03.09.2013 Views

Social Research Methods - IMEM Summaries

Social Research Methods - IMEM Summaries

Social Research Methods - IMEM Summaries

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong><br />

Alan Bryman<br />

Publisher: Oxford University Press (April 1, 2001)<br />

ISBN: 0198742045<br />

Hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 9, 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 21, 22, 24, 25<br />

De inhoud van dit uittreksel is met de grootste zorg samengesteld. Incidentele onjuistheden kunnen niettemin voorkomen. Je<br />

dient niet aan te nemen dat de informatie die Students Only B.V. biedt foutloos is, hoewel Students Only B.V. dat wel<br />

nastreeft. Dit uittreksel is voor persoonlijk gebruik en is bedoeld als wegwijzer bij het originele boek. Wij raden altijd aan<br />

het bijbehorende studieboek erbij te kopen en dit uittreksel als naslagwerk erbij te houden. In dit uittreksel worden diverse<br />

verwijzingen gemaakt naar het studieboek op basis waarvan dit uittreksel is gemaakt.<br />

Dit uittreksel is een uitgave van Students Only B.V. Copyright © 2004 StudentsOnly B.V. Alle rechten voorbehouden.<br />

De uitgever van het studieboek is op generlei wijze betrokken bij het vervaardigen van dit uittreksel. Voor vragen<br />

kan je je wenden per email aan info@studentsonly.nl.


Hoofdstuk 1<br />

(begrippen uit het boek, staan schuin gedrukt)<br />

In dit hoofdstuk komen de belangrijkste dingen aan de orde die je onder<br />

beschouwing moet nemen aan het begin van sociologisch onderzoek.<br />

Verschillende methoden van onderzoek zijn verbonden aan bepaalde sociologische<br />

visies. Ook of je een onderzoek naar aanleiding van bijvoorbeeld een theorie of van<br />

waarnemingen doet, speelt mee in de keuze voor je onderzoeksmethode.<br />

Theorie en onderzoek<br />

Merton (1967): vormen van theorieën.<br />

• Grand theories zijn erg abstract. Het is voor een onderzoeker niet moeilijk hun<br />

empirische bevindingen te relateren aan de theorie.<br />

Hier tegenover is het erg moeilijk om datgene wat in de theorie beschreven<br />

staat, te verklaren.<br />

• Theories of the middle range zijn beter te gebruiken in sociologisch<br />

onderzoek. Ze zijn niet zo abstract als Grand theories, maar gaan over een<br />

beperkt aspect in de maatschappij. Ze staan tussen de empirische<br />

bevindingen en de Grand theories in.<br />

In sommige sociologische onderzoeken wordt helemaal geen gebruik gemaakt van<br />

een theorie. In plaats daarvan is dan bepaalde achtergrondliteratuur de basis van het<br />

onderzoek. Meestal is in de literatuur een theorie impliciet terug te vinden.<br />

Dit soort onderzoek wordt door sommigen op empiricism (ervaringsleer) terug<br />

gebracht.<br />

• Empiricism = 1.) een studie die alleen kennis vergaart door middel van<br />

ervaring en door observatie (door de zintuigen).<br />

2.) het verzamelen van "feiten" is al een gerechtvaardigd doel<br />

op zichzelf (ook wel naive empiricism genoemd).<br />

Deductieve en inductieve theorieën<br />

Deductieve theorie: (vooral bij kwantitatief onderzoek)<br />

Een onderzoeker onderzoekt de hypothese van een theorie door middel van het<br />

verzamelen van data in een (empirisch) onderzoek waaruit nieuwe theoretische<br />

ideeën en/of bevindingen kunnen ontstaan.<br />

Theorie => bevindingen<br />

Inductieve theorie: (vooral bij kwalitatief onderzoek)<br />

Theorie is de uitkomst van een onderzoek en niet het beginpunt. Uit observaties<br />

worden generaliseerbare conclusies getrokken.<br />

Bevindingen => theorie<br />

Iterative (herhaald): de onderzoeker verzamelt nog meer data om te toetsen in welke<br />

omstandigheden zijn theorie blijft gelden en is welke niet.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

2


Epistemologie<br />

Epistemologische kwesties gaan over wat (in de wetenschap) gezien kan worden als<br />

acceptabele kennis. En of de sociale wetenschap bestudeerd kan worden volgens<br />

dezelfde principes, procedures enz. als de natuurwetenschappen.<br />

Positivisme= is een epistemologische (,filosofische) beweging die ervoor is om<br />

dezelfde methoden in de sociale wetenschap te gebruiken als die in de<br />

natuurwetenschappen.<br />

Principes binnen het positivisme zijn....<br />

- phenomenalism (alleen kennis die kan worden bevestigd door de zintuigen wordt<br />

beschouwd als ware kennis. observatie > theorie)<br />

- deductie (het doel van een theorie is om een hypothese te vormen. De hypothese<br />

wordt getest om er vervolgens "wetten" mee vast te stellen)<br />

- inductie (het verzamelen van feiten biedt de basis voor het vormen van "wetten")<br />

- objectiviteit (wetenschap kan en moet belangeloos worden uitgeoefend)<br />

Realisme= is, net als het positivisme, vòòr het gelijkstellen van methoden in de<br />

sociale wetenschap en de natuurwetenschap. Ook gelooft men dat er een andere<br />

werkelijkheid is, naast degene die wij ervaren.<br />

Er zijn 2 soorten realisme:<br />

• Empirisch realisme (ook wel naive realism) : met behulp van goede methodes<br />

kan de werkelijkheid worden begrepen. De woorden waarmee deze<br />

werkelijkheid vervolgens wordt uitgedrukt, staan gelijk aan de werkelijkheid<br />

zelf.<br />

• Kritisch realisme: (Best ingewikkeld. Dit is wat ik eruit haal, maar misschien<br />

kunnen jullie het voor de zekerheid zelf nog even nalezen, blz. 12, in het blok)<br />

Alleen de "gebeurtenissen" in de werkelijkheid kunnen worden gerekend tot de<br />

sociale wereld. De werkelijkheid zèlf behoort tot de "natural order." We zullen<br />

alleen de sociale wereld begrijpen als we de structuren kunnen vinden die ten<br />

grondslag liggen aan deze "sociale gebeurtenissen." Alleen door middel van<br />

observaties en theorieën uit de sociale wetenschap is het mogelijk deze<br />

structuren te ontdekken.<br />

Kritische realisten maken, in tegenstelling tot empirische realisten, wèl<br />

onderscheid tussen de werkelijkheid en datgene (de termen) waarin deze<br />

wordt uitgedrukt.<br />

Voor kritische realisten is observatie lang niet zo belangrijk als bij de<br />

positivisten.<br />

Interprevitisme= een stroming waarin men wel vindt dat er onderscheid moet worden<br />

gemaakt tussen de mens als object van de sociale wetenschap en het object van de<br />

natuurwetenschappen. <strong>Social</strong>e handelingen hebben een subjectief doel.<br />

understanding explanation<br />

verklaren begrijpen<br />

hermeneutici (mensen die zich positivisten<br />

bezighielden met methodes en<br />

theorieen met betrekking tot het<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

3


uitleggen van menselijke<br />

handelingen -> interprevitisme)<br />

"Verstehen" - Max Weber: het onderzoeken van oorzaak-gevolg bij een menselijke<br />

handeling (begrijpen) is minder belangrijk dan te zoeken naar de interpretatie die<br />

gegeven kan worden bij de handeling (verklaren).<br />

Ontologie<br />

In de ontologie gaat het erom of sociale kwesties een werkelijkheid hebben<br />

onafhankelijk van degene die een sociale handeling uitvoert of dat sociale kwesties<br />

enkel zijn opgebouwd uit de waarnemingen en acties van deze mensen.<br />

Objectivisme = een ontologische stroming die ervan uit gaat dat sociale<br />

verschijnselen bestaan, onafhankelijk van "social actors." (Bepaalde organisaties<br />

blijven bijvoorbeeld generaties lang op dezelfde manier voortbestaan, terwijl er<br />

intussen allemaal andere mensen bij betrokken zijn, hetzelfde geldt voor<br />

verschillende culturen.)<br />

Constructionisme (ook wel constructivisme) = een ontologische stroming waarin men<br />

ervan uit gaat dat sociale verschijnselen alleen kunnen worden bereikt door de<br />

"social actor." <strong>Social</strong>e verschijnselen blijven hierdoor constant veranderen. Kennis<br />

die men vergaart uit sociologisch onderzoek is tijdelijk.<br />

Kwantitatief en kwalitatief onderzoek<br />

Kenmerken van kwantitatief onderzoek:<br />

• Deductief; met nadruk op het testen van een theorie<br />

• Epistemologisch gezien => onderzoek volgens natuurwetenschappelijk model,<br />

vooral volgens het positivisme<br />

• Ontologisch gezien => objectivisme<br />

Kenmerken van kwalitatief onderzoek:<br />

• Inductief; met nadruk op het ontwikkelen van een theorie<br />

• Epistemologisch gezien => interprevitisme<br />

• Ontologisch gezien => constructionisme<br />

Invloeden gedurende sociologisch onderzoek<br />

Invloeden op sociologisch onderzoek:<br />

Theorie<br />

Epistemologie<br />

Ontologie<br />

Waarden => weerspiegelen de persoonlijke overtuiging(en) en/of gevoelens<br />

van een onderzoeker. Voorbeelden van waarden zijn: keuze van<br />

onderzoeksgebied, het formuleren van de onderzoeksvraag, keuze van<br />

onderzoeksmethode enz. Ideaal zou zijn, als de onderzoeker waardevrij (en<br />

dus objectief) is.<br />

Praktische overwegingen => over hoe sociologisch onderzoek zou moeten<br />

worden uitgevoerd. Onderzoeksstrategie, -ontwerp en -methode moeten goed<br />

passen bij de onderzoeksvraag.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

4


Hoofdstuk 2<br />

Reearch design en research method<br />

<strong>Research</strong> design (ontwerp van onderzoek) en <strong>Research</strong> Method (onderzoeks<br />

methode) zijn niet hetzelfde.<br />

Het ontwerp van onderzoek biedt een soort van ‘raamwerk’ voor het verzamelen en<br />

analyseren van data.<br />

De onderzoeks methode is de manier waarop je je data verzameld.<br />

Voorbeeld:<br />

Het ontwerp van onderzoek is case – study, de onderzoeksmethode is interviewen.<br />

Samen is dit je onderzoeks strategie<br />

Er zijn 5 verschillende soorten ontwerp van onderzoek. (zie blz 56 voor het schema<br />

van deze ontwerpen).<br />

- experimenteel ontwerp<br />

De term ‘ experiment’ word in het dagelijks leven nog al los gebruikt voor allerlei<br />

testen of onderzoeken. Maar het heeft een meer technische en specifieke betekenis<br />

dan dat.<br />

Gerandomiseerde toewijzing aan experimentele groep of controlegroep<br />

Alleen de experimentele groep krijgt ‘treatment’<br />

(Voor- en) nameting; verschil in nameting wordt veroorzaakt door treatment.<br />

Controle is optimaal door gerandomiseerde toewijzing; twee groepen zijn identiek<br />

behalve de treatment.<br />

Quasi-experimenteel design: geen gerandomiseerde toewijzing, maar bijvoorbeeld<br />

op basis van bestaande groepen. Controle is niet optimaal.<br />

- Cross- sectional ontwerp (‘snapshot’ op 1 moment)<br />

Onderzoekers die deze methde gebruiken zijn geinteresseerd in verandering en<br />

variatie, dit kun je alleen vaststellen als je meer dan 1 geval onderzoekt. (meestal<br />

worden er veel meer gevallen onderzocht). Er wordt op ‘one single point in time’ heel<br />

veel kwalitatieve of kwantitatieve data verzameld er wordt er verband gelegd tussen<br />

2 of meerdere variabelen, deze worden getest op ‘patterns of association’ (patroon<br />

van verbinding). zie blz 45 voor het schema dat gebruikt wordt by cross sectional<br />

design.<br />

Verschil tussen cross sectional en survey design.<br />

Deze twee wijken in principe niet zoveel van elkaar af, alleen wordt de term survey<br />

design meer gebruikt voor cross sectional design waar enquetes en interviews als<br />

methode worden gebruikt.<br />

er bestaat ook ‘herhaalde cross sectie’ dit is min of meer hetzelfde alleen wordt het<br />

‘snapshot’ op meerdere momenten uitgevoerd, bij deze herhaalde snapshot worden<br />

steeds andere mensen gebruikt, dit ontwerp kent dus geen uitval.<br />

- Longitudinal ontwerp<br />

Dit ontwerp wordt niet veel gebruikt in de sociologie omdat het heel veel tijd en geld<br />

kost. het lijkt vrij veel op cross sectional ontwerp,. Bij longitudinal ontwerp wordt een<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

5


‘sample’ (monster) onderzocht, en minstens nog 1 keer onderzocht op een later<br />

tijdstip. Er worden twee soorten longitudinal ontwerp onderscheiden.<br />

- Cohort study<br />

Hierbij wordt een geheel cohort (bijv. geboortecohort, onderwijscohort) deze mensen<br />

hebben allemaal iets met elkaar gemeen, ze zijn bijvoorbeeld allemaal op dezelfde<br />

dag getrouwd.<br />

- Panel study<br />

Hieronder een definitie van panel study van het internet.<br />

A longitudinal study in which a panel of individuals is interviewed at intervals over a<br />

period of time. In general usage, the definitions of longitudinal study and panel study<br />

overlap. At least one author says that the term "panel study" is sometimes used for<br />

studies that are restricted to a short period of time or are limited to two or three<br />

interviews, and "longitudinal study" is used for studies that last longer or include more<br />

interviews; but there are significant examples where this distinction is not accurate. In<br />

general, longitudinal studies involve panels of respondents and panel studies are<br />

longitudinal studies. Examples of panel studies include the Survey of Income and<br />

Program Participation (SIPP) and the Panel Study of Income Dynamics (PSID).<br />

- Case study ontwerp<br />

Hierbij wordt een bepaald geval ‘case’ intensief onderzocht. Deze case wordt<br />

uitvoerig en gedetailleerd geanalyseerd. Voorbeelden van Case study zijn<br />

onderzoeken over een bepaalde gemeenschap of een bepaalde school. Case study<br />

wordt in kwalitief en kwantitatief onderzoek gebruikt.<br />

- comparative ontwerp<br />

Er zijn tenmiste 2 cases dit kunnen organisaties, naties etc. zijnen de data van<br />

beiden wordt meestal vergaard met een cross sectional design. de 2 cases worden<br />

met elkaar vergeleken.<br />

Criteria<br />

Er zijn enkele technische termen die als criteria worden gebruikt bij het evalueren<br />

van het onderzoek. Dit zijn:<br />

- Reliability ( Betrouwbaarheid)<br />

- Validity ( Geldigheid)<br />

- Replicability (‘Kopieerbaarheid’)<br />

De betrouwbaarheid<br />

= de consistentie van een meting.<br />

voorbeeld:<br />

Het testen van iemands IQ.<br />

In principe staat de hoogte van iemands IQ vast, maar als bij meerdere metingen<br />

blikt dat het IQ steeds anders is, is de methode van meten dus niet betrouwbaar.<br />

Replicability<br />

Als er een onderzoek is gedaan, moet de onderzoeker vastleggen hoe hij het<br />

onderzoek heeft gedaan, zodat het een keer kan worden overgedaan door iemand<br />

anders. Er moet dus sprake zijn van replicability<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

6


De Geldigheid<br />

= Meten we wat we willen meten ( geven de stellingen weer wat we willen weten)<br />

Een voorwaarde voor de geldigheid is de betrouwbaarheid.<br />

Er zijn verschillende soorten betrouwbaarheid -> Validity.<br />

- measurement validity<br />

Wordt ook wel construct vadilty genoemd. voorbeeld: Laat het IQ wel echt de mate<br />

van iemand intelligentie zien? stel dat dit niet zo is, dan wordt de kennis ongeldig.<br />

Definitie van het internet:<br />

- Validity refers to the accuracy of a measure.<br />

- A measurement is valid when it measures what it is suppose to measure and<br />

performs the functions that it purports to perform.<br />

- Does an indicator accurately measure the variable that it is intended to<br />

measure?<br />

- internal validity<br />

Voorbeeld: X veroorzaakt Y, weten we wel zeker dat X dit veroorzaakt of komt het<br />

door iets anders?<br />

Definitie van het internet:<br />

Internal Validity: When you think about internal validity, think INSIDE the<br />

experiment. Is your experiment so well designed that when the results are in, you<br />

feel confident that you can make truthful and definite statements about what<br />

happened in your study? If your study is relatively free of confounds; you will have<br />

high confidence in its results. That's internal validity.<br />

- external validity<br />

Kunnen resultaten van het onderzoek gegeneraliseerd worden over de hele<br />

‘doelgroep’ of gelden deze slechts voor de onderzoeksgroep?<br />

‘External Validity: Can your results be generalized to people outside of your<br />

study?’<br />

- Ecological validity<br />

Kunnen bevindingen teruggekoppeld worden naar het dagelijkse sociale leven of<br />

zijn deze alleen ‘technisch’? Hierbij is de benadering van de mensen die<br />

onderzocht worden essentieel? worden ze bijvoorbeeld in een onderzoeks setting<br />

geplaatst of niet?<br />

De voorgaande criteria gelden vooral voor kwantitatief onderzoek.<br />

Lincoln en Cuba kwamen met nieuwe, vergelijkbare criteria die min of meer<br />

hetzelfde betekenen maar dan voor kwalitatief onderzoek.<br />

- Credibilty (internal validity)<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

7


Hoe geloofwaardig zijn de bevindingen?<br />

- Tranferabilty (external validity)<br />

Zijn de bevindingen toepasbaar in een andere context?<br />

- dependability (reliability)<br />

Zijn de bevindingen toepasbaar in een andere tijd?<br />

- Confirmability (objectivity)<br />

Dit deden zij omdat ze vonden dat je kwalitief onderzoek niet op dezelfde manier<br />

kunt controleren als kwantitatief onderzoek.<br />

De onderzoeksvraag<br />

Waarom is de onderzoeksvraag beangrijk voor het gehele onderzoeks proces?<br />

Een onderzoeksvraag die niet goed geformuleerd is lijdt tot een slecht onderzoek,<br />

want met een onderzoeksvraag geef je aan wat je wil onderzoeken. de onderzoeks<br />

vraag lijdt ook tot een bepaald ontwerp van onderzoek.<br />

De onderzoeksvraag bakent als het ware een soort terratorium af waarbinnen je<br />

onderzoek plaatsvind, het houdt je tegen om buiten dat gebied naar antwoord op je<br />

vraag te zoeken.<br />

Waar voldoet een goede onderzoeksvraag aan?<br />

- Een goede vraag is duidelijk, en valt te onderzoeken.<br />

- Er moet litaratuur aanwezig zijn waarop je onderzoek gebaseerd kan worden<br />

(relatie tussen onderzoek en theorie)<br />

- De deelvragen en de hoofdvraag zijn aan elkaar verbonden.<br />

- Er moet iets ontdekt worden, er moet dus een bijdrage aan de wetenschap<br />

gegeven worden.<br />

- Een goede onderzoeksvraag mag niet te ‘breed’ zijn maar ook niet te ‘exact’.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

8


Hoofdstuk 3<br />

Ideaaltypische vorm van kwalitatief onderzoek:<br />

1. Theorie<br />

2. Hypothese<br />

3. Onderzoeksontwerp<br />

4. Maatstaf van de concepten vaststellen (operationalisatie)<br />

5. Selecteer onderzoeksplaats<br />

6. Selecteer onderzoeksobjecten/respondenten<br />

7. Verzamel data<br />

8. Verwerk data (maak het kwantificeerbaar door bijv. codering)<br />

9. Analyseer data (zoek verbanden tussen variabelen, reduceer het aantal data,<br />

etc.)<br />

10. Bevindingen/conclusies (interpretatie van de data; wordt de hypothese<br />

bevestigd?)<br />

11. Schrijf bevindingen/conclusies op (probeer de lezer te overtuigen van het<br />

belang en de geldigheid van je onderzoek)<br />

Betekenis van stap 6 en 7 bij experimenteel onderzoek:<br />

- Stap 6: Samenstellen van controle-en behandelingsgroepen<br />

- Stap 7: Het voortesten van onderzoeksobjecten, de onafhankelijke variabele voor<br />

de experimentele groep en het natesten van de respondenten.<br />

Betekenis van stap 7 bij cross-sectioneel onderzoek: het interviewen van de mensen<br />

uit de steekproef d.m.v. gestructureerd interview, of een zelf in te vullen vragenlijst.<br />

Betekenis stap 7 bij gestructureerde observatie: de observator(s) observeert de<br />

setting en het gedrag van mensen en verdeelt vervolgens alle gedragselementen<br />

over verschillende categorieën.<br />

Zodra het onderzoek gepubliceerd is, maakt het deel uit van de voorraad van kennis<br />

(theorie) op dat gebied. Daarmee vormt het onderzoek weer de theorie (stap 1) voor<br />

een volgend onderzoek.<br />

Kwantitatief onderzoek is positivistisch, omdat het zowel deductivistisch is (stap 2)<br />

als inductivistisch (de conclusie van het onderzoek wordt weer de theorie (stap 1)<br />

van een ander onderzoek).<br />

Concept: de bouwstenen van theorie; categorieën voor de organisatie van ideeën en<br />

observaties. (bijv. sociale klasse, cultuur, tevredenheid met baan, etc.).<br />

Concepten kunnen bepaalde aspecten van de sociale wereld verklaren, of ze kunnen<br />

staan voor dingen die we willen verklaren.<br />

Maatstaf van een concept: De eenheid waarmee een concept meetbaar wordt<br />

gemaakt voor kwalitatief onderzoek. (bijv. IQ. Het concept hierbij is intelligentie).<br />

Voordelen van meten in kwantitatief onderzoek:<br />

- Kleine verschillen tussen bijv. mensen zijn duidelijker te onderscheiden als deze<br />

verschillen meetbaar zijn.<br />

- Als iets meetbaar is (als er een vaste maatstaf is), kan het niet beïnvloedt worden<br />

door tijd<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

9


of door degene die de meting uitvoert. (wanneer twee verschillende mensen dus<br />

op twee<br />

verschillende tijdstippen dezelfde meting uitvoeren, kan de uitkomst alleen<br />

verschillen door<br />

sociale veranderingen en niet door andere factoren).<br />

- Je kan de mate het verband tussen verschillende variabelen preciezer meten,<br />

omdat je werkt<br />

met getallen en niet met termen of woorden.<br />

Indicator: Een (indirecte) meting van een concept, dat moeilijk meetbaar is (bijv. de<br />

oorzaken van de tevredenheid met je baan).<br />

Directe indicator: Bijv. burgerlijke staat; er zijn maar 2 antwoorden: gehuwd of<br />

ongehuwd.<br />

Indirecte indicator: Bijv. vormen van gedrag. Verschillende gedragingen moeten<br />

eerst gecodeerd worden voor je ze kan meten.<br />

Het formuleren van een indicator kan door:<br />

- gestructureerd interviewen, enquêtes (over bijvoorbeeld de redenen waarom<br />

mensen tevreden zijn met hun baan).<br />

- Gestructureerde observatie (van bijv. gedrag van mensen)<br />

- Officiële statistieken (bijv. statistieken over criminaliteit om crimineel gedrag te<br />

meten).<br />

- Inhoudelijke analyse van massamedia (bijv. de verandering in de hoeveelheid<br />

aandacht<br />

die aan AIDS wordt geschonken in de media).<br />

Voordelen van het gebruik van meerdere indicatoren:<br />

- Als je maar 1 indicator gebruikt en de vraag waarin die indicator verwerkt is, wordt<br />

niet<br />

goed begrepen door de respondent, krijg je een vertekend beeld. Deze vertekening<br />

is<br />

kleiner als je meerder indicatoren (dus meerdere vragen) gebruikt.<br />

- Een indicator kan te algemeen zijn, of maar een deel van het onderliggende<br />

concept beslaan.<br />

(Bijv. tevredenheid met je baan; als je alleen de indicator ‘salaris’ gebruikt, mis je<br />

dus<br />

oorzaken (indicatoren) die te maken hebben met bijv. arbeidstijden, collega’s, etc.<br />

- Je kan veel fijnere onderscheidingen maken met meerdere indicatoren.<br />

De Likert-schaal:<br />

Een schaal waarbij meerdere indicatoren worden gebruikt om de intensiteit<br />

van de gevoelens op een bepaald gebied te meten. Om de intensiteit van die<br />

gevolens te meten, wordt meestal een schaal van 1-5 of 1-7 gebruikt. (Bijv. 1 staat<br />

voor helemaal mee eens en 5 staat voor helemaal niet mee eens).<br />

- De onderwerpen (indicatoren) zijn stellingen, geen vragen.<br />

- De onderwerpen gaan over hetzelfde object (bijv. de tevredenheid met je baan).<br />

De onderwerpen moeten onderling met elkaar in verband staan.<br />

- - Het is nuttig om in de frasering van de stellingen, positieve en negatieve<br />

stellingen met elkaar af te wisselen.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

10


Betrouwbaarheid van een concept is op te delen in:<br />

- Stabiliteit (Is een meting stabiel over de tijd?)<br />

- Interne betrouwbaarheid (Zijn de indicatoren waarmee de schaal is opgemaakt<br />

consistent?)<br />

- Inter-observator consistentie (Is er sprake van subjectiviteit in bijv. de keuze voor de<br />

verschillende categorieën om menselijk gedrag in op te delen? Kortom: maken<br />

verschillende<br />

onderzoekers verschillende keuzes?)<br />

Stabiliteit kan je testen m.b.v. de test-retest methode. Stel bijv. een set vragen aan<br />

een aantal mensen en herhaal het onderzoek enige tijd later bij dezelfde mensen:<br />

hoe meer de antwoorden overeenkomen, hoe groter de stabiliteit.<br />

Bezwaar tegen deze methode is het argument dat de antwoorden op het eerste<br />

testmoment (T1) invloed kunnen hebben op hoe iemand op het tweede testmoment<br />

(T2) zal antwoorden, waardoor de consistentie tussen T1 en T2 groter lijkt dan<br />

eigenlijk het geval is. Ook kunnen er tussen T1 en T2 dingen gebeuren die de manier<br />

van antwoorden op T2 beïnvloeden.<br />

Interne betrouwbaarheid kun je testen m.b.v. de split-half methode: verdeel de<br />

verschillende a-select in twee groepen en kijk vervolgens of mensen die in de ene<br />

groep hoog scoren, dat ook doen bij de indicatoren van de andere groep. Deze<br />

samenhang wordt gemeten op een schaal van 0 (geen samenhang, dus geen<br />

consistentie) tot 1 (optimale samenhang, dus perfecte consistentie). Bij een score<br />

van 0,8 of hoger is er sprake van interne betrouwbaarheid.<br />

Geldigheid: Meten de indictaor(en) die gebruikt word(en) daadwerkelijk datgene dat<br />

je wil meten?<br />

Geldigheid m.b.t. meting (dus niet interne, externe of ecologische geldigheid) is<br />

onder te verdelen in:<br />

- face validity (Reflecteert de meting het betreffende concept?)<br />

- concurrent validity (Voldoet de meting ook aan andere criteria? Bijv. mensen<br />

waarvan je<br />

denkt dat ze minder tevreden zijn met hun baan zouden ook vaker absent moeten<br />

zijn dan<br />

mensen die wel tevreden zijn met hun baan).<br />

- Predictive validity (zie concurrent validity, alleen dan met behulp van een<br />

toekomstig<br />

criterium).<br />

- construct validity (de onderzoeker gebruikt een hypothese die relevant is voor het<br />

concept.<br />

De meting is valide als de voorspelling (hypothese) klopt met het model).<br />

- convergent validity (vergelijk de meting van een concept met een meting van<br />

datzelfde<br />

concept door een andere onderzoeksmethode. Komen de uitkomsten overeen?)<br />

Maar weinig onderzoeken worden getoetst op betrouwbaarheid en geldigheid.<br />

Betrouwbaarheid en geldigheid zijn ook met elkaar verbonden: Als je meting niet<br />

betrouwbaar is kan-ie ook niet geldig zijn. (een meting die niet stabiel is in de tijd, is<br />

niet geldig).<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

11


Vooroordelen in kwantitatief onderzoek:<br />

- Meting: geldigheid en betrouwbaarheid zijn erg belangrijk voor kwantitatieve<br />

onderzoekers<br />

omdat zij ervan uit gaan dat meting veel voordelen biedt.<br />

- Causaliteit: kwantitatieve onderzoekers willen fenomenen graag verklaren ⇒ het<br />

fenomeen<br />

is de afhankelijke variabele; de oorzaak de onafhankelijke.<br />

Experimenteel onderzoek wordt van grotere waarde gezien dan cross-sectioneel<br />

onderzoek, omdat bij de eerste makkelijker oorzakelijke verbanden kunnen worden<br />

gelegd.<br />

- Generalisatie (externe geldigheid) probability sampling wordt gezien als het best<br />

generaliseerbaar omdat daarbij de steekproef aselect wordt getrokken ⇒ dit is niet<br />

helemaal<br />

waar, want uiteindelijk is de (aselecte) steekproef alleen generaliseerbaar voor de<br />

populatie<br />

waar ze uit is getrokken.<br />

- Replicatie: als een onderzoek repliceerbaar is, wordt dat onderzoek gezien als<br />

objectief en<br />

niet onderhevig aan invloed en interpretatie van de onderzoeker ⇒ onderzoeken<br />

worden<br />

echter bijna nooit ‘nagedaan’, het gaat er alleen om dat ze na zijn te doen.<br />

