03.09.2013 Views

Rapportage - Skipos

Rapportage - Skipos

Rapportage - Skipos

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Natuur – en techniekonderwijs in de<br />

onderbouw<br />

SchoolOntwikkelingsProject<br />

1<br />

Emily Campbell<br />

2088196


I Samenvatting<br />

Natuur – en techniekonderwijs is een verplicht onderdeel op basisscholen. Natuur – en<br />

techniekonderwijs kan een goede bijdrage leveren aan de realisatie van de kerndoelen voor NME in<br />

het basisonderwijs.<br />

Dit onderzoek naar de invloed van open en gesloten lessen natuur – en techniekonderwijs op het<br />

welbevinden en de betrokkenheid van kinderen in de onderbouw werd uitgevoerd in het kader van<br />

mijn Afstudeerfase aan de PABO te ’s-Hertogenbosch.<br />

Door het uitvoeren van dit onderzoek heb ik de conclusie kunnen trekken dat een mix van open en<br />

gesloten lessen, het zogeheten ontdekkend leren, de beste manier van onderwijs geven is voor zowel<br />

leerkrachten en leerlingen. Leerkrachten hebben door deze manier van werken de kans om hun<br />

invloed uit te oefenen op de les en zich voor te bereiden. Leerlingen wordt, door deze manier van<br />

werken, de kans geboden binnen een bepaald kader onderzoekend en ontdekkend te leren.<br />

Bovendien zal het welbevinden en de betrokkenheid tijdens het ontdekkend leren, waarbij er meer<br />

nadruk komt te liggen op het open gedeelte van de les dan op het gesloten gedeelte van de les,<br />

worden vergroot bij de leerlingen.<br />

Om tot dit resultaat te komen heb ik verschillende observaties uit moeten voeren. Deze observaties<br />

bestonden uit vier verschillende open en vier verschillende gesloten lessen. De vier onderwerpen<br />

waren voor de open en gesloten les hetzelfde. Tijdens deze observaties heb ik de leerlingen gefilmd,<br />

foto’s gemaakt en zoveel mogelijk zaken objectief proberen te noteren. Vervolgens heb ik het<br />

materiaal na de les direct verwerkt en de leerlingen individueel gescoord op de observatielijsten. Ook<br />

heb ik de betrokken groepsleerkrachten gevraagd om hun ervaringen met de gegevens lessen.<br />

Om inzicht te krijgen in het werken met techniek – en natuuronderwijs op andere scholen heb ik<br />

bezoeken gebracht aan drie verschillende scholen in de regio, resp. De Beemd in Schijndel,<br />

Jenaplanschool Molenwijk in Boxtel en ’t Kiemveld in Den Dungen. Deze laatste twee scholen zijn,<br />

net zoals de Touwladder, aangesloten bij <strong>Skipos</strong>.<br />

Uiteindelijk vormen al mijn bevindingen aanbevelingen voor de toekomst van de Touwladder .<br />

2


II Inhoudsopgave<br />

Hoofdstuk Pagina<br />

III Voorwoord 5<br />

1. Inleiding 6<br />

2. De projectopdracht 7<br />

3. Probleemstelling en onderzoeksvraag 8<br />

4. Theoretisch kader 11<br />

5. Opzet en uitvoering van het onderzoek 30<br />

5.1 keuze van de onderzoekseenheden 30<br />

5.2 Dataverzamelingsmethoden 30<br />

5.3 Materiaal verzamelen 30<br />

5.4 Niet – onderzoeksmatige activiteiten 31<br />

5.5 Registratie, verwerking en preparatie van<br />

gegevens<br />

5.6 Beschrijving en verantwoording van de<br />

analysebeslissingen<br />

5.7 Betrouwbaarheid en validiteit 31<br />

5.8 Onderzoeksconclusies 32<br />

3<br />

31<br />

31<br />

6. Ontwerp – en ontwikkelactiviteiten 35<br />

7. Eindconclusies en aanbevelingen voor<br />

een volgend project of onderzoek<br />

37<br />

8. Evaluatie 39<br />

Literatuur 41<br />

Bijlagen 43<br />

1. Logboek 43<br />

2. Brief aan ouders 49<br />

3. Planning observatielessen 50


4. Lesvoorbereidingen observatielessen 52<br />

5. Klasse observatielijsten +theorie 82<br />

6. Bezoeken aan andere scholen 127<br />

7. Uitgeschreven observaties 148<br />

8. Reacties leerkrachten 169<br />

9. Contacten 171<br />

10. Presentatie SOP 172<br />

11. Verslag presentatie SOP 176<br />

12. Beoordeling door opdrachtgever 177<br />

4


III Voorwoord<br />

De rapportage die u in uw handen hebt, is het resultaat van een lang groeiproces. Ik ben erg blij met<br />

het resultaat! Het is een uitgebreid verslag geworden dat u een duidelijk inzicht zal geven in het<br />

aanbieden van natuur – en technieklessen in de onderbouw.<br />

Aan het begin van de Afstudeerfase leek het maken van een SOP nog zo ver weg. SOP?! Het klonk<br />

wel interessant en van de studenten die er al mee waren begonnen, hoorde ik alleen maar<br />

interessante verhalen. Natuurlijk wilden ze ook laten weten dat ze al erg ver waren en hun diploma<br />

zo goed als op zak hadden. Daar raakte ik natuurlijk wel een beetje van onder de indruk. Zij wisten al<br />

wat het SOP precies inhield, en ik niet. Maar daar kwam snel verandering in…<br />

Aan het begin van het nieuwe schooljaar 2008- 2009 werd ik meteen met de neus op de feiten<br />

gedrukt. Er moest een onderzoeksplan worden ingeleverd, uiteraard inclusief onderzoeksvraag en<br />

bijbehorende deelvragen. Ik had echter nog helemaal geen idee wat ik wilde met de opdracht (!)<br />

zoals die was opgesteld door de Touwladder. Ik zeg met klem opdracht, want dat was waar de<br />

Touwladder op gerekend had: kant – en – klare lessen natuur – en techniekonderwijs. Maar dat was<br />

geen onderzoek en daarom moest de opdracht omgebouwd worden tot een onderzoek. Dat heeft<br />

behoorlijk wat tijd en energie gekost. Mede door hulp van mijn SLB-er Annie van Galen, mijn<br />

basisschoolcoach Edward Verhagen, medestudent Inge van Lieshout en directeur van de Touwladder<br />

Nol Trum heeft mijn onderzoek vorm gekregen. Via deze weg wil ik hen daarom ook graag bedanken<br />

voor hun medewerking en inzet.<br />

Op het moment dat mijn onderzoeksplan was getekend kon ik aan de slag. Ik heb veel tijd besteed<br />

aan het doen van theoretisch onderzoek, helaas was de beschikbaarheid van literatuurboeken<br />

minimaal. Gelukkig kon ik gebruik maken van de expertises van Annie van Galen en Nol Trum,<br />

nogmaals dank daarvoor. Ook heb ik veel tijd besteed aan het doen van observaties in twee<br />

kleuterklassen. Medewerking van de groepsleerkrachten was hierbij noodzakelijk. Daarom wil ik<br />

Nienke Maassen, Jos Spooren, Erna Muselaers en Liesbeth van Rijn bedanken voor hun medewerking<br />

aan de observaties. Mijn speciale dank gaat ook uit naar de conciërge van Touwladder John van Den<br />

Bosch en naar de ouders van groep 1/2 D. Zij hebben materialen ter beschikking gesteld die ik kon<br />

gebruiken bij de uitvoering van de observatielessen.<br />

Ook wil ik graag de fijne en goede medewerking van de scholen in de omgeving van de Touwladder<br />

benadrukken. Ik wil graag Anton Hellings (De Beemd, Schijndel), Elise van Kessel (Jenaplanschool<br />

Molenwijk, Boxtel) en Jos Korsten (’t Kiemveld, Den Dungen) bedanken voor hun informatie en<br />

betrokkenheid.<br />

Tot slot wil ik aangeven dat mijn ervaringen met het doen van onderzoek als positief heb ervaren. Ik<br />

heb heel veel acties moeten ondernemen om het SOP tot een goed einde te brengen en ben daarom<br />

ook trots op het resultaat! Ik heb veel geleerd over het contact leggen met andere instanties, de<br />

omgang met leerkrachten/ collega’s en de zorg voor materialen. En natuurlijk over het doen van<br />

onderzoek en de invloed die gesloten en / of open lessen hebben op kinderen en leerkrachten.<br />

Ik wens u veel plezier met het lezen van mijn rapportage.<br />

Emily Campbell<br />

5


1. Inleiding<br />

Goed onderwijs is steeds in ontwikkeling. Zo ook onderwijs op het gebied van natuur en techniek. Op<br />

het moment is natuur – en techniekonderwijs erg actueel in onderwijsland. Door deze<br />

ontwikkelingen worden er ook nieuwe wensen en eisen gesteld aan de manier van onderwijs geven,<br />

de leerkrachten en de leerlingen. In deze rapportage wordt ingegaan op de invloed van open en<br />

gesloten lessen natuur- en techniekonderwijs in de onderbouw op het gebied van het welbevinden<br />

en de betrokkenheid van de kinderen.<br />

In hoofdstuk 2 ‘ de Projectopdracht’ wordt er ingegaan op de opdracht zoals deze vermeld is in het<br />

schoolontwikkelingsplan. In dit hoofdstuk zal duidelijk worden dat de Touwladder een duidelijke<br />

opdracht had geformuleerd die moest worden omgebouwd tot een onderzoek.<br />

In hoofdstuk 3 ‘ Probleemstelling en onderzoeksvraag’ zal ik dieper ingaan op de aanleiding tot het<br />

gekozen onderwerp. In het hoofdstuk zal ik tevens ingaan op de achtergrond van de Touwladder, de<br />

visie en het onderwijskundig concept van de Touwladder. Ik zal dit hoofdstuk afsluiten met de<br />

centrale vraag waar het onderzoek om draait.<br />

Het theoretisch kader zal behandeld worden in hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk komt literatuur over<br />

techniek – en natuuronderwijs aan de orde. In hoofdstuk 5 zal vervolgens worden ingegaan op de<br />

opzet en uitvoering van het onderzoek. In dit hoofdstuk verantwoord ik mijn manier van werken en<br />

de keuzes en beslissingen die ik heb gemaakt. In paragraaf 8 van hoofdstuk 5 zullen eveneens de<br />

onderzoeksconclusies behandeld worden.<br />

In hoofdstuk 6 staan alle ontwerp – en ontwikkelactiviteiten die ik heb ondernomen voor het SOP. Ik<br />

beschrijf alle activiteiten die ik heb uitgevoerd en met wie en waarom ik dit heb gedaan. Activiteiten<br />

die ik heb ondernomen zijn het doen van observaties en het bezoeken van andere scholen in de<br />

omgeving van de Touwladders die ook aangesloten zijn bij het <strong>Skipos</strong> netwerk. Vervolgens worden in<br />

hoofdstuk 7 de projectresultaten beschreven. De projectresultaten bestaan uit de uitwerkingen van<br />

de observatielessen (veelal tabellen) en bevatten fotomateriaal. Dit fotomateriaal bevat belangrijke<br />

informatie; de inhoud van de les en de betrokkenheid van de kinderen wordt hiermee extra duidelijk<br />

gemaakt.<br />

Ik zal mijn aanbevelingen voor de toekomst op de korte en lange termijn voor de Touwladder doen in<br />

hoofdstuk 8. Ik heb mijn aanbevelingen gebaseerd op de kennis en inzichten die ik heb verkregen<br />

door het doen van onderzoek. Ook geef ik een suggestie voor een onderzoek, dat eventueel door een<br />

volgende student uitgevoerd zou kunnen worden.<br />

Tot slot zal ik in hoofdstuk 9 evalueren op het SOP. Wat ging er goed? Welke obstakels ben ik<br />

tegengekomen? Hoe ben ik hiermee omgegaan? Wat zou ik een volgende keer weer doen? Wat zou<br />

ik anders aanpakken? Wat heeft het voor mijn (competentie - )ontwikkeling betekent?<br />

De rapportage zal worden afgesloten door de literatuurlijst en bijlagen met daarin o.a. het logboek<br />

en het (verslag van) mijn presentatie.<br />

6


2. De projectopdracht<br />

Gevonden op vacaturebank voor Meestertraject van Fontys PABO ’s-Hertogenbosch opgesteld door<br />

Basisschool de Touwladder Sint Michielsgestel:<br />

Titel:<br />

Lessen natuur en techniek zodanig vormgegeven dat deze in het buitenlokaal gerealiseerd kunnen worden,<br />

rekening houdend met de meervoudige intelligentie van kinderen.<br />

Ontwikkelingsresultaat:<br />

De student levert zijn/haar bijdrage in het aanleveren/ontwikkelen van materialen die in het buitenleslokaal<br />

gebruikt kunnen worden maar ook de inrichting, vormgeving van het buitenleslokaal ligt niet vast. Ook daar<br />

kunnen frisse inzichten gebruikt worden om dingen te veranderen. De materialen die ontwikkeld worden en de<br />

manieren van werken moeten gevoed worden, liefst vanuit zoveel mogelijk verschillende intelligenties. Het<br />

onderdeel Techniek willen we graag extra uitgewerkt zien in het realiseren van lessen. Het geheel dient aan te<br />

sluiten bij of geïntegreerd te zijn in de methode “Schatkist”.Er zal een overzicht moeten komen van welke<br />

activiteiten met welke kinderen, welke groepen gedaan kunnen worden, in heterogene dan wel homogene<br />

groepen. Het te verrichten onderzoek dient gerelateerd te zijn aan één of meerdere aspecten van het gebruik<br />

van een buitenlokaal. Het opstellen van de onderzoeksvraag moet in overleg met de school plaatsvinden.<br />

7


3. Probleemstelling en onderzoeksvraag<br />

3.1 Probleemstelling<br />

Vanuit de school lag er een kant en klare opdracht (!) klaar, waar ik zo aan kon beginnen. De<br />

resultaten die de school graag wilde zien waren duidelijk, gericht op de visie van de school en op het<br />

ontwikkelen van een opdracht. Deze opdracht moest uiteraard worden ‘ omgebouwd’ tot een<br />

onderzoek en aansluiten op de projectopdracht die een vorige PABO-student had gemaakt. Ook<br />

wilde de school met het onderzoek aansluiten op de actualiteit, namelijk de integratie van natuur –<br />

en techniekonderwijs in het hedendaagse basisonderwijs. De school wilde ook inspelen op de zone<br />

van de naaste ontwikkeling en meervoudige intelligentie; een onderwijsconcept wat op de<br />

Touwladder nog volop in ontwikkeling is.<br />

De Touwladder is ontstaan uit de fusie tussen de Michaëlschool en de Beekhof. De fusie is<br />

gerealiseerd per 1 augustus 2005 (per 1 augustus 2006 is de fusie geformaliseerd). Met het realiseren<br />

van de fusie was de eerste opdracht van het schoolbestuur voltooid. De ‘echte’ fusie; het<br />

samensmelten van twee verschillende schoolculturen zal in de loop van de komende jaren via een<br />

natuurlijk proces gaan verlopen.<br />

Deze samensmelting wil de Touwladder realiseren door het leren van de kinderen te zien als één<br />

grote ontdekkingsreis. Dit geldt natuurlijk ook voor de leerkrachten; het is een collectief leerproces.<br />

Op de Touwladder willen ze een nieuwe, eigentijdse vorm van onderwijs, met behoud van kwaliteit;<br />

oude tradities en een nieuwe werkwijze, die elkaar versterken creëren.<br />

Zij willen naar een school, die voor de kinderen en de leerkrachten uitdagend is en waar ze met heel<br />

veel plezier naartoe gaan. Hoe groter de betrokkenheid en het enthousiasme, hoe meer ze leren.<br />

De kern van het onderwijs is: een belangrijke bijdrage leveren aan de voortdurende groei van het<br />

individu en aan het ontstaan van een gelukkig leven.<br />

De Touwladder is zich erg bewust van de ontwikkelingen binnen het basisonderwijs en speelt hier<br />

met zijn onderwijsvisie dan ook op in. Ze willen de school graag ontwikkelen tot een instelling voor<br />

leerlingen,die opgroeien in een voortdurend veranderende, veeleisende maatschappij en die de<br />

leerlingen tevens zo optimaal mogelijk voorbereidt voor het voortgezet onderwijs. Hierbij zijn dit de<br />

uitgangspunten:<br />

Kinderen hebben een natuurlijke aanleg om te leren.<br />

Bij leren gaat het erom, dat het nieuw geleerde aansluit bij bestaande kennis.<br />

Leren is een individueel en een sociaal proces.<br />

De katholieke identiteit van de school.<br />

Het leren vindt plaats in een veilige, vertrouwde omgeving. Dit is een voorwaarde om tot een<br />

optimale (cognitieve) ontwikkeling te komen.<br />

Leren doe je 24 uur per dag en een leven lang.<br />

De ontwikkeling en vorming van de kinderen staan centraal.<br />

De inhoud van het onderwijs stuurt de organisatie.<br />

8


Voor de kinderen betekent dit dat hun rol verandert. Van een enigszins passieve, ontvangende<br />

leerling naar een actieve ontdekkingsreiziger, die in toenemende mate mede verantwoordelijk is<br />

voor zijn eigen ontwikkeling. Voor de leerkracht betekent dit dat er geleerd wordt een houding te<br />

ontwikkelen waarin je werkt als begeleider en ook als leider.<br />

Met mijn onderzoek speel ik heel sterk in op deze veranderende rol van zowel de leerling als de<br />

leerkracht. Ik ben gaan kijken naar de mogelijkheden binnen de Touwladder om op een<br />

onderzoekend en ontdekkende manier met natuur – en techniekonderwijs om te gaan. Ik heb<br />

hiermee ingespeeld op de ‘nieuwe’ rol van de leerling om een actieve ontdekkingsreiziger te worden<br />

en de nieuwe rol van de leerkracht om meer als begeleider en coach aan de slag te gaan.<br />

Om waardevolle conclusies uit mijn onderzoek te kunnen trekken was het van belang verschillende<br />

soorten onderwijsstijlen aan te bieden aan de leerlingen en deze te vergelijken. Ik heb hierbij<br />

gekeken naar het leerrendement van de leerlingen en of er wordt ingespeeld op de zone van de<br />

naaste ontwikkeling (meervoudige intelligentie).<br />

Het onderzoek is erop gericht om te kijken op welke manieren het natuur – en techniekonderwijs op<br />

de Touwladder het best kan worden aangeboden om het voor leerling en leerkracht zo betekenisvol<br />

mogelijk te maken.<br />

3.2 Onderzoeksvraag<br />

a. Onderzoeksvraag en deelvragen<br />

Onderzoeksvraag: Wat is de invloed van gesloten en open lessen natuur/ techniek in de<br />

buitenlokaal op kinderen in de onderbouw gekeken naar de betrokkenheid, het welbevinden<br />

en het inspelen op de zone van de naaste ontwikkeling (meervoudige intelligentie)?<br />

Deelvragen:<br />

Wat zijn open lessen natuur / techniek?<br />

Waarvoor zijn open lessen het meest geschikt?<br />

Wat zijn gesloten lessen natuur / techniek?<br />

Waarvoor zijn gesloten lessen het meest geschikt?<br />

Hoe wordt er nu gewerkt met natuur en techniek? Open/ gesloten? Mengvorm?<br />

Hoe wordt natuur – en techniekonderwijs op andere scholen binnen <strong>Skipos</strong><br />

ingericht?<br />

Vooral open opdrachten? Vooral gesloten opdrachten?<br />

Wat zijn de ervaringen van andere scholen met deze manier van onderwijs geven<br />

gekeken naar de betrokkenheid, het welbevinden en het inspelen op de zone van de<br />

naaste ontwikkeling?<br />

Hoe werken open opdrachten in de klas op het gebied van natuur en techniek?<br />

Hoe moet je open opdrachten aanbieden om de betrokkenheid bij de kinderen zo<br />

groot mogelijk te maken?<br />

Hoe moet je gesloten opdrachten aanbieden om de betrokkenheid bij de kinderen zo<br />

groot mogelijk te maken?<br />

9


Wat zijn de voor – en nadelen van open/ gesloten op het gebied van natuur/ techniek<br />

gekeken naar de betrokkenheid / welbevinden en het inspelen op de zone van de<br />

naaste ontwikkeling?<br />

o Onderzoeken van de effecten van open en gesloten natuur/ techniek lessen in het<br />

buitenlokaal.<br />

o Deelname door 2 groepen: 1 groep open lessen & 1 groep gesloten lessen in het<br />

buitenlokaal<br />

o Hoe groot is de betrokkenheid in een open of gesloten les?<br />

o Hoe groot is het welbevinden in een open of gesloten les?<br />

Hoe staan docenten op de Touwladder tegenover open / gesloten natuur/ techniek<br />

onderwijs in het buitenlokaal?<br />

Conclusie en aanbevelingen<br />

b. Verantwoording<br />

Binnen de Touwladder zijn er op dit moment buitenlokalen beschikbaar, maar deze worden<br />

op dit moment niet optimaal gebruikt. De school wordt binnenkort verbouwd en het is de<br />

bedoeling dat er voldoende ruimte wordt gemaakt voor buitenlokalen en buitenonderwijs.<br />

Het is dus belangrijk om te weten wat de toegevoegde waarde is van buitenonderwijs en hoe<br />

ze dit buitenonderwijs in kunnen zetten in hun onderwijs.<br />

In het onderwijs van tegenwoordig wordt naar mijn idee minder aandacht besteed aan het<br />

kennen van de natuur en de omgeving. Ik vind het belangrijk dat kinderen hier kennis van<br />

hebben en weten wat er allemaal uit de natuur te halen is.<br />

De mogelijke nieuwswaarde van mijn onderzoek is dat ik uiteindelijk conclusies kan trekken<br />

op het gebied van open en gesloten opdrachten op het gebied van natuur en techniek in<br />

buitenlokalen. Er zijn genoeg scholen die meer open onderwijs op het gebied van natuur en<br />

techniek proberen te bewerkstelligen, maar volgens mij zijn er nog te weinig vergelijkingen<br />

getrokken tussen open en gesloten onderwijs natuur & techniek in buitenlokalen. Met mijn<br />

onderzoek hoop ik een helder inzicht in gesloten en open lessen natuur & techniek in<br />

buitenlokalen te verschaffen, wat de voor – en nadelen zijn van beide soorten van onderwijs<br />

en waar het leerrendement van de kinderen op het gebied van natuur & techniek in<br />

buitenlokalen het grootst is.<br />

c. Methode<br />

Ik zal eerst een literatuurstudie moeten gaan doen. Informatie zoeken en bewerken over het<br />

aanbieden van lessen natuur & techniek(zowel voor gesloten als voor open lessen).<br />

Vervolgens zal ik veel informatie moeten gaan inwinnen bij andere scholen. Scholen die<br />

werken met sterk gesloten lessen en scholen die werken met vooral open lessen. Ik zal hier<br />

veel moeten observeren en waar moeten nemen. Ik zal ook interviews met leerkrachten en<br />

kinderen afnemen op deze scholen. Het leggen van contacten met diverse scholen zal<br />

belangrijk zijn.<br />

Interviews met diverse personen op dit vakgebied.<br />

Dit alles zal verwerkt worden in de beantwoording op verschillende deelvragen.<br />

10


4. Theoretisch kader<br />

4.1 Onderwijsstijlen bij natuur – en techniekonderwijs<br />

Binnen onderwijsland worden er veel verschillende onderwijsstijlen gehanteerd. Elke school pakt het<br />

anders aan en heeft zijn eigen visie op natuur – en techniekonderwijs. Het is belangrijk om rekening<br />

te houden met uitgangspunten gebaseerd op wat kinderen eigen is en op de doelen van natuur – en<br />

techniekonderwijs zoals die zijn opgesteld door het Nationaal expertisecentrum<br />

LeerplanOntwikkeling (SLO). De Vaan en Marell (2006) geven de volgende uitgangspunten:<br />

- Het onderwijs moet passen bij de aard van het kind. de activiteiten moeten ‘beleefd’<br />

kunnen worden, verwondering oproepen, spannend en uitdagend zijn. Je kunt aan de manier<br />

waarop kinderen bezig zijn, zien of ze betrokken zijn.<br />

- Het onderwijs moet passen bij de cognitieve mogelijkheden van de kinderen, dus ook<br />

aansluiten op de verschillende ontwikkelingsstadia die er binnen elke groep zijn.<br />

- Leer -en ontwikkelingspsychologen, zoals 1 Piaget, 2 Bruner en anderen, wijzen erop dat<br />

kinderen veel concrete ervaringen nodig hebben om logische verbanden te kunnen leggen,<br />

zoals ‘als..dan…’- relaties, en dat kinderen nieuwe ervaringen altijd zullen ‘aanhaken ‘ aan<br />

bestaande kennis. Bij gebrek aan ‘kapstokken’ is er ofwel geen leereffect ofwel de kinderen<br />

zoeken zelf voor hen logisch lijkende ‘aanhaakpunten’. Dit laatste kan leiden tot hardnekkige<br />

misconcepties.<br />

- Bij 3 natuuronderwijs is het hanteren van de onderzoekende werkwijze onmisbaar. Deze<br />

aanpak kan alleen maar al doende (handelend en denkend) worden opgebouwd. Het gaat<br />

daarbij niet alleen om toepasbare kennis maar ook om vaardigheden.<br />

- Bij natuur onderwijs hoort ook het dragen van verantwoordelijkheid (onder andere voor<br />

materialen/organismen). dit betekent dat kinderen ook verantwoordelijkheid moeten<br />

krijgen voor die zaken die zij zelf kunnen overzien en waarop zij zelf invloed hebben.<br />

In Praktische didactiek voor natuuronderwijs (2006) wordt door Docters van Leeuwen (1978)<br />

onderscheidt gemaakt in drie onderwijsstijlen. De keuze voor de onderwijsstijl bepaald welke<br />

uitgangspunten er te verwezenlijken zijn.<br />

1. Spontaan ontdekkend leren (open lessen)<br />

Spontaan ontdekkend leren is een vorm van leren waarbij de kinderen het initiatief nemen; deze<br />

vorm van leren is natuurlijk leren of zelfontdekkend leren. De leerkracht past zich aan aan de<br />

leerbehoeften van de leerlingen; de communicatie met de leraar gaat over de wereld van natuur en<br />

techniek die door de leerlingen ervaren wordt. De kinderen besluiten bij deze manier van leren zelf<br />

wat zij gaan onderzoeken en structureren zelf hun activiteiten. Op deze manier ontdekken zij<br />

samenhang tussen hun waarnemingen en formuleren verbanden.<br />

1 Jean Piaget - Wikipedia Binnengehaald op maandag 9 februari 2009<br />

2 Jerome Bruner - Wikipedia, the free encyclopedia en SimQuest Advice tool Binnengehaald op maandag 9<br />

februari 2009<br />

3 Kan ook van toepassing zijn op ‘techniekonderwijs’<br />

11


Bij deze onderwijsstijl is het de enige taak van de leerkracht om de samenwerking binnen de groepjes<br />

te begeleiden. De leerlingen vormen zelf denkbeelden over natuur en techniek, die onafhankelijk zijn<br />

van die van de leraar.<br />

! Hoe zinvol spontaan ontdekkend leren voor kinderen ook is, het is erg tijdrovend, tamelijk<br />

individueel en binnen een schoolsituatie moeilijk te realiseren!<br />

Slangen (2005) gebruikt in zijn boek ‘Techniek: leren door doen’ de term ‘zelfontdekkend’ leren. Hij<br />

gaat in zijn boek verder in op de leeromgeving van de school. Hij geeft aan dat zelfontdekkend leren<br />

vraagt om een leeromgeving waarin iets te ontdekken moet zijn. Dat kan betekenen dat het kind<br />

zelfstandig materialen kiest uit een aanbod dat in bepaalde mate al voorgestructureerd is met<br />

opdrachten. In een rijke leeromgeving zijn wel veel verschillende leermaterialen beschikbaar, maar<br />

de leerling kiest en bepaalt. De leerling laat hiermee zien dat deze bezig is met zelfstandig leren leren<br />

( 4 Droste & van den Boogert 2000). Dit is een belangrijke vaardigheid bij techniekleren. Bij techniek<br />

zijn leerlingen vaak individueel iets aan het onderzoeken, construeren of aan het lezen.<br />

Voor leerkrachten is het van belang dat hij de leerlingen vrij laat om hun eigen leerroute te bepalen,<br />

ook al is deze anders dan de leerroute die de leerkracht voor ogen had. Deze ‘andere’ leerroute hoeft<br />

niet perse minder leerzaam te zijn. Als er hulp geboden wordt door de leerkracht dient dit op<br />

5 metacognitief niveau te gebeuren. Dat kan met vragen zoals: Hoe heb je het aangepakt? Wat wilde<br />

je leren of maken? Is dat gelukt? Heb je opgeschreven wat je opvalt? Kinderen moeten de ruimte en<br />

tijd krijgen om na te denken. Leerkrachten zijn vaak geneigd als een leerproces even lijkt stil te<br />

vallen, meteen de regie over te nemen en in de overdragende rol te kruipen.<br />

Zelfontdekkend leren is iets wat het kind van nature heeft meegekregen en dat zeer waardevol is om<br />

gemotiveerd van de natuur en techniek te leren. De leerlingen hanteren het vaak zonder dat de<br />

leerkrachten zich ervan bewust zijn en communicatie aangaan met de leerling. Helaas blijkt in de<br />

praktijk dat de echte (waardevolle) dialoog met de leerkracht of andere kinderen vaak nog gemist<br />

wordt.<br />

2. Overdragend leren (gesloten lessen)<br />

Overdragend leren is de tegenpool van zelfontdekkend leren: de leraar bepaalt niet alleen de inhoud<br />

van de leerstof, de leerling moet ook met de leraar meedenken. De communicatie tussen de leerling<br />

en de leraar gaat over de natuurwetenschappelijke wereld van de leraar. De leraar kiest de stof,<br />

formuleert de problemen en legt uit hoe je ze op kunt lossen, trekt de conclusies en vertelt hoe je ze<br />

kunt toepassen. Als er concreet materiaal wordt gebruikt, is dat voor demonstratieproeven of<br />

practica met kookboekachtige instructies. Hierbij past geen initiatief van de leerlingen; zij zijn<br />

afhankelijk van de leraar. Bij deze stijl van lesgeven plaatst de leraar zich tussen de leerlingen en de<br />

natuurwetenschappelijke wereld in, en draagt die over aan de leerlingen.<br />

4 Janneke Hesselink, zelfsturing, twijfel en inspiratie<br />

http://www.reflectietools.nl/documentatie/Zelfsturing_twijfel_en_inspiratie_JH.pdf Binnengehaald op<br />

maandag 9 februari 2009<br />

5 Communiceren over het leerproces<br />

12


Als leraar ben je vrij snel geneigd om leerstof over te dragen; wanneer je de stof goed hebt<br />

gestructureerd, lijkt er weinig mis te kunnen gaan. Bij deze stijl is het vaak moeilijk na te gaan wat de<br />

kinderen echt hebben geleerd. Ze praten gewoon na wat er is verteld en vaak zijn dat, bij gebrek aan<br />

aanknopingspunten met eigen bewuste ervaringen (kapstokken), volgende week weer vergeten. Het<br />

omgekeerde komt ook voor: dat kinderen vóór de les al weten wat je zo moeizaam staat uit te<br />

leggen.<br />

In Slangen (2005) wordt verwezen naar de verwantschap met de behavioristische leertheorie. De<br />

behavioristische leertheorie gaat uit van ontwikkeling waarbij men het waarneembaar gedrag en<br />

externe stimuli in de omgeving cruciaal zijn voor het begrijpen van de ontwikkeling van een individu.<br />

Deze theorie verwerpt het idee dat alle mensen een stadia doorlopen. Er wordt vanuit gegaan dat<br />

mensen worden beïnvloed door de omgevingsstimuli waaraan ze toevallig worden blootgesteld.<br />

Gekeken naar natuur – en techniekonderwijs zouden kinderen alleen datgene aan kunnen leren wat<br />

ze van de leerkracht geleerd krijgen. Ze zijn niet in staat om zelfstandig problemen op te lossen<br />

(zelfontdekkend te leren). Volgens behavioristische theorieën wordt het vermogen van kinderen om<br />

problemen op te lossen voornamelijk groter naarmate ze ouder worden dankzij hun grotere mentale<br />

capaciteiten en niet door de veranderingen in het soort denken dat ze op een probleem kunnen<br />

loslaten (Feldman, 2007).<br />

In zijn puurste vorm zal de behavioristische leertheorie nauwelijks geschikt zijn voor natuur – en<br />

techniekonderwijs. Soms kan het echter wel zinvol zijn om overdragend leren toe te passen;<br />

bijvoorbeeld als er voor kinderen te weinig mogelijkheden zijn om zelf concepten en inzichten over<br />

een onderwerp op een (zelf) ontdekkende manier te leren. Het kan ook zinvol als een leerproces<br />

begonnen of versneld moet worden. Door extra toelichting of informatie in een opstartfase van een<br />

activiteit kunnen leerlingen sneller bij de eigen ontdekking komen.<br />

3. Ontdekkend leren (combinatie van open en gesloten lessen)<br />

Bij deze manier van leren dragen zowel de leraar als de leerlingen fundamenteel bij aan de inhoud<br />

van het onderwijs. Waarnemingen, vragen en ideeën van alle betrokken spelen een rol in de<br />

communicatie en dragen bij aan het leerproces.<br />

Ontdekkend leren is een benadering die de interesse van kinderen serieus neemt, hen aanmoedigt<br />

om hun omgeving onderzoekend tegemoet te treden en om samen met de leerkracht tot<br />

bevredigende antwoorden te komen. Deze onderwijsstijl biedt je als leerkracht de mogelijkheid om<br />

leersituaties goed voor te bereiden, terwijl er toch ruimte is om flexibel met reacties van kinderen<br />

om te gaan. De lerende werkelijkheid van de leerkracht wordt samengesmolten met die van de<br />

leerling.<br />

Voor de leerlingen is ontdekkend leren een werkwijze waarbij hun betrokkenheid meer kans krijgt,<br />

en die hen stimuleert om zinvolle vragen die zij hebben door onderzoek te beantwoorden. Als<br />

leerkracht bied je daarbij niet meer, maar ook niet minder hulp dan nodig is. Dit wordt ook wel<br />

begeleid of gecoached leren genoemd. Om kinderen te begeleiden bij ontdekkend leren, maak je<br />

13


gebruik van 6 operationele vragen. Met dit type vragen kun je kinderen uitdagen om iets met het<br />

materiaal te gaan doen om een antwoord te vinden. Door de lerende rol van de leerkracht voelt de<br />

leerling echte betrokkenheid en zich gestrekt in zijn eigen denkproces. De leerling ervaart dat het<br />

zoeken naar antwoorden belangrijker gedrag is dan het geven van de antwoorden. Dit stimuleert<br />

leerlingen om zinvolle vragen te stellen die door onderzoek of het vervaardigen van iets beantwoord<br />

worden (Slangen, 2005).<br />

- Coöperatief leren<br />

Een manier van leren waar de Vaan & Marell (2006) niet op ingaan, maar door Slangen (2005) wel<br />

genoemd wordt is coöperatief leren. In de bovenstaande drie leervormen wordt alleen ingegaan op<br />

het interactieproces tussen leerkracht en leerling. Maar leren kan ook gebeuren door het<br />

samenwerken met medeleerlingen. Förrer (2000) geeft aan waarom coöperatief leren belangrijk is,<br />

omdat het:<br />

- Leerlingen uitdaagt tot actief en constructief leren<br />

- Interactie tussen leerlingen stimuleert<br />

- Verschillen tussen leerlingen benut als kansen om van elkaar te leren<br />

- Een bijdrage levert aan het realiseren van een goed pedagogisch klimaat.<br />

Bij coöperatief leren werken leerlingen in zorgvuldig samengestelde groepen samen om problemen .<br />

op te lossen, een vraagstuk te beantwoorden of iets te vervaardigen. Bij techniek – en<br />

natuuronderwijs kan deze vorm van leren zeer veel toevoegen.<br />

4.2 De stageschool<br />

Om een goed beeld te kunnen schetsen van de mogelijkheden van de stageschool is het van belang<br />

de visie/ uitgangspunten van de stageschool te betrekken in mijn onderzoek; dit om reële en<br />

uitvoerbare doelen te kunnen stellen en/of conclusies te kunnen trekken.<br />

Basisschool de Touwladder gaat ervan uit dat de tijd die door een kind wordt doorgebracht op deze<br />

basisschool één grote ontdekkingsreis behoort te zijn. Hiermee wordt ingespeeld op de behoeften<br />

van een kind, zoals:<br />

- Kinderen hebben een natuurlijke aanleg om te leren.<br />

- Bij leren gaat het erom, dat het nieuw geleerde aansluit bij bestaande kennis.<br />

