04.09.2013 Views

Untitled - Acehbooks.org

Untitled - Acehbooks.org

Untitled - Acehbooks.org

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

SCHETSEN<br />

UIT DEN<br />

ATJEH-OORLOG<br />

DOOR<br />

J. P. SCH OEM AKER,<br />

L" Luitenant-adjudant der Infanterie iiij liet N -1. Leger<br />

TW13EDE HUN])EL<br />

KOTA-PETJOET — BLANG-'PRIA<br />

sAMAI.ANGAN — BATOE-ILIQ — DOERANG<br />

SELEMPOBOENG — KROENG-RABA<br />

EDI — KOTA-PASIR<br />

Met schetskaartjes<br />

'S-GRA VENIIAGE<br />

W. P. VAN STOCKUM & ZOON<br />

1890


SCHETSEN UIT DEN ATJÉH-OORLOG


SCHETSEN<br />

UIT DEN<br />

ATJ E U-OOR LOG<br />

i e<br />

DOOR<br />

J. P. SCHOEMAKER,<br />

Luitenant-adjudant der Infanterie i>ij het N.-I. Legei<br />

TWEEDE BUNDEL<br />

KOTA-PETJOET — BLANG-PRIA<br />

SAMAI.ANGAN BATOE-ILIQ DOERANG<br />

SELKMl'O-HOENG — KROENG-RABA<br />

EDI KOTA-PASIK<br />

Met schetskaartjes<br />

'S-GRA VENHAGE<br />

W P. VAN STOCKUM & ZOON<br />

1890


t'.EDKUKT BIJ DE SWART EN ZOON.


VOORWOORD<br />

Ons „Vervolg op de schetsen uit den Atjeh-oorlog"<br />

leiden wij in met een welgemeende dankbetuiging aan<br />

onze geachte kameraden, voor de zoo bereidwillig<br />

ons verstrekte gegevens tot het zamenstellen van dezen<br />

nieuwen bundel<br />

\. P. SC II O HM AKER


DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />

Januari 1874<br />

Wanneer wij, officieren, onder gezelligen kout met onze<br />

kameraden zijn aangezeten, dan valt, zooals te begrijpen<br />

is, meermalen het gesprek op den Atjeh-oorlog; dat<br />

veld van eer, waarop sinds 1873 zoovele dapperen van<br />

het Indische leger waardig strijden onder de „Oranje­<br />

vaan". Hoe verheugen wij ons dan, dezen, of genen<br />

kameraad als een treffend voorbeeld van moedsbetoon te<br />

hooren roemen. Wij komen tevens tot de overtuiging<br />

hoevele heldendaden in allen eenvoud worden verricht;<br />

hoe weinig zij bekend zijn en hoe spoedig de vergetelheid<br />

hare sombere schaduw daarover uitspreidt. O! kon de<br />

faam die rondbazuinen, Nederland en ons Nederlandsch-<br />

Indisch leger ter eere en der nakomelingschap ten spoorslag<br />

en navolging van zoovele krijgsmansdeugden ! Onder de<br />

vele braven, die zich op het oorlogsterrein door hunne<br />

militaire deugden hebben weten te onderscheiden, tellen<br />

wij ook den kapitein der infanterie A. H, W. Scheuer.<br />

Deze officier, wjens borst met het eere-metaal prijkt<br />

1 1<br />

I


2 DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />

voor moed, beleid en trouw, wien twéé eervolle vermel­<br />

dingen en de eeresabel ten deel vielen, behoort tot die mannen,<br />

wier krijgsmanshoedanigheden en ridderlijke aard hen tot<br />

een sieraad maken van het roemrijk Indisch officierencorps.<br />

Reeds als jong officier maakte Scheuer den Atjeh-<br />

oorlog mede, en sinds heeft hij met onwrikbare volhar­<br />

ding en onverdoofden moed een belangrijk deel bijge­<br />

dragen tot den luister van onze dierbare Oranjevaan.<br />

Uit dit zoo heldhaftig krijgsverleden willen wij eenige<br />

feiten in herinnering brengen.<br />

Deel uitmakende van de expeditionnaire macht onder<br />

generaal van Swieten, wist Scheuer zich reeds kort<br />

na het betreden van den vijandelijken bodem te onder­<br />

scheiden door met levensgevaar de vijandelijke versterking<br />

Kota-Petjoet te verkennen. Deze verkenning geschiedde<br />

op den I2 n<br />

Januari 1874.<br />

Ter verduidelijking van ons verhaal is het evenwel<br />

noodig, ook eene korte beschrijving te geven van de<br />

operatie onzer troepen tegen de voorwerken van den<br />

Kraton.<br />

Nadat onze legerplaats te Penajong behoorlijk versterkt<br />

en door eene vaste brug met de, aan den anderen oever<br />

van de Atjeh-rivier gelegen , kampong Diawa verbonden<br />

was, van waaruit een gemeenschapsweg voerde naar de<br />

door ons veroverde Missigit, besloot generaal van Swieten<br />

van uit deze stelling 's vijands hoofdversterking, des<br />

Sultans Kraton, aan te tasten.<br />

Door veelvuldige verkenningen was ons de ligging van


DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET 3<br />

den Kraton genoegzaam bekend; doch het terrein er om<br />

heen was zoo begroeid, dat noch van den Kraton, noch van<br />

de vóórwerken iets zichtbaar was. Een goed aanvalsplan vast<br />

te stellen mocht derhalve zeer moeilijk heeten; bij nauw­<br />

keurig en aanhoudend onderzoek slaagde men er echter<br />

eindelijk in — het was op den io en<br />

Januari — door 't dichte<br />

geboomte een klein gedeelte van eene borstwering te<br />

onderscheiden, die, zooals later bleek, de noordwest­<br />

saillant van den Kraton was. In de Missigit werden<br />

toen eenïge stukken zwaar geschut in batterij gebracht,<br />

die onophoudelijk op dat gedeelte van den Kraton<br />

beukten. De vijand beantwoordde dat vuur met leven­<br />

digheid, doch met weinig succès; dat onze projectielen<br />

daarentegen hem veel nadeel berokkenden , bleek uit zijne<br />

pogingen om nog dienzelfden nacht (10 Januari) de<br />

Missigit te overrompelen. Begunstigd door eene diepe<br />

duisternis waren de Atjehers, met de vaardigheid, die<br />

katten plegen te bezitten, al kruipende onze versterking<br />

genaderd; doch de bezetting, die op hare hoede was,<br />

bereidde hun eene warme ontvangst.<br />

Met ontzettend verlies werden zij teruggeslagen, ver­<br />

schillende soorten van wapenen en stormgereedschappen in<br />

onze handen achterlatende. Zooals gezegd is, was ons<br />

van den kraton slechts de ligging bekend, en mocht het<br />

zeker een gelukkig toeval genoemd worden, dat juist in<br />

deze dagen de onderwerping plaats vond van Toekoe-Nek,<br />

een van de voornaamste hoofden der IV Moekims.<br />

(11 Januari.)<br />

Toekoe-Nek, wien het doel van den bevelhebber,<br />

namelijk het bemachtigen van den Kraton, bekend was,


4 DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />

gaf, om zijne goede gezindheid te doen blijken, den<br />

raad, eerst den dusgenoemden Tanam te nemen.<br />

Deze bestond uit eene aaneengeschakelde linie, die op<br />

ongeveer iooo M. van onze legerplaats te Penajong<br />

verwijderd lag. Indien de Tanam eenmaal genomen was,<br />

dan was ook de Kraton zoo goed als in onze macht.<br />

Tot f<br />

de voornaamste werken der linie behoorden Kota-<br />

Rantang en Kota-Petjoet.<br />

De eerste lag ten westen van den Kraton ; door deze<br />

versterking te nemen , kwam ook de rivier Kroeng-Daroe ,<br />

welke de oostzijde der linie besproeide en binnen den<br />

Kraton stroomde, in onze macht. Zuidelijk van Kota-<br />

Rantang bevond zich Kota-Petjoet, de vorstelijke be­<br />

graafplaats, die, omringd door hooge en dikke muren,<br />

duchtig versterkt was en vele verdedigers telde.<br />

Verder deelde Toekoe-Nek ons mede, dat de vijand het<br />

voornemen koesterde zwaar geschut in die voorwerken<br />

te plaatsen, om de Missigit te bombardeeren, zoodat van<br />

onze zijde besloten werd, reeds den volgenden dag (12<br />

Januari) tegen den Tanam te opereeren.<br />

De kolonel Schultze ontving alsnu de opdracht 's vijands<br />

voorwerken a tout prix te nemen. De troepen zijner<br />

brigade waren samengesteld uit het linkerhalf o, e<br />

bataljon<br />

infanterie, onder majoor Romswinckel, bijgenaamd den<br />

vechtmajoor; het linkerhalf I2 E<br />

bataljon infanterie, onder<br />

majoor Luymes; eene compagnie mineurs en sappeurs,<br />

die aan het linkerhalf c/ bataljon, de aanvals-colonne,<br />

werd toegevoegd, en een detachement cavalerie.<br />

Bij elke colonne werden twee stukken geschut en twee<br />

mortieren ingedeeld.


DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET 5<br />

Gedurende het ageeren zouden twee compagnieën van<br />

het rechterhalf I2 e<br />

bataljon in zuidelijke richting van den<br />

Tanam doordringen en trachten, door schij naan vallen,<br />

's vijands aandacht af te leiden.<br />

Tegen 4 uur in den m<strong>org</strong>en stonden de troepen reeds<br />

voor de Missigit geschaard, en wachtten met ongeduld<br />

op het commando „voorwaarts". Na door den brigade­<br />

commandant te zijn geïnspecteerd, stelden de colonnes<br />

zich in beweging. Alles geschieddt in de grootste stilte;<br />

de bevelen klonken schier onhoorbaar. De opmarsch had<br />

plaats in de open vlakte; maar niettegenstaande dat,<br />

bereikte men ruim halverwegen het doel van den tocht,<br />

zonder dat de vijand verontrust scheen; doch nauwelijks<br />

was het linkerhalf 9= bataljon een boschje langs getrokken,<br />

of uit de versterking Rantang werd het door een moord­<br />

dadig vuur begroet.<br />

Met de bedaarde onverschrokkenheid, onzen Neerlandsch-<br />

Indischen troepen eigen, bleven de soldaten doormarcheeren<br />

tot achter een in de nabijheid gelegen heuvel, die door<br />

het voorste peloton in verspreide orde beklommen werd;<br />

spoedig volgde de artillerie, welke op deze hoogte in<br />

batterij kwam en een verdelgend vuur op den vijand<br />

opende.<br />

Uitdagend heschen toen de Atjehers de roode vaan,<br />

zonder te bedenken, dat zij daardoor de ligging hunner<br />

verschansing verrieden.<br />

Het linkerhalf 12* bataljon, dat het 9-' op 500 passen<br />

gevolgd was, nam stelling in bovengenoemd boschje.<br />

Van weerszijden ontwikkelde zich het vuur hoe langer<br />

hoe moorddadiger.


6 DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />

Met gespannen aandacht richtten de officieren her­<br />

haaldelijk hunne veldkijkers op Kota-Rantang, en trachtten<br />

door de dikke wolken van kruitdamp heen te zien.<br />

Door het gedonder van het geschut heen, hoorde men<br />

binnen de vijandelijke wallen aanhoudend het geluid van<br />

den tong-tong, vermoedelijk het signaal om van des<br />

Kratons bezetting versterking te vragen, althans onze<br />

tirailleurs, die inmiddels tot op 250 'a 300 passen geavan­<br />

ceerd waren, zagen de bonte hoofddeksels achter de ver­<br />

schansing steeds meerder worden en hiermede nam ook<br />

het vuur in hevigheid toe.<br />

Driftig, doch zonder overhaasting , richtten en vuurden<br />

onze soldaten op die beweegbare bonte schijven, en<br />

nauwelijks zag men een waaghals zich boven de borst­<br />

wering vertoonen, of een welgericht schot deed diens<br />

snoevende uitdaging verstommen. Zoo had de strijd reeds<br />

geruimen tijd geduurd, zonder evenwel den vijand tot<br />

wankelen te brengen. Toen werd besloten hem met de<br />

bajonet aan te grijpen; het linkerhalf g e<br />

bataljon werd<br />

aangewezen om 's vijands stelling aan de linkerflank, en<br />

'het linkerhalf I2 e<br />

bataljon om die in het front te bestormen.<br />

Onder het hevigste vuur rukten beide corpsen in de<br />

aangewezen richting om tot den bevolen aanval over<br />

te gaan.<br />

Trots de vele terreinhindernissen en in weerwil van<br />

's vijands kanon- en geweervuur, marcheerden zij in goede<br />

orde „voorwaarts." Aan den boschrand gekomen, werd<br />

even stand gehouden om het vuur te beantwoorden, dat<br />

over de geheele vijandelijke linie aanhoudend toenam,<br />

naarmate onze troepen avanceerden.


DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET 7<br />

Toen men 's vijands positie tot op 50 passen genaderd<br />

was, weerklonk het signaal „attaqueeren ". Onder een luid<br />

„hoera" beklommen onze soldaten de vijandelijke wallen<br />

en wierpen zich met onweerstaanbaar geweld op de ver­<br />

dedigers daarvan; de officieren stormden met opgeheven<br />

sabel ieder aan 't hoofd hunner afdeeling.<br />

De Atjehers verdedigden zich heldhaftig; als razenden<br />

zwaaiden zij den klewang, maar toch waren zij niet bestand<br />

tegen het woedend opdringen onzer dapperen, die met<br />

de bajonet of de kolf van 't geweer alles overhoop wierpen,<br />

wat tegenstand bood. In een oogwenk waren ook de<br />

stukken vernageld, en toen de wind de wolken van kruit­<br />

damp had verdreven , zag men de Nederlandsche driekleur<br />

fier boven de versterking golven , en het „ Wilhelmus van<br />

Nassauen" der signaalhoorns, dat luid schetterend ver<br />

over de omliggende vlakten weerklonk, verkondigde, dat<br />

Rantang ons was.<br />

Ofschoon door de vermeestering van Kota-Rantang een<br />

belangrijk punt in onze handen kwam, zoo was toch<br />

deze verovering zonder 't bezit van Kota-Petjoet van on­<br />

voldoende waarde.<br />

Nadat de munitievoorraad van de ageerende brigade<br />

aangevuld was, rukten het linkerhalf I2 e<br />

bataljon en een<br />

gedeelte van het linkerhalf o, e<br />

bataljon in zuidelijke richting<br />

verder voort, om Kota-Petjoet te bemachtigen ; de rest der<br />

troepen werd als bezetting te Kota-Rantang achtergelaten.<br />

Uithoofde van het zeer geaccidenteerd terrein was het<br />

niet mogelijk de juiste richting te volgen, zoodat aan<br />

luitenant Scheuer opgedragen werd het terrein te ver-


8 T>E VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />

kennen. Weldra bracht hij 't bericht, eene plek gevonden<br />

te hebben van waar Kota-Petjoet te zien was.<br />

Majoor Luymes liet op de aangewezen plaats zijne<br />

colonne samentrekken en gaf aan majoor Romswinckel van<br />

het een en ander kennis, waarop deze zich bij het<br />

linkerhalf I2 e<br />

bataljon aansloot.<br />

Men stond nu op ongeveer 600 passen van Kota-Petjoet;<br />

de spitse toppen van een groot steenen monument waren<br />

duidelijk boven het groen der boomen zichtbaar. In die<br />

richting werd door onze artillerie terstond eene menigte<br />

granaten gezonden, wier uitwerking evenwel moeilijk was<br />

na te gaan. Het lag echter in den aard der zaak, dat<br />

men hier met infanterie ruim baan behoorde te maken;<br />

maar bij den eersten oogopslag werd men duidelijk ge­<br />

waar, dat de natuur en de Atjehsche versterkingskunst<br />

ons zooveel hinderpalen in den weg legden, dat eene<br />

voorwaartsche beweging zonder bekendheid met het terrein<br />

weinig of geen resultaten zoude opleveren.<br />

Eene verkenning van de sterkte was derhalve gebiedend<br />

noodig, ten einde, met eenige zekerheid van slagen, een<br />

plan van aanval te kunnen beramen.<br />

Aan luitenant Scheuer werd opgedragen deze verkenning<br />

te leiden. Welnu, in dit blijk van vertrouwen gaf de chef<br />

reeds te kennen, welke waarde hij den nog jongen<br />

officier toekende.<br />

„Mijnheer," zoo sprak majoor Luymes, „ik draag<br />

u op met eenige vrijwilligers eene sluippatrouille te maken<br />

naar gindsche versterking; gij zult alle accessen nauw­<br />

keurig opnemen, en mij alle inlichtingen brengen, die de<br />

vermeestering van 's vijands positie kunnen bevorderen;


DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET 9<br />

de taak, die ik u opdraag, is moeilijk en gevaarvol, maar<br />

ik reken op uw beleid, en ben verzekerd van uwen moed."<br />

Tot eenig antwoord salueerde Scheuer met de sabel,<br />

doch in zijn fleren blik las men de belofte eener trouwe<br />

volbrenging van den hem opgedragen last.<br />

Van de vrijwilligers, die zich aanmeldden om deel uit te<br />

maken der sluippatrouille, werden de volgenden aangewezen:<br />

sergeant Loisoder en de Inlandsche fusiliers Moelanie,<br />

Ketjil, Labarra en Sabban.<br />

Deze flinke borsten, — ieder van hen had reeds meer­<br />

malen getoond een echt soldatenhart te bezitten, — waren<br />

niet onbekend met het gevaar, waaraan zij zich blootstelden;<br />

de vijand toch vuurde uit alle richtingen, en overal op<br />

het terrein hadden zich zwermen Atjehers genesteld, aan<br />

wier scherpe oogen niet licht iets kon ontgaan.<br />

Alvorens af te marcheeren, sprak Scheuer zijne man­<br />

schappen met veel nadruk toe: „Soldaten", zeide hij,<br />

„daar ginds in die vijandelijke versterking* willen wij onze<br />

driekleur planten; daarom moeten en zullen wij haar gaan<br />

verkennen! Wij zijn slechts met ons zessen, en duizenden<br />

zullen ons wellicht den weg versperren; mannen, zult gij<br />

moed houden?" Scheuer's brave gezellen antwoordden<br />

op deze vraag door met de képis te wuiven en<br />

een hoera aan te heffen. „Wij volgen u tot in den<br />

dood!" verzekerden allen.<br />

Gebruik makende van de terreinsgesteldheid om zich<br />

zooveel mogelijk aan 'toog des vijands te onttrekken, bewoog<br />

de patrouille zich al kruipende voorwaarts. De i c<br />

compagnie<br />

van het rechterhalf


10 DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />

Scheudel kreeg last haar op de rechterflank te dekken.<br />

Aan den boschrand gekomen, hield de patrouille halt; —<br />

terwijl overal de donderbussen knalden, en het terrein<br />

door kogels omgewoeld werd, heerschte hier eene verra­<br />

derlijke stilte.<br />

Na zijnen manschappen door teekens beduid te hebben<br />

onbeweeglijk te blijven liggen, richtte Scheuer zich ten<br />

halve op en gluurde rechts en links door het hooge gras;<br />

elke boom, elke struik werd nauwkeurig bespied, doch<br />

nergens glinsterde hem een geweerloop of een klewang<br />

tegen. Met de grootste inspanning bewoog zich de patrouille<br />

behoedzaam en stilzwijgend verder, telkens een oogenblik<br />

halt houdende om te luisteren en rond te kijken.<br />

Op een pagger stuitende, ontdekte men door zijne<br />

openingen een tweeden pagger en tusschen beide in, een smal<br />

voetpad. Scheuer besloot na te gaan, waarheen dit voetpad<br />

voerde. Zonder de scherpe doornen te ontzien, die het<br />

vooruitdringen belemmerden, wrong men zich man vóór<br />

man door den eersten pagger. Tot zijne niet geringe teleur­<br />

stelling bemerkte Scheuer, dat de compagnie van kapitein<br />

van Schendel langzaam retireerde; de gesteldheid van het<br />

terrein en de overmachtige vijand, welke het bezette,<br />

maakten aan deze compagnie de verdere uitvoering harer<br />

opdracht onmogelijk.<br />

De toestand der patrouille werd daardoor meer dan<br />

hachelijk, doch men had eenmaal besloten niet terug<br />

te keeren vóórdat Kota-Petjoet verkend was, en met<br />

leeuwenmoed zou men de onderneming voortzetten.<br />

Het voetpad volgende, dat zich tusschen meerdere<br />

paggers slingerde, kwam de patrouille aan een open


DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET II<br />

gedeelte, vanwaar het terrein werd overzien. Voor hen uit<br />

bestond het grootendeels uit eene grasvlakte, welke<br />

kleine, doch stevige paggers in eene aaneenschakeling<br />

van kleine vierkanten verdeelden.<br />

Tevens ontdekte de patrouille, tot hare voldoening,<br />

dat zij zich op den eenigen weg bevond, waarlangs Kota-<br />

Petjoet te naderen was.<br />

Was het laakbare z<strong>org</strong>eloosheid der Atjehers om dezen<br />

zoogewichtigen do<strong>org</strong>ang onbewaakt te laten, of miskenden<br />

zij het beleid en den ondernemingsgeest onzer troepen?<br />

De patrouille sloop steeds verder; tot op + 100<br />

passen van de vijandelijke versterking teekenden zich<br />

aan den rechterkant van haren weg twéé voetpaadjes.<br />

Op elk dezer paadjes liet Scheuer een schildwacht<br />

achter (de fusiliers Labarra en Ketjil) met last hem ter­<br />

stond te waarschuwen, zoo er gevaar dreigde van in flank<br />

of rug te worden afgesneden, en , indien er geen moge­<br />

lijkheid meer bestond om oogenblikkelijk terug te keeren ,<br />

te trachten door de vijanden heen te sluipen en den<br />

colonne-commandant te rapporteeren omtrent hetgeen ge­<br />

schied was. Met het overige gedeelte sloop hij dicht langs de<br />

paggers, steeds verder. Niet lang waren zij aldus vooruitge­<br />

schoven , toen zij voor de gesloten poort der versterking<br />

aankwamen. Daar binnen werden vele stemmen gehoord,<br />

doch er heerschte volslagen gebrek aan waakzaamheid;<br />

geen enkele post werd gezien.<br />

De muur der versterking volgende, ontdekte Scheuer<br />

zijwaarts vele kleine bentings, die alle door zeer moeilijk<br />

begaanbaar terrein omgeven waren , doch van de noordoost­<br />

en zuidoostzijden wel konden genaderd worden.


12 DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />

Juist had hij zijne waarneming volbracht, toen op de<br />

rechterflank een scherp gegil zich hooren liet; dit wel­<br />

bekend signaal der Atjehers, zoodra zij gevaar ontdekken,<br />

of de hunnen willen waarschuwen, had ook Ketjil ver­<br />

nomen. Door eene kleine terreinopening zag deze tegelijk<br />

eene massa vijanden, die allen in gebukte houding zoo<br />

snel mogelijk naderden.<br />

De patrouille was verraden, dit begreep Ketjil, en<br />

ingevolge zijn last, spoedde hij zich naar den patrouille­<br />

commandant om hem met het gevaar bekend te maken,<br />

dat de patrouille dreigde.<br />

In allerijl werd de terugmarsch aangenomen. De toestand<br />

was des te z<strong>org</strong>wekkender, daar ook de bezetting van<br />

Kota-Petjoet zich in grooten getale op de muren ver­<br />

toonde; zeker verkeerde zij in den waan door de geheele<br />

macht van generaal van Swieten omsingeld te zijn, doch<br />

het kleine getal Nederlandsche krijgers ziende, begon<br />

zij luidkeels te schreeuwen en de geweren af te schieten.<br />

Het grootste en bijna niet te ontkomen gevaar van zich<br />

door de aanrukkende bende den terugtochtsweg afgesneden<br />

te vinden, ontkwam de patrouille als door een wonder.<br />

Onbeschrijfelijk was de woede der Atjehers, toen zij, op<br />

het pad komende, de onzen niet tusschen zich en Kota-<br />

Petjoet zagen. Men moet de wreedheid en den bloed­<br />

dorst van den vijand kennen, om te beseffen hoe groot zijne<br />

teleurstelling was! De donderbussen knalden en ver­<br />

scheidene kogels werden der patrouille nagezonden. Met<br />

geweldige sprongen trachtten eenigen der bende onze<br />

braven te bereiken of hen door eene omtrekkende<br />

beweging tusschen twee vuren te brengen. Maar Scheuer


DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET 13<br />

liet zich gelukkig niet tot een gevecht verleiden, ofschoon<br />

de kogels, die de patrouille om de ooren snorden,<br />

den strijdlust onzer manschappen wel opwekten.<br />

Te vergeefs was de felle vervolging der Atjehers om<br />

de patrouille in hunne macht te krijgen: toen zij aan den<br />

boschrand kwamen, waren de onzen reeds in de wild<br />

dooreen groeiende struiken verdwenen.<br />

Met ongeduld wachtten intusschen majoor Luymes en<br />

de andere krijgsmakkers op den uitslag der verkenning.<br />

Het dof geknal der donderbussen, dat in de richting van<br />

Kota-Petjoet vernomen werd, had niet weinig de onge­<br />

rustheid opgewekt, en reeds maakte men zich gereed om<br />

de dappere patrouille ter hulp te snellen, toen Scheuer en<br />

de zijnen tusschen het hooge gras zichtbaar werden. Een<br />

daverend „hoera" klonk hun ten welkomstgroet tegen, en<br />

de vreugde was algemeen, toen vernomen werd, dat de<br />

weg naar het arendsnest gevonden was.<br />

Den vijand was het thans maar al te duidelijk, dat de<br />

in zijn oog onneembare versterking bedreigd werd. Tal­<br />

rijke benden beproefden de onzen in 't front en in de<br />

flank bezig te houden. Wij waren echter niet sterk genoeg<br />

om den steeds aangroeienden vijand het hoofd te bieden,<br />

zoodat naar de Missigit om versterking gezonden werd.<br />

Daarop verschenen vier compagniën infanterie met versnel­<br />

den pas ter plaatse, en de Atjehers waren weldra genood­<br />

zaakt zich achter hunne bosschen terug te trekken.<br />

Nu kreeg het linkerhalf I2 e<br />

bataljon last, recht op het doel af


14 M VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />

te gaan, namelijk tegen de kwetsbare zijde van Kota-<br />

Petjoet op te rukken. Luitenant Scheuer werd als gids<br />

aangewezen om de colonne naar het zooeven ontdekte<br />

,,point vulne'rable" te geleiden; de overige corpsen zou­<br />

den in noordelijke richting hunne aanvalslijnen kiezen.<br />

Met behulp onzer wakkere mineurs, die onder den<br />

hevigsten kogelregen de grootste koelbloedigheid aan<br />

den dag legden, werden de paggers omvergehaald en de<br />

weg verbreed. Zoodra een pagger vernield was, snelden<br />

onze tirailleurs naar den volgenden om den daarachter<br />

opgestelden vijand te verdrijven. De Atjehers vochten<br />

met wanhopigen moed; bij eiken pagger begon het gevecht<br />

met vernieuwde hevigheid, doch niets was in staat onze<br />

opgewonden soldaten te weerhouden; met de bajonet<br />

noodzaakten zij den vijand steeds tot wijken. Toen hij<br />

zich op eens van twee zijden bedreigd zag, verwekte<br />

dit zulk eene paniek bij den vijand, dat hij eensklaps<br />

hals over kop langs de hem bekende toegangen vluchtte<br />

om zich achter de wallen te dekken. Op de muren van<br />

Kota-Petjoet ontwaarden onze troepen echter weldra tal<br />

van voorvechters, die wild hunne klewangs zwaaiden. Maar<br />

zulk roekeloos zich blootstellen kwam hun duur genoeg te<br />

staan, want de meesten tuimelden , door onze geweerkogels<br />

getroffen, met uitgestrekte armen van de muren.<br />

Naarmate onze mineurs vorderden met het opruimen<br />

der chicanes, naar die mate werd ook het geschreeuw<br />

en getier heviger bij de vijanden, die door hun Allah il<br />

Allah voorzeker den profeet smeekten, den kafirs het<br />

voortdringen te beletten.<br />

Daar weerklonk het bekende signaal „attaqueeren"


DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET 15<br />

onzen ongeduldigen soldaten in de ooren. Onder een<br />

krachtig „hoera" liep het gedeelte onder luitenant Scheuer<br />

de poort open en anderen beklommen de muren; een ieder<br />

trachtte het eerst in de versterking te zijn.<br />

Het gevecht, dat daarbinnen plaats greep, was kort<br />

maar ontzettend; vuurwapens waren van geen nut meer;<br />

men vocht met bajonet, dolk en klewang. De Atjehers<br />

streden met wanhopigen moed, doch moesten ten slotte<br />

toch wijken voor den hevigen en onversaagden aanval<br />

onzer soldaten.<br />

Bevreesd geheel omsingeld te zullen worden, ruimden de<br />

Atjehers eindelijk het veld, sprongen aan de achterzijde<br />

over de muren of trachtten door kleine, ons onbe­<br />

kende, openingen te ontsnappen; velen dier vluchtelingen<br />

werden nog door onze geweerkogels doodelijk getroffen.<br />

In onbeschrijfelijke wanorde zag men talrijke troepen<br />

zich met den looppas in de richting van den kraton be­<br />

wegen ; het verlies van Kota-Petjoet, dat in heiligen<br />

reuk stond en als onneembaar beschouwd werd , had den<br />

vijand diep geschokt. De vele gesneuvelden , die hij in<br />

onze handen liet, en de groote bloedplassen op ver­<br />

schillende plaatsen, getuigden van het groote offer, dat<br />

om het behoud van dit „palladium" was gebracht.<br />

Door de verovering van Kota-Rantang en Kota-Petjoet<br />

waren de twee belangrijkste voorwerken van den kraton<br />

in ons bezit gekomen; de andere verschansingen vielen<br />

ons nu dan ook zonder slag of stoot in handen , zoodat<br />

met meer zekerheid van slagen tegen den kraton kon<br />

geopereerd worden.<br />

De verovering van Kota-Petjoet mag zeker voor een groot


l6 DE VERKENNING VAN KOTA-PETJOET<br />

deel worden toegeschreven aan de uitstekende wijze, waarop<br />

Scheuer zich van zijne zoo gevaarlijke taak kweet, en<br />

de stoutmoedigheid en volharding, waarmede hij die onder<br />

de ongunstigste omstandigheden tot het einde toe volbracht.<br />

Genoemde officier werd voor dit stoutmoedig feit aan­<br />

vankelijk slechts eervol vermeld, en evenzoo de dappere<br />

sergeant Loisoder.<br />

De Inlandsche fuseliers Labarra, Ketjil, Sabban en<br />

Moelanie , werden bij besluit van 6 October 1874 begiftigd<br />

met de bronzen medaille voor moed beleid en trouw.<br />

Later ontving ook luitenant Scheuer voor dit feit, als<br />

welverdiende belooning, de „Militaire Willemsorde," dat<br />

ridderkruis der dapperen.


VEROVERING VAN BLANG-PRIA<br />

Juni 1878<br />

Reeds sedert den aanvang van den Atjeh-oorlog hadden<br />

de bewoners van Gedong, een staatje, hetwelk deel uit­<br />

maakte van de federatie van Pasei, eene vijandige houding<br />

tegenover onze Regeering aangenomen. Zoolang deze<br />

zich bepaalde tot het verkenen van personeele hulp aan<br />

de oorlogspartij van Groot-Atjeh, achtte ons bestuur<br />

het vooralsnog voldoende de kust van Gedong door een<br />

paar oorlogsschepen te doen observeeren; toen er echter<br />

gewelddadigheden werden gepleegd tegen onzen bond­<br />

genoot, den vorst van Edi, en zelfs onze versterking i n<br />

o<br />

dat gebied werd aangevallen, kreeg eene kolonne last<br />

zich naar Gedong te begeven, ten einde dat staatje te<br />

tuchtigen en aan ons gezag te onderwerpen (4 Juni 1878).<br />

Deze colonne, onder den majoor der infanterie Perné,<br />

bleef niet in gebreke zich flink van hare taak te kwijten,<br />

en in menig bloedig gevecht leed de vijand gevoelige<br />

verliezen. Toch bleek het weldra, dat de onzen niet bij<br />

machte waren eene algeheele onderwerping tot stand te<br />

brengen, daar de strijdmiddelen, waarover majoor Perné<br />

n<br />

.<br />

2


l8 VEROVERING VAN BLANG-PRIA<br />

te beschikken had, ontoereikend waren om de talrijke<br />

en duchtig versterkte kampongs, waar zelfs elke woning<br />

als eene versterking was ingericht, te vermeesteren. De<br />

bevelhebber, kolonel van der Heyden, die met den stand<br />

van zaken in kennis werd gesteld, beval den majoor<br />

Perné zich voorloopig in diens stelling te handhaven,<br />

totdat er versterking zoude zijn gekomen. Gelijktijdig<br />

schreef hij den vorst van Gedong, dat de lankmoedig­<br />

heid der Regeering ten einde was en dat, bij verdere<br />

weigering om ons gezag te erkennen — hem werd<br />

een ultimatum daartoe gesteld — met de meeste gestreng­<br />

heid tegen hem zoude gehandeld worden.<br />

De Radja echter, onbuigzaam en krijgszuchtig van<br />

aard, maakte zich den hem vastgestelden tijd ten nutte,<br />

om zijn gebied nog meer te versterken en beproefde<br />

bovendien de omliggende staatjes mede tot de oorlogs­<br />

partij over te halen.<br />

Toen zulks aan kolonel van der Heyden ter oore<br />

kwam, nam deze doortastende veldheer een kort besluit:<br />

nog voordat het ultimatum verstreken was, vertrok hij<br />

met 5 compagnieën infanterie en de noodige artillerie van<br />

Oleh-leh ter versterking van de colonne Perné, ten einde<br />

tot de tuchtiging over te gaan.<br />

Den 16 Juni 1878, te 2i uur in den namiddag, landden<br />

onze troepen nabij . Kota-Kloembang. Terstond werd<br />

verder opgerukt naar de, door de colonne Perné bezette,<br />

versterking Kota-Karang, alwaar ten noordwesten daarvan,<br />

op een hoog en vlak terrein, nabij de Pasei-rivier, een<br />

bivouak betrokken werd.<br />

De toestand der ageerende troepen was verre van


VEROVERING VAN BLANG-PRIA I9<br />

benijdenswaardig: de veepest, die te Gedong was uit­<br />

gebroken , vergiftigde de lucht heinde en verre door<br />

talrijke krengen, die de rivier afdreven en overal op<br />

't land verspreid lagen; aan het strand alleen, waar de<br />

onzen geland waren, trof men er ongeveer een 1500 tal<br />

aan, welke reeds in vergevorderden staat van ontbinding<br />

verkeerden; het putwater was bedorven door de daarin<br />

met opzet geworpen doode dieren, zoodat de marine,<br />

die het strand bewaakte, de colonne van drinkwater<br />

moest voorzien.<br />

Nadat op den 17° Juni de vivres en het bouwmaterieel<br />

ontscheept waren, werd terstond een aanvang gemaakt<br />

met het oprichten van loodsen; en dank zij de voort­<br />

varendheid van den i n<br />

luitenant A. A. Veenhuyzen, die<br />

met de leiding daarvan belast was, konden de troepen<br />

reeds den daarop volgenden dag onder dak gebracht<br />

worden.<br />

Ofschoon de colonne Perné nu aanmerkelijk versterkt<br />

was, toch overtrof Gedong's legermacht de onze nog wel<br />

vijfmaal in getalsterkte en had bovendien, door hare<br />

goed versterkte kampongs en een groot aantal bentings,<br />

zeer veel in haar voordeel.<br />

Maar, telt de Nederlandsch-Indische krijgsman het<br />

aantal zijner vijanden ? Of heeft hij door groote dapper­<br />

heid steeds de stoutmoedigsten en talrijksten voor<br />

zich doen wijken ?<br />

Den i8 n<br />

bleven onze troepen nog in 't bivouak. Die<br />

dag ging rustig voorbij, hoewel de vijand zich in onze<br />

onmiddellijke nabijheid ophield, en uit wraak de bevriende<br />

kampong Oler-Blang te vuur en te zwaard vernielde,


20 VEROVERING VAN BLANG-PRIA<br />

zooals dikke rookwolken en opstijgende vlammen bewezen.<br />

De bewoners , van have en goed beroofd , zochten bescher­<br />

ming in onze legerplaats. — Om den vijand uit Oler-Blang<br />

te verdrijven werden nu in die richting eenige granaten<br />

geworpen. Wel verzocht de adsistent-resident van Unen,<br />

den colonne-commandant naar die kampong ook eene<br />

verkenning te zenden , doch majoor Coblijn , die inmiddels<br />

het commando van den wegens ziekte geëvacueerden<br />

majoor Perné had overgenomen, meende aan dat verzoek<br />

geen gevolg te mogen geven, wilde hij den troep niet<br />

door kleine gevechten afmatten en alleen het hoofddoel<br />

van den tocht voor oogen houden. Onder Karei van der<br />

Heyden was het trouwens niet gebruikelijk zich te regelen<br />

naar de inzichten van een civiel ambtenaar; zulks ware<br />

den officieren als gebrek aan zelfstandigheid aangerekend<br />

geworden.<br />

De dag liep ten einde en geen enkel vijandelijk schot<br />

was op het bivouak gelost; reeds verheugden zich onze<br />

troepen op een rustigen nacht, ten einde met frissche<br />

krachten den volgenden dag tegen 's vijands hoofdstelling<br />

Blang-Pria op te rukken, toen een der spionnen berichtte,<br />

dat in den nacht het bivouak zoude aangevallen worden.<br />

Een nachtelijke aanval op een bivouak behoort tot de<br />

verschrikkelijkste gevechten, welke zich te velde kunnen<br />

voordoen; 't zijn van die moordtooneelen, die alle be­<br />

schrijving te boven gaan, vooral zoo het den vijand<br />

gelukt, de wachten te overvallen en tot de slapende man­<br />

schappen door te dringen.<br />

Nauwelijks was het bericht bekend of terstond werden<br />

twéé compagnieën infanterie, met compagnies-colonnes


VEROVERING VAN BLANG-PRIA 21<br />

in bataille, en ééne sectie artillerie daartusschen, achter<br />

de lijn der veldwachten geplaatst naar de zijde van waar<br />

de aanval verwacht werd.<br />

De vuren in 't bivouak werden uitgedoofd; overal<br />

heerschte weldra eene geheimzinnige stilte en nauwelijks<br />

onderscheidde men den regelmatigen pas der patrouilles,<br />

die zwijgend langs de postenketen zich voortbewogen.<br />

De manschappen lagen met het geweer in den arm op den<br />

grond uitgestrekt, om bij het i c<br />

alarmsignaal gereed te<br />

zijn. Zulk een slaap kan echter geen rust genoemd worden,<br />

integendeel, ze is zelfs zeer afmattend; het ruischen van<br />

den wind door de twijgen , het gefladder van een nacht­<br />

vogel, ja, het minste geritsel doet telkens opschrikken,<br />

zoodat dit inspannend afwachten meer vermoeit, dan een<br />

geheele nacht wakens.<br />

De nachtelijke aanval bleef echter achterwege. Waren<br />

wij verkeerd ingelicht, of hadden de, als hongerige jakhalzen<br />

rondsluipende, maraudeurs gezien, hoe voorbereid wij waren?<br />

Om 3 uur in den m<strong>org</strong>en maakten onze troepen zich<br />

marschvaardig en wachtten slechts op het bevel om zich<br />

in rij en gelid te scharen; nauwelijks was dit dan ook<br />

gegeven, of met wonderbare snelheid stonden infanterie,<br />

artillerie en ambulance op de aangewezen plaatsen.<br />

De troep werd in drie colonnes gesplitst, die elkander<br />

op afstanden van 3 a 400 passen moesten volgen, en<br />

bestonden uit de volgende troepenmacht:<br />

l e<br />

2 e<br />

colonne: twéé compagnieën infanterie.<br />

colonne: (hoofdcolonne) vier compagnieën infanterie<br />

en de geheele artillerie, bestaande uit eene bespannen<br />

en eene onbespannen sectie en twee mortieren.


22 VEROVERING VAN BLANG-PRTA<br />

3 e<br />

colonne: twéé compagnieën infanterie.<br />

Wijders werd bepaald, dat elke colonne voor dekking<br />

van haar front en flanken te z<strong>org</strong>en had en zooveel mogelijk<br />

in compagnies-colonnes zoude manoeuvreeren, ten einde<br />

de formatie in carré te vergemakkelijken. Zoodra het<br />

terrein eene ontwikkeling in bataille toeliet, zoude de i e<br />

colonne den rechtervleugel, de hoofdcolonne het centrum<br />

en de 3" colonne den linkervleugel vormen.<br />

Het was nog donker, toen de troep op marsch ging j<br />

alle omliggende kampongs lagen in een somber duister<br />

gehuld en zwijgend marcheerden de colonnes in zuidelijke<br />

richting naar Blang-Pria voort. Bij de eerste schemering<br />

van den dageraad bereikte men kampong Samoedra, welke<br />

terloops door de voorste colonne doorzocht en verlaten<br />

bevonden werd.<br />

Uit deze kampong deboucheerende, kwam men op eene<br />

open vlakte, welke ten westen begrensd werd door de<br />

kampongs Lamtjot en Baijoe en ten oosten door Oler-<br />

Blang en Gedei-Gedong.<br />

Op bedoelde vlakte gekomen, liet de commandant der<br />

voorste colonne zijn troep met breeder front oprukken,<br />

door ze met compagnies-colonnes in bataille te doen<br />

marcheeren. Zooveel mogelijk werd op de kampong-randen<br />

van Lamtjot en Baijoe aangehouden. Ter hoogte van<br />

laatstgenoemde kampong gekomen werd halt gemaakt<br />

en in carré en échelon de andere colonnes ingewacht. De<br />

2 e<br />

colonne stelde, op die vlakte gekomen, hare geheele<br />

artillerie in bataille op en dekte de flanken en den rug<br />

door vier compagnieën infanterie.<br />

De 3 e<br />

colonne maakte de achterhoede uit.


VEROVERING VAN BLANG-PRIA 2T,<br />

In deze formatie werd in zuidelijke richting gemarcheerd.<br />

Ofschoon kampong Baijoe zich onzijdig hield , werd zeker­<br />

heidshalve ééne compagnie van de 3 e<br />

colonne aangewezen<br />

om den troep aan die zijde tegen mogelijke vijandelijk­<br />

heden van de bewoners te beveiligen. Tot nog toe was<br />

er geen schot gelost, doch nauwelijks was de voorste<br />

colonne ter hoogte van Oler-Blang gekomen , of een hevig<br />

vuur werd door den vijand geopend uit de aldaar aan­<br />

gelegde' versterkingen. De eerste lilakogel trof den 2 n<br />

luitenant Haupt in het achterhoofd en deed hem oogen-<br />

blikkelijk zielloos nederstorten.<br />

Maakt zoo'n eerste slachtoffer steeds een diepen indruk,<br />

nog te meer was zulks het geval, nu het dezen officier<br />

gold, daar hij 's avonds te voren in 't bivouak zijnen<br />

kameraden voorspeld had, dat hem een der eerste kogels<br />

doodelijk zoude treffen.<br />

's Vijands vuur werd gaandeweg heviger en in sommige<br />

oogenblikken dermate overstelpend, dat de colonnes<br />

moesten halt maken om het te beantwoorden. En voort<br />

ging het dan weer door den dichten kogelregen, en<br />

allengs teekende zich de weg met bloedige sporen.<br />

De kalme onverschrokkenheid en zekerheid, waarmede op<br />

Blang-Pria werd gemarcheerd , scheen den vijand te veront­<br />

rusten. Drommen Atjehers verlieten nu hunne stellingen<br />

nabij Oler-Blang en trachtten door schijnmanoeuvres en<br />

klewang-aanvallen de onzen tot een aanval op Gedei-Gedong,<br />

(waar ten oosten een sterk voorwerk was aangebracht) uit te<br />

lokken. Met onstuimige woede stortten zij zich op de carré's,<br />

maar alvorens klewang en bajonet elkander kruisten, had ons<br />

geschut- en geweervuur hun groote verliezen toegebracht.


24 VEROVERING VAN BLANG-I'KIA<br />

Zij gaven echter den moed niet op; aanhoudend aan­<br />

gewakkerd door hunne priesters, drongen zij steeds op ,<br />

en beproefden onzen opmarsch te bemoeilijken door den<br />

troep tot partiëele gevechten te verleiden. Maar in deze<br />

verwachting zagen de Atjehers zich teleurgesteld. Majoor<br />

Coblijn, die met de opperste leiding van den tocht belast<br />

was, wekte een ieders bewondering door de koelbloedig­<br />

heid en beslistheid, waarmede hij zijne juiste bevelen<br />

gaf. Gevolgd door den dapperen luitenant Scheuer, die<br />

hem als adjudant was toegevoegd, zag men hem steeds<br />

daar, waar de strijd het hevigst was.<br />

Door den grijzen kruitdamp heen onderscheidde men<br />

weldra den donkeren omtrek van Blang-Pria In den zuid­<br />

westhoek dier kampong lag de hoofdversterking, boven<br />

wier wallen eene menigte vuurmonden in den zonneschijn<br />

schitterde. Spoedig zonden ook deze het moordend<br />

lood, en daarmede den dood in onze gelederen, en al<br />

bloediger werd de weg geteekend, dien de onzen<br />

aflegden.<br />

Het gevecht, tot nog toe gevoerd, was slechts een<br />

voorspel van dat, hetwelk de verovering van Blang-Pria<br />

ten gevolge had.<br />

Toen men ten westen daarvan gekomen was, werden twee<br />

stormcolonnes geformeerd, elk sterk 3 pelotons, waarbij<br />

eenige mineurs en sappeurs werden ingedeeld. Het Vaandel<br />

werd in 't midden geplaatst; fier wapperde het veldteeken<br />

boven de hoofden onzer dappere scharen.<br />

In zoo menig gevecht had reeds deze oorlogsbanier<br />

van het I4 e<br />

bataljon infanterie de zege behaald; op zoo<br />

menige vijandelijke borstwering was zij geplant geworden,


VEROVERING VAN BLANG-PRIA 25<br />

ook heden zou dit aan flarden geschoten oranje-doek<br />

de onzen ter overwinning voeren.<br />

Het was een indrukwekkend , grootsch gezicht, de brigade<br />

met zooveel stoutmoedigheid en kalme doodsverachting<br />

thans op 's vijands hoofdstelling te zien aanmarcheeren.<br />

Niettegenstaande duizenden kogels den onzen werden<br />

toegezonden, werd de pas geen oogenblik vertraagd. Men<br />

kon het onzen soldaten aanzien, dat de strijdlust in hun<br />

binnenste brandde; het aanhoudend geschreeuw van den<br />

vijand, zijne wanhopige, doch woedende aanvallen met<br />

den klewang hadden reeds lang bij de onzen de begeerte<br />

opgewekt, met de bajonet er op in te stormen, maar de<br />

krijgstucht hield hen steeds in 't gelid. Op 200 passen<br />

voor Blang-Pria gekomen, dat geheel in vlam en rook<br />

gehuld was, werd door eene frontverandering het aanvals­<br />

punt zoodanig omgetrokken, dat beide stormcolonnes<br />

recht daarvoor kwamen te staan; de artillerie stelde zich<br />

daarachter in positie. Ten einde den vijand gedurende de<br />

omtrekkende beweging bezig te houden, namen twee com­<br />

pagnieën stelling evenwijdig aan de westerface; de rest,<br />

zijnde twee compagnieën der 3° colonne, bleef in reserve.<br />

Nu waren onze soldaten bijna niet meer te houden; met<br />

ongeduld verbeidden zij het bevel om te stormen.<br />

De 2 e<br />

luitenant Kalis, een nog jong officier, die het<br />

voorste peleton der linkerstormcolonne commandeerde, had<br />

alle zelfbeheersching noodig om zijn schier ontembaren<br />

moed in bedwang te houden. Majoor Coblijn zag dit, en<br />

liet, door luitenant Scheuer, aan dien officier weten, in<br />

geen geval tot de „attaque" over te gaan voor en aleer<br />

het bevel daartoe gegeven was. Dit was noodig, want,


26 VEROVERING VAN BLANG-PRIA<br />

behalve dat de sterk bezette versterking vooraf door<br />

geschutvuur moest geteisterd worden, om de bestorming<br />

voor te bereiden, trokken talrijke en dichte drommen<br />

Atjehers in feestgewaad (vermoedelijk lieden uit Gedei-<br />

Gedong) in zuidwestelijke richting, met het kennelijk<br />

voornemen om de onzen in den rug aan te vallen, welke<br />

omstandigheid, onzerzijds, tot het nemen van bijzondere<br />

gevechtsdisposities noodzaakte. Het waren ernstige oogen-<br />

blikken. De vijand, niet begrijpende, waarom de onzen<br />

niet aanvielen en zulks toeschrijvende aan weifeling, werd<br />

overmoedig en vertoonde zich, onder het geschreeuw van<br />

„Allah il allah, Mohamed rasoel allah" in zijne volle<br />

lengte op de borstwering. Haat en fanatisme lagen op het<br />

gelaat der Atjehers te lezen, die , door opium tot den<br />

hoogsten graad van opgewondenheid gebracht, een troep<br />

bloeddorstige roofdieren geleken. Eindelijk klonk het signaal<br />

„attaqueeren." Nauwelijks waren de tonen van dit meest<br />

opwekkend signaal in den strijd gegeven, of met al de<br />

onstuimigheid, die onze troepen bij de bestorming zoo<br />

kenmerkt, wierpen zij zich met gevelde bajonet naar voren;<br />

maar de bamboe-doerie-versperring stuitte vooreenoogen-<br />

blik dien geweldigen storm. Kalis was de eerste, die op de<br />

borstwering stond; voordat zijne soldaten zich door de<br />

chicanes heengeworsteld hadden , was hij reeds handgemeen<br />

met een woesten hoop bloedgierige priesters. Met waren<br />

leeuwenmoed, den Nederlandschen officier eigen, vocht<br />

hij met sabel en revolver tegen dien sterken drom ver­<br />

dedigers; juist op het oogenblik, dat zijn peleton als tijger-<br />

katten naar boven klauterde, viel deze officier, door kogels<br />

en klewanghouwen getroffen, achterover van de borst-


VEROVERING VAN BLANG-PRIA 2"J<br />

wering, en, helaas, het Indische leger telde dezen held<br />

minder.<br />

Zóó viel reeds menig officier aan 't hoofd zijner afdeeling,<br />

als hij die ten voorbeeld vo<strong>org</strong>ing j aan hun plicht getrouw,<br />

den roem en de eer van het vaderland ten doel hebbende,<br />

liepen zij met opgeheven hoofd, fier en frank den helden­<br />

dood te gemoet, Is het wonder, dat onze soldaten met<br />

zulke officieren steeds op de overwinning rekenen?<br />

Kalis ziende vallen , stormde Scheuer voorwaarts, vloog<br />

tegen de borstwering op en riep den soldaten toe hem te<br />

volgen. Zonder aarzelen wierpen zij zich boven gekomen<br />

van de wallen te midden der talrijke Atjehers, die, op zoo'n<br />

onstuimigen aanval niet bedacht, een oogenblik achteruit­<br />

weken. Maar het kleine troepje ziende, waren zij niet<br />

langer bevreesd en wilden toen de vermetelen te lijf: hen<br />

verjagen, verpletteren.<br />

Ziet echter, hoe onze mannen den schok afwachtten:<br />

met „velt geweer" staan zij met den rug tegen de borst­<br />

wering geleund en „handhaven!"<br />

Menig Atjeher deinsde met bebloeden kop terug; tijd<br />

om de geweren te herladen was er niet, doch ook de<br />

kolfslagen waren doodend!<br />

Op andere punten drongen nu de overige stormcolonnes<br />

eveneens binnen, en het vaandel, gedragen door den<br />

adjudant-onderofficier Koolhof, was spoedig op de borst­<br />

wering geplant; er kwam een oogenblik, dat men in de<br />

versterking niets hoorde dan het gekletter der klewangs<br />

op de bajonetten; men vocht man tegen man, borst aan<br />

borst.<br />

Na een onbeschrijfelijk woedenden strijd met de blanke


28 VEROVERING VAN BLANG-PRIA<br />

wapens, werd de vijand met de bajonet in een hoek ge­<br />

dreven. Velen gaven den strijd op en zochten een goed<br />

heenkomen.<br />

Een vijftigtal bleef standhouden; geen hunner wilde<br />

zich overgeven; liever werden zij tot den laatsten man<br />

neêrgehouwen dan in dezen heiligen oorlog de wapens<br />

voor de blanken neer te leggen.<br />

Een berg van lijken en verminkte ledematen toonde<br />

kort daarop de plaats aan , waar deze hardnekkige ver­<br />

dedigers als mannen gevallen waren.<br />

Met één Europeeschen en drie Inlandsche fusiliers wilde<br />

Scheuer nu de reduitstelling in den Z. W. saillant van<br />

's vijands versterking binnendringen, toen hij door een<br />

gesmoord „ Allah-il-allah " gewaar werd , dat nog eene vrij<br />

talrijke bezetting zich daarin teruggetrokken had. Onver­<br />

schrokken posteerde hij zich met zijne vier fusiliers voor het<br />

eenige accès en sommeerde de bezetting tot de overgave.<br />

„Legt de wapens neer en geeft u over, dan zal u geen<br />

leed geschieden," riep Scheuer.<br />

Tot antwoord trachtte de vijand met een stouten aan­<br />

loop door het accès heen te komen en een aanval op de<br />

onzen te doen. Scheuer en de zijnen beletten echter den<br />

do<strong>org</strong>ang; met snelle, krachtige slagen wist de moedige<br />

luitenant lanspunten en klewangs te pareeren; de soldaten<br />

vuurden onophoudelijk en weldra lagen 17 lijken aan<br />

Scheuer's voeten; slechts aan twee Atjehers gelukte het,<br />

nog in den doodstrijd, aan twee Inlandsche fusiliers lichte<br />

klewangwonden toe te brengen.<br />

De anderen , de onmogelijkheid ziende om de Neder-<br />

landsche krijgslieden tot wijken te dwingen of neer te


VEROVERING VA"N BLANG-PRIA 20,<br />

sabelen, zochten in hunne vertwijfeling een goed heenkomen<br />

over de wester- en zuiderface der versterking, maar te<br />

laat; de manschappen der reserve hadden zich zoodanig<br />

opgesteld, dat van ontkomen geen sprake was. En daar geen<br />

der Atjehers zich wilde overgeven, bleef er niets anders<br />

over dan hen neer te schieten.<br />

De benting bood een ontzettend schouwspel; de grond<br />

was niet bezaaid, hij was bedekt met stapels van de lijken<br />

der gesneuvelde Atjehers. Onder deze telde men ook de<br />

Radja Laksamana van Passangan; de meesten waren<br />

priesters en voorname hoofden, aan hunne kleeding en<br />

sieraden duidelijk kenbaar.<br />

Onze goedhartige soldaten waren aanstonds bereid den<br />

nog levenden hulp en lafenis te verleenen, doch die goede<br />

z<strong>org</strong>en werden met ondank beantwoord; de stervende hand<br />

zocht nog naar lans of klewang, om, zelfs na den strijd,<br />

den blanken, den gehaten kafir te treffen.<br />

Nadat de versterking genomen was, rukte een gedeelte<br />

der colonne kampong Blang-Pria binnen om ze van vijanden<br />

te zuiveren en werden er tevens maatregelen getroffen<br />

om zich tegen een onverhoedschen aanval des vijands te<br />

dekken. Kapitein Opscholten ontving opdracht om met<br />

twee compagnieën den zich op het terrein achter dijkjes<br />

en kampongranden opgestelden vijand te verdrijven. Overal<br />

op zijnen weg vond kapitein Opscholten den grond bedekt<br />

met lijken, weggeworpen wapens en eene menigte vaandels.<br />

Veel tegenstand werd niet meer ondervonden, daar het<br />

grootste gedeelte der verstrooide benden bij de nadering<br />

onzer troepen in groote haast naar de, aan den vijand<br />

alleen bekende, schuilhoeken in het gebergte vluchtte.


30 VEROVERING VAN BEANU-PRIA<br />

Vijftig woningen en tien gevulde rijstschuren werden<br />

aan de vlammen prijs gegeven. Sommigen zullen dit wel­<br />

licht een ruw geweld noemen, maar er zijn oogenblikken<br />

in den oorlog, vooral in den Indischen, die zulke hande­<br />

lingen wettigen. Zij zijn dringend noodig om elk verzet<br />

bij den vijand voor goed te onderdrukken.<br />

Dien dag verloor de vijand 600 man aan dooden, 16<br />

lilas, 7 kanonnen, 76 klewangs, 84 geweren, 15 sabels<br />

en 10 vaandels.<br />

Dit zeer belangrijk gevecht, hetwelk de volle nederlaag<br />

en de onderwerping van Gedong ten gevolge had, mag<br />

in officiëele geschriften of Indische bladen gemeld zijn,<br />

evenmin als aan eenig ander schoon wapenfeit hebben de<br />

Hollandsche illustraties daaraan eenige aandacht geschonken.<br />

Beschamend is het voor onze natie, dat een vreemde die<br />

taak overgenomen heeft; de ,,Illustrated London News"<br />

maakt in haar jaargang van 1878 met lof van dezen tocht<br />

gewag, als eene welverdiende hulde aan de dapperheid<br />

van het Indische leger.<br />

De schitterende houding der troepen vinden wij als<br />

volgt, bij commandementsorder van 26 Juni 1878 No. 225 ,<br />

door den bevelhebber geprezen : ,<br />

,1 Gij hebt na een gevecht van één dag den vijand in<br />

zijne sterke stelling Blang-Pria, alwaar de élite van<br />

zijne benden verzameld was, aangetast en hem daaruit<br />

verdreven, en een verlies toegebracht van 600 dooden en<br />

gewonden , waarvan op de plaats der bestorming 188 lijken<br />

achterbleven.<br />

Niettegenstaande de vijand bij duizendtallen sterk en<br />

de tegenstand hevig was, is het aan uw kalm beleid,


VEROVERING VAN BLANG-PRIA 3I<br />

volharding en moed te danken, dat hij ons zijne onder­<br />

werping heeft aangeboden.<br />

Ik wensch u geluk met dit volkomen succes en betuig<br />

u allen en in de eerste plaats uwen beleid vollen aanvoerder,<br />

den majoor Coblijn, mijn welgemeenden dank voor hetgeen<br />

door u in zulk een kort tijdsverloop verricht is.<br />

Ook bij dezen tocht zijn de door de marine bewezen<br />

diensten vele.<br />

Hoewel zij zelf niet aan den strijd heeft deelgenomen,<br />

zoo heeft zij er veel toe bijgedragen, dat het succes in<br />

zulk een kort tijdsverloop verkregen werd, eensdeels door<br />

alle inspanning bij het em- en debarkement van onze<br />

troepen aan den dag te leggen, anderdeels door het bewaken<br />

van ons bivouak te Blangmeij door de bezetting der marine-<br />

landings-divisie, en het stationeeren van gewapende sloepen<br />

in de rivier, waardoor de landmacht in staat was gesteld<br />

met hare geheele macht tegen de vijandelijke-stelling op<br />

te rukken.<br />

Deze diensten kunnen door ons niet genoeg worden<br />

gewaardeerd."<br />

De Kolonel enz.<br />

[w. g.) VAN DER HEYDEN.<br />

Wegens de krijgsverrichtingen in Gedong werden door<br />

Z. M. onzen geëerbiedigden Koning, met de Militaire<br />

Willemsorde beloond:<br />

De majoor der infanterie W. A. Coblijn, de kapitein<br />

der infanterie V. H. Götz, de luit. der inf. C. Ie Cocq<br />

d'Armaudville, en de adjudant-onderofficier G. Koolhof.<br />

Aan den i n<br />

luitenant der infanterie A. H. W. Scheuer<br />

werd de eeresabel met het gebruikelijk opschrift toegekend.


