03.09.2013 Views

Bijlage 19 com rap kerkmuziek 1d.pdf - Kerkrecht

Bijlage 19 com rap kerkmuziek 1d.pdf - Kerkrecht

Bijlage 19 com rap kerkmuziek 1d.pdf - Kerkrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

COMMISSIERAPPORT INZAKE KERKMUZIEK, GEZANGEN, WERKPLAN 1D: RAPPORT<br />

VAN DEPUTATEN<br />

Rapport : <strong>com</strong>missie 3<br />

Rapporteurs : Joh.A. Schelling en G. Zomer<br />

Beoordeling van het werk van deputaten Kerkmuziek en de ingediende bewaren<br />

daartegen (werkplan <strong>1d</strong>)<br />

De GS Ommen <strong>19</strong>93 (Ommen) sprak in een van haar gronden (Acta art.46, besluit 1 grond<br />

2.4.) over noodzakelijke bezinning op schriftuurlijke, theologische en muzikale uitgangspunten<br />

waaraan het nieuwtestamentische kerklied moet voldoen. Ommen vond het belangrijk<br />

dat er uitspraken zouden worden gedaan over de functie van gezangen binnen de liturgie<br />

teneinde te komen tot herziening of uitbreiding van de gezangenbundel. Zij benoemde<br />

studiedeputaten Eredienst met o.a. als opdracht “onderzoek te doen naar de wenselijkheid<br />

en mogelijkheid van uitbreiding van de gezangenbundel, met bezinning op de uitgangspunten<br />

waaraan een dergelijke uitbreiding moet voldoen” (Acta art. 46, besluit 1.2). In een<br />

uitgebreid <strong>rap</strong>port (<strong>rap</strong>port studiedeputaten eredienst <strong>19</strong>95 (studie<strong>rap</strong>port)) deden deze<br />

deputaten verslag aan de GS Berkel en Rodenrijs <strong>19</strong>96 (Berkel). In hoofdstuk 8 trekken zij<br />

een aantal conclusies over de essentie en functie van kerkliederen, over de structuur van<br />

een nieuw op te zetten bundel en over te hanteren uitgangspunten/ criteria. Berkel deed<br />

echter geen uitspraken over de functie van het kerklied en de (door Ommen gewenste)<br />

uitgangspunten als basis voor een nieuwe gezangenbundel. Een aantal zaken, zoals een<br />

nieuwe formulering van de selectiecriteria, een voorstel voor opzet en rubricering van de<br />

nieuwe gezangenbundel, werden in een nieuwe opdracht verwerkt. Tegelijk gaf Berkel in<br />

een uitvoerige opdracht nieuwe deputaten Kerkmuziek de taak om de kerken te dienen met<br />

te toetsen liederen met het oog op een gezangenbundel in wording. Het besluit van Berkel<br />

voorzag ook in een werkwijze, die naar haar oordeel voldoende zorgvuldigheidsgaranties<br />

had ingebouwd voor het (jarenlange) traject naar een nieuwe gezangenbundel.<br />

Desondanks is er in de kerken na de introductie van een selectie van 255 gezangen uit het<br />

Liedboek voor de kerken (LvK), naast waardering, veel onrust ontstaan, gezien het grote<br />

aantal brieven van kerken en particulieren met bezwaren. De vraag waar wij in dit <strong>rap</strong>port<br />

voor staan is in hoeverre deputaten zelf oorzaak zijn van deze onrust.<br />

Het is onmogelijk om ieder concreet verzoek om tot een uitspraak te komen over het deputatenwerk<br />

apart te beoordelen. Hieronder volgt een samenvatting van de bezwaren per onderdeel<br />

en vervolgens een beoordeling daarvan.<br />

De voornaamste bezwaren richten zich tegen de manier waarop deputaten zijn omgegaan<br />

met de opdracht te komen met een nadere formulering van de selectiecriteria en hun keuze<br />

voor een brede selectie uit het LvK.<br />

Daarnaast wordt hen o.a. verweten dat ze geen verantwoording van hun keuze hebben<br />

gegeven, geen stimulerend beleid hebben gevoerd gericht op het scheppen van nieuwe<br />

liedteksten en -melodieën, geen zelfstandig onderzoek hebben gedaan naar hedendaagse<br />

liederen, al of niet uit eigen kring, geen contact hebben gezocht met CGK of NGK, opdracht<br />

6 over een nadere toetsing van de aan Berkel voorgestelde bundel van 106 gezangen niet<br />

hebben uitgevoerd, een wel heel royale invulling hebben gegeven aan opdracht 7 door de<br />

uitgave van een speciale uitgave van het LvK met een selectie van 255 gezangen. Voorts<br />

wordt gevraagd niet in te gaan op het voorstel de toetsingstermijn te verlengen tot aan de<br />

GS van 2002.<br />

1 Algemeen<br />

Deputaten hebben bewust hun uitgangspunt genomen in het spoor van het studie<strong>rap</strong>port dat<br />

aan Berkel is aangeboden. Zij gaan ervan uit dat Berkel dit <strong>rap</strong>port heeft erkend (<strong>rap</strong>port<br />

pag. 85). Hierbij merken wij op dat Berkel geen <strong>rap</strong>port heeft erkend in die zin dat de synode<br />

zich volledig achter de inhoud heeft geschaard. In het <strong>com</strong>missie<strong>rap</strong>port lezen wij hierover:


"Als de synode van Berkel dit <strong>rap</strong>port gebruikt als uitgangspunt voor besluitvorming rond de<br />

eredienst, omarmt ze daarmee dit <strong>rap</strong>port niet" (Acta blz. 253). De synode heeft alleen<br />

uitgesproken dat het werk op gedegen wijze is uitgevoerd.<br />

Deputaten hebben, zoals zij vertelden in een mondeling gesprek met de <strong>com</strong>missie, na het<br />

aanvaarden van de opdracht eerst enkele keren vergaderd over de precieze bedoeling van<br />

hun opdracht. Blijkbaar was die niet eenduidig (zie <strong>com</strong>missie<strong>rap</strong>port ad werkplan 1a – 1c).<br />

