oceaan van Aden naar Straat Sunda<br />
en terug, 1871.<br />
6 J. E. Cornelissen, Reizen van<br />
Australië' naar Java. De drie wegen<br />
door de Torres-straat. Utrecht, 1872.<br />
7. P. F. Baron van Heerdt, Zeilaanwijzingen<br />
van het Kanaal naar Java,<br />
1878.<br />
8. P.P. Baron van Heerdt, De winden<br />
op de kust van Atjeh, 1878.<br />
9. P. J. Baron van Heerdt, Reizen<br />
door do Chineesche zee en liet westelijk<br />
gedeelte van den Noord Pacific<br />
en onderzoekingen aangaande winden,<br />
zeeBtroomen enz. 1879.<br />
10. Dr. P. A. Bergsma, Regenwaarnemingen<br />
in Nederlandsch Indië,<br />
drie jaargangen. Batavia, 1880, 1881,<br />
1882.<br />
3. Atlas van 24 krommen,<br />
voorstellende den<br />
gang van thermometer,<br />
barometer, regen enz.,in<br />
verschillende gedeelten<br />
van Nederlandsch-Indië,<br />
opzettelijk voor de Tentoonstelling<br />
vervaardigd door den heer<br />
J. Bouwmeester, le klerk van<br />
het Kon. Ned. Meteorologisch<br />
Instituut. — Kon. Meteorologisch<br />
Instituut, te Utrecht.<br />
4. Diagrammen aantoonende<br />
het resultaat<br />
der meteorologische waarnemingen<br />
gedaan in de<br />
kolonie Suriname, speciaal<br />
bewerkt voor de Tentoonstelling<br />
door C. J. Hering,<br />
correspondent van het Kon.<br />
Met. Instituut te Utrecht, en<br />
van het Signal Department te<br />
Washington. In portefeuille. —<br />
C. J. Hering, te Paramaribo.<br />
a Dertig diagrammen van de barometrische<br />
en thermometrisclie waarnemingen<br />
en den gevallen regen te Paramaribo,<br />
1873—1882.<br />
b. Vijf diagrammen van de hoeveel-
heid gevallen regen op de plantage<br />
Catharina Sophia (Beneden Saramacca),<br />
1856—1860.<br />
c. Drie diagrammen van de hoeveelheid<br />
gevallen regen op de plantage<br />
Rustenburg iPerica), 1861—1863.<br />
d. Zes diagrammen van de hoeveelh.<br />
gev. regen op de plantage Cath. Sophia,<br />
1876—1882, volgens de waarnemingen<br />
van den eigenaar Dr. Ett. Dessé.<br />
e. Vijf diagrammen van de hoeveelh.<br />
gev. regen op de plantage Waterloo<br />
(Nickerie), 1878 — 1882, volgens de<br />
waarnemingen van den administrateur<br />
H. F. Verbeeke.<br />
5. Dr. E. van Rijckevorsel,<br />
Verslag aan Z.Exc.<br />
den Minister van Koloniën<br />
over eene magnetische<br />
opname van den<br />
Indischen Archipel, in<br />
de jaren 1874—1877 gedaan.—<br />
Prof. P. J. Veth te Leiden.<br />
NB. De drie gedeelten, voorkomende<br />
GROEP I. 2e Klasse. 51<br />
in D. XIX en XX van de Natuurk.<br />
Verhandelingen der Kon. Akad.<br />
van Wetenschappen, zijn hier in<br />
één band vereenigd.<br />
6. Natuurkundige beschrijving<br />
der zeeën door<br />
M. F. Maury, vertaald door<br />
M. H. Jansen, 1850. 8°. —<br />
Prof. P. J. Veth te Leiden.<br />
Dit werk wordt hier vooral opgenomen<br />
om de belangrijke opmerkingen<br />
over de land- en zeewinden, moesons,<br />
orkanen, stroomen enz. in den Indischen<br />
Archipel, aan het einde des werks in<br />
eene Bijdrage vereenigd door den Vertaler.<br />
7. P. A. Bergsma, Observations<br />
made at the<br />
Magnetical and Meteorological<br />
Observatory<br />
at Batavia. 5 vol. 4°. —<br />
Kon. Milit. Akad. te Breda.
3e Klasse.<br />
VOORSTELLINGEN VAN HET TERREIN DOOR SCHILDERIJEN,<br />
TEEKENINGEN, GRAVUREN , LITHOGRAPHIËN, PHOTO-<br />
GRAPHIËN ENZ.<br />
anneer wij afzien van de vele schoone afbeeldingen<br />
van planten en dieren, heeft de kunst tot dusverre<br />
slechts weinig bijgebracht om ons de Nederlandsche<br />
koloniën en bezittingen te leeren kennen. Geen onzer<br />
groote kunstenaars heeft ooit Indië bezocht, en de<br />
meening door Edgar Quinet uitgesproken, dat het zonnige in<br />
de landschappen der Hollandsche schilders een weerschijn zou<br />
zijn van den gloed der zon in de tropische gewesten, is volkomen<br />
ongegrond. Trouwens die schrijver had zich ook een geheel<br />
verkeerde voorstelling gevormd van ons klimaat, dat, hoe<br />
nevelig ook, rijk is aan schoone lichteffecten.<br />
De graveerstift heeft zeker, van de vroegste tijden onzer<br />
vaart op Oost- en West-indië, de werken onzer reizigers en<br />
geographen over die gewesten rijkelijk met hare voortbrengselen<br />
versierd, maar de teekenaars, zelden groote meesters in<br />
de kunst, werden, zoo het schijnt, wel het minst door het<br />
landschap aangetrokken, en de graveurs wisten van hunne<br />
gebrekkige schetsen, bij volslagen gemis aan plaatselijke kennis,<br />
slechts caricaturen te maken van de tropische natuur. Zelfs<br />
de zoo geroemde platen in de Reizen van Corn. de Bruyn<br />
geven van de landschappen der keerkringsgewesten al een zeer<br />
gebrekkig denkbeeld. Uit de achttiende eeuw bezitten wij een<br />
werk van een Duitschen schrijver over de Nederlandsche koloniën<br />
in Afrika en Oost-Indië waarin de platen de hoofdzaak<br />
zijn, ik bedoel de „Schauplatz von Afrika und Ost-Indiën"<br />
van J. W. Heydt. Dat werk geeft eene goede proeve van wat
GROEP I. 3e Klasse. 53<br />
men destijds als tropische landschappen opdischte: koude, conventioneele<br />
voorstellingen, waaraan waarheid en gevoel geheel<br />
ontbraken. Tusschen de jaren 17(50 en 1780 zijn te Batavia<br />
door den majoor der artillerie Johs. Rach een verbazend aantal<br />
teekeningen in O. I. inkt van de gebouwen der hoofdstad en<br />
de forten en établissementen der Compagnie vervaardigd, maar<br />
ook daarin komt het landschap niet tot zijn recht. En ook de<br />
werken van Marsden, Crawfurd en Raffles, waarvan het laatste<br />
zelfs van een afzonderlijken prachtigen atlas van platen vergezeld<br />
gaat, worden schier vruchteloos geraadpleegd wanneer men<br />
het landschap der oostersche eilanden wil leeren kennen.<br />
Toen na de omwenteling van 1813 de voormalige Nederlandsche<br />
koloniën in Oost- en West-indië grootendeels onder<br />
het bewind van het Moederland waren teruggekeerd, werd,<br />
althans in de Aziatische bezittingen, meer dan ooit te voren<br />
werk gemaakt van wetenschappelijke nasporingen. Zelfs werd al<br />
spoedig eene Natuurkundige Commissie ingesteld, waaraan kundige<br />
natuuronderzoekers, deels Nederlanders, deels vreemdelingen,<br />
verbonden werden. Aan deze Commissie werden bekwame<br />
teekenaars toegevoegd, aan wie wij voor het eerst eene menigte<br />
goede schetsen van Indische landschappen verschuldigd zijn.<br />
Het is vooral aan de Belgische omwenteling toe te schrijven,<br />
dat veel daarvan onuitgegeven bleef, ofschoon een aantal fraaie<br />
lithographiën van tropische landschappen, van deze kunstenaars,<br />
vooral van den uitstekenden teekenaar Payen afkomstig, de<br />
Rumphia en Flora Javae van Blume en het aan Land- en Volkenkunde<br />
gewijde deel der Verhandelingen van de Natuurkundige<br />
Commissie versieren. Payen schilderde ook een menigte tafereelen<br />
van de natuur van Java in olieverf, maar is als colorist<br />
niet geheel wat hij als teekenaar was. De schilderijen die van<br />
hem overig zijn, bevinden zich op het Rijks Ethnographisch<br />
Museum te Leiden.<br />
Noch om keuze van onderwerp noch om uitvoering bijzonder<br />
aanbevelenswaardig zijn een zestal Javasche landschappen, omstreeks<br />
1840 door den heer J. J. van Braam bij de firma Frans<br />
Buffa en Zonen te Amsterdam uitgegeven; zeer veel schoons<br />
daarentegen is bevat in de door dezelfde uitgevers in 1844 en<br />
1845, onder den titel „Gezichten van Ned. Indië", in het licht<br />
gezonden 50 platen, geteekend door den luit. ter zee van de<br />
Velde en op steen gebracht door den Belgischen lithograaf<br />
Lauters. De gekleurde platen in den atlas die Junghuhn's klassiek<br />
werk „Java" vergezelt, doen ons verbaasd staan over het<br />
gebrek aan kunstgevoel bij een schrijver die de natuur met zooveel<br />
warmte wist te beschrijven.
54 GROEP I. 3e Klasse.<br />
Twee verdienstelijke verzamelingen van platen Nederlandsch<br />
Indië betreffende, getint of in kleurendruk, zijn uitgegeven<br />
door den heer C. W. Mieling te 's Gravenhage: de „Javasche<br />
Oudheden" van den heer Bik (negen platen in drie afleveringen,<br />
1852—1856), en het werk „de Indische Archipel, tafereelen<br />
uit de natuur en het volksleven in Indië, naar teekeningen<br />
en schilderijen van de heeren Deeleman, van Herwerden,<br />
Lebret, Rochussen, Salm, Raden Saleh, Jhr. de Stuers enz."<br />
(12 platen in zes afleveringen, 1865—1869).. Wij vinden hier<br />
de namen bijeen van de meeste kunstenaars die zich door schilderijen<br />
of schetsen van de natuur van Oost-Indië bekend gemaakt<br />
en meerendeels ook van tijd tot tijd onze kunsttentoonstellingen<br />
door hun werk opgeluisterd hebben, maar beide<br />
werken zijn, bij gebrek aan genoegzame deelneming, ontijdig<br />
gestaakt, zooals' wat het tweede betreft ook daaruit blijkt, dat<br />
men in de platen zelve niet alle kunstenaars vertegenwoordigd<br />
vindt die op den titel zijn genoemd. De meest beroemde onder<br />
de genoemde kunstenaars is de Javaan Raden Saleh, een waarlijk<br />
geniaal artist, wiens prachtige dierstudiën hier en daar paleizen<br />
en musea versieren. De overigen waren meest verdienstelijke<br />
dilettanten; de heer Lebret alleen is kunstenaar van professie,<br />
en het is zeer jammer dat uit zijne rijke portefeuille zoo weinig<br />
het licht heeft gezien.<br />
Onder allen die zich met het schilderen van Javaansche landschappen<br />
en tooneelen uit het inlandsche volksleven hebben<br />
bezig gehouden, schijnt de eerste plaats toe te komen aan den<br />
te Batavia geboren en, helaas! te vroeg gestorven Beynon, aan<br />
wiens vruchtbaar penseel wij een aantal zeer schoone doeken<br />
verschuldigd zijn.<br />
De heer Salm, die in het bovengenoemde door Mieling uitgegeven<br />
werk eene ondergeschikte plaats inneemt, heeft zich later<br />
meer bekend gemaakt door de 24 fraaie chromolithographische<br />
landschappen van Java, naar zijne schilderijen en teekeningen<br />
op steen gebracht door den heer J. C. Greive (onder den titel<br />
„Java" verschenen bij Buffa en Zonen te Amsterdam), later<br />
gevolgd door nog een tweetal losse platen van denzelfden aard,<br />
maar°in grooter formaat. Deze tentoonstelling zal ons hem<br />
thans ook als schilder doen kennen. De heer J. Groneman<br />
schonk ons een zestal landschappen uit de Preanger, Jhr. J.<br />
C. Rappard, nevens vele huiselijke tafereelen, ook menig landschap<br />
uit de residentie Batavia, in de twee tot duiver verschenen<br />
deelen van zijn plaatwerk „Nederlandsch Indië". Van het<br />
werk van den schilder Sieburgh, die op Java reisde, teekende<br />
en stierf, is niets uitgegeven; een aantal schilderijen van hem,
GROEP I. S» Klasse. 55<br />
allen aan voorstellingen der overblijfselen van de Javaansche oudheid<br />
gewijd, bevinden zich op 's Rijks Ethnographisch Museum.<br />
Na den heer Salm verdient als landschapsschilder vooral de<br />
heer A. de Grijs genoemd te worden, die nog als agent der<br />
Ned. Handelmaatschappij in Indië werkzaam is, maar te midden<br />
van zijne drukke bezigheden den tijd heeft weten te vinden om<br />
een aantal fraaie schilderijen en teekeningen naar de natuur<br />
van Java, Sumatra en Borneo te vervaardigen, waarvan een<br />
twaalftal, door den heer G. L. van Kesteren geëtst, onder den<br />
titel „Insulinde" in het licht zijn verschenen.<br />
In den jongsten tijd is het vooral de photographie die ons<br />
met de schoonheden der Indische natuur op groote schaal heeft<br />
bekend gemaakt. Heeft de uitstekende photograaf van Kinsbergen<br />
zich meer toegelegd op het vervaardigen van lichtbeelden<br />
van de veelvuldige overblijfselen der oudheid op Java, aan<br />
de heeren Meessen, Veen, Woodbury en Page en een aantal<br />
anderen zijn wij geheele reeksen van photographische, ten deele<br />
zeer schoone landschappen verschuldigd, aan welke zich ook het<br />
photographisch album der Sumatra-expeditie op waardige wijze<br />
aansluit.<br />
De West-Indische bezittingen zijn in dit, gelijk in menig<br />
ander opzicht, in vergelijking met de Oost-Indische, zeer misdeeld.<br />
De voornaamste plaatwerken die hier kunnen vermeld<br />
worden, zijn de „Voyage a Surinam" van Bénoit, en de „Gezichten<br />
uit Nederlandsch West-indië" van den luitenant ter zee<br />
Voorduin. Ook zijn eenige schetsen van den heer Th. Bray in<br />
de kolonie Suriname zelve uitgegeven.<br />
P. J. VETH.<br />
I. Een en dertig schilderijen<br />
in olieverf, van<br />
Ant. Payen. — Rijks Ethnographisch<br />
Museum, te Leiden.<br />
Antoine Auguste Joseph Payen werd<br />
geboren te Brussel 10 Noy. 1792,<br />
en aldaar tot schilder gevormd in de<br />
school van van Asche. In 1817 werd<br />
hij als teekenaar toegevoegd aan den<br />
Hoogleeraar Beinwardt, aan wien eene<br />
wetenschappelijke zending naar Ned.<br />
Indië was opgedragen. Payen vervaar<br />
digde in Indië een verbazend aantal<br />
teekeningen en schetsen in olieverf, en<br />
werkte na zijne terugkomst vijftien jaar<br />
lang aan eene reeks van schilderijen,<br />
bestemd voor eene Indische Galerij te<br />
's Gravenhage. Den 31en Dec. 1838<br />
werd hij te Doornik, vanwaar zijne<br />
ouders afkomstig waren , aangesteld tot<br />
Professor in de schilder- en beeldhouwkunst<br />
aan de Teeken akademie. Hij<br />
overleed aldaar 18 Jan. 18ü3. Koning<br />
Willem I had aan Payen vergund<br />
zijne schetsen en studiën te behouden<br />
gedurende zijn leven, mits zij bij zijn
56 GROEP I. 3« Klasse.<br />
afsterven aan het Kijk werden gezonden.<br />
Hiervan heeft zich Payens weduwe<br />
onberispelijk gekweten. De schilderijen<br />
van Payen waren vroeger geplaatst in<br />
het Museum van Moderne Kunst op<br />
het Paviljoen te Haarlem en zijn later<br />
overgebracht naar het Kijks Ethnographisch<br />
Museum, waar ook de schetsen<br />
en studiën van den schilder bewaard<br />
worden.<br />
Residentie Satavia.<br />
I. Rijstvelden in den omtrek van<br />
Buitenz<strong>org</strong>.<br />
'2. Pasar bij Buitenz<strong>org</strong>, met den<br />
berg Salak op den achtergrond.<br />
3. Achter den pasar van Buitenz<strong>org</strong>,<br />
met den berg Gede op den achtergrond.<br />
4. Het dorp Dangder in Buitenz<strong>org</strong>.<br />
5. De rivier de Tji Liwong, met den<br />
berg Gedé in het verschiet.<br />
6. Woonhuis op het land Tji Ampéa<br />
(Tjampéa), met den berg Salak op den<br />
achtergrond.<br />
7. Waterval der rivier Tji Ampéa<br />
(Tjampéa).<br />
8. Watorval van de Tji Antan bij<br />
Sadeng.<br />
Residentie Preanger Regentschappen.<br />
9. Oevers der rivier Tji Taroem.<br />
10. Rivier Tji Taroem bij de grot<br />
Sangiang Tikoro.<br />
II. Waterval der rivier Tji Taroem.<br />
12. Waterval der rivier Tji Sokan.<br />
13. Hangbrug van bamboe over de<br />
rivier Tji Sokan tusschen Bandong<br />
en Tji Andjoer.<br />
14. Waterval der rivier Tji Lanaug.<br />
15. Waterval der rivier Tji Geureu.<br />
16. De pasanggrahan Bamboelan in<br />
Tji Andjoer.<br />
17. Het dal van de Tji Soendari en<br />
de vulkaan Patoea.<br />
18. De vulkaan Goentoer en de sitoe<br />
(meer) Bagendit bij Trogong.<br />
19. Solfatara in den krater van den<br />
berg Pepandajan.<br />
20. De groote weg en waterval bij<br />
den berg Polla in Soemedang.<br />
21. Onweder aan de zuidkust van<br />
Java.<br />
Residentie Kedoe.<br />
22. De ruïnen van Boro Boedoer.<br />
Vorstenlanden.<br />
23. De ruïnen van Tjandi Séwoe bij<br />
Prambanan, met den berg Merapi op<br />
den achtergrond.<br />
Residentiën Pasoerooau en Probolinggo.<br />
24. Het Tengger-gebergte.<br />
25. De vulkaan Brorno in hot Tengger-gebergte.<br />
Besidentie Besoeki.<br />
26. De ruïnen van Matjan poetih in<br />
Banjoewangi.<br />
Gouvernement van Celebes.<br />
27. Het weeshuis te Makasser.<br />
Moluksche oilanden.<br />
28. Reede van Ternate.<br />
29. Stad en reede van Amboina.<br />
30. Kalkgrot Batoe gantong op Amboina.<br />
31. Het eiland Banda, rechts de<br />
Goenong Api.<br />
2. Elf schilderijen in<br />
olieverf, vanJ. D. Beynon.—<br />
De inzenders zijn opgegeven<br />
bij iedere schilderij in het bijzonder.<br />
Jan Daniël Beynon werd te Batavia<br />
geboren den 20en Mei 1830. In het<br />
jaar 1848 vertrok hij naar Europa en<br />
oefende er zich in de schilderkunst<br />
aan de Koninklijke Akademie te Amsterdam<br />
, onder de leiding van Kruseman,<br />
Pieneman enz. Gedurende zijn<br />
zevenjarig verblijf in Nederland schilderde<br />
hij o. a. zijn eigen portret en<br />
eene groote groep ijzerwerk en keukengereedschap<br />
in het bezit van den<br />
heer N. C. Willemsz te Amsterdam,<br />
alsmede een groep Savoyaarden (jongen<br />
en meisje), behoorende aan den heer<br />
J. J. Möllman aldaar. In 1855 keerde<br />
hij naar Indië terug en was er werkzaam<br />
tot zijn overlijden te Batavia den<br />
29en Juli 1877. Van de voortbrengselen<br />
van zijn vruchtbaar penseel zijn<br />
vele in het bezit gebleven van zijne<br />
aldaar wonende bloedverwanten; maar<br />
niet weinige ook zijn het eigendom<br />
van onderscheidene uit Indië teruggekeerde<br />
Nederlanders, zooals de heeren<br />
Mr. J. Loudon, oud Gouv.-Gen.,<br />
Mr. F. Alting Mees, oud Minister
van Koloniën, en T. Pryce te 's Gravenhage,<br />
N. J. Baland te Haarlem, M.<br />
P. Pels te Amsterdam, en W. Specht<br />
Grijp te Voorburg. Van de 16 schilderijen<br />
die ter onzer beschikking gesteld<br />
werden, zijn elf in deze klasse<br />
geplaatst, de overige in klasse negen.<br />
I. Portret van den schilder door<br />
hem zeiven voor een spiegel geschilderd.<br />
— F. J. Beynon, broeder<br />
van den schilder.<br />
2—4. Gezichten van Buitenz<strong>org</strong>.<br />
Mr. J. Loudon.<br />
5. Gezicht op de bergen Gedé en<br />
Pangrangoe van Sindang Laja gezien. —<br />
T. Pryce.<br />
6. Gezicht op de vallei van Buitenz<strong>org</strong><br />
, van de helling van den Megamendoeng<br />
westwaarts gezien. — T.<br />
Pryce.<br />
7. Sawahvelden en gezicht op den<br />
Gedé en Pangrangoe, van Tji Andjoer<br />
gezien (schets). — T. Pryce.<br />
8. Padi-oogst op Java (schets). —<br />
T. Pryce.<br />
9. Gezicht op het Gedé-gebergte, van<br />
Badja Mendala gezien (schets). —<br />
T. Pryce.<br />
10. Een landschap in de Preanger<br />
boven Gadok, m<strong>org</strong>enverlichting. —<br />
N. J. Raland.<br />
II. Een landschap uit dezelfde streek,<br />
pendant van het vorige, avondverlichting.<br />
— TJ". J. Raland.<br />
3. Twee schilderijen<br />
van A. de Grijs, agent der<br />
Handelmaatschappij te Padang.<br />
— N° 1. Prof. P. J. Veth,<br />
te Leiden; N° 2. C. E. van<br />
Kesteren, te Amsterdam.<br />
1. Een opkomende bui nabij Sindang<br />
Laja.<br />
2. Telaga Warna.<br />
4. Schilderij van een<br />
onbekenden meester,<br />
voorstellende een meer en dorp<br />
in Noord-Celebes. — Dr. I.<br />
Dornseiffen, te Amsterdam.<br />
5. Dertig schilderijen,<br />
GROEP I. 3* Klasse. 57<br />
landschappen van Java voorstellende,<br />
door A. Salm, en<br />
photographisch portret van den<br />
schilder. — N°. 1—5 Mej.<br />
H. Salm; N°. 6—13 en 31<br />
J. M. Salm en Mevrouw<br />
Salm, de Beer; N°. 14—22<br />
D. Nuysink; N°. 23—30 Mevr.<br />
Nuysink, van Andel, allen te<br />
Amsterdam.<br />
Abraham Salm werd geboren te Amsterdam<br />
29 Oct. 1801, en overleed<br />
aldaar 4 Dec. 1876. Hij bracht een<br />
groot gedeelte van zijn werkzaam leven<br />
in Indië door, eerst te Soerabaja als<br />
koopman, later als eigenaar van tabaksondernemingen<br />
in Malang. Zijn verblijf<br />
in Indië duurde in het geheel<br />
29 jaren, waarvan echter moeten worden<br />
afgetrokken de tusschenpoozen van<br />
twee jaren die hij te Amsterdam, en<br />
van zes jaren die hij te Voorburg doorbracht.<br />
Op Java maakte hij slechts<br />
schetsen, die hij deels in gemelde<br />
tusschenpoozen, deels nadat hij vo<strong>org</strong>oed<br />
gerepatrieerd was, tot schilderijen<br />
verwerkte. Hij was een even nederig<br />
en bescheiden, als energiek man,<br />
wiens aan het land bewezen diensten<br />
niet altijd naar waarde erkend zijn.<br />
1. Gezicht op Anjer van Straat Soenda.<br />
2. Het land Tjileboet in Buitenz<strong>org</strong>.<br />
3. Huwelijks-optocht in de vallei<br />
van den Salak.<br />
4. Biviergezicht bij Gadok, op den<br />
grooten weg van Buitenz<strong>org</strong> naar den<br />
Megamendoeng.<br />
5. Post te Lawang, op den grooten<br />
weg van Malang naar Pasoeroean.<br />
6. Waterval Ngelirip bij Singahan<br />
in Bembang.<br />
7. Tak van de Brantas-rivier in Malang.<br />
8. Dorpsfeest in het Ardjoeno-gebergte,<br />
Besidentie Soerabaja.<br />
9. Badplaats Wendit tusschen de<br />
hoofdplaats Malang en de districtshoofdplaats<br />
Pakis.<br />
• 10. De Kali Brantas als bergstroom<br />
in het district Penanggoengan, Ass.<br />
res. Malang.<br />
11. Bergpas ten Z. O. van den Sme-
58 GROEP I. 3e Klasse.<br />
roe, woest landschap in het distr. Gondang<br />
Legi, Ass. res. Malang.<br />
12. Bergpas en waterval in het Soemedangsche,<br />
Preanger Regentschappen.<br />
13. Zes kleine stukken in ééno lijst<br />
gevat, t. w. landschap in het Malangsche,<br />
woest landschap op het koffieland<br />
Tanah wangi (Malang), landschap in<br />
het Toebansche (Rembang), landschap<br />
in het Tenggersche gebergte (Pasoeroean)<br />
, en twee strandgezichten op<br />
Ceilon bij Point de Galle.<br />
14. Gezicht in de Ommelanden van<br />
Batavia met den berg Salak.<br />
15. Waterval van Bawong, bij de<br />
suikerfabriek Alkmaar, tusschen Lavvang<br />
en Pasoeroean.<br />
16. Oezicht bij Gedong Badak, op<br />
den grooten weg van Batavia naar Buitenz<strong>org</strong>.<br />
17. Overvaart van de Solo-rivier in<br />
Rembang.<br />
18. Land Tji Trap bij Buitenz<strong>org</strong>.<br />
19. De Zandzee en de Bromo in<br />
het Tengger-gebergte, grens van Pasoeroean<br />
en Probolinggo.<br />
20. Strandgezicht in de residentie<br />
Djapara.<br />
21. Zuidkust van Java bij de baai<br />
van Srigontjo, Ass. res Malang.<br />
22. Gezicht op het ravijn van Keudal<br />
Pajak, in de tabjksouderneming van<br />
den heer Salm.<br />
23. Suikerfabriek Pangka, Resid. Djapara.<br />
24. Sawah-velden en overdekte brug<br />
bij Buitenz<strong>org</strong>.<br />
25. Tosari in het Tengger-gebergte<br />
met de woningen van Tanggereezen<br />
nabij het gezondheids-établissement,<br />
Res. Pasoeroean.<br />
26. Theeonderneming Tji Seroea en<br />
post op den grooten weg van Buitenz<strong>org</strong><br />
naar den Megamendoeng.<br />
27 Waterval bij Singahan, Resid.<br />
Rembang.<br />
28. Holle weg van Buitenz<strong>org</strong> naar<br />
den Salak.<br />
29. Gezicht op den vulkaan Smèroe,<br />
gezien uit eene desa nabij Toempang,<br />
Ass. resid. Malang.<br />
30. Gezicht op eene dessa in het<br />
Tengger-gebergte, Res Pasoeroean.<br />
31. Photographisch portret van den<br />
heer A. Salm.<br />
6. Twee groote chroniolithographiè'n<br />
van Ja<br />
vaansche landschappen naar<br />
schilderijen van den heer A.<br />
Salm, in geel houten lijsten. —<br />
Prof. P. J. Veth.<br />
NB. Door de vergelijking met de onder<br />
het vorige nommcr genoemde schilderijen<br />
zal vermoedelijk het niet<br />
opgegeven onderwerp dezer platen<br />
kunnen worden uitgemaakt.<br />
7. Verzameling van<br />
teekeningen in Oost-Indidischen<br />
inkt van het oude Batavia<br />
en andere vestigingen der<br />
O.-I. Compagnie.<br />
Waarschijnlijk werden deze teekeningen<br />
oorspronkelijk vervaardigd voor<br />
Reinier de Klerk (Gouv.-Gen. 1777—<br />
1780) en zijn zij na diens overlijden in<br />
het bezit gekomen van zijn pupil Mr. J.<br />
C M. Radermacher, Baad van Ned.<br />
Indië, eersten directeur en voorzitter<br />
van het Bat. Genootschap. Tan dezen<br />
ijverigen beoefenaar der wetenschappen,<br />
die, met zijne vrouw op het schip Java<br />
naar het vaderland terugkeerende, den<br />
24en Dec. 17H3 door tot de équipage<br />
behoorende Chiueezen, te gelijk met<br />
onderscheidene andere passagiers, verraderlijk<br />
werd vermoord, is een nauwkeurige<br />
levensschets gegeven in Bijlage<br />
X van het Gedenkboek van het<br />
Bat. Gen Dl. I. Hij was geboren te<br />
's Gravenhage HO Maart 1741 en bereikte<br />
dus slechts den leeftijd van 42<br />
jaren.<br />
Deze teekeningen zijn voor het grootste<br />
gedeelte gekozen uit eene portefeuille<br />
behoorende aan de afstammelingen<br />
eens broeders van den kinderloos<br />
overleden Badermacher. In die verzameling<br />
waren sommige onvoltooid , andere<br />
in twee exemplaren voorhanden,<br />
een groot deel door vocht en scheuren<br />
beschadigd Maar vooral merkwaardig<br />
is het, dat een paar gedeelten van<br />
de overigen zijn gescheiden geraakt,<br />
wat reeds zeer lang geleden moet hebben<br />
plaats gehad, daar de reeks van<br />
35 bladen in het bezit van den boekhandelaar<br />
J. W. van Leeuweo te Leiden<br />
reeds voor een aautal jaren door<br />
hem gekocht is. Een tweede afgeschei-
den gedeelte, 13 Maden tellende, waaronder<br />
weder doubletten van de groote<br />
verzameling voorkomen, behoort aan<br />
Mr. S. H. de la Sablonière te Kampen.<br />
Al deze teekeningen dragen duidelijke<br />
bewijzen van tot ééne verzameling<br />
behoord te hebben, daar zij in<br />
denzelfden vorm en op dezelfde grootte<br />
vervaardigd en met geheel gelijksoortige<br />
opschriften voorzien zijn, maar<br />
moeielijk is het na te gaan, hoe zij<br />
van elkander zijn gescheiden geraakt.<br />
Misschien is de aanleiding daartoe te<br />
vinden in de plundering van het huis<br />
van Badermachers broeder te Vlissingen,<br />
ter gelegenheid der omwenteling<br />
van 1787.<br />
Op sommige dezer teekeningen komt<br />
de naam van Johaunes Rach, majoor<br />
der artillerie, als teek'naar voor, en<br />
daar de stijl van behandeling in verreweg<br />
de meeste geheel dezelfde is, mag<br />
deze vermoedelijk ook als de maker<br />
van de overige beschouwd worden, voor<br />
zooverre zij niet voor latere kopiën zijn<br />
te houden; want de aanwezigheid van<br />
doubletten en het blijkbaar nieuwere<br />
papier van een deel der groote verzameling<br />
levert een door de traditie in<br />
de familie bekrachtigd bewijs, dat niet<br />
al deze teekeningen origineelen zijn.<br />
Het is zeker een merkwaardig toeval<br />
dat deze verzamelingen, die zoo lang<br />
gescheiden zijn geweest, op deze tentoonstelling<br />
heeft hereenigd. Van de<br />
groote verzameling, thans behoorende<br />
aan den heer F. J. Boursse Wils te<br />
Leiden, hebben wij de onafgewerkte<br />
teekeningen, de doubletten, enkele zeer<br />
slechte, die duidelijk een andere hand<br />
verraden, en eenige zwaar beschadigde,<br />
die niet goed meer konden gerestaureerd<br />
worden, van de tentoonstelling<br />
buitengesloten. Daarentegen is de verzameling<br />
van den heer van Leeuwen<br />
volledig tentoongesteld. Eerstgenoemde<br />
omvat na de plaats gehad hebbende<br />
schifting 80 teekeningen , de tweede SR.<br />
Deze allen zijn geëncadreerd, terwijl<br />
die van den heer de la Sablonière. eerst<br />
later ingekomen, ten getale van 13, in<br />
eene portefeuille voorhanden zijn.<br />
A. Groote verzameling, 80<br />
stuks in zwarte geribde* lijsten.<br />
— F. J. Boursse Wils, te<br />
Leiden.<br />
GROEP I. 3 e<br />
Klasse. 59<br />
Batavia.<br />
1. Gezicht van het eiland Onrust,<br />
drie mijlen van Batavia, op het eiland<br />
Kuiper.<br />
2. Schets der ligging van het schip<br />
Vreedenlust, op de helliug van het<br />
eiland Kuiper, tot herstel van schade<br />
aau de kiel in 1769.<br />
3. De reede van Batavia, gezien van<br />
het land van den heer Jb. Londisio<br />
op den hoek van Slingerland.<br />
4 De reede van Batavia, gezien van<br />
het Waterkasteel, met de eilanden Onrust<br />
en Kuiper in het verschiet.<br />
5. Het Kasteel van Batavia, gezien<br />
van den Houtkap, met de Waterpoort,<br />
de Werf en de Vierkantspoort.<br />
6 Gezicht op de Waterpoort van het<br />
Kasteel van Batavia.<br />
7. Gezicht van den Houtkap op het<br />
Kasteel van Batavia, met de Werf, de<br />
Vierkantspoort en den Boom.<br />
8 Het Kasteel van Batavia, met het<br />
Gouvernement en de gebouwen van<br />
binnen gezien van de Ophaalhrug.<br />
9. Het Compagnie's Graanmagazijn,<br />
gezien van de punt de Saphir tot de<br />
punt Amsterdam te Batavia.<br />
10. Het Stadhuis van Batavia, met<br />
de fontein, de groote kerk, de Tijgersgracht<br />
en de Nieuwpoortstraat.<br />
11. Tijgersgracht met het woon- en<br />
speelhuis van deu heer Jeremias van<br />
Riemsdijk.<br />
12. De Luthersehe kerk te Batavia,<br />
gezien van de Theewaterstraat.<br />
13. De Spinhuisgvacht met het Spinhuis<br />
en het Chineesche Hospitaal, gezien<br />
van den hoek der XJtrechtsche<br />
straat.<br />
14. Het Weeshuis op de Spinhuisgracht<br />
van de Sluis gezien, links de<br />
nieuwe Brakke Wacht.<br />
1 F>. De Nieuwpoortstraat met de<br />
Nieuwpoort, het Hospitaal en de Hospil<br />
salskerk.<br />
16 De pasar van Batavia, ziende<br />
naar de Diestpoort.<br />
17. De Diestpoort gezien van de<br />
Grooto Eivier bij het Hospitaal.<br />
18 De tuin van den heer Hendrik<br />
van Stocken, even buiten Batavia, op<br />
don weg naar Jakatra.<br />
19 De tuin van den heer K. F.<br />
Severin, even buiten Batavia, op den<br />
weg naar Jakatra.<br />
20. De tuin van den Land-commis-
60 GROEP I. 3
48. Gezicht op het Buiten-hospitaal<br />
bij den post Noordwijk, 3 palen<br />
buiten Batavia, van voren<br />
49. De Chineesche pasar van den<br />
rijweg gezien, met Weltevreden in het<br />
verschiet.<br />
50. Gezicht van den tuin van den<br />
Gouverneur-Generaal Petrus Albertus<br />
van der Parra, te Weltevreden, 4 palen<br />
buiten Batavia.<br />
61, Het Heerenhuis van den Gouv.-<br />
Gen. van der Parra te Weltevreden,<br />
4 palen boven Batavia.<br />
62. De tuin van den Gouv.-Gen. van<br />
der Parra van achteren, met het gezicht<br />
op het Heerenhuis.<br />
53. De groote zaal en speelhuizen<br />
van den Gouv.-Gen. van der Parra to<br />
Weltevreden, van de overzijde der<br />
rivier van achteren gezien.<br />
54. Tanah Abang en de pasar aldaar,<br />
5 palen buiten Batavia, gezien<br />
van den rijweg.<br />
65. De veldsehans Meester Cornelis,<br />
9 palen buiten Batavia, van den<br />
rijweg gezien.<br />
56. Gezicht op het landgoed Tandjong<br />
West, 20 palen boven Batavia,<br />
van den Toren naar het Heerenhuis.<br />
[Vgl. Verzameling B, n°. 11.]<br />
57. Gezicht van de veldsehans Tangenut,<br />
20 palen buiten Batavia.<br />
Buitenz<strong>org</strong>.<br />
58. Gezicht op het Heerenhuis (lusthuis<br />
van den Gouverneur Generaal)<br />
aan de voorzijde.<br />
[Vgl. verzameling B, n°. 13.].<br />
59. De beneden-tuin te Buitenz<strong>org</strong>,<br />
met de waschplaats en fontein en de<br />
bergen in het verschiet, gezien van<br />
het speelhuis op Kampong baroe.<br />
60. De groote fontein van Buitenz<strong>org</strong>,<br />
van boven naar beneden gezien;<br />
ter zijde de groote waterbak.<br />
61. De groote fontein te Buitenz<strong>org</strong>,<br />
gezien uit het moderne speelhuis naar<br />
boven.<br />
62. Gezicht van Indramago, 7 palen<br />
boven Buitenz<strong>org</strong>, binnen op liet plein,<br />
met speelhuis, fontein en bruggen.<br />
[Vgl. verzameling B, n°. 20.<br />
Tjirebon.<br />
63. Tjirebon van de reede gezien.<br />
64. Gezicht op den Tjirebonschen<br />
berg (Tjerimai), gezien van eene hoogte<br />
nabij Tjirebon.<br />
GROEP I. 3e Klasse. 61<br />
Gouvernement van Java's Noordoostkust.<br />
65. Het fort van Djewana<br />
66. Het fort van Kembang.<br />
67. Het huis Bonjon of Vredestein.<br />
68. Het fort van Gresik.<br />
69. Gezicht op Soerabaja.<br />
Molukken.<br />
70. Gezicht op den Goenoeng Api<br />
van Banda en het Kasteel der Compagnie.<br />
71. Gezicht op het Kasteel van Banda<br />
en den Goenoeng Api.<br />
Voormalige bezittingen en kantoren<br />
der Compagnie.<br />
72. Het Stadhuis en de Groenmarkt<br />
in de Kaapstad.<br />
73. Gezicht op Mangaloor van de<br />
reede, Malabar.<br />
74. Gezicht op Cananoor van de<br />
reede, Malabar.<br />
75. Gezicht op het paleis van den<br />
Koning van Kandia, Ceilon.<br />
76. Gezicht op het plein van Colombo<br />
van de reede,. Ceilon.<br />
77. Gezicht op de stad Colombo van<br />
de reede, Ceilon.<br />
78. Gezicht op Negapatnam van de<br />
reede, Koromandel.<br />
79. Gezicht van de rivier van Bengalen.<br />
80. Gezicht van het fort Gustavus<br />
te Chinsura.<br />
B. Tweede verzameling, 35<br />
stuks in smalle eikenhouten<br />
lijsten. Met afzonderlijken gedrukten<br />
catalogus. — J. van<br />
Leeuwen, boekh. te Leiden.<br />
Batavia.<br />
1. Het Kasteel van Batavia, van het<br />
buitenplein gezien, met het Gouvernement<br />
, de Kerk en de Dragonderswacht.<br />
2. Het Kasteel van Batavia, van de<br />
achterzijde gezien, met de rijstpakhuizen<br />
en den Houtkap, in 't verschiet de<br />
Vierkantspoort.<br />
3. Gezicht van de Middelpuntsbrug<br />
naar de Utreehtsche poort, met de<br />
Groote Bivier en, rechts, de Portugeesche<br />
kerk.
62 GROEP I. 3e Klasse.<br />
4. De Botterdamsche poort, van den<br />
rijweg gezien.<br />
6. De tuin van den heer Reinier de<br />
Klerk, aan den Molenvlietschen weg,<br />
van achteren gezien.<br />
6. Eerepoort voor den Gouverneur-<br />
Generaal Petrus Albertus van der<br />
Parra, aan den Jakatraschen weg.<br />
7. De post Jakatra, van den rijweg<br />
gezien, 2 palen van Batavia.<br />
8. De tuin van den heer Arnold<br />
Willem Alting, Raad en Dir. Gen. van<br />
N. I., aan den weg van GoenongSari,<br />
drie palen van Batavia.<br />
9. De tuin van den heer Alting.<br />
10. Exercitie der Artillerie onder<br />
den Majoor Gideon Dulez op Slingerland,<br />
5 palen van Batavia.<br />
11. Gezicht op het landgoed Tandjong<br />
West of Oostvriesland. 20 palen<br />
boven Batavia, van het Hoerenhuis<br />
naar den Toren.<br />
12. Gezicht op het landgoed Jémans(?),<br />
27 palen van Batavia, met<br />
het Gebergte in het verschiet.<br />
Buitenz<strong>org</strong>.<br />
13. Gezicht op het Heerenhuis (lusthuis<br />
van den Gouverneur-Generaal;<br />
aan de achterzijde.<br />
14. Het fort Philippina bij Buiten-<br />
"z<strong>org</strong>, van den rijweg gezien.<br />
15. Gezicht op de bamboezen brug<br />
over de rivier de Sapang, van den beneden-tuin<br />
naar Kampong baroe voerende.<br />
16. De Batoe toelis of beschreven<br />
steen en de daarvoor liggende steen<br />
met voetindrukken, bij Buitenz<strong>org</strong><br />
(1772).<br />
17. De steenen beelden onder den<br />
grooten wariuginboom bij Buitenz<strong>org</strong>,<br />
mede begrepen onder den naam van<br />
Batoe toelis.<br />
18. Gezicht op Soeka Hati (Hartenlust)<br />
, in de laatste bocht van den<br />
grooten tuin te Buitenz<strong>org</strong>.<br />
19. De vischvangst op Soeka Hati bij<br />
Buitenz<strong>org</strong>.<br />
20. Gezicht van Indramago, 7 palen<br />
boven Buitenz<strong>org</strong>.<br />
., 21. Gezicht op het Heerenhuis van<br />
Pondok gedé, 9 palen boven Buitenz<strong>org</strong>.<br />
22. Het landgoed Cicero, 18 palen<br />
boven Buitenz<strong>org</strong>, gezien van het speelhuis<br />
naar beneden.<br />
23. Gezicht op den berg Pangrangoe,<br />
gezien van het landgoed Cicero.<br />
Tjirebon.<br />
24. Posthouderij en pakhuizen der<br />
Compaguie to Indramajoe.<br />
25. Gezicht van Koning Kling (is /,<br />
dit misschien het dorp Kling in het<br />
regentschap Koeningan?) op het gebergte<br />
van Tegal en de zee bij Tjirebon.<br />
Gouvernement van Java's<br />
Noordoostkust.<br />
26. Gezicht op het fort van Tegal.<br />
27. Gezicht op het fort van Peka- u<br />
longan.<br />
28. Gezicht op Samarang.<br />
29. Gezicht op Salatiga.<br />
30. Gezicht op het fort van Demak.<br />
31. Gezicht op het fort van Djapara.<br />
32. Gezicht van den dalam van<br />
Sultan Sumatran (?).<br />
Kaap de Goede Hoop.<br />
33. Gezicht der reede van de Kaap<br />
de Goede Hoop.<br />
34. Gezicht van de Kaapstad op het<br />
Plein.<br />
36. Gezicht op de Kaapstad van de<br />
landzijde.<br />
C. Derde verzameling, 13<br />
stuks in portefeuille. — Mr.<br />
S. H. de la Sablonière, te<br />
Kampen.<br />
Batavia.<br />
1. Het Stadhuis van Batavia met de<br />
fontein, de groote kerk, de Tijgersgracht<br />
en de Nieuwpoortstraat (1779).<br />
2. Gezicht van het eiland Onrust,<br />
3 mijlen van Batavia, op het eiland<br />
Kuiper (1779).<br />
3. Gezicht op het eiland Kuiper, 3<br />
mijlen van Batavia, op het eiland Onrust<br />
(1779).<br />
4. Het Kasteel van Batavia met het<br />
Gouvernement en de gebouwen van<br />
binnen, gezien van de Ophaalbrug.<br />
(1779).<br />
5. Gezicht op de lage batterij van<br />
het Kasteel van Batavia, de Werf, de<br />
Vierkantspoort en den Boom, gezien<br />
van den Houtkap, in de richting<br />
langs de rivier naar de reede (1779).
6. Optocht der Chineezen naar de<br />
plaats bestemd voor de offerande tot<br />
verzoening hunner goden, bij het voorkomen<br />
van zware sterften of andere<br />
bezoekingen. .Naar het leven geteekend<br />
buiten Batavia (1788).<br />
7. Gezicht van het Waterkasteel aan<br />
den mond der rivier en van de Bataviasche<br />
reede (1764).<br />
8. Decoratie bij de voorstelling van<br />
den heer Petrus Albertus van der Parra,<br />
Gouverneur-Generaal van Nederlandsch<br />
IndiB, geinventeerd door den ingenieur<br />
C. A. Leupken, 29 Sept. 17(53.<br />
Hierbij een afzonderlijke beschrijving.<br />
Kaap de Goede Hoop.<br />
9. Gezicht van het Stadhuis der<br />
Kaapstad (1764).<br />
10. Gezicht van het Plein en de<br />
Heerengracht in de Kaapstad (1763).<br />
11. Gezicht van do Kaap de Goede<br />
Hoop, met het Kasteel in het noordwesten<br />
(1762).<br />
12. Gezicht van de Kaapstad, strekkende<br />
van het Kasteel tot de Waterbatterij<br />
, gezien van de reede in het<br />
zuidwesten (1762).<br />
13 Gezicht van het Waterkasteel op<br />
de Kaap de Goede Hoop, gezien van<br />
de reede in het zuidwesten (1762).<br />
8. Zes-en-twintig teekeningen<br />
in O. I. inkt en<br />
waterverf, voorstellende Javaansche<br />
landschappen, door Fr.<br />
Lebret, geëncadreerd in geel<br />
houten lijsten. — Er. Lebret,<br />
kunstschilder te Dordrecht.<br />
a. Weg van Batavia naar Buitenz<strong>org</strong>,<br />
met de diligence. O. I. inkt.<br />
6. Landschap bij Kedoeng Badak op<br />
Buitenz<strong>org</strong>. O. L inkt.<br />
c. De brug te Kedoeng Bedak. O. I.<br />
inkt.<br />
d. Landschap in het Bandongsche.<br />
O. I. inkt.<br />
e. Oefening in het harddraven te<br />
Soemedang. Waterverf.<br />
f. Landschap in Jlidden-Java, met<br />
alang-alangveld. O. I. inkt.<br />
g. Pekalongan met het gevangenhuis<br />
of voormalige fort. Waterverf.<br />
h. Het padi-snijden in Jogjakarta.<br />
O. L inkt.<br />
GROEP I. 3e Klasse. 63<br />
i. In het Djamboe-gebergte op den<br />
weg van Oenarang naar Ambarawa.<br />
Waterverf.<br />
j. Aan het strand der Java-zee, met<br />
kano. Waterverf.<br />
k. Overvaart eener rivier in de binnenlanden.<br />
O. I. inkt.<br />
I. Karbouw-weg; Javaansche jongens<br />
op de karbouwen. O. I. inkt.<br />
m. Een beek tusschen heuvelen, en<br />
tegen den stroom oploopende karbouwen.<br />
Waterverf.<br />
n. Landschap in Pasoeroean met<br />
schapen en Ceilonsche koeien. Waterverf.<br />
o. Landschap in Pasoeroean met<br />
paarden, door Javaansche jongons naar<br />
stal gebracht. Waterverf.<br />
p. Javaansche warong op den weg<br />
van Pasoeroean naar Kedawoeng. Waterverf.<br />
q. Landschap aan de rivier Bedjoso<br />
in do residentie Pasoeroean. Waterverf.<br />
r. Gezicht op de rivier Bedjoso op<br />
het landgoed Kedawoeng. Waterverf.<br />
s. Kampong op het land Kedawoeng.<br />
Waterverf.<br />
t. Een heilig huisje op het land<br />
Kedawoeng. Waterverf.<br />
«. Laudschap op Kedawoeng met<br />
rijstvelden en badende karbouwen. O.<br />
L inkt.<br />
v. Landschap op Kedawoeng met<br />
het Tengger-gebergte in het verschiet.<br />
Waterverf.<br />
ie. Landschap op den weg van Paserpan<br />
naar Tosari in het Tenggersche<br />
gebergte. O. 1 inkt.<br />
x. Op reis naar Tosari in het Tenggersche<br />
gebergte. Waterverf.<br />
y. Het dorp Tosari in het Tenggersche<br />
gebergte. O. I. inkt.<br />
z. De Zandzee met den vulkaan<br />
Bromo in het Tenggersche gebergte.<br />
Waterverf.<br />
9. Zes teekeningen in<br />
houtskool, vervaardigd door Dr.<br />
van Rijckevorsel op zijne reis<br />
door den Ind.-Archipel tot het<br />
doen van magnetische waarnemingen.<br />
In lijsten. — Dr. E.<br />
van Bijckevorsel, te Rotterdam.
