04.09.2013 Views

ÔS2. OOS è ^ - Acehbooks.org

ÔS2. OOS è ^ - Acehbooks.org

ÔS2. OOS è ^ - Acehbooks.org

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BIBLIOTHEEK KITLV<br />

0012 3123<br />

<strong>ÔS2.</strong> <strong>OOS</strong> <strong>è</strong>^<br />

\


o GESCHIED- EN AARDRIJKSKUNDIGE<br />

BESCHRIJVING<br />

NEERLANDS <strong>OOS</strong>T- EN WEST-INDISCHE<br />

BEZITTINGEN;<br />

J». WV BOSCH, JD-si.<br />

TE AMSTERDAM, BIJ<br />

SCIIALEKAMP, VAN DE GRAMPEL EN BAKKER.<br />

1844.


Één graankorl, achtloos in een' vruclitbren grond bedolven ,<br />

Zien we, als een' zwangren halm, ras op den luchtstroom golven ,<br />

Hij schudt zijn vruchten af, die, rijpende in den grond,<br />

In halmen opBlaan , waar eerst ruigte en heester stond :<br />

Dan duizendvoud herteeld en duizendwerf herboren ,<br />

Do<strong>org</strong>olft een gansch gewest een gouden zee van koren:<br />

En 't land , eerst naakt en woest, nu rijk en mild gevoed ,<br />

Dankt blij aan do eerste korl »ijn vruoht en overvloed.<br />

i. ». IIELHEKS , Jlotlandschc Natie.


- »*K|©£>-e*^«-<br />

Bestuurders der Taal- en Letteroefenende Maatschappij :<br />

Tot Fut der Jeugd, beriglen, dat deze Geschied- en<br />

aardrijkskundige Beschrijving van Neïrlands Oost- en<br />

West-Indische Bezittingen, als Antwoord op eene door haar<br />

uilgeschrevene Vraag, dermate de goedkeuring heeft mogen<br />

wegdragen , dat de Vergadering niet geaarzeld heeft, de af-<br />

zonderlijke uitgave van dezelve toe te staan , in de hope,<br />

dat ook builen den kring der Maatschappij door die uitgave<br />

al dat nut moge gesticht worden, voor hetwelk Bestuurders<br />

oordeelen, dat'dit Werkje in zoo vele opziglen vatbaar is.<br />

Zij vermeenen hel hiertoe te mogen aapbevelen.<br />

Amsterdam, A. VAN DER SWAN,<br />

den 25 November, 1843. Voorzitter.<br />

W. <strong>OOS</strong>TMEIJER,<br />

Serrctaris des Scstvvrs.


VOORRERIGT DES SCHRIJVERS.<br />

Het Werkje, hetwelk ik der Jeugd thans aanbied, tvas,<br />

blijkens het voorafgaande Berigt van Bestuurders der<br />

Taal- c:i Letteroefenende Miatschappij : Tot, Nut der Jeugd,<br />

oorspronkelijk niet voor de pers bestemd; — de goedkeuring<br />

, welke mijnen arbeid te beurt viel; do overtuiging, 1<br />

dat eene meer a'gemeene verspreiding van een Werkje, tegelijk<br />

eene Geschied- en 'Aardrijkskundige Beschrijving<br />

onzer Buitenlandsche Bezittingen bevattende, en tevens als<br />

lees- en leerboek voor de scholen ingerigt, in eene tot hiertoe<br />

bestaande behoefte konde voorzien, gevoegd bij de aansporing<br />

van bevoegde beoordeelaren, noopten m j hetzelve<br />

meer algemeen verkrijgbaar te stellen.<br />

net eerste gedeelte bevat een doorloopend overzigl van<br />

de voornaamste lotgevallen onzer Overzeesche Gewesten,<br />

sedert de veitiging der Nederlanders aldaar, tot op onzen<br />

tijd. Vit den inhoud sal men ontwaren, dat ik mij heb<br />

toegelegd hetzelve in verband te brengen met de Geschiedenis<br />

van ons Vaderland, ten einde de jeugd het veeleer als<br />

pene kleine uitbreiding van dezelve, dan als een afzonder-<br />

Ijk leervak beschouwe. Om deze reden zal men ter be- "<br />

hoorlijker plaatse, ofschoon dan ook minder uitgebreid,<br />

gewag gemaakt vinden van onze vroegere bezittingen , hetgeen<br />

deze wijze van behandeling noodzakelijk vorderde.<br />

Dit oversigt als eene uitbreiding der Geschiedenis des<br />

Vaderlands beschouicende, mögt ik natuurlijk bij de jeugdige<br />

lezers eene meerdere of mindere geoefendheid in de<br />

Geschiedenis van hunnen geboortegrond vooronderstellen ;<br />

hierom scheen het mij voldoende de gebeurtenissen, die met<br />

de lotgevallen onzer Overzeesche Gewesten in verband staan,<br />

alleen aan te roeren om begrepen te worden.


Overtuigd zijnde, dat het bijna onmogelijk is, zonder<br />

laauwheid de Geschiedenis te behandelen en niet eenigzins<br />

zijn bijzonder gevoelen te doen doorstralen, heb ik mij des<br />

te meer beijverd om alleen datgene ter neder te stellen, wat<br />

overtuiging mij deed voor waarheid houden; nergens heb<br />

ik opzettelijk de waarheid aan mijn bijzonder gevoelen opgeofferd;<br />

mögt ik in een of ander opzigt gefaald hebben,<br />

dan zullen gepaste ter eghoij zingen mij dubbel welkom zijn.<br />

Nadat dit Werkje deszelfs tegenwoordige bestemming verkregen<br />

had, vorderde het aardrijkskundige gedeelte eenige<br />

wijziging en uitbreiding; ik heb mij deze gelegenheid te<br />

nutte gemaakt om hetzelve nogmaals geheel te vergelijken<br />

met de opgaven en berigten, voorkomende in de Werken<br />

van den Gouverneur-G ener aal VAN DEN noscir, van de Beeren<br />

ROORDA VAN EIJSINGI, KÜSSENDRAGER, TEENSTIIA, noscir,<br />

OLIVIER en andere-.i.<br />

Ten aanzien van de ligging der Landen achtte ik geene<br />

geschikter handleiding te kunnen volgen, dan de fraai<br />

'bewerkte Kaart onzer Overzeesche Bezittingen, onder toezigt<br />

van den Heer j. VAN WIJK, RZ. vervaardigd, en te<br />

Groningen bij j. OOMKENS, JZ. in het licht verschenen; ik<br />

heb mij echter om, zoo ik meen, gegronde redenen, met<br />

betrekking tot onze W.-1. Bezittingen, eenige afwijking<br />

veroorloofd.<br />

Daar de uitgave van dit Werkje met geene andere bedoeling<br />

gcschii'dt, dan om, zoo mogelijk, der Jeugd nuttig<br />

te zijn, is het mijn hartgrondige wrnsch, dat dit doel<br />

daardoor moge bereikt worden en de lust moge aanwakkeren<br />

tot eene meer grondige kennis onzer Overzeesche<br />

Bezittingen, uielker bloei of verval sedert meer dan twee<br />

eeuwen zoo veel invloed* op den bloei van Nederland en<br />

de welvaart van deszelfs bewoners heeft uitgeoefend.<br />

Amsterdam , Mei, 1844.<br />

B.<br />

v


INBOUB.<br />

GESCHIEDENIS VAN NEERLANDS <strong>OOS</strong>T- FN<br />

WEST-INDISCHE BEZITTINGEN.<br />

. . Bladi.<br />

IHIIIDIKG. Overzigt van Neêrlands handel tot op de<br />

verbodswet van Filips II j<br />

I. Togten der Nederlanders naar O.-Indië en vestiging<br />

des handels in den O.-I. Archipel en op Cevlon<br />

(1584—1602)<br />

II. Van de opiigting der O.-I. Maatschappij tot op het<br />

Twaalfjarig Bestand (1602—1609) 11<br />

III. Sedert de aanstelling eens Gouverneurs-Generaal,<br />

tot op de stichting van Batavia (1610—1619) 15<br />

IV. Togten der Nederl. naar Amerika , tot derzelver eerste<br />

vestiging in Brazilië (1598— J630) 21<br />

V. De Oost-Indiën sedert de stichting van Batavia tot op<br />

den Munsterschen vrede (1619—1648) 26<br />

VI. De West-Indiën sedert de vestiging der Nederl. in<br />

Brazilië, tot den vrede met Portugal (1630—1661).. 33<br />

VII. De Oost-Indiën sedert den Munsterschen vrede , tot<br />

op den oorlog met Engeland en Frankrijk (1048—1672). 37<br />

VIII. De West-Indiën sedert den vrede met Portugal, tot<br />

het einde der oorlogen met Frankrijk. — Vestiging<br />

der Nederl. in Suriname (1661—17l'o) 44<br />

IX. Gebeurtenissen in O.-Indië gedurende en na den<br />

oorlog met Engeland en Frankrijk (1672—1737).... 49<br />

X. Vervolg. Van Valkenier tot Mossel (1737—1760).... 56<br />

XI. Geschiedenis onzer W.-Indische Bezittingen sedert<br />

den vrede met Frankrijk, tot op den vrede met Engeland<br />

(1713—1784) 61<br />

XII. De O.-I. Bezittingen sedert Mossels bestuur , tot op<br />

de omwenteling in Nederland (1760—1795) 65<br />

XIII. De Nederl. koloniën sedert de omwenteling van 1795 ,<br />

tot op Nederlands herstel in 1813 72<br />

XIV. De O.-Indien sedert Nederlands herstel, tot op bet<br />

uitbarsten van den grooten Javaschen oorlog (1825). 80<br />

XV. Overzigt van onze W.-I. koloniën sedert Nederlands<br />

herstel tot 1630, en van de O.-Indien gedurende den<br />

grooten Javaschen oorlog (1825—1830) 85<br />

o


INHOUD. VII<br />

AARDRIJKSKVNDIGE BESCHRIJVING VAN<br />

NEÊRLANDS <strong>OOS</strong>T- EN WEST-INDISCHE<br />

BEZITTINGEN.<br />

Bindt.<br />

. BEZITTINGEN DEB NEDERLANDERS IN AZIË 94<br />

GnoOll: SUJ1UASCIIE HUSIltJ.<br />

a. Het eiland JAVA.. 95<br />

RusiDiNTiëN , enz. 1. Bantam, hl. 105. — 2. Batavia,<br />

bl. 107. — 3. BuitenzOrg , bl. 111.—4, Krawang,<br />

bl. 112. — 5. Prcanger Regentschappen,<br />

bl. 113. — 6. Cheribon , bl. 114. — 7. Tagal,<br />

bl. 116. — 8. Pekalongan, bl. 116. —<br />

9. Samarang, bl. 117. — 10. Kadoe , bl. 119. —<br />

11. Baglen , bl. 120. — 12. Banjoemaas, bl.<br />

120. — 13. Soerakarta of Solo , bl. 121. — 14.<br />

Djokjokarta of Mataram , bl. 122. — 15. Patjitan,<br />

bl. 124. — 16. Madion, bl. 124. — 17. Kediri,<br />

bl. 125. — 18. Japara. bl. 125. — 19. Rembang,<br />

bl. 126. — 20. Soerabaia, bl. 127. — 21.<br />

Passaroewan , bl. 130. — 22. Bcsoeki met Banjoewangi,<br />

bl. 131.<br />

net eiland Madoera of Madura 132<br />

h. Biet eiland SUMATRA 133<br />

1°. De Onafhankelijke Rijken : a. Atsjin en het<br />

Gebied der Batta's , bl. 136. — b. Menang-Kaboc<br />

met de Distrikten Korintji, Serampe, Soengestenan<br />

en Passumah , bl. 137. — c. Siak , bl. 138. —<br />

d. Het Distrikt Kampar, bl. 138. — e. Jambi,<br />

bl. 138.<br />

2". Landen, die aan het gezag der Nederlanders<br />

onderworpen zijn: a. Het Gouv. van Sumatra's<br />

Westkust, met de Resid. enz. Pad3ng en Padangsche<br />

Bovenlanden, bl. 138. — b. Aijer-<br />

Bangies, bl. 140. — e. Benkoelen , bl. 141. —<br />

rf. Palembang , bl. 142. e. De Lampongsche distrikten<br />

, benevens Indragiri en Kwantam , bl. 143.'<br />

Het eiland B a n k a 143<br />

» » B i 11 i t o n ] 44<br />

» » Lingga 145<br />

» » Bintang ofRiou w 145<br />

c. Het eiland IORKKO 14G<br />

1°. De Onafhankelijke Rijken: a. Borneo-Propor of<br />

Eigentlijk Bornéo, bl. 150. — b. De N.-O.-kust<br />

van Eornco of hot Solosche gebied, bl. 150. —<br />

c. De Landschappen langs de O.-kust, bl. 150.


v l " INHOUD.<br />

* . Landen, die aïin het NederlandsoheGouvernement<br />

onderworpen zijn : a. De Resid. Westkust van<br />

Borneo of het gebied van Pontianak, bl. 151. —<br />

b. De Resid. Z.- en O.-kust van Borneo of het<br />

gebied van Banjermassing , bl. 152.<br />

d. Het eiland CELEP.ES 123<br />

o. Het Gouv. Makassar met de onderworpene Staten ,<br />

bl. 156. — b. De Resid. Mcnado met de onderhoorige<br />

Rijken , bl. 158.<br />

Het eiland S a I e ij e r ]fif)<br />

» » Boe ton , 160<br />

KlEIIÏK SDlïDASCnE E1IAIÏDEIT 161<br />

Bali, bl. 162. — Lombok, bl. 163. rlfi ü'mbawa,<br />

bl. 163. — De Resid. Timor, met de eilanden<br />

Floris of Ende, Sabrao, Ombay, Timor,<br />

Sandelhout, enz. bl. 164.<br />

DE MOIÜKKEK Igg<br />

« De Residentie Amboina bl. 167<br />

' » » Banda » 174<br />

1°. De eigentl. Bandasche eilanden » 175<br />

2°. Do Zuid-Ooster-, Zuid-Wester- en Aroeeilanden<br />

» 178<br />

c. De Residentie Ternate » 180<br />

NlEÜW-GUIHEA OF PAPOEA 184<br />

net eilandje DÉCIMA in JAPAN 185<br />

II. BEZITTINGEN DER NEDERLANDERS IN AFRIKA'.;.'." 186<br />

" » » » » AMERIKA.. 188<br />

a. De Kolonie Suriname ]§8<br />

b. De C ur a ç ao-c i 1 an d e n 194<br />

c. De Nederlandsohe Antilles i.!!"!!!!." 197


GESCHIEDENIS<br />

VAK i<br />

KURLANDS <strong>OOS</strong>T- EN WEST-INDISCHE<br />

BEZITTINGEN.<br />

I I V I J E I D I Ä T « .<br />

pt overzigt van JVeêrlands handel, tol op<br />

i£L V. — De Portugezen in Oost-Indië. —<br />

)e handel der Nederlanders op Portugal,<br />

door FiLirs II verboden.<br />

idel en scheepvaart waren te allen tijde de bron van<br />

orspoed der volken , en waren het ook van de weivan<br />

ons vaderland. Aan de zee onlwoekerd, die<br />

laai op hetzelve hare regten zocht te verhalen ; uit<br />

aard moerassig en daardoor op vele plaatsen voor<br />

Idbouw ongeschikt, was deszelfs bodem naauwelijks in<br />

de steeds toenemende bevolking van het noodigste<br />

iderhoud te voorzien ; — daarenboven deed de omlet<br />

andere meer beschaafde volken haar reeds in de<br />

i tijden voorwerpen van gemak en weelde kennen,<br />

hiertoe den landzaat onbekend naren ; — doch ook<br />

't karigheid des bodems, dat gemis van eigene voorllen<br />

van gemak en weelde, deud den Nederlander<br />

i'oeg oj) middelen bedacht zijn om zich datgene te<br />

fen , waaraan hij gebrek gevoelde, of hetgene hem<br />

tot eene behoefte geworden was.<br />

ons land aan twee zijden door de zee omgeven is,<br />

natuur hem, als ware het, daartoe de middelen aan<br />

1 ; zijne geaardheid , zijn welberaden overleg , zijne<br />

lot werkzaamheid, zijn bedaarde moed in de groot-<br />

1


vin INHOUD.<br />

2°. Landen, die aanhet NedeilandscheGouvernemei<br />

onderworpen îijn : a. De Resid. Westkust va<br />

Borneo of het gebied van Pontianak, bl. 151. -<br />

b. De Resid. Z.- en O.-kust van Borneo of he<br />

gebied van Banjermassing , bl. 152.<br />

(1. Het eiland CEIEBES<br />

o. Het Gouv. Makassar met de onderworpene Staten<br />

bl. 15G. — 6. De Resid. Menado met de onderhoo<br />

rige Rijken , bl. 158.<br />

Het eiland Sale ij er<br />

» » Boeton <<br />

KlEIKK SIIKDASCHE EltANDEK<br />

Bali, bl. 162. — Lombok, bl. 163. — Sumbawa,<br />

bl. 163.—De Resid. Timor, met de eilanden<br />

Floris of Ende, Sabrao, Ombay, Timor,<br />

Sandelhout, enz. bl. 164.<br />

D B HOlUKKEir<br />

a. De Residentie Amboina bl. 16'<br />

b. » » Banda » 174<br />

1°. De eigentl. Bandasche eilanden » 17E<br />

2°. De Zuid-Ooster-, Zuid-Wester- en Aroeeilanden<br />

» 178<br />

e. De Residentie Ternate » 18C<br />

WlEinv-GUIHEA OF rAPOEA<br />

Het eilandje DÉCIMA in JAPAIÏ<br />

II. BEZITTINGEN DER NEDERLANDERS IN AFRIKA....<br />

III. » » » » AMERIKA..<br />

a. De Kolonie Suriname<br />

I. De C u r a ç a o-e i 1 a n d e n<br />

e. De Nederlands e he Antilles


GESCHIEDENIS<br />

VAIf<br />

NEÊRLANDS <strong>OOS</strong>T- EN WEST-INDISCHE<br />

BEZITTINGEN.<br />

I Si L E I » I jf fi.<br />

Beknopt ovemigt van Ne<strong>è</strong>rlands handel, tol op<br />

KAIIKL V. — De Portugezen in Oost-Indië. —<br />

De handel der Nederlanders op Portugal,<br />

door Fiwrs II verboden.<br />

Handel en scheepvaart waren te allen tijde de bron van<br />

den voorspoed der volken , en waren het ook van de welvaart<br />

van ons vaderland. Aan de zee onlvvoekerd, die<br />

menigmaal op hetzelve hare regten zocht te verhalen'; uit<br />

deszeUs aard moerassig en daardoor op vele plaatsen voor<br />

den veldbouw ongeschikt, was deszelfs bodem naauwelijks in<br />

slaat, de steeds toenemende bevolking van het noodigste<br />

levensonderhoud te voorzien ; — daarenboven deed de omgang<br />

met andere meer beschaafde volken haar reeds in de<br />

vroegste tijden voorwerpen van gemak en weelde kennen,<br />

die tot hierloe den landzaat onbekend waren ; — doch ook<br />

juist die karigheid des bodems, dat gemis van eigene voortbrengselen<br />

van gemak en weelde, de«d den Nederlander<br />

reeds vroeg op middelen bedacht zijn om zich date-ene te<br />

verschaffen, waaraan hij gebrek gevoelde, of hebene hem<br />

allengs tot eene behoefte geworden was.<br />

Daar ons land aan twee zijden door de zee omgeven is,<br />

bood de natuur hem, als ware het, daartoe de middelen aan<br />

:1e hand ; zijne geaardheid, zijn welberaden overleg , zijne<br />

sucht tot werkzaamheid, zijn bedaarde meed in de groot-


%<br />

ste gevaren, gaf hem bovendien de geschiktheid om dit<br />

element te bouwen ; — en de handel, welke door de riviervaart<br />

aanvankelijk zfer gering was, werd door de zeevaart<br />

weldra de zenuw van zijn bestaan.<br />

Men gevoelt liglehjk, dat hiertoe meer vereischt werd<br />

dan eene poging om zich de noodwendigheden des levens te<br />

verschaffen, of om eigen gemak en weelde te believen. Reeds<br />

zeer vroeg schijnen de Nederlanders zich de gunstige ligging<br />

van hun land in het midden-gedeelte van Europa, en de<br />

gemeenschap van deszelfs hoofdrivieren met de Noordzee te<br />

nutte gemaakt te hebben. Bij gemis van eigene voortbrengselen!*),<br />

werd hun handel wel bijna uitsluitend tot eenen<br />

ruilhandel in vreemde voortbrengselen beperkt ; doch door<br />

de uitbreiding, welke zij allengs aan deuzelven gaven, en<br />

het aanleggen van handel-, of liever stapelplaatsen , in onderscheidene<br />

oorden dezer gewesten, die weldra als koopsteden<br />

door geheel Europa bekend werden , ontwikkelde zich<br />

het vermogen des lands op eene bijna ongelooflijke wijze.<br />

Zoo bloeiden achtervolgens of ter zellder tijde Wltlam aan<br />

den mond der Maas, Duurstede aan Mijn en Lek, Roemerswaal<br />

aan de Schelde, Geervliet aan het Ilollandsch<br />

Diep, Tiel en Nijmegen aan do /faal en Dordrecht aan<br />

de ßferwe, tot dat de handel zich langzamerhand door het<br />

geheele land verspreidde en Engeland, de Noordsche rijken,<br />

Italie en de Levant (f) veelvuldig door de Nederlandsche<br />

handelaars bezocht werden. Achttien Nederlandsche steden<br />

tot het Hanze-verbond (§) toegetreden, hadden aan hetzelve,<br />

zoo al niet derzelver geheelen bloei, dan toch de uitbreiding<br />

(*) Deze bepaalden zich tot vee, huiden-, boter, kaas,<br />

visch en biejr.<br />

) Door de Lovant verstaat men gewoonlijk al de ten oosten<br />

van Italia aan de Midrfcllanrhche zee gelegene landen , onverschillig<br />

tot welk werelddeel zij belmoren.<br />

(§) Eene omstreeks het midden der 13c eeuw ontstane verooniging<br />

van Noord-Duitsche koopsteden , ter bevordering des<br />

handels en ter beveiliging van denzelven tegen de rooverijen,<br />

zoowel te land als ter zee. Aan het hoofd derzclve stond<br />

Lübeck.


3<br />

en bescherming van haren handel te danken, terwijl hiefdoor<br />

tevens de gemeenschap langs den Rijn met de aan den-»<br />

zelven gelegen Duitsche staten aanmerkelijk bevorderd werd.<br />

Naijver mögt, na een bestaan van zeventig jaren, eenige<br />

voorname steden het Hanze-verbond doen verlaten ; haar<br />

handel, ofschoon hierdoor weder meer beperkt geworden,<br />

had zich intusschen aanzienlijk uitgebreid, en vele tot hier<br />

toe voor haar geslotene havens, die geen deel aan het verbond<br />

genomen hadden, zagen thans de mededingsters der<br />

Hanze gaarne als eigenhandelaars op hare markten verschijnen.<br />

De meer uitgestrekte handel der nog aan de Hanze<br />

verbondene Nederlandsche steden, voorzag ruimschoots in<br />

andere dringende behoeften , en Nederland zag het schoonste<br />

tijdperk voor zich opdagen, toen inlandsche vlijt (*) met<br />

de groote haringvisscherij verbonden, den buitenlandschcn<br />

handel de hand bood om het tot een handelsrijk van den<br />

eersten rang te verheffen. Zoo hecht was de grondslag van<br />

deszelfs grootheid gelegd, dat het verval van het Hanzeverbond,<br />

wel verre van het verval der Nederlandsche handelsteden<br />

na zich te slepen, zelfs geenen invloed op derzelver<br />

handel uitoefende, en Nederland veeleer op deszelfs<br />

puinhoopen een gebouw optoog, dat de bewondering der<br />

geheele wereld tot zich trok.<br />

De vereeniging van Spanje en de Nederlanden, onder<br />

één hoofd , hoe noodlottig die ook voor ons in vele opzigten<br />

in de gevolgen wezen mogte, werkte den handel zeer in de<br />

hand ^-vooral na de ontdekking van Amerika, en nadat de<br />

vaart op dit werelddeel door de Spanjaarden met eenen<br />

gunstigen uitslag was beproefd geworden. Slechts weinige<br />

jaren later (1498) bragt de ondernemingsgeest vah den<br />

Portugees VAsco DE GAMA, die het waagde zijne ontdekkingsreis<br />

ook ten oosten van de Storm kaap (Kaap de Goede<br />

Hoop) voort te zetten, den zeehandel op Oost-Indië in<br />

(") Wij bedoelen de oprigting van fabrijken, enz., in Leiden,<br />

Delft, Gouda, en aan de Zaan; de stokerijen te Schieiliun<br />

; den scheepsbouw in de meeste handelplaatsenfvan ons<br />

land, die omstreeks dezen tijd aanzienlijke verbeteringen ontving.<br />

1 *


4<br />

handen zijner landgenooten, in weerwil van de leoenkantin-ï<br />

der Arabieren (tot hiertoe de alleenhandelaars in°specerijen<br />

en andere Oost-Indische voortbrengselen, en de tussch<strong>è</strong>nhandelaars<br />

der Indianen en Europeanen), die dezelve over<br />

Alexandrie en Bagdad naar Venetië afscheepten, van<br />

waar dezelve door geheel Europa, en wel voornamelijk door<br />

Zuid-Nederlandsche schepen , overal verspreid werden.<br />

Nadat echter Portugal zich den alleenhandel op Oost-<br />

Indie toegeëigend had, beijverden zich de Nederlanders om<br />

niet dezen meer nabijgelegen staat, naauwere handelsbetrekkingen<br />

aan te knoopen. Ook hier slaagden zij in hunne<br />

pogingen , en in plaats van den allengs kwijnenden handel<br />

op fmetië, openden zij zich in /'orluga/ nieuwe bronnen<br />

van welvaart.<br />

Aldus was de toestand van ons vaderland, toen onder<br />

K IKEL V, de Hervorming zich ook tot ons land uitbreidde.<br />

Deze Vorst, hoe zeer hij zich ook tegen den voortgann- der<br />

nieuwe leer verzette, was de Nederlanders te zeer genenen ,<br />

gevoelde te zeer, dat de handel het bestaan zijner onderdanen<br />

uitmaakte , dan dat hij getracht zoude hebben , door<br />

belemmeringen van denzelven in de bereiking van zijn doel<br />

te. slagen. FIUPS, zijn opvolger, ofschoon hierin aanvankelijk<br />

het voorbeeld zijns vaders volgende, veroorzaakte door<br />

zijne strenge vervolgingen om het geloof, wel eenige kwijning<br />

des handels, vooral in België, doch bevorderde daardoor<br />

onwillekeurig , na den afval der Zuidelijke gewesten ,<br />

den bloei der Noordelijke. — Het afsluiten der' Schelde door<br />

de Hollanders en Zeeuwen , de inneming van ontwerpen ,<br />

de magtige tegenstander der Nederlandsche steden , vooral<br />

van Amsterdam , bragt België den gevoeligsten slag toe,<br />

doch strekte tot aanwas onzer handelsieden, werwaarts de<br />

nijverheid der Belgen zich vesligde, nadat de Grondslag van<br />

Acërlands vrijheid door den onbezweken moed en de'volharding<br />

van deszelfs bewoners gelegd was.<br />

Het was er echter verre af, dat" FILIPS om dezelfde reden<br />

als zijn vader onzen handel niet trachtte te' verlammen. Wat<br />

toch zoude het hem gebaat hebben zijne havens geheel voor<br />

01« lo sluiten, daar de handel op Portugal ons ruimschoots


van alles voorzag. Veeleer was het eigenbelang, hel belan«van<br />

zijn rijk , dat hij de Nederlandsche schepen onder onzijdige<br />

vlag in zijne havens duldde, om zijne onderdanen van<br />

voedsel en Lleeding Ie voorzien, en om op hunne beurt den<br />

Nederlander met hunne eigene voortbrengselen en de in<br />

Amerika onregtvaardig verworvene schatten te verrijken.<br />

In 1580 bragten de zegevierende wapenen van den Hertoovan<br />

ALVA , Portugal in de magt des Spaanschen Monarchs,<br />

en nu meende deze het middel in de hand te hebben om<br />

den Nederlandschen handel den gevoeligsten slag toe te brengen.<br />

De vaart op Portugal werd den Nederlanders geheel<br />

verboden (1584), en om hun te toonen , dat hierin niet de<br />

minste oogluiking zoude plaats hebben , liet hij een aanzienlijk<br />

getal Nederlandsche koopvaarders, welke het gewaagd<br />

hadden onder de vlag der Hanze-steden, de Portuo-esche<br />

havens te bezoeken , in beslag nemen en verbeurd verklaren.<br />

Weinig dacht de trotsche Monarch , dat dit verbod, hoe<br />

veel bekommering het ook aanvankelijk bij ons baren moest,<br />

het middel zoude wezen om den handels- en ondernemingsgeest<br />

der Nederlanders met nieuwen glans Ie doen schitteren<br />

en strekken zoude om kort daarna eene der schoonste<br />

parels aan zijne kroon te ontrukken, zoo als wij in de volgende<br />

Afdeeling zullen trachten te schetsen.<br />

I.<br />

Pogingen der Nederlanders om zieh langs het Noorden<br />

eenen weg naar de Oosl-Indiën te banen. —<br />

De Maatschappij van Verre opgerigt. — Eerste<br />

tagten der Nederlanders om het Zuiden ; de<br />

gebroeders HOUTMAN en andere reizigers.<br />

— Gelukkige uitslag. — Vestiging<br />

van den Nederlandschen handel<br />

in den O.-I. Archipel en op Ceylon.<br />

1584 — 1602.<br />

Sedert VASCÖ DE GAMA , om Afrika heen, den weg naar


6<br />

de Oost-Indien gebaand had, en men van daar de koloniale<br />

goederen regtstreeks naar Lissabon voerde, welke stad de<br />

stapelplaats van alle Oost-Indische produktcn werd, telde<br />

men weldra eene menigte Nederlanders, die in Portugesche<br />

dienst de Indien bezochten , aldaar eenigen tijd vertoefden,<br />

en later, in het vaderland terug gekeerd, door hunne<br />

verhalen met weinig de begeerte aanwakkerden om Nederland,<br />

thans door het verbod van FIUPS in deszelfs hartader<br />

getroffen , deelgenoot van dien belangrijken handel te doen<br />

worden.<br />

Men verbeeldde zichunlusschen, dat men, zich eenen weg<br />

om het Noorden van Rusland heen banende, welke minder<br />

hagchelijk was en door niemand konde betwist worden, do<br />

reis aanmerkelijk zoude bekorten; weldra was het plan'beraamd,<br />

en reeds in 1594 werd onder WILIEM EARENDSZ. en<br />

JAN HUIJGHEW VAK IIKSCHOTEH (*) de eerste togt ondernomen.<br />

Wij kunnen hier ter plaatse evenmin van dezen als van<br />

de beide andere togten gewagen, door de Nederlandscho<br />

?eeheden in 1595 en 1596 ter bereiking van dit doel ondernomen<br />

; de uitslag is gewis u allen bekend. Na de vergeefsche<br />

pogingen van den onvermoeiden BARENDSZ. , wien do<br />

laatste togt het leven kostte, werd de noord-oostelijke doortogt,<br />

ook door andere natiën, voor onuitvoerbaar gehouden (f).<br />

Eene onderneming van den verdienstelijken IIOUIMAN om<br />

langs den door de Portugezen gejbaand'en weg, de Indien<br />

Ie bereiken, werd met een gunstiger gevolg bekroond.<br />

In weerwil van het strenge verbod des Spaanschen Monarchs<br />

, waarvan wij hier boven gewaagden, durfde CORNS,<br />

HOUTMAN(§) het wagen, zich in Portugal op te houden , en<br />

te beproeven zijn voordeel te doen met den handel in O.-I.<br />

voortbrengselen. Zijn gestadig vorsehen naar alles, wat lot<br />

( ) VAIT tiirscnoTEir, een Haarlemmer , we\ke oenen gerui-<br />

«nen tijd in Spanje en te Lissabon vertoefde , had in' 1581<br />

eene reis naar Indië gedaan. Zijne reizen zijn in 1596 voor<br />

net eerst in het licht verschehen.<br />

(t) Sedert alleen nog door Engclschen , zelfs nog in 1818<br />

Vergeefs beproefd.<br />

(5) Volgen» sommige schrijvers ook zijn broeder FREDEKIK.


i<br />

05 vaart op O.-Indië in betrekking stond, maakle hem weldn<br />

verdacht, en zijne gevangenneming was daarvan een<br />

omermijdeüjk gevolg.<br />

ïoor de Amsterdamsche regering (*), voor eene aanzienlijke<br />

som gelost, maakt hij haar deelgenoot van zijne rijke<br />

kenni; en rijpe ondervinding ; bij de toenmalige ondernemingszucht'<br />

viel het hem niet moeijelijk haar lot eene nieuwe<br />

onderneming over te halen; weldra was er erna Maatschappij<br />

van Ftrre (van verre landen) opgerigt en door deze vier<br />

schepen uitgerust, met 250 koppen bemand, welke met<br />

HOUTMAN aan boord, den 2 April 1595, zee kozen en zuidwaarts<br />

stevenden.<br />

Na eenen moeijelijken en gevaarvollen togt van ruim 14<br />

maanden, bereikten zij den 22 Junij des volgenden jaars ,<br />

Bantam, op Java, een der eilanden van den Indischen<br />

Arckipd.<br />

Deze eilanden-groep, reeds in de vroegste tijden bekend<br />

geworden door den handel, welken de Romeinen, Pheniciërs<br />

en Egijptenaren op dezelve dreven, werd gedurende<br />

de middel-eeuwen , het meest door Mohammcdaansche kooplieden<br />

uit Hindustan bezocht, welke allengs hunne godsdienst,<br />

deels door overreding, deels door het zwaard, aan de heidensche<br />

bevolking mededeelden , wier hoofden aldaar steden<br />

stichtten en zich tot Sultans, over dezelve opwierpen. Onder<br />

de voornaamste derzelve kan men stellen den Sheik JAN<br />

WOELANA, welke in het begin der 15 e eeuw, als Apostel<br />

van Java , Cheribon slichtte ; HASSAN-OEDIN , zijn' zoon , die<br />

zich in 1486 van de vroeger gestichte sleden Bantam en<br />

Padjadjaran meester maakte, zich later te Jakatra vestigde<br />

en zijne overwinningen tot zelfs op Sumatra voortzette,<br />

benevens de gebroeders RADEN-RAHMA r en RADEN-FATAH,<br />

welke door de inneming en vernieling van Madja-Pahit in<br />

1478 het Mohammcdaansche geloof op Jana vestigden, terwijl<br />

reeds 30 jaren later, de geheele 0.-1. Archipel die<br />

leer omhelsd had, ofschoon met heidensche plegtigheden<br />

(*) Volgens sommige schrijvers, door Amsterdamsche kooplieden.


8<br />

vermengd. RADEN-PATAH vestigde zijnen zetel te Damak, ir<br />

de nabijheid van het tegenwoordige Samarang. Van zijre<br />

opvolgers is AGONG-PANUMBAHAN-SENOFATI, onder wiens beslùar<br />

de Nederlanders te Bantam aankwamen, onder den titel /an<br />

Mataram bekend geworden.<br />

Deze eerste reis van HOUTMAN , hoe belangrijk ook il de<br />

gevolgen , bragt echler thans geene voordeelen aan. Dooide<br />

Portugezen als zeeschuimers aan de inboorlingen vo<strong>org</strong>esteld,<br />

waren de Nederlandsche reizigers menigmaal met<br />

dezelve m opentlijken oorlog, die velen hunner ltót leven<br />

kostte. Eenmaal zelfs geraakte HOUTMAN in groot levensgevaar<br />

, daar hij, door de Indianen gevangen genonen, °op<br />

het punt stond om aan de Portugezen te worden uitgeleverd,<br />

die 10000 gulden voor zijn hoofd boden. Nadat een hunner<br />

schepen onbruikbaar geworden was, achtten zij het raadzaam<br />

hunne terugreis te verhaasten ; zij zeilden tusschen Java en<br />

Bah door, deden dit laatste eiland aan en keerden alstoen<br />

naar het vaderland terug, waar zij den 14 Au*. 1597<br />

Texel binnen liepen.<br />

Deze eerste togt werd weldra door eenen tweeden gevolgd.<br />

De Maatschappij van Ferre, zich vereenigd hebbende met<br />

eene andere Compagnie, meestal uit Amsterdamsche handelaren<br />

bestaande, rustte deze eene vloot uit van acht schepen,<br />

onder den Admiraal JAKOB VAN »ECK , den Vice-Admiraal<br />

wiJBUAKD VAN WAERWIJCK , en den door zijne overwinlerin»<br />

op Nova-Zembla beroemden HEEMSKERK. Door de Staten<br />

met geschut , krijgsbehoeften, aanbevelingsbrieven en geschenken<br />

voor de Indische potentaten voorzien , liep de vloot<br />

den 1 Mei van het volgende jaar in zee. Drie der schepen ,<br />

onder het beleid van VAK MXK , bereikten eene maand vroeger<br />

dan de andere, hel doel hunner reize , en hadden reeds<br />

vóór de aankomst van deze , belangrijke onderhandelingen<br />

met de inboorlingen aangeknoopt, die, beter wegens den aard<br />

en het bedrijf der Nederlanders ingelicht (*), wel verre van<br />

(f) Men wil, dat zij dezen günstigen ommekeer, verschuldigd<br />

geweest zijn aan eenen Mohammedaan, dieit'de Nederlanders<br />

op hunne eerste reis vau daar hadden medegenomen ,'


9<br />

hen te vreezen, hen thans, vooral te Bantam, vriendschappelijk<br />

ontvingen en koop mei hen sloten ; zoodat men<br />

weldra in staat was, vier welbevrachte schepen naar het<br />

moederland af te zenden. De overige ondernamen onder<br />

WAERWIJCK eenen togt naar de Blolukken , waar de Portugezen<br />

zich sedert 1515 gevestigd, en zich, in weerwil van<br />

de pogingen der Spanjaarden, die in 1519 onder MAGEI,-<br />

IAAN aldaar aanlandden , staande gehouden hadden.<br />

Sedert lang waren deze eilanders de onderdrukkingen der<br />

Portugezen moede geweest, en reeds bij de verschijning van<br />

den Engelschman DRAKE in den Archipel (1579) , hadden<br />

de bewoners van Ternate de bezetting der Pouugezen verdieven<br />

en derzelver vesting veroverd.<br />

Zoowel hier als op Amboina, waar onze schepelingen de<br />

eilanders legen derzelver verdrukkers hielpen verdedigen,<br />

werden de Nederlanders vriendschappelijk ontvangen en zelfs<br />

door de Koningen van Ternate en Toeban, even als te Jaka/ra<br />

op Java , met eerbewijzingen overladen, zoodat ook<br />

deze schepen, rijk met specerijen voorzien, na op de terugreis<br />

nogmaals Bantam aangedaan te hebben, huiswaarts keerden,<br />

en na eene afwezigheid van 2 jaren, den 31 Mei 1600,<br />

te Amsterdam terug kwamen.<br />

Thans volgde de eene reis naar de Indien de andere ; nog<br />

vóór de terugkomst van WAERWIJCK , hadden er reeds vier<br />

uitrustingen plaats gehad, van welke de eene meer, de andere<br />

minder aan het doel beantwoordde', doch die gezainenllijk<br />

den grondslag legden tot die grootheid en dat aauzien,<br />

waarin de Nederlanders in den O.-I. Archipel stegen , en<br />

die hen weldra met Portugezen en Spanjaarden deden wedijveren.<br />

CORJVEIIS HOUTMAN, welke op zijne tweede reize, in gezelschap<br />

zijns broeders, den steven naar Sumatra gewend<br />

en Atsjin op den noordhoek des eilands aangedaan had,<br />

werd aldaar aan boord van zijn schip, hetzij op aanhitsing<br />

der Portugezen, hetzij als wraakneming over gepleeg-<br />

en dio thans, bij zijne landgenooten terug gekoerd, hen al»<br />

een braaf en regtucl'iapen volk geschetst hud.


10<br />

de wreedheden (*), door de inboorlingen verraderli k vermoord.<br />

Wij zouden ons bestek te builen gaan , indien wij hier<br />

van al de reizen wilden gewagen , die achtervolgens door<br />

onderscheidene voorname zeelieden, ten behoeve der Maatschappij<br />

van Ferre, of voor bijzondere rekening, ondernomen<br />

werden. Evenmin lust het ons, al die kleine oorlogen<br />

te vermelden, welke door de onzen, tot vestiging huns<br />

handels, tegen de Portugezen op Tidor en elders, gevoerd<br />

werden. Wij vergenoegen ons met hier bij te voegen, dat<br />

in 1600 de wakkere STEVEN VAN DEE HAGEN slaafde, om<br />

Nederland den alleenhandel in kruidnagelen op Amboina en<br />

Ternate te verzekeren ; dat VAN NECK op zijne tweede reize<br />

de vriendschap, vroeger met den Vorst van Ternate aangeknoopt,<br />

vernieuwde en op zijne tcrugreize, langs de<br />

Philippinen, China en vervolgens Siam en Palam op het<br />

vaste land aandeed ; dat JAK. VAN HEEMSKERK de eerste handelsbetrekkingen<br />

te Atsjin op Sumatra aanknoopte, en de<br />

heldhaftige Admiraal WOEFERT HERMANSZ. , met niet meer dan<br />

vijf schepen en 300 man , de pogingen der Portugezen verijdelde<br />

, die met meer dan 30 schepen en 2500 soldalen ,<br />

onder aanvoering van den bevelhebber HURTADO DE MENDOZA ,<br />

de te-onderbrenging van Bantam besloten hadden ; dat eindelijk<br />

de Zeeuwsche Vlootvoogden G. DE ROOI en LAURS.<br />

BIKKER, den Koning van Atsjin wisten over te halen tot<br />

het zenden van een gezantschap naar Holland, om zich van<br />

hunne gezindheid te verzekeren ; en JORIS VAN SPILBERGEN ,<br />

op zijne reis naar den O.-f. Archipel de eerste was, die<br />

met goed gevolg Ceylon aandeed, door den Keizer aldaar<br />

minzaam ontvangen werd , en met eene rijke lading in het<br />

Vaderland terug kwam.<br />

Middelerwijl had een ander verdienstelijk Nederlandsch<br />

zeereiziger, OLIVIER VAN NOORD, door zijnen togt langs het<br />

(*) Dut conus, DOUTMAIÏ , zoowel op deze al» op de vorige<br />

reis , telf de ooriaak was, dat hij minder gelukkig dan anderen<br />

in het unnknnoppn »on handcUbctrekkingen slaagde ,<br />

schijnt maar al It toker.


11<br />

Westen, den Wederlanden eene niet minder gewigtige dienst<br />

bewezen. Wij zullen laier hierop moeten terug komen.<br />

II.<br />

Oprigting der O.-I. Maatschappij en de verrigtingen<br />

/tarer sc heepsbevel hebber s in de Indien ;<br />

VAN WAEKWIJCK , DE WEEKT , VAN DER HAGEN ,<br />

SEIiASTIAANSZ, MATELIEF de Jonge, VAN GAAR-<br />

DEN en anderen. — Amboina, de eerste<br />

vestiging der Nederlanders in O.-Indië<br />

en erkenning van hun gezag op de<br />

Molukken, — Twaalfjarig Bestand.<br />

1G02-1G09.<br />

Tot hier toe was de vaart op Oost-Indië alleen voor rekening<br />

van kleine maatschappijen of bijzondere personen ondernomen<br />

geworden; en hoezeer onderlinge mededinging,<br />

door het opwekken van den naijver , in de gevolgen niet<br />

anders dan heerlijke vruchten voor Nederland kon dragen ,<br />

vorderde het welbegrepen belang van kleine handelaren aan<br />

den eenen, en de door mededinging ontstane buitensporige<br />

rijzing der koopgoederen in Indï<strong>è</strong> en derzelver drukking in<br />

het moederland, door den veelvuldigen aanvoer ontstaan,<br />

aan den anderen kant eene naauwere aansluiting der onderscheidene<br />

handels-compagni<strong>è</strong>'n. Velen toch, door anderen<br />

vo<strong>org</strong>ekomen , vonden bij hunne aankomst in de Oost, den<br />

voorraad reeds ontvoerd , en moesten zonder vracht de tehuisreis<br />

aannemen. Daarenboven was veler magt op zich<br />

zelve, tegen de in den Archipel rondzwervende Spanjaarden<br />

en Portugezen niet bestand.<br />

Eene algemeene vereeniging van kooplieden, waaraan alle<br />

Nederlanders binnen eenen bepaalden tijd zouden kunnen<br />

deel nemen ; zie daar een der geliefkoosde ontwerpen van den


12<br />

grootsten Nederlandschen staatsman der 17= eeuw (*), waardoor<br />

men niet alleen in staat zoude zijn den overmoed der<br />

Portugezen en Spanjaarden te beteugelen , maar waardoor<br />

de handel-stand in het algemeen gelijkelijk zou kunnen bevoordeeld<br />

worden, althans voor zoo verre ieder voor zich<br />

dit verlangde.<br />

Weldra kwam deze vereeniging, onder den naam van<br />

Algemeene Oost-Tndisclic Compagnie (f), tot stand, en den<br />

20 Maart 1002 ontving zij van de Stalen haar eersle octrooi,<br />

voor den tijd van 21 jaren, met het voorregt om<br />

uitsluitend den handel beoosten de Raap de Goede /Joop tot<br />

aan de Straat van ßlagellaan te drijven , en op naam van<br />

de Algemeene Staten der Vereenigde Gewesten, of de Iloooe<br />

Overheid der Nederlanden den oorlog te voeren. Tot op<br />

het midden der 18


13<br />

zende voordeden aan, maar waren daarenboven gewiglig ora<br />

de veelvuldige verdragen met lndiaansche vorsten gesloten,<br />

die hun de vergunning gaven om loodsen ter berging van<br />

den voorraad, en forten tegen de herhaalde aanvallen der<br />

Portugezen aan te leggen (*). Vergeefs poogde de Spaansche<br />

Monarch (thans FIIIPS III) nogmaals door strenge decreten<br />

de Nederlanders van daar te verdrijven; doch herhaalde nederlagen<br />

zijner vloten en aanmerkelijke verliezen van koopvaarders,<br />

zoo hier als elders door zijne onderdanen geleden,<br />

toonden toen reeds de zwakheid zijner magt legen over die<br />

der Nederlanders. Amboina werd door VAN DER HAGEN genomen<br />

, en was, na de onderwerping der inlandsche vorsten<br />

aan het Nederlandsche gezag, de-eerste bezitting der O.-I.<br />

Maatschappij. SEBASTIAANSZ. , onderbevelhebber van VAN DER<br />

HAGEN, zeilde daarop naar Tidor, een eilandje in de nabijheid<br />

van Ternate ; hetwelk eene Portugesche bezetting had,<br />

en na verscheidene hevige gevechten, werden ook hier de<br />

Portugezen verdreven.<br />

Geen dezer zeereizigers of vlootvoogden bragt intusschen<br />

meer te weeg, dan de moed en het beleid van den Admiraal<br />

CORNS. MATEiiEF, de Jonge, die met vijf schepen en 1400<br />

strijdbare manschappen Malakka aantastte, hetwelk door<br />

HURTADO verdedigd werd. Door de overmagt gedrongen het<br />

beleg der slad op Ie geven , (daar de Spanjaarden onder<br />

DE CASTRO eene versterking van bijna 50 schepen, 3000<br />

Europesche soldaten en een nog grooter getal inboorlingen<br />

ontvingen), neemt hij zijne kans waar, dat de Portugesche<br />

vloot, 10 schepen sterk', de haven verlaat, om één hunner<br />

schepen , hetwelk door de Nederlanders bemagtigd werd, te<br />

ontzetten, verovert drie derzelve en drijft de overio-e gehavend<br />

op de vlugt. Zich daarop naar de Molukken spoe-<br />

p) Zoo had wAniwucK do vergunning erlangd to Bantam<br />

eene steeneii loods te bouwen, MATELIIF had eene volkplanting<br />

van Nederlanders op Amboina achtergelaten en eene sterkte<br />

Rtaleyo "l> Ternate gesticht, welke later door WITTEUT in<br />

Oranje herdoopt werd. De Vice-Admiraal HOEH bouwde aldaar<br />

«ie sterkte Willemstad, en op het eiland Batjan het fort<br />

Barneteld,


14<br />

dende , waar Tidor en Ternate door de trouweloosheid des<br />

Konings van Tidor weder in de magt der Spanjaarden<br />

geraakt waren , en de Ternatanen zijne hulp inriepen, wierp<br />

hij aan eene andere zijde des eilands eene sterkte op, stichtte<br />

eene volkplanting op Amboina, en nam daarop de reis naar<br />

Nederland aan.<br />

Zijne verriglingen werden in 1607 en 1608 door PAULÜS<br />

VAN CAARDEN, benevens PIETER WIUEMSZ. VERHOEVEN en<br />

TRANS WITTERT achtervolgen« voortgezet, met dien gelukkigen<br />

uitslag, dat in 1609, tijdens het sluiten van het Twaalfjarig<br />

Bestand, al de Molukken, met uitzondering van de sterkte<br />

Gamma-Lamma op Ternate, aan het gezag der Nederlanders<br />

onderworpen waren.<br />

Men staat verbaasd, wanneer men de vorderingen nagaat,<br />

welke de Nederlanders in zoo korten tijd in de Indien<br />

gemaakt hebben, en over het vertrouwen, hetwelk door de<br />

indische vorsten in onze vlootvoogden gesteld werd. Doch<br />

dit kon. bijna niet anders, wanneer wij den toestand overwegen,<br />

waarin de inboorlingen, tijdens de aankomst der eerste<br />

Wederlandsche schepen, zich bevonden. Aan de Portugezen<br />

onderworpen, die naar willekeur over hen en hunne goederen<br />

beschikten, werden de Indianen als slaven behandeld.<br />

Het gedrag der Portugezen stak dus geweldig af bij dat der<br />

Nederlanders , die met enkele uilzonderingen , waartoe soms<br />

de nood hen drong, zich door welwillendheid het vertrouwen<br />

der Indische vorsten en volken zochten te verwerven,<br />

hen tegen de aanvallen hunner vijanden verdedigden en<br />

hunne koopwaren tegen billijke prijzen van hen kochten.<br />

Meer dan eens boden deze daarom ook den Nederlanders de<br />

hand tot verdrijving van den gemeenschappelijken vijand,<br />

spoorden dezelve tot het aanleggen van versterkingen en<br />

factorijen aan, en hielpen daardoor den grond leggen van<br />

den bloei van ons vaderland.<br />

Het beleid van OLDEI\BARNEVELD wist dien bloei te bevestigen<br />

en het Twaalfjarig Bestand met Spanje werd in<br />

1609 gesloten, op voorwaarde, dat de Nederlanders niet<br />

alleen vrijelijk op de Europesche Slalen des konings van<br />

Spanje zouden kunnen handelen, maar dat zij ook zelfs


15<br />

buiten Kuropa niet zouden geweerd worden in die landen,<br />

welke den Nederlanders vrijwillig den handel toestonden.<br />

III.<br />

Janstelling van eenen Gouverneur- Generaal: BOTH;<br />

factorij te Jakatra. — REIJNST , HEAAL, KOEN. —<br />

Beleg van het fort te Jakatra. — Standvastigheid<br />

van VAN DEN BROEK en trouwelooze<br />

handehvijze der Engelschen. — Ontzet van<br />

hel fort. — Jakatra door de Nederlanders<br />

genomen. — Batavia.<br />

1610-1619.<br />

De vestiging en aanwas van het gezag der Nederlanders<br />

in de Oost-Indiën en de snelle uitbreiding des handels, deden<br />

de Bewindhebbers der Compagnie bedacht zijn op de aanstelling<br />

van eenen Gouverneur-Generaal, welke, door zich<br />

aldaar te vestigen, op de plaats zelve de belangen der Maatschappij<br />

konde behartigen. Aan PIETER BOTH, welke reeds<br />

vroeger eenigen tijd in Indië vertoefd had (1599—1601),<br />

werd deze taak opgedragen (*). Hij kwam in 1611 ter reede<br />

van Bantam aan, sloot kort daarop een verdrag met den<br />

Koning van Jakatra en rigtte aldaar eene factorij op, welke<br />

later de grondslag werd der vestiging van Batavia.<br />

Na een verblijf van bijna vier jaren, gedurende welken<br />

tijd hij een zeer voordeelig handelsverdrag met CAMAPATI ,<br />

Keizer van Ceylon, en verscheidene verbonden met Indiaansche<br />

vorsten, onder anderen met die van Timor en Solo/<br />

sloot, en den alleenhandel in kruidnagelen op Makjan verwierf,<br />

stelde hij zijnen opvolger GERARD REIJNST in het be-<br />

(*) Den Gouverneur-Generaal was een Directeur-Generaal<br />

en een Raad toegevoegd, gewoonlijk Raad van India geheeten<br />

walken de landvoogd in vele gevallen moest raadplegen, on<br />

(He bij ontstentenis een» Gouv,-Gen. het bestuur uitoefende.


