Bereiding van poeder - Feed & Food
Bereiding van poeder - Feed & Food
Bereiding van poeder - Feed & Food
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
INHOUD.<br />
1. Doelstellingen<br />
2 Productiegegevens<br />
2.1. Productiegegevens<br />
2.2. Eisen te stellen aan water voor het oplossen <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong><br />
3. Standaardiseren<br />
4. Toevoegingen<br />
5. Voorbehandeling <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>melk en wei<br />
5.1 Verhitting <strong>van</strong> melk voor het indampen<br />
5.2 Voorbehandeling <strong>van</strong> wei<br />
5.2.1. Electrodialyse<br />
5.2.2. Ionenwisselaar<br />
5.2.3. Nanofiltratie<br />
6. Indampproces<br />
6.1 Inleiding<br />
6.2 Valstroomverdampers<br />
6.2.1. Overzicht<br />
6.2.2. Verhitter en dampafscheider<br />
6.2.3. Meertrapsverdamping en thermocompressie<br />
6.2.4. Thermocompressie<br />
6.2.5. De condensor en de ontluchting<br />
6.3. Factoren die de efficientie <strong>van</strong> het indampen beperken<br />
7. Procesregeling indampers<br />
7.1 Reiniging<br />
7.2 Enkele installaties<br />
8. Eigenschappen en voorbehandeling <strong>van</strong> melkconcentraat<br />
8.1 Viscositeit<br />
8.2 Basisviscositeit<br />
8.3 Struktuurviscositeit<br />
8.4 Voorbehandeling <strong>van</strong> het concentraat<br />
8.4.1. Bufferen<br />
8.4.2. Homogeniseren<br />
8.4.3. Voorverhitten<br />
9. Voorbehandeling <strong>van</strong> weiconcentraat<br />
10. Ver<strong>poeder</strong>en <strong>van</strong> concentraat<br />
10.1 Inleiding<br />
10.2 Onderdelen <strong>van</strong> een drooginstallatie<br />
10.2.1 Hete luchtstraat<br />
10.2.2. Verstuiven
10.2.3. De droogkamer<br />
10.2.4. Explosies in droogtorens<br />
11. Droogproces<br />
11.1 Aromaretentie<br />
11.2 Hittebeschadiging<br />
12. Regeling <strong>van</strong> het watergehalte <strong>van</strong> <strong>poeder</strong><br />
13. Twee fasen droging<br />
13.1 Meer fasen droging<br />
13.2 Schuimdroging<br />
14. <strong>Bereiding</strong> <strong>van</strong> instant <strong>poeder</strong><br />
15. Scheiden <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> uit lucht<br />
15.1. Warmteterugwinning<br />
16. Eigenschappen<br />
16.1 Structuur<br />
16.1.1. Rulheid<br />
16.1.2. Pakvolume<br />
16.1.3. Porositeit<br />
16.2. Oplossnelheid<br />
16.2.1. Oplosbaarheid<br />
16.2.2. Reconstitutie<br />
16.3. Andere eigenschappen<br />
16.3.1. Smaak<br />
16.3.2. Voedingswaarde<br />
16.4. Bederf<br />
Literatuur
1. Doelstellingen. 1<br />
Men kan de volgende doelstellingen onderscheiden:<br />
1 Hoofddoel <strong>van</strong> het bereiden <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> is om het vloeibare, bederfelijke<br />
uitgangsmateriaal om te zetten in een produkt dat zonder bijzondere maatregelen,<br />
zoals gekoeld bewaren, duurzaam is, dat wil zeggeen liefst gedurende enkele<br />
jaren bewaard kan worden zonder wezenlijke achteruitgang in kwaliteit.<br />
Kwaliteitsvermindering betreft vooral het ontstaan <strong>van</strong> lijmige en talkige smaken<br />
en achteruitgang in voedingswaarde. Ten gevolge <strong>van</strong> Maillardreakties ontstaat<br />
een lijmige smaak. Autoxidatie zorgt voor een talkige smaak. Voedingswaarde<br />
kan teruglopen door het minder benutbaar zijn <strong>van</strong> het aminozuur lysine.<br />
Als het watergehalte erg hoog wordt en de bewaartemperatuur hoog is kunnen<br />
kluitvorming (door kristallisatie <strong>van</strong> lactose) en enzymatisch en zelfs microbieel<br />
bederf optreden, maar in het algemeen zijn deze problemen niet groot.<br />
2 Het <strong>poeder</strong> moet hanteerbaar zijn. Het mag niet te veel stuiven en niet te<br />
volumineus zijn. Het moet rul zijn, dat wil zeggen gemakkelijk uit een opening<br />
stromen en niet aan wanden of apparatuur kleven. Deze laatste eis is vooral <strong>van</strong><br />
belang voor <strong>poeder</strong> dat in koffieautomatem en dergelijke wordt gebruikt.<br />
3. Het <strong>poeder</strong> moet met behulp <strong>van</strong> water volledig en gemakkelijk<br />
gereconstitueerd 2 kunnen worden tot een homogeen mengsel <strong>van</strong> globaal<br />
dezelfde samenstelling als het uitgangsprodukt. Volledig wil zeggen dat er na<br />
reconstitutie geen onopgeloste stukjes of vlokjes achterblijven en ook geen<br />
boterkorrels of vetogen komen boven drijven. Gemakkelijk wil zeggen dat er bij<br />
mengen <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> en water geen kluitjes worden gevormd die dan heel lastig<br />
tot oplossing gebracht kunnen worden.<br />
In het ideale geval zal het <strong>poeder</strong> snel gedispergeerd worden als men het op koud water<br />
strooit; dit noemt men instant-<strong>poeder</strong>. Meestal moet men speciale bereidingsstap-<br />
1 Bron: Zuiveltechnologie 1; Fysische processen. P Walstra en A Jellema; sectie<br />
zuiveltechnologie, L.U.Wageningen.<br />
2 Men onderscheidt gewoonlijk vier stadia bij het recostitutiegedrag:<br />
a. de bevochtigbaarheid op het wateroppervlak ("wettability").<br />
b. het penetreren door het wateroppervlak ("sinkability").<br />
c. het desintegreren <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>massa in water ("dispersibility").<br />
d. het oplossen ("solubility").
pen invoeren om die eigenschap te verkrijgen (instantiseren of agglomoreren).<br />
Het belang <strong>van</strong> instant-eigenschappen hangt sterk af <strong>van</strong> de plaats <strong>van</strong> toepassing:<br />
voor gebruik in de huishouding om er drinkmelk <strong>van</strong> te maken is het zeer<br />
wezenlijk, in een fabriek, waar men roerapparatuur, tanks,<br />
verwarmingsmogelijkheden en dergelijk heeft, speelt het veel minder.<br />
4. Al naar het gebruiksdoel moet het gereconstitueerde produkt aan allerlei eisen<br />
voldoen.<br />
Als dat drinkmelk is bijvoorbeeld de afwezigheid <strong>van</strong> kooksmaak.<br />
Als men er kaas <strong>van</strong> wil maken moet de melk willen stremmen.<br />
Als men gerecombineerde geëvaporeerde melk wil bereiden moet deze een<br />
goede hittestabiliteit hebben.<br />
Zo zijn er vele, sterk uiteenlopende eisen, en die zijn niet in één <strong>poeder</strong> te<br />
verenigen. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk om volle-melk<strong>poeder</strong> te maken<br />
dat geen kooksmaak heeft en tevens geen talkige smaak ontwikkelt bij bewaring:<br />
voor het eerste is een milde, voor het tweede juist een zeer intensieve verhitting<br />
nodig.<br />
5. Het produkt moet vrij zijn <strong>van</strong> de gezondheid bedreigende bestanddelen. Naast<br />
de in de zuivelindustrie gebruikelijke hygiënische maatregelen en controles zijn<br />
er enkel speciale aspecten. De drooglucht in de verstuivingstoren moet zuiver<br />
zijn. Bij de produktie <strong>van</strong> wei<strong>poeder</strong> moet men beducht zijn voor nitraat dat bij<br />
de kaasbereiding wordt gebruikt. Wil men wei<strong>poeder</strong> of wei-eiwitpreparaten met<br />
een zeer laag nitraatgehalte dan moet alleen de eerste wei gebruikt worden.<br />
De globale samenstelling <strong>van</strong> enkele soorten <strong>poeder</strong>s staan in tabel 1.1. Er zijn nog vele<br />
andere soorten <strong>poeder</strong>s, bijvoorbeeld :<br />
♦ room<strong>poeder</strong><br />
♦ ijsmix<strong>poeder</strong><br />
♦ babyvoeding<br />
♦ kalvermelk<strong>poeder</strong><br />
♦ koffiecreamer.