Gezien de formulering van onderdeel 7 van het besluit van Berkel (Acta art. 64) hebben zij<br />

ervoor gekozen om hieraan prioriteit te geven. Vervolgens kozen zij ervoor om te beginnen<br />

bij het LvK. De uitvoering hiervan nam erg veel tijd in beslag. Bezwaren tegen het niet<br />

uitvoeren van andere opdrachten worden door deputaten weerlegd met het argument 'geen<br />

tijd meer' en hun voorstel om daar in een later stadium aandacht aan te besteden. Iemand<br />

kan kritiek hebben op het maken van deze keuze, maar het feit lag daar dat deputaten een<br />

keuze moesten maken. En gezien formuleringen als 'zo spoedig mogelijk', 'royale bundel' en<br />

‘een eerste behoefte' in opdracht 7 hebben wij begrip voor de keuze van deputaten om<br />

hiermee te beginnen. Daarmee zijn veel bezwaren tegen de handelwijze van deputaten<br />

beantwoord, ook al betreuren we het dat de opdracht van Berkel, gezien de verschillende<br />

reacties die het werk van deputaten in de kerken heeft te weeg gebracht, blijkbaar verschillende<br />

interpretaties open liet.<br />

We willen nu de overgebleven bezwaren langslopen en bezien in hoeverre ze moeten<br />

worden toegestemd.<br />

2 Criteria<br />

De bezwaren van briefschrijvers tegen de manier waarop deputaten zijn omgegaan met hun<br />

opdracht te komen met een nadere formulering van selectiecriteria (besluit 4b), zijn als volgt<br />

samen te vatten:<br />

Deputaten komen niet met een nadere formulering van criteria. Zij confronteren zich niet met<br />

de criteria die bijvoorbeeld de GS Kampen <strong>19</strong>75 (Kampen) heeft vastgesteld. Er moet in de<br />

criteria meer aandacht komen voor aansluiting aan de leefwereld van vandaag (zingbaar en<br />

hedendaags Nederlands). Ook de hantering van criteria staat onder kritiek. Diverse briefschrijvers<br />

geven aan moeite te hebben met de visie van deputaten dat een lied op de eigen<br />

merites moet worden beoordeeld, en dat elders geformuleerde opvattingen van dichters niet<br />

mogen worden ingelezen in het lied.<br />

Beoordeling:<br />

Een moeilijkheid is dat Berkel in besluit 4.b als eerste opdracht formuleerde de volgende<br />

generale synode te dienen met een nadere formulering van de criteria. Tegelijk moesten<br />

deputaten zo spoedig mogelijk met een royale proefbundel komen. Voor die laatste opdracht<br />

moesten zij voor zichzelf dus wel een aantal werkcriteria formuleren, vooruitlopend op<br />

besluitvorming van de GS Leusden <strong>19</strong>99 (Leusden). Dat ze daarbij geen gebruik meer<br />

gemaakt hebben van de criteria van Kampen, gaat op zich tegen de letterlijke opdracht van<br />

Berkel in. Berkel sprak immers over uitgangspunten en criteria 'voorshands als aanvulling',<br />

waarbij de richtlijnen van Kampen van kracht bleven (besluit 3, zie ook grond 3.2). Maar de<br />

studiedeputaten hebben in hun <strong>rap</strong>port aan Berkel erop gewezen (in hoofdstuk 8.6.1) dat de<br />

criteria die gebruikt werden bij de totstandkoming van het Gereformeerd Kerkboek (GK)<br />

onduidelijkheid en onenigheid bij de hantering ervan veroorzaakten. Zij stelden daarom voor<br />

'een andere weg te volgen' (<strong>rap</strong>port pag. 129). Berkel creëerde dus een spanning door beide<br />

criteria ('Kampen' en 'studiedeputaten') naast elkaar van kracht te laten zijn. Toen deputaten<br />

eenmaal hun keuze voor opdracht 7 gemaakt hadden, was het voor hen moeilijk om van die<br />

weg terug te keren. Wij begrijpen dan ook dat zij, in de door hen gekozen richting, wat<br />

betreft de criteria wel een kéus moesten maken. Maar deputaten hadden er, achteraf gezegd<br />

(!), wellicht beter aan gedaan bovengenoemde spanning in het besluit van Berkel aan<br />

Leusden voor te leggen: laat er eerst duidelijkheid komen over de criteria, voordat u de<br />

kerken aan het toetsen zet. Dat deden zij niet, maar ze boden hun selectie aan de kerken<br />

aan en zo ontstond er verwarring over de te hanteren criteria bij de toetsing.<br />

Wanneer deputaten zich zetten aan een nadere formulering kiezen zij ervoor te blijven bij de


criteria die de studiedeputaten formuleerden. Volgens deputaten is het formuleren van<br />

waterdichte criteria onmogelijk. Zij hechten eraan criteria te hanteren als richtinggevend. Zij<br />

vinden het daarom van groot belang dat er goede informatie gegeven wordt aan de kerken<br />

over de manier waarop de criteria gehanteerd moeten worden. Achteraf kan dan bekeken<br />

worden of bijstelling van de gehanteerde uitgangspunten nodig is.<br />

In hun aanvullend <strong>rap</strong>port verantwoorden zij hun keuze nader. Helaas hebben de briefschrijvers<br />

dit niet meer kunnen lezen. Deputaten geven in hoofdstuk 2 ervan goede en gedegen<br />

voorlichting over o.a. de functie en taal van het kerklied. Op pagina 28 en 29 komen zij tot<br />

een aantal conclusies m.b.t. criteria. Wij stemmen in principe in met wat zij zeggen over het<br />

