Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht
Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht
Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
EEN HYPOTHESE GETOETST 95<br />
in Christus. Ook artikel 2 spreekt over het voordeel en nut voor ons<br />
van de menswording met betrekking tot de 'promotio ad bonum' en<br />
de 'remotio mali', maar <strong>te</strong>gelijkertijd brengt de menswording ons<br />
tot het ui<strong>te</strong>indelijke doel: het zien van aangezicht tot aangezicht. In<br />
artikel 3 waagt <strong>Thomas</strong> het zelfs om de vraag of God mens zou zijn<br />
geworden indien de mens niet gezondigd had <strong>te</strong> beantwoorden met<br />
nee - de Schrift legt verband van menswording met zonde - en met<br />
ja - we moe<strong>te</strong>n niet uitslui<strong>te</strong>n dat de almachtige God ook zonder de<br />
zonde mens was geworden.<br />
Het hierboven <strong>te</strong>lkens als tweede lid van <strong>Thomas</strong>' s<strong>te</strong>llingname<br />
beschrevene wordt door centrale begrippen uit zijn Godsleer gestuurd:<br />
goedheid en almacht. Door deze twee begrippen <strong>te</strong> han<strong>te</strong>ren<br />
wordt er inderdaad over God gesproken en niet met de helft<br />
genoegen genomen. Woorden als goedheid en almacht behoren tot<br />
een beperk<strong>te</strong> groep van woorden die we echt voor God kunnen<br />
gebruiken. Toch bergen ook deze perfectie-woorden een 'hoe-nieraspect<br />
in zich. Ons begrip van goed ontlenen wij immers aan de<br />
schepping, <strong>te</strong>rwijl in fei<strong>te</strong> alleen God volkomen goed is. Van hem<br />
ontvangt de schepping het goede. Maar wanneer wij over de goede<br />
God spreken doen we dat vanuit ons onvolkomen schepsellijke<br />
begrip van goed. (79) Ook deze perfectie-woorden hebben ontkennende<br />
kenmerken, waardoor ze geschikt zijn om voorzichtig over<br />
God <strong>te</strong> spreken.<br />
Een pregnant voorbeeld is de wijze waarop <strong>Thomas</strong> in artikel 2<br />
een woord als noodzakelijk ongeschikt vindt om <strong>te</strong> spreken over<br />
Gods handelen. Noodzakelijk pint God vast, haalt Hem als het<br />
ware binnen ons sys<strong>te</strong>em, de schepping. Een 'betrouwbare' God die<br />
voorspelbaar reageert. Maar <strong>Thomas</strong> laat zien dat de openbaring<br />
. ons een God toont die menselijke berekingen <strong>te</strong> boven gaat, wiens<br />
trouw menselijke maatstaven overstijgt.<br />
Ui<strong>te</strong>indelijk komt het erop neer dat <strong>Thomas</strong> (hier) twee principes<br />
gebruikt in zijn theologische methode. Ten eers<strong>te</strong> de Schrift als bron<br />
bij uits<strong>te</strong>k van onze kennis over God. Ten tweede de taalregels uit<br />
zijn Godsleer, zoals die in deze quaestio naar voren komen door het<br />
gebruik van woorden als goedheid en almacht. (SO) Op zich zou het<br />
eers<strong>te</strong> principe voldoende moe<strong>te</strong>n zijn, maar de vragen die aan en<br />
door de theologie ges<strong>te</strong>ld worden vinden niet altijd een pasklare<br />
zinsnede uit de Schrift als antwoord. Neem bij voorbeeld het derde<br />
artikel uit de hier besproken quaestio. De Schrift spreekt nergens<br />
over het toch mens worden van God, indien de mens niet gezondigd<br />
had. Maar de vraag wordt wel ges<strong>te</strong>ld. <strong>Thomas</strong> s<strong>te</strong>lt eerst dat de