Tabel 1.1. Globale samenstelling (%w/w) <strong>van</strong> enkele <strong>poeder</strong>s.<br />
volle-<br />
melk<strong>poeder</strong><br />
mager<br />
melk<strong>poeder</strong><br />
wei<br />
<strong>poeder</strong><br />
Vet 26 1 1 5<br />
Lactose 38 51 72 48<br />
Caseïne 19,5 27 0,6 26<br />
Serumeiwit 4,8 6,6 8,5 6,2<br />
'as' 6,3 8,5 8 8<br />
melkzuur -- -- 0,2-2,0 --<br />
water 2,5 3 3 3<br />
zoete karnemelk<br />
<strong>poeder</strong><br />
In tabel 1.2. staan wettelijke eisen. Doordat de samenstelling <strong>van</strong> het uitgangsmateriaal<br />
varieert, wisselt ook de samenstelling <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>s, zodat men een zekere marge moet<br />
tolereren.<br />
Dat geeft de mogelijkheid tot een, zij het beperkte,vervalsing, bijvoorbeeld door<br />
bijmenging <strong>van</strong> karnemelk<strong>poeder</strong> of wei<strong>poeder</strong> aan (onder)melk<strong>poeder</strong>. De<br />
aanwezigheid <strong>van</strong> een ander <strong>poeder</strong> kan men meestal microscopisch wel aantonen, maar<br />
als de bijmenging vóór het drogen plaatsvindt is ze in het algemeen niet te bewijzen als<br />
het enkele procenten betreft.<br />
Aangezien wei<strong>poeder</strong> heel wat goedkoper is dan ondermelk<strong>poeder</strong> komt dit soort<br />
"vervalsing" nogal eens voor. HPLC-onderzoek <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> op de voor wei<strong>poeder</strong><br />
karakteristieke peptide glycomacropeptide (weiproteose) is tegenwoordig een<br />
betrouwbare controle.<br />
Bijmenging <strong>van</strong> een weinig zure of zoete karnemelk aan ondermelk wordt door de<br />
procesoperators en <strong>poeder</strong>makers vaak snel ontdekt door afwijkende proceseigenschappen<br />
<strong>van</strong> de vloeistof en het <strong>poeder</strong>.
Tabel 1.2. Eisen gesteld aan enkele gedroogde melkprodukten. (Warenwetregeling<br />
gedehydrateerde melk en Landbouwkwaliteitswet/landbouwkwaliteitsregeling<br />
melk<strong>poeder</strong>, geldig tot 2003)<br />
Vet melk<strong>poeder</strong> Vol melk<strong>poeder</strong> Gedeeltelijk<br />
afgeroomd<br />
melk<strong>poeder</strong><br />
> 42 % > 26 % > 1,5 en < 26<br />
mager<br />
melk<strong>poeder</strong><br />
wei<strong>poeder</strong><br />
vetgehalte<br />
< 1,5 % < 1,5 %<br />
%(g/g)<br />
%<br />
water % < 3 % < 3 % < 4 % < 4 % 1) < 4,5 %<br />
eiwit in v.v.d.s. > 34 % > 34 % > 34 % > 34 % > 11,0 %<br />
lactose > 65,0 %<br />
lactaat(mg/100<br />
g v.v.d.s.)<br />
< 100 mg < 100 mg < 100 mg < 100 mg<br />
NO3 - (mg/kg<br />
v.v.d.s.)<br />
< 30 mg < 30 mg < 30 mg < 30 mg<br />
NO2 - (ppm) < 0,5<br />
zuurtegraad<br />
(mmolNaOH/1<br />
00gv.v.d.s.)<br />
2. Produktie en eisen <strong>van</strong> melk- en wei<strong>poeder</strong>.<br />
2.1. Produktiegegevens.<br />
xxx Tabel 1. Produktie in Nederland.<br />
x 1000<br />
ton<br />
1970 1980 1990 1991 1994 1995<br />
m.m.p. 98 155 70 52 52 43<br />
niet mmp 80 172 170 180 134 122<br />
Tabel 2. Productie <strong>van</strong> mager melk<strong>poeder</strong> in Europa (000 ton)<br />
2000<br />
1500<br />
1000<br />
500<br />
0<br />
year<br />
1985<br />
year<br />
1991<br />
year<br />
1995<br />
year<br />
1996<br />
year<br />
1997<br />
Reeks1<br />
Tabel 3. Productie <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> met meer dan 1,5 % melkvet in Europa (000 ton)<br />
1200<br />
1000<br />
800<br />
600<br />
400<br />
200<br />
0<br />
year<br />
1985<br />
year<br />
1991<br />
year<br />
1995<br />
year<br />
1996<br />
year<br />
1997<br />
Reeks1
Tabel 4. Productie <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> in Nederland (000 ton)<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
year 1990 year 1995<br />
Reeks1<br />
Tabel 5. Export <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> <strong>van</strong> Nederland in milj. Gulden.<br />
1.600<br />
1.400<br />
1.200<br />
1.000<br />
800<br />
600<br />
400<br />
200<br />
0<br />
year 1990 year 1995 year 1996<br />
Reeks1<br />
Tabel 6. Invoer en uitvoer <strong>van</strong> totaal melk<strong>poeder</strong> <strong>van</strong> Ned.<br />
.<br />
totaal m.p.<br />
x miljoen kg.<br />
1989 1990 1991 1994 1996<br />
Uitvoer 416 326 272 259 249<br />
Invoer 315 270 282 302<br />
De voornaamste producenten <strong>van</strong> mager melk<strong>poeder</strong> waren in 1994, Frankrijk,<br />
Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Ierland. De landen waar de produktie <strong>van</strong> mager<br />
melk<strong>poeder</strong> in 1994 ten opzichte <strong>van</strong> 1993 afnam, waren Nederland, België en Spanje.<br />
In Portugal en het Verenigd Koninkrijk nam de produktie toe.<br />
De daling <strong>van</strong> de produktie <strong>van</strong> mager melk<strong>poeder</strong> is het gevolg <strong>van</strong> de uitbreiding <strong>van</strong><br />
de kaasproduktie en de toegenomen vraag naar consumptiemelkproducten. Een beeld<br />
wat de laatste jaren vaker is voorgekomen.<br />
De gesubsideerde afzet <strong>van</strong> mager melk<strong>poeder</strong> aan de kalvermelkindustrie daalde in<br />
1994 licht <strong>van</strong> 660.000 ton naar 640.000 ton.
De interventiebureaus ontvingen in 1994 60.000 (1995: 64.000) ton mager melk<strong>poeder</strong>.<br />
Weliswaar steeg de interventievoorraad enigszins, maar de voorraad is in feite minimaal<br />
(eind 1994 70.000 ton en midden 1995 43.000 ton). De grootste aanbieder <strong>van</strong> mager<br />
melk<strong>poeder</strong> voor interventie doeleinden is Ierland.<br />
(In 1995 echter veel minder Iers <strong>poeder</strong>).<br />
Belangrijke aanbieders <strong>van</strong> niet-mager melk<strong>poeder</strong> zijn Frankrijk, Nederland, Duitsland<br />
en Denemarken. De landen die in 1994 aanzienlijk meer niet-mager melk<strong>poeder</strong><br />
produceerden zijn België, Verenigd Koninkrijk en Spanje. De produktie in Nederland,<br />
Duitsland en Italië is afgenomen.<br />
x 1 ton 1992<br />
4/10-10/10<br />
index<br />
1991 = 100<br />
1992 22/10-<br />
10/10<br />
vet 22 -- 1053 122<br />
vol 2034 143 106274 72<br />
ged. ontr. 291 137 3485 111<br />
mager 402 47 40142 92<br />
Produktie melk<strong>poeder</strong>.<br />
xxx<br />
index<br />
1991 = 100
2.2. xxx Eisen te stellen aan water voor het oplossen <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> xxx.