04 GROEP I. 3° Klasse.<br />
a. De groote waringinboom in den<br />
tuin te Buitenz<strong>org</strong>.<br />
b. Boschweg in de Preanger Eegentschappen.<br />
c. Zeekust op Noord-Celebes.<br />
d. In de binnenlanden Tan Sumatra.<br />
e. Gezicht op Timor Deli uit het<br />
woonhuis van den Gouverneur.<br />
/. Gezicht boven Sindang Laja.<br />
10. Twee landschappen<br />
in waterverf door den oudzee-officier<br />
van de Velde. —<br />
C. W. M. van de Velde, te<br />
Besancon.<br />
a. Tjitjoeroeg aan den grooten weg<br />
over den Megamendoeng, bij paal 61.<br />
b. De berg Salak (grens Buitenz<strong>org</strong><br />
en Preanger), van Batoe toelis te Buitenz<strong>org</strong><br />
gezien.<br />
11. Twee teekeningen<br />
van gezichten op Java in waterverf,<br />
door kapitein de Salis.<br />
— Jhr. G. L. C. H. Baud,<br />
te Tiel.<br />
a. De instorting van 't paleis te<br />
Buitenz<strong>org</strong> door de aardbeving van 10<br />
Oct. 1834.<br />
b. Een gezicht op Batoe toelis te<br />
Buitenz<strong>org</strong>.<br />
12. Verzameling van<br />
teekeningen en ééne<br />
steendrukplaat, gezichten<br />
uit Ned. Indië' voorstellende. —<br />
Collectie Reinwardt.<br />
NB. De collectie Eeinwardt is eene<br />
verzameling van teekeningen,<br />
in hoofdzaak door den Hoogleeraar<br />
Reinwardt gelegateerd aan do<br />
Leidsche Hoogeschool en bewaard<br />
in het Eijks Herbarium. Zij bestaat<br />
grootendeels uit teekeningen<br />
vervaardigd door de teekenaars die<br />
Eeinwardt en andere reizigers uit<br />
zijn tijd op hunne tochten vergezelden,<br />
maar is later met eenige<br />
steendrukken en nieuwere teeke<br />
ningen vermeerderd. Enkele teekeningen<br />
uit die verzameling zijn<br />
uitgegeven; maar de meeste zijn<br />
niet alleen onuitgegeven, maar<br />
missen alle aanwijzing van plaatB<br />
en herkomst. Wij zullen de Collectie<br />
Eeinwardt in verschillende<br />
klassen wedervinden, gelijk zij<br />
ook reeds voorkwam in Klasse 1 ,<br />
n°. 32.<br />
a. Gezicht op het meer Telaga Bodas.<br />
Waterverf. Gladde vergulde lijst.<br />
6. Gezicht op een vulkaan van Java.<br />
(De Merapi ?) Waterverf. Geel houten<br />
lijst.<br />
c. Gezicht van een onbekenden krater<br />
op Java. Waterverf. Geel houten lijst.<br />
d en e. Javaansche landschappen,<br />
door A. Payen. O. I. inkt. Smalle<br />
zwarte lijsten.<br />
f. Javaansch landschap, door A. J.<br />
Bik. O. I. inkt. Smalle zwarte lijst.<br />
g. Kampong Tjibadak, door J. T.<br />
Bik, en landschap in Sondari waarschijnlijk<br />
van A. Payen. Te zamen in<br />
een smalle zwarte lijst.<br />
h Drie gezichten van den Salak.<br />
Te zamen in een eikenhouten lijst.<br />
1. Salak van Buitenz<strong>org</strong> gezien.<br />
2. Tjampeasche top, gezien van den<br />
Tj itjoeroegschen.<br />
3. Hoogste top.<br />
i. Tier schetsen uit de Mesigit<br />
Selo op Noesa Kembaugan. Te zamen<br />
in één eikenhouten lijst.<br />
j. View of the Mesigit Selo. Eikenhouten<br />
lijst.<br />
k. Potlood-teekening van den Merapi<br />
, door J. B., naar Haak, en landschap<br />
in potlood, misschien wit de Molukken.<br />
Te zamen in een eikenhouten<br />
lijst.<br />
I. Het Dubbele Hol van Soetji.<br />
Teekening in O. I. inkt, door J. B.<br />
Eikenhouten lijst.<br />
in. Gezicht op het eiland Lombok.<br />
O. I. inkt Eikenhouten lijst.<br />
n. De Banda-eilauden. Teekening in<br />
waterverf van A. J. Bik (Banda 1821).<br />
Geel houten lijst.<br />
NB. Naar deze teekening is eene plaat<br />
vervaardigd in Eeinwardt's Reize<br />
naar het oostelijk gedeelte van<br />
den I. A.<br />
o. Matara op de Z. kust van Ombaai.<br />
Lithographie van van den Burggraaff<br />
te Brussel. (Verschillend van<br />
die in Eeinwardt's Eeize naar het
Oost. gedeelte van den I. A., en waarschijnlijk<br />
onuitgegeven). Eikenhouten<br />
lijst.<br />
13. Twaalf etsen van C.<br />
L. van Kesteren. Uit het werk<br />
Insulinde (zie N° 17. g). Naar<br />
teekeningen en studiën van A.f<br />
de Grijs. Epreuves d'artiste. In<br />
smalle vergulde lijsten. — Prof.<br />
P. J. Veth.<br />
a. Een kampong te Batavia.<br />
4. De weg .langs de Chineesche<br />
graven.<br />
c. Een waringin te Salemba.<br />
d. Een beek bij Gadok.<br />
e. Batoe toelis.<br />
ƒ. Een bamboebosch (Plantentuin<br />
van Buitenz<strong>org</strong>).<br />
ff. De Salak.<br />
h. Op den Megamendoeng.<br />
i. Telaga Warna.<br />
;'. Een opkomende bui nabij Siudang<br />
Laja.<br />
k. Een inlandsche begraafplaats nabij<br />
Palembang.<br />
I. De Bambé op Borneo.<br />
14. Vier etsen van C.<br />
L. van Kesteren. Uit het werk<br />
Midden-Sumatra. Epreuves d'artiste.<br />
In smalle vergulde lijsten.<br />
— Prof. P. J. Veth.<br />
a. Batang Hari voor Doesoen Tengah<br />
met de stoombarkas.<br />
b. Batang Hari bij den mond van<br />
de Mamoen.<br />
c. Tari tangan (spiegelgevecht zonder<br />
wapenen).<br />
d. Koebang-boom met kalongs behangen.<br />
15. Verzameling van<br />
platen betrekking hebbende<br />
tot Sumatra en meest landschappen<br />
voorstellende, samengesteld<br />
uit de titelplaten der<br />
vier deelen van het werk Midden-Sumatra<br />
en al de platen<br />
voorkomende in het reisverhaal,<br />
GROEP I. 3e Klasse. 65<br />
dat het eerste gedeelte van dat<br />
werk uitmaakt. — Aardrijkskundig<br />
Genootschap, te Amsterdam.<br />
a. Vier geëtste platen.<br />
b. Twintig houtsneden.<br />
c. Twee steendrukplaten.<br />
Te zamen opgeplakt op zeven bladen<br />
karton.<br />
1(3. Gezichten uit Nederlandsch<br />
West-Indië,<br />
geteekend door den luitenant<br />
ter zee Voorduin, op steen gebracht<br />
door Jhr. van Hè^ms- /<br />
kerck van Beest. — Prof. P.<br />
J. Veth.<br />
Twintig platen in kleurendruk, behoorende<br />
tot het werk vermeld n° 17.1c,<br />
en in geel houten lijsten geplaatst. Zij<br />
stellen de volgende gezichten voor :<br />
a. Plantages aan de rivier de Suriname.<br />
b. Het fort Zeelandia.<br />
e. Het Gouvernementshuis te Paramaribo.<br />
d. De reede van Paramaribo.<br />
e. Post Gelderland en de Joden-<br />
Savanna, van de rivierzijde gezien.<br />
f. De Joden-Savanna en het kerkhof,<br />
van het Cordonpad gezien.<br />
ff. Een Arowakka-Indianen-kamp.<br />
h. Een plantage-slavenkamp.<br />
i—l. Gezichten van de Haven en<br />
het Schottegat op Curacao.<br />
tri. De Caracas-baai met fort Beekenburg<br />
en den Tafelberg op Curacao.<br />
n. De grot van Hato op Curacao.<br />
o. Bonaire.<br />
p. St. Eustatius.<br />
q. St. Martin.<br />
r. Saba.<br />
s en t. Kaarten van Suriname en<br />
de Ned. West-Indische eilanden.<br />
17. Verzameling van<br />
plaatwerken, meest gezichten<br />
van Nederlandsch Oost- en<br />
West-indië bevattende. — Prof.<br />
P. J. Veth.<br />
5
66 GROEP l. 3< Klasse.<br />
a. Allerneuester geographisch- und<br />
topographischer Schauplatz von Africa<br />
und Ost-Indiën, von Johann Wolfgang<br />
Heydt. Wilhelmsdorf, 1744. 4°. obl.<br />
b. Terhandelingen over de Natuurlijke<br />
Geschiedenis der Nederlandsche<br />
Overzeesche Bezittingen door de leden<br />
der Natuurkundige Commissie in Indië<br />
en andere schrijvers. Uitgegeven op last<br />
van den Koning door C. J. Temminek.<br />
3 Dln. in fol. Leiden, 1839—1844. —<br />
leAfd. Land- en volkenkunde; 2e Afd.<br />
Botanie; 3e Afd. Zoölogie.<br />
NB. In deze klasse geplaatst omdat de<br />
eerste afd. vele Indische landschappen<br />
bevat en het wensehelijk<br />
scheen de drie deelen bijeen<br />
te houden.<br />
c. Tues de Java, dessinées d'après<br />
nature et lithographiées sous la direction<br />
de Monsieur J. J. van Braam.<br />
Amsterdam, Buffa en Zonen. — Zes<br />
platen, waarbij nog gevoegd twee gekleurde<br />
van onzekeren oorsprong. Plano.<br />
d. Gezichten uit Nederlandsch-Indië<br />
naar de natuur geteekend en beschreven<br />
door C. W. M. van de Telde.<br />
Amsterdam, Prans Buffa en Zonen. Pol.<br />
e. Atlas van platen bevattende elf<br />
pittoreske gezichten, door F. Junghuhn.<br />
NB. Behoort bij het werk: Java, deszelfs<br />
gedaante, enz. Zie le Klasse<br />
N° 7. 16.<br />
f. Java. Naar schilderijen en teekeningen<br />
van A. Salm, op steen gebracht<br />
door J. C. Greive Jr. Amsterdam,<br />
Buffa en Zonen. Plano.<br />
g. Insulinde. Twaalf tafereelen uit<br />
Nederlandsch Indië, volgens teekeningen<br />
en studiën naar de natuur, door<br />
A. de Grijs, geëtst door C. L. van<br />
Kesteren. Met tekst van P. J. Teth.<br />
(Epreuves d'artiste).<br />
h. Bataviaasch Album. Terzameling<br />
van een tiental gezichten van de hoofdstad<br />
van Nederlandsch Indië, door<br />
C. E. Deeleman. G. Kolff en Co. te<br />
Batavia.<br />
i. De Preangan-regentschappen.<br />
Landschappen naar de natuur geteekend<br />
door Dr. J. Groneman. Leiden,<br />
G. Kolff. Zes chromolithographiën.<br />
j. Toyage a Surinam. Description<br />
des possessions Néerlandaises dans la<br />
Guiane, par P. J. Bénoit. Cent dessins<br />
pris sur nature par 1'auteur, lithogra-<br />
phiés par Madou et Lauters. Bruxelles,<br />
1839. Pol.<br />
k. Gezichten uit Nederlandsch Westindië,<br />
naar de natuur geteekend en<br />
beschreven door G. W. O Toorduin,<br />
luitenant ter zee. Op steen gebracht<br />
door Jhr. J. E. van Heemskerck van<br />
Beest. Amsterdam, Buffa en Zonen.<br />
NB. De twintig platen, die dit werk<br />
bevat, zijn afzonderlijk in lijsten<br />
en achter glas tentoongesteld. Zie<br />
boven n° 16.<br />
18. Nederlandsch Indië.<br />
Teekeningen door Jhr. J. C.<br />
Ilappard, Ie Deel, Batavia,<br />
tekst van W. A. van Rees,<br />
1881, H> Deel, Buitenz<strong>org</strong>,<br />
tekst van M. T. H. Perelaer<br />
(1883). A. W. Sijthoff te Leiden.<br />
Het IIL' Deel, nog onvoltooid,<br />
zal Java, het vierde de<br />
Buitenbezittingen behandelen. —<br />
A. W. Sijthoff, uitgever te<br />
Leiden.<br />
19. Hetzelfde werk D. II en<br />
D. III. — Maj. M. T. H. Perelaer,<br />
te 's-Gravenhage.<br />
20. C. W. M. van de Velde,<br />
Gezigten uit Neerlands<br />
Indië, naar de natuur geteekend<br />
en beschreven. Amsterdam,<br />
Buffa, 1845. Pol. —<br />
Kon. Mil. Akad., te Breda.<br />
21. De reede van Groot-<br />
Atjeh, naar een teekening<br />
van den luit. der art. C. A.<br />
Whitton, op steen gebracht<br />
door Emrik en Binger te Haarlem.<br />
Erven Thierry en Mensing<br />
en v. Doorn en Zoon, 's Hage. —<br />
Prof. P. J. Veth.<br />
22. Album van Neder-
landsch Indië. Houtsneden<br />
van landschappen en volkstypen<br />
van Java, Sumatra, Borneo,<br />
Celebes en de Molukken, uit<br />
de tijdschriften Eigen Haard<br />
en de Aarde en hare Volken,<br />
voor de Tentoonstelling bijeengebracht.<br />
— H. D. Tjeenk<br />
Willink, uitgever te Haarlem.<br />
23. Een exemplaar van<br />
de platen uit hetzelfde<br />
werk op karton geplakt.<br />
— H. D. Tjeenk Willink.<br />
24. Verzamelingen van<br />
photographiën betreffende<br />
Atjeh. — Departement<br />
van Koloniën.<br />
a. Veertig stuks ter grootte van<br />
0.35 X 0.35 m.<br />
b. vier en zeventig stuks, ter grootte<br />
van 0.50 X 0.35.<br />
25. Verzameling van<br />
280 photographiën in<br />
kooldruk van landschappen in<br />
de meest verschillende deelen<br />
van Ned. Indië, door P. Oosterhuis,<br />
photograaf te Amsterdam<br />
, naar negatieven in Indië<br />
vervaardigd door H. Veen. —<br />
H. Veen, op Java.<br />
26. Een volledig exemplaar<br />
van Meessen's<br />
photographiën van Oost-<br />
Indische landschappen (Java,<br />
Sumatra, Nias, Banka, Billiton<br />
en Borneo). Te zamen 175<br />
stuks, volgens bijgevoegden<br />
afzonderlijken catalogus, die te<br />
vens de in de 9 e<br />
GROEP I. 3e Klasse. 67<br />
klasse ge<br />
plaatste photographiën van<br />
volkstypen, ten getale van 75,<br />
omvat. — J. H. de Bussy,<br />
uitgever te Amsterdam.<br />
27. Verzameling photographiën<br />
van Buitenz<strong>org</strong><br />
en omstreken, van C. Lang,<br />
photograaf te Buitenz<strong>org</strong>, deels<br />
vereenigd tot een „Album van<br />
Buitenz<strong>org</strong>" (24 platen), deels<br />
opgeplakt om aan den muur te<br />
hangen. Onveranderlijke druk.<br />
— H. G. Burck, uitgever te<br />
Baarn.<br />
28. Keur van photographiën<br />
uit het Album der<br />
Sumatra-expeditie, 50 stuks op<br />
14 bladen karton. — D. D.<br />
Veth, te Amsterdam.<br />
29. Vier photographiën<br />
van Ned. Indië, door Woodbury<br />
en Page. — D. E. E.<br />
Wolterbeek Muller, kapt.-luit.<br />
ter zee, te Voorburg.<br />
30. Twee Albums met<br />
photographiën, van Curacao<br />
en Aruba. — R. Soublette<br />
en P. Kranwinkel, op Curacao.<br />
31. Vijf schilderijen in<br />
olieverf vervaardigd door<br />
W. Troost te 's Gravenhage<br />
(geb. te Arnhem 14 Juni 1812,<br />
leerling van B. J. van Hoven<br />
en Schelfhout), naar teekeningen<br />
van kapitein de Salis<br />
(zie n°. 11), en in gelijke vergulde<br />
lijsten gevat. — Jhr. Mr.<br />
A. Baud, te 's Gravenhage *),<br />
') Van deze' inzending werd kennis<br />
gekregen, toen dit vel reeds op het<br />
punt stond van te worden afgedrukt,<br />
en zij niet meer op hare juiste plaats<br />
kon worden ingevoegd.
68 GROEP I. .Se Klasse.<br />
De schilderijen stellen voor:<br />
a. Het paleis van den Gouverneur<br />
Generaal te Buitenz<strong>org</strong> vóór de aardheving<br />
van 'tjaar 1834.<br />
b. Als voren gedurende de aardbeving.<br />
c. Als voren, op grooten afstand bij<br />
den grooten vijver gezien.<br />
d. Een gezicht op den berg Salak<br />
bij Buitenz<strong>org</strong>.<br />
e. Een gezicht op de landen Koeripan<br />
en Tjibodas, gescheiden door de<br />
rivier Tjibodas, in het Buitenz<strong>org</strong>sehe.
1 Klasse.<br />
•LOGIE EN MINERALOGIE: GEOLOGISCHE EN MINERALO-<br />
GISCHE BESCHRIJVINGEN, AFBEELDINGEN EN VERZAMELINGEN.<br />
af van de zeer verspreide berichten der oudere<br />
rs, waaronder Valentijn, Marsden, Raffles en<br />
d vooral te noemen zijn, dan kan men zeggen<br />
geologische kennis van onzen archipel eerst dam<br />
het jaar 1820, het jaar waarin de Natuurkun-<br />
Commissie werd ingesteld, welker leden successievelijk<br />
te gedeelten van onzen Archipel onderzochten, en de resul-<br />
1 in hunne bekende „Verhandelingen" in het licht gaven,<br />
geologische onderzoekingen werden hoofdzakelijk verricht<br />
Reinwardt, Horner, Macklot, Hasskarl, Korthals, Schwaner<br />
on Gaffron, terwijl de Zoöloog Salomon Muller de resultaten<br />
Horner's en vooral van Macklot's onderzoekingen, na beider<br />
lijden, publiceerde. Onder de genoemde personen staan Horner<br />
Schwaner, wat het op geologisch gebied geleverde betreft,<br />
naan. Kan ook een gedeelte hunner onderzoekingen den<br />
! eener scherpe kritiek niet doorstaan, vooral wat betreft<br />
Duderdomsbepalingen der sedimenten van Borneo en van<br />
or, die of tot de kolenkalkperiode behooren, of grootendeels<br />
air zijn, maar niet zelden door hen als trias en jura worvermeld,<br />
zoo moet toch worden toegegeven dat hunne<br />
brij vingen zeer veel belangrijks bevatten, en dat de geoloae<br />
kennis van sommige gedeelten van onzen archipel nog<br />
Is tot het door hen geleverde beperkt is gebleven,<br />
rootere waarde bezitten de onderzoekingen van Franz Jungn,<br />
die in 1840 en 1841 de Battalanden op Sumatra bezocht,
70 GROEP I. 4 6<br />
Klasse.<br />
en daarna vele jaren achtereen het eiland Java bereisde, met<br />
groote volharding de verschillende vulkanen beklom en van<br />
hun kraters teekeningen vervaardigde, om daarna met het onderzoek<br />
van de sedimentaire afzettingen van Java te besluiten.<br />
Het resultaat zijner uitgebreide en langdurige onderzoekingen<br />
op topographisch, botanisch en geologisch gebied is nedergelegd<br />
in zijn bekend werk „Java." Het glanspunt daarvan is de beschrijving<br />
der vulkanen; vooral het topographisch gedeelte is<br />
niet zelden uitstekend. Wat het sedimentaire gedeelte van zijn<br />
werk betreft, zoo blijkt het in den laatsten tijd meer en meer,<br />
dat hierin zeer veel onjuistheden voorkomen, en dat zijn onderzoek<br />
van de tertiaire afzettingen in West-Java niet meer geweest<br />
is dan een zeer algemeene verkenningstocht, terwijl de<br />
sedimenten van Midden- en Oost-Java door hem nauwelijks<br />
onderzocht werden. Maar waar één persoon zulk een uitgestrekt<br />
gebied behandelt als het eiland Java, kan men redelijker wijze<br />
niet anders verwachten dan een algemeen overzicht, dat in<br />
groote trekken juist is, maar in de onderdeelen uit den aard<br />
der zaak fouten moet bevatten. Wel verre hem hiervan een<br />
verwijt te maken, moet men veeleer verbaasd zijn over de taaie<br />
volharding, waarmede hij tal van feiten verzamelde, en de<br />
duizenden waarnemingen deed, die hem ten slotte in staat stelden<br />
een overzichtelijk beeld van Java's natuurlijke gesteldheid in<br />
beschrijving en kaart te geven, dat steeds waarde voor de wetenschap<br />
zal behouden.<br />
Te Lembang, een klein plaatsje boven Bandong, aan den<br />
voet van den Tangkoeban Prahoe, verrijst, te midden van kinaboomen,<br />
eene groote witte obelisk boven Junghuhn's graf. Geen<br />
wetenschappelijk reiziger, die Java bezoekt, mag vergeten eene<br />
bedevaart hierheen te doen, als hulde aan de nagedachtenis van<br />
den vlijtigen en werkelijk grooten man, die hier begraven ligt!<br />
Wij zijn nu genaderd tot de derde periode in de geschiedenis<br />
van het geologisch onderzoek onzer Indische bezittingen. Tot<br />
de eerste periode behooren de onderzoekingen der Natuurkundige<br />
Commissie; de tweede periode wordt uitsluitend beheerscht<br />
door Junghuhn; de derde periode neemt een aanvang met de<br />
komst der eerste mijningenieurs in Indië, in het jaar 1850.<br />
De werkzaamheden dezer mijningenieurs waren echter geenszins<br />
uitsluitend van geologischen aard. Een gedeelte was steeds<br />
werkzaam op Bangka, in het belang der tinontginning, en op<br />
Borneo ten behoeve der Gouvernements-kolenmijnen, waarvan<br />
de eersten echter tevens belast waren met de geologische opneming<br />
van het eiland. Een ander gedeelte was geplaatst bij het<br />
grondpeilwezen, ten behoeve der artesische waterverz<strong>org</strong>ing van
GROEP I. 4e Klasse. 71<br />
Java. Neemt men daarbij in aanmerking dat herhaaldelijk onderzoekingen<br />
moesten plaats hebben naar de ontginbaarheid van<br />
reeds bekende, of wel nieuw ontdekte kolenlagen of ertsafzettingen<br />
; dat behalve den Chef van het Mijnwezen gewoonlijk nog<br />
een ingenieur belast is met administratief werk aan het hoofdbureau<br />
van het Mijnwezen; dat eindelijk het corps mijningenieurs,<br />
hetwelk volgens de bestaande bepalingen uit niet meer<br />
dan 15 ingenieurs mag bestaan, bijna nooit compleet is geweest,<br />
maar eerst in de allerlaatste jaren voltallig is geworden; dan<br />
kan het geen verwondering baren dat gewoonlijk niet meer dan<br />
één of hoogstens twee mijningenieurs voor het verrichten van<br />
zuiver geologische onderzoekingen beschikbaar waren. Dit is wel<br />
in het oog te houden bij de beoordeeling van den vooruitgang<br />
der geologische kennis onzer Oost-Indische bezittingen, voor zoover<br />
die aan de mijningenieurs te danken is. Was het geheele<br />
corps van den beginne af aan met geologische onderzoekingen<br />
belast geweest, dan zou die vooruitgang natuurlijk belangrijk<br />
grooter geweest zijn; maar bij de bestaande toestanden moet<br />
men erkennen dat op geologisch gebied door het Mijnwezen<br />
verricht is wat mogelijk was.<br />
De geologische onderzoekingen der mijningenieurs hadden<br />
hoofdzakelijk plaats op Bangka, Borneo en Sumatra, in de<br />
laatste jaren ook op Java. Alleen het onderzoek van het middelste<br />
gedeelte van het Gouvernement Sumatra's Westkust,<br />
van Bangka, en van een zeer klein gedeelte van West-Ja va,<br />
draagt het karakter van eene gedetailleerde opneming 1<br />
); andere<br />
terreinen, namelijk het noordelijk gedeelte van Sumatra's Westkust,<br />
Zuid-Sumatra, enkele gedeelten van West- en van Zuid-<br />
Borneo en van Timor zijn door geologische verkenningstochten<br />
bekend geworden; nog andere landstreken zijn of geheel onbekend,<br />
of onze geologische kennis is beperkt tot enkele onsamenhangende<br />
en weinig bepaalde gegevens.<br />
Op het hierbij gevoegde overzichtskaartje (schaal 1 : 23 millioen)<br />
zijn de nauwkeurig onderzochte terreinen, de terreinen<br />
door geologische verkenningstochten onderzocht, en de terreinen<br />
waarover men slechts geringe geologische kennis bezit, door<br />
kleuren aangegeven, terwijl de geologisch geheel onbekende<br />
streken wit zijn gelaten.<br />
De onderzoekingen der mijningenieurs zijn vroeger gepubliceerd<br />
in 31 bijdragen in het Natuurkundig Tijdschrift voor<br />
J<br />
) Ook de geologische kaart van liet eiland Blitong (Billiton) is voltooid,<br />
onder leiding van den Oud-Hoofdingenieur van het Mijnwezen O de Groot.
72 GROEP I. 4e Klasse.<br />
Nederlandsch Indië, Deel II (1851) tot Deel XXX, daarna in<br />
het Jaarboek van het Mijnwezen in Ned. Oost-Tndië, uitgegeven<br />
op last van Zijne Excellentie den Minister van Koloniën. Sedert<br />
1872 verschijnen van dit tijdschrift jaarlijks 2 deelen. De nieuwste<br />
onderzoekingen op Borneo's Westkust en op Java zijn nog niet<br />
gepubliceerd, terwijl de geologische kaarten met beschrijvingen<br />
van Sumatra's Westkust nog in het loopende jaar het licht<br />
zullen zien.<br />
Aangezien bij het Mijnwezen in Indië geen palaeontoloog is<br />
aangesteld, werden de bij de geologische onderzoekingen gevonden<br />
versteeningen ter bepaling naar Europa gezonden. Hierbij<br />
hebben zich voornamelijk verdienstelijk gemaakt de heeren Beyrich<br />
(Berlijn) en Roemer (Breslau) voor de petrefacten der kolenkalkformatie;<br />
Göppert (Breslau), Geyler (Frankfurt am Main)<br />
en Heer (Zürich) voor de fossiele planten; Böttger (Frankfurt<br />
a/M.), Brady (Londen), v. Fritsch (Halle), Geinitz (Dresden),<br />
Günther (Londen), Jenkins (Londen), v. d. Marck (Hainm),<br />
Martin (Leiden) en Woodward (Londen) voor de tertiaire versteeningen.<br />
Ten slotte moge hier een kort overzicht volgen van de verschillende<br />
formatiën, die tot op heden op de eilanden onzer<br />
Oost-Indische bezittingen zijn aangestroffen.<br />
1. Oudste sehiefers. De oudste gesteenten van onzen archipel<br />
zijn leigesteenten, hoofdzakelijk kleischiefers en kwartsieten. Ondergeschikt<br />
treden ook glimmerschiefer, hoorn blendeschiefer en<br />
grauwakkenzandsteen op. Versteeningen zijn in deze oude leien<br />
niet gevonden, waarschijnlijk behooren zij niet alle tot dezelfde<br />
formatie. Ouder dan de kolenkalk zijn ze stellig, zoodat zij tot<br />
de devonische en silurische formaties moeten behooren, of gedeeltelijk<br />
zelfs nog ouder kunnen wezen. In de kleischiefers vindt<br />
men op Borneo en Sumatra niet zelden kwartsgangen met een<br />
gering goudgehalte. Gesteenten dezer oudste formatie zijn reeds<br />
bekend op Sumatra, Bangka, Blitong, Java (zeer weinig) en<br />
Borneo; in den geheelen archipel schijnen zij de basis te vormen<br />
waarop zich alle overige gesteenten hebben afgezet.<br />
3. Gesteenten der granietgroep. Gangen van graniet in<br />
de oude schieters, benevens het optreden van metamorphe gesteenten,<br />
zoogenaamde „hornfelse", aan het contact van sehiefers<br />
en graniet, hebben ten minste voor een gedeelte der granietgesteenten<br />
uitgemaakt dat zij stellig jonger zijn dan de oudste<br />
sehiefers. Of echter alle granieten daarom jonger zijn, is nog niet<br />
zeker. Deze groep omvat granitieten, hoornblende-granieten,<br />
kwartsporfieren en diorieten. De laatste vormen gedeeltelijk<br />
overgangen in de granietieten en .zijn dus van denzelfden ouder-
GROEP I. 4« Klasse. 73<br />
dom. Andere diorieten daarentegen treden zelfstandig op, of<br />
ook wel gangvorrnig in de granietgesteenten. Hiertoe behooren<br />
o. a. de merkwaardige augietdiorieten, die gedeeltelijk misschien<br />
nog wel jonger dan de kolenkalk kunnen zijn. Overigens is de<br />
ouderdom der granietgesteenten stellig hooger dan carbonisch.<br />
Gesteenten dezer le of oudste eruptieve groep zijn bekend op<br />
Sumatra, Bangka, Billiton, Singkep, Java (zeer weinig) en Borneo.<br />
3. Gesteenten der carbonische periode. Deze zijn tot heden<br />
alleen op Sumatra en op Timor met zekerheid aangewezen. De<br />
formatie bestaat hoofdzakelijk uit eene grauwe kolenkalk met<br />
talrijke karakteristieke versteeningen. Op Sumatra komen onder<br />
de kolenkalk mergel- en kiezelschiefers voor, die voorloöpig ook<br />
tot de carbonische periode gesteld zijn, ofschoon zij nog geen<br />
versteeningen hebben geleverd, en dus wellicht iets ouder kunnen-<br />
zijn. Of enkele op Java aangetroffen kiezelschiefers hiermede<br />
te vereenigen zijn, moet voorloöpig ook nog onzeker blijven.<br />
4. Gesteenten der diabaasgroep. In de Padangsche Bovenlanden<br />
op Sumatra vindt men tamelijk uitgestrekte bergterreiren,<br />
die uit diabazen en gabbro, zelden ook uit serpentijn,<br />
proterobaas en pikriet bestaan. Ook de serpentijn van, Timor<br />
schijnt tot deze formatie te behooren, terwijl dit van den serpentijn<br />
en den anorthietgabbro van Zuid-Oostelijk Borneo minder<br />
zeker is; de laatste is waarschijnlijk jonger dan de eerstgenoemde.<br />
Op Sumatra zijn gangen van diabaas in de kolenkalk<br />
gevonden, zoodat de gesteenten van deze eruptieve groep stellig<br />
jonger dan carbonisch zijn.<br />
5. Mesozoische gesteenten waren tot heden onbekend. De<br />
versteeningen van Timor, die vroeger voor triassisch werden<br />
gehouden, behooren tot de kolenkalk. Ofschoon het voorkomen<br />
van mesozoïsche gesteenten op Timor niét geheel onwaarschijnlijk<br />
is, zjjn ze tot heden met zekerheid niet gevonden. Daarentegen<br />
zijn in den allerlaatsten tijd op Borneo gesteenten aangetroffen,<br />
die zoo goed als zeker tot de krijtperiode behooren. De bedoelde<br />
formatie bestaat uit mergels, rijk aan versteeningen, die groote<br />
overeenkomst bezitten met senonische (bovenste krijt-) petrefacten,<br />
en treedt op in het bovenstroomgebied der Kapoeas-rivier,<br />
ter Westkust van Borneo. Ook zijn reeds aanwijzingen voorhanden,<br />
dat gesteenten der krijtperiode nog op andere eilanden<br />
van onzen archipel optreden.<br />
6. Eoceene gesteenten hebben op de eilanden van onzen<br />
archipel eene groote verbreiding. Op Borneo zijn drie onderafdeelingen<br />
of étages, op Sumatra vier étages aangewezen, die,<br />
te oordeelen naar het zeer geringe aantal levende soorten, die<br />
onder de versteeningen voorkomen, met groote waarschijnlijk-
74 GROEP L i e<br />
Klasse.<br />
heid tot deze oudste afdeeling der tertiaire periode te rekenen<br />
zijn. De onderste afdeeling bestaat op Sumatra hoofdzakelijk<br />
uit brecciè'n en conglomeraten, ook zandsteenen en mergelschiefers,<br />
welker materiaal afkomstig is van de oudere gesteenten.<br />
Op Borneo en op Java is deze onderste of z. g. breccieétage<br />
nog niet gevonden. De tweede étage bevat de voor Indië zoo<br />
belangrijke steenkolen. Zij bestaat hoofdzakelijk uit kwartszandsteenen'<br />
zonder animale versteeningen en bereikt op Sumatra<br />
eene dikte van 600 nieter. Deze zandsteenen met kolen zijn<br />
zeer verspreid op Borneo, in de Padangscbe Bovenlanden op<br />
Sumatra, en in Westelijk Java. De derde étage bevat hoofdzakelijk<br />
zachte, mergela'chtige zandsteenen, zoowel op Borneo<br />
als op Sumatra. De vierde of bovenste étage eindelijk bestaat<br />
uit kalksteen, op Borneo met millioenen nummulieten, op Sumatra<br />
met zeer veel orbitoïden. Op enkele punten van Java<br />
komt ook orbitoïdenkalk voor, die tot deze étage, wat de ligging<br />
betreft, gerekend moet worden. De meeste kalkbanken<br />
van Java zijn echter jonger.<br />
7. Oudste andesieten. Na afzetting van het jongste lid der<br />
eoceene vorming (de kalksteen) hebben in den geheelen archipel<br />
uitgestrekte eruptiën van andesieten plaats gehad. Ter onderscheiding<br />
van de andesieten, die later door de groote vulkanen<br />
zijn geleverd, worden zij gewoonlijk de „oude andesieten" genoemd.<br />
Met de veel jongere vulkanen hebben zij niets te maken.<br />
Zij treden meestal in zelfstandige berg- en heuvelreeksen op,<br />
zonder krater, en ook zonder den karakteristieken kegelvorm<br />
der jongere vulkanen. Deze andesieten vindt men op Borneo,<br />
Java en Sumatra, en waarschijnlijk nog op vele andere eilanden<br />
van den archipel.<br />
8. Oligoceene gesteenten. Alleen sommige nummulieten- en<br />
orbitoïden-houdende mergellagen der residentie Djokjakarta<br />
kunnen, volgens de laatste onderzoekingen, tot deze afdeeling<br />
gerekend worden.<br />
9. Mioceene gesteenten. De zooeven genoemde andesieten<br />
vormen de scheiding tusschen de eoceene en de mioceene gesteenten.<br />
Terwijl in de eerstgenoemde geen materiaal van die<br />
andesieten optreedt, bestaan de mioceene gesteenten van den<br />
archipel voor een zeer groot gedeelte uit grover en fijner andesietmateriaal,<br />
zoodat deze gesteenten voor het meerendeel als<br />
vastgewordene vergruizingsproducten der andesieten zijn te beschouwen.<br />
Op Java vindt men niet zelden de andesieten bedekt<br />
door zeer harde conglomeraten en brecciè'n van hetzelfde materiaal,<br />
die op hunne beurt weder bedekt worden door fijnere<br />
zandsteenen, waarin met de loupe of het mikroskoop de erup-
GROEP I. 4» Klasse. 75<br />
tieve deeltjes duidelijk te zien zijn. Door opneming van kalk<br />
worden deze gesteenten uiergelach tig, soms gaan zij zelfs over<br />
in mergelkalksteenen. Deze formatie, met inbegrip van de<br />
andesietbrecciën, bereikt op Java, volgens de laatste onderzoekingen,<br />
eene dikte van ongeveer 5000 meter; ook op<br />
Sumatra, namelijk in de residentiën Bengkoelen en Palembang,<br />
benevens op de eilandenreeks ten westen van Sumatra (Nias,<br />
Batoe-eilanden, enz.) zijn mioceene gesteenten gevonden, en<br />
overal waar deze formatie optreedt, schijnt zij sterk ontwikkeld<br />
te zijn. Met uitzondering van de bovenste, jongste, lagen, die<br />
rijk zijn aan versteeningen, en waaruit ook Junghuhn reeds<br />
talrijke petrefacten verzamelde, bevat deze zeer dikke tertiaire<br />
afdeeling uiterst weinig fossielen. Oud-mioceene en middel-mioceene<br />
lagen zijn daarom op Java waarschijnlijk wel voorhanden,<br />
maar zij leverden tot heden geen versteeningen. In Bengkoelen<br />
behooren de lagen aan de Kamoemoe-rivier tot de oud-mioceene,<br />
en die van de afdeelingen Seloema en Kroë waarschijnlijk tot<br />
de middelmioceene formatie, tot welke ook de mergellagen van<br />
het eiland Nias moeten gerekend worden. De juiste vaststelling<br />
van den ouderdom der jong-tertiaire lagen in Indië is echter,<br />
zooals men weet, met zeer groote moeielijkheuen verbonden,<br />
en zoo kunnen deze bepalingen ook nog geen aanspraak op<br />
absolute zekerheid maken.<br />
10. Plioceene gesteenten. De vroeger voor plioceen gehoudene<br />
mergels van Seloema in Bengkoelen zijn volgens latere<br />
onderzoekingen beter als raioceen te beschouwen. Daarentegen<br />
worden de middel- en jong-mioceene lagen van Java, van het<br />
eiland Nias, en andere, op talrijke plaatsen door kalkbanken<br />
bedekt, die de bovenste, jongste, afdeeling der geheele tertiaire<br />
periode vormen, en die men daarom voorloöpig plioceen kan noemen.<br />
Of zij misschien beter tot de bovenste afdeeling der mioceene<br />
formatie te rekenen zijn, moeten latere onderzoekingen uitmaken.<br />
11. Oudere, kleine, vulkaantjes. Vóór dat de eruptie der<br />
groote vulkanen in den archipel een aanvang nam, hadden er<br />
op sommige punten van Sumatra en van Java zeer kleine eruptiën<br />
plaats, die aanleiding gaven tot de opbouwing van kleine<br />
fraaie vulkaantjes. Hun aantal is beperkt, en de hoeveelheid<br />
hunner uitgeworpen stoffen zeer gering. Op Sumatra zijn 7<br />
dergelijke vulkaantjes bekend, waarvan 5 uit bazalt, 2 uit<br />
hoornblendeandesiet zijn samengesteld. Op Java zijn er nog<br />
slechts 2 bekend, beide bazaltisch. Wat den ouderdom betreft,<br />
zoo valt hiervan alleen te zeggen, dat zij iets ouder zijn<br />
dan de groote vulkanen, en dus of jong-tertiair, of oudkwartair<br />
zijn.
76 GROEP I. 4' Klasse.<br />
12. De groote vulkanen. De vulkanische kegelbergen, die,<br />
ofschoon de jongste, niettemin de hoogste bergen van den Indischen<br />
Archipel vormen, zijn voornamelijk te vinden op Sumatra,<br />
Java, Celebes, de kleinere Soendaeilanden en de Molukken.<br />
Daarentegen bevatten Bangka, Billiton en het groote Borneo<br />
geen vulkanen. Na Junghuhn's beschrijving der Java-vulkanen<br />
is over de vulkanen van Java en van de kleinere Soendaeilanden<br />
betrekkelijk niet veel nieuws geleverd; alleen moeten hier<br />
genoemd worden de verdienstelijke mikroskopisch-petrographische<br />
onderzoekingen van Lorié (Apeldoorn), en vooral van Behrens<br />
(Delft). Over de vulkanen van Sumatra is echter zeer veel<br />
bekend geworden. Ofschoon men nog overal het oude door<br />
Junghuhn opgegevene getal van 19 vulkanen voor Sumatra<br />
vindt, bevat dit groote eiland, volgens de laatste onderzoekingen,<br />
minstens 60 vulkanische kegelbergen, waaronder 7 werkende.<br />
Het materiaal dat deze bergen samenstelt, is grootendeels<br />
angietaudesiet en bazalt, gedeeltelijk in lavastroomen,<br />
gedeeltelijk in losse blokken, zand en asch. Verder nemen nog<br />
in mindere mate puimsteen, obsidiaan en andesietpeksteenen<br />
aan den opbouw der vulkanen deel, terwijl slechts op een<br />
paar punten van Java, en op het eiland Bawéan, leucietgesteenten<br />
optreden. Merkwaardig is de overeenstemming van<br />
sommige indische met europeesche vulkanen, vooral van den<br />
Merapi op Sumatra met den Etna op Sicilië. De ouderdom der<br />
indische vulkanen valt waarschijnlijk geheel in de kwartaire<br />
periode; zelfs in de allerjongste tertiaire gesteenten van den<br />
archipel is nog geen materiaal aangetroffen, dat van de gesteenten<br />
dezer vulkanen afkomstig is.<br />
13. De kwartaire afzettingen van den archipel bestaan voor<br />
het allergrootste gedeelte uit jongvulkanisch materiaal, dat in<br />
zee, in binnenmeren, of door rivieren werd afgezet. In de residentiën<br />
Palembang en Lampongsche Districten op Sumatra, ook<br />
in Bantam op Java, vindt men dikke lagen van een wit tufgesteente,<br />
dat nagenoeg gebeel bestaat uit puimsteenmateriaal.<br />
Meestal zijn de tuffen dezer formatie echter bruin of roodbruin<br />
gekleurd, door bijmenging van ijzeroxydhydraat. Zij werden afgezet<br />
toen er in den Indischen archipel nog eene belangrijk<br />
andere verdeeling van land en water plaats had dan tegenwoordig.<br />
Zij bereiken nu eene hoogte van 200 meter boven zee.<br />
Nagenoeg op alle eilanden van den archipel vindt men kwartaire<br />
afzettingen.<br />
14. De recente afzettingen, welke in den tegenwoordigen<br />
tijd nog steeds gevormd worden, bestaan uit zeezand, dat door<br />
de zee, en rivier-alluvium, dat door de rivieren wordt afgezet,
GROEP I. 4e Klasse. 77<br />
terwijl eindelijk de koralen door hun bouw aanleiding geven<br />
tot de vorming van uitgestrekte koraalriffen. Punten, waar<br />
deze jongste koraalkalk belangrijk boven den zeespiegel is opgeheven,<br />
zijn er in den archipel niet, zoodat eene belangrijke<br />
opheffing van de eilanden van onzen archipel in den tegenwoordigen<br />
tijd niet schijnt plaats gevonden te hebben.<br />
Nuttige mineralen.<br />
Ofschoon op talrijke punten van de verschillende eilanden<br />
ertsen zijn aangetroffen, zijn de depots van de meeste bij nader<br />
onderzoek gebleken zoo onbeduidend te zijn, dat aan eene ontginning<br />
op groote schaal niet gedacht kan worden. Dit geldt<br />
o. a. van het kopererts van Timor en van Sumatra, het lood<br />
en het kwikerts van Sumatra en van Borneo's Westkust, de<br />
ijzerglans-depöts van Sumatra (alleen met uitzondering van dat<br />
van den Goenoeng-Bessi bij Port van der Oapellen), de graphiet<br />
van Sumatra, en den zwavel der vulkanen. Ook van het goud<br />
op Sumatra is waarschijnlijk niet veel te verwachten, terwijl<br />
zeer enkele goudertsafzettingen ter Westkust van Borneo volgens<br />
de laatste berichten ontginbaar moeten wezen. De groote minerale<br />
rijkdommen van onzen archipel bepalen zich daarom hoofdzakelijk<br />
tot het tinerts der eilanden Bangka en Billiton en tot<br />
de uitgestrekte kolenvelden op Sumatra's Westkust en op Borneo.<br />
Te hopen is het dat eene krachtige exploitatie der uitstekende<br />
indische kolen weldra het hare moge bijdragen tot de ontwikkeling<br />
en den bloei onzer schoone overzeesche bezittingen.<br />
B. D. M. VERBEEK.<br />
NASCHRIFT VAN DE REDACTIE. '<br />
De Nederlandsche West-Indische bezittingen zijn, in weerwil<br />
van den zich in de laatste jaren uitbreidenden mijnbouw,<br />
geologisch nog in het geheel niet onderzocht. De bodem voor<br />
Suriname is, voor zoover hij bewoond is, vermoedelijk geheel<br />
en al diluviaal en alluviaal, verheft zich slechts een paar meters<br />
boven de zee, en bestaat voor een gedeelte uit zand- en schelpbanken,<br />
in de kolonie Ritsen genaamd, die tot eenige mijlen<br />
afstand van de zee evenwijdig met de kust loopen, maar voor
78 GROEP I. 4« Klasse.<br />
het grootste deel uit kleigronden, die op vele plaatsen met veen<br />
en bouwaarde bedekt zijn, en uit hoofde van hunne lage ligging<br />
bij hoog water of bij springvloeden onderstaan. Eerst diep in<br />
het binnenland wordt de bodem bergachtig. In dat gebergte<br />
komen hoogstwaarschijnlijk oude leigesteenten (schiefer) met<br />
goudhoudende kwartsgangen benevens granietgesteenten voor.<br />
1. Jaarboek van het<br />
mijn wezen in Nederlandsch<br />
Oost-Indië, uitgegeven<br />
op last van Z. E. den<br />
Minister van Koloniën. Eerste<br />
reeks, tien jaargangen, Amsterdam,<br />
C. F. Stemler, 1872—<br />
1881, met register in afzonderlijken<br />
band. — Tweede<br />
reeks, eerste jaargang, 2 deelen.<br />
Amsterdam, C. F. Stemler,<br />
1872—1883. — C. F. Stemler,<br />
uitgever te Amsterdam.<br />
Hierbij behooren:<br />
a. Geologische kaart Tan het OmbilinkolenTeld,<br />
door K. D. M. Verbeek.<br />
6. Geognostische kaart Tan het Ombilin-kolenveld,<br />
in acht bladen, door<br />
R. D. M. Verbeek.<br />
c. Profielen bij de geologischo en<br />
speciale beschrijving van het Ombilinkolenveld,<br />
2 bladen.<br />
rf. Panorama van het Siboemboeugebergte.<br />
e. Geologisch panorama van het<br />
Ombilin-kolenveld.<br />
(Te zamen 12 bladen in koker. Bij<br />
de Jaarboeken van 1875 en 1876).<br />
f. Tien platen van de fossiele mollusken<br />
uit de eoeeen-vorming van<br />
Borneo. Bij het Jaarboek van 1877.<br />
g. Geologische kaart van Zuid-<br />
Sumatra iu vier bladen, door R. D. M.<br />
Verbeek. In koker. Behoorende bij het<br />
Jaarboek van 1881.<br />
5?<br />
2. Eenige geologische<br />
werken over Ned. Indië.<br />
- Prof. P. J. Veth.<br />
o. Bijdrage tot de kennis der Javaansche<br />
eruptiefgesteenten. Proefschrift<br />
door J. Lorié. Botterdam, 1879.<br />
4. Sammlungen des gcologischen<br />
Reiehsmuseums in Leiden. I Beitrage<br />
zur Geologie Ost-Asiens und Australiens.<br />
Herausgegebcn von K. Martin<br />
und A. Wichmann, Leiden, 1881,1882.<br />
Erster Band (nog onvoltooid): Sedimente<br />
Timors, Tertiar von Neu Guinea<br />
, Jung tertiar von Sumatra , Tertiar<br />
von Ost-Java, neue Fundpunkte von<br />
Tertiar im Ind. Arob. Von K. Martin,<br />
3 Hefte.<br />
Zweiter Band, erstes Heft, Gesteine<br />
Ton Timor. Von A. Wichmann.<br />
c. Die Tertiarschichten auf Java<br />
nach den Entdeckungen von Franz<br />
Junghuhu. Bearbeiteit durch Dr. K.<br />
Martin, Prof. in Leiden. •— Leiden,<br />
E. J. Brill, 1879—1880.<br />
3. Eenigeoverdrukken<br />
uit Nederlandsche en<br />
vreemde verzamelwerken<br />
of tijdschriften, tot<br />
de geologie van Ned. Indië betrekking<br />
hebbende. — R. D.<br />
M. Verbeek, hoofingenieur<br />
van het Mij mwezen in N. 1.<br />
a. R. D. M. Verbeek en R. Fennema.<br />
Nieuwe geologische ontdekkingen
op Java. Verh. d. Kon. Akad. Wetenschappen.<br />
Amsterdam. 1881.<br />
b. Hetzelfde werk in de fransehe taal<br />
Archives Néerlandaises T. XVI. Harlem.<br />
1881.<br />
c. Hetzelfde werk in de duitsche<br />
taal. Neues Jahrhuch für Min. Geol.<br />
und Palaeont. Beilage. Band II. Stuttgart.<br />
1882.<br />
d. B. D. M. Verheek, Geologische<br />
aanteekeningen over de eilanden van<br />
den Nederlandsch-Indischen Archipel<br />
in het algemeen, en over de fossielhoudende<br />
lagen van Sumatra in het<br />
bijzonder. Verh. d. Kon. Akad. van<br />
Wetenschappen. Amsterdam. 1881.<br />
e. Hetzelfde werk in de duitsche<br />
taal. Balaeontographica. Supplement III.<br />
Cassel 1881.<br />
f. R. D. M. Verbeek. Vorwort zum<br />
Ilten Theil der „Tertiaerformation von<br />
Sumatra und ihro Thierreste, von Dir.<br />
E. D. M. Verbeek, Dr. C. Böttger,<br />
und Prof. Dr. K. von Fritsch. Palaeoutographica,<br />
Supplement III. Cassel<br />
1883.<br />
g. B. D. M. Verbeek Barometrische<br />
Hoogtetafel voor Nederlandsch Indie.<br />
Padang 1876.<br />
A. B. D. M. Verbeek. Over de dikte<br />
der tertiaire afzettingen op Java. Met<br />
drie bladen teekeningen. Verh. d. Kon.<br />
Akad. van Wetenseh. Amsterdam. 1883.<br />
i. B. D. M. Verbeek. Over het voorkomen<br />
van gesteenten der krijtformatie<br />
in de Bes. Wester-AfdeelingvanBorneo.<br />
Verh. d. Kon. Akad. v. Wetenseh. Amsterdam.<br />
1883.<br />
NB. Bij dit laatste verslag behoort een<br />
kistje met verste'eningen verzameld<br />
door den Mijningenieur C. J. van<br />
Schelle en voorloöpig bepaald door<br />
Prof. H. B. Geinitz te Dresden,<br />
afkomstig van het dorp Sajor,aan<br />
de rivier de Kapoeas, Wester-<br />
Afd. van Borneo.<br />
4. Kaart en platen uit<br />
het werk „die Tertiarschichten<br />
auf Java" von<br />
Dr. K. Martin. Opgeplakt<br />
op karton. — E. J. Brill,<br />
uitgever te Leiden.<br />
o. Geologische Kartenskizze von<br />
West-Java.<br />
GROEP I. 4e Klasse. 79<br />
b. Plaat I—XXIII en XXVI. Lithographische<br />
afbeeldingen van fossielen.<br />
c. Plaat XXIV—XXV. Photographische<br />
afbeeldingen van fossielen.<br />
5. Kaart van het<br />
eiland Java door Dr. F.<br />
J u n g h u h n. Schaal 1:350 000,<br />
in 4 bladen aaneengeplakt.<br />
Lang 3.25 nieter, breed 96<br />
cm. Voor de Geologie bijgewerkt<br />
door de ingenieurs van<br />
het Mijnwezen in Nederlandsch<br />
Indië. — Koninklijk Instituut<br />
v. T. L. en Vk., te<br />
's Gravenhage.<br />
6. Geologische verzameling<br />
van het Rijks<br />
Geologisch Museum te<br />
Leiden, zamengesteld door<br />
den Amanuensis D. C. van Dam,<br />
onder toezicht van Prof. K.<br />
Martin. — 's Rijks Geologisch<br />
Museum.<br />
I. Sumatra.<br />
Coll. Verbeek, Leembruggen, Veth.<br />
A. Oude massief-gesteenten.<br />
1. Granitiet.<br />
2—8. Muscoviet-graniet.<br />
9. Hoornblende-graniet.<br />
10. Amphibool-graniet.<br />
11. Gneiss-graniet.<br />
12. Kwartsporfier.<br />
13. Dioriet.<br />
B. Oude leien.<br />
14—16. Leemschiefer.<br />
17—19. Kleischiefer.<br />
20. Kalkschiefer met Pyriet en<br />
Kwarts.<br />
21. Grafietschiefer.<br />
22. Hoornblende-schiefer.<br />
23. Groene schiefer.<br />
O Grauw-wakke.<br />
24. Grauw-wakke.<br />
D. Carbon.<br />
25. Steenkool.<br />
26—28. Kalksteen (Culm.).
