You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
VERANTWOORDING.<br />
Bij het schrijven van onze belevenissen in Nederlands Nieuw-<br />
Guinea heb ik, gebruik gemaakt van mijn eigen Memories van<br />
Overgave, de schaarse aantekeningen die ik nog bewaard heb en van<br />
de brieven die ik uit Fakfak aan mijn vrouw schreef, die in<br />
september naar Nederland was vertrokken, maar vooral heb ik veel<br />
uit mijn geheugen moeten opdiepen.<br />
Oud collega's waren zo vriendelijk hun stukken ter beschikking<br />
te stellen, waaruit ik enkele aanvullingen heb kunnen putten.<br />
Mijn dank gaat uit naar Drs. J.J. Buurman voor het correctiewerk<br />
dat hij voor zijn rekening heeft willen nemen.<br />
Ter oriëntatie van de lezers zijn enkele losbladige schetskaarten<br />
bijgevoegd, die jammer genoeg niet altijd even goed leesbaar<br />
zijn, terwijl de gebruikte namen wel eens van elkaar afwijken.<br />
In het stuk zelf is achter de plaatsnamen aangeduid op welke<br />
schetskaart deze terug te vinden zijn, of in welke de buurt zij<br />
liggen.<br />
Dordrecht, juli 1992.
VAN 15 JANUARI 1951 TOT EN MET 15 OKTOBER 1962 IN NIEUW - GUINEA<br />
VERTELD DOOR JAN EN ETTY DUBOIS<br />
*********<br />
Inleiding.<br />
Bij de soevereiniteitsoverdracht van (Nederlands) Oost-Indië<br />
aan de Republik Indonesia Serikat tegen eind 1949 bleef (Nederlands)<br />
Nieuw-Guinea buiten deze overdracht en kreeg dit gebiedsdeel<br />
de status van Gouvernement van Nederlands Nieuw-Guinea, met<br />
aan de top in de hoofdplaats, Hollandia, de Gouverneur, bijgestaan<br />
door de Directeuren van de Departementen, die de Raad van<br />
Diensthoofden vormden. Bestuurlijk was het Gouvernement verdeeld<br />
in de Afdelingen Hollandia, Geelvinkbaai, West Nieuw-Guinea en<br />
Zuid Nieuw-Guinea waar het bestuur in naam en overeenkomstig de<br />
bevelen van de Gouverneur werd gevoerd door de Residenten. De<br />
Afdelingen waren verdeeld in Onderafdelingen die bestuurd werden<br />
door een Onderafdelingschef (ÖAC)/Hoofd van Plaatselijk Bestuur<br />
(HPB). Zo bestond de Afdeling West Nieuw-Guinea uit de Onderafdelingen<br />
Sorong, Radja Ampat, Manokwari en Ajamaroe.<br />
In 1950 werd besloten de bestuursvoering in Nieuw-Guinea uit te<br />
breiden en te intensiveren. Daarbij zouden de grote Onderafdelingen<br />
waarvan vele streken niet onder daadwerkelijk bestuur<br />
waren gebracht opgesplitst worden in kleinere, beter te overziene<br />
ressorten.<br />
Omdat de omstandigheden in de nog open te leggen gebieden primitief<br />
waren, werd van de gegadigden verwacht dat zij over een<br />
goede lichamelijke conditie beschikten.<br />
Aangezien ik de bestuursdienst in de tropen verkoos boven een<br />
verblijf in het koude en natte Nederland solliciteerde ik naar<br />
een uitzending naar Nieuw-Guinea. Mijn vrouw, Etty, voelde er<br />
weinig voor, omdat zij voorzag dat wij- als gevolg van een<br />
soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië- er weer uitgegooid<br />
zouden worden (de toekomst gaf haar helaas gelijk). Ondanks haar<br />
bezwaren legde zij zich er uiteindelijk bij neer dat wij naar<br />
Nieuw-Guinea zouden gaan.<br />
Toevallig bevond J.C.(Vic) de Bruin, beter bekend als Jungle<br />
Pimpernel, zich in januari 1951 in Nederland als begeleider van<br />
een Papoeadelegatie. Vic had een rijke Nieuw-Guinea ervaring. Op<br />
19 januari 1939 kwam hij als Controleur naar de in 1936 door de<br />
vliegenier Wissel ontdekte meren. Hij verbleef in die binnenlanden<br />
tot" 26 juli 1944. In de jaren van de oorlog met Japan<br />
<strong>org</strong>aniseerde hij het verzet van de Papoea's tegen de bezetters<br />
en voorzag de Indische Regering in Australië van waardevolle<br />
inlichtingen over de bewegingen van de Jappen.<br />
Voor het inwinnen van informaties over de meest noodzakelijke<br />
goederen die we in het overzeese rijksdeel nodig zouden hebben<br />
zocht ik Vic op. Hij kon daar weinig zinnigs over zeggen, in het<br />
kort kwam het hierop neer dat de bevoorrading op Nieuw-Guinea wat<br />
plaats en tijdstip betrof sterk verschilde. Het ene moment was<br />
er volop rijst te koop maar geen druppel melk een volgende keer<br />
was er weer eens een andere variatie. Vic gaf toch nog een<br />
waardevol advies waar ik later veel genoegen van zou beleven.<br />
Pagina 7
Hij raadde aan van aluminium een groot tourneeblik te laten maken<br />
met een diep daaroverheen schuivend deksel.<br />
Zo'n blik gaf een uitstekende bescherming aan de daarin verpakte<br />
spullen tegen regen en bleef bovendien drijven als het in een<br />
rivier viel, wat wel eens op tournees gebeurde. (Dit tourneeblik<br />
doet nu in 1992 dienst als plantenbak op het balcon van onze<br />
flat.) Tijdens onze ontmoeting vertelde Vic nog dat de Papoea's van<br />
zijn delegatie zich in de winter bijzonder vermaakten met de<br />
gevallen sneeuw. Van dit voor hen onbekende verschijnsel hadden<br />
zij schildpadden, krokodillen en andere dieren geboetseerd.<br />
Omdat er waarschijnlijk op de eerste standplaats geen arts<br />
of verpleger zou zijn was het nodig zelf voorzieningen te<br />
treffen. Na naarstig zoeken werden twee verouderde medische<br />
handboeken voor missionarissen aangeschaft. Helaas stonden daar<br />
geen naoorlogse medicijnen in zoals sulfaguanidine, penicilline<br />
en dergelijke. De huisarts was uiterst behulpzaam bij het samenstellen<br />
van een apotheek en met het geven van aanwijzingen voor<br />
het gebruik.<br />
Na enige schermutselingen op het ministerie waar men<br />
zuinigjes de uit te zenden ambtenaren pas in Nieuw-Guinea in<br />
vaste dienst wilde laten benoemen (mocht ons onderweg een<br />
ongeluk overkomen dan was er geen enkele financieële garantie<br />
voor onze vrouwen!!!) werd uiteindelijk toch besloten de<br />
ambtenaren met de "status van in vaste dienst benoemde" te laten<br />
vertrekken.<br />
Deze bestuurs(BB)ambtenaren waren Jan Soleer met practische<br />
ervaring van na 1946 in West- en Midden Java, Fred Winia die in<br />
de Ommelanden van Batavia, Indramajoe en Cheribon als BBambtenaar<br />
werkzaam was geweest,<br />
Dick Mahler die in Oost Java gediend had en Evert van Emmerick,<br />
onlangs als indoloog afgestudeerd. Ik zelf had in Bandoeng enige<br />
kantoor- en <strong>org</strong>anisatorische ervaring opgedaan waar ik zowel in<br />
Nieuw-Guinea als in Nederland veel profijt van heb gehad.<br />
Dick Mahler ging weliswaar als ongehuwde naar Nieuw-Guinea<br />
maar had veertien dagen vóór zijn vertrek eindelijk ontdekt dat<br />
hij in Den Haag naast een aardig buurmeisje woonde op wie hij<br />
plots smoorverliefd werd. Die twee weken had hij zich zo zeer met<br />
haar bezig gehouden dat hij gedurende de vijfdaagse reis geen oog<br />
open heeft kunnen houden.<br />
In de DC 4 waar wij de reis mee maakten, vloog ook een KNIL<br />
kapitein mee die iedereen had afgeraden een kamer met hem te<br />
delen omdat hij verschrikkelijk snurkte. Alleen Mahler die toch<br />
al veel slaap tekort was gekomen deelde enkele nachten zijn<br />
kamer, Dick sliep zo vast dat het snurken hem niet deerde. Er<br />
reisde een jong vrouwtje mee met haar driejarig kind dat zo<br />
overstuur was dat het de hele reis luidkeels huilde. Wij vonden<br />
het bepaald een gebrek aan service dat de stewardess de moeder<br />
geen moment te hulp schoot om het kind te kalmeren.<br />
De DC 4 deed er vijf dagen over om via Kairo, Karachi,<br />
Calcutta en Singapore naar Biak te vliegen.<br />
Pagina 2
In Calcutta zocht ik een nicht op die vertelde dat het hotel<br />
waar wij logeerden de laatste jaren twee keer gesloten was<br />
geweest vanwege cholera bij een van de koks. Ter voorkoming van<br />
onrust gaf ik dit pas de volgende dag aan mijn medepassagiers<br />
door.<br />
Wij hadden een plezierige reis met in elke tussenstop een<br />
overnachting. Ik herinner mij nog goed het ouderwetse hotel in<br />
Karachi met de lange, brede en hoge kamers. De ventilatoren die<br />
aan het plafond hingen brachten in plaats van verkoeling alleen<br />
maar de warme lucht in circulatie<br />
In Biak {kaart 2} werden wij ontvangen door Bob Stephan die<br />
Dick en ik nog kenden uit onze studententijd. Hij gaf ons de uit<br />
Hollandia ontvangen berichten over onze toekomstige standplaatsen<br />
door. Omdat in Nederland over Manokwari, waar zich enkele<br />
honderden kolonisten hadden gevestigd, minder gunstige publicaties<br />
hadden gecirculeerd hoopten Fred en ik daar niet geplaatst<br />
te worden. Wat een schrik toen Stephan ons vertelde dat wij<br />
uitgerekend daarheen moesten. Jan Soleer kreeg als bestemming<br />
Seroei van waaruit hij de onderafdeling Waropen moest openen met<br />
Waren {kaart 2} als hoofdplaats. Hij had de keus nog diezelfde<br />
avond per Higginsboot te vertrekken of de volgende dag met een<br />
Marine Catalinavliegtuig. Soleer was er zo op gebrand spoedig aan<br />
de slag te gaan dat hij zei: "Vanavond nog met de Higgins". In<br />
Seroei {kaart 2} kreeg hij echter een koude douche; men had daar<br />
namelijk niet op zijn komst gerekend en na enkele maanden niets<br />
doen verviel zijn opdracht voor Waropen en werd hij overgeplaatst<br />
naar het Departement Van Economische Zaken in Hollandia. De<br />
onderafdeling Waropen werd pas in 1953 geopend en in 1957 alweer<br />
opgeheven.<br />
Evert van Emmerick vloog de volgende dag met een Catalina<br />
naar de Wisselmeren {kaart 4, links boven}. De Marine Luchtvaartdienst<br />
hielp het Binnenlands Bestuur door met deze vliegboten<br />
zowel de Wisselmeren als Ajamaroe te bevoorraden.<br />
Zo kon Evert met een van deze vluchten mee naar zijn bestemming.<br />
Bij Ajamaroe {kaart 1,noord oost van Teminaboean } kon de<br />
Catalina op het langgerekte meer landen maar voor de Wisselmeren,<br />
waar voor de vliegboten onvoldoende uitloop was, moesten de<br />
ladingen gedropt worden. Daarbij is het bij een Dakota van de<br />
Kroonduif een keer gebeurd dat door het verkeerd openen van een<br />
deur deze uit de hengsels vloog en in de staart bleef vastzitten.<br />
Met angst en beven en het koud zweet in de handen zag de<br />
bemanning toch kans het vliegtuig veilig in Biak aan de grond<br />
te zetten.<br />
Dick Mahler moest zich bij de Resident in Sorong melden om<br />
van daaruit verder te reizen naar Teminaboean { kaart 1.bovenloop<br />
van de Kaiboes rivier; zuidkust Vogelkop} waar hij kennis<br />
maakte met agas, een aan de kust veel voorkomende soort vlieg,<br />
die met hun beet een haast ondraaglijke jeuk veroorzaken. Ik<br />
ondervond de agasplaag later in de buurt van Oransbari {schetskaart}<br />
waar zelfs de Papoea's met het voortdurend om zich heen<br />
slaan met takkebossen probeerden zich de vliegjes van het lijf<br />
te houden.<br />
****** * * *<br />
Pagina 3
1. Biak, Manokwari, de Onderafdelingen Ransiki en Wandammen.<br />
Fred en ik bleven nog enkele dagen te gast in Biak in<br />
afwachting van een Catalinavlucht naar Manokwari {kaart 1 en 1D<br />
noord-oost punt Vogelkop}.<br />
Op 15 januari 1951 waren wij geland op de spierwitte<br />
Soridostrip {kaart 2, zuid kust BIAK). Deze was in de oorlog door<br />
de Japanners gebruikt en later door de Amerikanen na vele<br />
bombardementen hersteld. De strijd om de verovering van Biak op<br />
de Japannners was hevig geweest. De vijand had heel goed gebruik<br />
gemaakt van de vele diepe rotsholen op het koraaleiland die zulke<br />
goede schuilplaatsen boden dat zij voor de aanvaller practisch<br />
onbereikbaar waren.<br />
Ze hadden er zelfs een lazaret ingericht. De strijd die van<br />
10 april tot 22 juni 1944 had geduurd kostte aan beide zijden<br />
honderden gesneuvelden.<br />
Toen de Amerikanen Biak verlieten boden zij het Indische<br />
Gouvernement in Australië het achtergebleven oorlogsmateriaal<br />
voor een belachelijk lage prijs ter overname aan. (Jeeps bij<br />
voorbeeld werden voor f.150.—aangeboden.). De zuinige Nederlanders<br />
wezen dit bod van de hand in de hoop dat de Amerikanen die<br />
er toch geen bestemming voor hadden hun prijs zouden verlagen of<br />
zelfs de dumps cadeau doen.<br />
Na de afwijzing van dit bod wisten de Yankees er wel<br />
degelijk raad mee, met bulldozers werden de jeeps in zee geduwd<br />
of met zoutzuur onklaar gemaakt. Grote viermotorige B 24<br />
Liberators, B 17 Flying Fortress, P 40 Lightings (jachtbommenwerpers)<br />
en Catalina's werden met bulldozers op een hoop geschoven<br />
of met handgranaten in schroot veranderd. Ook op het vliegveld<br />
Sentani {kaart 2, bij rechter marge) nabij Hollandia werden<br />
honderden vliegtuigen met handgranaten onbruikbaar gemaakt.<br />
Wegens gebrek aan personeel kon het in overvloed aanwezige<br />
materieel niet productief gemaakt worden. Eerst toen de vliegtuigen<br />
omgesmolten waren tot aluminiumblokken brachten zij bij<br />
export naar de Verenigde Staten geld in het laatje. Onklaar<br />
gemaakte jeeps zijn later door het NNG Governement voor duizenden<br />
guldens per stuk weer rijklaar gemaakt. Het gouvernement had tot<br />
in 1951 weinig aan het herstel van Biak gedaan. Het hotel was<br />
ondergebracht in een nissenhut met een uiterst primitieve<br />
badgelegenheid.<br />
Wij logeerden in een naast het huis van Stephan staand<br />
paviljoen. Zowel de Controleurswoning als het paviljoen waren<br />
te betitelen met de uitdrukking van "onverklaarbaar bewoonde<br />
huizen".<br />
Na een paar dagen konden we mee met een Catalina die in<br />
Manokwari {kaart 1, noord-oost punt Vogelkop} groenten ophaalde<br />
voor de Marine in Biak. Op de steiger werden wij met een brede<br />
grijns begroet door de Controleur, Jan Koopmans, die vertelde dat<br />
de te grote onderafdeling Manokwari (kustlijn van ruim 500<br />
kilometer van Saokorem {kaart 1,noord kust Vogelkop} tot Napan<br />
Weinami {kaart 2, zuid van GEELVINK-BAAI)} in drie afzonderlijke<br />
bestuurseenheden gesplitst moest worden.<br />
Pagina 4
Daarvoor moest ik de Onderafdeling Ransiki opzetten met als<br />
standplaats de Anggimeren {schetskaart}; Fred moest met als<br />
standplaats Nabiré {kaart 2,zuid west van Napan Weinami }<br />
afdeling Geelvinkbaai gestalte geven.<br />
Koopmans voegde hier nog aan toe dat men in Hollandia niet<br />
wist hoe Nieuw-Guinea in elkaar stak. Immers de Anggimeren liggen<br />
circa 40 kilometer van Ransiki het binnenland in, terwijl een<br />
behoorlijke weg voor de bevoorrading ontbrak. Catalina's konden<br />
er in verband met de ligging van de meren op 1.800 meter boven<br />
zee en het nog hogere omringende gebergte niet landen. Nabiré<br />
stond bloot aan de golfslag van de Grote Oceaan en was vanwege<br />
de sterke branding de helft van het jaar onbereikbaar. Hij stelde<br />
voor met de Higgins een kijkje in Ransiki en Nabiré te nemen.<br />
Deze boten waren voor de riviervaart bedoeld maar werden in<br />
Nieuw-Guinea ook op zee ingezet. Bij ruw weer slingerden zij met<br />
hun hoge bovenbouw zo erg dat menige passagier zeeziek werd.<br />
Bovendien hadden deze overjarige boten nogal last van lekkage,<br />
ter reparatie lagen in het ruim altijd een paar zakken cement.<br />
Even een beeld van Manokwari in begin 1951.<br />
Daar vestigden zich in 1933 de eerste kolonisten, in de Stichting<br />
Indische Nederlanders Kolonisatie Nieuw-Guinea (Siking). De<br />
kolonisten kregen gedurende vijf jaar een ondersteuning van<br />
f.15.— per maand.<br />
In 1949/50 waren de grote stromen kolonisten uit Indonesië<br />
aangekomen, vóór de oorlog met Japan was er reeds een bestuurspost<br />
gevestigd en ook een militair detachement onder leiding van<br />
kapitein J.B. Willem Geerooms, die de Japanners in een guerrillastrijd<br />
het vuur na aan de schenen heeft gelegd.<br />
In 1951 was er nog maar een bescheiden wegennet, in<br />
hoofdzaak bestaande uit de Fanindiweg, de Strandweg en de<br />
Panorama boulevard. Een heerlijk ontspanningsoord was de baai van<br />
Pasir Poetih met een prachtig zandstrand en schoon helder blauw<br />
water.<br />
Koopmans woonde in de vooroorlogse in permanente stijl<br />
gebouwde controleurswoning. Het kantoor van het Hoofd van<br />
Plaatselijk Bestuur (HPB) was op een betonnen vloer opgetrokken<br />
uit plaatselijk bouwmateriaal. Om de kolonisatie in goede banen<br />
te leiden was er een dienst voor de Kolonisatie met aan het hoofd<br />
de Assistenten-resident (ARKOL) F.J. Groeneveld en P.M.Felix.<br />
Na een korte kennismaking met Manokwari vertrokken wij met<br />
de Higgins voor een verkenning van de Geelvinkbaai. Op de rede<br />
voor Ransiki {kaart 1, oostkust Vogelkop en schetskaart } wierp<br />
de boot het anker uit terwijl intussen al een prauw op weg was<br />
om post en voor Ransiki bestemde goederen af te halen. Met deze<br />
prauw gingen we naar het aan de kust gelegen Rapaowi (schetskaart}<br />
dat uit drie kamponghuisjes bestond waarvan één bewoond<br />
werd door de (onofficiële) havenbeheerder, oom Eli.<br />
Wij liepen de vijf kilometer verharde weg naar Ransiki,<br />
onderweg stonden enkele deels ontmantelde motorwalsen, een<br />
herinnering aan de Japanse bezettingstijd.<br />
Pagina 5
Naast deze trieste aanblik genoten wij van de Flame of the<br />
Forest, een slingerplant die in een bepaald jaargetijde met lange<br />
vuurrode trossen het oerwoud een schitterend aanzicht geeft.<br />
Voor Ransiki-stad passeerden we enkele woningen van<br />
kolonisten.<br />
In Ransiki werd het bestuur gevoerd door een Indonesische<br />
Bestuursassistent (BA).<br />
De troep die wij er aantroffen was schrikbarend. Ransiki<br />
bestond uit twee kamponghuizen, het ene was van de BA, het andere<br />
van zijn schrijver. In een aantal scheefgezakte huisjes woonden<br />
politieagenten. In een rubberboom op het politieterrein was een<br />
platform aangebracht met daarboven een primitief dak, dit was de<br />
woonplaats van een van de agenten die niet op de grond wenste te<br />
slapen. Vlak daarbij stond een kooi van prikkeldraad die dienst<br />
deed als gevangenis.<br />
Na de mededeling aan de BA dat ik in Ransiki geplaatst zou<br />
worden als Controleur van de nieuwe Onderafdeling vroeg ik of er<br />
huisvesting was zodat Etty kon overkomen. Als antwoord werd op<br />
een bouwsel gewezen bestaande uit tien palen met een atapdak<br />
(gevlochten palmbladeren) met circa een meter boven de grond een<br />
plankier. Dit was het begin geweest van een pasanggrahan<br />
(logeergebouw), maar wegens geldgebrek was de bouw gestopt.<br />
Het politiedetachement bestond uit dertien hulpagenten onder<br />
leiding van een agent derde klas.<br />
Deze hulpagenten waren gerecruteerd uit de Manikion-binnenlandbevolking;<br />
van de andere stam, de Hattammers, zouden wij later<br />
zowel voor Ransiki als Wandammen politierecruten aanwerven.<br />
Het bleek dat deze agenten wegens het gebrek aan leiding niet tot<br />
enig politioneel optreden waren gekomen. Zij deden alleen dienst<br />
om de vrouw van de BA te helpen bij het ronselen van werkvolk uit<br />
het binnenland voor de exploitatie van haar uienaanplant waar zij<br />
een aardige bijverdienste aan had.<br />
De BA had nog al wat te stellen met de kolonisten. Daar de<br />
verhoudingen niet altijd even harmonieus waren konden ruzies niet<br />
uitblijven en dan werd de BA te hulp geroepen om deze zaken te<br />
sussen. Hij was dolblij dat hij dit nu aan een Nederlandse<br />
bestuursambtenaar kon overlaten.<br />
Circa 10 kilometer zuidelijk van Ransiki lag het district<br />
Momi {kaart 1 en schetskaart, zuid van Rapaowi } dat bestuurd werd<br />
door de Hulp Bestuursassistent (HBA) L.W. Gaspers. Hij was de<br />
zoon van een vogeljager en een Papoea vrouw. Met zijn vader had<br />
hij jarenlang in het binnenland do<strong>org</strong>ebracht en daar de Manikionen<br />
Hattamtalen geleerd, ook sprak hij vloeiend de taal van de<br />
Kebarvlakte. Een bestuursopleiding had Gaspers niet genoten;<br />
tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog had hij leiding<br />
gegeven aan het verzet van de Papoea's tegen de bezetters,<br />
waarvoor hem het Verzetskruis Oost-Azië werd toegekend. Gaspers<br />
was een uiterst bescheiden man en kon met zijn lange binnenlandervaringen<br />
op Papoea niveau leven. Hij was vooral een practische<br />
bestuursambtenaar van wie veel Controleurs gemak hebben gehad.<br />
Pagina 6
Na de oorlog werd hij vanwege zijn grote kennis van land en<br />
volk van de westelijke Vogelkop benoemd tot HBA met Momi als<br />
standplaats waar hij een tiental hulpagenten ter beschkking<br />
kreeg. De Controleur van Manokwari had zijn handen al vol met de<br />
plaatselijke problemen en kon daardoor weinig leiding geven aan<br />
de bestuursvoering in Ransiki en Momi.<br />
Momi {schetskaart MOEMI} had vóór de oorlog in twee<br />
opzichten een belangrijke rol gespeeld.<br />
Omstreeks 1920 kwam de Assistent-resident C.Lulofs op de<br />
gedachte door het uitzetten van herten de eiwitvoeding van de<br />
Papoea's te verbeteren en hij liet 20 Halmaheira herten bij Momi<br />
los. Een oudere Papoea vertelde dat hij als kind de ontscheping<br />
van deze dieren had meegemaakt. Om de overbrenging naar de vaste<br />
wal te vergemakkelijken had Lulofs heel verstandig uitsluitend<br />
jonge dieren laten aanvoeren die eenvoudig van de gouvernementsboot<br />
in prauwen konden worden overgeladen. Hij had echter over<br />
het hoofd gezien dat er op Nieuw-Guinea geen<br />
natuurlijke vijanden van herten voorkwamen en dat deze zich zo<br />
sterk konden vermenigvuldigen dat zij vaak een ware plaag voor<br />
de tuinen van de Papoea's werden. In 1962 hadden de herten zich<br />
over de hele Vogelkop verspreid.<br />
De tweede rol die Momi vóór de oorlog gespeeld had was een<br />
Japanse proef met een kapokonderneming. Als tegenhanger had het<br />
Indische Gouvernement in Ransiki een rubber- en olieplantage<br />
ontgonnen met de bedoeling de Japanners in de gaten te kunnen<br />
houden. Veel nut heeft dit laatste echter niet gehad.<br />
Integendeel: in het eerste oorlogsjaar heeft het Japanse leger<br />
er dankbaar gebruik van gemaakt door met het op beide ondernemingen<br />
aanwezige zware materiaal zowel in Ransiki als in Momi een<br />
vliegveld aan te leggen, het laatste zelfs met een betonnen baan.<br />
Frans Klay heeft in 1954/55 met gerepareerde Japanse<br />
motorwalsen het vliegveld van Ransiki weer zo opgeknapt dat er<br />
Dakota's konden landen.<br />
Zoals eerder vermeld liggen op circa 40 kilometer landinwaarts<br />
in het Arfakgebergte op 1.800 meter hoogte boven zee de<br />
twee Anggimeren {schetskaart} die hun namen ontlenen aan hun<br />
vorm. Het eerste heet Anggi Gita (vrouwelijk) vanwege de ronde<br />
vorm; het westelijke meer is langgerekt en wordt daarom Anggi<br />
Giji (mannelijk) genoemd. Zij liggen in het grensgebied van de<br />
Hattammers die tot in Manokwari wonen en de Manikions die tot in<br />
Steenkool {kaart 1, zuidkust Vogelkop noord van Teloek Bintoeni}<br />
hun woonplaats hebben. Zuidelijk van het Hattamgebied leven in<br />
westelijke richting ook nog Manikions tot aan de grens van de<br />
Maibratstam in Aiwassi {oostelijk gedeelte in de onderafdeling<br />
Teminaboean, ongeveer bij Aumai{ kaart 1, ongeveer midden<br />
Vogelkop}. De Manikions ( ook wel Mantioens) en de Hattammers<br />
worden met één naam "Arfakkers" genoemd.<br />
In de dertiger jarft in 1954/55 met gereogxeeple^,,Japanse<br />
motorwalsen het vliegveld van Ransiki weer "-zo opgeknapt dat er<br />
Dakota's konden landen.<br />
Zoals eerder vermeld liggen op cNIL milita±reB-naar de AngggiirêrinTe^söjna-i.<br />
Pagina 7
Voor de bevoorrading werd met behulp van enkele honderden<br />
dwangarbeiders een paardepad aangelegd. Om te voorkomen dat de in<br />
de regentijd sterk gezwollen Ransikirivier moest worden overgestoken<br />
begon dit pad bij het aan de westelijke zijde van deze<br />
rivier gelegen dorp Wariab {schetskaart}. Via Sakoemi {schetskaart}<br />
Oktober (in deze maand werd bij de aanleg van het pad<br />
deze plek bereikt), Ingris ( toen het pad tot hier gevorderd was,<br />
waren daar twee Engelse (Ingris) dames aan het zoeken naar<br />
orchideeën), dan naar Noordpool (genoemd naar het ijskoude water<br />
van een nabij gelegen beek die als badplaats werd gebruikt)<br />
ging het pad verder over de goenoeng Wisinoe naar Anggi Gita,<br />
volgde daar de zuidelijke oever van het meer naar de goenoeng<br />
Kobrey.<br />
Hier overheen naar het dorp Irai {schetskaart} aan het Anggi Gita<br />
waar het detachement werd gehuisvest.<br />
De militairen maakten bekend dat het nu maar eens afgelopen<br />
moest zijn met de stammenoorlogen en dat als de oorlogsleiders<br />
zich zouden overgeven, alles vergeven en vergeten zou zijn. Zij<br />
die hierin geloofden gaven zich over, maar werden tot hun schrik<br />
in de boeien geslagen. Later vertelde een van de slachtoffers dat<br />
hij twee jaar lang aan een ketting van een meter, die aan een<br />
enkel en een arm was geboeid, had moeten rondlopen. Deze Manikion<br />
is met zijn twee zoons vaak mijn gids geweest waarbij de zoons<br />
zo goed voor mij z<strong>org</strong>den dat mij niets overkwam.<br />
Een van de oorlogsleiders, Erika Mersinden, bleef op vrije<br />
voeten niettegenstaande er jaren lang jacht op hem werd gemaakt.De<br />
militairen hadden de strategie zijn vermoedelijke<br />
verblijfplaats tegen de ochtendschemer te overvallen. De slimme<br />
Erika koos zijn bivak alijd zo dat de achtervolgers hem alleen<br />
over een hangbrug konden bereiken. Aan de brugleuning waren een<br />
aantal blikken bevestigd die met het nodige lawaai de komst van<br />
de militairen tijdig aankondigden.<br />
In mijn bestuursperiode heeft de HBA Gaspers Erika zover<br />
gekregen dat hij zich in Ransiki aanmeldde. Omdat Gaspers in zijn<br />
jeugdjaren veel met Erika was omgegaan en hem dus persoonlijk<br />
kende wist hij dit voor elkaar te krijgen. Erika bleef ongeveer<br />
twee weken in de buurt van Ransiki waarbij hij mij wel op de<br />
hoogte hield van zijn omzwervingen maar nadrukkelijk op het hart<br />
drukte daar geen bekendheid aan te geven, opdat zijn vijanden<br />
niet achter hem aan konden gaan. Erika droeg in zijn linkeroorlel<br />
een speld met een koperen W- knoop van Wilhelmina, voor zijn<br />
andere oor kreeg hij een J-knoop. Na hem erop gewezen te hebben<br />
dat het Mantioengebied zich tot Steenkool uitstrekt, waar mijn<br />
collega Manier het bestuur voerde beloofde hij zich ook daar te<br />
melden waaraan hij zich heeft gehouden.<br />
Het militair detachement maakte kennis met een unicum van<br />
de Anggimeren, namelijk de aanplant van aardappelen. In de jaren<br />
twintig had een zendeling een Hattammer een kist aardappelen<br />
gegeven met het voorstel deze bij de meren uit te planten. Dit<br />
werd een opmerkelijk succes; in 1951 werden duizenden kilo's<br />
aardappelen naar Ransiki gebracht en daar verhandeld. Het unieke<br />
was dat zich in al die tijd geen aardappelziekte had vo<strong>org</strong>edaan.<br />
Pagina 8
Nu wordt het tijd terug te gaan naar het eerste verblijf van<br />
Fred en mij in Ransiki. Besloten werd dat ik daar nog een paar<br />
dagen zou blijven en Fred met de Higgins naar Wasior {kaart 1,<br />
aan de Wandammenbaai} zou gaan om daar de stand van zaken op te<br />
nemen. De eerste nacht sliepen we in de in aanbouw zijnde<br />
pasanggrahan. Voor de omwanding hielp de BA ons aan een stuk zeil<br />
waar zo goed en kwaad als het ging een kamertje van gebouwd werd.<br />
Het woei die nacht zo hard dat Fred de volgende ochtend vanwege<br />
een opgelopen spit maar met moeite van zijn veldbed af kon.<br />
In Wasior bofte hij in zoverre dat daar wel huisvesting voor<br />
hem was bestaande uit twee gekoppelde huisjes waarvan het ene<br />
bestemd kon worden tot woning voor de Winia's en het andere tot<br />
kantoor.<br />
Teruggekeerd in Manokwari rapporteerden wij aan Hollandia<br />
dat het in verband met de bevoorrading beter was de keuze voor<br />
de Onderafdelingshoofdplaatsen te laten vallen op Ransiki en<br />
Wasior in plaats van de Anggimeren en Nabiré. Ik vroeg meteen<br />
vijfhonderd gulden aan om de pasanggrahan tot iets bewoonbaars<br />
te verbouwen.<br />
Met het voorstel voor de standplaatsen ging Hollandia zonder<br />
meer accoord, maar de aangevraagde f.500.— kon niet beschikbaar<br />
worden gesteld omdat het gouvernement daar geen fondsen voor had.<br />
Wanneer we aan het werk konden gaan zou men nog wel laten weten.<br />
Het heeft tot mei 1951 geduurd voordat deze beslissing afkwam.<br />
Tot die tijd bleven wij ons in Manokwari stierlijk vervelen. Er<br />
werd weliswaar een woning toegewezen maar werk was er niet omhanden.<br />
Elke dag stonden wij zo laat mogelijk op en besloten na het<br />
ontbijt hoe de rest van de ochtend zou worden do<strong>org</strong>ebracht. We<br />
lunchten in een particulier pension waarna van een stevige siësta<br />
werd genoten. De avond werd bij kennissen do<strong>org</strong>ebracht en na<br />
enkele slaapmutsjes sloten wij onze ogen voor een "welverdiende"<br />
nachtrust.<br />
Zo ging het dag in dag uit tot Koopmans verzocht de kleine<br />
aanslag voor hem te verz<strong>org</strong>en. Dit was een belastingheffing voor<br />
mensen met een gering inkomen. De aanslag bedroeg in de regel<br />
niet meer dan een paar gulden per jaar tot hooguit tien of<br />
twintig gulden. Deze aanslag gold ook voor Papoea's.<br />
De kolonisten in Manokwari waren niet gezegend met een rijk<br />
bezit en hadden in die tijd een gering inkomen. Het grootste aantal<br />
was op 23 december 1949 in een gecharterde boot, de Waibalong,<br />
uit Indonesië naar Nieuw-Guinea vertrokken. Dit niettegenstaande<br />
hun van alle kanten was vo<strong>org</strong>ehouden dat daar voor hen<br />
geen enkele voorziening zou zijn, noch huisvesting noch voldoende<br />
te eten. Het schip vertrok afgeladen met aanstaande kolonisten<br />
van Batavia naar Semarang en Soerabaja, waar nog passagiers bijkwamen.<br />
Toen was nergens nog een open plekje, er waren zelfs<br />
geiten en paarden aan boord geladen. Na Soerabaja ging het over<br />
een woelige zee rechtstreeks naar Manokwari. Op 31 december kwam<br />
de Waibalong na het ronden van de kaap Bakaro in de baai van<br />
Manokwari waar de kleine eilanden Poelau Lemon en Mansinam werden<br />
gepasseerd.<br />
Pagina 9
De boot ging op de rede voor anker en de opvarenden moesten<br />
zelf hun bezittingen aan wal brengen. Één van hen had zelfs een<br />
vleugelpiano meegenomen die met veel pijn en moeite op het strand<br />
werd neergezet en daar in de loop der tijden wegrotte.<br />
Aan boord bevond zich ook de familie Van der Hout die<br />
plannen had een zagerij en een aannemersbedrijf in Manokwari te<br />
beginnen.<br />
Zij hadden de eerder naar Manokwari vertrokken heer De Veer<br />
geïnformeerd over hun aankomst met de Waibalong. Deze had een<br />
oude Japanse truck klaar staan om een gedeelte van de reizigers<br />
naar de wijk Saowi te brengen.<br />
Daar kregen zij onderdak in een gedeeltelijk leegstaande<br />
loods waarin een stel jongelui zich sinds 1947 gevestigd had.<br />
Enkele maanden later is nog een groep uit Indonesië met de<br />
Karossa naar Manokwari gekomen.<br />
De kolonisten hadden van plaatselijk materiaal en oude<br />
zinkplaten een onderkomen gebouwd en daaromheen hun tuinen<br />
aangelegd. Zij verbouwden in hoofdzaak groenten voor eigen<br />
gebruik en voor levering aan de Marine in Biak. Omdat zwaar<br />
materiaal ontbrak moest de ontginning van de grond geheel met de<br />
hand gebeuren met als enige hulpmiddelen een hak, een zeis en<br />
een kapmes. Incidenteel konden zij Arfakkers inhuren om hen bij<br />
het werk te helpen. De arbeidsproductiviteit van de autochtonen<br />
was echter heel laag.<br />
In de loop der jaren veranderde Manokwari veel ten goede.<br />
Er kwam een in-en exportmaatschappy, de NIGIMY, waardoor<br />
Manokwari beter leefbaar werd. Gouvernemenstdiensten plaatsten<br />
er hun ambtenaren zoals het Boswezen, de Rijkswaterstaatsdienst,<br />
het Kadaster en Landbouw en Visserij. Het wegennet werd uitgebreid<br />
en er kwamen meer permanente woningen. Dank zij een<br />
vliegveld kon de plaats opgenomen worden in de geregelde<br />
lijndienst van de Kroonduif, de Luchtvaartmaatschappij die in<br />
Nieuw-Guinea met Dakota's, Twin Pioneers en Beavers de verbindingen<br />
door de lucht verz<strong>org</strong>de.<br />
Een scheepswerf met dwarshelling verbeterde de faciliteiten<br />
en een houtzagerij voorzag in de behoefte aan gezaagd hout. Aan<br />
de brede permanente steiger konden de grote KPM boten aanleggen.<br />
Maar ja, dat was in 1951 nog verre toekomstmuziek. Vooral de<br />
overbrenging van de Afdelingshoofdplaats van Sorong { kaart 1,<br />
noord west punt Vogelkop} naar Manokwari in 1957 heeft veel aan<br />
deze verbeteringen bijgedragen.<br />
Wij hadden het over de kolonisten die ten tijde van de door<br />
ons opgelegde kleine aanslag net een jaar in Manokwari gevestigd<br />
waren. Veel landbouwers van huis uit waren er niet bij, een groot<br />
deel van de migranten behoorde in het voormalige Nederlands Indië<br />
tot de zogenaamde witte-boorden-categorie die maar moeilijk aan<br />
hun nieuwe bestaan konden wennen. Koopmans, Fred en ik hadden<br />
alle begrip voor deze omstandigheden en hanteerden de belastingregelingen<br />
met de nodige soepelheid. Er werd een werkwijze<br />
uitgestippeld waarmee wij alle kolonisten konden bereiken.<br />
Pagina 10
Manokwari was verdeeld in wijken, elk met een wijkhoofd met<br />
een goed inzicht van het vlees dat hij in de kuip had. Wij<br />
zochten aansluiting bij deze wijkhoofden, waar op van te voren<br />
aangekondigde dagen zitting werd gehouden voor het opleggen van<br />
de kleine aanslag. Daarbij werden we snel geconfronteerd met het<br />
probleem van de nu geheten een-deur-delers. Wij vonden het niet<br />
redelijk in die gevallen zowel de man als de vrouw een aanslag<br />
op te leggen. In overleg met Koopmans werd besloten de vrouw aan<br />
te merken als huishoudster, die zonder geldelijke vergoeding dit<br />
werk deed. Als de belastingplichtige naliet een dergelijke<br />
"gezinssamenstelling" te vermelden werd daar wel de aandacht op<br />
gevestigd.<br />
Zo gebeurde het in de wijk Sanggeng, toen ik iemand een<br />
aanslag had opgelegd, deze wilde weggaan. Het wijkhoofd riep hem<br />
terug en zei: "Hoe staat het met mevrouw zus en zo" . De man ging<br />
op het puntje van een stoel zitten en zei:"Mneer ik woon in<br />
combinasie. ", het kostte moeite mijn lachen in te houden.<br />
Op een avond overkwam het ons dat, toen wij tegen een uur<br />
of elf ons slaapmutsje wilden pakken, een jeep voor het huis<br />
stilhield waaruit een kennis stapte die binnenkwam zeggend dat<br />
hij ook wel zin in een borrel had. Hij bleef zo lang plakken tot<br />
de pas geopende fles Bokma leeg was. De volgende avond gebeurde<br />
hetzelfde. Dit werd teveel van het goede. Wij maakten de afspraak<br />
dat als hij weer langs kwam, Fred hem bij de jeep aan de praat<br />
zou houden, intussen goot ik de volle fles over in een lege,<br />
zodat daar nog maar een bodempje in bleef staan. Nadat dit<br />
opgedronken was ging onze gast voldaan naar huis.<br />
Op een middag toen Fred en ik langs het strand liepen zagen<br />
wij op zee een Catalina van de Marine, waarvan slechts één motor<br />
draaide. Omdat de piloot kennelijk de andere niet aan de praat<br />
kon krijgen bleef het vliegtuig in kringetjes ronddraaien,<br />
waarbij het gevaarlijk dicht de koraalkust naderde. Toevallg wisten<br />
we een prauw met buitenboordmotor te liggen, die werd opgehaald<br />
en gingen op weg naar de Catalina. Met een touw werd de<br />
vliegboot naar open zee gesleept waar het lukte de tweede motor<br />
op gang te brengen en weg te vliegen naar Biak. Het moet voor de<br />
toeschouwers op het strand een komisch gezicht geweest zijn te<br />
zien hoe zo'n grote Catalina op sleeptouw werd genomen door een<br />
prauw van nog geen vijf meter lengte.<br />
In maart liet, L.L.A. Maurenbrecher, de Resident van West<br />
Nieuw—Guinea, weten dat hij met L.W. Oostmeyer de Commissaris van<br />
Politie, naar Manokwari kwam en met Fred en mij de situatie in<br />
Ransiki en Wasior wilde opnemen. Zij kwamen met de coaster<br />
Beatrix waar wij tegen middernacht aan boord gingen. Na enige<br />
tijd in bed te hebben gelegen voelde ik een kriebel en kreeg<br />
jeuk. Dit was een bekend verschijnsel uit mijn krijgsgevangenschap:<br />
het bed zat vol luizen. Na een veldbed op het dek gezet<br />
te hebben kon ongestoord geslapen worden, tot kort na het<br />
ontwaken plus een kop koffie de Resident tevoorschijn kwam, een<br />
vislijn klaar maakte en mij vroeg de lijn uit te werpen. Even<br />
later kwam Fred luid lachend uit zijn hut en maakte mij voor<br />
strooplikker uit. Enkele minuten later kon ik lachen om Fred, die<br />
aan stuurboordzijde met een vislijn zat.<br />
Pagina 7 7
Om een uur of acht kwamen wij op de rede voor Ransiki aan<br />
en liepen naar de kota. Aangezien de Resident een verwoed jager<br />
en groot kenner van flora en fauna was hield hij om de paar meter<br />
stil om ons uitvoerig te onderhouden over bepaalde planten of<br />
bomen. We deden ongeveer vier uur over de vijf kilometer naar<br />
Ransiki. Tegen de middag werd de reis voortgezet naar Jomakan<br />
{ kaart 1D, zuidpunt van eiland Roemberpon } waar ik zou achterblijven<br />
in afwachting van de terugkomst van de Beatrix uit<br />
Wasior. Daar stond de Resident erop om een speelboom van<br />
paradijsvogels te bezoeken, die op de top van een hoge berg<br />
stond. Dolf Oostmeyer die geen enthousiast loper was vervloekte<br />
die rot paradijsvogels gedurende de hele tocht.<br />
Op de terugweg wilde de Resident in Momi kijken of hij daar wild<br />
onder schot kon krijgen, waar ik net zoveel zin in had als<br />
Oostmeyer in het bezoek aan de paradijsvogels.<br />
Even later kreeg ik dan ook op mijn kop omdat ik sloffend met<br />
mijn schoenen met kopspijkers over de betonnen baan van het<br />
vliegveld al het wild op de vlucht joeg. Tegen de avond was het<br />
leed geleden en gingen wij weer op weg naar Manokwari.<br />
Kort daarop kreeg ik opdracht om in de buurt van Saokorem<br />
een onderzoek in te stellen naar landingsmogelijkheden voor de<br />
groep Beiten, die op de Kebarvlakte { zuid van Saokorem } een<br />
landbouwproject wilde beginnen. Voor ik op stap ging wist ik al<br />
dat dit verspilde tijd zou zijn; alleen al aan de hand van de<br />
kaart kon je aannemen dat er - evenals bij Nabiré - te veel<br />
branding op de kust zou staan om een goede aanlegplaats te<br />
bouwen.<br />
(Noot: de Indonesiërs zijn bezig de Kebarvlakte te ontsluiten<br />
door de aanleg van een weg vanuit Manokwari).<br />
Mijn bevindingen legde ik in een negatief rapport vast en<br />
adviseerde dat de groep-Beiten (die waarachtig al uit Nederland<br />
op weg was naar Nieuw-Guinea) zich in de Oransbarivlakte (ruim<br />
6.000 hectaren) { kaart 1 en schetskaart oostkust Vogelkop, noord<br />
van Ransiki} zou vestigen. In de baai van Oransbari was aan de<br />
westelijke kust een goede landingsplaats voor vaartuigen. Beico,<br />
onder welke naam de groep-Beiten bekend was, vroeg en kreeg een<br />
concessie voor 105 hectaren in Oransbari, waar voor de oorlog<br />
kolonisten cacaobomen geplant hadden. Beico ontdeed de bomen van<br />
onkruid en stelde ze weer aan de zon bloot waarna het slechts<br />
enkele jaren duurde voor de bomen in bloei raakten en prachtige<br />
cacaovruchten voortbrachten.<br />
Beiten was in Oost Java een gerenommeerd administratrateur<br />
geweest van een onderneming waar hij Europese employé's en<br />
Javaanse arbeiders ter beschikking had. Dat is wel wat anders dan<br />
te moeten koloniseren in Nieuw-Guinea met Papoea's die alleen<br />
werkten tot zij voldoende verdiend hadden.<br />
Toen wij die kolonisatie eens bezochten, verzuchtte mevrouw<br />
Beiten dat zij zich soms zo eenzaam voelde dat zij voor de<br />
spiegel tegen zichzelf sprak. Lang heeft deze nederzetting niet<br />
bestaan.<br />
Pagina 12
Zo verliep onze tijd in Manokwari tot eindelijk in mei 1951<br />
het bericht kwam dat wij in Wasior en Ransiki aan de slag konden<br />
gaan. De ons bekende maar niet altijd even betrouwbare Higgins<br />
bracht ons daarheen.<br />
Eerst in Ransiki orde op zaken gesteld; de "gevangenis"<br />
werd afgebroken; een kleine brand in de agentenwoningen was<br />
aanleiding de agenten zelf voor nieuwe behuizing te laten z<strong>org</strong>en.<br />
Voor de wanden kapten zij nerven van de sagopalm, deze hebben aan<br />
de ene kant een bolle vorm en zijn aan de andere kant hol. Hierdoor<br />
laten de stukken zich gemakkelijk tegen elkaar passen en<br />
kunnen er wanden van gemaakt worden. Voor het dak werd atap<br />
(gevlochten bladeren van dezelfde palm) gebruikt.<br />
In één moeite door werden voor mijn huis ook gaba-gaba, atap<br />
en rondhout ( voor de stijlen en de ondersteuning van de vloer),<br />
gekapt. De vloer werd gemaakt van ongeveer 15 centimeter brede<br />
schillen gesneden uit de bast van de niboengpalm die met rotan<br />
aan de van rondhout gemaakte ondervloer vastgebonden werden. Met<br />
de poten van je stoel moest je wel uitkijken dat die niet tussen<br />
de kieren van de "planken" wegzakten. Voor de slaapkamer was een<br />
mat gevlochten die de openingen overlapte.<br />
De enige deur van het huis was die van de slaapkamer, deze<br />
bestond uit een raamwerk van planken met daartussen bamboevlechtwerk<br />
.<br />
Voordat Etty uit Nederland vertrok kwam er bezoek van een<br />
landbouwambtenaar, die het huis van alle kanten bekeek, waarna<br />
hij vroeg welke badkamer- en toiletvoorzieningen er waren getroffen.<br />
Kennelijk was ik in die paar maanden al zo aan het primitieve<br />
leven gewend geraakt dat ik daar nog niet bij had stilgestaan.<br />
Zelf maakte ik gebruik van de openbare badkamer en toilet in een<br />
stroompje achter het huis van de BA. Stroomopwaarts was de<br />
gemeenschappelijke wasplaats, stroomafwaarts respectievelijk een<br />
badgelegenheid en toilet.<br />
De opmerking van mijn gast zette mij aan het denken en<br />
zoeken. Ransiki "stad" kende een aloen aloen (groot grasveld)<br />
waaromheen in de toekomst woningen en kantoor gebouwd zouden<br />
worden. Aan de zuidzijde had een ondernemingswoning gestaan die<br />
door de Jappen bij hun vertrek in de fik was gestoken. Er restte<br />
nu een door onkruid overwoekerde vloer waartussen wij na enig<br />
zoeken een wc-pot vonden waarvan een stuk van de voorkant was<br />
afgebroken. De pot werd voorzichtg losgemaakt en met wat cement<br />
hersteld. Met twee kamertjes naast elkaar, in de een de wc—pot<br />
aangesloten op een drum als beerput en in de andere een drum als<br />
mandibak, was in de nog ontbrekende faciliteiten voorzien.<br />
Tot mijn verbazing vroeg de BA eens in de maand om de gabagaba<br />
omwanding van het openbare toilet te mogen vernieuwen. De<br />
reden waarom dit zo vaak moest gebeuren lag in het feit dat de<br />
Papoea's in plaats van toiletpapier de schil van de gaba-gaba<br />
gebruiken die ontdaan van de beschermende schil uitdroogt en<br />
uiteenvalt.<br />
Pagina 13
Ik bezocht de kolonisten en informeerde naar hun wel en wee;<br />
bij stukjes en beetjes kwam het volgende te voorschijn.<br />
In 1947 was het Indische Gouvernement op de gedachte gekomen in<br />
Nieuw-Guinea een veeteeltbedrijf te laten opzetten in de circa<br />
4.000 hectaren grote Ransikivlakte. Nico Klay die een goede<br />
reputatie genoot vanwege zijn ervaring op zijn veeboerderij<br />
Soember Brantas (bij Malang). werd gevraagd om in Ransiki de<br />
mogelijkheden voor zo'n bedrijf te onderzoeken. Hij concludeerde<br />
dat dit plan zeker te realiseren was, maar om onbekende redenen<br />
kwam het Gouvernement op de gedachte terug en besloot Nico Klay<br />
geen opdracht te geven.<br />
Hij vroeg zijn broer, Henry Paul, en zijn neef Frans de<br />
stichting van een veeteeltbedrijf in Ransiki zelf ter hand te<br />
nemen. Als start wilden zij hun vee van de "Melkbron" vanuit<br />
Soerabaja naar Nieuw-Guinea laten overbrengen.<br />
In de eerste maanden van 1950 kregen zij eindelijk van het<br />
(toen zelfstandige) Nieuw-Guinea-Gouvernement een concessie voor<br />
een veeteeltbedrijf van 1.200 hectaren in Ransiki. Een tegenvaller<br />
was dat de Regering van de Republik Indonesia Serikat intussen<br />
een uitvoerbeperking had afgekondigd.<br />
Deze hield voor de Klay ' s in dat zij voor het exporteren van<br />
hun eigen vee een uitvoerrecht in Nederlandse courant moesten<br />
betalen ter hoogte van de tegenwaarde van het vee. Desondanks<br />
besloten de Klay's dan maar zonder hun eigen vee toch van het<br />
concessierecht gebruik te maken. De drie Klay's vertrokken met<br />
een vijftal medewerkers op 1 april 1950 naar Nederlands-Nieuw-<br />
Guinea, waar zij in Manokwari een oponthoud kregen; zij mochten<br />
niet doorreizen naar Ransiki omdat daar een stammenoorlog aan de<br />
gang was. Na lang aandringen en het tekenen van een verklaring<br />
dat zij voor eigen risico gingen mocht de tocht worden voortgezet.<br />
Om hun gelederen te versterken werden in Biak vier gedemobi—<br />
liseerde KNIL-militairen aangetrokken. Als tegenprestatie kregen<br />
deze elk een stuk grond van de Klayconcessie.<br />
De Klay's namen contact op met de Nederlandse Koninklijke<br />
Marine op Biak met het verzoek vee uit (Portugees) Timor te<br />
importeren. De Marine had hier, voor de eigen vleesvoorziening,<br />
wel oren naar, maar het Gouvernement gaf de vereiste invoervergunning<br />
niet af. Daarna ging hun blik naar het vee in het<br />
zuidelijk gelegen Merauke, maar ook voor deze aankoop en het<br />
transport ervan werd geen vergunning verleend.<br />
Intussen hadden zij de groep-Staring ontmoet, die in Ransiki<br />
een aardnotenaanplant wilde beginnen. Deze groep had zulke<br />
grootse plannen dat er zelfs een bedrijfsleider en een eigen<br />
ondernemingsarts waren aangesteld. In een later stadium werden<br />
de plannen voor een aardnotenaanplant gewijzigd in een cacaoplantage,<br />
die echter nooit van de grond is gekomen. Als gevolg van<br />
allerlei tegenslagen viel de groep-Staring uiteen.<br />
De Klay's hadden intussen ook de wind niet mee gehad. Het<br />
Gouvernement had hun te kennen gegeven dat binnen zes maanden<br />
daadwerkelijk met het veebedrijf een aanvang gemaakt moest zijn<br />
op straffe van intrekking van de concessie. Omdat dit niet<br />
doenlijk was, werd besloten er voor wat betreft het veeteeltbedrijf<br />
een punt achter te zetten.<br />
Pagina 14
Individueel vroegen alle medewerkers aan de Resident van<br />
West-Nieuw-Guinea vergunning zich op afzonderlijke percelen te<br />
mogen vestigen. Nadat deze vergunningen verleend waren werden de<br />
grondstukken kadastraal in kaart gebracht en kon ieder zijn eigen<br />
stuk grond bewerken. Er werden mais, aardnoten, uien en groenten<br />
geplant, zowel voor eigen gebruik als voor verkoop naar Manokwari.<br />
Transport ging met mankracht naar de kust en vandaar per<br />
Higgins.<br />
Ex-Klay medewerker Michon opende een winkel en deed goede<br />
zaken met de Arfakkers die met hun aardappelen, bruine bonen en<br />
uien van de Angggimeren betaalden. Deze werden naar Manokwari<br />
verhandeld waar gretige aftrek voor bestond. Later heeft Michon<br />
toch nog een vee-annex hertenfokkerij opgezet die de mooie naam<br />
van Woodlands Farm kreeg.<br />
In 1959 bracht ik vanuit Manokwari een bezoek aan Ransiki,<br />
en constateerde, dat ondanks veel vallen en opstaan, maar dank<br />
zij heel hard werken, ploeteren en inventiviteit de kolonisten<br />
in Ransiki aardig boerden.<br />
Wij keren weer terug naar de kennismaking met Ransiki-kota.<br />
Vanzelfsprekend was er geen kantoor voor het Hoofd van Plaatselijk<br />
Bestuur; er kon een tafel in het BA kantoor ingeruimd<br />
worden, welk gebouwtje even gammel was als de rest van de bestuurspost.<br />
De vloer was op vele plaatsen zo do<strong>org</strong>erot dat het<br />
uitkijken was waar je liep, anders was de kans groot door de<br />
vloer heen te zakken. Op een dag zaten wij in het kantoor te<br />
praten toen plotseling het gehele gezelschap naar buiten vloog.<br />
Gevraagd naar dit snelle vertrek was het antwoord dat er een<br />
aardbeving had plaats gevonden. Zelf had ik daar niets van<br />
gemerkt en had gedacht aan een niet onwaarschijnlijke verzakking<br />
van het kantoor.<br />
Omdat mijn handschrift bijna onleesbaar is mocht ik de<br />
vooroorlogse kofferschrijfmachine van de BA lenen en vroeg voor<br />
mij zelf een kantoormachine aan. Inwilliging van dit verzoek<br />
bleef uit tot de machine van de BA het begaf en ik mijn brieven<br />
en rapporten handgeschreven aan het papier moest toevertrouwen.<br />
Onverwacht kwam een splinternieuwe machine aan. Deze had echter<br />
zo lang in het magazijn gestaan dat het dagen gekost heeft de<br />
letterarmen met petroleum en olie van roest te ontdoen en beweegbaar<br />
te maken.<br />
Vlak bij de woning/winkel van Michon lag over een drooggelopen<br />
slootje een plank die do<strong>org</strong>erot was. Enkele agenten<br />
kregen opdracht de plank op te ruimen en het slootje dicht te<br />
gooien. Rustig op kantoor aan het werk stormde plotseling een van<br />
de agenten binnen die stamelend uitbracht: "Ada bom". Nog nooit<br />
had ik zo' n blanke Papoea gezien<br />
De agenten waren bij het loswrikken van de plank met een<br />
koevoet op tien centimeter van de kop van een bom terecht gekomen<br />
die de Jappen als boobytrap hadden achtergelaten. Het omleggen<br />
van de weg was op die plaats niet mogelijk.<br />
Pagina 15
De bom moest opgeruimd worden. Hoe doe je dat? Een van de<br />
agenten had een idee. Stapel brandhout boven de kop van de bom,<br />
leg van daar uit een meters lange lont van gedroogd gras besprenkeld<br />
met petroleum, steek de lont aan en wacht af.<br />
Voordat het experiment begon werd de familie Michon geëvacueerd.<br />
Toen de brandstapel en lont klaar waren werd iedereen naar<br />
veilige afstand gestuurd en stak een van de agenten de lont in<br />
brand waarop hij maakte dat hij wegkwam. Tot ieders verbazing<br />
barstte kort daarop de bom met een knal uiteen. Later zijn nog<br />
twee bommen op dezelfde manier onschadelijk gemaakt.<br />
Opruimen van explosieven behoorde kennelijk ook tot onze<br />