- Leren is een individueel en een sociaal proces.<br />

- De katholieke identiteit van de school.<br />

- Het leren vindt plaats in een veilige, vertrouwde omgeving. Dit is een voorwaarde om tot een<br />

optimale (cognitieve) ontwikkeling te komen.<br />

6 Operationele vragen nodigen uit om dát met het materiaal te doen, wat een antwoord/ ontdekking oplevert.<br />

Voorspellingsvragen en operationele vragen horen op dezelfde manier bij elkaar, als de woorden denken en<br />

doen: operationele vragen leiden tot onderzoekend leren en voorspellingsvragen stimuleren het denkproces<br />

daarbij.<br />

14


- Leren doe je 24 uur per dag en een leven lang.<br />

- De ontwikkeling en vorming van de kinderen staan centraal.<br />

- De inhoud van het onderwijs stuurt de organisatie.<br />

Voor het kind betekent dit dat van een passieve leerling naar een meer ontdekkende leerling wordt<br />

gegaan. Er wordt de mogelijkheid geboden om de eigen kwaliteiten en talenten te ontdekken, te<br />

ontwikkelen en te ontplooien. Er wordt geprobeerd een situatie te creëren waarin kinderen hun<br />

eigen leerproces leren te bepalen. Belangrijk is wel dat er wordt aangegeven dat deze vrijheid echter<br />

wel in gebondenheid is. Er is dus nog een belangrijke controlerende – en sturende taak voor de<br />

leerkracht weggelegd. Het kind zal leren om tijdens klassikale momenten in de basisgroep en tijdens<br />

heterogene, groepsdoorbrekende werktijden in een krachtige leeromgeving.<br />

Om tot een lerende basisschool te komen, gaat de Touwladder uit van een vijftal leerdisciplines die<br />

er op gericht zijn een op leren gerichte attitude aan te nemen. Deze vijf leerdisciplines zijn opgesteld<br />

door 7 Peter M. Senge.<br />

1. Persoonlijk meesterschap.<br />

2. Gemeenschappelijke visie.<br />

3. Mentale modellen.<br />

4. Teamleren.<br />

5. Systeemdenken.<br />

Peter M. Senge geeft tevens aan hoe een lerende organisatie eruit ziet:<br />

- Waarin mensen voortdurend hun mogelijkheden uitbreiden om die resultaten te bereiken<br />

die zij werkelijk wensen en nastreven.<br />

- Waar nieuwe en expansieve denkpatronen worden gevoed en gekoesterd.<br />

- Waarin de collectieve aspiraties volkomen vrij zijn.<br />

- Waar mensen voortdurend leren samen te leren (Peter M. Senge).<br />

Door Peter M. Senge worden vervolgens een aantal belangrijke kenmerken onderscheiden die van<br />

invloed zijn op de organisatie (inrichting) van het onderwijs:<br />

Beleids- en strategieproces wordt gezien als een permanent leerproces.<br />

o Er is voor alle leerkrachten ruimte om te experimenteren.<br />

Gerichtheid op participatie.<br />

o Alle organisatieleden en direct betrokkenen uit de schoolomgeving worden<br />

betrokken bij beleidsontwikkeling en strategieproces.<br />

o Conflicten en meningsverschillen worden niet als bedreigend ervaren.<br />

o In beleid zijn opvattingen cq. waarden en normen van alle teamleden terug te zien<br />

(niet enkel die van het management).<br />

7 Peter Senge - Wikipedia Binnengehaald op maandag 9 februari 2009<br />

15


Er wordt grote waarde gehecht aan informatieverwerving en het delen van informatie.<br />

o Informatie wordt gebruikt om zaken beter te kunnen begrijpen en verbeteren, niet<br />

om te belonen en straffen.<br />

o Adequaat en planmatig gebruiken van informatiesystemen, waardoor alle<br />

organisatieleden geholpen worden bij hun inzicht in het wel en wee van de school.<br />

o Mensen ontvangen vaak feedback op hun handelen.<br />

Men voelt zich gezamenlijk verantwoordelijk voor financiële en materiële middelen.<br />

Het nemen van initiatieven wordt gestimuleerd.<br />

o Werkgroepen en netwerken zijn in staat om initiatieven te ontplooien zonder het<br />

schoolbelang uit het oog te verliezen.<br />

Flexibele organisatiestructuur.<br />

o Mensen kunnen van taak wisselen.<br />

o Ze kunnen die dingen doen die passen bij hun capaciteiten en voorkeuren.<br />

o Regels en structuren kunnen, na bezinning daarop, veranderd worden.<br />

o Grenzen tussen verschillende bouwen worden doorbroken.<br />

Contacten met de omgeving worden als zeer belangrijk gezien.<br />

o Op vergaderingen is de relatie met de omgeving regelmatig als agendapunt<br />

opgenomen.<br />

o Informatie uit de schoolomgeving wordt systematisch vergaard.<br />

o Ieder individueel teamlid voelt verantwoordelijkheid voor de relatie met de<br />

schoolomgeving.<br />

Men wil leren van andere scholen en organisaties.<br />

o Men gaat regelmatig bij andere scholen kijken.<br />

o Men zoekt samenwerking met gelijksoortige scholen.<br />

o Men wil leren van de “best-practice” van andere teams<br />

Het school-leerklimaat is een bijzonder punt van aandacht.<br />

o Als er iets fout gaat, kun je hulp en ondersteuning van collega’s krijgen.<br />

o Als je iets niet weet, is het normaal het aan anderen te vragen.<br />

o Mensen stellen hun opvattingen en werkwijzen ter discussie.<br />

o Verschillen tussen mensen (jong-oud, man-vrouw, ervaren-onervaren) worden<br />

positief opgevat en gezien als een bron tot leren.<br />

Zelfontplooiingskansen voor allen.<br />

o Clusters en IB-ers hebben hun eigen budgetten die ze onder meer aanwenden voor<br />

hun verdere professionele ontwikkeling.<br />

o Teamleden worden aangemoedigd verantwoordelijkheid te nemen.<br />

16


4.3 Opzet open lessen bij natuur – en techniekonderwijs<br />

In open leersituaties hebben leerlingen veel invloed in wat er in de les gaat gebeuren. In het boek<br />

van De Vaan & Marell (2006) wordt door middel van een schema duidelijk gemaakt welke invloed<br />

een open aanpak heeft op de rollen van leraar en leerlingen bij elke fase van een 8 5-stappenles met<br />

echt materiaal. De vijf stappen zijn: introductie op de les, vrije exploratie van het materiaal<br />

(aanrommelen), onderzoek van het materiaal, rapportage: communicatie over de resultaten, waarna<br />

de leerkracht de les afrondt met extra informatie en verwerking.<br />

Stap 1<br />

Introductie<br />

Stap 2<br />

Vrije exploratie<br />

Stap 3<br />

Onderzoek<br />

Stap 4<br />

De rapportage<br />

Stap 5<br />

Extra informatie<br />

Taak van de leerkracht bij open lessen zijn:<br />

- Geeft criteria en/of strategische suggesties en hints<br />

- Geeft desgewenst advies<br />

17<br />

Alle stappen open<br />

4.4 Opzet gesloten lessen bij natuur – en techniekonderwijs<br />

De kinderen brengen het onderwerp in.<br />

De kinderen krijgen de gelegenheid om<br />

materiaal rond het onderwerp te verkennen;<br />

daarbij kunnen ze zelf tot vragen komen.<br />

De kinderen zoeken zelf antwoord op hun<br />

vragen. Ze kiezen zelf wát ze gaan onderzoeken,<br />

met welk materiaal, en hoe: ze formuleren zelf<br />

onderzoeksvragen; ze ordenen zelf resultaten.<br />

De kinderen presenteren de resultaten, trekken<br />

conclusies en zoeken toepassingen.<br />

De leerlingen zoeken of vragen meer informatie<br />

over het onderwerp.<br />

In gesloten lessen hebben leerlingen weinig invloed op wat er in de les gaat gebeuren. Overdragend<br />

leren vertegenwoordigt daarbij de meest gesloten vorm van leren. In het boek van De Vaan & Marell<br />

(2006) wordt door middel van een schema duidelijk gemaakt welke invloed een open aanpak heeft<br />

op de rollen van leraar en leerlingen bij elke fase van een 5-stappenles met echt materiaal.<br />

8 Voor mijn onderzoek gaat het te ver om in te gaan op de inhoudelijke uitleg van het 5-stappenplan, dit is niet<br />

het doel van mijn onderzoek.


Stap 1<br />

Introductie<br />

Stap 2<br />

Vrije exploratie<br />

Stap 3<br />

Onderzoek<br />

Stap 4<br />

De rapportage<br />

Stap 5<br />

Extra informatie<br />

Taken van de leerkracht bij gesloten lessen zijn:<br />

- Voert uit/bepaalt<br />

- Doet door/ expliceert hoe en waarom<br />

18<br />

Alle stappen gesloten<br />

De leerkracht bepaalt het onderwerp en geeft er<br />

informatie over.<br />

Geen spontane verkenning.<br />

De leerkracht versterkt de opdrachten (vaak in<br />

de vorm van kookboekinstructies) en schrijft<br />

voor in welke vorm ze de resultaten moeten<br />

weergeven.<br />

De leerkracht controleert de resultaten en geeft<br />

conclusies en toepassingen.<br />

Stap 5 gaat vooraf aan het werken met materiaal<br />

en / of de leerkracht geeft aanvullende<br />

informatie.<br />

4.5 Combinatie van open en gesloten lessen natuur – en techniekonderwijs<br />

Door de projectgroep Natuuronderwijs voor de basisschool, NOB, is eveneens een vijfstappenplan<br />

opgesteld. Het NOB heeft een combinatie(ontdekkend leren) hierbij gemaakt van<br />

leerkrachtgestuurde (overdragend leren)en leerlinggestuurde (spontaan ontdekkend leren) lessen.<br />

In het artikel geschreven door Hans Stegeman (Natuuronderwijs in vijf stappen,2002) in De<br />

Grabbelton worden deze vijf stappen beschreven. Deze vijf stappen komen nagenoeg overeen met<br />

de vijf stappen die hierboven zijn behandeld. Stegeman (2002) geeft alleen andere benamingen aan<br />

het 5-stappenplan van het NOB.<br />

Stap 1 Er komt iets binnen<br />

In elke klas of groep, in school of thuis, gebeuren er onverwachte dingen, die de belangstelling van<br />

kinderen trekken. Verstandelijk en emotioneel is de aandacht sterk op één feit gericht. Of er iets mee<br />

wordt gedaan hangt sterk af van verschillende factoren:<br />

- Past het in het schema van werk, waar je mee bezig bent?<br />

- Kun je snel omschakelen op dit onderwerp en is er gelegenheid de eerstkomende dagen er<br />

telkens mee bezig te zijn?


- Is de interesse sterk genoeg, en het onderwerp geschikt, om er op door te gaan?<br />

Stap 2 Aanrommelen<br />

Als je iets in handen krijgt wat je hevig interesseert, ga je ermee experimenteren. Er wordt van alles<br />

geprobeerd. Van alles uit de omgeving wordt gebruikt om mee te experimenteren. Het hangt van de<br />

creativiteit van de leerling/leerkracht af, wat er bedacht wordt. Als er in de klas iets ‘binnen komt’ en<br />

er wordt besloten mee door te gaan(als er aan de voorwaarden van stap 1 is voldaan!), is het zaak<br />

om allerlei materialen aan te slepen die dienstig kunnen zijn om te experimenteren. Ook instanties<br />

buiten de school kun je inschakelen: de gemeentelijke diensten , de natuur – en milieucentra voor<br />

leskisten en lesmateriaal, de schoolbegeleidingsdiensten, openbare bibliotheek, musea in de regio,<br />

ouders die beroepshalve goede ideeën kunnen verstrekken of hulp kunnen bieden.<br />

Hoelang ‘aanrommelen’ duren moet, ligt aan:<br />

- Het onderwerp: is het zodanig dat er mee verder gegaan kan worden<br />

- Blijft het aanrommelen serieus<br />

- Is de materiaalkeuze goed en/of voldoende<br />

Stap 3 Vraag het de… zelf maar<br />

Tijdens het aanrommelen stellen de kinderen al vaak vragen. Meestal worden er nog meer vragen<br />

opgeroepen. Daarom is het goed oom op een gegeven ogenblik je met elkaar af te vragen: “Wat zou<br />

ik van… wel eens willen weten? “. Als er weinig vragen komen, zegt dit veel over de emotionele<br />

betrokkenheid. Voor het overzicht is het goed om alle vragen op het bord te noteren (vervolgens kan<br />

je eventueel overgaan tot het maken van webschema’s). Hoe er nu verder gegaan wordt hangt af van<br />

het organisatietalent van de leerkracht, van de geoefendheid en het gedrag van de klas, en van de<br />

vraag. Er moet nu namelijk onderzoek beginnen. Hoe moet dit gedaan worden?<br />

- Allemaal dezelfde vraag of verschillend?<br />

- Onder schooltijd of als een soort ‘huiswerk’?<br />

- Individueel of in groepen.<br />

Wat er ook gekozen wordt, het is zaak snel te starten en duidelijke afspraken te maken over de<br />

tijdsduur, verslaggeving etc. Je kunt beter met wat minder diepgaand resultaat genoegen nemen,<br />

dan tolereren dat zo’n onderzoekje eindeloos duurt. Het is belangrijk duidelijke afspraken te maken<br />

over de vorm waarin verslaggeving plaatsvindt.<br />

Stap 4 Vertel het je vrienden<br />

Als je iets leuks hebt ontdekt, wil je dat graag aan anderen vertellen. Dat is leuk om te doen en<br />

(meestal) ook leuk om te horen en je wordt er (doorgaans) wijzer van. Dat kan op verschillende<br />

manieren:<br />

19


- De onderzoeker(s) breng(t)en verslag uit aan de klas. Ze vertellen over hun onderzoek, lezen<br />

hun verslag door, laten geproduceerd materiaal zien, tonen schema’s of grafieken, foto’s of<br />

constructies.<br />

- Er wordt een tentoonstellin(g)(kje) opgebouwd in de hal, die voor ieder toegankelijk is<br />

- Er worden kopieën van verslagen naar elders gestuurd of op de website van de school<br />

geplaatst<br />

Stap 5 de leraar kan me nog meer vertellen<br />

Als de leraar iets te melden heeft, dan is dat om de volgende redenen:<br />

- Er ontbrak een essentieel stuk in de verslaggeving<br />

- Er kan heel makkelijk een verbinding worden gelegd naar te behandelen of behandelde<br />

leerstof<br />

- Naar aanleiding van vragen bleek, dat er over sommige informatie verwarring ontstond<br />

- Er waren vragen waar de onderzoekers geen raar mee wisten en die ze daarom lieten liggen<br />

Er zijn nog een paar activiteiten die de leerkracht dient te doen:<br />

- Als er materiaal is dat geschikt is om te bewaren, wordt dit opgeborgen in de museumkast<br />

- Gemaakt materiaal wordt tot een ‘ bewaarboek’ verwerkt, dat centraal wordt opgeborgen.<br />

Ook kunnen opdrachtkaartjes gemaakt worden zodat hetzelfde of verder onderzoek gedaan<br />

kan worden<br />

- Er wordt een verslag gemaakt van wat er gebeurd is, volgens de 5 stappen. Hierin worden<br />

ook de gehanteerde informatie en onderwijskundige problemen beschreven.<br />

Taken van de leerkracht bij een combinatie van open en gesloten lessen:<br />

- Geeft inhoudelijke opties<br />

- Geeft inhoudelijke suggesties en hints<br />

4.6 Onderzoekend en ontwerpend leren<br />

Een belangrijke toevoeging om de verschillende stappenplannen tot een goede uitvoering te kunnen<br />

brengen is om te kijken naar onderzoekend en ontwerpend leren. In M. van Graft, Kemmers (2007)<br />

wordt ingegaan op onderzoekend en ontwerpend leren. In het algemeen heeft onderzoekend en<br />

ontwerpend leren als doel om kinderen competenties te laten ontwikkelen die samenhangen met de<br />

(natuur‐)wetenschappelijke manier van werken of te werken als ontwerper. Het gaat daarbij om de<br />

ontwikkeling in samenhang van concepten, vaardigheden en houding over natuurwetenschappelijke<br />

en technische onderwerpen. Het onderzoeks‐ en ontwerpproces wordt daarbij als ‘spel’ gebruikt.<br />

Leerlingen ‘spelen’ dat zij onderzoeker of ontwerper zijn. Zij worden door de leraar gestimuleerd te<br />

handelen en zich te gedragen als nieuwsgierige, kritische en creatieve onderzoekers en/of<br />

ontwerpers (Van Oers, 2005).<br />

20


M. van Graft, Kemmers (2007) geven tevens een overzicht van verschillende auteurs die een<br />

stappenplan hebben ontwikkeld om te werken met onderzoekend leren.<br />

Suchman Llewellyn EDC De Vaan & Marell Van Graft &<br />

Kemmers<br />

Confrontation Inquisition Question Confrontatie Confrontatie<br />

Exploration Acquisition Aanrommelen Verkennen<br />

Hypothesize & Implementation Design Opzetten<br />

Test<br />

Organize &<br />

explain<br />

21<br />

experiment<br />

Summation Data Onderzoek Uitvoeren<br />

experiment<br />

Exhibition Conclusion Concluderen<br />

Reflect on proces Communication Verslaglegging Presenteren/<br />

communiceren<br />

Verbreding / Verdiepen /<br />

verdieping verbreden<br />

- Natuuronderwijs<br />

Hieronder wordt de voorgestelde 9 onderzoekendlerencyclus nader toegelicht:<br />

1. Confrontatie:<br />

Introductie of confrontatie met een probleem, verschijnsel of object/organisme dat<br />

nieuw is, maar aansluit bij de wereld van de kinderen. Verwondering en nieuwsgierigheid worden<br />

gestimuleerd door objecten en verschijnselen aan te bieden die net boven het kennisniveau van het<br />

kind zitten (zone van de naaste ontwikkeling, zie<br />

Vygotsky)en die ze daarmee uitdagen en motiveren om ‘op onderzoek uit te gaan’.<br />

2. Verkennen:<br />

Het verschijnsel of probleem wordt zo breed mogelijk verkend. Deze vrije exploratie<br />

vindt bij voorkeur aan het materiaal / voorwerp / organisme zelf plaats. In dat geval wordt er vaak<br />

over de aanrommelfase gesproken. Het aanrommelen voorziet in het opdoen van impressies, het<br />

ophalen van voorkennis en uitwisselen van ervaringen over het aangeboden materiaal of fenomeen.<br />

Deze creatieve fase roept vragen, ideeen, en/of voorspellingen op en is belangrijk voor het<br />

kennisnemen en leren van elkaars (pre‐)concepten. Voor jonge kinderen (groep 1 en 2) is dit niet<br />

haalbaar; zij zullen vooral hardop verwoorden wat ze waarnemen. Deze brede verkenning leidt tot<br />

verschillende typen vragen. Niet alle vragen lenen zich voor onderzoekend leren, soms kunnen<br />

antwoorden op vragen worden opgezocht of aan een deskundige worden gevraagd. De leraar zal<br />

daar regie in moeten nemen en er voor moeten zorgen dat kinderen niet teleurgesteld worden. Een<br />

andere werkwijze is ʹguided reinventionʹ (Freudenthal, 1991), waarbij in deze fase wordt gefocust<br />

op een vooraf gesteld doel. Dit ‘geleid heruitvinden’ wordt als term veel gebruikt in het (realistisch)<br />

rekenonderwijs. Analoog hieraan bij de natuurwetenschappelijke vakken is de probleemstellende<br />

benadering (Vollebregt et al., 1999).<br />

4. Opzetten van een experiment:<br />

De onderzoekbare vragen worden omgezet naar een uitvoerbaar experiment. Er wordt een plannetje<br />

gemaakt over wat er in het experiment bekeken of gemeten gaat<br />

worden, welke materialen en meetinstrumenten ervoor nodig zijn, en wie wat wanneer doet.<br />

9 Vooral van toepassing op natuuronderwijs


5. Uitvoeren van het experiment:<br />

Het experiment wordt uitgevoerd zoals van tevoren was bedacht. Waarnemingen worden vastgelegd<br />

in een logboek en de betekenis ervan wordt besproken in het<br />

groepje (eventueel met de leraar erbij). Ze leiden uiteindelijk tot resultaten.<br />

6. Concluderen:<br />

Op basis van de resultaten trekken de leerlingen conclusies, die leiden tot oplossingen en misschien<br />

tot vervolgvragen, waarna opnieuw de stappen 1 tot en met 4 worden uitgevoerd.<br />

7. Presenteren van resultaten:<br />

De opzet, resultaten en conclusies worden als tekeningen, foto’s, teksten en tabellen of grafieken<br />

verwerkt tot een presentatie. De uitkomst van het experiment en daarmee het antwoord op de vraag<br />

wordt aan de rest van de klas kenbaar gemaakt. Het delen van opgedane ervaringen met<br />

leeftijdsgenoten is erg belangrijk voor de ontwikkeling van eigen en andermans kennis.<br />

8. Verdiepen en verbreden:<br />

Uit de gesprekken en presentaties heeft de leraar een beeld gekregen van het begripsniveau van de<br />

leerlingen. In deze fase verzilvert de leraar deze opbrengst door de begrippen verder te<br />

conceptualiseren. Dit doet ze door de inhoudelijke opbrengsten te verbreden en betekenis te geven<br />

in andere contexten en samenhang aan te brengen met andere concepten.<br />

Een belangrijk punt dat uit deze verschillende aanpakken naar voren komt, is het onderscheid<br />

tussen een open (zelfontdekkend leren) fase en een gerichte(overdragend leren) fase. In de open fase<br />

wordt zoveel mogelijk informatie verzameld om het probleem te onderzoeken of het fenomeen in<br />

kaart te brengen.<br />

Voor de basisschoolleeftijd wordt hier vaak over de ‘aanrommelfase’ gesproken. Dit is een bijzonder<br />

belangrijke fase waarin aanspraak wordt gemaakt op de creativiteit van kinderen, die vanuit bij hen<br />

al bestaande kennis over het verschijnsel gaan redeneren en/of fantaseren. In deze fase, die zich kan<br />

ontpoppen als een ongerichte fase en die bijzonder associatief, willekeurig, en ‘van de hak op de tak’<br />

is, kan het leerdoel uit het oog worden verloren.<br />

De leraar heeft als taak om voor een zeker focus te zorgen en de vragen te concentreren<br />

op het leerdoel. In onderstaand figuur is dat in het zogenaamde ʹlensmodelʹ weergegeven.<br />

22


M. van Graft, Kemmers (2007) geven tevens een duidelijk overzicht van de leerlingactiviteiten die van<br />

belang zijn voor het uitvoeren van de verschillende stappen:<br />

Fase Activiteiten<br />

1. Confrontatie Waarnemen<br />

(H)erkennn<br />

Vergelijken<br />

2. Verkennen Aanrommelen<br />

3. Opzetten<br />

experiment<br />

4. Uitvoeren<br />

experiment<br />

Gegevens verzamelen<br />

Vragen stellen<br />

Ideeën opperen<br />

Voorspellingen doen<br />

Ontwerpen experiment: materiaal en meerinstrumenten/ gereedschap<br />

bijeenzoeken<br />

Eerlijk meten<br />

Plannen<br />

Waarnemen: kijken, luisteren, ruiken, voelen, proeven<br />

Metingen uitvoeren<br />

Noteren uitkomsten (in labjournaal, logboek)<br />

Ordenen<br />

Vergelijken<br />

Data verwerken<br />

Constateren<br />

5. Concluderen Argumenteren<br />

6. Presenteren<br />

resultaten<br />

Conclusies formuleren<br />

Verslag maken<br />

Presenteren<br />

Uitleggen<br />

23


7. Verdiepen/<br />

verbreden<br />

Reflecteren<br />

Discussiëren<br />

Vergelijken (experiment anderen, bijv. klasgenoten)<br />

Met betrekking tot het primair onderwijs, kan er al snel worden ingezien dat sommige<br />

van deze activiteiten wellicht niet uitvoerbaar zijn in alle groepen en niet haalbaar zijn<br />

voor alle leerlingen. Bij het toepasbaar maken van onderzoekend leren voor de basisschool<br />

moet rekening gehouden worden met de intellectuele ontwikkeling van het kind.<br />

Elk kind is hierin uniek. (Zie ook Jean Piaget)<br />

4.6.1 Zone van de naaste ontwikkeling 10 (Vygotski)<br />

De zone van naaste ontwikkeling (Zone of Proximal Development, ZPD), is het niveau waarop een<br />

kind een taak bijna onafhankelijk kan uitvoeren, maar hem kan voltooien met de hulp van een<br />

competenter niveau. Als de juiste instructie binnen de ZPD wordt aangeboden, kunnen kinderen hun<br />

inzicht vergroten en nieuwe taken beheersen. In Ontwikkelingspsychologie van R. Feldman (2005)<br />

wordt aangegeven dat als een kind zich op 11 cognitief gebied wil kunnen ontwikkelen, dan moet er<br />

nieuwe informatie worden gepresenteerd, binnen de naaste ontwikkeling van het kind.<br />

L. van Beemen benadrukt in haar boek nogmaals de centrale rol die de meer ervaren ‘ander’<br />

(bijvoorbeeld leerkracht) speelt in het leerproces van het kind. Het kind leert zeer algemene<br />

cognitieve schema’s die de basis vormen van nieuwe, verdergaande leerprocessen.<br />

4.6.2 Techniekonderwijs<br />

Bij techniek wordt met een soortgelijk proces gewerkt als bij natuurwetenschappen, maar het<br />

vertrekpunt is een geconstateerd probleem of een behoefte waarvoor naar een oplossing wordt<br />

gezocht. Na een — ongerichte — fase waarin zoveel mogelijk oplossingen en informatie worden<br />

verzameld, focussen leerlingen uiteindelijk gericht op een oplossing of product. Ze maken daar een<br />

ontwerp voor, eerst schetsmatig, maar nadat de schets is besproken in de klas maken ze een<br />

definitieve ontwerptekening met meer detail. Om aan te sluiten bij het kind wordt onderwijs in<br />

techniek dan ook bij voorkeur aan de hand van ontwerpend leren gedaan.<br />

Ontwerpen is net zoals onderzoeken een proces dat in verschillende fasen verloopt. Er<br />

wordt aan het ontwerpproces vaak een cyclisch karakter toegeschreven. De ontwerpcyclus<br />

kan als volgt worden weergegeven.<br />

1. Probleem constateren:<br />

De aanleiding tot het ontwerpen is vaak een probleem of een mismatch tussen de bestaande wereld<br />

en de behoeften van de opdrachtgever of een doelgroep. In deze fase wordt het probleem<br />

afgebakend en een programma van eisen vastgesteld waaraan het ontwerp moet voldoen.<br />

10 Lev Vygotski - Wikipedia Binnengehaald op dinsdag 10 februari 2009<br />

11 Ontwikkeling die betrekking heft op de manier waarop het gedrag van mensen wordt beïnvloed door groei<br />

en veranderingen in hun intellectuele vermogens.<br />

24


2. Verkennen:<br />

Creatieve fase waarin naar verschillende oplossingsmogelijkheden wordt gezocht, informatie wordt<br />

gezocht en beoordeeld waarna meerdere (deel)uitwerkingen worden overdacht.<br />

3. Ontwerpvoorstel maken:<br />

Het beste idee wordt uitgewerkt in een ontwerpschets. Er worden materialen en gereedschappen<br />

bij gezocht waarmee het ontwerp kan worden uitgevoerd.<br />

4. Uitvoeren:<br />

Het ontwerp wordt — eventueel op schaal — tot een prototype uitgevoerd. Bij problemen in de<br />

uitvoering wordt teruggegaan naar stap 2 en/of 3.<br />

5. Testen en evalueren:<br />

Het prototype wordt getest en is goed (genoeg) wanneer het aan het programma van eisen en dus<br />

aan de opdracht voldoet. Wanneer het niet voldoet komt men vanzelf weer bij stap 1, 2, 3 en/of 4<br />

terecht.<br />

6. Presenteren:<br />

Het ontwerp en de relatie met de behoefte worden gepresenteerd en/of gedemonstreerd aan de<br />

klasgenoten en de leraar. Door te ervaren hoe andere groepjes een ontwerp hebben gevonden voor<br />

een probleem worden kinderen gestimuleerd in hun vindingrijkheid.<br />

7. Verdiepen:<br />

Indien gewenst kan de leraar plenair met de kinderen praten over juiste en onjuiste aanpakken of<br />

methodes, of wijzen op inhoudelijke onvolkomenheden dan wel zorgen voor verdieping, verbreding<br />

of toepassing van de prototypen. Indien er ‘echte’ apparaten bestaan voor dit probleem kan hier<br />

uitvoerig naar gekeken worden. Wat hebben de technici anders gedaan dan wij? Wat is hetzelfde?<br />

Ook het ijken van instrumenten kan hier aan de orde komen.<br />

Ook bij ontwerpend leren hebben M. van Graft, Kemmers (2007) een duidelijk overzicht van de<br />

leerlingactiviteiten die van belang zijn voor het uitvoeren van de verschillende fasen:<br />

Fase Activiteiten<br />

1. Probleem<br />

constateren<br />

(H)erkennen probleem/ behoefte<br />

Probleem verwoorden en verhelderen<br />

Eisen formuleren<br />

2. Verkennen Gegevens verzamelen<br />

Oplossingsmogelijkheden overdenken<br />

Vragen stellen<br />

Voorspellingen doen<br />

Oplossingen formuleren<br />

25


3. Ontwerpvoorstel<br />

maken<br />

Geschikt materiaal en gereedschappen kiezen<br />

Herkennen constructie – en bewegingsprincipes<br />

Plannen<br />

Schematisch uitwerken<br />

4. Uitvoeren Gereedschappen gebruiken<br />

Materialen bewerken<br />

Volgens plan werken<br />

5. Testen en evalueren Testen prototype aan de hand van eisen<br />

6. Presenteren Verslag maken<br />

7. Verdiepen/<br />

verbreden<br />

Relatie leggen tussen oplossing en gestelde eisen (vormfunctie)<br />

Onvolkomenheden herkennen<br />

Presenteren<br />

Demonstreren / uitleggen<br />

Portfolio aanleggen<br />

Oplossing / product van anderen beoordelen<br />

Reflecteren<br />

Discussiëren<br />

Vergelijken (met ‘echte’ apparaten of producten van klasgenoten)<br />

IJken<br />

4.7 Van gesloten naar meer open lessen natuur – en techniekonderwijs<br />

De ontwikkeling in de richting van meer leerlinggestuurd onderwijs is om een aantal redenen van<br />

belang. Zwiers (2005) geeft in Natuur is overal aan dat de leerlingen meer gemotiveerd zijn als ze zelf<br />

(mede) de leerstof voor de les mogen bepalen. Ten tweede zijn ze zo nog actiever met de leerstof<br />

bezig, waardoor de kans groter wordt dat deze diepgaander wordt verwerkt. Tenslotte leren<br />

leerlingen zo ook in toenemende mate hoe ze vragen kunnen stellen aan de natuur en hoe ze<br />

antwoorden kunnen vinden op deze vragen. Ze leren vanuit verschillende perspectieven naar de<br />

natuur te kijken, ermee om te gaan en er over na te denken.<br />

Door zowel Zwiers (2005) en De Vaan & Marell (2006) wordt er gewerkt met een 5 stappenplan, of<br />

zoals Zwiers (2005) verwoordt 5 verschillende ‘niveaus’. Van niveau 1 naar niveau 5 neemt de invloed<br />

26


van de leerlingen op het leerproces steeds meer toe. Daarmee verandert ook de rol van de leerkracht<br />

en de methode. Tot en met niveau 3 wordt de leerstof nog grotendeels door de leerkracht en<br />

methode bepaalt. Leerkracht en methode zijn dan ook de belangrijkste informatiebronnen. Vanaf<br />

niveau 4 (stap 4) komt hier verandering in. De leerling gaat meer en meer bepalen welke aspecten<br />

van een onderwerp worden behandeld, waardoor er steeds meer een beroep zal worden gedaan op<br />

andere informatiebronnen.<br />

Niveau Verwonderen Vraagt stellen Antwoord geven Toepassen<br />

1.<br />

2.<br />

3.<br />

4.<br />

5.<br />

-<br />

LK<br />

LK<br />

LK<br />

GED./LL<br />

-<br />

LK<br />

LK<br />

GED./LL<br />

GED./LL<br />

27<br />

LK<br />

LK<br />

GED./LL<br />

GED./LL<br />

GED./LL<br />

LK= leerkrachtgestuurd GED.= gedeelde sturing LL= leerlinggestuurd<br />

GED.<br />

GED.<br />

GED./LL<br />

GED./LL<br />

GED./LL<br />

In het schema worden verschillende lesonderdelen gebruikt: verwonderen, vraag stellen, antwoord<br />

geven en toepassen. Hieronder zal ik kort aangeven wat deze verschillende lesonderdelen, die per<br />

niveau/ stap aan de orde komen, inhouden(Zwiers, 2005).<br />

- Verwonderen: verwondering ontstaat als een leerling ontdekt dat het gewone ongewone<br />

kanten blijkt te hebben. Als een leerling ontdekt dat iets anders is dan hij dacht. Vier<br />

vuistregels kunnen helpen bij het oproepen van verwondering:<br />

o Richt de aandacht op het onderwerp<br />

o Bekijk het onderwerp vanuit een ander perspectief<br />

o Concretiseer de stof<br />

o Stel vragen over het onderwerp en probeer deze te beantwoorden<br />

- Vraag stellen: vragen die voortkomen uit verwondering noemen we 12 verwonderingsvragen.<br />

Dit type vraag komt in het regulier onderwijs relatief weinig voor. De meeste vragen die in<br />

een klas door leerkrachten of leerlingen worden gesteld zijn 13 toepassingsvragen of 14 sociaal<br />

– procedurele vragen. Hieronder een viertal vuistregels, waarmee vragen die ‘verborgen’<br />

liggen, kunnen worden geëxpliceerd en gebruikt door leerkrachten en leerlingen:<br />

o Doelstellingen omzetten in vragen<br />

12 Vragen die voortkomen uit verwondering en nieuwsgierigheid.<br />

13 Vragen die betrekking hebben op toepassen van eerder verworven kennis<br />

14 Vragen die zorgen voor verheldering van relaties of procedures


o Toepassingsvragen omzetten in verwonderingsvragen<br />

o Gebruik sleutelvragen(deelvragen) voor het formuleren van de vraag<br />

o De stof met behulp van de sleutelvragen (deelvragen) vraaggestuurd (her)-ontdekken<br />

Taken van een leerkracht om het onderdeel ‘vraag stellen’ van leerkrachtgestuurd naar meer<br />

leerlinggestuurd te krijgen zijn:<br />

Taak van de leerkracht Stellen van vragen<br />

Leerkracht gestuurd De leerkracht stelt de vragen aan de leerlingen<br />

Gedeelde sturing De leerkracht biedt een aantal vragen aan en<br />

laat de leerlingen hieruit kiezen. De leerkracht<br />

geeft wat extra informatie over het onderwerp,<br />

bijvoorbeeld enkele wetenswaardigheden en<br />

stimuleert daarmee bij de leerlingen het stellen<br />

van vragen. Of de leerkracht biedt een<br />

hoofdvraag aan waar de leerlingen dan<br />

deelvragen voor mogen bedenken.<br />

Leerlinggestuurd De leerkracht laat de leerlingen zien hoe ze<br />

vragen kunnen stellen. Vervolgens gaan de<br />

leerlingen hiermee zelf vragen bedenken bij het<br />

betreffende onderwerp.<br />

- Antwoord geven: nadat een vraag gesteld is, zal deze ook moeten worden beantwoord.<br />

Hieronder volgen een tweetal vuistregels voor het formuleren van heldere antwoorden. Deze<br />

vuistregels gelden zowel voor vraaggestuurd leren als voor antwoord gestuurd leren.<br />

o Eerst het grote geheel en dan de details<br />

o Eerst de functie van het geheel, dan de functies van het onderdeel, dan de bouw en<br />

de werking van het onderdeel.<br />

Taken van een leerkracht om het onderdeel ‘antwoord geven’ van leerkrachtgestuurd naar meer<br />

leerlinggestuurd te krijgen zijn:<br />

Taak van de leerkracht Stellen van vragen<br />

Leerkracht gestuurd De leerkracht geeft het antwoord.<br />

Gedeelde sturing De leerkracht geeft bijvoorbeeld enkele<br />

antwoordmogelijkheden en laat de leerlingen<br />

dan het antwoord kiezen dat ze het beste<br />

vinden. De leerkracht geeft extra informatie of<br />

28


29<br />

verwijst naar iets wat de leerlingen al weten,<br />

zodat de leerlingen weten in welke richting ze<br />

moeten denken bij het zoeken naar een<br />

antwoord.<br />

Leerlinggestuurd De leerkracht geeft aan hoe de leerlingen het<br />

beantwoorden van de vraag kunnen aanpakken,<br />

doet dit voor en laat de leerlingen dit vervolgens<br />

zelf proberen. Hij geeft ze daarbij feedback op<br />

de uitvoering. De leerkracht laat de leerlingen<br />

helemaal zelfstandig de vraag beantwoorden en<br />

geeft alleen tips en adviezen als ze daarom<br />

vragen.<br />

- Toepassen: als leerlingen antwoorden hebben gevonden op gestelde vragen is het van belang<br />

dat ze de verworven kennis ook leren toepassen. Dit is zowel belangrijk voor de leerling als<br />

de leerkracht. De leerling kan zo immers nagaan of hij de leerstof voldoende beheerst, maar<br />

ook de leerkracht krijgt zo informatie over welke kennis leerlingen wel en niet hebben<br />

verworven. Voor het lesonderdeel toepassen gelden weer twee vuistregels:<br />

o Laat toepassingsvragen aansluiten bij de leerdoelen<br />

o Gebruik perspectieven voor het formuleren van uitdagende toepassingsvragen


5. Opzet en uitvoering van het onderzoek<br />

5.1 Keuze van de onderzoekseenheden<br />

Literatuur verwijzing Literatuurlijst<br />

Annie van Galen SLB-er PABO en natuurdeskundige<br />

Nol Trum directeur De Touwladder, natuurdeskundige; heeft kennis van een groot netwerk<br />

binnen natuuronderwijs en heeft zelf een grote documentatie aan materialen<br />

Kees Both onderwijspedagoog, deskundig op de gebieden van de Jenaplan – pedagogiek en de<br />

relatie kind – natuur, contact met Kees Both vanwege zijn grote kennis en zijn interesse in mijn<br />

onderzoek; ik heb hem vragen kunnen stellen<br />

5.2 Dataverzamelingsmethoden<br />

5.2.1 Observaties<br />

Door de leerkrachten zijn de open en gesloten lessen natuur – en techniekonderwijs uitgevoerd. Ik<br />

heb tijdens deze lessen gefilmd en de lessen geobserveerd. Ik heb gekozen voor observaties, omdat<br />

ik op deze manier verwacht de meeste informatie te krijgen. Ook omdat ik mijn onderzoek uitvoer bij<br />

kleuters (onderbouw), is observeren in mijn ogen de beste manier van werken. De uitgeschreven<br />

uitwerkingen van de observaties zijn te vinden in bijlage 6.<br />

5.2.2 Kringgesprekken<br />

Voor mijn onderzoek was het van belang voorafgaand aan de lessen natuur – en techniekonderwijs<br />

vast te stellen wat de leerlingen al wisten van het onderwerp. Ik heb korte kringsgesprekken<br />

gehouden met de leerlingen om hun beginniveau in te schatten. Mijn onderzoek heeft betrekking op<br />

de onderbouw van de basisschool en was ik, naar mijn mening, genoodzaakt om deze manier van het<br />

vaststellen van het beginniveau te gebruiken. Een toets om dit beginniveau vast te stellen is voor<br />

deze bouw absoluut niet geschikt.<br />

5.2.3 Interviews<br />

Na de gegeven lessen door de verschillende leerkrachten heb ik deze leerkrachten geïnterviewd. Ik<br />

heb tijdens de interviews vooral ingespeeld op hun (leer)ervaringen van de lessen en naar de invloed<br />

die de les had op het functioneren van de kinderen. Ik heb de leerkrachten na de lessen om hun<br />

ervaringen gevraagd, omdat zij in de toekomst moeten gaan werken met natuur – en<br />

techniekonderwijs op de Touwladder. Zij moeten de gelegenheid krijgen om aan te geven wat voor<br />

hen prettig werkt en wat niet. De uitwerkingen van de interviews zijn te vinden in bijlage<br />