80 GROEP I. 4« Klasse.<br />
29, 30. Metamorphe kalksteen (Granaatrots).<br />
31. Kalksteen.<br />
E. Tertiaire sedimenten.<br />
32. Roode zandsteen.<br />
33. Breccie van kalk.<br />
34. Zandsteen.<br />
35. Brecoie.<br />
36. 37. Zandsteen.<br />
38. Kalksteen met versteeningen.<br />
BS- Bruinkool.<br />
40. Bitumineuse leemsteen.<br />
41. Versteende bladereu (Tertiair ? ?).<br />
P. Jong eruptief en vulkanisch.<br />
42—47. AugietAndesiet.<br />
48. Slakken.<br />
49. Puimsteen.<br />
60, 61. Tuf.<br />
52, 63. Zwavel.<br />
G. Post-tertiaire sedimenten.<br />
54. Conglomeraat van schelpen.<br />
55. Cassis.<br />
66. Strombus.<br />
57. Turritella.<br />
58. Ranella.<br />
69. Mitra. Nassa. Dolium.<br />
60. Cardium.<br />
61. Arca. Cardium. Corbula.<br />
62. Tapes.<br />
63. Hindsia.<br />
64. Pecten.<br />
65. Koralen.<br />
II. Java.<br />
Coll. Junghuhn, van Dijk.<br />
A. Oude massief-gesteenten.<br />
66. Rolsteen uit de Kali-Louing<br />
(Serajoe-gebergte).<br />
67. Rolsteen uit de Tjitaroem in de<br />
Preanger-landen.<br />
B. Oude leien.<br />
68—74. Afkomstig uit het Serajoegebergte.<br />
C. Tertiaire fossielen.<br />
a. C r u s t a c e a.<br />
75. Myra fugax. Fabr.<br />
76,77. Balanus tintinnabulum Linn.<br />
78. Balanus amaryllis. Darw.<br />
6. Lamellibranchiata.<br />
79. Teredo arenaria. Lam.<br />
80. Cultellus dilatatus. Mart.<br />
81. Mya virgo Mart.<br />
82. Corbula socialis. Mart.<br />
83. id. trigonalis. Sow.<br />
84. Tellina plieata. Valenc.<br />
85. Dosinia Boettgeri. Mart.<br />
86. id. juvenis. Chemn.<br />
87. Venus crebrisulca. Sow.<br />
88. Clementia papyraeea. Gray.<br />
89. Cytherea (Callista) ventricola.<br />
Mart.<br />
90. id. id. macra. Mart.<br />
91. id. (Caryatis) Selae. Mart.<br />
92. Tapes rimosa. Phil.<br />
93. Sunetta ovalis. Mart.<br />
94. Cardium asiaticum? Brug.<br />
95. id. Dupuchnesse. Reeve.<br />
96. Luciua (Loripes) tumida. Reeve.<br />
97. Crassatella parva. Mart.<br />
98. 99. Cardita decipiens. Mart.<br />
100. id. Boettgeri. Mart.<br />
101. id. javana. Mart.<br />
102. id. tjidamarensis. Mart.<br />
103. Arca multiformis. Mart.<br />
104. id. nodosa. Mart.<br />
105. 106. Arca antiquata. Linn.<br />
107. Arca tjidamarensis Mart.<br />
108,109. Cucullaea auriculifera. Lam.<br />
110. Tridacna gigas. Lam.<br />
111. Pinna vexilïum. Kom.<br />
112. Modiola javana. Mart.<br />
113. Pecten exaratus. Mart.<br />
114. id. frondosus. Mart.<br />
115. id. seuatorius. Lam.<br />
116. id. spec. indet.<br />
117. Ostrea radiata Lam. (?)<br />
118. id. hyotis. Linn.<br />
119. id. lingua. Sow.<br />
120. Phcuna placeuta. Lam.<br />
c. Gasteropoda.<br />
121. Conus striatellus. Jenk.<br />
122. id. Hardi. Mart.<br />
123. id. Hochstetteri. Mart.<br />
124. id. omati8simus. Mart.<br />
125. id. Everwijni. Mart.<br />
126. Oliva fuuebralis. Lam.<br />
127. id. mitrata. Mart.<br />
128. id. Junghuhni. Mart.<br />
129. id. subulata. Lam.<br />
130. id. utriculus. Gmel.<br />
131. id. Jeukinsi. Mart.<br />
132. id. javana. Mart.<br />
133. Ancillaria bandongensis. Mart.<br />
134. Cypraea subtetragoua Mart.<br />
135. id. murisimilis. Mart. var.
13G. Cypraea. erosa. Linn.<br />
137. Bingicula arctatoides. Mart.<br />
138. Voluta pellis serpentis. Linn.<br />
139. Mitra javana. Mart.<br />
140. Columbella Herklotsi. Mart.<br />
141. Terebra javana. Mart.<br />
142. id. bandongensis. Mart.<br />
143. id. spec. indet.<br />
144. Nassa ovura. Mart.<br />
145. id. Beussi. Mart.<br />
146. Buccinum cuapidatum. Mart.<br />
147. id. (Bullia) simplex. Mart.<br />
148. id. Junghuhni. Mart.<br />
149. id. dubium. Mart.<br />
150. 151. Dolium costatum. Desh.<br />
152, 153. Dolium spee. indet.<br />
154. Harpa conoidalis. Lam.<br />
155. Purpura umbilicata. Jenk.<br />
156. id. paradoxiea. Jenk. spec.<br />
157. Cassis spec. indet.<br />
158. Cassidaria javana. Mart.<br />
159. Strombus javanus. Mart.<br />
160. id. iuflatus. Mart.<br />
161. id. triangulatus. Mart.<br />
162. id. maximus. Mart.<br />
163. id. spinosus. Mart.<br />
164. Murex Junghuhni. Mart.<br />
165. 166. Banella magnifica. Mart.<br />
167. Banella elegans. Beek.<br />
168. Latirus? spec. indet.<br />
169. Cyrtulus fusus. Mart.<br />
170. 171. Pyrula cochlidium. Linn.<br />
172. Pyrula ficoides. Lam.<br />
173. id. Dussumieri Valenc. ?<br />
174. 175. Pyrula gigas. Mart.<br />
176. Triton javanus. Mart.<br />
177. Epidromus distortus. Schub.<br />
Wagn.<br />
178. Pleurotoma pseudofascialis. Mart.<br />
179. Vicarya callosa. Jenk.<br />
180. Cerithium javanum. Mart.<br />
181. id. Herklotsi. Mart.<br />
182. 183. Telescopium gigas. Mart.<br />
184. Turritella simplex. Fenk.<br />
185,186. Turritella acuticarinata. Dkr.<br />
187. Turritella javana. Mart.<br />
188—190. Turritella. spec. indet.<br />
191. Turbo versicolor. Gmel.<br />
192, 193. Turbo obliquus. Jenk.<br />
194. Xenophora agglutinans. Lam.<br />
195, 196. Xenophora Dunkeri. Mart.<br />
197. Trochus triumphator. Mart.<br />
198. id. radiatus. Gmel.<br />
199. id. virgatus. Gmel.<br />
200. Vermetus javanus. Mart.<br />
201. id. Junghuhni. Mart.<br />
202. Natica callosior. Mart.<br />
203. id. mammilla. Lam.<br />
GROEP I. 4e Klasse. 81<br />
204. Natica rostalina. Jenk.<br />
205. id. pellis-tigrina. Chemn.<br />
206. id. Cumingiana Becl.<br />
207. id. vitellus. Lam.<br />
208. id. bandongensis. Mart.<br />
209. id. spec. indet.<br />
210. Bulla ampulla. Linn.<br />
211. Patella rustica. Mart.<br />
212. Melania Herklotsi. Mart.<br />
d. Brachiopoda.<br />
213. Terebratula javana. Mart.<br />
e. Echinodermata.<br />
214. Pericosmus spec. indet.<br />
215. Plem-echinus javanus. Mart.<br />
216. Laganum multiforme. Mart.<br />
217. Echiniden, fragment.<br />
f. Corallia.<br />
218. Flabellum distinctum. M. E.<br />
en J. H.<br />
219. Stylophora digitata. Pallas.<br />
220. Hydnophora astraeoides. Mart.<br />
221. Eavia Junghuhni. Beuss.<br />
222. Heliastraea spec. indet.<br />
223. id. tabulata. Mart.<br />
224. id. spec. indet.<br />
225. 226. Cyeloseris decipiens. Mart.<br />
227. Astraeopora myriophthalma.<br />
Lam.<br />
228. Dictyaraea micrantha. Beuss.<br />
229. 230. Koralenkalk.<br />
g. Foraminifera.<br />
231. NummulinaDjokdjokartae.Mart.<br />
232. Cycloclypeus annulatus. Mart.<br />
233. id. neglectus. Mart.<br />
h. Plantae.<br />
234. Quercus subsinuata. Goeppert.<br />
235. Ficus flexuosa. Goeppert.<br />
236. Daphnogene javanica. Goeppert.<br />
237. Laurophyllum Beilschmiedioides.<br />
Goeppert.<br />
238. Diospyros dubia. Goeppert.<br />
239. Apogynophyllum Beinwardtianum.<br />
Goeppert.<br />
240. Apogynophyllum nervosissimum.<br />
Goeppert.<br />
241. Bhamnus dilatatus. Goeppert.<br />
242a. Celastrophyllum oleaefolium.<br />
Goeppert.<br />
242S. Celastrophyllum myricoides.<br />
Goeppert.<br />
243, 244. Tertiaire tuf met fossielen.<br />
6
82 GROEP I. 4* Klasse.<br />
D. Postteriiaire fossielen.<br />
245. Cypraea lynx. Linn.<br />
246. id. arabica. Linn.<br />
247. Purpura bufo. Lam.<br />
248. Cerithium montis Selae. Mart.<br />
lil. Blitong.<br />
Coll. de Groot.<br />
Postteriiaire fossielen (uil de<br />
tingronden).<br />
249. Balanus amaryllis var. roseus.<br />
Lam.<br />
250. Balanus spec. indet.<br />
251. Nautilus pompilius. Linn.<br />
252. Strombus urceus. Linn.<br />
253. id. canarium. Linn. ?<br />
254. id. isabella. Lam.<br />
255. Pteroceras lambis. Lam.<br />
256. Terebellum subulatum. Lam.<br />
257. Murex adustus. Lam.<br />
258. id. crassispina. Lam.<br />
259. id. haustellum. Linn.<br />
260. Pyrula vespertilio. Lam.<br />
261. Cassis glauca. Lam.<br />
262. Oliva textilina. Lam.<br />
263. Conus marmoreus. Linn.<br />
264. Voluta scapba. Gmel.<br />
265. Cypraea arabica. Linn.<br />
266. Natica mammilla. Lam.<br />
267. id. chinensis. Lam.<br />
268. Cerithium asperum. Brug.<br />
269. id. vertagus. Brug.<br />
270. id. proeerum. Kien.<br />
271. id. telescopium montis<br />
Selae. Mart.<br />
272. Vermetus spec. indet.<br />
273. Trochus maximus. Koch.<br />
274. id. maculatns. Linn.<br />
275. id. acutus. Lam.<br />
276. id. spec. indet.<br />
277. Bulla naucum. Linn<br />
278. Ostrea crista galli. Chemn.<br />
279. Placuna sella. Lam.<br />
280. Pecten senalorius. Lam.<br />
281. id. radula. Lam. var.<br />
282. Spondylus aculeatus. Chemn.<br />
283. Pinna spec. indet.<br />
284. Arca antiquata. Linn.<br />
285. id. navicularis. Brug.<br />
286. id. fusca. Brug.<br />
287. Chama spec. indet.<br />
288. Cardium rugosum. Lam.<br />
289. id. papyraceum. Chemn.<br />
290. id. angulatum. Lam.<br />
291. Circe undatina. Lam.<br />
292. Cardita phrenetica. Lam.<br />
293. Venus Listeri. Gray.<br />
294. Venus marica. Lam.<br />
295. Lucina spec. indet.<br />
296. Cytherea erycina. Lam.<br />
297. id. picta. Lam.<br />
298. Tapes litterata, Linn.<br />
299. Tellina lingua felis. Linn.<br />
300. id. spec. indet.<br />
301. id. virgata. Linn.<br />
302. Solen brevis. Hanl.<br />
303. id. spec. indet.<br />
304. Solecurtus candidus. Quoy et<br />
Gaim.<br />
305. Aspergillum annulosum. Derk.<br />
306. Septaria arenaria. Lam.<br />
307. Salmacis sulcata. Ag.<br />
308. Laganum depressum. Less.<br />
309. Peronella decagonalis. Ag.<br />
310. Arachnoides placenta. Ag.<br />
311 Brissus carinatus, juv. Gray.<br />
312. Madrepora appressa. Dana ?<br />
313. Galaxea fascicularis. Oken.<br />
314. Prionastraea tesserifera. Ehr.<br />
315,316. Cycloseris cyclolitis. E. H.<br />
317. Trachyphyllia spec. indet.<br />
318. Pavonia crassa. Dsuia.<br />
IV. Timor.<br />
Coll. Schueider.<br />
Kolenlcalk-fossielen.<br />
319. Spirifer timoreusis. Mart.<br />
320. id. lineatus. Mart. spec.<br />
321. Spirigera protea. Abich. (var.<br />
subtilita Hall.).<br />
322. Streptorhyuchus (conf.) peetiniformis.<br />
Dav.<br />
323. Streptorhynchus radialis. Phil.<br />
324. Productus semireticulatus.<br />
Mart. spec.<br />
325. Lophophyllum spinosum. Mavt.<br />
326. o. Litnostrotion. spec. indet.<br />
327. b. id. id.<br />
328. Amplexus Beyrichi. Mart.<br />
329. Trochiten uit de kolenkalk van<br />
Koepang.<br />
V. Bonaire (West-indië).<br />
Coll. Hellmund.<br />
Tertiaire Phosphorieten met fossielen.<br />
330. Phosphoriet.<br />
331. Carcharodon megalodon. Ag.<br />
332. Oxyrrhina gomphodon. M. en H.<br />
333. Haaietandeu. spec. indet.<br />
334. Vermetus. spec.<br />
335. 336. Phosphoriet.<br />
337. Guano.
6. Geologische verzameling<br />
van het eiland<br />
Bangka. — G. P. A. Benand,<br />
hoofdingenieur van het mijnwezen<br />
op Bangka.<br />
De ingenieur Renaud doet aan de<br />
omschrijving dezer inzending de volgendo<br />
toelichtende opmerkingen voorafgaan.<br />
Het grootste gedeelte van den bodem<br />
bestaat uit eene neptunische vorming,<br />
die gerekend wordt tot eene der oudste<br />
geologische tijdperken te behooren,<br />
maar wier ouderdom, wegens het niet<br />
voorkomen van versteeningen, niet kan<br />
worden vastgesteld.<br />
Deze vorming is doorbroken door<br />
grauietgesteenten, die eveneens belangrijke<br />
uitgestrektheden der oppervlakte<br />
beslaan; vergruizingsprodueten dezer<br />
beide vormingen treden ijlaatselijk in<br />
den vorm van jongere conglomeraten<br />
en zandsteen op; in den regel evenwel<br />
vindt_men het detritus in en langs<br />
de valleien afgezet.<br />
Deze afzettingen van berggruis, klei<br />
en zand zijn belangrijk, omdat daarin<br />
de ontginning van tinerts plaats vindt.<br />
Behalve den dichten plantengroei<br />
maken do groote diepte, waarop de<br />
verweering de gesteenten heeft doordrongen<br />
, en de vele modder- en slibafzettingen,<br />
dat het vaste gesteente<br />
slechts zelden over eenige uitgestrektheid<br />
van beteekenis kan worden waargenomen.<br />
Langs de zeekust vindt men<br />
plaatselijk stuifzandvorming over geringe<br />
breedte en somwijlen koraalbanken.<br />
Het gering aantal gesteenten en hunne<br />
geringe verscheidenheid in sameustelling<br />
en ouderdom maken de geologische<br />
formatie zeer eenvormig, evenals<br />
dit met de physische gesteldheid van<br />
den bodem het geval is.<br />
I. Granietgesteenten(n°. 1—42).<br />
Deze zijn de eenige eruptieve gesteenten<br />
op het eiland. Zij bestaan meestal<br />
uit een middelmatig grofkorrelig mengsel<br />
van licht gekleurden veldspaat<br />
[orthoklaas en oligoklaas], grauwe<br />
kwartskorrels en zwarte glimmerblaadjes.<br />
Toermalijn is een ondergeschikt,<br />
doch vrij verspreid nevenbestanddeel;<br />
het treedt ook in straalvormige uitscheidingen<br />
of bandjes op en kan bij<br />
GROEP I. 4e Klasse. 83<br />
terugtreding van veldspaat zoodanig de<br />
overhand verkrijgen, dat toermalijnrots<br />
of toermalijnschiefer ontstaat [zie n°.<br />
38—40].<br />
Hoornblende komt eveneens, doch<br />
minder veelvuldig voor; sommige variëteiten<br />
zijn dientengevolge Syenietgranieten<br />
[n°. 34—37].<br />
Uitscheiding van groote veldspaatkristallen<br />
maakt grofkorrelige granieten<br />
dikwerf porflerisch [n°. 1—3] , terwijl<br />
fijnkorrelige door uitscheiding van<br />
veldspaat en kwarlskristallen granietporfieren<br />
kunnen worden [n°. 27—29].<br />
Afwijkingen in samenstelling of structuur<br />
geven hier en daar aanleiding tot<br />
variëteiten [n°. 31—40].<br />
Als toevallig bijgemengde bestanddeelen<br />
kan men noemen: Agalmatoliet,<br />
in adertjes, het veelvuldigst evenwel<br />
in de berggruislagen terug te vinden<br />
[n°. 131]; Anabaas, zeer zeldzaam;<br />
Chloriet, zeer zeldzaam; Granaat,<br />
zeldzaam; Koperpyriet, zeer zeldzaam,<br />
sporadisch; Kwarts in gangen, adertjes<br />
[n°. 42] en ook wel daarin uitgekristalliseerd<br />
of als bergkristal, zooals<br />
blijkt uit de rolstukken daarvan in<br />
sommige ertslagen aanwezig; Loodglans,<br />
sporadisch; Mangaanerts, meest<br />
als Polianiet in dunne adertjes; Rutiel,<br />
hoogst zeldzaam; Steenmerg met kwarts<br />
in sommige aders; Tinerts [tinsteen],<br />
in vele granieten in aderfjes, bandjes,<br />
snoertjes of kristalletjes vergezeld van<br />
Kwarts voorkomende, en bovendien<br />
waarschijnlijk in fijne korreltjes als<br />
bijmengsel optredende, echter niet als<br />
zoodanig met het bloote oog herkenbaar<br />
, ofschoon door verwassching der<br />
vergruizingsproducten op vele plaatsen<br />
de aanwezigheid kan worden aangetoond<br />
; Titaanijzerts, zeldzaam; Vloeispaat,<br />
hoogBt zeldzaam; Wolfram, hoogst<br />
zeldzaam, slechts eene enkele maal<br />
in adertjes met tinerts, kwarts en toermalijn<br />
gevonden op de grens van graniet<br />
en zandsteen; zwavelijzer meest<br />
als Pyriet [n°. 30].<br />
Granietgaugeu in graniet komen veelvuldig<br />
voor; in de sedimentaire gesteenten<br />
zijn zij weinig waargenomen. Sommige<br />
granietvarié'teiten zijn zeergeschikt<br />
voor bouwsteen, en worden plaatselijk<br />
voor den aanleg van zeeweringen gebezigd<br />
of tot chineesche grafsteenen<br />
verwerkt [n°. 41].<br />
De oudere sterk opgeheven en ver-
84 GROEP I. 4" Klasse.<br />
broken neptunische vorming bestaat in<br />
hoofdzaak slechts uit eene afwisseling<br />
van lei- en zandsteen of overgangssoorten<br />
daartusschen [n°. 55—81]. "Vele<br />
zijn plaatselijk, vooral in de nabijheid<br />
van het graniet, sterk gemetamorphoseerd,<br />
en omgezet in kiezellei, kwartsiet<br />
enz. of ook ten gevolge der verweering<br />
zacht geworden of' vergruisd.<br />
Kalk heeft geen deel aan de samenstelling<br />
dezer formatie; daarentegen<br />
treedt het ijzer in den vorm van bruinijzererts<br />
als impregneerend of samenvoegend<br />
bestanddeel dikwerf op den<br />
vo<strong>org</strong>rond.<br />
Mogen deze verschillende gesteenten<br />
nu ook niet steeds juist van denzelfden<br />
ouderdom zijn, zoo bestaat voor 's hands<br />
toch meer aanleiding tot eene petrographische<br />
dan tot een geologische indeeling.<br />
Op enkele groote verschillen<br />
in ouderdom zal afzonderlijk worden<br />
gewzen.<br />
II. Leigesteenten [n°. 43—63].<br />
In do noordelijke helft van het Eiland<br />
treedt over geringe breedte langs de<br />
granietgrens Glimmerlei op; het gesteente<br />
is niet hard en wordt meestal<br />
slechts in zeer verweerden toestand<br />
aangetroffen [n°. 43—48]. Neemt<br />
kwarts de,overhand zoo ontstaan overgangen<br />
in Kwarts- of Kiezellei en naar<br />
de andere richting in gewone Kleilei<br />
[n°. 49—54]. Deze is geen zuivere<br />
daklei, en meestal door zand of ijzeroxyde<br />
verontreinigd; vertoont ook overgangen<br />
in zandsteen [n°. 55] en wordt<br />
door verweering zachte, min of meer<br />
zanderige klei. In het district Toboali<br />
is het graniet plaatselijk omgeven door<br />
een harde metamorphisehe lei, overeenkomende<br />
met den Hornfels der Duitsche<br />
geologen [n°. 57]. Op andere<br />
plaatsen daarentegen is nabij het graniet<br />
door verkiezeling Kiezellei ontstaan.<br />
Deze is, naar gelang van den<br />
graad der omzetting, nog slechts meer<br />
of minder leiachtig, somwijlen zwart<br />
en bruikbaar als toetssteen of bij zaudgehalte<br />
als slijplei [n°. 58—62] , terwijl<br />
ook overgangen in kwartsiet voorkomen<br />
[n°. 63].<br />
III. Kwartsieten en Zandsteenen<br />
[n°. 64—99]. Het meest<br />
komt een fijnkorrelige lichtgekleurde<br />
zandsteen met kleiachtig bindmiddel<br />
of kleizandsteen voor. Door opneming<br />
van meer kiezel in het bindmiddel<br />
ontstaan kiezelzandsteenen of ook kwartsieten<br />
, waarbij geene afzonderlijke korrels<br />
meer met het bloote oog zichtbaar<br />
zijn [n°. 64—75].<br />
Schilferige structuur of overhand<br />
nemen van klei geven aanleiding tot<br />
overgangen in zandige leisteen [n°.<br />
78—81].<br />
Glimmerblaadjes treden als bijmengsel<br />
op of komen, alhoewel zelden, in<br />
bandjes voor [n°. 77].<br />
Kwartsadertjes zijn veelvuldiger, met<br />
of zonder toermalijn, ook enkele malen<br />
vergezeld van tinerts, pyriet, wolfram<br />
enz. [nos. 98, 99, 118 en 119].<br />
Kleine ijzererts- of mangaanertsbandjes<br />
zijn niet zeldzaam [n°. 96—97] ,<br />
terwijl ook toermalijn zelfstandig of<br />
tusschen de voegvlakken optreedt;<br />
evenzoo polianiet en ijzerglimmer.<br />
Plaatselijke porfierische uitscheiding<br />
van ijzerpyriet in kwartsiet is eveneens<br />
bekend.<br />
Behalve de beschreven zandsteenen<br />
komen als uitzondering eenige kiezelhoudende<br />
conglomeraten voor [n 0<br />
.<br />
92—94].<br />
IV. Ijzerhoudende gesteenten<br />
[n°. 100—117]. Aan de oppervlakte<br />
treden over somwijlen groote<br />
uitgestrektheid sterkijzerhoudende gesteenten<br />
op den vo<strong>org</strong>rond, vooral niet<br />
zelden nabij de granietgrens. Zij bestaan<br />
uit klei, zand, kwartskorrels en<br />
brninijzererts in alle mogelijke verhoudingen<br />
van twee of meer dezer bestanddeelen;<br />
het ijzererts wordt daarbij<br />
nju en dan gedeeltelijk door mangaanerts<br />
vervangen.<br />
De ouderdom dezer gesteenten is<br />
verschillend, er zijn zoowel oudere als<br />
jongere onder; voor een gedeelte kan<br />
men zich hunne vorming op de volgende<br />
wijze voorstellen:<br />
De oorspronkelijke sedimentaire gesteenten<br />
zijn na hunne afzetting , ten<br />
gevolge der circulatie van door verweering<br />
van pyrieten of andere mineralen<br />
ijzerhoudend water, veelvuldig doorsneden<br />
met adertjes bruinijzererts, dat<br />
zich in spleten, voegvlakken enz. heeft<br />
afgezet [n°. 49, 50, 95—97]. Neemt<br />
deze hoeveelheid toe en gaat daarmede<br />
impregnatie der geheele massa gepaard,<br />
zoo kunnen de leien geheel overgaan<br />
in kleiijzersteenen, waarbij geene structuur<br />
meer te herkennen is, en die wederom<br />
door latere uitloozing een cellig
en blazig uiterlijk erlangen; bij boog<br />
ijzergehalte noemt men ze bruinijzersteenen.<br />
Dat zelfs glimmerlei aan deze<br />
omzetting blootstaat, kan blijken uit<br />
n°. 45 en 47. Heeft bij zandsteen dusdanige<br />
vervorming plaats, zoo ontstaan<br />
ijzerbreccies, ijzerzandsteenen of kleiijzerzandsteenen.<br />
Het is blijkbaar dat niet alle ijzerhoudende<br />
gesteenten op deze wijze<br />
gevormd zijn, maar dat vele, vooral<br />
de zandsteenen of conglomeraten, door<br />
samenheehting van verplaatste vergruizings-produeten,<br />
met bruinijzererts als<br />
bindmiddel, of door latere ijzerertsafzettingen,<br />
gemengd met klei of zand,<br />
buiten het oorspronkelijk gesteente gevormd<br />
zijn.<br />
De jongere conglomeraten of zandsteenen<br />
voeren somwijlen tinerts in<br />
korrels bijgemengd, wat door fijn<br />
stampen en wasschen van het gesteente<br />
is aan te toonen. Er werd evenwel<br />
geen aanleiding gevonden deze categorie<br />
gesteenten te splitsen in oudere en<br />
jongere. In vele gevallen is de wijze<br />
van vorming duidelijk, in vele evenwel<br />
te onzeker.<br />
Van ontwijfelbaar jonge afkomst is<br />
steeds het ijzerhoudend conglomeraat,<br />
dat veel in de vallei-afzettingen boven<br />
de ertslaag gevonden wordt [n°. 129<br />
cn 130] en waaraan daarom onder de<br />
berggruisafzettingen eene plaats wordt<br />
aangewezen.<br />
Onder de ijzerzandsteenen verdient<br />
eene zeer sterk mangaanhoudende variëteit<br />
nog afzonderlijke vermelding<br />
[n°. 117].<br />
V. Mineraalgangen en Ertsen<br />
in het vastgesteente [n°.<br />
118—121]. Dat kwarts, bruinijzererts,<br />
mangaanerts en toermalijn meermalen<br />
als adertjes in verschillende gesteenten<br />
optreden, is reeds hierboven vermeld,<br />
zoodat hoofdzakelijk nog slechts behoeven<br />
te worden besproken de ertshoudende<br />
mineraalgangen, waarvan de<br />
belangrijkste de tinertsvoerende zijn.<br />
Het tinerts, steeds tinoxyde of tinsteen,<br />
is op Bangka in het vastgesteente<br />
aangetroffen, evenwel niet in<br />
zware ertsgangen die over groote uitgestrektheid<br />
een regelmatig beloop<br />
hebben, maar met kwarts en somwijlen<br />
toermalijn, polianiet of glimmer<br />
in kleinere adertjes, die wel eens een<br />
netwerk vormen, bovendien ook in<br />
GROEP I. 4e Klasse. 85<br />
nesten of tusschen de splijtingsvoegen<br />
van zandsteen, en ook daarin uitgekristalliseerd<br />
in de nabijheid van aders.<br />
Wijders is het vermoeden reeds uitgesproken,<br />
dat het tinerts als bijmengsel<br />
in het graniet zou voorkomen;<br />
in ieder geval moet het daarin zeer<br />
verbreid zijn, zij het dan ook in den<br />
vorm van adertjes, daar tal van tinertsvoerende<br />
valleien haar oorsprong<br />
vinden en rijke ertsafzettingen bevatten<br />
in het granietterrein zelf. Voor<br />
zoover men weet, is in het algemeen,<br />
met uitzondering van uit later detritus<br />
gevormde zandsteenen of conglomeraten,<br />
de aanwezigheid van tinerts<br />
in het sedimentair gesteente beperkt<br />
tot de zandsteenen of kwartsieten in<br />
de nabijheid der granietgrens [n°. 118<br />
en 119].<br />
Dat op vele plaatsen de noodige<br />
ruimte tot het uitkristalliseeren van<br />
mineralen niet heeft ontbroken, kan<br />
blijken uit de groote kwartskristallen<br />
of gekristalliseerde tinsteenklompen, die<br />
wel in het bovendeel van tinertsvoerende<br />
valleien worden gevonden [n°.<br />
126 en 128].<br />
Wolfram is, wat we! merkwaardig<br />
en bovendien voor de zuiverheid van<br />
het tin gelukkig is, slechts sporadisch,<br />
en met zekerheid van niet meer dan<br />
eene vindplaats bekend.<br />
In de ravijnen in den bovenloop<br />
van het riviertje Salinta, in het district<br />
Pangkal Pinang, zijn stukken<br />
veldspaatarme graniet gevonden, waarmede<br />
1—40°/ o wolframium en tinerts<br />
in afwisselende verhouding gemengd<br />
voorkomen; bovendien in het zand- of<br />
granietgesteente van den heuvel Salinta<br />
vele kwartsadertjes, die afwisselend<br />
toermalijn, glimmer, tinerts,<br />
wolfram of enkele dezer mineralen<br />
bevatten [n°. 119].<br />
Goud is niet bepaald in gangen in<br />
het vaBtgesteente gevonden; maar dat<br />
uit het strandzand nabij sommige klippen<br />
aan de Oostkust der districten<br />
Merawang en Pangkal Pinang eenig<br />
goud, somwijlen met kwarts vergroeid,<br />
en tinerts, in nog weinig afgeronde<br />
korrels, kan worden gewasschen, duidt<br />
aan, dat de aldaar voorkomende kwartsadertjes<br />
in de zandsteenen of kwartsieten<br />
goud- en tinertshoudend moeten<br />
zijn.<br />
Goud met tinerts in alluviale berg-
86 GROEP I. 4 e<br />
Klasse.<br />
gruisafzettingen is van nog enkele<br />
vindplaatsen bekend, maar het voorkomen<br />
steeds van weinig beteekenis<br />
bevonden.<br />
Bruinijzererts is reeds meermalen<br />
vermeld; het komt in adertjes of als<br />
impregnatie van gesteenten voor, waardoor<br />
, als het de overhand neemt, ware<br />
ijzerertsen ontstaan, die evenwel op<br />
Bangka op dit oogenblik geene waarde<br />
bezitten.<br />
Boodijzererts is hoogBt zeldzaam,<br />
eveneenB ijzerglans of ijzerglimmer;<br />
daarentegen is een uitgebreider voorkomen<br />
van magneetijzererts bekend in<br />
zandsteenterrein op een der meestafgelegen<br />
punten van het binnenland<br />
[n°. 120].<br />
Titaanijzer moet bij wijze van uitzondering<br />
in het vastgesteente optreden,<br />
aangezien in het district Koba<br />
een terrein bekend is, waaruit tinhoudend<br />
zand dat daaruit bestaat en<br />
slechts 5 a. 10°/ o tinoxyde bevat, kan<br />
gewasschen worden [n°. 133].<br />
Mangaanerts is reeds meermalen genoemd,<br />
als zelfstandig polianiet optredend,<br />
of wel bruinijzererts vervangend.<br />
Ook pyrolusiet en psilomelaan<br />
komen voor.<br />
Grootere hoeveelheden worden eveneens<br />
plaatselijk in zandsteenterrein<br />
aangetroffen [n° 121] , of wel in stukken<br />
bij de tinontginning in de valleien<br />
[n°. 132].<br />
VI. Jongere afzettingen in<br />
en langs de valleien [n°. 122—<br />
140]. Het vastgesteente op Bangka is<br />
bijna overal door eene dikke laag onverplaatste<br />
of weinig verplaatste verweeringsmassa<br />
bedekt. In deze treft<br />
men oude valleibeddingen aan, gevuld<br />
mot vergruizingsproducten, klei, zand<br />
en modderlagen. De bodem der valleibeddingen<br />
bestaat alzoo uit het oorspronkelijk<br />
gesteente in zeer verweerden<br />
en geheel of bijna onverplaatsten<br />
toestand, en is meestal eene taaie klei,<br />
naar omstandigheden gemengd met<br />
kwartskorrels, zand of glimmerblaadjes,<br />
al naar gelang van den aard van het<br />
gesteente. Monsters van deze zeer veranderde<br />
, voor oningewijden niet altijd<br />
als zoodanig herkenbare massa's vindt<br />
men als n°. 1—6 opgenomen in het<br />
kistje n°. 125. Als oude valleibodems<br />
vormen zij de onderlaag der stroomtinertsafzettingen.<br />
Men behoeft dus, zoo<br />
die bereikt is, niet dieper naar stroomtinerts<br />
te zoeken; en noemt ze daarom<br />
ertsbodem of, met de Chineesche benaming,<br />
Kong.<br />
De ertslaag is eene berggmisafzetting,<br />
die, zoo zij aanwezig is, onmiddellijk<br />
op den ouden valleibodem rust.<br />
Zij bestaat uit kwartskorrels, afgeronde<br />
kwartskristallen of kwartszand, met<br />
tinertskorrels, eenige bijgemengde mineralen<br />
of gesteente-rolstukken en<br />
somwijlen klei. Zij wordt overdekt<br />
door meerdere afwisselendo klei- en<br />
zandlagen, en ten slotte door eene<br />
meer of minder dikke laag van aan <strong>org</strong>anische<br />
bestanddeelen zeer rijken,<br />
zwarten, kleiachtigen, zandhoudenden<br />
of modderachtigen grond, waardoor<br />
zich de hedendaagsche waterstroom<br />
kronkelt.<br />
Somwijlen bevindt zich tusschen deze<br />
overdekkende lagen nog eene fijnere<br />
tinertshoudende zandlaag of is de<br />
bovengrond ertshoudend; terwijl ook<br />
soms de zwarte grond tweemaal in de<br />
opvolging voorkomt. Bovendien is het<br />
geheel nog dikwerf overdekt door later<br />
opgespoeld zand, afkomstig van tinontginningen<br />
in de nabijheid.<br />
De gezamenlijke dikte dezer lagen<br />
overtreft zelden 10 meter; de tinertsvoerende<br />
laag is gewoonlijk 3 a 6 decimeters<br />
zwaar., zelden tot 1 meter of<br />
meer. Onder n°. 122—124 vindt men<br />
figuratieve doorsneden, die de samenstelling<br />
dezer terreinen nader verduidelijken.<br />
Het gehalte der ertslaag aan tinerts<br />
is zeer uiteenloopend, maar zal in de<br />
bestaande ontginningen meestal tusschen<br />
10 en 60 kilo per kubieke meter<br />
zandmassa vallen, en gemiddeld 20 a<br />
40 kilo, dat is 1 I 2°/ 0 bedragen.<br />
Het tinerts is meestal donkerbruin;<br />
grijsroode of gele korrels zijn uitzonderingen.<br />
De korrelgrootte, die aan<br />
den oorsprong der valleien nabij de<br />
tinaders aanzienlijk wezen kan, vermindert<br />
stroomafwaarts en is gewoonlijk<br />
beneden 3 mm.; korrels boven 5 mm.<br />
zijn zeldzaam.<br />
De uitgebreidheid eener tinertsafzetting<br />
is beperkt door de breedte<br />
der vallei, en kan ook een zekeren<br />
afstand van het oorspronkelijk ertsdepót<br />
niet overschrijden. De groote afzettingen<br />
zijn in het benedendeel gewoonlijk<br />
over niet meer dan 100 a 200
meter voldoende ertshoudend voor ontginning,<br />
en nemen naar boven in<br />
breedte af. De lengte waarover eene<br />
vallei ontginbare afzettingen bevat,<br />
overtreft zelden 10 kilometer.<br />
Behalve het tinerts moet de ertslaag<br />
ook do vergruizingsproducten der<br />
overige in het vastgesteente voorkomende<br />
mineralen bevatten; hoofdzakelijk<br />
vindt men evenwel slechts<br />
kwartsrijke gesteente-brokken, als kiezellei<br />
enz., en wijders kwartsen en<br />
bergkristal terug. De veldspaat is verweerd<br />
en nog als klei aauwezig, of<br />
als regel reeds weggespoeld.<br />
Uzerpyriet komt zeker in iedere<br />
ertslaag voor, maar slechts in geringe<br />
hoeveelheid, daar dit minoraal ontleed<br />
is, of zich lager in do valleien heeft<br />
afgezet, waar liet geringe tinertsgehalte<br />
de ontginning niet meer loont.<br />
Wolfram kan niet anders dan sporadisch<br />
aanwezig zijn, en is met zekerheid<br />
slechts bekend in het erts uit<br />
eene vallei, in het district Pangkal<br />
Pinang.<br />
Mangaancrts-rolstukkon worden nu<br />
en dau gevonden [n°. 132].<br />
Goud is nu en dan sporadisch tusschen<br />
de ertskorrels verspreid, terwijl<br />
slechts in zeer enkele kleine valleien<br />
het goudgehalte eenigszins meer beteekenend<br />
is.<br />
Titaanijzer als overwegend bestanddeel<br />
van een enkele vindplaats bekend,<br />
werd reeds vermeld [n°. 133],<br />
Vrij algemeen is evenwel een fijn<br />
zwart toermalijnstof, dat bij de ertswassching<br />
natuurlijk verdwijnt; terwijl<br />
rolstukken van agalmatoliet of een<br />
daarmede overeenkomst bezittend<br />
aluinaarde-silicaat niet zeldzaam zijn<br />
[n°. 131].<br />
De weinige bijmengsels in de ertslaag<br />
zijn oorzaak, dat liet tinertB slechts<br />
gewasBchen en gereduceerd behoeft te<br />
worden; het wordt niet vooraf geroost<br />
en het gereduceerde metaal evenmin<br />
geraffineerd.<br />
Langs de hooge kanten der valleien<br />
komen somwijlen afzettingen als de<br />
hierboven beschrevene voor; dikwerf<br />
ook is de onverplaatste verweerde<br />
rotsmassa met eene enkele dunne laag<br />
detritus overdekt, die in de tinertsvoerende<br />
terreinen, over hare geheele<br />
zwaarte, die zelden 3 k 4 meter bedraagt,<br />
met tinerts bezwangerd is.<br />
GROEP. I. 4" Klasse. 87<br />
Deze hooge gronden, heeten Icoelit,<br />
de diepe Tcottong-tevreinen.<br />
De rijkste tingronden, zoowel hooge<br />
als diepe, liggen nabij de grenzen van<br />
graniet met sedimentaire gesteenten;<br />
enkele afzettingen liggen evenwel<br />
daarvan verwijderd, terwijl ook omgekeerd<br />
vele uitgestrekte terreinen nabij<br />
die grens ertsarm of zelfs ertsloos zijn.<br />
Van de vele jongere klei- en zandafzettingen<br />
willen wij nog vermelden:<br />
een ijzerhoudend conglomeraat dat niet<br />
zelden de laag overdekt [n°. 129, 130];<br />
witte kaolinof porceleinaarde [n°. 125];<br />
gele en roode aarde waarvan de eerste<br />
door geheel Indië, met wit kalk vermengd,<br />
wordt gebezigd om de buitenmuren<br />
van Gouvernementsgebouwen<br />
aan te strijken [n°. 134—136]; klei<br />
geschikt voor steenen- en pannenbakkerij<br />
[n°. 137—140].<br />
Ten slotte verdienen nog de warme<br />
bronnen op het eiland vermelding;<br />
er zijn onderscheidene bekend, zij staan<br />
niet met de tinertsvoering in verband<br />
en zijn ook geen mineraalbronnen.<br />
De hoogste temperatuur is gevonden<br />
bij eene in hot district Blinjoe, te<br />
weten 62—77" O.j eene in de landstreek<br />
Permis gaf 56'/ 3" O. en de<br />
overige, voor zoover waargenomen,<br />
lagere cijfers.<br />
Granietgesteenten.<br />
1. Graniet Cgrofkorrelig en porfierisch),<br />
Boekit Birah. — Koba.<br />
2. Graniet (grofkorrelig en porfierisch),<br />
Telokh Bakan. — Blinjoe.<br />
3. Graniet (grofkorrelig en porfierisch),<br />
Mantong. — Blinjoe.<br />
4. Graniet (grofkorrelig), Ajer Mingris.<br />
— Blinjoe.<br />
5. Graniet (grofkorrelig), Padang<br />
lalang. — Blinjoe.<br />
6. Graniet, Tandjong Antoe. —<br />
Merawang.<br />
7. Graniet, Boekit Bantoen. —<br />
Merawang.<br />
8. Graniet, Tandjong Poenei. —<br />
Soengeiliat.<br />
9. Graniet, Boekit Obi. — Soengeiliat.<br />
10. Graniet, Tandjong Belajar. —<br />
Soengeiliat.<br />
11. Graniet (porfierisch), Batoe Bedahoen.<br />
— Blinjoe.<br />
12. Graniet, Boekit Pelampang Betong.<br />
— Soengeiliat.
