Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht
Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht
58 Franciscus de Victoria (11) De corona miliiis, c. I en II CPL2, pp. 93 en 111). (12) Volgens de natuurwet mag men immers geweld met geweld beantwoorden. Zie De juri belli, q. 1, paragraaf 2. (13) I Cor. 6:7. (14) Matth. 5:39. (15) In De jure belli, q. 1 in de uitgave onder leiding van L. Pereüa (Corpus Hispanorum de pace VI), Madrid, 1981, paragraaf 2, pp. 102-108 voert Victoria hiervoor acht argumenten aan. Als uitgangspunt dienen, ten eerste, teksten van Augustinus en van Thomas, ten tweede, het natuurrecht, ten derde, het voorbeeld van de heiligen en ten vierde, het doel van de oorlog. Het doel van de oorlog is de vrede en veiligheid van de staat. Deze kan niet bewaard blijven als de angst voor een oorlog vijanden niet belet om onrecht te doen. In het zevende argument leidt Victoria deze conclusie af uit het doel en het goed van de wereld. Als tirannen en rovers ongestraft onrecht zouden kunnen doen, dan is het volstrekt onmogelijk dat de aarde gelukkig is. (16) Rom. 13:4. (17) Tussen 1492 en 1559 waren Frankrijk en Spanje bijna onafgebroken in oorlog. (18) Zoals uit De jure belli, q. 1, paragraaf 1 blijkt, doelt Victoria op Luther, die in Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute van 1518 had gesteld dat christenen zich niet tegen de Turken teweer mochten stellen. Deze opvatting veroordeelde Leo X in artikel 34 van de bul Exsurge Domine uit 1520. (19) Commentaar op de Summa theologiae (ed. Leonina, p. 313). Cajetanus zegt dat op grond van de natuurwet elk volk zich mag verdedigen. (20) In een verdedigingsoorlog moet men zich, volgens Victoria, beperken tot het afweren van de aanval, ook al impliceert dat het toebrengen van schade aan de agressor. Geroofde eigendommen mag men onmiddellijk terugnemen. Kenmerkend voor een verdedi-
COMMENTAAR OP THOMAS' DE BELLO 59 gingsoorlog is, dat de afweer direct op de aanval volgt: "Een privé persoon heeft niet het recht onrecht te wreken. Na een bepaald tijdsverloop mag hij immers de weggenomen goederen niet terugnemen. Verdediging moet namelijk geschieden op het moment zelf. Vandaar dat, wanneer de noodzaak van de verdediging er niet meer is, de aanleiding van de oorlog verdwenen is." (De jure belli, q. 2, paragraaf 2) (21) Het begrip wereldgemeenschap, waarvan de staten een onderdeel vormen, neemt in het denken van Victoria een belangrijke plaats in. Hij beschouwt de wereld in zekere zin als een staat met een eigen bonum commune. Het recht van deze wereldstaat is het recht der volken, dat alle vorsten geacht worden te beschermen. Om vergrijpen tegen dit recht te bestraffen hebben de vorsten niet alleen gezag over hun onderdanen, maar ook over vreemdelingen. Dit gezag hebben zij krachtens het natuurrecht, want "de wereld zou niet in stand kunnen blijven als niemand de macht en het gezag heeft om de boosdoeners af te schrikken en te zorgen dat zij de goeden niet schaden. Welnu, alles wat noodzakelijk is voor het bestuur en de instandhouding van de wereld is krachtens de natuurwet." (De juri belli, q. 4, p. 1, paragraaf 5) Zie ook Francisco de Victoria. Leçons sur les lndiens et sur le droit de la guerre (vertaald en ingeleid door M. Barbier), Genève, 1966, pp. XLII-XLVI en P. Haggenmacher, Grotius et la doctrine de la guerre juste, pp. 132-133. (22) Politica !II, c. 1, 1257b17-21. De gedachte van een staat als een rechtsgemeenschap gaat op Aristoteles terug, vergelijk Politica I, c. 2. (23) Commentaar op de Summa theologiae (ed. Leonina, pp. 313- 314). Cajetanus geeft als criterium dat onvolmaakte staten deel hebben aan één koninklijke rechtbank en alle koninklijke belastingen betalen. Een volmaakte staat heeft ook zijn eigen vorst. In De jure belli, q. 2, paragraaf 3 noemt Victoria een staat volmaakt als deze eigen wetten, een eigen raad en eigen magistraten heeft. Volmaakt wil in dit verband zeggen 'dat waaraan niets ontbreekt'. Deze omschrijving van volmaakt vindt men in de Physica III, c. 6, 207a8 van Aristoteles. Een volmaakte staat is daarom geen onderdeel van
- Page 12 and 13: 10 Peter van Veldhuijsen Nadat Ptol
- Page 14 and 15: 12 Peter van Veldhuijsen Deze tweev
- Page 16 and 17: 14 Peter van Veldhuijsen reden waar
- Page 18 and 19: 16 Peter van Veldhuijsen van de wer
- Page 20 and 21: 18 Peter van Veldhuijsen Noten (1)
- Page 22 and 23: 18 Peter van Veldhuijsen Noten (1)
- Page 24 and 25: 20 Peter van Veldhuijsen (22) Ibide
- Page 26 and 27: 22 Peter van Veldhuijsen SUMMARY On
- Page 28 and 29: 24 J. van Rossum in 1330 benoemd do
- Page 30 and 31: 26 J. van Rossum Door middel van de