Kritiek op kwantitatief onderzoek:<br />

- Je kan mensen en organisaties niet op dezelfde manier onderzoeken als<br />

natuurverschijnselen<br />

(i.t.t. het wat het positivisme zegt), want mensen interpreteren zichzelf en de wereld<br />

om zich<br />

heen.<br />

- bij het beantwoorden van vragen interpreteren de respondenten de vraagstelling<br />

allemaal op<br />

een andere manier.<br />

- bij het beantwoorden hebben respondenten niet allemaal evenveel kennis van het<br />

onderwerp<br />

waar naar gevraagd wordt. Ook is het onderwerp niet voor elke respondent van<br />

even groot<br />

belang of even interessant. Ook kunnen respondenten iets anders zeggen dan ze<br />

eigenlijk<br />

vinden.<br />

- In kwalitatief onderzoek wordt niet duidelijk hoe een verband tussen twee<br />

variabelen wordt<br />

veroorzaakt door de mensen op wie het betrekking heeft.<br />

Interpretatieve epistemologie: nadruk op de interpretatie van het individu (dat<br />

onderzocht wordt.<br />

Constructionistische ontologie: de sociale wereld wordt gezien als een product<br />

van individuen in plaats van iets buiten hen.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

12


Hoofdstuk 4 Sampling<br />

Dit hoofdstuk gaat over het trekken van willekeurige en niet willekeurige<br />

steekproeven. Vaak is een steekproef nodig omdat de populatie (universum van units<br />

dat je wilt onderzoeken) te groot is.<br />

Eerst een paar belangrijke termen die in de samenvatting in de engelse vorm<br />

gebruikt worden met de uitleg erbij (dan kan iedereen zijn eigen Nederlandse ‘woord’<br />

erbij bedenken om verwarring te voorkomen).<br />

Population: Het universum van unit’s waarover je onderzoek wilt doen (dat kunnen<br />

dus mensen zijn, maar ook groepen of scholen of dieren enz.).<br />

Sample: De gemaakte selectie van de population die je daadwerkelijk gaat<br />

onderzoeken.<br />

Sampling frame: Een lijst met daarop de hele population waaruit je dus een sample<br />

opmaakt.<br />

Representative sample: Een steekproefselectie die representatief genoeg is om er<br />

generaliserende uitspraken over te doen.<br />

Probability sample: Een sample dat geheel willekeurig tot stand is gekomen.<br />

Non Probability sample: Een onwillekeurige selectie (vaak dus ook vrij subjectief).<br />

Sampling error: Een verschil dat er is tussen de steekproefselectie en de gehele<br />

populatie.<br />

Non sampling error: Een verschil (fout) dat ontstaat door een fout in bijv. het<br />

interviewen of de enquêtelijst. Dit kan dus ook voorkomen bij een compleet<br />

willekeurige steekproefselectie.<br />

Non response: Wanneer mensen weigeren om mee te werken of bij een bepaalde<br />

vraag niet de gevraagde informatie kunnen verstrekken.<br />

Census: Het complete aantal units in de population.<br />

Voorbeeld:<br />

Wanneer je het gedrag van 9000 studenten wilt onderzoeken moet je dus sampelen<br />

(het zijn er teveel). Om een generaliserende uitspraak te kunnen doen na je<br />

onderzoek moet je een Representative sample hebben gemaakt. Dit kan dus alleen<br />

wanneer je een probability sample neemt (een willekeurige selectie waarin iedereen<br />

evenveel kans maakt om onderzocht te worden).<br />

Als je namelijk op een plek buiten gaat staan en af e n toe iemand aanspreekt is dit<br />

om meerdere redenen niet representatief: Bijv; De mensen die op dat moment op die<br />

school lopen, hebben dus blijkbaar allemaal les, ze lopen allemaal de zelfde kant op,<br />

dus misschien hebben ze allemaal het zelfde vak, wat de uitkomst weer kan<br />

beïnvloeden. Ook kies je (onbewust) sneller iemand uit die je er vriendelijk uit vind<br />

zien. Als dit gebeurd is je sample biased, oftewel, beïnvloed/bevooroordeeld. Bias<br />

moet zoveel mogelijk uitgeroeid worden in je onderzoek. Bias wordt onderbedeeld in<br />

3 groepen:<br />

1. Wanneer er niet random gekozen wordt (en je hebt dus een non probability<br />

sample) kan er een verschil optreden tussen de populatie en de sample. Dan<br />

is er dus sprake van een Sampling error.<br />

2. Als een sample niet compleet is, dat wil zeggen, als er niet uit de gehele<br />

populatie gekozen is, is de sample niet representatief.<br />

3. Als er sprake is van non-response is er een kans dat iedereen die weigert dit<br />

doet om de zelfde redenen en sluit je dus die hele groep uit. Dan is je sample<br />

dus ‘scheefgetrokken’.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

13


Voorbeeld van een onjuiste en een juiste sample: (bijvoorbeeld bij een verdeling van<br />

mannen en vrouwen, als je een steekproef wilt nemen van 50 personen uit 200<br />

personen).<br />

Onjuist: (er is hier sprake van een scheve meting)<br />

Mannen vrouwen<br />

Juist: De meting zit precies (nouja, ik heb mijn best gedaan ;-) ) in het midden.<br />

Mannen Vrouwen<br />

Probability sampling kan fouten niet helemaal uitsluiten maar de kans op sampling<br />

errors is aanzienlijk kleiner bij deze methode.<br />

Soorten Probability Sampling:<br />

• Random sample (een willekeurige trekking):<br />

Stel; we hebben 9000 studenten en we willen er 450 interviewen -><br />

Dan deel je 450 door 9000 -> 0.05 oftewel 1 op 20. Dit heet de sample fraction<br />

(selectie breuk). We moeten dus 1 op de 20 mensen interviewen.<br />

Dit bestaat uit 5 stappen:<br />

1. Tel de populatie (N)<br />

2. Vind een sampling frame (de lijst met de populatie)<br />

3. Bepaal hoeveel mensen je interviewt (n)<br />

4. Geef de hele sampling lijst een nummer van in dit geval 1 Tm 9000<br />

5. Laat een computerprogramma een willekeurige selectie maken van<br />

450.<br />

Er zijn ook tabellen met willekeurige nummers te krijgen. Als dat bijv. deze<br />

cijfers zijn:<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

14


44689, 13218, 064032, 4548431, 516461, 00016 dan zijn er ook getallen van<br />

5 of meer cijfers. Wij hebben er nu maar 4 nodig (9000) dus we nemen bijv de<br />

laatste 4 cijfers. Dan krijg je 4689,4032,8431,6461 en 0016. Wanneer een<br />

getal dan alsnog boven de 9000 is, bijv 9056, negeren we dit hele getal en<br />

gebruiken dit niet. . Wanneer een getal 2 keer voorkomt in zo’n getallen tabel<br />

negeren we dit getal ook. Er komt dan in die lijst echter geen vervanging voor<br />

dit getal, het is dus een simple random sample without replacement.<br />

• Systematic sample<br />

Dit is een manier van selecteren waarbij je direct van de sampling frame<br />

selecteert zonder echt een tabel te gebruiken. Je gebruikt de tabel met<br />

willekeurige nummers dan alleen voor het volgende:<br />

We moeten dus 1 op de 20 mensen hebben dus we zoeken naar iets dat<br />

tussen de 1 en de 20 zit(we kijken dus alleen naar de laatste 20 cijfers). Als<br />

we weer de rij 44689, 13218, 064032, 4548431, 516461, 00016 nemen is het<br />

laagste getal dat we tegenkomen 16. We nemen dus nummer 16 van de<br />

Sampling frame, vervolgens nemen we elke keer de 20 ste daarop (dus<br />

36,56,76 enz) totdat we 450 nummers hebben. Zo werkt een aselecte<br />

steekproef zonder computer programma.<br />

• Stratified random sampling<br />

Het beste is (in het geval van de 9000 studenten bijv) als van iedere faculteit<br />

een aantal mensen meedoet dat evenredig is aan de grote van de faculteit:<br />

Bijv: 5000 vd studenten studeren Rechten, 2000 Psychologie en nog eens<br />

2000 Medicijnen.<br />

Dan willen we ook graag 5000/20 = 250 rechtenstudenten in de selectie,<br />

2000/20 = 100 medicijnen en 2000/20 = 100 Psychologie studenten in de<br />

selectie hebben. Vaak is er in dit soort duidelijk indeling ook een sampling list<br />

ter verkrijgen van een instantie die je van die indeling voorziet. Het is meer<br />

werk, maar deze selectie loopt meer parallel aan de werkelijke populatie.<br />

• Multi stage cluster sampling (voor het gemak zo even MSCS)<br />

Wanneer je over een groter gebied iets wil zeggen, bijvoorbeeld over een heel<br />

land, kan je wel 5000 studenten random kiezen maar dan zitten ze over het<br />

hele land. Dit zorgt dus voor meer werk en kosten. Je kan in verschillende<br />

gradaties MSCS toepassen. Bijv. Je kan ook eerst random 10 universiteiten<br />

kiezen en daarvan elk 500 leerlingen. Dan is het nog wel random maar dan<br />

verdeeld over niet meer dan 10 universiteiten in het hele land. Wanneer dan<br />

nog te ver uit elkaar ligt kan je ook eerst alle uni’s indelen in gebieden.<br />

Vervolgens selecteer je aselect 2 gebieden, uit elk van die 2 selecteer je weer<br />

aselect 10 uni’s en uit elk van die uni’s weer 500 leerlingen. Zo heb je dus<br />

5000 leerlingen op 10 uni’s maar dan in maar 2 gebieden die je af hoeft te<br />

gaan. Dit kan zo ver gaan als naadzakelijk is.<br />

Het voordeel van Probability sampling is dus dat je kan generaliseren. De data van<br />

de populatie en de data van de sample moeten echter nog wel apart gezien worden,<br />

ze zijn niet hetzelfde, het geeft hoogstens een gemiddelde aan.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

15


Generaliseren van sample naar population:<br />

Dit is Box 4.4 van hoofdstuk 4 en ik heb net wel de hulp ingeroepen van wat<br />

wiskundige collega’s maar ik adviseer absoluut om deze box zelf door te nemen,<br />

want dit gaat namelijk om de normale verdeling de relatie tussen aantal<br />

steekproeven en populatie. Ik doe hem hier zo uitgebreid mogelijk, dus even niet in<br />

de samenvatting vorm, maar hopelijk kan ik dan nog iemand iets duidelijk maken.<br />

Wanneer het onderzoek onder de 9000 studenten was gegaan over het alcohol<br />

gebruik per week en de uitkomst bij de sample was 9.7 unit alcohol per week, hoe<br />

zeker zijn we er dan van dat dit ook echt op de populatie slaat?<br />

Als we de kans dat de steekproeven echt iets over de populatie zeggen in beeld<br />

willen brengen doen we dit in een grafiek met de bel-vorm, oftewel de normale<br />

verdeling.<br />

De middelste lijn is het gemiddelde van de gehele populatie (die we dus eigenlijk niet<br />

weten, want we hebben steekproeven gedaan) 50% van de mensen ligt links van of<br />

op die lijn en 50% rechts van of op dat gemiddelde. Als je dus meer naar rechts of<br />

links gaat is de standaard afwijking van het gemiddelde dus groter, dit betekend dat<br />

er een groter verschil is tussen de steekproef uitkomst en de realiteit.<br />

68% ligt binnen een standaardafwijking van -1 of +1 van het gemiddelde.<br />

En 95% ligt binnen een standaardafwijking van -1.96 of +1.96 van het gemiddelde.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

16


De standaardafwijking die altijd wordt gehanteerd is dan ook -/+ 1.96 omdat je dan<br />

95% zeker bent dat je bevindingen overeenkomen met je gemiddelde. Wanneer je<br />

dus de standaardafwijking uit zou rekenen (waarvan ik niet denk dat we geacht<br />

worden dat nog te kunnen) en deze ligt tussen -/+ 1.96 heb je dus sowieso 95%<br />

zekerheid. Dit noemen ze de confidence interval. Als je gebruik maakt van een<br />

stratified sample (dat het dus echt parallel loopt aan de realiteit) wordt de standaard<br />

afwijking dus ook kleiner. Echter, in het geval van MSCS (zie boven) wordt de<br />

standaard afwijking juist groter omdat sommige universiteiten misschien wel heel<br />

veel drinken met z’n allen en net niet meegeteld zijn omdat ze geëlimineerd zijn bij<br />

de selectie.<br />

Zo, hoop dat dat een klein beetje duidelijk is, meer kan ik er niet van maken dus lees<br />

het ajb nog even door!!<br />

Op de vraag hoe groot je sample moet zijn is geen duidelijk antwoord. Dit hangt van<br />

meerdere dingen af: De absolute grote, Tijd en kosten, non response, heterogeniteit<br />

van de populatie en het soort analyse.<br />

Absolute grote: In tegenstelling tot wat je verwacht is het de absolute grote van een<br />

sample die leidt tot betrouwbaarheid en niet de relatieve grote: Dus een onderzoek<br />

onder 1000 mensen is in de VS net zo betrouwbaar als in Nederland, terwijl er in de<br />

VS meer mensen wonen. Het betekent wel dat het vergroten van de sample de<br />

nauwkeurigheid vergroot. Het is dus de vraag in hoeverre een onderzoeker willig is<br />

om enige sampling error in zijn onderzoek te laten komen. Daarnaast is sampling<br />

error maar één van de errors die op kunnen treden dus een onderzoeker zou zich<br />

hiermee niet overdreven veel bezig moeten houden.<br />

Tijd en kosten: Als je op een gegeven moment tot een bepaalde betrouwbaarheid<br />

bent gekomen, schiet deze niet meer zo erg de lucht in wanneer je sample nog<br />

omvattender wordt. De afweging tussen kosten en nauwkeurigheid vervaagt dus<br />

omdat onderzoek doen geld kost. Een goede afweging tussen die 2 is erg belangrijk.<br />

Over deze vraag staat er ook nog een goede tip voor studenten die onderzoek<br />

moeten doen op pagina 97. Dit komt op het volgende neer: Wees eerlijk in je<br />

onderzoek en als je beperkingen ondervindt zoals tijd en geld in het sampelen, geef<br />

dit dan eerlijk weer. Mensen accepteren eerder jouw beperkingen en hebben daar<br />

begrip voor dan wanneer je stelt dat je een uiterst betrouwbaar onderzoek hebt<br />

gedaan, terwijl dit niet zo is door die beperkingen.<br />

Non response: Houdt non response altijd in gedachten: Als je zeker wilt zijn dat je<br />

450 mensen interviewt, en je denkt dat er 90 niet mee willen doen, vraag er dan dus<br />

540. (net als wanneer je een feestje geeft ;-) ) De response rate is het percentage<br />

van mensen die mee hebben gewerkt. De berekening ervan is echter<br />

gecompliceerder, sommige interviews zal je uit moeten sluiten omdat ze niet serieus<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

17


of niet compleet genoeg beantwoord zijn. De response rate bereken ziet er daarom<br />

als volgt uit:<br />

Bovendien, als je een zo hoog mogelijke response rate wilt behalen, kost dit ook<br />

weer meer geld en tijd. Hier moet dus ook een goede afweging zijn. Maar, zolang het<br />

betaalbaar en haalbaar is, is het natuurlijk zeer belangrijk om die rate zo hoog<br />

mogelijk te houden.<br />

Heterogeniteit van de populatie: Wanneer een populatie meer homogeen is zijn<br />

hoeft de sample niet zo groot te zijn als wanneer de populatie zeer heterogeen is. Als<br />

mensen allemaal een beetje hetzelfde zijn, is de kans groter dat je met een kleinere<br />

steekproef dichter bij het gemiddelde komt.<br />

Soort analyse: Wanneer je van plan bent om je bevindingen in een tabel te gaan<br />

plaatsen met cijfers, heb je een groter sample nodig. Anders is het risico dat<br />

sommige cellen leeg blijven of met lage cijfers gevuld zijn te groot, en zo kan er dan<br />

moeilijk iets afgelezen worden in de tabel.<br />

3 Types van Non-probability sampling.<br />

Convenience sampling:<br />

Deze manier van sampling is praktisch voor iedereen toegankelijk. Het houdt<br />

eigenlijk in datje de mensen gebruikt die je op dat moment ter beschikking hebt.<br />

Wanneer een docent bijvoorbeeld onderzoek wil doen naar andere docenten en<br />

daarom zijn directe collega’s een vragenlijst voorlegt, maakt hij gebruik van de<br />

middelen dicht bij hem. Hier kunnen echter absoluut geen generaliserende<br />

uitspraken over gemaakt worden omdat het maar iets zegt over die specifieke groep<br />

van leraren onder elkaar. Deze methode is echter wel heel goed om je onderzoek en<br />

interview eerst te testen om te kijken hoe er bijvoorbeeld op vragen wordt<br />

gereageerd. Ook kan de uitkomst van zo’n onderzoek gebruikt worden als opstap<br />

voor een verder onderzoek op dat gebied.<br />

Snowball Sampling:<br />

Dit houdt in dat een onderzoeker eerst contact maakt met een kleine groep mensen,<br />

en vervolgens hun contacten weer gebruikt in het onderzoek. Het heeft iets weg van<br />

convenience sampling maar het is toch wel anders. Je neemt namelijk eerst een<br />

kleine groep van de dezelfde soort mensen (bijvoorbeeld drugsgebruikers in de<br />

muziekwereld) en je vraagt ze daarna of zijn mensen kennen die mee zouden willen<br />

doen. Zo kom je dus ook aan drugsgebruikers in andere kringen).<br />

Dit is wel de enige manier om zo’n gevarieerde sample te krijgen omdat er geen<br />

sampling frame voor bestaat. Niemand kan echter een lijst maken van iedereen die<br />

iedereen kent en van wie ze vervolgens denken dat ze wel mee zouden werken. Bij<br />

deze methode kunnen ook geen generaliserende uitspraken gedaan worden. Hij<br />

wordt dan ook vaker gebruikt in kwalitatief onderzoek dan in kwantitatief onderzoek,<br />

omdat kwalitatief onderzoek minder gericht is op generaliseren.<br />

In kwalitatief onderzoek is dan ook meer sprake van theoretisch sampelen en bij<br />

kwantitatief onderzoek meer van statistisch sampelen.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

18


Quota sampling:<br />

Quota sampling lijkt op stratified sampling maar dan niet random. Er worden<br />

verschillende groepen gemaakt op bijvoorbeeld leeftijd, sekse, of politieke voorkeur.<br />

Vervolgens zoekt de onderzoeker zelf mensen uit van wie hij denkt dat ze in die<br />

quota passen. Er zijn een aantal kritieken op deze methode:<br />

• Omdat de keuze van de respondent in de handen van de interviewer is kan<br />

het niet representatief zijn. Er is sprake van een subjectieve keuze, bijv<br />

wederom of iemand er vriendelijk uitziet of misschien oogcontact maakt of<br />

niet. Bovendien zou het gebruik maken van oppervlakkige stereotypen.<br />

• Er is een risico dat de mensen die op dat moment in de omgeving van de<br />

interviewer zijn, oneerlijk verdeeld zijn. Bijv, dat fulltime werkers minder<br />

voorkomen op dat moment.<br />

• Het risico is er ook dat een onderzoeker een inschattingsfout maakt. Als hij<br />

bijv. iemand zijn leeftijd fout gokt en hem daarom niet vraagt, missen de<br />

antwoorden van dat persoon.<br />

• Ook is het moeilijk om iemand z’n sociale omgeving, wat ook een quota kan<br />

zijn, in te schatten. Daarom kan iemand dus in de verkeerde groep belanden.<br />

• Omdat er geen sprake is van random keuze kan er ook geen standaard<br />

afwijking berekend worden waardoor het onmogelijk is om te zeggen hoe ver<br />

het gemiddelde van de ondervraagden afligt van het gemiddelde van de<br />

daadwerkelijke populatie.<br />

Toch zijn er ook voordelen aan deze methode:<br />

• Het is goedkoper en sneller.<br />

• De interviewer hoeft mensen niet voor langer te volgen, omdat hij ze later nog<br />

iets wil vragen.<br />

• Het is niet nodig, en zelfs amper mogelijk om je non-response bij te houden of<br />

daar rekening mee te houden.<br />

• Wanneer snelheid vereist is, zoals in de media, is dit een goede manier om<br />

een oppervlakkige peiling te maken.<br />

• Bovendien is het een goede manier om betere methoden te ontwikkelen. In<br />

feite dus om te ‘oefenen’.<br />

• Omdat er minder snel sampling errors optreden is het misschien toch mogelijk<br />

om een standaardafwijking te bepalen en daarop een betrouwbaarheid te<br />

berekenen; de fouten die in andere onderzoeken wel gemaakt worden,<br />

worden hier niet gemaakt en zo heft dat elkaar op.<br />

Grenzen van generalisatie:<br />

Er moet voorzichtig omgesprongen worden met generalisatie. Eigenlijk kan een<br />

onderzoek vrijwel altijd alleen iets zeggen over de omgeving waarin het is<br />

afgenomen. Het alcohol gebruik van de studenten bijvoorbeeld kan van meerdere<br />

dingen afhankelijk zijn. Ook is een onderzoek baak tijdgebonden. Zo kunnen er door<br />

de jaren heen veranderingen optreden in de situatie van mensen.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

19


‘Errors in onderzoek’<br />

• Sampling error: Deze ontstaat doordat het bijna onmogelijk is om een<br />

precies goede sample te krijgen die 100% representatief is. (het verschil<br />

tussen steekproef en populatie)<br />

• Sampling related error: Fouten die niet komen door een sampling error zelf<br />

maar die ontstaan in het proces van het sampelen. Bijv. door een verkeerde<br />

sampling frame of door non-response.<br />

• Data collection error: Dit zijn fouten die ontstaan in het eigenlijke onderzoek.<br />

Bijv. slechte vraagstellingen of een slechte interviewer.<br />

• Data processing error: Fouten die ontstaan wanneer de data verkeerd wordt<br />

verwerkt. Bijv. bij verkeerde codering.<br />

Antwoorden op de vragen achterin:<br />

1. in volgorde: A: populatie -> De complete groep waarover je onderzoek doet.<br />

B: Een sample dat geheel willekeurig tot stand is gekomen. C: Een sample dat<br />

niet willekeurig tot stand is gekomen. D: Een lijst van de hele populatie waaruit<br />

je een selectie maakt. E: Een sample dat representatief genoeg is om er<br />

generaliserende uitspraken over te doen. F: Sampling error: een verschil<br />

tussen de steekproef selectie en de gehele populatie. Non sampling error: een<br />

fout die is opgetreden buiten bovengenoemd verschil om.<br />

2. Sampling gebeurd zodat je niet de hele populatie hoeft te onderzoeken, omdat<br />

dit vaak te duur, te tijdrovend of soms zelfs onmogelijk is.<br />

3. Wanneer een sample niet willekeurig is, wanneer er niet is gekozen uit de<br />

gehele populatie en wanneer er sprake is van non response.<br />

4. Hoe meer kans er is op sampling error (wat berekend kan worden met die<br />

standaard afwijking, hoe minder representatief e onderzoek is.<br />

5. Probability sampling betekent dat je compleet willekeurig een sample<br />

samenstelt. Dit is belangrijk omdat er dan het minste kans is op sampling<br />

error.<br />

6. Random sample, systematic sample, Stratifies random sampling & Multi stage<br />

clustering sample.<br />

7. Stratified random sample loopt meer parallel aan de werkelijkheid. Omdat de<br />

verhoudingen die in de werkelijkheid voorkomen ook terug te zien zijn in de<br />

verdelingen in je sample.<br />

8. Lijkt me een persoonlijke vraag maar ik zou de simple random sample nemen.<br />

Er staan namelijk geen gegevens bij waarover het onderzoek gaat dus je kan<br />

de mensen ook niet opsplitsen voor een Stratified random sample.<br />

9. Dat is niet echt representatief. Ze staat maar op een hoek, dus in een buurt,<br />

waar vaak een soort mensen woont. Bovendien gaan de mensen allemaal<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

20


langs de zelfde hoek dus ze hebben daar allemaal iets te zoeken. Ook is het<br />

moeilijk om daadwerkelijk 1 op 5 mensen te vragen omdat er mensen zijn die<br />

gewoon doorlopen of niet mee willen werken.<br />

10. Die vraag snap ik niet. Als het alleen de vraag is: What is the 95% confidence<br />

interval? Dan is dat wanneer een onderzoeker +/- 1.96 standaardafwijking als<br />

richtlijn neemt om zo te kunnen stellen dat zijn zekerheid 95% is. Als het gaat<br />

over dat verhaaltje wat er eerst stond, weet ik het niet… sorry…<br />

11. Je moet rekening houden met de kosten en de tijd. Ook moet je kijken of je<br />

sample al niet zo groot is dat wanneer je hem nog groter maakt, het niet<br />

zonde is van de tijd, omdat het verschil is kosten dan hoger is dan het verschil<br />

in betrouwbaarheid.<br />

12. Non response is wanneer mensen niet meewerken met een interview of niet<br />

de gewenste informatie kunnen geven bij een bepaalde vraag. Met non<br />

response moet je rekening houden zodat je het kun incalculeren bij de sample<br />

zodat je uiteindelijk nog wel genoeg mensen over houdt.<br />

13. Ze zijn zeker niet onbruikbaar. Ze worden meer gebruikt in kwalitatief<br />

onderzoek omdat dit minder gericht is op generaliserende uitspreken. Ook zijn<br />

ze vaak sneller en goedkoper dus beter voor kleinschalige ‘oefen<br />

onderzoeken’ om zo het onderzoek te testen of om betere methoden te<br />

ontwikkelen.<br />

14. Wanneer je geen hoog budget hebt en weinig tijd. Ook kan je er gebruik van<br />

maken als je zelf al contacten heb in een bepaalde nader te onderzoeken<br />

‘branche’ en zo weer aan andere mensen kan komen die wel met je<br />

onderzoek te maken hebben maar toch uit een andere wereld komen, deze<br />

krijg je dan via je eerste contacten. Bovendien kan je gebruik maken van de<br />

snowball methode als opstap voor een verder onderzoek.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

