Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
SCHETSEN<br />
UIT DEN<br />
ATJEH-OORLOG<br />
DOOR<br />
J. P. SCH OEM AKER,<br />
L" Luitenant-adjudant der Infanterie iiij liet N -1. Leger<br />
TW13EDE HUN])EL<br />
KOTA-PETJOET — BLANG-'PRIA<br />
sAMAI.ANGAN — BATOE-ILIQ — DOERANG<br />
SELEMPOBOENG — KROENG-RABA<br />
EDI — KOTA-PASIR<br />
Met schetskaartjes<br />
'S-GRA VENIIAGE<br />
W. P. VAN STOCKUM & ZOON<br />
1890
SCHETSEN UIT DEN ATJÉH-OORLOG
SCHETSEN<br />
UIT DEN<br />
ATJ E U-OOR LOG<br />
i e<br />
DOOR<br />
J. P. SCHOEMAKER,<br />
Luitenant-adjudant der Infanterie i>ij het N.-I. Legei<br />
TWEEDE BUNDEL<br />
KOTA-PETJOET — BLANG-PRIA<br />
SAMAI.ANGAN BATOE-ILIQ DOERANG<br />
SELKMl'O-HOENG — KROENG-RABA<br />
EDI KOTA-PASIK<br />
Met schetskaartjes<br />
'S-GRA VENHAGE<br />
W P. VAN STOCKUM & ZOON<br />
1890
t'.EDKUKT BIJ DE SWART EN ZOON.
VOORWOORD<br />
Ons „Vervolg op de schetsen uit den Atjeh-oorlog"<br />
leiden wij in met een welgemeende dankbetuiging aan<br />
onze geachte kameraden, voor de zoo bereidwillig<br />
ons verstrekte gegevens tot het zamenstellen van dezen<br />
nieuwen bundel<br />
\. P. SC II O HM AKER
DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />
Januari 1874<br />
Wanneer wij, officieren, onder gezelligen kout met onze<br />
kameraden zijn aangezeten, dan valt, zooals te begrijpen<br />
is, meermalen het gesprek op den Atjeh-oorlog; dat<br />
veld van eer, waarop sinds 1873 zoovele dapperen van<br />
het Indische leger waardig strijden onder de „Oranje<br />
vaan". Hoe verheugen wij ons dan, dezen, of genen<br />
kameraad als een treffend voorbeeld van moedsbetoon te<br />
hooren roemen. Wij komen tevens tot de overtuiging<br />
hoevele heldendaden in allen eenvoud worden verricht;<br />
hoe weinig zij bekend zijn en hoe spoedig de vergetelheid<br />
hare sombere schaduw daarover uitspreidt. O! kon de<br />
faam die rondbazuinen, Nederland en ons Nederlandsch-<br />
Indisch leger ter eere en der nakomelingschap ten spoorslag<br />
en navolging van zoovele krijgsmansdeugden ! Onder de<br />
vele braven, die zich op het oorlogsterrein door hunne<br />
militaire deugden hebben weten te onderscheiden, tellen<br />
wij ook den kapitein der infanterie A. H, W. Scheuer.<br />
Deze officier, wjens borst met het eere-metaal prijkt<br />
1 1<br />
I
2 DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />
voor moed, beleid en trouw, wien twéé eervolle vermel<br />
dingen en de eeresabel ten deel vielen, behoort tot die mannen,<br />
wier krijgsmanshoedanigheden en ridderlijke aard hen tot<br />
een sieraad maken van het roemrijk Indisch officierencorps.<br />
Reeds als jong officier maakte Scheuer den Atjeh-<br />
oorlog mede, en sinds heeft hij met onwrikbare volhar<br />
ding en onverdoofden moed een belangrijk deel bijge<br />
dragen tot den luister van onze dierbare Oranjevaan.<br />
Uit dit zoo heldhaftig krijgsverleden willen wij eenige<br />
feiten in herinnering brengen.<br />
Deel uitmakende van de expeditionnaire macht onder<br />
generaal van Swieten, wist Scheuer zich reeds kort<br />
na het betreden van den vijandelijken bodem te onder<br />
scheiden door met levensgevaar de vijandelijke versterking<br />
Kota-Petjoet te verkennen. Deze verkenning geschiedde<br />
op den I2 n<br />
Januari 1874.<br />
Ter verduidelijking van ons verhaal is het evenwel<br />
noodig, ook eene korte beschrijving te geven van de<br />
operatie onzer troepen tegen de voorwerken van den<br />
Kraton.<br />
Nadat onze legerplaats te Penajong behoorlijk versterkt<br />
en door eene vaste brug met de, aan den anderen oever<br />
van de Atjeh-rivier gelegen , kampong Diawa verbonden<br />
was, van waaruit een gemeenschapsweg voerde naar de<br />
door ons veroverde Missigit, besloot generaal van Swieten<br />
van uit deze stelling 's vijands hoofdversterking, des<br />
Sultans Kraton, aan te tasten.<br />
Door veelvuldige verkenningen was ons de ligging van
DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET 3<br />
den Kraton genoegzaam bekend; doch het terrein er om<br />
heen was zoo begroeid, dat noch van den Kraton, noch van<br />
de vóórwerken iets zichtbaar was. Een goed aanvalsplan vast<br />
te stellen mocht derhalve zeer moeilijk heeten; bij nauw<br />
keurig en aanhoudend onderzoek slaagde men er echter<br />
eindelijk in — het was op den io en<br />
Januari — door 't dichte<br />
geboomte een klein gedeelte van eene borstwering te<br />
onderscheiden, die, zooals later bleek, de noordwest<br />
saillant van den Kraton was. In de Missigit werden<br />
toen eenïge stukken zwaar geschut in batterij gebracht,<br />
die onophoudelijk op dat gedeelte van den Kraton<br />
beukten. De vijand beantwoordde dat vuur met leven<br />
digheid, doch met weinig succès; dat onze projectielen<br />
daarentegen hem veel nadeel berokkenden , bleek uit zijne<br />
pogingen om nog dienzelfden nacht (10 Januari) de<br />
Missigit te overrompelen. Begunstigd door eene diepe<br />
duisternis waren de Atjehers, met de vaardigheid, die<br />
katten plegen te bezitten, al kruipende onze versterking<br />
genaderd; doch de bezetting, die op hare hoede was,<br />
bereidde hun eene warme ontvangst.<br />
Met ontzettend verlies werden zij teruggeslagen, ver<br />
schillende soorten van wapenen en stormgereedschappen in<br />
onze handen achterlatende. Zooals gezegd is, was ons<br />
van den kraton slechts de ligging bekend, en mocht het<br />
zeker een gelukkig toeval genoemd worden, dat juist in<br />
deze dagen de onderwerping plaats vond van Toekoe-Nek,<br />
een van de voornaamste hoofden der IV Moekims.<br />
(11 Januari.)<br />
Toekoe-Nek, wien het doel van den bevelhebber,<br />
namelijk het bemachtigen van den Kraton, bekend was,
4 DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />
gaf, om zijne goede gezindheid te doen blijken, den<br />
raad, eerst den dusgenoemden Tanam te nemen.<br />
Deze bestond uit eene aaneengeschakelde linie, die op<br />
ongeveer iooo M. van onze legerplaats te Penajong<br />
verwijderd lag. Indien de Tanam eenmaal genomen was,<br />
dan was ook de Kraton zoo goed als in onze macht.<br />
Tot f<br />
de voornaamste werken der linie behoorden Kota-<br />
Rantang en Kota-Petjoet.<br />
De eerste lag ten westen van den Kraton ; door deze<br />
versterking te nemen , kwam ook de rivier Kroeng-Daroe ,<br />
welke de oostzijde der linie besproeide en binnen den<br />
Kraton stroomde, in onze macht. Zuidelijk van Kota-<br />
Rantang bevond zich Kota-Petjoet, de vorstelijke be<br />
graafplaats, die, omringd door hooge en dikke muren,<br />
duchtig versterkt was en vele verdedigers telde.<br />
Verder deelde Toekoe-Nek ons mede, dat de vijand het<br />
voornemen koesterde zwaar geschut in die voorwerken<br />
te plaatsen, om de Missigit te bombardeeren, zoodat van<br />
onze zijde besloten werd, reeds den volgenden dag (12<br />
Januari) tegen den Tanam te opereeren.<br />
De kolonel Schultze ontving alsnu de opdracht 's vijands<br />
voorwerken a tout prix te nemen. De troepen zijner<br />
brigade waren samengesteld uit het linkerhalf o, e<br />
bataljon<br />
infanterie, onder majoor Romswinckel, bijgenaamd den<br />
vechtmajoor; het linkerhalf I2 E<br />
bataljon infanterie, onder<br />
majoor Luymes; eene compagnie mineurs en sappeurs,<br />
die aan het linkerhalf c/ bataljon, de aanvals-colonne,<br />
werd toegevoegd, en een detachement cavalerie.<br />
Bij elke colonne werden twee stukken geschut en twee<br />
mortieren ingedeeld.
DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET 5<br />
Gedurende het ageeren zouden twee compagnieën van<br />
het rechterhalf I2 e<br />
bataljon in zuidelijke richting van den<br />
Tanam doordringen en trachten, door schij naan vallen,<br />
's vijands aandacht af te leiden.<br />
Tegen 4 uur in den m<strong>org</strong>en stonden de troepen reeds<br />
voor de Missigit geschaard, en wachtten met ongeduld<br />
op het commando „voorwaarts". Na door den brigade<br />
commandant te zijn geïnspecteerd, stelden de colonnes<br />
zich in beweging. Alles geschieddt in de grootste stilte;<br />
de bevelen klonken schier onhoorbaar. De opmarsch had<br />
plaats in de open vlakte; maar niettegenstaande dat,<br />
bereikte men ruim halverwegen het doel van den tocht,<br />
zonder dat de vijand verontrust scheen; doch nauwelijks<br />
was het linkerhalf 9= bataljon een boschje langs getrokken,<br />
of uit de versterking Rantang werd het door een moord<br />
dadig vuur begroet.<br />
Met de bedaarde onverschrokkenheid, onzen Neerlandsch-<br />
Indischen troepen eigen, bleven de soldaten doormarcheeren<br />
tot achter een in de nabijheid gelegen heuvel, die door<br />
het voorste peloton in verspreide orde beklommen werd;<br />
spoedig volgde de artillerie, welke op deze hoogte in<br />
batterij kwam en een verdelgend vuur op den vijand<br />
opende.<br />
Uitdagend heschen toen de Atjehers de roode vaan,<br />
zonder te bedenken, dat zij daardoor de ligging hunner<br />
verschansing verrieden.<br />
Het linkerhalf 12* bataljon, dat het 9-' op 500 passen<br />
gevolgd was, nam stelling in bovengenoemd boschje.<br />
Van weerszijden ontwikkelde zich het vuur hoe langer<br />
hoe moorddadiger.
6 DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />
Met gespannen aandacht richtten de officieren her<br />
haaldelijk hunne veldkijkers op Kota-Rantang, en trachtten<br />
door de dikke wolken van kruitdamp heen te zien.<br />
Door het gedonder van het geschut heen, hoorde men<br />
binnen de vijandelijke wallen aanhoudend het geluid van<br />
den tong-tong, vermoedelijk het signaal om van des<br />
Kratons bezetting versterking te vragen, althans onze<br />
tirailleurs, die inmiddels tot op 250 'a 300 passen geavan<br />
ceerd waren, zagen de bonte hoofddeksels achter de ver<br />
schansing steeds meerder worden en hiermede nam ook<br />
het vuur in hevigheid toe.<br />
Driftig, doch zonder overhaasting , richtten en vuurden<br />
onze soldaten op die beweegbare bonte schijven, en<br />
nauwelijks zag men een waaghals zich boven de borst<br />
wering vertoonen, of een welgericht schot deed diens<br />
snoevende uitdaging verstommen. Zoo had de strijd reeds<br />
geruimen tijd geduurd, zonder evenwel den vijand tot<br />
wankelen te brengen. Toen werd besloten hem met de<br />
bajonet aan te grijpen; het linkerhalf g e<br />
bataljon werd<br />
aangewezen om 's vijands stelling aan de linkerflank, en<br />
'het linkerhalf I2 e<br />
bataljon om die in het front te bestormen.<br />
Onder het hevigste vuur rukten beide corpsen in de<br />
aangewezen richting om tot den bevolen aanval over<br />
te gaan.<br />
Trots de vele terreinhindernissen en in weerwil van<br />
's vijands kanon- en geweervuur, marcheerden zij in goede<br />
orde „voorwaarts." Aan den boschrand gekomen, werd<br />
even stand gehouden om het vuur te beantwoorden, dat<br />
over de geheele vijandelijke linie aanhoudend toenam,<br />
naarmate onze troepen avanceerden.
DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET 7<br />
Toen men 's vijands positie tot op 50 passen genaderd<br />
was, weerklonk het signaal „attaqueeren ". Onder een luid<br />
„hoera" beklommen onze soldaten de vijandelijke wallen<br />
en wierpen zich met onweerstaanbaar geweld op de ver<br />
dedigers daarvan; de officieren stormden met opgeheven<br />
sabel ieder aan 't hoofd hunner afdeeling.<br />
De Atjehers verdedigden zich heldhaftig; als razenden<br />
zwaaiden zij den klewang, maar toch waren zij niet bestand<br />
tegen het woedend opdringen onzer dapperen, die met<br />
de bajonet of de kolf van 't geweer alles overhoop wierpen,<br />
wat tegenstand bood. In een oogwenk waren ook de<br />
stukken vernageld, en toen de wind de wolken van kruit<br />
damp had verdreven , zag men de Nederlandsche driekleur<br />
fier boven de versterking golven , en het „ Wilhelmus van<br />
Nassauen" der signaalhoorns, dat luid schetterend ver<br />
over de omliggende vlakten weerklonk, verkondigde, dat<br />
Rantang ons was.<br />
Ofschoon door de vermeestering van Kota-Rantang een<br />
belangrijk punt in onze handen kwam, zoo was toch<br />
deze verovering zonder 't bezit van Kota-Petjoet van on<br />
voldoende waarde.<br />
Nadat de munitievoorraad van de ageerende brigade<br />
aangevuld was, rukten het linkerhalf I2 e<br />
bataljon en een<br />
gedeelte van het linkerhalf o, e<br />
bataljon in zuidelijke richting<br />
verder voort, om Kota-Petjoet te bemachtigen ; de rest der<br />
troepen werd als bezetting te Kota-Rantang achtergelaten.<br />
Uithoofde van het zeer geaccidenteerd terrein was het<br />
niet mogelijk de juiste richting te volgen, zoodat aan<br />
luitenant Scheuer opgedragen werd het terrein te ver-
8 T>E VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />
kennen. Weldra bracht hij 't bericht, eene plek gevonden<br />
te hebben van waar Kota-Petjoet te zien was.<br />
Majoor Luymes liet op de aangewezen plaats zijne<br />
colonne samentrekken en gaf aan majoor Romswinckel van<br />
het een en ander kennis, waarop deze zich bij het<br />
linkerhalf I2 e<br />
bataljon aansloot.<br />
Men stond nu op ongeveer 600 passen van Kota-Petjoet;<br />
de spitse toppen van een groot steenen monument waren<br />
duidelijk boven het groen der boomen zichtbaar. In die<br />
richting werd door onze artillerie terstond eene menigte<br />
granaten gezonden, wier uitwerking evenwel moeilijk was<br />
na te gaan. Het lag echter in den aard der zaak, dat<br />
men hier met infanterie ruim baan behoorde te maken;<br />
maar bij den eersten oogopslag werd men duidelijk ge<br />
waar, dat de natuur en de Atjehsche versterkingskunst<br />
ons zooveel hinderpalen in den weg legden, dat eene<br />
voorwaartsche beweging zonder bekendheid met het terrein<br />
weinig of geen resultaten zoude opleveren.<br />
Eene verkenning van de sterkte was derhalve gebiedend<br />
noodig, ten einde, met eenige zekerheid van slagen, een<br />
plan van aanval te kunnen beramen.<br />
Aan luitenant Scheuer werd opgedragen deze verkenning<br />
te leiden. Welnu, in dit blijk van vertrouwen gaf de chef<br />
reeds te kennen, welke waarde hij den nog jongen<br />
officier toekende.<br />
„Mijnheer," zoo sprak majoor Luymes, „ik draag<br />
u op met eenige vrijwilligers eene sluippatrouille te maken<br />
naar gindsche versterking; gij zult alle accessen nauw<br />
keurig opnemen, en mij alle inlichtingen brengen, die de<br />
vermeestering van 's vijands positie kunnen bevorderen;
DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET 9<br />
de taak, die ik u opdraag, is moeilijk en gevaarvol, maar<br />
ik reken op uw beleid, en ben verzekerd van uwen moed."<br />
Tot eenig antwoord salueerde Scheuer met de sabel,<br />
doch in zijn fleren blik las men de belofte eener trouwe<br />
volbrenging van den hem opgedragen last.<br />
Van de vrijwilligers, die zich aanmeldden om deel uit te<br />
maken der sluippatrouille, werden de volgenden aangewezen:<br />
sergeant Loisoder en de Inlandsche fusiliers Moelanie,<br />
Ketjil, Labarra en Sabban.<br />
Deze flinke borsten, — ieder van hen had reeds meer<br />
malen getoond een echt soldatenhart te bezitten, — waren<br />
niet onbekend met het gevaar, waaraan zij zich blootstelden;<br />
de vijand toch vuurde uit alle richtingen, en overal op<br />
het terrein hadden zich zwermen Atjehers genesteld, aan<br />
wier scherpe oogen niet licht iets kon ontgaan.<br />
Alvorens af te marcheeren, sprak Scheuer zijne man<br />
schappen met veel nadruk toe: „Soldaten", zeide hij,<br />
„daar ginds in die vijandelijke versterking* willen wij onze<br />
driekleur planten; daarom moeten en zullen wij haar gaan<br />
verkennen! Wij zijn slechts met ons zessen, en duizenden<br />
zullen ons wellicht den weg versperren; mannen, zult gij<br />
moed houden?" Scheuer's brave gezellen antwoordden<br />
op deze vraag door met de képis te wuiven en<br />
een hoera aan te heffen. „Wij volgen u tot in den<br />
dood!" verzekerden allen.<br />
Gebruik makende van de terreinsgesteldheid om zich<br />
zooveel mogelijk aan 'toog des vijands te onttrekken, bewoog<br />
de patrouille zich al kruipende voorwaarts. De i c<br />
compagnie<br />
van het rechterhalf
10 DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />
Scheudel kreeg last haar op de rechterflank te dekken.<br />
Aan den boschrand gekomen, hield de patrouille halt; —<br />
terwijl overal de donderbussen knalden, en het terrein<br />
door kogels omgewoeld werd, heerschte hier eene verra<br />
derlijke stilte.<br />
Na zijnen manschappen door teekens beduid te hebben<br />
onbeweeglijk te blijven liggen, richtte Scheuer zich ten<br />
halve op en gluurde rechts en links door het hooge gras;<br />
elke boom, elke struik werd nauwkeurig bespied, doch<br />
nergens glinsterde hem een geweerloop of een klewang<br />
tegen. Met de grootste inspanning bewoog zich de patrouille<br />
behoedzaam en stilzwijgend verder, telkens een oogenblik<br />
halt houdende om te luisteren en rond te kijken.<br />
Op een pagger stuitende, ontdekte men door zijne<br />
openingen een tweeden pagger en tusschen beide in, een smal<br />
voetpad. Scheuer besloot na te gaan, waarheen dit voetpad<br />
voerde. Zonder de scherpe doornen te ontzien, die het<br />
vooruitdringen belemmerden, wrong men zich man vóór<br />
man door den eersten pagger. Tot zijne niet geringe teleur<br />
stelling bemerkte Scheuer, dat de compagnie van kapitein<br />
van Schendel langzaam retireerde; de gesteldheid van het<br />
terrein en de overmachtige vijand, welke het bezette,<br />
maakten aan deze compagnie de verdere uitvoering harer<br />
opdracht onmogelijk.<br />
De toestand der patrouille werd daardoor meer dan<br />
hachelijk, doch men had eenmaal besloten niet terug<br />
te keeren vóórdat Kota-Petjoet verkend was, en met<br />
leeuwenmoed zou men de onderneming voortzetten.<br />
Het voetpad volgende, dat zich tusschen meerdere<br />
paggers slingerde, kwam de patrouille aan een open
DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET II<br />
gedeelte, vanwaar het terrein werd overzien. Voor hen uit<br />
bestond het grootendeels uit eene grasvlakte, welke<br />
kleine, doch stevige paggers in eene aaneenschakeling<br />
van kleine vierkanten verdeelden.<br />
Tevens ontdekte de patrouille, tot hare voldoening,<br />
dat zij zich op den eenigen weg bevond, waarlangs Kota-<br />
Petjoet te naderen was.<br />
Was het laakbare z<strong>org</strong>eloosheid der Atjehers om dezen<br />
zoogewichtigen do<strong>org</strong>ang onbewaakt te laten, of miskenden<br />
zij het beleid en den ondernemingsgeest onzer troepen?<br />
De patrouille sloop steeds verder; tot op + 100<br />
passen van de vijandelijke versterking teekenden zich<br />
aan den rechterkant van haren weg twéé voetpaadjes.<br />
Op elk dezer paadjes liet Scheuer een schildwacht<br />
achter (de fusiliers Labarra en Ketjil) met last hem ter<br />
stond te waarschuwen, zoo er gevaar dreigde van in flank<br />
of rug te worden afgesneden, en , indien er geen moge<br />
lijkheid meer bestond om oogenblikkelijk terug te keeren ,<br />
te trachten door de vijanden heen te sluipen en den<br />
colonne-commandant te rapporteeren omtrent hetgeen ge<br />
schied was. Met het overige gedeelte sloop hij dicht langs de<br />
paggers, steeds verder. Niet lang waren zij aldus vooruitge<br />
schoven , toen zij voor de gesloten poort der versterking<br />
aankwamen. Daar binnen werden vele stemmen gehoord,<br />
doch er heerschte volslagen gebrek aan waakzaamheid;<br />
geen enkele post werd gezien.<br />
De muur der versterking volgende, ontdekte Scheuer<br />
zijwaarts vele kleine bentings, die alle door zeer moeilijk<br />
begaanbaar terrein omgeven waren , doch van de noordoost<br />
en zuidoostzijden wel konden genaderd worden.
12 DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />
Juist had hij zijne waarneming volbracht, toen op de<br />
rechterflank een scherp gegil zich hooren liet; dit wel<br />
bekend signaal der Atjehers, zoodra zij gevaar ontdekken,<br />
of de hunnen willen waarschuwen, had ook Ketjil ver<br />
nomen. Door eene kleine terreinopening zag deze tegelijk<br />
eene massa vijanden, die allen in gebukte houding zoo<br />
snel mogelijk naderden.<br />
De patrouille was verraden, dit begreep Ketjil, en<br />
ingevolge zijn last, spoedde hij zich naar den patrouille<br />
commandant om hem met het gevaar bekend te maken,<br />
dat de patrouille dreigde.<br />
In allerijl werd de terugmarsch aangenomen. De toestand<br />
was des te z<strong>org</strong>wekkender, daar ook de bezetting van<br />
Kota-Petjoet zich in grooten getale op de muren ver<br />
toonde; zeker verkeerde zij in den waan door de geheele<br />
macht van generaal van Swieten omsingeld te zijn, doch<br />
het kleine getal Nederlandsche krijgers ziende, begon<br />
zij luidkeels te schreeuwen en de geweren af te schieten.<br />
Het grootste en bijna niet te ontkomen gevaar van zich<br />
door de aanrukkende bende den terugtochtsweg afgesneden<br />
te vinden, ontkwam de patrouille als door een wonder.<br />
Onbeschrijfelijk was de woede der Atjehers, toen zij, op<br />
het pad komende, de onzen niet tusschen zich en Kota-<br />
Petjoet zagen. Men moet de wreedheid en den bloed<br />
dorst van den vijand kennen, om te beseffen hoe groot zijne<br />
teleurstelling was! De donderbussen knalden en ver<br />
scheidene kogels werden der patrouille nagezonden. Met<br />
geweldige sprongen trachtten eenigen der bende onze<br />
braven te bereiken of hen door eene omtrekkende<br />
beweging tusschen twee vuren te brengen. Maar Scheuer
DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET 13<br />
liet zich gelukkig niet tot een gevecht verleiden, ofschoon<br />
de kogels, die de patrouille om de ooren snorden,<br />
den strijdlust onzer manschappen wel opwekten.<br />
Te vergeefs was de felle vervolging der Atjehers om<br />
de patrouille in hunne macht te krijgen: toen zij aan den<br />
boschrand kwamen, waren de onzen reeds in de wild<br />
dooreen groeiende struiken verdwenen.<br />
Met ongeduld wachtten intusschen majoor Luymes en<br />
de andere krijgsmakkers op den uitslag der verkenning.<br />
Het dof geknal der donderbussen, dat in de richting van<br />
Kota-Petjoet vernomen werd, had niet weinig de onge<br />
rustheid opgewekt, en reeds maakte men zich gereed om<br />
de dappere patrouille ter hulp te snellen, toen Scheuer en<br />
de zijnen tusschen het hooge gras zichtbaar werden. Een<br />
daverend „hoera" klonk hun ten welkomstgroet tegen, en<br />
de vreugde was algemeen, toen vernomen werd, dat de<br />
weg naar het arendsnest gevonden was.<br />
Den vijand was het thans maar al te duidelijk, dat de<br />
in zijn oog onneembare versterking bedreigd werd. Tal<br />
rijke benden beproefden de onzen in 't front en in de<br />
flank bezig te houden. Wij waren echter niet sterk genoeg<br />
om den steeds aangroeienden vijand het hoofd te bieden,<br />
zoodat naar de Missigit om versterking gezonden werd.<br />
Daarop verschenen vier compagniën infanterie met versnel<br />
den pas ter plaatse, en de Atjehers waren weldra genood<br />
zaakt zich achter hunne bosschen terug te trekken.<br />
Nu kreeg het linkerhalf I2 e<br />
bataljon last, recht op het doel af
14 M VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />
te gaan, namelijk tegen de kwetsbare zijde van Kota-<br />
Petjoet op te rukken. Luitenant Scheuer werd als gids<br />
aangewezen om de colonne naar het zooeven ontdekte<br />
,,point vulne'rable" te geleiden; de overige corpsen zou<br />
den in noordelijke richting hunne aanvalslijnen kiezen.<br />
Met behulp onzer wakkere mineurs, die onder den<br />
hevigsten kogelregen de grootste koelbloedigheid aan<br />
den dag legden, werden de paggers omvergehaald en de<br />
weg verbreed. Zoodra een pagger vernield was, snelden<br />
onze tirailleurs naar den volgenden om den daarachter<br />
opgestelden vijand te verdrijven. De Atjehers vochten<br />
met wanhopigen moed; bij eiken pagger begon het gevecht<br />
met vernieuwde hevigheid, doch niets was in staat onze<br />
opgewonden soldaten te weerhouden; met de bajonet<br />
noodzaakten zij den vijand steeds tot wijken. Toen hij<br />
zich op eens van twee zijden bedreigd zag, verwekte<br />
dit zulk eene paniek bij den vijand, dat hij eensklaps<br />
hals over kop langs de hem bekende toegangen vluchtte<br />
om zich achter de wallen te dekken. Op de muren van<br />
Kota-Petjoet ontwaarden onze troepen echter weldra tal<br />
van voorvechters, die wild hunne klewangs zwaaiden. Maar<br />
zulk roekeloos zich blootstellen kwam hun duur genoeg te<br />
staan, want de meesten tuimelden , door onze geweerkogels<br />
getroffen, met uitgestrekte armen van de muren.<br />
Naarmate onze mineurs vorderden met het opruimen<br />
der chicanes, naar die mate werd ook het geschreeuw<br />
en getier heviger bij de vijanden, die door hun Allah il<br />
Allah voorzeker den profeet smeekten, den kafirs het<br />
voortdringen te beletten.<br />
Daar weerklonk het bekende signaal „attaqueeren"
DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET 15<br />
onzen ongeduldigen soldaten in de ooren. Onder een<br />
krachtig „hoera" liep het gedeelte onder luitenant Scheuer<br />
de poort open en anderen beklommen de muren; een ieder<br />
trachtte het eerst in de versterking te zijn.<br />
Het gevecht, dat daarbinnen plaats greep, was kort<br />
maar ontzettend; vuurwapens waren van geen nut meer;<br />
men vocht met bajonet, dolk en klewang. De Atjehers<br />
streden met wanhopigen moed, doch moesten ten slotte<br />
toch wijken voor den hevigen en onversaagden aanval<br />
onzer soldaten.<br />
Bevreesd geheel omsingeld te zullen worden, ruimden de<br />
Atjehers eindelijk het veld, sprongen aan de achterzijde<br />
over de muren of trachtten door kleine, ons onbe<br />
kende, openingen te ontsnappen; velen dier vluchtelingen<br />
werden nog door onze geweerkogels doodelijk getroffen.<br />
In onbeschrijfelijke wanorde zag men talrijke troepen<br />
zich met den looppas in de richting van den kraton be<br />
wegen ; het verlies van Kota-Petjoet, dat in heiligen<br />
reuk stond en als onneembaar beschouwd werd , had den<br />
vijand diep geschokt. De vele gesneuvelden , die hij in<br />
onze handen liet, en de groote bloedplassen op ver<br />
schillende plaatsen, getuigden van het groote offer, dat<br />
om het behoud van dit „palladium" was gebracht.<br />
Door de verovering van Kota-Rantang en Kota-Petjoet<br />
waren de twee belangrijkste voorwerken van den kraton<br />
in ons bezit gekomen; de andere verschansingen vielen<br />
ons nu dan ook zonder slag of stoot in handen , zoodat<br />
met meer zekerheid van slagen tegen den kraton kon<br />
geopereerd worden.<br />
De verovering van Kota-Petjoet mag zeker voor een groot
l6 DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />
deel worden toegeschreven aan de uitstekende wijze, waarop<br />
Scheuer zich van zijne zoo gevaarlijke taak kweet, en<br />
de stoutmoedigheid en volharding, waarmede hij die onder<br />
de ongunstigste omstandigheden tot het einde toe volbracht.<br />
Genoemde officier werd voor dit stoutmoedig feit aan<br />
vankelijk slechts eervol vermeld, en evenzoo de dappere<br />
sergeant Loisoder.<br />
De Inlandsche fuseliers Labarra, Ketjil, Sabban en<br />
Moelanie , werden bij besluit van 6 October 1874 begiftigd<br />
met de bronzen medaille voor moed beleid en trouw.<br />
Later ontving ook luitenant Scheuer voor dit feit, als<br />
welverdiende belooning, de „Militaire Willemsorde," dat<br />
ridderkruis der dapperen.
VEROVERING VAN BLANG-PRIA<br />
Juni 1878<br />
Reeds sedert den aanvang van den Atjeh-oorlog hadden<br />
de bewoners van Gedong, een staatje, hetwelk deel uit<br />
maakte van de federatie van Pasei, eene vijandige houding<br />
tegenover onze Regeering aangenomen. Zoolang deze<br />
zich bepaalde tot het verkenen van personeele hulp aan<br />
de oorlogspartij van Groot-Atjeh, achtte ons bestuur<br />
het vooralsnog voldoende de kust van Gedong door een<br />
paar oorlogsschepen te doen observeeren; toen er echter<br />
gewelddadigheden werden gepleegd tegen onzen bond<br />
genoot, den vorst van Edi, en zelfs onze versterking i n<br />
o<br />
dat gebied werd aangevallen, kreeg eene kolonne last<br />
zich naar Gedong te begeven, ten einde dat staatje te<br />
tuchtigen en aan ons gezag te onderwerpen (4 Juni 1878).<br />
Deze colonne, onder den majoor der infanterie Perné,<br />
bleef niet in gebreke zich flink van hare taak te kwijten,<br />
en in menig bloedig gevecht leed de vijand gevoelige<br />
verliezen. Toch bleek het weldra, dat de onzen niet bij<br />
machte waren eene algeheele onderwerping tot stand te<br />
brengen, daar de strijdmiddelen, waarover majoor Perné<br />
n<br />
.<br />
2
l8 VEROVERING VAN BLANG-PRIA<br />
te beschikken had, ontoereikend waren om de talrijke<br />
en duchtig versterkte kampongs, waar zelfs elke woning<br />
als eene versterking was ingericht, te vermeesteren. De<br />
bevelhebber, kolonel van der Heyden, die met den stand<br />
van zaken in kennis werd gesteld, beval den majoor<br />
Perné zich voorloopig in diens stelling te handhaven,<br />
totdat er versterking zoude zijn gekomen. Gelijktijdig<br />
schreef hij den vorst van Gedong, dat de lankmoedig<br />
heid der Regeering ten einde was en dat, bij verdere<br />
weigering om ons gezag te erkennen — hem werd<br />
een ultimatum daartoe gesteld — met de meeste gestreng<br />
heid tegen hem zoude gehandeld worden.<br />
De Radja echter, onbuigzaam en krijgszuchtig van<br />
aard, maakte zich den hem vastgestelden tijd ten nutte,<br />
om zijn gebied nog meer te versterken en beproefde<br />
bovendien de omliggende staatjes mede tot de oorlogs<br />
partij over te halen.<br />
Toen zulks aan kolonel van der Heyden ter oore<br />
kwam, nam deze doortastende veldheer een kort besluit:<br />
nog voordat het ultimatum verstreken was, vertrok hij<br />
met 5 compagnieën infanterie en de noodige artillerie van<br />
Oleh-leh ter versterking van de colonne Perné, ten einde<br />
tot de tuchtiging over te gaan.<br />
Den 16 Juni 1878, te 2i uur in den namiddag, landden<br />
onze troepen nabij . Kota-Kloembang. Terstond werd<br />
verder opgerukt naar de, door de colonne Perné bezette,<br />
versterking Kota-Karang, alwaar ten noordwesten daarvan,<br />
op een hoog en vlak terrein, nabij de Pasei-rivier, een<br />
bivouak betrokken werd.<br />
De toestand der ageerende troepen was verre van
VEROVERING VAN BLANG-PRIA I9<br />
benijdenswaardig: de veepest, die te Gedong was uit<br />
gebroken , vergiftigde de lucht heinde en verre door<br />
talrijke krengen, die de rivier afdreven en overal op<br />
't land verspreid lagen; aan het strand alleen, waar de<br />
onzen geland waren, trof men er ongeveer een 1500 tal<br />
aan, welke reeds in vergevorderden staat van ontbinding<br />
verkeerden; het putwater was bedorven door de daarin<br />
met opzet geworpen doode dieren, zoodat de marine,<br />
die het strand bewaakte, de colonne van drinkwater<br />
moest voorzien.<br />
Nadat op den 17° Juni de vivres en het bouwmaterieel<br />
ontscheept waren, werd terstond een aanvang gemaakt<br />
met het oprichten van loodsen; en dank zij de voort<br />
varendheid van den i n<br />
luitenant A. A. Veenhuyzen, die<br />
met de leiding daarvan belast was, konden de troepen<br />
reeds den daarop volgenden dag onder dak gebracht<br />
worden.<br />
Ofschoon de colonne Perné nu aanmerkelijk versterkt<br />
was, toch overtrof Gedong's legermacht de onze nog wel<br />
vijfmaal in getalsterkte en had bovendien, door hare<br />
goed versterkte kampongs en een groot aantal bentings,<br />
zeer veel in haar voordeel.<br />
Maar, telt de Nederlandsch-Indische krijgsman het<br />
aantal zijner vijanden ? Of heeft hij door groote dapper<br />
heid steeds de stoutmoedigsten en talrijksten voor<br />
zich doen wijken ?<br />
Den i8 n<br />
bleven onze troepen nog in 't bivouak. Die<br />
dag ging rustig voorbij, hoewel de vijand zich in onze<br />
onmiddellijke nabijheid ophield, en uit wraak de bevriende<br />
kampong Oler-Blang te vuur en te zwaard vernielde,
20 VEROVERING VAN BLANG-PRIA<br />
zooals dikke rookwolken en opstijgende vlammen bewezen.<br />
De bewoners , van have en goed beroofd , zochten bescher<br />
ming in onze legerplaats. — Om den vijand uit Oler-Blang<br />
te verdrijven werden nu in die richting eenige granaten<br />
geworpen. Wel verzocht de adsistent-resident van Unen,<br />
den colonne-commandant naar die kampong ook eene<br />
verkenning te zenden , doch majoor Coblijn , die inmiddels<br />
het commando van den wegens ziekte geëvacueerden<br />
majoor Perné had overgenomen, meende aan dat verzoek<br />
geen gevolg te mogen geven, wilde hij den troep niet<br />
door kleine gevechten afmatten en alleen het hoofddoel<br />
van den tocht voor oogen houden. Onder Karei van der<br />
Heyden was het trouwens niet gebruikelijk zich te regelen<br />
naar de inzichten van een civiel ambtenaar; zulks ware<br />
den officieren als gebrek aan zelfstandigheid aangerekend<br />
geworden.<br />
De dag liep ten einde en geen enkel vijandelijk schot<br />
was op het bivouak gelost; reeds verheugden zich onze<br />
troepen op een rustigen nacht, ten einde met frissche<br />
krachten den volgenden dag tegen 's vijands hoofdstelling<br />
Blang-Pria op te rukken, toen een der spionnen berichtte,<br />
dat in den nacht het bivouak zoude aangevallen worden.<br />
Een nachtelijke aanval op een bivouak behoort tot de<br />
verschrikkelijkste gevechten, welke zich te velde kunnen<br />
voordoen; 't zijn van die moordtooneelen, die alle be<br />
schrijving te boven gaan, vooral zoo het den vijand<br />
gelukt, de wachten te overvallen en tot de slapende man<br />
schappen door te dringen.<br />
Nauwelijks was het bericht bekend of terstond werden<br />
twéé compagnieën infanterie, met compagnies-colonnes
VEROVERING VAN BLANG-PRIA 21<br />
in bataille, en ééne sectie artillerie daartusschen, achter<br />
de lijn der veldwachten geplaatst naar de zijde van waar<br />
de aanval verwacht werd.<br />
De vuren in 't bivouak werden uitgedoofd; overal<br />
heerschte weldra eene geheimzinnige stilte en nauwelijks<br />
onderscheidde men den regelmatigen pas der patrouilles,<br />
die zwijgend langs de postenketen zich voortbewogen.<br />
De manschappen lagen met het geweer in den arm op den<br />
grond uitgestrekt, om bij het i c<br />
alarmsignaal gereed te<br />
zijn. Zulk een slaap kan echter geen rust genoemd worden,<br />
integendeel, ze is zelfs zeer afmattend; het ruischen van<br />
den wind door de twijgen , het gefladder van een nacht<br />
vogel, ja, het minste geritsel doet telkens opschrikken,<br />
zoodat dit inspannend afwachten meer vermoeit, dan een<br />
geheele nacht wakens.<br />
De nachtelijke aanval bleef echter achterwege. Waren<br />
wij verkeerd ingelicht, of hadden de, als hongerige jakhalzen<br />
rondsluipende, maraudeurs gezien, hoe voorbereid wij waren?<br />
Om 3 uur in den m<strong>org</strong>en maakten onze troepen zich<br />
marschvaardig en wachtten slechts op het bevel om zich<br />
in rij en gelid te scharen; nauwelijks was dit dan ook<br />
gegeven, of met wonderbare snelheid stonden infanterie,<br />
artillerie en ambulance op de aangewezen plaatsen.<br />
De troep werd in drie colonnes gesplitst, die elkander<br />
op afstanden van 3 a 400 passen moesten volgen, en<br />
bestonden uit de volgende troepenmacht:<br />
l e<br />
2 e<br />
colonne: twéé compagnieën infanterie.<br />
colonne: (hoofdcolonne) vier compagnieën infanterie<br />
en de geheele artillerie, bestaande uit eene bespannen<br />
en eene onbespannen sectie en twee mortieren.
22 VEROVERING VAN BLANG-PRTA<br />
3 e<br />
colonne: twéé compagnieën infanterie.<br />
Wijders werd bepaald, dat elke colonne voor dekking<br />
van haar front en flanken te z<strong>org</strong>en had en zooveel mogelijk<br />
in compagnies-colonnes zoude manoeuvreeren, ten einde<br />
de formatie in carré te vergemakkelijken. Zoodra het<br />
terrein eene ontwikkeling in bataille toeliet, zoude de i e<br />
colonne den rechtervleugel, de hoofdcolonne het centrum<br />
en de 3" colonne den linkervleugel vormen.<br />
Het was nog donker, toen de troep op marsch ging j<br />
alle omliggende kampongs lagen in een somber duister<br />
gehuld en zwijgend marcheerden de colonnes in zuidelijke<br />
richting naar Blang-Pria voort. Bij de eerste schemering<br />
van den dageraad bereikte men kampong Samoedra, welke<br />
terloops door de voorste colonne doorzocht en verlaten<br />
bevonden werd.<br />
Uit deze kampong deboucheerende, kwam men op eene<br />
open vlakte, welke ten westen begrensd werd door de<br />
kampongs Lamtjot en Baijoe en ten oosten door Oler-<br />
Blang en Gedei-Gedong.<br />
Op bedoelde vlakte gekomen, liet de commandant der<br />
voorste colonne zijn troep met breeder front oprukken,<br />
door ze met compagnies-colonnes in bataille te doen<br />
marcheeren. Zooveel mogelijk werd op de kampong-randen<br />
van Lamtjot en Baijoe aangehouden. Ter hoogte van<br />
laatstgenoemde kampong gekomen werd halt gemaakt<br />
en in carré en échelon de andere colonnes ingewacht. De<br />
2 e<br />
colonne stelde, op die vlakte gekomen, hare geheele<br />
artillerie in bataille op en dekte de flanken en den rug<br />
door vier compagnieën infanterie.<br />
De 3 e<br />
colonne maakte de achterhoede uit.
VEROVERING VAN BLANG-PRIA 2T,<br />
In deze formatie werd in zuidelijke richting gemarcheerd.<br />
Ofschoon kampong Baijoe zich onzijdig hield , werd zeker<br />
heidshalve ééne compagnie van de 3 e<br />
colonne aangewezen<br />
om den troep aan die zijde tegen mogelijke vijandelijk<br />
heden van de bewoners te beveiligen. Tot nog toe was<br />
er geen schot gelost, doch nauwelijks was de voorste<br />
colonne ter hoogte van Oler-Blang gekomen , of een hevig<br />
vuur werd door den vijand geopend uit de aldaar aan<br />
gelegde' versterkingen. De eerste lilakogel trof den 2 n<br />
luitenant Haupt in het achterhoofd en deed hem oogen-<br />
blikkelijk zielloos nederstorten.<br />
Maakt zoo'n eerste slachtoffer steeds een diepen indruk,<br />
nog te meer was zulks het geval, nu het dezen officier<br />
gold, daar hij 's avonds te voren in 't bivouak zijnen<br />
kameraden voorspeld had, dat hem een der eerste kogels<br />
doodelijk zoude treffen.<br />
's Vijands vuur werd gaandeweg heviger en in sommige<br />
oogenblikken dermate overstelpend, dat de colonnes<br />
moesten halt maken om het te beantwoorden. En voort<br />
ging het dan weer door den dichten kogelregen, en<br />
allengs teekende zich de weg met bloedige sporen.<br />
De kalme onverschrokkenheid en zekerheid, waarmede op<br />
Blang-Pria werd gemarcheerd , scheen den vijand te veront<br />
rusten. Drommen Atjehers verlieten nu hunne stellingen<br />
nabij Oler-Blang en trachtten door schijnmanoeuvres en<br />
klewang-aanvallen de onzen tot een aanval op Gedei-Gedong,<br />
(waar ten oosten een sterk voorwerk was aangebracht) uit te<br />
lokken. Met onstuimige woede stortten zij zich op de carré's,<br />
maar alvorens klewang en bajonet elkander kruisten, had ons<br />
geschut- en geweervuur hun groote verliezen toegebracht.
24 VEROVERING VAN BLANG-I'KIA<br />
Zij gaven echter den moed niet op; aanhoudend aan<br />
gewakkerd door hunne priesters, drongen zij steeds op ,<br />
en beproefden onzen opmarsch te bemoeilijken door den<br />
troep tot partiëele gevechten te verleiden. Maar in deze<br />
verwachting zagen de Atjehers zich teleurgesteld. Majoor<br />
Coblijn, die met de opperste leiding van den tocht belast<br />
was, wekte een ieders bewondering door de koelbloedig<br />
heid en beslistheid, waarmede hij zijne juiste bevelen<br />
gaf. Gevolgd door den dapperen luitenant Scheuer, die<br />
hem als adjudant was toegevoegd, zag men hem steeds<br />
daar, waar de strijd het hevigst was.<br />
Door den grijzen kruitdamp heen onderscheidde men<br />
weldra den donkeren omtrek van Blang-Pria In den zuid<br />
westhoek dier kampong lag de hoofdversterking, boven<br />
wier wallen eene menigte vuurmonden in den zonneschijn<br />
schitterde. Spoedig zonden ook deze het moordend<br />
lood, en daarmede den dood in onze gelederen, en al<br />
bloediger werd de weg geteekend, dien de onzen<br />
aflegden.<br />
Het gevecht, tot nog toe gevoerd, was slechts een<br />
voorspel van dat, hetwelk de verovering van Blang-Pria<br />
ten gevolge had.<br />
Toen men ten westen daarvan gekomen was, werden twee<br />
stormcolonnes geformeerd, elk sterk 3 pelotons, waarbij<br />
eenige mineurs en sappeurs werden ingedeeld. Het Vaandel<br />
werd in 't midden geplaatst; fier wapperde het veldteeken<br />
boven de hoofden onzer dappere scharen.<br />
In zoo menig gevecht had reeds deze oorlogsbanier<br />
van het I4 e<br />
bataljon infanterie de zege behaald; op zoo<br />
menige vijandelijke borstwering was zij geplant geworden,
VEROVERING VAN BLANG-PRIA 25<br />
ook heden zou dit aan flarden geschoten oranje-doek<br />
de onzen ter overwinning voeren.<br />
Het was een indrukwekkend , grootsch gezicht, de brigade<br />
met zooveel stoutmoedigheid en kalme doodsverachting<br />
thans op 's vijands hoofdstelling te zien aanmarcheeren.<br />
Niettegenstaande duizenden kogels den onzen werden<br />
toegezonden, werd de pas geen oogenblik vertraagd. Men<br />
kon het onzen soldaten aanzien, dat de strijdlust in hun<br />
binnenste brandde; het aanhoudend geschreeuw van den<br />
vijand, zijne wanhopige, doch woedende aanvallen met<br />
den klewang hadden reeds lang bij de onzen de begeerte<br />
opgewekt, met de bajonet er op in te stormen, maar de<br />
krijgstucht hield hen steeds in 't gelid. Op 200 passen<br />
voor Blang-Pria gekomen, dat geheel in vlam en rook<br />
gehuld was, werd door eene frontverandering het aanvals<br />
punt zoodanig omgetrokken, dat beide stormcolonnes<br />
recht daarvoor kwamen te staan; de artillerie stelde zich<br />
daarachter in positie. Ten einde den vijand gedurende de<br />
omtrekkende beweging bezig te houden, namen twee com<br />
pagnieën stelling evenwijdig aan de westerface; de rest,<br />
zijnde twee compagnieën der 3° colonne, bleef in reserve.<br />
Nu waren onze soldaten bijna niet meer te houden; met<br />
ongeduld verbeidden zij het bevel om te stormen.<br />
De 2 e<br />
luitenant Kalis, een nog jong officier, die het<br />
voorste peleton der linkerstormcolonne commandeerde, had<br />
alle zelfbeheersching noodig om zijn schier ontembaren<br />
moed in bedwang te houden. Majoor Coblijn zag dit, en<br />
liet, door luitenant Scheuer, aan dien officier weten, in<br />
geen geval tot de „attaque" over te gaan voor en aleer<br />
het bevel daartoe gegeven was. Dit was noodig, want,
26 VEROVERING VAN BLANG-PRIA<br />
behalve dat de sterk bezette versterking vooraf door<br />
geschutvuur moest geteisterd worden, om de bestorming<br />
voor te bereiden, trokken talrijke en dichte drommen<br />
Atjehers in feestgewaad (vermoedelijk lieden uit Gedei-<br />
Gedong) in zuidwestelijke richting, met het kennelijk<br />
voornemen om de onzen in den rug aan te vallen, welke<br />
omstandigheid, onzerzijds, tot het nemen van bijzondere<br />
gevechtsdisposities noodzaakte. Het waren ernstige oogen-<br />
blikken. De vijand, niet begrijpende, waarom de onzen<br />
niet aanvielen en zulks toeschrijvende aan weifeling, werd<br />
overmoedig en vertoonde zich, onder het geschreeuw van<br />
„Allah il allah, Mohamed rasoel allah" in zijne volle<br />
lengte op de borstwering. Haat en fanatisme lagen op het<br />
gelaat der Atjehers te lezen, die , door opium tot den<br />
hoogsten graad van opgewondenheid gebracht, een troep<br />
bloeddorstige roofdieren geleken. Eindelijk klonk het signaal<br />
„attaqueeren." Nauwelijks waren de tonen van dit meest<br />
opwekkend signaal in den strijd gegeven, of met al de<br />
onstuimigheid, die onze troepen bij de bestorming zoo<br />
kenmerkt, wierpen zij zich met gevelde bajonet naar voren;<br />
maar de bamboe-doerie-versperring stuitte vooreenoogen-<br />
blik dien geweldigen storm. Kalis was de eerste, die op de<br />
borstwering stond; voordat zijne soldaten zich door de<br />
chicanes heengeworsteld hadden , was hij reeds handgemeen<br />
met een woesten hoop bloedgierige priesters. Met waren<br />
leeuwenmoed, den Nederlandschen officier eigen, vocht<br />
hij met sabel en revolver tegen dien sterken drom ver<br />
dedigers; juist op het oogenblik, dat zijn peleton als tijger-<br />
katten naar boven klauterde, viel deze officier, door kogels<br />
en klewanghouwen getroffen, achterover van de borst-
VEROVERING VAN BLANG-PRIA 2"J<br />
wering, en, helaas, het Indische leger telde dezen held<br />
minder.<br />
Zóó viel reeds menig officier aan 't hoofd zijner afdeeling,<br />
als hij die ten voorbeeld vo<strong>org</strong>ing j aan hun plicht getrouw,<br />
den roem en de eer van het vaderland ten doel hebbende,<br />
liepen zij met opgeheven hoofd, fier en frank den helden<br />
dood te gemoet, Is het wonder, dat onze soldaten met<br />
zulke officieren steeds op de overwinning rekenen?<br />
Kalis ziende vallen , stormde Scheuer voorwaarts, vloog<br />
tegen de borstwering op en riep den soldaten toe hem te<br />
volgen. Zonder aarzelen wierpen zij zich boven gekomen<br />
van de wallen te midden der talrijke Atjehers, die, op zoo'n<br />
onstuimigen aanval niet bedacht, een oogenblik achteruit<br />
weken. Maar het kleine troepje ziende, waren zij niet<br />
langer bevreesd en wilden toen de vermetelen te lijf: hen<br />
verjagen, verpletteren.<br />
Ziet echter, hoe onze mannen den schok afwachtten:<br />
met „velt geweer" staan zij met den rug tegen de borst<br />
wering geleund en „handhaven!"<br />
Menig Atjeher deinsde met bebloeden kop terug; tijd<br />
om de geweren te herladen was er niet, doch ook de<br />
kolfslagen waren doodend!<br />
Op andere punten drongen nu de overige stormcolonnes<br />
eveneens binnen, en het vaandel, gedragen door den<br />
adjudant-onderofficier Koolhof, was spoedig op de borst<br />
wering geplant; er kwam een oogenblik, dat men in de<br />
versterking niets hoorde dan het gekletter der klewangs<br />
op de bajonetten; men vocht man tegen man, borst aan<br />
borst.<br />
Na een onbeschrijfelijk woedenden strijd met de blanke
28 VEROVERING VAN BLANG-PRIA<br />
wapens, werd de vijand met de bajonet in een hoek ge<br />
dreven. Velen gaven den strijd op en zochten een goed<br />
heenkomen.<br />
Een vijftigtal bleef standhouden; geen hunner wilde<br />
zich overgeven; liever werden zij tot den laatsten man<br />
neêrgehouwen dan in dezen heiligen oorlog de wapens<br />
voor de blanken neer te leggen.<br />
Een berg van lijken en verminkte ledematen toonde<br />
kort daarop de plaats aan , waar deze hardnekkige ver<br />
dedigers als mannen gevallen waren.<br />
Met één Europeeschen en drie Inlandsche fusiliers wilde<br />
Scheuer nu de reduitstelling in den Z. W. saillant van<br />
's vijands versterking binnendringen, toen hij door een<br />
gesmoord „ Allah-il-allah " gewaar werd , dat nog eene vrij<br />
talrijke bezetting zich daarin teruggetrokken had. Onver<br />
schrokken posteerde hij zich met zijne vier fusiliers voor het<br />
eenige accès en sommeerde de bezetting tot de overgave.<br />
„Legt de wapens neer en geeft u over, dan zal u geen<br />
leed geschieden," riep Scheuer.<br />
Tot antwoord trachtte de vijand met een stouten aan<br />
loop door het accès heen te komen en een aanval op de<br />
onzen te doen. Scheuer en de zijnen beletten echter den<br />
do<strong>org</strong>ang; met snelle, krachtige slagen wist de moedige<br />
luitenant lanspunten en klewangs te pareeren; de soldaten<br />
vuurden onophoudelijk en weldra lagen 17 lijken aan<br />
Scheuer's voeten; slechts aan twee Atjehers gelukte het,<br />
nog in den doodstrijd, aan twee Inlandsche fusiliers lichte<br />
klewangwonden toe te brengen.<br />
De anderen , de onmogelijkheid ziende om de Neder-<br />
landsche krijgslieden tot wijken te dwingen of neer te
VEROVERING VA"N BLANG-PRIA 20,<br />
sabelen, zochten in hunne vertwijfeling een goed heenkomen<br />
over de wester- en zuiderface der versterking, maar te<br />
laat; de manschappen der reserve hadden zich zoodanig<br />
opgesteld, dat van ontkomen geen sprake was. En daar geen<br />
der Atjehers zich wilde overgeven, bleef er niets anders<br />
over dan hen neer te schieten.<br />
De benting bood een ontzettend schouwspel; de grond<br />
was niet bezaaid, hij was bedekt met stapels van de lijken<br />
der gesneuvelde Atjehers. Onder deze telde men ook de<br />
Radja Laksamana van Passangan; de meesten waren<br />
priesters en voorname hoofden, aan hunne kleeding en<br />
sieraden duidelijk kenbaar.<br />
Onze goedhartige soldaten waren aanstonds bereid den<br />
nog levenden hulp en lafenis te verleenen, doch die goede<br />
z<strong>org</strong>en werden met ondank beantwoord; de stervende hand<br />
zocht nog naar lans of klewang, om, zelfs na den strijd,<br />
den blanken, den gehaten kafir te treffen.<br />
Nadat de versterking genomen was, rukte een gedeelte<br />
der colonne kampong Blang-Pria binnen om ze van vijanden<br />
te zuiveren en werden er tevens maatregelen getroffen<br />
om zich tegen een onverhoedschen aanval des vijands te<br />
dekken. Kapitein Opscholten ontving opdracht om met<br />
twee compagnieën den zich op het terrein achter dijkjes<br />
en kampongranden opgestelden vijand te verdrijven. Overal<br />
op zijnen weg vond kapitein Opscholten den grond bedekt<br />
met lijken, weggeworpen wapens en eene menigte vaandels.<br />
Veel tegenstand werd niet meer ondervonden, daar het<br />
grootste gedeelte der verstrooide benden bij de nadering<br />
onzer troepen in groote haast naar de, aan den vijand<br />
alleen bekende, schuilhoeken in het gebergte vluchtte.
30 VEROVERING VAN BEANU-PRIA<br />
Vijftig woningen en tien gevulde rijstschuren werden<br />
aan de vlammen prijs gegeven. Sommigen zullen dit wel<br />
licht een ruw geweld noemen, maar er zijn oogenblikken<br />
in den oorlog, vooral in den Indischen, die zulke hande<br />
lingen wettigen. Zij zijn dringend noodig om elk verzet<br />
bij den vijand voor goed te onderdrukken.<br />
Dien dag verloor de vijand 600 man aan dooden, 16<br />
lilas, 7 kanonnen, 76 klewangs, 84 geweren, 15 sabels<br />
en 10 vaandels.<br />
Dit zeer belangrijk gevecht, hetwelk de volle nederlaag<br />
en de onderwerping van Gedong ten gevolge had, mag<br />
in officiëele geschriften of Indische bladen gemeld zijn,<br />
evenmin als aan eenig ander schoon wapenfeit hebben de<br />
Hollandsche illustraties daaraan eenige aandacht geschonken.<br />
Beschamend is het voor onze natie, dat een vreemde die<br />
taak overgenomen heeft; de ,,Illustrated London News"<br />
maakt in haar jaargang van 1878 met lof van dezen tocht<br />
gewag, als eene welverdiende hulde aan de dapperheid<br />
van het Indische leger.<br />
De schitterende houding der troepen vinden wij als<br />
volgt, bij commandementsorder van 26 Juni 1878 No. 225 ,<br />
door den bevelhebber geprezen : ,<br />
,1 Gij hebt na een gevecht van één dag den vijand in<br />
zijne sterke stelling Blang-Pria, alwaar de élite van<br />
zijne benden verzameld was, aangetast en hem daaruit<br />
verdreven, en een verlies toegebracht van 600 dooden en<br />
gewonden , waarvan op de plaats der bestorming 188 lijken<br />
achterbleven.<br />
Niettegenstaande de vijand bij duizendtallen sterk en<br />
de tegenstand hevig was, is het aan uw kalm beleid,
VEROVERING VAN BLANG-PRIA 3I<br />
volharding en moed te danken, dat hij ons zijne onder<br />
werping heeft aangeboden.<br />
Ik wensch u geluk met dit volkomen succes en betuig<br />
u allen en in de eerste plaats uwen beleid vollen aanvoerder,<br />
den majoor Coblijn, mijn welgemeenden dank voor hetgeen<br />
door u in zulk een kort tijdsverloop verricht is.<br />
Ook bij dezen tocht zijn de door de marine bewezen<br />
diensten vele.<br />
Hoewel zij zelf niet aan den strijd heeft deelgenomen,<br />
zoo heeft zij er veel toe bijgedragen, dat het succes in<br />
zulk een kort tijdsverloop verkregen werd, eensdeels door<br />
alle inspanning bij het em- en debarkement van onze<br />
troepen aan den dag te leggen, anderdeels door het bewaken<br />
van ons bivouak te Blangmeij door de bezetting der marine-<br />
landings-divisie, en het stationeeren van gewapende sloepen<br />
in de rivier, waardoor de landmacht in staat was gesteld<br />
met hare geheele macht tegen de vijandelijke-stelling op<br />
te rukken.<br />
Deze diensten kunnen door ons niet genoeg worden<br />
gewaardeerd."<br />
De Kolonel enz.<br />
[w. g.) VAN DER HEYDEN.<br />
Wegens de krijgsverrichtingen in Gedong werden door<br />
Z. M. onzen geëerbiedigden Koning, met de Militaire<br />
Willemsorde beloond:<br />
De majoor der infanterie W. A. Coblijn, de kapitein<br />
der infanterie V. H. Götz, de luit. der inf. C. Ie Cocq<br />
d'Armaudville, en de adjudant-onderofficier G. Koolhof.<br />
Aan den i n<br />
luitenant der infanterie A. H. W. Scheuer<br />
werd de eeresabel met het gebruikelijk opschrift toegekend.