taak. Dit werd mij onlangs in Nederland bevestigd door Fred<br />
Winia. Nadat ik hem in Nieuw-Guinea dit voorval verteld had,<br />
heeft hij hetzelfde in Wasior gedaan.<br />
Na ter plaatse de nodige voorzieningen getroffen te hebben<br />
werd het tijd een kijkje in het binnenland te nemen. Het lag voor<br />
de hand dat de eerste tournee naar de Anggimeren zou gaan.<br />
De HBA Gaspers had enkele goede raadgevingen gegeven die bij<br />
tournees in acht genomen moesten worden: «z<strong>org</strong> ervoor nooit je<br />
gids uit het oog te verliezen; de tros van agenten en dragers<br />
kennen de weg in het oerwoud en je sporen zijn gemakkelijk te<br />
volgen. Overnacht nooit in door Papoea's gebruikte bivakken die<br />
zitten altijd vol luizen en vlooien.<br />
Bloedzuigers worden het best verwijderd met een natte pruim<br />
tabak of door een Papoea met zijn kapmes de bloedzuiger er af te<br />
laten schrapen, in beide gevallen is de kans klein dat de kop in<br />
de huid achterblijft en nabloeden veroorzaakt met de kans op<br />
infectie.»<br />
Op zijn advies was bij de schoenmaker (Van Zanten) in<br />
Manokwari een stuk zeil van 3x5 meter omgezoomd, in de lange<br />
zijden werd een aantal koperen ringen geslagen. Dit werd het dak<br />
van een tent. Om deze op te zetten werden iets meer dan drie<br />
meter van elkaar twee boomstaken met aan het boveneinde een<br />
gaffel in de grond gestoken; een ruim drie meter lange staak werd<br />
aan de gaffels vastgebonden, daar ging het grote zeil overheen<br />
als dak van een tent. Dit werd vastgezet met touwen die door de<br />
koperen ringen gehaald en aan haringen vastgebonden.<br />
Ook was aangeraden om met het oog op ongedierte en slangen<br />
niet op de grond te slapen maar gebruik te maken van een eenvoudig<br />
veldbed. Dit bestond uit een twee meter lang en 70 centimeter<br />
breed zeil met aan de lange zijden brede zomen en aan de smalle<br />
uiteinden ruime lussen. Stevige takken werden door de brede zomen<br />
en lussen geschoven en bevestigd op in de grond gestoken gaffeltakken<br />
van circa 75 centimeter hoogte, die met touwen vastgeschoord<br />
werden. Het voordeel van zo' n tent en veldbed was dat het<br />
veel lichter was dan een normaal houten veldbed. Als je regen of<br />
sterke wind verwachtte dan konden de open zijden van de tent<br />
gemakkelijk met takken en bladeren afgesloten worden.<br />
Gaspers had deze wijze van bivakkeren van de militairen<br />
afgezien. Een eigen vinding was dat hij altijd met een stok van<br />
anderhalf tot twee meter liep waarmee hij zich gemakkelijk op een<br />
berghelling omhoog kon duwen.<br />
Pagina 16
Voor deze wandelstok gebruikte hij altijd een suikerrietstengel.<br />
Onderweg beet hij er een stuk van af waar hij de suiker<br />
uitzoog. Een eenvoudig en niet verboden pepmiddel.<br />
Als voorbereiding op de tournee werd een lijst van<br />
voedingsmiddelen gemaakt; alleen het hoogst nodige ging mee,<br />
zoals rijst, zout, koffie, ingedikte gezoete blikjesmelk, blikken<br />
met haring in tomatensaus, cornedbeef en een struik hete Spaanse<br />
pepers.<br />
Het menu werd zo eenvoudig mogelijk gehouden, dit spaarde dragers<br />
uit en de kok hoefde zich niet veel hoofdbrekens te maken over<br />
de samenstelling van de maaltijden. Potjes met allerlei kruiden<br />
konden achterwege gelaten worden en het aantal kookpotten en<br />
pannen beperkt blijven.<br />
Op een dag in juni vertrok ik voor de eerste tournee naar<br />
de Anggimeren. Als begeleiding gingen mee een agent 3de klas<br />
(een kustpaoea), vier Manikion agenten en de nodige dragers, die<br />
hun lasten droegen in een aan een hoofdband gebonden nokeng<br />
(van orchideën gevlochten rugzak).<br />
Om practische redenen werd de rijst voor het middagmaal<br />
's m<strong>org</strong>ens vóór het vertrek gekookt. Dit had wel het nadeel dat<br />
's middags de rijst koud was, maar er werd tijd gespaard en in<br />
geval van regen hoefde er niet moeizaam een vuurtje aangestoken<br />
te worden.<br />
De eerste dag ging het over de Ransikivlakte door het safarilandschap<br />
daarna door de alang-alang velden (hoog wild gras met<br />
scherpe zijkanten) tot de kali Ransiki die gelukkig zo rustig<br />
stroomde dat wij zonder moeilijkheden konden oversteken. Na deze<br />
rivier ging het geleidelijk naar het op 400 meter hoogte gelegen<br />
Sakoemi {schetskaart} waar bivak gemaakt werd. Het had die dag<br />
niet geregend zodat het niet nodig was kleding en schoeisel te<br />
drogen.<br />
De volgende dag na het ontbijt en het koken van de middagrijst<br />
ging het verder naar het bivak Ingris ( bij de aanleg van<br />
het pad waren hier twee Engelse (Ingris )dames op zoek naar<br />
orchideeën) daarna ging het bergopwaarts naar het bivak Noordpool<br />
{schetskaart }. Onderweg werd normaal om het uur een rust van een<br />
kwartier gehouden; bij Noordpool hielden wij een langere pauze<br />
om krachten te verzamelen voor het beklimmen van de ruim 2.200<br />
meter hoge goenoeng Wisinoe.<br />
Op de top van deze berg had je naar het zuiden een prachtig<br />
uitzicht over de Ransiki en Momi vlakten en dank zij het goede<br />
weer zagen wij in de verte de eilanden Roemberpon en Mios Waar<br />
{ kaart 1D} duidelijk liggen. Noordelijk, 400 meter lager ligt<br />
het Anggi Gita meer waarheen wij na een korte rust afdaalden en<br />
er aan de oostelijke oever bivakkeerden. Omdat het onderweg<br />
geregend had waren kleding en schoeisel kletsnat geworden; ze<br />
moesten boven een rokerig vuurtje gedroogd worden. Na een lekker<br />
bad in het meer en mij verschoond te hebben, gingen wij aan het<br />
avondeten.<br />
Daarna werd aan het kampvuur nog wat nagebabbeld. Deze<br />
uurtjes hadden op de tournees veel waarde. De agenten en dragers<br />
kwamen los en je kreeg heel wat te horen over wat zich in<br />
Ransiki—stad afspeelde en over de verhoudingen tussen de twee<br />
Arfakstammen en de dorpen. Pagina u
De Anggi-meren liggen 40 kilometer van Ransiki in het ruige<br />
Arfakgebergte, op een hoogte van 1.800 meter boven zee en aan<br />
alle kanten omringd door bergen van 2.200 tot 2.700 meter hoog.<br />
De oostelijke en zuidelijke oevers van Anggi Gita zijn smal en<br />
zanderig waardoor zij ongeschikt zijn voor nederzettingen. Aan<br />
de westzijde loopt de grond langzaam glooiend op tot de voet van<br />
de goenoeng Kobrey. Hier is de landstrook breed genoeg voor de<br />
vestiging van enkele kleine dorpen met hun tuinen. Aan het noorden<br />
watert Anggi Gita met een grote waterval af in de kali<br />
Tilaan {schetskaart}. Aan de andere voet van de ongeveer 2.200<br />
meter hoge goenoeng Kobrey, liggen aan het Anggi Gita de ruime<br />
vlakten van Irai en Imbai met ten noorden van Imbai de grote<br />
Andangvlakte.<br />
Westelijk van dit meer loopt het terrein steiler omhoog tot de<br />
voet van de 2.700 meter hoge goenoeng Sensenemes. Hier ligt<br />
een aantal dorpen zoals Sakwameba, Soererei, Sisgedobo en vele<br />
andere.<br />
Het dorpshoofd van Sakwameba {schetskaart} nodigde mij uit<br />
voor een groot feest dat hij het volgende jaar zou geven. Een van<br />
de omstanders zei dat deze kepala kampong zeer veel kains timoer<br />
bezat. Dit waren op Timor geweven sarongs die door de vogeljagers<br />
als betaalmiddel gebruikt werden in ruil voor paradijsvogels.<br />
Zijn groot bezit aan deze kains timoer gaf hem een hoog aanzien.<br />
Bij een vorig feest had hij al zijn kains achter elkaar uitgestald.<br />
De rij reikte van de achterzijde van zijn huis, dwars<br />
door de hele woning, de trap af en dan nog enkele meters de tuin<br />
in. Deze kains timoer waren na het verbod van de jacht op<br />
paradijsvogels zo zeldzaam geworden dat zij tot harta (belangrijk<br />
deel van de bruidsschat en andere adat schulden) waren verheven.<br />
Om het aantal kains te vergroten werden deze in kleine<br />
stukjes gesneden die ongeveer een zelfde waarde bleven houden.<br />
Als ander teken van prestige werden aan de ingang van het<br />
dorp schedels van varkens gebonden. Aan het aantal op feesten<br />
geslachte varkens werd het belang van het dorp afgemeten; want<br />
naast kain timoer waren varkens een belangrijk harta-goed. Op<br />
deze dieren was men zo zuinig dat biggen van een in het wild<br />
geschoten zeug door de vrouwen aan de borst gevoed werden.<br />
Het heeft mij in Ransiki aan tijd ontbroken een onderzoek<br />
in te stellen naar het functioneren van de kain timoer, een<br />
studie die in Teminaboean wel gehouden is. Hierover later onder<br />
"verschuivingen in de samenleving" over de belevenissen in die<br />
Onderafdeling.<br />
Nu gaan wij weer terug naar het bivak op de oostelijke oever<br />
van Anggi Gita. Daar had een agent kort na aankomst naar het aan<br />
de overkant gelegen dorp Testéga geroepen dat wij de volgende<br />
ochtend voor de oversteek vlotten nodig hadden. Deze vlotten<br />
werden gemaakt van stammen van de drijfkrachtige Erikaboom. Vier<br />
stammen van ongeveer vier meter lengte werden met rotan aan<br />
elkaar gebonden. Omdat de stammen na enkele maanden oververzadigd<br />
raakten met water was vaak vernieuwing nodig. De bomen werden<br />
hierdoor schaars en moesten steeds verder weg gehaald worden. In<br />
de meren deden alen zich tegoed aan de restanten van de gezonken<br />
vlotten. Pagina 18
Kort na het ontbijt hees ik mij met weerzin in de vochtige<br />
en nog naar rook stinkende tournee-kleren en-schoenen. Met enkele<br />
vlotten staken wij het meer over voor een kort bezoek aan de<br />
kampong Testéga en trokken daarna over de goenoeng Kobrey naar<br />
Irai {schetskaart} .<br />
Dit was het einddoel van deze eerste verkenningstournee. Na<br />
een kort verblijf in Irai gingen wij in twee dagen terug naar<br />
Ransiki.<br />
Onderweg kreeg ik last van een tot dan toe mij nog onbekend<br />
insect, de koetoe maleo. De maleo is een soort loophoen, kleiner<br />
dan een Nederlandse scharrelkip die echter bijna tweemaal zo<br />
grote eieren legt. De eieren worden in grote composthopen gelegd<br />
en daarin door de broeiwarmte uitgebroed.<br />
Het hoen heeft het zo moeilijk met het leggen van de grote<br />
eieren dat zij daarvan buiten bewustzijn raakt. De nesten worden<br />
door hanen bewaakt. De luis is niet groter dan een speldeknop en<br />
met het blote oog nauwelijks te zien. Zij kruipen in de buurt van<br />
de nesten rond.<br />
Als je langs zo'n nest loopt hecht het ongedierte zich graag<br />
aan een nieuwe gastheer vast, vooral in de buurt van de enkels<br />
waar zij zich in de huid boren. Ze veroorzaken jeuk en als je die<br />
met de (op tournee niet altijd even schone) nagels openkrabt,<br />
heeft dat infectie en soms gezwollen lymfeklieren tot gevolg .De<br />
Resident, J.P.K. van Eeckhoud, gaf het advies om de koetoe maleo<br />
door een agent met een gebrande naald uit de huid te laten<br />
prikken. Een vrij pijnlijke behandeling. Ik hield het erop mijn<br />
enkels dik met jodium in te smeren waar de luizen weinig van<br />
terug hadden.<br />
Toen de Higgins op terugweg van Wasior naar Manokwari<br />
langs kwam ging ik mee en stelde collega Koopmans op de hoogte<br />
van mijn eerste belevenissen in Ransiki en aan de Anggimeren en<br />
omdat ik daarover geen instructies had ontvangen informeerde ik<br />
naar mijn bevoegdheden.<br />
Naar toen bleek was ik Hoofd van Plaatselijk Bestuur (HPB)<br />
van Ransiki-stad en controleur van de Onderafdeling, officier van<br />
justitie, alleensprekend rechter van de landschapsrechtbank voor<br />
de autochtonen, hoofd van de politie en van de gevangenis,<br />
deurwaarder, ambtenaar van de burgerlijke stand en vendumeester.<br />
Er werden voorzieningen getroffen met de kashouder, <strong>org</strong>aniseerde<br />
wat kantoorartikelen en kocht contactartikelen, zoals<br />
tabak, rode en blauwe lappen katoen (voor lendendoekjes voor<br />
mannen en vrouwen) en kralen. En ik maakte kennis met de ambtenaren<br />
van de diverse diensten die in Manokwari gevestigd waren,<br />
zoals de Waterstaatsdienst en het Boswezen, waarmee nuttige<br />
contacten werden gelegd.<br />
Terug in Ransiki werden voorbereidingen voor een tournee<br />
langs de kust; daarvoor werd een prauw klaar gemaakt die ongeveer<br />
zes meter lang was met aan weerszijden uitleggers en drijvers;<br />
in het midden was van atap een hutje voor mij gebouwd. Bij gunstige<br />
wind kon een zeil van pandanbladeren worden gehesen. De<br />
prauw werd geroeid door zes mannen die zich zelf zo nu en dan met<br />
gezang tot grotere spoed aanspoorden; een pruim tabak wekle<br />
daarbij ook inspirerend.<br />
Pagina 19
Als route was uitgestippeld: langs de kust zuidwaarts, een<br />
kijkje nemen in de baai van Sjeri {schetskaart}, de oversteek<br />
naar het eiland Roemberpon {kaart 1 en 1D, zuid van Ransiki en<br />
Momi } waar de dorpen Jembekiri,aan de westkust, Jomakan, aan de<br />
zuidpunt en Seneboeai aan de oostkust bezocht zouden worden.<br />
Verder zuid west waarts, naar kampong Waprak op het eiland<br />
Mioswar. Terug naar Jomakan voor een verbljf van een paar dagen<br />
en dan weer naar huis. Ik meen mij te herinneren dat de tocht<br />
in totaal twee weken geduurd heeft, wat voor een dergelijk<br />
prauwtournee dank zij gunstig weer en goede windrichting kort<br />
was.<br />
In Jembekiri heb ik later eens met de dominee Van Arkel de<br />
opening van een nieuwe kerk bijgewoond. De dorpelingen hadden<br />
zich er danig voor uitgesloofd, wat uit het resultaat bleek.<br />
Een andere herinnering aan Jembekiri is dat eens een<br />
adspirant-controleur uit Manokwari meeging om de eerste lessen<br />
van tourneren op te doen. De prauw kon niet geheel aan land komen<br />
en de laatste meters moest ik door het water lopen. Niet zo de<br />
adspirant, die liet zich door een Papoea op de schouders nemen<br />
om zo met droge voeten aan land te kunnen komen.<br />
Aan het bezoek van Jomakan, het belangrijkste dorp in deze<br />
streek, hechtte ik veel belang. Een van de Jomakaners, Kemas, had<br />
aan zijn woning, die op palen in zee stond, een steiger gebouwd<br />
waar de Higgins en andere motorboten aanlegden om er de nacht<br />
door te brengen. Deze steiger was ook een goede visstek, er<br />
krioelden scholen sardines rond. Een hengel voorzien van twee<br />
ruggelings tegen elkaar gebonden haken werd rustig tussen de<br />
sardines neergelaten. Als de school zich weer gesloten had, was<br />
het de kunst om in één snelle haal een visje te verschalken als<br />
aas om een roofvis te vangen.<br />
Het verblijf in Jomakan leverde veel gegevens op over het<br />
productiepotentieel van de streek. Aan bosproducten werden op<br />
kleine schaal damar hiroe ( een hars voor de vernis- en<br />
verfindustrie) en masooibast (voor het looien van huiden) ingezameld.<br />
Het rijke bosbestand aan hard hout, o.a. ijzerhout, werd<br />
nog niet geëxploiteerd.<br />
De zee leverde behalve voldoende vis ook troica- en<br />
blacklip-schelpen op, waarvan parelmoer knopen werden gemaakt;<br />
incidenteel werd er op zeekomkommers gevist. De kwaliteit van de<br />
schelpen liet te wensen over, omdat deze gekookt werden om de<br />
inhoud te eten. Voor een verbetering hiervan zouden de schelpen<br />
in de zon gedroogd moeten worden.<br />
Copra werd ook aangemaakt, maar omdat het klappervlees boven<br />
een vuurtje uitgerookt werd bracht het niet veel op; de in de zon<br />
gedroogde (sun dried) copra was meer waard.<br />
Al dit potentieel werd nog in onvoldoende mate aangeboord,<br />
de reden ervan was duidelijk. Alleen als de Higgins bij Jomakan<br />
aanlegde werd er door een Chinese handelaar, Go Sian Kie, ruil<br />
handel bedreven: beperkte hoeveelheden bos- en zeeproducten tegen<br />
winkelgoederen. Vanwege de onregelmatigheid en geringe aanvoer<br />
stelde deze handel weinig voor. Als de Papoea's de gelegenheid<br />
kregen meer te kopen waren zij zeker bereid ook meer te produceren.<br />
Een geldhuishouding zonder dat er voor het geld iets gekocht<br />
kon worden heeft immers weinig zin. Pagina 20
Kemas maakte een goede indruk en ik achtte hem zeker in<br />
staat een winkel te drijven, maar omdat wij het geld daarvoor<br />
niet hadden vroeg ik aan Go Sian Kie een crediet om de toekomstige<br />
winkel te bevoorraden. Plannen om er een coöperatieve vorm aan<br />
te geven strandden op het gebrek aan samenwerking.<br />
Kemas had het niet gemakkelijk; hij werd herhaaldelijk door<br />
familie en kennissen onder druk gezet om hun credieten uit -de<br />
in hun ogen zo rijke - winkel te geven.<br />
Daarom ging ik vaak met de Higgins mee als die, op weg naar<br />
Wasior, Jomakan aandeed, controleerde de kas en de winkelvoorraad<br />
en waar nodig werden de credieten gesaneerd.<br />
Het resultaat van deze intensieve bemoeienissen was dat bij mijn<br />
vertrek in augustus 1954 de winkel een voordelig saldo had van<br />
ruim f.30.000.—. Later hoorde ik van de resident Van Bodegom<br />
dat het daarna snel bergafwaarts is gegaan en dat de winkel met<br />
een ernstig tekort kampte.<br />
In Ransiki is ook geprobeerd een coöperatie te beginnen,<br />
maar dit plan was van het begin af aan gedoemd te mislukken. De<br />
kolonisten hadden veel credieten aan de Arfakkers gegeven als<br />
voorschot op hun aardappelen, uien en bruine bonen. Pogingen om<br />
Manikions te bewegen naar de kust te verhuizen en daar tuinen aan<br />
te leggen hadden meer resultaat. Hiermee werd bereikt dat de<br />
kustpapoea's van de Arfakkers landbouwproducten konden kopen in<br />
ruil voor vis, waar beide partijen baat bij hadden.<br />
Tot nu toe had ik mij maar weinig met het district Momi<br />
bemoeid. Daar was het eenzelfde janboel als in Ransiki.<br />
Gaspers zat er maar te zitten, v/at hem niet kwalijk te nemen was;<br />
hij miste immers een bestuursopleiding en had van Manokwari<br />
weinig of geen directieven ontvangen. De agenten hadden ook<br />
weinig om handen. De betonnen landingsbaan leek vanwege de vele<br />
bornkraters een gatenkaas. De mangga' s golek, die Lulofs daar had<br />
laten aanplanten smaakten heerlijk. Bij het rond scharrelen in<br />
de bush bush vond ik rollen telefoonleiding en isolatoren, die<br />
door de Japanners waren achtergelaten.<br />
Een andere erfenis van Lulofs waren de roedels herten die<br />
nog steeds geen afscheid hadden kunnen nemen van hun<br />
"geboorteplaats".<br />
De kolonisten uit Manokwari maakten hier veelvuldig jacht op. Een<br />
dergelijke jacht, maar dan met een tragische afloop, had in de<br />
tweede helft van 1950 plaats gevonden. In die tijd was een jonge<br />
kolonist uit Manokwari voor een hertejacht van veertien dagen<br />
naar Momi gegaan. Toen hij na vier weken nog niet terug was<br />
schakelden zijn ouders de politie in. De Inspecteur van Politie<br />
Kooien oriënteerde zich eerst in Oransbari. Hij kreeg van het<br />
dorpshoofd te horen, dat een Nederlander in een prauw met één<br />
roeier onderweg was geweest naar Manokwari. Als gevolg van een<br />
ruwe zee in de baai van Oransbari was de prauw omgeslagen en<br />
waren beide inzittenden verdronken. Kooien, die de zee daar goed<br />
kende, hechtte hier wel geloof aan.<br />
Toen hij zich klaar maakte voor de terugkeer naar Manokwari,<br />
viel zijn aandacht op het mooie horloge, dat het dorpshoofd<br />
droeg. Aan de hand van gegevens van de ouders nam Kooien dit<br />
horloge onder de loep; dit was van de verongelukte jongen, deze<br />
was dus kennelijk in Oransbari aan wal geweest.<br />
Pagina 21
Na verhoor kwam het ware verhaal tevoorschijn. De roeier had<br />
de jager aangeraden vanwege de storm in Oransbari aan land te<br />
gaan en rustiger weer af te wachter. Zijn passagier verzette zich<br />
hiertegen en gaf opdracht verder te varen. Uit lijfsbehoud had<br />
de Papoea hem met zijn roeispaan buiten westen geslagen en<br />
koers gezet naar Oransbari.<br />
Het dorpshoofd maakte een eind aan het leven van de reiziger,<br />
begroef het geweer, maar deed uit prestige-overwegingen het<br />
horloge aan zijn pols.<br />
Gaspers die van het gebeurde in Oransbari afwist, vertelde<br />
mij een ander verhaal dat ook tragisch was afgelopen.<br />
Enkele jaren voor de Tweede Wereldoorlog maakten twee Duitsers<br />
met een zeilboot een tocht om de wereld, waarbij zij ook Sorong<br />
aandeden. Vandaar uit zou de een met de zeilboot naar Manokwari<br />
varen, de ander wilde proberen over land naar die plaats te<br />
lopen, waarbij hij een zware keus deed. Hij kwam heel ver, namelijk<br />
een eind voorbij Saukorem, toen hij door zijn mondvoorraad<br />
heen raakte.<br />
Toevallig ontmoette hij een Papoea wie hij vroeg of hij met<br />
het Duitse geweer iets eetbaars kon bemachtigen. Deze nieuwe<br />
kennis zag daar wel kans toe en beloofde op een bepaald punt wild<br />
te leveren. Het zat de jager niet mee en pas na ruim een week<br />
kwam hij met een varken op de afgesproken plaats. De opdrachtgever,<br />
woedend door een tergende honger en het lange wachten, nam<br />
de man abrupt het geweer af en wilde kennelijk kijken of dit nog<br />
geladen was. In ieder geval haalde hij de grendel over.De Papoea,<br />
bang geworden door de woedeuitval, vreesde neergeknald te worden.<br />
Hij was de Duitser voor, viel hem met zijn kapmes aan waarmee hij<br />
hem dodelijke verwondingen toebracht.<br />
Om de sporen uit te wissen bond hij het stoffelijk overschot<br />
aan een rotan, sleepte het een eind een rivier op en begroef de<br />
dode in het bos.<br />
In zijn dorp vertelde hij over het ongeluk. Om moeilijkheden<br />
te voorkomen werd aangifte gedaan bij het militair detachement<br />
in Manokwari, waarbij het gebeurde in de vorm van een gerucht<br />
werd vo<strong>org</strong>eschoteld.<br />
Een patrouille ging op onderzoek. Intensief speuren met<br />
behulp van een gids leverde geen resultaat op.<br />
Gaspers was als tolk meegegaan; deze, kenner van de<br />
Papoeagemeenschap en de Kebartaal machtig, was ervan overtuigd<br />
dat iedereen in het dorp op de hoogte was van de juiste gang van<br />
zaken. Omdat volwassenen hun mond wisten te houden legde hij<br />
zijn oor te luisteren bij de kinderen, die het gevaar van een<br />
verspreking niet inzagen. Zo kwam hij er spoedig achter dat het<br />
de gids zelf was die de doodslag gepleegd had. Hij lichtte de<br />
patrouillecommandant in, waarmee de zaak in korte tijd was<br />
opgelost.<br />
Later vertelde ik dit gebeurde aan de onderafdelingschef van<br />
Manokwari, F.R.J. Eibrink Jansen, die een moordzaak gepleegd op<br />
twee zendelingen zuidelijk van de Kebarvlakte moest onderzoeken.<br />
Mede dank zij de hem bekende ervaring van Gaspers had hij de<br />
moord snel opgelost. Het tweetal had via de Kebarvlakte {zuid van<br />
Saokorem, kaart 1} een doorsteek door de Vogelkop willen maken.<br />
Pagina 22
Onderweg weigerden de dragers om verder te gaan, omdat zij<br />
dan in onbekend gebied kwamen waar zij vijandelijkheden vreesden<br />
.( Ervaren tourneerders weten dit en laten het na de dragers<br />
in zo'n geval te dwingen.) Bovendien waren ze te zwaar belast,<br />
wat aanleiding was voor een groep om er op een nacht vandoor te<br />
gaan. De zendelingen dachten aan sabotage en namen de leider zijn<br />
(op de Japanners veroverde) geweer af.<br />
Dit verhoogde de angst van de Papoea's, die in de nacht de<br />
twee in hun slaap in de hangmat doodden.<br />
Aan de kust kreeg Eibrink Jansen de dienst van een gids<br />
aangeboden. Met het verhaal van Gaspers in zijn gedachten en<br />
gezien de grote welwillendheid waarmee de gids zich aanbood<br />
maakte deze zich verdacht.<br />
Na verhoor bleek hij de hoofddader te zijn. Als gids had hij<br />
de patrouille steeds in een grote boog om de plaats des onheils<br />
heen geleid. Deze taktiek had ook de Papoea gevolgd bij het<br />
zoeken naar het stoffelijk overschot van de Duitser.<br />
Dat je dragers niet moet dwingen onbekend gebied in te gaan<br />
heeft de (inmiddels) Inspecteur van Politie Schultz (die in 1952<br />
als Hoofd Agent in Ransiki werd geplaatst) ondervonden bij zijn<br />
tournee naar het Boven Sibenagebied {kaart 1 , boven- loop<br />
Sebjar en Timoforo rivieren; oost van Steenkool} die, als eerste<br />
Nederlander, kennis zou maken met de z.g. boompjesmensen, dat<br />
zijn Papoea's die in zeer hoge bomen wonen. Deze stam huist ver<br />
zuidelijk van de Anggimeren, bijna aan de zuidkust nabij<br />
Steenkool. Hij ging op stap met acht agenten en de (bijna<br />
onmisbare) Gaspers, zij hadden geen kaarten van het gebied en<br />
geen radioverbinding. De enige kennis ontleenden zij aan<br />
geruchten.<br />
De tournee duurde van 5 december 1955 tot en met 16 februari<br />
1956. Het begin naar en langs de Anggimeren en verder westwaarts<br />
verliep vlot, omdat Schultz daar al eerder geweest was. Maar op<br />
een bepaald moment wilden de dragers niet verder omdat zij in<br />
vreemd gebied kwamen. Uit geruchten had Schultz opgemaakt dat in<br />
de buurt van het einddoel sagomoerassen waren. De patrouille<br />
pakte een stel reserve kleding en zoveel mogelijk vivres in hun<br />
ransel en zette de tocht zonder dragers voort. Juist toen zij<br />
door hun mondvoorraad heen waren bereikten zij de sagomoerassen,<br />
waar zij sago klopten voor de terugweg. De patrouille had goede<br />
contacten met de boommensen, die ongeveer tien meter boven de<br />
grond in de kruinen van bepaalde bomen hun woningen bouwen en had<br />
een nog onbetreden gebied verkend en in kaart gebracht.<br />
Na hun terugkomst, hoorden zij dat het enige teken van<br />
medeleven was geweest, dat iemand in Manokwari eind januari de<br />
opmerking maakte, dat Schultz over tijd was.<br />
In Nederland heb ik het verslag met veel belangstelling<br />
gelezen, vooral omdat ik indertijd zelf van plan geweest was deze<br />
tocht mee te maken. Helaas kwam er steeds iets tussen.<br />
Na een kennismaking met de Manikiondorpen rond Momi en<br />
Ransiki ging ik juni 1951 naar de Anggimeren met als einddoel het<br />
meest zuidelijk gelegen Hatamdorp Imbai {schetskaart, noord van<br />
Anggi Giji} Pagina 23
Ik wilde daar wat aan de weet komen over de verhoudingen<br />
tussen de Hattammers en de Manikions.Eerstgenoemden voelden zich<br />
ver verheven boven de Mantioens, omdat zij regelmatig contacten<br />
hadden met de grote stad Manokwari, een achtergrond die de<br />
Mantioens misten.<br />
Het dorpshoofd van Imbai was gekleed in een wollen Jaeger<br />
hemd en -onderbroek die hij ten tijde van de militaire bezetting<br />
in Irai had gekregen. Omdat de Arfakkers zich nooit baden noch<br />
hun kleren wassen, zag de kleding er niet bepaald schoon uit,<br />
maar hij was er bijzonder trots op, bovendien was deze wollen<br />
kleding wel prettig dragen in de kou op een hoogte van 1.800<br />
meter.<br />
Opvallend was het dat er veel stenen in de landbouwgronden<br />
voorkomen, desondanks stonden de gewassen er heel goed bij. De<br />
selderij bereikte een hoogte van 75 centimeter. Uitbreiding en<br />
variatie van de aanplant leken mij zeer wel mogelijk. Er moest<br />
dan wel een oplossing gevonden worden voor de afvoer van de<br />
producten. Mankracht legde hier beperkingen aan op en een nieuw<br />
paardepad zou te kostbaar zijn.<br />
De enige mogelijkheid zou zijn vervoer per landvliegtuig.<br />
De woningen van de Arfakkers worden gebouwd op drie tot vier<br />
meter hoogte. De vloer van circa tien bij tien meter wordt gestut<br />
door een woud van palen. Voor de wanden en het dak wordt platgeslagen<br />
boombast gebruikt. Aan de achterzijde van het huis is<br />
een platform als toilet aangebouwd. De vrouwen en kleine jongens<br />
slapen aan de linkerkant in afzonderlijke hokjes. De mannen<br />
slapen op een platform aan de rechterkant; tegen de kou<br />
( 's nachts 11 2 Celsius) worden vuurtjes gestookt. Hun kleding<br />
bestaat uit niet meer dan een lendendoekje, zij slapen dan ook<br />
zo dicht mogelijk bij de vuurtjes, waarbij het voorkomt, dat zij<br />
zich - omdraaiend in hun slaap - tegen de brandende takken<br />
aankomen en behoorlijke brandwonden oplopen.<br />
Toen kwam ik er achter waarom aardappelziekten waren<br />
uitgebleven. Door het voortdurend stoken van (rokerige) vuurtjes<br />
trekt de rook naar de nok van het dak. De pootaardappelen worden<br />
enkele weken in de nok gehangen en bovendien hadden de Arfakkers<br />
(instinctmatig?) gewaswisseling toegepast.<br />
Het middengedeelte van het huis dient als gemeenschappelijke<br />
kookplaats en bij feesten als dansvloer. Dit dansen bestaat uit,<br />
gearmd in een kring hossen op de (meezwiepende) vloer. Een<br />
vo<strong>org</strong>anger zet een lied in dat door de feestvierenden met de<br />
nodige fantasie wordt aangevuld. De meisjes houden zich aanvankelijk<br />
afgezonderd van de dansende mannen, Als een meisje het oog<br />
op een bepaalde man laat vallen dan dringt zij zich naast hem in<br />
de kring.<br />
Om de buitenste stutpalen wordt een hek aangebracht om de<br />
onder de woning levende varkens binnen de grenzen te houden.<br />
Op kleine afstand van de woning staat de z.g. roemah kotoran,<br />
waarin menstruerende vrouwen hun tijd moeten uitzitten en<br />
waarin zwangere vrouwen bevallen.<br />
Pagina 24
Bij beide gebeurtenissen mogen zij alleen door hun moeder<br />
of andere vrouwelijke familieleden geholpen worden.<br />
Menstruerende vrouwen mogen niet in de tuinen komen, omdat dit<br />
een ongunstige invloed op de gewassen kan hebben.<br />
Vleselijke gemeenschap vindt in het bos plaats. Nieuwsgierigen<br />
worden op een afstand gebouden door twee bossen gras in kruisvorm<br />
bij de ingang van het pad te plaatsen. Dit verbodsteken is in<br />
vroegere jaren, toen de Arfakkers nog niet belust waren op aardse<br />
goederen ook gebruikt als verbod de langs dat pad opgeb<strong>org</strong>en<br />
spullen weg te halen.<br />
Wat de Arfakkers van Imbai (waarschijnlijk opzettelijk) voor<br />
mij verzwegen hadden was dat een paar dagen tevoren een grote<br />
militaire patrouille was gepasseerd die als begeleiders de twee<br />
belangrijkste Hattam adathoofden Lodewijk en Barend Mandatjan uit<br />
Manokwari bij zich had. Dit hoorde ik pas van de in Irai achtergebleven<br />
politieagenten. Aangezien het niet uitgesloten was dat<br />
de beide Mandatjans met groot militair vertoon bij zich indruk<br />
wilden maken op de Manikions, besloot ik meteen naar Ransiki<br />
terug te keren. Ik koos de Manikion agent Sarden Jouw uit om mee<br />
te gaan. Wij zouden vóór zonsopgang vertrekken en proberen in één<br />
ruk Ransiki te bereiken. Vlak voor het vertrek bleek Sarden<br />
koorts te hebben maar hij verzette zich er tegen dat er iemand<br />
anders in zijn plaats werd aangewezen.<br />
Na een bad in het ijskoude meer meldde hij zich klaar voor<br />
vertrek. Het ging over de goenoeng Kobrey naar Testéga waar wij<br />
een vlot kregen voor de oversteek. In Testéga vertelde men dat<br />
de militairen juist de vorige avond aan de oostelijke oever van<br />
Anggi Gita bivak hadden gemaakt. Na hen gepasseerd te zijn<br />
moesten we over de 2.200 meter hoge goenoeng Wisinoe in één ruk<br />
naar Ransiki op zeeniveau.<br />
Een berg beklimmen is vermoeiend maar bij het afdalen moet<br />
je vaart steeds afgeremd worden met als gevolg pijn in je knieën.<br />
Acht uur 's avonds kwam ik gebroken in Ransiki aan maar ik had<br />
het gered. Een paar dagen later (toen mijn knieën weer functioneerden)<br />
kwam de militaire parouille aan.<br />
Behalve de vrees dat de Mandatjans hun vriendschap met de<br />
militairen zouden uitbuiten was er nog een reden waarom ik vóór<br />
hun aankomst in Ransiki wilde zijn.<br />
De guerrillagroep van Kapitein Willem Geerooms, die vanuit<br />
het achterland uit de Japanners voortdurend bestookte, had bij<br />
het dorp Soererei {schetskaart} een voorraad vivres en wapens<br />
begraven. Toen een patrouille de voorraden wilde ophalen bleken<br />
die gestolen te zijn. De militairen die de bevolking van Soererei<br />
hiervan verdachten schoten enkele kamponglieden dood. Eerst veel<br />
later zou blijken dat bewoners van een nabij gelegen dorp de<br />
schuldigen waren. Deze kwestie zat de bevolking van Sisgedobo en<br />
met hen nog vele andere Manikions heel erg hoog; het optreden van<br />
de militairen vóór de oorlog aan de Anggimeren had een zekere<br />
haat veroorzaakt.<br />
Om de zaak de wereld uit te helpen moest eerst vrede gesloten<br />
worden en moesten de militairen met een schadeloosstelling over<br />
de brug komen.<br />
Pagina 25
Deze vrede is in 1953 gesloten met het volgende ceremonieel.<br />
Een officier van het KL en het dorpshoofd van Sorerei hielden elk<br />
een eind van een bamboe vast. Deze bamboe werd met een scherp<br />
kapmes in één haal do<strong>org</strong>ehakt.<br />
Voor een echte vrede moest de snede volkomen gaaf zijn. Om dit<br />
laatste zeker te stellen had de HBA Gaspers de bamboe voorbewerkt<br />
door in het midden met een mes de bamboe voor een groot<br />
deel door te snijden.<br />
Eind augustus 1951 kwam er bericht dat Etty binnenkort in<br />
Nieuw-Guinea te verwachten was; zij zou in gezelschap van Wil<br />
Winia en haar vier kinderen reizen. Jan Koopmans stuurde de<br />
Higgins om Fred en mij op te halen. In Manokwari hoorden wij dat<br />
vanwege een olieboycot van India tegen de KLM de komst van de<br />
dames was opgehouden, We gingen teleurgesteld terug naar onze<br />
standplaatsen. In september kreeg de KLM toestemming weer via<br />
India te vliegen. Fred en ik gingen naar Manokwari waar onze<br />
gezinnen per KPM-boot zouden aankomen. Toen deze binnenliep<br />
bleken onze vrouwen niet aan boord te zijn. In Singapore had een<br />
storing aan het vliegtuig hun reis vertraagd. De gezagvoerder van<br />
de KPM'er was nog een dag in Biak blijven liggen maar kon het<br />
niet verantwoorden nog langer op de dames te wachten. Wij weer<br />
met lange gezichten terug naar Ransiki en Wasior. Achteraf bleek<br />
dat Wil Winia er in geslaagd was de commandant van de Marine<br />
Luchtvaartdienst te bewegen een "oefenvlucht" naar Manokwari mee<br />
te mogen maken. Koopmans stuurde weer de Higgins, maar Fred had<br />
intussen de moed opgegeven en kwam niet naar Manokwari. Ik ging<br />
wel mee naar Manokwari waar bleek dat de Catalina niet op de<br />
afgesproken tijd had kunnen vertrekken. De volgende dag maar weer<br />
terug naar Ransiki. Later bleek dat de Catalina juist op het<br />
moment dat de Higgins de baai uitvoer op het water was neergezet.<br />
Etty logeerde bij de familie Koopmans en Wil vond onderdak<br />
bij de familie Felix. Jan Koopmans was één brok humor en als hij<br />
goed op dreef was lag je dubbel van de lach. Hij zag kans op<br />
smakelijke wijze een onsmakelijk verhaal op te dissen. Totdat<br />
zijn vrouw, Trees, overkwam deelde hij de HPB woning met de<br />
Assistent-resident Kolonisatie, F.J. Groeneveld. Jan had eens van<br />
een tournee een casuarisei meegebracht dat vol trots aan elke<br />
belangstellende werd getoond. Toen na enige weken de lol er af<br />
was werd het op een dressoir weggelegd tot het na een tijdje met<br />
een enorme klap en ondragelijke stank tegen de muren en het<br />
plafond uiteenspatte. Het heeft maanden geduurd voordat de stank<br />
was opgetrokken.<br />
Een Papoea die zo'n ei vindt gaat er voorzichtiger mee om:<br />
in doeken gewikkeld wordt het vlak bij een vuurtje gelegd. In de<br />
meeste gevallen brengt de "broedmachine" een kuiken ter wereld.<br />
Een onhebbelijkheid van de jonge vogels is dat zij voorbijgangers<br />
in de achillespees pikken.<br />
Nog even er tussendoor: In Miei {kaart 1, zuid van Wasior}<br />
liep een jonge casuaris rond: volgens een legende bewaakte de<br />
geest van zo'n dier de begraafplaats die tussen Miei en Wasior<br />
lag.<br />
Pagina 26
Op een kwade dag liep een Chinees tegen zonsondergang van Miei<br />
naar Wasior zonder in de gaten te hebben dat de jonge casuaris<br />
achter hem aanliep. Ter hoogte van het kerkhof pikte de vogel in<br />
zijn hiel. Hij schrok hier zo van dat hij er bijna een hartverlamming<br />
van kreeg.<br />
Nu laat ik Etty aan het woord onder het motto:"Oh, Nieuw-Guinea<br />
land van lijdzaamheid en werken."<br />
"" Toen we na een korte loopbaan als bestuursambtenaar van Jan,<br />
Indië -Indonesia geworden-, moesten verlaten bleek al gauw dat<br />
hij niet kon wennen aan een koud en overvol land. Er werd<br />
gesolliciteerd voor Nieuw-Guinea, waarvoor hij tot zijn grote<br />
vreugde werd aangenomen. Voor mij was er voorlopig geen huisvesting<br />
zodat ik weer bij mijn ouders introk en daar afwachtte<br />
wanneer het mijn beurt zou zijn om te gaan. Intussen kwamen er<br />
brieven waarin verhalen stonden hoe Jan met Fred Winia een huis<br />
bewoonde in Manokwari tot hun standplaatsen eindelijk bekend<br />
zouden zijn. Intussen hadden zij niets te doen en verveelden zich<br />
dood.<br />
Ze zochten afleiding bij collega's en gingen zwemmen met hun<br />
buren, twee verpleegsters werkzaam in het plaatselijk ziekenhuis.<br />
Behalve de brieven kwam er ook een poëtische foto van Jan,<br />
zittend op een boomstronk, opgenomen op Pasir Poetih. Helaas zag<br />
ik tot mijn grote schrik, dat hij geen zwem- maar een onderbroek<br />
aan had. Kon dat wel met twee verpleegsters in de buurt. Geen<br />
nood er was een wolwinkel en in de kortste keren had ik een<br />
zwembroek gebreid. Snel opgestuurd en jawel er kwam een brief<br />
waarin beschreven werd hoe bij de eerste zwempartij de wollen<br />
broek was uitgezakt tot aan zijn enkels. Fred had heel tactisch<br />
naar huis geschreven dat ze met twee verpleegsters gingen<br />
zwemmen, maar dat die er heel gewoon uitzagen.<br />
De standplaatsen werden voor Fred, Wasior en voor Jan,<br />
Ransiki waar een huis op palen gebouwd werd.<br />
Na zes maanden kon ik op het vliegtuig stappen. Mijn<br />
ouders brachten mij naar Schiphol waar wij een vrouwtje zagen met<br />
vier kleine kinderen, die ook door haar vader en moeder begeleid<br />
werden. We hadden de indruk dat vooral opa het erg moeilijk had<br />
met het afscheid van zijn kleinkinderen.<br />
Op de lange reis maakten v/ij kennis. Wil Winia had het niet<br />
gemakkelijk met vier van die hummels die met argusogen hun moeder<br />
in de gaten hielden. Moest ze naar het toilet dan gingen ze als<br />
eendjes achter haar aan. Probeerde je ze aan te halen dan volgde<br />
een luid protest. Het was een uitputtingsslag zowel voor ma als<br />
voor de kinderen. Anton was de eerste die afknapte en tolereerde<br />
dat ik hem droeg als wij voor een nightstop het vliegtuig<br />
uitmoesten. Toen ik hem een keer achterliet omdat we in verschillende<br />
hotels waren ingedeeld kwam een verontwaardigde stewardess<br />
me achterna en riep: "You f<strong>org</strong>et your baby."<br />
We deden er vier dagen over. Uiteindelijk bereikten wij Biak<br />
waar we voor de nodige formaliteiten in een loods werden<br />
opgevangen, bestaande uit een paar rondhouten palen waarop een<br />
dak van atap, met halve muurtjes van atap.<br />
Pagina 27
Alras bleek dat er een hutkoffer van Wil zoek was, waarnaar ze<br />
met de twee oudsten op zoek ging en ik met de twee kleintjes aan<br />
een tuigje bleef wachten. Een tijdverdrijf hadden ze al gevonden.<br />
Ze stonden bij een van de lage muurtjes met handenvol de atap<br />
eruit te rukken.<br />
Het bleek dat de koffer toch aangekomen was en we konden<br />
naar het hotel, een ietwat weidse benaming voor een onderdak in<br />
quonsets gemaakt van golfplaten. De badkamers waren ook uiterst<br />
primitief. De constructie kan ik mij niet meer voor de geest<br />
halen of het nu zo was dat er practisch geen water uit de douches<br />
kwam of dat de drums waaruit we het moesten scheppen vrijwel<br />
droog waren. De hoeveelheid water was zeer beperkt.<br />
Van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur kregen wij de mededeling<br />
dat de K.P.M, 'er een dag extra op ons had gewacht (aangezien<br />
ons vliegtuig vertraging had) maar helaas moest vertrekken. Dit<br />
betekende een week in Biak wachten voor we naar Manokwari konden<br />
reizen om van daaruit naar Wasior en Ransiki te gaan.<br />
Wil die gehoord had dat de Marine allerlei oefenvluchten<br />
maakte, belde kordaat de Marine Commandant op om te vragen of er<br />
zo'n mogelijkheid was en of wij dan allen mee mochten naar<br />
Manokwari . De man bleek een heer in het verkeer en al de volgende<br />
dag waren we op weg.<br />
Aangekomen werden we verwelkomd door het HPB Koopmans en<br />
zijn vrouw Trees, bij wie ik logies kreeg. Wil en de kinderen<br />
kwamen in huis bij de familie Felix.<br />
De Higgins, het schip waarmee we verder moesten gaan was net weg<br />
en een radioverbinding om de mannen te waarschuwen bestond er<br />
niet. " Nieuw-Guinea land van lijdzaamheid".<br />
Na een week kwam de Higgings terug. Jan Koopmans had me er<br />
al allerlei verhalen over gedaan, die ik eigenlijk als fantasie<br />
zijnerzijds bestempelde. Hij vertelde dat het in feite een<br />
rivierschip was, maar dat wij ermee over zee moesten. Verder<br />
vielen er regelmatig gaten in, wat niet iets was om je druk over<br />
te maken want er waren altijd zakken cement aan boord om ze te<br />
dichten.<br />
Tijdens ons verblijf hadden wij al kunnen genieten van het<br />
uitzicht over de baai met de bergen aan de overkant die in de<br />
ochtend violet van kleur waren en met Poelau Lemon halverwege het<br />
water.<br />
De ochtend dat we vertrokken bleek er een stevige bries te<br />
staan. Met ons waren een dominee en zijn vrouw, een onderwijzersechtpaar<br />
met twee kinderen en enkele inheemsen aan boord gegaan.<br />
Buiten de baai ging de Higgins angstwekkend te keer, we schommelden<br />
zowel in de lengte-als de breedte-richting,Wil deponeerde de<br />
kinderen in het verblijf van de bemanning. De vrouw van de dominee,<br />
die zich op het voordek op een stretcher had geïnstalleerd,<br />
kiepte met stretcher en al om en zocht een beter heenkomen. De<br />
dominee ging troostend langs, zeggend:" Als we de bocht maar<br />
om zijn dan wordt het beter." Helaas bleek dit niet op te gaan,<br />
integendeel het werd erger.<br />
Pagina 28
Ik was te angstig om zeeziek te worden. Wil vond het ook niet<br />
zo'n prettige ervaring en begon zich ongerust te maken over haar<br />
kinderen. "Mocht het mis gaan, dan kan ik er maar twee redden"<br />
zei ze me, "wil jij de twee anderen voor je rekening nemen".<br />
Waarop ik niet anders kon antwoorden dat ik dat graag zou willen,<br />
maar dat ik niet kon zwemmen.<br />
Na acht uur varen bereikten we Rapaowi, de kust van Ransiki.<br />
Er was geen steiger en vanwege het weer bleef het schip rondjes<br />
varen. Van de kust kwam een prauw die dezelfde rondjes meedraaide<br />
en er zodoende, met goed mikken, zakken rijst, meel, suiker en<br />
wat dies meer zij in terecht kwamen. Daarna kon ik, na een<br />
haastig afscheid boven op de balen springen en zo naar de kant<br />
geroeid worden.<br />
De andere passagiers hadden nog een reis van tien uur voor<br />
de boeg, waarbij, naar wij later hoorden, de motor het één keer<br />
liet afweten. Fred zal zijn vrouw en kinderen wel even verbaasd<br />
begroet hebben als Jan mij. Toen hij aan kwam fietsen op zijn<br />
dienstfiets en ik van achter een struik opdook, zei hij<br />
verbouwereerd: "Wat doe jij hier". Waarna we de vijf kilometer<br />
naar Ransiki maar zijn gaan lopen, want de ketting liep er steeds<br />
af.""<br />
Etty vertelde mij na een paar dagen dat zij als de dood zo<br />
bang was voor slangen maar dat men haar in Nederland had<br />
gezegd, dat als er maar ganzen op het erf waren deze de<br />
slangen wel op een afstand zouden houden; tot haar geruststelling<br />
zag zij een paar ganzen rondlopen. Ook was van belang dat bij<br />
deuropeningen drempels waren aangebracht; die waren er wel, maar<br />
op de slaapkamer na ontbraken de deuren. Bij het eerste bezoek<br />
van de BA en zijn vrouw stond de BA ineens op en riep een<br />
politieagent met een kapmes te komen, hij had een slang op<br />
de balustrade zien kruipen. Wij hebben in totaal vijftien slangen<br />
in huis gehad waarvan sommige door de politie uit het dak werden<br />
geschoten.<br />
Nadat Etty haar weg in het huis en in Ransiki gevonden had<br />
maakte ik mij klaar voor een tournee langs de kust langs Sjeri<br />
en Windessi {d.i. Windessi, aan de kust west van Roemberpon;<br />
ongeveer bij Mammameh, staat niet op de kaart aangegeven} naar<br />
Weraboer. Achter Windessi liggen enkele meren onder zeeniveau<br />
waarvan opvallend v/as dat, ondanks het ontbreken van een<br />
verbinding naar zee, er toch krokodillen in voorkwamen.<br />
Vanuit het bergland achter Windessi maakten de Papoea's zo nu en<br />
dan drijfjachten op herten. Die werden richting zee gedreven waar<br />
zij door met roeiers bemande prauwen werden opgevangen, soms<br />
ontsnapten er een of meer herten naar het eiland Roemberpon.<br />
Op weg naar Weraboer passeerden wij enkele kleine eilanden waar<br />
rotstekingen waren aangebracht, jammer genoeg zijn de genomen<br />
foto's mislukt.<br />
Weraboer {west van Amboear, dat aan de kust ligt, west van<br />
Mios Waar, ongeveer bij Simeri } ligt enkele kilometers landinwaarts;<br />
om het dorp te bereiken moet je een groot moeras<br />
doorploeteren waar het krioelt van de bloedzuigers. Daar kwam<br />
bij dat ik een stevige kou had gevat.<br />
Pagina 29
Met de gedachte in mijn achterhoofd dat ik tot nu toe alleen maar<br />
armzalige Papoeadorpen had gezien stelde ik mij niet veel voor<br />
van het bezoek aan Weraboer. Ongetwijfeld was het weer zo'n<br />
onverz<strong>org</strong>d dorp, ik vroeg mij af wat ik met deze tournee was<br />
begonnen.<br />
Bij binnenkomst van het dorp werd ik met stomheid geslagen.<br />
Er liep een brede onverharde weg door de kampong met aan weerszijden<br />
goten voor waterafvoer en langs de rooilijn keurig<br />
in het gelid met kalk gewitte woningen.<br />
Als gebruikelijk werd je in het dorp opgewacht door de<br />
schoolkinderen die onder leiding van de onderwijzer het<br />
Wilhelmus en andere vaderlandse liederen zongen. In de regel was<br />
het daarbij zo dat als je na een vermoeiende tocht bij een dorp<br />
aankwam en de zon scheen, de kinderen in de schaduw stonden; als<br />
het regende schuilden zij onder een afdak en mocht de patrouille<br />
zich verder nat laten regenen.<br />
Als controleur moest je in de dorpen de scholen inspecteren;<br />
je liet wat schrijf- en leeslessen geven die over het algemeen<br />
goed overkwamen; in rekenen waren de Papoea's erg zwak.<br />
Daarna werd en met het dorpshoofd en de onderwijzer het onderhoud<br />
van school en woonhuis van de leerkracht besproken en verder<br />
eventuele wensen aangehoord en geregeld. Voorwaarden voor het<br />
toewijzen van een school waren dat het dorp de school en de<br />
woning van de onderwijzer moest bouwen en gedeeltelijk voorzien<br />
in het levensonderhoud van hem en zijn gezin.<br />
Soms werd de toewijzing van een school gevraagd omdat een<br />
dorp al aangeslagen was in de belasting. Het naast liggende dorp<br />
had immers wel een school maar nog geen belastingaanslag !! Op<br />
de vraag of de belasting ook al betaald was bleef het antwoord<br />
achterwege.<br />
In de meeste gevallen was de onderwijzer ook evangelist die<br />
op zondag kerkdienst hield. Om de Papoea's eraan te herinneren<br />
wanneer het zondag was moesten zij een stokje bij zich dragen<br />
waarin voor elke werkdag een inkeping werd gegeven; de zondag<br />
moest met een brede snee aangegeven worden. In de Onderafdelingen<br />
Wandammen en Ransiki waren alle scholen door de zending gesticht.<br />
Ik had er alle bewondering voor dat Weraboer, zonder enige<br />
bestuursbemoeienis, de zaken zo goed voor elkaar had, zoals de<br />
aanleg van de wegen en de goede woningen. De stam bestond uit<br />
vier clans die elk jaar onderling uitmaakten welk clanhoofd voor<br />
de komende maanden kepala kampong zou zijn.<br />
Mijn aandacht viel speciaal op het clanhoofd, E.D. Wittebossy,<br />
die met kop en schouders boven de anderen uitstak. Ik stelde<br />
hem voor enkele jaren in Ransiki te werken, daar enige bestuurs<br />
ervaring op te doen en dan weer terug te gaan naar zijn kampong.<br />
Hij is inderdaad naar Ransiki gekomen en daar tewerkgesteld als<br />
schrijver; wat hij daarna heeft gedaan is mij onbekend.<br />
Weraboer doet mij altijd denken aan een toneelstuk dat de<br />
onderwijzer eens had geschreven en ter gelegenheid van<br />
koninginnedag opgevoerd. Aangekleed in geklopte boombast hadden<br />
de dorpelingen zich als apen vermomd.<br />
Pagina 30
Deze kregen een goede opleiding en leerden zelfs spreken wat<br />
gedemonstreerd werd met een lied dat volgens de onderwijzer<br />
geschreven was door Johan Sebastiaan Bach. Als slotapotheose<br />
stapelden zij zich naast en bovenop elkaar in een bepaalde figuur<br />
geflankeerd door twee personen met uitgestoken tong en elk een<br />
stok in de hand.<br />
Etty die er niets van begreep vroeg mij wat dit voor moest<br />
stellen. Ik dacht dat het het Nederlandse wapen moest zijn met<br />
terzijde de twee ons bekende leeuwen.<br />
Op koninginnedag werden de ochtend en middag gevuld met<br />
wedstrijden zoals paalklimmen, zaklopen, touwtrekken en voetballen,<br />
eigenlijk hetzelfde wat men in Nederland doet. De Papoea's<br />
hadden toen al door dat een voetbalwedstrijd eigenlijk een oorlog<br />
is, zo was het niet toegestaan dat familieleden in verschillende<br />
elftallen tegen elkaar speelden, je voerde toch geen oorlog tegen<br />
je eigen familie.<br />
Ze waren zo verknocht aan koninginnedag dat zij na de kroning van<br />
Juliana toch ook op 31 augustus het feest wilden vieren.<br />
Een andere belevenis was de kerstviering door Papoea's, zoals<br />
nu door Etty verteld:<br />
""Het was ons eerste kerstfeest in Nieuw-Guinea. Onze anak piara<br />
Simson had al dagen tevoren een geel stofdoekje en mijn plastic<br />
regencape te leen gevraagd, omdat hij in een kerststuk moest<br />
meespelen. Ik had ietwat twijfelend zijn casacado (huidschurft)<br />
bekeken, maar bedacht dat plastic gemakkelijk afgespoeld kon<br />
worden en hem de spullen gegeven.<br />
Wat er opgevoerd zou worden was nog een geheim dat op de<br />
avond zelf ontsluierd zou worden.<br />
Op de 25e december gingen Jan en ik naar het school-tevens<br />
kerkgebouw waar wij plechtig naar twee versierde stoelen,<br />