hanteren van criteria (geen checklist, maar richtingwijzers). Maar we zijn wel van mening dat<br />

de criteria zoals deputaten die nu voorstellen, nog een aantal vragen open laten. Zo missen<br />

wij diepere bezinning op de eisen die de hedendaagse cultuur en tijd stellen aan een eigentijdse<br />

gezangenbundel (zie studie<strong>rap</strong>port, pag.169, conceptbesluit 5d. Het is overigens<br />

opmerkelijk dat Berkel deze opdracht wel meegaf aan deputaten eredienst, maar niet aan<br />

deputaten <strong>kerkmuziek</strong>!). Ook de gemakkelijke manier waarop deputaten op paragraaf 4b6<br />

van hun <strong>rap</strong>port 'de waan van de tijd en de populaire, maar oppervlakkige deun' opzij schuiven<br />

ten faveure van de 'streng gekeurde melodieën van de liederen uit het LvK' maakt<br />

duidelijk dat de vraag naar het gebruik van eigentijdse gezangen en opwekkingsliederen nog<br />

niet afdoende beantwoord is. Wij zijn van mening dat er verdere studie nodig is op dit punt.<br />

Ook de invulling van het begrip 'schriftuurlijk' verdient nadere studie. Uit de brieven blijkt veel<br />

onduidelijkheid op dit punt. Er worden diverse vragen gesteld, zoals: is het terecht als<br />

gesteld wordt dat, wanneer "bepaalde formuleringen in het verband van het lied rechtzinnig<br />

geïnterpreteerd kunnen worden", het lied acceptabel is (<strong>rap</strong>port, paaragraaf 4b2)? Moet een<br />

lied niet eenduidig schriftuurlijk zijn? En wat bedoelen we dan met schriftuurlijk: doordrenkt<br />

van de Schriften? Of: recht doend aan het geheel van de Schrift? Of is het goed als de<br />

bundel in zijn geheel alle aspecten van de Schrift laat doorklinken? Kortom: schermen de<br />

voorgestelde criteria voldoende af tegen onschriftuurlijke invloeden? Wat bedoelen we met<br />

het criterium 'volwaardige poëzie' (criterium 2)? Wat verstaan we onder de traditie van het<br />

kerklied (criterium 3)? Voor beantwoording van deze vragen is het o.m. belangrijk dat<br />

hoofdstuk 2 van het aanvullend <strong>rap</strong>port toegankelijk gemaakt wordt als toelichting bij de drie<br />

selectiecriteria, zodat de kerken beschikken over duidelijke criteria als middel om keuzes te<br />

verantwoorden en te toetsen. Daarbij zal ook duidelijkheid moeten komen over de geldigheid<br />

van vroegere criteria.<br />

In dit aanvullend <strong>rap</strong>port confronteren deputaten zich ook met de criteria, zoals opgesteld<br />

door de GS Hattem <strong>19</strong>72/<strong>19</strong>73 en de GS Kampen <strong>19</strong>75. Met name over de verhouding<br />

tussen psalmen en gezangen, waarover veel briefschrijvers hun zorgen uiten (gaan 255<br />

gezangen of meer niet ten koste van de waardering van de psalmen?) geven deputaten een<br />

heldere visie met als conclusie dat de omvang van een gezangenbundel geen inhoudelijk<br />

punt is. Een synode moet zich niet vastleggen op een maximum aantal gezangen, maar<br />

naast de psalmen, die zeker niet ondergewaardeerd mogen worden, ruim plaats geven aan<br />

goede gezangen uit verleden en heden.<br />

Conclusie:<br />

Met name in het aanvullende <strong>rap</strong>port geven deputaten duidelijke achtergrondinformatie over<br />

de vraag waarom zij voorstellen te blijven bij de selectiecriteria van studiedeputaten en hoe<br />

deze criteria gehanteerd moeten worden. Deze informatie moet echter nog duidelijker met<br />

de kerken ge<strong>com</strong>municeerd worden. Leusden zal zo mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van<br />

een breed toegankelijke toelichting bij de 3 selectiecriteria, meer helderheid moeten geven<br />

aan de kerken.<br />

3 Liedboek voor de Kerken<br />

Deputaten verdedigen hun keuze om met het LvK te beginnen als een logische keuze,<br />

omdat deze h.i. in het verlengde lag van de uitkomsten van het studiedeputaatschap en een<br />

stevige basis vormde voor het vervolg. Ook wees volgens hen het besluit van Berkel in deze<br />

richting.<br />

Als bezwaar wordt het volgende ingebracht door diverse briefschrijvers: voorgaande genera-


le synodes hebben het LvK afgewezen en nu wordt het, zonder confrontatie met de argumenten<br />

voor afwijzing, toch in zijn geheel binnengehaald omdat de ISK geen toestemming<br />

geeft voor een selectie t.b.v. een eigen bundel. Ook is er bezwaar tegen de selectie van<br />

liederen uit het LvK die door eerdere synoden zijn afgewezen. Verder bevordert de theologische<br />

achtergrond van diverse Liedboek-dichters de invloed van verwerpelijke theologische<br />

opvattingen. Ook is er bezwaar tegen het veelvuldig voorkomen van verouderd taalgebruik,<br />

dat voor veel mensen moeilijk te begrijpen is (te denken valt aan kinderen en evangelisatiecontacten).<br />