32 VEROVERING VAN BLANG-PRIA<br />
Eervol vermeld werden:<br />
De I" luitenant der infanterie A. A. Veenhuizen , de<br />
2' luitenant J. Arendsen de Wolff, de off. v. gezondheid<br />
2» klasse C. M. Christensen, de i° luitenant der artillerie<br />
T. W. Tydeman , de adjudant-onderoff. J. K. A. van Aarem,<br />
de sergeanten der artillerie J. H. J. Bitjardt, J. Koster en<br />
H. H. Haitjema, de sergeant-mineur J Schulze, genaamd<br />
Garthe, de hospitaalsoldaat H. ter Haave, de Amboneesche<br />
fuselier Suitela en de Inlandsche fuselier Parwinodikromo<br />
De bronzen medaille voor moed en trouw werd toege<br />
kend aan den Amboneeschen fuselier E. Kakisina.<br />
Vele jaren zijn daarover heengegaan; menige wakkere<br />
borst heeft wellicht reeds sinds dien tijd opgehouden te<br />
kloppen. Mochten wij door dit feit te schetsen, hulde<br />
brengen aan de nog levende dapperen der Gedongsche<br />
expeditie, en het bewijs leveren, dat bij het Indisch leger<br />
de roem voor schoone daden, ook na den dood, blijft<br />
voortbestaan.
DE EERSTE EXPEDITIE NAAR<br />
SAMALANGAN<br />
1876<br />
Aan de Noordkust van Sumatra strekt zich, over eene<br />
smalle strook land van ongeveer 7 uren lang en 2 uren<br />
breed, het rijkje van Samalangan uit. De vorst, alhoewel<br />
schatplichtig aan den sultan van Groot-Atjeh, regeerde<br />
voor 't overige geheel zelfstandig. Zijne onderdanen<br />
werden gerekend tot de dapperste en oorlogzuchtigste<br />
inboorlingen van Atjeh te behooren, en te allen tijde<br />
hebben zij zich berucht gemaakt door strand-, zee- en<br />
menschenroof.<br />
Toekoe-Tjihik, die destijds het bewind voerde, was door<br />
overmatig opiumgebruik zóózeer ontzenuwd, dat hij het<br />
gezag geheel in handen liet van zijne zuster Patjoet<br />
Melagoi, eene kloeke en schrandere vrouw.<br />
Haar haat tegen de Nederlanders was zoo groot, dat<br />
zij, teneinde de weerbare mannen tot den krijgsdienst<br />
te verplichten, eiken veldarbeid, op straffe van de gruw<br />
zaamste en onmenschelijkste wreedheden , verbood. Voort<br />
durend werden onze vijanden op Groot-Atjeh door haar<br />
met geld, oorlogsmaterieel en krijgers bijgestaan , waar-<br />
1 1<br />
. 3
34 DE EERSTE EXPEDITIE<br />
toe Samalangan door zijn rijken handel en zijne guns<br />
tige ligging ruimschoots in staat was.<br />
In 1876 beproefde onze Regeering langs minnelijken<br />
weg Samalangan tot de erkenning haref opperheerschappij<br />
te brengen, doch het beantwoordde die voorstellen door<br />
op onze oorlogschepen te vuren, en vergreep zich der<br />
mate, dat het in de nabijheid onzer vlag de brutaalste<br />
zeerooverij pleegde.<br />
Zulk eene houding moest zelfs den lankmoedigen aard<br />
der Nederlanders tarten, en onze Regeering besloot, in<br />
het belang van het prestige en om de eer der Neder-<br />
landsche vlag te handhaven, Samalangan door wapen<br />
geweld tot rede te brengen.<br />
De noodige terreinkennis tot het voeren van een zoo<br />
belangrijken veldtocht ontbrak ons echter geheel. Onze<br />
bekendheid met het land bepaalde zich slechts tot het<br />
vergezicht, dat de kuststreek, van de zee gezien, op<br />
leverde , en derhalve achtte de militaire en civiele gezag<br />
voerder van Atjeh, de generaal-majoor Diemont, het<br />
noodzakelijk om door verkenningen langs de kust, en het<br />
uitzenden van spionnen, eenige gegevens te verzamelen.<br />
Dank zij de hulp van verdienstelijke zeeofficieren en<br />
civiele ambtenaren, alsmede der mondelinge inlich<br />
tingen van den Maleier Soetan Maharadja, ontving de<br />
bevelhebber in betrekkelijk korten tijd vrij uitvoerige<br />
berichten, waarvan een rapport met terreinkaart werd<br />
samengesteld, welke naar het departement van oorlog<br />
werd opgezonden.<br />
Nog vóór den aanvang der expeditie moest generaal<br />
Diemont echter wegens ziekte Atjeh verlaten, en gafhet
NAAR SAMALANGAN 35<br />
militair en civiel bevel over aan den kolonel K. van der<br />
Heyden, die tevens aangewezen werd om de operatie<br />
tegen Samalangan te leiden.<br />
Begaafd met de voortreffelijkste militaire eigenschappen,<br />
bezield tevens met eene ijzeren wilskracht, was kolonel<br />
van der Heyden wel de veldheer, aan wien deze moeielijke<br />
onderneming mocht toevertrouwd worden.<br />
Alvorens tot de operatie over te gaan, liet kolonel<br />
van der Heyden de kust nader verkennen door zijn<br />
stafofficier, den i n<br />
luitenant L. F. A. Winckel, overeen<br />
komstig wiens opnemingen het plan werd vastgesteld<br />
Volgens spionnenberichten hunkerden de Samalangers<br />
er naar, zich met de Nederlanders te meten, en de<br />
goed versterkte kust was het bewijs, dat zij op onze<br />
komst voorbereid waren.<br />
Kolonel van der Heyden stelde hun geduld niet al te<br />
lang op de proef, want spoedig meldde een order, dat er<br />
tegen Samalangan zoude opgerukt worden, eene tijding,<br />
welke de troepen met geestdrift begroetten.<br />
Van de landmacht werden voor deze expeditie aangewezen<br />
:<br />
het 2», 3 C<br />
en 8 e<br />
bataljon; elk bataljon telde 3 compag<br />
nieën van +150 man (de 4° compagnie van elk bataljon<br />
bleef te Kotta-Radja als reserve achter); voorts: twee<br />
sectiën bergartillerie, één detachement genietroepen, de<br />
ambulance met het noodige hospitaalpersoneel, verder<br />
700 dwangarbeiders voor het vervoer van munitie en vivres.<br />
Van de marine namen daaraan deel de volgende schepen:<br />
het Metalen Kruis, de Citadel van Antwerpen, de<br />
Sambas, de Banda, de Amboina, de Palembang, de
g6 DF. EERSTE EXPEDITIE<br />
Watergeus, de Samarang, de Borneo en de Sumatra.<br />
Het bevel over dit eskader werd opgedragen aan den<br />
kapitein-luitenant ter zee van der Hegge-Spies<br />
De landingsdivisie der Marine, sterk 300 man, stond<br />
onder commando van den luitenant ter zee Uhlenbeck.<br />
In den m<strong>org</strong>en van den 8sten Augustus nam het embar-<br />
kement der troepen een aanvang, en tegen den avond<br />
ging men onder stoom. Het was een indrukwekkend<br />
schouwspel deze vloot te zien vertrekken; onwillekeurig<br />
moest men terugdenken aan de tijden, toen Neêrland's<br />
zeemacht den trots en den roem van ons volk uitmaakte.<br />
's Anderen daags, tegen 11 uur, liet men het anker<br />
vallen voor de vlakte van Kiran, alwaar de vloot door<br />
schijn-manoeuvres den vijand in den waan bracht, dat op<br />
genoemde vlakte zoude geland worden. Inmiddels werd<br />
in eene gepantserde stoombarkas eene verkenning gedaan.<br />
Behalve de chef van den staf, majoor Meyer, namen aan<br />
die verkenning deel de majoor Palmer, van het Britsch-<br />
Indische leger, en de gids Soetan Maharadja.<br />
Het was duidelijk zichtbaar, dat de vijand zich nabij<br />
Kiran achter duinen en kleine versterkingen had opgesteld.<br />
Ongeveer 4000 M. ten Oosten van Kiran wees de gids,<br />
in de nabijheid van een bosch, eene landingsplaats aan,<br />
die naar zijne meening daarom geschikt was, omdat de<br />
vijand, — wetende, dat de Blanda's bij voorkeur in 't<br />
open veld strijden, — hen niet in de nabijheid van<br />
bosschen zal afwachten.<br />
Kolonel van der Heyden , wien na afloop der verkenning,<br />
('s avonds 7 uur) daarvan gerapporteerd werd, had geen<br />
bezwaar tegen het door den gids aangewezen punt. en
NAAK. SAMALANGAN 37<br />
besloot den volgenden m<strong>org</strong>en aldaar een debarkement<br />
te beproeven.<br />
De landing zoude in 4 liniën geschieden:<br />
i e<br />
2 e<br />
3 e<br />
4 e<br />
linie: de gewapende sloepen der marine.<br />
linie: het 8 C<br />
bataljon infanterie.<br />
linie: de ambulance, genietroepen en de artillerie.<br />
linie: het 2 e<br />
bataljon infanterie met den staf.<br />
De sloepen der verschillende liniën waren door gekleurde<br />
vlaggen onderscheiden.<br />
De deining was echter zoo hevig, dat het niet mogelijk<br />
was de bevolen maatregelen in hun geheel op te volgen;<br />
de orde was dan ook spoedig verbroken. Onder het oor-<br />
verdoovend geschutvuur der oorlogsschepen werd met<br />
inspanning van alle kracht naar de kust geroeid.<br />
Op ongeveer 100 M. daarvan verwijderd, geraakte<br />
men in de volle branding: reusachtige golven vormden<br />
bergen en afgronden, tilden en slingerden onze vaar<br />
tuigjes omhoog, of sloegen ze met geweld terug, terwijl de<br />
manschappen door het spattend schuim overdekt werden.<br />
Verscheidene sloepen kantelden om, eenige werden<br />
zelfs geheel verbrijzeld. Gelukkig wisten de drenkelingen<br />
zich te redden, door in de overgebleven vaartuigen<br />
te klauteren, of door naar het strand te zwemmen.<br />
Hoe nader bij de kust, hoe geweldiger de branding<br />
werd; het loeien en bruisen der golven verdoofde alle<br />
commando's.<br />
Dank zij echter onzen wakkeren zeelieden, die met<br />
kalmen moed den reuzenstrijd tegen het woedende element<br />
volhielden, werd het strand ten laatste bereikt.<br />
Druipnat en vermoeid landde daar het geheele 8 e
38 DE EERSTE EXPEDITIE<br />
bataljon; toch stond het spoedig in slagorde en dekte<br />
het debarkement der overige troepen.<br />
Weinig bekend is het, dat, hadde de landing een paar<br />
honderd meters verder plaats gehad, er vermoedelijk<br />
van de landingsdivisie maar weinig zoude terecht gekomen<br />
zijn, daar op die hoogte eene reeks van gevaarlijke koraal<br />
banken zich uitstrekt.<br />
Inmiddels was de vijand in menigte op de vlakte van<br />
Kiran en nabij de Koeala Tamboera verzameld, doch kon,<br />
schoon hij onze bedoeling reeds'begreep, de landing niet<br />
meer beletten.<br />
Toen ook twee compagnieën van het 2 e<br />
land waren, rukte het 8 e<br />
bataljon aan<br />
bataljon naar het vo<strong>org</strong>elegen<br />
bosch op, ten einde het daarachter gelegen terrein te ver<br />
kennen. Door het bosch, dat ongeveer 500 M. diep<br />
was, liep een voetpad in zuidelijke richting; na dit een<br />
kwartier uurs gevolgd te hebben, kwam men voor eene<br />
opene vlakte.<br />
Niets deed vermoeden , dat men hier op eene vijandelijke<br />
bende zoude stuiten. Maar de Atjehers van Samalangan<br />
schenen evenzoo bedreven in het leggen van hinder<br />
lagen als hunne stamverwanten van Groot-Atjeh.<br />
Ternauwernood was de voortroep gedeboucheerd, of een<br />
hevig geweervuur begroette hem, en bijna gelijktijdig vielen<br />
een 40tal Atjehers, die zich achter struiken en bamboe<br />
stoelen hadden opgesteld , de onzen met de klewang aan.<br />
Deze aanvallers schenen zich ter dood gewijd te hebben,<br />
want hoewel zij door de onzen stout ontvangen werden,<br />
en reeds menige vijand door onze kogels getroffen was,<br />
bleef het gevecht verwoed aanhouden. De gekwetsten
NAAR SAMALANGAN 39<br />
richtten zich weer moedig op, en wierpen zich met<br />
dezelfde wilde vaart op de bajonetten. Dit treffen, dat<br />
niet langer dan twee a drie minuten aanhield, kostte ons<br />
reeds 3 dooden en 9 gewonden, waaronder de luitenant<br />
B. M. Leussen. De vijand leed een verlies van acht dooden,<br />
behalve eene menigte gewonden, die hij meevoerde.<br />
Toen het gros van het .S e<br />
was het gevecht reeds geëindigd.<br />
bataljon ter hulpe aankwam,<br />
De vijand verzamelde zich nu in de nabijheid van kam<br />
pong Pengilit-Toenong, omstreeks 500 M. zuidwaarts van<br />
de plaats, waar de troepen uit het bosch gedeboucheerd<br />
waren, weshalve de commandant carré liet formeeren<br />
om hem door welgerichte salvo's uit elkaar te jagen.<br />
Namens den chef van den staf bracht luitenant Collard<br />
den last over, niet verder op te rukken en een bivouak<br />
te betrekken.<br />
Majoor Meijer koos het zijne in een op 100 M. oost<br />
waarts gelegen boschje van circa 40 M. breedte en 20<br />
M. lengte. Zuidoostwaarts was het terrein geheel open<br />
en strekte zich uit tot kampong Pengilit hilir ; ten zuiden en<br />
zuidwesten bestond het uit tegalvelden, waaromheen doode<br />
paggers, die, zooals later bleek, verscheidene ingravingen<br />
maskeerden. Voor een bivouak bood het boschje, dat uit<br />
middelmatig groote boomen en kreupelhout bestond,<br />
ruimte genoeg. Aan den rand werd zoo goed mogelijk<br />
eene versperring aangebracht van omgekapte boomen,<br />
doch wegens gebrek aan tijd kon men daaraan niet de<br />
noodige z<strong>org</strong> besteden, zoodat de afsluiting zeer onvol<br />
ledig was.<br />
Elke compagnie had hare eigene wacht, die ieder 12
40 DE EERSTE EXPEDITIE<br />
schildwachten uitzette. Deze werden op ongeveer I M.<br />
afstands van elkaar geplaatst, zoodat het bivouak door<br />
36 schildwachten werd bewaakt.<br />
De manschappen waren vlak achter de schildwachten<br />
gelegerd; in het midden bivouakeerde de commandant;<br />
met hem zijn adjudant, de luitenant Winckel, benevens<br />
de controleur van Heuckelom , de officier van gezondheid<br />
van Kiersen, de opnemer van Acker en de ambulance.<br />
Het 2 e<br />
bataljon had zijn bivouak aan het strand op<br />
geslagen en hield zich onledig met het aan wal brengen<br />
van munitie, drinkwater, vivres en kookgereedschappen,<br />
een arbeid, die, door de hooge zeeën en de weinige be<br />
schikbare middelen, slechts langzaam vorderde, zoodat<br />
de duisternis reeds inviel. voordat het hoognoodige<br />
aanwezig was.<br />
Het 8 e<br />
bataljon b. v kon slechts van één vat drink<br />
water voorzien worden, welk onontbeerlijk artikel aanstonds<br />
als een schat bewaard en zelfs door een schildwacht be<br />
waakt werd. De soldaten versmachtten van dorst en<br />
wendden hunne blikken aanhoudend naar dat zoo kostbaar<br />
geworden vat met water, en telkens, wanneer de kraan<br />
slechts één enkelen droppel doorliet, gingen zij er om<br />
beurten met open mond onder liggen , teneinde dien be-<br />
geerig op te vangen. De dorst werd hun spoedig een<br />
ware Tantaluskwelling; maar toch morden zij niet, die<br />
braven, de officieren hadden het immers ook niet beter!<br />
In den loop van den dag werden voor de bivouakstelling<br />
van het 8» bataljon, nabij kampong Pengilit eenige Atjehers<br />
ontwaard , met welke de controleur van Heuckelom, die<br />
zich in 't bivouak bevond, te vergeefs in aanraking trachtte
NAAK SALAMANGAN 41<br />
te komen; evenmin gelukte dit den chef van den staf,<br />
die vergezeld van majoor Palmer, van het Britsch-Indisch<br />
leger, tot 's namiddags 5 uur in 't bivouak vertoefde.<br />
Door een der gidsen werd nu een schrijven van den<br />
controleur op een bamboepagger gestoken, welke zich<br />
tusschen het bivouak en den vijand bevond. Nauwelijks<br />
hadden de Atjehers dit opgemerkt, of eenigen hunner<br />
kwamen vooruit om den brief te halen. Deze behelsde<br />
de mededeeling, dat de kampongs, welke onze troepen<br />
ongemoeid lieten, gespaard zouden blijven, en dat de<br />
hoofden, die met ons wenschten te onderhandelen, mits<br />
ongewapend, zouden toegelaten worden.<br />
Omstreeks vier uur 's namiddags meldden zich drie Atje<br />
hers aan , die vo<strong>org</strong>aven afgevaardigden van den vorst van<br />
Samalangan te zijn; deze lieden hadden echter geen bewijs<br />
van volmacht, zoodat zij onverrichterzake terugge<br />
zonden werden.<br />
Het werd nacht. Een onbestemd vermoeden van over<br />
vallen te zullen worden hield echter een ieder wakker tot<br />
laat na middernacht, doch toen het om het bivouak<br />
rustig bleef, legde het niet wachthebbend gedeelte zich<br />
voor en na ter ruste neder; het was 3! uur in den m<strong>org</strong>en.<br />
De houtstapels om de legerplaats aangelegd, waren •<br />
reeds tot asch vergaan; ook de drie scheepslantaarns<br />
waren bijna uitgebrand en wierpen nog slechts met korte<br />
flikkeringen een twijfelachtig licht. De vermoeide man<br />
schappen lagen spoedig in een vasten slaap en bespeurden<br />
niet, hoe de grijze nevel, die zich van de kust landwaarts<br />
bewoog, hunne kleederen bevochtigde.<br />
De officieren van de wacht liepen gestadig langs de
42 DE EERSTE EXPEDITIE<br />
posten, en voortdurend wierpen zij en de schildwachten<br />
wantrouwende blikken naar het hooge gras, en trachtten,<br />
aandachtig luisterend, elk geluid op te vangen , doch niets<br />
werd gezien, en niets gehoord, dan het ruischen der zee<br />
en de regelmatig terugkeerende slagen der branding.<br />
Evenwel, gedurende deze schijnbare rust, kroop eene<br />
groote bende Atjehers met meesterlijke behendigheid<br />
naar onze legerplaats, en, gedekt door het hooge gras,<br />
was zij reeds tot op 50 schreden ongemerkt genaderd,<br />
toen een, aan de noordoostelijke zijde geplaatste schildwacht,<br />
eenig geritsel meende te hooren en bijna gelijktijdig<br />
boven het struikgewas ontelbare koppen te voorschijn<br />
zag komen.<br />
Alvorens hij tijd had een schot te lossen, werd het<br />
bivouak door een vijandelijk geweervuur gealarmeerd;<br />
gelijktijdig sprongen circa 500 Atjehers over de verhak-<br />
kingen heen, stortten zich, onder een doordringenden<br />
oorlogskreet op de onzen en drongen met opgeheven<br />
klewang tot binnen het bivouak door.<br />
Deze aanval, even krachtig als onverwacht, veroor<br />
zaakte in den stikdonkeren nacht eene niet te beschrijven<br />
verwarring. Nog slaapdronken, als zij waren , wisten de<br />
soldaten aanvankelijk niet, wat er gaande was, maar<br />
het Alla il Allah, maakte hun spoedig duidelijk, dat<br />
zij overrompeld waren.<br />
De dwangarbeiders, die midden in het bivouak gelegerd<br />
waren en het eerst aan de woedende slagen des vijands<br />
waren blootgesteld, vluchtten in alle richtingen en ver<br />
meerderden niet weinig de verwarring.<br />
Weldra waren de soldaten met den vijand handgemeen;
NAAR SAMALANGAN 43<br />
onze Boegineezen hadden bijna allen het geweer wegge<br />
worpen en vielen de aanvallers met getrokken kapmes<br />
te lijf: dit gevecht van klewang tegen kapmes was<br />
verwoed , vreesdij k !<br />
Een der Atjehsche hoofden, de hoogepriester Oelama, een<br />
reusachtig gebouwde kerel, was met den bloeddorst eens<br />
tijgers op den luitenant-adjudant Richelle toegesprongen<br />
en gaf hem een geweldigen houw op het hoofd. Gelukkig,<br />
dat het metaal op den helmhoed van dien officier hem<br />
het leven redde; vóórdat de priester hem een tweeden<br />
slag kon toebrengen, had Richelle de sabel getrokken<br />
en spleet daarmeê diens gelaat nagenoeg in tweeën.<br />
Oelama stortte ter aarde, maar sprong terstond weder<br />
overeind, en sloeg toen, als razend, een paar soldaten<br />
neêr, die zich tusschen hem en den officier geworpen<br />
hadden.<br />
Nogmaals geraakte Richelle handgemeen met den<br />
priester, toen zijn paarden-oppasser, de dwangarbeider<br />
Geppink, ter juister tijd ter hulp snelde, en den priester<br />
met de badeh-badeh den buik openreet.<br />
De kapitein Lojinga had het te kwaad met een vijftal<br />
Atjehers.<br />
Hij verdedigde zich als een wanhopige en sloeg met<br />
de sabel geweldig om zich heen.<br />
Dit wapen werd echter spoedig stuk geslagen en<br />
vreeselijk gewond stortte hij neder.<br />
Luitenant J. M. Ie Bron de Vexela, het gevaar ziende ,<br />
waarin zijn compagnie's commandant verkeerde, ijlde<br />
naar hem toe, maar werd onderweg door een Atjeher<br />
aangevallen, dien hij echter spoedig onschadelijk maakte,
44 OE EERSTE EXPEDITIE<br />
en snelde daarop weer vooruit. Na een der aanvallers<br />
van kapitein Lojinga doorstoken te hebben, raakte hij<br />
met een tweeden aan het worstelen. Gedurende dit worste<br />
len struikelde le Bron over 't lijk van een Atjeher, viel<br />
achterover en verloor zijn sabel. Op hetzelfde oogenblik<br />
greep zijn tegenstander hem bij de keel, zette de knie<br />
op zijne borst, en reeds voelde hij de punt eener rentjong<br />
tusschen de ribben steken, toen hij door luitenant<br />
Auffmorth ontzet werd.<br />
Hoewel ongewapend (le Bron gunde zich den tijd niet<br />
naar zijn sabel te zoeken), snelde hij naar de plaats,<br />
waar hij kapitein Lojinga had zien vallen en geraakte<br />
wederom slaags met drie Atjehers.<br />
Ongewapend als hij was, greep hij een der voorsten<br />
met de vuisten aan, en beproefde diens klewang te<br />
bemachtigen.<br />
De Atjeher, een stevige kerel, gaf hem de handen<br />
vol, en wist zich ten laatste los te wringen; op hetzelfde<br />
oogenblik ontving le Bron een klewanghouw over het<br />
voorhoofd. Het bloed gudste hem over het gelaat en<br />
benam hem bijna het gezicht, maar le Bron gaf zich<br />
daarom niet gewonnen, greep zijn tegenstander bij de<br />
keel en w<strong>org</strong>de hem.<br />
Gelukkig voor hem werd hij van de twee andere aan<br />
vallers, door tusschenkomst van luitenant Wijnmalen,<br />
bevrijd.<br />
Andermaal begaf zich le Bron op weg om zijn kapitein<br />
te zoeken; helaas! hij vond hem, met talrijke wonden<br />
overdekt, nagenoeg onkenbaar in een plas bloed uitgestrekt,<br />
liggen
NAAR SAMALANGAN 45<br />
Ten derden male werd le Bron aangevallen door twee<br />
Atjehers, maar hij verloor zijne tegenwoordigheid van<br />
geest niet, greep een op den grond liggend geweer en<br />
slingerde dit met zooveel kracht naar een der aanvallers,<br />
dat deze bewusteloos neerzeeg. De andere werd door<br />
luitenant Auffmorth afgemaakt.<br />
De luitenant F P. L. van Driel, die op het oogenblik<br />
van den aanval de wacht had, en zich flink in zijne<br />
stelling handhaafde, had in de duisternis het behoud van<br />
zijn leven aan eene toevallige omstandigheid te danken.<br />
Op hetzelfde oogenblik, dat een Atjeher gereed stond<br />
hem een geduchten houw toe te brengen, begonnen de<br />
soldaten van zijn peloton te vuren , welk vuur hem den<br />
aanvallenden Atjeher deed ontdekken.<br />
Van Driel had nog juist den tijd den slag te pareeren;<br />
de klewang gleed langs de sabel en verwondde hem licht<br />
aan het been; een vreeselijke houw van dien officier<br />
doodde den Atjeher op de plaats.<br />
Bijzonder dapper stelde zich de Europeesche fusilier<br />
van Langhorst te weêr. In den slaap door de Atjehers<br />
overvallen, gelukte het hem een hunner bij de beenen<br />
te grijpen. Zich oprichtende, pakte hij dezen op en wierp<br />
hem als een kegelbal tusschen de anderen in; toen greep<br />
hij naar zijn geweer en sloeg met de kolf zoo geweldig<br />
om zich heen, dat weldra drie Atjehers met verbrijzelden<br />
schedel aan zijne voeten lagen.<br />
Van alle zijden was het gevecht even ontzettend,<br />
en vele bebloede lijken lagen reeds ter aarde, alvorens<br />
het den officieren gelukte de orde eenigszins te herstellen.<br />
Zonder dat iemand er zich rekenschap van kon geven,
46 DE EERSTE EXPEDITIE<br />
was de troep, al worstelende en vechtende, westwaarts<br />
uit het bivouak gedrongen.<br />
Onderwijl was de strijd minder geworden, en op een<br />
gegeven teeken stoof de vijand uit elkaar en verdween<br />
in het struikgewas.<br />
Toen het gevecht geëindigd was, werd appèl gehouden<br />
en den luitenant-adjudant Richelle opgedragen de namen<br />
der officieren af te roepen. Helaas ! op vele soldatennamen<br />
bleef het „present" achterwege, en bij het oproepen<br />
der namen van de kapiteins Lojinga en Jonker volgde<br />
eene doodsche stilte: beiden waren gesneuveld.<br />
Kapitein Jonker had, behalve eene menigte wonden,<br />
ook een houw over de borst, welke zijn horloge getroffen<br />
had, dat op 3 uur 37 min. was blijven stilstaan.<br />
Dit nachtelijk gevecht kostte ons dure offers; we<br />
betreuren het, dat de duisternis zoo menige heldendaad<br />
onopgemerkt deed blijven, en dat zoovele brave krijgers<br />
den heldendood zijn gestorven, zonder dat wij van hunnen<br />
roem kunnen gewagen.<br />
Omstreeks vijf uur in den m<strong>org</strong>en begon de vijand de<br />
onzen weêr te beschieten van achter een dooden pagger,<br />
welke 150 M. van de plaats stond, waar de troepen<br />
waren opgesteld. Ofschoon de soldaten allen op den grond<br />
lagen, werden toch nog eenigen gekwetst.<br />
Zooals reeds gezegd is, was men gedurende het ge<br />
vecht buiten het bivouak geraakt; de reserve-munitie,<br />
alsmede de verbandkisten , waren aldaar achtergebleven.<br />
De toestand der gewonden vereischte hulp, en ook de<br />
munitie-voorraad begon te minderen. Drie onverschrokken<br />
mannen, de korporaal der infanterie G. de Koning, alg.
NAAR SAMALANGAN 47<br />
stamboek n° 60347, de fuselier den Broeder, alg. stamboek<br />
n° 67390, en de hoornblazer P. Hoofs, alg. stamboek n°<br />
62635, boden zich aan, een en ander in het verlaten<br />
bivouak te halen, dat zij, behoedzaam over den grond<br />
kruipende, wisten te bereiken.<br />
Het tooneel van den verwoeden strijd, kort te voren<br />
gevoerd, was nu stil en blijkbaar verlaten.<br />
De vaag-invallende ochtendschemering teekende ondui<br />
delijk de omtrekken van eene menigte lijken; vriend en<br />
vijand lagen door elkaar, het kreunen der stervenden en<br />
het kermen der zwaargewonden waren huiveringwekkend.<br />
Telkens stootten onze drie mannen op ontzielde lichamen ;<br />
de grond was glibberig van het nog warme bloed. Op<br />
sommige plaatsen, vooral aan de noordoostzijde, lagen de<br />
lijken als opgestapeld, meestal van den vijand, een bewijs,<br />
dat hij zich aan dien kant duchtig het hoofd gestooten had.<br />
In alle richtingen werd het bivouak doorkruist; na lang<br />
tasten en zoeken vonden zij eindelijk de vaatjes patronen.<br />
Alles meê te nemen was hun niet mogelijk en slechts<br />
een vaatje patronen werd meêgevoerd. Deze dapperen<br />
zijn, naar wij vernamen , voor hunne onverschrokkenheid<br />
eervol vermeld , en begiftigd met de gouden kroon, welke<br />
onderscheiding voorzeker ten volle verdiend was.<br />
Nauwelijks begon het in 't oosten te lichten, of bij<br />
Pengilit-Toenong ontdekte men eene groote vijandelijke<br />
macht, die zich in de richting der onzen voortbewoog.<br />
In de voorste rijen bevonden zich in het wit gekleede<br />
voorvechters, die, onder het uitvoeren van een fantastischen<br />
dans, met wilde gebaren den hunnen moed trachtten in<br />
te boezemen.
48 T)E EERSTE EXPEDITIE<br />
De commandant van het 8 C<br />
bataljon verbood zijnen<br />
manschappen vóór het commando te vuren. Met den<br />
vinger aan den trekker van 't geweer, verbeidden de soldaten<br />
vol ongeduld dat commando, en nauwelijks was het bevel<br />
daartoe uitgesproken , of de geweren ontbrandden , en uit<br />
's vijands gelederen klonk een ontzettenden kreet. Ver<br />
schrikt en in wanorde deinsden de voorvechters terug,<br />
en met hen week de geheele bende.<br />
Te vergeefs beproefden eenige hoofden hunne krijgers<br />
tot een aanval te bewegen; deze vergenoegden zich den<br />
onzen scheldwoorden toe te roepen, waarna zij voordien<br />
dag voor goed verdwenen.<br />
Tegen zes uur kwamen twee veldstukken van het strand-<br />
bivouak ; bij de verschijning der artillerie werd zij luide<br />
toegejuicht.<br />
Nadat het volkomen licht was geworden , keerde de troep<br />
naar het verlaten bivouak terug, waar het vreeselijke<br />
schouwspel hun een duidelijk overzicht aanbood van de<br />
treurige nachtelijke gebeurtenis.<br />
Eene onbeschrijflijke gewaarwording van droefheid en<br />
woede tevens maakte zich van de onzen meester bij het<br />
aanschouwen van dat bloedig plekje gronds, waarop hunne<br />
ontzielde oi gruwelijk verminkte kameraden verspreid lagen.<br />
Behalve een getal van + 80 gewonde soldaten en<br />
dwangarbeiders, telden de onzen 12 gesneuvelden. Van<br />
de meesten was de schedel gekloofd en het aangezicht<br />
nagenoeg onkenbaar; overigens getuigde de houding,<br />
waarin zij gevonden werden , van een dapperen tegenstand<br />
en eene hardnekkige worsteling.<br />
De vijand had gedurende den nacht tijd gehad zijne
NAAR SAMALANGAN 49<br />
gewonden en een groot aantal gesneuvelden mee te voeren ;<br />
evenwel lagen er nog 58 dooden in het bivouak; ook<br />
zijne verliezen waren dus aanzienlijk.<br />
In den loop van den mofgen had de begrafenis plaats.<br />
Maakt zulk eene plechtigheid steeds indruk, op het<br />
oorlogsveld is ze bovendien aandoenlijk door den stillen<br />
eenvoud, den somberen ernst en hetalgemeene medegevoel,<br />
dat betoond wordt bij deze laatste eer aan eenen makker,<br />
eenen krijgsbroeder bewezen. En zoo ook daalden de eerste<br />
offers van de Samalangsche expeditie onder weemoedige<br />
deelneming der wapenbroeders in hunne groeven neder.<br />
Den volgenden nacht bivouakeerde het 8 e<br />
bataljon op<br />
eene vlakte, ongeveer 100 M. van de vorige bivouak-<br />
stelling. Op de noordelijke face werden eenige stukken<br />
geschut opgesteld, terwijl het carré werd bewaakt door<br />
het geheele eerste gelid, dat daarna door het 2 e<br />
gelid werd<br />
afgelost; de helft der manschappen hield dus voortdu<br />
rend wacht. De vijand liet ons dien nacht ongemoeid.<br />
Den twaalfden Augustus trok het 8 e<br />
bataljon, inge<br />
volge last van den bevelhebber, naar het strand terug<br />
en vereenigde zich met het 2° bataljon.<br />
De bivouakstelling der thans vereenigde bataljons werd<br />
versterkt door tusschen palen liggende boomstammen en<br />
gestrande sloepen, en verder door versperringen, voldoende<br />
stormvrij gemaakt. Bij dag bezetten 1 of 2 compagnieën<br />
het vo<strong>org</strong>elegen bosch (oude bivouakstelling van het 8 e<br />
bataljon) ten einde den vijand te observeeren, en te beletten,<br />
dat hij zich in den omtrek nestelde. Hoewel de troepen<br />
van dezen observatiepost zich steeds zoo goed mogelijk<br />
bedekt opstelden, zoo kwamen zij toch nimmer in 't bivouak<br />
II 4
50 DE EERSTE EXPEDITIE<br />
terug zonder dooden en gewonden; geen wonder, dat die<br />
post bij de soldaten onder den naam van „moordkuil"<br />
bekend werd.<br />
De zeemacht was inmiddels onafgebroken bezig om<br />
zooveel mogelijk munitie, vivres en drinkwater aan wal<br />
te brengen, welke arbeid tengevolge der zware branding<br />
ongelooflijke inspanning vorderde. Later werden kabel<br />
touwen van boord naar den wal gespannen, hieraan de<br />
ijzeren kruitkisten der marine gehangen' en zoo naar wal<br />
geschoven.<br />
Nadat in het strandbivouak eene vrij voldoende hoeveel<br />
heid levensmiddelen en munitie was opgestapeld, werd<br />
dagelijks gearbeid aan de voltooiing der verschansing,<br />
die, in den vorm eener lunette, hare flanken nagenoeg<br />
tot in zee uitstrekte.<br />
Voorts werden aan het strand putten gegraven van<br />
+ i M. diepte, ten einde in de behoefte aan water te<br />
voorzien. Het water , dat men verkreeg en , scheikundig<br />
onderzocht, onschadelijk bevonden werd, had evenwel<br />
eene onooglijke kleur en kon slechts gebruikt worden<br />
tot koken.<br />
De gemeenschap met de schepen was nog steeds<br />
moeielijk: de zee bleef onstuimig; golf op golf rolde met<br />
woest geweld naar het strand, en zelfs met de grootste<br />
inspanning was het ternauwernood mogelijk de troepen<br />
van het noodzakelijkste te voorzien.<br />
Aan het debarkeeren van het 3 e<br />
bataljon, dat aan<br />
boord was gebleven , viel vooreerst niet te denken; er kon<br />
van een aanvallend optreden dus almede geen sprake zijn.<br />
Op den i6 de<br />
", toen de zee minder hol stond, werd
NAAR SAMALANGAN 51<br />
van deze gunstige omstandigheid gebruik gemaakt om een<br />
gedeelte van het 3 e<br />
te ontschepen.<br />
bataljon, alsmede het berggeschut,<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en debarkeerde de kolonel met<br />
zijn staf en de rest der troepen.<br />
Intusschen hadden het 2 e<br />
en 8 e<br />
bataljon zich onledig<br />
gehouden met het maken van kleine verkenningen, waarbij<br />
het wel eens tot eene ernstige schermutseling kwam.<br />
De dapperheid des vijands, bij die gelegenheden<br />
betoond, bewees, dat onze troepen eene kranige tegen<br />
partij hadden te bekampen.<br />
Alvorens 's vijands hoofdstelling, de ,, balei" (de vorste<br />
lijke verblijfplaats), te bemachtigen, besloot de opperbe<br />
velhebber eerst eene verkenning naar het binnenland en<br />
langs de kust te maken.<br />
Volgens ingekomen berichten moest ook eerst de stelling '<br />
aan de Koeala Toemboea genomen worden, wilde men<br />
tot de „balei" doordringen.<br />
De positie aan de Koeala Toemboea, die door een<br />
uitgestrekten, dichten boschrand aan 't oog onttrokken<br />
was, lag aan het uiteinde van eene groote sawah, welke<br />
het strandbivouak ten zuiden begrensde.<br />
Zulk eene stelling alleen in het front aan te grijpen,<br />
ware eene roekeloosheid geweest, daarom besloot kolonel<br />
van der Heyden den aanval van twéé zijden tegelijk te<br />
beproeven.<br />
De verkenningen namen op den 19" Augustus een<br />
aanvang.<br />
Het zoude ons te ver voeren, de verschillende verken<br />
ningen, welke slechts tot voorbereiding der meer beslis-
52 DE EERSTE EXPEDITIE<br />
sende gebeurtenis moesten leiden, breedvoerig te behan<br />
delen; wij zullen daarom volstaan met de mededeeling,<br />
dat de Koeala Toemboea, zoowel langs het zeestrand<br />
als door het binnenland, te bereiken was, en dus een<br />
aanval van twee kanten zeer goed kon geschieden.<br />
De opperbevelhebber, bekend om zijne stoutmoedige<br />
voortvarendheid , besloot niet langer te dralen, maar door<br />
een snel en krachtig optreden zich van die stelling meester<br />
te maken.<br />
Reeds den volgenden m<strong>org</strong>en (20 Augustus) stonden<br />
de troepen gereed om tegen den vijand op te rukken.<br />
In 't kort zij gezegd, dat de positie aan de Koeala-<br />
Toemboea, zoowel aan den rechter- als linkeroever der<br />
Koeala sterk bezet was Er werd besloten eerst de ver<br />
sterkingen aan den rechteroever te nemen , om vervolgens,<br />
bij laagwater, die aan den linkeroever te bemachtigen.<br />
De eerste colonne, .onder den luitenant-kolonel Docters<br />
van Leeuwen, bestaande uit drie compagnieën van het<br />
3 e<br />
bataljon en één van het 8 e<br />
bataljon infanterie, had de<br />
opdracht den aanval langs het zeestrand te beproeven.<br />
In verband met deze opdracht kreeg de marine last met<br />
vier oorlogsschepen een overstelpend vuur op de Koeala<br />
Toemboea te openen, terwijl twee schepen voor de colonne<br />
langs de kust zouden stoomen, om den opmarsch langs<br />
het strand te ondersteunen.<br />
De 2 e<br />
colonne, onder majoor van Dompseler, sterk<br />
drie compagnieën van het 2 Z<br />
bataljon infanterie en eene<br />
sectie artillerie, ontving het bevel de beweging der l e<br />
colonne te ondersteunenn en hare route te nemen langs<br />
den reeds bekenden weg door het binnenland.
NAAR SAMALANGAN 53<br />
Het was vijf uur in den m<strong>org</strong>en , toen beide colonnes<br />
zich op marsch begaven en om half zeven stonden zij voor<br />
de vijandelijke stelling. Men had op eene geduchte tegen<br />
weer gerekend , doch tot aller groote verwondering vond<br />
men de linie Koeala Toemboea geheel verlaten. De 2 e<br />
colonne had namelijk deze stelling aan de landzijde omge<br />
trokken en daardoor 's vijands terugtochtslijn bedreigd.<br />
De vijand, wellicht geen kans ziende zijne positie te<br />
behouden, gaf haar daarom prijs. Deze verlaten positie<br />
bestond grootendeels uit aaneengeschakelde loopgraven<br />
met bomvrije ingravingen.<br />
De opperbevelhebber, die het noodig oordeelde, dè<br />
Koeala in zijne macht te hebben, besloot dit punt te<br />
behouden. Den luitenant W. E. van Ingen werd daarom<br />
opgedragen onder dekking van een peloton infanterie, het<br />
aan den rechteroever gelegene bosch te verkennen en eene<br />
bivouakplaats uit te zoeken. Van Ingen stiet spoedig op<br />
eene aarden versterking. Voorzichtig naderde men haar,<br />
maar geen enkele schildwacht werd gezien, zelfs geen<br />
lanspunt was op te merken. Bij nadere verkenning bleek<br />
zij ontruimd te zijn.<br />
Het was eene stevige benting in den vorm van eene<br />
vierkante redoute, waarvan de borstwering 2 M. hoog<br />
en i M. breed was en deze voorzien van bamboe-kokers<br />
tot schietgaten.<br />
De opperbevelhebber, hiermede in kennis gesteld, zond<br />
terstond een detachement mineurs om het veldwerk te<br />
slechten. Na aankomst van dezen troep zette van Ingen<br />
zijne verkenning verder voort. Langs den rechteroever<br />
van de Koeala gekomen, werd een voetpad aangetroffen,
54 UK EEKSTE EXPEDITIE<br />
dat men insloeg, en in vele kronkelingen, tusschen<br />
boomen en allerlei struikgewas, naar eene vrij aanzienlijke<br />
woning leidde. Geheel eenzaam stond zij daar te midden<br />
van reusachtige waringins en verscheidene andere schaduw<br />
rijke boomen. Ook deze woning was verlaten. Dit huis,<br />
de „Rocmah-Sentot" genaamd, behoorde aan den vorst<br />
van Samalangan en was daar ter plaatse opgericht voor<br />
de inning der belastingen.<br />
Nabij het gebouw waren, aan weerskanten van het<br />
voetpad , diepe ingravingen gemaakt, die het pad geheel<br />
beheerschten. In de nabijheid werd eene geschikte bi-<br />
vouakplaats gevonden en door de colonne Docters van<br />
Leeuwen betrokken; een gedeelte dier colonne bezette<br />
de Koeala.<br />
Ten einde de ,, Roemah Sentot" met Koeala Toemboea<br />
te verbinden werd een weg door het bosch gekapt en<br />
beide positiën zoo goed mogelijk versterkt. Van het strand-<br />
bivouak werden tevens met den meesten spoed levens<br />
middelen aangevoerd, alsmede bouwstoffen tot het oprichten<br />
van munitie en vivres-magazijnen. barakken voor de<br />
zieken, enz. De andere colonne, welke het terrein aan<br />
den linkeroever van de rivier verkend had, keerde naar<br />
het strandbivouak terug; gedurende haren terugmarsch<br />
werd zij door den vijand hevig beschoten. In het voor<br />
bijgaan zij gezegd , dat de colonne-commandant door den<br />
gids een brief aan een boom deed ophangen, in welken<br />
brief aan de bevolking werd bekend gemaakt. dat de<br />
kampongs, waaruit geen tegenstand werd geboden,<br />
gespaard zouden blijven. Kolonel van der Heyden besloot<br />
nu het hoofdkwartier, in verband met de verdere operatiën,
NAAR SAMALANGAN • 55<br />
naar de Koeala Toemboea te verplaatsen. Alle voorraad<br />
werd daarom naar de nieuwe operatie-basis getransporteerd.<br />
Dank zij den ijver en de voortvarendheid van den i n<br />
luitenant der genie J. H. ten Hoet, verrezen weldra<br />
de noodige logies voor de troepen, en werd tevens met<br />
inspanning van alle kracht gearbeid om de nieuwe stelling<br />
in een behoorlijken staat van tegenweer te brengen.<br />
Uit voorz<strong>org</strong> werd ook de Roemah Sentot door versper<br />
ringen in een voortreffelijk weerbaren toestand gebracht.<br />
In den nacht van 20 op 21 Augustus naderde een<br />
drom Atjehers in stilte deze nieuwe stelling. De waak<br />
zaamheid onzer schildwachten verijdelde echter elke poging<br />
tot een aanval, en eenige kartetsen deden hen uit elkaar<br />
stuiven, doch nu bepaalden zij zich er toe de onzen uit<br />
loopgraven en struiken den geheelen nacht onafgebroken<br />
te beschieten.<br />
Bij het aanbreken van den dag verzamelde zich eene<br />
sterke bende in de nabijgelegen zoutpannen; ook deze<br />
werd door ons geschut- en geweervuur zoodanig over<br />
stelpt, dat zij in overhaaste vlucht de wijk nam naar<br />
het vo<strong>org</strong>elegen bosch, in welks rand de bende zich<br />
weer verzamelde.<br />
De kapitein H. E. Schoggers ontving last den vijand<br />
daaruit te verdrijven, en de verschansingen, welke dien<br />
nacht in het bosch waren opgeworpen, te nemen en te<br />
vernielen. Een peloton infanterie, onder den 2 n<br />
luitenant<br />
Henning, en een detachement mineurs, werden tot dat<br />
doel onder zijne bevelen gesteld.<br />
Te 9 uren ging kapitein Schoggers op marsch. Na<br />
een half uur het bosch doorkruist te hebben, ontwaarde
56 Dl EERSTE EXPEDITIE<br />
de spits eene aarden borstwering. Er heerschte eene<br />
levendige drukte bij den vijand en overal zag men de<br />
Atjehers aan de loopgraven arbeiden.<br />
Behoedzaam naderde men de borstwering; reeds was<br />
de troep haar tot op een paar honderd schreden genaderd,<br />
toen de spits ontdekt werd.<br />
Zonder zich lang te bedenken liet Schoggers den storm<br />
aanval blazen. Op dit signaal, dat steeds op onze dapperen<br />
eene electrieke uitwerking heeft, vielen onze soldaten den<br />
vijand onverschrokken te lijf. De Atjehers wachten den<br />
aanval vastberaden af en hielden moedig stand, maar de<br />
onzen grepen hen met de baionet zoo onstuimig aan,<br />
dat de overblufte vijand verplicht was zijne verschansing<br />
te ontruimen. Kapitein Schoggers, die aan het hoofd van<br />
zijn handvol soldaten stormde, was de eerste in de vijande<br />
lijke benting; op hem volgde de luitenant Herining.<br />
Bijzonder onderscheidde zich de fusilier Schuller. Terwijl<br />
zijne kameraden met den vijand in een woedenden strijd<br />
gewikkeld waren, bespeurde Schuller, dat een gedeelte<br />
der bezetting door eene opening trachtte te ontkomen.<br />
Oogenblikkelijk ijlt hij derwaarts en plaatst zich geheel<br />
alleen met geveld geweer voor die opening. Verwoed<br />
vielen een zestal Atjehers hem met den klewang aan.<br />
In weerwil van de overmacht week Schuller geen pas.<br />
Met de grootste behendigheid wist hij hunne slagen te<br />
pareeren en zijne stooten zoodanig toe te brengen, dat<br />
zij telkens een vijand doodden of verwondden.<br />
Drie Atjehers werden door hem gedood en een vierde<br />
met de vuist aangegrepen en gevangen gemaakt.<br />
In dit gevecht leed de vijand een aanmerkelijk verlies:
NAAR SAM tLAKGAN 57<br />
23 dooden liet hij in de versterking- achter. Groot was<br />
de voorraad munitie en wapens, welke buit werd ge<br />
maakt. Nadat de mineurs de versterking geslecht en de<br />
hutten verbrand hadden, keerde het troepje naar het<br />
bivouak terug.<br />
Den 2i n<br />
Augustus werd onze stelling uit eene verster<br />
king aan de zoutpannen beschoten, maar onze vuur<br />
monden bleven den vijand het antwoord niet schuldig en<br />
dwongen hem weldra de versterking te verlaten. De<br />
Atjehers lieten zich echter niet ontmoedigen en betwistten<br />
ons op bloedige wijze het terrein.<br />
Den 22" Augustus werd onze stelling andermaal<br />
hevig aangevallen , doch telkens werden de aanvallers met<br />
kracht teruggeslagen In weerwil van ons vernielend ge<br />
schut- en geweervuur streden zij met eene hardnekkigheid,<br />
die bewondering afdwingt. Daar de vijand zich hoofdzakelijk<br />
in loopgraven en kuilen genesteld had , werd eene com<br />
pagnie , onder kapitein Juda, uitgezonden om hem<br />
daaruit te verjagen, tevens om eenige kleine veldwerken<br />
te nemen en te vernielen. Met veel beleid en dapperheid<br />
bracht kapitein Juda zijne opdracht ten einde.<br />
Nadat de nieuwe operatie-basis van alles ruimschoots<br />
voorzien was, achtte kolonel van der Heyden het oogenblik<br />
gekomen om den vorst van Samalangan in diens schuil<br />
plaats aan te tasten.<br />
Het was een hachelijk waagstuk, want 's vijands<br />
hoofdstelling was zeer sterk en telde duizenden strijders;<br />
maar ondanks de overmacht der Atjehers, twijfelde<br />
de onversaagde bevelhebber geen oogenbilk aan den<br />
gelukkigen uitslag.
58 DF. EEBSTE EXPEDITIE<br />
Men beschuldige dien genialen veldheer niet van licht-<br />
zinnige overschatting zijner strijdkrachten , want met zulke<br />
uitgelezen stafofficieren, bekwame kapiteins en dappere ,<br />
goed geoefende soldaten, als hij ter zijner beschikking<br />
had, behoeft geen legeraanvoerder te schroomen aanvallend<br />
op te treden.<br />
Den 26° Augustus bestemde kolonel van der Heyden<br />
ter uitvoering van zijne roemrijke onderneming.<br />
Volgens bericht der spionnen was de „balei" door<br />
sterke kampongs omgeven.<br />
Om nu van de Koeala Toemboea tot 's vorsten ver<br />
blijfplaats door te dringen, moesten eerst de kampongs<br />
Temboea en Temoelit genomen worden, waarom het<br />
aanvalsplan als volgt werd vastgesteld:<br />
Eene colonne, onder majoor van Dompseler, sterk drie<br />
compagnieën van het 2 e<br />
en twee compagnieën van het S c<br />
bataljon infanterie, twee sectiën bergartillerie , ée'ne sectie<br />
genie-troepen en ambulance ontving de opdracht om door<br />
kampong Pengilit in zuidwestelijke richting naar kam<br />
pong Temboea op te rukken en na verovering daarvan in<br />
westelijke richting naar de „balei" door te dringen.<br />
Eene andere colonne, onder den luitenant-kolonel<br />
Docters van Leeuwen, sterk twee compagnieën van het 3'<br />
bataljon infanterie, benevens ééne sectie bergartillerie en<br />
ambulance, moest kampong Temboea in 't front aan<br />
vallen en de i e<br />
colonne naar omstandigheden ondersteunen.<br />
De marine zoude den opmarsen der troepen steunen door<br />
de in zuidwestelijke richting gelegen kampongs met<br />
granaten te beschieten.<br />
Omstreeks vier uur in den m<strong>org</strong>en van den 2j a<br />
Augustus
NAAK SAMALANGAN 59<br />
zette zich de colonne van Dompseler in beweging. De<br />
opperbevelhebber en de kapitein A. Prins, van den<br />
generalen staf, alsmede de majoor Palmer, van het Britsch-<br />
Indische leger, bevonden zich bij deze colonne.<br />
De maan, die ongewoon helder scheen, begunstigde<br />
den opmarsch, welke in de grootste stilte geschiedde.<br />
Den open gekapten weg volgende, bereikte de colonne<br />
de groote vlakte ten zuiden van Pengilit, zonder door<br />
den vijand opgemerkt te zijn. Op de vlakte werd een<br />
carré geformeerd met het geschut op de flanken, in<br />
welke formatie de colonne zuidwestelijk marcheerde.<br />
Opmerkelijk was het, dat men tot nog toe niets van<br />
den vijand bespeurd had. Maar nauwelijks viel de<br />
schemering in , of aan de linkerflank werden verschillende<br />
kleine troepjes waargenomen, die zich met groote snel<br />
heid uit de kampong Temboea in oostelijke richting<br />
voortbewogen en achter struiken en terreingolvingen<br />
verdwenen.<br />
Aanvankelijk meende men vluchtelingen te zien , doch<br />
spoedig bleek het, dat deze lieden, door onze komst<br />
verrast, in allerijl naar hunne loopgraven en tirailleur-<br />
putten snelden. De schoten uit hunne donderbussen<br />
lokten weldra eene menigte Atjehers op de vlakte, en<br />
het stout opdringen dezer lieden noodzaakte de colonne<br />
meermalen „ halt" te houden, ten einde hen door granaat<br />
kartetsen op eerbiedigen afstand te houden.<br />
Aan het gevecht des vijands, dat zonder eenige orde<br />
geschiedde, was het te bespeuren, dat hij ons van deze<br />
zijde niet verwachtte.<br />
Daar hij ons aan de linkerflank bleef verontrusten,
ÖO DE EEKSTE EXPEDITIE<br />
werd kapitein J. L. Hamel aangewezen om met ééne<br />
compagnie de colonne aan die zijde te dekken, en den<br />
vijand zoo noodig met de bajonet aan te grijpen.<br />
De Atjehers begrepen ten laatste ons plan en sloegen<br />
de beweging onzer troepen met z<strong>org</strong> gade.<br />
Verder in zuidwestelijke richting doormarcheerende,<br />
kwam de colonne langs den noordelijken kampongrand<br />
en veranderde vervolgens van directie, om op eene hoog<br />
vlakte, welke nabij den westelijken rand dier kampong<br />
gelegen was, stelling te nemen. Het was toen zes uur<br />
in den m<strong>org</strong>en. Van de hoogvlakte was het westelijk<br />
gelegen terrein geheel te overzien.<br />
Men onderscheidde tal van vijandelijke werkjes, die<br />
onbezet waren. De vijand toch, de ligging onzer operatie<br />
basis in aanmerking nemende, verwachtte, dat wij onze<br />
route zouden maken over de vlakte ten noordoosten<br />
van kampong Temboea, en had daarom zijne werkjes<br />
naar die zijde gericht en aan den westkant opengelaten.<br />
Door de colonne van Dompseler aan de westzijde, dus<br />
in den rug bedreigd , nam de vijand naar Temboea de wijk.<br />
Weldra ontdekte men ook de colonne Docters van<br />
Leeuwen , die te vijf ure van de Roemah-Sentot vertrokken<br />
was, en op 500 passen ten noorden van kampong<br />
Temboea in een boschrand , nabij het z. g. heilige graf<br />
van Tengkoe-di-Temboea gedekt was opgesteld.<br />
Kolonel van der Heyden zond nu een zijner adjudanten,<br />
den luitenant Collard, naar den overste Docters van<br />
Leeuwen om het bevel over te brengen, terstond tot den<br />
frontaanval overtegaan.<br />
Onmiddellijk liet deze het geschut bulderen en de
KAAR SALAMANGAN 6l<br />
infanterie sprongsgewijze voorwaarts gaan. Het uitdagende<br />
,, mari, mari" (komt hier) der Atjehers deed onze<br />
soldaten hunkeren naar het teeken tot den stormaanval,<br />
en nauwelijks was dit dan ook gegeven, of als getergde<br />
leeuwen vielen zij de Atjehers vol woede aan.<br />
De compagnie van kapitein Juda stormde aan 't hoofd.<br />
Na den vijand van de bamboe-doerie versperring ver<br />
dreven te hebben, stootte men op een aarden veldwerk.<br />
Het vuur, dat hieruit gegeven werd, was hevig, doch kon<br />
de dappere compagnie niet tot staan brengen. In weinige<br />
oogenblikken was de borstwering beklommen; de verde<br />
digers werden grootendeels gedood of sloegen op de vlucht.<br />
Eveneens werden op andere punten de verdedigings<br />
werken na een scherp gevecht vermeesterd.<br />
De vijand verliet zijne stelling en vluchtte in weste<br />
lijke richting, alwaar hij eene 2 e<br />
linie aangelegd had,<br />
bestaande uit verschillende kleine versterkingen, welke<br />
onderling door loopgraven verbonden waren. Kapitein<br />
H. E. Schoggers stelde zich nu aan de spits zijner com<br />
pagnie om den vijand ook daaruit te verdrijven.<br />
Onder een stortvloed van kogels liepen de manschappen<br />
storm op de versperde toegangen, wrongen zich door<br />
de zware paggers en stonden weldra op de borstwering<br />
der voorste verschansing. Na een kort, doch bloedig<br />
gevecht, moesten de Atjehers wijken voor den onover-<br />
winnelijken moed dezer braven.<br />
Achtereenvolgens vielen de veldwerken in onze handen.<br />
De overwinning was nagenoeg door de bajonet beslist.<br />
Met een aanzienlijk verlies retireerde de vijand in allerijl<br />
naar de ten westen gelegen kampongs.