21


Hoofdstuk 9<br />

Inhoudsanalyse<br />

Een inhoudsanalyse is een methode voor het analyseren van documenten en<br />

teksten. De inhoudsanalyse zoekt naar kwantitatieve data, door vooraf vast gelegde<br />

categorieën en in een systematische en representatieve manier.<br />

De categorieën zijn van tevoren vast gelegd om het onderzoek zoveel mogelijk<br />

objectief te laten.<br />

Voordat er onderzoek gedaan gaat worden is het eerst nodig om onderzoeksvragen<br />

op te stellen. . Deze vragen bepalen de selectie van de gebruikte media en het<br />

coderingsschema.<br />

Deze vragen zijn altijd in de trend van; wie, wat, waar, hoe veel en waarom.<br />

Het geen wat onderzocht gaat worden staat in relatie tot wat er in de<br />

onderzoeksvragen geformuleerd is.<br />

Als er een artikel onderzocht gaat worden zal er op de volgende vragen antwoord<br />

gegeven moeten worden:<br />

- Wat heeft het artikel gemaakt? ( journalist, wetenschapper)<br />

- over wie of wat gaat het artikel ( theorie, politicus)<br />

- wie geeft er andere inzichten (wetenschapper, willekeurig persoon)<br />

- hoe is de informatie tot stand gekomen ( interview, uitgekomen rapport)<br />

Een onderdeel van een inhoudsanalyse kan het tellen van woorden inhouden. Dit<br />

heeft als functie om er achter te komen of een artikel geschreven is met als doel om<br />

het sensationeler te maken.<br />

Een ander onderdeel van de inhoudsanalyse is de tekst onderverdelen in<br />

onderwerpen en thema’s. Nadat het thema en de onderwerpen bepaald zijn worden<br />

een classificatieschema en een classificatie handleiding gemaakt. Een<br />

classificatieschema is een overzicht waar alle gerelateerde data opstaat die<br />

gedecodeerd gaat worden. In de handleiding staan alle onderwerpen onderverdeeld<br />

in de mogelijke variaties die aan te pas kunnen komen. Na een schema en<br />

handleiding gemaakt te hebben, kan de informatie verdeeld worden onder de<br />

onderwerpen.<br />

Moeilijkheden bij een inhoudsanalyse:<br />

- zorg dat de onderwerpen niks met elkaar te maken hebben<br />

- zorg dat de thema’s niks met elkaar te maken hebben<br />

( zo voorkom je twijfel)<br />

- elk onderwerp en thema moet duidelijk uitgelegd zijn zodat er geen twijfel<br />

meer kan zijn bij de uitvoering van de analyse<br />

Checklist:<br />

- Zijn de onderzoeksvragen duidelijk?<br />

- Is het aantal documenten relevant met de onderzoeksvragen?<br />

- Is de onderzoeksaanpak goed?<br />

- Overlappen de onderwerpen elkaar niet?<br />

- Overlappen de thema’s niet?<br />

- Kunnen de onderwerpen antwoord geven op de onderzoeksvraag?<br />

- Zijn de codeer instructies duidelijk?<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

22


Hoofdstuk 10 Secondaire analyse en officiële statistieken<br />

Dit hoofdstuk bestudeert de mogelijkheden aangaande de analyse van gegevens die<br />

verzameld zijn door anderen. De twee hoofdtypes die in dit hoofdstuk besproken<br />

worden:<br />

• secondaire analyse van gegevens verzameld door andere onderzoekers<br />

• secondaire analyse van officiële statistieken; statistieken verzameld door<br />

departementen van de regering<br />

dit hoofdstuk bestudeert:<br />

• de voordelen en nadelen van het gebruik van secondaire analyse van data<br />

verzameld door andere onderzoekers, hoofdzakelijk met het oog op dat veel<br />

gegevens zijn gebaseerd op grote onderzoeken die van hoge kwaliteit zijn en<br />

die steevast boven de middelen van studenten liggen<br />

• Hoe zulke gegevens te verkrijgen zijn<br />

• De potentie van officiële statistieken wanneer men kijkt naar betrouwbaarheid<br />

en validiteit (deugdelijkheid)<br />

• De groeiende herkenning de afgelopen jaren van de potentie van officiële<br />

statistieken na een periode van ontkenning als gevolg van veel kritiek<br />

• Het denkbeeld dat officiële statistieken een vorm zijn van onubtrusive method<br />

- dat wil zeggen een methode die niet gevoelig is voor een reactie van degene<br />

die zijn onderzocht, omdat zij niet daadwerkelijk hebben meegedaan aan het<br />

onderzoek (bv. CBS die onderzoek doet naar inkomen, dit zijn gewoon feiten,<br />

dus het maakt niet uit hoe de deelnemers ergens over denken)<br />

Wat is secondaire analyse?<br />

Secondaire analyse is de analyse van gegevens door onderzoekers die<br />

hoogstwaarschijnlijk niet hebben meegeholpen aan het verzamelen van die<br />

gegevens, omdat die gegevens oorspronkelijk verzameld waren voor een heel ander<br />

doeleinde.<br />

Voordelen van secondaire analyse:<br />

• Cost and time (kosten en tijd) Secondaire analyse biedt de mogelijkheid om<br />

op een snelle en goedkope manier aan gegevens van hoge kwaliteit te<br />

komen. Bijvoorbeeld via internet.<br />

• High quality data (hoge kwaliteit van de gegevens) Veel van de gegevens die<br />

gebruikt worden voor secondaire analyse zijn van extreem hoge kwaliteit. Ten<br />

eerste zijn de steekproeven streng genomen, dat mondt uit in resultaten die<br />

bijna gelijk staan aan de werkelijkheid. Ten tweede zijn de steekproeven vaak<br />

nationaal of ze gaan over 1 of meerder regio’s, een student zou dit nooit voor<br />

elkaar kunnen krijgen. En ten derde is veel van de data verzameld door heel<br />

ervaren onderzoekers en worden de gegevens gecontroleerd op hun kwaliteit<br />

door sociologische onderzoeksorganisaties aan de hand van uitgevonden<br />

structuren en controle procedures.<br />

• Opportunity for longitudinal analysis (mogelijkheid tot lengte analyse) Er is de<br />

mogelijkheid tot het volgen van trends en ontwikkelingen over langere tijd.<br />

• Subgroup analysis (analysering van subgroepen) Wanneer grote<br />

steekproeven de bron zijn van gegevens, dan is er de mogelijkheid om<br />

kleinere subgroepen te bestuderen. Vaak wanneer je speciale categorieën<br />

van individuen bestudeert, zijn kleine gelokaliseerde studies de enige<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

23


mogelijke manier vanwege de kosten. Grootschalige gegevens kunnen vaak<br />

vrij grote nationale representatieve steekproeven voortbrengen.<br />

• Opportunity for cross-cultural analysis (mogelijkheid tot cross culturele<br />

analyse) Cross cultureel onderzoek is aanzienlijk aantrekkelijk wanneer<br />

sociologische wetenschappers het meer afstemmen op een proces dat<br />

associeert met globalisatie en culturele verschillen.<br />

• More time for data analysis (Meer tijd voor de analyse van gegevens) Juist<br />

omdat gegevensverzameling zoveel tijd kost, is de analyse van de gegevens<br />

vaak samengeperst. Dat is jammer, want de analyse van een onderzoek is<br />

vaak belangrijker. Het is sowieso een moeilijk karwei om de analyse te maken,<br />

maar nu dring je de tijd terug die je nodig hebt de gegevens te verzamelen<br />

zodat je meer tijd kunt besteden aan de analyse van de gegevens.<br />

• Reanalysis may offer new interpretations (opnieuw analyseren zou nieuwe<br />

interpretaties kunnen opleveren) Gegevens kunnen op zoveel verschillende<br />

manieren geanalyseerd worden dat het erg ongewoonlijk is dat de reeks van<br />

mogelijke analyses uitgeput raakt. Ten tweede kan de komst van nieuwe<br />

theoretische ideeën analyses suggesteren die niet onder ogen waren gezien<br />

door de oorspronkelijke onderzoekers. Ten derde, een alternatieve methode<br />

van kwantitatieve gegevens analyse kan worden gebruikt en kan een hele<br />

andere interpretatie van de gegevens bieden. En ten vierde ( gerelateerd aan<br />

de derde) nieuwe kwantitatieve methodes van gegevens analyse duiken<br />

continu op. Wanneer hun potentiële toepasselijkheid is herkend, wordt het<br />

interessant voor onderzoekers om ze toe te passen op nieuwe gegevens.<br />

• The wider obligations of the social researcher (de grote verplichtingen van een<br />

sociologische onderzoeker) Primaire onderzoekers kunnen wel eens hun<br />

interesse verliezen als er weer nieuwe gegevens opduiken of als ze alleen<br />

een deel van de gegevens nodig hebben. De analyse wordt dan niet gedaan<br />

zoals het hoort. Nu er gegevens verkrijgbaar zijn voor secondaire analyse<br />

wordt de mogelijkheid dat de gegevens ten volle geanalyseerd worden<br />

vergroot.<br />

Limitaties van secondaire analyse:<br />

• Lack of familiarity with data (gebrek aan bekendheid met de gegevens)<br />

Wanneer je je eigen gegevens verzameld is het logisch dat je zeer bekend<br />

bent met de structuren en contouren van jouw gegevens. Maar bij het gebruik<br />

van gegevens verzameld door anderen, is een periode van bekend worden<br />

met de gegevens noodzakelijk. Je moet de variabelen, de manier waarop<br />

variabelen gecodeerd zijn en andere aspecten waarop de gegevens<br />

georganiseerd zijn begrijpen. Bij een grootschalig onderzoek kan dit een hoop<br />

tijd met zich meebrengen.<br />

• Complexity of the data (complexiteit van de gegevens) Er moet goed gekeken<br />

worden wat voor gegevens men nodig heeft. Bij een grootschalig onderzoek<br />

kunnen bijvoorbeeld de gegevens van huishoudens en individuen verzameld<br />

en geanalyseerd zijn. Mocht jij alleen de individuen nodig hebben, dan moet je<br />

wel het hele onderzoek uit elkaar halen.<br />

• No control over data quality (geen controle over de kwaliteit van de gegevens)<br />

Alhoewel er al gezegd is dat de kwaliteit van de gegevens vaak erg goed is,<br />

moet er toch mee opgepast worden. De kwaliteit van grote onderzoeken zoals<br />

GHS (box 10.2), BHPS (box 2.20), BCS (box 3.10), NCDS (box 2.21), The<br />

<strong>Social</strong> Change in Economic Life Initiative (box 3.1) en The Bristisch <strong>Social</strong><br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

24


Attitudes Survey (box 1.5) is vaak goed, maar bij andere onderzoeken moet je<br />

wel oppassen.<br />

• Absence of key variables (absentie van sleutelvariabelen) Omdat secondaire<br />

analyse de analyse van gegevens verzameld door derden voor eigen gebruik<br />

inhoudt, kan het zijn dat 1 of meer sleutelvariabelen niet aanwezig zijn (box<br />

10.2). Je wil bijvoorbeeld een relatie toetsen tussen twee variabelen terwijl er<br />

1 of meer andere variabelen mee zijn getoetst, dit wordt multivariate analysis<br />

genoemd.<br />

Officiële statistieken<br />

Het gebruik van officiële statistieken voor sociologisch onderzoek is vele jaren<br />

een controversieel onderwerp geweest. Staatsbedrijven zijn gedurende hun werk<br />

verplicht gesteld om een lopend archief van hun activiteiten op te stellen. In<br />

Engeland heeft de politie bijvoorbeeld een archief aangaande de criminaliteit en “Job<br />

Centre Plus” verzameld gegevens met betrekking tot de werkeloosheid. Dit zijn<br />

slechts twee sets van statistieken die kunnen worden benoemd onder “officiële<br />

statistieken”. Zulke statistieken zorgen vaak voor grote ophef in de media,<br />

bijvoorbeeld wanneer er een enorme groei van de werkeloosheid is. Maar het is<br />

mogelijk dat ze een noemenswaardige potentie voor sociologische onderzoekers<br />

bieden. We kunnen ons voorstellen dat zulke officiële statistieken sociologische<br />

onderzoekers zekere voordelen bieden boven andere vormen van kwantitatieve<br />

gegevens, zoals gegevens gebaseerd op onderzoeken.<br />

• De gegevens zijn al verzameld. Daarom, zoals met andere vormen van<br />

secondaire analyse van gegevens, worden tijd en kosten bespaard. Daarbij<br />

hoeven de gegevens niet op steekproeven te zijn gebaseerd, zodat een<br />

compleet plaatje tot doel kan blijven bestaan.<br />

• Omdat de mensen die de bron van gegevens zijn, geen vragen wordt gesteld<br />

die deel uit maken van een onderzoeksproject, zal het probleem van reactivity<br />

minder uitgebreid zijn dan bij een interview of enquête. (reactivity = mensen<br />

reageren altijd anders wanneer ze weten dat ze meedoen aan een onderzoek)<br />

• Er is de mogelijkheid om de gegevens cross-sectionally en longitudinal te<br />

analyseren.<br />

• Daarbij is er ook nog de mogelijkheid om de gegevens cross-cultural te<br />

analyseren.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

25


patterns<br />

police (7)<br />

the<br />

The social construction of crime statistics - eight steps<br />

Member of the public is witness to<br />

or victim of a crime (2)<br />

Recognition of offence as criminal<br />

by a member of the public (3)<br />

Reporting of offence by a member<br />

of the public (4)<br />

A criminal offence (1)<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

Police decisions about<br />

of surveillance (5)<br />

Police discretion (6)<br />

Recording of offence by<br />

Notifiable crimes recorded by<br />

police “the crime rate’ (8)<br />

26


Betrouwbaarheid en validiteit (deugdelijkheid)<br />

Zaken als betrouwbaarheid en validiteit zijn erg belangrijk bij deze<br />

consideraties. Betrouwbaarheid is moeilijk, omdat definities en regelingen van tijd tot<br />

tijd veranderen. Betrouwbaarheid van criminele statistieken is een probleem, omdat<br />

variaties in tijd van een bepaalde criminaliteit er niet zijn, vanwege variaties op het<br />

niveau van misdaad, maar tot variaties in the propensity (propensity wordt vertaald<br />

met neiging) tot het besteden van bewakingsbronnen en zo verder te gaan met de<br />

vervolging. Ook kunnen er veranderingen zijn betreffende de definitie van een<br />

misdaad of in the propensity (neiging) van slachtoffers om door te gaan met een<br />

aanklacht. Zulke veranderingen hebben duidelijk effect op de mate waarin<br />

schommelingen van gebeurtenissen van zekere misdaden zich afspiegelen ten<br />

opzichte van echte schommelingen in de frequentie van zulke misdaden of andere<br />

factoren (zoals, variaties in tijd van bewaking, bewerking van discretie, definitie,<br />

neiging tot rapporteren en andere factoren). Wanneer zulke factoren van kracht zijn,<br />

zal de betrouwbaarheid van misdaadgegevens nadelig worden beïnvloedt en als<br />

resultaat daarvan zal de validiteit ook worden benadeeld.<br />

Wat is ecological fallacy?<br />

De ecologische denkfout is de fout van het aannemen dat gevolgtrekkingen<br />

van individuen gemaakt kunnen worden van uitkomsten die betrekking hebben op<br />

totale gegevens. Als je op een verkeerd aggretie niveau data verzameld.<br />

Condemning and resurrecting official statistics (Veroordeling en herleving van<br />

officiële statistieken)<br />

Vooral in de jaren ’60 was er een stortvloed aan kritiek op verschillende<br />

manieren van officiële statistieken, speciaal diegene die te maken hadden met<br />

criminaliteit en afwijkend gedrag.<br />

Official statistics as a form of unobtrusive method (officiele statistieken als een<br />

vorm van een bescheiden??? methode)<br />

Officiele statistieken worden vaak gezien als een vorm van unobtrusive method. Dit<br />

is een methode waarbij deelnemers zich niet bewust zijn van het feit dat ze<br />

deelnemers van een onderzoek zijn. Hierdoor is er geen sprake van reactivity, dit<br />

betekent dat ze zich niet anders zullen gedragen en hierdoor zijn de resultaten niet<br />

typerend.<br />

Unobtrusive measures? Elke methode van observatie die de observeerder<br />

rechtstreeks verplaatst naar de plaats van interactie of van de onderwerpen die<br />

worden bestudeerd.<br />

1. Physical traces (physische sporen) Dit zijn de sporen die zijn achtergelaten<br />

door een groep bijvoorbeeld zaken als graffiti en afval<br />

2. Archive materials (archief materiaal) Deze categorie houdt in: statistieken die<br />

zijn verzameld door regering en niet regeringsorganisaties, dagboeken, de<br />

massa media en historische feiten<br />

3. Simple observation (simpele observatie) Dit refereert aan situaties waarin de<br />

observeerder geen controle heeft over het gedrag of de sporen in kwestie en<br />

hij een onobserverende, passieve en niet opdringerige rol in de<br />

onderzoekssituatie speelt<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

27


4. Contrived observation (onnatuurlijke observatie) Dit is hetzelfde als simpele<br />

observatie, alleen hier zal de observeerd actief iets veranderen aan de situatie<br />

(maar zonder de unobtrusive quality van de observatie in gevaar te brengen)<br />

of hij plaatst verborgen hardware, zoals videocamera’s om dingen op te<br />

nemen<br />

Key points<br />

• Secondaire analyse van bestaande gegevens biedt het vooruitzicht op de<br />

mogelijkheid om onderzoeksvragen van jouw interesse te bestuderen, zonder<br />

door het proces te gaan waarin je zelf alles moet verzamelen.<br />

• Secondaire analyse biedt erg vaak de mogelijkheid om, gegevens van hoge<br />

kwaliteit die zijn gebaseerd op grote tamelijk representatieve steekproeven, te<br />

bestuderen.<br />

• Er zijn weinig nadelen aan secondaire analyse.<br />

• De analyse van officiële statistieken zou je als een vorm van secondaire<br />

analyse kunnen zien. Het is alleen een meer omstreden vorm, vanwege de<br />

onrust over de betrouwbaarheid en validiteit van zekere typen officiële<br />

statistieken, speciaal diegene die te maken hebben met criminaliteit en<br />

afwijkend gedrag.<br />

• De problemen die geassocieerd zijn met de officiële statistiek van criminaliteit<br />

en afwijkend gedrag horen niet gegeneraliseerd te worden tot alle officiële<br />

statistieken. Veel vormen van officiële statistieken zijn veel minder geneigd tot<br />

de soort fouten die vindbaar zijn in gegevens die in relatie tot misdaad en<br />

afwijkend gedrag staan. Maar er blijft een mogelijk probleem van afwijkende<br />

definities tussen verzamelaars van die gegevens en sociologische<br />

onderzoekers bestaan.<br />

• Officiële statistieken vertegenwoordigt een vorm van onubtrusive method<br />

(bescheiden methode) en heeft daarom zekere voordelen (speciaal het gebrek<br />

aan reactiviteit)<br />

Questions for review<br />

• What is secondary analyis?<br />

- Secondaire analyse is de analyse van gegevens door onderzoekers die<br />

hoogstwaarschijnlijk niet hebben meegeholpen aan het verzamelen van die<br />

gegevens, omdat die gegevens oorspronkelijk verzameld waren voor een heel<br />

ander doeleinde.<br />

• Outline the main advantages and limitations of secondary analysis of other<br />

researchers’ data.<br />

- Advantages:<br />

Kosten en tijd<br />

Hoge kwaliteit van de gegevens<br />

Mogelijkheid tot lengte analyse<br />

Subgroep analyse<br />

Mogelijkheid tot cross-culturele analyse<br />

Meer tijd voor de analyse van de gegevens<br />

Opnieuw analyseren kan nieuwe interpretaties verschaffen<br />

De bredere verplichtingen van de sociologische onderzoeker<br />

- Limitations:<br />

Gebrek aan bekendheid met de gegevens<br />

Complexiteit van de gegevens<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

28


Geen controle over de kwaliteit van de gegevens<br />

Afwezigheid van sleutelvariabelen<br />

• Does the possibility of conducting a secondary analysis only apply to<br />

quantitative data produced by other researchers?<br />

- ???<br />

• Why have many social researchers been sceptical about the use of official<br />

statistics for research purpose?<br />

- Vooral het gebruik van officiele statistieken bij misdaad en afwijkend gedrag is<br />

erg moeilijk, omdat ze vaak erg misleidend kunnen zijn.<br />

• How justified is their scepticism?<br />

- Over het algemeen zijn officiele statistieken wel een goed hulpmiddel voor<br />

onderzoek. Je moet gewoon erg goed oppassen wat de varabelen zijn en hoe<br />

het onderzoek is opgezet.<br />

• What reliability and validity issues do official statistics pose?<br />

- ???<br />

• What are unobtrusive methods or measures? What is the chief advantage of<br />

such methods?<br />

- Elke methode van observatie die de observeerder rechtstreeks verplaatst naar<br />

de plaats van interactie of van de onderwerpen die worden bestudeerd. Het<br />

grote voordeel is dat mensen niet weten dat ze in een onderzoek zitten en<br />

daardoor zullen ze geen ander (vreemd) gedrag vertonen<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

29


Hoofdstuk 11<br />

In dit hoofdstuk heeft worden de basis methoden voor het analyseren van data<br />

behandeld.<br />

Als je kwantitatieve data gaat analyseren moet je voordat je al je data hebt<br />

verzameld al bedacht hebben hoe je deze data wil gaan analyseren. De fout wordt<br />

vaak gemaakt om dit pas te bedenken als alle data al is verzameld, omdat je deze<br />

analyse dan pas nodig hebt. In een vroeg stadium van je onderzoek moet je,<br />

bijvoorbeeld, al besluiten wat voor soort data je gaat verzamelen en hoe groot je<br />

proef wordt. Deze keuzes hebben gevolgen voor het soort analyse dat je later kunt<br />

maken. Er zijn twee redenen waarom je dit, vroeg in je onderzoek, moet doen:<br />

• Je kunt niet elke techniek toepassen op elke variabele. Deze moet passend zijn<br />

bij de soorten variabelen die je hebt gecreëerd tijdens je onderzoek.<br />

• De grootte en aard van je proef kunnen waarschijnlijk beperkingen, in de soort<br />

technieken die je kunt gebruiken, opleggen.<br />

Missende data<br />

Als een respondent er, in een onderzoeksproject, niet in slaagt (vergeet of<br />

weigert) om een antwoord op een vraag te geven, ontstaat er het probleem van<br />

missende data. Bij het verwerken van de data zal er door de analist een nul (0)<br />

worden gecodeerd. Er moet wel uitgekeken worden met mogelijke onduidelijkheden,<br />

bijvoorbeeld als het antwoord van een respondent nul minuten is, dan mag er geen<br />

nul worden gecodeerd, maar een ander, in dit onderzoek afgesproken teken.<br />

De vier verschillende hoofdtypen van variabelen<br />

• Interval/ratio variables (interval/verhouding variabelen): het hoogste niveau van<br />

meting. Hierbij wordt de afstand tussen de verschillende categorieën weer<br />

gegeven. Deze afstand loopt identiek gelijk met andere waarden in de variabele.<br />

Er kunnen veel soorten analysetechnieken gebruikt worden bij deze variabele.<br />

• Ordinal variables (gewone variabelen): hierbij worden de categorieën geordend.<br />

De afstand tussen de categorieen loopt bij dit type niet identiek gelijk met andere<br />

waarden.<br />

• Nominal variables (nominale variabelen): worden ook wel categorical variables<br />

(categoriale variabelen) genoemd. Dit type omvat categorieën die niet grof<br />

geordend kunnen worden.<br />

• Distochotomous variables: bevatten data die maar twee categorieën hebben.<br />

Deze variabele bevat onderdelen van de andere drie variabelen. Ze zien eruit<br />

alsof het nominale variabelen zijn, maar omdat ze maar één interval hebben,<br />

worden ze soms ook als gewone variabelen behandeld. Het is het meest veilig<br />

om deze soort als nominale variabelen te behandelen.<br />

Univariate analysis (éénvoudige analyse)<br />

Maatstaven van centrale strekking (measures of central tendency)<br />

Bij kwalitatieve data analyse worden er drie verschillende vormen een<br />

gemiddelde herkent:<br />

• Arithmatic mean (rekenkundig/cijfermatig gemiddelde): dit is het gemiddelde zoals<br />

we dat allemaal kennen. Alle waarden in een verdeling opgeteld en dan delen<br />

door het aantal waarden. De mean zou gebruikt moeten worden bij interval/ratio<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

30


variables, maar het is niet ongebruikelijk als het ook gebruikt wordt bij ordinal<br />

variables.<br />

• Median (mediaan): dit is het middelste punt in een verdeling van waarden. De<br />

mediaan kan zowel bij interval/ratio als ordinal variables gebruikt worden. Bij deze<br />

vorm hebben extreme waarden, de zogenaamde outliners, veel invloed op het<br />

gemiddelde. De waarden moeten eerst allemaal in rijen geplaatst worden, van de<br />

kleinste waarde tot de grootste en vervolgens moet het midden gevonden<br />

worden. Bij een even aantal waarden wordt het gemiddelde genomen van de<br />

twee middelste waarden in de verdeling.<br />

Bijvoorbeeld: 3 7 12 18 25 56<br />

De mediaan in dit voorbeeld is 12+18 = 30 / 2 = 15<br />

• Modus : dit is de waarde die het meeste voorkomt in een verdeling. De modus<br />

kan gebruikt worden in alle typen variabelen<br />

Maatstaven van verspreiding<br />

Hier gaat het om het maken van een contrast tussen vergelijkbare verdelingen<br />

van waarden. Er zijn twee manieren om de spreiding te meten in een verdeling:<br />

• Via de range (ordening). De range geeft het verschil weer tussen het maximum<br />

en het minimum in een verdeling bij een interval/ratio variable.<br />

• Via de standard deviation (standaard deviatie). De standaard deviatie is de<br />

gemiddelde hoeveelheid van variatie rond het gemiddelde. Berekend door het<br />

verschil tussen elke waarde en het gemiddelde te nemen en dit vervolgens te<br />

delen door het totaal aantal verschillen bij het aantal waarden.<br />

Bivariate analysis (tweevoudige analyse)<br />

Deze analyse houdt zich bezig met de vraag hoe de twee variabelen, die<br />

geanalyseerd worden, verbonden zijn met elkaar. Er wordt hier gezocht naar bewijs<br />

dat variatie in de ene variabele samenhangt met dat in de andere variabele. Er zijn<br />

verschillende manieren waarop de variabelen kunnen worden geanalyseerd:<br />

• Verbanden, geen oorzakelijkheid: er kan niet geconcludeerd worden dat de ene<br />

variabele de andere veroorzaakt. Toch komt het vaak voor dat bij, meer<br />

ingewikkeldere verbanden, het tijdens de analyse blijkt dat het toch andersom<br />

had moeten zijn, dan dat vooraf was ondervonden.<br />

• Contingency tables (onzekerheidstabellen): waarschijnlijk de meest flexibele<br />

methode bij het analyseren van verbanden of relaties. Hoewel ze niet de meest<br />

efficiënte methode voor bepaalde paren zijn, kunnen ze op elk paar van<br />

variabelen toegepast worden. Bij deze methode kunnen twee variabelen<br />

gelijktijdig geanalyseerd worden. Hierdoor kan de relatie tussen beide onderzocht<br />

worden. Vaak bevatten deze tabellen percentages, zodat het makkelijker wordt<br />

om hem te interpreteren.<br />

• Pearson’s r: een methode om relaties tussen interval/ratio variables te<br />

onderzoeken. Bij deze methode wordt er gebruik gemaakt van<br />

diagrammen/grafieken. Om Pearson’s r te kunnen gebruiken, moeten de<br />

variabelen naderen tot een rechte lijn en niet krommen.<br />

• Spearman’s rho: (ook wel weergegeven met de Griekse letter ?): ontwikkelt voor<br />

het gebruik bij paren van ordinal variables, maar wordt ook gebruikt bij een<br />

combinatie tussen ordinal en interval/ratio variables. Als je een situatie hebt,<br />

waarin je de wederzijdse relatie tussen een ordinal en een interval/ratio variable,<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

