EEN GOED KOT VERHUUR JE VLOT ! - Kot@Gent

7. HuuRCoNFlICTeN
Huurgeschillen die zich voordoen tussen de verhuurder en de student
kunnen worden voorgelegd aan de vrederechter van de plaats waar
het onroerend goed gelegen is.
Wel is aan te raden dat eerst tussen de partijen onderling wordt
getracht het geschil te beslechten. Mocht dat niet lukken, dan is het
van belang dat tijdens de gerechtelijke procedure de nodige bewijzen
kunnen worden voorgelegd waaruit blijkt dat tussen de partijen effectief
werd geprobeerd om tot een oplossing te komen (aangetekende
brieven, plaatsbezoeken, ...)
Sinds de Programmawet van 24/12/2002 moeten bepaalde procedures
inzake huur verplicht voorafgaandelijk in verzoening worden
opgeroepen voor de vrederechter, vooraleer een eigenlijke procedure
ten gronde kan worden ingesteld (art. 1344 septies).
Dit is het geval voor de hoofdvorderingen inzake aanpassingen van
de huurprijs, de invordering van achterstallige huurgelden of de vordering
m.b.t. uit huiszetting.
Deze verplichting is echter enkel van toepassing op huurovereenkomsten
aangaande de hoofdverblijfplaats van de huurder. Bij de huur
van studentenkamers die niet dienen tot hoofdverblijfplaats, geldt
deze verplichting niet en kan onmiddellijk een procedure ten gronde
worden ingesteld.
In sommige gevallen is het echter aan te raden om het geschil toch
eerst in verzoening op te roepen. Het verzoek daartoe is aan geen
enkele formaliteit gebonden en kan zowel mondeling als schriftelijk
ter griffie gebeuren. Deze procedure is bovendien volledig
kosteloos en de zaak word niet in openbare zitting behandeld maar in
het bureau van de vrederechter zelf.
De minnelijke poging tot verzoening is bijgevolg snel, eenvoudig, gratis
en discreet, maar heeft geen nut wanneer één van de partijen niet
komt opdagen of wanneer niet tot een akkoord wordt gekomen.
In geval een vonnis wordt uitgesproken, kan de in het gelijk gestelde
partij dit vonnis laten betekenen, om de termijn tot beroep te laten
lopen. Wanneer één van de partijen niet is verschenen, kan immers
tegen dit verstekvonnis verzet worden aangetekend door de nietverschenen
partij. Als het verstekvonnis niet werd betekend, kan dit
verzet in principe ten allen tijde, bij betekening kan dit pas binnen
de termijn van 1 maand. Het verstekvonnis moet trouwens binnen
het jaar worden betekend, gezien het anders als onbestaande wordt
beschouwd (art. 806 van het Gerechtelijk Wetboek).
Tegen een vonnis op tegenspraak is hoger beroep mogelijk, maar
enkel voor vorderingen die het bedrag van 1.240 euro overschrijden.
Tot slot moet ook rekening worden gehouden met de verjaringstermijnen
die voor de vorderingstermijnen inzake huur gelden.
De vordering tot betaling van de huurprijs verjaart na 5 jaar (art.
2277 van het Burgerlijk Wetboek); de vordering tot betaling van de
achterstallige indexaanpassing verjaart dan weer binnen de termijn
van 1 jaar (art. 2273 B.W.).
De student die een vordering tot terugbetaling van teveel aangerekende
huur (kosten en lasten) wenst in te stellen, kan dit pas voor
de bedragen die vervallen zijn en betaald werden tijdens de voorafgaande
5 jaar. Deze vordering moet eveneens worden ingesteld binnen
het jaar vanaf de datum van verzoek tot terugbetaling (art. 1728
quater B.W.).
34 35