Praktijkvademecum - KHLim

Praktijkvademecum
Bachelor leraar lager onderwijs
2013-2014

Beste lezer,
Met dit vademecum proberen we u een beeld te geven van onze opleiding BaLO, en meer
bepaald over de praktijk binnen de opleiding. Inzake die praktijk bent u onze gewaardeerde
partner. Samen met u kunnen we onze studenten een degelijke voorbereiding geven op het
beroep van leraar lager onderwijs.
Een aantal factoren heeft ervoor gezorgd dat de opleiding de laatste jaren heel wat
wijzigingen heeft doorgevoerd. De flexibilisering is hier één voorbeeld van. We proberen
u door middel van deze brochure een algemeen beeld te geven: we lichten de praktijklijn
doorheen de opleiding toe en we geven u de algemene principes die we inzake praktijk
hanteren. Als een student zich bij u aandient voor een stageplaats, dan zou deze brochure u
moeten helpen om zicht te krijgen op de vraag van deze student.
Naast dit algemeen vademecum hebben we voor elke praktijkperiode een specifiek
vademecum ontwikkeld. Hierin vindt u concrete informatie over stagedata, stageopdrachten
vanuit de opleiding, de kijkwijzer en de checklist. De informatie zoals opgenomen
in de vademecums per praktijkperiode is eveneens beschikbaar via de KHLim-site:
www.khlim.be > Werkveld > Lerarenopleiding: stages > Praktijk Lager Onderwijs - BaLO.
Met dit vademecum beogen we een goede communicatie tussen de drie betrokken partijen:
student, stageschool en opleiding. Naast deze schriftelijke informatie blijven we onze
persoonlijke contacten met u als medebegeleider van de student natuurlijk erg waarderen.
De docenten KHLim-BaLO
Hasselt, mei 2013
3

4
1. De keuzes van KHLim-BaLO
Vanaf 2004-2005 werkt de opleiding KHLim-BaLO met een nieuw opleidingsprogramma. Bij het
vormgeven van dat programma waren de pijlers competentiegericht werken, geïntegreerd werken
en meer praktijkgericht werken. Studenten moeten door de opleiding in staat gesteld worden
om taken uit het praktijkveld met succes aan te pakken en uit te voeren. Daartoe moeten ze
competenties verworven hebben. Wij beschouwen als competentie het geïntegreerde geheel van
kennis, vaardigheden en attituden. Door realistische praktijksituaties als uitgangspunt te nemen
om competenties te verwerven, is geïntegreerd en praktijkgericht werken een logisch gevolg.
In 2010-2011 werd gewerkt aan het formuleren van een departementale visie op leraarschap.
Hiervoor gingen de opleidingen BaKO, BaLO en BaSO samen aan tafel zitten. Deze
departementale visie geeft aan wat gemeenschappelijk en van waarde is voor elke leraar die de
KHLim aflevert: de kleuteronderwijzer, de onderwijzer en de leraar secundair onderwijs. Centraal
staat de gedachte dat leraars meesters zijn. Ze erkennen de complexiteit van hun opdracht in
deze tijd. Ze zijn geen uitvoerders, maar zijn in staat om weloverwogen beslissingen te nemen
om leren op gang te brengen. Daarnaast zijn ze steeds onderzoekend bezig om hun eigen
deskundigheid, opvattingen en waarden in dialoog met anderen te bevragen en te verdiepen.
Dit meesterschap veronderstelt authenticiteit, fundamenteel leren, inhoudelijke expertise en
engagement.
Vanaf september 2011 startten we met een nieuwe invulling van praktijk instroomfase in
BaLO. De daarop volgende praktijkperiode, m.n. praktijk I, kreeg eveneens een andere
invulling. De keuzes die gemaakt werden bij het vernieuwde praktijkconcept en de bijhorende
concretiseringen werden mede bepaald door de departementale visie op leraarschap. Voor
praktijk instroomfase ligt de klemtoon op het ‘ik’ van de student als toekomstige leraar. We
verwachten in deze fase dat de student gericht is op kinderen, op anderen en op eigen leren,
en dit alles binnen de context van het onderwijs. Deze competenties blijven het fundament voor
alle praktijkperiodes uit het vervolg van de opleiding. Vanaf praktijk I, het eerste stukje van de
hoofdfase, verschuift de klemtoon naar de voortdurende en professionele groei als toekomstige
leraar. We beogen bij alle studenten de ontwikkeling van een eigen identiteit als leraar.
Momenteel wordt er op het niveau van het departement voorbereidend werk gedaan in functie
van een nieuw curriculum.
2. KHLim-BaLO: een opleiding met drie fasen
De opleiding BaLO bestaat uit drie fasen die de student achtereenvolgens doorloopt.
• De instroomfase (1 semester): de student gaat na of hij past in de opleiding en of hij
geschikt is voor het beroep. De klemtoon ligt op het IK van de student;
• De hoofdfase (4 semesters): de student leert het beroep, hij wordt meester of juffrouw. De
klemtoon ligt op LESGEVEN AAN KINDEREN.
• De uitgroeifase (1 semester): de student maakt kennis met alle andere aspecten die te
maken hebben met het beroep van leerkracht zijn. De klemtoon ligt op HET WERKEN IN
EEN SCHOOL.
Instroomfase Hoofdfase Uitgroeifase
IK GEEF LES AAN KINDEREN
IN EEN
SCHOOL
Semester 1 Semester 2 Semester 3 Semester 4 Semester 5 Semester 6

3. Samenhang tussen de praktijkcomponent
en de theoretische component in de opleiding
3.1. Vier soorten opleidingsonderdelen
In de opleiding maken we een onderscheid tussen 4 soorten opleidingsonderdelen: basiskennis,
basisvaardigheden, modules en praktijk.
Basiskennis is hetgeen de leerkracht moet kennen als hij voor de klas staat. We maken een
onderscheid tussen basiskennis leerling en basiskennis leerkracht. We verwachten dus dat de
student de leerstof van de lagere school goed beheerst en dat hij als leerkracht over de nodige
achtergrondkennis beschikt om met de inhouden van de lagere school op een verantwoorde
wijze te kunnen omgaan.
Basisvaardigheden zijn specifieke vaardigheden waarover de leerkracht moet beschikken als
hij voor de klas staat (ICT-vaardigheden, communicatieve vaardigheden, schrift, muziek….).
Modules zijn inhoudelijke gehelen waarvoor in de opleiding een welbepaalde periode wordt
uitgetrokken. Deze modules weerspiegelen een bepaalde realiteit uit de praktijk. Er wordt
vanuit verschillende vakken op een geïntegreerde manier gewerkt waardoor de student de
competenties kan verwerven die deel uitmaken van dat inhoudelijk geheel. Om aan te geven
dat de verschillende competenties samen een inhoudelijk geheel vormen, wordt de module
benoemd door een themazin.
Onder praktijk verstaan we het geheel van alle activiteiten in het praktijkveld en van de
activiteiten in de opleiding die rechtstreeks verband houden met deze praktijk. In het praktijkveld
doet de student stage. Dit zijn observatie- en participatieactiviteiten, oefenactiviteiten en de
eigenlijke stageweken. In de opleiding komen didactisch atelier en leergroep aan bod. Tijdens
de didactische ateliers worden oefeningen en begeleiding geboden bij het voorbereiden op de
concrete klaspraktijk. In de leergroep reflecteert de student op allerlei onderwerpen die vanuit de
opleiding op hem afkomen, dus ook over de praktijk.
3.2. Relatief aandeel van de 4 soorten van opleidingsonderdelen
doorheen de opleiding
Instroomfase Hoofdfase Uitgroeifase
IK GEEF LES AAN KINDEREN
Pr instroom
Mod A
Praktijk I Praktijk II
Mod 1 en 2
Mod 3 en 4
Praktijk III en IV
Basisk en basisv Mod 5 en 6
Praktijk V en VI
Basisk en basisv Mod 7 en 8
Basisk en basisv
Basisk en basisv
IN EEN
SCHOOL
Pr uitgroei
Mod Z
5