Tenslotte hebben deputaten de proefbundel zonder verantwoording van hun<br />

keuze aan de kerken voorgelegd.<br />

Beoordeling:<br />

Deputaten hebben als weloverwogen start van het project 'gezangenbundel' ervoor gekozen<br />

te beginnen bij het LvK. Zij geven goede argumenten daarvoor, zoals de verzameling van<br />

een representatief deel van de schat aan liederen uit de kerk van alle eeuwen en de onmiskenbare<br />

kwaliteit van taal en melodie van de Liedboekliederen. Deputaten beroepen zich<br />

terecht op het besluit van Berkel dat in de richting van het LvK wijst. Deputaten hebben<br />

overtuigend aangetoond dat wie zich vandaag in Nederland zet aan zelfstandig onderzoek<br />

naar <strong>kerkmuziek</strong> in verleden en heden (overeenkomstig besluit 4c1 van Berkel) als vanzelf<br />

eerst kijkt naar het LvK, als een uitgebalanceerd geheel van liederen die aan hoge kwaliteitseisen<br />

voldoen. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat er geen andere bronnen zijn waaruit<br />

geput kan worden. Bronnen waarvan in het besluit van Berkel ook sprake is (bijv. werk uit<br />

eigen kerken). In de komende periode zal ook zeker onderzoek gedaan moeten worden naar<br />

de bruikbaarheid daarvan (zie hieronder hoofdstuk 7 + 9).<br />

Over het maken van een eigen selectie uit het LvK willen we het volgende opmerken.<br />

Sommige briefschrijvers stellen dat deputaten, na de weigering door het ISK van toestemming<br />

voor een eigen uitgave, eerst het oordeel van de volgende generale synode hadden<br />

moeten afwachten voordat zij zo'n ingrijpende beslissing namen voor de uitgave van 'het<br />

groene boek'. Wij hebben er begrip voor dat deputaten bij hun interpretatie van opdracht 7<br />

voor een lastige keuze stonden. Achteraf kan iemand gemakkelijk zeggen dat het anders<br />

had gemoeten. De bezwaren dat op deze manier kerk(led)en gedwongen worden onzuivere<br />

leer in huis te halen (tegen art.55 KO), vinden wij wat overtrokken, aangezien verwacht mag<br />

worden dat een mondig kerklid de toegevoegde katernen in de proefbundel kan lezen.<br />

Bovendien gaat het hier om een proefbundel en zal t.z.t. een eigen definitieve bundel uitgegeven<br />

moeten worden. Over de uiteindelijke vorm en uitgave daarvan is op dit moment nog<br />

geen duidelijkheid te geven.<br />

Terecht constateren briefschrijvers dat de deputaten voor de proefbundel liederen hebben<br />

geselecteerd uit het LvK die door eerdere synodes zijn afgewezen, terwijl ze niet hebben<br />

ge<strong>rap</strong>porteerd hoe ze zich met de destijds gegeven argumentatie hebben geconfronteerd.<br />

Hierbij gaat het om Lied 6, 50, 120, 124, 183 en 462.<br />

Nu zijn destijds bij Berkel tegen de 'voorbeeldbundel van 106' (studie<strong>rap</strong>port bijlage A)<br />

vergelijkbare bezwaren ingediend, en die bezwaren zijn afgewezen in besluit 2 van Berkel.<br />

Maar tegen de grond onder dat besluit (dat er in Acta van voorgaande synoden geen argumentatie<br />

voor afwijzing van Liedboekliederen is te vinden) zijn aan de synode van Leusden<br />

bezwaren ingebracht. Die bezwaren zijn behandeld in besluit … (werkplan 1a-1c) en we<br />

kunnen verwijzen naar het <strong>com</strong>missie<strong>rap</strong>port dat daarbij diende. Voor wat het werk van de<br />

deputaten <strong>kerkmuziek</strong> betreft kunnen we zeggen dat van hen verwacht mag worden dat ze<br />

zich confronteren met de argumentatie voor eerdere afwijzing van bepaalde Liedboekliederen.<br />

Maar daarnaast is ons oordeel dat deputaten wel uit het LvK konden selecteren, want<br />

eerdere negatieve oordelen over die bundel als geheel betekenen niet dat er geen lied uit<br />

het Liedboek te selecteren is. En wat de concrete liederen betreft: dat eerder werd gezegd<br />

dat geen van de 115 bijbelliederen in het Liedboek kon worden geselecteerd, had vooral te<br />

maken met het feit dat deputaten destijds de opdracht hadden om Schriftberijmingen te<br />

zoeken (= liederen waarin een bepaald schriftgedeelte, dat al in de Bijbel de functie van een<br />

lied heeft, tekstgetrouw is berijmd), terwijl het LvK 115 bijbelliederen bevat (= liederen die<br />

n.a.v. een bepaalde bijbeltekst zijn gedicht en waarbij ook andere teksten uit de Bijbel zijn<br />

betrokken).<br />

Het bezwaar dat de (verwerpelijke) theologische achtergrond van bepaalde Lied-


oek-dichters doorklinkt in de liederen verdient een serieus antwoord. De inhoud van een<br />

kerklied mag niet voor misverstand vatbaar zijn. Het zal eenduidig schriftuurlijk moeten zijn.<br />

Daarop zal de synode zijn deputaten, gezien het eerste criterium, aan moeten spreken bij<br />

het toetsen van geselecteerde gezangen.<br />

Deputaten vragen terecht aandacht voor de schat der eeuwen. De liederen uit de kerkgeschiedenis<br />

moeten door de kerk gezongen worden. Daarom behoeft het voorkomen van<br />

verouderd taalgebruik op zichzelf geen bezwaar te zijn. Wel moet het lied als geheel natuurlijk<br />

verstaanbaar blijven. Bij het toetsen zal het bezwaar tegen verouderd taalgebruik per lied<br />

in rekening gebracht moeten worden.<br />

Bij dit alles moeten we ons wel realiseren dat gezangen poëzie zijn. Dat betekent dat er ook<br />

moeite gedaan mag worden om de tekst te begrijpen.<br />

Tenslotte: het bezwaar dat deputaten te weinig verantwoording gegeven hebben bij hun<br />

keuze voor de selectie uit het LvK willen we toestemmen. Berkel heeft een duidelijke opdracht<br />

gegeven om liederen aan de kerken voor te leggen met verantwoording van de keuze<br />

aan de hand van vastgestelde criteria. Berkel wilde hiermee zorgvuldigheidsgaranties bieden<br />

om ontheiliging van de eredienst te voorkomen (grond 5.2.2). Deputaten gaven weliswaar<br />

een uiterst summiere en algemene verantwoording van hun keuze voor de selectie uit het<br />