16<br />

L.llin« « j ' £*'. 'T 1 " *i Nederland«!,,<br />

ijver van den 1 v 1 7 * ' VVekte den nE -<br />

verhuizin, pJoÄ ta?""V ' ^ lchl « ,0


17<br />

JAN MEIERS*', KOEN, welke reeds bij afwezigheid van<br />

REAAL, als Directeur-Generaal van koophandel (*), het<br />

voorzitterschap van den Raad had waargenomen , werd in<br />

1617 door de Vergadering van Zeventienen benoemd, ter<br />

vervanging van REAAL , die in hel volgende jaar naar het<br />

vaderland vertrok.<br />

Reeds sedert eenen geruimen tijd had de Compagnie,<br />

aan derzelver Gouverneurs-Generaal, haar verlangen te kennen<br />

gegeven, om ook op Java een vast punt te bezitten.<br />

KOEN was de man, die het meest geschikt konde geacht<br />

worden, om dit geliefkoosde denkbeeld te verwezentlijken.<br />

Zoodra was hem het verlangen der Bewindhebbers niet bekend<br />

, of hij trachtte met den Vorst van Jakatra , te dien<br />

aanzien , in onderhandeling te treden ; doch daar deze argwaan<br />

opvatte tegen de Nederlanders, wier magt den inboorlingen<br />

, zoowel als den Pangeran of Begent van Bantam,<br />

vrees begon in te boezemen , en deze argwaan door<br />

den toenemenden invloed der Engelsche O.-J. Compagnie<br />

versterkt werd, liet hij zich overhalen tot medewerking in<br />

eenen aanslag op het leven van den Gouverneur-Generaal en<br />

de Nederlanders te Jakatra.<br />

De onverschrokkenheid van KOEN redde hem het leven.<br />

Bij een bezoek, dat de broeder van den Pangeran van Bantam,<br />

met 500 Javanen, bij hem aflegde, hield hij dezen<br />

door het te-wapen-brengen van een vijftigtal Hollanders , in<br />

bedwang ; doch het oogmerk van deszelfs komst was niet<br />

raadselachtig meer, toen men kort daarna den moord der<br />

Hollanders te Makassar op Celebes, de plundering hunner<br />

magazijnen te Japara , op bevel van den Soesoehoenan of<br />

Oppergebieder in het Oosten van Java , en te Jambi op<br />

Sumatra vernam.<br />

Om het gebeurde te wreken , liet KOEN Japara in de asch<br />

leggen, hetgeen den boudgenooten der Bantammers vrees<br />

(*) Deze waardigheid , de eerste na den Gouv.-Gen., welke<br />

KOK» sedert 1613 bekleedde, was alstoen te zijnen behoeve<br />

ingesteld. Even als nu werden ook later veeltijds deze Directeuren<br />

tot den post van Gouv.-Gen. verheven.


18<br />

inboezemde; doch nu verklaarden de Engelscl-v zich opentlijk<br />

; zij vereenigden hunne magt, ten einde de Javanen<br />

daardoo'r aan te sporen, om door hen gerugsteund, de Nederlanders<br />

onverhoeds te overvallen ; de altoos trouw<strong>è</strong>looze<br />

Evgelschen hiermede niet tevreden , vielen zelfs een onzer rijk<br />

geladene schepen, de Zwarte Leeuw, verraderlijk aan , en<br />

overmeesterden het; terwijl hel schip de Engel, aangevoerd<br />

door den koenen VAN DEN BROEK, dien wy nader Zulten leeren<br />

kennen , benevens een ander, hetwelk met eene lading<br />

uit Japan terug keerde , door toeval (*) ontkwam.<br />

Hierbij bleef het niet. De Engelsche Admiraal THOMS.<br />

„KAL, (taf den Hollanders openllijk te kennen , dat hij met<br />

rusten zou, voordat hij hen uit Jakatra verdreven en<br />

KOEN levend of dood in handen had De vijandelijkheden<br />

namen dus eenen aanvang; de aanleg der Engeschen in de<br />

nabijheid, werd door de Nederlanders vevmêd , WW-WOt<br />

slaais raakte met de vijandelijke. Gebrek aan buskruid<br />

noodzaakte KOEN tot den aftogt waarna hfl gul met zijne<br />

vloot naar Amboina begaf, om deze met de aldaar liggende<br />

schepen te versterken. Middelerw.jl droeg hij den Scheepsbevelhebber<br />

PIETER VAN DEN BROEK , die zich reeds onderscheidene<br />

malen op ziJMoreiwii „*ls<br />

beleid , onversaagdheid en standvastigheid had doen kennen ,<br />

in van wien wij reeds hierboven gewaagden, de verdediging<br />

ran het fdrl(t) » e Jahllra °P' helwdk alraS door . d , e /""<br />

vanen te land, en door de Engelscken aan de zeezijde ingesloten<br />

en aangevallen werd.<br />

Hoezeer die eterkU zich in goeden staat bevond , aclittt<br />

*M DEN BROEK het raadzanter zich eenige opofferingen te getroosten<br />

, dan in dezen moeijelijken toestand, die door gebrek<br />

aan buskruid aanmerkelijk grooter werd, «&££»<br />

ienen ongelukkigen kamp, de vruchten van zoo veel a 1 euls<br />

te vërbeL. Ret kwam tot een verdrag , tegen betaling<br />

(t)


IS<br />

Waar schadevergoeding van 6000 Spaansche matten, aan den<br />

Vorst van Jakatra. Op de uitnoodiging van dezen, begeett<br />

VA« DEN BROEK ei


20<br />

ven ; op den oogenbiïk , dat het fort in handen der Englischen<br />

zoude overgaan , naderden de Bantammer s, die zich<br />

tijdens de onderhandelingen omtrent de overgave reeds onzijdig<br />

gehouden hadden ; derzelver bevelhebber dwong den<br />

Koning van Jakatra , met den dolk op de borst, afstand<br />

van de regering te doen, en verhinderde de overgave van<br />

het fort. De bezetting, die intusschen evenzeer de Bantammers<br />

als de Engelschen wantrouwde , welke lautsten op<br />

hunne beurt de Bantammers vreesden, sloot zich, dan eens<br />

meer aan dezen , dan aan genen aan, en rekte daardoor de<br />

op nieuws met beiden aangeknoopte onderhandelingen, die na<br />

liet heimelijk binnenloopen van een paar vaartuigen, met<br />

buskruid geladen, niet zeer ernstig gemeend waren. Het<br />

lort bleef middelerwij! in hare handen ; de Nederlanders<br />

gingen voort met hetzelve te versterken , en gaven het op<br />

verlangen van VAN DEN BROEK , den naam Batavia, dien<br />

het sedert dit tijdstip heeft blijven dragen (*).<br />

Eindelijk verscheen de Gouve'rneur-Generaal KOEN, met<br />

eene magt van 17 schepen en 1000 man, vóór Jakatra ;<br />

zijne tegenwoordigheid gaf allen nieuwen moed. Nog denzelfden<br />

dag deed hij eenen uitval, verdreef de Bantammers,<br />

die zich alle gezag begonnen aan te matigen, benevens de<br />

Engelschen en ' Jakatranen , nam derzelver stad in , welke<br />

voor een groot gedeelte in de asch gelegd werd, eischte<br />

onmiddellijk van Bantams vorst, de uitlevering van VAN<br />

«EN BROEK en de invrijheidstelling der overige gevangenen,<br />

en liet na derzelver slaking, toen gemelde Vorst voortging<br />

met den handel der Nederlanders op Jakatra te belemmeren<br />

, hem bepaaldelijk afvragen , of hij vrede of oorlog begeerde.<br />

Op zijn ontwijkend antwoord werden de vijandelijkheden<br />

aangevangen, die, wel is naar, verscheidene jaren<br />

(*) tn 1617 was reed» de naam Batavia, door Bewindhebbers<br />

dur O.-I. Compagnie, aan de op Java te stichten vastigheid<br />

toegedacht, waarvan VAR DJE» BKOIK waarschijnlijk niet<br />

onkundig was. Wel veranderde KOE» bij zijne terugkomst<br />

dien naam in JVieuto- Hoorn , naar zijne geboorteplaats, doch<br />

op uitdrukkelijken last van Bewindhebbers, kroeg de vestiging<br />

in 1621 den uaaiu vau Batavia terug.


21<br />

voortduurden , doch waardoor de overmagl der Nederlanders<br />

op Java allengskens gevestigd werd.<br />

Batavia werd op nieuws versterkt, en bleef sedert dien<br />

tijd de hoofdplaats der Nederlandsche O.-I. Maatschappij.<br />

Eerste togten der Nederlanders naar Amerika;<br />

JIAIIÜ , DE OORDES , DE WEERT , VAN NOORD , VAN<br />

DER DOES en anderen. — Voorspoedige reis<br />

van sriLBERGEN. — Oprigling der W.-I.<br />

Maatschappij. —F errigtingen harer Vlootvoogden<br />

in de West-Indiën , en op de<br />

Kust van Guinea. — WIJUEKENS en<br />

HEIN te St.-Salvador. — Eerste<br />

vestiging der Nederlanders in Pernambuc.<br />

1598-1630.<br />

Sedert de ontdekking van Amerika door COIUMBUS , en<br />

de vestiging der Spaansche volkplantingen in onderscheidene<br />

oorden van dit werelddeel, lokte de dorst naar goud, meer<br />

nog dan de vruchtbaarheid van deszelfs bodem, eene menigte<br />

gelukzoekers derwaarts. Een geruime tijd verliep er,<br />

alvorens ook andere volken hunnen koers derwaarts rigtten.<br />

De Spanjaarden, wier onderkoningen en intendenten aldaar<br />

derzelver zetels hadden, waren te magtig, dan dat ecniovolk<br />

het zoude hebben durven wagen, hunne mededingers<br />

te worden. Daarenboven scheen zich in die dagen de soort<br />

van regt te vestigen , dat de zee, door eenige natie voor de<br />

eerste maal bevaren, de uitsluitende eigendom dier natie<br />

werd ; althans Spanje bezat hier het regt dier vaart, en<br />

wist zich eenen geruimen tijd in hetzelve te handhaven.<br />

Reeds hadden de Eranschen een en andermaal vergeefs


2)2<br />

getracht zich in liet zuiden der Nieuwe Wereld te vestigen,<br />

toen de Nederlanders om dezelfde oorzaken, die hen bewogen<br />

hadden den Spanjaarden in den O'ostelijken Archipel<br />

en de O.-Indïén afbreuk to doen, eenige Rotterdamsche*<br />

kooplieden aanspoorden hen in derzelver Zuid-Amerikaansche<br />

bezittingen te bestoken. Vijf schepen in 1598, onder den<br />

Admiraal JAKOB MAHU , benevens SIMON DE CORDES en SEBALD<br />

DE WEERT uitgerust, deden, wel is waar, belangrijke ontdekkingen<br />

in de Zuidzee; doch hunne reize was. zeer noodlottig<br />

en voldeed geenszins aan de gekoesterde hoop , want<br />

het doel werd niet bereikt ; en na eenen togt van twee<br />

jaren, keerde slechts één schip, onder DE WEERT, en een<br />

klein gedeelte der manschap in het vaderland terug (Junij<br />

1600). Een der schepen onder DE CORDES was den Portugezen<br />

, een ander den Spanjaarden in handen gevallen ;<br />

de beide andere, welke tot Japan waren do<strong>org</strong>evaren , werden<br />

aldaaV aangehouden en het scheepsvolk gevangen gezet.<br />

Gelukkiger was de togt van den Admiraal OLIVIER VAN<br />

NOORD en den Vice-Admiraal JACOB CLAESZ. , van Ilpendam,<br />

welke met vier schepen voor rekening van Amsterdamsche<br />

kooplieden insgelijks in 1598 uitliepen, met het doel om<br />

door de Straat van Magellaan naar de O.-Jndiën te stevenen.<br />

Na Brazilië, Chili en de Philippinen aangedaan<br />

tî hebben en verscheidene malen met de Spanjaarden in<br />

gevechten gewikkeld te zijn geweest, zetteden zij hunnen<br />

togt langs de eilanden van Japan en den Archipel voort,<br />

en keerden na eene afwezigheid van drie jaren in het vaderland<br />

terug (Aug. 1601) (*). Na dezen tijd werden de<br />

togten naar de fEest-Indün meer algemeen, en vooral meer<br />

bepaaldelijk ten voordeele des handels voortgezet, zoo zelfs<br />

dat, tijdens de onderhandelingen over een bestand met Spanje,<br />

de O.-I. Maatschappij beweerde, dat jaarlijks een honderdtal<br />

schepen de W.-Indien en de Kaap-Verdische eilanden bezoch-<br />

(*) J. CI.ABSÏ. van Ilpendam, werd op deze reis bö vonnis van<br />

den Krijgsraad , in het woeste Pataqonit aan wal gezet, uit<br />

lioofdo van ongehoorzaamheid ! Deze strenge liandejwijze van<br />

YAH nooBu , strekt hem tot oane eeuwige «ohande.


23<br />

ten , om zout te laden. Deze toenemende handel had reeds<br />

onderscheidene malen eenige kooplieden aangespoord om van<br />

de Staten octrooi te verlangen voor eene ffest-Indische<br />

Maatschappij, waartegen OLDENBARNEVELD steeds sterk bleef<br />

ijveren, ten einde derzelver oprigting geene nieuwe hinderpalen<br />

tegen den aangevangen vredehandel in den weg mogte<br />

stellen. Daarenboven werkte de rampvolle togt van MAHU ,<br />

en een jaar laier die van PIETER VAN DER DOES , welke uit<br />

hoofde van deszelfs langdurig verblijf op de Afrikaansche<br />

kusten, geheel doelloos afliep, de tegenstanders eener W.-I.<br />

Compagnie zeer in de hand, ten einde hun gevoelen te doen<br />

zegepralen. Zij kwam dus eerst later, in 1621 , tot stand,<br />

nadat de partij van OLDENBARNEVEID , in de ontstane kerkelijke<br />

en burgerlijke twisten, het onderspit had moeten delven.<br />

De zucht om ook in de West-Indien den Spanjaarden<br />

ket een of ander belangrijk punt te ontrooven , bleef inlusschen<br />

het geliefkoosde denkbeeld van eene menigte Nederhndsche<br />

kooplieden. Belangrijk zijn de togten in 1614,<br />

van JORIS VAN SPIIBERGEN , die reeds in 1608 de eerste handelsbetrekkingen<br />

met de Oingalezen (bewoners van Ceylon)<br />

kd aangeknoopt, die thans op zijnen togt de Portugezen<br />

met een pelukkig gevolg in Brazilië bestookte , en op de<br />

Spanjaarden, op de kust van Peru, eene belangrijke overwinning<br />

behaalde; benevens van JACOB IE MAIRE en WILLEM<br />

CORNEHSZ. SCHOUTEN , die ofschoon meer tot de Zuidlanden<br />

betrekkin" hebbende, met hetzelfde oogmerk ondernomen<br />

verden.<br />

Aldus liep het Twaalfjarig Bestand ten einde. OI.DEN-<br />

BiRNEVELD, die zich steeds tegen de oprigting der W.-I.<br />

Maatschappij had aangekant, was uit den weg geruimd ; bij<br />

hst wederopvatten der wapenen tegen Spavje, en bij de<br />

omstandigheden, die het aanknoopen der vredesonderhandelingen<br />

met dat land beletteden, was er niets , dat der volvoering<br />

van dit reeds lang gekoesterde plan in den weg<br />

s.ond, en het octrooi werd door de Staten voor den tijd van<br />

24jaren verleend (1621).<br />

Het duurde evenwel tot 1623, eer d* W.-I. Maatschappij<br />

ids vau belang ondernam. Bekoeling van de eerste drift ;


24<br />

de sterke magt van Spanjaarden en Portugezen in derzelver<br />

Amerikaansche koloniën ; verschil van gevoelens over<br />

het geschiktste punt voor de vestiging der Nederlanders ;<br />

dit alles hield aanvankelijk de Maatschappij terug ; eindelijk<br />

sloeg men meer bepaald het oog op Brazilië. De magt,<br />

welke men toen uitrustte , was geëvenredigd aan de bedoelingen.<br />

Zes en twintig, zoo groote als kleine schepen , onder<br />

den Admiraal JAKOB WULEKENS en den Vice- Admiraal PIETER<br />

PIETERSZ. HEIN , tevens met krijgsvolk bemand, hetwelk<br />

onder de bevelen stond van JOHAN VAN DORDT , staken ia<br />

December 1623 en Januarij 1624 in zee , en bereikten in<br />

Mei des laatstgenoemden jaars de Allerheiligen-haai (veehl<br />

Bahia geheeten), veroverden St.-Salvador , in 1549 door<br />

den Portugees IHOMAS DE SOUZA geslicht, en maakten aldaar<br />

eenen aanmerkelijken buit, welke echter verloren ging, daar<br />

dezelve, niet naar Holland gezonden zijnde, bij de kort<br />

daarop gevolgde herovering van St.-Salvador door de Spanjaarden<br />

, dezen weder in handen viel.<br />

Koning FiLiPS IV, namelijk, het verlies van St.-Salvador<br />

vernomen hebbende, zond eene geduchte vloot van vijf<br />

en zeventig schepen, met 12000 koppen aan boord, naar<br />

Brazilië, aan welke magt St.-Salvador , door de lafhartigheid<br />

van den Opperbevelhebber HANS ERNST KIJF , bij verdrag<br />

werd terug gegeven. Zoodra de W.-I. Compagnie ds<br />

uitrusting van Spanje vernam , beijverde zij zich eene nieuwi<br />

vloot onder BOUDEWIJN HENDRIKS en LAM derwaarts te zenden<br />

; doch door windstilten, tegenwind en ziekte belet,<br />

kwam zij tot ontzet der stad te laat. De Spaansche vla*<br />

wapperde reeds van derzelver muren.<br />

Ook elders slaagde de Compagnie niet ; de Admiraal r.tir<br />

begaf zich hierop naar de kust van Guinea , met voornemen<br />

om het kasteel St.-Ge<strong>org</strong>e del Mina, door de Portugezm<br />

aldaar ter begunstiging van den slavenhandel gesticht, ain<br />

te vallen ; doch terwijl de bevelhebbers bezig zijn om de<br />

gesteldheid van het terrein in de nabijheid des kasteels op<br />

1e nemen, legt de door zware togten afgematte manschap<br />

zich z<strong>org</strong>eloos neder en wordt door eene zesmaal kleinere<br />

Wagt van JVegers, in dienst der Portugezen, overvallen,


25<br />

en 450 man , benevens de meeste legerhoofden, boeten deze<br />

onvoorzigtigheid met hun leven.<br />

Gelukkio-er uitslag hadden de togten van HEIN in 1626.<br />

Ter versterking der vloot naar de Amerikaansche wateren<br />

gezonden zijnde , kruiste hij langen tijd vruchteloos op de<br />

hoogte van Brazilië ; doch vast besloten zijnde niet onverriffter<br />

zake huiswaarts te keeren, liep hij ook thans de Allerheiligen-baai<br />

in, waar zich de vloot der Portugezen bevond<br />

, viel dezelve met de sabel in de vuist aan en ontnam<br />

den vijand 22 schepen , welker buit hij naar het vaderland<br />

zond. Hiermede niet voldaan, gaat hij nogmaals op den<br />

vijand af, zeilt onder het gebulder van het geschut langs de<br />

vesting St.-Salvador de rivier Pitange op, en keerteindelijk<br />

met drie rijk geladene schepen, tot verbazing van Spanjaarden<br />

en Portugezen, langs denzelfden weg naar zee.<br />

Zijn volgende togt (1628) , waarbij hij den Spanjaarden<br />

in de Baai van Mantansas hunne kostbare te huis keerende<br />

zilvervloot ontnam , is u gewis te goed bekend, dan<br />

dat wij noodig zouden hebben hierover thans breedvoerig te<br />

spreken ; ook was dit meer een scheepstogt, en kan uit<br />

dien hoofde geacht worden minder tot deze geschiedenis te<br />

behooren.<br />

Eveneens had men te dezer tijde beproefd om aan den<br />

mond der Amazonen-rivier eene kolonie te slichten ; doch<br />

ook deze poging mislukte,'daar de vijandelijkheden der Widen<br />

zulks beletteden , zoodat men eindelijk dit plan vooreerst<br />

geheel moest opgeven.<br />

Nog altoos bleef men hopen , eenmaal vasten voet in Brazilië<br />

te zullen krijgen ; St.-Salvador begreep men te moeten<br />

laten varen; de Spanjaard, die voortging met hetzelve<br />

te versterken , liet zich daar niet gereedelijk verschalken ;<br />

om deze reden wilde men eene poging op het meer noordelijk<br />

gelegen Brazilische gewest Pernambuc wagen. HENORTK<br />

LONCO , welke zich bij de vermeestering der zilvervloot onder<br />

HEI» gunstig onderscheiden had, werd aan hel hoofd eener<br />

vloot van 27 schepen geplaatst, welke in Febr. 1630 de<br />

kust van Brazilië bereikte , en hare bemanning ontscheepte<br />

, die zich na hevige gevechten van de hoofdstad Olinda,


2 G<br />

en later in het begin van Maart vaa de o.-niiggeude forten<br />

en kasteelen meester maakte.<br />

De Spaansche bevelhebber ALBUQUERQUE geene kans ziende<br />

, Olinda te heroveren, verliet die plaats, en de Nederlandsche<br />

W.-I. Maatschappij had haar eerst vast punt in<br />

de Nieuwe Wereld verworven.<br />

Wij zouden te uitvoerig worden, indien wij hier tevens<br />

in het breede melding wilden maken van de vestiging der<br />

Nederlanders in Noord-Amerika, werwaarts sedert de ontdekkingen<br />

van HUDSON voor Nederlandsche rekening de vaart<br />

met goed gevolg ondernomen werd en Nieuw- Amsterdam gesticht<br />

was ; het wordt tijd, dat wij , na de grondlegging<br />

onzer magt in Amerika vermeld te hebben , naar onze O.-I.<br />

Bezittingen terug keeren.<br />

KOEN Gouv.-Gener. — Verdrag met de Engelsche<br />

O.-I. Maatschappij, -r- Onderiverping der Banda-eilanden.—<br />

CARPENTIER; tei-egtstelling der<br />

Engelschen op Aniboina. —, KOEK andermaal<br />

Gouv.-Gener. -~ Aanslag op Batavia. m-<br />

SPECX, RROinvER en VAN DIEMEN, — J)e<br />

Nederlanders op Ceylon e« Malakka. —<br />

Vestiging van onzen handel in Tunquin.<br />

-- VAN DER LIJN.<br />

1G1.9-^1648.<br />

De overwinning op Jakatra en Bantam maakte de Nederlanders<br />

op Java ook voor de Engelschen geducht, die<br />

onderhandelingen trachtten aan te knoopen, en het zelfs zoo<br />

verre bragten, dat er in Julij 1619 een bondgenootschap<br />

voor den tijd van twintig jaren tusschen de O.-I. Maatschappijen<br />

der beide volken tot stand kwam, met het doej, om d.s


27<br />

Spanjaarden ea Portugezen met geiarnentlijke magt te bestrijden.<br />

Acht oorlogsschepen zonden daartoe opzettelijk op<br />

gemeene kosten worden uitgerust ; een Baad non Verdediging<br />

uit acht personen der beide natiën bestaande, zon ta<br />

Bantam gevestigd worden, om de algemeene belangen te<br />

behartigen. Daarentegen werd den Engelschen de handel<br />

op Java en de Blolukken voor een derde der voortbrengselen<br />

toegestaan. Wijselijk werd hun intusschen de herbouwing<br />

hunner factorij in de nabijheid van Batavia geweigerd.<br />

Thans besloot men gezamentlijk tot de onderwerping der<br />

/fanrfa-eilanden ; doch daar de Engelschen , die de Bandanezen<br />

ter sluik tot volharding aanspoorden, zich, toen het<br />

er op aankwam, onttrokken, zette KOEN de onderneming<br />

alleen voort, met dat gelukkig gevolg, dat de overgave, in<br />

weerwil van de hinderpalen , die de Engelschen hem in den<br />

weg stelden, weldra plaats had (1621). Sedert dien tijd is<br />

Nederland in het bezit van die belangrijke eilanden-groep<br />

gebleven.<br />

KOEN te Batavia terug gekeerd zijnde en naar rust verlangende<br />

, legde zijnen post neder, en benoemde in zijne<br />

plaats, met goedkeuring der Zeventienen, PIETER CARPEN-<br />

TIER , welke thans den post van Directeur-Generaal bekleedde.<br />

Het begin van zijn bestier werd gekenmerkt door eene<br />

gebeurtenis , die gedurende eenen geruimen lijd de Engelsche<br />

en de Hollandsche natie tegen elkander in het harnas<br />

joeg, en , wat men ook zeggen moge, onzen landaard niet<br />

lot eer verstrekt.<br />

Een Japansch soldaat op Amboina, van vijandige oogmerken<br />

omtrent de Nederlandsche bezetting verdacht geworden<br />

en in verzekerde bewaring gehouden zijnde , b«kende ,<br />

dat hij , benevens de overige Japanezen, in dienst der Hollanders<br />

, door den Commies TOWRSON en den Majoor PRICB<br />

was overgehaald geworden om hen bij te staan in hunne<br />

poging om het fort te overrompelen, den Gouverneur te<br />

vermoorden en rich van de bezittingen der Hollandsche Compagnie<br />

meester te maken. In plaats van derzelver misdaad<br />

door den Raad van Ferdediging te d«ti beoordeeion, welke


28<br />

in geval van verraad de schuldigen naar Engeland behoorde<br />

op te zenden, om daar geoordeeld te worden , werd hun<br />

vonnis onverwijld opgemaakt, en met uitzondering van vier<br />

personen , welke tijdens de zamenzwering op Amboina zich<br />

elders bevonden, en twee,- welken men genade schonk, werden<br />

allen ter dood veroordeeld.<br />

Eerst na vijf en veertig jaren, tijdans den vrede van<br />

Breda in 1667, werd de twist, die tusschen beide natiën<br />

omtrent dezen moord (zoo als de Engelschen het blijkens<br />

het vredestraktaat van 1654 noemden)'onlslaan was , vereffend<br />

, ofschoon later nog altijd de veete der Engelschen tegen<br />

de Nederlanders te dien opzigte te voorschijn kwam.<br />

Veel heeft CARPENTIER niet gedaan tot uilbreidin» van het<br />

gezag der Nederlanders in de Oost-Indien ; men moet echter<br />

toestemmen, dat hij den bloei des handels aanmerkelijk<br />

bevorderd heeft. Hij keerde in Nov. 1627 naar het vaderland<br />

terug en was in 1628 een der gevolmagtigden in Engeland,<br />

tijdens de onderhandelingen over het gebeurde op<br />

Amboina (*).<br />

Middelerwijl hadden de Bewindhebbers KOEN aangezocht,<br />

andermaal als Gouverneur-Generaal naar O.-Indie te vertrekken.<br />

Hij stemde hierin toe (1624), doch het duurde<br />

tot m 1627, eer zijn vertrek plaats had, hetwelk nog daarenboven<br />

voor de Engelschen een geheim moest blijven, die<br />

zeer op KOEN gebeten waren , en het gebeurde op Amboina<br />

op hem zochten te verhalen, schoon hij tijdens dit voorval<br />

reeds sedert eene maand de Indien verlaten had ; welli^t<br />

lag de haat tegen KOEN meer nog in hunne verdrijving van<br />

Jakatra, welke onder zijn bestuur had plaats gehad. Wat<br />

hiervan ook zij, volgens het verhaal van sommige schrijvers,<br />

ging hij vermomd als konstabels-maat aan boord der<br />

vloot en gaf derzelver Bevelhebber opening van zijnen last-<br />

(*) Van deze laatste omstandigheid maken wij opzettelijk<br />

gewag, omdat VAN KAMPKU in zijne Geschiedenis der Nederl.<br />

buiten Europa zegt: Na den dood van CABPBITIER werd KOK»<br />

voor de tweede maal naar de Indien gezonden. CARPEHTIER overleed<br />

in 1659. — Zie VAIESTUB , DU BOIS en anderen, en ook<br />

eenige regels lager.


29<br />

brief, nadat deze zich eenen geruimen lijd in zee bevond<br />

(*). '<br />

Den 30 Sept. 1627 te Batavia aangekomen zijnde, nam<br />

hij het bewind van CARPENTIER over. Al aanstonds na zijne<br />

komst ontdekte men eene zamenzwering tegen zijn leven,<br />

gesmeed door de Javanen, welken zijne komst, zoowel als<br />

den Engelschen , een doorn in het oog was. Nog een ander<br />

onweder hing hem boven het hoofd. De Soesoehoenan van<br />

Mataram , welke zich door de slichting en den bloei van<br />

Batavia verhinderd zag, om geheel Java aan zijn gezag te<br />

onderwerpen , had reeds onderscheidene malen door trouvvelooze<br />

handelwijzen getiacht den Nederlanders afbreuk te<br />

doen ; thans na de onderwerping van den vorst van Soerabaia<br />

, wilde hij zich aan de Neder/anders wreken over het<br />

weigeren van ondersleuning in zijnen oorlog tegen de Banlammers,<br />

dien hij tien jaren geleden gevoerd had. De Sultan<br />

trok in 1628 met eene magt Javanen, die tot nagenoeg<br />

100000 man aangroeide, tegen Batavia op; en het was<br />

eerst na verscheidene uitvallen en gevechten , waarin de Nederlanders<br />

door de te Batavia gevestigde Chinezen ondersteund<br />

werden, dat de vijand genoodzaakt werd, het beleg<br />

op te breken ; men wil, dat deze 90000 man hierbij verloren<br />

had.<br />

In het volgende jaar hernieuwde hij zijnen aanval met<br />

eene gelijke magt en bragt zelfs de slad tot het uiterste.<br />

Deze nood werd nog vermeerderd door den onver'wachten<br />

dood van KOEN (20 Sept. 1629), wiens gemis men zeer gevoelde;<br />

de Raad van Indië, JAKOI; SPECX, die als Onderkoopman<br />

der O.-I. Maatschappij den handel op Japan gevestigd<br />

had, en drie dagen na den dood van KOEN te Batavia<br />

aankwam, werd onmiddellijk met algemeene stemmen<br />

tot Gouverneur-Generaal benoemd.<br />

Reeds deed zich het gebrek aan krijgsvoorraad gevoelen ,<br />

(*) Wij achten het onnoodig het verhaal hier in te lasschon<br />

, dat voorzeker bij allen , al ware het dan ook slechts<br />

uit de Karaktertrekken, bekend is; — te meer, daar liet alleon<br />

op gezag van YAEEKII/H is verbreid geworden.


:;


31<br />

voel op Ceylon. De K owing van Candi was in 1632 dottr<br />

zijnen zoon Raja SINGA opgevolgd. Beze, de overhewsching<br />

der Portugezen, die zich aldaar weder hadden ingedrongen<br />

, moede zijnde, zocht de afgebrokene betrekkingen<br />

met °de Nederlanders weder aan te knoopen en verlangde<br />

n bijstand van den Nederlandschen bevelhebber ep de<br />

kust van Coromandel, KARTX REINIERSZ. Met TAN BIEMENS<br />

toestemming werden de onderhandelingen aangevangen , heigeen<br />

de Portugezen door een' 'stouten logt tegen Raja srNGA<br />

zochten te verhinderen. Doch hunne landmagt werd door<br />

dien vorst geheel vernield, en toen hunne vloot Gaa wilde<br />

verlaten, waarschijnlijk om hunne magt op Ceylon te versterken<br />

, werd dezelve door de Neder/anders onder WESTBR-<br />

WOT.DT genoodzaakt met venues ïterug te keeren. WESTBR-<br />

WOI.DT zeilde vervolgens naaT ^Ceylon., waar de veldheer COS-<br />

TER de sterkte Batioafo op de Portugezen veroverde en een<br />

verbo'nd tot stand tragt, waarbij de -Nederlanders den alleehhandel<br />

op dat eiland verwierven.<br />

Hierna zette COSTER zijwe Overwinningen op de Portugezen<br />

voort, nam Trinoonomak, .Negomlo en Punto-Qttle,<br />

welke laatste plaats hij voor de Nederlanders in bezit hield:;<br />

doch zich te zeer willende doen gelden, werd hij 'op last<br />

des Keizers verraderlijk vermoord (1640).<br />

Zijn opvolgor JAN THIJSZ. PAIJARD, wist zich te Puniozoowel<br />

tegon


32<br />

De onzen hadden het verlies van den Opperbevelhebber en<br />

van den edelen VAN DEN BROEK, den dapperen redder en behouder<br />

van Batavia, te betreuren, die tijdens de belegering<br />

aan de pest stierven.<br />

In 1637 vestigde VAN DIEMEN onzen handel in Tunquin ,<br />

ten zuidwesten van China, door de zending van KAREL<br />

HARTSINK , doch beproefde vergeefs met de Vorsten van Cambodia<br />

en Laos in onderhandeling te treden. Zijn geheel<br />

bewind draagt de blijken van zijne zucht, om niet alleen<br />

den bloei der Compagnie te bevorderen, maar ook om op<br />

het inwendige bestuur der Indien de bjhoorlijke orde te<br />

stellen. Het stichten van kerken , het oprigten van scholen<br />

, het in-oi de-brengen der statuten van Batavia, welke<br />

ondereenen zijner opvolgers, MAATSUIJKER, tot een wetboek<br />

voor Nederlandsch Indi'e werden , doen zijne nagedachtenis<br />

in zegening blijven (*). De wreedheden, gedurende zijn<br />

bewind op Amboina , door den Landvoogd DEMMER gepleegd ,<br />

zijn hem niet te wijten. Door menigvuldigen arbeid en<br />

onvermoeide z<strong>org</strong>en voor het algemeene welzijn afgetobd,<br />

bezweek hij in April 1645, eenige dagen vóórdat te Batavia<br />

het verlof om naar het vaderland terug te keeren , ontvangen<br />

werd.<br />

Gedurende zijne ziekte had hij CORNELIS VAN DER LIJN<br />

tot zijnen opvolger vo<strong>org</strong>eslagen, welke door een gezantschap<br />

aan den nieuwen Soesoehoenan van Java (den zoon<br />

des bovengenoemden) te zenden, zich van deszelfs toegenegenheid<br />

verzekerde, en een verbond van vrede en onderlingen<br />

bijstand met hem sloot (1646). Eene omwenteling<br />

op Ternaie , in het laalste jaar van zijn bewind vo<strong>org</strong>evallen<br />

, zal ons later onder zijnen opvolger bezig houden. Hij<br />

werd in 1650 door de Bewindhebbers, die weinig over zijn<br />

bestuur tevreden waren , terug geroepen, en op derzelver<br />

last ging het gezag over op KAKEL REINIERSZ.<br />

(*) De vermaarde ontdekkingsreis van A»EI TASMAH, in 1G42,<br />

had op zijnen last plaat».


.;;;<br />

VI.<br />

heroveringen der fV.-I. Maatschappij in Brazilië.<br />

— Curaçao in de magt der Nederlanders. —<br />

JOAN MAURITS van JVassau en deszel/s verrigtingen<br />

in Brazilië. — Brazilië na zijn vertrek,<br />

tot op den vrede met Portugal.<br />

1630-1661.<br />

De zucht der W.-I. Compagnie om, na hare vestiging te<br />

Olinda, haar gezag in Brazilië verder uit te breiden, deed<br />

haar twee jaren later, toen men van de zijde van Spanje<br />

alle pogingen in het werk stelde , om vredes-onderhandelingen<br />

aan te knoopen, zich met kracht daar tegen aankanten ;<br />

zij slaagde in haar oogmerk ; want uit hoofde van Spanjes<br />

magteloosheid vonden hare redenen gereedelijk ingang. Zij<br />

bragt onder ADRIAAN JANSZ. PATER eene nieuwe vloot in<br />

zee, welke in de nabijheid van het Recief of Rif (*) van<br />

Olinda , met ANTONIO D'OQUENDO slaags raakte, en ofschoon<br />

de vijand deinsde, konden wij ons de zege niet toeschrijven,<br />

daar wij twee onzer beste schepen en den onversaagden<br />

PATER verloren.<br />

Olinda, door D'ALBUQUERQUE voortdurend geblokkeerd, kon<br />

zich evenmin staande houden : de stad werd verlaten en in<br />

brand gestoken ; men stelde zich echter schadeloos door de<br />

verovering van Garasu (1632), ten noorden van Olinda<br />

gelegen , en MATTHIAS VAN HOUTEN veroverde in' het daarop<br />

volgende jaar het eiland Tamarica, terwijl JAN JANSZ. VAN<br />

HOORN , op de kust van Honduras, ten zuiden van Nieuw-<br />

Spanje, de stad Truxillo, en op het schiereiland Yucatan,<br />

de steden Campêche en Francisco bemagtigde. In het jaar<br />

1633 zctle de Maatschappij hare overwinningen voort, en<br />

het gelukte haar van de stad Paraïba, in de nabijheid van<br />

Pernambuc, na twee hevige aanvallen, meester te worden,<br />

(*) Aldus werd de ïandbnnk genoemd , welke zich van<br />

Olinda langs de geheele kust van Brazilië uitstrekt.<br />

3


94<br />

na welker onderwerping het stadhouderschap Rio Grande<br />

insoeHjks het Federlandsch oppergezag erkende<br />

Curaçao geraakte ook omstreeks dezen tijd in do maot<br />

der Compagnie. — Vo<strong>org</strong>elicht door JAN JANSZ. OTTEN , (lie<br />

vroeger aldaar bij de Spanjaarden was gevangen geweest,<br />

tastte men het eiland aan, hetwelk bijna zonder verdediging<br />

aan de onzen werd overgegeven.<br />

Om deze nieuw behaalde voordeden te behouden, maar<br />

meer nog om het tot hier toe door de Spanjaarden bezette<br />

zuidelijke gedeelte van Brazilië meester te worden, begreep<br />

de W.-I. Compagnie, dat zij eenen man behoefde, die, met<br />

krijgskundige bekwaamheden toegerust, vastheid van karakter<br />

beleid en moed met gepaste toegevendheid paarde, en<br />

die'niet om fortuin, maar 1er behartiging harer belangen,<br />

met het hoogste gezag bekleed, zich derwaarts begaf. Zij<br />

sloeg het oog op JOAN MAURITS van Nassau, die in den<br />

worstelstrijd tegen Spanje in de Nede,landen^ getoond had<br />

met alle deze hoedanigheden toegerust Ie zijn. Hij aanvaardde<br />

den hem opgedragen last en kwam in het laatst van 1636<br />

in Brazilië aan, waar hij, deels door toegevendheid, dee!s<br />

door zijne krijgsbckwaamheden en door de veldovcrsten AR-<br />

TICHOFSKY (*) en SCHUPPEN ondersteund, in korten tijd een<br />

voornaam gedeelte van Brazilië bemagtigde, op welk land<br />

de handel voor allo Nederlanders, met slechts weinige uitzonderingen<br />

, geheel werd opengesteld. Het verschil tusschen<br />

den Landvoogd en den Pool ARTICHOFSKY in 1630 ontstaan,<br />

s intusschen in de gevolgen voor de kolonie zeer nadeelig;<br />

let beroofde haar van eenen harer uitraunlendste knjgsoversten,<br />

daar ARTICHOFSKY naar Nederland terug gezonden werd.<br />

Zijne tegenwoordigheid aldaar en zijne aanhoudende klagten<br />

over JOIN MAURITS , bragten de Bewindhebbers ten aanzien<br />

des Landvoogds, in eene ongunstige slemming, die niet naliet<br />

op den vorst zelven eenen nadeeligen invloed uit te oefenen,<br />

«n eindelijk zijnen terugkeer naar het vaderland ten gevolge<br />

had. — Slaan wij thans het oog op zijne verrigtingen.<br />

"FTËén Pool, die uit hoofde der geloofsvervolging zijn vaderland<br />

ontvlugt was , en in dienst der W.-I. Compagme l>elangvijkQ<br />

voordeden op Spanje en Portugal m Brasihe behaalde.


55<br />

Êeh zijner eerste krijgsbedrijven was het beleg van Panoptic<br />

de hoofdstad van Porto Ca/vo, welke plaats hij in Maart<br />

1637 bemagtigde; vervolgens werd de geheele provincie Peritambuc<br />

van Portugezen gezuiverd, terwijl de vlootvoogd<br />

LICHTHART zich met slechts 150 man van de stad Ilheos meester<br />

maakte. JOAN MAURITS al spoedig inziende, dal het bezit<br />

eener sterkte eene volstrekte behoefte was, zoo men de Portugezen<br />

op den duur met een goed gevolg wilde bestrijden,<br />

sloeg daartoe in 1738 het oog op Eahia {St.-Salvador) ;<br />

doch gebrek aan manschappen was oorzaak van het mislukken<br />

dier onderneming. Om deze reden trachtte hij het Recief<br />

zoo veel mogelijk in staat van verdediging te brengen, en<br />

door schansen te dekken ; eene voorz<strong>org</strong>, die te noodzakelijker<br />

geworden was, nadat men in Spanje begonnen had<br />

geduchte toebereidselen tot eenen nieuwen aanval op Brazilië<br />

ie maken. De Spaamch-Portugesche vloot, 86 zeilen sterk,<br />

verscheen ook inderdaad, doch hare werkeloosheid gaf den<br />

Nederlanders gelegenheid om derzelver magt te vermeerderen,<br />

en toen deze tot 41 zeilen was aangegroeid, aarzelde<br />

men niet langer den vijand aan te tasten. Gedurende vier<br />

dagen (12—16 Jan. 16*40) vorht men met de meeste hardnekkigheid,<br />

tot dat de vijandelijke vloot, geheel geteisterd,<br />

met een aanzienlijk verlies van schepen, moest afdeinzen (*).<br />

Eene overwinning te land, onmiddellijk daarop door de<br />

onzen bevochten , benevens het dempen van eenen opstand<br />

onder de inboorlingen, alles werkte te zamen, om het aanzien<br />

en de magt der Nederlanders in de IJ est-Indien hoe<br />

langer hoe meer te bevestigen, zoodat tijdens de in 1640<br />

(*) Ale oenc bijzonderheid moet men hier aanstippen , dnt<br />

hot schip de Zwaan, onder Kapitein ALBEHIK, na dcszclfs mast<br />

verloren to hebben on door vier schepen aangeklampt Ie /ijn,<br />

door Let kappen der kabels en liet drijven naar liet Hij , do<br />

nan boord gesprongeno Spanjaarden van de vier bovengenoemde«<br />

schepen van den bijstand der overige beroofde ; /ij werden<br />

door do geringe bemanning der Zwaan aangevallen en afgemaakt<br />

; terwijl een vijfde schip, waardoor het Kederlandsehe<br />

vaartuig aangeklampt werd (nadat het reeds aan den gxosd<br />

vast zat) , zoo duchtig ontvangen werd , dat het zich op genade<br />

aan de Zwaan overgaf,<br />

3 *


36<br />

in Portugal plaats hebbende omwenteling, en de kort daarop<br />

gevolgde sluiting van het bestand met dat land, waardoor de<br />

W.-I. Compagnie gedurende dien tijd in het bezit harer<br />

veroveringen gehandhaafd werd, de magt der Nederlanders<br />

in Brazilië, die der Spanjaarden en Portugezen verre<br />

overtrof. Alvorens echter het bestand gesloten was, geraakte<br />

St.-Paul de Loando, hoofdstad van het koningrijk Angola<br />

in Afrika, werwaarts JOAN MAURITS den koenen scheepsber<br />

JOL , bijgenaamd Houtebeen, met 20 schepen afgezonden<br />

bad, benevens de provincie Maranham, in het<br />

noorden van Brazilië, en de eilanden St.-Thomas en<br />

Anabon nog in onze handen ; Maranham en St.-Thomas<br />

gingen echter spoedig voor ons weder verloren, daar de<br />

wreedheden der opperhoofden, die door den Landvoogd waren<br />

aangesteld, eenen opstand van Portugezen en Brazilianen<br />

ten gevolge hadden.<br />

Eene poging om Buenos-Ayres en Chili aan het Ncderlandsche<br />

gezag te onderwerpen, liep vruchteloos af, en<br />

ontmoedigde JOAN MAURITS , welke dit ontwerp beraamd had<br />

en zeer met hetzelve ingenomen was geweest, dermate, dat<br />

hij wars werd van het bestuur ; — na zijn ontslag te hebben<br />

verworven, keerde hij naar het vaderland terug (Mei 1644).<br />

Thans had de W.-I. Maatschappij in Brazilië hare grootste<br />

hoogte bereikt ; na het vertrek van JOAN MAURITS volgde,<br />

bij het slechte bestier van de zaakwaarnemers der Maatschappij<br />

, — na dien tijd meestal mannen zonder naam —<br />

en de voortdurende toelating der Portugezen, die hunne<br />

bezitingen onder de Nederlanders behielden, de eene opstand<br />

na den anderen. Vergeefs spande de Maatschappij al<br />

hare krachten in om derzelver uitgestrekte bezittingen in<br />

Brazilië te redden ; vergeefs zond zij den vlootvoogd SCHUP-<br />

PEN met eene vloot derwaarts (1646), die zelfs na verscheidene<br />

nederlagen zijne toevlugt in wreedheden moest zoeken ;<br />

vergeefs werd, na eene mislukte poging om JOAN MAURITS<br />

te bewegen zich weder derwaarts te begeven, met behulp<br />

van den Prins (WILLEM II) en de Staten, WITTE CORNS, DE<br />

WITH met eene vloot afgezonden (1649). De werkeloosheid<br />

waartoe deze, uit hoofde zijner geringe schcepsmagt, ge-


37<br />

dwongen was; de hinderpalen, die hem van wege de.Maatschappij<br />

zelve werden in den weg gelegd; en het volslagen<br />

gebrek aan mondbehoeften, waarin hij tijdens zijn verblijf<br />

aan het Recief verkeerde, deden hem besluiten , in weerwil<br />

van den tegenlast dien hij ontving, onverrigter zake terug<br />

te keeren, en lokte daardoor de Portugesche regering uit<br />

om in 1653 eene geduchte vloot naar Brazilië te zenden,<br />

welke het, na eenen geringen wederstand der magtelooze bezetting,<br />

gelukte het Recief (1654) meester te worden, en<br />

der W.-I. Maatschappij haren voornaamsten steun te ontweldigen.<br />

Na deze zegepraal der Portugezen in Brazilië,<br />

konden de geringe bezittingen, die den Nederlanders aldaar<br />

nog overbleven, weinig voordeel aanbrengen ; de eene na de<br />

andere geraakte in 's vijands handen, en in 1661 werd bij<br />

het vredestraktaat met Portugal, Brazilië geheel aan dit<br />

land afgestaan. Gelukkig had JOAN DE WITT reeds twee jaren<br />

te voren bij een verdrag den vrijen handel voor onze natie op<br />

Brazilië weten te verwerven, waarin wij bij den vrede bevestigd<br />

werden, en zonder hetwelk zoo vele menschenlevens,<br />

zoo vele schatten als deszelfs verovering ons gekost had, geheel<br />

nutteloos zouden verspild geweest zijn.<br />

VII.<br />

BEINIKRSZ. Gouvern.-Gener. — Opstand in de Molukken.<br />

— Vestiging der Nederlanders aan de<br />

Kaap de Goede Hoop. — MAATSUIJKER ; Verrigtingen<br />

der Nederlanders op Ceylon, HÜUÏ<br />

en R. VAN GOENS. Zijne verrigtingen op de<br />

Kust van Malabar. — Formosa verloren.<br />

— Oorlog met Makassar, en deszelfs<br />

onderwerping. — Eerste factorij<br />

op Sumatra*<br />

1648—1671.<br />

De verschrikkelijke geweldenarijen en afschuwelijke wreed-


38<br />

heden, door den Gouverneur DEHJTEB op Amboina gepleegd,<br />

hadden in het laatste tijdstip van VAN DER LUNS bestuur als<br />

Gouverneur-Generaal, eenen algemeenen opstand der Terwier<br />

vorst levens hoofd van Amboina was, ten<br />

gevolge had. KAREL REINIERSZ. tot VAN DER LUNS opvolger<br />

gekozen zijnde, zond ARNOLD DE VLAMING paar de Nolukken,<br />

welke aldaar aangekomen zijnde, den nieuwen opstand van<br />

Amboina, onder MADJIRA, voormalig inlandsch stadhouder<br />

des eilands, vernam. Eerst na verschillende gevechten en<br />

het ombrengen van de hoofden van den opstand, gelukte het<br />

VLAMING den opstand te onderdrukken. Ofschoon Ternate<br />

en deszelfs vorst zich onderwierpen, welke laatste de hardo<br />

voorwaarden aannam, die hem door de Maatschappij werden<br />

vo<strong>org</strong>eschreven (*), duurde echter de oorlog met Amboina<br />

en de andere eilanden voort, die eerst onder het bjsluur van<br />

MAATSUIJKER tot de gehoorzaamheid terug keerden.<br />

REINIERSZ. zelf had weinig deel aan de gebeurtenissen,<br />

die onder zijn bestuur zijn vo<strong>org</strong>evallen. Zijne onverdraagzaamheid<br />

in het godsdienstige en zijne gestrenge maatregelen<br />

ten opzigle der Chinezen en Mohammedanen te Batavia,<br />

werden door de Bewindhebbers geenszins goodgekenrd, en<br />

hadden in 1653 zijne terugroeping ten gevolge, nadat hij<br />

gedurende drie jaren met het hoogste gezag was bekleed<br />

geweest. Alvorens dit berigt te Batavia aankwam, was REI-<br />

HIERSZ. overleden.<br />

Tot op dezen tijd was de Kaap de Goede Hoop op de<br />

heen- en wederreizen dor Nederlanders, met geen ander<br />

doel bezocht geworden, dan om zich van versch water te<br />

voorzien ; de menigvuldige schipbreuken der Fransche en<br />

Portugesche koopvaardijschepen, uit hoofde van gebrek aan<br />

bekendheid met de Zuid-AI'rikaansche kusten, hadden alle<br />

liandeldrijvende- volken terug gehouden , om dezelve zonder<br />

( ) Da uilroftijirrg dor nagelboomcn op Ternató , tegen oene<br />

geringe schadeloosstelling. 06 opbrengst, van dit prodnkt was<br />

200 groot op do Molukhcn, dat do maatschappij dezelvo niot<br />

kon afzetten mot zoo veel voordeel als zij wenschte. Dit middel<br />

, hoezeer ook in het belang der Maatschappij , kan echter<br />

geenszins don toets dar billijkheid doorstaan.