3. STANDAARDISEREN OP VETGEHALTE<br />
Melk<strong>poeder</strong> wordt in een viertal vetgehalte-klassen geproduceerd (tabel 3.1.).In verband<br />
hiermee dient de <strong>poeder</strong>melk op een bepaald vetgehalte te worden gestandaardiseerd.<br />
Tabel 3.1<br />
klasse melk<strong>poeder</strong> vetgehalte in % <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong><br />
mager melk<strong>poeder</strong><br />
gedeeltelijk afgeroomd melk<strong>poeder</strong><br />
volle melk<strong>poeder</strong><br />
vette melk<strong>poeder</strong><br />
ten hoogste 1,5<br />
hoger dan 1,5 en lager dan 26<br />
tenminste 26 en minder dan 42<br />
tenminste 42<br />
halfvolle mp voor detailhandel tenminste 14 en tenhoogste 16<br />
Het vochtgehalte <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>s (primaire vaste melkprodukten) mag volgens de<br />
Warenwetregeling melk<strong>poeder</strong> ten hoogste 4,5 % voor instant mager <strong>poeder</strong> bedragen;<br />
voor mager <strong>poeder</strong> < 4% en voor andere melk<strong>poeder</strong>s < 3 %..<br />
De (<strong>poeder</strong>)melk voor de bereiding <strong>van</strong> de verschillende melk<strong>poeder</strong>s wordt<br />
gestandaardiseerd op de verhouding vet/vetvrije drogestof in het betreffende <strong>poeder</strong>.<br />
Vet/vvds (melk) = Vet/vvds (<strong>poeder</strong>).<br />
Bij de bereiding verandert deze verhouding niet daar er alleen maar water wordt<br />
verwijderd.<br />
Bij mager melk<strong>poeder</strong> gaat men steeds uit <strong>van</strong> scherp ontroomde melk.<br />
Volgens het COKZ (Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel)<br />
geldt voor wei<strong>poeder</strong> de eis dat het vetgehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> max. 1,5 % dient te<br />
bedragen. Ook bij de bereiding <strong>van</strong> wei<strong>poeder</strong> gaat men uit <strong>van</strong> scherp ontroomde<br />
kaaswei.<br />
Hoewel in melk<strong>poeder</strong> het vetgehalte is gestandaardiseerd, varieert de samenstelling <strong>van</strong><br />
de vetvrije droge-stof.<br />
Deze samenstelling is afhankelijk <strong>van</strong> het afkalfpatroon <strong>van</strong> het melkvee (fig.3.1.).
Tabel 3.2. geeft de samenstelling <strong>van</strong> enkele <strong>poeder</strong>s.<br />
tabel 3.2<br />
vet %<br />
eiwit %<br />
lactose %<br />
mineralen %<br />
water %<br />
mager<br />
<strong>poeder</strong><br />
0,7<br />
36,0<br />
51,0<br />
8,2<br />
3,0<br />
vol<br />
<strong>poeder</strong><br />
26,0<br />
26,0<br />
38,0<br />
6,0<br />
2,5<br />
Fig.3.1<br />
Globaal gemiddeld lactose-, vet-<br />
en eiwitgehalte (g/g %) <strong>van</strong> aan<br />
een Nederlandse zuivelfabriek<br />
afgeleverde melk gedurende het<br />
jaar.<br />
wei-<br />
<strong>poeder</strong><br />
0,7<br />
14,0<br />
73,5<br />
8,8<br />
3,0<br />
zoete<br />
karnemelk<br />
<strong>poeder</strong><br />
5,0<br />
34,0<br />
48,0<br />
7,9<br />
3,0<br />
Afhankelijk <strong>van</strong> de bestemming kunnen <strong>poeder</strong>s worden bereid met specifieke<br />
eigenschappen, bv. voor mager <strong>poeder</strong>:<br />
• low heat <strong>poeder</strong><br />
• medium heat <strong>poeder</strong><br />
• high heat <strong>poeder</strong><br />
• instant <strong>poeder</strong><br />
Als lecithine is toegevoegd heet het <strong>poeder</strong> instant. De 'dispergeerbaarheid' <strong>van</strong><br />
instant mager melk<strong>poeder</strong> is > 90 %, die <strong>van</strong> de overige instant melk<strong>poeder</strong>s ><br />
85 %. (Een belangrijke eigenschap <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> is het gemak waarmee het in<br />
water oplost of, precieser gezegd, gedispergeerd kan worden).<br />
• gevitamineerd <strong>poeder</strong>
(verrijkt met vitamine A en D omdat mager melk<strong>poeder</strong> weinig vet bevat en de<br />
genoemde vitaminen opgelost zitten in het vet in de melk).<br />
De bereiding <strong>van</strong> low heat, medium heat en high heat melk<strong>poeder</strong> geschiedt door de<br />
melk voor de <strong>poeder</strong>bereiding een bepaalde hittebehandeling te geven.
4. TOEVOEGINGEN AAN POEDERMELK (EN/OF AAN POEDER)<br />
xxx<br />
Toegestane additieven, welke vermeld moeten worden op de verpakking met de<br />
bijbehorende hoeveelheid:<br />
* stabilisatoren: in totaal ten hoogste 0,5 % in het eindprodukt. De hoeveelheid<br />
bicarbonaten ten hoogste 0,2 % in het eindprodukt, terwijl het gehalte aan<br />
toegevoegde fosfaten in totaal ten hoogste 0,25 %, uitgedrukt als P2O5, mag<br />
bedragen.<br />
(natrium-orthofosfaten (E339), kalium-orthofosfaten (E340); natriumbifosfaten<br />
(E450a); kaliumbifosfaten (E450a); natrium-citraten (E331)<br />
en kalium-citraten (E332); bicarbonaten en calciumchloride).<br />
* l-ascorbinezuur (E300), natriun-l-ascorbaat (E301), en 6 palmityl-lascorbinezuur<br />
(E304) welke afzonderlijk of gemengd mogen worden toegevoegd.<br />
* tocopherol : 0,01 % (berekend op vet, alleen in niet mager <strong>poeder</strong>)<br />
* lecithine (E322) ,<br />
hetwelk ten hoogste 0,5 % wordt toegevoegd aan vette melk<strong>poeder</strong> en<br />
gedeeltelijk afgeroomd melk<strong>poeder</strong>, indien deze waren zijn aangeduid als<br />
"instant".<br />
* antiklonteringsmiddelen tot max. 1,0 %.<br />
(tricalcium-orthofosfaat; natriumsilico-aluminaat; natrium-calciumsilico-aluminaat;<br />
siliciumoxide)<br />
* antioxydanten<br />
(propyl-, octyl-, dodecylgallaat, butylhydroxyanisol (BHA) en combinaties)<br />
max. 0,02% bij afzet buiten de EG.<br />
BHT, BHA en dodecylgallaat tot ten hoogste 200 mg/kg berekend op het<br />
vet, in melk<strong>poeder</strong> bestemd voor automaten en aangeduid als "bestemd<br />
voor automaten"<br />
* vitamine A: 3000 IE per 120 g <strong>poeder</strong><br />
* vitamine D: 800 IE per 120 g <strong>poeder</strong><br />
* vitamine B1: 0,2 mg per 120 g <strong>poeder</strong><br />
* vitamine C: 60 mg/ 120 g<br />
* nicotinezuurmide: 6 mg per 120 g <strong>poeder</strong><br />
[nicotinezuur is een Pellagra Preventing Factor. Pellagra is een<br />
uiteindelijk dodelijke 'armoede-ziekte' in de maisetende landen in Zuid-<br />
Amerika].