6
Door dit overzicht wordt duidelijk dat de opleiding ervoor kiest om de student vanaf de start
van de opleiding in contact te laten komen met de praktijk. Het aandeel van de praktijk neemt
geleidelijk aan toe. De uitgroeifase bestaat zelfs hoofdzakelijk uit praktijk.
Aanvankelijk wordt nog veel tijd besteed aan basiskennis en basisvaardigheden zodat de
student voldoende sterk naar de praktijk kan gaan.
De tijd die besteed wordt aan het verwerven van competenties ter voorbereiding van de praktijk
neemt toe naarmate de praktijkverwachtingen complexer worden.
3.3. Modules en praktijk: inhoudelijke samenhang
In de modules worden competenties nagestreefd die de student daarna kan inzetten in
de bijhorende en volgende praktijkperiodes. De student moet dus steeds eerst de module
doorlopen voordat hij kan deelnemen aan de praktijkperiode die aan de module gekoppeld is.
Hieronder vindt u een overzicht van de modules met bijhorende praktijkperiode.
Instroomfase Hoofdfase Uitgroeifase
Praktijk
instroomfase
IK GEEF LES AAN KINDEREN
Verkennen van
een school
door actieve
participatie
Module A
Ik maak kennis
met het kind en
de leerkracht
van de lagere
school
Praktijk I
Lessen geven
in tweede,
derde of vierde
leerjaar
Module 1
Voor het eerst
voor de klas
Module 2
Een week voor
de klas
Praktijk II
Doelgericht en
geïntegreerd
werken met
kinderen in de
tweede graad
Module 3
Doelgericht en
geïntegreerd
werken
Module 4
Kinderen leren
Praktijk III
Leerproces
van kinderen
als richtsnoer
nemen bij
lesgeven in de
derde graad
Praktijk IV
Ruime leer- en
ervaringskansen
buiten de
schoolmuren
zien en bieden
Module 5
Ik geef les in de
derde graad
Module 6
Het kind en de
grote wereld
Praktijk V
Zorgbreed
werken bij de
overgang van
kleuter- naar
lager onderwijs
Praktijk VI
Ontwikkeling
van kinderen
met zorgen stimuleren
vanuit
een grondige
beginsituatieanalyse
Module 7
Zorgbreed
werken in het
eerste leerjaar
Module 8
Brede zorg
in de lagere
school
IN EEN
SCHOOL
Praktijk uitgroeistage
Startbekwaamheid
tonen door
zich zo breed
mogelijk in te
schakelen in de
school
Module Z
Een eigen visie
op hedendaags
onderwijs

4. Praktijkperiodes in de drie opleidingsfasen
In hetgeen volgt vindt u een korte beschrijving per praktijkperiode. We geven steeds het doel
aan en de tijd die de student in de lagere school aanwezig is. De belangrijkste stageopdrachten
worden reeds vermeld omdat de student deze opdrachten moet kunnen realiseren tijdens zijn
stage. Het volledige overzicht met stageopdrachten wordt opgenomen in het speficiek deel.
4.1. Praktijk in de instroomfase: ‘IK’
Praktijk instroomfase (tijdens semester 1): verkennen van een school door actieve participatie
Elke student krijgt aan het begin van de opleiding een stageschool toegewezen. In de
planning wordt tijd voorzien voor een eerste contact met de stageschool vóór de eigenlijke
praktijkperiode.
Doel van de ‘praktijk instroomfase’ is dat de student de school als leef- en leergemeenschap
leert kennen en daarin leert functioneren. Van daaruit moet de student tot het bevragen van zijn
beroepskeuze komen en mogelijkheden ontdekken om zijn eigen leerproces aan te sturen.
Concreet betekent dit dat de student gedurende semester 1 van de opleiding vijf participatiedagen
doet. Voor de gedetailleerde informatie: zie specifiek deel.
4.2. Praktijk in de hoofdfase: ‘LESGEVEN AAN KINDEREN’
Praktijk I (tijdens semester 2): lessen geven in het tweede leerjaar of de tweede graad
De student krijgt voor praktijk I een praktijkklas toegewezen. Hij wordt voor deze praktijkperiode
gekoppeld aan een medestudent. Beide studenten verdelen de stageopdrachten in onderling
overleg en volgens de afspraken die vanuit de opleiding hieromtrent gemaakt worden. Een
graadklas komt in aanmerking voor deze praktijkperiode.
Doel van praktijk I is dat de student gangbare lessen in het tweede, derde of vierde leerjaar kan
geven.
Concreet betekent dit dat twee studenten samen gedurende semester 2 van de opleiding drie
oefendagen en één stageweek verzorgen. Voor de gedetailleerde informatie: zie specifiek deel.
Praktijk II (tijdens semester 3): doelgericht en geïntegreerd werken
De student zoekt zelf een praktijkklas voor praktijk II. Dit is een klas van de tweede graad.
Doel van praktijk II is dat de student bewust rekening houdt met de beginsituatie van zijn eigen
praktijkklas en verschillende leerinhouden op elkaar afstemt. Hiertoe werkt de student een WOthema
en een geïntegreerd muzisch project rond een kinderboek uit.
Concreet betekent dit dat de student gedurende semester 3 van de opleiding twee
observatiedagen, drie oefenactiviteiten en één stageweek doet. Voor de observatiedagen en
oefenactiviteiten 1 en 2 worden twee studenten aan elkaar gekoppeld. We opteren ervoor om
studenten te laten kennismaken met twee verschillende scholen. De studenten gaan samen
observeren in beide scholen. De ene week gaat de oefenactiviteit door in de stageschool van
student 1, de andere week in de stageschool van student 2.
Dit betekent voor de stageschool dat er slechts om de 14 dagen studenten aanwezig zullen zijn.
Iedere student geeft op elke oefendag twee lessen, observeert twee lessen gegeven door de
medestudent en observeert de overige lessen gegeven door de klasmentor.
Voor de gedetailleerde informatie: zie specifiek deel.
7