LvK in hun brief aan de kerken dd. december <strong>19</strong>97. En in juni deden zij, achteraf, een<br />

beroep op de mondigheid van de kerken. Maar daarmee was niet de motivatie gegeven op<br />

grond waarvan de kerken de aangeboden gezangen konden toetsen. Het studie<strong>rap</strong>port (par.<br />

8.8.2., pag. 151, punt 3) spreekt in dit verband over te geven achtergrondinformatie bij de<br />

gekozen liederen. Op grond van de gronden 6.1.2 en 6.1.3 onder het besluit van Berkel<br />

hadden de kerken gerekend op een brede verantwoording van de keuze. Zeker ook omdat<br />

Berkel besloten had de door deputaten voor te leggen gezangen vrij te geven voor gebruik in<br />

de eredienst.<br />

Conclusie:<br />

Met de keuze voor het Liedboek hebben deputaten een verantwoorde start gemaakt met het<br />

door Berkel opgezette project gezangenbundel.<br />

Echter: de verantwoording die deputaten van hun keuze hebben gegeven aan de kerken is<br />

te summier en algemeen geweest. Berkel had opgedragen elke set aan te bieden liederen te<br />

voorzien van een verantwoording van de keuze. Mede gezien opmerkingen in het studie<strong>rap</strong>port<br />

(8.8.2. punt 3, p.151) verwachtten de kerken terecht een bredere verantwoording van de<br />

selectie van juist deze 255 gezangen. Deputaten beroepen zich ten onrechte in hun brief van<br />

juni <strong>19</strong>98 achteraf op de mondigheid van de kerken om hun uiterst summiere verantwoording<br />

te rechtvaardigen;<br />

4 Het grote aantal<br />

Deputaten hadden, toen zij begonnen aan opdracht 7, zelf niet verwacht bij het grote aantal<br />

van 255 gezangen uit te zullen komen. Toen dit toch het geval was, lag het voor de hand<br />

deze royale selectie metterdaad aan de kerken ter toetsing voor te leggen, als een goede<br />

start en een stevige basis voor het totale project. In hun aanvullend <strong>rap</strong>port (paragraaf 1.2)<br />

leggen zij in dit verband uit dat zij gekozen hebben voor inhoudelijke argumenten. Dit is naar<br />

ons oordeel een cruciaal moment in de <strong>rap</strong>portage. Want ook al zijn de inhoudelijke argumenten<br />

nog zo goed, als je een verkeerde inschatting maakt van wat praktisch haalbaar is<br />

en hoe gevoelig de materie ligt bij veel kerkleden, komt de inhoud niet over. Alle goede<br />

bedoelingen en woorden ten spijt. Ook de besluiten 4c5 en 6 van Berkel hadden deputaten<br />

wat meer terughoudend moeten maken. Berkel had het oog op een jarenlang traject, waarmee<br />

nu, t.b.v. de eerstvolgende synode, een eerste start gemaakt moest worden, met een<br />

weliswaar royale, maar tevens voor de kerken overzichtelijke bundel. Deputaten hadden<br />

meer rekening moeten houden met de gevoeligheid van het onderwerp en de onwennigheid<br />

in onze kerkelijke cultuur met een gezangenbundel van zo'n royale omvang.<br />

Dit geldt ook t.a.v. het bezwaar van de onoverzichtelijkheid van zo'n groot aantal te toetsen<br />

gezangen in één keer. Deputaten relativeren dit bezwaar wel in hun aanvullend <strong>rap</strong>port<br />

(paragraaf 1.2b). Zij wijzen daar terecht op een gezangenbundel als een groot arsenaal<br />

waaruit kerken bij diverse gelegenheden kunnen putten. Maar gezien het beperkte aantal


gezangen waaraan de kerken tot nu toe gewend waren, was een aantal van 255 gezangen<br />

in één keer, en dat nog wel als begin, teveel om in korte tijd zorgvuldig te kunnen toetsen.<br />

Veel kerken voelden zich overvallen door het grote aantal als eerste aanzet. Men had dit niet<br />

verwacht. Temeer daar het besluit van Berkel in 4c5 en 6 ook de indruk wekte regelmatig<br />

een overzichtelijk aantal liederen aan de kerken te willen laten voorstellen.<br />

Nog een enkele opmerking over het bezwaar dat een groot aantal gezangen ten koste zal<br />

gaan van de waardering van psalmen. Diverse briefschrijvers stellen dat het aantal gezangen<br />

zeker niet boven het aantal psalmen mag uitkomen. Zij wijzen daarbij op een richtlijn van<br />

Kampen, nl. dat de gezangen niet mogen leiden tot onderwaardering van de psalmen. Nu is<br />

het inderdaad niet goed als de in Gods Woord gegeven psalmen als liederen van het Verbond<br />

zouden worden ondergewaardeerd. Maar een groot aantal gezangen (liederen uit het<br />