62 DF, F.KRSTF. EXPEDITIE<br />
Een hunner voornaamste krijgsoversten had in dit<br />
gevecht den dood gevonden. Ofschoon de vijand vele ge<br />
sneuvelden meevoerde , werden er nog 25 lijken gevonden.<br />
Na de vermeestering der 2 e<br />
linie was de kampong Temboea<br />
in onze macht; de zege kostte ons twaalf gewonden, onder<br />
welke de luitenants A.J. van Amstel en P. J. C. van Mourik.<br />
Onderwijl de colonne Docters van Leeuwen den vijand<br />
in het front aangreep, was de i e<br />
colonne naar het zuid<br />
oostelijke punt van den kampongrand gemarcheerd om<br />
den vijand in den rug te nemen. De Atjehers neutrali<br />
seerden echter min of meer deze manoeuvre, door, zooals<br />
wij reeds zagen, in tijds uit de 2 e<br />
linie te vluchten.<br />
Het was zeven uur 's m<strong>org</strong>ens, toen beide colonnes zich in<br />
den zuidoostelijken hoek van den kampongrand vereenigden.<br />
Na de vereeniging trok de colonne Docters van Leeuwen,<br />
den zuidelijken kampongrand volgende, in westelijke<br />
richting naar kampong Manei, welke eveneens moest<br />
genomen worden om het doel te bereiken. Terwijl deze<br />
colonne zich in beweging stelde, maakte de luitenant<br />
adjudant R. L. Kellermann , die tot de andere colonne<br />
behoorde, eene verkenning naar het zuidoostelijke gedeelte<br />
van de veroverde kampong, dat met een rechten hoek<br />
zuidwaarts afbuigt.- Nauwelijks had hij dit bereikt, of hij<br />
ontdekte, op een plateau staande, een drom Atjehers,<br />
naar schatting 400 man, die uit een nabij gelegen bosch-<br />
rand deboucheerde en vervolgens de sawah overstak,<br />
blijkbaar met het voornemen om de colonne Docters<br />
van Leeuwen in de linkerflank aan te vallen. Terstond<br />
keerde Kellermann met een peloton infanterie terug en<br />
onthaalde de bende op eenige welgerichte salvo's.
NAAR SALAMANGAN 63<br />
De luitenant der artillerie J. L Granpré Molière,<br />
inmiddels door Kellermann gewaarschuwd, liet op 't<br />
plateau twéé stukken in batterij brengen. De bende op<br />
zulk eene ontvangst niet bedacht, sloeg eene andere<br />
richting in , doch kwam daardoor in het front der colonne<br />
Docters van Leeuwen, wier voortroep terstond het vuur<br />
opende en velen der verraste Atjehers in 't zand<br />
deed bijten. Toen de voorste colonne uit de kampong<br />
Temboea op de vlakte gedeboucheerd was en ongeveer<br />
300 M. in de bevolen richting gemarcheerd had, stelde<br />
zich ook de colonne van Dompseler in beweging. Beide<br />
colonnes marcheerden in evenwijdige strekking naar den<br />
oostelijken rand van kampong Manei.<br />
Het gedeelte der sawah, hetwelk de colonne van<br />
Dompseler volgen moest, was echter zeer modderig en<br />
maakte den marsch moeielijk, vooral voor het geschut,<br />
zóó zelfs, dat de schietgestellen van de bergartillerie uit<br />
elkaar moesten genomen worden. Nog was men hiermede<br />
bezig, toen de gids berichtte, dat meer noordelijk een<br />
beter pad bestond, hetwelk rechtstreeks naar de balei<br />
voerde. De streek was den onzen volkomen onbekend , dus<br />
moest men zich geheel op den gids verlaten; er<br />
bestond echter geen reden diens mededeeling in twijfel<br />
te trekken, zoodat kolonel van der Heyden aan majoor<br />
van Dompseler bevel gaf met de colonne „ rechtsomkeert"<br />
te maken.<br />
In verband hiermede werd den kapitein van den staf<br />
Prins opgedragen, de colonne Docters van Leeuwen de<br />
order over te brengen om hare marschrichting te wijzigen<br />
en meer westwaarts aan te houden.
64 1>K EERSTE EXPEDITIE<br />
Werkelijk vond de i e<br />
colonne aan den oostelijken<br />
rand van kampong Temboea een begaanbaar voetpad.<br />
Dit pad was aan weerszijden door een zwaar begroeid<br />
terrein begrensd; nadat men het ongeveer 500 passen<br />
in westelijke richting gevolgd had, bereikte men eene<br />
lagune, waarover eene smalle, doch stevige bamboezen<br />
brug geslagen was.<br />
De voortroep, onder luitenant F. W. Broker, van<br />
de compagnie Bode, werd vooruitgezonden om aan den<br />
anderen oever der lagune stelling te nemen; maar<br />
nauwelijks was het peloton Broker over de brug, of<br />
honderden geweren knalden uit een vo<strong>org</strong>elegen bam-<br />
boedoerie-rand.<br />
Broker liet onmiddellijk zijn peloton de knielende<br />
houding aannemen, waarna de manschappen het vuur<br />
openden.<br />
Kolonel van der Heyden, die zich aan het hoofd der<br />
colonne bevond, gaf den luitenant der artillerie Granpré<br />
Molière last met zijn geschut in batterij te komen, en<br />
den boschrand met puntgranaten te beschieten.<br />
Eenige passen achter het peloton Broker staande,<br />
volgde de bevelhebber met gespannen aandacht de uit<br />
werking van het geschutvuur, toen hij op eenmaal de<br />
hand naar het voorhoofd bracht. Majoor van Dompseler,<br />
die inmiddels met den hoofdtroep aan de overzijde der<br />
lagune gekomen was, bemerkte deze beweging, waarop<br />
hij zich met zijn adjudant, den luitenant Kellermann,<br />
naar den opperbevelhebber spoedde. Naderbij gekomen<br />
zagen beide officieren , dat hij hevig bloedde. Een vijande<br />
lijke kogel had den kolonel in 't linkeroog getroffen.
NAAR SAMALANGAN 65<br />
Met bewonderenswaardige zelf beheersching wist de ener<br />
gieke troepenaanvoerder zijne lichamelijke smart te onder<br />
drukken.<br />
Na door den majoor van Dompseler en diens adjudant<br />
naar den kampongrand te zijn gebracht, waar hij aan de<br />
z<strong>org</strong>en van den officier van gezondheid Fischer werd<br />
toevertrouwd, waren des kolonels eerste woorden:<br />
„Ik dank u, mijne heeren.maar gaat nu terstond naar<br />
uwe plaats."<br />
Majoor van Dompseler, vreezende , dat de verwonding<br />
van den opperbevelhebber een nadeeligen invloed op<br />
den troep mocht uitoefenen, gelastte den luitenant<br />
adjudant Kellermann de voorhoede te doen „avanceeren."<br />
Daar het geraas van het geweervuur het commando<br />
zoude kunnen overstemmen, begaf Kellermann zich naar<br />
het peloton Broker, trok zijn sabel en stelde zich aan<br />
de spits dezer afdeeling, om haar den weg te wijzen.<br />
Broker en zijne manschappen begrepen het teeken. Met<br />
ongelooflijke onverschrokkenheid marcheerde de troep<br />
in versnelden pas, onder een moorddadig front- en<br />
flankvuur, over de ruim 320 M. breede en drassige vlakte.<br />
Eerst voor den bamboedoerirand , welke eene versperring<br />
bleek te zijn van de vijandelijke versterking Blang-<br />
Temoelit, werd halt gehouden. Inmiddels waren nog<br />
twéé compagnieën infanterie onder de kapiteins Bode en<br />
Bowles het voorste peloton gevolgd.<br />
De versperring was ondoordringbaar. Doch zonder zich<br />
om het hevig vuur des onzichtbaren vijands te bekommeren,<br />
die zijne schoten „ a bout portant" loste , stond de dappere<br />
Broker op, wendde zich tot den luitenant-adjudant<br />
li 5
66 DE EERSTE EXPEDITIE<br />
Kellermann, salueerde met den sabel en vroeg vergunning,<br />
eene omtrekkende beweging te mogen maken. Hij vroeg<br />
dit, in de hoop ergens eene opening aan te treffen. Met de<br />
grootste koelbloedigheid liep hij, gevolgd door eenige<br />
Afrikaansche soldaten, rakelings langs de versperring;<br />
maar nog geen 30 schreden verder trof een vijandelijke<br />
kogel dezen braven, veelbelovenden officier in het hart.<br />
Kellermann hield twee soldaten bij zich om een gat<br />
in den pagger te doen kappen : beide soldaten sneuvelden ,<br />
terwijl Kellermann, bij zijne poging om door de zware<br />
chicane heen te dringen, door een schot in den rechter<br />
pols gewond werd. Het moedig voorbeeld van dezen<br />
officier had echter de soldaten in geestdrift doen ont<br />
vlammen. Met ongemeene dapperheid beproefde nu de<br />
compagnie van kapitein Bode den stormloop te wagen,<br />
maar de versperring weerstond de krachtigste pogingen.<br />
Toch gaf men den moed niet op, maar trachtte, door<br />
eene omtrekkende beweging te maken, den aanval op<br />
een ander punt te hervatten.<br />
Eindelijk waren al de troepen op de vlakte gekomen.<br />
De luitenant-kolonel Meyer, die, na de verwonding van<br />
den opperbevelhebber, het commando op zich genomen<br />
had, begaf zich naar voren om 's vijands positie nauw<br />
keurig te verkennen.<br />
Het bleek hem zeer spoedig , dat deze niet gemakkelijk<br />
te bestormen was. Ten einde de troepen tegen het moord<br />
dadig fiankvuur te beveiligen, besloot de overste Meyer,<br />
om het vuur uit de omliggende boschjes. waar de vijand<br />
zich in loopgraven en achter verhakkingen genesteld had,<br />
door ons geschut tot zwijgen te brengen. De artillerie
NAAR SAMALANGAN 6j<br />
kweet zich flink van hare taak. Ofschoon reeds vele<br />
bedienings-manschappen gesneuveld waren en ook de<br />
commandant, de luitenant Grampé-Molière , buiten gevecht<br />
gesteld was, bleef zij standvastig in hare stelling, en<br />
bedienden onze dappere kanoniers hunne stukken met<br />
eene kalmte en eene zekerheid, die allen lof verdienen.<br />
De Atjehers bleven ons het vuur niet schuldig; vooral<br />
de versterking Temoelit deed een verpletterend vuur op<br />
de onzen neerkomen en 's vijands benting geleek een krater,<br />
die onophoudelijk vuur en vlam braakte. Boven de wolken<br />
van kruitdamp, waarin Temoelit gehuld was, golfde<br />
trotsch 's vijands roode vlag en spotte met de Hollandsche<br />
dapperheid.<br />
De strijd werd hoe langer hoe heviger; 's vijands<br />
moordend lood veroorzaakte groote verliezen; het bloed<br />
vloeide bij stroomen; maar geen afdeeling, welke aan<br />
terugtrekken dacht, geen soldaat, die van wijken wist.<br />
Na bovenmenschelijke inspanning gelukte het een peloton<br />
van de compagnie van de Pol door eene opening van<br />
den pagger nabij den noordoostelijken saillant door te<br />
dringen. Zonder aarzelen beklommen de stoutmoedige<br />
soldaten met hun pelotonscommandant, den luitenant<br />
Kalis , aan het hoofd, de loodrechte borstwering, doch<br />
nauwelijks waren ze boven gekomen, of zij werden voor een<br />
groot deel door 's vijands kogels getroffen en ter aarde<br />
geworpen, zoodat Kalis verplicht was de borstwering te<br />
verlaten. Kapitein van de Pol verdeelde nu zijne manschap<br />
pen langs de noorder-face, met last aan hen, op eiken Atjeher<br />
te schieten, die het waagde zich boven de borstwering<br />
te vertoonen. Niettegenstaande ons geschutvuur de om-
68 DE EERSTE EXPEDITIE<br />
liggende boschbranden geducht teisterde, bleef de vijand<br />
daarin hardnekkig stand houden. Vooral uit de loopgraven<br />
en kleine werkjes in noordwestelijke richting werden de<br />
onzen het hevigst bestookt, waaruit de chef van den staf<br />
afleidde, dat de uitgang der versterking zich aan die zijde<br />
moest bevinden. Den luitenant Ponstijn werd daarom<br />
opgedragen met 30 man eene omtrekkende beweging<br />
naar die zijde te maken, tot de wester-face door te<br />
dringen en aldaar stand te houden. Kruipende en buk<br />
kende, trok Ponstijn met zijne sectie naar de bamboedoeri-<br />
versperring, maar de vijand, zijn toeleg begrijpende, richtte<br />
een levendig en welonderhouden vuur op dat troepje,<br />
zoodat Ponstijn weldra vele gewonden bekwam en on<br />
verrichter zake moest terugkeeren. Terwijl de compagnie<br />
van de Pol den vijand aan de noorder-face bezig hield,<br />
trachtten de luitenants Collard, Winckel en Richelle met<br />
40 Europeanen en Afrikanen de ooster-face te btklimmen;<br />
doch het groot aantal verdedigers weerstond den krach-<br />
tigsten aanloop; elke aanval werd met nadruk afgeweerd.<br />
Eveneens misluke een storm-aanval der I" compagnie van<br />
het 2 e<br />
bataljon. Majoor van Dompseler, die de attaque<br />
meê maakte en de zijnen moedig vo<strong>org</strong>ing, bekwam bij<br />
die gelegenheid een schot door beide wangen en een kogel<br />
door het rechter scheenbeen.<br />
Door luitenant Richelle en den Europeeschen fuselier<br />
Schenk werd hij naar de ambulance gebracht. Voet voor<br />
voet moesten zij met den gewonde de 320 M. breede<br />
vlakte doorloopen, om de ambulance te bereiken; hon<br />
derden kogels werden hun nagezonden. Richelle bekwam<br />
een kogel door de mouw, Schenk werd de képi van
NAAR. SAMALANGAN 69<br />
het hoofd geschoten. Onze wakkere fuselier was in hooge<br />
mate verontwaardigd , omdat men zijn hoofddeksel bescha<br />
digd had, en zich met gebalde vuist omkeerende, riep hij:<br />
„wacht maar, canaille, ik kom straks terug." Schenk<br />
hield woord en werd voor zijn moedig gedrag beloond<br />
met de Militaire Willemsorde.<br />
De toestand onzer troepen , die hoofdzakelijk langs de<br />
berm der noorder- en ooster-face waren opgesteld, werd<br />
hoe langer hoe hachelijker. Van weerszijden streed men<br />
met ongemeene hardnekkigheid, met evenveel standvas<br />
tigheid en met gelijken roem. In de vijandelijke benting<br />
hoorde men onder het gebulder van het geschut en het<br />
geknetter der geweren het eentonig gezang van een Mo-<br />
hammedaansch gebed met het bekende refrein : „Allah-il-<br />
allah." Dit gebed uit den Koran was zeker dat der<br />
stervenden, om de verdedigers te herinneren aan het<br />
schoone paradijs van Mohammed, zoo zij hun leven in den<br />
strijd tegen de ongeloovigen ten offer brengen<br />
Zij begrepen, de Atjehers, dat de moed der onzen<br />
met een gunstig gevolg moest bekroond worden; en<br />
terecht, want onze soldaten, aangevuurd door de herinne<br />
ring aan zoovele roemrijke veldtochten, aangemoedigd<br />
door het goede voorbeeld der dappere officieren en ver<br />
langend zich te wreken over de nachtelijke overrompeling,<br />
weken geen handbreed en besloten liever te sterven dan<br />
den moed op te geven.<br />
In dit uiterste oogenblik gaf kapitein van de Pol nog<br />
maals het bevel om te stormen. Een opwekkende oorlogs<br />
kreet der onzen beantwoordde dat bevel. Onheilspellend<br />
klonk hun hoera door de lucht en onder het geschetter
yO DE HEKSTE EXPEDITIE<br />
der hoornsignalen beklommen zij met hunne gewone<br />
stoutmoedigheid de geduchte vijandelijke wallen.<br />
Als een muur wachtten de Atjehers den aanval af en<br />
trachtten door hun vuur den woesten aanloop der Neder-<br />
landsche troepen tegen te houden. Maar de manschappen,<br />
vo<strong>org</strong>egaan door den kapitein van de Pol, de luitenants<br />
Kalis, Winckel, Richelle, Collard en Kuilman, wierpen<br />
zich met zooveel geweld op den vijand, dat hij wankelde.<br />
De een trachtte den anderen voor te komen om het eerst<br />
in de benting te zijn ; 't was een wedstrijd van dapperheden.<br />
Want ook de vijand vocht met wanhopigen moed: geen<br />
genade werd gevraagd, geen genade verleend.<br />
In deze woedende worsteling poogden de Atjehers<br />
onze soldaten bij herhaling van de borstwering te dringen ,<br />
maar telken reize werden zij door hunne bajonetten<br />
teruggeworpen.<br />
Ten slotte moesten de Atjehers wijken voor de onover<br />
winnelijke dapperheid onzer troepen. De vijandelijke<br />
banier werd van de borstwering gerukt en onze oorlogs<br />
vaan in hare plaats op de wallen geplant.<br />
Door eene opening in de zuider-face vluchtte de vijand<br />
in oostelijke richting door de kampong Temboea. Ook<br />
de Atjehers uit de nabij gelegen stellingen, de zoo sterke<br />
en bijna onneembare versterking in onze macht ziende,<br />
volgden de beweging hunner makkers en zochten een<br />
goed heenkomen.<br />
In kampong Temboea was, sedert het begin van het<br />
gevecht, de ambulance opgesteld en wel op het pad,<br />
dat door de colonne gevolgd was bij haren opmarsch<br />
naar de vijandelijke versterking. De dekking, aanvankelijk
NAAR SAMALANGAN 71<br />
eene compagnie sterk, was telkens bij gedeelten naar<br />
het gevecht gezonden, zoodat ten slotte slechts enkele<br />
genie-soldaten , een paar officiers-bedienden en eenige<br />
dwangarbeiders overbleven om de 40 a 50 geblesseerden<br />
re bewaken.<br />
Nog onbekend met de verovering van Blang-Temoelit,<br />
zag men bij de ambulance den vluchtenden vijand voor<br />
eene bende aan, die op haar een aanval wilde doen.<br />
De luitenants Albrecht en Kellermann (die inmiddels<br />
verbonden was), alsmede de controleur van Heuckelom,<br />
haastten zich alle weerbare mannen met de geweren der<br />
gewonden te wapenen. Men kan zich voorstellen, dat de<br />
dwangarbeiders, die alles behalve voortreffelijke schutters<br />
zijn, den vijand met eene zeer slechte losbranding begroetten.<br />
De Atjehers, door dit geweervuur tot staan gebracht,<br />
deinsden echter verschrikt terug; doch zich niet vervolgd<br />
ziende, (want onze troepen waren door de buitengewone<br />
inspanning daartoe niet in staat), herstelden zij zich spoedig<br />
en beantwoordden het vuur van de ambulance met nadruk.<br />
Het vuur des vijands nam langzamerhand zoo in<br />
hevigheid toe en kreeg zelfs zulk een dreigend aanzien ,<br />
dat de opperbevelhebber zijn adjudant, den luitenant<br />
Pool, naar den chef van den staf zond , om dezen van<br />
den toestand kennis te geven.<br />
Pool kwam terug met het bericht, dat de kolonel en<br />
de ambulance op de vlakte kon komen, waarop de<br />
ambulance den kampong verliet.<br />
Het viel den zwaar gewonden opperbevelhebber moeilijk<br />
op het drassig terrein te marcheeren. Luitenant Keller<br />
mann verzocht hem daarom liever te paard te stijgen,
72 DE EERSTE EXPEDITIE<br />
en, gesteund door dezen officier en den controleur var»<br />
Heuckelom, reed nu de kolonel van der Heyden aan 't hoofd<br />
der ambulance naar Temoelit. Luitenant Ponstijn en de<br />
manschappen van zijn peloton , welke buiten de versterking-<br />
stonden, waren de eersten, die den kolonel zagen en<br />
hem met een donderend „hoera" begroetten. Op di:<br />
gejuich begaf de luitenant-kolonel Meyer zich naar voren<br />
en ging den opperbevelhebber tegemoet; toen, den helm<br />
hoed afnemend , zeide hij: „ kolonel, Blang Temoelit is ons."<br />
Dit gedenkwaardig oogenblik heeft de schilder Garnier<br />
op doek vereeuwigd.<br />
Hoe juichte het Indische leger, toen, als bij hooge<br />
uitzondering, eene episode uit zijne schitterendste<br />
krijgsbedrijven te Atjeh op doek vereeuwigd werd. Het<br />
aanvaardde deze hulde als eene waardeering zijner<br />
daden. Eenmaal, hoopte het, zou dat schilderstuk een<br />
waardige tegenhanger geacht worden voor de schilderij<br />
van Djagaraga (Bali 1849)<br />
t e r<br />
Koninklijke Militaire<br />
Academie, als eene blijvende herinnering voor toekomstige<br />
krijgsmakkers. Helaas, ons weinig enthusiastisch volk heeft<br />
aan dat schilderstuk, dat behalve Djagaraga het eenige<br />
is, dat van onze Nederlandsch-Indische krijgsbedrijven<br />
spreekt, geen nationale waarde gehecht! Zoo is het doek<br />
eigendom geworden van een Italiaan, die er mede rond<br />
reist en het vertoont, niet in de hoedanigheid van een<br />
bij uitstek waardig gedenkstuk der eerste Samalangansche<br />
expeditie, doch als een bezienswaardig schilderstuk,<br />
waarvan het onderwerp van cosmopolitischen aard is.<br />
Nu Neerland's krijgsbanier van Temoelit's wallen wap<br />
perde , waren de Samalangers ontmoedigd j geen enkele
NAAK. SAMALANGAN 73<br />
poging werd door hen beproefd om de veroverde ver<br />
sterking te hernemen, zelfs geen schot meer op de<br />
onzen gelost. Terwijl onze troepen Blang-Temoelit bezet<br />
ten, vluchtte de geheele vijandelijke legermacht naar<br />
de „balei". Het verlies van zijne voornaamste stelling<br />
scheen den vijand van allen tegenstand te hebben doen<br />
afzien, want toen een gedeelte der colonne van Domp<br />
seler den volgenden m<strong>org</strong>en, naar de „balei" oprukte<br />
en zich in kampong Roem vereenigde met de 2 e<br />
colonne,<br />
die genoemde kampong gedurende het gevecht bij<br />
Temoelit bezet had gehouden, rapporteerde de luitenant<br />
kolonel Docters van Leeuwen aan den chei van den staf,<br />
dat, namens den vorst van Samalangan, eenige zendelingen<br />
zich bij hem hadden aangemeld, met verzoek om te<br />
onderhandelen en den zegevierenden opmarsen onzer<br />
troepen te doen staken. Als gemachtigde van den vorst<br />
meldde zich diens schoonzoon Tengkoe Maharadja Moeda.<br />
Wetende, dat de nabijgelegen kampong Tangsoer aan<br />
de Samalanganrivier de rijkste marktplaats was en de<br />
rechten aldaar geheven werden, eischte de chef van den<br />
staf, dat de onderhandelingen aldaar zouden geopend<br />
worden. Het oogmerk van den overste Meyer was, deze<br />
plaats te bezetten, waardoor de geheele streek het best<br />
zoude beheerscht worden.<br />
Wij zullen den loop der onderhandelingen niet volgen,<br />
en slechts vermelden, dat de vorst zich aan onze heer<br />
schappij onderwierp.<br />
In tegenwoordigheid zijner rijksgrooten werd hem de<br />
Nederlandsche vlag uitgereikt, welke daarna op plechtige<br />
wijze geheschen. werd en hoog wapperend der talrijke
74<br />
D K<br />
EERSTE EXPEDITIE NAAR SAMALANGAN<br />
schare verkondigde, dat Toekoe Thihik onzen geëerbie-<br />
digden Koning als heer en gebieder erkende.<br />
Keerden onze troepen als overwinnaars terug uit den<br />
strijd tegen het zoo krijgshaftige Samalangan, menig<br />
braaf kameraad heelt die overwinning met zijn bloed,<br />
met zijn leven gekocht. Eeren wij de nagedachtenis der<br />
gestorven helden en brengen wij hulde aan de deelge-<br />
nooten van dien roemvollen krijgstocht.
DE TWEEDE EXPEDITIE NAAR<br />
SAMALANGAN<br />
1880<br />
AANLEIDING<br />
Op den 13" Augustus 1877 heesch de vorst van Samalangan<br />
de Nederlandsche vlag en teekende de akte van<br />
onderwerping, waartoe hij, na een hardnekkigen strijd,<br />
gedwongen was.<br />
Ten einde te waken voor de behoorlijke nakoming dier<br />
akte, werd te Samalangan eene versterking opgericht en<br />
eene Nederlandsche bezetting achtergelaten. Ofschoon de<br />
bevolking zeer verbitterd was, hield zij zich rustig; maar<br />
de verraderlijke aanval op eene colonne in 1880 heeft<br />
bewezen, dat deze rust slechts geveinsd was.<br />
Deze bezetting, sterk 1 officier en 65 man, onder bevel<br />
van den 2 n<br />
luitenant Berghuis van Woortman. rukte,<br />
op den m<strong>org</strong>en van 30 Juni 1880, uit onze versterking<br />
Samalangan, ten einde eene militaire wandeling te maken.<br />
Tot dusverre waren die militaire marschen steeds gemaakt<br />
naar het landschap Djang Kaboeja, dat ongeveer één uur<br />
gaans van onze benting gelegen is Daar men bij marschen
76 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />
in die richting steeds twee riviertjes moest overtrekken ,<br />
die bij hoog water den tocht zeer moeilijk maakten—zoo<br />
zelfs , dat eens een fuselier zijn geweer verloor, toen hij<br />
zwemmende den overkant trachtte te bereiken — ont<br />
ving die officier van zijn commandant, den kapitein Ebell,<br />
de order, de zuidelijke richting te volgen, aangezien daar<br />
geen rivieren of lagunes over te gaan waren en de sawah's<br />
(rijstvelden) droog stonden.<br />
Luitenant Berghuis was eerst kort op dezen post en<br />
nog niet bekend met het terrein in den omtrek, waarom<br />
hem door den commandant de route werd aangegeven.<br />
De marschrichting werd bepaald als volgt: uit de<br />
versterking in zuidwestelijke richting langs de randen<br />
der kampongs Kandang, Poetoes en Meden marcheeren,<br />
daarna in oostelijke richting wenden tot aan de Samalangan-<br />
rivier, vervolgens den rivierkant stroomafwaarts volgen<br />
en alzoo weder ten zuiden der benting terugkeeren.<br />
Het spreekt vanzelf, dat die streek bekend stond, als<br />
te zijn bewoond door bevriende Atjehers. Anderhalfuur<br />
had de colonne reeds gemarcheerd, zonder aanleiding te<br />
hebben eenig verraad van de zijde der Atjehers te ver<br />
moeden. Een groot gedeelte was bezig aan den veldarbeid;<br />
en zij, aan wien inlichtingen gevraagd werden betreffende<br />
den te volgen weg, de terreinsgesteldheid enz., gaven met de<br />
meeste welwillendheid antwoord. Een hoofdman kwam zelfs<br />
uit zijne woning, toen de colonne voorbijtrok en knoopte<br />
met den officier een gesprek aan. Hij beweerde, dat alles<br />
veilig en de bevolking ons gouvernement zeer genegen<br />
was. Tot 8 uur bleef de colonne doormarcheeren, waarna<br />
„halt" gehouden werd om te rusten. De troep rustte in
NA Vit SAMALANGAN 77<br />
denzelden marschvorm en met het geweer bij den voet;<br />
voorzichtigheidshalve werden een paar schildwachten<br />
uitgezet.<br />
Ongeveer 10 minuten later rapporteerde de comman<br />
dant der voorhoede, dat eenige Atjehers, wier aantal<br />
steeds toenam, gewapend met geweer en klewang, zich<br />
op de sawah, aan de overzijde van een riviertje (zijtak<br />
van de Samalangan-rivier) verzamelden.<br />
Na zich persoonlijk van de juistheid van dit bericht te<br />
hebben overtuigd, besloot de luitenant den terugmarsch<br />
aan te nemen; doch nauwelijks had de troep 200 schreden<br />
afgelegd, of verscheidene schoten werden van de zijde<br />
der Atjehers op de onzen gelost. Berghuis , in de meening<br />
verkeerende, dat dit een op zich zelf staand feit was,<br />
waaraan het gros der bevolking geen schuld had, ver<br />
bood ten strengste terug te vuren. Maar het vuur des vijands<br />
nam steeds in hevigheid toe ; zelfs uit de woningen werd a<br />
bout portant geschoten. De manschappen, onrustig ge<br />
worden , maakten de pakjes patronen los. De vo<strong>org</strong>estelde<br />
marschroute kon nu onmogelijk verder gevolgd worden<br />
en de colonne-commandant besloot de kampong met ver<br />
snelden pas door te trekken, om eene aan de westzijde<br />
gelegen sawah te bereiken, welke sawah door begroeid<br />
terrein van den kampong gescheiden was. De voorhoede<br />
kreeg dienovereenkomstig hare orders, terwijl de achter<br />
hoede, bestaande uit Europeanen en inlanders, gelast<br />
werd dicht op te sluiten en den steeds opdringenden<br />
vijand door welgerichte salvo's op een afstand te houden.<br />
De Atjehers, het plan van den troep begrijpende, lieten<br />
een gedeelte achter, om de onzen te vervolgen en spoedden
78 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />
zich in allerijl naar voren, om de sawah het eerst te<br />
bereiken en deze colonne zoodoende het déboucheeren te<br />
beletten.<br />
Het kostte den troep veel inspanning zich langs het<br />
modderige, smalle voetpad, dat bovendien op verschil<br />
lende plaatsen versperd was, te bewegen , terwijl men door<br />
den spoed om de sawah te bereiken bijna geen tegenweer<br />
kon bieden. Gelukkig bereikte de voorhoede den uitgang<br />
van den kampong vóórdat de Atjehers op de sawah<br />
waren aangekomen. Alsnu werd „halt" gehouden om de<br />
overige manschappen in te wachten. Het getal vijanden<br />
was reeds tot pl. m. 200 geklommen en stond niet verder<br />
dan 300 passen van de colonne verwijderd. De achter<br />
hoede, inmiddels in gevecht gewikkeld, had moeite de<br />
aanvallers van zich af te houden.<br />
Eindelijk gelukte het haar, zich met den troep te ver<br />
eenigen en rapporteerde haar commandant aan luitenant<br />
Berghuis, dat de Europeesche fuseliers Haaf, stamboek<br />
n° 72217, en Dechamp, stamboek n° 77056, door klewang-<br />
houwen afgemaakt en hunne lijken achtergelaten waren;<br />
een inlandsch fuselier was gewond. Onmiddellijk besloot<br />
de commandant terug te keeren, om, onder bescherming van<br />
het vuur van den hoofdtroep, de lijken der gesneuvelden<br />
te gaan halen; maar reeds had eene sterke bende Atjehers<br />
post gevat tusschen de achterhoede en de plaats, waar<br />
de gesneuvelden lagen. Met het oog op de netelige positie,<br />
waarin zijne handvol strijders verkeerde, mocht de com<br />
mandant zijn voornemen niet ten uitvoer brengen. Immers<br />
zoude hij den troep aan een wissen dood blootgesteld hebben ,<br />
want van alle kanten en uit de aangrenzende kampongs
NAAR SAMALANGAN 79<br />
stroomden talrijke troepen Atjehers om de colonne te<br />
omsingelen.<br />
Luitenant Berghuis verloor echter geen oogenblik zijne<br />
kalmte, en schoon jong in jaren, toonde hij een officier te<br />
zijn, die zijne zaken verstond. Ten einde den terugtocht<br />
behoorlijk te dekken, versterkte hij de achterhoede en<br />
verdeelde haar in twee groepen, elk ter sterkte van 12<br />
man, en nam zelf het bevel op zich over dat gedeelte,<br />
hetwelk hij „en tirailleur" deed oplossen. De rest mar<br />
cheerde gesloten uit de flank ongeveer 60 passen vooruit,<br />
en werd aangevoerd door den adjudant-onderofficier<br />
Scheltens. Langzaam en als 't ware kruipende moest<br />
deze terugtocht geschieden, want behalve twee zieken<br />
had de colonne drie gewonden, namelijk: Sedin, stam<br />
boek n° 6692 , door een kogelwond; Ronoleksono, stamboek<br />
n° 80068, door klewanghouwen op het achterhoofd en<br />
den rechterbovenarm; Zajo, stamboek ^4585, dooreen<br />
kogel in den buik en in het linkerbeen.<br />
Men had voor de gewonden geen tandoes (hangmatten)<br />
meêgenomen, aangezien men op geen vijandelijkheden<br />
bedacht was.<br />
Het was door den vijand zeer goed opgemerkt, waarom<br />
de colonne slechts langzaam kon retireeren; en de opge<br />
wondenheid der Atjehers, verzekerd als zij waren van<br />
de overwinning, is niet te beschrijven. Op beide flanken<br />
der colonne drongen zij voorwaarts en, voorafgegaan<br />
door hunne voorvechters, die schreeuwende een woesten<br />
krijgsdans uitvoerden, kwamen zij al nader en nader.<br />
Werkelijk meende de commandant een oogenblik, dat<br />
zijn troep verloren was. 't Was eene ijzingwekkende ge-
80 UF. TWEEDE EXPEDITIE<br />
dachte, want de Atjeher stoort zich aan geen oorlogswetten,<br />
noch aan de wetten van eer en menschelijkheid , maar ver<br />
moordt en verminkt eiken vijand , die onder zijn bereik valt.<br />
In deze kritieke oogenblikken drongen de soldaten er<br />
op aan, dat luitenant Berghuis de zieken en gewonden ,<br />
die den marsch belemmerden, zoude doen doodschieten.<br />
Tot dit uiterste wilde hij echter zijne toestemming niet<br />
geven, maar bezwoer hen, liever tot den laatsten man te<br />
strijden. Een dubbel zware strijd voor luitenant Berghuis!<br />
Een overmachtige vijand, die steeds naderde en de ver<br />
twijfeling der soldaten om zich heen. Maar, moed en<br />
beleid verloor hij geen oogenblik, en zijne kracht en dat<br />
beleid brachten eindelijk den troep tot bezinning.<br />
De gewonden en zieken werden verzameld en onder<br />
bedekking in veiligheid gebracht op een met boomen<br />
beplanten heuvel, welke ongeveer 600 passen vooruit lag.<br />
Het geheel hield intusschen halt en formeerde carré<br />
met dubbele voorflank, waarna het eveneens naar den<br />
heuvel retireerde.<br />
Deze terugtocht mag meesterlijk genoemd worden,<br />
want de vijand, alhoewel 150 passen verwijderd, werd<br />
door goed gerichtte schoten op eerbiedigen afstand<br />
gehouden. De voorvechters slaakten woeste kreten om<br />
hunne makkers tot een klewangaanval aan te moedigen.<br />
en waarlijk, één kwam reeds met zijn wapen zwaaiende<br />
op de voorhoede af, maar werd terstond onschadelijk<br />
gemaakt. Tegen zulk eene verpletterende overmacht was<br />
echter de kans op behoud gering en restte den comman<br />
dant niets, dan zich zoolang mogelijk te verdedigen en<br />
tot den laatsten man toe te strijden.
NAAK, SAMALANGAN 8 I<br />
Op zijn rechterflank maakte de vijand reeds aanstalten<br />
om den troep te omsingelen, toen hij eensklaps weifelde.<br />
Wat kon hiervan de reden zijn? Even omziende zag hij<br />
in de verte bajonetten flikkeren. „Moed gehouden mannen,"<br />
riep hij zijnen soldaten toe. „Wij krijgen hulp!" Inder<br />
daad, het was kapitein Ebell, die met 20 man ter hulp<br />
snelde. De troep, die tot ontzet opdaagde, was wel niet<br />
talrijk, maar voldoende om bij den vijand den moed te<br />
doen zinken, en de colonne, die de laatste krachten<br />
inspande, te redden.<br />
Ten einde beter verband in 't verhaal te brengen,<br />
dienen wij te verklaren aan welk toeval die hulp te<br />
danken was.<br />
Omstreeds acht uur van dien m<strong>org</strong>en ontving de waar<br />
nemende assistent-resident van onze vrouwelijke bond<br />
genoot Patjoet-Meligoi, zuster van het hoofd van Sama<br />
langan, het bericht, dat er noordwestwaarts van hare<br />
woning vele schoten werden gehoord, en dat zij met<br />
zekerheid moest vooronderstellen , dat de manschappen ,<br />
die onder den 2 11<br />
ling maakten, waren aangevallen.<br />
luitenant Berghuis eene militaire wande<br />
Dit bericht hoorde ook de militaire commandant,<br />
kapitein Ebell, die juist bij dien ambtenaar was, en dewijl<br />
het bevestigd werd door schoten, die men, opmerkzaam<br />
luisterende , flauw kon hooren , zoo besloot kapitein Ebell<br />
terstond met de beschikbare manschappen, circa 20<br />
in aantal, één gids en de noodige ambulance, ter hulp<br />
te snellen.<br />
Langs den rand van de kampongs Kandang en Petoes<br />
gaande, bespeurde hij in de verte de colonne van luitenant<br />
B 6
82 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />
Berghuis door talrijke scharen Atjehers achtervolgd. In<br />
versnelden pas trachtte hij nu de colonne te bereiken.<br />
Deze had inmiddels, dank zij der bereidvolle retraite,<br />
den heuvel weten te bereiken, waar de gewonden lagen;<br />
hier formeerde luitenant Berghuis carré en plaatste de<br />
gewonden en zieken in 't midden.<br />
De munitie begon te minderen, zoodat het vuur van<br />
onze zijde slechts door eenige goede schutters onderhouden<br />
werd, en zoo moest men blijven stand houden tot er<br />
hulp kwam. De Inlandsche fuselier Zajo, n° 4585, was<br />
inmiddels in 't carré onder de hevigste smarten bezweken;<br />
door onvoldoende geneeskundige hulp en uitgeput door<br />
vermoeienis en bloedverlies, is de arme gewonde, onder<br />
het gekerm der anderen, gestorven.<br />
Eindelijk had kapitein Ebell de colonne bereikt. Maar<br />
in welken treurigen toestand zag hij zijne soldaten terug!<br />
Soldaten, die eenige uren te voren nog zoo onberispelijk<br />
onder de wapens stonden!<br />
Hun uniform was gescheurd en bespat door 't slijk;<br />
gelaat en handen zwart van den kruitdamp; enkelen zwaar<br />
gewond of dood en allen afgemat van den zwaren strijd.<br />
Nadat de gewonden en zieken in de tandoes waren<br />
gelegd, werd de terugmarsch naar de benting aangenomen.<br />
De vijand bleef de vervolging doorzetten, maar lang<br />
zoo krachtig niet meer; van lieverlede bleef hij meer en<br />
meer achter en hield eindelijk stand op meergenoemden<br />
heuvel. Verder door te dringen achtte hij onraadzaam,<br />
vooral ook uit vrees voor het geschutvuur van onze<br />
benting. De colonne had middelerwijl steeds oostwaarts<br />
aangehouden en kwam zoo doende in kampong Tandang,
NAAR SAMALANGAN 83<br />
die haar geheel aan het oog des vijands onttrok; tegen half<br />
elf uur bereikten de onzen de benting. Volgens inge<br />
wonnen berichten telde de vijand ongeveer 50 dooden<br />
en gewonden, en waren de eerste aanvallers zes lieden<br />
uit kampong Baté-hi, onder aanvoering van Nja Mander-<br />
hassa. Toen de eerste schoten vielen , kwam de bevolking<br />
der omliggende kampongs Merah Adan, Taloe-Missigit<br />
Bahroe en Meloen de aanvallers te hulp.<br />
Het vo<strong>org</strong>evallene met de colonne Berghuis van Woort-<br />
man veroorzaakte te Kotta-Radja veel sensatie, te meer daar<br />
de aanval op bevriend terrein plaats vond. Ten einde<br />
nu die kampongs voor het gepleegd verraad te tuchtigen,<br />
werd eene expeditionnaire colonne samengesteld , die onder<br />
bevel van den majoor Schmilau per Z r<br />
. M s<br />
. stoomschip<br />
Soerabaja naar Samalangan werd overgebracht, en de<br />
2 e<br />
expeditie nam een aanvang.<br />
BATOE-ILIQ<br />
Den 14" Juli 1880 landde te Samalangan de expedition<br />
naire colonne onder majoor Schmilau, sterk 1200 man<br />
met 32 officieren en 2\ sectie artillerie. De ontscheping<br />
ging met veel moeilijkheden gepaard; de hevige branding<br />
op de kust wierp de sloepen telkens terug, sloeg die aan<br />
stukken of deed ze vol water loopen. Maar onze officieren<br />
en soldaten lieten zich niet afschrikken; de meesten
84 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />
sprongen in de branding en zij, die niet zwemmen konden,<br />
werden door hunne kameraden door de schuimende golven<br />
getrokken, zoodat allen de kust bereikten, waar zij dooi<br />
de bezetting van Samalangan met luid hoera werden<br />
begroet.<br />
Den I5 n<br />
Juli begon de operatie; deze was hoofdzakelijk<br />
gericht tegen den kampong Batoe-Iliq, in welken kam<br />
pong de vijand eene onzaglijke benting en sterke liniën<br />
had gebouwd; stellingen, die de geduchtste waren,<br />
welke ooit door den Atjeher zijn aangelegd. Waarom<br />
verzwegen onze bondgenooten Toekoe Tihik, vorst van<br />
Samalangan , en zijne zuster Patjoet Meligoi ons het<br />
bestaan dier versterkingen ? Of moesten wij gelooven , dat<br />
die eerst na den aanval op de colonne Berghuis van<br />
Woortman waren opgeworpen ? Zoo ja, dan verstaan de<br />
Atjehers de kunst om te tooveren.<br />
'sM<strong>org</strong>ens zes uur rukten de troepen uit het bivouak;<br />
en na een marsch van i uur bereikten zij kampong Batoe-<br />
Iliq. Hier had de vijand op een steilen heuvel, welke<br />
deel uitmaakte van eene bergreeks, zijne hoofdversterking<br />
gebouwd. Deze versterking had den vorm van eene vier<br />
kante redoute, waarvan de flanken opgezet waren uit<br />
twee wanden poloepoes (geklopte en gespleten bamboes),<br />
opgevuld op met aarde en steen, waardoor bamboezen<br />
kokers tot schietgaten waren aangebracht. De stormvrij<br />
heid werd zeer verhoogd door eene zware en sterke<br />
bamboedoerihaag van + 7 M. breed, terwijl andere<br />
sterke verschansingen, op hooger gelegen heuvels, haar<br />
van alle zijden konden steunen.<br />
Onze troepen, op de vlakte gekomen nabij 'svijands
NAAR SAMALANGAN 85<br />
stellingen, werden zeer spoedig door een overstelpend<br />
vuur begroet. De artillerie kwam in batterij om dat vuur<br />
te beantwoorden, terwijl eene compagnie infanterie „en<br />
tirailleur" werd opgelost en sprongsgewijze avanceerde.<br />
Eene andere compagnie, die de voorhoede had geformeerd,<br />
kreeg last, de Samalangan-rivier, welke langs 's vijands<br />
hoofdversterking stroomde, over te steken en eene om<br />
trekkende beweging te maken, ten einde die versterking<br />
aan de achterzijde te naderen.<br />
Ondanks eene hagelbui van kogels en schroot bleven<br />
de troepen onverschrokken avanceeren tot aan de ver<br />
sperring. Nu was het niet mogelijk verder door te<br />
dringen; de stevige bamboedoerihaag had zich door den<br />
tijd tot een ondoordringbaar bosch gevormd, waartusschen<br />
scherp aangepunte bamboes waren geplant. Zulk eene<br />
versperring is door geen geschutvuur te vernielen, noch<br />
door kapmessen op te ruimen.<br />
Luitenant Verkuyl, een Europeesch onderofficier, en<br />
een fuselier was het gelukt, zich met bovenmenschelijke<br />
inspanning, aan de zuidzijde der benting, door de ver<br />
sperring te dringen, en een klein plateau te bereiken;<br />
maar op 't zelfde oogenblik werden beiden neergeschoten.<br />
Aan de westerface nabij 't zuider-saillant stond luitenant<br />
Le Maitre met zijne sectie en trachtte te vergeefs de<br />
breede haag met sabels en geweerkolven te doen ver<br />
nielen. De onzen, die geheel weerloos stonden, verloren<br />
veel aan dooden en gewonden. Den Europeeschen ser<br />
geant Kalkman werd het linkerbeen door een lilakogel<br />
verbrijzeld, en met hem werden nog zes fuseliers gewond<br />
en verscheidene gedood. Op het hooren van 't vreeselijk
86 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />
vuren snelden de kapitein Neys, de luitenants Steinmetz ,<br />
von Ernst en de adjudant-onderofficier Jobse met hunne<br />
manschappen naar voren om de kameraden te steunen.<br />
Eene menigte Atjehers, dit ziende, gunde zich nauwelijks<br />
den tijd hunne geweren te herladen en wierpen met<br />
zware steenen op de aanvallers. Luitenant von Ernst<br />
werd door een steenworp aan 't hoofd gewond en viel,<br />
een oogenblik bewusteloos, tegen den grond. Terwijl de<br />
stormcolonne met den vijand in actie was, werd de<br />
hoofdtroep, die inmiddels tot aan de rivier genaderd was,<br />
eensklaps door eene groote bende Atjehers, die zich<br />
achter de heuvels had opgesteld, met den klewang aan<br />
gevallen , doch deze werden met zwaar verlies terugge<br />
slagen. De strijd, die nu algemeen was, had voor de<br />
onzen het ontzaglijke nadeel, dat het terrein nergens<br />
tegen de moorddadige uitbarstingen van 's vijands geschut<br />
en geweervuur eenige dekking aanbood.<br />
Aanhoudend verminderden onze gelederen, aanhoudend<br />
werden zij door de kleine reserve aangevuld. Nogmaals<br />
en nogmaals werd storm geloopen, maar steeds werden<br />
onze dapperen genoodzaakt terug te trekken; de schit<br />
terendste infanterie-aanvallen vermochten niets tegen de<br />
zware versperringen en steile hoogten; het bleek niet<br />
mogelijk met zulk eene geringe macht deze geduchte<br />
stelling te vermeesteren en daarom besloot majoor Schmilau<br />
tot de retraite. Gedurende deze retraite werd het peleton<br />
van den luitenant le Maitre , dat een gedeelte der achter<br />
hoede uitmaakte en tevens tot dekking der gesneuvelden<br />
en gewonden diende, op den rechterflank met den klewang-<br />
aangevallen. De gewonden zagen toen geen redding
NAAR SAMALANGAN 87<br />
meer en de sergeant Kalkman verzocht om een geladen ge<br />
weer , ten einde zich dood te schieten , liever dan den vijand<br />
levend in handen te vallen. Le Maitre wist zich echter<br />
flink te weren, en na een dapperen strijd sloeg men den<br />
vijand op de vlucht. Maar met moeite bereikte de achter<br />
hoede eindelijk de sawah, waar de hoofdtroep op haar<br />
wachtte. Na carré geformeerd te hebben, met artillerie en<br />
ambulance in 't midden, marcheerden de troepen langzaam<br />
noordwaarts langs kampong Merak; in dezen kampong<br />
werd „halt" gehouden om de dooden te begraven, en<br />
tegen kwart vóór negen uur 's avonds kwam de colonne<br />
uitgeput en vermoeid in het bivouac terug.<br />
De i6 n<br />
Juli was een rustdag, maar op den 17 zoude<br />
men een tweeden aanval beproeven. De vorst van Sama<br />
langan , die deze uitrukkende colonne begeleidde, trachtte<br />
haar in hinderlaag te lokken en door eene groote over<br />
macht te doen omsingelen. Men had echter zijn toeleg<br />
in tijds ontdekt; onmiddellijk liet de colonne-commandant<br />
den terugtocht aannemen. Deze vorst van Samalangan werd<br />
nog dienzelfden dag in stilte opgelicht en den volgenden<br />
m<strong>org</strong>en per stoomboot „Siak", onder geleide van een<br />
officier en 25 man naar Kotta-Radja vervoerd. Intusschen<br />
was het stoomschip „Zeemeeuw," dat den iy n<br />
Juli met<br />
de zieken en gewonden naar Oleh-leh stoomde, reeds<br />
den i8 n<br />
Juli terug en bracht 150 man aanvullingstroepen.<br />
De colonne, die den 22 n<br />
Juli andermaal uitrukte, was<br />
ditmaal voorzien van pekkransen, handgranaten, storm<br />
ladders en dreggen met touwen om de versperring om te<br />
halen. De vijand, geducht bewapend en ruimschoots van<br />
minutie voorzien, hield zich achter zijne wallen schuil en
88 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />
overstelpte de troepen met zijn vuur, maar was niet in<br />
staat onze gelederen in wanorde te brengen. Onverschrok<br />
ken rukten de verschillende afdeelingen voorwaarts. Om<br />
half zeven uur viel van onze zijde het eerste schot en spoedig<br />
daarop donderde langs de geheele linie het artillerie- en<br />
infanterievuur op de vijandelijke stellingen.<br />
De 2 e<br />
compagnie, 3= bataillon, onder aanvoering van<br />
den kapitein Neys, met de luitenants von Ernst, le Maitre,<br />
Verschooff, Berghuis van Woortman (die op zijn verzoek<br />
den aanval meemaakte), en de i e<br />
compagnie I4 C<br />
bataillon,<br />
onder bevel van een kapitein Haak van der Goes, met<br />
de luitenants Bode, Godin en van der Mark werden aan<br />
gewezen ten einde eene omtrekkende beweging te maken<br />
en de chicanes te vernielen. Na de Samalangan-rivier<br />
overgetrokken te hebben , marcheerden beide compagnieën<br />
zuidwaarts langs een voetpad naar de ter noordzijde van<br />
Batoe-Iliq gelegen heuvels en verdeelden zich aldaar in<br />
drie deelen. Langs verschillende wegen beproefden zij nu<br />
de vijandelijke hoofdversterking te naderen. De kapitein<br />
Willink Ketjen en de luitenant Jaeger (stafofficier) stonden<br />
met drie sectiën infanterie en reserve om den aanval te<br />
steunen.<br />
Luitenant Verschooff, die den oostelijken saillant be<br />
reikte , werd al spoedig door een kogel in den schouder<br />
getroffen. Van de westzijde naderden Berghuis van Woort<br />
man en von Ernst met de mineurs en eene sectie infan<br />
terie. Berghuis ging met zijne manschappen langs een<br />
smal voetpad naar boven, voorloopig onttrokken aan het<br />
gezicht des vijands, die voortdurend hevig op de aanruk<br />
kende troepen vuurde. Na eenigen tijd geklommen te
NAAR SAMALANGAN 89<br />
hebben, kwam men op een klein plateau in 't gezicht<br />
der benting, en liet de luitenant zijne soldaten knielen<br />
achter een klein, zich aldaar bevindend epaulement en<br />
struikgewas.<br />
Door het geaccidenteerd terrein was zijne sectie zeer<br />
verspreid geraakt. In een oogenblik , dat hij zich omkeerde<br />
om zijne manschappen te verzamelen en't bevel te geven<br />
tot het wegkappen der bamboedoeri, ontving hij eene<br />
dooi dringende, in den rug uitkomende schotwond en<br />
viel hij achterover.<br />
Men droeg hem uit het vuur naar een bamboestruik,<br />
waarachter reeds eenige gewonden lagen, onder welke<br />
luitenant Bode. De vijand had deze groep spoedig ontdekt<br />
en maakte haar tot een nieuw mikpunt. Met behulp van<br />
twee Amboineesche soldaten begaf luitenant Berghuis zich<br />
heuvelafwaarts. Onderweg ontmoette hem luitenant von<br />
Ernst; ook deze officier was kort te voren door een<br />
schampschot in 't been gewond, maar hielp zijn kameraad<br />
zooveel mogelijk en liet hem, in afwachting van de tandoes,<br />
in een verlaten schuurtje brengen. Hierin bevonden zich<br />
reeds meer gewonden, en onder dezen luitenant le Maitre<br />
met eene ernstige schotwond in de linkerknie. Deze<br />
officier, die met luitenant Godin aan de ooster-face<br />
zijne manschappen wilde vo<strong>org</strong>aan in 't wegruimen der<br />
versperring, werd aan het hoofd zijner soldaten getroffen<br />
en moest eveneens weggedragen worden. Ten einde de<br />
gewonden te beschermen, liet von Ernst, die zich weer<br />
naar het gevecht moest begeven, een korporaal en zes<br />
fusiliers achter en vorderde van dien korporaal zijn eere<br />
woord , dat hij de geblesseerden niet zoude verlaten, wat
90 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />
er ook gebeuren mocht, want buiten de versterking zwierven<br />
talrijke benden Atjehers rond, zoodat de mogelijkheid<br />
bestond door hen ontdekt te worden. De hoofdcolonne,<br />
die middelerwijl in 't front bleef ageeren, had ook te<br />
vergeefs getracht in de benting te dringen.<br />
Driemaal werd er storm geloopen , maar de versperringen<br />
en steile hoogten bleven onoverkomelijke hinderpalen. Na<br />
eiken wanhopigen aanval ontstonden breede openingen in<br />
de gelederen, maar met onverflauwden moed herzamelde<br />
men zich en opnieuw ging het dan weer in stormpas<br />
vooruit. De hoofdversterking was echter met zulk eene<br />
kleine macht niet te nemen, en met het oog op de reeds<br />
geleden verliezen, achtte majoor Schmilau het niet raad<br />
zaam het gevecht langer nutteloos voort te zetten. Van<br />
de officieren werden, behalve de reeds genoemden, nog<br />
gewond de luitenants Jaeger en Blauwenoord. Volgens<br />
ooggetuigen was de vijandelijke stelling slechts door eene<br />
legermacht van 16,000 man te nemen.<br />
Ofschoon de hoofdversterking niet veroverd was, hadden<br />
onze troepen den vijand toch uit de meer achterwaarts<br />
gelegen posities weten te verdrijven en den kampong<br />
Batoe-Iliq getuchtigd. Het was echter voor onze dapperen<br />
eene groote teleurstelling, het gevecht te moeten afbreken,<br />
zonder de Oranjevaan op de vijandelijke wallen te hebben<br />
geplant. Moedig hadden zij zich echter gehouden en hun<br />
ouden roem gehandhaafd. Ofschoon het militair object<br />
(Batoe-Iliq) niet vermeesterd was, zoo bleek toch uit<br />
alles, dat de vijanden ontzag hadden gekregen voor onze<br />
wapenen, en waagden zij het niet ons bivouak te alar<br />
meeren. Hunne ontmoediging kon ook blijken uit de
NAAR, SAMALANGAN 9I<br />
omstandigheid, dat Patjoet-Meligoi reeds den volgenden<br />
dag door middel van eenige zendelingen liet weten, den<br />
adsistent-resident gaarne te willen spreken, maar dat zij<br />
zelve niet durfde komen en derhalve beleefd verzocht,<br />
dat men haar in kampong Meden mocht bezoeken.<br />
Aan deze uitnoodiging voldeed deze ambtenaar (de heer<br />
Lange). Vergezeld van een gewapend detachement en<br />
eenige Atjehsche hoofden, begaf hij zich naar den aan<br />
gewezen kampong, alwaar de vorstin met de vrouwen<br />
uit haar gevolg hem opwachtte.<br />
Met herhaalde betuigingen van diep leedwezen omtrent<br />
het gebeurde , dat noch aan haar , noch aan haren broeder<br />
Toekoe Thihik te wijten was (?), verklaarde zij alles te<br />
zullen aanwenden, om de zaken weer in het reine te<br />
brengen, want zij was zoo innig verknocht aan de Com<br />
pagnie (d. i. het Gouvernement) enz. Ook betuigde zij<br />
haar dank, dat haar broeder weer naar Samalangan had<br />
mogen terugkeeren en beloofde aan de haar te stellen<br />
eischen te zullen voldoen.<br />
De heer Lange gaf haar ten antwoord, dat zij den<br />
volgenden m<strong>org</strong>en (24 Juli) naar het bivouak kon komen<br />
om generaal van der Heyden, die den 22 en<br />
Juli te Sama<br />
langan was aangekomen, hare gevoelens kenbaar te<br />
maken, en dat haar broeder wel is waar te Samalangan<br />
terug was, maar eerst waarb<strong>org</strong>en moest stellen voor<br />
zijne goede gezindheid, alvorens hij vrijgelaten zou worden.<br />
De vorstin beloofde zelve naar Samalangan te gaan,<br />
om met generaal van der Heyden te spreken. Werkelijk<br />
verscheen zij den volgenden m<strong>org</strong>en om 10 uur. vergezeld<br />
van hare vrouwen en een groot en goed gewapend gevolg
0,2 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />
aan de overzijde der rivier en verzocht om eene audiëntie<br />
bij den bevelhebber. Met de voornaamste der haar ver<br />
gezellende hoofden, werd zij toegelaten. Haar werden<br />
door den bevelhebber de volgende voorwaarden gesteld:<br />
dat zij het noodige zoude verrichten om de vijandelijke<br />
hoofdstelling bij kampong Batoe-Iliq te doen ontruimen en<br />
te slechten; dat zij de aldaar of in de nabijheid der kam<br />
pongs verzamelde benden, voor zoover die waren samen<br />
gesteld uit lieden van Samalangan, naar hare haardsteden<br />
zoude doen terugkeeren; dat haar en haren broeder zes<br />
dagen gegeven werden om aan die voorwaarden te voldoen,<br />
gedurende welken tijd, onzerzijds, de vijandelijkheden<br />
zouden gestaakt worden. Ten einde haar van zijne goede<br />
gezindheid blijk te geven en tevens om haar in de gelegen<br />
heid te stellen aan bovengenoemde voorwaarden te voldoen,<br />
liet de bevelhebber de vier, in de nabijheid van Batoe-Iliq<br />
gekampeerde compagnieën infanterie met artillerie naar<br />
de benting Samalangan terugkeeren, waar deze troepen<br />
zich vereenigden met de colonne van overste Lubeck,<br />
die per stoomschip „Banda" eenige dagen vroeger was<br />
aangekomen. Het bleek echter al zeer spoedig, dat noch<br />
cle vorstin, noch haar broeder Toeko Thihik aan de<br />
gestelde voorwaarden konden of wilden voldoen; zij<br />
beweerden, dat de hoofdversterking door Habib Bramin<br />
en zijne bende bezet werd gehouden.<br />
Een krachtig optreden onzerzijds werd dus gebiedend.<br />
Met eene macht van + 900 man, benevens zes stukken<br />
geschut, rukte generaal van der Heyden op 1 Augustus, des<br />
m<strong>org</strong>ens vijf uur, weer tegen Batoe-Iliq op. Den geheelen<br />
dag beukten onze kanonnen op de geduchte hoofdstelling
NAAK, SAMALANGAN 93<br />
des vijands; bij herhaling werd weer storm geloopen en<br />
met een niets ontzienden moed waren onze troepen steeds<br />
voorwaarts gerukt; de officieren gaven het voorbeeld.<br />
Maar wat vermochten onze braven tegen zulk eene ver<br />
pletterende overmacht des vijands en zijne onneembare<br />
heuvelbenting ? Slechts eenmaal was het der artillerie gelukt<br />
bres te schieten , maar terstond had ook « eer de vijand<br />
de opening gesloten. De dag neigde reeds ten avond, en<br />
nog steeds lag Batoe-Iliq dreigend op de onneembare<br />
hoogte en slingerde zijn vreeselijk vuur op de onzen. Het<br />
geluk bleef zich hechten aan de roode vanen der Atjehers.<br />
Dit was de eerste maal, dat de vijand zich kon beroemen<br />
de Oranjebanier te hebben getard. Eere, wien eere<br />
toekomt, want volmondig moeten wij erkennen, dat ook<br />
de Atjehers met leeuwenmoed en groote doodsverachting<br />
gestreden hebben.<br />
Het was zeven uur 's avonds, toen de troepen bevel kregen<br />
terug te trekken, daar generaal van der Heyden niet<br />
langer zijne soldaten wilde prijsgeven; want reeds te veel<br />
offers waren hier gebracht. De bevelhebber had alles<br />
beproefd, wat in zijne macht was; hij zelf moedigde<br />
door woord en voorbeeld de troepen aan en gaf zich<br />
bloot als de minste zijner soldaten, maar . . . „contre<br />
la force il n'y pas de résistance."<br />
Het was niet mogelijk de geleden verliezen aan te<br />
vullen; want van waar moesten er troepen ontboden<br />
worden? De verschillende linies te Atjeh mochten niette<br />
veel ontbloot worden; Java, evenals de andere bezittingen,<br />
allen hadden hun contingent ruimschoots geleverd , toen zij<br />
van hunne onvoldoende strijdkrachten (het Indische leger
94 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />
werd reeds vóór den Atjeh-oorlog te zwak bevonden)<br />
ruim een vierde aan den Atjeh-oorlog afstonden. En dus<br />
was terugtrekken een noodzakelijk kwaad.<br />
Telde het Indische leger in stede van bataljons even<br />
zoovele regimenten, generaal van der Heyden zou voor<br />
zeker het gevechtsterrein van Samalangan niet verlaten<br />
hebben, voordat Batoe-Iliq ons was.<br />
Op den i n<br />
Augustus verloren de onzen aan dooden<br />
en gewonden + 70 man: onder de gewonden telde men:<br />
de kapiteins Bouman en Lubtow, de luitenants Steinmetz,<br />
Eisma en Bakker.<br />
De adjudant-onderofficier Luisoder en Jobse, werden<br />
mede gekwetst, en beiden zijn later overleden ten gevolge<br />
der bekomen wonden.<br />
Na overleg met de officieren en de bevriende Atjehsche<br />
hoofden werd door den bevelhebber besloten zich te be<br />
palen bij het platschieten van Batoe-Iliq. En hiermede<br />
eindigde de tweede Samalangsche expeditie, die, ofschoon<br />
voor de onzen minder gelukkig, opnieuw heeft bewezen,<br />
dat het Indische leger den naam verdient van te zijn:<br />
„een dapper leger."<br />
* *<br />
*<br />
Het zij ons vergund aan het slot van deze schets te<br />
melden, dat de, bij de tweede Samalangsche expeditie<br />
gekwetste officieren, allen hersteld zijn. De luitenants<br />
le Maitre en Berghuis van Woortman werden echter door<br />
de bekomen wonden ongeschikt voor verdere militaire<br />
diensten, en moesten, hoe noode ook, het Indische leger,
NAAR SAMALANGAN 95<br />
welks lief en leed zij zoo gaarne deelden, vaarwel zeggen.<br />
Maar voor beide officieren mag het een roem zijn te<br />
hebben gestreden en geleden voor het Vaderland, dat<br />
hun immer dankbaar zal zijn voor de aan den lande<br />
bewezen diensten.