8
Praktijk III (tijdens semester 4): het leerproces van kinderen als richtsnoer nemen bij het
lesgeven
De student zoekt zelf een praktijkklas voor praktijk III. Dit is een klas van de derde graad.
Doel van praktijk III is dat de student het leerproces van de kinderen als uitgangspunt neemt
bij het lesgeven. Dit houdt meteen in dat een eerste aanzet genomen wordt tot differentiatie
(op vlak van tempo en interesse) en het geven van mogelijkheden tot zelfstandig leren. Voor
de stage krijgt de student de opdracht om hoekenwerk of contractwerk te realiseren. Andere
stageopdrachten worden vermeld in het specifiek deel.
Concreet betekent dit dat de student gedurende semester 4 van de opleiding twee
observatiedagen, drie oefenactiviteiten en één stageweek doet. Voor praktijk III wordt de
student gekoppeld aan een medestudent. Hierbij geldt hetzelfde systeem als bij praktijk II (zie
hierboven). Voor de gedetailleerde informatie: zie specifiek deel.
Praktijk IV (tijdens semester 4): ruime leer- en ervaringskansen buiten de schoolmuren zien en
bieden
De student zoekt zelf een praktijkklas voor praktijk IV; dit is bij voorkeur dezelfde klas als voor
praktijk III.
Doel van praktijk IV is dat de student leerkansen en ruime ervaringskansen ziet en aanbiedt aan
kinderen door met hen op ontdekkingstocht te gaan buiten de klasmuren in de directe omgeving
van de school. Hierbij houdt de student expliciet rekening met de wijze waarop leerprocessen
zich bij leerlingen van de lagere school voltrekken.
Concreet betekent dit dat de student gedurende semester 4 van de opleiding een driedaagse
stage loopt. Tijdens dag 1 en dag 3 verzorgt de student de inhoudelijke voorbereiding,
respectievelijk de verwerking van de openluchtklasdag. Tijdens dag 2 realiseert de student de
openluchtklasdag. Tijdens deze driedaagse stage geeft de student enkel de lessen die verband
houden met de openluchtklasdag. De normaal geroosterde lessen worden door de mentor zelf
gegeven.
Voor de gedetailleerde informatie: zie specifiek deel.
Praktijk V (tijdens semester 5): zorgbreed werken bij de overgang van kleuter- naar lager
onderwijs
De student zoekt zelf een praktijkklas voor praktijk V. Dit is een eerste leerjaar (geen graadklas).
Doel van praktijk V is dat de student de overgang van kleuterschool naar lagere school
begeleidt, de typische methodieken van het eerste leerjaar beheerst en aandacht heeft
voor zorgbreed werken. Van de student wordt verwacht dat hij de leeromgeving verrijkt en
gedifferentieerd werkt door de aangereikte werkwijzen inzake differentiatie van de handleidingen
toe te passen, door spelmaterialen die differentiatie mogelijk maken gericht in te zetten en door
allerlei kleine initiatieven te nemen waaruit werken op maat van het kind blijkt.
Concreet betekent dit dat de student gedurende semester 5 van de opleiding een
observatiestage in de derde kleuterklas en twee observatiedagen in het eerste leerjaar doet,
twee keer oefenactiviteiten verzorgt en gedurende twee keer één week stage loopt. Tussen
beide stageweken gaat de student enkele weken terug naar de opleiding. Voor de gedetailleerde
informatie: zie specifiek deel.

Praktijk VI (tijdens semester 5): ontwikkeling van kinderen met zorgen stimuleren vanuit een
grondige beginsituatieanalyse
De student zoekt zelf een praktijkklas voor praktijk VI. We stellen als voorwaarde aan de
stageplaats dat de student zich doelgericht kan voorbereiden op de activiteiten met de
zorgkinderen en dit vanuit observatiegegevens en dat hij bijgevolg de activiteiten doelgericht
kan begeleiden en evalueren.
Meestal kiezen de studenten een klas in het buitengewoon onderwijs (BO of BuSO). Maar ook
een klas met specifieke zorgbehoeften of een inclusieve klas is mogelijk. Indien de student
echter een klas wenst te kiezen buiten het buitengewoon onderwijs, moet hij eerst toestemming
hiervoor krijgen vanuit de opleiding (aanvraag te doen bij de praktijkverantwoordelijke BaLO).
Doel van praktijk VI is dat de student de ontwikkeling van een kind / kinderen kan stimuleren
vanuit een grondige beginsituatienanalyse, nl. door met een heel open blik naar een kind /
kinderen te kijken.
Concreet betekent dit dat de student gedurende semester 5 van de opleiding één observatiedag
en minstens twee participatie- en oefendagen doet en gedurende 8 werkdagen stage loopt (van
dinsdag tot en met donderdag van de volgende week). Voor de gedetailleerde informatie: zie
specifiek deel.
4.3. Praktijk in de uitgroeifase: ‘IN EEN SCHOOL’
De ‘uitgroeistage’ (tijdens semester 6): Startbekwaamheid tonen door zich zo breed mogelijk
in te schakelen in de school
De student zoekt zelf een school voor de praktijk van de uitgroeistage. Tijdens de uitgroeistage
doet de student een effectieve stage van minstens 5 weken, waarbij hij minimaal 3
opeenvolgende weken lesgeeft in een klas van de derde graad. De resterende 2 weken kan hij
stage doen in een klas naar keuze, bij voorkeur ook aaneensluitend. Naast de effectieve stage
werkt de student aan zelf geformuleerde opdrachten. De student zal ook vragen om ruimte te
krijgen om te werken aan zijn actieonderzoek / eindwerk.
Doel van de uitgroeistage is dat de student startbekwaamheid toont. Dit kan door zich in de
school zo breed mogelijk in te schakelen.
Concreet betekent dit dat de student één stagecontactdag vóór aanvang van de uitgroeistage
doet. Voor de uitgroeistage zelf voorzien we 10 lesweken. Sommige studenten zullen gedurende
een bepaalde periode afwezig zijn in hun uitgroeistage, m.n. studenten die het keuzevak
sneeuwklassen volgen of studenten die deelnemen aan ‘over de grenzen’.
‘Over de grenzen’ is een begeleide buitenlandse reis met praktijkervaringen. Studenten die
hieraan deelnemen bereiden zich gedurende een week voor en doen gedurende twee weken
effectieve stage in het buitenland. Ze zullen dus gedurende drie weken niet actief zijn in hun
uitgroeistageschool.
Tijdens de uitgroeistage komen de studenten 3 dagen, gepland op maandag, terug naar de
hogeschool met de bedoeling ‘begeleiding op afstand’.
Niet alle studenten doen een uitgroeistage. Sommigen verkiezen een internationale module als
invulling van de uitgroeifase.
9