31


wil bereken, kun je geen gebruik maken van Pearson’s r, omdat de meeste<br />

variabelen op het interval/ratie variable niveau van meten moet zitten. Hierbij<br />

moet je dus gebruik maken van Spearman’s rho.<br />

• Phi (F) en Cramér’s V: twee sterk verbonden statistieken. De phi wordt gebruikt<br />

bij de analyse van relaties tussen twee Distochotomous variables. Cramér’s V<br />

hanteert een soortgelijke formule voor phi en kan ontwikkeld worden met nominal<br />

variables. Deze statistiek kan alleen een positieve waarde aannemen<br />

• Het vergelijken van gemiddelden en eta: Eta is een erg flexibele methode om het<br />

verband tussen twee variabelen te onderzoeken. Dit komt doordat het bij deze<br />

manier kan gebeuren als de ene variabele nominal is en de andere interval/ratio.<br />

Deze relatie is alleen niet lineair.<br />

Multivariate analysis (meervoudige analyses)<br />

Meervoudige analyses leiden tot de gelijktijdige analyse van de relatie tussen<br />

drie of meer variabelen. Er zijn drie hoofdverbanden waarbij deze analyse gebruikt<br />

kan worden:<br />

• Kan de relatie niet vals zijn? : hierbij moet er nagegaan worden of de relatie<br />

tussen de variabelen niet vals kunnen zijn. Deze valsheid kan ontstaan als het<br />

lijkt alsof twee variabelen verbonden zijn, maar deze eigenlijk beide met een<br />

derde variabele verbonden zijn.<br />

Een voorbeeld: als we een relatie herkennen tussen inkomen en stemgedrag,<br />

kunnen we ons afvragen of deze relatie niet een kunstproduct van leeftijd kan<br />

zijn. Hoe ouder iemand is, hoe waarschijnlijker het is dat deze persoon meer<br />

verdient, en het is bekend dat leeftijd het stemgedrag beïnvloedt. Als dan<br />

duidelijk wordt dat leeftijd de kennelijke relatie tussen inkomen en stemgedrag<br />

produceert, kan je concluderen dat er sprake is van een valse relatie tussen<br />

inkomen en stemgedrag.<br />

• Kan er een tussenliggende variabele zijn? : een tussenliggende variabele kan ons<br />

antwoord geven over vragen over tweevoudige relaties tussen variabelen. Het<br />

laat zien dat deze relatie niet een directe is.<br />

Een voorbeeld: als we weer kijken naar de relatie tussen inkomen en stemgedrag,<br />

maar dit deze keer niet zien als een valse relatie, maar we ons afvragen waarom<br />

deze relatie is ontstaan, is er een mogelijkheid dat er een tussenliggende variabele<br />

is. Een mogelijkheid is dat mensen met verschillende inkomen ook verschillende<br />

politieke opvattingen hebben, dit heeft weer gevolgen voor het stemgedrag. Politieke<br />

opvattingen zijn dan de tussenliggende variabele.<br />

Inkomen politieke opvattingen stemgedrag<br />

• Kan een derde variabele de relatie matigen? : bij dit verband kunnen we ons,<br />

bijvoorbeeld, afvragen of de relatie alleen voor mannen geldt en niet voor<br />

vrouwen. Als dit het geval is, hebben we te maken met een relatie die gematigd<br />

wordt door het geslacht.<br />

Statistical significance (statistische belangrijkheid)<br />

• Als je werkt met data afkomstig van een proef, heb je altijd de voortdurende zorg<br />

of je bevindingen wel te generaliseren zijn bij de populatie van je proef. Er is<br />

namelijk altijd de kans dat er een sampling error optreedt, een verschil tussen de<br />

populatie en de proef die je hebt geselecteerd. Als dit gebeurt, is de proef niet<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

32


epresentatief voor een grotere populatie en hierdoor zullen alle bevindingen<br />

ongeldig worden. Er is helemaal geen manier om er achter te komen of de proef<br />

zich richt op de populatie. Het enige wat je kan doen is een inschatting maken<br />

van hoe zeker je bent van je bevindingen. Hierbij komt de statistical significance<br />

om de hoek kijken. We hebben namelijk een techniek nodig om te ontdekken hoe<br />

zeker we kunnen zijn dat onze bevindingen bestaan, in de populatie, en wat voor<br />

risico we nemen als we dit afleiden. Deze twee elementen, zekerheid en risico<br />

liggen ten grondslag van de testen van statistical significance, die enkele gebruikt<br />

kunnen worden in relatie met het gebruik van probability sampling<br />

(kansberekening).<br />

Wederzijdse relaties en statistical significance<br />

Als we een wederzijdse relatie hebben van –0.62 met een significantieniveau<br />

van p < 0.05, kunnen we de nul hypothese verwerpen als er geen relatie is<br />

in de populatie. We kunnen afleiden dat er maar kans is van vijf op honderd dat een<br />

wederzijdse relatie, of minstens –0.62 zich alleen bij kans heeft voorgedaan. Je kunt<br />

wel een van die vijf proeven van de honderd hen die de relatie laten zien, terwijl die<br />

niet bestaat in de populatie, maar de mate van risico is redelijk klein. Stel, er is<br />

geconcludeerd dat r (relatie) = -0.62 en p < 0.1, dan kunnen er tien kansen van de<br />

honderd zijn, dat er geen relatie is in de populatie. Dit betekent dat we in een van de<br />

tien proeven een wederzijdse relatie vinden van –0.62 of hoger, terwijl er geen<br />

wederzijdse relatie is in de populatie. Als r = -0.62 en p < 0.001, dan is er maar een<br />

kans op 1,000 dat er geen wederzijdse relatie bestaat in de populatie.<br />

Vragen en antwoorden<br />

N.B. Ik vond de stof uit dit hoofdstuk af en toe best lastig, daarom vind ik het heel<br />

moeilijk om op sommige vragen het antwoord te geven. Als ik een antwoord<br />

helemaal niet zeker weet, geef ik dit aan met (???!)…wie de antwoorden wel<br />

makkelijk uit zijn mouw schudt, moet die maar eventjes melden! I did my very best!<br />

• Op welk punt in je onderzoek moet je beginnen met nadenken over de soort<br />

data analyse die je gaat hanteren?<br />

Als je kwantitatieve data gaat analyseren moet je voordat je al je data hebt<br />

verzameld al bedacht hebben hoe je deze data wilt gaan analyseren. In een<br />

vroeg stadium van je onderzoek moet je, bijvoorbeeld, al besluiten wat voor soort<br />

data je gaat verzamelen en hoe groot je proef wordt. Deze keuzes hebben<br />

gevolgen voor het soort analyse dat je later kunt maken.<br />

• Wat zijn missing data en waardoor ontstaan zij?<br />

Als een respondent er, in een onderzoeksproject, niet in slaagt (vergeet of<br />

weigert) om een antwoord op een vraag te geven, ontstaat er het probleem van<br />

missende data.<br />

• Je moet bekend zijn met de verschillen tussen de vier typen van variabelen<br />

- Interval/ratio variables (interval/verhouding variabelen): het hoogste niveau van<br />

meting. Hierbij wordt de afstand tussen de verschillende categorieën weer<br />

gegeven. Deze afstand loopt identiek gelijk met andere waarden in de variabele.<br />

Er kunnen veel soorten analysetechnieken gebruikt worden bij deze variabele.<br />

-Ordinal variables (gewone variabelen): hierbij worden de categorieën geordend.<br />

De afstand tussen de categorieen loopt bij dit type niet identiek gelijk met andere<br />

waarden.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

33


-Nominal variables (nominale variabelen): worden ook wel categorical variables<br />

(categoriale variabelen) genoemd. Dit type omvat categorieën die niet grof<br />

geordend kunnen worden.<br />

-Dichotomous variables: bevatten data die maar twee categorieën hebben. Deze<br />

variabele bevat onderdelen van de andere drie variabelen. Ze zien eruit alsof het<br />

nominale variabelen zijn, maar omdat ze maar één interval hebben, worden ze<br />

soms ook als gewone variabelen behandeld. Het is het meest veilig om deze<br />

soort als nominale variabelen te behandelen.<br />

• Waarom is het belangrijk dat je onderscheid kunt maken tussen de vier<br />

typen van variabelen?<br />

Dan kun weet je wanneer je welke moet gebruiken als je een variabele moet<br />

categoriseren<br />

Zijn er meer dan twee categorieën?<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

Ja Nee : variabele is dichotomous<br />

Kunnen de categorieën grof geordend worden?<br />

Ja Nee : variabelen is nominal/categorical<br />

Zijn de afstanden tussen de categorieën gelijk?<br />

Ja Nee : variabele is ordinal<br />

Variabele is interval/ratio<br />

• Welke variabele horen bij de volgende interview vragen?<br />

1. Hou je van winkelen?<br />

Ja ____<br />

Nee ____ Niet meer dan twee categorieën dichotomous<br />

(???!)<br />

2. Hoe vaak heb je gewinkeld in de afgelopen maand?<br />

_______ Niet meer dan twee categorieën dichotomous<br />

(???!)<br />

3. Voor welke items ga je het liefst winkelen?<br />

Kleding (ook schoenen) _____<br />

Eten _____<br />

34


Huis-attributen _____<br />

Cadeaus _____<br />

Vermaak (CD’s, e.d.) _____<br />

Interval/ratio (???!)<br />

4. Hoe belangrijk is het kopen van merkkleding voor je?<br />

Heel belangrijk _____<br />

Een beetje belangrijk _____<br />

Niet echt belangrijk _____<br />

Onbelangrijk _____<br />

Interval/ratio (???!)<br />

• Wat is een outlier en waarom zou dit een tegenovergesteld effect op het<br />

gemiddelde en de range hebben?<br />

Een outlier is een extreme waarde die een ophogende of verlagende druk op het<br />

gemiddelde heeft.<br />

• In samenloop met welke waarde van centrale strekking (measures of central<br />

tendency) verwacht je de standaard deviatie?<br />

Bij de Arithmatic mean (rekenkundig/cijfermatig gemiddelde) en bij de median<br />

(mediaan).<br />

Bij beide wordt het gemiddelde berekend. (???!)<br />

• Kan je oorzakelijkheid afleiden van bivariate analysis?<br />

Bij causality kan er niet geconcludeerd worden dat de ene variabele de andere<br />

veroorzaakt. Toch komt het vaak voor dat bij, meer ingewikkeldere verbanden,<br />

het tijdens de analyse blijkt dat het toch andersom had moeten zijn, dan dat<br />

vooraf was ondervonden.<br />

• Waarom is het gebruik van percentages cruciaal als het gaat om<br />

contingency tables?<br />

Bij deze methode kunnen twee variabelen gelijktijdig geanalyseerd worden.<br />

Hierdoor kan de relatie tussen beide onderzocht worden. Vaak bevatten deze<br />

tabellen percentages, zodat het makkelijker wordt om hem te interpreteren.<br />

• In welke omstandigheden zou je Pearson’s r , Spearman’s rho, phi,<br />

Cramer’s V en eta gebruiken?<br />

• Pearson’s r: Bij interval/ratio variables zal ik deze manier van analyseren<br />

hanteren. Om Pearson’s r te kunnen gebruiken, moeten de variabelen naderen<br />

tot een rechte lijn en niet krommen.<br />

Spearman’s rho: (ook wel weergegeven met de Griekse letter ?): ontwikkelt voor<br />

het gebruik bij paren van ordinal variables, maar wordt ook gebruikt bij een<br />

combinatie tussen ordinal en interval/ratio variables.<br />

Phi (F) en Cramér’s V: twee sterk verbonden statistieken. De phi wordt gebruikt<br />

bij de analyse van relaties tussen twee Distochotomous variables. Cramér’s V<br />

hanteert een soortgelijke formule voor phi en kan ontwikkeld worden met nominal<br />

variables.<br />

Eta: een erg flexibele methode om het verband tussen twee variabelen te<br />

onderzoeken.<br />

(???!)<br />

• Wat is een valse (spurious) relatie?<br />

Dit type relatie kan ontstaan, als het lijkt alsof twee variabelen verbonden zijn,<br />

maar deze eigenlijk beide met een derde variabele verbonden zijn.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

35


• Wat is een tussenliggende (intervening) relatie?<br />

Een tussenliggende variabele kan ons antwoord geven over vragen over<br />

tweevoudige relaties tussen variabelen. Het laat zien dat deze relatie niet een<br />

directe is.<br />

• Wat betekent het als er gezegd wordt dat een relatie gematigd (moderated)<br />

is?<br />

Bij dit verband is er sprake van een derde variabele die de relatie tussen twee<br />

andere matigt.<br />

• Wat scheidt statical significance van substantive (onafhankelijk/zelfstandig)<br />

significance?<br />

Het houdt zich alleen bezig met de zekerheid die onderzoekers kunnen hebben<br />

over hun bevindingen.<br />

• Wat is significatie waarde (level)?<br />

De mate van risico dat je bereid bent om te nemen als je afleidt dat er een<br />

relatie bestaat tussen twee variabelen in de populatie, terwijl die relatie helemaal<br />

niet bestaat.<br />

• Wat bereikt een chi-square (x²) test?<br />

Deze test helpt ons met het vaststellen van hoe zeker we kunnen zijn dat er een<br />

verband is tussen twee variabelen in de populatie. Het werkt door van elke cel in<br />

een onzekerheidstabel (contingency tables) de verwachte waarde of frequentie te<br />

berekenen.<br />

• Wat betekent het als er gezegd wordt dat de wederzijdse relatie van 0.42<br />

statistisch significant is met p < 0.05?<br />

Als je bevindingen statistical signifant zijn met de 0.05 waarde, dus zodat het<br />

risico dat je een relatie ziet, terwijl deze er niet is in de populatie, niet hoger is dan<br />

vijf op honderd, dan moet je de nul hypothese verwerpen. Hiermee concludeer je<br />

dat het onwaarschijnlijk is dat de resultaten uit de proef zich hebben voorgedaan,<br />

bij kans.<br />

Er is geconcludeerd dat r (relatie) = 0.42 en p < 0.05, dan kunnen er vijf<br />

kansen van de honderd zijn, dat er geen relatie is in de populatie. Dit betekent dat<br />

we in een van de vijf proeven een wederzijdse relatie vinden van 0.42 of hoger,<br />

terwijl er geen wederzijdse relatie is in de populatie. (???!)<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

36


Hoofdstuk 13<br />

Chapter guide<br />

Kwalitatief onderzoek is een onderzoeksstrategie waarbij de nadruk ligt op woorden,<br />

dit in tegenstelling tot kwantitatief onderzoek waarbij de nadruk ligt op het<br />

verzamelen en analyseren van data(nummers). Kwalitatief onderzoek is een<br />

inductieve, constructzionistische en interpretivist (interpretatieve)<br />

onderzoeksstrategie. Niet alledrie deze kenmerken spelen bij ieder onderzoek een<br />

rol. Kwalitatief onderzoek is een ontzettend populaire onderzoeksmethode geworden<br />

binnen de sociale wetenschap. De hoofdzaken van kwalitatief onderzoek worden in<br />

dit hoofdstuk beschreven. De hoofdzaken zijn;<br />

• De basis stappen in kwalitatief onderzoek<br />

• De relatie tussen theorie en onderzoek<br />

• Concepten binnen kwalitatief onderzoek, en de manier waarop deze verschillen<br />

van de concepten binnen kwantitatief onderzoek.<br />

• De vraag in hoeverre de begrippen betrouwbaarheid en geldigheid gepaste<br />

criteria zijn voor kwalitatief onderzoek. En of er andere beter passende begrippen<br />

–nodig- zijn.<br />

• De hoofdbezigheden van kwalitatieve onderzoekers; er worden vijf bezigheden<br />

onderscheiden.<br />

• De gangbare kritieken op kwalitatief onderzoek.<br />

• De basis verschillen tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek.<br />

• Het standpunt van feministen ten opzichte van kwalitatief onderzoek.<br />

Introductie<br />

Kwalitatief onderzoek legt de nadruk op woorden in plaats van op nummers. Naast<br />

dit wezenlijke verschil met kwantitatief onderzoek zijn er drie belangrijke kenmerken<br />

van kwalitatief onderzoek te onderscheiden;<br />

• Het is een inductieve benadering, de theorie wordt gevormd naar aanleiding va n<br />

het onderzoek.<br />

• Bij kwalitatief onderzoek gaat het erom de sociale wereld te begrijpen via toetsing<br />

van de interpretatie van de participanten in die wereld.<br />

• Een ontologische positie beschreven als constructzionist, een sociaal fenomeen<br />

en haar betekenis worden continu tot stand gebracht door sociale actors.<br />

Er bestaat onduidelijkheid over wat kwalitatief onderzoek precies is. Er zijn drie<br />

verklaringen voor deze onduidelijkheid;<br />

• Bij de term ‘kwalitatief onderzoek’ wordt vaak gedacht aan een<br />

onderzoeksmethode waarbij absoluut geen gebruik gemaakt wordt van<br />

kwantitatieve data. Dit terwijl de afwezigheid van nummers niet het enige is waar<br />

kwalitatief onderzoek op berust (en nummers zijn niet altijd afwezig bij een<br />

kwalitatief onderzoek).<br />

• Er zijn verschillende onderzoekstradities te onderscheiden bij kwalitatief<br />

onderzoek.<br />

o Naturalism: probeert de sociale werkelijkheid te beschrijven in zijn eigen<br />

woorden, ‘zoals hij werkelijk is’. Dit komt neer op uitgebreide beschrijvingen<br />

van mensen en interactie in natuurlijke omgevingen.<br />

o Ethnomethodology: probeert te begrijpen hoe sociale orde is gecreëerd door<br />

te praten en interacties. Heeft aan naturalistische oriëntatie.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

37


o Emotionalism: is begaan met de innerlijke werkelijkheid van mensen. Let op<br />

subjectiviteit en het verkrijgen van toegang tot de belevenis ‘van binnen’.<br />

o Postmodernism: gevoelig voor de verschillende manieren waarop de sociale<br />

werkelijkheid kan worden geconstrueerd. De nadruk ligt op ‘method talk’.<br />

• Kwalitatief onderzoek wordt vaak besproken in vergelijking tot kwantitatief<br />

onderzoek. Het probleem dat dan ontstaan is dat kwalitatief onderzoek wordt<br />

getypeerd als iets dat kwantitatief niet is.<br />

De belangrijkste onderzoeksmethodes die worden onderscheiden in kwalitatief<br />

onderzoek zijn<br />

• Etnografische/participerende observatie; de onderzoeker plaatst zichzelf voor<br />

langere periode in een sociale setting waar hij zijn onderzoek over/naar doet.<br />

• Kwalitatief interview; een term die staat voor verschillende typen onderzoek. In de<br />

eerste plaats voor het ongestructureerde diepte-interview. Maar ook voor het<br />

semi-gestructureerd interview.<br />

• Focus groups; zie H16.<br />

• Een op taal gebaseerde benadering waarbij de verzamelde kwalitatieve data<br />

zoals gesprekken en de gespreksanalyse worden gebruikt.<br />

• Het verzamelen van kwalitatieve analyses zoals teksten en documenten.<br />

! Bij de multi-method worden verschillende methodes gecombineerd.<br />

De basis stappen in kwalitatief onderzoek<br />

Er worden zes achtereenvolgende stappen genoemd;<br />

1. Algemene onderzoeksvragen formuleren ?<br />

2. Het selecteren van relevante site(s) en onderwerpen ?<br />

3. Het verzamelen van relevante data ?<br />

4. Het interpreteren van de data ?<br />

5. Conceptueel en theoretisch werk ?<br />

5.a Specificeren (verkleinen/beperken) van de onderzoeksvragen.<br />

5.b Het verzamelen van meer relevante data.<br />

6. Het opschrijven van de bevindingen/conclusies.<br />

! Stap 4 en 5 vormen samen de bevindingen van een onderzoek. Stap 6 is enkel het<br />

opschrijven van deze bevindingen.<br />

! Uit de verzamelde data kan, na het interpreteren hiervan, een nieuwe theorie of een<br />

nieuw concept naar voren komen. Het is niet zo dat er altijd een nieuw concept of<br />

een nieuwe theorie gevormd kan worden;<br />

! Stap 5a. en 5.b zijn facultatieve stappen. Dit wil zeggen dat ze enkel worden<br />

toegepast wanneer de onderzoeker meent dat verder (specifieker) onderzoek<br />

noodzakelijk is. Deze stappen mijn minder belangrijk dan de andere stappen in het<br />

model.<br />

! Bij stap 6 moet gezegd worden dat er geen fundamenteel verschil is tussen het<br />

opschrijven van de resultaten bij kwalitatief-en kwantitatief onderzoek.<br />

! De verschillende stappen worden in het boek toegelicht met een<br />

voorbeeldonderzoek. Mochten de stappen niet duidelijk zijn dan staat op pp. 268-270<br />

een uitgebreid voorbeeldonderzoek dat verheldering kan bieden.<br />

De relatie tussen theorie en onderzoek<br />

De meeste kwalitatieve onderzoekers hebben een voorkeur voor de invalshoek<br />

waarbij een theorie voortkomt uit het verzamelen en analyseren van data<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

38


(=inductieve benaderingswijze). Aan de andere kant wordt gezegd dat kwalitatief<br />

onderzoek ook gebruikt zou moeten worden bij het testen van theorieën. De<br />

laatstgenoemde methode is in ontwikkeling. Dit wil onder andere zeggen dat de<br />

stappen 5.a en 5.b uit het basisstappenplan met toenemende mate worden gebruikt.<br />

Dit houdt in dat tijdens de ontwikkeling van een theorie nieuwe data verzameld<br />

worden, dit is een belangrijk onderdeel van de grounded theory.<br />

Betrouwbaarheid en geldigheid<br />

Bij kwalitatief onderzoek worden door LeCompte en Goetz vier begrippen genoemd:<br />

• Externe betrouwbaarheid: is een onderzoek repliceerbaar?<br />

• Interne betrouwbaarheid: meer dan één observant, de observanten zijn het<br />

onderling eens over wat ze horen en zien.<br />

• Externe geldigheid: generaliseerbaar?<br />

• Interne geldigheid: goede aansluiting tussen bevindingen en de op basis hiervan<br />

ontwikkelde theorie.<br />

De vier bovengenoemde begrippen vertonen overeenkomsten met de begrippen<br />

betrouwbaarheid en geldigheid zoals gebruikt bij kwantitatief onderzoek. Naast deze<br />

vier begrippen zijn er ook alternatieve begrippen ontwikkeld voor kwalitatief<br />

onderzoek;<br />

• Credibility (geloofwaardigheid), komt overeen met interne geldigheid bij<br />

kwantitatief onderzoek.<br />

• Transferability (overdraagbaar), komt overeen met externe geldigheid.<br />

• Dependability (betrouwbaar), komt overeen met betrouwbaarheid.<br />

• Confirmability (bevestigbaar), komt overeen met objectiviteit.<br />

Triangulatie: dit begrip staat voor het toepassen van meerdere onderzoeksmethoden<br />

bij één onderzoek.<br />

Respondent validation: een onderzoeker heeft als doel om van de<br />

onderzoeksparticipanten de bevestiging te krijgen dat de getrokken conclusies en<br />

interpretaties juist zijn. Wanneer de onderzoeker dit doet vergroot dit de geldigheid<br />

van het onderzoek. Het verkrijgen van de nodige feedback kan op verschillende<br />

manieren. Er kan een één op één situatie gecreëerd worden, er kunnen<br />

groepsgesprekken met respondenten plaatsvinden, en er kan een selectie gemaakt<br />

worden uit alle respondenten. In alle drie de gevallen komt het erop neer dat de<br />

interpretatie van bevindingen worden doorgesproken met respondenten.<br />

Hoofdbezigheden van kwalitatieve onderzoekers<br />

• Kijken door de ogen van de mensen die object van studie zijn (betekenisgeving).<br />

• Beschrijvingen en nadruk op context/omgeving.<br />

• Nadruk op het proces.<br />

• Flexibiliteit en het gebrek aan structuur.<br />

• Concepten en theorieën die voortkomen uit de data.<br />

Kritiek op kwalitatief onderzoek<br />

• Kwalitatief onderzoek is te subjectief.<br />

• Het is moeilijk een onderzoek te repliceren.<br />

• Er zijn problemen met de generalisatie.<br />

• Er is een gebrek aan transparantie.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

39


De basis verschillen tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek<br />

Er zijn duidelijke verschillen tussen de kwalitatieve en kwantitatieve<br />

onderzoeksmethode. Hieronder een schema dat met behulp van kernwoorden de<br />

belangrijkste verschillen weergeeft.<br />

Kwantitatief Kwalitatief<br />

Nummers Woorden<br />

Vanuit het oogpunt van de onderzoeker Vanuit het oogpunt van onderzochten<br />

Onderzoeker op afstand Onderzoeker dichtbij<br />

Theorie testend Theorie vormend<br />

Evenwichtig, stabiel Proces<br />

Gestructureerd Ongestructureerd<br />

Generaliseerbaar Contextueel begrijpbaar (afhangende van-)<br />

Harde, betrouwbare data Rijke, diepgaande data<br />

Macro niveau Micro niveau<br />

Gedrag (van mensen) Betekenis (van het gedrag van<br />

mensen)<br />

Willekeurige omgeving Natuurlijke omgeving, vertrouwd<br />

Feminisme en kwalitatief onderzoek<br />

Kwalitatief onderzoek wordt gezien als een vorm die grotere mogelijkheid bied voor<br />

feministen dan kwantitatief onderzoek. Kwantitatief onderzoek beantwoord slecht aan<br />

de behoeftes van feministen om de volgende redenen:<br />

• Vrouwen worden niet gehoord of ondergedompeld in feiten en statistieken.<br />

• Vrouwen worden omgetoverd tot onderzoeksobjecten (in plaats van dat ze mens<br />

zijn).<br />

• Controle is een mannelijke benadering.<br />

• Het gebruik van categorieën zorgt voor het consequent stilhouden van de stem<br />

van vrouwen.<br />

• Vrouwen worden in een gelijkwaardige (neutrale) situatie onderzocht terwijl<br />

feministen als doel hebben onderzoek te ontwerpen speciaal voor vrouwen.<br />

Kwalitatief onderzoek zou de volgende voordelen hebben:<br />

• Vrouwen worden gehoord.<br />

• Er wordt gegeven en genomen in het geval van veldwerk.<br />

• Vrouwen worden niet als objecten behandeld.<br />

• De emancipatie doelen van feministen kunnen worden gerealiseerd.<br />

Key points<br />

• Er bestaat een meningsverschil over wat kwalitatief onderzoek precies is.<br />

• Kwalitatief onderzoek leent zichzelf niet voor de omtrek van een eenzijdige<br />

volgorde van stappen.<br />

• Kwalitatief onderzoek is een methode met een meer open einde dan het geval is<br />

bij kwantitatief onderzoek.<br />

• Theorieën en concepten worden gezien als een resultaat dat voortkomt uit het<br />

onderzoeksproces (=inductief).<br />

• Er bestaat een zekere onenigheid over de toepassing van de begrippen<br />

betrouwbaarheid en geldigheid bij kwalitatief onderzoek, met name vanuit het<br />

oogpunt van kwantitatieve onderzoekers. Er zijn schrijvers die alternatieve criteria<br />

hanteren die parallellen hebben met de begrippen betrouwbaarheid en<br />

geldigheid.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

40


• De meeste kwalitatieve onderzoekers hebben een voorkeur voor de<br />

onderzoeksmethode waarbij men kijkt door de ogen van de mensen die<br />

participeren in het onderzoek.<br />

• Verschillende schrijvers hebben laten zien dat kwalitatief onderzoek meer affiniteit<br />

heeft met feministische standpunten dan kwantitatief onderzoek.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

41


Hoofdstuk 14<br />

Intro<br />

Etnografie (volkerenbeschrijving) en participant observation (deelnemende<br />

observatie) hebben allebei het kenmerk dat de onderzoeker betrokken raakt in het<br />

sociale leven dat de onderzochten. De etnograaf of observerende gaat een groep in<br />