vooraan, gebracht werden. Doedoek statie heet zoiets. Er heerste<br />
een opgewekte stemming, de ruimte was boordevol, de notabelen<br />
hadden een stoel of zaten op banken en meer naar achter zaten de<br />
Manikions en Hattammers, die uit de bergen waren komen afzakken,<br />
gewoon op de grond.<br />
De zaal was mooi versierd met palmbladeren en boven ons een<br />
kerstboom kunstig gemaakt van ringen, die van groot naar klein<br />
opliepen, omwikkeld met groene bladeren, met elkaar verbonden<br />
door touwen en opgehangen aan een balk. De kaarsen die erop<br />
bevestigd waren en al branden gaven een feestelijk licht.<br />
Ergens in de balken was een soort tentje opgezet, waar een ladder<br />
heenliep.<br />
Nadat iedereen van limonade of bier en koekjes voorzien was,<br />
kon het feest beginnen. Onze dikste agent klom in uniform de<br />
ladder op en verdween in het tentje, kwam als engel in een witte<br />
jurk waaraan twee vleugels, te voorschijn, richtte een bijna<br />
uitgebluste flashlight omlaag en hield een heel verhaal in het<br />
maleis. Aangezien mijn bahasa niet zo best is, fluisterde ik:<br />
"Wat zegt hij?". Jan:" Het is de boodschap aan Maria."; "Maar<br />
waarom een flashlight?" hield ik aan. "Dat is het hemels licht."<br />
Jan weer, die er meer begrip voor had dan ik.<br />
Pagina 31
Er werd enthousiast geklapt toen de engel uitgesproken was,<br />
waarop deze zijn vleugels een voor een afhaakte, ze omlaag<br />
gooide, de jurk uittrok en als agent de ladder afdaalde.<br />
Even een kleine pauze voor het grote gebeuren plaats zou<br />
vinden. Boven ons hoorden we wat vreemde geluiden en waarachtig<br />
de touwen van de kerstboom waren do<strong>org</strong>ebrand en hij kwam<br />
rakelings langs ons heen naar beneden. Er ontstond enige paniek,<br />
de BA en de goeroe kwamen aansnellen om de vlammen te doven.<br />
Gedienstige handen ruimden de boel op, het publiek vond het<br />
prachtig, terwijl bij de bergbevolking enige stemmen "tjoe"<br />
riepen. Toen de rust was teruggekeerd, giechelende kinderen<br />
vermaand waren stil te zijn, huilende baby's de borst kregen,<br />
kortom toen alles in gespannen verwachting was, kon de voorstelling<br />
do<strong>org</strong>aan.<br />
Josef in Dothan werd opgevoerd, met in het eerste bedrijf<br />
Josef en zijn broers die binnen kwamen, een kudde schapen voor<br />
zich uit drijvend. Simson, die een van de broers uitbeeldde, was<br />
er dank zij de cape en het stofdoekje dat met een band om zijn<br />
hoofd zat, uitstekend in geslaagd een impressie van een bijbelse<br />
herder te geven. De kudde bestond uit kleine Manikions, die ter<br />
ere van het feest allemaal een nieuwe rode tjawat om hadden. Zij<br />
kwamen op handen en voeten de zaal binnen, om het hardsf'bè, bè"<br />
roepend , terwijl de rode lapjes op hun billen deinden.<br />
Deze rollenverdeling wees duidelijk op het superioriteitsgevoel<br />
van de kustbewoners ten opzichte van de binnenlandpapoea's<br />
De stoet hield stil bij het podium, waar een discussie tussen de<br />
broers van Josef eindigde met het niet al te zachtzinnig oppakken<br />
en dubbelvouwen van de arme Josef, die daarop in een put gedeponeerd<br />
werd. Als put werd een drum gebruikt, waar hij zeker een<br />
kwartier in bleef zitten. Intussen kampeerden zijn broers in de<br />
buurt tot de kooplieden kwamen aan wie Josef verkocht werd.<br />
Tot onze grote verbazing kon de gevangene, nadat hij uit de put<br />
getrokken was, rechtop staan en vlot meelopen. Dit was het einde<br />
van het eerste bedrijf.<br />
Voor het tweede werd de drum opgeruimd en voor een muur een<br />
tafel met een stoel neergezet, waar iemand in khaki uniform op<br />
plaats nam. Achter de muur kon men het paleis denken, waar Josef,<br />
intussen koning geworden, in woonde. Als hij wat nodig had, riep<br />
hij "oppas", waarop de geüniformeerde man opsprong en door een<br />
gat in de muur naar binnen snelde. De intonatie van dat "oppas"<br />
kwam me erg bekend voor, Jan's kantoor lag immers naast ons huis.<br />
De dialogen tussen de vader en de broers van Josef, die<br />
intussen weer op het toneel verschenen waren en de koning, vonden<br />
voortgang voor het paleis, waarbij de oppas beurtelings om een<br />
boodschap gestuurd werd of stram in de houding stond.<br />
Na het gelukkig einde, en we de goeroe een compliment<br />
gemaakt en bedankt hadden, kwamen we buiten op het weggetje met<br />
eraan grenzend het veld omringd door palmen. Het was een koele<br />
en heldere nacht met veel sterren en krekelgesjirp. Je kon je<br />
afvragen of er niet veel gelijkenis was met die eerste nacht.<br />
Pagina 32
De sterren en de maan, die je door de palmbladeren zag schijnen,<br />
de primitieve huisjes, het karrespoor dat de weg moest voorstellen<br />
.<br />
Ja, de ezel en de os, die waren hier niet, maar wie weet hebben<br />
op die eerste kerstnacht de krekels ook gezongen.""<br />
Medio 1952 hadden Etty en ik voor een korte vacantie bij de<br />
Winia's gelogeerd. Met ons vieren zouden wij op een avond op<br />
bezoek gaan bij dominee Van Arkel in Miei. Wasior en Miei liggen<br />
op ongeveer een half uur lopen van elkaar over een weg die bij<br />
hoog water onderstaat.<br />
Fred kwam op de lumineuze gedachte om met een prauw naar<br />
Miei te varen. Keurig aangekleed, de mannen hadden zelfs een das<br />
omgedaan, stapten wij in een prauw en roeiden de zee op. Het was<br />
een prachtige avond met volle maan, Etty vroeg ons wat verder de<br />
zee in te steken. Intussen vertelde Fred dat er overdag in de<br />
mangrovebossen waar wij langs kwamen een krokodil was gesignaleerd<br />
.<br />
De dames hadden hun benen opgetrokken en zaten met hun voeten op<br />
de boorden van de prauw. Daardoor merkten zij niet, wat ik wel<br />
voelde,dat de prauw langzaam maar zeker vol liep waarop Fred en<br />
ik-na onze horloges en tabak aan de vrouwen te hebben afgegevenmanmoedig<br />
in het water sprongen en zwemmend de prauw naar de wal<br />
duwden. Intussen scheen Etty met een staaflantaarn in het rond<br />
om te zien of er een krokodil in de buurt was. Zenuwachtig<br />
lachend kregen wij eindelijk vaste grond onder de voeten en<br />
konden zo sneller opschieten. Er zat niets anders op dan een bad<br />
te nemen en een briefje aan de dominee te sturen met onze verontschuldigingen<br />
dat wij die avond niet konden komen en een korte<br />
uitleg van ons avontuur.<br />
De volgende dag bleek dat er een gat in de bodem van de<br />
prauw zat die de eigenaar met een prop vezels had dichtgemaakt.<br />
Door de druk die wij met ons vieren uitoefenden was de prop eruit<br />
geschoten.<br />
Commentaar van de Papoea's:" wat voor verstand hebben die<br />
Nederlanders van prauwvaren".<br />
Omdat ik bezoek in Ransiki verwachtte ging ik met een prauw<br />
terug, Etty zou met de Higgins komen. Vanwege het slechte weer<br />
en de tegenwind deden wij er zes dagen over om van Wasior naar<br />
Ransiki te komen. De ploegen waren na enkele uren roeien uitgeput<br />
en moesten in elk dorp door anderen vervangen worden. Aan lectuur<br />
had ik vier oude Panorama's bij me waarvan ik uiteindelijk uit<br />
verveling de advertenties van achter naar voor heb gelezen.<br />
Prauwtournees heb ik niet meer gemaakt omdat de helft van<br />
het jaar de zee zo onrustig was dat zelfs kleine motorboten zich<br />
niet altijd op het water waagden. Van december tot en met<br />
februari was het moesim ombak (stormweer). Van juli tot en met<br />
september woei de angin mataan (krachtige föhnwind) over de<br />
hals van de Vogelkop in noord-oostelijke richting.<br />
Pagina 33
Deze weersomstandigheden maakten de Geelvinkbaai onrustig tot<br />
stormachtig.Bovendien vergden prauwtournees te veel tijd, waarvan<br />
je het grootste deel wachtend op het water doorbracht zodat je<br />
te kort in de dorpen was om een goed contact met de bevolking te<br />
hebben.<br />
Ik ging nog wel bij gunstig weer met de Higgins of particuliere<br />
motorboten mee.<br />
Het was een mooi gezicht als ineens uit het niet een school<br />
dolfijnen tevoorschijn kwam en voor de boeg ging spelevaren. Na<br />
enige tijd verdween zij even plotseling als zij gekomen was. De<br />
Papoeabemanning had altijd achter de motorboten een kabel met een<br />
haak hangen, als aas werd een stuk verbandgaas gebruikt waar<br />
menigmaal een tengiri (grote roofvis) in beet. Zo uit het water<br />
en schoongemaakt de pan in smaakte de vis uitstekend.<br />
In 1953 ging ik eens met een kolonist uit Manokwari,<br />
J. Harte, met een particuliere motorboot naar Wasior. Wij wierpen<br />
een lijn uit die na enige tijd strak trok en die wij toen moeiteloos<br />
inhaalden; het zou geen grote vis zijn. Verrast kregen wij<br />
een heel grote prooi aan boord, namelijk een_zeilvis met een<br />
lengte van 161 centimeter, De vis was overdekt met anemonen die<br />
het dier zo hadden verzwakt dat hij geen weerstand had geboden.<br />
Een zeilvis heeft een gleuf in de rug waarin een zeil gevouwen<br />
kan worden. Bij rustig v/eer gaat de vis naar de oppervlakte en<br />
zet zijn zeil op.<br />
Terug in Ransiki bereikten mij berichten over een<br />
ruzie tussen twee dorpen zuidelijk van de Anggimeren die wellicht<br />
tot een oorlog kon leiden. Ik vroeg Hendrik Sajori, dorpshoofd<br />
van Sjerie {schetskaart} , voor dragers te z<strong>org</strong>en en ons over het<br />
Mawigebergte{ schetskaart } te brengen.<br />
Onderweg ondervonden wij veel tegenwerking, men was er<br />
kennelijk op uit ons de tocht onmogelijk te maken, waarschijnljk<br />
wilden zij zelf de zaak volgens de adat regelen zonder inmenging<br />
van het bestuur. Op het steile Mawigebergte lieten de dragers ons<br />
in de steek, ze lieten hun draaglasten op het pad achter en<br />
vluchtten het bos in.<br />
Toen mijn veldfles leeg was vroeg ik een agent om water te<br />
zoeken, even later kwam hij met een halfvolle veldfles terug. Het<br />
troebelige water had hij verzameld uit kuiltjes waar regenwater<br />
in was blijven staan.<br />
Na afdaling van de berg kwamen wij bij het dorp Hofoe waar<br />
wij bivak maakten. In ons gezelschap bevond zich ook een<br />
verpleger die de volgende ochtend spreekuur hield en framboesia<br />
patiënten neo-salvarsan injecties gaf tegen zweren die er uit<br />
zien als bossen frambozen.<br />
Na deze polikliniek deelde ik tabak uit en vroeg om dragers.<br />
Ineens waren alle dorpelingen in de bush bush verdwenen, van<br />
waaruit ze ons toeschreeuwden geen hulp te willen bieden. Een van<br />
de Manikion agenten vertaalde dat zij zelfs dreigden ons met hun<br />
pijlen onder schot te nemen. Hij voegde eraan toe dat onze terugtocht<br />
uitgelegd zou worden als erkenning van een nederlaag, de<br />
dorpelingen voelden zich dan onze meerdere en zouden ons zeker<br />
onder schot nemen.<br />
Pagina 34
Omdat wij in het open terrein duidelijk zichtbaar waren hadden<br />
zij - verscholen in het struikgewas- met hun pijl en boog een<br />
voorsprong op ons.<br />
De patrouille werd geraadpleegd over wat ons te doen stond.<br />
Het advies was: kenbaar te maken dat wij, als straf voor hun<br />
optreden, tenminste één van hun woningen in brand zouden steken.<br />
Dit werd opgevolgd, nadat eerst uit het beoogde huis de waardevolle<br />
artikelen verwijderd en verderop gelegd waren.<br />
Onze tegenpartij die zag dat het menens was liet ons verder<br />
met rust en zo konden wij zonder meer vertrekken.<br />
Ik vond dat ik het hierbij niet kon laten en overlegde met<br />
Gaspers, die adviseerde de tocht in omgekeerde richting te maken<br />
namelijk via de Anggimeren over de Gn. Sensenemes en dan in zuid<br />
oostelijke richting. Het zou geen gemakkelijke tournee worden<br />
omdat zuidelijk van de meren weinig riviertjes of bronnen waren.<br />
Er werd een patrouille samengesteld die op pad ging volgens het<br />
voorstel Gaspers.<br />
Ik had de gewoonte als ontbijt zoete knollen te eten maar<br />
de verpleger die er ook nu bij was kon die niet door zijn keel<br />
krijgen: hij at altijd havermout. Wij hadden niet voldoende<br />
pannen om behalve havermout ook nog de middagrijst te koken.<br />
Onze kok had daar weinig moeite mee, mijn knollen werden gekookt<br />
in de pan die de verpleger gebruikte om zijn injectienaalden te<br />
steriliseren. Bij het knollenontbijt vroeg de verpleger of ik<br />
wist waarin die gekookt waren; dat was bekend maar ik was er van<br />
uitgegaan dat de pan toch ook meteen gesteriliseerd was.<br />
Tijdens deze tournee werd mij door een agent een spoed bericht<br />
uit Ransiki nagezonden. Op de brief zaten een vogelveer en<br />
een stuk houtskool geplakt. De betekenis hiervan was dat de<br />
boodschapper zo snel moest zijn als een vogel en 's nachts moest<br />
doorlopen met een brandend stuk hout als verlichting.<br />
De avond van te voren had ik Sarden Jouw gevraagd een<br />
monster van een Manikiongif voor mij te bemachtigen, 's M<strong>org</strong>ens<br />
vertelde Sardijn dat het hem gelukt was, hij had het bamboekoker<br />
tje met het gif, voor de avond op een veilige plaats verstopt.<br />
Sardijn, die altijd mijn rugzak droeg, gaf die de volgende dag<br />
aan een andere agent met het kokertje gif erin. Dit was namelijk<br />
zo gevaarlijk dat je het niet te lang in je buurt mocht hebben;<br />
maar ja, die andere agent wist toch niet wat hij bij zich droeg.<br />
Een onderzoek in Hollandia wees uit dat het een onschuldig<br />
poedertje was.<br />
Op zondag hielden wij in Sakwameba {schetskaart aan Anggi<br />
Giji} een rustdag. Een van de agenten ging met mij mee naar de<br />
nabij gelegen kampong Soererei, daar hoorden wij dat in een van<br />
de huizen de onderwijzer/evangelist een kerkdienst hield. Wij<br />
bleven onder aan de trap wachten tot de dienst afgelopen zou<br />
zijn. Ineens schoot de agent in de lach.<br />
De evangelist vertelde (in het maleis) het scheppingsverhaal, dat<br />
door een Manikion werd vertaald in: God had Adam en Eva<br />
geschapen en hun een grote tuin geschonken vol met knolgewassen,<br />
bananen en allerlei soorten groenten. Hij verbood echter de<br />
vruchten van een bepaalde appelboom te eten. ii
Voor de Manikions, die niet wisten wat een appelboom was.<br />
werd dit vertaald in de boom X. Dit is een boom die aan de kust<br />
groeit en waarvan de bergbevolking gelooft dat, als je die<br />
vruchten eet, je kromme benen krijgt.<br />
Maandag ging het over de 2.750 meter hoge Sensenemes en<br />
verder in zuid oostlijke richting.<br />
De mededeling van Gaspers dat het zuidelijk van de meren<br />
moeilijk zou zijn om water te vinden was geheel juist: hier en<br />
daar vonden wij nog een klein stroompje net genoeg om onze veldflessen<br />
te vullen en water voor het eten koken.<br />
Na vier dagen zwaar te hebben getranspireerd was ik echt aan<br />
een bad toe. Wij troffen een riviertje, maar een geschikte bivakplaats<br />
lag een eind verderop. Nu kwam mijn tourneeblik dat ik<br />
onderweg al als tafel en zitgelegenheid had gebruikt goed van pas<br />
als mandibak. Dragers voerden met potten en pannen water aan<br />
waarmee het blik werd gevuld waarna, ik het vuil van een paar<br />
dagen van mij af kon spoelen.<br />
Onderweg bleek de stammenoorlog op een gerucht te berusten;<br />
het geschil was kennelijk al onderling geregeld. Een dag vóór wij<br />
het "vijandige" dorp zouden bereiken werden er enkele agenten<br />
heen gestuurd met de boodschap dat, als zij ons niet lastig<br />
zouden vallen, wij de zaak voor gezien zouden houden. Dit bleek<br />
een verstandige zet te zijn, wij konden vlak bij het dorp bivak<br />
maken en de volgende dag waren er zelfs dragers om ons over het<br />
gebergte naar kampong Sjerie te brengen.<br />
Op deze tournee had een van de agenten tijdens het avondpraatje<br />
bij het kampvuur verteld dat er in Ransiki een geslachtsziekte<br />
voorkwam (het bleek syfilis te zijn). Ik informeerde<br />
bij de verpleger of hij hiervan wist. Hij gaf dit toe, waarop<br />
ik vroeg wat hij met die kennis had gedaan. Niets. Hij had het<br />
ook niet do<strong>org</strong>egeven aan de artsen in Manokwari, omdat die toch<br />
geen tijd hadden om een onderzoek in te stellen. Waarom had hij<br />
mij dan niet geïnformeerd? Dat was medisch geheim. Ik vond dat<br />
het niet meer zo geheim was omdat enkele agenten er van afwisten.<br />
Om verdere verspreiding te voorkomen werd de politie belast<br />
een onderzoek naar de bron in te stellen. Binnen een maand hadden<br />
zij alle mannen en vrouwen achterhaald die aan syfilis leden, ook<br />
was de bron opgespoord, namelijk een meisje op het eiland Roon<br />
nabij Wasior. Allen werden naar Ransiki opgeroepen en ondergingen<br />
een geslaagde medische behandeling.<br />
In 1952 kwam de Hoofd Posthuis Commandant, E.L. Schultz,<br />
naar Ransiki en konden eindelijk de agenten op professionele<br />
wijze getraind en opgeleid worden. In dat jaar kregen wij ook<br />
geld voor de bouw van een politiekazerne. Als bouwmaterialen<br />
werden gaba gaba, atap en stammen van casuarinebomen gebruikt.<br />
Voor de rechtopstaande stijlen moesten deze stammen aan de<br />
onderkant in een stuk ijzerhout worden gekeept. Als de casuarine<br />
direct in de grond werd geplant rotte het onderhout in korte tijd<br />
door.<br />
Schultz werd blij gemaakt met een eenvoudig huis, waarin<br />
de grote jachtliefhebber meteen een groot hertegewei aan de muur<br />
spijkerde voor een waardige plaats van zijn jachtgeweer.<br />
Pagina 36
Aan de verbindingen en communicatie werd ook het een en<br />
ander gedaan. Het lukte een radio-ontvanger en enkele accu's op<br />
de kop te tikken. Met de radiotelegraf ist in Manokwari werd<br />
afgesproken dat hij dagelijks om 09.00 en 17.00 precies berichten<br />
zou do<strong>org</strong>even. Deze verbinding functioneerde echter niet altijd<br />
feilloos wat met het volgende wordt geïllustreerd.<br />
Fred en ik waren in juni afgehaald om in Manokwari kennis<br />
te maken met de directeur van het Departement van Binnenlands<br />
Bestuur, N. Makkes. Wil logeerde met haar vier kinderen in<br />
Ransiki, wat voor Etty erg gezellig was. Aangezien de heer Makkes<br />
het jammer vond dat de dames niet meegekomen waren, stelde hij<br />
voor hen alsnog op te halen.<br />
Om precies 17.00 uur hield Fred voor de radiomicrofoon een<br />
lang en opgesmukt verhaal tegen de luisteraars in Ransiki. Wij<br />
wisten niet dat de ontvanger zo nu en dan was uitgevallen. Etty,<br />
Wil en Schultz begrepen niets van het hele verhaal. Zij trokken<br />
hun eigen conclusies, namelijk dat de volgende ochtend de<br />
Resident met de Higgins op bezoek zou komen.<br />
Ransiki raakte in rep en roer. Het huis werd keurig<br />
schoongemaakt, Wil poetste de schoenen van haar kinderen. Etty<br />
pleegde overleg met de vrouw van de BA over wat als lunch zou<br />
worden klaargemaakt, behalve een witte haan was er niet veel te<br />
bieden. Schultz liet aan de heer Staring vragen of hij zijn jeep<br />
ter beschikking kon stellen om de Resident af te halen.<br />
Het BB in Ransiki beschikte sedert kort over een karretje<br />
met een paard die wij van de Klay's hadden overgenomen. De kar<br />
leek op een Romeinse strijdwagen, maar dan op luchtbanden, op een<br />
van de velgen stond het woord "Melkbron".<br />
Heel vroeg in de m<strong>org</strong>en, het was nog donker, klonken van het<br />
politieterrein exercitiebevelen. Schultz was nog even aan het<br />
oefenen om zo goed mogelijk voor de dag te komen. Klokslag vijf<br />
uur klommen Schultz en Etty op de kar en reden als Romeinse<br />
wagenrenners in het donker naar de kust. Even later arriveerde<br />
de jeep.<br />
Wat een schrik, toen zij geen Resident maar twee ongeschoren<br />
kerels in verkreukelde kleding van de Higgins af zagen komen.<br />
Etty, Fred, Schultz en ik stapten in de jeep Ransikiwaarts.<br />
Onderweg zagen wij de kolonisten, die over de komst van de<br />
Resident hadden gehoord, het gras in hun voortuinen maaien.<br />
In Ransiki stond voor ons huis het politiedetachement<br />
aangetreden, klaar voor "Presenteert geweer", daarnaast stonden<br />
de schoolkinderen in de startblokken voor het Wilhelmus. Wij<br />
schudden met onze handen en riepen de menigte toe dat er een<br />
misverstand in het spel was. Intussen wist de witte haan uit de<br />
handen van onze hulp, Simson, te vluchten en tussen de krioelende<br />
agenten en schoolkinderen een goed heenkomen te zoeken. Toen<br />
alles weer tot rust was gekomen konden wij het juiste verhaal uit<br />
Manokwari vertellen en luisteren naar de conclusie van de dames.<br />
Na enkele uren gingen wij met de vrouwen en kinderen naar<br />
Manokwari, waar wij een paar dagen bleven die ik gebruikte om te<br />
kijken of daar wat te "<strong>org</strong>aniseren" was.<br />
Pagina 37
De ontmoeting met de Resident kwam goed gelegen. Louis<br />
Makatipu, een techniker ex-Staring, vertelde op de Nieuwjaarsbijeenkomst<br />
van 1952 dat hij in de bush een Japanse Toyota watertank-truck<br />
had gevonden, die waarschijnlijk nog rijklaar gemaakt<br />
kon worden. De bougies die er nog vast in zaten hadden voorkomen<br />
dat er water in het mechanisme was gekomen. Hij zag kans voor<br />
f.500.— het vehikel weer aan de gang te krijgen.<br />
Nadat de Resident hierover was ingelicht vroeg ik hem om<br />
f.500,— wat werd afgewezen. Etty mengde zich in het gesprek met<br />
de mededeling dat wij op huwelijkse voorwaarden waren getrouwd<br />
en zij bereid was het geld op tafel te leggen, dan mocht het<br />
gouvernement de truck van haar huren. De Resident kon hier niet<br />
omheen en zegde het geld toe.<br />
Makatipu begon het onkruid rond het voertuig te verwijderen<br />
en maakte met een ouderwetse autozwengel de motor, na een paar<br />
dagen hard werken, draaibaar. De auto werd met mankracht naar het<br />
HPB kantoor geduwd waar Louis onder een afdak verder aan het werk<br />
ging. Alhoewel de auto jaren ongebruikt in het bos had gestaan<br />
zat er wonderwel nog lucht in de banden, maar omdat deze al die<br />
jaren op dezelfde plaats waren gebleven was aan de onderkant een<br />
deuk ontstaan.<br />
De watertank werd eraf gesloopt en zou later gebruikt worden<br />
als reservoir voor de waterleiding van de nog te bouwen HPBwoning.<br />
Terwijl Makatipu verder aan de motor sleutelde werd op<br />
de plaats van de watertank een houten bak gebouwd om de Ransiki<br />
expres zoals het vehikel al gedoopt v/as ook als vrachtauto te<br />
kunnen gebruiken.<br />
De enige tegenvaller was dat de benzinepomp kapot was. Maar<br />
Louis liet zich niet voor één gat vangen. Hij liet achter de<br />
cabine in de bak een hekwerk aanbrengen waaraan als benzinetank<br />
een jerrycan bevestigd werd. Via een koperen leiding kwam de<br />
brandstof als valleiding in de motor terecht. Een afsluiter had<br />
de benzinetank niet, in plaats daarvan werd de jerrycan met een<br />
prop poetsdoeken afgesloten. Op de hobbelige weg naar Rapaowi<br />
liet deze wel eens benzine door die dan in de nek van de<br />
chauffeur droop.<br />
Hoe primitief dit voertuig ook was, wij hebben er veel nut<br />
van gehad. De kolonisten konden hun producten voor verscheping<br />
van Manokwari met de truck meegeven; mankracht en Melkbron werden<br />
overbodig. Lichten had het vervoermiddel niet. Als in het donker<br />
gereden moest worden namen twee agenten gewapend met een<br />
staaflantaarn plaats op de spatborden.<br />
In de tijd dat Louis met de vrachtauto bezig was, onderzochten<br />
enkele kennissen een Japanse schroothoop. De aandacht viel<br />
op een stalen vat geconstrueerd tussen stalen leidingen. Het zou<br />
het koelingsmechanisme van een electro-koelkast kunnen zijn.<br />
Aangeraden werd in Manokwari een bijpassende koelkast te zoeken<br />
dan was er wellicht nog wat bruikbaars van te maken. In de<br />
berging van Felix vond ik twee koelkasten waarvan een in<br />
redelijke staat verkeerde. Ik vroeg aan de Manokwariaan,<br />
H.E.B. Bock, of hij de koelkast in orde kon maken, daar zag hij<br />
wel kans toe. Het was een kast die op een blauwbrander werkte.<br />
Pagina 38
De petroleumbak was er nog wel maar de schoorsteen ontbrak. Bock<br />
draaide uit een maggiblikje en een rolletje zink een bruikbare<br />
blauwbrander in elkaar. Het was alleen jammer dat de rubberpakking<br />
niet goed afsloot, De kast bracht het niet verder dan<br />
koelen, vriezen was er niet meer bij. Maar het gekoelde bier<br />
smaakte toch best.<br />
Van de Waterstaatsdienst kreeg ik een klein lichtaggregaat.<br />
Op de dump van ex-Japans materiaal vond ik enkele rollen vuurleidingkabel<br />
waarin 6 tot 9 geïsoleerde electrische draden en last<br />
but not least drie veldtelefoons. De PTT weigerde de met<br />
koperaanslag vervuilde toestellen te repareren, wat de militaire<br />
verbindingsdient wel wilde doen. Twee van de drie werkten weer,<br />
de derde had ergens een niet op te sporen kortsluiting.<br />
In Ransiki zat ik op een avond met een van de toestellen op<br />
mijn schoot na te denken hoe ik een telefoonverbinding van<br />
Ransiki naar Rapaowi kon aanleggen. Zonder er erg in te hebben<br />
had ik op de inkomende en de uitgaande pool een vinger gelegd,<br />
toen ik een ruk aan de hendel gaf en ik een stevige stoot van de<br />
inductiestroom kreeg. Had ik maar beter opgelet bij de natuurkundelessen!<br />
! ! De telefoonkabel uit Momi was net iets langer dan<br />
vijf kilometer, ik miste dus een retourleiding.<br />
Gelukkig gaf iemand die beter opgelet had tijdens natuurkunde<br />
mij de oplossing. Één draad was voldoende, de retourleiding<br />
kon via de aarde. Er hoefde alleen in Ransiki en Rapaowi een<br />
stalen paal in de grond geslagen te worden tot in het grondwater<br />
die met de inkomende en uitgaande polen van de telefoontoestellen<br />
verbonden moesten worden. Één toestel kwam op het HPB kantoor<br />
het andere onder de hoede van oom Elie.<br />
De telefoondraad werd met de isolatoren uit Momi aan bomen<br />
bevestigd. Voor het tekort aan isolatoren werden grote spijkers<br />
in bomen geslagen daar werden flessen gevuld met cementspecie op<br />
gedrukt en als die droog was kon de draad aan de flessen<br />
bevestigd worden. Als electriciteitsbron werden aan elk toestel<br />
zes 15* voltsbatterijen aangesloten. Bij stormbuien veroorzaakten<br />
neervallende takken wel eens een draadbreuk maar overigens<br />
voldeed de telefoonverbinding goed. De politiepost aan de kust<br />
kon ingetrokken worden.<br />
Daarnaast was er ' s avonds een illegale verbinding met<br />
Rapaowi. De ondernemingsarts van Staring had afscheid van de<br />
groep genomen en zich zelfstandig in Ransiki gevestigd. Op een<br />
avond toen ik juist, van een tournee terug was hoorde ik een<br />
geweerschot. Schultz en ik renden in de richting van het huis van<br />
dokter Schröder v/aar het geluid vandaan gekomen was. Naar<br />
aanleiding van wat gerommel bij zijn huis had Schröder een<br />
geweerschot gelost.<br />
Zijn fiets was gestolen, zoals de andere ochtend bleek door drie<br />
jongelui die ermee naar Rapaowi reden op bezoek bij een meisje<br />
dat nogal ruime opvattingen van zeden had. Na thuiskomst werd de<br />
fiets weer keurig terug gezet. Onder deze jongelui was ook Mmson<br />
die wel meer van die avontuurtjes had. Zo werd hij eens door de<br />
vrouw van een Assistent Hulp Bestuursassistent (ACHBA) die op<br />
doorreis was, uitgenodigd om bij hen in de kamer te logeren.<br />
pagina 39
Toen haar man in diepe slaap was liet de vrouw zich op de vloer<br />
naast Simson zakken en sloten zij elkaar in de armen.<br />
Behalve dat Schröder onbewust zijn diensten had verleend aan<br />
nachtelijke bezoeken aan Rapaowi, heeft hij mij persoonlijk ook<br />
geholpen. Ik kreeg last van een fistel aan mijn anus. Schröder<br />
onderzocht het gezwel en besloot met de operatie te wachten tot<br />
hij rijp was.<br />
Toen het zo ver was liet hij mij op mijn knieën liggen,<br />
vroeg mijn vrouw om mijn hoofd goed klem te houden want hij moest<br />
de operatie zonder verdoving doen. Ik heb het geweten!!!<br />
Op een van de bezoeken aan de Anggimeren was een gesteente<br />
opgevallen waarin mica voorkwam. Monsters hiervan zond ik aan<br />
prof.dr. A. Molengraaf, hoofd van de dienst van de Afdeling Mijnbouw,<br />
die dit als pegmatiet herkende, een aanwijzing voor<br />
uranium. Hij vroeg een nader onderzoek in te stellen, een<br />
geigerteller zou worden toegezonden.<br />
Het opzenden hiervan was een geschiedenis op zich. De<br />
afzender in Hollandia had kennelijk de gedachte dat de verzending<br />
van een postpcikket van Hollandia naar Ransiki even lang duurde<br />
als van Groningen naar Maastricht. In Nieuw-Guinea duurde het<br />
tenminste twee maanden. De afzender was nog wel zo voorzichtig<br />
geweest op het pakje te vermelden: "Geheim", daaronder stond<br />
echter dat de inhoud een geigerteller was.<br />
In tegenstelling tot Hollandia kende Ransiki geen postkantoor.<br />
De binnenkomende post werd naar het HPB kantoor gebracht,<br />
v/aar ieder inwoner van Ransiki uit de stapel post zijn eigen<br />
aandeel uitzocht. Daarbij viel de aandacht op mijn pakket waarop<br />
de vraag volgde of ik naar uranium ging zoeken. "Geheim" ! ! ! . Bij<br />
het uitproberen van de geigerteller op een horloge rnet uranium<br />
cijfers reageerde het apparaat niet.<br />
Op mijn via Manokwari gedane verzoek aan Hollandia om<br />
toezending van een bruikbaar instrument kreeg ik als antwoord dat<br />
de batterijen opnieuw geladen moesten worden, daarbij was te<br />
rekenen op een tijdsduur van twee maanden. Gezien de opgedane<br />
ervaringen had ik daar geen fiducie in en zette de geplande<br />
tournee door.<br />
Om zoveel mogelijk van de streek rond de Anggimeren te<br />
onderzoeken op het voorkomen van pegmatiet nam ik een ongebruikelijk<br />
groot aantal agenten mee, bovendien waren Schultz en Gaspers<br />
van de partij. Onderweg konden wij dan de groep opsplitsen om de<br />
tussenliggende gebieden te onderzoeken. Wij volgden deze keer<br />
niet het oude paardepad maar een route oostelijk daarvan omdat<br />
dat gebied onbekend was wat het voorkomen van pegmatiet betrof.<br />
De eerste nacht maakten wij bivak op een mooi gelegen alang<br />
alang terrein vlak bij de Ransiki, zo gezien een ideale kampeerplaats;<br />
hetgeen lelijk tegenviel. Het water van de Ransiki was<br />
niet te drinken omdat het als gevolg van zware regenval vol zat<br />
met zand. De tweede tegenvaller kwam 's avonds met grote vluchten<br />
land-agas die op een hoogte van ongeveer 400 meter voorkomen.<br />
Omdat deze veel kleiner zijn dan de kust-agas kunnen zij<br />
gemakkelik door de mazen van een gewoon muskietennet vliegen.<br />
Meestal help de insectenwerende repellent olie wel, maar- de agas<br />
zochten dan de niet ingesmeerde lippen en oogleden op.<br />
Pagina 40
Een oude KNIL klamboe met veel kleinere mazen zou beter<br />
bruikbaar geweest zijn, daarom werd er later een van voile<br />
gemaakt. De hele patrouille had een slapeloze nacht gehad maar<br />
barstte in luid gelach toen ik de volgende ochtend met gezwollen<br />
lippen en oogleden tevoorschijn kwam. Een andere nacht schrok<br />
ik wakker van een luide gil van Gaspers toen die ondekte dat er<br />
een slang aan zijn neus likte.<br />
Vanwege de hoogten die overbrugd moesten worden werd het een<br />
zwaar tournee. Zo daalden wij van Anggi Gita (+ 1.800 meter)<br />
langs de Tilaan (afwatering van dit meer ) {schetskaart} tot een<br />
punt waar de hoogtemeter nog maar 500 meter aanwees.<br />
Er waren ogenblikken dat je van een bergtop het volgende<br />
dorp al kon zien liggen en zelfs beschreeuwen. Toch duurde de<br />
afdaling van de ene berg en de beklimming van de andere een hele<br />
dag. Wij daalden via de kali's Tilaan en Ransiki bergafwaarts.<br />
De Tilaan en de bovenloop van de Ransiki hebben bijna<br />
loodrechte oevers, het pad slingert zich beurtelings omhoog en<br />
omlaag over deze wanden. Soms langs de linkeroever, dan weer<br />
langs de andere kant. Stijgingen en dalingen van 50 tot 60 meter<br />
waren geen uitzondering, waarbij voetje voor voetje een steunpunt<br />
gezocht moest worden tussen de gladde rotsen en de blootgespoelde<br />
oppervlaktewortels. Een misstap betekende een val van tientallen<br />
meters op de rotsen. Mijn hoogtevrees speelde mij behoorlijk<br />
parten.<br />
De geigerteller gaf geen reacties. Onderweg hadden wij veel<br />
gesteenten aangetroffen waarin pegmatiet voorkwam, waarover<br />
uitgebreid is gerapporteerd aan de Afdeling Mijnbouw. Wat later<br />
met deze kennis is gedaan, is mij onbekend.<br />
Op deze tocht kregen wij een belangrijke informatie,<br />
namelijk dat in de Andangvlakte { schetskaart, noord van Imbai}<br />
waarschi jnl jk een mogelijkheid was voor de aanleg van een<br />
vliegveld.<br />
Op deze tournee fluisterde een onderwijzer Gaspers in het<br />
oor dat in de kampong Tumbrok een verkrachting had plaats<br />
gevonden. Schultz had eerder in dat dorp een dergelijke zaak<br />
onderzocht. Daar had een man, misbruik makend van de afwezigheid<br />
van de echtgenoot zijn vrouw overmeesterd, haar met een prop gras<br />
in de mond belet te schreeuwen en aangerand. De onderwijzer vroeg<br />
Gaspers mij er niets over te vertellen, omdat het dorp de zaak<br />
zelf volgens de adat wilde regelen. Gaspers had mij al eerder<br />
gemeld dat overspelzaken waren toegenomen sinds het verbod van<br />
de oude adatstraf, namelijk het doden van beide partijen. In<br />
plaats daarvan werd aan de schuldige partijen een zware adatboete<br />
opgelegd die weinig afschrikwekkend was. Hoe zwaar de boete ook<br />
was, deze werd toch altijd door de familie bijeengebracht en de<br />
betrokkenen kwamen er goed van af. Ik vond het daarom gewenst<br />
naast de adatboete nog een strafvervolging in te stellen.<br />
De Papoea moest ervan doordrongen v/orden dat met een<br />
dergelijk misdrijf niet alleen het rechtsgevoel van de familie<br />
of clan werd aangetast, maar dat van een grotere gemeenschap.<br />
Het dorpshoofd van Tumbrok werd opgedragen om over twee weken de<br />
betrokkenen naar Ransiki te brengen v/aar de Landschapsrechtbank<br />
de zaak zou onderzoeken.<br />
Pagina 41
Op een andere tournee werd mij in een dorp gemeld dat iemand<br />
zijn vrouw met een knuppel had doodgeslagen. Aangezien de tocht<br />
nog twee weken zou duren werd de verdachte meegenomen om in<br />
Ransiki berecht te worden. Toen wij enkele dagen later op een<br />
berghelling bivak hadden gemaakt, ging Schultz met een agent naar<br />
een beekje onderaan de heuvel. De agent zou Schultz voor<br />
ongelukken behoeden en en zijn kleren en schoenen wassen.<br />
Na zijn terugkeer was het mijn beurt om een bad te nemen.<br />
Bij het afdalen merkte ik dat iemand mij volgde, omkijkend zag<br />
ik onze gevangene achter mij aankomen. Op mijn vraag wat zijn<br />
bedoeling was antwoordde hij:"saja djaga toean" (ik pas op u).<br />
De volgende dag hielden wij rust bij een gezellig riviertje.<br />
Onze huisbediende, Simson, had gevraagd of hij eens op tournee<br />
mee mocht. Ook onze hond was van de partij. Voor mijn middageten<br />
pakte Simson mijn bord en lepel, schepte wat rijst op en legde<br />
er een stuk makreel in tomatesaus naast. Nadat ik mijn bord leeg<br />
had schepte Simson voor zichzelf op. Voor onze gevangene pakte<br />
hij hetzelfde eetgerei en het eten van de hond werd ook op mijn<br />
bord geschept.<br />
Na de maaltijd haalde hij mijn bord een paar keer door het<br />
rivierwater en b<strong>org</strong> het op.<br />
Met de melk ging hij even hygiënisch om. Er werden voor het<br />
gebruik in het blikje gezoete melk twee tegenover elkaar staande<br />
kleine gaatjes geprikt; om morsen te voorkomen werden na gebruik<br />
de gaatjes met dunne stokjes dicht gestopt. Als het blik bijna<br />
leeg v/as en Simson vond dat de melk niet snel genoeg doorstroomde,<br />
blies hij in een van de gaten.<br />
1953 was een veelbewogen jaar, met aangename en minder<br />
aangename verrassingen.<br />
Begin januari zou ter gelegenheid van mijn verjaardag een<br />
feestje gebouwd worden, toen wij ineens opgeschrikt werden door<br />
een loeiend hoornsignaal, kennelijk van een KPM boot. Een half<br />
uur later werd via de telefoon gemeld dat er een KPM'r op de rede<br />
voor Rapaowi lag. Mij werd gevraagd aan boord te komen. Met de<br />
Ransiki- expres naar de kust waar een motorsloep op mij lag te<br />
wachten om naar het schip te varen.<br />
Daar bleken de directeur van Economische Zaken en Fred Winia<br />
aan boord te zijn. De bedoeling was dat ik mee zou gaan naar<br />
Manokwari. Etty mocht mee om aan boord mijn verjaardag te vieren.<br />
De gezagvoerder vertelde dat de Koninklijke Pakketvaart<br />
Maatschappy (KPM) een nieuwe lijn had geopend via de Geelvinkbaai.<br />
Vooroorlogse statistieken hadden uitgewezen dat de baai<br />
tonnen en tonnen aan vracht (danuir hiroe, hout en zeeproducten)<br />
leverde. Tot hun teleurstelling hadden zij nergens iets kunnen<br />
laden.<br />
Fred en ik wierpen hiertegen op dat ons niets bekend v/as<br />
over deze nieuwe lijndienst en dat wij tenminste een jaar nodig<br />
hadden om voor voldoende lading te z<strong>org</strong>en. De gezagvoerder en de<br />
directeur EZ hadden hier geen weerwoord op. Afgesproken werd dat<br />
de nieuwe lijndienst een jaar zou worden opgeschort. Wij stelden<br />
als voorwaarden dat Napan Weinami en Jomakan de afscheephavens<br />
zouden worden.<br />
Pagina 42
In Manokwari gingen wij aan de slag. Eerst een gesprek met<br />
de dienst van het Boswezen het ijzerhout en matoahout op Roemberpon<br />
te <strong>org</strong>aniseren. Dit zou de buiklading worden. Daarna gesprekken<br />
met Go Sian Kie over de wijze waarop de bevolking een betere<br />
kwaliteit zeeschelpen kon produceren. Voor de copra maakten wij<br />
een deal met hem dat hij bij afname f,0.25 per kilo zou betalen.<br />
De nodige ruilartikelen ingekocht en daarmee de Geelvinkbaai in.<br />
Ik liet copra op Roemberpon maken, de keuze van Fred viel<br />
op Nabiré. Wat een schrik toen in de loop van dat jaar de<br />
copraprijs tot ver beneden een kwartje daalde. Fred hoorde wel<br />
van deze koersdaling maar was vanwege het ongunstige jaargetijde<br />
niet in de gelegenheid om de aanmaak in Nabiré te staken of te<br />
verminderen.<br />
Bij mijn contacten met Go Sian Kie verzekerde deze dat hij<br />
zich aan de afgesproken prijs zou houden. Hij zei: "Afspraak is<br />
afspraak" .<br />
Toen ongeveer een jaar later de KPM'er Jomakan aanliep waren<br />
een ploeg van het Boswezen en ik erbij om de resultaten van onze<br />
inspanningen te zien. Er waren tientallen ijzerhout en meitoabomen<br />
(tonnen) gekapt en uit het bos gesleept. De hoeveelheden damar<br />
hiroe en zeeproducten waren een afscheep waard.<br />
Jammer genoeg is het bij deze éénmalige stunt gebleven. Hij<br />
heeft geen navolging gevonden.<br />
Enkele maanden later werd ik weer geconfronteerd met het<br />
weinig vooruitziende personeelsbeleid van het Departement van<br />
Binnenlandse Zaken. Op een kwade dag kwam de Higgins langs op weg<br />
naar Wasior met de boodschap dat ik mee moest. Fred en ik kregen<br />
een brief uit de post die aankondigde dat C.K. Jonasse, HPB Sorong,<br />
overgeplaatst werd naar Hollandia, Fred moest onverwijld<br />
de functie in Sorong overnemen, maar een opvolger voor Wasior was<br />
er niet. Ik moest Wandammen er maar tijdelijk bijnemen.<br />
De familie Winia kreeg enkele dagen de tijd voor .inpakken<br />
en wegwezen. In Hollandia ontbrak het kennelijk aan begrip dat<br />
er op de buitenposten meestal geen emballagemateriaal voorhanden<br />
was en dat de betrokkenen met een dergelijke gehaaste gang van<br />
zaken veel overlast werd bez<strong>org</strong>d.<br />
In de paar dagen dat ik in Wasior bleef bezocht ik dominee<br />
Van Arkel, die in Miei naast het zendingswerk ook hoofd was van<br />
een Vervolgschool, het onderwijs voor kinderen die met goed<br />
gevolg het dorpsonderwijs hadden doorlopen. In dit dorp hadden<br />
twee verpleegsters de z<strong>org</strong> voor een leprozerie. Zonder geregelde<br />
begeleiding door artsen hadden zij daar een bijzonder zware taak<br />
aan. In Wasior leerde ik de BA Boeroeng en de Hoofdagent A. van<br />
Namen beter kennen.<br />
Boeroeng vroeg op de avond na het vertrek van de Winia's<br />
zijn ontslag of overplaatsing aan zonder daar enig argument aan<br />
te verbinden. Ik kon daar niet op ingaan omdat hij de enige<br />
bestuursambtenaar ter plaatse was die de onderafdeling kende en<br />
het, ook al vanwege het ontbreken van snel zeetransport, niet<br />
mogelijk zou zijn mij intensief met Wandammen in te laten.<br />
Van Namen gaf te kennen dat hij onder geen beding één voet<br />
binnen de leprozerie zou zetten. Bepaald geen rooskleurig begin<br />
voor mijn nieuwe taak.<br />
Pagina 43
Na een week of twee kon de Higgins mij weer naar Ransiki brengen.<br />
Ik had opdracht van de Resident de archieven van beide<br />
onderafdelingen gescheiden te houden omdat Wandammen te zijner<br />
tijd een eigen controleur zou krijgen. Het kantoorpersoneel<br />
begreep er niets van dat ik van brieven die voor beide onderafdelingen<br />
van belang waren een copie aan mijzelf in Wasior<br />
schreef. Ze dachten zeker dat ik last kreeg van schizofrenie!!<br />
Na enige weken vroeg ik de beschikking over de Higgins om<br />
een dag of tien de onderafdeling Wandammen te verkennen.<br />
De detachementscommandant van Politie te Manokwari, F.H.<br />
Heuberger, onder wie de politie van Ransiki en Wandammen<br />
ressorteerde, nam deel aan de patrouille.<br />
Etty was ook van de partij. In Wasior voegde Van Namen zich<br />
bij het gezelschap. De tocht ging langs de oost- en westkust van<br />
het Wandammen- schiereiland naar Nabiré {kaart 2, onder GEELVINK-<br />
BAAI} waar een zekere Gerritsen een Japanse dump beheerde, die<br />
bestond uit schroot en vaten vliegtuigbenzine. Deze benzine<br />
vermengd met wat smeerolie werd de brandstof voor de Ransikiexpres.<br />
Tot grote ergernis van Heuberger snurkte Van Namen hem<br />
de oren van het hoofd. Om hem tijdelijk het zwijgen op te leggen<br />
smeet hij hem een paar keer per nacht iets naar zijn hoofd.<br />
Toen wij verder voeren had Etty beslag weten te leggen op<br />
een vislijn die achter de boot werd uitgegooid. Even later had<br />
zij beet en probeerde de lijn in te halen maar in plaats daarvan<br />
won de vis en werd zij over het dek gesleurd. Gelukkig werd zij<br />
er door en paar drums voor behoed in het water te belanden.<br />
In Napan Weinami {kaart 2, oost van Nabiré} was een Papoea<br />
CHBA geplaatst. Zijn vo<strong>org</strong>angers hadden van het gebrek aan<br />
periodieke controle misbruik gemaakt de kas wat lichter te maken.<br />
Na aankomst werden meteen kasboek en kas gecontroleerd. Het<br />
viel mij van deze CHBA, die als eerlijk bekend stond, tegen dat<br />
er een ernstig kastekort was. Hij ontkende ten stelligste er<br />
iets van in eigen zak gestoken te hebben. Ik nam het begin van<br />
het kasboek voor me en liep alle posten na.<br />
In het kasboek stond dat hij de kas had overgenomen met een<br />
saldo van f.300.—. De volgende maandafsluiting vermelde het<br />
(oude) saldo van f.300.— plus het restant van de afgelopen maand<br />
ad. f.200.—. De periode daarop sloot hij af met een saldo van<br />
f.300.— plus f.200. —, vermeerderd met het bedrag dat de<br />
afgelopen maand was overgebleven. Hij had elke maand alle vorige<br />
saldi bij elkaar geteld waardoor het verschil was ontstaan. Het<br />
kasboek, ontdaan van deze verkeerde boekingen, bleek te kloppen<br />
met het contante geld.<br />
Nauwelijks terug in Ransiki viel prof. Molengraaf mij op<br />
mijn dak met het verzoek als controleur van Wandammen mee te gaan<br />
naar een riviertje tussen Napan Weinami en Nabiré v/aar bruinkool<br />
gesignaleerd zou zijn. Wij zijn er een paar dagen geweest maar<br />
vonden geen stukje bruinkool.<br />
Pagina 44
Kort daarop verscheen de coaster Hans Fuhri met aan boord<br />
de gouverneur, J. van Baal, de Residenten van Sorong en Biak,<br />
J. van Bodegom en H. Veldkamp en de directeuren van Binnenlands<br />
Bestuur en van Gezondheidsz<strong>org</strong>, M. Makkes en J. Bierdrager. Ik<br />
ging mee tot het eind van de onderafdeling Wandammen en zou van<br />
Napan Weinami weer met de Higgins teruggaan. De heer Bierdrager<br />
kreeg 's nachts zin in een borrel en pakte een fles Bokma uit de<br />
koelkast. In plaats van jenever zat er drinkwater in ( een<br />
gebruikelijke manier om water te bewaren, maar dan wel in een ongeëtiketteerde<br />
fles). Hij nam een andere fles, die ook water<br />
bleek te bevatten. Hij is toen wel heel erg geschrokken en nam<br />
toen in plaats van water maar een paar onfatsoenlijke woorden in<br />
zijn mond.<br />
Tegen medio 1953 kreeg Ransiki belangrijk bezoek namelijk<br />
de directeur Nieuw-Guinea-Zaken van het Ministerie van Overzeese<br />
Rijksdelen, B. Krijger, de directeur van Financiën, J. Rozeboom,<br />
de heer J.C. Baarspul, en de Resident, L.L.A. Maurenbrecher.<br />
Zij w~e"rcfën met de Ransiki- expres afgehaald. Op de rand van<br />
de bak waren als zitplaatsen een paar planken aangebracht. Na<br />
bezichtiging van de kota namen wij in de controleurswoning een<br />
borrel voor de lunch.<br />
Ik bracht snel het gesprek op de primitieve huisvesting van<br />
mij zelf en van de ambtenaren. De heer Rozeboom hield vol, dat<br />
de bouw van de controleurswoning op de begroting stond, waar ik<br />
tegenin bracht dat dit al jaren het geval was geweest maar dat<br />
er elke keer een grote rode streep doorheen ging. De heer<br />
Rozeboom bleef erbij dat deze nu definitief op de begroting<br />
stond. Ik vroeg hem dit schriftelijk te willen bevestigen en<br />
schoof hem een kladblaadje toe met de vraag om een autorisatie<br />
voor f. 15.000.— voor de controleurswoning. Van zijn royaliteit<br />
maakte ik meteen gebruik om nog wat los te peuteren voor enkele<br />
eenvoudige ambtenarenwoningen. De kosten hiervoor waren veel<br />
lager omdat wij onvoldoende bouwcapaciteit hadden om in een jaar<br />
meer dan één permanente woning neer te zetten.<br />
Kort na het vertrek van het gezelschap ging ik naar<br />
Manokwari voor een regeling met de kashouder en de dienst van<br />
Waterstaat. De kashouder nam geen genoegen met het kladblaadje,<br />
hij wenste een officiële autorisatie. Uiteindelijk legde hij zich<br />
neer bij mijn argument dat de handtekening van zijn hoogste baas<br />
er onder stond en gaf mij de nodige credieten. Deze beheerder van<br />
de kasgelden was uiterst serieus en erg zuinig. Zo had hij van<br />
een verlof uit Nederland een auto meegenomen die alleen werd<br />
gebruikt bij mooi weer. Als het regende nam hij de fiets en liet<br />
de auto afgedekt met een deken in een pergola staan.<br />
Het hoofd van de Waterstaat was bereid aan de hand van een<br />
plattegrond van de vloer van de afgebrande planterswoning een<br />
bouwtekening te maken. Hij berekende meteen hoeveel ijzer- en<br />
matoahout ik nodig zou hebben. In Ransiki kon ik twee timmerlieden<br />
aantrekken. Toen was het wachten op hout, cement en andere<br />
bouwmaterialen.<br />
Pagina 45
Medio 1953 kreeg ik een rondschrijven dat ambtenaren met<br />
meer dan tien dienstjaren al na drie jaar met buitenlands verlof<br />
konden gaan. Aangezien ik hieraan voldeed diende ik een verlofaanvraag<br />
in. Het antwoord was dat mijn recht op verlof per medio<br />
januari 1954 weliswaar werd erkend maar nog niet gehonoreerd kon<br />
worden, omdat er tegen die tijd geen opvolger zou zijn.<br />
In augustus kwam Guus Hansen als aflossing voor Wandammen<br />
en kon ik weer alle aandacht aan Ransiki besteden. Kort na<br />
aankomst van Hansen werden alle controleurs van de Afdeling West<br />
Nieuw-Guinea opgeroepen voor de jaarlijkse bestuursconferentie,<br />
die onder leiding stond van de Resident Van Bodegom, een man die<br />
de zaken stevig aanpakte. Elke ochtend was er een vergadering<br />
waarop bestuursaangelegenheden en toekomstplannen werden besproken.<br />
In de avond was er altijd een feestje bij een van de<br />
ambtenaren op Doom waarbij menige borrel werd geschonken.<br />
Een van mijn collega's concludeerde :"Als ze nu bij mij een<br />
bloedproef doen dan vinden ze nog enkele rode bloedlichaampjes<br />
in mijn alcoholbaan".<br />
Na een paar dagen kreeg ik een telegram van Gaspers, dat<br />
Erika was overleden en mijn onmiddellijke terugkomst gewenst was<br />
in verband met mogelijke ongeregeldheden ten gevolge van bloedwraak.<br />
Toevallig moest ook Eibrink Jansen terug naar Manokwari.<br />
Wij hadden gelukkig een vlotte vliegverbinding met Biak en<br />
vandaar uit met een Catalina naar Manokwari, waar ik de Higgins<br />
kreeg voor de tocht naar Ransiki.<br />
Gaspers had na de dood van Erika ongeregeldheden voorzien,<br />
omdat de Arfakkers niet geloven in een natuurlijke dood. Als<br />
iemand overlijdt is er altijd een soeangi in het spel. Dit is een<br />
boze geest die bezit neemt van het lichaam van een vijand van het<br />
slachtoffer, dat dan met zwarte kunst om het leven gebracht<br />
wordt. Voor een onderzoek naar de dader worden door de familie van<br />
de overledenen alle verdachten opgeroepen. Om hun schuld of<br />
onschuld te bewijzen moeten zij lijkegif drinken, wordt iemand<br />
daar misselijk van dan staat de schuld vast. Een andere manier<br />
van bewijsvoering is het laten roken van een sigaret van tabak<br />
vermengd met haar van de overledene of als die al geheel<br />
gemummificeerd is het aanraken van de mummie. Arfakkers worden<br />
namelijk niet begraven maar boven een rookvuur gemummificeerd.<br />
Erika had echter op zijn sterfbed uitdrukkelijk bezworen dat<br />
er bij zijn dood geen soeangi in het spel was, maar dat hij een<br />
natuurlijke dood stierf. Deze bewering had ongeregeldheden<br />
voorkomen, wat voor het bestuur een pak van het hart was.<br />
In het vierde kwartaal kwam er een mijnbouwparty uit Delft<br />
naar Ransiki. Wij waren allen met stomheid geslagen over wat zij<br />
aan uitrusting en voeding bij zich hadden.<br />
Compleet keukengerei, volop petroleumgaslampen, opvouwbare<br />
klapstoelen en -tafels, kisten levensmiddelen en dranken<br />
(voldoende voor een compagnie), een radio-ontvanger en - zender,<br />
waterleidingpijpen, teveel om op te noemen; in elk geval meer dan<br />