* ijzer: 8 mg per 120 g <strong>poeder</strong>, uitsluitend bij afzet buiten de EG.<br />
* verklikstoffen: zetmeel 0,5% i.v.m. gebruik <strong>van</strong> interventie<strong>poeder</strong> <strong>van</strong> de EG.<br />
xxx<br />
De stabilisatoren hebben tot doel om bv. in het voorjaar, wanneer de melk wat onstabiel<br />
is, deze te stabiliseren. Ook kan men op deze wijze een grotere stabiliteit <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong><br />
verkrijgen bv. bij toevoeging aan hete koffie.<br />
De toegestane hoeveelheden zijn te gering om hiermee zure melk te neutraliseren.<br />
Overigens gelden eisen ten aanzien <strong>van</strong> de maximale hoeveelheden melkzuur in <strong>poeder</strong>s.<br />
Toevoeging <strong>van</strong> vitamine A en D kan in verschillende stadia <strong>van</strong> het proces worden<br />
gedaan; o.a. aan de dunne melk of aan het concentraat (natte methoden).<br />
Bij de bereiding <strong>van</strong> wei<strong>poeder</strong> 3 mogen stabilisatoren en enig zuur worden toegevoegd.<br />
Stabilisatoren: natrium- en calciumchloride; natrium en kalium zouten <strong>van</strong> koolzuur,<br />
fosforzuur en citroenzuur tot maximaal 0,5 %.<br />
Verder kent men nog:<br />
• non caking' wei<strong>poeder</strong>, dat is een wei<strong>poeder</strong> welke minder hygroscopisch is dan<br />
gewone wei<strong>poeder</strong>. De lactose is voor het drogen voor een deel<br />
uitgekristalliseerd als α-lactose.monohydraat.<br />
• melksuikerarmeweibloem met een asgehalte <strong>van</strong> 18 à 20 %.<br />
• gedemineraliseerde melksuikerarme weibloem, wat rijk is aan eiwit.<br />
• wei(melk)zout met een asgehalte <strong>van</strong> ± 33%. 4 Uit kaaswei is een deel <strong>van</strong> de<br />
lactose gehaald; uit deze ontsuikerde wei is d.m.v. Ultrafiltratie het eiwit<br />
gewonnen; de ontsuikerde permeaat wordt geconcentreerd om nog meer lactose<br />
te winnen. De rest wordt ingedikt en gedroogd.<br />
3 *) Verstuivingswei<strong>poeder</strong> = weibloem spray = wei<strong>poeder</strong> spray en walsenwei<strong>poeder</strong> =<br />
wei<strong>poeder</strong> roller = weibloem roller.<br />
4 weizout bevat ± 50% lactose; ± 13% N-verbindingen (peptiden en aminozuren); ±<br />
33% zouten; ± 4 % water. Weizout bevat een hoog gehalte aan kalium (± 10%).
5. VOORBEHANDELING VAN POEDERMELK EN WEI
5.1 Verhitting <strong>van</strong> melk voor het indampen (voorverhitting)<br />
De doeleinden die worden nagestreefd met een voorverhitting zijn de volgende:<br />
a. De toepassings-mogelijkheden <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> beïnvloeden.<br />
b. De duurzaamheid <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>, in oxydatief opzicht, verbeteren.<br />
c. Het reduceren <strong>van</strong> het kiemgetal <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>.<br />
d. Het doden <strong>van</strong> eventueel aanwezige pathogene micro-organismen.<br />
e. Het inactiveren <strong>van</strong> schadelijke enzymen.<br />
In verband met de intensiteit <strong>van</strong> voorverhitting worden de volgende <strong>poeder</strong>-klassen<br />
onderscheiden:<br />
Klasse hitte behandeling <strong>van</strong> de melk<br />
low heat <strong>poeder</strong><br />
medium heat <strong>poeder</strong><br />
high heat <strong>poeder</strong><br />
ca.15 s 72 - 74 o C (fosfatase -)<br />
tussen 85 en 120 o C ged.ca. 25 s<br />
tussen 30 min.80 o C en 30 s 140 o C<br />
De mate <strong>van</strong> verhitting wordt internationaal aan het <strong>poeder</strong> beoordeeld m.b.v. de W.P.N.<br />
-(Whey-Protein-Nitrogen)-index. De W.P.N.-index is door het A.D.M.I. (American Dry<br />
Milk Institute) opgesteld en duidt op de hoeveelheid niet-gedenatureerd-serumeiwitstikstof<br />
in mg per gram <strong>poeder</strong>.<br />
Er geldt:<br />
klasse W.P.N.-index (mg/g)<br />
low heat<br />
medium heat<br />
high heat<br />
≥ 6,0<br />
> 1,5 -
Voor low heat <strong>poeder</strong> voor recombined (consumptie) melk geldt de index. Door deze<br />
melk uit low heat mager <strong>poeder</strong> te bereiden krijgt dit produkt weinig kooksmaak. De<br />
hittebehandeling <strong>van</strong> de melk is minder kritisch, dan die <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>melk, waar<strong>van</strong> het<br />
<strong>poeder</strong> bestemd is, voor kaasbereiding.<br />
Denaturatie <strong>van</strong> serumeiwitten wordt sterk door de voorverhitting beïnvloed. De overige<br />
verhittingen, die in het verdere proces plaats vinden (indampen, verhitten <strong>van</strong> het<br />
concentraat en drogen), hebben elk afzonderlijk een gering denaturerend effect.<br />
Cumulatie <strong>van</strong> de afzonderlijke effecten kan bij de bereiding <strong>van</strong> low heat <strong>poeder</strong><br />
moeilijkheden opleveren.<br />
High heat mager <strong>poeder</strong> vindt toepassing bij de broodbereiding. Het hogere<br />
waterbindendvermogen <strong>van</strong> gedenatureerd serumeiwit heeft een gunstige invloed op het<br />
broodvolume <strong>van</strong> melkbrood; ca. 80-85% <strong>van</strong> het serumeiwit dient dan gedenatureerd te<br />
zijn. Ook in de chocoladeindustrie maakt men gebruik <strong>van</strong> high heat <strong>poeder</strong>. Vroeger<br />
werd voor deze doeleinden walsen<strong>poeder</strong> toegepast.<br />
Voor recombined evap dient het <strong>poeder</strong> zgn. "heat stable" te zijn; de melk ondergaat dan<br />
een zeer forse voorverhitting, bijv. 30 s 140 o C.<br />
Het meeste <strong>poeder</strong> (vol en mager), wordt geproduceerd als medium heat. De W.P.N.index<br />
ligt dicht bij die <strong>van</strong> low heat <strong>poeder</strong>. Meestal worden hittebehandelingen<br />
toegepast <strong>van</strong> ca.30 s 85-90 o C.<br />
Het is de meest aantrekkelijke klasse om te produceren, aangezien op economisch<br />
verantwoorde wijze zonder bijzondere moeilijkheden een kwalitatief hoogwaardig en<br />
goed houdbaar produkt kan worden bereid.<br />
De intensiteit <strong>van</strong> de voorverhitting is ook <strong>van</strong> belang in verband met het activeren <strong>van</strong><br />
sulfhydryl-groepen in lactoglobuline.<br />