5.3 Materiaal verzamelen<br />

Ik heb materiaal verzameld aan de hand van observaties van natuur – en technieklessen. Ik heb vier<br />

lessen met verschillende onderwerpen ontworpen en deze laten uitvoeren in zowel een open als<br />

gesloten les. In totaal heb ik dus acht observaties uitgevoerd. De lessen die ik heb geobserveerd zijn<br />

uitgevoerd door de groepsleerkrachten. De lessen zijn uitgevoerd in de binnentuinen op de<br />

Touwladder, locatie Christinastraat. Een belangrijke voorwaarde om de lessen goed uit te kunnen<br />

voeren is dat het weer redelijk tot goed is, regen is absoluut uit den boze bij de uitvoering van deze<br />

lessen. Door het observeren van deze lessen heb ik inzicht gekregen in de betrokkenheid en het<br />

welbevinden van de kinderen. De observaties waren noodzakelijk om conclusies te kunnen trekken<br />

30


welke lessen de betrokkenheid en het welbevinden positief beïnvloeden. Door de uitvoering van de<br />

lessen heb ik ook kunnen observeren welke manier (open of gesloten) het beste inspeelt op de<br />

manier van onderwijs waar de Touwladder voor staat, namelijk de meervoudige intelligentie en<br />

daarmee het inspelen op de zone van de naaste ontwikkeling.<br />

De zelfontworpen lesvoorbereidingen zijn terug te vinden in bijlage 4.<br />

5.4 Niet – onderzoeksmatige activiteiten<br />

- Zorgen voor de materialen voor in de ontdekhoek.<br />

Ik heb aan onze conciërge gevraagd welke materialen er beschikbaar waren op de<br />

Touwladder. De conciërge heeft de materialen die op school aanwezig waren bij elkaar<br />

gezocht en op een lijst aangegeven welke materialen beschikbaar waren. Vervolgens heb ik<br />

een brief opgesteld voor de ouders om te vragen of zij materialen beschikbaar wilden stellen<br />

voor mijn onderzoek. Zie de brief in bijlage2 .Ook heb ik gebruik gemaakt van het wormarium<br />

van de PABO.<br />

- Om de organisatie van de lessen goed te laten verlopen heb ik een planning gemaakt voor de<br />

leerkrachten. Deze planning gaf duidelijk aan wanneer ik zou komen voor het kringgesprek<br />

en wanneer ik zou komen om de les te observeren. Voor de planning en het rooster zie<br />

bijlage 3.<br />

5.5 Registratie, verwerking en preparatie van de gegevens<br />

Tijdens de observatielessen heb ik alles wat ik heb gezien zo objectief mogelijk gerapporteerd. Ik heb<br />

ervoor gekozen zo objectief mogelijk te observeren, omdat ik zo het beste beeld zou krijgen van de<br />

invloed van open en gesloten lessen natuur en techniek. Ik wil met mijn onderzoek bereiken dat ik<br />

een conclusie kan trekken op basis van feitelijke gegevens en niet op basis van mijn mening.<br />

Direct na de les heb ik de klasse observatielijst ingevuld. Het was belangrijk om deze gegevens zo snel<br />

mogelijk te verwerken, omdat ik direct na de les nog het beste beeld had over de les. Vervolgens heb<br />

ik de gegevens geordend en in overzichtelijke tabellen geplaatst. Op deze manier kon ik ook mijn<br />

conclusies trekken.<br />

5.6 Beschrijving en verantwoording van de analysebeslissingen<br />

De verzamelde gegevens zorgden voor veel informatie en het was lastig om dit af te bakenen; het<br />

onderzoek moest niet te uitgebreid worden. Ik heb besloten me echt te beperken tot het<br />

welbevinden en de betrokkenheid van de kinderen. In eerste instantie heb ik alleen de open en<br />

gesloten lessen met elkaar vergeleken, maar tijdens het bekijken van de klasse observatielijsten viel<br />

mij het verschil tussen oudste en jongste kleuters op. In mijn conclusie heb ik ook de vergelijking<br />

getrokken tussen oudste en jongste kleuters.<br />

5.7 Betrouwbaarheid en validiteit<br />

Ik heb ervoor gezorgd dat mijn uitspraken betrouwbaar en valide zijn door mijn conclusies te<br />

verbinden aan de gegevens die ik heb gehaald uit de observatielessen. Ook heb ik al mijn gegevens<br />

toegevoegd aan de rapportage, zodat iedereen zicht heeft in de gegevens.<br />

31


De gegevens die ik heb verkregen van de andere scholen heb ik ook gecontroleerd op<br />

betrouwbaarheid en validiteit door zelf op bezoek te gaan bij deze scholen en te kijken hoe het er in<br />

de praktijk aan toegaat.<br />

5.8 Onderzoeksconclusies<br />

Uit het onderzoek heb ik het volgende kunnen concluderen:<br />

Welbevinden<br />

Voor de theoretische achtergronden over welbevinden zie bijlage 5.<br />

Het welbevinden van de kinderen in de open lessen is beter dan dat van de kinderen in de gesloten<br />

lessen. Dit is vooral te zien aan de scores in het groene(zeer goed welbevinden) gebied (87,36%<br />

tegenover 74,71%) en de scores in het rode (laag welbevinden) gebied (0% tegenover 8,05%).<br />

Tevens scoren oudste kleuters (groep 2) hoger dan jongste kleuters (groep 1).<br />

Gekeken naar het welbevinden van de kinderen scoren ze het hoogst bij les 3 Bloemenfeest, dit geldt<br />

voor zowel de open als de gesloten les. Een reden hiervoor is dat er voor alle kinderen bloemen<br />

beschikbaar maken en de kinderen al blij werden van het feit dat ze iets kregen.<br />

Betrokkenheid<br />

Voor de theoretische achtergronden over betrokkenheid zie bijlage 5.<br />

De betrokkenheid van de kinderen in de open lessen is vele malen groter dan dat van de kinderen in<br />

de gesloten lessen. Dit is vooral te zien aan de scores in het groene (hoge betrokkenheid) gebied<br />

(74,71% tegenover 56,05%) en de scores in het rode (lage betrokkenheid) gebied (8,05% tegenover<br />

28,57%).<br />

Ook hier scoort een oudste kleuter veel hoger dan een jongste kleuter.<br />

Gekeken naar de betrokkenheid van de kinderen scoren ze het hoogst bij les 4 Zet ‘m op, dit geldt<br />

voor de open les. Bij de gesloten les is dit les 1 Regenwormen. Een oorzaak van deze hoge score bij<br />

Les 1 regenwormen (gesloten les) is dat de leerkracht een mix heeft toegepast van een open en<br />

gesloten les en zich niet helemaal aan de beschreven gesloten les heeft gehouden. De kinderen<br />

kregen bij deze les te veel de gelegenheid om te onderzoeken en te ontdekken. Voor de kinderen<br />

was het een erg leuke les, maar er is dus niet voldaan aan het doel van de les.<br />

Hoe deze scores tot stand zijn gekomen (en meer interessante cijfers) is terug te vinden in bijlage 5.<br />

In bijlage 5 foto’s zijn ook foto’s toegevoegd die van grote waarde zijn voor het onderzoek.<br />

Het verschil tussen een oudste en jongste kleuter is te verklaren doordat een oudste kleuter (groep<br />

2) vaak beter weet wat er van hem/ haar verwacht wordt en inspeelt op de verlangens van de<br />

leerkracht. Ook was er tijdens de observaties te zien dat de oudste kleuters doelgerichter te werk<br />

gingen dan de jongste kleuters. Het verschil valt te verklaring door de ervaring die de oudste kleuters<br />

tijdens hun schoolperiode al hebben opgedaan. In Feldman (2005) wordt hier als verklaring de<br />

morele ontwikkeling gegeven. Tijdens de kleuterperiode is het kind bezig met de rijping van zijn<br />

rechtvaardigheidsgevoel en zijn besef van goed en fout, en zijn gedrag met betrekking tot die zaken.<br />

Opvallend tijdens de observaties was dat voor jongste kleuters open lessen beter geschikt zijn dan<br />

gesloten lessen. De jongste kleuters kregen tijdens een open les minder waarschuwingen dan tijdens<br />

32


een gesloten les. Tijdens de open les hadden de jongste kleuters meer de gelegenheid om te<br />

onderzoeken en te ontdekken op hun eigen manier. Tijdens de gesloten lessen moesten de kinderen<br />

meer stilzitten en luisteren, voldoen aan de eisen die gesteld worden voor de hele klas en meegaan<br />

in het tempo van de oudste kleuters. In een open les kregen de jongste kleuters meer de gelegenheid<br />

zich te ontplooien en hun eigen tempo aan te houden. Tevens was hierbij opvallend dat oudste<br />

kleuters tijdens een open les meer sturing geven aan het proces van de jongste kleuter. Bij een<br />

gesloten les werd er vaak meteen de oplossing gegeven aan de jongste kleuter door een oudste.<br />

Door de begeleiding van de oudste kleuter in een open les werd de jongste kleuter gestimuleerd om<br />

betrokken te zijn bij de les.<br />

De conclusie die ik kan trekken uit de gegevens sluit aan bij De Vaan en Marell (2006). Het onderwijs<br />

moet passen bij de aard van het kind en het hanteren van een onderzoekende werkwijze is<br />

onmisbaar. Belangrijk hierbij is wel dat er voldoende materialen beschikbaar worden gesteld voor<br />

alle kinderen, zoals ook Slangen (2005) aangeeft. Ook geeft Slangen (2005) aan dat er een<br />

leeromgeving moet zijn waar iets te ontdekken valt. Op de Touwladder aan de Christinastraat zijn er<br />

twee binnentuinen die deze leeromgeving bieden, maar deze is zeker nog niet optimaal te noemen.<br />

In hoofdstuk 7 zal ik hier verder op ingaan.<br />

De conclusie die ik kan trekken uit de reacties van de leerkrachten sluit erg aan bij mijn eigen<br />

bevindingen, namelijk dat de kinderen erg betrokken zijn geweest bij de natuur; ook al is er een groot<br />

verschil waar te nemen tussen open en gesloten lessen. Ook werd door de leerkrachten aangegeven<br />

dat er andere onderwerpen aan bod zijn gekomen dan gebruikelijk. Een conclusie die hieruit te<br />

trekken is, is dat er meer materialen voor natuur – en techniekonderwijs beschikbaar moeten komen.<br />

Bij mijn aanbevelingen in hoofdstuk 7 zal ik hier verder op in gaan.<br />

Een conclusie die duidelijk aansluit bij bovenstaande is dat de binnentuinen beter ingericht moeten<br />

worden, ook hier zal ik verder op ingaan in hoofdstuk 7.<br />

33


6. Ontwerp – en ontwikkelingsactiviteiten<br />

6.1 De observatielessen<br />

Om een goed beeld te krijgen van de invloed van open en gesloten lessen natuur – en<br />

techniekonderwijs, was het noodzakelijk observatielessen uit te voeren. Deze lessen werden<br />

uitgevoerd door de groepsleerkrachten van de klassen 1/2 B (Jos Spooren & Nienke Maassen) en 1/2<br />

D (Erna Muselaers & Liesbeth van Rijn). De lessen zijn ontworpen door mij en vervolgens twee weken<br />

voor aanvang van de observatielessen aangeboden aan de betreffende leerkrachten.<br />

Om mijn keuzes voor de onderwerpen te kunnen bepalen heb ik eerst een aantal methoden en de<br />

naslagwerken die ik van Nol Trum (directeur Touwladder en expert natuuronderwijs) bekeken. Op<br />

basis van deze gegevens heb ik zelf lessen ontworpen die uit te voeren waren in het buitenlokaal van<br />

de Touwladder en die betrekking hadden op het seizoen (Lente).<br />

Deze methoden en naslagwerken zijn terug te vinden in de literatuurlijst.<br />

De volgende onderwerpen zijn behandeld tijdens de observatielessen. De onderwerpen zijn zowel in<br />

een open als in een gesloten les uitgevoerd door de groepsleerkrachten.<br />

Les 1: Regenwormen (natuuronderwijs)<br />

Les 2: Magneten (techniekonderwijs)<br />

Les 3: Bloemenfeest (natuuronderwijs)<br />

Les 4: Zet ‘m op (tenten bouwen) (techniekonderwijs)<br />

De zelfontworpen lesvoorbereidingen zijn terug te vinden in bijlage 4.<br />

6.2 Bezoeken aan andere scholen<br />

Om de deelvraag “Hoe wordt een buitenlokaal op andere scholen ingericht?” te kunnen<br />

beantwoorden heb ik een bezoek gebracht aan een drietal scholen in de omgeving van de<br />

Touwladder. Alle drie de scholen zijn eveneens aangesloten bij <strong>Skipos</strong>. Op aanraden van Nol Trum<br />

(directeur De Touwladder) heb ik een bezoek gebracht aan De Beemd in Schijndel, Jenaplanschool<br />

Molenwijk in Boxtel en ’t Kiemveld in Den Dungen. Ik heb gekozen voor deze scholen, omdat zij<br />

natuur – en techniekonderwijs hoog ik het vaandel hebben staan en al verder zijn met de<br />

ontwikkelingen op dit gebied dan de Touwladder.<br />

Hieronder zal ik in het kort een aantal opvallendheden per school aangeven. De uitgebreide<br />

verslagen van de bezoeken zijn terug te vinden in bijlage 6. Ook zijn in bijlage 6 foto’s van de scholen<br />

toegevoegd. De foto’s geven een duidelijk beeld over de opvallendheden per school.<br />

De Beemd, Schijndel:<br />

o Speelleertuin<br />

o Speelleertuinboxen<br />

Jenaplanschool Molenwijk, Boxtel:<br />

o Schooltuintje per klas<br />

34


o Dommellandje<br />

o Zeer uitdagend schoolplein met verschillende mogelijkheden tot ontdekken<br />

’t Kiemveld, Den Dungen:<br />

o Schooltuin beschikbaar voor alle groepen<br />

o Techniekkar met zeer uiteenlopende materialen<br />

o Quatro: tijdens deze uren worden NME activiteiten uitgevoerd<br />

35


7. Eindconclusies en aanbevelingen voor een volgend project of onderzoek<br />

De aanbevelingen die ik ga doen zijn gebaseerd op de kennis en inzichten die ik verworven heb door<br />

het lezen van de theorie, het uitvoeren van de observaties en de bezoeken aan de andere scholen.<br />

Dit is terug te lezen in hoofdstuk 7 van dit onderzoek.<br />

1. Tijdens de observatielessen heb ik besloten twee uitersten te vergelijken, namelijk het<br />

spontaan ontdekkend leren (open lessen) en het overdragend leren (gesloten lessen). Uit de<br />

gegevens is af te leiden dat gesloten lessen het welbevinden en de betrokkenheid van de<br />

kinderen niet ten goede komt. Tijdens de open lessen is gebleken dat het voor de kinderen<br />

uit de onderbouw belangrijk is binnen een bepaald kader te werken en de materialen tot hun<br />

beschikking te hebben. Een tussenvorm, ontdekkend leren, zou een ideale vorm van lesgeven<br />

zijn die het beste aansluit bij de manier van lesgeven op de Touwladder. De leerkracht heeft<br />

de mogelijkheid om de lessen voor te bereiden (wat noodzakelijk is om kinderen de juiste en<br />

goede informatie te verschaffen), waarbij voldoende ruimte wordt ingericht om met reacties<br />

van kinderen om te gaan.<br />

Door het stellen van operationele vragen worden de gestimuleerd om te onderzoeken en te<br />

ontdekken.<br />

Deze manier van werken sluit ook goed aan bij de visie van de Touwladder. De<br />

basisschoolperiode moet voor het kind een ontdekkingsreis zijn; een krachtige leeromgeving<br />

is daarbij erg belangrijk. Een onderdeel van de leeromgeving is de “outdoor – classroom” ,<br />

die moet zorgen voor het buiten leren, het leren in de natuur en een ruimte die kan dienen<br />

voor een educatieve natuurtuin. Voor de leerlingen in de onderbouw zal deze manier van<br />

werken de betrokkenheid en het welbevinden positief beïnvloeden en worden er wellicht<br />

weer echte natuurkenners gecreëerd.<br />

Om dit te bewerkstellingen zal de Touwladder een aantal stappen kunnen ondernemen.<br />

2. Ik zou op de korte termijn aanbevelen om de buitenlokalen in de Christinastraat ruimer op te<br />

zetten. Ruimte om een kring te houden met de hele klas (wellicht het houtwerk in de<br />

binnentuin zonder vijver verwijderen) is belangrijk gebleken. Een duidelijkere verdeling van<br />

de ruimte geeft de kinderen ook meer inzicht in de mogelijkheden die het buitenlokaal kan<br />

bieden. Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan een techniekhoek, een bloemen en / of<br />

moestuintje voor iedere klas en een hoek waar kringgesprekken kunnen plaatsvinden.<br />

3. Op de lange termijn wil ik ook nog graag een aantal aanbevelingen doen. De Touwladder gaat<br />

in de toekomst verhuizen naar een nieuwbouw school. Op het moment wordt hard gewerkt<br />

aan de tekeningen voor de nieuwe school. Het ideale moment om ruimte te reserveren voor<br />

een mooie en krachtige leeromgeving. Bij de inrichting van een outdoor – classroom wil ik de<br />

volgende zaken aanbevelen:<br />

a. Een schooltuin (zoals ’t Kiemveld): kinderen krijgen zelf de verantwoordelijkheid over<br />

de (gedeelte van) tuin. In deze tuin kunnen de kinderen leren over de natuur,<br />

ontspannen en actief bezig zijn. In de tuin moeten de kinderen o.a. de beschikking<br />

hebben over bloemen, planten, bomen, (tuin-) gereedschap, relaxhoekjes, een<br />

amfitheater en een mesthoop.<br />

36


. De aanschaf van lesboxen en ondersteunend materiaal (zoals de Beemd): voor de<br />

leerkrachten en leerlingen is bij deze manier van werken direct materiaal<br />

beschikbaar. Ze kunnen snel aan de slag. De aanschaf, ontwikkeling en invoering van<br />

de lesboxen zal veel tijd en energie in beslag nemen, maar uiteindelijk zal het voor<br />

zowel leerkracht als leerling erg veel op gaan leveren.<br />

4. Voor de lange termijn zou ik ook een techniekkar willen aanbevelend (zoals ’t Kiemveld).<br />

Deze kar bevat allerlei verschillende materialen op het gebied van techniek, zoals<br />

bijvoorbeeld gereedschap maar ook het werken met elektriciteit en de werking van zonneenergie.<br />

Het voordeel van deze kar is dat hij te verplaatsen is en dus op veel verschillende<br />

plaatsen en momenten inzetbaar is.<br />

5. Een schoolplein waar de kinderen de gelegenheid hebben om natuurlijke processen te<br />

ontdekken, zoals bijvoorbeeld de kringloop van water en de groei van bomen. Tevens zal er<br />

op het schoolplein ruimte moeten worden gereserveerd om te kunnen spelen, bijvoorbeeld<br />

tikkertje en de gelegenheid om te kunnen voetballen. De inrichting van het schoolplein wordt<br />

gedaan met natuurlijke materialen zoals hout.<br />

6. Zeer belangrijk voor de ontwikkeling van al deze zaken is dat leerkrachten, leerlingen, ouders,<br />

gemeente en andere betrokkenen steeds goed op de hoogte worden gehouden van de gang<br />

van zaken. Ervaringen van andere scholen geven aan dat door inzicht in zaken te geven,<br />

betrokkenen enthousiast worden gemaakt. De implementatie van iets nieuws verloopt<br />

daardoor soepeler en je kunt op meer medewerking rekenen van alle betrokkenen.<br />

Suggestie voor een volgend onderzoek: de implementatie van de lesboxen. Wat vraagt dit van<br />

leerkrachten? En wat van leerlingen? Moeten we dit zelf gaan ontwerpen of kunnen we gebruik<br />

maken van de Beemd? Wat zijn de kosten? Wat is er nog meer nodig om lesboxen te kunnen<br />

implementeren?<br />

37


8. Evaluatie<br />

Zo dat was het dan; een mooie afsluiting van een PABO leven…<br />

Vier jaar geleden heb ik de race op de PABO ingezet met de wil om leerkracht basisonderwijs te<br />

worden. Net zoals vele andere in Nederland had ik de gedachte de hele dag te moeten knippen en<br />

plakken, maar niets was minder waar. De ene na de andere reflectie volgde in deze beginperiode.<br />

Later kwam daar ook de stage bij. Gelukkig ,de praktijk, daar kwam ik voor! Vele stageuren, dagen en<br />

jaren later is o.a. deze rapportage het resultaat van het verzette werk de afgelopen jaren.<br />

Gemakkelijk was het zeker niet; vooral de formulering van de onderzoeksvraag heeft veel werk<br />

gekost. Wat wilde de school, wat wilde ik, en wat wilde de PABO van mij zien bleken belangrijke<br />

vragen waaraan voldaan moest worden. Toen deze vragen eenmaal beantwoord waren heeft het<br />

SOP een hele tijd stil gelegen. Pas toen ik twee weken voor de carnavalsvakantie begon met<br />

theoretisch onderzoek begon het SOP goed te leven en mijn interesse aan te wakkeren. De contacten<br />

met mijn collega’s op de Touwladder zijn van grote waarde gebleken. Flexibiliteit en interesse van<br />

hun kant heeft mij zeker erg geholpen bij de uitvoering van mijn onderzoek. Ook de betrokkenheid<br />

die ouders hebben getoond, door het beschikbaar stellen van materialen, heeft mij verder geholpen.<br />

Voor mij was dit een erg positieve ervaring. Door inzicht in zaken te geven en open te zijn heb ik in<br />

eerste instantie onbewust en later bewust hun betrokkenheid gestimuleerd. Ondanks de vele<br />

materialen die door ouders en de school beschikbaar zijn gesteld heb ik gemerkt dat techniek – en<br />

natuuronderwijs in de onderbouw erg kostbaar is. Ten eerste moet er gezorgd worden voor<br />

voldoende materialen en wanneer dit al het geval is, gaat er regelmatig iets kapot of raakt er iets<br />

kwijt. Tja, wat wil je, het zijn kinderen, dan gebeurt dat nu eenmaal, maar daardoor wordt het wel<br />

heel kostbaar. Als school moet je dit ervoor over hebben om je kinderen een belangrijke ervaring<br />

mee te geven.<br />

Tijdens het maken van het SOP ben ik gelukkig geen obstakels tegengekomen die niet op te lossen<br />

waren. De minimale beschikbaarheid van literatuur over natuur – en techniekonderwijs en over<br />

klasse observatie instrumenten was een klein obstakel. Door goed te zoeken en hulp in te schakelen<br />

van werknemers van de verschillende bibliotheken ben ik toch een heel eind gekomen. Ook het<br />

schrijven van de rapportage was een behoorlijke klus. Ik had soms moeite met de opbouw en de<br />

inhoud van de hoofdstukken; een stuk begeleiding had dit wellicht voorkomen kunnen hebben.<br />

Gelukkig heb ik uiteindelijk toch nog gebruik kunnen maken van de SOP begeleiding die aangeboden<br />

wordt op de PABO en dit heeft mij geholpen de puntjes op de i te zetten. Een volgende keer zou ik dit<br />

wel anders aanpakken. Ik zou ervoor zorgen dat ik beter op de hoogte was van de inhouden van de<br />

hoofdstukken en meer contacten onderhouden met medestudenten, ook is dat soms lastig omdat<br />

iedereen erg individueel bezig is én heel andere onderwerpen heeft.<br />

Tot slot kan ik zeker zeggen dat het maken van deze rapportage mij veel heeft opgeleverd! Ik heb<br />

geleerd onderzoek te doen en gegevens te verwerken, iets wat in de toekomst zeker nog van pas zal<br />

komen. Ook heb ik geleerd contacten aan te gaan met collega’s en hierin de leiding te nemen. Ik heb<br />

erg veel geluk gehad met de fijne houding van mijn collega’s op de Touwladder. Ze hebben er geen<br />

probleem van gemaakt dat ik hen aanstuurde; ik heb erg fijn samen kunnen werken. Ook heb ik<br />

inzicht gekregen in de mate van belangrijkheid die natuur – en techniekonderwijs kunnen hebben<br />

voor de kinderen. Ik ben erg onder de indruk geraakt van de betrokkenheid die kinderen tonen bij<br />

38


natuur – en techniekonderwijs. Zowel tijdens de observatielessen als tijdens mijn bezoeken aan<br />

andere scholen heb ik gezien en gevoeld hoe enthousiast kinderen kunnen zijn als je lessen natuur en<br />

techniek op een ontdekkende manier inricht.<br />

In de toekomst wil ik mij zeker gaan inzetten voor waardevolle natuur – en technieklessen, zeker nu<br />

ik zelf heb aangetoond hoe belangrijk het is…<br />

39


Literatuurlijst<br />

K. Beijerveld & M. Van Graft (2002), Uit de Grabbelton over didactiek, didactische aanwijzingen over<br />

lessen natuur, techniek en milieu, Enschede<br />

H. Smits & Y. Van Geelen (….) Natuurlijk, methode voor natuuronderwijs, Den Bosch, Malmberg<br />

B. De Boer, A. ten Seldam, G. Talens, H. Valkenier (1999) Leefwereld, natuuronderwijs en techniek<br />

voor de basisschool, Houten, Wolters – Noordhoff (Handleiding, Werkbladen, Leerlingenboek)<br />

M. Uijlings – Schuurmans (1991) De didactiek van het veldwerk binnen natuur – en milieueducatie,<br />

Assendelft, Uitgeverij de Akelei<br />

Bert Ydema(2008) De groene hemel, Kindertuinen, Utrecht / Antwerpen, Kosmos Uitgevers<br />

De groene hemel: kindertuinen (DVD)<br />

E. De Vaan & J. Marell (1999)Praktische Didactiek voor natuuronderwijs, Bussum, Uitgeverij Coutinho<br />

E. De Vaan & J. Marell (2006)Praktische Didactiek voor natuuronderwijs, Bussum, Uitgeverij Coutinho<br />

J. Zwiers (2005) Natuur is overal, een praktijkgericht didactiekboek natuuronderwijs met bouwstenen<br />

voor een competentiegericht werkwijze<br />

L. Slangen (2005) Techniek: leren door doen, Baarn, HB Uitgevers<br />

R.S. Feldman (2005) Ontwikkelingspsychologie, Amsterdam , Pearson Education Benelux<br />

L. van Beemen (2001)Ontwikkelingspsychologie, Groningen/Houten, Wolters-Noordhoff<br />

De Touwladder (2008-2009) Schoolplan<br />

Kees Both (2000) Op weg naar ‘leven met verschillen’, biodiversiteit in het basisonderwijs: een terrein<br />

in ontwikkeling, Amersfoort, CPS Onderwijsontwikkeling en Advies & Beuningen, Leerstoelgroep<br />

NME Universiteit Utrecht en Stichting Oase,<br />

Kees Both (september 2007) Ruimte voor bewegen, De wereld van het Jonge kind, Baarn, Bekadidact<br />

Kees Both (maart 2007) Natuur als bondgenoot bij zorgverbreding, De wereld van het jonge kind,<br />

Baarn, Bekadidact<br />

J. Verboom, S. De Vries, H. Van Blitterswijk, P. Jansen, K. Van Koppen, A. Van den Berg, R. Van den<br />

Born en K. Both (2006) Topervaringen van kinderen met de natuur<br />

Nol Trum, Het Biologisch Moment, een verzameling kant – en – klare ideeën voor een biologisch<br />

moment<br />

Paula van Lith& Anneke van Rhijn (1999) Schoolnatuurtuinen in het basisonderwijs, een case study<br />

onderzoek, Utrecht , Faculteit Biologie Universiteit Utrecht<br />

40


C. Both en G.W. de Vries (1989) Over de drempel, natuuronderwijs in de schoolomgeving,<br />

Amsterdam, Vereniging de samenwerkende landelijke pedagogische centra<br />

Deborah Martin, Bill Lucas, Wendy Titman and Siobhan Hayward (1996) The Challenge of the Urban<br />

school site, Winchester, Learning trough Landscapes<br />

Maggi Brown (1996) Growing naturally, a teacher’s guide tot organic gardening, Learning trough<br />

landscapes, Devon , Southgate Publicers<br />

G. van Hardeveld, J. Vermeij (1991)Kijken naar kleuters, hoe doe je dat? Beschrijving en analyse van<br />

observatie-instrumenten voor de groepen 1 en 2, Hoevelaken , Christelijk Pedagogisch Studiecentrum<br />

K. Houterman, A. Jacobse, J. Jongerius, J. Klep, I. Markus ( 2002) Kijk op ontwikkeling in de<br />

onderbouw, een instrument om de voortgang in ontwikkeling van kinderen in groep 1 tot en met 4 te<br />

observeren en te stimuleren), Enschede, Stichting Leerplanontwikkeling (SLO<br />

F. Laevers, P. Van Sanden (1994) Basisboek voor een ervaringsgerichte kleuterpraktijk , Leuven,<br />

Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs- V.Z. W.<br />

M. van Graft, Kemmers (2007) Onderzoekend en ontwerpend leren bij natuur en techniek,<br />

basisdocument over de didactiek voor onderzoekend en ontwerpend leren in het primair onderwijs, ,<br />

Den Haag, Stichting Platform Bète Techniek<br />

D. Jansen, D. Memelink (2005) Observeren kun je leren, Baarn, HB Uitgevers<br />

Maarten de Jongh(2008) Schaduwbeestjes in het zonnetje, Praxisbulletin, 25, 24-27<br />

Els Vandenbussche, Marina Kog, Luk Depondt, Ferre Laevers (1995) Een procesgericht<br />

kindvolgsysteem voor kleuters, Leuven, Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs<br />

41


Bijlagen<br />

1. Logboek<br />

Week Dag + datum Activiteit Waar Voortgang<br />

6 Donderdag 5-2<br />

10.15 – 14.00<br />

14.30 – 16.30<br />

Literatuurstudie SOP<br />

Boeken bekijken en<br />

beoordelen welke<br />

info ik nodig heb/ ga<br />

gebruiken<br />

Starten met<br />

deelvragen<br />

beantwoorden:<br />

open/ gesloten<br />

lessen?!<br />

Vrijdag 6-2 Literatuurstudie SOP<br />

Zone van de naaste<br />

ontwikkeling<br />

Leerrendement<br />

Contact school De<br />

Beemd, Schijndel<br />

voor bezoek<br />

Lessen uitgezocht<br />

die ter observatie<br />

gaan dienen<br />

7 Maandag 9-2<br />

42<br />

Thuis/ PABO Vandaag een start gemaakt.<br />

Begon goed. Interessant<br />

onderwerp. Kwamen wel een<br />

aantal vragen bij me op: hebben<br />

de deelvragen genoeg diepgang?<br />

Heb ik wel alles benoemd in de<br />

deelvragen? Hoe groot moet de<br />

literatuurstudie zijn? Annie<br />

gevraagd om een afspraak.<br />

Thuis / PABO Zie overlap met de lessen die ik<br />

wil gaan geven en die in het<br />

thema Lente, Vertel ’t maar<br />

worden behandeld. Mijn<br />

observatielessen dus aanpassen.<br />

Zelfde inhoud van een les open<br />

en gesloten maken! Let op:<br />

inleidend gedeelte per deelvraag<br />

(maar is meer afwerking, komt<br />

later aan bod!)<br />

Literatuurstudie SOP Thuis / PABO Doelstellingen lessen: duidelijke<br />

observatiepunten, aansluitend<br />

op kerndoelen&leerlijnen SLO.<br />

Visie school, Peter M. Senge.<br />

Later conclusies trekken visie<br />

school m.b.t. conclusie<br />

observatie.<br />

Vraag 1: moet ik natuur/techniek<br />

onderwijs als één geheel<br />

beschouwen of scheiden.<br />

Scheiden wordt waarschijnlijk<br />

dubbelop & extra veel. Verschil<br />

kort aanbrengen; wordt duidelijk<br />

gemaakt in literatuurstudie, zo<br />

goed.<br />

Vraag 2: moet ik de verschillende<br />

onderwijsconcepten ook<br />

behandelen? Of alleen die van de<br />

stageschool? Wat is het<br />

onderwijsconcept van de<br />

stageschool? Lerend leren? Zo is<br />

het goed, alleen stageschool is<br />

voldoende.