39<br />

noodzaak te naderen; doch nadat in 1648 dg zich op reis<br />

naar het vaderland bevindende relourvloot de Kaap aangedaan<br />

en de scheepschirurgijn ANTONIE VAN RIEBEEK het gewaagd<br />

had, zich vorder landwaarts in te begeven, waardoor hij m<br />

de gelegenheid geweest was, de ongemeene vruchtbaarheid<br />

des schiereilands te leeren kennen, en waarvan hy by zijne<br />

tehuiskomst den Raad van Zeventienen bengt gaf, vond<br />

deze het niet onraadzaam VAN RIEBEEK met vier schepen en 150<br />

man derwaarts te zenden, ten einde de kolonisatie te beproeven.<br />

Hij bereikte in April 1651 de Kaap weder, en knoopte<br />

met de inboorlingen, die de Nederlanders door de toglen<br />

van HOUTMAN , VAN CAARDEN , SPILBERGEN , MATELIEF , VAN<br />

DEN BROEK en anderen, reeds van eene gunstige zijde hadden<br />

leeren kennen, onderhandelingen aan. Tegen cenige voldoening<br />

werden hem eenige landerijen afgestaan ter bebouwing,<br />

en daarop een fort benevens magazijnen aangelegd.<br />

Door de werkzaamheid en de wijze maatregelen van derzelver<br />

stichter, die ook de eerste gezagvoerder aldaar was, nam<br />

deze kolonie weldra in bloei toe, werd eene ververschingsplaats<br />

op de verre togten naar de Oost-Indiën, en was lol<br />

op onzen tijd eene der schoonste bezittingen der Nederlanders,<br />

tol dat de Engelschen zich op eene onregtmatige wijze<br />

in derzelver bezit stelden, waarin zij bij het congres te<br />

Weenen bevesligd werden.<br />

Kort na derzelver vestiging had zij intusschen reeds met<br />

tegenspoeden te kampen. De bezetting van het kasteel, meestal<br />

vreemden [Engelschen, Schotten en Ieren), smeedden helontwerp<br />

om het kasteel te overrompelen, RIEBEEK en ce<br />

Hollanders te vermoorden, en met het schip Erasmus heiwelk<br />

zich op de reede bevond, naar eene Porlugesche haven<br />

Ie zeilen ; de aanslag werd gelukkig bijtijds ontdekt en hel<br />

vloekverwanlschap naar verdiensten gestraft.<br />

RIEBEEK, die na een verblijf van 10 jaren, in 1661 , de<br />

Kaap verliet, werd in 1662 door ZACHARIAS WAGNER, en<br />

deze achtervolgens nog door twee anderen. vervangen, welke<br />

in 1672 door USBHAND GODSKEN opgevolgd werden, die bij<br />

/ijnc aanstelling als Gouverneur den last ontving, om eet»<br />

nieuw ' kaslecl te doen bouwen, hsUvdk thans nog beslaat.


40<br />

Onder geen' van lien nam de bloei der kolonie zoo aanzienlijk<br />

toe, als onder sinon VAN DER STEL, die in 1679<br />

aan het bestuur kwam ; hij breidde de bezittingen der Compagnie<br />

tot in het land der Hottentotten uit, en legde eerst<br />

in 1699 zijnen post neder. Deze werd daarop aan zijnen<br />

roon A. VAN DER STEL opgedragen, die door zijnen ijver voor<br />

den bloei der kolonie, en door het aanleggen van een paleis<br />

den nijd der vrijheden niet kon ontgaan, en op hunne klagten<br />

, tot nadeel der kolonie, terug geroepen werd.<br />

JOHAK MAATSUIJKER, welke reeds bij de verkiezing van<br />

REINIERSZ. voor dezen had moeten achterstaan, werd na<br />

deszelfs dood tot zijnen opvolger verkozen. Reeds onder het<br />

bestuur van VAK DER LIJM had MAATSUIJKER, als Gouverneur<br />

op Ceylon, in op nieuws ontstane verschillen tusschen zijnen<br />

vo<strong>org</strong>anger PAYARD en Raja SINGA , de uitstekendste bewijzen<br />

van zijne voorzigtigheid en zijn beleid gegeven, en met<br />

regt kon men van hem en zijn bestuur, uit hoofde van<br />

EÏjne bekendheid aldaar, de meest geschikte maatregelen tot<br />

handhaving van het gezag der Nederlanders verwachten.<br />

De Bewindhebbers schenen echter MAATSUIJKER te wantrouwen<br />

, en hadden den wakkeren GERARD HULFT als Directeur-<br />

Generaal van koophandel naar de Indien gezonden, zoo men<br />

, om op de gangen des Gouverneurs-Generaal naauwkeurig<br />

te letten. MAATSUIJKER hiermede weinig tevreden, wist<br />

HUIFT op eene schrandere wijze te verwijderen, door het<br />

daarheen te wenden, dat hij zich zelvcn aanbood om den oorlog<br />

op Ceylon voort te zetten tegen de Portugezen, welko<br />

sedert Oct. 1652 den strijd tegen de Nederlanders rnet vernieuwde<br />

krachten hadden aangevangen, en zoowel dezen als<br />

de Cingalezen (bewoners van Ceylon) met cenen gunstigen<br />

uitslag bestreden hadden. Door Raja SINGA met 31)000 Cingalezen<br />

ondersteund, ondernam HULFT het beleg van Colombo,<br />

gedurende anderhalve eeuw de hoofdzetel der Portugesche<br />

magt op Ceylon, en benaauvvde de stad zoo zeer, dat de<br />

overgave weldra te verwachten was. Hij beleefde die echter<br />

niet, want hij werd op eene zijner verkenningen door eenen<br />

kogel doodelijk getroffen. Zijn opvolger in het opperbevelhebberschap,<br />

de Gouverneur ADKIAAH VAM DER MEIJDEN,


41<br />

genoot de eer der zegepraal ; den 12 Mei 1656 waren de<br />

onzen meester van de stad.<br />

De daarop volgende veroveringen van het eilandje Manaar,<br />

het schiereiland J ajfanapatnam, en de stad Negapatnam, tegenover<br />

Ceylon, op de kust van Coromandel gelegen, door den<br />

Admiraal RIJKLOF VAN GOENS en den Majoor VAN DER LAAN ,<br />

wekten wel den argwaan des Keizers op, die zich maar al<br />

te wel overtuigd hield, dat hij door de behaalde voordeelen<br />

der Nederlanders op de Portugezen slechts van Opperheer<br />

veranderd was ; doch de overmagt der onzen hield hein van<br />

eenige vijandelijke onderneming terug.<br />

Kort daarop werd VAN GOENS , die met VAN DER MEIJDEN<br />

in oneenigheden geraakt was, de last opgedragen om den<br />

oorlog tegen de Portugezen op de kust van Malabar over<br />

te brengen. Ook hier slaagde hij naar wensch. Nog vóór<br />

het sluiten of liever vóór de bekrachtiging van den vrede<br />

met Portugal, waren de steden Coulang, Granganoor, Cochin<br />

en Cananoor in onze handen gevallen en voordeelige<br />

verbonden gesloten met de vorsten van Calicoulang, Calicoet<br />

en anderen.<br />

Minder voorspoedig was men in China onder MAATSUIJKERS<br />

bewind. Het vruchtbare eiland Formosa (het schoone, tijdens<br />

de nederzetting der Nederlanders, in 1624, Tayouan<br />

geheeten), ging voor ons verloren. Nadat de Nederlanders<br />

aldaar eene kolonie aangelegd en in 1624 een fort (Zeclandia)<br />

gesticht hadden, werden zij herhaalde malen door de<br />

Chinezen verontrust, welke zich aldaar ten getalle van<br />

30000 hadden nedergezet, en den handel der Nederlanders<br />

aanmerkelijk benadeelden. De botsingen hierdoor ontstaan,<br />

hadden in 1652 eenen moorddadigen aanslag tegen de Nederlanders<br />

ten gevolge, die met de nederlaag der Chinezen<br />

eindigde, welke daarbij 9000 man en hun opperhoofd FAÏET<br />

verloren. ,<br />

Intusschen daagde het onheil over Formosa van eene andere<br />

zijde. COXINGA , volgens sommigen de zoon , volgens<br />

anderen de opvolger van IQUANG, welke zich tijdens de regering<br />

der overweldigers van China, LIJ en CHANG-TI, door zijne<br />

Sieeschuiinenj had berucht gemaakt, deed in het laatst van<br />

r


4â<br />

1661 eene landing op Formosa, hetwelk door ïijne legers<br />

werd afgeloopen, en nadat de Chinezen zich met zijne benden<br />

vereenigd hadden, sloeg hij met 25000 man het beleg om<br />

liet fort Zeelandia, hetwelk door den braven FREDERIK COYET,<br />

die reeds lang eene vijandige onderneming op Formosa voorspeld<br />

had, wakker verdedigd werd. Door de lafhartigheid<br />

van JAKOB CAuw, die uit Batavia tot ontzet was afgezonden,<br />

verdween de hoop om zich staande te houden , en na eene<br />

belegering van negen maanden, was de bezetting tot de overgave<br />

gedwongen. De namen van don ongelukkigen COYET en van<br />

den edelen ANTONIUS HAMBROEK, zijn door deze gebeurtenis<br />

vereeuwigd geworden (*).<br />

De pogingen door de Compagnie in de eerstvolgende jaren<br />

ter herovering van Formosa in het werk gesteld, liepen<br />

vruchteloos af, zoodat men eindelijk geheel van hetzelve afzag.<br />

Behalve eenige geschillen met AGONG , den toenmaligcn<br />

Koning van Bantam, en met den Mataram van Java, viel<br />

er gedurende MAATSUIJKERS bewind, op dat eiland weinig<br />

meldenswaardig Voor, doch een verbond van den Mataram<br />

met Makassar (Celebes), maakte den oorlog met de Makassaren<br />

onvermijdelijk.<br />

Ofschoon de Nederlanders reeds in het begin dier eeuw<br />

en later, onderscheidene malen getracht hadden handelsbetrekkingen<br />

met de bewoners van Celebes aan te knoopen ,<br />

hadden zij hiervan, uit hoofde van den verraderlijken aard<br />

(*) Wij geloovcn hior gcrustolijk de daad van HAHIIHOEK achterwego<br />

to kunnen laten, daar gewis elk Kcderlandsch jongeling<br />

dio tot in de bijzonderheden kent. Voor anderen verwijzen<br />

wij naar do Karaktertrekken. — Minder hekend is hel,<br />

dat do wakkere COYET, die den aanslag van COXIKGA vroegtijdig<br />

d , en de middelen ter behoud van het voor ons zoo<br />

zeer belangrijke Formosa aangewezen had , door zijne tegenstanders<br />

VEHBVKG , gewezen bovellïebber des eilands, en JAM<br />

VAIÏ DER ZAAN, een van de hoofden des logers , van lafhartigheid<br />

beschuldigd, en door het Bestuur van lndië tot schavotsti af<br />

on verbanning naar llanda veroordeeld werd. Op voorspraak<br />

zijner vrienden werd hem , na eene gevangenschap Van twaalf<br />

jaren, door Prins iriuu UI vergund, zijn loven in zijn vaderland<br />

te eindigen«


S3<br />

der inboorlingen, telkens moeten afzien, Deszdfs vorst, zijn»<br />

raagt langzamerhand uitbreidende, had de voornaamste hooiden<br />

des eilands, benevens de eilanden Sumbawa, Boeton<br />

en de ,SVo-eilanden aan zijn gezag onderworpen. Na ook<br />

in de Molukken eenige plaatsen veroverd te hebben, wendde<br />

hij al zijnen invloed aan om de Nederlanders aldaar te benàdeelen,<br />

en had door zijne aanhitsingen niet weinig toegcbragt<br />

tot de ongeregeldheden, welke aldaar hadden plaats<br />

gevonden. Het verbond, thans door hem met den Mataram<br />

van Java gesloten, kon dus geen ander doel hebben, dan<br />

de Nederlanders in hunnen handel te belemmeren. Men<br />

begreep wijselijk dit te moeten voorkomen. De vloot der<br />

Molukken, onder JOAN VAN DAM en JOAN TRUIJTMAN , zeilde<br />

naar Makassar, en na in het gezigt dier stad zes Porlugesche<br />

schepen vernield te hebben, werd het krijgsvolk aan<br />

wal gezet, hetwelk de hoofdstad des eilands bemagtigde<br />

(12 Junij 1660), en bij het daarop gevolgde verdrag het bezetten<br />

van het kasteel Panokoke verkreeg.<br />

Gedurende vier jaren verkropte de vorst van Makassar<br />

dit leed; doch na di'en tijd begon hij nieuwe vijandelijkheden.<br />

Niet alleen zond hij 100000 man ter overrompeling der Nederlandschc<br />

sterkten op Boeton, maar rustte eene geduchte<br />

vloot uit tegen deszelfs vorst, die de Nederlanders te hulp<br />

was gekomen. CORHELIS SPEELMAN, een der kloekmoedigsto<br />

krijgslieden van zijnen tijd, derwaarts gezonden zijnde, verloste<br />

den Koning 'van Boeton, en sloeg de Makassaren zoodanig<br />

(Dec. 1666), dat derzelver opperhoofden zich op<br />

genade aan hem overgaven ; hunne magt was verstrooid, en<br />

meer dan 11000 inboorlingen vielen den overwinnaar in<br />

banden, behalve 5000, die op een onbewoond eiland werden<br />

aan land gezet. In Junij des volgenden jaars slak hij<br />

naar Celebes over, en door de Boeginezen (bewoners van<br />

Bord) onder Raja PALACCA ondersteund, dwong hij hen<br />

om met de Compagnie den vrede te sluiten, waarbij de<br />

verdrijving der Portugezen en Engel sehen (want met dezo<br />

was thans onze staat in oorlog, 1667) van,het eiland, eene<br />

der voorwaarden was. Deze vrede was slechts van korten<br />

duur. ïn April van het jaar 1668 schond hij andernwal


4 i<br />

het vemnig doch «net geen beter gevolg. SPEELMAN, welke zich<br />

nog aldaar bevond, viel deszelfs magt op nieuws aân en „a de<br />

verovering vanSa^oepo, onderwierp het gansche eiland zich<br />

aan het gezag der 0-I. Maatschappij, Ä^PALACCA deTetrouwe<br />

bondgenoot der Nederlanders, welks geslacht door fn<br />

Vorst van Makassar wasomgebragt, werd voor zijne diensten<br />

tot Koning van Bom , Palacca en Lopping verheven<br />

Niet minder gelukkig waren de Nederlanders op Sumatra<br />

De Keizer der binnenlanden nep hunne hulp in, te*en d<strong>è</strong><br />

Koningin van Atsjm ; zij namen deze gelegenheid te baat<br />

om de Westkust te bemagtigen , waar de h!nd<strong>è</strong>l dien zi<br />

reeds op Sumatra dreven door de gezagvoerders van X-g<br />

zeer belemmerd werd Onder PIETER DE BITTER verovl /den<br />

zij de sterkten der Atsjtners en rigtten, met loestemmï<br />

des Keizers, te Padang eene factorij' op. """ing<br />

Hier moeten wij het verhaal der gebeurtenissen afbreken<br />

daar de herhaalde^ oorlogen van onzen Slaat met de Engel'<br />

sehen later met deze in verbindtenis met de Franschen"<br />

ons elders roepen. ><br />

VIII.<br />

De Kust van Guinea door de Engelschen veroverd<br />

doch door DE RUITER herwonnen.— Be ZVeder-'<br />

landers in Guiana. — Verovering van Surina<br />

me. — Nieuw-Nederland bij den vrede teSen~<br />

Suriname afgestaan. — De Jmerikaansehe<br />

Koloniën, gedurende den oorlog<br />

van 1672-1678. -De fF.-I. 31aatschappij<br />

vernietigd en eene nieuwe<br />

opgerigt—AARSSENS De Arnerikaansche<br />

Koloniën, gedurende<br />

de volgende oorlogen<br />

met Frankrijk.<br />

1661—1713.<br />

.eersten oorlog met Engeland, hoe nadeelig dezelve


y<br />

ook voor den handel geweest zij, waren onze O.- en W.-I.<br />

Maatschappijen niet regtstreeks in derzelver Overzeesche Bezittingen<br />

aangevallen geworden; terwijl men de Engelsche<br />

O.-I. Maatschappij , waar zij zich in de O.-I. Wateren vertoonde<br />

, met voordeel bestreden had. Meer dan 2000<br />

weerlooze koopvaardijschepen waren echter in die twee jaren<br />

in hunne handen gevallen. Begeerig om nieuwen buit te behalen<br />

op de Nederlanders, wier buitengewone voorspoed den<br />

Engelschen een doorn in het oog was, werd de ridder RO-<br />

BERT HOLMES naar de Afrikaansche kust gezonden, om niet alleen<br />

den handel der Nederlanders te belemmeren, maar ook om<br />

de door hen gestichte sterkten te veroveren. Weldra was hij<br />

meester van de kust van Guinea, met uitzondering van del<br />

Mina, waar men op zijne hoede geweest was ; vervolgens<br />

zette hij koers naar Noord-Amerika, waar hij zonder veel moeite<br />

Nieuw-Nederland bemagligde, hetwelk door de Maatschappij<br />

verwaarloosd, niet in staat was om wederstand te bieden.<br />

Dit nieuwe schelmenfeit der Engelschen, te midden van<br />

den vrede, kon niet ongestraft blijven. DE RUITER , die van<br />

eenen togt tegen de Barbarijsche Staten terug keerde , ontving<br />

onmiddellijk van de Staten den last, zich naar de<br />

kust van Guinea te begeven, waar hij niet alleen al de door<br />

de Engelschen bezette plaatsen heroverde, maar hun ook<br />

Cormantijn, hunne beste bezitting, ontnam. Nieuw-Nederland<br />

kon men om de schaarschheid van leeftogt niet aandoen<br />

, en bleef voor ons verloren.<br />

Elders werd dit verlies intusschen eenigermate vergoed;<br />

wij bedoelen de verovering van Suriname in Guiana, door<br />

den Zeeuw ABRAHIM KRIJNSSEN in 1667.<br />

Reeds 60 jaren vroeger had J<strong>OOS</strong>T TER HOOGE op Essequebo<br />

eene sterkte gebouwd, welke tot op het verlies dier Kolonie eene<br />

Nederlandsche bezitting gebleven is. Eene halve eeuw later<br />

had zich op Cayenne, ten oosten van Suriname, insgelijks<br />

eene Nederlandschc volkplanting gevestigd, welke het gezag<br />

der W.-I. Maatschappij en der Staten erkende; doch deze<br />

was door de Franschen in 1664 van daar verdreven. Suriname,<br />

hetwelk achtervolgens door Franschen en Engelschen<br />

was bezet geweest, was uit hoofde van de ongezonde ligging


w<br />

telkens verlaten geworden, en het was eerst na 1650 M<br />

eene a bezetting onder WILLIAM WILIOUGHB<br />

aldaar stand todd, die de bebouwing met vrucht ondernam<br />

RRIJNSSEN, de nvier Suriname onder de EnHsche vl-J<br />

opgevaren zynde tastte het kasteel aan, waarvan h , weld a<br />

meester was en hetwelk hij door zijne manschap liet bezetten<br />

vervolgens herstelde hij het gezag der Nederlanders o?ÏZ'<br />

gueboea nam Tabago. Suriname werd, wel is waarfop Zt<br />

van den Engelschen gezagvoerder op Jamaica, nrj^f<br />

dra hernomen; doch volgens de vredesbepalingen van 31<br />

J dy 1667, werd het ons tegen het schoone Nieuw-Nederland<br />

a gestaan ; insgelijks zouden wij in het bezit van St -EusZ<br />

Uus, Saba *n St.-Martin bevestigd worden ; net du7rdc<br />

evenwel nog tot in 1673, eer het eerste dezer eikmden<br />

IMk de Franseken ons vroeger hadden helpen veroveren!<br />

doch die het thans voor zich behouden wilden, door he<br />

heleid van CORNELIS EVERTSEN aan de Nederlanders kwam<br />

Intusschen hadden Frankrijk en Engeland ons land' on<br />

meuws den oorlog verklaard. Engeland kende men, en<br />

Frankrzjks bedoelingen omtrent onze buitenlandsche bez Wingen<br />

waren, door de uitrusting cener vloot onder LA HAVE<br />

ZZ R T : ° n °f * i VO , orm;lal ' S Di ^teur van den handel in<br />

d.enst der O.-I. Nederlandse Maatschappij), reeds voorde<br />

oorlogsverklaring, niet moeijelijk te gissen. Terstond na dezelve<br />

stak EVERTSEN in zee; het zoo zeer betreurde Nieuw<br />

Nederland was het doel Men slaagde gelukkig, en in Aug. '<br />

1673 wapperde de driekleurige vlag van New-Fork- - het<br />

was slechts voor eene poos. Nederland, .van alle zijden bcnaauwd,<br />

kocht voor dien prijs den vrede, om met meer<br />

vrucht zich tegen de Franschen te kunnen verdedigen<br />

JJeze hernamen onder D'ESTRÉES Cayenne, hetwelk de<br />

£ S T 0nZen * * > * Lij wdke 8'^enheiddcscheepskapitein<br />

ROEMER VLAK , eene dier onverschrokkene daden ver-<br />

E lvV-TT" 1 d u S eschiedenis n * vaderland alleen,<br />

in e k tijdvak voorbeelden kan opnoemen. Door twee vijandelijke<br />

schenen aangeklampt en tegen de overmagt niet bestand<br />


47<br />

den brand steken, on zijn schip met de beide vijandelijke irt<br />

de lucht springen. Hij zelf, benevens velen van zijn scheepsvolk,<br />

bleven als door een wonderwerk bewaard.<br />

Ovcriœns bepaalde de oorlog in het JFesten zich grootendeels<br />

tot het veroveren en heroveren van aan elkander<br />

betwiste plaatsen, terwijl bij den vrede van 1678 ieder in<br />

het bezit zijner voormalige eigendommen bevestigd werd.<br />

Door het verlies van Nieuw-Nederland en Brazilië, en<br />

later door de belemmering, die de handel aldaar ondervond,<br />

waren de zaken der W.-I. Maatschappij zoo zeer ten achteren<br />

geraakt, dat eene aanmerkelijke ondersteuning der Staten<br />

niet in staat geweest was, haar uit dien vervallen toestandop<br />

te beuren. Hare schuld werd getierceerd, haar octrooi<br />

in 1674 opgeheven, en een nieuw, doch gering kapitaal<br />

brieeno-cbragt, waarmede eene nieuwe W.-I. Maatschappij<br />

werd "opgerigt, welker handel zich uitsluitend tot de Westkust<br />

van Afrika, Curacao en Essequebo bepalen zoude.<br />

Suriname, waarover Zeeland zich het opp<strong>org</strong>ezag aangematigd<br />

had, werd wel in 1682 aan haar verkocht, doch reeds<br />

in het volgende jaar stond zij tegen inkoopsprijs een derde van<br />

hetzelve aan Amsterdam, een derde aan COKNELIS AARSSENS ,<br />

Heer van Sommelsdijk, af, welke laatste als Landvoogd dor<br />

Kolonie zich derwaarts begaf. Gedurende zijn bewind nam do<br />

bloei van Suriname, door zijne doortastende v maatregelen,<br />

aanmerkelijk toe ; hij bragt belangrijke verbeteringen in bet<br />

inwendige des bestuurs, en legde den grond tot de stad i'aramaribo<br />

(toenmaals een gehucht), thans de hoofdplaats onzer<br />

W -I Bezittingen en eene der fraaiste steden van Amerika.<br />

Hij mögt echter de vruchten van zijnen arbeid niet inoogsten.<br />

Na vier jaren de belangen der kolonie met voorbeeldeloozen<br />

ijver behartigd te hebben, werd hij in 1688<br />

door eenige 'booswichten, die tegen hem zamengezworen<br />

hadden , vermoord. De Heer VAN SCHERPENHUIZEN volgde hem<br />

op. Het was onder zijn bewind, dat de Franschen eenen<br />

nieuwen aanval op de kolonie ondernamen. Door de welberadenheid<br />

en den moed van DE CHATILLON , schoonzoon van<br />

AARSSENS, ondersteund door den Joodschen Kapitein NASSY,<br />

werd het smaldeel der Franschen genoodzaakt af te deinzen,


48<br />

nadat zij vergeefc het kasteel gebombardeerd, doch de volkplanting<br />

deerlijk geteisterd hadden.<br />

Van dien tijd af bleef de kolonie in rust, tot dat gedurende<br />

den derden Franschen oorlog een nieuwe aanslag 0p dit<br />

reeds bloeijende gewest ondernomen werd.<br />

De wijze beschikkingen van AARSSENS hadden na zijnen<br />

dood goede vruchten gedragen ; de kolonisten werden zeer<br />

gegoede heden, en men telde reeds boven de twee honderd<br />

belangrijke suikerplantaadjen. Geen wonder, dat<br />

Frankrijk op eenen zoo schoonen buit belust werd. Reeds<br />

vroeger, toen de toestand der kolonie met den tegenwoordigen<br />

niet te vergelijken was, had het bij herhaling een gretiooog<br />

op dezelve geslagen ; welligt dacht het door derzelver<br />

verovering zich voor de in Europa geledene verliezen schadeloos<br />

te stellen. Deze berekeningen faalden.<br />

Eene Fransche vloot onder CASSARD , meende de bezetting<br />

te verschalken (Junij 1712). Onverwachts zeilde zij de rivier<br />

Commewijne op, doch haar dralen om te landen, verwekte<br />

argwaan. Zij keerde terug om van eenen anderen kant het<br />

fort Zeelandia en Paramaribo te verrassen ; doch ook hier<br />

slaagde zij evenmin. De list van den Korporaal HENDRIK VAN<br />

EIJK en eenige burgers-, die zich geheten, alsof zij ieder eene<br />

compagnie onder hunne bevelen hadden, deed de Franschen,<br />

na een- en andermaal de landing vergeefs beproefd te hebben<br />

, afdeinzen. Deze poging der Franschen deed intusschen<br />

de noodzakelijkheid inzien, om door het beter versterken der<br />

vestingwerken, die in eenen jammerlijken toestand waren, zich<br />

tegen nieuwe aanvallen te wapenen; te laat sloeg men handen<br />

aan het werk. Eer men met de versterking van Paramaribo<br />

eenen aanvang gemaakt had, verscheen dezelfde Fransche<br />

vloot andermaal (10 Oct.) en eischte eene zware brandschatting.<br />

In weerwil van de dapperste verdediging, zag<br />

men zich reeds na tien dagen genoodzaakt eene overeenkomst<br />

aan te gaan, waarbij de Kolonie zich verbond, ruim 600000<br />

Ned. guldens te betalen, waaraan voldaan werd. Hierna<br />

ngtte een deel der Fransche vloot den koers naar Berbice,<br />

hetwelk, ofschoon reeds sedert 1626 bezet, thans eerst onder<br />

het bestuur van hel Zeeuwsche geslacht VAN PERRE in bloei


4ä<br />

toenam ; ook deze kolonie werd door hen gebombardeerd"<br />

(Dec. 1712), gebrandschat en ten gevolge der weigering van<br />

de betaling der verbazende som , welke gevorderd werd door 1<br />

de Fransche recders, die het smaldeel onder CASSARD hadden<br />

uitgerust, in bezit gehouden, doch later (in 1714) voor<br />

ƒ100000 aan drie Amsterdamsche kooplieden afgestaan, onder<br />

wier bestuur, door het vrijstellen des handels en het geven<br />

van landerijen aan alle Nederlanders, die zulks ter bebouwing<br />

verlangden, de kolonie zich allengskens verhief.<br />

Esscquebo, sedert 1669 aan de Zeeuwsche Kamer der 1<br />

W.-I. Maatschappij behoorende, bleef gedurende dezen oorlog<br />

ongemoeid.<br />

De kort daarop gevolgde vrede gaf der Kolonie Suriname<br />

gelegenheid, om de ondernomen versterkingen voort te zetten<br />

, ofschoon het nog eenen geruimen tijd duurde, eer men<br />

inet de stad zelve eenen aanvang maakte.<br />

Inmiddels had men sedert 1706, met een gelukkig gevolg, in<br />

Suriname de aankweeking Van cacao, katoen en tabak beproefd.<br />

IX.<br />

Ceylon, onder het bestuur van VAN GOENS, gedurende<br />

den oorlog met Frankrijk. — Voortzetting van Java's<br />

geschiedenis. — MAATSUIJKER.^— Be O.-I. Com~<br />

pagnie wordt grondbezit ster. — R. VAN GOENS<br />

Gouv.-Gener. — Uitbreiding van het gezag der<br />

Nederlanders op Java. — Oorlog op Ternate en<br />

onderwerping des eilands. — SPEELMAN ,<br />

KAMPHUIS , VAN OüTHOORN , VAN HOORN, VAN<br />

RIEBEEK en VAN ZWOL. — Onderscheiden»<br />

oorlogen op Java, en aanslag op Batavia,<br />

onder ZWAARDEKROON. — Handel op'<br />

Java. — Be hoffij-cultuur. — andere<br />

Gouverneurs.<br />

1672—1737.<br />

Keeren wij thans tot onze O.-I. Bezittingen terug. Reedi<br />

4


50<br />

dadelijk na het uitbarsten des oprlogs, naderde de Fransche,<br />

vloot onder ' den Vice-Admiraal LA UAYE , hel eiland Gey~<br />

Ion;—daur de vriendschap liisschqn de Nederlavdeis en Ilaja<br />

SINGA, 'Keizer van Candi, sedert eenigen lijd aanmerkelijk<br />

bekoeld was, werd de Fransche vlootvoogd door den laatsten<br />

vjej ontvangen ; zelfs gaf hij hem verlof tot het aanleggen<br />

van eenige forten , waarmede alras een begin gemaakt werd.<br />

ï)it was den wakkeren r.ujn.or VAN GOENS , toen Gouverneur<br />

des eilands, een doorn in het oog, en, toen de Franschen<br />

kort daarop, bij gebrek aan levensmiddelen , van daar<br />

lyegzei.lden en zich naar Coromandel begaven, zelle VAN<br />

OOESS lien achterna, ontnam hun vier schepen en keerde<br />

vervolgens terug, onder weg het kastecL te Trinconomale op<br />

de Fransclien veroverende.<br />

'Op Java nam de invloed der Nederlanders omstreeks dezen<br />

tijd'aanmerkelijk tóe','door de hulp, welke MAAISUIJKER<br />

den Soesoehoenan 'ARIA-MAIA,RAM vau Java, eerst tegen<br />

cencn inlandschen vorst (1074), later tegen deszelfs oproerige<br />

onderdanen verleende (1674—77), en waarvoor de Maatschappij<br />

aanmerkelijke voordeçlen bedong; onder anderen<br />

werd haar het Koningrijk Jàkatra en de landvoogdij Samarang<br />

in eigendom afgestaan.<br />

MAATSUIJKER, onder wiens vijf-en-twintigjarig bestuur de<br />

O.-L Bezittingen aanmerkelijk in aanzien gestegen waren, had<br />

na zijnen dood (1678) tot opvelger den verdienstelijken VAN<br />

GQF.NS , wiens verrjgtingen. op Ceylon en op dp kusten van<br />

Malabar ' en Coromandel wij reeds vroeger uitvoerig vermeld<br />

hebben.<br />

Onder' zijn bestuur werd de, oorlog, dien men tegen de<br />

vorsten 'aangevangen had, 1er ondersteuning van den toenmaligeri<br />

Keizer van Java, ook onder de regering van deszelfs<br />

oudsten zoon,, AMANG-KOERAT, krachtdadig voortgezet,<br />

door de vcldheeren HURDI , POLE MAN en COEPER. Deels door<br />

list, deels door geweld, werden de opgestane vorsten tot<br />

onderwerping gebragt (1078—1681), en voor deze nieuwe<br />

ondersteuning werd den Nederlanders eene aanzienlijke vermeerdering<br />

van gezag in de Preanger Regentschappen toegestaan.<br />

Te dier zeU'der lijd stelde zjc^hel landschap Gherïbon,


51<br />

aan welks inwendige twisten de Nederlanders een aanmerkelijk<br />

aandeel genomen hadden, onder de bescherming der<br />

Maatschappij, terwijl zij als bemiddelares tusschen Sultan<br />

A GONG van Bantam en deszelfs zoon (een tweede ADOLF VAIT<br />

GELDER) opgetreden, eindelijk de partij des laatstcn koos,<br />

den aanhang van AGONG verdreef, en daarvoor aanzienlijke<br />

handelsvoorregten wist te bedingen.<br />

Op Ternate was SIBORI (gewoonlijk Koning- Amsterdam<br />

(xenoemd) zijnen vader opgevolgd; hij was de Nederlanders,<br />

wier magt onder zijns vaders regering zoo zeer toegenomen<br />

was, niet zeer genegen, en besloot derhalve Amboina aan.<br />

hun oppergezag te onttrekken. Hïj slaagde hierin, in weerwil<br />

zijner kuiperijen, evenmin als op Ternate in zijne pogingen<br />

om de Nederlanders verraderlijk aan te vallen en gevangen<br />

Ie nemen,. Het verraad werd ontdekt en dé Koning kort<br />

daarnn zelf gevangen genomen en naar Batavia gevoerd.<br />

Zijne bezittingen, zoo hier als op Celebes, werden verbeurd<br />

verklaard en gingen over in handen der Nederlanders, die<br />

hem, wol is wàar, in 1>683 herstelden', doch hem slechts<br />

eenc schaduw van magt* overlieten.<br />

Gedurende deze twisten was VAN GOENS, uit hoofde van<br />

zijnen zickelijken toestand, naar Nederland vertrokken (Nov.<br />

1681), en door CORNELIS SPEELMAN vervangen, die onder het<br />

bestuur van MAATSUIJKER en VAN GOENS der O.-I. Maatschappij<br />

op de kust van Coromandel, op ßlakassar en op<br />

Java belangrijke diensten bewezen' had. Onder zijn bestuur<br />

werden de inlandsche onlusten op Java gestild' en de vorst<br />

van Termte aan de Nederlanders onderworpen,. gelijk wij<br />

zoo even vermeid hebben. In plaats van VAN GOENS werd'<br />

door den Baad van Jndië, hoewel'met. eenparige stemmen,<br />

echter bij toeval (*), JAN KAMPHUIS, .een der leden-, tot Gouverneur-Generaal<br />

verkozen, die dézen post gedurende zeven<br />

jaren bekleedde. Reeds in den aanvang van zijn bestuur<br />

(*) Al


52<br />

waren in Bantam onlusten uitgebroken, door POERAEAIA , r<br />

den broeder des herstelden Sultans van Bantam verwekt;<br />

om dezelve te dempen, bediende men zich van den slaaf<br />

SOERAPATI, van het eiland Bali geboortig, welke zich als<br />

roover had weten gevreesd te maken. Deze kort daarop door<br />

de Hollanders beleedigd zijnde, wreekte zich daarna, door<br />

eenige derzelven te vermoorden en vlugtte daarop naar den<br />

Keizer van Java, waar hij door den gezant TAK opgeéischt<br />

wordende, met zijne manschap op de Nederlanders aanviel<br />

en meer dan zeventig van hen, waaronder ook TAK , op de<br />

vreeselijkste wijze vermoordde. Deze gelukzoeker verliet kort<br />

daarop den Sultan en vestigde zich te JPassaroewan, hetwelk<br />

hij dezen ontnam.<br />

Onder het bestuur van KAMPHUIS begon de handel op<br />

Golconde, die reeds van het begin dier eeuw dagteekende,<br />

ten gevolge der overwinningen van den Mogol AURENG-ZEB<br />

op den Koning van dat gewest, voor ons aanmerkelijk te<br />

verminderen (1688), en werd het handelskantoor van Faliacate<br />

op de kust van Coromandel, met grbote kosten naar<br />

Negapatnam verlegd; doch allengs verliep de handel dermate,<br />

dat dezelve reeds in het begin der 18 e eeuw tot nadeel<br />

der Maatschappij strekte.<br />

KAMPHUIS legde in 1691 zijne waardigheid neder, die aan<br />

WILLEM VA» ouiHooRN werd opgedragen , welke dezelve tot<br />

in 1704 waarnam ; gedurende de jaren van zijn bestuur viel<br />

er weinig belangrijks voor. De dood van AMANG-KOERAT,<br />

Keizer van Java, welke door deszelfs zoon DAPATI-ANAM<br />

werd opgevolgd, doch door de Nederlanders niet erkend<br />

werd, die deszelfs oom PONGAR als zoodanig begroetten, scheen<br />

eenen nieuwen oorlog te voorspellen. Dezelve brak werkelijk<br />

in 1704 uit, nadat JAN VAN HOORN, schoonzoon van WILLEM<br />

VAN OUTHOORN, het Gouverneur-Generaalschap aanvaard had.<br />

HERMAN DE WILDE eindigde dezen twist in korten tijd (1705),<br />

en zonder eenig verlies van onze zijde (wij hadden slechts<br />

één man verloren); — wel werd intusschen daardoor PONGAR<br />

in het bezit des rijks gesteld; doch daar ANAM, de jonge vorst,<br />

naar SOERAPATI gevlugt was, werd de oorlog tegen dezen<br />

nog eenen geruimen tijd gevoerd.


a<br />

De inneming van Bangil door den Kapitein DE EEVERE ,<br />

waarmede de togt van 1706 begon, zoude welligt spoedig dezen<br />

strijd beslist hebben , indien men, in plaats van de winterkwartieren<br />

te betrekken, onmiddellijk eenen aanval op het<br />

nabijgelegen Passaroewan ondernomen had, te meer daar<br />

SOERAPATI , welke bij Bangil was gekwetst geworden, drie<br />

weken daarna overleed. Thans had ANAM den tijd om zich<br />

tot tegenweer voor te bereiden. Een nieuwe veldtogt in<br />

1707 werd daardoor onvermijdelijk; andermaal nam DE WILDE<br />

het bevel op zich ; door de vorsten van Soerabaia en Madoera<br />

ondersteund, bragt hij eene magt van 60000 man op,<br />

de been. Bij Singiri kwam het tot een hoofdtreffen, en na<br />

een vreeselijk gevecht, waarvan de uitslag langen tijd onbeslist<br />

bleef en dat van weêrzijde stroomen bloeds kostte, .bleef<br />

eindelijk de overwinning aan de zijde der Nederlanders, die<br />

zich daarop van Passaroewan, den voormaligen zetel van<br />

SOERAPATI , meester maakten. ANAM had zich door de vlugt<br />

gered, doch hij onderwierp zich reeds het volgende jaar,<br />

onder voorwaarde van lijfsbehoud ; hij werd eerst naar Batavia<br />

gevoerd, en aldaar door den Baad van Indië, in<br />

strijd met de hem gcgevene beloften, naar Ceylon gebannen,<br />

waar hij jaren lang in eene gevangenis is opgesloten geweest.<br />

Dit gedrag is evenmin te verontschuldigen, als de kort daarop<br />

gevolgde sluipmoord van den vorst van Soerabaia (in den<br />

laatsten strijd tegen ANAM de wakkere bondgenoot der Hollanders),<br />

door PONGAR op last der Indische regering, allhans<br />

op aanzoek van derzelver gezagvoerder VAN HOORN gepleegd,<br />

wegens eene welligt valsche beschuldiging van verraad. VAN<br />

HOORN werd kort daarna ontslagen, doch het blijkt uit zijne<br />

terugroeping door de Kamer van Zeventienen niet, dat zijne<br />

handelingen in Europa -werden afgekeurd; met weerzin legde<br />

hij, naar het verhaal van sommigen, zijnen post neder,<br />

dien deszelfs schoonvader (*), ABRAHAM VAN RIEBEEK (aan de<br />

Kaap geboren), de zoon van den grondlegger der Kaapkolonie,<br />

aanvaardde (1709).— Gedurende de vier jaren van<br />

(*) VAK iiooiiK had na den dood zijnçr ççiste vrouw, iMim<br />

dochter gehuwd.


58<br />

zijn bewind, bleef Java ia rust; doch tegen het einde derzelve<br />

openbaarden zich reeds de kiemen van een bondgenootschap<br />

, of liever van eene zamenspanning tegen den Keizer,<br />

tusschen de zoneu van SOERAPATI, de vorsten van Bali,<br />

Madoera, Soerabaia en Balembangan, hetwelk onder CIIRIS-<br />

TOFFEL VAN ZWOL en HENDRIK ZWAARDEKROON, de opvolgers<br />

van VAN RiEBEEK, eenen nieuwen Javaschen oorlog ten gevolge<br />

had (1718).<br />

De Compagnie kon zich bezwaarlijk buiten dien oorlog<br />

houden, daar zij bij denzelven te veel belang had en Batavia<br />

daarenboven deszelfs koren uit de binnenlanden ontving,<br />

welker opbrengst hoe langer hoe schaarscher werd.<br />

Men zond den veldheer GOBIUS tegen de opstandelingen ;<br />

deze verdreef den vijand uit Soerabaia en behaalde, door<br />

den Heer DE CHAVONNES ondersteund, menig voordeel op<br />

denzelven ; het was echter eerst in 1722 onder het Bewind<br />

van HENDRIK ZWAARDEKROON , dat deze oorlog ten genoege<br />

der Compagnie eindigde met de vrijwillige onderwerping<br />

der hoofden van den opstand, waardoor het gezag der Maatschappij<br />

op Java aanmerkelijk aanwies, zoodat men met<br />

grond vindt aangeteekend, dat Java thans slechts twee meesters<br />

erkende : de Maatschappij en den Soesochoenan van<br />

Java (thans PONGARS oudste zoon AMANG-KOERAT II), welka<br />

laatste echter onder den vermogenden invloed der Nederlanders<br />

stond.<br />

Te dier zelfder tijd, in het laatst van 1721, ontkwam Batavia<br />

aan een dreigender onheil. PIETER ERBERFELD , een<br />

Mesties (*), smeedde, door Indiaansche hoofden bijgestaan,<br />

het gruwelijk ontwerp om zich van de stad meester te maken<br />

, de Nederlanders benevens de geheele Christenbevolking<br />

te vermoorden en zich zelven, met den titel van<br />

Twang-Gussi of Heer, aan het hoofd der Mohammedanen<br />

en Chinesen te plaatsen. Meer dan 17000 man namen aan<br />

dit eedgespan deel. Drie dagen vóór de uitvoering van dit<br />

schandelijk feit werd het (men weet niet regt op welk eene<br />

wijze; men gist door den Koning van Bantam, dien men<br />

(*) Van eenen Europeschcn vader en eene inlandsche moeder.-


55<br />

in het geheim genomen had) ontdekt, en de hoofden i»<br />

hechtenis genomen, die hunne misdaad bekenden en eene<br />

vreeselijke doodstraf ondergingen.<br />

Als eene bijzonderheid en ten bewijze van den bloeijenden<br />

toestand onzer bezittingen op Java onder ZWAARDE-<br />

KROON, vindt men bij DU BOIS aangeteekend, dat voor de<br />

Compagnie gedurende de jaren 1720 en 1721 , 59 rijk geladene<br />

"schepen van daar in Nederland aankwamen; de lading<br />

van de 33 laatste in 1721 afgezondene schepen , had<br />

meer dan 98 tonnen gouds gekost ; zes derZelvé hadden de<br />

reis in 7 maanden en 6 dage» volbragt (*). ,<br />

De theehandel, die door de slechte maatregelen van VAN<br />

ZWOL met de Chinezen, geheel verioopen was, werd door<br />

ZWAARDEKROON weder begunstigd. Ook werd gedurende zijn<br />

bestuur de koffijteelt op Java met een gilristb* gevolg beproefd<br />

zoodat 'Java dezen in zoo vele opzigleh bekwamen<br />

en ijv<strong>è</strong>rigen landvoogd de aankweeking van een van deszelfs<br />

voornaamste hoofdvoortbrengseleh te danken heeft. ZWAAR-<br />

DEKROON ontdeed zich in 1723 met toestemming van de<br />

Compagnie van zijne waardigheid, welke hij gedurende naffenoei*°7<br />

jaren bekleed had. Onder zijne opvolgers MATTHIJS<br />

ür. HAAN ('1725—29), DIEDERIK DURVEN (1729—39) en DIRK<br />

VA« CLOON (1732—35), die ieder drie jaren het bewind<br />

voerden, en ABRAHAM PATRAS, een' Franschman, ^Grenoble<br />

«eboren, die slechts twee jaren aan het bewind bleef,<br />

viel er weinig bijzonders voor. Alleen achten wij hier der<br />

aanstipping waardig, dat, tijdens het bestuur van den Gouverneur-G<br />

eneraal VAN CLOON , de zaken der Maatschappij op<br />

Ceylon, door de willekeurige handelwijze .larer gezagvoerders<br />

VUIJST en VERSLUIS, zeer verachterden, en alleen door<br />

het wijs beleid van GUSTAAF WILLEM Baron van IMHOFF,<br />

één' hunner opvolgers, na 1736 tol den vorigen bloeijenden<br />

toestand terug keerden. ,<br />

Onder VALKENIER, den opvolger van PATRAS, heeft dé<br />

moord der Chinezen op Java té veel gerucht gemaakt,<br />

(*) Voor dien tijd was, zoowel het bedrag der lading als de<br />

overtogt, inderdaad iel» ongemeens.


56<br />

doa dat wij dien met stilzwijgen zouden kunnen voorbij<br />

gaan.<br />

X.<br />

VALKENIER, Gouv.-Gener. — Slagli?ig onder de<br />

Chinezen te Batavia en de gevolgen hiervan. —<br />

THEDENS. — IMHOFF en zijn weldadig bestuur<br />

Voortzetting des oorloqs op Javae/zMadoera.-r<br />

Uitbreiding van de bezittingen der Maatschappij<br />

op Java. — If er stelling der<br />

rust onder MOSSEL. — Het rijk des<br />

Soesoehoenans gesplitst, — Aehtcrdes<br />

handels op de Kust<br />

van Coromandel en in Bengale.<br />

1737—1760.<br />

ADRIAAN VALKENIER , die tijdens de benoeming van PATRAS<br />

reeds als Gouverneur-Generaal in aanmerking gekomen was,<br />

werd na diens dood, zijn opvolger. Reeds vroeger hebben<br />

wij vermeld, dat het den wcrkzamen ZWAARDEKROON oelukt<br />

was, den theehandel door middel der Chinezen, welke" door<br />

de willekeurige handelwijze van VAN ZWOL te niet gedaan was,<br />

te herstellen. Sedert dien tijd was het getal der zich op<br />

Batavia vestigende Chinezen aanmerkelijk toegenomen. Door<br />

hunne nijverheid hadden velen zich een aanmerkelijk vermogen<br />

weten te verwerven; doch juist die talrijkheid, die toenemende<br />

gegoedheid maakte de bez<strong>org</strong>dheid der Nederlanders<br />

gaande, welke vreesden eenmaal van de Chinezen afhankelijk<br />

te zullen worden.<br />

Op voorstel van IMHOFF, welke na de bevredigino- van<br />

Ceylon te Batavia aangekomen was, werd door den Indischen<br />

Raad besloten, om den nieuw aankomenden Chinezen het<br />

verblijf op Batavia te ontzeggen en dezulken, welke zich


5?<br />

reeds daar bevonden, doch geene vaste middelen van bestaan<br />

konden aanwijzen, naar Ceylon te zenden. Eenige klagten<br />

van diefstal en moord, welke men aan de minder gegoede<br />

Chinezen te laste legde, maakten dit voorstel — op zich zelf<br />

nuttig, doch gestreng — zeer aannemelijk.<br />

Wel verre evenwel van hierin met billijkheid te werk to<br />

gaan, strekte dit besluit om velen, door hebzucht en roof<br />

aangespoord, in de hand te werken. Verscheidene gegoede<br />

Chinezen werden insgelijks gemoeid, gevangen gezet en<br />

slechts tegen buitensporige losprijzen- ontslagen. De knevelarijen<br />

stegen ten top. Verscheidene Chinezen namen de<br />

wijk naar de binnenlanden, waar hun getal allengs, zoo<br />

men verhaalt, tot 50000 aangroeide, en trokken met hunne<br />

geheele magt tegen Batavia op. Terwijl de brave IMHOFF<br />

(welke dus geen deel aan den moord gehad heeft) de slad<br />

tegen de woeste aanvallen der Chinezen verdedigde en hen<br />

herhaalde malen met verlies deed wijken, viel men (waarschijnlijk<br />

op last van den Gouverneur-Generaal zelven) als<br />

tijgers aan op de weerlooze Chinezen, die zich in de stad<br />

bevonden, en niet het' minste aandeel in den opstand hunner<br />

landgenooten hadden (1740). Elf duizend slagtoftérs, die<br />

zich als lammeren lieten kelen, vielen in tweemaal vier en<br />

twinlic uren door de handen hunner moordenaars, welke<br />

zich niet schaamden over de behaalde zege eenen operitlijken<br />

bededag te houden , ten einde de Voorzienigheid te danken<br />

voor het gevaar, waaruit zij ontkomen waren. Deze daad<br />

ontluistert den Nederlandschen naam, en staat tot eeuwige<br />

schande van onzen landaard met bloedige letters in de geschie-r<br />

denis onzer Q.-I. Gewesten gegrift. Men moge, om zich<br />

te verontschuldigen, beweren, dat er eene algemeene zamenzwering<br />

der Chinezen tegen de Nederlanders bestaan<br />

hebbe; de Indische Raad moge vo<strong>org</strong>even, dat er last zoudo<br />

gegeven zijn om vrouwen, kinderen en slaven te sparen,<br />

}iij vindt geen middel om zich van den hem aanklevenden<br />

blaam te zuiveren ; — de ontzettende plunderingen, die na<br />

den moord plaats grepen ; het vervolgen , verraden en ombrengen<br />

derzulken, die zich in de hoede der Nederlanders<br />

gesteld hadden ; de bijna ongelooflijke snoodheden , waarmede


53<br />

toen getracht heeft, dé vreedzame Chinezen te beschuldigen ;<br />

de wreedste folteringen jegens dezulken ; die hun levenden<br />

duurste trachtten te verkoopen: alles overtuigt den önpartijdigen<br />

onderzoeker, dat men volgens een wclberaamd plan<br />

handelde, en doet bij het lezen van het omstandige verhaal,<br />

ons huiveren over de onmenschelijke handelwijze dier beulen,<br />

en boezemt ons verachting in voor de volgelingen eéner zoo<br />

shoode staatkunde (*).<br />

VALKENIER bleef, na deze slagting, slechts korten tijd in<br />

het bestuur. Zijne willekeurige handelingen en vooral zijn<br />

laakbaar gedrag omtrent drie Raden van Indië, welke hij<br />

liet gevangen nemen en later naar Nederland ter verantwoording<br />

vän hunne daden zond (onder deze was Ook JM-<br />

IIOFFJJ maakten hem bij den Raad zeer gehaat. Om deze<br />

reden, eh welligt meer nog omddt hij voor de gevolgen van<br />

zijne vergrijpen vreesde, legde hij zijne waardigheid neder,<br />

welke hij bij voorraad aan JOHAN THEDENS Opdroeg. In 1741<br />

vertrok hij riaar Nederland; doch aan de Kaap gekomen,<br />

ontving hij van Bewindhebberen dbn last om na;lr Batavia<br />

terug te keeren , ten einde aldaar zijn gedrag, ten aanzien<br />

van hét bloedbad der Chinezen en van de gevangenneming<br />

der drie Raden van Indië, te verdhtwoordeh. Zijn proces<br />

werd aangevangen, eh was, toen hij eenige jaréri daarna in<br />

den kerker overleed, nog niet teh einde geloopen. Een<br />

digte sluijer hééft deszelfs inhoud voor het publiek bedekt<br />

gehouden.<br />

Gedurende de beide jaren, dat THEDENS met het tusschënbesluur<br />

belast was, had men handeft werks met Hél vervolgen<br />

der gëvlugte Chinezen, welke zich thans in het geheim met<br />

de Javanen en derzelver opperhoofd, een' neef des Sultans,<br />

tegen de Nederlanders verbonden. Hét vernielen der landerijen,<br />

welke zij doortrokken, bragt eene verbazende schaafschheid<br />

van levensmiddelen te Weeg. De verraderlijke gevangenneming<br />

van derzelver opperhoofd, Wel vérr<strong>è</strong> van aail<br />

(*) liet verhaal vnn DD sois hebhen wij hier niet gevolgd,<br />

daar dit niet alleen eenzijdig, maar valsch , on volgens de<br />

naar îfederland overgozondono berigten door den O.-I. Ruad ,<br />

is verhaald.