Deze sulfhydryl-verbindingen fungeren in melk<strong>poeder</strong> als antioxydant en vertragen het<br />
ontstaan <strong>van</strong> het gebrek talkig. Sulfhydrylverbindingen zijn vooral voor de niet-magere<br />
<strong>poeder</strong>s <strong>van</strong> belang; vetoxydatie in mager <strong>poeder</strong> is echter niet geheel uit te sluiten.<br />
Een maximale hoeveelheid SH-verbindingen ontstaat bij een verhitting op 85-90 o C,<br />
gedurende één of enkele minuten.<br />
Low- en high heat <strong>poeder</strong>s, zijn in dit verband dus niet optimaal beschermd tegen<br />
vetoxydatie.<br />
Ook het voorkomen <strong>van</strong> koper contaminatie is belangrijk i.v.m. oxydatie verschijnselen<br />
<strong>van</strong> de vetfase.<br />
Aan het kopergehalte <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> worden eisen gesteld.<br />
Van nature bevat volle- en magere melk<strong>poeder</strong> 34 ìg Cu per 100 g <strong>poeder</strong> (NMZ<br />
tijdschrift 1965, 19).<br />
De voorverhitting heeft ook invloed op het kiemgetal <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>. Bacteriën, die in<br />
<strong>poeder</strong>s worden aangetroffen, kunnen afkomstig zijn <strong>van</strong>:<br />
1- flora <strong>van</strong> de rauwe melk<br />
2- groei en nabesmetting tijdens het proces<br />
3- nabesmetting <strong>van</strong> het gedroogde produkt
ad 1. Bij de laagst toelaatbare verhittingen kunnen de meest thermoresistente<br />
bacteriën in <strong>poeder</strong> aangetroffen: Micrococcus, S. thermophilus, Enterococcen,<br />
Alcaligenes tolerans, Microbacterium lacticum en sporevormers (B.<br />
licheniformis, Cl. perfringens, B. cereus).<br />
ad 2. Groei bij 37°C of hoger in indampers en buffertanks: B. steathermophilus<br />
var. calidolactis, thermoresistente streptococcen (S. durans) en coagulase positieve<br />
staphylococcen.<br />
ad 3. Nabesmetting door gebruikte lucht bij pneumatisch transport en<br />
instantiseren en door mensen bij het verpakken: Enterobacteriaceae (Coli en<br />
Salmonellae) , Staphylococcus aureus.<br />
Bij de relatief geringe hittebehandeling <strong>van</strong> melk voor low heat <strong>poeder</strong>, kunnen de<br />
meeste thermoresistente micro-organismen in dit <strong>poeder</strong> aanwezig zijn.<br />
Bevat de verwerkte grondstof een groot aantal thermoresistenten, dan kan het kiemgetal<br />
<strong>van</strong> low heat <strong>poeder</strong> erg hoog zijn.<br />
Voor het <strong>poeder</strong> voor de kaasbereiding gelden speciale bacteriologische eisen<br />
(Kiemgetal: maximaal 100.000 per g voor Extra kwaliteit en max. 300.000 per g voor<br />
Standaard kwaliteit)<br />
Verhitting <strong>van</strong> de melk geschiedt meestal m.b.v. buizenwarmtewisselaars (pasteurs), die<br />
doorgaans met de indampinstallatie tot één geheel zijn samengebouwd. Omdat met deze<br />
buizenverhitters grote stroomsnelheden worden bereikt, is aanzetting <strong>van</strong><br />
melkbestanddelen (eiwitten en zouten: vervuiling) gering.<br />
Er is echter geen overwegend bezwaar, dat toepassing <strong>van</strong> platenapparaten verhindert.<br />
In sommige installaties zijn warmhouders met een grote inhoud, of soms warmhoudtanks,<br />
opgenomen. De spreiding in verblijftijd kan dan ongunstig zijn. Er valt dan te<br />
overwegen of een verhitting op hogere temperatuur en gedurende kortere tijd niet beter<br />
is.<br />
Als nieuwe ontwikkeling is de toepassing <strong>van</strong> directe stoominjectie te noemen. Deze<br />
apparatuur kan voor de invoer <strong>van</strong> de indampingsinstallatie worden geplaatst en er<br />
kunnen zeer korte verhittingstijden (
5.2 Voorbehandeling <strong>van</strong> wei<br />
Voor de bereiding <strong>van</strong> wei<strong>poeder</strong> krijgt gecentrifugeerde wei doorgaans geen speciale<br />
voorbehandeling. Bij de bereiding <strong>van</strong> gedemineraliseerd wei<strong>poeder</strong> dient de wei te<br />
worden ontzout.<br />
Wei, voor de globale samenstelling zie tabel 5.1., is niet geschikt voor menselijke<br />
consumptie. Met name is het zoutgehalte veel te hoog in relatie tot de gehaltes <strong>van</strong> de<br />
andere bestanddelen. Toch bevat wei waardevolle wei-eiwitten en lactose.<br />
Zouten in wei kunnen m.b.v. een tweetal technieken, electrodialyse en ionenwisseling,<br />
worden verwijderd.<br />
Ontzout-wei<strong>poeder</strong> is een belangrijke grondstof voor de bereiding <strong>van</strong> babyvoeding.<br />
Tabel 5.1<br />
De gemiddelde samenstelling <strong>van</strong> gecentrifugeerde 1 o wei in Friesland.<br />
Bestanddelen percentage (g.g%)<br />
droge stof<br />
vet<br />
eiwit<br />
lactose<br />
as<br />
K<br />
Na<br />
Ca<br />
Mg<br />
Cl<br />
citraat<br />
fosfaat<br />
5.2.1 Electrodialyse<br />
6,3<br />
0,05<br />
0,85<br />
5,0<br />
0,52<br />
0,16<br />
0,04<br />
0,04<br />
0,01<br />
0,12<br />
0,16<br />
0,13<br />
Eenvoudige electrodialyse is een proces waarbij minerale zouten en andere ionen <strong>van</strong> de<br />
ene naar de andere oplossing worden getransporteerd via een non-selectieve semipermeabele<br />
membraan o.i.v. een gelijkstroom en een aangebracht potentiaal verschil.<br />
Op laboratorium schaal is deze methode jarenlang toegepast voor het ontzouten <strong>van</strong><br />
colloïdale oplossingen.<br />
Moderne economische electrodialyse past hetzelfde principe toe, alleen zijn de<br />
toegepaste membranen ion-selectief.<br />
De membranen zijn dunne platen cat-ion en an-ion wisselaars, bestaande uit harsen met<br />
daarop de aktieve plaatsen (zwavelzuur groepen op de cat-ion en quartenaire<br />
ammoniumzouten op de an-ion membranen). De harsen zijn verstevigd met b.v. polyethyleen<br />
of polypropyleen. De kern <strong>van</strong> een electrodialyse plant is een electrolytische cel<br />
met aan de ene kant een anion en aan de andere kant een cation membraan. De<br />
membranen worden op afstand <strong>van</strong> elkaar gehouden door plastic nopjes.<br />
Tussen twee electroden kunnen 200 cellen worden geplaatst (een stack). De electroden<br />
kunnen apart worden gespoeld met een zure oplossing om ze te beschermen tegen<br />
corrosie.