10
5. Afspraken vanuit de opleiding m.b.t. lessen godsdienst
in de praktijk
Overkoepelend voor alle praktijkperiodes zijn de afspraken i.v.m. het geven van lessen
godsdienst.
• Van alle studenten die katholiek gedoopt zijn, verwachten wij dat zij zich vormen in het
geven van godsdienst en tijdens hun stage godsdienst geven. Ook indien zij nu al zeker
weten dat zij dat vak later niet zullen geven, vragen wij de studenten om tijdens hun stageoefeningen
minstens twee lessen godsdienst te geven.
• Wie niet katholiek gedoopt is,
kan geen katholieke godsdienst geven. Dit is de lijn die de
inspectie godsdienst aanhoudt voor godsdienstleerkrachten, en die zij ook aangeeft voor
de studenten in opleiding.
Daarom krijgen deze studenten tijdens hun stages één of meer van volgende opdrachten:
• tijdens de stage de godsdienstlessen observeren en daarvan een beknopt verslag
maken;
• zo mogelijk de godsdienstleerkracht ondersteunen;
• in scholen met bijvoorbeeld een godsdienstleerkracht van hun geloofsovertuiging,
bij deze leerkracht een aantal stage-oefeningen doen (eventueel observeren en
ondersteunen, eventueel lesgeven); dit geldt bijvoorbeeld voor moslimstudenten die
stage doen in een school met een islamleerkracht, of voor evangelische christenen die
stage doen in een ‘School met de Bijbel’;
• in klassen met bijvoorbeeld leerlingen van hun levensovertuiging, de katholieke
godsdienstleerkracht ondersteunen om de relatie te leggen tussen de christelijke en de
andere levensovertuiging;
• in samenspraak met de mentor, rond een bepaald thema een deel van de lessen geven,
die door de mentor worden aangevuld m.b.t. de Bijbelse of kerkelijke invalshoek.
Het concrete aangepaste stageprogramma wordt in deze gevallen opgesteld in samenspraak
met de student, de stageschool en de docent godsdienst in de hogeschool.
Het is de verantwoordelijkheid van de student om bij de aanvraag van een stageplaats de
nodige informatie te geven. De lagere school beslist of de stageplaats onder de gestelde
voorwaarden wordt toegewezen.
6. Keuze van stageplaatsen door de student
Voor heel wat praktijkperiodes mag de student zelf zijn praktijkklas kiezen. Dit is toch niet geheel
vrijblijvend; de opleiding stelt volgende voorwaarden aan de student bij deze keuze:
• er is een raamovereenkomst tussen de lagere school en de opleiding KHLim-BaLO;
• de lagere school is een vrije school of een gemeentelijke of stedelijke school;
• in de lagere school zijn geen (familie)relaties waardoor de evaluatie van de student
bemoeilijkt kan worden. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor de uitgroeistage;
• de student kiest voor de verschillende praktijkperiodes telkens een andere lagere school.
Hierop zijn enkele uitzonderingen:
• de praktijkklas voor praktijk III en praktijk IV is bij voorkeur dezelfde;
• de praktijkklas voor praktijk VI kan een klas van dezelfde school zijn als praktijk V. De
student heeft hier dan de uitdrukkelijke goedkeuring van de opleiding voor nodig (zie
hoger);
• de uitgroeistage mag plaatsvinden in een school waar de student reeds stage liep, bij
voorkeur de school waar praktijk V plaatsvond.
• De student die een praktijkperiode moet herdoen kiest hiervoor een andere stageschool.

7. Flexibiliteit in de opleiding en volgtijdelijkheid
7.1. Flexibiliteit
Modeltraject I
Indien de student modeltraject I volgt, dan doorloopt hij de opleiding zoals het in de
schema’s hierboven wordt weergegeven. Daarnaast werd flexibiliteit ingebouwd door andere
modeltrajecten te ontwikkelen.
Modeltraject III
Modeltraject III werd ontwikkeld voor studenten die de opleiding aanvangen in februari, en dus
ook, drie jaren later, afstuderen in februari. De praktijklijn kan voor deze groep studenten als
volgt weergegeven worden:
Instroomfase Hoofdfase Uitgroeifase
Praktijk
instroomfase
IK GEEF LES AAN KINDEREN
Verkennen van
een school
door actieve
participatie
Praktijk I
Lessen geven in
tweede, derde
of vierde leerjaar
Praktijk II
Doelgericht en
geïntegreerd
werken met
kinderen in de
tweede graad
Praktijk V
Zorgbreed
werken bij de
overgang van
kleuter- naar
lager onderwijs
Praktijk VI
Ontwikkeling
van kinderen
met zorgen stimuleren
vanuit
een grondige
beginsituatieanalyse
Praktijk III
Leerproces
van kinderen
als richtsnoer
nemen bij
lesgeven in de
derde graad
Praktijk IV
Ruime leer- en
ervaringskansen
buiten de
schoolmuren
zien en bieden
Semester 4 en semester 5 van de opleiding worden dus omgewisseld. De eigenheid van
praktijk V en praktijk IV dwingt hiertoe. De bijbehorende modules worden slechts eenmaal per
jaar aangeboden in de opleiding. Alle overige semesters worden twee keer per academiejaar
ingericht.
De heropstart van de opleiding wordt vanaf februari 2014 afgeschaft. Dit modeltraject is
bijgevolg uitdovend.
IN EEN
SCHOOL
Praktijk uitgroeistage
Startbekwaamheid
tonen door
zich zo breed
mogelijk in te
schakelen in de
school
Februari-juni September-januari Februari-juni September-januari Februari-juni September-januari
Modeltraject II
Modeltraject II werd ontwikkeld voor studenten die reeds een bachelordiploma behaalden. Zij
kunnen de opleiding BaLO afwerken in twee academiejaren. Deze studenten sluiten aan bij
de opleiding vanaf module 3. De vorige modules maken zij versneld door door zelfstudie, met
beperkte begeleiding, van een heroriënteringsmodule. Hierdoor verwerven zij de verschillende
vakdidactieken. Deze moeten ze vervolgens toepassen tijdens 4 oefenactiviteiten en een
afsluitende stagetweedaagse.
11

