WAAR Stedelijk openbaar vervoer in Europa – 26 voorbeelden - Crow

WAAR Stedelijk openbaar vervoer in Europa – 26 voorbeelden - Crow WAAR Stedelijk openbaar vervoer in Europa – 26 voorbeelden - Crow

03.09.2013 Views

2 Het Personenbeförderungsgesetz is de wettelijke basis voor het openbaar vervoer. 3 Dit werd geregeld in het Regionalisierungsgesetz. Naast bepalingen over het regionale spoorvervoer, het SchienenPersonenNahVerkehr, is ook een aantal bepalingen opgenomen over het streekvervoer (ÕPNV). WAAR Stedelijk openbaar vervoer in Europa Bij een aantal van de beschreven systemen wordt infrastructuur gedeeld voor verschillende voertuigtypen: trams in metrotunnels of op het spoorwegnet. Deze menging heeft vaak als voordeel dat met één van de voertuigtypen een overstaploze verbinding ontstaat met de binnenstad. Bij andere systemen is echter gekozen voor een conversie of een ombouwproces van het ene systeem naar het andere, dus zonder menging. Varianten zijn: een ombouw van trein naar light rail (m.n. in Engeland, maar ook RandstadRail is een voorbeeld) of van tram naar light rail (m.n. in Duitsland, maar ook Tramplus en Agglonet gaan in die richting) en een ‘ingroeimodel’ (zoals het gebruik van trams in de pre-metrotunnels van Brussel en Wenen). De bestuurlijke en organisatorische kaders Omdat driekwart van de voorbeelden afkomstig is uit Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk is het nuttig de voorbeeldsteden uit die landen te plaatsen in hun organisatorische en financiële context. De gekozen oplossingen in deze landen worden namelijk voor een belangrijk deel bepaald door het institutionele kader, de aansturing en de financiële mogelijkheden. Hoewel alle drie landen stadsgewestelijke of regionale organisatievormen kennen, verschillen ze in veel opzichten van elkaar. Duitsland In Duitsland zijn de zestien deelstaten, de Länder, verantwoordelijk voor de aansturing van het stads- en streekvervoer 2 . Zij hebben de financiële verantwoordelijkheid voor het openbaar vervoer en zorgen voor wat betreft bus, tram en metro ook voor de financiering van infrastructuur en van voertuigen. Sinds begin 1996 is daar de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het regionaal spoorvervoer bijgekomen. de zestien deelstaten, de Länder 3 . De deelstaten mogen hun bevoegdheden op het gebied van openbaar vervoer overdragen aan het gemeentelijke niveau of naar samenwerkingsverbanden, de zogeheten Gebietskörperschaften. Er zijn verschillende invullingen aan te geven, zoals Zweckverbände, Nahverkehrsgesellschaften of Verkehrsverbünde. De benaming Verkehrsverbund is het meest bekend Duitsland kent momenteel zo’n veertig organisaties onder die naam maar bedacht moet worden dat er flinke verschillen kunnen bestaan in de mate van samenwerking. Het kan bijvoorbeeld gaan om een samenwerking om uitsluitend een eenduidig tarievenbeleid te voeren onder de exploitanten. Maar het kan ook gaan om OV-autoriteiten die een totaalpakket van OV-diensten aanbieden: toekomstvisies formuleren, het voorzieningenniveau bepalen, een verplichte samenwerking tussen vervoerbedrijven organiseren, verantwoordelijk zijn voor de tarieven en een marketingbeleid voeren. Vaak zijn Verkehrsverbünde verantwoordelijk voor het openbaar vervoer in een vrij grote regio. De geldmiddelen van de Bund worden volgens een vaste sleutel verdeeld over de deelstaten, die hierover zelf mogen beslissen hoe ze deze besteden. Voor de toekenning van financiering van infrastructuur en voertuigen maakt men in Duitsland gebruik van de Standardisierte Bewertung. Iedere lagere overheid (stad, kreis, gemeente) kan hierop een beroep doen voor projecten die meer kosten dan 15 miljoen euro en waarbij de verhouding tussen baten en kosten groter is dan 1. Is dat het geval, dan mag men financiering aanvragen voor infrastructuur en voertuigen. Hoewel er verschillen kunnen optreden tussen de deelstaten is de verdeling van de financiering van infrastructuur over Bund, Land en lagere overheden ongeveer als volgt: 75, 10, respectievelijk 15 procent. Voor de aanschaf van voertuigen moeten de lagere overheden aanzienlijk dieper in de buidel tasten. Het verschilt sterk, maar vaak komt wel meer dan 50% voor hun rekening. In de Verkehrs- 6