Aanvulling met Slangen (2005) op<br />

spontaan ontdekkend leren –<br />

overdragen leren – ontdekkend<br />

leren<br />

Vraag 3: coöperatief leren:<br />

verder op ingaan? Misschien<br />

zelfs weglaten? Anders te<br />

uitgebreid misschien? Goed om<br />

even kort op in te gaan, zo is het<br />

goed, misschien nog wat<br />

aanvullen.<br />

Vraag 4; Nol/Annie, welke<br />

scholen werken er al veel met<br />

natuuronderwijs? Zie lijst die ik<br />

van Nol heb gekregen.<br />

Aanvulling met Slangen (2005) op<br />

natuur/techniekonderwijs bij<br />

jonge kinderen.<br />

Annie gemaild over mogelijke<br />

afspraak.<br />

Vraag 5: hoe kan ik het best het<br />

begin niveau vaststellen?<br />

Kringgesprek, zelf doen in de<br />

verschillende klassen. In de<br />

middag. Bijv.: maandagmiddag<br />

korte kring om te weten te<br />

komen wat ze al weten,<br />

dinsdagmorgen wordt de les<br />

gegeven, dinsdagmiddag kring<br />

over nieuwe les etc.<br />

Les 1 Wormen: gesloten en open<br />

les gemaakt<br />

Vraag 6: Les zo uitgebreid<br />

genoeg? Toevoegingen? Zie<br />

maandag 16 februari 2009.<br />

Dinsdag 10-2 Literatuurstudie SOP Thuis / PABO Les 2 Bloemenfeest: gesloten en<br />

open les gemaakt<br />

Vraag 1: lesdoel ook nog<br />

toevoegen? Omdat kerndoel etc.<br />

al is toegevoegd? Verduidelijken<br />

kan , maar zo is het ook goed.<br />

Vraag 2: groep 3 toevoegen? Hen<br />

laten experimenteren met<br />

ontdekkend leren (tussenvorm?)<br />

of wordt dat gewoon te veel?!<br />

Niet doen, Rianne / Floor inzetten<br />

voor observaties.<br />

Les 3: Sterke magneten: gesloten<br />

en open les<br />

Vraag 3: Hoeveel lessen moet ik<br />

43


Woensdag 11-2 Literatuurstudie SOP<br />

12.15<br />

Kennismakingsgespr<br />

ek Floor in groep ½ D<br />

13.00<br />

Raamwerk nieuwe<br />

thema maken samen<br />

met Wendy<br />

14.30<br />

Afspraak Nol<br />

Donderdag 12-2 Literatuurstudie SOP<br />

13.45 – 14.30<br />

afsluitend gesprek<br />

Minor Pedagogische<br />

Advisering<br />

44<br />

Thuis / PABO<br />

De<br />

Touwladder<br />

De<br />

Touwladder<br />

De<br />

Touwladder<br />

Thuis / PABO<br />

Tilburg<br />

maken? 5 …10? 4 is voldoende.<br />

Les 4: Zeepbellen: gesloten en<br />

open les<br />

Les 5: Zet ‘m op: gesloten en<br />

open les<br />

Kennismakingsgesprek ging erg<br />

goed. Tijdens de blokstage<br />

komen er nog meer nieuwe<br />

kinderen; dus nog meer<br />

kennismakingsgesprekken. Floor<br />

komt 2x oefenen in eerste week<br />

blokstage, daarna voor vast.<br />

Raamwerk maken ging erg goed.<br />

Aantal voorbereidingen treffen.<br />

Gister van Nol (directeur<br />

Touwladder) nog veel informatie<br />

gekregen uit zijn privéarchief.<br />

Veel interessante<br />

boekjes/naslagwerken. Via<br />

brochures bij interessante,<br />

bruikbare en betekenisvolle sites<br />

gekomen.<br />

Bestuderen informatie van Nol.<br />

Literatuurlijst aanvullen met<br />

bruikbare informatie.<br />

Nogmaals Annie vragen om<br />

afspraak.<br />

Toevoegen literatuur n@tschool<br />

Vrijdag 13-2 Literatuurstudie SOP Thuis / PABO Voorbereidingen raamwerk, brief<br />

ouders ter intro.<br />

Contact met Kees Both ( ook<br />

reactie terug !)<br />

Analyse info Nol.<br />

Les 6: Bouwen: gesloten en open<br />

les<br />

8 Maandag 16-2 Lessen maken die ter<br />

observatie gaan<br />

dienen<br />

Thuis / PABO<br />

9.00 – 10.00<br />

Afspraak<br />

Annie PABO<br />

Raamwerk nieuwe thema.<br />

Een klein stukje van de les<br />

aanpassing, toevoeging. Keuze<br />

lessen maken (4 lessen kiezen,<br />

natuur + techniek goed<br />

verspreiden)<br />

Antwoord op een aantal vragen,<br />

zie de vragen hierboven.<br />

Aanvullen literatuurstudie.<br />

Start maken met


Dinsdag 17-2 Lessen maken die ter<br />

observatie gaan<br />

dienen<br />

Contact opnemen<br />

met de verschillende<br />

scholen+afspraken<br />

maken<br />

Woensdag 18-2 Lessen maken die ter<br />

observatie gaan<br />

dienen<br />

Donderdag 19-2 Lessen maken die ter<br />

observatie gaan<br />

dienen<br />

Vrijdag 20-2 Carnaval De<br />

Touwladder<br />

15 Maandag 6-4 Observaties De<br />

Touwladder<br />

Dinsdag 7-4 Observaties De<br />

Touwladder<br />

45<br />

observatielijsten.<br />

Planning gemaakt wanneer ik<br />

waar ga observeren en het<br />

onderwerp kom introduceren.<br />

Selectie observatielessen.<br />

Observatiepunten opgesteld.<br />

Thuis / PABO Observatielijst gemaakt.<br />

Uitwerking observatiepunten,<br />

inhouden van deze punten<br />

gemaakt.<br />

Informatie voor de leerkrachten<br />

over de observatie + introductie<br />

lessen gemaakt.<br />

Thuis / PABO Materiaallijst compleet gemaakt.<br />

Gestart met het maken van de<br />

rapportage:<br />

Vraag 1: keuze van de<br />

onderzoekseenheden komt<br />

overeen met literatuurlijst?!<br />

Dubbelop doen of ergens<br />

weglaten?<br />

- Woensdag 15 april 2009<br />

9.00 uur De Beemd<br />

Schijndel<br />

- 2 weken na cv vakantie<br />

nog contact opnemen<br />

met t Kiemveld<br />

Thuis / PABO<br />

Observatie les 1 Regenwormen<br />

- Open les 1/2 D<br />

- Gesloten les 1/2 B<br />

Foto’s maken + observaties<br />

noteren+ wordt een film<br />

gemaakt<br />

Verwerken observaties<br />

Aanpassen observatielijsten<br />

Klaarzetten materialen voor<br />

morgen<br />

Observatie les 2 Magneten<br />

- Open les 1/2 D<br />

- Gesloten les 1/2 B<br />

Foto’s maken + observaties<br />

noteren<br />

Verwerken observaties<br />

Klaarzetten materialen voor


Woensdag 8-4 Observaties De<br />

morgen<br />

Observaties les 3 Bloemenfeest<br />

Touwladder - Open les 1/2 D<br />

- Gesloten les 1/2 B<br />

Donderdag 9-4 Paasviering De<br />

Foto’s maken + observaties<br />

noteren<br />

Verwerken observaties<br />

In eerste instantie zou ik op deze<br />

Touwladder dag ook observaties doen maar<br />

i.v.m. de paasviering bleek dit<br />

een dag van tevoren toch geen<br />

optie.<br />

Vrijdag 10-4 Verwerking lessen Thuis De observatielijsten zoals ik die<br />

eerst had opgesteld bleken<br />

tijdens de observaties toch niet<br />

zo geschikt. Annie adviseerde mij<br />

om toch nog te zoeken naar<br />

andere lijsten. Op het internet is<br />

daar vrij weinig over te vinden,<br />

bijna alle lijsten zijn voor het<br />

individuele kind<br />

16 Dinsdag 14-4 Observatielijsten Thuis Observatielijsten zoeken in de<br />

mediatheek PABO. Nog erg lastig<br />

om te vinden. Uiteindelijk goede<br />

lijsten kunnen vinden. Lijsten<br />

aangepast en opgestuurd naar<br />

Annie. Annie tevreden over de<br />

lijsten. Had ze zelf ook in<br />

gedachten.<br />

Woensdag 15-4 Bezoek andere Schijndel 9.00- 10.00 Bezoek aan De<br />

scholen<br />

Donderdag 16-4 Observatie<br />

Bezoek andere<br />

scholen<br />

46<br />

De<br />

Touwladder<br />

Boxtel<br />

Beemd Schijndel<br />

10.00-12.00 observatie les 4<br />

Open les Zet ‘m op<br />

13.00-14.00 Bezoek aan<br />

Jenaplanschool Molenwijk Boxtel<br />

17 Maandag 20-4 Observatie De<br />

13.30 – 16.00 observatie les 4<br />

Touwladder Gesloten les Zet ‘m op<br />

Dinsdag 21-4 Bezoek andere Den Dungen 10.30 – 12.00 Bezoek aan ’t<br />

scholen<br />

Kiemveld Den Dungen<br />

(rondleiding door 4 kinderen uit<br />

groep 8)<br />

18 Maandag 27-4 Uitwerken SOP Thuis Verwerken observatiegegevens<br />

Dinsdag 28-4 Uitwerken SOP Thuis Maken rapportage<br />

Woensdag 29-4 Uitwerken SOP Thuis Maken rapportage<br />

Vrijdag 1-5 Uitwerken SOP Thuis Maken rapportage<br />

Zaterdag 2-5 Uitwerken SOP Thuis Maken rapportage / Presentatie


47<br />

maken<br />

19 Maandag 4-5 Presentatie maken Thuis PPP presentatie maken<br />

Woensdag 6-5<br />

Donderdag 7-5 Afspraak Linda van<br />

den Bergh<br />

PABO 15.30 afspraak met SOP<br />

begeleider Linda van den Bergh<br />

Vrijdag 8-5 Aanpassen Thuis Aanpassingen toepassen in SOP<br />

20 Maandag 11-5 Presentatie De<br />

Touwladder<br />

Presenteren SOP<br />

Schrijven verslag presentatie<br />

Aanpassen tips Annie betreft SOP


2. De brief aan ouders gericht<br />

Beste ouders/ verzorgers,<br />

48<br />

30 Maart 2009<br />

In de week van maandag 6 april tot en met donderdag 9 april ga ik mijn onderzoek uitvoeren. Het<br />

onderzoek heeft betrekking op natuur – en techniekonderwijs in de binnentuinen. Voor dit<br />

onderzoek heb ik verschillende materialen nodig. Wellicht dat u mij hierbij kan helpen. Als u<br />

materialen heeft die u ter beschikking wilt stellen, kunt u die deze week bij mij afgeven.<br />

Alvast bedankt voor uw medewerking!<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Juf Emily<br />

Materialenlijst:<br />

- Bakjes voor regenwormen (bijv. bakjes van salades)<br />

- Staafmagneet<br />

- Hoefijzermagneet<br />

- Ronde magneet<br />

- Verlepte bloemen (kan ik ze op school drogen)<br />

- Bosje droogbloemen<br />

- Bloemenpers<br />

- Tijdschriften / folders over bloemen<br />

- (oude) Tentstokken<br />

- (oude) Scheerlijnen<br />

- (oude)Haringen<br />

- Touwen<br />

- Lappen / kleden / doeken


3. Planning observatielessen<br />

Overleg over de observatielessen en kringgesprekken.<br />

Met de collega’s Liesbeth, Erna (beide groep 1/2 D), Jos en Nienke (beide groep 1/2 B) heb ik overleg<br />

gehad over het observatierooster. Ik heb een rooster gemaakt a.d.h.v. het gymrooster van deze<br />

klassen,de gymtijden moesten namelijk vrij blijven. Vervolgens heb ik met hen gekeken naar de<br />

mogelijkheden wanneer ik de inleidende kring zou kunnen komen geven. Het observatierooster is<br />

hieronder te vinden.<br />

Planning observatielessen<br />

1/2 B<br />

Vrijdag 3 april<br />

Ochtend<br />

Maandag 6 april<br />

Ochtend<br />

Middag<br />

Dinsdag 8 april<br />

Ochtend<br />

Middag<br />

Woensdag 9 april<br />

Ochtend<br />

Middag<br />

Donderdag 10 april<br />

Ochtend<br />

1/2 D<br />

Vrijdag 3 april<br />

Ochtend<br />

Maandag 6 april<br />

Ochtend<br />

Middag<br />

Dinsdag 8 april<br />

Ochtend<br />

49<br />

Kort kringgesprek door groepsleerkracht, wat<br />

weten de kinderen al van het onderwerp les 1<br />

regenwormen?<br />

Les 1 Regenwormen<br />

Kort kringgesprek door Emily, wat weten de<br />

kinderen al van het onderwerp les 2 magneten?<br />

Les 2 Magneten<br />

Kort kringgesprek door Emily, wat weten de<br />

kinderen al van het onderwerp les 3<br />

bloemenfeest?<br />

Les 3 Bloemenfeest<br />

Kort kringgesprek door Emily, wat weten de<br />

kinderen al van het onderwerp les 4 Zet ‘m op?<br />

Les 4 Zet ‘m op<br />

Kort kringgesprek door Emily, wat weten de<br />

kinderen al van het onderwerp les 1<br />

regenwormen?<br />

Les 1 Regenwormen<br />

Kort kringgesprek door Emily, wat weten de<br />

kinderen al van het onderwerp les 2 magneten?<br />

Les 2 Magneten<br />

Kort kringgesprek door Emily, wat weten de


Middag kinderen al van het onderwerp les 3<br />

bloemenfeest?<br />

Woensdag 9 april<br />

Les 3 Bloemenfeest<br />

Ochtend<br />

Middag<br />

Donderdag 10 april<br />

Ochtend<br />

Observatierooster SOP<br />

Week 15 ( maandag 6 april tot en met donderdag 9 april)<br />

Locatie : (binnentuin(-en))<br />

Dag/ Tijd Groep<br />

Maandag 6 april<br />

9.00 – 10.00 1/2 D (Liesbeth, Erna)<br />

10.45 – 11.45 1/2 B ( Nienke, Jos)<br />

Dinsdag 7 april<br />

9.00 – 10.00 1/2 D<br />

10.30 – 11.30 1/2 B<br />

Woensdag 8 april<br />

9.00 – 10.00 1/2 B<br />

10.45 – 11.45 1/2 D<br />

Donderdag 9 april<br />

9.00 – 10.00 1/2 B<br />

10.45 – 11.45 1/2 D<br />

50<br />

Kort kringgesprek door Emily, wat weten de<br />

kinderen al van het onderwerp les 4 et ‘m op?<br />

Les 4 Zet ‘m op


4. Lesvoorbereidingen observatielessen<br />

Les 1 ‘Regenwormen’ open les (zelfontdekkend leren)<br />

Kerndoel 39:<br />

De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />

Wat doen de kinderen?:<br />

- Ze gebruiken bewust hun zintuigen<br />

- Ze denken erover na waarover ze zich het meest verwonderen<br />

Wat doet de leraar?<br />

- Zij doet dat omdat ze de kinderen wil laten ervaren hoe belangrijk, hoe waardevol natuur<br />

voor mensen is.<br />

- Zij geeft de kinderen de 'opdracht' goed hun ogen, neus en oren te gebruiken.<br />

- Op een rustig plekje laat ze kinderen over hun ervaringen vertellen.<br />

Kerndoel 40:<br />

De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en<br />

benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.<br />

Wat doen de kinderen?:<br />

- Ze werken in de schooltuin en maken voor de gevonden regenwormen een glazen huis voor<br />

in de klas (wormarium). (Kleuters: wormarium is al beschikbaar)<br />

- Ze verzorgen de regenwormen en verwonderen zich over de bewegingen en het leven van<br />

regenwormen in het wormarium.<br />

Wat doet de leraar?:<br />

- Zij maakt met de kinderen een wormarium voor de wormen die ze vonden in de schooltuin.<br />

Zij laat de kinderen voor de wormen zorgen en laat hen vertellen wat de regenwormen in het<br />

wormarium doen.<br />

Materialen:<br />

- Leesboekjes de (regen)worm (kleine diertjes)<br />

- Regenwormen<br />

- Loepen, ongeveer 30<br />

- Bakjes voor regenwormen (Annie, PABO) wormarium<br />

- Liniaal<br />

- Blad om de tekening op te kunnen maken (leuk format)<br />

- Scheppen<br />

- Potjes met deksels<br />

Lesduur<br />

51


Totaal: ongeveer 60 minuten<br />

De les<br />

Stap 1<br />

Introductie<br />

10 minuten<br />

Stap 2<br />

Vrije exploratie<br />

10 minuten<br />

Stap 3<br />

Onderzoek<br />

15 minuten<br />

Stap 4<br />

De rapportage<br />

10 minuten<br />

52<br />

Alle stappen open<br />

De kinderen brengen het onderwerp in.<br />

Door de leerkracht wordt de aanzet gegeven tot<br />

het zoeken van regenwormen. De leerkracht<br />

geeft een korte introductie d.m.v. het vertellen<br />

van een verhaal. Scheppen liggen klaar in de<br />

binnentuin en de kinderen gaan op zoek.<br />

De kinderen krijgen de gelegenheid om materiaal<br />

rond het onderwerp te verkennen; daarbij<br />

kunnen ze zelf tot vragen komen.<br />

Alle materialen die de kinderen nodig zouden<br />

kunnen hebben liggen in de ontdekhoek. De<br />

kinderen mogen de materialen zelfstandig<br />

gebruiken. Ze moeten de materialen<br />

delen/ruilen/lenen.<br />

De kinderen zoeken zelf antwoord op hun<br />

vragen. Ze kiezen zelf wát ze gaan onderzoeken,<br />

met welk materiaal, en hoe: ze formuleren zelf<br />

onderzoeksvragen; ze ordenen zelf resultaten.<br />

De leerkracht laat de kinderen even het werk<br />

neerleggen en roept de kinderen bij elkaar in de<br />

kring. Ze vraagt de kinderen waar ze mee bezig<br />

zijn? Wat heb je al ontdekt? Heb je tips voor<br />

anderen? Wat wil je nog gaan<br />

ontdekken/bekijken?<br />

De kinderen mogen nog verder gaan met het<br />

onderzoek.<br />

De kinderen presenteren de resultaten, trekken<br />

conclusies en zoeken toepassingen.<br />

De kinderen vertellen in de kring wat ze hebben<br />

ervaren/gevonden/meegemaakt. De kinderen<br />

laten zien wat ze hebben gemaakt. De leerkracht<br />

stelt vragen zoals: wie heeft hetzelfde<br />

gevonden? Wie heeft wat anders gevonden?


Stap 5<br />

Extra informatie<br />

10 minuten<br />

Stap 6<br />

Afsluiting<br />

5 minuten<br />

53<br />

De leerlingen zoeken of vragen meer informatie<br />

over het onderwerp.<br />

De leerlingen mogen vragen stellen over het<br />

onderwerp en de leerkracht probeert zoveel<br />

mogelijk antwoord te geven. Indien nog tijd<br />

over, krijgen de leerlingen nog even de<br />

gelegenheid om verder te zoeken.<br />

Leerkracht gaat met de leerlingen in de kring<br />

zitten en vraagt de leerlingen hoe alles<br />

opgeruimd moet worden en waar we alle<br />

gemaakte dingen gaan bewaren/<br />

tentoonstellen?<br />

Leerkracht speelt de komende dagen in op<br />

vragen van de kinderen.<br />

! Het kan natuurlijk ook dat de kinderen andere diertjes vinden en dat is alleen maar leuk! Stimuleer<br />

de kinderen ook naar het (onder)zoeken van deze beestjes.<br />

Achtergrondinformatie<br />

Regenwormen leven van en onder de grond. Ze graven gangetjes, waarbij ze de grond gedeeltelijk<br />

opzij duwen en gedeeltelijk opeten. Ze leven van plantenresten die in de toplaag van de bodem<br />

voorkomen. Regelmatig trekken ze als het donker is halfvergane blaadjes naar beneden in hun<br />

gangetjes.<br />

De uitwerpselen die we kennen als kleine zwarte kronkelige hoopjes bevatten nog steeds materiaal<br />

dat tot voedsel kan dienen voor planten in een vorm die gemakkelijk door planten kan worden<br />

opgenomen. Daarom leveren wormen een grote bijdrage aan het vruchtbaar houden van grond. Het<br />

graven geeft beluchting net als bij ploegen. De uitwerpselen geven voedingsstoffen. De worm heeft<br />

een langgerekt darmkanaal van voor naar achter. Als je goed kijkt zie je daar de opgegeten grond als<br />

zwarte plekjes zitten. De worm bestaat uit klein ringvormige segmenten. Door aangroei van het<br />

achterlijf neemt het aantal segmenten toe naarmate de worm ouder wordt.<br />

Regenwormen kunnen ca. 6 jaar oud worden en het aantal segmenten kan oplopen tot wel 150. Er<br />

zijn geen ogen maar bij de kop is de worm wel lichtgevoelig want de kop reageert op licht en donker.<br />

Bovengronds in direct zonlicht kan de worm maar korte tijd leven. Waarschijnlijk doordat de dunnen<br />

naakte huid gevoelig is voor UV-licht. Ademhalen doen de wormen via de huis. Daarvoor moet de<br />

huis wel altijd een beetje vochtig blijven. Uitdroging is dan ook funest voor wormen. In ieder<br />

segment zitten spieren. Door die beurtelings samen te trekken en te rekken beweegt de worm zich<br />

voort. Daarbij zet de worm zich schrap met hele fijne borstelharen die bijna niet te zien zijn, maar die<br />

wel efficiënt werken. Als je een worm over een stuk papier laat lopen hoor je het schuifelen van de<br />

borstelharen. Ieder segment heeft 4 paar borstelharen 2 opzij en 2 van onderen. Een worm heeft dus


een onder en een bovenkant. De onderkant van de worm is meestal wat lichter van kleur dan de<br />

bovenkant.<br />

Regenwormen zijn tweeslachtig dat wil zeggen zowel mannetje als vrouwtje. De openingen van de<br />

geslachtsorganen zitten vrijwel onzichtbaar in het 14 de (vrouwelijke) en 15 de (mannelijke) segment.<br />

Ze bevruchten nooit zichzelf, maar altijd elkaar. Bij zo’n paring die enkele uren kan duren, gaan de<br />

wormen kop aan kont liggen. De ontwikkeling van de bevruchte eitjes wordt geregeld vanuit het<br />

zadel. Dat is enigszins lichtgekleurde verdikking die loopt van segment 32 tot 37 en die alleen<br />

aanwezig is bij volwassen wormen. Dat is de plek waar de worm eitje maakt waar later kleine<br />

wormen uitkomen. De bloedsomloop van de regenwormen gaat via twee in de lengterichting<br />

lopende bloedvaten – één aan de rugzijde, één aan de buikzijde – met allemaal vertakkingen. Door<br />

de regenwormen tegen het licht te houden kun je daar waarschijnlijk iets van zien in de vorm van<br />

donkere streepjes.<br />

Regenwormen worden gegeten door allerlei vogels en door mollen.<br />

Veel kinderen (en volwassen!) denken dat je een regenworm gerust middendoor kunt snijden, omdat<br />

beide helften toch verder leven. Dit is een misverstand.<br />

Wel is het zo dat een regenworm een aantal segmenten aan voor – en achterkant kan afstoten<br />

wanneer hij door een vijand worden aangevallen. De verloren gegane delen groeien dan weer aan,<br />

maar dat is iets heel anders dan de worm in twee delen snijden.<br />

54


Les 1 ‘Regenwormen’ gesloten les (overdragend leren)<br />

Kerndoel 40:<br />

De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en<br />

benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.<br />

Wat doen de kinderen?:<br />

- Ze werken in de schooltuin en maken voor de gevonden regenwormen een glazen huis voor<br />

in de klas (wormarium). (Kleuters: wormarium is al beschikbaar)<br />

- Ze verzorgen de regenwormen en verwonderen zich over de bewegingen en het leven van<br />

regenwormen in het wormarium.<br />

Wat doet de leerkracht?:<br />

- Zij maakt met de kinderen een wormarium voor de wormen die ze vonden in de schooltuin.<br />

Zij laat de kinderen voor de wormen zorgen en laat hen vertellen wat de regenwormen in het<br />

wormarium doen.<br />

Materialen:<br />

- Leesboekjes de (regen)worm<br />

- Regenwormen<br />

- Loeps, ongeveer 30<br />

- Bakjes voor regenwormen (Annie, PABO) wormarium<br />

- Liniaal<br />

- Blad om de tekening op te kunnen maken (leuk format)<br />

Lesduur<br />

Totaal: ongeveer 60 minuten<br />

De les<br />

Stap 1<br />

Introductie<br />

10 minuten<br />

55<br />

Alle stappen gesloten<br />

De leerkracht bepaalt het onderwerp en geeft er<br />

informatie over.<br />

De kinderen zitten in een kring in het<br />

buitenlokaal. De leerkracht geeft het bakje<br />

(wormarium) met wormen door. Er zullen<br />

leerlingen zijn die dit eng vinden. De leerkracht<br />

moet hierop bedacht zijn en zoveel mogelijk<br />

kinderen geruststellen. Is een worm eng of vies?<br />

Stap 2 Geen spontane verkenning.


Vrije exploratie<br />

5 minuten<br />

Stap 3<br />

Onderzoek<br />

20 minuten<br />

Stap 4<br />

De rapportage<br />

10 minuten<br />

Stap 5<br />

Extra informatie<br />

5 minuten<br />

56<br />

De leerkracht leest een boekje (stukje) voor over<br />

wormen.<br />

De leerkracht versterkt de opdrachten (vaak in<br />

de vorm van kookboekinstructies) en schrijft voor<br />

in welke vorm ze de resultaten moeten<br />

weergeven.<br />

De leerkracht bekijkt met de loep de worm en<br />

vertelt wat hij ziet aan de kinderen. Vervolgens<br />

krijgen de kinderen hun eigen loep en gaan<br />

kijken naar de worm. De leerkracht stelt vragen,<br />

zoals: Wat zie je? Valt je iets op?<br />

De kinderen krijgen een werkblad waarop ze een<br />

tekening kunnen maken van de regenworm. De<br />

leerkracht loopt rond en luistert naar reacties<br />

van de kinderen. Dit levert aanknopingspunten<br />

op voor de nabespreking.<br />

De leerkracht controleert de resultaten en geeft<br />

conclusies en toepassingen.<br />

De kinderen leveren de tekeningen in de bij de<br />

leerkracht. De leerkracht laat een aantal<br />

tekeningen zien en vraagt de leerlingen wat ze<br />

getekend hebben. De ontdekkingen van de<br />

kinderen komen aan de orde. Er zullen<br />

waarschijnlijk vragen komen over het zadel. Zie<br />

de aanvullende informatie voor de uitleg over<br />

het zadel.<br />

Stap 5 gaat vooraf aan het werken met<br />

materiaal en / of de leerkracht geeft aanvullende<br />

informatie.<br />

Suggesties:<br />

- Lengte:De leerkracht kan één of twee<br />

wormen meten<br />

- Kruipen: hoe kruipt een worm? Wat zie<br />

je aan de ringetjes? De leerkracht laat de<br />

worm over tafel kruipen en over zijn<br />

arm. Dit mogen de kinderen evt. ook<br />

doen.


Stap 6<br />

Afsluiting<br />

10 minuten<br />

Achtergrondinformatie<br />

57<br />

- Wat denk je dat een regenworm eet?<br />

De kinderen vertellen over hun waarnemingen<br />

en ontdekkingen. Nu is ook de juiste gelegenheid<br />

om de vragen van de kinderen te beantwoorden.<br />

Zie ook de achtergrondinformatie.<br />

Opruimen: De leerkracht zegt de kinderen waar<br />

ze de wormen naartoe kunnen brengen/ neer<br />

kunnen zetten. Dit zal een ontdekhoek in het<br />

buitenlokaal zijn.<br />

- Na enige dagen gebruikt de leerkracht<br />

de werkbladen van enkele kinderen om<br />

na te gaan wat ze nog van deze les<br />

weten.<br />

Regenwormen leven van en onder de grond. Ze graven gangetjes, waarbij ze de grond gedeeltelijk<br />

opzij duwen en gedeeltelijk opeten. Ze leven van plantenresten die in de toplaag van de bodem<br />

voorkomen. Regelmatig trekken ze als het donker is halfvergane blaadjes naar beneden in hun<br />

gangetjes.<br />

De uitwerpselen die we kennen als kleine zwarte kronkelige hoopjes bevatten nog steeds materiaal<br />

dat tot voedsel kan dienen voor planten in een vorm die gemakkelijk door planten kan worden<br />

opgenomen. Daarom leveren wormen een grote bijdrage aan het vruchtbaar houden van grond. Het<br />

graven geeft beluchting net als bij ploegen. De uitwerpselen geven voedingsstoffen. De worm heeft<br />

een langgerekt darmkanaal van voor naar achter. Als je goed kijkt zie je daar de opgegeten grond als<br />

zwarte plekjes zitten. De worm bestaat uit klein ringvormige segmenten. Door aangroei van het<br />

achterlijf neemt het aantal segmenten toe naarmate de worm ouder wordt.<br />

Regenwormen kunnen ca. 6 jaar oud worden en het aantal segmenten kan oplopen tot wel 150. Er<br />

zijn geen ogen maar bij de kop is de worm wel lichtgevoelig want de kop reageert op licht en donker.<br />

Bovengronds in direct zonlicht kan de worm maar korte tijd leven. Waarschijnlijk doordat de dunnen<br />

naakte huid gevoelig is voor UV-licht. Ademhalen doen de wormen via de huis. Daarvoor moet de<br />

huis wel altijd een beetje vochtig blijven. Uitdroging is dan ook funest voor wormen. In ieder<br />

segment zitten spieren. Door die beurtelings samen te trekken en te rekken beweegt de worm zich<br />

voort. Daarbij zet de worm zich schrap met hele fijne borstelharen die bijna niet te zien zijn, maar die<br />

wel efficiënt werken. Als je een worm over een stuk papier laat lopen hoor je het schuifelen van de<br />

borstelharen. Ieder segment heeft 4 paar borstelharen 2 opzij en 2 van onderen. Een worm heeft dus<br />

een onder en een bovenkant. De onderkant van de worm is meestal wat lichter van kleur dan de<br />

bovenkant.


Regenwormen zijn tweeslachtig dat wil zeggen zowel mannetje als vrouwtje. De openingen van de<br />

geslachtsorganen zitten vrijwel onzichtbaar in het 14 de (vrouwelijke) en 15 de (mannelijke) segment.<br />

Ze bevruchten nooit zichzelf, maar altijd elkaar. Bij zo’n paring die enkele uren kan duren, gaan de<br />

wormen kop aan kont liggen. De ontwikkeling van de bevruchte eitjes wordt geregeld vanuit het<br />

zadel. Dat is enigszins lichtgekleurde verdikking die loopt van segment 32 tot 37 en die alleen<br />

aanwezig is bij volwassen wormen. Dat is de plek waar de worm eitje maakt waar later kleine<br />

wormen uitkomen. De bloedsomloop van de regenwormen gaat via twee in de lengterichting<br />

lopende bloedvaten – één aan de rugzijde, één aan de buikzijde – met allemaal vertakkingen. Door<br />

de regenwormen tegen het licht te houden kun je daar waarschijnlijk iets van zien in de vorm van<br />

donkere streepjes.<br />

Regenwormen worden gegeten door allerlei vogels en door mollen.<br />

Veel kinderen (en volwassen!) denken dat je een regenworm gerust middendoor kunt snijden, omdat<br />

beide helften toch verder leven. Dit is een misverstand.<br />

Wel is het zo dat een regenworm een aantal segmenten aan voor – en achterkant kan afstoten<br />

wanneer hij door een vijand worden aangevallen. De verloren gegane delen groeien dan weer aan,<br />

maar dat is iets heel anders dan de worm in twee delen snijden.<br />

58


Les 2 Sterke magneten, open les<br />

Kerndoel 39:<br />

De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />

Wat doen de kinderen?:<br />

- Ze gebruiken bewust hun zintuigen<br />

- Ze denken erover na waarover ze zich het meest verwonderen<br />

Wat doet de leraar?<br />

- Zij doet dat omdat ze de kinderen wil laten ervaren hoe belangrijk, hoe waardevol natuur<br />

voor mensen is.<br />

- Zij geeft de kinderen de 'opdracht' goed hun ogen, neus en oren te gebruiken.<br />

- Op een rustig plekje laat ze kinderen over hun ervaringen vertellen.<br />

Kerndoel 42:<br />

De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht,<br />

geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. ervaren dat (onderdelen van)<br />

voorwerpen wel of niet magnetisch zijn.<br />

Wat doen de kinderen?:<br />

Bij magnetisme:<br />

De kinderen werken met constructiematerialen waarin magneten zorgen voor verbindingen,<br />

bijvoorbeeld bij het bouwen van een trein.<br />

Wat doet de leraar?:<br />

Bij magnetisme:<br />

De leraar zorgt voor constructiemateriaal met magneten waarmee de kinderen verbindingen kunnen<br />

maken (aan elkaar koppelen van treintjes).<br />

Zij introduceert het begrip 'magneet'.<br />

Materialen:<br />

- Staafmagneet<br />

- Hoefijzermagneet<br />

- Ronde magneet<br />

- Gum<br />

- Sleutel<br />

- Lepeltje<br />

- Wasknijper<br />

- Lucifer<br />

- Munt<br />

59


- Plastic bekertje<br />

- Spijker<br />

- Potlood<br />

- Paperclips<br />

- Werkblad ‘hoe sterk is een magneet?’<br />

- ‘Slang’ van papier en paperclips<br />

- Doos / mand<br />

Lesduur:<br />

Totaal ongeveer 60 minuten<br />

De les:<br />

Stap 1<br />

Introductie<br />

10 minuten<br />

Stap 2<br />

Vrije exploratie<br />

10 minuten<br />

Stap 3<br />

Onderzoek<br />

20 minuten<br />

60<br />

Alle stappen open<br />

De kinderen brengen het onderwerp in.<br />

Door de leerkracht worden de kinderen<br />

meegenomen naar de ontdekhoek. De<br />

leerkracht vertelt wat er allemaal in de hoek te<br />

zien is. De leerkracht leest een boekje voor over<br />

magneten.<br />

De kinderen krijgen de gelegenheid om materiaal<br />

rond het onderwerp te verkennen; daarbij<br />

kunnen ze zelf tot vragen komen.<br />

Alle materialen die de kinderen nodig zouden<br />

kunnen hebben liggen in de ontdekhoek. De<br />

kinderen mogen de materialen zelfstandig<br />

gebruiken. Ze moeten de materialen<br />

delen/ruilen/lenen. De leerkracht heeft de<br />

leerlingen de opdracht gegeven eens te<br />

bedenken wat je met al die spulletjes zou<br />

kunnen doen.<br />

De kinderen zoeken zelf antwoord op hun<br />

vragen. Ze kiezen zelf wát ze gaan onderzoeken,<br />

met welk materiaal, en hoe: ze formuleren zelf<br />

onderzoeksvragen; ze ordenen zelf resultaten.<br />

De leerkracht laat de kinderen even het werk<br />

neerleggen en roept de kinderen bij elkaar in de<br />

kring. Ze vraagt de kinderen waar ze mee bezig<br />

zijn? Wat heb je al ontdekt? Heb je tips voor<br />

anderen? Wat wil je nog gaan


Stap 4<br />

De rapportage<br />

10 minuten<br />

Stap 5<br />

Extra informatie<br />

5 minuten<br />

Stap 6<br />

Afsluiting<br />

5 minuten<br />

61<br />

ontdekken/bekijken/doen?<br />

De leerkracht laat de kinderen ook onderling<br />

uitwisselen.<br />

De kinderen gaan weer aan de slag.<br />

Belangrijk bij deze stap is dat de leerkracht de<br />

kinderen laat ontdekken en laat ontdekken wat<br />

het gebruik van de verschillende materialen is of<br />

misschien wel kan zijn. Voor de kinderen is er<br />

ook gelegenheid tot het stellen van vragen aan<br />

de leerkracht. Leerkracht loopt rond en heeft<br />

een coachende rol/taak.<br />

De kinderen presenteren de resultaten, trekken<br />

conclusies en zoeken toepassingen.<br />

De kinderen vertellen in de kring wat ze hebben<br />

ervaren/gevonden/meegemaakt. De kinderen<br />

laten zien wat ze hebben gemaakt. De leerkracht<br />

stelt vragen zoals: wie heeft hetzelfde<br />

gevonden? Wie heeft wat anders gevonden? Als<br />

de kinderen geen gebruik hebben gemaakt van<br />

het werkblad, kan de leerkracht hierop wijzen en<br />

de kinderen dit laten doen.<br />

De leerlingen zoeken of vragen meer informatie<br />

over het onderwerp.<br />

De leerlingen mogen vragen stellen over het<br />

onderwerp en de leerkracht probeert zoveel<br />

mogelijk antwoord te geven. Ook vertelt de<br />

leerkracht wat de kinderen nog meer hadden<br />

kunnen doen met de materialen.<br />

- Welke magneet is het sterkst? Welke het<br />

minst sterk?<br />

Leerkracht gaat met de leerlingen in de kring<br />

zitten en vraagt de leerlingen hoe alles<br />

opgeruimd moet worden en waar we alle<br />

gemaakte dingen gaan bewaren/<br />

tentoonstellen?<br />

Leerkracht speelt de komende dagen in op<br />

vragen van de kinderen.


Achtergrondinformatie<br />

Magneten zijn voor kinderen geheimzinnige voorwerpen. Ze hebben een onzichtbare kracht<br />

waarmee ze andere voorwerpen kunnen aantrekken of afstoten. Er zijn veel verschillende magneten.<br />

Lange rechte magneten heten staafmagneten. Verder zijn er hoefijzervormige magneten en ronde<br />

magneten. Een staafmagneet heeft twee uiteinden. Deze uiteinden noemen we de Noordpool en de<br />

Zuidpool. Als de magneet aan een touwtje wordt gehangen zal de Noordpool naar het noorden<br />

wijzen en de Zuidpool naar het zuiden. Hierop is de werking van een kompas gebaseerd.<br />

Een magneet is niet overal even sterk. Bij de polen is de magneet sterk. In het midden is bijna geen<br />

aantrekkingskracht. Voorwerpen van ijzer of staal blijven aan een magneet kleven. Ook nikkel<br />

(munten) wordt door een magneet aangetrokken. Magneten zijn zelf ook van ijzer gemaakt, dus ze<br />

kunnen elkaar aantrekken. Ze kunnen elkaar ook afstoten. Gelijke polen stoten elkaar af en ongelijke<br />

polen trekken elkaar aan.<br />

Overal om ons heen zijn er magneten. In huis vind je eenvoudige en direct zichtbare toepassingen in<br />

kastdeurtjes (aan de ene kant zit een magneet aan de andere kant een stukje ijzer), in speelgoed en<br />

in de koelkastdeur. Ook in de telefoon, de computer, de walkman en de koptelefoon worden<br />

magneten gebruikt. Hele grote en sterke magneten worden gebruikt om bij een<br />

afvalverwerkingsbedrijf afval te scheiden. IJzeren voorwerpen worden zo uit het afval getrokken.<br />

62


Les 2 Sterke magneten, gesloten les<br />

Kerndoel 42:<br />

De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht,<br />

geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. ervaren dat (onderdelen van)<br />

voorwerpen wel of niet magnetisch zijn.<br />

Wat doen de kinderen?:<br />

Bij magnetisme:<br />

De kinderen werken met constructiematerialen waarin magneten zorgen voor verbindingen,<br />

bijvoorbeeld bij het bouwen van een trein.<br />

Wat doet de leraar?:<br />

Bij magnetisme:<br />

De leraar zorgt voor constructiemateriaal met magneten waarmee de kinderen verbindingen kunnen<br />

maken (aan elkaar koppelen van treintjes).<br />

Zij introduceert het begrip 'magneet'.<br />

Materialen:<br />

- Staafmagneet<br />

- Hoefijzermagneet<br />

- Ronde magneet<br />

- Gum<br />

- Sleutel<br />

- Lepeltje<br />

- Wasknijper<br />

- Lucifer<br />

- Munt<br />

- Plastic bekertje<br />

- Spijker<br />

- Potlood<br />

- Paperclips<br />

- Werkblad ‘hoe sterk is een magneet?’<br />

- ‘Slang’ van papier en paperclips<br />

- Doos / mand<br />

- Boekjes over magneten<br />

Lesduur:<br />

Totaal ongeveer 60 minuten<br />

63


De les<br />

Stap 1<br />

Introductie<br />

10 minuten<br />

Stap 2<br />

Vrije exploratie<br />

5 minuten<br />

Stap 3<br />

Onderzoek<br />

20 minuten<br />

Stap 4<br />

De rapportage<br />

10 minuten<br />

64<br />

Alle stappen gesloten<br />

De leerkracht bepaalt het onderwerp en geeft er<br />

informatie over.<br />

De leerlingen zitten in een kring in het<br />

buitenlokaal. De doos/mand met de slang staat<br />

voor de leerkracht. Zorg ervoor dat de kinderen<br />

niet in de doos kunnen kijken. De magneet aan<br />

het uiteinde van de draad is niet zichtbaar en zit<br />

ook in de doos. Begin te spelen en ga langzaam<br />

staan. De slang komt omhoog. Laat de slang na<br />

een poosje weer in de doos of mand verdwijnen.<br />

Vraag de kinderen na afloop of zij weten hoe de<br />

slang uit de doos/mand kwam.<br />

Vertel de kinderen dat deze les over magneten<br />

gaat.<br />

Oefen deze truc van tevoren.<br />

Geen spontane verkenning.<br />

De leerkracht deelt de werkbladen uit aan de<br />

kinderen. De leerkracht vraagt aan de kinderen<br />

welke voorwerpen mogelijk magnetisch kunnen<br />

zijn. Hier zetten de kinderen een kruisje bij.<br />

De leerkracht versterkt de opdrachten (vaak in<br />

de vorm van kookboekinstructies) en schrijft voor<br />

in welke vorm ze de resultaten moeten<br />

weergeven.<br />

De leerkracht heeft alle materialen voor zich<br />

liggen. De kinderen zitten nog steeds in een<br />

kring. De leerkracht gaat met de magneet alle<br />

materialen proberen. Is een voorwerp<br />

magnetisch, dan mogen de kinderen dit<br />

inkleuren.<br />

De leerkracht controleert de resultaten en geeft<br />

conclusies en toepassingen.<br />

De leerlingen laten hun werkblad zien. De<br />

leerkracht kijkt of alles goed is gekleurd. De<br />

leerkracht vraagt aan de kinderen of de kruisjes


Stap 5<br />

Extra informatie<br />

10 minuten<br />

Stap 6<br />

Afsluiting<br />

5 minuten<br />

Achtergrondinformatie<br />

65<br />

overeen komen met de gekleurde plaatjes. Dus<br />

of de voorspelling (van de leerkracht) is<br />

uitgekomen.<br />

Stap 5 gaat vooraf aan het werken met<br />

materiaal en / of de leerkracht geeft aanvullende<br />

informatie.<br />

Er wordt onderzocht welk van de magneten het<br />

sterkst is. De leerkracht maakt onder ieder van<br />

de magneten een ketting van paperclips. Vooraf<br />

vraagt de leerkracht aan de kinderen welke<br />

magneet het sterkst zal zijn.<br />

Na het proefje kleuren de kinderen de sterkste<br />

magneet rood, de iets minder sterke oranje en<br />

de minst sterke groen.<br />

De kinderen vertellen over hun waarnemingen<br />

en ontdekkingen. Nu is ook de juiste gelegenheid<br />

om de vragen van de kinderen te beantwoorden.<br />

Zie ook de achtergrondinformatie.<br />

Opruimen: De leerkracht zegt de leerlingen waar<br />

ze de voorwerpen neer mogen leggen<br />

(ontdekhoek).<br />

Magneten zijn voor kinderen geheimzinnige voorwerpen. Ze hebben een onzichtbare kracht<br />

waarmee ze andere voorwerpen kunnen aantrekken of afstoten. Er zijn veel verschillende magneten.<br />

Lange rechte magneten heten staafmagneten. Verder zijn er hoefijzervormige magneten en ronde<br />

magneten. Een staafmagneet heeft twee uiteinden. Deze uiteinden noemen we de Noordpool en de<br />

Zuidpool. Als de magneet aan een touwtje wordt gehangen zal de Noordpool naar het noorden<br />

wijzen en de Zuidpool naar het zuiden. Hierop is de werking van een kompas gebaseerd.<br />

Een magneet is niet overal even sterk. Bij de polen is de magneet sterk. In het midden is bijna geen<br />

aantrekkingskracht. Voorwerpen van ijzer of staal blijven aan een magneet kleven. Ook nikkel<br />

(munten) wordt door een magneet aangetrokken. Magneten zijn zelf ook van ijzer gemaakt, dus ze<br />

kunnen elkaar aantrekken. Ze kunnen elkaar ook afstoten. Gelijke polen stoten elkaar af en ongelijke<br />

polen trekken elkaar aan.<br />

Overal om ons heen zijn er magneten. In huis vind je eenvoudige en direct zichtbare toepassingen in<br />

kastdeurtjes (aan de ene kant zit een magneet aan de andere kant een stukje ijzer), in speelgoed en<br />

in de koelkastdeur. Ook in de telefoon, de computer, de walkman en de koptelefoon worden<br />

magneten gebruikt. Hele grote en sterke magneten worden gebruikt om bij een<br />

afvalverwerkingsbedrijf afval te scheiden. IJzeren voorwerpen worden zo uit het afval getrokken.