wij in Ransiki bij elkaar hadden en dat voor zes man. Zij hadden<br />
zoveel blikken Olbagehakt bij zich dat hun hond driemaal per dag<br />
een bal gehakt kreeg en van ons de naam Olba.<br />
Pagina 46
Wij hadden ook een hond die met de mooie naam Schoffie<br />
gedoopt was. Hij was tot de komst van Olba de kampioen van<br />
Ransiki. Zijn beter gevoede concurrent maakte hier spoedig een<br />
einde aan. Zodra de aartsvijanden bij elkaar in de buurt kwamen,<br />
was het vechten geblazen waarbij onze hond altijd het onderspit<br />
dolf.<br />
De party begon met een onderzoek in de mondingen van de<br />
Ransiki en Momirivieren.<br />
In de eerste helft van november ging ik via Imbai naar de<br />
Andangvlakte. Omdat dit geen zwaar tournee zou zijn ging Etty<br />
mee om ook eens de Anggimeren te zien. Wij deden er op de heenweg<br />
drie dagen over met bivaks in Sakoemi en Noordpool, over de<br />
Wisinoe naar Anggi Gita; de volgende dag over de goenoeg Kobrey<br />
naar Irai, waar Etty een paar dagen zou blijven terwijl ik verder<br />
ging naar de Andangvlakte.<br />
Onderweg zagen wij uitgestrekte velden aardorchideeën,<br />
oranje van kleur, en struiken met bloemen die aan rhododendrons<br />
deden denken.<br />
De tocht verliep voorspoedig tot het bivak Noordpool, waar<br />
Etty een bad wilde nemen. Ik wees haar op een lager gelegen<br />
stroompje. Even later kwam zij briesend terug, klagend over het<br />
koude water. Ik hield het op aanstellerij totdat ik de eerste<br />
emmer over mij heen plensde, mijn adem stokte in mijn longen en<br />
opeens was de naam Noordpool mij duidelijk.<br />
Terwijl Etty onder de hoede van de kepala kampong van Irai<br />
achterbleef ging ik nog enkele dagen verder naar Oelong in de<br />
Andangvlakte. Het dorpshoofd van Irai had mij de verzekering<br />
gegeven dat hij goed op mijn vrouw zou passen, zij hoefde zich<br />
nergens ongerust over te maken. Hij had haar wat laatdunkend<br />
bekeken en gezegd dat de tijd dat zij nog mensenvlees aten al in<br />
het verre verleden lag. Bovendien was het zoute vlees van blanken<br />
lang niet zo lekker als het zoete Papoeavlees.<br />
Om te onderzoeken of een terrein geschikt was voor de aanleg<br />
van een vliegveld hadden de bestuursambtenaren een gestencilde<br />
handleiding van 10 pagina's gekregen. Hierin werd aangegeven wat<br />
de minimumlengte voor kleine en grote vliegtuigen (Dakota's)<br />
moest zijn. Verder stonden er aanwijzingen in voor de minimum<br />
afstand tot het omliggende gebergte en de maximum hoogte daarvan,<br />
dit in verband met de invlieghoek. Ook werd een methode aangegeven<br />
hoe de weerstand van de grond beoordeeld kon worden. Je moest<br />
daarvoor op een ronde stok van drie centimeter dikte met je volle<br />
gewicht drukken. Als de bodem weinig meegaf was de terreingesteldheid<br />
goed.<br />
Een gids uit Imbai bracht mij naar Oelong, waar in de Andang<br />
vlakte in verschillende windrichtingen paden werden gekapt en de<br />
lengte daarvan opgemeten. De afstand tot het omliggende gebergte<br />
en de hoogte daarvan moesten op het oog geschat worden. Mijn<br />
bevinding was dat het zeer goed mogelijk was in ieder geval voor<br />
kleine landvliegtuigen en misschien ook voor Dakota's een<br />
vliegveld aan te leggen. Na het geslaagde onderzoek in de<br />
Andangvlakte via Irai met Etty in twee dagen terug naar Ransiki.<br />
Pagina 47
In Sakoemi ontmoetten wij de mijnbouwparty, die op weg was<br />
naar de Anggimeren. Het was vooral voor Olba een vermoeiende<br />
tocht geweest, waarvan Schoffie gebruik maakte zijn vijand stevig<br />
onder handen te nemen, die het deze keer finaal aflegde.<br />
De mijnbouwparty vertelde dat zij de waterleidingpijpen in<br />
Ransiki hadden achtergelaten omdat zij die niet nodig hadden. Dit<br />
klonk mij welkom in de oren en ik zag de waterleiding van de<br />
nieuwe controleurswoning al voor ogen. Ik heb geprobeerd later<br />
bij hun definitief vertrek uit Ransiki hun nog de radioinstallatie<br />
afhandig te maken, maar dat bleef bij een boos voornemen.<br />
Het schijnt dat het onderzoek door de mijnbouwparty weinig<br />
of geen resultaten gehad heeft. Tijdens mijn verlof in 1954 kreeg<br />
ik een uitnodiging in Delft een kijkje te komen nemen. Het enige<br />
wat mij getoond werd was één korrel goud.<br />
In Ransiki lag de bouwtekening voor de controleurswoning. Ik<br />
leende een ijzerzaag en draadsnijder en begon alvast met de<br />
aanleg van de waterleiding, ofschoon er nog geen muur overeind<br />
stond. De bestaande put op het erf kreeg een grondige schoonmaak,<br />
hierboven werd op een ijzerhouten stellage de Japanse tank van<br />
de auto gemonteerd, die met een nortonpomp gevuld werd. De<br />
leiding liep naar de plaats van de toekomstige badkamer waar<br />
kranen kwamen voor de mandibak en de douche en liep verder naar<br />
de plaats van de afwasbak in de eetkamer, vóór de eerste stijl<br />
van het huis overeind stond was de waterleiding al gebruiksklaar:<br />
als je een kraan opendraaide kwam er zelfs al water uit.<br />
In de badkamer had ik mij echter 10 centimeter vergist. Toen<br />
de muren waren opgetrokken bleek er een afstand tussen de doucheleiding<br />
en de muur van 10 centimeter te zijn. Dit loste ik op<br />
door er een blokje hout tussen aan te brengen. Toen ik in 1959<br />
een bezoek aan Ransiki bracht vroeg de toenmalige controleur naar<br />
het doel van dit stuk hout.<br />
Met een vlotter, katrollen en nylondraad werd een schaal die<br />
de waterstand in de tank aangaf, in elkaar gezet.<br />
Toen de bouwmaterialen werden aangevoerd kon het grote werk<br />
beginnen. De woning werd opgetrokken uit ijzerhout, de dakspanten<br />
van matoahout. Vanwege het beperkte budget moest het dak van atap<br />
gemaakt worden. Tussen de geraamten van ijzerhout werden betonnen<br />
muren opgetrokken. Cement met Ransiki-zand en-grind gemengd gaf<br />
een goede samenstelling voor beton. Van de electriciteitscentrale<br />
werd een leiding naar het huis getrokken en van de geïsoleerde<br />
snoeren uit de vuurleidingskabel v/erden de aansluitingen binnenshuis<br />
aangelegd. Als ik op tournee was vervulde Etty de rol van<br />
opzichter. De bouw vorderde zo snel dat wij in februari 1954 onze<br />
nieuwe behuizing konden betrekken.<br />
Voor het derde telefoontoestel moest nog een bestemming<br />
gevonden worden. Dit kreeg een plaats in de vo<strong>org</strong>alerij. Maar als<br />
je daar op de cementenvloer stond en aan de hendel draaide kreeg<br />
je een behoorlijke stoot inductiestroom. Om dit te ondervangen<br />
plakte ik rubber onder een plank die onder de telefoon werd<br />
gelegd, als je daarop bleef staan had je geen last van de<br />
inductiestroom.<br />
Pagina 48
Een bezoeker vroeg mij eens waar die plank voor diende, ik<br />
legde hem uit dat die een essentieel onderdeel van de telefoon<br />
was.<br />
Op verzoek van de Afdeling Mijnbouw maakte ik begin 1954 een<br />
tournee naar Horna { kaart 1 , west van Momi en schetskaart } op<br />
zoek naar steenkool. De hele tocht heeft drie weken geduurd, al<br />
die tijd liepen wij door de bosrijke Maparvlakte zonder ooit een<br />
sprankje zon te zien. Dit maakte het tot een deprimerende tocht,<br />
vooral ook omdat wij geen spoortje steenkool vonden, terwijl die<br />
er volgens vorige onderzoekingen wel degelijk moest zijn, zelfs<br />
in lagen van 90 centimeter.<br />
Om een inzicht te krijgen in het bosbestand van deze vlakte<br />
had ik een Papoea-boomkenner in het gezelschap opgenomen, hij<br />
kreeg een paar doosjes lucifers met de opdracht om de ijzerhoutbomen<br />
langs het traject te tellen. Voor elke boom die hij aan de<br />
linkerkant zag moest hij een luciferstokje in zijn linkerzak<br />
stoppen, voor de andere kant in zijn rechterzak. Iedere avond<br />
werden de stokjes geteld.<br />
Aan het eind van de tournee konden wij vaststellen dat deze<br />
vlakte heel rijk was aan ijzerhout.<br />
Onderweg hadden wij nog een humoristische ontmoeting toen<br />
wij een dorp bezochten dat nog geen contact met het bestuur had<br />
gehad. Alle kamponghoofden kregen als teken van hun waardigheid<br />
een kaki uniform en een Nederlandse vlag. Dit dorpshoofd had deze<br />
attributen nog niet ontvangen maar wist wel dat hij zich bij een<br />
ontmoeting met zo'n autoriteit in pontificaal moest steken. Maar<br />
ja, hij had geen uniform. Om er toch behoorlijk uit te zien had<br />
hij zich met moeite in een veel te strakke jurk gewrongen.<br />
Het dorpshoofd vertelde dat vlak bij het dorp op een heuvel<br />
een speelboom van paradijsvogels stond. Als ik dat wilde kon hij<br />
mij de volgende ochtend naar een hoger gelegen plek brengen waar<br />
ik om negen uur de baltsende vogels kon bespieden. Het was een<br />
prachtig gezicht toen de schuin opkomende zon met haar stralen<br />
op de kleurrijke mannetjes inviel. Het was een gebeurtenis die<br />
ik voor geen geld had willen missen.<br />
Omdat wij bij het huis een grote tuin hadden nam Etty een<br />
tuinman, Jozef, in dienst. Op een dag zag zij de vrouw van de<br />
tuinman in de tuin druk aan het werk, terwijl haar echtgenoot<br />
heerlijk in de schaduw lag. Op haar vraag wat dit betekende<br />
antwoordde de man "Sa ja djaga perempoean" (ik z<strong>org</strong> voor de<br />
veiligheid van mijn vrouw).<br />
Europeanen die dit nog niet eerder hadden meegemaakt vonden<br />
het een schandaal dat de vrouwen zwaar bepakt werden en de man<br />
er achter of ernaast liep met alleen pijl en boog en kapmes in<br />
de hand. Dit was heel natuurlijk want de man moest altijd klaar<br />
staan om zijn vrouw te kunnen verdedigen.<br />
Een keer voeg Jozef haar om een pluk tabak, die hij nodig<br />
had om uit te delen bij de begrafenis van zijn dorpshooofd. Etty<br />
was verbaasd hem na een uur alweer terug te zien en vroeg hoe het<br />
kwam dat de begrafenis zo kort had geduurd.<br />
Pagina 49
Het bleek dat het stoffelijk overschot ineens op de<br />
brancard, waarmee hij naar zijn huis werd gedragen, overeind was<br />
gekomen met de woorden: "Saja minta koffie". Wij vroegen ons af<br />
hoeveel keer het gebeurd kon zijn dat een schijndode vroegtijdig<br />
begraven was .<br />
Op een dag was ik in Rapaowi toen de telefoon rinkelde. Het<br />
was Frans Klay die mij vroeg onmiddellijk terug te komen omdat<br />
iemand een zelfmoordpoging had gedaan. Klay opende het gesprek<br />
met een hartgrondige vloek, omdat hij vergeten was op het plankje<br />
te gaan staan. In Ransiki was de Papoeaverpleger met de behandeling<br />
van de gewonde begonnen.<br />
De zelfmoord was mislukt omdat de man het geweer tussen zijn<br />
knieën had genomen en bij het overhalen van de trekker de loop<br />
een afwijking gegeven had. Er waren een paar kiezen en een stuk<br />
van zijn onderkaak kapot geschoten. Het slachtoffer was ondanks<br />
meerdere morfineinjecties nog geheel bij bewustzijn en hield maar<br />
vol dat hij de dood wilde. Niettegenstaande de bekwame verpleger<br />
met een pincet alle stukjes van het gebit en de kaak er uit wist<br />
te halen, was verdere behandeling in Manokwari noodzakelijk, daar<br />
werd de mantri verpleger door de artsen gecomplimenteerd voor de<br />
z<strong>org</strong>vuldige wijze waarop hij de patiënt had behandeld.<br />
Frans Klay stelde voor het vervoer zijn prauw met (nog niet<br />
beproefde) buitenboord motor ter beschikking. Louis Makatipu, die<br />
in Momi was, werd opgeroepen met de vraag de prauw te besturen.<br />
Dit zou een hachelijke tocht worden omdat Louis een deel van de<br />
tocht in het donker moest maken. Aan Staring werd gevraagd zijn<br />
jeep ter beschikking te stellen voor het vervoer naar Rapaowi.<br />
Ik voorzag dat het voor de patiënt over de hobbelige weg een<br />
ware lijdensweg zou worden. Omdat hij ondanks de morfineinjecties<br />
nog geheel bij bewustzijn was vroeg ik de verpleger of slaaptabletten<br />
een nadelige invloed zouden hebben. Hij betwijfelde dat<br />
en gaf een paar slaaptabletten. De patiënt is mede dank zij de<br />
medische vez<strong>org</strong>ing in Manokwari in leven gebleven.<br />
Voor ons zat de tijd in Ransiki er langzamerhand op, nadat<br />
wij zes maanden in de nieuwe woning hadden geleefd. In augustus<br />
kwam onverwacht de controleur M.0. Woelders uit Manokwari met de<br />
boodschap dat ik vier dagen de tijd kreeg het bestuur aan hem<br />
over te dragen , de inboedel in te pakken en ons gereed te maken<br />
voor verlof naar Nederland.<br />
Ik had mijn handen vol met het overdragen van het bestuur<br />
aan Woelders, die dit tijdelijk zou waarnemen tot de opvolger<br />
kwam. Een kompasdoosje nodig voor de tournees werd naar Woelders<br />
gebracht die vroeg wat hij met mijn reservegebit moest doen, dit<br />
was bij vergissing in dat doosje opgeb<strong>org</strong>en.<br />
Etty verz<strong>org</strong>de het inpakken van de inboedel. Handzame kisten<br />
of dozen waren er niet. Timmerlieden zetten een grote kist van<br />
anderhalve meter in het vierkant en een hoogte van één meter in<br />
elkaar. Etty nam plaats in de kist en liet zich de inboedel door<br />
Simson aanreiken totdat zij geen ruimte meer had om zich te<br />
wenden of te keren. Daarop klom ze uit de kist en hangend over<br />
de rand hebben wij de overgebleven ruimten met de overige<br />
inboedel opgevuld.<br />
Pagina 50
Pak materiaal was er niet zodat de toevlucht gezocht moest<br />
worden tot droge pisangbladeren, die vrij snel verpulverden. De<br />
kist werd naar de Winia's in Sorong gezonden omdat dit het meest<br />
centrale punt was voor opzending naar de nieuwe (nog onbekende)<br />
standplaats. Het is nog een wonder dat wij een half jaar later<br />
onze inboedel zonder noemenswaardige schade terugkregen.<br />
Bij het afscheid van Ransiki kon ik tot mijn tevredenheid<br />
vaststellen dat de Onderafdeling was ingesteld en dat - mede dank<br />
zij het vele patrouilleren door Schultz en het vetrouwenswekkend<br />
optreden van Gasper -in het gehele gebied het Nederlands gezag<br />
werd erkend.<br />
Na een paar gehaaste dagen vertrokken wij naar Manokwari,<br />
waar wij een spoedige aansluiting kregen op het Marinevliegtuig<br />
dat groenten voor Biak ophaalde. De heer en mevrouw Heuberger<br />
gingen met dezelfde gelegenheid met verlof. De gezagvoerder zei<br />
terloops dat het vliegtuig zwaar beladen was en het de vraag was<br />
of wij los zouden komen. Zo niet dan moesten wij terug en een<br />
paar passagiers laten uitstappen. Alle inzittende kregen een Mae-<br />
West zwemgordel om en gezeten op de kisten groenten konden wij<br />
vertrekken. Mevrouw Heuberger werd door de gang van zaken<br />
zenuwachtig en ging al giechelend de lucht in. Gelukkig hadden<br />
wij een wijde zee voor ons die voldoende ruimte gaf om los te<br />
komen. Na een paar dagen Biak vlogen wij naar Nederland waar wij<br />
een heerlijk verlof van zes maanden genoten.<br />
In Ransiki hadden wij uit het oog verloren dat in Nederland<br />
alles in de winkels te koop was. Als je in Ransiki een onmisbaar<br />
onderdeel voor een machine nodig had, b.v. een boutje met een<br />
moer, dan moest dat op de een of andere manier in elkaar geflanst<br />
worden, terwijl je in Nederland gewoon enkele winkels binnenliep<br />
en kocht wat je nodig had.<br />
Hoewel wij op onze eerste standplaats geen gemakkelijke tijd<br />
hebben gehad en die jaren onder zeer primitieve omstandigheden<br />
moesten leven, denken wij nog altijd met genoegen aan die tijd<br />
terug.<br />
Van het verlof en het geboden comfort hebben wij volop<br />
genoten, ook alleen maar van het feit dat je slechts een knopje<br />
hoefde om te draaien en je had electrisch licht, wilde je water<br />
hebben dan v/as het een kwestie van de kraan opendraaien.<br />
In februari waren het geld en de koek op. Onze nieuwe<br />
bestemming zou zijn zes maanden Radja Ampat en dan de Onderafdeling<br />
Teminaboean.<br />
-k-k-k *-k-k-k *-k<br />
Pagina 51
2. Onderafdeling Radja Ampat.<br />
In februari 1955 gingen wij na het verlof naar Doom<br />
{kaart 1, nabij Sorong; niet op de kaart genoemd} waar v/ij de<br />
eerste dagen bij de Winia's logeerden.<br />
In de tijd dat wij gast waren bij de Winia's vertelde Fred<br />
een anecdote, die mij nog jaren in herinnering is gebleven.<br />
Op een tournee langs dorpen aan de noord kust van de<br />
Onderafdeling Sorong was hij vergezeld van een Ambonese schoolopziener<br />
.<br />
Bij een van de dorpen werden zij als gebruikelijk opgewacht<br />
door de schoolkinderen, die het Wilhelmus zongen. De onderwijzer,<br />
die dirigeerde, stond met zijn rug naar de bezoekers toe. De<br />
schoolopziener boog zich naar Winia en fluisterde hem in zijn<br />
oor: "Zijn kon tril". Toen Freds aandacht hierop gevestigd was<br />
bekeek hij de onderwijzer wat beter en zag dat vanwege de zenuwen<br />
zijn achterwerk trilde.<br />
Toen ik eens in een prauw met de adspirant controleur, Max<br />
Lapré, een tournee rond het gehele eiland Misool {kaart 1, noord<br />
van Ceram} maakte, deed zich bij de verwelkoming door een van de<br />
dorpen hetzelfde voor als Winia was overkomen. Na het Wilhelmus<br />
zongen de kinderen nog andere vaderlandse liederen. Tijdens het<br />
Wilhelmus stond ik strak in de houding met mijn hand aan mijn<br />
uniformpet.<br />
Na het volkslied greep ik mijn fototoestel en begon foto's<br />
te maken. Lapré vond het erg onbeleefd van mij om terwijl er nog<br />
voor mij gezongen werd foto's te nemen. Ik zei hierop, dat ik<br />
ineens aan het verhaal van Winia had moeten denken en bijna in<br />
de lach was geschoten.<br />
Jaren later, in Hollandia {kaart 2 bij rechtermarge }, waren<br />
de Resident, Winia, en ik als HPB uitgenodigd voor een officiële<br />
commando-overdracht op een Marine schip.<br />
Aan stuurboordzijde stonden de officieren, keurig in uniform<br />
aangetreden, aan bakboordzijde stonden de burgerlijke autoriteiten.<br />
Toen een hoge Marine officier het woord nam, fluisterde Fred<br />
mij in het oor:"Zijn kon tril", wat inderdaaad het geval was.<br />
Ik was op dat moment het liefst over de railing in zee<br />
gesprongen.<br />
Op Doom woonden o.a. de Resident van de Afdeling West Nieuw-<br />
Guinea, J. van Bodegom, Fred Winia, Controleur van de Onderafdeling<br />
Sorong en de Controleur van de Radja Ampat, Frank Meyer,<br />
enkele politie ambtenaren, twee doktoren en ambtenaren van<br />
diverse diensten, allen met hun gezinnen.<br />
Na enkele weken vertrok de familie Meyer voor een verlof<br />
naar Nederland en betrokken wij de ambtswoning. Dit huis was<br />
gebouwd van hout en gaba gaba. Het houtwerk zat zo vol met<br />
termieten, dat je de dieren 's nachts duidelijk in het houtwerk<br />
bezig kon horen.<br />
Pagina 52
Behalve het huis van Meyer hadden wij ook zijn vrouwelijke<br />
huisbediende overgenomen. Het was een niet onaardig Papoea<br />
meisje, dat goed in de smaak van de mannen viel. Ze sliep in een<br />
kamer van de bijgebouwen.<br />
Als er iemand bij haar op bezoek kwam, merkte onze hond dat<br />
en sloeg aan. Als haar de volgende dag gevraagd werd of zij<br />
bezoek had gehad, ontkende zij dat steevast.<br />
Op een nacht ben ik na geblaf van onze hond naar haar kamer<br />
gegaan en vroeg haar of zij iemand ontvangen had. Na haar<br />
ontkenning bleef ik verder vragen, totdat zij eindelijk bekende<br />
dat er iemand op haar kamer was geweest. Waarom had zij hem dan<br />
niet weggestuuurd. Zij was bang geweest voor de man, omdat die<br />
zo groot was, wel zo groot als een dubbeldeurs koelkast.<br />
De Controleur van de Radja Ampat werkte in enkele kamers van<br />
het Residentiekantoor. In mijn tijd werd op ongeveer 200 meter<br />
afstand hiervan een hutje neergezet, waar ik bijgestaan door één<br />
klerk en één schrijver de administratie voerde. Voor de Radja<br />
Ampat, dat in hoofdzaak uit eilanden bestond was geen eigen<br />
patrouillevaartuig beschikbaar; de Onderafdelingschef(OAC) moest<br />
altijd met anderen meeliften.<br />
Op een deel van de westelijke vaste wal van de Vogelkop had<br />
de Nederlandsche Nieuw—Guinea Petroleum Maatschappy (NNGPM) een<br />
concessie voor de winning van olie. Daar was nog geen standplaats<br />
voor de OAC van Sorong, het heeft enkele jaren geduurd voordat<br />
deze Onderafdelingshoofdplaats in nieuwbouw woningen naar de<br />
vaste wal werd overgebracht.<br />
Omdat ik wist dat mijn verblijf in de Radja Ampat slechts<br />
een half jaar zou duren, heb ik mij beperkt tot het draaiende<br />
houden van hetgeen mijn vo<strong>org</strong>angers tot stand gebracht hadden.<br />
Het had voor die korte tijd geen zin dat ik nieuwe projecten ter<br />
hand nam.<br />
De Onderafdeling Radja Ampat bestond uit de volgende<br />
districten:<br />
Noord Waigeo met als hoofdplaats Kabaré {kaart 1 noord kust van<br />
Waigeo} en Zuid Waigeo bestuurd vanuit Saonek {kaart 1,zuidkust<br />
Waigeo} .<br />
Jefman {kaart 1 bij Sorong} en Doom behoorden tot het district<br />
Noord Salawati, waarvan Kasim {kaart 1, noordkust Salawati} de<br />
hoofdplaats was.<br />
Zuid Salawati omvatte het overige deel van het eiland en een<br />
strook langs de vaste wal, waar de hoofdplaats Segèt {zuid west<br />
punt van Vogelkop} lag.<br />
Het meest zuidelijke district, het eiland Misool, werd uit<br />
Waigama {kaart 1, noord van Ceram} bestuurd. Tot dit district<br />
behoorden ook de kleine eilandengroepen Kofiau, Boo{ kaart 1,<br />
linkermarge} en Jef Doif.<br />
Salawati noord en zuid zijn later tot één district verenigd onder<br />
de HOBA, P.P.de Koek, die met het districtshoofd van Misool, de<br />
BA. A. Kailuhu, tot de beste niet Nederlandse bestuursambtenaren<br />
van de Radja Ampat behoorde.<br />
De kwaliteit van de bezetting van de overige districten was<br />
matig tot gering.<br />
Pagina 53
Iets ten westen van Kabaré ligt aan de noordkust van Waigeo<br />
de Fofakbaai { kaart IC, oost van Kabaré, noord van oorsprong<br />
Majalibitbaai} waar volgens de overleveringen in de eerste<br />
Wereldoorlog de Duitse kruiser Emden had "gedokt". De Duitsers<br />
hadden de kruiser in de uiterste zuid-oosthoek van de baai voor<br />
anker gelegd en er een aarden wal omheen gebouwd. Het schip was<br />
toen klaar om een grote beurt te krijgen.<br />
Waigeo wordt bijna in tweeën gedeeld door de langgerekte<br />
Majalibitbaai { kaart 1 en 1C ,midden van Waigeo, van noord naar<br />
zuid} De afstand van het eind van deze baai naar de Fofakbaai<br />
is in een uur te belopen. Deze route wordt vaak gebruikt om<br />
berichten naar Kabaré over te brengen, als deze plaats in de tijd<br />
dat de noordwesten winden doorstaan, niet over zee bereikbaar is.<br />
De Majalibitbaai heeft een nauwe ingang, waar in de<br />
getijstromen het water een snelheid heeft van 9 mijl per uur.<br />
Het Fregat Hr.Ms. Piet Hein is drie keer bij doodtij de baai inen<br />
uitgevaren, waarbij nauwkeurig moest worden gemanoeuvreerd om<br />
de oevers te kunnen ontwijken.<br />
Zelf ben ik eens met een prauw vanuit Saonek in deze baai<br />
geweest. Ons gezelschap was over twee prauwen verdeeld die elk<br />
een vislijn hadden uithangen; toen wij een vis beet hadden zagen<br />
wij achter onze prauw een gespartel in het water. Het bleek dat<br />
een haai onze vis als prooi had aangezien en nu aan onze haak<br />
zat. De roeiers waren van plan de haai naar de kust te slepen en<br />
daar af te maken. Omdat ik weinig met haaien op heb, vroeg ik<br />
uit overweging van veiligheid de lijn aan de andere prauw over<br />
te geven. Die sleepte de haai naar de kust, waar de vis in het<br />
ondiepe water weerloos was en gemakkelijk met kapmessen kon<br />
v/orden gedood.<br />
Bij de Koninklijke Marine vond de aflossing van schepen<br />
altijd in de buurt van de Boo-eilanden plaats. Daar wachtte het<br />
schip, dat naar Nederland terug ging, de aflossende collega op.<br />
De bemanning van het schip dat afgelost werd, wist dat rond de<br />
Boo-eilanden veel koraalriffen lagen, die bedrieglijk dicht tot<br />
aan het oppervlakte van de zee reikten. De grap was dat zij met<br />
dit schip met volle vaart over de koraalriffen durfde te varen,<br />
wetend dat er voldoende diepte stond. De nieuweling ging er met<br />
dezelfde hoge gang achteraan, maar zag ongaarne dat de riffen<br />
steeds hoger werden en bijna tegen de kiel van het schip rezen.<br />
Een van mijn eerste tournees was naar Kasim op Noord<br />
Salawati, daar was het adathoofd tevens districthoofd.<br />
Na de kennismaking werd mij verteld, dat men bezig was een man<br />
te genezen die totaal verlamd was. Deze man had enige tijd in het<br />
ziekenhuis op Doom gelegen, maar was ontslagen omdat het medisch<br />
personeel er geen heil meer in zag. De behandeling in Kasim<br />
duurde drie dagen. Dag en nacht werd er voor genezing gebeden.<br />
De avond van mijn aankomst zou de laatste nacht zijn. Bij<br />
het ontwaken zou de verlamde overgoten worden met water, dat in<br />
lange bamboes drie dagen in de hoek van de kamer gestaan hadden.<br />
Aangezien het districtshoofd nog niet wist hoe de nieuwe controleur<br />
tegenover de adat stond, informeerde hij voorzichtig of ik<br />
het goed vond dat zij met de behandeling verder gingen.<br />
Pagina 54
Ik bedacht dat bij een nee van mij, gecombineerd met een<br />
eventuele uitblijven van de genezing, mij de schuld in de<br />
schoenen geschoven zou worden. Daarom zei ik er geen bezwaar<br />
tegen te hebben en verzocht mij de volgende ochtend tijdig te<br />
wekken om de wederopstanding te kunnen zien.<br />
Waarachtig, de volgende ochtend werd de patiënt met het<br />
water overgoten en kwam hij even later wankelend overeind. De<br />
artsen wilden dit verhaal niet geloven.<br />
Wij zijn ook eens met een aantal bestuursambtenaren,<br />
waaronder de Resident en zijn Assistent-resident, mr. Th. van den<br />
Broek, naar Kasim geweest waar we een trance dans mee maakten.<br />
Een aantal vrouwen danste net zo lang tot zij in trance<br />
neervielen en er met moeite weer uit gehaald konden worden.<br />
Van den Broek, een hartstochtelijk visser, maakte van de<br />
gelegenheid gebruik zijn van verlof meegebrachte mooie hengel en<br />
rood kunstaas uit te proberen. Toen hij zijn kunstaas tussen een<br />
school sardines wierp schrokken de vissen zo van de vreemde<br />
kleur, dat de school uiteen spatte en niet meer terugkeerde. De<br />
volgende zondag zag ik Van den Broek bezig zijn kunstaas grijs<br />
te verven.<br />
Max Lapré ging eens met mij mee op tournee naar Misool. Wij<br />
reisden met een patrouilleboot van Doom via de klapperrijke Booeilanden<br />
naar Waigama, waar wij logies kregen bij de BA Kailuhu<br />
en zijn vrouw.<br />
Wij overnachtten in een prachtige logeerkamer waarin een<br />
twee persoons ledikant stond, voor elk van ons lag er een<br />
hoofdkussen waarop geborduurd was "sleep well together".<br />
Mevrouw Kailuhu vertelde met trots dat zij bij een bezoek<br />
van de Gouverneur, J. van Baal, hem als eerste had uigenodigd<br />
voor een dans, de menari. Bij deze dans is het de gewoonte dat<br />
de dames de heren uitnodigen door hun een zakdoek op de schouder<br />
te leggen, deze uitnodiging mag niet afgewezen worden.<br />
Wij troffen het met het rustige weer en maakten een<br />
prachtige vaartocht, vooral zuid van Misool nabij Lelintah<br />
{kaart 1 zuid-kust Misool} voeren wij door mooie baaien.<br />
Lelintah had een voetbalveld. Omdat het terrein daar hellend<br />
naar zee toeliep, had het speelterrein een zelfde helling. Erg<br />
breed kon het veld niet zijn omdat de andere kant begrensd werd<br />
door een beboste heuvel. Dit vergemakkelijkte de spelregels. Als<br />
de bal in zee of in de bush terecht kwam was die out.<br />
Ik maakte voor elk avondmaal sambal goreng telor, daarvoor<br />
werd een rijpe klapper geraspt en wrong dan met mijn handen het<br />
kokossap eruit. Max was te beleefd om daar aanmerkingen op te<br />
maken en at iedere avond braaf de sambal telor. Veel later<br />
vertelde hij, dat hij de sambal goreng maar met moeite door zijn<br />
keel had kunnen krijgen, omdat hij eens in de pasanggrahan op<br />
Doom een zelfde gerecht had gehad, waar een rot ei in had<br />
gezeten, betitelde Max het met een overspelig ei.<br />
Paai na 55
Op Doom, een eiland, dat in een uur omgelopen kon worden,<br />
was een agentschap van de in- en export Maatschappij,de Nigimij,<br />
gevestigd die de zuidkust van de Vogelkop bevoorraadde en een<br />
aantal Chinese winkels, die de mensen op het eiland van de nodige<br />
behoeften voorzagen. Er was een generator, die tot 23.00 uur<br />
electriciteit leverde, als er een feestje was dat langer duurde<br />
kon dat verz<strong>org</strong>d worden met een fles bier voor de machinist.<br />
In de openlucht bioscoop vertoonde de arts Zuiderhoek films<br />
Stoelen moest je zelf meebrengen, als je vroeg was kon je de<br />
zitplaats onder het atapdak neerzetten, waar je enigzins<br />
beschut zat tegen de regen.<br />
Maar als het hard regende kwam het bruine water tussen de<br />
dakbedekking door en was het zaak zo snel mogelijk naar huis te<br />
gaan.<br />
Voor enkele ambtenaren op Doom was het toegestaan te<br />
winkelen in de winkel van de NNGPM, die uitermate goed voorzien<br />
was .<br />
Zoals er bij de ambtenaren rangen en standen waren, gold dit<br />
ook voor de NNGPM. Het lagere Europese personeel kreeg woningen<br />
ingericht met het z.g. Keizer meubilair, de middenmoot kreeg<br />
rotan meubilair en de top werd in Pander meubilair gestoken.<br />
Op een dag werd bij mij aangediend de Witrus Nedbailof.<br />
Hij had een brief bij zich van de Controleur van Merauke, Jan<br />
Koopmans. Daarin schreef deze, dat Nedbailof jaren in Tibet had<br />
gewoond, vóór hij verhuisde naar het toenmalige Brits Indië.<br />
Omdat hij meer van de wereld wilde zien kreeg hij door tussenkomst<br />
van Lady Mountbatten een visum voor Australië, maar<br />
na een paar jaar lokte Brits Indië hem weer.<br />
Met een prauw van ongeveer vijf meter lengte was hij van<br />
Australië overgestoken naar Australisch Nieuw-Guinea. Hij volgde<br />
in westelijke richting de zuidkust tot hij in Merauke belandde,<br />
waar Koopmans minder gelukkig mee was. De Controleur zette<br />
Nedbailof op een KPM boot naar Doom, waar ik mij verder over hem<br />
mocht ontfermen.<br />
Ik vroeg aan dezelfde Jan Koopmans, die intussen Hoofd<br />
Immigratie was geworden, om bemiddeling voor een visum naar<br />
India. Na enkele maanden kwam het visum en ging ik op zoek naar<br />
Nedbailof, die in geen velden of wegen was te bespeuren Volgens<br />
informatie, had Nedbailof het visum niet langer afgewacht en was<br />
in zijn prauw via kleine eilanden zuid van Waigeo naar Indonesia<br />
gevaren.<br />
Ik vroeg aan de Commandant van Hr.Ms. Piet Hein, die het<br />
voornemen had een verkenningstocht in de Radja Ampat te maken of<br />
ik mee mocht om naar de Wit Rus te zoeken. Op een van de<br />
eilandjes hoorde ik dat men de vorige nacht op een nabij gelegen<br />
onbewoond eiland {kaart 1 , tussen Batanta en Waigeo} een vuur had<br />
zien branden, wat op de aanwezigheid van Nedbailof kon wijzen.<br />
De Piet Hein voer die richting uit, wierp daar vlak bij het anker<br />
uit en ik ging met een officier en enkele mariniers met een<br />
motorvlet naar het bewuste eiland.<br />
Pagina 56
Omdat het al tegen de schemer liep, hadden de mariniers een<br />
zoeklicht bij zich.<br />
De officier en ik liepen in snel tempo voorop. Toen wij<br />
onder een overhangende boom moesten doorkruipen, stortte zich<br />
ineens een krokodil van het strand in zee. Wij schrokken hier net<br />
zo van als het beest zelf en wachtten toen maar tot de mariniers<br />
met hun zoeklicht dichterbij waren gekomen. In een uur hadden wij<br />
om het gehele eiland gelopen, maar geen spoor van Nedbailof<br />
gezien.<br />
Toevallig las ik in de jaren zeventig, dat in Rotterdam in<br />
het Havenziekenhuis een Wit Rus, Nedbailof, afkomstig uit<br />
Indonesia was overleden.<br />
Behalve de tournee's was er natuurlijk het gebruikelijke<br />
kantoorwerk en daarvoor werd ik op een dag naar het Residentiekantoor<br />
ontboden. Daar werd mij gevraagd te schatten hoeveel de<br />
afstand tussen dit en mijn kantoor was. Ik schatte het op 150 tot<br />
200 meter. Hoe kon het dan gebeuren dat een brief van mij er acht<br />
dagen over had gedaan om het Residentiekantoor te bereiken. Ik<br />
kon daar op dat moment geen antwoord op geven.<br />
Gelukkig had ik op mijn kantoor een expeditieboek laten<br />
aanleggen. Voor elke brief die de deur uitging moest de ontvanger<br />
de datum van ontvangst vermelden en daarvoor paraferen. Het bleek<br />
dat de brief op dezelfde dag van verzending op het Residentiekantoor<br />
was ontvangen.<br />
Kort daarop werd ik door de Resident, persoonlijk, opgeroepen<br />
die kantoor aan huis hield. Omdat ik vermoedde waar het om<br />
ging, nam ik het expeditieboek onder mijn arm mee. Nu stelde de<br />
Resident mij de vraag waarom een brief van mij er zo lang over<br />
gedaan had om naar zijn kantoor te laten brengen. Aan de hand van<br />
mijn expeditieboek moest ik hem tot mijn spijt mededelen, dat de<br />
brief al die dagen op zijn kantoor had rondgehangen, wat ik aan<br />
de hand van het expeditieboek kon aantonen.<br />
De NNGPM had de wens te kennen gegeven het vliegveld op<br />
Jefman {kaart 1 , oost van Sorong} te willen verlengen, maar<br />
stuitte daar op de moeilijkheid dat in het verlengde van dat<br />
vliegveld een Islamitische begraafplaats lag.<br />
Ik kreeg opdracht van de Resident om die begraafplaast naar<br />
elders over te brengen. Mijn vraag was of ik daar gevangenen van<br />
de Onderafdeling Sorong mocht inzetten. Met instemming van mijn<br />
baas vroeg ik aan de Controleur van Sorong, J.W. van Eek, of ik<br />
voor een paar dagen gevangenen van hem mocht lenen om de opgedragen<br />
taak uit te voeren en of hij het goed vond dat ik 's avonds<br />
na het werk hun een biertje gaf als compensatie voor het smerige<br />
werk.<br />
Intussen had ik zelf op Jefman een kijkje genomen. De<br />
bevolking maakte zich niet druk over de begraafplaats en wat hun<br />
betrof mochten wij er zonder meer met een bulldozer overheen<br />
gaan .<br />
De NNGPM voelde daar uit pieteitsoverwegingen niets voor en<br />
bleef erbij dat de begraafplaats naar elders moest.<br />
Pagina 57
Met de gevangenen en de nodige kratten bier ging ik naar<br />
Jefman en vroeg waar wij het eerst mee zouden beginnen, het<br />
jongste of het oudste graf. Zij wilden met het jongste graf<br />
beginnen, hoe smerig dat dan ook mocht zijn.<br />
Een Islamitisch stoffelijk overschot mag niet met de aarde<br />
in aanraking komen. Daarom wordt eerst een normaal recht toe—<br />
rechtaan kuil gegraven. Aan de naar Mekka gekeerde zijde van de<br />
kuil wordt een uitsparing gemaakt, waarin de in witte stof<br />
gewikkelde dode wordt neergelegd.<br />
Voordat men graf afsluit, werd de uitsparing met een plank<br />
afgeschermd om te voorkomen dat de overledene bij het volstorten<br />
van het graf alsnog met aarde in aanraking zou komen.<br />
Ik had gez<strong>org</strong>d voor brancards, handschoenen en ontsmettingsmiddelen,<br />
maar de Papoea's vonden het overbodig om daar gebruik<br />
van te maken. Zij bleken zo goed op de hoogte te zijn van de<br />
anatomie, dat als er een skelet werd opgegraven wel eens aan de<br />
graver werd gezegd dat er nog bepaalde onderdelen ontbraken en<br />
dat hij die alsnog moest opzoeken.<br />
Reeds eerder werd gemeld dat de noordwest winden de noord<br />
kust van Waigeo over zee onbereikbaar maken. De noordelijk<br />
gelegen Ajau (Ajoe)-eilanden hebben van die winden erg veel last.<br />
Het zijn kleine zanderige eilanden omgeven door koraalriffen.<br />
Behalve klapperbomen is er practisch geen vegetatie.<br />
De bewoners van deze eilanden zijn bekend om hun bouv; van<br />
grote boten, waarmee zij geregeld naar Sorong en Doom trekken om<br />
enige maanden bij de NNGPM te werken.<br />
Bij een bezoek aan deze eilanden met Hr.Ms. Piet Hein ging<br />
ik met een groep mariniers in een vlet over de riffen naar de<br />
eilanden.<br />
Boven de riffen sloeg ineens een grote golf over de vlet, die<br />
geheel vol liep. Wij moesten toen zwemmend proberen de eilanden<br />
te bereiken. Daarbij dreigde een golf mij omver te werpen. Ik<br />
zette mij schrap, maar kon daarmee niet voorkomen dat ik kopje<br />
onder ging en een stuk over het rif gesleept werd, waarbij ik<br />
verwondingen opliep, die later infecties veroorzaakten.<br />
Berichten uit Indonesia stelden het bestuur voor de vraag<br />
op welke wijze infiltraties tijdig ondekt konden worden, waar<br />
twee eenvoudige procedures voor gevonden zijn.<br />
Op de eilanden in de Radja Ampat, die kans liepen door<br />
Indonesiërs geïnfiltreerd te worden, werden twee stammen<br />
klapperbomen wit geverfd. Als die evenwijdig lagen dan was er<br />
niets aan de hand. Zagen patrouillerende Marine vliegtuigen de<br />
klapperbomen kruiselings over elkaar liggen, dan was dat een<br />
teken, dat er infiltranten in de buurt waren.<br />
Ook moesten deze vliegtuigen kijk hebben op de prauwvaart,<br />
vooral op die van grote prauwen, zoals die van de Ajau-eilanden.<br />
In juni, juli en augustus 1955 werden alle in de Radja Ampat<br />
rondvarende grote zeilprauwen geregistrerd, gefotografeerd en van<br />
een nummer voorzien. Deze gegevens werden aan de Marine<br />
Luchtvaartdienst do<strong>org</strong>egeven, zodat die konden zien of het eigen<br />
of vreemde prauwen waren.<br />
Pagina 58
In augustus 1955 eindigde mijn interim periode in de Radja<br />
Ampat en omdat ik bij mijn aantreden in februari had geweten dat<br />
ik daar maar een half jaar zou blijven was ik niet verder gekomen<br />
dan de zaak draaiende te houden. Meestal was het zo dat je het<br />
eerste jaar nodig had om de onderafdeling te leren kennen, het<br />
tweede jaar ging je na welke bestuursmaatregelen je kon treffen<br />
die pas in het derde jaar genomen werden en dan was het tijd voor<br />
een verlof in Nederland of een overplaatsing. Drie jaar is<br />
eigenlijk een korte tijd, maar het voordeel van deze wisseling<br />
was dat de ene bestuurder aandacht gaf aan de economische<br />
ontwikkeling een volgende zich bezig hield met het openleggen van<br />
het binnenland een andere had meer oog voor de gewoonten en<br />
gebruiken en zonder dat wat zijn vo<strong>org</strong>angers al tot stand<br />
gebracht hadden te veronachtzamen kwam er variatie in de<br />
ontwikkeling van een onderafdeling.<br />
Ondanks de korte tijd bewaar ik nog steeds de prettigste<br />
herinneringen aan de eilanden die gekenmerkt worden door het<br />
afwisselend natuurschoon en de uiteenlopende culturen van de<br />
heidense, christelijk en Islamitische bevolkingsgroepen. Op Doom<br />
hadden wij kunnen genieten van voorzieningen als electriciteit<br />
en waterleiding en goed voorziene winkels.<br />
Vooral voor Etty is Doom een prettig tussenstaion geweest.<br />
In Ransiki had zij voorzichtig moeten zijn met haar contacten met<br />
de kolonisten, erop lettend dat zij niet meer met de een omging<br />
dan met de ander en daarmee bepaalde personen voortrok. Daarom<br />
had zij zich in hoofdzaak moeten beperken tot omgang met de<br />
maleissprekenden. Op Doom had zij meer vrijheid om haar eigen<br />
kennissen uit te zoeken.<br />
Na een groet aan Doom vertrokken wij met een patrouillevaartuig<br />
via Seget waar overnacht werd en voeren de volgende dag over<br />
een uitzonderlijk rustige zee langs het zuiden van de Vogelkop<br />
naar onze volgende bestemming, Teminaboean {kaart 1 ,zuidkust<br />
Vogelkop; aan de oorsprong van de Kaiboes rivier}.<br />
Onderweg had de bemanning volop gelegenheid aan te leggen<br />
bij de kleine zandeilandjes en te zoeken naar schildpadsporen die<br />
naar leeg te halen nesten leidden voor een lekkere omelet.<br />
Toen de boot in de middag na wat zoeken tussen de zandbanken<br />
aan de monding van de kali Kaiboes de vaargeul had gevonden,<br />
wendde de stuurman de boeg in noordelijke richting naar Teminaboean.<br />
Een uurtje van de monding af passeerden wij het dorp Konda<br />
dat tot voor kort de hoofdplaats van het district was geweest en<br />
dat in twee opzichten nog een belangrijke rol zou spelen. Na ruim<br />
twee uur tussen de eindeloos lijkende vloedbossen kwam ineens na<br />
de laatste bocht de kampong Teminaboean in zicht. Achter de bomen<br />
van het vloedbos staken enkele atapdaken van de kampongbewoners<br />
uit en wanneer de reiziger goed keek zag hij hier en daar tussen<br />
de hogerop gelegen heuvels een plekje rood van enkele Europese<br />
huizen.<br />
Pagina 59
3. Onderafdeling Teminaboean.<br />
Op 1 september 1955 nam ik de Onderafdeling Teminaboean over<br />
van de Controleur Jan Masjsjijik, een enthousiaste tourneerder die<br />
het ressort in alle"windstreken had doorkruist, waarbij hij zich<br />
had gericht op consolidatie van het bestuur en het verzamelen van<br />
volksgewoonten en gebruiken, wat resulteerde in de kain timoer<br />
revolutie (waarover later meer).<br />
Jan liep bij voorkeur op volleybalschoenen waarmee hij zich<br />
al glibberend op de door algengroei spekgladde grond goed op de<br />
been wist te houden.<br />
Massink had onlangs de hoofdplaats overgebracht van Ajamaroe naar<br />
Teminaboean.<br />
Als wij terugkijken naar het bestuursbeleid in deze<br />
naoorlogse Onderafdeling zien wij dat in dit uitgestrekte gebied<br />
het werk van de elkaar opvolgende controleurs nogal eenzijdig was<br />
geweest.<br />
De eerste, B.Böck, die evenals zijn opvolger, A_^ J/esseur,<br />
ook Steenkool onder zijn bestuur had, was ongelukkigerwijs op<br />
een tournee bij het afdalen van de kali Kamoendan {kaart 1 en<br />
1E oost van Inanwatan , zuidkust Vogelkop} in de stroomversnellingen<br />
verdronken. Beiden hadden vanuit hun standplaats Inanwatan<br />
vooral aandacht gegeven aan de economische ontwikkeling<br />
van de kuststreken.<br />
De periode van de opvolger, P.J. Merkelein, stond in het<br />
teken van de overbrenging van de hoofdplaats naar Ajamaroe<br />
{kaart 1 en 1E noord van Teminaboean} en de aanleg van een<br />
jeepweg van daaruit naar de kali Kais {kaart 1 en 1E Kg. Baroe<br />
ligt aan deze rivier} waarbij over het hoofd was gezien dat deze<br />
rivier periodiek buiten haar oevers trad, waardoor de weg veelal<br />
onberijdbaar was.<br />
W. van der Veen richtte vanuit Ajamaroe zijn aandacht veel<br />
op het binnenland en uit zijn tijd dateerde de bestuursuitbreiding<br />
onder andere naar het oostelijk gelegen Aifat<br />
{kaart 1 richting Aimau, aan de boverloop van de Kamoendan}.<br />
Zijn vrouw was er weinig gelukkig mee dat Wim meer op tournee v/as<br />
dan thuis.<br />
De jeep van Merkelijn moest onderweg naar de kali Kais een<br />
steile heuvel over die niet op eigen kracht te nemen was en<br />
de bevolking van een nabij gelegen dorp moest te hulp komen om<br />
het voertuig erover heen te duwen. Dat hielden zij zolang vol tot<br />
het hun de keel ging uithangen en zij zodra ze het vehikel hoorden<br />
aankomen het dorp ontvluchtten.<br />
Van der Veen heeft nog twee maanden van de jeep gebruik<br />
kunnen maken toen deze de geest gaf. Op een bod van een Chinees<br />
om het karkas voor f. 1 .000.— over te nemen, heeft de directeur<br />
van Verkeer en Energie nimmer gereageerd.<br />
Pagina 60
Ik had op Doom mijn enkel verstuikt en kon - zonder uiterlijk<br />
zichtbare afwijkingen - twee weken geen voet verzetten.<br />
Alhoewel tien artsen mijn klachten onderzochten en zelfs een keer<br />
mijn rechterbeen voor zes weken in het gips was gezet werd de<br />
oorzaak niet gevonden. Eerst in 1964 in Nederland constateerde<br />
de huisarts dat ik jicht had. Als gevolg van deze voetklachten<br />
kon ik niet zoveel looptournees maken als Van der Veen en<br />
Massink.<br />
Bij de enkele bezoeken aan het binnenland deden deze<br />
klachten zich voor en moest ik soms per brancard verder vervoerd<br />
worden. Dank zij de goede medewerking en prettige verstandhouding<br />
met de bestuursambtenaren en de andere in het ressort werkende<br />
diensten bleef ik voldoende op de hoogte om via de districtshoofden<br />
in het binnenland naar beste kunnen het bestuur te voeren<br />
.<br />
Toen de beslissing afkwam dat de hoofdplaats van Ajamaroe<br />
naar Teminaboean moest worden verplaatst drong de bevolking er<br />
bij de Resident Van Bodegom op aan om in elk geval een Nederlandse<br />
bestuursambtenaar in Ajamaroe te benoemen die namens de OAC<br />
het bestuur in de noordeljke districten kon coördineren.<br />
Deze bestemming kreeg Max Lapré, later opgevolgd door de<br />
Administratieve Ambtenaren J.P. Honnef en B.M. Veerkamp<br />
De omstandigheden in Teminaboean waren totaal anders dan ik<br />
in de twee vorige Onderafdelingen had meegmaakt.<br />
In Ransiki waren in 1951 in het geheel geen faciliteiten en<br />
de personeelsbezetting was volstrekt onder de maat, letterlijk<br />
alles moest van de grond af worden opgebouwd.<br />
In de Radja Ampat had ik al wat meer faciliteiten maar ook<br />
daar was het kantoor ondergebracht in een hutje met een lemen<br />
vloer en had ik een minimale bezetting aan personeel. Op twee<br />
districtshoofden na (P.P. de Koch en A. Kailuhu) waren de lagere<br />
bestuursambtenaren middelmatig tot zwak, een eigen patrouillevaartuig<br />
voor een ressort dat bijna uitsluitend uit eilanden<br />
bestond was er niet, de controleur moest maar zien dat hij een<br />
lift van een motorvaartuig kreeg of met een prauw op stap ging.<br />
In Teminaboean stonden de zaken er gunstiger voor. Bij mijn<br />
aankomst was de controleurswoning bijna afgebouwd.<br />
Etty en ik kregen voorlopig onderdak in de pasanggrahan waar Max<br />
en Etty Lapré in afwachting van hun vertrek naar Ajamaroe hun<br />
intrek hadden genomen.<br />
Jan Massink bleef nog enkele weken en kon mij uitvoerig<br />
informeren over zijn bestuursperiode waardoor mij veel speurwerk<br />
bespaard bleef. Jan woonde met een onderwijzer van de Vervolgschool<br />
in de woning van Dominee Marcus die met verlof in<br />
Nederland was. Omdat er een behoorlijk toilet ontbrak vond de<br />
Assistent-resident Van den Broek het nodig om in verband met een<br />
aanstaand bezoek van de Gouverneur Van Baal een toiletpot op te<br />
sturen.<br />
Pagina 61
Kort na het vertrek van de Lapré's konden wij onze intrek<br />
nemen in de controleurswoning, de eerste behoorlijke woning sinds<br />
1951 die nu eens door iemand anders gebouwd was. Het huis had aan<br />
de voor- en een zijkant een galerij en telde naast een zit-eetkamer,<br />
drie slaapkamers, een badkamer met mandibak en toilet en een<br />
binnenkeuken waar op petroleum gekookt werd. In de achter gelegen<br />
bijgebouwen waren twee kamers en een keuken waar op hout gestookt<br />
moest worden.<br />
Zo goed als onze Papoea's dat deden duurde het voor Etty een<br />
hele tijd voordat zij dit onder de knie had, omdat het vuur om<br />
de haverklap uitging en nog alleen maar rook gaf.<br />
Electriciteit was er niet en de mandibak moest dagelijks<br />
door gevangenen gevuld worden met het water uit een nabij gelegen<br />
riviertje. Het was eenvoudig maar wij hebben er twee en een half<br />
jaar goed vertoefd.<br />
De Onderafdeling bestond uit de volgende districten: Teminaboean<br />
onder de HOBA M. Kesaulija, Inanwatan met de HOBA<br />
D.E. Lewerissa, Ajamaroe met de BA M. Achmad, Aitinjo {kaart 1,<br />
zuid oost van Ajamaroe} met eerst de CBA Hourissa en later de BA<br />
D. Rosely, die in Foeog {kaart 1, bovenloop Kamoendan} de CHBA<br />
Menoefandoe ter beschikking had. Verder konden voor allerlei<br />
werkzaamheden de CHBA's S. Wanma, W. Fymbai en J. Wambrauw<br />
ingezet worden terwijl de BA F. Kaisiepo er was geplaatst als<br />
toezichthouder voor de geplande aanleg van de weg van Teminaboean<br />
naar Ajamaroe.<br />
Kesaulija en Lewerissa staken met kop en schouders boven<br />
hun collega's uit, maar over het algemeen mocht Teminaboean zich<br />
verheugen over een goede bezetting aan bestuursambtenaren die<br />
allen beschikten over redelijk tot goed administratief personeel.<br />
Het onderafdelingskantoor was als gevolg van de gehaaste<br />
overplaatsing nog primitief gehuisvest en had zowel kwalitatief<br />
als kwantitatief een onderbezetting aan administratief personeel:<br />
slechts een boekhouder, klerk en schrijver konden de OAC in zijn<br />
werk bijstaan. Vanwege deze onderbezetting moest ik veel<br />
eenvoudig werk zelf doen.<br />
Zo moesten elke maand lijsten worden opgemaakt van de bouwmaterialen<br />
die nog in voorraad waren en die in bestellling. Deze<br />
staten werden door de schrijver opgemaakt maar die bracht daar<br />
zo weinig van terecht dat ik dit werk maar zelf opknapte. Ik was<br />
dan ook bijzonder blij dat binnenkort de AA J.P. Honnef hier<br />
geplaatst zou worden, die een werkplek bij mij in de kamer kreeg.<br />
Een van de eerste taken die ik hem gaf was het opmaken van de<br />
lijsten van bouwmaterialen.<br />
Honnef woonde in de pasanggrahan en was in de kost bij de<br />
Inspecteur van Politie, die mij na een paar weken verklapte dat<br />
Honnef het opmaken van die staten beneden zijn waardigheid vond.<br />
De volgende dag besprak ik dit met hem en stelde voor dit werk<br />
zelf te bijven doen of het aan de schrijver te delegeren maar dan<br />
wel onder zijn verantwoordenjkheid.Dit laatste voorstel nam hij<br />
met beide handen aan en hij gaf de schrijver de nodige aanwijzingen.<br />
Omdat wij dezelfde kamer deelden, maakte ik het mee dat de<br />
schrijver om de haverklap kwam vragen hoe hij nu verder moest.<br />
Dit ging zo een tijdje voort tot Honnef na een hartgrondige vloek<br />
zei: " Geef het maar hier dan doe ik het zelf wel !!!!"<br />
Pagina 62
Eerder zijn de namen genoemd van Administratieve Ambtenaren<br />
in de wandeling AA's genoemd.<br />
Voor een versterking van het bestuurscorps werden in 1954<br />
candidaten met een middelbareschooldiploma voor een AA- opleiding<br />
opgeroepen die door een commissie van drie leden werden geselecteerd.<br />
De uitverkorenen gingen op basis van een kort verband van<br />
drie jaar en kregen een opleiding van negen maanden aan de<br />
bestuursschool in Hollandia. Na deze periode werden zij op een<br />
onderafdelingskantoor geplaatst om ervaring op te doen met de<br />
mogelijkheid tot benoeming als districtshoofd.<br />