(verdiept zichzelf in een groep) voor een periode. Ze observeren gedrag en luisteren<br />

naar wat er gezegd wordt in conversaties tussen groepsgenoten en tussen de<br />

etnograaf (een etnograaf is eigenlijk ook een observerende) en de groep. Ook stellen<br />

ze vragen. Meestal wordt voor deze handelswijze het woord etnografie gebruikt,<br />

omdat ‘participant observation’ het simpelweg observeren benadrukt, terwijl het nog<br />

zoveel meer is. Etnografen en participant observers zoeken bijvoorbeeld naar<br />

verdere informatie in interviews en door het verzamelen van documenten. Het woord<br />

etnografie omvat dus eigenlijk de ‘participant observer’ opgeteld met de bezigheden<br />

die ze daarnaast verrichten (interviewen, rapporten schrijven..)<br />

Acces (=toegang)<br />

Eén van de meest moeilijke stappen in de etnografie is het verkrijgen van toegang tot<br />

de sociale setting (sociale ontwerp van onderzoek). Deze setting kan ‘public’zijn of<br />

‘non-public’. Non-public is niet openbaar, het betreft organisaties, bijvoorbeeld<br />

scholen en firma’s etc. De public setting betreft de rest, dus alles wat geen<br />

organisatie betreft, zoals gangs, drug gebruikers etc.<br />

Een manier om toegang te krijgen tot de setting is als:<br />

1. undercover, het niet bekend maken van je positie als onderzoeker (covert),<br />

2. op de openlijke manier ‘overt’. Hier maak je je wel bekend als onderzoeker.<br />

Soms gaan ‘ overt’ en ‘ covert’ ook samen, wanneer de onderzoeker bijv. duidelijk<br />

maakt dat hij onderzoeker is, maar dat mensen nog steeds niet op te hoogte zijn van<br />

dat gegeven. Ook komt het voor dat onderzoekers van rollen –overt of covert-<br />

wisselen.<br />

(retrospective ethnography= terugkijken op het ethnografisch onderzoek).<br />

Voor en nadelen van een covert-rol zijn:<br />

Voordelen:<br />

1. geen toestemming vragen tot toegang (no access problem),<br />

2. de onderzochten zullen zich niet anders voordoen, omdat ze niet weten dat de<br />

onderzoeker een onderzoeker is.<br />

Nadelen:<br />

1. het is moeilijk notes te maken (dat moet ongezien!),<br />

2. het niet in kunnen zetten van andere methodes (je kunt bijv. niet oppeens gaan<br />

interviewen!),<br />

3. angst. De onderzoeker moet zich continu anders voordoen, anders weet men dat<br />

hij onderzoeker is,<br />

4. Ethische problemen als: je vraagt geen toestemming voor je onderzoek –<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

42


misschien willen de onderzochten het helemaal niet- en privacy komt in het gedrang.<br />

Toegang tot gesloten settings verkrijg je ruwweg door “een strategische planning,<br />

hard werken en het hebben van geluk” … Hieronder staan nog een aantal punten<br />

waardoor men toegang verkrijgt in een gesloten setting.<br />

1. Hulp vragen aan vrienden, collega’s of academici, misschien kennen zij mensen<br />

uit bepaalde milieus.<br />

2. Het proberen te verkrijgen van ondersteuning van iemand uit de te onderzoeken<br />

groep zelf.<br />

3. Doormiddel van het benaderen van ouderen of topmanagers in een organisatie, zij<br />

weten veel over de organisatie en hebben toegang tot vele factoren (ze worden ook<br />

wel ‘gatekeepers’ genoemd, zie hieronder voor verdere uitleg).<br />

( Sponsers of gatekeepers kunnen key-informants worden voor het onderzoek. Het<br />

voordeel daarvan is dat ze veel informatie hebben en dat helpt de onderzoeker met<br />

zijn veldwerk. Nadelen zijn dat de onderzoeker de werkelijkheid teveel gaat zien door<br />

de ogen van de key-informant dan door de ogen van de te onderzoeken groep. Soms<br />

neemt de onderoeker dan meerdere key-informants ‘in dienst’. Dit kan op 2 manieren<br />

gaan: 1. Sollicited informants, 2. Unsollicited informants. Bij 1 worden er afspraken<br />

gemaakt of worden de key-informants geinterviewd of ondervraagd. Bij 2 gaat het<br />

meer natuurlijk, de gesprekken verlopen spontaan.)<br />

4. Iets terug doen, bijv. het geven van een rapport.<br />

5. Het helder uitleggen van je doelen en methodes om die doelen te bereiken.<br />

6. Wees duidelijk over de hoeveelheid tijd die het onderzoek gaan kosten van de<br />

onderzochten.<br />

Toegang tot gesloten settings kun je ook op meerdere manieren doen. Deze manier<br />

hangt af van de situatie en de setting die je onderzoekt (zoals bij elk onderzoek!).<br />

Toegang verkijgen kan door:<br />

1. via ‘ gatekeepers’ , zoals al eerder gezegd vormen deze personen een link tussen<br />

de onderzoeker en de groep, omdat ze er veel van weten en vaak ook veel<br />

connecties hebben binnen de groep,<br />

2. ook kan het via kennissen (‘ sponsors’ ) die zo de toegang tot de groep mogelijk<br />

maken.<br />

3. Een andere manier is het gebruiken van je eigen vaardigheden op het<br />

onderzoeksgebied, zoals Hobbs, die zijn kwaliteiten als voetbalcoach gebruikte om<br />

zo door te dringen tot een groep hooligans.<br />

4. ‘ Hanging around’ is ook een vorm van toegang verkrijgen. De groep vraagt<br />

bijvoorbeeld of je erbij komt staan etc.<br />

Wanneer je eenmaal toegang hebt, overt of covert, in een gesloten of open setting,<br />

betekent dat nog niet dat je toegang hebt tot alles in die organisatie. Problemen die<br />

zich dan voor kunnen doen zijn:<br />

1. Mensen zien je als verdacht (misschien ben je wel gestuurd door de baas die zijn<br />

werknemers zo wilt controleren!).<br />

2. Sommigen maken zich druk over dat hetgeen wat ze zeggen bekend wordt bij hun<br />

baas of collega’s. Deze mensen lijken vaak mee te werken aan het onderzoek, terwijl<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

43


ze soms geen eerlijke antwoorden geven.<br />

Wat kun je hiertegen doen?<br />

1. Verplaats je in hun situatie, probeer eventuele problemen te begrijpen.<br />

2. Maak duidelijk dat info niet aan anderen wordt verstrekt.<br />

3. Neem de rol aan van iemand die iets onderzoekt. Kleed je gepast en wees<br />

consequent.<br />

4. Vertel wat het doel is, al dan niet verzonnen. Zeg bijvoorbeeld dat je een bezig<br />

bent met een boek.<br />

5. Soms wordt e als onderzoeker getest, of je bijv. betrouwbaar bent. Probeer zulke<br />

testen in te zien en goed te doorstaan.<br />

6. Probeer altijd te zijn wie je zegt dat je bent. Dit niet doen zorgt namelijk voor grote<br />

argwaan.<br />

Rollen voor etnografen<br />

Je kunt als etnograaf verschillende rollen aannemen:<br />

1. Complete participant: de onderzoeker maakt zichzelf niet bekend en functioneert<br />

als lid van de groep.<br />

2. Participant-as-observer: de onderzoeker maakt zichzelf bekend als onderzoeker,<br />

maar blijft lid van de groep.<br />

3. Observer-as-participant: de onderzoeker is hoofdzakelijk interviewer. Er vindt<br />

observatie plaats een klein deel behoort slechts tot participatie met de onderzoeken<br />

groep.<br />

4. Complete observer: hierbij bestaan er geen interacties tussen de onderzoeker er<br />

de te onderzoeken groep. De onderzoeker observeert alleen, men weet niet dat deze<br />

een onderzoeker is. ( Deze rol wordt soms gezien als iets dat los staat van<br />

participant observation en etnografie omdat het ‘participerende’wegvalt).<br />

Nadelen van de complete participant zijn dat je informatie subjectief wordt omdat je<br />

de groep gaat identificeren met jezelf. Ook kan er ‘going native’ plaatsvinden. Hierbij<br />

raken onderzoekers verstrikt in de levenswijzen van hun onderzochten en verliezen<br />

zo het gevoel van het onderzoeker- zijn.<br />

In het boek wordt een tweede indeling in de rollen die je als etnograaf kunt<br />

aannemen gegeven:<br />

1. Total participant: de onderzoeker zit helemaal in de groep, maar moet tijdens het<br />

opschrijven van zijn bevindingen weer onderzoeker worden.<br />

2. <strong>Research</strong>er-participant: Deels betrokken bij de groep, maar blijft onderzoeker.<br />

3. Total researcher: Observatie zonder de situatie in te gaan, de onderzoeker wordt<br />

geen participant.<br />

Deze 2 e indeling heeft als voordeel dat het inziet dat de onderzoekers vaan meerdere<br />

rollen aannemen. Zo zijn ze flexibel en loopt het onderzoekt dus beter.<br />

In elke situatie waarin de onderzoeker participeert kun je dit passief of actief doen.<br />

Actief betekent dat je deels mee doet met de handelingen die de groep verricht. Als<br />

je je passief opstelt doe je niet mee met de handelingen die de groep verricht (dit kan<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

44


erg handig zijn als je onderzoek doet in criminele milieus!). Het passieve heeft wel<br />

als nadeel dat je als onderzoeker credit verliest, je neemt meer afstand van de groep.<br />

Sampling (letterlijk: monsters afnemen)<br />

Het verzamelen van informanten (een voorbeeld van sampling) kan met het<br />

sneeuwbaleffect: je bereikt andere informanten via al verworven informanten. Het<br />

gaat erom dat je een representatieve groep informanten krijgt. Als onderzoeker wil je<br />

immmers een zo groot mogelijke toegang krijgen tot de individuen in een groep,<br />

zodat de groep zo goed mogelijk geobserveerd wordt. Het hierboven gemelde is een<br />

voorbeeld van ‘sampling of informants’.<br />

Een ander voorbeeld is ‘theoretical sampling’. Dit is een proces van dataverzameling<br />

voor het maken van een theorie waarbij de onderzoeker data verzameld en<br />

analiseerd en vervolgens beslist welke data er daarna moet worden verzameld, en<br />

waar die data gevonden moet worden, om uiteindelijk de definitieve theorie te<br />

verkrijgen.<br />

Het proces wordt zo weergegeven in het boek:<br />

General research question<br />

Sample theoretically<br />

Collect data<br />

Analyse data<br />

Theoretical saturation (verzadiging)<br />

Generate hypotheses<br />

Het is een proces dat niet stopt maar doorgaat, je ontwikkeld steeds meer theorieën<br />

die uiteindelijk samen dé theorie gaan vormen.<br />

Theoretical saturation = Wanneer je ‘sample theoretically’ helemaal verzadigd is met<br />

data, wanneer je de verschillende verbanden ziet en de relaties duidelijk zijn in de<br />

betreffende sample.<br />

In het etnografische onderzoekssamling gaat het niet alleen om mensen maar ook<br />

om de aspecten er omheen bijvoorbeeld tijd of het interviewen in verschillende<br />

condities (wanneer mensen eten of gaan slapen bijvoorbeeld). Soms is het handig<br />

om samples af te nemen vanuit de context waarin de mensen leven. Dit doe je<br />

bijvoorbeeld om te weten wat de onderzochten bijvoorbeeld doen in hun sociale<br />

leven.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

45


Field Notes<br />

Etnografen moeten notes maken van hun observaties. Dit kan op verschillende<br />

manieren:<br />

1. Het opschrijven aantekeningen zo snel mogelijk na het zien of horen van iets<br />

interessants.<br />

2. Pas later notes maken. Hierbij gaat het meestal om toevoegingen, bijvoorbeeld de<br />

tijd, plaats of met wie je sprak.<br />

3. Het opnemen van geluid, d.m.v. een casette bijvoorbeeld.<br />

4. Aantekeningen moeten levendig zijn en duidelijk. Je moet je later niet hoeven<br />

afvragen “hoe zat dat nou ook al weer?”.<br />

5. Aantekeningen moeten overvloedig zijn. Als je twijfelt over iets, schrijf het op!<br />

6. Het maken van foto’s (is niet altijd handig).<br />

Het maken van notes kun je maken op basis van een theorie, je weet wat je wilt<br />

vragen en schrijft vervolgens de antwoorden op, een beetje deductief dus.<br />

Je kunt ook notes maken van alles wat je hoor een ziet. Je begint dan zonder ‘focus’.<br />

Deze, meer inductieve, maneir kost veel tijd en je kunt het niet te lnag volhouden. Je<br />

zult je uiteindelijk toch moeten focussen, op basis van de –eerst volledige-<br />

aantekeningen.<br />

Je kunt notes (zogenaamde field-notes) indelen in 3 typen:<br />

1. Mental notes: je schrijft niets op, maar slaat het op in het geheugen (wanneer je<br />

bijvoorbeeld niet ontdekt wilt worden als onderzoeker).<br />

2. Jotted notes: Hele korte noteringen op stukjes papier of in notebooks.<br />

3. Full field-notes: Het zo snel mogelijk maken van een gedetaileerde aantekeningen.<br />

The End<br />

Omdat etnografie ongestructureerd is en het onderzoeksmateriaal soms oneindig<br />

lijkt, is het soms moeilijk te stoppen. Soms gaat dit natuurlijk, soms ligt het aan de<br />

etnograaf zelf. Dit laatste kan bijvoorbeeld doordat zijn familieleven eronder lijdt. Ook<br />

kan het zijn dat de onderzoeker even de tijd nodig heeft zijn bevindingen op te<br />

schijven ( a sabbatical leave..). Eem ander voorbeeld is dat het werk van etnografen<br />

stressvol, je moet stevig in je schoenen staan . Dit kan een reden zijn om een pauze<br />

te nemen of om te stoppen.<br />

Het kan ook zijn dat de etnograaf voelt dat zijn onderzoeksvragen zijn beantwoord<br />

(een ‘natuurlijk’ einde).<br />

Wat ook de redenen zijn voor het beëndigen van etnografisch onderzoek, je moet de<br />

onderzoeksperiode goed afsluiten. Beloofde rapporten moeten worden gemaakt, je<br />

moet goede redenen hebben (niet zomaar stoppen) en dit ook duidelijk aangeven bij<br />

de onderzochten. Maak ook duidelijk aan hen dat de gegevens –indien beloofd-<br />

anoniem blijven.<br />

Can there be a feminist ethnograpy?<br />

Deze paragraaf gaat over de stelling of er feministische etnografie bestaat. Deze<br />

soort etnografie is kenmerkend voor het feminisme omdat:<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

46


1. Het documenteert levenswijzen en activiteiten van andere kanten. Deze werden<br />

eerst als één mannelijk geheel gezien.<br />

2. Het begrijpt de perspectieven van de vrouw, waarom de vrouw iets doet.<br />

3. Vrouwen worden begrepen in hun context.<br />

Feministisch onderzoek profiteert niet alleen van de onderzochten, maar geeft ook<br />

iets terug. De vrouwen die onderzocht worden worden serieus genomen en het is<br />

goed voor hun zelfwaarde. Dit komt ook omdat de individuele problemen na het<br />

onderzoek bij heel veel vrouwen voorkomen. Men wordt zich bewust dat ze niet de<br />

enigen zijn met de problemen. Feministische etnografie wordt soms gezien als<br />

manipulatief, omdat de onderzoekers al een mening hebben en die weer kunnen<br />

opdringen aan hun onderzochten.<br />

Het debat over of er een feministische etnografie bestaat of kan bestaan is nog bezig<br />

houdt nog niet op!<br />

The rise of visual ethnography<br />

Een recente ontwikkeling in het kwalitatief onderzoek is de groei van interesse naar<br />

visuele materie. Er is altijd al wel visueel materiaal gemaakt, maar het lijkt nu wel toe<br />

te nemen. Sosm is het moeilijk onderscheid te maken tussen beeldmateriaal voor<br />

onderzoek en beeldmateriaal voor privébedoelingen. 3 manieren waarop foto’s<br />

kunnen worden gebruikt zijn:<br />

1. Als geheugensteuntje<br />

2. Als databronnen, niet als toevoegingen of geheugensteuntjes.<br />

3. Als doel een discussie op te wekken bij de onderzochten (laat bijvoorbeeld een<br />

schokkende foto zien en vraag naar meningen).<br />

Je kunt visueel materiaal in twee posities indelen: “Realist” of “Reflexive”. Realist<br />

betekent: De filmer of fotograaf legt gewoon iets vast wat een feit wordt voor de<br />

etnograaf. Deze ziet het dus als realiteit.<br />

Reflexive: geeft weer wat voor een invloed de onderzoeker heeft op wat de foto of<br />

film weergeeft.<br />

Visuele materialen kunnen door iedereen weer anders worden gezien (is dus erg<br />

subjectief). Vandaar dat het noodzakelijk is dat ze worden ondersteunt en daarnaast<br />

moet er aanvullend onderzoek worden gedaan (bijvoorbeeld interviews e.d.).<br />

Visueel materiaal is niet noodzakelijk voor ieder wetenschappelijk onderzoek: Het<br />

moet relevant zijn!<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

47


Hoofdstuk 15<br />

Verschillen tussen het gestructureerde interview en kwalitatieve (onderzoeks)<br />

interviews.<br />

• Hoe verschilt kwalitatief interviewen van gestructureerd interviewen?<br />

1. De benadering van interview is minder gestructureerd. Het gestructureerde<br />

interview is ontworpen om antwoord te krijgen op onderzoeksvragen. Bij een<br />

kwalitatief interview ligt de nadruk meer op het ‘onderzoeksidee’ en op het<br />

eigen perspectief van de geïnterviewde.<br />

2. Bij het kwalitatieve interview is er veel meer interesse in het oogpunt van de<br />

geïnterviewde.<br />

3. Bij het kwalitatieve interview is het mogelijk en wordt het soms zelfs<br />

aangemoedigd af te dwalen, dit geeft aan wat de geïnterviewde ziet als<br />

relevant en belangrijk.<br />

4. Bij het kwalitatieve interview kan de interviewer afwijken van het schema dat<br />

hij gebruikt. Er kan worden ingegaan op antwoorden van de geïnterviewde.<br />

5. Door de flexibiliteit van het kwalitatieve interview, kan gereageerd worden op<br />

de richting waarin de geïnterviewde het interview meeneemt. Als daardoor<br />

nieuwe belangrijke punten worden aangesneden kunnen die mee worden<br />

genomen in het interview.<br />

6. In kwalitatieve interviews wil de interviewer lange, gedetailleerde antwoorden,<br />

bij een gestructureerd interview wil men korte antwoorden die gecodeerd<br />

kunnen worden.<br />

7. Bij kwalitatieve interviews kan de geïnterviewde meerdere keren worden<br />

geïnterviewd.<br />

Ongestructureerde interviews en semi-gestructureerde interviews.<br />

• Wat zijn de verschillen tussen ongestructureerde en semi-gestructureerde<br />

interviews?<br />

Bij het ongestructureerde interview gebruikt je hoogstens een briefje met wat<br />

punten die je aan de orde wil laten komen. Het ongestructureerde interview lijkt<br />

heel erg op een gesprek/conversatie. Bij een semi-gestructureerd interview<br />

gebruik je een ‘interview guide’ met daarop vragen of specifieke punten die aan<br />

de orde moeten komen. Alle vragen zullen gesteld worden en dat geld hetzelfde<br />

voor elke geïnterviewde.<br />

• Kan semi-gestructureerd interviewen de flexibiliteit van kwalitatief onderzoek<br />

in de weg staan?<br />

Nee, het interview proces is flexibel. De interviewer volgt niet slaafs een schema,<br />

maar de interviewer volgt toch tot op zekere hoogte een draaiboek.<br />

• Wat is het verschil tussen ‘levensgeschiedenis’ (life history) en ‘vertelde<br />

geschiedenis’ (oral history) interviews?<br />

Een levensgeschiedenis interview kijkt gedetailleerd terug over het hele leven van<br />

de geïnterviewde, het is een ongestructureerd interview over iemands totale<br />

leven. Het wordt wel gezien als het documenteren van de innerlijke ervaring van<br />

een individueel mens, hoe zij de wereld om hen heen interpreteren, begrijpen en<br />

definiëren in hun leven.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

48


Een verteld geschiedenis interview is specifieker. Er wordt mensen gevraagd te<br />

vertellen over perioden in het verleden. De nadruk ligt niet op het leven van die<br />

mensen, maar op gebeurtenissen in het verleden. Worden soms documenten bij<br />

gebruikt.<br />

• Wat voor overwegingen moet je maken bij het maken van een ‘interview<br />

guide’?<br />

Je moet jezelf de vragen stellen:<br />

Wat is het met dit onderwerp, waar ik mijn hoofd over breek?<br />

(brainstormen, maak aantekeningen van alles wat er mee te<br />

maken zou kunnen hebben, ook uit andere gesprekken en<br />

gedachten.)<br />

Wat moet ik weten om antwoord te krijgen op de<br />

onderzoeksvragen die ik mezelf gesteld heb?<br />

(probeer je voor te stellen wat de geïnterviewde als significant en<br />

belangrijk ziet voor het onderwerp, je vragen moeten die<br />

gebieden beslaan.)<br />

• Wat voor vragen worden gevraagd in een ‘interview guide’?<br />

Drie soorten worden onderscheiden (blz. 327):<br />

1. Begin vragen die open eindigen. (Initial open-ended questions.)<br />

2. Tussenliggende vragen. (Intermediate questions.)<br />

3. Afsluitende vragen. (Ending questions.)<br />

• Wat voor vaardigheden moet een interviewer ontwikkelen in het kwalitatieve<br />

interviewen?<br />

Een kwalitatief interviewer moet goed kunnen luisteren en aandachtig letten op<br />

wat de geïnterviewde zegt of zelfs niet zegt. De interviewer is dus actief zonder te<br />

opdringend te zijn. De interviewer moet het interview goed afstemmen op de<br />

geïnterviewde en goed reageren op wat de geïnterviewde zegt en doet<br />

(lichaamstaal), omdat de geinterviewde zich bijvoorbeeld ook ongemakkelijk kan<br />

voelen.<br />

• Waarom is het belangrijk een kwalitatieve interview op te nemen en<br />

transcriberen?<br />

Zes punten waarom dit belangrijk is:<br />

1. het menselijk geheugen kan niet alles onthouden en geeft vaak je eigen<br />

subjectieve kanttekeningen bij hetgeen de geïnterviewde gezegd heeft.<br />

2. Het geeft de mogelijkheid volledig te onderzoeken wat de geïnterviewde<br />

gezegd heeft.<br />

3. Het geeft de mogelijkheid meerdere keren de antwoorden van de<br />

geïnterviewde te onderzoeken.<br />

4. Het opent de mogelijkheid voor andere onderzoekers het interview te<br />

(kritisch) onderzoeken en zij kunnen ook de analyse van de eigenlijke<br />

onderzoeker evalueren.<br />

5. Een analyse kan beïnvloed zijn door de vooroordelen en waarden van de<br />

onderzoeker dit kan zo tegengewerkt worden, vloeit voort uit vorige punt.<br />

6. Op deze manier kan de data door andere onderzoekers gebruikt worden<br />

op andere manieren dan de originele onderzoeker van plan was.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

49


• Welke rol kunnen schetsende vragen (vignette questions) spelen in een<br />

kwalitatief interview?<br />

Schetsende vragen kunnen gebruikt worden om de kijk van de geïnterviewde en<br />

het gedrag in bepaalde situaties te gronden.<br />

Sampling<br />

• Vergelijk theoretische steekproef (theoretical sampling) met de sneeuwbal<br />

steekproef (snowball sampling).<br />

Sneeuwbal steekproef wordt gebruikt om met mensen in contact te komen<br />

waarvoor geen ‘sampling frame’ is. Deze worden dus via via bereikt. Zijn geen<br />

specifieke mensen, ze hoeven niet persé aan bepaalde voorwaarden te voldoen.<br />

Theoretische steekproef deze benadering betekent interviewen tot je antwoord<br />

hebt op al je vragen. En dan doorselecteren van mensen door de groeiende<br />

theorie die je ontdekt. Je gebruikt theoretische reflectie op je verzamelde data en<br />

gaat zo na of je nog meer data moet verzamelen.<br />

Zie blz. 334 van Bryman linker kolom en begin tweede alinea rechter kolom. Ik<br />

zou het even nalezen als ik jullie was!<br />

Feministisch onderzoek en interviewen in kwalitatief onderzoek.<br />

• Waarom is het kwalitatieve interview zo’n belangrijke onderzoeksmethode<br />

geworden voor feministisch onderzoek?<br />

Kwalitatief interviewen maakt het mogelijk een hoop doelstellingen van<br />

feministisch onderzoek te halen. Het wordt gezien als passend. Het is minder<br />

indringend dan bijvoorbeeld etnografisch onderzoek, daardoor wordt het vaak<br />

geprefereerd.<br />

Gestructureerde interviews zijn niet goed vanwege de volgende punten:<br />

Het is één-richtingsverkeer.<br />

Er staat niks tegenover van de interviewer.<br />

De relatie tussen interviewer en geïnterviewde is er een van<br />

macht en hiërarchie.<br />

Zoekt informatie uit het perspectief van de interviewer.<br />

Vanwege deze punten wordt het kwalitatieve interview gebruikt. Feministen<br />

vinden dat vrouwen geen andere vrouwen kunnen ‘gebruiken’ voor een interview.<br />

• Welke dilemma’s kunnen verschijnen voor feministische onderzoekers die<br />

kwalitatief interviewen gebruiken?<br />

Er kan een spanning ontstaan tussen interviewer en respondent, doordat de<br />

interviewer niet helemaal door de ogen van de geïnterviewde kijkt, maar wordt<br />

beïnvloed door haar perspectief en onderzoeksvragen.<br />

Hoe om te gaan met de spanning is nog een dilemma. Hoe verenig je de<br />

verschillende perspectieven weer?<br />

Als derde kan een dilemma ontstaan, doordat feministisch onderzoek vaak te<br />

maken heeft met bredere politieke kijk op emancipatie. Een spanning tussen de<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

50


kijk op de wereld van de respondent en de positie van de onderzoeker doet<br />

morele vragen opkomen over het interpreteren door de interviewer.<br />

Het komt voor dat respondenten vragen aan de interviewer gaan stellen, Oakley<br />

(onderzoekster genoemd in het boek) zegt dat het ethisch onverdedigbaar is deze<br />

niet te beantwoorden.<br />

Kwalitatief interviewen tegenover participant observation.<br />

• Zet de relatieve voordelen en nadelen van kwalitatief interviewen en<br />

participant observation op een rijtje.<br />

Voordelen participant observation:<br />

1. Doordat de onderzoeker zich helemaal ‘onderdompelt’ een sociale setting<br />

zou hij beter moeten kunnen zien, zoals anderen zien.<br />

2. Leren van de taal (gebruik van speciale woorden/uitdrukkingen) van de te<br />

onderzoeken groep kan door paricipant observation.<br />

3. Door continue met de onderzoeksgroep te leven en door te kunnen<br />

observeren in plaats van alleen praten is het logischer dat echt typisch<br />

gedrag waargenomen geconstateerd kan worden terwijl je bij een interview<br />

moet aannemen wat er wordt gezegd.<br />

4. Begrijpen lijkt door langdurige interactie te komen.<br />

5. Door het extensieve contact van de onderzoeker met de sociale setting<br />

kan de context van het gedrag van mensen volledig worden vastgelegd.<br />

6. Door het ongestructureerde natuur van participant observation is het<br />

mogelijk onverwachte onderwerpen te ontdekken. Meeste interviews<br />

verlopen toch rond bepaalde punten.<br />

7. Het verstoort het dagelijks leven van mensen niet de onderzoeker komt bij<br />

mensen in een sociale setting in hun natuurlijke omgeving.<br />

Voordelen van kwalitatief interviewen:<br />

1. Er zijn onderwerpen die niet geschikt zijn voor observatie. Die moet je<br />

vragen.<br />

2. Vaak wordt bij een interview gevraagd naar een reconstructie van<br />

gebeurtenissen. En hoe die gebeurtenissen, gebeurtenissen van nu<br />

beïnvloeden. Dit kan niet met alleen observatie onderzocht worden.<br />

3. Er zijn dingen die wel geobserveerd kunnen worden, maar waarbij dat<br />

ethisch niet verantwoord is.<br />

4. Observeerder en interviewer krijgen te maken met (verschillende) effecten<br />

van reacties. Bij het observeren is dat bijvoorbeeld doordat gesprekken<br />

ontastaan die er zonder de observeerder niet waren.<br />

5. Observeren is zeer indringend en vraagt veel tijd van de mensen die<br />

meewerken.<br />

6. Er zijn grenzen aan de tijd die de observeerder in het project kan steken.<br />

Interviewen kan herhaald worden, dit kost minder tijd.<br />

7. Participant observation is gebonden aan een klein groepje mensen,<br />

incidenten en locaties. Interviewen geeft de mogelijkheid iets breder aan te<br />

pakken.<br />

8. Kwalitatief onderzoek begint soms met een specifiek doel dit is makkelijker<br />

te halen met interviewen doordat je ergens naartoe kan vragen.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