4 De Loi d’orientation pour les transports intérieurs (LOTI) van 30 december 1982 bepaalt onder meer dat iedere burger recht heeft op vervoer en vrij moet zijn te kiezen tussen vervoersmodaliteiten, terwijl de overheid een vervoerplicht heeft. WAAR Stedelijk openbaar vervoer in Europa verbünde zijn niet alleen gemeenten, maar ook de betreffende vervoerbedrijven vertegenwoordigd. Er is een min of meer verplichte samenwerking, die als doel heeft de samenhang in het openbaar vervoer te waarborgen. Dit weerspiegelt zich bijvoorbeeld ook in de informatievoorziening via de Internetsite van het Verkehrsverbund. De vervoerbedrijven zijn grotendeels in handen van gemeentelijke of regionale overheden. Er is dus geen sprake van aanbesteding; de openbaarvervoermarkt is niet of moeilijk toegankelijk voor nieuwkomers. Frankrijk In 1982 is de verantwoordelijkheid voor het stedelijke en regionale openbaar vervoer in Frankrijk gedecentraliseerd 4 . De gemeenten kregen de verantwoordelijkheid voor het stedelijke openbaar vervoer, de departementen voor het ‘streekvervoer’ (interstedelijk vervoer) en het scholierenvervoer en de regio’s voor het regionale spoorvervoer (TER). Alleen de Parijse regio vormt hierop een uitzondering. Gemeenten kunnen ervoor kiezen hun verantwoordelijkheden te bundelen met buurgemeenten. Er zijn verschillende gradaties van samenwerking: van een SIVU (met één gemeenschappelijke taak) tot een Communauté Urbaine (waarin bijna alle gemeentelijke taken zijn overgenomen). Is voor een samenwerkingsverband gekozen waarin (ook) de openbaarvervoertaak is overgenomen van de gemeenten, dan is dit verband de OV-autoriteit geworden, de zogeheten Autorité Organisatrice (AO). De AO is de aansturende rol die een overheidsinstantie vervult; met betrekking tot openbaar vervoer is hij de opdrachtgever voor, en tegenspeler van de vervoerbedrijven. De AO is verantwoordelijk voor het voorzieningenniveau, de voertuigen, de tarieven, het periodiek aanbesteden en voor de financiële relatie met het gekozen vervoerbedrijf. Er zijn drie grote vervoerbedrijven, die samen 65% van de stedelijke OV-markt in handen hebben: Kéolis (van de SNCF), Transdev (van Groupe Caisse des dépôts) en CGEA-Connex (van Vivendi Environnement). Slechts enkele steden hebben een eigen vervoerbedrijf. De aanbesteding van het vervoer gaat als volgt. De AO geeft in een bestek aan wat het wil en hoe de risico’s tussen overheid en vervoerbedrijf worden verdeeld. Dit wordt aanbesteed. Na de gunning is er een aantal mogelijkheden: er wordt een beheerscontract gesloten; er wordt een forfaitaire vergoeding afgesproken met inkomsten-garantie; er wordt een concessie afgegeven; er wordt een Société d’économie Mixte (SEM) opgericht. Een SEM is een publiek-privaat bedrijf dat zich richt op de uitvoering van het contract. Vaak zit de lokale overheid voor 80 à 90 procent in het kapitaal van de SEM en de exploitant vooral voor zijn know-how. In het stadsvervoer is de AO verantwoordelijk voor aanschaf van voertuigen en voor de aanleg van infrastructuur en is ook de eigenaar. Dit in tegenstelling tot het streekvervoer (aangestuurd door de departementen), waar het juist de exploitant is die moet investeren in voertuigen en in infrastructuur (m.n. garages). Voor wat betreft de financiering/bekostiging van het openbaar vervoer organiseert de AO haar eigen vervoersbelasting, de versement transport (VT). Dit is een heffing op arbeidsloon voor bedrijven met meer dan negen werknemers die gevestigd zijn in de périmètre de transport urbain (PTU). De versement transport, ingesteld in 1971 en het eerst toegepast in de Parijse regio, heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de flinke groei van het agglomeratieve openbaar vervoer in Frankrijk. De heffing is 0,55 procent voor steden of samenwerkingsverbanden van 20.000 tot 100.000 inwoners, 1,00 procent als er meer dan 100.000 inwoners zijn en 1,75 procent voor steden/stedelijke verbanden die een besluit hebben genomen over de aanleg van infrastructuur op eigen baan voor openbaar vervoer (Transport en Commun en Site Propre). 7