Afhankelijk van hun conduite konden zij na drie jaar in<br />
Nederland colleges te volgen voor een op NNG gerichte studie.In<br />
die tijd ontvingen zij een salaris en kwamen de studiekosten voor<br />
rekening van het gouvernement. Deze verkorte bestuursopleiding<br />
liep in 1961 af.<br />
De politiebezetting van de Onderafdeling was voldoende.<br />
Onder leiding van een Inspecteur van Politie stonden 60 manschappen,<br />
waarvan in Teminaboean 38 en in Ajamaroe en Inanwatan elk<br />
11, die allen goed gehuisvest en getraind waren. Het streven om<br />
zoveel mogeljk hulpagenten in de eigen streek te plaatsen bleek<br />
een vergissing te zijn omdat de sterke familiebanden de agenten<br />
ervan weerhielden een onpartijdig standpunt in te nemen. Alhoewel<br />
minder ontwikkeld, waren de agenten uit de bergstreken het meest<br />
betrouwbaar en voldeden zij ook in vreemde plaatsen zoals<br />
Inanwatan.<br />
Teminaboean had een lokale gevangenis, die 60 gevangenen<br />
kon bergen. De gevangenis was verre van waterdicht en bood veel<br />
mogelijkheden voor ontsnappingen, die zich weinig of niet<br />
voordeden. De gevangenen hadden overdag een grote vrijheid bij<br />
het verrichten van allerlei corveediensten en kregen dagelijks<br />
behoorlijke voeding, die zij thuis moesten missen.<br />
Zoals eerder gezegd waren het oostelijk aan de kust gelegen<br />
Inanwatan, dat alleen per prauw bereikbaar was en Ajamaroe in de<br />
Midden Vogelkop de standplaatsen van de Controleurs geweest.<br />
Vanuit Inanwatan was het contact met de binnenlandbevolking<br />
onbevredigend en Ajamaroe lag te ver van de kust af en ondervond<br />
moeilijkheden bij de bevoorrading.<br />
Het compromis werd gevonden in het aan de kali Kais gelegen<br />
Teminaboean waar de bevoorrading gemakkelijker was en dat toch<br />
centraal genoeg lag voor contacten met zowel de kust- als de<br />
binnenlandbevolking en de bestuursnederzetting kon aansluiting<br />
vinden bij het Papoeadorp.<br />
De Onderafdeling Teminaboean was een zuidelijk gelegen deel<br />
van de Afdeling West Nieuw-Guinea. Ruwweg gezegd bestond deze<br />
onderafdeling voor de helft uit een moerassige kuststrook en voor<br />
het overige uit bergland, het karstgebied van de Midden<br />
Vogelkop. Dit verschil in bodemgesteldheid drukt een duidelijke<br />
stempel op de geaardheid, de mentaliteit en de levensomstandigheden<br />
van de bevolking, die er woont.<br />
Pagina 63
De kustpapoea's, in dorpen langs rivieren en zeearmen<br />
wonend, verschillen in meerdere opzichten van de binnenlandbevolking,<br />
die in dalen en kommen tussen de kalkheuvels leven. Dit<br />
vraagt om een andere wijze van benadering en schept problemen<br />
voor de ene groep, die voor de andere niet bestaan.<br />
Tot 1956 had de bevolkingsregistratie circa 28.000 zielen<br />
tot uitkomst gehad. Eerst bij de campagne voor de framboesia<br />
bestrijding kwam het betrouwbare aantal van 31 .000 inwoners.<br />
Framboesia was een ziekte, die in de Onderafdeling zeer veel<br />
voorkwam.<br />
Eerst was die bestreden met salvarsan injecties, maar deze<br />
behandeling had alleen succes als de patiënten enkele malen, soms<br />
zeven keer, een injectie kregen. In elke districthoofdplaats was<br />
een Papoeaverpleger geplaatst, maar deze zagen geen kans zo<br />
geregeld langs alle dorpen te gaan, dat de salvarsan behandeling<br />
afdoende kon zijn.<br />
In 1956 werd in de Onderafdeling de framboesiabestrijding<br />
met penicillineinjecties uitgevoerd. In bijna alle gevallen was<br />
één zo'n injectie voldoende voor een volkomen genezing.<br />
Wilde deze campagne succes hebben, dan was het zaak dat iedereen,<br />
al dan niet zichtbaar besmet met framboesia, een penicilline<br />
prik kreeg.<br />
Voorafgaande aan deze campagne hadden de districtshoofden<br />
en al het beschikbare administratieve personeel een nauwkeurige<br />
volkstelling gehouden, zodat het medisch bestrijdingsteam aan de<br />
hand van deze cijfers een inzicht had of iedereen bereikt was,<br />
wat op een enkele uitzondering na is gelukt. Bij een heronderzoek<br />
in 1957 is dit in het zeer kleine aantal framboesia gevallen tot<br />
uiting gekomen.<br />
In een dorp kreeg de bezoekende arts te horen, dat een<br />
oudere man, die met zijn kind in een sagowinning woonde, zich aan<br />
de penicilline behandeling had onttrokken. Deze twee woonden al<br />
jaren in een hutje in de sagomoerassen en vertoonden zich<br />
practisch nooit meer in het dorp. Omdat elke niet tegen framboesia<br />
behandelde Papoea een potentieel gevaar was voor een nieuwe<br />
besmetting, stuurde de arts een verpleger er op af om beide<br />
mensen op te halen. De oude man was heel erg boos, vooral op zijn<br />
dorpsgenoten, die de arts op zijn aanwezigheid hadden attent<br />
gemaakt. Op het verzoek mee te gaan antwoordde de man aan de<br />
verpleger: "Ach hou toch op, ik baad mij elke dag en betaal<br />
geregeld mijn belasting. Laat mij met rust, ik wil geen prik<br />
tegen framboesia".<br />
Tijdens de framboesia campagne moest een postloper een<br />
spoedbrief van Ajamaroe naar Teminaboean brengen. Beide plaatsen<br />
waren al tegen framboesia behandeld, maar daar tussen in lag nog<br />
een enkel dorpje dat nog niet door een arts was bezocht.<br />
De postloper, die zich bij het naderen van het dorp<br />
herinnnerde dat aangeraden was het contact met besmette personen<br />
te vermijden, zette er bij de grens van het dorp een spurt in en<br />
rende er in volle vaart doorheen. Enkele vrienden, die hem zagen<br />
aankomen en die even een praatje wilden maken, riepen hem aan,<br />
waarop deze reageerde door nog harder te hollen. Zijn vrienden,<br />
die zich door deze afwijzende houding beledigd voelden, zetten<br />
hem na en gaven hem een pak slaag.<br />
Pagina 64
Na de framboesia campagne mocht aangenomen worden, dat met<br />
die ziekte practisch was afgerekend.<br />
Maar er bleven nog steeds de gevreesde malaria, die<br />
jaarlijks vele slachtoffers maakte, de besmettelijke dysenterie<br />
en in het oosten van de onderafdeling Negeri Besar de filariasis.<br />
Elders op Nieuw-Guinea, vooral in de grotere wooncentra, heeft<br />
de malariabestrijding door bespuiting van de binnenwanden van de<br />
huizen met een film DDT zichtbare resultaten opgeleverd.<br />
De werking komt hierop neer dat de muskieten en andere insecten,<br />
die zich op de behandelde muren neerzetten, na enige tijd door<br />
dit aanrakingsgif worden gedood. Het bezwaar van het toepassen<br />
van deze methode bij de kust-bevolking was echter dat zij weinig<br />
z<strong>org</strong> besteedden aan hun woningonderhoud. Bovendien hadden zij<br />
veelal een primitieve optrek in de sagowinningsgebieden, waar zij<br />
een groot deel van de week verbleven en pas in het weekeinde naar<br />
de dorpen teruggingen.<br />
De heilzame werking van kinine v/as genoegzaam bekend. De<br />
doofheid die dit geneesmiddel nogal eens veroorzaakt voelde men<br />
als onprettig aan. Vandaar dat practisch nooit een volledige<br />
malaria kuur werd geslikt. Zodra de koorts en hoofdpijn waren<br />
opgehouden slikte men geen kinine meer.<br />
Met uitzondering van een groep Mohammedanen in het oostelijk<br />
gelegen Negeri Besar {kaart 1E, oost van Inanwatan, aangeduid met<br />
Negeri} waren practisch alle kustpapoea's protestant gedoopt. Het<br />
was de Doopsgezinde Zendingsraad, die hier de kerstening<br />
verrichtte.<br />
In en rond Foeog had de Missie Rooms- Katholieke onderwijzers<br />
geplaatst, wat in de begintijd nogal eens tot wrijving<br />
tussen Zending en Missie leidde.<br />
Op een enkele uitzondering na stond in elk dorp een school.<br />
Sommige werden door het gouvernement gesubsidieerd, andere kwamen<br />
geheel voor rekening van Zending of Missie. Voor de oorlog<br />
werkten hier veel onderwijzers afkomstig uit de Zuid Molukken,<br />
die nu aan de pensioengerechtigde leeftijd toe waren en langzamerhand<br />
door Papoea's moesten worden vervangen.<br />
Dat ondanks de langdurige aanraking met het Christendom, dit<br />
nog niet diep geworteld was, bleek uit de vele vormen van magie<br />
en de uiterst primitieve manier van denken van de kustbewoners.<br />
Het is te begrijpen, dat het moerassige karakter van hun woongebieden<br />
van grote invloed was op de geaardheid en de levensgewoonten<br />
van de kustpapoea's.<br />
Tussen de grote sago-moerassen, afgewisseld door mangrove<br />
vloedbossen en nipahpalmen lagen enkele droge stukken grond,<br />
waarop de dorpen gebouwd waren. Het verkeer naar andere dorpen<br />
of naar de plaatsen van sagowinning ging grotendeels per prauw,<br />
vandaar dat de kustpapoea's uitstekende roeiers waren, die uren<br />
achtereen konden pagaaien. Zoals een kind bij ons al vroeg een<br />
fiets krijgt, z<strong>org</strong>de men er bij hen voor dat de kinderen zo jong<br />
mogelijk met de prauw en het water vertrouwd raakten.<br />
In de twee en een half jaar van mijn verblijf in de<br />
onderafdeling was de medische verz<strong>org</strong>ing sterk uitgebreid. In de<br />
onderafdelingshoofdplaats was een gouvernementsarts, bijgestaan<br />
door een verpleegster en enkele ziekenoppassers.<br />
Pagina 65
Er was een polikliniek met beperkte opname gelegenheid.<br />
Konda, Negeri Besar, Karnpong Baroe, Aitinjo en Foeog hadden een<br />
Papoea ziekenverpleger. In Inanwatan was een Nederlandse<br />
verpleegster aan het hoofd van een klein ziekenhuis. In Ajamaroe<br />
stond een ziekenhuis, dat geleid werd door een gouvernements<br />
arts, bijgestaan door twee Nederlandse verpleegsters en lager<br />
Papoea personeel.<br />
Eens in het jaar kwam de vrouwelijke tandarts uit Manokwari<br />
naar de Onderafdelingshoofdplaats. Omdat daar geen electriciteit<br />
was werd bij het boren een met de voet aangedreven trapboor<br />
gebruikt. Als de Papoea, die de boor in beweging moest houden moe<br />
werd en het apparaat aan snelheid verloor, werd de aandrijver tot<br />
spoed gemaand of vervangen.<br />
Omdat zij alleen in de kustplaats haar practijk uitoefende<br />
moesten de Lapré's voor een tandheelkundige behandeling te voet<br />
de weg Ajamaroe-Teminaboean v.v. afleggen.<br />
Toen zij eens na een behandeling terugkeerden, beloofde ik Max<br />
dat ik onderweg een verrassing voor hem had. Ik had op de top van<br />
de steile Bomalit berg een reclamebord van Heineken laten<br />
aanbrengen.<br />
Schoffie was zo op hen gesteld, dat hij hen achterna ging<br />
en niet op ons terugroepen reageerde.<br />
Enkele uren na het vertrek van de Lapré ' s kwam een telegram<br />
uit Sorong, dat die middag Miss Malcolm, een voedseldeskundige,<br />
met een Catalina in Ajamaroe zou aankomen en dat van Max verwacht<br />
werd dat hij haar zou opwachten. Er ging een loper achter hen aan<br />
met deze aankondiging en de toelichting dat dit niet de verrassing<br />
was die ik hun beloofd had, waaarop Max sportief een briefje<br />
terugschreef, dat hij de voorkeur aan Amstel gaf. Zij zijn die<br />
dag do<strong>org</strong>elopen om op tijd in Ajamaroe te zijn.<br />
Na een week had Schoffie het daar wel bekeken en liep in zijn<br />
eentje terug naar huis.<br />
Omdat ik wilde weten welke plaatsen Miss Malcolm zou bezoeken<br />
ging ik voor drie dagen met de Beaver naar Ajamaroe. Mede<br />
dank zij haar vrouwelijke gast zijn wij die dagen door Etty erg<br />
verwend.<br />
De arts in Teminaboean kreeg eens last van een ontstoken<br />
kies. Hij vroeg de verpleegster of zij die wilde trekken. Op haar<br />
weigering vroeg hij hem een verdoving te geven, waarna hij met<br />
een spiegel voor zich, zelf de kies trok.<br />
Voordat ik een beschrijving geef van het binnenland en de<br />
daar wonende bevolking, vraag ik eerst uw aandacht voor de aanleg<br />
van vliegvelden in de Onderafdeling.<br />
Met een Beaver op terugweg van een bevoorradingsvlucht naar<br />
Ajamaroe cirkelden wij voor de landing een paar keer boven het<br />
dorp Teminaboean. Ineens helde de piloot het vliegtuig naar opzij<br />
over en zei, wijzend op een vlak terrein, dat daar een klein<br />
vliegveld kon worden aangelegd. Ik vroeg aan Kesaulija of hij het<br />
terrein kende. Hij bevestigde dit, maar voegde er aan toe dat het<br />
kadaster daar opmetingen had gedaan en tot de slotsom was<br />
gekomen, dat er niet voldoende lengte in zat.<br />
Pagina 66
Een paar dagen later ging ik er met Kesaulija heen en vroeg<br />
ter plaatse in welke richting het kadaster de (enige) opmeting<br />
had gedaan. Die werd mij gewezen, waarop ik voorstelde een<br />
nieuwe opname, maar dan in een andere richting, te doen. Aan de<br />
hand van het stencil, dat ik in Ransiki voor de Andang vlakte<br />
gebruikt had, bleek er voldoende lengte te zijn voor een Twin<br />
Pioneer en met wat extra moeite zelfs voor een Dakota. Dat<br />
vliegveldje is later aangelegd.<br />
Op een dag kwam een Augustijner missionaris in Teminaboean<br />
langs op weg naar Aiwassi . Pater C. van der_ Kraan had de opdracht<br />
om daar een vliegveld aan te leggen {kaart 1, in de buurt van<br />
Aumai}. Toen Kesaulija bij dit gesprek betrokken werd, vertelde<br />
hij dat het kadaster die mogeljkheid reeds had onderzocht, maar<br />
als onuitvoerbaar had bestempeld.<br />
Hier moet ik wat achtergronden van Pater Van der Kraan<br />
noemen.<br />
Hij had in Nederland geen luxe gekend tot hij na zijn priesterwijding<br />
op een vrachtschip met passagiersaccomodatie naar Nieuw-<br />
Guinea vertrok. Hij werd aan boord zo in de watten gelegd en<br />
verwend, dat hij geen tijd had zijn opdracht, Maleis te leren,<br />
uit te voeren.<br />
In Manokwari werd hij door Pastoor P. van Diepen opgewacht,<br />
die hem vroeg of hij die taal al beheerste. Op zijn ontkenning<br />
kreeg hij opdracht om de volgende dag met een politie patrouillevaartuig<br />
mee te gaan naar Saokorem. Daar moest hij de weg naar<br />
een nabij gelegen katholieke school vragen om daar Maleis te<br />
leren. Hij heeft drie maanden tussen de kinderen van de eerste<br />
klas Maleis geleerd.<br />
In Aiwassi kwam hij voor de taak te staan twee kalksteenheuvels<br />
van elk zes meter hoog af te graven. Dit moest in handenarbeid<br />
met pikhouwelen door de bevolking gedaan worden, die daar<br />
weinig voor voelde. Ondanks alles is het hem gelukt het karwei<br />
te klaren.<br />
Toen de heuvels afgegraven waren stond hij voor de vraag hoe<br />
de landingsbaan waterpas kon worden gemaakt. Met een waterpas<br />
van twintig centimeter was dit niet mogelijk. Hij had het geluk<br />
dat er een stortbui losbarstte, die enkele dagen aanhield en<br />
waarvan het water lange tijd bleef staan. Hij heeft snel stokjes<br />
laten kappen, die in de grond werden geslagen tot de koppen op<br />
gelijke hoogte waren als het wateroppervlak.<br />
(Het vliegveld is nu door de Indonesische luchtvaartmaatschappy<br />
"Merpati" in een geregelde lijndienst opgenomen.)<br />
Bij een ontmoeting vroeg ik Van der Kraan hoe hij in zijn<br />
levensonderhoud voorzag. Hij leefde als een Papoea, at knolgewassen<br />
en als eiwitvoeding ratten, muizen en buideldieren.<br />
" In 1957 kreeg Aiwassi bezoek van de Provinciaal Overste van<br />
"de Augustijnen in Nederland, Pater H.A.K. van der Weyden en<br />
"Pastoor P. van Diepen uit Manokwari. Pater C. van Beurden (voor-<br />
"ganger van Van der Kraan ) kwam hen in Teminaboean afhalen;<br />
"aangezien hij geen versnaperingen of lekkere drank in huis had<br />
"kocht hij een fles limonade, die hij echter in Teminaboean<br />
"vergat.<br />
Pagina 67
Pater Van der Weyden is op zijn 47ste jaar via Ajamaroe naar<br />
Aiwassi gelopen. Daar kreeg hij de enige gemakkelijke leunstoel<br />
aangeboden, waar hij, tot spijt van Van Beurden, doorheen zakte.<br />
In Aiwasssi kreeg de Provinciaal een infectie aan zijn voet,<br />
die zo ernstig werd, dat de arts uit Ajamaroe hem met een kleine<br />
insnijding er van af moest helpen.<br />
De patiënt is toen op een brancard naar Ajamaroe vervoerd en kon<br />
gelukkig te voet weer naar Teminaboean.<br />
Pater Van der Weyden logeerde bij ons thuis. Elke ochtend<br />
las hij de Mis, met als enige gelovige onze hond Schoffie, omdat<br />
ik naar kantoor moest en mijn vrouw voor het ontbijt z<strong>org</strong>de. Als<br />
hij de hond zag gingen zijn gedachten naar Sint Franciscus.<br />
Als misdienaars had hij twee katholieke Papoea's, die een gevangenisstraf<br />
uitzaten en hun taak bij de Mis volbrachten in hun<br />
donkerblauwe gevangeniskleding.<br />
Op een avond hadden wij een bridgeavond ge<strong>org</strong>aniseerd. Na<br />
afloop maakte Etty onze eettafel klaar die de volgende ochtend<br />
als altaar zou dienen. Dit ontlokte Pater Van der Weyden de<br />
opmerking: "Van speelhol tot kathedraal".<br />
Toen Pater Van der Kraan ons tijdens een verlof in Nederland<br />
opzocht, haalden wij de geschiedenis nog eens op. Hij vertelde<br />
dat hij in Sorong in contact was geweest met enkele Papoea's uit<br />
Aiwassi, die het een schande vonden dat het eiland Jefman nog<br />
steeds als vliegveld voor Sorong diende en dat er op de vaste wal<br />
geen was aangelegd. Zij stelden de Pater voor om, net als in<br />
Aiwassi, zelf een vliegveld voor Sorong aan te leggen.<br />
Een derde vliegveld is enkele jaren later op Inanwatan<br />
aangelegd, het was alleen jammer dat daar een groot aantal<br />
klapperbomen voor moest sneuvelen.<br />
Op deze drie vliegvelden kon met een Twin Pioneer worden<br />
geland, terwijl zowel bij Teminaboean als bij Inanwatan een<br />
Beaver op het water kon neerstrijken. Hierdoor v/as uitwisseling<br />
van passagiers mogelijk. Dit zal blijken als ik verderop onze<br />
reis in 1962 van Nederland naar Fakfak beschrijf.<br />
Na eerst een beeld gegeven te hebben van het kustgebied van<br />
de Onderafdeling, neem ik u nu mee naar het heuvelachtige<br />
binnenland. Dit is een deel van het gebergte waaruit de Vogelkop<br />
bestaat. Zowel het landschap als de bevolking verschillen geheel<br />
van wat v/ij aan de kust zagen. Achter de moerassige kuststreek<br />
loopt van west naar oost een droog laagland, dat vrij dun bevolkt<br />
is. Noordelijk hiervan ligt het karstachtige heuvelland van de<br />
Midden Vogelkop. Als suikerbroden staan de kalkheuvels in het<br />
binnenland verspreid. Dit heeft daardoor een onvriendelijk en<br />
onherbergzaam karakter. In de dalen en diepe kommen tussen de<br />
heuvels liggen de dorpen met daar omheen de tuinen. Bij Ajamaroe<br />
hebben de riviertjes in een verzakt bekken drie meren gevormd,<br />
waar omheen de grootste bevolkingsconcentraties v/orden gevonden.<br />
Deze centra zetten zich op ongeveer dezelfde breedtegraad in<br />
oostelijke richting voort. Naar Nieuw-Guinea begrippen was deze<br />
streek vrij dicht bevolkt. Pagina 68
In tegenstelling tot de grote verscheidenheid aan de kust<br />
hadden wij in het binnenland slechts met één hoofdstam te maken,<br />
namelijk de Maibrat, die eenzelfde taal spreekt en dezelfde<br />
gebruiken heeft. Wel zijn er dialecten te onderscheiden en komen<br />
er gradaties voor, maar in hoofdtrekken lopen ze niet ver uiteen.<br />
De strijd om het bestaan is voor de bergpapoea veel zwaarder dan<br />
voor zijn landgenoot aan de kust. Daar levert immers het<br />
sagomoeras in overvloedige hoeveelheden wat voor het dagelijks<br />
onderhoud nodig is.<br />
In het bergland is de natuur niet zo royaal en geeft daar<br />
niets cadeau. Iedere hap eten moet met zwaar werken aan de grond<br />
onttrokken worden. Het wild is er schaarser en men zal zich vaker<br />
tevreden moeten stellen met veldmuizen, kikvorsen of ander klein<br />
gedierte. De rivieren bevatten minder vis, alleen in de meren<br />
treft men vrij veel rivierkreeften aan.<br />
Hoofdmiddel van bestaan is landbouw. Knolgewassen zijn het<br />
voornaamste bestanddeel van het menu. Daarnaast kent men inheemse<br />
groentesoorten, terwijl in de laatste jaren aardnoten en peulvruchten<br />
zijn geïntroduceerd, die graag werden gegeten.<br />
De werkverdeling tussen de sexen is heel scherp en komt bij<br />
de landbouw duidelijk tot uiting. Eenmaal per jaar, in gunstige<br />
gevallen twee maal, wordt er een tuin aangelegd. De ontginning<br />
van het bos geschiedt meestal in samenwerking met andere<br />
families, omdat dit zulk zwaar werk is. In het vellen van bomen<br />
is de Papoea buitengewoon handig. Voordat hij begint bekijkt hij<br />
eerst z<strong>org</strong>vuldig hoe de boomkruinen in elkaar verweven zitten en<br />
hoe de lianen zich daar weer doorheen strengelen. Wanneer hij<br />
heeft gezien hoe een groep bomen in elkaar zit en welke richting<br />
zij moeten vallen, geeft hij in elke boom een paar kappen. Als<br />
laatste hakt hij een woudreus in zijn geheel om en wanneer deze<br />
valt sleurt hij met donderend geweld de andere bomen met zich<br />
mee. Het lijkt net een rij tinnen soldaatjes, die achter elkaar<br />
neervallen.<br />
Waneer alle bomen in de aanstaande tuin tegen de grond<br />
liggen, worden de takken er af gekapt, die later voor de<br />
omheining gebruikt zullen worden. Het gewirwar van bomen, takken<br />
en bladeren blijft enkele dagen in de zonneschijn verdrogen en<br />
wordt dan in brand gestoken. In de droge tijd zag men overal<br />
rookpluimen opstijgen, die er op wezen, dat de aanleg van tuinen<br />
weer was begonnen. Na het branden maken de vrouwen de tuin<br />
schoon, waarbij de as - bij wijze van bemesting - over de grond<br />
wordt uitgespreid. De mannen bouwen intussen de omheining om de<br />
gewassen tegen varkens te beschermen. De grote boomstammen, die<br />
niet geheel opgebrand waren blijven in de tuin liggen en daar<br />
tussen door planten de vrouwen de knolgewassen en groenten.<br />
Was de tuin in samenwerking met anderen aangelegd, dan kreeg<br />
een ieder na het branden zijn deel van de akker toegewezen en<br />
mocht daar dan zelf op planten.<br />
Na de oogst blijft de grond circa tien jaar braak liggen om<br />
eerst daarna opnieuw in gebruik te worden genomen. Een eenvoudig<br />
rekensommetje brengt gauw aan het licht, dat dit roofbouwsysteem<br />
een uitgebreid grondbezit vereist. Het is duidelijk dat met dit<br />
ladangen de tuinen hoe langer hoe verder uiteen komen te liggen.<br />
Dit landbouwsysteem had er rond de meren toe geleid, dat een<br />
grondschaarste was ontstaan. Pagina 69
Het zware werk, zoals het rooien van het bos en het plaatsen<br />
van de omheining, was typisch mannenwerk. De vrouwen verz<strong>org</strong>en<br />
het planten, oogsten en bereiden van de maaltijden. Een gehuwde<br />
man, die zelf zou planten , maakte zich hiermee sociaal belachelijk.<br />
Omdat behalve aan de meren van Ajamaroe en in het oostelijk<br />
gelegen Aitinjo geen bevaarbare waterwegen waren, liep de<br />
bergpapoea veel meer, dan dit aan de kust gebruikelijk was. Zij<br />
waren uitstekende lopers. Een afstand van 40 tot 50 kilometer op<br />
één dag met een draaglast op de rug was voor deze landrotten niet<br />
noemenswaard.<br />
Maar op het water is hij onhandig. De vlotten op de meren<br />
waren log van vorm en de voortbeweging daarvan bepaald stuntelig.<br />
Sterker nog dan aan de kust was het geloof in goed en kwade<br />
geesten. Voor een goede gang van zaken bij de landbouw was<br />
voortdurend contact met de geesten van de overledenen onontbeerlijk.<br />
Voor iedere levenscrisis was de tussenkomst van een<br />
medicijnman noodzakelijk. De grote afhankelijkheid van de natuur<br />
bij dit landbouwsysteem werkte het geloof in deze krachten en de<br />
tussenkomst van medicijnman in de hand. Voor de medicijnman,<br />
woflé genaamd, bestond een uitgebreide opleiding. Men was<br />
hierover echter zo geheimzinnig, dat het diverse onderzoekers<br />
jaren heeft gekost er maar iets van aan de weet te komen.<br />
Vooral tegenover de bestuursambtenaren was men -uit angst voor<br />
een verbod- erg afwijzend. De arts M. van Rhijn genoot uit hoofde<br />
van zijn positie meer het vertrouwen en kon nogal wat aan de weet<br />
komen.<br />
De roemah pemali, waar de initiatie plaats vond, werd op<br />
verb<strong>org</strong>en plaatsen in het bos opgezet en het v/as voor iedere<br />
niet ingewijde ten strengste verboden het huis of de daarom heen<br />
liggende tuinen te betreden. Omdat een overtreding van dit gebod<br />
de meest ernstige gevolgen kon hebben werd het dan ook door<br />
iedereen in acht genomen. Het was aan de ingewijden ten strengste<br />
verboden om aan buitenstaanders ook maar enige informatie te<br />
geven over het initiatieritueel. De enkele inlichtingen, die toch<br />
werden gegeven, geschiedden dan ook altijd onder vier ogen en met<br />
de grootste geheimhouding. Uit hetgeen hij op die manier vernam,<br />
had Maarten van Rhijn het vermoeden dat veel met hypnose werd<br />
gewerkt.<br />
Het onderricht omvatte onder andere het leren van geheime<br />
spreuken voor het slagen op jacht of voor een vruchtbare tuin;<br />
geneeswijzen en het toepassen van kruiden. Ook zwarte magie werd<br />
hier aangeleerd. De leerlingen kregen les hoe zij met behulp van<br />
etensresten of andere zaken een vijand ziek konden maken of van<br />
het leven beroven. Tot de klasse van woflé's kunnen alleen mannen<br />
worden toegelaten.<br />
De vrouwen hadden echter ook de beschikking over bovennatuurlijke<br />
krachten, namelijk de zogenaamde soeangi. Hiervoor<br />
bestond geen klassikale opleiding. Het was wel mogelijk, dat een<br />
vrouw, die over deze macht beschikte, dit mededeelde aan een<br />
andere vrouw. Met hun soeangi waren zij in staat anderen ziek<br />
te maken of te doden. Een woflé kon bij een vrouw de soeangi<br />
onderkennen en die gedeeltelijk vernietigen. Geheel uitbannen van<br />
deze boze geest kon hij echter niet.<br />
Pagina 70
Zo was in 1957 een bepaald dorp geheel en al door zijn bewoners<br />
verlaten, omdat men bang was geworden van een zestal vrouwen<br />
die van soeangi werden beschuldigd. Toen ik de vrouwen over hun<br />
praktijken ondervroeg, vertelden zij in een omstandig verhaal hoe<br />
zij de macht hadden ontvangen en hoe zij ieder op haar beurt een<br />
of meer personen met bovennatuurlijke middelen om het leven<br />
hadden gebracht.<br />
Een ondervraging door een Ambonese dominee had dezelfde uitkomst.<br />
Dokter Van Rhijn heeft de vrouwen verscheidende dagen<br />
uitgehoord en kwam toen bij mij met de woorden:"Ik zal je een<br />
advies geven, maar dat kun je toch niet opvolgen. Het enige wat<br />
erop zit om van deze moeilijkheden af te komen is de zes vrouwen<br />
neer te schieten". Inderdaad kon ik dit advies niet opvolgen. Hoe<br />
het verder is verlopen heeft zich aan mijn waarneming onttrokken.<br />
Wij zagen echter, dat door het contact met de buitenwereld de<br />
betekenis van de woflé's afnam.<br />
Aan de andere kant werden soms initiatieriten gebruikt om<br />
westerse invloeden tegen te gaan. Heel diep in het binnenland<br />
waar de R.K. Missie werkte, kwam het vaak voor dat in dorpen waar<br />
een onderwijzer geplaatst werd, prompt een initiatiehuis verrees.<br />
De ouderen brachten de jeugd dan de oude geheimen bij, voordat<br />
zij door het westers onderwijs op een verkeerd spoor kwamen.<br />
Zelfs zij, die reeds een woflé-opleiding hadden genoten, werden<br />
voor een tweede of derde maal opgenomen om de oude kennis weer<br />
op te halen of wel zich verder te bekwamen. Zoals wij lagereen<br />
hogere scholen kennen, had de woflé-opleiding ook onderwijzers<br />
en leraren. De beste mochten zich natemak noemen.<br />
De verhalen over boze geesten en zwarte magie klinken ons<br />
westerlingen fantastisch in de oren en zijn niet te geloven. Voor<br />
de Papoea zijn zij echter een realiteit, waarmee ernstig rekening<br />
gehouden moest worden. Een ziekte was niet het gevolg van een<br />
bacterie, maar werd veroorzaakt door een boze geest, die<br />
uitgebannen moest worden. Een droom, waarbij de ziel het slapende<br />
lichaam verliet kon heilzaam zijn, maar ook ongeluk aanbrengen.<br />
Een aardig voorbeeld van vermenging van oud en nieuw was een<br />
verklaring over het uitbreken van een griepepidemie. Deze ziekte<br />
deed in 1957 haar intrede toevallig in de vruchtentijd van de<br />
t jempedakboom. In het dorp Konda deed toen het verhaal de ronde,<br />
dat als gevolg van de vele proeven met atoombommen, besmette<br />
lucht op de bloesem van de tjempedak was neergedaald en dat men<br />
zich nu door het eten van deze vrucht griep op de hals haalde.<br />
De kennis over de atoombommen had men zich kennelijk uit een<br />
tijdschrift van de bevolkingsvoorlichting eigen gemaakt.<br />
Zowel in de kuststreken als van de binnenlandbevolking kwam<br />
steeds meer druk op de Landschapsrechtbank om moorden met zwarte<br />
magie ook te vervolgen en te bestraffen, evenals het doden met<br />
een kapmes, speer en dergelijke.<br />
Een ander cultuur element dat de Maibrat doordrenkte, was<br />
de kain timoer cultus, die wij ook al bij de Manikions en de<br />
Hattamers tegenkwamen.<br />
Pagina 71
De kain timoer is een handgeweven doek, die in vroegere<br />
jaren door paradijsvogel jagers in grote hoeveelheden waren ingevoerd<br />
als ruilmiddel voor paradijsvogels. Deze doeken vormden een<br />
onmisbaar onderdeel bij bruidsschatbetalingen en zoengeldverplichtingen,<br />
Hiervoor gebruikte men profane doeken. Daarnaast<br />
werden nog sacrale doeken onderscheiden, die een functie<br />
vervulden bij het contact met overledenen.<br />
Door de dienst van Landbouw werd gewerkt aan de introductie<br />
van allerlei nieuwe gewassen. Zo vroeg de heer M.F. Hofman van<br />
de dienst van de Landbouw mij nabij Ajamaroe een stuk grond van<br />
30 hectaren te krijgen voor een proef met een cacao aanplant.<br />
Wij gingen met een Beavervlucht daarheen en verzamelden de<br />
voornaamste dorpshoofden, aan wie Hofman uitlegde, dat de proef<br />
bedoeld was om - als deze slaagde - op uitgebreide schaal door<br />
de bevolking cacao te laten planten.<br />
De dorpshoofden gingen een half uur in conclaaf en kwamen<br />
toen met de boodschap, dat zij de grond om niet wilden afstaan.<br />
Hofman, die gewend was aan de exorbitante grondprijzen in<br />
Hollandia, kon zijn oren niet geloven en vroeg om een nadere<br />
uitleg. De dorpshoofden gaven te kennen, dat zij hun eigen belang<br />
zagen in de proefaanplant en daarom geen betaling vroegen.<br />
Deze binnenland bevolking was nog zo primitief, dat vele<br />
-in onze ogen- onproductieve gebruiken nog in zwang waren.<br />
Feesten duurden vele dagen, soms weken of maanden. Zolang de<br />
tuinen nog voedsel leverden voor de feestvierenden ging de<br />
feestvreugde door.<br />
ledere nacht werd er gedanst tot zonsopkomst, daarna deed<br />
men in zijn slaap weer nieuwe krachten op voor de volgende avond.<br />
Van werken kv/am er natuurlijk niets terecht. Sagoweer, een<br />
palmwijn uit de bloeiwijze van de arenpalm werd in overvloedige<br />
mate geschonken. Ruzies en vechtpartijen v/aren niet van de lucht.<br />
Sedert de vestiging van het Nederlandse gezag waren<br />
openlijke vijandigheden tussen de dorpen weliswaar afgenomen,<br />
maar toch kon men het een enkele maal niet nalaten een gezellige<br />
vechtpartij op te zetten. De geringste belediging was voldoende<br />
aanleiding om groepen tegen elkaar op te zetten, waarbij rake<br />
klappen werden uitgedeeld en ook wel gewonden vielen.<br />
In Ajamaroe gebeurde het vaak dat de arts en de commandant<br />
van de politie tegen elkaar zeiden: "Vanavond is het daar en daar<br />
feest, laten wij er maar op rekenen, dat m<strong>org</strong>en tegen een uur of<br />
negen de eerste gewonden binnen komen".<br />
Het eerste contact tussen de binnenlandbewoners en de kust<br />
dateert uit de tijd dat de kustbevolking daar slaven kwam halen.<br />
De verhouding tussen de twee bevolkingsgroepen was dan ook niet<br />
altijd even aangenaam. De herinneringen aan de slaventijd waren<br />
nog te vers. Bovendien voelden de kustbewoners zich mijlen ver<br />
verheven boven dit volkje uit het binnenland. Nadat in de tijd<br />
van de militaire exploiratie de eerste aanraking met het<br />
Nederlandse gezag plaats vond, kreeg Ajamaroe voor de oorlog een<br />
militaire bezetting. De militaire gezaghebber voerde meteen het<br />
burgerlijk bestuur.<br />
Pagina 72
Bij het uitbreken van de oorlog met Japan werd het militaire<br />
detachement teruggetrokken en toen volgde de bezetting door<br />
Japan. Veel heeft deze mogendheid niet met het binnenland te<br />
maken gehad, het contact bleef zeer oppervlakkig en sporadisch.<br />
Na de oorlog, toen de Onderafdelingshoofdplaats in Inanwatan<br />
was gevestigd, had de bevolking slechts aanraking met de lagere<br />
bestuursassistenten. Eerst toen Ajamaroe de hoofdplaats werd en<br />
de Controleur midden tussen de bevolkingsconcentraties kwam te<br />
wonen kon een intensievere bestuursvoering plaats vinden.<br />
De NNGPM betrok ook uit deze streken werkvolk en was zeer<br />
tevreden over de geleverde prestaties. De bergpapoea die een<br />
zwaardere strijd om het bestaan moest voeren, was een betere<br />
werker dan de kustpapoea en kwam bij het openkappen van tracé's<br />
voor de openlegging van wegen of van boorterreinen uitstekend tot<br />
zijn recht.<br />
De werving o.a. door de NNGPM was op Nieuw-Guinea wettelijk<br />
geregeld. Er waren percentages gesteld voor het aantal mannen,<br />
dat elders te werk kon worden gesteld. Gehuwden mochten alleen<br />
voor een tweede contract worden geworven als zij in de gelegenheid<br />
werden gesteld om hun gezin mee te nemen.<br />
Zou hier niet regelend worden opgetreden, dan was de kans<br />
niet denkbeeldig dat ineens alle werkbare mannen uit het dorp<br />
verdwenen zouden zijn en de gehele dorpseconomie ontwricht zou<br />
raken. Aan de andere kant waren aan de werkgever ook allerlei<br />
verplichtingen opgelegd, zoals behoorlijke huisvesting, voldoende<br />
voeding en vrije geneeskundige behandeling.<br />
Aanvankelijk bestond er in Negeri Besar { kaart 1E, noord<br />
van Kaap Sabra, aangeduid met Negeri} niet de minste belangstelling<br />
voor de werving. Men was zo gebonden aan de eigen<br />
streek, dat men er weinig voor voelde om elders te werken.<br />
Intussen drongen de verhalen over Sorong en Steenkool met de<br />
activiteiten van de NNGPM tot Negeri Besar door. In 1957 vroegen<br />
ineens alle jongeren ook voor werving in aanmerking te mogen<br />
komen. Slechts node gaven de ouden hiertoe toestemming. De<br />
werving liet de jongeren veel van de geneugten van het westen<br />
zien. Na terugkeer in hun dorpen, waar maar weinig bronnen van<br />
inkomsten waren, bleef in hun hart het verlangen naar betere<br />
kleding en huisraad branden, waartoe in hun dorp het geld echter<br />
ontbrak.<br />
Daarbij kwam dat in de laatste jaren op een meer permanente<br />
bouwtrant was overgeschakeld en de vraag naar atap en gabagaba<br />
terugliep. Het liet zich aanzien dat naar gelang de Papoea meer<br />
op rijst overschakelde, de mogelijkheid voor de afzet van<br />
sagomeel zou afnemen. De jongeren die gezien hadden dat er nog<br />
een andere wereld bestond dan hun eigen dorp kwamen in verzet<br />
tegen de ouderen.<br />
Ik wil nu aandacht schenken aan de tournees die ik maakte.<br />
De eerste maakte ik met Jan Massink, Max Lapré en onze hond<br />
Schoffie, die steeds meer mee op pad ging. Doel was een kennismaking<br />
met Ajamaroe, dat op ongeveer 35 kilometer van Teminaboean<br />
ligt. Wij overnachtten onderweg in Wehali, gelegen aan een smalle<br />
snel stromende rivier, waarin een heerljk bad werd genomen.<br />
Pagina 73
Op weg naar Ajamaroe kregen wij met twee hindernisen te<br />
maken. Allereerst een overstroomde vallei, liever gezegd een kom<br />
in het koraalgebergte. Massink vermoedde dat deze overstroming,<br />
die iedere regentijd voorkwam, werd veroorzaakt doordat de<br />
afvoer verstopt raakte door gebladerte en afgevallen takken.<br />
Omdat dit hinder kon opleveren bij de opvoer met mankracht van<br />
voeding en materialen, liet ik een prauw met uitleggers in het<br />
bos kappen. Bij een overstroming kon men daarmee naar de<br />
overkant. Bezoekers, die op weg naar Ajamaroe een complete prauw<br />
midden in het bos zagen liggen, terwijl er (in de droge tijd)<br />
geen water in de buurt te bespeuren was, zetten hier de nodige<br />
vraagtekens bij.<br />
In het overstroomde gebied daalden wij eerst te voet een<br />
heuvel af, maar moesten na enige tijd zwemmend verder.Schoffie<br />
zwom naast mij mee, totdat hij mijn rug en achterdeel als een<br />
eiland zag, waar hij bovenop klom.<br />
De tweede hindernis, die altijd genomen moest worden was de<br />
Bomalit, een hoge steile berg, die veel van je krachten eiste.<br />
Toen Jan Massink later eens in een Beaver vliegtuig over de<br />
Bomalit vloog, kon hij het niet nalaten het venster te openen en<br />
bovenop de top te spuwen.<br />
In Ajamaroe stonden twee permanente woningen, die voor de<br />
oorlog bewoond waren door de detachementscommandant en de<br />
legerarts van de militaire bezetting, die toen in Ajamaroe<br />
gelegerd was.<br />
Max en ik maakten kennis met de twee verpleegsters, die de<br />
medische voorzieningen in Ajamaroe verz<strong>org</strong>den en het Districts—<br />
hoofd de BA. A. Achmad.<br />
De Ajamaroemeren bestaan uit drie delen, die met een smalle<br />
do<strong>org</strong>ang verbonden zijn; het derde meer watert af naar de<br />
diepliggende, woest stromende kali Kais. Op weg naar de Aifat<br />
moest deze rivier via een hangbrug overgestoken v/orden.<br />
Merkelijn, die weinig vertrouwen had in de uit rotan en<br />
stammen opgebouwde hangbrug, had een zware kabel laten aanvoeren,<br />
die echter nooit voor verbetering van de brug gebruikt is.<br />
Voor de oorlog zijn in de meren vissen uitgezet, maar die<br />
waren intussen weggevangen. Een delicatesse van de meren waren<br />
de rivierkreeften, die er in voorkwamen.<br />
Het eerste meer, waar het dorp Ajamaroe ligt, bood een mooie<br />
landingsplaats voor de Marine Catalina vliegboten, die eens per<br />
maand enkele bevoorradingsvluchten maakten vanuit Jefman.<br />
Na enkele dagen getourneerd en ons georiënteerd te hebben gingen<br />
we weer terug naar Teminaboean.<br />
Daar hadden de Lapré's zich intussen klaar gemaakt voor de<br />
verhuizing - te voet- naar Ajamaroe. Max zat met de vraag of zijn<br />
koelkast, die naar boven gedragen moest worden, daar onbeschadigd<br />
zou aankomen. Als proef liet hij een lege petroleumdrum opvoeren,<br />
die in Ajamaroe aan een nauwkeurig onderzoek op krassen onderzocht<br />
werd; toen dit meeviel, liet hij de Electrolux naar boven<br />
dragen. Een onderdeel van zijn inboedel was een schilderij. De<br />
drager had dit onderweg kennelijk gebruikt ais bescherming tegen<br />
een regenbui en het op zijn hoofd gedragen, wat duidelijk te<br />
zien was aan de bult in het schilderij.<br />
Pagina 74
De gegolfde zinkplaten van de woning, die de Lapré's<br />
betrokken, waren do<strong>org</strong>eroest en lieten regenwater door. Sinds<br />
kort waren er in Nieuw-Guinea aluminium golfplaten beschikbaar,<br />
speciaal bestemd voor de posten waar bouwmaterialen door dragers<br />
naar toe gebracht moesten worden. Ik bestelde daar een partij van<br />
voor een nieuw dak voor hun woning. De Papoea's vonden het lastig<br />
om die lange platen naar boven te sjouv/en, waarop ze de oplossing<br />
vonden in het dubbelvouwen van de golfplaten.<br />
De volgende tournee naar Ajamaroe was een verkenning naar<br />
een tracé voor een autoweg Teminaboean-Ajamaroe. Onze gidsen die<br />
de route hadden gekozen, bleken geen inzicht te hebben in het<br />
aanleggen van een weg. Zij leidden ons door een onbegaanbaar<br />
gebied, waar zelfs met het zwaarste materiaal geen weg v/as aan<br />
te leggen.<br />
Onderweg stootte ik mijn voet aan een rotsblok, waar ik een acute<br />
jichtaanval van kreeg. Per brancard ben ik naar Ajamaroe<br />
gedragen. Onderweg kregen wij onweer met stortbuien en bliksemslagen.<br />
Mijn dragers vonden dit in het open terrein, waar geen<br />
schuilplaats was, een angstige belevenis. Gelukkig kon ik na tien<br />
dagen weer lopen en terug gaan naar Teminaboean.<br />
De derde en tevens laatste looptournee in de Onderafdeling<br />
was via Aitinjo naar Foeog.<br />
Het districtshoofd van Aitinjo, D. Rosely, had een zaak voor<br />
de Landschapsrechtbank. Deze werd vo<strong>org</strong>ezeten door het districtshoofd,<br />
de AA T.Cnosse was griffier. Adviseurs waren de OAC, drie<br />
dorpshoofden en drie dorpsoudsten als kenners van de adat.<br />
Gedurende de rechtsgang hoorden wij buiten in het dorp een<br />
enorm geschreeuw. Wij liepen het dorp in en zagen dat een Papoea,<br />
buiten zijn zinnen, met een kapmes rondzwaaide en bespot door<br />
zijn mede dorpsgenoten, steeds driester optrad. Ik ging rustig<br />
naar hem toe en gelastte het kapmes aan mij af te geven en mee<br />
te gaan naar het kantoor, waar wij de rechtszaak verder wilden<br />
afhandelen. Hem werd een plaats op de vo<strong>org</strong>alerij aangewezen,<br />
waar hij moest wachten.<br />
Intussen zetten wij de procedure binnen het kantoor voort;<br />
totdat wij opnieuw gehinderd werden door geschreeuw van de<br />
gestoorde. Ik haalde hem toen het kantoor binnen.<br />
De opstelling in het kantoor v/as, dat Rosely, Cnosse en ik<br />
achter een schrijftafel een plaats hadden. Rechts van ons vlak<br />
voor een raam zaten de dorpshoofden met tegenover hen de<br />
adathoofden.<br />
Ineens sprong onze lastpost gillend overeind en begon zijn<br />
broek aan stukken te scheuren. Onze adviseurs draaiden zich om<br />
en sprongen het raam uit. Rosely, Cnosse en ik overmanden de<br />
woes teling en bonden hem vast, in af v/achting van de thuiskomst<br />
van de in Aitinjo geplaatste verpleger, die hem kalmerende<br />
injecties toediende.<br />
De volgende dag gingen wij naar Foeog {kaart 1E, bij de 0<br />
van Vogel} daarbij moet de bovenloop van de Kamoendan over een<br />
hangbrug worden overgestoken, waar de CHBA Menoefandoe het<br />
bestuur voerde. Wij werden overstelpt met klachten over Menoefandoe,<br />
die J.osse handen bleek te hebben, vrouwen lastig viel, en -<br />
zoals bij een controle bleek- vervalste reisdeclaraties had<br />
opgemaakt.<br />
Pagina 75
Hij had in de bijlagen, waarop de dragers met een duimafdruk<br />
voor de ontvangst van hun loon moesten tekenen, zijn eigen<br />
duimafdrukken gezet, wat duidelijk te zien was.<br />
De overtredingen van Menafandoe waren zo ernstig, dat hij<br />
meteen geschorst werd en later door de Landschapsrechtbank tot<br />
gevangenisstraf veroordeeld.<br />
Tijdens mijn verblijf in Foeog kreeg ik weer pijn aan een<br />
voet.<br />
De verpleger van Foeog gaf mij morfine injecties, die niets uitrichtten.<br />
Omdat ik geen voet kon verzetten besloot ik met een<br />
prauw de Kamoendan af te zakken en stuurde een bericht naar<br />
Teminaboean om de Holland launch, de Walingen (die wij sinds 1957<br />
rijk waren), de Kamoendan op te sturen tot bij de stroomversnellingen<br />
in de rivier, waar de launch niet doorheen kon komen.<br />
Intussen waren in Foeog twee moordzaken aangegeven. De twee<br />
verdachten moesten met onze prauw mee voor berechting in<br />
Teminaboean. Een verdachte zat voor op de prauw; de andere<br />
hanteerde achterin het roer. De AA Cnosse vond het maar matig,<br />
dat wij door twee moordenaars begeleid werden, vooral toen wij<br />
onderweg een nacht op de oever moesten overblijven. Met behendig<br />
manoeuvreren door de roeiers kwamen v/e onbeschadigd door de<br />
stroomversnellingen en konden enkele uren later op de launch<br />
overstappen.<br />
Achteraf merkte Cnosse op, dat hij zijn eerste tournee maar<br />
matig vond. Hij had het boek "Met kapmes en kompas door het<br />
oerwoud" van j.P.K.Van Eeckhoud gelezen. Wij hadden echterzonder<br />
kapmes of kompas - steeds langs gebaande paden gelopen.<br />
Tot in 1957 de Holland launch beschikbaar kwam moest ik de<br />
kusttournees per prauw maken. Behalve dat dit erg tijdrovend was,<br />
kreeg ik in de sagostreken last van de vliegen die je omzwermden.<br />
Als je 's m<strong>org</strong>ens een dorp verliet ging altijd een zwerm vliegen<br />
met de prauw mee. Als je in Kampong Baroe {kaart 1, noord van<br />
Inanwatan aan de Kais rivier} een glas bier dronk, moest je dit<br />
na iedere slok met een schoteltje afdekken, om te voorkomen dat<br />
er vliegen in kwamen.<br />
Op zo'n prauwtournee kwam ik onder andere langs de kampong<br />
Poeragi (kaart 1E, noord noord oost van Inanwatan aan de Metamani<br />
rivier}, waar de NNGPM een kleine vestiging had en gelukkig een<br />
winkel was. Daar kon ik een flitspuit kopen, waarmee ik kort na<br />
het vertrek uit een dorp de vliegen bespoot, tot er geen meer in<br />
leven was.<br />
Naast de voordelen van een NNGPM vestiging in Poeragi werd<br />
dit dorp geteisterd door meerdere ziekten. Allereerst vele<br />
oogklachten, waaronder zelfs blindheid. De arts, die dit<br />
constateerde was van mening dat dit een gevolg was van onvoldoende<br />
vitamine A.<br />
De arts adviseerde de aanplant van papajabomen. Omdat men<br />
echter ook vaak de papaja-vrucht jong at, wanneer zich nog geen<br />
vitamine A gevormd had moesten er zoveel bomen geplant worden dat<br />
een deel van de vruchten wel rijp moest worden. Papaja is<br />
gemakkelijk te planten. Een aantal pitten in de grond gestopt of<br />
zelfs gewoon uitgezaaid, levert in de meeste gevallen al goede<br />
resultaten op.<br />
Pagina 76
Hoewel deze adviezen door alle tournerende ambtenaren werden<br />
herhaald, bleef de kampong verstoken van papaja.<br />
Daarnaast constateerde de arts dat de frequente dysenterie<br />
gevallen en het voorkomen van mijnworm alleen bestreden konden<br />
worden door betere woningbouw en de aanleg van toiletten boven<br />
de rivier. Van een verbetering van de woningbouw kwam niets<br />
terecht. Als de woningen al te bouwvallig werden, dan werden zij<br />
eenvoudig overeind gehouden door een lange rotan aan een boom te<br />
binden. Het ongemak van lekke daken ving men op door boven de<br />
slaapplaatsen een mat van pandanblad te spannen. Toiletten waren<br />
niet gebouwd.<br />
Poeragi miste kennelijk de fut om zijn levensomstandigheden<br />
te verbeteren. Men zat daar in een vicieuze cirkel. Het ontbrak<br />
het dorp aan kracht maatregelen te treffen om zijn beklagenswaardige<br />
toestand op te heffen.<br />
Over het algemeen was in de kuststreken naast deze physieke<br />
ongemakken de psyche doortrokken van angst voor toverij.<br />
Voortdurend leefde men in de vrees, dat een vijand of iemand, die<br />
een onheuse behandeling had ondergaan, met geheime middelen wraak<br />
zou nemen. Men zou kunnen spreken van de religie van de angst.<br />
De vestiging van het Nederlandse gezag had de vrees voor<br />
openlijke geweldpleging, als hongitochten, voor een groot deel<br />
weggenomen, maar de angst voor het onzichtbare leefde nog sterk.<br />
Teminaboean was als Onderafdelingshoofdplaats gekozen omdat<br />
het aan de bevaarbare kali Kaiboes lag en aansluiting gevonden<br />
kon worden op het Papoeadorp van die naam.<br />
Dominee R.E.H. Marcus van de Doopsgezinde Zendingsraad had<br />
daar zijn standplaats. De Zending droeg het hare bij door<br />
uitbreiding te geven aan het aantal scholen. De dorpsscholen<br />
hadden drie klassen, waarvan de beste leerlingen in aanmerking<br />
konden komen voor een Vervolgschool, die ook weer uit drie<br />
klassen bestond.<br />
Na deze basisscholing konden de kinderen in opleiding komen<br />
voor onderwijzer, verpleger, land of bosbouwbeambte enz. De<br />
belangstelling voor het onderwijs in de Onderafdeling Teminaboean<br />
nam zo toe, dat men tot de vorming van Vervolgscholen voor<br />
jongens en meisjes kon komen. Het onderwijs v/erd gegeven door een<br />
aantal Nederlandse onderwijzers en onderwijzeressen.<br />
De dienst van het Boswezen had er een bosopzichter geplaatst<br />
.<br />
Teminaboean was zelfs een radio-zender/ontvanger en een<br />
marconist rijk.<br />
De heuvelachtige plaats, doorsneden door een ondiepe rivier,<br />
bood mogelijkheden voor een schilderachtige bouw op verschillende<br />
niveaus. De rivier leverde drink - en waswater en mondde met een<br />
waterval van acht meter uit in de kali Kaiboes.<br />
Jan Massink had uit Fakfak een Chinese aannemer ,Go Boen<br />
Tjin, kunnen aantrekken, die met Boetonezen goede huizen<br />
neerzette.<br />
Pagina 77
De grond was kalk-koraalachtig, waardoor de fundering<br />
eenvoudig gehouden kon worden. Een handicap was echter dat er<br />
geen zand was voor de aanmaak van metselspecie. Zand moest per<br />
prauw aangevoerd worden uit het zuidelijk gelegen Konda, wat<br />
nogal tijdrovend was.<br />
In 1957 kregen wij een Holland launch, die bij het vervoer<br />
van zand de taak van de prauwen overnam. Later bij de aanleg van<br />
de weg Teminaboean-Ajamaroe bleek dat de zandgrond van Konda zich<br />
tot vlak bij dit wegtracé uitstrekte.<br />
Naast een kleine winkel van Go Boen Tjin, was er in<br />
Teminaboean een coöperatieve winkel, die gedreven werd door de<br />
ex-krokodillen jager, Saleha, hij miste één arm, die bij een<br />
krokodillenjacht was afgerukt.<br />
Zo'n jacht was geen sinecure; 's avonds in een kleine prauw<br />
bemand door een roeier achterin en voorop de jager gewapend met<br />
een harpoen aan een lang touw, terwijl hij met een staaflantaarn<br />
het water afspeurde naar rode krokodillenogen.<br />
Het was een goede gewoonte, dat de jager zijn mouwen<br />
opstroopte. Dit laatste "had Saleha nagelaten. Toen hij een<br />
krokodil te pakken kreeg, beet het dier in een mouw en draaide<br />
de arm van de jager eraf. Saleha is op een brancard naar Ajamaroe<br />
gebracht, waar hij met een Catalina werd afgehaald voor overbrenging<br />
naar Sorong, waar hij een geslaagde operatie onderging.<br />
Honnef en ik inspecteerden de winkel en merkten, dat er geen<br />
systeem was in het opbergen van de voorraad en dat er veel<br />
goederen lagen, waar geen vraag naar was. Wij besloten een grote<br />
opruiming te houden en brachten alles in de uitverkoop. Toen wij<br />
een overzicht van de situatie hadden, plaatsten wij nieuwe<br />
bestellingen, waarbij vooral met de vraag rekening werd gehouden.<br />
Behalve de winkel in Teminaboean, die door Saleha werd<br />
gedreven, v/as er nog een winkel, die onze volle aandacht vroeg,<br />