32 VEROVERING VAN BLANG-PRIA<br />

Eervol vermeld werden:<br />

De I" luitenant der infanterie A. A. Veenhuizen , de<br />

2' luitenant J. Arendsen de Wolff, de off. v. gezondheid<br />

2» klasse C. M. Christensen, de i° luitenant der artillerie<br />

T. W. Tydeman , de adjudant-onderoff. J. K. A. van Aarem,<br />

de sergeanten der artillerie J. H. J. Bitjardt, J. Koster en<br />

H. H. Haitjema, de sergeant-mineur J Schulze, genaamd<br />

Garthe, de hospitaalsoldaat H. ter Haave, de Amboneesche<br />

fuselier Suitela en de Inlandsche fuselier Parwinodikromo<br />

De bronzen medaille voor moed en trouw werd toege­<br />

kend aan den Amboneeschen fuselier E. Kakisina.<br />

Vele jaren zijn daarover heengegaan; menige wakkere<br />

borst heeft wellicht reeds sinds dien tijd opgehouden te<br />

kloppen. Mochten wij door dit feit te schetsen, hulde<br />

brengen aan de nog levende dapperen der Gedongsche<br />

expeditie, en het bewijs leveren, dat bij het Indisch leger<br />

de roem voor schoone daden, ook na den dood, blijft<br />

voortbestaan.


DE EERSTE EXPEDITIE NAAR<br />

SAMALANGAN<br />

1876<br />

Aan de Noordkust van Sumatra strekt zich, over eene<br />

smalle strook land van ongeveer 7 uren lang en 2 uren<br />

breed, het rijkje van Samalangan uit. De vorst, alhoewel<br />

schatplichtig aan den sultan van Groot-Atjeh, regeerde<br />

voor 't overige geheel zelfstandig. Zijne onderdanen<br />

werden gerekend tot de dapperste en oorlogzuchtigste<br />

inboorlingen van Atjeh te behooren, en te allen tijde<br />

hebben zij zich berucht gemaakt door strand-, zee- en<br />

menschenroof.<br />

Toekoe-Tjihik, die destijds het bewind voerde, was door<br />

overmatig opiumgebruik zóózeer ontzenuwd, dat hij het<br />

gezag geheel in handen liet van zijne zuster Patjoet<br />

Melagoi, eene kloeke en schrandere vrouw.<br />

Haar haat tegen de Nederlanders was zoo groot, dat<br />

zij, teneinde de weerbare mannen tot den krijgsdienst<br />

te verplichten, eiken veldarbeid, op straffe van de gruw­<br />

zaamste en onmenschelijkste wreedheden , verbood. Voort­<br />

durend werden onze vijanden op Groot-Atjeh door haar<br />

met geld, oorlogsmaterieel en krijgers bijgestaan , waar-<br />

1 1<br />

. 3


34 DE EERSTE EXPEDITIE<br />

toe Samalangan door zijn rijken handel en zijne guns­<br />

tige ligging ruimschoots in staat was.<br />

In 1876 beproefde onze Regeering langs minnelijken<br />

weg Samalangan tot de erkenning haref opperheerschappij<br />

te brengen, doch het beantwoordde die voorstellen door<br />

op onze oorlogschepen te vuren, en vergreep zich der­<br />

mate, dat het in de nabijheid onzer vlag de brutaalste<br />

zeerooverij pleegde.<br />

Zulk eene houding moest zelfs den lankmoedigen aard<br />

der Nederlanders tarten, en onze Regeering besloot, in<br />

het belang van het prestige en om de eer der Neder-<br />

landsche vlag te handhaven, Samalangan door wapen­<br />

geweld tot rede te brengen.<br />

De noodige terreinkennis tot het voeren van een zoo<br />

belangrijken veldtocht ontbrak ons echter geheel. Onze<br />

bekendheid met het land bepaalde zich slechts tot het<br />

vergezicht, dat de kuststreek, van de zee gezien, op­<br />

leverde , en derhalve achtte de militaire en civiele gezag­<br />

voerder van Atjeh, de generaal-majoor Diemont, het<br />

noodzakelijk om door verkenningen langs de kust, en het<br />

uitzenden van spionnen, eenige gegevens te verzamelen.<br />

Dank zij de hulp van verdienstelijke zeeofficieren en<br />

civiele ambtenaren, alsmede der mondelinge inlich­<br />

tingen van den Maleier Soetan Maharadja, ontving de<br />

bevelhebber in betrekkelijk korten tijd vrij uitvoerige<br />

berichten, waarvan een rapport met terreinkaart werd<br />

samengesteld, welke naar het departement van oorlog<br />

werd opgezonden.<br />

Nog vóór den aanvang der expeditie moest generaal<br />

Diemont echter wegens ziekte Atjeh verlaten, en gafhet


NAAR SAMALANGAN 35<br />

militair en civiel bevel over aan den kolonel K. van der<br />

Heyden, die tevens aangewezen werd om de operatie<br />

tegen Samalangan te leiden.<br />

Begaafd met de voortreffelijkste militaire eigenschappen,<br />

bezield tevens met eene ijzeren wilskracht, was kolonel<br />

van der Heyden wel de veldheer, aan wien deze moeielijke<br />

onderneming mocht toevertrouwd worden.<br />

Alvorens tot de operatie over te gaan, liet kolonel<br />

van der Heyden de kust nader verkennen door zijn<br />

stafofficier, den i n<br />

luitenant L. F. A. Winckel, overeen­<br />

komstig wiens opnemingen het plan werd vastgesteld<br />

Volgens spionnenberichten hunkerden de Samalangers<br />

er naar, zich met de Nederlanders te meten, en de<br />

goed versterkte kust was het bewijs, dat zij op onze<br />

komst voorbereid waren.<br />

Kolonel van der Heyden stelde hun geduld niet al te<br />

lang op de proef, want spoedig meldde een order, dat er<br />

tegen Samalangan zoude opgerukt worden, eene tijding,<br />

welke de troepen met geestdrift begroetten.<br />

Van de landmacht werden voor deze expeditie aangewezen<br />

:<br />

het 2», 3 C<br />

en 8 e<br />

bataljon; elk bataljon telde 3 compag­<br />

nieën van +150 man (de 4° compagnie van elk bataljon<br />

bleef te Kotta-Radja als reserve achter); voorts: twee<br />

sectiën bergartillerie, één detachement genietroepen, de<br />

ambulance met het noodige hospitaalpersoneel, verder<br />

700 dwangarbeiders voor het vervoer van munitie en vivres.<br />

Van de marine namen daaraan deel de volgende schepen:<br />

het Metalen Kruis, de Citadel van Antwerpen, de<br />

Sambas, de Banda, de Amboina, de Palembang, de


g6 DF. EERSTE EXPEDITIE<br />

Watergeus, de Samarang, de Borneo en de Sumatra.<br />

Het bevel over dit eskader werd opgedragen aan den<br />

kapitein-luitenant ter zee van der Hegge-Spies<br />

De landingsdivisie der Marine, sterk 300 man, stond<br />

onder commando van den luitenant ter zee Uhlenbeck.<br />

In den m<strong>org</strong>en van den 8sten Augustus nam het embar-<br />

kement der troepen een aanvang, en tegen den avond<br />

ging men onder stoom. Het was een indrukwekkend<br />

schouwspel deze vloot te zien vertrekken; onwillekeurig<br />

moest men terugdenken aan de tijden, toen Neêrland's<br />

zeemacht den trots en den roem van ons volk uitmaakte.<br />

's Anderen daags, tegen 11 uur, liet men het anker<br />

vallen voor de vlakte van Kiran, alwaar de vloot door<br />

schijn-manoeuvres den vijand in den waan bracht, dat op<br />

genoemde vlakte zoude geland worden. Inmiddels werd<br />

in eene gepantserde stoombarkas eene verkenning gedaan.<br />

Behalve de chef van den staf, majoor Meyer, namen aan<br />

die verkenning deel de majoor Palmer, van het Britsch-<br />

Indische leger, en de gids Soetan Maharadja.<br />

Het was duidelijk zichtbaar, dat de vijand zich nabij<br />

Kiran achter duinen en kleine versterkingen had opgesteld.<br />

Ongeveer 4000 M. ten Oosten van Kiran wees de gids,<br />

in de nabijheid van een bosch, eene landingsplaats aan,<br />

die naar zijne meening daarom geschikt was, omdat de<br />

vijand, — wetende, dat de Blanda's bij voorkeur in 't<br />

open veld strijden, — hen niet in de nabijheid van<br />

bosschen zal afwachten.<br />

Kolonel van der Heyden , wien na afloop der verkenning,<br />

('s avonds 7 uur) daarvan gerapporteerd werd, had geen<br />

bezwaar tegen het door den gids aangewezen punt. en


NAAK. SAMALANGAN 37<br />

besloot den volgenden m<strong>org</strong>en aldaar een debarkement<br />

te beproeven.<br />

De landing zoude in 4 liniën geschieden:<br />

i e<br />

2 e<br />

3 e<br />

4 e<br />

linie: de gewapende sloepen der marine.<br />

linie: het 8 C<br />

bataljon infanterie.<br />

linie: de ambulance, genietroepen en de artillerie.<br />

linie: het 2 e<br />

bataljon infanterie met den staf.<br />

De sloepen der verschillende liniën waren door gekleurde<br />

vlaggen onderscheiden.<br />

De deining was echter zoo hevig, dat het niet mogelijk<br />

was de bevolen maatregelen in hun geheel op te volgen;<br />

de orde was dan ook spoedig verbroken. Onder het oor-<br />

verdoovend geschutvuur der oorlogsschepen werd met<br />

inspanning van alle kracht naar de kust geroeid.<br />

Op ongeveer 100 M. daarvan verwijderd, geraakte<br />

men in de volle branding: reusachtige golven vormden<br />

bergen en afgronden, tilden en slingerden onze vaar­<br />

tuigjes omhoog, of sloegen ze met geweld terug, terwijl de<br />

manschappen door het spattend schuim overdekt werden.<br />

Verscheidene sloepen kantelden om, eenige werden<br />

zelfs geheel verbrijzeld. Gelukkig wisten de drenkelingen<br />

zich te redden, door in de overgebleven vaartuigen<br />

te klauteren, of door naar het strand te zwemmen.<br />

Hoe nader bij de kust, hoe geweldiger de branding<br />

werd; het loeien en bruisen der golven verdoofde alle<br />

commando's.<br />

Dank zij echter onzen wakkeren zeelieden, die met<br />

kalmen moed den reuzenstrijd tegen het woedende element<br />

volhielden, werd het strand ten laatste bereikt.<br />

Druipnat en vermoeid landde daar het geheele 8 e


38 DE EERSTE EXPEDITIE<br />

bataljon; toch stond het spoedig in slagorde en dekte<br />

het debarkement der overige troepen.<br />

Weinig bekend is het, dat, hadde de landing een paar<br />

honderd meters verder plaats gehad, er vermoedelijk<br />

van de landingsdivisie maar weinig zoude terecht gekomen<br />

zijn, daar op die hoogte eene reeks van gevaarlijke koraal­<br />

banken zich uitstrekt.<br />

Inmiddels was de vijand in menigte op de vlakte van<br />

Kiran en nabij de Koeala Tamboera verzameld, doch kon,<br />

schoon hij onze bedoeling reeds'begreep, de landing niet<br />

meer beletten.<br />

Toen ook twee compagnieën van het 2 e<br />

land waren, rukte het 8 e<br />

bataljon aan<br />

bataljon naar het vo<strong>org</strong>elegen<br />

bosch op, ten einde het daarachter gelegen terrein te ver­<br />

kennen. Door het bosch, dat ongeveer 500 M. diep<br />

was, liep een voetpad in zuidelijke richting; na dit een<br />

kwartier uurs gevolgd te hebben, kwam men voor eene<br />

opene vlakte.<br />

Niets deed vermoeden , dat men hier op eene vijandelijke<br />

bende zoude stuiten. Maar de Atjehers van Samalangan<br />

schenen evenzoo bedreven in het leggen van hinder­<br />

lagen als hunne stamverwanten van Groot-Atjeh.<br />

Ternauwernood was de voortroep gedeboucheerd, of een<br />

hevig geweervuur begroette hem, en bijna gelijktijdig vielen<br />

een 40tal Atjehers, die zich achter struiken en bamboe­<br />

stoelen hadden opgesteld , de onzen met de klewang aan.<br />

Deze aanvallers schenen zich ter dood gewijd te hebben,<br />

want hoewel zij door de onzen stout ontvangen werden,<br />

en reeds menige vijand door onze kogels getroffen was,<br />

bleef het gevecht verwoed aanhouden. De gekwetsten


NAAR SAMALANGAN 39<br />

richtten zich weer moedig op, en wierpen zich met<br />

dezelfde wilde vaart op de bajonetten. Dit treffen, dat<br />

niet langer dan twee a drie minuten aanhield, kostte ons<br />

reeds 3 dooden en 9 gewonden, waaronder de luitenant<br />

B. M. Leussen. De vijand leed een verlies van acht dooden,<br />

behalve eene menigte gewonden, die hij meevoerde.<br />

Toen het gros van het .S e<br />

was het gevecht reeds geëindigd.<br />

bataljon ter hulpe aankwam,<br />

De vijand verzamelde zich nu in de nabijheid van kam­<br />

pong Pengilit-Toenong, omstreeks 500 M. zuidwaarts van<br />

de plaats, waar de troepen uit het bosch gedeboucheerd<br />

waren, weshalve de commandant carré liet formeeren<br />

om hem door welgerichte salvo's uit elkaar te jagen.<br />

Namens den chef van den staf bracht luitenant Collard<br />

den last over, niet verder op te rukken en een bivouak<br />

te betrekken.<br />

Majoor Meijer koos het zijne in een op 100 M. oost­<br />

waarts gelegen boschje van circa 40 M. breedte en 20<br />

M. lengte. Zuidoostwaarts was het terrein geheel open<br />

en strekte zich uit tot kampong Pengilit hilir ; ten zuiden en<br />

zuidwesten bestond het uit tegalvelden, waaromheen doode<br />

paggers, die, zooals later bleek, verscheidene ingravingen<br />

maskeerden. Voor een bivouak bood het boschje, dat uit<br />

middelmatig groote boomen en kreupelhout bestond,<br />

ruimte genoeg. Aan den rand werd zoo goed mogelijk<br />

eene versperring aangebracht van omgekapte boomen,<br />

doch wegens gebrek aan tijd kon men daaraan niet de<br />

noodige z<strong>org</strong> besteden, zoodat de afsluiting zeer onvol­<br />

ledig was.<br />

Elke compagnie had hare eigene wacht, die ieder 12


40 DE EERSTE EXPEDITIE<br />

schildwachten uitzette. Deze werden op ongeveer I M.<br />

afstands van elkaar geplaatst, zoodat het bivouak door<br />

36 schildwachten werd bewaakt.<br />

De manschappen waren vlak achter de schildwachten<br />

gelegerd; in het midden bivouakeerde de commandant;<br />

met hem zijn adjudant, de luitenant Winckel, benevens<br />

de controleur van Heuckelom , de officier van gezondheid<br />

van Kiersen, de opnemer van Acker en de ambulance.<br />

Het 2 e<br />

bataljon had zijn bivouak aan het strand op­<br />

geslagen en hield zich onledig met het aan wal brengen<br />

van munitie, drinkwater, vivres en kookgereedschappen,<br />

een arbeid, die, door de hooge zeeën en de weinige be­<br />

schikbare middelen, slechts langzaam vorderde, zoodat<br />

de duisternis reeds inviel. voordat het hoognoodige<br />

aanwezig was.<br />

Het 8 e<br />

bataljon b. v kon slechts van één vat drink­<br />

water voorzien worden, welk onontbeerlijk artikel aanstonds<br />

als een schat bewaard en zelfs door een schildwacht be­<br />

waakt werd. De soldaten versmachtten van dorst en<br />

wendden hunne blikken aanhoudend naar dat zoo kostbaar<br />

geworden vat met water, en telkens, wanneer de kraan<br />

slechts één enkelen droppel doorliet, gingen zij er om<br />

beurten met open mond onder liggen , teneinde dien be-<br />

geerig op te vangen. De dorst werd hun spoedig een<br />

ware Tantaluskwelling; maar toch morden zij niet, die<br />

braven, de officieren hadden het immers ook niet beter!<br />

In den loop van den dag werden voor de bivouakstelling<br />

van het 8» bataljon, nabij kampong Pengilit eenige Atjehers<br />

ontwaard , met welke de controleur van Heuckelom, die<br />

zich in 't bivouak bevond, te vergeefs in aanraking trachtte


NAAK SALAMANGAN 41<br />

te komen; evenmin gelukte dit den chef van den staf,<br />

die vergezeld van majoor Palmer, van het Britsch-Indisch<br />

leger, tot 's namiddags 5 uur in 't bivouak vertoefde.<br />

Door een der gidsen werd nu een schrijven van den<br />

controleur op een bamboepagger gestoken, welke zich<br />

tusschen het bivouak en den vijand bevond. Nauwelijks<br />

hadden de Atjehers dit opgemerkt, of eenigen hunner<br />

kwamen vooruit om den brief te halen. Deze behelsde<br />

de mededeeling, dat de kampongs, welke onze troepen<br />

ongemoeid lieten, gespaard zouden blijven, en dat de<br />

hoofden, die met ons wenschten te onderhandelen, mits<br />

ongewapend, zouden toegelaten worden.<br />

Omstreeks vier uur 's namiddags meldden zich drie Atje­<br />

hers aan , die vo<strong>org</strong>aven afgevaardigden van den vorst van<br />

Samalangan te zijn; deze lieden hadden echter geen bewijs<br />

van volmacht, zoodat zij onverrichterzake terugge­<br />

zonden werden.<br />

Het werd nacht. Een onbestemd vermoeden van over­<br />

vallen te zullen worden hield echter een ieder wakker tot<br />

laat na middernacht, doch toen het om het bivouak<br />

rustig bleef, legde het niet wachthebbend gedeelte zich<br />

voor en na ter ruste neder; het was 3! uur in den m<strong>org</strong>en.<br />

De houtstapels om de legerplaats aangelegd, waren •<br />

reeds tot asch vergaan; ook de drie scheepslantaarns<br />

waren bijna uitgebrand en wierpen nog slechts met korte<br />

flikkeringen een twijfelachtig licht. De vermoeide man­<br />

schappen lagen spoedig in een vasten slaap en bespeurden<br />

niet, hoe de grijze nevel, die zich van de kust landwaarts<br />

bewoog, hunne kleederen bevochtigde.<br />

De officieren van de wacht liepen gestadig langs de


42 DE EERSTE EXPEDITIE<br />

posten, en voortdurend wierpen zij en de schildwachten<br />

wantrouwende blikken naar het hooge gras, en trachtten,<br />

aandachtig luisterend, elk geluid op te vangen , doch niets<br />

werd gezien, en niets gehoord, dan het ruischen der zee<br />

en de regelmatig terugkeerende slagen der branding.<br />

Evenwel, gedurende deze schijnbare rust, kroop eene<br />

groote bende Atjehers met meesterlijke behendigheid<br />

naar onze legerplaats, en, gedekt door het hooge gras,<br />

was zij reeds tot op 50 schreden ongemerkt genaderd,<br />

toen een, aan de noordoostelijke zijde geplaatste schildwacht,<br />

eenig geritsel meende te hooren en bijna gelijktijdig<br />

boven het struikgewas ontelbare koppen te voorschijn<br />

zag komen.<br />

Alvorens hij tijd had een schot te lossen, werd het<br />

bivouak door een vijandelijk geweervuur gealarmeerd;<br />

gelijktijdig sprongen circa 500 Atjehers over de verhak-<br />

kingen heen, stortten zich, onder een doordringenden<br />

oorlogskreet op de onzen en drongen met opgeheven<br />

klewang tot binnen het bivouak door.<br />

Deze aanval, even krachtig als onverwacht, veroor­<br />

zaakte in den stikdonkeren nacht eene niet te beschrijven<br />

verwarring. Nog slaapdronken, als zij waren , wisten de<br />

soldaten aanvankelijk niet, wat er gaande was, maar<br />

het Alla il Allah, maakte hun spoedig duidelijk, dat<br />

zij overrompeld waren.<br />

De dwangarbeiders, die midden in het bivouak gelegerd<br />

waren en het eerst aan de woedende slagen des vijands<br />

waren blootgesteld, vluchtten in alle richtingen en ver­<br />

meerderden niet weinig de verwarring.<br />

Weldra waren de soldaten met den vijand handgemeen;


NAAR SAMALANGAN 43<br />

onze Boegineezen hadden bijna allen het geweer wegge­<br />

worpen en vielen de aanvallers met getrokken kapmes<br />

te lijf: dit gevecht van klewang tegen kapmes was<br />

verwoed , vreesdij k !<br />

Een der Atjehsche hoofden, de hoogepriester Oelama, een<br />

reusachtig gebouwde kerel, was met den bloeddorst eens<br />

tijgers op den luitenant-adjudant Richelle toegesprongen<br />

en gaf hem een geweldigen houw op het hoofd. Gelukkig,<br />

dat het metaal op den helmhoed van dien officier hem<br />

het leven redde; vóórdat de priester hem een tweeden<br />

slag kon toebrengen, had Richelle de sabel getrokken<br />

en spleet daarmeê diens gelaat nagenoeg in tweeën.<br />

Oelama stortte ter aarde, maar sprong terstond weder<br />

overeind, en sloeg toen, als razend, een paar soldaten<br />

neêr, die zich tusschen hem en den officier geworpen<br />

hadden.<br />

Nogmaals geraakte Richelle handgemeen met den<br />

priester, toen zijn paarden-oppasser, de dwangarbeider<br />

Geppink, ter juister tijd ter hulp snelde, en den priester<br />

met de badeh-badeh den buik openreet.<br />

De kapitein Lojinga had het te kwaad met een vijftal<br />

Atjehers.<br />

Hij verdedigde zich als een wanhopige en sloeg met<br />

de sabel geweldig om zich heen.<br />

Dit wapen werd echter spoedig stuk geslagen en<br />

vreeselijk gewond stortte hij neder.<br />

Luitenant J. M. Ie Bron de Vexela, het gevaar ziende ,<br />

waarin zijn compagnie's commandant verkeerde, ijlde<br />

naar hem toe, maar werd onderweg door een Atjeher<br />

aangevallen, dien hij echter spoedig onschadelijk maakte,


44 OE EERSTE EXPEDITIE<br />

en snelde daarop weer vooruit. Na een der aanvallers<br />

van kapitein Lojinga doorstoken te hebben, raakte hij<br />

met een tweeden aan het worstelen. Gedurende dit worste­<br />

len struikelde le Bron over 't lijk van een Atjeher, viel<br />

achterover en verloor zijn sabel. Op hetzelfde oogenblik<br />

greep zijn tegenstander hem bij de keel, zette de knie<br />

op zijne borst, en reeds voelde hij de punt eener rentjong<br />

tusschen de ribben steken, toen hij door luitenant<br />

Auffmorth ontzet werd.<br />

Hoewel ongewapend (le Bron gunde zich den tijd niet<br />

naar zijn sabel te zoeken), snelde hij naar de plaats,<br />

waar hij kapitein Lojinga had zien vallen en geraakte<br />

wederom slaags met drie Atjehers.<br />

Ongewapend als hij was, greep hij een der voorsten<br />

met de vuisten aan, en beproefde diens klewang te<br />

bemachtigen.<br />

De Atjeher, een stevige kerel, gaf hem de handen<br />

vol, en wist zich ten laatste los te wringen; op hetzelfde<br />

oogenblik ontving le Bron een klewanghouw over het<br />

voorhoofd. Het bloed gudste hem over het gelaat en<br />

benam hem bijna het gezicht, maar le Bron gaf zich<br />

daarom niet gewonnen, greep zijn tegenstander bij de<br />

keel en w<strong>org</strong>de hem.<br />

Gelukkig voor hem werd hij van de twee andere aan­<br />

vallers, door tusschenkomst van luitenant Wijnmalen,<br />

bevrijd.<br />

Andermaal begaf zich le Bron op weg om zijn kapitein<br />

te zoeken; helaas! hij vond hem, met talrijke wonden<br />

overdekt, nagenoeg onkenbaar in een plas bloed uitgestrekt,<br />

liggen


NAAR SAMALANGAN 45<br />

Ten derden male werd le Bron aangevallen door twee<br />

Atjehers, maar hij verloor zijne tegenwoordigheid van<br />

geest niet, greep een op den grond liggend geweer en<br />

slingerde dit met zooveel kracht naar een der aanvallers,<br />

dat deze bewusteloos neerzeeg. De andere werd door<br />

luitenant Auffmorth afgemaakt.<br />

De luitenant F P. L. van Driel, die op het oogenblik<br />

van den aanval de wacht had, en zich flink in zijne<br />

stelling handhaafde, had in de duisternis het behoud van<br />

zijn leven aan eene toevallige omstandigheid te danken.<br />

Op hetzelfde oogenblik, dat een Atjeher gereed stond<br />

hem een geduchten houw toe te brengen, begonnen de<br />

soldaten van zijn peloton te vuren , welk vuur hem den<br />

aanvallenden Atjeher deed ontdekken.<br />

Van Driel had nog juist den tijd den slag te pareeren;<br />

de klewang gleed langs de sabel en verwondde hem licht<br />

aan het been; een vreeselijke houw van dien officier<br />

doodde den Atjeher op de plaats.<br />

Bijzonder dapper stelde zich de Europeesche fusilier<br />

van Langhorst te weêr. In den slaap door de Atjehers<br />

overvallen, gelukte het hem een hunner bij de beenen<br />

te grijpen. Zich oprichtende, pakte hij dezen op en wierp<br />

hem als een kegelbal tusschen de anderen in; toen greep<br />

hij naar zijn geweer en sloeg met de kolf zoo geweldig<br />

om zich heen, dat weldra drie Atjehers met verbrijzelden<br />

schedel aan zijne voeten lagen.<br />

Van alle zijden was het gevecht even ontzettend,<br />

en vele bebloede lijken lagen reeds ter aarde, alvorens<br />

het den officieren gelukte de orde eenigszins te herstellen.<br />

Zonder dat iemand er zich rekenschap van kon geven,


46 DE EERSTE EXPEDITIE<br />

was de troep, al worstelende en vechtende, westwaarts<br />

uit het bivouak gedrongen.<br />

Onderwijl was de strijd minder geworden, en op een<br />

gegeven teeken stoof de vijand uit elkaar en verdween<br />

in het struikgewas.<br />

Toen het gevecht geëindigd was, werd appèl gehouden<br />

en den luitenant-adjudant Richelle opgedragen de namen<br />

der officieren af te roepen. Helaas ! op vele soldatennamen<br />

bleef het „present" achterwege, en bij het oproepen<br />

der namen van de kapiteins Lojinga en Jonker volgde<br />

eene doodsche stilte: beiden waren gesneuveld.<br />

Kapitein Jonker had, behalve eene menigte wonden,<br />

ook een houw over de borst, welke zijn horloge getroffen<br />

had, dat op 3 uur 37 min. was blijven stilstaan.<br />

Dit nachtelijk gevecht kostte ons dure offers; we<br />

betreuren het, dat de duisternis zoo menige heldendaad<br />

onopgemerkt deed blijven, en dat zoovele brave krijgers<br />

den heldendood zijn gestorven, zonder dat wij van hunnen<br />

roem kunnen gewagen.<br />

Omstreeks vijf uur in den m<strong>org</strong>en begon de vijand de<br />

onzen weêr te beschieten van achter een dooden pagger,<br />

welke 150 M. van de plaats stond, waar de troepen<br />

waren opgesteld. Ofschoon de soldaten allen op den grond<br />

lagen, werden toch nog eenigen gekwetst.<br />

Zooals reeds gezegd is, was men gedurende het ge­<br />

vecht buiten het bivouak geraakt; de reserve-munitie,<br />

alsmede de verbandkisten , waren aldaar achtergebleven.<br />

De toestand der gewonden vereischte hulp, en ook de<br />

munitie-voorraad begon te minderen. Drie onverschrokken<br />

mannen, de korporaal der infanterie G. de Koning, alg.


NAAR SAMALANGAN 47<br />

stamboek n° 60347, de fuselier den Broeder, alg. stamboek<br />

n° 67390, en de hoornblazer P. Hoofs, alg. stamboek n°<br />

62635, boden zich aan, een en ander in het verlaten<br />

bivouak te halen, dat zij, behoedzaam over den grond<br />

kruipende, wisten te bereiken.<br />

Het tooneel van den verwoeden strijd, kort te voren<br />

gevoerd, was nu stil en blijkbaar verlaten.<br />

De vaag-invallende ochtendschemering teekende ondui­<br />

delijk de omtrekken van eene menigte lijken; vriend en<br />

vijand lagen door elkaar, het kreunen der stervenden en<br />

het kermen der zwaargewonden waren huiveringwekkend.<br />

Telkens stootten onze drie mannen op ontzielde lichamen ;<br />

de grond was glibberig van het nog warme bloed. Op<br />

sommige plaatsen, vooral aan de noordoostzijde, lagen de<br />

lijken als opgestapeld, meestal van den vijand, een bewijs,<br />

dat hij zich aan dien kant duchtig het hoofd gestooten had.<br />

In alle richtingen werd het bivouak doorkruist; na lang<br />

tasten en zoeken vonden zij eindelijk de vaatjes patronen.<br />

Alles meê te nemen was hun niet mogelijk en slechts<br />

een vaatje patronen werd meêgevoerd. Deze dapperen<br />

zijn, naar wij vernamen , voor hunne onverschrokkenheid<br />

eervol vermeld , en begiftigd met de gouden kroon, welke<br />

onderscheiding voorzeker ten volle verdiend was.<br />

Nauwelijks begon het in 't oosten te lichten, of bij<br />

Pengilit-Toenong ontdekte men eene groote vijandelijke<br />

macht, die zich in de richting der onzen voortbewoog.<br />

In de voorste rijen bevonden zich in het wit gekleede<br />

voorvechters, die, onder het uitvoeren van een fantastischen<br />

dans, met wilde gebaren den hunnen moed trachtten in<br />

te boezemen.


48 T)E EERSTE EXPEDITIE<br />

De commandant van het 8 C<br />

bataljon verbood zijnen<br />

manschappen vóór het commando te vuren. Met den<br />

vinger aan den trekker van 't geweer, verbeidden de soldaten<br />

vol ongeduld dat commando, en nauwelijks was het bevel<br />

daartoe uitgesproken , of de geweren ontbrandden , en uit<br />

's vijands gelederen klonk een ontzettenden kreet. Ver­<br />

schrikt en in wanorde deinsden de voorvechters terug,<br />

en met hen week de geheele bende.<br />

Te vergeefs beproefden eenige hoofden hunne krijgers<br />

tot een aanval te bewegen; deze vergenoegden zich den<br />

onzen scheldwoorden toe te roepen, waarna zij voordien<br />

dag voor goed verdwenen.<br />

Tegen zes uur kwamen twee veldstukken van het strand-<br />

bivouak ; bij de verschijning der artillerie werd zij luide<br />

toegejuicht.<br />

Nadat het volkomen licht was geworden , keerde de troep<br />

naar het verlaten bivouak terug, waar het vreeselijke<br />

schouwspel hun een duidelijk overzicht aanbood van de<br />

treurige nachtelijke gebeurtenis.<br />

Eene onbeschrijflijke gewaarwording van droefheid en<br />

woede tevens maakte zich van de onzen meester bij het<br />

aanschouwen van dat bloedig plekje gronds, waarop hunne<br />

ontzielde oi gruwelijk verminkte kameraden verspreid lagen.<br />

Behalve een getal van + 80 gewonde soldaten en<br />

dwangarbeiders, telden de onzen 12 gesneuvelden. Van<br />

de meesten was de schedel gekloofd en het aangezicht<br />

nagenoeg onkenbaar; overigens getuigde de houding,<br />

waarin zij gevonden werden , van een dapperen tegenstand<br />

en eene hardnekkige worsteling.<br />

De vijand had gedurende den nacht tijd gehad zijne


NAAR SAMALANGAN 49<br />

gewonden en een groot aantal gesneuvelden mee te voeren ;<br />

evenwel lagen er nog 58 dooden in het bivouak; ook<br />

zijne verliezen waren dus aanzienlijk.<br />

In den loop van den mofgen had de begrafenis plaats.<br />

Maakt zulk eene plechtigheid steeds indruk, op het<br />

oorlogsveld is ze bovendien aandoenlijk door den stillen<br />

eenvoud, den somberen ernst en hetalgemeene medegevoel,<br />

dat betoond wordt bij deze laatste eer aan eenen makker,<br />

eenen krijgsbroeder bewezen. En zoo ook daalden de eerste<br />

offers van de Samalangsche expeditie onder weemoedige<br />

deelneming der wapenbroeders in hunne groeven neder.<br />

Den volgenden nacht bivouakeerde het 8 e<br />

bataljon op<br />

eene vlakte, ongeveer 100 M. van de vorige bivouak-<br />

stelling. Op de noordelijke face werden eenige stukken<br />

geschut opgesteld, terwijl het carré werd bewaakt door<br />

het geheele eerste gelid, dat daarna door het 2 e<br />

gelid werd<br />

afgelost; de helft der manschappen hield dus voortdu­<br />

rend wacht. De vijand liet ons dien nacht ongemoeid.<br />

Den twaalfden Augustus trok het 8 e<br />

bataljon, inge­<br />

volge last van den bevelhebber, naar het strand terug<br />

en vereenigde zich met het 2° bataljon.<br />

De bivouakstelling der thans vereenigde bataljons werd<br />

versterkt door tusschen palen liggende boomstammen en<br />

gestrande sloepen, en verder door versperringen, voldoende<br />

stormvrij gemaakt. Bij dag bezetten 1 of 2 compagnieën<br />

het vo<strong>org</strong>elegen bosch (oude bivouakstelling van het 8 e<br />

bataljon) ten einde den vijand te observeeren, en te beletten,<br />

dat hij zich in den omtrek nestelde. Hoewel de troepen<br />

van dezen observatiepost zich steeds zoo goed mogelijk<br />

bedekt opstelden, zoo kwamen zij toch nimmer in 't bivouak<br />

II 4


50 DE EERSTE EXPEDITIE<br />

terug zonder dooden en gewonden; geen wonder, dat die<br />

post bij de soldaten onder den naam van „moordkuil"<br />

bekend werd.<br />

De zeemacht was inmiddels onafgebroken bezig om<br />

zooveel mogelijk munitie, vivres en drinkwater aan wal<br />

te brengen, welke arbeid tengevolge der zware branding<br />

ongelooflijke inspanning vorderde. Later werden kabel­<br />

touwen van boord naar den wal gespannen, hieraan de<br />

ijzeren kruitkisten der marine gehangen' en zoo naar wal<br />

geschoven.<br />

Nadat in het strandbivouak eene vrij voldoende hoeveel­<br />

heid levensmiddelen en munitie was opgestapeld, werd<br />

dagelijks gearbeid aan de voltooiing der verschansing,<br />

die, in den vorm eener lunette, hare flanken nagenoeg<br />

tot in zee uitstrekte.<br />

Voorts werden aan het strand putten gegraven van<br />

+ i M. diepte, ten einde in de behoefte aan water te<br />

voorzien. Het water , dat men verkreeg en , scheikundig<br />

onderzocht, onschadelijk bevonden werd, had evenwel<br />

eene onooglijke kleur en kon slechts gebruikt worden<br />

tot koken.<br />

De gemeenschap met de schepen was nog steeds<br />

moeielijk: de zee bleef onstuimig; golf op golf rolde met<br />

woest geweld naar het strand, en zelfs met de grootste<br />

inspanning was het ternauwernood mogelijk de troepen<br />

van het noodzakelijkste te voorzien.<br />

Aan het debarkeeren van het 3 e<br />

bataljon, dat aan<br />

boord was gebleven , viel vooreerst niet te denken; er kon<br />

van een aanvallend optreden dus almede geen sprake zijn.<br />

Op den i6 de<br />

", toen de zee minder hol stond, werd


NAAR SAMALANGAN 51<br />

van deze gunstige omstandigheid gebruik gemaakt om een<br />

gedeelte van het 3 e<br />

te ontschepen.<br />

bataljon, alsmede het berggeschut,<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en debarkeerde de kolonel met<br />

zijn staf en de rest der troepen.<br />

Intusschen hadden het 2 e<br />

en 8 e<br />

bataljon zich onledig<br />

gehouden met het maken van kleine verkenningen, waarbij<br />

het wel eens tot eene ernstige schermutseling kwam.<br />

De dapperheid des vijands, bij die gelegenheden<br />

betoond, bewees, dat onze troepen eene kranige tegen­<br />

partij hadden te bekampen.<br />

Alvorens 's vijands hoofdstelling, de ,, balei" (de vorste­<br />

lijke verblijfplaats), te bemachtigen, besloot de opperbe­<br />

velhebber eerst eene verkenning naar het binnenland en<br />

langs de kust te maken.<br />

Volgens ingekomen berichten moest ook eerst de stelling '<br />

aan de Koeala Toemboea genomen worden, wilde men<br />

tot de „balei" doordringen.<br />

De positie aan de Koeala Toemboea, die door een<br />

uitgestrekten, dichten boschrand aan 't oog onttrokken<br />

was, lag aan het uiteinde van eene groote sawah, welke<br />

het strandbivouak ten zuiden begrensde.<br />

Zulk eene stelling alleen in het front aan te grijpen,<br />

ware eene roekeloosheid geweest, daarom besloot kolonel<br />

van der Heyden den aanval van twéé zijden tegelijk te<br />

beproeven.<br />

De verkenningen namen op den 19" Augustus een<br />

aanvang.<br />

Het zoude ons te ver voeren, de verschillende verken­<br />

ningen, welke slechts tot voorbereiding der meer beslis-


52 DE EERSTE EXPEDITIE<br />

sende gebeurtenis moesten leiden, breedvoerig te behan­<br />

delen; wij zullen daarom volstaan met de mededeeling,<br />

dat de Koeala Toemboea, zoowel langs het zeestrand<br />

als door het binnenland, te bereiken was, en dus een<br />

aanval van twee kanten zeer goed kon geschieden.<br />

De opperbevelhebber, bekend om zijne stoutmoedige<br />

voortvarendheid , besloot niet langer te dralen, maar door<br />

een snel en krachtig optreden zich van die stelling meester<br />

te maken.<br />

Reeds den volgenden m<strong>org</strong>en (20 Augustus) stonden<br />

de troepen gereed om tegen den vijand op te rukken.<br />

In 't kort zij gezegd, dat de positie aan de Koeala-<br />

Toemboea, zoowel aan den rechter- als linkeroever der<br />

Koeala sterk bezet was Er werd besloten eerst de ver­<br />

sterkingen aan den rechteroever te nemen , om vervolgens,<br />

bij laagwater, die aan den linkeroever te bemachtigen.<br />

De eerste colonne, .onder den luitenant-kolonel Docters<br />

van Leeuwen, bestaande uit drie compagnieën van het<br />

3 e<br />

bataljon en één van het 8 e<br />

bataljon infanterie, had de<br />

opdracht den aanval langs het zeestrand te beproeven.<br />

In verband met deze opdracht kreeg de marine last met<br />

vier oorlogsschepen een overstelpend vuur op de Koeala<br />

Toemboea te openen, terwijl twee schepen voor de colonne<br />

langs de kust zouden stoomen, om den opmarsch langs<br />

het strand te ondersteunen.<br />

De 2 e<br />

colonne, onder majoor van Dompseler, sterk<br />

drie compagnieën van het 2 Z<br />

bataljon infanterie en eene<br />

sectie artillerie, ontving het bevel de beweging der l e<br />

colonne te ondersteunenn en hare route te nemen langs<br />

den reeds bekenden weg door het binnenland.


NAAR SAMALANGAN 53<br />

Het was vijf uur in den m<strong>org</strong>en , toen beide colonnes<br />

zich op marsch begaven en om half zeven stonden zij voor<br />

de vijandelijke stelling. Men had op eene geduchte tegen­<br />

weer gerekend , doch tot aller groote verwondering vond<br />

men de linie Koeala Toemboea geheel verlaten. De 2 e<br />

colonne had namelijk deze stelling aan de landzijde omge­<br />

trokken en daardoor 's vijands terugtochtslijn bedreigd.<br />

De vijand, wellicht geen kans ziende zijne positie te<br />

behouden, gaf haar daarom prijs. Deze verlaten positie<br />

bestond grootendeels uit aaneengeschakelde loopgraven<br />

met bomvrije ingravingen.<br />

De opperbevelhebber, die het noodig oordeelde, dè<br />

Koeala in zijne macht te hebben, besloot dit punt te<br />

behouden. Den luitenant W. E. van Ingen werd daarom<br />

opgedragen onder dekking van een peloton infanterie, het<br />

aan den rechteroever gelegene bosch te verkennen en eene<br />

bivouakplaats uit te zoeken. Van Ingen stiet spoedig op<br />

eene aarden versterking. Voorzichtig naderde men haar,<br />

maar geen enkele schildwacht werd gezien, zelfs geen<br />

lanspunt was op te merken. Bij nadere verkenning bleek<br />

zij ontruimd te zijn.<br />

Het was eene stevige benting in den vorm van eene<br />

vierkante redoute, waarvan de borstwering 2 M. hoog<br />

en i M. breed was en deze voorzien van bamboe-kokers<br />

tot schietgaten.<br />

De opperbevelhebber, hiermede in kennis gesteld, zond<br />

terstond een detachement mineurs om het veldwerk te<br />

slechten. Na aankomst van dezen troep zette van Ingen<br />

zijne verkenning verder voort. Langs den rechteroever<br />

van de Koeala gekomen, werd een voetpad aangetroffen,


54 UK EEKSTE EXPEDITIE<br />

dat men insloeg, en in vele kronkelingen, tusschen<br />

boomen en allerlei struikgewas, naar eene vrij aanzienlijke<br />

woning leidde. Geheel eenzaam stond zij daar te midden<br />

van reusachtige waringins en verscheidene andere schaduw­<br />

rijke boomen. Ook deze woning was verlaten. Dit huis,<br />

de „Rocmah-Sentot" genaamd, behoorde aan den vorst<br />

van Samalangan en was daar ter plaatse opgericht voor<br />

de inning der belastingen.<br />

Nabij het gebouw waren, aan weerskanten van het<br />

voetpad , diepe ingravingen gemaakt, die het pad geheel<br />

beheerschten. In de nabijheid werd eene geschikte bi-<br />

vouakplaats gevonden en door de colonne Docters van<br />

Leeuwen betrokken; een gedeelte dier colonne bezette<br />

de Koeala.<br />

Ten einde de ,, Roemah Sentot" met Koeala Toemboea<br />

te verbinden werd een weg door het bosch gekapt en<br />

beide positiën zoo goed mogelijk versterkt. Van het strand-<br />

bivouak werden tevens met den meesten spoed levens­<br />

middelen aangevoerd, alsmede bouwstoffen tot het oprichten<br />

van munitie en vivres-magazijnen. barakken voor de<br />

zieken, enz. De andere colonne, welke het terrein aan<br />

den linkeroever van de rivier verkend had, keerde naar<br />

het strandbivouak terug; gedurende haren terugmarsch<br />

werd zij door den vijand hevig beschoten. In het voor­<br />

bijgaan zij gezegd , dat de colonne-commandant door den<br />

gids een brief aan een boom deed ophangen, in welken<br />

brief aan de bevolking werd bekend gemaakt. dat de<br />

kampongs, waaruit geen tegenstand werd geboden,<br />

gespaard zouden blijven. Kolonel van der Heyden besloot<br />

nu het hoofdkwartier, in verband met de verdere operatiën,


NAAR SAMALANGAN • 55<br />

naar de Koeala Toemboea te verplaatsen. Alle voorraad<br />

werd daarom naar de nieuwe operatie-basis getransporteerd.<br />

Dank zij den ijver en de voortvarendheid van den i n<br />

luitenant der genie J. H. ten Hoet, verrezen weldra<br />

de noodige logies voor de troepen, en werd tevens met<br />

inspanning van alle kracht gearbeid om de nieuwe stelling<br />

in een behoorlijken staat van tegenweer te brengen.<br />

Uit voorz<strong>org</strong> werd ook de Roemah Sentot door versper­<br />

ringen in een voortreffelijk weerbaren toestand gebracht.<br />

In den nacht van 20 op 21 Augustus naderde een<br />

drom Atjehers in stilte deze nieuwe stelling. De waak­<br />

zaamheid onzer schildwachten verijdelde echter elke poging<br />

tot een aanval, en eenige kartetsen deden hen uit elkaar<br />

stuiven, doch nu bepaalden zij zich er toe de onzen uit<br />

loopgraven en struiken den geheelen nacht onafgebroken<br />

te beschieten.<br />

Bij het aanbreken van den dag verzamelde zich eene<br />

sterke bende in de nabijgelegen zoutpannen; ook deze<br />

werd door ons geschut- en geweervuur zoodanig over­<br />

stelpt, dat zij in overhaaste vlucht de wijk nam naar<br />

het vo<strong>org</strong>elegen bosch, in welks rand de bende zich<br />

weer verzamelde.<br />

De kapitein H. E. Schoggers ontving last den vijand<br />

daaruit te verdrijven, en de verschansingen, welke dien<br />

nacht in het bosch waren opgeworpen, te nemen en te<br />

vernielen. Een peloton infanterie, onder den 2 n<br />

luitenant<br />

Henning, en een detachement mineurs, werden tot dat<br />

doel onder zijne bevelen gesteld.<br />

Te 9 uren ging kapitein Schoggers op marsch. Na<br />

een half uur het bosch doorkruist te hebben, ontwaarde


56 Dl EERSTE EXPEDITIE<br />

de spits eene aarden borstwering. Er heerschte eene<br />

levendige drukte bij den vijand en overal zag men de<br />

Atjehers aan de loopgraven arbeiden.<br />

Behoedzaam naderde men de borstwering; reeds was<br />

de troep haar tot op een paar honderd schreden genaderd,<br />

toen de spits ontdekt werd.<br />

Zonder zich lang te bedenken liet Schoggers den storm­<br />

aanval blazen. Op dit signaal, dat steeds op onze dapperen<br />

eene electrieke uitwerking heeft, vielen onze soldaten den<br />

vijand onverschrokken te lijf. De Atjehers wachten den<br />

aanval vastberaden af en hielden moedig stand, maar de<br />

onzen grepen hen met de baionet zoo onstuimig aan,<br />

dat de overblufte vijand verplicht was zijne verschansing<br />

te ontruimen. Kapitein Schoggers, die aan het hoofd van<br />

zijn handvol soldaten stormde, was de eerste in de vijande­<br />

lijke benting; op hem volgde de luitenant Herining.<br />

Bijzonder onderscheidde zich de fusilier Schuller. Terwijl<br />

zijne kameraden met den vijand in een woedenden strijd<br />

gewikkeld waren, bespeurde Schuller, dat een gedeelte<br />

der bezetting door eene opening trachtte te ontkomen.<br />

Oogenblikkelijk ijlt hij derwaarts en plaatst zich geheel<br />

alleen met geveld geweer voor die opening. Verwoed<br />

vielen een zestal Atjehers hem met den klewang aan.<br />

In weerwil van de overmacht week Schuller geen pas.<br />

Met de grootste behendigheid wist hij hunne slagen te<br />

pareeren en zijne stooten zoodanig toe te brengen, dat<br />

zij telkens een vijand doodden of verwondden.<br />

Drie Atjehers werden door hem gedood en een vierde<br />

met de vuist aangegrepen en gevangen gemaakt.<br />

In dit gevecht leed de vijand een aanmerkelijk verlies:


NAAR SAM tLAKGAN 57<br />

23 dooden liet hij in de versterking- achter. Groot was<br />

de voorraad munitie en wapens, welke buit werd ge­<br />

maakt. Nadat de mineurs de versterking geslecht en de<br />

hutten verbrand hadden, keerde het troepje naar het<br />

bivouak terug.<br />

Den 2i n<br />

Augustus werd onze stelling uit eene verster­<br />

king aan de zoutpannen beschoten, maar onze vuur­<br />

monden bleven den vijand het antwoord niet schuldig en<br />

dwongen hem weldra de versterking te verlaten. De<br />

Atjehers lieten zich echter niet ontmoedigen en betwistten<br />

ons op bloedige wijze het terrein.<br />

Den 22" Augustus werd onze stelling andermaal<br />

hevig aangevallen , doch telkens werden de aanvallers met<br />

kracht teruggeslagen In weerwil van ons vernielend ge­<br />

schut- en geweervuur streden zij met eene hardnekkigheid,<br />

die bewondering afdwingt. Daar de vijand zich hoofdzakelijk<br />

in loopgraven en kuilen genesteld had , werd eene com­<br />

pagnie , onder kapitein Juda, uitgezonden om hem<br />

daaruit te verjagen, tevens om eenige kleine veldwerken<br />

te nemen en te vernielen. Met veel beleid en dapperheid<br />

bracht kapitein Juda zijne opdracht ten einde.<br />

Nadat de nieuwe operatie-basis van alles ruimschoots<br />

voorzien was, achtte kolonel van der Heyden het oogenblik<br />

gekomen om den vorst van Samalangan in diens schuil­<br />

plaats aan te tasten.<br />

Het was een hachelijk waagstuk, want 's vijands<br />

hoofdstelling was zeer sterk en telde duizenden strijders;<br />

maar ondanks de overmacht der Atjehers, twijfelde<br />

de onversaagde bevelhebber geen oogenbilk aan den<br />

gelukkigen uitslag.


58 DF. EEBSTE EXPEDITIE<br />

Men beschuldige dien genialen veldheer niet van licht-<br />

zinnige overschatting zijner strijdkrachten , want met zulke<br />

uitgelezen stafofficieren, bekwame kapiteins en dappere ,<br />

goed geoefende soldaten, als hij ter zijner beschikking<br />

had, behoeft geen legeraanvoerder te schroomen aanvallend<br />

op te treden.<br />

Den 26° Augustus bestemde kolonel van der Heyden<br />

ter uitvoering van zijne roemrijke onderneming.<br />

Volgens bericht der spionnen was de „balei" door<br />

sterke kampongs omgeven.<br />

Om nu van de Koeala Toemboea tot 's vorsten ver­<br />

blijfplaats door te dringen, moesten eerst de kampongs<br />

Temboea en Temoelit genomen worden, waarom het<br />

aanvalsplan als volgt werd vastgesteld:<br />

Eene colonne, onder majoor van Dompseler, sterk drie<br />

compagnieën van het 2 e<br />

en twee compagnieën van het S c<br />

bataljon infanterie, twee sectiën bergartillerie , ée'ne sectie<br />

genie-troepen en ambulance ontving de opdracht om door<br />

kampong Pengilit in zuidwestelijke richting naar kam­<br />

pong Temboea op te rukken en na verovering daarvan in<br />

westelijke richting naar de „balei" door te dringen.<br />

Eene andere colonne, onder den luitenant-kolonel<br />

Docters van Leeuwen, sterk twee compagnieën van het 3'<br />

bataljon infanterie, benevens ééne sectie bergartillerie en<br />

ambulance, moest kampong Temboea in 't front aan­<br />

vallen en de i e<br />

colonne naar omstandigheden ondersteunen.<br />

De marine zoude den opmarsen der troepen steunen door<br />

de in zuidwestelijke richting gelegen kampongs met<br />

granaten te beschieten.<br />

Omstreeks vier uur in den m<strong>org</strong>en van den 2j a<br />

Augustus


NAAK SAMALANGAN 59<br />

zette zich de colonne van Dompseler in beweging. De<br />

opperbevelhebber en de kapitein A. Prins, van den<br />

generalen staf, alsmede de majoor Palmer, van het Britsch-<br />

Indische leger, bevonden zich bij deze colonne.<br />

De maan, die ongewoon helder scheen, begunstigde<br />

den opmarsch, welke in de grootste stilte geschiedde.<br />

Den open gekapten weg volgende, bereikte de colonne<br />

de groote vlakte ten zuiden van Pengilit, zonder door<br />

den vijand opgemerkt te zijn. Op de vlakte werd een<br />

carré geformeerd met het geschut op de flanken, in<br />

welke formatie de colonne zuidwestelijk marcheerde.<br />

Opmerkelijk was het, dat men tot nog toe niets van<br />

den vijand bespeurd had. Maar nauwelijks viel de<br />

schemering in , of aan de linkerflank werden verschillende<br />

kleine troepjes waargenomen, die zich met groote snel­<br />

heid uit de kampong Temboea in oostelijke richting<br />

voortbewogen en achter struiken en terreingolvingen<br />

verdwenen.<br />

Aanvankelijk meende men vluchtelingen te zien , doch<br />

spoedig bleek het, dat deze lieden, door onze komst<br />

verrast, in allerijl naar hunne loopgraven en tirailleur-<br />

putten snelden. De schoten uit hunne donderbussen<br />

lokten weldra eene menigte Atjehers op de vlakte, en<br />

het stout opdringen dezer lieden noodzaakte de colonne<br />

meermalen „ halt" te houden, ten einde hen door granaat­<br />

kartetsen op eerbiedigen afstand te houden.<br />

Aan het gevecht des vijands, dat zonder eenige orde<br />

geschiedde, was het te bespeuren, dat hij ons van deze<br />

zijde niet verwachtte.<br />

Daar hij ons aan de linkerflank bleef verontrusten,


ÖO DE EEKSTE EXPEDITIE<br />

werd kapitein J. L. Hamel aangewezen om met ééne<br />

compagnie de colonne aan die zijde te dekken, en den<br />

vijand zoo noodig met de bajonet aan te grijpen.<br />

De Atjehers begrepen ten laatste ons plan en sloegen<br />

de beweging onzer troepen met z<strong>org</strong> gade.<br />

Verder in zuidwestelijke richting doormarcheerende,<br />

kwam de colonne langs den noordelijken kampongrand<br />

en veranderde vervolgens van directie, om op eene hoog­<br />

vlakte, welke nabij den westelijken rand dier kampong<br />

gelegen was, stelling te nemen. Het was toen zes uur<br />

in den m<strong>org</strong>en. Van de hoogvlakte was het westelijk<br />

gelegen terrein geheel te overzien.<br />

Men onderscheidde tal van vijandelijke werkjes, die<br />

onbezet waren. De vijand toch, de ligging onzer operatie­<br />

basis in aanmerking nemende, verwachtte, dat wij onze<br />

route zouden maken over de vlakte ten noordoosten<br />

van kampong Temboea, en had daarom zijne werkjes<br />

naar die zijde gericht en aan den westkant opengelaten.<br />

Door de colonne van Dompseler aan de westzijde, dus<br />

in den rug bedreigd , nam de vijand naar Temboea de wijk.<br />

Weldra ontdekte men ook de colonne Docters van<br />

Leeuwen , die te vijf ure van de Roemah-Sentot vertrokken<br />

was, en op 500 passen ten noorden van kampong<br />

Temboea in een boschrand , nabij het z. g. heilige graf<br />

van Tengkoe-di-Temboea gedekt was opgesteld.<br />

Kolonel van der Heyden zond nu een zijner adjudanten,<br />

den luitenant Collard, naar den overste Docters van<br />

Leeuwen om het bevel over te brengen, terstond tot den<br />

frontaanval overtegaan.<br />

Onmiddellijk liet deze het geschut bulderen en de


KAAR SALAMANGAN 6l<br />

infanterie sprongsgewijze voorwaarts gaan. Het uitdagende<br />

,, mari, mari" (komt hier) der Atjehers deed onze<br />

soldaten hunkeren naar het teeken tot den stormaanval,<br />

en nauwelijks was dit dan ook gegeven, of als getergde<br />

leeuwen vielen zij de Atjehers vol woede aan.<br />

De compagnie van kapitein Juda stormde aan 't hoofd.<br />

Na den vijand van de bamboe-doerie versperring ver­<br />

dreven te hebben, stootte men op een aarden veldwerk.<br />

Het vuur, dat hieruit gegeven werd, was hevig, doch kon<br />

de dappere compagnie niet tot staan brengen. In weinige<br />

oogenblikken was de borstwering beklommen; de verde­<br />

digers werden grootendeels gedood of sloegen op de vlucht.<br />

Eveneens werden op andere punten de verdedigings­<br />

werken na een scherp gevecht vermeesterd.<br />

De vijand verliet zijne stelling en vluchtte in weste­<br />

lijke richting, alwaar hij eene 2 e<br />

linie aangelegd had,<br />

bestaande uit verschillende kleine versterkingen, welke<br />

onderling door loopgraven verbonden waren. Kapitein<br />

H. E. Schoggers stelde zich nu aan de spits zijner com­<br />

pagnie om den vijand ook daaruit te verdrijven.<br />

Onder een stortvloed van kogels liepen de manschappen<br />

storm op de versperde toegangen, wrongen zich door<br />

de zware paggers en stonden weldra op de borstwering<br />

der voorste verschansing. Na een kort, doch bloedig<br />

gevecht, moesten de Atjehers wijken voor den onover-<br />

winnelijken moed dezer braven.<br />

Achtereenvolgens vielen de veldwerken in onze handen.<br />

De overwinning was nagenoeg door de bajonet beslist.<br />

Met een aanzienlijk verlies retireerde de vijand in allerijl<br />

naar de ten westen gelegen kampongs.