2 Het Personenbeförderungsgesetz is<br />

de wettelijke basis voor het <strong>openbaar</strong><br />

<strong>vervoer</strong>.<br />

3 Dit werd geregeld <strong>in</strong> het Regionalisierungsgesetz.<br />

Naast bepal<strong>in</strong>gen<br />

over het regionale spoor<strong>vervoer</strong>, het<br />

SchienenPersonenNahVerkehr, is ook<br />

een aantal bepal<strong>in</strong>gen opgenomen<br />

over het streek<strong>vervoer</strong> (ÕPNV).<br />

<strong>WAAR</strong> <strong>Stedelijk</strong> <strong>openbaar</strong> <strong>vervoer</strong> <strong>in</strong> <strong>Europa</strong><br />

Bij een aantal van de beschreven systemen wordt <strong>in</strong>frastructuur gedeeld<br />

voor verschillende voertuigtypen: trams <strong>in</strong> metrotunnels of op het spoorwegnet.<br />

Deze meng<strong>in</strong>g heeft vaak als voordeel dat met één van de voertuigtypen<br />

een overstaploze verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g ontstaat met de b<strong>in</strong>nenstad. Bij<br />

andere systemen is echter gekozen voor een conversie of een ombouwproces<br />

van het ene systeem naar het andere, dus zonder meng<strong>in</strong>g. Varianten<br />

zijn: een ombouw van tre<strong>in</strong> naar light rail (m.n. <strong>in</strong> Engeland, maar ook<br />

RandstadRail is een voorbeeld) of van tram naar light rail (m.n. <strong>in</strong> Duitsland,<br />

maar ook Tramplus en Agglonet gaan <strong>in</strong> die richt<strong>in</strong>g) en een ‘<strong>in</strong>groeimodel’<br />

(zoals het gebruik van trams <strong>in</strong> de pre-metrotunnels van Brussel en Wenen).<br />

De bestuurlijke en organisatorische kaders<br />

Omdat driekwart van de <strong>voorbeelden</strong> afkomstig is uit Duitsland, Frankrijk<br />

en het Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk is het nuttig de voorbeeldsteden uit die landen te<br />

plaatsen <strong>in</strong> hun organisatorische en f<strong>in</strong>anciële context. De gekozen oploss<strong>in</strong>gen<br />

<strong>in</strong> deze landen worden namelijk voor een belangrijk deel bepaald door<br />

het <strong>in</strong>stitutionele kader, de aanstur<strong>in</strong>g en de f<strong>in</strong>anciële mogelijkheden.<br />