namelijk de gouvernementswinkel in Ajamaroe. Deze was jaren<br />
geleden geopend met een gouvernements crediet van f.20.000.—;<br />
de directeur van Financiën vroeg elk jaar om terugstorting van<br />
dit bedrag, maar wij hadden het te hard nodig voor de inkopen bij<br />
de NIGIMY. De bevoorrading van de winkel vond gedeeltelijk plaats<br />
met maandelijkse vluchten door Marine Catalina 1 s, voor het<br />
overige was Ajamaroe aangewezen op aanvoer met mankracht.<br />
Behalve dat deze nering in de eerste plaats bedoeld was voor<br />
de ambtenaren, konden ook Papoea's er terecht, die vooral<br />
behoefte hadden aan makreel in tomatensaus, in de volksmond "ikan<br />
blik" genoemd. Daar was zo'n vraag naar, dat wij de aanvoer maar<br />
met moeite aan de gang konden houden.<br />
In de tweede helft van 1956 werd ik naar Sorong opgeroepen,<br />
om de mogelijkheden te bespreken van opvoer naar Ajamaroe per<br />
Beaver. De kali Kaiboes had van Teminaboean uit een recht stuk<br />
van voldoende lengte voor het opstijgen en landen van Beavers.<br />
In een bovenarm van de Kaiboes was ruimte om het vliegtuig voor<br />
de overnachtingen zo te verankeren, dat de vleugeltips vrijbleven<br />
van de rivieroevers.<br />
In Sorong kreeg ik een boei en een ketting om de vliegtuigen<br />
vast te leggen. In de bovenarm van de Kaiboes lieten we een blok<br />
beton neer, waaraan de ketting en boei bevestigd waren om de<br />
Beaver op zijn plaats te houden. Pagina 78
Om bij het beladen het vliegtuig vrij te houden van de steigerkop<br />
was daar een vlot gemeerd, dat breder was dan de lengte van een<br />
vleugel, zodat de Beaver veilig aan het vlot kon aanleggen.<br />
Op de ochtend dat het vliegtuig aan zou komen werd eerst de<br />
vliegstrook gecontroleerd of die vrij was van drijfhout.<br />
Omdat wij een Beaver slechts eenmaal per maand voor drie<br />
dagen toegewezen kregen, was het zaak de tijd voor het laden zo<br />
kort te houden dat zoveel mogelijk vluchten per dag gemaakt<br />
konden worden.<br />
De afhandeling van de Beavervluchten regelde de HOBA<br />
Kesaulija, die daarvoor over een aantal gevangenen beschikte. Een<br />
Beaver kon ongeveer 350 kilo vracht meenemen. Kesaulija maakte<br />
daags van te voren gesorteerde vrachten van dat gewicht klaar.<br />
De gevangenen kregen elk een vaste taak toebedeeld, om daar<br />
routine in op te doen en die snel uit te kunnen voeren.<br />
Na twee maanden konden wij een Beaver in een kwartier<br />
beladen.<br />
Om de kosten te drukken moest naar retourlading gezocht<br />
worden. Deze werd gevonden in de inzameling van kopal in de<br />
Aifat, die met mankracht naar Ajamaroe werd gebracht. De dragers<br />
kregen hun inbreng contant uitbetaald en konden dit geld in de<br />
gouvernementswinkel besteden, waarbij vooral veel ikan blik werd<br />
ingekocht.<br />
Er is geprobeerd deze vis in blik te vervangen door de<br />
uitstekende gezouten vis, die in Saonek in de Radja Ampat<br />
volop werd aangemaakt. Dit mislukte, omdat de Papoea de voorkeur<br />
bleef geven aan ikan blik. Ze konden met hun kapmes het blik<br />
gemakkelijk openen en de vis was meteen klaar voor consumptie.<br />
Voor gezouten vis moesten zij een pan en braadolie hebben, wat<br />
veel omslachtiger te vervoeren was dan de makreel in blik.<br />
Hierboven is al melding gemaakt van een steiger in Teminaboean.<br />
Jan Massink had daarvoor fondsen ter beschikking gekregen,<br />
maar was op onjuiste wijze door de bevolking vo<strong>org</strong>elicht over het<br />
hout, waarvan de steiger gebouwd kon worden. Hem was aangeraden<br />
mangrove hout te gebruiken, dat vlak bij in overvloedige mate<br />
beschikbaar was. Toen ik het Bestuur van Massink overnam was de<br />
steiger, die 200 meter lang moest v/orden, al voor de helft klaar,<br />
maar het mangrove hout was reeds sterk aangetast door houtwormen.<br />
Alleen Adinabomen hebben in zee- en brakwater geen last van<br />
deze wormen. Maar die palen moesten van ver weg gehaald worden.<br />
Ik herinnerde mij dat op Doom smalspoorrails en lorriewielen<br />
lagen, die geen bestemming hadden. Ik vroeg die naar Teminaboean<br />
te laten verschepen. Aan het beginpunt van de steiger aan de<br />
zijde van Teminaboean, stond een heuvel. Bovenop twee stangen met<br />
lorriewielen werd van planken een vloer gebouwd, waar eën<br />
afneembare houten bak op kwam. De gevangenen legden vanaf de<br />
heuvel rails neer, schepten de lorrie vol met aarde en steen, die<br />
dan tot het eindpunt van de rail baan werd geduwd die naar<br />
behoefte werd verlengd. De bak werd van de vloer getild en de<br />
inhoud eraf geschept voor de dijk van de steiger. Tweehonderd<br />
meter van de heuvel af was de kali Kaiboes diep genoeg om er de<br />
coaster, het m.s. Arfak, maandelijks af te meren.<br />
Pagina 79
Voor de kop van de steiger bestelde ik uit Doom vier stel van<br />
drie aan elkaar gelaste drums. Deze werden op de kop van de<br />
steiger naast elkaar geplaatst en met gewapend beton gevuld.<br />
Volgens de ex AA,T. Cnosse, die in 1990 Teminaboean bezocht,<br />
stond de in 1956 gebouwde steiger er nog ongeschonden bij.<br />
Voor de Holland launch waren op een ondiepe plaats in de<br />
kali twee betonnen steunen gebouwd, die bij hoog water onderliepen.<br />
De boot kon dan hierboven gebracht worden om tijdens laag<br />
water aan de onderkant schoongemaakt en geteerd te worden; dank<br />
zij dit goede onderhoud hoefde de boot slechts eens in de twee<br />
jaar naar Sorong voor een grote beurt.<br />
In 1951 was de dienst van het Boswezen begonnen in Kampong<br />
Baroe aan de kali Kais {kaart 1. noord van Inanwatan} kopal te<br />
laten inzamelen.<br />
Kopal is het harsachtig sap van de Agatis Cabillardieri, dat<br />
blootgesteld aan de open lucht hard wordt. Soms komt de kopal<br />
spontaan uit de boom druipen of anders moet de agathis, net als<br />
een rubberboom, getapt worden. De kopal besmet met bladeren,<br />
takken en aarde werd aan de voet van de boom ingezameld en naar<br />
Kampong Baroe gebracht, waar het hars van de verontreiniging werd<br />
ontdaan.<br />
Het Boswezen betaalde per kilo kopal een paar dubbeltjes,<br />
maar deed die voor ongeveer f.2.— van"dê" hand bij de NIGIMY, die<br />
het hars naar Nederland exporteerde voor de verf- en lak<br />
industrie.<br />
Het Binnenlands Bestuur was van mening dat een gouvernementsdienst<br />
als het Boswezen geen winst hoefde te maken en dat<br />
meer geld naar de producenten moest terugvloeien. Wij kwamen tot<br />
het systeem van nabetaling. Het Boswezen trok van het geld, dat<br />
de NIGIMY betaalde alle door deze dienst gemaakte kosten af en<br />
droeg het restant af aan de OAC.<br />
Zo kwam op een goede dag f.30.000.— als nabetaling van het<br />
Boswezen. Ik ging met dit geld in contanten naar Kampong Baroe.<br />
Ik legde hun het systeem van de nabetaling uit en vroeg wat<br />
er met het geld gedaan zou worden: uitdelen onder de rechthebbenden,<br />
in brand steken of er een winkel in Kampong Baroe mee<br />
beginnen.<br />
Unaniem waren zij van mening dat dit laatste voorstel het<br />
beste was. Er werd wel de voorwaarde aan verbonden dat dit een<br />
coöperatieve winkel moest zijn.<br />
Ter demonstratie nam ik een uit klapperbladnerven gemaakte<br />
bezem in handen en haalde daar één nerf uit. Dit moest de eenling<br />
voorstellen, die met gemak in tweeën gebroken kon worden; voegde<br />
je de nerven samen tot een bezem, dan was dat de coöperatie, die<br />
met geen mogelijkheid in stukken gebroken kon worden. Deze vergelijking<br />
was duidelijk genoeg en sprak iedereen aan.<br />
In 1957 werd de coöperatie Weta Nagin Brat opgericht.<br />
Dat jaar werd iets noordelijker van Kampong Baroe, namelijk<br />
in Bagaraga {kaart 1E, noord noord west van Kampong Baroe} een<br />
nieuwe inzamelingspost geopend.<br />
Pagina 80
Om het voor het m.s. Arfak aantrekkelijk te maken kopal uit<br />
Kampong Baroe naar Sorong af te schepen, had het Boswezen de<br />
aankap van ijzerhout, dat daar veel groeide, geëntameerd. Dit<br />
bleek zo'n prettige wijze van geld verdienen te zijn, dat de<br />
kopalwinning er onder leed, zodat de aankap van ijzerhout<br />
afgeremd moest worden.<br />
In de tweede helft van 1957 was er zoveel geld aan de kopal<br />
en de winkel verdiend dat de coöperatie een launch ter waarde van<br />
f. 40.000.— kon aankopen. Met deze launch was het nu mogelijk<br />
de kopal, die voordien van de winplaats Bagaraga per prauw naar<br />
Kampong Baroe werd vervoerd, per boot te transporteren en nog een<br />
winkel in Bagaraga te openen.<br />
Het was aan het Boswezen en het bestuur bekend, dat ook in<br />
Konda (zuidelijk van Teminaboean) enkele honderden Agatisbomen<br />
stonden. Dit werd echter door de bevolking steeds hardnekkig<br />
ontkend.<br />
Op een dag wilde het toeval, dat ik weer geld naar de NIGIMY<br />
moest sturen voor een bestelling van de Weta Nagin Brat<br />
terwijl op datzelfde moment dorpshoofden van Konda in mijn kamer<br />
waren. Met veel misbaar haalde ik een geldkist tevoorschijn,<br />
waaruit een stapel bankjes opzij werd gelegd met de toelichting<br />
aan de Kondahoofden, dat dit geld van Kampong Baroe was, waarmee<br />
de NIGIMY betaald moest worden. Toen liet ik hun zien hoeveel<br />
geld er nog in de geldkist over was. Dit was allemaal met kopal<br />
verdiend.<br />
De volgende dag werd ik schuchter door enkele Konda-hoofden<br />
benaderd met de mededeling, dat het hun ineens in het hoofd was<br />
opgekomen dat er in de omgeving van Konda ook Agatisbomen stonden<br />
en dat zij graag kopal wilden verhandelen.<br />
Konda had een grondgebied van ruim 20.000 hectaren. Het<br />
Boswezen had mij al herhaaldelijk gevraagd om Konda over te halen<br />
om 5.000 hectaren aan het Boswezen af te staan om daar op grote<br />
schaal Agatisbomen te planten. Het mes kon aan twee kanten<br />
snijden, namelijk bij het uitdunnen van het bos cellulosewinning<br />
en later kopal.<br />
Van de gretigheid van Konda werd gebruik gemaakt om hun deze<br />
vraag voor te leggen, met de suggestie dit voorstel eerst<br />
uitgebreid in de kampong te bespreken. Enkele weken later kwam<br />
een delegatie vertellen, dat de kampong het ja-v/oord gegeven had.<br />
Het Boswezen kon 5.000 hectaren om niet krijgen.<br />
Toen ik begin 1958 met verlof naar Nederland vertrok liet<br />
ik na afspraak met mijn opvolger, F.J.M. Cappetti, voor de<br />
coöperatie Weta Nagin Brat aandeelbewijzën ontwerpen en drukken.<br />
Het werd een Agatisboom in een mooie omranding afgedrukt op rood<br />
papier, de kleur die in die streken de voorkeur genoot.<br />
Deze aandelen hebben later de status van harta gekregen.<br />
In het gebied van zuid Aitinjo groeiden duizenden palla<br />
hoetan bomen. Dit is een nootmuskaat soort van een mindere<br />
kwaliteit dan de pala banda. Waar de omstandigheden gunstig waren<br />
voor pala hoetan kon vast en zeker ook palla banda geplant<br />
worden.<br />
Pagina 81
Dit zou ook een mooi project zijn voor de westkant van het<br />
district Teminaboean. De kans dat de daar liggende dorpen eens<br />
met autowegen ontsloten zouden worden was er niet. Daarom was de<br />
aanplant van palla, een licht product met een hoge marktwaarde,<br />
dat gemakkelijk met mankracht of per prauw vervoerd kon worden,<br />
voor dat gebied het aangewezen gewas.<br />
Ik had mij afgevraagd waarom geen van mijn vo<strong>org</strong>angers de<br />
aanplant van palla had aangemoedigd. Bij navraag bleek dat ik mij<br />
vergiste. Een van mijn vo<strong>org</strong>angers had in elke districtshoofdplaats<br />
een pallaboom laten planten. Die waren intussen volwassen<br />
geworden echter zonder vrucht te zetten. De logica was niet ver<br />
te zoeken, bij de aanplant van palla moeten zowel mannelijke als<br />
vrouwelijke bomen bij elkaar gezet worden. Een alleen staande<br />
boom kan zichzelf niet bevruchten.<br />
Daarnaast werd in de kuststreken aandacht geschonken aan de<br />
aanplant van klapperbomen. De Landbouwkundig ambtenaar had in de<br />
districten Teminaboean en Inanwatan een 70 tot 200- tal moederbomen<br />
geselecteerd, waarvan de klappers geschikt waren voor verdere<br />
aanplant. Het zou met dit geselekteerde pootgoed mogelijk zijn<br />
om in een tempo van 5.000 klapperbomen per district per jaar aan<br />
te planten, waarmee in circa 7 tot 10 jaar een niet onbelangrijk<br />
copraproductiegebied kon ontstaan. In 1957 werden in beide<br />
districten 10.000 klapperbomen geplant.<br />
De bevolking v/as met groot enthousiasme aan dit project<br />
begonnen. Aangezien dit zich over een groot aantal jaren uit zou<br />
strekken was een voortdurende voorlichting nodig om dit enthousiasme<br />
gaande te houden. Begeleiding en <strong>org</strong>anisatie door het<br />
bestuur waren onontbeerlijk.<br />
Tot dan toe was sago het voornaamste voedingsmiddel van de<br />
kustbevolking geweest. Bovendien vormde het nog een belangrijke<br />
bron van inkomsten door de levering van gaba gaba en atap aan de<br />
NNGPM. In de laatste jaren waren de bestellingen door de NNGPM<br />
steeds verlaagd en het einde van deze vraag kwam in zicht.<br />
Naar schatting stonden er aan de kuststroken 100.000<br />
hectaren aan sagobomen.<br />
De werkwijze van de sagowinning is als volgt:<br />
Als de bomen in bloei raken en vrucht zetten gaat dit ten koste<br />
van het sagomerg. vóór de bloei hakken mannen een sagoboom om<br />
die over de gehele lengte in twee delen wordt gespleten, dan<br />
hakken zij het sagomerg uit beide delen in hele fijne stukken.<br />
Deze sago wordt met water gemengd en door vrouwen door een zeef<br />
geperst. Ongerechtigheden blijven op de zeef liggen. De aangelengde<br />
sago wordt in bakken opgevangen. Het sagomeel bezinkt en<br />
het overtollige water er afgeschept. Het nog wat vochtige<br />
sagomeel wordt in manden bewaard voor de consumptie. Hiervoor<br />
wordt het meel aangelengd met warm water tot papeda dat lijkt op<br />
behangsellijm.<br />
Ook wordt het meel in gebakken aarde vormen verwarmd tot sago<br />
lempeng (koeken).<br />
Pagina 82
Een andere delicatesse zijn de sagowormen. Vóór de bloeiperiode<br />
worden enkele sagobomen gekapt, daar boren zich boktorren<br />
in, die eieren in de sagomerg leggen, de daaruit gegroeide larven<br />
vinden de Papoea's zowel geroosterd als gerookt een lekker<br />
gerecht.<br />
In november 1955 kreeg een groot Nederlands bedrijf<br />
interesse in een fabrieksmatige wijze van sagowinning. Vanwege<br />
te hoge kosten is dit project niet van de grond gekomen.<br />
Bij de beschrijving over de kustbevolking wil ik een kijkje<br />
oostelijker nemen.<br />
Daar ligt in de streek Negeri Besar {kaart 1E ,oost van<br />
Inanwatan; aangeduid met Negeri }, een aantal dorpen, die alle<br />
op palen in een zeearm zijn gebouwd. Deze zeearm is in de loop<br />
der tijden geheel volgegroeid met breedbladige waterplanten.<br />
Het verkeer tussen de dorpen vindt plaats met smalle prauwen, die<br />
zonder uitleggers langs smalle vaargeulen door staande roeiers<br />
worden voortbewogen. Voor de passagiers waren stokken tussen de<br />
boorden van de prauwen aangebracht.<br />
Naar aanleiding van hun gewoonten was de Gouverneur Van Baal, die<br />
eens in gezelschap van de Resident Van Bodegom deze streek bezocht,<br />
van mening dat deze bevolkingsgroep uit de Asmat (nabij<br />
Merauke) hierheen was gemigreerd.<br />
Hoe en waar de Islam bij deze bevolkingsgroep zijn intrede heeft<br />
gedaan was niet meer te achterhalen.<br />
De huizen in de dorpen zijn met elkaar verbonden met houten<br />
steigers, die niet of slecht onderhouden werden.<br />
Toen de HOBA Lewerissa de eerste maal Negeri Besar bezocht<br />
viel hij , waarschijnljk mede vanwege zijn omvangrijke gestalte,<br />
dwars door zo'n steiger heen. Binnen de kortst mogelijke tijd<br />
kwam het dorpshoofd hem een porseleinen bord aanbieden. Op de<br />
vraag van Lewerissa wat dit te betekenen had werd geantwoord dat<br />
een van zijn vo<strong>org</strong>angers zo kwaad was geworden over het gebrek<br />
aan onderhoud, dat als hij door een steiger zakte het dorp hem<br />
voor straf een porseleinen bord moest geven.<br />
De bevolking van Negeri Besar was rijk aan mooi antiek<br />
Chinees porselein, dat een hoge waarde had voor adat betalingen,<br />
zoals een bruidsschat. Zij waren er zo zuinig op, dat zij het<br />
porselein niet in huis durfden te bewaren, maar het ergens in de<br />
modder begroeven. Als een dorpeling iemand iets had zien<br />
begraven, dan zocht hij 's nachts met een lange stok de omgeving<br />
af om te zien of hij iets van zijn gading kon vinden.<br />
Bij mijn eerste bezoek in gezelschap van Lewerissa werden<br />
wij iets buiten het dorp opgewacht met een katamaran van twee<br />
prauwen, waartussen een plankier met ereboog was gebouwd. Vrouwen<br />
stelden zich met hun rug naar de ereboog in de prauwen op en<br />
brachten die al wiegelend met hun heupen in voorwaartse beweging.<br />
Intussen stonden in het dorp enkele vrouwen op bamboepijpen te<br />
blazen . Pagina 83
Dit was hetzelfde ceremonieel als waarmee vroeger na een<br />
geslaagde sneltocht de koppensnellers werden binnengehaald.<br />
In een van de dorpen werd aan de Landschapsrechtbank een<br />
geschil over de betaling van een bruidsschat vo<strong>org</strong>elegd. Al het<br />
porselein werd op een steiger uitgestald. Behalve gewone moderne<br />
witte borden v/aren er Chinese schalen en vazen bij, waar een<br />
antiquair zijn lippen bij zou aflikken.<br />
In enkele dagen tijds bezochten wij alle dorpen in Negeri<br />
Besar. Onderweg zagen v/ij dat op enkele stukjes droge stukken<br />
grond klappers waren geplant. Bij die aanplant had de bevolking<br />
steeds strijd moeten leveren met de vele wilde varkens, die zich<br />
in de Islamitische streek onbekommerd konden voortplanten.<br />
Op de terugweg naar Inanwatan, vertelde Lewerissa dat hij<br />
onlangs een voetpad had laten aanleggen, om Negeri Besar ook<br />
bij onrustige zeestromen te kunnen bereiken. Ik stelde voor via<br />
dat pad naar Inanwatan te gaan, welk voorstel Lewerisssa krachtig<br />
van de hand wees en waarop hij voorstelde dat een volgende keer<br />
te doen.<br />
Ik hield vol om nu meteen het pad te nemen en voorop, lopend<br />
volgde de HOBA op enkele meters. Ineens schoot hij mij met volle<br />
vaart voorbij, onder het slaken van de kreet:" Daar ligt een<br />
gifslang". Toen werd het mij duidelijk waarom hij geprobeerd had<br />
mij van de wandeling langs het pad af te houden.<br />
In Inanwatan werd nog enkele dagen verbleven voor overleg<br />
met Lewerissa.<br />
Het was mij al bij eerdere bezoeken opgevallen dat er voor<br />
zijn kantoor een met mos bevuilde schedel van een krokodil lag.<br />
Op verzoek nu eens die smerige schedel weg te doen, volgde deze<br />
verklaring: Alhoewel een groot deel van de kustbevolking al<br />
gekerstend was, schrokken zij er niet voor terug om op de bijbel<br />
een meineed af te leggen. Als zij moesten zweren op de schedel<br />
van de krokodil, kwam de waarheid er wel uit. Zij geloofden<br />
namelijk, dat als zij in dat geval een meineed zouden plegen, zij<br />
binnenkort door een krokodil zouden worden omgebracht.<br />
Hetzelfde gold voor een eed op een lichaamsdeel van een<br />
casuaris. Kort daarna had ik uitdagend een nagel van een casuaris<br />
op mijn bureau liggen.<br />
De krokodillenkop in Inanwatan hebben wij niet nodig gehad<br />
bij een rechtszaak over de betaling van door een min afgestane<br />
melk.<br />
De AA, J.P. Honnef, die het Maleis nog niet geheel beheerste,<br />
fungeerde daarbij als griffier. Hij deed zijn uiterste best<br />
om een goed verslag op papier te krijgen en schreef elk woord op<br />
dat gewisseld werd.<br />
Het ging erom dat een vrouw de baby van een nicht, die zelf<br />
geen moedermelk had, maandenlang de borst had gegeven, maar<br />
hiervoor nog geen vergoeding had ontvangen.<br />
De vordering werd in principe ingewilligd, maar de rechtbank<br />
kon het niet eens worden over de hoogte van het bedrag. Hierover<br />
zou op een later tijdstip beslist worden.<br />
Honnef, moe van het vele schrijven, eindigde met "de<br />
melkprijs zal later worden bepaald".<br />
Pagina 84
Andere zaken, die door de Landschapsrechtbank werden behandeld<br />
v/aren drie verkrachtingen van meisjes door krokodillen-jagers.<br />
Ik was kort daarvoor in Sorong geweest om voor de zoveelste<br />
maal de pijn aan mijn voeten te laten onderzoeken. De behandelende<br />
arts meende dat ik een marsfractuur had, waarbij een van mijn<br />
middelvoets beentjes gebroken was. Om de genezing te bevorderen<br />
werd mijn rechterbeen in gips gezet.<br />
Omdat het terrein in Teminaboean erg geaccidenteerd was<br />
hield ik meest kantoor aan huis. Alleen als mijn aanwezigheid op<br />
kantoor noodzakelijk was, werd ik door vier gevangenen in een<br />
draagstoel naar beneden gebracht.<br />
Deze verkrachtingszaak werd bij mij thuis behandeld en<br />
aangezien de LRB zaken normaal openbaar werden afgedaan stonden<br />
zowel de drie meisjes als de drie verdachten en andere belangstellenden<br />
rond de woning en konden woordelijk de gang van zaken<br />
volgen.<br />
De drie verkrachtingen hadden in Konda plaats gevonden en<br />
zoals de meisjes beaamden vlakbij woningen.<br />
Aan het eerste meisje werd gevraagd waarom zij niet om hulp<br />
had geroepen. Zij beweerde dat de verkrachter met zijn duim en<br />
wijsvinger haar lippen op elkaar geklemd had, hoewel zij moest<br />
toegeven dat ze met een hoofdwending haar mond vrij had kunnen<br />
krijgen. Zij gaf uiteindelijk toe er niet zo op tegen geweest te<br />
zi jn .<br />
Het tweede meisje, die dit alles duidelijk had kunnen volgen<br />
had een betere verklaring. De verkrachter had haar mond met een<br />
hand bedekt om te voorkomen dat zij om hulp zou roepen. Op de<br />
vraag waarom zij niet in zijn hand had gebeten, moest ook zij<br />
toegeven niet onwelwillend geweest te zijn<br />
Het derde meisje had intussen alle gelegenheid gehad om een<br />
afdoend antwoord te vinden. De verkrachter had namelijk met zijn<br />
beide handen haar mond dicht gehouden. Op de vraag hoe dan haar<br />
sarong was losgeraakt, moest zij het antwoord schuldig blijven.<br />
Een andere zaak van de LRB betrof een kindermoord. Deze had<br />
zich afgespeeld binnen een kleine stam, die slechts enkele<br />
honderden mensen telde die een eigen taal spraken, terwijl zij<br />
geen Maleis kenden.<br />
Ik trof het dat een van de agenten de taal van die stam<br />
beheerste en als tolk kon fungeren. De tolk had zich tijdens het<br />
eerste deel van de zitting al een goed beeld kunnen vormen van<br />
wat zich bij de kindermoord had afgespeeld.<br />
De LRB liet hem aan een oud vrouwtje, dat als getuige werd<br />
gehoord, vragen waar zij zich op een bepaald moment bevond.<br />
De tolk hield in haar eigen taal een heel verhaal tegen het<br />
vrouwtje, dat aan het eind antwoordde met "hmm". Toen moest de<br />
tolk een andere vraag stellen. Weer hield hij een lange uiteenzetting<br />
tegen haar, waarop zij slechts antwoordde rnet " hmm ".<br />
Bij de derde vraag speelde zich hetzelfde af.<br />
De LRB zei toen tegen de tolk, dat zij ook wel begreep wat<br />
"hmm" betekende en dat hij moest volstaan met de in Maleis<br />
gestelde vraag te vertalen en dan het volledige antwoord moest<br />
do<strong>org</strong>even.<br />
De tolk toonde zich duidelijk verontwaardigd dat zijn hulp<br />
niet voldoende op prijs werd gesteld.<br />
Pagina 85
Zoals eerder verteld zijn de kains timoer door de vogeljagers<br />
ingevoerd, maar zij werden door het verbod op de paradijsvogel<br />
jacht en vooral na de overdracht aan Indonesië in 1949 erg<br />
schaars en daarom een veel begeerd goed. Niet een ieder die voor<br />
de een of andere verplichting kain timoer nodig had beschikte<br />
deiar in voldoende mate over en was aangewezen op een lening bij<br />
familie of vrienden.<br />
Nu is het in deze primitieve maatschappij ook zo dat het<br />
geven meer verplichtingen schept dan het ontvangen. De ontvanger<br />
zou daarom steeds geneigd zijn meer terug te geven dan hij<br />
indertjd leende.<br />
In de Maibratstan die niet van handelsgeest gespeend was gaf<br />
dit aanleiding tot de vorming van de bobotstand. Deze zogenaamde<br />
bankiers maakten er een handig gebruik van om dit prestigegevoel<br />
in rente van het doekenbezit om te zetten. Omdat de doeken zo<br />
schaars waren duurde het vaak jaren voordat men voldoende kain<br />
timoer had om een verplichting na te komen. De landbouw kwam<br />
hierdoor nogal in gedrang, Veel tijd ging er in de doekenhandel<br />
zitten, waardoor tuinen niet op tijd of te klein werden aangelegd<br />
wat voedselschaarste als gevolg had.<br />
Een ander nadeel van het kain-timoer-stelsel was dat het een<br />
adspirant bruidegom in de meeste gevallen zoveel tijd kostte<br />
voldoende doeken te vergaren dat hij eerst op latere leeftijd tot<br />
een huwelijk kwam.<br />
Het is de grote verdienst van de controleur Massink geweest<br />
dat hij de stoot gaf tot de kain-timoer revolutie. Nadat hij zich<br />
eerst gedegen van de levensgev/oonten en gebruiken van de<br />
Maibratstam op de hoogte had gesteld, kwam hij tot de conclusie<br />
dat de kain timoer voor de mensen een blok aan het been was.<br />
Bij kain timoerfeesten werden de tuinopbrengsten in korte<br />
tijd er snel do<strong>org</strong>edraaid. De kain timoerhandel vroeg zoveel<br />
tijd dat noodzakelijke voorzieningen in het gedrang kwamen. Toen<br />
Massink zich dit gerealiseerd had overwoog hij of het verantwoord<br />
was om in een bepaald cultuurpatroon in te grijpen en op een<br />
afschaffing van de kain timoer aan te sturen. Hij had ook gezien<br />
dat bij jongeren die onderwijs hadden genoten of wel bij de NNGPM<br />
hadden gewerkt, zich krachten begonnen te ontwikkelen, die zich<br />
tegen oude gebruiken, vooral de kain timoer, in gingen. Zij<br />
botsten hierbij tegen de ouderen en vooral de bobots. Hun macht<br />
was immers gevestigd op de oude gebruiken, zodat niet te<br />
verwachten viel dat de jongeren de strijd zouden winnen, zonder<br />
dat zich daarbij ernstige crises zouden voordoen.<br />
De schaarste werd verergerd doordat de invoer van nieuwe<br />
doeken niet mogelijk was en de aanwezige voorraad doeken door<br />
slijtage en wegraken langzaam maar zeker begon te slinken. Dit<br />
zou de nadelen van dit stelsel in de toekomst nog doen toenemen.<br />
Met deze gedachte voor ogen knoopte Massink op zijn vele<br />
tournees in de binnenlanden hierover gesprekken aan met de<br />
ouderen en de bobots en wees hun op de moeilijkheden van dit<br />
stelsel .<br />
Pagina 86
Het getuigt van de realiteitszin, de handelsgeest en het<br />
streven om vooruit te willen komen, dat de bevolking hoe langer<br />
hoe meer voor het idee begon te voelen, de kain timoer als<br />
betaalmiddel te vervangen door gewone handelsdoeken als sarongs,<br />
drill en bedrukt katoen.<br />
In mei 1954 was het zover gekomen, dat op een grote<br />
bijeenkomst van bobots en dorpsoudsten de beslissing werd<br />
genomen, dat van die dag af de kain timoer als bruidsschat<br />
afgeschaft zou worden.<br />
De profane doeken werden op grote schaal verbrand en de<br />
sacrale doeken werden op de districtskantoren geregistreerd. Deze<br />
afschaffing betrof namelijk alleen de profane doeken, in de<br />
sacrale sfeer werd niet ingegrepen.<br />
Weliswaar is achteraf gebleken dat deze afschaffing niet<br />
overal met instemming werd begroet. Vooral in de afgelegen<br />
streken was men het er helemaal niet mee eens en beschouwde dit<br />
als een bestuursmaatregel en niet als de wil van de bevolking.<br />
Toch bleek spoedig de gunstige invloed van deze uiterst<br />
belangrijke stap. Rond de Ajamaroemeren, waar de afschaffing wel<br />
met de meeste ernst werd opgevat, werd het in 1955 duidelijk dat<br />
er meer tijd aan de landbouw werd besteed. Voordien was het nooit<br />
mogelijk geweest voor het ziekenhuis in Ajamaroe voldoende<br />
knollen en groenten te kopen. De bevolking had nauwelijks genoeg<br />
voor zich zelf.<br />
In 1955 overtrof het aanbod de vraag. Voedselschaarste kwam<br />
in de omgeving van de meren niet meer voor, hetgeen van de<br />
randgebieden niet gezegd kan worden. Het aantal jongere bruidsparen<br />
nam toe. Het was nu tenminste mogelijk zich door werken<br />
voldoende geld te verschaffen om een bruidsschat in de winkels<br />
te kopen. Sarongs werden niet meer per stuk maar in bundels van<br />
tien verkocht. De dorpsvorming nam toe. Voordien had een deel van<br />
de bevolking in of nabij de tuinen geleefd. De in de dorpen<br />
opgerichte scholen werden nu het centrum waaromheen zich steeds<br />
meer woonhuizen groepeerden. Deze Papoea's werden hierdoor ook<br />
voor de welvaartsdiensten gemakkelijker bereikbaar.<br />
De framboesiabestrijding speelde bij deze omwenteling een<br />
belangrijke rol. Voordien was het voor tournerende ambtenaren<br />
moeilijk. Vertrok men met dragers, die al tegen framboesia waren<br />
behandeld, dan liepen die niet verder mee dan tot het nog z.g.<br />
besmette gebied. Op de grens daarvan lieten zij hun draaglasten<br />
achter ?,n keerden naar hun eigen dorpen terug. De tournerende<br />
ambtenaar moest dan maar zien dat hij verderop andere dragers<br />
kreeg.<br />
Een andere factor die na de souvereiniteits-overdracht in<br />
1962 in het kain timoerstelsei een rol ging spelen, was dat<br />
Timorezen die naar Irian Barat migreerden merkten dat hun doeken<br />
zo'n grote aftrek hadden, dat de vrouwen zich extra op het weven<br />
daarvan toelegden. De mannen gingen naar de grote steden, zoals<br />
Manokwari, verkochten daar de doeken, maar voor het naar huis<br />
gaan werd de opbrengst eerst aan van alles en nog wat opgemaakt<br />
en keerden zij zonder geld naar hun vrouwen terug.<br />
Pagina 87
Na u in grote trekken het een en ander over de Onderafdeling<br />
verteld te hebben, wil ik u even meenemen naar de hoofdplaats,<br />
Teminaboean zelf. Onder andere de viering van Koninginnedag. Wij<br />
leefden nu in een betere tijd dan in 1952 in Ransiki toen voor<br />
dit feest practisch geen fondsen beschikbaar waren.<br />
In januari v/erd het tijd voor de <strong>org</strong>anisatoren om hun<br />
gedachten te laten gaan over het programma voor die dag.<br />
Versnaperingen en prijzen moesten uit Sorong besteld worden en<br />
omdat er normaal eens per maand een boot uit Sorong kwam moesten<br />
die tijdig besteld worden.<br />
In de tweede helft van januari kwam het comité bijeen dat<br />
het programma vaststelde, dat later door sub-comité's werd uitgewerkt.<br />
De personen die een punt moesten uitwerken gaven aan het<br />
comité op wat zij aan versnaperingen en prijzen nodig zouden<br />
hebben. Voor zover de middelen dit toelieten werd aan de wensen<br />
voldaan.<br />
Van deze voorberedingen was voor de buitenwereld weinig<br />
zichtbaar. Een week of drie voor de grote dag kwam er wat<br />
activiteit in het plaatsje.<br />
De boot voerde de bestelde goederen aan die verdeeld werden en<br />
verder gedistribueerd. Met prauwen kwamen grote hoeveelheden sago<br />
die moesten dienen om de van ver komende gasten te spijzigen.<br />
De politie was druk in de weer met excercities om op de parade<br />
een goed figuur te slaan. De eerste wedstrijden van de voetbalen<br />
badmintoncompetitie vonden al plaats. Op de grote dag zelf<br />
kwamen de finales.<br />
Er werden onderkomens gebouwd om de honderden feestvierenden<br />
te kunnen herbergen. Een aantal mannnen was bezig lange masten<br />
glad te schuren voor het populaire mastklimmen. Voordat de<br />
klimpartij zou plaats vinden werden de masten eerst nog met vet<br />
ingesmeerd.<br />
Op een open terreintje kwamen lange loodsen te staan voor<br />
de Pasar Malam.<br />
De laatste dagen van april werd het druk in Teminaboean.<br />
Velen waren uit de bergen komen afzakken en om de steiger lagen<br />
tientallen prauwen waarin de kustbewoners waren gearriveerd, die<br />
daar ook in zouden overnachten.<br />
Er was een wedstrijd uitgeschreven voor de dorpen wie de<br />
mooiste erepoort bouwde. Overal in de kotta rezen de erebogen<br />
omhoog. Zij bestonden uit een geraamte van bamboevlechtwerk<br />
overdekt met palmbladeren en veelkleurige bloemen en vruchten.<br />
Vele eindigden van boven in een kroon van oranje bosvruchten die<br />
ware oranjeappeltjes leken.<br />
Het Oranjecomité was enkele malen bijeen geweest om na te<br />
gaan of alle voorbereidingen waren getroffen. Ook hadden zij<br />
verschillende protesten van voetbal-elftallen in behandeling<br />
genomen.<br />
29 April 's middags begon met een roeiwedstrijd. Om de<br />
deelnemende prauwen gelijke kansen te geven was bepaald dat elk<br />
vaartuig met tien roeiers bemand mocht worden. De start was bij<br />
het dorpje Wersar, dat bijna een kilometer stroomafwaarts lag.<br />
Pagina 83
De finish was bij de steiger van Teminaboean. Als de prauwen<br />
voorbij kwamen om zich naar het beginpunt te begeven bleken alle<br />
prauwen tien roeiers te bevatten, maar wanneer zij zich bij de<br />
startplaats opstelden waren er ineens meer dan tien. De extra<br />
versterking had zolang op de bodem van de prauw gelegen. Zij<br />
hadden er echter niet op gerekend dat bij de start nog een<br />
hertelling zou plaats vinden. De controle haalde de overtollige<br />
roeiers uit de prauwen en zij moesten zolang in het vloedbos<br />
wachten tot hun prauw hen weer op kwam halen.<br />
Even later ging het onder het uitroepen van bezwerings<br />
formules in volle vaart over de rivier. Onder luid gejoel ging<br />
de eerste over de eindstreep en uit vreugde over de overwinning<br />
zwommen de mensen uit het winnende dorp de winnaars tegemoet.<br />
Kort hierop volgde een zangwedstrijd voor scholen. Maandenlang<br />
hadden de onderwijzers met hun kinderen hierop gestudeerd.<br />
Sommigen hadden kans gezien op een bestaande melodie andere<br />
woorden te schrijven die op dit feest in Teminaboean van<br />
toepassing waren en waarin hun verknochtheid aan het huis van<br />
Oranje tot uiting kwam.<br />
Hun grote liefde voor het Vorstenhuis en hun aanhankelijkheid<br />
aan Hare Majesteit de Koningin bleek ook uit de grote<br />
voldoening die de prijs in de vorm van een grote rood/wit/blauwe<br />
vlag of een groot statieportret van de Koningin hun schonk.<br />
Dergelijke prijzen vielen bij deze sterk oranjegezinde Papoea's<br />
zeer in de smaak.<br />
Om half negen begon de Pasar Malam. Groepen mensen en ook<br />
wel alleenstaanden die daarom gevraagd hadden kregen een stand<br />
toegewezen waarin gelegenheid werd geboden voor behendigheidsspelen<br />
zoals ballen gooien, vissen naar flessen, ringwerpen en<br />
dergelijke. Het deed denken aan een kermis. Ook waren er eettentjes<br />
waar in plaats van poffertjes hier saté en bahmi te krijgen<br />
waren. De Pasar Malam was een experimenmt. De mensen hier kenden<br />
het kermisidee niet en stonden er in het begin vreemd tegenover.<br />
Maar al gauw hadden zij hun schroom overwonnen en deden vrolijk<br />
mee. Omdat gehoopt was dat veel Papoea's de Pasar Malam zouden<br />
bezoeken en om hun daar dan niet de minder gunstige zijde van de<br />
westerse beschaving te tonen, was geen vergunning gegeven voor<br />
goktentjes.<br />
Tegen een uur of twee in de ochtend verflauwde de belangstelling<br />
en was het terrein kort daarop stil en verlaten.<br />
De volgende dag begon de feestvreugde pas goed. Om hier zo lang<br />
mogelijk van te genieten was de Papoea er al vroeg bij. Het begon<br />
met de reveille. Deze bestond daaruit dat alle scholen die met<br />
hun kinderen naar Teminaboean waren gekomen probeerden elkaar de<br />
loef af te steken om zo vroeg mogelijk voor de woning van het HPB<br />
het Wilhelmus ten beste te geven. In de praktijk was dit meestal<br />
tussen half vijf en vijf uur.Het volkslied werd door fluitorkesten<br />
gespeeld of gezongen. De kinderen kregen als beloning wat<br />
snoepgoed en trokken dan de huizen langs onder het zingen van<br />
"Piet Hein"," In het bronsgroen eikenhout" en andere bekende<br />
wi jsjes.<br />
Pagina 89
Daarna stak een ieder zich in pontificaal om zich op te<br />
maken voor de officiële vlaggenparade die om zeven uur plaats<br />
vond.<br />
Op het terrein voor het HPB kantoor waren tegen die tijd alle<br />
ingezetenen en vele gasten aanwezig. De politie stond keurig<br />
opgesteld naast de kinderen die dit jaar aan de beurt waren om<br />
het Wilhelmus ten gehore te brengen en iets verderop stonden de<br />
aanwezige dorpshoofden die voor deze gelegenheid hun uniform een<br />
extra beurt gegeven hadden. Zij die reeds met een Koninklijke of<br />
Nieuw-Guinea onderscheiding begiftigd waren droegen de kentekenen<br />
op de borst. Ook de kampongbevolking stond stil in een groep<br />
bijeen, allen op hun Paasbest gekleed.<br />
Enkele seconden voor zeven traden twee agenten naar voor en<br />
marcheerden model naar de vlaggemast. De erewacht lette extra op<br />
en de schoolkinderen wachtten op het sein van de onderwijzer. Een<br />
ieder richtte zich naar de vlaggestok en precies om zeven uur<br />
ging de vlag omhoog. Het commando "presenteert geweer" had<br />
geklonken en de schoolkinderen hieven uit volle borst het<br />
Volkslied aan. Wanneer de laatste strofen hadden geklonken<br />
wapperde het rood/wit /blauw fier in de wind.<br />
Het aangetreden politiedetachement marcheerde af om even<br />
later voor een korte parade langs te komen. Keurig in de maat,<br />
één hoofd en één arm kwamen zij voorbij. Hiermee was de openingsplechtigheid<br />
van deze feestdag afgelopen.<br />
De <strong>org</strong>anisatoren van de veldloop maakten zich nu klaar dit<br />
programmapunt af te werken. Enkele tientallen liefhebbers volgden<br />
de route die door de kotta was uitgestippeld. De lopers werden<br />
van alle kanten luid toegejuicht en een extra applaus ging op<br />
voor de winnaars.<br />
Van 10 tot 11 was een officiële ontvangst door het HPB.<br />
Allen kwamen hun opwachting maken en het huis en de vo<strong>org</strong>alerij<br />
bleken spoedig te klein om de velen te bevatten die hun hulde aan<br />
het Koningshuis kwamen betonen. Wanneer om half elf allen<br />
aanwezig waren werd om stilte verzocht.<br />
Twee van de aanwezigen, een onderwijzer en een dorpshoofd<br />
die gedurende lange tijd van hun trouw en verdienste aan het<br />
Vaderland hadden blijk gegeven werden uitgenodigd naar voren te<br />
treden. Met een korte toespraak werden hun de eretekenen en het<br />
brevet verbonden aan de Ster van Verdienste uitgereikt. De<br />
gedecoreerden wisten met hun houdig geen raad, hun ogen werden<br />
vochtig zij wisten niet goed tot v/ie zij zich moesten wenden om<br />
van hun dankbaarheid en geluk blijk te geven.<br />
Onder het genot van een koele dronk bleef men tot elf uur<br />
bijeen waarna het officiële gedeelte van deze dag voorbij was.<br />
Nu kwam het accent meer op het gezelligheidselement te vallen.<br />
Eerst ging een ieder even naar huis om gemakkelijke kleding aan<br />
te trekken. De hinderlijke colberts en de witte uniformen gingen<br />
uit en kort daarop was men op het terrein achter de polikliniek<br />
verzameld waar spelen voor jong en oud waren ge<strong>org</strong>aniseerd.<br />
Spoedig zaten de flinksten al in de meters hoge masten om<br />
te proberen een prijs uit de top te plukken. Verderop stonden<br />
twee jongens met kussens gewapend op een boomstam en probeerden<br />
elkaar met een forse klap er af te slaan.<br />
Pagina 90
Een onderwjzeres was met een aantal kleinere meisjes bezig koek<br />
te happen of blindemannetje te spelen.<br />
Rang- en standsverschil waren er niet meer. Iedereen deed<br />
mee. De kantooroppasser won het met zaklopen van het districtshoofd.<br />
De controleur en de politiecommandant deden om het hardst<br />
mee met een partijtje touwtrekken en lagen even later languit op<br />
de grond.<br />
De prijzen bestonden uit versnaperingen, een potlood,<br />
schrift, een kammetje of een andere kleinigheid. Het was een<br />
drukte van belang, alles liep door elkaar, de <strong>org</strong>anisatoren<br />
hadden het druk. Het liep wel eens anders dan gepland maar geen<br />
wanklank werd gehoord. Allen vierden gezellig feest.<br />
's Middag werd de feestvreugde onderbroken voor de lunch.<br />
Het was de politie gelukt een paar dagen tevoren een stuk of tien<br />
wilde varkens te schieten, die gerookt waren en onder de Papoea<br />
gasten die van elders kwamen verdeeld.<br />
Om half drie werd het programma voortgezet. Nu zouden<br />
scholen en dorpen demonstraties geven of eenvoudige toneelstukken<br />
opvoeren, waarvoor ook een wedstrijd was uitgeschreven waar<br />
prijzen aan verbonden waren. De bergpapoea's voerden een<br />
krijgsdans uit, een school gaf een gymnastiekdemonstratie, een<br />
andere groep voerde bewegingsoefeningen uit die eindigden in een<br />
door de jongens gevormde poort waarbij de jongens op eikaars<br />
ruggen stonden.<br />
Om half vijf vonden de finales van voetbal- en badmintonwedstrijden<br />
plaats. Half acht was het uitreiking van de prijzen.<br />
De diverse jury's hadden het zwaar te verduren gehad maar waren<br />
er toch uit gekomen. ledere keer was er een daverend applaus als<br />
een club werd uitgenodigd een prijs in ontvangst te nemen. Deze<br />
prijsuitreiking werd gevolgd door een fakkeloptocht waarbij alle<br />
deelnemers uitgerust waren met een met petroleum gevulde bamboe.<br />
Onder begeleiding van een fluitorkest werd een rondgang door het<br />
dorp gemaakt.<br />
Voor de Europese en Ambonese gemeenschap was er die avond<br />
nog een Oranjebal. De autochtonen, die daar niet voor voelden<br />
vermaakten zich met eigen dansen, tot de volgende ochtend de zon<br />
opkwam klonk overal hun vrolijk gezang.<br />
Zo vierde Teminmaboean in 1967 Koninginnedag.<br />
Nu bekijken wij een gewone werkdag.<br />
Half zes rinkelt de wekker; dan gauw de badkamer in en daarna<br />
in een luchtig tropentenue nog even op het terrasje van een<br />
geurig kop koffie en het mooie uitzicht op de rivier genieten.<br />
De ontvangst— en zend installatie is weer eens defect en moet<br />
naar Sorong voor reparatie die enkele weken zal duren. Zolang kan<br />
Teminaboean geen berichten naar buiten versturen. Gelukkig loopt<br />
er een afspraak met de politiepost in Sorong dat deze als<br />
Teminaboean niet in de lucht kan komen de voor ons bestemde<br />
telegrammen voor de microfoon zal voorlezen, die wij met een<br />
gewone radio op batterijen kunnen opvangen. Omdat de zendpost<br />
niet kan controleren of de berichten goed zijn do<strong>org</strong>ekomen worden<br />
deze om vijf uur 's middags herhaald.<br />
Pagina 91
Vandaag is er een verzoek van de NNGPM over drie weken weer<br />
een contingent van 40 arbeiders te mogen werven ter vervanging<br />
van 40 expiranten die hun contract van anderhalf jaar hebben<br />
uitdiend. Het tweede bericht betreft een verzoek uit Hollandia<br />
om spoedige afdoening van een brief nummer zoveel van die en die<br />
datum.<br />
Intussen is het ontbijt op tafel gezet en wordt het Engelse<br />
spreekwoord: "Een goed ontbijt is het halve werk" in praktijk<br />
gebracht. Dan even naar de gouvernementsarts om te vragen of hij<br />
over drie weken hier zal zijn. Hij blijkt een tournee gepland te<br />
hebben maar kan die enkele dagen verschuiven om de NNGPM<br />
arbeiders te keuren.<br />
Nu naar kantoor. Vandaag neem ik de weg door de ambtenaren<br />
woonwijk. Het is niet ver, hooguit een paar honderd meter.<br />
Teminaboean is niet groot, het ligt in een straal van nog geen<br />
kilometer om de kustvaart steiger. Iedere keer een andere route<br />
naar kantoor, dan heb ik in een week de hele plaats gezien.<br />
In deze woonwijk die in de hoogte ligt valt het op dat het<br />
struikgewas alweer een eind omhoog is geschoten. Straks een<br />
bespreking met de BA dat er mensen aan het werk gezet moeten<br />
worden om de kotta weer eens een beurt te geven en het struikgewas<br />
te kappen, meteen kan dan het gras langs de wegen gemaaid<br />
worden. Maar eerst moet het bewakingsregister van de begroting<br />
en het kasboek leren of er voldoende geld voor beschikbaar is.<br />
De bestedingsbeperking liet zich ook in Teminaboean gelden. De<br />
plannen om de wegen dit jaar van goede afvoergoten te voorzien<br />
moesten al geschrapt worden. Ook de cementering van de duikers,<br />
die nu van hout zijn en waar de tand des tijds al behoorlijk aan<br />
geknaagd heeft, zal op betere tijden moeten wachten.<br />
Even kijken naar het graven van de funderingsgoten voor een<br />
huis dat in aanbouw is. De werklieden hebben de top van een<br />
heuveltje een meter moeten afgraven. Bij onvoldoende controle<br />
zijn zij geneigd om niet diep genoeg tot de harde ondergrond te<br />
graven. Hier moet voortdurend op gelet worden anders krijg je<br />
later allerlei verzakkingen. Zie je het klopt alweer, in die hoek<br />
moet nog een halve meter dieper gegraven worden. De werkbaas<br />
krijgt aanwijzingen en samen blijven wij nog even napraten over<br />
de voortgang.<br />
Verderop kom ik langs de nieuwe politiekazerne. Daar krijgen<br />
nieuwe recruten excercitielessen. Even kijken. Het gaat na een<br />
paar weken al aardig. De Papoea's leren snel aan. Een tijdje<br />
terug liepen zij nog in de bossen, een schaamdoek om de heupen,<br />
een speer of kapmes in de hand. Nu zie je ze in een groen<br />
uniform, trots een geweer over de-schouder, links rechts, links<br />
rechts. Oh ja, nog even met de detachementscommandant praten over<br />
de politiepost in Inanwatan. Ik ga het kazerneterrein op en loop<br />
het kantoor van de detachementscommandant binnen. Samen overleggen<br />
wij wat er in Inanwatan moet gebeuren. Ik ben gisteren van<br />
een tournee daarheen teruggekomen en weet dat het rapport van de<br />
detachementscommandant, die er drie weken geleden was, geheel<br />
juist is. De postcommandant kan het werk niet aan en het is nodig<br />
hem te vervangen, wat niet eenvoudig is. De Hoofdagent die er nu<br />
zit is vrijgezel en zijn eventuele vervanger is gehuwd en heeft<br />
drie kinderen waar Inanwatan geen huisvesting voor heeft. Pagina 92
Er zit niets anders op dan enkele verschuivingen toe te passen.<br />
Na een half uur staat een veranderde personeelsbezetting op<br />
papier.<br />
Met een: "Komt u om twaalf uur nog even bij mij op kantoor om een<br />
patrouille uit te stippelen naar de Aifat, want daar is weer eens<br />
ruzie tussen een paar dorpen", ga ik verder naar kantoor.<br />
Het administratieve personeel zit al onder de papieren<br />
bedolven. In de vo<strong>org</strong>alerij wacht de Ressort School Beheerder,<br />
die begin van de maand geld komt opnemen voor de voeding van het<br />
internaat van de jongens Vervolgschool. Ik laat de kwitanties<br />
uitschrijven en betaal het geld uit.<br />
De RSB heeft nog een paar opmerkingen over de bouw en het<br />
onderhoud van enkele scholen in het binnenland. Hij heeft brieven<br />
ontvangen van enkele onderwijzers die vroegen hun school van een<br />
nieuw dak te laten voorzien. Hij krijgt de toezegging dat ik de<br />
districtshoofden opdracht zal geven daarvoor te z<strong>org</strong>en.<br />
Dan komt het districtshoofd van Teminaboean binnen die<br />
waarschuwt dat er om tien uur drie zittingen van de Landschapsrechtbank<br />
zijn. Het zijn twee eenvoudige mishandelingszaakjes<br />
en een civiele vordering over een bruidsschatbetaling.<br />
De commies die al een paar keer om de deur heeft gekeken<br />
komt binnen.voor het tekenen van enkele brieven. Vandaag komt er<br />
een patrouillevaartuig uit Sorong en daarmee kan m<strong>org</strong>en de post<br />
weg. Terwijl de brieven do<strong>org</strong>elezen en getekend worden, zoekt de<br />
commies naar de brief dd. zoveel en nummer zoveel waar het<br />
telegram van vanm<strong>org</strong>en over ging. Die blijkt nog niet ontvangen<br />
te zijn. Misschien zit die in de post die vandaag aankomt.<br />
Vóór tien uur kan nog net even de brief aan de districtshoofden<br />
geschreven worden om voor het onderhoud van de schoolgebouwen<br />
te z<strong>org</strong>en.<br />
Nu is het de beurt aan de Landschapsrechtbank. Het districtshoofd<br />
is voorzitter en drie vooraanstaande dorpshoofden de<br />
leden. De AA is griffier en de OAC de adviseur. De eerste zaak<br />
betreft een vrouw die haar man mishandeld heeft. Feitelijk is<br />
het zijn schuld want hij heeft haar al lange tijd gesard. Omdat<br />
het misdrijf niet ernstig is komt de vrouw er met een boete van<br />
f.2.50 vanaf.<br />
Het tweede geval is een vechtpartij tussen twee groepen<br />
bergpapoea's. Geen van de beklaagden of getuigen spreekt maleis<br />
zodat de tussenkomst van een tolk nodig is.Één van de getuigen<br />
kon niet verschijnen omdat hij in het ziekenhuis is opgenomen.<br />
Het duurt even voordat er een duidelijk beeld van de kloppartij<br />
is gekregen. De verdachten bekennen volmondig hun schuld. Er<br />
volgen enkele vrijheidsstraffen en boetes. Een van de veroordeelden<br />
kan zijn boete niet voldoen, maar voelt niets voor een<br />
vervangende hechtenis. Hij vraagt even tijd om bij een vriend<br />
geld te lenen. De civiele vordering over de bruidsschat is<br />
ingewikkelder. De woordvoerders van beide partijen hebben ieder<br />
een bundel stokjes in de hand. Zij tellen op de tafel uit v/at er<br />
betaald en wat er ontvangen is. Deze stokjes moeten de bruidsschat<br />
voorstellen, de dunne rechte zijn de sarongs en de andere<br />
met een geknakte kop stellen de bundels bedrukt katoen voor.<br />
Pagina 93
De tolk heeft moeite het gesprek te volgen, maar na enige<br />
uitleg komt de rechtbank er toch uit. De eis wordt voor een<br />
gedeelte toegewezen. De partijen leggen zich bij de uitspraak<br />
neer en komen meteen met een stapel sarongs aandragen om het<br />
verschuldigde te betalen. De zitting van vandaag is hiermee<br />
gesloten.<br />
De griffier werkt de vonnissen uit en het districtshoofd<br />
treft voorbereidingen om straks de patrouilleboot uit Sorong te<br />
lossen.<br />
De cipier is meteen na de rechtszitting ontboden om enkele<br />
nieuwe gasten in te schrijven. Hij komt ook de maandelijkse<br />
overzichten ter inzage geven. De staten worden nagelopen, er moet<br />
rijst besteld worden en een deel van de kleding is niet zo best<br />