62 DF, F.KRSTF. EXPEDITIE<br />

Een hunner voornaamste krijgsoversten had in dit<br />

gevecht den dood gevonden. Ofschoon de vijand vele ge­<br />

sneuvelden meevoerde , werden er nog 25 lijken gevonden.<br />

Na de vermeestering der 2 e<br />

linie was de kampong Temboea<br />

in onze macht; de zege kostte ons twaalf gewonden, onder<br />

welke de luitenants A.J. van Amstel en P. J. C. van Mourik.<br />

Onderwijl de colonne Docters van Leeuwen den vijand<br />

in het front aangreep, was de i e<br />

colonne naar het zuid­<br />

oostelijke punt van den kampongrand gemarcheerd om<br />

den vijand in den rug te nemen. De Atjehers neutrali­<br />

seerden echter min of meer deze manoeuvre, door, zooals<br />

wij reeds zagen, in tijds uit de 2 e<br />

linie te vluchten.<br />

Het was zeven uur 's m<strong>org</strong>ens, toen beide colonnes zich in<br />

den zuidoostelijken hoek van den kampongrand vereenigden.<br />

Na de vereeniging trok de colonne Docters van Leeuwen,<br />

den zuidelijken kampongrand volgende, in westelijke<br />

richting naar kampong Manei, welke eveneens moest<br />

genomen worden om het doel te bereiken. Terwijl deze<br />

colonne zich in beweging stelde, maakte de luitenant­<br />

adjudant R. L. Kellermann , die tot de andere colonne<br />

behoorde, eene verkenning naar het zuidoostelijke gedeelte<br />

van de veroverde kampong, dat met een rechten hoek<br />

zuidwaarts afbuigt.- Nauwelijks had hij dit bereikt, of hij<br />

ontdekte, op een plateau staande, een drom Atjehers,<br />

naar schatting 400 man, die uit een nabij gelegen bosch-<br />

rand deboucheerde en vervolgens de sawah overstak,<br />

blijkbaar met het voornemen om de colonne Docters<br />

van Leeuwen in de linkerflank aan te vallen. Terstond<br />

keerde Kellermann met een peloton infanterie terug en<br />

onthaalde de bende op eenige welgerichte salvo's.


NAAR SALAMANGAN 63<br />

De luitenant der artillerie J. L Granpré Molière,<br />

inmiddels door Kellermann gewaarschuwd, liet op 't<br />

plateau twéé stukken in batterij brengen. De bende op<br />

zulk eene ontvangst niet bedacht, sloeg eene andere<br />

richting in , doch kwam daardoor in het front der colonne<br />

Docters van Leeuwen, wier voortroep terstond het vuur<br />

opende en velen der verraste Atjehers in 't zand<br />

deed bijten. Toen de voorste colonne uit de kampong<br />

Temboea op de vlakte gedeboucheerd was en ongeveer<br />

300 M. in de bevolen richting gemarcheerd had, stelde<br />

zich ook de colonne van Dompseler in beweging. Beide<br />

colonnes marcheerden in evenwijdige strekking naar den<br />

oostelijken rand van kampong Manei.<br />

Het gedeelte der sawah, hetwelk de colonne van<br />

Dompseler volgen moest, was echter zeer modderig en<br />

maakte den marsch moeielijk, vooral voor het geschut,<br />

zóó zelfs, dat de schietgestellen van de bergartillerie uit<br />

elkaar moesten genomen worden. Nog was men hiermede<br />

bezig, toen de gids berichtte, dat meer noordelijk een<br />

beter pad bestond, hetwelk rechtstreeks naar de balei<br />

voerde. De streek was den onzen volkomen onbekend , dus<br />

moest men zich geheel op den gids verlaten; er<br />

bestond echter geen reden diens mededeeling in twijfel<br />

te trekken, zoodat kolonel van der Heyden aan majoor<br />

van Dompseler bevel gaf met de colonne „ rechtsomkeert"<br />

te maken.<br />

In verband hiermede werd den kapitein van den staf<br />

Prins opgedragen, de colonne Docters van Leeuwen de<br />

order over te brengen om hare marschrichting te wijzigen<br />

en meer westwaarts aan te houden.


64 1>K EERSTE EXPEDITIE<br />

Werkelijk vond de i e<br />

colonne aan den oostelijken<br />

rand van kampong Temboea een begaanbaar voetpad.<br />

Dit pad was aan weerszijden door een zwaar begroeid<br />

terrein begrensd; nadat men het ongeveer 500 passen<br />

in westelijke richting gevolgd had, bereikte men eene<br />

lagune, waarover eene smalle, doch stevige bamboezen<br />

brug geslagen was.<br />

De voortroep, onder luitenant F. W. Broker, van<br />

de compagnie Bode, werd vooruitgezonden om aan den<br />

anderen oever der lagune stelling te nemen; maar<br />

nauwelijks was het peloton Broker over de brug, of<br />

honderden geweren knalden uit een vo<strong>org</strong>elegen bam-<br />

boedoerie-rand.<br />

Broker liet onmiddellijk zijn peloton de knielende<br />

houding aannemen, waarna de manschappen het vuur<br />

openden.<br />

Kolonel van der Heyden, die zich aan het hoofd der<br />

colonne bevond, gaf den luitenant der artillerie Granpré<br />

Molière last met zijn geschut in batterij te komen, en<br />

den boschrand met puntgranaten te beschieten.<br />

Eenige passen achter het peloton Broker staande,<br />

volgde de bevelhebber met gespannen aandacht de uit­<br />

werking van het geschutvuur, toen hij op eenmaal de<br />

hand naar het voorhoofd bracht. Majoor van Dompseler,<br />

die inmiddels met den hoofdtroep aan de overzijde der<br />

lagune gekomen was, bemerkte deze beweging, waarop<br />

hij zich met zijn adjudant, den luitenant Kellermann,<br />

naar den opperbevelhebber spoedde. Naderbij gekomen<br />

zagen beide officieren , dat hij hevig bloedde. Een vijande­<br />

lijke kogel had den kolonel in 't linkeroog getroffen.


NAAR SAMALANGAN 65<br />

Met bewonderenswaardige zelf beheersching wist de ener­<br />

gieke troepenaanvoerder zijne lichamelijke smart te onder­<br />

drukken.<br />

Na door den majoor van Dompseler en diens adjudant<br />

naar den kampongrand te zijn gebracht, waar hij aan de<br />

z<strong>org</strong>en van den officier van gezondheid Fischer werd<br />

toevertrouwd, waren des kolonels eerste woorden:<br />

„Ik dank u, mijne heeren.maar gaat nu terstond naar<br />

uwe plaats."<br />

Majoor van Dompseler, vreezende , dat de verwonding<br />

van den opperbevelhebber een nadeeligen invloed op<br />

den troep mocht uitoefenen, gelastte den luitenant­<br />

adjudant Kellermann de voorhoede te doen „avanceeren."<br />

Daar het geraas van het geweervuur het commando<br />

zoude kunnen overstemmen, begaf Kellermann zich naar<br />

het peloton Broker, trok zijn sabel en stelde zich aan<br />

de spits dezer afdeeling, om haar den weg te wijzen.<br />

Broker en zijne manschappen begrepen het teeken. Met<br />

ongelooflijke onverschrokkenheid marcheerde de troep<br />

in versnelden pas, onder een moorddadig front- en<br />

flankvuur, over de ruim 320 M. breede en drassige vlakte.<br />

Eerst voor den bamboedoerirand , welke eene versperring<br />

bleek te zijn van de vijandelijke versterking Blang-<br />

Temoelit, werd halt gehouden. Inmiddels waren nog<br />

twéé compagnieën infanterie onder de kapiteins Bode en<br />

Bowles het voorste peloton gevolgd.<br />

De versperring was ondoordringbaar. Doch zonder zich<br />

om het hevig vuur des onzichtbaren vijands te bekommeren,<br />

die zijne schoten „ a bout portant" loste , stond de dappere<br />

Broker op, wendde zich tot den luitenant-adjudant<br />

li 5


66 DE EERSTE EXPEDITIE<br />

Kellermann, salueerde met den sabel en vroeg vergunning,<br />

eene omtrekkende beweging te mogen maken. Hij vroeg<br />

dit, in de hoop ergens eene opening aan te treffen. Met de<br />

grootste koelbloedigheid liep hij, gevolgd door eenige<br />

Afrikaansche soldaten, rakelings langs de versperring;<br />

maar nog geen 30 schreden verder trof een vijandelijke<br />

kogel dezen braven, veelbelovenden officier in het hart.<br />

Kellermann hield twee soldaten bij zich om een gat<br />

in den pagger te doen kappen : beide soldaten sneuvelden ,<br />

terwijl Kellermann, bij zijne poging om door de zware<br />

chicane heen te dringen, door een schot in den rechter­<br />

pols gewond werd. Het moedig voorbeeld van dezen<br />

officier had echter de soldaten in geestdrift doen ont­<br />

vlammen. Met ongemeene dapperheid beproefde nu de<br />

compagnie van kapitein Bode den stormloop te wagen,<br />

maar de versperring weerstond de krachtigste pogingen.<br />

Toch gaf men den moed niet op, maar trachtte, door<br />

eene omtrekkende beweging te maken, den aanval op<br />

een ander punt te hervatten.<br />

Eindelijk waren al de troepen op de vlakte gekomen.<br />

De luitenant-kolonel Meyer, die, na de verwonding van<br />

den opperbevelhebber, het commando op zich genomen<br />

had, begaf zich naar voren om 's vijands positie nauw­<br />

keurig te verkennen.<br />

Het bleek hem zeer spoedig , dat deze niet gemakkelijk<br />

te bestormen was. Ten einde de troepen tegen het moord­<br />

dadig fiankvuur te beveiligen, besloot de overste Meyer,<br />

om het vuur uit de omliggende boschjes. waar de vijand<br />

zich in loopgraven en achter verhakkingen genesteld had,<br />

door ons geschut tot zwijgen te brengen. De artillerie


NAAR SAMALANGAN 6j<br />

kweet zich flink van hare taak. Ofschoon reeds vele<br />

bedienings-manschappen gesneuveld waren en ook de<br />

commandant, de luitenant Grampé-Molière , buiten gevecht<br />

gesteld was, bleef zij standvastig in hare stelling, en<br />

bedienden onze dappere kanoniers hunne stukken met<br />

eene kalmte en eene zekerheid, die allen lof verdienen.<br />

De Atjehers bleven ons het vuur niet schuldig; vooral<br />

de versterking Temoelit deed een verpletterend vuur op<br />

de onzen neerkomen en 's vijands benting geleek een krater,<br />

die onophoudelijk vuur en vlam braakte. Boven de wolken<br />

van kruitdamp, waarin Temoelit gehuld was, golfde<br />

trotsch 's vijands roode vlag en spotte met de Hollandsche<br />

dapperheid.<br />

De strijd werd hoe langer hoe heviger; 's vijands<br />

moordend lood veroorzaakte groote verliezen; het bloed<br />

vloeide bij stroomen; maar geen afdeeling, welke aan<br />

terugtrekken dacht, geen soldaat, die van wijken wist.<br />

Na bovenmenschelijke inspanning gelukte het een peloton<br />

van de compagnie van de Pol door eene opening van<br />

den pagger nabij den noordoostelijken saillant door te<br />

dringen. Zonder aarzelen beklommen de stoutmoedige<br />

soldaten met hun pelotonscommandant, den luitenant<br />

Kalis , aan het hoofd, de loodrechte borstwering, doch<br />

nauwelijks waren ze boven gekomen, of zij werden voor een<br />

groot deel door 's vijands kogels getroffen en ter aarde<br />

geworpen, zoodat Kalis verplicht was de borstwering te<br />

verlaten. Kapitein van de Pol verdeelde nu zijne manschap­<br />

pen langs de noorder-face, met last aan hen, op eiken Atjeher<br />

te schieten, die het waagde zich boven de borstwering<br />

te vertoonen. Niettegenstaande ons geschutvuur de om-


68 DE EERSTE EXPEDITIE<br />

liggende boschbranden geducht teisterde, bleef de vijand<br />

daarin hardnekkig stand houden. Vooral uit de loopgraven<br />

en kleine werkjes in noordwestelijke richting werden de<br />

onzen het hevigst bestookt, waaruit de chef van den staf<br />

afleidde, dat de uitgang der versterking zich aan die zijde<br />

moest bevinden. Den luitenant Ponstijn werd daarom<br />

opgedragen met 30 man eene omtrekkende beweging<br />

naar die zijde te maken, tot de wester-face door te<br />

dringen en aldaar stand te houden. Kruipende en buk­<br />

kende, trok Ponstijn met zijne sectie naar de bamboedoeri-<br />

versperring, maar de vijand, zijn toeleg begrijpende, richtte<br />

een levendig en welonderhouden vuur op dat troepje,<br />

zoodat Ponstijn weldra vele gewonden bekwam en on­<br />

verrichter zake moest terugkeeren. Terwijl de compagnie<br />

van de Pol den vijand aan de noorder-face bezig hield,<br />

trachtten de luitenants Collard, Winckel en Richelle met<br />

40 Europeanen en Afrikanen de ooster-face te btklimmen;<br />

doch het groot aantal verdedigers weerstond den krach-<br />

tigsten aanloop; elke aanval werd met nadruk afgeweerd.<br />

Eveneens misluke een storm-aanval der I" compagnie van<br />

het 2 e<br />

bataljon. Majoor van Dompseler, die de attaque<br />

meê maakte en de zijnen moedig vo<strong>org</strong>ing, bekwam bij<br />

die gelegenheid een schot door beide wangen en een kogel<br />

door het rechter scheenbeen.<br />

Door luitenant Richelle en den Europeeschen fuselier<br />

Schenk werd hij naar de ambulance gebracht. Voet voor<br />

voet moesten zij met den gewonde de 320 M. breede<br />

vlakte doorloopen, om de ambulance te bereiken; hon­<br />

derden kogels werden hun nagezonden. Richelle bekwam<br />

een kogel door de mouw, Schenk werd de képi van


NAAR. SAMALANGAN 69<br />

het hoofd geschoten. Onze wakkere fuselier was in hooge<br />

mate verontwaardigd , omdat men zijn hoofddeksel bescha­<br />

digd had, en zich met gebalde vuist omkeerende, riep hij:<br />

„wacht maar, canaille, ik kom straks terug." Schenk<br />

hield woord en werd voor zijn moedig gedrag beloond<br />

met de Militaire Willemsorde.<br />

De toestand onzer troepen , die hoofdzakelijk langs de<br />

berm der noorder- en ooster-face waren opgesteld, werd<br />

hoe langer hoe hachelijker. Van weerszijden streed men<br />

met ongemeene hardnekkigheid, met evenveel standvas­<br />

tigheid en met gelijken roem. In de vijandelijke benting<br />

hoorde men onder het gebulder van het geschut en het<br />

geknetter der geweren het eentonig gezang van een Mo-<br />

hammedaansch gebed met het bekende refrein : „Allah-il-<br />

allah." Dit gebed uit den Koran was zeker dat der<br />

stervenden, om de verdedigers te herinneren aan het<br />

schoone paradijs van Mohammed, zoo zij hun leven in den<br />

strijd tegen de ongeloovigen ten offer brengen<br />

Zij begrepen, de Atjehers, dat de moed der onzen<br />

met een gunstig gevolg moest bekroond worden; en<br />

terecht, want onze soldaten, aangevuurd door de herinne­<br />

ring aan zoovele roemrijke veldtochten, aangemoedigd<br />

door het goede voorbeeld der dappere officieren en ver­<br />

langend zich te wreken over de nachtelijke overrompeling,<br />

weken geen handbreed en besloten liever te sterven dan<br />

den moed op te geven.<br />

In dit uiterste oogenblik gaf kapitein van de Pol nog­<br />

maals het bevel om te stormen. Een opwekkende oorlogs­<br />

kreet der onzen beantwoordde dat bevel. Onheilspellend<br />

klonk hun hoera door de lucht en onder het geschetter


yO DE HEKSTE EXPEDITIE<br />

der hoornsignalen beklommen zij met hunne gewone<br />

stoutmoedigheid de geduchte vijandelijke wallen.<br />

Als een muur wachtten de Atjehers den aanval af en<br />

trachtten door hun vuur den woesten aanloop der Neder-<br />

landsche troepen tegen te houden. Maar de manschappen,<br />

vo<strong>org</strong>egaan door den kapitein van de Pol, de luitenants<br />

Kalis, Winckel, Richelle, Collard en Kuilman, wierpen<br />

zich met zooveel geweld op den vijand, dat hij wankelde.<br />

De een trachtte den anderen voor te komen om het eerst<br />

in de benting te zijn ; 't was een wedstrijd van dapperheden.<br />

Want ook de vijand vocht met wanhopigen moed: geen<br />

genade werd gevraagd, geen genade verleend.<br />

In deze woedende worsteling poogden de Atjehers<br />

onze soldaten bij herhaling van de borstwering te dringen ,<br />

maar telken reize werden zij door hunne bajonetten<br />

teruggeworpen.<br />

Ten slotte moesten de Atjehers wijken voor de onover­<br />

winnelijke dapperheid onzer troepen. De vijandelijke<br />

banier werd van de borstwering gerukt en onze oorlogs­<br />

vaan in hare plaats op de wallen geplant.<br />

Door eene opening in de zuider-face vluchtte de vijand<br />

in oostelijke richting door de kampong Temboea. Ook<br />

de Atjehers uit de nabij gelegen stellingen, de zoo sterke<br />

en bijna onneembare versterking in onze macht ziende,<br />

volgden de beweging hunner makkers en zochten een<br />

goed heenkomen.<br />

In kampong Temboea was, sedert het begin van het<br />

gevecht, de ambulance opgesteld en wel op het pad,<br />

dat door de colonne gevolgd was bij haren opmarsch<br />

naar de vijandelijke versterking. De dekking, aanvankelijk


NAAR SAMALANGAN 71<br />

eene compagnie sterk, was telkens bij gedeelten naar<br />

het gevecht gezonden, zoodat ten slotte slechts enkele<br />

genie-soldaten , een paar officiers-bedienden en eenige<br />

dwangarbeiders overbleven om de 40 a 50 geblesseerden<br />

re bewaken.<br />

Nog onbekend met de verovering van Blang-Temoelit,<br />

zag men bij de ambulance den vluchtenden vijand voor<br />

eene bende aan, die op haar een aanval wilde doen.<br />

De luitenants Albrecht en Kellermann (die inmiddels<br />

verbonden was), alsmede de controleur van Heuckelom,<br />

haastten zich alle weerbare mannen met de geweren der<br />

gewonden te wapenen. Men kan zich voorstellen, dat de<br />

dwangarbeiders, die alles behalve voortreffelijke schutters<br />

zijn, den vijand met eene zeer slechte losbranding begroetten.<br />

De Atjehers, door dit geweervuur tot staan gebracht,<br />

deinsden echter verschrikt terug; doch zich niet vervolgd<br />

ziende, (want onze troepen waren door de buitengewone<br />

inspanning daartoe niet in staat), herstelden zij zich spoedig<br />

en beantwoordden het vuur van de ambulance met nadruk.<br />

Het vuur des vijands nam langzamerhand zoo in<br />

hevigheid toe en kreeg zelfs zulk een dreigend aanzien ,<br />

dat de opperbevelhebber zijn adjudant, den luitenant<br />

Pool, naar den chef van den staf zond , om dezen van<br />

den toestand kennis te geven.<br />

Pool kwam terug met het bericht, dat de kolonel en<br />

de ambulance op de vlakte kon komen, waarop de<br />

ambulance den kampong verliet.<br />

Het viel den zwaar gewonden opperbevelhebber moeilijk<br />

op het drassig terrein te marcheeren. Luitenant Keller­<br />

mann verzocht hem daarom liever te paard te stijgen,


72 DE EERSTE EXPEDITIE<br />

en, gesteund door dezen officier en den controleur var»<br />

Heuckelom, reed nu de kolonel van der Heyden aan 't hoofd<br />

der ambulance naar Temoelit. Luitenant Ponstijn en de<br />

manschappen van zijn peloton , welke buiten de versterking-<br />

stonden, waren de eersten, die den kolonel zagen en<br />

hem met een donderend „hoera" begroetten. Op di:<br />

gejuich begaf de luitenant-kolonel Meyer zich naar voren<br />

en ging den opperbevelhebber tegemoet; toen, den helm­<br />

hoed afnemend , zeide hij: „ kolonel, Blang Temoelit is ons."<br />

Dit gedenkwaardig oogenblik heeft de schilder Garnier<br />

op doek vereeuwigd.<br />

Hoe juichte het Indische leger, toen, als bij hooge<br />

uitzondering, eene episode uit zijne schitterendste<br />

krijgsbedrijven te Atjeh op doek vereeuwigd werd. Het<br />

aanvaardde deze hulde als eene waardeering zijner<br />

daden. Eenmaal, hoopte het, zou dat schilderstuk een<br />

waardige tegenhanger geacht worden voor de schilderij<br />

van Djagaraga (Bali 1849)<br />

t e r<br />

Koninklijke Militaire<br />

Academie, als eene blijvende herinnering voor toekomstige<br />

krijgsmakkers. Helaas, ons weinig enthusiastisch volk heeft<br />

aan dat schilderstuk, dat behalve Djagaraga het eenige<br />

is, dat van onze Nederlandsch-Indische krijgsbedrijven<br />

spreekt, geen nationale waarde gehecht! Zoo is het doek<br />

eigendom geworden van een Italiaan, die er mede rond­<br />

reist en het vertoont, niet in de hoedanigheid van een<br />

bij uitstek waardig gedenkstuk der eerste Samalangansche<br />

expeditie, doch als een bezienswaardig schilderstuk,<br />

waarvan het onderwerp van cosmopolitischen aard is.<br />

Nu Neerland's krijgsbanier van Temoelit's wallen wap­<br />

perde , waren de Samalangers ontmoedigd j geen enkele


NAAK. SAMALANGAN 73<br />

poging werd door hen beproefd om de veroverde ver­<br />

sterking te hernemen, zelfs geen schot meer op de<br />

onzen gelost. Terwijl onze troepen Blang-Temoelit bezet­<br />

ten, vluchtte de geheele vijandelijke legermacht naar<br />

de „balei". Het verlies van zijne voornaamste stelling<br />

scheen den vijand van allen tegenstand te hebben doen<br />

afzien, want toen een gedeelte der colonne van Domp­<br />

seler den volgenden m<strong>org</strong>en, naar de „balei" oprukte<br />

en zich in kampong Roem vereenigde met de 2 e<br />

colonne,<br />

die genoemde kampong gedurende het gevecht bij<br />

Temoelit bezet had gehouden, rapporteerde de luitenant­<br />

kolonel Docters van Leeuwen aan den chei van den staf,<br />

dat, namens den vorst van Samalangan, eenige zendelingen<br />

zich bij hem hadden aangemeld, met verzoek om te<br />

onderhandelen en den zegevierenden opmarsen onzer<br />

troepen te doen staken. Als gemachtigde van den vorst<br />

meldde zich diens schoonzoon Tengkoe Maharadja Moeda.<br />

Wetende, dat de nabijgelegen kampong Tangsoer aan<br />

de Samalanganrivier de rijkste marktplaats was en de<br />

rechten aldaar geheven werden, eischte de chef van den<br />

staf, dat de onderhandelingen aldaar zouden geopend<br />

worden. Het oogmerk van den overste Meyer was, deze<br />

plaats te bezetten, waardoor de geheele streek het best<br />

zoude beheerscht worden.<br />

Wij zullen den loop der onderhandelingen niet volgen,<br />

en slechts vermelden, dat de vorst zich aan onze heer­<br />

schappij onderwierp.<br />

In tegenwoordigheid zijner rijksgrooten werd hem de<br />

Nederlandsche vlag uitgereikt, welke daarna op plechtige<br />

wijze geheschen. werd en hoog wapperend der talrijke


74<br />

D K<br />

EERSTE EXPEDITIE NAAR SAMALANGAN<br />

schare verkondigde, dat Toekoe Thihik onzen geëerbie-<br />

digden Koning als heer en gebieder erkende.<br />

Keerden onze troepen als overwinnaars terug uit den<br />

strijd tegen het zoo krijgshaftige Samalangan, menig<br />

braaf kameraad heelt die overwinning met zijn bloed,<br />

met zijn leven gekocht. Eeren wij de nagedachtenis der<br />

gestorven helden en brengen wij hulde aan de deelge-<br />

nooten van dien roemvollen krijgstocht.


DE TWEEDE EXPEDITIE NAAR<br />

SAMALANGAN<br />

1880<br />

AANLEIDING<br />

Op den 13" Augustus 1877 heesch de vorst van Samalangan<br />

de Nederlandsche vlag en teekende de akte van<br />

onderwerping, waartoe hij, na een hardnekkigen strijd,<br />

gedwongen was.<br />

Ten einde te waken voor de behoorlijke nakoming dier<br />

akte, werd te Samalangan eene versterking opgericht en<br />

eene Nederlandsche bezetting achtergelaten. Ofschoon de<br />

bevolking zeer verbitterd was, hield zij zich rustig; maar<br />

de verraderlijke aanval op eene colonne in 1880 heeft<br />

bewezen, dat deze rust slechts geveinsd was.<br />

Deze bezetting, sterk 1 officier en 65 man, onder bevel<br />

van den 2 n<br />

luitenant Berghuis van Woortman. rukte,<br />

op den m<strong>org</strong>en van 30 Juni 1880, uit onze versterking<br />

Samalangan, ten einde eene militaire wandeling te maken.<br />

Tot dusverre waren die militaire marschen steeds gemaakt<br />

naar het landschap Djang Kaboeja, dat ongeveer één uur<br />

gaans van onze benting gelegen is Daar men bij marschen


76 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />

in die richting steeds twee riviertjes moest overtrekken ,<br />

die bij hoog water den tocht zeer moeilijk maakten—zoo<br />

zelfs , dat eens een fuselier zijn geweer verloor, toen hij<br />

zwemmende den overkant trachtte te bereiken — ont­<br />

ving die officier van zijn commandant, den kapitein Ebell,<br />

de order, de zuidelijke richting te volgen, aangezien daar<br />

geen rivieren of lagunes over te gaan waren en de sawah's<br />

(rijstvelden) droog stonden.<br />

Luitenant Berghuis was eerst kort op dezen post en<br />

nog niet bekend met het terrein in den omtrek, waarom<br />

hem door den commandant de route werd aangegeven.<br />

De marschrichting werd bepaald als volgt: uit de<br />

versterking in zuidwestelijke richting langs de randen<br />

der kampongs Kandang, Poetoes en Meden marcheeren,<br />

daarna in oostelijke richting wenden tot aan de Samalangan-<br />

rivier, vervolgens den rivierkant stroomafwaarts volgen<br />

en alzoo weder ten zuiden der benting terugkeeren.<br />

Het spreekt vanzelf, dat die streek bekend stond, als<br />

te zijn bewoond door bevriende Atjehers. Anderhalfuur<br />

had de colonne reeds gemarcheerd, zonder aanleiding te<br />

hebben eenig verraad van de zijde der Atjehers te ver­<br />

moeden. Een groot gedeelte was bezig aan den veldarbeid;<br />

en zij, aan wien inlichtingen gevraagd werden betreffende<br />

den te volgen weg, de terreinsgesteldheid enz., gaven met de<br />

meeste welwillendheid antwoord. Een hoofdman kwam zelfs<br />

uit zijne woning, toen de colonne voorbijtrok en knoopte<br />

met den officier een gesprek aan. Hij beweerde, dat alles<br />

veilig en de bevolking ons gouvernement zeer genegen<br />

was. Tot 8 uur bleef de colonne doormarcheeren, waarna<br />

„halt" gehouden werd om te rusten. De troep rustte in


NA Vit SAMALANGAN 77<br />

denzelden marschvorm en met het geweer bij den voet;<br />

voorzichtigheidshalve werden een paar schildwachten<br />

uitgezet.<br />

Ongeveer 10 minuten later rapporteerde de comman­<br />

dant der voorhoede, dat eenige Atjehers, wier aantal<br />

steeds toenam, gewapend met geweer en klewang, zich<br />

op de sawah, aan de overzijde van een riviertje (zijtak<br />

van de Samalangan-rivier) verzamelden.<br />

Na zich persoonlijk van de juistheid van dit bericht te<br />

hebben overtuigd, besloot de luitenant den terugmarsch<br />

aan te nemen; doch nauwelijks had de troep 200 schreden<br />

afgelegd, of verscheidene schoten werden van de zijde<br />

der Atjehers op de onzen gelost. Berghuis , in de meening<br />

verkeerende, dat dit een op zich zelf staand feit was,<br />

waaraan het gros der bevolking geen schuld had, ver­<br />

bood ten strengste terug te vuren. Maar het vuur des vijands<br />

nam steeds in hevigheid toe ; zelfs uit de woningen werd a<br />

bout portant geschoten. De manschappen, onrustig ge­<br />

worden , maakten de pakjes patronen los. De vo<strong>org</strong>estelde<br />

marschroute kon nu onmogelijk verder gevolgd worden<br />

en de colonne-commandant besloot de kampong met ver­<br />

snelden pas door te trekken, om eene aan de westzijde<br />

gelegen sawah te bereiken, welke sawah door begroeid<br />

terrein van den kampong gescheiden was. De voorhoede<br />

kreeg dienovereenkomstig hare orders, terwijl de achter­<br />

hoede, bestaande uit Europeanen en inlanders, gelast<br />

werd dicht op te sluiten en den steeds opdringenden<br />

vijand door welgerichte salvo's op een afstand te houden.<br />

De Atjehers, het plan van den troep begrijpende, lieten<br />

een gedeelte achter, om de onzen te vervolgen en spoedden


78 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />

zich in allerijl naar voren, om de sawah het eerst te<br />

bereiken en deze colonne zoodoende het déboucheeren te<br />

beletten.<br />

Het kostte den troep veel inspanning zich langs het<br />

modderige, smalle voetpad, dat bovendien op verschil­<br />

lende plaatsen versperd was, te bewegen , terwijl men door<br />

den spoed om de sawah te bereiken bijna geen tegenweer<br />

kon bieden. Gelukkig bereikte de voorhoede den uitgang<br />

van den kampong vóórdat de Atjehers op de sawah<br />

waren aangekomen. Alsnu werd „halt" gehouden om de<br />

overige manschappen in te wachten. Het getal vijanden<br />

was reeds tot pl. m. 200 geklommen en stond niet verder<br />

dan 300 passen van de colonne verwijderd. De achter­<br />

hoede, inmiddels in gevecht gewikkeld, had moeite de<br />

aanvallers van zich af te houden.<br />

Eindelijk gelukte het haar, zich met den troep te ver­<br />

eenigen en rapporteerde haar commandant aan luitenant<br />

Berghuis, dat de Europeesche fuseliers Haaf, stamboek<br />

n° 72217, en Dechamp, stamboek n° 77056, door klewang-<br />

houwen afgemaakt en hunne lijken achtergelaten waren;<br />

een inlandsch fuselier was gewond. Onmiddellijk besloot<br />

de commandant terug te keeren, om, onder bescherming van<br />

het vuur van den hoofdtroep, de lijken der gesneuvelden<br />

te gaan halen; maar reeds had eene sterke bende Atjehers<br />

post gevat tusschen de achterhoede en de plaats, waar<br />

de gesneuvelden lagen. Met het oog op de netelige positie,<br />

waarin zijne handvol strijders verkeerde, mocht de com­<br />

mandant zijn voornemen niet ten uitvoer brengen. Immers<br />

zoude hij den troep aan een wissen dood blootgesteld hebben ,<br />

want van alle kanten en uit de aangrenzende kampongs


NAAR SAMALANGAN 79<br />

stroomden talrijke troepen Atjehers om de colonne te<br />

omsingelen.<br />

Luitenant Berghuis verloor echter geen oogenblik zijne<br />

kalmte, en schoon jong in jaren, toonde hij een officier te<br />

zijn, die zijne zaken verstond. Ten einde den terugtocht<br />

behoorlijk te dekken, versterkte hij de achterhoede en<br />

verdeelde haar in twee groepen, elk ter sterkte van 12<br />

man, en nam zelf het bevel op zich over dat gedeelte,<br />

hetwelk hij „en tirailleur" deed oplossen. De rest mar­<br />

cheerde gesloten uit de flank ongeveer 60 passen vooruit,<br />

en werd aangevoerd door den adjudant-onderofficier<br />

Scheltens. Langzaam en als 't ware kruipende moest<br />

deze terugtocht geschieden, want behalve twee zieken<br />

had de colonne drie gewonden, namelijk: Sedin, stam­<br />

boek n° 6692 , door een kogelwond; Ronoleksono, stamboek<br />

n° 80068, door klewanghouwen op het achterhoofd en<br />

den rechterbovenarm; Zajo, stamboek ^4585, dooreen<br />

kogel in den buik en in het linkerbeen.<br />

Men had voor de gewonden geen tandoes (hangmatten)<br />

meêgenomen, aangezien men op geen vijandelijkheden<br />

bedacht was.<br />

Het was door den vijand zeer goed opgemerkt, waarom<br />

de colonne slechts langzaam kon retireeren; en de opge­<br />

wondenheid der Atjehers, verzekerd als zij waren van<br />

de overwinning, is niet te beschrijven. Op beide flanken<br />

der colonne drongen zij voorwaarts en, voorafgegaan<br />

door hunne voorvechters, die schreeuwende een woesten<br />

krijgsdans uitvoerden, kwamen zij al nader en nader.<br />

Werkelijk meende de commandant een oogenblik, dat<br />

zijn troep verloren was. 't Was eene ijzingwekkende ge-


80 UF. TWEEDE EXPEDITIE<br />

dachte, want de Atjeher stoort zich aan geen oorlogswetten,<br />

noch aan de wetten van eer en menschelijkheid , maar ver­<br />

moordt en verminkt eiken vijand , die onder zijn bereik valt.<br />

In deze kritieke oogenblikken drongen de soldaten er<br />

op aan, dat luitenant Berghuis de zieken en gewonden ,<br />

die den marsch belemmerden, zoude doen doodschieten.<br />

Tot dit uiterste wilde hij echter zijne toestemming niet<br />

geven, maar bezwoer hen, liever tot den laatsten man te<br />

strijden. Een dubbel zware strijd voor luitenant Berghuis!<br />

Een overmachtige vijand, die steeds naderde en de ver­<br />

twijfeling der soldaten om zich heen. Maar, moed en<br />

beleid verloor hij geen oogenblik, en zijne kracht en dat<br />

beleid brachten eindelijk den troep tot bezinning.<br />

De gewonden en zieken werden verzameld en onder<br />

bedekking in veiligheid gebracht op een met boomen<br />

beplanten heuvel, welke ongeveer 600 passen vooruit lag.<br />

Het geheel hield intusschen halt en formeerde carré<br />

met dubbele voorflank, waarna het eveneens naar den<br />

heuvel retireerde.<br />

Deze terugtocht mag meesterlijk genoemd worden,<br />

want de vijand, alhoewel 150 passen verwijderd, werd<br />

door goed gerichtte schoten op eerbiedigen afstand<br />

gehouden. De voorvechters slaakten woeste kreten om<br />

hunne makkers tot een klewangaanval aan te moedigen.<br />

en waarlijk, één kwam reeds met zijn wapen zwaaiende<br />

op de voorhoede af, maar werd terstond onschadelijk<br />

gemaakt. Tegen zulk eene verpletterende overmacht was<br />

echter de kans op behoud gering en restte den comman­<br />

dant niets, dan zich zoolang mogelijk te verdedigen en<br />

tot den laatsten man toe te strijden.


NAAK, SAMALANGAN 8 I<br />

Op zijn rechterflank maakte de vijand reeds aanstalten<br />

om den troep te omsingelen, toen hij eensklaps weifelde.<br />

Wat kon hiervan de reden zijn? Even omziende zag hij<br />

in de verte bajonetten flikkeren. „Moed gehouden mannen,"<br />

riep hij zijnen soldaten toe. „Wij krijgen hulp!" Inder­<br />

daad, het was kapitein Ebell, die met 20 man ter hulp<br />

snelde. De troep, die tot ontzet opdaagde, was wel niet<br />

talrijk, maar voldoende om bij den vijand den moed te<br />

doen zinken, en de colonne, die de laatste krachten<br />

inspande, te redden.<br />

Ten einde beter verband in 't verhaal te brengen,<br />

dienen wij te verklaren aan welk toeval die hulp te<br />

danken was.<br />

Omstreeds acht uur van dien m<strong>org</strong>en ontving de waar­<br />

nemende assistent-resident van onze vrouwelijke bond­<br />

genoot Patjoet-Meligoi, zuster van het hoofd van Sama­<br />

langan, het bericht, dat er noordwestwaarts van hare<br />

woning vele schoten werden gehoord, en dat zij met<br />

zekerheid moest vooronderstellen , dat de manschappen ,<br />

die onder den 2 11<br />

ling maakten, waren aangevallen.<br />

luitenant Berghuis eene militaire wande­<br />

Dit bericht hoorde ook de militaire commandant,<br />

kapitein Ebell, die juist bij dien ambtenaar was, en dewijl<br />

het bevestigd werd door schoten, die men, opmerkzaam<br />

luisterende , flauw kon hooren , zoo besloot kapitein Ebell<br />

terstond met de beschikbare manschappen, circa 20<br />

in aantal, één gids en de noodige ambulance, ter hulp<br />

te snellen.<br />

Langs den rand van de kampongs Kandang en Petoes<br />

gaande, bespeurde hij in de verte de colonne van luitenant<br />

B 6


82 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />

Berghuis door talrijke scharen Atjehers achtervolgd. In<br />

versnelden pas trachtte hij nu de colonne te bereiken.<br />

Deze had inmiddels, dank zij der bereidvolle retraite,<br />

den heuvel weten te bereiken, waar de gewonden lagen;<br />

hier formeerde luitenant Berghuis carré en plaatste de<br />

gewonden en zieken in 't midden.<br />

De munitie begon te minderen, zoodat het vuur van<br />

onze zijde slechts door eenige goede schutters onderhouden<br />

werd, en zoo moest men blijven stand houden tot er<br />

hulp kwam. De Inlandsche fuselier Zajo, n° 4585, was<br />

inmiddels in 't carré onder de hevigste smarten bezweken;<br />

door onvoldoende geneeskundige hulp en uitgeput door<br />

vermoeienis en bloedverlies, is de arme gewonde, onder<br />

het gekerm der anderen, gestorven.<br />

Eindelijk had kapitein Ebell de colonne bereikt. Maar<br />

in welken treurigen toestand zag hij zijne soldaten terug!<br />

Soldaten, die eenige uren te voren nog zoo onberispelijk<br />

onder de wapens stonden!<br />

Hun uniform was gescheurd en bespat door 't slijk;<br />

gelaat en handen zwart van den kruitdamp; enkelen zwaar<br />

gewond of dood en allen afgemat van den zwaren strijd.<br />

Nadat de gewonden en zieken in de tandoes waren<br />

gelegd, werd de terugmarsch naar de benting aangenomen.<br />

De vijand bleef de vervolging doorzetten, maar lang<br />

zoo krachtig niet meer; van lieverlede bleef hij meer en<br />

meer achter en hield eindelijk stand op meergenoemden<br />

heuvel. Verder door te dringen achtte hij onraadzaam,<br />

vooral ook uit vrees voor het geschutvuur van onze<br />

benting. De colonne had middelerwijl steeds oostwaarts<br />

aangehouden en kwam zoo doende in kampong Tandang,


NAAR SAMALANGAN 83<br />

die haar geheel aan het oog des vijands onttrok; tegen half<br />

elf uur bereikten de onzen de benting. Volgens inge­<br />

wonnen berichten telde de vijand ongeveer 50 dooden<br />

en gewonden, en waren de eerste aanvallers zes lieden<br />

uit kampong Baté-hi, onder aanvoering van Nja Mander-<br />

hassa. Toen de eerste schoten vielen , kwam de bevolking<br />

der omliggende kampongs Merah Adan, Taloe-Missigit<br />

Bahroe en Meloen de aanvallers te hulp.<br />

Het vo<strong>org</strong>evallene met de colonne Berghuis van Woort-<br />

man veroorzaakte te Kotta-Radja veel sensatie, te meer daar<br />

de aanval op bevriend terrein plaats vond. Ten einde<br />

nu die kampongs voor het gepleegd verraad te tuchtigen,<br />

werd eene expeditionnaire colonne samengesteld , die onder<br />

bevel van den majoor Schmilau per Z r<br />

. M s<br />

. stoomschip<br />

Soerabaja naar Samalangan werd overgebracht, en de<br />

2 e<br />

expeditie nam een aanvang.<br />

BATOE-ILIQ<br />

Den 14" Juli 1880 landde te Samalangan de expedition­<br />

naire colonne onder majoor Schmilau, sterk 1200 man<br />

met 32 officieren en 2\ sectie artillerie. De ontscheping<br />

ging met veel moeilijkheden gepaard; de hevige branding<br />

op de kust wierp de sloepen telkens terug, sloeg die aan<br />

stukken of deed ze vol water loopen. Maar onze officieren<br />

en soldaten lieten zich niet afschrikken; de meesten


84 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />

sprongen in de branding en zij, die niet zwemmen konden,<br />

werden door hunne kameraden door de schuimende golven<br />

getrokken, zoodat allen de kust bereikten, waar zij dooi­<br />

de bezetting van Samalangan met luid hoera werden<br />

begroet.<br />

Den I5 n<br />

Juli begon de operatie; deze was hoofdzakelijk<br />

gericht tegen den kampong Batoe-Iliq, in welken kam­<br />

pong de vijand eene onzaglijke benting en sterke liniën<br />

had gebouwd; stellingen, die de geduchtste waren,<br />

welke ooit door den Atjeher zijn aangelegd. Waarom<br />

verzwegen onze bondgenooten Toekoe Tihik, vorst van<br />

Samalangan , en zijne zuster Patjoet Meligoi ons het<br />

bestaan dier versterkingen ? Of moesten wij gelooven , dat<br />

die eerst na den aanval op de colonne Berghuis van<br />

Woortman waren opgeworpen ? Zoo ja, dan verstaan de<br />

Atjehers de kunst om te tooveren.<br />

'sM<strong>org</strong>ens zes uur rukten de troepen uit het bivouak;<br />

en na een marsch van i uur bereikten zij kampong Batoe-<br />

Iliq. Hier had de vijand op een steilen heuvel, welke<br />

deel uitmaakte van eene bergreeks, zijne hoofdversterking<br />

gebouwd. Deze versterking had den vorm van eene vier­<br />

kante redoute, waarvan de flanken opgezet waren uit<br />

twee wanden poloepoes (geklopte en gespleten bamboes),<br />

opgevuld op met aarde en steen, waardoor bamboezen<br />

kokers tot schietgaten waren aangebracht. De stormvrij­<br />

heid werd zeer verhoogd door eene zware en sterke<br />

bamboedoerihaag van + 7 M. breed, terwijl andere<br />

sterke verschansingen, op hooger gelegen heuvels, haar<br />

van alle zijden konden steunen.<br />

Onze troepen, op de vlakte gekomen nabij 'svijands


NAAR SAMALANGAN 85<br />

stellingen, werden zeer spoedig door een overstelpend<br />

vuur begroet. De artillerie kwam in batterij om dat vuur<br />

te beantwoorden, terwijl eene compagnie infanterie „en<br />

tirailleur" werd opgelost en sprongsgewijze avanceerde.<br />

Eene andere compagnie, die de voorhoede had geformeerd,<br />

kreeg last, de Samalangan-rivier, welke langs 's vijands<br />

hoofdversterking stroomde, over te steken en eene om­<br />

trekkende beweging te maken, ten einde die versterking<br />

aan de achterzijde te naderen.<br />

Ondanks eene hagelbui van kogels en schroot bleven<br />

de troepen onverschrokken avanceeren tot aan de ver­<br />

sperring. Nu was het niet mogelijk verder door te<br />

dringen; de stevige bamboedoerihaag had zich door den<br />

tijd tot een ondoordringbaar bosch gevormd, waartusschen<br />

scherp aangepunte bamboes waren geplant. Zulk eene<br />

versperring is door geen geschutvuur te vernielen, noch<br />

door kapmessen op te ruimen.<br />

Luitenant Verkuyl, een Europeesch onderofficier, en<br />

een fuselier was het gelukt, zich met bovenmenschelijke<br />

inspanning, aan de zuidzijde der benting, door de ver­<br />

sperring te dringen, en een klein plateau te bereiken;<br />

maar op 't zelfde oogenblik werden beiden neergeschoten.<br />

Aan de westerface nabij 't zuider-saillant stond luitenant<br />

Le Maitre met zijne sectie en trachtte te vergeefs de<br />

breede haag met sabels en geweerkolven te doen ver­<br />

nielen. De onzen, die geheel weerloos stonden, verloren<br />

veel aan dooden en gewonden. Den Europeeschen ser­<br />

geant Kalkman werd het linkerbeen door een lilakogel<br />

verbrijzeld, en met hem werden nog zes fuseliers gewond<br />

en verscheidene gedood. Op het hooren van 't vreeselijk


86 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />

vuren snelden de kapitein Neys, de luitenants Steinmetz ,<br />

von Ernst en de adjudant-onderofficier Jobse met hunne<br />

manschappen naar voren om de kameraden te steunen.<br />

Eene menigte Atjehers, dit ziende, gunde zich nauwelijks<br />

den tijd hunne geweren te herladen en wierpen met<br />

zware steenen op de aanvallers. Luitenant von Ernst<br />

werd door een steenworp aan 't hoofd gewond en viel,<br />

een oogenblik bewusteloos, tegen den grond. Terwijl de<br />

stormcolonne met den vijand in actie was, werd de<br />

hoofdtroep, die inmiddels tot aan de rivier genaderd was,<br />

eensklaps door eene groote bende Atjehers, die zich<br />

achter de heuvels had opgesteld, met den klewang aan­<br />

gevallen , doch deze werden met zwaar verlies terugge­<br />

slagen. De strijd, die nu algemeen was, had voor de<br />

onzen het ontzaglijke nadeel, dat het terrein nergens<br />

tegen de moorddadige uitbarstingen van 's vijands geschut<br />

en geweervuur eenige dekking aanbood.<br />

Aanhoudend verminderden onze gelederen, aanhoudend<br />

werden zij door de kleine reserve aangevuld. Nogmaals<br />

en nogmaals werd storm geloopen, maar steeds werden<br />

onze dapperen genoodzaakt terug te trekken; de schit­<br />

terendste infanterie-aanvallen vermochten niets tegen de<br />

zware versperringen en steile hoogten; het bleek niet<br />

mogelijk met zulk eene geringe macht deze geduchte<br />

stelling te vermeesteren en daarom besloot majoor Schmilau<br />

tot de retraite. Gedurende deze retraite werd het peleton<br />

van den luitenant le Maitre , dat een gedeelte der achter­<br />

hoede uitmaakte en tevens tot dekking der gesneuvelden<br />

en gewonden diende, op den rechterflank met den klewang-<br />

aangevallen. De gewonden zagen toen geen redding


NAAR SAMALANGAN 87<br />

meer en de sergeant Kalkman verzocht om een geladen ge­<br />

weer , ten einde zich dood te schieten , liever dan den vijand<br />

levend in handen te vallen. Le Maitre wist zich echter<br />

flink te weren, en na een dapperen strijd sloeg men den<br />

vijand op de vlucht. Maar met moeite bereikte de achter­<br />

hoede eindelijk de sawah, waar de hoofdtroep op haar<br />

wachtte. Na carré geformeerd te hebben, met artillerie en<br />

ambulance in 't midden, marcheerden de troepen langzaam<br />

noordwaarts langs kampong Merak; in dezen kampong<br />

werd „halt" gehouden om de dooden te begraven, en<br />

tegen kwart vóór negen uur 's avonds kwam de colonne<br />

uitgeput en vermoeid in het bivouac terug.<br />

De i6 n<br />

Juli was een rustdag, maar op den 17 zoude<br />

men een tweeden aanval beproeven. De vorst van Sama­<br />

langan , die deze uitrukkende colonne begeleidde, trachtte<br />

haar in hinderlaag te lokken en door eene groote over­<br />

macht te doen omsingelen. Men had echter zijn toeleg<br />

in tijds ontdekt; onmiddellijk liet de colonne-commandant<br />

den terugtocht aannemen. Deze vorst van Samalangan werd<br />

nog dienzelfden dag in stilte opgelicht en den volgenden<br />

m<strong>org</strong>en per stoomboot „Siak", onder geleide van een<br />

officier en 25 man naar Kotta-Radja vervoerd. Intusschen<br />

was het stoomschip „Zeemeeuw," dat den iy n<br />

Juli met<br />

de zieken en gewonden naar Oleh-leh stoomde, reeds<br />

den i8 n<br />

Juli terug en bracht 150 man aanvullingstroepen.<br />

De colonne, die den 22 n<br />

Juli andermaal uitrukte, was<br />

ditmaal voorzien van pekkransen, handgranaten, storm­<br />

ladders en dreggen met touwen om de versperring om te<br />

halen. De vijand, geducht bewapend en ruimschoots van<br />

minutie voorzien, hield zich achter zijne wallen schuil en


88 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />

overstelpte de troepen met zijn vuur, maar was niet in<br />

staat onze gelederen in wanorde te brengen. Onverschrok­<br />

ken rukten de verschillende afdeelingen voorwaarts. Om<br />

half zeven uur viel van onze zijde het eerste schot en spoedig<br />

daarop donderde langs de geheele linie het artillerie- en<br />

infanterievuur op de vijandelijke stellingen.<br />

De 2 e<br />

compagnie, 3= bataillon, onder aanvoering van<br />

den kapitein Neys, met de luitenants von Ernst, le Maitre,<br />

Verschooff, Berghuis van Woortman (die op zijn verzoek<br />

den aanval meemaakte), en de i e<br />

compagnie I4 C<br />

bataillon,<br />

onder bevel van een kapitein Haak van der Goes, met<br />

de luitenants Bode, Godin en van der Mark werden aan­<br />

gewezen ten einde eene omtrekkende beweging te maken<br />

en de chicanes te vernielen. Na de Samalangan-rivier<br />

overgetrokken te hebben , marcheerden beide compagnieën<br />

zuidwaarts langs een voetpad naar de ter noordzijde van<br />

Batoe-Iliq gelegen heuvels en verdeelden zich aldaar in<br />

drie deelen. Langs verschillende wegen beproefden zij nu<br />

de vijandelijke hoofdversterking te naderen. De kapitein<br />

Willink Ketjen en de luitenant Jaeger (stafofficier) stonden<br />

met drie sectiën infanterie en reserve om den aanval te<br />

steunen.<br />

Luitenant Verschooff, die den oostelijken saillant be­<br />

reikte , werd al spoedig door een kogel in den schouder<br />

getroffen. Van de westzijde naderden Berghuis van Woort­<br />

man en von Ernst met de mineurs en eene sectie infan­<br />

terie. Berghuis ging met zijne manschappen langs een<br />

smal voetpad naar boven, voorloopig onttrokken aan het<br />

gezicht des vijands, die voortdurend hevig op de aanruk­<br />

kende troepen vuurde. Na eenigen tijd geklommen te


NAAR SAMALANGAN 89<br />

hebben, kwam men op een klein plateau in 't gezicht<br />

der benting, en liet de luitenant zijne soldaten knielen<br />

achter een klein, zich aldaar bevindend epaulement en<br />

struikgewas.<br />

Door het geaccidenteerd terrein was zijne sectie zeer<br />

verspreid geraakt. In een oogenblik , dat hij zich omkeerde<br />

om zijne manschappen te verzamelen en't bevel te geven<br />

tot het wegkappen der bamboedoeri, ontving hij eene<br />

dooi dringende, in den rug uitkomende schotwond en<br />

viel hij achterover.<br />

Men droeg hem uit het vuur naar een bamboestruik,<br />

waarachter reeds eenige gewonden lagen, onder welke<br />

luitenant Bode. De vijand had deze groep spoedig ontdekt<br />

en maakte haar tot een nieuw mikpunt. Met behulp van<br />

twee Amboineesche soldaten begaf luitenant Berghuis zich<br />

heuvelafwaarts. Onderweg ontmoette hem luitenant von<br />

Ernst; ook deze officier was kort te voren door een<br />

schampschot in 't been gewond, maar hielp zijn kameraad<br />

zooveel mogelijk en liet hem, in afwachting van de tandoes,<br />

in een verlaten schuurtje brengen. Hierin bevonden zich<br />

reeds meer gewonden, en onder dezen luitenant le Maitre<br />

met eene ernstige schotwond in de linkerknie. Deze<br />

officier, die met luitenant Godin aan de ooster-face<br />

zijne manschappen wilde vo<strong>org</strong>aan in 't wegruimen der<br />

versperring, werd aan het hoofd zijner soldaten getroffen<br />

en moest eveneens weggedragen worden. Ten einde de<br />

gewonden te beschermen, liet von Ernst, die zich weer<br />

naar het gevecht moest begeven, een korporaal en zes<br />

fusiliers achter en vorderde van dien korporaal zijn eere­<br />

woord , dat hij de geblesseerden niet zoude verlaten, wat


90 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />

er ook gebeuren mocht, want buiten de versterking zwierven<br />

talrijke benden Atjehers rond, zoodat de mogelijkheid<br />

bestond door hen ontdekt te worden. De hoofdcolonne,<br />

die middelerwijl in 't front bleef ageeren, had ook te<br />

vergeefs getracht in de benting te dringen.<br />

Driemaal werd er storm geloopen , maar de versperringen<br />

en steile hoogten bleven onoverkomelijke hinderpalen. Na<br />

eiken wanhopigen aanval ontstonden breede openingen in<br />

de gelederen, maar met onverflauwden moed herzamelde<br />

men zich en opnieuw ging het dan weer in stormpas<br />

vooruit. De hoofdversterking was echter met zulk eene<br />

kleine macht niet te nemen, en met het oog op de reeds<br />

geleden verliezen, achtte majoor Schmilau het niet raad­<br />

zaam het gevecht langer nutteloos voort te zetten. Van<br />

de officieren werden, behalve de reeds genoemden, nog<br />

gewond de luitenants Jaeger en Blauwenoord. Volgens<br />

ooggetuigen was de vijandelijke stelling slechts door eene<br />

legermacht van 16,000 man te nemen.<br />

Ofschoon de hoofdversterking niet veroverd was, hadden<br />

onze troepen den vijand toch uit de meer achterwaarts<br />

gelegen posities weten te verdrijven en den kampong<br />

Batoe-Iliq getuchtigd. Het was echter voor onze dapperen<br />

eene groote teleurstelling, het gevecht te moeten afbreken,<br />

zonder de Oranjevaan op de vijandelijke wallen te hebben<br />

geplant. Moedig hadden zij zich echter gehouden en hun<br />

ouden roem gehandhaafd. Ofschoon het militair object<br />

(Batoe-Iliq) niet vermeesterd was, zoo bleek toch uit<br />

alles, dat de vijanden ontzag hadden gekregen voor onze<br />

wapenen, en waagden zij het niet ons bivouak te alar­<br />

meeren. Hunne ontmoediging kon ook blijken uit de


NAAR, SAMALANGAN 9I<br />

omstandigheid, dat Patjoet-Meligoi reeds den volgenden<br />

dag door middel van eenige zendelingen liet weten, den<br />

adsistent-resident gaarne te willen spreken, maar dat zij<br />

zelve niet durfde komen en derhalve beleefd verzocht,<br />

dat men haar in kampong Meden mocht bezoeken.<br />

Aan deze uitnoodiging voldeed deze ambtenaar (de heer<br />

Lange). Vergezeld van een gewapend detachement en<br />

eenige Atjehsche hoofden, begaf hij zich naar den aan­<br />

gewezen kampong, alwaar de vorstin met de vrouwen<br />

uit haar gevolg hem opwachtte.<br />

Met herhaalde betuigingen van diep leedwezen omtrent<br />

het gebeurde , dat noch aan haar , noch aan haren broeder<br />

Toekoe Thihik te wijten was (?), verklaarde zij alles te<br />

zullen aanwenden, om de zaken weer in het reine te<br />

brengen, want zij was zoo innig verknocht aan de Com­<br />

pagnie (d. i. het Gouvernement) enz. Ook betuigde zij<br />

haar dank, dat haar broeder weer naar Samalangan had<br />

mogen terugkeeren en beloofde aan de haar te stellen<br />

eischen te zullen voldoen.<br />

De heer Lange gaf haar ten antwoord, dat zij den<br />

volgenden m<strong>org</strong>en (24 Juli) naar het bivouak kon komen<br />

om generaal van der Heyden, die den 22 en<br />

Juli te Sama­<br />

langan was aangekomen, hare gevoelens kenbaar te<br />

maken, en dat haar broeder wel is waar te Samalangan<br />

terug was, maar eerst waarb<strong>org</strong>en moest stellen voor<br />

zijne goede gezindheid, alvorens hij vrijgelaten zou worden.<br />

De vorstin beloofde zelve naar Samalangan te gaan,<br />

om met generaal van der Heyden te spreken. Werkelijk<br />

verscheen zij den volgenden m<strong>org</strong>en om 10 uur. vergezeld<br />

van hare vrouwen en een groot en goed gewapend gevolg


0,2 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />

aan de overzijde der rivier en verzocht om eene audiëntie<br />

bij den bevelhebber. Met de voornaamste der haar ver­<br />

gezellende hoofden, werd zij toegelaten. Haar werden<br />

door den bevelhebber de volgende voorwaarden gesteld:<br />

dat zij het noodige zoude verrichten om de vijandelijke<br />

hoofdstelling bij kampong Batoe-Iliq te doen ontruimen en<br />

te slechten; dat zij de aldaar of in de nabijheid der kam­<br />

pongs verzamelde benden, voor zoover die waren samen­<br />

gesteld uit lieden van Samalangan, naar hare haardsteden<br />

zoude doen terugkeeren; dat haar en haren broeder zes<br />

dagen gegeven werden om aan die voorwaarden te voldoen,<br />

gedurende welken tijd, onzerzijds, de vijandelijkheden<br />

zouden gestaakt worden. Ten einde haar van zijne goede<br />

gezindheid blijk te geven en tevens om haar in de gelegen­<br />

heid te stellen aan bovengenoemde voorwaarden te voldoen,<br />

liet de bevelhebber de vier, in de nabijheid van Batoe-Iliq<br />

gekampeerde compagnieën infanterie met artillerie naar<br />

de benting Samalangan terugkeeren, waar deze troepen<br />

zich vereenigden met de colonne van overste Lubeck,<br />

die per stoomschip „Banda" eenige dagen vroeger was<br />

aangekomen. Het bleek echter al zeer spoedig, dat noch<br />

cle vorstin, noch haar broeder Toeko Thihik aan de<br />

gestelde voorwaarden konden of wilden voldoen; zij<br />

beweerden, dat de hoofdversterking door Habib Bramin<br />

en zijne bende bezet werd gehouden.<br />

Een krachtig optreden onzerzijds werd dus gebiedend.<br />

Met eene macht van + 900 man, benevens zes stukken<br />

geschut, rukte generaal van der Heyden op 1 Augustus, des<br />

m<strong>org</strong>ens vijf uur, weer tegen Batoe-Iliq op. Den geheelen<br />

dag beukten onze kanonnen op de geduchte hoofdstelling


NAAK, SAMALANGAN 93<br />

des vijands; bij herhaling werd weer storm geloopen en<br />

met een niets ontzienden moed waren onze troepen steeds<br />

voorwaarts gerukt; de officieren gaven het voorbeeld.<br />

Maar wat vermochten onze braven tegen zulk eene ver­<br />

pletterende overmacht des vijands en zijne onneembare<br />

heuvelbenting ? Slechts eenmaal was het der artillerie gelukt<br />

bres te schieten , maar terstond had ook « eer de vijand<br />

de opening gesloten. De dag neigde reeds ten avond, en<br />

nog steeds lag Batoe-Iliq dreigend op de onneembare<br />

hoogte en slingerde zijn vreeselijk vuur op de onzen. Het<br />

geluk bleef zich hechten aan de roode vanen der Atjehers.<br />

Dit was de eerste maal, dat de vijand zich kon beroemen<br />

de Oranjebanier te hebben getard. Eere, wien eere<br />

toekomt, want volmondig moeten wij erkennen, dat ook<br />

de Atjehers met leeuwenmoed en groote doodsverachting<br />

gestreden hebben.<br />

Het was zeven uur 's avonds, toen de troepen bevel kregen<br />

terug te trekken, daar generaal van der Heyden niet<br />

langer zijne soldaten wilde prijsgeven; want reeds te veel<br />

offers waren hier gebracht. De bevelhebber had alles<br />

beproefd, wat in zijne macht was; hij zelf moedigde<br />

door woord en voorbeeld de troepen aan en gaf zich<br />

bloot als de minste zijner soldaten, maar . . . „contre<br />

la force il n'y pas de résistance."<br />

Het was niet mogelijk de geleden verliezen aan te<br />

vullen; want van waar moesten er troepen ontboden<br />

worden? De verschillende linies te Atjeh mochten niette<br />

veel ontbloot worden; Java, evenals de andere bezittingen,<br />

allen hadden hun contingent ruimschoots geleverd , toen zij<br />

van hunne onvoldoende strijdkrachten (het Indische leger


94 DE TWEEDE EXPEDITIE<br />

werd reeds vóór den Atjeh-oorlog te zwak bevonden)<br />

ruim een vierde aan den Atjeh-oorlog afstonden. En dus<br />

was terugtrekken een noodzakelijk kwaad.<br />

Telde het Indische leger in stede van bataljons even<br />

zoovele regimenten, generaal van der Heyden zou voor­<br />

zeker het gevechtsterrein van Samalangan niet verlaten<br />

hebben, voordat Batoe-Iliq ons was.<br />

Op den i n<br />

Augustus verloren de onzen aan dooden<br />

en gewonden + 70 man: onder de gewonden telde men:<br />

de kapiteins Bouman en Lubtow, de luitenants Steinmetz,<br />

Eisma en Bakker.<br />

De adjudant-onderofficier Luisoder en Jobse, werden<br />

mede gekwetst, en beiden zijn later overleden ten gevolge<br />

der bekomen wonden.<br />

Na overleg met de officieren en de bevriende Atjehsche<br />

hoofden werd door den bevelhebber besloten zich te be­<br />

palen bij het platschieten van Batoe-Iliq. En hiermede<br />

eindigde de tweede Samalangsche expeditie, die, ofschoon<br />

voor de onzen minder gelukkig, opnieuw heeft bewezen,<br />

dat het Indische leger den naam verdient van te zijn:<br />

„een dapper leger."<br />

* *<br />

*<br />

Het zij ons vergund aan het slot van deze schets te<br />

melden, dat de, bij de tweede Samalangsche expeditie<br />

gekwetste officieren, allen hersteld zijn. De luitenants<br />

le Maitre en Berghuis van Woortman werden echter door<br />

de bekomen wonden ongeschikt voor verdere militaire<br />

diensten, en moesten, hoe noode ook, het Indische leger,


NAAR SAMALANGAN 95<br />

welks lief en leed zij zoo gaarne deelden, vaarwel zeggen.<br />

Maar voor beide officieren mag het een roem zijn te<br />

hebben gestreden en geleden voor het Vaderland, dat<br />

hun immer dankbaar zal zijn voor de aan den lande<br />

bewezen diensten.