Nieuwe Verbond) op zich leidt niet tot onderwaardering van de psalmen. Het gaat om de<br />

inhoudelijke visie, dat in de kerk van Jezus Christus onder leiding van de Heilige Geest<br />

nieuwe liederen ontstaan en ook gezongen zullen worden over het Woord en werk van God<br />

in de heilsgeschiedenis. Het is daarbij de verantwoordelijkheid van voorgangers en kerken<br />

erop te letten dat de psalmen niet veronachtzaamd worden. Overigens geldt ook hier, dat<br />

wat deputaten daarover zeggen in hun aanvullend <strong>rap</strong>port (paragraaf 1.2), nog onder de<br />

aandacht van de kerk(led)en gebracht dient te worden.<br />

Conclusie:<br />

Deputaten hebben bij de aanbieding van 255 gezangen aan de kerken te weinig aandacht<br />

gehad voor wat praktisch haalbaar was. Zij hadden meer, in de lijn van Berkel 4c5 en 6,<br />

rekening moeten houden met de gevoeligheid van het onderwerp en de onwennigheid in de<br />

kerken met een gezangenbundel van zo'n royale omvang.<br />

5 De bundel van 106 (besluit 6)<br />

Het bezwaar dat deputaten opdracht 6 van Berkel niet hebben uitgevoerd, stemmen we niet<br />

toe. Dat sommigen het <strong>com</strong>mentaar in hoofdstuk 6 van het <strong>rap</strong>port als summier ervaren,<br />

kunnen we ons voorstellen, gelet op de hoeveelheid kritiek die bij Berkel was ingediend op<br />

de 'bundel van 106'. Maar deputaten hebben de kritiek, naast wat zij expliciet schreven in<br />

hoofdstuk 6, inhoudelijk ook verwerkt in de hoofdstukken daarvoor, bijv. waar zij spreken<br />

over de (hantering van) selectiecriteria. Zij vinden de kritiek niet van dien aard, dat zij t.o.v.<br />

Berkel een koerswijziging zouden moeten voorstellen. Het kan natuurlijk zijn dat iemand niet<br />

door deputaten overtuigd is, maar dat is wat anders dan dat deputaten niet voldoende op de<br />

kritiek zijn ingegaan.<br />

Met hun keuze om eerst met opdracht 7 aan de slag te gaan, zijn deputaten wel aanmerkelijk<br />

verder gegaan dan op het eerste gezicht de bedoeling van opdracht 6 was. Overigens<br />

benadrukten deputaten in hun toelichting aan de <strong>com</strong>missie dat de bundel van 106 in het<br />

studie<strong>rap</strong>port niet meer was dan een voorbeeld-bundel en dat de toestemming van het ISK<br />

alleen betrekking had op opname van de lijst in het studie<strong>rap</strong>port (zie de brief van de ISK dd.<br />

22 juli <strong>19</strong>95, geciteerd in het aanvullend <strong>rap</strong>port van het studiedeputaatschap Eredienst<br />

<strong>19</strong>96). Het berust dus op een misverstand als gezegd wordt door bezwaarden dat er toestemming<br />

was voor de uitgave van een aparte bundel met 65 gezangen uit het LvK. O.i. valt<br />

deputaten dus niet te verwijten dat zij de bundel van 65 niet apart hebben uitgegeven. Ze<br />

hebben vanuit de door studiedeputaten voorgedragen visie de kritiek verwerkt in hun <strong>rap</strong>port<br />

en daarnaast in antwoord op opdracht 7 een ruime proefbundel vastgesteld, waarvoor zij<br />

vervolgens geen toestemming kregen om die apart uit te geven.<br />

Conclusie:<br />

Deputaten hebben vanuit de door de studiedeputaten voorgedragen visie de kritiek op de<br />

bundel van 106 gezangen verwerkt in het geheel van hun <strong>rap</strong>port (conform Berkel, besluit<br />

6).<br />

6 Rubricering (besluit 4b)<br />

Deputaten wordt ook verweten dat zij in tegenstelling tot hun opdracht 4.b niet met een


voorstel tot rubricering van de gezangenbundel komen. Deputaten geven aan dat zij met hun<br />

keuze voor het LvK meteen ook gekozen hebben voor de rubricering van het LvK. Dit is een<br />

rubricering vanuit liturgisch oogpunt. Wij vinden dit een terechte keuze, omdat de gezangenbundel<br />

bedoeld is voor gebruik in de liturgie in de brede zin van het woord, dus ook met<br />

aandacht voor de persoonlijke en huiselijke eredienst.<br />

Wat betreft de opzet van de nieuwe gezangenbundel merken we op dat er nog geen duidelijkheid<br />

is gegeven over de vraag hoe de beoogde gezangenbundel er uiteindelijk uit zal<br />

zien.<br />

Conclusie:<br />

Deputaten hebben een goede keus gemaakt voor een liturgische rubricering ('volgens tijd')<br />

van de gezangenbundel (conform Berkel besluit 4.b).<br />

Over de opzet en inhoud van de beoogde gezangenbundel zal Leusden duidelijkheid moeten<br />

geven.<br />

7 Zelfstandig onderzoek, contact met CGK/NGK (besluit 4c1)<br />

Als bezwaar wordt door veel briefschrijvers ingebracht dat er geen zelfstandig onderzoek<br />

heeft plaatsgevonden naar <strong>kerkmuziek</strong> in heden en verleden en dat er geen aansluiting is<br />

gezocht bij wat er in andere gereformeerde kerken over <strong>kerkmuziek</strong> voorradig is, ook aan<br />

uitspraken over selecties uit het LvK. Men wijst dan bijv. op wat er in de CGK, NGK en de<br />

Gereformeerde Bond besloten is over het gebruik van gezangen.<br />

Ook aan de keuze om te beginnen bij het Liedboek ligt natuurlijk zelfstandig onderzoek naar<br />