meer en zal afgeschreven en vervangen moeten worden.Een werkindeling<br />
voor de volgende maand wordt opgesteld.<br />
Een voordracht voor strafafslag komt ter tafel en drie<br />
gevangenen zullen ter gelegenheid van Koninginnedag drie maanden<br />
eerder ontslag krijgen.<br />
De detachementscommandant, die al enige tijd zit te wachten<br />
komt nu aan de beurt. Tot het einde van de werktijd om twee uur<br />
worden de politiezaken besproken.<br />
Wat zijn de toekomst perspectieven voor de onderafdeling<br />
Teminaboean:<br />
In 1956 werd circa 32 ton kopal verhandeld. In 1957 was dit<br />
gestegen tot 77 ton.<br />
Uit een verkenning per Beaver waaraan enkele ambtenaren van het<br />
Boswezen, ik zelf en onze boomkenner uit de Maparvlakte deelnamen<br />
bleek de gehele onderafdeling bedekt met uitgestrekte Agatisbossen.<br />
Gebruik maken van het vliegveld in Aiwassi zou de kopal productie<br />
nog aanmerkelijk doen stijgen.<br />
Nabij Ajamaroe zou de dienst van de Landbouw naast cacao ook<br />
proefaanplantingen maken voor nootmuskaat, rubber en koffie.<br />
Reeds eerder werd melding gemaakt van de plannen van het Boswezen<br />
om bij Konda 5.000 hectaren Agatisbomen te planten.<br />
In 1958 werd een daadwerkelijk begin gemaakt met de aanleg van<br />
de weg van Teminaboean naar Ajamaroe, die eind september 1962<br />
klaar was en waarvan ik vanuit Fakfak ( mijn toenmalige standplaats)<br />
nog een stuk heb mogen zien.<br />
Het was duidelijk dat sedert de afschaffing van de kain timoer<br />
een nieuwe geest in dit deel van de Vogelkop was gekomen. Vooral<br />
de jongeren wilden nieuwe wegen inslaan. De medewerking die het<br />
gouvernement van de bevolking kreeg was verblijdend groot.<br />
Een voordeel was dat de problemen in het binnenland<br />
gemakkelijker lagen dan aan de kust. Wij hadden te maken met een<br />
actieve landbouwende bevolking die over het algemeen beter gevoed<br />
v/as en tot grotere inspanning in staat.<br />
Medio januari 1958 kwam mijn opvolger, Frans Cappetti.<br />
Teminaboean was van plan een groots feest aan te richten ter<br />
verwelkoming van de nieuwe controleur en om mij uit te wuiven<br />
Een politiepatrouille ging op varkens jacht. Kesaulija die weinig<br />
vertrouwen in de resultaten koesterde kocht bij voorbaat zes<br />
varkens en een casuaris in.<br />
Pagina 94
Na een paar dagen kwam de jachtpatrouille terug. Zij had het<br />
geluk gehad in een sagomoeras het ene varken na het andere te<br />
kunnen afschieten en kwamen met zesentwintig varkens thuis. De<br />
hele bevolking die voor het afscheidsfeest naar Teminaboean was<br />
gekomen heeft zich dagenlang vol kunnen eten.<br />
Op een avond werd men zo enthousiast dat een groep beurtelings<br />
Cappetti en mij op de schouders nam en de lucht in gooiden.<br />
Ik vond het wel leuk maar Cappetti, die net een paar ribben had<br />
gekneusd, was er minder gelukkig mee.<br />
Op 27 januari 1958 droeg ik het bestuur aan Cappetti over<br />
en vertrok via Manokwari en Biak met verlof naar Nederland.<br />
Voordien had ik duidelijk te kennen gegeven dat ik na terugkomst<br />
van verlof ter beschikking van de Resident Van Bodegom in<br />
Manokwari geplaatst wilde worden. Dan kon ik na bijna zeven jaar<br />
practische en actieve bestuursdienst de medaille eens van de<br />
andere kant bezien en hoopte bij Van Bodegom veel op te kunnen<br />
steken.<br />
Pagina 95
4. Manokwari, Biak en Onderafdeling Hollandia.<br />
In augustus 1958 kwamen wij na het verlof in Nederland in<br />
Manokwari aan, waar ik hoopte drie jaar als controleur ter<br />
beschikking (t.b.) van de Resident van Bodegom te werken.<br />
Maar de personeelsplanning bracht weer een kink in de kabel.<br />
De Winia's stonden op het punt om na drie Nieuw-Guinea jaren<br />
met verlof naar Nederland te vertrekken. Hierdoor kwam de functie<br />
van H.P.B, van Manokwari vacant. De toenmalige controleur t.b.<br />
van de Resident, V. Schotel, zou in december van dat jaar met<br />
verlof gaan. De Resident liet aan Schotel en mij de keus: Schotel<br />
de volle periode als controleur t.b. en ik vier maanden als<br />
H.P.B. Manokwari of andersom. Om Schotel niet te ontrieven, nam<br />
ik -tegen mijn zin- de eerste constructie voor lief. Ik had al<br />
eerder in de Radja Ampat ondervonden dat een tijdelijke waarneming<br />
weinig aantrekkelijk is. In december zou de controleur F.H.<br />
Peters mij opvolgen en kon ik naar het Residentiekantoor<br />
verhuizen.<br />
Ondanks deze tegenvaller hebben wij in Manokwari een<br />
bijzonder leuke tijd gehad en veel practical jokes uitgehaald.<br />
De eerste betrof de Winia's.<br />
Etty en ik konden meteen na aankomst bij hun in de HPB woning<br />
onze intrek nemen. Wij haalden onze koffers leeg en de Winia's<br />
begonnen hun spullen in te pakken. Hun vier kinderen waren zo<br />
nieuwsgierig naar de inhoud van onze bagage dat zij dapper<br />
meehielpen die uit te pakken, totdat hun moeder tot de ondekking<br />
kwam dat de kinderen een van de koffers, die zij net had<br />
ingepakt leeghaalden.<br />
Het vertrek van de Winia's was op een maandag gepland. De<br />
zaterdag daarvoor, toen ik de functie van Fred had overgenomen,<br />
kwam het hoofd van het kadaster, Ruitenbach, naar mij toe met de<br />
vraag of wij Fred niet een kool konden stoven als straf voor alle<br />
pesterijen die hij in Manokwari had uitgehaald. Na enig nadenken<br />
zond ik een kantooroppasser naar het PTT kantoor om een blanco<br />
telegramformulier te halen. Hier typte ik op:" van directeur<br />
binnenlandse zaken aan resident west nieuw-guinea komma verzoeke<br />
familie winia te informeren hun vertrek naar nederland twee weken<br />
uitgesteld". Formeel kwam er nog bij te staan: "controleur t.b.<br />
ter kennisname, met verzoek aan de Resident door te geven".<br />
Op zaterdag was alleen tot 12.00 uur radiotelefonisch<br />
contact tussen Manokwari en Hollandia mogelijk. Wij lieten het<br />
telegram door Schotel paraferen en om vijf over twaalf bij Winia<br />
thuis bez<strong>org</strong>en. Ik kwam een minuut of vijftien later naar de HPB<br />
woning waar Wil met een bedroefd gezicht zat en mij het drama uit<br />
de doeken deed. Het ergste vond zij dat de familie in Nederland<br />
over hun komst was geïnformeerd en dinsdag op Schiphol zou zijn.<br />
Tot overmaat van ramp kon Fred niet meer telefonisch bij<br />
Hollandia protesteren.<br />
Pagina 96
Om de middag niet voor haar te verknoeien vertelde ik dat<br />
het een grapje van Ruitenbach en mij was, waarop zij luidkeels<br />
in de lach schoot en er bij mij op aandrong niets aan Fred te<br />
verklappen.<br />
Tegen half een gingen Fred en ik naar de officiersmess van<br />
de Mariniers, waar hem een afscheidsborrel werd aangeboden.<br />
Onderweg zat Fred te kankeren over dit uitstel van hun<br />
verlof en dat hij er vóór maandag niets tegen kon ondernemen.<br />
Voordat de afscheidsborrel voor hem een tegenvaller zou worden,<br />
bracht ik hem op de hoogte van het grapje , waarop Fred mij<br />
vroeg of ik Wil had ingelicht, wat ik natuurlijk ontkende.<br />
Na de borrel gingen Fred en Wil tegen elkaar te keer over<br />
het uitstel van het verlof, totdat Wil na enige tijd in de gaten<br />
kreeg dat ik hen beiden in de maling genomen had, waarop zij mij<br />
als wraak bont en blauw kneep.<br />
Maar Fred kon het er niet bij laten en belde Schotel op met<br />
de vraag of hij het telegram aan de Resident had do<strong>org</strong>egeven,<br />
want hij was van plan bij de baas zijn beklag te doen. Toen kwam<br />
Vic Schotel voor het blok te zitten.<br />
Manokwari was in 1958 een andere plaats dan toen ik daar in<br />
1951 voor het eerst voet aan wal zette.<br />
Er was een grote houtzagerij gebouwd en een dwarssleephel—<br />
ling aangelegd, de permanente steiger was geschikt voor grote<br />
zeeschepen. In de tweede helft van 1956 was het Residentiekantoor<br />
van Sorong naar Manokwari overgebracht, waarbij de afdelingshoofden<br />
van diverse diensten daar ook hun standplaats vestigden.<br />
De woningbouw en het wegennet hadden een aanzienlijke<br />
verbetering ondergaan, alhoewel er nog een tekort aan woningen<br />
was .<br />
Bij mijn hernieuwde kennismaking met de kolonisten ontmoette<br />
ik M.C. Kokkelink, ridder Militaire Willemsorde, die hij verdiend<br />
had vanwege zijn activiteiten in de guerrillastrijd met de<br />
kapitein Willem Geerooms.<br />
Kokkelink was een schriel mager mannetje van wie ik mij niet<br />
kon voorstellen dat hij in het mij bekende zware terrein van het<br />
Arfakgebergte aan die strijd met alle ontberingen had kunnen<br />
deelnemen en overleven.<br />
Fred Winia liet mij wel met enkele erfenissen zitten. De<br />
grondrechten van de kolonisten, die deze rechten van de Papoea's<br />
hadden moeten afkopen, waren niet geregeld. Dit bracht vele<br />
claims van Papoea's mee. Later is er een controleur "tanah"<br />
aangesteld, die tot taak kreeg deze grondrechten nu eens en voor<br />
altijd goed te regelen.<br />
Het Residentie en het HPB kantoor waren in een riant gebouw<br />
ondergebracht.<br />
Voor de Resident was een mooie maar vooral practische<br />
dienstwoning met kantoor- en logeerruimte gebouwd. Tussen het<br />
huis en kantoor was een overdekte patio, waar recepties werden<br />
gehouden.<br />
Pagina 97
Wij kwamen in de mooi gesitueerde HPB woning, waar je een<br />
prachtig uitzicht had op de baai van Manokwari die begrensd werd<br />
door het majestueuze Arfak gebergte dat door verschil van<br />
lichtinval er iedere dag weer anders uitzag.<br />
Fred had ons in de paar dagen die ons gelaten werden voor<br />
de bestuursoverdracht met nog een probleempje opgescheept. Om<br />
althans één woning vrij te krijgen konden naar zijn mening twee<br />
alleenstaande dames bij elkaar inwonen. Dit bleek echter bij een<br />
van de dames op ernstig verzet te stuiten. De oorzaak kwam ik aan<br />
de weet op een tournee naar Saokorem, waar een van de deelnemers<br />
mij vertelde dat ik 's middags maar eens moest kijken welk<br />
voertuig er bij de ene geparkeerd stond. Dan zou ik de halsstarrige<br />
houding beter begrijpen.<br />
Op een volkomen onverwacht tijdstip -maanden te vroeg- werd<br />
de komst van mijn opvolger Frans Peters met vrouw en dochter<br />
aangekondigd. Omdat ik in de HPB woning zat en het huis voor mij<br />
als controleur t.b. nog in aanbouw v/as, kon ik de familie Peters<br />
geen andere huisvesting bieden dan een huis dat voor lager personeel<br />
bestemd was. Toen Sonja Peters merkte waar zij voorlopig in<br />
terecht kwamen, is zij op een avond verhaal bij mij komen halen.<br />
Ik heb het geweten !!!<br />
Go Sian Kie had goede vruchten geplukt van zijn handelsreizen in<br />
de Geelvinkbaai . Zijn twee zoons waren intussen een zelfstandige<br />
nering begonnen. De tweede zoon kwam mij op een dag vragen of<br />
ik op korte termijn een visum voor Hongkong voor zijn vader kon<br />
verz<strong>org</strong>en. Hij had kanker en verwachtte niet lang meer te leven<br />
te hebben. Zijn laatste wens was om in Hongkong te overlijden.<br />
Normaliter nam zo'n visumaanvraag tenminste drie weken in beslag.<br />
Het lukte mij wonderwel om het visum in vier dagen te krijgen,<br />
waarmee Go naar zijn laatste rustplaats kon afreizen.<br />
In augustus 1961 gingen wij voor een verlof via Hongkong, waar<br />
ik het graf van Go heb opgezocht.<br />
Het HPB kantoor had een goede bezetting aan administratief<br />
personeel, waarbij ik goede herinneringen heb aan mijn secretaresse,<br />
mevrouw Mica, 72 jaar, maar heel goed bij de tijd en<br />
volstrekt betrouwbaar. Haar man is de enige persoon van wie ik<br />
weet dat hij zich zelf heeft overreden. Hij had een driewielige<br />
landbouwtrekker, die door een kleine motor werd aangedreven. Deze<br />
moest als een buitenboordmotor met een koord worden aangetrokken.<br />
Op een dag wilde Mica zijn motor starten, maar was vergeten dat<br />
die nog in de versnelling stond. Het gevolg was dat hij door zijn<br />
eigen vehikel werd overreden.<br />
Een van de weinige zaken waar ik het initiatief toe genomen<br />
heb was de vuilophaaldienst. Deze was uitbesteed aan een<br />
particulier, van wie ik vrij snel de indruk kreeg dat de wijze<br />
waarop hij het deed te wensen overliet. Aan de mij toegewezen<br />
adspirant controleur droeg ik op een onderzoek in te stellen<br />
naar de efficiëntie van de vuilophaaldienst. Hoe moest hij dat<br />
doen? Ik gaf hem de raad een week op de bok van de vuilniswagen<br />
mee te rijden om zich een oordeel over de werkwijze te kunnen<br />
vormen. Ik kon aan alles merken dat hij dit een kwalijke opdracht<br />
vond voor een academische afgestudeerde indoloog. Zelf ging ik<br />
op zoek naar een betere plaats voor het storten van het afval dan<br />
aan de rand van Manokwari.<br />
Pagina 93
Naar gelang dit dorp zich in die omgeving uitbreidde kregen<br />
steeds meer omwonenden last van de vliegenzwermen, die de<br />
stortplaats bewoonden. Ik nam een kijkje aan de noordkust van<br />
de kaap Bakero. Dit leek een geschikte plek om het afval in zee<br />
te dumpen; omdat de kust steil afliep was er geen kans op<br />
terugspoelen aan land.<br />
Toen ik het bestuur overdroeg aan Frans Peters ben ik met<br />
hem in een landrover naar die plek gereden. De toegang bleek in<br />
een in een modderpoel te zijn veranderd, waar wij - ondanks de<br />
vierwielaandrijving - met de landrover vast kwamen te zitten en<br />
noch voor— of achteruit konden. Om de een of andere reden hadden<br />
wij ons die dag keurig aangekleed met een stropdas om de nek.<br />
Binnen korte tijd zaten wij van top tot teen onder de modder. Wij<br />
hebben de veeboer Timmermans gevraagd ons met een tractor er uit<br />
te trekken.<br />
Op het erf van Timmermans moest je goed uitkijken als je<br />
zijn stier, Kees, tegenkwam, die weinig vriendelijk was tegen<br />
vreemden.<br />
Manokwari kreeg eens bezoek van de heer A.H.J. Lovink, toen<br />
Ambassadeur in Australië. De Resident Van Bodegom liet hem alle<br />
paradepaardjes van de stad zien, onder andere ook de veeboerderij<br />
van Timmermans. Mij was gevraagd de auto, die voor gasten<br />
beschikbaar was, te besturen. Tijdens het bezoek stonden Lovink,<br />
Van Bodegom en Timmermans gezellig te praten toen ik Kees zag<br />
aankomen, die met een van zijn voorpoten in de grond begon te<br />
krabben. Een duidelijk teken om je in acht te nemen. Ik liet de<br />
heren gezellig babbelen en begaf mij langzaam in de richting van<br />
de auto, om daar tijdig in te springen als dat nodig mocht zijn.<br />
Etty en ik zijn eens met Van Bodegom meegegaan om in het<br />
bos te zoeken naar boomvarens. Opeens riep Etty mij om hulp,<br />
zonder daarbij te zeggen wat er aan de hand was. Ik rende naar<br />
haar toe. Het bleek dat zij aangevallen was door een zwerm<br />
wespen, die zich toen ook op mij wierpen. Van Bodegom had het<br />
verstandig bekeken en was met zijn armen voor zijn gezicht op de<br />
grond gedoken.<br />
Van Bodegom was een perfectionist, die aan zijn<br />
medewerkers hoge eisen stelde. Hij was een enthousiast orchideeën<br />
verzamelaar, die in de loop der jaren een mooie collectie bij<br />
elkaar had gebracht. Op een verjaardag kreeg hij van het<br />
kantoorpersoneel een fototoestel cadeau. Hij had nooit eerder<br />
gefotografeerd, maar legde zich toen zo serieus daarop toe, dat<br />
hij na enkele maanden prachtige foto's van zijn verzameling kon<br />
maken. Hij bestudeerde de tourneeverslagen van zijn bestuurs- en<br />
politieambtenaren zo nauwkeurig dat hij binnen korte tijd meer<br />
van een Onderafdeling wist dan de controleur die er zat en kende<br />
daardoor zijn Afdeling tot in de finesses.<br />
Op een nacht werd ik, dromend over een aardbeving, plotseling<br />
wakker en merkte tot mijn schrik dat de aarde beefde. Ik<br />
trok Etty, die al een tijd aan mij zat te sjorren om mij te<br />
wekken, uit bed met de woorden: "Er is een aardbeving" en sleurde<br />
haar het huis uit.<br />
Pagina 99
Toen de beving over was vroeg zij of ze zich kon aankleden<br />
want zij was nog steeds in haar nachtkleding. Ik heb mij ook<br />
aangekleed en ben in de auto gestapt om de schade in Manokwari<br />
op te nemen. Behalve dat alle electrische draden als een<br />
warwinkel in elkaar zaten, viel de schade nog al mee. Alleen in<br />
de Chinese winkels waren uiteenlopende flessen met drank uit de<br />
rekken gevallen en hadden een kleurrijke plas gevormd.<br />
Als HPB kwam je voor de meest onverwachte zaken te staan.<br />
Op een dag kwam er een dringend telefoontje uit Hollandia dat een<br />
bepaalde Departementsdirecteur onmiddellijk contact moest<br />
opnemen. Ik wist dat de Directeur in de stad was, maar niet waar<br />
hij zich precies bevond. Mijn navraag werd beantwoord met een<br />
gegiechelende opmerking dat ik maar eens op een bepaald adres<br />
moest kijken, daar zou ik vast en zeker de gasten-auto zien<br />
staan. Dit bleek zo te zijn, maar het was wel verdacht dat hij<br />
om die tijd een alleenstaande dame bezocht.<br />
Er kwam een verzoek van het plaatselijk hoofd van de Waterstaatsdienst<br />
na te gaan of er maatregelen konden worden getroffen<br />
tegen de aanplant van cherrie (Japanse kers) bomen. Omdat deze<br />
snel groeien waren zij populair als schaduwbomen. Het nadeel was<br />
dat het wortelstelsel zich ook snel uitbreidde en tot onder de<br />
fundering van de huizen do<strong>org</strong>roeide, zo schade aan de huizen<br />
veroorzakend.<br />
De oplossing werd gevonden in het toepassen van de Ordekeu-<br />
Molukken, die nooit was ingetrokken en daarom nog van kracht was.<br />
Hierin werd het HPB gemachtigd opdracht te geven bomen die<br />
schade aanrichten te laten kappen en te verbieden deze bomen<br />
binnen een bepaalde afstand van de woning te planten. Deze<br />
maatregel werd mij niet in dank afgenomen.<br />
Zo verliepen de maanden tot het bestuur over de Onderafdeling<br />
Manokwari aan de controleur F.H. Peters werd overgedragen.<br />
Op een van de hoogste punten van de kota Manokwari was<br />
intussen een woning voor ons gebouwd, waarheen wij verhuisden<br />
zodat de Petersen de HPB woning konden betrekken.<br />
Ons huis lag op een prachtig punt aan de voorzijde had je<br />
uitzicht op de baai en het Arfakgebergte; aan de achterkant kon<br />
je kijken tot aan Pasir Poetih. Als het op een zondag in<br />
Manokwari regende keken wij hoe het in Pasir Poetih was. Bleek<br />
het daar droog te zijn dan pakten wij onze zwempakken en reden<br />
naar het mooie strand.<br />
Het was de gewoonte dat Oud- en Nieuw in de HPB woning werd<br />
gevierd met het B.B. personeel en de officieren van de Mariniers.<br />
Deze keer was het de beurt van de Petersen om gastheer te zijn.<br />
Elk jaar werd de jaarovergang onder een bepaald motto gevierd.<br />
Dat was deze keer dat de woning een onbewoond eiland voorstelde;<br />
in de nabijheid was een schip vergaan. Degenen die de ramp<br />
overleefd hadden waren op het eiland aangespoeld in de kleding<br />
die zij op het moment van de ramp aan hadden. De een kwam in een<br />
kamerjas, een ander in pyama en derde had zich net in de badkamer<br />
bevonden en kwam slechts gekleed in een handdoek om zijn lendenen<br />
en onder het bloed (tomatenketchup) van de verwondingen.<br />
Pagina WO
Om de haverklap dreigde hij de dames de handdoek te laten<br />
zakken. Toen dit begon te vervelen liet ik uit de politiekazerne<br />
een stel handboeien halen waar de snoodaard in vastgezet werd,<br />
daarna kreeg hij een teil afwaswater over zich heen gegoten. Hij<br />
koelde daar wel van af.<br />
Wij z<strong>org</strong>den ervoor dat er op zo'n avond voldoende hertevlees<br />
uit Ransiki was aangevoerd om te kunnen barbecuen.<br />
Eens in het jaar was er in de Sociëteit "Juliana" een bal<br />
costumé. Daar zijn wij een keer heen gegaan als zeemeermannen en—<br />
vrouwen, wat de nodige hilariteit gaf. Een andere keer hadden wij<br />
gevangeniskleding geleend en kwamen als gevangenen bij de soos<br />
aan. De politieagenten, die daar het parkeren regelden snapten<br />
er niets van dat ineens een stoet auto's kwam aanrijden, waaruit<br />
gevangenen stapten.<br />
Op een avond had het hoofd van de Residentie Waterstaatsdienst<br />
een feestje bij hem thuis ge<strong>org</strong>aniseerd. Frans Peters had<br />
laten weten dat hij pas om 24.00 uur zou komen omdat hij nog wat<br />
spoedwerk moest afmaken. Tegen middernacht stapte ik met enkele<br />
dames in een auto om Peters op te halen, die zich juist aankleedde.<br />
Ik liep door het huis en bedacht welke grap ik kon uithalen.<br />
Toen mijn oog op de telefoon viel belde ik onze gastheer op en<br />
beet hem toe: "Met de Resident. Is er bij u een feest gaande en<br />
wanneer is dat afgelopen. Ik kan van het kabaal geen oog<br />
dichtdoen.". De gastheer keek de gasten langs om te zien of er<br />
iemand ontbrak. Hij wendde zich tot Etty en vroeg of er iemand<br />
weg was. Etty, die haar man kende vroeg: " Ben je opgebeld door<br />
de Resident en vroeg hij of er bij jou zo'n kabaal werd gemaakt?",<br />
waarmee ik meteen door de mand was gevallen.<br />
Maar buiten deze grappen moest er bij Van Bodegom hard<br />
aangepakt worden. Ik kreeg de beoordeling te doen van vonnissen<br />
van de Landschapsrechtbanken in de Afdeling, met een straf van<br />
meer dan drie maanden, die ter goedkeuring aan de Resident<br />
moesten worden vo<strong>org</strong>elegd, het opmaken van de maandelijkse<br />
Afdelingsverslagen, voorbereiden van de Afdelingsbegroting,<br />
waarin die van de Onderafdelingen waren opgenomen. Voor dit<br />
laatste moest ter plaatse overleg gepleegd worden met de Controleurs<br />
van Sorong, Radja Ampat en Ransiki; daarbij zag ik twee van<br />
mijn vorige standplaatsen terug.<br />
Het was een leerzame tijd maar kostte wel menige zweetdrup<br />
pel.<br />
Op een dag was de Directeur van Binnenlandse zaken op bezoek<br />
in Manokwari. Hij onderbrak een gesprek met Van Bodegom om naar<br />
het toilet te gaan en vroeg mij waar dat was. Op weg erheen hield<br />
hij mij staande en vertelde dat ik volgens de ranglijst voor een<br />
promotie in aanmerking kwam, maar dat het Departement een<br />
collega, die op extra financiële lasten zat, had laten vo<strong>org</strong>aan<br />
maar dat ik de eerstvolgende keer aan de beurt zou zijn.<br />
In april 1959 kwam er onverwacht een telegram bij de<br />
Resident, waarin aangekondigd werd dat ik op korte termijn naar<br />
Biak werd overgeplaatst. Van Bodegom zat hier niet lekker mee<br />
en vroeg aan Hollandia om in voorkomende gevallen van overplaatsing<br />
van zijn personeel eerst met hem vooroverleg te plegen.<br />
Pagina 101
Maar ja, de beslissing was gevallen en zo vertrokken wij op<br />
28 april naar Biak, waar nog geen huisvesting voor ons was. De<br />
eerste twee maanden werden wij ondergebracht in het uiterst<br />
sobere Gouvernementshotel, tot de woning van het HPB, W.van Eek,<br />
vrijkwam.<br />
Waarom ik zo nodig naar Biak moest om daar Controleur ter<br />
beschikking van de (plv) Resident te worden is mij nooit<br />
duidelijk geworden. De enige belangrijke daad die ik heb moeten<br />
stellen was het aankondigen van de komst van de plv. Resident op<br />
de receptie, die gegeven werd ter gelegenheid van Koninginnedag<br />
op 30 april. Verder was het mijn taak om het maandelijks Afdelingsverslag<br />
samen te stellen. De Onderafdelingschefs dienden<br />
iedere maand hun verslag in. Met schaar en lijmpot voegde ik die<br />
samen tot het Afdelingsverslag. Dat was al het bestuurswerk dat<br />
ik op Biak heb gedaan. Ik kwam dagelijks om half negen op<br />
kantoor, vroeg de secretaresse of er iets bijzonders was en<br />
verdween dan naar de sociëteit waar ik de dag doorbracht met het<br />
herstellen van het hang- en sluitwerk van de deuren en ramen, die<br />
vanwege de ligging vlak aan zee, verroest en moeilijk gangbaar<br />
waren. Tegen half twee ging ik weer naar kantoor en na geconstateerd<br />
te hebben dat er niets bijzonders was, verder naar huis.<br />
Behalve dit geestdodende was Biak echt wel leuk met feestjes in<br />
de soos en in het KLM hotel.<br />
In de tweede helft van augustus kwam de Directeur BZ langs<br />
Biak op weg naar Fakfak. Hij logeerde bij de plv. Resident en<br />
nodigde de BB ambtenaren van Biak uit voor een gezellige avond.<br />
Een paar dagen later kwam de DBZ langs op terugweg naar Hollandia<br />
Maar die avond geen uitnodigingen. De volgende dag kwam de plv.<br />
Resident, na DBZ op het vliegveld afgeduwd te hebben, bij mij met<br />
de vraag namens DBZ of ik HPB Hollandia wilde worden. Alhoewel<br />
ik wist dat velen daar een eer in stelden, was het mij bekend dat<br />
je daar als HPB niets meer was dan een voetveeg, waar men alleen<br />
met moeilijk oplosbare zaken kwam.<br />
Er rezen twee vragen bij mij, waarop ik nimmer antwoord heb<br />
gekregen: Waaarom moest ik in april zo nodig naar Biak en kon<br />
daar nu gemist worden en waarom heeft DBZ mij niet zelf de<br />
aanzegging gedaan van de overplaatsing naar Hollandia ?<br />
Ik gaf dan ook te kennen dat ik daar niets voor voelde. Na<br />
telefonisch contact met Hollandia kreeg ik te horen: "Dan toch<br />
maar."<br />
Etty, die net de laatste gordijnen had opgehangen was ook<br />
des duivels.<br />
Ik weet van mijzelf, dat ik een moeilijk karakter heb en dat<br />
ik rechtlijnig denk; het is voor mij zwart of wit en dat ik<br />
meestal mijn mond niet kan houden. Ik ben vlug geneigd te zeggen<br />
waar het naar mijn mening op staat. Zo heb ik het in Biak niet<br />
onder stoelen of banken gestoken dat daar geen bestuurswerk werd<br />
gedaan, althans niet zoals ik het in de Vogelkop gewend was. In<br />
Biak werd veel tijd gestoken in representatie tegenover de KLM,<br />
de Marine en de Mariniers en gasten die uit het buitenland<br />
kwamen. Het spreekt vanzelf dat ook dit mij niet in dank in<br />
afgenomen.<br />
Pagina 102
Zo gingen wij na vier waardeloze maanden op Biak op weg naar<br />
Hollandia, waar wij op het vliegveld werden afgehaald door de<br />
Administrateur Torn van den Broek, die mij influisterde dat Bob<br />
Stephan, toenmalig Controleur 1 en HPB van Hollandia per<br />
1 augustus was bevorderd tot Administrateur en dat hij de<br />
Resident Eibrink Jansen tijdens zijn verlof in Nederland zou<br />
waarnemen. Nu werd ik goed kwaad. De mij in Manokwari stellig<br />
toegezegde promotie was uitgebleven, bovendien had Stephan op de<br />
ranglijst een veel lagere plaats.<br />
Ik heb de volgende dag duidelijk aan de Resident laten weten<br />
dat ik met deze gang van zaken geen genoegen nam.<br />
Later bleek er een spelletje gespeeld te zijn. Eerst was aan<br />
Van den Broek gevraagd de functie waar te nemen. Dat wilde hij<br />
wel maar dan zou Eibrink Jansen, na terugkomst, geconfronteerd<br />
worden met vele veranderingen.<br />
Toen is de keuze op Stephan gevallen en mij viel de eer te<br />
beurt hem op te volgen.<br />
Toen ik in de daarop volgende dagen mijn opwachting bij DBZ<br />
deed, werd mij - voordat ik plaats had genomen - meegedeeld dat<br />
ik per 1 december tot Administrateur zou worden bevorderd. Daar<br />
kon ik het mee doen.<br />
1 September 1960 nam ik het bestuur over de Onderafdeling<br />
Hollandia over. De bezetting van bestuurs- en kantoorpersoneel<br />
was goed en ik verwachtte er behoorlijk mee te kunnen werken.<br />
De Onderafdeling was verdeeld in Hollandia-stad, Hollandiabinnen,<br />
dat tot voor enkele jaren de hoofdstad was geweest, en<br />
Sentani, gelegen aan het gelijknamige meer en waar zich het<br />
vliegveld bevond, verder ongeveer 70 Papoea-dorpen.<br />
Er was een permanent bezette brandweer, die - op enkele<br />
kleine binnenbrandjes na - nooit hoefde uit te rukken. Voor het<br />
stadsonderhoud in Hollandia-haven, Hollandia-binnen en Sentani<br />
had ik een hoofdopzichter en opzichter, die volkomen voor hun<br />
taak berekend waren.<br />
In de begroting van de Onderafdeling was voor het stadson—<br />
derhoud ook het onderhoud van de tuin van het huis van de<br />
Gouverneur begrepen. Echter nergens stond vast welk deel dit was,<br />
wat nog al eens tot misverstanden aanleiding gaf.<br />
Het kerkhof - dat erg verwaarloosd was - lag in Hollandiabinnen.<br />
De opzichter voor stadsonderhoud heeft in korte tijd de<br />
achterstand weggewerkt, wat aanleiding was mij te vragen om hem<br />
af te staan voor het onderhoud van de Gouverneurstuin. Ik heb dit<br />
afgehouden, wat weer geen goede beurt was.<br />
Het politiedetachement was behoorlijk op sterkte en had<br />
vaste posten in Hollandia-binnen en Sentani. Er was een grote<br />
gevangenis, waar ook Papoea's van buiten Hollandia straffen van<br />
meer dan een jaar moesten uitzitten. Als Controleur in de<br />
Vogelkop heb ik steeds geweigerd deze gestraften naar Hollandia<br />
te sturen, omdat het mij bekend was dat daar veel echte criminelen<br />
zaten en de Papoea's van buiten er slechter uitkwamen dan zij<br />
erin gingen.<br />
Pagina 103
De Adviesraad voor Hollandia kwam eens per maand in<br />
vergadering bijeen, maar als gevolg van het vele onderlinge<br />
gekissebis kwam er niet veel uit.<br />
Vo<strong>org</strong>angers van mij hadden reeds geconstateerd dat er<br />
practisch geen contact was tussen de overheidsdiensten met hun<br />
directeuren en het HPB. Opstelling van ontwikkelingsplannen ging<br />
buiten het bestuur om, verslagen werden slechts incidenteel<br />
ontvangen. Eerst wanneer er problemen met de bevolking waren<br />
gerezen over grondkwesties en schadeclaims waar men zelf niet<br />
uit kon komen werd de Controleur ingeschakeld om uit de moeilijkheden<br />
te komen. Verder kwam het er niet op neer wat je kon, maar<br />
wie je kende.<br />
Normaal had hij het in Hollandia druk genoeg, waar in mijn<br />
geval nog bijkwamen de verkiezingen voor de Nieuw-Guinea Raad en<br />
de opdracht tot het schrijven van een Memorie van Overgave, omdat<br />
diverse vo<strong>org</strong>angers daar niet toe waren gekomen.<br />
Voor de verkiezingen van de Nieuw-Guinea Raad was de<br />
Onderafdeling in twee kiesdistricten gesplitst. In Hollandiabinnen<br />
en Hollandia-haven werden de kiezers ontwikkeld genoeg<br />
geacht om daar de verkiezingen rechtstreeks te houden. In de<br />
Ommelanden zouden deze getrapt zijn.<br />
Bij mijn aantreden in september bleek er nog niets aan de<br />
voorlichting in de Ommmelanden gedaan te zijn. Daarom moest ik<br />
weken achtereen 's avonds de dorpen langs voor een voorlichting<br />
over het doel van deze Raad en over de wijze waarop de leden,<br />
getrapt, gekozen zouden worden. Juist toen ik dit karwei achter<br />
de rug had kwam de Staatssecretaris van Overzeese Gebieden op de<br />
gedachte dat het, politiek gezien, op de buitenwereld een<br />
gunstige indruk zou maken als ook in de Ommelanden de verkiezingen<br />
rechtstreeks zouden zijn.<br />
Ik kon weer van voor af aan beginnen. Daar tussen door kreeg<br />
ik een noodkreet van Max Lapré, Controleur van de Onderafdeling<br />
Genjem, dat hij nog geen instructies ontvangen had over de<br />
verkiezingen, die voor de deur stonden. Ter voorkoming van<br />
tijdverlies heb ik hem toen maar de nodige aanwijzingen gegeven.<br />
Voor de verkiezingen in de hoofdplaats Hollandia had ik<br />
minder kopz<strong>org</strong>en, behalve dat op een dag de hoofdopzichter van<br />
het stadsonderhoud mij kwam vragen om een verkiezings- spandoek,<br />
dat tussen twee lantaarnpalen was bevestigd, te laten verplaatsen,<br />
omdat vanwege het heen en weer wapperen van het doek de<br />
palen los trilden. Ik verzocht de voorzitter van de betreffende<br />
politieke partij het doek te verplaatsen, in plaats dat te laten<br />
doen vroeg hij raad aan een bevriend Departementshoofd, die hem<br />
voorhield dat de bewering van Dubois elke grond miste. Dit werd<br />
mij via de plv. Resident do<strong>org</strong>egeven. De volgende dag stond in<br />
het plaatselijke periodiek een ingezonden stuk van de voorzitter<br />
van de Protestant Christelijke Partij, dat het Katholieke HPB de<br />
tegenpartij dwars zat.<br />
Pagina 104
Ik op hoge poten naar mijn baas en hem verzocht de betrokken<br />
voorzitter te vragen om een schriftelijke rectificatie. Die wees<br />
dit van de hand, waarop ik de plv. Resident ervan in kennis<br />
stelde dat ik betrokkene tot de volgende ochtend 08.00 uur de<br />
tijd gaf, anders zou ik aangifte bij de politie doen wegens<br />
belediging. Mijn baas op zijn beurt naar DBZ, die zei: " Dat kan<br />
Dubois niet maken." Ik gaf hierop te kennen dat men de volgende<br />
dag wel zou zien wat ik wel en niet kon maken. De volgende<br />
ochtend is mijn opponent de gehele ochtend door de politie<br />
do<strong>org</strong>ezaagd.<br />
Ik stoorde mij er overigens weinig aan, omdat ik wist dat<br />
vóór mijn komst in Hollandia mijn roem reeds was vooruit gegaan.<br />
Daar was snel bekend geworden welke maatregelen ik in Manokwari<br />
tegen de aanplant van cherriebomen had genomen en men vroeg zich<br />
af of ik dat ook in Hollandia van plan was.<br />
Omdat meerdere buitenlanders waren uitgenodigd om bij de<br />
opening van de Nieuw-Guinea Raad aanwezig te zijn kreeg ik<br />
opdracht een Manifestatie te <strong>org</strong>aniseren van opmerkelijke zaken<br />
die Nieuw-Guinea te bieden had. Ik herinner mij hiervan nog een<br />
demonstratie van Biakkers die op blote voeten over een bed van<br />
gloeiend hete stenen liepen. De uitgespreide stenen werden met<br />
een laag brandend hout bedekt. Nadat dit opgebrand was werden<br />
emmers water over de stenen uitgegooid. De stoom die van de<br />
stenen afkwam demonstreerde duidelijk dat de stenen gloeiend<br />
heet waren. Intussen hadden enkele Biakkers zich in een trance<br />
gebracht en liepen enkele malen over de stenen heen en weer<br />
zonder zich eraan te branden.<br />
Er was een demonstratie van het maken van stenen bijlen.<br />
Slechts enkele inwoners van het aan de noord kust gelegen<br />
Depaperé {Schetskaart, west van Hollandia zuid van K. Tanamehra}<br />
waren deze kunst machtig. Alleen zij wisten de vindplaaten van<br />
de groene steen in het Cycloopgebergte waaruit de bijlen gekloofd<br />
werden. De werkwijze deed denken aan het kloven van diamanten.<br />
Aan Etty was gevraagd de Manifestatie officieel te openen<br />
met het ontsteken van vuurwerk, wat zij met grote tegenzin gedaan<br />
heeft omdat zij bang is voor vuurwerk. Na de bos knallers<br />
ontstoken te hebben rende zij snel weg tot hilariteit van de<br />
toeschouwers. Het aantal buitenlanders dat de feestelijkheden<br />
bijwoonde viel bitter tegen. Waarschijnlijk om Indonesië niet<br />
voor het hoofd te stoten waren vele uitnodigingen van de hand<br />
gewezen.<br />
Op 5 april 1961 is de Nieuw-Guinea Raad plechtig geïnstalleerd<br />
.<br />
Kort daarna kon ik met een zucht van verlichting het bestuur<br />
over de Onderafdeling Hollandia overdragen aan F.H. Peters. Ik<br />
wees hem erop dat, gezien mijn rang van Administrateur, hij<br />
meteen ook die rang moest claimen.<br />
Een prettige onderbreking van mijn bestuursperiode in<br />
Hollandia was het bezoek van een Parlementaire Missie uit<br />
Nederland, die onder leiding van de Voorzitter van de Tweede<br />
Kamer, mr. F.J.F.M, van Thiel, van 3 tot en met 12 december 1960<br />
een bezoek aan Nieuw-Guinea bracht.<br />
Pagina 105
Op 6 december bezocht de Missie Hollandia waar een strak<br />
programma voor was opgesteld.<br />
Zo zou er 's avonds een mogelijkheid zijn voor een gesprek<br />
met "tegenspelers" uit Hollandia. De heer Van Thiel, die weinig<br />
voelde voor een dergelijk gearrangeerde ontmoeting vroeg mij om<br />
hem in contact te brengen met de gewone bevolking.<br />
Wij hebben stilletjes het gezelschap verlaten en hebben op<br />
ons eigen houtje wat bezoeken gebracht. Deze ontmoetingen heeft<br />
de heer Van Thiel op hoge prijs gesteld.<br />
Alvorens een definitief afscheid van Hollandia te nemen wil<br />
ik hier nog even vermelden dat ik voor het schrijven van mijn<br />
belevenissen mijn geheugen heb opgehaald aan de hand van een<br />
Vademecum voor Nederlands-Nieuw Guinea van 1956. Daar staat een<br />
opsomming in van de ambtenaren die dat jaar in Hollandia werkten.<br />
Ik heb geteld dat daar ruim 200 namen in worden genoemd van<br />
middelbare tot en met hoofdambtenaren. Het is mij nooit duidelijk<br />
geworden wat die allemaal voor werkzaamheden hadden. In de tijd<br />
dat ik in de Vogelkop diende heb ik mij wel eens laten ontvallen<br />
dat men in Hollandia niet wist waar Nieuw-Guinea lag. Op de<br />
buitenposten ondervond je slechts met mate medewerking vanuit de<br />
hoofdplaats.<br />
In de loop van de tijd was Eibrink Jansen, terugkerend van<br />
zijn verlof, overgeplaatst naar de Afdeling Zuid-Nieuw-Guinea en<br />
Fred Winia, die Resident was van Fakfak, kreeg definitief die<br />
functie in Hollandia.<br />
In augustus vlogen wij voor een verlof naar Nederland.<br />
Omdat ik intussen hoofdambtenaar was geworden mochten wij first<br />
class reizen. Toevallig kregen wij de twee VIP stoelen met alle<br />
ruimte om ons heen en waar je lekker languit kon liggen slapen.<br />
Een wel comfortabelere manier van reizen dan we in Nieuw-Guinea<br />
gewend waren.<br />
Tijdens ons verlof lazen wij in de kranten over de agressieve<br />
houding van Indonesië, onder andere over het incident van het<br />
afschieten van de Indonesische motortorpedoboot "Matjan Toetoel"<br />
op de avond van 15 januari 1962 door Hr.Ms. Evertsen en<br />
Kortenaer in de buurt van de Etnabaai.<br />
Dit Indonesisch oorlogsschip moest met twee anderen circa<br />
150 man gewapende troepen bij Kaimana aan land zetten.<br />
Etty begon hiervan zo te huiveren, dat zij mij in overweging<br />
gaf om niet meer naar Nieuw-Guinea terug te gaan en meteen een<br />
baan in Nederland te zoeken. Ik wilde dit laten afhangen van mijn<br />
toekomstige plaatsing. Als die de moeite waard zou zijn, wilde<br />
ik toch wel terug. Ook al uit overweging dat bij een vrijwillig<br />
eenzijdig ontslag een aanmerkelijke achteruitgang in mijn<br />
pensioen zou optreden.<br />
Ik schreef een officiële brief aan de Directeur BZ met het<br />
verzoek mij te willen informeren, waar ik na terugkomst van<br />
verlof geplaatst zou worden.<br />
Pagina 106
Tot mijn verbazing kreeg ik geen officieel antwoord, maar<br />
een particuliere brief van een van de ambtenaren op het Departement<br />
dat mijn volgende standplaats Fakfak zou zijn, waar ik de<br />
Hoofdadministrateur, J.W. van Eek, als waarnemend Resident zou<br />
opvolgen; daar werd ik voor de derde maal gepasseerd. Ik gunde<br />
het Van Eek wel, maar vond het wel bar en boos dat hij ineens van<br />
Controleur 1 tot Hoofdadministrateur was benoemd, terwijl ik met<br />
een waarneming genoegen moest nemen.<br />
In Nederland hoorde ik van Fred Winia, dat die eens bij de<br />
Directeur van BZ een goed woordje voor mij heeft gedaan: hij<br />
kreeg te horen dat hij zich niet voor het karretje van Dubois<br />
moest laten spannen.<br />
Na het verlof vertrokken wij in februari naar Nieuw Guinea.<br />
Ik had gedaan gekregen dat wij voor deze reis weer dezelfde<br />
comfortabele plaatsen konden krijgen.<br />
*******<br />
Pagina 107
5. Afdeling Fakfak.<br />
Eind februari kwamen wij na een comfortabele vlucht<br />
in Biak aan en gingen de volgende dag per Dakota naar Manokwari .<br />
Wij waren de laatste passagiers die instapten, de grondsteward<br />
zei dat achter twee plaatsen vrij waren maar verzocht - vanwege<br />
de zware belasting- tijdens de start voor plaats te nemen, anders<br />
was er kans dat het vliegtuig niet loskwam. Daar was maar één<br />
plaats vrij die ik aan Etty liet en ging zelf op de grond zitten<br />
met mijn rug tegen de deur van de cockpit, waarbij het mij<br />
ontviel: "Ik voel mij weer echt thuis in Nieuw-Guinea."<br />
Vanuit Manokwari was er een vlotte verbinding met een Twin<br />
Pioneer naar Inanwatan. Op het vliegveld in Manokwari vroegen<br />
enkele jongelui, die voor het eerst in Nieuw-Guinea waren,<br />
boekingen op de officiële lijndienst. De Kroonduif agent,<br />
Ledderhof, zei dat de geregelde lijndienst in Biak ophield en dat<br />
verder wel gezien werd hoe men op de plaats van bestemming kwam.<br />
In Inanwatan zouden wij overstappen in een Beaver die daar in de<br />
baai kon landen. Toen de piloot het aantal over te brengen<br />
passagiers en bagage zag rekende hij uit tenminste drie vluchten<br />
nodig te hebben. Hij kon -gezien het late uur- die middag niet<br />
meer dan twee maken. Aan ons werd gevraagd in Inanwatan te<br />
overnachten, wij zouden de volgende dag overgevlogen worden; dit<br />
kwam goed uit, omdat ik een aanval van jicht kreeg. Wel kon nog<br />
een korte wandeling gemaakt worden voor een kennismaking met het<br />
onlangs in Inanwatan aangelegde vliegveld.<br />
De opmerking van Ledderhof over de al dan niet geregelde<br />
lijndienst was juist, immers in de praktijk ging het zo dat een<br />
piloot in de lucht contact zocht met een collega die in de buurt<br />
was en afspraken elkaar in Inanwatan of Teminaboean te ontmoeten<br />
voor het uitwisselen van passagiers. De volgende dag bracht de<br />
Beaver ons naar Fakfak { kaart 1 , bijna op de punt van het<br />
Schiereil. Bomberai en kaart 1H }, waar wij werden opgewacht<br />
door Wim en Anneke van Eek, die een maand later met verlof naar<br />
Nederland zouden gaan.<br />
Wij konden in afwachting daarvan in het logeerpaviljoen van<br />
de Residentswoning terecht. Deze riante woning had een zitkamer<br />
van 5 bij 10 meter, een eetkamer van 5 bij 5, drie slaapkamers<br />
van 5 bij 5 en een open vo<strong>org</strong>allerij van 10 bij 7 meter. De<br />
bijgebouwen bestonden uit 5 bergingen van 3 bij 3; naast het huis<br />
was het logeerpaviljoen met een ruime voorkamer en slaapkamer,<br />
toilet en badkamer. Het huis met de grote tuin had een prachtig<br />
uitzicht op Fakfak en het daarvoor liggende langgerekte eiland<br />
met de toepasselijke naam Poelau Pandjang.<br />
De kantoren van de Resident en het HPB lagen een verdieping<br />
lager. Het politie detachement behoorde tot de Mobiele Politie<br />
onder leiding van de Commissaris Jack Wijnveldt en de hem ter<br />
beschikking gestelde Commissaris Peters.<br />
De deugdelijke gevangenis, dateerde van voor de Tweede<br />
Wereldoorlog.<br />
Er lag een compagnie van het Koninklijke Leger onder<br />
commando van de majoor Frans van Ginkel.<br />
Pagina 108
Het Boswezen was vertegenwoordigd door een bosarchitect en<br />
Landbouw had er een landbouwkundig ingenieur die zich intensief<br />
bezig hield met de cultuur van palla-banda, die in tegenstelling<br />
tot de wilde nootmuskaat een ronde pit heeft en van betere<br />
kwaliteit is. De landbouwkundige had de bijnaam van Piere Palla.<br />
Hij is in Wageningen gepromoveerd op een proefschrift over de<br />
nootmuskaat.<br />
Kort voor mijn vertrek in oktober heb ik voor eigen gebruik<br />
een blik van 18 liter gevuld met nootmuskaat en zo'n zelfde blik<br />
met foelie naar Nederland gezonden. Vóór de blikken gesloten<br />
werden zijn eerst de palla en foelie behandeld tegen insecten en<br />
schimmel. Nu in 1992 gebruiken wij nog altijd de dertig jaar oude<br />
specerijen, die al die tijd goed zijn gebleven.<br />
De Afdeling Fakfak bestond uit de drie Onderafdelingen<br />
Fakfak, Kaimana {kaart 1G, ongeveer in het midden, oost van de<br />
Bitsjoerabaai } en Kokonao { kaart 4 aan de linkerkant } . De<br />
Resident had een jurist, een secretaresse en voldoende administrarief<br />
personeel ter beschikking. De Onderafdeling Fakfak stond<br />
onder het bestuur van de ervaren Controleur Mahler, met in Kokas<br />
{kaart 1. noord van Schiereiland, onder MACCLUER-GOLF ) een AA.<br />
Mahler ging kort daarna met verlof en werd opgevolgd door de<br />
Controleur J. du Buy. In Kaimana zat een jonge Controleur,<br />
terwijl Kokonao bestuurd werd door een AA.<br />
De plaats Fakfak had een ziekenhuis met een arts en enkele<br />
verpleegsters die hulp kregen van de KL arts.<br />
Zowel Zending als Missie waren in Fakfak goed vertegenwoordigd,<br />
met onder andere Vervolgscholen. De Missie had er een<br />
nonnen-klooster met een internaat voor meisjes.<br />
De Afdelingshoofdplaats had een dagelijkse radio- en<br />
telegrafie verbinding met Hollandia en een politieradio onderhield<br />
de verbindingen met Kaimana en Kokonao.<br />
Elke maandagavond kregen wij een uitnodiging van Van Ginkel<br />
voor een bioscoop voorstelling in de kazerne. Voor een van die<br />
avonden hadden Van Eek en ik ons door onze vrouwen laten verontschuldigen<br />
omdat wij aan het "scrabbelen" waren, wat bestond uit<br />
het ontcijferen van een van de Gouverneur ontvangen code<br />
telegram, dat verband hield met de steeds agressievere houding<br />
van Indonesië.<br />
In Fakfak en directe omgeving woonden circa 700 Indonesiërs<br />
in hoofdzaak afkomstig uit Oost Indonesië, daarvan hadden 300<br />
zich verenigd in de politieke partij, GRIB, die het Nederlandse<br />
gezag liever vandaag dan m<strong>org</strong>en zag vertrekken. Indonesië voerde<br />
langzamerhand het aantal infiltraties op, waardoor de spanningen<br />
toenamen.<br />
Daarnaast waren er pogingen van Indonesiërs die uit Fakfak<br />
naar Indonesië, voornamelijk de eilanden Ceram en Omgeving wilden<br />
uitwijken. Bij zo'n poging was een zekere Adam in de kraag gevat<br />
toen hij een buitenboordmotor in wilde pikken.<br />
Pagina 109
Adam was tot enkele maanden gevangenisstraf veroordeeld en werkte<br />
aan het onderhoud van de grote tuin rond de Residentswoning.<br />
Tegen het einde van zijn straftijd vroeg ik hem naar zijn<br />
toekomstplannen; hij wilde chauffeur worden. Dat kwam goed<br />
uit omdat voor mijn jeep geen chauffeur was.<br />
Aan de Commissaris van Politie, Peters, werd gevraagd<br />
Adam rijlessen te geven, maar hij zag dit op de steile en<br />
bochtige wegen van Fakfak niet goed zitten 1 . ( De wegen helden zo<br />
sterk dat van de jeeps alleen de 1e. en 2e. en achteruit<br />
versnellingen gebruikt werden.) Ik wees hem een vlak stuk weg van<br />
ongeveer 100 meter, waar les gegeven kon worden. Adam haalde zijn<br />
rijbewijs en heeft bij mij enkele maanden als chauffeur gewerkt.<br />
Peters heeft in Nederland een belangrijke rol gespeeld in<br />
de beruchte Menke affaire.<br />
Op een dag werd mij gevraagd onmiddellijk aan de radio te<br />
komen voor een dringend gesprek met Hollandia. Adam was op dat<br />
moment met de jeep elders in Fakfak. Ik besloot met een brommer<br />
naar het telegraafkantoor te gaan. De ambtenaren van het<br />
Residentie- en HPB kantoor keken verbaasd met de verwachting dat<br />
ik het niet ver zou brengen en onderweg op de steile en gladde<br />
wegen wel languit zou gaan. Tot hun verbazing kwam ik even later<br />
heelhuids terug.<br />
In dat open telefoongesprek met de "hush-hush" club<br />
(Veiligheidsdienst) vroeg ik aanvulling van mijn geheim politiefonds<br />
. Ik heb op mijn duvel gehad dat zo'n onderwerp in een open<br />
telefoongesprek was aangeroerd, ik moest toch beseffen dat de<br />
Indonesiërs deze gesprekken afluisterden. Ik dacht bij mijzelf,<br />
dat die wis en waarachtig wel wisten dat dergelijke geheime<br />
fondsen bestonden ! ! !<br />
Voor een snelle verbinding tussen Van Ginkel, Wijnveldt en<br />
mij was van enkele ongebruikte telefoontoestellen een verbinding<br />
tussen ons drieën aangelegd.<br />
Op de avond van 29 april 1962 vroeg Wijnveldt over de<br />
telefoon of hij even langs kon komen, hij wilde een -naar zijn<br />
mening - onwaarschijnljk verhaal do<strong>org</strong>even. Even later kwam hij<br />
met een Papoea onderwijzer en liet hem zijn verhaal vertellen.<br />
Deze gaf les op een school in de kampong Nemboekteb iets ten<br />
zuiden van Kokas { kaart 1H }, en was de vorige dag dwars over<br />
het Onin-schiereiland naar Fakfak gelopen waar hij koninginnedag<br />
wilde vieren. Na ongeveer een uur was in het bos zijn aandacht<br />
gevallen op sporen van laarzen die naar zijn mening afkomstig<br />
waren van militaire oefeningen van het KL. Ongeveer een kilometer<br />
verder zag hij een "pajong" in een boom hangen. (Pajong kan<br />
zowel paraplu, als parachute betekenen.) De onderwijzer begreep<br />
toen dat de vliegtuigen die ' s nachts waren overgevlogen<br />
parachutisten hadden uitgeworpen. Wij vroegen hem om meer en<br />
duidelijke details, waaruit het steeds duidelijker werd dat het<br />
wel degelijk om een parachute ging. Wij hebben nog goed aan zijn<br />
adem geroken of hij niet een glaasje te veel op had.<br />
Ik vroeg over de telefoon aan Van Ginkel even langs te<br />
komen. Ook hij kwam tot de conclusie dat het alleen maar een<br />
parachute kon zijn. Zijn compagnie telde inclusief administratief-<br />
en verz<strong>org</strong>end personeel in totaal 135 man.<br />
Pagina 110
Als het een Indonesische parachutisten landing was, kon hij geen<br />
man missen om dit te controleren en vroeg of een politiepatrouille<br />
dit kon doen.<br />
Wijnveldt stuurde er agenten op af en Van Ginkel telegrafeerde<br />
aan de Commandant van de strijdkrachten in Hollandia, dat er<br />
aanwijzingen waren van een Indonesische para-landing.<br />
De reactie hierop was dat het militair technisch uitgesloten was<br />
parachutisten boven een oerwoud te droppen. Wij realiseerden ons<br />
op dat moment niet dat het Commando uit Marine officieren<br />
bestond.<br />
Toen ik dit in Nederland aan een vriend vertelde, die zelf<br />
parachutist is geweest, zei hij het springen in een oerwoud te<br />
verkiezen boven de harde grond omdat je in de takken van de<br />
boomtoppen terecht kwam die je soepel opvingen.<br />
Op 30 april was er om 11 .00 uur een receptie ter gelegenheid<br />
van de verjaardag van de Koningin. De eerste gasten die het erf<br />
op kwamen waren Van Ginkel en zijn vrouw. Op dat moment kwam<br />
langs het erf de politiepatrouille terug en ik verwees Van Ginkel<br />
naar de bijgebouwen. Omdat te verwachten was dat een bericht<br />
over een Indonesische para-landing op enkele kilometers van<br />
Fakfak bij de burgerij paniek zou veroorzaken ontving ik met veel<br />
ongeduld maar met een stalen gezicht mijn gasten tot iedereen er<br />
was. Bij de bijgebouwen stonden de agenten met bewijsstukken,<br />
zoals parachute-zijde en -koorden en in het Indonesisch gestelde<br />