TRANSPORT- EN PATROUILLE-<br />

GEVECHTEN<br />

1876, 1884<br />

Onder de meldenswaardige voorbeelden van moed,<br />

trouw en plichtsbetrachting, door onze wakkere krijgers<br />

te Atjeh aan den dag gelegd, mogen wij ook die niet ver­<br />

geten , welke zij betoonden bij de kleine doch zeer bloedige<br />

en moorddadige gevechten, die plaats grepen bij plotse­<br />

linge overrompelingen der Atjehsche guerillabenden op<br />

onze patrouilles en transporten.<br />

Het is bekend hoe de Atjeher, na in 't open veld tegen­<br />

over ons zijne minderheid gevoeld te hebben , zich schade­<br />

loos stelde door onze kleine detachementen te overvallen,<br />

eene handeling waartoe het bergachtig land met zijne<br />

uitgestrekte bosschen en vele lagunes zich bij uitnemend­<br />

heid leent. De ondervinding heeft bewezen, dat de vijand<br />

ons daarmee ontzettende verliezen heeft toegebracht; en, al<br />

mochten die overrompelingen ieder op zichzelf van weinig<br />

beteekenis geweest zijn, hare gezamenlijke gevolgen hebben<br />

toch grootendeels aanleiding gegeven tot het in 't leven<br />

roepen van de tegenwoordige „geconcentreerde stelling."<br />

Uit de talrijke voorbeelden van het meest verheven


TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN 97<br />

moedsbetoon bij dergelijke gelegenheden door onze onder­<br />

officieren en soldaten aan den dag gelegd, zullen wij er<br />

hier eenige onder de aandacht brengen en dan reeds dadelijk<br />

dit zeggen , dat, al mochten de verrassende en onstuimige<br />

aanvallen des vijands, die uit zijne hinderlagen de onzen<br />

met bliksemsnelheid te lijf viel, de manschappen eene<br />

enkele maal in verwarring gebracht hebben, toch over<br />

't algemeen de koelbloedige en vastberaden aard van<br />

den Nederlandsch-Indischen krijgsman zich nimmer ver­<br />

loochende.<br />

Ten tijde der gebeurtenis, welke wij te dezer plaatse<br />

schetsen, telde de noordoostelijke linie onder hare posten<br />

ook de versterking Oleh-Karang.<br />

Deze lag te midden eener zich verre uitstrekkende sawah ,<br />

tusschen de posten Lampong en Pango.<br />

Het was eene stevige benting, boven wier palissadeering<br />

van klapperstammen de mondingen van eenige kanonnen<br />

onheilspellend op de ongeveer 300 passen ten oosten<br />

gelegen vijandelijke kampongranden Lamkopang en Roem-<br />

pit gaapten.<br />

Geen der posten van de noordoostelijke linie had zoo­<br />

veel overlast van den vijand als deze versterking; dikwijls<br />

moest het geschut spreken om de dolle opgewondenheid<br />

der menigte uit den vijandelijken boschrand tot zwijgen te<br />

brengen, die scheldend en tierend hare donderbussen<br />

afschoot en de soldaten tartte de kampongs te naderen,<br />

niet denkende hoe spoedig de zegekreten der onzen ook<br />

in hunne bosschen zouden weergalmen.<br />

Door de waakzaamheid der bezetting steeds verhinderd<br />

onzen post te overrompelen, lagen de Atjehers aanhoudend<br />

n 8


9


TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN 99<br />

uit, en vormde een gedeelte van den smallen weg, welke<br />

Kota-Alam met Pango (rechter nevenpost van Oleh-<br />

Karang) verbond.<br />

Men meene echter niet, dat de veiligheid op dezen<br />

weg beter gesteld was. De aanhoudende aanvallen op<br />

onze kleinere afdeelingen, afgrijselijke moorden op onze<br />

soldatenvrouwen en kinderen , die, onvoorzichtig genoeg,<br />

vaak zonder escorte dezen weg aflegden om ter markt<br />

te gaan, noodzaakten ons steeds met den vinger aan den<br />

trekker van het geweer te marcheeren, op elk struikje<br />

te letten en alle hoeken en gaten van den, aan den weg<br />

grenzenden, boschrand nauwkeurig in 't oog te houden.<br />

Eene patrouille van 25 man, die deze voorz<strong>org</strong>smaat­<br />

regelen verzuimde, keerde, op enkele manschappen na, niet<br />

meer in de gelederen terug. Terwijl de vijand de hoofden<br />

der verslagenen als zegeteeken in de nabijheid van onzen<br />

Par.go op staken plaatste, liet hij de rompen, afschuwelijk<br />

verminkt, op den weg liggen.<br />

Is het wonder, dat onze troepen bij het aanschouwen<br />

van dergelijke tooneelen, bij het vinden der zoo gruwelijk<br />

geschonden lijken hunner makkers , bij de eerste gelegen­<br />

heid de beste, alles zonder genade over den kling jagen ?<br />

De overrompeling van zulk een transport en het moedig<br />

gedrag der onzen, bij die gelegenheid aan den dag<br />

gelegd, willen wij in 't kort laten volgen.<br />

Öp den i6 n<br />

April 1876 vertrok een convooi van 22 on­<br />

gewapende Inlandsche militairen, geëscorteerd door 10 ge­<br />

wapende Europeesche fuseliers, van Oleh-Karang naar Kota<br />

Alam om aldaar bouwmaterialen in ontvangst te nemen.<br />

Met vorschenden blik had men de vo<strong>org</strong>elegen vijan-


IOO TRANSPORT- EN PATROUILLEGEVECHTEN<br />

delijke boschranden bespied, of soms de Atjehsche wacht­<br />

posten den afmarsch hadden opgemerkt, doch de nevel,<br />

die boven bosch en bergen hing, belette iets te onder­<br />

scheiden. Aan den boschrand gekomen, hield de troep<br />

halt om zich te vergewissen of er geen onraad was;<br />

doch alles was doodstil. Het is trouwens te Atjeh eene<br />

zeldzaamheid in den vroegen m<strong>org</strong>en op vijandelijke<br />

benden te stuiten; wellicht moet de reden hiervan gezocht<br />

worden in de gewoonte van den Atjeher, fanatiek Maho-<br />

medaan, om bij zonsopgang zich in 't gebed te verdiepen.<br />

Onder behoorlijke veiligheidsmaatregelen werd de<br />

marsch door den beruchten kampong ondernomen: de<br />

ongewapenden marcheerden in 't midden, gedekt door<br />

eene voor- en achterhoede, en zonder wederwaardigheden<br />

bereikte het detachement de versterking Kota Alam.<br />

Deze marsch was echter niet onopgemerkt gebleven.<br />

Eenige maraudeurs van kampong Lamkapang, die van<br />

hunne nachtelijke rooftochten huiswaarts keerden , hadden<br />

het detachement gezien; het groot aantal ongewapenden<br />

was hunner aandacht niet ontgaan, en dat deze man­<br />

schappen tot de bezetting van Oleh-Karang behoorden<br />

en langs denzelfden weg zouden terugkeeren, was licht<br />

te bevroeden.<br />

Om kampong Lamkapang te bereiken en de hunnen<br />

te waarschuwen, moesten de maraudeurs wel is waar de<br />

sawah oversteken, doch daar eene diepe, droge sloot<br />

door die sawah naar den kampong voerde, was het zeer<br />

gemakkelijk zulks te doen zonder door de schildwachten<br />

van Oleh Karang of Pango opgemerkt te worden.<br />

Gelukkig werd later deze dusgenoemde maraudeursweg


TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN IOI<br />

door de onzen ontdekt en in den vervolge streng ge­<br />

observeerd.<br />

Na ontvangst der bouwmaterialen werd, omstreeks<br />

JO uur, de terugmarsch naar Oleh Karang aangenomen.<br />

Een gewapend escorte van vier Europeesche militairen,<br />

onder bevel van een Inlandsch onderofficier, liep aan het<br />

hoofd der met materialen beladen Inlandsche fuseliers.<br />

Zes gewapende Europeanen, onder welke de sergeant<br />

Fabel, commandant van het transport, dekten den rug.<br />

Het grootste gedeelte van den weg was reeds afgelegd,<br />

en nog slechts een 1000 meters scheidden het transport<br />

van de benting, toen het eensklaps op de rechterflank door<br />

een regen van kogels werd begroet, waarna een 5otal<br />

Atjehers uit het struikgewas, als eene windvlaag, onder<br />

hun wilden oorlogskreet, den troep met den klewang overviel.<br />

De ongewapenden hadden, weerloos als zij waren, door<br />

den plotselingen aanval alle bedachtzaamheid en overleg<br />

verloren, ontdeden zich van hunne vracht en drongen<br />

verward op elkaar, toen een donderend „halt" van den<br />

sergeant Fabel hen nog tijdig tot bezinning bracht.<br />

Gelijktijdig riep hij den Inlandschen sergeant, die zich<br />

met zijne vier gewapenden terstond voor de ongewapenden<br />

had geplaatst, toe, om met het transport de wijk te<br />

nemen naar Oleh Karang. Hij zelf bleef met zijne achter­<br />

hoede moedig standhouden tegen de tiendubbele over­<br />

macht , om den aftocht van het transport zooveel mogelijk<br />

te dekken De dapperen, die zich met den moedigen<br />

sergeant Fabel den dood wijdden om hunne kameraden<br />

te redden, zijn: de Europeesche fuseliers Muller, Couwe-<br />

laars, Roels, Schoonhoed en Krakeel.


102 TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN<br />

De Atjehers, door hunne overmacht zeker van de over­<br />

winning , meenden zonder veel moeite deze braven, die hun<br />

den weg versperden, neer te hakken; maar onze helden<br />

lieten zich niet door het moordgeschrei der bloeddorstige<br />

bende afschrikken. Vol vertrouwen op hun flinken ser­<br />

geant , wachtten zij vastberaden den aanval af. De in dolle<br />

drift stormende Atjehers werden eerst op een salvo ont­<br />

haald en vervolgens met de bajonnet afgewacht. Bloedig<br />

was het eerste treffen, waarbij aan onzen kant terstond<br />

de Europeesche fuselier Muller sneuvélde. De sergeant<br />

Fabel werd gelijktijdig door drie Atjehers aangevallen;<br />

twee zijner aanvallers had hij reeds gedood, maar terwijl<br />

hij het geweer velde om den derden aan de bajonnet te<br />

rijgen , doorboorde deze hem met een lans den rechterarm.<br />

Het geweer ontviel den heldhaftigen onderofficier en door<br />

verschillende lanssteken in borst en zijde getroffen stortte<br />

hij ter aarde, onder het vallen den zijnen nog toeroepende:<br />

„Niet wijken kameraden, houdt moed". De Europeesche<br />

fuselier Schoonhoed zag den sergeant vallen, sprong naar<br />

voren om hem te beschermen, doch struikelde over het<br />

lijk eens Atjehers en werd zelf zwaar gewond.<br />

Couwelaars, door acht Atjehers omringd , deed wonde­<br />

ren van dapperheid; drie zijner bespringers had hij reeds<br />

doodgeschoten maar de overigen drongen zoo sterk op,<br />

dat hij zijn geweer niet meer gebruiken kon; nu trok<br />

hij zijn kapmes, maar slaan was hem niet mogelijk; van<br />

alle kanten door den klewang bedreigd, kon hij slechts<br />

de slagen pareeren, totdat een duchtige houw op het<br />

voorhoofd den reeds buiten adem zijnden fuselier wankelen<br />

deed; nog spande hij zijne laatste krachten in en wierp


TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN 103<br />

zich op een Atjeher, greep hem bij de keel en trachtte<br />

stervende dezen nog te w<strong>org</strong>en.<br />

Roels had het niet minder zwaar te verantwoorden. Na<br />

zijn geweer afgeschoten te hebben, gebruikte hij het als<br />

een knods en deed menigen aanvaller met gebroken schedel<br />

en schouder in het zand bijten, doch een lanssteek in de<br />

zijde en een klewanghouw over den arm maakte ook hem<br />

weerloos. Jubelend sloot de kring zijner aanvallers zich<br />

nauwer om hem heen j reeds flikkerden eene menigte<br />

klewangs om hem aan stukken te hakken, toen zijn<br />

kameraad Krakeel over de lijken der door hem ver­<br />

slagen Atjehers sprong, daarbij met het geweer als een<br />

razende om zich heen sloeg en zich voor den gevallen<br />

Roels plaatste.<br />

Op eens richtten zich de wapens naar Krakeel, de eenige,<br />

die zich nog weren kon. ,, Nu gij, blanke hond", riepen<br />

de Atjehers.<br />

Tegen een boom geleund vocht hij als een leeuw.<br />

Schieten kon hij niet meer, maar met de bajonnet ver­<br />

dedigde hij zich met evenveel behendigheid als moed. Het<br />

was den Atjehers niet mogelijk den blanken hond aan 't<br />

lijf te komen.<br />

Maar de tijgeraard van den Atjeher moest eindelijk<br />

over zooveel dapperheid toch zegevieren; een der aan­<br />

vallers was het gelukt, door het struikgewas gedekt, den<br />

boom van achteren te naderen en Krakeel in den rug<br />

een gevaarlijken steek toe te brengen. Krakeel beant­<br />

woordde dien met een geweldigen schop, gaf zich daar­<br />

door bloot en viel, op zes plaatsen gewond, op zijn<br />

kameraad Roels.


104 TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN<br />

Juist op dit moment verscheen eene ter hulp gezonden<br />

patrouille van Oleh Karang.<br />

De gereede slag der opgeheven klewangs werd door de<br />

aankomende patrouille als 't ware met de bajonnet opge­<br />

vangen; onze soldaten gunden zich niet den tijd om te<br />

vuren, doch met geveld geweer en onder kreten van woede<br />

stormden zij op den vijand aan. Niettegenstaande de<br />

Atjehers veel sterker in aantal waren , waagden zij het niet<br />

den aanval af te wachten, maar vluchtten in alle richtingen<br />

door het hooge struikgewas, zes gesneuvelden en eene<br />

menigte donderbusssen en klewangs in handen der onzen<br />

achterlatende.<br />

De sergeant Fabel en de fuselier Schoonhoed waren<br />

bewusteloos en werden met de gesneuvelden naar Oleh-<br />

Karang getransporteerd.<br />

Roels en Krakeel hadden zich weer opgericht en liepen,<br />

gesteund door hunne kameraden, langzaam naar de<br />

versterking.<br />

De voorhoede had bij den eersten aanloop ook twee<br />

gewonden bekomen, doch was overigens in goede<br />

orde op de benting teruggetrokken, dank zij hunnen braven<br />

makkers.<br />

Of de gewonden gelukkig herstelden en of wij hen<br />

nog bij het leger tellen, is ons, helaas, niet bekend;<br />

doch laten wij den gesneuvelden Muller en Couwelaars<br />

een „ruste in vrede" toeroepen en den nog levenden in<br />

gedachte de hand drukken, als blijk van waardeering<br />

en hoogachting voor zooveel edele zelfopoffering en<br />

moedsbetoon.<br />

Een ieder is het bekend, hoe onder het bestuur van


TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN IO5<br />

generaal van der Heyden het grootste gedeelte van Atjeh<br />

aan de voeten lag van dien veldheer, den veroveraar<br />

der XXII en XXVI Moekims, den held van Samalangan! In<br />

1881 werd Atjeh rijp bevonden voor den vredestoestand ,<br />

en de mare verspreidde zich, dat een burger-gouverneur,<br />

de heer Pruys van der Hoeven, de teugels van het<br />

bewind zoude overnemen. Aldus geschiedde op den<br />

6 n<br />

April van dat jaar.<br />

Doch, had de Atjeher zich uit vrees en onmacht<br />

gebukt onder het ijzeren militair beheer van generaal<br />

van der Heyden , nu de vredeswetten waren afgekondigd,<br />

vertoonde hij zich in al de verachtelijkheid van zijn laag-<br />

hartigen en verraclelijken aard; de klewang werd weer<br />

ontbloot en naar hartelust werd door hem gemoord,<br />

geroofd en geplunderd. De burger-gouverneur, de man<br />

des vredes, waarschijnlijk onbekend met den trouwe-<br />

loozen volksaard des vijands, was van meening, dat<br />

geduld en goedertierenheid zouden zegevieren en eischte<br />

handhaving der vredeswetten. Was het voor het leger<br />

reeds een doorn in 't oog, instede van onder commando<br />

van een generaal te staan , die het steeds ter overwinning<br />

had geleid, voortaan de bevelen van een burger-gouver­<br />

neur te moeten opvolgen, nog grooter was de weerzin,<br />

toen het lijdelijk moest toezien, hoe zijne krijgers<br />

niet meer den eervollen dood op het slagveld stierven,<br />

maar aan verraderlijke sluipmoorden blootstonden, zonder<br />

dat het den onzen vergund was, de hand zelfs maar aan het<br />

gevest van het zwaard te slaan. Maar de gehoorzaamheid<br />

aan het eenmaal gegeven bevel is eene der schoonste<br />

soldatendeugden; niets mag den krijgsman, hoe strijdig


IOÖ TRANSPOET- EN PATROUILLE-GEVECHTEN<br />

zulk bevel ook met zijne eigene inzichten of persoonlijke<br />

belangen wezen zou, van dien plicht doen afwijken.<br />

* *<br />

Onder de vele aanslagen op de onzen gedurende het<br />

burger-bestuur gepleegd, schetsen wij de navolgende<br />

gebeurtenis, omdat daarin ten duidelijkste het verraad<br />

en de ontrouw des vijands bewezen worden.<br />

Op den m<strong>org</strong>en van den 29" Juli 1884, ontving de<br />

commandant van Tjot-goé, de kapitein de Riel, het<br />

bericht van den 2 n<br />

luitenant Doerleben , die met 25 bajon-<br />

netten een vivrestransport van Lambaroe naar Tjot-Goé<br />

had geëscorteerd, dat dekplanken van de 2 e<br />

brug voorbij<br />

diens post door kwaadwilligen (zoo heette de vijand in<br />

dien tijd) waren afgebroken en overal op den weg ver­<br />

spreid lagen. Eene patrouille van 25 bajonnetten, onder<br />

bevel van een officier, alsmede drie ongewapende manschap­<br />

pen , voorzien van de noodige gereedschappen , werden<br />

terstond in die richting uitgezonden, om de aangerichte<br />

schade aan de brug te herstellen.<br />

Bij aankomst aan bovenbedoelde brug, liet de comman­<br />

dant der patrouille den Europeeschen sergeant de Boer<br />

met acht fusiliers op 150 passen postvatten, om het<br />

vo<strong>org</strong>elegen terrein te observeeren; de rest bleef achter<br />

om de werklieden te beschermen.<br />

Gedurende .de werkzaamheden kwamen bij afwisseling<br />

drie Atjehers uit den nabijgelegen en met ons bevrienden<br />

kampong Léhé naar de brug staan kijken<br />

Deze, naar de oorzaak der vernieling ondervraagd,<br />

gaven zeer ontwijkende antwoorden: overigens gedroegen


TRANSPOET- EN PATROUILLE-GEVECHTEN IOJ<br />

zij zich vriendschappelijk en haalden zelfs voor de man­<br />

schappen eenige klappers uit de boomen. De commandant<br />

der patrouille, een jong officier, wiens ondervinding op het<br />

Atjehsche oorlogsveld nog gering was, gevoelde zich inde<br />

nabijheid der bevriende kampongs zóó veilig, dat hij last<br />

gaf de geweren te ontladen. Zulk een bevel streed wel<br />

is waar tegen allen regel en velerlei ondervinding, doch ter<br />

verontschuldiging van den officier zij gezegd, dat hij<br />

eerst korten tijd in Atjeh was.<br />

Het vooruitgeschoven gedeelte, onder sergeant de Boer,<br />

werd eveneens van de brug toegeroepen om de geweren<br />

te ontladen. Maar het bevel kwam dien onderofficier vreemd<br />

voor, en hij meende daarom , dat deze last slechts de man­<br />

schappen der wacht betrof, niet de vier uitgezette<br />

posten. Verplicht zijnde nu en dan die posten langs te<br />

gaan, vond hij hierin eene voldoende reden ook zijn<br />

geweer niet te ontladen.<br />

Gedurende de werkzaamheden viel niets bijzonders<br />

voor en na afloop werd de terugmarsch naar Tjot-Goé aan­<br />

vaard, ongelukkiger wijs zonder de geweren te herladen<br />

of eenigen anderen veiligheidsmaatregel in acht te nemen.<br />

In een vredestoestand , te midden eener bevriende streek ,<br />

vond de patrouille-commandant dergelijke voorz<strong>org</strong> over­<br />

bodig; helaas, zijn goed vertrouwen op de eerlijkheid<br />

der bevriende Atjehers had vreeselijke gevolgen.<br />

Vijf geweren evenwel hadden nog patronen in den bak;<br />

het waren die van den sergeant de Boer en de vier<br />

schildwachten.<br />

Opzettelijk vergaten dezen hun geweer te ontladen.<br />

Na omstreeks 5 a 600 passen gemarcheerd te hebben,


108 TRANSPORT-EN PATROUILLE-GEVECHTEN<br />

zag sergeant de Boer vijf bewoners van kampong Lehé de aan<br />

die kampong grenzende sawah oversteken en de patrouille<br />

tegemoet komen. Hij maakte den commandant daarop<br />

opmerkzaam met te zeggen: „Luitenant, ik geloof dat<br />

ginds de baardman komt, de Atjeher, die u dagelijks in<br />

de benting atap en bamboe levert."<br />

Toekoe-Iman-Hab werd n. 1. door de soldaten, die elk<br />

bekend Atjehhoofd met een bijnaam vereerden, de<br />

baardman genoemd. Dit hoofd kwam nu rechtstreeks op<br />

den officier toe en gaf hem, terwijl hij den troep met<br />

bespiedenden blik overzag, al faiigende en zeer vriendelijk<br />

lachende, de hand. De luitenant, die als waarnemend<br />

genie-officier te Tjot-Goé, dikwijls met den leverancier<br />

van atap en bamboe in aanraking kwam, en zelfs, zooals<br />

beweerd wordt, wel eens in diens kampong als gast<br />

ontvangen werd , vond deze ontmoeting niet bevreemdend,<br />

en liet de patrouille halthouden, om te weten , wat de<br />

Iman te berichten had. De vraag of de kwaadwilligen,<br />

die de brug hadden afgebroken, hem bekend waren,<br />

beantwoordde de Atjeher ontkennend, bewerende, dat<br />

hij het geval eerst voor eenige oogenblikken vernam en<br />

op weg was, om er zelf onderzoek naar te doen.<br />

Gedurende dat gesprek vernam sergeant de Boer eens­<br />

klaps het gedruisch van vele voetstappen op de i'brug,<br />

die ongeveer 150 passen verder lag, doch door eene<br />

buiging van den weg, niet zichtbaar was. Kort daarop<br />

zag hij een veertigtal Atjehers met klewang en badeh-badeh<br />

gewapend, die zeer ordelijk in twee gelederen en met<br />

vasten bedaarden tred naderden.<br />

„Zie eens, luitenant, wat een verdacht troepje daar


TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN IOO,<br />

nadert," riep de Boer. De patrouille-commandant, even<br />

het hoofd omwendende , antwoordde: „het zijn volgelingen<br />

van Toekoe Hab, die, naar ik weet, vergunning hebben<br />

heden ter varkensjacht te gaan."<br />

Toen deze lieden de manschappen tot op 15 schreden<br />

genaderd waren, liet Hab eensklaps een doordringenden<br />

gil hooren, waarna de bende zich met een vreeselijk<br />

geschreeuw op de patrouille stortte. De uitwerking van<br />

dien aanval op de argelooze soldaten, die rustig met het<br />

„geweer over" op twee gelederen stonden, was ontzettend.<br />

In weinige oogenblikken lagen er 17 dooden en gewonden<br />

in een bloedstroom badende ter aarde.<br />

Wat een geluk, dat enkele geweren geladen waren,<br />

de slachting ware anders volkomen geweest. De Boer,<br />

die bij de ontmoeting van Iman Hab reeds aanstonds<br />

argwaan koesterde, hield hem voortdurend in 't oog.<br />

Diens onrustige blik deed hem besluiten het geweer<br />

zoodanig te omvatten, dat hij het terstond ter verdedi­<br />

ging kon aanwenden. Nauwelijks was dan ook het sein<br />

tot den aanval gegeven of de Boer velde het geweer en<br />

schoot, zonder te kunnen aanleggen, een aanvaller „ a bout<br />

portant " neer en doorstak vervolgens een tweeden met<br />

de bajonet. Eveneens handelde de dappere infanterist<br />

i e<br />

klasse Djamidin; daardoor wonnen beiden, die naast<br />

elkaar stonden, eenige ruimte, zoodat zij niet, zooals<br />

hunne ongelukkige kameraden , overhoop geworpen en als<br />

weerloozen aan stukken gehouwen werden. De patrouille­<br />

commandant had reeds bij 't begin van den aanval van<br />

zijn vriend Hab een zoo hevigen slag op 't hoofd gekregen ,<br />

dat hij bewusteloos in elkaar zakte.


HO TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN<br />

Op den linkervleugel bevonden zich de drie fuseliers,<br />

die, evenals de Boer en Djamidin, hun geweer niet<br />

hadden ontladen, namelijk: Leonard , Simon en Ruskus.<br />

Ofschoon door den plotselingen aanval verrast, wisten<br />

zij de eerste slagen te pareeren en door sprongen te ont­<br />

wijken; toen legden zij aan, en drie Atjehers waren buiten<br />

gevecht gesteld. Aan die zijde verloor de aanval eenigs-<br />

zins in omstuimigheid, zoodat onze dapperen gelegenheid<br />

hadden hunne geweren te herladen en op de bende te<br />

vuren, die zich thans verderop als een troep razenden,<br />

met verdubbelde woede, op de Boer en Djamidin wierp.<br />

Telkens en telkens beproefden de stoutmoedigsten der<br />

Atjehers den aanval, maar steeds werden zij terugge­<br />

worpen ; de voorsten werden dood geschoten en de<br />

volgenden met de bajonet afgemaakt. Het was te vergeefs,<br />

dat de vóórvechters door oorlogskreten de hunnen aan­<br />

moedigden tot eene algemeene attaque; de verslagen<br />

lijken der Atjehers voor de voeten der beide Neder-<br />

landsch-Indische krijgslieden, bewezen genoegzaam, dat<br />

die kloeke, forschgebouwde blanke krijger met kalme,<br />

vastberaden houding en diens tengere , doch niet minder<br />

moedige bruine makker, met het geweer nog menigen<br />

aanval konden trotseeren en velen hunner zouden dooden ,<br />

vóór zij verslagen waren. Geen van beiden was ook nog<br />

maar één pas geweken. Zij stonden , als de eik in den<br />

storm, te midden hunner gesneuvelde en gewonde<br />

kameraden: noch de woedende kreten des vijands, noch<br />

het gejammer der gewonden, noch het gekreun der ster­<br />

venden waren bij machte hun de tegenwoordigheid van<br />

geest te doen verliezen.


TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN I I I<br />

„Sergeant, verlaat ons niet", smeekten aanhoudend de<br />

gewonden. De Europeesche korporaal Couturier, wiens<br />

rechter schouder verbrijzeld was, en die behalve twee<br />

duchtige houwen over den rechter arm nog twee klewang-<br />

slagen in den nek bekomen had, was kruipende den<br />

onderofficier genaderd en verzocht dezen met zwakke<br />

stem: „Om Gods wil, sergeant, laat mijn lijk niet in<br />

handen dier barbaren."<br />

De kranige sergeant antwoordde, dat hij tot den laatsten<br />

ademtocht zijne kameraden zoude verdedigen.<br />

De Atjehers, door de onverschrokken houding van de<br />

Boer en Djamidin aan 't weifelen gebracht, leden ook<br />

gevoelige verliezen door de welgerichte schoten van<br />

Leonard, Simon en Ruskus, die zich, al vechtende,<br />

weer aan elkaar hadden kunnen sluiten. De vijand trok<br />

terug en stelde zich achter verschillende terreinvoorwerpen<br />

bedekt op. Nu had de Boer even den tijd een blik om<br />

zich heen te werpen en bespeurde, dat de plaats, waar<br />

hij stond geen dekking in den rug aanbood. Eene krijgs­<br />

list bij den vijand vermoedende, besloot hij tot den,<br />

nabij den weg gelegen bamboedoeriestoel terug te<br />

trekken. Na Djamidin gewaarschuwd te hebben, gingen<br />

beiden, achterwaarts marcheerende, langzaam eenige passen<br />

achteruit. Onder het terugtreden viel de Boer achterover<br />

op een, in de hooge alang-alarig gelegen klapperstam.<br />

Zich terstond oprichtende, zag hij vijf Atjehers, die,<br />

door eene omtrekkende beweging door het struikgewas,<br />

hem in den rug hadden willen aanvallen, zijwaarts uit<br />

het hooge gras opspringen; de breede klewang schitterde<br />

en onder het uitroepen van „Allah il allah" trachtten


112 TRANSPORT- EK PATROUILLE-GEVECHTEN<br />

zij met geweldige sprongen onze twee dapperen te<br />

bereiken.<br />

Maar zij waren op hunne hoede, onze wakkere kame­<br />

raden ! Drie der vermetele Atjehers werden door hunne<br />

schoten zoo juist getroffen, dat zij voor goed bleven<br />

liggen; de twee anderen verdwenen daarop nog sneller<br />

dan zij gekomen waren.<br />

Van dit oogenblik maakten onze beide kranige kerels<br />

gebruik om hunne nieuwe stelling in te nemen , waarheen<br />

zich ook de fuseliers Simon, Leonard en Ruskus met den<br />

looppas begaven.<br />

Met vereenigde krachten werd nu de vijand beschoten,<br />

die zich in de nabijheid genesteld had. Het vuur der onzen<br />

scheen hem dan ook te machtig te worden, want weldra zag<br />

men den Atjeher, de een voor, de ander na , naar den<br />

kampong trekken, welke beweging in eene algemeene<br />

vlucht overging, toen in de verte het hoorngeschal de<br />

nadering van troepen aankondigde.<br />

Het was een detachement uit Tjot-Goé, die naderde:<br />

het aanhoudend vuren had de opmerkzaamheid der bezet­<br />

ting getrokken, wier commandant thans met een detache­<br />

ment aanrukte om de patrouille te ontzetten.<br />

Nadat de Boer zich vergewist had, dat de Atjehers<br />

het terrein ontruimd hadden, ging hij het gevechtsterrein<br />

over, om naar de gevallen kamaraden te zien. Welkeen<br />

treurig tafereel aanschouwde hij! Waar zijn blik ook viel,<br />

overal dooden en gewonden, overal bloedende lichamen ,<br />

die de afgrijselijkste wonden vertoonden.<br />

Onder de gewonden telde men ook fuselier Sidin. Deze<br />

fuselier, die bij den aanval slechts eene zaag in handen


TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN I I 3<br />

had, wist hiermede viermaal een klewanghouw te paree-<br />

ren, wat telkens een stuk van de zaag kostte.<br />

Bij den vijfden slag werd zijne rechterhand geheel<br />

afgekapt; me: de linkerhand greep Sidin nu naar het<br />

wapen van zijn tegenstander, maar dit boette hij met het<br />

verlies van die hand. Elke edelmoedige vijand zou den<br />

ongewapende gespaard hebben; de Atjeher kende echter<br />

geen medelijden: nog 27 zware en lichte verwondingen<br />

bracht hij den weerloozen Sidin toe; maar toch heeft de<br />

ongelukkige geen angstkreet geslaakt, ofschoon hij geen<br />

oogenblik het bewustzijn verloor.<br />

Nog waren de Boer en de zijnen bezig de gewonden<br />

zooveel mogelijk te verz<strong>org</strong>en, toen kapitein de Riel met<br />

eene sterke patrouille ter plaatse verscheen. Ook Lambaroe,<br />

opmerkzaam geworden door het schieten, had eene colonne<br />

uitgezonden en daaraan den officier van gezondheid de<br />

Cock toegevoegd. Aanstonds toog deze aan 't werk en had<br />

waarlijk de handen vol; diep en breed waren de klewang-<br />

wonden; het schouwspel was ijselijk en, helaas, meer dan<br />

één der geblesseerden was reeds onder de hevigste pijnen<br />

bezweken , vóór hem de noodige hulp kon verleend worden.<br />

Terwijl de treurige stoet der 17 dooden en zwaar ge­<br />

wonden langzaam naar Tjot-Goé toog, rukte de colonne<br />

L unbaroe met versnelden pas de kampong Lehé binnen.<br />

Onze soldaten tintelden van woede over het snood verraad<br />

van de bevriende „kwaadwilligen". „ Geen genade voor die<br />

schurken , dood aan die verraders", riepen zij elkaar in de<br />

gelederen toe.<br />

Maar de kampongbewoners hadden het blinken der<br />

bajonetten gezien en zich tijdig uit de voeten gemaakt.<br />

II 3


114 TRANSPORT- EN PATROUILLE-GE VECHTEN<br />

Gaarne hadden onze fuseliers den rijken kampong der<br />

bevrienden aan de vlammen prijs gegeven, doch men was<br />

in vredestijd, en zonder hoog bevel was zoo iets ten<br />

strengste verboden.<br />

Ook Toekoe Hab volvoerde straffeloos zijn verraad.<br />

Reeds driemaal bleek zijne trouweloosheid, maar telkens<br />

kwam hij, na zich eenigen tijd schuil gehouden te hebben ,<br />

als een berouwhebbend zondaar terug, en werd dan maar<br />

weer in genade aangenomen. Heeft men hem ten vierden<br />

male nogmaals vergiffenis geschonken?<br />

's Middags was de geheele bezetting van Tjot-Goé in<br />

diepen rouw; de „treurmarsch" klaagde in somberen roffel<br />

over het verlies van vele dapperen, en toen de zon ten<br />

ondergang neigde', beschenen hare laatste stralen negen<br />

versche grafheuvels van vermoorde krijgers. Op de een­<br />

voudige houten kruisjes las men de namen van:<br />

Korporaal Couturier.<br />

Europeesche fuselier Hoppenbrouwer,<br />

id Huibers.<br />

id van den Heuvel,<br />

id Z weerman,<br />

id Houben.<br />

Inlandsche fuselier Kassan.<br />

id Trodrono.<br />

id Darsa.<br />

Van de gewonden bleven eenigen voor altoos verminkt;<br />

zoo bij voorbeeld de Inlandsche fuselier Sidin, die het gebruik<br />

zijner handen mist, en thans zijne verdere levensdagen<br />

te Samarang in gedwongen werkeloosheid doorbrengt.<br />

Het moedig gedrag van den Europeeschen sergeant de


TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN 115<br />

Boer en den fuselier Djamidin, gaf den commandant van<br />

het leger aanleiding hen bij Z. M. onzen geëerbiedigden<br />

Koning voor eene belooning voor te dragen. Bij Koninklijk<br />

Besluit van 15 Mei 1885, n° 16, ontvingen zij die beloo­<br />

ning, welke hu


DE CONTRA-GUERILLA IN DE NOORD­<br />

OOSTER LINIE TË ATJEH<br />

1879<br />

De lange duur van den Atjeh-oorlog stemt menigeen<br />

tot nadenken en spoort wel eens aan, op middelen te<br />

wijzen, waarvan men onderstelt, dat ze het spoedig be­<br />

ëindigen van dien oorlog ten gevolge kunnen hebben.<br />

Als een afdoende taktiek wordt, tegenover de guerilla<br />

der Atjehers, een contra-guerilla zeer aangeprezen. Maar<br />

dit middel kon bij sommigen geen bijval vinden, daar<br />

zij het Indisch leger niet geschikt achten om den kleinen<br />

oorlog (guerilla) te voeren. Hierover in krijgskundige<br />

beschouwingen te treden, is niet onze bedoeling. Wij<br />

weten, dat in het jaar 1879, onderden generaal K. van<br />

der Heyden aan enkele mobiele colonnes, handelingen<br />

werden opgedragen, die den kleinen oorlog het meest<br />

nabij komen , en wij willen, door het schetsen van eenige<br />

merkwaardige feiten, die daarbij plaats vonden, aantoo-<br />

nen, hoe het ons Indisch leger niet aan de geschiktheid<br />

ontbreekt, ja dat het, mits onder vaardige leiding, onder


DE IMAN VAN BRAMA 117<br />

zijne krijgslieden zelfs de beste krachten telt, om met<br />

succès de contra-guerilla te beproeven.<br />

I. DE IMAN VAN BRAMA<br />

1879<br />

De Iman van Brama, een der voornaamste hoofden<br />

van de XXVI Moekims, had voortdurend voor onze zege­<br />

vierende bajonnetten moeten wijken; zijne benden, bij<br />

herhaling verslagen en uiteengedreven, waren geheel<br />

ontmoedigd. Om tijd te winnen en zijn krachten te<br />

herstellen, nam hij het meer beproefde middel der<br />

Atjehers te baat: hij veinsde onze vriend te zullen<br />

worden en in onderhandeling te willen treden. Als een<br />

der oudste hoofden, tevens met het priesterlijk gezag<br />

bekleed, had de Iman van Brama geen geringen invloed;<br />

zijne volgelingen hadden in hem een onbeperkt vertrouwen,<br />

want, schoon oud in jaren, zijn geest bleef steeds<br />

helder en zijn hart moedig. Aan een patriarchaal voor­<br />

komen paarde hij de fiere houding eens krijgsmans. Het<br />

was een krachtig grijsaard met scherpgeteekend gelaat;<br />

zijn hoog voorhoofd, waarop twee diepe rimpels naar<br />

boven liepen, teekende wilskracht, terwijl zijne donkere,<br />

diepliggende oogen list en slimheid uitdrukten; zijn<br />

doorzicht werd overal bewonderd en zijne godsvrucht<br />

geprezen; geen wonder dus, dat het civiel bestuur zeer<br />

ingenomen was met het bericht, dat deze zoo populaire<br />

Iman zich bereid verklaarde, met de Compagnie te willen<br />

onderhandelen. Maar te vergeefs wachtte de heer Kamp,


I 18 DE IMAN<br />

controleur der noordooster-linie, op dezen hoofdman.<br />

Werd er om opheldering gevraagd, zoo ontving men steeds<br />

verontschuldigingen; dan was hij ziek, of moest in deze<br />

of geene Missigit de leer van den profeet verkondigen;<br />

eene andere maai, beweerde hij te oud en te zwak te zijn<br />

om den langen weg af te leggen ; kortom , de Iman zocht<br />

voortdurend uitvluchten. Zoo stonden de zaken, toen de<br />

heer Kamp, wegens ziekte van Tjadé overgeplaatst,<br />

vervangen werd door den kapitein der infanterie Halewijn,<br />

die tijdelijk met het waarnemen van het civiel gezag in<br />

de noordooster-linie belast werd.<br />

Ook kapitein Halewijn beproefde vruchteloos den<br />

Iman tot eene samenkomst te bewegen. Lankmoedig­<br />

heid tegenover den Iman leidde tot niets, dit zag de<br />

kapitein zeer goed in, en hij besloot de zaak op militaire<br />

wijze uit te maken, d. w. z. niet met veel praten, maar door<br />

handelen. Zoo ontstond het plan den Iman op te lichten.<br />

Het waagstuk mag stout heeten , maar welke krijgsman<br />

deinst voor stoutheid terug? Voorzeker niet de kapitein Hale­<br />

wijn. Doch voor en aleer aan zijn plan uitvoering te<br />

geven, moesten noodwendig eenige inlichtingen ingewonnen<br />

worden, want evenveel voorzichtigheid eischte de voor­<br />

bereiding, als de uitvoering voortvarendheid. Te Tjadé<br />

bevond zich onder onze gidsen de Atjeher Nja-Joesoef,<br />

die, uit de XXVI Moekims afkomstig, bij den beruchten<br />

hoofdman moest gediend hebben; diens inlichtingen werden<br />

ingewonnen. Toen hem vragen werden gesteld betreffende<br />

de ligging van de kampong, de richting der wegen en de<br />

beschrijving der woning van den Iman , raadde Nja-Joesoef<br />

welk plan er bestond, en zijn gelaat teekende eene boos-


VAN BRAMA 119<br />

aardige uitdrukking. „De kerel denkt ons een kool te<br />

stoven, of wel hij is des Iman's doodvijand," zoo dacht<br />

kapitein Halewijn.<br />

„Kent gij den Iman?" was verder de vraag.<br />

„ Heer, zoude ik hem niet kennen, die mij ongelukkig<br />

maakte en mijne bloedverwanten vervolgde!" En uit het<br />

verhaal van zijne lijdensgeschiedenis bleek duidelijk, dat<br />

de Iman van Brama niet tot de vrienden van onzen gids<br />

behoorde, wat in deze omstandigheden voor ons van<br />

veel gewicht was.<br />

De kapitein maakt den linie-commandant bekend met<br />

het doel van zijne onderneming; maar het plan wordt, om<br />

weinige kans van slagen, niet gereedelijk aangenomen.<br />

Kapitein Halewijn weet echter de bezwaren spoedig uit<br />

den weg te ruimen, niet ten onrechte bewerende, dat<br />

zwakheid tegenover dien Atjeher zeer ernstige gevolgen<br />

kon hebben.<br />

Op den 4 en<br />

April 1879 had het, zoo weinig bekend,<br />

maar niettemin belangrijk en merkwaardig feit plaats, en<br />

opende het de reeks van stoute ondernemingen van dezen<br />

even beleidvollen als dapperen officier, 's Avonds te zeven<br />

uur vertrok kapitein Halewijn uit Tjadé met een detache­<br />

ment sterk twee luitenants (Kleian en Puffius), twee<br />

onderofficieren, vijftig minderen en vier dwangarbeiders met<br />

twee brancards naar Lamnja, alwaar men tegen negen uur<br />

onder een stortbui aankwam. Te Lamnja werd de troep<br />

versterkt met een Europeesch en een Inlandsch onder­<br />

officier en twaalf fuseliers, en daarna in vier sectiën gesplitst;<br />

elk officier kreeg het bevel over twee sectiën; twee onder­<br />

officieren en zes fuseliers werden aangewezen als voorwacht,


I 20 DE IMAN<br />

waarbij de gidsen Nja-Achmat en Nja-Joesoef werden<br />

ingedeeld.<br />

De manschappen, waaruit dit detachement bestond,<br />

waren wel ferme en voor die onderneming uitgezochte<br />

soldaten, maar hunnen aanvoerder en den officieren waren<br />

ze onbekend. En toch, hoe noodzakelijk is het bij dergelijke<br />

omstandigheden, dat officieren en minderen elkander kennen.<br />

Te Atjeh moest echter, uit gebrek aan troepen, menigmaal<br />

van dit stelsel afgeweken worden ; en is het daarom dubbel<br />

te waardeeren, dat de Indische soldaat steeds zoo flink<br />

zijn plicht weet te doen.<br />

Kampong Brama lag slechts een goed uur gaans van<br />

onze benting Lamnja, waarom besloten werd den afmarsch<br />

zóó te regelen, dat men bij de m<strong>org</strong>enschemering aldaar<br />

zou aankomen, om de wegen, huizen en verdere terrein-<br />

voorwerpen beter te kunnen onderscheiden. Bij het aan­<br />

kondigen van het vierde m<strong>org</strong>enuur marcheerde de colonne<br />

met den commandant en de gidsen aan het hoofd, uit<br />

Lamnja. De grootste stilte was aanbevolen en onder<br />

geen voorwendsel mocht gevuurd worden. De rivier bij<br />

het ooster-bastion werd eerst doorwaad en na hare kronke­<br />

lingen ongeveer 500 passen gevolgd te hebben, sloeg<br />

men in oostelijke richting een voetpad in. De regen, die tot<br />

laat in den nacht aanhield , had dit pad week en glibberig<br />

gemaakt, en slechts met moeite ging de marsch op dezen<br />

ruwen weg voort. Reeds een uur was verstreken en nog<br />

was kampong Brama niet zichtbaar; kapitein Halewijn<br />

kreeg wantrouwen in zijnen gids en onwillekeurig zocht<br />

zijne hand naar den revolver. Dit ontging Nja-Joesoef niet;<br />

„Laat dat, Heer," zeide hij, „Nja Joesoef is geen ver-


VAN BRAMA 121<br />

rader en binnen het kwartier zijt gij in de kampong."<br />

Daar donderde het m<strong>org</strong>enschot. Van de reede van<br />

Olehleh rolde het over de vlakte, en de bergen weer­<br />

kaatsten het in een dof gedreun. „Hoort gij Heer," riep<br />

Nja Joesoef angstig, „spoeden wij ons Brama te bereiken<br />

vóór het dag wordt, anders zijn wij verloren?"<br />

In korte oogenblikken was de achterkant van den kampong<br />

bereikt; een sterke pagger sloot eiken toegang af, en zonder<br />

den gids hadden de onzen lang moeten zoeken. Nu werd<br />

halt gehouden om de orde in de gelederen te herstellen,<br />

terwijl Nja-Joesoef den kapitein een paar passen verder<br />

bracht, en hem op een donkeren hoek wees, waarachter<br />

des Iman's woning imest staan. Met de meeste omzich­<br />

tigheid trok men in die richting vooruit; zonder gedruisch<br />

te maken had men den hoek bereikt.<br />

Aan dezen kant was een ingang, dien men argeloos had<br />

laten openstaan , zoo weinig bestond het vermoeden, dat<br />

de Nederlandsche krijgslieden tot hier zouden doordringen.<br />

Geen geluid van menschelijke stemmen werd gehoord;<br />

de geheele omgeving scheen dus nog in diepe rust. De<br />

rechterkant en voorzijde van de woning werden aanstonds<br />

door het eerste peleton bezet, doch op het oogenblik, dat<br />

luitenant Kleian het volgende peleton wenkte om de<br />

beweging te volgen en den linker achterkant af te zetten,<br />

hoorde hij eensklaps gedruisch achter zich; omziende ont­<br />

dekte hij in een wachthuisje, dat geheel verb<strong>org</strong>en was<br />

achter de dicht overhangende takken van een waringin,<br />

eenige Atjehers, die van de baleh-baleh (brits) opsprongen<br />

en hunne klewangs trokken. Kleian had nog juist den tijd,<br />

zijn commandant te waarschuwen en een duchtigen houw


122 DE IMAN<br />

te pareeren ; met eene behendigheid en eene kracht, zooals<br />

alleen het grootste levensgevaar den mensch geven kan,<br />

wist kapitein Halewijn een ander Atjeher, die hem aanviel,<br />

zoo'n hevigen vuistslag tusschen de oogen toe te brengen ,<br />

dat deze waggelend neêrviel. Intusschen waren een zestal<br />

forsche Europeesche fuseliers bijgesprongen en hadden<br />

zich op de wacht geworpen, haar ontwapend en geboeid.<br />

Onder bedreiging hen overhoop te zullen steken, indien<br />

zij eenig gerucht maakten, werden de gevangenen in<br />

handen gesteld van den luitenant Puffïus, die met eenige<br />

manschappen den ingang bewaakte. Toen de woning van<br />

den Iman omsingeld en het erf aan alle kanten afgesloten<br />

was, omklemde kapitein Halewijn vaster zijn sabel en<br />

schoof den revolver naar voren Het verblijf van den Iman<br />

tot aan de trap naderende, riep hij met plechtigen ernst:<br />

„Iman van Brama , de kapitein Halewijn , controleur der<br />

noordooster linie, spreekt tot u. Hij komt u halen, wee<br />

u, zoo gij niet volgt! "<br />

Eene doodsche stilte was het eenige antwoord. Verschil­<br />

lende gedachten schoten den onverschrokken officier op<br />

dit oogenblik door het hoofd en een plotselinge achter­<br />

docht ontwaakte in hem. Was de Iman gewaarschuwd,<br />

school niet eene talrijke menigte in die woning, gereed tot<br />

een bloedig gevecht?<br />

Nogmaals werd de Iman gesommeerd en ditmaal bedreigd<br />

met het inbrandsteken van zijne woning, zoo hij weer­<br />

stand bood. Daar kraakte de bamboezen deur, en op den<br />

drempel verscheen de hooge, nog rechte gestalte van den<br />

grijsaard. „Hier ben ik, heer kapitein", stamelde hij, en<br />

met samengeperste lippen en afgemeten schreden kwam hij


VAN BRAMA 123<br />

de trap af. Tot voor den kapitein genaderd, boog hij in<br />

deemoedige houding, vouwde beide handen boven het<br />

hoofd, en bad op zijne knieën om genade. „Hoera!" was<br />

de zegekreet der soldaten, die hunne vreugde niet wisten<br />

te bedwingen.<br />

„Stilte! stilte! " riepen officieren en onderofficieren , maar<br />

het was te laat. Uit den slaap gewekt door den bekenden<br />

oorlogskreet der onzen , stormden de bewoners der omlig­<br />

gende woningen naar buiten. Verbazing en schrik ver­<br />

toonden zich op aller gelaat. Zij waanden zich verloren<br />

en gillend vluchtten velen de kampong uit. Door plotse­<br />

linge vrees overvallen, dacht geen hunner er aan, het<br />

alarmsignaal te slaan.<br />

„Iman van Brama, sta op" gebood kapitein Halewijn.<br />

„U zij vergiffenis geschonken, dcch gij volgt ons."<br />

Op een gegeven teeken naderden twee dwangarbeiders<br />

met een draagstoel, waarin de gevangene werd uitgenoo-<br />

digd plaats te nemen. Zijne vrouwen en kinderen liepen<br />

handen wringend om hem heen, denkende, dat zijn laatste<br />

uur geslagen had, want wat wisten zij van genade ?<br />

Een jong meisje, zijne kleindochter, wierp zich met<br />

een doordringenden kreet op de soldaten, doch de<br />

Iman trok haar tot zich en trachtte zijne beminde<br />

kleindochter door teedere woorden tot kalmte te brengen.<br />

Weenend verb<strong>org</strong> zij haar gelaat tusschen de plooien van<br />

zijn wit opperkleed, en wendde elk oogenblik hare<br />

schoone, betraande oogen smeekend tot den kapitein.<br />

De kinderlijke liefde, die uit geheel hare houding sprak,<br />

de smartelijke uitdrukking, die uit hare oogen straalde,<br />

wekten zoowel bij soldaten als officieren een innig medelijden.


124<br />

UF<br />

- r M A N<br />

„Iman van Brama, zeg aan uwe kleindochter, dat u<br />

geen leed zal geschieden, de blanda's zijn grootmoedig<br />

en vergunnen haar u te volgen."<br />

„ Heb dank, Heer" antwoordde de grijsaard, maar<br />

van onder zijne grijze wenkbrauwen schoot hij een blik<br />

vol haat op de onzen, en zijne onderwerping was als<br />

die van een gevangen tijger.<br />

Nadat de Iman in den draagstoel had plaats genomen,<br />

werd de terugmarsch aanvaard. Toen de bevolking haar<br />

hoofd tusschen de bajonetten zag wegvoeren, week hare<br />

besluiteloosheid De tong-tong deed zich nu krachtig<br />

hooren , en weldra klonk dit alarmsignaal ook in de omlig­<br />

gende kampongs. Met versnelden pas ging de troep<br />

denzelfden weg terug, maar nauwelijks eenige honderden<br />

schreden verder, of uit verschillende kampongranden<br />

knalden ontelbare schoten schielijk achter elkaar. Zonder<br />

hierop acht te geven, vervolgde de colonne haren weg,<br />

achtervolgd door drommen Atjehers, die brullend en<br />

tierend hunne veilige schuilplaatsen verlieten en roekeloos<br />

opdrongen. Ook op de flanken vertoonde zich eene groote<br />

menigte vijanden, om den onzen den terugtocht afte-<br />

snijden. Het werd hoog tijd, die bruine duivels van zich<br />

af te houden, en eenige goedgerichte salvo's bewezen<br />

hun, dat de blanda's geen scherts verstaan. De achter­<br />

hoede vooral had eene zware taak te vervullen; maar de<br />

krachtige houding der colonne noopte den vijand eindelijk<br />

tot stilstaan. Te vergeefs trachtten de voorvechters hunne<br />

makkers door opgewonden woorden en gebaren tot een<br />

klewangaanval aan te moedigen, de Atjehers zagen maar<br />

al te goed in, dat zulk eene vermetelheid hun slecht


VAN Bil AM A 125<br />

zou bekomen. Allengs bleven zij achter, en staakten ten slotte<br />

vo<strong>org</strong>oed hunne pogingen om den Iman te ontzetten.<br />

Tegen zeven uur bereikte men Lamnja; de bezetting stond<br />

met geladen stukken in alarmstelling, om, zoo noodig,<br />

den terugtocht der colonne te dekken. Tijdens een<br />

kort oponthoud werden de manschappen aldaar door de<br />

officieren op wijn onthaald Terwijl de marsch verder naar<br />

Tjadé werd voortgezet, kondigden uit Lamnja, volgens<br />

afspraak, drie kanonschoten den linie-commandant het<br />

welslagen der onderneming aan. De geheele bezetting van<br />

Tjadé, met de muziek aan het hoofd, verzamelde zich<br />

voorde poort, ennauwelijks was de dappere colonne in het<br />

gezicht, of de plechtige tonen van het „Wien Neêrlandsch<br />

bloed " deden zich hooren. Op de binnenplaats der verster­<br />

king schaarde nu kapitein Halewijn zijn troep in orde<br />

van bataille; de linie-commandant, gevolgd door zijne<br />

officieren, naderde het front, en in warme bewoordingen<br />

prees hij het beleid van den kapitein en dat der<br />

officieren; betuigde den manschappen zijne tevreden­<br />

heid over hun moedig gedrag, en wees er op, hoe zij<br />

alweder getoond hadden, dat Nederland met recht roem<br />

mag dragen op het Indische leger. Hij eindigde zijne<br />

toespraak met een „Leve de Koning", waarmede de<br />

geheele bezetting onder een donderend „hoera" instemde.<br />

Omtrent het verdere kunnen we kort zijn ; wij behoeven<br />

slechts te melden, dat na deze gebeurtenis de schrik velen<br />

Imans en Hoeloebalangs om het hart sloeg, en zij veel<br />

handelbaarder werden. Twee zoons van den Iman van<br />

Brama, hoofden van kampongs, maakten eenige dagen<br />

later hunne opwachting bij den kapitein Halewiin, ten


I2Ó DE TOCHT<br />

einde over de invrijheidstelling van hun vader te onder­<br />

handelen. Het waren flinke mannen, krijgshaftig van<br />

uiterlijk en met beschaafde manieren.<br />

Die onderhandelingen hadden echter, zoo wij ons niet<br />

vergissen, geen bevredigende uitkomst, daar hun vader,<br />

de Iman van Brama, om bijzondere redenen, op last<br />

van het civiel bestuur, naar Tjilatjap werd verbannen,<br />

en kort daarop aan de aldaar inheemsche koorts bezweek.<br />

II. DE TOCHT NAAR DOERANG<br />

Wij schreven het jaar 1879; het gedeelte van de bevol­<br />

king der XXVI Moekims was tot geene toenadering te<br />

bewegen; de gesteldheid van den bodem en de gemak­<br />

kelijke wijze, waarop zij zich van buiten van wapens en<br />

munitie kon voorzien, sterkte haar in een hardnekkig<br />

verzet. Vruchteloos waren de onderhandelingen van den<br />

kapitein Halewijn, waarnemend controleur der noord­<br />

oostelijke linie, met den Panglima dier Moekims, Srie-<br />

Moeda, meer bekend onder den naam van Toekoe-Tjoet-<br />

Lamreng, die, overigens zeer vredelievend van aard,<br />

geheel onder den invloed stond der oorlogspartij , waarvan<br />

zijn schoonvader, Toekoe-Moeda-Toengkoep, de ziel was.<br />

Eindelijk ontving de kapitein-contróleur in April 1877<br />

het bericht, dat te Toengkoep eenige hoofden zouden<br />

vergaderen om over de voorwaarden der onderwerping<br />

te beraadslagen. Dit bericht werd door Toekoe-Tjoet beves­<br />

tigd , die tevens uit naam der hoofden het verzoek deed,<br />

het vuren in de noordooster-linie gedurende 4 dagen te<br />

staken, opdat de vergadering niet gestoord zoude worden.