51


• Lijkt één methode meer aan te sluiten bij de gedachte van kwalitatieve<br />

onderzoekers dan de ander?<br />

Nee, je moet je onderzoeksmethode afstemmen op wat je gaat onderzoeken.<br />

Soms sluit de één beter aan en soms de ander.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

52


Hoofdstuk 16 Focus Groups (focusgroepen)<br />

Ik zou voor de voorbeelden nog wel ff in het hoofdstuk zelf kijken want anders is het<br />

misschien wat onduidelijk.<br />

De focusgroep methoden is en interview techniek, waarbij je aan verschillende<br />

mensen een aantal vragen over één onderwerp vraagt. Het heeft dus een element<br />

van groepsinterview in zich (je interviewt meerder mensen) en het heeft een element<br />

van een focusinterview inzicht (het gaat over een speciaal onderwerp). Je bent als<br />

onderzoeker vooral geïnteresseerd naar hoe de mensen in de groep met elkaar<br />

praten, als groepsleden en hoe de groep een mening maakt. Daarnaast word de<br />

gene die de sessie leid vaak moderator of facilitator genoemd. Deze moet het<br />

gesprek leiden, maar zal zich nooit in het gesprek mengen. Het word vooral bij<br />

marketing onderzoek gebruikt. Het word al heel lang als interview techniek gebruikt.<br />

De volgende punten worden besproken in het hoofdstuk.<br />

1. Waarom je deze techniek boven een diepte interview, enquête of groepsinterview<br />

zou verkiezen zou verkiezen<br />

2. Hoe gebruik je focusgroep interview.<br />

3. Hoe maak je verslag. Hoe veel groepen heb je en hoeveel mensen per groep en<br />

hoe selecteer je deze mensen. Hoe erg mag de moderator zich boeien met de<br />

discussie en wat voor een vragen stelt hij.<br />

4. Waarom het belangrijk is dat medewerkers discussiëren en interacteren met<br />

elkaar.<br />

5. Waarom deze methode goed bij de feministisch manier van onderzoek doen past.<br />

6. Mogelijke moeilijkheden zoals; Verlies van controle over de groep en ongewilde<br />

groepseffecten.<br />

1. Er zijn drie onderscheiden te maken tussen groepsinterview en focusgroep<br />

interview:<br />

i. Het gaat alleen om 1 specifiek onderwerp of probleem. Bij<br />

groepsinterview worden er vaak meerdere besproken.<br />

ii. Soms worden groepsinterviews gedaan om geld te besparen. De<br />

onderzoeker kan met meerder mensen te gelijk een interview<br />

houden. Om deze rede word nooit een focusgroep interview<br />

gehouden<br />

iii. Bij focusgroep interviews is de onderzoeker, altijd geïnteresseerd<br />

naar hoe de discussie word op gebouw als groepsproces. Hij kijkt<br />

naar hoe mensen op elkaar reageren en hoe een inzicht word<br />

opgebouwd door de groep.<br />

2. Focusgroep interviews horen vooral bij kwalitatief onderzoek doen. Er zijn een<br />

aantal vaste dingen over te zeggen:<br />

• Het is begonnen met het interviewen van mensen met een bepaalde<br />

ervaring, bijvoorbeeld hart aanvallen. Er werd vooral gekeken naar hoe<br />

een bepaalde meningen ontstaan, binnen de groep aan de hand van een<br />

discussie.<br />

• Tegenwoordig word de techniek ook wel gebruikt om te kijken naar hoe<br />

mensen op films of nieuws reageren.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

53


• De techniek geeft de onderzoeker de kans om te kijken waarom mensen<br />

zich voelen zoals ze zich voelen. Dit komt doordat mensen tijdens de<br />

sessie op elkaar reageren. Op die manier kan iemand die eerst A zei, door<br />

de mening van een ander B zeggen. Wanneer je een diepte interview zou<br />

houden met deze persoon had hij alleen maar A gezegd en was hij nooit bij<br />

B gekomen. De onderzoeker is geïnteresseerd naar hoe dit proces gaat.<br />

• Focusgroepen kunnen bepaalde problemen, bijvoorbeeld hartaanvallen,<br />

met andere onderwerpen in contact brengen, bijvoorbeeld te veel vet eten.<br />

Dit is interessant voor kwalitatief onderzoek omdat je geïnteresseerd bent<br />

naar hoe mensen iets beleven.<br />

• In een normaal 1-op-1 interview zeggen mensen vaak ding die politiek<br />

correct zijn. Dit komt vaak door dat ze niet goed geprikkeld en op de proef<br />

gesteld worden. Door de focusgroep kunnen ze wel op die manier<br />

geprikkeld worden, dat ze echt gaan na denken.<br />

• De techniek geeft de interviewer de mogelijkheid om te kijken hoe<br />

“collectieve individualiteit” een fenomeen verklaren en er een mening om<br />

heen bouwen.<br />

3. Hoe maak je verlag op:<br />

• De sessie opnemen en daarna helemaal uitschrijven. Waarom:<br />

o Je kunt dan in de gaten houden, niet alleen wat mensen zeggen<br />

maar ook hoe ze het zeggen.<br />

o Je kijkt als onderzoeker, dus naar hoe een mening word<br />

opgebouwd. Komt deze van 1 persoon, die leider wil zijn. Zijn er<br />

meerdere personen met verschillende meningen. Wanneer je<br />

aantekeningen alleen maakt kan je niet goed opschrijven waar een<br />

mening van dan komt en wie wat zei.<br />

o Je bent niet alleen geïnteresseerd naar wat iemand zegt maar ook<br />

hoe iemand iets zegt. Wanneer je alleen schrijft kan je nooit precies<br />

zeggen hoe iemand iets heeft gezegd. Je kunt de taal beschrijven,<br />

gebruikt iemand bijvoorbeeld engelse worden zegt iemand het hard<br />

of zacht.<br />

• Hoeveel groep is heel erg verschillend per onderzoek, meestal tussen de<br />

10 en de 15 (kijk voor voorbeelden in Bryman p. 350).<br />

o Het is wel raar om maar één groep te gebruiken. Je kunt de<br />

hoeveelheden laten afhangen van sociaal en demografische<br />

factoren als, leeftijd, sekse, klassen. Er moet een goede mix van zijn<br />

in je onderzoek.<br />

o Je analyse word wel complexere naarmate je meer groepen krijgt.<br />

• De grote van de groep.<br />

o Normaal 6 t/m 10. Je moet altijd rekening houden met uitvallers,<br />

vandaar dit aantal. Met deze aantal komt iedereen ook gewoon aan<br />

spreken toe.<br />

o Je moet kleiner groepen aan houden: Als er veel is te zeggen over<br />

een onderwerp. Wanneer een onderwerp erg controversieel of<br />

emotioneels is.<br />

o Grotere groepen worden aangeraden wanneer de medewerkers niet<br />

zo veel met het onderwerp hebben.<br />

• Participatie van de Moderator<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

54


o Je moet je niet meningen in het gesprek door een mening te geven.<br />

Je moet je ook niet structureel met het gesprek bemoeien.<br />

o De onderzoeker stuur het gesprek door vragen te stellen. Ook door<br />

op te letten of medewerkers dingen zeggen die interessant zijn voor<br />

de onderzoeksvraag, wanneer deze niet door de medewerkers zelf<br />

worden op gepikt.<br />

o Sommige onderzoekers geven heel veel vrijheid, sommigen houden<br />

het wat strakker. Je moet het aanvoel aan de hand van de mensen<br />

die mee doen met het gesprek.<br />

• Het selecteren van medewerkers.<br />

o Iedereen die relevant is ten opzichte van het onderwerp kan,<br />

logischer wijs, worden uitgekozen voor het interview.<br />

o Soms doet het er niet toe en dan zijn er, logischer wijs, helemaal<br />

geen restricties. Dit gebeurt niet vaak.<br />

o Het kan wel zo zijn dat alle verschillende medewerkers op sociaal<br />

en demografische eigenschappen worden ingedeeld. De groep kan<br />

vervolgens worden samengesteld door een snowbal- of<br />

samplemethode. Dit soort voor de grootste variatie.<br />

o Er kan ook op gelet worden of je natuurlijke groepen gebruikt<br />

(vrienden, studenten, collega’s) of dat je mensen selecteert die<br />

elkaar niet kennen. Dit hangt van de smaak van de onderzoeker af.<br />

Met natuurlijke groepen kan er wel een probleem ontstaan, rond de<br />

participatie. Daarnaast kennen de mensen elkaars meningen al. Dat<br />

kan ook voor problemen zorgen.<br />

• Wat voor een vragen worden er gesteld.<br />

o Twee of drie heel erg algemenen vragen.<br />

o Sommigen onderzoeker geven weer iets meer structuur.<br />

o Er worden hier heel veel voorbeelden gegeven. Het is handig om p.<br />

355 even te lezen.<br />

• Je begint een sessie meestal met voorstellen. Iedereen vertelt zijn doelen,<br />

naam enzovoort. De modirator vertelt ook de doelen en zegt dat het<br />

opgenomen word en legt uit waarom. Hij legt ook de regels uit, zoals er<br />

praat maar één iemand. Daarna zal hij de vragen gaan stellen<br />

• Het sluiten van een sessie moet de modirator iedereen bedanken en even<br />

vertellen wat er met de data gebeuren zal.<br />

4. Waarom interactie zo belangrijk is. Heb ik aan het begin uit gelegd. In de pagina<br />

die hier over gaat worden weer veel quote’s gebruikt, dus is handig om even te<br />

lezen p.357.<br />

5. Focusgroepen en Feminisme Er zijn drie aspecten van de methode die hier op in<br />

gaan, namelijk:<br />

i. Focusgroepen zijn minder artificieel dan andere methodes. Dit komt<br />

omdat het om het groepsproces gaat, wat weer een normaal deel<br />

van het sociale leven is.<br />

ii. Het draait er bij sommigen feministische onderzoekers om<br />

decontectualisatie tegen te gaan. Ze willen hun subjecten<br />

bestuderen in hun normale omgeving. Dit kan bij focusgroepen, als<br />

je natuurlijke groepen selecteert.<br />

iii. In de vorige hoofdstukken staat dat feministische onderzoekers,<br />

bang zijn voor een machtsrelatie tussen de vrouwelijke deelnemer<br />

en de vrouwelijke onderzoeker. Door focusgroepen word dit risico<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

55


vermeden. De deelnemer kan heel veel in de sessie sturen, ten<br />

opzichte van de modirator.<br />

6. De mogelijke moeilijkheden.<br />

Er is dus veel voor te zeggen om focusgroepen te gebruik bij onderzoek,<br />

waarvoor het denk proces erg belangrijk is. Toch zijn er een aantal beperkingen:<br />

o De onderzoeker heeft veel minder controle over het proces dan met een<br />

individueel interview.<br />

o Het is vaak moeilijk om de data te analyseren. Er word vaak snel veel data<br />

aangemaakt. Er moet daar een goed systeem voor worden bedacht om het<br />

te onderzoeken.<br />

o Moeilijk te organiseren. Je moet mensen niet alleen lekker maken om mee<br />

te doen. Ze moeten er ook vrijentijd voor opgeven. Vaak doe je dit door<br />

kleinen cadeautjes te geven. Het komt er toch vaak op neer dat je meer<br />

mensen vraagt dan dat je nodig hebt, met de gedachten dat er altijd wel 2<br />

of 3 niet komen.<br />

o Het kost erg veel tijd meer tijd om de transcriptie te maken in vergelijking<br />

met een individueel interview. Dit komt, omdat je naar de verschillende<br />

stemmen en mensen moet luister en aangeven hoe ze praten.<br />

o Er zijn problemen met groep effecten die je niet wil hebben. Je hebt<br />

bijvoorbeeld mensen die niet zoveel zeggen en mensen die de hele tijd<br />

praten. Je hier wel iets aan doen door bijvoorbeeld tijdens het gesprek<br />

tegen de gene die veel praat te zeggen. “that’s one point of view, does<br />

anyone have anther point of view”?<br />

o Als er kans is op een gevoel van ongemak ontstaan bij de deelnemers,<br />

wanneer dit het geval is, kan je beter geen focusgroepen maken. Dit geld<br />

voor intimiteiten en privé aangelegenheden.<br />

Antwoorden op de vragen:<br />

1 Waarom is het handig een onderscheid te maken tussen een focusgroep- en een<br />

groepsinterview:<br />

Het zijn twee verschillende manieren van interviewen, waarbij een groepsinterview<br />

veel vrijer en veel meer onderwerpen bestrijkt.<br />

2. Welke voordelen brengt een focusgroep interview met zich mee ten opzichte van<br />

een 1-op1 interview:<br />

Zie punt 2 de gele gebieden.<br />

3. Wat moet de participatie van de moderator zijn?<br />

Zo min mogelijk. Als het om cross-groep vergelijkingen gaat, moet hij iets duidelijker<br />

aanwezig zijn. Je moet dan namelijk die punten kunnen terug vinden waarop je het<br />

onderzoek wil doen.<br />

4. Waarom is het handig om focusgroepen op te nemen en te transcriberen?<br />

Zie punt 3 gele stuk.<br />

5. Zijn er omstandigheden wanneer je groepen wil die elkaar kennen?<br />

Ja als je mensen zoveel mogelijk in hun natuurlijke setting wil laten praten.<br />

6 Wat zou een voordeel & een nadeel kunnen zijn van een interviewer in een sessie?<br />

Nadeel: Hij zich te veel met het interview gaan boeien en daardoor de resultaten te<br />

veel beïnvloeden.<br />

Voordeel: Je kunt duidelijker lijnen uitzetten, waardoor je het makkelijker met een<br />

andere groep kan vergelijken.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

56


7 Waarom zou het belangrijk zijn groepsinteractie als een belangrijk onderdeel te<br />

zien, als je je data gaat bekijken?<br />

Je kunt dan makkelijker de samenhang tussen verschillende antwoorden en vragen<br />

zien. Lees p. 357.<br />

8 Evalueer het argument dat focusgroepen goed passen bij het feministische<br />

onderzoek.<br />

Zie punt 5<br />

9 Op welke manier zijn focusgroepen een “natuurlijke” manier van onderzoek doen?<br />

In het echte leven haal je, je meningen ook bij groepen vandaan. Dus om op die<br />

manier onderzoek te doen laat je mensen veel meer in hun natuurlijke zetting. Dit is<br />

helemaal het geval wanneer je groepen samenstelt met familie, vrienden of collega’s.<br />

10 Heeft het feit dat je groepseffecten hebt en dat je leiding over het proces kan<br />

verliezen effect op het gebruiken van de methode?<br />

Ja in zo verre dat je er altijd rekening mee moet houden dat bepaalde mensen niks<br />

gezegd hebben en zicht een meningen hebben laten opdrukken. Je moet ook altijd<br />

zorgen dat je een aantal verschillende groepen heb, zodat je een grotere variëteit<br />

heb. Je kunt er ook rekening mee houden, door mensen met een streken mening bij<br />

elkaar te zetten of juist uit elkaar te houden.<br />

In hoeverre is het probleem van transcriberen en analyseren een probleem voor<br />

focusgroepen.<br />

Het is een probleem, omdat het vaak erg veel warrige data oplevert. Je moet zorgen<br />

dat je vanaf het begin heel geordend je data verzamelt en op een goede manier er<br />

naar kijkt. Als je dit goed doet kan je namelijk makkelijk en goede samenhang vinden<br />

in je onderzoek.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

57


Hoofdstuk 17<br />

- Op welke manier verschilt de rol die taal heeft in conversatie (CA, conversation<br />

analysis) en gesprek analyses (DA, discourse analysis) met de rol die taal heeft in de<br />

meeste andere onderzoeksmethodes?<br />

Taal is voor conversatie en gesprek analyses een onderwerp op zich, terwijl taal voor<br />

de meeste onderzoeksmethodes een hulpmiddel is waarmee de<br />

onderzoeksdeelnemers communiceren met de onderzoekers. Taal wordt gezien als<br />

meer dan een medium waardoor sociaal onderzoek wordt gedaan.<br />

-Op welke manier is CA fundamenteel over de productie van sociale orde in<br />

interactie?<br />

CA ziet conversatie als de basis waardoor sociale orde wordt bewerkstelligd.<br />

-Waarom zijn audio-recording en transcriptie cruciaal in CA?<br />

Er zijn drie aannames voor conversatie analisten:<br />

1. taal is gestructureerd: taal bevat vaste patronen (op een vraag volgt een<br />

antwoord enz.), de deelnemers zijn op de hoogte van de regels die bij deze<br />

patronen horen.<br />

2. talk is forged contextually (taal is gesmeden contextueel): actie wordt onthuld<br />

in taal en daarom moet taal worden geanalyseerd in zijn context. Dat betekent<br />

dat we moeten proberen te begrijpen wat iemand zegt aan de hand van de<br />

taal die er aan voorafgegaan is, daarom wordt taal gezien als een reeks<br />

vertoonde patronen.<br />

3. analyses worden gebaseerd op data: conversatie analisten mijden puur<br />

theoretische stelsels, maar vinden dat de karakteristieken van taal in elk apart<br />

geval moeten worden gebaseerd op de empirisch verkregen data.<br />

De data uit punt drie worden verkregen uit taal, de specifieke details in taal kunnen<br />

hierbij niet worden weggelaten. Specifieke details zijn: lengte van pauzes, verlenging<br />

van geluiden, enz., zonder deze details is het onderzoek niet effectief en<br />

samenhangend. Om deze details te verkrijgen zul je de taal (gesprekken) dus op<br />

moeten nemen en uit moeten schrijven.<br />

-Wat wordt bedoelt met de volgende zaken: turn-taking, adjacency pair, preference<br />

organization, account, repair mechanism?<br />

De analyses van taal hebben geleid tot de erkenning dat er terugkerende kenmerken<br />

zijn in de manier waarop taal is georganiseerd. Deze kenmerken worden gezien a ls<br />

gereedschappen die kunnen worden toegepast op reeksen van conversatie. Dit zijn<br />

een paar van die kenmerken<br />

Turn-taking (beurt nemen): Betekent dat mensen om de beurt praten, er praat één<br />

iemand tegelijk, en de beurt wordt overgenomen met een zo klein mogelijke ruimte<br />

ertussen. Dit illustreert dat taal afhankelijk is van gedeelde codes.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

58


Adjacency pairs (verbonden paren): De eerste fase van het gesprek leidt er<br />

automatisch toe dat de tweede fase zal volgen. Bijvoorbeeld: een uitnodiging gevolgd<br />

door een antwoord (bevestiging of afwijzing), groet gevolgd door een weder groet.<br />

De tweede fase is vooral interessant voor de conversatie analist, niet alleen omdat<br />

deze reden geeft tot opnieuw een reactie, maar ook omdat deze fase een soort van<br />

afgedwongen wordt door de eerste fase. Het is niet zo dat de tweede fase altijd volgt<br />

op de eerste, ook dat is reden tot onderzoek geweest.<br />

Preference organization (voorkeur organisatie): Op de tweede fase wordt altijd<br />

gerekend, maar sommige reacties zijn meer gewenst dan a ndere. Er bestaan dus<br />

gewenste en ongewenste reacties (preferred/ dispreferred response). Bijvoorbeeld:<br />

op een uitnodiging voor een feestje bestaan een ongewenste (nee) en een gewenste<br />

(ja) reactie. Belangrijk is dat deelnemers van een gesprek het adjacenc y pairing<br />

doorhebben en dat beïnvloed hun manier van antwoorden. De spreker is zich bewust<br />

van wat een gewenst en wat een ongewenst antwoord is. Als de spreker het<br />

ongewenste antwoord geeft is dit vaak heel uitgebreid en gaat gepaard met een<br />

twijfeling (eeh,uhh), bevestiging van de uitnodiging en een uitleg, waarom de spreker<br />

niet het gewenste antwoord kan geven. De gewenste reactie is meestal kort en<br />

bondig.<br />

Accounts (reden/verklaring): Dit is de verklaring waarom men de ongewenste reactie<br />

geeft. Bijvoorbeeld, nee antwoordt op de uitnodiging voor het feestje. Deze verklaring<br />

geeft een reden waarom het ongewenste antwoord wordt gegeven. Het kan<br />

bijvoorbeeld zo zijn dat je zegt dat je niet kan komen omdat door omstandigheden<br />

(constrained by circumstances). Vaak wordt er zo antwoord gegeven dat de relatie<br />

tussen de twee partijen niet beschadigd wordt.<br />

Repair mechanisms (reparatie mechanismen): Uiteraard kunnen er dingen mis gaan<br />

in een conversatie, er zijn verschillende manieren om dat te herstellen. Bijvoorbeeld:<br />

wanneer iemand begint te praten voordat de ander klaar is, stopt de originele<br />

spreker met praten voordat hij eigenlijk klaar is. Een ander voorbeeld is wanneer<br />

iemand niet reageert op een vraag, om hem dan te herhalen. De reparatie<br />

mechanismen zorgen ervoor dat de regels van het turn-taking gehandhaafd kunnen<br />

worden ondanks dat ze gebroken zijn.<br />

-Evalueer Schegloff´s argument dat CA de neiging tot potentieel ongerechtvaardigde<br />

aannemingen over de motieven van de deelnemers voorkomt.<br />

Conversatie analisten vinden het belangrijk om taal te begrijpen in de vorm van<br />

reeksen, ze mijden gevolgentrekking over de betekenis van die taal. Dat is<br />

anders dan in het meeste kwalitatieve onderzoek, meestal willen ze het ook<br />

begrijpen vanuit het perspectief van de mensen die bestudeerd zijn.<br />

Schegloff´s: to import elements that are not specifically grounded in the here and<br />

now of what has just been said during a conversation risks the implanting of<br />

understanding that is not grounded in participants own terms.<br />

-Wat is het belang om te zeggen dat DA (discourse analysis, voordracht analyses)<br />

antirealistisch en constructionist is?<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

59


DA benadert taal op een bredere manier dan CA, naast gesprekken benadert het ook<br />

teksten, ook ligt de nadruk minder op gesprekken waardoor ook interviews tot de<br />

mogelijkheid van onderzoek behoren. Interviews behoren bij CA niet tot die<br />

mogelijkheid omdat interviews niet in hun natuurlijke setting plaatsvinden.<br />

Antirealistisch: ontkend dat er een externe waarheid is, dus ontkent dat de<br />

onderzoeker met een bevoorrechte verklaring kan komen van de sociale wereld die<br />

hij onderzoekt.<br />

Contsructionist: de nadruk wordt gelegd op de werkelijkheid van de mensen van de<br />

onderzochte groep en de manier waarop zij hun werkelijkheid weergeven. Het erkent<br />

dat voordracht analyses een selectie maken van verschillende weergave van de<br />

werkelijkheid en dat in het proces een bepaalde werkelijkheid wordt afgeschilderd.<br />

Dit laat zien dat voordracht (teksten, gesprekken) niet een neutrale manier is om<br />

mening te geven. Mensen willen iets bereiken als ze praten of schrijven. DA houdt<br />

zich bezig met de strategieën die ze gebruiken om verschillende effecten te creëren.<br />

-Wat is een uitlegend repertoire (interpretative repertoire)?<br />

Een collectie van taalmiddelen die opgetekend zijn om acties en gebeurtenissen te<br />

karakteristieken en te taxeren.<br />

-Wat voor technieken zijn er beschikbaar voor voordracht analisten wanneer zij<br />

proberen te snappen hoe feiten worden gepresenteerd door middel van gesprekken?<br />

Using variation as a lever (gebruik maken van variatie als pressiemiddel):<br />

bijvoorbeeld door 1% van een kwart miljoen te zeggen geef je iets minder impact dan<br />

door het absolute nummer te gebruiken (2500).<br />

Reading the detail (heel gedetailleerd lezen): net als bij CA er is aandacht voor de<br />

details van het gesprek.<br />

Looking for rhetorical detail (zoeken naar retorische details): dit houdt in dat je kijkt<br />

naar de manier waarop de argumenten geconstrueerd zijn.<br />

Looking for accountabillity (zoeken naar): dit houdt in dat je let op details waardoor<br />

verklaringen worden geconstrueerd.<br />

Cross-referencing discourse studies (verwijzing naar andere voordracht studies): het<br />

lezen van andere voordracht studies is op zich zelf al een belangrijke activiteit. Het<br />

helpt om de analistische mentaliteit te verscherpen en vaak bieden ze ook inzichten<br />

voor je eigen data.<br />

-Wat zijn de hoofdpunten waarop CA en DA verschillen?<br />

CA en DA delen heel veel zaken maar verschillen op enkele punten.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

60


CA houdt zich alleen bezig met natuurlijk voorkomende taal (gesprekken), DA houdt<br />

zich daarnaast nog bezig met documenten en onderzoeksinterviews.<br />

Voor DA maken zaken als uitlegende repertoires deel uit van de context van het<br />

gesprek terwijl dit bij CA absoluut niet zo is, CA focust alleen op het gesprek zelf. Met<br />

DA kunnen meer fenomenen worden aangepakt dan met CA.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

61


Hoofdstuk 18: Documents as sources of data.<br />

Dit hoofdstuk behandelt de verschillende documenten die gebruikt (kunnen) worden<br />

in kwalitatief onderzoek. Ook worden verschillende benaderingen tot de analyse van<br />

dit soort bronnen behandelt. De bronnen die behandeld worden zijn:<br />

- persoonlijke documenten<br />

- officiële documenten van overheden<br />

- officiële documenten van particuliere bronnen (organisaties)<br />

- massa media bronnen<br />

- virtuele bronnen (internet)<br />

De bronnen die behandelt worden in dit hoofdstuk kunnen gelezen (begrepen)<br />

worden, zijn niet specifiek voor sociaal onderzoek gemaakt, zijn bewaard gebleven<br />

zodat ze gebruikt kunnen worden voor analyse en zijn relevant voor de sociale<br />

onderzoeker.<br />

J. Scott onderscheidt vier criteria om de kwaliteit van bronnen te beoordelen:<br />

- authenticiteit (echtheid): is het document serieus, oprecht en onvervalst?<br />

- geloofwaardigheid: geen fouten of verdraaiingen?<br />

- representativiteit: in hoeverre is het document representatief?<br />

- betekenis: is het helder en begrijpbaar?<br />

Persoonlijke documenten<br />

Dagboeken, brieven en autobiografieën<br />

Dagboeken en brieven zijn vooral door historici gebruikt, de sociale onderzoeker<br />

neigde ernaar om ze alleen als bronnen te gebruiken als hij er om verzocht bij de<br />

auteurs. Maar in dit hoofdstuk gaat het vooral over de bronnen waar niet speciaal<br />

door de onderzoeker om gevraagd werd; brieven en dagboeken die er al zijn. Er zijn<br />

veel haken en ogen aan het gebruik van deze bronnen. Ten eerste wordt het<br />

potentieel van brieven in onderzoek beperkt tot een zekere periode in tijd. Zaken als<br />

de telefoon en e-mail verminderen of vervangen het briefverkeer. Ten tweede is het<br />

soms lastig om de verschillende persoonlijke documenten te onderscheiden. Brieven<br />

zijn een communicatie met andere personen. Dagboeken worden vooral voor de<br />

schrijver zelf geschreven. Als het voor een breder publiek geschreven wordt, is het<br />

lastig om een onderscheid te maken tussen een dagboek en een autobiografie.<br />