Les 3 Bloemenfeest, open les<br />

Kerndoel 39:<br />

De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />

Wat doen de kinderen?:<br />

- Ze gebruiken bewust hun zintuigen<br />

- Ze denken erover na waarover ze zich het meest verwonderen<br />

Wat doet de leraar?<br />

- Zij doet dat omdat ze de kinderen wil laten ervaren hoe belangrijk, hoe waardevol natuur<br />

voor mensen is.<br />

- Zij geeft de kinderen de 'opdracht' goed hun ogen, neus en oren te gebruiken.<br />

- Op een rustig plekje laat ze kinderen over hun ervaringen vertellen.<br />

Kerndoel 40:<br />

De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en<br />

benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.<br />

Wat doen de kinderen?:<br />

Ze verwoorden de verschillen die ze waarnemen tussen de (bloem)bladeren, de geur van bloemen en<br />

de plaats waar ze groeien.<br />

Wat doet de leraar?:<br />

Zij zoekt samen met de kinderen naar woorden om de verschillen in vorm, kleur, 15 nervatuur en<br />

16 bladrand te benoemen.<br />

Zij praat met kinderen over verschillen tussen planten (kleur, geur, vorm) en waar ze voorkomen.<br />

Kerndoel 41:<br />

De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun<br />

onderdelen. ontkiemen van zaden<br />

Wat doen de kinderen?:<br />

Ze zaaien zaad en volgen de ontkieming van het zaad en de groei van het plantje gedurende enige<br />

tijd.<br />

15 Met de nervatuur worden de nerven van een blad bedoeld. De nervatuur kan verschillende zijn.<br />

16 Bladranden zijn ook verschillend. Ze kunnen glad of gekarteld zijn, gegolfd of gezaagd.<br />

66


Materialen:<br />

- Versgeplukte kleine bloemen<br />

- Keukenrol of papieren handdoekjes<br />

- Verlepte bloemen<br />

- Bosje droogbloemen<br />

- Bloemenpers of zware boeken<br />

- Boekjes over bloemen<br />

- Werkblad ‘bloemen drogen’<br />

- Bakjes om bloemetjes in te laten groeien<br />

- Potgrond<br />

- Bloemenzaad ( Oostindische kers, Suzanne – met – de- mooie- ogen, klimmende winde)<br />

- Oude tijdschriften/ folders met bloemen<br />

Lesduur<br />

Totaal: ongeveer 60 minuten<br />

Stap 1<br />

Introductie<br />

5 minuten<br />

Stap 2<br />

Vrije exploratie<br />

10 minuten<br />

Stap 3<br />

Onderzoek<br />

25 minuten<br />

67<br />

Alle stappen open<br />

De kinderen brengen het onderwerp in.<br />

Door de leerkracht worden de kinderen<br />

meegenomen naar de ontdekhoek. De<br />

leerkracht vertelt wat er allemaal in de hoek te<br />

zien is.<br />

De kinderen krijgen de gelegenheid om materiaal<br />

rond het onderwerp te verkennen; daarbij<br />

kunnen ze zelf tot vragen komen.<br />

Alle materialen die de kinderen nodig zouden<br />

kunnen hebben liggen in de ontdekhoek. De<br />

kinderen mogen de materialen zelfstandig<br />

gebruiken. Ze moeten de materialen<br />

delen/ruilen/lenen. De leerkracht heeft de<br />

leerlingen de opdracht gegeven eens te<br />

bedenken wat je met al die spulletjes zou<br />

kunnen doen.<br />

De kinderen zoeken zelf antwoord op hun<br />

vragen. Ze kiezen zelf wát ze gaan onderzoeken,<br />

met welk materiaal, en hoe: ze formuleren zelf<br />

onderzoeksvragen; ze ordenen zelf resultaten.<br />

De leerkracht laat de kinderen even het werk<br />

neerleggen en roept de kinderen bij elkaar in de


Stap 4<br />

De rapportage<br />

10 minuten<br />

Stap 5<br />

Extra informatie<br />

5 minuten<br />

Stap 6<br />

Afsluiting<br />

5 minuten<br />

68<br />

kring. Ze vraagt de kinderen waar ze mee bezig<br />

zijn? Wat heb je al ontdekt? Heb je tips voor<br />

anderen? Wat wil je nog gaan<br />

ontdekken/bekijken/doen?<br />

De leerkracht laat de kinderen ook onderling<br />

uitwisselen.<br />

Belangrijk bij deze stap is dat de leerkracht de<br />

kinderen laat ontdekken en laat ontdekken wat<br />

het gebruik van de verschillende materialen is of<br />

misschien wel kan zijn. Voor de kinderen is er<br />

ook gelegenheid tot het stellen van vragen aan<br />

de leerkracht. Leerkracht loopt rond en heeft<br />

een coachende rol/taak.<br />

De kinderen presenteren de resultaten, trekken<br />

conclusies en zoeken toepassingen.<br />

De kinderen vertellen in de kring wat ze hebben<br />

ervaren/gevonden/meegemaakt. De kinderen<br />

laten zien wat ze hebben gemaakt. De leerkracht<br />

stelt vragen zoals: wie heeft hetzelfde<br />

gevonden? Wie heeft wat anders gevonden?<br />

De leerlingen zoeken of vragen meer informatie<br />

over het onderwerp.<br />

De leerlingen mogen vragen stellen over het<br />

onderwerp en de leerkracht probeert zoveel<br />

mogelijk antwoord te geven. Ook vertelt de<br />

leerkracht wat de kinderen nog meer hadden<br />

kunnen doen met de materialen. Als de kinderen<br />

geen gebruik hebben gemaakt van de<br />

bloemenpers, zou je dit nog uit kunnen leggen.<br />

Als er nog ruimte is, zou de leerkracht nog wat<br />

bloemen kunnen persen. Zo niet, dan eventueel<br />

een andere keer.<br />

Leerkracht gaat met de leerlingen in de kring<br />

zitten en vraagt de leerlingen hoe alles<br />

opgeruimd moet worden en waar we alle<br />

gemaakte dingen gaan bewaren/<br />

tentoonstellen?<br />

Leerkracht speelt de komende dagen in op


Achtergrondinformatie<br />

69<br />

vragen van de kinderen.<br />

Een bloem bestaat van binnen naar buiten uit stamper(s) en bloembodem, meeldraden,<br />

kroonbladeren (meestal gekleurd) en kelkbladeren (meestal groen). De bloembodem is de<br />

voorzetting van de stengel waarop de bovengenoemde delen vastzitten. De kroonbladeren zorgen<br />

door hun opvallende kleur en geur dat de insecten de bloem weten te vinden.<br />

Stampers en meeldraden zijn de voortplantingsorganen van de plant.<br />

Niet bij alle bloemen kun je de onderdelen even goed zien. Soms zijn de kroonblaadjes aan elkaar<br />

vergroeid, zoals bij het vingerhoedskruid. De bloempjes van de klaver zitten dicht tegen elkaar aan<br />

als een rond bolletje. Soms vormen veel kleine bloemetjes samen een scherm, zoals bij de vlier en de<br />

bereklauw.


Les 3 Bloemenfeest, gesloten les<br />

Kerndoel 40:<br />

De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en<br />

benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.<br />

Wat doen de kinderen?:<br />

Ze verwoorden de verschillen die ze waarnemen tussen de (bloem)bladeren, de geur van bloemen en<br />

de plaats waar ze groeien.<br />

Wat doet de leraar?:<br />

Zij zoekt samen met de kinderen naar woorden om de verschillen in vorm, kleur, 17 nervatuur en<br />

18 bladrand te benoemen.<br />

Zij praat met kinderen over verschillen tussen planten (kleur, geur, vorm) en waar ze voorkomen.<br />

Kerndoel 41:<br />

De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun<br />

onderdelen. ontkiemen van zaden<br />

Wat doen de kinderen?:<br />

Ze zaaien zaad en volgen de ontkieming van het zaad en de groei van het plantje gedurende enige<br />

tijd.<br />

Materialen:<br />

- Versgeplukte kleine bloemen<br />

- Keukenrol of papieren handdoekjes<br />

- Verlepte bloemen<br />

- Bosje droogbloemen<br />

- Bloemenpers of zware boeken<br />

- Boekjes over bloemen<br />

- Werkblad ‘bloemen drogen’<br />

- Bakjes om bloemetjes in te laten groeien<br />

- Potgrond<br />

- Bloemenzaad ( Oostindische kers, Suzanne – met – de- mooie- ogen, klimmende winde)<br />

- Oude tijdschriften/ folders met bloemen<br />

Lesduur<br />

17 Met de nervatuur worden de nerven van een blad bedoeld. De nervatuur kan verschillende zijn.<br />

18 Bladranden zijn ook verschillend. Ze kunnen glad of gekarteld zijn, gegolfd of gezaagd.<br />

70


Totaal: ongeveer 60 minuten<br />

De les<br />

Stap 1<br />

Introductie<br />

10 minuten<br />

Stap 2<br />

Vrije exploratie<br />

5 minuten<br />

Stap 3<br />

Onderzoek<br />

20 minuten<br />

71<br />

Alle stappen gesloten<br />

De leerkracht bepaalt het onderwerp en geeft er<br />

informatie over.<br />

De leerlingen zitten in een kring in het<br />

buitenlokaal. In het midden van de kring staat<br />

een bos(je) bloemen. De leerkracht stelt vragen,<br />

zoals: Ken je de namen van de bloemen? Pluk e<br />

zelf wel eens bloemen? Welke bloemen vind je<br />

mooi? Ruik je ook iets aan de bloemen? Heb je<br />

thuis een tuin? Heb je thuis plantenbakken met<br />

bloemen? Welke bloemen groeien daar? Wie<br />

verzorgt de tuin/ plantenbakken? Wanneer geef<br />

je iemand bloemen cadeau?<br />

Geen spontane verkenning.<br />

De leerkracht vertelt aan de kinderen hoe je<br />

snijbloemen verzorgt. Bloemen hebben water<br />

nodig. Ze zuigen het water op door de steel.<br />

(plaatje laten zien!) Als ze geen water krijgen<br />

verleppen ze. De leerkracht laat de verlepte<br />

bloemen zien. De leerkracht vertelt daarna dat<br />

bloemen toch mooi kunnen blijven ook al geef je<br />

ze geen water. Laat het bosje droogbloemen<br />

zien.<br />

De leerkracht versterkt de opdrachten (vaak in<br />

de vorm van kookboekinstructies) en schrijft voor<br />

in welke vorm ze de resultaten moeten<br />

weergeven.<br />

De leerkracht vertelt dat de kinderen vandaag<br />

zelf droogbloemen gaan maken. De leerlingen<br />

krijgen ieder twee stukken keukenrol; op één<br />

ervan staat hun naam.<br />

Vervolgens deelt de leerkracht aan ieder kind<br />

een aantal bloemen uit die ze kunnen drogen.<br />

De leerlingen leggen de bloemen netjes op hun<br />

stukje keukenrol neer. Als ze dit gedaan hebben,<br />

leggen ze het andere stukje keukenrol op de


Stap 4<br />

De rapportage<br />

10 minuten<br />

Stap 5<br />

Extra informatie<br />

5 minuten<br />

Stap 6<br />

Afsluiting<br />

10 minuten<br />

72<br />

bloemen.<br />

De leerkracht controleert de resultaten en geeft<br />

conclusies en toepassingen.<br />

De leerlingen komen weer in de kring zitten met<br />

hun stukjes keukenrol met daartussen de<br />

bloemen. De leerkracht vraagt de leerlingen één<br />

voor één hun pakketje naar haar toe te brengen<br />

en de leerkracht legt de pakketjes zelf tussen de<br />

bloemenpers. De leerkracht vertelt dat het wel<br />

één of twee weken kan duren voordat de<br />

bloemen gedroogd zijn. Als de bloemen<br />

gedroogd zijn, mogen de leerlingen ze opplakken<br />

op een werkblad.<br />

Stap 5 gaat vooraf aan het werken met<br />

materiaal en / of de leerkracht geeft aanvullende<br />

informatie.<br />

Suggesties:<br />

- Het is voor de kinderen ook leuk om te<br />

zien hoe bloemetjes groeien. De<br />

leerkracht zaait in de bakjes met<br />

potgrond bloemzaad dat tot snel<br />

resultaat leidt.<br />

- In de klas: laat de kinderen een collage<br />

maken van plaatjes van bloemen uit<br />

tijdschriften en folders.<br />

De kinderen vertellen over hun waarnemingen<br />

en ontdekkingen. Nu is ook de juiste gelegenheid<br />

om de vragen van de kinderen te beantwoorden.<br />

Zie ook de achtergrondinformatie.<br />

Opruimen: De leerkracht zegt de leerlingen waar<br />

ze de bloemenpers neer mogen zetten (de<br />

klas,want moet op een warme plek zijn). De<br />

leerkracht zegt de leerlingen waar ze de<br />

overgebleven bloemen mogen neerleggen<br />

(ontdekhoek).


Achtergrondinformatie<br />

Een bloem bestaat van binnen naar buiten uit stamper(s) en bloembodem, meeldraden,<br />

kroonbladeren (meestal gekleurd) en kelkbladeren (meestal groen). De bloembodem is de<br />

voorzetting van de stengel waarop de bovengenoemde delen vastzitten. De kroonbladeren zorgen<br />

door hun opvallende kleur en geur dat de insecten de bloem weten te vinden.<br />

Stampers en meeldraden zijn de voortplantingsorganen van de plant.<br />

Niet bij alle bloemen kun je de onderdelen even goed zien. Soms zijn de kroonblaadjes aan elkaar<br />

vergroeid, zoals bij het vingerhoedskruid. De bloempjes van de klaver zitten dicht tegen elkaar aan<br />

als een rond bolletje. Soms vormen veel kleine bloemetjes samen een scherm, zoals bij de vlier en de<br />

bereklauw.<br />

73


Les 4 Zet ‘m op, open les<br />

Kerndoel 39:<br />

De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />

Wat doen de kinderen?:<br />

- Ze gebruiken bewust hun zintuigen<br />

- Ze denken erover na waarover ze zich het meest verwonderen<br />

Wat doet de leraar?<br />

- Zij doet dat omdat ze de kinderen wil laten ervaren hoe belangrijk, hoe waardevol natuur<br />

voor mensen is.<br />

- Zij geeft de kinderen de 'opdracht' goed hun ogen, neus en oren te gebruiken.<br />

- Op een rustig plekje laat ze kinderen over hun ervaringen vertellen.<br />

Kerndoel 44:<br />

De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de<br />

vorm en het materiaalgebruik.<br />

Kerndoel 45:<br />

De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te<br />

evalueren.<br />

Materialen:<br />

- Boekjes over kamperen<br />

- Tentstokken<br />

- Scheerlijnen<br />

- Haringen<br />

- Andere kampeerspullen<br />

- Touwen<br />

- Lappen<br />

Lesduur:<br />

Totaal ongeveer 60 minuten<br />

De les:<br />

Stap 1<br />

Introductie<br />

74<br />

Alle stappen open<br />

De kinderen brengen het onderwerp in.<br />

Door de leerkracht worden de kinderen<br />

meegenomen naar de ontdekhoek. De


5 minuten leerkracht vertelt wat er allemaal in de hoek te<br />

zien is. De leerkracht leest een boekje voor over<br />

kamperen.<br />

Stap 2<br />

Vrije exploratie<br />

10 minuten<br />

Stap 3<br />

Onderzoek<br />

20 minuten<br />

75<br />

De kinderen krijgen de gelegenheid om materiaal<br />

rond het onderwerp te verkennen; daarbij<br />

kunnen ze zelf tot vragen komen.<br />

Alle materialen die de kinderen nodig zouden<br />

kunnen hebben liggen in de ontdekhoek. De<br />

kinderen mogen de materialen zelfstandig<br />

gebruiken. Ze moeten de materialen<br />

delen/ruilen/lenen. De leerkracht heeft de<br />

leerlingen de opdracht gegeven eens te<br />

bedenken wat je met al die spulletjes zou<br />

kunnen doen.<br />

De kinderen zoeken zelf antwoord op hun<br />

vragen. Ze kiezen zelf wát ze gaan onderzoeken,<br />

met welk materiaal, en hoe: ze formuleren zelf<br />

onderzoeksvragen; ze ordenen zelf resultaten.<br />

De leerkracht laat de kinderen even het werk<br />

neerleggen en roept de kinderen bij elkaar in de<br />

kring. Ze vraagt de kinderen waar ze mee bezig<br />

zijn? Wat heb je al ontdekt? Heb je tips voor<br />

anderen? Wat wil je nog gaan<br />

ontdekken/bekijken/doen? De leerkracht geeft<br />

aan dat het leuk is als ze een tekening maken<br />

van hun constructie.<br />

De leerkracht laat de kinderen ook onderling<br />

uitwisselen.<br />

De kinderen gaan weer aan de slag.<br />

Belangrijk bij deze stap is dat de leerkracht de<br />

kinderen laat ontdekken en laat ontdekken wat<br />

het gebruik van de verschillende materialen is of<br />

misschien wel kan zijn. Voor de kinderen is er<br />

ook gelegenheid tot het stellen van vragen aan<br />

de leerkracht. Leerkracht loopt rond en heeft<br />

een coachende rol/taak.<br />

Stap 4 De kinderen presenteren de resultaten, trekken<br />

conclusies en zoeken toepassingen.


De rapportage<br />

5 minuten<br />

Stap 5<br />

Extra informatie<br />

10 minuten<br />

Stap 6<br />

Afsluiting<br />

5 minuten<br />

Achtergrondinformatie<br />

76<br />

De kinderen vertellen in de kring wat ze hebben<br />

ervaren/gevonden/meegemaakt. De kinderen<br />

laten zien wat ze hebben gemaakt. De leerkracht<br />

stelt vragen zoals: wie heeft hetzelfde<br />

gevonden? Wie heeft wat anders gevonden? Als<br />

de kinderen geen gebruik hebben gemaakt van<br />

het werkblad, kan de leerkracht hierop wijzen en<br />

de kinderen dit laten doen.<br />

De leerlingen zoeken of vragen meer informatie<br />

over het onderwerp.<br />

De leerlingen mogen vragen stellen over het<br />

onderwerp en de leerkracht probeert zoveel<br />

mogelijk antwoord te geven. Ook vertelt de<br />

leerkracht wat de kinderen nog meer hadden<br />

kunnen doen met de materialen.<br />

De leerkracht stelt voor dat de kinderen een<br />

plattegrond maken van de camping. Op een vel<br />

laat hij de kinderen de camping natekenen.<br />

Leerkracht gaat met de leerlingen in de kring<br />

zitten en vraagt de leerlingen hoe alles<br />

opgeruimd moet worden en waar we alle<br />

gemaakte dingen gaan bewaren/<br />

tentoonstellen?<br />

Leerkracht speelt de komende dagen in op<br />

vragen van de kinderen.<br />

Alle traditionele tenten zijn geconstrueerd met stokken, doek en scheerlijnen, denk aan de wigwams<br />

en tipi’s van de Indianen en aan de tenten van de Bedoeïenen in Noord – Afrika.<br />

De eenvoudigste vorm en constructie van een tent is te herkennen aan de volgende onderdelen:<br />

twee palen rechtop, een noklat daartussen en daar het tentdoek overheen. Varianten hierop zijn de<br />

tenten met twee stokken extra aan de voorkant om een soort voortentje te maken. Een andere<br />

variant is de driehoekige tent met de luifel aan de zijkant.<br />

Om te voorkomen dat de strak gespannen scheerlijnen breken of dat het doek scheurt door uitzetten<br />

en krimpen is er vaak een elastiek aan het uiteinde van een scheerlijn bevestigd. Sommige lagere<br />

delen van een tent zijn zelfs met elastieken vastgezet.


De meeste tenten zijn tegenwoordig dubbeldaks, zodat ze zelfs voldoende bescherming bieden in<br />

zeer koude streken. In dit soort gebieden wordt vaak gebruikgemaakt van tenten met gebogen, licht<br />

kunststofframe waarbij de uitgekiende vorm en spanning ervoor zorgt dat de tent alleen nog maar<br />

aan de grond hoeft te worden bevestigd. De bolle vorm zorgt voor een optimale verhouding tussen<br />

inhoud en oppervlakte. Het is belangrijk de oppervlakte van een tent zo klein mogelijk te houden, om<br />

zo min mogelijk warmte te verliezen.<br />

Er zijn tegenwoordig ook opblaasbare tenten. Deze zijn koepelvormig en de tentstokken bestaan uit<br />

twee dikke ‘slangen’ waarin lucht wordt gepompt, zodat ze heel stevig worden. E twee slangen<br />

kruisen elkaar in de nok. De slangen eindigen in de hoeken van de tent bij het grondzeil en worden<br />

op die punten aan de grond vastgezet. Zo’n tent bestaat uit één stuk: tentdoek en grondzeil zitten<br />

aan elkaar.<br />

Tenten voor grotere evenementen kunnen ook verschillende constructies hebben. Vaak dragen één<br />

of twee grote palen de hele tent. Een grondzeil is er meestal niet. Wel ligt er soms een vloer in van<br />

houten vlonders.<br />

77


Les 4 Zet ‘m op, gesloten les<br />

Kerndoel 44:<br />

De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de<br />

vorm en het materiaalgebruik.<br />

Kerndoel 45:<br />

De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te<br />

evalueren.<br />

Lesdoelen:<br />

- De kinderen kunnen de onderdelen van een tent benoemen: palen (stokken, buizen),<br />

tentdoek, haringen, scheerlijnen, grondzeil.<br />

- De kinderen weten dat je een haring schuin in de grond moet slaan.<br />

- De kinderen kunnen een stok rechtop zetten met behulp van scheerlijnen en haringen<br />

- De kinderen kunnen een eenvoudige tent maken.<br />

Materialen:<br />

- Boekjes over kamperen<br />

- (Tent)stokken<br />

- Scheerlijnen<br />

- Haringen<br />

- Andere kampeerspullen<br />

- Blad ‘zet ‘m op’<br />

- Groot vel<br />

Lesduur:<br />

Totaal ongeveer 60 minuten<br />

De les<br />

Stap 1<br />

Introductie<br />

10 minuten<br />

78<br />

Alle stappen gesloten<br />

De leerkracht bepaalt het onderwerp en geeft er<br />

informatie over.<br />

De leerlingen zitten in een kring in het<br />

buitenlokaal. De leerkracht laat de leerlingen<br />

een aantal kampeerartikelen zien. De leerkracht<br />

vertelt dat je deze spullen gebruikt om mee te<br />

kamperen. De leerkracht vertelt wat het<br />

allemaal is. De leerkracht vraagt de kinderen


Stap 2<br />

Vrije exploratie<br />

15 minuten<br />

Stap 3<br />

Onderzoek<br />

15 minuten<br />

Stap 4<br />

De rapportage<br />

10 minuten<br />

Stap 5<br />

Extra informatie<br />

5 minuten<br />

79<br />

naar hun kampeerervaringen.<br />

Geen spontane verkenning.<br />

De leerkracht laat de kinderen zien hoe je een<br />

stok rechtop kan zetten.<br />

- Probeer de stok zonder ondersteuning<br />

rechtop te laten staan. Dit lukt natuurlijk<br />

niet. Bind vervolgens drie scheerlijnen<br />

aan de punt van de stok. Vraag drie<br />

kinderen de stok rechtop te houden<br />

door de touwen strak te spannen. De<br />

leerkracht vertelt de kinderen hoe ze<br />

moeten gaan staan, zodat de stok blijft<br />

staan. Vervolgens kunnen ze de<br />

scheerlijnen met haringen in de grond<br />

steken (dit doen drie andere kinderen).<br />

Vertel de kinderen hoe de haringen in de<br />

grond moeten worden gestoken<br />

(schuin).<br />

De leerkracht versterkt de opdrachten (vaak in<br />

de vorm van kookboekinstructies) en schrijft voor<br />

in welke vorm ze de resultaten moeten<br />

weergeven.<br />

De leerkracht deelt de materialen uit in<br />

groepjes. Stap voor stap doen de kinderen wat<br />

de leerkracht zegt. Zie stap 2.<br />

De leerkracht controleert de resultaten en geeft<br />

conclusies en toepassingen.<br />

De leerlingen tekenen op een blad hun<br />

constructies. Alle tekening samen worden op<br />

één groot vel geplakt en opgehangen in de<br />

ontdekhoek.<br />

Stap 5 gaat vooraf aan het werken met<br />

materiaal en / of de leerkracht geeft aanvullende<br />

informatie.<br />

De leerkracht leest een verhaal voor over<br />

kamperen.


Stap 6<br />

Afsluiting<br />

5 minuten<br />

Achtergrondinformatie<br />

80<br />

De kinderen vertellen over hun waarnemingen<br />

en ontdekkingen. Nu is ook de juiste gelegenheid<br />

om de vragen van de kinderen te beantwoorden.<br />

Zie ook de achtergrondinformatie.<br />

Opruimen: De leerkracht zegt de leerlingen waar<br />

ze de voorwerpen neer mogen leggen<br />

(ontdekhoek).<br />

Alle traditionele tenten zijn geconstrueerd met stokken, doek en scheerlijnen, denk aan de wigwams<br />

en tipi’s van de Indianen en aan de tenten van de Bedoeïenen in Noord – Afrika.<br />

De eenvoudigste vorm en constructie van een tent is te herkennen aan de volgende onderdelen:<br />

twee palen rechtop, een noklat daartussen en daar het tentdoek overheen. Varianten hierop zijn de<br />

tenten met twee stokken extra aan de voorkant om een soort voortentje te maken. Een andere<br />

variant is de driehoekige tent met de luifel aan de zijkant.<br />

Om te voorkomen dat de strak gespannen scheerlijnen breken of dat het doek scheurt door uitzetten<br />

en krimpen is er vaak een elastiek aan het uiteinde van een scheerlijn bevestigd. Sommige lagere<br />

delen van een tent zijn zelfs met elastieken vastgezet.<br />

De meeste tenten zijn tegenwoordig dubbeldaks, zodat ze zelfs voldoende bescherming bieden in<br />

zeer koude streken. In dit soort gebieden wordt vaak gebruikgemaakt van tenten met gebogen, licht<br />

kunststofframe waarbij de uitgekiende vorm en spanning ervoor zorgt dat de tent alleen nog maar<br />

aan de grond hoeft te worden bevestigd. De bolle vorm zorgt voor een optimale verhouding tussen<br />

inhoud en oppervlakte. Het is belangrijk de oppervlakte van een tent zo klein mogelijk te houden, om<br />

zo min mogelijk warmte te verliezen.<br />

Er zijn tegenwoordig ook opblaasbare tenten. Deze zijn koepelvormig en de tentstokken bestaan uit<br />

twee dikke ‘slangen’ waarin lucht wordt gepompt, zodat ze heel stevig worden. E twee slangen<br />

kruisen elkaar in de nok. De slangen eindigen in de hoeken van de tent bij het grondzeil en worden<br />

op die punten aan de grond vastgezet. Zo’n tent bestaat uit één stuk: tentdoek en grondzeil zitten<br />

aan elkaar.<br />

Tenten voor grotere evenementen kunnen ook verschillende constructies hebben. Vaak dragen één<br />

of twee grote palen de hele tent. Een grondzeil is er meestal niet. Wel ligt er soms een vloer in van<br />

houten vlonders.


5. Klasse observatielijsten + theorie welbevinden & betrokkenheid<br />

De observaties zijn verricht aan de hand van een observatie instrument dat is beschreven in Els<br />

Vandenbussche, Marina Kog, Luk Depondt, Ferre Laevers (1995) Een procesgericht kindvolgsysteem<br />

voor kleuters, Leuven, Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs . Door het observeren van de lessen<br />

heb ik gezocht naar antwoorden op de volgende deelvragen:<br />

o Onderzoeken van de effecten van open en gesloten natuur/ techniek lessen in het<br />

buitenlokaal.<br />

o Deelname door 2 groepen: 1 groep open lessen & 1 groep gesloten lessen in het<br />

buitenlokaal<br />

o Hoe groot is de betrokkenheid in een open of gesloten les?<br />

o Hoe groot is het welbevinden in een open of gesloten les?<br />

Screening van de klasgroep vanuit vijf niveaus (Vorm B)<br />

Welbevinden<br />

De mate van welbevinden van kinderen geeft aan hoe zij het maken op het emotionele vlak. Gaan zij<br />

gebukt onder emotioneel belastende ervaringen of steken zij goed in hun vel? Vindt een gave<br />

emotionele ontwikkeling plaats?<br />

Omschrijving<br />

Kinderen (en volwassenen) die in een toestand van welbevinden verkeren, voelen zich ‘als een vis in<br />

het water’. Ze zijn gelukkig en tonen dit ook. Ze stellen zich open, ontvankelijk en soepel op naar de<br />

omgeving. Een toestand van welbevinden brengt zelfvertrouwen en een goed zelfwaardegevoel met<br />

zich mee alsook een flinke dosis weerbaarheid. Ze durven zichzelf te zijn, voor zichzelf opkomen en<br />

kunnen het leven aan. Ze stralen vitaliteit en tegelijk ontspanning en innerlijke rust uit. De hoofdtoon<br />

van het bestaan is genieten. Ze beleven plezier, hebben deugd aan elkaar en aan de dingen. Verder<br />

hebben ze een soepel en vlot contact met zichzelf: met eigen behoeften, noden, wensen, gevoelens<br />

en gedachten.<br />

…<br />

Signaleren van welbevinden<br />

- Openheid en ontvankelijkheid<br />

- Soepelheid, flexibiliteit<br />

- Zelfvertrouwen en zelfwaardegevoel<br />

- Weerbaarheid, assertiviteit<br />

- Vitaliteit<br />

- Ontspanning en innerlijke rust<br />

- Ten volle kunnen genieten<br />

- In contact met zichzelf<br />

Betrokkenheid<br />

81


De mate waarin kinderen in de klas al dan niet betrokken zijn, geeft aan hoe zij het maken op het vlak<br />

van hun ontwikkeling. Zijn de kinderen in groei of staan de stil? Profiteren zij van het milieu waarin zij<br />

zich bevinden of gaat dat aan hen voorbij?<br />

Omschrijving<br />

Betrokkenheid heeft niet te maken met de inhoud van de activiteit maar met de kwaliteit ervan. Wie<br />

betrokkenheid wil observeren kijkt dus niet (op de eerste plaats) naar: waarmee speelt de kleuter,<br />

doet de kleuter het goed, passen zijn prestaties bij zijn leeftijd?<br />

We spreken van betrokkenheid als kinderen (en volwassenen) intens bezig zijn. Ze bevinden zich in<br />

een bijzondere toestand. Zij zijn geconcentreerd en gedreven om met de activiteit aan de slag te<br />

blijven. Zij voelen zich van binnenuit gemotiveerd om verder te doen omdat de activiteit tegemoet<br />

komt aan wat zij willen kennen en kunnen, m.a.w. aan hun exploratiedrang: hun wil om iets te<br />

begrijpen en te beheersen, om greep te krijgen op de werkelijkheid, om te experimenteren, om<br />

nieuwe dingen te bedenken en te maken.<br />

De ervaringen die met betrokken activiteit gepaard gaan, zijn intens. Er is geen verveling, noch<br />

frustratie. De kinderen ervaren voldoening, genieten en gaan er met heel hun wezen en energie<br />

tegenaan.<br />

Betrokkenheid komt alleen voor in het smalle gebied tussen ‘al – kunnen’ en ‘nog –net – niet -<br />

kunnen’ of ‘al – begrijpen’ en ‘nog – net – niet – begrijpen’. De activiteit is niet te makkelijk, ook niet<br />

te moeilijk. Het aanbod van het materiaal moet daarvoor aangepast zijn aan het niveau van iedere<br />

kleuter. Pas dan kan men zich bewegen aan de grens van zijn mogelijkheden, in de zone van de<br />

naaste ontwikkeling. Al deze kenmerken samen maken dat verdere ontwikkeling reëel te verwachten<br />

is.<br />

Betrokkenheidsignalen<br />

- Concentratie<br />

- Energie<br />

- Complexiteit en creativiteit<br />

- Mimiek en houding<br />

- Persistentie (kleuters laten hun activiteit niet makkelijk los)<br />

- Nauwkeurigheid<br />

- Reactietijd<br />

- Verwoording<br />

- Voldoening<br />

Vijf niveaus van welbevinden<br />

Niveau 1: uitgesproken laag welbevinden<br />

Niveau 2: laag welbevinden<br />

Niveau 3: wisselend welbevinden of eerder neutraal<br />

82


Niveau 4: hoog welbevinden<br />

Niveau 5: uitgesproken hoog welbevinden<br />

Vijf niveaus van betrokkenheid<br />

Niveau 1: weinig tot geen activiteit<br />

Niveau 2: momenten van onderbroken activiteit of sporadisch activiteit<br />

Niveau 3: min of meer aangehouden activiteit of weinig intense activiteit<br />

Niveau 4: activiteit met intense momenten of vrij intense activiteit<br />

Niveau 5: volgehouden intense activiteit<br />

Instructie bij het invullen van vorm B<br />

- Op basis van de indrukken van de voorbije twee weken overloopt men op een rustig moment<br />

alle kleuters en probeert hen een score te geven. Als men over een kleuter nog twijfelt,<br />

omcirkelt men het vraagteken<br />

Tussenwaarden scoren<br />

In de regel kent men per kleuter één schaalwaarde toe. Soms voelt men evenwel de nood om aan<br />

een kleuter twee schaalwaarden te geven; bijv. niveau 3 en 4. Dit kan men doen omdat men vindt<br />

dat de kleuter vaak schommelt tussen die twee schaalwaarden of omdat de score zich ergens tussen<br />

die twee waarden bevindt. In die gevallen omcirkelt men de waarden die het meest voorkomen en<br />

verbindt ze met elkaar. In extreme gevallen, wanneer de betrokkenheid van een kleuter heel sterk<br />

schommelt, kan men zelfs meer dan twee waarden aanduiden.<br />

5.1 Screening<br />

NB : Onderstreepte namen zijn oudste kleuters!<br />

Les 1 Open les Regenwormen<br />

Naam Welbevinden Betrokkenheid<br />

Danique (afwezig) ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Matthijs ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Bram ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Bas ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yassine ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yente ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

83


Elma ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Melanie ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Simon ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Ronaldo ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Noa ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Adriaan ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Elise ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Robey ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Kris ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Luka ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Chris ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Demona ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Floortje ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Marjolein ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yordi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Indy ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

84


Les 1 Gesloten les Regenwormen<br />

Naam Welbevinden Betrokkenheid<br />

Noor ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Britt ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Michi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Marenthe ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Lennert ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Chelsea (afwezig) ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Olivier ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Sacha ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Giel ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Evi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Esmay ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yasmine ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Samantha ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Tom ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Tigo ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Thijs ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Summer ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Luuk ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