NAAK DOERANG 127<br />

Daar men vertrouwde op de verzekeringen van dezen<br />

voornamen hoofdman, werd het verzoek ingewilligd, en<br />

men verheugde zich er over, dat de gespannen verhou­<br />

ding tot eene vredelievende oplossing zou geraken. Maar<br />

de leugenachtige aard der Atjehers verloochende zich ook<br />

nu niet. Instede van te Toengkoep te vergaderen, maakten<br />

zij misbruik van ons vertrouwen en gebruikten dien tijd<br />

om eenige ijzeren kanonnen, die in een put van het ge­<br />

slechte Lamjong geb<strong>org</strong>en waren, op te delven en deze<br />

in positie te stellen tegenover onze posten der noord­<br />

oostelijke linie.<br />

Voorwaar, eene moeilijke taak voor den ridderlijken<br />

Nederlandschen officier om, tegenover zulk gespuis, als<br />

diplomatiek agent op te treden. Het geduld van den<br />

kapitein-controleur Halewijn was echter uitgeput; te lang,<br />

meende hij, had men de aanmatigende houding der<br />

Atjehers moeten verdragen. Wie zal het hem euvel<br />

duiden, dat hij, verontwaardigd over zooveel verraad,<br />

eindelijk het voorstel deed, de Missigit Lambaroe en<br />

Toengkoep door eene nachtelijke coup-de-main te nemen,<br />

ten einde die plaatsen voor de toekomst als schuilplaats<br />

voor den vijand onschadelijk te maken. Helaas, generaal<br />

van der Heyden kon, met het oog op de operatiën in<br />

de XXII Moekims, geen troepen missen en mocht, hoe<br />

gaarne ook, aan dit voorstel zijne goedkeuring niet<br />

hechten Intusschen werd er voorloopig bepaald, de<br />

kampong Doerang, gelegen bij het Pedro-punt, bij ver­<br />

rassing te nemen en te verbranden, om later ook de<br />

kampongs Landoeng en Kroeëng-Raja hetzelfde lot te<br />

doen ondergaan. Te Doerang en Kroeëng-Raja namelijk


128 UF. TOCHT<br />

werden, niettegenstaande de blokkade, voortdurend<br />

groote hoeveelheden levensmiddelen en krijgsbehoeften<br />

ontscheept, welke meestal in kleine prauwen werden<br />

aangebracht en van daar hun weg vonden in de XXII<br />

en XXVI Moekims. Langdoeug was het tusschenstation,<br />

van waar een pad in zuidelijke richting over de Gé Goedja<br />

naar de XXII Moekims loopt.<br />

Kort voordat er van eene onderneming naar Doerang<br />

sprake was, rapporteerde de commandant van Koewala<br />

Loe, dat op een nacht in de maand April, een klein<br />

stoomschip nabij het Pedró-punt goederen had ontscheept,<br />

welke goederen door de bewoners van kampong Doerang<br />

in ontvangst waren genomen<br />

Onze spionnen bevestigden dit bericht en verzekerden<br />

tevens, dat Doerang groote magazijnen bezat, waarin,<br />

behalve mondbehoeften , ook veel kruit en lood geb<strong>org</strong>en<br />

waren. Deze mededeeling gaf den doorslag, om zulk een<br />

smokkeloord ten spoedigste te verdelgen. Aan kapitein<br />

Halewijn werd overgelaten den dag voor deze onderneming<br />

te bepalen.<br />

Zij had, met evenveel beleid als moed, in den nacht<br />

van 16 op 17 Mei, plaats. Omstreeks half zes uur 's avonds<br />

van dien dag arriveerde kapitein Halewijn te Tjadé, alwaar<br />

de manschappen, welke aan dezen tocht zouden deelnemen ,<br />

eerst na het sluiten der poort van het plan verwittigd<br />

werden. Het detachement bestond uit 80 bajonetten meteen<br />

adjudant, dienstdoend officier, van den Waarden, den officier<br />

van gezondheid van Dam, twee vertrouwde gidsen en<br />

kapitein Halewijn tot commandant. Het weêr begunstigde<br />

dezen nachtelijken tocht, de regen viel bij stroomen; de


NAAR DOERANG I 29<br />

wind huilde en gierde, en speelde tergend met de takken<br />

der boomen, die krakend heen en weêr schudden;<br />

geen ster fonkelde aan den donkeren hemel; slechts nu<br />

en dan verlichtte een bliksemstraal den zandweg, welken<br />

de troep volgde om Koewala-Loé te bereiken. Met recht<br />

mocht verondersteld worden, dat geen vijandelijke marau­<br />

deurs zich bij zulk weêr op het pad zouden wagen, zoodat<br />

de colonne, niettegenstaande de gewisselde signalen met<br />

andere posten, kans had ongemerkt te Koewala-Loé aan<br />

te komen.<br />

Na een half uur gaans bereikte men de lagune, gelegen<br />

bij Koewala-Gighen; de regen had deze doen zwellen en<br />

het stinkend moeras wierp, door den hevigen wind be­<br />

wogen, zijne golfjes buiten den oever; de gidsen toonden<br />

een waadbaar gedeelte en, dit gevolgd hebbende, kwam<br />

men behouden aan den overkant. De kleêren waren stijf<br />

van de modder en aan de naakte beenen der Inlandsche<br />

soldaten kleefden eene menigte bloedzuigers.<br />

Hoe moeilijk echter de tocht zich in den beginne liet<br />

aanzien , onze soldaten waren vol moed en met koortsig<br />

ongeduld vervolgden zij den lastigen weg. De marsch werd<br />

langs de posten der noordoostelijke linie voortgezet; te<br />

Kadjoe stelden zich de tweede luitenant Hekking met 20<br />

bajonetten en te Lamnja de tweede luitenant Schutter<br />

met 15 bajonnetten, mede onder bevel van kapitein Hale­<br />

wijn. Van Lamnja werd de tocht steeds moeilijker. Nu<br />

eens moest men over omgevallen boomstammen klauteren,<br />

dan weer zich een weg banen door stekelige slingerplanten.<br />

Zonder verontrust te worden , bereikte men eindelijk tegen<br />

middernacht Koewala-Loé, alwaar halt gehouden werd,<br />

II 9


I30 DE TOCHT<br />

om de wapens in orde te maken en te rusten. Om half vier<br />

stond de colonne weêr aangetreden, en telde thans, behalve<br />

de reeds genoemde officieren, 3 hoornblazers, 85 bajonetten<br />

en twee tandoes met het noodige ambulance-personeel.<br />

Ieder man was voorzien van 80 patronen; reserve-munitie<br />

werd niet meêgenomen. Vóór den afmarsch richtte<br />

kapitein Halewijn het woord tot zijne handvol strijders.<br />

Met de hem eigen korte, doch krachtige krijgsmanstaai,<br />

maakte hij de manschappen met het doel der onderneming<br />

bekend, wees hen op de noodzakelijkheid goed op de<br />

commando's te letten en drong er vooral op aan, spaar­<br />

zaam te zijn met de patronen, daar munitie-verspilling<br />

op den geheelen ondergang der patrouille kon uitloopen.<br />

De colonne werd in vier sectiën gesplitst en de marsch-<br />

vorm bepaald als volgt:<br />

eene sectie als voorhoede onder den tweeden luitenant<br />

Schutter;<br />

twee sectiën als hoofdtroep onder den tweeden luitenant<br />

Hekking , en de rest, als achterhoede, onder den adjudant<br />

onderofficier, dienstdoend-officier, van der Waarden.<br />

De commandant hield zich bij den hoofdtroep, en de<br />

onderlinge afstand werd bepaald op 15 passen. Een<br />

detachement ter sterkte van 20 bajonetten, van de bezet­<br />

ting van Kwala-Loé, onder een beproefd onderofficier,<br />

volgde de colonne op eenigen afstand om haar in den<br />

rug te dekken.<br />

De regen had inmiddels opgehouden, en eene diepe<br />

stilte verving het geraas van den storm. Haastig stapten de<br />

manschappen voort op den smallen weg, welke in zuide­<br />

lijke richting langs de helling der Glé-datoe-Trya loopt.


NAAR DOERANG I3I<br />

Na een marsch van een half uur was het voetpad<br />

bereikt, dat Lambaroe Angen met Doerang verbindt.<br />

Het tot dekking behoorende detachement werd hier<br />

achtergelaten en bedekt opgesteld.<br />

De colonne vervolgde haar weg langs een voetpad,<br />

dat, door zwaar kreupelhout begrensd, zoo smal was,<br />

dat slechts op één gelid kon gemarcheerd worden. Op<br />

de rechterflank had men het gebergte, clat zich in de<br />

duisternis als eene vormlooze massa vertoonde. Als nach­<br />

telijke schaduwen gleden onze soldaten door het bosch;<br />

het afgevallen loof der boomen verdoofde eiken voetstap,<br />

en behalve het geschreeuw van een enkelen vogel, die<br />

uit zijn slaap opschrikte, of het gehuil van wilde dieren<br />

in de verte, was alles stil in de omgeving.<br />

Nu en dan werd halt gehouden om de gelederen te<br />

doen opsluiten ; de commando's klonken schier onhoor­<br />

baar en de grootste oplettendheid werd in acht genomen.<br />

Tegen den m<strong>org</strong>en werd het bosch al ijler en ijler, en<br />

zag men op vele plaatsen sporen van olifanten. Weldra<br />

ontwaarde men ook de lagune, waar Doerang moest<br />

gelegen zijn. Menig hart klopte nu sneller, want het<br />

doel van den tocht was welhaast bereikt. Elk besefte, dat<br />

het welslagen der stoute onderneming slechts van aller<br />

koelbloedigheid en voortvarendheid afhing. Op een teeken<br />

van den commandant hield de colonne halt, en verb<strong>org</strong><br />

zich achter het struikgewas. Vergezeld van den luitenant<br />

Schutter en de spits, begaf kapitein Halewijn zich naar den<br />

boschrand. Voorzichtig slopen zij nader, en de struiken<br />

terzijde buigende, werd de rand bereikt, alwaar, op onge­<br />

veer 200 passen vooruit, Doerang zichtbaar was. De kam-


132 DE TOCHT<br />

pong lag achter een 50 meter breeden arm der lagune.<br />

Intusschen was het dag geworden. In de lagune, die<br />

door de opkomende zon als met glinsterende vonken was<br />

bestrooid, baadden zich vrouwen en kinderen, die vroolijk<br />

en onbez<strong>org</strong>d in het rond plasten. Aan den anderen<br />

oever sloegen eenige Atjehers dit spel met welgevallen<br />

gade; een tiental visschers togen met hunne netten naar<br />

zee; alles ademde hier rust en vrede. Geen dier moedige<br />

zonen van het gebergte scheen zich bewust, dat het uur<br />

der wrake eindelijk geslagen had. Daar richtten drie<br />

Atjehers, waaronder één gewapend, hunne schreden naar<br />

het woud. „Nu zult je 't hebben," mompelden onze<br />

soldaten, legden den vinger aan den trekker van het<br />

geweer, en volgden met ingehouden adem de bewegingen<br />

hunner officieren. Zonder erg naderden de drie Atjehers,<br />

toen zij eensklaps boven het struikgewas de gebaarde en<br />

uitdagende tronies onzer soldaten ontdekten. Tot geen<br />

geluid of beweging in staat, stonden zij daar een oogenblik<br />

verlamd van schrik; hun gezicht drukte de grootste ont­<br />

zetting uit. Eindelijk, als uit een droom ontwakende,<br />

loste de gewapende Atjeher in het wild een schot en<br />

alle drie verdwenen luid schreeuwende in het kreupelhout.<br />

Luitenant Schutter kreeg last, met de voorhoede<br />

te stormen, en aan de oostzijde positie te vatten ;<br />

de adjudant, dienstdoend-officier, van der Waarden, met<br />

de 2 e<br />

sectie, zou volgen en in den kampong stelling<br />

nemen, en de luitenant Hekking met de overige man­<br />

schappen en de ambulance den ingang bezetten.<br />

„Zuinig zijn met de munitie," was tevens het waar­<br />

schuwend bevel van den commandant. Met bliksemsnelheid


NAAR DOERANG 13 3<br />

sprong nu de troep naar voren , stortte zich in de lagune<br />

en in den looppas bestormde hij de kampong.<br />

Door angst en schrik voortgejaagd, vluchtten de<br />

vrouwen met loshangend haar, hare naakte kinderen<br />

met zich voerende, het gebergte in; de mannen snelden<br />

huiswaarts om zich te wapenen. Intusschen werden de<br />

vo<strong>org</strong>eschreven bevelen door de verschillende afdeelingen<br />

met juistheid uitgevoerd. Bij de nadering der troepen<br />

deed zich in de kampong de bekende oorlogskreet hooren ,<br />

doch dit teeken tot den strijd bracht maar weinigen tot<br />

bezinning; door een panischen schrik overvallen, vluchtten<br />

allen naar het gebergte. Slechts een klein gedeelte had<br />

tijd en moed om den ingang te verdedigen. Na een kort<br />

doch hevig gevecht met de voorhoede , sloegen ook zij<br />

met achterlating van 5 gesneuvelden, op de vlucht. Het<br />

werk der vernieling nam thans een aanvang; pakhuizen,<br />

gevuld met rijst, peper, zout, suiker en scheepsbe-<br />

noodigdheden, werden eene prooi der vlammen. Wapen­<br />

magazijnen werden vernield. Snel greep de brand om<br />

zich heen en weldra verkondigden de hoog opstijgende<br />

rookzuilen aan de verschillende posten der noord-ooste­<br />

lijke linie het welslagen der onderneming.<br />

Doerang was vernield en den vijand eene belangrijke<br />

schade toegebracht. Nadat de kampong verwoest was,<br />

werd een persoon onder luitenant Schutter aangewezen<br />

om bij de lagune post te vatten, de vaartuigen te ver­<br />

nielen en den toegang tot het gebergte te observeeren.<br />

Met het andere peloton begaf kapitein Halewijn zich nu<br />

naar zee, waar drie groote prauwen onbruikbaar werden<br />

gemaakt. De vijand, die zich eenigszins hersteld had,


134<br />

D F<br />

'<br />

T 0 C H T<br />

NA.A.B, DOEKA.NG<br />

trachtte dit echter te beletten door een hevig vuur te<br />

openen op de onzen. Door het schieten en de rookzuilen<br />

opmerkzaam gemaakt, waren de kampongs op de been<br />

gekomen; in het gebergte weerklonk de koehoorn en alle<br />

weerbare mannen trokken ten strijde.<br />

Talrijke groepen Atjehers stormden nu te zamen en<br />

drongen onder een wild geschreeuw naar voren, om den<br />

terugkeerenden troep te achtervolgen en honderden kogels<br />

werden den onzen achterna gezonden. Onder eene hevige<br />

schermutseling bereikte men Koewala-Loé, waar men tegen<br />

tien uur aankwam. Na een paar uren rust, keerden officieren<br />

en manschappen naar hun garnizoen terug.<br />

De vernieling van Doerang zal wellicht voor hen, die<br />

het Indische leger zoo gaarne van snoode buitensporig­<br />

heden en gruwelen beschuldigen, een feit te meer zijn,<br />

waarmede zij hunne bewering denken te staven. Door hen ,<br />

die onbekend zijn met gebiedend noodzakelijke oorlogs­<br />

handelingen , die het spoedig ten einde brengen van een<br />

krijg ten doel hebben, worden die handelingen scheef<br />

beoordeeld en, helaas, maar al te dikwijls ten onrechte<br />

veroordeeld. Komt de Indische manier van oorlog voeren<br />

niet overeen met de hedendaagsche Europeesche begin­<br />

selen , men bedenke, dat men hier tegenover een vijand<br />

staat, die ridderlijkheid met sluw verraad en woord-<br />

schending beantwoordt, en „a chaque mal propre<br />

remède."<br />

Niettegenstaande de ruwe vergelijking van den Indischen<br />

krijgsman met Barbaren , Turco's, Barschi Boezoeks en<br />

wat dies meer zij, mag toch een ieder zich koen laten<br />

inschrijven op de rol van het Indische leger, en het zich


SELEM PO-BOEN G I 35<br />

steeds als eene eer aanrekenen, eenmaal te hebben gediend<br />

onder de zoo fiere, zoo waardig wapperende driekleur<br />

onzer koloniën.<br />

III. SELEMPO-BOENG<br />

Van de bevolking der XXVI Moekims waren de be­<br />

woners van kampong Lamrong ons het best gezind,<br />

alhoewel zij, uit vrees voor de oorlogspartij, van hunne<br />

gezindheid geene blijken durfden geven, te meer daar<br />

de houding der daarneven liggende kampongs Loengi<br />

en Roempit hoogst twijfelachtig bleef. Bovengenoemde<br />

kampongs lagen tegenover onze benting Oleh-Karang en<br />

waren door eene droge sawah van circa 800 M. daarvan<br />

gescheiden. Van de versterking gezien, strekte zich de<br />

kampongrand uit zoover het oog reikte; huizen waren<br />

niet te onderscheiden, verb<strong>org</strong>en als zij lagen achter<br />

den weelderigen rijkdom van den Indischen plantengroei;<br />

hooge bergen sloten den gezichteinder af. Den kalmen<br />

toeschouwer bood dit landschap een schilderachtig tafe­<br />

reel aan, doch te Oleh-Karang wist men maar al te goed,<br />

dat de engel des vredes hier zijn palmtak niet zwaaide,<br />

want de rookwolkjes en het doffe knallen van geweren<br />

achter pagger en boschrand zeiden heel wat anders. Het<br />

was generaal K. van der Heyden bekend, dat het hoofd<br />

van Lamrong, Toekoe Lemboe, ons vriendschappelijk<br />

gezind mocht heeten , en daar Lamrong tevens de bakermat<br />

was van den panglima der XXVI Moekims, zoo hoopte


13^ SELF.MPO-BOEXG<br />

de bevelhebber, door bemiddeling van Toekoe Lemboe<br />

met den panghma in aanraking te komen. Om de toe­<br />

nadering te vergemakkelijken en van de goede gezindheid<br />

der bewoners van Lamrong voordeel te trekken, werd<br />

op den 26" April 1879 kapitein Halewijn , fungeerend civiel-<br />

gezaghebber der noordoostelijke linie, naar Oleh-Karang<br />

overgeplaatst, met last tevens aldaar het commando der<br />

4 e<br />

compagnie van kapitein Bindervoet van Nahuys over<br />

te nemen, die wegens ziekte naar de ambulance vertrok.<br />

Het was een kranige troep, die 4 e<br />

compagnie, 3 e<br />

gar-<br />

nizoens-bataillon; een werkzaam aandeel had zij genomen<br />

aan de krijgsverrichtingen tegen Bakramat, Selempo-<br />

Boeng, Saloe, bij het veroveren der geduchte vijandelijke<br />

versterking Lamjong enz.<br />

Gedurende deze tochten, die zij als mobiele colonne<br />

meêmaakte, en waarbij zij dikwijls geheel op eigen hand<br />

opereerde, heeft de 4 e<br />

compagnie zich niet alleen onder­<br />

scheiden door groote dapperheid en doodsverachting,<br />

maar ook door den goeden geest, dien zij steeds wist te<br />

handhaven. Onder den dichtsten kogelregen zongen de<br />

manschappen de vroolijkste soldatenliederen, en tegen<br />

hunne bajonet-aanvallen waren zelfs de dapperste Atjehsche<br />

benden niet bestand. In dien tijd was het geene zeldzaam­<br />

heid zulke flinke colonnes aan te treffen , maar toen mocht<br />

men ook den vijand onder de oogen zien. De werke­<br />

loosheid echter, waartoe de invoering van het civiel<br />

bestuur het leger dwong, ja zelfs het terugschieten om<br />

politieke redenen verbood, bracht een gevoeligen knak<br />

aan den krijgshaftigen en onovertroffen militairen geest<br />

onzer wakkere krijgers toe.


S KLEM PO-BOENG I37<br />

De eenvoudige soldaat toch bekommert zich om geen<br />

politieke redenen, en .verdiept zich daarin niet; zoolang<br />

de kogels hem om de ooren fluiten, al zijn die ook<br />

maar van kwaadwilligen, denkt hij zich in vollen oorlog;<br />

geen wonder dus dat de bruinverweerde gezichten onte­<br />

vredenheid uitdrukten in deze gedwongen machteloosheid.<br />

Bij elk schot uit de verraderlijke kampongranden , wendden<br />

de manschappen woeste blikken in die richting en balden<br />

hunne vuisten. Troffen die schoten een kameraad, dan<br />

snelden zij naar de geweerrakken, maar één wenk, één<br />

blik der officieren, was voldoende hen te herinneren aan<br />

het verbod van te vuren, maar de zelfverloochening,<br />

dien braven opgelegd, was groot.<br />

Haasten wij ons echter te melden, dat aan zulken onhoud-<br />

baren toestand later een einde kwam, en verhalen wij<br />

liever hoe de 4 C<br />

compagnie zich opnieuw onder kapitein<br />

Halewijn wist te onderscheiden bij de overrompeling<br />

der vijandelijke versterking Selempoe Boeng. Het voor­<br />

nemen bestond om een inval te doen in de XXVI<br />

Moekims; maar omdat ons van die streek zoo weinig<br />

bekend was, vond de commandant der noordooster-linie<br />

het van zeer veel gewicht, in de nabijgelegen Blang-<br />

Bintang eene benting te bouwen, welke tot steunpunt<br />

voor de ageerende troepen moest dienen. Toen nu door<br />

onze spionnen gemeld werd, dat achter kampong Lam-<br />

pong, nabij Selempoe-Boeng, door de Atjehers eene<br />

versterking was opgeworpen om ons den weg naar de<br />

XXVI Moekims te versperren, wees kapitein Halewijn<br />

er op, hoe juist die vijandelijke benting in onze handen<br />

eene uitmuntende verbindingspost en steunpunt zoude


I38 3 ELEMPO-BOEXG<br />

zijn gedurende de vo<strong>org</strong>enomen operatiën, en besloot hij<br />

verder de versterking bij verrassing te nemen. Kapitein<br />

Halewijn , die aan eene bewonderenswaardige vermetelheid<br />

een zeldzaam beleid paarde, was wel de man aan wien<br />

eene dergelijke onderneming mocht worden toevertrouwd,<br />

en een officier, die alle eigenschappen in zich vereenigt,<br />

om tegen de Atjehers met succes een contra-guerilla-<br />

oorlog te voeren.<br />

Was hij in de noordooster-linie de schrik van den<br />

vijand, bij de bevriende kampongs daarentegen was hij<br />

zeer in aanzien, vooral door zijn tact om met die lieden<br />

om te gaan; van hunne vriendschap verzekerd, maakte<br />

hij een ruim gebruik van de gelegenheden om zich van<br />

de handelingen des vijands op de hoogte te stellen.<br />

Toekoe Lemboe was zijn voornaamste berichtgever, maar<br />

uit vrees voor het hoofd der oorlogspartij, den beruchten<br />

Toekoe Iman Longbatta, moest deze, zoo er iets te<br />

melden was, steeds de duisternis afwachten, om kapitein<br />

Halewijn te spreken. Op een nacht kwam hij bleek en<br />

ontdaan zich aanmelden; kampong Lamrong had hare<br />

gezindheid verraden en de Toekoe Iman Longbatta<br />

legde een ieder, die met ons heulde, het hoofd voor de<br />

voeten.<br />

Eene patrouille uit Oeh-Karong was namelijk dien dag,<br />

gedurende hare verkenningstochten de kampong te<br />

dicht genaderd en de Lamrongers, die niet op haar ge­<br />

vuurd hadden, omdat zij gaarne onze vrienden bleven,<br />

waren daardoor in verdenking gekomen. Uit naam der<br />

kampongbewoners verzocht hij geen patrouilles meer uit<br />

te zenden. Dit verzoek kon echter, met het oog op de


SELEMPO-BOENG 139<br />

terreinverkenningen, door kapitein Halewijn niet, inge­<br />

willigd worden. Eene Hst was spoedig verzonnen; er werd<br />

afgesproken, dat kampong Lamrong in den vervolge, bij<br />

nadering van den troep, alarm zoude maken en op hem<br />

schieten; de onzen zouden dit flink beantwoorden. Men<br />

hield zich trouw aan deze afspraak, doch van weêrsrdjden<br />

richtte men op de toppen der boomen. Deze list<br />

gelukte volkomen en bracht de oorlogspartij geheel op<br />

een dwaalspoor.<br />

De vijandelijke kampongs, achter Lamrong gelegen,<br />

begonnen daaidoor minder waakzaamheid te ontwikkelen;<br />

met zulk een goed verdedigd vóórwerk als Lamrong,<br />

bestond er geen vrees voor eene overrompeling. Maar al<br />

te spoedig zouden zij hunne nalatigheid duur bekoopen.<br />

De vijandelijke benting Selempo-Boeng, aanvankelijk<br />

zoo sterk bezet, werd nu slechts bewaakt door eene<br />

wacht van + 50 Atjehers, die 's nachts verblijf hield in<br />

woningen , welke circa 40 meter van die benting gelegen<br />

waren.<br />

Toen op den i n<br />

Juni 1879 Toekoe Lemboe zich weer<br />

kwam melden, besloot kapitein Halewijn de versterking<br />

dien nacht te nemen en verzocht hem den onzen tot<br />

gids te dienen.<br />

De Atjeher sprong op, als raakte hem een gloeiend<br />

ijzer; de grootste schrik teekende zich op zijn gelaat.,<br />

Neen, alles wilde hij voor de blanda's wagen, maar zulk<br />

een levensgevaarlijken dienst durfde hij niet op zich<br />

nemen.<br />

Hij beschreef de gevaren aan zulk eene onderneming<br />

verbonden, en wendde al zijne welsprekendheid aan,


I4O SELEMPO-BOENG<br />

om kapitein Halewijn van zijn voornemen te doen afzien.<br />

„Wat houdt u terug?" vroeg deze, „mijne dapperen<br />

kennen geen vrees, en zoo gij inderdaad onze vriend zijt,<br />

weigert gij geen dienst."<br />

Toekoe-Lemboe dacht een oogenblik na, en gaf zich<br />

gewonnen. Een goed glas wijn, hem aangeboden, en<br />

dat hij zich ondanks het verbod van den profeet naar<br />

behooren liet smaken , hielp hem alras, alle verdere angstige<br />

gedachten te onderdrukken.<br />

Om half elf nam de tocht een aanvang. Luitenant<br />

Roersch, alsmede de adjudant-onderofficier van Osch,<br />

werd bij de colonne, die 60 bajonetten sterk was,<br />

ingedeeld.<br />

De troep werd verdeeld in 3 sectiën , en strenge orders<br />

werden gegeven omtrent cle in acht te nemen maatregelen ;<br />

de grootste stilte werd aanbevolen en het schieten mocht<br />

alleen op commando geschieden. Zoo men op rondzwer­<br />

vende maraudeurs stiet, moesten deze met de bajonet<br />

onschadelijk gemaakt worden. Met kapitein Halewijn<br />

bevonden zich Toekoe Lemboe, twee zijner volgelingen,<br />

en Nja-Joesoep, aan het hoofd der colonne.<br />

De nacht was zoo donker, dat men nauwlijks zijn<br />

vóórman onderscheiden kon; maar de marsch over de<br />

sawah werd ongestoord volbracht. Aan den kampong­<br />

rand gekomen, moest een voetpad gevolgd worden,<br />

dat zich in grillige bochten door de kampongs Loengie,<br />

Lamrong en Roempit kronkelde en langs eene menigte<br />

huizen liep.<br />

Hoe dieper men doordrong, hoe zwarter en donkerder<br />

de nacht het groen der boomen kleurde. De troep


SRLEMPO-BOENG 141<br />

vorderde slechts langzaam, want telkens moest halt<br />

gehouden worden om de versperringen op te ruimen,<br />

die zoo talrijk waren , dat het niet doenlijk was zonder<br />

gedruisch voort te gaan. Nauwelijks was men 300 passen<br />

do<strong>org</strong>edrongen, of tot overmaat van ramp ontwaarde<br />

men, dat de achterste sectie, onder den adjudant-onder­<br />

officier van Osch, verdwaald was.<br />

De toestand werd daardoor meer dan hachelijk. Door<br />

het woedend geblaf van honden, dat zich gelijktijdig<br />

deed hooren, vreesde men, dat die sectie ontdekt was.<br />

Een beklemmend gevoel overviel den commandant en<br />

zijne officieren, want zoo van Osch zich verraden had,<br />

zoude dit aanleiding geven tot een verward schieten, dat<br />

de noodlottigste gevolgen kon veroorzaken.<br />

Terstond werden eenige gidsen uitgezonden om de<br />

verdwaalde afdeeling op te sporen en terug te brengen.<br />

Onderwijl liet kapitein Halewijn zijne manschappen<br />

nederhurken.<br />

Na verloop van een half uur, welken tijd men in de<br />

grootste spanning doorbracht, kwamen de uitgezonden<br />

gidsen met de 3 e<br />

sectie terug; deze, bemerkende, dat<br />

zij een verkeerd pad gevolgd had, was naar de sawah<br />

teruggekeerd om aldaar stelling te nemen. Ten einde<br />

dergelijke voorvallen voor het verdere van den tocht te<br />

voorkomen , werd bevolen , dat de verschillende afdeelingen<br />

opgesloten zouden blijven; men hoopte op die wijze de<br />

voeling beter te onderhouden. De troep vervolgde den<br />

marsch langs de huizen der vijandelijke Atjehers; bijna<br />

tastend moest de weg gezocht worden Maar hoe voor­<br />

zichtig ook gemarcheerd werd, het dof gedruisch van


142 SELF.MPO-BOENG<br />

voetstappen, het kraken van brekende takken , konden<br />

niet vermeden worden en troffen het scherp gehoor der<br />

bewoners, waarvan sommigen zich aan den ingang hunner<br />

woningen vertoonden. Maar zoodra knarste eene deur,<br />

of de troep hield halt en verb<strong>org</strong> zich achter paggers en<br />

struiken. Alsof ze zich van niets bewust waren , stapten<br />

Toekoe Lemboe met de zijnen, onder het voeren van<br />

luide gesprekken, voort, richtten tot de kampongbe­<br />

woners het woord en wisten dezer reeds opgewekten<br />

achterdocht geheel weg te nemen. Wat Toekoe Lemboe<br />

/eide en welke verklaring hij gaf van zijne aanwezigheid,<br />

werd door de onzen niet verstaan, daar de Atjehsche taal<br />

gebezigd werd, maar wij mogen gelooven, dat hij een<br />

geslepen kerel was, daar geen Atjeher eenig wantrouwen<br />

deed blijken.<br />

Intusschen kan men nagaan in welke spanning de<br />

onzen steeds den uitslag zijner woorden afwachtten.<br />

Met het geweer vast in de vuist gesloten, waren zij<br />

gereed om op het eerste commando van de bajonet ge­<br />

bruik te maken.<br />

Deze manoeuvre herhaalde zich zoo dikwijls, dat de<br />

colonne slechts zeer langzaam vorderde. Met schrik<br />

hoorde kapitein Halewijn, dat Oleh-Karang reeds het<br />

eerste uur na middernacht op de metalen klok aangaf<br />

en hij bevond zich nog te midden der uitgestrekte vijande­<br />

lijke linie!<br />

Er werd besloten een anderen weg te zoeken; want<br />

niettegenstaande de bedachtzame tegenwoordigheid van<br />

geest der" officieren , was het niet mogelijk, het hoorbaar<br />

strijken -langs de, op het voetpad groeiende, struiken te


SELEMPO-BOENG 143<br />

vermijden. Gelukkigerwijs vond men spoedig een weg,<br />

die in oostelijke richting leidde en van lieverlede beter<br />

werd, zoodat men tegen half twee BlangTanah bereikte.<br />

Hier stond het terrein grootendeels onder water, en men<br />

besloot daarom den boschrand te volgen.<br />

Maar, o schrik , in die richting ontwaarde men tusschen<br />

het geboomte tal van lichtjes, die zich onregelmatig<br />

heen en weêr bewogen Vermoedelijk waren het visschers,<br />

die, zocals gewoonlijk, licht met zich voeren. „Halt",<br />

klonk zacht het bevel, dat van sectie tot sectie werd<br />

overgebracht.<br />

Snel wierp de troep zich plat ter aarde en verb<strong>org</strong><br />

zich achter struiken en boomen.<br />

De teleurstelling der soldaten was groot; door een<br />

onderdrukt mompelen gaven zij lucht aan hun' misnoegen.<br />

Na zooveel hinderpalen te hebben uit den weg geruimd,<br />

toch hun doel verijdeld te zien, bracht hun soldatengemoed<br />

in opstand.<br />

Een minder loffelijk verlangen om die visschers te lijf<br />

te gaan, ten einde zich daardoor te verlossen van de<br />

spanning der laatste uren, kwam bij hen op, maar,<br />

hun plicht indachtig, wachtten zij geduldig de beslissing<br />

der officieren af.<br />

De gidsen werden geraadpleegd, en Nja-Joesoef, die<br />

op kondschap ging, kwam spoedig met het bericht terug,<br />

dat de lichtjes niets anders waren dan vuurvliegen; de<br />

nabijgelegen moerassen maakten zulks begrijpelijk. „Verd...<br />

beesten"! bromden de soldaten.<br />

En weer bewoog zich de troep stil voorwaarts, in de<br />

hoop geen verder oponthoud meer te zullen ondervinden.


144 SELEMPO-BOKXG<br />

De maan was inmiddels opgekomen en overstroomde<br />

met haar vreedzaam licht het geheele landschap, waar­<br />

door de verschillende terrein-voorwerpen beter te onder­<br />

scheiden waren. Ongeveer 10 minuten kon de colonne<br />

zoo gemarcheerd hebben, toen de spits op eenige hon­<br />

derden schreden van de te volgen richting een dak<br />

boven een pisangboom gewaar werd; een kort, heesch<br />

geblaf deed vermoeden, dat men zich andermaal op<br />

bewoond terrein bevond. Toekoe Lemboe verzekerde<br />

echter, dat het dak, hetwelk men zag, dat van eene<br />

verlaten woning was. Zekerheidshalve werd één onder­<br />

officier met twee soldaten aangewezen om het terrein te<br />

verkennen en het huis te doorzoeken. Volgen wij deze<br />

patrouille op hare verkenning.<br />

Met eene behendigheid, die men, zij het ook ten on­<br />

rechte, wel eens aan onze Europeesche soldaten ontzegt,<br />

sloop de sergeant, en kort achter hem de twee fuseliers,<br />

door het hooggras en wildhout. Geen takje, dat onder<br />

hunne voeten brak; geen twijg bewoog zich door hunne<br />

aanraking. Een enkele eendvogel vloog luidschreuwend<br />

omhoog, maar er zou eene grootere gave van opmer­<br />

king dan waarover zelfs de scherpzinnigste Atjeher be­<br />

schikt, toe behooren, om daarin iets buitengewoons te zien,<br />

want immers in de moerassen scholen tal van leguanen<br />

en slangen, die dat wild opmaken.<br />

Op het voorbeeld van den sergeant hadden de man­<br />

schappen der patrouille hunne kepi zoodanig met bladeren<br />

omwonden, dat zij het hoofd boven de struiken konden<br />

brengen, zonder vrees zich te verraden Open plekken<br />

werden z<strong>org</strong>vuldig vermeden, en sprongsgewijze van den


SELEMP0-B0ENG I45<br />

eenen boom naar den anderen gaande, naderden zij de<br />

woning tot op 25 passen. Twee, drie minuten bleven zij<br />

onbeweeglijk liggen om in de schaduw der, langs de<br />

woning geplante, pisangboomen het huis te bespieden.<br />

Aan eenige staken hingen vischnetten te drogen. De<br />

sergeant wees er naar, als wilde hij zeggen: „opgepast,<br />

die voorwerpen hebben eigenaars, die wellicht in het<br />

huis zijn." De woning was op palen gebouwd, en stond<br />

ongeveer i | M. boven den grond. De patrouille verb<strong>org</strong><br />

zich daar onder; een aarden kookpot, die in den weg<br />

stond, werd bij ongeluk gebroken; men spitste de ooren<br />

of de bewoners daardoor gewekt waren, doch vernam<br />

noch gestommel, noch het regelmatig ademhalen van<br />

slapende menschen. Maar deze wetenschap was den<br />

patrouillecommandant niet voldoende, hij wilde ook,<br />

ingevolge opdracht, het huis doorzoeken.<br />

Na de beide manschappen aan de trap geposteerd te<br />

hebben, beklom hij deze en tastte, op het voorportaal<br />

gekomen, in de gleuf van het afdak om zich te over­<br />

tuigen , of daarin wapens geb<strong>org</strong>en waren. De Atjehers<br />

zijn gewoon hunne wapens onder het afdak boven de<br />

trap te bergen, om onder het afdalen tegelijkertijd er<br />

naar te grijpen, zoodat zij, zelfs bij eene onverhoedsche<br />

overvalling, nog tijd hebben zich te wapenen.<br />

Scheuren in den wand en de openingen in het dak,<br />

lieten genoegzaam het maanlicht door om het inwendige<br />

van de woning op te nemen. De beide kamers, waaruit<br />

zij bestond, waren volkomen leeg.<br />

Het terrein in den omtrek werd tot op ongeveer 50 passen<br />

doorzocht, en toen keerde de patrouille snel terug om<br />

II 10


I46 SELEMPO-BOENIÏ<br />

den commandant omtrent hare bevinding te rapporteeren.<br />

„Voorwaarts," beval de kapitein. Er was geen tijd<br />

meer te verliezen, en onder de woning werd de colonne<br />

verzameld, in afwachting dat de benting door de gidsen<br />

zou verkend worden. Deze bevond zich in de nabijheid,<br />

zooals Toekoe Lemboe verklaarde, en werkelijk zag men<br />

ongeveer 300 passen verder tusschen het geboomte het<br />

moeraswater glinsteren, waarachter Selempo-Boeng lag.<br />

Voordat de gidsen zich van den hun opgedragen last<br />

gingen kwijten, verzocht kapitein Halewijn aan het hoofd<br />

van Lamrong alles nauwkeurig op te nemen, en vooral na<br />

te gaan, welke wegen toegang verleenden tot de benting ;<br />

mocht de versterking bezet zijn, en hij verhinderd wezen<br />

hiervan tijdig kennis te geven, dan zou het driemaal<br />

herhaald geluid van een uil den commandant voldoende<br />

inlichten , en zou de benting met geweld binnengedrongen<br />

worden.<br />

„Ik weet het, Heer," zeide Toekoe Lemboe. „Uwe<br />

krijgslieden deinzen niet terug voor de gapende monden<br />

der donderbussen, noch wijken zij voor de klewang,<br />

maar bedenk, de Atjehers zijn hier even talrijk als de<br />

boomen des wouds,"<br />

„ Ga, Toekoe Lemboe," antwoordde de kapitein ,<br />

„onze soldaten zijn niet gewoon hunne vijanden te tellen."<br />

De gidsen lieten niet lang op zich wachten en meldden,<br />

dat de benting niet bezet was; twéé verschillende wegen<br />

leidden er heen: de eene liep langs de wachthuizen<br />

van een bewoonde kampong en werd bestreken door<br />

het geschut van Selempo-Boeng; de andere kwam uit<br />

op de linkerface dier versterking, waarvoor het 50 M.


SELEMPO-BOENG I47<br />

breede moeras zich uitstrekte. Kapitein Halewijn koos<br />

den laatsten, als zijnde de meest veilige. Ofschoon de<br />

mededeeling der gidsen overeenkomstig de waarheid kon<br />

zijn, werd toch besloten, de voorzichtigheid niet uit het<br />

oog te verliezen.<br />

Toen de colonne het moeras tot op 50 passen genaderd<br />

was, ontvingen de luitenant Roersch en de adjudant­<br />

onderofficier van Osch het bevel met hunne afdeelingen<br />

halt te houden. Met de overige manschappen wenschte<br />

de kapitein persoonlijk de sterkte te verkennen, hoofd­<br />

zakelijk om te onderzoeken of de stelling geschikt was<br />

om bezet te worden. Het was een kritiek oogenblik;<br />

door het onvermijdelijk geplas in het water, kon de<br />

vijand ieder oogenblik gealarmeerd worden. Maar kapitein<br />

Halewijn vertrouwde op de bekende dapperheid en het<br />

beleid van luitenant Roersch, die wel wist, dat hij bij<br />

een mogelijk ontwaken van den vijand eene gewichtige<br />

taak zou te vervullen hebben<br />

Vóór het moeras werden 8 man in observatie achter­<br />

gelaten , en met 12 anderen rukte de kapitein vooruit. Het<br />

water reikte den mannen tot aan de borst. Zoo voorzichtig<br />

mogelijk trachtte men de benting te naderen; boven de<br />

borstwering in den saillant, stak een vuurmond dreigend<br />

zijn grooten, plompen kop uit. Eindelijk was de voet<br />

der borstwering bereikt. Om den commandant geschaard,<br />

hield een ieder zich doodstil en luisterde met ingehouden<br />

adem. Verscheidene minuten verstreken ; in de versterking<br />

heerschte eene sombere stilte. — Wij zullen de verschillende<br />

gewaarwordingen, in die oogenblikken door het kleine<br />

troepje doorleefd, niet beschrijven; hoewel de gidsen


I48 SELF.MPO-BOEXG<br />

verzekerden, dat de positie niet bezet was, kon de<br />

doodsche stilte evengoed eene krijgslist zijn.<br />

Kapitein Halewijn gaf zijn' manschappen door een<br />

teeken te kennen, niet van plaats te veranderen, en<br />

klauterde, door Nja-Joesoef gevolgd, tegen de borstwering<br />

op Vast tegen den rand gedrukt en het hoofd langzaam<br />

vooruitbrengende, wierp hij een blik naar binnen. In de<br />

hoeken vertoonden zich schaduwen, maar nergens eenig<br />

leven. Nja-Joesoef aanstootende, beduidde hij dezen, dat<br />

hij met zijn scherperen blik eens moest komen helpen<br />

zien. Nja-Joesoef rekte zich uit als eene slang en zich<br />

halverwege over den rand buigende, zag hij voorzichtig<br />

om zich heen.<br />

Hij schudde ontkennend het hoofd, ten teeken, dat<br />

hij niets verdachts opmerkte.<br />

Haastig sprongen nu allen in de benting; men vond<br />

inderdaad geen levend wezen.<br />

De versterking bestond uit een flèche van 8 M. face<br />

met gesloten keelborstwering, waarin de poort was aan­<br />

gebracht. Deze stond open en kwam uit op het niet<br />

geinondeerd gedeelte van het terrein. Het eenige voetpad<br />

leidde naar de woningen, waarin de Atjehsche wacht<br />

zich ter ruste in de armen van Morpheus vlijde.<br />

De sterkte was slechts bewapend met een ijzeren 7 c.M.,<br />

die in den saillant op eene houten stelling in batterij stond.<br />

Wegens de kleine binnenruimte en het gebrek aan<br />

drinkwater, was de positie niet geschikt voor eene<br />

bezetting, weshalve besloten werd haar te verlaten.<br />

Ontstemd gaf kapitein Halewijn daartoe bevel.<br />

Een soldaat, wiens eereteeken op de borst den veteraan


SELEMPO-BOENG I49<br />

aanduidde , verzocht, ten minste het geschut als zegeteeken<br />

te mogen meêvoeren. „ Na zoo'n vervloekten weg te<br />

hebben afgelegd, mogen de Atjehers wel weten, dat we<br />

hier geweest zijn," zeide hij. Deze zelfvoldoening gunde<br />

kapitein Halewijn zijne soldaten gaarne.<br />

Met veel moeite werd het geschut van de stelling gelicht<br />

en over de borstwering getild. Op de stelling schreef<br />

Nja-Joesoef met een stuk kalk, dat hij in eene sirihdoos<br />

vond, in groot Atjehsch letterschrift: „Halewijn", opdat<br />

de vijand zou weten, dat de controleur der noordooster­<br />

linie de vermetele was, die tot hier was do<strong>org</strong>edrongen,<br />

trots hunne versterkte kampongs.<br />

Nu was het zaak met spoed uit dit wespennest te<br />

geraken; maar het stuk geschut belemmerde den marsch.<br />

Herhaaldelijk wendde kapitein Halewijn zich om , teneinde,<br />

bij eene mogelijke vervolging, tijdig zijne maatregelen te<br />

nemen.<br />

De soldaten deelden echter niet de bez<strong>org</strong>dheid van<br />

hun aanvoerder, en waren zelfs van meening, dat het nu<br />

tijd werd, om een robbertje te vechten , niet beseffende<br />

hoe groot de verantwoording was, die op de officieren<br />

drukte. Onbekommerd plasten zij door het water en hoop­<br />

ten , door het geweld, dat zij maakten, de opmerkzaam­<br />

heid des vijands op te wekken.<br />

Toen zij aangemaand werden wat voorzichtiger te zijn,<br />

lieten zij, als bij ongeluk, het kanon te water vallen.<br />

Woedend richtte de commandant tot de vermetelen eenige<br />

dreigende woorden, en verzekerde het geschut te zullen<br />

achter laten, wanneer zij niet nalieten, met opzet de<br />

aandacht te trekken. „ Ellendige slaapkoppen , die


150 SF.LF.MPO-BOKNfl<br />

Atjehers!" mompelden onze fuseliers tusschen de tanden.<br />

Aan den overkant van het moeras vereenigde zich de<br />

colonne en trok zoo spoedig mogelijk terug. Eerst werd<br />

de boschrand gevolgd tot aan de verbrande en verlaten<br />

kampong Lampakang, daarna sloeg men een voetpad in,<br />

dat op de sawah nabij onze benting Pango uitkwam , en<br />

was, na een marsch van zes of zeven uur te hebben afge­<br />

legd , tegen vier uur in den m<strong>org</strong>en te Oleh-Karang terug.<br />

Aan het gejuich der achtergebleven kameraden scheen<br />

geen einde te komen, vooral toen het stuk geschut, als<br />

eene blijvende herinnering aan den tocht, voor den vlagge-<br />

stok werd geplaatst. Met roem mocht daarop gewezen<br />

worden, want men had het gehaald in de 2 e<br />

vijandelijke stelling!<br />

linie der<br />

De woede der Atjehers, toen zij ontdekten wie in<br />

hunne versterking geweest was, is niet te beschrijven.<br />

Reeds bij het schemeren van den dag, bevonden zich<br />

velen van hen aan den boschrand tegenover Oleh-Karang,<br />

en onder het lossen hunner donderbussen, scheeuwden<br />

zij: „Aalewijn! verdoemde kafir, christenhond" enz , en<br />

riepen de wraak van Mohammed over den kapitein in.<br />

Hunne woede vermeerderde niet weinig, toen zij door<br />

de soldaten uitgefloten werden, en dezen het niet der<br />

moeite waard vonden hunne schoten te beantwoorden.<br />

Ofschoon deze onderneming, zooals vele andere, nauwlijks<br />

de aandacht trekt, waren de gevolgen toch zeer belangrijk.<br />

De Iman van Longbatta was zeer verstoord op Pang-<br />

Saman , Nja-Hassan en Hadjie-Ibrahim , aan wie de<br />

bewaking van Selempo-Boeng was toevertrouwd, en<br />

geraakte in onmin met den Panglima der XXVI Moekims,


SELEMPO-BOENG I 5 I<br />

.wien verweten werd, dat zijn volk met de Nederlanders<br />

heulde en hun den weg had gewezen naar de vijandelijke<br />

linie. — Twist en tweedracht ontstond onder de hoofden<br />

der oorlogspartij , en dat wij hiermede ons voordeel<br />

deden, spreekt van zelf.<br />

Meer dergelijke tochten ondernamen de mobiele<br />

colonnes der Noordoostelijke linie in 1879, onder de<br />

kapiteins Yssel de Schepper, Carlier, de luitenants<br />

Steinmetz, Geluk, de Brauw, Ebell, Godin en anderen.<br />

Wij vermeenen echter in de beschrijving der boven­<br />

genoemde feiten reeds genoegzaam te hebben aangetoond,<br />

welke deugdelijkheid het Indische leger bezit, als het er<br />

op aankomt, tegenover de guerilla der Atjehers, eene<br />

contra-guerilla te stellen.


DE INSLUITING V A N<br />

KROENG-RABA<br />

1878<br />

Nabij de Kroeng-Raba-baai, niet ver van de plaats,<br />

waar de rivier van dien naam , tusschen rotsen en klippen<br />

door, haar water in zee stort, verhief zich te midden van<br />

ontelbare dorre zandheuvels onze versterking Kroeng-<br />

Raba, die in 1876 werd opgericht, om de met ons<br />

bevriende bevolking der IV en VI Moekims te beschermen<br />

tegen de moord- en roofzieke guerillabende van den<br />

beruchten Toekoe Thihik, tevens om de nabijgelegen<br />

bergpassen Beradin en Glitaroem te observeeren.<br />

Deze post, vervaardigd van klapperstammen, hadden<br />

vorm eener vierkante redoute met twee over elkaar<br />

liggende cirkelbastions, elk bewapend met een getrokken<br />

8 cM. De Ooster- en Wester-face warer ieder 51 M.<br />

en de beide andere ieder 42,50 M. lang.<br />

Eenzaam lag zij daar op het uiterste punt onzer toen­<br />

malige Westerlinie, en uitgezonderd een bamboedoeri-<br />

boschje aan de riviermonding, was alles in den omtrek<br />

dor en zanderig.<br />

Het bestendig ruischen der zee, wier golven zich tegen<br />

de rotsen braken, gaf aan het geheel iets droefgeestig<br />

eentonigs. Geene oorlogsboot, die het waagde deze kust


DE INSLUITING VAN KROENG-RABA 153<br />

te genaken; slechts enkele drieste Atjehsche smokkel-<br />

prauwen zag men van tijd tot tijd in de eindelooze zee<br />

als kleine zwarte stippen zich beurtelings op de golven<br />

verheffen en weer neêrzinken , om ginder, aan het strand,<br />

in de verte, in de ons onbekende kreken te verdwijnen.<br />

Overbodig er van te gewagen, dat het behoud dezer<br />

zoo afgelegen versterking, meer dan van eenige andere,<br />

geheel toevertrouwd was aan het beleid en den moed<br />

van haren commandant, en de trouwe plichtsbetrachting<br />

der soldaten.<br />

Habib Abdul Rachman, de Arabische gelukzoeker,<br />

slaagde er meer en meer in eene bende fanatieke aan­<br />

hangers om zich heen te scharen, die tegen ons ver­<br />

schillende plannen beraamden. In de eerste dagen van<br />

Juni 1878 waren de berichten van onrustigen aard, en<br />

werkelijk werd de postenlinie op vele plaatsen door den<br />

vijand gealarmeerd, ja zelfs dreef hij de stoutheid zoover,<br />

dat hij een aanval deed op het dwangarbeiders-hospitaal<br />

te Panteh-Perak, nabij den Kraton.<br />

Het trof al zeer slecht, dat in dien tijd ook van Edi<br />

zeer ongunstige rapporten inkwamen. Gedong, bijge­<br />

staan door andere staatjes, had onze nederzetting aldaar<br />

aangevallen, zoodat de bevelhebber, kolonel van der<br />

Heyden, het noodzakelijk achtte met een gedeelte zijner<br />

troepen derwaarts te trekken om de vijandiggezinde vorsten<br />

eene gevoelige les te geven. — Was het Habib, die hier<br />

de hand in het spel had, teneinde onze macht op Groot-<br />

Atjeh te verdeelen? Men mag zulks gereedelijk aannemen,<br />

want na het vertrek van den bevelhebber verscheen


154<br />

D E<br />

INSLUITING VAN KKOF.NG-HABA<br />

hij met eene troepenmacht van 2000 man bij Lepong,<br />

ten zuiden van Kroeng-Raba.<br />

Daags te voren, 17 Juni, had hij 400 man in de<br />

kloof van Glitaroem geposteerd. En voorzeker waren het<br />

lieden uit deze bende, die ten zuidwesten van de benting<br />

Kroeng-Raba, in den nacht van 17 op 18 Juni, eenige<br />

salvo's losten. De post werd hierdoor verontrust en<br />

wierp in die richting eenige lichtkogels, zonder echter<br />

van de aanwezigheid des vijands iets naders te ontdekken.<br />

Maar wie achter de zandheuvels had kunnen zien , zoude<br />

de donkere gestalten opgemerkt hebben , die, plat op den<br />

grond, geduldig het uitbranden der lichtkogels afwacht­<br />

ten om dan ongezien verder te sluipen.<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en ontving de commandant van<br />

Kroeng-Raba, de i c<br />

luitenant Collard, van den controleur<br />

van Swieten bericht, dat Habib een aanval op diens ver­<br />

sterking zoude doen Dienzelfden avond arriveerde luitenant<br />

Steenmeyer met eene patrouille van 25 man te Kroeng-<br />

Raba , en bracht namens den commandant der westerlinie<br />

de tijding, dat, volgens de mededeelingen der spionnen,<br />

de Atjehers in grooten getale in de bergpassen nabij den<br />

post gelegerd waren. Bovengemelde mededeelingen deden<br />

luitenant Collard besluiten, de patrouille Steenmeyer ter<br />

versterking aait te houden, waartoe hij van den linie­<br />

commandant de machtiging had verkregen. De sterkte<br />

van den post werd daardoor gebracht op:<br />

3 officieren, 1 adjudant-onderofficier der artillerie,<br />

87 minderen der infanterie,<br />

12 kanoniers.<br />

Aanstonds werden verschillende maatregelen getroffen


DE INSLUITING VAN KROENG-RABA 155<br />

om den post in den besten staat van tegenweer te<br />

brengen. De commandant steunde echter meer op zijne<br />

soldaten dan op de palissadeering van klapperstammen ,<br />

die, daar ze in twee jaren niet vernieuwd waren, voorzeker<br />

veel van hunne deugdelijkheid verloren hadden.<br />

De dag van den i8 en<br />

ging rustig voorbij, en tegen den<br />

avond werden slechts eenige zwakke schoten vernomen,<br />

zonder dat de juiste richting te bepalen was, maar in<br />

den nacht werd in noordwestelijke richting op de duinen<br />

beweging ontwaard. Eene patrouille, den volgenden m<strong>org</strong>en<br />

langs het zeestrand tot aan 't gebergte ter verkenning<br />

uitgezonden , zag in het mulle zand duidelijk eene menigte<br />

versche voetsporen, die zich in de bergpassen verloren.<br />

Bij de kromming van een hollen weg, stiet zij eensklaps<br />

op een dertigtal Atjehers , die , als eene opgejaagde kudde,<br />

uiteen stoof en op de vlucht sloeg.<br />

De soldaten hadden hen gaarne nagezeten, doch de<br />

omstandigheden gedoogden niet, dieper in het gebergte<br />

door te dringen. —Daar men de zekerheid had, dat de<br />

vijand die naburige streek druk bezocht, besteedde men<br />

zooveel mogelijk den dag aan het nazien en verbeteren der<br />

versperringen om de benting ; de lantaarns werden in nau-<br />

weren kring om de palissadeering gebracht en haar aantal<br />

vermeerderd. — Den 20 11<br />

hoorde men 's m<strong>org</strong>ens hevig<br />

schieten in de richting van Boekit Seboen; de dagelijksche<br />

patrouille naar dien post, ditmaal versterkt, slaagde er<br />

echter niet in iets van den vijand te ontdekken.<br />

Controleur van Swieten , die in de nabijheid der benting<br />

Kroeng-Raba in eene door palissaden omgeven woning<br />

verblijf koos, meldde dien dag aan luitenant Collard , dat hij


15*5 UK INSLUITING VAN KROENG-RABA<br />

naar Boekit Seboen verhuisde en verzocht zijn personeel<br />

(politie, oppassers, schrijvers en dwangarbeiders) in diens<br />

versterking op te nemen en zijne goederen, zoo mogelijk,<br />

ook binnen te halen. Aan dit verzoek werd voldaan;<br />

daarna werd de palissadeering der controleurswoning zoover<br />

vernield, dat zij den vijand niet tot dekking kon dienen,<br />

noch ook in een nacht door hem te bereiken zou zijn.<br />

De patrouille naar Boekit Seboen, den 21" onder lui­<br />

tenant de Baer, rapporteerde bij hare terugkomst, dat zij<br />

op grooten afstand eene bende van, naar schatting 150,<br />

Atjehers naar den kant van Kroeng-Raba had zien<br />

marcheeren.<br />

Door het geaccidenteerd terrein had de bezetting dezen<br />

troep niet opgemerkt, en ook dien dag bleef de post<br />

ongemoeid.<br />

Welke plannen de vijand voor had, was uit zijne han­<br />

delingen niet juist op te maken; weifelde hij, of moesten<br />

al deze demonstraties op verschillende plaatsen ons in 't<br />

onzekere brengen omtrent het ware aanvalspunt?<br />

Den 22 n<br />

, toen de bezetting van Kroeng-Raba in den<br />

ochtend bezig was met het herstellen der palissadeering<br />

aan de westerface, ontdekten de schildwachten talrijke<br />

groepen Atjehers, die op de heuvels versterkingen op­<br />

wierpen. Terstond wierp men eenige granaten, ten einde<br />

die werkzaamheden te beletten, en rukte eene patrouille<br />

onder luitenant Steenmeyer uit, die na een kort en hevig<br />

gevecht, waarbij wij een gewonde bekwamen , den vijand<br />

verjoeg.<br />

Door een omleg langs de duinen kwam hij echter kort<br />

daarop in grootere massa opdagen, trok aan de noord-


DE INSLUITING VAN KROENG-RABA 157<br />

zijde de rivier over en bereikte de controleurswoning, die<br />

hij in brand stak. De commandant van Kroeng-Raba<br />

liet, bij het zien van zoo'n talrijk opdringenden vijand,<br />

terstond de poort sluiten en alarm blazen. Weldra sisten<br />

onze Beaumontkogels den Atjehers om de ooren, en toen<br />

ook de artillerie zich liet gelden, en met hare puntgra-<br />

naten groote openingen maakte in hunne gelederen, begon<br />

het zaak voor hen te worden, ten spoedigste te retireeren. —<br />

De vijand dekte zich nu achter de heuvels en breidde<br />

zich, door eene aanzienlijke macht versterkt, zoodanig<br />

over het terrein uit, dat de post geheel ingesloten was.<br />

Aan den ijver, waarmee hij verschansingen opwierp en<br />

loopgraven maakte, was het bovendien duidelijk blijkbaar,<br />

dat het nu in zijne bedoeling lag tot een geregeld beleg<br />

over te gaan.<br />

Kroeng-Raba verkeerde in eene hachelijke positie; dit<br />

kon de commandant zich niet ontveinzen, en hij besloot<br />

dan ook den linie-commandant met den toestand in kennis<br />

te stellen. Een bevriend Atjeher, behoorende tot het<br />

personeel van controleur van Swieten, bood zich aan tot<br />

overbrenger van het bericht. Of deze Atjeher verraad<br />

pleegde, dan wel in 's vijands handen viel, is niet uitge­<br />

maakt, doch bedoeld bericht is nimmer terecht gekomen.<br />

De nacht ging ongestoord voorbij, doch den daarop<br />

volgenden m<strong>org</strong>en , den 23", toen de poort geopend werd,<br />

om de kookgereedschappen binnen te halen en de water­<br />

vaten en leksteenen te vullen, opende de vijand een<br />

hevig vuur op den ingang, waardoor de mandoor der<br />

dwangarbeiders spoedig gewond werd.<br />

Tegen acht uur sneuvelde de Inlandsche sergeant


I58 DE INSLUITING VAN K KOEN G- RA BA<br />

Ressodjojo door een schot in het hoofd; zijn lijk moest<br />

binnen de versterking begraven worden.<br />

In den loop van den dag meldde zich een Atjeher met<br />

de witte vlag aan, en bracht den commandant een brief<br />

van Habib, bevattende eene uitnoodiging om de benting<br />

te verlaten en in het open veld te strijden. Het antwoord<br />

luidde, dat geen Nederlandsch officier een hem toever­<br />

trouwden post verlaat, en dat dergelijke voorstellen tegen<br />

alle krijgsgebruik strijden.<br />

's Vijands vuur hield tot 's middags half twee gestadig<br />

aan; daarna bepaalde hij zich bij enkele schoten om de<br />

onzen bezig te houden Bij het ontsteken der lantaarns<br />

opende hij echter zoo'n aanhoudend vuur, dat de lam­<br />

penist het zwaar te verantwoorden had Het uithalen,<br />

inbrengen en aansteken der lantaarns had op andere<br />

dagen op ongelijke tijden plaats. Omstreeks acht uur<br />

staakten de belegeraars het schieten.<br />

Het werd al donkerder en donkerder; op de berghelling<br />

flikkerden de bivouakvuren der Atjehers, en de hoogop-<br />

flikkerende vlammen beschenen verschillende groepen.<br />

De schildwachten tuurden en luisterden met inspanning,<br />

maar hoorden enkel het eentonig gezang (bidden) der<br />

Atjehers, dat dof en gedempt hunne ooren bereikte.<br />

„Als die kerels beginnen te janken," riep een Euro­<br />

peesche schildwacht den passeerenden sergeant der ronde<br />

toe, „dan kunt ge er op aan, dat ze niets goeds in het<br />

schild voeren!"<br />

Daar stijgen dikke rookwolken uit de keuken; knette­<br />

rend slaan de vlammen opwaarts en beschijnen een troep<br />

Atjehers, die geen 20 passen van de noorderface, onder


DF. INSLUITING VAN K ItOENG-RAB A I 59<br />

het roepen van allerlei bedreigingen , hunne donderbussen<br />

afschieten. Het af hellend terrein achter de keuken had<br />

de nadering dezer lieden onzichtbaar gemaakt, zoodat<br />

zij ongemerkt hun vernielingswerk konden volvoeren.<br />

De bamboezen keuken was in korten tijd totaal afge­<br />

brand en ook de belendende loodsen en het geniemagazijn<br />

werden eene prooi der vlammen. Dreigende vonken<br />

zweefden en dansten over de versterking. Maar luitenant<br />

Collard „liet zich niet van de wijs brengen," zooals zijne<br />

manschappen plachten te zeggen.<br />

Terwijl de bezetting den vijand op een regen van<br />

kogels onthaalde, gaf hij bevelen tot blussching van den<br />

brand ; Chineesche werklieden en dwangarbeiders moesten<br />

de daken beklimmen om de vonken uit te dooven en<br />

de gebouwen met natte zeilen en dekens te dekken.<br />

Dank zij deze doeltreffende maatregelen bleef de post<br />

behouden, maar de watervoorraad was geheel verbruikt!<br />

Nog dienzelfden nacht werd binnen de versterking<br />

een put gegraven, en mocht het gelukken op 4 M.<br />

diepte zuiver water te vinden.<br />

Omstreeks drie uur in den m<strong>org</strong>en werd op het noorde­<br />

lijk, oostelijk en westelijk gedeelte der versterking een hevig<br />

vuur geopend, dat vooral op de gebouwen gemunt was.<br />

De zuiderface, waar eene vlakte voor lag, werd minder<br />

bestookt, daar de vijand zich op dat open terrein niet<br />

waagde. Aan de westzijde had hij op een hoogen heuvel<br />

twee lila's in batterij gesteld, die de noorderface geheel<br />

bestreken; door het plaatsen eener travers werd echter<br />

dit kwaad eenigszins verholpen.<br />

O ize artillerie beantwoordde op krachtige wijze 's vijands


IÖO Dl". INSLUITING VAX KROENG-RABA<br />

vuur; aanhoudend rolden dikke rookwolken over de<br />

heuvels; ook de infanterie liet zich niet onbetuigd, en<br />

het donderde en knalde op vreeselijke wijze. Desniettemin<br />

hield de vijand zich in zijne stelling staande, en bleven<br />

de roode vanen op de omliggende heuvels wapperen;<br />

zelfs op de puinhoopen der nog smeulende controleurs­<br />

woning, woei aan den verkoolden vlaggestok onze vlag<br />

het onderste boven, en eene menigte Atjehsche doeken<br />

uitdagend daar omheen. Maar met verbeten woede moest<br />

Habib zien, hoe fier ook onze vlag nog in de lucht wap­<br />

perde boven Kroeng-Raba, dat hij reeds als eene prooi<br />

der vlammen zal beschouwd hebben.<br />

Van eene hoogte tegenover de noorderface vestigde<br />

hij zijne blikken op de kleine benting, die hem trotseerde,<br />

niettegenstaande zijne overmacht. Woest om zich ziende<br />

Pedireesche hulptroepen stonden om hem heen en<br />

wachtten met stijgend ongeduld, de ontbloote klewang<br />

in de hand, het bevel tot een stormaanval.<br />

Doch Habib scheen bevreesd voor een echec, en<br />

beproefde liever een ander middel.<br />

Nogmaals richtte hij een schrijven tot luitenant Collard ;<br />

der bezetting bood hij vrijen aftocht, mits de benting<br />

vernield werd. — Het antwoord was, dat dergelijke voor­<br />

stellen, strijdig met de Nederlandsche krijgsmanseer,<br />

niet meer ingewacht werden , en dat men, zelfs stervende,<br />

de versterking bleef verdedigen. — Nu werd het Habib<br />

duidelijk, dat hij palissaad voor palissaad zoude moeten<br />

vernielen , lijk op lijk stapelen en zelfs den laatsten Neder-<br />

landschen krijger neervellen , alvorens de door kruitdamp<br />

zwart geworden driekleur, te kunnen bemachtigen.