- Page 32 and 33: 28 J. van Rossum endorffs karakteri
- Page 34 and 35: 30 J. van Rossum die in Byzantium b
- Page 36 and 37: 32 J. van Rossum denken te boven ga
- Page 38 and 39: 34 J. van Rossum Zijn totaliteit: i
- Page 40 and 41: 36 J. van Rossum Noten (1) Zie hier
- Page 42 and 43: 38 J. van Rossum (24) Tr. II, 3, 54
- Page 44 and 45: 40 J. van Rossum Index of the Summa
- Page 46 and 47: FRANOSCUS DE VICTORIA'S COMMENTAAR
- Page 48 and 49: Tekst Franciscus de Victoria 1. Men
- Page 50 and 51: 46 Franciscus de Victoria Ten derde
- Page 52 and 53: 48 Franciscus de Victoria die helpt
- Page 54 and 55: 50 Franciscus de Victoria vijanden
- Page 56 and 57: 52 Franciscus de Victoria voerders
- Page 58 and 59: 54 Franciscus de Victoria tijdens e
- Page 60 and 61: 56 Franciscus de Victoria nate en v
- Page 64 and 65: 60 Franciscus de Victoria een ander
- Page 66 and 67: 62 Franciscus de Victoria stellen:
- Page 68 and 69: 64 Franciscus de Victoria Misschien
- Page 70 and 71: 66 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 72 and 73: 68 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 74 and 75: 70 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 76 and 77: 72 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 78 and 79: 74 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 80 and 81: 76 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 82 and 83: 78 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 84 and 85: 80 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 86 and 87: 82 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 88 and 89: 84 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 90 and 91: 86 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 92 and 93: 88 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 94 and 95: 90 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 96 and 97: 92 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 98 and 99: 94 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 100 and 101: 96 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 102 and 103: 98 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kamp
- Page 104 and 105: 100 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kam
- Page 106 and 107: 102 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kam
- Page 108 and 109: 104 P. Bakker, M. Brinkhuis, A. Kam
- Page 110 and 111: 106 P. Bakker, M. Brinkhuis. A. Kam
58<br />
Franciscus de Victoria<br />
(11) De corona miliiis, c. I en II CPL2, pp. 93 en 111).<br />
(12) Volgens de natuurwet mag men immers geweld met geweld beantwoorden.<br />
Zie De juri belli, q. 1, paragraaf 2.<br />
(13) I Cor. 6:7.<br />
(14) Matth. 5:39.<br />
(15) In De jure belli, q. 1 in de uitgave onder leiding van L. Pereüa<br />
(Corpus Hispanorum de pace VI), Madrid, 1981, paragraaf 2, pp.<br />
102-108 voert Victoria hiervoor acht argumen<strong>te</strong>n aan. Als uitgangspunt<br />
dienen, <strong>te</strong>n eers<strong>te</strong>, <strong>te</strong>ks<strong>te</strong>n van Augustinus en van <strong>Thomas</strong>, <strong>te</strong>n<br />
tweede, het natuurrecht, <strong>te</strong>n derde, het voorbeeld van de heiligen<br />
en <strong>te</strong>n vierde, het doel van de oorlog. Het doel van de oorlog is de<br />
vrede en veiligheid van de staat. Deze kan niet bewaard blijven als<br />
de angst voor een oorlog vijanden niet belet om onrecht <strong>te</strong> doen. In<br />
het zevende argument leidt Victoria deze conclusie af uit het doel en<br />
het goed van de wereld. Als tirannen en rovers ongestraft onrecht<br />
zouden kunnen doen, dan is het volstrekt onmogelijk dat de aarde<br />
gelukkig is.<br />
(16) Rom. 13:4.<br />
(17) Tussen 1492 en 1559 waren Frankrijk en Spanje bijna onafgebroken<br />
in oorlog.<br />
(18) Zoals uit De jure belli, q. 1, paragraaf 1 blijkt, doelt Victoria op<br />
Luther, die in Resolutiones disputationum de indulgentiarum<br />
virtu<strong>te</strong> van 1518 had ges<strong>te</strong>ld dat chris<strong>te</strong>nen zich niet <strong>te</strong>gen de<br />
Turken <strong>te</strong>weer moch<strong>te</strong>n s<strong>te</strong>llen. Deze opvatting veroordeelde Leo X<br />
in artikel 34 van de bul Exsurge Domine uit 1520.<br />
(19) Commentaar op de Summa theologiae (ed. Leonina, p. 313).<br />
Cajetanus zegt dat op grond van de natuurwet elk volk zich mag<br />
verdedigen.<br />
(20) In een verdedigingsoorlog moet men zich, volgens Victoria,<br />
beperken tot het afweren van de aanval, ook al impliceert dat het<br />
toebrengen van schade aan de agressor. Geroofde eigendommen<br />
mag men onmiddellijk <strong>te</strong>rugnemen. Kenmerkend voor een verdedi-