<strong>kerkmuziek</strong> in verleden en heden ten grondslag. Maar wat betreft de mogelijke aansluiting<br />

aan wat er binnen de zgn. Gereformeerde Gezindte voorradig is op het gebied van <strong>kerkmuziek</strong>,<br />

is het helaas zo dat er in CGK of NGK geen officiële kerkelijke <strong>com</strong>missies of deputaatschappen<br />

zijn voor het kerklied waarbij onze deputaten zouden kunnen aankloppen. Deputaten<br />

hebben zich alleen kunnen oriënteren bij individuele personen die zich bij hen bezighouden<br />

met het kerklied. Zo kregen zij de beschikking over diverse <strong>rap</strong>porten en uitspraken,<br />

maar omdat zij, in aansluiting aan het studie<strong>rap</strong>port, andere uitgangspunten hanteren,<br />

kwamen zij tot een andere selectie.<br />

Wij vinden het met diverse briefschrijvers echter wel belangrijk dat wij op het punt van het<br />

kerklied zoveel mogelijk aansluiting zoeken bij deze verwante christenen, mede gezien de<br />

ontwikkeling van de landelijke contacten tussen GKV en CGK. In een vervolgopdracht zal<br />

daar ook zeker aandacht voor gevraagd moeten worden.<br />

Conclusie:<br />

Deputaten hebben een goed begin gemaakt met zelfstandig onderzoek naar <strong>kerkmuziek</strong> in<br />

verleden en heden door aan te sluiten bij het LvK. In een vervolgopdracht moet wel aandacht<br />

gevraagd worden voor mogelijke aansluiting bij wat in meer verwante kringen aan<br />

kerkmuzikale bezinning en resultaten daarvan beschikbaar is.<br />

8 Waarnemerschap c.q. lidmaatschap ISK (besluit 4c2)<br />

Berkel droeg deputaten op te streven naar waarnemerschap bij de herziening van het<br />

Liedboek (het project Liedboek 2000). Tot nu toe hebben de contacten met de ISK niet<br />

geresulteerd in een waarnemerschap bij de herziening van het Liedboek (project Liedboek<br />

2000). Tot op heden kent het ISK het waarnemerschap niet en het zal in de toekomst<br />

waarschijnlijk ook niet mogelijk worden. Deputaten prefereren daarom lidmaatschap van de<br />

ISK. Nu kan hier gemakkelijk een misverstand ontstaan. Lidmaatschap van de ISK is nl. niet<br />

mogelijk. De ISK is de stichting die het beheer voert over het bestaande Liedboek voor de<br />

kerken. Wel kan worden deelgenomen aan het project Liedboek 2000. Dat laatste is wat<br />

deputaten nu voorstaan. Over het project Liedboek 2000 bestaat nog veel onduidelijkheid.<br />

Het lijkt ons dan ook te vroeg om nu al een besluit te nemen over deelname aan dit project.<br />

Deputaten stellen zelf in hun <strong>rap</strong>port een aantal vragen die beantwoord moeten worden.<br />

Enkele briefschrijvers wijzen op de afwijzing door het ISK (i.c. ‘Zingend Geloven’) van<br />

liederen uit de traditionele schriftgetrouwe hoek, op grond waarvan zij weinig vertrouwen


hebben in het project Liedboek 2000. Deputaten wijzen daartegenover op de mogelijkheden<br />

van een positieve inbreng van onze kant bij de totstandkoming van een nieuw Liedboek en<br />

van opname van liederen uit onze kring, wanneer onze deelname wordt geaccepteerd.<br />

Daaraan zullen dan wel de voorwaarden moeten worden verbonden dat aan de gereformeerde<br />

identiteit geen afbreuk wordt gedaan en dat de kerken vrij zijn in hun uiteindelijke<br />

keuze om bepaalde liederen af te wijzen en niet vrij te geven.<br />

Conclusie:<br />

Wij stellen voor dat nieuw te benoemen deputaten eerst nader onderzoek doen naar de<br />

uitgangspunten van het project en de mogelijkheden van verantwoorde deelname. Zij zullen<br />

in verband met de voortgang van het project in de komende intersynodale periode wel de<br />

mogelijkheid moeten hebben om eventueel betrokken te worden bij de voorbereiding van het<br />

Liedboek 2000, wanneer aan onze voorwaarden (zie boven) wordt voldaan.<br />

9 Een stimulerend beleid (besluit 4c3)<br />

De vraag of deputaten een stimulerend beleid hebben gevoerd, gericht op het scheppen van<br />

nieuwe liedteksten en -melodieën en het bewerken en vertalen van liederen uit voorgaande<br />

eeuwen en andere taalgebieden, wordt door diverse briefschrijvers negatief beantwoord. Op<br />

een oproep van deputaten via de pers zijn diverse liederen ingestuurd. Deputaten hebben<br />

die vervolgens 'in depot' gelegd tot nader orde. Daarnaast hebben zij de inzenders geadviseerd<br />

hun materiaal ook bij het ISK in te zenden met het oog op een mogelijke participatie in<br />

het project Liedboek 2000. Terecht wordt er de vinger bij gelegd dat dit niet direct stimulerend<br />

genoemd kan worden. Temeer daar sommige inzenders (Ria Borkent e.a.) al negatieve<br />

ervaringen hadden opgedaan met inzendingen bij het ISK en de redactie van ‘Zingend<br />

Geloven’ (ze werden met ongereformeerde argumenten afgewezen (zie studie<strong>rap</strong>port<br />

paragraaf 10.1). Bovendien heeft Ommen al uitgesproken dat dichters en <strong>com</strong>ponisten<br />

gestimuleerd moeten worden middels een adres (Acta art. 46, besluit 2). Daarmee zijn<br />

tegenover de inzenders van nieuwe liederen bepaalde verwachtingen gewekt. Wij vinden<br />

dat, om dit beleid niet ongeloofwaardig te maken, beoordeling van deze inzendingen in de<br />

komende periode plaats moet vinden.<br />

Conclusie:<br />

Het door deputaten gevoerde beleid met het oog op het scheppen van nieuwe liederen is te<br />

weinig stimulerend geweest.<br />

10 Communicatie met de kerken (besluit 4c4)<br />

Over de opdracht regelmatig de kerken te informeren op het gebied van het kerklied en de<br />