DE INSLUITING VAN KROENG-RABA IÖI<br />

De gong-gong werd geslagen om de hoofden te ver­<br />

zamelen, en Habib belegde een krijgsraad. Het eenparig<br />

oordeel was, dat de kafirs tot eiken prijs moesten<br />

verdelgd worden.<br />

Pekkransen, stormladders, takkebossen, koehuiden enz.<br />

alles werd in gereedheid gebracht. Nog waren zij daar­<br />

mede bezig, toen zich in den glans der ondergaande<br />

zon een stoomschip vertoonde, en voordat de vurige<br />

schijf achter den horizon in de golven verdween , was de<br />

Nederlandsche oorlogsboot kenbaar<br />

Door vuurpijlen trachtte de versterking de aandacht<br />

te trekken, en zag met vreugde het vaartuig steeds<br />

naderbij komen. — Zooals gezegd is, was de kust<br />

ongenaakbaar; toch zoude onze wakkere marine het<br />

landen beproeven. Reeds bij het eerste gloren van den<br />

volgenden dag, ontwaarde men haar moedigen strijd<br />

tegen de elementen. De sloepen schudden en kraakten<br />

in al haar voegen, en met onweerstaanbaar geweld sloeg<br />

de branding haar terug. Telkens en telkens weer beproefden<br />

onze oud-Hollandsche zeerobben tegen de golven op te<br />

werken , doch te vergeefs! Met wanhopige spijt moesten<br />

zij ten laatste hunne pogingen opgeven, en Kroen-Raba<br />

zag, teleurgesteld in de verwachte hulp, hunne sloepen<br />

steeds verder van het strand drijven.<br />

Jubelend waren ook de Atjehers getuige van de<br />

machtelooze worsteling der zeelieden, en volgden met<br />

uitbundige kreten hun terugtocht.<br />

Met vernieuwden moed bestookten zij weer onze ver­<br />

sterking, die hun vuur gestadig beantwoordde. De benting<br />

geleek eene onweerswolk, waaruit het bliksemde en<br />

II 11


102 DE INSLUITING VAN KROENG-RABA<br />

donderde; de aarde dreunde en de houten banketten<br />

trilden onder de voeten der soldaten.<br />

Luitenant Collard bevond zich steeds daar, waar het<br />

gevaar het dreigendst was; schier uitgeput van vermoeienis<br />

en inspanning, wisten hij en de overige officieren zich<br />

door hunne wilskracht staande te houden, en gaven<br />

daardoor een goed voorbeeld aan de soldaten. Sedert<br />

den 2i e<br />

» hadden nu deze bijna onafgebroken de alarm­<br />

stelling bezet; de zwakken stonden bijna slapende op het<br />

banket, maar telkens wist een bemoedigend woord der<br />

officieren hen als te electriseeren. Af en toe , wanneer de<br />

strijd in hevigheid afnam, werd eenige spijs genuttigd.<br />

Slechts eenmaal daags werd gekookt, daar dit niet zonder<br />

gevaar kon geschieden. De soort der spijzen bestond<br />

slechts uit rijst, gezouten visch en spek.<br />

Na reeds vier dagen vruchteloos op ontzet gewacht te<br />

hebben , was dit wachten een duldeloos verlangen geworden.<br />

Aanhoudend richtte men de blikken naar den kant van<br />

Boekit Seboen om te zien, of er geen bajonetgeflikker te<br />

onderscheiden was, en al was ook de hoop uit het hart<br />

geweken , toch spraken de braven elkaar nog moed in.<br />

De officieren telden met bez<strong>org</strong>dheid de laatstovergebleven<br />

patronen, en berekenden hoe lang deze post, met zijn<br />

doorschoten en verbrokkelde palissadeering, nog te ver­<br />

dedigen zou zijn; ook de mond- en watervoorraad begon<br />

schrikbarend te minderen ?<br />

Daar klinkt eensklaps in de verte hoorngeschal, gepaard<br />

met het eigenaardig geknetter van salvo's, en waarin zich<br />

het donderen van geschutvuur mengde. Terzelfder tijd<br />

bespeurde men veel beweging bij de belegeraars. Zou de


DE INSLUITING VAN KROENG-RABA 163<br />

langverbeide hulp dan eindelijk opdagen? Goddank, tegen<br />

twaalf uur 's middags onderscheidde men de donkere<br />

uniformen der tirailleurs, en het steeds naderende hoorn­<br />

geschal verwekte een nieuw leven bij de reeds uitgeputte<br />

bezetting.<br />

Het was de colonne Coblijn, die tot ontzet opdaagde;<br />

eerst tegen vier uur bereikte zij de versterking, daar de<br />

vijand haar eiken duim gronds hardnekkig betwistte.<br />

Het volgende diene ter verklaring , waarom Kroeng-Raba<br />

niet eerder ontzet werd.<br />

Na het vertrek van den bevelhebber naar Gedong,<br />

ontving de luitenant-kolonel Docters van Leeuwen, chef<br />

van den staf, die als oudste officier tijdelijk het bevel<br />

voerde , het bericht, dat de vijand met eene sterke macht<br />

in de nabijheid onzer voorste liniën was gezien , dat eenige<br />

kampongs der ons bevriende Atjehers reeds door hem<br />

vernield waren, en hij zelfs het plan beraamde om den<br />

Kraton aan te vallen. Dit bericht werd bevestigd door de<br />

Atjehsche hoofden Toekoe Oemar en Toekoe Lampaser, die<br />

hun gebied waren ontvlucht en bij ons bescherming zochten.<br />

De nog beschikbare troepen werden terstond op de<br />

meest bedreigde punten geplaatst, en in den Kraton werden<br />

de posten verdubbeld en meer geschut in batterij gebracht.<br />

Op den 20 e<br />

" Juni drong de vijand met eene bende van<br />

1000 man de aan ons onderworpen IV Moekims binnen,<br />

en in den nacht van 20 op 21 Juni deed hij een aanval<br />

op Penajong (bij den Kraton).<br />

Toen nu op den 22 cn<br />

te Kotta-Radja door spionnen<br />

de -tijding gebracht werd. dat Kroeng-Raba ingesloten<br />

was, kon de waarnemende bevelvoerder geen voldoende


IÖ4 DE INSLUITING VAN KROENG-RABA<br />

macht samenstellen om dien post ter hulp te komen,<br />

zonder het hoofdkwartier geheel van troepen te ontblooten.<br />

Z. M. oorlogsstoomer Watergeus kreeg derhalve bevel,<br />

naar de kust van Kroeng Raba te stoomen en te trachten<br />

de bezetting aldaar te steunen en van levensmiddelen te<br />

voorzien. Het was dit oorlogsschip, hetwelk op den 24 en<br />

's avonds gezien werd en den volgenden m<strong>org</strong>en te vergeefs<br />

eene landing beproefde.<br />

Kolonel van der Heyden, die nog steeds te Gedong<br />

ageerde, den vijand overal voor zich uitjoeg en verschillende<br />

oproerige staatjes reeds getuchtigd en onderworpen had,<br />

ontving te midden zijner overwinningen van den luitenant­<br />

kolonel Docters van Leeuwen het verzoek met alle beschik­<br />

bare troepen naar Groot Atjeh terug te keeren, daar onze<br />

positie , door onvoldoende sterkte, aldaar onhoudbaar werd.<br />

Reeds den 24 en<br />

waren alle troepen uit Gedong in het<br />

hoofdkwartier terug, en aanstonds werd eene colonne, groot<br />

6 compagniën infanterie, met de noodige artillerie en ambu­<br />

lance , onder majoor Coblijn uitgezonden, om den vijand<br />

uit de westerlinie te verdrijven en Kroeng-Raba te ont­<br />

zetten. Omstreeks 3 uur in den m<strong>org</strong>en van den 25", na<br />

het opkomen der maan, vertrok de colonne uit Kotta-<br />

Radja. Op haar weg ondervond zij den hardnekkigsten<br />

tegenstand. De vijand had zich overal sterk genesteld;<br />

elke* struik, elke boschrand braakte dood en verderf in<br />

de gelederen der onzen. Trots de ontzettende overmacht<br />

des vijands, drong echter onze troep steeds voorwaarts,<br />

en verrichtte wonderen van dapperheid.<br />

De Atjehers vochten niet minder moedig; stelling voor<br />

stelling moest als het ware met de bajonet genomen worden.


DE INSLUITING VAN KROENG-RABA ID5<br />

Eerst laat in den middag bereikte men Kroeng-Raba. Hier<br />

spande de vijand alle kracht in, om ons den overtocht<br />

der rivier te beletten, doch te vergeefs.<br />

De Atjehers, geen kans ziende de kleine colonne te<br />

verslaan, sloegen eindelijk op de vlucht, een groot aantal<br />

wapens en twee stukken geschut in onze handen achter­<br />

latende. Habib, die zulk een uitslag niet verwachtte, had<br />

reeds tijdig het hazenpad gekozen en vluchtte naar de<br />

XXII Moekims , waar ook het overschot van zijn geslagen<br />

en verstrooid leger zich verzamelde.<br />

Kroeng-Raba werd alzoo ontzet, en in stede van de<br />

roode vlaggen, zag men op de heuvels onze krijgsbanier,<br />

de glorierijke Oranjevaan, hare plooien ontrollen.<br />

Hulde aan de dappere bezetting, die, met zooveel<br />

zielskracht en onverschokken moed, aan Nederland's schoon<br />

devies „Je maintiendrai" getrouw bleef!<br />

Hulde ook voor het roemrijke feit, waarmee zij de<br />

Indische krijgsgeschiedenis verrijkt heeft.<br />

Luitenant Collard, de moedige, beleidvolle en trouwe<br />

commandant van Kroeng-Raba, ontving tot belooning zijner<br />

militaire deugden het ridderkruis der Militaire Willems­<br />

orde, dat voorzeker op zijne borst eene waardige en wel­<br />

verdiende plaats heeft.


VRIJHEIDSZIN OF FANATISME f<br />

Is de vrijheidszin bij den Atjeher grooter dan bij eenig<br />

ander volk van den Indischen Archipel, of zijn de moed<br />

en de volharding, waarmede hij den strijd tegen ons vol­<br />

houdt, een uitvloeisel van zijne godsdienstige dweepzucht?<br />

„Prang-Sabil", heilige oorlog, zoo noemt hij dien krijg.<br />

Hieruit zullen wij alzoo moeten afleiden, dat hij uit gods­<br />

dienstzin , om nl. Allah welgevallig te zijn, om het paradijs<br />

te gewinnen, met zulk eene grenzenlooze doodsverachting<br />

tegen den blanke, den gehaten kafir, vecht.<br />

Want die haat is zoo fel, zoo onverzoenlijk, dat zelfs<br />

vrouwen en meisjes er van doordrongen zijn en zich meer­<br />

malen aan de heilige zaak ten offer brengen.<br />

Mars en Venus, van welken landaard ook, kunnen anders<br />

zeer goed samengaan. Alleen de Atjesche schoonen ver­<br />

foeien de blanke zonen van den oorlogsgod. En zoo iets kan<br />

o. i. slechts uit fanatisme voortspruiten.<br />

Wij noemen het fanatisme, dat, zooals bij de bestorming<br />

van Mibau in December 1875, jonge meisjes zich in de<br />

vlammen der brandende woningen wierpen, niettegen­<br />

staande zij overtuigd waren, dat hun door de onzen geen<br />

leed zoude geschieden.


VRIJHEIDSZIN OF FANATISME ? 167<br />

Uit fanatisme strijden vrouwen als tijgerinnen in de<br />

gelederen der mannen, en door fanatisme is het, dat eene<br />

moeder, bij de gevechten teEdi, Mei 1889, haar zuigeling<br />

aan de borst doorstak, toen zij zag, dat onze dappere<br />

Amboineesche soldaten meester waren van de Atjehsche<br />

stelling.<br />

Doch welke de beweegreden moge zijn van zooveel<br />

moed en kalme doodsverachting, wij eeren die ook in<br />

onzen vijand. Uit de talrijke voorbeelden van ijver voor<br />

eene hun heilige zaak als den „prang sabil ", willen wij<br />

een enkel onder de aandacht brengen, zoowel om 't feit<br />

zelf, als om daaruit den volksaard van den Atjeher te<br />

doen kennen.<br />

Onze troepen waren na een hardnekkigen, onstuimigen<br />

strijd de XXVI Moekims binnengedrongen en slaagden er<br />

in , een gedeelte dezer bevolking aan zich te onderwerpen.<br />

Ten einde de bewoners van Pedir en Gighen te beletten<br />

hulp te verleenen aan de nog vijandige bevolking dezer<br />

streek, betrok de 3 e<br />

mobiele colonne, onder kapitein<br />

Halewijn, thans majoor-commandant van het 6 e<br />

infanterie, een bivouak bij Kroeng-Kali.<br />

bataljon<br />

Aanhoudend werden talrijke patrouilles van dit bivouak<br />

naar het vo<strong>org</strong>elegen Barissan-gebergte uitgezonden, ten<br />

einde de bergpassen te observeeren en den vijand tot in<br />

zijne verst verwijderde schuilhoeken te vervolgen. Deze<br />

tochten in de wildernis en het woeste gebergte waren in<br />

de hoogste maten vermoeiend , ja afmattend, en menige<br />

verwensching werd tegen den Atjeher losgelaten, wanneer


l68 VIUJHEIDSZIN OF FANATISME?<br />

onze. soldaten te vergeefs zijn spoor trachten te volgen.<br />

Eene dezer patrouilles, sterk 45 man, onder kapitein<br />

Halevvijn en den 2» luitenant J. Clerkx, ontdekte op<br />

den 2 n<br />

Augustus 1879 in een der diepe ravijnen eene<br />

nederzetting van vijandelijke maraudeurs en omsingelde<br />

haar zoo plotseling, dat de verraste Atjehers door schrik<br />

en verwarring aan geen tegenweer dachten. Vijftien der<br />

beruchtste roovers werden gevangen genomen , waaronder<br />

drie hoofdmuitelingen , Nja-Braham; Nja Bantan en Polok,<br />

die medeplichtig waren aan den moord op Ketjiek-Ma<br />

Arief, het ons bevriende hoofd van Kroeng-Kali.<br />

Met hoeveel beleid en kalm overleg dit rooversnest<br />

ook omsingeld en ingesloten werd, aan twéé priesters<br />

gelukte het evenwel te ontsnappen, en eene achtervolging<br />

in dit woest gebergte leidde tot niets.<br />

In het bivouak teruggekeerd, vernam kapitein Halewijn ,<br />

dat Abdul Rachman, waarnemend hoofd van Kroeng-Kali,<br />

dien m<strong>org</strong>en verzuimd had zich te melden.<br />

Deze Atjeher, dien men niet vertrouwde en deswege<br />

gaarne in 't oog hield, moest zich op last van den bivouak-<br />

commandant twéémalen daags melden. Het vermoeden<br />

kwam bij kapitein Halewijn op, dat dit hoofd met de marau­<br />

deurs heulde, terwijl de arrestatie der genoemde hoofd­<br />

muitelingen in verband kon staan met diens wegblijven.<br />

Voorzeker was Abdul Rachman door de twéé ontsnapte<br />

priesters gewaarschuwd, en daar hij bevreesd was als mede­<br />

plichtige verraden te zullen worden, hield hij zich nu schuil.<br />

Abdul Rachman moest opgespoord worden, dit was<br />

het onwrikbaar voornemen van den voortvarenden kapitein<br />

Halewijn, die, gedurende zijn verblijf te Atjeh, de schrik


VRIJHEIDSZIN OF FANATISME? l60,<br />

was van den vijand. Dag en nacht in de weer, was hij<br />

steeds daar, waar men hem 't minst verwachtte. Geen<br />

Atjeher in het omliggende vijandelijke gebied, die zich<br />

voor dien gevreesden kapitein, tevens waarnemend civiel<br />

ambtenaar, veilig achtte. Heeft kapitein Halewijn door<br />

voortvarendheid , beleid en grenzenloozen moed geschitterd<br />

als commandant eener mobiele colonne, aan zijn helder<br />

doorzicht, zijne bedachtzaamheid en zijn krachtig optreden<br />

als civiel ambtenaar, danken wij de onderwerping van<br />

vele voorname Atjehhoofden.<br />

De schildwacht „voor 't geweer" had op de metalen<br />

klok reeds het zesde avonduur aangegeven en nog was<br />

Abdul-Rachman niet verschenen. Op dit uur eindigde de<br />

dagdienst en werden de nachtposten uitgezet. De comman­<br />

dant, die dan nimmer naliet op dit tijdstip zijne ronde<br />

te doen, vestigde voor 't laatst een onderzoekenden blik<br />

op den voorliggenden kampong, die ongeveer 500 M.<br />

voor 't bivouak lag en door eene sawah daarvan gescheiden<br />

was. Helder bescheen de ondergaande zon den donker­<br />

groenen boschrand, wiens scherpen omtrek zij met de<br />

schitterendste kleuren tooide.<br />

Dicht tegen een boom geleund stond daar een Atjeher,<br />

die door den rooden sarong, welke hij om de heupen<br />

droeg, in 't oog viel. Daar Abdul Rachman steeds een<br />

dergelijk kleedingstuk van roode zijde droeg, veronder­<br />

stelde kapitein Halewijn, dat het die Atjeher was; dit<br />

vermoeden bleek juist, want met behulp van een binocle<br />

was de persoon terstond te herkennen.<br />

Ook Abdul Rachman had spoedig de kloeke gestalte<br />

van den bivouak-commandant opgemerkt.


I70 VRIJHEIDSZIN OF FANATISME?<br />

Zoo hij nog voornemens was zich te komen melden,<br />

moet een plotseling opkomende vrees hem van besluit<br />

hebben doen veranderen, want eensklaps verdween hij<br />

in de richting van kampong Mahdé.<br />

In deze kampong, waarvan de bewoners voor het<br />

naderend wapengekletter onzer overwinnende troepen<br />

gevlucht waren, was volgens bericht, slechts één visschers-<br />

gezin achtergebleven. Onze spionnen verklaarden, dat<br />

bij deze visschers zich 's nachts veel kwaad volk ophield;<br />

klaarblijkelijk was ook Abdul Rachman in die kampong<br />

eene schuilplaats gaan zoeken, vooral daar Mahdé, door<br />

moerassen en dichte bosschen omgeven , alleen te bereiken<br />

was door degenen , die goed bekend waren met de smalle,<br />

bijna onbegaanbare voetpaden, welke daarheen leiden.<br />

Abdul Rachman rekende echter buiten den kapitein<br />

Halewijn , zoo hij meende in die wildernis niet achtervolgd<br />

te kunnen worden. Reeds denzelfden avond omstreeks 9<br />

uur slopen 16 donkere gestalten uit het bivouak: het<br />

was eene patrouille onder kapitein Halewijn, die Abdul<br />

Rachman in kampong Mahdé zoude oplichten.<br />

Aan den vo<strong>org</strong>elegen boschrand gekomen werd op<br />

eene veilige plaats ,, halt" gehouden, hoofdzakelijk,<br />

omdat men zich wilde te vergewissen, of geen der rond­<br />

zwervende maraudeurs den troep had opgemerkt.<br />

Nadat men eenige oogenblikken in de struiken had<br />

gelegen en alles in den omtrek zonder gerucht bleef,<br />

werden de manschappen door een fluisterend „geeft acht"<br />

gewaarschuwd op te staan, en vervolgens bekend gemaakt<br />

met het doel der onderneming.<br />

De gids Nja Amat bekwam last de patrouille langs


VRIJHEIDSZIN OF FANATISME? 171<br />

den koristen weg naar kampong Mahdé te brengen en<br />

haar de woning aan te wijzen, waar Abdul Rachman<br />

zich schuil hield.<br />

Nauwelijks echter vernam de gids, dat het om Abdul<br />

Rachman te doen was, of hij begon te beven en verklaarde<br />

stotterend zich den weg niet meer te herinneren.<br />

Kapitein Halewijn, die overtuigd was dat de gids onwaar­<br />

heid sprak, dreigde hem te zullen neêrschieten, zoo hij<br />

het bevel niet terstond volbracht.<br />

Niettegenstaande deze bedreiging bleef de gids in zijne<br />

weigering, om de patrouille te geleiden, volharden, en<br />

verklaarde zich liever te laten doodschieten dan Abdul<br />

Rachman te verraden.<br />

Op 't punt de bedreiging ten uitvoer te brengen,<br />

bedacht kapitein Halewijn, dat er meer voordeel te be­<br />

halen was met de reden van Amat's zonderling gedrag<br />

uit te vorschen en gelastte toen eenigen soldaten, den<br />

gids naar het bivouak terug te brengen en Nja Joesoef<br />

te ontbieden, zoo deze reeds van Lambaroe mocht zijn<br />

teruggekeerd, waarheen hij dien dag met eene zending<br />

belast was.<br />

Bij voorkeur liet kapitein Halewijn zich door hem ver­<br />

gezellen , want Nja Joesoef was een onzer vertrouwbaarste<br />

gidsen. Zijnen landslieden droeg hij een ingekankerden<br />

haat toe, wegens de mishandeling en de voortdurende<br />

vervolging, waaraan hij en zijne bloedverwanten vóór<br />

onze komst hadden blootgestaan; op zijne trouw viel dus<br />

wel te rekenen.<br />

Na een half uur in spanning en ongeduld te hebben<br />

do<strong>org</strong>ebracht, klonk eindelijk in de verte Nja Joesoef's


172 VRIJHEIDSZIN OF FANATISME?<br />

herkenningsteeken, welk teeken door de patrouille herhaald<br />

werd, om de richting aan te duiden, waar zij zich bevond.<br />

Spoedig daarop meldde zich de gids bij den kapitein<br />

aan en gaf den raad een anderen weg in te slaan dan<br />

dien, welke door de kampong voert<br />

Wij zullen de patrouille op haren tocht naar Mahdé<br />

niet volgen, en slechts vermelden, dat zij, na een ver­<br />

moeiden marsch, eerst laat in den nacht die kampong<br />

bereikte.<br />

Bij de eerste omheining werd „halt" gehouden.<br />

Dicht tegen den pagger gedrukt en verb<strong>org</strong>en onder<br />

de wijd uitgespreide takken der boomen, trachtte men<br />

het terrein te bespieden en de verschillende geluiden , zoo<br />

eigen aan eene tropische wildernis, te onderscheiden.<br />

Voor zooverre men in de duisternis kon nagaan, bestond<br />

Mahdé uit onaanzienlijke woningen, die meestal nabij de<br />

lagunes gebouwd waren; het' terrein rondom was woest<br />

en gaf de kampong eerder het aanzien van een roovers-<br />

verblijf dan van een vreedzaam visschersdorpje. Eenzaam<br />

en eenigszins van de overige huizen afgezonderd stond<br />

de woning, waar Abdul Rachman eene wijkplaats had<br />

gezocht; 't was een klein doch stevig gebouw van bamboe<br />

en planken opgetrokken en , evenals elke Atjehsche woning,<br />

hoog op palen gebouwd. Slechts uit deze visscherswoning<br />

glinsterde den onzen een lichtje tegen.<br />

Van de omheining, waar eene kleine opening toegang<br />

verleende naar de kampong , liep een smal, met dorre<br />

bladeren bedekt voetpad, naar de verdachte woning.<br />

In de kampong, zoowel als in den omtrek, was alles<br />

rustig; alleen de bamboestammen, door den nachtwind


VRIJHEIDSZIN OF FANATISME? 173<br />

heen en weer geslingerd, deden een eigenaardig krakend<br />

geluid hooren. Ook in de lagune, wier waterspiegel zich<br />

donker afteekende, was het stil.<br />

Geen lichtje van eene visschersprauw werd gezien, geen<br />

riemslag deed zich hooren; nergens eenig teeken van leven.<br />

Een Europeesch sergeant kreeg last met twaalf man<br />

vooruit te gaan en de achterzijde van het huis te omsin­<br />

gelen , de overigen zouden met den kapitein op eenige<br />

passen afstands volgen en aan den trap post vatten.<br />

De grootste omzichtigheid werd den soldaten aanbevolen.<br />

Van boom tot boom en van struik tot struik voort­<br />

gaande werd de aangewezen woning zonder stoornis<br />

bereikt; spoedig stond elk der manschappen op zijn post.<br />

Nu zoude kapitein Halewijn met twee man naar boven<br />

gaan; maar nauwelijks had hij de eerste schrede op de<br />

oude, half vermolmde trap geplaatst of deze begon ge­<br />

weldig te kraken. Onder het uiten van eene verwensching,<br />

snelde hij naar boven , doch voor dat de ingang bereikt was,<br />

werd de deur geopend en op den drempel verscheen eene<br />

vrouw, met een zevenarmige, koperen lamp in de handen.<br />

„Tabeh" (gegroet), klonk het zacht van hare lippen,<br />

maar hoe hevig ontstelde de Atjesche, toen zij, in stede<br />

van een bekende te zien, de hooge , krijgshaftige gestalte<br />

van den gevreesden kapitein Halewijn voor zich had.<br />

Maar zij herstelde zich spoedig en vroeg toen op trot-<br />

schen toon:<br />

„Wat verlangt de hoofdman der ongeloovigen , dat hij op<br />

dit nachtelijk uur mijne vreedzame woning binnenkomt"?<br />

„Ik zoek Abdul Rachman, wien gij eene schuilplaats<br />

verleend hebt," was het korte antwoord.


174 VRIJHEIDSZIN OF FANATISME?<br />

„ Gij zijt verkeerd ingelicht, blanda," zeide zij, schamper<br />

lachende, en keek den officier daarbij met hare vurige,<br />

donkere oogen uitdagend aan.<br />

Maar kapitein Haleivijn liet zich niet door een paar<br />

schoone oogen bedriegen en haar zacht op zijde drin­<br />

gende, stapte hij de woning binnen; maar op hetzelfde<br />

oogenblik liet de Atjehsche met eene snelle tegenwoor­<br />

digheid van geest de lamp vallen. Men kan zich de<br />

woede en de teleurstelling van den officier voorstellen!<br />

,, Verwenschte helleveeg ", donderde hij haar toe, „waart<br />

gij een man, uw lot ware spoedig beslist!"<br />

Spoedig had echter een der soldaten eenige droge<br />

twijgen en klapperbladeren tot eene toorts samengebonden,<br />

en juist was hij gereed om hiermede naar boven te gaan,<br />

toen aan de achterzijde van de woning een hevig gekraak<br />

zich liet hooren , daarna vernam men een val, gevolgd<br />

door eenige geweerschoten.<br />

Aanstonds snelde kapitein Halewijn, vergezeld van eenige<br />

soldaten, naar de achterkamer en liet de gesloten deur door<br />

kolfslagen openen; doch te laat, de vogel was gevlogen!<br />

Op de baleh-baleh lagen twee geweren , twee klewangs,<br />

twee met arabische gewaden gevulde valiezen en een<br />

zijden pajong. De vluchteling had de omwanding van<br />

gevlochten bamboe do<strong>org</strong>esneden en was door de ge­<br />

maakte opening gesprongen en in de aangrenzende wil­<br />

dernis gevlucht. Door het leven aan de trap waren de<br />

manschappen, die de achterzijde van het huis moesten<br />

omsingelen in den waan gebracht, dat aan den voorkant<br />

gevaar dreigde en hadden hun post verlaten om hun<br />

commandant bij te springen. Toevallig echter hadden


VRIJHEIDSZIN OF FANATISME? 175<br />

eenige soldaten nog eene donkere gestalte zien vluchten<br />

en daarop geschoten.<br />

„Vrouw, gij hebt mij misleid en Abdul Rachman ge­<br />

legenheid geschonken te ontvluchten", zeide kapitein<br />

Halewijn vertoornd.<br />

Nadat het gevaar voor dien Atjeher geweken was,<br />

verloor zij hare zelfbeheersching; snikkend viel zij den<br />

officier te voet en de handen tot hem opheffende bad zij<br />

om genade. Angstig enbetooverend schoon, hield zij hare<br />

groote, vochtige oogen op den kapitein gevestigd, maar<br />

slechts een vertoornde blik gleed over de slanke, weelde­<br />

rige gestalte dezer wonderschoone vrouw.<br />

„ Sta op vrouw", gebood hij ernstig en koel, „ zeg<br />

mij waarheen is Abdul Rachman gevlucht."<br />

„Heer", antwoordde zij vol waardigheid, „dood mij,<br />

maar dwing mij niet een dienaar des profeets aan de<br />

ongeloovigen te verraden," en gelijktijdig de slendang<br />

van de schouders rukkende, ontblootte zij haren boezem,<br />

als gereed om eenen doodelijken stoot te ontvangen.<br />

De heldere, roode vlam van de toorts wierp haar volle<br />

licht op dit eigenaardig tooneel.<br />

Eene martelares gelijk, die zich voor hare zaak ter<br />

dood gaat wijden , stond deze jonge vrouw met opgeheven<br />

hoofd en van dweepzucht vlammende oogen te midden<br />

onzer gebaarde krijgers. Inderdaad, de groep was het<br />

penseel eens schilders overwaard.<br />

„Vrouw," zeide kapitein Halewijn geruststellend,„wij<br />

zijn geen barbaren; de Nederlanders trekken slechts het<br />

zwaard tegen mannen en dooden niet om te moorden;<br />

van ons hebt gij niets te vreezen."


I76 VRIJHEIDSZIN OF FANATISME ?<br />

Zwijgend hoorde de Atjehsche hem aan; doch de<br />

blik, waarmede zij hem aanzag, verried nog steeds<br />

haar wantrouwen en onverzoenlijken haat.<br />

Kapitein Halewijn, die het Atjehsche volk kende,<br />

bespeurde spoedig, dat deze vrouw zich eerder voor<br />

„ prang-sabil" zoude opofferen, dan voor de Compagnie<br />

te ijveren; immers, volgens hare priesters zullen de<br />

poorten van Mohamed's paradijs zich nooit ontsluiten<br />

voor degenen, die de vriendschap eens kafirs zoeken.<br />

Hij besloot dan ook geen woorden meer te verspillen<br />

en met spoed den terugmarsch aan te nemen, dewijl een<br />

langer oponthoud in deze buurt gevaarlijk kon worden.<br />

Abdul Rachman scheen intusschen naar eene andere<br />

streek gevlucht te zijn, want geen der talrijke patrouilles<br />

mocht er ooit in slagen zijn spoor te vinden.<br />

Nja Joesoef boette twee jaren later met een afschuwe­<br />

lijken dood, de trouw, waarmede hij de Compagnie diende.<br />

Aangetrokken door de bekoorlijkheden der schoone<br />

uit kampong Mahdé, waagde hij het nogmaals tot haar<br />

te gaan en trachtte haar te overreden met hem naar<br />

zijne kampong te vluchten. De dweepster echter doorstak<br />

met wreed genoegen het hart van haren aanbidder en<br />

wierp zijn aan stukken gehouwen lichaam den wilden<br />

honden ten prooi. Alzoo koelde zij haren haat tegen de<br />

ongeloovigen in dezen moord op hunnen dienaar.<br />

Wij vragen, of kinderen uit zulke moeders geboren,<br />

ooit onze vrienden zullen worden!


DE ATJEHERS ONDER HET CIVIEL<br />

BESTUUR<br />

1883<br />

Hoe slecht beantwoordde de Atjeher aan de vrede­<br />

lievende bedoeling der pacificatie, die, nadat de geduchte<br />

XXII en XXVI Moekims onderworpen waren, in 1881<br />

bij de invoering van het civiel bestuur werd afgekondigd.<br />

Noch het bevorderen van zijn handel en landbouw,<br />

noch de eerbiediging van zijnen godsdienst (getuige de<br />

oprichting van een kostbaren Mohammedaanschen tempel<br />

te Kotta Radja), noch de voordeden, die vanzelf uit den<br />

vredestoestand voortsproten, konden hem verzoenen met<br />

de suprematie van den Nederlander, waaraan hij zich<br />

zoo noode had onderworpen.<br />

Zijn trouwelooze en wraakgierige aard deed hem in<br />

stilte naar de wapens grijpen, en toen wij, om vredes-<br />

wille, geen tegenweer boden, beschouwde hij zulks als<br />

vrees en onmacht, terwijl gaandeweg het verzet zoodanig<br />

in uitgebreidheid toenam, dat wij verplicht waren ons<br />

achter eene geconcentreerde stelling terug te trekken.<br />

Achter deze gehate linie beschouwde het leger zich<br />

als gevangen. En wanneer de krijgers in gedwongen<br />

werkeloosheid den blik lieten gaan over het vo<strong>org</strong>elegen<br />

II 12


I78 DE ATJEHERS ONDER<br />

terrein , waar voorheen met opoffering van leven en bloed,<br />

onze vaan geplant werd, dan vroegen zij zich af, waar­<br />

voor dan Neêrland's zonen zoo leden en streden, nu dat<br />

duurgekochte land weêr prijsgegeven was. 's Avonds, als<br />

de omliggende kampongs in den donkeren nevel verdwe­<br />

nen, en in de nachtelijke stilte de jubelkreten der At­<br />

jehers, steeds stouter en spottender, tot hen doordrongen,<br />

dan kwamen de roemrijke dagen van weleer hun voor den<br />

geest, de dagen, toen in diezelfde kampongs hunne krijgs­<br />

trompet weergalmde. In zulke oogenblikken verrezen uit<br />

het verleden de schimmen van zoovele gevallen helden,<br />

die allen schenen te vragen: „waarom moesten wij sneven ?"<br />

Na de invoering van het civiel bestuur bracht het leger<br />

eenige jaren in gedwongen werkeloosheid door; het zwaard<br />

roestte in de scheede; maar, gelukkig, de gedwongen rust<br />

deed de deugden van den Indischen soldaat niet verloren<br />

gaan. Nauwelijks weerklonk het „te wapen " of met dezelfde<br />

geestdrift schaarde hij zich om de Oranjevaan.<br />

Dit „te wapen " werd uitgeroepen door den gouverneur<br />

Laging-Tobias, kort na zijn optreden (16 April 1883).<br />

Het verzet des vijands had een ernstig karakter aan­<br />

genomen. Verschillende bevriende hoofden, zooals: Tengkoe<br />

Sjech, Tjoet-Bantok, Tjoet-Mahomed, Toekoe-Oemar ,<br />

Toekoe Ali en meer anderen vielen ons af en voegden<br />

zich bij de Kemala of oorlogspartij, die aanmerkelijk<br />

versterkt werd. De veiligheid onzer linie en die der ge­<br />

trouw gebleven landschappen werden meer en meer<br />

bedreigd. De herhaalde aanvallen op onze patrouilles en<br />

kleine detachementen, de invallen van verschillende benden<br />

binnen de bevriende kampongs, en het voortdurend be-


HET CIVIEL BESTUUR 179<br />

schieten onzer posten gaven genoegzaam te kennen, dat<br />

de vijand den vrede niet langer wenschte.<br />

Noodzakelijk bleek het vooral de XXII Moekims van<br />

de talrijke, zich aldaar ophoudende, vijandelijke benden<br />

te zuiveren, en daarom werden er op den 2i n<br />

eenige mobiele<br />

colonnes samengesteld, ten einde in die streek te ageeren.<br />

Aan het hoofd van eene dier colonnes ontmoeten wij<br />

kapitein Scheuer. Diens operatie zullen wij volgen, als<br />

ons het meest bekend zijnde en om de uitnemende,<br />

zeldzame deugden, die daarbij werden aan den dag ge­<br />

legd , het meest der vermelding waardig.<br />

Van den militairen commandant te Anak-Galoeng,<br />

alwaar Scheuer in garnizoen lag, ontving hij den last<br />

om op den 20" Maart naar Tjot-Basetoel te marcheeren,<br />

ten einde op den volgenden dag deel te nemen aan de<br />

operatiën in de XXII Moekims.<br />

Als operatie-terrein werd hem den kampong Temboh,<br />

ten noorden van Tjot-Basetoel , aangewezen , terwijl<br />

zijne bewegingen tactisch verband moesten houden met<br />

de handelingen der colonnes onder de kapiteins Keulmans<br />

en Boissevain , die in Lingon-besar ten oosten , en Djeroek<br />

ten noordoosten van Temboh, en met die van den<br />

kapitein Schultz, welke ten noordwesten daarvan zouden<br />

ageeren.<br />

De colonne Scheuer was sterk:<br />

3 luitenants;<br />

4 hoornblazers;<br />

ioo soldaten;<br />

I soldaat-verbandmeester;<br />

20 dwangarbeiders met 6 tandoes (brancards).


l80 DE ATJEHERS ONDER<br />

De opmarsen naar Temboh geschiedde tegen zeven uur<br />

in den m<strong>org</strong>en van den 2i n<br />

Maart. De marschvorm was<br />

met het oog op het terrein op twéé gelederen uit de<br />

flank; de voorste en achterste sectie, onder de luitenants<br />

Drijber en Romein, werden tot vóór- en achterhoede,<br />

en de beide middel-sectiën, waarachter de reserve-munitie<br />

(2400 scherpe patronen) en de tandoes volgde , tot hoofd­<br />

troep bestemd.<br />

Na een marsch van veertig minuten was men den<br />

noordelijken kampongrand van Temboli tot op 100<br />

passen genaderd; hier werd „halt" gehouden en na<br />

eene vluchtige terreinverkenning de volgende dispositie<br />

genomen.<br />

De i c<br />

sectie onder luitenant Drijber en de 2' sectie<br />

onderluitenant Schreyner zouden den noordrand van de<br />

kampong bezetten, terwijl de y en 4 e<br />

sectie, onder<br />

luitenant Romein, 50 passen achter de stelling, op<br />

een geschikt punt in reserve werd gehouden. De voor­<br />

deden dezer stelling waren: goede aanleuning harer<br />

flanken en een ruim schootsveld op het object Oleh-oeh,<br />

waarop, door eene haaksche opstelling der voorste linie,<br />

concentrisch vuur kon worden aangebracht; een nadeel<br />

was echter, dat de troep wel aan het gezicht, maarniet<br />

aan het vuur des vijands onttrokken was.<br />

Ternauwernood had de voorste linie stelling genomen<br />

en waren door kapitein Scheuer aanstalten gemaakt om het<br />

voorterrein te verkennen , of een overstelpend vuur verried<br />

de aanwezigheid van een aanzienlijk aantal vijanden,<br />

die, voor zoover men kon nagaan, in eene vaste stelling<br />

op -t- 200 passen van onze gevechtslinie genesteld waren.


HET CIVIEL BESTUUR l8l<br />

Het was toen ongeveer half acht in den m<strong>org</strong>en. Aan<br />

weerszijden ontspon zich een vuurgevecht, dat gaandeweg<br />

in hevigheid toenam. De onzen, niet gedekt tegen<br />

's vijands vuur, leden aanmerkelijke verliezen. Vele<br />

strijders der voorste linie waren reeds terstond door het<br />

vernielend vuur buiten gevecht gesteld, zoodat Scheuer<br />

zich genoodzaakt zag ééne sectie der reserve te doen<br />

oprukken. Deze werd buiten den noordwestelijken kam­<br />

pongrand achter galangans (dijkjes) zoodanig opgesteld,<br />

dat zij de vijandelijke positie kon enfileeren.<br />

Hoewel deze manoeuvre van invloed was op het vijan­<br />

delijke vuur , zoo werd dit toch niet voldoende beheerscht,<br />

en bleef het moorddadig schieten van den goedgedekten<br />

vijand steeds aanhouden. In de voorste linie lagen spoedig<br />

luitenant Drijber en acht minderen buiten gevecht; ook<br />

kapitein Scheuer bekwam een schampschot, doch bleef,<br />

evenals Drijber, wiens schedel door een kogel getroffen<br />

was, niettemin zijn troep met de grootste bedaardheid<br />

en zelfbeheersching aanvoeren.<br />

De tijdelijke afwezigheid van een voldoend aantal<br />

tandoes, deed zich zwaar gevoelen, omdat de gewonden<br />

daardoor geruimen tijd in de vuurlijn moesten blijven.<br />

De Europeesche fuselier Frankowack, algemeen stamboek<br />

n° 4596, was zoo zwaar gewond, dat hij wegens de<br />

hevige pijnen zijne smartkreten niet kon onderdrukken;<br />

te vreezen was het, dat dit hartverscheurend kermende<br />

kalmte der in gevecht zijnde troepen in gevaar zoude<br />

brengen<br />

Hebben wij in onze vo<strong>org</strong>aande schetsen Scheuer<br />

leeren kennen als den moedige, den beleidvolle, den


l82 DE ATJF.HF.RS ONDF.R<br />

trouwe, hier blinkt hij uit door den allergrootsten eenvoud<br />

en door de liefde, die hij zijnen soldaten toedraagt.<br />

De kalmte van den troep is hem alles waard; voor<br />

den gewonde is hij met medelijden begaan ; voor beiden zal<br />

hij waken. Hij nadert Frankowack met het kennelijk<br />

voornemen hem zelf buiten het gevecht te dragen.<br />

Sprakeloos, verbaasd staart de soldaat zijn kapitein<br />

aan en weigert. Zich aan zulk eene oneerbiedigheid<br />

schuldig maken van zich door een officier te laten dragen !<br />

Een krachtig „ik beveel het" weerklonk, en we zien<br />

kapitein Scheuer, met den gewonden soldaat op den rug,<br />

de vuurlinie verlaten. Ts er verhevener voorbeeld van<br />

kameraadschap denkbaar ?<br />

Deze edele daad bracht den troep in geestdrift; het<br />

werd een wedijver, hoe zich waardig te toonen om onder<br />

zulk een aanvoerder te blijven strijden. De gewonden<br />

zelfs legden de wapens eerst dan neer, als zij door uit­<br />

putting er toe gedwongen werden. Voorbeeldig gedroeg<br />

zich de Inlandsche fuselier Tjarta, algemeen stamboek<br />

n° 85666, die, schoon zwaar gewond, zoo lang mogelijk<br />

aan den strijd deelnam; door bloedverlies verzwakt moest<br />

hij het eindelijk opgeven en kroop toen , op handen en<br />

voeten, zijn geweer meê sleepende naar de reserve; de<br />

gelegenheid om daarheen gedragen te worden stond hij<br />

aan een zijner kameraden af.<br />

Bijzondere vermelding verdient ook het gedrag van<br />

den Europeeschen soldaat-verbandmeester W. Joosten,<br />

algemeen stamboek 11" 7578. In het hevigst vuur bleef<br />

hij kalm en onverschrokken zijn plicht vervullen , en de<br />

voortvarendheid , waarmede hij in de moeielijkste omstan-


HET CIVIEL BESTUUR 183<br />

digheden zijn dienst verrichtte, heeft veel bijgedragen<br />

om het lot der gewonden te verzachten.<br />

De voorste linie, die niettegenstaande de vele verliezen,<br />

zich met voorbeeldige koelbloedigheid staande hield, had<br />

intusschen hare munitie bijna verschoten; terstond werd<br />

de reserve-munitie naar voren gebracht en uitgereikt.<br />

Eene patrouille vertrok naar Tjot-Basetoel om aanvulling<br />

te verkrijgen en reeds drie kwartieruur later was zij met<br />

een grooten voorraad patronen weêr op het gevechts­<br />

terrein terug.<br />

De strijd had ongeveer anderhalf uur geduurd, zonder<br />

dat men er in slaagde den vijand in diens hardnekkige<br />

verdediging aan het wankelen te brengen. Scheuer besloot<br />

derhalve de bajonet te laten beslissen. Luitenant Schreyner<br />

kreeg bevel om met zijn peloton te stormen.<br />

De munitie zijner afdeeling, die tot op twee patronen<br />

per man was verminderd, werd aangevuld, de bajonet<br />

nog eens onderzocht, de patroontasch naar voren geschoven,<br />

en als een stormwind wierpen de soldaten zich bij het<br />

signaal „attaqueeren" op de rechterflank der vijandelijke<br />

stelling.<br />

Binnen enkele minuten hadden zij de versterking be­<br />

reikt, wrongen zich door de chicanes, klommen tegen de<br />

borstwering op en stortten zich op de Atjehers.<br />

De Europeesche fuselier Kribbe, algemeen stamboek<br />

n°. 14516, was het eerst in de benting, waar hij zich<br />

onder den kreet „ Oranje boven ! " te midden des vijands<br />

wierp.<br />

De vijand, steunende op zijne overmacht, wachtte<br />

onverschrokken den aanval af; vreeselijk was het treffen


I84 DE ATJEHERS ONDER<br />

met de blanke wapens. De voorste gelederen der Atjehers<br />

waren echter niet tegen den aanval bestand en weken<br />

achteruit; wederom door anderen naar voren gedrongen,<br />

moesten zij ten laatste onder kolfslagen en bajonetstooten<br />

bezwijken. Scheuer en Schreyner bleven inmiddels niet<br />

werkeloos; houwend en stekend velden zij menigen Atjeher;<br />

het gevecht binnen de benting was kort maar hevig, en<br />

het voordeel was ons, want onder de luide hoera's der<br />

soldaten klonken spoedig de vroolijke tonen van het<br />

,, Wilhelmus van Nassauen "<br />

De vervolging des vijands kon slechts door ons vuur<br />

geschieden, aangezien onze troepen niet spoedig genoeg<br />

over de ruim 3 meter breede, en op vele plaatsen diepe,<br />

Kroeng-Ali-Sabang konden trekken, waarover het den<br />

vijand gelukte langs enkele pinangstammen in oostelijke<br />

richting te vluchten.<br />

Het tactische verband der troepen werd ten spoedigste<br />

hersteld en de vijandelijke linie bezet en opgenomen.<br />

Deze linie bestond, behalve uit de door ons genomen<br />

hoofd versterking, uit 9 halve redouten van 10 M. in het<br />

vierkant, zonder keelsluiting. Zij waren op 20 schreden van<br />

elkaar gelegen met de vuurlijn naar het zuiden gekeerd.<br />

De facen waren ruim 1 M. hoog en 0.75 M dik, van<br />

klei opgeworpen en door zware planken en koehuiden<br />

tegen het indringen der vogels beveiligd.<br />

Groote bloedplassen en eene menigte bloedsporen in de<br />

richting, waar de vijand aftrok, getuigden, dat hij zware<br />

verliezen leed.<br />

De aanwezigheid van eene menigte hulzen voorBeaumont-<br />

geweren bevestigde het vermoeden, dat de Atjehers voor


HET CIVIEL BESTUUR I85<br />

een groot gedeelte met achterladers gewapend waren.<br />

Met den meesten spoed werden 's vijands werken omver­<br />

gehaald, waarna Scheuer met zijne colonne den zuidwes­<br />

telijken rand van Oleh-oeh binnentrok, met het doel om<br />

den vijand, die, volgens bericht van twéé Atjehers uit<br />

kampong Temboh, zich vermoedelijk in de zich aldaar<br />

bevindende versterkingen had teruggetrokken , op te zoeken<br />

en te verdrijven.<br />

Van den opmarsch werd kennis gegeven aan den mili­<br />

tairen commandant van Tjot-Basetoel, opdat deze, zoo<br />

noodig, hiervan den opperbevelhebber kon rapporteeren.<br />

De moed der Atjehers was heel wat gedaald; nauwelijks<br />

verried de flikkering der bajonetten de nadering van den<br />

troep, of het gros maakte „rechts omkeert", om zich<br />

door eene haastige vlucht te redden; slechts enkele kleine<br />

benden bleven een oogenblik moedig stand houden en<br />

beproefden de onzen door hun vuur tot staan te brengen,<br />

doch het vastberaden „voorwaarts rukken " onzer dappere<br />

soldaten, dwong hen eveneens tot den terugtocht.<br />

Nog vier kleine versterkingen van dezelfde soort als<br />

hierboven beschreven, werden door Scheuer genomen. Na<br />

het terrein van vijanden gezuiverd te hebben, werden de<br />

versterkingen vernield en drie groote, tot verdediging<br />

ingerichte woningen, aan de vlammen prijs gegeven, waarna<br />

de colonne in goede orde den terugmarsch naar Temboh<br />

aannam, om van daar, ingevolge schriftelijken last, verder<br />

op Tjot-Basetoel terug te trekken.<br />

Trotsch op de overwinning toog men in opgewekte<br />

stemming op marsch. Aan den reeds lang gekoesterden<br />

wensch, om den Atjehers voor de ondergane vernedering


IÖO DE ATJEHERS ONDER<br />

te straffen, was voldaan. Wegens gebrek aan tandoes kon<br />

deze marsch slechts langzaam geschieden , daar vele gewon­<br />

den te voet moesten volgen. Op de meest lofwaardige wijze<br />

blonk in deze omstandigheden de kameraadschap bij het<br />

Indische leger uit; het belangloos hulpbetoon, dat vooral ten<br />

velde in al zijne reinheid aan den dag treedt. Eéne daad<br />

van edele zelfopoffering mogen wij hier niet verzwijgen.<br />

De luitenant S. A. Drijber, die reeds bij den aanvang van<br />

het gevecht eene pijnlijke schotwond aan het hoofd be­<br />

kwam, maar die niettegenstaande zijne zware verwonding,<br />

nog geruimen tijd zijne sectie met uitstekende dapperheid<br />

bleef aanvoeren, moest eindelijk het commando overgeven<br />

en volgde per tandoe de colonne naar Tjot-Basetoel.<br />

Bezield met innige belangstelling voor zijne soldaten,<br />

richtte hij zich nu en dan op, om tot dezen en genen<br />

gewonde een opwekkend woord te richten. Daar ontwaart<br />

hij in zijne nabijheid een der geblesseerde soldaten, die te<br />

voet den marsch moest volgen. Zonder aarzelen stond hij<br />

zijn tandoe af aan zijn mindere; noch de weigering van<br />

den brave, noch diens verzekering, dat hij minder leed<br />

dan zijn officier, kon Drijber bewegen weer daarin plaats<br />

te nemen. Dit schoon bewijs van edele kameraadschap,<br />

den Nederlandschen officier waardig, verhoogde niet weinig<br />

de zedelijke kracht der overige gewonden; met geduld en<br />

lijdzaamheid verdroegen zij den pijnlijken en vermoeienden<br />

marsch en de gloeiende hitte.<br />

Gewond waren:<br />

de kapitein Scheuer (schampschot);<br />

de 2 e<br />

luitenant Drijber;<br />

de Europeesche fuseliers: G. Heimerichs, n° 16276; M.


Klein, n° 16863, M. Frankowack, n u<br />

n° 12241, W. Theunissen, n° 9191 ;<br />

HET CIVIEL BESTUUR löj<br />

4596, W. Alaardt,<br />

de inlandsche fuseliers: Sodipo, n°8353, Tjarta, n° 85666,<br />

Podiwongso, n° 90406, Djojo Taroeno, n° 6640, Sapidjan,<br />

n° S5760 en Setrowidjojo, n° 81105.<br />

Enkelen dezer gewonden werden voor den verderen<br />

dienst afgekeurd en keerden, met eervolle litteekens over­<br />

dekt , naar hunne woonplaatsen terug.<br />

Op den 21° Maart 1884 werden door de verschillende<br />

colonnes 13 goed versterkte stellingen des vijands genomen.<br />

Ofschoon te Atjeh de vredevlag woei, zoo aarzelen we<br />

toch niet, deze feiten, in de schaduw van dat vrede-<br />

verkondigend teeken bedreven , te rangschikken onder de<br />

„krijgsbedrijven" van het dappere Indische leger.