TRANSPORT- EN PATROUILLE-<br />
GEVECHTEN<br />
1876, 1884<br />
Onder de meldenswaardige voorbeelden van moed,<br />
trouw en plichtsbetrachting, door onze wakkere krijgers<br />
te Atjeh aan den dag gelegd, mogen wij ook die niet ver<br />
geten , welke zij betoonden bij de kleine doch zeer bloedige<br />
en moorddadige gevechten, die plaats grepen bij plotse<br />
linge overrompelingen der Atjehsche guerillabenden op<br />
onze patrouilles en transporten.<br />
Het is bekend hoe de Atjeher, na in 't open veld tegen<br />
over ons zijne minderheid gevoeld te hebben , zich schade<br />
loos stelde door onze kleine detachementen te overvallen,<br />
eene handeling waartoe het bergachtig land met zijne<br />
uitgestrekte bosschen en vele lagunes zich bij uitnemend<br />
heid leent. De ondervinding heeft bewezen, dat de vijand<br />
ons daarmee ontzettende verliezen heeft toegebracht; en, al<br />
mochten die overrompelingen ieder op zichzelf van weinig<br />
beteekenis geweest zijn, hare gezamenlijke gevolgen hebben<br />
toch grootendeels aanleiding gegeven tot het in 't leven<br />
roepen van de tegenwoordige „geconcentreerde stelling."<br />
Uit de talrijke voorbeelden van het meest verheven
TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN 97<br />
moedsbetoon bij dergelijke gelegenheden door onze onder<br />
officieren en soldaten aan den dag gelegd, zullen wij er<br />
hier eenige onder de aandacht brengen en dan reeds dadelijk<br />
dit zeggen , dat, al mochten de verrassende en onstuimige<br />
aanvallen des vijands, die uit zijne hinderlagen de onzen<br />
met bliksemsnelheid te lijf viel, de manschappen eene<br />
enkele maal in verwarring gebracht hebben, toch over<br />
't algemeen de koelbloedige en vastberaden aard van<br />
den Nederlandsch-Indischen krijgsman zich nimmer ver<br />
loochende.<br />
Ten tijde der gebeurtenis, welke wij te dezer plaatse<br />
schetsen, telde de noordoostelijke linie onder hare posten<br />
ook de versterking Oleh-Karang.<br />
Deze lag te midden eener zich verre uitstrekkende sawah ,<br />
tusschen de posten Lampong en Pango.<br />
Het was eene stevige benting, boven wier palissadeering<br />
van klapperstammen de mondingen van eenige kanonnen<br />
onheilspellend op de ongeveer 300 passen ten oosten<br />
gelegen vijandelijke kampongranden Lamkopang en Roem-<br />
pit gaapten.<br />
Geen der posten van de noordoostelijke linie had zoo<br />
veel overlast van den vijand als deze versterking; dikwijls<br />
moest het geschut spreken om de dolle opgewondenheid<br />
der menigte uit den vijandelijken boschrand tot zwijgen te<br />
brengen, die scheldend en tierend hare donderbussen<br />
afschoot en de soldaten tartte de kampongs te naderen,<br />
niet denkende hoe spoedig de zegekreten der onzen ook<br />
in hunne bosschen zouden weergalmen.<br />
Door de waakzaamheid der bezetting steeds verhinderd<br />
onzen post te overrompelen, lagen de Atjehers aanhoudend<br />
n 8
9
TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN 99<br />
uit, en vormde een gedeelte van den smallen weg, welke<br />
Kota-Alam met Pango (rechter nevenpost van Oleh-<br />
Karang) verbond.<br />
Men meene echter niet, dat de veiligheid op dezen<br />
weg beter gesteld was. De aanhoudende aanvallen op<br />
onze kleinere afdeelingen, afgrijselijke moorden op onze<br />
soldatenvrouwen en kinderen , die, onvoorzichtig genoeg,<br />
vaak zonder escorte dezen weg aflegden om ter markt<br />
te gaan, noodzaakten ons steeds met den vinger aan den<br />
trekker van het geweer te marcheeren, op elk struikje<br />
te letten en alle hoeken en gaten van den, aan den weg<br />
grenzenden, boschrand nauwkeurig in 't oog te houden.<br />
Eene patrouille van 25 man, die deze voorz<strong>org</strong>smaat<br />
regelen verzuimde, keerde, op enkele manschappen na, niet<br />
meer in de gelederen terug. Terwijl de vijand de hoofden<br />
der verslagenen als zegeteeken in de nabijheid van onzen<br />
Par.go op staken plaatste, liet hij de rompen, afschuwelijk<br />
verminkt, op den weg liggen.<br />
Is het wonder, dat onze troepen bij het aanschouwen<br />
van dergelijke tooneelen, bij het vinden der zoo gruwelijk<br />
geschonden lijken hunner makkers , bij de eerste gelegen<br />
heid de beste, alles zonder genade over den kling jagen ?<br />
De overrompeling van zulk een transport en het moedig<br />
gedrag der onzen, bij die gelegenheid aan den dag<br />
gelegd, willen wij in 't kort laten volgen.<br />
Öp den i6 n<br />
April 1876 vertrok een convooi van 22 on<br />
gewapende Inlandsche militairen, geëscorteerd door 10 ge<br />
wapende Europeesche fuseliers, van Oleh-Karang naar Kota<br />
Alam om aldaar bouwmaterialen in ontvangst te nemen.<br />
Met vorschenden blik had men de vo<strong>org</strong>elegen vijan-
IOO TRANSPORT- EN PATROUILLEGEVECHTEN<br />
delijke boschranden bespied, of soms de Atjehsche wacht<br />
posten den afmarsch hadden opgemerkt, doch de nevel,<br />
die boven bosch en bergen hing, belette iets te onder<br />
scheiden. Aan den boschrand gekomen, hield de troep<br />
halt om zich te vergewissen of er geen onraad was;<br />
doch alles was doodstil. Het is trouwens te Atjeh eene<br />
zeldzaamheid in den vroegen m<strong>org</strong>en op vijandelijke<br />
benden te stuiten; wellicht moet de reden hiervan gezocht<br />
worden in de gewoonte van den Atjeher, fanatiek Maho-<br />
medaan, om bij zonsopgang zich in 't gebed te verdiepen.<br />
Onder behoorlijke veiligheidsmaatregelen werd de<br />
marsch door den beruchten kampong ondernomen: de<br />
ongewapenden marcheerden in 't midden, gedekt door<br />
eene voor- en achterhoede, en zonder wederwaardigheden<br />
bereikte het detachement de versterking Kota Alam.<br />
Deze marsch was echter niet onopgemerkt gebleven.<br />
Eenige maraudeurs van kampong Lamkapang, die van<br />
hunne nachtelijke rooftochten huiswaarts keerden , hadden<br />
het detachement gezien; het groot aantal ongewapenden<br />
was hunner aandacht niet ontgaan, en dat deze man<br />
schappen tot de bezetting van Oleh-Karang behoorden<br />
en langs denzelfden weg zouden terugkeeren, was licht<br />
te bevroeden.<br />
Om kampong Lamkapang te bereiken en de hunnen<br />
te waarschuwen, moesten de maraudeurs wel is waar de<br />
sawah oversteken, doch daar eene diepe, droge sloot<br />
door die sawah naar den kampong voerde, was het zeer<br />
gemakkelijk zulks te doen zonder door de schildwachten<br />
van Oleh Karang of Pango opgemerkt te worden.<br />
Gelukkig werd later deze dusgenoemde maraudeursweg
TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN IOI<br />
door de onzen ontdekt en in den vervolge streng ge<br />
observeerd.<br />
Na ontvangst der bouwmaterialen werd, omstreeks<br />
JO uur, de terugmarsch naar Oleh Karang aangenomen.<br />
Een gewapend escorte van vier Europeesche militairen,<br />
onder bevel van een Inlandsch onderofficier, liep aan het<br />
hoofd der met materialen beladen Inlandsche fuseliers.<br />
Zes gewapende Europeanen, onder welke de sergeant<br />
Fabel, commandant van het transport, dekten den rug.<br />
Het grootste gedeelte van den weg was reeds afgelegd,<br />
en nog slechts een 1000 meters scheidden het transport<br />
van de benting, toen het eensklaps op de rechterflank door<br />
een regen van kogels werd begroet, waarna een 5otal<br />
Atjehers uit het struikgewas, als eene windvlaag, onder<br />
hun wilden oorlogskreet, den troep met den klewang overviel.<br />
De ongewapenden hadden, weerloos als zij waren, door<br />
den plotselingen aanval alle bedachtzaamheid en overleg<br />
verloren, ontdeden zich van hunne vracht en drongen<br />
verward op elkaar, toen een donderend „halt" van den<br />
sergeant Fabel hen nog tijdig tot bezinning bracht.<br />
Gelijktijdig riep hij den Inlandschen sergeant, die zich<br />
met zijne vier gewapenden terstond voor de ongewapenden<br />
had geplaatst, toe, om met het transport de wijk te<br />
nemen naar Oleh Karang. Hij zelf bleef met zijne achter<br />
hoede moedig standhouden tegen de tiendubbele over<br />
macht , om den aftocht van het transport zooveel mogelijk<br />
te dekken De dapperen, die zich met den moedigen<br />
sergeant Fabel den dood wijdden om hunne kameraden<br />
te redden, zijn: de Europeesche fuseliers Muller, Couwe-<br />
laars, Roels, Schoonhoed en Krakeel.
102 TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN<br />
De Atjehers, door hunne overmacht zeker van de over<br />
winning , meenden zonder veel moeite deze braven, die hun<br />
den weg versperden, neer te hakken; maar onze helden<br />
lieten zich niet door het moordgeschrei der bloeddorstige<br />
bende afschrikken. Vol vertrouwen op hun flinken ser<br />
geant , wachtten zij vastberaden den aanval af. De in dolle<br />
drift stormende Atjehers werden eerst op een salvo ont<br />
haald en vervolgens met de bajonnet afgewacht. Bloedig<br />
was het eerste treffen, waarbij aan onzen kant terstond<br />
de Europeesche fuselier Muller sneuvélde. De sergeant<br />
Fabel werd gelijktijdig door drie Atjehers aangevallen;<br />
twee zijner aanvallers had hij reeds gedood, maar terwijl<br />
hij het geweer velde om den derden aan de bajonnet te<br />
rijgen , doorboorde deze hem met een lans den rechterarm.<br />
Het geweer ontviel den heldhaftigen onderofficier en door<br />
verschillende lanssteken in borst en zijde getroffen stortte<br />
hij ter aarde, onder het vallen den zijnen nog toeroepende:<br />
„Niet wijken kameraden, houdt moed". De Europeesche<br />
fuselier Schoonhoed zag den sergeant vallen, sprong naar<br />
voren om hem te beschermen, doch struikelde over het<br />
lijk eens Atjehers en werd zelf zwaar gewond.<br />
Couwelaars, door acht Atjehers omringd , deed wonde<br />
ren van dapperheid; drie zijner bespringers had hij reeds<br />
doodgeschoten maar de overigen drongen zoo sterk op,<br />
dat hij zijn geweer niet meer gebruiken kon; nu trok<br />
hij zijn kapmes, maar slaan was hem niet mogelijk; van<br />
alle kanten door den klewang bedreigd, kon hij slechts<br />
de slagen pareeren, totdat een duchtige houw op het<br />
voorhoofd den reeds buiten adem zijnden fuselier wankelen<br />
deed; nog spande hij zijne laatste krachten in en wierp
TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN 103<br />
zich op een Atjeher, greep hem bij de keel en trachtte<br />
stervende dezen nog te w<strong>org</strong>en.<br />
Roels had het niet minder zwaar te verantwoorden. Na<br />
zijn geweer afgeschoten te hebben, gebruikte hij het als<br />
een knods en deed menigen aanvaller met gebroken schedel<br />
en schouder in het zand bijten, doch een lanssteek in de<br />
zijde en een klewanghouw over den arm maakte ook hem<br />
weerloos. Jubelend sloot de kring zijner aanvallers zich<br />
nauwer om hem heen j reeds flikkerden eene menigte<br />
klewangs om hem aan stukken te hakken, toen zijn<br />
kameraad Krakeel over de lijken der door hem ver<br />
slagen Atjehers sprong, daarbij met het geweer als een<br />
razende om zich heen sloeg en zich voor den gevallen<br />
Roels plaatste.<br />
Op eens richtten zich de wapens naar Krakeel, de eenige,<br />
die zich nog weren kon. ,, Nu gij, blanke hond", riepen<br />
de Atjehers.<br />
Tegen een boom geleund vocht hij als een leeuw.<br />
Schieten kon hij niet meer, maar met de bajonnet ver<br />
dedigde hij zich met evenveel behendigheid als moed. Het<br />
was den Atjehers niet mogelijk den blanken hond aan 't<br />
lijf te komen.<br />
Maar de tijgeraard van den Atjeher moest eindelijk<br />
over zooveel dapperheid toch zegevieren; een der aan<br />
vallers was het gelukt, door het struikgewas gedekt, den<br />
boom van achteren te naderen en Krakeel in den rug<br />
een gevaarlijken steek toe te brengen. Krakeel beant<br />
woordde dien met een geweldigen schop, gaf zich daar<br />
door bloot en viel, op zes plaatsen gewond, op zijn<br />
kameraad Roels.
104 TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN<br />
Juist op dit moment verscheen eene ter hulp gezonden<br />
patrouille van Oleh Karang.<br />
De gereede slag der opgeheven klewangs werd door de<br />
aankomende patrouille als 't ware met de bajonnet opge<br />
vangen; onze soldaten gunden zich niet den tijd om te<br />
vuren, doch met geveld geweer en onder kreten van woede<br />
stormden zij op den vijand aan. Niettegenstaande de<br />
Atjehers veel sterker in aantal waren , waagden zij het niet<br />
den aanval af te wachten, maar vluchtten in alle richtingen<br />
door het hooge struikgewas, zes gesneuvelden en eene<br />
menigte donderbusssen en klewangs in handen der onzen<br />
achterlatende.<br />
De sergeant Fabel en de fuselier Schoonhoed waren<br />
bewusteloos en werden met de gesneuvelden naar Oleh-<br />
Karang getransporteerd.<br />
Roels en Krakeel hadden zich weer opgericht en liepen,<br />
gesteund door hunne kameraden, langzaam naar de<br />
versterking.<br />
De voorhoede had bij den eersten aanloop ook twee<br />
gewonden bekomen, doch was overigens in goede<br />
orde op de benting teruggetrokken, dank zij hunnen braven<br />
makkers.<br />
Of de gewonden gelukkig herstelden en of wij hen<br />
nog bij het leger tellen, is ons, helaas, niet bekend;<br />
doch laten wij den gesneuvelden Muller en Couwelaars<br />
een „ruste in vrede" toeroepen en den nog levenden in<br />
gedachte de hand drukken, als blijk van waardeering<br />
en hoogachting voor zooveel edele zelfopoffering en<br />
moedsbetoon.<br />
Een ieder is het bekend, hoe onder het bestuur van
TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN IO5<br />
generaal van der Heyden het grootste gedeelte van Atjeh<br />
aan de voeten lag van dien veldheer, den veroveraar<br />
der XXII en XXVI Moekims, den held van Samalangan! In<br />
1881 werd Atjeh rijp bevonden voor den vredestoestand ,<br />
en de mare verspreidde zich, dat een burger-gouverneur,<br />
de heer Pruys van der Hoeven, de teugels van het<br />
bewind zoude overnemen. Aldus geschiedde op den<br />
6 n<br />
April van dat jaar.<br />
Doch, had de Atjeher zich uit vrees en onmacht<br />
gebukt onder het ijzeren militair beheer van generaal<br />
van der Heyden , nu de vredeswetten waren afgekondigd,<br />
vertoonde hij zich in al de verachtelijkheid van zijn laag-<br />
hartigen en verraclelijken aard; de klewang werd weer<br />
ontbloot en naar hartelust werd door hem gemoord,<br />
geroofd en geplunderd. De burger-gouverneur, de man<br />
des vredes, waarschijnlijk onbekend met den trouwe-<br />
loozen volksaard des vijands, was van meening, dat<br />
geduld en goedertierenheid zouden zegevieren en eischte<br />
handhaving der vredeswetten. Was het voor het leger<br />
reeds een doorn in 't oog, instede van onder commando<br />
van een generaal te staan , die het steeds ter overwinning<br />
had geleid, voortaan de bevelen van een burger-gouver<br />
neur te moeten opvolgen, nog grooter was de weerzin,<br />
toen het lijdelijk moest toezien, hoe zijne krijgers<br />
niet meer den eervollen dood op het slagveld stierven,<br />
maar aan verraderlijke sluipmoorden blootstonden, zonder<br />
dat het den onzen vergund was, de hand zelfs maar aan het<br />
gevest van het zwaard te slaan. Maar de gehoorzaamheid<br />
aan het eenmaal gegeven bevel is eene der schoonste<br />
soldatendeugden; niets mag den krijgsman, hoe strijdig
IOÖ TRANSPOET- EN PATROUILLE-GEVECHTEN<br />
zulk bevel ook met zijne eigene inzichten of persoonlijke<br />
belangen wezen zou, van dien plicht doen afwijken.<br />
* *<br />
Onder de vele aanslagen op de onzen gedurende het<br />
burger-bestuur gepleegd, schetsen wij de navolgende<br />
gebeurtenis, omdat daarin ten duidelijkste het verraad<br />
en de ontrouw des vijands bewezen worden.<br />
Op den m<strong>org</strong>en van den 29" Juli 1884, ontving de<br />
commandant van Tjot-goé, de kapitein de Riel, het<br />
bericht van den 2 n<br />
luitenant Doerleben , die met 25 bajon-<br />
netten een vivrestransport van Lambaroe naar Tjot-Goé<br />
had geëscorteerd, dat dekplanken van de 2 e<br />
brug voorbij<br />
diens post door kwaadwilligen (zoo heette de vijand in<br />
dien tijd) waren afgebroken en overal op den weg ver<br />
spreid lagen. Eene patrouille van 25 bajonnetten, onder<br />
bevel van een officier, alsmede drie ongewapende manschap<br />
pen , voorzien van de noodige gereedschappen , werden<br />
terstond in die richting uitgezonden, om de aangerichte<br />
schade aan de brug te herstellen.<br />
Bij aankomst aan bovenbedoelde brug, liet de comman<br />
dant der patrouille den Europeeschen sergeant de Boer<br />
met acht fusiliers op 150 passen postvatten, om het<br />
vo<strong>org</strong>elegen terrein te observeeren; de rest bleef achter<br />
om de werklieden te beschermen.<br />
Gedurende .de werkzaamheden kwamen bij afwisseling<br />
drie Atjehers uit den nabijgelegen en met ons bevrienden<br />
kampong Léhé naar de brug staan kijken<br />
Deze, naar de oorzaak der vernieling ondervraagd,<br />
gaven zeer ontwijkende antwoorden: overigens gedroegen
TRANSPOET- EN PATROUILLE-GEVECHTEN IOJ<br />
zij zich vriendschappelijk en haalden zelfs voor de man<br />
schappen eenige klappers uit de boomen. De commandant<br />
der patrouille, een jong officier, wiens ondervinding op het<br />
Atjehsche oorlogsveld nog gering was, gevoelde zich inde<br />
nabijheid der bevriende kampongs zóó veilig, dat hij last<br />
gaf de geweren te ontladen. Zulk een bevel streed wel<br />
is waar tegen allen regel en velerlei ondervinding, doch ter<br />
verontschuldiging van den officier zij gezegd, dat hij<br />
eerst korten tijd in Atjeh was.<br />
Het vooruitgeschoven gedeelte, onder sergeant de Boer,<br />
werd eveneens van de brug toegeroepen om de geweren<br />
te ontladen. Maar het bevel kwam dien onderofficier vreemd<br />
voor, en hij meende daarom , dat deze last slechts de man<br />
schappen der wacht betrof, niet de vier uitgezette<br />
posten. Verplicht zijnde nu en dan die posten langs te<br />
gaan, vond hij hierin eene voldoende reden ook zijn<br />
geweer niet te ontladen.<br />
Gedurende de werkzaamheden viel niets bijzonders<br />
voor en na afloop werd de terugmarsch naar Tjot-Goé aan<br />
vaard, ongelukkiger wijs zonder de geweren te herladen<br />
of eenigen anderen veiligheidsmaatregel in acht te nemen.<br />
In een vredestoestand , te midden eener bevriende streek ,<br />
vond de patrouille-commandant dergelijke voorz<strong>org</strong> over<br />
bodig; helaas, zijn goed vertrouwen op de eerlijkheid<br />
der bevriende Atjehers had vreeselijke gevolgen.<br />
Vijf geweren evenwel hadden nog patronen in den bak;<br />
het waren die van den sergeant de Boer en de vier<br />
schildwachten.<br />
Opzettelijk vergaten dezen hun geweer te ontladen.<br />
Na omstreeks 5 a 600 passen gemarcheerd te hebben,
108 TRANSPORT-EN PATROUILLE-GEVECHTEN<br />
zag sergeant de Boer vijf bewoners van kampong Lehé de aan<br />
die kampong grenzende sawah oversteken en de patrouille<br />
tegemoet komen. Hij maakte den commandant daarop<br />
opmerkzaam met te zeggen: „Luitenant, ik geloof dat<br />
ginds de baardman komt, de Atjeher, die u dagelijks in<br />
de benting atap en bamboe levert."<br />
Toekoe-Iman-Hab werd n. 1. door de soldaten, die elk<br />
bekend Atjehhoofd met een bijnaam vereerden, de<br />
baardman genoemd. Dit hoofd kwam nu rechtstreeks op<br />
den officier toe en gaf hem, terwijl hij den troep met<br />
bespiedenden blik overzag, al faiigende en zeer vriendelijk<br />
lachende, de hand. De luitenant, die als waarnemend<br />
genie-officier te Tjot-Goé, dikwijls met den leverancier<br />
van atap en bamboe in aanraking kwam, en zelfs, zooals<br />
beweerd wordt, wel eens in diens kampong als gast<br />
ontvangen werd , vond deze ontmoeting niet bevreemdend,<br />
en liet de patrouille halthouden, om te weten , wat de<br />
Iman te berichten had. De vraag of de kwaadwilligen,<br />
die de brug hadden afgebroken, hem bekend waren,<br />
beantwoordde de Atjeher ontkennend, bewerende, dat<br />
hij het geval eerst voor eenige oogenblikken vernam en<br />
op weg was, om er zelf onderzoek naar te doen.<br />
Gedurende dat gesprek vernam sergeant de Boer eens<br />
klaps het gedruisch van vele voetstappen op de i'brug,<br />
die ongeveer 150 passen verder lag, doch door eene<br />
buiging van den weg, niet zichtbaar was. Kort daarop<br />
zag hij een veertigtal Atjehers met klewang en badeh-badeh<br />
gewapend, die zeer ordelijk in twee gelederen en met<br />
vasten bedaarden tred naderden.<br />
„Zie eens, luitenant, wat een verdacht troepje daar
TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN IOO,<br />
nadert," riep de Boer. De patrouille-commandant, even<br />
het hoofd omwendende , antwoordde: „het zijn volgelingen<br />
van Toekoe Hab, die, naar ik weet, vergunning hebben<br />
heden ter varkensjacht te gaan."<br />
Toen deze lieden de manschappen tot op 15 schreden<br />
genaderd waren, liet Hab eensklaps een doordringenden<br />
gil hooren, waarna de bende zich met een vreeselijk<br />
geschreeuw op de patrouille stortte. De uitwerking van<br />
dien aanval op de argelooze soldaten, die rustig met het<br />
„geweer over" op twee gelederen stonden, was ontzettend.<br />
In weinige oogenblikken lagen er 17 dooden en gewonden<br />
in een bloedstroom badende ter aarde.<br />
Wat een geluk, dat enkele geweren geladen waren,<br />
de slachting ware anders volkomen geweest. De Boer,<br />
die bij de ontmoeting van Iman Hab reeds aanstonds<br />
argwaan koesterde, hield hem voortdurend in 't oog.<br />
Diens onrustige blik deed hem besluiten het geweer<br />
zoodanig te omvatten, dat hij het terstond ter verdedi<br />
ging kon aanwenden. Nauwelijks was dan ook het sein<br />
tot den aanval gegeven of de Boer velde het geweer en<br />
schoot, zonder te kunnen aanleggen, een aanvaller „ a bout<br />
portant " neer en doorstak vervolgens een tweeden met<br />
de bajonet. Eveneens handelde de dappere infanterist<br />
i e<br />
klasse Djamidin; daardoor wonnen beiden, die naast<br />
elkaar stonden, eenige ruimte, zoodat zij niet, zooals<br />
hunne ongelukkige kameraden , overhoop geworpen en als<br />
weerloozen aan stukken gehouwen werden. De patrouille<br />
commandant had reeds bij 't begin van den aanval van<br />
zijn vriend Hab een zoo hevigen slag op 't hoofd gekregen ,<br />
dat hij bewusteloos in elkaar zakte.
HO TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN<br />
Op den linkervleugel bevonden zich de drie fuseliers,<br />
die, evenals de Boer en Djamidin, hun geweer niet<br />
hadden ontladen, namelijk: Leonard , Simon en Ruskus.<br />
Ofschoon door den plotselingen aanval verrast, wisten<br />
zij de eerste slagen te pareeren en door sprongen te ont<br />
wijken; toen legden zij aan, en drie Atjehers waren buiten<br />
gevecht gesteld. Aan die zijde verloor de aanval eenigs-<br />
zins in omstuimigheid, zoodat onze dapperen gelegenheid<br />
hadden hunne geweren te herladen en op de bende te<br />
vuren, die zich thans verderop als een troep razenden,<br />
met verdubbelde woede, op de Boer en Djamidin wierp.<br />
Telkens en telkens beproefden de stoutmoedigsten der<br />
Atjehers den aanval, maar steeds werden zij terugge<br />
worpen ; de voorsten werden dood geschoten en de<br />
volgenden met de bajonet afgemaakt. Het was te vergeefs,<br />
dat de vóórvechters door oorlogskreten de hunnen aan<br />
moedigden tot eene algemeene attaque; de verslagen<br />
lijken der Atjehers voor de voeten der beide Neder-<br />
landsch-Indische krijgslieden, bewezen genoegzaam, dat<br />
die kloeke, forschgebouwde blanke krijger met kalme,<br />
vastberaden houding en diens tengere , doch niet minder<br />
moedige bruine makker, met het geweer nog menigen<br />
aanval konden trotseeren en velen hunner zouden dooden ,<br />
vóór zij verslagen waren. Geen van beiden was ook nog<br />
maar één pas geweken. Zij stonden , als de eik in den<br />
storm, te midden hunner gesneuvelde en gewonde<br />
kameraden: noch de woedende kreten des vijands, noch<br />
het gejammer der gewonden, noch het gekreun der ster<br />
venden waren bij machte hun de tegenwoordigheid van<br />
geest te doen verliezen.
TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN I I I<br />
„Sergeant, verlaat ons niet", smeekten aanhoudend de<br />
gewonden. De Europeesche korporaal Couturier, wiens<br />
rechter schouder verbrijzeld was, en die behalve twee<br />
duchtige houwen over den rechter arm nog twee klewang-<br />
slagen in den nek bekomen had, was kruipende den<br />
onderofficier genaderd en verzocht dezen met zwakke<br />
stem: „Om Gods wil, sergeant, laat mijn lijk niet in<br />
handen dier barbaren."<br />
De kranige sergeant antwoordde, dat hij tot den laatsten<br />
ademtocht zijne kameraden zoude verdedigen.<br />
De Atjehers, door de onverschrokken houding van de<br />
Boer en Djamidin aan 't weifelen gebracht, leden ook<br />
gevoelige verliezen door de welgerichte schoten van<br />
Leonard, Simon en Ruskus, die zich, al vechtende,<br />
weer aan elkaar hadden kunnen sluiten. De vijand trok<br />
terug en stelde zich achter verschillende terreinvoorwerpen<br />
bedekt op. Nu had de Boer even den tijd een blik om<br />
zich heen te werpen en bespeurde, dat de plaats, waar<br />
hij stond geen dekking in den rug aanbood. Eene krijgs<br />
list bij den vijand vermoedende, besloot hij tot den,<br />
nabij den weg gelegen bamboedoeriestoel terug te<br />
trekken. Na Djamidin gewaarschuwd te hebben, gingen<br />
beiden, achterwaarts marcheerende, langzaam eenige passen<br />
achteruit. Onder het terugtreden viel de Boer achterover<br />
op een, in de hooge alang-alarig gelegen klapperstam.<br />
Zich terstond oprichtende, zag hij vijf Atjehers, die,<br />
door eene omtrekkende beweging door het struikgewas,<br />
hem in den rug hadden willen aanvallen, zijwaarts uit<br />
het hooge gras opspringen; de breede klewang schitterde<br />
en onder het uitroepen van „Allah il allah" trachtten
112 TRANSPORT- EK PATROUILLE-GEVECHTEN<br />
zij met geweldige sprongen onze twee dapperen te<br />
bereiken.<br />
Maar zij waren op hunne hoede, onze wakkere kame<br />
raden ! Drie der vermetele Atjehers werden door hunne<br />
schoten zoo juist getroffen, dat zij voor goed bleven<br />
liggen; de twee anderen verdwenen daarop nog sneller<br />
dan zij gekomen waren.<br />
Van dit oogenblik maakten onze beide kranige kerels<br />
gebruik om hunne nieuwe stelling in te nemen , waarheen<br />
zich ook de fuseliers Simon, Leonard en Ruskus met den<br />
looppas begaven.<br />
Met vereenigde krachten werd nu de vijand beschoten,<br />
die zich in de nabijheid genesteld had. Het vuur der onzen<br />
scheen hem dan ook te machtig te worden, want weldra zag<br />
men den Atjeher, de een voor, de ander na , naar den<br />
kampong trekken, welke beweging in eene algemeene<br />
vlucht overging, toen in de verte het hoorngeschal de<br />
nadering van troepen aankondigde.<br />
Het was een detachement uit Tjot-Goé, die naderde:<br />
het aanhoudend vuren had de opmerkzaamheid der bezet<br />
ting getrokken, wier commandant thans met een detache<br />
ment aanrukte om de patrouille te ontzetten.<br />
Nadat de Boer zich vergewist had, dat de Atjehers<br />
het terrein ontruimd hadden, ging hij het gevechtsterrein<br />
over, om naar de gevallen kamaraden te zien. Welkeen<br />
treurig tafereel aanschouwde hij! Waar zijn blik ook viel,<br />
overal dooden en gewonden, overal bloedende lichamen ,<br />
die de afgrijselijkste wonden vertoonden.<br />
Onder de gewonden telde men ook fuselier Sidin. Deze<br />
fuselier, die bij den aanval slechts eene zaag in handen
TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN I I 3<br />
had, wist hiermede viermaal een klewanghouw te paree-<br />
ren, wat telkens een stuk van de zaag kostte.<br />
Bij den vijfden slag werd zijne rechterhand geheel<br />
afgekapt; me: de linkerhand greep Sidin nu naar het<br />
wapen van zijn tegenstander, maar dit boette hij met het<br />
verlies van die hand. Elke edelmoedige vijand zou den<br />
ongewapende gespaard hebben; de Atjeher kende echter<br />
geen medelijden: nog 27 zware en lichte verwondingen<br />
bracht hij den weerloozen Sidin toe; maar toch heeft de<br />
ongelukkige geen angstkreet geslaakt, ofschoon hij geen<br />
oogenblik het bewustzijn verloor.<br />
Nog waren de Boer en de zijnen bezig de gewonden<br />
zooveel mogelijk te verz<strong>org</strong>en, toen kapitein de Riel met<br />
eene sterke patrouille ter plaatse verscheen. Ook Lambaroe,<br />
opmerkzaam geworden door het schieten, had eene colonne<br />
uitgezonden en daaraan den officier van gezondheid de<br />
Cock toegevoegd. Aanstonds toog deze aan 't werk en had<br />
waarlijk de handen vol; diep en breed waren de klewang-<br />
wonden; het schouwspel was ijselijk en, helaas, meer dan<br />
één der geblesseerden was reeds onder de hevigste pijnen<br />
bezweken , vóór hem de noodige hulp kon verleend worden.<br />
Terwijl de treurige stoet der 17 dooden en zwaar ge<br />
wonden langzaam naar Tjot-Goé toog, rukte de colonne<br />
L unbaroe met versnelden pas de kampong Lehé binnen.<br />
Onze soldaten tintelden van woede over het snood verraad<br />
van de bevriende „kwaadwilligen". „ Geen genade voor die<br />
schurken , dood aan die verraders", riepen zij elkaar in de<br />
gelederen toe.<br />
Maar de kampongbewoners hadden het blinken der<br />
bajonetten gezien en zich tijdig uit de voeten gemaakt.<br />
II 3
114 TRANSPORT- EN PATROUILLE-GE VECHTEN<br />
Gaarne hadden onze fuseliers den rijken kampong der<br />
bevrienden aan de vlammen prijs gegeven, doch men was<br />
in vredestijd, en zonder hoog bevel was zoo iets ten<br />
strengste verboden.<br />
Ook Toekoe Hab volvoerde straffeloos zijn verraad.<br />
Reeds driemaal bleek zijne trouweloosheid, maar telkens<br />
kwam hij, na zich eenigen tijd schuil gehouden te hebben ,<br />
als een berouwhebbend zondaar terug, en werd dan maar<br />
weer in genade aangenomen. Heeft men hem ten vierden<br />
male nogmaals vergiffenis geschonken?<br />
's Middags was de geheele bezetting van Tjot-Goé in<br />
diepen rouw; de „treurmarsch" klaagde in somberen roffel<br />
over het verlies van vele dapperen, en toen de zon ten<br />
ondergang neigde', beschenen hare laatste stralen negen<br />
versche grafheuvels van vermoorde krijgers. Op de een<br />
voudige houten kruisjes las men de namen van:<br />
Korporaal Couturier.<br />
Europeesche fuselier Hoppenbrouwer,<br />
id Huibers.<br />
id van den Heuvel,<br />
id Z weerman,<br />
id Houben.<br />
Inlandsche fuselier Kassan.<br />
id Trodrono.<br />
id Darsa.<br />
Van de gewonden bleven eenigen voor altoos verminkt;<br />
zoo bij voorbeeld de Inlandsche fuselier Sidin, die het gebruik<br />
zijner handen mist, en thans zijne verdere levensdagen<br />
te Samarang in gedwongen werkeloosheid doorbrengt.<br />
Het moedig gedrag van den Europeeschen sergeant de
TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN 115<br />
Boer en den fuselier Djamidin, gaf den commandant van<br />
het leger aanleiding hen bij Z. M. onzen geëerbiedigden<br />
Koning voor eene belooning voor te dragen. Bij Koninklijk<br />
Besluit van 15 Mei 1885, n° 16, ontvingen zij die beloo<br />
ning, welke hu
DE CONTRA-GUERILLA IN DE NOORD<br />
OOSTER LINIE TË ATJEH<br />
1879<br />
De lange duur van den Atjeh-oorlog stemt menigeen<br />
tot nadenken en spoort wel eens aan, op middelen te<br />
wijzen, waarvan men onderstelt, dat ze het spoedig be<br />
ëindigen van dien oorlog ten gevolge kunnen hebben.<br />
Als een afdoende taktiek wordt, tegenover de guerilla<br />
der Atjehers, een contra-guerilla zeer aangeprezen. Maar<br />
dit middel kon bij sommigen geen bijval vinden, daar<br />
zij het Indisch leger niet geschikt achten om den kleinen<br />
oorlog (guerilla) te voeren. Hierover in krijgskundige<br />
beschouwingen te treden, is niet onze bedoeling. Wij<br />
weten, dat in het jaar 1879, onderden generaal K. van<br />
der Heyden aan enkele mobiele colonnes, handelingen<br />
werden opgedragen, die den kleinen oorlog het meest<br />
nabij komen , en wij willen, door het schetsen van eenige<br />
merkwaardige feiten, die daarbij plaats vonden, aantoo-<br />
nen, hoe het ons Indisch leger niet aan de geschiktheid<br />
ontbreekt, ja dat het, mits onder vaardige leiding, onder
DE IMAN VAN BRAMA 117<br />
zijne krijgslieden zelfs de beste krachten telt, om met<br />
succès de contra-guerilla te beproeven.<br />
I. DE IMAN VAN BRAMA<br />
1879<br />
De Iman van Brama, een der voornaamste hoofden<br />
van de XXVI Moekims, had voortdurend voor onze zege<br />
vierende bajonnetten moeten wijken; zijne benden, bij<br />
herhaling verslagen en uiteengedreven, waren geheel<br />
ontmoedigd. Om tijd te winnen en zijn krachten te<br />
herstellen, nam hij het meer beproefde middel der<br />
Atjehers te baat: hij veinsde onze vriend te zullen<br />
worden en in onderhandeling te willen treden. Als een<br />
der oudste hoofden, tevens met het priesterlijk gezag<br />
bekleed, had de Iman van Brama geen geringen invloed;<br />
zijne volgelingen hadden in hem een onbeperkt vertrouwen,<br />
want, schoon oud in jaren, zijn geest bleef steeds<br />
helder en zijn hart moedig. Aan een patriarchaal voor<br />
komen paarde hij de fiere houding eens krijgsmans. Het<br />
was een krachtig grijsaard met scherpgeteekend gelaat;<br />
zijn hoog voorhoofd, waarop twee diepe rimpels naar<br />
boven liepen, teekende wilskracht, terwijl zijne donkere,<br />
diepliggende oogen list en slimheid uitdrukten; zijn<br />
doorzicht werd overal bewonderd en zijne godsvrucht<br />
geprezen; geen wonder dus, dat het civiel bestuur zeer<br />
ingenomen was met het bericht, dat deze zoo populaire<br />
Iman zich bereid verklaarde, met de Compagnie te willen<br />
onderhandelen. Maar te vergeefs wachtte de heer Kamp,
I 18 DE IMAN<br />
controleur der noordooster-linie, op dezen hoofdman.<br />
Werd er om opheldering gevraagd, zoo ontving men steeds<br />
verontschuldigingen; dan was hij ziek, of moest in deze<br />
of geene Missigit de leer van den profeet verkondigen;<br />
eene andere maai, beweerde hij te oud en te zwak te zijn<br />
om den langen weg af te leggen ; kortom , de Iman zocht<br />
voortdurend uitvluchten. Zoo stonden de zaken, toen de<br />
heer Kamp, wegens ziekte van Tjadé overgeplaatst,<br />
vervangen werd door den kapitein der infanterie Halewijn,<br />
die tijdelijk met het waarnemen van het civiel gezag in<br />
de noordooster-linie belast werd.<br />
Ook kapitein Halewijn beproefde vruchteloos den<br />
Iman tot eene samenkomst te bewegen. Lankmoedig<br />
heid tegenover den Iman leidde tot niets, dit zag de<br />
kapitein zeer goed in, en hij besloot de zaak op militaire<br />
wijze uit te maken, d. w. z. niet met veel praten, maar door<br />
handelen. Zoo ontstond het plan den Iman op te lichten.<br />
Het waagstuk mag stout heeten , maar welke krijgsman<br />
deinst voor stoutheid terug? Voorzeker niet de kapitein Hale<br />
wijn. Doch voor en aleer aan zijn plan uitvoering te<br />
geven, moesten noodwendig eenige inlichtingen ingewonnen<br />
worden, want evenveel voorzichtigheid eischte de voor<br />
bereiding, als de uitvoering voortvarendheid. Te Tjadé<br />
bevond zich onder onze gidsen de Atjeher Nja-Joesoef,<br />
die, uit de XXVI Moekims afkomstig, bij den beruchten<br />
hoofdman moest gediend hebben; diens inlichtingen werden<br />
ingewonnen. Toen hem vragen werden gesteld betreffende<br />
de ligging van de kampong, de richting der wegen en de<br />
beschrijving der woning van den Iman , raadde Nja-Joesoef<br />
welk plan er bestond, en zijn gelaat teekende eene boos-
VAN BRAMA 119<br />
aardige uitdrukking. „De kerel denkt ons een kool te<br />
stoven, of wel hij is des Iman's doodvijand," zoo dacht<br />
kapitein Halewijn.<br />
„Kent gij den Iman?" was verder de vraag.<br />
„ Heer, zoude ik hem niet kennen, die mij ongelukkig<br />
maakte en mijne bloedverwanten vervolgde!" En uit het<br />
verhaal van zijne lijdensgeschiedenis bleek duidelijk, dat<br />
de Iman van Brama niet tot de vrienden van onzen gids<br />
behoorde, wat in deze omstandigheden voor ons van<br />
veel gewicht was.<br />
De kapitein maakt den linie-commandant bekend met<br />
het doel van zijne onderneming; maar het plan wordt, om<br />
weinige kans van slagen, niet gereedelijk aangenomen.<br />
Kapitein Halewijn weet echter de bezwaren spoedig uit<br />
den weg te ruimen, niet ten onrechte bewerende, dat<br />
zwakheid tegenover dien Atjeher zeer ernstige gevolgen<br />
kon hebben.<br />
Op den 4 en<br />
April 1879 had het, zoo weinig bekend,<br />
maar niettemin belangrijk en merkwaardig feit plaats, en<br />
opende het de reeks van stoute ondernemingen van dezen<br />
even beleidvollen als dapperen officier, 's Avonds te zeven<br />
uur vertrok kapitein Halewijn uit Tjadé met een detache<br />
ment sterk twee luitenants (Kleian en Puffius), twee<br />
onderofficieren, vijftig minderen en vier dwangarbeiders met<br />
twee brancards naar Lamnja, alwaar men tegen negen uur<br />
onder een stortbui aankwam. Te Lamnja werd de troep<br />
versterkt met een Europeesch en een Inlandsch onder<br />
officier en twaalf fuseliers, en daarna in vier sectiën gesplitst;<br />
elk officier kreeg het bevel over twee sectiën; twee onder<br />
officieren en zes fuseliers werden aangewezen als voorwacht,
I 20 DE IMAN<br />
waarbij de gidsen Nja-Achmat en Nja-Joesoef werden<br />
ingedeeld.<br />
De manschappen, waaruit dit detachement bestond,<br />
waren wel ferme en voor die onderneming uitgezochte<br />
soldaten, maar hunnen aanvoerder en den officieren waren<br />
ze onbekend. En toch, hoe noodzakelijk is het bij dergelijke<br />
omstandigheden, dat officieren en minderen elkander kennen.<br />
Te Atjeh moest echter, uit gebrek aan troepen, menigmaal<br />
van dit stelsel afgeweken worden ; en is het daarom dubbel<br />
te waardeeren, dat de Indische soldaat steeds zoo flink<br />
zijn plicht weet te doen.<br />
Kampong Brama lag slechts een goed uur gaans van<br />
onze benting Lamnja, waarom besloten werd den afmarsch<br />
zóó te regelen, dat men bij de m<strong>org</strong>enschemering aldaar<br />
zou aankomen, om de wegen, huizen en verdere terrein-<br />
voorwerpen beter te kunnen onderscheiden. Bij het aan<br />
kondigen van het vierde m<strong>org</strong>enuur marcheerde de colonne<br />
met den commandant en de gidsen aan het hoofd, uit<br />
Lamnja. De grootste stilte was aanbevolen en onder<br />
geen voorwendsel mocht gevuurd worden. De rivier bij<br />
het ooster-bastion werd eerst doorwaad en na hare kronke<br />
lingen ongeveer 500 passen gevolgd te hebben, sloeg<br />
men in oostelijke richting een voetpad in. De regen, die tot<br />
laat in den nacht aanhield , had dit pad week en glibberig<br />
gemaakt, en slechts met moeite ging de marsch op dezen<br />
ruwen weg voort. Reeds een uur was verstreken en nog<br />
was kampong Brama niet zichtbaar; kapitein Halewijn<br />
kreeg wantrouwen in zijnen gids en onwillekeurig zocht<br />
zijne hand naar den revolver. Dit ontging Nja-Joesoef niet;<br />
„Laat dat, Heer," zeide hij, „Nja Joesoef is geen ver-
VAN BRAMA 121<br />
rader en binnen het kwartier zijt gij in de kampong."<br />
Daar donderde het m<strong>org</strong>enschot. Van de reede van<br />
Olehleh rolde het over de vlakte, en de bergen weer<br />
kaatsten het in een dof gedreun. „Hoort gij Heer," riep<br />
Nja Joesoef angstig, „spoeden wij ons Brama te bereiken<br />
vóór het dag wordt, anders zijn wij verloren?"<br />
In korte oogenblikken was de achterkant van den kampong<br />
bereikt; een sterke pagger sloot eiken toegang af, en zonder<br />
den gids hadden de onzen lang moeten zoeken. Nu werd<br />
halt gehouden om de orde in de gelederen te herstellen,<br />
terwijl Nja-Joesoef den kapitein een paar passen verder<br />
bracht, en hem op een donkeren hoek wees, waarachter<br />
des Iman's woning imest staan. Met de meeste omzich<br />
tigheid trok men in die richting vooruit; zonder gedruisch<br />
te maken had men den hoek bereikt.<br />
Aan dezen kant was een ingang, dien men argeloos had<br />
laten openstaan , zoo weinig bestond het vermoeden, dat<br />
de Nederlandsche krijgslieden tot hier zouden doordringen.<br />
Geen geluid van menschelijke stemmen werd gehoord;<br />
de geheele omgeving scheen dus nog in diepe rust. De<br />
rechterkant en voorzijde van de woning werden aanstonds<br />
door het eerste peleton bezet, doch op het oogenblik, dat<br />
luitenant Kleian het volgende peleton wenkte om de<br />
beweging te volgen en den linker achterkant af te zetten,<br />
hoorde hij eensklaps gedruisch achter zich; omziende ont<br />
dekte hij in een wachthuisje, dat geheel verb<strong>org</strong>en was<br />
achter de dicht overhangende takken van een waringin,<br />
eenige Atjehers, die van de baleh-baleh (brits) opsprongen<br />
en hunne klewangs trokken. Kleian had nog juist den tijd,<br />
zijn commandant te waarschuwen en een duchtigen houw
122 DE IMAN<br />
te pareeren ; met eene behendigheid en eene kracht, zooals<br />
alleen het grootste levensgevaar den mensch geven kan,<br />
wist kapitein Halewijn een ander Atjeher, die hem aanviel,<br />
zoo'n hevigen vuistslag tusschen de oogen toe te brengen ,<br />
dat deze waggelend neêrviel. Intusschen waren een zestal<br />
forsche Europeesche fuseliers bijgesprongen en hadden<br />
zich op de wacht geworpen, haar ontwapend en geboeid.<br />
Onder bedreiging hen overhoop te zullen steken, indien<br />
zij eenig gerucht maakten, werden de gevangenen in<br />
handen gesteld van den luitenant Puffïus, die met eenige<br />
manschappen den ingang bewaakte. Toen de woning van<br />
den Iman omsingeld en het erf aan alle kanten afgesloten<br />
was, omklemde kapitein Halewijn vaster zijn sabel en<br />
schoof den revolver naar voren Het verblijf van den Iman<br />
tot aan de trap naderende, riep hij met plechtigen ernst:<br />
„Iman van Brama , de kapitein Halewijn , controleur der<br />
noordooster linie, spreekt tot u. Hij komt u halen, wee<br />
u, zoo gij niet volgt! "<br />
Eene doodsche stilte was het eenige antwoord. Verschil<br />
lende gedachten schoten den onverschrokken officier op<br />
dit oogenblik door het hoofd en een plotselinge achter<br />
docht ontwaakte in hem. Was de Iman gewaarschuwd,<br />
school niet eene talrijke menigte in die woning, gereed tot<br />
een bloedig gevecht?<br />
Nogmaals werd de Iman gesommeerd en ditmaal bedreigd<br />
met het inbrandsteken van zijne woning, zoo hij weer<br />
stand bood. Daar kraakte de bamboezen deur, en op den<br />
drempel verscheen de hooge, nog rechte gestalte van den<br />
grijsaard. „Hier ben ik, heer kapitein", stamelde hij, en<br />
met samengeperste lippen en afgemeten schreden kwam hij
VAN BRAMA 123<br />
de trap af. Tot voor den kapitein genaderd, boog hij in<br />
deemoedige houding, vouwde beide handen boven het<br />
hoofd, en bad op zijne knieën om genade. „Hoera!" was<br />
de zegekreet der soldaten, die hunne vreugde niet wisten<br />
te bedwingen.<br />
„Stilte! stilte! " riepen officieren en onderofficieren , maar<br />
het was te laat. Uit den slaap gewekt door den bekenden<br />
oorlogskreet der onzen , stormden de bewoners der omlig<br />
gende woningen naar buiten. Verbazing en schrik ver<br />
toonden zich op aller gelaat. Zij waanden zich verloren<br />
en gillend vluchtten velen de kampong uit. Door plotse<br />
linge vrees overvallen, dacht geen hunner er aan, het<br />
alarmsignaal te slaan.<br />
„Iman van Brama, sta op" gebood kapitein Halewijn.<br />
„U zij vergiffenis geschonken, dcch gij volgt ons."<br />
Op een gegeven teeken naderden twee dwangarbeiders<br />
met een draagstoel, waarin de gevangene werd uitgenoo-<br />
digd plaats te nemen. Zijne vrouwen en kinderen liepen<br />
handen wringend om hem heen, denkende, dat zijn laatste<br />
uur geslagen had, want wat wisten zij van genade ?<br />
Een jong meisje, zijne kleindochter, wierp zich met<br />
een doordringenden kreet op de soldaten, doch de<br />
Iman trok haar tot zich en trachtte zijne beminde<br />
kleindochter door teedere woorden tot kalmte te brengen.<br />
Weenend verb<strong>org</strong> zij haar gelaat tusschen de plooien van<br />
zijn wit opperkleed, en wendde elk oogenblik hare<br />
schoone, betraande oogen smeekend tot den kapitein.<br />
De kinderlijke liefde, die uit geheel hare houding sprak,<br />
de smartelijke uitdrukking, die uit hare oogen straalde,<br />
wekten zoowel bij soldaten als officieren een innig medelijden.
124<br />
UF<br />
- r M A N<br />
„Iman van Brama, zeg aan uwe kleindochter, dat u<br />
geen leed zal geschieden, de blanda's zijn grootmoedig<br />
en vergunnen haar u te volgen."<br />
„ Heb dank, Heer" antwoordde de grijsaard, maar<br />
van onder zijne grijze wenkbrauwen schoot hij een blik<br />
vol haat op de onzen, en zijne onderwerping was als<br />
die van een gevangen tijger.<br />
Nadat de Iman in den draagstoel had plaats genomen,<br />
werd de terugmarsch aanvaard. Toen de bevolking haar<br />
hoofd tusschen de bajonetten zag wegvoeren, week hare<br />
besluiteloosheid De tong-tong deed zich nu krachtig<br />
hooren , en weldra klonk dit alarmsignaal ook in de omlig<br />
gende kampongs. Met versnelden pas ging de troep<br />
denzelfden weg terug, maar nauwelijks eenige honderden<br />
schreden verder, of uit verschillende kampongranden<br />
knalden ontelbare schoten schielijk achter elkaar. Zonder<br />
hierop acht te geven, vervolgde de colonne haren weg,<br />
achtervolgd door drommen Atjehers, die brullend en<br />
tierend hunne veilige schuilplaatsen verlieten en roekeloos<br />
opdrongen. Ook op de flanken vertoonde zich eene groote<br />
menigte vijanden, om den onzen den terugtocht afte-<br />
snijden. Het werd hoog tijd, die bruine duivels van zich<br />
af te houden, en eenige goedgerichte salvo's bewezen<br />
hun, dat de blanda's geen scherts verstaan. De achter<br />
hoede vooral had eene zware taak te vervullen; maar de<br />
krachtige houding der colonne noopte den vijand eindelijk<br />
tot stilstaan. Te vergeefs trachtten de voorvechters hunne<br />
makkers door opgewonden woorden en gebaren tot een<br />
klewangaanval aan te moedigen, de Atjehers zagen maar<br />
al te goed in, dat zulk eene vermetelheid hun slecht
VAN Bil AM A 125<br />
zou bekomen. Allengs bleven zij achter, en staakten ten slotte<br />
vo<strong>org</strong>oed hunne pogingen om den Iman te ontzetten.<br />
Tegen zeven uur bereikte men Lamnja; de bezetting stond<br />
met geladen stukken in alarmstelling, om, zoo noodig,<br />
den terugtocht der colonne te dekken. Tijdens een<br />
kort oponthoud werden de manschappen aldaar door de<br />
officieren op wijn onthaald Terwijl de marsch verder naar<br />
Tjadé werd voortgezet, kondigden uit Lamnja, volgens<br />
afspraak, drie kanonschoten den linie-commandant het<br />
welslagen der onderneming aan. De geheele bezetting van<br />
Tjadé, met de muziek aan het hoofd, verzamelde zich<br />
voorde poort, ennauwelijks was de dappere colonne in het<br />
gezicht, of de plechtige tonen van het „Wien Neêrlandsch<br />
bloed " deden zich hooren. Op de binnenplaats der verster<br />
king schaarde nu kapitein Halewijn zijn troep in orde<br />
van bataille; de linie-commandant, gevolgd door zijne<br />
officieren, naderde het front, en in warme bewoordingen<br />
prees hij het beleid van den kapitein en dat der<br />
officieren; betuigde den manschappen zijne tevreden<br />
heid over hun moedig gedrag, en wees er op, hoe zij<br />
alweder getoond hadden, dat Nederland met recht roem<br />
mag dragen op het Indische leger. Hij eindigde zijne<br />
toespraak met een „Leve de Koning", waarmede de<br />
geheele bezetting onder een donderend „hoera" instemde.<br />
Omtrent het verdere kunnen we kort zijn ; wij behoeven<br />
slechts te melden, dat na deze gebeurtenis de schrik velen<br />
Imans en Hoeloebalangs om het hart sloeg, en zij veel<br />
handelbaarder werden. Twee zoons van den Iman van<br />
Brama, hoofden van kampongs, maakten eenige dagen<br />
later hunne opwachting bij den kapitein Halewiin, ten
I2Ó DE TOCHT<br />
einde over de invrijheidstelling van hun vader te onder<br />
handelen. Het waren flinke mannen, krijgshaftig van<br />
uiterlijk en met beschaafde manieren.<br />
Die onderhandelingen hadden echter, zoo wij ons niet<br />
vergissen, geen bevredigende uitkomst, daar hun vader,<br />
de Iman van Brama, om bijzondere redenen, op last<br />
van het civiel bestuur, naar Tjilatjap werd verbannen,<br />
en kort daarop aan de aldaar inheemsche koorts bezweek.<br />
II. DE TOCHT NAAR DOERANG<br />
Wij schreven het jaar 1879; het gedeelte van de bevol<br />
king der XXVI Moekims was tot geene toenadering te<br />
bewegen; de gesteldheid van den bodem en de gemak<br />
kelijke wijze, waarop zij zich van buiten van wapens en<br />
munitie kon voorzien, sterkte haar in een hardnekkig<br />
verzet. Vruchteloos waren de onderhandelingen van den<br />
kapitein Halewijn, waarnemend controleur der noord<br />
oostelijke linie, met den Panglima dier Moekims, Srie-<br />
Moeda, meer bekend onder den naam van Toekoe-Tjoet-<br />
Lamreng, die, overigens zeer vredelievend van aard,<br />
geheel onder den invloed stond der oorlogspartij , waarvan<br />
zijn schoonvader, Toekoe-Moeda-Toengkoep, de ziel was.<br />
Eindelijk ontving de kapitein-contróleur in April 1877<br />
het bericht, dat te Toengkoep eenige hoofden zouden<br />
vergaderen om over de voorwaarden der onderwerping<br />
te beraadslagen. Dit bericht werd door Toekoe-Tjoet beves<br />
tigd , die tevens uit naam der hoofden het verzoek deed,<br />
het vuren in de noordooster-linie gedurende 4 dagen te<br />
staken, opdat de vergadering niet gestoord zoude worden.