12
7.2. Trajectstudenten en volgtijdelijkheid
Studenten doorlopen de opleiding zoals voorzien in een modeltraject. Studenten die voor
bepaalde opleidingsonderdelen niet slagen, kunnen goedkeuring krijgen voor een individueel
traject. Deze individuele trajecten worden zorgvuldig samengesteld, rekening houdend met de
noodzakelijke volgorde waarin opleidingsonderdelen aan bod moeten komen. We spreken dan
van volgtijdelijkheid.
Het komt voor dat een student niet kan deelnemen aan een bepaalde praktijkperiode omdat dit
niet aan de voorwaarden van volgtijdelijkheid voldoet. De lagere scholen kunnen dit merken in
volgende gevallen:
• een student sluit een stageovereenkomst af voordat hij de resultaten van de
septemberzittijd heeft waaruit blijkt dat er geen studievoortgang mogelijk is;
• een student heeft een stageovereenkomst afgesloten voor praktijk III, maar mag deze stage
niet lopen omdat de student nog niet bewezen heeft dat hij voldoende basiskennis heeft.
In dit geval mag de student op vrijwillige basis wel al aan de praktijkperiode deelnemen,
om ervaring op te doen. Hij houdt zich dan aan alle afspraken zoals van toepassing voor
de andere studenten. Hij kan in geen geval een credit voor deze praktijkperiode verwerven,
voor deze student vindt geen evaluatie plaats. Er is dus ook geen bezoek van een docent.
Sommige studenten met een individueel traject krijgen toelating om een praktijkperiode op
zelfstandige basis af te leggen. Dit kan alleen indien de student de praktijkperiode al eens
doorlopen heeft in een gewoon traject. De student kiest zelf voor deze zelfstandige stage
en ziet hierdoor af van elke vorm van begeleiding door de opleiding. De stageopdrachten
blijven dezelfde als voor de andere studenten. Daarnaast krijgt de student vanuit de opleiding
opdrachten ter vervanging van didactisch atelier en leergroep. Voor het praktijkveld betekent dit
dat deze student op een ander moment dan voorzien in het academisch kalender stage loopt
voor een welbepaalde praktijkperiode. De data worden in onderling overleg tussen de student,
de lagere school en de opleiding vastgelegd in de stageovereenkomst.
7.3. Voorwaarde voor deelname aan praktijk van de hoofdfase
Aan het einde van de instroomfase moet de student bewijzen dat hij voldoet voor een
assessment. Met dit assessment wordt nagegaan of de student geschikt is voor het beroep en
inhoudelijk sterk genoeg is. De student die niet slaagt voor het assessment, kan op dat moment
niet deelnemen aan de praktijkperiodes van de hoofdfase.
8. Principes inzake praktijkbegeleiding
8.1. Inspelen op en stimuleren van zelfsturing vanaf het begin van de opleiding
Vanaf de eerste praktijkperiode, m.n. praktijk instroomfase, verwacht de opleiding van de
student dat hij gericht is op het kind in zijn leren en leven op school, op anderen in de
opleidingscontext en op zijn eigen leren en functioneren als toekomstige leerkracht. Dit laatste
aspect uit zich in zelfgestuurd engagement van de student.
Vanaf praktijk instroomfase wordt de zelfsturing van de student aangesproken: de student
overlegt met de stageschool over de invulling van de participatiedagen. Deze invulling moet
ervoor zorgen dat de student zicht krijgt op de lagere school in zijn totaliteit, op het beroep van
onderwijzer(es), op het kind van de lagere school.
In praktijkperiode I zijn twee studenten samen verantwoordelijk voor de stage: oefenactiviteiten
en de eigenlijke stage. Elke student staat er zelf voor in dat hij voldoende oefenkansen vraagt en
benut om de vereiste competenties te kunnen bewijzen tijdens de stageweek.

8.2. Praktijkbegeleiding en –ondersteuning
Naarmate de opleiding vordert wordt steeds meer zelfstandigheid van de student verondersteld.
Inzake praktijk wordt dit duidelijk door de mate waarin de voorbereiding van een praktijkperiode
vanuit de opleiding wordt ondersteund. De klassikaal aangeboden begeleiding vermindert
geleidelijk. Een student kan evenwel steeds beroep doen op begeleiding van vakdocenten
of pedagoog maar dient hiertoe zelf initiatief te nemen. We geven enkele voorbeelden uit
verschillende praktijkperiodes:
• voor de eerste oefenactiviteiten van praktijk I worden didactische ateliers voorzien
waarin zowel algemeen didactische principes worden aangereikt als vakdidactische
en -inhoudelijke ondersteuning. De algemeen didactische principes worden door de
student in de concrete lesvoorbereiding geïntegreerd. De vakdidactische en –inhoudelijke
ondersteuning verloopt vraaggestuurd;
• tijdens praktijk II is er ondersteuning bij de uitwerking van het WO-thema. De lessen worden
niet samen tot in detail voorbereid, maar studenten werken meermaals onder begeleiding
van pedagogen en vakdocenten aan hun eigen thema. Er wordt veel aandacht besteed aan
informatie-uitwisseling tussen studenten over keuzes die ze maken bij het uitwerken van
hun thema;
• tijdens praktijk V gaan we ervan uit dat studenten zelfstandig hun lesvoorbereidingen
kunnen uitwerken. Indien ze vastlopen, nemen de studenten zelf initiatief om hulp van een
docent in te roepen.
8.3. De lagere school als belangrijke partner inzake begeleiding
De klasmentor vervult een bijzonder belangrijke rol in het leerproces dat een student kan
doormaken tijdens een praktijkperiode. Zowel bij het voorbereiden van stageactiviteiten als
bij het realiseren ervan kan de mentor een student sturen. De mentor begeleidt de student: hij
ondersteunt bij het zoeken naar geschikte activiteiten voor de student, hij geeft lesopdrachten,
geeft informatie over de klassituatie, maakt afspraken met de student over de stage, kijkt de
lesvoorbereidingen na, geeft eventueel tips ter verbetering, geeft feedback op gegeven lessen,
springt bij waar nodig …
Lesvoorbereidingen
We verwachten van de student dat hij zijn lesvoorbereidingen uitvoerig uitschrijft. Dit wil zeggen
dat hij de voorgestructureerde formulieren van het departement lerarenopleiding, opleiding
BaLO, gebruikt. Vanaf de uitgroeistage mag de student zijn lesvoorbereidingen verkorten.
Hij mag hiervoor een eigen systeem hanteren. In elk geval maakt hij nog een schriftelijke
voorbereiding voor elke les. Een lesvoorbereiding moet volledig zijn, d.w.z. op de juiste wijze
en volledig ingevuld. Naast de correcte opmaak van het lesvoorbereidingsformulier moeten alle
bijlagen bijgevoegd zijn, zoals ingevulde opdrachtenblaadjes, teksten, bordplannen …Er wordt
ook steeds een correcte verwijzing naar eindtermen en leerplannen verwacht.
De student mag samenwerken maar hij blijft wel de eindverantwoordelijke voor de
lesvoorbereiding die hij aanmaakt. Kopieën van lesvoorbereidingen zijn niet toegestaan - elke
les moet nl. opgemaakt worden in functie van de eigen stageklas - en kunnen zeker niet als
argument aangehaald worden voor eventuele inhoudelijke of methodische fouten.
Van de student wordt steeds verwacht dat hij alle lesvoorbereidingen op voorhand voorlegt aan
de mentor. Het is niet noodzakelijk dat de student alle voorbereidingen samen afgeeft. Hierover
dienen duidelijke afspraken gemaakt tussen de student en de mentor, evenals over het terug
ophalen van de lesvoorbereidingen. De mentor kan bepalen of hij lesvoorbereidingen via mail
dan wel op papier wenst te ontvangen.
De mentor kijkt de voorbereidingen na en geeft feedback. De student moet een lesvoorbereiding
met suggesties ter verbetering steeds bijwerken of herwerken. Aantekeningen van de
mentor mogen niet verwijderd worden. Een les waar zwaar aan gesleuteld moet worden,
wordt herschreven. De oorspronkelijke voorbereiding moet de aangepaste vergezellen in de
stagemap.
13