DE VELDTOCHT TEGEN EDI<br />

Mei 1889<br />

Edi is een staatje aan de oostkust van Atjeh. In 1874<br />

stelde het zich uit eigen beweging onder Nederland's<br />

opperheerschappij, en op den 6 n<br />

Mei van dat jaar werd<br />

onze driekleur, in tegenwoordigheid van den luitenant<br />

ter zee i c<br />

klasse C. Bogaert, commandant van Z. M.<br />

stoomschip Timor, den controleur Kroesen , vele officieren,<br />

den vorst van Edi, diens grooten en eene talrijke bevol­<br />

king, aldaar op plechtige wijze geheschen.<br />

Onze regeering was voor het staatje eene vreedzame<br />

te noemen, en zijne belangen werden steeds vo<strong>org</strong>estaan<br />

en bevorderd. Toch , na gedurende vijftien jaren de voor­<br />

deden des vredes genoten te hebben, kwam de trouwe-<br />

looze, verraderlijke aard der bevolking weêr te voorschijn,<br />

en zonder eenige aanleiding greep zij naar de wapens en<br />

lokte eene expeditie uit, die, schoon kort van duur, aan<br />

onze vaandels bloedig verdiende lauweren hechtte.<br />

Deze expeditie, hoewel in het Indisch Militair Tijdschrift<br />

en in de dagbladen reeds beschreven , brengen wij gaarne<br />

nogmaals onder de aandacht, hoofdzakelijk om aan te<br />

toonen, dat noch de jaren van gedwongen werkeloosheid,


DE VELDTOCHT TEGEN EDI IÖO,<br />

waarin het Indische leger verkeerde, noch de lauwe houding<br />

van 't gros van het Nederlandsche volk ten opzichte van<br />

den Atjeh-krijg, noch de weinige waardeering, die het<br />

leger, trots zijne onverflauwde plichtsbetrachting, onder­<br />

vindt, bij machte zijn geweest zijne fiere hoedanigheden<br />

te verzwakken. En toch, om onder zulke omstandig­<br />

heden het hart nog van geestdrift te voelen kloppen,<br />

steeds met denzelfden onbezweken moed zich ten dood<br />

te wijden , ziet, daartoe is het niet voldoende, dat men den<br />

krijgsmansrok draagt, daartoe behoort men bovenal soldaat<br />

te zijn met hart en ziel; daartoe behoort een heldengeest,<br />

als die, waarvan het Indische leger zoo doordrongen is.<br />

Alzoo, na vijftien jaren onder de schaduw van de Neder­<br />

landsche driekleur in welvaart en voorspoed te hebben<br />

geleefd, begon de ondankbare bevolking te Edi onze vlag<br />

te hoonen, onze opperheerschappij te miskennen.<br />

Ons bestuur schreef aanvankelijk de minder vriendschap­<br />

pelijke houding van een deel der bevolking aan den in­<br />

vloed van enkele kwaadwilligen toe, doch spoedig bleek<br />

het, dat men met een ernstig verzet te doen had.<br />

Het was in de maand April 1889, dat een duizendtal<br />

Atjehers zich in den omtrek van het anders zoo rustige<br />

Edi had genesteld. Aanhoudend werden toen de patrouilles<br />

onder den 2 n<br />

luitenant J F. Cornelius, welke zich tusschen<br />

onze versterking en de Koeala bewogen, door den vijand<br />

met geweervuur begroet.<br />

De commandant der versterking, begrijpende, dat de<br />

vijand eene onderneming tegen de benting op het oog had,<br />

droeg den i n<br />

luitenant A. de Leur op , met eene patrouille,<br />

sterk één officier (Cornelius) en 41 minderen , de stelling


I9O DE VELDTOCHT<br />

des vijands te verkennen en hem zoo mogelijk , daaruit<br />

te verdrijven. Tengevolge dezer opdracht, verliet de<br />

patrouille omstreeks 11 uur in den m<strong>org</strong>en van den<br />

l n<br />

Mei de versterking.<br />

Nabij het noordoostelijk gelegen begroeid terrein ge­<br />

komen , werd de troep, die, in twee sectien verdeeld,<br />

„en tirailleur" was opgelost; een gedeelte volgde als<br />

reserve.<br />

Nauwkeurig werden eerst de peper- en andere, nabij<br />

de kampong gelegene, tuinen doorzocht; daarna kwam<br />

de patrouille op een alang-alangveld (terrein met hoog gras).<br />

Het goudgele gras, waarop de zon stond te branden,<br />

reikte den manschappen tot aan de borst, en het was moeilijk<br />

door de dichte grashalmen iets te onderscheiden, maar<br />

dat de vijand hier schuilde, begreep een ieder. Ofschoon<br />

op de patrouille nog geen schot gelost was, en niets de<br />

onmiddellijke nabijheid des vijands verried, toch liet men<br />

zich door deze geveinsde rust niet verschalken.<br />

Met de grootste bedachtzaamheid rukte de troep<br />

sprongsgewijze „voorwaarts". Nauwelijks kon echter de<br />

voorste linie 50 schreden geavanceerd zijn, toen van<br />

alle kanten witte rookwolkjes boven de alang-alang dwar­<br />

relden en honderden geweerloopen hun moordend lood<br />

op onze manschappen wierpen: men was op de eerste<br />

vijandelijke linie gestuit.<br />

De Atjehers hadden hier eene rij kuilen gegraven,<br />

welke omstreeks I M. diep en breed, 2 a 3 M. lang waren,<br />

en zoodanig aangelegd, dat de vijand ze van uit den<br />

boschrand en langs het zeestrand, kon bereiken; elk dier<br />

kuilen was bezet door 7 a 8 Atjehers.


TEGEN EDI 10,1<br />

Dit plotseling vuur kon echter den troep niet in ver­<br />

warring brengen. Na 's vijands vuur met twéé salvo's<br />

beantwoord te hebben, liet de onversaagde de Leur het<br />

signaal attaqueeren blazen, waarop de luitenant Cornelius<br />

naar voren sprong en met de voorste linie met „velt<br />

geweer" op den vijand stormde.<br />

De Atjehers lieten niet na op de aanrukkende tirailleurs<br />

hunne geweren en donderbussen los te branden; gelukkig<br />

echter bracht hun vuur den onzen weinig nadeel toe.<br />

De aanval geschiedde met de grootste onstuimigheid.<br />

In de eerste groep kuilen werd de vijand „a bout portant"<br />

neêrgeschoten of met de bajonet afgemaakt. Aangemoe­<br />

digd door de officieren, drongen onze soldaten met vurigen<br />

ijver op de volgende rij kuilen. Maar de Atjehers waren<br />

tijdig daaruit te voorschijn gesprongen en snelden met<br />

opgeheven klewang den onzen te gemoet.<br />

Dit treffen was vreeselijk! Terwijl de voorste gelederen<br />

handgemeen raakten, vuurde de reserve, die inmiddels<br />

was opgerukt, op de verdedigers der verder gelegene<br />

kuilen, die eveneens op den troep instormden. Met alle<br />

kracht werden de klewangaanvallen afgeweerd, en weldra<br />

lagen de Atjehers als gemaaid tusschen de rijen kuilen.<br />

Ongerekend de lijken die in de alang-alang lagen, had<br />

de vijand minstens reeds 20 dooden tusschen de kuilen.<br />

Maar voor de patrouille was de strijd nog niet ge­<br />

ëindigd. Het knallen der geweerschoten had de in het<br />

bosch gelegerde Atjehers naar het gevechtsterrein gelokt,<br />

en, gesteund door de verdedigers der meer achterwaarts<br />

gelegen kuilen, werd onze kleine troep weldra door eene<br />

nieuwe massa bedreigd. Moedig hielden de onzen stand


IO,2 DK VELDTOCHT<br />

en zonder zich te verontrusten over 's vijands verplette­<br />

rende overmacht, trachtten zij, door goed gemikte schoten,<br />

de aanvallers van zich af te houden.<br />

De toestand der patrouille begon echter hachelijk te<br />

worden. Behalve dat de munitie begon te verminderen,<br />

(de meeste manschappen hadden nog slechts 5 a 6 patronen)<br />

telde zij vijf gewonden en één gesneuvelde (den Euro-<br />

peeschen fuselier de Bok.)<br />

Onder zulke omstandigheden den strijd vol te houden<br />

is doelloos, weshalve de Leur tot den terugtocht besloot.<br />

Aan 's vijands zijde, waar voortdurend versche troepen<br />

de gelederen kwamen versterken , ging een woest gejuich<br />

op, toen hij zag, dat de patrouille moest wijken. Ver­<br />

schillende hoofden en voorvechters traden naar voren om<br />

door hun geschreeuw de Atjehers tot een klewang-aanval<br />

aan te moedigen, de groote hoop was echter niet geneigd<br />

zich zoo roekeloos bloot te stellen; de kloeke houding<br />

der patrouille maakte te veel indruk.<br />

Het goede voorbeeld der officieren vooral wekte in deze<br />

netelige omstandigheden veel vertrouwen bij de man­<br />

schappen ; immers, Jan de Leur, zooals de soldaten den<br />

patrouille-commandant noemen, was er nog en die zou<br />

de kameraden wel uit het gedrang voeren. Het was on­<br />

tegenzeggelijk eene zware taak, die de Leur was opge­<br />

legd , de taak , om met een handvol vermoeide soldaten<br />

eene beleidvolle retraite te maken.<br />

Maar den naam van flink troepenofficier, waarvoor hij<br />

steeds bekend stond, heeft de Leur hier op de meest<br />

schitterende manier gehandhaafd.<br />

Niet minder heldhaftig gedroeg zich zijn jongere collega


TEGEN EDI 193<br />

Cornelius. Deze jonge officier, die zijn commandant kracht­<br />

dadig ter zijde stond, toonde in alles het ware karakter<br />

van den Nederlandschen officier. Aan eene zeldzame<br />

koelbloedigheid paarde hij een kalm overleg en eene tegen­<br />

woordigheid van geest, die veel bijdroegen om de Leur's<br />

allermoeilijkste taak te verlichten.<br />

Al dadelijk bij den eersten aanval, had Cornelius, nadat<br />

de zes schoten uit zijn revolver gelost waren, het geweer van<br />

een der gewonden gegrepen en hiermede menig aanvaller<br />

neergelegd. Ook bij de retraite gaf hij, zooals wij aan­<br />

stonds zullen zien, blijken van groote onverschrokkenheid.<br />

Nadat de gewonden achter de reserve gebracht waren ,<br />

werd de terugtocht bevolen. Al vurende retireerden de<br />

tirailleurs op de vleugels der reserve, die, nadat het front<br />

vrij gemaakt was, eveneens het vuur opende. Met het<br />

oog op de gewonden kon slechts langzaam en sprongsge­<br />

wijze geretireerd worden; maar dit geschiedde in twee<br />

gedeelten en in de beste orde.<br />

Ten einde het lijk van den Europeeschen fuselier de<br />

Bok, die nabij de kuilen gevallen was, niet aan eene<br />

afschuwelijke verminking der Atjehers bloot te stellen,<br />

hield de luitenant Cornelius met de fuseliers Rovenne,<br />

Grond, Satroeno en Wongsosmito hardnekkig stand om<br />

eene tandoe af te wachten, waarin de gesneuvelde moest<br />

worden getransporteerd.<br />

Ofschoon het gevaar, waaraan zij zich bloot stelden,<br />

groot was, aarzelden deze dapperen geen oogenblik om<br />

den gesneuvelden kameraad mee te voeren. Een hevig<br />

gevecht hadden zij te doorstaan voor en aleer het lijk in de<br />

tandoe kon gelegd worden. Vooral uit de kuilen, in welker<br />

II 13


194<br />

D E<br />

VELDTOCHT<br />

nabijheid de Bok gesneuveld was, werden Cornelius en<br />

de zijnen voortdurend beschoten, zoodat het noodig was<br />

eerst den vijand terug te drijven, voor men het lijk van<br />

den kameraad kon meevoeren. Gedurende dit gevecht<br />

werd de fuselier Rovenne gewond, doch als door een wonder<br />

bleven de anderen ongedeerd. Slechts de luitenant Cornelius<br />

bekwam een licht schampschot aan de hand. Pas voor<br />

pas, en steeds front makende naar den vijand, trachtte<br />

men den hoofdtroep te bereiken, die reeds 150 passen<br />

van hen verwijderd was. Door hunne juiste schoton en<br />

onverschrokken houding wisten Cornelius en zijne brave<br />

soldaten zich te redden uit het gevaar van omsingeld en<br />

afgesneden te worden De vijand, die zich schromelijk<br />

bedrogen zag, toen hij in dit troepje eene gemakkelijke<br />

prooi meende te hebben en woedend was over den hard-<br />

nekkigen wederstand der patrouille, begon, onder een<br />

woest getier, al meer en meer op te dringen.<br />

Terwijl het getal vijanden steeds aangroeide, begon<br />

de gevechtskracht der onzen allengs te verminderen;<br />

weldra liepen de sectiën door elkaar, en, ondanks alle<br />

moeite der officieren, waren de manschappen door ver­<br />

moeidheid niet langer in staat bij gedeelten terug te<br />

trekken.<br />

Wie nog het best kon marcheeren en het geweer behoorlijk<br />

wist te hanteeren, nam de patronen over van de zwakkere<br />

kameraden, zoodat de retraite, in weerwil der ongunstige<br />

omstandigheden, zonder verwarring plaats greep<br />

Om zooveel mogelijk geweren in actie te hebben,<br />

nam de Leur den gewonden Inlandschen fuselier Kromo-<br />

pawiro op de schouders, opdat de beide manschappen,


TEGEN EDI jgtj<br />

die den gewonde ondersteund hadden, mede op den reeds<br />

dicht genaderden vijand konden vuren. Zoo geschiedde<br />

het dan ook, dat de Leur, ofschoon zelf vermoeid, den<br />

geblesseerde zoolang op zijne schouders torste, tot deze<br />

in eene der meegevoerde tandoe's kon gelegd worden.<br />

De kans voor de patrouille om de versterking te<br />

bereiken, bleef intusschen zeer twijfelachtig.<br />

Reeds menige ondervragende blik was in de richting<br />

van Edi geworpen, maar geen enkel signaal werd<br />

gehoord, geen enkele geweerloop gezien! De bemoedigende<br />

toespraken der officieren hielden echter de geestkracht<br />

van de manschappen staande.<br />

En weêr was eene tandoe dringend noodig, daar een<br />

ander der gewonden niet langer marcheeren kon! Er<br />

schoot echter niets anders over dan de tandoe, waarin de<br />

gesneuvelde Europeesche fuselier de Bok meegevoerd<br />

werd, voor den gewonde in te ruimen. Zou men den<br />

gesneuvelde nu in handen des vijands laten?<br />

Neen, het lijk van den kameraad wilde men niet aan<br />

eene afschuwelijke verminking prijs geven; men droeg<br />

het mede en verb<strong>org</strong> het later in een der tuinen. Steeds<br />

wanhopiger werd de toestand der uitgeputte patrouille,<br />

die zich slechts met alle inspanning en hoe langer hoe<br />

moeielijker voortsleepte.<br />

Slechts een klein gedeelte was nog in staat aan den<br />

scheldenden en tierenden vijand het hoofd te bieden,<br />

maar ook deze enkelen konden niet dan met moeite<br />

het geweer gebruiken, daar velen brandwonden aan de<br />

handen hadden, tengevolge van het gloeiend worden van<br />

den geweerloop; maar de dapperen verkropten de pijn.


I96 DE VELDTOCHT<br />

Allen versmachtten van dorst en hijgden naar adem:<br />

wel had het vreeselijk lijden nu zijn toppunt bereikt. De<br />

ondraaglijke hitte vooral, deed de laatste krachten der<br />

manschappen meer en meer afnemen. De hoop om den<br />

vijand van zich af te houden werd aldus steeds geringer.<br />

In deze oogenblikken had de Leur, die overal zijne oogen<br />

liet gaan , eene sectie onder den luitenant Ostreig ontdekt.<br />

Het geluid der geweerschoten had dus eindelijk de<br />

versterking bereikt.<br />

„ Houdt je ferm jongens, daar komt hulp," klonk de<br />

stem van de Leur, die geen oogenblik zijne opgewekt­<br />

heid verloor, en, als met nieuwe krachten bezield, richtten<br />

de soldaten het hoofd op; die nog schieten kon en patronen<br />

had , vuurde met verdubbelden ijver op den dichten hoop<br />

Atjehers, zoodat elk schot een vijand velde.<br />

De vijand, die de sectie Ostreig ook had zien naderen,<br />

wist echter van geen wijken , maar scheen nog een laatsten<br />

klewangaanval te willen beproeven, om de uitgeputte<br />

patrouille neer te sabelen.<br />

Maar vóór hij dat besluit kon ten uitvoer brengen, deden<br />

de salvo's van de aanrukkende sectie de Atjehers door<br />

elkaar tuimelen en dwongen de onzen, door hun flink<br />

optreden, den vijand tot wijken. In eene voordeeligestelling<br />

geplaatst, dekten zij den verderen terugtocht der patrouille<br />

en eindelijk bereikte deze tegen twaalf uur de versterking.<br />

Zoolang het gevecht duurde, had eene bewonderens­<br />

waardige geestkracht de patrouille staande gehouden,<br />

maar thans, nu het gevaar geweken was, viel de grootste<br />

helft der manschappen van uitputting neer.<br />

Behalve de gesneuvelde fuselier de Bok, wiens lijk


TEGEN' EDT I97<br />

door den sergeant-majoor Lodewijk met eenige manschappen<br />

werd teruggehaald, hadden de onzen vijf gewonden<br />

bekomen , namelijk de fuseliers Rovenne, Deriemont,<br />

Nieman, Wagelaar en de Inlandsche fuselier Kromopawiro.<br />

De Atjehers hadden echter grootere verliezen geleden.<br />

Alleen bij de kuilen lieten zij 20 lijken achter, en volgens<br />

gerucht zou de vijand, behalve eene menigte gewonden,<br />

nog 46 dooden gekregen hebben.<br />

De verkenning had thans overtuigend bewezen, dat<br />

een talrijke en goed bewapende vijand de versterking<br />

Edi trachtte in te sluiten. Met het oog op het ernstige van<br />

dezen toestand, werd het garnizoen van Edi, op verzoek<br />

van den postcommandant, kapitein In 't Velt, door een<br />

officier en 25 schepelingen van het ter reede liggend<br />

oorlogschip Makasser, versterkt.<br />

De generaal-majoor van Teyn, gouverneur van Atjeh<br />

en Onderhoorigheden, werd terstond met het gebeurde<br />

in kennis gesteld, en tot hem het verzoek gericht eene<br />

expeditionnaire macht te willen zenden, ten einde den<br />

vijand te verdrijven.<br />

Naar aanleiding van dit verzoek werd de luitenant-kolonel<br />

H. I. L. de Bank Langenhorst aangewezen, om aan het<br />

hoofd eener expeditionnaire colonne naar Edi te vertrekken.<br />

Deze colonne embarkeerde op den 4 11<br />

Mei 1889, om<br />

hare bestemming te volgen en was samengesteld als volgt:<br />

INFANTERIE<br />

3e Bataljon<br />

STAF<br />

Luitenant-kolonel H. I. L. de Bank Langenhorst, commandant,


I98 ÜF. VELDTOCHT<br />

l e<br />

2 e<br />

luitenant-adjudant I. H. M. H. Kohier;<br />

compagnie (Amboneezen):<br />

Kapitein G. A. Hansen;<br />

l e<br />

2 e<br />

luitenant H. W. Muller;<br />

id. M. VV. Bloemen Waanden;<br />

2= id. J. la Gordt Dillié;<br />

142 onderofficieren en minderen;<br />

4 E<br />

compagnie (Europeanen);<br />

Kapitein T. P. Mollinger;<br />

l e<br />

luitenant J. I. A. Gaade;<br />

%* id. S. C. van Hattum;<br />

2 e<br />

id. H. van Beusekom;<br />

150 onderofficieren en minderen.<br />

Commandant: l e<br />

Barienhofen ;<br />

ARTILLERIE.<br />

17 onderofficieren en minderen.<br />

Commandant: l e<br />

luitenant H. E. P. B. C. Baerineijer van<br />

GENIETROEPEN.<br />

luitenant N. Hageman.<br />

20 onderofficieren en minderen.<br />

Officier van gezondheid 2 e<br />

26 hospitaalsoldaten.<br />

GENEESKUNDIGE DIENST.<br />

klasse: H. G. Dumont;<br />

Bovendien werden 133 dwangarbeiders bij de expedi­<br />

tionnaire colonne ingedeeld, tot het dragen van de reserve­<br />

munitie en andere oorlogsmaterialen.<br />

Groot was de geestdrift der troepen, toen de tijding<br />

hun gewerd, dat men zich eindelijk weer met den vijand<br />

ging meten.<br />

Hoe werden de kameraden benijd, die den veldtocht<br />

zouden medemaken!


TEGEN EDI 199<br />

Eigenaardig vooral was de houding der Amboneezen<br />

van het 3 e<br />

bataljon infanterie. Nauwelijks was de order<br />

bekend, of in hunne chambrées vormden zich verschil­<br />

lende groepen , in welker midden enkele, met eereteekens<br />

en termstreken versierde veteranen tot de jongere sol­<br />

daten , waarvan de meesten ternauwernood den manne-<br />

lijken leeftijd hadden bereikt, het woord voerden.<br />

,, Broeders van de 2 e<br />

compagnie," zoo spraken zij,<br />

„ m<strong>org</strong>en zal u het voorrecht te beurt vallen den vijand<br />

tegemoet te gaan; dit uitrukken is voor de meesten<br />

uwer de vuurdoop; hij zij u heilig! Boven onze bajonetten<br />

zal zich de oorlogsbanier van het 3 e<br />

bataljon ontplooien.<br />

Aan dat van kogels doorboord vaandel prijkt de schit­<br />

terende ster van „Moed, Beleid en Trouw"; deze onder­<br />

scheiding schonk ons Z. M. Koning Willem III. Onder<br />

dat vaandel hebben uwe broeders in menig bloedig gevecht<br />

met roem gestreden, en menig hunner is daaronder met<br />

eere gebleven. Beschaamt nimmer de nagedachtenis dier<br />

helden, maar toont hunne waardige vervangers te zijn,<br />

door dezelfde deugden aan den dag te leggen als zij<br />

bezaten! Mannen, bedenkt dat gij soldaten, dat gij<br />

Amboneezen zijt"!<br />

Getroffen door zulk eene taal, zwoer ieder voor zich-<br />

zelven een eed van trouw aan het vaandel, een eed van<br />

dapperheid aan de schimmen der, onder dat vaandel,<br />

gevallen helden. En op deze wijze leeft de goede geest<br />

onder onze Amboneezen steeds voort.<br />

Want al heeft de oorlogszeis hen grootendeels wegge­<br />

maaid; al heeft de berri-berri hunne gelederen schrik­<br />

barend gedund, zoodat van het oude, dappere 3 e<br />

bataljon


200 DE VELDTOCHT<br />

infanterie slechts enkele strijders zijn overgebleven, de<br />

ware krijgsmangeest is echter steeds bewaard gebleven,<br />

dank zij den ouderen kameraden, die ze in hunne ge­<br />

zangen doen voortleven en in hunne verhalen de schitte­<br />

rende wapenfeiten van het corps aanhoudend herdenken.<br />

En men bedenke: bij een corps, waar men nooit<br />

nalaat de soldatendeugden te vermelden van hen , die het<br />

sieraad waren van het leger, daar zal ook steeds de<br />

dapperheid betracht, daar zal immer de eigenwaarde<br />

der manschappen opgewekt worden.<br />

Kapitein Hansen, commandant der 2 e<br />

compagnie Am­<br />

boneezen, die zulks volkomen besefte, en zelfs bij elke<br />

oefening niet naliet den geest van initiatief te kweeken, heeft<br />

de schoonste resultaten van zijne z<strong>org</strong>en mogen aan­<br />

schouwen en dankt den roem, waarmede hij en zijne<br />

officieren zich te Edi overlaadden, voor een deel aan de<br />

dapperheid zijner trouwe Amboneezen. Doch loopen wij<br />

de gebeurtenissen niet vooruit.<br />

• Op den 4» Mei werden de troepen van Kota Radja<br />

per stoomtram naar Oleh-leh overgebracht, om zich aldaar<br />

te embarkeeren. Zij werden ingescheept aan boord van de<br />

Gouvernement's stoomers Condor en Albatros, Z. M.<br />

stoomschip Makassar en de Gouverneur-Generaal van<br />

Lansbergen der Nederlandsch-Indische Stoomvaartmaat­<br />

schappij.<br />

Den 5 n<br />

Mei 's m<strong>org</strong>ens lieten de schepen het anker voor<br />

Edi vallen. Slechts aan een gedeelte der troepen gelukte het<br />

zich dien dag te ontschepen, want de zee, die onrustig was,<br />

werd hoe langer hoe onstuimiger. Hoog verhieven zich<br />

tegen den namiddag de witgekuifde golven en rolden met


TEGEN EDI 201<br />

zulk eene woeste vaart naar het strand, dat men niet zonder<br />

bekommering de sloepen naoogde, die het reeds ontscheepte<br />

gedeelte der troepen van het noodige moesten voorzien.<br />

Bergenhoog werden de sloepen door de golven opgetild,<br />

om weinige oogenblikken later met eene duizelingwekkende<br />

snelheid in de diepte teruggeworpen te worden ; elk oogen­<br />

blik scheen het, of zij door de golven zouden verzwolgen<br />

worden, maar de Oceaan had met Nederlandsche zee­<br />

lieden te doen en onze zeerobben verstaan hun hand­<br />

werk bij uitnemendheid.<br />

Het gebarkeerde gedeelte bezette den niet ver van de<br />

landingsplaats gelegen kampong Koeala, die door sterke<br />

en breede grachten eene uitmuntende bivouakplaats aan­<br />

bood. Tot ieders verwondering werd het bivouak niet<br />

verontrust; zelfs gedurende den nacht heerschte eene<br />

onbeschrijfelijke rust in den omtrek. Niets gaf 's vijands<br />

aanwezigheid te kennen, maar toen „het oog van den dag"<br />

aan den horizon verscheen, ontdekten de schildwachten<br />

door den lichten m<strong>org</strong>ennevel verschillende gestalten, die<br />

in de richting der bosschen verdwenen.<br />

Groote waakzaamheid onzerzijds en de onbekendheid<br />

met de sterkte van den troep, hadden den vijand waar­<br />

schijnlijk teruggehouden, iets te ondernemen.<br />

Het weêr, dat den volgenden dag veel gunstiger was,<br />

gaf den aan boord gebleven troepen gelegenheid zich te<br />

ontschepen, zoodat de geheele expeditionnaire macht<br />

omstreeks half elf in den m<strong>org</strong>en aan wal was.<br />

Na zijnen troep geïnspecteerd te hebben, liet de com­<br />

mandant , de luitenant-kolonel de Bank Langenhorst,<br />

zich de noodige inlichtingen geven door de officieren,


202 DE VELDTOCHT<br />

die reeds den vorigen dag de kampong Koeala bezet<br />

en verkenningen gemaakt hadden. In het verhoogd<br />

schilderhuis, aan het strand, werden door hem, naar<br />

aanleiding der ingewonnen berichten, aan de verzamelde<br />

officieren de dispositiën voor het gevecht bekend gemaakt.<br />

Die berichten luidden onder meer, dat de Atjehers zich<br />

in loopgraven hadden genesteld langs den weg, welken<br />

de troepen moesten nemen om van de landingsplaats<br />

naar Edi te marcheeren.<br />

Meer dan waarschijnlijk was het dus, dat de opmarsch<br />

zoude bemoeielijkt worden.<br />

Met het oog hierop, bekwam de compagnie Hansen<br />

den last, om, langs het strand gaande, eene omtrek­<br />

kende beweging te maken langs de rechterflank der<br />

vijandelijke stellingen, na welke omtrekking verband<br />

moest gehouden worden met de hoofdcolonne, die den<br />

grooten weg naar Edi zoude blijven volgen; de artillerie<br />

bleef bij de hoofdcolonne.<br />

Om elf en een kwart uur stelden de troepen zich in<br />

beweging en elk gedeelte volgde in den voorloopigen<br />

gevechtsvorm de aangewezen route.<br />

Op de rechterflank, gedekt door het hooge gras,<br />

marcheerde de 2« compagnie eerst langs het zeestrand.<br />

De golven, die gisteren zoo geweldig bruisten, spoelden<br />

nu zachtjes naar het strand en buitelden vroolijk kabbe­<br />

lend over de schoenen der manschappen.<br />

Met gespannen opmerkzaamheid volgden de zee-officieren<br />

der verschillende oorlogsbooten door hunne kijkers de<br />

langs den zeeoever marcheerende compagnie; de kleine ,<br />

doch vlugge en gespierde donkerbruine gestalten hadden


TEGEN EDI 20$<br />

reeds aan de landingsplaats hunne belangstelling opge­<br />

wekt , door de flinke houding in het gelid en de juiste<br />

uitvoering der gegeven commando's.<br />

Was het reeds warm tijdens het debarkeeren, nu deed<br />

zich de hitte geweldig, ja, ondraaglijk gevoelen. Met<br />

hijgende borst en het voorhoofd druipend van het zweet,<br />

trok deze compagnie langs den ongemakkelijken weg voort,<br />

waar schuwe krabben voorzichtig weg kropen en opge­<br />

schrikte meeuwen heesch krijschend naar zee vlogen.<br />

Nauwelijks had men 3 a 400 schreden afgelegd, of, in<br />

zuidwestelijke richting, werden geweerschoten vernomen.<br />

Het was de 4 e<br />

een vuurgevecht was gewikkeld.<br />

compagnie, die reeds met den vijand in<br />

Instinctmatig versnelden de Amboneezen den pas en<br />

weken meer en meer van het strand af. Het was niet<br />

uit vrees voor de dartele golfjes, wier schuimend nat<br />

door hunne schoenzolen drong, neen, het was het ver­<br />

langen om langs den kortsten weg de kameraden der<br />

4 e<br />

compagnie een handje te helpen.<br />

Ongeduldig wendden zich hunne blikken naar den<br />

kapitein. Verlangend naar den strijd, zagen de jongere<br />

soldaten de oudere vragend aan, als wilden zij van deze<br />

weten, waarom men, in stede van „marcher au canon"<br />

voor ditmaal daarvan afweek.<br />

Daar bewoog zich het hooge gras; was het door den<br />

wind? De sergeant-majoor Wolvekamp, algemeen stam­<br />

boek n° 26592. commandant der achterste sectie, had<br />

spoedig de oorzaak ontdekt: het waren eenige Atjehers,<br />

vermoedelijk van een observatiepost, die door het alang-<br />

alangveld trachtten weg te sluipen. Na eenige goede


204 DE VELDTOCHT<br />

schutters te hebben aangewezen om op hen te vuren,<br />

ging Wolvekamp aan het hoofd zijner sectie tot de<br />

attaque over. Het was de geest van initiatief, door den<br />

commandant aangekweekt, die hier tot daden aanspoorde.<br />

Had men getalmd, de Atjehers waren ontkomen en<br />

het gevecht zoude wellicht geheel anders zijn uitgevallen,<br />

terwijl nu het bericht van eene omtrekkende beweging<br />

onzerzijds den vijand niet gewerd. Twee der Atjehers<br />

ontsnapten, doch werden op den grooten weg naar Edi<br />

door de sectie van den i e<br />

hoede der hoofdcolonne, neêrgeschoten.<br />

luitenant Gaade, de achter­<br />

Door het vuren der 2 C<br />

compagnie, was die sectie op<br />

de twee vluchtelingen opmerkzaam gemaakt.<br />

Na dit incident klonk weldra het commando „voor­<br />

waarts , marsch", en voort ging de tocht weêr langs het<br />

strand. Nog 500 M. verder, en de hooge stengels van<br />

een suikerrietveld onttrokken de compagnie aan het ge­<br />

zicht der oorlogsschepen; thans sloeg men de zuidelijke<br />

richting in.<br />

De voorste sectie was in „ gesloten groepen " opgelost,<br />

maar moest weldra „de sectie heistellen", tengevolge van<br />

het begroeid terrein. De compagnie was evenwel op den<br />

goeden weg; eene onvoltooide en tevens onbezette tirail­<br />

leurs-loopgraaf deed vermoeden , dat de vijand zijn rechter­<br />

vleugel hier had willen verlengen. Kapitein Hansen besloot<br />

deswege de gevolgde richting te behouden.<br />

Het terrein, waarop de compagnie daarna kwam, was<br />

klaarblijkelijk vroeger eene lagune, die langzamerhand is<br />

aangeslibd. Op den weeken bodem had zich door den<br />

tijd eene wildernis van boomen en struiken gevormd. Langs


TEGEN EDI 2C>5<br />

de stammen kronkelden zich lianen tot de kruin opwaarts,<br />

als zochten zij het zonlicht, hetwelk de, tot vollen wasdom<br />

geraakte boomen haar trachtten te betwisten. Verschillende<br />

wilde klimplanten omstrengelden de boomen, en hadden,<br />

aan stammen en takken zich vastgrijpende, ondoordring­<br />

bare guirlandes gevormd, die den doortocht schier onmo­<br />

gelijk maakten. Op dezen bodem, waar talrijke krabben<br />

en afzichtelijke kruipende dieren eene verblijfplaats hadden<br />

gezocht, aasden vreemdsoortigen vliegen op rottende<br />

cadavers van krabben, en leefden myriaden van kwellende<br />

muskieten.<br />

Een smal, glibberig pad, wellicht de eenige weg in<br />

deze rimboe, verleende ternauwernood een do<strong>org</strong>ang. Op<br />

verschillende plaatsen versperden omgevallen boomstam­<br />

men den weg, of belemmerden taaie twijgen den marsch<br />

op onrustbarende wijze. Slechts man voor man kon de<br />

colonne :ich op 't gladde pad voortbewegen, zoodat de<br />

compagnie, toen zij op één gelid was gekomen, eene<br />

lengte besloeg van 4 a 500 meter. Het was eene ontzet­<br />

tende gedachte voor den compagnie-commandant en de<br />

officieren, op zulk een terrein wellicht in eene hinderlaag<br />

te vallen. Geene zekerheid bestond er toch, dat de marsch<br />

langs het strand onopgemerkt was gebleven.<br />

Met kolf, bajonet en sabel moest men zich op den<br />

slijkerigen weg in deze wildernis een doortocht banen;<br />

zij, die beproefden zich met geweld er doorheen te<br />

wringen, werden door de verradelijke takken en struiken<br />

als in de armen van een poliep omvat en moesten met<br />

medehulp der volgende kameraden uit het kluwen ontward<br />

worden.


20Ó DE VELDTOCHT<br />

Sluipende en bukkende werd de tocht voortgezet. Het<br />

was stil, verradelijk stil in de donkere rimboe.<br />

Met een kloppend hart schreed een ieder langzaam<br />

voorwaarts.<br />

In de verte klonken dof en onduidelijk de kanonschoten<br />

der bergstukken.<br />

Was men zoo ver van de hoofdcolonne afgedwaald?<br />

Vol z<strong>org</strong> bewogen zich de officieren in dit doolhof van<br />

boomen en struiken.<br />

Het was, als stonden de planten hoe langer hoe dichter ;<br />

elk oogenblik verwachtte men van achter de struiken eene<br />

losbranding van geweren, waar tegenover men hulpeloos<br />

zou staan , en waardoor men zoude geveld worden , zonder<br />

zelfs één vijand te zien. Welke vreeselijke gedachte voor<br />

een soldaat! Niet het gevecht, en zelfs niet de dood zal hem<br />

afschrikken , maar om zóó door een onzichtbaren vijand<br />

weerloos afgemaakt te worden, dit is niet het einde,<br />

dat een krijgsman zich droomt.<br />

De weg werd slechter, naarmate men dieper doordrong,<br />

zoodat de kans, om zich tegen een aanvallenden vijand<br />

te verdedigen, steeds geringer werd.<br />

Reeds maakte kapitein Hansen , die het niet verantwoord<br />

achtte hier langer te vertoeven , aanstalten om een andere<br />

richting in te slaan, toen hem door den commandant der<br />

voorste sectie, den 2" luitenant van Bloemen Waanders,<br />

gerapporteerd werd, dat er uitzicht bestond op een spoedig<br />

verlaten der rimboe. En werkelijk werd het bosch gaande­<br />

weg ijler.<br />

Men hoorde nu duidelijk schieten, en, verder door<br />

marcheerende, ontdekte kapitein Hansen, die zich in-


TEGEN EDI 207<br />

middels bij de voorste sectie had gevoegd, op een 10-tal<br />

passen voor zich uit, den vijand, die druk bezig was de<br />

hoofdcolonne te beschieten.<br />

Welk eene voldoening voor den commandant, te bemer­<br />

ken, dat men de juiste richting gevolgd had, want 50<br />

a 60 schreden voor den boschrand bevond zich de<br />

rechtervleugel van 's vijands stelling.<br />

De Atjehers hadden geheel hunne aandacht gewijd aan<br />

de troepen op den grooten weg en bemerkten dus niets<br />

van de omtrekkende beweging van de compagnie Hansen.<br />

De positie dezer compagnie was evenwel niet zonder<br />

gevaar, aangezien de boschrand zoo begroeid was, dat<br />

hij nergens een geschikt deboucher aanbood ; slechts met<br />

twee man tegelijk kon men de wildernis verlaten.<br />

Nu kwam het er op aan, den vijand door een ver­<br />

rassend en kloekmoedig optreden in verwarring te brengen<br />

en te verslaan. Haastig werd het volgende fluisterende<br />

gesprek tusschen den kapitein en luitenant van Bloemen<br />

Waanders gevoerd. (Beide officieren stonden slechts eenige<br />

passen van elkander, doch waren door het begroeid<br />

terrein geheel aan eikaars gezicht onttrokken.)<br />

„ Waanders, wij moeten er op in!"<br />

„Goed, kapitein, zal ik maar vast beginnen."<br />

„ Vooruit maar!"<br />

Bij de laatste woorden duwde kapitein Hansen den<br />

voor hem staanden Amboneeschen fuselier Mait, alge­<br />

meen stamboek n° 25969, door eene opening het bosch<br />

uit, volgde hem op den voet en liet toen een„hoerah"<br />

hooren, hetwelk, door de geheele compagnie herhaald,<br />

zoo onstuiming klonk, dat de Atjehers, geheel uit het


208 DK VFLÜTOCHT<br />

veld geslagen, een oogenblik het vuren staakten om te<br />

zien, welke vijand hen zoo plotseling uit de rimboe<br />

kwam overvallen.<br />

Nu het aanvalsteeken eenmaal gegeven was, nu waren<br />

de Amboneezen niet meer te houden.<br />

Achter den compagnies-commandant volgden de Amboneesche<br />

fuseliers Wattinury, algemeen stamboek n°28i3<br />

en Mawanky, algemeen stamboek n" 84166. Onverschrokken<br />

stormde kapitein Hansen met deze fuseliers<br />

op de eerste groep kuilen, spoedig gevolgd door luitenant<br />

van Bloemen Waanders en den Europeeschen sergeant<br />

Brok, algemeen stamboek n° 2824 en Desirat, algemeen<br />

stamboek n° 20807.<br />

Voordat de geheele compagnie mee kon stormen,<br />

waren de bovengenoemden reeds op den vijand aange­<br />

vallen. De attaque geschiedde zoo plotseling, dat slechts<br />

een klein getal Atjehers uit de voorste kuilen tijd had<br />

om het hazenpad te kiezen; in de voorste tirailleursputten<br />

werden allen met de bajonet afgemaakt, slechts enkelen<br />

neêrgeschoten.<br />

De fuselier Mait raakte het eerst handgemeen met<br />

den vijand; aan den rand der voorste rij kuilen gekomen,<br />

legde hij zijn geweer aan en trok af, maar de patroon<br />

weigerde. Met een duivelschen grijns sprong de Atjeher,<br />

voor wien het schot bestemd was, uit den kuil en deed<br />

een geweldigen houw, dien Mait echter met het geweer<br />

wist te pareeren. Luitenant van Bloemen Waanders sprong<br />

nu zijn mindere bij en loste op den Atjeher een revolver­<br />

schot , juist toen deze ten tweede maal de breede klewang<br />

ophief. Ofschoon aan het hoofd reeds door twee schoten


getroffen, bleef de Atjeher de klewang even woest hanteeren,<br />

otdat de inmiddels toegeschoten soldaten hem neêrlegden.<br />

Het gevecht werd spoedig algemeen. Nadat de bezet­<br />

ing der eerste groep kuilen a *) gedood was, verzamelde<br />

capitein Hansen een tiental manschappen om zich heen<br />

:n snelde met den looppas verder.<br />

Door de gesteldheid van het terrein was het niet<br />

nogelijk te ontdekken, waar de vijand zich genesteld<br />

ïad. De alang-alang was zoo dicht en hoog, dat de<br />

tuilen en loopgraven eerst op 3 a 4 passen afstands<br />

ichtbaar waren. Nergens te Atjeh zag men ooit zulke<br />

.lang-alang-velden. De soldaten, naderhand over dit veld<br />

prekende, zeiden: „de alang-alang kittelde ons in hals,<br />

nond, neus en ooren." Bij zijne verdediging had de vijand<br />

ip deze hooge alang-alang gerekend. Op een terrein,<br />

vaar men a bout pourtant neergeschoten , of onverwachts<br />

loor klewanghouwen kan afgemaakt worden, onverschrok-<br />

:en vooruit te gaan, dit getuigt van den grooten moed<br />

Ier manschappen; maar hoe kan 't anders, wanneer de<br />

ompagnies-commandant in kloeke vastberadenheid zijne<br />

oldaten vo<strong>org</strong>aat en hen weet aan te wakkeren!<br />

Het geluk dient den koenste, zegt het spreekwoord,<br />

n dit ondervond kapitein Hansen, want regelrecht met<br />

ijti troepje er op ingaande, ontdekte hij eene tweede,<br />

leer achterwaarts gelegene rij loopgraven b.<br />

Eensklaps trad een Atjeher met opgeheven klewang<br />

it het hooge gras te voorschijn en kwam op den kapitein<br />

f. De Amboneesche fuselier Kajoba, algemeen stamboek<br />

*) Zie Schetskaart.<br />

II 14


2IO DE VELDTOCHT<br />

n° 28771, het gevaar ziende, waarin zijn commandant<br />

verkeerde, ging den Atjeher met bliksemsnelheid tegemoet,<br />

doorstak hem met de bajonet, maar ontving gelijktijdig<br />

den voor den kapitein bestemden houw op den linker­<br />

schouder. De taaie Atjeher, hoewel door den bajonetstoot<br />

doodelijk getroffen , gaf den strijd niet eerder op, dan<br />

nadat hij van kapitein Hansen nog een duchtigen sabel­<br />

houw op 't hoofd had bekomen.<br />

Bij de tweede rij kuilen b had nu een verwoed gevecht<br />

plaats. De Amboneesche fuselier Waëni, algemeen stamboek<br />

n° 28579, die met een vijand handgemeen raakte en zeer<br />

behendig diens geweldige klewanghouwen pareerde, door­<br />

stak zijn tegenstander met de bajonet; toen hij echter<br />

het geweer uit diens lichaam trok , greep de Atjeher er<br />

naar, en op onverklaarbare wijze liet de bajonet los.<br />

Waëni kreeg nu van den Atjeher een slag over de<br />

linkerhand en wellicht zou het niet daarbij zijn gebleven,<br />

zoo een kameraad niet tijdig ter hulp ware gesneld.<br />

Inmiddels waren hier aan onze zijde successievelijk 10<br />

a 15 man bijgekomen, zoodat van weerskanten de ver­<br />

houding van het aantal strijders weinig verschilde. Ondanks<br />

den dapperen tegenstand werdén de Atjehers allen gedood.<br />

Met welk eene bittere woede er gevochten werd, kan<br />

blijken uit het feit, dat een der kuilen letterlijk opgevuld<br />

was met lijken.<br />

Terwijl kapitein Hansen in het alang-alangveld met den<br />

vijand handgemeen raakte, had een gedeelte der man­<br />

schappen van de i e<br />

en 2 e<br />

sectie onder de luitenants van<br />

Bloemen Waanders en la Gordt Dillié de groep kuilen<br />

c bestormd, waar de vijand den aanval niet afwachtte,


TEGEN EDI 211<br />

doch in zuidelijke richting vluchtte, een groot aantal<br />

wapens achterlatende. Door de aanwezige manschappen<br />

werd nu, onder leiding der beide genoemde officieren,<br />

een salvovuur geopend; dat evenwel spoedig werd ge­<br />

staakt , op grond, dat men uit de vo<strong>org</strong>elegen klapper­<br />

tuinen , vlak bij onze versterking Edi, eveneens Atjehers<br />

zag vluchten en men deze voor bevriende Inlanders aanzag.<br />

Hoe kon men ook vermoeden, dat de vijand reeds zoo<br />

dicht nabij de benting genesteld was!<br />

Intusschen waren de mineurs en de 3 e<br />

sectie, onder<br />

luitenant Muller, ook uit het bosch gedeboucheerd. Het<br />

was den compagnies-commandant in de gegeven omstan­<br />

digheden niet mogelijk geweest dien officier orders te<br />

geven , zoodat de 3 e<br />

sectie in het gevecht ingreep , zonder<br />

daartoe het bevel ontvangen te hebben.<br />

De manschappen voegden zich bij de kameraden, die<br />

bij de tweede en derde rij kuilen b en c stonden, of<br />

beschoten den uit rij e vurenden vijand. De grootste<br />

moeilijkheid was om te ontdekken of er nog meer kuilen<br />

bestonden en waar deze gelegen waren. De vijand bespaarde<br />

ons echter de moeite eener verkenning, door eensklaps<br />

ook uit de kuilen e te vuren. Een ieder maakte nu front<br />

naar die zijde om het vuur te beantwoorden. De schoten<br />

der goed gedekte Atjehers misten hunne uitwerking niet,<br />

zoodat onze Ambonneezen maar besloten door een bajonet-<br />

aanval daaraan een eind te maken.<br />

Het gevecht, hetwelk alsnu van weêrszijden plaats<br />

had, laat zich moeielijk beschrijven. Vriend en vijand<br />

raakten dooreen gemengd; het was een vreeselijke, een<br />

verwoede strijd van leven om leven; eene worsteling,


212 DE VELDTOCHT<br />

die over zege of nederlaag beslissen moest. Zelfs de<br />

gewonde soldaten, waaronder de Amboneesche fuselier<br />

Adjah, algemeen stamboek n° 9417, die kort te voren<br />

door een geweerkogel was getroffen, vochten meê.<br />

Geweerschoten werden nu niet meer gehoord; in het<br />

geschreeuw en getier der strijders mengde zich slechts<br />

het gekletter der blanke wapens. Slechts korte oogen-<br />

blikken bleef de strijd onbeslist, toen hield alle krijgs-<br />

gedruisch op. Had men elkaar een oogenblik van rust<br />

gegund ? Zeer zeker niet; want eensklaps weergalmde een<br />

donderend „hoera!" de zegekreet der onzen! In deze<br />

vreeselijke slachting waren alle Atjehers bezweken.<br />

Aan onze zijde waren velen gewond, doch men had<br />

geen gesneuvelden te betreuren.<br />

Gedurende het gevecht bij d was de Amboneesche<br />

sergeant Toerang, algemeen stamboek n° 84911, met<br />

drie jonge soldaten, Popa, algemeen stamboek n° 8896,<br />

Ilabibie, algemeen stamboek n" 16329 en Kamparang,<br />

algemeen stamboek n u<br />

265371 °P eigen dunk vooruit<br />

gesneld naar de plaats, waarheen hij eenige Atjehers uit<br />

c had zien vluchten.<br />

Vóór deze rij kuilen gekomen, enfileerde hij en zijne<br />

manschappen de stelling des vijands door een snelvuur<br />

en noodzaakte daardoor + 50 Atjehers tot de vlucht.<br />

Het signaal „ophouden met vuren" en „verzamelen"<br />

riep de uiteengeraakte compagnie weêr bij elkaar. Punt c,<br />

waarheen zich kapitein Hansen na het laatste gevecht<br />

begeven had, werd als verzamelingspunt aangewezen.<br />

Vermoeid en buiten adem kwamen de manschappen<br />

aan; er waren enkelen, die zelfs het bewustzijn verloren,


TEGEN EDI 213<br />

iets, wat niet te verwonderen is, na zoo'n vermoeienden<br />

marsch en het bloedig gevecht bij de ondraaglijke hitte,<br />

die er heerschte. Het ambulance-personeel beijverde zich<br />

inmiddels om de gewonden te verbinden.<br />

Men verheugde zich reeds op eene volkomene over­<br />

winning, toen bij ƒ boven de alang-alang, de bonte<br />

hoofddoeken der Atjehers zichtbaar werden. Wij moeten<br />

de dapperheid des vijands eeren, die, niettegenstaande<br />

hij telkens verslagen werd, steeds met denzelfden moed<br />

ons het terrein bleef betwisten.<br />

Deze vermetelheid kwam hem echter duur te staan.<br />

De Amboneesche sergeant Karuvval, algemeen stamboek<br />

n° 80987, die den vijand het eerst ontdekte, verzamelde<br />

spoedig eenige manschappen om zich heen, waaronder<br />

de Ambonesche korporaals Jacobs, algemeen stamboek<br />

n° 72217 en Semallo, algemeen stamboek n° 11039,<br />

den Amboneeschen fuselier Kabise, algemeen stamboek<br />

n° I5919; deze gingen de Atjehers vastberaden tegemoet.<br />

De klewang moest wederom voor de bajonet van den<br />

Ambonees wijken, en de Atjehers bekochten hunne<br />

waaghalzerij met den dood.<br />

In het voorbijgaan zij hier gezegd, dat de Amboneezen<br />

bij dit gevecht getoond hebben, dat zij volkomen op de<br />

hoogte zijn van de bajonetschermkunst; de parades en<br />

stooten werden meesterlijk uitgevoerd, en ontegenzeg­<br />

gelijk is de bajonet in hunne handen een even geducht<br />

wapen als de klewang in de vuist van den Atjeher.<br />

Wederom klonk het signaal „verzamelen", want de<br />

meeste soldaten, hoe vermoeid ook, waren weêr uit het<br />

gelid gesprongen om den sergeant Karuwal bij te staan.<br />

e n


214<br />

D E<br />

VELDTOCHT<br />

Kapitein Hansen had bij deze gelegenheid alle geduld<br />

en veel bedaardheid noodig, om zijne door strijdlust als<br />

bedwelmde Amboneezen in de hand te houden.<br />

Nauwelijks was echter de compagnie weer verzameld,<br />

of de vijand begon andermaal uit dezelfde richting te<br />

schieten. Geleid door den kruitdamp , die boven de alang-<br />

alang omhoog steeg, ging een groep der 4 e<br />

sectie den<br />

onzichtbaren vijand tegemoet. De fuseliers Semoukel,<br />

algemeen stamboel: n° 8892, en Adja, algemeen stamboek<br />

n° 6415, ofschoon gewond en nog niet verbonden, gingen<br />

den troep, onder het uitvoeren van een wilden krijgsdans,<br />

vooraf. De opgewondenheid hunner makkers steeg hierdoor<br />

ten top.<br />

De Moeka-matjan (tijgergezichten), zooals de Atjeher den<br />

Ambonees noemt, geleken toen in werkelijkheid bloed­<br />

gierige tijgers. Het scheen den vijand niet langer raadzaam<br />

zich met hen te meten , zoodat, toen de sectie bij de kuilen<br />

e gekomen was, hij instede van strijders, slechts de lijken<br />

der kort te voren verslagene Atjehers vond Verder werd<br />

geen enkel schot meer op de colonne gelost. Dit was voor<br />

den troep eene verademing en schonk aan kapitein Hansen<br />

gelegenheid zijne gewonde manschappen te doen verbinden.<br />

In geregelde orde kon nu de marsch naar Edi voortgezet<br />

worden. De achterste sectie was daarbij in tweeën gesplitst<br />

en maakte om beurten achterwaarts front, daar het terrein<br />

nog steeds een onverhoedschen aanval des vijands moge­<br />

lijk maakte.<br />

Op den grooten weg gekomen, ontmoette kapitein<br />

Hansen den colonne-kommandant, wien hij den gelukkigen<br />

uitslag der omtrekkende beweging meldde.


2 e<br />

TEGEN EDI 215<br />

Omstreeks twaalf en drie kwart uur bereikte de dappere<br />

compagnie de benting Edi, alwaar kort te voren ook<br />

de hoofdcolonne was aangekomen. Deze was eveneens<br />

met succes opgetreden. In den beginne hevig beschoten<br />

uit de boschjes en loopgraven, heeft zij het vijandelijk<br />

vuur met zooveel nadruk beantwoord en werd zoo kracht­<br />

dadig door de artillerie bijgestaan, dat de vijand veel<br />

afbreuk leed. Vooral in het front der stellingen gekomen,<br />

werd de voorhoede door een overstelpend vuur begroet,<br />

waarop eene sectie van luitenant van Beusekom tegen den<br />

in kuilen ingegraven vijand oprukte en hem met een<br />

verlies van 18 man tot den aftocht dwong. Gelijktijdig<br />

werd 's vijands aandacht door de 2 C<br />

compagnie afgeleid.<br />

Met welk een goeden uitslag deze omtrekkende beweging<br />

werd volbracht, is reeds bekend.<br />

De verliezen aan 's vijands zijde waren aanzienlijk;<br />

behalve een groot aantal dooden, in de kuilen afgemaakt,<br />

welke op een 40 a 50tal is geschat, telde de vijand eene<br />

menigte gewonden en werd een groote voorraad wapens<br />

door de onzen buit gemaakt.<br />

Voorzeker mogen wij niet eindigen met de beschrijving<br />

van dit gevecht, alvorens te gewagen van het voor­<br />

beeldig gedrag der mineurs, die bij de 2 e<br />

ingedeeld waren.<br />

compagnie<br />

Vóór den afmarsch bekwamen zij van den luitenant<br />

Hageman der genie den last zich niet in den strijd te<br />

mengen, aangezien zij voor andere diensten noodig<br />

konden zijn.<br />

De wapens mochten zij slecht tot zelfverdediging<br />

gebruiken.


2l6 DE VELDTOCHT<br />

Hoe dit bevel door de mineurs opgevolgd is geworden ,<br />

moge hunne houding tijdens het gevecht getuigen.<br />

Slechts weinige schreden stonden zij van de Amboneezen<br />

en Atjehers; de kogels sisten hen om de ooren en de<br />

vlam der donderbussen voelden zij in het gelaat. Toch<br />

bleven zij met den geladen revolver in de hand op de<br />

„plaats rust". Is er verhevener moed , grooter zelf beheer-<br />

sching en meer gehoorzaamheid denkbaar?<br />

Kan men schooner voorbeeld van krijgstucht aanwijzen?<br />

De namen dezer kloeke en goed gediciplineerde mili­<br />

tairen zijn :<br />

de Jong, algemeen stamboek n° 12831, sergeant.<br />

Pester, „ „ „ 1734, min. i e<br />

Van der Weerd „ „ „ 15266, min. 2 P<br />

Mentotaroeno „ „ „ S641, min. i e<br />

Paradjo „ „ „ 23547, min. 2 e<br />

Batjo „ „ „ 203371 min. 2" kL<br />

Den 7 e<br />

kl.<br />

kl.<br />

kl.<br />

kl.<br />

Mei hielden de troepen rustdag en trachtte men<br />

inlichtingen in te winnen omtrent 's vijands sterkte, stel­<br />

lingen en voornemens.<br />

Op dien dag werd de expeditionnaire macht nog ver­<br />

sterkt door de i e<br />

compagnie van het 3 e<br />

bataljon infanterie,<br />

welke per particulieren stoomer „ Hak Canton" en per<br />

gouvernements stoomschip „Zeemeeuw" van Oleh-leh<br />

naar Edi was overgevoerd.<br />

Deze compagnie, sterk 112 Europeesche onderofficieren<br />

en minderen, stond onder bevel van den kapitein T. C.<br />

v. Bijlevelt, terwijl daarbij waren ingedeeld de 2' luitenants<br />

L. de Roever Tromp en W. H. de Lussanet de la Sa-<br />

blonière.