wikkels van blikken of flessen, die de paralanding bevestigden.<br />
Ik vroeg volgens de bestaande richtlijnen militaire bijstand<br />
in de vorm van bovensteun en lichtte de Onderafdelingshoofden<br />
over de landingen in.<br />
Naar ik mij kan herinneren en aan de hand van de schaarse<br />
aantekeningen die ik nog bewaar, heeft de Afdeling Fakfak in 1962<br />
onder andere de volgende droppings en infiltraties gehad:<br />
0- in de avond van 15 januari werden bij de Etnabaai {kaart 1G,<br />
nabij de Vlakke Hoek, zuidelijk tegen de rechtermarge } drie<br />
Indonesische motortorpedoboten waargenomen waarvan de Matjan<br />
Toetoel door Hr.Ms. Evertsen en Kortenaer tot zinken werd<br />
gebracht.<br />
De Controleur van Kaimana, H.A.B. Koops, vertelde dat hij<br />
in die tijd een goed contact had met de commandant van de in<br />
Kaimana gelegerde KL compagnie en zij in gezamenlijk overleg met<br />
het patrouille vaartuig van het BB, de Weijlandt, 52 overlevenden<br />
en 3 omgekomen Indonesiërs ( 2 Islamieten en 1 Protestant) naar<br />
Kaimana hebben overgebracht. Koops heeft daar de 3 Indonesiërs<br />
volgens ritueel gebruik door een Imam en Pandita ter aarde laten<br />
bestellen. De heer Durant van het Internationale Rode Kruis heeft<br />
bij zijn bezoek aan Kaimana zijn tevredenheid hierover uitgesproken<br />
.<br />
0- bij Nemboekteb ten zuiden van Kokas op 26 april, waar drie<br />
Dakota's 42 Indonesische parachutisten uitwierpen, die kort<br />
daarop door Nederlandse troepen zijn achtervolgd. Hierbij<br />
versleet hun kleding en schoeisel zo erg dat vervanging moest<br />
worden aangevraagd. Op 9 mei wierp een Dakota op het voor Fakfak<br />
in aanleg zijnde voetbalveld deze uit.<br />
Pagina 77 7
O- op 26 april werden 36 Indonesische parachutisten nabij<br />
Wendessi { kaart 1D, aan de westkust, oost van het eiland Roon)<br />
gedropt die koers zetten naar de Bitsjarabaai oost van Kaimana.<br />
Van daar gevangen genomen parachutisten hoorden wij dat in de<br />
buurt van Windessi twee gewonden waren achter gelaten. De<br />
hierover geïnformeerde Resident in Manokwari stuurde er politie<br />
op af die de twee gevangen nam.<br />
0- rond 29 april waren circa 60 para's, onder commando van de<br />
fanatieke luitenant Herosisnodo, ten westen van Kaimana geland.<br />
De KI commandant stelde de Controleur Koops hiervan op de hoogte.<br />
In gezamenlijk overleg is hier een gecombineerde patrouille van<br />
militairen en Papoea politie op afgegaan. Alhoewel deze patrouille<br />
de droppingsplaats heeft gevonden slaagde zij er niet in de<br />
para's op te sporen. Deze hebben zich tot na het staakt het vuren<br />
( 18 augustus ) schuil gehouden, waarbij zij zich met het eten<br />
van bosvruchten, insecten en zelfs boomschors in leven moesten<br />
houden. Koops heeft kort na 18 augustus in de pasanggrahan in<br />
Kaimana een ontmoeting met Herosisnodo gehad, die daarbij een<br />
beroep deed op de Nederlandse toezegging van een gratis medische<br />
behandeling. De luitenant zelf kreeg in Kaimana een tandheelkundig<br />
onderzoek.<br />
0- 18 mei vond een nieuwe Indonesische landing bij Kaimana<br />
plaats. Bij de zuiveringsacties sneuvelden aan Nederlandse zijde<br />
de sergeant Kevelam en de soldaat Faber, die met militaire eer<br />
in Kaimana ter aarde zijn besteld.<br />
0- eind mei was uit Kokas gerapporteerd dat uit de kampong<br />
Roembati { kaart 1H, oost punt Schiereiland } twee mannen<br />
spoorloos verdwenen waren. De kepala kampong beweerde dat zij<br />
in Fakfak werkten. Een speurtocht had geen resultaten.<br />
Achteraf bekeken was het eigenaardig dat juist in die dagen<br />
de Rad ja van Roembati op weg naar Biak langs Fakfak kwam.<br />
Ongetwijfeld wist hij de juiste toedracht van de verdwijning van<br />
de twee maar z<strong>org</strong>de ervoor tijdig uit de buurt te zijn.<br />
Later kwam deze toedracht boven. Op een nacht had een grote<br />
prauw met buitenboordmotor uit Ceram het dorp bezocht waar de<br />
Indonesiërs vroegen om twee mannen mee te geven, die bij een<br />
volgende infiltratie de weg moesten wijzen. Het dorpshoofd had<br />
gezegd dat zij de twee mannen konden meenemen, die juist op zee<br />
aan het vissen waren. De Indonesiërs zochten deze twee op en<br />
gelastten hen mee te gaan naar Ceram. Hun verzoek eerst afscheid<br />
van hun gezin te mogen nemen werd afgewezen.<br />
Korte tijd later maakten twee grote prauwen met buitenboordmotoren,<br />
met elk circa twintig man van de strijdvaardige Mobiele<br />
Politie de oversteek van Ceram naar Nieuw-Guinea. Een van de<br />
prauwen werd op 1 4 mei onderschept door de B jager Hr.Ms Utrecht,<br />
die de twintig man van de Indonesische Mobiele Politie aan boord<br />
nam. Hr.Ms. Limburg nam de prauw over en de Utrecht bracht de<br />
gevangenen naar Sorong. Ik was die dag met ons patrouillevaartuig,<br />
Willem Jansz, op weg naar Kokas. Onderweg werd mij door<br />
de Limburg met lichtseinen gevraagd aan boord te komen. Daar<br />
hoorde ik van de infiltratiepoging en kreeg het verzoek de prauw<br />
over te nemen.<br />
Ik overlegde met de djoeragan (kapitein) van het patrouillevaartuig<br />
waar wij de prauw zouden achterlaten en op de terugweg<br />
ophalen, die stelde de Patipi baai voor, maar mijn keus viel op<br />
de zuidelijk daarvan gelegen Soeweribaai }. Pagina 112
In de loop van de ochtend van 15 mei kreeg ik in (politie)code<br />
het verzoek onmiddellijk naar Fakfak terug te keren in verband<br />
met een nieuwe paralanding bij Wajati, zeven kilometer oost van<br />
Fakfak. Die avond keerden wij terug naar Fakfak, haalden de<br />
prauw op die thuis aan de politie werd overgedragen.<br />
Achteraf bleek een tweede prauw met Indonesische Mobiele Politie<br />
in de Patipibaai aan land gegaan te zijn. Als de prauw daar was<br />
achtergelaten dan hadden de Indonesiërs een vette prooi aan mij<br />
gehad.<br />
Wijnveldt vertelde over de dropping op 15 mei zo vlak bij<br />
Fakfak. Hij zat op die bewuste ochtend om zeven uur voor zijn<br />
huis een kop koffie te drinken toen hij in de verte drie<br />
vliegtuigen zag cirkelen waaruit parachutisten sprongen. Hij<br />
dacht dat dit Nederlanders waren tot een uur later Papoea's uit<br />
Wajati { kaart 1H, oost van Fakfak } kwamen melden dat het een<br />
Indonesische dropping was. Als bewijsstukken hadden zij stukken<br />
dendeng (gedroogd vlees) en blikjes met Indonesische etiketten<br />
bij zich. Met deze groep is weinig aanraking geweest. De<br />
Mariniers zetten weliswaar direct een achtervolging in maar omdat<br />
bij elke vuurwisseling de Indonesiërs wegvluchtten was er weinig<br />
contact totdat op 14 juni de kapitein Kartawi besloot zich in<br />
Danoewaria over te geven.<br />
0- op 15, 17 en 19 mei droppings in het midden van het Onin<br />
schiereiland { kaart 1H }.<br />
0- op 17 mei wierpen drie Dakota's bij Mamboeniboeni { zuid oost<br />
van Kokas, zes kilometer oost van Nemboekteb } 39 para's en op<br />
19 mei op die zelfde plaats nog eens 80.<br />
Bij de achtervolging van deze Indonesiërs was Tobias<br />
Krimandono uit Mamoer gids, Tobias is op 28 mei door de para's<br />
gevangen genomen en vermoord. Een in Nederland bij Van Eek<br />
bestelde gedenkplaat voor deze Papoea, hebben Van Ginkel en ik<br />
op 25 september in de bovenloop van de kali Boeni Boeni met enig<br />
ceremonieel geplaatst { kaart 1H }.<br />
0- op 17 mei hebben 3 Dakota's in het oerwoud noord van Kaimana<br />
elk 14 man uitgeworpen. Dit hoorden wij van de bemanning van de<br />
Dakota, die er een had uitgevoerd. Op de terugweg was deze door<br />
een vliegtuig van de Marine vliegdienst neergehaald. Het Indonesisch<br />
vliegtuig had een noodlanding op zee kunnen maken en de<br />
bemanning wist zich met rubberboten te redden. Zij werden door<br />
Hr.Ms. Friesland opgepikt en naar Fakfak overgebracht waar zij<br />
werden verhoord door een Inspecteur van politie, die lange tijd<br />
in Kaimana had gezeten en het gebied van de dropping heel goed<br />
kende, aan de hand van de verklaringen kon hij precies aangeven<br />
waar de para's gedropt waren.<br />
Ondanks intensief speuren door de Nederlandse militairen<br />
konden deze para's niet gelokaliseerd worden, wat voor de<br />
commandant aanleiding was deze informatie naar het rijk der<br />
sprookjes te verwijzen. Dat het geen fabel was bleek toen na de<br />
wapenstilstand daar enkele tientallen Indonesische para's<br />
tevoorschijn kwamen.<br />
Pagina 7 73
Als de bataljonscommandant een betere verstandhouding had<br />
opgebouwd met de Controleur van Kaimana dan was er een politiepatrouille<br />
op uit gezonden die de para's waarschijnlijk had<br />
opgespoord.<br />
Inmiddels was het opgevallen dat niemand er aan gedacht had<br />
het lichtbaken op Poelau Pandjang te doven zodat dit enige tijd<br />
een mooi aanvliegpunt voor de Indonesiërs was geweest. Ik liet<br />
het licht doven en informeerde Hollandia hierover.<br />
De avond van 17 mei was ik vroeg naar bed gegaan maar er<br />
spoedig uitgehaald voor een via de militaire verbinding do<strong>org</strong>egeven<br />
spoedtelegram van de Gouverneur die beducht was over een<br />
Indonesische vergelding met luchtaanvallen voor het neerschieten<br />
van de Dakota. Mijn secretaresse stelde een kennisgeving op die<br />
in Fakfak verspreid werd door een koeriersdienst.<br />
Binnen twee uur was iedereen op de hoogte. De volgende dag<br />
kreeg ik een woedende ambtenaar bij me die vroeg of dit bericht<br />
niet tot de volgende ochtend had kunnen wachten. Zijn zwangere<br />
vrouw was erg geschrokken toen er tegen middernacht aan de deur<br />
werd geklopt en hun het bericht werd aangereikt.<br />
0- 31 juli Indonesische vliegtuigen voor de bevoorrading van de<br />
troepen, terwijl noord van Kaimana nog 70 man werd afgeworpen.<br />
Vanuit Nederland waren intussen ter versterking van de<br />
strijdkrachten Mariniers naar Nieuw-Guinea gezonden. Hiervan<br />
kreeg Fakfak een compagnie onder leiding van de majoor<br />
E.T.T.Dulfer en Kaimana een KL bataljon onder leiding van een<br />
luitenant kolonel, die zijn troepen nabij het vliegveld Utarom<br />
installeerde.<br />
De Indonesiërs hadden hun training gekregen door droppings<br />
boven rubberbossen. Als zij in het donker in een boomtop terecht<br />
kwamen gooiden zij hun helm naar beneden en telden de tijd tot<br />
deze op de grond terecht kwam. Aan de hand daarvan konden zij<br />
schatten hoeveel meter hun van de grond scheidde. Een para overkwam<br />
het dat zijn helm met een klap op een dikke zijtak terecht<br />
kwam, hierdoor misleid dacht hij niet zo hoog te zitten en liet<br />
zich naar beneden vallen waarbij hij een been brak. Zij hielden<br />
er rekening mee verspreid neer te komen, voor het oproepen van<br />
collega's hadden zij een fluit bij zich.<br />
Bij de dropping op 26 april bij Nemboekteb was een parachutist<br />
zo ver van zijn kameraden neergekomen, dat hij zich niet bij<br />
hun kon aansluiten. Op goed geluk baande hij zich een weg door<br />
het oerwoud en kwam in kampong Mamoer terecht. Daar informeerde<br />
hij naar een bestuurpost in de buurt en de bezetting daarvan, dit<br />
was Kokas met tien politieagenten. De Papoea's zeiden dat hij met<br />
zijn zware bewapening gemakkelijk de post kon innemen, zij zouden<br />
hem met een prauw erheen brengen; hij kon zich onder de vloer van<br />
het huisje in het midden van het vaartuig schuilhouden. Er werd<br />
een prauw klaar gemaakt, één Papoea stond voorop en een andere<br />
zat achterin. Intussen was een andere Papoea naar Kokas gevaren<br />
om het bestuur in te lichten over de komst van de parachutist.<br />
Pagina 7 74
Toevallig waren daar enkele Nederlandse onderwijzers, die<br />
examen afnamen voor toelating tot de Vervolgschool. Een van de<br />
onderwijzers was in zijn militaire diensttijd sergeant geweest.<br />
Hij nam het commando op zich en stelde de politie strategisch bij<br />
de steiger op. Toen de prauw met de verb<strong>org</strong>en parachutist<br />
naderde gaf de voorop staande Papoea met zijn vinger aan waar de<br />
para verscholen zat. Er werden enkele schoten op de prauw<br />
afgevuurd, waarop de twee Papoea's in zee sprongen om hun leven<br />
zeker te stellen. De parachutist had bij deze beschieting een<br />
schot in een van zijn dijen opgelopen.<br />
Uit de verhoren was ons duidelijk geworden dat deze wijze<br />
van infiltratie een poging was van Soekarno om ons te intimideren,<br />
de infiltranten hadden strikte instructies tot nader order<br />
vuurcontact te vermijden maar wel moesten zij de Papoea's tot een<br />
opstand tegen de Nederlanders bewegen; bovendien rekende<br />
Soekarno erop een deel van de Nederlandse troepen te binden.<br />
Dit laatste is wel gelukt, maar - althans in Fakfak- is van die<br />
intimidatie niets terecht gekomen, evenmin als het in opstand<br />
komen tegen de Nederlanders. Zelfs de GRIB leden hielden zich<br />
koest.<br />
De Indonesische para's hadden het verre van gemakkelijk. Zij<br />
kenden het terrein niet; wisten niet precies waar zij terecht<br />
waren gekomen, wat hun opdrachtgevers evenmin bekend was omdat<br />
een groot deel van hun uitrusting - waaronder communicatieapparatuur<br />
- verloren was gegaan. Bevoorrading uit het eigen land<br />
was niet mogelijk, zij moesten zich voeden met wat het Nieuw-<br />
Guinea bos hen bood en dat was niet veel. Zij stilden hun honger<br />
met onrijpe nootmuskaatvruchten, waar zij diarree van kregen.<br />
De gevangenen waren erg verzwakt en moesten meestal medisch<br />
behandeld worden, waarbij zij vreesden vergiftigd te worden. In<br />
tegenstelling tot hun verwachtingen, namelijk als bevrijders door<br />
de Papoea's ingehaald te worden kregen zij een vijandige<br />
ontvangst.<br />
Een Mariniers patrouille onmoette in het bos bij Kokas een<br />
Papoea, die een geweer droeg. Op de vraag wat hij uitvoerde,<br />
antwoordde hij: " Ik ben op parachutistenjacht."<br />
Ook in Kaimana stonden de Papoea's uiterst vijandig<br />
tegenover de Indonesiërs en vreesden het ergste als het Nederlands<br />
gezag zou verdwijnen.<br />
De Nederlandse militairen, die voor het eerst in de tropen<br />
waren, viel het patrouillelopen door het zwaar en bergachtig<br />
terrein niet mee. Bovendien schrokken zij in de bamboebossen van<br />
het knallend uit elkaar springen van omgevallen droge bamboe,<br />
waarvan zij dachten dat dit geweerschoten van de tegenstanders<br />
waren. Bij elke knal gingen zij in dekking.<br />
Bij het verhoren van de gevangenen bleek dat er veel exonderwijzers<br />
bij waren. Hun argument was dat zij als onderwijskracht<br />
niet voldoende verdienden om met hun gezinnen rond te<br />
komen. Als militair werden zij ruimschoots gefourageerd en konden<br />
er met hun gezinnen behoorlijk van leven. Als ons een presentielijst<br />
in handen viel, bleek die vaak niet te kloppen met de namen<br />
van de gevangenen.<br />
Pagina 7 75
Reden was dat op het laatste moment vóór het vertrek<br />
vriendjes van de leiding mochten uittreden en door anderen waren<br />
vervangen.<br />
Ik citeer gedeelten van de journalist Link van Bruggen uit<br />
de Nieuwe Haagse Courant van 22 mei 1962 en het Dagblad voor<br />
Noord Limburg van 24 mei 1962, hij was begin mei enkele dagen<br />
onze gast:<br />
""Zo paniekerig het voor Indonesië practisch onbereikbare<br />
Hollandia is, zo rustig is het in de "frontlijn" liggende<br />
Fakfak. Met de Radja Ampat archipel voor de Vogelkop is de<br />
zuidkust een bijna natuurlijke invalspoort voor infiltranten.<br />
Ceram ligt slechts 120 kilometer van Fakfak vandaan.<br />
De Kei- eilanden en de Aroe-eilanden zijn Indonesische uitvalbases<br />
geworden, ook al heeft geen enkele infiltratie tot nu toe<br />
enig succes opgeleverd. De rust in Fakfak is nog meer in 't oog<br />
springend, als men bedenkt dat op het ogenblik( moment van<br />
schrijven) een vijftigtal met de modernste wapens uitgeruste<br />
Indonesische parachutisten op nog geen dertig kilometer afstand<br />
zitten. De Europeanen hier - vrouwen en kinderen meegerekend<br />
iets meer dan tweehonderd - hebben volledig vertrouwen in de<br />
mannen van Oranje Gelderland, die onder bevel van garnizoenscommandant<br />
majoor F. van Ginkel tot taak hebben de burgerbevolking<br />
te beschermen.<br />
Het leven in het steil tegen een berghelling aangedrukte plaatsje<br />
gaat gewoon door. In de pittoreske Handelstraat met z'n aaneengeregen<br />
rij Chinese toko's- de enige straat in heel Nieuw Guinea<br />
die Indonesisch aandoet- stijgt de penetrante geur van notemuskaat<br />
en foelie. Hele gezinnen zijn doende de palla te drogen en<br />
te kloppen. De bloedrode foelie, die niet meer is dan het vlies<br />
van de notemuskaat ligt overal in de zon te broeien. Kamponghoofden<br />
en handelaars zijn er schatrijk mee geworden- sommige behoren<br />
tot het gilde van de miljonairs. Evenals van krokodillenhuid,<br />
gomcopal, copra, hout, schelpen, hars (damar) en zeekomkommers.<br />
De drie jeeps, die rammelend door het plaatsje rijden, zijn op<br />
de met stenen aangestampte wegen onderhevig aan veel malheur.<br />
De hele dag ronken zij tegen de hellingen op, of zakken gierend<br />
naar de pas gebouwde aanlegsteiger. De enige verbinding met de<br />
buitenwereld is het vaartuig of het met groot geweld uit het<br />
ravijn opstijgende Beaver watervliegtuig. Per week geeft het<br />
slechts aan totaal negen personen een doorverbinding naar Biak,<br />
waarbij het systeem van vliegen op dat van het ouderwetse<br />
boompje- beestje- huisje lijkt.<br />
Fakfak is de zetel van de enige, uitgesproken pro-Indonesische<br />
partij in Nieuw Guinea. Verwonderlijk is dit niet, want er wonen<br />
zevenhonderd Indonesiërs in het plaatsje. Hun ouders en grootouders<br />
zijn op de dicht bij Indonesië liggende zuidkust neergestreken.<br />
Zij drijven er toko's of restaurants of zijn als<br />
werknemer in het arbeidsproces ingeschakeld. De nog niet zo lang<br />
geleden opgerichte politieke partij de GRIB ( Gerakan Rakjat<br />
Irian Barat, Volksbeweging West-Irian) en staat onder voorzitterschap<br />
van de Papoea Galiem Raesa. Hij is echter een stroofiguur,<br />
daar de grote man op de achtergrond de Indonesiër Daeng Patta is.<br />
De GRIB telt driehonderd min of meer officiële leden, van wie<br />
honderd Papoea heten te zijn. In hoeverre dit juist is kan niet<br />
worden gecontroleerd.<br />
Pag ia 116
Vast staat dat de partij, die aansluiting bij Indonesië wenst,<br />
zich bijzonder rustig houdt. Aan te nemen valt verder dat de GRIB<br />
voor het merendeel op wankele figuren drijft, die uit puur<br />
opportunisme ( gezag en goed betaalde banen onder een eventueel<br />
Indonesisch bewind) het spoor van Daeng Patta zijn gaan volgen.<br />
Dat verschillende leden zich bepaald niet gelukkig voelen, blijkt<br />
wel duidelijk uit de woorden, die een van hen tot mij sprak: "zolang<br />
de Nederlanders hier zijn hoeven wij niets te vrezen. Als<br />
er echter een overdracht plaats vindt, die onmiddellijke terugtrekking<br />
van de troepen hier betekent, is het misschien beter ons<br />
de eerste dagen in de bush te verbergen. Wij vrezen namelijk dat<br />
er Papoea's zijn, die ons als verraders zullen zien en we weten<br />
zeker dat er verschillende figuren zijn, die niet zullen schromen<br />
wraak op ons te nemen" .<br />
Een en ander klopt volkomen met de ervaringen, welke door het<br />
bestuur worden opgedaan.<br />
De Resident zowel als het H.P.B, hebben heel wat moeite gehad<br />
pro-Nederlandse Papoea's ervan te overtuigen dat een pro-<br />
Indonesische partij binnen het kader van het democratisch bestel<br />
een normale figuur is. Verschillende kamponghoofden, die met hun<br />
mannen bereid zijn voor de Nederlandse zaak te vechten -zodra er<br />
infiltraties aan de Zuidkust zijn, komen van diverse kanten<br />
aanbiedingen binnen -hebben tevens verklaard dat ook de Nederlanders<br />
hun vijanden zullen zijn als deze hen aan Djakarta verkopen.<br />
De man, die nogal wat invloed in de Indonesische gemeenschap van<br />
Fakfak heeft, is de Radja Roembati. Hoewel deze palla-handelaar<br />
wiens rechten in het oude adatgebruik wortelen, zijn kaarten nog<br />
niet op tafel heeft gegooid neemt men algemeen aan dat hij niet<br />
zal aarzelen politieke inzichten welke schadelijk zijn voor zijn<br />
zakelijke belangen, overboord te gooien. Op het moment speelt hij<br />
dan ook met de mond met de Nederlanders mee. Indien het getij<br />
keert, behoort hij tot een van de eersten, die het blauw van de<br />
driekleur die thans nog boven Fakfak waait vo<strong>org</strong>oed zal vergeten.<br />
Het is duidelijk: Zowel politiek als militair ligt Fakfak in het<br />
frontgebied. Aan de oppervlakte merkt men er echter weinig van,<br />
want anders dan in Hollandia, zijn degenen die in de buitenplaatsen<br />
verblijven nog altijd door idealen geboeid. De op het punt<br />
van beginnen staande bouw van een gouvernementshotel gaat gewoon<br />
door. Aan de plannen van een vliegveld wordt rustig do<strong>org</strong>ewerkt,<br />
ook al zal dit project miljoenen gaan kosten.""<br />
Link van Bruggen, die daar een mooie journalistieke kans in<br />
zag, vroeg of ik hem aan een prauw met bemanning kon helpen voor<br />
een oversteek naar Ceram. Ik vond het te link om hem daarbij<br />
behulpzaam te zijn.<br />
In mei kregen wij bezoek van de toenmalige Staatssecretaris<br />
van Defensie, P.J.S. de Jong, die de stemming onder de Nederlanders<br />
kwam peilen. Van Ginkel en ik vertelden hem enthousiast dat<br />
die uitstekend was maar dat men bang was dat Nederland onder de<br />
druk van de Amerika zou bezwijken. De Jong verzekerde ons pertinent<br />
dat dit niet zou gebeuren. Achteraf betwijfel ik deze uitspraak<br />
van De Jong, immers de geheime besprekingen met E. Bunker<br />
waren op 20 maart 1962 begonnen en in mei zo'n eind gevorderd,<br />
dat De Jong wel weten moest dat Nederland eigenlijk op dat moment<br />
al voor Amerika gezwicht was en alleen nog een weg zocht zonder<br />
te veel gezichtsverlies van Nieuw-Guinea af te kunnen komen.<br />
Pagina 117
Bovendien had Robert Kennedy in februari 1962 duidelijk aan de<br />
Nederlandse regering laten weten wat het Amerikaanse standpunt<br />
was. Als de Jong Van Ginkel en mij vertrouwelijk enige hints had<br />
gegeven dan waren de verdere militaire acties voorzichtiger<br />
geweest en was de Luitenant Moreux in augustus niet gesneuveld.<br />
Deze luitenant kreeg opdracht om achter een groep infiltranten<br />
aan te gaan, die op 9 augustus bij de kampomg Soem aan land waren<br />
gegaan. Op 16 augustus kreeg het peloton vuurcontact met de<br />
Indonesiërs, daarbij kreeg de luitenant een schot in zijn arm en<br />
een brenschutter een schot in zijn nierstreek. Beiden zijn direct<br />
naar Fakfak afgevoerd en met een Beaver naar Kaimana overgevlogen,<br />
waar een (urologisch) chirurg aan het bataljon verbonden<br />
was. Deze opereerde eerst de soldaat, die er erger aan toe was<br />
dan de luitenant.<br />
Na een geslaagde operatie werd de tweede patiënt op de<br />
operatietafel gelegd, die echter tijdens de behandeling overleed,<br />
(één dag vóór de wapenstilstand)<br />
Het had er aanvankelijk voor Moreux niet ongunstig uitgezien.<br />
Van Ginkel schreef zijn echtgenote dat haar man gewond was,<br />
maar dat zijn kansen er goed voorstonden. De brief werd meteen<br />
op de post gedaan. Toen 's avonds het overlijdens bericht kwam<br />
moest Van Ginkel in de postzak naar zijn eerste brief graven om<br />
die te rectificeren.<br />
Kaimana kreeg in maart bezoek van de Staatssecretaris<br />
Th.H. Bot en in mei van de Staatssecretaris P.J.S. de Jong, die<br />
beiden tegenover de Controleur en de militaire commandanten<br />
verzekerden dat de Nederlandse Regering ernaar bleef streven dat<br />
de Papoea's hun eigen toekomst zouden bepalen. Beiden waren vol<br />
lof over de wijze waarop de burgerlijke- en militaire overheden<br />
in Nieuw-Guinea samen werkten en waarop zij de Papoea's tegemoet<br />
traden en informeerden.<br />
Onze grote vrees was dat in de buurt van Fakfak wonende<br />
Indonesiërs een brug zouden slaan naar de para's en die de stad<br />
binnen zouden smokkelen. De Papoea dorpshoofden gaven ons de<br />
stellige verzekering dat dit nooit zou gebeuren. Zij hadden rond<br />
de dorpen een vast cordon gelegd en iedere Indonesiër die daar<br />
doorheen wilde voor contact met de para's speelde met zijn leven.<br />
Vele Papoea's hadden in navolging van de parachutistenjager<br />
bij Kokas hun op de Japanners veroverde vuurwapens tevoorschijn<br />
gehaald en zich bovendien de door de para's in het bos achtergelaten<br />
wapens toegeëigend. Ter voorkoming dat deze gewapende<br />
burgers door de Indonesiërs als franc-tireurs beschouwd zouden<br />
worden had ik hun op eigen initiatief (buiten Hollandia om)<br />
benoemd tot hulppolitie agenten en voorzien van een oranje<br />
armband met de Nederlandse leeuw en had hun ook nog wat Indonesisch<br />
wapentuig gegeven. De Controleur van Kaimana had op mijn<br />
instructies ook een hulppolitie in het leven geroepen, die met<br />
wapens van de politie en van de gevangen genomen Indonesiërs werd<br />
uitgerust, zij waren herkenbaar aan een witte armband met de<br />
letters HP. Hun taak was het bewaken van de tuinen van de dorpen<br />
die door para's geplunderd werden.<br />
Pagina 118
Iedere ochtend hadden de twee militaire commandanten,<br />
Wijnveldt en ik om negen uur 's m<strong>org</strong>ens een bespreking voor<br />
een evaluatie van wat de dag van te voren was gebeurd en wat nu<br />
verder te doen stond. Op zo'n bespreking kwam Van Ginkel met een<br />
bericht uit het nonnenklooster dat de afgelopen nacht twee<br />
meisjes, die niet in slaap konden komen, buiten hun kamers in het<br />
Maleis waren aangesproken door twee militairen, waaruit wij<br />
afleidden dat de para's al in Fakfak waren do<strong>org</strong>edrongen. We<br />
besloten met alle militairen en politieagenten heel Fakfak als<br />
met een fijne kam op para's te doorzoeken. Het was niet uitgesloten<br />
dat die in de achter Fakfak in aanbouw zijnde huizen een<br />
onderdak hadden gevonden.<br />
Om 1 0 uur zou deze actie beginnen. Vlak voor tienen liet Van<br />
Ginkel weten dat de z.g. Indonesiërs Nederlandse militairen waren<br />
die een borrel te veel op hadden.<br />
Intussen zat ik met het probleem dat de AA's in Kokas en<br />
Kokonao en de Controleur in Kaimana weinig bestuurservaring<br />
hadden en minder goed met deze geheel nieuwe omstandigheden<br />
konden omgaan. Daar kwam nog bij dat de Controleur (geassimileerd<br />
met de rang van kapitein in het leger) op moest boksen tegen een<br />
luitenant kolonel.<br />
Aanvankelijk was de verstandhouding in Kaimana tussen<br />
bestuur/politie en de militairen, namelijk de elkaar opvolgende<br />
Compagniescommandanten van respectievelijk KL en Mariniers<br />
bepaald goed geweest en hield men elkaar over en weer op de<br />
hoogte van de gang van zaken.<br />
Deze verslechterde echter toen er een bataljon van de KL in<br />
Kaimana werd gelegerd, onder commando van een luitenant kolonel.<br />
De staf van het bataljon gedroeg zich of er sprake was van een<br />
militair gezag, waarbij de burgerlijke autoriteiten slechts een<br />
beperkte aanvullende rol mochten vervullen. Fragmentarisch en<br />
onregelmatig werd de Controleur en dan nog maar op eigen verzoek<br />
geïnformeerd.<br />
Alleen bij problemen met huisvesting of als er behoefte was<br />
aan dragers voor het vervoer van de bagage van militaire<br />
patrouilles en tolken nodig waren voor het verhoor van Indonesiërs<br />
wist de staf het BB te vinden. Vanzelfsprekend riep dit<br />
frustraties op.<br />
Daarbij kwam nog dat door dit exceptionele gebeuren er van<br />
het normale bestuurswerk weinig terecht kwam. Bovendien zaten<br />
op het HPB kantoor op twee vitale posten pro-Indonesische<br />
ambtenaren.<br />
Het was alleszins begrijpelijk dat de Controleur, die hoogst<br />
ongelukkig met de situatie was, om een overplaatsing vroeg. Nadat<br />
ik nagegaan was wie eventueel in zijn plaats kon komen, vroeg ik<br />
hem om te blijven en beloofde op het eerste het beste seintje<br />
naar hem toe te komen.<br />
Voor de eerste opvang van de gevangen genomen parachutisten<br />
was de gevangenis in Fakfak ontruimd en de Papoea's, die daar hun<br />
straf moesten uitzitten waren naar de politiekantine overgebracht.<br />
De bewaking van de gevangenis was in handen gelegd van<br />
de militairen.<br />
Pagina 119
Op de steiger van Fakfak stond permanent een militaire wachtpost.<br />
De para's die in Fakfak moesten worden ondergebracht werden van<br />
de steiger op weg naar de gevangenis begeleid door enkele<br />
militairen, onmiddellijk medisch onderzocht en zo nodig in de<br />
ziekenboeg ondergebracht. Als de gevangenis vol dreigde te raken<br />
werd marinehulp ingeroepen voor overbrenging naar Sorong of<br />
Manokwari of het eiland Woendi nabij Biak.<br />
In Kaimana waren de gevangenis en de politiekazerne ontruimd<br />
voor de eerste opvang van de gevangen genomen Indonesiërs, die<br />
daar door KL militairen werden bewaakt.<br />
Bij een bezoek van kolonel G.K.R. de Roos, commandant van<br />
alle Mariniers in Nieuw-Guinea uitte deze zijn verontwaardiging<br />
over de gang van zaken in Fakfak.<br />
Waarvoor was het dagelijks overleg met de burgerlijke<br />
autoriteiten nodig ?<br />
"Als de militairen geen goede verstandhouding hadden met het<br />
Bestuur en de Politie, dan hadden zij politiesteun gemist. In<br />
Fakfak bleek hoe waardevol die was.<br />
Als in Kaimana een zelfde goede verstandhouding was<br />
opgebouwd, dan waren de infiltranten van de droppings noord van<br />
Kaimana door de politie opgespoord. Als het peleton van de<br />
luitenant Moreux politiebegeleiding had gevraagd dan had deze als<br />
verkenners kunnen voorkomen dat het tot een vuurtreffen was<br />
gekomen. "<br />
Ik verwijs hier naar het boek: "Patrouilleren voor de Papoea's"<br />
(pagina 103 rechter kolom)<br />
Kolonel de Roos vond dat bij de overbrenging para's van de<br />
steiger naar de gevangenis de gevangenen geblinddoekt moesten<br />
worden.<br />
"Op een dag trof een Papoea op Poelau Pandjang een parachutist<br />
aan, die van de vaste wal naar het eiland was gezwommen. Hij nam<br />
deze gevangen en bracht hem met zijn prauw naar de steiger van<br />
Fakfak. Daar wilde de militaire wachtpost de para overnemen, maar<br />
de Papoea weigerde zijn buit zonder meer af te staan. Hij vond<br />
dat hij een beloning verdiende en bracht zijn gevangene, zonder<br />
militaire begeleiding naar de gevangenis."<br />
Kolonel de Roos vond de achtervolging van de parachutisten<br />
amateuristisch. Hij zou ervoor z<strong>org</strong>en dat door drie oorlogsschepen<br />
de Indonesiërs met het nodige kanonvuur uit het bos gehaald<br />
zouden worden.<br />
"Wie films heeft gezien over de oorlog in Vietnam weet hoe<br />
onmogelijk het is om de vijand in het bos op te sporen."<br />
Ik maakte uit deze opmerkingen op dat zowel de militaire als<br />
burgerlijke autoriteiten in Hollandia er geen begrip van hadden<br />
hoe het op de buitenposten was.<br />
Op een zeker moment bleek, dat van de eerste dropping bij<br />
Nemboekteb, behalve de gevangen genomen para's, de overigen in<br />
het niet verdwenen waren. Navraag bij mijn collega in Manokwari<br />
of hij wist dat zij elders in de Vogelkop waren gesignaleerd had<br />
een negatieve uitkomst. Op een dag kregen wij (van volstrekt<br />
onbekende zijde) een informatie om een kijkje te nemen nabij een<br />
verlaten huisje van palla-verzamelaars ten noord oosten van<br />
Fakfak. Een politiepatrouille rapporteerde dat: het- voor zover<br />
bekend- vervallen huisje weer in orde was gemaakt en na enige<br />
tijd zagen zij enkele Indonesiërs naar buiten komen en uniformen<br />
in een nabij gelegen beekje wassen. Pagina 120
Wij meenden de verdwenen groep op het spoor te zijn. Van<br />
militaire zijde werd gevraagd of de politie deze kon inrekenen,<br />
wat met goed resultaat is gedaan.<br />
Er rekening mee houdend dat te zijner tijd de vrouwen en<br />
kinderen geëvacueerd zouden worden, waren met de Controleur in<br />
Kaimana en de AA in Kokonao voorbereidingen getroffen hoe dit<br />
per schip of vliegtuig kon. Er was een formulier ontworpen dat<br />
de vrouwen bij vertrek mee zouden krijgen met informatie over de<br />
functie, standplaats en salaris van de achtergebleven mannen. Met<br />
dit formulier konden zij in Nederland waarschijnlijk voorschotten<br />
krijgen.<br />
In mei kwam een Beaver mij ophalen voor een dringende<br />
bespreking in Manokwari met een hoofdadministrateur van het<br />
Departement BB. Hij vertelde dat in Hollandia voorbereidingen<br />
werden getroffen voor een evacuatie van vrouwen en kinderen uit<br />
het zuiden.<br />
Ik kon binnenkort de richtlijnen en de nodige formulieren<br />
tegemoet zien. Deze moeten nu nog komen !!!!<br />
Begin mei kwamen kort na elkaar de Commandant van het Papoea<br />
Vrijwilligers Korps, de kolonel der Mariniers W.A. van Heuven<br />
en de Gouverneur, P.J. Platteel, op bezoek.<br />
De kolonel kwam kijken hoe zijn mannen zich in de strijd<br />
tegen de Indonesiërs hielden. Hij had zeer opvallende uniformen<br />
voor hun laten ontwerpen, waarin zij vol trots in Fakfak<br />
paradeerden en alle bewondering van hun landgenoten oogstten;<br />
vooral wanneer zij zich in uitgangstenue staken: met gouden<br />
knopen, rode schouderpassanten, brede rode sjerp, vilten hoed met<br />
rode band en wit metalen korpsembleem, rode kokarde met een pluim<br />
van zwarte veren.<br />
De Gouverneur kwam de verontrustte gemoederen van enkele<br />
Nederlanders aanhoren en deze op hun gemak stellen. Toen de<br />
Gouverneur van een siësta genoot maakte ik met Van Heuven een<br />
rondrit door Fakfak, die informeerde of het doeriantijd was. Hij<br />
bleek dol te zijn op deze stinkende vrucht. Ik beloofde hem na<br />
het vertrek van de Gouverneur hierop te tracteren.<br />
Na zijn middagslaap maakte ik met de Gouverneur een zelfde<br />
rit, die daarbij ook vroeg of het doeriantijd was en of er wat<br />
te <strong>org</strong>aniseren was.<br />
1 s Avonds kwamen de verontruste Nederlanders hun hart<br />
luchten. Tegen twaalf uur maakte de Gouveneur een eind aan het<br />
gesprek.<br />
Na het vertrek van de gasten zetten wij ons aan tafel om van<br />
de intussen schoongemaakte doerian te genieten. Etty, die er<br />
niets van moet hebben, had de doerianpitten met wat lepels en<br />
vorken op een schaal gelegd. De Gouverneur zei dat je doerian<br />
niet met lepels of vorken at maar gewoon met de hand.<br />
Ik legde de Gouverneur mijn moeilijkheden voor van het<br />
werken met weinig ervaren bestuursambtenaren en vroeg hem<br />
machtiging rechtstreeks uit Biak een Beaver aan te mogen vragen<br />
voor korte bezoeken aan Kokas, Kaimana en Kokonau. Dit werd<br />
zonder zonder enig voorbehoud toegestaan.<br />
Pagina 121
Ik meen in die maanden ongeveer 40 uur in een Beaver te<br />
hebben gevlogen. Een vlucht naar Kokonao duurde ongeveer<br />
anderhalf uur. Vanwege het motorlawaai was een conversatie met<br />
de piloot niet mogelijk. Om ons bezig te houden vloog hij tien<br />
meter boven de zee en doodden wij onze tijd met het tellen van<br />
haaien.<br />
Bij het vertrek van Van Heuven kreeg Etty als attentie rozen<br />
in de vorm van een fles Four Roses whiskey.<br />
22 Mei kwam er een code telegram van de Gouverneur over een<br />
beperkte evacuatie van vrouwen en kinderen uit Fakfak, Kaimana<br />
en Kokonao. Op 24 mei vertrokkken 48 vrouwen en 89 kinderen met<br />
de Karossa van de K.P.M, uit Fakfak. Ter voorkoming van hetgeen<br />
op 17 mei in Teminaboean gebeurd was, namelijk dat enkele mannen<br />
met stille trom met de vrouwen mee gingen, was in Fakfak voor de<br />
steiger een afsluiting geplaatst waar de mannen van hun gezinnen<br />
afscheid konden nemen.<br />
Etty is met een handjevol vrouwen nog enige tijd gebleven<br />
tot zij inzagen hun mannen bij het werk voor de voeten te lopen.<br />
Ze ging daarom met een Beaver naar Manokwari waar zij zo lang<br />
bij de Lapré's introk tot zij met Etty Lapré in september via<br />
Tokio naar Nederland reisde. De nonnetjes weigerden categorisch<br />
om Fakfak te verlaten.<br />
1 6 Augustus even een kort bezoek met de Beaver gebracht aan<br />
Kaimana en Kokonao.<br />
Op 17 Augustus liepen enkele aangeschoten GRIB leden door<br />
de Handelsstraat waar zij een militaire patrouille tegenkwamen,<br />
die zij treiterden met het liedje: "Ach was ik maar bij moeder<br />
thuis gebleven". Vlak bij de patrouille drongen zij zich<br />
opzettelijk tegen de militairen aan. Een politiepatrouille die<br />
langs kwam dacht dat de militairen gemolesteerd werden; een van<br />
de agenten verwonde met een schot een GRIB lid dat ' s avonds<br />
hieraan overleed.<br />
Ter voorkoming van een wraakactie zette ik de agent met zijn<br />
gezin op een Beaver, gaf hen een paar duizend gulden en een brief<br />
voor de Commissaris van Politie in Hollandia, R. Ritter, met het<br />
verzoek het gezin over de grens naar Papoea Nieuw-Guinea te<br />
zenden. 5 oktober kreeg ik van GRIB zijde het verzoek de<br />
politieagent alsnog te vervolgen, waarop ik er op wees nu in<br />
dienst van de UNO te zijn en als de UNO administrateur Roltz<br />
Benett uit Hollandia daartoe opdracht gaf dat onverwijld zou<br />
worden gedaan.<br />
Intussen hadden zich de volgende zaken vo<strong>org</strong>edaan:<br />
op zaterdag 18 augustus werd de wapenstilstand tussen<br />
Nederland en Indonesië gesloten. Die dag gaven 11 parachutisten<br />
zich over, ofschoon zij nog niet van het staakt het vuren hadden<br />
gehoord; maar ze waren aan het eind van hun krachten gekomen.<br />
Met een Beaver een kort bezoek aan Kaimana en Kokonao<br />
gebracht om te overleggen wat ons nu verder te doen stond.<br />
Pagina 122
22 Augustus kreeg Van Ginkel opdracht een jeep bestemd voor<br />
de UNO observers wit te schilderen en van de letters UNO te<br />
voorzien. Frans vroeg of deze observers in mijn paviljoen konden<br />
logeren, waar ik niets voor voelde en daarom in de pasanggrahan<br />
een paar kamers voor hun op liet knappen.<br />
's Middags naar Danoewaria om de bevolking voor te lichten<br />
over de wapenstilstand. Zij waren er van overtuigd dat de<br />
negatieve afloop niet onze schuld was, maar dat wij voor de druk<br />
van het buitenland waren gezwicht. Intussen hadden alle leden van<br />
de GRIB de kotta Fakfak verlaten en ze hielden zich verder koest.<br />
In een code telegram berichtte de Gouverneur dat de<br />
Staatssecretaris, Th.H. Both, en hij mij op 30 augustus in<br />
Kaimana wilden ontmoeten.<br />
Niet wetend of de Indonesische Mobiele Politie, die zich in<br />
de Patipibaai had verzameld, van de wapenstilstand afwist schreef<br />
ik hun een brief, maar had alle moeite om een koerier te vinden.<br />
De militairen en politie en de Indonesiërs voelden er niets voor.<br />
Eindelijk na lang soebatten was iemand, tegen een behoorlijke<br />
vergoeding, bereid de brief naar Patipi te brengen.<br />
Om te voorkomen dat de namen van onze informanten in handen<br />
van de Indonesiërs zouden komen werden mijn geheim archief en dat<br />
van de politie verbrand. Op mijn erf was een diepe kuil waarin<br />
de mappen gedeponeerd werden en in brand gestoken. Adam werd<br />
ermee belast de paperassen, die er met mappen en al in gingen,<br />
voortdurend met een stok uit elkaar te gooien tot er nog alleen<br />
as overbleef.<br />
23 Augustus arriveerden de UNO observers, een Afrikaan en<br />
een Indiër die van meet af aan een pro-Indonesische houding<br />
aannamen.<br />
30 Augustus met de Controleur van Kaimana in een Beaver op<br />
afscheidsbezoek in Soesoenoe in de Argoenibaai en de Etnabaai.<br />
De Papoea's hadden daar dezelfde mening als in Danoewaria. In<br />
de Etnabaai zeiden de Papoea's de Nederlanders dankbaar te zijn<br />
voor hun overbrenging uit het bergland naar de kust maar dat zij<br />
nu wel weer naar het binnenland moesten terugkeren.<br />
Direct na de wapenstilstand was de Papoea hulp politie<br />
opgedragen alle vuurwapens, ook de Japanse, in te leveren, omdat<br />
het bezit hiervan hun in moeilijkheden kon brengen. Zonder<br />
uitzondering hebben zij zich hieraan voldaan.<br />
Er kwamen klachten van de bevolking van Soekartemin, iets<br />
ten noorden van Fakfak, dat zich daar nog steeds een aantal<br />
Indonesische para's ophielden, die zich niet bij het bestuur<br />
wilden melden. Om in hun levensonderhoud te voorzien plunderden<br />
zij elke avond de Papoeatuinen. Als er niet direct maatregelen<br />
werden getroffen namen de Papoea's hun recht in eigen handen.<br />
Pagina 123
Na de wapenstilstand hadden Indonesische vliegtuigen<br />
pamfletten ondertekend door Soekarno en Generaal Majoor Soeharto<br />
uitgeworpen, waarin het staakt het vuren bekend werd gemaakt.<br />
Deze pamfletten lieten wij in ruime mate rond Soekartemin op<br />
bomen in het bos aanbrengen die werden echter door de para's<br />
verscheurd.<br />
De Afrikaanse UNO observator was er met een gemengde<br />
patrouille van Nederlanders en Indonesiërs heen gegaan, maar gaf<br />
het na drie uur op. Die avond bezocht ik de Afrikaan op een<br />
feestje bij de Indonesische schoolopziener en gooide hem op<br />
onheuse manier voor de voeten dat hij achter de para's aan moest<br />
in plaats van feest te vieren.<br />
Twee dagen later kon hij wraak nemen met de bewering dat wij<br />
na de wapenstilstand nog vuurwapens hadden uitgegeven, wat hij<br />
met bewijzen kon staven. Ik ontkende dit ten stelligste maar<br />
beloofde de klacht te onderzoeken; zowel Wijnveldt als Van Ginkel<br />
wisten nergens van.<br />
's Avonds vertelde Frans mij dat buiten zijn medeweten een<br />
sergeant Indonesische wapens had afgegeven aan een in het bos<br />
wonende Ambonees die voor zijn leven vreesde. Wijnveldt liet hem<br />
voor een verhoor door de politie ophalen. Midden in de nacht nam<br />
ik dat af en wees hem er op dat hij de sergeant in grote<br />
moeilijkheden had gebracht. Hij zou de volgende dag officieel<br />
worden gearresteerd en er zou hem in het bijzijn van de observers<br />
een verhoor worden afgenomen waarbij hij moest volhouden dat hij<br />
de wapens in het bos had gevonden. De volgende dag werd hij<br />
vo<strong>org</strong>eleid en ondervroeg ik hem in mijn kantoor.<br />
Deze kamer was een pijpenla en bevatte alleen mijn bureau<br />
en een zitje waarin de observers plaats namen. De Ambonees stond<br />
met zijn rug naar hen toe. Ik ondervroeg hem met luide stem en<br />
vertaalde zijn verklaring in het Engels. De Ambonees keek mij met<br />
twinkelende oogjes en een glimlach aan, waardoor hij het mij niet<br />
gemakkelijk maakte. Gelukkig namen de observers er genoegen mee<br />
en beschouwden hiermee de zaak als afgedaan.<br />
In Hollandia liep de zaak geheel uit de hand. De ambtenaren<br />
daar hadden er alleen maar oog voor hun eigen belangen veilig te<br />
stellen en waren daarom vaak practisch onbereikbaar. Wel stuurden<br />
zij een overvloed aan nieuwe instructies die vaak met elkaar in<br />
tegenspraak waren.<br />
Voorzieningen in de vervanging van ambtenaren die op 26<br />
september naar Nederland zouden vertrekken bleven uit, de<br />
radio telegrafist kreeg op zijn vraag wat hij met zijn apparaat<br />
moest doen tot antwoord: "Geef dat maar aan de Resident en laat<br />
die maar zien wat hij er mee doet". Als oplossing leende ik een<br />
telegrafist van het KL, die de verbinding onderhield met<br />
Hollandia. In de vervanging van de beheerder van 's Landskas<br />
moest ik ook voorzien, het zelfde gold voor het hoofd van de<br />
electriciteitscentrale.<br />
Pagina 124
Al geruime tijd kwamen (zelfs dringende) telegrammen over<br />
de post, zo kwamen er telegrammen voor de hele kota op twee<br />
vellen van elk 1.60 meter.<br />
Op een dag kwam de opdracht de volgende dag 's Landskas af te<br />
sluiten. Hoe moest dit zonder telegrafische verbinding tijdig<br />
aan Kaimana en Kokas worden do<strong>org</strong>egeven ?<br />
30 Augustus was van half elf tot twee in Kaimana de ontmoeting<br />
met de heren Both en Platteel. Ik klaagde over de gang van<br />
zaken in Hollandia. De Gouverneur liet mij geheel vrij om naar<br />
eigen inzicht beslissingen te nemen en stemde ermee in dat ik<br />
f.50.000.—mocht opnemen voor mijn geheim politiefonds, waaruit<br />
de hulppolitie betaald kon worden, de bevolking van Soekartemin<br />
schadeloos gesteld en voorzieningen getroffen worden om<br />
kwetsbare Papoea's voor enige tijd te laten onderduiken, waarvoor<br />
bij Max Lapré uit Manokwari buitenboordmotoren werden besteld.<br />
De ambtenaren van Fakfak, Kaimana en Kokonao moesten wegens<br />
het ontbreken van emballagematerieel hun inboedel voor een appel<br />
en een ei van de hand doen. Both beloofde hiervoor in Nederland<br />
een schadelosstelling te regelen, die nooit tot stand is gekomen<br />
.<br />
Achteraf hoorde ik dat ambtenaren in Hollandia hun particuliere<br />
auto's op landskosten naar Nederland mochten verschepen.<br />
Both vroeg of het zin had om de Controleur van Kaimana te<br />
vragen enige tijd in UNO dienst aan te blijven; wetend dat hij<br />
liever vandaag dan m<strong>org</strong>en wilde vertrekken heb ik dat afgeraden.<br />
Dat de Papoea's ons niet de schuld gaven van de ongelukkige<br />
afloop bleek uit de vele geschenken die ik kreeg, zoals een<br />
papagaai, een stuk gegoten zilverwerk, een hertegewei, een<br />
zilveren oorhanger gegoten in de ruggewervel van een tonijn, twee<br />
prachtige trommels, twee waardevolle VOC kanonnen ( die normaal<br />
zelfs niet voor veel geld te koop waren) en een paar draagtassen<br />
om aan de Koningin aan te bieden.<br />
Op 30 Augustus was een bespreking met de ambtenaren in<br />
Fakfak over de vraag wie er in UNO dienst nog wilden doorwerken.<br />
Van de 61 wilden slechts 12 aanblijven.<br />
20 September benoemde de Gouverneur mij tot hoofdadministrateur<br />
.<br />
22 September in de militaire mess afscheid genomen van de<br />
ambtenaren die op 27 september uit Fakfak zouden vertrekken. Op<br />
die bijeenkomst werd ik benoemd tot ere-vaandrig van de<br />
C-Compagnie. Omdat het hun in de strijd aan artillerie had<br />
ontbroken gaf ik de Compagnie van Van Ginkel een groot origineel<br />
VOC kanon cadeau.<br />
24 September werd de komst van twee AA's aangekondigd en<br />
werden twee bestuursassistenten benoemd tot respectievelijk<br />
ambtenaar ter beschikking van de Resident en de ander tot HPB<br />
Fakfak.<br />
Pagina 125
Op 2 oktober constateerde ik dat het rustig was in Fakfak,<br />
de GRIB liet niets van zich merken en de Indonesische Mobiele<br />
Politie had zich in Roembati geconcentreerd. Met de kolonel<br />
L.L.M. Eekhout en de Indonesische Brigade Generaal Achmad<br />
Wiranatakoesoema een bezoek gebracht aan Roembati.<br />
Terug in Fakfak vroeg ik de Brigade Generaal enkele<br />
vooraanstaande Papoea's te willen geruststellen.<br />
Begin oktober kwam een Compagnie Pakistaanse militairen in<br />
Fakfak om rust en orde te handhaven. De commandant, een majoor,<br />
maakte een goede indruk en bleek niet van plan zich voor het<br />
karretje van de Indonesiërs te laten spannen.<br />
3 Oktober waren er geen geldige postzegels meer te koop. De<br />
oude mochten niet meer gebruikt worden en de nieuwe, met een UNO<br />
opdruk, moesten nog geleverd worden.<br />
27 September hadden wij UNO vlaggen moeten ontvangen, deze<br />
waren echter in Inanwatan achtergelaten en door Teminaboean<br />
ingepikt. Ik kon een lenen van de Pakistaanse majoor.<br />
In september kreeg ik een uitnodiging om het in gebruik<br />
nemen van de weg Ajamaroe-Teminaboean bij te wonen. De Beaver die<br />
mij zou afhalen was vanwege het slechte weer niet op tijd. Pas<br />
de volgende dag vlogen wij naar Teminaboean, waarbij wij een<br />
moeilijke start hadden. De baai van Fakfak was in een zeer dichte<br />
mist gehuld. Ondanks dat hij geen hand voor ogen kon zien besloot<br />
de piloot toch te vertrekken en taxide het vliegtuig tussen<br />
Poelau Pandjang en Fakfak. Hij startte blindelings in oostelijke<br />
richting evenwijdig aan het eiland en hield die richting na het<br />
loskomen vast tot wij boven de mist uitkwamen en zicht kregen op<br />
het gebergte. Vanuit Teminaboean heb ik met de Controleur<br />
Polanski nog een paar kilometer van de weg gereden.<br />
Eind september kreg ik het telegrafisch verzoek om na<br />
1 oktober nog enkele weken in dienst te blijven omdat mijn<br />
opvolger, een Engelse Resident, niet op tijd zijn dienst kon<br />
aanvaarden.<br />
Omdat alle Residenten vóór 1 oktober Nieuw-Guinea moesten<br />
verlaten was ik op 30 september de laatste Nederlandse Resident<br />
in actieve dienst en op 1 oktober de eerste in UNO dienst.<br />
In de avond van 4 oktober toen ik rustig een boek zat te<br />
lezen kwamen 2 Indonesiërs uit Roembati melden dat zij in Fakfak<br />
inkopen kwamen doen en zij vroegen de weg naar de commandant van<br />
de UNO troepen.<br />
Enkele dagen later kwam met een KPM boot onverwacht een<br />
nieuwe jeep voor mij aan, wat goed van pas kwam omdat de oude<br />
practisch afgeschreven was.<br />
Teminaboean zat al zonder radioverbinding. Met Kaimana kon<br />
ik nog via de politieradio contact maken, met Kokonao in het<br />
geheel niet meer. In Teminaboean was alle rijst uitverkocht en<br />
het nieuwe HPB dorst zonder toestemming van Manokwari de<br />
noodrantsoenen rijst niet te distribueren.
Pagina 126<br />
10 Oktober kwam de UNO Administrateur Roltz Bennett met de<br />
nieuwe politie commandant van 9 tot 11 uur voor een kennismaking<br />
langs.<br />
11 Oktober kwam mijn UNO opvolger, hij gaf te kennen zich<br />
niet te druk te maken omdat hij over enkele weken naar Merauke<br />
zou worden overgeplaatst.<br />
13 Oktober verliet ik met een Beaver Fakfak. De piloot was<br />
zo vriendelijk als afscheid enkele rondvluchten te maken, waarbij<br />
hij zo strietste dat ik bijna de onderkant van de bladeren heb<br />
gezien.<br />
Biak was uitgestorven en lag er eenzaam en verlaten bij.<br />
Op 15 oktober vloog ik opgelucht van Biak via Tokio,<br />
Hongkong en Rome naar Nederland.<br />
*************<br />
*************<br />
Dordrecht, juli 1992<br />
Pagina 127