87


Demi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Fay ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Julian ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Cas ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Tess ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

88


Les 2 Open les Magneten<br />

Naam Welbevinden Betrokkenheid<br />

Danique ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Matthijs ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Bram ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Bas ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yassine ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yente ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Elma ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Melanie ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Simon ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Ronaldo ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Noa ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Adriaan ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Elise ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Robey ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Kris ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Luka ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Chris ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Demona ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Floortje ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Marjolein ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yordi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Indy ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

90


Les 2 Gesloten les Magneten<br />

Naam Welbevinden Betrokkenheid<br />

Noor ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Britt ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Michi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Marenthe ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Lennert ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Chelsea ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

93


Olivier ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Sacha ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Giel ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Evi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Esmay ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yasmine ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Samantha ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Tom ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Tigo ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Thijs ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Summer ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Luuk ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Demi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Fay ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Julian ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Cas ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Tess ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

94


Les 3 Open les Bloemenfeest<br />

Naam Welbevinden Betrokkenheid<br />

Danique ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Matthijs ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Bram ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Bas ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yassine ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yente ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Elma ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Melanie ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Simon ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Ronaldo ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Noa ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Adriaan ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Elise ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Robey ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Kris ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Luka ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Chris ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Demona ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Floortje ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Marjolein ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yordi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Indy ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

97


100


Les 3 Gesloten les Bloemenfeest<br />

Naam Welbevinden Betrokkenheid<br />

Noor ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Britt ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Michi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Marenthe ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Lennert ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Chelsea ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Olivier ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Sacha ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Giel ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Evi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Esmay ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yasmine ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Samantha ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Tom ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Tigo ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Thijs ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Summer ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Luuk ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

101


Demi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Fay ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Julian ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Cas ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Tess ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

102


103


Les 4 Open les Zet ‘m op<br />

Naam Welbevinden Betrokkenheid<br />

Danique ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Matthijs ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Bram ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Bas ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yassine ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yente ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Elma ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Melanie ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Simon ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Ronaldo ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Noa ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Adriaan ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Elise ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Robey ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Kris ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Luka ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Chris ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Demona ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Floortje ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Marjolein ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yordi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Indy ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

104


105


106


107


108


109


110


Les 4 Gesloten les Zet ‘m op<br />

Naam Welbevinden Betrokkenheid<br />

Noor ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Britt ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Michi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Marenthe ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Lennert ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Chelsea ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Olivier ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Sacha ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Giel ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Evi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Esmay ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Yasmine ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Samantha ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Tom ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Tigo ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Thijs ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

111


Summer ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Luuk ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Demi ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Fay ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Julian ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Cas ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

Tess ? 1 2 3 4 5 ? 1 2 3 4 5<br />

112


113


114


115


116


117


Conclusies na de klasscreening<br />

Bij het interpreteren of verwerken van de scores kan men gebruik maken van drie kleuren:<br />

KLEUR VORM B<br />

Rood Score 1 en 2<br />

Geel Score 3 of ?<br />

Groen Score 4 en 5<br />

- Een score 1 en 2 (Vorm B) op welbevinden of betrokkenheid is problematisch<br />

o Vanuit betrokkenheid: deze kinderen profiteren onvoldoende van het aanbod of het<br />

aanbod is onvoldoende op hen afgestemd. Ze zijn gedurende een klasdag weinig<br />

zinvol bezig. Ze zijn bijgevolg niet of nauwelijks in ontwikkeling<br />

o Vanuit welbevinden: ze voelen zich niet goed in de klas, zijn niet gelukkig. Deze<br />

kinderen behoeven onmiddellijk onze grootste zorg. Dit kan men aangeven door op<br />

de klasscreening hun namen te onderstrepen of te markeren met een rode kleur.<br />

Voor deze kinderen gaat men over naar stap 2 van het kindvolgsysteem: de<br />

individuele observatie en analyse.<br />

- Kinderen die in de kolom niveau 3 scoren op welbevinden of betrokkenheid zijn ook niet<br />

zonder risico. Ze gedijen niet echt goed. Ook voor deze kinderen is het aanbod onvoldoende<br />

op hen afgestemd. Hun ontwikkeling dreigt stil te vallen. Ook voor deze kinderen moet men<br />

maatregelen nemen die hen tot een hoger niveau van welbevinden kunnen brengen of hen<br />

meer ontwikkelingskansen geven. Op de klasscreening kan men ze markeren met een oranje<br />

kleur.<br />

- Kleuters bij wie men nog onvoldoende informatie heeft om welbevinden of betrokkenheid in<br />

te schatten, moet men verder observeren. Indien men er niet uitkomt en geen hoogte krijgt<br />

van hen, kan het zinvol zijn ook voor hen naar stap 2 over te gaan. Op het formulier kan men<br />

de namen van deze kinderen eveneens met een oranje kleur aangeven.<br />

- Kleuters die een score 4-5 kregen op welbevinden èn betrokkenheid, markeert men met<br />

groen. Over hen maakt men zich (voorlopig) geen zorgen.<br />

Verband tussen welbevinden en betrokkenheid<br />

Wanneer men nagaat of de kinderen die laag scoren op betrokkenheid ook laag scoren op<br />

welbevinden, dan merkt men dat er vaak een verband is tussen beide. Betrokkenheid en<br />

welbevinden hangen nauw samen.<br />

118


Eigenlijk is dit logisch: een kleuter die zich emotioneel niet goed voelt in de klas, niet ‘gelukkig’ is,<br />

komt moeilijker tot activiteit en zeker moeilijker tot betrokkenheid. Hij wordt al te zeer opgeslorpt<br />

door zijn emotionele problematiek.<br />

Ook het omgekeerde komt voor. Als de kleuter zijn gading niet vindt in het klasaanbod (bijv. omdat<br />

de meeste materialen te moeilijk zijn) en hij bijgevolg moeilijk toto betrokkenheid komt, zal hij na<br />

verloop van tijd ook niet meer ‘gelukkig’ zijn in de klas, zich er niet meer ‘goed’ voelen. Verveling,<br />

niet op zijn niveau aangesproken worden, niet voluit kunnen gaan is een mogelijke bron voor<br />

gedragsproblemen.<br />

Een schematisch overzicht in cijfers<br />

Open lessen<br />

Aantal kinderen groep 1/2 D: 22<br />

Welbevinden Rood (aantal) Geel (aantal) Groen (aantal)<br />

Les 1 (1 kind afwezig) - 4 17<br />

Les 2 - 3 19<br />

Les 3 - 1 21<br />

Les 4 - 3 19<br />

Totaal 0 11 76<br />

In procenten:<br />

Welbevinden Rood (aantal) Geel (aantal) Groen (aantal)<br />

Les 1 (1 kind afwezig) 0% 19,05% 80,95<br />

Les 2 0% 13,64 86,36%<br />

Les 3 0% 4,55% 95,44%<br />

Les 4 0% 13,64% 86,36%<br />

Totaal 0% 12,64% 87,36%<br />

Aantal kinderen groep 1/2 D: 22<br />

Betrokkenheid Rood (aantal) Geel (aantal) Groen (aantal)<br />

119


Les 1 (1 kind afwezig) 5 1 15<br />

Les 2 1 4 17<br />

Les 3 - 7 15<br />

Les 4 1 3 18<br />

Totaal 7 15 76<br />

In procenten:<br />

Betrokkenheid Rood (aantal) Geel (aantal) Groen (aantal)<br />

Les 1 (1 kind afwezig) 23,81% 4,76% 71,43<br />

Les 2 4,55 18,18% 77,27%<br />

Les 3 0% 31,82% 68,18%<br />

Les 4 4,55% 14,64% 81,81%<br />

Totaal 8,05% 17,24% 74,71%<br />

Gesloten lessen<br />

Aantal kinderen in groep 1/2 B: 23<br />

Welbevinden Rood (aantal) Geel (aantal) Groen (aantal)<br />

Les 1 (1 kind afwezig) - 6 16<br />

Les 2 - 5 18<br />

Les 3 - 3 20<br />

Les 4 - 5 18<br />

Totaal 0 19 72<br />

In procenten:<br />

Welbevinden Rood (aantal) Geel (aantal) Groen (aantal)<br />

Les 1 (1 kind afwezig) 0% 27,27% 72,73%<br />

120


Les 2 0% 21,74% 78,26%<br />

Les 3 0% 13,64% 86,96%<br />

Les 4 0% 21,74% 78,26%<br />

Totaal 0% 20,88% 79,12%<br />

Aantal kinderen in groep 1/2 B: 23<br />

Betrokkenheid Rood (aantal) Geel (aantal) Groen (aantal)<br />

Les 1 (1 kind afwezig) 5 2 15<br />

Les 2 6 6 11<br />

Les 3 6 5 12<br />

Les 4 9 1 13<br />

Totaal 26 14 51<br />

In procenten:<br />

Betrokkenheid Rood (aantal) Geel (aantal) Groen (aantal)<br />

Les 1 (1 kind afwezig) 22,72% 9,10% 68,18%<br />

Les 2 26,09% 26,09% 47,82%<br />

Les 3 26,09% 21,74 52,17%<br />

Les 4 39,13% 4,35% 56,52%<br />

Totaal 28,57% 15,38% 56,05%<br />

Overzicht met verdeling jongste / oudste kleuters:<br />

Welbevinden<br />

Les 1<br />

Open lessen<br />

Oudste(10) Jongste(12)<br />

121<br />

Gesloten lessen<br />

Oudste(14) Jongste(9)


Groen 9 8 11 5<br />

Geel - 4 2 4<br />

Rood - - - -<br />

Les 2<br />

Groen 9 10 12 6<br />

Geel 1 2 2 3<br />

Rood - - - -<br />

Les 3<br />

Groen 10 11 13 7<br />

Geel - 1 1 2<br />

Rood - - - -<br />

Les 4<br />

Groen 9 10 13 5<br />

Geel 1 2 1 4<br />

Rood 0 - - -<br />

In procenten:<br />

Les 1<br />

Open lessen<br />

Oudste(10) Jongste(12)<br />

122<br />

Gesloten lessen<br />

Oudste(14) Jongste(9)<br />

Groen 100% 66,67% 84,61% 55,56%<br />

Geel 0% 33,33% 15,39% 44,44%<br />

Rood 0% 0% 0% 0%-<br />

Les 2<br />

Groen 90% 83,33% 85,71% 66,67%<br />

Geel 10% 16,67% 14,29% 33,33%


Rood 0% 0% 0% 0%<br />

Les 3<br />

Groen 100% 91,67% 92,86% 77,78%<br />

Geel 0% 8,33% 7,14% 22,22%<br />

Rood 0% 0% 0% 0%<br />

Les 4<br />

Groen 90% 83,33% 92,86% 55,56%<br />

Geel 10% 16,67% 7,14% 44,44%<br />

Rood 0% 0% 0% 0%<br />

Betrokkenheid<br />

Les 1<br />

Open lessen<br />

Oudste(10) Jongste(12)<br />

123<br />

Gesloten lessen<br />

Oudste(14) Jongste(9)<br />

Groen 9 6 12 3<br />

Geel - 1 1 1<br />

Rood - 5 - 5<br />

Les 2<br />

Groen 9 8 11 -<br />

Geel 1 3 3 3<br />

Rood - 1 - 6<br />

Les 3<br />

Groen 10 5 11 1<br />

Geel - 7 3 2<br />

Rood - - - 6<br />

Les 4


Groen 9 9 11 2<br />

Geel - 3 1 -<br />

Rood 1 - 2 7<br />

In procenten:<br />

Les 1<br />

Open lessen<br />

Oudste(10) Jongste(12)<br />

124<br />

Gesloten lessen<br />

Oudste(14) Jongste(9)<br />

Groen 100% 50% 92,31% 33,33%<br />

Geel - 8,33% 7,69% 11,11%<br />

Rood 0% 41,67% 0% 55,56%<br />

Les 2<br />

Groen 90% 66,67% 78,57% 0%<br />

Geel 10% 25% 21,43% 33,33%<br />

Rood 0% 8,33% 0% 66,67%<br />

Les 3<br />

Groen 100% 41,67% 78,57% 11,11%<br />

Geel 0% 58,33% 21,43% 22,22%<br />

Rood 0% 0% 0% 66,67%<br />

Les 4<br />

Groen 90% 75% 78,57% 22,22%<br />

Geel 0% 25% 7,14% 0%<br />

Rood 10% 0% 14,29% 77,78%<br />

Door het uitwerken van alle gegevens heb ik antwoord gekregen op de vragen ”hoe groot het<br />

welbevinden is bij kinderen bij een gesloten of een open les” en “hoe groot is de betrokkenheid bij<br />

kinderen bij een open op een gesloten les”.


Uit de gegevens zijn de volgende conclusies te trekken:<br />

Welbevinden:<br />

- 87,36% van de kinderen scoort groen (zeer goed welbevinden) bij een open les tegenover<br />

74,71% van de kinderen bij een gesloten les. Hier is dus een verschil waar te nemen van<br />

12,65%. Een behoorlijk verschil.<br />

- 12,64% van de kinderen scoort geel (redelijk welbevinden) bij een open les tegenover 17,24%<br />

van de kinderen bij een gesloten les. Hier is dus een verschil waar te nemen van 4,6%. Een<br />

klein verschil.<br />

- 0% van de kinderen scoort rood (slecht welbevinden) bij een open les tegenover 8,05% van<br />

de kinderen bij een gesloten les. Een aanzienlijk verschil, waar ik bij hoofdstuk 8 nader op in<br />

zal gaan.<br />

Betrokkenheid:<br />

- 74,71% van de kinderen scoort groen (grote betrokkenheid) bij een open les tegenover<br />

56,05% van de kinderen bij een gesloten les. Hier is dus een verschil waar te nemen van<br />

18,66%. Een zeer groot verschil. In hoofdstuk 5 paragraaf 8 is te lezen welke conclusies<br />

hieruit te trekken zijn.<br />

- 17,24% van de kinderen scoort geel (gemiddelde betrokkenheid) bij een open les tegenover<br />

15,38% van de kinderen bij een gesloten les. Hier is een verschil waar te nemen van 1,86%.<br />

Een zeer klein verschil.<br />

- 8,05% van de kinderen scoort rood (lage betrokkenheid) bij een open les tegenover<br />

28,57% van de kinderen bij een gesloten les. Hier is een verschil waar te nemen van 20,52%.<br />

Een zeer groot verschil. In hoofdstuk 5 paragraaf 8 is te lezen welke conclusies hieruit te<br />

trekken zijn.<br />

125


6. Bezoek aan de andere scholen<br />

Bezoek aan de De Beemd, Schijndel woensdag 15 april 2009<br />

Contactpersoon: Anton Hellings<br />

Korte beschrijving bezoek:<br />

Op deze school werken ze met lesboxen.<br />

Per bouw zijn er 10 boxen van verschillende onderwerpen beschikbaar. Elke box bevat materialen die<br />

de kinderen kunnen gebruiken bij de uitwerking van de les.<br />

Meestal is de instructie gezamenlijk, klassikaal. Vervolgens kunnen de kinderen in zelfgekozen<br />

groepjes aan de slag in de speelleertuin.<br />

De ideeën van de Beemd zijn gebaseerd op scholen in Duitsland.<br />

De Beemd is in gesprek met een uitgeverij om hun lesboxen beschikbaar te stellen voor andere<br />

scholen. Er wordt gekeken welke voordelen de Beemd hieruit kan halen. Ze willen de boxen graag<br />

delen met andere scholen, maar er is voor de vrijwilligers van de Beemd ook heel veel werk in gaan<br />

zitten en ze willen hier eigenlijk wel van profiteren.<br />

Onderstaande informatie verkregen via Anton Hellings.<br />

Verantwoording<br />

Vanuit welke visie zijn de speelleertuinboxen ontwikkeld?<br />

In een wereld waarin de natuur het steeds moeilijker krijgt, en kinderen meer tijd binnenshuis<br />

doorbrengen dan buiten, wordt de roep steeds groter voor een andere benadering van ons<br />

natuuronderwijs! We willen de kinderen weer in contact brengen met de natuurlijke omgeving, niet<br />

alleen vanuit een boek, maar juist gebruik makend van de mogelijkheden van de schoolomgeving.<br />

Belangrijk vinden wij het ook dat kinderen leren spelen in een natuurlijke omgeving, met respect<br />

voor planten en dieren. Hierbij staan de uitgangspunten van het coöperatief leren voorop; leren doe<br />

je niet alleen, het is een sociaal proces. Met de speelleertuinboxen gaan de kinderen dan ook in<br />

groepjes op verkenning, gebruik makend van de nieuwste materialen op veldwerkgebied. Het<br />

“nieuwe leren” (vaak een beladen term) is uitgangspunt geweest voor het ontwikkelen van de<br />

opdrachtkaarten in de boxen. Kinderen bedenken samen waar ze de opdracht het best kunnen<br />

uitvoeren, hoe ze de taken verdelen, en op welke manier ze de rest van de klas kunnen betrekken bij<br />

hun ontdekkingen. Dat laatste kan op diverse manieren gebeuren, maar altijd in overleg met de<br />

leerkracht. In de onderbouw zal de verslaglegging veel in de vorm van tekeningen of creatieve<br />

werkstukken kunnen gebeuren, terwijl bij de oudere kinderen het digitale portfolio (met<br />

zelfgemaakte foto’s) een belangrijke rol speelt. Van hieruit is een presentatie voor een groep<br />

klasgenoten ook een logische stap.<br />

Zijn de speelleertuinboxen een vervanging voor de bestaande natuurkennismethode?<br />

126


Nee. Het is de bedoeling dat de speelleertuinboxen worden ingebouwd in de huidige methode. De<br />

materialen van de speelleertuinboxen passen in alle bestaande natuurkennis-methodes, mits er goed<br />

gekeken wordt naar de inhoud van de thema’s. In het ene geval kan het veldwerk van de<br />

speelleertuinboxen aansluiten bij de theorie van de methode, terwijl in het andere geval<br />

hoofdstukken vervangen kunnen worden door de veldwerklessen. Als de boxen binnen een<br />

bestaande methode leerstofvervangend ingezet kunnen worden, is er geen sprake van een overvol<br />

programma, en is het leereffect optimaal.<br />

Hoe gaan we werken met de speelleertuinboxen?<br />

Voor elke leeftijdsgroep zijn tien boxen beschikbaar, die gedurende het schooljaar rouleren. De<br />

kinderen hebben een overzichtslijst van de opdrachten, en de leerkracht kan op deze lijst aangeven<br />

hoe de resultaten zijn van het werk. Op het moment dat er buiten met de speelleertuinboxen<br />

gewerkt kan worden, kan gekozen worden voor een klassikale benadering, maar evengoed voor een<br />

werkwijze met kleine groepjes.<br />

Wanneer een leerkracht met de totale groep wil werken, is hij/zij degene die de boxen verdeelt over<br />

de klas, ondersteunt en enthousiasmeert waar nodig, de kinderen bevraagt naar hun bevindingen, en<br />

er zorg voor draagt dat de materialen weer heelhuids terugkomen in de boxen.<br />

Bij de werkwijze met kleine groepjes worden de kinderen meer verspreid over de dag met een box<br />

aan het werk gezet, zoals dat ook vaak al gebeurt tijdens zelfstandig werken met een werkbrief<br />

(weekcontract). Ook hier geldt dat de leerkracht de kinderen hierbij helpt, en controleert of de<br />

materialen weer goed opgeruimd zijn.<br />

Om te kunnen inspelen op een actualiteit (er wordt bijv. een mooie vlinder of bij gevonden en in de<br />

klas bekeken), kan de leerkracht de bijpassende speelleertuinbox in de kring behandelen en<br />

bespreken. Op deze manier wordt in de vorm van pre-teaching de werkvorm van de speelleertuinbox<br />

verder toegelicht.<br />

Specifieke info en tips over het gebruik van de speelleertuinboxen<br />

Groep 1-3 (onderbouw)<br />

De introductie van natuurthema’s kunnen vanuit de bestaande methodes in de groep gecombineerd<br />

worden met de presentatie van de speelleertuinboxen. De leerkracht kan hierbij een handpop (een<br />

egel, lieveheersbeestje, of een spin) gebruiken om een kringgsprek met de kinderen te voeren over<br />

een onderwerp dat aansluit bij de methode èn bij het jaargetijde. Deze handpoppen worden centraal<br />

in de voorraadkast bewaard. De slootnetjes en de vlindernetten bewaren we in de berging, omdat ze<br />

daar goed kunnen drogen. Na afloop van een activiteit dienen ze daar ook weer opgeborgen te<br />

worden, zodat iedereen ook gemakkelijk de materialen weet te vinden.<br />

Hieronder een overzicht van de beschikbare boxen, en waar nodig achtergrondinformatie voor de<br />

leerkracht.<br />

Box Titel Achtergrondinfo en tips<br />

127


nr.<br />

1.1 Gipsafdrukken<br />

maken<br />

1.2 Braakballen<br />

uitpluizen<br />

1.3 Regenwormen<br />

vangen<br />

Je kunt van tevoren een voorbeeld maken van een gipsafdruk (in een oude<br />

halve voetbal kun je goed gips aanmaken, want dan kun je de uitgeharde<br />

resten simpel verwijderen). Verhouding gips-water 1:1.<br />

Ook kun je alvast voorbeelden van diersporen verzamelen, zoals veertjes,<br />

vogelpoep, aangevreten denneappels, braakballen…<br />

De eekhoorn-handpop kun je mooi gebruiken om in de kring een interview<br />

te houden met een bosbewoner. Na deze inleiding bespreek je waar je het<br />

beste op zoek zou kunnen gaan naar diersporen, en waar je de gevonden<br />

sporen wilt tentoonstellen.<br />

http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20021104_fossielen01<br />

Als je zelf geen braakballen kunt vinden, kun je de plaatselijke<br />

vogelwerkgroep vragen of ze je kunnen helpen. Ook kun je ze bestellen bij<br />

de VZZ (Vereniging voor Zoogdieren en Zoogdierkunde) in Arnhem:<br />

Zoogdiervereniging VZZ<br />

Oude Kraan 8<br />

6811 LJ Arnhem<br />

tel: 026-3705318<br />

http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20063108_braakballen01<br />

Als inleiding kun je inventariseren wat de kinderen zoal weten van<br />

regenwormen. Waar leven ze? Waarom heten ze zo? Wat eten ze? Door<br />

wie worden ze gegeten? Waar kun je ze het beste zoeken? Hoe kun je ze<br />

vangen?<br />

Hierna bedenk je samen een plek vlakbij school waar opdracht 1.3<br />

uitgevoerd kan worden. Wijs de kinderen erop dat ze voorzichtig om dienen<br />

te gaan met de kwetsbare wormen (niet uit de grond trekken, maar<br />

wachten tot de regenworm helemaal buiten is). Als de dans te weinig<br />

oplevert, kun je ook met een riek wormen vangen, door ritmisch tegen de<br />

steel te slaan.<br />

Filmpje: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20021104_wormen01<br />

In Nederland komen ongeveer 15 soorten regenwormen voor. De meest algemene<br />

is de grote regenworm; deze trekt blaadjes volledig zijn gangetjes in, en verteert ze<br />

daar. Hij kan wel 30 cm. lang worden. Wormenhoopjes tussen het gras zijn meestal<br />

van de grijs/bruine kleinere Allophora longa (helaas geen Nederlandse naam, maar<br />

wel een zeer algemene soort). Verder heb je de rode, de blauwe en de roze<br />

regenworm. In composthopen leeft de mestpier, bruin met gele ringen.<br />

128


1.4 Bladeren en<br />

poeders in<br />

geuren en<br />

kleuren<br />

1.5 Over<br />

vetbollen en<br />

vogelveren<br />

1.6 Spelen met<br />

sneeuw<br />

Regenwormen zijn belangrijk in het bodemleven; ze composteren de grond en<br />

houden alles luchtig met hun gangetjes.<br />

Het is van wezenlijk belang dat de bladeren kurkdroog zijn, alvorens ze te<br />

vermalen tot poeder. In de kring is een demonstratie van de leerkracht<br />

natuurlijk het beste, en je kunt er gelijk een tovenaarsles van<br />

maken…(gedroogde rozenblaadjes ruiken heerlijk)<br />

Stimuleer de kinderen om zelf ook zo’n mooie gladde steen van thuis mee<br />

te nemen, waarmee ze zelf hun “toverpoeder” kunnen maken.<br />

Hoe ontstaan de herfstkleuren? De boom “zuigt” het kostbare bladgroen uit het<br />

blad, en het groen maakt plaats voor geel, oranje, rood, en bruin. Je kunt dit proces<br />

mooi zien, bij bladeren waar het groen nog in de nerven zit, maar de rest van het<br />

blad al verkleurd is.<br />

De boom verliest zijn bladeren ’s winters, omdat-ie anders zou uitdrogen; de<br />

bladeren verdampen water, terwijl de haarwortels van de boom geen water<br />

kunnen opnemen. Pas boven de 10 graden Celsius kunnen de wortels weer<br />

“drinken”. Naaldbomen houden hun “bladeren” veelal, omdat de verdamping<br />

minimaal is.<br />

http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20031204_vallendebladeren01<br />

http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20070306_herfstdingenzoeken01<br />

Om voldoende vogelveren in de klas te verzamelen, kun je met een volièrehouder<br />

of een kinderboerderij/dierenpark contact leggen. Vraag de<br />

kinderen waarom de veren van een vogel zo belangrijk zijn in de winter<br />

(isolatie).<br />

Veren worden opgebouwd uit een hoornstof, die ook in de nagels van de mens zit.<br />

Het harde gedeelte van de veer noemen we de schacht, en het zachte gedeelte de<br />

vlag. De vlag is op zijn beurt opgebouwd uit fibers. De fibers hebben aan de zijkant<br />

een soort weerhaakjes (de baarden), waarmee de fibers aan elkaar haken.<br />

Hierdoor blijft de veer mooi gesloten, en gaat er geen warmte verloren.<br />

Een vogel heeft net zoals wij ook ondergoed; de donsveren, die de warmte goed<br />

vasthouden. Hieroverheen liggen dekveren, met vaak mooie kleuren. De grootste<br />

veren zijn de slagpennen. Deze zitten in de vleugels, en geven de vogel de kracht<br />

om te kunnen vliegen. Tot slot de staartpennen, die ook stevig moeten zijn om te<br />

kunnen sturen en remmen (of zelfs om op te steunen, zoals bij de spechten).<br />

http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060913_proefje_veren<br />

Bij gebrek aan sneeuw kun je ook sinaasappelsap invriezen; in het<br />

vruchtensap kun je dan dezelfde kristallen zien. Afhankelijk van de kwaliteit<br />

van de sneeuw (hoe kouder en droger, hoe beter) kun je met een loep de<br />

sneeuwkristallen bekijken. Wijs de kinderen erop dat ze altijd een<br />

129


1.7 Kriebelbeestjes<br />

vangen<br />

1.8 Bloemen<br />

drogen<br />

zeshoekige vorm hebben, maar verder is elke kristal anders…<br />

http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050503_animatiesneeuw01<br />

Wijs de kinderen erop dat ze altijd voorzichtig om moeten gaan met deze<br />

kleine beestjes, want ze zijn erg kwetsbaar. Daarom kun je zo ook het beste<br />

vangen met een insectenzuiger, dan hoef je ze niet vast te pakken.<br />

Demonstreer een insectenzuiger in de kring, en laat zien waar het gaasje<br />

zit. Laat de kinderen bedenken waar je nu moet zuigen om het insect<br />

binnenin de pot te krijgen. Waarvoor dient het gaasje dan?<br />

Insecten hebben 6 poten en 4 vleugels. Bij sommige soorten is 1 vleugelpaar<br />

verdwenen of omgevormd tot een hard schild (bij kevers zijn dat de voorste<br />

vleugels). De levenscyclus is ei-larve-pop-volwassen insect.<br />

Pissebedden zijn geen insecten, maar horen tot de kreeftachtigen (ze hebben 14<br />

poten, en ademen door kieuwen). Ze leven van rottende plantendelen, en hebben<br />

een voorkeur voor vochtige, donkere plekken.<br />

Duizendpoten jagen op insecten en andere bodemdieren die ze met een giftige<br />

beet doden. Ze hebben geen duizend poten; het varieert van enkele tientallen tot<br />

een paar honderd (afhankelijk van de soort).<br />

Miljoenpoten hebben een ronder lichaam, en 2 paar poten per segment (in<br />

tegenstelling tot de duizendpoot, met 1 paar poten per segment). Miljoenpoten<br />

zijn veel langzamer; ze hoeven ook niet zo nodig, want het zijn vegetariërs…<br />

Zie ook: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20030701_tegeldieren01<br />

Bij het gebruik van de bloemenpers kun je ook meerdere lagen tegelijk<br />

drogen; daarvoor maak je een sandwich van steeds twee kartonnen, met<br />

daartussen één of twee bloemen. Het karton zorgt ervoor dat de ene bloem<br />

de andere onderliggende bloem niet kan beschadigen. De pers kan op deze<br />

manier zo dik worden gemaakt als de vleugelmoeren en bouten toelaten. Je<br />

kunt met de klas een mooi bloemenboek (herbarium) maken, door met<br />

boeklon de gedroogde bloemen af te plakken. Kinderen vinden het ook leuk<br />

om de bloemen te rubriceren: laat ze zelf namen verzinnen om een groep<br />

bloemen te benoemen (bijv. “bordjes-bloemen”, “klokjes-bloemen”,<br />

“schaal-bloemen”…)<br />

http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20080702_bloem01<br />

1.9 Slakkenjacht De uitleg over het doeblad slakken zit op de achterkant. De voorkant kun je<br />

voor de klas kopiëren.<br />

Een les over slakken kan van april tot oktober het best worden uitgevoerd;<br />

als het een tijdje droog weer is, kruipen ze weg op vochtige plekjes, of ze<br />

plakken zichzelf vast aan een boomstam, om pas weer actief te worden bij<br />

regenweer. Wijs de kinderen erop dat je een slak het beste bij het huisje<br />

130


1.10 Vlinders rond<br />

de school<br />

kunt oppakken. Sommige slakken zijn heel klein, dus ze moeten ook zoeken<br />

in de strooisellaag en onder dood hout. Slakken kun je heel goed in de klas<br />

observeren in een grote bak. Experimenteer met verschillende<br />

(blad)groenten, en laat de kinderen ontdekken waar de slakken het liefst<br />

van eten.<br />

Slakken horen tot de familie van de weekdieren, en zijn mannetje en vrouwtje<br />

tegelijk. Ze hebben elkaar wel nodig om de eitjes te bevruchten. De eitjes zijn klein<br />

en wit, en komen uit een opening vlakbij de mond. Tussen de 30 en 100 eitjes<br />

worden in een kuiltje in de grond gelegd, en afgedekt. Na 4 weken komen de eitjes<br />

uit. Slakken hebben ogen op steeltjes, maar kunnen alleen licht en donker<br />

onderscheiden. Ze doen dus alles op de tast en reuk…<br />

Een filmpje over slakken:<br />

http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20070608_huisjesslak01<br />

Als je een vlindernet wilt gebruiken om een vlinder van dichtbij te bekijken,<br />

heb je ook een glazen pot-met-deksel nodig. Het vlindernet is zó diep, dat<br />

de gevangen vlinder in de punt van het “frietzakje” opgesloten kan worden<br />

door de ingang van het net helemaal te kantelen. Hierna ga je met de<br />

glazen pot ondersteboven naar de punt van het frietzakje, en manoevreer<br />

je de vlinder in de pot. Zo hoef je de vlinder niet met de vingers aan te<br />

raken en beschadig je dus niet de tere vleugels.<br />

Vlinders kweken is een heel leuke bezigheid in de klas; bij de<br />

volkstuinvereniging kun je gemakkelijk aan eitjes van koolwitjes komen.<br />

Met behulp van de vlinderkweekkast kunnen de kinderen dan het hele<br />

proces van eitje-tot-vlinder volgen. Een leuk filmpje voor de jongste<br />

kinderen over de levensloop van vlinders:<br />

http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050115_vaneitotvlinder0<br />

De maanden april en mei zijn goed om vlinders te zoeken; de meeste vlinders zie je<br />

in juli-augustus. De vlinders die bij ons overwinteren als volwassen vlinder (o.a.<br />

kleine vos, citroenvlinder, dagpauwoog) kun je vaak al in maart zien vliegen bij de<br />

eerste warme dagen. De meeste vlinders hebben eitjes gelegd die overwinteren, of<br />

hun rupsen hebben als pop de winter doorgemaakt. Daarom is deze groep pas eind<br />

april-begin mei als “verse vlinders” te bewonderen.<br />

131


Notities:<br />

132


133


134


Bezoek aan Jenaplanschool Molenwijk 19 , Boxtel donderdag 16 april 2009<br />

Contactpersoon: Elise van Kessel<br />

Korte beschrijving bezoek:<br />

- Uitdagend schoolplein<br />

- Schooltuintjes per klas<br />

- Mogelijkheden tot bezoek aan een nabijgelegen natuurgebied<br />

- Lokaal met allerlei materialen die te gebruiken zijn bij onderzoek<br />

- Leerdoelen aan de hand van schatkist voor de onderbouw.<br />

- Door middel van gesprekjes wordt er geëvalueerd met de kinderen in de onderbouw<br />

Onderstaande informatie verkregen via Elise van Kessel.<br />

Elise van Kessel (2006) Ontwikkeling van het natuurvriendelijke schoolplein Jenaplanschool Molenwijk<br />

in Vogelvlucht<br />

Doelstelling:<br />

De buitencommissie heeft in de vergaderingen samen tot doel gesteld dat de gedachte van<br />

natuurervaring, het spelen in wilde landjes, het gebruik van ruwe materialen en de aanwezigheid van<br />

een afwisselende omgeving belangrijk zijn voor een gezonde ontwikkeling van kinderen. Spelen in<br />

een afwisselende, natuurlijke omgeving is goed voor de gezondheid en de ontspanning. Het verhoogt<br />

het concentratievermogen en stimuleert de verbeeldingskracht. Bovendien – en daar ligt de<br />

koppeling met natuur en milieu educatie en duurzaamheid – zorgt de mogelijkheid om dicht bij huis<br />

de natuur te kunnen ervaren, te gebruiken en te onderhouden ervoor dat kinderen vertrouwd raken<br />

met de natuur, praktische kennis opdoen en zich meer verbonden gaan voelen met de natuur. Dat<br />

wilden we in en rond onze school bereiken.<br />

De koppeling naar ons onderwijs is dan ook zo gemaakt met wereldoriëntatie als hart van ons<br />

onderwijs. De basisactiviteiten gesprek – spel – werk – viering krijgen ook op het schoolplein inhoud.<br />

Schooltuintje:<br />

Vanuit de wensen van de kinderen en maquettes kwam ook duidelijk naar voren dat kinderen een<br />

eigen tuintje wilden hebben. Op onze vorige locatie was daar al een traditie in gezet.<br />

Op deze locatie zagen wij de mogelijkheid om voor alle stamgroepen een geveltuintje aan te leggen.<br />

Nadat de grote veranderingen op het plein waren uitgevoerd zijn we de tuintjes gaan vormgeven.<br />

Ook hierbij is de motivatie en communicatie naar de groepsleiding heel belangrijk.<br />

Waarom doen we dingen zoals we ze doen?<br />

Wat is de meerwaarde van een eigen tuintje?<br />

Is het een onderdeel van je onderwijsdoelstelling?<br />

Hoe gaan we het beheren?<br />

Dommellandje:<br />

De school ligt prachtig in het stroomdal van de rivier de Dommel.<br />

19 Jenaplanschool Molenwijk - Boxtel<br />

135


Helaas wordt ons plein en de omgeving gescheiden door een hek. Voor alle veiligheid wel heel<br />

belangrijk!<br />

Toch hebben we een manier gevonden om hier de natuur te gaan beleven. Je kunt hier alles over<br />

lezen op onze website.<br />

Vanuit de subsidie van het waterschap, gemeente en provincie hebben we dit project laten<br />

ontwikkelen.<br />

Deze natuur dichtbij proberen we zo vaak mogelijk te beleven met de kinderen. Wanneer een project<br />

zich hiervoor leent zijn we hier vaker te zien.<br />

Maike Nelissen (2006) Molenwijkschool, NME op het Dommellandje<br />

1. Dommel door Boxtel<br />

Dommellandje<br />

De Dommel is een laaglandbeek door dekzandruggen. Het deel Dommel, dat langs de<br />

Molenwijkschool loopt, lijkt een vrij authentieke loop te hebben. Het Dommellandje dat de school<br />

mag gebruiken, wordt in de plannen aangeduid met Tijvert. Het veldje is aangemerkt als een<br />

bloemrijk graslandje.<br />

Er zijn veel watervogels te zien rondom het veld. Een van de meest bijzondere soorten in het<br />

ijsvogeltje, dat hier zijn foerageergebied en wellicht ook zijn broedgebied heeft. Er zijn geregeld twee<br />

koppeltjes gesignaleerd.<br />

…<br />

2. Mogelijke NME – activiteiten op het Dommellandje<br />

Het Dommellandje biedt veel aanknopingspunten voor het NME – onderwijs van de school. Zonder al<br />

te veel hulpmiddelen of ingewikkelde lesbrieven zijn veel activiteiten uit te voeren op het landje.<br />