88 GROEP I. 4« Klasse.<br />
13. Graniet, Boekit Betong. — Soengeiliat.<br />
14. Graniet, Boekit Poewak. — Soengeiliat.<br />
15. Graniet, Boekit Pantja — Soengeiliat.<br />
16. Graniet, Boekit Krienjok. —<br />
Soengeiliat.<br />
17. Graniet, Tandjong Telaga. —<br />
Soengeiliat.<br />
18. Graniet, Boekit Baja. — Soengeiliat.<br />
19. Graniet, Tandjong Lajang. —<br />
Soengeiliat.<br />
20. Graniet, Tandjong Baja. — Soengeiliat.<br />
21. Graniet, Sambong Giri. —<br />
Merawang.<br />
22. Graniet, Batoe Bedaboen. —<br />
Blinjoe.<br />
23. Graniet, Boekit Batoe Siang. —<br />
Merawang.<br />
24. 25. Graniet (fijnkorrelig), Batoe<br />
Bedaboen. — Blinjoe.<br />
26. Graniet (contact van fijnkorrelig<br />
en grofkorrelig), Batoe Bedaboen. —<br />
Blinjoe.<br />
27. Graniet-porfier, Tandjong Poenei.<br />
— Soengeiliat.<br />
28. Graniet-porfier, Boekit Pantja. —<br />
Soengeiliat.<br />
29. Graniet-porfier, Soengei Sampana.<br />
— Soengeiliat.<br />
30. Graniet (pyriethoudend), Batoe<br />
Ampar. — Merawang.<br />
31. Graniet (glimmerarm), Ajer<br />
Mingris. — Blinjoe.<br />
32. Graniet (met groen glimmer),<br />
Boekit Salinta. — Pangkal Pinang.<br />
33. Graniet greisen, Soengei Sampana.<br />
— Soengeiliat, op de grens van<br />
glimmerlei en graniet.<br />
34. Syeniet graniet, Boekit Tandjong<br />
Batoe. — Soengeiliat.<br />
35. Syeniet graniet, Tandjong Batoe.<br />
— Soengeiliat.<br />
36. 37. Syeniet graniet, PoeloeTiga.<br />
— Soengeiliat.<br />
38. Toermalijnrots, Muntok.<br />
39. Toermalijnrots (rolstuk uit de<br />
ertslaag), mijn N° 25, Soengei Pandji. —<br />
Blinjoe.<br />
40. Toermalijnrots (rolstuk uit de<br />
ertslaag), mijn N° 12, Soenge Kadjoet.—<br />
Blinjoe.<br />
41. Graniet (bouwsteen), Toboali.<br />
42. Kwartsgang in graniet. Boekit<br />
Inten. — Soengeiliat.<br />
Leigesteenten.<br />
43. Glimmerlei, Soengei Loemoet. —<br />
Blinjoe (uit de ertslaag der mijn N° 7).<br />
44, 45. Glimmerlei, Soengei Sampana.<br />
— Blinjoe.<br />
46, 47. Glimmerlei, Ajer Pelumpang.<br />
— Soengeiliat.<br />
48. Glimmerlei, Ajer Lajang. —<br />
Soengeiliat.<br />
49. Leigesteente (ijzerhoudend) in<br />
contact met glimmerlei, Soengeiliat.<br />
50. Bruine kleilei, Boekit Poega. —<br />
Soengeiliat.<br />
51. 52. Boode kleilei, Tandjong<br />
Goenoeng. — Pangkal Pinang.<br />
53. Zwarte kleilei, Karang Merah. —<br />
Merawang.<br />
64. Boode kleilei, Karang Merah. —<br />
Merawang.<br />
66. Witte kleilei (overgaande in<br />
zandsteen), Sambong Giri. — Merawang.<br />
56. Zachte kleileisteen, Ajer Gemoeroe.<br />
— Pangkal Pinang.<br />
57. Metamorphische lei (Hornfels),<br />
Toboali.<br />
68. Kiezellei (met granaatachtige<br />
partijen), Merawang.<br />
59, 60. Kiezellei, Boekit Batoe<br />
Noengoel. — Merawang.<br />
61. Kiezellei, Boekit Brang. — Soengeiliat.<br />
62. Kiezellei, Sambong Giri. — Merawang.<br />
63. Kiezellei (overgaande in kwartsiet),<br />
Sambong Giri. — Merawang.<br />
Kwartsieten en Zandsteenen.<br />
64. Kwartsiet, Poelo Baja. — Blinjoe.<br />
65. Kwartsiet, Boekit Salinta. —<br />
Pangkal Pinang.<br />
66. Kwartsiet (met bandjes toermalijn),<br />
Boekit Salinta. — Pangkal Pinang.<br />
67 . 68. Kwartsiet, Boekit Salinta. —<br />
Pangkal Pinang.<br />
69. Kwartsiet, Boekit Djeloetoe. —<br />
Soengeiliat.<br />
70. Kwartsiet , Karang Mangoon. —<br />
Merawang.<br />
71. Kwartsiet, Sambong Giri. —<br />
Merawang.<br />
72. 73. Kwartsiet (overgaande in<br />
zandsteen), SambongGiri. — Merawang.<br />
74. Bonte zandsteen (overgaande in<br />
kwartsiet), Karang Mangoon. — Merawang.<br />
75. Zandsteen (overgaande in kwartsiet),<br />
Karang Mangoon. — Merawang.<br />
76. Zandsteen (met kwartsadertjes),
Batoe Ampar. — Merawang.<br />
77. Zandsteen (met glimmerbandjes),<br />
Boekit Salinta. — Pangkal Pinang.<br />
78—80. Zandsteen (schilferig), Tandjong<br />
Boenga. — Pangkal Pinang.<br />
81. Zandsteen (overgaande in kleilei),<br />
Sambong Giri. — Merawang.<br />
82 , 83. Witte zandsteen met bruine<br />
kleibandjeB, Tandjong Goenoeng. —<br />
Pangkal Pinang.<br />
84. Zandsteen, Karang Maas. — Merawang.<br />
85. Zandsteen, Karang Antoe. —<br />
Merawang.<br />
86. 87. Zandsteen, Ajer Messira.—<br />
Merawang.<br />
88. Zandsteen, Boekit Mentangor. —<br />
Soengeiliat.<br />
89. Zandsteen (bonte), Boekit Poenei.<br />
— Soengeiliat.<br />
90. Zandsteen (roode), Boekit Bembang<br />
Koening. — Soengeiliat.<br />
91. Zandsteen, Boekit Toenoe. —<br />
Soengeiliat.<br />
92. Conglomeraat, Boekit Toenoe —<br />
Soengeiliat.<br />
93. Conglomeraat, Boekit Djeloetoe.<br />
— Soengeiliat.<br />
94. Conglomeraat (overgaande in<br />
zandsteen), Poeloe Simbang. — Soengeiliat.<br />
95. Zandsteen (met veel adertjes<br />
bruinijzererts) Boekit Bira.— Merawang.<br />
96. 97. Zandsteen (met veel adertjes<br />
bruinijzer- en mangaanerts), Boekit<br />
Poonei. — Soengeiliat.<br />
98. Kwartsgang in zandsteen, Boekit<br />
Kembangong. — Merawang.<br />
99. Kwartsgang in zandsteen , Karang<br />
Lintang. — Merawang.<br />
Ijzerhoudende gesteenten.<br />
100. Kleiijzersteen, Ajer Batoe Hitam.<br />
— Blinjoe.<br />
101. 102. Kleiijzersteen (Breccie),<br />
Boekit Djoeroeng. — Merawang.<br />
103. Kleiijzersteen (okerhoudend),<br />
Ajer Mentangor. — Blinjoe.<br />
104. Kleiijzersteen (cellig), Boekit<br />
Poega. — Soengeiliat.<br />
105. Bruinijzersteen, Postweg Blinjoe.<br />
— Soengeiliat.<br />
106. Bruinijzersteen, Batoe Hitam.<br />
— Blinjoe.<br />
107. Bruinijzersteen, Poelo MengkoeboeDg.<br />
— Blinjoe.<br />
108. Bruinijzersteen (cellig), Sambong<br />
Giri. — Merawang.<br />
GROEP I. 4" Klasse. 89<br />
109. Bruinijzersteen, Poelo Poenai.<br />
— Pangkal Pinang.<br />
110. Bruinijzersteen, Boekit Poega.<br />
— Soengeiliat.<br />
111. Bruinijzersteen (cellig), Kampong<br />
Boekit. — Soengeiliat.<br />
112. LJzerrijk conglomeraat, Batoe<br />
Hitam. — Blinjoe.<br />
113. IJzerrijk conglomeraat, Soengei<br />
Boeboes. — Blinjoe.<br />
114. IJzerrijk conglomoraat (tinertshoudend),<br />
Batoe Djinten. — Blinjoe.<br />
115. IJzerrijke zandsteen (tinertshoudend),<br />
Soengei Loemoet. — Blinjoe.<br />
116. IJzerzandsteen, Boekit Tengaring.<br />
— Blinjoe.<br />
117. Mangaanzandsteen, Ajer Manjar.<br />
— Soengeislan.<br />
Mineraalgangen en Ertsen in het<br />
vastgesteente.<br />
118. Gekristalliseerden tinsteen voerende<br />
gang in glimmerrijke zandsteen,<br />
Sambong Giri. — Merawang.<br />
119. Kwarts en toermalijngang in<br />
zandsteen, somwijlen tinerts- en wolframvoerend.<br />
Boekit Salinta. —Pangkal<br />
Pinang.<br />
120 Magneetijzererts (Polair magnetisch<br />
monster), Boekit Plawan. — Koba.<br />
121. Psilomelaan, Ajer Glam. —<br />
Soengeislan.<br />
Jongere afzettingen in en langs de<br />
valleien.<br />
122. Een kastje bevattende de figuratieve<br />
doorsnede van het stroomtinertsterrein<br />
der mijn Kebinti N° 24. —<br />
Pangkal Pinang.<br />
123. Een kastje bevattende de figuratieve<br />
doorsnede van het stroomtinertsterrein<br />
der mijn Sinli N° 10. — Merawang.<br />
124. Een kastje bevattende de figuratieve<br />
doorsnede van het stroomtinertsterrein<br />
der mijn Djoenhin N° 20. —<br />
Merawang.<br />
125. Een kistje inhoudende monsters<br />
klei en ondergrond (ertsbodem) uit<br />
stroomtinbeddingen, district Soengeiliat.<br />
126. Een kistje inhoudende: onverwasschen<br />
ertslaag, schoongewasschen<br />
tinerts, grove tinertsklompen en goud<br />
uit stroomtinbeddingen, district Merawang.<br />
127. Een kistje inhoudende: kwartskristallen<br />
in ertslagen voorkomende,<br />
district Soengeiliat.
90 GROEP I. 4 e<br />
128. Eenige buitengewoon groote<br />
kwartskristallen uit de ertslaag Ajer<br />
Lobo Kli. — Soengeiliat.<br />
129. Ijzerhoudend conglomeraat,<br />
somwijlen op de ertslaag liggende, Ajer<br />
Mentangor. — Blinjoe.<br />
130. Ijzerhoudend conglomeraat,<br />
somwijlen op de ertslaag liggende, Soengei<br />
Limau. — Merawang.<br />
131. Agalmatoliet rolstukken uit de<br />
ertslaag, Soengei Pandji. — Blinjoe,<br />
132. Psilomelaan rolstuk uit de ertslaag,<br />
Soengei Kleidang. - Pangkal<br />
Pinang.<br />
133. Titaanijzerzand (slechts 5 alO /„<br />
tinoxyde bevattend), Paja Nior. —<br />
Koba.<br />
134. Gele Banka-aarde, Soengei Pandji.<br />
— Blinjoe.<br />
135. Gele Banka-aarde (roodachtig),<br />
Soengei Pandji. — Blinjoe.<br />
136. Roode Banka-aarde, Soengei<br />
Pandji. — Blinjoe.<br />
137—140. Kiei, 1e, 2e en Sa soort<br />
bruikbaar voor steen en pannenbakkerij,<br />
4e soort niet bruikbaar, ïelokh Bakan.<br />
— Blinjoe.<br />
7. Geologische verzameling<br />
van het eiland<br />
Billiton. — J. H. Cordes,<br />
mijningenieur, en het Hoofdbureau<br />
van het mijnwezen.<br />
1. Graniet (grofkorrelig met insluiting<br />
van glimmerrijke fijnkorrelige gedeelten),<br />
Tandjong Kloempang, district<br />
Dendang.<br />
2. Graniet, Tandjong Kloempang,<br />
district Dendang.<br />
3. Graniet, N.-Oostelijk uiteinde van<br />
Goenoeng Parang Boeloe.<br />
4. Graniet (zeer veldspaathrijk), als<br />
n°. 3.<br />
5. Graniet, N.-Oostelijke helling van<br />
Goenoeng Beloeroe, district Dendang.<br />
6. Porfier, snijpunt Ajer Sentok met<br />
den grooten weg, district Dendang.<br />
7. Graniet, Boekit Beginda, district<br />
Dendang.<br />
8. 9. Graniet, voet van den heuvel<br />
Goenoeng Ilir, tusschen de woning van<br />
den administrateur en hoofdadministrateur,<br />
district Tandjong Pandan.<br />
10, 11. Graniet , nabij het pakhuis<br />
van den administrateur, district Tandjong<br />
Pandan.<br />
Klasse.<br />
12. Graniet, losblok aan het kleine<br />
havenhoofd, district Tandjong Pandan.<br />
13. Zandsteen, oostelijke helling van<br />
den berg Koebing (Doedat), district<br />
Dendang.<br />
14. Zandsteen, westelijke helling van<br />
den berg Koebing (Doedat), district<br />
Dendang.<br />
15. Zandsteen (met enkele grootere<br />
ingesloten steenfragmenten), als n°. 14.<br />
16. Zandsteen, Tandjong Rissing,<br />
district Dendang.<br />
17. Kwartsiet, Ajer Sentok, district<br />
Dendang.<br />
18. Zandsteen, Tandjong Soega, district<br />
Dendang.<br />
19. Zandsteen (met overgang in kleisteen),<br />
als n°. 18.<br />
20. 21. Bitumineuse zandsteen (van<br />
jonge vorming), district Tandjong<br />
Pandan.<br />
22. Ijzerhoudende kleisteen (tusschen<br />
zandsteen en porfier conglomeraat),<br />
snijpunt ajer Sentok met den grooten<br />
weg, district Dendang<br />
23. Ijzerhoudend conglomeraat (van<br />
jonge vorming), groote weg bij kampong<br />
Parang Boeloe, district Dendang.<br />
24. Tinsteen, mijn Fokfasin (Brang)<br />
Ajer Boedak, district Tandjong Pandan.<br />
25. Vfolframiet, mijn n". 13 Sinhin,<br />
district Boeding.<br />
26. Loodglans, Kollong in Ajer Baja,<br />
district Boeding.<br />
27. Obsidiaan, mijn Tebroen, district<br />
Dendang.<br />
8. Geologische verzameling<br />
van Sumatra's<br />
Westkust. — Hoofdbureau<br />
van het mijnwezen.<br />
A. Algemeene Verzameling.<br />
Granietgroep.<br />
1. Granitiet, bij Siloeka, punt 39<br />
meting, weg naar Siloeka.<br />
2. Kwartsdioriet, Tamparoengo Aner,<br />
als n°. 1.<br />
3. Hoornblende graniet , uit de Soengei<br />
Limau, zijtak der Katiolo bij<br />
Soelit Ajer.<br />
4. Syeniet, Boekit Siani, Siboemboen.<br />
5. Hoornblende graniet , met eenig<br />
I glimmer, Tiemboeloen, Siboemboen.
6. Hoorn blende graniet, B. Soenda<br />
Langit, Siboemboen.<br />
7. Kwartsporfier, mikrograniet uit<br />
de Malakoetan.<br />
8. Syeniet graniet , bal uit Breecie,<br />
Boekit Boengsoe bij fort van der<br />
Capellen.<br />
9. Syeniet graniet, Langki.<br />
10. Syeniet graniet, Bangkiang Loeloes.<br />
11. Museoviet graniet, weg Ajer<br />
Loewob-Koboen.<br />
12. Kwartsdioriet, Soengei Lassi.<br />
13. Granitiet, tusschen Soengei Lassi<br />
en Taroeng-Taroeng.<br />
14. Syeniet graniet, bij Telaga Goenoeng.<br />
15. Kwartsporfier, mikrograniet, rivier<br />
Saliboetan.<br />
Granietgangen.<br />
16. Gang van syeniet graniet, met<br />
brokstukken in hoornblende graniet,<br />
rivier Silaki, Siboemboen-gebergte.<br />
17. Kwartsdioriet, gang in granitiet,<br />
bij Siloenkang.<br />
Oude sehiefers.<br />
18. Kleischiefer, bij Silago.<br />
19. id. aan de Kwantan,<br />
beneden Siloeka, grens der onafhankelijke<br />
distrieten.<br />
20. Kwartsiet, rivier Soempoer, zijrivier<br />
der Ombilien.<br />
21. Grauwakkensehiefer, in de rivier<br />
Oengan, weg Oengan naar de onafhankelijke<br />
districten.<br />
22. Kwartsiet, bij Kipal.<br />
23. Kiezelschiefer, rivier Limau<br />
Manis, Barisan.<br />
24. Talkschicfer, rivier Panengahan.<br />
25. Chlorietschiefer, riv. id.<br />
26. Grafietschiefer, rivier Samaoeng,<br />
Panengahan.<br />
Gangen in sehiefers.<br />
27. Hoornblende schiefer, Kampoeng<br />
Tengah, kloof der Anei.<br />
28. Kwarts, gang in graniet, rivier<br />
Koebang bij Tandjong Batyt.<br />
Contaetschiefers.<br />
29. Mergelschiefer, Soengei Benkaroeng<br />
bij Siloenkang.<br />
30. Kiezelschiefer, Boekit Gadang<br />
bij Batoe Mendjoeloer, Siboemboen.<br />
GROEP I. 4* Klasse. 91<br />
31. Kiezelschiefer, Boekit Klasso<br />
Djawi, Siboemboen-gebergte.<br />
32. Grauwakke, Boekit Pandjang<br />
bij Batoe Tabal.<br />
Kolenkalk.<br />
33. Kalksteen, berg Ngalau Besoerat<br />
bij Siloenkang.<br />
34. Kalksteen, bij Timboeloen, Siboemboen,<br />
35. Kalksteen met granaten, als<br />
n°. 34.<br />
36. Kalk met ronde fusulinen, Boekit<br />
bessi.<br />
37. Kalksteen [Culm], weg Matoewa,<br />
Palembajan.<br />
38. Metamorphe kalksteen, bij Batoe<br />
Mendjoeloer, Siboemboen, granaatrots.<br />
39. Opaal, kiezelzuur hydraat, gang<br />
in granaatrots, galerij n°. VII. Timboeloen,<br />
Siboemboen-gebergte.<br />
Diabaasgroep.<br />
40. Diabaas, Gerabag.<br />
41. Diabaas, bij Batoe Tagoelingan<br />
bij Siloenkang.<br />
42. Diabaas, Danau-gebergte, voetpad<br />
van paal 21 naar Lawang.<br />
43. Contact diabaas, bij graniet,<br />
Siloenkang.<br />
Etage 1 Eoceen.<br />
44. Zandsteen, tusschen Loeboeq<br />
Tarah en kampong Dalam.<br />
45. Breecie van Kwarts, rivier Koemanis<br />
[kolenveld].<br />
46. Breecie van Kalk, bij Soengei<br />
Doerian [kolenveld].<br />
47. Mergelschiefer, bij Tandjong<br />
Balit, XX Kotta's.<br />
48. Arcose, berg Bekahoer [kolenveld].<br />
Etage 2 Eoceen.<br />
49. Schiefer breecie, berg Poentjaq<br />
Jamiang [Sago].<br />
50. Zandsteen, bij Moeara si Krambil<br />
bij Kaboen.<br />
51. Zandsteen en kleisteen, boven<br />
de koollagen te Soengei Doerian.<br />
62. Koolschiefer, hangende 2de koollaag<br />
te Soengei-Doerian.<br />
Etage 3 Eoceen.<br />
53. Fijne zandsteen, Soengei Pandan<br />
bij Parambahan.<br />
54. Klei zandsteen, bij Padang Siboesoeq.
92 GROEP I. 4' Klasse.<br />
Etage 4 Eoceen.<br />
55. Kalksteen met versteeningen, bij<br />
Anoer.<br />
Oud mioceene gesteenten.<br />
56. Augiet andesiet, Aponberg bij<br />
Padang.<br />
57. Augiet andesiet, berg Berangau<br />
bij Padang.<br />
58. Augiet andesiet, berg Pangiloen<br />
bij Padang.<br />
Vulkanische gesteenten.<br />
59. Tuf [lapilli] lagen, Atar-vulkaan.<br />
60. Bazalt [vastaanstaand], vulkaan<br />
Koeloet manis.<br />
61. Zwavel, Talang-vulkaan, top<br />
Talang.<br />
62. Obsidiaan, Boengsoe-vulkaan,<br />
rivier Bras bij Djambaq.<br />
63. Augiet andesiet, Lantei-vulkaan,<br />
Soengei-Lantei, bij diluviale kolen.<br />
64. Hoornblende andesiet, Sago-vulkaan,<br />
binnenkant Sago, bovenloop Sello.<br />
65. Bazalt, Sago-vulkaan, binnenkant<br />
Sago, oorsprong Sello.<br />
66. Kwarts, gang in hoornblende<br />
andesiet, Sago-vulkaan, binnenkant<br />
Sago, bovenloop Sello.<br />
87. Augiet andesiet, Sago-vulkaan,<br />
Goenoeng Karat [oost op Sago].<br />
68. Augiet andesiet, lava [verweerd],<br />
Merapi-vulkaan bij Batoe Beragoeng.<br />
69. Bazalt, Merapi-vulkaan, brug<br />
Ombilien bij Padjalangan.<br />
70. Augiet andesiet, Merapi-vulkaan,<br />
steenveld bij Bassok.<br />
71. Puimsteen uit tuf, Merapi-vulkaan<br />
bij Port de Koek.<br />
72. Augiet andesiet, slak, Merapivulkaan,<br />
uitwerpsel December 1876.<br />
73. Poreuse augiet andesiet, waarschijnlijk<br />
oudere lava van de fumarool<br />
kraters, Merapi-vulkaan, werkzame<br />
krater.<br />
74. Augiet andesiet lava, Merapivulkaan,<br />
buitenkant kleine krater.<br />
75. Augiet andesiet, Merapi-vulkaan,<br />
hoogste punt oude krater.<br />
76. Augiet andesiet lava, Merapivulkaan<br />
, noordkant zandzee bij h.<br />
krater G.<br />
77. Zout-afzettingen van fumarolen,<br />
Merapi-vulkaan, oude krater binnenkant.<br />
78. Puimsteen uit diluvium, Singalang-vulkaan,<br />
bij Kajoe Tanam.<br />
79. Augiet andesiet, gang in granitiet,<br />
Singalang-vulkaan, bij kampong<br />
Tengah.<br />
80. Augiet andesiet, Manindjoe-vulkaan,<br />
bovenloop Kaloeloetan.<br />
81. Augiet andesiet, Manindjoe-vulkaan,<br />
rivier Silasoeng, bij Loeboeq<br />
Saoeh.<br />
82. Bazalt of olivienrijke augiet<br />
andesiet, Maniudjoe-vulkaan, paal 11<br />
bij Goemarang.<br />
Diluvium en Becent.<br />
83. Kalktuf [diluviaal], bij Silago<br />
[niet op de kaart].<br />
84. Tuf [diluviaal], Karbouwengat<br />
bij Fort de Koek.<br />
85. Zandsteen [diluviaal], bij Telaweh.<br />
86. Tuf [diluviaal], binnenkant meer<br />
Manindjoe bij paal 20.<br />
Ertsen en kolen.<br />
87. Loodglans, Soengei Talang, district<br />
Alahan Pandjang.<br />
88. Cinnaber van den berg Sombong,<br />
bij Sibelaboe, XII Kotta's.<br />
89. Kristallijne ijzerglans, Batoe<br />
Mendjoeloer, Siboemboen.<br />
90. Loodglans, Batoe Mendjoeloer ,<br />
Siboemboen.<br />
91. Kopererts, bij Timboeloen, Siboemboen.<br />
92. Malachiet, Batoe Tiga, Siboemboen.<br />
93. Kristallijne ijzerglans met kopererts,<br />
rivier Paningahan.<br />
94. Kristallijne ijzerglans, Goenoeng<br />
Bessi.<br />
95. Grafiet uit schiefer, rivier Koemoeloe<br />
bij Paningahan.<br />
96. Kolen, rivier katjang Pai bij<br />
Kaboen.<br />
97. Kolen, Boekit Hau.<br />
98. Kolen, le laag, Soengei Doerian,<br />
Ombilien kolenveld.<br />
99. Kolen, 2e laag, Soengei Doerian,<br />
Ombiliè'u kolenveld.<br />
100. Kool, Banti, Ombilien kolenveld.<br />
101. Kool, Oeloe Ajer, bij Parambahan.<br />
102. Kool, Soengei Parambahan, bij<br />
Parambahan.<br />
103. Kolen, Soengei Pisang Nanas,<br />
bij Parambahan.<br />
104. Bruinkolen, Soengei Landei,<br />
Barisan [Diluviaal].
B. Bijzondere Verzameling<br />
van Fort de Koek en Padang<br />
Sidempoean.<br />
105. Augiet andesiet, weg Bondjol—<br />
Loeboeq, Sekaping bij paal 43.<br />
106. Bazalt , weg Bondjol—Melampa,<br />
rivier Genigi bij Simpeng, Oplur-gebied.<br />
107. Augiet andesiet, weg Melampa—<br />
ïaloe, paal bezuiden Timbolaboe,<br />
Ophir-gebied.<br />
108. Vuursteen, zoetwater, gang in<br />
tuffen, Taloe terrein, dicht bij Tjoebadaq.<br />
109. Obsidiaan in tuffen, bij Tjoebadaq.<br />
110. Schiefer, weg Tjoebadaq-Panti,<br />
waterscheiding Pasamau soempoer.<br />
111. Trasachtige tuf, weg Pantihoeboeq<br />
Sekepeng, bij paal 81<br />
112. Obsidiaan met sphaerolieten,<br />
bij paal 45, dicht bij N° 518.<br />
113. Syeniet graniet, Oedjoeng Laboean.<br />
114. Kiezelschiefer, Poelo Panggolarau,<br />
baai van Ajer-Bangis.<br />
115. Hoorn blende schiefer, Poelo<br />
Pandjang, baai van Ajer-Bangis.<br />
116. Syeniet graniet, voetpad Loeboeq<br />
Sekaping, Melampa op de waterscheiding.<br />
117. Augiet andesiet, waterscheiding<br />
Batahan en Batang-Gadia.<br />
118. Felsiet, gang in syeniet, 400<br />
meter vóór paal 133.<br />
119. Tuf, een paal vóór het koffiepakhuis<br />
Talang, bij Talang.<br />
120. Chloriet of hoornblende sehiefers<br />
met granietBnoertjes, rivier Poengkoet,<br />
5 paal boven Talang.<br />
121. Kwartsporfier, gang iu syeniet<br />
bij paal 149'/j.<br />
122. Diabaas, weg Penjaboengan—<br />
Natal, bij paal 133.<br />
123. Kalksteen, weg Si-Epping—Padang-Lawas,<br />
berg Saproean.<br />
124. Augiet andesiet, Oeloe Angkola,<br />
brug Sangar Oedang.<br />
125. Bazalt, rivier tusschen Danau<br />
en Aek Sadang.<br />
126. Zandsteen, rivier Asap, 13 paal<br />
boven Si-OelaDg, Aling Oedik.<br />
127. Hoornblende graniet [verweerd],<br />
voet Kalaboe, W. N. W. van Kau.<br />
128. Eoceene kalkBteen, weg Poear<br />
Datar—Soeliki, rivier Sinamar, paal<br />
45—46.<br />
fiROKP I. A" Klasse. 93<br />
9. Geologische verzamelingen<br />
van Zuid-<br />
Sumatra en van Soeliki<br />
en Pangkalan. — Hoofdbureau<br />
van het mijnwezen.<br />
Zuid-Sumatra.<br />
1. Mergel, monding der Kemoening,<br />
Boekit Soenoer, kolenveld.<br />
2. Augiet andesiet, Boekit Riting.<br />
3. Augiet andesiet, uitwerpsel krater<br />
Vogelsang.<br />
4. Kalk, berg Karang Nata bij Napal<br />
Litjin.<br />
5. Zandsteen, berg Lilin bij Tandjong<br />
Agoeng Rawas.<br />
6. Augiet andesiet uit diluvium,<br />
Ajer Djaroe.<br />
7. Kleisteen, Mioceen N. O. invallen,<br />
Poelo Pisang bij Kroè'.<br />
8. Koraalkalk, drie paal van Kroe'.<br />
9. Kleisehiefer, Ajer Oboei, Makakau.<br />
10. Augiet andesiet, Ajer Soeban,<br />
tusschen Poelo Bringin en Moeara<br />
Sindang.<br />
11. Verweerde hoornblende graniet,<br />
bij Tjoekenau.<br />
12. Bazalt, bij meer Kakihan.<br />
13. Augiet andesiet, berg Dempo,<br />
brug Mana-rivier.<br />
14. Granitiet, voorbij Tandjong<br />
Sakti.<br />
15. Bazalt, eiland Mengoemang bij<br />
Sibessi.<br />
16. Augiet andesiet, Boekit Sawah.<br />
17. Bazalt, 2e warme bron bij Beniawang.<br />
18. Augiet andesiet, eiland Lagoendi.<br />
19. Kool Etage 1 Eoceen, rivier<br />
Sipoeti.<br />
20. Roode zandsteen, bij kolen N° 19,<br />
rivier Sipoeti.<br />
21. Kalkmergel, rivier Kommering,<br />
tegenover Moeara-doea.<br />
22. Augiet andesiet, peksteen, reis<br />
Belalau.<br />
23. Kiezelsteentjes, van eene warme<br />
bron in Soeo.<br />
24. Augiet andesiet, Ajer Keni.<br />
25. Augiet andesiet obsidiaan,<br />
Poolsche hoed [Rakato].<br />
Soeliki en Pangkalan.<br />
26. Kwartsiet, bij Padang Roekam,<br />
kloof van Arau.
94 GROEP I. Klasse.<br />
27. Kwartsiet breecie, Ajer Maheq,<br />
tusschen Kotta Baroe en Tandjong<br />
Baliq.<br />
28. Kleischiefer, rivier Maheq bij<br />
Tandjong Baliq.<br />
29. Kiezelschiefer, rivier Maheq,<br />
tusschen Batoe Merapi en Tandjong<br />
Paoeh.<br />
30. Glimmerschiefer, rivier Maheq,<br />
beneden Tandjong Paoeh.<br />
31. Kiezelzandsteeu, Ajer Maheq,<br />
boven Moeara Mahi.<br />
32. Diabaas, rivier Maheq, tusschen<br />
Goenoeng Melintang en Kotta Baroe.<br />
33. Mangaanerts, waterscheiding tusschen<br />
Üeloe Ajer en Kotta-alam.<br />
34. Tinerts, Kotta Bawah [Siak].<br />
10. Geologische verzameling<br />
van de Westerafdeeling<br />
vanBorneo. —<br />
J. C. van Schelle, mijningenieur.<br />
1 Kleizandsteen, bij Nanga Betoeng,<br />
zijrivier der Bojau, Boven-Kapoeas.<br />
2. Kwarts- of felsietporfier, bij Nanga<br />
Sangan, zijrivier der Bojan, Boven-<br />
Kapoeas.<br />
3. Conglomeraat, recent, goudmijnen<br />
bij Sintang, Boven-Kapoeas.<br />
4. Zandmergel, bij het dorp Sajor<br />
a/d rivier Seberoeang, Boven-Kapoeas.<br />
5. Kleileisteen, uit de rivier Entaboeloe,<br />
zijtak der Embalau Labojan,<br />
Boven-Kapoeas.<br />
(5. Zandsteen, berg Sagoe bij Oedjong<br />
Pandan, Silat rivier, Boven-<br />
Kapoeas.<br />
7, 8. Zandsteen, gebergte Penei bij<br />
de Silat-rivier, Boven-Kapoeas.<br />
9. Zandsteen, rivier Embau boven<br />
Nanga Goelong.<br />
10. Dioriet(?), aan den voet van den<br />
berg Ampar in een zijriviertje der<br />
Embau, Boven-Kapoeas.<br />
11. Dioriet (?), bij het dorp Oeroeng<br />
Oela, rivier Embau, Boven-Kapoeas.<br />
12. Dioriet (?), berg Sindara bij Salimbau,<br />
Boven-Kapoeas.<br />
13. Hoornbleude andesiet, bij het<br />
dorp Soentas, rivier Sikajam, zijrivier<br />
der Kapoeas.<br />
14. Gabbro, bovenloop der Kaut bij<br />
Merouw a/d rivier Sikajam, zijrivier<br />
der Kapoeas.<br />
15. Kiezellei, als n°. 14.<br />
16. Hoornblende andesiet, gang in<br />
n°. 14, als n°. 14.<br />
17. Conglomeraat, rivier Mawit, zijrivier<br />
der Merouw, welke in de Sikajam<br />
stroomt.<br />
18. Bladerkool, rivier Ming bij<br />
Merouw a/d Sikajam, zijrivier der Kapoeas.<br />
19. Melafier, rivier Kiniïn bij Poelau<br />
Landakh-rivier.<br />
20. Felsiet porfier, Nanga Merouw<br />
a/d rivier Sikajam, zijrivier der Kapoeas.<br />
21. Kleizandsteen, bij het dorp Kapalo<br />
Pasang a/d rivier Sikajam , zijrivier<br />
der Kapoeas.<br />
22—24. Zandsteen, bij Hang Oei<br />
San bij Montrado.<br />
25. Kleisteen, weg Hang Oei San—<br />
Montrado.<br />
26. Zandsteen, galerij Hang Oei<br />
San bij Montrado op 30 meter van de<br />
opening.<br />
27. Conglomeraat, galerij Hang Oei<br />
San bij Montrado achter de kwartsaderen.<br />
28. Zandsteen met kwartssnoertjes,<br />
liggende der ertslaag te Hang Oei San<br />
bij Montrado.<br />
29. Kleisteen, als n°. 28.<br />
30. Zandsteen, galerij Hang Oei San<br />
bij Montrado.<br />
31. Ijzerhoudend kiezel gesteente,<br />
mijn Sepat Kong Thai, tusschen Hang<br />
Oei San en Montrado.<br />
32. Ijzerhoudende klei, recent, mijn<br />
Sepat Kong Thai, tusschen Hang Oei<br />
San en Montrado.<br />
33. Graniet, heuvel Pandjawa, weg<br />
Montrado—l'.enkajaug, paal 2.<br />
34. Graniet, Petengahan, weg Montrado—<br />
Siugkawang, paal 12.<br />
35—37. Felsiet porfier, berg Koelor<br />
bij Koelor.<br />
38. Andesiet, gang in graniet, Tandjong<br />
Badjou ten zuiden van Siugkawang.<br />
39. Graniet, als n°. 38.<br />
40. Graniet, Ajer Merah aan het<br />
zeestrand ten zuiden van Siugkawang.<br />
41. Gabbro, grof, Batoe Belad tusschen<br />
Siugkawang en Mampawa.<br />
42. Gabbro, fijn, als n ü<br />
. 41.<br />
43. Gabbro gemengd, als u°. 41.<br />
44. Keizellei, als n°. 41.<br />
45. Gabbro, berg Sanggouw, tusschen<br />
Siugkawang en Lohobang.<br />
46. Metamorfisch gesteente, bij<br />
Sedouw ten zuiden van Singkawang.
47. Syeniet graniet, bij Pandjawa, 2<br />
paal van Montrado.<br />
48, 49. Graniet, bij Tjapkalla bij<br />
Montrado.<br />
50. Kwartsiet, als n°. 48, 49.<br />
51. Ijzererts, Padjiloe bij Montrado.<br />
52. Kwartsgang in graniet, paal 3<br />
weg Montrado—Bengkajang.<br />
53. Kiezellei, Sja-Kong bij paal 10<br />
bij Lohobang.<br />
54. Syeniet, Telok Soea bij Batoe<br />
Belad.<br />
55. Andesiet, tussoheu Telok Soea<br />
en Batoe Belad.<br />
56. Graniet, Sjakok bij Siugkawang.<br />
67. Pelsietporfier, als n". 56.<br />
58. Porfier, als n". 66.<br />
69. Porfier, Djintaug bij Sedouw.<br />
60. Gabbro, Simpadang bij Boedokb.<br />
61. Loodglans en zinkbleude, Kandawaugan<br />
(zuidelijke afdeeling der Kesidentie).<br />
62. Looderts, Tandjan bij Montrado.<br />
63. Looderts, Ko Pi Theo bij Montrado.<br />
64. Koper- en goudboudende ader,<br />
Sjoei Tsiet bij Benkajang.<br />
65. Lood- en goudhoudende ader,<br />
Malajoe bij Benkajang.<br />
66. Witlooderts, Malajoe bij Benka<br />
jang-<br />
67. IJzerglans, berg Pandoeug bij<br />
Benkajang.<br />
68. IJzerglimmer, Bendoe bij Montrado.<br />
69. Toermalijn, Bani bij Beukajang.<br />
70. Steenkool, Salimbouw , Kapoeas<br />
rivier.<br />
11. Geologische verzameling<br />
van de Z u ide ren<br />
Ooster-afdeeling van<br />
Borneo. — J. A. Hooze en<br />
W. Gr. Ribbius, mijningenieurs.<br />
A. Kristallijne leigesteenten.<br />
1. Glimmerlei, Riam Kanan, Riam<br />
Batoe di Soeriq, beneden Tiwingan.<br />
2. Glimmerlei, Biam Kanan, Biam<br />
Binawei.<br />
3. Hoornblendelei, Biam Kanan, beueden<br />
Batoe di Soeriq.<br />
4. Witte Kwartsiet, Biam Kanan,<br />
boven Biam Binawei.<br />
6. Kwartsiet, Goenoeng Tamban,<br />
district Biam Kiwa.<br />
GROEP I. 4* Klasse. 95<br />
B. Oudere eruptief-yesteenten.<br />
6. Gabbro, Soengei Ammoniapon<br />
Besar, voet van Goenoeng Pempooron,<br />
Bobaris-gebergte.<br />
7. Gabbro, Soengei Malinau, district<br />
Biam Kanan.<br />
8. Gabbro, Goenoeng Tiwaan, Bobaris-gebergte.<br />
9. Gabbro met serpentijn, Goenoeng<br />
Tiwaan, Bobaris-gebergte.<br />
10. Gabbro-aderen in serpentijn (?),<br />
Soengei Ammoniapon Besar (bovenloop;,<br />
Goenoeng Pempoeron, Bobarisgebergte.<br />
11. Diallaag in Gabbro, bovenloop<br />
Soengei Ammoniapon Besar.<br />
12. Serpentijn, Soengei Ammoniapon<br />
Besar, voet van Goenoeug Pempoerou ,<br />
Bobaris-gebergte.<br />
13. Serpentijn, ingang Biam Kanan<br />
in Bobaris-gebergte.<br />
14 Serpentijn, Goenoeng-Batara<br />
Boeloe, Bobaris-gebergte.<br />
15. Edele serpentijn, Soengei Ammoniapon<br />
Besar, voet van Goenoeng<br />
Pempoeron, Bobaris-gebergte.<br />
16. Kwarts Dioriet, noordelijke voet<br />
van den Goenoeng Loemoet, district<br />
Biam Kiwa.<br />
C. Eoceene of oud-tertiaire vorming.<br />
17. Zandsteen, Eoceen (Verb.), Biam<br />
Kiwa bij Lok Toenggol.<br />
18. Zandsteen, Eoceen (Verb.), mijn<br />
Oranje Nassau, Pengaron, hangende<br />
laag C.<br />
19. Kleiachtige zandsteen, Eoceen<br />
(Verb.), als n». 18.<br />
20. Zandige kleilei. Eoceen (Verb.),<br />
Biam Kiwa bij Lok Toenggoel.<br />
21. Kleilei, Eoceen (Verb.), mijn<br />
Oranje Nassau, Pengaron, hangende<br />
laag O<br />
22. Pekkool, Eoceen (Verb.), Assahan,<br />
district Riam Kiwa, onderkool<br />
bij galerij n°. 2. rechts.<br />
23. Pekkool, laagB, Eoceen (Verb.),<br />
mijn Oranje Nassau, Pengaron.<br />
24. Pekkool, laag G, Eoceen (Verb.),<br />
als n°. 23.<br />
25. Pekkool, laag D, Eoceen (Verb.),<br />
als n°. 23.<br />
26. Pekkool, laag E , Eoceen (Verb.),<br />
als n". 23.<br />
27. Mergel, Eoceen B (Verb.), Biam<br />
Kiwa tusschen Mangkaoek en Pengaron.
96 GROEP L 4e Klasse.<br />
28. Kalkmergel ballen, Eoceen B<br />
(Verb.), als n°. 27.<br />
29. Zandige lei met glimmer,<br />
Boeeen B (Verb.), als n°. 27.<br />
30. Platte mergellenzen, Eoceen B<br />
(Verb.), als n°. 27.<br />
31. Dunne kalkmergellaag, Eoceen B<br />
(Verb.), als n°. 27.<br />
32. Kalkspaatader, Eoceen B (Verb.),<br />
Biam Kiwa tusschen Lok Toenggoel<br />
en Pengaron.<br />
33. Nummulietenkalk (dicht), Eoceen<br />
(Verb.), Soengei Batoe Kapoer bij<br />
Boekit Karang (Batoe Idjoe), Pengaron.<br />
34. Nummulietenkalk (dicht), Eoceen<br />
(Verb.), Soengei Batoe Kapoer, achter<br />
kontroleurswoning Pengaron.<br />
35. Nummulietenkalk (dicht), Eoceen<br />
(Verb.), Biam Kiwa tusschen Mangkaoek<br />
en Pengaron.<br />
36. Nummulietenkalk met Kalkspaat,<br />
Eoceen (Verb.), als n°. 35.<br />
37. Nummulietenkalk (leiachtig),<br />
Eoceen (Verb.), als n°. 35.<br />
38. Vuursteen uit kalk, Eoceen<br />
(Verb), Batoe Kapoer achter kontroleurswoning<br />
Pengaron.<br />
39. Versteeningen, Eoceen (Verb.),<br />
Biam Kiwa tusschen Mangkaoek en<br />
Pengaron.<br />
40. Versteeningen , Eoceen (Verb.),<br />
Batoe Kapoer achter kontroleurswoning<br />
Pengaron.<br />
41. Versteeningen, Eoceen (Verb.),<br />
Biam Kiwa, even beneden Pengaron.<br />
D. Jongere eruptief-gesteenten met<br />
iijbehoorende eruptieve tuffen<br />
en tuf conglomeraten.<br />
42. Hoornblende andesiet, Biam<br />
Kiwa, Biam Balei bij Lok Besar.<br />
43. Hoornblende andesiet, achter de<br />
oude mijn van Pengaron.<br />
44. Hoornblende andesiet, bij Boenglei,<br />
district Biam Kanan.<br />
45. Augiet andesiet, Boekit Karang<br />
(Batoe Idjoe) bij Pengaron.<br />
46. Augiet andesiet, Biam Kiwa bij<br />
Battong Bedara.<br />
47. Augiet andesiet, Soengei Ammoniapon<br />
Ketjil, boven kampong Ammoniapon<br />
onder Goenoeng Rangkat.<br />
48. Augiet andesiet, Biam Kanan,<br />
even boven Tiwingan.<br />
49. Eruptieve tuf, Soengei Malinau,<br />
distr. Biam Kanan.<br />
50. Tufconglomeraat (grof), Soengei<br />
Ammoniapon Ketjil, Goenoeng Bangkat.<br />
51. Tufconglomeraat (grof), Soengei<br />
Ammoniapon Besar, voet van Goenoeng<br />
Pempoeron, Bobaris-gebergte.<br />
52. Tufconglomeraat (grof), Biam<br />
Kanan bij Tiwingan.<br />
53. Tufconglomeraat (fijn) rolstuk,<br />
kleine Soengei, noord van Goenoeng<br />
Pempoeron, Bobaris-geb<strong>org</strong>te.<br />
Aanhangsel tot de andesieten.<br />
54. Mangaanerts (Polianiet), Goenoeng<br />
Bessi bij Pengaron.<br />
E. Jonge Tertiaire afzettingen.<br />
(Mioceen ?)<br />
55. Zandsteen (Mioceen?), Biam Kiwa<br />
bij Blimbing.<br />
56. Zandsteen (Mioceen ?), Goenoeng<br />
Pahiahan, distr. Biam Kanan.<br />
57. IJzerzandsteen, grof (Mioceen ?),<br />
achter de oude mijn bij Pengaron.<br />
58. Conglomeraat (Mioceen ?) Soengei<br />
Minaha, distr. Biam Kanan.<br />
F. Diluvium.<br />
69. Diamantgrond, Pengaron<br />
G. Allurium.<br />
60. Druipsteeu, grot Batoe Hapoe ,<br />
distr. Riam Kiwa.<br />
NB. De nornmers G—11 behooren tot de collectieve inzending<br />
van het Mijnwezen in Nederlandsch Indië en blijven op<br />
de Tentoonstelling zelve daarmede tot één geheel verbonden.<br />
De systematische inrichting van den Catalogus echter<br />
maakte het onvermijdelijk de geologische verzamelingen<br />
in deze klasse op te nemen, ook in verband met de<br />
daaraan voorafgaande algemeene schets van het geologisch<br />
onderzoek in Nederl. Indië.