De voeding <strong>van</strong> de cellen is afwisselend wei en een aangezuurde zoutoplossing.<br />
De constructie <strong>van</strong> de electrodialyse plant lijkt op die <strong>van</strong> een platen pasteur.<br />
Fig. 1 laat een typische cel zien.<br />
Principe<br />
In de electrodialyse plant fungeren de cellen afwisselend als "concentratie" en als<br />
"verdunnings" cellen. Wei wordt gecirculeerd door de verdunnings cel en een 5% zout<br />
oplossing door de concentratie cel als een drager vloeistof. Wanneer een gelijkstroom op<br />
de electroden wordt gezet zullen de cationen proberen naar de cathode te migreren en de<br />
anionen naar de anode (fig.1)<br />
Fig.1 Schematische tekening <strong>van</strong> een Electrodialyse proces.<br />
Een volledig vrije migratie <strong>van</strong> ionen is niet mogelijk, daar de membranen met dezelfde<br />
lading als die <strong>van</strong> de ionen, de ionen tegenhouden: anionen passeren de anionmembranen,<br />
maar worden tegengehouden door de cation-membranen; kationen passeren<br />
de kation-membranen, maar worden tegengehouden door de anion-membranen. het netto<br />
resultaat is, dat het aantal ionen in elke wei of verdunnings cel afneemt: demineralisatie<br />
<strong>van</strong> de wei.<br />
De mate waarin de demineralisatie plaats vindt, hangt af <strong>van</strong> het asgehalte <strong>van</strong> de wei,<br />
verblijftijd in de cellen, densiteit en viscositeit <strong>van</strong> de vloeistofstroom. Een mindere<br />
efficiënt maar minder vervuilende vorm <strong>van</strong> electrodialyse staat bekend als "transport<br />
vermindering": anion-membranen zijn ver<strong>van</strong>gen door non-selectieve, neutrale<br />
membranen.<br />
Demineralisation of sweet whey
Demineralisation and deacidification of acid casein wheys (lactic, HCl, H 2SO 4<br />
Demineralisation and deacidificaton of acid cheese wheys (cottage cheese etc.)<br />
Demineralisation of skim milk.<br />
Demineralisation of delactosed whey (after crystallisation)<br />
Demineralisation of utralfiltration permeates (milk, whey)<br />
Demineralisation of ultrafiltration retentates (UF whey protein concentrates)<br />
Demineralisation of lactose mother liquors.<br />
Demineralisation of processed streams (hydrolysed whe or permeate)<br />
Very good descriptions of commercial plant and processes can be obtained from electrodialyses equipment<br />
suppliers.<br />
Tabel 1. Dairy applications for Electrodialysis and other demineralisation<br />
processes<br />
Weiverwerking<br />
a. Discontinu proces<br />
Bij deze methode wordt gepasteuriseerde, geconcentreerde en gereinigde wei discontinu<br />
aan een elecrodialyse unit toegevoerd. De wei wordt gerecirculeerd totdat de gewenste<br />
demineralisatie graad is bereikt. De meerderheid <strong>van</strong> de electrodialyse plants waren <strong>van</strong><br />
dit type. Ze bereiken een demineralisatiegraad <strong>van</strong> 90% (voor babyvoeding). Een lagere<br />
demineralisatiegraad kan ook worden bereikt, maar is minder efficiënt.<br />
Daar electrodialyse afhankelijk is <strong>van</strong> de temperatuur en de geleidbaarheid, is een hoge<br />
concentratie en temperatuur vereist voor het op een economische manier verkrijgen <strong>van</strong><br />
een demineralisatiegraad <strong>van</strong> 70-90%. De hoogst toepasbare d.s. in verband met de<br />
viscositeit is 25-28 en de hoogst toepasbare temperatuur in verband met de<br />
celeigenschappen is 38 o C.<br />
Een cyclus (gebruik + regeneratie) duurt bij hoge temperatuur en concentratie 4-6 uur.<br />
Wanneer een lagere proces temperatuur wordt toegepast, b.v. om hygiënische redenen<br />
(20 o C), is de procestijd 2 uur en de regeneratietijd 4-6 uur.<br />
b. Continu proces<br />
Bij een continu proces worden een aantal stacks in serie geplaatst (tot 5 stacks met 110<br />
cellen). Dit systeem kan worden gebruikt als een straight through proces.<br />
Bij lagere demineralisatiegraad kan deze plant bij 20 o C opereren, terwijl wei met<br />
verschillende droge stof gehalte kan worden verwerkt (<strong>van</strong>af 6%.)<br />
De continue electrodialyse kan zonder tussenreiniging 10- 12 uur werken. De verblijftijd<br />
in de plant is 3 min.<br />
Proces eigenschappen <strong>van</strong> electrodialyse<br />
1. Opbrengst<br />
De opbrengst varieert met de gebruikte apparatuur en de vereiste demineralisatie graad.<br />
Berekend op de droge stof is de gemiddelde opbrengst <strong>van</strong> een goed werkend apparaat
82%. Een hogere opbrengst dan 85% is, ook onder de beste omstandigheden, niet<br />
waarschijnlijk.<br />
2. Selectiviteit<br />
Bij electrodialyse worden monovalente ionen zoals natrium, kalium en chloor veel<br />
eerder verwijderd dan calcium, magnesium en anionen zoals fosfaat, lactaat en citraat.<br />
Een produkt, dat een electrodialyse heeft ondergaan, is derhalve rijk aan calcium en<br />
magnesium en arm aan natrium. Voor wei<strong>poeder</strong>, afkomstig <strong>van</strong> cheddar, is dit effect<br />
duidelijk bij een demineralisatie graad 50-60% (zie tabel).<br />
%age demineralisation Cheddar Whey 50% 90%<br />
Moisture %<br />
Fat %<br />
Protein (Nx6,38) %<br />
Lactose monohydrate %<br />
Ash %<br />
Sodium %<br />
Potassium %<br />
Calcium %<br />
Magnesium %<br />
Phosporus %<br />
Chloride %<br />
Citrate %<br />
Solubility index ml.<br />
3,8<br />
0,7<br />
13,0<br />
74,2<br />
7,5<br />
0,8<br />
1,9<br />
0,75<br />
0,09<br />
0,55<br />
1,6<br />
2,0<br />
0,05<br />
Tabel 2. Electrodialysis of Cheddar Whey (composition of powder).<br />
Conclusie<br />
3,8<br />
0,7<br />
13,9<br />
77,3<br />
3,8<br />
0,45<br />
0,6<br />
0,6<br />
0,08<br />
0,4<br />
0,1<br />
1,7<br />
0,05<br />
Voordelen <strong>van</strong> electrodialyse zijn de milde proces condities, selectiviteit en de goede<br />
bacteriologische kwaliteit <strong>van</strong> het produkt. Nadelen zijn de aanzienlijke onderhouds-,<br />
arbeids-, en elektriciteitskosten alsmede de investeringen die nodig zijn voor de reiniging<br />
<strong>van</strong> het afvalwater.<br />
5.2.2 Ionen wisselaars<br />
In een ionen wisselaar bevinden zich een soort "kralen" <strong>van</strong> hars, die absorberen uit een<br />
oplossing in ruil voor ander soortige ionen. De harsen hebben een gelimiteerde capaciteit<br />
en moeten, zodra ze volledig verzadigd zijn, worden geregenereerd voor hernieuwd<br />
gebruik. Gewoonlijk worden de harsen toegepast in vaste kolommen. Ionen wisselaars<br />
worden al vele jaren toegepast is de chemische, farmaceutische, metallurgische en<br />
voedingsmiddelen industrie (zuivering <strong>van</strong> suiker en demineraisatie <strong>van</strong> wei).<br />
In moderne ionen wisselaars zijn de "kralen" ongeveer 0,4-0,6 mm in doorsnede. De<br />
"kralen" bestaan uit een matrix <strong>van</strong> een styreen-divinyl-benzeen co-polymeer (of andere<br />
hars) waarop de geladen groepen zich bevinden die dienen als ionen wisselaars.<br />
3,7<br />
0,7<br />
14,1<br />
83,1<br />
0,9<br />
0,01<br />
0,25<br />
0,15<br />
0,003<br />
0,14<br />
0,05<br />
0,2<br />
0,05
Cationen wisseling R-H + Na + R-Na + H +<br />
Anionen wisseling R-OH + Cl - R-Cl + OH -<br />
Fundamentele eigenschappen <strong>van</strong> een hars zijn de selectiviteit en capaciteit. De<br />
selectiviteit moet zodanig zijn dat, gedurende de absorptie <strong>van</strong> een oplossing, een<br />
volledige verwijdering <strong>van</strong> het vereiste ion plaats vindt, terwijl tijdens de regeneratie een<br />
effectief gebruik wordt gemaakt <strong>van</strong> het reagens. De capaciteit houdt verband met het<br />
aantal ionen dat per gram of per ml. ionen wisselaar kan worden gebonden. De capaciteit<br />
moet zodanig zijn, dat een groot volume vloeistof kan worden behandeld per volumeeenheid<br />
hars.<br />
Principe<br />
Bij de meeste praktische toepassingen bestaan de ionen wisselaars uit een gefixeerd bed<br />
<strong>van</strong> "kralen" in een kolom. Bij de eenvoudigste vorm <strong>van</strong> demineraliseren wordt de<br />
oplossing achtereenvolgens door een cationen wisselaar met de "kralen" in de H-vorm<br />
en een anionen wisselaar met de "kralen" in de OH-vorm geleid.<br />
Cationen worden verwijderd in de cationen wisselaar en uitgewisseld tegen H-ionen,<br />
waardoor een zure oplossing ontstaat. De anionen worden echter niet geabsorbeerd.<br />
De zure oplossing gaat verder naar de anionen wisselaar, waar anionen worden<br />
gewisseld tegen OH-ionen. Op deze manier wordt een oplossing verkregen met een<br />
demineralisatie graad <strong>van</strong> 95% of meer.<br />
Het proces wordt voortgezet totdat de harskralen zijn verzadigd met uitgewisselde ionen<br />
of totdat de kwaliteit <strong>van</strong> het produkt niet meer voldoet aan de specificaties. Op dat<br />
moment wordt de kolom geregenereerd, d.w.z. gewassen met water en vervolgens met<br />
respectievelijk zuur of base. De zure, resp. basische oplossing, moeten sterk genoeg zijn<br />
(5% Hcl, 5% NaOH) om de geadsorbeerde anionen en cationen af te wassen en te<br />
ver<strong>van</strong>gen met H- en OH-ionen. Na nogmaals spoelen met water zijn de kolommen weer<br />
geschikt voor gebruik.<br />
In dit eenvoudig proces gaan voeding en regenerant in gelijkstroom door de kolommen<br />
(<strong>van</strong> boven naar beneden). Fig. 2 laat dit proces schematisch zien.