K<br />

den * strijd een eindo te maken, verbitterde den toen regelenden<br />

Soesoehoenan PAKOE-BOEWONO I dermate, dat hij zich<br />

opentlijk aan de zijde onzer vijanden schaarde. -Zij Overrompelden<br />

gezamentlijk de sterkte der Nederlanders bij Kartasoera<br />

en belegerden vervolgens Samarang. Hierop Verzamelden de<br />

Nederlanders al hunne krachten, bragten een leger van 1200O<br />

man bijeen, ontzetteden de stad en dreven het leger deiverbondenen,<br />

hetwelk op 100000 man geschat werd, uiteen.<br />

De Soesoehoenan onderwierp zich hierop ; doch daar hij<br />

thans, volgens het verdrag, zijne wapenen tegen de Chinezen<br />

keerde, riepen deze zijnen derden zoon tot Keizer uiten<br />

verdreven hem uit zijne hoofdplaats Kartasoera.<br />

Inmiddels was IMHOFF, die reeds twee jaren te voren dooiden<br />

Baad van Zeventienen tot Gouverneur-Generaal verkozen<br />

was geworden, en gedurende zijn tweejarig verblijf in<br />

Nederland met Bewindhebbers middelen beraamd had tot<br />

herstel der rust en des vervallen handels, te Batavia terug<br />

gekeerd (22 Mei 1743). Spoedig was Kartasoera, hetwelk<br />

de vorst van Madoera deh Chinezen ontnomen had, door<br />

een verbond met dien vorst in onze handen. Men kocht het<br />

echter te duur, daar men, om aan het verlangen des Sultans<br />

te voldoen, den heldhaftigen DE KLERK , opperhoofd te<br />

Soerabaia, den overwinnaar der verbondene Javanen en<br />

Chinezen, terug riep. De oude Soesoehoenan van Java,<br />

pAKOE-BOEWono, werd in zijn rijk hersteld tegeh den »Island<br />

van Java's Noord-oostkust, waardoor het gezag der Nederlanders<br />

zich van Batavia af, langs de geheele noord- en<br />

oostkust tot aan Straat Bali uitstrekte, en Japara, Soerabaia,<br />

Passaroewan, Bezoeki en andere gewesten, de eigendommen<br />

der Compagnie werden. Een nieuwe opstand vati<br />

den vorst van Madoera, had zijne verbanning én dié vart<br />

twee zijner zonen ten gevolge. Madoera werd insgelijks eeno<br />

Nederlandsche bezitting, en de oudste zoon des Patigerüns<br />

werd tot regent over dit land aangesteld. De Chinezen kregen<br />

de vrijheid om zich buiten de stad in de buitenwijken<br />

Ie vestigen ; langzamerhand keerden deze dan ook Weder eu<br />

hervatteden rustig hunne bezigheden.<br />

IHHOÏFS daarop gevolgde reize door Java,, had voor het


60<br />

eiland de heilrijkste gevolgen ; overal waar zulks noodig was<br />

voerde hij verbeteringen in. In zegepraal keerde hij te Bal<br />

taviaterug en bleef in alle opzigten tot aan zijnen dood<br />

in 1751, de belangen der Compagnie behartigen. De 'verbanning<br />

van STERREKBERG, den bevelhebber der Oostkust<br />

die met altoos ln deszelfs gevoelen deelde, naar de Bandai<br />

eilanden, en de benoeming van 's mans vijand, DE KURK<br />

tot Gouverneur dier eilanden, is eene smet in zijn karakter'<br />

JJE KLERK was echter de man niet, om zich aan eenen gevangene<br />

te wreken. Hij .bleef hem steeds overeenkomstig den<br />

rang dien hij bekleed had, behandelen, en verwierf zich<br />

daardoor STERREMBERGS erkentelijkheid en vriendschap.<br />

JAKOB MOSSEL, vroeger IMIIOFPS regter hand, was in 1751<br />

deszells opvolger. Reeds onmiddellijk na zijne verheffing<br />

had hij strijd te voeren met de Bantammers, die onder<br />

IMHOFFS bestuur tot Oud-Jakatra waren do<strong>org</strong>edrongen<br />

doch ook met de hulp van den Soesoehoenan van Java terug<br />

gedreven en verslagen waren. Herhaalde malen werden<br />

zij aangevallen, doch er werd geene beslissende overwinning<br />

bevochten ; het duurde tot in 1755 , eer de rust op Java<br />

hersteld werd; tegelijk werd het rijk des Soesoehoenans, door<br />

tusschenkomst der Maatschappij, tusschen hem en deszelfs<br />

broeder MAKGKOE-BOEMI , die tegen hem opgestaan was, verdeeld<br />

, waardoor de magt der Javaansche hoofden zoodani»<br />

verzwakt werd, dat de Nederlanders voortaan minder van<br />

hen te vreezen hadden. De Soesoehoenan bleef zijn verblijf<br />

te Soerakarta houden, terwijl zijn broeder deszelfs zetel ie<br />

Bjoltjoharta vestigde en den tilel van Sultan aannam.<br />

Op het vaste land van Indië, in Bengale, en op de<br />

kust van Coromandel, verachterden de zaken der Compagnie<br />

hoe langer hoe meer ; de uitbreiding, welke aan de Engelsene<br />

O.-I. Compagnie gegeven was, die de mededinger<br />

der onze werd, benevens hare veroveringen in Sensale;<br />

schaarschhcid aan geld in onze koloniën (het xrebrek ook<br />

in onze dagen), en de daardoor ontstane stilstand des<br />

handels; de vernieling van één onzer kantoren, Nesannpalnam,<br />

op de kust van Coromandel, door eenen ?e-<br />

»eld.gcn slorm en de plundering; van een ander door de


61<br />

Maratten (*]: alles werkte zamen om ons aldaar oenen gevoeligen<br />

slag toe te brengen.<br />

XI.<br />

Toestand van Suriname. — langdurige oorlog met<br />

de Marrons. — Berbjce. — Opstand der Negers<br />

aldaar en moord der planters ; het gezag der<br />

Nederlanders hersteld. — lotgevallen der<br />

TV.-I. Bezit tingen tijdens den oorlog met<br />

Engeland.—Guinea.<br />

1713—1784.<br />

Tijdens de overrompeling van Suriname door de Fran«<br />

sahen, hadden verscheidene zwermen Wegers (later Marrons<br />

geheeten) de kolonie verlaten en zich naar de binnenlanden<br />

begeven, waar zij zich vestigden en voor de kolonie gevaar«<br />

lijkc naburen werden. Meer dan eens werden door de Gouverneurs<br />

strenge maatregelen genomen om de ontvlugling<br />

teen te gaan, vooral nadat deze Marrons van uit hunne<br />

dorpen te voorschijn kwamen, op de plantaadjen aanvielen,<br />

dezelve plunderden of verbrandden en derzelver bewoners,<br />

zoo Blanken als Negers, vermoordden. Gewoonlijk schoten<br />

de krachten der planters bij deze aanvallen te kort, en het<br />

duurde tot 1730, eer men besloot zich daartegen te wapenen.<br />

De welgeslaagde vernieling van een hunner dorpen<br />

door den Burger-Luitenant LEMMERS , gaf daartoe den moed.<br />

Gedurende negen jaren werden te dien einde eene menigte<br />

togten ondernomen, van welke de ecne meer, de andere<br />

minder slaagde, sommige zelfs geheel vruchteloos of nadeelig<br />

waren; de beide laatste, die van den 67 jarigen Jood<br />

KASSÏ in 1743, en die van CREOIZ, welken men in 1749 on-<br />

(*) Een der meest verspreide volksstammen der Hindoes}<br />

wiçj; mm, «Itywtf \«n Mehrntl epne provincie in üindpslqn.


êi<br />

demam, zijn der vermelding waardig, de eerste door de<br />

overwinning op de Wegers behaald, op den grooten Ver*<br />

zoendag van dat jaar ; de laatste door de onderhandelingen<br />

welke CREUIZ met het regtschapen opperhoofd ADOE aanknoopte<br />

en eenen vrede met onderscheidene negerstammen ten<br />

gevolge had. Deze was evenwel van korten duur, doordien<br />

de Raad der Kolonie, in weerwil van den sterken aandran*<br />

des Gouverneurs MAURICIUS, weigerde denzelven te bekrachtigen.<br />

De overrompeling van een detachement der kolonie<br />

onder den Luitenant KEPVEÜ, door de bpwoners van een der<br />

dorpen, die in den vrede niet begrepen waren (1750), gaf<br />

het sein lot eenen nieuwen oorlog, welke door- den opstand<br />

der Wegers in het zuid-oostelijk deel der kolonie (de Tempati-<br />

en yluka-Wegers), eea ernstig aanzien kreeg. Nieuwe<br />

togten werden ondernomen ; een der Kapitein-Luitenants,<br />

MozEs KAAR , deed thans zijnen zeventienden togt, en ook nu<br />

met eenen günstigen uitslag, daar zelfs het Negerhoofd CORT-<br />

DON in zijne handen viel. — Minder gelukkig was ISAÏK<br />

NAssv, welke met eene kleine bende eenen aanval waao-de,<br />

en na eenen, geheelen dag strijdens, overdekt met wonden<br />

en door de overgeblevenen verlalen, zich moest gevangen<br />

geven; hjj stierf onder de uitgezochtstemartelingei. Te regt<br />

begon men in te zien, dat men met den strijd tegen de<br />

Marrons vol te honden, aanzienlijke sommen en veel bloeds<br />

verkwistte. Een bijstand van 600 man uit het vaderland<br />

toegezonden, (1751), was bij lange niet voldoende om eene<br />

zoo verbazende magt, die even als later de Spaansche benden<br />

den guerilla's-oorha voerden, te wederstaan. De nieuwe '<br />

Gouverneur CROIBMELIH (want MAURICIUS was terug geroepen<br />

en deszelfs opvolger srÖRKE, na een jaar in het hewind geweest<br />

te zijn , overleden), eenige geneigdheid tot vrede bij<br />

de Marrons ontdekkende, knoopte met de Auka-Negers<br />

onderhandelingen aan, die hunne bemiddeling bij de SararnecarNegers<br />

aanboden, zoodat het met beide (1761 en 1762)<br />

tot een vergelijk kwam.<br />

Door deze aanhoudende oorlogen met de Wegers en wellijH<br />

meer nog door de inwendige verdeeldheden, die de kolonïe<br />

onder M.AURICIUS en ook na hem teisterden, waren hare


63<br />

(reldmiddelen in eenen verwarden toestand, waaruit de planters<br />

zich hoopten te redden, door hel opnemen van belangrijke<br />

sommen, tegen onderpand van koloniale bezittingen; dit<br />

was intussxhen. eene kwaal, die voor de kolonie zulke verderfelijke<br />

gevolgen had, dat zij zich sedert niet meer tot de<br />

hoogte, waartoe zij gestegen was, heeft kunnen verheilen.<br />

Ret kwaad, waaruit, deze verachtering was voortgevloeid,<br />

de ontvlugiing namelijk der mishandelde Wegers, Irachite<br />

men niet te voorkomen, en hieruit ontsproot tien jaren later<br />

een nieuwe oorlog in het oostelijk gedeelte, welke zonder<br />

de "hulp van het moederland welligt den geheelen ondergang<br />

der kolonie ten gevolge zoude gehad, hebben. De Overste<br />

louRGF.oun,, een Zwitser, werd aan het hoofd van 1200<br />

vrijwilligers in 1772 derwaarts gezonden, welke aldaar vijf<br />

jaren vertoefden, en de opstandelingen tot over de grenzen<br />

op Fransch grondgebied dreven.<br />

In Berbice was hel niet beter gesleldgqw.cesl; di;ze kolonie<br />

was moedwillig verzuimd geworden qn be,vond,zicli na de besmettelijke<br />

ziekte, welke aldaar gedurende de jaren 1.756 en 1757<br />

gelieersehl had, en waardoor verscheidene plantaadjqn zonder<br />

meesters « aren, in eenen kwijnenden toestand ; de bezetting was<br />

reeds in 1762 tot twintig man gesmolten, en de wreedebehandeling,<br />

die de Negers hier even als te S'uriname ondervonden,<br />

had reeds dikwijls aanleiding gegeven, dat men tot gestrenge<br />

maatregelen zijne toevlugt had moeien nemen, die, wel verre<br />

van het kwaad' tegen te gaan, de Wegers hoe langer hoe meer<br />

verbitterden. In Feb. 1763 werd oqk hier de opstand algemeen<br />

: de bevolking der onderscheidene, plantaadjen , die zieh<br />

niet in lijds met de vlugt redde, zelfs vrouwen en kinderen<br />

werden op de vreeselijkste wijze vermoord, en de woningeu<br />

in brand gesloken ; de weinigen., die het ontkomen waren<br />

en de wijk naar hel fort genomen hadden, zagen geen ander<br />

redmiddel, dan om zich met den Gouverneur naar het vaderland<br />

in te schepen. Het dralen, des Gouverneurs VAN<br />

HOGEMIUM , die eerst om tijd Ie winnen in onderhandeling<br />

mol de Negers trachtte te 'treden, en later zijn voorslag<br />

om post te vatten op de plantaadje Dageraad, waarvan de<br />

Wegers getrouw gebleven waren en waar men eenjge dagen


64<br />

tCftoefde, redde de kolonie; eerst daagde er een bijstand van<br />

100 man, uit Suriname tot hen afgezonden , en toen deze<br />

versterking met 150 man uit St.-Eustatius en eenige Engelsche<br />

planters, die ook voor zich zelven begonnen te vreezen<br />

, vermeerderd was geworden, besloot men om den aanval<br />

te wagen. Eene ziekte, die vele manschappen in het graf<br />

sleepte, hield hen hiervan terug ; het gelukte echter den<br />

wakkeren HARINGMAN, welke met drie fregatten uit het vaderland<br />

te hunner hulp gezonden was, en in Dec. aldaar<br />

aankwam, den opstand geheel te dempen ; vijf en dertig van<br />

de hoofden des opstands werden met den dood gestraft.<br />

Geene dezer koloniën bloeide echter zoo zeer als het eiland<br />

St.-Eustatius, waar zich handelaren van de voornaamste<br />

der Europesche zeemogendheden gevestigd hadden. Het is dus<br />

niet bevreemdend, dat de Engelschen, bij het ontstaan des<br />

oorlogs in 1780, eenen gretigen blik op hetzelve wierpen,<br />

en dadelijk na het doen der oorlogsverklaring bevel gaven<br />

om dit eiland te bemagtigen. Op den 3 Feb. 1781 verscheen<br />

de Engelsche vloot uit 16 linieschepen en" eenige fregatten<br />

bestaande, onder RODNET , voor het eiland. Na eenige schoten<br />

gaf zich het eenige fregat, hetwelk zich ter verdediging<br />

van St.-Eustatius aldaar bevond, aan de Engelschen over,<br />

waarop de kolonie weldra volgde. De door hen behaalde<br />

buit was verbazend ; men telde onder denzelven 250 koopvaardijschepen<br />

en voor eene waarde van 33 millioenen guldens<br />

aan koopgoederen en gereed geld. Saba en St.-Marten,<br />

insgelijks zonder verdediging, ondergingen hetzelfde lot.<br />

Bemtrary en Essequebo, welke onder den lafhartigen Gouverneur<br />

VAN SCHUIJLENBURG stonden, gaven zich, zonder<br />

aangevallen te worden, op dezelfde voorwaarden als de genoemde<br />

eilanden over, zonder zelfs die voorwaarden vooraf<br />

te kennen. Berbice volgde later dit voorbeeld, en daarop<br />

ontvingen de koloniën in Guiana, tot belooning van de eerlooze<br />

handelwijze van derzelver bestuurders, de vergunning<br />

om zich naar hare eigene wetten te bestieren, met behoud<br />

van ieders bezittingen. »Dus behielden deze," zegt vAs<br />

KAMPEN, »alles, goederen, eigendommen en vrij bestuur,<br />

alles — behalve de eer.''


o;.<br />

St.-Eustatius, Saba en St.-Marten werden echter weldra<br />

door de Franschen, na het vertrek van RODMEY , door<br />

den Admiraal ROUILLÉ hernomen en benevens Demerary,<br />

Essequebo en Berbice, die in het volgende jaar hadden<br />

moeten bukken, aan de Wederlanders terug gegeven.<br />

In Guinea was het niet beter gesteld. Al de forten op de<br />

Goudkust, welker getal zeer aanmerkelijk was , gaven zich met<br />

uitzondering van del Mina (de hoofdsterkte der Nederlanders)<br />

aan & Engelschen over. Zelfs het fort Vredesburg werd,<br />

terwijl deszelfs bevelhebber HEIJCOOP eenen aanval op het nabij<br />

gelegene Engelsche fort waagde, door den vijand bezet.<br />

Lafhartigheid deed nog vele andere in derzelver handen<br />

vallen, terwijl het verraad van den Deenschen bevelhebber<br />

KIÖGE de ontruiming van het sterke Crevecoeur ten gevolge<br />

had. St.-Ge<strong>org</strong>e del Mina, hoe ook bestookt, hield stand<br />

en bood dappere tegenweer ; de Engelschen werden met<br />

verlies terug gedreven.<br />

Bij den vrede werden wij., weliswaar, in onze vorige W.-I.<br />

Bezittingen hersteld ; doch door de nadeelen, welke wij van eenen<br />

anderen kant daarbij leden , waren dezelve te duur gekocht.<br />

XII.<br />

Geschillen met CEYLON.—De Engelschen in Bengale.—<br />

DE KLERK, Gouv.-Gener aanwinst op Borneo.—<br />

Handhaving onzer magt op Celebes. — ALTING ,<br />

G ouv.-G ener.—Toestand onzer koloniën, gedurende<br />

den oorlog met Engeland. — /teRiouwers<br />

beteugeld, — Ferval der O.-I. Maatschappij.<br />

_ lid octrooi der W.-I. Compagnie opgeheven.<br />

— De Kaa^-kolotiie. — Achteruitgang<br />

harer geldmiddelen.<br />

17G0-1795.<br />

Sedert het verlaten van Ceylon door de Franschen en het<br />

handhaven van het Nederlandsche gezag door VAN GOENS ,<br />

hadden de Wederlanders den kaneelhandel alleen aan zich<br />

5


66<br />

getrokken en gedurende den Successie-oorlog met Frankrijk<br />

in het begin der eeuw bijna alle havens des eilands gesloten.<br />

De vorst van Candi, wiens rijk hierdoor van de zee werd<br />

afgesneden, was om deze reden den Nederlanders vijandig ;<br />

en ofschoon menige opstand, door zijne aanblazingen, na<br />

dien tijd was uitgebroken, durfde hij met hen niet opentlijk<br />

in het strijdperk treden. De voorzigtige, doch kloekmoedige<br />

maatregelen van IMHOFF , gedurende zijn verblijf aldaar<br />

als Gouverneur, hadden veel tot handhaving der rust bijgedragen<br />

; doch nieuwe geschillen wegens den handel in olifanten<br />

, welke op dit eiland zeer aanzienlijk was en waarvan<br />

de Nederlanders sedert 1752 den Keizer hadden uitgesloten,<br />

maakten tegen het einde van 1760 den oorlog onvermijdelijk.<br />

Deze borst tegelijk los met eenen opstand in "het zuidelijk<br />

gebied der Maatschappij, uit hoofde van knevelarijen en<br />

het te hoog opvoeren der belastingen. De weinige veerkracht<br />

door den toenmaligen Gouverneur sciir.EunER aan den dag<br />

gelegd, was oorzaak, dat de opstand zich al verder en verder<br />

uilbreidde, waardoor de vorst van Candi tevens in de<br />

gelegenheid gesteld werd om zich ten strijde toe te rusten.<br />

Alras vielen de meeste onzer sterkten in 's vijand? handen ;<br />

Negombo bood echter dapperen wederstand en deed de aanvallers<br />

met verlies wijken. Nadat SCHREUDER door VAN ECK<br />

vervangen was, keerde de krijgskans op onze zijde ; de Gouverneur<br />

van Negombo viel op de werken aan, die de vijand<br />

op nieuws tegen de sterkte opwierp, vernielde dezelve en<br />

verstrooide de Cingalezen. liet geheele distrikt Madurâ<br />

werd daarenboven veroverd (1762). Het aanwerven van<br />

Europeanen op de kust van Coromandel en de schrik, die<br />

deze onder den vijand bragten, deed den Keizer van Candi<br />

naar middelen uitzien om onderhandelingen aan te knoopen ;<br />

doch daar de Nederlanders schadevergoeding vorderden,<br />

waarin de vorst niet bewilligen wilde, werd, nadat men<br />

versterking uit het moederland ontvangen had, de krijg met<br />

kracht voortgezet. De veldtogt van 1764 mislukte ; doch<br />

gelukkiger was men in het daarop volgende jaar. Door den<br />

Gouverneur VAN ECK in persoon aangevoerd, maakte het<br />

hoofdleger zich meester van Candi, de» zetel des Keizers,


;/;<br />

Deze bleef, in weerwil van zijne verliezen, den oorlog voortzetten<br />

, en ofschoon onze wapenen meestal zegevierden, was<br />

het nadeel, hetwelk deze oorlog der Compagnie berokkende ,<br />

te aanzienlijk, dan dat men, vooral na den dood van VAN<br />

ECK, niet zoude getracht hebben in nieuwe onderhandelingen<br />

te treden. De eischen der Nederlanders waren echter buitensporig<br />

, vooral daar men voorzien kon, dat men Candi<br />

bij gebrek aan levensmiddelen zou moeten ruimen, hetgeen<br />

werkelijk in den regenlijd plaats had. Daar intusschen aan<br />

den eenen kant de vorst van Candi begreep op den duur<br />

voor de Nederlanders te zullen moeten onderdoen, en deze<br />

op hunne beurt den invloed der Engelschen begonnen te<br />

vreezen , die zich aldaar zeer op den vo<strong>org</strong>rond trachtten te<br />

stellen , kwam het in Febr. 1766 tot een verdrag, waardoor<br />

de Nederlanders, benevens eenige voordeden van minder<br />

aanbelang, in het bezit van al de kusten des eilands kwamen<br />

, en bij uitsluiting van alle vreemdelingen, den alleenhandel<br />

bedongen.<br />

De invloed der Engelschen in Bengale nam sedert 1/57<br />

hand over hand toe. Eene mislukte onderneming tot herstel<br />

van ons gezag in die oorden , gedurende de laatste jaren van<br />

JIOSSEL'S bestuur, bragt daartoe niet weinig bij. Nadat de<br />

Nederlanders, zoowel te land als te water, een aanmerkelijk<br />

verlies geleden hadden, waren zij genoodzaakt zich aan<br />

Con vernederend verdrag te onderwerpen en de meerderheid<br />

der Engelschen te erkennen, waardoor onze handel op Bengale<br />

allengs verminderde. Doch ook in den O.-I. Archipel<br />

vermeerderde hun aanzien; zelfs daar, waar wij den alleenhandel<br />

bezaten, of de inlandsche vorsten ons cijnspligtig<br />

geworden waren, wisten zij ons ter sluik te berooven of te<br />

benadeelen, zoodat zelfs de langdurige vrede, dien men onder<br />

het bestuur van PIETER ALBERT VAN DE PARRE , MOSSEL'S<br />

opvolger van 1761—75, en van JEREMIAS VAN RIEMSDIJK,<br />

1775—77, genoot, ons geene aanmerkelijke voordeelen aanbragt.<br />

Belangrijk was voor ons het bestuur van REINIER DE KLERK,<br />

die in 1777 VAN RIEMSDIJK opvolgde en dien wij reeds vroeger<br />

als een kloekmoedig en edeldenkend man hebben leeren<br />

kennen.<br />

5 *


68<br />

De Koning van Bantam geenc kans ziende om de vorsten<br />

van Borneo" die hem leenroerig waren, te ondersteunen<br />

teeren de verdrukkingen van den Arabier SEIÜ-ABDUL-RACH-<br />

MA°N, welke in 1770 op dat eiland het rijk Po^ianak: gesticht<br />

had, stond zijne regten aldaar aan de O.-l. Maatschappij<br />

af. DE KLERK was echter te verstandig om met te<br />

beseffen, dat een oorlog met dien magtigen overheerscher<br />

ons geene voordeelen zoude kunnen aanbrengen. Hij trad<br />

met denzelven in onderhandeling, en, tegen erkenning van<br />

deszeirs aanspraken, gaf hij den Nederlanders de vrijheid<br />

om te Pontianak ecne factorij te stichten, en reeds in 177J<br />

werden de Nederlanders als opperheerschers door hem geëerbiedigd.<br />

„,,<br />

Ook handhaafden de Nederlanders hunne magt op Celebes<br />

en heroverden de stad Goa-Makassar op den gelukzoeker<br />

SAKII.AKG, welke zich in 1776 van dat rijk had meester<br />

«maakt, en die tot in 1790 door zijne strooptogten den<br />

bloei des eilands benadeelde, waardoor hel meermalen aan<br />

regeringloosheid 1er prooi was.<br />

Tidor en Batjan in de Molukken werden ook omtrent<br />

dezen tijd van de Maatschappij afhankelijk ; doch op Sumatras<br />

westkust had de meerdere invloed der Engelschen onzen<br />

hinde) aanzienlijke nadeelen berokkend, ofschoon wij ons op<br />

de oostkust staande hielden en zelfs Palembang herbouwd<br />

Nji vele nuttige inrigtingen in het godsdienstige en staatkundige<br />

te hebben tot stand gebragt, overleed DE KLERK,<br />

nadat hij een half jaar te voren (Maart 1780) zijne betrekking<br />

had nedergelégd, waarin hij door WILLEM ARNOLD AL-<br />

TiNG vervangen werd.<br />

Thans brak de oorlog met Engeland uit, waarvan wij<br />

reeds in het vorige hoofdstuk gewaagden ; doch daar het oog<br />

der Engelschen voornamelijk op onze W.-I, Bezittingen en<br />

de Kaap geslagen was, die zich 'minder in slaat van verdedi.rin


(;y<br />

Maatschappij aanzienlijke sommen gekost liad. Hetzij door<br />

verraad, hetzij uit lafhartigheid des bevelvoerders, deze<br />

voor de Nederlanders zoo belangrijke sterkte, gaf zich in<br />

Nov. 1781, na een kortstondig beleg, bij verdrag aan den<br />

Engelschen vlootvoogd Sir EDWARD HUGHES over, die hierdoor<br />

aangemoedigd, eenen aanslag op Ceylon waagde. HU-<br />

GHES kwam aldaar in het begin des j aars 1782 aan, veroverde<br />

onmiddellijk door storm het fort Triticonomale en sloeg<br />

het beleg voor het fort Oostenburg, hetwelk den 21 Jan. insgelijks<br />

in zijne handen viel. Intusschen bleven de Engelschen<br />

slechts korten tijd in derzelver bezit. Reeds in Febr. deszelfden<br />

jaars verscheen de Fransche vlootvoogd de Ridder DE<br />

STIFFREN , na aan de Kaap eene aanzienlijke magt ter versterking<br />

der zwakke bezetting achtergelaten te hebben, onverwacht<br />

voor Ceylon, en na drie onbeslissende zeegevechten tegen<br />

de Engelschen, hernam hij in Aug. de beide forten Trinconomale<br />

en Oostenburg, en herstelde aldaar de Hollandsche<br />

regering.<br />

Bij den vrede van 1784, lieten de Engelschen zich de teruggave<br />

van de forten, die zij op de kust van Guinea op ons veroverd<br />

hadden, met de overgifte van Wegopalnam in Coromandel<br />

duur genoeg betalen, terwijl de vrije vaart door de Indische zee,<br />

welke'zij tevens bedongen, den grondslag legde tot het verval des<br />

handels, en den ondergang derO.-I. Compagnie ten gevolge had.<br />

De vrede met Engeland deed den Gouverneur-Generaal<br />

bedacht zijn om de zeerooverijen der Riouwers in den Indischen<br />

Archipel te beteugelen. Doch daar de vloot, waarmede<br />

men de haven meende te blokkeren, onverngler zake en<br />

zelfs met verlies terug keerde, en Malakka, waarheen men<br />

zich be«even had, door de Biouwers met behulp van den<br />

Koning°van Salangoor belegerd werd, was men op het punt<br />

om zich, uit hoofde van gebrek aan mondbehoeften , over te<br />

geven, toen in Mei 1784 eene aanzienlijke ondersteuning<br />

onder den Kapitein J. c. VAN RRAAM uit het vaderland ter<br />

redding kwam opdagen. Deze ontzette Malakka en dreef de<br />

Biouwers op de vlugt, wier vorst onder het getal der dooden<br />

werd gevonden. Salangoor werd onder het beleid van<br />

DUIK VAN HOOGEKDORP veroverd, en een vorst uit Atsjin,


Vü<br />

dis ter hulp der Nederlanders was toegesneld, als leenroeri


'71<br />

nu reeds, in 1790, tot 84 mill, gestegen), hoopte men dcjelve<br />

no» van voor den rand des afgronds weg te rukken.<br />

JKene Commissie van drie leden werd naar Batavia gezonden,<br />

om met den Gouv.-Generaal en den Directeur-Generaal<br />

do bestaande misbruiken te onderzoeken en te herstellen ;<br />

deze kwam aldaar in Nov. 1793 aan en begon onmiddellijk<br />

hare werkzaamheden , waarvan het gevolg was, dat de algemeene<br />

handel meer vrijheden verkreeg en de monopolie der<br />

Compagnie zich slechts tot de Molukken, tot eenige voortbrengselen<br />

van Java, als koffij , suiker en peper en tot de<br />

vaart in de Chinesche zeeën uitstrekte.<br />

Het octrooi der W.-I. Compagnie, hetwelk in 1791 vervallen<br />

was , werd niet hernieuwd ; hare schuldeischers werden<br />

, zoo veel mogelijk, bevredigd en de vaart op de W.-I.<br />

koloniën werd tot groot voordeel d,es handels , ouder toevoorzigt<br />

van eenen Raad van Koloniën, vrijgesteld.<br />

Vestigen wij thans nog eenen vlugligen blik op de Kaapkolonie,<br />

welke voor de Maatschappij van zoo veel belang<br />

had kunnen worden, doch zich door den ergdenkenden geest,<br />

die de regering der Maatschappij tegen deze kolonie bezielde,<br />

in eenen zeer ongunstigen toestand bevond. De Maatschappij<br />

duldde er geenen handel dan met hare schepen, die der<br />

kolonie tevens van het noodige voorzagen ; alle verkeer met<br />

andere koloniën werd daardoor afgesneden. De bekrompene<br />

denkwijzen der Gouverneurs, welke de VAN DER STELS opvolgden<br />

, strekten inderdaad niet om de Kaap-\o\on\z tot<br />

die a hoogte te verheffen , waartoe zij , uit hoofde der vruchtbaarheid<br />

van deu grond en derzelver gezonde ligging, had<br />

kunnen geraken. De Kaapstad telde in het midden der vorige<br />

eeuw naauwelijks 500 zielen ; het grootste gedeelte van<br />

de bevolking der kolonie vestigde zich binnenlands. In weerwil<br />

van zoo veel tegenwerking, nam de bloei nog steeds toe ,<br />

waartoe het verstandig bestuur van den Gouverneur iur-<br />

15ACH, na het midden der 18° eeuw, niet weinig toebragt.<br />

Het buitensporig getal krijgslieden en ambtenaren , welke<br />

de Maatschappij in de kolonie onderhield, gevoegd bij de<br />

bovenvermelde redenen, waren oorzaak, dal de geldelijke<br />

?aken der kolonie zich in eenen slechten toestand bevonden,


n<br />

zoodat Bewindhebberen reeds voorlang dezelve zouden hebben<br />

opgegeven , indien zij als ververschingsplaats der van en<br />

naar O.-Indië varende schepen niet van veel belang geweest<br />

ware. Volgens eene naauwkeurige opgave vorderde de Kaopkolonie<br />

na 1777 jaarlijks eene tegemoetkoming van 1§ milliocn.<br />

De Commissie tot regeling der zaken in de O.-I. koloniën<br />

deed op hare reize derwaarts de Kaap aan ; zij vernietigde<br />

het handelsverbod voor de kolonisten, en opende daardoor<br />

voor hen eenen tak van nijverheid (de walvischvangst op de<br />

kusten), die zoo lang dezelve is uitgeoefend, den inwoners<br />

aanmerkelijke voordeelen heeft aangebragt.<br />

XIII.<br />

Omwenteling in het moederland. — Verlies van onze<br />

W.-I. Bezittingen enwan afeKaap.—VA\ OVEUSTRA-<br />

TEN, Gouv.-Gener. — Ver geef sehe poging derEagelsclien<br />

, om onze O.-I. Koloniën meester te worden.—<br />

Gouverneurs-Gener. van 1802—1808.—<br />

Geschiedenis van Java onder hun bestuur. —<br />

Nieuwe aanslag der Engelschen onder P"EL-<br />

LE\v. — DAENDELS, Gouv.'Gener. — Zijn bestuur.—De<br />

Molukken in handen rferEngelschen.—<br />

DAENDELS terug geroepen.—JANS-<br />

SENS, Gouv.-Gen Java door de Engelschen<br />

genomen. — RAFFLES.<br />

1795—1813.<br />

Thans zijn wij tot een treurig tijdvak in de Geschiedenis<br />

onzer O.- en W.-I. Bezittingen genaderd, waarin de vruchten<br />

van twee eeuwen arbeids ons op de snoodste wijze ontrukt<br />

werden. Hier vangt het tijdvak aan, waarin ovcrheersching<br />

en onderdrukking, onder schijn van vrijheid en<br />

gelijkheid aan te brengen, ons vaderland inzwolgen, en<br />

roofzucht en geweld, onder den dekmantel van ondersteuning<br />

te schenken en onze eigendommen ongeschonden te bewaren<br />

, zich van onze koloniën meester maakten.


73<br />

Inwendig tweespalt had het mooderbnd verzwakt en uitgeput;<br />

z<strong>org</strong>eloosheid voor de toekomst, onverschilligheid voor<br />

de dierbaarste belangen des vaderlands, verwaarioozing onzer<br />

koloniën, waarde invloed der Engelschen aanwiesinaarmate<br />

de onze daalde, bereidden reeds sedert vele jaren de gebeurtenissen<br />

voor, die ieder' regtgeaard' vader ander met weemoed<br />

vervullen, wanneer hij waagt in dit tijdperk onz r<br />

Geschiedenis door te dringen. Wij willen rächten, zoo vu.<br />

in ons vermogen is, de daadzaken onpartijdig 1er nedtr te<br />

Sle De n 'oorlog met Frankrijk van 1793 en 1794, hoe nadeelig<br />

ook voor den handel, was evenwel niet in staat geweest<br />

onze magt in de overzeesche bezittingen te knotten. Scl.unbaar<br />

door Engeland ondersteund, dat hierdoor welhgt meer<br />

deszelfs eigen belang dan het onze raadpleegde , bleven onxe<br />

eigendommen in de O.- en fF.-Indtén onaangerand en g -<br />

spaard ; - doch het was , helaas ! om dezelve ongeschonden<br />

aan onze onedele beschermers over te leveren<br />

De zegepraal der Franschen m ons vaderland had den<br />

Stadhouder bewogen zich in de armen der Engelschen»te<br />

werpen, die den te zwakken vorst overhaalden om de INederlandsche<br />

koloniën aan te schrijven , zich onder de bescherming<br />

der Engelschen te plaatsen.<br />

MeTdezen lastbrief voorzien, begaf de Engelsehe vloot<br />

onder den Admiraal EI.PIUNSIONE zich in zee en met lang<br />

bleef het raadselachtig meer, welk het kleinood ;"^J<br />

de Engehohen sedert jaren gevlamd hadden. Iconomale<br />

bood wel dapperen wederstand, doch moest zich<br />

insgelijks aan de overweldigers overgeven. Hierop vogden<br />

:l!ras de kust van Sumatra, Malakka, onze eerste bez. t Ing,<br />

die zich aan eene geringere magt onderwierp en de JU o u/,-<br />

'm, de goudmijnen voor Nederland. - Ternaie alleen


7 i<br />

sloeg de aanvallen der Enge/sehen herhaalde malen moedig<br />

af, doch moest eindelijk insgelijks bukken. De i?aW«-eilanden<br />

gaven zich reeds op de eerste op<strong>è</strong>ïsching over. Ook nu<br />

bukte de Kaap (23 Sept. 1795), die zich evenwel tot het<br />

uiterste verdedigd had, en met dezelve viel'ook ons smaldeel<br />

onder den Kapitein IUCAS in de handen van den Engelschen<br />

Admiraal EIPHINSTOKE.<br />

De W.-I. Koloniën, hoe zwak ook inwendig, en hoe ook<br />

door oorlogen met de inlanders uitgeput, wezen de Engelschen<br />

manmoedig af, zelfs nog in 1795, nadat de Gouverneur<br />

GROVESIINS op Demeranj tot do Engelschen overp-e^aan<br />

was ; doch in het volgende jaar waren ook hier de Engelschen<br />

meester, met uitzondering van Suriname, dat kloekmoedic<br />

stand hield, en benevens Curacao (*) door het Uitvoerend<br />

Bewind onder het beslier van den Raad der Amerikaansche<br />

Kolonien gesteld werd.<br />

De omwenteling in ons vaderland, waar de revolutionaire<br />

beginselen allengs de overhand kregen, werkte alras op het<br />

Besluur onzer O.-I. Koloniën. De blijvende Commissie in<br />

Nederland werd ontbonden en door eene andere vervangen ,<br />

welker leden tot de thans heerschende partij behoorden. Haar<br />

voorstel tot ontbinding van de Kamer van Zeventienen en<br />

de oprigting van een nieuw bestuur, vond bij de meerderheid<br />

ingang ; doch deszelfs verrigtingen waren van geenen<br />

invloed op de koloniën zelven. De Commissaris WEGEHER ,<br />

welke door het revolutionair bestuur naar Java werd gezon^<br />

den, om het lot van den inboorling te verbeteren, vond<br />

zich gedrongen te verklaren, dat mes in het vaderland<br />

omirent het lot van den Javaan verkeerdelijk was ingelicht,<br />

terwijl de Generaal-Majoqr HORDMANN, welke door het Comité<br />

derwaarts was gezonden, om, onafhankelijk van het<br />

Indische Bestuur, het krijgswezen op beter voet te brengen,<br />

te kennen gaf, dat hij zich gelukkig zoude rekenen, indien<br />

(*) Curaçao werd in den volgenden oorlog (1 Jan. J807)<br />

door verrassing genomen, na ,in 1804 en 1805 twee geduchto<br />

aanvallen der Engelschen, en zelfs in dit laatste jaar ecu<br />

bombardement klockmoedig te hebben do<strong>org</strong>estaan , cu bleor<br />

«Istoon tot 1816 in handen der Enijelsehcn,


75<br />

hij eenmaal het leger in denzelfden goeden toestand aan zijnen<br />

opvolger zou kunnen overgeven.<br />

Het octrooi der Maatschappij was in 1795 nog voor twee<br />

jaren, en in 1797 nog voor één jaar verlengd geworden.<br />

'Het waren hare laatste stuiptrekkingen; zij bezweek aan<br />

dezelfde kwaal, die hare jongere Suster, de W.-I. Compagnie<br />

, in het graf gesleept had, en welke zij slechts negen<br />

jaren overleefde. . Zij was de voorbode van den val der Bepubliek,<br />

die aan haar vóór twee eeuwen de geboorte gegeven<br />

had. De Staat nam de koloniën voor deszelfs schuldvorderingen<br />

in betaling aan, en benoemde eenen Raad voor de<br />

Aziatische Bezittingen.<br />

Onder den Gouverneur-Generaal P. G. VAN OVERSTRATEN,<br />

die AIIIKG in 1796 was opgevolgd, verscheen den 23 Aug.<br />

1800 eene En


76<br />

vóór Soerabaia, beide in het kalste gedeelte van dit tijdvak<br />

vo<strong>org</strong>evallen, welke der vermelding waardig zijn. Daar nootans<br />

de verhalen omtrent deze gebeurtenissen zeer uiteenloopen,<br />

willen wij dezelve slechts kort vermelden.<br />

Volgens sommigen zouden meer dan 1000 inwoners van<br />

Cheribon door derzelver schuldeischers, meestal Chinezen,<br />

zijn opgesloten geworden, en deze daacT een' opstand ten gevolge<br />

gehad hebben (1806), die meer dan 50000 menschen<br />

het leven gekost heeft ; — anderen verhalen, dat te Cheribon<br />

omstreeks dezen tijd eene verbazende gisting onder de bevolking<br />

heerschte, doordien eene besmetlende ziekte eene menigte<br />

menschen naar het graf sleepte, welke ziekte, naar het<br />

zeggen der Mohammedaansche priesters, een gevolg zoude<br />

geweest zijn van den vloek, door den naar Amboina gebannen<br />

Raja CAMOMAN over die plaats uitgesproken. Wat hiervan<br />

zij , zoo veel is zeker, dat de rust aldaar is hersteld geworden<br />

, nadat gemelde Raja uit zijne gevangenis ontslagen,<br />

aldaar was terug gekeerd.<br />

In het volgende jaar (1807) verscheen de Engelsche Admiraal<br />

PEIXEW (later Lord EXMOUIH), na het verbranden<br />

onzer schepen op de reede van Batavia, vóór Soerabaia;<br />

het kwam echter gelukkig tot geene landing, daar hem alsdan<br />

(dewijl de al te geringe bezetting de verdediging onmogelijk<br />

maakte) gewis eenige rijk geladene schepen, naar de Molukien<br />

bestemd, in handen zouden gevallen zijn; hij vero-cnoe


77<br />

len, aan eenige Engelsche rijk geladene retourschepen uit<br />

China, door het weigeren van ondersteuning aan den Franschen<br />

bevelhebber in den O.-I. Archipel, gelegenheid gaf<br />

om te ontsnappen.<br />

In 1808 werd LODEWIJK NAPOLÉON, op last zijns broeders,<br />

door de Nederiandsche natie tot haren vorst verheven en<br />

HENDRIK WILLEM DAENDELS als Gouverneur-Generaal met een<br />

bijna koninklijk gezag, door hem naar O.-lndië gezonden.<br />

Eene geheele'omwenteling , niet alleen in het algemeen bestuur,<br />

maar ook in het inwendige der kolonie , was het hoolddenkbeeld<br />

van den man , die sedert zijne uitwijking in 1787 aan<br />

al de omwentelingen in ons vaderland een werkdadig aandeel<br />

gehad had ; die als veldheer in 1795 geschitterd en zijnen<br />

roem in 1799 en 1800 gevestigd had. Omwentelingen<br />

in het vaderland hadden hem tot een der eerste ambten gevoerd<br />

; omwentelingen , al ware het dan ook slechts in het<br />

beheer eener kolonie, moesten hem schragen. Als eerste<br />

dienaar van eenen koning, die de broeder van zijnen afgod<br />

was, moest alle gezag zich weldra aan het zijne onderwerpen.<br />

Met hetzelfde regt, waarmede eenige jaren later NA-<br />

POLÉON ons land als een deel van Frankrijk beschouwde,<br />

eii'eiide hij zich het bloeijende distrikt Buitenz<strong>org</strong>, ten zuiden<br />