12. Monsters van steenkolen<br />
uit Atjeli.<br />
a. Van Mego, bovenstreken van Malaboeh.<br />
4. Van Sinagan,<br />
13. Eenige delfstoffen<br />
uit de residentie Bantam.<br />
a. Walirang (zwavel) van het Karang-gebergte.<br />
4. Sempoer ajer, stuk hout, met vijf<br />
versteeningen.<br />
c. Sempoer ajer , opgeviseht uit de<br />
Tji Doerian bij Tji Kandi.<br />
d. Steenkolen.<br />
«. Van Bodjong Mauik.<br />
ft. Van Bajah.<br />
14. Monsters koffiegrond<br />
uit de residentie Pasoeroean.<br />
a. Beste kofliegrond van den berg<br />
Kawi.<br />
4. Koffiegrond uit de desa Pantja<br />
Koesoema, Malang.<br />
15. Zwavel uit de residentie<br />
Pasoeroean.<br />
a. Kembang walirang (rotsvormige<br />
zwavel van den berg Walirang). Vier<br />
stuks.<br />
4. Brangkallan walirang (zwavel zooals<br />
zij ter markt komt).<br />
16. Eenige delfstoffen<br />
uit de residentie Timor.<br />
a. Een stuk Maringlas van Atapoepoe,<br />
Timor.<br />
4. Boode aarde van het eiland Eotti.<br />
c. Twee stvikken oólitische kalksteen<br />
van Eotti.<br />
d. Een stuk tin van Roka op de<br />
zuidkust van Flores.<br />
e. Gips (?), een fleseh (mineraal) water<br />
, zand, kalk en zwavel (?), van de<br />
zuidoostelijke helling of strandzijde van<br />
den vulkaan Lowotolo op Lomblem,<br />
17. Verzameling van<br />
GROEP I. 4e Klasse. 97<br />
steensoorten uit de residentie<br />
Ternate.<br />
a. 11 steensoorten afkomstig van<br />
het eiland Obi Tapa.<br />
4. 2 steensoorten afkomstig van het<br />
eiland Obi Tapa.<br />
c. 3 steensoorten afkomstig van het<br />
eiland Obi Tapa.<br />
d. 1 steensoort afkomstig van het<br />
eiland Batjan (Awongo).<br />
e. 10 steensoorten van het eiland<br />
Batjan (Awongo, rivier Soengira).<br />
f. 14 steensoorten van het eiland<br />
Obi Major.<br />
ff. 1 steensoort van het eiland Obi<br />
Major (rivier Lotji).<br />
h. 18 steensoorten van het eiland<br />
Obi Major (rivier Marasa).<br />
i. 14 steensoorten van het eiland<br />
Obi Major (rivier Angaai).<br />
;'. 26 steensoorten van het eiland<br />
Obi Major (rivier Taboedji).<br />
k. 1 steensoort van het eiland Obi<br />
Bilatoe.<br />
I. 1 steensoort van het eiland Obi<br />
Bilatoo (rivier Tana).<br />
m. 37 steensoorten van het eiland<br />
Obi Bilatoe (rivier Lolaro).<br />
n. 4 steensoorten van het eiland<br />
Obi Bilatoe (rivier Belang-belang).<br />
o. 25 steensoorten van het eiland<br />
Obi Bilatoe (rivier Soelamati).<br />
p. 3 steensoorten van het eiland<br />
Obi Bisa (rivier Dowongigila).<br />
g. 12 steensoorten van het eiland<br />
Obi Bisa (rivier Dowongigila).<br />
r. 5 steensoorten van het eiland Obi<br />
Bisa (rivier Dowongigila Kokotoe).<br />
s. 3 steensoorten van het eiland Obi.<br />
t. 5 steensoorten van het eiland Obi<br />
(rivier Lelei).<br />
a. 1 steensoort van het eiland Poelo<br />
Toesa.<br />
i). 2 steensoorten van het eiland<br />
Soeratai.<br />
tv. Spiesglans van het eiland Bangaai.<br />
18. Verzameling steensoorten<br />
uit de residentie<br />
Ternate. — Batj an-maatschappij.<br />
a. 18 gesteenten van Marasa.<br />
b. 3 gesteenten van Tapa Pantei<br />
Laboean.<br />
7
98 GROEP !, ie Klasse.<br />
c. 6 gesteenten van Ajer Toeboedji.<br />
d. 5 gesteenten van Dowongi Kokoetoe.<br />
e. 4 gesteenten van Belang-Belang.<br />
f. 4 gesteenten van Dowongi Gila.<br />
ff. 27 gesteenten van Bilatoe Bantei<br />
Loloro.<br />
h. 25 gesteenten van Ajer Soelamati.<br />
19. Monsters van kalksteen,<br />
afkomstig uit het<br />
Zuidergebergte, distr. Wadjak,<br />
afd. Ngrowo, resid. Kediri,<br />
geschikt voor suikerfabricatie,<br />
huishouw en betelkauwen. —<br />
"Wachman, industrieel te<br />
Kediri.<br />
1. Eerste soort.<br />
2. Minder witte soort.<br />
3. Gebrand.<br />
'20. Een stuk kwarts<br />
met glimmer uit de Timehri<br />
rots in de Marow<br />
ij n e, en een kist met kwartszand<br />
van een heuvel in de<br />
boven-Coppenanie, Suriname. —<br />
C. J. Hering, in Suriname.<br />
21. Roode kleiaarde van<br />
de Marowijne. — C. J.<br />
Hering, in Suriname.<br />
22. Verschillende steensoorten,<br />
afkomstig uit goudplacer's<br />
van den linkeroever der<br />
Saramacca-rivier, over de monding<br />
van de Mindrineti. —<br />
Bolivar Ellis, in Suriname.<br />
23. Een stuk steen, gevonden<br />
in een goudplacer, aan<br />
den linkeroever der Saramaccarivier,<br />
over de monding van<br />
de Mindrineti. — Bolivar Ellis,<br />
in Suriname.<br />
24. Vijf brokken goudhoudende<br />
kwartsteenen.<br />
— C. Samuels, als directeur<br />
der Mineraal-Maatschappij in<br />
Suriname.<br />
25. Een stukje goudhoudend<br />
kwarts. — G. A.<br />
van Charante, in Suriname.<br />
26. Kwartsen, ijzererts,<br />
looderts, glimmer,<br />
Marowijne steentjes, enz.<br />
— A. van Glanenweigel, in<br />
Suriname.<br />
27. Phosphaat van de<br />
plantage Fuik (nog niet<br />
geëxploiteerd), Curacao. — W.<br />
P. Maal, op Curacao.<br />
28. Een vat phosphaat<br />
van Aruba en gemalen<br />
phosphaat van Aruba.<br />
29. Ertsen en mineralen<br />
van Aruba. — A. J.<br />
van Koolwijk, op Curacao.<br />
30. Zwavelertsen en<br />
mineralen van Saba. —<br />
M. L. S. van Eps (?), op Curacao.
5e Klasse.<br />
DE PLANTENWERELD: LEVENDE EN GEDROOSDE PLANTEN,<br />
AFBEELDINGEN VAN PLANTEN EN BESCHRIJVINGEN DER<br />
FLORA.<br />
anneer men het plantenkleed der aarde in zijne wisselingen<br />
van de polen naar den evenaar in gedachte<br />
gadeslaat, dan neemt men in het algemeen een naar<br />
die warmere gewesten steeds toenemenden rijkdom<br />
en krachtige ontwikkeling waar. Het aantal vormen<br />
vermeerdert, zoodat tusschen de tropen bijna alle plantenfamiliën<br />
der aarde vertegenwoordigd zijn, en daaronder een vijftigtal die<br />
daar uitsluitend of bij voorkeur voorkomen. Ook de grootte<br />
neemt in het algemeen toe. Terwijl in het hooge noorden de<br />
boomgroei het eerst ophoudt, om door nederige heesters en<br />
struiken te worden vervangen en eindelijk alleen kruidachtige<br />
planten over te laten, treden naar de tropen voortdurend meer<br />
boomvorinen op. De bosschen die voornamelijk uit ééne soort<br />
bestaan, gelijk onze beuken- en dennenwouden, worden door de<br />
zoodanige vervangen, die velerlei soorten dooreengemengd bezitten.<br />
Nieuwe plantenfamiliën treden daaronder op, ook vormen<br />
die in de gematigde en koude luchtstreken slechts kruidachtig<br />
voorkomen; ik herinner aan de saamgesteldbloemigen, die hier<br />
alleen als kruiden bekend zijn, onder de grassen aan het hengelriet<br />
van de kustflora der Middellandsche zee en de boomachtige<br />
bamboe der tropische gewesten, aan den Djatiboom,<br />
tot dezelfde familie behoorende als onze kruidachtige Verbena,<br />
aan de boomvarens enz. Sommige woudreuzen, de dubbele<br />
hoogte bereikende van hunne omgeving, vormen met hunne<br />
kruinen als een tweede verdieping van het bosch, klim- en<br />
slingerplanten van verschillenden aard mengen zich tusschen de<br />
stammen van de op zich zelf staande boomen, echte en schijn-
dOO GROEP I. 5e Klasse.<br />
bare woekerplanten zetelen zicb op de takken, allen strevende<br />
naar ruimte en licht in het altijd groene dichte woud.<br />
Het is in deze bosschen, dat zich de rijkdom der wilde<br />
tropische natuur in zijne volle grootheid openbaart; zij worden<br />
afgewisseld met meer opene landstreken, die met gras en kruiden,<br />
en daarbij, in den Indischen archipel, met meer vrijstaande<br />
heesters en boomen zijn aangevuld. Hier kan, bij minder grootsche<br />
ontwikkeling, meer bloemen verscheidenheid te voorschijn<br />
treden, tenzij, als in de Alang-velden van Java, Sumatra enz.,<br />
een enkel hoog gras zich bijna uitsluitend van de plaats meester<br />
maakt, en anderen plantengroei verdringt.<br />
Het is duidelijk, dat de rijke ontwikkeling van den plantengroei<br />
in de meest begunstigde tropische gewesten in de eerste<br />
plaats samenhangt met den gelijkmatigen, hoogen warmtegraad,<br />
die aan die streken een eeuwigen zomer schenkt. Op de hooge<br />
bergen verkrijgt men ook in de keerkringslanden, van den<br />
voet naar den top opstijgende, bij afnemende temperatuur,<br />
een verandering van de vegetatie, welke aan de veranderingen<br />
op de aardoppervlakte van de tropen naar de polen herinnert.<br />
Ofschoon in onze bezittingen geen bergen zijn die de sneeuwlinie<br />
bereiken, ontbreekt het toch niet aan bergtoppen, waar,<br />
nadat eiken, naaldboomen en daartoe naderende vormen opgetreden<br />
zijn, de tropische boomgroei eindelijk geheel ophoudt en,<br />
terwijl nachtvorsten niet zeldzaam zijn, viooltjes, ranonkels en<br />
dergelijke planten de flora van onze gematigde streken in de<br />
gedachte roepen.<br />
Vandaar dat men in het landschap der tropische gewesten<br />
verschillende hoogte-streken onderscheidt; deze kunnen naar<br />
omstandigheden wat enger of ruimer worden genomen. In 't<br />
algemeen onderscheidt men het zeestrand, de daaropvolgende<br />
vlakte met het begin der berghellingen, de boschstreek op de<br />
bergen, die men weder in een lagere, gemiddelde en hoogere<br />
verdeelen kan, en de bergtoppen boven de boomgrens, zoowel<br />
naar de temperatuur als naar de in elke streek optredende<br />
karakteristieke plantenvormen.<br />
Intusschen is het niet alleen de warmte, die het karakter<br />
van den plantengroei bepaalt, maar daarbij ook in hooge mate<br />
de graad van vochtigheid en hare gestadigheid of min of meer<br />
regelmatige afwisseling. Eene gestadige vochtigheid met gestadige<br />
warmte is de voorwaarde van het bestaan van de welige<br />
tropische wouden, terwijl zij zeiven wederkeerig er toe bijdragen<br />
om die vochtigheid te behouden. Die voorwaarde wordt<br />
verkregen, wanneer gestadig warme zeewinden, met waterdamp<br />
bezwangerd, tegen de berghellingen aandrijven; door deze ge-
GROEP I. 5« Klasse. 101<br />
noodzaakt om zich opwaarts te begeven, mengen zij zich met<br />
de koudere lucht in de hoogere lagen en geven daardoor<br />
wolken en regen. Terwijl de beschaduwde humusrijke bodem<br />
tegen sterke uitdamping door de zonnestralen beschermd is,<br />
vloeit het overtollige water naar beneden als beken en rivieren,<br />
die de lagere landstreken drenken.<br />
De Indische archipel, maar inzonderheid westelijk Java, is<br />
in dit opzicht hoogst gunstig gelegen, daar de heerschende<br />
winden, die elkander halfjaarlijks afwisselen, de Noordwest- en<br />
en Zuidoostmoeson, beide over eene groote zeeruimte hebben<br />
gewaaid als zij het land bereiken, en bovendien de geheele<br />
breedte van het gebergte aan weerskanten treffen. Meer naar<br />
het Oosten doet zich reeds op dit eiland de invloed van het<br />
vasteland van Australië gevoelen; de zuidoostenwind, daarover<br />
waaiende, wordt een duidelijk droge wind, de open grasvlakten<br />
worden talrijker, de zonnewarmte, met minder vochtigheid gepaard,<br />
doet in enkele gevallen het loof verdorren en brengt een<br />
tijdelijken stilstand in den plantengroei teweeg, even als bij ons<br />
de koude in den winter. Op het nog oostelijker gelegen Timor<br />
is de invloed nog sterker. Daar vertoont zich, overeenkomstig<br />
met het klimaat, door het optreden van Eucalyptussen, een<br />
Australisch karakter in de flora.<br />
Naast dezen neerslag uit zeewinden tegen het gebergte, is<br />
een regelmatige bron van vochtigheid, in de door ons bedoelde<br />
streken, gelegen in de regens, die ontstaan waar de van de<br />
polen afstroomende passaatwinden elkander ontmoeten en, volgens<br />
de bekende theorie, de opstijgende luchtstroom door den<br />
hoogsten stand der zon wordt teweeggebracht. Had de zon dezen<br />
hoogsten stand altijd in den evenaar, en waren er geen andere<br />
invloeden op de bewegingen in den dampkring werkzaam, dan<br />
zou de aequator tevens de plaats zijn van een voortdurenden<br />
regengordel, daar waar hij zich over de zee of vochtig land<br />
uitstrekt. De met waterdamp bezwangerde opstijgende stroom<br />
zou daar altijd voortgaan met, in de hooge, koude streken van<br />
den dampkring aangekomen, daar een goed deel van zijn water<br />
te laten vallen, om dan verder, als anti-passaat, naar de polen<br />
af te drijven. Nu echter de hoogste stand der zon zich regelmatig<br />
in het jaar tusschen de keerkringen verplaatst, wisselt<br />
ook deze besproeiing over de tusschen de keerkringen gelegen<br />
landen regelmatig af, en verkrijgt elk op zijne beurt, na eene<br />
droge periode, zijn aandeel in den regen.<br />
Deze verplaatsing van den warmte-eveDaar is ook de oorzaak<br />
van de regelmatige wisseling der heerschende winden in de<br />
tusschen de keerkringen gelegen landen. Bijkomende omstandig-
102 GROEP I. 5 e<br />
Klasse.<br />
heden, in de eerste plaats de verdeeling van land en water,<br />
oefenen hierop echter een grooten invloed uit. In het algemeen<br />
wordt de lucht sterker verwarmd boven het land dan boven<br />
de zee, waar verdamping plaats heeft, zoodat elk land een<br />
opstijgenden stroom veroorzaakt die de luchtlagen uit den omtrek<br />
tot zich trekt. De Indische Archipel, tusschen de vaste landen<br />
van Azië en Australië gelegen, ondervindt dezen invloed van<br />
twee zijden. Staat de zon noordelijk van den evenaar, dan versterkt<br />
de aantrekking van Azië den Zuidoost-passaat; bij zuidelijken<br />
stand doet de verwarming van Australië den Noordwestmoeson,<br />
als plaatselijke wijziging van den noordoost-passaat, optreden.<br />
Zoo blijft aan de noordoost-kust van Zuid-Amerika,<br />
waar onze kolonie Suriname zich bevindt, de verwarming van<br />
het vasteland haren invloed handhaven, ook dan, wanneer de<br />
zon haar hoogste punt noordelijk heeft, boven de zee, zoodat<br />
aldaar, met zeldzame uitzonderingen, de zeewind blijft heerschen,<br />
die, bij voortduring nederslag leverende op de gebergten, aldaar<br />
een dichten groei van bosschen en standvastige vochtigheid veroorzaakt.<br />
Wat men in Suriname savannen noemt, zijn dan ook<br />
geene grasvlakten onder den invloed van een afwisselend drogen<br />
en vochtigen wind, maar onvruchtbare streken door de geaardheid<br />
van den dorren zandbodem. Slechts hier en daar, waar<br />
zich wat humus heeft kunnen verzamelen, groeit er gras en<br />
de Awarra-palm (Astrocaryum Awarra). Wat de regentijden<br />
betreft, zoo versmelten deze op Java met den westmoeson. In<br />
Suriname onderscheidt men een kleinen regentijd, die do<strong>org</strong>aans<br />
van het laatst van November tot het begin van Februari duurt,<br />
en een grooten, die omstreeks het midden van April aanvangt<br />
en met het laatst van Juli eindigt. Op het einde van deze<br />
periode komen de zuid-oostenwinden door, die, van over het<br />
land miasmen aanvoerende, als ongezond in de kolonie bekend<br />
staan.<br />
Uit de gunstige omstandigheden, ten aanzien van vochtigheid<br />
en warmte in vereeniging met elkander, verklaart zich dus het<br />
rijke en welige karakter der flora van de landen die wij beschouwen,<br />
en wordt de tegenstelling duidelijk, zoowel met de koudere<br />
gewesten van den aardbol, als met de warme waar water ontbreekt<br />
of slechts spaarzaam wordt toegemeten, zoodat woestijnen<br />
ontstaan of alleen planten die hare levensf'unctiën in korte<br />
perioden volbrengen of tegen verdamping toegerust zijn, gelijk<br />
de Cactussen en Agave's van droge streken in de nieuwe, en<br />
overeenkomstige vormen van andere familiën in de oude wereld,<br />
den strijd tegen een ongunstig klimaat kunnen volhouden.<br />
Ons rest nu nog om de planten vormen te bespreken, die voor
GROEP I. 5« Klasse. 103<br />
de flora karakteristiek zijn; het is duidelijk dat daarbij, uit den<br />
rijken schat, slechts enkele, bij wijze van voorbeeld, kunnen<br />
worden uitgekozen.<br />
Aan de zeestranden, waar deze uit een kleiig slib bestaan,<br />
hebben wij de Rhizophoren op te merken, met haar koepelvormige<br />
kronen en enkelvoudige leerachtige bladen, op korte<br />
stammen, welke door de bij eb diep ontbloote wortels gedragen<br />
worden, terwijl de zaden, in de vrucht en aan de plant<br />
ontkiemende, niet eerder loslaten, voordat hare wortels, in den<br />
weeken bodem nedergedaald, daar een voldoenden steun voor de<br />
nieuwe stengels hebben gevonden. In deze boschjes, naar de<br />
binnenzijde, groeit in den O. I. archipel ook de zonderlinge<br />
dwergpalm Nipa fruticans, met zeer korte stammen en een<br />
kroon van 13 tot 30 voet lange vederbladen. Aan de alluviale<br />
zeestranden en rivieroevers van Suriname heeft men deze Rhizophoren-<br />
en Avicennia-bosschen eveneens. Oevers met leenibodem<br />
vertoonen daar eene andere vegetatie, o. a. de Caroünea<br />
met haar fraaie groote bloemen en talrijke in bundels vergroeide<br />
meeldraden, en verder bosschen van uitstekend timmerhout,<br />
waartusschen fraaie Maripa-palmen (Attalea Maripaj en<br />
schoonbloeiende Melastomen het oog aangenaam aandoen.<br />
De verdere vlakte, in onze O.-I. bezittingen met een deel der<br />
berghellingen, is in het algemeen het bewoonde gedeelte en<br />
het gebied der kuituur, zoodat door deze het karakter van het<br />
landschap voor een groot gedeelte wordt bepaald. Hier heerscht<br />
een groote rijkdom van planten, die, hetzij voor dagelijksch<br />
gebruik, hetzij voor uitvoer, allerhande producten opleveren,<br />
een rijkdom te grooter, doordien de verschillende warme gewesten<br />
elkander hunne planten hebben medegedeeld, zoodat b. v.<br />
de Pisangs, in Azië thuis behoorende, evengoed gekweekt worden<br />
in tropisch Amerika, terwijl de, thans door den geneelen<br />
Archipel verspreide Cocospalm sinds overoude tijden door de nieuwe<br />
aan de oude wereld is geschonken. De rijst schijnt oorspronkelijk<br />
aan het vasteland van Indië te hebben toebehoord, katoen,<br />
wellicht ook het suikerriet, aan beide werelddeelen; de notenmuskaatboom,<br />
de kruidnagelen der Molukken, vroeger met kleingeestige<br />
afgunst bewaakt en beperkt, zijn thans ook het deel<br />
van andere koloniën; Ceylon leverde de kaneel, Abyssinië de<br />
koffieplant, Amerika ontving de peperstruik, schonk daarentegen<br />
de tabaksplant, de vanille, de cacao, Indië en China de thee,<br />
de Zuidzee-eilanden den broodboom; de geurige gember en<br />
andere O.-Indische Scitamineeën werden geruild tegen de West-<br />
Indische Arrowroot, vertegenwoordiger van de daar voorkomende<br />
melige Marantaceeën. Deze voorbeelden zouden gemakkelijk
104 GROEP I. 5e Klasse.<br />
met andere kunnen worden vermeerderd, en het zou aanlokkelijk<br />
zijn, op het voetspoor van hen die deze gewesten uit<br />
eigen aanschouwing beschreven, zich een beeld te ontwerpen<br />
van de verschillende aanplantingen en hare verdeeling in de<br />
vlakte, op de hellingen en hoogerop in het gebergte, met de<br />
gewassen en hunne bereiding en gebruik; dit zij echter bewaard<br />
voor de meer speciale behandeling der afzonderlijke planten en<br />
producten in de rubriek waar zij thuis behooren. Bepalen wij<br />
ons hier, om een tweetal wildgroeiende vormen te vermelden,<br />
tot de Cycadeeën en de Pandaneeën, die aan het kustlandschap<br />
eigen zijn, hoewel de laatste zich ook tamelijk hoog in het gebergte<br />
kunnen uitstrekken.<br />
De Cycadeeën, in O.-Indiè' door het geslacht Cycas, in Amerika,<br />
Afrika en Australië door andere geslachten vertegenwoordigd,<br />
hebben, met haren rolronden stam en eindelingsche kroon<br />
van stijve vinspletige bladen, een houding die min of meer op<br />
een palm gelijkt, terwijl het aan de toppen ingekruld zijn van<br />
de jonge bladdeelen aan de varens herinnert; uit de bloem<strong>org</strong>anen<br />
blijkt, dat hare naaste stamverwanten in onze dennen<br />
en sparren zijn te zoeken. Het zijn de kegels, die in een verzameling<br />
van open schubben, de mannelijke of vrouwelijke bloemen<br />
vertegenwoordigen. Vooral bij de vrouwelijke kegels van<br />
Cycas circinalis valt de bladnatuur dezer schubben, die de eitjes<br />
op haar randen dragen, duidelijk in het oog; het is de phanerogamenbloem<br />
onder haar meest primitieven vorm ; zelfs komen ,<br />
na de vorming van deze, uit het hart van dezelfde as weder<br />
gewone stengelbladeren te voorschijn, die de vegetatie vervolgen.<br />
De Cycadeeën behooren trouwens tot de laagst ontwikkelde<br />
phanerogame planten, door middel van welke de bloeiende met<br />
de zoogenoemd niet-bloeiende planten aan elkander sluiten.<br />
De Pandaneeën zijn boomvormen uit de klasse der eenzaadlobbigen,<br />
met een enkelvoudigen of, na bloei uit den top,<br />
eens of meermalen gevorkten, rolronden of naar boven dikker<br />
wordenden stam, die aan het uiteinde of de uiteinden eene<br />
kroon van lange en smalle, schroefwijs geschikte bladeren draagt;<br />
wegens deze laatste eigenschap noemt men ze ook wel schroefpalmen.<br />
Uit den stam komen op verschillende hoogte en achtereenvolgens<br />
stevige wortels te voorschijn, die, in de aarde nedergedaald<br />
, der plant tot steun verstrekken. Soms vindt men zelfs den<br />
voet van den stam geheel uit den grond opgeheven, en de plant<br />
alleen op haar steunwortels rustend. Op afzonderlijke voorwerpen<br />
komen, aan den top, de mannelijke en vrouweljjke bloeikolven<br />
voor den dag; de eerste bestaan uit eene menigte meeldraden,<br />
bij Pandanus op een vertakte, bij Freycinetia op eene
GROEP I. 5« Klasse. 105<br />
enkelvoudige spil; de vrouwelijke dragen eene kogelvormige<br />
vereeniging van stampers, later vruchten. In tropisch Amerika<br />
wordt deze familie door eene andere vervangen, die der Cyclantheeën,<br />
zoo genoemd naar het geslacht Cyclanthus, waar de<br />
vrouwelijke eu mannelijke bloemen in afwisselende kringen op<br />
dezelfde kolf voorkomen. Bij Carludovica palmata, welker bladen<br />
de grondstof voor de Panama-hoeden opleveren, staan de<br />
mannelijke bloemen telkens in een viertal om elke vrouwelijke<br />
bloem gerangschikt. Deze planten hebben slechts zeer korte<br />
stammen en breede twee- of meerspletige bladen, welke meer<br />
aan die der Palmen berinneren.<br />
Laatstgenoemde plantenfamilie noemen wij in de eerste plaats,<br />
als wij thans eenige typen uit de tropische bosschen vermelden,<br />
echter niet omdat zij de hoofdmassa daarvan vormen — dit toch<br />
is geenszins het geval — maar omdat zij èn door haren bouw,<br />
èn door hare grootte een zoo karakteristiek bestanddeel van de<br />
tropische vegetatie zijn. Hare slanke, onvertakte, zuilvormige<br />
stammen, gekroond door de naar alle zijden uitgespreide groote<br />
bladen aan den top, deze nu eens vedervormig verdeeld als in<br />
den kokos- en arènpalm, dan weder handvormig als in de<br />
waaierpalmen, bij het geslacht Caryota op eigenaardige wijze<br />
uit driehoekige slipjes samengesteld, maken een geheel eenigen<br />
indruk. Meest zijn de stengelleden kort, zoodat de merken der<br />
afgevallen bladen als dicht opeengeplaatste ringen over de<br />
lengte van den stam zichtbaar zijn; maar bij bepaalde vormen<br />
worden de leden langer en tegelijk dunner, en verschijnen dus de<br />
bladen op grooter afstanden over het jongste uiteinde van den<br />
stam verspreid. Dit zijn vooral de klimpalmen, de rotans, niet in<br />
staat om op zich zelf te staan, maar door middel van doorns,<br />
als weerhaken op de bladstelen, stengels en bijzondere ranken<br />
geplaatst, tusschen de andere boomen opklimmend. In het<br />
algemeen hebben de palmen behoefte aan veel licht, zoodat de<br />
rechtstammige, wanneer zij te midden van het woud voorkomen,<br />
hoog opgroeiende vormen zijn, die met hare bladerkroon<br />
boven het overige loofdak uitsteken; andere groeien gezellig<br />
bijeen buiten het overig woud, zooals bv. de groote waaierpalm,<br />
Corypha umbraculifera, in westelijk Java met bamboe in grasvelden.<br />
Sommige verkiezen zelfs een droger lucht, zooals de<br />
lontar (Borassus flabelliformis), die ook op Timor voorkomt,<br />
en in die eigenschap eene toenadering vertoont tot den dadelpalm<br />
in Afrika. Wij zullen niet behoeven te herinneren aan het veelvuldig<br />
gebruik, dat van de palmen gemaakt wordt, van het<br />
vruchtvleesch of de kern hunner vruchten, van de melige en<br />
houtige omhulsels, van den teederen eindknop als groente, van
406 GROEP I. 5» Klasse.<br />
de bladen, van bet hout en, bij palmen met inwendig zacht<br />
en melig weefsel, van den inhoud daarvan. Alleen zij opgemerkt,<br />
dat, wanneer bijzondere palmen in Oost- of West-indië<br />
vermeld worden als sago-palmen, suiker-palmen of wijn-palmen,<br />
wij eigenlijk slechts te denken hebben aan drieërlei gebruik,<br />
berustende' op dezelfde eigenschap, namelijk op het bezit<br />
van een melig weefsel binnen in den stam. Het zetmeel, hierin<br />
vergaderd als reserve-voedsel ten behoeve van de ontwikkeling<br />
der°reusachtige bloeikolven, levert sago, wanneer de boom vóór<br />
den bloei geveld en het meel uit het inwendig weefsel uitgewasschen<br />
wordt. Wacht men totdat de blöeikolf zich ontwikkelt,<br />
en snijdt men deze door, dan bevat het uit de wond vloeiend<br />
sap hetzelfde zetmeel in suiker veranderd, en kan men deze<br />
door uitdamping afzonderen. Laat men het vocht gisten, dan<br />
wordt dezelfde palm tot wijnpalm. Tot het winnen van sago<br />
worden in den Indischen Archipel bij voorkeur Metroxylon sagus<br />
en M. Rumphii gebruikt.<br />
Het aantal palmensoorten in den Indischen Archipel staat<br />
ongeveer met dat in tropisch Amerika gelijk, en bedraagt ongeveer<br />
300 soorten. In Amerika hebben echter de hoogstammige<br />
palmen, en in O. I. de klimpalmen de overhand.<br />
De Pisang's, soorten van het geslacht Musa, behooren, behalve<br />
Masa ensete van Abyssinië, in de bosschen van tropisch<br />
Azië te huis, waarin zij tot eene hoogte van 6000 voet opstijgen.<br />
Zij worden elders door andere geslachten der familie, met droge<br />
za'addoozen en welker bladen waaiervormig naar twee zijden<br />
uitstaan, vertegenwoordigd. Het zijn slechts schijnbaar boomen,<br />
in werkelijkheid vaste planten met zeer lange in elkander gerolde<br />
bladscheeden, die in schijn een stam vormen. Op de<br />
scheede volgt de bladsteel en eene groote langwerpige bladschijf<br />
met middelnerf en daaruit ontspringende zijnerven. Als de plant<br />
gaat bloeien, ontstaat uit den knolvormigen stengel een bloemsteel,<br />
die in het midden der bladscheeden oprijst en aan den<br />
top te voorschijn komt. De bloemen komen in grooten getale,<br />
in onvolkomen kransen gezeten en door groote schutbladen gedekt,<br />
te voorschijn; de onderste, zich het eerst ontwikkelende,<br />
brengen vruchten voort, de hoogere, die daarna komen, bevatten<br />
enkel meeldraden, en vallen achtereenvolgens, tegelijk<br />
met hare schutbladen, af; vandaar het kale deel van den bloeistengel<br />
tusschen de vruchten en den eindknop, waarin de vorming<br />
van nieuwe schubben en mannelijke bloemen nog langen tijd<br />
wordt voortgezet.<br />
Als eigenaardige vorm in de tropische bosschen mogen voorts<br />
de Boomvarens worden genoemd, met recht opgaande, soms vrij
GROEP I. 5= Klasse. -107<br />
hooge, onvertakte stammen, en den sierlijken krans van groote,<br />
vaak zeer fijn verdeelde bladen aan den top. Behalve aan de<br />
spoorhuisjes aan de achterzijde of langs de randen van deze<br />
bladen, herkent men ze terstond aan het eigenaardig slakkenhuisvormig<br />
ingerold zijn van de jonge bladen en bladslippen.<br />
Aan een half ontwikkeld blad ziet men het onderste gedeelte in<br />
rechte of achterwaarts gebogen richting uitgestrekt, terwijl de<br />
top, en evenzoo de toppen van de bladslippen nog opwaarts<br />
ingekruld zijn. Uit den stam dalen dunne wortels naar beneden,<br />
somwijlen in grooten getale en tot een dicht vlechtwerk onderling<br />
en met den stam vergroeid, zoodat het gebeuren kan, dat<br />
de stam van onderen het grootste deel van zijne dikte en stevigheid<br />
in werkelijkheid aan deze wortels verschuldigd is. De<br />
boomvarens komen, even als de Pisangs, in de schaduw der bergbos'schen<br />
voor, tot eene hoogte van 9000'. Van twee soorten<br />
van een zelfde geslacht, Alsophila contaminans en lanuginosa is<br />
eigenaardig, dat de eerste in de onderste bergstreek, de tweede<br />
in de hoogste wordt waargenomen.<br />
De groote massa van het tropisch bosch bestaat uit tweezaadlobbige<br />
planten met vertakte en in de jongere deelen dunner<br />
stammen en takken. Het zou te ver voeren om zelfs maar de familiën<br />
waartoe deze blijkens hare bloemen en vruchten behooren,<br />
te schetsen. Wat den blad vorm betreft, zoo is die bij de meeste<br />
enkelvoudig, vaak met glinsterende oppervlakte en min of<br />
meer leerachtige zelfstandigheid. Daarna komen gevinde bladen<br />
het meest voor, als bij de Tamarinde. Het zeldzaamst zijn<br />
handvormige bladen, gelijk bij den Kapokboom en andere<br />
stamverwanten van onze Malva's. . Een periodiek afvallen der<br />
bladen wordt, gelijk reeds gezegd, in den regel niet waargenomen.<br />
Eene uitzondering maakt o. a. de Djatiboom, Tectona<br />
grandis, behoorende tot .de familie der Verbenaceeën, die het<br />
bekende harde hout, in Engeland teakhout genoemd, oplevert.<br />
Deze ook op Oost-Java en eenige der kleine eilanden van den<br />
archipel voorkomende boom laat zijne groote en breede bladen<br />
in het droge seizoen vallen; in de streken waar de grootste<br />
vochtigheid heerscht komt hij niet voor.<br />
Een boom die door bijzondere hoogte uitmunt, en eene<br />
kroon vormt die, als tweede verdieping, boven het overig loofbosch<br />
uitsteekt, is de Liquidambar Altingia, waarvan de rasamala-hars<br />
gewonnen wordt. Hij bereikt eene hoogte van 150<br />
voet, terwijl de gemiddelde hoogte der bosschen 70 a 80 voet<br />
bedraagt. Volgens Junghuhn wordt hij nog overtroffen door<br />
den Kamferboom van Sumatra en Borneo, Dryobalanops camphora,<br />
terwijl ook zijne stamverwanten onder de Dipterocarpeeën
108 GROEP I. 5
GROEP I. 5e Klasse. 109<br />
hoogste streek, voortkruipen, en zich door hare sierlijke langgesteelde<br />
kruiken aan de bladen onderscheiden.<br />
Naast de planten die een steun bij andere zoeken, komen<br />
er eindelijk ook voor die haar voedsel daaruit trekken, de echte<br />
parasieten; van welke in de eerste plaats de Loranthaceeën<br />
moeten worden genoemd, verwant aan de ten onzent voorkomende<br />
Maretakken.(Viscum album). Zeldzamer zijn de Balanophoren,<br />
uiterlijk meer op paddestoelen dan op bloemplanten gelijkend,<br />
en eindelijk de Rafflesia's, waarvan een vijftal soorten<br />
bekend zijn, onder welke de grootste en tevens het eerst ontdekte,<br />
Rafflesia Arnoldi, aan Sumatra toebehoort. Woekerende op de<br />
neerliggende stengels van Cfesus-soorten, bestaat de geheele plant<br />
uit eene reusachtige bloem, bij R. Arnoldi tot een meter middellijn<br />
bezittende, omgeven door eenige vleezige bladen, en zelve bestaande<br />
uit een vijflobbig bloemdek met een binnenkroon, waarin<br />
eene groote schijf, die aan haren rand öf de talrijke meeldraden<br />
of de stempels draagt, en in het laatste geval in haar onderste<br />
zich tot vrucht ontwikkelend gedeelte de zaden voortbrengt.<br />
De naaldboomen, over het geheel karakteristiek voor de<br />
koudere gewesten, worden noordelijk van den evenaar, op<br />
Sumatra, door een enkelen Den, voorts inzonderheid door de<br />
met breede leerachtige bladen voorziene Damar, die de bekende<br />
hars oplevert, door soorten van het geslacht Podocarpus,<br />
en door de Dacrydiurus met hare meest slanke en sierlijk afhangende<br />
takken vertegenwoordigd. In uiterlijken vorm sluiten zich<br />
hierbij de Oasuarineeën aan, waarvan de slanke gelede takken<br />
met de tot kleine scheeden vergroeide blaadjes eenige gelijkenis<br />
met onze Paardestaarten of Schuurbiezen aanbieden.<br />
Op de toppen der gebergten, als de boomvegetatie ophoudt,<br />
neemt de plantengroei meer het karakter aan van dien der gematigde<br />
luchtstreken. Nergens echter wordt de sneeuwgrens<br />
bereikt, en nergens komt dus ook eene eigenlijke Alpenflora<br />
voor, ofschoon de reeds genoemde Rhododendrons, Gentianen<br />
enz. eenigermate daaraan herinneren.<br />
Dit eenvoudig overzicht moge voldoende wezen om den nietbotanischen<br />
lezer een algemeen denkbeeld van de flora der<br />
koloniale gewesten te geven, een schema, waarin hij de afzonderlijke<br />
voorwerpen, die de Tentoonstelling zal aanbieden,<br />
plaatsen, en in de gedachte vereenigen kan. Den wetenschappelijken<br />
lezer mogen wij verwijzen naar de werken van Rumphius,<br />
Blume, Jnnghuhn, Miquel en anderen, die onder de geschriften<br />
en plaatwerken aan het einde van dit hoofdstuk van den<br />
Catalogus zullen worden vermeld.<br />
W. F. R. SURINGAR.
1. Verzameling van levende<br />
planten in een<br />
daarvoor in het park gebouwde<br />
verwarmde plantenkas,<br />
geleverd door den<br />
Heer Bruhns, te Breinen.<br />
Deze verzameling is bestemd om de<br />
voornaamste tropische plantenvormen<br />
GROEP I. 5e Klasse.<br />
's Rijks Academietuin te Leiden. —<br />
H. Leid. t t t<br />
's Rijks Academietuin to Utrecht. —<br />
H. Utr.<br />
's Rijks Academietuin te ttromngen.<br />
— H. Gron.<br />
De Hortus Botanicus te Amsterdam.<br />
— H. Amst.<br />
Het Kon. Zool. Genootschap Natura<br />
Artis Magistra. — N. A. M.<br />
De Heer H. de Block van Scheltinga<br />
te Heerenveen. — de Bl.<br />
De Heer H. W. Dros te Bennekom.<br />
— Dr.<br />
Mevr. de Wed. C. Glijm te Utrecht<br />
— Gl.<br />
De firma Groenewegen en CA te<br />
Amsterdam. — Gr. en C".<br />
De Heer J. B. van Merlen te Heemstede.<br />
— v. M.<br />
Filices.<br />
I Adiautum conciunum. D. de<br />
w. — w.<br />
o ., Edgeworthii. H.<br />
Leid. - W.<br />
3 excisum multifiduni.<br />
D. de W. — W.<br />
4 Farleyense. D. de<br />
W. - W.<br />
5 gracillimum. D. de<br />
w. - w.<br />
6 macrophyllum. D. de<br />
w. — w.<br />
7 ., patens. D. de W.<br />
— W.<br />
8 Aneiopteris Teysmanuiaua. H.<br />
Leid. - ü.<br />
9 „ Willinkü. Gr. en<br />
c°. — o.<br />
10. Asplenium nidus. W. — O.<br />
II Blechnum brasiliense. H. Gr.<br />
— W.<br />
zooveel mogelijk aanschouwelijk voor<br />
te stellen. Zij werd bijeengebracht door<br />
de samenwerking van de Directiënvan<br />
verschillende openbare instellingen en<br />
van onderscheiden particulieren. De<br />
inzenders, die in de hieronder medegedeelde<br />
lijst worden aangeduid door de<br />
verkortingen hier ter plaatse achter<br />
hunne namen opgegeven, zijn de volgende<br />
:<br />
De Heer de Boo van Westmaas te<br />
Velp. — d. R.<br />
De Heer C. W. B. Seholteu Jr. te<br />
AmBterdam. — S.<br />
De Heer J. J. Duyvené de Wit te<br />
Velp. — D. d. W. '<br />
De Heer B. Wüste te Zandpoort.<br />
— W.<br />
De Heer E. Daniël Wolterbeek te<br />
Oosterbeek. — Wb.<br />
De letters O. en W. achter de namen<br />
der planten geplaatst, wijzen aan<br />
of zij in Oost- dan wel in West-Indiè'<br />
thuis behooren. Nog verdient te worden<br />
opgemerkt, dat enkele dezer planten<br />
slechts tijdelijk in de kas aanwezig<br />
zullen zijn, naarmate dit met hare natuur<br />
overeenkomt.<br />
12. Blechnum brasiliense. H. Leid.<br />
— W.<br />
12aCibotium Schiedei. H. Leid.—<br />
W.<br />
13. Diagrammaria sp. Javae. H.<br />
Leid. — O.<br />
14. Goniophlebium Beinwardti. H,<br />
Gr. — O.<br />
15. Hemiteliasetosa.H. Leid —W.<br />
16. Lastrea erinita. H.Leid. — W.<br />
17. Microlepia hirta cristata. H.<br />
Leid. — O.<br />
18. Nephrolepis exaltata. Dr. — W.<br />
19. Platycerium grande. H. Leid.<br />
— O.<br />
20. Pteris argyreia. D. de W. — O.<br />
21. „ cretica variegata.W. — O.<br />
22 elata Karsteniaua. H.<br />
Leid. - O.<br />
Lycopodiaceae.<br />
23. Selaginella apoda. D. de W.
24. Selaginella apoda de R. — O.<br />
25. „ Krauseana aurea. D<br />
de W. — O.<br />
26. „ Browuii. D. de W<br />
— O.<br />
27. „ Browuii. deR.— O<br />
28. „ eaesia. de R. — O<br />
29- ii „ arborea. D,<br />
de W. — O.<br />
30. „ cuspidata. D.deW,<br />
— O.<br />
3 1<br />
• » Danielsii. D. de W.<br />
— O.<br />
32. „ denticulata. do R.<br />
— O.<br />
33. „ denticulata variegata.<br />
de R. — O.<br />
34. „ dichroa. deR. — O.<br />
35. „ involvens. D. de W<br />
— O.<br />
36. „ involvens. de R.—O.<br />
37. „ Krameriana. de R.<br />
— O.<br />
38. monstrosa. D.<br />
W. — O.<br />
de<br />
39. „ monstrosa variegata.<br />
D. de W. — O.<br />
4 0<br />
-<br />
4 1<br />
-<br />
n<br />
ii<br />
plumosa.deR. — O.<br />
Poulterii deR.— O.<br />
42. „ rubella. D. de W.<br />
— O.<br />
43. „ rubricaulis.<br />
W. — O.<br />
D. de<br />
ii Btenophylla albo-spiea.<br />
D. de W. — O.<br />
4 f l<br />
4<br />
- stenophylla albo-spi-<br />
ea. de R. — O.<br />
6. „ vitieulosa.<br />
W. — O.<br />
D. de<br />
,i vitieulosa. de R.<br />
— O.<br />
«- Vogelii. D. de W.<br />
— O.<br />
- ii Vogelii. de R. — O.<br />
4<br />
4 9<br />
GO- ii Warszewiozii. D, de<br />
W. — O.<br />
M. ii Wildenovfii. D. de<br />
W. — O.<br />
Cycadeae.<br />
52. Cycas giauca. H. Amst. — O.<br />
68. „ ,, Gr. en C°. - O.<br />
Gramineae.<br />
54. Bambusa arundinacea. H. Gr<br />
— O.<br />
55. „ arundinacea. V. M. — O.<br />
56. Oryza sativa. H. Leid. — O.<br />
GROEP f. 5e Klasse. \\{<br />
Commelynaceae.<br />
57. Tradescantia discolor linoata.<br />
S. - O.<br />
Liliaceae.<br />
58. Calodracon Jacquinii. H. Amst.<br />
— O.<br />
59. Dracaena amabilis. de Bl. — O<br />
W. „ „ D. de W.'<br />
— O.<br />
61- ,i „ Gr. en C —O.<br />
62. „ Baptisti. de Bl. — O.<br />
63. „ Denissonii. deBl.—O.<br />
64. „ ferrea. do Bl. — O.<br />
65. „ fragrans. Gr. en C°.<br />
— O.<br />
66. „ Goldieana. D. de W.<br />
— O.<br />
67. Goldieaua. Gr. en C.<br />
— O.<br />
68. „ Guilfoylei. D. de W.<br />
— O.<br />
„ Hendersonii. H.Leid.<br />
7 0<br />
7 1<br />
— O.<br />
- ,1 marginata latifolia. Gr.<br />
- ii<br />
en C°. — O.<br />
marginata latifolia.<br />
Leid. — O.<br />
H.<br />
ii Massangeana. Gr. en<br />
C°. - O.<br />
73. DracaenaMooreana.deBl. — O.<br />
7 4<br />
- „ nigro-striata. de Bl.<br />
— O.<br />
75. .. picta. Gr. enC°. — O.<br />
n reginae. de Bl. — O.<br />
77. ,, Eotliiana. Gr. en C°<br />
— O.<br />
78. „ umbraculifera. H.<br />
Leid. — O.<br />
79. „ Youngii. de Bl. — O.<br />
80. „ „ Gr. en O. — O.<br />
81. Phorinium tenax. N. A. M. (vóór<br />
de kas).<br />
Sta. ,, tenax Veitchii. Wb.<br />
(vódr de kas).<br />
82. Sanseviera fasciata. H. Leid.<br />
— O.<br />
83. Yucea pendula. N. A. M. (vóór<br />
de kas).<br />
Hypoxideae.<br />
84. Curculigo recurvata. de Bl<br />
— O.<br />
85. „ recurvata. Dr. — O.<br />
86. „ „ variegata.<br />
D. de W. — O.<br />
87. „ recurvata variegata.<br />
Gr. en C°. — O.
•Ha GROEP 1. 5° Klasse.<br />
Bromeliaeeae.<br />
88 Aechmea Luddemanniana. H.<br />
Utr. — W.<br />
gg miniata discolor. H.<br />
Utr. — W.<br />
90. „ spectabilis. Tï. A.M.<br />
— W.<br />
91 Auanassa macrodonta. H. Utr.<br />
QO .,<br />
_ O. en W.<br />
penangensis variegata.<br />
' N. A.M.-O.enW.<br />
penangensis variegata.<br />
D. de W.-O.enW.<br />
94 , sativa. de R. — O.<br />
en W.<br />
95. Billbergia Leopoldii. N. A. M.<br />
— O. en W.<br />
96 ,, rosea. D. de W. —<br />
O. en W.<br />
97. Bromelia bracteata. N. A. M.<br />
O. en W.<br />
98. Commelyniana.H.Utr.<br />
— O. en W.<br />
99. Catopsis paniculata. Gr. en C°.<br />
— O. en W.<br />
100 Eneliolirion roseum. D. uSW.<br />
— O.enW.<br />
ïoi. „ „<br />
G r<br />
- e n<br />
%-<br />
— O. en W.<br />
102. „ „ N A . M .<br />
— O. en vV .<br />
103 ., Saundersii. N. A.<br />
M. — O. en W.<br />
104. Greigia spbaeelata. H. Utr.—<br />
O. en W.<br />
105. Guzmannia picta. Gr. en O .<br />
_ O. en W.<br />
106. Massangea musaïoa.H. Utr.<br />
O. en W.<br />
107. „ *<br />
G r<br />
e n<br />
A ^"-<br />
108. Nidularimn amazouieum.N. A.<br />
M. — O. en W.<br />
1 o
144. Phalsenopsis Schilleriana. H.<br />
Leid.. — O.<br />
145 „ Schilleriana. Gr.<br />
en C°. — O.<br />
146. „ amabilia. Gr. en<br />
C°. — O.<br />
147. „ grandiflora. Gr.<br />
en C°. — O.<br />
148. Saccolabium ampullaceurn. Gr.<br />
en C». — 0.<br />
149. Sobralia macrantha. H. Leid.<br />
— W.<br />
150. Stanhopea oeulata. Gr. enC.<br />
— W.<br />
151. „ tigrina. Gr. en C°.<br />
— W.<br />
152. Trichopilia suavis. Gr. en<br />
C°. — W.<br />
153. Uropedium Lindenii. Gr. en<br />
C°. — O.<br />
154. Vanda tricolor. Gr. en C°.<br />
— O.<br />
155. „ „ H. Leid. —O.<br />
156. Vanilla planifolia. H. Leid.<br />
— O. en W.<br />
Zingiberaceae.<br />
157. Alpinia vittata. Gr. en C°.<br />
158. Amomura grana Paradisii. H.<br />
Leid. — O.<br />
159. „ Malegueta. H. Utr.<br />
— O.<br />
160. Elettaria Cardamomum. H.<br />
Leid. — O.<br />
Cannaceae.<br />
161. Costus elegans. Gr. en C°.<br />
— O.<br />
162. Maranta argyreia. D. de W.<br />
— W.<br />
163. ., arundinacea. H. Gr.<br />
— W.<br />
164. „ Kegeljeaneana. de Bl.<br />
— W.<br />
165. „ „<br />
W. — w.<br />
D. de<br />
166. „ Kerchovei. D.<br />
W. — W.<br />
de<br />
167. „ majestica. D. de W.<br />
— W.<br />
168. „ Makoyana. de Bl.<br />
— W.<br />
169. „ „ D.<br />
w. — w.<br />
de<br />
170. „ Massangeana. D. de<br />
w. - w.<br />
GROEP I. 5« Klasse. 113<br />
171. Maranta Oppenheimiana.D.de<br />
w. — w.<br />
172. „ Porteana. de Bl. —<br />
W.<br />
173. „ „ D. deW.<br />
— W.<br />
174. „ princeps. de Bl.—W.<br />
175. „ roseo-pieta. D. de<br />
w. — w.<br />
176. „ sanguinea. D. F de<br />
W. — W.<br />
177. „ splendida. Gr. en<br />
C°. — W.<br />
178. „ villosa. D. de W.<br />
— W.<br />
179. „ Wallissii. D. de W.<br />
— W.<br />
180. „ Warszewiczii. Gr. en<br />
C°—W.<br />
181. „ „ D. de<br />
w. — w.<br />
182. „ zebrina. Gr. en C°.<br />
— W.<br />
183. Phrynium sanguineum. Dr.<br />
— W.<br />
184. „ „ Gr.<br />
en C°. — W.<br />
185. Stromanthe Lubbersii. H.<br />
Leid. — W.<br />
Musaceae.<br />
186. Musa rosacea. de Bl. — O.<br />
187. „ rosacea. H. Amst. — O.<br />
188. „ vittata. H. Leid. — O.<br />
Aroideae.<br />
189. Aglaonema commutatum.<br />
Leid. — O.<br />
H.<br />
190. „ marantajfolium. H.<br />
Amst. — O.<br />
191. „ maranteefolium. Gr.<br />
en O 0<br />
. — O.<br />
192. Alocasia ilhiBtris. Dr. — O.<br />
193. „ intermedia, de Bl.<br />
— O.<br />
194. „ metallica. Gr. en C°.<br />
— O.<br />
195. „ Sedenii. Gr. en C°.<br />
— O.<br />
196. „ Veitchii. Gr. en C°.<br />
— O.<br />
197. „ zebrina. Gr. en C°.<br />
— O.<br />
198. Anthurium Andréanum. D. de<br />
w. — w.<br />
199. „ coriaceum. H. Leid.<br />
— W.<br />
8
114 GROEP I. 5« Klasse.<br />
200. Anthurium crystallinum. Gr.<br />
en C°. — W.<br />
201. „ Dechardii. D. de<br />
w. — w.<br />
202. „ fissum. H. Leid.<br />
— W.<br />
203. „ Hookerii. H. Leid.<br />
— W.<br />
204. magnificum. "W.<br />
— W.<br />
205. „ regale. Gr. en C°.<br />
— W.<br />
206. „ Seherzerianum. Gr.<br />
en C°. — W.<br />
207. ,, Seherzerianum. N.<br />
A. M. r W.<br />
208. „ Waroquéanum. Gr.<br />
en C°. — W.<br />
209. Caladium bicolor, varr. Gr. en<br />
C°. — O.<br />
210. „ odorum. H. Amst.<br />
— O.<br />
211. Dieffenbachia Baraquinii. Gr.<br />
en C°. — W.<br />
212. ,, Baumannii.<br />
Bl. — W.<br />
de<br />
213. „ Baumannii. Gr.<br />
en C°. — W.<br />
214. „ Bauseï. de Bl.<br />
— W.<br />
215. „ Bauseï. Gr. en<br />
C°. — W.<br />
216. „ gigantea. Gr.<br />
217. „<br />
en C. — W.<br />
insignis. Gr. en<br />
C°. — W.<br />
218. „ latimaculata. Gr.<br />
en C°. — W.<br />
219. „ Leopoldii. Gr.<br />
en c°. — W.<br />
220. ,, lueinda. Gr. en<br />
c°. — w.<br />
221. „ Memoria-Corsi. Gr.<br />
en C°. — W.<br />
222. „ Parlatoreï. Gr.<br />
en C°. — W.<br />
223. „ Seguina piëta.<br />
Gr. en C°. — W.<br />
224. Homalonema rubescens. D. de<br />
W. — O.<br />
225. „ rubescens.<br />
Utr. — O.<br />
H.<br />
226. „ rubescens. Gr.<br />
en C°. — O.<br />
227. Monstera Lennéa. Gr. en C°.<br />
- O.<br />
228. Pothos argyreia. Gr. en C°.<br />
— W.<br />
229. Pothos aurea. Gr. en C". — W.<br />
230. „ ceratocaulos. Gr. en<br />
c°. — w.<br />
231. Philodendrum bipinnatifidum.<br />
Gr.enC 0<br />
. —W.<br />
232. „ elegans. Gr. en<br />
C». — W.<br />
233. „ gloriosum. D.<br />
de W. — W.<br />
234. gloriosum. Gr.<br />
en C°. — W.<br />
235. „ lacerum. H.<br />
Utr. — W.<br />
236. „ Lindenii. D. de<br />
W. — W.<br />
237. „ Melinonii. Gr.<br />
en C«. — W.<br />
238. „ Melinonii. H.<br />
Leid. — W.<br />
239. „ pinnatifidum. H.<br />
Leid. — W.<br />
240. Spathiphyllum Candolleanum.<br />
H. Utr. — W.<br />
241. „ caunaofolium. Gr.<br />
en C°. — W.<br />
242. Scindapsus pertusus. D. de<br />
W. — O.<br />
243. Schismatoglottis Eobellini. Gr.<br />
en C. — O.<br />
244. XantliOBOma atroyiride. D. de<br />
w. — w.<br />
245. „ versicolor. D. de<br />
W. — W.<br />
246. ,, Tiolaceum. H.<br />
Leid. — W.<br />
Pandaneae.<br />
247. Freycinetia nitida. Dr. — O.<br />
248. Pandanus Pancherii. Gr. en<br />
C». — O.<br />
249. „ Veitchii. Gr. en C°.<br />
— O.<br />
250. ,. elegantissimus. H.<br />
Leid. — O.<br />
250a. .. utilis. Wb. — O.<br />
Cyclantheae.<br />
251. Carludoyiea maeropoda. H.<br />
Utr. — W.<br />
252. „ palmata. Dr. — W.<br />
253. „ „ Gr. en<br />
C. — W.<br />
254. „ palmata. H. Leid.<br />
— W.<br />
255. ,, plicata. H. Utr.<br />
— W.<br />
256. „ Sartorii. H. Amst.<br />
— W.