NAAK DOERANG 127<br />
Daar men vertrouwde op de verzekeringen van dezen<br />
voornamen hoofdman, werd het verzoek ingewilligd, en<br />
men verheugde zich er over, dat de gespannen verhou<br />
ding tot eene vredelievende oplossing zou geraken. Maar<br />
de leugenachtige aard der Atjehers verloochende zich ook<br />
nu niet. Instede van te Toengkoep te vergaderen, maakten<br />
zij misbruik van ons vertrouwen en gebruikten dien tijd<br />
om eenige ijzeren kanonnen, die in een put van het ge<br />
slechte Lamjong geb<strong>org</strong>en waren, op te delven en deze<br />
in positie te stellen tegenover onze posten der noord<br />
oostelijke linie.<br />
Voorwaar, eene moeilijke taak voor den ridderlijken<br />
Nederlandschen officier om, tegenover zulk gespuis, als<br />
diplomatiek agent op te treden. Het geduld van den<br />
kapitein-controleur Halewijn was echter uitgeput; te lang,<br />
meende hij, had men de aanmatigende houding der<br />
Atjehers moeten verdragen. Wie zal het hem euvel<br />
duiden, dat hij, verontwaardigd over zooveel verraad,<br />
eindelijk het voorstel deed, de Missigit Lambaroe en<br />
Toengkoep door eene nachtelijke coup-de-main te nemen,<br />
ten einde die plaatsen voor de toekomst als schuilplaats<br />
voor den vijand onschadelijk te maken. Helaas, generaal<br />
van der Heyden kon, met het oog op de operatiën in<br />
de XXII Moekims, geen troepen missen en mocht, hoe<br />
gaarne ook, aan dit voorstel zijne goedkeuring niet<br />
hechten Intusschen werd er voorloopig bepaald, de<br />
kampong Doerang, gelegen bij het Pedro-punt, bij ver<br />
rassing te nemen en te verbranden, om later ook de<br />
kampongs Landoeng en Kroeëng-Raja hetzelfde lot te<br />
doen ondergaan. Te Doerang en Kroeëng-Raja namelijk
128 UF. TOCHT<br />
werden, niettegenstaande de blokkade, voortdurend<br />
groote hoeveelheden levensmiddelen en krijgsbehoeften<br />
ontscheept, welke meestal in kleine prauwen werden<br />
aangebracht en van daar hun weg vonden in de XXII<br />
en XXVI Moekims. Langdoeug was het tusschenstation,<br />
van waar een pad in zuidelijke richting over de Gé Goedja<br />
naar de XXII Moekims loopt.<br />
Kort voordat er van eene onderneming naar Doerang<br />
sprake was, rapporteerde de commandant van Koewala<br />
Loe, dat op een nacht in de maand April, een klein<br />
stoomschip nabij het Pedró-punt goederen had ontscheept,<br />
welke goederen door de bewoners van kampong Doerang<br />
in ontvangst waren genomen<br />
Onze spionnen bevestigden dit bericht en verzekerden<br />
tevens, dat Doerang groote magazijnen bezat, waarin,<br />
behalve mondbehoeften , ook veel kruit en lood geb<strong>org</strong>en<br />
waren. Deze mededeeling gaf den doorslag, om zulk een<br />
smokkeloord ten spoedigste te verdelgen. Aan kapitein<br />
Halewijn werd overgelaten den dag voor deze onderneming<br />
te bepalen.<br />
Zij had, met evenveel beleid als moed, in den nacht<br />
van 16 op 17 Mei, plaats. Omstreeks half zes uur 's avonds<br />
van dien dag arriveerde kapitein Halewijn te Tjadé, alwaar<br />
de manschappen, welke aan dezen tocht zouden deelnemen ,<br />
eerst na het sluiten der poort van het plan verwittigd<br />
werden. Het detachement bestond uit 80 bajonetten meteen<br />
adjudant, dienstdoend officier, van den Waarden, den officier<br />
van gezondheid van Dam, twee vertrouwde gidsen en<br />
kapitein Halewijn tot commandant. Het weêr begunstigde<br />
dezen nachtelijken tocht, de regen viel bij stroomen; de
NAAR DOERANG I 29<br />
wind huilde en gierde, en speelde tergend met de takken<br />
der boomen, die krakend heen en weêr schudden;<br />
geen ster fonkelde aan den donkeren hemel; slechts nu<br />
en dan verlichtte een bliksemstraal den zandweg, welken<br />
de troep volgde om Koewala-Loé te bereiken. Met recht<br />
mocht verondersteld worden, dat geen vijandelijke marau<br />
deurs zich bij zulk weêr op het pad zouden wagen, zoodat<br />
de colonne, niettegenstaande de gewisselde signalen met<br />
andere posten, kans had ongemerkt te Koewala-Loé aan<br />
te komen.<br />
Na een half uur gaans bereikte men de lagune, gelegen<br />
bij Koewala-Gighen; de regen had deze doen zwellen en<br />
het stinkend moeras wierp, door den hevigen wind be<br />
wogen, zijne golfjes buiten den oever; de gidsen toonden<br />
een waadbaar gedeelte en, dit gevolgd hebbende, kwam<br />
men behouden aan den overkant. De kleêren waren stijf<br />
van de modder en aan de naakte beenen der Inlandsche<br />
soldaten kleefden eene menigte bloedzuigers.<br />
Hoe moeilijk echter de tocht zich in den beginne liet<br />
aanzien , onze soldaten waren vol moed en met koortsig<br />
ongeduld vervolgden zij den lastigen weg. De marsch werd<br />
langs de posten der noordoostelijke linie voortgezet; te<br />
Kadjoe stelden zich de tweede luitenant Hekking met 20<br />
bajonetten en te Lamnja de tweede luitenant Schutter<br />
met 15 bajonnetten, mede onder bevel van kapitein Hale<br />
wijn. Van Lamnja werd de tocht steeds moeilijker. Nu<br />
eens moest men over omgevallen boomstammen klauteren,<br />
dan weer zich een weg banen door stekelige slingerplanten.<br />
Zonder verontrust te worden , bereikte men eindelijk tegen<br />
middernacht Koewala-Loé, alwaar halt gehouden werd,<br />
II 9
I30 DE TOCHT<br />
om de wapens in orde te maken en te rusten. Om half vier<br />
stond de colonne weêr aangetreden, en telde thans, behalve<br />
de reeds genoemde officieren, 3 hoornblazers, 85 bajonetten<br />
en twee tandoes met het noodige ambulance-personeel.<br />
Ieder man was voorzien van 80 patronen; reserve-munitie<br />
werd niet meêgenomen. Vóór den afmarsch richtte<br />
kapitein Halewijn het woord tot zijne handvol strijders.<br />
Met de hem eigen korte, doch krachtige krijgsmanstaai,<br />
maakte hij de manschappen met het doel der onderneming<br />
bekend, wees hen op de noodzakelijkheid goed op de<br />
commando's te letten en drong er vooral op aan, spaar<br />
zaam te zijn met de patronen, daar munitie-verspilling<br />
op den geheelen ondergang der patrouille kon uitloopen.<br />
De colonne werd in vier sectiën gesplitst en de marsch-<br />
vorm bepaald als volgt:<br />
eene sectie als voorhoede onder den tweeden luitenant<br />
Schutter;<br />
twee sectiën als hoofdtroep onder den tweeden luitenant<br />
Hekking , en de rest, als achterhoede, onder den adjudant<br />
onderofficier, dienstdoend-officier, van der Waarden.<br />
De commandant hield zich bij den hoofdtroep, en de<br />
onderlinge afstand werd bepaald op 15 passen. Een<br />
detachement ter sterkte van 20 bajonetten, van de bezet<br />
ting van Kwala-Loé, onder een beproefd onderofficier,<br />
volgde de colonne op eenigen afstand om haar in den<br />
rug te dekken.<br />
De regen had inmiddels opgehouden, en eene diepe<br />
stilte verving het geraas van den storm. Haastig stapten de<br />
manschappen voort op den smallen weg, welke in zuide<br />
lijke richting langs de helling der Glé-datoe-Trya loopt.
NAAR DOERANG I3I<br />
Na een marsch van een half uur was het voetpad<br />
bereikt, dat Lambaroe Angen met Doerang verbindt.<br />
Het tot dekking behoorende detachement werd hier<br />
achtergelaten en bedekt opgesteld.<br />
De colonne vervolgde haar weg langs een voetpad,<br />
dat, door zwaar kreupelhout begrensd, zoo smal was,<br />
dat slechts op één gelid kon gemarcheerd worden. Op<br />
de rechterflank had men het gebergte, clat zich in de<br />
duisternis als eene vormlooze massa vertoonde. Als nach<br />
telijke schaduwen gleden onze soldaten door het bosch;<br />
het afgevallen loof der boomen verdoofde eiken voetstap,<br />
en behalve het geschreeuw van een enkelen vogel, die<br />
uit zijn slaap opschrikte, of het gehuil van wilde dieren<br />
in de verte, was alles stil in de omgeving.<br />
Nu en dan werd halt gehouden om de gelederen te<br />
doen opsluiten ; de commando's klonken schier onhoor<br />
baar en de grootste oplettendheid werd in acht genomen.<br />
Tegen den m<strong>org</strong>en werd het bosch al ijler en ijler, en<br />
zag men op vele plaatsen sporen van olifanten. Weldra<br />
ontwaarde men ook de lagune, waar Doerang moest<br />
gelegen zijn. Menig hart klopte nu sneller, want het<br />
doel van den tocht was welhaast bereikt. Elk besefte, dat<br />
het welslagen der stoute onderneming slechts van aller<br />
koelbloedigheid en voortvarendheid afhing. Op een teeken<br />
van den commandant hield de colonne halt, en verb<strong>org</strong><br />
zich achter het struikgewas. Vergezeld van den luitenant<br />
Schutter en de spits, begaf kapitein Halewijn zich naar den<br />
boschrand. Voorzichtig slopen zij nader, en de struiken<br />
terzijde buigende, werd de rand bereikt, alwaar, op onge<br />
veer 200 passen vooruit, Doerang zichtbaar was. De kam-
132 DE TOCHT<br />
pong lag achter een 50 meter breeden arm der lagune.<br />
Intusschen was het dag geworden. In de lagune, die<br />
door de opkomende zon als met glinsterende vonken was<br />
bestrooid, baadden zich vrouwen en kinderen, die vroolijk<br />
en onbez<strong>org</strong>d in het rond plasten. Aan den anderen<br />
oever sloegen eenige Atjehers dit spel met welgevallen<br />
gade; een tiental visschers togen met hunne netten naar<br />
zee; alles ademde hier rust en vrede. Geen dier moedige<br />
zonen van het gebergte scheen zich bewust, dat het uur<br />
der wrake eindelijk geslagen had. Daar richtten drie<br />
Atjehers, waaronder één gewapend, hunne schreden naar<br />
het woud. „Nu zult je 't hebben," mompelden onze<br />
soldaten, legden den vinger aan den trekker van het<br />
geweer, en volgden met ingehouden adem de bewegingen<br />
hunner officieren. Zonder erg naderden de drie Atjehers,<br />
toen zij eensklaps boven het struikgewas de gebaarde en<br />
uitdagende tronies onzer soldaten ontdekten. Tot geen<br />
geluid of beweging in staat, stonden zij daar een oogenblik<br />
verlamd van schrik; hun gezicht drukte de grootste ont<br />
zetting uit. Eindelijk, als uit een droom ontwakende,<br />
loste de gewapende Atjeher in het wild een schot en<br />
alle drie verdwenen luid schreeuwende in het kreupelhout.<br />
Luitenant Schutter kreeg last, met de voorhoede<br />
te stormen, en aan de oostzijde positie te vatten ;<br />
de adjudant, dienstdoend-officier, van der Waarden, met<br />
de 2 e<br />
sectie, zou volgen en in den kampong stelling<br />
nemen, en de luitenant Hekking met de overige man<br />
schappen en de ambulance den ingang bezetten.<br />
„Zuinig zijn met de munitie," was tevens het waar<br />
schuwend bevel van den commandant. Met bliksemsnelheid
NAAR DOERANG 13 3<br />
sprong nu de troep naar voren , stortte zich in de lagune<br />
en in den looppas bestormde hij de kampong.<br />
Door angst en schrik voortgejaagd, vluchtten de<br />
vrouwen met loshangend haar, hare naakte kinderen<br />
met zich voerende, het gebergte in; de mannen snelden<br />
huiswaarts om zich te wapenen. Intusschen werden de<br />
vo<strong>org</strong>eschreven bevelen door de verschillende afdeelingen<br />
met juistheid uitgevoerd. Bij de nadering der troepen<br />
deed zich in de kampong de bekende oorlogskreet hooren ,<br />
doch dit teeken tot den strijd bracht maar weinigen tot<br />
bezinning; door een panischen schrik overvallen, vluchtten<br />
allen naar het gebergte. Slechts een klein gedeelte had<br />
tijd en moed om den ingang te verdedigen. Na een kort<br />
doch hevig gevecht met de voorhoede , sloegen ook zij<br />
met achterlating van 5 gesneuvelden, op de vlucht. Het<br />
werk der vernieling nam thans een aanvang; pakhuizen,<br />
gevuld met rijst, peper, zout, suiker en scheepsbe-<br />
noodigdheden, werden eene prooi der vlammen. Wapen<br />
magazijnen werden vernield. Snel greep de brand om<br />
zich heen en weldra verkondigden de hoog opstijgende<br />
rookzuilen aan de verschillende posten der noord-ooste<br />
lijke linie het welslagen der onderneming.<br />
Doerang was vernield en den vijand eene belangrijke<br />
schade toegebracht. Nadat de kampong verwoest was,<br />
werd een persoon onder luitenant Schutter aangewezen<br />
om bij de lagune post te vatten, de vaartuigen te ver<br />
nielen en den toegang tot het gebergte te observeeren.<br />
Met het andere peloton begaf kapitein Halewijn zich nu<br />
naar zee, waar drie groote prauwen onbruikbaar werden<br />
gemaakt. De vijand, die zich eenigszins hersteld had,
134<br />
D F<br />
'<br />
T 0 C H T<br />
NA.A.B, DOEKA.NG<br />
trachtte dit echter te beletten door een hevig vuur te<br />
openen op de onzen. Door het schieten en de rookzuilen<br />
opmerkzaam gemaakt, waren de kampongs op de been<br />
gekomen; in het gebergte weerklonk de koehoorn en alle<br />
weerbare mannen trokken ten strijde.<br />
Talrijke groepen Atjehers stormden nu te zamen en<br />
drongen onder een wild geschreeuw naar voren, om den<br />
terugkeerenden troep te achtervolgen en honderden kogels<br />
werden den onzen achterna gezonden. Onder eene hevige<br />
schermutseling bereikte men Koewala-Loé, waar men tegen<br />
tien uur aankwam. Na een paar uren rust, keerden officieren<br />
en manschappen naar hun garnizoen terug.<br />
De vernieling van Doerang zal wellicht voor hen, die<br />
het Indische leger zoo gaarne van snoode buitensporig<br />
heden en gruwelen beschuldigen, een feit te meer zijn,<br />
waarmede zij hunne bewering denken te staven. Door hen ,<br />
die onbekend zijn met gebiedend noodzakelijke oorlogs<br />
handelingen , die het spoedig ten einde brengen van een<br />
krijg ten doel hebben, worden die handelingen scheef<br />
beoordeeld en, helaas, maar al te dikwijls ten onrechte<br />
veroordeeld. Komt de Indische manier van oorlog voeren<br />
niet overeen met de hedendaagsche Europeesche begin<br />
selen , men bedenke, dat men hier tegenover een vijand<br />
staat, die ridderlijkheid met sluw verraad en woord-<br />
schending beantwoordt, en „a chaque mal propre<br />
remède."<br />
Niettegenstaande de ruwe vergelijking van den Indischen<br />
krijgsman met Barbaren , Turco's, Barschi Boezoeks en<br />
wat dies meer zij, mag toch een ieder zich koen laten<br />
inschrijven op de rol van het Indische leger, en het zich
SELEM PO-BOEN G I 35<br />
steeds als eene eer aanrekenen, eenmaal te hebben gediend<br />
onder de zoo fiere, zoo waardig wapperende driekleur<br />
onzer koloniën.<br />
III. SELEMPO-BOENG<br />
Van de bevolking der XXVI Moekims waren de be<br />
woners van kampong Lamrong ons het best gezind,<br />
alhoewel zij, uit vrees voor de oorlogspartij, van hunne<br />
gezindheid geene blijken durfden geven, te meer daar<br />
de houding der daarneven liggende kampongs Loengi<br />
en Roempit hoogst twijfelachtig bleef. Bovengenoemde<br />
kampongs lagen tegenover onze benting Oleh-Karang en<br />
waren door eene droge sawah van circa 800 M. daarvan<br />
gescheiden. Van de versterking gezien, strekte zich de<br />
kampongrand uit zoover het oog reikte; huizen waren<br />
niet te onderscheiden, verb<strong>org</strong>en als zij lagen achter<br />
den weelderigen rijkdom van den Indischen plantengroei;<br />
hooge bergen sloten den gezichteinder af. Den kalmen<br />
toeschouwer bood dit landschap een schilderachtig tafe<br />
reel aan, doch te Oleh-Karang wist men maar al te goed,<br />
dat de engel des vredes hier zijn palmtak niet zwaaide,<br />
want de rookwolkjes en het doffe knallen van geweren<br />
achter pagger en boschrand zeiden heel wat anders. Het<br />
was generaal K. van der Heyden bekend, dat het hoofd<br />
van Lamrong, Toekoe Lemboe, ons vriendschappelijk<br />
gezind mocht heeten , en daar Lamrong tevens de bakermat<br />
was van den panglima der XXVI Moekims, zoo hoopte
13^ SELF.MPO-BOEXG<br />
de bevelhebber, door bemiddeling van Toekoe Lemboe<br />
met den panghma in aanraking te komen. Om de toe<br />
nadering te vergemakkelijken en van de goede gezindheid<br />
der bewoners van Lamrong voordeel te trekken, werd<br />
op den 26" April 1879 kapitein Halewijn , fungeerend civiel-<br />
gezaghebber der noordoostelijke linie, naar Oleh-Karang<br />
overgeplaatst, met last tevens aldaar het commando der<br />
4 e<br />
compagnie van kapitein Bindervoet van Nahuys over<br />
te nemen, die wegens ziekte naar de ambulance vertrok.<br />
Het was een kranige troep, die 4 e<br />
compagnie, 3 e<br />
gar-<br />
nizoens-bataillon; een werkzaam aandeel had zij genomen<br />
aan de krijgsverrichtingen tegen Bakramat, Selempo-<br />
Boeng, Saloe, bij het veroveren der geduchte vijandelijke<br />
versterking Lamjong enz.<br />
Gedurende deze tochten, die zij als mobiele colonne<br />
meêmaakte, en waarbij zij dikwijls geheel op eigen hand<br />
opereerde, heeft de 4 e<br />
compagnie zich niet alleen onder<br />
scheiden door groote dapperheid en doodsverachting,<br />
maar ook door den goeden geest, dien zij steeds wist te<br />
handhaven. Onder den dichtsten kogelregen zongen de<br />
manschappen de vroolijkste soldatenliederen, en tegen<br />
hunne bajonet-aanvallen waren zelfs de dapperste Atjehsche<br />
benden niet bestand. In dien tijd was het geene zeldzaam<br />
heid zulke flinke colonnes aan te treffen , maar toen mocht<br />
men ook den vijand onder de oogen zien. De werke<br />
loosheid echter, waartoe de invoering van het civiel<br />
bestuur het leger dwong, ja zelfs het terugschieten om<br />
politieke redenen verbood, bracht een gevoeligen knak<br />
aan den krijgshaftigen en onovertroffen militairen geest<br />
onzer wakkere krijgers toe.
S KLEM PO-BOENG I37<br />
De eenvoudige soldaat toch bekommert zich om geen<br />
politieke redenen, en .verdiept zich daarin niet; zoolang<br />
de kogels hem om de ooren fluiten, al zijn die ook<br />
maar van kwaadwilligen, denkt hij zich in vollen oorlog;<br />
geen wonder dus dat de bruinverweerde gezichten onte<br />
vredenheid uitdrukten in deze gedwongen machteloosheid.<br />
Bij elk schot uit de verraderlijke kampongranden , wendden<br />
de manschappen woeste blikken in die richting en balden<br />
hunne vuisten. Troffen die schoten een kameraad, dan<br />
snelden zij naar de geweerrakken, maar één wenk, één<br />
blik der officieren, was voldoende hen te herinneren aan<br />
het verbod van te vuren, maar de zelfverloochening,<br />
dien braven opgelegd, was groot.<br />
Haasten wij ons echter te melden, dat aan zulken onhoud-<br />
baren toestand later een einde kwam, en verhalen wij<br />
liever hoe de 4 C<br />
compagnie zich opnieuw onder kapitein<br />
Halewijn wist te onderscheiden bij de overrompeling<br />
der vijandelijke versterking Selempoe Boeng. Het voor<br />
nemen bestond om een inval te doen in de XXVI<br />
Moekims; maar omdat ons van die streek zoo weinig<br />
bekend was, vond de commandant der noordooster-linie<br />
het van zeer veel gewicht, in de nabijgelegen Blang-<br />
Bintang eene benting te bouwen, welke tot steunpunt<br />
voor de ageerende troepen moest dienen. Toen nu door<br />
onze spionnen gemeld werd, dat achter kampong Lam-<br />
pong, nabij Selempoe-Boeng, door de Atjehers eene<br />
versterking was opgeworpen om ons den weg naar de<br />
XXVI Moekims te versperren, wees kapitein Halewijn<br />
er op, hoe juist die vijandelijke benting in onze handen<br />
eene uitmuntende verbindingspost en steunpunt zoude
I38 3 ELEMPO-BOEXG<br />
zijn gedurende de vo<strong>org</strong>enomen operatiën, en besloot hij<br />
verder de versterking bij verrassing te nemen. Kapitein<br />
Halewijn , die aan eene bewonderenswaardige vermetelheid<br />
een zeldzaam beleid paarde, was wel de man aan wien<br />
eene dergelijke onderneming mocht worden toevertrouwd,<br />
en een officier, die alle eigenschappen in zich vereenigt,<br />
om tegen de Atjehers met succes een contra-guerilla-<br />
oorlog te voeren.<br />
Was hij in de noordooster-linie de schrik van den<br />
vijand, bij de bevriende kampongs daarentegen was hij<br />
zeer in aanzien, vooral door zijn tact om met die lieden<br />
om te gaan; van hunne vriendschap verzekerd, maakte<br />
hij een ruim gebruik van de gelegenheden om zich van<br />
de handelingen des vijands op de hoogte te stellen.<br />
Toekoe Lemboe was zijn voornaamste berichtgever, maar<br />
uit vrees voor het hoofd der oorlogspartij, den beruchten<br />
Toekoe Iman Longbatta, moest deze, zoo er iets te<br />
melden was, steeds de duisternis afwachten, om kapitein<br />
Halewijn te spreken. Op een nacht kwam hij bleek en<br />
ontdaan zich aanmelden; kampong Lamrong had hare<br />
gezindheid verraden en de Toekoe Iman Longbatta<br />
legde een ieder, die met ons heulde, het hoofd voor de<br />
voeten.<br />
Eene patrouille uit Oeh-Karong was namelijk dien dag,<br />
gedurende hare verkenningstochten de kampong te<br />
dicht genaderd en de Lamrongers, die niet op haar ge<br />
vuurd hadden, omdat zij gaarne onze vrienden bleven,<br />
waren daardoor in verdenking gekomen. Uit naam der<br />
kampongbewoners verzocht hij geen patrouilles meer uit<br />
te zenden. Dit verzoek kon echter, met het oog op de
SELEMPO-BOENG 139<br />
terreinverkenningen, door kapitein Halewijn niet, inge<br />
willigd worden. Eene Hst was spoedig verzonnen; er werd<br />
afgesproken, dat kampong Lamrong in den vervolge, bij<br />
nadering van den troep, alarm zoude maken en op hem<br />
schieten; de onzen zouden dit flink beantwoorden. Men<br />
hield zich trouw aan deze afspraak, doch van weêrsrdjden<br />
richtte men op de toppen der boomen. Deze list<br />
gelukte volkomen en bracht de oorlogspartij geheel op<br />
een dwaalspoor.<br />
De vijandelijke kampongs, achter Lamrong gelegen,<br />
begonnen daaidoor minder waakzaamheid te ontwikkelen;<br />
met zulk een goed verdedigd vóórwerk als Lamrong,<br />
bestond er geen vrees voor eene overrompeling. Maar al<br />
te spoedig zouden zij hunne nalatigheid duur bekoopen.<br />
De vijandelijke benting Selempo-Boeng, aanvankelijk<br />
zoo sterk bezet, werd nu slechts bewaakt door eene<br />
wacht van + 50 Atjehers, die 's nachts verblijf hield in<br />
woningen , welke circa 40 meter van die benting gelegen<br />
waren.<br />
Toen op den i n<br />
Juni 1879 Toekoe Lemboe zich weer<br />
kwam melden, besloot kapitein Halewijn de versterking<br />
dien nacht te nemen en verzocht hem den onzen tot<br />
gids te dienen.<br />
De Atjeher sprong op, als raakte hem een gloeiend<br />
ijzer; de grootste schrik teekende zich op zijn gelaat.,<br />
Neen, alles wilde hij voor de blanda's wagen, maar zulk<br />
een levensgevaarlijken dienst durfde hij niet op zich<br />
nemen.<br />
Hij beschreef de gevaren aan zulk eene onderneming<br />
verbonden, en wendde al zijne welsprekendheid aan,
I4O SELEMPO-BOENG<br />
om kapitein Halewijn van zijn voornemen te doen afzien.<br />
„Wat houdt u terug?" vroeg deze, „mijne dapperen<br />
kennen geen vrees, en zoo gij inderdaad onze vriend zijt,<br />
weigert gij geen dienst."<br />
Toekoe-Lemboe dacht een oogenblik na, en gaf zich<br />
gewonnen. Een goed glas wijn, hem aangeboden, en<br />
dat hij zich ondanks het verbod van den profeet naar<br />
behooren liet smaken , hielp hem alras, alle verdere angstige<br />
gedachten te onderdrukken.<br />
Om half elf nam de tocht een aanvang. Luitenant<br />
Roersch, alsmede de adjudant-onderofficier van Osch,<br />
werd bij de colonne, die 60 bajonetten sterk was,<br />
ingedeeld.<br />
De troep werd verdeeld in 3 sectiën , en strenge orders<br />
werden gegeven omtrent cle in acht te nemen maatregelen ;<br />
de grootste stilte werd aanbevolen en het schieten mocht<br />
alleen op commando geschieden. Zoo men op rondzwer<br />
vende maraudeurs stiet, moesten deze met de bajonet<br />
onschadelijk gemaakt worden. Met kapitein Halewijn<br />
bevonden zich Toekoe Lemboe, twee zijner volgelingen,<br />
en Nja-Joesoep, aan het hoofd der colonne.<br />
De nacht was zoo donker, dat men nauwlijks zijn<br />
vóórman onderscheiden kon; maar de marsch over de<br />
sawah werd ongestoord volbracht. Aan den kampong<br />
rand gekomen, moest een voetpad gevolgd worden,<br />
dat zich in grillige bochten door de kampongs Loengie,<br />
Lamrong en Roempit kronkelde en langs eene menigte<br />
huizen liep.<br />
Hoe dieper men doordrong, hoe zwarter en donkerder<br />
de nacht het groen der boomen kleurde. De troep
SRLEMPO-BOENG 141<br />
vorderde slechts langzaam, want telkens moest halt<br />
gehouden worden om de versperringen op te ruimen,<br />
die zoo talrijk waren , dat het niet doenlijk was zonder<br />
gedruisch voort te gaan. Nauwelijks was men 300 passen<br />
do<strong>org</strong>edrongen, of tot overmaat van ramp ontwaarde<br />
men, dat de achterste sectie, onder den adjudant-onder<br />
officier van Osch, verdwaald was.<br />
De toestand werd daardoor meer dan hachelijk. Door<br />
het woedend geblaf van honden, dat zich gelijktijdig<br />
deed hooren, vreesde men, dat die sectie ontdekt was.<br />
Een beklemmend gevoel overviel den commandant en<br />
zijne officieren, want zoo van Osch zich verraden had,<br />
zoude dit aanleiding geven tot een verward schieten, dat<br />
de noodlottigste gevolgen kon veroorzaken.<br />
Terstond werden eenige gidsen uitgezonden om de<br />
verdwaalde afdeeling op te sporen en terug te brengen.<br />
Onderwijl liet kapitein Halewijn zijne manschappen<br />
nederhurken.<br />
Na verloop van een half uur, welken tijd men in de<br />
grootste spanning doorbracht, kwamen de uitgezonden<br />
gidsen met de 3 e<br />
sectie terug; deze, bemerkende, dat<br />
zij een verkeerd pad gevolgd had, was naar de sawah<br />
teruggekeerd om aldaar stelling te nemen. Ten einde<br />
dergelijke voorvallen voor het verdere van den tocht te<br />
voorkomen , werd bevolen , dat de verschillende afdeelingen<br />
opgesloten zouden blijven; men hoopte op die wijze de<br />
voeling beter te onderhouden. De troep vervolgde den<br />
marsch langs de huizen der vijandelijke Atjehers; bijna<br />
tastend moest de weg gezocht worden Maar hoe voor<br />
zichtig ook gemarcheerd werd, het dof gedruisch van
142 SELF.MPO-BOENG<br />
voetstappen, het kraken van brekende takken , konden<br />
niet vermeden worden en troffen het scherp gehoor der<br />
bewoners, waarvan sommigen zich aan den ingang hunner<br />
woningen vertoonden. Maar zoodra knarste eene deur,<br />
of de troep hield halt en verb<strong>org</strong> zich achter paggers en<br />
struiken. Alsof ze zich van niets bewust waren , stapten<br />
Toekoe Lemboe met de zijnen, onder het voeren van<br />
luide gesprekken, voort, richtten tot de kampongbe<br />
woners het woord en wisten dezer reeds opgewekten<br />
achterdocht geheel weg te nemen. Wat Toekoe Lemboe<br />
/eide en welke verklaring hij gaf van zijne aanwezigheid,<br />
werd door de onzen niet verstaan, daar de Atjehsche taal<br />
gebezigd werd, maar wij mogen gelooven, dat hij een<br />
geslepen kerel was, daar geen Atjeher eenig wantrouwen<br />
deed blijken.<br />
Intusschen kan men nagaan in welke spanning de<br />
onzen steeds den uitslag zijner woorden afwachtten.<br />
Met het geweer vast in de vuist gesloten, waren zij<br />
gereed om op het eerste commando van de bajonet ge<br />
bruik te maken.<br />
Deze manoeuvre herhaalde zich zoo dikwijls, dat de<br />
colonne slechts zeer langzaam vorderde. Met schrik<br />
hoorde kapitein Halewijn, dat Oleh-Karang reeds het<br />
eerste uur na middernacht op de metalen klok aangaf<br />
en hij bevond zich nog te midden der uitgestrekte vijande<br />
lijke linie!<br />
Er werd besloten een anderen weg te zoeken; want<br />
niettegenstaande de bedachtzame tegenwoordigheid van<br />
geest der" officieren , was het niet mogelijk, het hoorbaar<br />
strijken -langs de, op het voetpad groeiende, struiken te
SELEMPO-BOENG 143<br />
vermijden. Gelukkigerwijs vond men spoedig een weg,<br />
die in oostelijke richting leidde en van lieverlede beter<br />
werd, zoodat men tegen half twee BlangTanah bereikte.<br />
Hier stond het terrein grootendeels onder water, en men<br />
besloot daarom den boschrand te volgen.<br />
Maar, o schrik , in die richting ontwaarde men tusschen<br />
het geboomte tal van lichtjes, die zich onregelmatig<br />
heen en weêr bewogen Vermoedelijk waren het visschers,<br />
die, zocals gewoonlijk, licht met zich voeren. „Halt",<br />
klonk zacht het bevel, dat van sectie tot sectie werd<br />
overgebracht.<br />
Snel wierp de troep zich plat ter aarde en verb<strong>org</strong><br />
zich achter struiken en boomen.<br />
De teleurstelling der soldaten was groot; door een<br />
onderdrukt mompelen gaven zij lucht aan hun' misnoegen.<br />
Na zooveel hinderpalen te hebben uit den weg geruimd,<br />
toch hun doel verijdeld te zien, bracht hun soldatengemoed<br />
in opstand.<br />
Een minder loffelijk verlangen om die visschers te lijf<br />
te gaan, ten einde zich daardoor te verlossen van de<br />
spanning der laatste uren, kwam bij hen op, maar,<br />
hun plicht indachtig, wachtten zij geduldig de beslissing<br />
der officieren af.<br />
De gidsen werden geraadpleegd, en Nja-Joesoef, die<br />
op kondschap ging, kwam spoedig met het bericht terug,<br />
dat de lichtjes niets anders waren dan vuurvliegen; de<br />
nabijgelegen moerassen maakten zulks begrijpelijk. „Verd...<br />
beesten"! bromden de soldaten.<br />
En weer bewoog zich de troep stil voorwaarts, in de<br />
hoop geen verder oponthoud meer te zullen ondervinden.
144 SELEMPO-BOKXG<br />
De maan was inmiddels opgekomen en overstroomde<br />
met haar vreedzaam licht het geheele landschap, waar<br />
door de verschillende terrein-voorwerpen beter te onder<br />
scheiden waren. Ongeveer 10 minuten kon de colonne<br />
zoo gemarcheerd hebben, toen de spits op eenige hon<br />
derden schreden van de te volgen richting een dak<br />
boven een pisangboom gewaar werd; een kort, heesch<br />
geblaf deed vermoeden, dat men zich andermaal op<br />
bewoond terrein bevond. Toekoe Lemboe verzekerde<br />
echter, dat het dak, hetwelk men zag, dat van eene<br />
verlaten woning was. Zekerheidshalve werd één onder<br />
officier met twee soldaten aangewezen om het terrein te<br />
verkennen en het huis te doorzoeken. Volgen wij deze<br />
patrouille op hare verkenning.<br />
Met eene behendigheid, die men, zij het ook ten on<br />
rechte, wel eens aan onze Europeesche soldaten ontzegt,<br />
sloop de sergeant, en kort achter hem de twee fuseliers,<br />
door het hooggras en wildhout. Geen takje, dat onder<br />
hunne voeten brak; geen twijg bewoog zich door hunne<br />
aanraking. Een enkele eendvogel vloog luidschreuwend<br />
omhoog, maar er zou eene grootere gave van opmer<br />
king dan waarover zelfs de scherpzinnigste Atjeher be<br />
schikt, toe behooren, om daarin iets buitengewoons te zien,<br />
want immers in de moerassen scholen tal van leguanen<br />
en slangen, die dat wild opmaken.<br />
Op het voorbeeld van den sergeant hadden de man<br />
schappen der patrouille hunne kepi zoodanig met bladeren<br />
omwonden, dat zij het hoofd boven de struiken konden<br />
brengen, zonder vrees zich te verraden Open plekken<br />
werden z<strong>org</strong>vuldig vermeden, en sprongsgewijze van den
SELEMP0-B0ENG I45<br />
eenen boom naar den anderen gaande, naderden zij de<br />
woning tot op 25 passen. Twee, drie minuten bleven zij<br />
onbeweeglijk liggen om in de schaduw der, langs de<br />
woning geplante, pisangboomen het huis te bespieden.<br />
Aan eenige staken hingen vischnetten te drogen. De<br />
sergeant wees er naar, als wilde hij zeggen: „opgepast,<br />
die voorwerpen hebben eigenaars, die wellicht in het<br />
huis zijn." De woning was op palen gebouwd, en stond<br />
ongeveer i | M. boven den grond. De patrouille verb<strong>org</strong><br />
zich daar onder; een aarden kookpot, die in den weg<br />
stond, werd bij ongeluk gebroken; men spitste de ooren<br />
of de bewoners daardoor gewekt waren, doch vernam<br />
noch gestommel, noch het regelmatig ademhalen van<br />
slapende menschen. Maar deze wetenschap was den<br />
patrouillecommandant niet voldoende, hij wilde ook,<br />
ingevolge opdracht, het huis doorzoeken.<br />
Na de beide manschappen aan de trap geposteerd te<br />
hebben, beklom hij deze en tastte, op het voorportaal<br />
gekomen, in de gleuf van het afdak om zich te over<br />
tuigen , of daarin wapens geb<strong>org</strong>en waren. De Atjehers<br />
zijn gewoon hunne wapens onder het afdak boven de<br />
trap te bergen, om onder het afdalen tegelijkertijd er<br />
naar te grijpen, zoodat zij, zelfs bij eene onverhoedsche<br />
overvalling, nog tijd hebben zich te wapenen.<br />
Scheuren in den wand en de openingen in het dak,<br />
lieten genoegzaam het maanlicht door om het inwendige<br />
van de woning op te nemen. De beide kamers, waaruit<br />
zij bestond, waren volkomen leeg.<br />
Het terrein in den omtrek werd tot op ongeveer 50 passen<br />
doorzocht, en toen keerde de patrouille snel terug om<br />
II 10
I46 SELEMPO-BOENIÏ<br />
den commandant omtrent hare bevinding te rapporteeren.<br />
„Voorwaarts," beval de kapitein. Er was geen tijd<br />
meer te verliezen, en onder de woning werd de colonne<br />
verzameld, in afwachting dat de benting door de gidsen<br />
zou verkend worden. Deze bevond zich in de nabijheid,<br />
zooals Toekoe Lemboe verklaarde, en werkelijk zag men<br />
ongeveer 300 passen verder tusschen het geboomte het<br />
moeraswater glinsteren, waarachter Selempo-Boeng lag.<br />
Voordat de gidsen zich van den hun opgedragen last<br />
gingen kwijten, verzocht kapitein Halewijn aan het hoofd<br />
van Lamrong alles nauwkeurig op te nemen, en vooral na<br />
te gaan, welke wegen toegang verleenden tot de benting ;<br />
mocht de versterking bezet zijn, en hij verhinderd wezen<br />
hiervan tijdig kennis te geven, dan zou het driemaal<br />
herhaald geluid van een uil den commandant voldoende<br />
inlichten , en zou de benting met geweld binnengedrongen<br />
worden.<br />
„Ik weet het, Heer," zeide Toekoe Lemboe. „Uwe<br />
krijgslieden deinzen niet terug voor de gapende monden<br />
der donderbussen, noch wijken zij voor de klewang,<br />
maar bedenk, de Atjehers zijn hier even talrijk als de<br />
boomen des wouds,"<br />
„ Ga, Toekoe Lemboe," antwoordde de kapitein ,<br />
„onze soldaten zijn niet gewoon hunne vijanden te tellen."<br />
De gidsen lieten niet lang op zich wachten en meldden,<br />
dat de benting niet bezet was; twéé verschillende wegen<br />
leidden er heen: de eene liep langs de wachthuizen<br />
van een bewoonde kampong en werd bestreken door<br />
het geschut van Selempo-Boeng; de andere kwam uit<br />
op de linkerface dier versterking, waarvoor het 50 M.
SELEMPO-BOENG I47<br />
breede moeras zich uitstrekte. Kapitein Halewijn koos<br />
den laatsten, als zijnde de meest veilige. Ofschoon de<br />
mededeeling der gidsen overeenkomstig de waarheid kon<br />
zijn, werd toch besloten, de voorzichtigheid niet uit het<br />
oog te verliezen.<br />
Toen de colonne het moeras tot op 50 passen genaderd<br />
was, ontvingen de luitenant Roersch en de adjudant<br />
onderofficier van Osch het bevel met hunne afdeelingen<br />
halt te houden. Met de overige manschappen wenschte<br />
de kapitein persoonlijk de sterkte te verkennen, hoofd<br />
zakelijk om te onderzoeken of de stelling geschikt was<br />
om bezet te worden. Het was een kritiek oogenblik;<br />
door het onvermijdelijk geplas in het water, kon de<br />
vijand ieder oogenblik gealarmeerd worden. Maar kapitein<br />
Halewijn vertrouwde op de bekende dapperheid en het<br />
beleid van luitenant Roersch, die wel wist, dat hij bij<br />
een mogelijk ontwaken van den vijand eene gewichtige<br />
taak zou te vervullen hebben<br />
Vóór het moeras werden 8 man in observatie achter<br />
gelaten , en met 12 anderen rukte de kapitein vooruit. Het<br />
water reikte den mannen tot aan de borst. Zoo voorzichtig<br />
mogelijk trachtte men de benting te naderen; boven de<br />
borstwering in den saillant, stak een vuurmond dreigend<br />
zijn grooten, plompen kop uit. Eindelijk was de voet<br />
der borstwering bereikt. Om den commandant geschaard,<br />
hield een ieder zich doodstil en luisterde met ingehouden<br />
adem. Verscheidene minuten verstreken ; in de versterking<br />
heerschte eene sombere stilte. — Wij zullen de verschillende<br />
gewaarwordingen, in die oogenblikken door het kleine<br />
troepje doorleefd, niet beschrijven; hoewel de gidsen
I48 SELF.MPO-BOEXG<br />
verzekerden, dat de positie niet bezet was, kon de<br />
doodsche stilte evengoed eene krijgslist zijn.<br />
Kapitein Halewijn gaf zijn' manschappen door een<br />
teeken te kennen, niet van plaats te veranderen, en<br />
klauterde, door Nja-Joesoef gevolgd, tegen de borstwering<br />
op Vast tegen den rand gedrukt en het hoofd langzaam<br />
vooruitbrengende, wierp hij een blik naar binnen. In de<br />
hoeken vertoonden zich schaduwen, maar nergens eenig<br />
leven. Nja-Joesoef aanstootende, beduidde hij dezen, dat<br />
hij met zijn scherperen blik eens moest komen helpen<br />
zien. Nja-Joesoef rekte zich uit als eene slang en zich<br />
halverwege over den rand buigende, zag hij voorzichtig<br />
om zich heen.<br />
Hij schudde ontkennend het hoofd, ten teeken, dat<br />
hij niets verdachts opmerkte.<br />
Haastig sprongen nu allen in de benting; men vond<br />
inderdaad geen levend wezen.<br />
De versterking bestond uit een flèche van 8 M. face<br />
met gesloten keelborstwering, waarin de poort was aan<br />
gebracht. Deze stond open en kwam uit op het niet<br />
geinondeerd gedeelte van het terrein. Het eenige voetpad<br />
leidde naar de woningen, waarin de Atjehsche wacht<br />
zich ter ruste in de armen van Morpheus vlijde.<br />
De sterkte was slechts bewapend met een ijzeren 7 c.M.,<br />
die in den saillant op eene houten stelling in batterij stond.<br />
Wegens de kleine binnenruimte en het gebrek aan<br />
drinkwater, was de positie niet geschikt voor eene<br />
bezetting, weshalve besloten werd haar te verlaten.<br />
Ontstemd gaf kapitein Halewijn daartoe bevel.<br />
Een soldaat, wiens eereteeken op de borst den veteraan
SELEMPO-BOENG I49<br />
aanduidde , verzocht, ten minste het geschut als zegeteeken<br />
te mogen meêvoeren. „ Na zoo'n vervloekten weg te<br />
hebben afgelegd, mogen de Atjehers wel weten, dat we<br />
hier geweest zijn," zeide hij. Deze zelfvoldoening gunde<br />
kapitein Halewijn zijne soldaten gaarne.<br />
Met veel moeite werd het geschut van de stelling gelicht<br />
en over de borstwering getild. Op de stelling schreef<br />
Nja-Joesoef met een stuk kalk, dat hij in eene sirihdoos<br />
vond, in groot Atjehsch letterschrift: „Halewijn", opdat<br />
de vijand zou weten, dat de controleur der noordooster<br />
linie de vermetele was, die tot hier was do<strong>org</strong>edrongen,<br />
trots hunne versterkte kampongs.<br />
Nu was het zaak met spoed uit dit wespennest te<br />
geraken; maar het stuk geschut belemmerde den marsch.<br />
Herhaaldelijk wendde kapitein Halewijn zich om , teneinde,<br />
bij eene mogelijke vervolging, tijdig zijne maatregelen te<br />
nemen.<br />
De soldaten deelden echter niet de bez<strong>org</strong>dheid van<br />
hun aanvoerder, en waren zelfs van meening, dat het nu<br />
tijd werd, om een robbertje te vechten , niet beseffende<br />
hoe groot de verantwoording was, die op de officieren<br />
drukte. Onbekommerd plasten zij door het water en hoop<br />
ten , door het geweld, dat zij maakten, de opmerkzaam<br />
heid des vijands op te wekken.<br />
Toen zij aangemaand werden wat voorzichtiger te zijn,<br />
lieten zij, als bij ongeluk, het kanon te water vallen.<br />
Woedend richtte de commandant tot de vermetelen eenige<br />
dreigende woorden, en verzekerde het geschut te zullen<br />
achter laten, wanneer zij niet nalieten, met opzet de<br />
aandacht te trekken. „ Ellendige slaapkoppen , die
150 SF.LF.MPO-BOKNfl<br />
Atjehers!" mompelden onze fuseliers tusschen de tanden.<br />
Aan den overkant van het moeras vereenigde zich de<br />
colonne en trok zoo spoedig mogelijk terug. Eerst werd<br />
de boschrand gevolgd tot aan de verbrande en verlaten<br />
kampong Lampakang, daarna sloeg men een voetpad in,<br />
dat op de sawah nabij onze benting Pango uitkwam , en<br />
was, na een marsch van zes of zeven uur te hebben afge<br />
legd , tegen vier uur in den m<strong>org</strong>en te Oleh-Karang terug.<br />
Aan het gejuich der achtergebleven kameraden scheen<br />
geen einde te komen, vooral toen het stuk geschut, als<br />
eene blijvende herinnering aan den tocht, voor den vlagge-<br />
stok werd geplaatst. Met roem mocht daarop gewezen<br />
worden, want men had het gehaald in de 2 e<br />
vijandelijke stelling!<br />
linie der<br />
De woede der Atjehers, toen zij ontdekten wie in<br />
hunne versterking geweest was, is niet te beschrijven.<br />
Reeds bij het schemeren van den dag, bevonden zich<br />
velen van hen aan den boschrand tegenover Oleh-Karang,<br />
en onder het lossen hunner donderbussen, scheeuwden<br />
zij: „Aalewijn! verdoemde kafir, christenhond" enz , en<br />
riepen de wraak van Mohammed over den kapitein in.<br />
Hunne woede vermeerderde niet weinig, toen zij door<br />
de soldaten uitgefloten werden, en dezen het niet der<br />
moeite waard vonden hunne schoten te beantwoorden.<br />
Ofschoon deze onderneming, zooals vele andere, nauwlijks<br />
de aandacht trekt, waren de gevolgen toch zeer belangrijk.<br />
De Iman van Longbatta was zeer verstoord op Pang-<br />
Saman , Nja-Hassan en Hadjie-Ibrahim , aan wie de<br />
bewaking van Selempo-Boeng was toevertrouwd, en<br />
geraakte in onmin met den Panglima der XXVI Moekims,
SELEMPO-BOENG I 5 I<br />
.wien verweten werd, dat zijn volk met de Nederlanders<br />
heulde en hun den weg had gewezen naar de vijandelijke<br />
linie. — Twist en tweedracht ontstond onder de hoofden<br />
der oorlogspartij , en dat wij hiermede ons voordeel<br />
deden, spreekt van zelf.<br />
Meer dergelijke tochten ondernamen de mobiele<br />
colonnes der Noordoostelijke linie in 1879, onder de<br />
kapiteins Yssel de Schepper, Carlier, de luitenants<br />
Steinmetz, Geluk, de Brauw, Ebell, Godin en anderen.<br />
Wij vermeenen echter in de beschrijving der boven<br />
genoemde feiten reeds genoegzaam te hebben aangetoond,<br />
welke deugdelijkheid het Indische leger bezit, als het er<br />
op aankomt, tegenover de guerilla der Atjehers, eene<br />
contra-guerilla te stellen.
DE INSLUITING V A N<br />
KROENG-RABA<br />
1878<br />
Nabij de Kroeng-Raba-baai, niet ver van de plaats,<br />
waar de rivier van dien naam , tusschen rotsen en klippen<br />
door, haar water in zee stort, verhief zich te midden van<br />
ontelbare dorre zandheuvels onze versterking Kroeng-<br />
Raba, die in 1876 werd opgericht, om de met ons<br />
bevriende bevolking der IV en VI Moekims te beschermen<br />
tegen de moord- en roofzieke guerillabende van den<br />
beruchten Toekoe Thihik, tevens om de nabijgelegen<br />
bergpassen Beradin en Glitaroem te observeeren.<br />
Deze post, vervaardigd van klapperstammen, hadden<br />
vorm eener vierkante redoute met twee over elkaar<br />
liggende cirkelbastions, elk bewapend met een getrokken<br />
8 cM. De Ooster- en Wester-face warer ieder 51 M.<br />
en de beide andere ieder 42,50 M. lang.<br />
Eenzaam lag zij daar op het uiterste punt onzer toen<br />
malige Westerlinie, en uitgezonderd een bamboedoeri-<br />
boschje aan de riviermonding, was alles in den omtrek<br />
dor en zanderig.<br />
Het bestendig ruischen der zee, wier golven zich tegen<br />
de rotsen braken, gaf aan het geheel iets droefgeestig<br />
eentonigs. Geene oorlogsboot, die het waagde deze kust
DE INSLUITING VAN KROENG-RABA 153<br />
te genaken; slechts enkele drieste Atjehsche smokkel-<br />
prauwen zag men van tijd tot tijd in de eindelooze zee<br />
als kleine zwarte stippen zich beurtelings op de golven<br />
verheffen en weer neêrzinken , om ginder, aan het strand,<br />
in de verte, in de ons onbekende kreken te verdwijnen.<br />
Overbodig er van te gewagen, dat het behoud dezer<br />
zoo afgelegen versterking, meer dan van eenige andere,<br />
geheel toevertrouwd was aan het beleid en den moed<br />
van haren commandant, en de trouwe plichtsbetrachting<br />
der soldaten.<br />
Habib Abdul Rachman, de Arabische gelukzoeker,<br />
slaagde er meer en meer in eene bende fanatieke aan<br />
hangers om zich heen te scharen, die tegen ons ver<br />
schillende plannen beraamden. In de eerste dagen van<br />
Juni 1878 waren de berichten van onrustigen aard, en<br />
werkelijk werd de postenlinie op vele plaatsen door den<br />
vijand gealarmeerd, ja zelfs dreef hij de stoutheid zoover,<br />
dat hij een aanval deed op het dwangarbeiders-hospitaal<br />
te Panteh-Perak, nabij den Kraton.<br />
Het trof al zeer slecht, dat in dien tijd ook van Edi<br />
zeer ongunstige rapporten inkwamen. Gedong, bijge<br />
staan door andere staatjes, had onze nederzetting aldaar<br />
aangevallen, zoodat de bevelhebber, kolonel van der<br />
Heyden, het noodzakelijk achtte met een gedeelte zijner<br />
troepen derwaarts te trekken om de vijandiggezinde vorsten<br />
eene gevoelige les te geven. — Was het Habib, die hier<br />
de hand in het spel had, teneinde onze macht op Groot-<br />
Atjeh te verdeelen? Men mag zulks gereedelijk aannemen,<br />
want na het vertrek van den bevelhebber verscheen
154<br />
D E<br />
INSLUITING VAN KKOF.NG-HABA<br />
hij met eene troepenmacht van 2000 man bij Lepong,<br />
ten zuiden van Kroeng-Raba.<br />
Daags te voren, 17 Juni, had hij 400 man in de<br />
kloof van Glitaroem geposteerd. En voorzeker waren het<br />
lieden uit deze bende, die ten zuidwesten van de benting<br />
Kroeng-Raba, in den nacht van 17 op 18 Juni, eenige<br />
salvo's losten. De post werd hierdoor verontrust en<br />
wierp in die richting eenige lichtkogels, zonder echter<br />
van de aanwezigheid des vijands iets naders te ontdekken.<br />
Maar wie achter de zandheuvels had kunnen zien , zoude<br />
de donkere gestalten opgemerkt hebben , die, plat op den<br />
grond, geduldig het uitbranden der lichtkogels afwacht<br />
ten om dan ongezien verder te sluipen.<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en ontving de commandant van<br />
Kroeng-Raba, de i c<br />
luitenant Collard, van den controleur<br />
van Swieten bericht, dat Habib een aanval op diens ver<br />
sterking zoude doen Dienzelfden avond arriveerde luitenant<br />
Steenmeyer met eene patrouille van 25 man te Kroeng-<br />
Raba , en bracht namens den commandant der westerlinie<br />
de tijding, dat, volgens de mededeelingen der spionnen,<br />
de Atjehers in grooten getale in de bergpassen nabij den<br />
post gelegerd waren. Bovengemelde mededeelingen deden<br />
luitenant Collard besluiten, de patrouille Steenmeyer ter<br />
versterking aait te houden, waartoe hij van den linie<br />
commandant de machtiging had verkregen. De sterkte<br />
van den post werd daardoor gebracht op:<br />
3 officieren, 1 adjudant-onderofficier der artillerie,<br />
87 minderen der infanterie,<br />
12 kanoniers.<br />
Aanstonds werden verschillende maatregelen getroffen
DE INSLUITING VAN KROENG-RABA 155<br />
om den post in den besten staat van tegenweer te<br />
brengen. De commandant steunde echter meer op zijne<br />
soldaten dan op de palissadeering van klapperstammen ,<br />
die, daar ze in twee jaren niet vernieuwd waren, voorzeker<br />
veel van hunne deugdelijkheid verloren hadden.<br />
De dag van den i8 en<br />
ging rustig voorbij, en tegen den<br />
avond werden slechts eenige zwakke schoten vernomen,<br />
zonder dat de juiste richting te bepalen was, maar in<br />
den nacht werd in noordwestelijke richting op de duinen<br />
beweging ontwaard. Eene patrouille, den volgenden m<strong>org</strong>en<br />
langs het zeestrand tot aan 't gebergte ter verkenning<br />
uitgezonden , zag in het mulle zand duidelijk eene menigte<br />
versche voetsporen, die zich in de bergpassen verloren.<br />
Bij de kromming van een hollen weg, stiet zij eensklaps<br />
op een dertigtal Atjehers , die , als eene opgejaagde kudde,<br />
uiteen stoof en op de vlucht sloeg.<br />
De soldaten hadden hen gaarne nagezeten, doch de<br />
omstandigheden gedoogden niet, dieper in het gebergte<br />
door te dringen. —Daar men de zekerheid had, dat de<br />
vijand die naburige streek druk bezocht, besteedde men<br />
zooveel mogelijk den dag aan het nazien en verbeteren der<br />
versperringen om de benting ; de lantaarns werden in nau-<br />
weren kring om de palissadeering gebracht en haar aantal<br />
vermeerderd. — Den 20 11<br />
hoorde men 's m<strong>org</strong>ens hevig<br />
schieten in de richting van Boekit Seboen; de dagelijksche<br />
patrouille naar dien post, ditmaal versterkt, slaagde er<br />
echter niet in iets van den vijand te ontdekken.<br />
Controleur van Swieten , die in de nabijheid der benting<br />
Kroeng-Raba in eene door palissaden omgeven woning<br />
verblijf koos, meldde dien dag aan luitenant Collard , dat hij
15*5 UK INSLUITING VAN KROENG-RABA<br />
naar Boekit Seboen verhuisde en verzocht zijn personeel<br />
(politie, oppassers, schrijvers en dwangarbeiders) in diens<br />
versterking op te nemen en zijne goederen, zoo mogelijk,<br />
ook binnen te halen. Aan dit verzoek werd voldaan;<br />
daarna werd de palissadeering der controleurswoning zoover<br />
vernield, dat zij den vijand niet tot dekking kon dienen,<br />
noch ook in een nacht door hem te bereiken zou zijn.<br />
De patrouille naar Boekit Seboen, den 21" onder lui<br />
tenant de Baer, rapporteerde bij hare terugkomst, dat zij<br />
op grooten afstand eene bende van, naar schatting 150,<br />
Atjehers naar den kant van Kroeng-Raba had zien<br />
marcheeren.<br />
Door het geaccidenteerd terrein had de bezetting dezen<br />
troep niet opgemerkt, en ook dien dag bleef de post<br />
ongemoeid.<br />
Welke plannen de vijand voor had, was uit zijne han<br />
delingen niet juist op te maken; weifelde hij, of moesten<br />
al deze demonstraties op verschillende plaatsen ons in 't<br />
onzekere brengen omtrent het ware aanvalspunt?<br />
Den 22 n<br />
, toen de bezetting van Kroeng-Raba in den<br />
ochtend bezig was met het herstellen der palissadeering<br />
aan de westerface, ontdekten de schildwachten talrijke<br />
groepen Atjehers, die op de heuvels versterkingen op<br />
wierpen. Terstond wierp men eenige granaten, ten einde<br />
die werkzaamheden te beletten, en rukte eene patrouille<br />
onder luitenant Steenmeyer uit, die na een kort en hevig<br />
gevecht, waarbij wij een gewonde bekwamen , den vijand<br />
verjoeg.<br />
Door een omleg langs de duinen kwam hij echter kort<br />
daarop in grootere massa opdagen, trok aan de noord-
DE INSLUITING VAN KROENG-RABA 157<br />
zijde de rivier over en bereikte de controleurswoning, die<br />
hij in brand stak. De commandant van Kroeng-Raba<br />
liet, bij het zien van zoo'n talrijk opdringenden vijand,<br />
terstond de poort sluiten en alarm blazen. Weldra sisten<br />
onze Beaumontkogels den Atjehers om de ooren, en toen<br />
ook de artillerie zich liet gelden, en met hare puntgra-<br />
naten groote openingen maakte in hunne gelederen, begon<br />
het zaak voor hen te worden, ten spoedigste te retireeren. —<br />
De vijand dekte zich nu achter de heuvels en breidde<br />
zich, door eene aanzienlijke macht versterkt, zoodanig<br />
over het terrein uit, dat de post geheel ingesloten was.<br />
Aan den ijver, waarmee hij verschansingen opwierp en<br />
loopgraven maakte, was het bovendien duidelijk blijkbaar,<br />
dat het nu in zijne bedoeling lag tot een geregeld beleg<br />
over te gaan.<br />
Kroeng-Raba verkeerde in eene hachelijke positie; dit<br />
kon de commandant zich niet ontveinzen, en hij besloot<br />
dan ook den linie-commandant met den toestand in kennis<br />
te stellen. Een bevriend Atjeher, behoorende tot het<br />
personeel van controleur van Swieten, bood zich aan tot<br />
overbrenger van het bericht. Of deze Atjeher verraad<br />
pleegde, dan wel in 's vijands handen viel, is niet uitge<br />
maakt, doch bedoeld bericht is nimmer terecht gekomen.<br />
De nacht ging ongestoord voorbij, doch den daarop<br />
volgenden m<strong>org</strong>en , den 23", toen de poort geopend werd,<br />
om de kookgereedschappen binnen te halen en de water<br />
vaten en leksteenen te vullen, opende de vijand een<br />
hevig vuur op den ingang, waardoor de mandoor der<br />
dwangarbeiders spoedig gewond werd.<br />
Tegen acht uur sneuvelde de Inlandsche sergeant
I58 DE INSLUITING VAN K KOEN G- RA BA<br />
Ressodjojo door een schot in het hoofd; zijn lijk moest<br />
binnen de versterking begraven worden.<br />
In den loop van den dag meldde zich een Atjeher met<br />
de witte vlag aan, en bracht den commandant een brief<br />
van Habib, bevattende eene uitnoodiging om de benting<br />
te verlaten en in het open veld te strijden. Het antwoord<br />
luidde, dat geen Nederlandsch officier een hem toever<br />
trouwden post verlaat, en dat dergelijke voorstellen tegen<br />
alle krijgsgebruik strijden.<br />
's Vijands vuur hield tot 's middags half twee gestadig<br />
aan; daarna bepaalde hij zich bij enkele schoten om de<br />
onzen bezig te houden Bij het ontsteken der lantaarns<br />
opende hij echter zoo'n aanhoudend vuur, dat de lam<br />
penist het zwaar te verantwoorden had Het uithalen,<br />
inbrengen en aansteken der lantaarns had op andere<br />
dagen op ongelijke tijden plaats. Omstreeks acht uur<br />
staakten de belegeraars het schieten.<br />
Het werd al donkerder en donkerder; op de berghelling<br />
flikkerden de bivouakvuren der Atjehers, en de hoogop-<br />
flikkerende vlammen beschenen verschillende groepen.<br />
De schildwachten tuurden en luisterden met inspanning,<br />
maar hoorden enkel het eentonig gezang (bidden) der<br />
Atjehers, dat dof en gedempt hunne ooren bereikte.<br />
„Als die kerels beginnen te janken," riep een Euro<br />
peesche schildwacht den passeerenden sergeant der ronde<br />
toe, „dan kunt ge er op aan, dat ze niets goeds in het<br />
schild voeren!"<br />
Daar stijgen dikke rookwolken uit de keuken; knette<br />
rend slaan de vlammen opwaarts en beschijnen een troep<br />
Atjehers, die geen 20 passen van de noorderface, onder
DF. INSLUITING VAN K ItOENG-RAB A I 59<br />
het roepen van allerlei bedreigingen , hunne donderbussen<br />
afschieten. Het af hellend terrein achter de keuken had<br />
de nadering dezer lieden onzichtbaar gemaakt, zoodat<br />
zij ongemerkt hun vernielingswerk konden volvoeren.<br />
De bamboezen keuken was in korten tijd totaal afge<br />
brand en ook de belendende loodsen en het geniemagazijn<br />
werden eene prooi der vlammen. Dreigende vonken<br />
zweefden en dansten over de versterking. Maar luitenant<br />
Collard „liet zich niet van de wijs brengen," zooals zijne<br />
manschappen plachten te zeggen.<br />
Terwijl de bezetting den vijand op een regen van<br />
kogels onthaalde, gaf hij bevelen tot blussching van den<br />
brand ; Chineesche werklieden en dwangarbeiders moesten<br />
de daken beklimmen om de vonken uit te dooven en<br />
de gebouwen met natte zeilen en dekens te dekken.<br />
Dank zij deze doeltreffende maatregelen bleef de post<br />
behouden, maar de watervoorraad was geheel verbruikt!<br />
Nog dienzelfden nacht werd binnen de versterking<br />
een put gegraven, en mocht het gelukken op 4 M.<br />
diepte zuiver water te vinden.<br />
Omstreeks drie uur in den m<strong>org</strong>en werd op het noorde<br />
lijk, oostelijk en westelijk gedeelte der versterking een hevig<br />
vuur geopend, dat vooral op de gebouwen gemunt was.<br />
De zuiderface, waar eene vlakte voor lag, werd minder<br />
bestookt, daar de vijand zich op dat open terrein niet<br />
waagde. Aan de westzijde had hij op een hoogen heuvel<br />
twee lila's in batterij gesteld, die de noorderface geheel<br />
bestreken; door het plaatsen eener travers werd echter<br />
dit kwaad eenigszins verholpen.<br />
O ize artillerie beantwoordde op krachtige wijze 's vijands
IÖO Dl". INSLUITING VAX KROENG-RABA<br />
vuur; aanhoudend rolden dikke rookwolken over de<br />
heuvels; ook de infanterie liet zich niet onbetuigd, en<br />
het donderde en knalde op vreeselijke wijze. Desniettemin<br />
hield de vijand zich in zijne stelling staande, en bleven<br />
de roode vanen op de omliggende heuvels wapperen;<br />
zelfs op de puinhoopen der nog smeulende controleurs<br />
woning, woei aan den verkoolden vlaggestok onze vlag<br />
het onderste boven, en eene menigte Atjehsche doeken<br />
uitdagend daar omheen. Maar met verbeten woede moest<br />
Habib zien, hoe fier ook onze vlag nog in de lucht wap<br />
perde boven Kroeng-Raba, dat hij reeds als eene prooi<br />
der vlammen zal beschouwd hebben.<br />
Van eene hoogte tegenover de noorderface vestigde<br />
hij zijne blikken op de kleine benting, die hem trotseerde,<br />
niettegenstaande zijne overmacht. Woest om zich ziende<br />
Pedireesche hulptroepen stonden om hem heen en<br />
wachtten met stijgend ongeduld, de ontbloote klewang<br />
in de hand, het bevel tot een stormaanval.<br />
Doch Habib scheen bevreesd voor een echec, en<br />
beproefde liever een ander middel.<br />
Nogmaals richtte hij een schrijven tot luitenant Collard ;<br />
der bezetting bood hij vrijen aftocht, mits de benting<br />
vernield werd. — Het antwoord was, dat dergelijke voor<br />
stellen, strijdig met de Nederlandsche krijgsmanseer,<br />
niet meer ingewacht werden , en dat men, zelfs stervende,<br />
de versterking bleef verdedigen. — Nu werd het Habib<br />
duidelijk, dat hij palissaad voor palissaad zoude moeten<br />
vernielen , lijk op lijk stapelen en zelfs den laatsten Neder-<br />
landschen krijger neervellen , alvorens de door kruitdamp<br />
zwart geworden driekleur, te kunnen bemachtigen.