<strong>kerkmuziek</strong> willen we het volgende opmerken. Deputaten geven in hun <strong>rap</strong>port een indrukwekkende<br />

opsomming van al het materiaal dat zij de kerken in hebben gestuurd. Toch<br />

moeten we constateren dat dit materiaal veel kerkleden niet heeft bereikt, laat staan dat het<br />

hen overtuigd heeft. Ergens zit er in de informatiestroom een <strong>com</strong>municatiebreuk. Het is<br />

echter van het grootste belang voor het welslagen van het project gezangenbundel, dat er<br />

een goede wederzijdse <strong>com</strong>municatie is tussen deputaten en kerken, in verband met de<br />

meningsvorming in de kerken en om te voorkomen dat het werk van deputaten te ver van de<br />

kerken af komt te staan. Schoolonderwijs en catechese mogen hierbij niet vergeten worden.<br />

Dit verdient in de komende periode hoge prioriteit. We steunen in dit verband de gedachte<br />

achter de suggestie van deputaten om een ‘steunpunt liturgie’ in te stellen. Het is belangrijk<br />

dat er zodanige informatie over het project wordt gegeven, dat het in de kerken breed<br />

gedragen gaat worden. Maar voor het in het leven roepen van een speciaal steunpunt is de<br />

noodzaak nog niet aangetoond. Wij stellen vooralsnog voor om in het deputaatschap iemand<br />

te benoemen die speciaal belast wordt met de <strong>com</strong>municatie met de kerken.<br />

Conclusie:<br />

Gerichte <strong>com</strong>municatie met de kerken over het project gezangenbundel is van groot belang


om het draagvlak in de kerken te vergroten. Met het oog daarop zal in het deputaatschap<br />

iemand benoemd worden die speciaal belast wordt met de <strong>com</strong>municatie met de kerken.<br />

11 Dubbelmelodieën en dubbelteksten<br />

In het aanvullend <strong>rap</strong>port schrijven deputaten ook een hoofdstuk over de zgn. dubbelmelodieën<br />

en dubbelteksten. Deputaten verantwoorden hier waarom zij in hun selectie van 255<br />

gezangen steeds gekozen hebben voor de versie van het LvK. Terecht stellen zij dat het<br />

weinig zin heeft om in een bundel twee verschillende versies van een gezang naast elkaar te<br />

gebruiken, zoals nu het geval is in het GK (dubbeltekst: nrs. 33/34; dubbelmelodie: nrs.<br />

10/13, 20/22, 26a/26b/36). Deputaten sluiten zich aan bij de kritiek die al door de studiedeputaten<br />

was geuit op de (totstandkoming van) afwijkende versies in het GK in vergelijking<br />

met melodienotaties van het LvK. Zij bevelen aan om in voorkomende gevallen de notatie<br />

van het LvK te volgen (betere notatie, geen onnodig isolement door eigen versies, één<br />

versie is duidelijker voor de gemeentezang). Uiteraard zal toetsing en beproeving moeten<br />

uitwijzen dat deze keus voor de Liedboekversie verantwoord is.<br />

Conclusie:<br />

De <strong>com</strong>missie gaat akkoord met de verantwoording van de keuze van deputaten waarom zij<br />

in geval van dubbelteksten/ c.q. -melodieën kiezen voor de Liedboekversie, zoals verwoord<br />

in het aanvullend <strong>rap</strong>port hoofdstuk 3.<br />

12 Kerkmuziekregeling (besluit 4b)<br />

In hoofdstuk 4 van het aanvullend <strong>rap</strong>port schrijven deputaten uitgebreid over een regeling<br />

voor de <strong>kerkmuziek</strong>. Berkel had deputaten gevraagd om een voorbereidend onderzoek naar<br />

een landelijke muziekregeling. In de lijn van het studie<strong>rap</strong>port (paragraaf 8.8.3) heeft Berkel<br />

in haar gronden gewezen op de verantwoordelijkheid van de kerken gezamenlijk, mogelijkheden<br />

te scheppen voor de correcte uitvoering van de aanvaarde melodieën en psalmen en<br />

gezangen (grond 4.3.3.2) Daarnaast dragen volgens Berkel de plaatselijke kerken verantwoordelijkheid<br />

voor de muzikale vormgeving van de samenkomsten (grond 4.3.4). Tegen die<br />

achtergrond is het voldoende de <strong>kerkmuziek</strong>regeling als een handreiking in de aandacht van<br />

de kerken aan te bevelen. Hoewel het aanvullend <strong>rap</strong>port nog niet bekend is bij de kerken,<br />

kan de muziekregeling zelf bij de kerken bekend zijn, omdat zij al in <strong>19</strong>91 door de Vereniging<br />

van Gereformeerde Kerkorganisten in eerste versie is gepubliceerd. Diverse kerken<br />

hebben al ervaring opgedaan met deze regeling en hun reacties zijn verwerkt in de nieuwe<br />

uitgave i.s.m. deputaten <strong>kerkmuziek</strong>.<br />

Conclusie:<br />

Gezien het belang van verantwoorde uitvoering van <strong>kerkmuziek</strong>, stellen wij voor de <strong>kerkmuziek</strong>regeling<br />

als handreiking in de aandacht van de kerken aan te bevelen.<br />

13 Aanvullend <strong>rap</strong>port<br />

Het aanvullend <strong>rap</strong>port geeft veel relevante informatie, waardoor het werk van deputaten<br />

nader wordt toegelicht. Het is daarom heel jammer dat dit niet eerder naar de kerken is<br />

verstuurd.<br />

14 Toetsingstermijn<br />

Tenslotte: het lijkt de <strong>com</strong>missie niet verstandig om het voorstel van deputaten over te<br />

nemen om de toetsingstermijn te verlengen tot aan de Generale Synode van 2002. Briefschrijvers<br />

wijzen er terecht op dat verlenging van de toetsingstermijn in de huidige situatie<br />

van onduidelijkheid over uitgangspunten en criteria de onrust in de kerken bevordert i.p.v.<br />

wegneemt.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!