Uitgangspunt moet zijn dat de activiteiten zinvol zijn, aansluiten bij de leerinhouden van de school,<br />

niet teveel voorbereidingstijd van de leerkrachten kosten. Activiteiten moeten zoveel mogelijk<br />

jaarrond uitgevoerd kunnen worden en voor elke leeftijdsgroep moeten er mogelijkheden zijn. Dit<br />

hoofdstuk biedt suggesties voor activiteiten op het landje, in het volgende hoofdstuk staan ze<br />

samengebracht in een schema. Voor de activiteiten is een grove indeling gemaakt in activiteiten die<br />

spontaan uitgevoerd kunnen worden en activiteiten die meer projectmatig opgezet zullen moeten<br />

worden.<br />

Min of meer spontane activiteiten<br />

- Adoptie van het gebied<br />

- Inventariseren<br />

- Boom onderzoeken<br />

- Vogels<br />

- Dierensporenonderzoek<br />

- Wateronderzoek<br />

- Bodemonderzoek<br />

- Rupsen, vlinders, libellen, insecten<br />

- Planten en bloemen<br />

- Planten en vruchten<br />

- Paddenstoelen<br />

136


Activiteiten die een meer projectmatige aanpak vragen<br />

- Waarnemingen<br />

- Boomfeestdag<br />

- Gebruiksnatuur<br />

- Onderhoudswerk<br />

- Watch<br />

- Begrazingsproef<br />

- Cultuurhistorie<br />

- Gastlessen<br />

- Bijwonen van werkzaamheden Dommel<br />

- Poelenproject<br />

Organisatie in de school<br />

Er zal een basisvoorraad aan veldwerkmateriaal aangeschaft moeten worden, waarmee veel<br />

activiteiten uitgevoerd kunnen worden. Verder is het slim om bij de verschillende activiteiten korte<br />

beschrijvingen te maken met de mogelijkheden, inclusief overzicht van materialen die daarbij<br />

gebruikt kunnen/ moeten worden. De beschrijvingen moeten vooral niet te lang zijn, een A4-tje is<br />

lang genoeg. Deze beschrijvingen zouden als geplastificeerde opdrachtkaarten bij het<br />

veldwerkmateriaal moeten liggen en daarnaast ook beschikbaar in bijvoorbeeld de teamkamer.<br />

De NME – coördinatoren zullen geregeld de voorraad en de stand van zaken van het materiaal<br />

moeten checken en zonodig aanvullen / herstellen.<br />

Foto’s van de Jenaplanschool Molenwijk in Boxtel<br />

137


138


139


Bezoek aan ’t Kiemveld 20 , Den Dungen dinsdag 21 april 2009<br />

Contacpersoon: Jos Korsten<br />

Korte beschrijving bezoek:<br />

Rondleiding gehad door 4 kinderen uit groep 8.<br />

Door schooltuin. Kinderen hebben uitleg gegeven over de mogelijkheden van de schooltuin. Ze<br />

hadden veel kennis van zaken. Ook planten/ bomen/ bloemen werden goed benoemd. Ze konden<br />

veel vertellen over het reilen en zeilen in en om de school met betrekking tot natuuronderwijs<br />

Contact gehad met persoon betreffende techniek. Werken met een grote techniekkast. Kinderen uit<br />

de groepen 5-6-7-8 kunnen hier gebruik van maken. Ook techniekdozen, specifiek op onderwerp. Dit<br />

zijn gestructureerde en gesloten lessen.<br />

Veel aandacht gegeven aan het zelf ontdekken van zaken rondom natuur / techniek.<br />

Techniek gesubsidieerd door ministerie, wel aantonen dat er ook echt wat mee gebeurt.<br />

NME activiteiten worden gedaan tijdens Quatro : tijdens de Quatro uren kan er gekozen worden uit<br />

een viertal activiteiten op het gebied van NME 21 .<br />

Onderstaande informatie verkregen via Jos Korsten.<br />

20 Introductiepagina - 't Kiemveld<br />

21 Paula van Lith& Anneke van Rhijn (1999) Schoolnatuurtuinen in het basisonderwijs, een case study<br />

onderzoek, Utrecht , Faculteit Biologie Universiteit Utrecht met een vermelding van Nol Trum<br />

140


Natuur en milieueducatie<br />

Natuur en milieu educatie houdt meer in dan alleen natuuronderwijs. Het is een samenhangend<br />

geheel, waarbinnen educatie plaatsvindt over de omgeving waarin een mens leeft.<br />

Educatie is meer dan alleen het bijbrengen van kennis. Het betekent naast kennisverwerving ook<br />

ervaringsgerichht werken en streven naar een gezonde attitude ten aanzien van de leefomgeving.<br />

Deze attitude beoogt niet alleen het inzicht in processen, maar ook het ontwikkelen van zorg en<br />

verantwoordelijkheid. Het gaat daarbij niet alleen over de natuur, maar ook over alle<br />

verschijningsvormen van de mens in zijn doen en laten.<br />

Dat houdt in, dat niet alleen tijdens de natuurlessen, maar ook tijdens alle andere schoolactiviteiten<br />

plaats moet zijn voor educatieve processen. In die zin moet natuur en milieu educatie als een rode<br />

draad binnen ons onderwijs zichtbaar zijn.<br />

Doelstellingen<br />

Hoofddoelstelling<br />

Wij willen leerlingen kennis, inzicht en attitudes bijbrengen, indien mogelijk door middel van<br />

ervaringsgerichte activiteiten. De directe schoolomgeving en ervaringen uit de leefwereld van de<br />

leerlingen zijn daarbij uitgangspunt.<br />

Deeldoelstellingen<br />

We richten ons op het bijbrengen van kennis en inzicht omtrent aspecten van de natuur en de<br />

wereld waarbinnen die en plaats heeft.<br />

We willen dat bereiken door aandacht te schenken aan:<br />

- Het functioneren van mensen, dieren, planten en dingen<br />

- De werking van mechanismen<br />

- Kringlopen<br />

- Voorplanting<br />

- Weer en klimaat<br />

- Productie en consumptie<br />

- Gevaren voor de natuur: verontreiniging – uitsterving – lawaai en lichtvervuiling<br />

- Een rijke schoolomgeving<br />

We richten ons op het bijbrengen van verantwoordelijkheid en het besef, dat instandhouding en<br />

functionering van de wereld om ons heen afhankelijk is van zorg, controle en actie.<br />

We willen dat bereiken door:<br />

141


- Gerichte aandacht voor waarden en normen<br />

- Vaststellen van school en klassenregels<br />

- Gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de school en omgeving<br />

- Het inzamelen van gevaarlijke stoffen<br />

- Het inzamelen van materiaal voor hergebruik<br />

- Het onderhouden van de schooltuin<br />

- Aandacht voor energie en papiergebruik<br />

We richten ons op het bijbrengen van respect voor ons nationaal erfgoed en op het ontwikkelen van<br />

inzicht en smaak ten aanzien van kunst en vormgeving.<br />

We willen dat bereiken door:<br />

- Aandacht voor cultuur en kunstuitingen<br />

- Aandacht voor architectuur, landschap en vormgeving<br />

We richten ons op het bijbrengen van vaardigheden, waardoor leerlingen op positieve wijze hun<br />

omgeving kunnen beïnvloeden, zich kunnen verdedigen en standpunten kunnen innemen.<br />

We willen dat bereiken door:<br />

- Afspraken<br />

- Het bijbrengen van attitudes ten aanzien van genotmiddelen<br />

- Het stimuleren van een kritische en objectieve houding ten opzichte van informatie en<br />

reclame<br />

- Aandacht te schenken, in samenwerking met derden, aan negatieve milieuverschijnselen en<br />

de gevaren, die ze met zich meebrengen.<br />

Foto’s van ’t Kiemveld in Den Dungen<br />

142


143


144


145


146


7. De uitgeschreven observaties<br />

Observatie Les 1 Regenwormen,<br />

Open les<br />

Inleiding: verhaaltje voorlezen, beestjes in de grond.<br />

Er worden vragen aan de kinderen gesteld.<br />

De kinderen luisteren aandachtig.<br />

Bram heeft gister een duizendpoot gezien.<br />

Allemaal verschillende soorten beestjes worden behandeld in het boekje.<br />

Het onderwerp wordt op deze manier wat ruimer getrokken. Het beperkt zich niet alleen tot<br />

regenwormen. Voor de kinderen wel leuk, is er nog meer om te ontdekken.<br />

In het verhaal worden allemaal dingen behandeld waar de kinderen ook mee aan de slag kunnen<br />

gaan.<br />

Welke beestjes kwamen allemaal in het verhaal voor?<br />

Juf geeft uitleg over de spulletjes en de les. Juf benadrukt dat we samen moeten doen en af moeten<br />

wisselen. Vraag aan de kinderen: wat moeten we met de spulletjes doen? Samen delen.<br />

De kinderen gaan meteen op zoek!<br />

Ze gaan zeer actief op zoek naar allemaal beestjes. Ook met behulp van de zoekkaart.<br />

De kinderen zijn in eerste instantie nog wel afgeleid door de watertafel met kikkerdril.<br />

Leerkracht sluit de watertafel af, nadruk moet liggen op de beestjes in de grond en niet in het water.<br />

Kinderen roepen steeds als ze iets gevonden hebben.<br />

Ze kijken onder stenen.<br />

Ze doen samen met het wormarium.<br />

Ze kijken onder de grond.<br />

Ze gebruiken de schepjes om te graven.<br />

Ze stoppen de beestjes in de potjes, bakjes.<br />

De meeste kinderen zijn actief aan het zoeken.<br />

Ze helpen elkaar met zoeken.<br />

Ze vinden veel verschillende beestjes.<br />

147


Het wormarium laat de kinderen verwonderen over de gangen die de wormen graven.<br />

Ze kunnen goed zien wat er met de beestjes gebeurt.<br />

De kinderen kijken in alle hoeken en gaten om beestjes te vinden.<br />

Alleen Menno .<br />

Melanie vindt de wormen, Robey pakt ze op en Chris houdt het bakje open en doet deksel erop.<br />

Floortje vindt het nog moeilijk om alleen te zoeken. De juf geeft voorbeelden en handvatten om te<br />

zoeken.<br />

De kinderen onderzoeken met de loepjes. Het hanteren van de loepjes door de kinderen is een<br />

grappig gezicht.<br />

De juf roept de kinderen bij elkaar.<br />

De kinderen zetten de beestjes die ze hebben gevonden op de tafel.<br />

De juf laat de kinderen vertellen wat ze allemaal hebben gevonden.<br />

De juf laat de kinderen vertellen hoe ze de beestjes hebben gevonden; want sommigfe kinderen<br />

hebben al heel veel gevonden, maar sommige ook niet.<br />

Bram antwoord: in de grond; met je handen of met de schep.<br />

Yassine vindt zijn beestjes onder de stenen, onder de grond en onder de blaadjes.<br />

Een tip van de juf: als je nog niet zo veel gevonden hebt, ga samenwerken met een kindje die al heel<br />

veel gevonden heeft.<br />

Juf vraagt: wat willen jullie nog gaan onderzoeken? Ontdekken?<br />

Yente; duizendpoot<br />

Matthijs: miljoenpoot<br />

De kinderen gaan weer verder met zoeken.<br />

Yassine vraagt Kris mee te doen, want Kris heeft nog niks kunnen vinden.<br />

Bram gaat Adriaan helpen, want die heeft ook nog niks kunnen vinden. Ze vinden meteen iets!<br />

Adriaan is helemaal blij en gaat meteen naar de juf.<br />

Bas helpt Floortje. Ook zij vindt meteen iets. Floortje gaat het meteen laten zien aan de juf.<br />

Juf stimuleert de kinderen om te zoeken naar de dingen die je nog graag wilde ontdekken en tot nu<br />

toe nog niet gevonden hebt.<br />

Juf? Hoe moet je een loep eigenlijk gebruiken, want nu zie ik niets?! Yassine. Juf zegt: verder van je<br />

oog afhouden. Ow ja!<br />

148


De kinderen vinden nog meer beestjes! Wat zijn het er veel!<br />

Alle kinderen blijven actief deelnemen aan het zoeken. Als het even niet lukt helpt de juf met zoeken.<br />

Als bas ziet dat het sommige kinderen niet lukt om iets te vinden, gaat hij meteen helpen!<br />

Juf stimuleert het samenwerken<br />

Juf roept de kinderen weer bij elkaar.<br />

Kinderen willen eigenlijk nog verder zoeken. Ze zijn al ruim 40 minuten aan het zoeken en willen nog<br />

doorgaan!!<br />

De kinderen mogen in de kring nog een keer vertellen wat ze allemaal hebben gevonden. De<br />

kinderen gebruiken ook de zoekkaart om te laten zien wat ze hebben gevonden! Ze willen graag<br />

vertellen wat ze hebben gevonden.<br />

De juf vraagt aan de hand van de zoekkaart of ze een aantal diertjes hebben gevonden.<br />

Juf geeft aan dat het niet belangrijk is hoeveel je hebt gevonden, maar dat iedereen hard heeft<br />

gezocht naar diertjes. En dat iedereen elkaar heeft geholpen.<br />

Zijn er nog vragen over de diertjes?<br />

Luka zegt nog dat er onder de spulletjes (stenen) heel veel zijn.<br />

Wat gaan we hiermee doen?<br />

Yassine: mee naar huis nemen…<br />

Juf: kan niet, want juf Jos moet er ook nog mee spelen.<br />

Demona: beestje eruit halen en ergens neerleggen. Als je naar huis gaat, ga je ze weer zoeken en<br />

mee naar huis nemen.<br />

Juf stelt voor om een tentoonstelling te maken voor de kinderen van juf Jos. Jaaahh! Dat doen we!<br />

De kinderen maken een mooie opstelling bij de ontdekhoek!<br />

De kinderen ruimen alles op.<br />

149


Observatie les 1 Regenwormen<br />

Gesloten les 1/2 B<br />

Alle kinderen installeren zich op de bankjes en stoelen.<br />

Juf Jos grijpt nog even terug op de les van vrijdag.<br />

Juf Jos laat het boekje zien aan de kinderen. Ze vraagt aan de kinderen waar ze denkt dat het over<br />

gaat.<br />

Wat kunnen we het beste doen om de wormen te zien?! Vergrootglas.<br />

Onder het zand zoeken! Met scheppen.<br />

De gevonden regenwormen in een bakje doen.<br />

De juf laat aan de kinderen het wormarium zien.<br />

Ze vertelt dat ze er voorzichtig mee moeten doen, het is van glas.<br />

De juf laat het wormarium aan de kinderen zien. Alleen met de ogen kijken, want het is van glas.<br />

De juf laat de kinderen naar regenwormen zoeken.<br />

Ze houdt zich niet helemaal aan de les zoals de is opgeschreven. voor de volgende keer wel de<br />

bedoeling!! Aangeven dat dit wel de bedoeling is.<br />

De kinderen gaan op zoek, maar niet alle kinderen zijn al gestimuleerd en weten wat ze moeten<br />

doen. De juf heeft het boekje ook niet voorgelezen, dit lijkt een gemiste kans te zijn.<br />

De juf stuurt veel en helpt de kinderen. De juf draagt oplossingen aan.<br />

De juf pakt de riek en steekt deze in de grond. Ze wiebelt met de riek, zo komen er misschien<br />

wormen omhoog. Bijna alle kinderen komen nu bij de juf staan. Juf biedt de kinderen veel<br />

handvatten.<br />

Juf zegt dat de kinderen ook met een loep kunnen kijken.<br />

De kinderen zoeken in kleine groepjes en niet snel zelfstandig.<br />

De kinderen roepen als ze iets hebben gevonden.<br />

De kinderen gebruiken de boekjes en zoekkaarten niet.<br />

Tom heeft nog geen worm gevonden. Juf stelt voor een worm aan hem te geven, Samantha geeft<br />

hem een worm.<br />

Juf komt erachter dat ze de les in de verkeerde volgorde geeft. Juf pakt snel het voorleesboekje en<br />

roept de kinderen bij elkaar.<br />

150


Het is moeilijk om de kinderen bij elkaar te krijgen. Ze willen doorgaan met zoeken! Ze hebben nu<br />

zo’n 10 minuten gezocht.<br />

Juf leest het verhaal over de regenwormen voor.<br />

De kinderen zijn bezig met de dingen die ze hebben gevonden en minder met het verhaal. Ze hebben<br />

de spulletjes ook nog allemaal in hun hand, op hun schoot.<br />

De juf laat de kinderen een plaat zien over de gangetjes die een worm maakt.<br />

De kinderen zijn erg onrustig.<br />

De juf vraagt: waarmee graaft de worm zijn gangetjes?<br />

Antwoord: met zijn mond zegt Tess.<br />

Zijn er beestjes nodig voor de grond?<br />

Jaaaa!<br />

En waarom? Juf zegt: ze maken de grond los.<br />

Juf waarschuwt dat er veel kinderen aan het kletsen zijn.<br />

De kinderen mogen nog verder zoeken naar beestjes.<br />

Een aantal van de jongste kleuters vinden het moeilijk om te gaan zoeken. Ze lopen wel rond, maar<br />

zoeken niet echt. (Luuk, Tom)<br />

De kinderen doen alles wat ze vinden in het wormarium.<br />

Juf loopt rond om bij te sturen en de kinderen te helpen.<br />

Sommige kinderen graven met de scheppen om een gat te graven. Ze zoeken niet naar beestjes.<br />

Olivier werkt lekker alleen. Met andere samenwerken vindt hij niet leuk en fijn. Olivier loopt naar een<br />

andere plek om te zoeken. De juf wijst hem erop dat hij het gat wel dicht moet maken.<br />

Noor roept: Juf, kom! We hebben iets moois gevonden.<br />

De kinderen gebruiken de boekjes nog steeds niet. Ook de zoekkaart hebben ze nog niet ontdekt.<br />

Juf zegt: de kinderen die klaar zijn met zoeken, gaan tekenen. De kinderen pakken het blad (met de<br />

wormen erop geprint) en gaan aan de slag met hun tekening. Ze gebruiken de wormen die ze hebben<br />

gevonden als voorbeeld.<br />

Demi pakt de worm, legt hem op het tekenpapier en trekt met haar potlood om de worm. Zo k rijgt<br />

ze precies de worm die ze heeft gevonden.<br />

Juf stimuleert de kinderen om een mooie tekening te maken.<br />

Juf zegt tegen de kinderen dat ze alle gaten goed dicht moeten maken.<br />

151


De kinderen leveren hun tekening bij de juf in.<br />

Daarna gaan de kinderen in de kring zitten.<br />

De kinderen hebben al hun wormen in het wormenhuis gedaan. (wormarium)<br />

De juf zegt dat ze net even met een loep heeft gekeken. Ze kon goed de ringen zien. En we konden<br />

zien dat hij zand had gekeken, want hij een zwarte buik. Dit had Noor gezien samen met de juf.<br />

De juf behandelt de tekeningen. Ze zegt dat Demi de regenworm op het papier had gelegd en met<br />

een potlood om de regenworm had getekend.<br />

Ze laat de mooiste tekeningen zien. De tekening van Chiel komt ook aan bod. Hij is jongste kleuter,<br />

maar heeft erg mooie wormen getekend. De kinderen zijn verbaasd.<br />

Tigo vertelde dat hij nog veel andere beestjes gevonden had.<br />

Juf pakt de zoekkaart en Tigo mag aanwijzen op de kaart. Op deze manier hebben de kinderen toch<br />

nog kennisgemaakt met de zoekkaarten. Vooral de jongens zijn erg geïnteresseerd.<br />

De les is afgelopen.<br />

152


Observatie les 2, Magneten<br />

Open les, 1/2 D Dinsdag 7 april 2009<br />

De juf verzamelt de kinderen om de ontdektafel.<br />

Kleine kinderen vooraan, grote kinderen achteraan staan.<br />

De juf legt uit dat iedereen de ogen en oren goed gaat gebruiken. Misschien zelfs je neus gaat<br />

gebruiken. Het gebruik van de zintuigen wordt benadrukt.<br />

De juf laat zien wat de voorwerpen zijn. Wat zijn dit ook alweer?<br />

Antwoord Floortje(jongste): Magneten<br />

Juf laat zien wat er allemaal in de bakjes zit. Ze vraagt wat de kinderen wat er allemaal in de bakjes<br />

zit.<br />

Juf laat de werkbladen zien.<br />

De kinderen gaan bij elkaar zitten.<br />

De juf pakt een boekje en leest een klein stukje voor over magneten.<br />

Er zijn geen plaatjes om te zien, juf benadrukt dat ze goed moeten luisteren.<br />

Kinderen luisteren naar het verhaal. Juf betrekt de kinderen bij het verhaal door vragen te stellen<br />

over de plaatjes.<br />

Juf benadrukt dat ze al veel dingen heeft laten zien en uitgelegd.<br />

Ze benadrukt het samen delen en samen werken. Er zijn niet genoeg magneetjes voor iedereen. Ook<br />

het opruimen wordt benadrukt.<br />

Juf zegt; ga maar eens kijken wat je met de magneten kan gaan doen. Gevolg: stormloop op de<br />

magneten.<br />

De kinderen proberen in alle bakjes de magneten uit. Sommige kinderen gaan rondlopen in de<br />

binnentuin om daar dingen te proberen.<br />

Sommige kinderen pakken het werkblad en beginnen met kleuren. Juf vraagt wat ze denken dat ze<br />

moeten doen, kinderen antwoorden en juf legt uit.<br />

Kinderen zijn erg enthousiast in de ontdekkingen die ze doen.<br />

De jongste kleuters lopen ook rond en proberen in de binnentuin materialen uit.<br />

De kinderen maken de magneten aan elkaar vast, maar krijgen ze dan niet meer van elkaar af.<br />

Simon probeert de materialen te laten vallen en ze dan weer op te vangen met een magneet. Hij<br />

probeert verschillende hoogtes en afstanden.<br />

153


Yassine en Bram proberen wit tegen wit en rood tegen rood te houden. Dit lukt niet, rood draait naar<br />

wit. De kinderen zijn helemaal verbaasd. Het is ook een raar gevoel in je handen als je dat doet.<br />

De magneet blijft zitten aan de bank en bij het raam.<br />

De juf roept de kinderen bij elkaar bij de tafel. Alle spulletjes even neerleggen.<br />

De juf vraagt wat de kinderen allemaal hebben ontdekt.<br />

Indy: spijkers.<br />

Wat kon je daarmee doen?<br />

Indy: die kon je eraan doen.<br />

Heeft er iemand nog iets anders ontdekt?<br />

Danique: een muntje bleef eraan plakken. Heb je een muntje dan? Nee! Hoe kan je dat dan ontdekt<br />

hebben.<br />

Yente: een paperclip die blijft plakken.<br />

Bas: het blijft aan het blauwe van het raam plakken. Aan de vensterbank.<br />

Wat zou je nu nog meer willen ontdekken?<br />

Bas: nog een keer gaan kijken of de vensterbank nog steeds blijft plakken.<br />

De juf geeft tip: werkblad. Daar ga je kijken wat blijft plakken en dat ga je kleuren.<br />

Misschien kan je ook wel een ketting maken met een magneet.<br />

Heeft er iemand nog een tip voor andere kinderen? Wat is heel leuk om te ontdekken?<br />

Hé op het raam doet ie het nog steeds!?! Zegt Bas.<br />

Hij kan ook blijven hangen! Hoe kan dat nou; Bas.<br />

Kom we gaan een ketting maken zegt Yente.<br />

Matthijs: ook een elastiekje eraan plakken.<br />

Bram: alles blijft hieraan plakken.<br />

Indy + Robey proberen om zo veel mogelijk paperclips onder de magneet te hangen.<br />

De kinderen worden na 25 minuten afgeleid door andere dingen. De plantjes en hommels.<br />

De juf van de gymzaal wil dat de kinderen niet meer aan de vensterbank komen. Ze moeten aan de<br />

andere kant gaan spelen.<br />

Juf moet regelmatig kinderen stimuleren om door te zoeken wat nog meer blijft plakken.<br />

154


Simon maakt de voorkant van de auto.<br />

De kinderen verwonderen zich ook over andere dingen in de binnentuin/ buitenlokaal.<br />

Juf perkt dit wel in voor de kinderen.<br />

Bram blijft doorgaan met ontdekken.<br />

De kinderen zijn actief aan het kleuren.<br />

Na ongeveer 15 min (tweede ronde) roept de juf de kinderen weer bij elkaar bij de tafel.<br />

Juf geeft complimenten aan de kinderen die snel bij de tafel gaan zitten.<br />

De kinderen zitten met hun werkblad rond de tafel.<br />

Wat hebben jullie allemaal ontdekt?<br />

Bas: vensterbank.<br />

Robey: ik heb getekend. Wat heb jij ontdekt(juf)? Wat had je zelf uitgevonden? Een ketting! Hoe<br />

maak jij nou een ketting? Dan moet je een lange stok pakken. Hoe heet deze lange stok? Ja! Dan<br />

moet je die dingetjes er allemaal aanplakken en dan maak je dus een ketting.<br />

Matthijs: bierdopje. Daar plakte het ook aan. Waaraan? Magneet! En waaraan nog meer? Aan de<br />

wasknijper. En aan de spijker.<br />

Waren alle magneten hetzelfde? Of waren er ook sterke magneten en minder sterke magneten?<br />

Yente: ja er waren er een paar sneller. Hoe kon je dat zien/ merken? Nou daar kreeg je de spullen<br />

moeilijker vanaf.<br />

Hoe had jij het ontdekt, Danique? Hoeveel wasknijpers eraan bleven hangen. Aan sommige bleven<br />

er niet zo veel hangen.<br />

Demona: hoe heb je het werkblad gemaakt? Ik heb de dingen gekleurd die bleven plakken.<br />

En bij het onderste stukje? Tellen hoeveel eraan bleven hangen.<br />

Zijn er nog kinderen die hier iets over willen vragen? Aan de juf of aan een kindje?<br />

Nu moeten we nog een ding doen! Wat zou dat zijn? Is het daar netjes?<br />

Opruimen!!!<br />

Alle kinderen gaan opruimen.<br />

De juf benadrukt het opruimen.<br />

155


Observatie les 2 Magneten<br />

Gesloten les 1/2 B<br />

De kinderen komen in de binnentuin en mogen gaan zitten op het bankje.<br />

De kinderen gaan op zoek naar regenwormen. De juf geeft aan dat ze dit gister al hebben gedaan.<br />

Juf geeft aan dat ze het gister hebben gehad over regenwormen.<br />

Er is door de kinderen aan de juf gevraagd of ze kan toveren. Want Juf Emily kan wel toveren. Gister<br />

is Juf Emily is geweest en die kon toveren. Wat had ze gedaan? Ze had magneten. En die bleven aan<br />

elkaar plakken. Dat was heel knap. Kon alles eraan blijven plakken? Neeeee! Had Juf Emily die dan<br />

met plak aan elkaar gemaakt? Nee natuurlijk niet!<br />

Juf gaat met de kinderen naar de ontdekhoek. Juf pakt verschillende voorwerpen en laat ze aan de<br />

kinderen zien.<br />

Niet alle kinderen doen actief mee. Sommige kijken naar de gymles . Sommige hangen tegen de<br />

watertafel aan.<br />

Juf benadrukt dat ze moeten kijken met de ogen en goed moeten luisteren met de oren (zintuiglijke<br />

waarnemingen worden benadrukt). De juf vertelt de bedoeling van het werkblad. Een kruisje zetten<br />

bij datgene waarvan de kinderen denken dat de magneet blijft plakken. De kinderen mogen een<br />

plaatsje zoeken aan een tafel / op een stoel zodat ze het werkblad kunnen maken.<br />

De hulpjes delen de werkbladen uit en ook de potloden.<br />

Julian wil al meteen naar de ontdekhoek lopen om het ui te proberen. Juf zegt dat hij nog even moet<br />

wachten. Dit gaan we zo met z’n allen doen, legt ze uit.<br />

Aan de grote tafel hebben de kinderen overleg met elkaar. De kinderen corrigeren elkaar als ze het<br />

werkblad niet goed invullen.<br />

De jongste kleuters hebben er moeite mee om het werkblad helemaal alleen in te vullen.<br />

Wie denkt dat het rietje blijft plakken aan de magneet? Julian mag het proberen. Nee hij blijft niet<br />

plakken zegt de juf.<br />

Wie denkt dat de paperclip blijft plakken? Juf doet het zelf! Jaaahhhhh hij blijft plakken! Nu mag je de<br />

paperclip kleuren.<br />

Wie denkt dat het bierdopje aan de magneet blijft plakken? Tadaadadada! Jeeeehhhhhhh!!<br />

De kinderen tekenen het dopje er zelf nog bij.<br />

Dit is de krokodil, de wasknijper. Wie denkt dat de wijsknijper blijft plakken? Steek je vinger op?<br />

Simsalabim. De juf klikt de wasknijper eraan. De wasknijper blijft niet plakken.<br />

De cent? Simsalabim. Ahhhhhhhhhhh…..Nee!<br />

156


De gum? Neeeeehhhhhh. Simsalabim! Neeeeeeeeeee! De juf legt m bovenop de magneet. Nu de<br />

magneet omdraaien roepen de kinderen.<br />

Er komt een potlood aan… Neeeeeehh Hij blijft niet hangen.<br />

De kinderen roepen wel mee, maar ervaren zelf de krachten van de magneet niet.<br />

Het nietje! Jeeeehhhh!!! Kleuren.<br />

De splitpen. Wie denkt dat die blijft plakken! Jaah denkt Olivier. Jaaahhhh!!!<br />

Het elastiekje. Juf doet heel stiekem en maakt er een geheim van. Juf knoopt de elastiek aan de<br />

magneet vast. De kinderen roepen hard neeee!! Zo moet het niet juf! Jij kan het niet! Tigo doet het<br />

goed!<br />

Spijker?! Jaaaahhhhhhhhhh!!! En kleuren maar!<br />

Neeee! De sleutel doet het niet! Hoe kan dat nou? Die lijkt op een spijker zegt Micki.<br />

De kinderen wachten netjes op de juf die de namen controleert bij de kinderen.<br />

De juf neemt de kinderen mee naar de ontdekhoek.<br />

De juf pakt de magneten en laat de kracht van de magneten zien.<br />

De juf pakt het hoefijzermagneet en laat de kracht zien van de magneet. Dit doet ze ook met de<br />

staafmagneet en de andere magneten. De juf laat een aantal kinderen een magneet vasthouden. Ze<br />

gaat met de kinderen kijken welke magneet het sterkste is. Ze gaat alle magneten af. En kijkt of de<br />

slinger kan blijven hangen. Bij alle magneten blijft de slinger hangen.<br />

He juf, het lijkt net een show! Ja zegt de juf, een magneetshow!<br />

De kinderen concluderen dat alle magneten even sterk zijn. Ook al zijn ze groot/klein/dik/dun, ze zijn<br />

allemaal even sterk is de gezamenlijke conclusie.<br />

Ik heb hier schors! Blijft dit hangen denken jullie?<br />

De juf pakt de magneetpoeder en gaat nu echt toveren. Ze laat het geluid van de poeder aan de<br />

kinderen horen. Ze laat het potje aan de kinderen zien. Wat staat er op de tekening? Een magneet!<br />

De juf laat zien hoe de poeder eruit ziet. Dan doet de juf de truc. De kinderen zijn verbaasd. De<br />

korrels lopen over het papier. De juf maakt er een leuk verhaaltje van.<br />

Tom is niet betrokken. Hij blijft rustig zitten en toont geen interesse. Pas als iedereen het heeft<br />

gezien gaat hij kijken.<br />

De juf laat ook duidelijk zien dat de poeder weer poeder wordt als je de magneet eraf haalt.<br />

De juf geeft aan dat ze veel heeft geleerd over magneten.<br />

Hebben wij ook magneten in de klas?<br />

157


De kinderen ruimen onder leiding van de juf de spullen op. Juf geeft aan wie wat opruimt.<br />

Tijdens deze les hebben de kinderen het zelf doen en ondernemen totaal gemist!<br />

158


Observatie les 3 Bloemenfeest<br />

Open les, 1/2 D<br />

Kanttekening: het regent. Het waait. Het is best koud. De kinderen houden het daardoor niet zo lang<br />

vol buiten en dat is jammer voor het verloop van de les.<br />

Juf Liesbeth heeft de kinderen een stoeltje mee laten nemen en zet ze neer rond de ontdektafel.<br />

Ze vraagt aan de kinderen wat ze allemaal zien.<br />

Juf benadrukt de zintuigen. Wat ruik je als je je neus dicht knijpt? Wat zie je als je je handen voor je<br />

ogen doet?<br />

De kinderen noemen in eerste instantie materialen op die ze de vorige dagen hebben gebruikt.<br />

Al snel vallen de rozen ook op.<br />

Juf gaat hier verder op in. Ze vraagt de kinderen wat ze allemaal zien aan de roos.<br />

Juf legt uit hoe een roos/ bloem eruit ziet. A.d.h.v. de plaat vertelt de juf hoe een bloem in elkaar zit.<br />

De kinderen vragen ook naar de bloemetjes ‘die er raar uitzien’ die op de tafel liggen.<br />

Juf vraagt aan de kinderen hoe dat kan.<br />

Bram geeft tekst en uitleg.<br />

Juf stelt nog een aantal vragen en de kinderen gaan hierop in.<br />

De kinderen stellen ook vragen over het blad van de bloem. De juf laat Danique een blaadje uit de<br />

tuin plukken en vraagt aan de kinderen wat de verschillen tussen de blaadjes zijn. Glad en met<br />

puntjes. Donker groen en licht groen. Ruikt lekker, ruikt helemaal niet.<br />

- Als kinderen vrij mogen onderzoeken maken ze wel veel materialen kapot<br />

De kinderen vragen wat ze met de bloemen gaan doen. Hun oog valt op de zilveren pakketjes. Vooral<br />

Elma en Simon staan er met hun neus bovenop. In de zilveren pakketjes zitten gedroogde<br />

bloemetjes. Deze heeft juf Emily al thuis gedroogd.<br />

De kinderen vragen of ze dit ook mogen doen! Natuurlijk mogen ze dat!<br />

De juf gaat nog in op de bloemen en planten in de tuin. M.b.v. het werkblad kunnen de kinderen<br />

verschillende bloemen gaan tekenen. Door het slechte weer kan dit nu helaas niet buiten. Juf<br />

Liesbeth richt in de klas een hoek in waar dit dan kan. Ze mogen dan eerst in de binnentuin om te<br />

gaan kijken/ onderzoeken en daarna in de hoek in de klas om de bloemetjes te persen of om te<br />

tekenen of de werkbladen.<br />

De kinderen zitten te wiebelen op hun stoel.<br />

Als juf zegt dat de kinderen aan de slag mogen gaan, stuiven ze alle kanten op.<br />

159


Een aantal gaan in de tuin op zoek naar bloemen.<br />

Een aantal beginnen meteen met het uit elkaar halen van de bloemen. Een paar (bram, matthijs,<br />

Yente) weten hoe ze het beste de bloemetjes kunnen persen. De andere kinderen doen hen na.<br />

Simon en Demona leggen hun hele bloem onder de pers. De andere kinderen corrigeren en leggen<br />

uit dat de pers nu niet meer dicht kan. Simon haalt de bloem weer uit de pers en begint opnieuw.<br />

Demona haalt de bloem uit de pers en steekt alleen de steel in de pers. Zo! Zegt ze, nu kan ie weer<br />

dicht!<br />

De pers raakt vol, de kinderen krijgen het koud en willen naar binnen.<br />

Juf roept de kinderen nog even bij elkaar en vraagt aan de kinderen wat ze allemaal hebben<br />

gevonden/ gedaan.<br />

Matthijs zegt dat hij een blaadje heeft gevonden dat hij kon eten en wel in de soep wilde doen thuis.<br />

Het rook zo lekker en het smaakte ook lekker. De andere kinderen vinden dit wel een beetje raar.<br />

Matthijs pakt een blaadje en laat de kinderen ook ruiken. Ervan eten lijkt hem niet zo slim, want<br />

misschien wordt je dan wel ziek. Het moet eerst in de soep, dan kan je het wel eten!<br />

Juf neemt de kinderen mee naar binnen en praat in de kring nog even verder over de bloemen.<br />

Jammer dat het weer niet echt mee heeft geholpen, daardoor viel het open karakter een beetje in<br />

het water.<br />

- Deze les was misschien minder geschikt als open les, maar kan ook aan houding en<br />

gewenning leerkracht liggen. We zijn gewend alles te plannen en alles in de hand te willen<br />

houden. Bij deze les is dat dus juist niet de bedoeling en dat is erg lastig.<br />

160


Observatie Les 3 Bloemenfeest<br />

Gesloten les<br />

Inleiding in de les.<br />

Juf laat allemaal verschillende bloemetjes zien.<br />

Juf vertelt over de verschillende boekjes. Ze laat de plaatjes zien en de kinderen reageren op de<br />

vragen.<br />

Een aantal kinderen doen actief mee.<br />

Een aantal kinderen zijn afgeleid door andere dingen.<br />

Ik ben bezig de rozen aan het ontdoen van de scherpe doorns. Ik knip ze ook af.<br />

Er zijn veel spulletjes te zien voor de kinderen.<br />

Juf vertelt over de droogbloemen.<br />

Juf laat Olivier vertellen hoe ze bloemetjes moeten drogen. Dit kan hij zien aan de plaatjes op het<br />

blad. De nummertjes staan ervoor. Olivier legt het heel goed uit.<br />

Giel en Luuk gaan rondlopen door de tuin. Ze tonen geen interesse.<br />

Juf laat de kinderen zien hoe bloemetjes worden gedroogd door een voorbeeld te geven.<br />

De kinderen vragen of ze dat ook mogen doen!?!<br />

De juf denkt van wel.<br />

De juf laat de keukenrol zien met de namen erop. De kinderen snappen niet hoe dat kan. De juf zegt<br />

dat ze dat zo in de winkel kan kopen; dat geloven ze niet. Heeft Juf Emily gedaan.<br />

Juf neemt de kinderen mee naar de bank. Daar hangen foto’s van bloemen.<br />

Juf legt uit hoe een bloem eruit ziet. De steel, de bloem, de meeldraden. Ze vertelt ook wat ermee<br />

gebeurt. De kinderen springen in in haar verhaal en een aantal doen zeer actief mee. Een aantal<br />

kinderen tonen meer interesse in een boom dan in de bloemen.<br />

Kan dit zijn omdat ze het niet allemaal kunnen zien?!<br />

Juf gaat op de bank zitten, de kinderen op de grond.<br />

Juf praat met de kinderen over insecten. Ze laat de kinderen insecten noemen. Ze vertelt dat de<br />

insecten snoepen van de bloemen. Juf start een verhaal over hoe insecten de stofmeel verspreiden.<br />