Autobiografieën kunnen voor de onderzoeker geschreven worden, en gebruikt<br />

worden in ‘life history’ onderzoeken. Ze kunnen dan de primaire vorm van data<br />

vormen, of een aanvulling zijn. Ook het onderscheid tussen een biografie en een<br />

autobiografie is soms lastig te maken; iemand kan zich zo bemoeien met zijn<br />

biografie dat het bijna een autobiografie is.<br />

De authenticiteit van persoonlijke documenten is bij de evaluatie van deze<br />

documenten van belang. Is de genoemde auteur ook daadwerkelijk de auteur? Bij<br />

autobiografieën vormen de zogenaamde ‘geest’-schrijvers de laatste tijd vooral een<br />

probleem, maar het probleem komt ook bij de andere vormen van persoonlijke<br />

documenten voor.<br />

Bij de geloofwaardigheid van deze documenten zijn twee aspecten van<br />

belang: in hoeverre is het verhaal feitelijk nauwkeurig? En verhaalt de auteur wel<br />

over zijn ware gevoelens? Een gezonde dosis scepticisme is volgens Scott de beste<br />

remedie. Het is vrij logisch dat mensen een bepaald beeld van zichzelf naar buiten<br />

willen brengen, als men weet dat het geschrevene publiekelijk gemaakt zal worden.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

62


De representativiteit van deze documenten is ook van belang. Vroeger<br />

schreven vooral de bovenste klassen uit de maatschappij, en meer jongens dan<br />

meisjes. Op deze wijze is het mogelijk dat er een vertekend beeld van de<br />

werkelijkheid ontstaat. De selectiviteit van het doorstaan van de tand des tijds van<br />

brieven is ook een issue. Waarom blijven sommigen brieven wel bewaard, en andere<br />

niet?<br />

De betekenis van brieven wordt soms lastig te bepalen door schade aan<br />

brieven en het gebruik van codes, afkortingen en symbolen waar de onderzoeker de<br />

betekenis niet van kan achterhalen. Een groter probleem is echter dat er in brieven<br />

ook veel niet gezegd wordt. Auteurs gaan ervan uit dat de lezer bepaalde zaken (bijv.<br />

waarden en bepaalde aannames) al weet. Deze zaken worden zodoende in de<br />

documenten niet vermeld.<br />

Visuele objecten<br />

Foto’s worden de laatste tijd zélf onderzoeksobjecten. Vergeet wederom niet het<br />

onderscheid tussen voor onderzoek geproduceerde foto’s en foto’s die er al zijn.<br />

In hoofdstuk 14 werd gesproken over foto’s in kwantitatief onderzoek. Foto’s kunnen<br />

echter ook in kwalitatief onderzoek gebruikt worden. Drie prominente manieren<br />

daarin zijn: ter illustratie (van een punt), als data (als onderdeel van ‘fieldnotes’) en<br />

als aanzet (om mensen aan het praten te krijgen over het onderwerp van die foto).<br />

Eén van belangrijkste zaken die foto’s in sociaal onderzoek interessant maken is wat<br />

ze vertellen over families. Veel familiefoto’s worden gemaakt bij ceremoniële<br />

aangelegenheden (trouwerijen etc.) en terugkerende evenementen (kerst). Volgens<br />

Scott zijn er drie types van familiefoto’s: idealisatie (formele situaties en poses),<br />

natuurlijke afbeelding (zaken fotograferen zoals ze zijn, maar in hoeverre dat kan…)<br />

en demystificatie (iemand in een atypische, vaak schaamtevolle situatie<br />

fotograferen). Als je bewust bent van deze zaken is het mogelijk om er ‘doorheen’ te<br />

kijken naar het verhaal achter de foto. Hiervoor is het wel nodig dat je je ook bewust<br />

bent van de (sociale) context van de foto.<br />

De representativiteit van foto’s is een lastige zaak. Foto’s die de tand des tijds<br />

doorstaan zijn volgens Scott zeer waarschijnlijk niet representatief, vooral omdat er<br />

een grote selectiviteit bestaat in wat bewaard wordt. Mensen zijn eerder geneigd om<br />

de ‘leuke’ zaken te bewaren, en de minder leuke zaken weg te gooien. Zodoende is<br />

het nodig om te beseffen dat er veel niet gefotografeerd wordt, zodat er bewust of<br />

onbewust een realiteit door de mensen zelf geschapen wordt. De verschillende<br />

manieren om een foto en de bedoeling van die foto te interpreteren zorgen ook voor<br />

problemen, die met veel zorgvuldigheid en gevoel voor de context van foto’s redelijk<br />

overwonnen kunnen worden.<br />

Officiële documenten van overheden<br />

De staat is de bron van veel informatie. Statistische gegevens maar ook veel teksten,<br />

zoals officiële rapportages. Turner deed onderzoek door heel gedetailleerd rapporten<br />

door te gaan en zo een theorie te funderen. Abraham keek naar hoe specialisten de<br />

veiligheid van medicijnen beoordeelden. Hij onderzocht hiervoor diverse bronnen. Dit<br />

soort materiaal is van een zekere authenciteit en heeft ook voldoende betekenis<br />

(duidelijk en begrijpelijk). Geloofwaardigheid is ietwat belangrijker, want de vraag of<br />

deze documenten bevooroordeeld zijn komt snel op. Volgens Abraham is juist het<br />

gegeven dat deze documenten bevooroordeeld zijn interessant omdat ze zo deze<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

63


vooroordelen openbaren. Het is lastig om te zeggen dat deze documenten dan de<br />

realiteit weergeven. De representativiteit van deze zaken is gecompliceerd omdat ze<br />

uniek zijn, en het is juist het zogenaamde officiële karakter van deze documenten dat<br />

ze interessant maakt. De representativiteit van de beschreven zaak in de<br />

documenten is in kwalitatief onderzoek niet van belang. Het is bij onderzoek met<br />

officiële documenten zaak om een krachtig theoretisch verslag te creëren en de te<br />

onderzoeken zaak in verschillende contexten te bekijken, als dit mogelijk is.<br />

Officiële documenten van particuliere bronnen<br />

Deze groep bronnen is zeer divers, maar degene die het meeste gebruikt worden zijn<br />

bedrijfsdocumenten. Die zijn er in twee vormen: de documenten in het publieke<br />

domein, en de documenten die intern blijven. De interne bronnen kunnen van groot<br />

belang zijn voor ‘case-studies’. Ook deze documenten moeten met behulp van de<br />

vier criteria geëvalueerd worden. Deze documenten zullen net als de vorige<br />

waarschijnlijk wel authentiek en betekenisvol (begrijpbaar) zijn. Geloofwaardigheid<br />

en representativiteit liggen iets lastiger.<br />

Mensen die zaken schrijven willen graag een bepaald beeld naar buiten brengen,<br />

een bepaald punt maken. Mensen van verschillende groepen/lagen in de hiërarchie<br />

binnen een bedrijf, zullen ieder voor zich op een andere manier naar dezelfde zaak<br />

kijken. Als objectieve beschrijvingen van de zaak kan je deze documenten dus niet<br />

beschouwen. Ze zullen dan ook grondig onderzocht en geconfirmeerd (als mogelijk)<br />

moeten worden. Deze documenten kunnen wel mooi de verschillende subculturen<br />

e.d. binnen een bedrijf blootleggen. De representativiteit van de documenten hangt<br />

erg samen met in hoeverre de onderzoeker toegang had tot alle documenten, en<br />

welke bewaard gebleven zijn of niet. Ook de bedoeling van deze documenten<br />

(positief of negatief) kunnen de representativiteit van het document betwijfelbaar<br />

maken.<br />

Massa media bronnen<br />

Kranten, tijdschriften, televisie programma’s, films en andere vormen van<br />

massamedia zijn potentiële bronnen voor sociaal onderzoek. Naast de meer<br />

kwantitatieve inhoudsanalyse kunnen deze media onderzocht worden op thema’s.<br />

Hierbij worden dan vaak verschillende bronnen tegelijk vergeleken en beoordeeld.<br />

Het is dan van belang om op te merken dat generaliseren lastig is. ‘De pers’ is niet<br />

eenduidig; de ene krant neemt een ander standpunt in dan de andere krant.<br />

Contradicties kunnen door het vergelijken aan het licht komen, vooral bij een<br />

diepgravend onderzoek naar bepaalde thema’s. Dit kan ook gezegd worden over<br />

tijdschriften en films. Films leveren zelden een neutraal beeld van de werkelijkheid.<br />

Authenticiteit is lastig om te bepalen binnen de media. Vaak zijn auteurs onduidelijk<br />

(bijvoorbeeld bij redactionele stukken) waardoor het nagaan of de auteur een zeker<br />

recht van spreken heeft erg lastig is. Geloofwaardigheid is regelmatig een zaak waar<br />

aandacht aan besteed moet worden, maar vaak is ontdekken van fouten en<br />

onregelmatigheden het doel van onderzoek van massamedia bronnen.<br />

Representativiteit is niet echt een issue, omdat het vaak vast te stellen is uit welk<br />

gebied/corpus de bron afkomstig is, zeker als een breed spectrum van de media<br />

geanalyseerd wordt. De bronnen zijn vaak voldoende duidelijk en begrijpbaar<br />

(betekenis), maar wederom is de context van de bron van een groot belang.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

64


Virtuele bronnen<br />

De relatieve nieuwheid van het internet zorgt ervoor dat er door onderzoekers nog<br />

maar weinig gebruik van gemaakt wordt, ook al is het potentieel duidelijk erg groot.<br />

Er zijn dan ook een paar nadelen. Ten eerste is de authenticiteit bijna niet te<br />

achterhalen; bijna iedereen kan een website bouwen, maar toch kan er gezocht<br />

worden naar sites waar de authenticiteit groter is. Ten tweede is de<br />

geloofwaardigheid een gevaar; sites worden vaak met een bepaalde achterliggende<br />

bedoeling opgezet. Ten derde is de representativiteit van een website niet te<br />

achterhalen vanwege de ontzettende grote en snelle veranderingen in het internet.<br />

De betekenis van websites kan ook lastig zijn, gezien er toch een bepaald soort<br />

taaltje gesproken wordt, die niet voor iedereen te begrijpbaar is.<br />

De wereld als tekst<br />

Bijna alles kan als een soort ‘tekst’ gezien worden dat ‘gelezen’ kan worden. (foto’s,<br />

objecten etc.) Er is veel onderzoek gedaan naar hoe publiek zaken leest. Zijn het<br />

actieve interpreteerders, neemt men passief alles in zich op of is er een middenweg?<br />

Veel onderzoek wijst uit dat publiek vaak zaken anders interpreteert dan de<br />

bedoeling was van de auteur. Dit plaatst dan vraagtekens bij hoe sociale<br />

onderzoekers teksten behandelen; een ieder interpreteert een tekst op zijn of haar<br />

eigen manier. Als je iemands interpretatie van teksten leest, moet je dit goed in je<br />

achterhoofd houden (kijk ook even naar de checklist op p.392).<br />

Het interpreteren van documenten<br />

Hier wordt behandeld hoe je documenten kan interpreteren als je geen gebruik<br />

maakt van inhoudsanalyse. Drie benaderingen worden uitgelegd: kwalitatieve<br />

inhoudsanalyse, semiotiek en hermeneutiek.<br />

Kwalitatieve inhoudsanalyse<br />

Dit houdt in dat onderliggende thema’s in het te analyseren materiaal worden<br />

onderscheiden. Hoe deze thema’s worden onderscheiden, het proces, wordt in veel<br />

onderzoeken impliciet gehouden. Altheide heeft dit wel onder worden gebracht in zijn<br />

etnografische inhoudsanalyse (E.C.A.). Deze codificatie van het proces kan gezien<br />

worden als typisch voor een kwalitatieve inhoudsanalyse. Het verschil met een<br />

kwantitatieve benadering is dat de onderzoeker constant zijn thema’s en categorieën<br />

van het onderzoek reviseert en veranderd. Zodoende is ECA veel beweegelijker<br />

(tussen concept, dataverzameling, analyse en interpretatie) dan het kwantitatieve<br />

onderzoek waar de thema’s al van te voren worden vastgesteld. Bij ECA kunnen<br />

deze verschuiven en veranderen aan de hand van wat er uit het materiaal komt. Zijn<br />

stappenplan is als volgt:<br />

- bedenk een onderzoeksvraag.<br />

- maak jezelf vertrouwd met de context waarin de documenten gemaakt<br />

zijn/worden.<br />

- wordt vertouwd met een klein beetje documenten (6-10 stuks).<br />

- bedenk een set categorieën die het dataverzamelen zullen leiden, en maak<br />

hier een schema voor.<br />

- test dit schema door het op een beperkt aantal documenten toe te passen.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

65


- reviseer het schema en selecteer andere zaken om het aan te scherpen.<br />

Semiotiek<br />

Dit is de wetenschap van de tekens/symbolen. Het is een benadering van de analyse<br />

van symbolen in het dagelijks leven, en kan op allerlei manieren gebruikt worden.<br />

De belangrijkste termen die in de semiotiek gebruikt worden staan op p.393.<br />

Semiotiek is gericht op het ontdekken van de verborgen betekenis in teksten in de<br />

brede zin van het woord. Als voorbeeld wordt een CV gebruikt. De grootste<br />

moeilijkheid bij deze benadering is het gevoel van arbitrair bezig zijn. We hebben het<br />

gevoel dat we een oordeel vellen, maar dit doe je eigenlijk bij iedere vorm van<br />

interpreteren.<br />

Hermeneutiek<br />

De hermeneutiek is zo ongeveer synoniem met Webers ‘Verstehen’. Het is een tekst<br />

bekijken en begrijpen vanuit het perspectief van de auteur. De kritische hermeneutiek<br />

bekijkt dan ook zeer grondig de sociale en historische context van een tekst. Phillips<br />

en Brown hebben het een beetje formeel vastgelegd in drie ‘momenten’: Het sociaalhistorische<br />

moment, waarin je kijkt naar de auteur, de bedoeling, en voor wie het<br />

bedoeld was. Het formele moment, dat een formele analyse inhoud van de structuur<br />

en conventies van de tekst, waarbij verschillende methodes gebruikt kunnen worden<br />

(zoals de semiotiek). Het laatste moment is het interpretatie - reïnterpretatie moment;<br />

de eerste twee momenten komen samen in de interpretatie van de resultaten van die<br />

eerste twee momenten.<br />

Cruciaal voor de kritische hermeneutiek is dus de link die gelegd wordt tussen het<br />

standpunt van de auteur en zijn sociaal-historische context. Dit heeft een grote<br />

aantrekkingskracht op kwalitatieve onderzoekers.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

66


Hoofdstuk 19<br />

Twee algemene strategieën van kwalitatieve data analyse:<br />

1. Analytische (ontledende) aanvoering (van feiten):<br />

Wanneer de onderzoeker op zoek is naar universele verklaringen voor de<br />

verschijnselen, gaat hij hierbij net zo lang door op de collectie van data tot er<br />

niets meer – dat niet overeenkomt met de hypothese- kan worden gevonden.<br />

(zie schema blz. 400)<br />

2. Gegronde theorie<br />

- Deze strategie wordt het meest gebruikt om kwalitatieve data te analyseren.<br />

- Hierbij gaat het om de ontwikkeling van theorie die uit de data komt en het is<br />

herhalend, waarmee wordt bedoeld dat de collectie van data en de analyse<br />

achter elkaar aan lopen: ze verwijzen naar elkaar.<br />

- Hulpmiddelen die gebruikt worden bij de gegronde theorie:<br />

o Theoretische sample (box 14.8)<br />

o Codering: de data wordt in stukken verdeeld doordat aan deze delen<br />

namen worden gegeven<br />

o Theoretische verzadiging<br />

o Constante vergelijking<br />

Narrative analyses (vertellende analyse): benadrukt de verhalen die mensen<br />

vertellen in de loop van het interview en andere interacties met de onderzoeker. Er<br />

bestaan vier modellen van deze analyse:<br />

• Thematische analyse: het benadrukken van wat er wordt gezegd, niet hoe.<br />

• Structurele analyse: de manier van hoe het verhaal in elkaar zit<br />

• Interactie analyse: de nadruk ligt hierbij op het dialoog tussen de verteller van<br />

het verhaal en de luisteraar.<br />

• Performance analyse: de nadruk ligt hierbij op de performance van de<br />

verteller. (gebruik van woorden en bewegingen)<br />

Secondaire analyse: van kwalitatieve data komt pas recent ter sprake. Dit in<br />

tegenstelling tot kwantitatieve data. Deze tweede analyse wordt nu dus ook bij deze<br />

data als belangrijk beschouwd.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

67


Hoofdstuk 21<br />

In het hoofdstuk wordt behandeld:<br />

-Aspecten van kwalitatief onderzoek dat elementen heeft zoals de<br />

natuurwetenschappen.<br />

-Aspecten van kwantitatief onderzoek dat bevat interpretisme( begrijpen van de<br />

mens)<br />

-Het idee dat onderzoek methode meer onafhankelijk is van epistemologische<br />

(geaccepteerde kennis) en ontologische(sociale werkelijkheid?) opvattingen. Dat<br />

men denkt.<br />

2 redenen voor het onderscheiding van kwantitatief en kwalitatief onderzoek.<br />

- Er zijn verschillen tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek met betrekking tot<br />

onderzoeksstrategie<br />

- Het is handig bij het organiseren van onderzoek methodes, het lijkt op Data analyse<br />

Natuurwetenschapsmodel en kwalitatief onderzoek<br />

3 problemen waarom epistemologische onderzoek geen natuurlijke wetenschap is:<br />

- Positivisme is gebaseerd op natuurwetenschap, Realisme ook. Er is geen duidelijke<br />

basis.<br />

- Onderzoekers houden informatie achter, zodat de informatie niet altijd correct is<br />

- Er ontstaat vaak karakterisering door het plaatsen van mensen in bepaalde<br />

categorieën.<br />

De ‘onnatuurlijke’ setting van een interview zorgt voor een beïnvloed kwalitatief<br />

onderzoek. Als men een goed kwalitatief onderzoek wil doen, moet men een persoon<br />

in ‘real-life’vanaf het begin heel precies data-analyses maken en zorgen dat bij het<br />

eerste contact vertrouwen ontstaat met de respondent. Dit is te bewerkstellen bij:.<br />

- Een specifiek probleem.<br />

- Hypothesen en theorie testen<br />

Het moet wel etnisch blijven<br />

Kritisch realisme<br />

Wordt uitgevoerd doordat iemand in een sociale wereld onderzoek doet en daar<br />

volledig geïnfiltreerd is. Het is geen objectieve ontologie of constructivisme, maar<br />

word bekeken vanuit een aantal bestaande hypothesen en vanuit die theorieën kijkt<br />

men naar de uitwerkingen.<br />

Kwantitatief onderzoek en interpretisme<br />

Bij de studie van betekenissen staat een kwalitatief onderzoek als monopolie. Maar<br />

er zijn problemen.<br />

Ten eerste: kwalitatief onderzoek leidt niet tot een objectieve uitkomst, er is vaak<br />

sturing. Als mensen lang met de respondent participeert, kan de onderzoeker<br />

beinvloedt raken door de respondent en is het niet objectief meer.<br />

Ten tweede: Iedereen heeft een andere benadering van een onderwerp, het<br />

onderwerp heeft bij iedereen een andere invloed en dus kan er onduidelijkheid<br />

ontstaan over het onderwerp.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

68


Hierop kan een kwantitatief onderzoek leiden tot verduidelijking van een onderwerp:<br />

Wat verstaat een respondent onder het onderwerp. Er het soms moeilijk om het<br />

verschil tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek te onderscheiden.<br />

Kwantitatief onderzoek en constructionisme<br />

Meestal wordt voor constructionisme (sociale werkelijkheid bestaat uit individuen)<br />

een kwalitatief onderzoek gedaan. Dit kan een vertekenend beeld geven doordat er<br />

bepaalde mensen als respondenten worden gebruikt. Met kwalitatief onderzoek moet<br />

er een keuze worden gemaakt welke mensen onderzocht worden, men kan niet<br />

iedereen als respondent gebruiken. Door kwantitatief onderzoek daarop toe te<br />

passen kan er worden achterhaald welke doelgroepen teveel benadrukt zijn en welke<br />

niet zijn benadert.<br />

Onderzoeksmethoden en epistemologische en ontologische overwegingen<br />

Er zijn verschillen tussen kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeken met opvattingen<br />

over epistemologische en ontologische betrekkingen. Maar de connectie tussen<br />

onderzoeksstrategie en epistemologische en ontologische overwegingen is niet<br />

vastgesteld en niet perfect.<br />

De keuze en geschiktheid van een methode ontstaat door opvattingen van kennis en<br />

hoe die bewaard kan blijven net als de opvattingen van het fenomeen dat wordt<br />

onderzocht.<br />

Het is dus een veel vrijere keuze hoe men een onderzoek methode volgt, dan men<br />

oorspronkelijk denkt.<br />

In vele gevallen zijn theorieën, methodologische opvattingen, opvattingen die<br />

gebaseerd zijn op hoop, slagzinnen en inspiraties, geen regels die uit de praktijk zijn<br />

gebleken.<br />

• Problemen met het contrast tussen kwalitatief en kwantitatief<br />

Men moet oppassen met het overdrijven van de verschillen tussen beide. Een aantal<br />

onderscheiden worden onderzocht om dit punt duidelijk te maken.<br />

Gedrag betekenis (van dat gedrag):<br />

Normaal gesproken wordt de onderscheiding gemaakt dat kwantitatief onderzoek<br />

zich bezig houdt met gedrag van mensen en kwalitatief onderzoek zich bezig houdt<br />

met betekenis van dat gedrag.<br />

Maar: de meeste kwantitatieve vragenlijsten en interviews hebben weinig van doen<br />

met gedrag en kwantitatieve onderzoekers proberen vaak ook betekenissen aan te<br />

duiden. Kwalitatieve onderzoekers onderzoeken ook gedrag, maar dan in een<br />

bepaalde context.<br />

Dus: kwalitatieve en kwantitatieve onderzoekers zijn beide geïnteresseerd in wat<br />

mensen doen en denken, maar onderzoeken dit op een andere manier.<br />

Theorie en concepten getest door onderzoek theorie en concepten ontstaan uit<br />

data:<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

69


Men gaat er vaak vanuit dat kwantitatief onderzoek uitsluitend theorietestend is.<br />

Maar veel kwantitatief onderzoek voldoet niet aan deze verwachting.<br />

Want: kwantitatief onderzoek is veel minder gedreven door hypothesen dan men<br />

vaak denkt. Tijdens het analyseren van kwantitatieve data worden veel meer<br />

ontdekkingen gedaan en dit beidt mogelijkheden om nieuwe concepten en theorieën<br />

te scheppen.<br />

Net als kwantitatief onderzoek, kan kwalitatief onderzoek ook dienen om theorieën<br />

en concepten te testen, ipv alleen nieuwe theorieën scheppen.<br />

Cijfers woorden<br />

Kwalitatieve onderzoekers gebruiken vaak heel weinig kwantificatie in hun<br />

onderzoek.<br />

Silverman (1984,1985) zegt: kwantificatie van ondervindingen in kwalitatief<br />

onderzoek kan helpen om de algemeenheid van datgene wat onderzocht wordt bloot<br />

te leggen.<br />

Kwalitatieve onderzoekers gebruiken wel vaak quasi-kwantificatie door termen als<br />

veel en vaak te gebruiken.<br />

Kunstmatig natuurlijk<br />

Er wordt vaak aangenomen dat kwantitatief onderzoek een kunstmatige verklaring<br />

geeft van hoe de sociale wereld werkt, vanwege de onderzoeksinstrumenten die<br />

worden toegepast op mensen die worden bestudeerd (Gestructureerde interviews,<br />

enquêtes etc.).<br />

Kwalitatief onderzoek wordt als meer natuurlijk gezien (zie box 2.4: naturalisme).<br />

Zeker bij etnografisch onderzoek zou dit zo zijn, omdat de participerende<br />

observeerder mensen bestudeerd in hun normale sociale omgeving en context.<br />

Maar: bij (diepte)interviews worden mensen wel uit hun normale omgeving en van<br />

hun alledaagse activiteiten weggehaald. Mensen houden zich dan bewust bezig met<br />

het feit dat ze worden geïnterviewd. Hierdoor kan er vertekening komen, waardoor<br />

het dus toch een soort van kunstmatig kan worden genoemd.<br />

Er wordt gezegd dat onderzoek onder een specifieke groep (focus groups)<br />

natuurlijker is dan kwalitatieve interviews.<br />

Omdat: het de manier tracht te evenaren hoe mensen over problemen praten in het<br />

echte leven.<br />

Maar: Het is de vraag of de participanten er zelf ook zo tegenaan kijken. Soms<br />

worden ze betaald om mee te doen, praten ze over dingen waar ze normaal nooit<br />

over zouden praten, moeten ze lang reizen om mee te doen met het onderzoek. Het<br />

is waarschijnlijk minder natuurlijk dan gedacht.<br />

Bij participerende observatie kan de onderzoeker zelf een “bron van verstoring” zijn<br />

in het onderzoek, waardoor het onderzoek minder natuurlijk is dan verwacht. Zeker<br />

wanneer de onderzoeker in een open rol zit, zijn reacties daarop bijna onvermijdelijk.<br />

Het is moeilijk om in te schatten in hoeverre de onderzoeker een indringend element<br />

is en wat voor impact dit heeft op het onderzoek. Als de onderzoeker ook gebruik<br />

maakt van interviewen, gaat de naturalistische kwaliteit waarschijnlijk achteruit.<br />

• De onderlinge analyses van kwantitatief en kwalitatief onderzoek<br />

Beide soorten worden gebruikt om elkaar te analyseren.<br />

Een kwalitatieve benadering van kwantitatief onderzoek.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

70


Gebeurt steeds vaker. Kwalitatieve geschreven teksten over onderzoek bevatten de<br />

presentatie van bevindingen (toelichting) en kunnen de lezer overhalen tot het<br />

geloven van deze bevindingen. Een kwalitatieve benadering helpt vaak<br />

verhelderend.<br />

Een manier waarop een kwalitatieve benadering van een kwantitatief onderzoek is<br />

gemanifesteerd: “Ethnostatistics”. Betekent: studie van constructie, interpretatie en<br />

vertonen van statistieken in kwantitatief sociologisch onderzoek.<br />

Een kwantitatieve benadering van kwalitatief onderzoek<br />

Heeft een aantal voordelen: Diepte-interviews en –onderzoeken kunnen cijfermatig<br />

benaderd worden, waardoor de betrouwbaarheid groten wordt. Er kan veel data<br />

worden gebruikt met veel meer diepte dan bij alleen kwantitatief onderzoek. Met een<br />

kwantitatieve benadering is het mogelijk om op veel verschillende vlakken onderzoek<br />

te doen. Je kunt hiermee ook hypothesen, die zijn afgeleid van theorieën, testen.<br />

Nadeel: kwalitatieve onderzoekers zijn bang dat ze door deze benadering de sociale<br />

context verliezen.<br />

Wat heel belangrijk is, is dat de systematische analyse van documentatie een<br />

analytische link legt tussen diepte-onderzoeken van kwalitatieve onderzoekers en de<br />

statistische methodes van kwantitatieve onderzoekers.<br />

• kwantificatie in kwalitatief onderzoek<br />

Naast het combineren van kwalitatief en kwantitatief onderzoek, kun je ook<br />

waarnemen dat er sowieso vaak wat kwantificatie in kwalitatief onderzoek voorkomt.<br />

