Aantal Totaal Cijfer OG BG Mannen 18-29 jaar 7 82 8,5 3,8 17,3 30-39 jaar 10 247 4 2,1 7,5 40-49 jaar 35 1067 3,3 2,3 4,6 50-59 jaar 165 3098 5,3 4,6 6,2 60-69 jaar 479 6788 7,1 6,5 7,7 70-79 jaar 1783 15040 11,9 11,3 12,4 80-89 jaar 2333 12714 18,3 17,7 19 90 jaar + 606 2334 26 24,2 27,8 Subtotaal Vrouwen 5418 41370 13,1 12,8 13,4 18-29 jaar 2 52 3,8 0,7 14,3 30-39 jaar 8 163 4,9 2,3 9,8 40-49 jaar 13 440 3 1,7 5,1 50-59 jaar 77 1328 5,8 4,6 7,2 60-69 jaar 268 3772 7,1 6,3 8 70-79 jaar 1343 12836 10,5 9,9 11 80-89 jaar 3034 19170 15,8 15,3 16,4 90 jaar + 1600 6517 24,6 23,5 25,6 Subtotaal 6345 44278 14,3 14 14,7 Nationaal 11763 85648 13,7 13,5 14 Tabel XV.1: Bruto nationaal en leeftijds- en geslachtsspeciefiek <strong>in</strong>tramuraal letaliteitscijfer voor congestief hartfalen. België 2002-2005 OG: ondergrens <strong>van</strong> het 95%-betrouwbaarheids<strong>in</strong>terval BG: bovengrens <strong>van</strong> het 95%-betrouwbaarheids<strong>in</strong>terval Voor de logistische regressieanalyse, die we gebruikten voor het aanmaken <strong>van</strong> de kaarten, hebben we enkel de drie leeftijdsgroepen <strong>van</strong>af 70 jaar meegerekend. We deden dit om over een homogenere steekproef te beschikken aangezien de oudere CHF-patiënten verschillen <strong>van</strong> de jongere CHF-patiënten, onder meer omdat er b<strong>in</strong>nen de oude leeftijdsgroep relatief veel patiënten zijn met een bewaarde systolische functie. Kaart XV.1 geeft de geografische spreid<strong>in</strong>g weer <strong>van</strong> de afwijk<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> het relatieve risico op een <strong>in</strong>tramuraal overlijden voor congestief hartfalen <strong>in</strong> België. De afwijk<strong>in</strong>gen die wijzen op een relatief risico dat significant hoger ligt (bij een 95%-betrouwbaarheids<strong>in</strong>terval) doen zich voor <strong>in</strong> de adm<strong>in</strong>istratieve arrondissementen Brugge, Veurne, S<strong>in</strong>t-Niklaas (<strong>in</strong> Vlaanderen), en Doornik, Soignies, Ath en Hoei (<strong>in</strong> Wallonië). De arrondissementen Antwerpen, Leuven, Diksmuide, Oostende, Roeselare, Hasselt, Maaseik, Tongeren (<strong>in</strong> Vlaanderen), en Bastenaken (<strong>in</strong> Wallonië) worden gekenmerkt door afwijk<strong>in</strong>gen die wijzen op een significant lager relatief risico (bij een 95%-betrouwbaarheids<strong>in</strong>terval). Als we het Bonferroni-betrouwbaarheids<strong>in</strong>terval hanteren, dat conservatiever is, vertoont enkel het arrondissement Hoei een relatief overlijdensrisico voor CHF dat significant hoger ligt, en de 112
arrondissementen Antwerpen, Leuven, Diksmuide, Oostende, Roeselare, Hasselt en Bastenaken hebben een significant lager relatief overlijdensrisico. Kaart XV.1 Congestief hartfalen (IQI 16) – afwijk<strong>in</strong>gen (%) <strong>van</strong> het relatieve risico – MKG 2002-2005 Kaart XV.2 geeft de geografische verschillen weer <strong>in</strong> de afwijk<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> het relatieve risico op een <strong>in</strong>tramuraal overlijden voor congestief hartfalen <strong>in</strong> functie <strong>van</strong> het al dan niet behoren tot de <strong>in</strong>terpretatiezone. We stellen daarbij vast dat de arrondissementen Maaseik, Tongeren en Bastenaken lage relatieve overlijdensrisico’s vertonen (