van Batavia, toe ; even als Frankrijks magtige beheerscher<br />

de Nederiandsche jongelingen door geweld tot de krijgsdienst<br />

preste, dwong hij Java's bevolking tot de dienst in<br />

zijne gelederen ; even als deze bezwaarde hij het volk met<br />

drukkende lasten en was de tiran van het Oosten/<br />

liet valt intusschen niet te ontkennen , dat in andere opzij;<br />

len (doch welligt onafhankelijk van zijne bedoelingen) zijn<br />

bestuur voor Java niet eenige heilzame gevolgen gehad<br />

heeft ; — de geheele verandering van het Bestuur des eilands,<br />

vooral aan dé noord-oostkust, bragt vereenvoudiging in<br />

hetzelve ; vele ingekankerde gewoonten en gebreken werden<br />

daardoor met wortel en tak uitgeroeid , en der menigvuldige<br />

afpersingen der ondergeschikte ambtenaren werd paal en perk<br />

gesteld. - Te wenschen ware het geweesl, dat Inj zich zelven<br />

niet boven zijne wetlen geacht hadde.<br />

Het aanleggen van eenen hoofdweg langs de noordkust


7;<br />

zun bewind menigvukhg waren, zijn wel even zoo^"1<br />

ÄÄIÄÄ3<br />

lÄ d ° io h °' - »/« wies<br />

SerkT dC / 7 ~*r' aan de " m - dd - A I<br />

versterkt zijnde, voor de Nederiandsche schepen eene v hger<br />

ligpaats dan de reede van Batavia; dit Jaf hem echter<br />

SrS „"ofhef ""f Van *?** te onderdanen tot het aanleggen dier veslin


14<br />

genoeg om alle tegenspraak te smoren : inlandschc vorstcä j<br />

regenten, raden, in één woord, geheel Java sidderde, wanneer<br />

zijn naam slechts gehoord werd.<br />

Wij zouden te breedvoerig worden, indien wij hier al de<br />

wreedheden wilden opsommen, die op zijn bevel gepleegd<br />

werden : het afzetten van Sultans, (die van de noordelijke<br />

sultans-landen, die van Djokjakarta en anderen), het roo-<br />

Ven hunner schatten (als bij de inneming van Bjokjokarta),<br />

het ontweldigen hunner beste distrikten, waarvan hij sommige<br />

met zijne bijzondere eigendommen vereenigde; —<br />

kortom, er bevond zich op Java thans slechts één Sultan,<br />

één willekeurige beschikker over leven en dood der eilanders,<br />

één dwingeland, ....DAENDELS!<br />

Gedurende het laatste jaar van zijn bestuur waren de<br />

Molukken in handen der Engelschen gevallen. (Febr.—Aug.<br />

1810).<br />

Inmiddels had de magtige beheerscher van het Westen<br />

uitspraak over Nederland gedaan , en hetzelve met Frankrijk<br />

vercenigd. Hierdoor werd Java eene Fransche kolonie. De<br />

groote wereldbedwinger scheen zijnen mededinger in het<br />

Oosten te wantrouwen ; deszelfs terugroeping was besloten,<br />

en JAN WILLEN JANSSENS werd tot zijnen opvolger benoemd.<br />

Slechts weinige maanden na de aankomst van den nieuwen<br />

landvoogd (Aug. 1811) naderde de Engelsche vloot, onder<br />

den Gouverneur-Generaal van Engelsch-Indië, Lord MINTO,<br />

de reede van Batavia, en nadat de troepen aan land gezet<br />

waren , sloegen zij het beleg om de stad.<br />

De vermeestering Van Weltevreden, bij Batavia; de nederlaag<br />

van JANSSENS bij Samarang ; de ondersteuning , die<br />

de Engelschen van de inlanders ondervonden, wien de<br />

onderdrukkingen van DAENDELS nog versch in het geheugen<br />

lagen ; de ontrouw der Madoeresche troepen ; alles noopte<br />

den Gouv.-Gener. tot het aanknoopen van onderhandelingen,<br />

welke van geen ander gevolg waren, dan dat Java en al<br />

onze bezittingen in 0.'Indië aan de Engelsche Compagnie<br />

overgingen (18 Sept.). Sir STAMFORD RAFFLES werd tot<br />

Luitenant-Gouverneur des eilands aangesteld ; en ofschoon<br />

menigvuldige oorlogen met de inlanders, zoowel op Java


oü<br />

als op Sumatra, Celebes, Baft en elders, gedurende zijn<br />

ben iuri gevoerd werden , en deze zich niet minder dan onder<br />

DAENKELS door berooving van de overwonnenen kenmerkten,<br />

moet men eenparig toestemmen , dat de veranderingen door<br />

hem ingevoerd , overeenkomstig het stelsel van bestuur der<br />

Engelsche koloniën, den bloei van dit eiland aanmerkelijk<br />

bevorderd hebben.<br />

Zijne poging om ook het eiland Décima tot onderwerping<br />

aan de Èngelschen te nopen , stuitte geheel af op de standvastigheid<br />

van den Heer HENDRIK DOEFF, welke aldaar sedert<br />

180o het beheer in handen had. WAARDEKAAR , Raad<br />

Van Indië, door RAFFLES te dien einde afgezonden , keerde<br />

tot twee malen onverrigter zake terug. Van Décima en deszelfs<br />

factorij, de stapelplaats van den Japanschen handel,<br />

bleef, in weerwil van al de omwentelingen, die het vaderland<br />

en deszelfs koloniën troffen, de Ncderlandsche vlag<br />

met eere wapperen.<br />

XIV.<br />

Herstelmw Nederland. Teruggave onzer koloniën; af-*<br />

stand van sommige aan Engeland. — VAN DER CAPEL-<br />

LEN, Gouv.-Gener. — Nadeelige invloed van het<br />

verblijf der Engelsclien in onze koloniën. — Hampen.<br />

— Oorlog op Sumatra. — Be Gen.-Maj. DE<br />

KOOK. — DE STÜEUS op Borneo. — Ferdrag met<br />

Engeland in 1824.— Oorlog op Celebes met JJoni,<br />

enz. — Tegenspoeden en verachter ing der<br />

geldmiddelen. — DE KOCK ,, Lt.- Gouv.- Gener.—<br />

DUBUSDEGHisiGNiEs, Comm.-Gener.<br />

1813 — 1825.<br />

Eindelijk brak , door den val des overweldigers , de dag<br />

der verlossing ook voor Nederland aan, en met dezen de<br />

hoop op de herkrijging onzer koloniën.<br />

liet was er echter verre af, dat die hoop volkomen ver-<br />

WezenÜijkt werd ; tegen de aanwinst \&\\ België, vijftien jaren


81<br />

later de bron van de tallooze rampen, waaronder hel vaderland<br />

thans nog gebukt gaat, moesten wij onze beste Amerikaansche<br />

koloniën Demerary, Essequebo en Berlice aan<br />

de Engehchen afstaan; voor de versterking der Belgische<br />

vestingen, werd ons de Kaap ontnomen. 'Alleen Suriname,<br />

hetwelk verre voor de genoemde koloniën in vruchtbaarheid<br />

moet onderdoen (*),werd ons met de eilanden Curaçao,<br />

St.-Eustatius, Saba en St.-31arten terug gegeven. In<br />

O.-Indië moesten wij Cochin en onze bezittingen op de Malabarsche<br />

kust prijs geven, ofschoon het verlies van Malabar<br />

door de aanwinst van het tinrijke eiland Banka eenigermate<br />

vergoed werd.<br />

In het begin van 1816 had de overgave der W.-I. eilanden<br />

plaats, doch het duurde nog tot het einde desjaars, eer onze<br />

bezittingen in den O.-I. ^Archipel den Commissarissen-Generaal<br />

EI.OUT, BÜIJSKES en VAN DERCAPELIEN, welke reeds in<br />

Junij vóór Batavia aankwamen, werden overgegeven. G. A.<br />

G. PH. VAN DER CAPEELEN was door Neérlands Koning met<br />

de waardigheid van Gouverneur-Generaal bekleed geworden.<br />

Naauwelijks waren deze Commissarissen in het bezit des<br />

eilands gesteld, of zij sloegen ijverig de handen aan het<br />

werk om hetzelve op te beuren uit den toestand van verval,<br />

waarin het door de herhaalde afwisseling van bestuur<br />

en de daarmede verbonden geweest zijnde verandering, geraakt<br />

was. Bestaande gebreken werden zoo veel mogelijk<br />

hersteld, de bepalingen der opbrengsten door de hoofden der<br />

inlanders, behoorlijk geregeld, en vooral werd, zoo goed<br />

men konde., in de eerste en dringendste behoeften voorzien.<br />

Intusschen waren de Engehchen, gedurende hun verblijf<br />

in onze koloniën, niet achterlijk gebleven om de Nederlanders<br />

bij de inboorlingen in het hatelijkste daglicht te stellen.<br />

Een opstand te Cheribon, die echter spoedig gedempt werd<br />

was hiervan al dadelijk het gevolg geweest; doch vooral was<br />

dit het geval op de Mo/ukken, waar zelfs op Jmboina en<br />

op de omliggende eilanden de Christen-bevoMng, in vereeniging<br />

met de Mohammedanen, zich tegen het Nederland-<br />

(*) Dit wordt door velen ontkend, zie do Aardrijk»k. Beschrijv.<br />

6


82<br />

sehe gezag aankanlten en den Resident van Saparoewa, (in<br />

de nabijheid van Amboina), VAN DEN BERG met zijno vrouw,<br />

zijne kinderen en meer dan honderd krijgslieden vermoordden.<br />

Deze euveldaad kon niet ongestraft blijven. Het duurde evenwel<br />

tot in 1818, eer de Commissaris BUIJSKES zich met<br />

twee linieschepen, één fregat en eenige kleinere vaartuigen<br />

tot beteugeling des opstands naar de Molukken begaf. Vele<br />

hoofden der opstandelingen onderwierpen zich op de eerste<br />

aanmaning ; anderen werden met geweld, na veel bloedvergieten,<br />

tot onderwerping gedwongen en streng gestraft. Drie en<br />

twintig van deze laatste, waaronder twee, die zich den koninklijken<br />

of vorstelijken titel aanmatigden, werden eens gelijktijdig<br />

op Earoeka (Oma) ter dood veroordeeld endoorschoten.<br />

Daarbij troffen ons nieuwe rampen. Regeringloosheid,<br />

door gestadige afwisseling van gezagvoerders onstaan, had<br />

vele eilanden tot roofnestcn gemaakt, welker bewoners den<br />

handel door zeeroof aanmerkelijk benadeelden, en hunne<br />

gevangenen tot slaven maakten. Dit kwaad kon onmogelijk<br />

anders uitgeroeid worden, dan door de oprigting eener geduchte<br />

zeemagt van kleine vaartuigen, tot beveiliging der<br />

kusten. Daarenboven moest er eene staande krijgsmagt gevormd<br />

worden; de helft derzelve zoude uit inlanders bestaan,<br />

de overigen zouden uit het moederland aangevoerd worden.<br />

Dit alles vorderde verbazende schatten, terwijl buitendien<br />

onze bezittingen zeer geteisterd werden door eene aardbeving<br />

in 1816, en eene uitbarsting van den Goenong-Api 'm 1820,<br />

die het eiland Banda in puin en asch legde ; eveneens rigtte<br />

de Galoeng-Goen op Java en een andere vuurberg op Bali<br />

door derzelver uitbarstingen verschrikkelijke verwoestingen<br />

aan. De stormen, die in 1820 en 1821 den Archipel beroerden<br />

, deden vele onzer rijk geladene schepen vergaan ;<br />

schaarschheid in de noodzakelijkste behoeften onzer koloniën<br />

(rijst en zout), door het ongunstige saizoen dier jaren veroorzaakt<br />

, vermeerderde de ellende, terwijl tot overmaat van<br />

onheil in het laatstgemelde jaar de Cholera-morbus een aantal<br />

menschen in het graf sleepte. De invloed der Engehchen<br />

s daarenboven in de vijf jaren, gedurende welke zij in<br />

het bezit onzer koloni<strong>è</strong>'a geweest waren, zeer gerezen ; de


S3<br />

jflvoer hunner fabrijkwaren, waartegen zij zich van koflij<br />

voorzagen, was voor Nederland zeer nadeelig, en eerst te<br />

laat werd het ingeslopen kwaad ontdekt en tegengegaan. '<br />

Hierbij kwam een nieuwe oorlog op Sumatra, die voor<br />

onze koloniale geldmiddelen allerverderfelijkst was. Een tusschen<br />

den Sultan van Palembang, NAJM EDDIN, en deszelfs<br />

broeder gerezen verschil, waarin de Nederlandsche regering<br />

tusschen beide trad en hetzelve, ofschoon eenzijdig, ten<br />

nadeele des Sultans besliste, gaf daartoe de eerste aanleiding.<br />

De Sultan sloeg echter hare uitspraak in den wipd; gedurige<br />

klauten van menschenroof, door zijne onderdanen straffeloos<br />

gepleegd, maakten eene voorziening noodzakelijk. MUNTINGHE,<br />

Raad van Indië, derwaarts gezonden zijnde, bragt een onregtvaardig<br />

verdrag tot stand, waarbij het inlandsch bestuur<br />

tusschen de beide broeders verdeeld werd. RArriES, de<br />

vijand der Nederlanders, thans Gouverneur van de Engelsche<br />

Bezittingen op dit eiland, bragt niet weinig toe om den<br />

in het ongelijk gestelden Sultan tegen de NederJanders op te<br />

hitsen; deze vorst liet zich door de Engehchen verschalken; hij<br />

beloofde met hunne hulp de Nederlanders en elke andere<br />

natie van Sumatra te verdrijven ; — de Engelsche vlag<br />

wapperde reeds van Palembang's sterkte, toen men van onze<br />

zijde begreep zich daartegen te moeten wapenen. De jonge<br />

Sultan werd afgezet en naar Java gebannen, en het geheele<br />

bestuur aan deszelfs broeder, BADR EDDIN, den verrader der<br />

Nederlanders in 1811, opgedragen. Doch deszelfs vriendschap<br />

was ook thans slechts schijn; in Junij 1819 viel hij<br />

het Nederlandsche fort aan , hetwelk na dapperen tegenstand<br />

door de bezetting verlaten werd : eene poging van de Nederlandsche<br />

vloot onder den Schout-bij-nacht WOLTFRBEEK en<br />

den Kolonel DIBEEIZ tot herstel van ons gezag, mislukte<br />

volkomen. Intusschen werden, zoowel van onze zijde als<br />

van die des Sullans, de noodige toebereidselen gemaakt<br />

om den oorlog met kracht voort te zetten. Verslapping van<br />

den kant der Nederlanders , zoo kort na de herstelling hunner<br />

magt in die gcweslen, konde de vrceselijkste gevolgen<br />

na zich slepen, en welligt den ondergang van al onze O.-I.<br />

Bezittingen ten gevolge hebben. In Mei 1821 koos onze


84<br />

vloot zee ; zij stond onder het bevel van den bekwamen<br />

Generaal-Majoor. DE KOCK , aan wiens beleid en volharding<br />

de goede uitslag mag toegeschreven worden. Den 23 Junij<br />

werd Palembang heroverd, de Sultan gebannen, en zijn neef,<br />

de zoon des jongeren Sultans in zijne plaats ouder den titel<br />

van Soesoehoenan, met het gezag bekleed.<br />

Door de de dapperheid van den Kolonel KAIIUIJS werd ook in<br />

1821—22 de rust op Padang hersteld, en Menang-Kaboe,<br />

welks vorst de bescherming der Nederlanders tegen zijne<br />

aanvallers, de Padries, had ingeroepen, onder het Nederlandsche<br />

oppergezag geplaatst.<br />

Ook op Borneo werd de tegenwoordigheid van ons leger noodzakelijk.<br />

De euvelmocd der Chinezen, wier getal aldaar sedert<br />

eenige jaren verbazend was toegenomen en die zich alle gezao 1<br />

aanmatigden, ja zelfs vijandelijkheden begonnen te plegen,<br />

moest streng gestraft worden. — Na de onderwerping van<br />

Pontianak, werd de Luit.-Kol. DE STOERS in 1822 derwaarts<br />

gezonden, welke er in slaagde hen tot volkomene onderwerping<br />

te noodzaken (1822—25), terwijl door den Commissaris lo-<br />

BiAS de erkenning van het oppergezag der Nederlanders op<br />

de westkust bewerkt werd, en de zaken met Banjermassing,<br />

op de oostkust des eilands, in der minne geschikt werden.<br />

Nog belangrijker mag genoemd worden het verdrag in<br />

1824 met Engeland gesloten , waarbij onze weerlooze bezittingen<br />

op het Ö.-I. schiereiland en in Bengale aan hen overgingen,<br />

en waartegen wij in het volle bezit van het door hen<br />

bezette Benkoelen op Sumatra gesteld werden. Hierdoor verloren<br />

wij, wel is waar, Malakka, benevens het belangrijke<br />

Sinkapoer, welks bloei zoo aanmerkelijk toenam ; doch wij<br />

voorkwamen daardoor die aanhoudende botsingen, welke bijna<br />

een onvermijdelijk gevolg der aangrenzing van twee naijverige<br />

natiën waren. Wederzijdsche vrijheid van handel iri de koloniën<br />

, op den voet der meest begunstigde natie, voor zoo<br />

verre die niet met vroeger gemaakte verdragen streed, werd<br />

tot grondslag van dit verdrag gelegd.<br />

De daarop gevolgde reis van den Gouverneur-Generaal<br />

naar de Molukken (1824), was in de gevolgen niet minder<br />

belangrijk. De tot hiertoe verdrukte inlanders op Amboina


85<br />

en elders, ontvingen de vrijheid om hunne specerij kwerkerijen<br />

ongestoord voort te zetten , en werden door eene publicatie<br />

van den Landvoogd gerust gesteld, dat het hatelijke<br />

vellen der specerij-boomen, om daardoor den prijs der specerijen<br />

te doen stijgen, voor altoos afgeschaft zoude zijn. VAN<br />

DER CAPELLEN ontving overal, waar hij zich vertoonde, de<br />

onderwerping der inlandsche vorsten. Doch ook onze overige<br />

bezittingen werden achlervolgens door hem bezocht.<br />

Op Celebas bragten de koningen hem insgelijks hunne hulde,<br />

doch de hcerschzucht der vorstin van Boni, die zich het<br />

oppergezag over de overige vorsten wilde aanmatigen, gaf<br />

tot eenen nieuwen oorlog aanleiding. Tanelte en Soepa,<br />

door Boni aangehitst, stonden tegen de Nederlanders op ;<br />

de onderwerping van Tanelte door den Luit.-Kol. DE STOERS,<br />

had spoedig plaats (Julij); minder gelukkig slaagde men in<br />

de togten tegen Soepa., onder den Overste REDER , in het<br />

westen des eilands, waar onze legennagt herhaalde malen terug<br />

gedreven werd. Deze nederlagen hadden eenen opstand van<br />

Jioni en nagenoeg het geheele eiland ten gevolge ; om dezen<br />

te beteugelen , werd de Gen.-Maj. VAN GEEN in het beoin<br />

van 1825 met eene aanzienlijke krijgsinagt derwaarts gezonden.<br />

Door de medewerking der hulptroepen van den Raja<br />

van Soemanap op Madoera, en van den Koning van Makassar-Goa,<br />

had deze togt eenen gelukkigen uilslag. Na het<br />

bezettten van Badjoa werd Boni door de inwoners ontruimd<br />

en Soepa door de onzen ingenomen. liet was op dezen togt<br />

dat de jeugdige J. C J. VAN SPEIJK , welke in 1831 de eer<br />

der Nederlandsche vlag op de Schelde handhaafde, zich als<br />

Adelborst voordeelig onderscheidde.<br />

Alvorens echter de onderwerping geheel voltooid was, werd<br />

de terugroeping der troepen noodzakelijk, uit hoofde van eenen<br />

opstand van den beruchlen DIEPO-NEGORO , waardoor een verwoestende<br />

oorlog van vijfjaren op Java gevoerd werd.<br />

Al deze oorlogen hadden, onafhankelijk van den waardigen<br />

VAN DER CAPELLEN, eenen ongunstigen invloed op het O.-I.<br />

finantiewezen gehad. In weerwil van den toenemenden inwendigen<br />

bloei der koloniën , was daardoor een te kort van<br />

twintig milliben<strong>è</strong>h veroorzaakt, tot dekking van hetwelk in


86<br />

het vaderland eene leening van eene gelijke som aan de<br />

Staten-Generaal werd vo<strong>org</strong>eslagen. Deze achteruitgang, hoe<br />

eenvoudig ook te verklaren, indien men denzelven uit het ware<br />

oogpunt beschouwen wil, werd natuurlijk den Gouverneur-<br />

Generaal te last gelegd, ofschoon hij, behalve de tallooze<br />

moeijelijkheden , waarmede hij te kampen had, en de menigvuldige,<br />

oorlogen, die gedurende zijn bewind tot handhaving<br />

van ons gezag moesten gevoerd worden, aanhoudend was<br />

bezwaard geworden door bezendingen van ambtenaren uit<br />

het moederland.<br />

Wat ook van het oraslagtige van zijü bestuur door zijne<br />

tegenstanders gezegd zij , de hier aangevoerde daadzaken,<br />

die zelfs zijne lasteraars niet wagen tegen te spreken, bewijzen<br />

ten duidelijkste, dat de verachtering in het O.-I. finantiewezen<br />

ook degelijke gronden had, die nimmer aan den<br />

Gouverneur-Generaal VAN DER CAPELLEN kunnen geweten<br />

worden. Wij onthouden ons van verdere aanmerkingen ;<br />

de onpartijdige nakomelingschap zal gewis den edelen man<br />

regt doen wedervaren,<br />

DÜBUS DE GHISIGNIES , een Belg, werd als Commissaris-<br />

Generaal naar O.-Indië gezonden , met den last om de meest<br />

mogelijke bezuinigingen in te voeren, terwijl het bestuur<br />

den 1 Jan. 1826 overging op den Luitenant-Generaal HEN-<br />

DRIK MERKUS DE KocK, van wiens verrigtingen bij Palembang<br />

wij reeds hierboven gewag gemaakt hebben.<br />

W.<br />

Verachtering onzer TV.-1, koloniën na 1813.—Oorzaken<br />

daarvan. — Opstand van DIEPO-NEGORO. —<br />

De Gen. VAN GEEN komt uit Borneo terug.—Nieuwe<br />

wijze van oorlogvoeren op Java. — Nieuwe oorlog<br />

op Borneo. — Overwinningen op Java. —<br />

DIEPO-NEGORO gevangen. — Slot.<br />

1825-1830.<br />

Na den overgang der (.voornaamste onzer W.-I. koloniën<br />

aan de Engehchen, werd aldaar, even als in hunne overige


87<br />

bezittingen, de slavenhandel afgeschaft. Bij het congres van.<br />

Weenen wendden zij al hunne pogingen aan om dezen maatregel<br />

oolc bij andere volken ingang te doen vinden. Het<br />

pevolp hiervan was, dat dezelve ook door il ederland genomen<br />

werd, en dat in 1818 eene wet verscheen, waarbij de<br />

uilvoer van slaven op de kust van Guinea op strenge strafte,<br />

verboden werd, ofschoon het vervoer van slaven van de eene<br />

kolonie naar de andere veroorloofd bleef. Deze bepaling<br />

werd evenwel in 1821 reeds door eene andere, nog strengere<br />

vervangen , waarbij alle invoer van slaven in onze kolomen<br />

en bepaaldelijk in Suriname, uit uithcemsche volkplantingen<br />

, die eenen regtstreekschen invoer uit Afrika toelaten,<br />

peheel verboden werd. Hoezeer deze maatregel overeenkomstig<br />

de menschelijkheid was, had dezelve voor Suriname de<br />

nadeelioste gevolgen, daar het getal der slaven hierdoor jaarlijks<br />

verminderde, zoodat zonder het aanwenden van gepastu<br />

middelen, velen het onmogelijk achtten onze W.-I. kolomen /<br />

staande te houden.<br />

Doch ook van eenen anderen kant knaagt een kanker aan<br />

onze W.-I. koloniën ; het is de afwezigheid der eigenaars,<br />

die hunne bezittingen door Administrateurs doen beheeren.<br />

Deze zetten zich in de stad (Paramaribo) neder, en laten op<br />

hunne beurt het bestuur der planlaadjen aan ondergeschikten<br />

over, welke door mishandeling der negerslaven, door verwaarloozing<br />

van de belangen der eigenaars, en door verrijking<br />

van zich zelven ten koste hunner meesters, tot de veracluering<br />

der kolonie medewerken. , . . „<br />

Een nieuwe aanleg sedert 1814, tusschen de rivieren Coppename<br />

en Coratijn, de Nickerie genaamd, schijnt voor de<br />

toekomst eenig heil te voorspellen; de vruchtbaarheid van<br />

den prond, hel welvarend voorkomen der inwoners, zelis<br />

der slaven en hunne kinderen, deed in 1820 den Gouverneur<br />

VAILLANT verbaasd staan.<br />

Curaçao, hetwelk door verkeerde maatregelen van den<br />

Gouv. CANIZLAAR en van het Engelsche bestuur zeer verachterd<br />

was, werd sedert de teruggave in 1816, door eeiic zesjarige<br />

droogte geheel uitgeput, en herstelt slechts langzaam.<br />

Op de Coudkust werd de hoop van herstel nog eenmaal


88<br />

verlevendigd. Men wilde ook aldaar, na het afschaffen van<br />

den slavenhandel, de kolonisatie door Europäers beproeven.<br />

DAENDELS , de ondernemende DAENDELS , werd met het volle<br />

gezag bekleed, naar Guinea gezonden om met den vorst<br />

van Ashanti onderhandelingen aan te knoopen, tot den<br />

aankoop van gronden ter bebouwing, welke aan ieder, die<br />

zich aldaar wilde vestigen, om niet zouden gegeven worden.<br />

Met den dood van DAENDELS ging ook deze onderneming te<br />

niet, en de later aangewende pogingen om dit doel te bereiken<br />

, schijnen niet aan de verwachting te beantwoorden.<br />

Keeren wij thans, na dit kort overzigt onzer W.-I. koloniën<br />

, tot onze O.-I. Bezittingen terug.<br />

Bjokjokarta, welks Sultan BOEWONO IV in 1822 overleden<br />

was, werd sedert dien tijd, ten behoeve van den nog<br />

jeugdigen troonsopvolger (BOEWONO V), als regent bestierd door<br />

DiEPO-NEGORO , deszelfs oom , die eenen feilen haat tegen de<br />

Nederlanders voedde. Door eenen Mohamtnedaanschen priester<br />

, KiAY-MODJo, ondersteund, beraamde hij het plan om<br />

de Nederlanders uit zijn rijk te verdrijven. Pligtverzuim<br />

des Nederlandschen bestuurs te Bjokjokarta, en welligt meer<br />

nog de laakbare handelwijze van den Secretaris des bestuurs,<br />

CHEVALLIER , die zijnen last te buiten ging en wien daarenboven<br />

nog andere misslagen te last gelegd worden, gaven<br />

DiEPO-NEGORO de middelen aan de hand om zijn reeds lang<br />

beraamd ontwerp ten uitvoer te brengen. Onverhoeds viel<br />

hij op de Nederlandsche bezetting van hel fort aan, hetwelk<br />

slechts 200 Europeanen telde.<br />

Naauwelijks was dit berigt te Batavia aangekomen , of de<br />

Luit-Gen. DE KOCK werd door VAN DER CAPELLEN (*) met<br />

onbepaalde volmagt en met al de beschikbare manschap naaide<br />

vorstenlanden gezonden ; doch de eerste ontmoeting met<br />

den vijand had reeds eene nederlaag der Nederlanders ten<br />

gevolge, die bij Magelang, de hoofdplaats der provincie<br />

Kadoe, aangevallen en verslagen werden. Men vreesde met<br />

(*) Het begin dei opstand» had plaat» in July 1825, en du»<br />

nog vóór dat^n« KOCK zijnen post al» Luit.-Gouv.-Gen. aanvaardde.


89<br />

eirond voor den afval van Soerakarta, welks ondersteuning<br />

wij thans nog genoten, te meer daar reeds de Pavgerang<br />

SERANG , ten oosten va'n Samarang, de partij der opstandelingen<br />

gekozen had en met een leger van 10000 man tegen<br />

de Nederlanders optrok. Samarang was in gevaar, en de<br />

groote weg die derwaarts leidde, werd alleen door den Overste<br />

CLEERENS verdedigd.<br />

Te juister tijde kwam de Generaal VAN GEEN met zijne<br />

krijgsraagt uit Celebes terug, waardoor men in staat gesteld<br />

werd aanvallenderwijze te werk te gaan. SERANG werd spoedig<br />

verslagen, en de Luit.-Gouv.-Gen. trok met het gros<br />

des legers, ten gctalle van 3000 man, lot ontzei van het<br />

fort op Bjokjokarta aan. Hierin slaagde hij volkomen ; doch<br />

het mogtjiem niet gelukken, DIEPO-NEGORO lol vredelievende<br />

gedachten" Ie brengen. Na zijn vertrek naar Batavia om<br />

het bestuur der O.-I. koloniën van den Gouverneur-Generaal<br />

VAN DER CAPELLE» over te nemen, werd de strijd met<br />

kracht door den Overste COCHIUS voortgezet, die het kasteel<br />

van P/eret bemagtigde, en den vijand naar alle zijden vervolgde<br />

en op de vlugt dreef; — doch de krijgskans keerde;<br />

de rivier de Progo, van waar 'DIEPO-NEGORO door de onzen,<br />

onder aanvoering van de Majoors ELOUT , LE BRON DE VEXELA<br />

en DE STOERS was verdreven geworden, geraakte weder in<br />

hunne maat, en bij Aetjiwan leed de Majoor SOLLEWIJN de<br />

nederlaag." Thans besloot men eene andere proef te wagen.<br />

SEPOE, °de in 1812 door de Engehchen afgezette Sultan<br />

van Bjokjokarta, werd door het Nederlandsche bestuur als<br />

Sultan aangesteld. Hierdoor hoopte men den afval van eenige<br />

hooiden te bewerken, die men als aanhangers van den vorst<br />

kende, en inderdaad koos de Pangerang van Kadoe, MANG-<br />

KOE DI KIGRAT, kort daarna on«e zijde. Gedeeltelijk door<br />

dezen maatregel, maar meer nog door de wijze beschikking<br />

van den Luit.-Gouv.-Gen. DE KOCK , onderwierpen zich nog<br />

eenige inlandsche vorsten, hetgeen des te meer van belang<br />

kon geacht worden, daar de Generaal VAN GEEN te dezer<br />

tijd, door den Sultan van Soerakarta in persoon ondersteund,<br />

een aanzienlijk voordeel op DIEPO-NEGORO behaalde.


90<br />

Om de heroverde of onderworpene landen te behouden,<br />

kwam men in 1827 op het denkbeeld om hier en daar<br />

kleine houten vestingen, bentings geheeten, te bouwen ;<br />

acht beweegbare kolonnen van 550 man, van het noodigo<br />

krijgsmateriëel voorzien, zouden den vijand van tusschen deze<br />

versterkte plaatsen uit, naar een bepaald punt trachten te<br />

drijven, om denzelven aldaar in te sluiten. DIEPO-NEGORO<br />

was evenwel de man niet, om zich te laten verschalken.<br />

Menigmaal werd het aanleggen der hentings door zijne goed<br />

bestuurde aanvallen verhinderd, terwijl door de menigvuldige<br />

afwendingen, die hij maakte, op verscheidene punten<br />

de kolonnen doelloos werden. Hierdoor werd de oorlog kostbaar<br />

en van langen duur, te meer daar de versterking, die<br />

inen uit Nederland verwachtte, en op welke men bij het ontwerpen<br />

van dit krijgsstelsel gerekend had, eerst in den zomer<br />

van 1827 aankwam (*); daarenboven vreesde men bij de<br />

aankomst dezer bezending, de manschap tot zware diensten<br />

te bezigen , daar 'dezelve afgemat door eene moeitevolle reis ,.<br />

niet in slaat zoude zijn het strenge zomersaizoen door te<br />

slaan ; de sterfte, die thans onder het O.-I. leger heerschte,<br />

maakte eene vereeniging van deze troepen met hetzelve nog<br />

minder verkieslijk ; aan deze tegenspoeden is het dan ook toe te<br />

schrijven, dat de opstandelingen meer dan eens de overhand<br />

hadden, en zelfs tegen het einde van het saizoen op den<br />

Resident van Soeraharta eene belangrijke overwinning behaalden,<br />

hetgeen den opstand van het land van Membang<br />

en het verbranden van Bentjar ten gevolge had. De<br />

met DiEFO-HEGORO aangeknoopte onderhandelingen sprongen,<br />

af door de bovenmatige eischen, welke hij deed, zoodat<br />

men tegen den volgenden vcldtogt cenen hevigen strijd kon<br />

Ie gemoet zien.<br />

(*) De ongelukkige rei« van de Wassenaar en de Waterloo,<br />

e versterking moesten overbrengen, en waarvan de cerita<br />

op de Noord-llollaudächo kust strandde, ligt nog te versch in<br />

liet geheugen, dan dat wij louden noodig hqjjben hiervan<br />

breedvoeriger to gewagen.


91<br />

Ongelukkig moesten de strijdkrachten verdeeld worden,<br />

daar de vijandelijkheden, door den Sultan van Matan op<br />

de westkust van Borneo tegen ons gepleegd, tuchtiging vereischten.<br />

Den Kolonel DIBBETZ werd deze taak opgedragen ;<br />

loffelijk kweet hij zich van dezelve. Na eene moeyelijke landino-<br />

(Julii 1828), die den Luitenants ter zee DE HAAK, MULDER<br />

en MHMAN DE LEHNSFELD tot eer verstrekt, viel men op<br />

s viiands versterkte punten aan , die deels genomen , deels<br />

door de inlanders verlaten werden. Eene afkondiging van<br />

vergiffenis voor ieder, die onverwijld naar zijne woning terug<br />

keerde, had ook de onderwerping van den Sultan ten gevolde<br />

; hij werd echter voor de regering ongeschikt geacht,<br />

en"Radja AKIL, een inlander van Siak, doch als Majoor<br />

in Nederlandsche dienst, werd (zoo als reeds vroeger was<br />

bepaald geworden) tot Sultan van Matan uitgeroepen, hetwelk<br />

toen den naam van Brussel kreeg eu onder het oppergezag<br />

van Nederland gesteld werd.<br />

ü Op Java was tusschen den Commissaris- G energi DUEUS en<br />

den Gouverneur-Generaal eenig geschil ontstaan, over de<br />

wijze van oorlog voeren ; dit werkte met in ons voordeel,<br />

daar in het voorjaar en in den zomer de krijgsvernglingcn<br />

daardoor zeer verlamd werden ( het gelukte zelfs den inlander<br />

SEOTOT, een der stoutmoedigste hoofden van DIEPO-NE-<br />

GORO , welke zich voor de Nederlanders reeds yerscheidene<br />

malen geducht had weten te maken, op den 1 Oct. lbZb<br />

o„ den Majoor BUSCHKENS de zege te behalen ; dit nadeel aan<br />

onze zijde werd evenwel acht dagen later ruimschoots vergoed,<br />

door eene volkomene nederlaag van SEHTOI die eenen<br />

nieuwen aanval willende wagen, door de vereemgde troepen<br />

van den Majoor EUSCHKENS en den Kapitein KAUIA geheel<br />

verslagen werd. Belangrijker nog was tegen het einde des j aars<br />

de gevangenneming van KIAY-MODJO, opperpriester, en een<br />

van de voornaamste hoofden des opstands, door den Overste<br />

BE BROM DE VEXELA , waarop een wapenstilstand volgde, die<br />

tot in het begin van 1829 duurde. Thans sloeg de reeds<br />

wallende krijgskans geheel te onzen voordeele over. UiEro-<br />

- SEG0RO raakte aan alle zijden ingesloten, waartoe de beleidvolle


'<br />

92<br />

maatregelen van de Oversten CIEKREITS , LEDEI en cocmus (*)<br />

niet weinig toebragten. Reeds menigmaal was men op het<br />

punt geweest hem te overvallen ; doch telkens wist de sluwe<br />

Javaan, door zijne trouwe benden geholpen, het gevaar<br />

te ontkomen : reeds had hij zijnen oom en twee zijner zonen<br />

verloren ; zijne moeder en dochter waren onzen troepen<br />

in handen gevallen ; hij hield echter stand, zelfs nadat ook<br />

SENTOT, op wien al zijne hoop gevestigd was, benevens zijn<br />

mederegent, zich aan de Nederlanders onderworpen hadden.<br />

Doch toen ook de Rijksbestuurder zich in Jan. 1830 overgaf,<br />

liet hij zich door dezen overhalen, insgelijks met de<br />

Nederlanders in onderhandeling te treden. Bij het mondgesprek,<br />

hetwelk hij hiertoe met den Generaal DE KOCK te<br />

Magelang voerde, bleef hij bij zijne vorige eischen, en wilde<br />

volstrektelijk als Geestelijk Opperhoofd op Java erkend worden.<br />

Hierin althans konde men niet bewilligen; en dit onderhoud<br />

zoude gewis tot niets geleid hebben, indien men niet<br />

vooraf op middelen bedacht geweest ware, zich op de eene<br />

of andere wijze van zijnen persoon meester te maken. Ge- '<br />

lukkig gaf hij zelf aanleiding daartoe. Zijne legermagt in<br />

weerwil der geslotene overeenkomst verdubbeld hebbende,<br />

gaf men hem te kennen , dat hij als schender van het verdrag,<br />

het vertrouwen der Nederlanders onwaardig was. Hij<br />

werd gevangen genomen en zijne raagt ontwapend ; hij zelf<br />

werd eerst naar Batavia en vervolgens als staatsgevangene<br />

naar de Molukkcn gevoerd.<br />

Aldus eindigde in Maart 1830 een der hardnekkigste oorlogen<br />

, welke sedert de vestiging der Nederlanders op Java<br />

aldaar door hen gevoerd zijn, die ons in vijfjaren lijds 25<br />

millioenen gulden kostte, en ons op het verlies van 15000<br />

man te staan kwam. waarvan de helft door het moederland<br />

was afgezonden.<br />

Mogen de pogingen, welke sedert door den opvolger van<br />

den heldhafligen DE KOCK, den Gouverneur-Generaal VAN<br />

(*) De Gen.-Maj. VAK GEE» , tot Luit.-Gen. bevorderd , wa»<br />

in het vorige jaar naar het vaderland terug geroepen.


93<br />

DES BOSCH , (sedert 1830) tot voorkoming van dergelijke opstanden<br />

genomen zijn, de gcwenschte vruchten dragen, en<br />

de bloei van Java en Neêrlands overige 0.- en W.-I. Bezittingen<br />

door inwendigen vrede, door een wijs en gematigd<br />

bestuur van derzelver Landvoogden, door gepaste maatregelen<br />

in de aankweeking van derzelver voortbrengselen, eenmaal<br />

in staat te zijn het moederland geheel schadeloos te stellen<br />

voor de opofferingen, welke het zich tot hiertoe heeft moeten<br />

getroosten ; en door de wijsheid van derzelver tegenwoordige<br />

bestuurders (r. MEKKUS en B. J. ELIAS) derzelver ouden<br />

luis.ter haiidhaven.


AARDRIJKSKUNDIGE BESCHRIJVING<br />

VAN<br />

NEÊRLANDS <strong>OOS</strong>T- EN 1FEST-INDISCUE<br />

BEZITTINGEN.<br />

_ De Bezittingen der Nederlanders buiten Europa bepalen<br />

zich tot de navolgende :<br />

I. In Azië. Tot de eilanden Java, Sumatra, Borneo<br />

en Celebes, terwijl derzelver gezag insgelijks op de meeste<br />

der omliggende kleinere eilanden erkend wordt ; — de kleine<br />

Sundasche eilanden en de MohMen. — Nieuw-Guinea, in<br />

1828 door Nederland bezet, is thans weder door hen verlaten.<br />

In Japan, en wel op het kleine eiland Décima, heeft<br />

het Nederlandsche Gouvernement eene factorij.<br />

II. In Afrika. Eenige forten en kantoren in Opper-<br />

Guinea.<br />

III. In Am erika. De Kolonie Suriname in Guinea, de<br />

Curacaosche eilanden, St.-Eustatius, Saba en een deel van<br />

St.-Marten, tot de Antilles behoorende.<br />

I.<br />

BEZITTINGEN DER NEDERLANDERS IN AZIË.<br />

Deze strekken zich uit van ruim 7° N. B. tot nag. 11° Z.<br />

B. en van 96" tot 135° 0. L. van Greenwich, en beslaan<br />

het grootste gedeelte der eilanden ten noorden van Nieuw-<br />

Holland en ten zuid-oosten van Azië gelegen. Met uitzondering<br />

van de Molukken, dragen zij den naam van Sundasche<br />

eilanden, tcrwijf de geheele 'eilanden-groep meer algemeen<br />

onder den naam van Oost-Indische Archipel bekend is.


9,1<br />

«ei Bestuur der Nederlandsche Aziatische Bezittingen i3<br />

door den Koning opgedragen aan eenen Gouverneur-Gene.<br />

ÏÏ, wdke alleen aan Z. M. verantwoording verschuldigd<br />

"en den Koning vertegenwoordigt De land- en zeemagt<br />

in sehcel Neêrlands Indi<strong>è</strong> staat onder zijne bevelen, deszelfs<br />

g Raad is uit cenen Vice-Voorzitter vier leden en«gjt<br />

Secretaris zamengesteld , terwijl het bestuur der_ finjnt.cn,<br />

der domeinen , de directie der produkten , de justitie enz.<br />

aan bijzondere collégien is opgedragen.<br />

Buiten Java is het bestuur in handen van Gouverneurs<br />

of van Gezagvoerders, die aan den Gouverneur-Generaal<br />

ondergeschikt zijn. De Gouvernementen zijn verdeeld m<br />

Residentiën, waarin een Europeaan het hoogste gezag xntoefent,<br />

terwijl deze, naar mate van de f S o s t f l ff/*<br />

de belangrijkheid van het gewest, één' of meer Assistai -Residenten<br />

en inlandsche Regenten onder zich heeft. De mlandsche<br />

bevolking staat, op de meeste eilanden, zoo veel mogeik<br />

onder het onmiddellijk bestuur van hare eigene hoofden<br />

3 A n , Orang-kayJs geheetendoch in de zigingen<br />

harer Landraden is de Resident of de Assistent-Resident<br />

en in de Regtbanken van Ommegang een lid van den Kaact<br />

van Justitie steeds Voorzitter; het Hoog Geregtshof, hetwelk<br />

te Batavia zetelt, z<strong>org</strong>t voor eene goede regtsbedeeling<br />

en heeft de magt de vonnissen der Justitie-Raden en mindere<br />

regtbanken te wijzigen of te vernietigen. Geen doodvonnis<br />

fan, uitgezond rd in hoogst bijzondere'—^heden<br />

, zonder bekrachtiging van den Gouv.-Gener. «orden<br />

voltrokken.<br />

GROOTE SUNDASCBE EILANDEN.<br />

a. HET EILAND JAVA.<br />

Java, een der grootste en vruchtbaarste eilanden van den<br />

O.-I. Archipel, ligt tusschen 5° 52' en 8° 46' Z. B. en<br />

strekt zich van 105° 11' tot 115' 33' 0. L. meeneoo.e-<br />

Jijkc rating uit. Het heeft de gedaante van een oaregelmaUg


96<br />

langwerpig vierkant, welks grootste lengte 150, en welks<br />

gemiddelde breedte 16 geogr. mijlen bedraagt; deszelfs vlakke<br />

inhoud wordt op ongeveer 2400 D mijlen geschat. Het is<br />

ten noord-westen door Straat Sunda van Sumatra, en ten<br />

oosten door Straat Bali van het eiland van dien naam afgescheiden<br />

, terwijl de Javasche zee het ten noorden en de<br />

Indische Oceaan ten zuiden bespoelt.<br />

Van het westen naar het oosten is Java door eene bergkelen<br />

doorsneden , welker'onderscheidene takken zich naar<br />

alle rigtingen uitstrekken. Vele toppen dier bergen , waarvan<br />

sommige meer dan ,3,000 Ned. ellen hoogte hebben, zijn<br />

kraters van vulkanen, die eertijds vele verwoestingen hebben<br />

aangerigt en welker vuur ook thans op verre na niet is uitgedoofd.<br />

Evenzeer treft men in het midden van Java eenige<br />

afzonderlijk staande bergen aan, die de kenmerken dragen,<br />

dat zij eenmaal vuur en vlammen hebben uitgebraakt. De<br />

gesteldheid van Java's grond, zoowel als die der omliggende<br />

eilanden, maakt het niet onwaarschijnlijk, dat deze geheele<br />

eilanden-groep van vulkanischen oorsprong is, en niet door<br />

eene geweldige oversfrooming van het vaste land is afgescheiden<br />

geworden.<br />

De zuidkust is do<strong>org</strong>aande steil en hoog en door rotsen<br />

en klippen tegen de woede der zee beveiligd ; de westkust is<br />

laag en boschrijk ; terwijl de noordkust laag en tevens moerassig<br />

is , doch goede baaijen en ankerplaatsen aanbiedt ; van<br />

daar dan ook, dat de vestigingen der Nederlanders zich<br />

steeds tot dit, ofschoon ongezondste , gedeelte van Java bepaald<br />

hebben.<br />

Java is, vooral aan de noordkust, buitengemeen rijk in<br />

rivieren, die uit de bergen in de binnenlanden ontspringen<br />

en welker loop bij gevolg slechts kort is ; de meeste derzelver<br />

zijn daarenboven , uit hoofde der ondiepten en klippen , ook<br />

aan de monding, voor de scheepvaart ontoegankelijk ; doch<br />

de vruchtbaarheid des bodems en het vervoer der produkten<br />

door middel van praauwen, wordt door dezelve aanmerkelijk<br />

bevorderd. De voornaamste der rivieren zijn in het<br />

noordelijk gedeelte: de Bengawan of Solo-rivier, de Kediri,<br />

de Tanger an, de Tjiliwong, de Anjol, de Losari, dje


i) 7<br />

van Samarang, Demak en Rembang, de Balumboang en<br />

verscheidene andere ; in het zuiden komen de Progo en de<br />

Bogowonto alleen in aanmerking.<br />

In de nabijheid van verscheidene vuurbergen vindt men<br />

zoowel koude als warme rnineraalbronnen, aan welke men<br />

eene heilzame geneeskracht toeschrijft ; de uitwasemingen van<br />

andere daarentegen, ook zelfs van sommige meren, worden<br />

voor den mensch schadelijk geacht. Het getal der meren is<br />

pering ; die, welke men in de Residentiën Bantam, Baglen<br />

en Bezoeki aantreft, alsmede de Binnenzee in de Residentie<br />

Japara, zijn de belangrijkste.<br />

Over het geheel genomen wordt de luchtsgesteldheid van'<br />

Java voor gezond gehouden, ofschoon de noorder stranden<br />

door de uitwasemingen der aangeslibde gronden hiervan<br />

behooren uitgezonderd te worden. Ofschoon de hitte<br />

soms onverdragelijk is en tot over de 90° FAHR, stijgt, wordt<br />

dezelve aanmerkelijk getemperd door de zee- en de van de<br />

gebergten afdalende landwinden, de veelvuldige onweders en<br />

de talrijke rivieren , die de vlakten besproeijen. Landwaarts<br />

in , waar men zich alras eenige honderden voeten boven de<br />

oppervlakte van de zee bevindt, vermindert de warmte wel<br />

eens tot 60°, en des nachts is het aldaar zelfs koel. Alhoewel<br />

men op de toppen der hoogste bergen verscheidene malen<br />

sneeuw en ook ijs gevonden heeft, daalt echter de sneeuwlinie<br />

niet tot derzelver kruin af.<br />

De Moussons (*) kondigen zich gewoonlijk door stormen<br />

en onwe<strong>è</strong>rsvlagen aan. De kwade mousson, welke gemeenlijk<br />

in Dec. invalt, heerscht tot tegen of in het begin van Maart,<br />

als wanneer de weste- of noord-westewinden allengskens door<br />

den oostewind vervangen worden, die meestal droogte en eenen<br />

(*) Moussons noemt men die regelmatige winden , welke in<br />

de heete luchtstreek, in het eene jaargetijde uit de eene hemelstreek,<br />

in het andere uit de tegenovergestelde waaijen.<br />

De tijd van overgang der moussons uit de eene luchtstreek in<br />

de andere, draagt den naam van kentering. De moussons ontstaan<br />

voornamelijk uit de omwenteling der aarde om hare as;<br />

ook staan zij in verband met den »tand der ion en da<br />

rigting der groote bergketens.


98<br />

helderen hemel aanbrengt. Dagelijks wisselen zee- en landwiuden<br />

elkander bestendig af; de eerste duurt op de noordkust<br />

van des m<strong>org</strong>ens tien tot des namiddags vier of vijf<br />

ure, en wordt alsdan door den laatsten vervangen, die<br />

zuiver en verfrisschend is.<br />

De grond is vooral in het noorden en het midden des eilands,<br />

waar dezelve met eene dikke korst teel-aarde overdekt is, zeer<br />

vruchtbaar en behoeft op de meeste plaatsen niet bemest te<br />

worden. De groeikracht op Java is verbazend, en planten<br />

en gewassen, zelfs uilheemsche, tieren er in overvloed.<br />

Deze ongemeene vruchtbaarheid maakt dit eiland tot de<br />

belangrijkste onzer buitenlandsche bezittingen, vooral nadat<br />

door den ijver van den Gouv.-Gen. VAN DEN EOSCH (later<br />

Commissaris-Generaal) en de invoering van het door hem<br />

ontworpen cultuur-stelsel, het vaderland na veelvuldige<br />

opofferingen ten behoeve der koloniën, de vruchten van<br />

zijne ailezins doelmatige beschikkingen begint in te oogsten.<br />

Tc regt begreep hij, dat de Javaan, vadsig en lui van aard,<br />

aansporing tot don arbeid behoefde, dat hij niet aan zich<br />

zelven moest worden overgelaten ; maar dat zijn arbeid en<br />

zijn grond, wel verre van alleen tot voortbrenging van<br />

eenige handelsprodukten te dienen, strekken konde om de<br />

stoffelijke belangen van het moederland te bevorderen. Onder<br />

opzigt en leiding van zijne inlandsche hoofden en Europeaansche<br />

ambtenaren, die daartoe van het Gouvernement<br />

ruim bezoldigd worden, werd den Javaan meer bepaald<br />

zijnen werkkring aangewezen ; hem voor zijnen oogst eene<br />

goede en stipte betaling toegezegd en alles aangewend om<br />

voor te komen, dat overdrijving of willekeur de ontworpene<br />

plannen in den weg stonde. Deze wijze maatregelen,<br />

door de opvolgers van VAN DEN BOSCH, de Gouvs.-Geu.<br />

DE KOCK en DE EERENS voortgezet, hebben tot dus verre tot<br />

de meest gewenschte uitkomsten geleid, en zich, na de onderwerping<br />

van den Sullan van Djokjokarla en van den<br />

Keizer van Soerakarta, ook tot derzelver gebied uitgebreid,<br />

zoodat thans, bij voortdurende toeneming en verscheidenheid<br />

van cultures, eene tot hiertoe ongekende welvaart<br />

op Java lieerscht, en de inboorling, door zijne eigene hoof-


ÖD<br />

den bestierd t met tevredenheid het oppergezag van Nederland<br />

huldigt.<br />

Een der voornaamste voortbrengselen van Java's grond is<br />

de rijst, welker aanbouw sedert het begin dezer eeuw aanmerkelijk<br />

was verminderd, en zich eenen geruimen tijd<br />

slechts bepaalde tot de behoeften der O.-I. eilanden en de<br />

uitrusting der Europesche schepen. Na de invoering van<br />

het cultuur-stelsel, waarvan wij pas gewaagden, en door het<br />

graven van kanalen en water-afleidingen in onderscheidene<br />

residentiën, om daardoor de dorre landen te besproeijen, of<br />

moerassen uit te droogen, is de aanbouw van rijst weder<br />

verbazend toegenomen, zoodat de uitvoer in 1839 nag. 69<br />

mill. N. gg beliep, welker waarde op 4690000 guld. geschat<br />

werd; het overschot was voldoende om de geheele bevolking<br />

des eilands hiervan te voorzien; — te meer moet dit verbazin«-<br />

verwekken, daar de rijst, even als bij ons het brood,<br />

aldaar tot de noodwendigste levensbehoeften behoort.<br />

Een ander niet minder belangrijk produkt is de koflij t<br />

welker aankweeking vroeger, vooral onder het bestuur van<br />

DAENDEL.S, den rijstbouw verdrong. In 1828 telde men op<br />

Java reeds nagenoeg 50 mill, koffijboomen, en in dat jaar<br />

steeg de uilvoer tot 416000 pikols van 62 Ned. 0?, welker<br />

Waarde op meer dan 8 mill. guld. begroot werd ; dezelve<br />

werd door die van 1840 en 1842 nog oneindig overtroffen;<br />

de uitvoer werd in het laatste jaar op 1013800 pikols en<br />

eene waarde van 24 mill. guld. geschat. In dit zelfde jaar<br />

werd het getal der vruchtdragende koffijboomen, Op 190<br />

mill, gebragt, welke door elkander gerekend meer dan 60<br />

mill- N. fg jaarlijks voortbrengen.<br />

Ook het suikerriet schiet Op Java welig op; de suikercultuur<br />

is geheel in handen der Chinezen, die dezelve in<br />

pacht hebben, ofschoon sedert ecnigen lijd ook Europeanen<br />

zich op dezen tak van nijverheid beginnen toe te leggen.<br />

De aanbouw is sedert eenige jaren dan ook aanzienlijk vermeerderd<br />

, en levert een doorslaand bewijs op van de schitterende<br />

uitkomsten der nieuwe cultuur-inrigtingen. De uitvoer,<br />

die op Java in 1829 slechts 73780 pikols bedroeg,<br />

sleeg in 1841 nagenoeg tot het veertienvoud van dat bedrag,


100<br />

terwijl Java en Madoera in 1837 reeds ecncii oogst van<br />

502700 pikols opleverden ; het geheele bedrag van den uitvoer<br />

van suiker wordt jaarlijks van ( J tot 12 mill. guld. gerekend.<br />

Sedert 1808 is ook de indigo-tecll op Java, die door de<br />

aankweekingen der Engehchen in Bengale en der Spanjaarden<br />

in Guatimala verdrongen was, weder hersteld, zoodat<br />

het getal der indigo-fabrijken, hetwelk al zeer spoedig<br />

tot 20 geklommen was, in het laatste tiental jaren verbazend<br />

is toegenomen. De uitvoer, die in 1829 slechts 20000<br />

N. ffi was, bedroeg in 1840 meer dan 1060000 N. %, ter<br />

waarde van 6371700 guld. De oogst op Java en Madoera,<br />

die in 1837 tot 483000 IV. gg klom, werd door dien van<br />

1838 en volgende jaren nog overtroffen.<br />

De peper, welker cultuur slechts luttel moeite kost, is<br />

sedert 1828 insgelijks aanzienlijk vermeerderd, doch derzelver<br />

hoedanigheid moet voor de Malabaarsche onderdoen ; —<br />

de tabak wordt voor een groot gedeelte door de inlanders<br />

verbruikt ; doch ook de Europeërs drijven handel in dit produkt;<br />

de cigaren, welke van denzelven vervaardigd worden<br />

, zijn meestal van inlandsch maaksel.<br />

De eerste proeven in 1826 genomen, om de thee-teelt<br />

op Java over te brengen, droegen geene gewenschle gevolgen.<br />

Beter slaagde men drie jaren later door den onverinoeiden<br />

ijver van den Heer JACOBSON, die zich bij herhaling<br />

naar China begaf om de noodige kennis te verzamelen, ten einde<br />

deze cultuur met gunstiger uitslag bekroond te zien. Hij slaagde<br />

naar wensch. Tot hoofd of inspecteur der thee-teelt op Java<br />

aangesteld zijnde, genoot hij de bescherming en aanmoediging<br />

der Gouvs.-Gen. VAN DEH EOSCH, BAUD en DE EEREHS, zoodat<br />

de aankweeking der thee-struik op Java, welker produkl<br />

niet voor die uit China behoeft te wijken, voor Nederland<br />

eenmaal de heilrijkste vruchten kan dragen. In de nabijheid<br />

van Batavia beslaat eene inrigting om de gewonnen thee<br />

verder te behandelen en te sorteren; de uilvoer, welke in<br />

1836 nog slechts 4000 N. ffi bedroeg, was in 1841 en<br />

1842 lot 8S000 N. fig geklommen. .<br />

Het katoen, waarin bijna alle Javanen gekleed gaan, zoude<br />

een belangrijk artikel kunnen worden, indien men bij voort-


101<br />

durende aanmoediging der katoen-teelt, hetzelve, even als 8e<br />

Engelschen, in het moederland liet verwerken en daarna weder<br />

in onze O.-I. Bezittingen invoerde. Ook worden thans<br />

op Java de konzenilje en het kaneel aangekweekte<br />

De mindere voortbrengselen van Java's bodem, waarover<br />

wij niet breedvoerig kunnen handelen, zijn: maïs, kurkuma,<br />

gember, tamarinde, kardemom en cene groote verscheidenheid<br />

van verf- en geneeskundige planten ; ook vindt<br />

men er eene soort van moerbezié'nboora, waarvan papier<br />

vervaardigd wordt. Onder de tuin- en boomvruchten vindt<br />

men den aardappel, die echter in smaak voor de Nederlandsche<br />

soorten onderdoet; de voedzame kokosnoot, de ananas,<br />

van welker bladeren eene soort van garen kan vervaardigd<br />

worden; den meloen, de vijg, pisang of bananen, welker bladeren<br />

den inboorling tot regen- en zonnescherm en tot tafelbord<br />

dienen, benevens verscheidene keukengroenten, waarvan sommige<br />

hier eene merkbare verfijning en veredeling ondergaan.<br />

De onbebouwde gronden zijn bijna geheel met wouden<br />

overdekt, waarvan vele met prachtige, andere met voor den<br />

ï'nensch nuttige boomen prijken ; onder deze laatste bekleeden<br />

die, welke het jati- of Indiaansch eikenhout opleveren »<br />

eene voorname plaats. Tot de veelvuldige palmsoorten behoort<br />

de areng, ook gomoeti en sagueerpahn geheeten, die tegelijk<br />

een voedend merg, eene goede suiker en eenen verfrisschenden<br />

drank oplevert, terwijl men van deszelfs vezelachtigen bast touw<br />

slaat en zakken vervaardigt. Een der zwaarste heest<strong>è</strong>rgewassen<br />

is het bamboes, hetwelk do<strong>org</strong>aans eene hoogte van 12 tot 16<br />

ellen bereikt, en den inboorling de grootste diensten bewijst,<br />

daar het tot het bouwen van woningen dient en verscheidene<br />

gereedschappen en meubelen uit hetzelve vervaardigd worden.<br />

Het dierenrijk is mede zeer verscheiden. Onder de tamme<br />

dieren staat de karbouw of buffel op den vo<strong>org</strong>rond, die den<br />

Javanen van een uitstekend nut rs, en als lastdier en voor<br />

den ploeg het paard vervangt, dat er veel kleiner dan in<br />

Europa is. In de laatste jaren heeft men van gouverneraenlswege<br />

beproefd om den kameel op Java over te brengen ;<br />

doeït deze proefneming kan men als geheel mislukt beschouwen.<br />

In hoe verre men dagen zal oin den cwt aan het


102<br />

warme luchtgeslel te gewennen, hetgeen uien thans insgelijks<br />

wil beproeven, is nog niet te verklaren. Bundvee wordt er<br />

weinig gevonden ; huisdieren en tam gevogelte daarentegen<br />

in menigte. De tallooze vogels en insekten, die Java oplevert,<br />

verschaffen den natuuronderzoeker een onbegrensd<br />

veld ter nasporing ; onder de vogelen vindt men eene soort<br />

van zwaluw, door de Javanen lawit geheeten, welker nestjes<br />

een kostbaar handelsartikel zijn, en die vooral door de Chinezen<br />

voor eene lekkernij gehouden worden. Men wil, dat<br />

Java jaarlijks 200 pikols vogelnestjes naar China verzendt,<br />

en dat elke pikol aldaar, naar gelang der soort, van /2500<br />

tot/3500 opbrengt.<br />

Van wilde dieren treft men op Java insgelijks eene groote<br />

verscheidenheid aan; de voornaamste zijn: de tijger, van<br />

welken vele Javanen het slagtoffer worden, de luipaard, de<br />

hyena en de woudstier ; in de binnenlanden ook rhinocerosgen<br />

; — voorts krokodillen, haaijen, zee-sohildpadden ; — apen<br />

en slangen van onderscheidene soort en ras, herten, enz.<br />

Java is rijk aan ijzererts, doch de ontginningen brengen<br />

geen voordeel aan ; voorts kwarts, veldspaalh, aardhars,<br />

(naftha), basalt en vulkanische voortbrengselen ; het Bantamsche<br />

verschaft steenkolen, terwijl de kust-residentiën zout<br />

opleveren. Goud heeft men er weinig aangetroffen; de goudontginningen<br />

onder ZWAARDEKROOM zijn met geenen gunstigen<br />

uitslag beproefd geworden, en konden de kosten niet<br />

vergoeden. t<br />

De oorspronkelijke bewoners onderscheidt men aan hun<br />

breed voorhoofd en hunnen platten neus, ligt bruine huid en<br />

gitzwart haar. De Javaan is zeer aan zijnen geboortegrond<br />

gehecht, is vriendelijk en vrolijk van aard, goedaardig, wanneer<br />

zijne hartstogten niet in beweging gebragt worden en<br />

zelfs meewarig ; doch aan den anderen kant bijgeloovig,<br />

jaloersch en wraakgierig, en hoe schroomvallig ook, heeft<br />

men hem meermalen met onverschrokkenheid den dood zien<br />

trotseren. De bewoners der kustlanden zijn ruw en vermetel,<br />

en bedrog is een der hoofdtrekken van hun karakter;<br />

zij zijn daarin niet merkelijk onderscheiden van de<br />

Maleijers, een' tweeden volksstam op Java, volgens sommigen


103<br />

van Malakka oorspronkelijk, welke levendiger en woester<br />

van aard zijn dan de eigentlijke Javanen; zij leggen zich<br />

meer op handel en scheepvaart dan op den landbouw toe;<br />

als zeeroovers hebben zij zich meermalen geducht gemaakt.<br />

Een der grootsle misbruiken, waaraan de meeste Javanen<br />

verslaafd zijn, is het zoogenaamde amfi oen schuiven of het<br />

rooken van' opium, (door de inlanders amfioen genaamd),<br />

waardoor zij bedwelmd worden , alle z<strong>org</strong> en angst van zich<br />

verbannen, en alsdan tot alle ondeugden in staat worden. Onderscheidene<br />

malen heeft men op Java de aankweeking van<br />

de papaver, welker verdikt sap opium heet, gewis lot groot<br />

voordeel der bevolking, vergeefs beproefd. Hierdoor vermindert<br />

intusschen het gebruik niet, daar men berekent,<br />

dat alleen in de Besidentie Buitenz<strong>org</strong> jaarlijks 16 à 18<br />

kisten, ieder van 70 N. ffi, met geringe hoeveelheden aan<br />

de Javanen worden uitverkocht. De opium-handel is geheel<br />

in handen der Chinezen, die denzelven van hel Gouvernement<br />

in pacht hebben, aan hetwelk deze handel jaarlijks meer dan<br />

9 mill. guld. opbrengt.<br />

Minder schadelijk is het gebruik van de pinang- of arecanoot<br />

welke in een door kalk getemperd betelblad gewikkeld,<br />

door de Javanen gekaauwd wordt, en hetwelk hun evenzeer<br />

tot eene gewoonte geworden is als velen van ons het rooken<br />

en snuiven. In iedere woning wordt de beteldoos gevonden ;<br />

ieder' binnentredende wordt daarvan aangeboden, en het zoude<br />

een bewijs van minachting wezen dit na te laten, evenzeer<br />

als het weigeren van den betel voor eene beleediging zoude<br />

gehouden worden. * At'<br />

Eene derde klasse van bevolking zijn de Chinezen, die<br />

zich hoofdzakelijk aan de noordkust des cilands^ vooral in<br />

de hoofdplaatsen Batavia, Samarang en Soerabaia vestigen<br />

en wier getal, ongeacht het, verbod der Indische regering<br />

op den aanbreng van Chinesche nieuwelingen van Nov. 1837,<br />

nog bestendig aangroeit; derzelver getal wordt op 200000<br />

geschat. Zij maken de ziel van den binnenlandschen handel<br />

uit, zijn in allerlei handwerken ervaren, en onderscheiden<br />

zich door schranderheid en nijverheid.<br />

Overigens vindt men op Java: Arabieren, die zich even-


104<br />

eens meestal in de steden ophouden, benevens Boeginezen,<br />

( Uakassaren), Ambonezen en Bengalezen, welke zich vantijd<br />

tot tijd op het eiland hebben nedergezet, en eindelijk 30000<br />

slaven, welker getal sedert de verbodswet op derzelver invoer<br />

langzamerhand afneemt.<br />

Het getal Europeanen en derzelver afstammelingen, voornamelijk<br />

Wederlanders, is op Java betrekkelijk zeer gering;<br />

sommigen schatten hetzelve, buiten het leger, op slechts<br />

4000 (*), anderen op 6000—10000 zielen. De geheele bevolking<br />

des eilands wordt op meer dan 7 mill, gerekend.<br />

De eigentlijke Javasche bevolking belijdt den islam, ofschoon<br />

met heidensche plegtigheden vermengd. In de binnenlanden<br />

vindt men hier en daar nog overblijfselen van de<br />

vereeniging van Brama en Boehda.<br />

De Javaansche taal, welke vooral in het noorden des<br />

eilands door vermenging met het Maleisch zeer verbasterd<br />

is, wordt in twee hoofdtakken verdeeld: de volkstaal of kromo<br />

en de hoftaal of ngoko ; de laatste wordt door de minderet!<br />

jegens hunne meerderen gebruikt ; de geleerde taal is die deipriesters<br />

en hoofden. De ff'ester-J'avanen, te weten die,<br />

welke ten westen der rivier Losari of der Besid. Tagal<br />

wonen, spreken het Soendaasch of Sundaasch.<br />

De Vorstenlanden van Java (Soerakarta en Djokjakarta)<br />

staan onder Sultans, wier troon erfelijk is, doch hunnj<br />

magt is door de jongste bepalingen aanmerkelijk verminderd.<br />

Zij ontvangen van het JYederlandsche Gouvernement hunne<br />

aanstelling en derzelver Bijksbestuurders of Viziers zijn<br />

(*) Dezo opgave van den Heer HOORDA VAH FIJSIKCA komt<br />

ons te gering voor , daar andere eveneens wel onderrigto<br />

schrijver« dit getal aanmerkelijk hooger stellen. Met te meer<br />

;;rond meencn wij dit voor eene misstelling te mogen houden,<br />

daar volgens zijne eigene opgave alleen de Residentié'n Bantam<br />

114, Batavia 3000, Buitenz<strong>org</strong> 100 Europeanen tellen,<br />

terwijl er volgens zijne opgave in de Preanger Regentschappen<br />

daarenboven 14 gevonden worden, en te Cheribon eene school<br />

voor Europeanen bestaat. Van de door hem vermelde Resid.<br />

Krawang is evenmin als te Cheribon de Europesche bevolking<br />

opgegeven. — Volgens andere schrijver« bedraagt het getal<br />

Europeanen in de Kesid. Samuiang 1650 en in Soerabaia 1945.