Palmae.<br />
267. Areea Catechu. D.deW. — O.<br />
258. „ monostachya. D. de W.<br />
— O.<br />
259. „ paniculata. Gr. en C°.<br />
— O.<br />
260. „ Verschaffeltii. Dr. — O.<br />
261. „ „ Gr.enC».<br />
— O.<br />
262. Arenga saccharifera. D. de W.<br />
— O.<br />
263. „ „ H. Utr.<br />
— O.<br />
264. „ „ H.Amst.<br />
— O.<br />
265. Calamus asperrimus. H. Leid.<br />
— O.<br />
266. Caryota Cumingii. H. Leid.<br />
267. ,. furfuracea. D. de W.<br />
— O.<br />
268. „ propinqua. H. Amst.<br />
— O.<br />
269. ., sobolifera. H. Amst.<br />
— O.<br />
270. Chamttdorea elatior. Gr. en<br />
C°. — W.<br />
271. n elegans. D. de<br />
W. - w.<br />
272. „ elegans. Gr. en<br />
C°. — W.<br />
273. „ elegans. H. Leid.<br />
— W.<br />
274. „ Ernesti-Augusti.<br />
D. de W. — W.<br />
275. „ Ernesti-Augusti.<br />
N. A.M. — W.<br />
276. „ Karwinskiana.<br />
H.Leid —W.<br />
277. Chamcerops humilis. N. A. M.<br />
— (voor de kas).<br />
278. Cocos butyracea. H. Leid.<br />
— W.<br />
279. „ nucifera. D.deW. — O.<br />
280. Da-monorhops Lewisianus. Gr.<br />
en C°. — O.<br />
281. „ palembanieus. H.<br />
Leid. — O.<br />
282. „ periacantbus. D.<br />
de W. - O.<br />
283. „ periacanthuB. Dr.<br />
— O.<br />
284. Drymophlceus paradoxus. Gr.<br />
en C°. — O.<br />
285. Geonoma prinoeps. D. de W.<br />
— w.<br />
GROEP I. 5e Klasse. 115<br />
286. Hyophorbe indica. D. de W.<br />
— O.<br />
287. „ „ Gr.enC 0<br />
.<br />
— O.<br />
288. „ „ H. Leid.<br />
— O.<br />
289. Licuala amplifrons. Dr. — O.<br />
290. ,, horrida. Dr. — O.<br />
291. Livistona altissima. H. Leid.<br />
— O.<br />
292. „ Hogendorpii. D. de<br />
W. — O.<br />
293. „ Hogendorpii. Dr. —<br />
— O.<br />
294. „ moluccana. H. Utr.<br />
— O.<br />
295. „ olivaeformis. H. Utr.<br />
— O.<br />
296. „ sinensis. D. de W.<br />
— O.<br />
296a. „ „ Wb. — O.<br />
297. Phoenix sylvestris. G. — O.<br />
298. Pinanga Kuhlii. H. Amst.<br />
— O.<br />
299. Plectoeomia elongata. D. de<br />
W. - O.<br />
300. Ptychosperma Kuhlii. H.Leid.<br />
— O.<br />
301. Sabal eoeruleseens. H. Leid.<br />
— W.<br />
302. „ Palmetto. H. Leid. —<br />
W.<br />
303. „ sp. W. — W.<br />
304. Thrinax elegantissima. H.Leid.<br />
- W.<br />
305. „ radiata. H. Amst. —<br />
W.<br />
306. „ stellata. H. Amst. —<br />
W.<br />
307. Wallichia porphyrocarpa. Dr.<br />
— O.<br />
308. Zalacca edulis. H.Leid.—O.<br />
Conifereae.<br />
309. Dammara alba. Gr. en C°.<br />
— O.<br />
Gnetaceae.<br />
310. GnetumGnemon.H.Utr.-—O.<br />
Piperaceae.<br />
311. Artanthe cordifolia. H. Amst.<br />
— O.<br />
312. Chavica Betle. H. Utr. — O.<br />
313. „ officinarum. H. Utr.<br />
— O.
116 GROEP I. 5 Klasse.<br />
314. Maeropiper excelsum. H. Gr.<br />
— O.<br />
315. Piper nigrum. H. Utr. — O.<br />
Casuarineae.<br />
316. Casuarina sumatrana. D. de<br />
W. - O.<br />
Artocarpeae.<br />
317. Antiaris toxicaria. H. Utr.<br />
— O.<br />
318. Covellia macrophylla. H. Gr.<br />
— O.<br />
319. Ficus benjamina. H. Leid.<br />
— O.<br />
320. „ cerasiformis. H. Utr.<br />
— O.<br />
321. „ elastica. Gr. en C°.<br />
— O.<br />
322. ., Saussureana. H. Utr.<br />
— O.<br />
Polygoneae.<br />
323. Coccoloba guatemalensis. H.<br />
Amst. — W.<br />
Laurineae.<br />
324. Actinodaphne ca'sia. Gr. en<br />
C°. — O.<br />
325. Cinnamomum aromaticum. Gr.<br />
en C°. — O.<br />
326. „ dulce. H. Utr.<br />
— O.<br />
327. „ zeylanicum. H.<br />
Gr. - O.<br />
Nepentheae.<br />
328. Nepenthes intermedia, de Bl.<br />
— O.<br />
Rubiaceae.<br />
329 Coffea arabica. H. Utr. — O.<br />
en W.<br />
330. „ „ S. — O. en W.<br />
331. „ liberica. H. Leid. — O.<br />
332. „ myrtifolia. Gr. en C°.<br />
— O.<br />
333. Pavetta sp. Menado. H. Leid.<br />
— O.<br />
Jasmineae.<br />
334. Jasminum Sanibac. W. — O.<br />
Asclepiadeae.<br />
335. Hoya carnosa. Gr. en C. — O.<br />
Labiatae.<br />
336. Coleus hybridae. N. A. M.— O.<br />
337. Pogostemon Patchouli. Gr. en<br />
C°. — O.<br />
Gesneriaceae.<br />
338. JEschynanthus ramosissimus.<br />
Gr. en C°. — O.<br />
339. „ speciosus. Gr en<br />
C°. — O.<br />
340. „ splendens. Gr. en<br />
C°. — O.<br />
341. „ zebrinus. Gr. en<br />
C°. — O.<br />
Crescentieae.<br />
342. Colea Commersonii. H. Amst.<br />
— W.<br />
343. CrescentiaCujete.H.Utr—W.<br />
Myrsineae.<br />
344. Clavaya sp. H. Leid. — W.<br />
345. Hymenandra Walliehii. H.<br />
Leid. — O.<br />
346. Theophrasta imperialis. D. de<br />
W. — W.<br />
347. „ Jussieuii. H.Leid.<br />
— W.<br />
348. „ macrophylla. Gr.<br />
en C°. — W.<br />
Araliaeeae.<br />
349. Brassaiopsis speciosa. H. Leid.<br />
— O.<br />
350. Paratropia macrostachya. H.<br />
Leid. — O.<br />
351. Tetraplasaudra paucidens. H.<br />
Leid. — O.<br />
Bixaceae.<br />
352. Bixa Orellana. H. Gr. — W.<br />
Begoniaceae.<br />
353. Begonia rex hybridae. W. — O.<br />
354. „ ricin'folia. Gr. en C°.<br />
— O.<br />
Ternstromiaceae.<br />
355. Thea viridis. Gr. en C°. — O.
Clusiaeeae.<br />
356. Xanthoehymus pictorius. H.<br />
Amst. — O.<br />
Meliaeeae.<br />
357. Heynia Bivmatrana. H. TJtr.<br />
— O.<br />
Erythxoxyleae.<br />
358. Erythroxylon Coca. S. — W.<br />
Euphorbiaceae.<br />
359. Croton Disraéli. de Bl. — O.<br />
360. „ longifolium varicgatum.<br />
de Bl. — O.<br />
361. „ pictum varr. Gr. en<br />
C". — O.<br />
362. „ varicgatum. deBl — O.<br />
363. ,, Youngii D de"W. — O.<br />
364. Phyllanthus sp. ? fol. var. W.<br />
— O.<br />
Diosmeae.<br />
365. Galipea macrophylla. H. Utr.<br />
— W.<br />
366. Galipea ornata. Gr. en C°.<br />
— W.<br />
Melastomaceae.<br />
367. Cyanophyllum speciosum. Gr.<br />
en C°. — O.<br />
Myrtaceae.<br />
368. Couroupita guyanensis. H.<br />
Leid. — W.<br />
369. Eugenia macrophylla. H. Leid.<br />
— O.<br />
370. Myrtus Pimenta. H. Gr. — O.<br />
371. Psidium Guayava. H. Leid.<br />
— O.<br />
Papilionaceae.<br />
372. Brownea erecta. H. Leid.<br />
— W.<br />
373. Hasmatoxylon Campechianum.<br />
H. Utr. — W.<br />
374. Tamarindus indica. H. Utr.<br />
— O.<br />
GROEP I. 5« Klasse. 117<br />
2. Verzameling van<br />
gedroogde, nuttige en<br />
merkwaardige planten,<br />
met de daarbij behoorende<br />
vruchten en producten.<br />
Geëncadreerd. — De<br />
Directeur van 's Lands Plantentuin<br />
te Buitenz<strong>org</strong>, in vereeniging<br />
met den Directeur<br />
van 's Rijks Herbarium te<br />
Leiden.<br />
1. Myroxylon peruiferum, L. fs. Papilionaceae.<br />
Afkomstig uit Amerika.<br />
Peru-balsem.<br />
2. lndigofera tinctoria, L. Papilionaceae.<br />
Indigo.<br />
3. lndigofera Anil. fi. polyphylla<br />
Hassk. Papilionaceae Indigo.<br />
4. lndigofera leptostachya, DC. Papilionaceae<br />
Indigo<br />
5. Eucalyptus alba, Reiuw. Myrtaceae.<br />
Hars en aetherische olie.<br />
6. Caryophyllus aromaticus, L. Myrtaceae.<br />
Kruidnagelboom.<br />
7. Cinnamomum zeylanicum, Breyn.<br />
Laurineae. Kaneel.<br />
8. Cinnamomum Sintok, Bl. Laurineae.<br />
Geneeskrachtige schors sintok.<br />
9. Cinnamomum Cassia, Bl. Laurineae.<br />
Geneeskrachtige schors cassia. *<br />
10. Nepenthes Rafflesiana, var. nivea,<br />
Jack. Nepenthaceae. Bekerplant.<br />
11. Nepenthes Reinwardtiana, Miq.<br />
Nepenthaceae. Bekerplant.<br />
12. 13. Nepenthes bicalcarata, Hassk.<br />
Nepenthaceae. Bekerplant.<br />
14. Nepenthes alho-marginata, Lobb.<br />
Nepenthaceae. Bekerplant.<br />
15. Myristica fragans, Houtt. Myristiceae.<br />
Nootmuskaat, foelie.<br />
16. Gossypium indioum, L. Malvaceae.<br />
Katoen.<br />
17. Eriodendron anfractuosum, DC.<br />
Sterculiaceae. Kapok.<br />
18. Durio Zibethinus, L. Sterculiaceae.<br />
Doerian.<br />
19. Pterospermum acerifolium, W.<br />
Büttneriaeeae.<br />
20. Theobroma Cacao, L. Büttneriaeeae.<br />
Cacao, chocolade. Afkomstig<br />
uit Amerika.<br />
21. Boehmeria nivea Gaud., var.<br />
tenacissima. Urtieeae. Vezelstof rameh.<br />
22. Artocarpus integrifolia, L. Arto-
118 GROEP I. 5« Klasse.<br />
carpeae. Meubelhout. Eetbare vruchten,<br />
melksap.<br />
23. Antiaris toxicaria, Lesch. Artocarpeae.<br />
Pohon Oepas, Antjar (Pijlgift).<br />
24. TJrostigma benjaminum, Miq.<br />
Artocarpeae. Melksap, Balam bringin<br />
(caoutchouk-soort).<br />
25. Hevea brasiliensis, Müll. Arg.<br />
Euphorbiaceae. Para-rubber. Afkomstig<br />
uit Amerika.<br />
26. Chavica Betle, Miq. Piperaceae.<br />
Sirih (voor het betel kauwen).<br />
27. Styrax Benzoïn, Dryand. Styraceae.<br />
Bonzoè'hars.<br />
28. Hopea fagifolia, Miq. Dipterocarpeae.<br />
Plantenvet (tengkawang) en<br />
harsrijke bast.<br />
29. Calophyllum ïnophyllum, L. Clusiaceae.<br />
Houw- en meubelhout; harsrijke<br />
bast.<br />
30. Erythroxylon Coca, Lam. Lineae.<br />
Geneeskrachtige opwekk. bladeren. Afkomstig<br />
uit Amerika.<br />
31. Cephaè'lis Ipeeacuanha, Rich. Rubiaceae<br />
Geneeskr. wortel ipeeacuanha.<br />
32. Coffea arabica, L. var. Deli. Rubiaceae<br />
Deli-koffie.<br />
33. Coffea arabica, L var. Djamboe.<br />
Rubiaceae. Djamboe koffie.<br />
34. Coffea arabica, L. var. Woengoe<br />
Kedoe. Rubiaceae. Woengoe Kedoekoffie.<br />
35. Coffea arabica, L. var. Mokka<br />
ketjil. Rubiaceae. Kleine Mokka koffie.<br />
36. Coffea arabica, L. var. Padang.<br />
Rubiaceae. Padang-koffie.<br />
37. Coffea arabica, L. var. Meuado.<br />
Rubiaceae. Menado-koffie.<br />
38. Coffea arabica, L. var. angustifolia.<br />
Rubiaceae. Smalbladige koffie.<br />
39. Coffea arabica, L. var. Aden.<br />
Rubiaceae. Aden-koffie.<br />
40. Coffea arabica, L. var. Preanger.<br />
Rubiaceae. Preanger koffie.<br />
41. Coffea arabica, L. var. Mokka<br />
besar. Rubiaceae. Groote Mokka-koffie.<br />
42. Cofl'ea arabica, L. var. ïjikeumeuh.<br />
Rubiaceae. Tjikeumeub-koffie.<br />
43. Coffea arabica, L. var. Mauritiana.<br />
Rubiaceae. Mauritius-koffie.<br />
44. Coffea bengalensis, Roxb. Rubiaceae.<br />
Kengaalsche koffie.<br />
45. Coffea laurina, DC. Rubiaceae.<br />
Laurina-koffie.<br />
46. Coffea liberica, Buil. Rubiaceae.<br />
Liberia-koffie.<br />
47. Morinda eitrifolia, L. Rubiaceae.<br />
Roode verfstof.<br />
48. Leuconotis eugenifolia, DC. Apocyneae.<br />
Melksap, Gitan pipit.<br />
49. Tectona grandis, L. fs. Verbenaceae.<br />
Teak- of Djati-hout.<br />
50. Isonandra Gutta, Hook. Sapotacsae.<br />
Oetah-pertja.<br />
51. Ceratophorus Leerii, Hassk.<br />
Sapotaceae. Balam tandoek (soort van<br />
Getah-pertja).<br />
62. Pinus Merkusii, Jungh. et de<br />
Vriese. Abietineae.<br />
53. Dammara alba, Rumph. Abietineae.<br />
Damar-hars.<br />
64. Saccharum officinarum, L. Gramineae.<br />
Suikerriet.<br />
55. Arnomum Cardamomum, L. Zingiberaceae.<br />
Cardamom.<br />
3. Vruchten op spiritus,<br />
alphabetisch gerangschikt.<br />
— 's Lands Plantentuin, te<br />
Buitenz<strong>org</strong>.<br />
alphabetisch gerangschikt.<br />
1. Achras sapota, L. — Saoe Manilla.<br />
2. Anacardium occidentale, L. p.<br />
indicum. — Djamboe monjet.<br />
3. Ananassa sativa, var. dulcis. —<br />
Nanas manies.<br />
4. 5. Anona muricata, Dun. —<br />
Nangka wolanda; zuurzak.<br />
6. Anona retieiüata, L. — Boeah<br />
nona.<br />
7. Antidesma Bunias, Spr. —Boeni.<br />
8 Artocarpus integrifolia, L. —<br />
Nangka.<br />
9. Averrhoa carambola, L. — Baliembieng<br />
manies.<br />
10. Carica papaya, L. — Papaja.<br />
11. Capsieum fastigiatum, Bl. —<br />
Tjabé rawiet.<br />
12. Capsieum pendidum, Wild., var.<br />
major. — Tjabé gedé.<br />
13. Citrullus edulis, Spach. — Semangka.<br />
14. Citrus aurantium, L. —• Djeroek<br />
ragi.<br />
15. Citrus aurantium, L. var. limettiformis.<br />
— Djeroek djepoen sedang.<br />
16 Citrus decumana, L. — Djeroek<br />
bali; pompelmoes.<br />
17. Cucumis sativus, L. — Ketimoen,<br />
bonteng.<br />
18. Dialium indum, L. — Ranji,<br />
kranji, koerandji.
19, 20. Durio Zibethinus, L. —<br />
Doerèn, doerian.<br />
21. Elettaria specioaa, BI. — Hbnjeh<br />
benar.<br />
22. Embliea officinalia, Grtn. —<br />
Boeab malaka.<br />
23. Evia dulcia, Comm. — Kadongdong.<br />
24. Flacourtia cataphracta, Bl. —<br />
Roekem.<br />
25. Flaeourtia eapida, Bxb. — Lobilobi<br />
aaem.<br />
26. Gareinia mangoatana, L. —<br />
Mangia, mangiatan.<br />
27. Gnetum Gnemon, L. — Tangkiel.<br />
28. Jambosaalba, Enaph. — Djamboe<br />
Samarang poetih.<br />
29. Jambosa aquea, Rmph. — Djamboe<br />
ajer merah.<br />
30. Jambosa cauliflora, DC. —<br />
Koepa.<br />
31. Jambosa domeatica, Bmph. —<br />
Djamboe bol.<br />
32. Lansium domeaticum, Jack. —<br />
Doekoe.<br />
33. Lansium domesticnm, Jack. var.<br />
— Kokosan.<br />
34. Mangifera foetida, Lour. — Ambatjang,<br />
batjang<br />
35. Mangifera foetida, Lour. var. —<br />
Manga kawini.<br />
36. Mangifera foetida, Lour. var. —<br />
Bumbum.<br />
37. Mangifera indiea, L. var. —<br />
Manga dapang.<br />
38. Mangifera indica, L. var. —<br />
Manga dolol.<br />
39. Mangifera indica, L. var. —<br />
Manga santan.<br />
40. Mangifera indica, L. var. —<br />
Manga obi.<br />
41. Mangifera indica, L. var. —<br />
Manga sentok.<br />
42. Mangifera indica, L. var. —<br />
Manga hi-oh.<br />
43. Mangifera indica, L. var. —<br />
Manga kelapa.<br />
44. Mangifera laurina, Bl. var. —<br />
Manga pari.<br />
45. Mangifera laurina, Bl. var. mazunda.<br />
— Manga mazoenda.<br />
46. Mangifera laurina, Bl. var. microcarpa.<br />
— Manga oedang.<br />
47. Mangifera laurina, Bl. var. telor.<br />
— Manga telor.<br />
48. Mimusops kauki, L. — Saoe.<br />
GROEP I. 5e Klasse. 119<br />
49. Mamordica charantia, L. — Papareh.<br />
50. Muaa Cliffortiana, L. ft. aaperma.<br />
— Pisang kosta.<br />
51. Musa Cliffortiana, L. ft. aaperma.<br />
— Piaang siam.<br />
52. Musa Cliffortiana, L. ft. aaperma.<br />
— Piaang kapok.<br />
53. Musa Bumphiana, Krz. y aapientum.<br />
— Piaang aeripiet.<br />
54. Muaa Bumphiana, Krz. y aapientum.<br />
— Pisang longlong.<br />
55. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />
— Pisang sakati.<br />
56. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />
— Pisang oedang.<br />
57. Musa Bumphiana, Krz y sapientum.<br />
— Pisang Palembang.<br />
58. Musa Bumphiana, Krz. / sapientum.<br />
— Pisang mas.<br />
59. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />
— Pisang lampeneng.<br />
60. Musa Rumphiana, Krz. y sapientum.<br />
— Pisang gembor.<br />
61. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />
— Pisang ambon.<br />
62. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />
— PiBang aoeaoe.<br />
63. Muaa Bumphiana, Krz. y sapientiun.<br />
— Pisang radja.<br />
64. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />
— Pisang radja sereh.<br />
65. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />
— Pisang ambon loemoet.<br />
66. Muaa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />
— Pisang saboelan.<br />
67. Musa Bumphiana,Krz.
120 GROEP I. 5 e<br />
Klasse.<br />
79. Salacia oblonga, Wall. •— Aroi<br />
kitjepot.<br />
80. Sandoricum nervosum, Bl. —<br />
Katjapi.<br />
81. Solarium melongena, L. var. ovigerum.<br />
— Terong kopek.<br />
82. Solanum melongena, L. var. luteum.<br />
— Terong koepa koening.<br />
83. Solanum melongena, L. var. fragile<br />
viride. — Terong rangoe idjoe.<br />
83. Syzygium Zippelianum, Miq. —<br />
Kopoh beuriet.<br />
85. Tamarindus indicus, L. — Asem<br />
djawa.<br />
86. Theobroma Cacao, L. — Tjoklat.<br />
4. Verzameling van<br />
vezelstoffen, alphabetisch<br />
gerangschikt. — 's Lands<br />
Plantentuin, te Buitenz<strong>org</strong>.<br />
1. Abelmoschus Manihot, Med. Ind.<br />
or. in Molluc. eult.<br />
2. Abroma angusta, L. — Kitojangkir.<br />
— Java.<br />
3. Abutilon albescens, Miq. —<br />
Hunde-ong. — Java.<br />
4. Abutilon angustum, L.<br />
5. Abutilon Lechenaultianum, Don.<br />
— Ind. angl.<br />
6. Abutilon populifolium, Lam. —<br />
Ind. angl.<br />
7. Abutilon timorense, DC. — Timor.<br />
8. Agave cantula, Bib. — Nanas<br />
sabrang. — Java, Molucc.<br />
9. Ananassa sativa, Lindl. —Nanas.<br />
— Java, cult.<br />
10. Arenga saceharifera, Lab. —<br />
Gomoetoe, Iendjoekj Akel. — Ind. or.<br />
11. Artocarpus Blumei, Tréc. —<br />
Teureup. — Ind. or.<br />
12. Artocarpus pubescens. — Ind. or.<br />
13. Artocarpus spec. — Borneo.<br />
14. 15. Artocarpus spec. — Kajoe<br />
poedoek. — Blitong.<br />
16. Asclepias curassavica, Linn. —<br />
Kapas tjindeh.<br />
17. Bambusa apus, Schlt. — Bamboe<br />
tali.<br />
18. Bixa orellana, L. — Galiengam,<br />
Glingam. — Ind. Java cult.<br />
19. Boehmeria nivea, Gaud. — Eamih<br />
oetan.<br />
20. 21. Boehmeria nivea. Gaud. —<br />
Bamih.<br />
22. Boehmeria candicans, Bl. —<br />
B. nivea f} tenacissima. — Hamarai.<br />
23. Borassus flabelliformis, L. Ind.or.<br />
24. Butea frondosa, Bib. — Ploso.<br />
— Java.<br />
25. Calamus javensis, Bl. — Botan<br />
tjatjing.<br />
26. Calamus melanoloma, Mart. —<br />
Botan lüin, B. leumeur. — Java.<br />
25. Calotropis gigantea, B. Br. —<br />
Badoeri. — Timor.<br />
28. Ceratolobis glaucescenB, Bl.<br />
29. Commersonia echinata, Forst. —<br />
Ki-orai. — Java.<br />
30. Corchorus capsular's, L. —Jute,<br />
Goeni, Gandja, Bamih-tjina.<br />
31. Corypha Gebanga, Bl. — Gebang.<br />
— Timor.<br />
32. Corypha umbraculifera, L. —<br />
Bongol-bas, Gebang. — Java.<br />
33. Daemonorops melanochastes, Bl.<br />
— Botan selang. — Java.<br />
34. Daphne pendula, Sm., montana<br />
major. — Kamanden oetan, kakapasan.<br />
35. Drimyspermum Blumei. Den. —<br />
Apiet. — Java.<br />
36. Drimyspermum, spec. — Blitong.<br />
37. Eriodendron anfractuosum, Bl. —<br />
Kapok.<br />
38. Ficus alba, Ewdt. — Hamberang-boenjoer.<br />
— Java.<br />
39. Ficus asperiuscula, Kunth et<br />
Bouché. — Oeja-oejaan. — Java.<br />
40. Ficus elegans, Hsskl. — Hamberang-bodas.<br />
— Java, Sumatra.<br />
41. Ficus globosa, Bl.<br />
42. Ficus hirta, Vahl. — Hamberang.<br />
— Java.<br />
43. Ficus procera, Miq.<br />
44. Ficus scandens, Bib.<br />
45. Ficus toiiearia, L. — Birong.<br />
— Java, Molucc.<br />
46. Ficus, spec. — Hamberang.<br />
47. Giganthochloa apus, Kurz. —<br />
Bamboe-apoes. — Java.<br />
48. Gnetum gnemon, Linn. — Bagoe,<br />
Taugkil oetan. — India.<br />
49. Grewia acuminata, Juss.— Java.<br />
50. Grewia microcos, Linn. — Java.<br />
51. Grewia odorata, Bl. — Kalakwarei.<br />
— Java.<br />
52. Helicteres Isora, L. — Kekontalan,<br />
Poeteran. — Java, Timor.<br />
53. Hibiscus mutabilis, fl. rubr.<br />
simpl. — Java.<br />
54. Hibiscus grewiaefolius, Hssk.<br />
— Java.<br />
55. Hibiscus rosa sinensis. — Java.<br />
66. „ sabdarifla. — Java.
57. Hibesous rulpinus. — Tisoek.<br />
— Java.<br />
58. „ (Paritium) tiliaceua,<br />
L, — Waroe goenoeng. — Java.<br />
59. HibiseuB (Paritium) aimilis, Bl.<br />
— Waroe laut. — Java.<br />
60. Hibiscus (Paritium) tortuosus.<br />
— Ind. angl.<br />
61. Laporteaerenulata, Gaud. — Java.<br />
62. „ ' costata, Miq. — Java.<br />
63. Malvastrum ruderale, Miq. —<br />
Java, Timor etc.<br />
64. Marsdenia tenacissima, W. et<br />
Arn. — Timor.<br />
65. Melaleuea Ieucadendron, Linn.<br />
66. Melodinua orientalis, Bl. — Aroi<br />
ki kadantja. — Java, Sumatra.<br />
67. Muaa Cliffortiana var. aeminifera.<br />
— PiBang batoe besar. — Java.<br />
68. Musa Cliffortiana, ft asperma.—<br />
Java.<br />
69. Musa mindanensis. — Koffo. —<br />
Menado.<br />
70. Musa Bumphiana, ft simiarum.—<br />
Java.<br />
71. Musa ornata, Bxb. — Java.<br />
72. Nelumbium specioBum, Wild.<br />
73. Oreocnide major, Miq. — Java.<br />
74. Pandanus aenophyllus, Kurz. —<br />
Java.<br />
76. Pandanus labyrinthicus. — Sumatra.<br />
76. Pandanus moschatus, Bumph. —<br />
Poedak. — Java.<br />
77. PandanuB odoratissimus, L. —-<br />
Java.<br />
78. - samak. — Pandan samak.<br />
— Java.<br />
79. Pandanus spurius. — Pandan<br />
laut. — Java.<br />
80. PandanuB spec. — Nov. Guinea.<br />
81. Piagianthera oppositifolia, —<br />
Tjalik angin. — Java.<br />
82. Salmalia malabarica, Sch. et<br />
Endl. — Bandoe alas. — Java.<br />
83. Sanseviera zeylanica. — Ceilon.<br />
84. Sesbania coehinchinensis, DC.<br />
— Java.<br />
85. Sida compressa.<br />
86. „ acuta, Burm. — Sidagori<br />
la'aki. — Java, Sumatra.<br />
87. Sida eordifolia, Linn. — India.<br />
88. „ mucronulata, DC. — Java.<br />
89. „ angustifolia.<br />
90. „ retuaa, Linn. — Sidagori.<br />
— Java, Sum. etc.<br />
91. Sponia spec. — Koerai.— Java. .<br />
GROEP I 5" Klasse. 121<br />
92. Thespesia populnea, Corr. —<br />
Java, Timor.<br />
93. Trichospermum javanieum, Bl.<br />
— Dolok. •— Java.<br />
94. Triumfetta cana, Bl. — Poeloet<br />
poeloet kambing. — Sumatra.<br />
95. Triumfetta triloculariB, Bl. —<br />
Java.<br />
96. Theobroma cacao, L. Java, cult.<br />
97. Tlrena Blumei, Hask. — Pompoer<br />
oetan. — Java, Sum.<br />
98. Urena lappago, Sm. — Pompoer<br />
oetan. — Java.<br />
99. Urena lappago, ft glauca Bl. —<br />
Pompoer oetan. — Java.<br />
100. Urena lobata a sinuoaa, Miq.<br />
— Java.<br />
101. Urena heterophylla, Smith.<br />
— Java.<br />
102. Urostigma infectorium, Miq.<br />
— Soembawa.<br />
103. Unona dasymaschala, Bl. — Aroi<br />
kiladja besar. •— Java.<br />
104. Viaenia indica, Houtt. — Bintinoe.<br />
— Java Sum. et al.<br />
5. Voedingsmiddelen<br />
en h an d elsprod u eten, met<br />
uitzondering van koffie, alphabetisch<br />
gerangschikt. —<br />
's Lands Plantentuin, te Buitenz<strong>org</strong>.<br />
1. Arenga saccharifera, Labill. —<br />
Aren. — Meel door inlanders bereid.<br />
2. Arachis hypogaea, L. •— Katjang<br />
tanah. — Amerika, in Java cult.<br />
3. Arachis hypogaea, var. Waspada.<br />
— Katjang tanah. — In Java cult.<br />
4. Batatas edulis, Chois. — Oebi<br />
boled. — Meel door inlanders bereid.<br />
5. Cajauus indicus, Spr. — Katjang<br />
goedeh.<br />
6. Caryophyllus aromaticus, Truf. —<br />
Tjengkeh. — Mollucc, in Java cult.<br />
7. Coleus tuberosus, Bth. — Koemili<br />
djawa, Kentang. — Meel; ruwe<br />
bereiding.<br />
8. Colocasia antiquorum, Schtt. —<br />
Talas hedjoh. — Meel; ruwe bereiding.<br />
9. Coriandrum sativum. — Katoembar.<br />
— In Java cult.<br />
10. Curcuma longa, L. — Koneng<br />
gedé. — Meel; ruwe bereiding.<br />
11. Curcuma longa, L. p. minor. —<br />
Koneng taman. — Meel; ruwe bereiding.
122 GROEP 1. 5 e<br />
Klasse.<br />
12. Dioscorea hirsuta, Krth. — Ga- i<br />
doeng. — Meel; ruwe bereiding.<br />
13. Manihot utilissima. — Oebi manies.<br />
— Meel; ruwe bereiding.<br />
14. Manihot utilissima, var. —Oebi<br />
singkong. — Meel.<br />
15. Musa Cliffortiana, fl. asperma.—<br />
Pisang Siam. (?) Tim bloei nam. —<br />
Meel.<br />
16. Myristica fragrans, Houtt. —<br />
Pala. •— Moluccae, in Java cult.<br />
17. Myristica fragrans, Houtt. —<br />
Foelie.<br />
18. Pachyrrhizus angulatus, Kich. —<br />
Bangkoang. — Meel; ruwe bereiding.<br />
19. Phaseolus radiatus, L. — Katjang<br />
idjoe. — Java.<br />
20. Phaseolus vulgaris, L. — Katjang<br />
djogo. — Java.<br />
21. Piper nigraum, L. — Maritja,<br />
lada — Java.<br />
22. Sesamum indicum, DC. — Met<br />
zwarte zaden. — In Java cult.<br />
23. Sesamum indicum, DC. — Met<br />
witte zaden. — In Java cult.<br />
24. Soya hispida. — Katjan djepoen,<br />
K. kadelé. — Java.<br />
26. TJncaria gambir, Bxb. •— Gambir.<br />
— Ind. or., in Java cult.<br />
26. Vigna sinensis, Savi.— Katjang<br />
girgadji; k. gadji.<br />
27. Vigna sinensis, Savi. — Katjang<br />
dadap.<br />
28. Theobromacacao, L. fs., rubr.—<br />
Tjoklat. — In Java cult.<br />
29. Zea Mays, L. — Djagong. —<br />
Meel; ruwe bereiding.<br />
30. 31. Zea Mays, L. — Djagong.<br />
— meel.<br />
6. Herbarium en producten<br />
van koffie. —<br />
'sLands Plantentuin, te Buitenz<strong>org</strong>.<br />
a. Herbarium van Coffea arabica, L.<br />
1. Var. Deli.<br />
2. „ Djamboe.<br />
3. „ Woengoe-Kedoe.<br />
4. „ Mokka-ketjil.<br />
5. „ Padang.<br />
6. „ Menado.<br />
7. „ Aden.<br />
8. „ Preanger.<br />
9. „ Mokka-besar.<br />
10. „ Tjikeumeuh.<br />
11. „ Mauritiana.<br />
12. „ Angustifolia.<br />
13. Coffea Laurina, DC.<br />
14. „ Bengalensis, Bxb.<br />
15. „ Liberica, Buil.<br />
b. JProduct van Coffea arabica, L.<br />
16. Var. Djamboe. \ d J" Ö -O<br />
17. „ Mokka-ketjil.<br />
18. „ „ besar. g 0 -<br />
19. „ Woengoe-Ke- & 2 3 J<br />
20. „ Angustifolia. | £ . g §<br />
21. „ Aden. g^g^-g<br />
22. „ Padang. ' S ^ j *<br />
23. „ Menado. [ .4« g -o<br />
24. „ Preanger. IfSJI*.<br />
25. „ Veelzadige. I'C o — g _<br />
26. „ Mauritiana. I > § -2 ^ $<br />
27. Coffea Laurina, IjJ I J9<br />
DC. «g'ssg<br />
28. n Liberica, 1<br />
§ > * % 1<br />
Buil. [> e ü s c<br />
29. „ Coffea Bengalensis, Bxb.<br />
[5 flesschen].<br />
7. Verzameling van<br />
damar- , gom- en harssoorten.<br />
— 's Lands Plantentuin<br />
te Buitenz<strong>org</strong>.<br />
1. Albizzia saponaria, Bl. — Tautau.<br />
— Moluccae.<br />
2. Albizzia stipulata, Boiv. — Sengon,<br />
djendjing. — Java.<br />
3. Albizzia spec. — Kawéné. —<br />
Timor, Java.<br />
4. Calamus draco, Willd. — Botan<br />
djemang.<br />
5. Calamus draco, Willd. — Poeder<br />
lste soort.<br />
6. Calamus draco, Willd. —Poeder<br />
2de soort.<br />
7. Calamus draco, Willd. — Vernis.<br />
8. Calophyllum Inophyllum, L.<br />
9. Canariopsis glabra, Bl. — Damarsela.<br />
Java.<br />
10. Canariopsis decumana, Bl. —<br />
Kanari-babi. — Moluc.<br />
11. Canarium, spec. —Damar kadji.<br />
Sumatra.<br />
12. Cochlospermum, spec. — Tjanigara.<br />
— Java.<br />
13. Corypha umbraculifera, L. —<br />
Gembang. — Java.<br />
14. Dammara alba, Bxb. — Damar<br />
poetih. — Java.<br />
15. Dammara orientalis. — Damar<br />
dagin kinjan. — Borneo.
16. Dryobalanops camphora, Colebr.<br />
— Marabantajan.<br />
17. Dryobalanops camphora, Colebr.<br />
— Simorbantajan.<br />
18. Dryobalanops camphora, Colebr.<br />
— Marabantajan.<br />
19. Garciniacambogia, Desr. — Siaru.<br />
20. „ mangostana. — Getahmangies.<br />
— Java.<br />
21. „ , spec. — Sumatra.<br />
22. „ , „ — Damar Kandis.<br />
— Borneo.<br />
23. Hopea fagifolia, Miq. — Damar<br />
kedemoet Banka.<br />
24. Hopea maranti, Miq. — Damar<br />
batoe.<br />
25. „ „ „ — Damar<br />
maranti. Blitong.<br />
26. Hopea selaniea, Bxb. — Damar<br />
selain Borneo.<br />
27. Hopea selaniea, Bxb. — Damar<br />
selain. Boeroe.<br />
28. Hopea macrophylla lanceolata.<br />
30. „ spec. — Damar n°. 1.<br />
— Koetei, Bomeo.<br />
31. Hopea spec. — Damar n°. 2.<br />
— Koetei, Borneo.<br />
32. Hopea mengarawan, Miq. —<br />
Damar mengarawan.<br />
33. Hymenaea verrucosa, Grtn. —<br />
Copal, Kisapi-benar.<br />
34. Liquidambar Altingiana, Bl. —<br />
Kasamala. — Java, Sumatra.<br />
35. Melia Azedirach, L. — Mindi.<br />
36. Moringa pterygosperma, Gartn. —<br />
Kelor.<br />
87. Myristica Irya, Gartn. — Lilin<br />
narahan. — Borneo.<br />
38. Odina gummifera, Bl. (Spondias<br />
Wirtgenii Hasskl.).<br />
39. Parkia speeiosa, Hasskl. — Peté.<br />
— Java.<br />
40. Pterocarpus indicus. — Drakenbloed.<br />
— Java.<br />
41. Shorea sublacunosa. Miq. —<br />
Damar sorong. — Bangka.<br />
42. Sindora sumatrana. — Siendoer.<br />
43. Stalagmitis dulcis. — Moendoe.<br />
44. Styrax Benzoin. Sumatra.<br />
45. Vatica Rassak ? — Damar rassak.<br />
— Borneo.<br />
46. Vatica sublacunosa. — Damar<br />
kloetoep. — Bangka, Sumatra.<br />
47. Vatica, spec. — Damar aloeng.<br />
— Batjan.<br />
48. Damar bintang. Borneo.<br />
49. „ mang. Blitong.<br />
50. „ bidaroe. Borneo.<br />
GROEP I. 5» Klasse. 123<br />
51. Damar tjengal. Blitong, Borneo,<br />
Sumatra.<br />
52. „ „ Sumatra.<br />
53. „ ngerawan abang. Sumatra.<br />
54. „ poetih ngrawan. „<br />
65. „ seloewai atau ngoerawan.<br />
Sumatra.<br />
56. „ njeroen. Blitong.<br />
57. „ merantik. „<br />
58. „ mengeris. Sumatra.<br />
59. „ klekoeng. „<br />
60. „ seloewai. „<br />
61. „ itam — Kajoekloengkoeng.<br />
— Sumatra.<br />
62. „ „ „ maranti. Sumatra.<br />
63. „ „ „ mengeris.<br />
Sumatra.<br />
64. Tak van Durio zibethinus met<br />
coccus laccae.<br />
8. Verzameling van<br />
plantaardige vetten en<br />
o 1 i e ë n. — 's Lands Plantentuin<br />
te Buitenz<strong>org</strong>.<br />
1. Canarium commune, L. — Kanari.<br />
2. „ Mehenbethene, Grt. —<br />
Kanari ambon.<br />
3. Cacosmanthus macrophyllus,<br />
Hssk.<br />
4. Cinnamomum zeylanicum, Breyn.<br />
— Kajoe manies.<br />
5. Cocos nucifera, L. — Minjak<br />
kalapa.<br />
6. Elaeis guinensis, L.<br />
7. Eriodendron anfractuosum, DC.<br />
— Minjak kapok, randoe.<br />
8. Helianthus annuus, L. — Minjak<br />
kembang matahari.<br />
9. Hodgsonia heteroelita, Hssk. —<br />
Kadam.<br />
10. Hopea macrophylla lanceolata. —<br />
Tengkawang. — Borneo.<br />
11. Myristica Horsfieldii, Miq. — 1<br />
Minjak tjempaka. — Ceilon.<br />
12. Myristica Irya, Grtn. — Lilin<br />
narahan. — Borneo.<br />
13. Pangium edule, Bl. —Pitjoeng,<br />
kapetjing, samaun.<br />
14. Parinarium lanceolatum, T. et. B.<br />
— Ki soka.<br />
15. Parinarium scabrum, Hssk. —<br />
Ki soka.<br />
16. Ricinus communis, L. — Djarak<br />
koliki.
124 GROEP I. 5« Klasse.<br />
17. Sesamum indicum, DC. — Biedjen,<br />
wiedjen (Minjak).<br />
18. Sideroxylon glabrescens, Miq. —<br />
Ketiouw.<br />
19. Stadmannia sideroxylon, DC. —<br />
Koesambi.<br />
20. Terminalia Catappa, L. — Minjak<br />
katapang.<br />
9. Verzameling van<br />
looi middelen. — 's Lands<br />
plantentuin te Buitenz<strong>org</strong>.<br />
1. Aleurites triloba, Forst. — Kamiri.<br />
2. Artocarpus integrifolia, L. —<br />
Nangka beuriet.<br />
3. Casuarina equisetifolia, L. —<br />
Tjamara.<br />
4. Cocos nucifera, L. — Kalapa.<br />
5. Mangifera indica, L. — Manga.<br />
6. Punica Granatum, L. — Delima.<br />
7. Tamarindus indicus, L. — Asem<br />
djawa.<br />
8. Tectona grandis, L. —• Djati.<br />
9. Terminalia Catappa, L. — Katapang.<br />
10. Verzameling van<br />
plantaardige kleurstoffen.<br />
— 's Lands Plantentuin<br />
te Buitenz<strong>org</strong>.<br />
a. Eene collectie plantendeelen in<br />
stopflesschen (bast, wortels, hout,<br />
zaden etc), waaruit de inlander in "VVest-<br />
Java de kleurstoffen bereidt tot het<br />
verven van garens en kains.<br />
1. ArtocarpuB integrifolia, L. —<br />
Nangka. — Hethout levert een kleurstof<br />
tot het geel-verven van garen en kleedingstoffen.<br />
2. Bixa orellana, L. — Glingam,<br />
Galiengam, Gloege. — De zaden geven<br />
de bekende kleurstof Orlean, Oreille,<br />
Anatto etc., door den inlander gebruikt<br />
tot het oranje- en rood-verven van meubelen,<br />
garens en kleedingstoffen. Staal<br />
n°. 3.<br />
3. Briedelia tomentosa, Bl. — Kanjéré-badak-aroi.<br />
— Uit den bast der<br />
ranken wordt een zwarte verfstof bereid<br />
voor garens en kleedingstoffen.<br />
4. Briedelia tomentosa, Bl. — Kanjéré-badak.<br />
— Bast der stammen gebruikt<br />
als die der ranken.<br />
5. Caesalpinia arborea, Zoll. — Soga.<br />
— Staal n°. 1.<br />
6. Caesalpinia dasyrachys, Miq. —<br />
Beta-peta. — Uit den bast van deze en<br />
andere Caesalpinia-soorten wordt een<br />
bruin-roodbruine verfstof getrokken in<br />
gebruik voor garens en kleederen.<br />
Staal n°. 2.<br />
7. Caesalpinia sappan,L. — Setjang.<br />
— Het hout levert een roode kleurstof.<br />
Deze met kalk gemengd geeft paars<br />
(staal n°. 14); met ki sierum (24) en<br />
gambir (26) bruin (staal n°. 13);<br />
met gambir (26) stalen nos. 11 en<br />
12; met glingam (2) en kalk staal<br />
n°. 21.<br />
8. Curcuma longa, L. — Koneng<br />
gedé.<br />
9. Curcuma longa, L. var. /3 minor.<br />
— Koneng temen. — De bekende curcuma<br />
in veelvuldig inlandsch gebruik<br />
(staal n°. 10); met kalk gemengd<br />
oranje (staal n°. 16). Met kalk en<br />
gambir (staal n°. 15) Met taroem<br />
(13) gemengd verschillende nuancen<br />
van groen (stalen nos. 17, 18 en 20).<br />
10. Emblica officinalis, Grtn. — Malaka<br />
(staal n°. 6). Met taroem (13)<br />
vermengd geeft zij een zwarte kleurstof;<br />
met setjang (7), ki siernm (24)<br />
en gambir (26), of met taroem (13),<br />
katapang (25), ki sierum (241 en soga<br />
(21) een donkerbruine kleur (staal<br />
n°. 22).<br />
11. Eugenia lucidula, Miq. — Salam.<br />
— (Staal, n°. 7). Gebruikt en<br />
gemengd met andere verlstoffen evenals<br />
Malaka (10).<br />
12. Homalanthus populifolius, Grtn.<br />
— Karumbi. — De bast van Karumbi<br />
vermengd met Tjangkoedoo (17) levert<br />
een roode kleurstof voor kains en garens.<br />
13. lndigofera spec. div. — Taroem,<br />
indigo. — (Stalen, n°. 4 en 19).<br />
Vergelijk hetgeen gezegd is hierboven<br />
bij n°. 9 en 10.<br />
14. Leiocarpus fruticosus, Bl. —<br />
Sasa lemboet. — De bast vermengd met<br />
Tjangkoedoo (17) of Djirak burrura (22)<br />
levert een roode kleurstof.<br />
15. Marsdenia parviflora, DC. — Taroem<br />
aroi. — In gebruik om de zwarte<br />
kleurstof die uit den bast kan getrokken<br />
worden.<br />
16. Melodorum latifolium, Don. —<br />
Aroi Ki tjantoen. De bast wordt, met<br />
Taroem vermengd, uitgetrokken tot het<br />
verkrijgen van een zwarte verfstof.