Hoewel alle drie landen stadsgewestelijke of regionale organisatievormen<br />

kennen, verschillen ze <strong>in</strong> veel opzichten van elkaar.<br />

Duitsland<br />

In Duitsland zijn de zestien deelstaten, de Länder, verantwoordelijk voor de<br />

aanstur<strong>in</strong>g van het stads- en streek<strong>vervoer</strong> 2 . Zij hebben de f<strong>in</strong>anciële verantwoordelijkheid<br />

voor het <strong>openbaar</strong> <strong>vervoer</strong> en zorgen voor wat betreft<br />

bus, tram en metro ook voor de f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>frastructuur en van voertuigen.<br />

S<strong>in</strong>ds beg<strong>in</strong> 1996 is daar de verantwoordelijkheid voor de exploitatie<br />

van het regionaal spoor<strong>vervoer</strong> bijgekomen. de zestien deelstaten, de<br />

Länder 3 . De deelstaten mogen hun bevoegdheden op het gebied van<br />

<strong>openbaar</strong> <strong>vervoer</strong> overdragen aan het gemeentelijke niveau of naar samenwerk<strong>in</strong>gsverbanden,<br />

de zogeheten Gebietskörperschaften. Er zijn verschillende<br />

<strong>in</strong>vull<strong>in</strong>gen aan te geven, zoals Zweckverbände, Nahverkehrsgesellschaften<br />

of Verkehrsverbünde. De benam<strong>in</strong>g Verkehrsverbund is het<br />

meest bekend <strong>–</strong> Duitsland kent momenteel zo’n veertig organisaties onder<br />

die naam <strong>–</strong> maar bedacht moet worden dat er fl<strong>in</strong>ke verschillen kunnen<br />

bestaan <strong>in</strong> de mate van samenwerk<strong>in</strong>g. Het kan bijvoorbeeld gaan om een<br />

samenwerk<strong>in</strong>g om uitsluitend een eenduidig tarievenbeleid te voeren onder<br />

de exploitanten. Maar het kan ook gaan om OV-autoriteiten die een totaalpakket<br />

van OV-diensten aanbieden: toekomstvisies formuleren, het voorzien<strong>in</strong>genniveau<br />

bepalen, een verplichte samenwerk<strong>in</strong>g tussen <strong>vervoer</strong>bedrijven<br />

organiseren, verantwoordelijk zijn voor de tarieven en een<br />

market<strong>in</strong>gbeleid voeren. Vaak zijn Verkehrsverbünde verantwoordelijk voor<br />

het <strong>openbaar</strong> <strong>vervoer</strong> <strong>in</strong> een vrij grote regio.<br />

De geldmiddelen van de Bund worden volgens een vaste sleutel verdeeld<br />

over de deelstaten, die hierover zelf mogen beslissen hoe ze deze besteden.<br />

Voor de toekenn<strong>in</strong>g van f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>frastructuur en voertuigen maakt<br />

men <strong>in</strong> Duitsland gebruik van de Standardisierte Bewertung. Iedere lagere<br />

overheid (stad, kreis, gemeente) kan hierop een beroep doen voor projecten<br />

die meer kosten dan 15 miljoen euro en waarbij de verhoud<strong>in</strong>g tussen baten<br />

en kosten groter is dan 1. Is dat het geval, dan mag men f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g aanvragen<br />

voor <strong>in</strong>frastructuur en voertuigen. Hoewel er verschillen kunnen<br />

optreden tussen de deelstaten is de verdel<strong>in</strong>g van de f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g van<br />

<strong>in</strong>frastructuur over Bund, Land en lagere overheden ongeveer als volgt: 75,<br />

10, respectievelijk 15 procent. Voor de aanschaf van voertuigen moeten de<br />

lagere overheden aanzienlijk dieper <strong>in</strong> de buidel tasten. Het verschilt sterk,<br />

maar vaak komt wel meer dan 50% voor hun reken<strong>in</strong>g. In de Verkehrs-<br />

6

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!