105<br />

»crpligt over alle belangrijke zaken hel ijilandsche bestuur<br />

betreffende, met den Besid'ent te raadplegen.<br />

Java wordt gewoonlijk in Westelijk^ Midden- en Oostelijk<br />

Java verdeeld.<br />

Tot IF est e lij k Java behooren de Besidentiën Bantam,<br />

Batavia, Buitenz<strong>org</strong>, Erawang, de Preanger Regentschappen<br />

en Cheribon,<br />

Tot Midden-Java de Besidentiën Togal, Pekalongan,<br />

Samarang, Kadoe, Bnglen, Banjoemaas, Soerakarta, Djokjakarta<br />

, Patjitan, Madion , A cdiri, Jopara en Rembang.<br />

Tot Oostelij k Java de Besidentiën Soerabaia met Madoera,<br />

Passaroewan en Bezoeki met Banjoewangi.<br />

Overigens is Java in drie militaire distrikten of kommandementen<br />

verdeeld, waarvan de sleden Batavia, Samarang<br />

en Soerabaia de hoofdplaatsen zijn. .<br />

1. De Residentie Bantam.<br />

Deze Besidentie, die den westhoek van Java vormt, wordt<br />

aan derzelver noord-westzijde door Straat Sunda van Sumatra<br />

gescheiden , en bevat het voornaamste gedeelte van het<br />

voormalige koningrijk van dien naam. Zij heeft eene bevolking<br />

van 382000 zielen, waaronder ruim 100 Europeanen<br />

of derzelve afstammelingen gevonden worden.<br />

De luchlsgesteldheid wordt voor ongezond gehouden, zoowel<br />

in het noorden des eilands, uit hoofde van de menigvuldige<br />

moeraslanden, als in het zuiden wegens de spoedige<br />

verandering van het luchtgestel, waardoor de thermometer<br />

binnen één uur soms 16° en meer daalt. De binnenlanden<br />

worden echter voor gezonder gehouden. Door de menigvuldige<br />

stortregens zwellen de rivieren soms verbazend, waardoor<br />

de landen zeer dikwijls aan overstroomingen blootgesteld<br />

zijn. Onder de baaijen komen die van Bantam aan de<br />

noord-westkust en de Meeuwenbaai aan de zuidkust vooral<br />

in aanmerking. Vele der bergen van den Goenong Kendang,<br />

welke deze Besidentie doorsnijdt, schijnen uitgebrande vuurbergen<br />

te zijn, uit hoofde van de menigvuldige wellen en<br />

zwavelbronnen, welke men hier vindt. In het Begentschap<br />

Lebak lieft men uitgestrekte bosschen en kolengroevcn aan.


ICG<br />

In 183!) heeft men de aftapping van het meer Fanoe, in<br />

het westen van het Bantamsche ondernomen, om daardoor<br />

ook de omliggende moerassen voor den rijstbouw geschikt<br />

te maken.<br />

Het voornaamste voortbrengsel was vroeger de peper,<br />

thans de rijst, welker opbrengst men jaarlijks op meer dan<br />

75 mill. N. 0g schat ; doch onder het bestuur van den Gouv.-<br />

Gener. VAN DEN EOSCH is ook aan de koffij-cultuur eene aanzienlijker<br />

uitgebreidheid gegeven, zoodat men er thans reeds<br />

zes mill, bopmen telt. In de stad Bantam alleen vindt men<br />

meer dan tachtig suikerfabrijken. De hoeveelheid klapper- of<br />

kokos-olie, die hier wordt uitgevoerd, is aanzienlijk.<br />

Over het geheel is de landbouw, sedert de onderwerping<br />

des laatsten Sultans, op eene verbazende wijze toegmomen ;<br />

doch de veeteelt maakt niet minder een der voornaamste<br />

bronnen van bestaan der inwoners uit ; daarenboven leven<br />

meer dan 2000 huisgezinnen, van de vischvangst.<br />

Aan het hoofd der bevolking, meerendeels uit Javanen<br />

bestaande, die als wellustig en wraakgierig beschreven worden<br />

, staat een Besident, wien drie Assistent-Besidenten zijn<br />

toegevoegd, die te Anjer, Tjiriengin en Lebak hun verblijf<br />

houden. — Op het Kendangsche gebergte treft men<br />

nog dorpen met Bocdhoïnen aan.<br />

De stad Bantam is eene der oudste en beroemdste steden<br />

van Java ; zij wordt door twee rivieren ingesloten, welke<br />

in de zee uitwateren , doch heeft thans weinig bekoorlijks en<br />

is slechts een puinhoop van vroegere grootheid ; de huizen<br />

zijn niet veel meer dan van riet gevlochtene hutten met<br />

klei besmeerd, die in een bosch van kokosboomen verspreid<br />

zijn. Het kasteel Speelwijk, dat de rivier bestreek, is gesloopt<br />

en ligt even als het paleis des Sultans en hel fort<br />

Diamant, in puin. De moskee is hel voornaamste gebouw ;<br />

het dak loopt torensgewijze op en bestaat uit vijf boven elkander<br />

geplaatste daken, die allengs kleiner worden. Een<br />

smal torentje, naast de moskee gebouwd, dient om de<br />

tijden des gebeds uit te roepen.<br />

Het bevallig gelegene Anjer aan Straat Sunda is de<br />

eerste plaats, waar de schepen uit Europa zich kenbaar


107<br />

meten maken, en van waar het berigt hunner aankomst<br />

moe<br />

aan den Gouv.-Gener. wordt opgezonden. De postweg, die<br />

a<br />

door het noorden des eilands'loopt, neemt hier eenen aanvang<br />

en wordt door palen van 400 roeden afstands aangewezen.<br />

De doortogt van de meeste schepen, die van oost<br />

en west komen, maakt deze plaats tot eene der levendigste<br />

in Jndië. De sterkte, door DAENDELS alhier aangelegd, is<br />

te«en de inlanders bestand.<br />

"Ceram of Serang, U\ ee uren ten zuiden van Bantam ,<br />

in een gezonder oord , is de hoofdplaats der Besidentie en<br />

het verblijf van den Besideut en de voornaamste ambtenaren<br />

, die hier goede woningen hebben. De moskee en de<br />

kazerne (tevens een blokhuis) zijn insgelijks goede gebouwen.<br />

Voorts Tanara met het hoofddepôt van het zout, hetwelk<br />

op de westkust in zoutpannen uitgedampt wordt ; Lebak, in<br />

eene vallei met een fort, en Pandeglang met mineraalbronnen<br />

, eene der gezondste plaatsen dezer Besidentie.<br />

2. De Besidentie Batavia.<br />

Batavia heeft als de zetel van den Gouv.-Gener. en de<br />

Hooge Begering, als de hoofdstad van de Nederlandsche<br />

O.-I. Bezittingen, eene wereldvermaardheid verkregen. De<br />

Besidentie , vvaarvan deze stad de hoofdplaats is, ligt ten<br />

oosten van Bantam, aan de noordkust des eilands; zij beslaat<br />

een groot gedeelte van het voormalige rijk vwJakatra<br />

en bevat 237600 inw. , waaronder nagenoeg oOOO Europeanen,<br />

of derzelver afstammelingen.<br />

De inlandsche bevolking bestaat uit Mohammedanen van<br />

allerlei aard; doch dezelve heeft door den memgvuldigen<br />

omgano- met Europeanen eene zekere beschaving en welgemanierdheid<br />

aangenomen, die in de meeste der overige Besidentiën<br />

noor vreemd is. De helft der Chinezen, die zich<br />

op Java bevinden , heeft zich in deze Besidentie gevestigd.<br />

De produkten bepalen zich tot rijst voor eigen gebruik ,<br />

daar de meeste koffij-, peper- en rijstvelden in heerlijke<br />

akkers herschapen zijn, die aan landeigenaren toebehooren.<br />

Uil hoofde der menigvuldige mocrasgrondea is de kust ongezond.


103<br />

De postweg en andere groole wegen doorsnijden deze Besidentie.<br />

De stad Batavia, sedert 1619 de hoofdstad der Nederlandsche<br />

O.-I. Bezittingen, was weleer de ichoonste stad<br />

in Lndië, doch hare ongezonde ligging is de oorzaak van<br />

haar verval geworden ; thans zijn vele straten vernield<br />

en de meeste kerken en openbare gebouwen in eenen vervallen<br />

staat. De Gouverneur DAENDELS liet de bolwerken der<br />

stad slechten en moedigde de inwoners aan, om zich ten<br />

zuiden der stad in een gezonder oord te verplaatsen ; hierdoor<br />

nam de welvaart der buitenwijken Molenvliet, Rijswijk,<br />

Weltevreden en Meester Cornells, allengs aanmerkelijk<br />

toe, en de stad zelve, welke eertijds meer dan 180000<br />

inw. bevatte, telt thans met inbegrip van het Chinesche<br />

kwartier (Eampong-Tjina) naauwelijks 55000 zielen.<br />

De eigenllijke oude stad is omgeven door eene wijde en<br />

diepe gracht, welke haar water van de Tjiliwong of Groote<br />

rivier ontvangt. De grachten binnen de stad zijn meest<br />

allen gedempt; de straten loopen lijnregt en snijden elkander<br />

regthoekig. Het voornaamste gedeelte der stad is de Groote<br />

rivier, eene gracht, langs welke de voornaamste handelshuizen<br />

gebouwd zijn en op welke de Ned. Handel-maalschappij<br />

insgelijks hare gebouwen heeft. Alhoewel sedert den Gouv.-<br />

Gener. iMHOFF het verblijf der Gouverneurs-Generaal naar<br />

Buitenz<strong>org</strong> is overgebragt, worden de vergaderingen der<br />

Hooge Begering nog ia deze stad gehouden ; ook vindt men<br />

er het Hoog Gereglshof, het Departement van Finantiën<br />

benevens alle andere hooge collégien.<br />

Onder de merkwaardige gebouwen, welke nog aldaar gevonden<br />

worden, behoort het Stadhuis, in 1710 onder het<br />

bestuur van RIEBEEK voltooid ; hetzelve is 40 ellen breed en<br />

36 ellen diep. — De Beurs, in 1818 gebouwd, rust op<br />

drie rijen kolommen en bevat tevens het Assurantie-kantoor.<br />

Vroeger vond men hier drie Christen-kerken : de Hollandsch<br />

gereformeerde, de Maleische en de I.ulhersche kerk.<br />

De eerste, welke een fraai gebouw was, dat de graven van<br />

MAATSITIJKER , KOEN en andere voorname mannen bevatte, is^<br />

op last van DJEKDELS afgebroken; de Maleische kerk, waarin'


109<br />

ook de dienst in het Nederduitsch verrigt wordt, is een<br />

vierkant gebouw op den weg van Jqkatra, voorheen de<br />

Portugeselïe buitenkerk geheeten, doch in 1736 verbouwd ;<br />

het dak rust op zes zuilen en heeft drie gewelven ; men<br />

vindt er de prachtige grafzerk van den Gouv.-Gener.<br />

ZWAA.RDEKROON. - De Lulhersche kerk, in 1834 door eene<br />

aardbeving verwoest, is thans insgelijks afgebroken. — De<br />

B. Kath. kerk op het Plein van Waterloo, ten tijde van<br />

den Commiss.-Gener. DUBUS DE GHISIONIES geslicht, werd<br />

den 6 Nov. 1829 ingewijd en verving de bouwvallige kerk<br />

onder Weltevreden, welke onder DAENDELS tot de uitoefening<br />

der B. Kath. Godsdienst was ingerigt. — Onder de Chincsche<br />

tempels munt die op Eampong-Tjina uit, welke met<br />

vergulde beelden versierd is. r-<br />

Onder de pleinen verdienen vooral genoemd te worden het<br />

Koningsplein, ten zuiden der stad , hetwelk een uur gaans<br />

in omtrek heeft en aan alle zijden door prachtige gebouwen<br />

en fraaije tuinen omgeven is ; — het Plein van Waterloo<br />

(vroeger van Weltevreden) met goede*kazernen, — en het<br />

Stadhuisp/eip binnen de stad gelegen.<br />

Op Weltevreden trekt vooral de aandacht het Gouvemements-gebouw,<br />

door DAENDEIS tot een paleis bestemd, doch<br />

onvoltooid gebleven en door DUJBUS DE GHISICSIES in 1827<br />

voleindigd ; het dient thans voor de vergaderingen der Indische<br />

redering en der departementen van algemeen bestuur.<br />

Op het °voorplein zijn de Landsdrukkerij en het Postkantoor.<br />

In 1818 werd op den weg van Weltevreden door eemge<br />

liefhebbers een Schouwburg geslicht, waarin door hen tooneelvoorslellingen<br />

gegeven worden. — In Aug. 1807 werd<br />

op Weltevreden door Prins HENDRIK der Nederlanden de<br />

eerste steen gelegd aan een fort of citadel, naar Prins FRE-<br />

DERIK genoemd. — Ook is hier de eerste Gouvernements lagere<br />

school gevestigd. ,<br />

Te Meester Cornells, waar zich eene meni;;le Chinezen<br />

gevestigd hebben, ligt het fortje de Sterreschans ; ook is er<br />

eene goede kazerne voor de bezetting ; de markt ten oosten<br />

»eieren, wordt druk bezocht.<br />

U Op Rijswijk munten uit: liet Hotel van den Gouv.-


no<br />

Gener. met galerijen omgeven ; -— de Willcms-kerk of Evangelische<br />

kerk, welker bouw in 1835 aanving en waarin<br />

Hervormden en Lutherschen hunne dienst verrigten ; dezelve<br />

prijkt met een koperen koepeldak en is onlangs (1843) met<br />

een fraai <strong>org</strong>el versierd ; da sociëteit : de Harmonie, door<br />

toedoen van DAENDELS ffpgerigt en het gebouw van het Bataviaasch<br />

Genootschap van kunsten en wetenschappen, hetwelk<br />

sedert 1778 dagteekent en den Vice-Admir. RADERMA-<br />

CHER onder deszelfs oprigters telde. Ook vindt men hier<br />

hel Europesche kerkhof met een fraai hek omgeven.<br />

De Engelsche gemeente heelt eene kerk op Paropatan,<br />

waarin door eenen zendeling de dienst verrigt wordt.<br />

In 1834 werd Batavia met deszelfs omstreken door eene<br />

aardbeving zwaar geteisterd ; doch de laatsten worden thans<br />

van jaar tot jaar aanmerkelijk verfraaid.<br />

Batavia is de geboorteplaats v.:n den wiskundige w. HOM-<br />

BERG (overl. 1712) en van den Gouv.-Gcner. D. VAN ctooa<br />

(overl. 1735).<br />

Het wapen der stad is een uitgetogen zwaard, welks punt<br />

door eenen lauwerkrans steekt. «<br />

In 1828 kwamen te Batavia aan 143 scheepsbodems<br />

(hieronder zijn echter de talrijke vaartuigen uit den O.-I.<br />

Archipel niet begrepen), waarvan 68 uit Nederland; in<br />

1842 bedroeg het getal der uit Nederland aangekomene<br />

schepen alleen 191 bodems.<br />

De reede van Batavia wordt voor eene der beste ligplaatsen<br />

der wereld gehouden, en is door 17 eilandjes gedekt ;<br />

zij kan ruim 1200 schepen bevallen; een hecht dubbel zeelioofd<br />

uit jatihouten palen bestaande, is op last van den<br />

Gouv.-Gener. VAN DER CAPÉÏXEH aangelegd en strekt zich tot<br />

op eenen aanzienlijken afstand in zee uit ; de ingang der<br />

haven, vroeger door verzandingen bijna onbevaarbaar, wordt<br />

sedert het bestuur van gemelden Gouverneur, die dezelve<br />

het eerst liet uitdiepen, in goeden staat gehouden.<br />

Van de eilandjes ten nooiden van Batavia gelegen en de<br />

Buizend eilanden genoemd, is Onrust, op twee uren<br />

afstand? van Batavia, een maritiem etablissement ; het werd<br />

ifl 1800 door de JEvgehc'tn verwoest, doch is gedurende


Ill<br />

het bestuur van VA» DER CAPEEEEH eenigzins hersteld; de<br />

voornaamste der overige dragen den naam van Nederlandsche<br />

steden.<br />

3. De Àssislent-Iîesidenlic Buitenz<strong>org</strong>.<br />

Huitenz<strong>org</strong>, ten zuiden van Batavia, behoorde vroeger<br />

insgelijks tot Jakatra, en werd in 1745 door het O.-I.<br />

Bestuur aan den Gouv.-Gener. VAN IMHOFF en deszelfs opvoliiers<br />

afgestaan. Deze liet aldaar een buitenverblijf slichten,<br />

hetwelk een der schoonste gebouwen op Java was ; doch in<br />

Oct. 1834 werd het dermate door de aardbeving geteisterd,<br />

dat men genoodzaakt was hetzelve tot op den grond af te<br />

breken. Het geheel nieuwe paleis, eerst vóór een paar jaren<br />

voltooid, is slechts ééne verdieping hoog, doch vervangt het<br />

vorige op eene waardige wijze.<br />

Deze Assistent-Residentie bevat nag. 240800 zielen, waaronder<br />

ongeveer 100 Europeanen. De inlandsche bevolking,<br />

vooral die in het noorden, wordt zeer ongunstig afgeschetst;<br />

men houdt dezelve voor lui en zedeloos ; velen derzelve staan<br />

onder land-eigenaren , eene der heillooze vruchten van het<br />

stelsel van DAENDELS , die dezen een willekeurig gezag toestond,<br />

zoodat de verdrukking en de verarming der inlanders<br />

sedert zijn bestuur hier gelijken tred hielden, tot dat de mildere<br />

bepalingen van den Gouv.-Gener. BAUD in Febr. 1836<br />

derzelver verdrukkingen paal en perk stelde.<br />

De lucht is hier zeer gezond, hetwelk vooral aan de koelere<br />

bergwinden wordt toegeschreven. Het geheele zuidelijke<br />

gedeelte van Buitenz<strong>org</strong> wordt door de Javasche bergketen<br />

bepaald; de top van eenen dezer bergen, de Goenong-Gedeh,<br />

is volgens Prof. REINWAROT 2550 ellen boven de oppervlakte<br />

der zee verheven. De Pangerango wordt op dezelfde hoogte<br />

geschat.<br />

De voortbrengselen zijn, behalve de gewone, ook veel timmerhout<br />

en boomvruchten. Voorts vindt men er smederijen<br />

en oliemolens, steen- en pannebakkerijen, die meest uitsluitend<br />

aan landeigenaars toebehooren. De voornaamste steen-en<br />

paunebakkerij is die van het Gouvernement, welke onder eenen<br />

Europe$cb.cn ambtenaar staat. — De handel in vogelnestjes,


112<br />

die in deze Residentie gevonden worden, is zeer belangrijk.<br />

Volgens nooRDA VAN EI J SINGA levert het landgoed Tjitrup<br />

jaarlijks voor 100000 Spaansche matten aan vogelnestjes.<br />

Thans is het vlek Buitenz<strong>org</strong> een lustoord ; de kazerne,<br />

het Chinesche kamp, de moskee en de bazar of markt zijn<br />

bezienswaardig. Op last van den Gouv.-Gener. DE EERENS,<br />

is in 1837 alhier een Statistiek Bureau gevestigd geworden,<br />

waarin alle belangrijke werken over Neêrlands Indi'<strong>è</strong> en alle<br />

Gouvernements-archiven bewaard worden. Onmiddellijk aan<br />

het paleis des Gouverneurs paalt de fraaije plantentuin , in<br />

1817 door VAN DER CAPELEEN aangelegd en onder het toezigt<br />

der natuurkundigen REINWARDT en BLÜHE aanhoudend verbeterd<br />

en verfraaid.<br />

In de nabijheid van het vlek Buitenz<strong>org</strong> vindt men de<br />

overblijfselen van de voormaals prachtige stad Padjajaran;<br />

ook vindt men in dezen omtrek eenige ruwe menschenbeelden.<br />

De groote weg, in 1807 door DAENDELS op Java aangelegd<br />

, doorsnijdt deze Residentie van het noorden naar het<br />

zuiden, terwijl tot gemak van derzelver bewoners dagelijks<br />

eene diligence van en naar Batavia rijdt, die dezen weg<br />

(13 mijlen) in 4 uren aflegt.<br />

4. Be Assislent-liesidenlie Krawang.<br />

Krawang, sedert 1818 eene afzonderlijke Residentie, is<br />

thans onder eenen Assistent-Resident geplaatst. Zij ligt ten<br />

oosten van Batavia, heeft de Zee van Java ten noorden<br />

en bevat eene bevolking van 85700 zielen.<br />

De luchtsgesteldheid wordt, door derzelver ligging aan de<br />

noordkust en uit hoofde van de verbazende warmte, voor<br />

ongezond gehouden. In de nabijheid van het dorpje Tjiradja<br />

vindt men koude ijzerbronnen, aan welke door den<br />

'Heer BLÜME eene heilzame kracht wordt toegekend. De uitgestrekte<br />

wouden en wildernissen zijn het verblijf van eene<br />

menigte tijgers. In deze Residentie wordt ook vooral op het<br />

gouvernements-établissement Tjilingkap met het gunstigste<br />

gevolg kaneel, thee en tabak geteeld.<br />

De landerijen zijn , sedert het verblijf der Engelschen op<br />

Java, even als in Buitenz<strong>org</strong>, onderscheiden in particuliere


113<br />

landen en Gouverneraenls-landen, zoodat deze Residentie<br />

het Gouvernement nog geringe voordeden aanbrengt.<br />

De hoofdplaats is P oer wakaria, hetwelk in 1832 tijdens<br />

den opstand der Chinezen op het nahegelegene Tjilingkap<br />

zeer geleden heeft, waarbij het residentiehuis verbrand en do<br />

negerij verwoest werd. Door de dapperheid van den Maj.<br />

MICHIELS, Adjudant des Gouverneurs, en het beleid van den<br />

Assist.-Resid., den Heer A. J. BIK , werden de opstandelingen<br />

weldra beteugeld.<br />

5. De Mesidenlie Preanger Regentschappen.<br />

Deze Residentie, de grootste, vruchtbaarste en eene der<br />

volkrijkste van Java, heeft ten noordwesten Buitenz<strong>org</strong>,<br />

ten noorden Krawang en de Zee van Java, terwijl Cheribon<br />

dezelve ten oosten en de Indische Zee ten zuiden bepaalt.<br />

Zij telde in 1826 naauwelijks 250000 inw., welk<br />

getal sedert dien tijd verbazend is toegenomen en thans reeds<br />

op 532800 zielen geschat wordt.<br />

Uit hoofde van de uitgestrektheid dezer Residentie van de<br />

noord- tot de zuidkust van Java, is de luchtsgesteldheid<br />

zeer verschillend. Met uitzondering van de streken langs de<br />

kusten gelegen, wordt dezelve, in weerwil van het afwisselende<br />

klimaat, voor vrij gezond gehouden.<br />

De bergketen, welke deze Residentie doorsnijdt, bevat<br />

eene menigte vulkanen, waarvan de Goenong-Goentor in<br />

1818, 1825 en 1840 en 'de Galoeng-Goen in 1822 nog<br />

verschrikkelijke verwoestingen hebben aangcrigt; door de<br />

laatstgenoemde uitbarsting kwamen meer dan 4000 menschen<br />

om. Vele der bergen zijn tot op eene aanzienlijke hoogte<br />

bebouwd en bewoond.<br />

Slechts weinige der veelvuldige rivieren van deze Residentie<br />

zijn op cenigen afstand van derzelver monding voor<br />

praauwen bevaarbaar ; de voornaamste derzelve zijn : de Tjitaroem<br />

en de Tjimanok in het noorden, en de Tjimandvi,<br />

welke zich in de JFijnkoopers-baai, ten westen der Residentie<br />

ontlast. — Sedert eenige jaren heeft men aan de<br />

oevers der baai en langs de Tjimandiri etablissementen voor<br />

koilij en zout aangelegd, lot gemakkelijker vervoer over zee


114<br />

naar Batavia, en daardoor den bloei van het zuidelijke gedeelte<br />

dezer Residentie, welks bodem moerassig en onbevolkt<br />

was, aanmerkelijk bevorderd. De koffij-cultuur is hier meer<br />

dan elders op Java tot eene verbazende hoogte gestegen ;<br />

reeds eenige jaren geleden telde men meer dan 45 mill,<br />

kofhjboomen in deze Residentie. De uitvoer van koffij,<br />

rijst en indigo is zeer aanzienlijk.<br />

De inlandsche bevolking staat zeer gunstig bekend, zij is<br />

eenvoudig, godsdienstig, ondergeschikt en aan haren geboortegrond<br />

gehecht; de verwijdering der Chinezen uit deze<br />

Residentie heeft voorzeker veel bijgedragen om de oude zeden<br />

der inboorlingen te bewaren, die onder het Nederlandsche<br />

Bestuur tevreden leven en voor hunne inlandsche hoofden<br />

eenen onbeperkten eerbied hebben.<br />

De Resident houdt zijn verblijf te Tjanjor, eene zindelijke<br />

plaats met regte en breede straten, eene Protestantsche<br />

kerk, eene school benevens een gevangenhuis uit klipsteen<br />

gebouwd ; de Assistent-Residenten wonen te Bandong en te<br />

Sumadang, en zijn even als de vijf inlandsche Regenten en<br />

de overige hoofden, aan den Resident ondergeschikt ; het<br />

paleis of de kraton van den Regent van Bandong wordt voor<br />

het grootste op Java gehouden. Het fort Kolonel van der<br />

Wijck, hier aangelegd, is sedert eenigen tijd voltooid.<br />

Als eene bijzonderheid dient nog vermeld te worden, dat<br />

men op den berg Telaga-Bodas, in het Regentschap Limbangan,<br />

een zwav eimeer aantreft, welks oppervlakte ruim 1720<br />

ellen boven de zee verheven is. De uitwasemingen der zwavelpoelen<br />

in deszelfs omtrek zijn voor vele dieren doodelijk,<br />

en maken het langdurig verwijlen aan deze plaats zelfs voor<br />

den mensch onmogelijk.<br />

6. De Residentie Cheribon<br />

ligt ten oosten van de Preanger Begentschappen en<br />

strekt zich even als deze van de noord- tot de zuidkust uit.<br />

Derzelver bevolking, wordt vrij algemeen op 500000 zielen<br />

.<br />

De luchtsgcsteldheid is aan de noordkust zeer ongezond;<br />

eene pestziekte, welke aldaar in 1804 en 1805 hcerschle,


115<br />

sleepte het grootste gedeelte van de bevolking der hoofdplaats<br />

in het graf. De grond is zeer vruchtbaar en de landbouw<br />

breidt zich aanmerkehjk uit. De hoofdvoortbrengselen zijn<br />

koffij, de beste van Java, rijst, suiker en indigo ; de broodvruchtboom<br />

bloeit er welig, en de bevaarbaarheid der rivieren<br />

Tjimanok en Losari maakt het vervoer der voortbrengselen<br />

tot aan zee, door middel van ligte vaartuigen ,<br />

gemakkelijk. Ook vindt men in deze Residentie een verbazend<br />

getal lastdieren ; in 1832 telde men er nag. 6000 buffels en<br />

13000 paarden.<br />

De hoofdplaats, welke den naam aan deze Residentie<br />

gegeven heeft, ligt aan den grooten militairen weg en was<br />

eertijds eene aanzienlijke stad ; thans telt men er naauwelijks<br />

10000 inw. j waaronder slechts weinige Europeanen. Dö<br />

breede straten zijn met bamboezen woningen bebouwd en<br />

met tamarinde-boomen beplant.<br />

Deze stad is het verblijf der Sultans van Cheribon,<br />

die hier hunne paleizen hebben, doch sedert 1819 geheel<br />

afhankelijk zijn van het Gouvernement. Men vindt er<br />

twee pakhuizen, op stecnen pilaren rustende, Welke te<br />

zamen 12000 pikols koflij bevatten kunnen. Sedert 1824<br />

bestaat er eene school voor Europeanen, welke in dat jaar<br />

40 leerlingen telde. In Nov. 1842 werd het kerkgebouw<br />

ingewijd, voor de eerdienst der Protestanten en R. Kath.<br />

ingerigt.<br />

In de Chinesche wijk munt de Hinting of tempel uit,<br />

die rijk versierd is.<br />

De stad en de reede worden bestreken door een fort, de<br />

Beschermer geheeten, binnen welks vesten men belangrijk«<br />

magazijnen en eene gevangenis gebouwd heeft ; deszelfs kruidmagazijn<br />

sprong in Oct. 1835 door een noodlottig toeval in<br />

de lucht en veroorzaakte eene aanzienlijke schade.<br />

Men vindt één uur ten noorden der stad het graf van den<br />

Sheik MOELANA, welke in het begin der 15° eeuw op'Java<br />

de Mohammedaansche godsdienst heeft ingevoerd en thans<br />

door de Javanen als heilig vereerd wordt. In het dorp<br />

Telaga worden cenige Mohammedaansche oudheden bewaard.<br />

Indramajoe en Koeningan zijn de verblijfplaatsen der As-


116<br />

sistent-Residenten. Indramajoe heeft eene haven, welke door<br />

een fort verdedigd wordt. Ten westen van dit vlek is hel<br />

hoofddepôt van het zout, waarvan men do rijkste pannen te<br />

Kandang-Hawor vindt.<br />

7. De Residentie Tagal.<br />

Tagal, dat zich ten oosten van Cheribon langs de Javasche<br />

zee uitstrekt, heeft 202000 inw.<br />

De luchtsgesteldheid komt in de meeste opzigten met die<br />

van Krawang overeen ; de hevige noord-oostewinden, welke<br />

hier soms waaijen, belemmeren menigmaal de ademhaling.<br />

De benedenlanden zijn beter bebouwd dan de bovenlanden,<br />

die daarom niet minder vruchtbaar zijn. De Slamat of<br />

Gedeh met eenen krater, welke meer dan 250 ellen hoog<br />

is, geeft het bestaan aan eene menigte kleine rivieren ; de<br />

Losari, welke in het Cheribonsche ontspringt, doorstroomt<br />

deze Residentie.<br />

Tot de voorname produkten dezer Residentie behoort vooral<br />

de rijst; de talrijke bosschen leveren onderscheidene houtsoorten.<br />

De hoofdplaats is het stadje Tagal met een onbeduidend<br />

fort ; het aanzienlijkste gebouw is het Stadhuis. De handel<br />

is in de handen der Chinezen, terwijl de Mohammedaansche<br />

hevolking zich meestal met handenarbeid bezig houdt. De<br />

Resident houdt zijn gewoon verblijf te Banjarang, in de<br />

nabijheid van den Gedeh.<br />

Het fort Pemalang, hetwelk zijnen nadm naar een der<br />

drie Regentschappen van dit gewest draagt, is tegen eenen<br />

aanval der inlanders bestand.<br />

8. De Residentie Pekalongan,<br />

aan de noordkust, ten oosten van Tagal, heeft eene bevolking<br />

van 235000 zielen. Zij wordt met uitzondering van<br />

de strook lands, welke zich langs de kust uitstrekt, voor<br />

gezond gehouden ; men treft er weinige rivieren aan, die<br />

tot op eenen tamelijken afstand van zee bevaarbaar zijn.<br />

Zij is uit hoofde der natuurlijke gesteldheid van derzelver


117<br />

bodem vooral merkwaardig. In het zuidelijke gebergte treft<br />

men vele heele zwavelbronnen aan, van welke sommige modder<br />

uitwerpen. In het JJjing-gchevgie liggen de meren<br />

Jlindjiren Telaga-Warna, meer dan 150 ellen boven de oppervlakte<br />

der zee. De Stikvallei draagt haren naam naar Se<br />

ongezonde dampen, die derzelver bodem opgeeft ; volgens<br />

sommige schrijvers zouden deze uitwasemingen zich slechts<br />

tot op eenen kleinen afstand van den grond verheffen, en alleen<br />

doodelijk zijn voor dengenen, die zich daar nederlegt.<br />

In het zuiden der Residentie vindt men eene menigte<br />

sporen van de voormalige eerdienst der Javanen, in overblijfselen<br />

van tempels , veelal uit lava-steen gebouwd , en va.<br />

afbeeldsels van Genesa en Boedha bestaande.<br />

De inlandsche bevolking is werkzaam en onderscheidt Zich<br />

door haren zachtzinnigen en goedhartigen aard. Velen leven<br />

van den kusthandel en de vischvangst; ook zijn in deze<br />

Residentie belangrijke indigo-fabrijken.<br />

Pekalongan, de hoofdplaats, ligt aan de beide oevers van<br />

de rivier van dien naam, die zich hier in zee stort, en<br />

prijkt met goede steenen huizen. Het is de Residentie van<br />

het Nederlandsche gezag. Er is een fort.<br />

9. De Residentie Samarang ,<br />

ten oosten van Pekalongan, ligt insgelijks voor een gedeelte<br />

aan het noorder zeestrand, doch strekt zich ook ten<br />

zuiden van Japara uit ; derzelver bevolking bedraagt 430000<br />

zielen, en onder deze 1650 Europeanen of derzelver afstammelingen<br />

, welke zich bijna allen nabij de hoofdplaats gevestigd<br />

hebben. ,<br />

De rctftsoefening over de Europeanen berust bij den Baad<br />

van Justitie, uit 7 leden bestaande, wier gezag zich ook<br />

tot de andere Residenti<strong>è</strong>n van dit distrikt uitstrekt ; doch de<br />

inlandsche bevolking staat voor den Landraad van Samarang<br />

te regt, waarvan de Resident het voorzitterschap bekleedt.<br />

Een der belangrijkste natuurverschijnselen op Java, zijn<br />

de slijkvulkauen in de afdeeling Grobogan nabij Wierosarie,<br />

van welke drie beurtelings eene zuil warm slijk ter hoogte<br />

van 20 tot 25 ellen opwerpen.


118<br />

Onder de voornaamste rivieren rekent men de Samarang,<br />

de Demak en de Kendal.<br />

De hoofdplaats Samarang, na Batavia de voornaamste stad<br />

van Java, ligt aan den grooten weg, en telde in 1828, 1492<br />

steenen en 109 planken gebouwen ; vier jaren later was het<br />

getal der eerste reeds tot 2153 geklommen; de bevolking<br />

wordt op 30000 zielen geschat. Samarang is de stapelplaats<br />

van den geheelen handel in het binnenland ; de rivier van<br />

denzelfden naam, die de stad bespoelt, is slechts aan den<br />

mond bevaarbaar en verslijkt hoe langer hoe meer. Doordien<br />

de meerderheid der Europesche bevolking zich buiten de<br />

êtad vestigde, zijn derzelver vestingwerken, die buitendien<br />

zeer vervallen waren, in 1824 afgebroken; zoo ook het fort,<br />

hetwelk door de aanslibbing der rivier doelloos was geworden<br />

; echter heeft men sedert 1837 eene nieuwe citadel, de<br />

Prins van Oranje, aangelegd.<br />

Onder de landsgebouwen verdienen genoemd te worden:<br />

het Huis van Bodjong, een ruim en deftig verblijf, thans<br />

de woning dês Residents, vroeger het paleis der Gouverneurs<br />

Van Java's noord-oostkust ;.— het Stadhuis, waar de Raad<br />

van Justitie zetelt en 's lands archiven bewaard worden ;<br />

op het plein vóór dit gebouw is in Sept. 1841 een artesische<br />

put geboord, ter diepte van 71 ellen, welke dagelijks<br />

5Ö0Ö0 kannen drinkbaar -water oplevert ; — het Gouvernemenls-huis,<br />

waar de bureaux van het algemeen bestuur<br />

gevestigd zijn ; — de Kazerne, die meer dan 1000 man kan<br />

huisvesten ; men heeft er ook steeds een zwaar garnizoen,<br />

hetwelk toereikende is om ook de nabijgelegene forten te<br />

voorzien. De Protestanten en R. Katholijken hebben hier elk<br />

een kerkgebouw ; dat der eerstgenoemden prijkt met eenen<br />

fraaijen koepel. Onder de particuliere gebouwen munten de<br />

Schouwburg en de Sociëteit uit. Er is eene Gouvernements<br />

lagere school; de militaire school, welke in 1818 alhier<br />

is opgerigt, werd in 1827 opgeheven. De bevolking houdt<br />

zich met den landbouw, het katoenweven, het smeden van<br />

metalen en het pottenbakken bezig.'<br />

' Salatiga, met het fort de Hersteller, is het verblijf van<br />

«nen Assist.-Rcsid, ; deze plaats heeftin 1811 door den


119<br />

afstand van Java aan de Engeheken, waarvan het verdrag<br />

hier geteekend werd, eene treurige geschiedkundige vermaardheid<br />

gekregen. — In de nabijheid van Bemak treft men<br />

nog de bouwvallen aan van eenen fraaijen ouden tempel ; —in<br />

1838 werd te Ambarawa de vesting Willem I aangelegd.<br />

Deze Residentie, welke de gewone Javasche produkten oplevert<br />

, is, uit hoofde van het zoele klimaat, een aangenaam<br />

verblijf voor Europeanen ; de afwisseling van bergen en valleijen,<br />

bosschen en beplantingen, levert den reiziger door<br />

deze streken het verrukkelijkste gezigt op.<br />

10. De Residentie Kadoe.<br />

Kadoe ligt ten zuiden van Samarang en bevat 323200<br />

zielen.<br />

Derzelver hooge ligging binnen 's lands en de tallooze<br />

riviertjes, die haar in alle rigtingen doorkruisen en besproeijen,<br />

maken Kadoe niet alleen tot een gezond verblijf, maar<br />

ook tot eene der vruchtbaarste streken van Java. In een<br />

der distrikten van deze Residentie wordt op alle tijden des<br />

jaars rijst verplant, terwijl een drievoudige rijst-oogst geene<br />

zeldzaamheid is.—Behalve de gewone voortbrengselen, waaronder<br />

vooral de koffij eene eerste plaats bekleedt (de jaarlijksche<br />

opbrengst wordt op 4§ mill. N. fê geschat), vindt men<br />

hier vele boom- en veldvruchten ; de Kadoesche tabak is zeer<br />

gezocht.<br />

De voornaamste bergen zijn de vulkanen Merbaboe en<br />

Merapi, in het oostelijke deel der Residentie, van welke de<br />

laatste in 1822, 1832 en 1837 vreeselijke verwoestingen<br />

heeft aangerigt. Op den kruin van den Soembing, wordt<br />

op eene hoogte van meer dan 2800 ellen , een heilig graf<br />

gevonden, dat nog somwijlen door de inboorlingen bezocht<br />

wordt.<br />

De hoofdplaats van Kadoe is Magelang, aan de Progo,<br />

ongeveer 320 ellen boven de oppervlakte der zee gelegen,<br />

met verscheidene steenen gebouwen, waaronder het resideutie-huis,<br />

de dalem van den Regent en het gevangenhuis uitmunten.<br />

Het was niet ver van deze plaats, dat de bcruchlo<br />

BiEi'o-NEGOKO op den 1 April 1830 werd gevangen genomen.


120<br />

Vooral merkwaardig is in deze Residentie de Braminsche<br />

t-impel Boro-Boedho, op lien palen afstands van Mangelang,<br />

in het distrikt Menoreh ; dezelve bestaat uit piramidaalvormig<br />

te zamen gevoegde kolossale basaltsteenen, met kunstig<br />

uitgebeitelde beeldjes versierd.<br />

11. De Residentie Baglen,<br />

ten zuiden van Pekalongan en ten westen van Kadoe, i<br />

wordt ten zuiden door de Indische zee besproeid ; zij maakte<br />

voorheen een deel uit van het gebied der Sultans, doch is<br />

sedert 1830, na den vijfjarigen oorlog, van hetzelve afgescheiden<br />

en eene Nederlaiidsche Residentie geworden ; dcrzelver<br />

bevolking wordt op 457200 zielen geschat. De zuidkust<br />

is moerassig ; in het noorden is de grond verheven,<br />

terwijl deze Residentie aan de oost- en westzijde geheel door<br />

bergen is ingesloten, van welke de Sindoro, ook wel de<br />

Gebroeders geheeten, een der hoogste is. De rivieren zijn,<br />

met uitzondering der Bogowonto, van weinig beteekenis en<br />

droogen zelfs menigmaal uit ; de landbouw verkeert in<br />

een en bloeijenden staat en de meeste cultures slagen er<br />

volkomen. Ter bevordering der rijst-cultuur, heeft men<br />

in 1836 de waterleiding van de Bogowonto naar de hoofdplaats<br />

hersteld, en een ander afleidingskanaal gegraven ter<br />

droogmaking van een uitgestrekt moeras. In Feb. 1842<br />

heeft deze Residentie door geweldige overstroomingen der<br />

rivieren , door onafgebrokene zware regens veroorzaakt, zeer<br />

geleden. De Resident van dit belangrijke gewest, wordt door<br />

vier Assist.-Resid. ondersteund ; hij houdt zijn verblijf te<br />

jPoerworedjo, de hoofdplaats, met een militair hospitaal,<br />

een fort en eene sedert kort gebouwde moskee.<br />

12. De Residentie Banjoemaas ,<br />

ten oosten van Baglen, heeft insgelijks de Indische see<br />

ten zuiden. Volgens de telling van 1832 was het getal der<br />

inwoners 405000 zielen. De kust is zacht glooijende en zandnchtig,<br />

en ofschoon de landen in de nabijheid van den Gedeh,<br />

die hier eenen aanvang neemt, aan stormen zijn blootge-


"" 121<br />

steld, wordt do luchtsgesteldheid over het geheel voor gezond<br />

gehouden. , .<br />

De aanzienlijkste rivier in deze Residentie is de ùirayoe,<br />

die, benevens vele kleinere, de landen vruchtbaar maakt,<br />

hetgeen daarenboven door het graven van kanalen sedert<br />

eenige jaren zeer bevorderd is geworden. Voor den afvoer<br />

der produkten uit het binnenland dient het kanaal Kah-<br />

Yosso, hetwelk aan de zuidkust bij het vlek Tjilatjap eindigt<br />

, waar thans reeds Europesche schepen derzelver lading<br />

komen afhalen. .<br />

De Resident wordt in het bestuur door drie Assist.-Hesid.<br />

ondersteund.<br />

De hoofdplaats is Banjoemaas aan de oevers der Sirayoe,<br />

poed gebouwd en wel bevolkt, met een fort, hetwelk den Rodent<br />

tot verblijf verstrekt. De bevolking, die 9000 zielen<br />

telt, drijft veel handel en staat als gastvrij en gulhartig<br />

bekend. , „<br />

Tot dit gewest behoort het eiland K ambang an, hetwelk<br />

voor den natuuronderzoeker verscheidene zeldzaamhcden oplevert.<br />

Onder deze behoort eene bloem, welke alleen hier<br />

schijnt gevonden te worden, en volgens de Javaansche wet<br />

bij de krooning eens Keizers aanwezig behoort te zijn.<br />

J 13. De Residentie Soerakarta of Solo.<br />

Soerakarta is ten zuiden van Samarang gelegenen door<br />

de rivier Oempak van Djokjakarta gescheiden. Ue ücvolkisR<br />

werd in 1834 op 460100 zielen geschat, waaronder<br />

men 572 Europeanen en derzelver afstammelingen telde.<br />

Het klimaat is zeer gunstig, zoodat het verblijf aldaar,<br />

zoowel voor Europeanen als inboorlingen, do<strong>org</strong>aande gezond<br />

en aangenaam is. .<br />

Soerakarta is door eene kom van bergen ingesloten, waarvan<br />

die ten zuiden nog weinig bekend zijn, en in 182J en<br />

1830 den beruchten onruststoker DIEPO-KEGORO langen tijd<br />

tot eene schuilplaats strekten. In de noorder bergketcn verdient<br />

de Merbaboe (nag. 3000 ellen h.) en deszelfs zuidelijke<br />

kruin [de Merapi (2200 ellen h.), op de grenzen van


122<br />

Kadoe (zie bl. 119) eene voorname plaats. Van deze bertrketenen<br />

dalen eene menigte rivieren af, van welke de meeste<br />

zich in de Bengawan of Solo ontlasten ; deze is waarschijnlijk<br />

de grootste van het eiland Java en voor den handel dezer<br />

Residentie van het meeste belang; door middel van praauwen<br />

worden de goederen en voortbrengselen der binnenlanden<br />

langs deze rivier naar Grissee vervoerd; de reis derwaarts<br />

geschiedt do<strong>org</strong>aans in 6 tot 8 dagen, terwijl de terugreis<br />

daarentegen veeltijds 3 maanden vereischt (*).<br />

,.., A h . et hoo / d der inlandsche bevolking staat de afhankelijke<br />

Keizer of Soesoehoenan, welke door de Javanen met<br />

den hoogsten eerbied gehuldigd wordt. Het Nederlandsche<br />

gezag berust bij den Resident, welke eenen Assist.-Resid.<br />

en eemgc mindere ambtenaren onder zich heeft.<br />

De Residentie wordt versterkt door drie forten, welke<br />

alle Europeesch garnizoen hebben; dat bij de hoofdplaats<br />

Soerakarta, m 17'55 aangelegd, is tevens de woning van<br />

den Resident ; het is met dertig vuurmonden van het zwaarste<br />

kaliber voorzien, en ligt in de onmiddellijke nabijheid<br />

van den kraton of paleis des Soesoehoenans, welks bevolking<br />

alleen op 10000 zielen geschat wordt. In de hoofdplaats is<br />

eene commissie van onderwijs gevestigd, welke over de alhier<br />

gevestigde Gouvernements lagere school het toezigt houdt.<br />

Ook bestaat hier sedert 1832 een instituut voor de Javaansche<br />

talen en zeden, waarin de zonen van Europeanen worden<br />

opgenomen om als ambtenaar te worden opgeleid.<br />

De talrijke Europcsche bevolking heeft hier steenen woningen<br />

en sedert 1832 eene fraaije kerk, tot welker stichting<br />

zelfs vele Javaansche hoofden hebben bijgedragen.<br />

In de nabijheid van Soerakarta vindt men de overblijfselen<br />

van de stad Kartasoera, voormaals het verblijf der<br />

magtige Soesoehoenans,<br />

14. De Residentie Djokjokarta o/Mataram,<br />

paalt ten zuiden aari het gebied des Soesoehoenans. De<br />

bevolking, die vóór het uitbarsten van den vijfjarigen oorlog<br />

(*) ])o sterke stroom is hiervan de oorzaak.