17. Morinda citrifolia, L. — Tjangkoedoe.<br />
— De bast op zich zelf uitgetrokken<br />
geeft een roode verfstof. Andere<br />
tinten van rood worden verkregen<br />
door vermenging met Karumbi (12) of<br />
Sasa Iemboet (14). Vergelijk hetgeen<br />
gezegd is bij 22, 23 en 25.<br />
18. Pithecolobium lobatum, Bth. —<br />
Djengkol. — Bast vermengd met Malaka<br />
(10) of Salam (11) of Taroem (13) uitgetrokken<br />
tot het verkrijgen van een<br />
zwarte kleurstof.<br />
19. Kottlera tinetoria, Kxb. — Binong<br />
pentjang. — De vruchten leveren<br />
een roode kleurstof.<br />
20. Sauseviera spec. div. — Daoen<br />
soedji. — Geeft eene groene kleurstof,<br />
vooral in gebruik voor hoofddoeken<br />
(staal n°. 5).<br />
21. Serianthus grandiflora, Bth. —<br />
Soga. •— De bast laat eene bruine kleurstof<br />
uittrekken. Vermengd met Ki sierum<br />
(24), Setjang (7) en Gambier(26),<br />
of ook met Malaka (10), Taroem (13),<br />
Katapang (25) en Ki sierum (24) verkrijgt<br />
men de donkerbruine kleurstof<br />
van staal n u<br />
. 22.<br />
22. Symplocos fasciculata. — Djirak.<br />
— Geeft een roode kleurstof met Tjangkoedoe<br />
(17) en Pinang (Areca Catechu).<br />
Staal n u<br />
. 21.<br />
23. Symplocos odoratissimus, Ch. —<br />
Ki Bariawan. — De bast gemengd met<br />
Tjangkoedoo (17) uitgetrokken, geeft<br />
een donkerroode kleurstof voor kains.<br />
24. Syzygium spec. div. — Ki sierum.<br />
De bast geeft de kleurstof van staal<br />
n°. 8. Vergelijk verder het hierboven<br />
gezegde bij 7 en 10.<br />
26. Terminalia Catappa, L. — Katapang.<br />
— De bast levert op zich zelf<br />
of vermengd met Tjangkoedoo (17) of<br />
Ki sierum (24) een zwarte, met Soga<br />
of Setjang vermengd een donkerbruine<br />
kleurstof. Staal n°. 22.<br />
26. Uncaria gambir, Bxb. — Gambir.<br />
— In veelvuldig gebruik als bijmengsel<br />
bij andere kleurstof houdende<br />
stoffen. Vergelijk 7, 9, 10, 11 én 20.<br />
27. Uncaria spec. div. — Aroi koait<br />
besi. De bast wordt vermengd met<br />
Taroem (13) tot het verkrijgen vaneen<br />
zwarte kleurstof.<br />
28. Uncaria concava, T. et B. —<br />
Aroi ki ladja. Gelijk 26.<br />
29. Willughbeia javanica, Bl. —<br />
Aroi Ki batara. Gelijk 26.<br />
GROEP I. 5e Klasss. 125<br />
b. 22 Btalen gekleurd met de verschillende<br />
hierboven genoemde enkelvoudige<br />
en samengestelde kleurmiddelen,<br />
met beschrijving als onderschrift.<br />
11. Eenige merkwaardige<br />
gewassen van Java<br />
op spiritus. — 's Lands<br />
Plantentuin te Buitenz<strong>org</strong>.<br />
1. Myrmecodia echinata, Gaud.<br />
2. Hydnophytum montanum, Bl.<br />
3. Bafflesia Bochussenii, T. et B.<br />
4. Dischidia Baffiesiana, Wall.<br />
12. Verzameling van<br />
negen kina-soorten, opgezette<br />
takken met bloemen en<br />
vrucbten, benevens monsters<br />
van de basten. — 's Rijks<br />
Herbarium, te Leiden.<br />
a. Cinchonina lancifolia.<br />
b. „ suceirabra.<br />
c. „ calisaya.<br />
1
9. Caryophyllus aromaticus, L. Myrtaceae.<br />
— Tjengkeh. — Kruidnagelboom.<br />
10. Psidium Guajava, L. Myrtaeeae.<br />
— Djamboe-bidji. — Eetbare vruchten.<br />
11. Punica Granatum, L. Myrtaeeae.<br />
— Dalima. — Eetbare vruchten.<br />
12. Terminalia Catappa, L. Combretaceae.<br />
— Adapo, Katapan. — Zwarte<br />
kleurstof.<br />
13. Citrullus vulgariB, Schrad. Cucurbitaeeae.<br />
— Samangka. — Eetbare<br />
vruchten.<br />
14. Momordica Charantia, L. Cucurbitaceae.<br />
— Papareh. — Eetbare vruchten.<br />
15. Santalum album, IJ. Santalaeeae.<br />
— Kajoe Tjindana. — Sandelhout.<br />
16. Liquidambar Altingiana, Bl.<br />
Hamamelideae. — Rasamala. — Welriekende<br />
hars.<br />
17. Michelia Champaca, L. Maguoliaceae.<br />
— Tjampaka oetan. — Meubelhout.<br />
18. Anoua squamosa, L. Anonaeeae.<br />
— Atis. — Eetbare vruchten.<br />
19. Myristica fragrans, Houtt. Myristiceae.<br />
— Pala. — Nootmuskaat<br />
Foelie.<br />
20a. Nymphaea Lotus, L. var. rosea.<br />
Nymphaeaceae. — Tembang. — Sierplant.<br />
b. Nymphaea Lotus, L. var. alba.<br />
Nymphaeaceae. — Sierplant.<br />
c. Nymphaea Lotus, L. var. rubra.<br />
Nymphaeaceae. — Sierplant.<br />
d. Nymphaea stellata, Willd. var.<br />
cyanea. Nymphaeaceae. — Sierplant.<br />
e. Nymphaea blanda, Meyer. Nymphaeaceae.<br />
— Sierplant.<br />
21. Nymphaea Lotus, L. Nymphaeaceae.<br />
— Sierplant.<br />
22. Nelumbium speciosum, W. Nelurobiaeeae.<br />
— Taraté. — Sierplant.<br />
23a. Nelumbium speciosum , W. var.<br />
floribus albis. Nelumbiaceae. — Taraté<br />
poetih. — Sierplant.<br />
b. Nelumbium Bpeeiosum, W. var.<br />
floribuB rubris. Nelumbiaceae. Taraté<br />
mérah. — Sierplant.<br />
24. Bixa Orellana, Flacourtianeae. —<br />
Dawon Galinggam. — Kleurstof (Orleansgeel<br />
en Orleansrood).<br />
25. Taraktogenos Blumei, Hassk.<br />
Flacourtianeae. — Ki-loetoeng.<br />
26. Durio Zibethinus, L. Sterculiaceae.<br />
Doerian. — Eetbare vruchten.<br />
GROEP I. 5c Klasse. 127<br />
27. Sterculia macrophylla, Vent.<br />
Sterculiaceae. — Hantap.<br />
28. Theobroma Cacao, L. Buttneriaceae.<br />
— Kakau, tjoklat. ~ Cacao,<br />
chocolade.<br />
29. Artocarpus integrifolia, L. Artocarpeae.<br />
— Nangka. — Meubelhout,<br />
melksap.<br />
30. Drostigma benghalense, Gasp.<br />
Artocarpeae. — Ba-a-lo. — Eetbare<br />
vruchten.<br />
31. Drostigma religiosum, Gasp. Artocarpeae.<br />
— Boenoet-kaladja. — Eetbare<br />
vruchten, caoutchouk.<br />
32. Antidesma Bunias, Spr. Antidesmeae.<br />
— Boeni-karbau, bonni. —.<br />
Eetbare vruchten.<br />
33. Cubeba officinalis, Miq. Piperaceae.<br />
— Kamoekoes — Soort van Peper.<br />
34a. Piper nigrum, L. Piperaceae. —<br />
Maritja. — Zwarte Peper.<br />
b. Chavica densa, Miq. Piperaceae.<br />
— Tjabé djawa. — Soort van Peper.<br />
35. Gordonia Wallichii, Bl. Ternstroemiaeeae.<br />
36. Garcinia Mangostana, L. Clusiaceae.<br />
— Mangies. — Eetbare vruchten.<br />
37. Aegle Marmelos, Boxb. Aurantiaceao.<br />
— Bilak. — Eetbare vruchten.<br />
38. Citrus deeumana, L. Aurantiaceae.<br />
— Djeroek-bali. — Eetbare<br />
vruchten.<br />
39. Lansium domesticum, Jack. Meliaceae.<br />
— Ai mahoe. — Eetbare<br />
vruchten. ,<br />
40a.Nephelium lappaceum, L. Sapindaceae.<br />
— Ramboetan. — Eetbare<br />
vruchten.<br />
b. Nephelium mutabile, Bl. Sapindaceae.<br />
— Poelasan. — Eetbare vruchten.<br />
41. Mangifera indica, S. Anacardiaceae.<br />
— Ambe. — Eetbare vruchten.<br />
42. Spondias mangifera, W. = Evia<br />
amara, Commers. Anacardiaceae. —<br />
Kondongdong asam. — Eetbare vruchten.<br />
43. Canarium commune, L. Amyrideae.<br />
— Kanari, Jar. — Eetbare vruchten.<br />
44. Nauclea Gambir, Hunt. = Uncaria<br />
Gambir, Miq. Bubiaceae. —<br />
Gambir. — Afkooksel der bladeren<br />
dient bij het betel kauwen.<br />
45a.Pavetta stricta, BI. Rubiaceae. —<br />
Kembang-Santen-mérah. — Sierplant.<br />
b. Jonesia Asoca, Rxb. Papilionaceae.
428 GROEP L 5« Klasse.<br />
46. Coffea arabica, L. Rubiaceae. —<br />
Koppi. — Koffie.<br />
47. Jasminum Sambac, Ait. Jasmiueae.<br />
•— Baloer. — Sierplant.<br />
48. Cocos nucifera, L. Palmae. —<br />
Klappa. — Kokosnoot.<br />
49. Zalacca edulis, Reinw. Palmae.<br />
— Salak. — Eetbare vruchten.<br />
50. Pandanus odoratissimus, L. Pandaneae.<br />
—• Pandan. — Welriekende<br />
bloemen.<br />
51. Xanthosoma violaceum, Schott.<br />
Aroideae. — Talas. — Afkomstig uit<br />
Amerika.<br />
52. Musa Rumphiana, Krz. Musaceae.<br />
— Pisang.<br />
53. Zingiber officinale, L. Zingiberaeeae.<br />
— Diahé. — Gember.<br />
54. Curcuma longa, L. Zingiberaceae.<br />
— Goratji. —• Gele kleurstof.<br />
55. Maranta arundinacea, L. Cannaceae.<br />
— Arrow-root.<br />
27. Verzameling van<br />
afbeeldingen van planten<br />
tot aanvulling van de<br />
vorige. In eikenbouten lijsten.<br />
— Botanisch Laboratorium,<br />
te Leiden.<br />
1. Dryobalanops Camphora, Colebr.<br />
2. Carolinea princeps, W.<br />
— Pachira aquatica. Aubl.<br />
3. Neesia altissima, Bl.<br />
4. Cinchona Calisaya, Wedd.<br />
5. Rafilesia Hasseltii, Suring.<br />
6. „ Patma, Bl.<br />
7. „ Bochussenii, Teysm.<br />
et Binnend.<br />
8. Pandanus furcatus, Roxb. ó*.<br />
9. Pandanus furcatus, Boib. <br />
bloem vergroot.<br />
10. Pandanus furcatus, Roxb. S}.<br />
11. Pandanus spurius, Bumph.<br />
vrucht.<br />
12. Amorphophallus campanulatus.<br />
BL<br />
28. Een tros vruchten<br />
van Musa Paradisiaca.<br />
Teekening in waterwerf in<br />
gladde vergulde lijst. — Collectie<br />
Eeinwardt.<br />
29. Album van wilde<br />
en gekweekte planten<br />
uit N.-I., onder den titel „Album<br />
botanique et horticole";<br />
teekeningen met Franschen<br />
tekst in handschrift door T. de<br />
Rijk. — T. de Rijk te Soerabaja.<br />
30..De platen uit het<br />
werk: Fleurs, fruits et feuillages<br />
choisis de Java, van<br />
Mevr. Hoola van Nooten (zie<br />
n°. 34), tweede uitgave. Veertig<br />
platen in geelhouten lijsten.<br />
— Mr. F. T. Pahud de Mortanges,<br />
te Arnhem.<br />
1. Codiaemn variegatum, Rumph.—<br />
Kajoe poering.<br />
2. Amherstia nobilis, Wall.<br />
3. Citrus decumana, L. — Djeroek<br />
besar.<br />
4. Theobroma cacao, L. —Tjoklaad.<br />
5. Tradescantia discolor, Smith. —<br />
Géwor mérah.<br />
6. Elettaria speeiosa, Bl. — Honjeh<br />
Laka.<br />
7. Nephelium lappaceum, L. —<br />
Eamboetan Atjeh matjan.<br />
8. Lansium domesticum, Jack. —<br />
Doekoe.<br />
9. Caladium bicolor, Vent. — Talas<br />
Sabrang.<br />
10. Saraca declinata, Miq. — Kisoka.<br />
11. Sterculia nobilis, Smith. —<br />
Hantap.<br />
12. Otophora alata, Bl. — Pisang<br />
Tjina.<br />
23. Amarantus tricolor, L. — Bajem<br />
mérah.<br />
14. Spathiphyllopsis Minahassae, T.<br />
en B. — Tjariang poetih.<br />
15. Xanthochymus dulcis, Boxb. —<br />
Moendoe.<br />
16. Garcinia Mangostana, L. —<br />
Mangies.<br />
17. Poinsettia Pulcherrima, Grah.<br />
— Kajoe mérah.<br />
18. Butea frondosa, Boxb. — Ploso.<br />
19. Anona squamosa, L. — Sirikaja.<br />
20. Anona reticulata, L. — Boewa<br />
nonna.
21. Pisonia sylvestris. T. en B.<br />
Pisonia alba, Spangh. — Widjojo<br />
koesoemo of Éohl Banda.<br />
22. Lagerstroemia regia, Boxb. —<br />
Boengoer.<br />
23. Citrus sarcodactylus, Hort Bog.<br />
— Djeroek tangan.<br />
24. Cynometra eauliflora, L. —<br />
Namnam.<br />
25. Strophantbua dichotomus, Dec.<br />
— Kikoeja.<br />
26. Artocarpus polypliema, Pers. —<br />
Tjampedak.<br />
27. Anacardiuni occidentale, L. —•<br />
Djamboe monjet.<br />
28. Durio Zibethinus, L. — Doerian.<br />
29. Flores Jambosae Domesticae,<br />
Bumph. — Kembang Djamboe ból.<br />
30. Fruetus Jambosae Domestieae,<br />
Bumph. — Djamboe böl.<br />
31. Mangifera indica, L. — Manga<br />
wangi.<br />
32. Syzygium Jambolauum, Dec. —.<br />
Djamblang.<br />
33. Musa coccinea, Andr. — Pisang<br />
sole.<br />
34. Musa paradisiaca, L. — Pisang<br />
mas.<br />
35. Theobroma cacao, var. alba,<br />
L. — Tjoklaad.<br />
36. Averrhoa Bilimbi, L. — Blimbing.<br />
37. Poinciana regia, Boj. — Biamboyant.<br />
38. Zalacea edulis, Beinw. — Salak.<br />
39. Anona Muricata, L. — Nangka<br />
Wolanda.<br />
40. Carica Papaya, L. — Papaja.<br />
31. Botanische platen<br />
uit het werk Midden-Sumatra,<br />
(IVedeel, 13e Afl.) vier stuks,<br />
opgeplakt op twee bladen karton.<br />
— Aardrijkskundig Genootschap,<br />
te Amsterdam.<br />
32. Hortus Indicus of<br />
verzameling van gekleurde afbeeldingen<br />
van Oost-Indische<br />
planten en boomen. Handschrift<br />
uit de 17de eeuw, zonder naam.<br />
Twee deelen in groot f°., gebonden.<br />
— Bibliotheek der<br />
Rijksuniversiteit, te Leiden.<br />
GROEP I. 5« Klasse. 129<br />
33. Het handschrift<br />
van G-. E. Rumphius,<br />
Amboinsch kruidboek, met de<br />
zwarte en gekleurde afbeeldingen<br />
in Indië vervaardigd door<br />
Pbilippus van Eyck en Petrus<br />
de Ruyter. Groot f°. Twee<br />
deelen van de dertien als proeve.<br />
— Bibliotheek der Rijksuniversiteit,<br />
te Leiden.<br />
34. Een prachtexemplaar<br />
van het werk: Fleurs,<br />
fruits et feuillages choisis de<br />
1'ile de Java, peints d'après<br />
nature par Madame Berthe<br />
Hoola van Nooten; 40 planches<br />
chromolithographées, grand<br />
in folio, avec téxte. 3e édition.<br />
Bruxelles, Librairie C. Muquardt.<br />
•— Mevr. Hoola van<br />
Nooten, te Batavia.<br />
35. Verzameling van<br />
botanische werken, voornamelijk<br />
Nederlandsch Oosten<br />
West-indië betreffende. —<br />
Prof. I>. J. Veth.<br />
a. Gulielmi Pisonis, Medici Amstelaedamensis,<br />
de Indiae utriuBque re<br />
naturali et medica, libri quatuordecim.<br />
Amstelaedami apud Elzevirios, 1658 f°.<br />
NB. In dit werk van Piso zijn ook<br />
bevat de zes boeken over natuurlijke<br />
historie en geneeskunde van<br />
J. Bontius, geneesheer te Batavia ,<br />
over wien wij eene belangrijke<br />
studie van dr. Swaving bezitten<br />
in het Nat. Tijdsch. v. N. I., Deel<br />
XXX, bl. 285 en 475.<br />
b. Het Amboinsch kruidboek (Herbarium<br />
Amboinense) door G. E. Rumphius,<br />
uitgegeven door J. Burmannus.<br />
Zes deelen in f°. Amsterdam en 's Hage<br />
1741—1750. In vier half marokijnen<br />
banden.<br />
c. Neuer Schlüssel zu Bumph's Her-<br />
9
130 GROEP I. 5* Klasse.<br />
bariurn Ainboinense van Dr. J. K.<br />
Hasskarl. Halle, 1866 4°. (Besonders abgedruckt<br />
aus den Verb. d. Naturf. GeB.<br />
IX. 2). In half marokijnen band.<br />
d. Bumphia s. commentationes botanieae,<br />
in primis de plantis Indiae<br />
Orientalis, scripsit C. L. Blume. Drie<br />
deelen in f 0<br />
., Leiden, 1835—1845. In<br />
half marokijnen banden.<br />
e. Flora Javae nee non insularum<br />
adjacentium, auctore C. L. Blume,<br />
adj'utore J. B. Fischer. Brussel, 1828<br />
en volgende jaren. In drie half marokijnen<br />
banden.<br />
NB. Het werk is onvoltooid gebleven<br />
ten gevolge der Belgische omwenteling.<br />
Dit exemplaar bevat ook<br />
de onuitgegeven platen, die bij<br />
de staking van het werk reeds<br />
waren afgedrukt.<br />
/. Annales Musei Botanici Lugduno-<br />
Batavi ed. F. A. G. Miquel. 4 deelen<br />
in f°. Amsterdam en Utrecht 1863—<br />
1869. In half marokijnen banden.<br />
36. Eenige botanische<br />
werken, geheel of gedeeltelijk<br />
over de planten van<br />
Nederlandsch Indië handelende.<br />
— A. W. Sijthoff, uitgever<br />
en drukker te Leiden.<br />
a. Plantae Junghuhnianae, Enumeratio<br />
plantarum, quas in insulis Java<br />
et Sumatra detexit F. W. Junghuhu.<br />
b. C. L. Blume, Collection des orchidées<br />
les plus remarquables de 1'Archipel<br />
Indien et du Japon.<br />
c. P. F. de Siebold et W. H. de<br />
Vriese, Flore des Jardins. 5 Volumes.<br />
d. W. H. de Vriese, Tuinbouwflora.<br />
3 dln.<br />
e. W. H. de Vriese, de handel in<br />
getah pertja.<br />
f. W. H. de Vriese, de vanielje.<br />
ff. W. H. de Vriese, de kamferboom<br />
van Sumatra.<br />
h. Oh. Morel, Kuituur der orchideeën.<br />
i. F. Dozy. Plagiochila Sandei D.<br />
37. J. Dozy et J. H.<br />
Molkenboer, Bryologia<br />
Javanica, sen descriptio<br />
muscorum frondosorum Archipelagi<br />
Indici, iconibus illustrata,<br />
post mortem auctorum<br />
edd. R. B. van den Bosch et<br />
C. M. van der Sande La Coste.<br />
Lugd. Bat. Brill 1855—1870.<br />
2 vol. 4°. — Kon. Mil. Akademie,<br />
te Breda.<br />
38. Botanische werken.<br />
— J. H. de Bussy, uitgever<br />
te Amsterdam.<br />
L Plantkundig woordenboek voor<br />
Ned. Indië, met korte aanwijzingen<br />
van het geneesk. en huishoudelijk gebruik<br />
der planten, en vermelding der<br />
inlandsche .en wetenschappelijke benamingen,<br />
door G. J. Filet. Leiden, Kolff,<br />
1876.<br />
2. De bruikbare planten van Nederlandsch<br />
Indië, systematisch gerangschikt,<br />
beschreven en met aanteekeningen<br />
voorzien van derzelver waarde<br />
in den handel, de nijverheid en de<br />
geneeskunde, door A. H. Bisschop<br />
Grevelink. Amsterdam, de Bussy, 1882.
Go Klasse.<br />
DE DIERENWERELD: OPGEZETTE EN OP ANDERE WIJZEN GE<br />
CONSERVEERDE DIEREN, AFBEELDINGEN VAN DIEREN<br />
EN BESCHRIJVINGEN DER FAUNA.<br />
fschoon liet in vele opzichten te bejammeren is, kan het<br />
ons echter niet verwonderen, wanneer de reiziger en<br />
naturalist zich meer voelt aangetrokken tot 0. Indië<br />
dan tot W. Indië. Een blik op de kaart geeft terstond<br />
reeds eene verklaring van dit verschijnsel. W. Indië toch<br />
i. i • i l i l i • i i<br />
maakt deel uit van een groot continent, en het laat zich dan<br />
ook reeds te voren verwachten dat de Fauna met die van dat<br />
vaste land zal overeenkomen en weinig of geene vormen zal<br />
vertoonen die typisch voor zulk een beperkt gebied zullen zijn.<br />
Van 0. Indië daarentegen, als bestaande uit eene reeks van<br />
ontelbare grootere en kleinere eilanden en eilanden-groepen,<br />
van het vaste land zoowel als van elkander gescheiden door<br />
eene min of meer diepe zee, kan men verwachten, dat het tal<br />
van wezens zal bevatten, hetzij eigen aan een of meer dier eilanden<br />
, hetzij afwijkende vertegenwoordigers van de vormen, die<br />
op het vaste land voorkomen. De eigenaardige ligging tusschen<br />
Azië en Australië geeft aan eene dergelijke vooronderstelling<br />
nog meer grond. En inderdaad heeft het onderzoek ook geleerd,<br />
dat, terwijl de Fauna van W. Indië eene groote overeenkomst<br />
vertoont met die van Zuid-Amerika, de Fauna van den O. I.<br />
Archipel juist het midden houdt tusschen die der aangrenzende<br />
continenten, wanneer het vergund is ook Australië met dien<br />
naam te bestempelen — met dien verstande evenwel, dat de<br />
dieren van het westelijk gedeelte meer overeenkomen met die
132 GROEP I. 6e Klasse.<br />
van het vaste land van Azië, terwijl die van het oostelijk gedeelte<br />
meer gelijken op de dieren van Australië. W. Indië kan<br />
gezegd worden geene karakteristieke dieren te bezitten, 0. Indië<br />
daarentegen kan een aantal vormen aanwijzen, die of daar<br />
alleen voorkomen of wel daar het sterkst vertegenwoordigd<br />
zijn. Tot opheldering wijs ik slechts op enkele Zoogdieren.<br />
Terwijl op Sumatra tal van Apen leven, na verwant aan die<br />
van Achter Indië, zoo verdwijnen zij langzamerhand oostwaarts,<br />
tot op Celebes de laatste Aap wordt gevonden; hier komen wij<br />
op het terrein der Buideldieren, die zich westwaarts van Celebes<br />
niet vertoonen, doch oostwaarts in aantal soorten toenemende,<br />
in Australië en N. Guinea hun maximum bereiken, terwijl zjj<br />
daar bijna alle andere zoogdierengroepen representeeren. Terwijl<br />
op Sumatra en Borneo de Orang-oetan, de hoogst ontwikkelde<br />
Aap uit het gansche geslacht, leeft, treft men aan den anderen<br />
kant door den ganscben Archipel het Spookdiertje aan als<br />
laatsten Halfaap, en den Vliegenden Aap, die nergens elders gevonden<br />
wordt. Groote, vruchten etende Vledermuizen zoekt men<br />
te vergeefs in Z. Amerika, en zij juist hebben hare hoogste ontwikkeling<br />
in den Indischen Archipel bereikt. Olifant en Rhinoceros<br />
komen op Sumatra en Borneo, de laatste ook op Java voor;<br />
van zulke groote pachydermen echter geen spoor in W. Indië,<br />
waar slechts de Tapir leeft, die trouwens soortelijk verschilt<br />
met dien van Sumatra. De kleine Pekari (Dicotyles torquatus)<br />
en de wat grootere Poeïngo (Dicotyles labialus) zijn in Suriname<br />
de eenige Varkens 1<br />
), terwijl in O. Indië juist een grooter aantal<br />
Varkens leeft, dan in de geheele overige wereld te samen.<br />
Insectivoren, in Tupaja, Gymnura en Sorices zoo sterk in O. Indië<br />
vertegenwoordigd, zijn in W. Indië slechts in ééne soort,<br />
den merkwaardigen Solenodon paradoxus van Haïti, aanwezig.<br />
Terwijl Z. Amerika uitmunt door een overgroot aantal<br />
soorten van Knaagdieren, vindt men in 0. Indië betrekkelijk<br />
weinige groepen, doch daaronder enkele met verbazend vele<br />
soorten, met name de Eekhoorns. Zoogenaamde Tandeloozen<br />
vindt men in Suriname in de Luiaards, Gordeldieren en Miereneters,<br />
in O. Indië alleen in de Schubdieren. Terwijl de<br />
Canes in O. Indië alleen door Canis rutilans zijn vertegenwoordigd,<br />
komen de Feles, met name de Tijgers, Panters en kleine<br />
Katten, er menigvuldig voor. Suriname heeft, wat de Honden<br />
') Volgens Hartsinck's Beschrijving van Guiana komen in de bosschen vele<br />
wilde zwijnen voor. Men heeft hierbij te deuken aan het zoogenaamde waterzwijn,<br />
Mydrochoerus Capibara (Sus hydrochoerus L.), dat werkelijk volgens<br />
Kappler, „HoÜandisch Guiana" bl. 156, in de binnenlanden van Suriname<br />
menigvuldig is, maar niet tot de varkens, maar tot de knaagdieren behoort.
GROEP I. 6° Klasse. 133<br />
betreft Icticyon venaticus met Brazilië gemeen, en de Katten<br />
vindt men er in vormen die over geheel Zuid-Amerika verspreid<br />
zijn, die van den Poema of Qoegoear, den Jagoear, de<br />
Felis pardalis en de Felis Yaguarundi. Eindelijk vindt men<br />
den Manatus of zoogenaamde Zeekoe van Suriname terug in<br />
de Doejong of Halicore van 0. Indie.<br />
Van de andere dierklassen geldt hetzelfde als van de Zoogdieren,<br />
doch het zou te ver voeren, wanneer we van alle<br />
klassen zelfs maar zóó veel als van deze mededeelden.<br />
Het overzicht zou steeds oppervlakkig blijven en bovendien<br />
op verre na niet zoo leerzaam zijn als een bezoek aan het Museum<br />
van Natuurlijke Historie te Leiden, waar, door de z<strong>org</strong><br />
der Nederlandsche Regeering, een uitgebreid materiaal is bijeengebracht<br />
en bewaard wordt. Daar beter dan in eenig ander<br />
Museum vindt men de Fauna van onze Koloniën, verzameld<br />
grootendeels op last der Nederlandsche Regeering door tal van<br />
Reizigers, die hunne gezondheid en hun leven in het belang der<br />
wetenschap Opofferden. Met trots mag de Nederlandsche Natie<br />
den vreemdeling op die uitgebreide verzameling wijzen. En<br />
deze ontleent hare grootste waarde aan de wijze, waarop de<br />
voorwerpen tentoongesteld zijn, met andere woorden, aan den<br />
hoogen trap van volmaking, waarop daar de Taxiderinie of de<br />
kunst om dieren op te zetten en te conserveeren, is gebracht.<br />
In de school van een Temminck en een Schlegel gevormd, zijn<br />
kunstvaardige en vlugge handen bezig om de natuur op het<br />
nauwkeurigst na te bootsen, haar zoo na mogelijk te volgen.<br />
Door de wijze van opstellen wordt het overzicht vergemakkelijkt.<br />
Daar ziet men van elke soort zooveel mogelijk alle variatiën,<br />
zoowel in sekse als door leeftijd of jaargetijde of bijzondere<br />
locale omstandigheden veroorzaakt. Op deze wijze en op<br />
deze wijze alléén is het mogelijk om zich eene voorstelling te<br />
vormen van het door niemand nog onder juiste woorden gebrachte<br />
begrip „soort". Gebaseerd op en naar aanleiding van de<br />
collectiën in dat Museum zijn door tal van vroegere en latere<br />
geleerden een aantal monographiën en prachtwerken, vooral<br />
over de dieren van onze O. Indische Koloniën, in het licht gegeven<br />
, waaronder als de voornaamste genoemd mogen worden:<br />
Temminck's Monographies de Mammalogie; zijne Èsquisses zoologiques<br />
sur la Cöte de Guinee, waarin vele O. Indische zoogdieren<br />
beschreven zijn; de Verhandelingen over de Nederlandsche<br />
O. Indische Bezittingen, waarin Schlegel, S. Muller en Snellen<br />
van Vollenhoven tal van Monographiën over Zoogdieren, Vogels,<br />
Visschen, Reptielen, Slangen en Insecten leverden, met eene<br />
groote menigte platen, op steen gebracht door Sandifort, Mau-
134 GROEP I. 6 Klasse.<br />
re vert, Schlegel, Bruining, Mulder, v. Kaalte, v. Oort, Hoffmeister<br />
en Snellen van Vollenhoven; Temminck's Coup d'oeil<br />
général sur l'Inde Archipëlagique en het Nouveau receuil de<br />
planches coloriées d'oiseaux van hem en den Baron de Chartreuse;<br />
Schlegel's Vogels van Nederlandsch O. Indië en zijne<br />
Observations zoologiques; die Papageien door O. Finsch; Conspectus<br />
generum avium van Lucien Bonaparte; Essai sur la<br />
physionomie des serpents, een van Schlegel's beroemd geworden<br />
werken; Bleeker's Atlas ichthyologique des Indes Orientales Neerlandaises;<br />
Snellen van Vollenhoven's Essai d'une Faune entomologique<br />
de l'Archipel Indo-Néerlandais. Onder den bescheiden<br />
titel van Catalogue du Muséum d'Histoire naturelle heeft Schlegel<br />
eene reeks monographiën, grootendeels door hem zeiven bearbeid<br />
, in het licht gegeven. Daarin worden de Apen en bijna alle<br />
vogels, behalve de zangvogels, critisch onderzocht en een overzicht<br />
van die groepen in het Museum gegeven. In de laatste<br />
jaren hebben de Conservatoren aan het Museum en een aantal<br />
buitenlandsche specialiteiten bijdragen geleverd in het tijdschrift<br />
van dat Museum, getiteld: „Notes from the Legden Museum".<br />
Gebrek aan financiëelen steun maakte het tot dusverre ondoenlijk<br />
om dit tijdschrift met afbeeldingen op te luisteren. Groot<br />
is het aantal werken door niet-Nederlanders over de Fauna van<br />
O. Indië geschreven. Alleen de noodzakelijkheid om kort te zijn<br />
is de reden waarom hier slechts eenige der voornaamste werken<br />
vermeld werden, geschreven onmiddellijk naar aanleiding van<br />
hetgeen door Nederlanders voor Nederland in O. Indië verzameld<br />
werd. Dat er over de dieren van W. Indië nagenoeg geene<br />
afzonderlijke werken bestaan, volgt uit hetgeen hierboven is<br />
opgemerkt aangaande het samenvallen van de Fauna van Suriname<br />
met die van Z. Amerika. In de vorige eeuw echter verscheen<br />
het beroemde werk van Maria Sibylla Merian, Metamorphosis<br />
insectorum Surinamensium ad vivum picta atque descripta<br />
(Amst., 1705), terwijl onder de nieuwere schrijvers over Suriname<br />
vooral Kappler bijzondere aandacht aan de dierenwereld<br />
gewijd heeft.<br />
F. A. JENTINK.
1. Een jonge, levende<br />
koningstijger (Felis tigris,<br />
matjan lorèk) $, als huisdier<br />
opgevoed. Lampongs. — J. C.<br />
van Hasselt, Controleur B. B.<br />
te Soekadana, res. Lampongs.<br />
2. Een levende Maleische<br />
beer (Ursus Malayanus,<br />
beroeang), uit de Z. en O. afdeeling<br />
van Borneo. — D. D.<br />
Veth, te Amsterdam.<br />
3. Een roode papegaai<br />
en een blauwe d° of zoogenaamde<br />
raaf in kooi,<br />
levende exemplaren uit Suriname.<br />
— C, J. Hering, in<br />
Suriname.<br />
4. Verzameling van<br />
opgezette zoogdieren uit<br />
den Indischen Archipel. —<br />
Genootschap Natura Artis<br />
Magistra, te Amsterdam.<br />
1. Simia satyrus. — Oraug oetan.—<br />
Borneo, Sumatra.<br />
2. Hylobates leuciscus. — Wou wouw.<br />
— Java.<br />
3. Hylobates syndactylus. — Siamang.<br />
— Sumatra.<br />
4. Semnopithecus nasica. — Kahau.<br />
— Borneo, Sumatra.<br />
6. SemnopithecuB maurus. — Loetoeng.<br />
— Java.<br />
6. Inuus (Macaeus) nemestrinus. —<br />
Beroek. — Sumatra, Borneo.<br />
7. Inuus niger. — Menado.<br />
8. „ nigrescens. — Gorontalo.<br />
9. Cercoeebus cynomolgus. .— Monjet.<br />
— Soenda-eilanden.<br />
10. Cercoeebus cynomolgus var.<br />
alba. — Soenda-eilanden.<br />
11. Stenops (Nycticebus) tardigradus.<br />
— Sumatra, Borneo.<br />
12. Tarsius spectrum. — Sumatra,<br />
Bangka, Borneo.<br />
13. Tupaja (Cladobates) tana, —<br />
Sumatra, Borneo.<br />
GROEP I. 6e Klasse. 135<br />
14. TTrsus malayanus. — Beroeang.<br />
— Sumatra, Borneo.<br />
16. Arctictis binturong (penicillata).<br />
— Bintoeroeng. — Java, Sumatra.<br />
16. Canis rutilans. — Soenda-eilanden.<br />
17. Viverra indica.— „<br />
18. Paradoxurus musanga. — Moesang.<br />
— Soenda-eilanden.<br />
19. HerpeBtes javanicus. — Java,<br />
Sumatra.<br />
20. Pelis tigris. — Matjan lorèk. —<br />
Java, Sumatra.<br />
21. Pelis pardus. —• Matjan toetoel.<br />
— Java, Sumatra.<br />
22. Felis pardus, var. nigra. •— Java,<br />
Sumatra.<br />
23. Felis minuta. — Matjan rempak.<br />
— Soenda-eilanden.<br />
24. Sciurus bicolor. — Sumatra,<br />
Malakka.<br />
25. Sciurus plantani. (vittatus). —<br />
Java, Sumatra, Borneo.<br />
26. Pteromys nitidus. — Soendaeilanden.<br />
27. Hystrix javanica. — Java.<br />
28. Manis „ — Soendaeilanden.<br />
29. Antilope (Anoa) depressicornis.<br />
— Anoa. — Celebes.<br />
30. Antilope sumatrensis. — Sumatra.<br />
31. Cervus russa moluccensis. —<br />
Boesa. — Amboina, Timor.<br />
32. Cervus muntjao. — Mintjak,<br />
Kidang. — Soenda-eilanden.<br />
33. Cervus Kuhlii. — Bawéan.<br />
34. Moschus javanicus. — Java.<br />
35. SUB barbatus. — Borneo.<br />
5. Verzameling van<br />
zoogdieren, bijeengebracht<br />
in Noord-Celebes en op de<br />
Westkust van Sumatra, door<br />
F. von Faber, vroeger Controleur<br />
te Amoerang, res.<br />
Menado, thans te Loeboe Basong,<br />
afd. Priaman. — F. von Faber,<br />
te Loeboe Basong.<br />
NB. De verzameling zoogdieren van<br />
den heer von Faber omvat 49<br />
soorten, sommige in een aantal<br />
exemplaren. Tijdsgebrek zoowel<br />
als de groote kosten verhinderden<br />
al deze dieren voor de Tentoonstelling<br />
te doen opzetten. Er is
436 GROEP I. 6e Klasse.<br />
dus eene keuze gedaan, die zich<br />
uitstrekt tot één exemplaar van<br />
alle soorten, die niet reeds onder<br />
het vorige nommer voorkomen.<br />
De dieren geschoten gedurende<br />
het verblijf van den heer v. Faber<br />
te Amoerang zijn hieronder aangeduid<br />
door den naam Menado,<br />
de later op Sumatra verzamelde<br />
door den naam Priaman.<br />
1. Hylobates agilis. — Priaman.<br />
2. Semnopithecus<br />
Priaman.<br />
melalophus. —<br />
8. Semnopithecus pruinosus. — Priaman.<br />
4. Galeopithecus volans. — Priaman.<br />
5. Pteropus Wallacei. — Menado.<br />
6. „ hypomelanus. —• Menado.<br />
7. Cynonycteris brachyotis. — Menado.<br />
8. Cynopterus marginatus. — Priaman.<br />
9. Cephalotes Peronii. — Menado.<br />
10. Harpyia cephalotes. — Menado.<br />
11. Macroglossus minimus. •— Menado.<br />
12. Bhinolophus<br />
Menado.<br />
megaphyllus. —<br />
13. Rhinolophus<br />
Priaman.<br />
hipposideros. —<br />
14. Phyllorhina bicolor. — Menado.<br />
15. Megaderma spasma. — „<br />
16. Vespertilio adversus. — „<br />
17. Tesperugo pachypuB.—<br />
18. Felis sp. ? — Priaman.<br />
„<br />
19. Mustela Henrici. — Priaman.<br />
20. Paradoxurus<br />
Priaman.<br />
leucomystax. —<br />
21. Paradoxurus Musschenbroekii. —<br />
Menado.<br />
22. Tupaja javaniea. — Priaman.<br />
23. „ ferruginea. — Priaman.<br />
24. Sciurus albiceps. — „<br />
25. „ hippurus.— „<br />
26. „ murinus. — Menada.<br />
27. „ rubriventer. — Menado.<br />
28. „ leucomuB. — „<br />
29. „ Prevostii. — Priaman.<br />
30. Pteromys nitidus. — ,,<br />
31. Mus hellwaldii. — Menado.<br />
32. „ Faberi 1<br />
) — „<br />
') Mus Faberi is eene nieuwe soort,<br />
door Dr. Jentink naar den heer von<br />
Faber genoemd.<br />
33. Mus xanthurus. — Menado.<br />
34. Echiothrix leucura. — „<br />
35. Cervus equinus. — Priaman.<br />
36. Mosehus kanchü. — „<br />
37. Phalangista ursina. — Menado.<br />
38. „ celebensis. — „<br />
6. Koesoekoesoe nonau<br />
(boschkater) en koesoekoesoe<br />
vovoheka (boschkat)<br />
van Ternate. — J. H. W.<br />
Freytag Jr., te Ternate.<br />
NB. Een soort van het geslacht Cuscus,<br />
dat tot de Phalangisten behoort.<br />
7. Koesoe (boscbkat) van<br />
Andai (Geelvinksbaai, Nieuw-<br />
Guinea). — J. H. W. Freytag<br />
Jr., te Ternate.<br />
8. Schedel van een<br />
babiroesa (hertzwijn, Sus<br />
babirussa), afkomstig van<br />
Nieuw-Guinea. — J. H. W.<br />
Freytag Jr., te Ternate.<br />
9. Zoogdieren op spiritus,<br />
benevens huiden en<br />
skeletdeelen van zoogdieren,<br />
alles uit Suriname. — C. J.<br />
Hering, in Suriname.<br />
a. Een Kwatta (Coaita) op spiritus<br />
(Ateles paniscus L.).<br />
4. Een witte vleermuis (Diclidurus<br />
albus Neuw.), op spiritus.<br />
c. Drie tijgervellen.<br />
d. De huid van een luiaard (Bradypus<br />
didactylus L.).<br />
e. Twee hertshoorns (Cervus savannarum).<br />
f. Schedel van een aap.<br />
g. Schedel met onderkaak van een<br />
tijgerkat (Felis yaguarundi Desm.).<br />
10. Twee nagels van<br />
een armadillo (Dasypus).<br />
— Jos. Mesado, in Suriname.
11. Verzameling van<br />
173 soorten van vogels,<br />
opgezet, systematisch gerang<br />
schikt en gedetermineerd, afkomstig<br />
deels van Sumatra,<br />
deels van Celebes. — G-. C.<br />
van Schuylenburch, assistentresident<br />
von Moeara Doea, afd.<br />
Komering, res. Palembang, en<br />
F. von Faber, controleur B.<br />
B. te Loeboe Basong, afd. Priratnan,<br />
res. Padangsche Bene-<br />
denlanden.<br />
Deze verzameling is door Dr. F. A.<br />
Jentink bijeengebracht uit de honderden<br />
vogels gedurende eene reeks van<br />
jaren door den heer von Faber geschoten,<br />
deels op zijne vroegere standplaats<br />
Amoerang, res. Menado, deels op<br />
zijne tegenwoordige op Sumatra, en<br />
uit eene kleinere verzameling, die de<br />
heer van Schuylenburch in de hovenlanden<br />
van Palembang bijeenbracht.<br />
Het was zoowel .wegens de groote kosten,<br />
als wegens de kortheid van den<br />
tijd tusschen do aankomst der voorwerpen<br />
en den aanvang der Tentoonstelling,<br />
onmogelijk de duizend vogels<br />
, door deze heeren ter onzer beschikking<br />
gesteld, allen to laten opzetten.<br />
Wij zijn genoodzaakt geweest eene<br />
keuze te doen, waarbij wij echter gez<strong>org</strong>d<br />
hebben met zeer enkele uitzonderingen,<br />
van alle aanwezige soorten<br />
één exemplaar, waar het wenschelijk<br />
Bcheen een exemplaar van beiden seksen,<br />
in onze verzameling op te nemen. Wij<br />
hebben daarvoor van do hulp van Dr.<br />
Jentink dankbaar gebruik gemaakt.<br />
De namen Menado, Priaman en<br />
Komering, achter de vogels geplaatst,<br />
onderscheiden die van Celebes van die<br />
van Sumatra, terwijl de letters v. S.<br />
en v. F. den jager aanwijzen, aan wie<br />
wij ze te danken hebben.<br />
1. Bubo orientalis. — Priaman (Res.<br />
Padang). — v. F.<br />
2. Bubo javanensis. — Priaman. —<br />
v. F.<br />
3. Scops menadensis. — Menado. —<br />
v. F.<br />
GROEP I. 6» Klasse. 137<br />
4. Strix Rosenbergii. — Menado. —<br />
v. F.<br />
5. Hbctua ochracea. — Menado. —<br />
v. F.<br />
6. IVoctua hirsuta. — Menado. — v. F.<br />
7. „ punctulata. — Menado. —<br />
v. F.<br />
8. Falco coerulescens. — Komering<br />
(Res. Palembang). — v. S.<br />
9. CircuB Jardinii. — Menado. — v.F.<br />
10. Spizae'tus cirratus celebensis. $<br />
en J. — Menado. — v. P.<br />
11. Spizaëtus limnaëtus. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
12. Astur griseiceps. — Menado. —<br />
v. F.<br />
13. Nisus trinotatus. $ en %. —<br />
Menado. — v. F,<br />
14. Buteo poliogenys. — Menado. —<br />
v. F.<br />
15. Circaëtus rufipectus. $ en J.—<br />
Menado. — v. F.<br />
16. Aquila malayensis. — Menado.<br />
— v. F.<br />
17. Haliaëtus leucogaster. — Menado.<br />
— v. F.<br />
18. Haliaëtus indus. $ en J. — Menado<br />
en Priaman. — v. F.<br />
19. Pandion haliaëtus. — Menado.<br />
v. F.<br />
20. Milvusafflnis. — Menado. — v.F.<br />
21. Elanus hypoleucus. $ en §. —<br />
Menado. — v. F.<br />
22. Pernis cristatus celebensis. —<br />
Menado. — v. F.<br />
23. Alcedo melanorhyncha. — Menado.<br />
— v. F.<br />
24. Alcedo minor celebensis. —• Menado.<br />
— v. F.<br />
25. Alcedo leucocephala. — Komering.<br />
— v. S.<br />
26. Dacelo cyanotis. — Menado. —<br />
27. Dacelo princeps. — Menado. —<br />
v. F.<br />
28. Dacelo coromanda. — Menado.<br />
— v. F.<br />
29. Dacelo chloris. — Menado. —<br />
v. F.<br />
30. Dacelo fallax. — Menado. — v. F.<br />
31. Merops badius. — Priaman. —<br />
v. F.<br />
32. Merops ornatus. — Menado. —•<br />
v. F.<br />
33. Merops amictus. — Priaman. •—<br />
v. F.<br />
.34. Buceros scutatus. — Priaman. —<br />
v. F.