14
Vanaf september 2011 startte de opleiding met een nieuw concept voor praktijk instroomfase.
De student overlegt met de stageschool over de invulling van de participatiedagen en bereidt
deze dagen voor. Deze schriftelijke voorbereiding wordt vooraf aan de mentor / stagebegeleider
doorgegeven zodat er duidelijk gecommuniceerd wordt tussen student en stageschool.
Feedback bij lesrealisaties
We verwachten van de mentor dat hij participatie in de klas/school en gegeven les(sen)
mondeling becommentarieert en bespreekt met de student. De notities in het praktijkgroeischrift
(zie verder) van de student kunnen hierbij ondersteunend werken. In de bespreking kan de
mentor ruimte geven aan zelfreflectie door de student.
8.4. Begeleiders in de opleiding
Groepsbegeleider in de opleiding
In de opleiding wordt de student begeleid door een vaste groepsbegeleider. De
groepsbegeleider is ook de contactpersoon tussen de lagere school waarin de student oefent en
de opleiding. De groepsbegeleider is het directe aanspreekpunt voor de mentor en de student.
Begeleider didactisch atelier
In de uitwerking van het nieuwe concept voor praktijk Instroomfase worden geen didactische
ateliers meer voorzien. Dat gebeurt wel vanaf de hoofdfase, waarin de klemtoon op lesgeven ligt.
Vanaf dat moment in de opleiding worden de praktijkoefeningen in de lagere school afgewisseld
met didactische ateliers in de opleiding: het oefenen van deelvaardigheden en voorbereiden
van aspecten van de stage staat hierbij centraal. De didactische ateliers zijn gericht op het
onmiddellijk functioneren van de student in de praktijk.
Doorheen de opleiding neemt de begeleiding van de studenten door middel van de didactische
ateliers af; we veronderstellen van de studenten een toenemende zelfstandigheid.
Deelname aan de sessies didactisch atelier is verplicht.
Leergroepbegeleider
In de leergroep wordt gereflecteerd op allerlei praktijkgebonden thema’s vanuit zelfsturing in de
groei naar leraar zijn: praktijkervaringen van verschillende aard, leren omgaan met feedback,
samenwerken in groep, …
Deelnemen aan de leergroepsessies is verplicht.
Pedagogen en vakdocenten
De modules bereiden de student voor op de bijhorende praktijkperiode(s). In de modules
worden competenties nagestreefd die in de praktijkperiode ingezet moeten worden. In die zin
bereiden alle docenten, betrokken bij een module, de student voor op de praktijk. In sommige
gevallen worden de competenties van een module geëvalueerd vóór de praktijkperiode, in
andere gevallen na de praktijkperiode. In dit laatste geval worden uitgewerkte stageopdrachten
soms als uitgangspunt voor de evaluatie genomen.
Mediatheek Hemelrijk
De student kan gebruik maken van het materiaal en van de werkruimte van de mediatheek om
zich voor te bereiden op de praktijk. Voor het aanbod en de uitleenfaciliteiten verwijzen we naar:
www.mediatheekhemelrijk.be
8.5. Instrumenten ontwikkeld in functie van begeleiding
Het praktijkgroeischrift als instrument om communicatie en zelfreflectie te stimuleren
Het praktijkgroeischrift is een heen-en-weerschriftje voor de stagementor en de student. Ook
begeleidende docenten kunnen iets noteren in het praktijkgroeischrift. In die zin geeft dit schrift de
mogelijkheid aan alle partijen om de groei van de student naar een goede leerkracht te stimuleren.
De stagementor heeft een begeleidende en ondersteunende rol. Daarom vragen we dat hij
na elke praktijkdag (participatiedag, oefenactiviteit of stagedag) in het praktijkgroeischrift
feedback noteert voor de student. Hij kan hiervoor gebruik maken van de kijkwijzer voor

de praktijkperiode. Dit is enkel informatie voor de student en heeft als doel de student te
ondersteunen in zijn leerproces.
Van de student verwachten we dat hij
• dit schrift steeds bij zich heeft in de stageschool, in het didactisch atelier en in de leergroep;
• de mentor de kans geeft om dit te gebruiken, eventueel te vragen om dit in te vullen en / of
een synthese te maken van de mondelinge feedback van de mentor;
• per participatiedag, oefenactiviteit of stagedag zelf een reflectie neerschrijft. De reflectie
bestaat uit:
• een reflectie op het eigen functioneren in de school of het eigen lesgeven;
• eventueel een reactie op de mondelinge en/of schriftelijke feedback van de mentor of van
de begeleidende docent.
De student van de uitgroeistage gebruikt eveneens het praktijkgroeischrift. De student bepaalt
zelf hoe vaak hij nood heeft aan schriftelijk neerschrijven van zijn reflecties. De opleiding eist wel
minstens wekelijks een schriftelijke reflectie gedurende de periode van de uitgroeistage.
De begeleidende docent kan ook iets noteren in het praktijkgroeischrift, maar leest niet
noodzakelijk alles na wat de student en de mentor neerschrijven. Het praktijkgroeischrift wordt
niet gebruikt als element in de evaluatie.
De kijkwijzers om het leerproces van de student te richten
Voor praktijk Instroomfase werd beschreven wat van de student verwacht wordt. In het specifiek
vademecum wordt aangegeven waarin de gerichtheid op het kind, de anderen en het eigen
leerproces zich uit.
Voor elke praktijkperiode vanaf de hoofdfase werd een kijkwijzer uitgewerkt. Hierin wordt
aangegeven wat van de student verwacht mag worden. De mentor kan deze gebruiken bij het geven
van feedback. De bezoekende docent hanteert de kijkwijzer als uitgangspunt voor zijn verslag.
Het formuleren van persoonlijke werkpunten in de stagemap
De student formuleert voor aanvang van een praktijkperiode in de hoofdfase zijn persoonlijke
werkpunten en onderzoekt hoe hij hier concreet aan kan werken. Door dit te noteren verplichten
we de student na te denken over de aanpak van zijn stage. We sturen de student opdat hij
doelgericht aan zijn leerproces werkt. Hij kan hierbij de hulp van de mentor inroepen door aan
te geven bij welke aspecten hij tijdens de stage begeleiding nodig heeft. De leergroepbegeleider
kan werkpunten van studenten bespreekbaar maken tijdens de leergroepsessies. De link met
visie op goed onderwijs en de persoonlijke groei daarin kan gelegd worden.
Het begeleidingsdocument om de student en de opleiding te informeren
Na een praktijkperiode vult de mentor het begeleidingsdocument in waarin hij de evolutie van
de student m.b.t. de basiscompetenties voor de hele praktijkperiode aangeeft. Hij kan hierbij
gebruik maken van de kijkwijzer voor de desbetreffende praktijkperiode.
De opleiding ontvangt de verslagen van de mentor bij voorkeur digitaal. De
begeleidingsdocumenten zijn beschikbaar op www.khlim.be > Werkveld > Lerarenopleiding:
stages > Praktijk Lager Onderwijs - BaLO.
Coachingsbezoeken door docenten van de opleiding
Tijdens de participatiedagen van praktijk instroomfase bezoekt de groepbegeleider de lagere
school waarin een groepje studenten stage loopt. Verkregen gegevens worden met de student
besproken. Ze kunnen ook opgenomen worden als thema in de leergroepsessies.
Tijdens de oefendagen van de praktijkperiodes I, II en III brengen docenten coachingsbezoeken
aan studenten. De bezoekende docent geeft feedback aan de student. Er wordt geen
beoordeling gekoppeld aan deze bezoeken. De oefendagen geven bijgevolg echte oefenkansen
aan de student.
15