123<br />

(18"5-1830) meer dan 405000 zielen telde, bedroeg in<br />

183*1 slechts 198000, doch nam na dien tijd weder aanmerkelijk<br />

toe, zoodat derzelver getal in 1833 weder tot<br />

221000 «stegen was. Thans wordt dezelve door sommigen<br />

op 250000, door anderen op 300000 zielon geschat, onder<br />

welke nagenoeg 400 Europeanen of derzelver afstammelingen.<br />

De gesteldheid der lucht is minder gunstig, dan in het<br />

Solosche, hetgeen men aan derzelver ligging in de nabijheid<br />

van het zuiderstrand moet toeschrijven ; het zuidwestelijke<br />

deel is moerassig en uit dien hoofde ongezond. De voornaamste<br />

rivier is de Progo, welke op de grenzen van Pekalongan<br />

ontspringt, de Residentie Kadoe doorsnijdt en<br />

aan het zuiderstrand in zee valt. Van de bergen komt<br />

alleen in aanmerking de Merapi, over welks kruin de grensscheiding<br />

dezer Residentie loopt. De landbouw is hier in<br />

vergelijking der andere Residentiën verre ten achteren, doch<br />

neemt sedert 1830 aanmerkelijk toe, ofschoon het vervoer<br />

der produkten noordwaarts, uit hoofde van het noordelijk<br />

gelegene gebergte, steeds moeijelijk blijft. In de nabijheid<br />

der zee vindt men kalkrotsen met verscheidene holen en.<br />

grotten, waarvan Kala en Njaja-Kedoel de vermaardste zijn<br />

en door de inlanders als heilige plaatsen vereerd worden.<br />

Deze Residentie is tevens een koningrijk, dat in 1755<br />

uit eene verdeeling van het magtige Rijk van Mataram (zio<br />

bl 60) ontstond, doch door onderscheidene afstanden der<br />

Sultans en vooral in 1830 door de afscheiding der gewesten<br />

Baglen en Banjoemaas binnen deszelfs tegenwoordige grenzen<br />

bepaald is. De inboorlingen zijn dom, bijgeloovig en<br />

oproerig, en daar ieder man, even als in Soerakarta, 1er<br />

beschikking van zijnen vorst staat, die daardoor m zeer<br />

korten tijd eene aanzienlijke legermagt op de been brengen<br />

kan, dient het Ned. Gouvernement hier steeds op zijne hoede<br />

te zijn. In 1840 werden er voor het laatst nog eenige sporen<br />

van oproer ontdekt; zekere GOETOEKASSAN had de memgto<br />

opgeruid en tusschen de Progo en de Bogowonto eenige dorpen<br />

in de asch gelegd ; doch door het spoedig aansnellen onzer<br />

legermaot onder den militairen koramandant van Djokjakarta,<br />

werd deze opstand reeds in deszelfs geboorte gestuit.


124<br />

Het Ncderlandsche bestuur berust bij den Resident, wien<br />

een Assist.-Resid. is toegevoegd.<br />

De hoofdplaats Djokjakarta is eene stad van «rrooten omvang,<br />

welke volgens sommigen 90000 inw. telt^fn de Europesche<br />

wijk munt het Residentie-huis uit ; er u, Cene rreschutgieterij<br />

en eene kerk, waarbij ook eene school behoort<br />

In de nabijheid dezer wijk ligt het fort, hetwelk in 1760 tegelijk<br />

met den kralon des Sultans is opgebouwd, welke laatste<br />

evenzeer als de stad door het geschut van het fort bestreken<br />

wordt. Deze kraton beslaat een langwerpig vierkant<br />

van nag. 1200 ellen lengte en 800 ellen breedte en is<br />

van eenen dikken muur omgeven, die met wachttorens voorzien<br />

is. Het waterpaleis des Sultans is insgelijks een uitgebreid<br />

gebouw, tot hetwelk men door gemetselde gangen<br />

nadert, die onder een meer do<strong>org</strong>aan, en naar verkiezni"<br />

onder water gezet kunnen worden. Thans is het in bouwvalligen<br />

toestand, doch in vorige jaren konde het eenen inlandschen<br />

aanval wederstaan.<br />

15. De Assistent-Residentie Paljitan ,<br />

welke volgens derzelver geographische ligging als een deel<br />

van Madion kan beschouwd worden, ligt ten oosten van<br />

rlnnff- aria ' Z ' J ' b


125<br />

De gesteldheid der lucht komt nagenoeg met die der overige<br />

aan de zuidkust gelegene residentien overeen ; van de<br />

rivieren is de Madion de voornaamste, welke zich met de<br />

Solo vereeni»t ; doch ter dienste der cultuur heett men in<br />

dit newest eene menigte kanalen en waterleidingen gegraven<br />

; de handel beperkt zich veelal tot het binnenland ; alleen'de<br />

Javasche hoofdprodukten worden uitgevoerd.<br />

De hoofd- en residentie-plaats is Madion, met een tort<br />

aan de rivier van dien naam gelegen. De afdeelingen Ponorogo<br />

en Ngawi staan onder hel bestuur van Assist.-Kesidenten<br />

; in Ponorogo ligt de stad Tegal-Sarie, met eene<br />

kweekschool voor inlandsche geestelijken.<br />

17. De Residentie Kediri.<br />

Deze list ten oosten van Madion en wordt ten zuiden<br />

door de Indische zee bepaald ; de bevolking wordt verschillend<br />

(van 170000 tot 200000 zielen) opgegeven. Sommige<br />

distrikten bevatten nog uitgestrekte wildernissen, zoodat de<br />

landbouw door derzelver beplanting voor eene aanzienlijke<br />

uitbreiding vatbaar zoude zijn. De lage landen ofschoon<br />

zeer schaars bevolkt, zijn buitengemeen vruchtbaar. De<br />

luchtscesteldheid is zeer gematigd en wordt voor gezond gehouden.<br />

De Branies, eene der hoofdrivicren van Java,<br />

en de Kediri doorstroomen deze Residentie, welker voortbrengselen<br />

in kaneel, koffij en suiker bestaan.<br />

De hoofdplaats Kediri ligt in het midden der Residentie<br />

aan den westelijken oever der rivier van dien naam ; de<br />

hoofdnegerij Kediri, niet verre van daar, is de verblijfplaats<br />

van den Resident; men vindt er eenige nenngnjke bazars ,<br />

die door Chinezen gehouden worden , en eene lraaije moskee.<br />

Het garnizoen is gelegerd in eene der benttngs, welke<br />

in den laalsten Javaschen oorlog zijn aangelegd.<br />

Het distrikt Brebek staat onder eenen Assistent-Resident.<br />

18. De Residentie Japara,<br />

ten noorden van Samara«^, bevat met het eiland Karimon-Java<br />

in de Zee van Java gelegen, eene bevolking van<br />

390000 inwoners.


i 26.<br />

De lucht is er zeer ongezond, daar het grootste gedeelte<br />

der Residentie in zee vooruitsteekt en aan groote hitte en<br />

hevige noord-oostewinden is blootgesteld. De bodem van dit<br />

gewest bevat veel zand- en moerasgronden langs de kusten,<br />

doch de binnenlanden zijn niet onvruchtbaar. De suiker<br />

wordt hier bereid door fabrijkanten, welke met het gouvernement<br />

in contract staan ; in 1834 werden nag. 29000 pikols<br />

suiker en 2000 Ned. (g indigo, en een jaar vroeger<br />

12000 pikols koffij afgeleverd. De bosschen leveren veel<br />

jati- en ander timmerhout.<br />

De stad Japara aan de rivier van dien naam, was voormaals<br />

eene aanzienlijke plaats en de Residentie van den Gouverneur<br />

der noord-ooslkust, doch sedert den tijd , dat deze<br />

zijnen zetel naar Samarang verlegde, is het aanzien van<br />

Japara aanmerkelijk verminderd. Er is eene moskee en<br />

een residentie-huis, doch de Resident houdt zijn verblijf te<br />

Pattie^ meer zuidelijk gelegen, terwijl het dislrikt Japara<br />

door eenen Assist.-Resid. bestuurd wordt.<br />

Het fort Japara, aan eene baai gelegen, had vroeger eene<br />

talrijke bezetting; doch is in 1830, met uitzondering der<br />

batterijen, gesloopt geworden. Het fort te Jewana daarentegen<br />

wordt in goeden staat gehouden en bevat de landsmagazijncn.<br />

Het eiland Karimon-Java, acht mijlen ten noorden<br />

dezer Residentie gelegen, heeft eene goede ankerplaats ; er<br />

is steeds eene bezetting, ter bescherming tegen de zeerooverij.<br />

19. De Residentie Rembang.<br />

Deze Residentie, die zich eveneens langs de noordkust<br />

uitstrekt, paalt ten zuiden aan Samarang, Madion en<br />

Kediri, en bevatte in 1832 eene bevolking van 441000<br />

zielen. Zij wordt, behalve aan de kusten, voor zeer gezond<br />

gehouden ; de Padangsche bergketen , die dezelve doorsnijdt,<br />

heeft geene hooge bergtoppen; de stranden zijn dor, de<br />

binnenlanden klipachtig en met zware jati-bosschen overdekt<br />

, welke een bijzonder toezigt vorderen ; die, welke zich<br />

langs de Solo-r'mer uitstrekken, brengen wegens de mindere<br />

kosten van vervoer der stammen, de meeste voordcelen


127<br />

äan. Tot aanbouw van schepen zijn in deze Residentie vier<br />

voorname schcepslimmerwervefi in werking, die der welvaart<br />

der inwoners zeer bevorderlijk zijn. Behalve de Solo,<br />

zijn hier geene aanzienlijke rivieren ; ten oosten der stad<br />

Bembang is de Bassum slechts tot op één' paal afstands van<br />

zee voor kleine vaartuigen bevaarbaar ; daarentegen is deze<br />

Residentie rijk in havens en geschikte ankerplaatsen ; terwijl<br />

ter bevordering van den landbouw eene menigte waterleidingen<br />

zijn aangelegd.<br />

Bembang, de hoofd- en residentieplaats, is zeer welvarend;<br />

de inwoners drijven handel in hout, terwijl de werven vele<br />

handen onledig houden, vooral sedert het gouvernement ,<br />

hier eenige schoeners heeft laten bouwen. De haven,. door<br />

eenige eilandjes gedekt en door een fort verdedigd, wordt<br />

voor eene der beste van Java gehouden. In de nabijheid<br />

der stad vindt men het residentie-huis, een hospitaal en eene<br />

ruime kazerne, benevens eene aanzienlijke zoutkeet.<br />

Bodjo-Wegoro en Toeban zijn Assistent-Residentiën ; de<br />

laatstgenoemde plaats bezit insgelijks belangrijke werven,<br />

waarop in de laatste jaren zelfs kanoneerbooten gebouwd<br />

zijn ; in deszelfs omstreken vindt men groeven, die eenen<br />

zachten steen opleveren, welke door den invloed der lucht<br />

harder wordt, en tot bouwkunstige versierselen gebruikt<br />

wordt. .. .,<br />

Bant jar, benevens lassem aan de oostzijde, zijn Deide<br />

welbevolkte plaatsen. Bantjar heeft eene goede haven.<br />

Bembang is rijk aan heilige graven , die van eenen Imogen<br />

ouderdom getuigen. Te Djojogan, op eemgen afstand<br />

van Toeban, is een waterval, die met een vervaarlijk geklater<br />

van eene steilte van 34 ellen nederstort.<br />

20. De Residentie Soerabaia,<br />

heeft Bembang en Kediri ten westen en wordt ten noorden<br />

door de zee bepaald. Zij telt met Grissee 606000 inw.,<br />

waaronder 1945 Europeanen of derzelver afstammelingen.<br />

De lucht is hier vrij gezond ; de grond deels vlak, deels<br />

heuvel-, en in het zuiden bergachtig. De vlakten zijn met<br />

rivieren doorsneden en zeer geschikt voor de rijst-cultuur ;


123<br />

de landbouw maakt het voornaamste middel van bestaan deiinwoners<br />

uit; de strandbewoners houden zich veelal met de<br />

vischvangst onledig. De bosschen leveren onderscheidene<br />

soorten van brand- en timmerhout op. De voornaamste rivieren<br />

zijn de Solo en de Kediri of Soerabaia, welke laatste<br />

ook voor vrij groote schepen bevaarbaar is en onder den naam<br />

van Kaliemaas de stad Soerabaia in twee deelen scheidt ;<br />

voorts is deze Residentie rijk aan waterleidingen voor den<br />

landbouw, van welke de distrikten Soerabaia en Djipang<br />

er meer dan 160 tellen.<br />

Het bestuur berust bij den Resident, die behalve onderscheidene<br />

ambtenaren, twee Assist.-Residenten onder zich<br />

heeft. Grissee, hetwelk vroeger eene afzonderlijke Residentie<br />

was, is sedert 1826 onder den naam van Assistent-Residentie<br />

met Soerabaia vereenigd.<br />

De hoofdplaats der Residentie is Soerabaia, de zetel van<br />

een der geregtshoven en van een militair kommandement.<br />

De vestingwerken zijn thans alle afgebroken , doch de stad<br />

wordt door verscheidene forten verdedigd, waarvan het fort<br />

Oranje aan de zeestraat, die Madoera van Java scheidt en<br />

door DAENDEIS aangelegd is, het meest in aanmerking komt.<br />

Hetzelve bestrijkt den Trechter (aldus noemt men de zeestraat,<br />

die Java van Madoera scheidt), welken de schepen<br />

moeten inloopen om de haven te bereiken, die zelfs groolen<br />

oorlogsschepen eene veilige ligplaats aanbiedt. Eene nieuw<br />

aangelegde citadel draagt ter eere van Prins HENDRIK , die<br />

in 1837 deze stad bezocht, diens naam. Zoowel de stad<br />

als de forten worden door een sterk garnizoen bewaakt.<br />

Behalve een getal van 9000 particuliere woningen, waaronder<br />

1150 van steen, vindt men er onderscheidene openbare<br />

gebouwen ; van deze zijn het Stadhuis, de Gouvernementsgebouwen<br />

, de Protestantsche en de Roomsche kerk, het<br />

Paleis van den inlandschen Regent en de Schouwburg vermeldenswaardig.<br />

Men vindt er uitmuntende scheepstimmcrwerven,<br />

waarop zelfs 's lands oorlogsbodems hersteld worden,<br />

constructie-magazijnen , een arsenaal, de munt, eene stadsschool<br />

en een Departement der Maatschappij ; Tot Mut van<br />

't Algemeen.


129<br />

De handel verkeert in eenen bioeijenden staat; in 1832<br />

vertrokken van hier naar Europesche havens 81 bodems,<br />

metende nag. 10000 lasten. Een felle brand, welke in het<br />

laatst van Aug. 1842 alhier gewoed heeft en meer dan 300<br />

gebouwen in de asch legde , strekte zich ook tot de etablissementen<br />

der Ned. Handelmaatschappij uit, welke hierdoor een<br />

verlies leed van meer dan zes tonnen gouds aan magazijnen<br />

en koopgoederen.<br />

De Resident houdt zijn verblijf op het paleis te Simpang,<br />

in welks nabijheid men eene fraaije kazerne en een hospitaal<br />

vindt.<br />

De voormalige Residentie Grissee is buitengemeen vruchtbaar<br />

, en daar dezelve bijna geheel vlak en zonder bergen<br />

of bosschen is, wordt hier in evenredigheid meer land bebouwd<br />

dan in eenige andere Residentie. Er is veel kustvaart<br />

; jaarlijks worden er op de scheepstiminerwerven,<br />

welke in den omtrek der stad Grissee gevonden worden,<br />

eene menigte, zoo oorlogs- als koopvaardij-vaartuigen en<br />

praauwen gebouwd.<br />

Grissee, de hoofdplaats, was reeds in 1510 beknnd ; het<br />

is eene levendige stad, doch uit hoofde van hare ligging<br />

aan eenen uithoek en van gebrek aan goed drinkwater<br />

, niet gezond. De haven biedt eene veilige ligplaats<br />

voor de schepen aan. De bevolking woont deels langs het<br />

strand, deels op een plein door tamarinde-boomen beschaduwd.<br />

De Chinesche wijk is zeer volkrijk , en prijkt met<br />

eenen fraaijen tempel. In de nabijheid der stad vindt men<br />

vele zoutpannen ; ook wordt er salpeter gemaakt. Een<br />

forlje, dat tot bescherming der reede dient, is thans door<br />

de hoog opcraande bpomen , die het omgeven, bijna onziglbaar<br />

(*).<br />

Tot deze Residentie behoort het eiland Madoera, waarvan<br />

later zal gesproken worden.<br />

(*) In do maand Nov. 1843 , werd dezo stad tot driemalen<br />

ton door eenen hevigen brand geteisterd ! meer dan 20(10<br />

builen, waaronder 99 steenen gebouwen , werden eene prooi<br />

dei vlammen.<br />

9


1.10<br />

Sri. De Residentie Passaroevran,<br />

strekt zieh van het noorder tot het zuider zeestrand uit, en<br />

heeft Soerabaia en Kediri ten westen. De geheele bevolking<br />

bedroeg in 1832 ruim 264000 zielen.<br />

Het zuider zeestrand is grootendeels woest en onbewoond;<br />

de rivieren, die meest allen op het noorder zeestrand uitwateren,<br />

zijn van weinig belang, doch bewijzen even als de<br />

gegravene water-afleidingen den landbouw uitstekende diensten.<br />

Onder de hooge bergen dezer Residentie behooren :<br />

de Ardjoeno, welke zich meer dan 3200 ellen boven do<br />

oppervlakte der zee verheft ; de brandende berg Brama,<br />

welke in de laatste 40 jaren reeds vier uitbarstingen telt,<br />

en de Smeroe, een der hoogste toppen des cilands (3800<br />

ellen h.). De valleijen van het Tingerschc gebergte zijn<br />

bij uitstek vruchtbaar, en kunnen alle Europosche voortbrengselen<br />

opleveren.<br />

De hoofdplaats Passaroewan aan de Gembong, wordt'voor<br />

eene der aangenaamste plaatsen van Java gehouden. Het<br />

inkomen der stad is door eene in 1829 gebouwde brug en<br />

de daarbij gelegene hoofdwacht zeer verfraaid. De breede<br />

met tamarinde-boomen beplante straten, geven aan dezelve<br />

een vrolijk aanzien. De kerk is een fraai gebouw, eooWel<br />

als de woning des Residents ; de school vóór oenige jaren<br />

aldaar opgerigt, bevat een gemiddeld getal van 70 leerlingen.<br />

De reede, door het fort Felix beschermd, is veilig<br />

en biedt eenen goeden ankergrond aan.<br />

In de omstreken der stad vindt men zeer schoone landhuizen<br />

aan den grooten weg, die hier door lommerrijk geboomte<br />

beschaduwd wordt.<br />

De Assist.-Resid. houdt zijn verblijf te 31 alang ; het distrikt<br />

van dien naam staat onder zijn bestuur.<br />

Onder de merkwaardigheden in deze Residentie behooren:<br />

het meer Ranoe-Kalindoengan, hetwelk voor een der<br />

grootste van Java gehouden wordt; het zoogenaamde Blaauwe<br />

water {Banjoe-Biroe), zijnde eene kom, welker water eene<br />

buitengewone helderheid heeft; voorts onderscheidene watervallen<br />

in het Regentschap Bangil, en op eenigcn afstand


131<br />

van Malang, de ruïnen eener inlandsehe stad, welke vóór<br />

de invoerino van het Islamismus bloeide en Singo-Sarie<br />

genoemd werd.<br />

22. De Residentie Bezoeki met Baujoewangi.<br />

Deze Residentie bevat den oostelijken hoek van Java, en<br />

wordt door Straat Bali van het eiland van dien naam gescheiden.<br />

Banjoewangi, of het voormalige rijk Balambangan,<br />

maakte vroeger eene afzonderlijke Residentie uit, doch<br />

is om derzelver mindere belangrijkheid met Bezoeki vereenigd<br />

geworden. Het strekte tot een verbannings-oord voor misdadigers,<br />

die door de O.-I. Compagnie tot de peper- en<br />

koffij-cultuur en de ontginning der woeste gronden gebezigd<br />

werden. De meeste streken zijn nog woest en onbebouwd; de<br />

westzijde is door bergketenen en digte bosschen van Bezoeki<br />

afgescheiden, en daar deze Residentie zich aan drie zijden<br />

langs de zee uitstrekt, is dezelve niet zeer gezond. De grond<br />

is, even als die van Bezoeki, vulkanisch en in de vlaklen zeer'<br />

vruchtbaar ; de koffij, welke dit gewest oplevert, kan met de<br />

beste der overige residentién wedijveren ; ook heeft men reeds<br />

rottingen aangewend, om de konzenilje-cultmir hier in te<br />

voeren. Sedert het in werking brengen van het stelsel van<br />

t'en Gouv.-Generaal VAK DM EOSCU nemen de bloei en de<br />

welvaart aanmerkelijk toe, zoodat sedert eenigen tijd verscheidene<br />

nieuwe dorpen zijn aangelegd geworden. Bij voortzetting<br />

der ontginning, kan deze Residentie eene der belangrijkste<br />

des eilands worden. Onder de boomen vindt men den<br />

vergif boom, welks sap eene doodelijke werking heeft.<br />

Uit den vulkaan Tassem, welke tot hel Idjingsche gebergte<br />

behoort, ontspringt de Kali-Poeti of Wüte rivier,<br />

welker water in den droogen tijd die kleur aanneemt, doch<br />

in den regentijd helder is. Buiten deze en de Probolingo<br />

en Bezoeki zijn er geone rivieren van eenig aanbelang.<br />

De bevolking dezer vereenigde Residentién wordt op 328500<br />

zielen geschat, bestaande grootstcndeels uit Madoerezen ca<br />

Baliers, die zich hier van tijd tot tijd gevestigd hebben.<br />

De hoofdplaats der Residentie is Bezoeki, met Ievendigcn<br />

handel en eene poede reede; doch uit hoofde van derzclver<br />

9 *


132<br />

ongezonde ligging houden de Resident en de Europesche<br />

ambtenaren hun verblijf op een uur afstands van de zee,<br />

waar de voornaamste gebouwen met de kazerne een vierkant<br />

plein vormen.<br />

Banjoewangi is het verblijf van eenen Assist.-Rcsid.,<br />

welke in deszclfs nabijheid eene steenen woning heeft in het<br />

fort Utrecht. Het distrikt ProboUngo staat insgelijks onder<br />

het bestuur van eenen Assist.-Resident.<br />

Te Panaroekan neemt de groote postweg, welke te Anjer<br />

in het Bantamsche begint, en de noordelijke Residentién<br />

doorsnijdt, een einde.<br />

Op de kusten van Banjoewangi, vindt de parelvisscherij<br />

plaats, die jaarlijks verpacht wordt.<br />

HET EILAND MADOERA OF MADURA.<br />

Dit eiland op Java's noord-oostkust gelegen , waarvan het<br />

door eene zee-engte ter breedte van 1 * mijl afgescheiden is,<br />

strekt zich uit van 112° 48Mot 114° 20' O. L., en bevat<br />

op eene oppervlakte van ruim 75 D mijlen ruim | mill.<br />

inw., waaronder nag. 500 Europeanen of derzelver afstammelingen.<br />

Het is door het Nederlandsche Gouvernement aan de Sultans<br />

van Jladoera en Soemanap, en den vorst van Pamakassan<br />

in leen afgestaan , die over de inboorlingen een onbepaald<br />

gebied uitoefenen ; van hunne trouw hebben zij in<br />

den vijfjarigen Javaschen oorlog, en de eerstgenoemde door<br />

zijne ondersteuning van hel Gouvernement tijdens de expeditie<br />

van den Kapit.-Luit. COERTZEN tegen de zeeroovcrs, in<br />

de wateren van Celebes, in de eerste helft des jaars 1843,<br />

de uitstekendste bewijzen gegeven.<br />

Het Nederlandsclie gezag berust bij twee Assist.-Residenten,<br />

welke te Bankallan en te Soemanap verblijf houden,<br />

en aan den Resident van Soerabaia onderworpen zijn.<br />

De grond is berg- en boschachtig, en levert, met uitzondering<br />

van de koffij, alle Javasche voortbrengselen. Rivieren<br />

van eenig aanbelang worden er niet aangetroffen. De<br />

visscherij maakt een voornaam middel van bestaan der eilanders<br />

uit ; de overige bedrijven zijn : het bereiden van klap-


133<br />

per-olie, het linnenweven en gareuspinnen, het maken van<br />

rottingmatten en manden, en het vervaardigen van inlandsche<br />

kleedjes.<br />

In het gebied van den Sultan van Madoera, in het westen<br />

des eilands, vindt men de hoofdstad Bankallan aan de<br />

Straat van Madoera met eene sterke bevolking ; het paleis<br />

des Sultans, hoe kostbaar ook in aanleg, vertoont slechts eene<br />

bonte mengeling van het ouderwetsche en het hedendaagsche.<br />

De Nederlandsche wijk munt door niets uit ; het fort is hel<br />

verblijf van den Resident, en bevat een kerkgebouw.<br />

Arosbaia op den noordwesthoek des eilands is een welvarend<br />

vlek, met goede gebouwen, twee moorsche tempels en<br />

marktplaatsen. In Dec. 1595 kwam c. HOUTMAN met vier<br />

schepen alhier ten anker. _<br />

In het gebied van Soemanap draagt de hoofdstad denzelfden<br />

naam. Zij is de belangrijkste en meest welvarende<br />

stad des eilands; ook drijft zij aanzienlijken handel met Java<br />

en andere eilanden in de voortbrengselen van den grond ,en<br />

de alhier vervaardigde artikelen. De Sultan heeft een paleis<br />

en de Nederlanders een fort aan het riviertje Mariengan.<br />

Het gebied van den vorst van Pamakassan in het midden<br />

des eilands, bevat de hoofdplaats van dien naam met<br />

een nieuw en prachtig paleis.<br />

Tot Madoera worden gerekend de eilanden ten oosten van<br />

hetzelve gelegen, waarvan Kangelan en Calleon de voornaamste<br />

zijn.<br />

b. HET EILA\D SUMATRA.<br />

Dit eiland, door Straat Sunda van Java gescheiden,<br />

strekt zich in eene zuid-oostelijke rigting uit van nag. 5° 50'<br />

Z. B. tot 5° 20' N. B., en van nag. 96° tot ruim 106»<br />

O. L. Deszelfs uitgestrektheid wordt op ruim 6000 \J mijlen<br />

en de bevolking, die uit hoofde van de onbekendheid<br />

der binnenlanden niet naauwkeurig te bepalen is, van 6<br />

tot 8 mill, zielen geschat. Het wordt ten noord-oosten dooide<br />

Straat van Malakka bespoeld, die het van het Malei*<br />

sehe schier-eiland afscheidt, en is aan alle zijden door ecn^<br />

menigte eilanden omringd.


134<br />

Even als Java, wordt Sumatra door eene bergketen doorsneden<br />

, welke het eiland op minderen afstand yan de westdan<br />

van de oostkust in deszelfs lengte doorloopt en vele<br />

bergvlakten vormt, waarvan eenige zich 1000 ellen boven de<br />

oppervlakte der zee verheffen. Vele dezer bergen zijn nog<br />

werkende of reeds uitgebrande vulkanen; onder deze telt men<br />

den Goenong-Api, welke even als de Ophir, de hoogste<br />

berg des eilands, nagenoeg onder de linie ligt.<br />

Sumatra wordt, vooral onder den evenaar, voor ongemeen<br />

vruchtbaar gehouden ; men treft aldaar weinig bosschen,<br />

doch daarentegen verscheidene meren en rivieren aan.<br />

De oostkusj. is, uit hoofde der aanslibbingen, moerassig ;<br />

doch landwaarts in niet onvruchtbaar ; evenzeer worden de<br />

vruchtbare streken der westkust door moerassen afgewisseld.<br />

De zuidpunt van Sumatra bevat eene menigte uitgestrekte<br />

en ondoordringbare bosschen, en lelt uit dien hoofde, in<br />

vergelijking van de overige bekende deelen des eilands, eene<br />

geringe bevolking. De voornaamste rivieren des eilands, de<br />

Siak, de Kwanlan, de Jambi en de Soensang, hebben<br />

hare uitwatering aan de oostkust ; de Sinkel in het noorden<br />

des eilands en de Indrapoera zijn de eenigste rivieren van<br />

aanbelang, welke zich aan de westzijde ontlasten; doch deze<br />

kust heeft niet minder dan de oostkust tallooze baaijen, waarvan<br />

de Tappanoelie-hsm. eene der veiligste is, en eene geheele<br />

vloot kan bevatten.<br />

De luchtsgesteldheid komt nagenoeg met die van Java.<br />

overeen, ofschoon de hitte, die men uit hoofde van de ligging<br />

des eilands onder den evenaar ondragelijk zoude wanen,<br />

zelfs aan de stranden niet overmatig is ; de moussons keeren<br />

onregelmatiger dan op Java, en de kentering houdt<br />

langer aan.<br />

Alle Indische produkten gedijen hier; behalve rijst, sago,<br />

suiker, koffij , tabak en hennep, wordt er veel peper gewonnen<br />

, waarvan de oogst jaarlijks meer dan 13 mill. N. (g<br />

bedraagt en welke een der voornaamste artikelen van uitvoer<br />

uitmaakt ; voorts levert dit eiland op : eene soort van<br />

will kaneel (kassia geheeten), kamfer , benzoë-gora, gem*<br />

ber, palm-olie , verf hout, Spaansch riet, welriekende hout*


ir.:.<br />

son-ten, ijzer-, ebben-en ander timmerhout; vervolgens de<br />

mieste der Indische vruchtdragende boomen, waaronder yerscleidene<br />

palmsoorlen ; — de bergen bevatten eene menigte<br />

delistoffen, als: goud, eenig zilver, tin, ijzer, koper, salpeter,<br />

rotskristallen, steenkolen ; —het dierenrijk bevat olifanten<br />

, rivierpaarden , neushorens , tijgers , apen , paauwen ,<br />

urgitsvogels, eetbare vogelnestjes, welke voor een groot gedeelte<br />

naar China uitgevoerd worden ; langs de zeekust wordt<br />

allerlei soort van visch gevangen, ook de tripang, eene<br />

soort van zeeslak, die de Chinezen evenzeer als de vogelnestjes<br />

, voor eene lekkernij houden ; ook wordl op Sumatra,<br />

veel gambier vervaardigd, zijnde het verdikte sap eener<br />

plant, dat door ^e Indianen bij den betel gebruikt wordt.<br />

De meeste inwoners .belmoren lot het Maleische ras en<br />

worden naar de deelen des eilands , die zij bewonen , in Maleijers,<br />

Batta's, Aisjinezen, Lampongs , enz. onderscheiden<br />

; zij worden niet zeer voordeelig afgoschetst : luiheid is<br />

eene' der geringste hunner ondeugden ; zij zijn verraderlijk ,<br />

diefachtig en moordzuchtig, en : zelfs zijn de Batta's niet<br />

afkeerig van het eten van menschenvleesch. Men kan hun<br />

echter geene schranderheid ontzeggen ; zij zijn vooral zeer<br />

bedreven in het vervaardigen van allerlei wapentuig, het<br />

n van metalen, het weven van onderscheidene stoffen,<br />

hut bouwen van vaartuigen, en het kunstig bewerken van<br />

hout en ivoor. De landbouw is in slechte handen, van<br />

daar dat Sumatra, naar evenredigheid van deszelfs uitgestrektheid<br />

, weinig voordeelen aanbrengt ; de handel is uilsluitend<br />

in handen der Nederlanders, Engelschen, Chinezen<br />

en die van Coromandel ; onder de bewoners der kusten<br />

en der omliggende eilanden vindt men nog eene menigle<br />

«eeroovers.<br />

Zij zijn bijna allen, ofschoon nog zeer gebrekkig, belijders<br />

van den Islam ; doch sedert den aanvang dezer eeuw<br />

heeft de sekte der Padries, welke vo<strong>org</strong>even de leer van<br />

MOHAMMED van derzelver gebreken te willen zuiveren en de<br />

bewoners der binnenlanden door wapenen tot de omhelzing<br />

hunner leerstellingen pogen te dwingen, eenigen opgang gemaakt.<br />

Vele stammen zijn nog geheel Heidunsch ; het Chris-


136<br />

lendom is lot hierloe nog niet met vrucht gepredikt («v»<br />

orden.<br />

De meeste slaten, welke niet aan het Nederlandsche gezag<br />

onderworpen zijn, worden bestuurd door vorsten, welke<br />

zich den titel van Sultan geven en willekeurig heersenen.<br />

Gewoonlijk hebben zij een groot aantal kleinere 'vorsten of<br />

hoofden der stammen onder zich , die menigmaal den Sultans<br />

de wet voorschrijven. Eenige staten worden door<br />

dorpshoofden bestierd, hetgeen vooral iu het gebied der<br />

Nederlanders plaats heeft.<br />

De onderworpen landen staan onder het gezag van eenen<br />

Gouverneur, die aan den Gouv.-Gener. van Neérlands<br />

Jndië ondergeschikt is en wiens gebied zich van Straat<br />

Sunda langs de oostkust tot op de hoogte der -Z-zra^a-eilanden<br />

en langs de westkust tot Sinket uitstrekt ; in de onderscheidene<br />

gewesten is een Resident, Assistent-Resident of Gezaghebber<br />

met het opperste gezag bekleed.<br />

Gevoegelijk kan men Sumatra verdeden in 1.) de onafhankelijke<br />

Rijken, 2.) de landen, die aan het Nederlandsehe<br />

gezag onderworpen zijn.<br />

1°. De onafliankelijke Rijken.<br />

a.) Het Rijk Atsjin, of het noordelijkste gedeelte des<br />

eilands, hetwelk zich langs de oostkust tot Siak en langs<br />

de westkust tot Baroes uitstrekt. In dit gewest had in<br />

1606 de eerste vestiging der Nederlanders op Sumatra<br />

plaats, ofschoon later in 1667 bij het verval van het hoofdkantoor<br />

, de kolonie naar Padang verlegd werd. De grond<br />

is minder moerassig en boschrijk dan in het overige gedeelte<br />

des eilands. Er zijn belangrijke goud- en kopermijnen ; die,<br />

welke zich in de nabijheid der hoofdstad bevinden, leveren<br />

goud van 22 karaten op. De Sultan regeert willekeurig;<br />

tot zijn gebied behooren onderscheidene landen, die door<br />

Radja's bestuurd worden , van welke vele eene onafhankelijke<br />

houding hebben aangenomen. Onder deze laatste behoort<br />

vooral de Radja van Taroemon, welke van moederszijde<br />

van Europesche afkomst is.<br />

De hoofdplaats is Atsjin, aan de noordelijke punt des


137<br />

eilands in eene aangename vlakte, aan eene rmer van dezelfden<br />

naam, die de stad in twee dee en scheidt. Zij is de<br />

zetel des Sultans, wiens voorzaten aldaar als stedehouders<br />

van het voormaals magtige Rijk Menang-h aboe het bewind<br />

voerden. Zijn paleis is eene vesting op zich zelve, die met<br />

verbazend hooge en dikke muren omgeven is ; de stad telt<br />

36000 inw. De handel, die bijna uitsluitend m handen des<br />

Sultans is is thans zeer vervallen en wordt gedreven door<br />

eenitfe schepen van C or amandel, die hier stofgoud, peper,<br />

benz°oë en paarden tegen andere voorwerpen inruilen.<br />

De westkust bevat eene menigte havenplaatsen, uit welke<br />

jaarlijks ongeveer 200000 pikois peper uitgevoerd worden<br />

en daarom den naam van peperhavens dragen De merkwaardigste<br />

zijn Boeion, Taroemon met een fort, Kivala-<br />

Batoe en Sinkel; doch het binnenloopen dezer; havens is<br />

uit hoofde van de omliggende banken uiterst moeijehjk.<br />

Het Gebied der Batta's, hetwelk zich van de rivier<br />

Sinkel zuid-oostwaarts tot aan de oostkust uitstrekt en aan<br />

vier Opper-Radja's onderworpen is, wordt gewoonlijk tot<br />

dit Rijk gerekend. .<br />

b ) Het Rijk Menang-Kaboe in het midden van Sumatra<br />

onder de linie en ten zuiden van het Gebied der<br />

Batta's gelegen, was voormaals het magtigste en uitgebreidste<br />

des eilands, en ofschoon vele distrikten , als Jambi Indrapoera,<br />

Slaken anderen zich van hetzelve hebben afgescheiden,<br />

kan het echter ten opzigte van magt en indus rie gerekend<br />

worden aan de spits van alle anderen te staan en<br />

als het middelpunt der Malcische cultuur beschouwd worden.<br />

Het staat onder drie vorsten, van welke die van het eigenlijke<br />

Menang-Kaboe de voornaamste is en als het hoofd<br />

der Maleijers en de beschermer der godsdienst beschouwd<br />

wordt. De invloed der Nederlanders is alhier seüer de ondersteuning,<br />

die deszelfs vorst van hen in 1822 tegen de<br />

Padries genoten heeft, zeer toegenomen. ,<br />

Het land kan als eene uitgestrekte hooge bergvlakte beschouwd<br />

worden, die door de mieren Stak en Indragiri,<br />

welke in dit gewest ontspringen, met de zee gemeenschap<br />

heeft. De taliyke bevolking Wordt voor de ijvcnSste van


138<br />

Sumatra gehouden ; de landbouw wordt vlijtig beoefend,<br />

kunsten z|n hun niet onbekend ; men vindt er'rijke


139<br />

het Rijk Atsjin uit, wordt ten zuklen door de Residentie<br />

Benkoelen bepaald en bevat de Assistent-Residenlie Padang,<br />

en de Residentie Padangsche Bovenlanden.<br />

De Assistent-ResideDtie Padang is slechts van<br />

kleinen omvang, en bevat de stad Padang met derzelver<br />

(lebied. Zij was sedert 1667 de hoofdplaats der Nederlandsche<br />

vasligheden op de westkust, en is sedert 1838 de zetel<br />

van eenen civielen en militairen Gouverneur en van eenen<br />

Raad van Justitie. Het fort is een vierkant en sterk gebouw<br />

, doch wordt door eenen nabijgelegen berg bestreken.<br />

Er is eene wees- en boedelkamer, eene kerk en eene school.<br />

De handel, die thans ook regtstreeks op het moederland<br />

gedreven wordt, is sedert eenigen tijd zeer toegenomen. De<br />

koffij-tcelt is sedert 1817 in deze en de overige Nederlandsche<br />

bezittingen op Sumatra, met eenen gelukkigen uitslag<br />

beproefd.<br />

De Residentie Padangsche Bovenlanden<br />

bevat, met uitzondering van Padang, de kusflanden tusschen<br />

Ayer-Bangies en Benkoelen gelegen, en is door het<br />

gebergte Sangelang, van hetwelk sommige toppen meer<br />

dan 3000 Ncd. ellen hoogte hebben, van Padang gescheiden.<br />

De mieren Indragiri en Siak, welke zich, na<br />

verscheidene andere rivieren te hebben opgenomen, aan de<br />

oostkust ontlasten, nemen in de Bovenlanden haren oorsprong.<br />

De voornaamste plaatsen dezer Residentie zijn: Priaman<br />

ten noorden Tan Padang, met eene goede reede, en<br />

het fort Fredenburg, in 1712 gebouwd, het verblijf van<br />

eenen Assist.-Resid. Er zijn eenige arakstokerijen ; ook is<br />

de handel in stofgoud, peper, koffij en gambier hier vrij<br />

levendig.<br />

Tikoe, nagenoeg onder den evenaar gelegen, met een in<br />

1823 aangelegd fort en eene goede reede, door de Tikoeeilanden<br />

beschermd.<br />

In Tanah-Datar, ten oosten van Prianam, vindt men de<br />

hoofdplaats Padang-P andjang in het gebergte, de zetel van<br />

eenen Assist.-Resid. en eenen Agent der Handelmaatschappij,<br />

De Distrikten Agam en de Vijftig Motto's worden insgelijks<br />

door cencn Assist.-Resid. bestuurd. Hot Agamsche is


140<br />

buitengemeen vruchtbaar, en brengt onderscheidene gewassen<br />

der gematigde luchtstrcek en vele groenten voort. Sedert<br />

eenigen tijd heeft de IVederlandsche Handelmaatschappij eenen<br />

Agent in de Pij/tig Kotta's in het vlek Kaya-üomha. Behalve<br />

in de nabijheid dezer plaats, vindt men in deze binnenlanden<br />

onderscheidene nieuw aangelegde forten, waaronder<br />

ds forten de Koek en van den Bosch uitmunten ; het<br />

laatste werd in 1832 door den Kapitein" VELTMAN aangelegd.<br />

b. De Besidentie Ayer-Bangies.<br />

Deze maakte tot 1838 een deel uit der Residentie Sumatra's<br />

IFestkust, doch werd in dat jaar tot eene afzonderlijke<br />

Besidentie verheven ; zij ligt ten noorden van Padang lan^s<br />

de westkust des eilands.<br />

De hoofdstad -Ayer-Bangies, de zetel des Residents, is<br />

zeer gunstig voor den handel gelegen, inzonderheid voor do<br />

.bergbewoners, die hun goud aldaar ter markt brengen. Er<br />

is overvloed van allerlei levensmiddelen en van goed bronwawater.<br />

De buitenreede is veilig, zoowel als de binnenreede<br />

vóór den mond der rivier, die voor binnenlandsche schepen<br />

bevaarbaar is.<br />

Bonjol ligt ten zuid-oosten van Ayer-Bangies, nagenoeg<br />

onder den evenaar, aan de westzijde van eencn hoogen<br />

bergrug, op welks top het fort Kotta-Generaal Cochius<br />

aangelegd is. Het_ was in dit dal, dat in Jan. 1833 een<br />

hevige opstand onder de overwonnen Padries losborst, die,<br />

aangevoerd door den Opperpriester MALIEM-BASSA , de Nederlandsche<br />

bezetting vermoordden en zich vervolgens onafhankelijk<br />

gedroegen. Reeds in 1835 naderden onze troepen<br />

Bonjol, doch in weerwil van de dapperheid der onzen,<br />

duurde het nog tot Aug. 1837, alvorens al hunne bentings<br />

en ook Bonjol zich hadden overgegeven.<br />

De Luit.-Kol. MICHIELS , de Maj. DE STURLER en de Kapit.<br />

VAN DER HART, verwierven in deze gevechten veel roem.<br />

Ten noorden van Bonjol ligt het landschap Bau, met<br />

goudmijnen; het fort Amerongen, almede in 1833 bekend<br />

geworden door de dappere verdediging van den Maj. EYLERS,<br />

is de verblijfplaats van cenen Assistent-Resident.


141<br />

Wijders behoort tot deze Residentie het eilandje Poedjnn<br />

aan de Tappanoelie-bari, met een fort en eena woning va»<br />

den Assistent-Resident. In de omstreken vindt men vogelnestjes;<br />

ook brengen dezelve kassia en kamfer voort.<br />

Het noordelijkste ligt Baroes, waar de Federlanders in<br />

1G93 reeds een kantoor hadden, dat echter in 1761 ingetrokken<br />

werd, toen de Engelschen' zich bij verdrag van<br />

hetzelve bemagtigden, om daardoor den handel in kamfer<br />

meester te worden, waarvan hier de beste soort gevonden<br />

wordt. Thans is er weder een Nederlandsch fort met eene<br />

bezetting.<br />

o. De Assistent-Residentie Benkoelen,<br />

welke in 1824 door Engeland aan ons is afgestaan, staat<br />

thans afzonderlijk onder cenen Assist.-Rcsid., en ligt ten<br />

zuiden van het Gouvernement Sumatra's /Westkust. De<br />

inlandsche bevolking, lui van aard, wederspannig en zelfs<br />

oproerig, is in groote stammen verdeeld, en staat onder<br />

hare eigene hoofden, die echter weinig meer gezag dan<br />

hunne onderdanen bezitten. De Europesche bevolking is<br />

gering, de meeste derzelvc zijn Engelschen en derzelver afstammelingen<br />

; ook wordt nevens het Mahisch de Engelsche<br />

taal vrij algemeen gesproken. De luchtsgesteldheid wordt uit<br />

hoofde der zuidewinden, die hier eenen nadeeligen invloed<br />

schijnen uit te oefenen, voor ongezond gehouden. De voornaamste<br />

rivieren zijn de Moeste en de Benkoelen ; onder de<br />

bergen komen de vulkaan de Heilige Berg {Dempo) en het<br />

Suikerbrood vooral in aanmerking. De voortbrengselen zijn,<br />

behalve de gewone , boomwol en indigo ; de koffij-teelt neemt<br />

door de aansporing tot aanplanting van boomen jaarlijks<br />

toe, terwijl de aankweeking van nagelen en muskaatnoten ,<br />

door -de volhardende pogingen der Engelschen vrij wel geslaagd<br />

is.<br />

De hoofdplaats Benkoelen, sedert 1714 door de Engelschen<br />

aangelegd, nadat de voormalige, meer noordelijk gelegene,<br />

hoofdplaats om derzelver ongezondheid door hen was<br />

verlaten, ligt in de natheid van het fort Marlborough, en<br />

telt eene bevolking van 12000 zielen van allerlei natiën.


142<br />

De voornaamste gebouwen zijn: het Gouvernementshuis, te<br />

midden van een fraai park, met een heerlijk uitzigt over de<br />

reede ; het is tevens de woning van den Assist-Rcsid. ; het<br />

oude Gouvernementshuis bevat de militaire bureaux; vóór<br />

hetzelve vindt men de gedenkteekenen, ter nagedachtenis van<br />

den Engelschen Resident PARR, en den Nederlandschen<br />

Assist.-Resid. KHOERIE,' welke beide, de eerste in 1805, de<br />

laatste in 1833 door de inboorlingen in eenen opstand zijn<br />

omgebragt. Het kerkje was vroeger een fraai gebouw, doch<br />

heeft in Nov. 1833, zoowel als de meeste woningen te<br />

Benkoelen, door eene aardbeving zeer geleden. De Chinesche<br />

wijk telt 700 inw. ; deze zijn arm en missen de nijverheid<br />

op Java aan hunne landslieden eigen. De reede<br />

is aan den aandrang der zee en aan de windvlagen blootgesteld<br />

, en dus zeer onveilig.<br />

d. De Residentie Palembang,<br />

ten zuiden van Jambi aan de zuid-oostkust, wordt door<br />

Straat Banka van dit eiland gescheiden. De binnenlanden<br />

zijn zeer vruchtbaar, daar dezelve nagenoeg al de voortbrengselen<br />

des eilands opleveren. De rivier Moeste, die in<br />

deze Residentie uit den berg van denzelfden naam ontspringt,<br />

is op sommige plaatsen meer dan 400 ellen breed en neemt<br />

verscheidene andere rivieren op. De landbouw is door het<br />

slechte bestuur der vroegere Sultans zeer achterlijk; doch<br />

sedert de verdrijving van Sultan MOHAMMED BADR EDDIH in 1821<br />

en de aanstelling zijns neefs, is het inwendige landsbestuur<br />

benevens de administratie der justitie en policie in handen der<br />

JVeder/anders overgegaan, die de verpligte peperlevering<br />

afgeschaft en den handel in peper vrijgesteld hebben.<br />

De hoofdplaats Palembang, de zetel van den Sultan, van<br />

den Resident en\der burgerlijke regtbank, ligt meer dan IG<br />

mijlen landwaarts\in op eenen vlakken en moerassigen grond,<br />

aan de beide oevters van de Moeste of Soensang, en wordt<br />

door vele kanalen doorsneden ; de woningen, vroeger uitsluitend<br />

van bamboes zamengesteld, zijn voor een gedeelte door steenen<br />

woningen vervangen, ofschoon vele Europeanen hun verblijf<br />

op vlotten in de Soensang houden ; de geheele bevolking


143<br />

wordt op 30000 zielen geschat. De Nederlanders hebben<br />

er thans een fort.<br />

e. De Lampongsclie Distrikten, benevens Indragiri<br />

en Kwantam«<br />

De Lampongs of lampongsche distrikten bevatten het<br />

zuidelijkste gedeelte van Sumatra en grenzen ten noorden aan<br />

de beide laatstgenoemde Residentien. Het land bevat aan<br />

Straat Sunda en elders goede baaijen, waarin de zeeroovers<br />

zich vaak schuil houden ; aan de oostkust is de grond laag<br />

en dikwijls aan overstroomingen onderhevig ; de westkust is<br />

bergachtig en de Keizersberg en de Pangong verheffen zich<br />

reeds van verre. Het land is schaars bevolkt en weinig bebouwd<br />

; de onbebouwde gronden zijn met uitgestrekte wouden<br />

bezet, die aan vele wilde dieren tot schuilplaats verstrekken.<br />

Voormaals waren de Lampongs aan Bantam cijnsbaar<br />

, doch deze streken zijn met zijn rijk in onze handen<br />

'gekomen. De militaire en civiele Gezaghebber heeft thans<br />

z\jn verblijf te Toelang-Bawang.<br />

De Rijken Indragiri, ten noordwesten van Jambi<br />

én Kwant an of Loeboed-Jambi ten zuidwesten van<br />

Indragiri, hebben zich vooral gedurende den oorlog tegen<br />

de Padries, onder de bescherming van het Nederlandsche<br />

Gouvernement gesteld. Sedert eenigen tijd worden derzelver<br />

belangen door eenen Assist.-Resid. behartigd.<br />

Op de oost- en westkust van Sumatra treft men eene menigte<br />

eilandjes aan, waarvan alleen sommige der eerstgenoemde<br />

voor Nederland belangrijk genoeg zijn om vermeld<br />

te worden ; deze zijn Banka, Billiton, Bintang of Riouw<br />

en Lingga.<br />

HEI EUAND BAHKA,<br />

het belangrijkste der bovengenoemde eilanden, ligt op de<br />

oostkust van Sumatra, en wordt door Straat Banka van<br />

het Palembangsche gescheiden, van welks vorst het, even<br />

als het meer oostelijk gelegene Billiton, tot 1812 eene bezitting<br />

was ; thans staan deze beide eilanden te zamen onder<br />

eenen Resident.