TEGEN EDI 217<br />

Ten acht uur des voormiddags van den 7 en<br />

Mei belegde<br />

de luitenant-kolonel de Bank Langenhorst eene vergadering,<br />

welke bijgewoond werd door den militairen commandant<br />

van Edi, kapitein In 't Velt, het hoofd van het civiel<br />

bestuur, den vorst van Edi en diens raadslieden.<br />

Tot den vorst van Edi en de raadslieden werd onder<br />

meer ook de vraag gedaan, wat de bevolking aanleiding<br />

had gegeven tot den opstand, alsmede of het verzet tegen<br />

den vorst, dan wel tegen onze Regeering gericht was.<br />

In plaats van deze vraag rechtstreeks te beantwoorden,<br />

verzochten de raadslieden een oogenblik afzonderlijk te<br />

mogen vergaderen ; dit verzoek werd hun niet geweigerd ,<br />

doch het vertrouwen in zulke lieden zal daardoor wel<br />

aanmerkelijk verminderd zijn. De conferentie bleef, zooals<br />

te verwachten was, zeer onbevredigend. De vergaderden<br />

verklaarden niets met zekerheid te kunnen zeggen, daar<br />

zij eerst nog de hoofden zeiden te moeten raadplegen.<br />

Voor het eerlijk soldatenhart van den overste de Bank<br />

Langenhorst zal het voorzeker hinderlijk zijn geweest,<br />

om, ter wille van politieke belangen, als ware hij een<br />

diplomaat, vertrouwen te veinzen tegenover dien troep<br />

huichelaars. Wellicht zal men, uit staatkundige belangen,<br />

ook het verdere onderzoek naar de reden van het verzet<br />

gestaakt hebben. Ofschoon het in de gegeven omstandig­<br />

heden wel de wijste partij is, zoo is het toch te betreuren,<br />

dat wij te Atjeh zooveel toegevendheid moeten gebruiken.<br />

De mededeelingen, welke ons in den avond van dien<br />

dag door den vorst en zijne raadsheeren gewerden,<br />

betreffende 's vijands positie, plannen en sterkte, waren<br />

niet alleen schaarsch, maar zij bleken ook onjuist te


218 DE VELDTOCHT<br />

zijn. Gelukkig dat wij, door tusschenkomst van onzen<br />

gids Mat-Said dienaangaande beter ingelicht werden,<br />

zoodat het operatieplan voor den volgenden dag nog tijdig<br />

kon gewijzigd worden.<br />

Het scheen den Radja van Edi niet welgevallig te zijn,<br />

dat men onzerzijds de rust in zijn gebied zoo kracht­<br />

dadig wilde herstellen; hij verzocht de wederspannige<br />

onderdanen met zijne getrouwen tot rede te mogen<br />

brengen, maar de overste de Bank Langenhorst,die des<br />

vorsten toeleg begreep, gaf hem te verstaan, dat hij<br />

zulks maar vroeger had behooren te doen.<br />

Dat de hartstochtelijke ijver, die eensklaps in den vorst<br />

ontvlamde om den opstand zelf te dempen , diens houding<br />

nog verdachter maakte, behoeft geen betoog.<br />

Den volgenden m<strong>org</strong>en (8 Mei) stelden zich de troepen<br />

in beweging.<br />

3 c<br />

Aan het hoofd marcheerde de i e<br />

bataljon infanterie, daarna volgden de 2 e<br />

compagnie van het<br />

en 4 e<br />

com­<br />

pagnie van het corps; als reserve volgde een gedeelte<br />

der bezetting van Edi, onder commando van den kapitein<br />

In 't Velt. Eene sectie bergartillerie marcheerde tusschen<br />

de 2 e<br />

en 4 e<br />

compagnie; de genietroepen en de ambulance<br />

bevonden zich tusschen de 4 e<br />

compagnie en de reserve.<br />

Ongerekend de voorste divisie en de reserve, welke<br />

met den marschveiligheidsdienst belast waren, bedroeg<br />

de onderlinge afstand der verschillende afdeelingen 25<br />

passen.<br />

Alles was nog in donkere schaduwen gehuld. Een<br />

reusachtige slang gelijk, die schuifelend zich over den<br />

met gras begroeiden weg voortbewoog, zoo trok de


TEGEN EDI 2IO,<br />

colonne voorzichtig en gedruischloos den vijand tegemoet.<br />

Tegen vijf en drie kwartieruur, werd op de brug over<br />

den eersten zijtak van de rivier Pedawa-Pontong bereikt.<br />

De aanbrekende dag had inmiddels het terrein genoeg­<br />

zaam verlicht om den omtrek te kunnen verkennen.<br />

Geen der uitgezonden patrouilles bespeurde echter iets<br />

van den vijand, zoodat dan ook de marsch met den meesten<br />

spoed werd voortgezet.<br />

De groote weg werd vervolgens verlaten om een voet­<br />

pad in te slaan, dat in noordoostelijke richting naar<br />

's vijands positie leidde.<br />

Op dit pad marcheerde de troep op twee gelederen<br />

uit de flank, totdat men een open terrein bereikt had,<br />

waarna het voorste peloton der voorhoede zich in gesloten<br />

groepen oploste; op vijftig passen daarachter volgde het<br />

2 e<br />

peloton in open sectie-colonne.<br />

De hoofdcolonne formeerde eveneens de open sectie­<br />

colonne.<br />

Op eene terreinverhooging A gekomen, ontdekte de<br />

voorhoede vele Atjehers, maar voordat de onzen tijd<br />

hadden op hen te vuren, waren zij als bij tooverslag<br />

verdwenen; slechts enkele hoofden zag men boven de<br />

alang-alang uitsteken en zich met grooten spoed in noord­<br />

oostelijke richting voortbewegen.<br />

Men wist nu ongeveer, waar de vijand zich opgesteld<br />

had. Om hem uit zijne stelling te verdrijven kwam de<br />

artillerie in batterij en braakte haar vuur uit over den<br />

hardnekkigen tegenstander , die zich in loopgraven en<br />

kuilen gedekt had.<br />

De Atjehers lieten dit schieten onbeantwoord; onze


220 DE VELDTOCHT<br />

granaten en granaatkartetsen waren te machtig en zij<br />

achtten het raadzaam hunne stellingen te verlaten. Onzer­<br />

zijds werd het vuur gestaakt en de marsch kon, na dit<br />

kort oponthoud, weêr worden vervolgd; het was toen<br />

kwartier over zessen.<br />

De l e<br />

compagnie ontwikkelde zich in gevechtsvorm<br />

met twee sectiën in gesloten groepen in de tirailleurslinie<br />

en twee sectiën als soutien. De 2 e<br />

compagnie kreeg tot<br />

opdracht de P compagnie op den linkervleugel te ver­<br />

lengen ; een peloton , onder luitenant Muller, kwam daarop<br />

met gesloten groepen in de voorste linie, en het ander<br />

peloton, onder luitenant van Bloemen Waanders, stelde<br />

zich op 50 M. daarachter, in sectiecolonne als soutien op.<br />

De 4 e<br />

compagnie week noordwaarts uit, om de colonne<br />

tegen flankaanvallen aan de linkerzijde te dekken.<br />

In oostelijke richting ging men thans gezamenlijk<br />

vooruit. De directie werd genomen op een huisje Z,<br />

welks grauwe atappen dak duidelijk boven de alang-alang<br />

te onderscheiden was.<br />

Het terrein tusschen A en B was begroeid met alang-<br />

alang van + 1.5 M. hoogte. Ook noordwaarts was, be­<br />

halve enkele boschjes en palmboomen , niets dan hoog gras<br />

te zien, waartusschen eenige huisjes verspreid lagen. Eene<br />

uitzondering hierop maakte het terrein C, dat bebouwd<br />

was met verschillende kruipplanten, zooals semangka,<br />

laboe en komkommer, afgewisseld door tabak en andere<br />

lage plantsoorten, die den bodem bedekten. Tusschen<br />

D en C kronkelde zich een beekje, welks oevers begroeid<br />

waren met hoog opgaand hout, en waarvan de takken<br />

reeds zoo laag bij den grond een aanvang namen, dat het


NAAR EDI 221<br />

terrein D, van uit het zuiden en westen gezien, het<br />

uiterlijk had van een dicht bosch. In noordelijke richting<br />

aanschouwde het oog niets dan uitgestrekte wouden; daar<br />

achter verhief zich Atjeh's gebergte, welks omtrekken zich<br />

duidelijk tegen het donkerblauw des hemels afteekenden.<br />

Gedurende den opmarsch werden de troepen niet<br />

beschoten, en toch bevond men zich, volgens de ver­<br />

klaring der gidsen, niet ver van 's vijands hoofdstelling.<br />

Door den Amboneeschen sergeant Karuwal, commandant<br />

der linkergroep van de tirailleurslinie, werd spoedig de<br />

aanwezigheid van eene bende Atjehers gesignaleerd.<br />

Niet ver van den pepertuin B hield de colonne halt.<br />

De i e<br />

en 2 e<br />

compagnie bekwamen de order om een<br />

oostelijken rand van dien tuin te bezetten. De 4 C<br />

com­<br />

pagnie nam positie in E, de artillerie kwam links van de<br />

4 e<br />

compagnie in batterij. De reserve en de ambulauce<br />

namen stelling ongeveer achter 't midden der genoemde<br />

divisiën. Nauwelijks waren de verschillende afdeelingen in<br />

beweging om de aangewezen punten te bezetten, of het<br />

knallen der geweerschoten bij de 4 e<br />

compagnie kondigde<br />

den aanvang van den strijd aan. Nog was zij in een vuur­<br />

gevecht gewikkeld met eene ten noorden van den peper­<br />

tuin B gelegen bende, vermoedelijk dezelfde welke door<br />

sergeant Karuwal kort te voren was opgemerkt, toen zij<br />

plotseling op hare linkerflank door een hevigen kogelregel<br />

begroet werd. Daar dit vuur aanhield, achtte de comman­<br />

dant het noodzakelijk de 4 e<br />

compagnie daarheen te doen<br />

front maken, ten einde den vijand van dien kantte ver­<br />

drijven; de artillerie kreeg bevel den aanval te steunen.<br />

Van den vijand, die den troep onverpoosd bleef beschieten,


222 DE VELDTOCHT<br />

zag men niets. Alleen de kruitdamp wees de plaatsen aan ,<br />

waar hij zijne stelling had, terwijl de talrijke kogels, die<br />

onze soldaten om de ooren suisden , op de meest afdoende<br />

wijze getuigden, dat men eene sterke macht tegenover zich<br />

had. Om de 4 e<br />

compagnie te ondersteunen moest de 2 e<br />

compagnie eveneens naar de noordzijde front maken. De<br />

luitenant-adjudant Kohier rende naar den pepertuin om<br />

die order over te brengen, maar voordat kapitein Hansen<br />

aan den gegeven last kon voldoen, waren reeds 250 a<br />

300 Atjehers op de 4 e<br />

compagnie ingestormd.<br />

Deze compagnie was in de volmaakste orde in de<br />

bevolen richting (/—k) opgerukt. De l e<br />

luitenant J. J. A.<br />

Gaade marcheerde met de voorste sectie in gesloten groepen<br />

aan het hoofd; de drie overige sectiën volgden in open<br />

sectie colonne op 25 a 30 passen daar achter. Bij k<br />

gekomen hield de 4 e<br />

compagnie halt; de 2 e<br />

sectie kreeg<br />

last, de gevechtslinie te verlengen en de 3 e<br />

sectie om de<br />

haakstelling in te nemen. De sectiën waren nog in be­<br />

weging , toen onverwachts uit het hooge gras eene ontel­<br />

bare menigte Atjehers uit de daarin gegraven kuilen<br />

opsprongen en zich onder een ontzettenden oorlogskreet<br />

met de klewang op de sectie Gaade stortten. Boven de<br />

alang-alang zag men nu niets dan eene onafzienbare reeks<br />

breede klewangs dreigend glinsteren.<br />

Het hevig vuur der voorste sectie deed eene menigte<br />

der aanvallers in het zand bijten, doch was niet in staat<br />

den woesten aanloop des vijands te stuiten, die over<br />

hunne dooden en gewonden heen op de Europeanen<br />

instormden.<br />

Moedig doorstond de sectie Gaade den schok; het


TEGEN EDI 223<br />

aantal ontroerde haar niet. Doch wat vermocht zij tegen<br />

zulk een overmacht? <<br />

De Atjehers, die met groote behendigheid de klewang<br />

hanteeren, hakten als razenden er op in en binnen korten<br />

tijd lag het grootste gedeelte van Gaade's kleine troep tegen<br />

den grond, zoodat de overigen in verwarring op de<br />

achterste sectiën terugweken. Zooals wij gezien hebben,<br />

werd de 2 e<br />

en 3 e<br />

sectie gedurende het uitvoeren der<br />

bevolen beweging door dien aanval verrast, zoodat zij<br />

de aangewezen stelling niet meer konden bereiken. Uit<br />

vrees de sectie Gaade te treffen, durfde zij van de vuur­<br />

wapens geen gebruik maaken ; eveneens kon de artillerie<br />

geen vuur geven zonder eigen troepen te raken, en<br />

de reserve moest om dezelfde reden haar vuur staken.<br />

Onder de anders zoo dappere Europeanen ontstond<br />

eene weifeling — vele jonge soldaten, nog nimmer in<br />

het vuur geweest en aan dergelijke onstuimige en onder<br />

woest gebrul uitgevoerde klewangaanvallen niet gewoon,<br />

verloren de tegenwoordigheid van geest, weken terug en<br />

sleepten onwillekeurig de andere manschappen mede.<br />

Vruchteloos waren de commando's der officieren; tever­<br />

geefs het goede voorbeeld , dat zij gaven; nutteloos het<br />

geroep der onderofficieren om stand te houden; de klank<br />

hunner stem werd verdoofd door het geschreeuw der<br />

steeds stouter en stouter opdringende Atjehers, die met<br />

woede om zich heen sloegen en weldra ook den zich<br />

dapper weerenden kapitein door een slag op het hoofd<br />

bewusteloos deden neervallen.<br />

De 4 e<br />

compagnie scheen reddeloos verloren; de vijand<br />

liet reeds een oorverdoovenden triumfkreet hooren, toen


224<br />

D E<br />

VELDTOCHT<br />

in de verte de vreeselijke bajonetten der Amboneezen<br />

flikkerden.<br />

Het was een peleton der 2 e<br />

compagnie, onder den<br />

dapperen luitenant van Bloemen Waanders. Deze officier<br />

had, nadat het bevel door den luitenant Kohier was over­<br />

gebracht , als commandant der soutien, de beweging van<br />

de voorste linie gevolgd, en kon van de plaats, waar hij<br />

stond , eerder den hachelijken toestand opmerken, waarin<br />

de 4 e<br />

compagnie verkeerde. Zonder zich lang te bedenken<br />

en doordrongen van de noodzakelijkheid om snel en<br />

krachtig op te treden , commandeerde hij, zonder daartoe<br />

het bevel af te wachten, „Voorwaarts Amboneezen, atta­<br />

queeren"! Een „hoera" was het antwoord, en vol onge­<br />

duld om hunne kameraden te helpen, stormden deze<br />

vlugge mannen als duivels op den vijand los.<br />

Terwijl het peloton van van Bloemen Waanders met den<br />

looppas aanrukte, stonden luitenant Gaade, de korporaal<br />

Schordell, de Europeesche fuseliers Swier, van Dorp,<br />

Maale, Gabriels en de hoornblazer Kooistra te midden<br />

van een drom Atjehers met leeuwenmoed te strijden.<br />

Luitenant Gaade bekwam, nadat hij reeds menigen<br />

aanvaller had geveld, een lanssteek in den buik. Niet­<br />

tegenstaande deze doodelijke wond, greep hij zijn reus-<br />

achtigen aanvaller bij den baard en doorstak hem met<br />

de sabel, doch viel op hetzelfde oogenblik op de lijken<br />

der door hem verslagen vijanden. Korporaal Schordell,<br />

die zijn geweer als een knods gebruikte, deed daar­<br />

mede eene hageljacht van slagen op den koppen der<br />

Atjehers neêrkomen en wist den vijand, dank zij zijner<br />

spierkracht, geruimen tijd van het lijf te houden. Menig


TEGEN EDI 22 5<br />

iehers lag reeds met verbrijzelden schedel vóór zijne<br />

:ten, toen het den talrijken vijand eindelijk gelukte,<br />

n te treffen.<br />

/doreerst bekwam Schordell een geduchten klewang-<br />

iw over het hoofd.<br />

Door bloedverlies uitgeput, vielen zijne slagen minder<br />

I en krachtig; de Atjehers, die achter hem stonden,<br />

akten van deze omstandigheid gebruik om hem ander­<br />

al eenige slagen op het hoofd toe te brengen Toen<br />

i hij buiten staat het geweer langer te hanteeren;<br />

ar toch. . . zijn leven wilde hij zoo duur mogelijk<br />

koopen. Zijne laatste krachten inspannende, ontrukte<br />

een Atjeher diens rentjong, reet hem daarmee den buik<br />

:n en greep een anderen bij de keel en w<strong>org</strong>de dezen,<br />

ten vond Schordell later met talrijke wonden over-<br />

:t (op het hoofd alleen had hij twintig klewanghouwen)<br />

rusteloos tusschen eene menigte bloedige lijken des<br />

nds; zijne linkerhand hield de keel van een Atjeher<br />

demd, de andere omvatte nog de greep van de<br />

tjong en was geheel verb<strong>org</strong>en in het lichaam van den<br />

dagen vijand. De edele held, die zijn officier niet<br />

willen verlaten, overleed 'sanderen daags aan de<br />

omen wonden.<br />

Vij weten niet of een vaderhart om hem treurt, en of<br />

misschien zijn dood door eene moeder beweend wordt;<br />

;r is het echter, dat het Indische leger in hem een zijner<br />

perste helden verloren heeft. Reeds versierd met de<br />

taire Willemsorde 4 e<br />

klasse, is hij na zijn dood in<br />

egisters der kanselarij ingeschreven als ridder 3 e<br />

klasse,<br />

; onderscheiding, welke voor een militair, beneden<br />

II IS


226 DE VELDTOCHT<br />

den rang van hoofdofficier, tot de hooge, zeer hooge<br />

uitzonderingen behoort. Een bewijs van de uitnemendheid<br />

van Schordell's moed, dien onze Regeering nog na zijn<br />

dood heeft weten te eeren.<br />

Ook de fuselier Maale, die zwaar gewond werd , en de<br />

andere reeds genoemde Europeesche fuselier, deden won­<br />

deren van dapperheid. Hoe zullen wij den woedenden<br />

kamp beschrijven dezer brave krijgers, die met zooveel<br />

moed, met zooveel doodsverachting tegen eene verplet­<br />

terende overmacht streden ?<br />

Ongetwijfeld zouden zij allen den heldendood gestorven<br />

zijn, waren de Amboneezen niet met hunne gewone<br />

voortvarendheid tusschenbeiden gesprongen. De onver-<br />

hoedsche aanval dezer dapperen, die als een wervelwind<br />

op den minstens vijfmaal sterkeren vijand aanvielen , deed<br />

de ontzettende overmacht wankelen; een niet minder<br />

krachtige aanval van het volgende peloton onder kapitein<br />

Hansen en luitenant Muller, dreef den vijand in verwar­<br />

ring op de vlucht in de richting van O. Na den terugtrek-<br />

kenden vijand eerst op een kogelregen onthaald te hebben,<br />

werd hij in versnelden pas achtervolgd.<br />

De 4 e<br />

compagnie had zich intusschen nabij den pisang-<br />

tuin spoedig hersteld.<br />

Gedurende de vervolging stuitte de 2 e<br />

compagnie op<br />

eene menigte kuilen en loopgraven, welke, hoe hard­<br />

nekkig ook verdedigd, niet bestand waren tegen den<br />

aanval onzer opgewonden Amboneezen. Al deze kuilen<br />

en loopgraven werden achtereenvolgens genomen en de<br />

verdedigers over de kling gejaagd. Op twee gelederen in<br />

bataille stormden de Amboneezen steeds „voorwaarts",


TEGEN EDI 227<br />

maar weldra belette een dichte kruitdamp iets te onder­<br />

scheiden , zoodat kapitein Hansen vreesde, dat de vijand<br />

in massa daarvan zoude gebruik maken om een tegen­<br />

aanval te beproeven. Doch de Atjehers waren te veel<br />

geschokt om zulk een waagstuk te ondernemen.<br />

Het kostte kapitein Hansen veel moeite den ontem-<br />

baren moed zijner soldaten te bedwingen. Eindelijk,<br />

nadat de hoornblazers bij herhaling, het signaal „halt"<br />

en „ verzamelen" hadden geblazen, kwam de compagnie<br />

tot staan.<br />

De compagnie was toen in punt O. gekomen, de<br />

richting, waarin de vijand gevlucht was. Alvorens de<br />

vervolging voort te zetten, besloot Kapitein Hansen<br />

zijne soldaten eerst tot adem te laten komen en de andere<br />

troepen in te wachten.<br />

In den met zulk een gelukkigen uitslag bekroonden<br />

aanval op den vijand, hebben zich van de 2 e<br />

vooral onderscheiden:<br />

compagnie<br />

De Europeesche sergeanten Hornstra, algemeen stam­<br />

boek n° 21191, Blans, algemeen stamboek n° 18114,<br />

Thiele, algemeen stamboek n u<br />

stamboek n° 24690.<br />

7299 en Brok, algemeen<br />

De Amboneesche sergeanten Karuwal, algemeen stam­<br />

boek n° 80987 en Toerang n° 84911.<br />

De Europeesche korporaals Feenstra, algemeen stam­<br />

boek n u<br />

19962 en Harcksen, algemeen stamboek n° 22241.<br />

De Amboneesche korporaals Hooy, algemeen stamboek<br />

n° 83945 en Jacob, algemeen stamboek n° 72217.<br />

De Amboneesche fuseliers Semoukil, algemeen stam­<br />

boek n° 8892, Lase, algemeen stamboek n° 8538, Watti-


228 . DE VELDTOCHT<br />

mury, algemeen stamboek n° 2813 , Mamanky, algemeen<br />

stamboek n u<br />

84266, Poyet, algemeen stamboek n° 79700,<br />

Lamber, algemeen stamboek n° 9347 , Hatoesoepi, alge­<br />

meen stamboek n° 92841 en Manusama, algemeen stam­<br />

boek n° 12066.<br />

De Amboneesche hoornblazers Haway , algemeen stam­<br />

boek n° 9381 en Solihat n" 2829.<br />

Deze laatste, slechts met een kapmes gewapend, was<br />

voortdurend in de nabijheid van zijn kapitein om, zooals<br />

hij zich uitdrukte: „djaga badan kaptên" (voor het leven<br />

van den kapitein te waken).<br />

Slechts één oogenblik week Solihat van de zijde des<br />

kapiteins; dit was toen hij bij de vervolging des vijands<br />

een gewonden Europeeschen kameraad in de alang-alang<br />

ontdekte, die hulpeloos lag dood te bloeden. Uit eigen<br />

beweging gaf hij toen het signaal „voor den dokter" en<br />

redde alzoo het leven van den armen geblesseerde.<br />

Bijzondere vermelding verdient het gedrag van de 4 e<br />

sectie der y compagnie, onder sergeant-majoor Wolve-<br />

kamp, algemeen stamboek n° 26592.<br />

Bij het deboucheeren der compagnie Hansen uit den<br />

pepertuin werd zij uit ƒ hevig beschoten.<br />

De 4 e<br />

sectie, die het eerst op de vlakte kwam, maakte<br />

daarop front naar het noorden g en deed, na eenige<br />

salvo's te hebben afgegeven, een aanval op den vijand<br />

in /, die spoedig in de Pedawa-Pontong verdween.<br />

De Atjehers hadden zich, behalve in loopgraven en<br />

kuilen, achter een natuurlijken berm in den linker-rivier-<br />

oever opgesteld.<br />

Op het zien der vervolgde , retireerende 4 1<br />

' compagnie,


TEGEN EDI 229<br />

gelastte kapitein Hansen den sergeant-majoor Wolvekamp<br />

met één groep verder stand te houden; de andere groep<br />

werd bij het peloton Muller ingedeeld, die in den looppas<br />

de bedreigde Europeesche compagnie ter hulp snelde.<br />

De vijand, die zich andermaal bij / verzameld had,<br />

meende met deze groep gemakkelijk spel te hebben , trad<br />

opnieuw uit zijne gedekte stellingen te voorschijn en be­<br />

proefde in grooten getale deze handvol dapperen overhoop<br />

te werpen. Maar vastberaden en onbevreesd wachtte de<br />

kleine schaar den aanval af; geen duimbreed gronds week<br />

zij van hare plaats. Tevergeefs beproefden de Atjehers<br />

de gelederen door te breken.<br />

Elke klewangaanval werd afgeslagen en kostte den<br />

vijand groote verliezen, want met veel z<strong>org</strong> werd het<br />

vuur door Wolvekamp geleid en het richtte dan ook zulk<br />

eene verwoesting aan onder de dichte drommen Atjehers,<br />

dat zij het raadzaam achtten zich achter hunne stellingen<br />

terug te trekken. Wolvekamp besloot van dit gunstig<br />

oogenblik gebruik te maken om aanvallend op te treden.<br />

Door de stoutmoedigheid der onzen verrast, week de<br />

vijand naar den rivierkant. Met de punt der bajonet dreven<br />

de dappere Amboneezen den vijand voor zich uit. Ten einde<br />

raad sprongen velen in de rivier en trachtten zwemmende<br />

zich te redden, maar de meesten verdronken. Een ander<br />

gedeelte vluchtte in noordwestelijke richting.<br />

Het succes van deze groep was van grooten invloed.<br />

Welke vreeselijke gevolgen zoude het gehad hebben,<br />

wanneer het den vijand gelukt ware Wolvekamp en zijne<br />

dapperen neêr te sabelen ! Aan de onwankelbare houding<br />

van deze groep is het te danken , dat de vijand de ter


2^0<br />

D E<br />

VELDTOCHT<br />

hulp snellende 2» compagnie niet in den rug kon bedreigen<br />

en dat hij geen flankaanval kon doen op de i e<br />

(in den pepertuin B).<br />

compagnie<br />

Wij vermoeden, dat het 's vijands aanvankelijk plan<br />

was, de onzen tot een aanval uit te lokken op hunne<br />

noordelijke stellingen , om zoodoende den in 't oosten ver­<br />

b<strong>org</strong>en Atjehers de gelegenheid te geven , de in den strijd<br />

gewikkelde troepen in de rechterflank aan te grijpen.<br />

Dit vermoeden leiden wij af uit de omstandigheid, dat<br />

hij eerst het vuur uit het oosten op den troep opende,<br />

toen de 2 e<br />

compagnie uit den tuin deboucheerde. Dit<br />

plan mislukte evenwel door ons standhouden in den peper­<br />

tuin , waardoor hij bij een flankaanval zelf in den rug<br />

bedreigd zou zijn. Nu moest hij zich bepalen bij 't<br />

ophouden der 2 e<br />

ondersteuning der 4 e<br />

compagnie, ten einde haar te beletten ter<br />

compagnie op te rukken. Met een<br />

verlies van 280 man aan dooden en gewonden ontruimde<br />

de vijand zijne stellingen.<br />

Met het oog op de gesteldheid van het terrein was het<br />

niet raadzaam de vervolging verder voort te zetten, wes­<br />

halve besloten werd den terugmarsch aan te nemen.<br />

Dit geschiedde in den carrévorm langs de op terrein­<br />

schets aangegeven route; de artillerie, de genietroepen en<br />

de ambulance marcheerden binnen het carré.<br />

Eerst op den grooten weg werd de gewone marsch-<br />

vorm hersteld.<br />

Om half tien des voormiddags was de colonne te Edi<br />

terug. De talrijke loopgraven en kuilen, die men ge­<br />

durende den marsch voorbij ging, waren verlaten, het­<br />

geen wel getuigt van eene volkomen overwinning deronzen.


TEGEN EDI 23I<br />

Men kan zich voorstellen met welk een krachtig en<br />

aanhoudend gejubel de troepen te Edi ontvangen werden.<br />

Vóór het inrukken had een eenvoudig, doch indrukwekkend<br />

huldeblijk plaats. De 4 e<br />

compagnie n. 1. schaarde zich in<br />

bataille en presenteerde het geweer voor de haar voorbijtrekkende<br />

Amboneezen. Welk een treffend, aangrijpend<br />

huldebetoon!<br />

Het was een eerbewijs , dat van ridderlijken zin getuigde,<br />

dat hoogachting uitdrukte voor de dappere kameraden.<br />

In dit militair ,, salut" lag iets onbeschrijflijk verhevens,<br />

en onze Amboneezen, doordrongen als zij zijn van den<br />

waren krijgsmansgeest, zullen het ten volle hebben ge­<br />

waardeerd. Twee maanden lang ging de 4 e<br />

compagnie<br />

gebukt onder het leed, in een oogenblik van zwakheid<br />

den Atjeher den rug te hebben gekeerd; zij, die twéé<br />

dagen te voren den vijand in schrik en wanorde op de<br />

vlucht had gedreven!<br />

Maar toen in Juli daaraanvolgend het 3 e<br />

bataljon tegen<br />

de vijandelijke versterking Kota-Toeankoe oprukte, zwoer<br />

die compagnie te zullen overwinnen of sterven, en de<br />

dapperen hielden woord. Met bewonderenswaardigen<br />

heldenmoed beklommen zij de vijandelijke wallen , ver­<br />

wierven zich wel is waar, eene dure zege, maar hebben<br />

desniettemin bewezen nog waardig te zijn, te mogen mee­<br />

dingen naar het eeremetaal van „ Moed , beleid en trouw."<br />

Met het gevecht van 8 Mei was het verzet te Edi<br />

voor goed onderdrukt.<br />

Bij verschillende verkenningen werd geen vijand meer<br />

gezien, zoodat het 3 e<br />

bataljon en de overige troepen bij<br />

gedeelten naar Kota-Radja konden teruggezonden worden.


232 DE VELDTOCHT TEGEN EDI<br />

Onbekend met de verrichtingen van de verschillende<br />

afdeelingen in het bijzonder, zal er nog menig vermeldens­<br />

waardig feit bedreven zijn, dat wij stilzwijgend moesten<br />

voorbijgaan.<br />

Doch over het algemeen is er reden om op de vraag<br />

of zulk vechten slechts een bloot gehoorzamen is aan<br />

het gegeven commando, te antwoorden: neen, dat is<br />

heldenmoed , dat is beleid, dat is trouw; en bij die soldaten­<br />

deugden hebben nog de edelste zelfopoffering en kameraad­<br />

schap uitgeblonken.<br />

Zien wij niet hoe luitenant de Leur een gewonden<br />

fuselier zelf wegdraagt; hoe luitenant Cornelius en zijne<br />

dapperen met levensgevaar den vijand trotseeren om het<br />

lijk van een gesneuvelden kameraad meê te kunnen voeren ;<br />

hoe de trouwe Amboneesche fuselier Kajoba een geduchten<br />

klewanghouw voor zijn kapitein pareert en dien zelf ont­<br />

vangt ; hoe eindelijk de Amboneesche hoornblazer Solibat<br />

met zijn lichaam zijn commandant tot schild wil dienen ?<br />

Als een blijvend aandenken aan de gevechten te Edi<br />

mochten eenigen het schitterend eereteeken van „moed,<br />

beleid en trouw", anderen eene eervolle vermelding ont­<br />

vangen. Toch zullen er nog velen zijn, die teleurgesteld<br />

waren, en wellicht ten onrechte niet beloond werden naar<br />

hunne daden. Voor dezen mag het eene voldoening zijn<br />

van zichzelven te kunnen getuigen, dat zij hun plicht in de<br />

ruimste beteekenis hebben volbracht. Trouwens door alle<br />

krijgsmakkers van het Indische leger zal het hun steeds<br />

als eene eer aangerekend worden, dat zij in Mei 1889<br />

deelnamen aan den veldtocht tegen Edi.


DE VEROVERING VAN KOTA-PASIR<br />

(Melaboeli)<br />

1889<br />

Wat eene kleine afdeeling vermag onder aanvoering van<br />

en beleidvol officier, die onversaagd en doortastend op-<br />

reedt, is op den 27"=" September 1889 te Malaboeh<br />

;ebleken. Op dien dag overrompelde een handvol dapperen ,<br />

e n<br />

nder aanvoering van den i<br />

luitenant F. G. J. Bosschart,<br />

edetacheerd officier van het Nederlandsche leger, de zeer 1<br />

terke vijandelijke benting Kota-Pasir. Dit feit, dat weer<br />

en duidelijkste bewijst, welk een overwicht op den<br />

Atjeher kan behaald worden, zoo men onzerzijds niet<br />

chroomt krachtig op te treden, kiezen wij tot onderwerp<br />

an onderstaande schets.<br />

Melaboeh, vroeger meer bekend onder den naam van<br />

i.nalaboe, is eene landstreek in het noodwesten van<br />

umatra, ongeveer een dag stoomens van Groot-Atjeh.<br />

Reeds bij den aanvang der 2 e<br />

Atjeh-expeditie werd op<br />

eze kust door ons eene versterking opgericht, met het<br />

oofddoel, den vijand te beletten langs deze zijde oorlogs-<br />

ïaterialen binnen te smokkelen. Het aanleggen dier ver-


234<br />

U E<br />

VEROVERING<br />

sterking moest wel met veel bezwaren zijn gepaard gegaan ,<br />

want de zee had, als het ware, met den vijand een ver­<br />

bond gesloten, om de landing zooveel mogelijk te be­<br />

moeilijken. Gedurende het grootste gedeelte van het jaar<br />

staat op die kust eene hevige branding; met geweld storten<br />

zich de golven van den Indischen Oceaan op de menigte<br />

koraalriffen, en rollen in woeste vaart naar het strand,<br />

dat zij met schuim bedekken.<br />

Het landschap biedt een prachtig panorama; overal ziet<br />

men den weelderigsten plantengroei, vruchtbare akkers en<br />

uitgestrekte bosschen, en daarachter majestueuse bergen.<br />

Toch lacht ons die streek niet toe, want in de schaduw<br />

van dat vriendelijk groen vond reeds menig braaf krijger<br />

zijn somber graf; de vuile dampen, die de lagune ver­<br />

spreiden , en de koele winden , welke uit zee waaien en een<br />

ondraaglijken stank van de koraalriffen met zich voeren,<br />

bezwangeren de lucht met giftige smetstoffen, zoodat het<br />

krachtigste gestel door moeraskoortsen verzwakt, soms<br />

geheel ondermijnd wordt. Eene plaatsing te Analaboe<br />

werd dan ook in vroegere jaren als een doodvonnis<br />

beschouwd, en onder de bezetting van dien post heeschte<br />

maar zelden eene opgewekte stemming.<br />

Sinds eenige jaren echter is 't garnizoen naar eene<br />

nieuwe benting verplaatst, die, naar beweerd wordt, op<br />

een gezonder terrein gelegen is.<br />

Met deze verplaatsing veranderde de naam van Analaboe<br />

in Melaboeh, waarschijnlijk om de treurige herinnering<br />

aan zoovele dooden , welke dien naam telkens terugroept,<br />

eenigszins op den achtergrond te brengen.<br />

Evenals te Groot-Atjeh tegenover onze geconcentreerde


VAN K0TA-PAS1R 235<br />

linie, heeft de vijand ook te Melaboeh, niet ver van<br />

onzen post, eenige kleinere en grootere versterkingen<br />

opgeworpen, en 't groote dundoek met zijne gekruiste<br />

klewangs, wappert hoonend in de onmiddellijke nabijheid<br />

van onze fiere driekleur.<br />

Toen de luitenant Bosschart als commandant van<br />

Melaboe optrad, was hem dat een doorn in het oog;<br />

aanstonds maakte hij dan ook het plan om te avond of<br />

m<strong>org</strong>en den vijand het bewijs te leveren, dat hij niet<br />

langer eene Atjehvlag tegenover de onze dulden zou.<br />

Als een goed strategist stelde hij zich eerst nauwkeurig<br />

in kennis met het omliggend terrein: elk voetpad, elk<br />

terreinvoorwerp, ja, zelfs elke boom en struik werd<br />

verkend en in zijn geheugen geprent.<br />

Eenvoudiger en veel gemakkelijker ware het voorzeker<br />

geweest, indien Bosschart zich door gidsen hadde laten<br />

inlichten, waartoe hem, als civiel gezaghebber, en door<br />

de bekendheid met de hoofden der bevolking., de weg<br />

open stond; doch hij wist hoe weinig de Atjeher te<br />

vertrouwen is, en gaf deswege de voorkeur aan eigen<br />

waarnemingen.<br />

Op den 2 n<br />

September 1889 stierf plotseling het hoofd<br />

van Melaboeh. Terstond stelde Bosschart, goed bekend<br />

met het Arabisch letterschrift, zich in correspondentie<br />

met den pretendent, Tengkoe Mankoer.<br />

Deze richtte hierop een schrijven tot de verschillende<br />

mindere hoofden, ten einde hunnen raad in te winnen.<br />

Intusschen werd onze post meer dan ooit uit de vij­<br />

andelijke stelling beschoten , en dit, gepaard aan de weifel­<br />

achtige houding van Tengkoe Mankoer, deed Bosschart


236 DE VEB0VE11IXG<br />

besluiten een streep te zetten onder de onderhandelingen ,<br />

en over te gaan tot het overrompelen van Kota-Pasir.<br />

Aangezien op den 28" September eene transportboot<br />

Melaboeh zoude aandoen, bepaalde hij, zeer oordeelkundig,<br />

de uitvoering op den 27", opdat bij déveine de nadeelige<br />

gevolgen zouden kunnen hersteld worden.<br />

Bosschart kon het zich niet ontveinzen, dat de onder­<br />

neming gewaagd en zeer gevaarlijk was, en dat hij zich<br />

eene zware verantwoording oplegde, doch zijn plan was<br />

goed beraamd; en welk flink, dapper officier voelt dan<br />

niet de kracht in zich om groote gevaren te trotseeren?<br />

Waartoe anders draagt hij het zwaard aan de zijde, dan<br />

om het te gelegenertijd in de vuist te klemmen, en dé<br />

eer van het vaderland te bevechten ?<br />

Op den avond van 26 September besprak Bosschart<br />

voor het eerst het plan met zijn tweeden officier, den<br />

2 n<br />

luitenant de Lusanet de la Sablonière, en gaf vervol­<br />

gens de order uit om de manschappen te half vier in<br />

den m<strong>org</strong>en te wekken; de réveille of eenig ander signaal<br />

mocht echter niet geblazen worden.<br />

Te 4 uur stond de troep binnen de versterking geran­<br />

geerd, en was verdeeld in twee sectiën van )6 en 17<br />

man, waarbij werden ingedeeld: één korporaal en vier<br />

kanonniers met één mortier; één hospitaal-bediende met<br />

twee tandoes, voorts zes dwangarbeiders, die petroleum ,<br />

spaden, schoppen, touwen en de verbandkist te dragen<br />

hadden.<br />

Nadat de lantaarns buiten de versterking waren uitge­<br />

doofd, ging de troep te half vijf op marsch. De 2 e<br />

sectie,<br />

onder den sergeant-majoor Polling, en naast dezen de


VAN KOTA-PASIB, 237<br />

sergeant Rumenper, marcheerde aan 't hoofd; daarachter<br />

de artillerie en de ambulance en vervolgens de i e<br />

onder den 2 n<br />

waarbij korporaal Bachman.<br />

sectie<br />

luitenant de Lussanet de la Sablonière,<br />

Uit vrees zich aan de kampongwacht te verraden, die<br />

zeker niet in gebreke zoude gebleven zijn hare lands­<br />

lieden te waarschuwen , werd de zuidelijke richting geno­<br />

men, en langs het westerstrand gemarcheerd. Het geweldig<br />

brullen der branding verdoofde de voetstappen, en als<br />

even zoovele spookgestalten slopen de manschappen in<br />

de diepe duisternis zwijgend voorwaarts. Hun aller gedachte<br />

werd ingenomen door de naderende stoute onderneming,<br />

vol moed op den goeden uitslag daarvan.<br />

Na ongeveer een afstand van 800 passen te hebben<br />

afgelegd, bereikte men het klapperbosch; daar, waar de<br />

rand bijna aan zee grenst, bevond zich een voetpad.<br />

Ofschoon het pikdonker was, had Bosschart, die het<br />

terrein volkomen kende, den smallen weg spoedig gevon­<br />

den. Hier werd in twee gelederen uit de flank gemar­<br />

cheerd ; arm aan arm en goed opgesloten volgden de<br />

soldaten den commandant, die zelf zijn troep tot gids<br />

diende; eene doodelijke stilte werd in achtgenomen.<br />

Nabij 't schootsveld (900 passen) werd met sectiën in<br />

front gemarcheerd, terwijl de geweren omlaag werden<br />

gedragen. Het doel van den tocht was thans nabij; steeds<br />

duidelijker werden de donkere omtrekken der vijandelijke<br />

wallen zichtbaar; ieders hart klopte reeds sneller, en<br />

vaster omklemde de hand 't geweer.<br />

Langzaam en voorzichtig rukte de troep voorwaarts.<br />

Spoedig stuitte men op de eerste loopgraaf, maar na eenig


238 DE VEROVERING<br />

zoeken vond Boschart den do<strong>org</strong>ang, die echter zóó smal<br />

was, dat men slechts man vóór man passeeren kon.<br />

Weder opgemarcheerd , deed de commandant de voorste<br />

sectie de geweren laag vellen, want men bevond zich<br />

thans op gevaarlijk terrein.<br />

Ook de 2 e<br />

loopgraaf werd zonder stoornis bereikt. Het<br />

gewichtig oogenblik was aangebroken; hoofdzaak was 't<br />

nu de versterking, die ongeveer 180 passen verder lag;<br />

zoo voorzichtig mogelijk te naderen.<br />

Deze korte afstand was moeieüjk afteleggen; telkens<br />

verbrak eene dichte groep klapperboomen den opmarsch ,<br />

en bij iedere schrede trapte men op dorre takken of stuitte<br />

men tegen boomwortels. Juist waren deze vele bezwaren<br />

overwonnen en had men de versperring der zuiderface<br />

bereikt, toen een schel hanengekraai zich in een kleine<br />

nevenbenting, nabij de oosterface deed hooren.<br />

Welke teleurstelling! Zou deze haan voor de benting<br />

Kota-Pasir hetzelfde zijn, wat de ganzen voor het Romein-<br />

sche kapitool waren'? Het antwoord hierop werd in adem-<br />

looze spanning verbeid , doch gelukkig, in de versterking<br />

bleef't rustig, en in de nevenbentings werd geen gerucht<br />

meer gehoord.<br />

Er werd „halt" gehouden; de achterste sectie maakte<br />

„achterwaarts front", de tweede luitenant de la Sablonière<br />

nam tijdelijk het commando over, en Bosschart ging zelf<br />

de stelling verkennen.<br />

Toen hij de positie zoo nauwkeurig mogelijk had opge­<br />

nomen, keerde hij tot den troep terug, en geleidde de<br />

sectie van den sergeant-majoor Polling voorbij de noorder-<br />

face naar het strand, zoodat deze afdeeling, op ongeveer 40


VAN KOTA-PASIR 239<br />

passen van de versterking geplaatst, zoowel de noorder­<br />

als de westenace kon observeeren. Terwijl het voorste<br />

gelid last kreeg de poort (welke aan de noodzijde lag)<br />

te bewaken, maakte het achterste gelid front naar zee,<br />

om zoo noodig, eene opdagende vijandelijke bende uit<br />

de noordelijk gelegen benting Oedjong Kali, af te wijzen.<br />

Daarna keerde Bosschart terug, en nam van de sectie<br />

de la Sablonière vier man af, welke onder korporaal<br />

Bachman vlak voor de poort geplaatst werden.<br />

Luitenant de la Sablonière nam met den mortier en de<br />

ambulance positie tegenover de oosterface ; en de dekking<br />

maakte front naar eene tegenover die face gelegen kleine<br />

Atjehsche benting, ten einde deze behoorlijk in 't oog<br />

te houden.<br />

Na de la Sablonière het punt te hebben aangewezen,<br />

waar eene bres moest gemaakt worden, begaf Bosschart<br />

zich weer naar het zeestrand.<br />

De benting, welker facen ongeveer 35 k 40 passen lang<br />

waren, was omringd door een stevigen pagger van ongeveer<br />

3 meter breedte, bestaande uit twee rijen levende boomen<br />

en zware takken, die è meter diep en i meter van elkaar<br />

stonden, onderling verbonden door sterke gordingen van<br />

zware bamboe-doerie, terwijl de ruimte tusschen beiden,even-<br />

eens opgevuld was met in elkaar gewerkte bamboe-doerie.<br />

Tusschen de versperring en den hoofdwal, die 1.90 meter<br />

hoog was, had de versterking aan de noordoost- en<br />

zuidzijde nog eene aarden borstwering van 0.7 meter hoogte<br />

en 0.3 meter bovenbreedte; de gang, gevormd tusschen<br />

beide bostweringen, was van eene mansbreedte. De poort<br />

bestond uit eene smalle, zware deur, die correspondeerde


24O DE VEROVERING<br />

met den ingang van een huis, waarvan de wanden werden<br />

gevormd door eene borstwering met steile taluds; de<br />

bovenbreedte, waarop het dak rustte, bedroeg 0.5 meter.<br />

Het terrein om de versterking was met scherpe randjoes<br />

van arèngpalm geplant; ook de wortels der klapperstammen<br />

en andere boomen waren aan de zijde, welke van de<br />

benting afgekeerd was, met dergelijke randjoes beplant,<br />

zoodat de aanvallers zich daarachter niet gedekt konden<br />

opstellen. Waarlijk, de Atjehers verstaan bij uitnemend­<br />

heid de kunst om hunne verschansingen stormvrij te maken.<br />

Het gedeelte der versperring, waarin eene bres zou<br />

gemaakt worden , werd met peteroleum begoten. Eensklaps<br />

steeg een roode vuurgloed opwaarts: helle vlammen<br />

verlichten den omtrek en de geweldigde hitte deed weldra<br />

de bamboe-doerie knallend uit elkaar springen. Dit geluid,<br />

niet ongelijk aan geweervuur, wekte de Atjehers uit hun<br />

vredigen slaap. Een panische schrik overviel de nalatige<br />

bezetting, die onder een woest gehuil naar de wapens<br />

greep, en in allerijl naar de poort snelde. Te vergeefs!<br />

Niet alleen vond zij deze bezet, maar de sectie Polling,<br />

die thans rechts daarvan stelling had genomen, en zoo­<br />

danig was opgesteld, dat zij de binnenruimte bestreek,<br />

opende zulk een hevig vuur op de opening van 's vijands<br />

slaapvertrek, dat hij hals over kop rechtsomkeert maakte.<br />

Slechts enkele stoutmoedige verdedigers verspreiden zich<br />

achter de wallen en beantwoordden het vuur der onzen.<br />

Bosschart bemerkte inmiddels, dat het vuur aan de<br />

bres niet veel vorderde, en beval nu den mortier voor<br />

de poort te plaatsen om deze door rolschoten te verbrijzelen.<br />

De sectie de la Sablonière moest vooruit rukken, en


VAN KOTA-PASIR 24I<br />

in den pagger eene opening kappen; de ambulance-dekking<br />

bleef in hare stelling om het vuur te beantwoorden, dat<br />

uit den nevenbenting op die sectie gericht werd.<br />

De Atjehers, van hun eersten schrik bekomen, vochten<br />

nu met den moed der vertwijfeling.<br />

Door voortdurend salvo's af te geven, trok de sectie<br />

Polling het vuur des vijands tot zich , en gaf daardoor aan<br />

de sectie de la Sablonière gelegenheid kalm aan de bres<br />

door te werken. Bosschart, die met nauwlettendheid alles<br />

gadesloeg, wist door een goed voorbeeld de zijnen tot moed<br />

en volharding op te wekken. Het gevecht was nu in vollen<br />

gang; terwijl de salvo's van sectie Polling de binnenruimte<br />

der benting aanhoudend verlichtten, kraakte de deur<br />

onder de geweldige slagen van den mortier, en knetterden<br />

aan 's vijands zijde de verwarde schoten van geweer en<br />

donderbus Te vergeefs echter beukte de mortier op de<br />

zware, stevige poort; onwrikbaar bleef zij in hare hengsels.<br />

Ook de bres vorderde langzaam, niettegenstaande de la<br />

Sablonière met alle krachtsinspanning daaraan arbeidde. Tot<br />

dusverre was niemand der onzen door het vijandelijke lood<br />

gewond; nu echter trof het juister. De eerste, die viel,<br />

was de Inlandsche fuselier Ressasmito; op handen en<br />

voeten kroop hij naar zijn commandant om bij dezen te<br />

sterven; kort daarop sneuvelde de Inlandsche fuselier<br />

Sadek, die op den rechtervleugel der sectie Polling dood<br />

achterover stortte. Ook de Europeesche fuselier Bosert<br />

werd gewond , maar met mannelijke zelfbeheersching<br />

bleef hij in het gelid; eerst na voor de tweede maal<br />

eene doodelijke schotwond bekomen te hebben, trad hij<br />

bedaard achteruit en legde zich achter zijne sectie neer.<br />

16


242 DB VEROVERING<br />

Reeds zes granaten waren door de poort, zonder haar<br />

te doen wankelen of te verbrijzelen, waarop Bosschart ,<br />

ongeduldig geworden, de daarvoor liggende bamboe-<br />

doerie weg trok, om de deur van nabij te onderzoeken.<br />

Toen het hem bleek, dat deze vooreerst niet te forceeren<br />

was, zond hij den mortier naar de ambulance-dekking en<br />

wapende de kanonniers met de geweren der gevallen<br />

soldaten. De toestand begon te nijpen, want niet alleen,<br />

dat elk oogenblik eene vijandelijke bende tot ontzet kon<br />

opdagen, maar ook de aanbrekende dag zoude onze<br />

geringe macht verraden.<br />

Meer dan een half uur was reeds aan de bres gearbeid ;<br />

de munitie bij sectie Polling begon te minderen. Eindelijk<br />

viel een gedeelte van den pagger, dank zij den luitenant<br />

de la Sablonière, die onder den uitroep van „comman­<br />

dant, wij zijn er", zich door de opening wrong, gevolgd<br />

door den koporaal Bachman en de overige manschap­<br />

pen zijner sectie.<br />

Bosschart zond nu ook de andere sectie naar de bres<br />

en weldra was de gang bezet door onze manschappen,<br />

die, als om strijd, het eerst op de vijandelijke borst­<br />

wering trachtten te komen. De sergeant-majoor Polling<br />

bleef met vier man de poort bewaken, om het ontsnappen<br />

aan die zijde te beletten.<br />

Bosschart stelde zich met eenige soldaten bij de bres<br />

op, om, in geval van paniek of hulp van buiten, te<br />

kunnen bijspringen. De Atjehers, die het ontkomen dooi­<br />

de poort hadden opgegeven, beproefden nu over de<br />

wallen te ontsnappen, maar hij, die slechts even het<br />

hoofd boven de borstwering uitstak werd onvermijdelijk


VAN KOTA-PASIlt 243<br />

neêrgeschoten. Ten einde raad vluchtten zij in hunne<br />

woning; om hen hieruit te verdrijven gelastte Bosschart,<br />

het dak, dat gedeeltelijk op den hoofdwal rustte, in<br />

brand te steken.<br />

Korporaal Bachman, één der eersten, die de borst­<br />

wering beklommen had , nam die taak op zich. Met ware<br />

doodsverachting trotseerde hij de kogels, die de vijand,<br />

uit diens schuilhoek, op hem afzond. Na het dak z<strong>org</strong>­<br />

vuldig met petroleum bevochtigd te hebben, stak hij<br />

het in brand. Joeg de hitte hèm naar beneden, ook den<br />

Atjehers werd het in dien oven te warm; één hunner<br />

gelukte het op den wal te komen; woest met lans en<br />

klewang zwaaiende en onder het schreeuwen van Allah-<br />

il-Allah, wierp hij zich naar beneden, doch werd opge­<br />

vangen in de bajonet van den Europeeschen fuselier<br />

Stromenger. Plet tooneel, dat zich nu voordeed, was<br />

verschrikkelijk; de vijand, aan wanhoop ten prooi, liet<br />

een oorverdoovend gehuil hooren en drukte zich tegen<br />

de wallen om aldus bescherming te zoeken tegen het vuur<br />

der onzen. Ten einde het dak in zijn geheel in brand<br />

te steken, kreeg de dwangarbeider Si-Mardjan bevel,<br />

dit nogmaals met olie te drenken. Met snelheid lekten<br />

nu de vlammen om zich heen en breidden zich naar alle<br />

zijden uit. Weldra was dan ook het geheele dak ééne vuur­<br />

massa. In deze oogenblikken sprongen de la Sablonière,<br />

Bachman en eene menigte onzer wakkere soldaten in de<br />

versterking. „Voorwaarts, hoera!" riep de la Sablonière,<br />

en met een luiden zegekreet stormden de onzen op den<br />

vijand los. Een kort doch bloedig gevecht had nu plaats<br />

tusschen de wanhopige Atjehers, die met leeuwenmoed


244<br />

U K<br />

VKIiOVKKINO<br />

zich verdedigden, en onze zoo lang getergde soldaten.<br />

Gedurende dit gevecht dacht niemand aan schieten;<br />

het was een wild moorden met de blanke wapens; een<br />

strijd op leven en dood. Eindelijk verstomde het wapen­<br />

gekletter; de laatste Atjeher was geveld.<br />

Nog was men bezig de wapens van den verslagen vijand<br />

te verzamelen , toen een vaatje buskruit nabij de brandende<br />

woning ontdekt werd; dichte vonken vielen er reeds omheen.<br />

Verrast deinsden onze soldaten terug en verlieten zoo spoedig<br />

mogelijk de benting , daar een langer verblijf levensgevaar­<br />

lijk werd. Met een' vreeselijken slag, die de aarden wallen<br />

deed dreunen, ontbrandde het kruit en omhulde de ver­<br />

overde benting met eene wolk van kruitdamp.<br />

De overwinning was volkomen, en alzoo besloot Bosschart<br />

den terugmarsch aan te nemen De gesneuvelden en de<br />

zwaarst gewonden werden over de beide tandoes verdeeld<br />

en men trok in geregelde orde op Melaboeh terug. Het<br />

was hoog tijd, want de dag was aangebroken en het<br />

m<strong>org</strong>enlicht verried aan de bezetting van de naastbij ge­<br />

legen verschansingen, hoe gering het aantal vermetelen<br />

van de „ Compagnie " was, dat den aanslag gewaagd had.<br />

De lafhartigen, die hunne makkers in het gevecht aan hun<br />

lot overlieten , beproefden thans den terugtocht der kleine<br />

colonne te bemoeilijken. Want van alle kanten daagden<br />

er gewapende Atjehers op; ook uit de benting Oedjong-<br />

Kali verscheen een drom gewapende lieden, welke met<br />

tijgerwoede de handvol dapperen aanviel. Maar Bosschart<br />

verloochende zijne kloekheid ook hier niet; met kalmte nam<br />

hij zijne maatregelen en bereidde den aanvallers zulk eene<br />

warme ontvangst, dat deze op eerbiedigen afstand bleven.


VAN KOTA-PASIB 245<br />

Ofschoon dc onzen , dank zij den beleidvollen comman­<br />

dant, geen ernstigen aanval meer te duchten hadden, zoo<br />

was het voor deze dapperen toch een blij gezicht, toen<br />

zij hun post wéér in het oog kregen. En toen nu ook de be­<br />

volking van den bevrienden kampong ter hulpe snelde , om ,<br />

voor zooverre noodig, den terugtocht der onzen te dekken,<br />

staakte dc vijand eene verdere vervolging.<br />

Bij aankomst in de benting werd de troep met een<br />

uitbundig gejuich begroet. Allereerst werd thans voorde<br />

gewonden gez<strong>org</strong>d. En het goede hart van onze brave<br />

soldaten liet zich bij deze gelegenheid weder niet onbe­<br />

tuigd; uit eigen beweging hielden de manschappen eene<br />

collecte voor de gewonde makkers, en van hunne arme­<br />

lijke spaarpenningen bracht de kleine bezetting zeventig<br />

gulden bij elkaar , waarvan , onder meer, ook de eenvoudige<br />

houten kruisen werden bekostigd, die de graven zouden<br />

aanwijzen van hunne gesneuvelde kameraden.<br />

De gevolgen van de verovering van Kota-Pasirwaren,<br />

zooals Bosschart terecht verwachtte, niet onbelangrijk.<br />

Behalve dat de rust en de veiligheid niet meer verstoord<br />

werden, haastte zich Tengkoe-Mankoer de deputatie te<br />

volgen, welke hem te Rigas moest halen. Zeer ootmoedig<br />

en onder betuiging zijner gehechtheid aan ons Gouverne­<br />

ment , stelde hij zich ter beschikking van den commandant<br />

van Melaboeh, en aanvaardde het bestuur dezer landstreek.<br />

Op den 27" September 1889 werd aldus te Melaboeh<br />

door eene schitterende overwinning op den vijand nog­<br />

maals bewezen, dat, hoe klein ons leger ook is, zijn<br />

overwicht op den Atjeher nog groot kan zijn.<br />

De eer van dit heldenfeit komt voorzeker allereerst


246 DE VEROVERING VAN KOTA-PASIR<br />

toe aan het doortastend en energiek optreden van den<br />

commandant, den 1" luitenant der infanterie Bosschart.<br />

In die eer mogen echter, zonder onderscheid , allen deelen,<br />

die de onderneming door hun moedig gedrag deden<br />

welslagen.<br />

En in de schaduw van Melaboeh's vriendelijk groen<br />

werden op dien dag de vier gesneuvelde krijgers ter ruste<br />

gelegd. Ditmaal waren het geene offers van kwaadaardige<br />

moeraskoortsen , maar dappere helden, gesneuveld voor<br />

de eer van de Nederlandsche driekleur !<br />

„ Hunne assclie ruste in vrede."


N A S C li R I F T<br />

Evenals bij het naschrift van onzen eersten bundel<br />

schetsen, blijft het Indische leger den landgenoot het<br />

woord van Coen toeroepen:<br />

„linde desespercert niet!"


N" HOUD<br />

Black.<br />

I)F. VERKENNING VAN KOTA-PETJOET. Januari I 874 . . . I<br />

DE VEROVERING VAN BLANG-PRIA. JutU 1878 17<br />

DE EERSTE EXPEDITIE NAAR SAMALANGAN. 1876 33<br />

DE TWEEDE EXPEDITIE NAAR SAMALANGAN 1880.<br />

Aanleiding 75<br />

Batoe-Iliq 83<br />

TRANSPORT- EN PATROUILLE-GEVECHTEN. 1876, I884 . . 96<br />

DE CON rilA-GUERlLLA IN Dl NOORD-OOSTF.K LINIE TE ATJEH,<br />

1879.<br />

I De Iman van Brama 117<br />

II De tocht naar Doerang 126<br />

III Selempo-Boeng<br />

DE INSLUITING VAN KROENG-RABA. I878<br />

VRIJHEIDSZIN OF FANATISME? 166<br />

1<br />

l<br />

3S<br />

DF. ATJEHERS ONDER HET CIVIEL BESTUUR. 1883 . . . . 177<br />

DE VELDTOCHT TEGEN EDI. 1889 (met twee schetskaartjes) . . 18<br />

Dl VEROVERING VAN KOTA-PASIR (Melal/Oeh). 1889<br />

(niet schetskaartje)<br />

NASCHRIFT<br />

5 2<br />

2<br />

33<br />

2<br />

47


Vroeger verscheen bij dezelfde Uitgevers:<br />

J. P. SCHOEMAKER 1<br />

SCHETSEN UIT DEN ATJEH-OOHLOj<br />

Eerste Bundel<br />

DERDE DRUK<br />

INHOUD: Vaandel-episode bij bet gevecht van Lemboe. — Veroven<br />

van Soerian en van Lambaroe. - Het spook. - Overrompeling van c<br />

Atjehsche wacht. — Onze Amboineesche soldaten. — Sarina. - Geslr<br />

en beloond. - Gevangenneming van een Atjehsche» hoofdman — To<<br />

naar Lepong onder Majoor Diepenheïm. - bivouak te Anabaloc. - E<br />

nacht op de voorposten. — Eene Atjehsche vrouw; karakterschets. - I<br />

patrouillegevecht bij Tjot-rang; episode uit het burgerlijk bestuur, - f<br />

vecht bij l.angocd.<br />

Voor het episch gedeelte der Schetsen uit den Atjeh oorlog een wo,<br />

van hoogen lof Geen van het vijftiental zonder verdienste. Er .s.gang<br />

De 35» -j" ^iver en de aanschouweUjkhc.d treft. TMm<br />

sehriiver - en hij doet dit meermalen - zijn verhaal begint bij het l.c<br />

en n el daarvóór, dan is dc toeschouwer in weinige oogenbhkkcn gevanj<br />

door de beschreven gebeurtenis. Hij waagt een nachtje» nanvjd »<br />

of schrijdt met kloppend hart voorwaarts, om een Ayehsch hooi l in<br />

v jandel ke kampong van zijn bed te gaan oplichten, H U legt z,ch ne<br />

iu nderlaag of stelt Ken verdekt op; hij schaart ach om zijne dapp<br />

öffic èren of hij neemt zelf het woord en spreekt een bemoedigenden<br />

t Tot zi ne manschappen, die aan uitputting beginne,, te M«.Geestó<br />

voor

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!