Fig.2 Schematische tekening <strong>van</strong> een wei-ionen wisselaar<br />
Sommige ionen wisselaar hebben ook nog een zgn. gemengde wisselaar. In een<br />
gemengd wisselaar bevinden zich in één kolom een sterke cationen wisselaar en een<br />
sterke anionen wisselaar. De ionen wisseling vindt plaats bij een neutrale Ph. In fig. 2<br />
wordt de gemengde wisselaar gebruikt als "polisher", waarbij een zeer hoge graad <strong>van</strong><br />
demineralisatie wordt bereikt.<br />
Ionen wisseling is in principe een discontinu proces.<br />
Door een aantal ionen wisselaars parallel naast elkaar te gebruiken kan men toch tot een<br />
continue produktstroom komen. Zie fig 3.<br />
Ionen wisselaars voor de zuivelindustrie moeten aan een groot aantal eisen voldoen, o.a.<br />
grote capaciteit, minimaal gebruik <strong>van</strong> regeneratie vloeistof en spoelwater, scheiding<br />
tussen verzadigd en niet-verzadigd moet scherp en duidelijk zijn, apparatuur moet CIP<br />
gereinigd kunnen worden, produktie moet zo veel mogelijk continu zijn,<br />
investeringskosten moeten in overeenstemming zijn met de kwaliteit <strong>van</strong> het gewenste<br />
produkt.<br />
Zoete wei is een troebele vloeistof, die stofdeeltjes, eiwit, lactose, zouten en 10%<br />
mineralen (op d.s.) bevat. Wei is derhalve een vervuilende vloeistof.<br />
Voor de ionen wisseling moet de wei eerst worden gecentrifugeerd en gereinigd om te<br />
voorkomen dat de "kralen" worden bedekt met vaste stof.<br />
Eiwitverlies treedt op door de gevoeligheid <strong>van</strong> de serumeiwitten voor de Ph, die in de<br />
wisselaar schommelt <strong>van</strong> 1,7 tot 10 en meer. Het verlies wordt vergroot door<br />
hittebehandeling <strong>van</strong> de wei. Deze zou eigenlijk achterwege moeten blijven.<br />
Procestemperatuur is 5 - 12°C<br />
70 % <strong>van</strong> de niet-eiwit-stikstof gaat tijdens de ionen wisseling verloren.
Fig 3. Ionen wis. 3 produktielijnen met produktietijden.<br />
Proces eigenschappen.<br />
1. Opbrengst.<br />
Bij 50% demineralisatie is de opbrengst 95 % (d.s.). Bij 94% demineralisatie is de<br />
opbrengst 90% (d.s.). Verlies aan eiwit en N is onvermijdbaar.<br />
2. Selectiviteit.<br />
Een ionen wisselaar is non-selectief. Alle mineralen worden verwijderd. Bij het<br />
demineraliseren <strong>van</strong> wei is een demineralisatie <strong>van</strong> 90% normaal, terwijl een
demineralisatie <strong>van</strong> 99,5% gemakkelijk kan worden bereikt. Ionen wisselaars werken het<br />
beste bij een hoge demineralisatiegraad.<br />
Conclusie.<br />
Een ionen wisselaar kan het best worden toegepast wanneer een hoge demineralisatie<br />
graad is vereist en waar arbeidskosten, afvalwater zuivering en elektriciteitskosten hoog<br />
zijn.<br />
Total solids<br />
Ph<br />
Titratable acidity (lactic acid)<br />
Total N as % of TS<br />
NPN<br />
Protein (TN-NPN)x6,38<br />
Ash<br />
Na mg %<br />
K<br />
Ca<br />
P<br />
Mg<br />
Cl<br />
% Demineralisation<br />
% protein loss<br />
Operating temperature o C<br />
5,3<br />
6,3<br />
1,58<br />
0,14<br />
0,04<br />
0,65<br />
0,53<br />
67,1<br />
106,2<br />
66,7<br />
63,8<br />
11,1<br />
161,7<br />
Tabel 3. Cheddar wei voor en na demineralisatie d.m.v. ionen wisselaar.<br />
4,2<br />
6,2<br />
0,04<br />
0,10<br />
0,008<br />
0,66<br />
0,02<br />
1,3<br />
0,6<br />
9,1<br />
13,0<br />
0,02<br />
0<br />
97,0<br />
0<br />
8
6. HET INDAMPPROCES<br />
6.1 INLEIDING<br />
6.1.1<br />
Melk en wei, worden voor sproeidrogen in een toren, eerst tot een hoger drogestofgehalte<br />
5 ingedampt, omdat:<br />
* verdampen <strong>van</strong> water in een indampinstallatie aanzienlijk minder energie<br />
vraagt, dan in een <strong>poeder</strong>toren, nl 15-20 maal minder.<br />
Tabel 6.1. Globale energiebehoefte bij enkele processen ter verwijdering<br />
<strong>van</strong> water. Alles per kJ per kg verwijderd water. Behalve bij omgekeerde<br />
osmose, exclusief mechanische energie.<br />
Indampen, 3-traps<br />
Indampen, 6-traps met<br />
dampcompressie<br />
Walsendrogen<br />
Verstuivingsdrogen<br />
Omgekeerde osmose<br />
≈ 800 (0,35 kg stoom/kg)<br />
≈ 230 (0,1 kg stoom/kg)<br />
≈ 2500 (1,1 kg stoom/kg)<br />
≈ 4500 (2,0 kg stoom/kg)<br />
20 - 35 bar<br />
* sproeidrogen <strong>van</strong> "dun produkt" leidt tot een zeer licht <strong>poeder</strong>, met veel<br />
ingesloten lucht, met een groot (pak) volume en met slechte oploseigenschappen.<br />
• Bij indampen wordt water onder vacuum verwijderd. De kooktemperaturen<br />
liggen hierbij tussen 75 en 45 à 40 o C. Door in dit traject te koken wordt "hittebeschadiging"<br />
<strong>van</strong> melkbestanddelen (bruinkleuring, eiwitdenaturatie)<br />
tegengegaan. Bij deze temperaturen is ook afzetting <strong>van</strong> neerslag <strong>van</strong> eiwit en<br />
zouten (vervuiling) op het V.O. beperkt, althans zodanig, dat een<br />
indampinstallatie ca. 22 uur in bedrijf kan zijn voordat reiniging noodzakelijk is.<br />
Xxx Fig. 6.1. geeft het verband tussen de dampdruk en de temperatuur en<br />
daarmee tussen de kooktemperatuur en de druk <strong>van</strong> zuiver water. Men moet wel<br />
rekening houden met de kookpuntsverhoging ten gevolge <strong>van</strong> opgeloste stof,<br />
maar die is vrij gering. Voor melk 0,17°C, voor ingedikte ondermelk tot<br />
ongeveer 2°C en voor ingedikte wei en gesuikerde condens tot ruim 3°C. (Bij<br />
valstroomverdampers heeft men geen last <strong>van</strong> kookpuntsverhoging ten gevolge<br />
<strong>van</strong> de hydrostatische druk <strong>van</strong> de melk, daar de melk valt.) xxx<br />
5 - melk <strong>van</strong> ca 12,8 → tot 48-50 % droge stof<br />
ondermelk <strong>van</strong> ca 9,2 → tot 48-50 % droge stof<br />
wei <strong>van</strong> ca. 5,7 → tot 50-58 % droge stof<br />
- Dit betekent, dat i.v.m. de <strong>poeder</strong>bereiding, in indampinstallaties, het grootste deel<br />
(ca 85-90 %) <strong>van</strong> de te verwijderen hoeveelheid water wordt verdampt.
