Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht
Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht
Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
12 Pe<strong>te</strong>r van Veldhuijsen<br />
Deze tweevoudige notie van schepping uit niets had <strong>Thomas</strong> al<br />
breed uitgewerkt in zijn Scriptum (II, dist. 1, quo 1, art. 2, sol.) via<br />
een wijsgerig-semantische analyse van de <strong>te</strong>rm 'creavit' uit de<br />
geloofsthese "in principio Deus creavit caelum et <strong>te</strong>rram" (Genesis<br />
1:1).Tot deze analyse was ook de filosofische rede gekomen, zij het<br />
na een moeizame en lange weg vol dwalingen. (14) Tot zover kon<br />
<strong>Thomas</strong> dus volop gebruik maken van de resulta<strong>te</strong>n van de filosofen<br />
om zijn scheppingstheologie op <strong>te</strong> bouwen. Er is ech<strong>te</strong>r, aldus<br />
<strong>Thomas</strong>, nog een derde notie van schepping, namelijk dat zij "in<br />
den beginne" is voortgebracht (en dus fei<strong>te</strong>lijk, of be<strong>te</strong>r in waarheid,<br />
niet eeuwig is a par<strong>te</strong> an<strong>te</strong>). Deze be<strong>te</strong>kenis ech<strong>te</strong>r van 'ex nihilo'<br />
hebben de filosofen nooit met het verstand kunnen aantonen. De<br />
waarheid van schepping uit niets als "in den beginne" berust<br />
uitslui<strong>te</strong>nd op de chris<strong>te</strong>lijke openbaring; zij valt dus bui<strong>te</strong>n het<br />
bereik van de natuurlijke rede. (15)<br />
De genoemde tweevoudige, filosofische idee van schepping uit<br />
niets zegt als zodanig dus nog niets definitiefs over de scheppingsduur<br />
a par<strong>te</strong> an<strong>te</strong>: schepping "van eeuwigheid af" en schepping<br />
"in den beginne" zijn dan ook tot zover beide mogelijk. Het<br />
eers<strong>te</strong> hebben de filosofen unaniem geleerd, zij het als onbewezen<br />
volgens <strong>Thomas</strong>, het tweede leert de chris<strong>te</strong>lijke geloofsdoctrine, zij<br />
het evenmin als bewezen. Aangezien 'schepping' en 'eeuwige duur<br />
a par<strong>te</strong> an<strong>te</strong>' niet contradictoir zijn en geloofsthesen niet verstandelijk<br />
bewezen en ingezien kunnen worden, blijft de mogelijkheid<br />
open dat God de wereld evengoed van eeuwigheid af geschapen<br />
had kunnen hebben - ook al heeft hij dit de facto, of be<strong>te</strong>r in waarheid,<br />
niet gedaan. (16)<br />
Wanneer Hannibaldus ech<strong>te</strong>r de vraag s<strong>te</strong>lt naar de eeuwigheid<br />
van de wereld: Utrum creaturarum universitas, quae mundi nomine<br />
nuncupaiur, sit Deo coae<strong>te</strong>rna, (17) dan blijkt dat hij in tweeërlei<br />
opzicht zijn leermees<strong>te</strong>r niet navolgt, maar zelfs <strong>te</strong>genspreekt. Ten<br />
eers<strong>te</strong> meent Hannibaldus dat schepping "inden beginne" verstandelijk<br />
bewezen kan worden en <strong>te</strong>n tweede dat (dus) schepping niet<br />
van eeuwigheid af geweest had kunnen zijn. Welke argumentatie<br />
gebruikt Hannibaldus voor zijn positie?<br />
Nadat hij drie artikelen gewijd heeft aan de notie van schepping<br />
als zodanig (wat impliceert zij en wat sluit zij uit), s<strong>te</strong>lt Hanibaldus<br />
de vraag naar de mede-eeuwigheid van de wereld met haar<br />
schepper. (18) De these <strong>te</strong>r discussie is dan: Videtur quod mundus sit<br />
aeiernus. (19)