Thematische analyse<br />

Eén van de meest voorkomende aanpakken van kwalitatieve data-analyse is het<br />

zoeken naar thema’s in veldnotities en transcripten. Maar: de criteria die gebruikt<br />

wordt om die thema’s te identificeren is de vaak onduidelijk. Een mogelijkheid is dat<br />

de onderzoeker let op de frequentie van het voorkomen van bepaalde woorden,<br />

gebeurtenissen of zinnen, en van daaruit hun thema vinden. Een thema ontstaat dus<br />

als iets vaak voorkomt in de codering (kwantificatie) van een kwalitatieve<br />

onderzoeker. Deze kwantificatie binnen het kwalitatief onderzoek is dus direct van<br />

invloed op het selecteren van thema’s.<br />

Quasi-kwantificatie in kwalitatief onderzoek.<br />

Kwalitatieve onderzoekers gebruiken vaak woorden als vaak, frequent, zelden of<br />

veel. Deze uitdrukkingen zijn niet precies. Een alternatief is om alleen (echte)<br />

kwantificatie te gebruiken als het echt nodig is, zoals bij het ondersteunen van een<br />

argument.<br />

Het bestrijden van anekdotalisme door beperkte kwantificatie<br />

Een punt van kritiek op kwalitatieve onderzoekers is dat publicaties waar het<br />

onderzoek op is gebaseerd vaak anekdotisch zijn. Hierdoor geeft het onderzoek de<br />

lezer weinig duidelijkheid over het onderwerp waar de anekdote naar refereert. De<br />

lezer krijgen te weinig mee over de mate van belang van onderwerpen. Kortom:<br />

anekdotes zijn vaak te vaag. Hierdoor moet de onderzoeker meer precisie<br />

aanbrengen in zijn onderzoek en dit doet hij door middel van beperkte kwantificatie.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

71


Hoofdstuk 22<br />

Multi-strategy research: onderzoek dat kwantitatief en kwalitatief onderzoek<br />

combineert.<br />

Het argument tegen multi-strategy research:<br />

• Het idee dat onderzoeksmethoden kennisleer verplichtingen dragen<br />

(=het vastgezette methoden argument)<br />

• Het idee dat kwantitatief en kwalitatief onderzoek twee verschillende modellen<br />

zijn (=het paradigma/model argument)<br />

Het vastgezette-methoden argument<br />

Onderzoeksmethoden zijn geworteld in epistemologische(=kennisleer) en<br />

ontologische(=zijnsleer) verplichtingen. Participerende observatie gaat niet alleen<br />

over data verzamelen, maar is een verplichting aan een epistemologische positie, dat<br />

vijandig is naar het positivisme en dat vergelijkbaar is met interpretatie.<br />

Deze visie op onderzoeksmethoden heeft ernaar geleid dat sommige schrijvers<br />

beweren dat multi-strategy research niet mogelijk is. Een etnograaf kan met<br />

enquêtes gegevens verzamelen over iets van het sociale leven dat onderworpen is<br />

aan participerende observatie. Maar dit vertegenwoordigt niet een integratie van<br />

kwantitatief en kwalitatief onderzoek, omdat de kennisleerposities waarin de twee<br />

methodes zich bevinden, onverzoenlijke meningen vormen over hoe de sociale<br />

realiteit bestudeert zou moeten worden.<br />

Smith en Heshusius bekritiseren de integratie van onderzoekstrategies, omdat het de<br />

veronderstellingen die ten grondslag liggen aan onderzoekmethodes negeert en het<br />

verandert kwalitatieve onderzoek in een procedurele variatie van kwantitatief<br />

onderzoek.<br />

Het meest moeilijke met het argument dat schrijvers als Smith prestenteren is het<br />

idee dat onderzoekmethodes vaste kennisleer en zijnsleer implicaties met zich<br />

meebrengen die erg moeilijk zijn te ondersteunen.<br />

Het paradigma/model argument<br />

Het vat kwantitatief en kwalitatief onderzoek op als paradigma’s, waarin kennisleer<br />

veronderstellingen, waardes en methodes onvermijdbaar ineen worden gestrengeld,<br />

en onverenigbaar zijn tussen paradigma’s. Als onderzoekers participerende<br />

observatie met enquêtes combineren, combineren ze niet echt kwantitatief en<br />

kwalitatief onderzoek, omdat de paradigma’s onvergelijkbaar zijn en dus<br />

onverenigbaar: de integratie is alleen een oppervlakkig level en met daarin één enkel<br />

paradigma.<br />

Het probleem met het paradigma-argument is dat het rust, (net als met de<br />

vastegezette- methoden argument) op geschillen over de onderlinge verbondenheid<br />

van methode en kennisleer in het bijzonder, dat niet (in geval van social research)<br />

gedemonstreerd kan worden.<br />

Terwijl Kuhn beweert dat paradigma’s onvergelijkbaar zijn, is het in geen geval<br />

duidelijk dat kwantitatief en kwalitatief onderzoek in feite paradigma’s zijn. Er zijn<br />

gebieden van overlapping en uniformiteit tussen.<br />

Twee versies van het debat over de aard van kwantitatief en kwalitatief<br />

onderzoek<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

72


• Een epistemologische(=kennisleer) versie, net als in de vastgezette-methoden<br />

argument en het paradigma/model-argument. Het ziet kwantitatief en kwalitatief<br />

onderzoek als geworteld in onverenigbare epistemologische principes. Volgens<br />

deze versie over hun aard, is multi-strategy onderzoek niet mogelijk.<br />

• Een technische versie, een positie die door de meeste onderzoekers wordt<br />

genomen, geeft grotere bekendheid aan de sterkte van de data-verzameling en<br />

data-analyse technieken met wie kwantitatief en kwalitatief onderzoek beide zijn<br />

geassocieerd en zien deze als geschikt om samengevoegd te worden. Er is een<br />

erkenning dat kwantitatief en kwalitatief onderzoek elk zijn verbonden met<br />

duidelijke epistemologische en ontologische veronderstellingen. Maar de<br />

verbindingen worden niet vast en onvermijdelijk gezien. Onderzoeksmethodes<br />

worden waargenomen als autonoom (dus niet als in de epistemologische versie).<br />

De technische versie over de aard van kwantitatief en kwalitatief onderzoek laat<br />

hoofdzakelijk zien dat de twee onderzoekstrategies verenigbaar zijn. Met als<br />

resultaat dat multi-strategy research uitvoerbaar en wenselijk wordt.<br />

Benaderingen van multi-strategy research<br />

Het idee van triangulering impliceert dat het resultaat van een onderzoek een<br />

methode tewerkstelt geassocieerd met één onderzoeksstrategie, dat kruislings wordt<br />

gecontroleerd tegen de resultaten van het gebruiken van een methode geassocieerd<br />

met de andere onderzoeksstrategie.<br />

Hammersley’s classificatie van benaderingen van multi-strategy research:<br />

• Triangulering; dit wijst naar het gebruik van kwanitatief onderzoek om kwalitatief<br />

bevindingen te bevestigen of vice versa.<br />

• Vergemakkelijken; deze benadering komt naar boven wanneer één<br />

onderzoekstrategie tewerk is gesteld, om onderzoek te helpen de andere<br />

onderzoekstrategie te gebruiken.<br />

• Complementariteit; deze benadering komt voor wanneer de twee<br />

onderzoekstrategies tewerk zijn gesteld zodat verschillende aspecten van een<br />

onderzoek in elkaar kunnen sluiten.<br />

Morgan’s classificatie van benaderingen van multi-strategy research<br />

Morgan heeft vier benaderingen van multi-strategy reseach. Zijn classificatie is<br />

gebaseerd op twee criteria:<br />

• Het prioritair besluit: In hoe verre is een kwalitatieve of kwantitatieve methode het<br />

belangrijkste data-verzamelende hulpmiddel?<br />

• Het opeenvolgende besluit: Gaat de kwalitatieve methode vooraf aan de<br />

kwantitatieve methode of vice versa?<br />

(zie het figuur in box 22.3 op blz. 455)<br />

Kwalitatief onderzoek vergemakkelijkt kwantitatief onderzoek<br />

Er zijn verschillende manieren waarin kwalitatieve onderzoek gebruikt kan worden<br />

om kwantitatieve onderzoek te begeleiden:<br />

• Het verstrekken van hypothesen; door zijn tendens tegenover een<br />

ongestructureerd, open-einde benadering van data-verzameling, is kwalitatieve<br />

onderzoek vaak heel nuttig als een bron van hypotheses of ingevingen dat later<br />

getest zou kunnen worden bij het gebruiken van een kwantitatieve<br />

onderzoekstrategie.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

73


• Helpende meting; de diepgaande kennis van sociale contexten verworven door<br />

kwalitatief onderzoek, kan gebruikt worden om het ontwerp van<br />

onderzoeksvragen voor gestructureerde interviewen en zelf-voltooiende enquêtes<br />

te informeren.<br />

Kwantitatief onderzoek vergemakkelijkt kwalitatief onderzoek<br />

Een van de hoofd manieren waarin kwantitatieve onderzoek de basis voor<br />

kwalitatieve onderzoek kan voorbereiden is, door de selectie van mensen die worden<br />

geïnterviewd. Dit kan voorkomen op verschillende manieren.<br />

Het invullen van de gaten<br />

Deze benadering van multi-strategy research komt voor wanneer de onderzoeker<br />

niet alleen kan vertrouwen op een kwantitatieve of niet op een kwalitatieve methode,<br />

en moet zijn of haar bevindingen steunen met een methode die getekend is uit de<br />

andere onderzoekstrategie. Zijn meest typische vorm is wanneer etnografers een<br />

gestructureerde interview te werk stellen of misschien een zelf-voltooiende enquête,<br />

omdat niet alles wat zij moeten weten toegankelijk is via participerende observatie.<br />

Dit soort behoefte kan zich met verschillende redenen voordoen, zoals de behoefte<br />

aan informatie dat niet toegankelijk is voor observatie of voor kwalitatieve interviews,<br />

of de moeilijkheid van het toegang krijgen tot bepaalde groepen mensen.<br />

Statistische en processuele eigenschappen<br />

Kwantitatief onderzoek brengt meer een statistisch beeld van het sociale leven naar<br />

buiten, terwijl kwalitatief onderzoek meer processueel is. De term ‘statistisch’ kan<br />

makkelijk in een negatief daglicht komen. In feite is het heel waardevol op veel<br />

gelegenheden om regelmatigheid aan het licht te brengen dat een processuele<br />

analyse toestaat om te werk te gaan. Een multi-strategy research biedt het<br />

vooruitzicht aan in staat te zijn om beide elementen te combineren.<br />

Onderzoekers’ en deelnemers’ perspectieven<br />

Soms willen onderzoekers twee soorten data verzamelen: kwalitatieve data dat hun<br />

toestaat om toegang te krijgen tot de perspectieven van de mensen die ze<br />

bestuderen; en kwantitatieve data dat hun toestaat om specifieke zaken te<br />

onderzoeken waar ze in geinteresseerd zijn. Als dit voorkomt, zoeken ze naar een<br />

gebied dat ze op beide manieren kunnen onderzoeken, zodat ze beide een<br />

ongestructureerde benadering van dataverzameling kunnen goedkeuren, waarin<br />

deelnemers’ meningen de hoofd aandacht krijgen en ze onderzoeken een specifieke<br />

reeks van kwesties door de meer gestructureerde benadering van kwantitatief<br />

onderzoek.<br />

Het probleem van algemeenheid<br />

Een probleem waar vaak naar wordt verwezen door critici van kwalitatief onderzoek,<br />

is dat de tendens voor bevindingen vaak frustrerend is, aangezien wij weinig<br />

betekenis van het relatieve belang van de geïdentificeerde thema’s kunnen krijgen.<br />

Het kwalitatieve onderzoek kan de interpretatie van het verband tussen<br />

variabelen vergemakkelijken<br />

Een van de problemen waar kwantitatieve onderzoekers vaak geconfronteerd mee<br />

worden is hoe ze de relatie tussen variabelen moeten verklaren. Een strategie is, om<br />

te zoeken naar een tussenliggende variabele die beïnvloed is door de onafhankelijke<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

74


variabele, maar die op zijn beurt weer een effect heeft op de afhankelijke variabele.<br />

Een alternatieve benadering kan zijn om een kwalitatieve studie te doen. De relatie<br />

tussen variabelen wordt afgeleid van kwantitatief onderzoek door een verwant<br />

kwalitatief onderzoek.<br />

Verschillende aspecten van een fenomeen bestuderen<br />

Deze categorie van multi-strategy research neemt twee verschillende vormen aan;<br />

de relatie tussen ‘macro’ en ‘micro’ levels en ‘stadia in het onderzoek process’.<br />

Het macro level vestigt de aandacht op de tendens om te denken dat kwantitatief<br />

onderzoek het meest geschikt is voor onderzoek van het macro fenomeen en de<br />

kwalitatief onderzoek is het meest geschikt voor de micro fenomeen.<br />

De categorie ‘stadia in het onderzoek process’ vestigt de aandacht op de<br />

mogelijkheid dat kwantitatief en kwalitatief onderzoek geschikt kunnen zijn voor<br />

verschillende fases in een studie.<br />

Solving a puzzle<br />

De uitkomsten van onderzoek zijn niet altijd makkelijk te voorzien. Sommigen zeggen<br />

dat sociale wetenschappers vinden wat ze willen vinden of dat ze dat wat logisch<br />

drukken ze alleen uit. De capaciteit van het verstrekken van dat wat logisch is moet<br />

niet onderschat worden. Als dit voorkomt kan het aanwenden van een<br />

onderzoekmethode, verbonden aan de niet aanvankelijk gebruikte<br />

onderzoekstrategie, nuttig zijn. Een context waarin dit misschien voorkomt, is<br />

wanneer kwalitatieve onderzoek is gebruikt als een reddingsoperatie, als een reeks<br />

resultaten voorzien van een kwantitatieve onderzoek faalt om te materialiseren.<br />

Net als ongeplande triangulatie, is deze categorie van multi-strategy research min of<br />

meer onmogelijk.<br />

Reflections on multi-strategy research<br />

Het is belangrijk om te realiseren dat multi-strategy research niet intrinsiek superoir is<br />

tegenover mono-method of mono-strategy research. Het is verleidelijk om te denken<br />

dat multi-strategy research meer of minder onvermijdelijk superior is tegenover<br />

onderzoek dat zich aan één enkele methode vasthoudt, waarin ‘meer gevarieerde<br />

bevindingen’ onvermijdelijk goed is.<br />

Deze punten goed onthouden:<br />

• Multi-strategy research, net als mono-method research, moet bekwaam<br />

ontworpen en geleid zijn. Het slecht geleide onderzoek zal verdachte bevindingen<br />

opbrengen, maakt niet uit hoeveel methodes aangewend zijn.<br />

• Net als mono-method of mono-stategy research, moet multi-strategy research<br />

aangewezen worden voor de onderzoeksvragen of onderzoeksgebied met welke<br />

je betrokken bent. Er is geen punt om meer data te verzamelen omdat ‘meer<br />

beter is’. Multi-strategy research moet in elkaar sluiten met onderzoeksvragen,<br />

net als alle andere onderzoeksmethoden moeten doen. Het is toch aanzienlijk om<br />

meer tijd en financiële bronnen te verbruiken, dan onderzoek doen met als basis<br />

maar één methode.<br />

• Elke onderzoeksproject heeft beperkte middelen. Te werkgestelde multi-strategy<br />

research kan de onderzoeksinspanning verdunnen op elk gebied, als bronnen<br />

verspreid moeten worden.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

75


• Alle onderzoekers hebben de vaardigheden en training om kwantitatief en<br />

kwalitatief onderzoek te doen, zodat hun ´getrainde onvermogen´ als een barrière<br />

handelt voor integratie.<br />

M.a.w.: Multi-strategy research moet niet gezien worden als een benadering dat<br />

universeel toepasselijk is of als een panacee. Het verstrekt een beter begrijpen van<br />

een fenomeen, dan als er alleen één methode werd gebruikt. Het verbetert ook vaak<br />

ons vertrouwen in onze vindingen of die van anderen, bijvoorbeeld bij triangulatie<br />

oefening. Het kan zelfs onze veranderingen verbeteren, van toegang naar settings<br />

waar we anders misschien van uitgesloten zouden worden.<br />

Maar het hoofdpunt is dat multi-strategy research onderwerp is, van gelijkwaardige<br />

beperkingen en overwegingen als onderzoek basis met één methode of<br />

onderzoekstrategie.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

76


Hoofdstuk 24<br />

Retorische strategie:Een strategie van het noteren van de onderzoeksgegevens op<br />

een overtuigende manier. De lezer moet overtuigd worden van de geloofwaardigheid<br />

van het onderzoek.<br />

Het opschrijven van een onderzoek is even belangrijk als het onderzoek zelf. De<br />

basisstructuur en de retorische strategieën in de meeste kwalitatieve en<br />

kwantitatieve onderzoeksartikels zijn overeenkomstig.<br />

Waar moet men op letten bij het opschrijven van het onderzoek:<br />

- Opening is erg belangrijk, direct aandacht trekken van de lezer<br />

- Duidelijkheid van onderwerp<br />

- Duidelijkheid in onderzoeksvragen<br />

- Duidelijke samenvatting van het onderzoek/ data<br />

- Uitkomst moet overeenkomen met onderzoeksvragen<br />

Postmodernisme: De verschillende manieren hoe men de sociale realiteit kan<br />

onderbouwen. Gericht op de onderzoeker, hoe hij via zijn sociale realiteit de<br />

onderzoeksresultaten interpreteert.<br />

Reflexiviteit: Legt de nadruk op de culturele, politieke en sociale context van de<br />

onderzoeker.<br />

Etnografisch onderzoek: Je duikt in een bepaalde cultuur, groep of subcultuur en<br />

met meerdere technieken probeert men onderzoek te doen.<br />

Realisme: Vorm van schrijven in de etnografie, van een onderzoek dat een externe<br />

en objectieve realiteit weergeeft.<br />

Knelpunten in het realisme:<br />

- Een rapport uit de etnografie kan subjectief zijn , dit omdat de<br />

onderzoeker in een andere leefomgeving is, vaak geïsoleerd, er is ander<br />

voedsel etc.<br />

- De onderzoeker onderzoekt vaak patronen in het gedrag van mensen.<br />

Hierdoor wordt er vaak incidenteel gedrag van individuen naar voren<br />

gebracht, terwijl de nadruk op het geheel ligt.<br />

- Te grote betrokkenheid bij de mensen kan resulteren in subjectiviteit.<br />

- Omdat er maar een onderzoeker is, krijgen we maar een kijk op een<br />

cultuur.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

77


Hoofdstuk 25: Ethics en politics in social research<br />

In dit hoofdstuk draait het om de ethiek binnen het uitvoeren van onderzoek.<br />

Ethische, ofwel morele kwesties kunnen niet genegeerd worden aangezien deze een<br />

directe link hebben met de integriteit van het uitgevoerde onderzoek waarop zij<br />

betrekking hebben.<br />

Introductie:<br />

“Ethics in social research”: discussie over welke waarden in het onderzoeksproces<br />

van belang zijn zoals bijv:<br />

1. Hoe moeten we mensen die we onderzoeken behandelen?<br />

2. Zijn er activiteiten waarin we als onderzoeken wel of juist niet met de<br />

onderzochte moeten “verbinden”.<br />

Codes of ethics kunnen hierbij een richtlijn geven. Maar deze geschreven codes zijn<br />

vaak frustrerend om 4 redenen<br />

1. Schrijvers van deze codes hebben vaak redelijk verschillende opvattingen<br />

over ethische kwesties en wat ethisch verantwoord is en wat niet.<br />

2. Er is niet echt progressie binnen het debat over deze ethische kwesties.<br />

Dezelfde punten die in 1960 aan de orde waren zijn dat nu nog steeds. Er zit<br />

dus weinig schot in.<br />

3. The discussie over ethische kwesties heeft vaak betrekking op de uitvoering<br />

van extreme gevallen binnen het sociale onderzoek. Zoals bijv. box 25.1<br />

waarin een onderzoeker zich mengt binnen een groep homo’s die op het<br />

openbaar toilet graag seks hebben. Het probleem is dus dat de discussies<br />

over de extreme gevallen gaat terwijl het een meer generale aard zou moeten<br />

hebben.<br />

4. Vaak gaat de discussie over ethische kwesties maar over een aantal soorten<br />

van onderzoek zoals bijv. observatie waarbij de geobserveerde niet weet dat<br />

je hem/haar observeert (disguised observation) en het gebruik van misleiding<br />

van de onderzochte. Hierbij zou ook meet moeten gekeken worden naar<br />

andere vormen van studies en hun ethische vormen.<br />

Ethische principes:<br />

Discussies over ethische principes draaien meestal om de volgende onderwerpen:<br />

1. Harm to participants<br />

2. Lack of informed consent<br />

3. Invasion of privacy<br />

4. Is deception involved?<br />

1. Harm to particpants (nadelige, schadelijke gevolgen voor participanten)<br />

Meeste mensen vinden dit onacceptabel. Meerdere manieren van schadelijke<br />

gevolgen voor participanten:<br />

- Fysiek schade<br />

- Schade in ontwikkeling van participant<br />

- Schade in zelfvertrouwen<br />

- Stress<br />

- Bepaalde acties uitlokken die schade kunnen toebrengen<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

78


In verschillende codes wordt duidelijk aangegeven dan de onderzoeker zo goed<br />

mogelijk rekening moeten houden met de schadelijke gevolgen van de onderzochte.<br />

De onderzoeker moet hen tegen deze schade beschermen. Hierbij is het geheim<br />

houden van de verzamelde data heel belangrijk. Dit houdt ook in dat bij publicatie<br />

van een onderzoek niet duidelijk mag worden wie de onderzochte individu’s zijn. In<br />

kwalitatief onderzoek is dit gemakkelijk, er word namelijk op grote schaal onderzoek<br />

gedaan. Bij kwalitatief onderzoek is het moeilijker. Wanneer een individu een grote<br />

rol krijgt binnen het onderzoek is het moeilijk om de gepubliceerde data goed weet te<br />

geven zonder dat de anonimiteit van het onderwerp verloren gaat.<br />

Men moet de data geheim houden, maar ook dit kan weer zorgen voor problemen.<br />

Voorbeeld in boek: vrouw doet onderzoek naar geweld van politie op gevangenen.<br />

Als het geweld echter te erg is zal de onderzoeker dit misschien gaan melden<br />

(klokken luiden) dan zal er echter niet meer een natuurgetrouwe uitkomst van het<br />

onderzoek zijn want de onderzoeker wordt door de onderzochten niet meer<br />

vertrouwd.<br />

Een ander probleem is dat het niet mogelijk is om in alle gevallen te identificeren of<br />

de schade ook daadwerkelijk door het onderzoek komt<br />

2. Lack of informed consent (gebrek aan toestemming van geobserveerde<br />

doelgroep)<br />

Een onderwerp waar hevig over wordt gedebatteerd. Hierbij gaat de discussie dan<br />

voornamelijk over “disguises/covert observation” (dus waarbij de geobserveerde<br />

doelgroep niet weet dat men geobserveerd wordt). Het grootste nadeel is dat het<br />

object van studie zou moeten kunnen kiezen of hij/zij wenst mee te werken aan een<br />

onderzoek. Wanneer men niet weet dat men wordt onderzocht kan de onderzochte<br />

deze keuze echter niet maken. Ook staat in ethical guidelines van het SRA dat de<br />

participerende mensen in een onderzoek volledig op de hoogte zouden moeten<br />

worden gehouden van het onderzoeksproces. Dit levert ook een probleem op bij<br />

disguised observation.<br />

Problemen bij informed consent:<br />

- Heel moeilijk om participanten van alle informatie omtrent het onderzoek te<br />

voorzien zonder dat dat invloed heeft op het onderzoek.<br />

- Wanneer er etnografisch onderzoek wordt gedaan is het vrijwel onmogelijk<br />

om alle participanten op de hoogte te stellen van het onderzoek. Dit zou zo’n<br />

invloed hebben op het dagelijks leven dat de onderzoeker lijdt binnen de<br />

groep dat de hele onderzoek setting wordt veranderd en er waarschijnlijk<br />

geen valide onderzoek wordt gedaan.<br />

3. Invasion of privacy (spreekt voor zich)<br />

Hoever kan je iemand privacy schenden? Het wordt grotendeels niet geaccepteerd<br />

dat je als onderzoeken in privé-zaken gaat snuffelen en is dus erg gerelateerd met<br />

“informed consent”. Het kan echter wel zo zijn dat iemand wel mee doet aan een<br />

onderzoek en daar dus over is geïnformeerd (informed consent) maar sommige<br />

vragen vanuit de privé sfeer niet zal willen antwoorden (invasion of privacy)<br />

4. Deception? (Is er sprake van misleiding van de onderzochte doelgroep?)<br />

Onderzoekers presenteren hun onderzoek aan participanten als iets anders dan<br />

waar het eigenlijk in het onderzoek om draait. Ze worden misleid. Het wordt redelijk<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

79


vaak gebruikt om sociaal onderzoek om mensen op een natuurlijke wijze te laten<br />

reageren.<br />

Het ethische probleem over misleiding is dat:<br />

- Het is niet een aardig iets om te doen (staat letterlijk zo in boek). En zal ook<br />

leiden tot minder waardering voor onderzoekers.<br />

- Toch is het een veel voorkomend middel in sociaal onderzoek.en het moeilijk<br />

is om de grens van wat wel en wat niet kan vast te stellen.<br />

De problemen van ethische beslissingen.<br />

Waar trek je de lijn van wat wel en wat niet ethisch verantwoord is? De moeilijkheid<br />

ligt in:<br />

- Wat voor onderzoek het is en welke rol de onderzoeker daar in heeft. Bij een<br />

etnografisch onderzoek moet men hele andere beslissingen ten opzichte van<br />

ethiek maken dan bij een grootschalig kwalitatief onderzoek.<br />

- Is deceptie in sommige studies wel geoorloofd en op welke schaal zou dat<br />

dan het geval moeten zijn?<br />

- Ook het internet brengt een nieuwe moeilijkheid met zich mee. Het is<br />

makkelijk om als onbekende onderzoeker veel data van het internet te halen<br />

in de vorm van bijv. discussiegroepen etc. Ook is hierbij de vraag of deze<br />

data wel betrouwbaar is.<br />

Politiek in sociaal onderzoek<br />

Politiek heeft invloed op sociaal onderzoek:<br />

- Door politiek komt een onderzoeker wel is in de positie waarin men een<br />

kant moet kiezen. Zo zal een feministisch vooral gefocused zijn op bijv.<br />

nadelige gevolgen voor vrouwen in gezinssituaties.<br />

- Overheid of instellingen financieren vaak sociaal onderzoek. Deze<br />

hebben vaak belang bij de uitkomst van het onderzoek. Men zal als<br />

geldschieter dus vaak voor bepaalde studies kiezen die belangrijk voor<br />

de betreffende geldschieter zijn. Men moet als onderzoeker dus<br />

rekening houden met deze randvoorwaarde.<br />

- Toegang krijgen tot bepaalde onderzoeksgroepen is vaak ook politiek<br />

beïnvloed.<br />

- Wanneer men dan eenmaal wel bij de onderzoeksgroep is opgenomen<br />

moet men ook weer steeds rekening houden wat er wel en niet<br />

geoorloofd is.<br />

- Ook wanneer onderzoekers in teams werken, moeten politiek bedreven<br />

worden om gezamenlijk tot een standpunt te komen waarin elke<br />

onderzoeker zich kan vinden<br />

- Het kan zo zijn dat in de politieke arena er druk wordt gezet om de het<br />

onderzoek niet te publiceren.<br />

- Tot slot kan er nog op verschillende manieren gebruik worden gemaakt<br />

van het onderzoek.<br />

Bron: <strong>Social</strong> <strong>Research</strong> <strong>Methods</strong> - Alan Bryman<br />

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!<br />

80

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!