DE INSLUITING VAN KROENG-RABA IÖI<br />
De gong-gong werd geslagen om de hoofden te ver<br />
zamelen, en Habib belegde een krijgsraad. Het eenparig<br />
oordeel was, dat de kafirs tot eiken prijs moesten<br />
verdelgd worden.<br />
Pekkransen, stormladders, takkebossen, koehuiden enz.<br />
alles werd in gereedheid gebracht. Nog waren zij daar<br />
mede bezig, toen zich in den glans der ondergaande<br />
zon een stoomschip vertoonde, en voordat de vurige<br />
schijf achter den horizon in de golven verdween , was de<br />
Nederlandsche oorlogsboot kenbaar<br />
Door vuurpijlen trachtte de versterking de aandacht<br />
te trekken, en zag met vreugde het vaartuig steeds<br />
naderbij komen. — Zooals gezegd is, was de kust<br />
ongenaakbaar; toch zoude onze wakkere marine het<br />
landen beproeven. Reeds bij het eerste gloren van den<br />
volgenden dag, ontwaarde men haar moedigen strijd<br />
tegen de elementen. De sloepen schudden en kraakten<br />
in al haar voegen, en met onweerstaanbaar geweld sloeg<br />
de branding haar terug. Telkens en telkens weer beproefden<br />
onze oud-Hollandsche zeerobben tegen de golven op te<br />
werken , doch te vergeefs! Met wanhopige spijt moesten<br />
zij ten laatste hunne pogingen opgeven, en Kroen-Raba<br />
zag, teleurgesteld in de verwachte hulp, hunne sloepen<br />
steeds verder van het strand drijven.<br />
Jubelend waren ook de Atjehers getuige van de<br />
machtelooze worsteling der zeelieden, en volgden met<br />
uitbundige kreten hun terugtocht.<br />
Met vernieuwden moed bestookten zij weer onze ver<br />
sterking, die hun vuur gestadig beantwoordde. De benting<br />
geleek eene onweerswolk, waaruit het bliksemde en<br />
II 11
102 DE INSLUITING VAN KROENG-RABA<br />
donderde; de aarde dreunde en de houten banketten<br />
trilden onder de voeten der soldaten.<br />
Luitenant Collard bevond zich steeds daar, waar het<br />
gevaar het dreigendst was; schier uitgeput van vermoeienis<br />
en inspanning, wisten hij en de overige officieren zich<br />
door hunne wilskracht staande te houden, en gaven<br />
daardoor een goed voorbeeld aan de soldaten. Sedert<br />
den 2i e<br />
» hadden nu deze bijna onafgebroken de alarm<br />
stelling bezet; de zwakken stonden bijna slapende op het<br />
banket, maar telkens wist een bemoedigend woord der<br />
officieren hen als te electriseeren. Af en toe , wanneer de<br />
strijd in hevigheid afnam, werd eenige spijs genuttigd.<br />
Slechts eenmaal daags werd gekookt, daar dit niet zonder<br />
gevaar kon geschieden. De soort der spijzen bestond<br />
slechts uit rijst, gezouten visch en spek.<br />
Na reeds vier dagen vruchteloos op ontzet gewacht te<br />
hebben , was dit wachten een duldeloos verlangen geworden.<br />
Aanhoudend richtte men de blikken naar den kant van<br />
Boekit Seboen om te zien, of er geen bajonetgeflikker te<br />
onderscheiden was, en al was ook de hoop uit het hart<br />
geweken , toch spraken de braven elkaar nog moed in.<br />
De officieren telden met bez<strong>org</strong>dheid de laatstovergebleven<br />
patronen, en berekenden hoe lang deze post, met zijn<br />
doorschoten en verbrokkelde palissadeering, nog te ver<br />
dedigen zou zijn; ook de mond- en watervoorraad begon<br />
schrikbarend te minderen ?<br />
Daar klinkt eensklaps in de verte hoorngeschal, gepaard<br />
met het eigenaardig geknetter van salvo's, en waarin zich<br />
het donderen van geschutvuur mengde. Terzelfder tijd<br />
bespeurde men veel beweging bij de belegeraars. Zou de
DE INSLUITING VAN KROENG-RABA 163<br />
langverbeide hulp dan eindelijk opdagen? Goddank, tegen<br />
twaalf uur 's middags onderscheidde men de donkere<br />
uniformen der tirailleurs, en het steeds naderende hoorn<br />
geschal verwekte een nieuw leven bij de reeds uitgeputte<br />
bezetting.<br />
Het was de colonne Coblijn, die tot ontzet opdaagde;<br />
eerst tegen vier uur bereikte zij de versterking, daar de<br />
vijand haar eiken duim gronds hardnekkig betwistte.<br />
Het volgende diene ter verklaring , waarom Kroeng-Raba<br />
niet eerder ontzet werd.<br />
Na het vertrek van den bevelhebber naar Gedong,<br />
ontving de luitenant-kolonel Docters van Leeuwen, chef<br />
van den staf, die als oudste officier tijdelijk het bevel<br />
voerde , het bericht, dat de vijand met eene sterke macht<br />
in de nabijheid onzer voorste liniën was gezien , dat eenige<br />
kampongs der ons bevriende Atjehers reeds door hem<br />
vernield waren, en hij zelfs het plan beraamde om den<br />
Kraton aan te vallen. Dit bericht werd bevestigd door de<br />
Atjehsche hoofden Toekoe Oemar en Toekoe Lampaser, die<br />
hun gebied waren ontvlucht en bij ons bescherming zochten.<br />
De nog beschikbare troepen werden terstond op de<br />
meest bedreigde punten geplaatst, en in den Kraton werden<br />
de posten verdubbeld en meer geschut in batterij gebracht.<br />
Op den 20 e<br />
" Juni drong de vijand met eene bende van<br />
1000 man de aan ons onderworpen IV Moekims binnen,<br />
en in den nacht van 20 op 21 Juni deed hij een aanval<br />
op Penajong (bij den Kraton).<br />
Toen nu op den 22 cn<br />
te Kotta-Radja door spionnen<br />
de -tijding gebracht werd. dat Kroeng-Raba ingesloten<br />
was, kon de waarnemende bevelvoerder geen voldoende
IÖ4 DE INSLUITING VAN KROENG-RABA<br />
macht samenstellen om dien post ter hulp te komen,<br />
zonder het hoofdkwartier geheel van troepen te ontblooten.<br />
Z. M. oorlogsstoomer Watergeus kreeg derhalve bevel,<br />
naar de kust van Kroeng Raba te stoomen en te trachten<br />
de bezetting aldaar te steunen en van levensmiddelen te<br />
voorzien. Het was dit oorlogsschip, hetwelk op den 24 en<br />
's avonds gezien werd en den volgenden m<strong>org</strong>en te vergeefs<br />
eene landing beproefde.<br />
Kolonel van der Heyden, die nog steeds te Gedong<br />
ageerde, den vijand overal voor zich uitjoeg en verschillende<br />
oproerige staatjes reeds getuchtigd en onderworpen had,<br />
ontving te midden zijner overwinningen van den luitenant<br />
kolonel Docters van Leeuwen het verzoek met alle beschik<br />
bare troepen naar Groot Atjeh terug te keeren, daar onze<br />
positie , door onvoldoende sterkte, aldaar onhoudbaar werd.<br />
Reeds den 24 en<br />
waren alle troepen uit Gedong in het<br />
hoofdkwartier terug, en aanstonds werd eene colonne, groot<br />
6 compagniën infanterie, met de noodige artillerie en ambu<br />
lance , onder majoor Coblijn uitgezonden, om den vijand<br />
uit de westerlinie te verdrijven en Kroeng-Raba te ont<br />
zetten. Omstreeks 3 uur in den m<strong>org</strong>en van den 25", na<br />
het opkomen der maan, vertrok de colonne uit Kotta-<br />
Radja. Op haar weg ondervond zij den hardnekkigsten<br />
tegenstand. De vijand had zich overal sterk genesteld;<br />
elke* struik, elke boschrand braakte dood en verderf in<br />
de gelederen der onzen. Trots de ontzettende overmacht<br />
des vijands, drong echter onze troep steeds voorwaarts,<br />
en verrichtte wonderen van dapperheid.<br />
De Atjehers vochten niet minder moedig; stelling voor<br />
stelling moest als het ware met de bajonet genomen worden.
DE INSLUITING VAN KROENG-RABA ID5<br />
Eerst laat in den middag bereikte men Kroeng-Raba. Hier<br />
spande de vijand alle kracht in, om ons den overtocht<br />
der rivier te beletten, doch te vergeefs.<br />
De Atjehers, geen kans ziende de kleine colonne te<br />
verslaan, sloegen eindelijk op de vlucht, een groot aantal<br />
wapens en twee stukken geschut in onze handen achter<br />
latende. Habib, die zulk een uitslag niet verwachtte, had<br />
reeds tijdig het hazenpad gekozen en vluchtte naar de<br />
XXII Moekims , waar ook het overschot van zijn geslagen<br />
en verstrooid leger zich verzamelde.<br />
Kroeng-Raba werd alzoo ontzet, en in stede van de<br />
roode vlaggen, zag men op de heuvels onze krijgsbanier,<br />
de glorierijke Oranjevaan, hare plooien ontrollen.<br />
Hulde aan de dappere bezetting, die, met zooveel<br />
zielskracht en onverschokken moed, aan Nederland's schoon<br />
devies „Je maintiendrai" getrouw bleef!<br />
Hulde ook voor het roemrijke feit, waarmee zij de<br />
Indische krijgsgeschiedenis verrijkt heeft.<br />
Luitenant Collard, de moedige, beleidvolle en trouwe<br />
commandant van Kroeng-Raba, ontving tot belooning zijner<br />
militaire deugden het ridderkruis der Militaire Willems<br />
orde, dat voorzeker op zijne borst eene waardige en wel<br />
verdiende plaats heeft.
VRIJHEIDSZIN OF FANATISME f<br />
Is de vrijheidszin bij den Atjeher grooter dan bij eenig<br />
ander volk van den Indischen Archipel, of zijn de moed<br />
en de volharding, waarmede hij den strijd tegen ons vol<br />
houdt, een uitvloeisel van zijne godsdienstige dweepzucht?<br />
„Prang-Sabil", heilige oorlog, zoo noemt hij dien krijg.<br />
Hieruit zullen wij alzoo moeten afleiden, dat hij uit gods<br />
dienstzin , om nl. Allah welgevallig te zijn, om het paradijs<br />
te gewinnen, met zulk eene grenzenlooze doodsverachting<br />
tegen den blanke, den gehaten kafir, vecht.<br />
Want die haat is zoo fel, zoo onverzoenlijk, dat zelfs<br />
vrouwen en meisjes er van doordrongen zijn en zich meer<br />
malen aan de heilige zaak ten offer brengen.<br />
Mars en Venus, van welken landaard ook, kunnen anders<br />
zeer goed samengaan. Alleen de Atjesche schoonen ver<br />
foeien de blanke zonen van den oorlogsgod. En zoo iets kan<br />
o. i. slechts uit fanatisme voortspruiten.<br />
Wij noemen het fanatisme, dat, zooals bij de bestorming<br />
van Mibau in December 1875, jonge meisjes zich in de<br />
vlammen der brandende woningen wierpen, niettegen<br />
staande zij overtuigd waren, dat hun door de onzen geen<br />
leed zoude geschieden.
VRIJHEIDSZIN OF FANATISME ? 167<br />
Uit fanatisme strijden vrouwen als tijgerinnen in de<br />
gelederen der mannen, en door fanatisme is het, dat eene<br />
moeder, bij de gevechten teEdi, Mei 1889, haar zuigeling<br />
aan de borst doorstak, toen zij zag, dat onze dappere<br />
Amboineesche soldaten meester waren van de Atjehsche<br />
stelling.<br />
Doch welke de beweegreden moge zijn van zooveel<br />
moed en kalme doodsverachting, wij eeren die ook in<br />
onzen vijand. Uit de talrijke voorbeelden van ijver voor<br />
eene hun heilige zaak als den „prang sabil ", willen wij<br />
een enkel onder de aandacht brengen, zoowel om 't feit<br />
zelf, als om daaruit den volksaard van den Atjeher te<br />
doen kennen.<br />
Onze troepen waren na een hardnekkigen, onstuimigen<br />
strijd de XXVI Moekims binnengedrongen en slaagden er<br />
in , een gedeelte dezer bevolking aan zich te onderwerpen.<br />
Ten einde de bewoners van Pedir en Gighen te beletten<br />
hulp te verleenen aan de nog vijandige bevolking dezer<br />
streek, betrok de 3 e<br />
mobiele colonne, onder kapitein<br />
Halewijn, thans majoor-commandant van het 6 e<br />
infanterie, een bivouak bij Kroeng-Kali.<br />
bataljon<br />
Aanhoudend werden talrijke patrouilles van dit bivouak<br />
naar het vo<strong>org</strong>elegen Barissan-gebergte uitgezonden, ten<br />
einde de bergpassen te observeeren en den vijand tot in<br />
zijne verst verwijderde schuilhoeken te vervolgen. Deze<br />
tochten in de wildernis en het woeste gebergte waren in<br />
de hoogste maten vermoeiend , ja afmattend, en menige<br />
verwensching werd tegen den Atjeher losgelaten, wanneer
l68 VIUJHEIDSZIN OF FANATISME?<br />
onze. soldaten te vergeefs zijn spoor trachten te volgen.<br />
Eene dezer patrouilles, sterk 45 man, onder kapitein<br />
Halevvijn en den 2» luitenant J. Clerkx, ontdekte op<br />
den 2 n<br />
Augustus 1879 in een der diepe ravijnen eene<br />
nederzetting van vijandelijke maraudeurs en omsingelde<br />
haar zoo plotseling, dat de verraste Atjehers door schrik<br />
en verwarring aan geen tegenweer dachten. Vijftien der<br />
beruchtste roovers werden gevangen genomen , waaronder<br />
drie hoofdmuitelingen , Nja-Braham; Nja Bantan en Polok,<br />
die medeplichtig waren aan den moord op Ketjiek-Ma<br />
Arief, het ons bevriende hoofd van Kroeng-Kali.<br />
Met hoeveel beleid en kalm overleg dit rooversnest<br />
ook omsingeld en ingesloten werd, aan twéé priesters<br />
gelukte het evenwel te ontsnappen, en eene achtervolging<br />
in dit woest gebergte leidde tot niets.<br />
In het bivouak teruggekeerd, vernam kapitein Halewijn ,<br />
dat Abdul Rachman, waarnemend hoofd van Kroeng-Kali,<br />
dien m<strong>org</strong>en verzuimd had zich te melden.<br />
Deze Atjeher, dien men niet vertrouwde en deswege<br />
gaarne in 't oog hield, moest zich op last van den bivouak-<br />
commandant twéémalen daags melden. Het vermoeden<br />
kwam bij kapitein Halewijn op, dat dit hoofd met de marau<br />
deurs heulde, terwijl de arrestatie der genoemde hoofd<br />
muitelingen in verband kon staan met diens wegblijven.<br />
Voorzeker was Abdul Rachman door de twéé ontsnapte<br />
priesters gewaarschuwd, en daar hij bevreesd was als mede<br />
plichtige verraden te zullen worden, hield hij zich nu schuil.<br />
Abdul Rachman moest opgespoord worden, dit was<br />
het onwrikbaar voornemen van den voortvarenden kapitein<br />
Halewijn, die, gedurende zijn verblijf te Atjeh, de schrik
VRIJHEIDSZIN OF FANATISME? l60,<br />
was van den vijand. Dag en nacht in de weer, was hij<br />
steeds daar, waar men hem 't minst verwachtte. Geen<br />
Atjeher in het omliggende vijandelijke gebied, die zich<br />
voor dien gevreesden kapitein, tevens waarnemend civiel<br />
ambtenaar, veilig achtte. Heeft kapitein Halewijn door<br />
voortvarendheid , beleid en grenzenloozen moed geschitterd<br />
als commandant eener mobiele colonne, aan zijn helder<br />
doorzicht, zijne bedachtzaamheid en zijn krachtig optreden<br />
als civiel ambtenaar, danken wij de onderwerping van<br />
vele voorname Atjehhoofden.<br />
De schildwacht „voor 't geweer" had op de metalen<br />
klok reeds het zesde avonduur aangegeven en nog was<br />
Abdul-Rachman niet verschenen. Op dit uur eindigde de<br />
dagdienst en werden de nachtposten uitgezet. De comman<br />
dant, die dan nimmer naliet op dit tijdstip zijne ronde<br />
te doen, vestigde voor 't laatst een onderzoekenden blik<br />
op den voorliggenden kampong, die ongeveer 500 M.<br />
voor 't bivouak lag en door eene sawah daarvan gescheiden<br />
was. Helder bescheen de ondergaande zon den donker<br />
groenen boschrand, wiens scherpen omtrek zij met de<br />
schitterendste kleuren tooide.<br />
Dicht tegen een boom geleund stond daar een Atjeher,<br />
die door den rooden sarong, welke hij om de heupen<br />
droeg, in 't oog viel. Daar Abdul Rachman steeds een<br />
dergelijk kleedingstuk van roode zijde droeg, veronder<br />
stelde kapitein Halewijn, dat het die Atjeher was; dit<br />
vermoeden bleek juist, want met behulp van een binocle<br />
was de persoon terstond te herkennen.<br />
Ook Abdul Rachman had spoedig de kloeke gestalte<br />
van den bivouak-commandant opgemerkt.
I70 VRIJHEIDSZIN OF FANATISME?<br />
Zoo hij nog voornemens was zich te komen melden,<br />
moet een plotseling opkomende vrees hem van besluit<br />
hebben doen veranderen, want eensklaps verdween hij<br />
in de richting van kampong Mahdé.<br />
In deze kampong, waarvan de bewoners voor het<br />
naderend wapengekletter onzer overwinnende troepen<br />
gevlucht waren, was volgens bericht, slechts één visschers-<br />
gezin achtergebleven. Onze spionnen verklaarden, dat<br />
bij deze visschers zich 's nachts veel kwaad volk ophield;<br />
klaarblijkelijk was ook Abdul Rachman in die kampong<br />
eene schuilplaats gaan zoeken, vooral daar Mahdé, door<br />
moerassen en dichte bosschen omgeven , alleen te bereiken<br />
was door degenen , die goed bekend waren met de smalle,<br />
bijna onbegaanbare voetpaden, welke daarheen leiden.<br />
Abdul Rachman rekende echter buiten den kapitein<br />
Halewijn , zoo hij meende in die wildernis niet achtervolgd<br />
te kunnen worden. Reeds denzelfden avond omstreeks 9<br />
uur slopen 16 donkere gestalten uit het bivouak: het<br />
was eene patrouille onder kapitein Halewijn, die Abdul<br />
Rachman in kampong Mahdé zoude oplichten.<br />
Aan den vo<strong>org</strong>elegen boschrand gekomen werd op<br />
eene veilige plaats ,, halt" gehouden, hoofdzakelijk,<br />
omdat men zich wilde te vergewissen, of geen der rond<br />
zwervende maraudeurs den troep had opgemerkt.<br />
Nadat men eenige oogenblikken in de struiken had<br />
gelegen en alles in den omtrek zonder gerucht bleef,<br />
werden de manschappen door een fluisterend „geeft acht"<br />
gewaarschuwd op te staan, en vervolgens bekend gemaakt<br />
met het doel der onderneming.<br />
De gids Nja Amat bekwam last de patrouille langs
VRIJHEIDSZIN OF FANATISME? 171<br />
den koristen weg naar kampong Mahdé te brengen en<br />
haar de woning aan te wijzen, waar Abdul Rachman<br />
zich schuil hield.<br />
Nauwelijks echter vernam de gids, dat het om Abdul<br />
Rachman te doen was, of hij begon te beven en verklaarde<br />
stotterend zich den weg niet meer te herinneren.<br />
Kapitein Halewijn, die overtuigd was dat de gids onwaar<br />
heid sprak, dreigde hem te zullen neêrschieten, zoo hij<br />
het bevel niet terstond volbracht.<br />
Niettegenstaande deze bedreiging bleef de gids in zijne<br />
weigering, om de patrouille te geleiden, volharden, en<br />
verklaarde zich liever te laten doodschieten dan Abdul<br />
Rachman te verraden.<br />
Op 't punt de bedreiging ten uitvoer te brengen,<br />
bedacht kapitein Halewijn, dat er meer voordeel te be<br />
halen was met de reden van Amat's zonderling gedrag<br />
uit te vorschen en gelastte toen eenigen soldaten, den<br />
gids naar het bivouak terug te brengen en Nja Joesoef<br />
te ontbieden, zoo deze reeds van Lambaroe mocht zijn<br />
teruggekeerd, waarheen hij dien dag met eene zending<br />
belast was.<br />
Bij voorkeur liet kapitein Halewijn zich door hem ver<br />
gezellen , want Nja Joesoef was een onzer vertrouwbaarste<br />
gidsen. Zijnen landslieden droeg hij een ingekankerden<br />
haat toe, wegens de mishandeling en de voortdurende<br />
vervolging, waaraan hij en zijne bloedverwanten vóór<br />
onze komst hadden blootgestaan; op zijne trouw viel dus<br />
wel te rekenen.<br />
Na een half uur in spanning en ongeduld te hebben<br />
do<strong>org</strong>ebracht, klonk eindelijk in de verte Nja Joesoef's
172 VRIJHEIDSZIN OF FANATISME?<br />
herkenningsteeken, welk teeken door de patrouille herhaald<br />
werd, om de richting aan te duiden, waar zij zich bevond.<br />
Spoedig daarop meldde zich de gids bij den kapitein<br />
aan en gaf den raad een anderen weg in te slaan dan<br />
dien, welke door de kampong voert<br />
Wij zullen de patrouille op haren tocht naar Mahdé<br />
niet volgen, en slechts vermelden, dat zij, na een ver<br />
moeiden marsch, eerst laat in den nacht die kampong<br />
bereikte.<br />
Bij de eerste omheining werd „halt" gehouden.<br />
Dicht tegen den pagger gedrukt en verb<strong>org</strong>en onder<br />
de wijd uitgespreide takken der boomen, trachtte men<br />
het terrein te bespieden en de verschillende geluiden , zoo<br />
eigen aan eene tropische wildernis, te onderscheiden.<br />
Voor zooverre men in de duisternis kon nagaan, bestond<br />
Mahdé uit onaanzienlijke woningen, die meestal nabij de<br />
lagunes gebouwd waren; het' terrein rondom was woest<br />
en gaf de kampong eerder het aanzien van een roovers-<br />
verblijf dan van een vreedzaam visschersdorpje. Eenzaam<br />
en eenigszins van de overige huizen afgezonderd stond<br />
de woning, waar Abdul Rachman eene wijkplaats had<br />
gezocht; 't was een klein doch stevig gebouw van bamboe<br />
en planken opgetrokken en , evenals elke Atjehsche woning,<br />
hoog op palen gebouwd. Slechts uit deze visscherswoning<br />
glinsterde den onzen een lichtje tegen.<br />
Van de omheining, waar eene kleine opening toegang<br />
verleende naar de kampong , liep een smal, met dorre<br />
bladeren bedekt voetpad, naar de verdachte woning.<br />
In de kampong, zoowel als in den omtrek, was alles<br />
rustig; alleen de bamboestammen, door den nachtwind
VRIJHEIDSZIN OF FANATISME? 173<br />
heen en weer geslingerd, deden een eigenaardig krakend<br />
geluid hooren. Ook in de lagune, wier waterspiegel zich<br />
donker afteekende, was het stil.<br />
Geen lichtje van eene visschersprauw werd gezien, geen<br />
riemslag deed zich hooren; nergens eenig teeken van leven.<br />
Een Europeesch sergeant kreeg last met twaalf man<br />
vooruit te gaan en de achterzijde van het huis te omsin<br />
gelen , de overigen zouden met den kapitein op eenige<br />
passen afstands volgen en aan den trap post vatten.<br />
De grootste omzichtigheid werd den soldaten aanbevolen.<br />
Van boom tot boom en van struik tot struik voort<br />
gaande werd de aangewezen woning zonder stoornis<br />
bereikt; spoedig stond elk der manschappen op zijn post.<br />
Nu zoude kapitein Halewijn met twee man naar boven<br />
gaan; maar nauwelijks had hij de eerste schrede op de<br />
oude, half vermolmde trap geplaatst of deze begon ge<br />
weldig te kraken. Onder het uiten van eene verwensching,<br />
snelde hij naar boven , doch voor dat de ingang bereikt was,<br />
werd de deur geopend en op den drempel verscheen eene<br />
vrouw, met een zevenarmige, koperen lamp in de handen.<br />
„Tabeh" (gegroet), klonk het zacht van hare lippen,<br />
maar hoe hevig ontstelde de Atjesche, toen zij, in stede<br />
van een bekende te zien, de hooge , krijgshaftige gestalte<br />
van den gevreesden kapitein Halewijn voor zich had.<br />
Maar zij herstelde zich spoedig en vroeg toen op trot-<br />
schen toon:<br />
„Wat verlangt de hoofdman der ongeloovigen , dat hij op<br />
dit nachtelijk uur mijne vreedzame woning binnenkomt"?<br />
„Ik zoek Abdul Rachman, wien gij eene schuilplaats<br />
verleend hebt," was het korte antwoord.
174 VRIJHEIDSZIN OF FANATISME?<br />
„ Gij zijt verkeerd ingelicht, blanda," zeide zij, schamper<br />
lachende, en keek den officier daarbij met hare vurige,<br />
donkere oogen uitdagend aan.<br />
Maar kapitein Haleivijn liet zich niet door een paar<br />
schoone oogen bedriegen en haar zacht op zijde drin<br />
gende, stapte hij de woning binnen; maar op hetzelfde<br />
oogenblik liet de Atjehsche met eene snelle tegenwoor<br />
digheid van geest de lamp vallen. Men kan zich de<br />
woede en de teleurstelling van den officier voorstellen!<br />
,, Verwenschte helleveeg ", donderde hij haar toe, „waart<br />
gij een man, uw lot ware spoedig beslist!"<br />
Spoedig had echter een der soldaten eenige droge<br />
twijgen en klapperbladeren tot eene toorts samengebonden,<br />
en juist was hij gereed om hiermede naar boven te gaan,<br />
toen aan de achterzijde van de woning een hevig gekraak<br />
zich liet hooren , daarna vernam men een val, gevolgd<br />
door eenige geweerschoten.<br />
Aanstonds snelde kapitein Halewijn, vergezeld van eenige<br />
soldaten, naar de achterkamer en liet de gesloten deur door<br />
kolfslagen openen; doch te laat, de vogel was gevlogen!<br />
Op de baleh-baleh lagen twee geweren , twee klewangs,<br />
twee met arabische gewaden gevulde valiezen en een<br />
zijden pajong. De vluchteling had de omwanding van<br />
gevlochten bamboe do<strong>org</strong>esneden en was door de ge<br />
maakte opening gesprongen en in de aangrenzende wil<br />
dernis gevlucht. Door het leven aan de trap waren de<br />
manschappen, die de achterzijde van het huis moesten<br />
omsingelen in den waan gebracht, dat aan den voorkant<br />
gevaar dreigde en hadden hun post verlaten om hun<br />
commandant bij te springen. Toevallig echter hadden
VRIJHEIDSZIN OF FANATISME? 175<br />
eenige soldaten nog eene donkere gestalte zien vluchten<br />
en daarop geschoten.<br />
„Vrouw, gij hebt mij misleid en Abdul Rachman ge<br />
legenheid geschonken te ontvluchten", zeide kapitein<br />
Halewijn vertoornd.<br />
Nadat het gevaar voor dien Atjeher geweken was,<br />
verloor zij hare zelfbeheersching; snikkend viel zij den<br />
officier te voet en de handen tot hem opheffende bad zij<br />
om genade. Angstig enbetooverend schoon, hield zij hare<br />
groote, vochtige oogen op den kapitein gevestigd, maar<br />
slechts een vertoornde blik gleed over de slanke, weelde<br />
rige gestalte dezer wonderschoone vrouw.<br />
„ Sta op vrouw", gebood hij ernstig en koel, „ zeg<br />
mij waarheen is Abdul Rachman gevlucht."<br />
„Heer", antwoordde zij vol waardigheid, „dood mij,<br />
maar dwing mij niet een dienaar des profeets aan de<br />
ongeloovigen te verraden," en gelijktijdig de slendang<br />
van de schouders rukkende, ontblootte zij haren boezem,<br />
als gereed om eenen doodelijken stoot te ontvangen.<br />
De heldere, roode vlam van de toorts wierp haar volle<br />
licht op dit eigenaardig tooneel.<br />
Eene martelares gelijk, die zich voor hare zaak ter<br />
dood gaat wijden , stond deze jonge vrouw met opgeheven<br />
hoofd en van dweepzucht vlammende oogen te midden<br />
onzer gebaarde krijgers. Inderdaad, de groep was het<br />
penseel eens schilders overwaard.<br />
„Vrouw," zeide kapitein Halewijn geruststellend,„wij<br />
zijn geen barbaren; de Nederlanders trekken slechts het<br />
zwaard tegen mannen en dooden niet om te moorden;<br />
van ons hebt gij niets te vreezen."
I76 VRIJHEIDSZIN OF FANATISME ?<br />
Zwijgend hoorde de Atjehsche hem aan; doch de<br />
blik, waarmede zij hem aanzag, verried nog steeds<br />
haar wantrouwen en onverzoenlijken haat.<br />
Kapitein Halewijn, die het Atjehsche volk kende,<br />
bespeurde spoedig, dat deze vrouw zich eerder voor<br />
„ prang-sabil" zoude opofferen, dan voor de Compagnie<br />
te ijveren; immers, volgens hare priesters zullen de<br />
poorten van Mohamed's paradijs zich nooit ontsluiten<br />
voor degenen, die de vriendschap eens kafirs zoeken.<br />
Hij besloot dan ook geen woorden meer te verspillen<br />
en met spoed den terugmarsch aan te nemen, dewijl een<br />
langer oponthoud in deze buurt gevaarlijk kon worden.<br />
Abdul Rachman scheen intusschen naar eene andere<br />
streek gevlucht te zijn, want geen der talrijke patrouilles<br />
mocht er ooit in slagen zijn spoor te vinden.<br />
Nja Joesoef boette twee jaren later met een afschuwe<br />
lijken dood, de trouw, waarmede hij de Compagnie diende.<br />
Aangetrokken door de bekoorlijkheden der schoone<br />
uit kampong Mahdé, waagde hij het nogmaals tot haar<br />
te gaan en trachtte haar te overreden met hem naar<br />
zijne kampong te vluchten. De dweepster echter doorstak<br />
met wreed genoegen het hart van haren aanbidder en<br />
wierp zijn aan stukken gehouwen lichaam den wilden<br />
honden ten prooi. Alzoo koelde zij haren haat tegen de<br />
ongeloovigen in dezen moord op hunnen dienaar.<br />
Wij vragen, of kinderen uit zulke moeders geboren,<br />
ooit onze vrienden zullen worden!
DE ATJEHERS ONDER HET CIVIEL<br />
BESTUUR<br />
1883<br />
Hoe slecht beantwoordde de Atjeher aan de vrede<br />
lievende bedoeling der pacificatie, die, nadat de geduchte<br />
XXII en XXVI Moekims onderworpen waren, in 1881<br />
bij de invoering van het civiel bestuur werd afgekondigd.<br />
Noch het bevorderen van zijn handel en landbouw,<br />
noch de eerbiediging van zijnen godsdienst (getuige de<br />
oprichting van een kostbaren Mohammedaanschen tempel<br />
te Kotta Radja), noch de voordeden, die vanzelf uit den<br />
vredestoestand voortsproten, konden hem verzoenen met<br />
de suprematie van den Nederlander, waaraan hij zich<br />
zoo noode had onderworpen.<br />
Zijn trouwelooze en wraakgierige aard deed hem in<br />
stilte naar de wapens grijpen, en toen wij, om vredes-<br />
wille, geen tegenweer boden, beschouwde hij zulks als<br />
vrees en onmacht, terwijl gaandeweg het verzet zoodanig<br />
in uitgebreidheid toenam, dat wij verplicht waren ons<br />
achter eene geconcentreerde stelling terug te trekken.<br />
Achter deze gehate linie beschouwde het leger zich<br />
als gevangen. En wanneer de krijgers in gedwongen<br />
werkeloosheid den blik lieten gaan over het vo<strong>org</strong>elegen<br />
II 12
I78 DE ATJEHERS ONDER<br />
terrein , waar voorheen met opoffering van leven en bloed,<br />
onze vaan geplant werd, dan vroegen zij zich af, waar<br />
voor dan Neêrland's zonen zoo leden en streden, nu dat<br />
duurgekochte land weêr prijsgegeven was. 's Avonds, als<br />
de omliggende kampongs in den donkeren nevel verdwe<br />
nen, en in de nachtelijke stilte de jubelkreten der At<br />
jehers, steeds stouter en spottender, tot hen doordrongen,<br />
dan kwamen de roemrijke dagen van weleer hun voor den<br />
geest, de dagen, toen in diezelfde kampongs hunne krijgs<br />
trompet weergalmde. In zulke oogenblikken verrezen uit<br />
het verleden de schimmen van zoovele gevallen helden,<br />
die allen schenen te vragen: „waarom moesten wij sneven ?"<br />
Na de invoering van het civiel bestuur bracht het leger<br />
eenige jaren in gedwongen werkeloosheid door; het zwaard<br />
roestte in de scheede; maar, gelukkig, de gedwongen rust<br />
deed de deugden van den Indischen soldaat niet verloren<br />
gaan. Nauwelijks weerklonk het „te wapen " of met dezelfde<br />
geestdrift schaarde hij zich om de Oranjevaan.<br />
Dit „te wapen " werd uitgeroepen door den gouverneur<br />
Laging-Tobias, kort na zijn optreden (16 April 1883).<br />
Het verzet des vijands had een ernstig karakter aan<br />
genomen. Verschillende bevriende hoofden, zooals: Tengkoe<br />
Sjech, Tjoet-Bantok, Tjoet-Mahomed, Toekoe-Oemar ,<br />
Toekoe Ali en meer anderen vielen ons af en voegden<br />
zich bij de Kemala of oorlogspartij, die aanmerkelijk<br />
versterkt werd. De veiligheid onzer linie en die der ge<br />
trouw gebleven landschappen werden meer en meer<br />
bedreigd. De herhaalde aanvallen op onze patrouilles en<br />
kleine detachementen, de invallen van verschillende benden<br />
binnen de bevriende kampongs, en het voortdurend be-
HET CIVIEL BESTUUR 179<br />
schieten onzer posten gaven genoegzaam te kennen, dat<br />
de vijand den vrede niet langer wenschte.<br />
Noodzakelijk bleek het vooral de XXII Moekims van<br />
de talrijke, zich aldaar ophoudende, vijandelijke benden<br />
te zuiveren, en daarom werden er op den 2i n<br />
eenige mobiele<br />
colonnes samengesteld, ten einde in die streek te ageeren.<br />
Aan het hoofd van eene dier colonnes ontmoeten wij<br />
kapitein Scheuer. Diens operatie zullen wij volgen, als<br />
ons het meest bekend zijnde en om de uitnemende,<br />
zeldzame deugden, die daarbij werden aan den dag ge<br />
legd , het meest der vermelding waardig.<br />
Van den militairen commandant te Anak-Galoeng,<br />
alwaar Scheuer in garnizoen lag, ontving hij den last<br />
om op den 20" Maart naar Tjot-Basetoel te marcheeren,<br />
ten einde op den volgenden dag deel te nemen aan de<br />
operatiën in de XXII Moekims.<br />
Als operatie-terrein werd hem den kampong Temboh,<br />
ten noorden van Tjot-Basetoel , aangewezen , terwijl<br />
zijne bewegingen tactisch verband moesten houden met<br />
de handelingen der colonnes onder de kapiteins Keulmans<br />
en Boissevain , die in Lingon-besar ten oosten , en Djeroek<br />
ten noordoosten van Temboh, en met die van den<br />
kapitein Schultz, welke ten noordwesten daarvan zouden<br />
ageeren.<br />
De colonne Scheuer was sterk:<br />
3 luitenants;<br />
4 hoornblazers;<br />
ioo soldaten;<br />
I soldaat-verbandmeester;<br />
20 dwangarbeiders met 6 tandoes (brancards).
l80 DE ATJEHERS ONDER<br />
De opmarsen naar Temboh geschiedde tegen zeven uur<br />
in den m<strong>org</strong>en van den 2i n<br />
Maart. De marschvorm was<br />
met het oog op het terrein op twéé gelederen uit de<br />
flank; de voorste en achterste sectie, onder de luitenants<br />
Drijber en Romein, werden tot vóór- en achterhoede,<br />
en de beide middel-sectiën, waarachter de reserve-munitie<br />
(2400 scherpe patronen) en de tandoes volgde , tot hoofd<br />
troep bestemd.<br />
Na een marsch van veertig minuten was men den<br />
noordelijken kampongrand van Temboli tot op 100<br />
passen genaderd; hier werd „halt" gehouden en na<br />
eene vluchtige terreinverkenning de volgende dispositie<br />
genomen.<br />
De i c<br />
sectie onder luitenant Drijber en de 2' sectie<br />
onderluitenant Schreyner zouden den noordrand van de<br />
kampong bezetten, terwijl de y en 4 e<br />
sectie, onder<br />
luitenant Romein, 50 passen achter de stelling, op<br />
een geschikt punt in reserve werd gehouden. De voor<br />
deden dezer stelling waren: goede aanleuning harer<br />
flanken en een ruim schootsveld op het object Oleh-oeh,<br />
waarop, door eene haaksche opstelling der voorste linie,<br />
concentrisch vuur kon worden aangebracht; een nadeel<br />
was echter, dat de troep wel aan het gezicht, maarniet<br />
aan het vuur des vijands onttrokken was.<br />
Ternauwernood had de voorste linie stelling genomen<br />
en waren door kapitein Scheuer aanstalten gemaakt om het<br />
voorterrein te verkennen , of een overstelpend vuur verried<br />
de aanwezigheid van een aanzienlijk aantal vijanden,<br />
die, voor zoover men kon nagaan, in eene vaste stelling<br />
op -t- 200 passen van onze gevechtslinie genesteld waren.
HET CIVIEL BESTUUR l8l<br />
Het was toen ongeveer half acht in den m<strong>org</strong>en. Aan<br />
weerszijden ontspon zich een vuurgevecht, dat gaandeweg<br />
in hevigheid toenam. De onzen, niet gedekt tegen<br />
's vijands vuur, leden aanmerkelijke verliezen. Vele<br />
strijders der voorste linie waren reeds terstond door het<br />
vernielend vuur buiten gevecht gesteld, zoodat Scheuer<br />
zich genoodzaakt zag ééne sectie der reserve te doen<br />
oprukken. Deze werd buiten den noordwestelijken kam<br />
pongrand achter galangans (dijkjes) zoodanig opgesteld,<br />
dat zij de vijandelijke positie kon enfileeren.<br />
Hoewel deze manoeuvre van invloed was op het vijan<br />
delijke vuur , zoo werd dit toch niet voldoende beheerscht,<br />
en bleef het moorddadig schieten van den goedgedekten<br />
vijand steeds aanhouden. In de voorste linie lagen spoedig<br />
luitenant Drijber en acht minderen buiten gevecht; ook<br />
kapitein Scheuer bekwam een schampschot, doch bleef,<br />
evenals Drijber, wiens schedel door een kogel getroffen<br />
was, niettemin zijn troep met de grootste bedaardheid<br />
en zelfbeheersching aanvoeren.<br />
De tijdelijke afwezigheid van een voldoend aantal<br />
tandoes, deed zich zwaar gevoelen, omdat de gewonden<br />
daardoor geruimen tijd in de vuurlijn moesten blijven.<br />
De Europeesche fuselier Frankowack, algemeen stamboek<br />
n° 4596, was zoo zwaar gewond, dat hij wegens de<br />
hevige pijnen zijne smartkreten niet kon onderdrukken;<br />
te vreezen was het, dat dit hartverscheurend kermende<br />
kalmte der in gevecht zijnde troepen in gevaar zoude<br />
brengen<br />
Hebben wij in onze vo<strong>org</strong>aande schetsen Scheuer<br />
leeren kennen als den moedige, den beleidvolle, den
l82 DE ATJF.HF.RS ONDF.R<br />
trouwe, hier blinkt hij uit door den allergrootsten eenvoud<br />
en door de liefde, die hij zijnen soldaten toedraagt.<br />
De kalmte van den troep is hem alles waard; voor<br />
den gewonde is hij met medelijden begaan ; voor beiden zal<br />
hij waken. Hij nadert Frankowack met het kennelijk<br />
voornemen hem zelf buiten het gevecht te dragen.<br />
Sprakeloos, verbaasd staart de soldaat zijn kapitein<br />
aan en weigert. Zich aan zulk eene oneerbiedigheid<br />
schuldig maken van zich door een officier te laten dragen !<br />
Een krachtig „ik beveel het" weerklonk, en we zien<br />
kapitein Scheuer, met den gewonden soldaat op den rug,<br />
de vuurlinie verlaten. Ts er verhevener voorbeeld van<br />
kameraadschap denkbaar ?<br />
Deze edele daad bracht den troep in geestdrift; het<br />
werd een wedijver, hoe zich waardig te toonen om onder<br />
zulk een aanvoerder te blijven strijden. De gewonden<br />
zelfs legden de wapens eerst dan neer, als zij door uit<br />
putting er toe gedwongen werden. Voorbeeldig gedroeg<br />
zich de Inlandsche fuselier Tjarta, algemeen stamboek<br />
n° 85666, die, schoon zwaar gewond, zoo lang mogelijk<br />
aan den strijd deelnam; door bloedverlies verzwakt moest<br />
hij het eindelijk opgeven en kroop toen , op handen en<br />
voeten, zijn geweer meê sleepende naar de reserve; de<br />
gelegenheid om daarheen gedragen te worden stond hij<br />
aan een zijner kameraden af.<br />
Bijzondere vermelding verdient ook het gedrag van<br />
den Europeeschen soldaat-verbandmeester W. Joosten,<br />
algemeen stamboek 11" 7578. In het hevigst vuur bleef<br />
hij kalm en onverschrokken zijn plicht vervullen , en de<br />
voortvarendheid , waarmede hij in de moeielijkste omstan-
HET CIVIEL BESTUUR 183<br />
digheden zijn dienst verrichtte, heeft veel bijgedragen<br />
om het lot der gewonden te verzachten.<br />
De voorste linie, die niettegenstaande de vele verliezen,<br />
zich met voorbeeldige koelbloedigheid staande hield, had<br />
intusschen hare munitie bijna verschoten; terstond werd<br />
de reserve-munitie naar voren gebracht en uitgereikt.<br />
Eene patrouille vertrok naar Tjot-Basetoel om aanvulling<br />
te verkrijgen en reeds drie kwartieruur later was zij met<br />
een grooten voorraad patronen weêr op het gevechts<br />
terrein terug.<br />
De strijd had ongeveer anderhalf uur geduurd, zonder<br />
dat men er in slaagde den vijand in diens hardnekkige<br />
verdediging aan het wankelen te brengen. Scheuer besloot<br />
derhalve de bajonet te laten beslissen. Luitenant Schreyner<br />
kreeg bevel om met zijn peloton te stormen.<br />
De munitie zijner afdeeling, die tot op twee patronen<br />
per man was verminderd, werd aangevuld, de bajonet<br />
nog eens onderzocht, de patroontasch naar voren geschoven,<br />
en als een stormwind wierpen de soldaten zich bij het<br />
signaal „attaqueeren" op de rechterflank der vijandelijke<br />
stelling.<br />
Binnen enkele minuten hadden zij de versterking be<br />
reikt, wrongen zich door de chicanes, klommen tegen de<br />
borstwering op en stortten zich op de Atjehers.<br />
De Europeesche fuselier Kribbe, algemeen stamboek<br />
n°. 14516, was het eerst in de benting, waar hij zich<br />
onder den kreet „ Oranje boven ! " te midden des vijands<br />
wierp.<br />
De vijand, steunende op zijne overmacht, wachtte<br />
onverschrokken den aanval af; vreeselijk was het treffen
I84 DE ATJEHERS ONDER<br />
met de blanke wapens. De voorste gelederen der Atjehers<br />
waren echter niet tegen den aanval bestand en weken<br />
achteruit; wederom door anderen naar voren gedrongen,<br />
moesten zij ten laatste onder kolfslagen en bajonetstooten<br />
bezwijken. Scheuer en Schreyner bleven inmiddels niet<br />
werkeloos; houwend en stekend velden zij menigen Atjeher;<br />
het gevecht binnen de benting was kort maar hevig, en<br />
het voordeel was ons, want onder de luide hoera's der<br />
soldaten klonken spoedig de vroolijke tonen van het<br />
,, Wilhelmus van Nassauen "<br />
De vervolging des vijands kon slechts door ons vuur<br />
geschieden, aangezien onze troepen niet spoedig genoeg<br />
over de ruim 3 meter breede, en op vele plaatsen diepe,<br />
Kroeng-Ali-Sabang konden trekken, waarover het den<br />
vijand gelukte langs enkele pinangstammen in oostelijke<br />
richting te vluchten.<br />
Het tactische verband der troepen werd ten spoedigste<br />
hersteld en de vijandelijke linie bezet en opgenomen.<br />
Deze linie bestond, behalve uit de door ons genomen<br />
hoofd versterking, uit 9 halve redouten van 10 M. in het<br />
vierkant, zonder keelsluiting. Zij waren op 20 schreden van<br />
elkaar gelegen met de vuurlijn naar het zuiden gekeerd.<br />
De facen waren ruim 1 M. hoog en 0.75 M dik, van<br />
klei opgeworpen en door zware planken en koehuiden<br />
tegen het indringen der vogels beveiligd.<br />
Groote bloedplassen en eene menigte bloedsporen in de<br />
richting, waar de vijand aftrok, getuigden, dat hij zware<br />
verliezen leed.<br />
De aanwezigheid van eene menigte hulzen voorBeaumont-<br />
geweren bevestigde het vermoeden, dat de Atjehers voor
HET CIVIEL BESTUUR I85<br />
een groot gedeelte met achterladers gewapend waren.<br />
Met den meesten spoed werden 's vijands werken omver<br />
gehaald, waarna Scheuer met zijne colonne den zuidwes<br />
telijken rand van Oleh-oeh binnentrok, met het doel om<br />
den vijand, die, volgens bericht van twéé Atjehers uit<br />
kampong Temboh, zich vermoedelijk in de zich aldaar<br />
bevindende versterkingen had teruggetrokken , op te zoeken<br />
en te verdrijven.<br />
Van den opmarsch werd kennis gegeven aan den mili<br />
tairen commandant van Tjot-Basetoel, opdat deze, zoo<br />
noodig, hiervan den opperbevelhebber kon rapporteeren.<br />
De moed der Atjehers was heel wat gedaald; nauwelijks<br />
verried de flikkering der bajonetten de nadering van den<br />
troep, of het gros maakte „rechts omkeert", om zich<br />
door eene haastige vlucht te redden; slechts enkele kleine<br />
benden bleven een oogenblik moedig stand houden en<br />
beproefden de onzen door hun vuur tot staan te brengen,<br />
doch het vastberaden „voorwaarts rukken " onzer dappere<br />
soldaten, dwong hen eveneens tot den terugtocht.<br />
Nog vier kleine versterkingen van dezelfde soort als<br />
hierboven beschreven, werden door Scheuer genomen. Na<br />
het terrein van vijanden gezuiverd te hebben, werden de<br />
versterkingen vernield en drie groote, tot verdediging<br />
ingerichte woningen, aan de vlammen prijs gegeven, waarna<br />
de colonne in goede orde den terugmarsch naar Temboh<br />
aannam, om van daar, ingevolge schriftelijken last, verder<br />
op Tjot-Basetoel terug te trekken.<br />
Trotsch op de overwinning toog men in opgewekte<br />
stemming op marsch. Aan den reeds lang gekoesterden<br />
wensch, om den Atjehers voor de ondergane vernedering
IÖO DE ATJEHERS ONDER<br />
te straffen, was voldaan. Wegens gebrek aan tandoes kon<br />
deze marsch slechts langzaam geschieden , daar vele gewon<br />
den te voet moesten volgen. Op de meest lofwaardige wijze<br />
blonk in deze omstandigheden de kameraadschap bij het<br />
Indische leger uit; het belangloos hulpbetoon, dat vooral ten<br />
velde in al zijne reinheid aan den dag treedt. Eéne daad<br />
van edele zelfopoffering mogen wij hier niet verzwijgen.<br />
De luitenant S. A. Drijber, die reeds bij den aanvang van<br />
het gevecht eene pijnlijke schotwond aan het hoofd be<br />
kwam, maar die niettegenstaande zijne zware verwonding,<br />
nog geruimen tijd zijne sectie met uitstekende dapperheid<br />
bleef aanvoeren, moest eindelijk het commando overgeven<br />
en volgde per tandoe de colonne naar Tjot-Basetoel.<br />
Bezield met innige belangstelling voor zijne soldaten,<br />
richtte hij zich nu en dan op, om tot dezen en genen<br />
gewonde een opwekkend woord te richten. Daar ontwaart<br />
hij in zijne nabijheid een der geblesseerde soldaten, die te<br />
voet den marsch moest volgen. Zonder aarzelen stond hij<br />
zijn tandoe af aan zijn mindere; noch de weigering van<br />
den brave, noch diens verzekering, dat hij minder leed<br />
dan zijn officier, kon Drijber bewegen weer daarin plaats<br />
te nemen. Dit schoon bewijs van edele kameraadschap,<br />
den Nederlandschen officier waardig, verhoogde niet weinig<br />
de zedelijke kracht der overige gewonden; met geduld en<br />
lijdzaamheid verdroegen zij den pijnlijken en vermoeienden<br />
marsch en de gloeiende hitte.<br />
Gewond waren:<br />
de kapitein Scheuer (schampschot);<br />
de 2 e<br />
luitenant Drijber;<br />
de Europeesche fuseliers: G. Heimerichs, n° 16276; M.
Klein, n° 16863, M. Frankowack, n u<br />
n° 12241, W. Theunissen, n° 9191 ;<br />
HET CIVIEL BESTUUR löj<br />
4596, W. Alaardt,<br />
de inlandsche fuseliers: Sodipo, n°8353, Tjarta, n° 85666,<br />
Podiwongso, n° 90406, Djojo Taroeno, n° 6640, Sapidjan,<br />
n° S5760 en Setrowidjojo, n° 81105.<br />
Enkelen dezer gewonden werden voor den verderen<br />
dienst afgekeurd en keerden, met eervolle litteekens over<br />
dekt , naar hunne woonplaatsen terug.<br />
Op den 21° Maart 1884 werden door de verschillende<br />
colonnes 13 goed versterkte stellingen des vijands genomen.<br />
Ofschoon te Atjeh de vredevlag woei, zoo aarzelen we<br />
toch niet, deze feiten, in de schaduw van dat vrede-<br />
verkondigend teeken bedreven , te rangschikken onder de<br />
„krijgsbedrijven" van het dappere Indische leger.