144<br />

Banka strekt zich uit van lOö 3 20' tot 106° 45' 0. L.<br />

én van 1° 30' tot 3° 15' Z. B., en bevat op eene oppervlakte<br />

van 158 D mijlen nag. 150000 inw., waaronder<br />

25000 Chinezen, die meest in de tinmijnen arbeiden. Stout<br />

op hunne magt, geven zij door hun verzet tegen het Gouvernement<br />

, den Residenten handen vol werks, zoodat men ,<br />

om eenen opstand onder hen te dempen, zelfs nog in het<br />

laatst van 1842 tot strenge maatregelen toevlugt heeft moeten<br />

nemen. De inlanders behoorcn meest tot den Maleischen<br />

stam. Behalve de ambtenaren en de militairen, worden hier<br />

geene Nederlanders gevonden.<br />

De luchlsgesteldheid is zeer veranderlijk en wordt, voornamelijk<br />

aan de kust, voor ongezond gehouden ; de grond<br />

des eilands is van het strand af rijzende en bestaat uit eene<br />

afwisseling van bergen, heuvelen en vlakten. De landbouw<br />

heeft onder het bestuur van den waardigen VAN DER CAPEI-<br />

IEN belangrijke verbeteringen ondergaan, zoodat het eiland<br />

vele O.-I. voortbrengselen oplevert.<br />

De tinmijnen van Banka, sedert 1710 ontdekt, schijnen<br />

onuitputtelijk ; de Sultans van Palembang, welke eertijds<br />

dezelve voor hunne rekening lieten bewerken, leverden jaarlijks<br />

dooreen gerekend meer dan 25000 pikols aan de 'Ó.-I.<br />

Comp ; thans is het bestuur der mijnen door het Gouvernement<br />

aan Europesche ambtenaren opgedragen ; de opbrengst<br />

van het jaar 1842 bedroeg 69127 pikols, welker waarde op<br />

ruim 33 tonnen gouds geschat werd. Thans wordt het tin<br />

naar Batavia gevoerd, om van daar naar Europa en China<br />

verzonden te worden.<br />

Muntok, de hoofdplaats aan de noord-westpunt des eilands,<br />

tegen over de uitwatering der rivier Palen.bang in Straat<br />

Banka, heeft eene vrij goede reede. Het strekt den Resident<br />

tot woning. — Toeboeali, een fort aan de genoemde<br />

zee-engte, is het verblijf van den militairen bevelhebber en<br />

van den bestuurder der tinmijnen.'<br />

HEI EILAND BIIXITON,<br />

ten oosten van Banka, is geheel door rotsen omringd en<br />

ligt op 108" O, L. en nag. 3° Z. B. ; deszelfs vlakke in-


145<br />

houd wordt op 5 ï D mijlen geschat ; de bevolking is betrekkelijk<br />

zeer gering. De grond is mineraalachtig en bevat<br />

belangrijke ijzermijnen ; de bosschen leveren uitmuntend<br />

timmerhout, waarvan het Gouvernement zich bedient om<br />

de inwoners praauwen te laten bouwen, welke het tegen de<br />

zeeroovers gebruikt.<br />

Na de onderwerping van Palembang in 1821 en de inbezitneming<br />

van Banka door de Nederlanders, heeft ook<br />

Billiton zich aan derzelver gezag onderworpen« Thans is<br />

een militaire post op het eiland geplaatst.<br />

Deze beide eilanden zijn voor Nederland van zeer veel<br />

gewigt, uit hoofde van derzelver gunstige ligging ter beteugeling<br />

der zeerooverij in de omliggende wateren ; tevens zijn<br />

zij de sleutel der Ghinesche en Javasche zee.<br />

HET EIIAND LINGGA<br />

grenst ten noorden aan de linie en ligt op nag. 5° O. L.<br />

De bevolking, grootstendeels zeeroovers, wordt op 12000<br />

zielen berekend; dezelve staat onder eenen Sultan, welks<br />

magt zich ook over- het meer noordelijk gelegene Bintang<br />

uitstrekt ; hij is de zeerooverij zeer toegedaan , ofschoon hij<br />

sedert de laatste overwinningen der Nederlanders derzelver<br />

magt vreest, die alleen in slaat is hem in toom te houden.<br />

De weinige Chinezen, die hier gevonden worden, beoefenen<br />

den landbouw ; de grond brengt vooral vruchten, peper en<br />

gambier voort.<br />

De hoofdplaats is Koewalla-Day , met een houten fort en<br />

eene reede, door verscheidene eilandjes gedekt.<br />

HET EILAND BINTANG OF RIOÜW<br />

ligt tusschen 104° en 105° O. L. en nag. 1° N. B. ten<br />

zuiden van het 31 aleische schiereiland, van hetwelk het door<br />

de Straat van Singa-Poera gescheiden is. Het wordt bestuurd<br />

door eenen onderkoning, die een gevolmagtigde van<br />

den Sultan van Lingga is ; doch het is, even als dit eiland,<br />

aan het Nederlandsche bestuur onderworpen, dat aldaar over<br />

beide eilanden eenen Resident heeft aangesteld. Het eiland<br />

kweekt gambier en peper, doch vooral gember aan. In


146<br />

1832 telde men op Bintang 6000 gemberplatitaadjen, die<br />

84000 centenaars gember opleverden.<br />

De bevolking is vrij talrijk en bestaat grootstendeels uit<br />

Chinezen, wier getal op 800Ó0 geschat wordt.<br />

Bintang is, met de omliggende eilandjes, bij de zeelieden<br />

meer algemeen bekend onder den naam van Riouw,<br />

naar eene stad van dien naam op het naburige eilandje<br />

Tnndjong-Pinang gelegen. Deze stad, in 1828 tot eene<br />

vrijhaven verklaard, bevat het Nederlandsche etablissement en<br />

is de zelel van den Resident en van de overige ambtenaren.<br />

De kerk is in J836 ingewijd; ook is er sedert eenigen tijd<br />

een fort, de Itroonprins, aangelegd ; daarenboven hebben de<br />

Nederlanders op Bintang een fort op eenen berg, Bintangberg<br />

geheeten.<br />

O. HET EILAND BORNEO.<br />

Borneo, tusschen Sumatra en Celebes, nagenoeg in het<br />

midden van den O.-l. Archipel, is, na Nieuw-Holland,<br />

een van de grootste eilanden der aarde. Het slrekt zich uit<br />

van 6- 30' N. B. tot 4° 40' Z. B. en van nag. 109° tot<br />

ruim 119° O. L., en wordt even als Sumatra door den<br />

evenaar in twee gelijke deeien gescheiden. De Chinesche en<br />

de Solosche zee besproeijen het ten noorden, terwijl de<br />

Zee v


J 47<br />

door aanspoelingen zou ontslaan z.jn. De hooge landen z.jn<br />

klei- of zandachtig. Het midden-gedeelte des cdands bevat<br />

een uitgebreid kristalgebergte, van hetwelk sommige toppen<br />

zich tot eene aanzienlijke hoogte verheffen; onder deze rekent<br />

men den uitgebranden vuurberg Ttgala, welke echter in<br />

hoogte door den St.-Pieters-berg m het noord-oosten des<br />

eilands overtroffen wordt. ,<br />

Onder de de hoofdrivieren van Borneo verdienen genoemd<br />

te worden: de Sukkadana, de Pontianakde Mampawa en<br />

de Sambas, welke de aldus genoemde R.jken in het westen<br />

des eilands besproeijen. De Banjermasstng, waarsch.jnhjk<br />

de grootste rivier van Borneo, heeft hare uitwatering op de<br />

zuidkust in het Rijk van dien naam ; zy ontspringt in het<br />

Sadél^ebergU en heeft tot op 30 uren afstand* van der-<br />

ÏÏer monding eb en vloed. Volgens sommigen zoude j ,<br />

in het meer Kinie-Baloc haren oorsprong hebben. De baaien<br />

z jn van weinig aanbelang; de meeste worden door den<br />

mond der rivieren gevormd. - Er worden op Borneo wei-<br />

X meren aangetroffen ; het grootste der bekende » het reeds<br />

Jenoemde Kinie-Baloe in den noord-oostchjken u.thoek des<br />

eilands, hetwelk ruim 100 mijlen in den omtrek heeft en<br />

7Per vischrijk is ; het meer Danao-Malaya, in de binnenlanden<br />

werd het eerst in 1823 door Europeanen, en wel<br />

door Nederlanders bezocht; in het midden des meers verheffen<br />

zieh twee eilandjes, waarvan het eene ter cere des<br />

Gouv.-Gen. den naam van de Capellen, het andere dien<br />

van den Commissaris Tobias ontving.<br />

De rijke goud- en diamantmijnen, welke men op Borneo<br />

aanlreft, J maken het tot een der belangrijkste punten des<br />

aardbodems; volgens de berekening van sommigen, zoude de<br />

opbrengst der eerste jaarlijks van 10 tot 20 mdl. guld. bedragen"<br />

waarvan een groot gedeelte naar China en elders<br />

uitgevoerd wordt. De opbrengst der diamantmijnen is niet<br />

te bepalen, door het regt van sommige vorsten om zich alle<br />

diamanten van vijf karaten en daarboven toe te «genen.<br />

Men heeft er gevonden, welker zwaarte van 20 tot W karaten<br />

bedroeg. Te Banjermasstng treft men zeer bekwame<br />

diamanlslijpers aan. . „


148<br />

Niet minder belangrijk zijn de ijzcrrmjnen in het binnenland<br />

van aratan, welke bij behoorlijke ontginning voor<br />

or,zen handel op Borneo bijzonder dienstig kunnen geacht<br />

worden.<br />

Hot plantenrijk verdient evenzeer onze belangstelling. De<br />

Hmferboom bereikt hier de grootste volmaaktheid ; deszeffs<br />

..rodukt wordt 30 pCt. beter geschat, dan op Sumatra; de<br />

aarlijksche uitvoer wordt op 2500 N. ffi berekend. Hoe<br />

beschikt ook de grond ter bebouwing van suikerriet en kothj<br />

l, worden deze door de geringe belangstelling der inboorlingen<br />

weinig geteeld. Voorts levert dit eiland beste peper,<br />

kruidnagelen! muskaatnoten en rijst,.terwy de Borneosche<br />

saeo beroemd is ; tevens vindt men er allerlei houtsoorten,<br />

als: iizerhout, het voor bederf onvatbare cajatenhout en ander<br />

timmerhout, waarvan zoo groote overvloed is dat de<br />

Chinezen, van de vroegste tijden af de voornaamste handehren<br />

op dit eiland, herwaarts kwamen om hunne schepen<br />

'bouwen ; - voorts sandel- en ander verf hout en bamboes In<br />

de binnenlanden ontwaart men de uitgestrektste bosschen,<br />

welker hout tot brandstof dient, terwijl de wildernissen<br />

overal met planten en heesters overdekt zijn.<br />

De uitvoer door Nederlandsche schepen bestaat in peper<br />

stofroud. kamfer, bamboes en andere produkten. In itW'<br />

vertrokken van Borneo naar Java 491 Européenne schepen<br />

Er is eene menigte wilde dieren ; onder deze wordt hier de<br />

oran


ÏW<br />

die ia onderscheidene stammen verdeeld zijn ; — Maleyers,<br />

aan de kusten en op de omliggende eilanden, die ook hier<br />

hunnen verraderlijken en moordzuchügen aard met verzaken<br />

; - Arabieren, die insgelijks meestal de kustlanden bewonen<br />

; — Boeginezcn, die de diamantmijnen bewerken ; —<br />

Chinezen en een gering getal Europeanen.<br />

De Bajakkers, meest Heidenen, z.jn ruw en wreed;<br />

een man, die niet ten minste eenmaal op eene verraderlijke<br />

wijze een' ander' van het leven beroofd heeft, is by hen<br />

niet geacht. Op sommige plaatsen hebben zij zich onder de<br />

leidino- der Maleijers aan den landbouw overgegeven en<br />

belijden, even als deze, in naam, den Islam De taal der<br />

eigenllijke Bomeoten is eene vermenging van de onderscheidene<br />

volksstammen, die het eiland bewonen. -<br />

Hel getal der Chinezen, welke zich hier gevestigd hebben,<br />

is zoo aanzienlijk, dat zij, op hunne magt steunende,<br />

zich het oppergezag over vele inlaudsche vorsten aangematigd<br />

hebben ; volgens de berekening van sommigen, zouden<br />

meer dan 80000 Chinezen de mijnen bearbeiden. Ongaarne<br />

zien zij de uitbreiding der Nederlandsche vestigingen en onderscheidene<br />

malen hebben zij getracht de pogingen der Nederlanders,<br />

om zich tot in de binnenlanden uit te breiden,<br />

te verijdelen. Hieraan was dan ook van 1818-1822 de<br />

ßistin* en de opstand der Chinezen te Sambas en elders,<br />

toe te schrijven, welke door den Commissaris IOBIAS en<br />

den Luit.-Kol. DE SIUEKS is gedempt geworden.<br />

De meeste Rijken op Borneo worden door Sultans, >telat<br />

van Arabischen oorsprong, bestierd, waarvan die van Lorneo-proper,<br />

Pontianak en Banjermassing de voornaamste<br />

zijn De kustlanden zijn de hoofd-bezüt.ngen der Nederlanders,<br />

die zich na 1816, op verlangen van de voeten<br />

der zuid- en westkust, aldaar weder gevestigd hebben en<br />

deze beschermen tegen de aanmatigingen der Chinezen en<br />

inlandsche hoofden ; doch daarentegen is de willekeur der<br />

vorsten over derzelver onderdanen aanmerkelijk verminderd,<br />

terwijl het zoogenaamde koppensnellen, het moorden en verminken<br />

, in de aan ons gezag onderworpen distnkten niet<br />

geduld wordt.


loa<br />

Wij verdee'len Borneo, even als Sumatra, in l.) onafhankelijke<br />

Rijken , en 2.) in de landen , die aan liet ß'ederlandsche<br />

gezag onderworpen zijn.<br />

1°. De onafhankelijke Rijken.<br />

a.) Het Rijk B orneo-proper of ei gent lij k Borneo,<br />

ligt op de noord-westkust en strekt zich ten zuiden<br />

tot Sambas uit. Deszelfs Sultan oefent eene onbepaalde magt<br />

uit over zijne onderdanen, die hij menigmaal als slaven behandelt.<br />

Hij houdt zijn verblijf te Borneo, aan de rivier<br />

van dien naam, welker mond tot eene ruime en veilige<br />

haven dient. De stad is onaanzienlijk en bestaat uit eenige<br />

bamboezen hutten, langs de oevers der rivier op palen gebouwd.<br />

Daar de Sultan den zeerooi begunstigt en de vreemde<br />

handelaren , welke het wagen in zijn gebied door te dringen<br />

, als slaven laat wegvoeren, is dat gedeelte der zee,<br />

hetwelk zich van kaap Daloe tot de hoofdplaats uitstrekt,<br />

eenzaam en wordt weinig bevaren.<br />

b.) D e Noord-oostkust van Borneo of het Solo<br />

sehe Gebied, ten noorden en oosten van Borneo, hetwelk<br />

aan den Sultan der »SWo-eilanden cijnsbaar is. Het<br />

bevat, van het westen beginnende , de dislrikten Maloedoe,<br />

jahitan , Pappai en Jl/angidara.<br />

De voornaamste plaatsen zijn : Maloedoe, aan de baai<br />

van dien naam, met handel, die behalve door de Soloeilanders<br />

ook door de Chinezen gedreven wordt ; en Abei,<br />

de voornaamste havenplaats der noordkust; deszelfs omstreken<br />

zijn vrij goed bebouwd.<br />

Het reeds genoemde meer Kinie-Baloe, ligt in het eerste<br />

der genoemde dislrikten.<br />

c.) De Landschappen langs de Oostkust, bestaande<br />

uit Tiroen, Bandjar, Baroe, Koti,<br />

Passir, Pagatan en Laut, staan onder Radja's en<br />

werden in vroegere tijden door Nederlanders en Engelschen<br />

bezocht ; doch de verraderlijke inborst der bewoners ,<br />

en inzonderheid der Maleijers, heeft tot hiertoe de nederzettingen<br />

zeer in den weg gestaan. _ In 1774 werd de cquipagie<br />

van het Fransche schip VEpreuve, door de Malai-


PI»<br />

lal<br />

jeis van de kusten van Passir wreeddadig vermoord. Tot<br />

de voornaamste plaatsen kan men rekenen Koti en Passir,<br />

waar de Radja's dier landschappen hunne versterkte dalems<br />

hebben. Koti is de voornaamste handelplaats der oostkust<br />

en wordt door Maleische en Chinesche kooplieden druk bezocht<br />

; behalve de gewone voortbrengselen, wordt hier benzoë'<br />

, aloe, muskus, kassia enz. uitgevoerd.<br />

2°. Landen, die aan het Nederlandsche Gouvernement<br />

onderworpen zijn.<br />

a. Be Residentie Westkust van Borneo of het<br />

Gebied van Pontianak.<br />

Deze Residentie bevat al de Rijken en Landschappen langs<br />

de westkust en grenst ten noorden aan Borneo-proper. Zij<br />

begrijpt in zich de Rijken Sukkadana en Nieuw-Brussel<br />

(ook Matan geheeten), met de binnen 's lands gelegene<br />

landschappen Landak, Monlrado , Simpang enz. ; Pontianak<br />

, Mampawo. en Sambas met Kalakka en Seriba.<br />

liet bestuur dezer gewesten is opgedragen aan ecnen Resident<br />

, die te Pontianak zijn verblijf houdt en vvien eenen<br />

Assist.-Resid. over Sambas en Gezaghebbers over de Distrikten<br />

Landak, Mampawa, Tay an en Nieuw-Brussel zijn<br />

toegevoegd ; ofschoon de Chinezen, die de mijnen bearbeiden<br />

, onder hunne eigene hoofden staan , zijn zij even<br />

als deze aan de Nederlandsche ambtenaren onderworpen.<br />

De hoofd- en residentieplaats is Pontianak, in het Rijk<br />

van dien naam, onder de linie gelegen, het verblijf van<br />

den Sultan, wiens dalem tegenover het fort gelegen is, hetwelk<br />

de Nederlanders in 1819 daar ter plaatse hebben aangelegd.<br />

Meer zuidelijk liggen de Rijken Sukkadana en Matan<br />

of Nieuw-Brussel, over welk laatste in 1829, na de verdrijving<br />

van den Sultan, Radja AKIL van Siak, Majoor<br />

in Nederlandsche dienst, ter belooning zijner getrouwe diensten<br />

bij onderscheidene gelegenheden , als vorst werd aangesteld,<br />

De stad Simpang, ia het landschap van dien naam»<br />

behoort tot zijn gebied.


152<br />

Ten noorden van Pontianak ligt het Rijk Mampawa en<br />

meer landwaarts in Landak. De stad Mampawa is het verblijf<br />

van eenen Sultan en van de Nederlandsche ambtenaren ,<br />

welke echter hunne woning in de Nieuwe wijk gevestigd<br />

hebben, die door een fort beschermd wordt. De rivier,<br />

welke hier eene aanzienlijke breedte heeft, is met hecht<br />

paalwerk afgezet, zoodat de voorbij varende schepen steeds<br />

onder het bereik van het geschut zijn. — Landak is eveneens<br />

het verblijf eens Sultans, wiens kraton op eenen hoogén<br />

berg gelegen is. Het Nederlandsche fort is reeds in de<br />

vorige eeuw gesticht en strekt den Gezaghebber tot woning.<br />

Tot Sambas, de noordelijkste onzer bezittingen, behoort<br />

ook het Gebied Kalakka en Seriba, benevens eenige mijndistrikten,<br />

onder welke dat van Montrado, hetwelk bijna<br />

uitsluitend door Chinezen bewoond wordt, vooral opmerking<br />

verdient. De hoofdplaats Sambas is het verblijf van<br />

den Assist.-Resid., welke het fort ten oosten der stad bewoont.<br />

De meeste havens dezer Residentie zijn sedert 1834 lot<br />

aanmoediging des handels, ook voor vreemde schepen vrij<br />

verklaard.<br />

b.) JDe Residentie Zuid- en Oostkust van Borneo<br />

of het Gebied van Banjermassinjj.<br />

Banjermassing, ten oosten van het Rijk Sukkadana eenen<br />

aanvang nemende, strekt zich langs het overige deel deizuidkust<br />

en de oostkust uit, tot aan het Rijk Borneo, ofschoon<br />

verscheidene der noordelijkste provinciën , als Passir,<br />

Baroe enz. van dit Gebied zijn afgescheurd en door onafhankelijke<br />

vorsten bestierd worden.<br />

De Sultan, die van de Javasche Keizers afstamt, is de<br />

bondgenoot der Nederlanders, die in 1809 derzelver kantoren<br />

aldaar op last van DAENDELS verlieten , doch in 1817<br />

de vroeger geslotene traktaten met de vorsten van Banjermassing<br />

vernieuwden. De welvaart dezer Residentie nam<br />

echter eerst aanmerkelijk toe, nadat de bekwame Commissaris<br />

XOEUS, na de onderwerping der Westkust, ook hier


153<br />

den Vorst wist te overreden, dat zijn belang met dat der<br />

Nederlandsche Regering op het naauwste verbonden was.<br />

De Residentie is zeer gunstig gelegen voor den handel,<br />

daar de grootste rivier van Borneo, de Banjermassing,<br />

dezelve doorsnijdt, die in haren loop eene menigte andere<br />

stroomen opneemt. Op sommige plaatsen vormt zij watervlakten<br />

, die het oog naauwelijks overzien kan, op andere<br />

de heerlijkste watervallen. Daar zij tot ver landwaarts in<br />

meer dan zes vademen diepte heeft, is zij ook voor groole<br />

schepen bevaarbaar, doch uit hoofde eener bank in derzelver<br />

monding zijn vele schepen genoodzaakt te Tabanje te lossen<br />

, om over de bank te komen, waarna zij hunne lading<br />

weder innemen.<br />

De Sultan houdt zijn verblijf te Banjermassing, aan de<br />

'oostzijde der rivier; doch de Resident, de ambtenaren en<br />

het garnizoen wonen in de nabijheid van het fort 1'atas,<br />

aan den westelijken oever. Dit fort, reeds in 1709 eene<br />

bezitting der Nederlanders, heeft de gedaante van eenen<br />

vijf hoek , is in 1827 met palissaden voorzien en wordt aan<br />

den rivierkant door drie, en aan de landzijde door twee<br />

bolwerken verdedigd. In de nabijheid van Tatas ligt de<br />

schans Amerongen van Tuijl.<br />

Tabanje, een steenen fort, is aan zee gelegen.<br />

Marlapana, ten noorden van Tatas aan de Banjermassing<br />

, is sterk bevolkt, de Sultan heeft hier eenen kraton ,<br />

door hooge wallen omgeven. Matraman, meer binnen 's lands<br />

gelegen, is het jagtoord des Sultans.<br />

C. HET EILAND CELEBES,<br />

het vierde der groote ^wwt/a-eilanden , is ten westen door<br />

de Straat van Makassar van Borneo gescheiden , terwijl de<br />

Zee van Celebes het ten noorden en de Zee van Java ten<br />

zuiden begrenst; de Zee en de Straat van Molukkos bespoelen<br />

het ten oosten. Het ligt lusschen 1" 35' N. B. tot<br />

nag. G 3 Z. B. en van 118° 40' tot nag. 125^ O. L. De<br />

vlakke inhoud is uit hooide der onbekendheid van het binnenland<br />

niet naauwkeurig te bepalen ; doch wordt op ruim<br />

2500 D mijlen geschat.


154<br />

Celebes wordt door drie groote baaijen, de Bau van<br />

Tomint, die van Tolo en die van Boni in vier schiereilanden<br />

verdeeld, waarvan het noordelijkste en het zuidelijkste,<br />

benevens een gedeelte der westkust voor ons de belangrijkste<br />

zijn. De beide oostelijke schiereilanden zijn , met uitzondering<br />

van eenige aan de kust gelegene plaatsen, nog weinig<br />

bekend.<br />

Daar het noordelijkste deel des eilands onder de linie ligt,<br />

is de lucht zeer heet ; niettemin wordt Celebes voor het gezondste<br />

der (S^afo-eilanden gehouden, zoowel uit hoofde<br />

van de elkander regelmatig afwisselende land- en zeewinden,<br />

als uit hoofde van de tallooze bergketenen , die het doorslingeren<br />

en de hitte aanmerkelijk bekoelen ; daarenboven is de<br />

grond meer verheven en minder moerassig dan op de andere<br />

Sunda-eihnden. De lage kustlanden zijn echter vochtig en<br />

zandig, doch bijzonder geschikt voor den landbouw. De<br />

drooge mousson, die half Maart reeds begint, duurt gewoonlijk<br />

acht maanden ; intusschen verdient het opmerking,<br />

dat het gebergte Bonthain, hetwelk aan de zuidelijkste punt<br />

een' aanvang neemt en dit schiereiland in een oostelijk en<br />

een westelijk deel scheidt, aan beide zijden tegenovergestelde<br />

saizoenen veroorzaakt.<br />

Van de bergen dalen in onderscheidene rigtingen rivieren<br />

en beken af, die de landen besproeijen , doch de meeste<br />

derzelve zijn kustrivieren , die alleen tot op weinigen afstand<br />

van derzelver monding bevaarbaar zijn. Geen der bergen<br />

is hooger dan 1600 N. ellen ; in het noord-oostelijke schiereiland<br />

bevinden zich eenige vuurbergen, welke echter in langen<br />

tijd geene verwoestingen hebben aangerigt.<br />

De grond is op vele plaatsen uitmuntend geschikt voor<br />

den rijstbouw ; doch de bebouwde velden zijn niet toereikende<br />

om in de behoeften der bevolking te voorzien. Overigens<br />

levert het plantenrijk al de meermalen genoemde<br />

keerkringvoortbrengselen ; bijzonder verdient het katoen vermeld<br />

te worden, daar dit produkt de talrijke inlandsche<br />

weverijen gaande houdt, en de uitvoer van de alhier vervaardigde<br />

katoenen kleedjes naar Java vroeger zeer sterk was.<br />

Ook neemt de suiker-cultuur thans hand over hand toe, en


190<br />

haren oorsprong in een meer van denzelfden naam ; doch<br />

uit hoofde van de talrijke zandbanken en rotsen, over welke<br />

zij stroomt, is de vaart op dezelve zeer gevaarlijk.<br />

De hoofdartikelen voor den uitvoer zijn : suiker, koffij,<br />

katoen en cacao , die aangebouwd worden op 383 planlaadjen,<br />

meerendeels langs de oevers der rivieren en kreken<br />

gelegen; van deze zijn 106 suiker-, 129 koffij-, 50 katoenen<br />

2 cacao-plantaadjen, terwijl er slechts 'ééne gevonden<br />

wordt, welke de indigo oplevert; de overige zijn kost- en<br />

kvveekgronden, die hoofdzakelijk de banaan, het gewone<br />

voedsel der slaven , doch niets voor den uitvoer opleveren.<br />

In de vorige eeuw steeg het getal der bebouwde plantaadjen<br />

tot over de 80O. Onderscheidene oorzaken hebben sedert<br />

dien tijd tot het verval der kolonie medegewerkt, gelijk wij<br />

in het laatste hoofdstuk der Geschiedenis onzer Nederlandsche<br />

Bezittingen vermeld hebben. Men moge al of niet beweren<br />

, dat uitputting van den grond der eerst aangelegde<br />

plantaadjen tot derzelver verval zoude hebben bijgedragen ;<br />

dat bij gepast aangewende middelen Suriname, met hare<br />

zuster-koloniën Cayenne en Demerary zoude hebben kunnen<br />

blijven wedijveren ; het kan niet ontkend worden, dat de<br />

landbouw aldaar door de lage prijzen der produkten in Nederland,<br />

aanmerkelijk gedrukt wordt.<br />

De uitvoer der hoofdartikelen is echter non- vrij aanzienlijk,<br />

en bepaalt zich bijna uitsluitend tot het "moederland en<br />

Nd.-Amerika. In 1841 bedroeg deze 15| mill. N. (§ suiker,<br />

een mill. N. ffi koffij, ruim 750000 N. $ katoen,<br />

43000 N. W, cacao en 32Ó TT. fg indigo, welke door ruim<br />

80 Ned. schepen werden uitgevoerd, terwijl 99000 gallons<br />

melassie en 78000 gallons rum, door 32 Amerikaansche<br />

schepen werden uitgevoerd. Door elkander wordt de jaarlijksche<br />

uitvoer op ƒ2500000 gerekend.<br />

De mindere voortbrengselen bestaan in tabak en specerijen,<br />

verscheidene soorten van koortsbasl en andere geneeskruiden,<br />

fijne houtsoorten, vooral cederhout en waterplanten. Het<br />

delfstoffelijk rijk levert weinig belangrijks op. In het dierenrijk<br />

vindt men hier het Europesche rundvee, paarden enz.,<br />

wild, en vooral in de boschrijke streken papegaaijen, koli-


191<br />

bries* den mieren-eter, en eene verscheidenheid van schaal- ea<br />

andere inseklen ; de rivieren bevatten vele soorten van visschen,<br />

waaronder de beef-aal vooral opmerking verdient.<br />

De koloniale gronden zijn voor een groot gedeelte de<br />

eigendom van particuliere handelhuizen, maatschappijen en<br />

hypotheekhouders. Het bestuur der plantaadjen is van wege<br />

de eigenaars (die meest allen in Europa wonen) opgedragen<br />

aan Administrateurs ; deze houden gewoonlijk hun verblijf te<br />

Paramaribo, en laten het reglslreeksche beheer der onder<br />

hunne administratie behoorende plantaadjen aan Directeurs<br />

over, welke met een of meer leerlingen, Blank-officieren<br />

geheelen, op de plantaadjen wonen.<br />

De geheele bevolking bedroeg in het laatst van 1841 ruim<br />

65000 zielen, bestaande uit Europeanen (eene vermenging<br />

van allerlei natiën; als: Nederlanders. Engelschen, Franschen,<br />

Duitschers, enz.), Creolen, Kleurlingen (*), Negers<br />

en Indianen. Onder deze bevonden zich 10200 vrijen en<br />

46879 slaven, terwijl de overige gerekend werden tot de<br />

zoogenaamde Boschnegers te behooren.<br />

De Indianen zijn de oorspronkelijke bewoners des lands,<br />

die bij de inbezitneming der kolonie in de bosschen terug<br />

gedreven werden ; zij zijn zacht van aard en leven van de<br />

jagt en de vischvangst ; men brengt dezelve tot den stam der<br />

'Caraïben , Warau's en Arawakken. De bevredigde Boschnegers<br />

hebben zich tusschen de Saramacca, de Suriname<br />

en de Marowijne gevestigd ; zij staan onder hun eigen bestuur,<br />

doch mogen sedert het met hen gesloten traktaat van<br />

bevrediging, hunne woonplaats niet verlaten; men onderscheidt<br />

dezelve in Aukaners, Saramacca- en Sarakrekers,<br />

Bekoe- en Bonninegers ; derzelver getal zal dat van 7000<br />

niet verre te boven gaan.<br />

Sedert de afschaffing van den slavenhandel neemt het gelal<br />

der slaven jaarlijks af; deze vermindering moet vooral aan<br />

de onder hen bestaande zedeloosheid, den overmatigen ar-<br />

(*) Creolen roomt innn dezulken , die uit Europeanen nldnar<br />

rjetioren zijn. Kleurlingen noemt men eene vermenging van<br />

onderscheidene rassen. *


192<br />

beid en de onevenredige voeding worden toegeschrev<br />

doet met grond voor verderen achteruitgang der koloni<br />

zen. Om in dit gebrek aan handen te voorzien, hee<br />

reeds meermalen gewild, dat men de zoogenaamde la<br />

huizers (gelukzoekers) moest trachten aan te sporen o<br />

landbouw in de koloniën te beproeven. Alhoewel soi,<br />

het er voor houden, dat de Europeaan voor den<br />

arbeid in de koloniën ten eenemale ongeschikt is, schij<br />

nogmaals eene proeve te willen wagen. In Januari<br />

ontvingen de Wel Eerw. Heeren A. VAN DEW BRAN<br />

D. copiJN en H. BETTING de toestemming van het Nedsehe<br />

Gouvernement om zich aan het hoofd eener Eun<br />

kolonisatie in Suriname te vestigen ; volgens ontvangt<br />

rigten van SepU 1843, zal de nederzetting zich vo<br />

bepalen tot den post Groningen (*) en deszelfs 01<br />

waartoe door den Gouverneur-Generaal, in overeenste<br />

met den Heer BETTING , die zich reeds aldaar bevindt, de r<br />

schikkingen beraamd zijn ; terwijl men thans ijverig<br />

zaam is om onder de leiding van een bekwaam Dil<br />

het terrein geschikt te maken, om vijftig Europesche<br />

gezinnen op te nemen.<br />

De slaven zijn meest allen Heidenen; het getal der<br />

wordt op 1325 zielen geschat, terwijl de geheele Chi<br />

bevolking weinig meer dan 5500 zielen telt; intu<br />

maakt het Christendom, volgens de jongste berigten ,<br />

onder de Saramacca-negers en Sarakrekers zigtban<br />

deringen, terwijl de verspreiding des Christendoms<br />

plantaadjen door de Moravische broeders (f) met ijver<br />

voortgezet.<br />

(*) Deze militaire post ligt aan de Saramacca, ach<br />

ten westen van Paramaribo, en werd in 1790 onder den (<br />

Gen. j; c. WICÜERS aangelegd en naar zijne geboorte<br />

Groningen genoemd.<br />

(t) In 1829 gaf Z. M. WIIF.EM I zijno goedkeuring af<br />

door den Heer Mr. f. i. Baron VAH EEECKEREH en andere<br />

schenvrienden ontworpen plan , ter oprigting van eene<br />

schappij tot uitbreiding van het Christendom onder de Hein<br />

bevolking van Suriname, door mWdel der Moravische hro


193<br />

De belangen des moederlauds worden in de kolonie behartigd<br />

door den Gouverneur-Generaal, die levens opperbevelhebber<br />

over de land- en zeemagt is ; hij is in zijne betrekking<br />

het hoofd van den Kolonialen Raad , uit den Procureur-<br />

Generaal , den Administrateur der finantiën, zes van de<br />

voornaamste ingezetenen der kolonie en eenen Secretaris beslaande.<br />

De hoofdplaats is Paramaribo, aan den linker oever der<br />

Suriname aangenaam gelegen. Het is de zetel van het Bestuur<br />

der Nederlandsche W.-I. Bezittingen, van de hooge<br />

collégien en het middelpunt van den handel der geheele kolonie.<br />

De stad heeft goede regte straten, die elkander lijn—<br />

regt snijden ; doch de grachten zijn van geringe beteekenis<br />

; — de meeste huizen zijn van hout, hetgeen bij het<br />

ontstaan van brand voor de stad de jammerlijkste gevolgen<br />

hebben kan. In Jan. 1821 werden meer dan 400 huizen ,<br />

2 kerken en eenige openbare gebouwen in de asch gelegd,<br />

terwijl de stad in Sept. 1832, door de boosaardigheid van<br />

eenige weggeloopen Negers op nieuws deerlijk geteisterd werd.<br />

Onder de voorname gebouwen der stad kan men stellen :<br />

het Gouvernements-huis, een aanzienlijk verblijf, in 1710 voltooid<br />

; ten noord-westen van het Gouvernements-plein, het<br />

steenen gebouw voor de bureaux, hetwelk in 1841 den naam<br />

van Stadhuis ontvangen hóeft ; het Geregtshof, vroeger in<br />

verval, doch door de z<strong>org</strong>en van den voorlaatsten Gouv.-<br />

Gen. j. c. RIJK , thans Minister van Marine in Nederland,<br />

vernieuwd ; de, W.-I. Bank is sedert aldaar overgebragt ; —<br />

de Gouvernemenls-magazijnen onder hetzelfde bestuur gebouwd<br />

; het Hospitaal of Ziekenhuis ; en den Schouwburg, in<br />

1839 opgetrokken.<br />

De thans bestaande kerken der Hervormden en Lutherschen<br />

zijn kort na den brand van 1832 gebouwd; de eerste<br />

heeft de gedaante van een langwerpig ovaal, en is van steen<br />

'lia zich in 1835 op de plantaadjen Charlottenburg aan de<br />

Collica vestigden, terwijl het Gouvernement in 1837 der Maatschappij<br />

tot hetzelfde einde eenige gehouwen aan de Suriname<br />

«fatond.<br />

13


194<br />

opjretrókkett.' de laatste prijkt met een sierlijk <strong>org</strong>el. De<br />

kerk der R. Katholijken heeft een net torentje. Tevens is<br />

er eene Hernhutlersche kerk, die bijna uitsluitend door Kleurlingen<br />

en Negers bezocht wordt; de talrijke Israëlitische<br />

bevolking heeft er twee synagogen.<br />

Er zijn te Paramaribo eenige liefdadige gestichten en nuttige<br />

instellingen. Onder de laatste verdienen , behalve de reeds<br />

genoemde , nog vermeld te worden , de Afdeeling der Maatsch. :<br />

lot Hut van 't Algemeen en die van het Bijbelgenootschap ;<br />

de Commission van Onderwijs, van Geneeskundig Toevoorzigt.<br />

«n van Landbouw. De geheele bevolking bedraagt 15000<br />

zielen, waaronder 8500 slaven. Onder de vrijen "telt men<br />

1200 Joden en 800 Christenen. Het garnizoen wordt op<br />

600 man gesteld.<br />

De haven wordt bestreken door het kasteel üeelandia,<br />

hetwelk door het Gouvernements-plein van de stad afgescheiden<br />

is , en even als het fort Nieuw-Amsterdam , onder het<br />

bestuur van KIJK, belangrijke verbeteringen ondergaan heeft ;<br />

eok is te zelfder tijd de geheel vergane schoeijing der rivier<br />

vervangen door eenen walmuur van zandsteen, afkomstig<br />

van een nutteloos geworden fort.<br />

Het vlek Savanna, aan den regier oever der Suriname,<br />

is thans zeer in verval ; het wordt bijna uitsluitend door Joden<br />

bjwoond, die er e-me synagoge en eene school hebben.<br />

b. DE CUUAÇAO-EILANDEN.<br />

Deze eilanden, in de Caraïbiscke zee gelegen, op 12°<br />

N. B., strekken zich noordwaarts van de noordkust van<br />

.Zuid-Amerika uit en beslaan uit de eilanden Curacao , Bonaire<br />

, Aruba, Klein-Curaçao en Klein-Bonair e, waarvan<br />

de twee laatste onbewoond zijn.<br />

Daar deze eilanden, uit hoofde van de veelvuldige droogten<br />

, welke er heersdien, weinig opleveren , is de uitvoer<br />

naar hel moederland van geringe beleekenis ; doch voor den<br />

handel op Terra-Firma kan derzelver bezit voor ons belangrijk<br />

genoemd worden.<br />

Thans staan zij onder eenen Directeur , die op Curaçao<br />

ziju verblijf houdt en wien die op Bonaire en Aruba on-


195<br />

Jergescliikl zijn. De geheele bevolking bedraagt ruim 19000<br />

zielen.<br />

Curaçao, op 69° 10' W. L. van Greenwich, het voornaamste<br />

dezer groep, heoft Bonaire ten oosten en Aruba ten<br />

westen, is 12 uren lang en van 2 tot 3 uren breed. De lucht<br />

is vrij gezond en de hitte wordt door de zeewinden aanmerkelijk<br />

bekoeld. De grond bestaat, even als die der andere eilanden<br />

, uit groensteen en kalksteen, vooral aan de noordzijde,<br />

die tevens kaal en onvruchtbaar is. Het geheele eiland is<br />

berg- en heuvelachtig ; het strand op verscheidene plaatsen<br />

zand- of rotsachtig. Aan de zuidzijde vindt men de meeste<br />

teel-aarde, die ook groente-soorlen oplevert. Behalve zout en<br />

kalk, de hoofdvoortbrengselen des eilands, bouwt men op<br />

Curacao maïs en aardvruchten, terwijl onder de vruchtboomen<br />

de banaan-, kokos-, dadel- en oranje-boom het algemeenst<br />

zijn ; onder die , welke goed timmerhout oplevere°n ,<br />

behoort de pokhout- en de mahonijboom ; voorts vindt men<br />

er de aloë en andere geneeskruiden, een weinig tabak en<br />

suikerriet, welk laatste van eene slechte hoedanigheid is.<br />

Volgens onlangs ontvangene berigten werd 's Rijks etablissement<br />

Plantenrust voor de nopal- en andere cultuur in<br />

gereedheid gebragt en door vrije menschen bearbeid , waarvan<br />

men zich veel goeds beloofde. Men vindt er eeni^ rundvee<br />

, overvloedig schapen, geiten en ezels, welke in snelheid<br />

de paarden evenaren.<br />

Rivieren worden er niet gevonden , en de weinige kreken<br />

droogen spoedig na den regentijd uil ; de meeste tuinen en plantaadjen<br />

zijn voorzien van putten, welker water bij lanaduri^e<br />

droogte, die hier niet zeldzaam is, zeer dikwijls brak"wordt<br />

De bevolking bedroeg in 1833 ruim 15000 zielen , nam<br />

'Ir, 60 ? hlanken , 6500 vrije kleurlingen en zwarten<br />

en 5900 slaven. De blanke bevolking is uit allerlei natiën<br />

samengesteld ; zij behooren meest allen tot de Protestantsche<br />

de kleurlingen en zwarten daarentegen tot de R. Kalholijkë<br />

kerk. Hel getal,der Joden bedraagt 750 zielen.<br />

Curaçaojs, vooral aan de oostzijde, sedert 1825 aanzienlijk<br />

versterkt, zoodat thans, vooral de St.-Anna-baai, voor<br />

eene verslerkjng van den eerslen rang gehouden wordt. Aan<br />

13 *


196<br />

deze baai, eene der gemakkelijkste en veiligste havens van<br />

West-lndï<strong>è</strong>, met eene goede ankerplaats, ligt de Willemstad,<br />

die zeer goed gebouwd is. Er zijn twee scholen,<br />

scheepstimmerwerven, eene vrij goede en inwendig nette<br />

Protestanlsche kerk, met een <strong>org</strong>el en een uurwerk, eene<br />

R. Kath. kerk in de wijk 0trabande, aan de andere zijde<br />

der haven, en eene synagoge. Door de ijverige bemoeijingen<br />

van wijlen den predikant G. B. BOSCH, maken de Hervormden<br />

en Evang.-Lulherschen sedert 1825 slechts ééne<br />

gemeente uit. De bevolking bedraagt met de voorsteden<br />

Pie/ermaai en Scarloo nagen. 7000 zielen.<br />

De Directeur der CWaçao-eilanden bewoont het voormalige<br />

Gouvernements-gebouw aan de baai, die door het kasteel<br />

Amsterdam verdedigd wordt; de stad zelve wordt bestreken<br />

door het fort Nassau, op den top eens aanzienlijken heuvels<br />

gelegen, die meer dan 60 ellen hoog is.<br />

Sedert 1827 is Curaçao eene vrijhaven.<br />

Klein-Curaçao op een uur afstands van de zuidoostpunt<br />

van Curaçao, verheft zich naauwelijks uit zee ;<br />

een toren, uit koraalsteen opgebouwd, dient tot verkennings-teeken<br />

voor de zeelieden.<br />

Bonaire of Buen-Ay r e op 68° W. L. is ruim<br />

20 uren in omtrek en bestaat uit eenen hoogen, dorren kalkgrond.<br />

De zuidkust, die heuvelachtig en met kreupelhout<br />

begroeid is, is voor de zeevaart zeer geschikt. Het eiland<br />

brengt weinig voort. Deszelfs voornaamste beplanting is in<br />

de liinçon, eene vallei, door aanmerkelijke heuvels omgeven<br />

, waar de gouvernements-slaven , ten getalle van 400 ,<br />

hun verblijf houden en gebruikt worden tol het branden van<br />

kalk, het vellen van houlgewas en het vergaderen van zout ;<br />

voorts levert het eiland maïs en braziliënhout ; ook zijn er<br />

schapen- , geiten- en ezelfokkerijen.<br />

De bevolking bestaat uit 1470 zielen , waaronder ruim<br />

100 blanken en 550 slaven. In de baai, bij de ankerplaats<br />

aan de zuid-westzijde, ligt een fortje, met vier stukken geschut<br />

voorzien , rondom hetwelk eenige niet zeer fraaije woningen<br />

gebouwd zijn ; de overige huizen zijn over het eiland<br />

verspreid. — Er is op Bonaire eene R. Kathol. kerk.


197<br />

Aruba, op 70° 10' W. L., is slechts 6 uren lang en<br />

twee breed; ofschoon aan de westzijde laag en vlak, is het<br />

aldaar, uit hoofde der klippen, ongenaakbaar; het gebergte<br />

beslaat nagenoeg drie vierden des eilands ; de hoogste toppen,<br />

de Arie-Kok en de Jamarolu, bereiken eene hoogte<br />

van'nac 160 ellen. De valleijen zijn niet onvruchtbaar en<br />

brengen" eenige vruchten en moeskruiden voort ; ook wordt<br />

er e°eni" zout, kalk, brazilienhoul en brandhout gevonden.<br />

De grond bevat ijzer-erts en agaatsteen, benevens goud ;<br />

doch de goudgravingen van wege het Gouvernement sedert<br />

1824 beproefd", hebben geene voldoende uitkomsten opgeleverd<br />

(*), zoodat de werkzaamheden bij vermindering van<br />

opbrengst gestaakt en door bijzondere personen van tijd tot<br />

tijd zijn voortgezet geworden. In het laatst van 1843 was<br />

men weder ijverig bezig, en men wil, dat enkele lieden<br />

binnen weinige dagen ettelijke ponden verzameld hadden.<br />

Men heelt op Aruba ratelslangen en eene menigte vogelen<br />

en inseklen; de oevers zijn rijk aan schildpadden en<br />

vischsoorten. Het Gouvernement houdt er eene ezel-stoeterij,<br />

waarop steeds 200 ezels aanwezig zijn.<br />

De bevolking bedroeg in 1833 nag. 2750 zielen, waaronder<br />

400 blanken en 2000 kleurlingen.<br />

Aan de Paordevbaai, in het westelijke gedeelte des eilands,<br />

liit de Oranjestad, bestaande uit 200 huizen met eene bevolking<br />

van 1050 luw. Er is, even als te Curaçao., eene Protestantsche<br />

gemeente, uit 400 personen bestaande ; het getal<br />

der R. Katholijken bedraagt omstreeks 2300 personen ;<br />

beide gemeenten hébben hare kerkgebouwen , terwijl de weinige<br />

Joden hunne godsdienst-oefeningen in eene woning verrieten.<br />

Het fort Zoutman ligt aan de oostzijde der Paardenbaai. }<br />

C.) DE NEDERLANDSCHE ANTILLES.<br />

De Antilles , eene eilanden-groep in de Golf van Mexiko ,<br />

(*) Volgens de opgaven van Prof. EEIKWAKUT te Leiden , werd<br />

in 1827 aan het Ministerie van Koloniën van daar ontvangen,<br />

ruim 71 pond, van meer dan 21| karaat, ter waarde vor»<br />

ƒ 103000.


198<br />

tusschen 10° en 28° N. B. en lusschen 40° en 69° W. L. van<br />

Greenwich, worden in Groote en A /eine Antilles onderscheiden<br />

, terwijl deze laatsten weder verdeeld worden in Eilanden<br />

boven den Wind en Eilanden onder den Wind. Zij draden<br />

allen de kenmerken eener ontzettende omwenteling in de natuur<br />

en schijnen de overblijfselen te zijn van vastland,<br />

waarop de oceaan zijne heerschappij hernomen heeft.<br />

Van de Boven den Wind gelegene eilanden behooren ons<br />

alleen St.-Eustatius, Saba en een deel van St.-Marten.<br />

Zij zijn in twee besturen verdeeld , die ieder eenen Directeur<br />

aan het hoofd hebben , doch deze staan onder de bevelen<br />

van het hoofd der Nederlandsche W.-l. Bezittingen. Het<br />

bijna eenige voortbrengsel is de suiker, doch in-zoo geringe<br />

hoeveelheid , dat de uilvoer voor het moederland niet zeer<br />

belangrijk is ; de handel, die vroeger hier zeer levendig was ',<br />

is thans van geringe beteekenis. De luchtsgesteldheid"wordt<br />

voor vrij gezond gehouden ; ofschoon orkanen en piasregens<br />

hier niet vreemd zijn, is er echter menigmaal gebrek aan<br />

water, waarin men door het graven van putten , zoo veel<br />

mogelijk, tracht te voorzien ; doch niet zeldzaam zijn de<br />

voorbeelden, dat de oogst op St.-Eustatius door de langdurige<br />

droogte geheel mislukte. De bevolking wordt op ruim<br />

70C0 zielen geschat.<br />

St.-Eustatius, op 17° 19' N. B. en 63° 10'W. L.,<br />

heeft slechts vijf uren in omtrek ; het verheft zich steil uit<br />

zee, en heeft in het zuid-oostelijk'gedeelte eenen uilgebranden<br />

vuurberg, welks hoogte op nag. 750 ellen geschat wordt.<br />

De grond is steenachtig, met uitzondering der valleijen , die<br />

vrij goeden bouwgrond bevatten ; het getal der suikerplantaadjen<br />

, dat vroeger zeer aanzienlijk was, is thans tot op 14<br />

verminderd, terwijl de bevolking des eilands, die vóór ruim<br />

eene halve eeuw 25000 zielen bedroeg, thans naauwelijks het<br />

tiende gedeelte bedraagt. Onder deze bevinden zich 380<br />

Blanken. Vee-teelt en vischvangst maken eenen belangrijken<br />

tak van bestaan der inwoners uit.<br />

^Sedert 1826 is de geheele westkust des eilands met batterijen<br />

beplant. Men vindt aldaar eene stad van denzelfden<br />

naam, die benevens de baai of reede door het fort Oranje,


19J<br />

in het midden der stad gelegen , beschermd wordt. De Bovenstad<br />

is regelmatiger en luchtiger gebouwd dan de Benedenstad<br />

; men vindt er fraaije winkels en pakhuizan.<br />

De Hervormde kerk is sedert 1817 niet meer in gebruik;<br />

het kerkhof is de rustplaats van den wakkeren Schout-bijnacht<br />

WILLEM CRUL, in 1781 nabij het eiland Sombrera<br />

gesneuveld. De Methodisten hebben hier een gebouw, waarin<br />

de 'dienst door eenen Britschen zendeling verrigt wordt.<br />

In de nabijheid dezer plaats liggen de sterkten Nassau,<br />

de Wind en Amsterdam.<br />

Ter opbeuring des handels werd het eiland in 1828 tot<br />

eene vrije haven verklaard, doch nog in hetzelfde jaar werd<br />

deze gunstige beschikking, door andere ten nadeele des haudels?genomen<br />

maatregelen, genoegzaam geheel vernietigd.<br />

Saba, slechts 5§ mijl ten noord-westen van St.-Eustatius<br />

gelegen, is niet veel meer dan eene rots, doch door de natuur<br />

tot eene onneembare vesting gevormd. Een vlek aan de<br />

westzijde des eilands draagt denzelfden naam. Men roerat de<br />

zindelijkheid der bewoners, die zich met de kweekerij van<br />

moes^roenten en het vervaardigen van kousen onledig houden.<br />

De geheele bevolking zal weinig meer'dan 1100 zielen<br />

bedraden, waarvan ruim de helft uit Blanken bestaat.<br />

S ".-Marten, 7J mijl ten noorden van St.-Eustatius,<br />

en waarvan alleen het zuidelijke deel aan Nederland behoort,<br />

levert voornamelijk suiker; de hoofdplaats Fi/ipsburg aan<br />

eene baai, die voor kleine schepen bevaarbaar is, bestaat<br />

uit eenige houlen woningen langs het strand gelegen ; zij<br />

worden beschermd door het fort Willem I, terwijl de forten<br />

Amsterdam en 'St.-Pieter den ingang der baai verdedigen.<br />

Er is eene kleine, doch wel onderhouden kerk, benevens<br />

eene school, waar in het Engelsch onderwijs gegeven wordt,<br />

hetgeen hier, zoowel als op de beide andere eilanden, de<br />

gewone volks-taal is.<br />

In de nabijheid van het fort Willem I heeft men een<br />

zoutmeer , hetwelk vroeger eene aanzienlijke hoeveelheid zi at<br />

opleverde.


DRUKFEILEN.<br />

Bladz. 7, reg. 11 v. oni. staal: jxjf, lees: IB*.<br />

60, I 3 » » » JVeganapatnam, » Ncgapatnam.<br />

» 104, » 14 » bov; Boehda , » Soedha,

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!