Sacha mag het verhaal verder vertellen en afmaken.<br />

Juf gaat nog verder met het vertellen hoe een bloem eruit ziet.<br />

De kinderen luisteren aandachtig naar de juf.<br />

161


Alleen Noor en Britt doen niet goed mee. Ze zitten met elkaars haren te spelen<br />

De kinderen moeten een goed plekje gaan zoeken van de juf en als ze een goed plekje hebben krijgen<br />

ze een roos.<br />

De juf deelt de keukenrol uit. Ze geeft iedereen 1 roos.<br />

De kinderen gaan zelf aan de slag. De kinderen die niet goed opgelet hebben gaan nog niet aan de<br />

slag. Ze weten niet wat ze moeten doen.<br />

Sommige kinderen halen netjes de blaadjes van de roos. Andere kinderen doen de hele bloem tussen<br />

hun stukje keukenrol.<br />

De kinderen overleggen hoe het eigenlijk ook alweer moet. Olivier geeft het goede voorbeeld. Juf<br />

geeft hem complimenten. De andere kinderen kijken hoe hij het doet en een paar doen hem na. Britt<br />

en Michi doen nog steeds de hele bloem tussen het boek.<br />

Britt bedenkt zich toch. Ik vertel ze dat ze over een paar weken de bloemblaadjes op kunnen plakken<br />

en als je een hele bloem ertussen doet, dan gaat dat niet.<br />

Juf loopt rond om kinderen te corrigeren die de hele roos ertussen doet.<br />

De juf stopt de bloemen tussen de boeken.<br />

De kinderen hebben de opdracht verschillend opgepakt. Sommige kinderen hebben echt alle<br />

bloemblaadjes eraf gehaald. Andere kinderen hebben de hele bloem in hun stuk keukenpapier<br />

gedaan.<br />

De juf zorgt ervoor dat iedereen de keukenpapiertjes goed dichtzitten.<br />

De juf verzamelt de kinderen bij de tafel. De juf laat de kinderen de boeken naar de klas brengen.<br />

162


Observatie Les 4<br />

Zet ‘m op Open les, groep 1/2 D<br />

Kinderen komen in de binnentuin (buitenlokaal).<br />

De kinderen gaan zitten rond de ronde tafel.<br />

De juf doet de inleiding; waar hebben we het gister over gehad.<br />

Juf laat het boekje aan de kinderen zien. Wat zien de kinderen op de voorkant van het boek? Wat<br />

zouden de kinderen in de tent gaan doen? Kinderen zoeken naar antwoorden. In de tent picknicken,<br />

in de tent spelen, in de tent slapen.<br />

Juf gaat het boek voorlezen en laat de plaatjes zien. Ze vertelt wat er op de plaatjes te zien is.<br />

Er volgt een korte uitleg over het bouwen van tenten.<br />

De kinderen in het boekje bouwen de tent op. Ze nemen allerlei spulletjes mee de tent in.<br />

Luchtbedden, slaapzakken, boeken, knuffels en een zaklamp!<br />

De meeste kinderen luisteren zeer aandachtig. Vooral omdat ze situaties herkennen en de juf laat<br />

voorwerpen zien die de kinderen in het boekje ook gebruiken.<br />

Elise en Robey zitten met hun voeten in het zaagsel te spelen.<br />

De kinderen gaan in een kring om de spulletjes staan. De juf zingt een liedje om de aandacht te<br />

krijgen.<br />

De juf geeft een voorbeeld: ik pak alles wat er ligt en jullie krijgen lekker niks. De kinderen moet<br />

lachen. Nee juf, we moeten wel samen delen en samen spelen.<br />

De kinderen gaan met hun groepjes uit de dag aan de slag. Ze gaan op ontdekkingstocht.<br />

Melanie en Chris kijken de kat uit de boom. Ze lopen rond en kijken wat de andere kinderen aan het<br />

doen zijn. Ze zijn niet betrokken bij het proces van de andere kinderen.<br />

Simon heeft een hamer meegenomen en vraagt aan de andere kinderen wie hij kan helpen met zijn<br />

hamer.<br />

Indy roept: wat maakt ons sterk?! Teeeeeaaaammmwerk.<br />

Bram +Bas houden de stokken vast en Simon timmert met zijn hamer.<br />

Yassine + Yente gaan samen bouwen, maar weten even niet meer hoe het moet. Yassine pakt het<br />

boekje erbij wat de juf net heeft voorgelezen.<br />

De kinderen vragen om touw. Noa + Melanie maken het touw vast. Melanie doet inmiddels mee. Ook<br />

Chris probeer een stok in de grond te steken<br />

Bas + Bram + Ronaldo maken samen een hele hoge tent met heel veel stokken.<br />

163


Yassine wil graag de hamer van Simon lenen en zegt dat ze samen moeten delen.<br />

Noa gaat helemaal in haar spel op en delegeert Melanie, Marjolein. Ze speelt samen met Yente en<br />

Yassine.<br />

Yordi is al 20 minuten met 2 stokken bezig en om deze in de grond te krijgen. Adriaan helpt hem<br />

daarbij.<br />

Juf deelt het touw uit, maar de kinderen moeten het zelf bevestigen.<br />

Kris zegt: Yassine is echt heel erg goed in tenten bouwen.<br />

Elise + Robey + Danique + Luka + Demona hebben hun tent al bijna klaar. Ze roepen de juf om de tent<br />

te laten zien.<br />

Bas + Bram + Ronaldo bouwen een schuine tent, zoals het plaatje.<br />

Kris wil een rits in zijn tent, hoe kom ik daaraan?<br />

Marjolein controleert met het boekje of alles klopt.<br />

Elma kijkt bij de bloemetjes. Elma kijkt bij de kinderen wat ze allemaal hebben gemaakt. Elma bouwt<br />

zelf niet mee. Elma loopt rond door de tuin.<br />

Floortje vraagt de juf steeds om hulp als ze iets nodig heeft.<br />

Juf roept de kinderen even tot stilte. Ze zegt dat je bij elkaar kunt kijken hoe het gaat en hoe ze een<br />

tent hebben gebouwd. Ze roept de kinderen niet bij elkaar in een kring, omdat alle kinderen zo druk<br />

bezig zijn.<br />

Ronaldo neemt zeer actief deel aan het proces. Hij zoekt stokken, stuurt de jongens aan, timmert en<br />

bekijkt het ontwerp.<br />

Indy roept: kom iedereen in de tent want het regent.<br />

Een aantal kinderen hebben de haringen ontdekt en slaan deze in de grond door de kleden heen.<br />

Bram+Bas + Ronaldo hebben een wigwamtent gemaakt!<br />

Adriaan speelt met het vliegengordijn.<br />

Yassine stelt voor om de hamer van hamertje tik te gebruiken. Deze zijn niet zo sterk dus dat mag<br />

niet van de juf.<br />

De juf roept de kinderen bij elkaar en gaat met de kinderen bij alle tenten kijken. De kinderen gaan in<br />

de tent zitten en mogen vertellen hoe ze de tent hebben gemaakt. Ze vertellen wat ze moeilijk en<br />

gemakkelijk vonden.<br />

Omdat de kinderen zo goed gewerkt hebben krijgen ze allemaal een snoepje.<br />

Daarna gaan ze allemaal hun spulletjes weer opruimen.<br />

164


Observatie Les 4<br />

Gesloten les Zet ‘m op<br />

Klas 1/2 B<br />

De kinderen komen de binnentuin binnen.<br />

Van de Juf (Jos) moeten de kinderen een kring maken om de grote boom, waar ook alle spulletjes<br />

liggen.<br />

De juf organiseert eerst de klas. OP zo’n manier dat iedereen het goed kan zien. Ze zet wat kinderen<br />

op een andere plek, omdat ze anders niet goed luisteren.<br />

De juf laat eerst een tentstok zien. Wat is dit? Vraagt ze aan de kinderen. De kinderen zeggen een<br />

stok! En die moet in de grond! De juf probeert wat stokken op elkaar te zetten. De kinderen geven<br />

tips en advies aan de juf hoe ze de stokken neer moet zetten.<br />

Een kind zegt: er moet nog een doek overheen.<br />

En een spijker in. Het is geen spijker zegt de juf, maar het heet anders zegt ze tegen Thijs. Hoe heet<br />

dit ook alweer? Ik heb het van de week nog verteld. De juf zegt: het is de naam van een vis. De<br />

kinderen weten het niet meer. De juf zegt een haring! De kinderen moeten lachen.<br />

Juf: nu houd ik de stok vast, maar dat kan natuurlijk niet! Hoe lossen we dat op? Een haring erin<br />

stoppen? Zeggen de kinderen. Juf stopt de haring in de stok. Nee zo kan het niet!<br />

Een hamer heb je nog nodig zegt Esmay.<br />

Julian zegt dat ze nog een stok nodig heeft, Olivier springt bij. Je moet de stok vasthouden en dan de<br />

andere stok erbij en dan het doek erover.<br />

Maar nu blijft hij nog niet staan zegt de juf. Je hebt nog iets nodig…<br />

Touw! Zegt Summer. Ja zegt de juf, een scheerlijn. Zeg maar na. Scheerlijn.<br />

Kan je daar dan ook mee scheren zegt Thijs. Nee zegt de juf dat kan niet, kijk maar.<br />

De juf pakt een paar scheerlijnen en maakt ze vast aan de tentstok. Een paar kinderen houden de<br />

scheerlijnen vast. Summer, Michi, Olivier helpen mee. De andere kinderen willen ook graag helpen.<br />

Maar dat gaat niet, er zijn geen taakjes meer.<br />

Noor en Evi zijn totaal niet betrokken en zitten samen maar een beetje te kletsen.<br />

De andere kinderen die geen taakje hebben zitten / staan ongeduldig.<br />

Tycho, Julian, Thijs, Michi mogen een haring in de grond steken en met de hamer op de haring slaan.<br />

De stok kan nu bijna rechtsop blijven staan.<br />

165


Juf moet regelmatig de kinderen waarschuwen. En tips geven. De kinderen hebben weinig ruimte om<br />

zelf te ervaren en te ontdekken.<br />

Olivier zegt: het wordt wel een rare tent! Waarom vraagt de juf? Nou, die touwen zijn niet allemaal<br />

even lang.<br />

De tent blijft staan! Goed gedaan Olivier roepen de kinderen. Olivier heeft namelijk de stok<br />

vastgehouden Voor Olivier een succes ervaring.<br />

De juf zegt: nu krijgen jullie spulletjes en mogen jullie zelf proberen een tent te maken.<br />

De juf maakt de groepjes. En verdeelt de materialen. Ook verdeelt ze de plekken in de tuin. De<br />

kinderen mogen hierin zelf geen keuzes maken. De juf is erg druk bezig, maar de kinderen kunnen<br />

nog niet echt beginnen.<br />

De kinderen vragen een oplossing om het touw aan de paal te knopen. De paal is namelijk veel hoger<br />

dan de kinderen. Sacha gaat toch zelf op het bankje staan. Britt blijft aan de juf vragen om te helpen.<br />

Lennert neemt een kijkje in de kas. Hij toont geen interesse voor het tenten bouwen. Evi gaat op de<br />

band zitten. Ze vraagt of Noor erbij komt zitten.<br />

Thijs klimt op de boomstammen.<br />

De juf moet overal bijsturen en vragen beantwoorden.<br />

Het groepje van Tycho onderneemt geen actie, Tycho, Samantha, Evi, Tess, Lennert, Thijs, Noor. Ze<br />

timmeren met de haringen op de boom.<br />

Juf zegt: je hebt wel een lusje aan het uiteinde nodig om de haringen in te steken.<br />

Juf helpt bij één groepje. Eén groepje werkt zelfstandig goed. Een groepje werkt zelfstandig niet.<br />

Olivier is de jongen van de hamer. Hij timmert alle haringen erin. Maar sommige kinderen willen ook<br />

timmeren.<br />

Sacha pakt doeken. Juf wordt boos; had ik al gezegd dat jullie doeken mochten pakken?! De kinderen<br />

(Demi, Sacha) leggen de doeken terug.<br />

Juf helpt alle tenten rechtop te zetten.<br />

Als je tentstok staat ga je weer even in de kring zitten.<br />

Het kost juf veel energie om overal bij te sturen.<br />

Lennert is bezig met het zoeken van beestjes op de grond. Ook Giel vindt dit veel interessanter en ze<br />

gaan samen op zoek. Cas zoekt onder een steen.<br />

Juf roept de kinderen weer bij elkaar in de kring. Het duurt 5 minuten voordat alle kinderen zitten en<br />

stil zijn.<br />

166


De tent van Britt, Sacha, Marenthe, Olivier gaat weer los omdat ze aan de touwen zitten. Juf wordt<br />

boos, want de andere kinderen zitten al in de kring. Juf moet bijsturen. Tent staat weer, maar stort<br />

ook weer in.<br />

De tent die de juf in het begin heeft opgezet, stort in. Juf zegt beetje boos: hoe kan dat nou weer?<br />

Wie zat er aan het touw? Yasmine zegt: ik heb de haring gepakt want die hadden wij nodig. Dit is niet<br />

zo handig, zegt de Juf.<br />

Juf vindt dat de kinderen een applausje hebben verdiend.<br />

Juf vat kort samen wat de kinderen allemaal hebben gedaan. De kinderen zitten / staan ongeduldig<br />

op hun stoel. Michi, Giel, Evi, Noor zijn druk in gesprek.<br />

Juf vraagt of de kinderen een tekening kunnen maken van hun tent. Juf deelt de blaadjes uit. Ze<br />

maken samen een tekening hoe ze de tent hebben gemaakt. De juf verdeelt de kinderen weer in hun<br />

groepjes en geeft ze een plekje in de binnentuin.<br />

Julian, Fay, Esmay, Jasmine overleggen welke kleur ze gaan gebruiken. Geen kleur zegt Julian, want er<br />

zitten nog geen doeken over en de stokken zijn grijs. Ze overleggen wie welk gedeelte van de tent<br />

tekent.<br />

Olivier en Sacha maken ruzie over wie de tekening gaat maken. Ze duwen elkaar. Olivier pakt de bril<br />

van Sacha af. Juf zegt: je mag ook zelf een tekening maken. Dit doen de kinderen en laten elkaar<br />

verder met rust.<br />

Michi en Cas maken samen een tekening. Summer gaat ook zelf aan de slag.<br />

Tycho wordt boos op Michi. Jullie tekenen onze tent! Dat mag niet hoor! Jullie hebben een eigen<br />

tent. Michi tekent ryustig door.<br />

Samantha loopt wat rond maar tekent niet met een groepje mee. Juf is kieskeurig op de tekeningen.<br />

Teken wat je ziet, tot de details. De kinderen komen vele vragen stellen aan de juf. Is mijn tekening<br />

goed? Klopt het zo? Ik heb m af, is het zo goed?<br />

Juf hangt de tekeningen op, zodat de andere kinderen het goed kunnen zien.<br />

De tijd is bijna voorbij en de kinderen zijn niet in de gelegenheid geweest om doeken over de tent te<br />

maken. De juf kiest 1 tent uit om te maken, zodat de kinderen toch het eindresultaat te zien is. Britt<br />

moet huilen, omdat ze niet mee mag helpen. Britt pakt zelf een doek en doet die over het hout heen.<br />

Een paar kinderen gaan al terug naar de klas. De tentstokken blijven staan.<br />

Olivier en Julian hebben regenwormen gevonden en dat is ineens een stuk interessanter.<br />

De meisjes gaan terug naar de klas en daarna naar buiten. Een aantal jongens (Tycho, Julian, Olivier,<br />

Esmay, Fay) helpen met opruimen.<br />

167


8.Reacties van leerkrachten<br />

Reactie Nienke Maassen (1/2 B, gesloten lessen):<br />

Ik heb de lessen als positief ervaren. Zowel voor de kinderen als mijzelf. Ik had niet verwacht dat ze<br />

zo enthousiast zouden zijn. Vooral omdat ze met zo'n groot aantal waren en tegelijkertijd moesten<br />

luisteren en onderzoeken.<br />

- Positief; dat de kinderen met een brede interesse voor de natuur 'opvallen'. Voor, tijdens en na de<br />

lessen hadden zij de mogelijkheid om verder te werken met het onderwerp. Betrokkenheid bij de<br />

natuur vond ik erg positief. Kennis laten maken met de natuur is ook erg positief. Nu kwamen er ook<br />

andere activiteiten en onderwerpen aan bod. Mede door tijdsgebrek val je als leerkracht snel terug<br />

op de bekende onderwerpen; beestjes zoeken, kikkervisjes, bloembollen etc.<br />

- Een aandachtspunt voor de onderbouw is dat we de binnentuin beter kunnen gaan inrichten op het<br />

werken met grotere groepen kinderen. Er is nu te weinig ruimte om te onderzoeken, ergens te zitten<br />

en ruimte om materiaal uit te stallen.<br />

- Als school werken we al erg lang met een open manier van lesgeven. Het was voor mij best lastig<br />

om nu op een gesloten manier les te geven. Ik vind het prettiger om de kinderen naar interesse en<br />

kunnen te laten werken. In ieder geval als je met 1 en 2 samen de les uitvoert. Alleen met de oudste<br />

of alleen met de jongste kun je prima een gesloten les geven.<br />

Reactie Jos Spooren(1/2 B, gesloten lessen):<br />

Hallo Emily,<br />

Allereerst bedankt dat onze groep hieraan mee mocht doen, de kinderen zagen er elke keer helemaal<br />

naar uit, als de introductie gegeven was en waren bijvoorbeeld erg teleurgesteld toen het regende en<br />

de kampeerles uitgesteld moest worden! Zelf heb ik er ook van genoten.<br />

Hoewel ik vooraf mijn twijfels had om dit met de hele groep tegelijk uit te voeren, is mij dit erg<br />

meegevallen, er was voldoende materiaal aanwezig voor iedere leerling en op een jongste leerling<br />

na, toonde de groep zich belangstellend en betrokken.<br />

De instructie kan wat bijgesteld worden, zodat de stappen in de lesbrief goed op elkaar aansluiten.<br />

Ook zou het fijn zijn als er van 'het kookboekgedeelte' voorbeelden aanwezig zijn, (plaatmateriaal<br />

met duidelijke instucties) zodat de groepjes direct aan de slag kunnen zonder op de uitleg van de<br />

leerkracht te hoeven wachten.<br />

Met de gesloten vorm had ik zelf wel veel moeite, ik zag dit ook terug bij de kinderen, zodra ze<br />

eindelijk zelf aan de slag konden, moesten ze even alle energie kwijt. Van de dingen die ze zelf<br />

hebben gedaan/ervaren hebben, heb ik later in de groep meer van terug gekregen dan van datgene<br />

wat ik verteld heb.<br />

Reactie Liesbeth van Rijn (1/2 D, open lessen):<br />

Hoi Emily, Ik geef het antwoord voor de bloemen les ( = A), daarna voor de tenten les (= B).<br />

- Hoe hebben jullie de lessen ervaren?<br />

A: Ik heb de les als positief ervaren maar met een beperking van de werkbladen. Dat was net een<br />

stap te ver, nog te abstract voor de kinderen.<br />

B Ik heb de les als zeer positief ervaren.<br />

- Wat was positief?<br />

168


A: de andere omgeving daagde de kinderen enorm uit maar de werkbladen zijn al op een ander<br />

niveau van verwerking.<br />

B de andere omgeving daagde de kinderen enorm uit alsmede de uitdaging die de materialen gaven.<br />

Ze werden enorm geprikkeld door het prentenboek en de materialen. Gingen ook goed aan de slag<br />

en betrokken elkaar in het oplossen van problemen. De kinderen hadden elkaar nodig.<br />

- Wat kon beter? Waar ben je tegenaan gelopen?<br />

A: tegen de open ruimte (tuin) en voor mij de eerste keer om zo een les te geven en te ervaren. Ik<br />

had het idee de aandacht van de kinderen niet goed gericht op mij te krijgen. Ik wilde nog teveel<br />

leiden.<br />

B: Ik heb n.a.v. de bloemenles ook gereflecteerd en gezien dat ik de leerlingen veel meer los kan<br />

laten. De materialen waren erg uitdagend en de kinderen voelden precies aan wat de uitdaging was<br />

en lieten vanzelf de “flow” over zich heen komen. Ze gingen er vanzelf in op!<br />

- Hoe staan jullie tegenover de gesloten (1/2B) of open (1/2D) manier van lesgeven?<br />

De open lessen spreken mij enorm aan. Ieder kind kan op zijn eigen niveau werken en de aandacht is<br />

echt afhankelijk van wat het kind echt nodig heeft. De hulp aan elkaar en samenwerking met elkaar<br />

die er uit voort kwam is erg goed en mooi om te zien. Ik ben meer een coach bij het volgen van de<br />

ontwikkeling van de kinderen.<br />

Reactie Erna Muselaers (1/2 D, open lessen):<br />

Ik vond de lessen erg leuk.<br />

Heel mooi om de kinderen los te laten. Voor mij als leerkracht ook best moeilijk, je bent geneigd snel<br />

in te grijpen. En je merkt nu dat dat echt niet altijd nodig is meteen in te grijpen.<br />

* Ik vond de onderwerpen erg leuk. Eenvoudig, niet te moeilijk, dicht bij hun belevingswereld.<br />

* ik vond het zelf doen en zelf onderzoeken heel positief. Het was wel goed om dit soms centraal te<br />

bespreken, zodat andere kinderen ook dingen van andere kinderen zagen. dit gaf hen dan weer<br />

ideeen.<br />

* Zorg voor elk kind voor een magneet. Dat werkt denk ik beter als samen doen. En met ieder 1<br />

magneet kan er nog samen gewerkt worden.<br />

De verhaaltjes waren misschien niet zo aansprekend, zeker die van magneten niet.<br />

* Ik vond de open manier heel prettig en goed, van de gesloten kan ik nu zo weinig zeggen.<br />

169


9. Contacten<br />

Kees Both [both0207@planet.nl]<br />

Verzonden: vrijdag 13 februari 2009 13:21<br />

M<br />

Aan:<br />

Campbell,Emily E.M.V.<br />

Beste Emily,<br />

Leuk, die afstudeerscriptie en ook je verbinding met 'De<br />

Touwladder'. Ik heb<br />

doordat ik zelf druk ben met een intensieve studie weinig tijd. Maar<br />

je kunt<br />

me zeker vragen stellen. Of ik die kan beantwoorden zal ik per keer<br />

bekijken. Doe Nol de hartelijke groeten, als je hem ziet.<br />

Groet,<br />

Kees Both<br />

-----Oorspronkelijk bericht-----<br />

Van: Campbell,Emily E.M.V. [mailto:e.campbell@student.fontys.nl]<br />

Verzonden: vrijdag 13 februari 2009 13:01<br />

Aan: both0207@planet.nl<br />

Onderwerp: Afstudeerscriptie<br />

Beste meneer Both,<br />

mijn naam is Emily Campbell en ik studeer dit jaar af aan de PABO<br />

Den Bosch.<br />

Voor mijn afstudeerscriptie ga ik onderzoek doen naar de invloed van<br />

open<br />

(zelfontdekkend leren) en gesloten (overdragend leren) natuur - en<br />

technieklessen op kinderen in de onderbouw van de basisschool.<br />

Ik heb inmiddels al behoorlijk wat materialen van u gelezen en een<br />

aantal<br />

maal uw mailadres tegengekomen, vandaar dat ik u benader. Ook<br />

adviseerde de<br />

directeur, Nol Trum, van mijn stageschool De Touwladder om contact<br />

met u op<br />

te nemen.<br />

Op dit moment is mijn vraag eigenlijk of u in de gelegenheid bent af<br />

en toe<br />

een vraag te beantwoorden en misschien zelfs stukken te lezen die ik<br />

heb<br />

gemaakt?<br />

Ik hoop snel van u te horen.<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Emily Campbell<br />

170


10. Inhoud presentatie (word versie)<br />

De inhoud van de presentatie in powerpoint is te vinden in de matrix onder het kopje ‘ppp sop’.<br />

• Natuur – en techniekonderwijs in de onderbouw<br />

• Welkom<br />

• Inhoud<br />

• Schoolontwikkelingsproject<br />

• Emily Campbell<br />

• Voorstellen en bedankwoordje<br />

• Het proces<br />

• Het product<br />

• Conclusies<br />

• Aanbevelingen<br />

• Gelegenheid tot het stellen van vragen<br />

• Afsluiting<br />

• Het Proces<br />

• De Projectopdracht van de Touwladder<br />

• Onderzoeksvraag en deelvragen<br />

• Het verzamelen van gegevens<br />

• De Projectopdracht van de Touwladder<br />

“Lessen natuur en techniek zodanig vormgegeven dat deze in het buitenlokaal gerealiseerd kunnen<br />

worden, rekening houdend met de meervoudige intelligentie van kinderen. “<br />

• Aanleveren / ontwikkelen van materialen voor het buitenlokaal<br />

• Liefst gezien vanuit zoveel mogelijk intelligenties<br />

• Onderdeel Techniek extra uitwerken<br />

• Aansluiten bij methode ‘Schatkist’<br />

• Onderzoeksvraag en deelvragen<br />

171


“Wat is de invloed van gesloten en open lessen natuur/ techniek in de buitenlokaal op kinderen in de<br />

onderbouw gekeken naar de betrokkenheid, het welbevinden en het inspelen op de zone van de<br />

naaste ontwikkeling (meervoudige intelligentie)?”<br />

• Wat zijn open lessen natuur/techniek?<br />

• Wat zijn gesloten lessen natuur/ techniek?<br />

• Hoe wordt natuur – en techniekonderwijs op andere scholen binnen <strong>Skipos</strong> ingericht?<br />

• Onderzoeken van de effecten van open / gesloten lessen op het welbevinden en de<br />

betrokkenheid<br />

• Reacties leerkrachten op open / gesloten lessen<br />

Het verzamelen van gegevens (1)<br />

• Theoretisch kader<br />

– Onderwijsstijlen bij natuur – en techniekonderwijs<br />

• Spontaan ontdekkend leren, overdragend leren, ontdekkend leren<br />

– De stageschool<br />

– Opzet open en gesloten lessen<br />

– Zone van de naaste ontwikkeling (Vygotski)<br />

– Techniekonderwijs<br />

• Het verzamelen van gegevens (2)<br />

– Opzet en uitvoering van het onderzoek<br />

• Lessen ontwerpen<br />

• Materialen verzamelen (contact ouders)<br />

• Planning van de lessen (contact collega’s)<br />

• Kringgesprekken<br />

• Observaties + verwerking ervan<br />

• Het verzamelen van gegevens (3)<br />

• Bezoek aan andere scholen<br />

– De Beemd, Schijndel<br />

– Jenplanschool Molenwijk, Boxtel<br />

172


• Het Product<br />

– ‘t Kiemveld, Den Dungen<br />

– Uitvoering van de open en gesloten lessen natuur – en techniekonderwijs<br />

(voorbeeld)<br />

– Observatielijsten (voorbeeld)<br />

– Collage<br />

– Betekenis voor de Touwladder<br />

– Betekenis voor mij<br />

• Uitvoering van de open en gesloten lessen natuur – en techniekonderwijs<br />

– Voorbeeld Open les 4 Zet ‘m op<br />

– Voorbeeld Gesloten les 4 Zet ‘m op<br />

– Word document open en gesloten les<br />

• Observatielijsten<br />

“Els Vandenbussche, Marina Kog, Luk Depondt, Ferre Laevers (1995) Een procesgericht<br />

kindvolgsysteem voor kleuters, Leuven, Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs “<br />

• Welbevinden (emotionele vlak)<br />

• Betrokkenheid (intens bezig zijn)<br />

• 5 verschillende niveaus<br />

• Scoren van de tussenwaarden (groen, geel, rood)<br />

• Voorbeeld word document klasse observatielijst<br />

Collage<br />

• Onthulling van de collage<br />

Betekenis voor de Touwladder<br />

• Inzicht in mogelijkheden natuur – en techniekonderwijs<br />

• Ondersteunend materiaal ontwikkeling nieuwe school buitenlokaal<br />

Betekenis voor mij<br />

• Het doen van onderzoek<br />

• Open houding t.o.v. betrokkenen<br />

173


• Kijk op natuur – en techniekonderwijs<br />

• Conclusies<br />

• Welbevinden in open en gesloten lessen (groen: 87,36% / 74,71%)<br />

• Betrokkenheid in open en gesloten lessen (groen: 74,71%/56,05%, rood: 8,05%/28,57%).<br />

• Verschil tussen oudste en jongste kleuter (morele ontwikkeling)<br />

• Beschikbaarheid van materialen<br />

• Mix van open en gesloten lessen: ontdekkend leren (sluit aan bij de visie van de<br />

Touwladder)<br />

• Aanbevelingen<br />

• Ontdekkend leren als de manier van onderwijs aanbieden<br />

• Korte termijn: buitenlokaal ruimer opzetten<br />

• Lange termijn:<br />

– Schooltuin (zoals ‘t Kiemveld)<br />

– Lesboxen (zoals de Beemd)<br />

– Techniekkar (zoals ‘t Kiemveld)<br />

– Schoolplein waar natuurlijke processen ontdekt kunnen worden, maar tevens<br />

speelgelegenheid<br />

– Enthousiasmeren van betrokkenen<br />

• Suggestie volgend onderzoek:<br />

– Implementatie van lesboxen<br />

• Gelegenheid tot het stellen van vragen<br />

Zijn er vragen n.a.v. de presentatie?<br />

• Afsluiting<br />

• Bedankt voor de belangstelling!!!<br />

174


11. Verslag van de presentatie<br />

Over het algemeen gezien kan ik wel zeggen dat de presentatie zeer goed is verlopen en dat de<br />

eerste reacties van de aanwezig zeer enthousiast waren. Natuurlijk waren er een aantal<br />

kanttekeningen en die zal ik hieronder benoemen:<br />

- Leesbaarheid van een aantal titels en tekst (door mijzelf als storend ervaren).<br />

- De presentatie was wat aan de lange kant en zal voor de presentatie van CE3 zeker moeten<br />

worden ingekort. Alle extra bijlagen, zoals verschillen tussen de lessen en observatie<br />

instrument, zullen dan wellicht belicht kunnen worden.<br />

- In conclusies wordt het volgende gezegd: “Mix van open en gesloten lessen: ontdekkend leren<br />

(sluit aan bij de visie van de Touwladder)”. Door Annie wordt aangegeven dat ik dit niet als<br />

conclusie mag geven. Het is namelijk niet uit de gegevens te concluderen. Uit de gegevens<br />

blijkt namelijk dat de open lessen beter zijn voor het welbevinden en de betrokkenheid.<br />

Maar een aanbeveling is dan wel dat een mix van open en gesloten les het meest ideale zou<br />

zijn voor de Touwladder gekeken naar de visie van de school en op welk punt zij zich op dit<br />

moment willen ontwikkelen.<br />

Ook zijn er tijdens de presentatie een aantal vragen aan de orde gekomen die tot een discussie<br />

hebben geleid tussen de aanwezigen. Deze punten waren:<br />

- Er moet binnen de school wel iemand zijn die er zo veel tijd en energie in wil steken. Kan<br />

deze persoon dan ook nog als klassendocent werkzaam zijn of zijn zijn taken alleen gericht op<br />

natuur – en techniekonderwijs? Er werd gevraagd naar mijn mening? Wat is de mening van<br />

aanwezigen?<br />

- Directeur naar mij: hoe zie jij het gesloten en open onderwijs bij ons op school? Ik geef aan<br />

dat er op sommige momenten duidelijk voor een gesloten basis wordt gekozen, maar tijdens<br />

het werken zijn er voldoende open situaties die de leerlingen zelf in kunnen richten. Hij<br />

vraagt dit ook aan de leerkrachten, die spelen erop in en wisselen gedachten uit. Wordt<br />

afgesproken om dit soort dingen vaker te doen; werkt verhelderend.<br />

Andere opvallendheden:<br />

- Er was zeer veel interesse in de rapportage en map die ik heb gemaakt. Leerkrachten willen<br />

absoluut waken voor een goede borging van de map en materialen. Kamer van de directeur<br />

Nol Trum lijkt de beste optie. Hij geeft aan ‘het met zijn leven te bewaken’.<br />

- Opgenomen in de notulen van de vergadering:<br />

Presentatie meesterstuk Emily<br />

Via een powerpointpresentatie geeft Emily een toelichting op haar afstudeerproject. We krijgen<br />

achteraf een rapportage van haar hele opdracht/onderzoek/conclusies. Deze komt in een map<br />

‘natuur-en techniekonderwijs in de onderbouw’ die we als Touwladder krijgen als naslagwerk.<br />

Complimenten Emily, SUPER.<br />

Ergens in de eerste weken van juni doet Emily haar examen, succes! Germa neemt het mee als<br />

evaluatiepunt in de OB, hoe nu verder met de map? Actie: Germa<br />

175


12. Beoordeling door de opdrachtgever<br />

De beoordelingen van de opdrachtgever zijn te vinden in de matrix bij de volgende competenties:<br />

Competentie 1 Interpersoonlijk:<br />

1.1 hanteert die interactie en communicatievormen die kinderen zoveel mogelijk tot hun recht laten<br />

komen, zonodig intercultureel<br />

1.5 verantwoordt zijn manier van omgaan met de groep en individuele kinderen<br />

1.8 creëert een klimaat waarin kinderen met elkaar samenwerken<br />

Competentie 2 Pedagogisch:<br />

2.4 ontwerpt (eventueel met behulp van een collega) een plan van aanpak om het leef – en<br />

werkklimaat voor een groep kinderen te verbeteren en kan dit uitvoeren<br />

2.5 beschrijft van elk kind in zijn groep hoe het zich ontwikkelt op fysiek , sociaal – emotioneel en<br />

moreel gebied en bevordert deze ontwikkeling<br />

2.7 verantwoordt zijn pedagogische opvattingen en ook hoe hij de groep of individuele kinderen<br />

benaderd heeft. Daarbij maakt hij gebruik van relevante, theoretische en methodische inzichten<br />

Competentie 3 Vakinhoudelijk - didactisch:<br />

12.1 ontwerpt op basis van de methodes die in de school worden gebruikt voor zijn groep<br />

een programma, waarmee hij o.a. bewust werkt aan het ontwikkelen van de<br />

vakoverschrijdende doelen zoals ontwikkelen van zelfvertrouwen, respectvol en<br />

verantwoordelijk omgaan met elkaar en zorg voor en waarderingen van de leefomgeving<br />

12.2 zet doelgericht verschillende werkvormen, groeperingsvormen en middelen in bij de<br />

uitvoering van zijn onderwijs, om recht te doen aan verschillende manieren van leren<br />

3.4 geeft op gevarieerde en gedifferentieerde manier instructie om af te stemmen op kinderen en<br />

houdt daarbij rekening met individuele verschillen<br />

3.8 verantwoordt zijn vakinhoudelijke en didactische opvattingen en wijze waarop hij dit vormgeeft<br />

binnen de groep. Daarbij maakt hij gebruik van relevante, actuele en methodische inzichten<br />

3.9 beoordeelt leermiddelen (ook van buitenschoolse instanties) kritisch op hun waarde<br />

3.11 heeft kennis van processen en identiteitsvorming, zingeving en waardeontwikkeling bij het<br />

jonge en oudere kind en van de culturele bepaaldheid daarvan en hij weet welke consequenties hij<br />

hieraan moet verbinden<br />

Competentie 4 Organisatorisch:<br />

4.1 heeft overzicht over verschillende taken van de leraar en kan bij conflicterende belangen<br />

prioriteiten stellen in dag, week en jaarplanning<br />

176


4.2 plant en organiseert de groep, de leeromgeving en de beschikbaren tijd zorgvuldig en is daarin<br />

waar nodig flexibel<br />

4.4 gebruikt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen die leerdoelen en leeractiviteiten<br />

ondersteunen ten behoeve van de verschillende leergebieden<br />

Competentie 5 Samenwerken met collega’s:<br />

5.1 neemt constructief deel aan kindbesprekingen, bouw – en teamoverleg en informeert zich goed<br />

over de kinderen en de onderwerpen die daar aan de orde zijn.<br />

5.2 gaat doelgericht een werkrelatie aan met collega’s<br />

5.3 gaat op een constructieve manier om met collega’s met verschillende opvattingen en<br />

overtuigingen en met andere culturele achtergronden<br />

5.4 onderzoekt kritisch in gesprek met collega’s zijn persoonlijke werkconcepten en handelswijzen<br />

5.6 werkt met collega’s samen aan het verbeteren en vernieuwen van het onderwijs of de<br />

organisatie bijvoorbeeld door het vormen van actieonderzoek/ handelingsonderzoek gesignaleerde<br />

problemen aan te pakken<br />

5.7 houdt rekening met zijn collega’s en met de belangen van de school<br />

5.8 kan zijn opvattingen en zijn werkwijze op het gebied van samenwerken met collega’s en<br />

functioneren in een schoolorganisatie verantwoorden<br />

Competentie 6 Samenwerken met de omgeving:<br />

6.1 legt en onderhoudt in overleg met collega’s contact met deskundigen van buiten de school<br />

6.3 spreekt op een open en constructieve manier met ouders of verzorgers en interne en externe<br />

deskundigen over de vorderingen van kinderen en hun welbevinden in de school en maakt zijn<br />

verantwoordelijkheden en mogelijkheden hierin duidelijk<br />

6.5 integreert informatie van ouders/ verzorgers en interne en externe deskundigen in zijn<br />

benadering van het kind<br />

6.6 benut cultuurverschillen o.a. ten behoeve van identiteitsvorming en waardeontwikkeling<br />

Competentie 7 Reflectie en ontwikkeling:<br />

7.2 relateert zijn beroepsopvattingen en werkhouding aan de identiteit van de school en de<br />

onderwijskundige opvattingen van de school en het team<br />

7.3 onderzoekt zijn werk onder andere via systematische evaluatie, reflectie en feedback van<br />

kinderen, collega’s en anderen<br />

177


7.6 levert (eventueel met begeleiding en onder leiding van collega’s) een bijdrage aan de<br />

onderwijsverbetering en ontwikkeling van de school tegen de achtergrond van actuele<br />

ontwikkeling in het onderwijs, wetenschap en samenleving<br />

178

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!