DE VELDTOCHT TEGEN EDI<br />
Mei 1889<br />
Edi is een staatje aan de oostkust van Atjeh. In 1874<br />
stelde het zich uit eigen beweging onder Nederland's<br />
opperheerschappij, en op den 6 n<br />
Mei van dat jaar werd<br />
onze driekleur, in tegenwoordigheid van den luitenant<br />
ter zee i c<br />
klasse C. Bogaert, commandant van Z. M.<br />
stoomschip Timor, den controleur Kroesen , vele officieren,<br />
den vorst van Edi, diens grooten en eene talrijke bevol<br />
king, aldaar op plechtige wijze geheschen.<br />
Onze regeering was voor het staatje eene vreedzame<br />
te noemen, en zijne belangen werden steeds vo<strong>org</strong>estaan<br />
en bevorderd. Toch , na gedurende vijftien jaren de voor<br />
deden des vredes genoten te hebben, kwam de trouwe-<br />
looze, verraderlijke aard der bevolking weêr te voorschijn,<br />
en zonder eenige aanleiding greep zij naar de wapens en<br />
lokte eene expeditie uit, die, schoon kort van duur, aan<br />
onze vaandels bloedig verdiende lauweren hechtte.<br />
Deze expeditie, hoewel in het Indisch Militair Tijdschrift<br />
en in de dagbladen reeds beschreven , brengen wij gaarne<br />
nogmaals onder de aandacht, hoofdzakelijk om aan te<br />
toonen, dat noch de jaren van gedwongen werkeloosheid,
DE VELDTOCHT TEGEN EDI IÖO,<br />
waarin het Indische leger verkeerde, noch de lauwe houding<br />
van 't gros van het Nederlandsche volk ten opzichte van<br />
den Atjeh-krijg, noch de weinige waardeering, die het<br />
leger, trots zijne onverflauwde plichtsbetrachting, onder<br />
vindt, bij machte zijn geweest zijne fiere hoedanigheden<br />
te verzwakken. En toch, om onder zulke omstandig<br />
heden het hart nog van geestdrift te voelen kloppen,<br />
steeds met denzelfden onbezweken moed zich ten dood<br />
te wijden , ziet, daartoe is het niet voldoende, dat men den<br />
krijgsmansrok draagt, daartoe behoort men bovenal soldaat<br />
te zijn met hart en ziel; daartoe behoort een heldengeest,<br />
als die, waarvan het Indische leger zoo doordrongen is.<br />
Alzoo, na vijftien jaren onder de schaduw van de Neder<br />
landsche driekleur in welvaart en voorspoed te hebben<br />
geleefd, begon de ondankbare bevolking te Edi onze vlag<br />
te hoonen, onze opperheerschappij te miskennen.<br />
Ons bestuur schreef aanvankelijk de minder vriendschap<br />
pelijke houding van een deel der bevolking aan den in<br />
vloed van enkele kwaadwilligen toe, doch spoedig bleek<br />
het, dat men met een ernstig verzet te doen had.<br />
Het was in de maand April 1889, dat een duizendtal<br />
Atjehers zich in den omtrek van het anders zoo rustige<br />
Edi had genesteld. Aanhoudend werden toen de patrouilles<br />
onder den 2 n<br />
luitenant J F. Cornelius, welke zich tusschen<br />
onze versterking en de Koeala bewogen, door den vijand<br />
met geweervuur begroet.<br />
De commandant der versterking, begrijpende, dat de<br />
vijand eene onderneming tegen de benting op het oog had,<br />
droeg den i n<br />
luitenant A. de Leur op , met eene patrouille,<br />
sterk één officier (Cornelius) en 41 minderen , de stelling
I9O DE VELDTOCHT<br />
des vijands te verkennen en hem zoo mogelijk , daaruit<br />
te verdrijven. Tengevolge dezer opdracht, verliet de<br />
patrouille omstreeks 11 uur in den m<strong>org</strong>en van den<br />
l n<br />
Mei de versterking.<br />
Nabij het noordoostelijk gelegen begroeid terrein ge<br />
komen , werd de troep, die, in twee sectien verdeeld,<br />
„en tirailleur" was opgelost; een gedeelte volgde als<br />
reserve.<br />
Nauwkeurig werden eerst de peper- en andere, nabij<br />
de kampong gelegene, tuinen doorzocht; daarna kwam<br />
de patrouille op een alang-alangveld (terrein met hoog gras).<br />
Het goudgele gras, waarop de zon stond te branden,<br />
reikte den manschappen tot aan de borst, en het was moeilijk<br />
door de dichte grashalmen iets te onderscheiden, maar<br />
dat de vijand hier schuilde, begreep een ieder. Ofschoon<br />
op de patrouille nog geen schot gelost was, en niets de<br />
onmiddellijke nabijheid des vijands verried, toch liet men<br />
zich door deze geveinsde rust niet verschalken.<br />
Met de grootste bedachtzaamheid rukte de troep<br />
sprongsgewijze „voorwaarts". Nauwelijks kon echter de<br />
voorste linie 50 schreden geavanceerd zijn, toen van<br />
alle kanten witte rookwolkjes boven de alang-alang dwar<br />
relden en honderden geweerloopen hun moordend lood<br />
op onze manschappen wierpen: men was op de eerste<br />
vijandelijke linie gestuit.<br />
De Atjehers hadden hier eene rij kuilen gegraven,<br />
welke omstreeks I M. diep en breed, 2 a 3 M. lang waren,<br />
en zoodanig aangelegd, dat de vijand ze van uit den<br />
boschrand en langs het zeestrand, kon bereiken; elk dier<br />
kuilen was bezet door 7 a 8 Atjehers.
TEGEN EDI 10,1<br />
Dit plotseling vuur kon echter den troep niet in ver<br />
warring brengen. Na 's vijands vuur met twéé salvo's<br />
beantwoord te hebben, liet de onversaagde de Leur het<br />
signaal attaqueeren blazen, waarop de luitenant Cornelius<br />
naar voren sprong en met de voorste linie met „velt<br />
geweer" op den vijand stormde.<br />
De Atjehers lieten niet na op de aanrukkende tirailleurs<br />
hunne geweren en donderbussen los te branden; gelukkig<br />
echter bracht hun vuur den onzen weinig nadeel toe.<br />
De aanval geschiedde met de grootste onstuimigheid.<br />
In de eerste groep kuilen werd de vijand „a bout portant"<br />
neêrgeschoten of met de bajonet afgemaakt. Aangemoe<br />
digd door de officieren, drongen onze soldaten met vurigen<br />
ijver op de volgende rij kuilen. Maar de Atjehers waren<br />
tijdig daaruit te voorschijn gesprongen en snelden met<br />
opgeheven klewang den onzen te gemoet.<br />
Dit treffen was vreeselijk! Terwijl de voorste gelederen<br />
handgemeen raakten, vuurde de reserve, die inmiddels<br />
was opgerukt, op de verdedigers der verder gelegene<br />
kuilen, die eveneens op den troep instormden. Met alle<br />
kracht werden de klewangaanvallen afgeweerd, en weldra<br />
lagen de Atjehers als gemaaid tusschen de rijen kuilen.<br />
Ongerekend de lijken die in de alang-alang lagen, had<br />
de vijand minstens reeds 20 dooden tusschen de kuilen.<br />
Maar voor de patrouille was de strijd nog niet ge<br />
ëindigd. Het knallen der geweerschoten had de in het<br />
bosch gelegerde Atjehers naar het gevechtsterrein gelokt,<br />
en, gesteund door de verdedigers der meer achterwaarts<br />
gelegen kuilen, werd onze kleine troep weldra door eene<br />
nieuwe massa bedreigd. Moedig hielden de onzen stand
IO,2 DK VELDTOCHT<br />
en zonder zich te verontrusten over 's vijands verplette<br />
rende overmacht, trachtten zij, door goed gemikte schoten,<br />
de aanvallers van zich af te houden.<br />
De toestand der patrouille begon echter hachelijk te<br />
worden. Behalve dat de munitie begon te verminderen,<br />
(de meeste manschappen hadden nog slechts 5 a 6 patronen)<br />
telde zij vijf gewonden en één gesneuvelde (den Euro-<br />
peeschen fuselier de Bok.)<br />
Onder zulke omstandigheden den strijd vol te houden<br />
is doelloos, weshalve de Leur tot den terugtocht besloot.<br />
Aan 's vijands zijde, waar voortdurend versche troepen<br />
de gelederen kwamen versterken , ging een woest gejuich<br />
op, toen hij zag, dat de patrouille moest wijken. Ver<br />
schillende hoofden en voorvechters traden naar voren om<br />
door hun geschreeuw de Atjehers tot een klewang-aanval<br />
aan te moedigen, de groote hoop was echter niet geneigd<br />
zich zoo roekeloos bloot te stellen; de kloeke houding<br />
der patrouille maakte te veel indruk.<br />
Het goede voorbeeld der officieren vooral wekte in deze<br />
netelige omstandigheden veel vertrouwen bij de man<br />
schappen ; immers, Jan de Leur, zooals de soldaten den<br />
patrouille-commandant noemen, was er nog en die zou<br />
de kameraden wel uit het gedrang voeren. Het was on<br />
tegenzeggelijk eene zware taak, die de Leur was opge<br />
legd , de taak , om met een handvol vermoeide soldaten<br />
eene beleidvolle retraite te maken.<br />
Maar den naam van flink troepenofficier, waarvoor hij<br />
steeds bekend stond, heeft de Leur hier op de meest<br />
schitterende manier gehandhaafd.<br />
Niet minder heldhaftig gedroeg zich zijn jongere collega
TEGEN EDI 193<br />
Cornelius. Deze jonge officier, die zijn commandant kracht<br />
dadig ter zijde stond, toonde in alles het ware karakter<br />
van den Nederlandschen officier. Aan eene zeldzame<br />
koelbloedigheid paarde hij een kalm overleg en eene tegen<br />
woordigheid van geest, die veel bijdroegen om de Leur's<br />
allermoeilijkste taak te verlichten.<br />
Al dadelijk bij den eersten aanval, had Cornelius, nadat<br />
de zes schoten uit zijn revolver gelost waren, het geweer van<br />
een der gewonden gegrepen en hiermede menig aanvaller<br />
neergelegd. Ook bij de retraite gaf hij, zooals wij aan<br />
stonds zullen zien, blijken van groote onverschrokkenheid.<br />
Nadat de gewonden achter de reserve gebracht waren ,<br />
werd de terugtocht bevolen. Al vurende retireerden de<br />
tirailleurs op de vleugels der reserve, die, nadat het front<br />
vrij gemaakt was, eveneens het vuur opende. Met het<br />
oog op de gewonden kon slechts langzaam en sprongsge<br />
wijze geretireerd worden; maar dit geschiedde in twee<br />
gedeelten en in de beste orde.<br />
Ten einde het lijk van den Europeeschen fuselier de<br />
Bok, die nabij de kuilen gevallen was, niet aan eene<br />
afschuwelijke verminking der Atjehers bloot te stellen,<br />
hield de luitenant Cornelius met de fuseliers Rovenne,<br />
Grond, Satroeno en Wongsosmito hardnekkig stand om<br />
eene tandoe af te wachten, waarin de gesneuvelde moest<br />
worden getransporteerd.<br />
Ofschoon het gevaar, waaraan zij zich bloot stelden,<br />
groot was, aarzelden deze dapperen geen oogenblik om<br />
den gesneuvelden kameraad mee te voeren. Een hevig<br />
gevecht hadden zij te doorstaan voor en aleer het lijk in de<br />
tandoe kon gelegd worden. Vooral uit de kuilen, in welker<br />
II 13
194<br />
D E<br />
VELDTOCHT<br />
nabijheid de Bok gesneuveld was, werden Cornelius en<br />
de zijnen voortdurend beschoten, zoodat het noodig was<br />
eerst den vijand terug te drijven, voor men het lijk van<br />
den kameraad kon meevoeren. Gedurende dit gevecht<br />
werd de fuselier Rovenne gewond, doch als door een wonder<br />
bleven de anderen ongedeerd. Slechts de luitenant Cornelius<br />
bekwam een licht schampschot aan de hand. Pas voor<br />
pas, en steeds front makende naar den vijand, trachtte<br />
men den hoofdtroep te bereiken, die reeds 150 passen<br />
van hen verwijderd was. Door hunne juiste schoton en<br />
onverschrokken houding wisten Cornelius en zijne brave<br />
soldaten zich te redden uit het gevaar van omsingeld en<br />
afgesneden te worden De vijand, die zich schromelijk<br />
bedrogen zag, toen hij in dit troepje eene gemakkelijke<br />
prooi meende te hebben en woedend was over den hard-<br />
nekkigen wederstand der patrouille, begon, onder een<br />
woest getier, al meer en meer op te dringen.<br />
Terwijl het getal vijanden steeds aangroeide, begon<br />
de gevechtskracht der onzen allengs te verminderen;<br />
weldra liepen de sectiën door elkaar, en, ondanks alle<br />
moeite der officieren, waren de manschappen door ver<br />
moeidheid niet langer in staat bij gedeelten terug te<br />
trekken.<br />
Wie nog het best kon marcheeren en het geweer behoorlijk<br />
wist te hanteeren, nam de patronen over van de zwakkere<br />
kameraden, zoodat de retraite, in weerwil der ongunstige<br />
omstandigheden, zonder verwarring plaats greep<br />
Om zooveel mogelijk geweren in actie te hebben,<br />
nam de Leur den gewonden Inlandschen fuselier Kromo-<br />
pawiro op de schouders, opdat de beide manschappen,
TEGEN EDI jgtj<br />
die den gewonde ondersteund hadden, mede op den reeds<br />
dicht genaderden vijand konden vuren. Zoo geschiedde<br />
het dan ook, dat de Leur, ofschoon zelf vermoeid, den<br />
geblesseerde zoolang op zijne schouders torste, tot deze<br />
in eene der meegevoerde tandoe's kon gelegd worden.<br />
De kans voor de patrouille om de versterking te<br />
bereiken, bleef intusschen zeer twijfelachtig.<br />
Reeds menige ondervragende blik was in de richting<br />
van Edi geworpen, maar geen enkel signaal werd<br />
gehoord, geen enkele geweerloop gezien! De bemoedigende<br />
toespraken der officieren hielden echter de geestkracht<br />
van de manschappen staande.<br />
En weêr was eene tandoe dringend noodig, daar een<br />
ander der gewonden niet langer marcheeren kon! Er<br />
schoot echter niets anders over dan de tandoe, waarin de<br />
gesneuvelde Europeesche fuselier de Bok meegevoerd<br />
werd, voor den gewonde in te ruimen. Zou men den<br />
gesneuvelde nu in handen des vijands laten?<br />
Neen, het lijk van den kameraad wilde men niet aan<br />
eene afschuwelijke verminking prijs geven; men droeg<br />
het mede en verb<strong>org</strong> het later in een der tuinen. Steeds<br />
wanhopiger werd de toestand der uitgeputte patrouille,<br />
die zich slechts met alle inspanning en hoe langer hoe<br />
moeielijker voortsleepte.<br />
Slechts een klein gedeelte was nog in staat aan den<br />
scheldenden en tierenden vijand het hoofd te bieden,<br />
maar ook deze enkelen konden niet dan met moeite<br />
het geweer gebruiken, daar velen brandwonden aan de<br />
handen hadden, tengevolge van het gloeiend worden van<br />
den geweerloop; maar de dapperen verkropten de pijn.
I96 DE VELDTOCHT<br />
Allen versmachtten van dorst en hijgden naar adem:<br />
wel had het vreeselijk lijden nu zijn toppunt bereikt. De<br />
ondraaglijke hitte vooral, deed de laatste krachten der<br />
manschappen meer en meer afnemen. De hoop om den<br />
vijand van zich af te houden werd aldus steeds geringer.<br />
In deze oogenblikken had de Leur, die overal zijne oogen<br />
liet gaan , eene sectie onder den luitenant Ostreig ontdekt.<br />
Het geluid der geweerschoten had dus eindelijk de<br />
versterking bereikt.<br />
„ Houdt je ferm jongens, daar komt hulp," klonk de<br />
stem van de Leur, die geen oogenblik zijne opgewekt<br />
heid verloor, en, als met nieuwe krachten bezield, richtten<br />
de soldaten het hoofd op; die nog schieten kon en patronen<br />
had , vuurde met verdubbelden ijver op den dichten hoop<br />
Atjehers, zoodat elk schot een vijand velde.<br />
De vijand, die de sectie Ostreig ook had zien naderen,<br />
wist echter van geen wijken , maar scheen nog een laatsten<br />
klewangaanval te willen beproeven, om de uitgeputte<br />
patrouille neer te sabelen.<br />
Maar vóór hij dat besluit kon ten uitvoer brengen, deden<br />
de salvo's van de aanrukkende sectie de Atjehers door<br />
elkaar tuimelen en dwongen de onzen, door hun flink<br />
optreden, den vijand tot wijken. In eene voordeeligestelling<br />
geplaatst, dekten zij den verderen terugtocht der patrouille<br />
en eindelijk bereikte deze tegen twaalf uur de versterking.<br />
Zoolang het gevecht duurde, had eene bewonderens<br />
waardige geestkracht de patrouille staande gehouden,<br />
maar thans, nu het gevaar geweken was, viel de grootste<br />
helft der manschappen van uitputting neer.<br />
Behalve de gesneuvelde fuselier de Bok, wiens lijk
TEGEN' EDT I97<br />
door den sergeant-majoor Lodewijk met eenige manschappen<br />
werd teruggehaald, hadden de onzen vijf gewonden<br />
bekomen , namelijk de fuseliers Rovenne, Deriemont,<br />
Nieman, Wagelaar en de Inlandsche fuselier Kromopawiro.<br />
De Atjehers hadden echter grootere verliezen geleden.<br />
Alleen bij de kuilen lieten zij 20 lijken achter, en volgens<br />
gerucht zou de vijand, behalve eene menigte gewonden,<br />
nog 46 dooden gekregen hebben.<br />
De verkenning had thans overtuigend bewezen, dat<br />
een talrijke en goed bewapende vijand de versterking<br />
Edi trachtte in te sluiten. Met het oog op het ernstige van<br />
dezen toestand, werd het garnizoen van Edi, op verzoek<br />
van den postcommandant, kapitein In 't Velt, door een<br />
officier en 25 schepelingen van het ter reede liggend<br />
oorlogschip Makasser, versterkt.<br />
De generaal-majoor van Teyn, gouverneur van Atjeh<br />
en Onderhoorigheden, werd terstond met het gebeurde<br />
in kennis gesteld, en tot hem het verzoek gericht eene<br />
expeditionnaire macht te willen zenden, ten einde den<br />
vijand te verdrijven.<br />
Naar aanleiding van dit verzoek werd de luitenant-kolonel<br />
H. I. L. de Bank Langenhorst aangewezen, om aan het<br />
hoofd eener expeditionnaire colonne naar Edi te vertrekken.<br />
Deze colonne embarkeerde op den 4 11<br />
Mei 1889, om<br />
hare bestemming te volgen en was samengesteld als volgt:<br />
INFANTERIE<br />
3e Bataljon<br />
STAF<br />
Luitenant-kolonel H. I. L. de Bank Langenhorst, commandant,
I98 ÜF. VELDTOCHT<br />
l e<br />
2 e<br />
luitenant-adjudant I. H. M. H. Kohier;<br />
compagnie (Amboneezen):<br />
Kapitein G. A. Hansen;<br />
l e<br />
2 e<br />
luitenant H. W. Muller;<br />
id. M. VV. Bloemen Waanden;<br />
2= id. J. la Gordt Dillié;<br />
142 onderofficieren en minderen;<br />
4 E<br />
compagnie (Europeanen);<br />
Kapitein T. P. Mollinger;<br />
l e<br />
luitenant J. I. A. Gaade;<br />
%* id. S. C. van Hattum;<br />
2 e<br />
id. H. van Beusekom;<br />
150 onderofficieren en minderen.<br />
Commandant: l e<br />
Barienhofen ;<br />
ARTILLERIE.<br />
17 onderofficieren en minderen.<br />
Commandant: l e<br />
luitenant H. E. P. B. C. Baerineijer van<br />
GENIETROEPEN.<br />
luitenant N. Hageman.<br />
20 onderofficieren en minderen.<br />
Officier van gezondheid 2 e<br />
26 hospitaalsoldaten.<br />
GENEESKUNDIGE DIENST.<br />
klasse: H. G. Dumont;<br />
Bovendien werden 133 dwangarbeiders bij de expedi<br />
tionnaire colonne ingedeeld, tot het dragen van de reserve<br />
munitie en andere oorlogsmaterialen.<br />
Groot was de geestdrift der troepen, toen de tijding<br />
hun gewerd, dat men zich eindelijk weer met den vijand<br />
ging meten.<br />
Hoe werden de kameraden benijd, die den veldtocht<br />
zouden medemaken!
TEGEN EDI 199<br />
Eigenaardig vooral was de houding der Amboneezen<br />
van het 3 e<br />
bataljon infanterie. Nauwelijks was de order<br />
bekend, of in hunne chambrées vormden zich verschil<br />
lende groepen , in welker midden enkele, met eereteekens<br />
en termstreken versierde veteranen tot de jongere sol<br />
daten , waarvan de meesten ternauwernood den manne-<br />
lijken leeftijd hadden bereikt, het woord voerden.<br />
,, Broeders van de 2 e<br />
compagnie," zoo spraken zij,<br />
„ m<strong>org</strong>en zal u het voorrecht te beurt vallen den vijand<br />
tegemoet te gaan; dit uitrukken is voor de meesten<br />
uwer de vuurdoop; hij zij u heilig! Boven onze bajonetten<br />
zal zich de oorlogsbanier van het 3 e<br />
bataljon ontplooien.<br />
Aan dat van kogels doorboord vaandel prijkt de schit<br />
terende ster van „Moed, Beleid en Trouw"; deze onder<br />
scheiding schonk ons Z. M. Koning Willem III. Onder<br />
dat vaandel hebben uwe broeders in menig bloedig gevecht<br />
met roem gestreden, en menig hunner is daaronder met<br />
eere gebleven. Beschaamt nimmer de nagedachtenis dier<br />
helden, maar toont hunne waardige vervangers te zijn,<br />
door dezelfde deugden aan den dag te leggen als zij<br />
bezaten! Mannen, bedenkt dat gij soldaten, dat gij<br />
Amboneezen zijt"!<br />
Getroffen door zulk eene taal, zwoer ieder voor zich-<br />
zelven een eed van trouw aan het vaandel, een eed van<br />
dapperheid aan de schimmen der, onder dat vaandel,<br />
gevallen helden. En op deze wijze leeft de goede geest<br />
onder onze Amboneezen steeds voort.<br />
Want al heeft de oorlogszeis hen grootendeels wegge<br />
maaid; al heeft de berri-berri hunne gelederen schrik<br />
barend gedund, zoodat van het oude, dappere 3 e<br />
bataljon
200 DE VELDTOCHT<br />
infanterie slechts enkele strijders zijn overgebleven, de<br />
ware krijgsmangeest is echter steeds bewaard gebleven,<br />
dank zij den ouderen kameraden, die ze in hunne ge<br />
zangen doen voortleven en in hunne verhalen de schitte<br />
rende wapenfeiten van het corps aanhoudend herdenken.<br />
En men bedenke: bij een corps, waar men nooit<br />
nalaat de soldatendeugden te vermelden van hen , die het<br />
sieraad waren van het leger, daar zal ook steeds de<br />
dapperheid betracht, daar zal immer de eigenwaarde<br />
der manschappen opgewekt worden.<br />
Kapitein Hansen, commandant der 2 e<br />
compagnie Am<br />
boneezen, die zulks volkomen besefte, en zelfs bij elke<br />
oefening niet naliet den geest van initiatief te kweeken, heeft<br />
de schoonste resultaten van zijne z<strong>org</strong>en mogen aan<br />
schouwen en dankt den roem, waarmede hij en zijne<br />
officieren zich te Edi overlaadden, voor een deel aan de<br />
dapperheid zijner trouwe Amboneezen. Doch loopen wij<br />
de gebeurtenissen niet vooruit.<br />
• Op den 4» Mei werden de troepen van Kota Radja<br />
per stoomtram naar Oleh-leh overgebracht, om zich aldaar<br />
te embarkeeren. Zij werden ingescheept aan boord van de<br />
Gouvernement's stoomers Condor en Albatros, Z. M.<br />
stoomschip Makassar en de Gouverneur-Generaal van<br />
Lansbergen der Nederlandsch-Indische Stoomvaartmaat<br />
schappij.<br />
Den 5 n<br />
Mei 's m<strong>org</strong>ens lieten de schepen het anker voor<br />
Edi vallen. Slechts aan een gedeelte der troepen gelukte het<br />
zich dien dag te ontschepen, want de zee, die onrustig was,<br />
werd hoe langer hoe onstuimiger. Hoog verhieven zich<br />
tegen den namiddag de witgekuifde golven en rolden met
TEGEN EDI 201<br />
zulk eene woeste vaart naar het strand, dat men niet zonder<br />
bekommering de sloepen naoogde, die het reeds ontscheepte<br />
gedeelte der troepen van het noodige moesten voorzien.<br />
Bergenhoog werden de sloepen door de golven opgetild,<br />
om weinige oogenblikken later met eene duizelingwekkende<br />
snelheid in de diepte teruggeworpen te worden ; elk oogen<br />
blik scheen het, of zij door de golven zouden verzwolgen<br />
worden, maar de Oceaan had met Nederlandsche zee<br />
lieden te doen en onze zeerobben verstaan hun hand<br />
werk bij uitnemendheid.<br />
Het gebarkeerde gedeelte bezette den niet ver van de<br />
landingsplaats gelegen kampong Koeala, die door sterke<br />
en breede grachten eene uitmuntende bivouakplaats aan<br />
bood. Tot ieders verwondering werd het bivouak niet<br />
verontrust; zelfs gedurende den nacht heerschte eene<br />
onbeschrijfelijke rust in den omtrek. Niets gaf 's vijands<br />
aanwezigheid te kennen, maar toen „het oog van den dag"<br />
aan den horizon verscheen, ontdekten de schildwachten<br />
door den lichten m<strong>org</strong>ennevel verschillende gestalten, die<br />
in de richting der bosschen verdwenen.<br />
Groote waakzaamheid onzerzijds en de onbekendheid<br />
met de sterkte van den troep, hadden den vijand waar<br />
schijnlijk teruggehouden, iets te ondernemen.<br />
Het weêr, dat den volgenden dag veel gunstiger was,<br />
gaf den aan boord gebleven troepen gelegenheid zich te<br />
ontschepen, zoodat de geheele expeditionnaire macht<br />
omstreeks half elf in den m<strong>org</strong>en aan wal was.<br />
Na zijnen troep geïnspecteerd te hebben, liet de com<br />
mandant , de luitenant-kolonel de Bank Langenhorst,<br />
zich de noodige inlichtingen geven door de officieren,
202 DE VELDTOCHT<br />
die reeds den vorigen dag de kampong Koeala bezet<br />
en verkenningen gemaakt hadden. In het verhoogd<br />
schilderhuis, aan het strand, werden door hem, naar<br />
aanleiding der ingewonnen berichten, aan de verzamelde<br />
officieren de dispositiën voor het gevecht bekend gemaakt.<br />
Die berichten luidden onder meer, dat de Atjehers zich<br />
in loopgraven hadden genesteld langs den weg, welken<br />
de troepen moesten nemen om van de landingsplaats<br />
naar Edi te marcheeren.<br />
Meer dan waarschijnlijk was het dus, dat de opmarsch<br />
zoude bemoeielijkt worden.<br />
Met het oog hierop, bekwam de compagnie Hansen<br />
den last, om, langs het strand gaande, eene omtrek<br />
kende beweging te maken langs de rechterflank der<br />
vijandelijke stellingen, na welke omtrekking verband<br />
moest gehouden worden met de hoofdcolonne, die den<br />
grooten weg naar Edi zoude blijven volgen; de artillerie<br />
bleef bij de hoofdcolonne.<br />
Om elf en een kwart uur stelden de troepen zich in<br />
beweging en elk gedeelte volgde in den voorloopigen<br />
gevechtsvorm de aangewezen route.<br />
Op de rechterflank, gedekt door het hooge gras,<br />
marcheerde de 2« compagnie eerst langs het zeestrand.<br />
De golven, die gisteren zoo geweldig bruisten, spoelden<br />
nu zachtjes naar het strand en buitelden vroolijk kabbe<br />
lend over de schoenen der manschappen.<br />
Met gespannen opmerkzaamheid volgden de zee-officieren<br />
der verschillende oorlogsbooten door hunne kijkers de<br />
langs den zeeoever marcheerende compagnie; de kleine ,<br />
doch vlugge en gespierde donkerbruine gestalten hadden
TEGEN EDI 20$<br />
reeds aan de landingsplaats hunne belangstelling opge<br />
wekt , door de flinke houding in het gelid en de juiste<br />
uitvoering der gegeven commando's.<br />
Was het reeds warm tijdens het debarkeeren, nu deed<br />
zich de hitte geweldig, ja, ondraaglijk gevoelen. Met<br />
hijgende borst en het voorhoofd druipend van het zweet,<br />
trok deze compagnie langs den ongemakkelijken weg voort,<br />
waar schuwe krabben voorzichtig weg kropen en opge<br />
schrikte meeuwen heesch krijschend naar zee vlogen.<br />
Nauwelijks had men 3 a 400 schreden afgelegd, of, in<br />
zuidwestelijke richting, werden geweerschoten vernomen.<br />
Het was de 4 e<br />
een vuurgevecht was gewikkeld.<br />
compagnie, die reeds met den vijand in<br />
Instinctmatig versnelden de Amboneezen den pas en<br />
weken meer en meer van het strand af. Het was niet<br />
uit vrees voor de dartele golfjes, wier schuimend nat<br />
door hunne schoenzolen drong, neen, het was het ver<br />
langen om langs den kortsten weg de kameraden der<br />
4 e<br />
compagnie een handje te helpen.<br />
Ongeduldig wendden zich hunne blikken naar den<br />
kapitein. Verlangend naar den strijd, zagen de jongere<br />
soldaten de oudere vragend aan, als wilden zij van deze<br />
weten, waarom men, in stede van „marcher au canon"<br />
voor ditmaal daarvan afweek.<br />
Daar bewoog zich het hooge gras; was het door den<br />
wind? De sergeant-majoor Wolvekamp, algemeen stam<br />
boek n° 26592. commandant der achterste sectie, had<br />
spoedig de oorzaak ontdekt: het waren eenige Atjehers,<br />
vermoedelijk van een observatiepost, die door het alang-<br />
alangveld trachtten weg te sluipen. Na eenige goede
204 DE VELDTOCHT<br />
schutters te hebben aangewezen om op hen te vuren,<br />
ging Wolvekamp aan het hoofd zijner sectie tot de<br />
attaque over. Het was de geest van initiatief, door den<br />
commandant aangekweekt, die hier tot daden aanspoorde.<br />
Had men getalmd, de Atjehers waren ontkomen en<br />
het gevecht zoude wellicht geheel anders zijn uitgevallen,<br />
terwijl nu het bericht van eene omtrekkende beweging<br />
onzerzijds den vijand niet gewerd. Twee der Atjehers<br />
ontsnapten, doch werden op den grooten weg naar Edi<br />
door de sectie van den i e<br />
hoede der hoofdcolonne, neêrgeschoten.<br />
luitenant Gaade, de achter<br />
Door het vuren der 2 C<br />
compagnie, was die sectie op<br />
de twee vluchtelingen opmerkzaam gemaakt.<br />
Na dit incident klonk weldra het commando „voor<br />
waarts , marsch", en voort ging de tocht weêr langs het<br />
strand. Nog 500 M. verder, en de hooge stengels van<br />
een suikerrietveld onttrokken de compagnie aan het ge<br />
zicht der oorlogsschepen; thans sloeg men de zuidelijke<br />
richting in.<br />
De voorste sectie was in „ gesloten groepen " opgelost,<br />
maar moest weldra „de sectie heistellen", tengevolge van<br />
het begroeid terrein. De compagnie was evenwel op den<br />
goeden weg; eene onvoltooide en tevens onbezette tirail<br />
leurs-loopgraaf deed vermoeden , dat de vijand zijn rechter<br />
vleugel hier had willen verlengen. Kapitein Hansen besloot<br />
deswege de gevolgde richting te behouden.<br />
Het terrein, waarop de compagnie daarna kwam, was<br />
klaarblijkelijk vroeger eene lagune, die langzamerhand is<br />
aangeslibd. Op den weeken bodem had zich door den<br />
tijd eene wildernis van boomen en struiken gevormd. Langs
TEGEN EDI 2C>5<br />
de stammen kronkelden zich lianen tot de kruin opwaarts,<br />
als zochten zij het zonlicht, hetwelk de, tot vollen wasdom<br />
geraakte boomen haar trachtten te betwisten. Verschillende<br />
wilde klimplanten omstrengelden de boomen, en hadden,<br />
aan stammen en takken zich vastgrijpende, ondoordring<br />
bare guirlandes gevormd, die den doortocht schier onmo<br />
gelijk maakten. Op dezen bodem, waar talrijke krabben<br />
en afzichtelijke kruipende dieren eene verblijfplaats hadden<br />
gezocht, aasden vreemdsoortigen vliegen op rottende<br />
cadavers van krabben, en leefden myriaden van kwellende<br />
muskieten.<br />
Een smal, glibberig pad, wellicht de eenige weg in<br />
deze rimboe, verleende ternauwernood een do<strong>org</strong>ang. Op<br />
verschillende plaatsen versperden omgevallen boomstam<br />
men den weg, of belemmerden taaie twijgen den marsch<br />
op onrustbarende wijze. Slechts man voor man kon de<br />
colonne :ich op 't gladde pad voortbewegen, zoodat de<br />
compagnie, toen zij op één gelid was gekomen, eene<br />
lengte besloeg van 4 a 500 meter. Het was eene ontzet<br />
tende gedachte voor den compagnie-commandant en de<br />
officieren, op zulk een terrein wellicht in eene hinderlaag<br />
te vallen. Geene zekerheid bestond er toch, dat de marsch<br />
langs het strand onopgemerkt was gebleven.<br />
Met kolf, bajonet en sabel moest men zich op den<br />
slijkerigen weg in deze wildernis een doortocht banen;<br />
zij, die beproefden zich met geweld er doorheen te<br />
wringen, werden door de verradelijke takken en struiken<br />
als in de armen van een poliep omvat en moesten met<br />
medehulp der volgende kameraden uit het kluwen ontward<br />
worden.
20Ó DE VELDTOCHT<br />
Sluipende en bukkende werd de tocht voortgezet. Het<br />
was stil, verradelijk stil in de donkere rimboe.<br />
Met een kloppend hart schreed een ieder langzaam<br />
voorwaarts.<br />
In de verte klonken dof en onduidelijk de kanonschoten<br />
der bergstukken.<br />
Was men zoo ver van de hoofdcolonne afgedwaald?<br />
Vol z<strong>org</strong> bewogen zich de officieren in dit doolhof van<br />
boomen en struiken.<br />
Het was, als stonden de planten hoe langer hoe dichter ;<br />
elk oogenblik verwachtte men van achter de struiken eene<br />
losbranding van geweren, waar tegenover men hulpeloos<br />
zou staan , en waardoor men zoude geveld worden , zonder<br />
zelfs één vijand te zien. Welke vreeselijke gedachte voor<br />
een soldaat! Niet het gevecht, en zelfs niet de dood zal hem<br />
afschrikken , maar om zóó door een onzichtbaren vijand<br />
weerloos afgemaakt te worden, dit is niet het einde,<br />
dat een krijgsman zich droomt.<br />
De weg werd slechter, naarmate men dieper doordrong,<br />
zoodat de kans, om zich tegen een aanvallenden vijand<br />
te verdedigen, steeds geringer werd.<br />
Reeds maakte kapitein Hansen , die het niet verantwoord<br />
achtte hier langer te vertoeven , aanstalten om een andere<br />
richting in te slaan, toen hem door den commandant der<br />
voorste sectie, den 2" luitenant van Bloemen Waanders,<br />
gerapporteerd werd, dat er uitzicht bestond op een spoedig<br />
verlaten der rimboe. En werkelijk werd het bosch gaande<br />
weg ijler.<br />
Men hoorde nu duidelijk schieten, en, verder door<br />
marcheerende, ontdekte kapitein Hansen, die zich in-
TEGEN EDI 207<br />
middels bij de voorste sectie had gevoegd, op een 10-tal<br />
passen voor zich uit, den vijand, die druk bezig was de<br />
hoofdcolonne te beschieten.<br />
Welk eene voldoening voor den commandant, te bemer<br />
ken, dat men de juiste richting gevolgd had, want 50<br />
a 60 schreden voor den boschrand bevond zich de<br />
rechtervleugel van 's vijands stelling.<br />
De Atjehers hadden geheel hunne aandacht gewijd aan<br />
de troepen op den grooten weg en bemerkten dus niets<br />
van de omtrekkende beweging van de compagnie Hansen.<br />
De positie dezer compagnie was evenwel niet zonder<br />
gevaar, aangezien de boschrand zoo begroeid was, dat<br />
hij nergens een geschikt deboucher aanbood ; slechts met<br />
twee man tegelijk kon men de wildernis verlaten.<br />
Nu kwam het er op aan, den vijand door een ver<br />
rassend en kloekmoedig optreden in verwarring te brengen<br />
en te verslaan. Haastig werd het volgende fluisterende<br />
gesprek tusschen den kapitein en luitenant van Bloemen<br />
Waanders gevoerd. (Beide officieren stonden slechts eenige<br />
passen van elkander, doch waren door het begroeid<br />
terrein geheel aan eikaars gezicht onttrokken.)<br />
„ Waanders, wij moeten er op in!"<br />
„Goed, kapitein, zal ik maar vast beginnen."<br />
„ Vooruit maar!"<br />
Bij de laatste woorden duwde kapitein Hansen den<br />
voor hem staanden Amboneeschen fuselier Mait, alge<br />
meen stamboek n° 25969, door eene opening het bosch<br />
uit, volgde hem op den voet en liet toen een„hoerah"<br />
hooren, hetwelk, door de geheele compagnie herhaald,<br />
zoo onstuiming klonk, dat de Atjehers, geheel uit het
208 DK VFLÜTOCHT<br />
veld geslagen, een oogenblik het vuren staakten om te<br />
zien, welke vijand hen zoo plotseling uit de rimboe<br />
kwam overvallen.<br />
Nu het aanvalsteeken eenmaal gegeven was, nu waren<br />
de Amboneezen niet meer te houden.<br />
Achter den compagnies-commandant volgden de Amboneesche<br />
fuseliers Wattinury, algemeen stamboek n°28i3<br />
en Mawanky, algemeen stamboek n" 84166. Onverschrokken<br />
stormde kapitein Hansen met deze fuseliers<br />
op de eerste groep kuilen, spoedig gevolgd door luitenant<br />
van Bloemen Waanders en den Europeeschen sergeant<br />
Brok, algemeen stamboek n° 2824 en Desirat, algemeen<br />
stamboek n° 20807.<br />
Voordat de geheele compagnie mee kon stormen,<br />
waren de bovengenoemden reeds op den vijand aange<br />
vallen. De attaque geschiedde zoo plotseling, dat slechts<br />
een klein getal Atjehers uit de voorste kuilen tijd had<br />
om het hazenpad te kiezen; in de voorste tirailleursputten<br />
werden allen met de bajonet afgemaakt, slechts enkelen<br />
neêrgeschoten.<br />
De fuselier Mait raakte het eerst handgemeen met<br />
den vijand; aan den rand der voorste rij kuilen gekomen,<br />
legde hij zijn geweer aan en trok af, maar de patroon<br />
weigerde. Met een duivelschen grijns sprong de Atjeher,<br />
voor wien het schot bestemd was, uit den kuil en deed<br />
een geweldigen houw, dien Mait echter met het geweer<br />
wist te pareeren. Luitenant van Bloemen Waanders sprong<br />
nu zijn mindere bij en loste op den Atjeher een revolver<br />
schot , juist toen deze ten tweede maal de breede klewang<br />
ophief. Ofschoon aan het hoofd reeds door twee schoten
getroffen, bleef de Atjeher de klewang even woest hanteeren,<br />
otdat de inmiddels toegeschoten soldaten hem neêrlegden.<br />
Het gevecht werd spoedig algemeen. Nadat de bezet<br />
ing der eerste groep kuilen a *) gedood was, verzamelde<br />
capitein Hansen een tiental manschappen om zich heen<br />
:n snelde met den looppas verder.<br />
Door de gesteldheid van het terrein was het niet<br />
nogelijk te ontdekken, waar de vijand zich genesteld<br />
ïad. De alang-alang was zoo dicht en hoog, dat de<br />
tuilen en loopgraven eerst op 3 a 4 passen afstands<br />
ichtbaar waren. Nergens te Atjeh zag men ooit zulke<br />
.lang-alang-velden. De soldaten, naderhand over dit veld<br />
prekende, zeiden: „de alang-alang kittelde ons in hals,<br />
nond, neus en ooren." Bij zijne verdediging had de vijand<br />
ip deze hooge alang-alang gerekend. Op een terrein,<br />
vaar men a bout pourtant neergeschoten , of onverwachts<br />
loor klewanghouwen kan afgemaakt worden, onverschrok-<br />
:en vooruit te gaan, dit getuigt van den grooten moed<br />
Ier manschappen; maar hoe kan 't anders, wanneer de<br />
ompagnies-commandant in kloeke vastberadenheid zijne<br />
oldaten vo<strong>org</strong>aat en hen weet aan te wakkeren!<br />
Het geluk dient den koenste, zegt het spreekwoord,<br />
n dit ondervond kapitein Hansen, want regelrecht met<br />
ijti troepje er op ingaande, ontdekte hij eene tweede,<br />
leer achterwaarts gelegene rij loopgraven b.<br />
Eensklaps trad een Atjeher met opgeheven klewang<br />
it het hooge gras te voorschijn en kwam op den kapitein<br />
f. De Amboneesche fuselier Kajoba, algemeen stamboek<br />
*) Zie Schetskaart.<br />
II 14
2IO DE VELDTOCHT<br />
n° 28771, het gevaar ziende, waarin zijn commandant<br />
verkeerde, ging den Atjeher met bliksemsnelheid tegemoet,<br />
doorstak hem met de bajonet, maar ontving gelijktijdig<br />
den voor den kapitein bestemden houw op den linker<br />
schouder. De taaie Atjeher, hoewel door den bajonetstoot<br />
doodelijk getroffen , gaf den strijd niet eerder op, dan<br />
nadat hij van kapitein Hansen nog een duchtigen sabel<br />
houw op 't hoofd had bekomen.<br />
Bij de tweede rij kuilen b had nu een verwoed gevecht<br />
plaats. De Amboneesche fuselier Waëni, algemeen stamboek<br />
n° 28579, die met een vijand handgemeen raakte en zeer<br />
behendig diens geweldige klewanghouwen pareerde, door<br />
stak zijn tegenstander met de bajonet; toen hij echter<br />
het geweer uit diens lichaam trok , greep de Atjeher er<br />
naar, en op onverklaarbare wijze liet de bajonet los.<br />
Waëni kreeg nu van den Atjeher een slag over de<br />
linkerhand en wellicht zou het niet daarbij zijn gebleven,<br />
zoo een kameraad niet tijdig ter hulp ware gesneld.<br />
Inmiddels waren hier aan onze zijde successievelijk 10<br />
a 15 man bijgekomen, zoodat van weerskanten de ver<br />
houding van het aantal strijders weinig verschilde. Ondanks<br />
den dapperen tegenstand werdén de Atjehers allen gedood.<br />
Met welk eene bittere woede er gevochten werd, kan<br />
blijken uit het feit, dat een der kuilen letterlijk opgevuld<br />
was met lijken.<br />
Terwijl kapitein Hansen in het alang-alangveld met den<br />
vijand handgemeen raakte, had een gedeelte der man<br />
schappen van de i e<br />
en 2 e<br />
sectie onder de luitenants van<br />
Bloemen Waanders en la Gordt Dillié de groep kuilen<br />
c bestormd, waar de vijand den aanval niet afwachtte,
TEGEN EDI 211<br />
doch in zuidelijke richting vluchtte, een groot aantal<br />
wapens achterlatende. Door de aanwezige manschappen<br />
werd nu, onder leiding der beide genoemde officieren,<br />
een salvovuur geopend; dat evenwel spoedig werd ge<br />
staakt , op grond, dat men uit de vo<strong>org</strong>elegen klapper<br />
tuinen , vlak bij onze versterking Edi, eveneens Atjehers<br />
zag vluchten en men deze voor bevriende Inlanders aanzag.<br />
Hoe kon men ook vermoeden, dat de vijand reeds zoo<br />
dicht nabij de benting genesteld was!<br />
Intusschen waren de mineurs en de 3 e<br />
sectie, onder<br />
luitenant Muller, ook uit het bosch gedeboucheerd. Het<br />
was den compagnies-commandant in de gegeven omstan<br />
digheden niet mogelijk geweest dien officier orders te<br />
geven , zoodat de 3 e<br />
sectie in het gevecht ingreep , zonder<br />
daartoe het bevel ontvangen te hebben.<br />
De manschappen voegden zich bij de kameraden, die<br />
bij de tweede en derde rij kuilen b en c stonden, of<br />
beschoten den uit rij e vurenden vijand. De grootste<br />
moeilijkheid was om te ontdekken of er nog meer kuilen<br />
bestonden en waar deze gelegen waren. De vijand bespaarde<br />
ons echter de moeite eener verkenning, door eensklaps<br />
ook uit de kuilen e te vuren. Een ieder maakte nu front<br />
naar die zijde om het vuur te beantwoorden. De schoten<br />
der goed gedekte Atjehers misten hunne uitwerking niet,<br />
zoodat onze Ambonneezen maar besloten door een bajonet-<br />
aanval daaraan een eind te maken.<br />
Het gevecht, hetwelk alsnu van weêrszijden plaats<br />
had, laat zich moeielijk beschrijven. Vriend en vijand<br />
raakten dooreen gemengd; het was een vreeselijke, een<br />
verwoede strijd van leven om leven; eene worsteling,
212 DE VELDTOCHT<br />
die over zege of nederlaag beslissen moest. Zelfs de<br />
gewonde soldaten, waaronder de Amboneesche fuselier<br />
Adjah, algemeen stamboek n° 9417, die kort te voren<br />
door een geweerkogel was getroffen, vochten meê.<br />
Geweerschoten werden nu niet meer gehoord; in het<br />
geschreeuw en getier der strijders mengde zich slechts<br />
het gekletter der blanke wapens. Slechts korte oogen-<br />
blikken bleef de strijd onbeslist, toen hield alle krijgs-<br />
gedruisch op. Had men elkaar een oogenblik van rust<br />
gegund ? Zeer zeker niet; want eensklaps weergalmde een<br />
donderend „hoera!" de zegekreet der onzen! In deze<br />
vreeselijke slachting waren alle Atjehers bezweken.<br />
Aan onze zijde waren velen gewond, doch men had<br />
geen gesneuvelden te betreuren.<br />
Gedurende het gevecht bij d was de Amboneesche<br />
sergeant Toerang, algemeen stamboek n° 84911, met<br />
drie jonge soldaten, Popa, algemeen stamboek n° 8896,<br />
Ilabibie, algemeen stamboek n" 16329 en Kamparang,<br />
algemeen stamboek n u<br />
265371 °P eigen dunk vooruit<br />
gesneld naar de plaats, waarheen hij eenige Atjehers uit<br />
c had zien vluchten.<br />
Vóór deze rij kuilen gekomen, enfileerde hij en zijne<br />
manschappen de stelling des vijands door een snelvuur<br />
en noodzaakte daardoor + 50 Atjehers tot de vlucht.<br />
Het signaal „ophouden met vuren" en „verzamelen"<br />
riep de uiteengeraakte compagnie weêr bij elkaar. Punt c,<br />
waarheen zich kapitein Hansen na het laatste gevecht<br />
begeven had, werd als verzamelingspunt aangewezen.<br />
Vermoeid en buiten adem kwamen de manschappen<br />
aan; er waren enkelen, die zelfs het bewustzijn verloren,
TEGEN EDI 213<br />
iets, wat niet te verwonderen is, na zoo'n vermoeienden<br />
marsch en het bloedig gevecht bij de ondraaglijke hitte,<br />
die er heerschte. Het ambulance-personeel beijverde zich<br />
inmiddels om de gewonden te verbinden.<br />
Men verheugde zich reeds op eene volkomene over<br />
winning, toen bij ƒ boven de alang-alang, de bonte<br />
hoofddoeken der Atjehers zichtbaar werden. Wij moeten<br />
de dapperheid des vijands eeren, die, niettegenstaande<br />
hij telkens verslagen werd, steeds met denzelfden moed<br />
ons het terrein bleef betwisten.<br />
Deze vermetelheid kwam hem echter duur te staan.<br />
De Amboneesche sergeant Karuvval, algemeen stamboek<br />
n° 80987, die den vijand het eerst ontdekte, verzamelde<br />
spoedig eenige manschappen om zich heen, waaronder<br />
de Ambonesche korporaals Jacobs, algemeen stamboek<br />
n° 72217 en Semallo, algemeen stamboek n° 11039,<br />
den Amboneeschen fuselier Kabise, algemeen stamboek<br />
n° I5919; deze gingen de Atjehers vastberaden tegemoet.<br />
De klewang moest wederom voor de bajonet van den<br />
Ambonees wijken, en de Atjehers bekochten hunne<br />
waaghalzerij met den dood.<br />
In het voorbijgaan zij hier gezegd, dat de Amboneezen<br />
bij dit gevecht getoond hebben, dat zij volkomen op de<br />
hoogte zijn van de bajonetschermkunst; de parades en<br />
stooten werden meesterlijk uitgevoerd, en ontegenzeg<br />
gelijk is de bajonet in hunne handen een even geducht<br />
wapen als de klewang in de vuist van den Atjeher.<br />
Wederom klonk het signaal „verzamelen", want de<br />
meeste soldaten, hoe vermoeid ook, waren weêr uit het<br />
gelid gesprongen om den sergeant Karuwal bij te staan.<br />
e n
214<br />
D E<br />
VELDTOCHT<br />
Kapitein Hansen had bij deze gelegenheid alle geduld<br />
en veel bedaardheid noodig, om zijne door strijdlust als<br />
bedwelmde Amboneezen in de hand te houden.<br />
Nauwelijks was echter de compagnie weer verzameld,<br />
of de vijand begon andermaal uit dezelfde richting te<br />
schieten. Geleid door den kruitdamp , die boven de alang-<br />
alang omhoog steeg, ging een groep der 4 e<br />
sectie den<br />
onzichtbaren vijand tegemoet. De fuseliers Semoukel,<br />
algemeen stamboel: n° 8892, en Adja, algemeen stamboek<br />
n° 6415, ofschoon gewond en nog niet verbonden, gingen<br />
den troep, onder het uitvoeren van een wilden krijgsdans,<br />
vooraf. De opgewondenheid hunner makkers steeg hierdoor<br />
ten top.<br />
De Moeka-matjan (tijgergezichten), zooals de Atjeher den<br />
Ambonees noemt, geleken toen in werkelijkheid bloed<br />
gierige tijgers. Het scheen den vijand niet langer raadzaam<br />
zich met hen te meten , zoodat, toen de sectie bij de kuilen<br />
e gekomen was, hij instede van strijders, slechts de lijken<br />
der kort te voren verslagene Atjehers vond Verder werd<br />
geen enkel schot meer op de colonne gelost. Dit was voor<br />
den troep eene verademing en schonk aan kapitein Hansen<br />
gelegenheid zijne gewonde manschappen te doen verbinden.<br />
In geregelde orde kon nu de marsch naar Edi voortgezet<br />
worden. De achterste sectie was daarbij in tweeën gesplitst<br />
en maakte om beurten achterwaarts front, daar het terrein<br />
nog steeds een onverhoedschen aanval des vijands moge<br />
lijk maakte.<br />
Op den grooten weg gekomen, ontmoette kapitein<br />
Hansen den colonne-kommandant, wien hij den gelukkigen<br />
uitslag der omtrekkende beweging meldde.
2 e<br />
TEGEN EDI 215<br />
Omstreeks twaalf en drie kwart uur bereikte de dappere<br />
compagnie de benting Edi, alwaar kort te voren ook<br />
de hoofdcolonne was aangekomen. Deze was eveneens<br />
met succes opgetreden. In den beginne hevig beschoten<br />
uit de boschjes en loopgraven, heeft zij het vijandelijk<br />
vuur met zooveel nadruk beantwoord en werd zoo kracht<br />
dadig door de artillerie bijgestaan, dat de vijand veel<br />
afbreuk leed. Vooral in het front der stellingen gekomen,<br />
werd de voorhoede door een overstelpend vuur begroet,<br />
waarop eene sectie van luitenant van Beusekom tegen den<br />
in kuilen ingegraven vijand oprukte en hem met een<br />
verlies van 18 man tot den aftocht dwong. Gelijktijdig<br />
werd 's vijands aandacht door de 2 C<br />
compagnie afgeleid.<br />
Met welk een goeden uitslag deze omtrekkende beweging<br />
werd volbracht, is reeds bekend.<br />
De verliezen aan 's vijands zijde waren aanzienlijk;<br />
behalve een groot aantal dooden, in de kuilen afgemaakt,<br />
welke op een 40 a 50tal is geschat, telde de vijand eene<br />
menigte gewonden en werd een groote voorraad wapens<br />
door de onzen buit gemaakt.<br />
Voorzeker mogen wij niet eindigen met de beschrijving<br />
van dit gevecht, alvorens te gewagen van het voor<br />
beeldig gedrag der mineurs, die bij de 2 e<br />
ingedeeld waren.<br />
compagnie<br />
Vóór den afmarsch bekwamen zij van den luitenant<br />
Hageman der genie den last zich niet in den strijd te<br />
mengen, aangezien zij voor andere diensten noodig<br />
konden zijn.<br />
De wapens mochten zij slecht tot zelfverdediging<br />
gebruiken.
2l6 DE VELDTOCHT<br />
Hoe dit bevel door de mineurs opgevolgd is geworden ,<br />
moge hunne houding tijdens het gevecht getuigen.<br />
Slechts weinige schreden stonden zij van de Amboneezen<br />
en Atjehers; de kogels sisten hen om de ooren en de<br />
vlam der donderbussen voelden zij in het gelaat. Toch<br />
bleven zij met den geladen revolver in de hand op de<br />
„plaats rust". Is er verhevener moed , grooter zelf beheer-<br />
sching en meer gehoorzaamheid denkbaar?<br />
Kan men schooner voorbeeld van krijgstucht aanwijzen?<br />
De namen dezer kloeke en goed gediciplineerde mili<br />
tairen zijn :<br />
de Jong, algemeen stamboek n° 12831, sergeant.<br />
Pester, „ „ „ 1734, min. i e<br />
Van der Weerd „ „ „ 15266, min. 2 P<br />
Mentotaroeno „ „ „ S641, min. i e<br />
Paradjo „ „ „ 23547, min. 2 e<br />
Batjo „ „ „ 203371 min. 2" kL<br />
Den 7 e<br />
kl.<br />
kl.<br />
kl.<br />
kl.<br />
Mei hielden de troepen rustdag en trachtte men<br />
inlichtingen in te winnen omtrent 's vijands sterkte, stel<br />
lingen en voornemens.<br />
Op dien dag werd de expeditionnaire macht nog ver<br />
sterkt door de i e<br />
compagnie van het 3 e<br />
bataljon infanterie,<br />
welke per particulieren stoomer „ Hak Canton" en per<br />
gouvernements stoomschip „Zeemeeuw" van Oleh-leh<br />
naar Edi was overgevoerd.<br />
Deze compagnie, sterk 112 Europeesche onderofficieren<br />
en minderen, stond onder bevel van den kapitein T. C.<br />
v. Bijlevelt, terwijl daarbij waren ingedeeld de 2' luitenants<br />
L. de Roever Tromp en W. H. de Lussanet de la Sa-<br />
blonière.
