03.09.2013 Views

Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht

Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht

Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

EEN HYPOTHESE GETOETST 87<br />

s<strong>te</strong>lt met een beroep op de Schrift - "Ik heb u met een voortdurende<br />

liefde bemind" (Jer. 31:3) - dat alle relatie-woorden vanaf eeuwigheid<br />

voor God worden gebruikt. In zijn reactie hierop verwijst<br />

<strong>Thomas</strong> naar handelingen die in<strong>te</strong>rn blijven;woorden die dat soort<br />

relatiesbe<strong>te</strong>kenen ('kennen', 'willen') worden voor God van eeuwigheid<br />

gebruikt. Maar woorden die handelingen be<strong>te</strong>kenen die volgens<br />

onze manier van begrijpen in ex<strong>te</strong>rne effec<strong>te</strong>nresul<strong>te</strong>ren ('redder',<br />

'schepper') worden in tijdelijkezin voor God gebruikt.<br />

Het betoogin dit artikel wordt dus gekenmerktdoor enerzijdseen<br />

vasthouden aan de gegevens van de Schrift en anderzijds door het<br />

in<strong>te</strong>rpre<strong>te</strong>ren van die gegevens met behulp van de regels die eerder<br />

zijnopges<strong>te</strong>ld uitgaande van het verschiltussen Schepper en schepsel.<br />

3.4. Evaluatie<br />

In deze analyse stond de hypothese centraal dat <strong>Thomas</strong> in zijn<br />

discussie over 'Woord' de regels die hij in de openingsquaestiones<br />

aangegeven heeft volgt en dat hij hierop geen uitzonderingen<br />

maakt of veranderingen aanbrengt. De laats<strong>te</strong> precisering was ingegeven<br />

door de opmerkingen van O'Brien,'die wel een verandering<br />

meende <strong>te</strong> zien in het gebruik van de analogie. In de argumentatie<br />

die O'Brien hiervoor aanvoert maakt hij gebruik van de <strong>te</strong>gens<strong>te</strong>lling<br />

natuurlijke kennis - openbaring en de daarmee verbonden basis<br />

en cri<strong>te</strong>rium voor de benamingen, namelijk de geschapen effec<strong>te</strong>n<br />

enerzijdsen de Schrift anderzijds. De argumen<strong>te</strong>n of de vooronders<strong>te</strong>llingen<br />

hebben op twee kan<strong>te</strong>n betrekking: op wat er in de openingsquaestiones<br />

gebeurt en op wat er in de quaestiones over de<br />

Trini<strong>te</strong>it gebeurt. Uit de lezing van q. 34 is gebleken dat wat betreft<br />

deze laats<strong>te</strong> kant de argumen<strong>te</strong>n niet kloppen. Allereerst trekt <strong>Thomas</strong><br />

expliciet en impliciet lijnen door van de openingsquaestiones<br />

naar quaestio 34, waarbij het om fundamen<strong>te</strong>le overeenkoms<strong>te</strong>n<br />

gaat. Bovendien vertrekt <strong>Thomas</strong> in q. 34 ook van het gewone (in<br />

nobis) spraakgebruik van 'woord' en 'persoon' en past hij dezelfde<br />

wegen toe om tot een minder inadequa<strong>te</strong> wijze van spreken in<br />

dimnis <strong>te</strong> komen. Wat betreft de eers<strong>te</strong> kant (de openingsquaestiones)<br />

kan gezegd worden dat O'Brien aan het theologisch<br />

karak<strong>te</strong>r van deze quaestiones niet voldoende gewicht geeft: hij<br />

gebruikt wel <strong>te</strong>rmen als schepselen en schepsellijk,maar verbindt<br />

daaraan niet de nodige consequenties wat betreft kennis van God<br />

en de rol van de Schrift daarbij.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!