138 GROEP I. 6e Klasse.<br />
35. Buceros bicornis. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
36. Buceros rhinoceros. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
37. Buceros galeritus. en }. —<br />
Priaman. — v. F.<br />
38. Buceros comatus. — Priaman. —<br />
v. F.<br />
39. Buceros eassidix. f en j. —<br />
Menado. — v. F.<br />
40. Buceros exaratus. J ei J, —<br />
Menado. — v. F:<br />
41. Eclectus platurus. — Menado.<br />
v. F.<br />
42. Eclectus Mülleri. — Menado. —<br />
v. F.<br />
43. Psittacula incerta. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
44. Palaeomis longicaudus. — Komering.<br />
— v. S.<br />
45. Trichoglossus ornatus. — Menado.<br />
— v. F.<br />
46. Trichoglossus flavoviridis. — Menado.<br />
— v. F.<br />
47. Lorioulus exilis. — Menado. —<br />
v. F.<br />
48. Loriculus stigmatus. — Menado.<br />
— v. F.<br />
49. Loriculus galgulus. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
50. PicuB fulvus. $ en $. — Menado.<br />
— v. F.<br />
51. „ Temminckii. — Menado.—<br />
v. F.<br />
62. Picus poicilophus. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
53. Picus miniatus. — Komering. —<br />
v. S.<br />
54. Picus badius. - Komering. —<br />
v. S.<br />
56. Megalairaa chrysopogon. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
56. Megalaima mystacophanos. —<br />
Priaman. — v. F.<br />
57. Megalaima Henrici. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
58. Megalaima flavigula. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
59. Megalaima Duvaucelli. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
60. Cueulus melanorhynchus. — Menado.<br />
— v. F.<br />
61. Cueulus Sonnerati. — Menado. —<br />
v. F.<br />
61a. Scytrops novae hollandiae. —<br />
Menado. — v. F.<br />
62. Phoenicophaës chlorophaeus. .$<br />
eu J. — Komering. —. v. S.<br />
63. Phoenicophaës sumatranus. —<br />
Komering. — v. S.<br />
64. Phoenicophaës calorhynchus. —<br />
Menado. — v. F.<br />
65. Phoenicophaës curvirostris. —<br />
Menado. — v. F.<br />
66. Centropus eurycercus. — Komering.<br />
— v. S.<br />
67. Centropus bicolor. — Menado. —<br />
v. F.<br />
68. Hirundo javanica. •— Menado.<br />
— v. F.<br />
69. Cypselus longipennis. — Menado.<br />
— v. F.<br />
70. Cypselus esculentus. — Menado.<br />
— v. F.<br />
71. Caprimulgus Temminckii.— Pri-j<br />
aman. — v. K.<br />
72. Nectarinia aspasia. — Menado-<br />
— v. F.<br />
73. Nectarinia frenata. ^ en J, —<br />
Menado. — v. F.<br />
74. Nectarinia lepida. $ en J. —<br />
Menado en Priaman. — v. F.<br />
76. Nectarinia siparaja. $ en J. —<br />
Menado. — v. F.<br />
76. Nectarinia phoenicotis. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
77. Nectarinia eximia. — Komering.<br />
— v. S.<br />
78. Nectarinia Hasselt ii. — Komering<br />
— v. S.<br />
79. Dicaeum celebicum. •— Menado.<br />
— v. F.<br />
80. Dicaeum cantillans. .— Priaman.<br />
— v. F.<br />
81. Dicaeum erythronotus. — Komering.<br />
— v. S.<br />
82. Dicaeum pyrrhonotus. — Komering.<br />
— v. S.<br />
83. Pardalotis percussus. — Menado.<br />
— v. F.<br />
84. Phyllornis cyanopogou. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
85. Zosterops nigrifrons. — Menado.<br />
— v. F.<br />
86. Pitta celebensis. — Menado. —<br />
v. F.<br />
87. Timalia mitrata. — Priaman. —<br />
v. F.<br />
88. Turdus erythronotus. — Menado.<br />
— v. F.<br />
89. Pycnonotus ochrocephalus. —<br />
Priaman. — v. F.<br />
90. Ixos psidii. —• Komering. — v. S.<br />
91. „ atriceps. — „ „ „<br />
92. „ dispar. — „ „ „
93. Muscieapa<br />
man. —• v. F.<br />
banjumas. —• Pria<br />
94. Myiagra azurea. — Menado. —<br />
v. F.<br />
95. Dicrurus<br />
nado. .— v. F.<br />
carbonarius. — Me<br />
96. Dicrurus brachyphorus. — Komering.<br />
— T. S.<br />
97. Irena turcosa. — Komering. —<br />
v. S.<br />
98. Ceblepyris orientalis. — Menado.<br />
— v. F.<br />
99. Ceblepyris leueorhynchus. — Menado.<br />
— v. F.<br />
100. Graucalus leucopygialis. — Menado.<br />
— v. F.<br />
101. Graucalus Temminckii. — Menado.<br />
— v. F.<br />
102. Eurylaimus nasutus. — Priaman.<br />
-— v. F.<br />
103. Eurylaimus cuculatus. •— Priaman.<br />
— v. F.<br />
104. Corvus enca. — Menado. — v. F.<br />
105. Glaucopis leucopterus. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
106. Coracias Temminckii. — Menado.<br />
— v. F.<br />
107. Eurystomus orientalis. — Menado.<br />
— v. F.<br />
108. Oriolus indicus. — Menado. —<br />
v. F.<br />
109. Oriolus xanthonotus. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
110. Lamprotornis cantor. — Komering.<br />
•— v. S.<br />
111. Lamprotornis obscurus. — Menado.<br />
— v. F.<br />
112. Basilornis celebensis. — Menado.<br />
— v. F.<br />
113. Enodes erythrophrys. — Menado.<br />
— v. F.<br />
114. Scissirostrum Pagei. — Menado.<br />
v. F.<br />
115. Garrula torquata. — Menado.<br />
— v. F.<br />
116. Gracula venerata. — Priaman.<br />
— v. F.<br />
117. Fringilla atricapilla. — Menado.<br />
— v. F.<br />
118. Fringilla moluccana. — Menado.<br />
— v. F.<br />
119. Iora scapularis. — Menado. —<br />
v. F.<br />
120. Ptilopus melauocephalus. en<br />
J. — Menado. — r. F.<br />
121. Ptilopus superbus. — Menado.<br />
— v. F.<br />
GROEP I. 6e Klasse. 139<br />
S<br />
122. Ptilopus gularis. — Menado.<br />
— v. F.<br />
123. Treron vernans.
140 GROEP I. 6« Klasse.<br />
151. TotamiB inoanus. — Menado.<br />
— T. F.<br />
152. Totanus einereus. — Menado.<br />
— v. F.<br />
153. Numenius major. — Menado.<br />
— v. F.<br />
154. Numenius phaeopus. — Menado.<br />
— v. F.<br />
155. — Himantopus leueocephala.—<br />
Menado. — v. F.<br />
156. Charadrius Peronii. — Menado.<br />
— v. F.<br />
157. Kallina minahasa. — Menado.<br />
— T. F.<br />
158. Kallina plumbeiventris. •— Menado.<br />
— v. F.<br />
158a. Kallina isabellina. — Menado.<br />
— v. F.<br />
159. Hypotaenidia philippensis. —<br />
Menado. — v. F.<br />
160. Porzana einerea. — Menado. —<br />
v. F.<br />
161. Gallinula phoenieura. — Menado.<br />
— v. F.<br />
162. Porpbyrio indicus. — Menado.<br />
— v. F.<br />
163. Podiceps minor. — Menado. —<br />
v. F.<br />
164. Anas querquedula. — Menado.<br />
— v. F.<br />
165. Dendrocygna vagaus. — Menado.<br />
— v. F.<br />
166. Dendrocygna guttata. — Menado.<br />
— v. F.<br />
167. Fregata aquila. — Priaman. —<br />
v. F.<br />
168. Sula fiber. — Menado. — v. F.<br />
169. Graculus melanoleucua. — Menado.<br />
— v. F.<br />
170. Procellaria leucomelas. — Menado.<br />
— v. F.<br />
171. Sterna pelecanoides. — Menado.<br />
— v. F.<br />
12. Een opgezette Cas<br />
u a r i s , Casuarius indicus (galeatus).<br />
— Genootschap TJatura<br />
Artis Magistra, te Amsterdam.<br />
13. Een opgezette koewau<br />
of Argus-fazant,<br />
Argus giganteus Temm. —<br />
E. G. van Schuylenburch,<br />
assistent-resident te Moeara<br />
Doea.<br />
14. Verzameling van<br />
opgezette paradijsvogels,<br />
zooveel mogelijk in reeksen die<br />
de ontwikkeling van het prachtkleed<br />
aantoonen. — Mr. S. C.<br />
J. W. van Musschenbroek,<br />
te Leiden.<br />
a. Paradisea minor (papuaua).
woordigd door H. C. Seydenzaal,<br />
te Amsterdam.<br />
16. Twee paradijsvogels<br />
(mannetje en wijfje) van<br />
Nieuw-Guinea. — J. H. W.<br />
Preytag Jr., te Ternate.<br />
17. Een paradijsvogel<br />
en twee andere vogels<br />
van Nieuw-Guinea. — H. C.<br />
Voorhoeve, te Monster.<br />
18. Eene verzameling<br />
opgezette vogels van<br />
Ternate. — J. H. W.<br />
Preytag Jr., te Ternate.<br />
a. Woka woka (kraai) nonau (mannetje)<br />
en id. vovoheka (wijfje). —<br />
Corvus orru.<br />
b. Kaleha $ en J. — EcleetiiB polychlorus.<br />
c. Pantjetja
142 GROEP I. 6« Klasse.<br />
is een vogel die op Curacao te<br />
huis behoort, zoo groot is als een<br />
kraai en aardig fluit.<br />
24. Een Colibri met<br />
nestje. — Mr. R. M. Ribbius,<br />
op Curacao.<br />
25. Zes stopflesschen<br />
met kleine dieren uit<br />
Ned.-Indië op spiritus:<br />
kleine slangen , twee gekko's,<br />
vliegende hagedis, kameleon,<br />
spinnen, schorpioenen , sprinkhanen<br />
, duizendpoot, enz. —<br />
H. J. Smid, op Dennenoord<br />
te Laren.<br />
26. Schaal van een<br />
landschildpad (Testudo tabulata).<br />
De grootste tot dusver<br />
in Suriname gezien. — J. C.<br />
Hering, in Suriname.<br />
27. Acht flesschen met<br />
reptilien, batrachiën<br />
en insecten op spiritus.<br />
— C. J. Hering, in Suriname.<br />
28. Twee visschen van<br />
Ternate. — J. H. W. Preytag<br />
Jr., te Ternate.<br />
o. Ikan mandera.<br />
b. Ikan kabila.<br />
29. Eenige opgevulde<br />
visschen uit Ned. Indië.<br />
— F. von Faber, Controleur<br />
B. B. te Loeboe Basong, afd.<br />
Priaman.<br />
a. Balistes lineatus.<br />
b. Diodon hystrix.<br />
c. Tetraodon mappa.<br />
d. Ostracion tetragonum.<br />
30. Tien zagen van<br />
zaagvisschen van verschillende<br />
grootte (Pristis antiquorum<br />
Lath.). — C. J. Hering,<br />
in Suriname.<br />
31. Een zaag van een<br />
z a a g v i s c h. — A. Fernandes,<br />
in Suriname.<br />
32. Verzameling van<br />
schelpen, ingezonden door<br />
een Chinees van Blitong (Biliton).<br />
7 stuks sipoet kok; 7 st. sipoet groes;<br />
1 sip. oenam; 1 sip. soesoe tiara; 5<br />
sip. kimpang batoe; 1 sip. kimpang;<br />
1 sip. kima; 1 sip. longko; 1 sip. kitamau<br />
geling; 1 sip. blanda; 1 sip. loekan;<br />
1 sip. gangang en 3 diverse schelpen.<br />
33. Twee karkos (schelpen),<br />
afkomstig van Curacao.<br />
— (N. N.), op Curacao.<br />
34. Eene verzameling<br />
schelpen van Aruba. —<br />
Jacob Thielen, op Curacao.<br />
35. Een verzameling<br />
schelpen van Aruba. —<br />
A. J. van Koolwijk, op<br />
Curacao.<br />
36. Een verzameling<br />
schelpen van Aruba. —<br />
M. P. Curiel, op Curacao.
37. Eene verzameling<br />
schelpen en opgezette<br />
insecten van Curacao. —<br />
Dr. F. C. Epp, op Curacao.<br />
38. Twee platte doozen<br />
met glas overdekt,<br />
inhoudende een kleine verzameling<br />
van kevers, allen gedetermineerd<br />
en met naainetiquetten<br />
voorzien. Bestemd<br />
om een overzicht te geven van<br />
de keverl'auna der Soendaeilanden<br />
, Nieuw-Guinea en de<br />
Molukken. — Mr. J. W. van<br />
Lansberge, Oud-Gouverneur-<br />
Generaal, te Brummen.<br />
39. Kleine verzameling<br />
van gedetermineerde<br />
vlinders uit de<br />
Nederlandsche Oost- en West-<br />
Indische bezittingen, als overzicht<br />
der genera en merkwaardigste<br />
vormen der vlinderl'auna.<br />
In b' kartonnen doozen met<br />
glas. — Dr. H. J. Veth, te<br />
Rotterdam.<br />
40. Verzameling van<br />
nieerendeels gedetermineerde<br />
Coleoptera, H emiptera,<br />
Lepidoptera<br />
enz., bijeengebracht door Dr.<br />
Hagen gedurende zijn verblijf<br />
in Serdang en op zijne reis<br />
naar het meer van Tobah.<br />
Voor de tentoonstelling gereed<br />
gemaakt, en in 34 kartonnen<br />
doozen met glas gerangschikt<br />
door C. Ritsema Czn. te Leiden<br />
GROEP I. 6 Klasse. 143<br />
en P. C. T. Snellen te Rotterdam.<br />
— Dr. B. Hagen, te<br />
Tandjong Morawa in Serdang,<br />
vertegenwoordigd in Nederland<br />
door C. Bitsema Czn., te<br />
Leiden.<br />
41. Acht kistjes met<br />
torren, kapellen en andere<br />
insecten uit Nederlandsch<br />
Guiana. — M. B.<br />
Matthes, in Suriname.<br />
42. Drie fleschjes verschillende<br />
insecten, die<br />
nadeelig zijn voor de cacao. —<br />
C. J. Hering, in Suriname.<br />
a. Twee soorten van krekels (Gryllus<br />
campeslris? en Grylloialpa spec.)<br />
b. Een soort mier (Atta cephalotes).<br />
c. Een langhoornige kever (Sfeirastoma<br />
depressum). Rups, pop en volkomen<br />
insect.<br />
43. Een flesch cacaowormen.<br />
— J. R. C. Gonggrijp,<br />
in Suriname.<br />
NB. De cacao-tor vreet den bast der<br />
boomen een weinig af, en legt in<br />
de gemaakte wondjes bare eieren,<br />
waaruit de cacao-wormen voortkomen,<br />
die, meestal spiraalsgewijze,<br />
den bast doorvreten en tot in het<br />
hart der takken of stammen doordringen,<br />
waar zij verpoppen en<br />
als tor weder uitkomen.<br />
44. Elf fleschjes met<br />
insecten, nadeelig voor de<br />
cacao-cultuur. — J. H. A.<br />
Horst, plantage Rust en Lust<br />
in Suriname.
144 GROEP I. 6 E<br />
Klasse.<br />
NB. Volgens den inzender onderscheidt<br />
men in Suriname: 1°. den witten<br />
of gewonen cacao-worm, 2°. den<br />
rooden, die minder bekend is,<br />
hoofdzakelijk in distr. Beneden-<br />
Suriname voorkomt, en grootere<br />
schade veroorzaakt, 3°. eene soort<br />
die des nachts de jonge boompjes<br />
aan de wortels afvreet.<br />
a. Fleschje 1—5. De witte cacaoworm:<br />
kevers van beide sekse, jonge<br />
worm, volwassen worm, pop, bijzonder<br />
groot exemplaar van den kever.<br />
b. Fleschje 6—8. De roode cacaoworm<br />
: kevers van beide seksen, worm<br />
en pop, pop alleen.<br />
c. Fleschje 9. Tor van de derde soort.<br />
d. Fleschje 10. Twee wormen van<br />
een nog weinig bekende soort, die zich<br />
in half verdroogde boomen onder den<br />
bast ophoudt.<br />
e. Fleschje 11. Koningin der houtluizen.<br />
45. Een fleschje met<br />
cacao-torren en een fleschje<br />
met cacao-wormen. — A. Samuels,<br />
in Suriname.<br />
46. Zeegarnalen van<br />
Ternate. — J. H. W. Freytag<br />
Jr., te Ternate.<br />
a. Soloree nonau (
26. Dogfish. — Esoeide?<br />
26. Sriba. — Salmonoide?<br />
27. Witti-witti. — Prochüodu.8.<br />
28. Sriba. — Salmonoide? zie 26.<br />
29. Catfish. — Siluroïde.<br />
30. Hamerhaai. — Squalus zygaena.<br />
31. Matroziplatkop kwikwi. — Silurus<br />
ealichthys.<br />
32. Maka-wfish. — Chalceus maerolepidatus.<br />
33. Ouroewefi. — Centrarchus?<br />
34. Graaumunk Jewfish. — Plectropoma<br />
chlorum.<br />
35. Kwassi mama. — Siluroïde.<br />
36. Pakoessi. — Salmonoïde. Zie 13.<br />
37. Warako. — ? Chalceus nigropinnatus.<br />
38. Matoeri. — Erythrinus ?<br />
39. Kroeroe. — Carpio?<br />
40. Geelbagger. — Silurus Parkeri.<br />
41. Wara-wara. — Acanthurus? Loricaria<br />
?<br />
42. Katarina kwikwi. —. Silurus ealichthys.<br />
43. Warappa. — Erythrinus?<br />
44. Koebi. — Schelvisch, Gadus aeglefinus.<br />
45. Pani. — Siluroïde.<br />
46. Pogo-logo. — Gymnotus labiatus.<br />
47. Para matuari. — Perca saxatilis.<br />
48. Patakka. — Erythrinus?<br />
49. Pylheeht. Scomberesox, ?Ternodon<br />
Saltator.<br />
50. Parsisi. — Siluroïde.<br />
51. Kweriman. — Salmonoide?<br />
52. ïamissi fissi, miBsilobe. — ?<br />
63. Opokondri. — Hypophthalmus ?<br />
Zie 4.<br />
54. Spikrikatti. — ? Platystoma tigrinum.<br />
55. Wassardine. — Clupea ? Alauaa ?<br />
56. Zwamp Noya. — Siluroïde.<br />
57. Steenkoebi, steenschelvisch. —<br />
Gadus ?<br />
58. Paardevisch. •— Squamipinnes ?<br />
Platax ?<br />
59. Para sardine. — Clupea pilchardus.<br />
60. Saprapi. — Gymnotus albifrous.<br />
61. Trompé, een geluidgevende Tisch<br />
3<br />
GROEP I. O Klasse. 145<br />
62. Makreel. — Cybium Caballa?<br />
63. Dagoefisi. — Alausa?<br />
64. Prari-prari. — Hypophthalmus<br />
Davalla.<br />
65. Dagoefissi. — Esoeide?<br />
66. Zaagvisch. — Pristis antiquorum.<br />
67. Para Noya. — Siluroïde.<br />
68. Nenge-nenge. — Siluroïde ?<br />
69. Pakoe. — Salmonide.<br />
70. Soke. — Loricaria.<br />
71. Snoek. — Centropomus undecimalis.<br />
72. Sroepi. — Loricaria goniodonta.<br />
73. Boterman. — Siluroïde.<br />
74. Hagoesoke. — Loricaria?<br />
75. Zeebaars. •— Ballistes detula.<br />
76. Bajonetvisch. — Scomberesox?<br />
77. SnekifisBi. — Muraenide?<br />
78. Beefaal. — Gymnotus electricus.<br />
79. Velvetfiseh. — Serranus ? — Barbados.<br />
80. P<strong>org</strong>eegrant. — Haemulon Heterodon.<br />
— Barbados.<br />
81. Blue barber. —Acanthurus caeruleus.<br />
— Barbados.<br />
82. Dogchub. — Julis maculissima.<br />
— Barbados.<br />
83. Greenhunterchub. — Scarus Veluta.<br />
— Barbados.<br />
84. Brownsnapper. — Priacanthus.<br />
•— Barbados.<br />
85. Kook. — Holocentrum longipenne.<br />
— Barbados.<br />
86. Goldlace Grunt. — Haemulon<br />
quadrilineatiun. — Barbados.<br />
87. Sweetlips. — Serranus? •— Barbados.<br />
88. Nengneng. — Holacanthus? —<br />
Barbados.<br />
89. SehoolmistresB. — Chaetodon<br />
striatus. — Barbados.<br />
90. Catchub. — Julis? —Barbados.<br />
50. Overzicht van hetgeen,<br />
in het bijzonder<br />
door Nederland, gedaan is voor<br />
de kennis der Fauna van Ned.<br />
Indië, door H. J. Veth. Leiden,<br />
1879. — Dr. H. J. Veth,<br />
te Rotterdam.<br />
10
•146 GROEP I. 6* Klasse.<br />
51. Monographies de<br />
mammologie, par C. J.<br />
Temminck, 2 deelen, 4°. Leiden,<br />
1827 en 1835—1841. —<br />
Genootschap Natura Artis<br />
Magistra, te Amsterdam.<br />
52. De Vogels van Nederlandsch-Indië,beschreven<br />
en afgebeeld door H.<br />
Schlegel. Leiden en Amsterdam.<br />
— Prof. P. J. Veth, te Leiden.<br />
NB. Dit werk bevat de volgende<br />
groepen:<br />
a. De Pitta's.<br />
b. De Valkvogels.<br />
c. De Ijsvogels.<br />
Na de uitgave dezer derde groep<br />
werd bet werk gestaakt.<br />
53. Atlas ichthyologique<br />
des Indes Neérland<br />
ais es par le Dr. P. Bleeker.<br />
Amsterdam, 1861—1877. Zesen-dertig<br />
afleveringen. — Departement<br />
van Koloniën.<br />
NB. Het beroemde werk van Bleeker<br />
bleef onvoltooid ten gevolge van<br />
zijn ontijdig overlijden 18 Jan.<br />
1878. De verschenen zes-en-dertig<br />
afleveringen worden op omstreeks<br />
drie vierden van het geheel geschat.<br />
54. Een boekdeel bevattende<br />
de oorspronkelijke,<br />
gekleurde teekeningen,<br />
behoorende bij de<br />
afdeeling „Gemeene en ongemeene<br />
visschen van Amboina",<br />
in Valentijn's Oud- en Nieuw<br />
Oost-Indië, D. III. Stuk 1. —<br />
Bibliotheek der Botterdamsche<br />
Diergaarde.<br />
Vgl. de verhandeling van P. A.<br />
Leupe over Bumphius in de Nat. Verh.<br />
der Kon. Akad. van Wetenseh.<br />
55. G. E. Rumphius,<br />
d'Amboinsche rariteitkamer,<br />
behelzende eene beschrijvinge<br />
van allerhande<br />
schaalvisschen, hoorntjes en<br />
schelpen, benevens sommige<br />
mineralen. Amsterdam 1705.<br />
f°. — Kon. Mil. Akad., te<br />
Breda.<br />
56. D'Amboinsche Rariteitkamer<br />
door G. E.<br />
Rumphius. Amsterdam 1741.<br />
— Dr. H. J. Veth, te Rotterdam.<br />
NB. Deze uitgave bevat een aanhangsel,<br />
t. w. „Eene beschrijving der<br />
Amboinsche hoornen en schelpen<br />
door den doctor in de medicijnen<br />
Sipman", die te gelijk met<br />
Bumphius op Amboina heeft vertoefd.<br />
57. Essai d'une faune<br />
entomologique de 1'archipel<br />
Indo-Néerlandais par S. C.<br />
Snellen van Vollenhoven. Onvoltooid<br />
werk, drie stukken in<br />
één band. Den Haag, 1863. —<br />
Prof. P. J. Veth, te Leiden.<br />
a. Pamilie der Scutelleriden.<br />
b. Familie der Pieriden.<br />
c. Familie der Pentatomiden. Eerste<br />
gedeelte.<br />
58. Teekeningen van<br />
vlinders der Sumatraexpeditie,<br />
door Mr. A.<br />
Brants, 2 bladen opgezet op<br />
één blad karton, in lijst. —<br />
Mr. A. Brants, te Arnhem.<br />
59. Teekeningen van<br />
kevers der Sumatraexpeditie,<br />
door Dr. H. W.<br />
de Graaf. Vier stuks op één
lad karton in lijst. — Dr.<br />
H. W. de Graaf, te Leiden.<br />
60. Een portefeuille<br />
met teekeningen in<br />
waterwerf van vogels<br />
en zoogdieren van Oost-<br />
Sumatra. — Dr. B. Hagen,<br />
te Tandjong Morawa, Serdang.<br />
61. Vogels der Sumatra-expeditie,<br />
vier stuks<br />
op steen gebracht en eigen<br />
GROEP. I. 6e Klasse. 147<br />
handig gekleurd door J. G.<br />
Keulemans te Parijs. Opgezet<br />
op twee bladen karton. — Prof.<br />
P. J. Veth, te Leiden.<br />
62. Zoölogische platen<br />
uit het IV e<br />
deel van het werk<br />
Midden-Sumatra (1—12 Afd.).<br />
29 platen, geplakt op acht<br />
bladen karton. — Aardrijkskundig<br />
Genootschap, te<br />
Amsterdam.
7e Klasse.<br />
ANTHROPOLOGIE: BESCHRIJVINGEN EN AFBEELDINGEN, AF<br />
GIETSELS, SCHEDELS, GEPREPAREERDE HOOFDEN, ENZ.<br />
et was eene gelukkige gedachte van hen, die het Programma<br />
dezer Tentoonstelling ontworpen hebben, om<br />
daarin ook de antbropologie op te nemen. De mensch<br />
toch is in de hoogste mate van zijne omgeving afhankelijk,<br />
evenzeer als hij op deze laatste zijn stempel<br />
drukt. Waar dus thans de in de koloniën door de natuur voortgebrachte<br />
voorwerpen te gelijk met de door de inboorlingen<br />
vervaardigde producten van kunst als anderszins worden tentoongesteld,<br />
heeft men te recht ingezien, dat aan de anthropologie<br />
eene plaats, zij het dan ook eene bescheidene, behoorde<br />
te worden toegekend. Op deze tentoonstelling, waar de verschillende<br />
voortbrengselen van onze O.-I. bezittingen, deze zoowel<br />
om de rijke voortbrengselen van haren met een weelderigen<br />
plantengroei getooiden bodem, als om hare fauna en hare<br />
geologische gesteldheid merkwaardige streek der aarde, zoo volledig<br />
mogelijk worden bijeengebracht, behoort ook „de leer van<br />
den mensch" vertegenwoordigd te zijn.<br />
Terwijl de oudere mededeelingen van anthropologischen aard<br />
thans van betrekkelijk geringe waarde zijn, heeft de nieuwere<br />
anthropologie strengere eischen gesteld, waaraan ook bij het<br />
verzamelen behoort te worden voldaan. Een aantal koene reizigers<br />
heeft de meest verschillende deelen van den aardbol doorkruist<br />
en gewichtige anthropologische feiten aan het licht<br />
gebracht, vóórdat de zich steeds uitbreidende beschaving de<br />
sporen daarvan, wellicht voor altijd, heeft weggevaagd. Het<br />
anthropologisch materiaal, zal het inderdaad aan de gestelde
GROEP I. 7" Klasse. 149<br />
eischen voldoen, behoort op de plaats zelve verzameld te worden.<br />
Daardoor wordt de waarde er van aanzienlijk verhoogd, of<br />
liever, alleen door de juiste kennis van den oorsprong bezit het<br />
voldoende waarde.<br />
In dat opzicht zijn wij, voor zoo ver onze O.-I. bezittingen<br />
bezittingen betreft, niet slecht bedeeld. Een schat van hoofdzakelijk<br />
osteologische voorwerpen (skeletten, schedels, bekkens)<br />
is door de z<strong>org</strong> van den ijverigen Dr. Swaving met niet genoeg<br />
te prijzen volharding en met groote nauwgezetheid bijeengebracht.<br />
En de groote waarde dier verzameling is juist gelegen<br />
in de meestal zeer voldoende opgaven en aanteekeningen omtrent<br />
afkomst, leeftijd, geslacht, enz. Swaving was in staat<br />
dit alles nauwkeurig te weten, omdat de meeste voorwerpen<br />
toebehoord hebben aan personen, die in onder zijn beheer<br />
staande hospitalen zijn overleden. De Leidsche Universiteit mag<br />
zich gelukkig rekenen in het bezit van het grootste gedeelte<br />
van het door Swaving bijeengebrachte. De door 's Rijks Anatomisch<br />
Kabinet tentoongestelde schedels a<br />
) zijn slechts voor een<br />
zeer gering gedeelte door vroegere reizigers (Reinwardt, Macklot,<br />
Muller e. a.) gezonden. De bekkens zijn wij voor een deel aan<br />
Dr. Mens Fiers Smeding, destijds stads-geneesheer te Soerabaja,<br />
verschuldigd. Al het overige danken wij aan Swaving, die zich<br />
niet alleen verdienstelijk heeft gemaakt door zooveel kostbaar<br />
materiaal te verzamelen, maar die ook, te midden van zijne<br />
drukke, praktische bezigheden, den tijd heeft weten te vinden<br />
voor het wetenschappelijk bewerken zijner craniologische schatten.<br />
Ook de bekkens zijn onderzocht en beschreven. De resultaten<br />
der schedelmetingen van Swaving, benevens die van Bleeker en<br />
van der Hoeven zijn medegedeeld en beoordeeld in het boven<br />
mijn lof verheven werk Java van den Heer Veth (Deel II,<br />
bl. 283 en volg.), waarin ook andere anthropologische vraagstukken,<br />
betreffende onze O.-I. bezittingen, zijn behandeld.<br />
In lateren tijd zijn de resultaten van anthropologisch onderzoek<br />
in den O.-I. Archipel bijna uitsluitend door vreemde<br />
geleerden bekend gemaakt. Ik noem hier slechts de namen van<br />
A. B. Meyer en von Miklucho-Maclay, zonder de bedoeling om<br />
de verdiensten van anderen in dit opzicht eenigszins te willen<br />
verkleinen.<br />
Zoowel op physisch als op physiologisch terrein blijft echter<br />
nog veel te doen over. Van het onderzoek der hersenen der<br />
!) Alleen de Tan JaTa, Madoera en Sumatra afkomstige Toorwerpen zijn ter<br />
expositie ingezonden. Voor het tegenwoordige doel scheen meerdere uitbreiding<br />
niet wenschelijk.
150 GROEP I. 7e Klasse.<br />
lagere rassen is veel te verwachten en wij weten daarvan nog<br />
slechts zeer weinig. De afwijkingen in spieren, vaten, zenuwen,<br />
ingewanden zijn van anatomische curiosa geworden tot<br />
zaken van hoog wetenschappelijk gewicht. De kunstmatige misvormingen<br />
van den schedel verdienen niet uit het oog verloren<br />
te worden, in verband met de zeer veelvuldig voorkomende<br />
asymmetrie aan Maleische en vooral Javaansche schedels, welke<br />
door van der Hoeven en Swaving werd waargenomen en later<br />
door Halbertsma tot het onderwerp van een afzonderlijk onderzoek<br />
gekozen werd (van der Hoeven, Annotatio de craniorum<br />
Javanensium mensura, in zijn Catalogus craniorum diversarum<br />
gentium, 1860, bl. 36, Swaving, Eerste bijdrage tot de kennis<br />
der schedels van Volken in den Indischen Archipel, in Natuurkundig<br />
Tijdschrift voor N. 1., Deel 23 en 24, Halbertsma, De<br />
asymmetrie der Javaansche schedels, in Nederlandsch Tijdschrift<br />
voor Geneeskunde, 1865, 2 Afd., bl. 228). Op physiologisch<br />
gebied is nog een ruime oogst te garen; de scherpte van sommige<br />
zintuigen, het vermogen om kleuren te onderscheiden<br />
b. v. bij de inboorlingen, zijn zaken, die een nauwgezet onderzoek<br />
overwaardig zijn. Ook de sexueele gewoonten en misvormingen<br />
verdienen in meer dan één opzicht de volle aandacht.<br />
Von Miklucho-Maclay heeft laatstelijk omtrent de ovariotomie<br />
en de mika-operatie bij de inboorlingen van Australië belangrijke<br />
mededeelingen gedaan.<br />
Eene vraag, die nog op hare volledige beantwoording wacht,<br />
is die omtrent de rassen, die in den O.-I. Archipel aangetroffen<br />
worden. Neemt men aan dat de bewoners der verschillende<br />
eilanden, al wijken zij in zoovele opzichten van elkander af,<br />
tot één ras behooren (natuurlijk met uitzondering van Negrito's<br />
en Papoea's), en wil men daaraan den naam geven van het<br />
Maleische ras, dan blijft toch, zelfs na de mededeelingen van<br />
Wallace, de vraag over in hoeverre de Bataks, die volgens<br />
Junghuhn van het Maleische ras behooren gescheiden te worden ,<br />
eene zelfstandige plaats innemen. Het valt echter niet te ontkennen<br />
dat tegen die onderscheiding vele gewichtige gronden,<br />
vooral ook van linguistischen aard, kunnen worden aangevoerd<br />
(Veth, Java, Deel II, bl. 17). Verder is het van belang de<br />
overblijfselen van een zwart ras op de verschillende eilanden na<br />
te sporen. Hier en daar zijn die reeds aangetoond. Voor zoover<br />
de z. g. Kalangs op Java betreft (Veth, Java, Deel III, bl.<br />
579), is dit, tot op heden, eene opene kwestie. Ook ten opzichte<br />
der Alfoeren en hunne beteekenis uit een ethnologisch<br />
oogpunt, is het laatste woord nog niet gesproken.<br />
Hier ter plaatse kunnen slechts enkele dezer belangrijke
GROEP I. 7» Klasse. 151<br />
vragen even aangestipt worden x<br />
). Een rijk veld ligt ter bearbeiding<br />
open. Moge deze tentoonstelling, ons de gelegenheid<br />
schenkende om een oordeel te vellen over hetgeen wij bezitten<br />
en tevens over hetgeen wij missen, ook voor de anthropologie<br />
rijke vruchten dragen. Met tact en volharding is ook te midden<br />
der wilde bevolkingen veel te leeren, dat de wetenschap met<br />
dankbaarheid aanneemt. Dit heeft o. a. het voorbeeld getoond<br />
van Maclay, die verscheidene maanden heeft do<strong>org</strong>ebracht te<br />
midden der Papoea's aan de Oostkust van Nieuw-Guinea, wiens<br />
leven herhaalde malen bedreigd werd en die ten slotte hun<br />
vertrouwen wist te winnen. Zoo er zich iemand mocht voordoen,<br />
die, met de vereischte bekwaamheden toegerust, de zeker<br />
niet lichte taak zou willen aanvaarden om onze anthropologische<br />
kennis van de O.-I. bezittingen door onderzoek op de plaats<br />
zelve te vermeerderen, dan vertrouwen wij dat onze Regeering<br />
bereid zal gevonden worden aan eene zoo belangrijke onderneming<br />
haren steun te schenken!<br />
T. ZAAIJER.<br />
Onze West-indische bezittingen verkeeren uit anthropologisch<br />
oogpunt in zeer bijzonderen toestand. Van de oorspronkelijke<br />
bevolking zijn slechts geringe overblijfselen voorhanden.<br />
Tegenover de Europeesche kolonisten beschouwt men er als<br />
inlanders: de weinige Indianen, de op Surinaamschen bodem<br />
overgeplante Afrikanen, die als slaven zijn ingevoerd, en eindelijk<br />
de zoogenaamde Boschnegers (Marrons), de nakomelingen<br />
van weggeloopen slaven.<br />
De Indianen behooren meestal tot den stam der Arrowakken;<br />
hier en daar echter vindt men nog eenige Caraïben, b.v.<br />
aan de Coppename en aan de Marowijne; voorts in het district<br />
Nickeri de Warau's en aan de Tibiti de zoogenaamde Tibitiof<br />
Karboeger-Indianen. Deze onderscheiden zich van hunne stamverwanten<br />
door een donkerder huidkleur en kroeshaar. De Arrowakken,<br />
Caraïben en Warau's hebben, zooals alle Amerikaansche<br />
Indianen, zwart, sluik neerhangend haar. De gissing dat de<br />
') Een onlangs verschenen arbeid Tan Dr. H. E. C. ten Kate Jr. (Over<br />
anthropologisch onderzoek op reis, in Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap,<br />
Deel VI, bl. 254) beTat hieromtrent meerdere bijzonderheden. Dit Tan<br />
grondige studie getuigend geschrift geeft zeer behartigenswaardige wenken Toor<br />
hen, die met het doel om de leemten in onze anthropologische wetenschap aan<br />
te vullen, onze O.-I. bezittingen mochten willen bereizen.
-152 GROEP I. 7e Klasse.<br />
Karboeger-Indianen zouden afstammen van Caraïben die, van<br />
een op de kust gestrand scbip , de mannen gedood en de vrouwen<br />
medegevoerd hebben, komt mij niet ongegrond voor, daar zij<br />
blijkbaar van gekruist ras zijn.<br />
Sedert de afschaffing der slavernij zijn in de kolonie ook<br />
Chineezen en koelies uit Britsch Indië ingevoerd.<br />
Creolen noemt men allen die in de kolonie zijn geboren.<br />
De Creolen-bevolking bestaat dus uit Blanken, Negers en<br />
Kleurlingen.<br />
Met uitzondering van eenige nakomelingen van de zich in<br />
het midden der I7 de<br />
eeuw in Suriname gevestigd hebbende<br />
Joden, vindt men geene blanke bevolking die als onvermengde<br />
nakomelingschap van vroegere kolonisten kan beschouwd worden.<br />
De kleurling-bevolking bestaat uit:<br />
a. Mulatten, van een blanken vader met negerin of omgekeerd.<br />
b. Karboegers, van een neger met eene mulattin.<br />
c. Mestiezen, van een blanken vader met een mulattin.<br />
d. Kastiezen, van een blanken vader met mestiezin.<br />
e. Poestiezen, van een blanken vader met kastiezin.<br />
ƒ. Testiezen, van een blanken vader met poestiezin of omgekeerd<br />
, enz.<br />
De talrijke afstammelingen dezer variëteiten logenstraffen het<br />
denkbeeld dat bastaardrassen onvruchtbaar zouden zijn. Tijdens<br />
de slavernij is echter de bevolking van Suriname steeds alleen<br />
door nieuwen toevoer in stand gebleven, en toen deze ophield<br />
is zij afgenomen. Van de talrijke uit Afrika ingevoerde negerslaven<br />
is maar een betrekkelijk gering getal overgebleven.<br />
Voor de Europeanen is de kolonie in den regel slechts eene<br />
tijdelijke verblijfplaats geweest, geene volksplanting. Voor den<br />
veldarbeid zijn de Europeanen ongeschikt. De proeven om eene<br />
kolonisatie met Europeanen te stichten zijn steeds mislukt. Voor<br />
de bebouwing van het land wordt groote lichaamskracht of<br />
althans groote geschiktheid voor het verduren van het tropisch<br />
klimaat vereischt. Slechts Negers, Chineezen, Koeli's, Javanen<br />
en andere bewoners van den Indischen Archipel, zijn daarvoor<br />
geschikt.<br />
F. A. C. DUMONTIER.
1. Verzameling, van<br />
schedels, bekkens en<br />
skeletten van Java en Madoera<br />
en van Sumatra. — 's<br />
Rijks Anatomisch Kabinet.<br />
I. Java en Madoera.<br />
a. 26 schedels (24 M., 2 Vr.) van<br />
Java, zonder nadere plaatsbepaling.<br />
4. 29 schedels (25 M., 4 Vr.). Res.<br />
Bantam.<br />
c. 58 „ (37 M., 21 Vr.). Bes.<br />
Batavia.<br />
d. 2 „ (M.). Bes. Krawang.<br />
e. 1 „ (M.). Res. Tjeribon.<br />
ƒ. 9 „ (8 M., 1 Vr.). Res.<br />
Preanger Regentseh.<br />
0. 11 ,, (8 M., 3 Vr.). Res.<br />
Tagal.<br />
h. 7 „ (M.). Res. Pekalongan.<br />
1. 2 „ (M.). Res. Banjoemas.<br />
k. 1 „ (M.). Res. Bagelen.<br />
t. 1 (M.). Res. Kadoe.<br />
m. 3 ,, (1 M., 2 Vr.). Res.<br />
Samarang.<br />
(M.). Res. Djapara.<br />
o. 4 „ (M.). Res. Soerakarta.<br />
p. r<br />
> ,, (M.).Res. Jogjakarta.<br />
q. 1 „ (M.). Res. Rembang.<br />
r. 4 „ (M.). Res. Madioen.<br />
f. 4 „ (M.). Res. Soerabaja.<br />
{. 2 „ (1 M., 1 Vr.). Res.<br />
Pasoeroean.<br />
u. 1 „ (M.). Res. Probolinggo.<br />
c; 16 „ (M.). Eiland Madoera.<br />
iv. 23 bekkens (1 M., met dijbeenderen,<br />
22 Vr.). Java.<br />
x. 1 skelet van een Javaan.<br />
y. 1 skelet van een Soendasche<br />
vrouw, geb. te Tangeran.<br />
1. skelet van een Javaansche<br />
vrouw , geb. te Samarang.<br />
II. Sumatra.<br />
o. 2 schedels (M.) van Sumatra, zonder<br />
nadere plaatsbepaling.<br />
4. 2 schedels (1 M. en 1 Vr.). Noord-<br />
Sumatra.<br />
c. 2 schedels (M.). Atjeh.<br />
d. 1 „ (M.). Delie.<br />
e. 5 „ (M.). Padang.<br />
/. 7 „ (M.). Benkoelen.<br />
GROEP I. 7e Klasse. 153<br />
0. 1 schedels (M.). Korintji.<br />
'h. 17 „ (15 M. en 2 Vr.). Palembang.<br />
1. 16 „ (M.). Lampong.<br />
k. 1 „ (M.) van 't eiland Lingga,<br />
met bekken.<br />
1. 1 „ (Vr.) van 't eiland Engano,<br />
met bekken.<br />
m. 1 bekken (M.) met dijbeenderen<br />
van Atjeh.<br />
n. 1 skelet van een man, geb. te<br />
Kampong Pager, Lampong.<br />
2. Eenige schedels van<br />
Sumatra's Oostkust. —<br />
Dr. B. Hagen, te Tandjong<br />
Morawa, Serdang.<br />
a. Batak $, uit den stam der Orang<br />
Kara.<br />
4. Batak
154 GROEP I. 7e Klasse.<br />
c. O Swaving, Eerste bijdrage tot<br />
de kennis der schedels van volken in<br />
den Indischen Archipel, met daaraan<br />
toegevoegde Aanteekeningen en Verbeteringen<br />
(Natuurk. Tijdschr. v. Ned.<br />
Indië, Dl. 23, bl. 241, en Dl. 24,<br />
bl. 176).<br />
d. C. Swaving, Eenige aanteekeningen<br />
over de Sumatra'sche volkstammen<br />
(Ibidem, Dl. 25, bl. 295).<br />
e. C. Swaving, Beschrijving van<br />
schedels van inboorlingen uit de bovenlanden<br />
van Palembang (Ibidem, Dl. 31,<br />
bl. 238) en Tabellen (bl. 275).<br />
f. O Swaving, Description of the<br />
skulls of the inhabitants of Palembang,<br />
London, 1870.<br />
g. T. Zaaijer, Untersuchungen über<br />
die Form des Beckens javanischer<br />
Prauen. Haarlem, 18615 (Natuurkundige<br />
verhandelingen van do Hollandsche<br />
Maatschappij der Wetenschappen to<br />
Haarlem, Dl. XXIV).<br />
5. Album van 400 borstbeeld<br />
e n van verschillende<br />
menschentypen uit alle stammen<br />
van den Indischen Archipel:<br />
Maleiers, Soendaneezen, Javanen,<br />
Madoereezen, Boegineezen,<br />
Atjehers, Hindoes enz., elk<br />
beeld photographisch genomen<br />
en /ace en en profil, met aanduiding<br />
van naam, herkomst,<br />
geslacht, ouderdom, kleur enz.<br />
en van de verschillende afmetingen<br />
des lichaams. — C.<br />
Dietrich, te Samarang.<br />
NB. Dit album is het eerste gedeelte<br />
van een uitgebreider werk, en<br />
zal in het licht verschijnen onder<br />
den titel: Für Anthropologen; 400<br />
anthropologische Aufnahmen von<br />
Niederl.-Indién. Erste Sammlung,<br />
Physiognotnische Aufnahmen,<br />
„Brusthilder."<br />
ü. Acht-en-dertig inlanders<br />
uit Ned.-Indië.<br />
Behalve de wel in aantal geringe,<br />
maar in waarde belangrijke inzendin<br />
gen die de anthropologie op deze Tentoonstelling<br />
vertegenwoordigen, zal aan<br />
de bezoekers ook de gelegenheid geboden<br />
worden het type der inlandsche<br />
bevolking, zoowel van West- als van<br />
Oost-Indië, te leeren kennen, door de<br />
aanwezigheid van een aanzienlijk aantal<br />
inlanders. Uit Oost-Indië kwamen<br />
vooral bewoners van Java, ten deele<br />
bestemd om hunne nationale muziek,<br />
de gamelan, op de Tentoonstelling<br />
ten gehoore te brengen. Maar onder<br />
dezen reeds zijn de bewoners van verschillende<br />
, deels Soendasche, deels echt<br />
Javaansche gewesten te onderscheiden,<br />
terwijl bovendien ook Sumatra dooreen<br />
Atjeher en een Maleier uit de Padangsche<br />
Bovenlanden vertegenwoordigd is.<br />
Van de namen, plaats van herkomst<br />
en op het Tentoonstellingsterrein te<br />
vervullen taak der inboorlingen van<br />
Oost-Indië laten wij eene lijst hier<br />
volgen.<br />
Gamelan-spelers.<br />
0. Sonto Taroeno. Soerakarta. Mandoer<br />
panijagan (orkest-directeur).<br />
b. Sidin. Toekang rebab en \<br />
Dalang. ö<br />
c. Eimbo. „ bonang. Sd.<br />
Eman. „ gambang. "<br />
e. Djamiln. „ saron.<br />
f. Saminan. „ gendang. S.<br />
g. Ahoem. „ saron. a><br />
h. Oetja. „ saron. 1 g<br />
1. Wadi. „ kenong. / f<br />
j. Empang. „ selentem. 1<br />
k. Maih. ,, gong. I g<br />
l. Antessin. „ bonang. 1 3<br />
m. Enong. „ paneroes. I<br />
«. Salir. „ kempoel. I td<br />
o. Andoet. „ saron. I os<br />
p. Elos. „ Panijagan. J<br />
Ronggèngs (danseressen).<br />
q. Amsa. Tjitjoeroeg, Preang. Beg.<br />
r. Eno. „ „ „<br />
Weefsters,<br />
s. Mina. Tjitjoeroeg, Preang. Beg.<br />
t. Hati. „ „ „<br />
Paarden jongen s.<br />
«. Doel. Tjileboet, afd. Buitenz<strong>org</strong>.<br />
v. Saman. Kampong baroe, „<br />
w. Amad. Tjiandjoer, Preang. Beg.<br />
Karbouwen-hoeders.<br />
x. Ahan. Tjitjoeroeg, Preang. Beg.<br />
y. Kamoet. „ „ „
Visschers, tevens Landbouwers.<br />
x. Toebagoes Abdoe'lgani. Serang,<br />
Bantam.<br />
o . Toebagoes Brabim. Serang, Bantam.<br />
Timmerlieden.<br />
4'. Si Mail, galar Soetan Mabaradja,<br />
vroeger Mandoer der koeli's bij<br />
de Sumatra-Expeditie. Danau Manindjoe,<br />
Padangsehe Bovenlanden.<br />
c'. Mas Prawiro di Sastro. Djatibarang,<br />
afd. Brebes, Tegal.<br />
Diversen.<br />
d' en e'. Toekoe Mohammed en zijne<br />
te Batavia geboren vrouw, die als<br />
kind naar Atjeh verhuisde. Djembaroe,<br />
Groot Atjeh.<br />
ƒ'. Kantjil. Tangerang, Batavia.<br />
a'. Mas Saujar. Tjahjana, Banjoemas.<br />
A'. Wiro di Kromo. Kanigoro, Madioen.<br />
i' en j'. Mangoeng Prawiro en zijne<br />
vrouw. Soerakarta.<br />
k'. Emod, vrouw van Si Mail (4').<br />
Tjibodas , Preang. Beg.<br />
I. Emod, vrouw van Sidin (4). Tjitjoeroeg,<br />
Preang. Beg.<br />
7. Vier-en-twintig inboorlingen<br />
van Suriname.<br />
Uit West-indië wordt verwacht een<br />
troep inboorlingen, deels uit roodhuiden<br />
en boschnegers, deels uit Karboegers<br />
en verdere gekruiste rassen bestaande.<br />
Over de roodhuiden en boschnegers<br />
deelt ons de heer Bonn, President van<br />
de Surinaamsche Exploitatie-Maatschappij<br />
, te 's Gravenhage, aan wien<br />
wij de overkomst dezer lieden voornamelijk<br />
verschuldigd zijn, het volgende<br />
mede:<br />
Voor zoover ons bekend is, zullen<br />
deze roodhuiden, behoorende tot de<br />
Arrowakken, de eersten zijn van dezen<br />
volksstam, die naar Europa worden<br />
overgebracht. Zij bewonen het binnenland<br />
van Guyana, en worden voor de<br />
oorspronkelijke bewoners van de N. W.<br />
kust van dat land gehouden. De Arrowakken<br />
zijn zachtzinnig en goedaardig<br />
van karakter en veel vredelievender<br />
van aard dan de andere Indianen die<br />
men in Guyana aantreft. Eerlijk en<br />
trouw tegenover elkander, betrachten<br />
zij deze deugden ook tegenover de<br />
GROEP I. 7* Klasse. 155<br />
vreemdelingen. Even als de andere<br />
roodhuiden van Amerika leiden zij een<br />
zwervend leven; maar zij spreken eene<br />
van die der andere stammen geheel<br />
verschillende taal. Als zij met elkander<br />
een gesprek voeren, ziet de spreker<br />
den aangesprokene niet aan, maar keert<br />
hem meestal den rug toe; „de honden",<br />
zeggen ze, „zien elkander aan, wanneer<br />
zij met elkander spreken".<br />
De vrouw bewijst den man eene<br />
slaafsehe onderdanigheid; in 't algemeen<br />
eerbiedigen zij de ouderen van<br />
jaren, en nemen tegenover elkaar zekere<br />
vormen in acht, waarvan zij zelden<br />
afwijken. Zoo dient de vrouw den<br />
man het eten voor, maar gaat niet bij<br />
hem aanzitten.<br />
De vrouwen dragen snoeren koralen<br />
vast om de kuiten, die daardoor geheel<br />
, misvormd worden; hare reeds geringe<br />
aantrekkelijkheid wordt daardoor zeker<br />
niet verhoogd.<br />
Bij de geboorte van een kind gaat<br />
de man in zijn hangmat liggen, terwijl<br />
de vrouw, alsof er niets bijzonders gebeurd<br />
was, hare werkzaamheden voortzet.<br />
Zij tellen tot vier naar de vingers;<br />
vijf wordt uitgedrukt door ééne hand,<br />
zes door een hand en één vinger,<br />
tien door twee handen, elf door twee<br />
handen en één toon, twintig door twee<br />
handen en twee voeten, of, zoo als zij<br />
zich in hunne taal uitdrukken, door<br />
een mensch.<br />
Ten einde het tijdstip te bepalen<br />
waarop de eene of andere gebeurtenis<br />
moet plaats hebben, of eene bijeenkomst<br />
bepaald is, gebruiken zij een<br />
touw waarin even zoovele knoopen zijn<br />
gelegd, als er dagen moeten voorbijgaan,<br />
totdat het tijdstip zal aanbreken.<br />
Eiken m<strong>org</strong>en wordt dan een<br />
knoop losgemaakt, tot de bepaalde dag<br />
daar is.<br />
Bij feestelijke gelegenheden beschilderen<br />
zij het geheele lichaam met roode<br />
en zwarte kleurstof.<br />
Even als de meeste roodhuiden, zijn<br />
zij liartstochtelijke liefhebbers van sterken<br />
drank, en zoo zij dien kunnen<br />
machtig worden, deelen zij zelfs de<br />
zuigelingen daarvan mede. Pogingen<br />
om hen te beschaven bleven steeds<br />
vruchteloos.<br />
Zij zijn door de Caraïben-kalibis, van<br />
welken stam in het vorige jaar eene<br />
familie in den Jardin d'aeclimatation te
156 GROEP I. 7» Klasse.<br />
zien was, van de kustlanden verdreven,<br />
en zullen vermoedelijk het lot<br />
der andere roodhuiden ondergaan en<br />
geheel uitsterven.<br />
De boschnegers bewonen het hoog<br />
en bergachtig land der bovenrivieren<br />
in de kolonie Suriname. Zij stammen<br />
af van afrikacnsche negerslaven die in<br />
vorige eeuwen van de plantages zijn<br />
weggeloopen, en tijdens het beleg<br />
der kolonie Suriname door den Franschen<br />
admiraal de Cassard in het jaar<br />
1712 door hunne meesters naar de<br />
bosschen zijn gezonden, om zich aldaar<br />
tot na het sluiten van den vrede te<br />
verbergen, maar toen weigerden terug<br />
te komen. In latere jaren voegden zich<br />
daarbij telkens slaven die van de plantages<br />
wegliepen. Meer dan een halve<br />
eeuw hebben zij de kolonie verontrust<br />
, tot het bestuur eindelijk verplicht<br />
was, vrede met hen te sluiten. Bij<br />
verdrag van 1761 werden zij als een<br />
vrij en onafhankelijk volk erkend. Hun<br />
opperhoofd moest door de Kegeering<br />
worden erkend en jaarlijks moesten hun<br />
geschenken worden uitgereikt, waartegen<br />
zij zich verbonden, de tot hen<br />
komende slaven, die zich van de plantages<br />
verwijderden, uit te leveren. Hun<br />
regeering bestaat, behalve uit het groot<br />
opperhoofd, uit een majoor en kapiteins.<br />
Bij het overlijden van het groot<br />
opperhoofd volgen niet zijne zonen maar<br />
de eerstgeboren zoon van zijn oudste<br />
zuster hem op. Heeft hij geen zuster<br />
of heeft deze geene mannelijke afstam<br />
melingen, dan benoemt het groot opperhoofd<br />
bij zijn leven zijn opvolger.<br />
De boschnegers zijn in hooge mate<br />
bijgeloovig, en met enkele uitzonderingen<br />
afgodendienaars. In hunne dorpen<br />
hebben zij priesters, Loekemans genaamd,<br />
die zij als een orakel raadplegen.<br />
Zij gelooven dat de geesten hunner<br />
overleden ouders en voorouders hen<br />
blijven omzweven en weder in jong<br />
geboren kinderen overgaan. Als, bij<br />
voorbeeld, een grootvader sterft en<br />
kort daarna een kind wordt geboren,<br />
zeggen zij dat de ziel van den grootvader<br />
in het kind is gevaren.<br />
Iu geval van ziekte raadplegen zij<br />
de priesters. Zij gelooven niet dat<br />
iemand een natuurlijken dood kan sterven,<br />
maar meenen dat hij door de<br />
geesten zijner voorouders, wier ontevredenheid<br />
hij heeft opgewekt, van het<br />
leven is beroofd of door zijne vijanden<br />
is vergiftigd.<br />
De boschnegers zijn over hot algemeen<br />
welgevormd, zwaar gespierd en<br />
veel krachtiger dan de geëmancipeerde<br />
negers. Zij zijn jaloersch, wantrouwend<br />
en haatdragend van karakter en daarbij<br />
zeer lui, vooral de mannen. Tot geregelden<br />
arbeid heeft men hen nog niet<br />
kunnen bewegen. Door de onvermoeide<br />
pogingen der Herrnhuttcr-zendelingen<br />
zijn wel eenigen tot het Christendom<br />
overgegaan, maar in het algemeen zijn<br />
de resultaten der pogingen om hen te<br />
beschaven nog zeer gering.