16
9. Praktijkevaluatie
Voorwaarden om een uitspraak voor het opleidingsonderdeel praktijk te krijgen:
Na een praktijkperiode wordt de student door de opleiding beoordeeld; hij krijgt een cijfer op 20.
Wij stellen als voorwaarde om een uitspraak over het opleidingsonderdeel praktijk te kunnen
krijgen dat de student:
• deelneemt aan de sessies didactisch atelier en leergroep;
• de observatieopdrachten uitvoert;
• voorbereid is: lesvoorbereidingen heeft voor alle lessen van de oefenactiviteiten en de
stagedagen;
• deze lessen effectief geeft;
• achteraf hierover reflecteert.
Dit impliceert dat afwezigheid van een student tijdens een stage ingehaald moet worden.
Bezoekende docent
De bezoekende docent probeert zicht te krijgen op het functioneren van de student in de
praktijk. Niet alleen de bijgewoonde lessen worden in het oordeel betrokken. De bezoekende
docent overlegt met de mentor, kijkt de stagemap in, vraagt eventueel bijkomende informatie
aan de student, kan de directie contacteren. Voor sommige stageperiodes gebruikt de
bezoekende docent een checklist waarmee nagegaan wordt of de student voor alle opdrachten
voor de stageperiode in orde is. De bezoekende docent maakt een evaluatieverslag.
De student ontvangt dit verslag; het wordt opgenomen in zijn digitaal dossier.
Praktijkrapport
De student ontvangt na een praktijkperiode een praktijkrapport. Voor de beoordeling van de
praktijkperiode baseren we ons op het evaluatiedocument van de bezoekende docent, het
begeleidingsdocument van de mentor en de beoordeling door de begeleider didactisch atelier
en de leergroepbegeleider.
Op bepaalde scharniermomenten in de opleiding geeft de student een presentatie over zijn
eigen groei als leraar. Deze presentatie vormt een onderdeel van de beoordeling.
In de beslissing zoals weergegeven op het praktijkrapport wordt rekening gehouden met de
verworven basiscompetenties en met de attitudes.
Algemene en specifieke competenties
Voor elke praktijkperiode werd bepaald aan welke verwachtingen de student moet voldoen.
Vanaf de hoofdfase maken we hierbij een onderscheid tussen algemene en specifieke
competenties.
Algemene competenties zijn competenties die in meerdere oefenactiviteiten en stages aan
bod komen en waarbij we groeimogelijkheden voorzien. Een negatieve score (onvoldoende
of volstrekt onvoldoende) voor één algemene competentie leidt niet automatisch tot een
onvoldoende voor de hele praktijkperiode. Het kan wel het oordeel voor deze praktijkperiode
beïnvloeden. De student moet een evolutie, een groei doormaken in zijn volgende
praktijkperiode wat betreft deze algemene competentie.
Meerdere onvoldoendes voor de algemene competenties kunnen wel leiden tot een
onvoldoende.
Specifieke competenties zijn competenties die essentieel zijn voor een bepaalde praktijkperiode
en die door de student moeten verworven zijn. Een negatieve score (onvoldoende of volstrekt
onvoldoende) voor één van de specifieke competenties voor deze praktijkperiode betekent een
onvoldoende voor deze praktijkperiode.
Beoordelingscategorieën
Bij de praktijkevaluatie maken we gebruik van onderstaand overzicht.

Volstrekt onvoldoende: problematische en overduidelijke tekorten voor het geheel van
specifieke competenties en algemene competenties
Onvoldoende: de student beheerst de specifieke competenties van die praktijkperiode
niet. Dit uit zich in één zwaar tekort of verschillende lichtere tekorten waaraan onvoldoende
werd gewerkt.
Voldoet net niet: er is veel twijfel of deze student de nodige praktijkcompetenties voor
deze praktijkperiode heeft verworven of er is aantoonbare uitval op een belangrijke algemene
competentie zoals vb. organisatie.
Voldoet nipt: de student moet nog groeien maar het geloof in ontwikkeling is er. Er zijn
een aantal lichte tekortkomingen of er was een zware tekortkoming maar er is aan gewerkt
met resultaat en er is het vertrouwen dat deze evolutie zich kan verder zetten.
In orde: de student voldoet. Er zijn geen ernstige tekorten maar ook geen opvallende
uitschieters. Werkpunten werden met resultaat opgevolgd .
Dat overtuigt: de student heeft het prima gedaan, er zijn geen belangrijke bedenkingen
en als die er waren worden ze gecompenseerd door eigenschappen die zich boven het
gemiddelde situeren.
Deze student onderscheidt zich wegens ..............................................................................
en er werden geen tekorten vastgesteld
Deze student onderscheidt zich op meerdere vlakken
overduidelijk ...........................................................................................................................
en er werden geen tekorten vastgesteld
10. Communicatie met studenten
en de praktijkscholen over praktijk
10.1 Communicatie met studenten
In de periode mei – juni worden informatiemomenten voor studenten gepland. Op dat moment
krijgt de student alle informatie over de praktijkperiodes die het volgende academiejaar in zijn
traject kunnen voorkomen. Sommige lagere scholen bezorgen de opleiding informatie over
de wijze waarop studenten een stageplaats kunnen aanvragen, bijvoorbeeld alleen via de
coördinerend directeur. Deze informatie wordt aan de studenten bezorgd.
Alle documenten die de student nodig heeft worden in dezelfde periode beschikbaar gesteld op
Toledo.
10.2. Communicatie met de praktijkscholen
Cijfer/20
Infovergaderingen voor mentoren
Voor elke praktijkperiode organiseert de opleiding een informatievergadering voor mentoren.
Indien gewenst vervangt de student-stagiair de mentor tijdens dit moment.
KHLim-site
Mentoren hebben toegang tot heel wat informatie over praktijk via de website
www.khlim.be > Werkveld > Lerarenopleiding: stages > Praktijk Lager Onderwijs - BaLO.
Resonantiegroep BaLO
De resonantiegroep BaLO bestaat uit een 15-tal mensen uit het werkveld en komt op regelmatige
basis samen met de opleiding in functie van kwaliteitsbewaking. De resonantiegroep is de
kritische vriend van de opleiding.
Vanaf het academiejaar 2012-2013 werd de resonantiegroep BaLO opgenomen in een
departementale resonantiegroep en wordt het overleg doorgaans op dit niveau gevoerd.
< 7
7-8
9
10-11
12
13
14-15
16-17
17