TEGEN EDI 217<br />
Ten acht uur des voormiddags van den 7 en<br />
Mei belegde<br />
de luitenant-kolonel de Bank Langenhorst eene vergadering,<br />
welke bijgewoond werd door den militairen commandant<br />
van Edi, kapitein In 't Velt, het hoofd van het civiel<br />
bestuur, den vorst van Edi en diens raadslieden.<br />
Tot den vorst van Edi en de raadslieden werd onder<br />
meer ook de vraag gedaan, wat de bevolking aanleiding<br />
had gegeven tot den opstand, alsmede of het verzet tegen<br />
den vorst, dan wel tegen onze Regeering gericht was.<br />
In plaats van deze vraag rechtstreeks te beantwoorden,<br />
verzochten de raadslieden een oogenblik afzonderlijk te<br />
mogen vergaderen ; dit verzoek werd hun niet geweigerd ,<br />
doch het vertrouwen in zulke lieden zal daardoor wel<br />
aanmerkelijk verminderd zijn. De conferentie bleef, zooals<br />
te verwachten was, zeer onbevredigend. De vergaderden<br />
verklaarden niets met zekerheid te kunnen zeggen, daar<br />
zij eerst nog de hoofden zeiden te moeten raadplegen.<br />
Voor het eerlijk soldatenhart van den overste de Bank<br />
Langenhorst zal het voorzeker hinderlijk zijn geweest,<br />
om, ter wille van politieke belangen, als ware hij een<br />
diplomaat, vertrouwen te veinzen tegenover dien troep<br />
huichelaars. Wellicht zal men, uit staatkundige belangen,<br />
ook het verdere onderzoek naar de reden van het verzet<br />
gestaakt hebben. Ofschoon het in de gegeven omstandig<br />
heden wel de wijste partij is, zoo is het toch te betreuren,<br />
dat wij te Atjeh zooveel toegevendheid moeten gebruiken.<br />
De mededeelingen, welke ons in den avond van dien<br />
dag door den vorst en zijne raadsheeren gewerden,<br />
betreffende 's vijands positie, plannen en sterkte, waren<br />
niet alleen schaarsch, maar zij bleken ook onjuist te
218 DE VELDTOCHT<br />
zijn. Gelukkig dat wij, door tusschenkomst van onzen<br />
gids Mat-Said dienaangaande beter ingelicht werden,<br />
zoodat het operatieplan voor den volgenden dag nog tijdig<br />
kon gewijzigd worden.<br />
Het scheen den Radja van Edi niet welgevallig te zijn,<br />
dat men onzerzijds de rust in zijn gebied zoo kracht<br />
dadig wilde herstellen; hij verzocht de wederspannige<br />
onderdanen met zijne getrouwen tot rede te mogen<br />
brengen, maar de overste de Bank Langenhorst,die des<br />
vorsten toeleg begreep, gaf hem te verstaan, dat hij<br />
zulks maar vroeger had behooren te doen.<br />
Dat de hartstochtelijke ijver, die eensklaps in den vorst<br />
ontvlamde om den opstand zelf te dempen , diens houding<br />
nog verdachter maakte, behoeft geen betoog.<br />
Den volgenden m<strong>org</strong>en (8 Mei) stelden zich de troepen<br />
in beweging.<br />
3 c<br />
Aan het hoofd marcheerde de i e<br />
bataljon infanterie, daarna volgden de 2 e<br />
compagnie van het<br />
en 4 e<br />
com<br />
pagnie van het corps; als reserve volgde een gedeelte<br />
der bezetting van Edi, onder commando van den kapitein<br />
In 't Velt. Eene sectie bergartillerie marcheerde tusschen<br />
de 2 e<br />
en 4 e<br />
compagnie; de genietroepen en de ambulance<br />
bevonden zich tusschen de 4 e<br />
compagnie en de reserve.<br />
Ongerekend de voorste divisie en de reserve, welke<br />
met den marschveiligheidsdienst belast waren, bedroeg<br />
de onderlinge afstand der verschillende afdeelingen 25<br />
passen.<br />
Alles was nog in donkere schaduwen gehuld. Een<br />
reusachtige slang gelijk, die schuifelend zich over den<br />
met gras begroeiden weg voortbewoog, zoo trok de
TEGEN EDI 2IO,<br />
colonne voorzichtig en gedruischloos den vijand tegemoet.<br />
Tegen vijf en drie kwartieruur, werd op de brug over<br />
den eersten zijtak van de rivier Pedawa-Pontong bereikt.<br />
De aanbrekende dag had inmiddels het terrein genoeg<br />
zaam verlicht om den omtrek te kunnen verkennen.<br />
Geen der uitgezonden patrouilles bespeurde echter iets<br />
van den vijand, zoodat dan ook de marsch met den meesten<br />
spoed werd voortgezet.<br />
De groote weg werd vervolgens verlaten om een voet<br />
pad in te slaan, dat in noordoostelijke richting naar<br />
's vijands positie leidde.<br />
Op dit pad marcheerde de troep op twee gelederen<br />
uit de flank, totdat men een open terrein bereikt had,<br />
waarna het voorste peloton der voorhoede zich in gesloten<br />
groepen oploste; op vijftig passen daarachter volgde het<br />
2 e<br />
peloton in open sectie-colonne.<br />
De hoofdcolonne formeerde eveneens de open sectie<br />
colonne.<br />
Op eene terreinverhooging A gekomen, ontdekte de<br />
voorhoede vele Atjehers, maar voordat de onzen tijd<br />
hadden op hen te vuren, waren zij als bij tooverslag<br />
verdwenen; slechts enkele hoofden zag men boven de<br />
alang-alang uitsteken en zich met grooten spoed in noord<br />
oostelijke richting voortbewegen.<br />
Men wist nu ongeveer, waar de vijand zich opgesteld<br />
had. Om hem uit zijne stelling te verdrijven kwam de<br />
artillerie in batterij en braakte haar vuur uit over den<br />
hardnekkigen tegenstander , die zich in loopgraven en<br />
kuilen gedekt had.<br />
De Atjehers lieten dit schieten onbeantwoord; onze
220 DE VELDTOCHT<br />
granaten en granaatkartetsen waren te machtig en zij<br />
achtten het raadzaam hunne stellingen te verlaten. Onzer<br />
zijds werd het vuur gestaakt en de marsch kon, na dit<br />
kort oponthoud, weêr worden vervolgd; het was toen<br />
kwartier over zessen.<br />
De l e<br />
compagnie ontwikkelde zich in gevechtsvorm<br />
met twee sectiën in gesloten groepen in de tirailleurslinie<br />
en twee sectiën als soutien. De 2 e<br />
compagnie kreeg tot<br />
opdracht de P compagnie op den linkervleugel te ver<br />
lengen ; een peloton , onder luitenant Muller, kwam daarop<br />
met gesloten groepen in de voorste linie, en het ander<br />
peloton, onder luitenant van Bloemen Waanders, stelde<br />
zich op 50 M. daarachter, in sectiecolonne als soutien op.<br />
De 4 e<br />
compagnie week noordwaarts uit, om de colonne<br />
tegen flankaanvallen aan de linkerzijde te dekken.<br />
In oostelijke richting ging men thans gezamenlijk<br />
vooruit. De directie werd genomen op een huisje Z,<br />
welks grauwe atappen dak duidelijk boven de alang-alang<br />
te onderscheiden was.<br />
Het terrein tusschen A en B was begroeid met alang-<br />
alang van + 1.5 M. hoogte. Ook noordwaarts was, be<br />
halve enkele boschjes en palmboomen , niets dan hoog gras<br />
te zien, waartusschen eenige huisjes verspreid lagen. Eene<br />
uitzondering hierop maakte het terrein C, dat bebouwd<br />
was met verschillende kruipplanten, zooals semangka,<br />
laboe en komkommer, afgewisseld door tabak en andere<br />
lage plantsoorten, die den bodem bedekten. Tusschen<br />
D en C kronkelde zich een beekje, welks oevers begroeid<br />
waren met hoog opgaand hout, en waarvan de takken<br />
reeds zoo laag bij den grond een aanvang namen, dat het
NAAR EDI 221<br />
terrein D, van uit het zuiden en westen gezien, het<br />
uiterlijk had van een dicht bosch. In noordelijke richting<br />
aanschouwde het oog niets dan uitgestrekte wouden; daar<br />
achter verhief zich Atjeh's gebergte, welks omtrekken zich<br />
duidelijk tegen het donkerblauw des hemels afteekenden.<br />
Gedurende den opmarsch werden de troepen niet<br />
beschoten, en toch bevond men zich, volgens de ver<br />
klaring der gidsen, niet ver van 's vijands hoofdstelling.<br />
Door den Amboneeschen sergeant Karuwal, commandant<br />
der linkergroep van de tirailleurslinie, werd spoedig de<br />
aanwezigheid van eene bende Atjehers gesignaleerd.<br />
Niet ver van den pepertuin B hield de colonne halt.<br />
De i e<br />
en 2 e<br />
compagnie bekwamen de order om een<br />
oostelijken rand van dien tuin te bezetten. De 4 C<br />
com<br />
pagnie nam positie in E, de artillerie kwam links van de<br />
4 e<br />
compagnie in batterij. De reserve en de ambulauce<br />
namen stelling ongeveer achter 't midden der genoemde<br />
divisiën. Nauwelijks waren de verschillende afdeelingen in<br />
beweging om de aangewezen punten te bezetten, of het<br />
knallen der geweerschoten bij de 4 e<br />
compagnie kondigde<br />
den aanvang van den strijd aan. Nog was zij in een vuur<br />
gevecht gewikkeld met eene ten noorden van den peper<br />
tuin B gelegen bende, vermoedelijk dezelfde welke door<br />
sergeant Karuwal kort te voren was opgemerkt, toen zij<br />
plotseling op hare linkerflank door een hevigen kogelregel<br />
begroet werd. Daar dit vuur aanhield, achtte de comman<br />
dant het noodzakelijk de 4 e<br />
compagnie daarheen te doen<br />
front maken, ten einde den vijand van dien kantte ver<br />
drijven; de artillerie kreeg bevel den aanval te steunen.<br />
Van den vijand, die den troep onverpoosd bleef beschieten,
222 DE VELDTOCHT<br />
zag men niets. Alleen de kruitdamp wees de plaatsen aan ,<br />
waar hij zijne stelling had, terwijl de talrijke kogels, die<br />
onze soldaten om de ooren suisden , op de meest afdoende<br />
wijze getuigden, dat men eene sterke macht tegenover zich<br />
had. Om de 4 e<br />
compagnie te ondersteunen moest de 2 e<br />
compagnie eveneens naar de noordzijde front maken. De<br />
luitenant-adjudant Kohier rende naar den pepertuin om<br />
die order over te brengen, maar voordat kapitein Hansen<br />
aan den gegeven last kon voldoen, waren reeds 250 a<br />
300 Atjehers op de 4 e<br />
compagnie ingestormd.<br />
Deze compagnie was in de volmaakste orde in de<br />
bevolen richting (/—k) opgerukt. De l e<br />
luitenant J. J. A.<br />
Gaade marcheerde met de voorste sectie in gesloten groepen<br />
aan het hoofd; de drie overige sectiën volgden in open<br />
sectie colonne op 25 a 30 passen daar achter. Bij k<br />
gekomen hield de 4 e<br />
compagnie halt; de 2 e<br />
sectie kreeg<br />
last, de gevechtslinie te verlengen en de 3 e<br />
sectie om de<br />
haakstelling in te nemen. De sectiën waren nog in be<br />
weging , toen onverwachts uit het hooge gras eene ontel<br />
bare menigte Atjehers uit de daarin gegraven kuilen<br />
opsprongen en zich onder een ontzettenden oorlogskreet<br />
met de klewang op de sectie Gaade stortten. Boven de<br />
alang-alang zag men nu niets dan eene onafzienbare reeks<br />
breede klewangs dreigend glinsteren.<br />
Het hevig vuur der voorste sectie deed eene menigte<br />
der aanvallers in het zand bijten, doch was niet in staat<br />
den woesten aanloop des vijands te stuiten, die over<br />
hunne dooden en gewonden heen op de Europeanen<br />
instormden.<br />
Moedig doorstond de sectie Gaade den schok; het
TEGEN EDI 223<br />
aantal ontroerde haar niet. Doch wat vermocht zij tegen<br />
zulk een overmacht? <<br />
De Atjehers, die met groote behendigheid de klewang<br />
hanteeren, hakten als razenden er op in en binnen korten<br />
tijd lag het grootste gedeelte van Gaade's kleine troep tegen<br />
den grond, zoodat de overigen in verwarring op de<br />
achterste sectiën terugweken. Zooals wij gezien hebben,<br />
werd de 2 e<br />
en 3 e<br />
sectie gedurende het uitvoeren der<br />
bevolen beweging door dien aanval verrast, zoodat zij<br />
de aangewezen stelling niet meer konden bereiken. Uit<br />
vrees de sectie Gaade te treffen, durfde zij van de vuur<br />
wapens geen gebruik maaken ; eveneens kon de artillerie<br />
geen vuur geven zonder eigen troepen te raken, en<br />
de reserve moest om dezelfde reden haar vuur staken.<br />
Onder de anders zoo dappere Europeanen ontstond<br />
eene weifeling — vele jonge soldaten, nog nimmer in<br />
het vuur geweest en aan dergelijke onstuimige en onder<br />
woest gebrul uitgevoerde klewangaanvallen niet gewoon,<br />
verloren de tegenwoordigheid van geest, weken terug en<br />
sleepten onwillekeurig de andere manschappen mede.<br />
Vruchteloos waren de commando's der officieren; tever<br />
geefs het goede voorbeeld , dat zij gaven; nutteloos het<br />
geroep der onderofficieren om stand te houden; de klank<br />
hunner stem werd verdoofd door het geschreeuw der<br />
steeds stouter en stouter opdringende Atjehers, die met<br />
woede om zich heen sloegen en weldra ook den zich<br />
dapper weerenden kapitein door een slag op het hoofd<br />
bewusteloos deden neervallen.<br />
De 4 e<br />
compagnie scheen reddeloos verloren; de vijand<br />
liet reeds een oorverdoovenden triumfkreet hooren, toen
224<br />
D E<br />
VELDTOCHT<br />
in de verte de vreeselijke bajonetten der Amboneezen<br />
flikkerden.<br />
Het was een peleton der 2 e<br />
compagnie, onder den<br />
dapperen luitenant van Bloemen Waanders. Deze officier<br />
had, nadat het bevel door den luitenant Kohier was over<br />
gebracht , als commandant der soutien, de beweging van<br />
de voorste linie gevolgd, en kon van de plaats, waar hij<br />
stond , eerder den hachelijken toestand opmerken, waarin<br />
de 4 e<br />
compagnie verkeerde. Zonder zich lang te bedenken<br />
en doordrongen van de noodzakelijkheid om snel en<br />
krachtig op te treden , commandeerde hij, zonder daartoe<br />
het bevel af te wachten, „Voorwaarts Amboneezen, atta<br />
queeren"! Een „hoera" was het antwoord, en vol onge<br />
duld om hunne kameraden te helpen, stormden deze<br />
vlugge mannen als duivels op den vijand los.<br />
Terwijl het peloton van van Bloemen Waanders met den<br />
looppas aanrukte, stonden luitenant Gaade, de korporaal<br />
Schordell, de Europeesche fuseliers Swier, van Dorp,<br />
Maale, Gabriels en de hoornblazer Kooistra te midden<br />
van een drom Atjehers met leeuwenmoed te strijden.<br />
Luitenant Gaade bekwam, nadat hij reeds menigen<br />
aanvaller had geveld, een lanssteek in den buik. Niet<br />
tegenstaande deze doodelijke wond, greep hij zijn reus-<br />
achtigen aanvaller bij den baard en doorstak hem met<br />
de sabel, doch viel op hetzelfde oogenblik op de lijken<br />
der door hem verslagen vijanden. Korporaal Schordell,<br />
die zijn geweer als een knods gebruikte, deed daar<br />
mede eene hageljacht van slagen op den koppen der<br />
Atjehers neêrkomen en wist den vijand, dank zij zijner<br />
spierkracht, geruimen tijd van het lijf te houden. Menig
TEGEN EDI 22 5<br />
iehers lag reeds met verbrijzelden schedel vóór zijne<br />
:ten, toen het den talrijken vijand eindelijk gelukte,<br />
n te treffen.<br />
/doreerst bekwam Schordell een geduchten klewang-<br />
iw over het hoofd.<br />
Door bloedverlies uitgeput, vielen zijne slagen minder<br />
I en krachtig; de Atjehers, die achter hem stonden,<br />
akten van deze omstandigheid gebruik om hem ander<br />
al eenige slagen op het hoofd toe te brengen Toen<br />
i hij buiten staat het geweer langer te hanteeren;<br />
ar toch. . . zijn leven wilde hij zoo duur mogelijk<br />
koopen. Zijne laatste krachten inspannende, ontrukte<br />
een Atjeher diens rentjong, reet hem daarmee den buik<br />
:n en greep een anderen bij de keel en w<strong>org</strong>de dezen,<br />
ten vond Schordell later met talrijke wonden over-<br />
:t (op het hoofd alleen had hij twintig klewanghouwen)<br />
rusteloos tusschen eene menigte bloedige lijken des<br />
nds; zijne linkerhand hield de keel van een Atjeher<br />
demd, de andere omvatte nog de greep van de<br />
tjong en was geheel verb<strong>org</strong>en in het lichaam van den<br />
dagen vijand. De edele held, die zijn officier niet<br />
willen verlaten, overleed 'sanderen daags aan de<br />
omen wonden.<br />
Vij weten niet of een vaderhart om hem treurt, en of<br />
misschien zijn dood door eene moeder beweend wordt;<br />
;r is het echter, dat het Indische leger in hem een zijner<br />
perste helden verloren heeft. Reeds versierd met de<br />
taire Willemsorde 4 e<br />
klasse, is hij na zijn dood in<br />
egisters der kanselarij ingeschreven als ridder 3 e<br />
klasse,<br />
; onderscheiding, welke voor een militair, beneden<br />
II IS
226 DE VELDTOCHT<br />
den rang van hoofdofficier, tot de hooge, zeer hooge<br />
uitzonderingen behoort. Een bewijs van de uitnemendheid<br />
van Schordell's moed, dien onze Regeering nog na zijn<br />
dood heeft weten te eeren.<br />
Ook de fuselier Maale, die zwaar gewond werd , en de<br />
andere reeds genoemde Europeesche fuselier, deden won<br />
deren van dapperheid. Hoe zullen wij den woedenden<br />
kamp beschrijven dezer brave krijgers, die met zooveel<br />
moed, met zooveel doodsverachting tegen eene verplet<br />
terende overmacht streden ?<br />
Ongetwijfeld zouden zij allen den heldendood gestorven<br />
zijn, waren de Amboneezen niet met hunne gewone<br />
voortvarendheid tusschenbeiden gesprongen. De onver-<br />
hoedsche aanval dezer dapperen, die als een wervelwind<br />
op den minstens vijfmaal sterkeren vijand aanvielen , deed<br />
de ontzettende overmacht wankelen; een niet minder<br />
krachtige aanval van het volgende peloton onder kapitein<br />
Hansen en luitenant Muller, dreef den vijand in verwar<br />
ring op de vlucht in de richting van O. Na den terugtrek-<br />
kenden vijand eerst op een kogelregen onthaald te hebben,<br />
werd hij in versnelden pas achtervolgd.<br />
De 4 e<br />
compagnie had zich intusschen nabij den pisang-<br />
tuin spoedig hersteld.<br />
Gedurende de vervolging stuitte de 2 e<br />
compagnie op<br />
eene menigte kuilen en loopgraven, welke, hoe hard<br />
nekkig ook verdedigd, niet bestand waren tegen den<br />
aanval onzer opgewonden Amboneezen. Al deze kuilen<br />
en loopgraven werden achtereenvolgens genomen en de<br />
verdedigers over de kling gejaagd. Op twee gelederen in<br />
bataille stormden de Amboneezen steeds „voorwaarts",
TEGEN EDI 227<br />
maar weldra belette een dichte kruitdamp iets te onder<br />
scheiden , zoodat kapitein Hansen vreesde, dat de vijand<br />
in massa daarvan zoude gebruik maken om een tegen<br />
aanval te beproeven. Doch de Atjehers waren te veel<br />
geschokt om zulk een waagstuk te ondernemen.<br />
Het kostte kapitein Hansen veel moeite den ontem-<br />
baren moed zijner soldaten te bedwingen. Eindelijk,<br />
nadat de hoornblazers bij herhaling, het signaal „halt"<br />
en „ verzamelen" hadden geblazen, kwam de compagnie<br />
tot staan.<br />
De compagnie was toen in punt O. gekomen, de<br />
richting, waarin de vijand gevlucht was. Alvorens de<br />
vervolging voort te zetten, besloot Kapitein Hansen<br />
zijne soldaten eerst tot adem te laten komen en de andere<br />
troepen in te wachten.<br />
In den met zulk een gelukkigen uitslag bekroonden<br />
aanval op den vijand, hebben zich van de 2 e<br />
vooral onderscheiden:<br />
compagnie<br />
De Europeesche sergeanten Hornstra, algemeen stam<br />
boek n° 21191, Blans, algemeen stamboek n° 18114,<br />
Thiele, algemeen stamboek n u<br />
stamboek n° 24690.<br />
7299 en Brok, algemeen<br />
De Amboneesche sergeanten Karuwal, algemeen stam<br />
boek n° 80987 en Toerang n° 84911.<br />
De Europeesche korporaals Feenstra, algemeen stam<br />
boek n u<br />
19962 en Harcksen, algemeen stamboek n° 22241.<br />
De Amboneesche korporaals Hooy, algemeen stamboek<br />
n° 83945 en Jacob, algemeen stamboek n° 72217.<br />
De Amboneesche fuseliers Semoukil, algemeen stam<br />
boek n° 8892, Lase, algemeen stamboek n° 8538, Watti-
228 . DE VELDTOCHT<br />
mury, algemeen stamboek n° 2813 , Mamanky, algemeen<br />
stamboek n u<br />
84266, Poyet, algemeen stamboek n° 79700,<br />
Lamber, algemeen stamboek n° 9347 , Hatoesoepi, alge<br />
meen stamboek n° 92841 en Manusama, algemeen stam<br />
boek n° 12066.<br />
De Amboneesche hoornblazers Haway , algemeen stam<br />
boek n° 9381 en Solihat n" 2829.<br />
Deze laatste, slechts met een kapmes gewapend, was<br />
voortdurend in de nabijheid van zijn kapitein om, zooals<br />
hij zich uitdrukte: „djaga badan kaptên" (voor het leven<br />
van den kapitein te waken).<br />
Slechts één oogenblik week Solihat van de zijde des<br />
kapiteins; dit was toen hij bij de vervolging des vijands<br />
een gewonden Europeeschen kameraad in de alang-alang<br />
ontdekte, die hulpeloos lag dood te bloeden. Uit eigen<br />
beweging gaf hij toen het signaal „voor den dokter" en<br />
redde alzoo het leven van den armen geblesseerde.<br />
Bijzondere vermelding verdient het gedrag van de 4 e<br />
sectie der y compagnie, onder sergeant-majoor Wolve-<br />
kamp, algemeen stamboek n° 26592.<br />
Bij het deboucheeren der compagnie Hansen uit den<br />
pepertuin werd zij uit ƒ hevig beschoten.<br />
De 4 e<br />
sectie, die het eerst op de vlakte kwam, maakte<br />
daarop front naar het noorden g en deed, na eenige<br />
salvo's te hebben afgegeven, een aanval op den vijand<br />
in /, die spoedig in de Pedawa-Pontong verdween.<br />
De Atjehers hadden zich, behalve in loopgraven en<br />
kuilen, achter een natuurlijken berm in den linker-rivier-<br />
oever opgesteld.<br />
Op het zien der vervolgde , retireerende 4 1<br />
' compagnie,
TEGEN EDI 229<br />
gelastte kapitein Hansen den sergeant-majoor Wolvekamp<br />
met één groep verder stand te houden; de andere groep<br />
werd bij het peloton Muller ingedeeld, die in den looppas<br />
de bedreigde Europeesche compagnie ter hulp snelde.<br />
De vijand, die zich andermaal bij / verzameld had,<br />
meende met deze groep gemakkelijk spel te hebben , trad<br />
opnieuw uit zijne gedekte stellingen te voorschijn en be<br />
proefde in grooten getale deze handvol dapperen overhoop<br />
te werpen. Maar vastberaden en onbevreesd wachtte de<br />
kleine schaar den aanval af; geen duimbreed gronds week<br />
zij van hare plaats. Tevergeefs beproefden de Atjehers<br />
de gelederen door te breken.<br />
Elke klewangaanval werd afgeslagen en kostte den<br />
vijand groote verliezen, want met veel z<strong>org</strong> werd het<br />
vuur door Wolvekamp geleid en het richtte dan ook zulk<br />
eene verwoesting aan onder de dichte drommen Atjehers,<br />
dat zij het raadzaam achtten zich achter hunne stellingen<br />
terug te trekken. Wolvekamp besloot van dit gunstig<br />
oogenblik gebruik te maken om aanvallend op te treden.<br />
Door de stoutmoedigheid der onzen verrast, week de<br />
vijand naar den rivierkant. Met de punt der bajonet dreven<br />
de dappere Amboneezen den vijand voor zich uit. Ten einde<br />
raad sprongen velen in de rivier en trachtten zwemmende<br />
zich te redden, maar de meesten verdronken. Een ander<br />
gedeelte vluchtte in noordwestelijke richting.<br />
Het succes van deze groep was van grooten invloed.<br />
Welke vreeselijke gevolgen zoude het gehad hebben,<br />
wanneer het den vijand gelukt ware Wolvekamp en zijne<br />
dapperen neêr te sabelen ! Aan de onwankelbare houding<br />
van deze groep is het te danken , dat de vijand de ter
2^0<br />
D E<br />
VELDTOCHT<br />
hulp snellende 2» compagnie niet in den rug kon bedreigen<br />
en dat hij geen flankaanval kon doen op de i e<br />
(in den pepertuin B).<br />
compagnie<br />
Wij vermoeden, dat het 's vijands aanvankelijk plan<br />
was, de onzen tot een aanval uit te lokken op hunne<br />
noordelijke stellingen , om zoodoende den in 't oosten ver<br />
b<strong>org</strong>en Atjehers de gelegenheid te geven , de in den strijd<br />
gewikkelde troepen in de rechterflank aan te grijpen.<br />
Dit vermoeden leiden wij af uit de omstandigheid, dat<br />
hij eerst het vuur uit het oosten op den troep opende,<br />
toen de 2 e<br />
compagnie uit den tuin deboucheerde. Dit<br />
plan mislukte evenwel door ons standhouden in den peper<br />
tuin , waardoor hij bij een flankaanval zelf in den rug<br />
bedreigd zou zijn. Nu moest hij zich bepalen bij 't<br />
ophouden der 2 e<br />
ondersteuning der 4 e<br />
compagnie, ten einde haar te beletten ter<br />
compagnie op te rukken. Met een<br />
verlies van 280 man aan dooden en gewonden ontruimde<br />
de vijand zijne stellingen.<br />
Met het oog op de gesteldheid van het terrein was het<br />
niet raadzaam de vervolging verder voort te zetten, wes<br />
halve besloten werd den terugmarsch aan te nemen.<br />
Dit geschiedde in den carrévorm langs de op terrein<br />
schets aangegeven route; de artillerie, de genietroepen en<br />
de ambulance marcheerden binnen het carré.<br />
Eerst op den grooten weg werd de gewone marsch-<br />
vorm hersteld.<br />
Om half tien des voormiddags was de colonne te Edi<br />
terug. De talrijke loopgraven en kuilen, die men ge<br />
durende den marsch voorbij ging, waren verlaten, het<br />
geen wel getuigt van eene volkomen overwinning deronzen.
TEGEN EDI 23I<br />
Men kan zich voorstellen met welk een krachtig en<br />
aanhoudend gejubel de troepen te Edi ontvangen werden.<br />
Vóór het inrukken had een eenvoudig, doch indrukwekkend<br />
huldeblijk plaats. De 4 e<br />
compagnie n. 1. schaarde zich in<br />
bataille en presenteerde het geweer voor de haar voorbijtrekkende<br />
Amboneezen. Welk een treffend, aangrijpend<br />
huldebetoon!<br />
Het was een eerbewijs , dat van ridderlijken zin getuigde,<br />
dat hoogachting uitdrukte voor de dappere kameraden.<br />
In dit militair ,, salut" lag iets onbeschrijflijk verhevens,<br />
en onze Amboneezen, doordrongen als zij zijn van den<br />
waren krijgsmansgeest, zullen het ten volle hebben ge<br />
waardeerd. Twee maanden lang ging de 4 e<br />
compagnie<br />
gebukt onder het leed, in een oogenblik van zwakheid<br />
den Atjeher den rug te hebben gekeerd; zij, die twéé<br />
dagen te voren den vijand in schrik en wanorde op de<br />
vlucht had gedreven!<br />
Maar toen in Juli daaraanvolgend het 3 e<br />
bataljon tegen<br />
de vijandelijke versterking Kota-Toeankoe oprukte, zwoer<br />
die compagnie te zullen overwinnen of sterven, en de<br />
dapperen hielden woord. Met bewonderenswaardigen<br />
heldenmoed beklommen zij de vijandelijke wallen , ver<br />
wierven zich wel is waar, eene dure zege, maar hebben<br />
desniettemin bewezen nog waardig te zijn, te mogen mee<br />
dingen naar het eeremetaal van „ Moed , beleid en trouw."<br />
Met het gevecht van 8 Mei was het verzet te Edi<br />
voor goed onderdrukt.<br />
Bij verschillende verkenningen werd geen vijand meer<br />
gezien, zoodat het 3 e<br />
bataljon en de overige troepen bij<br />
gedeelten naar Kota-Radja konden teruggezonden worden.
232 DE VELDTOCHT TEGEN EDI<br />
Onbekend met de verrichtingen van de verschillende<br />
afdeelingen in het bijzonder, zal er nog menig vermeldens<br />
waardig feit bedreven zijn, dat wij stilzwijgend moesten<br />
voorbijgaan.<br />
Doch over het algemeen is er reden om op de vraag<br />
of zulk vechten slechts een bloot gehoorzamen is aan<br />
het gegeven commando, te antwoorden: neen, dat is<br />
heldenmoed , dat is beleid, dat is trouw; en bij die soldaten<br />
deugden hebben nog de edelste zelfopoffering en kameraad<br />
schap uitgeblonken.<br />
Zien wij niet hoe luitenant de Leur een gewonden<br />
fuselier zelf wegdraagt; hoe luitenant Cornelius en zijne<br />
dapperen met levensgevaar den vijand trotseeren om het<br />
lijk van een gesneuvelden kameraad meê te kunnen voeren ;<br />
hoe de trouwe Amboneesche fuselier Kajoba een geduchten<br />
klewanghouw voor zijn kapitein pareert en dien zelf ont<br />
vangt ; hoe eindelijk de Amboneesche hoornblazer Solibat<br />
met zijn lichaam zijn commandant tot schild wil dienen ?<br />
Als een blijvend aandenken aan de gevechten te Edi<br />
mochten eenigen het schitterend eereteeken van „moed,<br />
beleid en trouw", anderen eene eervolle vermelding ont<br />
vangen. Toch zullen er nog velen zijn, die teleurgesteld<br />
waren, en wellicht ten onrechte niet beloond werden naar<br />
hunne daden. Voor dezen mag het eene voldoening zijn<br />
van zichzelven te kunnen getuigen, dat zij hun plicht in de<br />
ruimste beteekenis hebben volbracht. Trouwens door alle<br />
krijgsmakkers van het Indische leger zal het hun steeds<br />
als eene eer aangerekend worden, dat zij in Mei 1889<br />
deelnamen aan den veldtocht tegen Edi.
DE VEROVERING VAN KOTA-PASIR<br />
(Melaboeli)<br />
1889<br />
Wat eene kleine afdeeling vermag onder aanvoering van<br />
en beleidvol officier, die onversaagd en doortastend op-<br />
reedt, is op den 27"=" September 1889 te Malaboeh<br />
;ebleken. Op dien dag overrompelde een handvol dapperen ,<br />
e n<br />
nder aanvoering van den i<br />
luitenant F. G. J. Bosschart,<br />
edetacheerd officier van het Nederlandsche leger, de zeer 1<br />
terke vijandelijke benting Kota-Pasir. Dit feit, dat weer<br />
en duidelijkste bewijst, welk een overwicht op den<br />
Atjeher kan behaald worden, zoo men onzerzijds niet<br />
chroomt krachtig op te treden, kiezen wij tot onderwerp<br />
an onderstaande schets.<br />
Melaboeh, vroeger meer bekend onder den naam van<br />
i.nalaboe, is eene landstreek in het noodwesten van<br />
umatra, ongeveer een dag stoomens van Groot-Atjeh.<br />
Reeds bij den aanvang der 2 e<br />
Atjeh-expeditie werd op<br />
eze kust door ons eene versterking opgericht, met het<br />
oofddoel, den vijand te beletten langs deze zijde oorlogs-<br />
ïaterialen binnen te smokkelen. Het aanleggen dier ver-
234<br />
U E<br />
VEROVERING<br />
sterking moest wel met veel bezwaren zijn gepaard gegaan ,<br />
want de zee had, als het ware, met den vijand een ver<br />
bond gesloten, om de landing zooveel mogelijk te be<br />
moeilijken. Gedurende het grootste gedeelte van het jaar<br />
staat op die kust eene hevige branding; met geweld storten<br />
zich de golven van den Indischen Oceaan op de menigte<br />
koraalriffen, en rollen in woeste vaart naar het strand,<br />
dat zij met schuim bedekken.<br />
Het landschap biedt een prachtig panorama; overal ziet<br />
men den weelderigsten plantengroei, vruchtbare akkers en<br />
uitgestrekte bosschen, en daarachter majestueuse bergen.<br />
Toch lacht ons die streek niet toe, want in de schaduw<br />
van dat vriendelijk groen vond reeds menig braaf krijger<br />
zijn somber graf; de vuile dampen, die de lagune ver<br />
spreiden , en de koele winden , welke uit zee waaien en een<br />
ondraaglijken stank van de koraalriffen met zich voeren,<br />
bezwangeren de lucht met giftige smetstoffen, zoodat het<br />
krachtigste gestel door moeraskoortsen verzwakt, soms<br />
geheel ondermijnd wordt. Eene plaatsing te Analaboe<br />
werd dan ook in vroegere jaren als een doodvonnis<br />
beschouwd, en onder de bezetting van dien post heeschte<br />
maar zelden eene opgewekte stemming.<br />
Sinds eenige jaren echter is 't garnizoen naar eene<br />
nieuwe benting verplaatst, die, naar beweerd wordt, op<br />
een gezonder terrein gelegen is.<br />
Met deze verplaatsing veranderde de naam van Analaboe<br />
in Melaboeh, waarschijnlijk om de treurige herinnering<br />
aan zoovele dooden , welke dien naam telkens terugroept,<br />
eenigszins op den achtergrond te brengen.<br />
Evenals te Groot-Atjeh tegenover onze geconcentreerde
VAN K0TA-PAS1R 235<br />
linie, heeft de vijand ook te Melaboeh, niet ver van<br />
onzen post, eenige kleinere en grootere versterkingen<br />
opgeworpen, en 't groote dundoek met zijne gekruiste<br />
klewangs, wappert hoonend in de onmiddellijke nabijheid<br />
van onze fiere driekleur.<br />
Toen de luitenant Bosschart als commandant van<br />
Melaboe optrad, was hem dat een doorn in het oog;<br />
aanstonds maakte hij dan ook het plan om te avond of<br />
m<strong>org</strong>en den vijand het bewijs te leveren, dat hij niet<br />
langer eene Atjehvlag tegenover de onze dulden zou.<br />
Als een goed strategist stelde hij zich eerst nauwkeurig<br />
in kennis met het omliggend terrein: elk voetpad, elk<br />
terreinvoorwerp, ja, zelfs elke boom en struik werd<br />
verkend en in zijn geheugen geprent.<br />
Eenvoudiger en veel gemakkelijker ware het voorzeker<br />
geweest, indien Bosschart zich door gidsen hadde laten<br />
inlichten, waartoe hem, als civiel gezaghebber, en door<br />
de bekendheid met de hoofden der bevolking., de weg<br />
open stond; doch hij wist hoe weinig de Atjeher te<br />
vertrouwen is, en gaf deswege de voorkeur aan eigen<br />
waarnemingen.<br />
Op den 2 n<br />
September 1889 stierf plotseling het hoofd<br />
van Melaboeh. Terstond stelde Bosschart, goed bekend<br />
met het Arabisch letterschrift, zich in correspondentie<br />
met den pretendent, Tengkoe Mankoer.<br />
Deze richtte hierop een schrijven tot de verschillende<br />
mindere hoofden, ten einde hunnen raad in te winnen.<br />
Intusschen werd onze post meer dan ooit uit de vij<br />
andelijke stelling beschoten , en dit, gepaard aan de weifel<br />
achtige houding van Tengkoe Mankoer, deed Bosschart
236 DE VEB0VE11IXG<br />
besluiten een streep te zetten onder de onderhandelingen ,<br />
en over te gaan tot het overrompelen van Kota-Pasir.<br />
Aangezien op den 28" September eene transportboot<br />
Melaboeh zoude aandoen, bepaalde hij, zeer oordeelkundig,<br />
de uitvoering op den 27", opdat bij déveine de nadeelige<br />
gevolgen zouden kunnen hersteld worden.<br />
Bosschart kon het zich niet ontveinzen, dat de onder<br />
neming gewaagd en zeer gevaarlijk was, en dat hij zich<br />
eene zware verantwoording oplegde, doch zijn plan was<br />
goed beraamd; en welk flink, dapper officier voelt dan<br />
niet de kracht in zich om groote gevaren te trotseeren?<br />
Waartoe anders draagt hij het zwaard aan de zijde, dan<br />
om het te gelegenertijd in de vuist te klemmen, en dé<br />
eer van het vaderland te bevechten ?<br />
Op den avond van 26 September besprak Bosschart<br />
voor het eerst het plan met zijn tweeden officier, den<br />
2 n<br />
luitenant de Lusanet de la Sablonière, en gaf vervol<br />
gens de order uit om de manschappen te half vier in<br />
den m<strong>org</strong>en te wekken; de réveille of eenig ander signaal<br />
mocht echter niet geblazen worden.<br />
Te 4 uur stond de troep binnen de versterking geran<br />
geerd, en was verdeeld in twee sectiën van )6 en 17<br />
man, waarbij werden ingedeeld: één korporaal en vier<br />
kanonniers met één mortier; één hospitaal-bediende met<br />
twee tandoes, voorts zes dwangarbeiders, die petroleum ,<br />
spaden, schoppen, touwen en de verbandkist te dragen<br />
hadden.<br />
Nadat de lantaarns buiten de versterking waren uitge<br />
doofd, ging de troep te half vijf op marsch. De 2 e<br />
sectie,<br />
onder den sergeant-majoor Polling, en naast dezen de
VAN KOTA-PASIB, 237<br />
sergeant Rumenper, marcheerde aan 't hoofd; daarachter<br />
de artillerie en de ambulance en vervolgens de i e<br />
onder den 2 n<br />
waarbij korporaal Bachman.<br />
sectie<br />
luitenant de Lussanet de la Sablonière,<br />
Uit vrees zich aan de kampongwacht te verraden, die<br />
zeker niet in gebreke zoude gebleven zijn hare lands<br />
lieden te waarschuwen , werd de zuidelijke richting geno<br />
men, en langs het westerstrand gemarcheerd. Het geweldig<br />
brullen der branding verdoofde de voetstappen, en als<br />
even zoovele spookgestalten slopen de manschappen in<br />
de diepe duisternis zwijgend voorwaarts. Hun aller gedachte<br />
werd ingenomen door de naderende stoute onderneming,<br />
vol moed op den goeden uitslag daarvan.<br />
Na ongeveer een afstand van 800 passen te hebben<br />
afgelegd, bereikte men het klapperbosch; daar, waar de<br />
rand bijna aan zee grenst, bevond zich een voetpad.<br />
Ofschoon het pikdonker was, had Bosschart, die het<br />
terrein volkomen kende, den smallen weg spoedig gevon<br />
den. Hier werd in twee gelederen uit de flank gemar<br />
cheerd ; arm aan arm en goed opgesloten volgden de<br />
soldaten den commandant, die zelf zijn troep tot gids<br />
diende; eene doodelijke stilte werd in achtgenomen.<br />
Nabij 't schootsveld (900 passen) werd met sectiën in<br />
front gemarcheerd, terwijl de geweren omlaag werden<br />
gedragen. Het doel van den tocht was thans nabij; steeds<br />
duidelijker werden de donkere omtrekken der vijandelijke<br />
wallen zichtbaar; ieders hart klopte reeds sneller, en<br />
vaster omklemde de hand 't geweer.<br />
Langzaam en voorzichtig rukte de troep voorwaarts.<br />
Spoedig stuitte men op de eerste loopgraaf, maar na eenig
238 DE VEROVERING<br />
zoeken vond Boschart den do<strong>org</strong>ang, die echter zóó smal<br />
was, dat men slechts man vóór man passeeren kon.<br />
Weder opgemarcheerd , deed de commandant de voorste<br />
sectie de geweren laag vellen, want men bevond zich<br />
thans op gevaarlijk terrein.<br />
Ook de 2 e<br />
loopgraaf werd zonder stoornis bereikt. Het<br />
gewichtig oogenblik was aangebroken; hoofdzaak was 't<br />
nu de versterking, die ongeveer 180 passen verder lag;<br />
zoo voorzichtig mogelijk te naderen.<br />
Deze korte afstand was moeieüjk afteleggen; telkens<br />
verbrak eene dichte groep klapperboomen den opmarsch ,<br />
en bij iedere schrede trapte men op dorre takken of stuitte<br />
men tegen boomwortels. Juist waren deze vele bezwaren<br />
overwonnen en had men de versperring der zuiderface<br />
bereikt, toen een schel hanengekraai zich in een kleine<br />
nevenbenting, nabij de oosterface deed hooren.<br />
Welke teleurstelling! Zou deze haan voor de benting<br />
Kota-Pasir hetzelfde zijn, wat de ganzen voor het Romein-<br />
sche kapitool waren'? Het antwoord hierop werd in adem-<br />
looze spanning verbeid , doch gelukkig, in de versterking<br />
bleef't rustig, en in de nevenbentings werd geen gerucht<br />
meer gehoord.<br />
Er werd „halt" gehouden; de achterste sectie maakte<br />
„achterwaarts front", de tweede luitenant de la Sablonière<br />
nam tijdelijk het commando over, en Bosschart ging zelf<br />
de stelling verkennen.<br />
Toen hij de positie zoo nauwkeurig mogelijk had opge<br />
nomen, keerde hij tot den troep terug, en geleidde de<br />
sectie van den sergeant-majoor Polling voorbij de noorder-<br />
face naar het strand, zoodat deze afdeeling, op ongeveer 40
VAN KOTA-PASIR 239<br />
passen van de versterking geplaatst, zoowel de noorder<br />
als de westenace kon observeeren. Terwijl het voorste<br />
gelid last kreeg de poort (welke aan de noodzijde lag)<br />
te bewaken, maakte het achterste gelid front naar zee,<br />
om zoo noodig, eene opdagende vijandelijke bende uit<br />
de noordelijk gelegen benting Oedjong Kali, af te wijzen.<br />
Daarna keerde Bosschart terug, en nam van de sectie<br />
de la Sablonière vier man af, welke onder korporaal<br />
Bachman vlak voor de poort geplaatst werden.<br />
Luitenant de la Sablonière nam met den mortier en de<br />
ambulance positie tegenover de oosterface ; en de dekking<br />
maakte front naar eene tegenover die face gelegen kleine<br />
Atjehsche benting, ten einde deze behoorlijk in 't oog<br />
te houden.<br />
Na de la Sablonière het punt te hebben aangewezen,<br />
waar eene bres moest gemaakt worden, begaf Bosschart<br />
zich weer naar het zeestrand.<br />
De benting, welker facen ongeveer 35 k 40 passen lang<br />
waren, was omringd door een stevigen pagger van ongeveer<br />
3 meter breedte, bestaande uit twee rijen levende boomen<br />
en zware takken, die è meter diep en i meter van elkaar<br />
stonden, onderling verbonden door sterke gordingen van<br />
zware bamboe-doerie, terwijl de ruimte tusschen beiden,even-<br />
eens opgevuld was met in elkaar gewerkte bamboe-doerie.<br />
Tusschen de versperring en den hoofdwal, die 1.90 meter<br />
hoog was, had de versterking aan de noordoost- en<br />
zuidzijde nog eene aarden borstwering van 0.7 meter hoogte<br />
en 0.3 meter bovenbreedte; de gang, gevormd tusschen<br />
beide bostweringen, was van eene mansbreedte. De poort<br />
bestond uit eene smalle, zware deur, die correspondeerde
24O DE VEROVERING<br />
met den ingang van een huis, waarvan de wanden werden<br />
gevormd door eene borstwering met steile taluds; de<br />
bovenbreedte, waarop het dak rustte, bedroeg 0.5 meter.<br />
Het terrein om de versterking was met scherpe randjoes<br />
van arèngpalm geplant; ook de wortels der klapperstammen<br />
en andere boomen waren aan de zijde, welke van de<br />
benting afgekeerd was, met dergelijke randjoes beplant,<br />
zoodat de aanvallers zich daarachter niet gedekt konden<br />
opstellen. Waarlijk, de Atjehers verstaan bij uitnemend<br />
heid de kunst om hunne verschansingen stormvrij te maken.<br />
Het gedeelte der versperring, waarin eene bres zou<br />
gemaakt worden , werd met peteroleum begoten. Eensklaps<br />
steeg een roode vuurgloed opwaarts: helle vlammen<br />
verlichten den omtrek en de geweldigde hitte deed weldra<br />
de bamboe-doerie knallend uit elkaar springen. Dit geluid,<br />
niet ongelijk aan geweervuur, wekte de Atjehers uit hun<br />
vredigen slaap. Een panische schrik overviel de nalatige<br />
bezetting, die onder een woest gehuil naar de wapens<br />
greep, en in allerijl naar de poort snelde. Te vergeefs!<br />
Niet alleen vond zij deze bezet, maar de sectie Polling,<br />
die thans rechts daarvan stelling had genomen, en zoo<br />
danig was opgesteld, dat zij de binnenruimte bestreek,<br />
opende zulk een hevig vuur op de opening van 's vijands<br />
slaapvertrek, dat hij hals over kop rechtsomkeert maakte.<br />
Slechts enkele stoutmoedige verdedigers verspreiden zich<br />
achter de wallen en beantwoordden het vuur der onzen.<br />
Bosschart bemerkte inmiddels, dat het vuur aan de<br />
bres niet veel vorderde, en beval nu den mortier voor<br />
de poort te plaatsen om deze door rolschoten te verbrijzelen.<br />
De sectie de la Sablonière moest vooruit rukken, en
VAN KOTA-PASIR 24I<br />
in den pagger eene opening kappen; de ambulance-dekking<br />
bleef in hare stelling om het vuur te beantwoorden, dat<br />
uit den nevenbenting op die sectie gericht werd.<br />
De Atjehers, van hun eersten schrik bekomen, vochten<br />
nu met den moed der vertwijfeling.<br />
Door voortdurend salvo's af te geven, trok de sectie<br />
Polling het vuur des vijands tot zich , en gaf daardoor aan<br />
de sectie de la Sablonière gelegenheid kalm aan de bres<br />
door te werken. Bosschart, die met nauwlettendheid alles<br />
gadesloeg, wist door een goed voorbeeld de zijnen tot moed<br />
en volharding op te wekken. Het gevecht was nu in vollen<br />
gang; terwijl de salvo's van sectie Polling de binnenruimte<br />
der benting aanhoudend verlichtten, kraakte de deur<br />
onder de geweldige slagen van den mortier, en knetterden<br />
aan 's vijands zijde de verwarde schoten van geweer en<br />
donderbus Te vergeefs echter beukte de mortier op de<br />
zware, stevige poort; onwrikbaar bleef zij in hare hengsels.<br />
Ook de bres vorderde langzaam, niettegenstaande de la<br />
Sablonière met alle krachtsinspanning daaraan arbeidde. Tot<br />
dusverre was niemand der onzen door het vijandelijke lood<br />
gewond; nu echter trof het juister. De eerste, die viel,<br />
was de Inlandsche fuselier Ressasmito; op handen en<br />
voeten kroop hij naar zijn commandant om bij dezen te<br />
sterven; kort daarop sneuvelde de Inlandsche fuselier<br />
Sadek, die op den rechtervleugel der sectie Polling dood<br />
achterover stortte. Ook de Europeesche fuselier Bosert<br />
werd gewond , maar met mannelijke zelfbeheersching<br />
bleef hij in het gelid; eerst na voor de tweede maal<br />
eene doodelijke schotwond bekomen te hebben, trad hij<br />
bedaard achteruit en legde zich achter zijne sectie neer.<br />
16
242 DB VEROVERING<br />
Reeds zes granaten waren door de poort, zonder haar<br />
te doen wankelen of te verbrijzelen, waarop Bosschart ,<br />
ongeduldig geworden, de daarvoor liggende bamboe-<br />
doerie weg trok, om de deur van nabij te onderzoeken.<br />
Toen het hem bleek, dat deze vooreerst niet te forceeren<br />
was, zond hij den mortier naar de ambulance-dekking en<br />
wapende de kanonniers met de geweren der gevallen<br />
soldaten. De toestand begon te nijpen, want niet alleen,<br />
dat elk oogenblik eene vijandelijke bende tot ontzet kon<br />
opdagen, maar ook de aanbrekende dag zoude onze<br />
geringe macht verraden.<br />
Meer dan een half uur was reeds aan de bres gearbeid ;<br />
de munitie bij sectie Polling begon te minderen. Eindelijk<br />
viel een gedeelte van den pagger, dank zij den luitenant<br />
de la Sablonière, die onder den uitroep van „comman<br />
dant, wij zijn er", zich door de opening wrong, gevolgd<br />
door den koporaal Bachman en de overige manschap<br />
pen zijner sectie.<br />
Bosschart zond nu ook de andere sectie naar de bres<br />
en weldra was de gang bezet door onze manschappen,<br />
die, als om strijd, het eerst op de vijandelijke borst<br />
wering trachtten te komen. De sergeant-majoor Polling<br />
bleef met vier man de poort bewaken, om het ontsnappen<br />
aan die zijde te beletten.<br />
Bosschart stelde zich met eenige soldaten bij de bres<br />
op, om, in geval van paniek of hulp van buiten, te<br />
kunnen bijspringen. De Atjehers, die het ontkomen dooi<br />
de poort hadden opgegeven, beproefden nu over de<br />
wallen te ontsnappen, maar hij, die slechts even het<br />
hoofd boven de borstwering uitstak werd onvermijdelijk
VAN KOTA-PASIlt 243<br />
neêrgeschoten. Ten einde raad vluchtten zij in hunne<br />
woning; om hen hieruit te verdrijven gelastte Bosschart,<br />
het dak, dat gedeeltelijk op den hoofdwal rustte, in<br />
brand te steken.<br />
Korporaal Bachman, één der eersten, die de borst<br />
wering beklommen had , nam die taak op zich. Met ware<br />
doodsverachting trotseerde hij de kogels, die de vijand,<br />
uit diens schuilhoek, op hem afzond. Na het dak z<strong>org</strong><br />
vuldig met petroleum bevochtigd te hebben, stak hij<br />
het in brand. Joeg de hitte hèm naar beneden, ook den<br />
Atjehers werd het in dien oven te warm; één hunner<br />
gelukte het op den wal te komen; woest met lans en<br />
klewang zwaaiende en onder het schreeuwen van Allah-<br />
il-Allah, wierp hij zich naar beneden, doch werd opge<br />
vangen in de bajonet van den Europeeschen fuselier<br />
Stromenger. Plet tooneel, dat zich nu voordeed, was<br />
verschrikkelijk; de vijand, aan wanhoop ten prooi, liet<br />
een oorverdoovend gehuil hooren en drukte zich tegen<br />
de wallen om aldus bescherming te zoeken tegen het vuur<br />
der onzen. Ten einde het dak in zijn geheel in brand<br />
te steken, kreeg de dwangarbeider Si-Mardjan bevel,<br />
dit nogmaals met olie te drenken. Met snelheid lekten<br />
nu de vlammen om zich heen en breidden zich naar alle<br />
zijden uit. Weldra was dan ook het geheele dak ééne vuur<br />
massa. In deze oogenblikken sprongen de la Sablonière,<br />
Bachman en eene menigte onzer wakkere soldaten in de<br />
versterking. „Voorwaarts, hoera!" riep de la Sablonière,<br />
en met een luiden zegekreet stormden de onzen op den<br />
vijand los. Een kort doch bloedig gevecht had nu plaats<br />
tusschen de wanhopige Atjehers, die met leeuwenmoed
244<br />
U K<br />
VKIiOVKKINO<br />
zich verdedigden, en onze zoo lang getergde soldaten.<br />
Gedurende dit gevecht dacht niemand aan schieten;<br />
het was een wild moorden met de blanke wapens; een<br />
strijd op leven en dood. Eindelijk verstomde het wapen<br />
gekletter; de laatste Atjeher was geveld.<br />
Nog was men bezig de wapens van den verslagen vijand<br />
te verzamelen , toen een vaatje buskruit nabij de brandende<br />
woning ontdekt werd; dichte vonken vielen er reeds omheen.<br />
Verrast deinsden onze soldaten terug en verlieten zoo spoedig<br />
mogelijk de benting , daar een langer verblijf levensgevaar<br />
lijk werd. Met een' vreeselijken slag, die de aarden wallen<br />
deed dreunen, ontbrandde het kruit en omhulde de ver<br />
overde benting met eene wolk van kruitdamp.<br />
De overwinning was volkomen, en alzoo besloot Bosschart<br />
den terugmarsch aan te nemen De gesneuvelden en de<br />
zwaarst gewonden werden over de beide tandoes verdeeld<br />
en men trok in geregelde orde op Melaboeh terug. Het<br />
was hoog tijd, want de dag was aangebroken en het<br />
m<strong>org</strong>enlicht verried aan de bezetting van de naastbij ge<br />
legen verschansingen, hoe gering het aantal vermetelen<br />
van de „ Compagnie " was, dat den aanslag gewaagd had.<br />
De lafhartigen, die hunne makkers in het gevecht aan hun<br />
lot overlieten , beproefden thans den terugtocht der kleine<br />
colonne te bemoeilijken. Want van alle kanten daagden<br />
er gewapende Atjehers op; ook uit de benting Oedjong-<br />
Kali verscheen een drom gewapende lieden, welke met<br />
tijgerwoede de handvol dapperen aanviel. Maar Bosschart<br />
verloochende zijne kloekheid ook hier niet; met kalmte nam<br />
hij zijne maatregelen en bereidde den aanvallers zulk eene<br />
warme ontvangst, dat deze op eerbiedigen afstand bleven.
VAN KOTA-PASIB 245<br />
Ofschoon dc onzen , dank zij den beleidvollen comman<br />
dant, geen ernstigen aanval meer te duchten hadden, zoo<br />
was het voor deze dapperen toch een blij gezicht, toen<br />
zij hun post wéér in het oog kregen. En toen nu ook de be<br />
volking van den bevrienden kampong ter hulpe snelde , om ,<br />
voor zooverre noodig, den terugtocht der onzen te dekken,<br />
staakte dc vijand eene verdere vervolging.<br />
Bij aankomst in de benting werd de troep met een<br />
uitbundig gejuich begroet. Allereerst werd thans voorde<br />
gewonden gez<strong>org</strong>d. En het goede hart van onze brave<br />
soldaten liet zich bij deze gelegenheid weder niet onbe<br />
tuigd; uit eigen beweging hielden de manschappen eene<br />
collecte voor de gewonde makkers, en van hunne arme<br />
lijke spaarpenningen bracht de kleine bezetting zeventig<br />
gulden bij elkaar , waarvan , onder meer, ook de eenvoudige<br />
houten kruisen werden bekostigd, die de graven zouden<br />
aanwijzen van hunne gesneuvelde kameraden.<br />
De gevolgen van de verovering van Kota-Pasirwaren,<br />
zooals Bosschart terecht verwachtte, niet onbelangrijk.<br />
Behalve dat de rust en de veiligheid niet meer verstoord<br />
werden, haastte zich Tengkoe-Mankoer de deputatie te<br />
volgen, welke hem te Rigas moest halen. Zeer ootmoedig<br />
en onder betuiging zijner gehechtheid aan ons Gouverne<br />
ment , stelde hij zich ter beschikking van den commandant<br />
van Melaboeh, en aanvaardde het bestuur dezer landstreek.<br />
Op den 27" September 1889 werd aldus te Melaboeh<br />
door eene schitterende overwinning op den vijand nog<br />
maals bewezen, dat, hoe klein ons leger ook is, zijn<br />
overwicht op den Atjeher nog groot kan zijn.<br />
De eer van dit heldenfeit komt voorzeker allereerst
246 DE VEROVERING VAN KOTA-PASIR<br />
toe aan het doortastend en energiek optreden van den<br />
commandant, den 1" luitenant der infanterie Bosschart.<br />
In die eer mogen echter, zonder onderscheid , allen deelen,<br />
die de onderneming door hun moedig gedrag deden<br />
welslagen.<br />
En in de schaduw van Melaboeh's vriendelijk groen<br />
werden op dien dag de vier gesneuvelde krijgers ter ruste<br />
gelegd. Ditmaal waren het geene offers van kwaadaardige<br />
moeraskoortsen , maar dappere helden, gesneuveld voor<br />
de eer van de Nederlandsche driekleur !<br />
„ Hunne assclie ruste in vrede."
N A S C li R I F T<br />
Evenals bij het naschrift van onzen eersten bundel<br />
schetsen, blijft het Indische leger den landgenoot het<br />
woord van Coen toeroepen:<br />
„linde desespercert niet!"
N" HOUD<br />
Black.<br />
I)F. VERKENNING VAN KOTA-PETJOET. Januari I 874 . . . I<br />
DE VEROVERING VAN BLANG-PRIA. JutU 1878 17<br />
DE EERSTE EXPEDITIE NAAR SAMALANGAN. 1876 33<br />
DE TWEEDE EXPEDITIE NAAR SAMALANGAN 1880.<br />
Aanleiding 75<br />
Batoe-Iliq 83<br />
TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN. 1876, I884 . . 96<br />
DE CON rilA-GUERlLLA IN Dl NOORD-OOSTF.K LINIE TE ATJEH,<br />
1879.<br />
I De Iman van Brama 117<br />
II De tocht naar Doerang 126<br />
III Selempo-Boeng<br />
DE INSLUITING VAN KROENG-RABA. I878<br />
VRIJHEIDSZIN OF FANATISME? 166<br />
1<br />
l<br />
3S<br />
DF. ATJEHERS ONDER HET CIVIEL BESTUUR. 1883 . . . . 177<br />
DE VELDTOCHT TEGEN EDI. 1889 (met twee schetskaartjes) . . 18<br />
Dl VEROVERING VAN KOTA-PASIR (Melal/Oeh). 1889<br />
(niet schetskaartje)<br />
NASCHRIFT<br />
5 2<br />
2<br />
33<br />
2<br />
47
Vroeger verscheen bij dezelfde Uitgevers:<br />
J. P. SCHOEMAKER 1<br />
SCHETSEN UIT DEN ATJEH-OOHLOj<br />
Eerste Bundel<br />
DERDE DRUK<br />
INHOUD: Vaandel-episode bij bet gevecht van Lemboe. — Veroven<br />
van Soerian en van Lambaroe. - Het spook. - Overrompeling van c<br />
Atjehsche wacht. — Onze Amboineesche soldaten. — Sarina. - Geslr<br />
en beloond. - Gevangenneming van een Atjehsche» hoofdman — To<<br />
naar Lepong onder Majoor Diepenheïm. - bivouak te Anabaloc. - E<br />
nacht op de voorposten. — Eene Atjehsche vrouw; karakterschets. - I<br />
patrouillegevecht bij Tjot-rang; episode uit het burgerlijk bestuur, - f<br />
vecht bij l.angocd.<br />
Voor het episch gedeelte der Schetsen uit den Atjeh oorlog een wo,<br />
van hoogen lof Geen van het vijftiental zonder verdienste. Er .s.gang<br />
De 35» -j" ^iver en de aanschouweUjkhc.d treft. TMm<br />
sehriiver - en hij doet dit meermalen - zijn verhaal begint bij het l.c<br />
en n el daarvóór, dan is dc toeschouwer in weinige oogenbhkkcn gevanj<br />
door de beschreven gebeurtenis. Hij waagt een nachtje» nanvjd »<br />
of schrijdt met kloppend hart voorwaarts, om een Ayehsch hooi l in<br />
v jandel ke kampong van zijn bed te gaan oplichten, H U legt z,ch ne<br />
iu nderlaag of stelt Ken verdekt op; hij schaart ach om zijne dapp<br />
öffic èren of hij neemt zelf het woord en spreekt een bemoedigenden<br />
t Tot zi ne manschappen, die aan uitputting beginne,, te M«.Geestó<br />
voor