18
11. Praktijkdata 2013-2014
11.1. Academisch kalender inzake praktijk
Zie hiernaast (planning en organisatie) >
De volledige praktijkkalender 2013-2014 is beschikbaar op
www.khlim.be > Werkveld > Lerarenopleiding: stages > Praktijk Lager Onderwijs - BaLO
11.2. Inhaaldagen
Een student moet een gemiste stagedag inhalen. We voorzien hiervoor data in de
praktijkkalender.
Voor elke praktijkperiode wordt het minimum te geven lessen bepaald. Dit wordt vermeld in het
specifiek vademecum. Een student kan een halve dag inhalen of een hele dag.
12. Contactpersonen van de opleiding
Heel wat mensen in de opleiding begeleiden de studenten. Indien u vanuit het praktijkveld
problemen ondervindt of bedenkingen wilt formuleren, kunt u hiervoor steeds terecht in de
opleiding.
Alle docenten geven lessen en gaan op stagebezoek. In de mate van het mogelijke gaan de
docenten op stagebezoek bij studenten van hun eigen groepen.
De groepsbegeleider is de eerste contactpersoon voor de student en voor de begeleiders
van de praktijkklas/-school. Hij beheert het dossier van de student. De naam van de
groepsbegeleider wordt door de student genoteerd op het specifiek vademecum voor de
klasmentor. Indien u vanuit de praktijk opmerkingen en bedenkingen heeft bij het functioneren
van een student, wordt dit altijd doorgegeven aan de groepsbegeleider. Hij volgt dit verder op.
De semesterverantwoordelijke organiseert het semester. Indien u vragen of problemen
ondervindt bij de organisatie of de invulling van een praktijkperiode, wordt dit altijd doorgegeven
aan de semesterverantwoordelijke.
Instroomfase Hoofdfase Uitgroeifase
IK GEEF LES AAN KINDEREN
Semester 1
Hilde Wuytens
Semester 2
Christel Hoevelinck
Semester 3
Bart Bunkens
Semester 4
Bert Massa
De praktijkverantwoordelijke BaLO is Hilde Kuijpers.
De opleidingscoördinator BaLO is Bruno Gevaert.
Het departementshoofd Lerarenopleiding Hemelrijk is Veerle Schuyten.
Semester 5
Joke Claesen
IN EEN
SCHOOL
Semester 6
Elvire Broux

Bachelor Leraar Lager Onderwijs
Planning en organisatie praktijk 2013 - 2014
Algemeen
Voor alle praktijkperiodes met uitzondering van praktijk instroomfase, vinden voorafgaand aan de stage
observatie- en oefendagen plaats.
De volledige praktijkkalender 2013-2014 is beschikbaar op www.khlim.be > werkveld > lerarenopleiding:
stages > praktijk BaLO
Praktijk instroomfase: participatiedagen 1 BALO
Praktijk I: 2de lj en 2de graad (starters
febr. 2013)
1 BALO U
Praktijk II: 2de graad 2 BALO
Praktijk V: 1ste leerjaar 3 BALO
Praktijk VI: zorgstage 3 BALO
Praktijk uitgroeistage (starters febr. 2011) 3 BALO S
SEMESTER 1
Periode: oktober - december
om de 2 weken, op donderdag
Periode: oktober - januari
Stage: 7/01/14 t.e.m. 13/01/14
Periode: september - november
Stage: 12/11/13 t.e.m. 18/11/13
Periode: september - november
Stageweek 1: 14/10/13 t.e.m. 18/10/13
Stageweek 2: 12/11/13 t.e.m. 18/11/13
Periode: november - januari
Stage: 7/01/14 t.e.m. 16/01/14
Periode: oktober tot januari
Stage: 14/10/13 t.e.m. 10/01/14
InfORMATIEMOMEnT MEnTOREn
Alle praktijkperiodes Alle jaren Vrijdag 4 oktober 2013
Praktijk I: 2de lj en 2de graad 1 BALO
Praktijk II: 2de graad 2 BALO U
Praktijk III: 3de graad 2 BALO
Praktijk IV: 3de graad openluchtklasdag 2 BALO
Praktijk uitgroeistage 3 BALO
SEMESTER 2
Periode februari - mei
Stage: 19/05/14 t.e.m. 23/05/14
Periode februari - april
Stage: 22/04/14 t.e.m. 28/04/14
Periode februari - april
Stage: 22/04/14 t.e.m. 28/04/14
Periode juni
Stage: 2/06/14 t.e.m. 06/06/14
Periode: maart tot juni
Stage: 17/03/14 t.e.m. 6/06/14
InfORMATIEMOMEnT MEnTOREn
Stagecontactdag 27/09/2013
Stageplaats wordt toegewezen door de opleiding
Stageplaats wordt toegewezen door de opleiding
Studenten zoeken zelf een stageschool
Studenten zoeken zelf een stageschool
Studenten zoeken zelf een stageschool
Studenten zoeken zelf een stageschool
Stagestudent vervangt de mentor in de klas,
uitgezonderd voor mentoren praktijk instroomfase.
(De mentoren die studenten praktijk instroomfase
begeleiden worden niet vervangen.)
Stageplaats wordt toegewezen door de opleiding
Studenten zoeken zelf een stageschool
Studenten zoeken zelf een stageschool
Studenten zoeken zelf een stageschool,
bij voorkeur stageschool praktijk III
Studenten zoeken zelf een stageschool,
bij voorkeur stageschool semester 1
Alle praktijkperiodes Alle jaren Vrijdag 21 februari 2014 Stagestudent vervangt de mentor in de klas.

informatie
Katholieke Hogeschool Limburg
- departement lerarenopleiding
Campus Hemelrijk, Hemelrijk 25, 3500 Hasselt
Tel. 011 30 04 90 - fax 011 30 04 99 - www.khlim.be