xxx Tabel 6.2. Kookpuntsverhoging afhankelijk <strong>van</strong> de opgeloste d.s.xxx<br />
ΔT(°C) 0,5 1,0 1,5 2,0 3 4 5<br />
% d.s. 16 27,5 39 49 62 69 73<br />
Fig.6.1. Verzadigingsdampdruk <strong>van</strong> water als functie <strong>van</strong> de temperatuur.<br />
• Tevens biedt indampen onder vacuum, de mogelijkheid om een zeer aanzienlijke<br />
energie-besparing te realiseren, door in meer trappen in te dampen. Men gebruikt<br />
daarbij de door verdampen ontstane waterdamp als "stoom" om de in de<br />
volgende trap aanwezige vloeistof weer tot koken te brengen.<br />
6.1.2<br />
Bij indampen <strong>van</strong> melk (M) met drogestofgehalte (Dm), wordt water (W) verwijderd en<br />
krijgt het concentraat (C) het vereiste droge-stofgehalte (Dc): fig 6.2.<br />
Fig.6.2.<br />
Er geldt:<br />
M (kg) +<br />
Dm %<br />
C (kg) W (kg)<br />
Dc (%)
M = W + C<br />
W = M - C<br />
CF * = M/C<br />
CF = Dc/Dm<br />
* Cf: concentratiefactor of indikkingsgraad<br />
Met als konsequentie tabel 6.3.<br />
Gegeven Gezocht Formule<br />
M (kg)<br />
CF<br />
W (kg)<br />
CF<br />
C (kg)<br />
CF<br />
W<br />
C *<br />
M<br />
C<br />
W M CF − 1<br />
= ×<br />
CF<br />
C = M ×<br />
CF<br />
1<br />
CF<br />
M = W ×<br />
CF − 1<br />
1<br />
C = W ×<br />
CF − 1<br />
M M = C × CF<br />
W W = C × ( CF − 1 )<br />
* vervuiling en andere droge-stofverliezen zijn verwaarloosd.<br />
6.1.3<br />
Tabel 6.3.<br />
Indien 10.000 kg melk wordt geconcentreerd <strong>van</strong> 12,8 % droge stof tot een concentraat<br />
met een droge-stofgehalte <strong>van</strong> 50,0 % en het te verdampen water wordt in 6 gedeeltes<br />
(trappen) ontrokken, dan geeft fig. 6.3 het verloop <strong>van</strong> het droge-stofgehalte en fig. 6.4<br />
het verloop <strong>van</strong> de concentratiefactor. Per trap wordt bij melk 1240 kg water verdampt<br />
en totaal 7440 kg.<br />
Indien 10.000 kg wei wordt geconcentreerd <strong>van</strong> 5,0% droge stof tot een concentraat met<br />
een droge-stofgehalte <strong>van</strong> 65,0 % en het te verdampen water wordt in 6 gedeeltes<br />
(trappen) ontrokken, dan geeft fig. 6.3 het verloop <strong>van</strong> het droge-stofgehalte en fig. 6.4<br />
het verloop <strong>van</strong> de concentratiefactor. Per trap wordt bij wei per trap 1539 kg en totaal<br />
9231 kg.
Fig 6.3. en fig 6.4.<br />
6.1.4<br />
Bij verdampen <strong>van</strong> water is sprake <strong>van</strong> in- en uitwendige verdampingswarmte. De<br />
inwendige verdampingswarmte is dat deel <strong>van</strong> de totale verdampingswarmte, dat nodig<br />
is om moleculen zoveel snelheid te geven, dat ze de vloeistof verlaten.<br />
Deze warmte is bij lage temperatuur groter dan bij hogere. Doordat verwijderen <strong>van</strong><br />
water de osmotische druk toeneemt is er nog een weinig extra energie (ca. 5 kJ/kg bij<br />
60% d.s) nodig om de molekulen voldoende snelheid te geven om de osmotische krachten<br />
te overwinnen.<br />
Dit noemt men de sorptiewarmte voor verdamping en deze verdampingsenergie kan men<br />
niet terugwinnen.<br />
De uitwendige verdampingswarmte is nodig om moleculen, die de vloeistof kunnen<br />
verlaten voldoende kracht te geven om (lucht- en) water moleculen, die zich boven de<br />
vloeistof bevinden "weg te drukken". Deze warmte is bij verdampen onder vacuüm<br />
minder dan bij verdampen onder atmosferische druk.<br />
Vergelijken we het verdampen <strong>van</strong> water onder atmosferische druk met dat <strong>van</strong> onder<br />
vacuüm, dan verloopt het proces in het laatste geval sneller, maar er is niet minder<br />
energie voor nodig 6 ; tabel 6.4.<br />
6 De verdampingswarmte (r) in kJ/kg =<br />
606,5x 4,19 - 0,695x 4,19 x temp.
Tabel 6.4. 1 bar<br />
(ca.100 o C)<br />
deel <strong>van</strong> de vloeistofwarmte *<br />
inwendige verdampingswarmte<br />
uitwendige verdampingswarmte<br />
thermisch energie-equivalent **<br />
398 kJ/kg<br />
2095<br />
168<br />
---------<br />
2661 kJ/kg<br />
0,2 bar<br />
(ca.60 o C)<br />
231 kJ/kg<br />
2208<br />
155<br />
117<br />
2711 kJ/kg<br />
* de melk wordt <strong>van</strong>af 5 o C tot het kookpunt verhit.<br />
** energie nodig voor het onderhouden <strong>van</strong> het vacuüm.(inclusief het afvoeren <strong>van</strong><br />
damp, en niet condenseerbare gassen , o.a. lucht).<br />
Onder vacuüm is meer warmte nodig voor de verdamping, maar de verdamping gaat<br />
sneller zodat een grotere capaciteit wordt bereikt en de kooktemperatuur is lager,<br />
hetgeen een lagere hittebelasting geeft <strong>van</strong> de melkbestanddelen.
6.2. VALSTROOMINSTALLATIES<br />
6.2.1 Overzicht<br />
Bij de bereiding <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>s worden in ons land vrijwel uitsluitend zg.<br />
valstroomverdampers toegepast. In fig. 6.5. is een (1 traps) installatie zeer schematisch<br />
getekend.<br />
fig.6.5.<br />
In de verhitter (1) bevinden zich een groot aantal kookpijpen (2), die <strong>van</strong>uit de kop <strong>van</strong><br />
de verhitter (3) zodanig met "dun produkt" worden bevloeid, dat dit als een dunne film<br />
naar beneden stroomt.<br />
Bij (4) wordt de verhitter gevoed met stoom, die tegen de buitenzijde <strong>van</strong> de kookpijpen<br />
condenseert. De condensatiewarmte wordt via de pijpwand op de produktfilm<br />
overgedragen; het produkt kookt en staat waterdamp af.<br />
Damp en concentraat worden in de dampafscheider (5) <strong>van</strong> elkaar gescheiden.<br />
Het concentraat wordt m.b.v. concentraatpomp (6) uit de dampafscheider getrokken.<br />
De waterdamp wordt in de condensator (7) m.b.v. koud water (gesproeid) gecondenseerd.<br />
Condensaat-condensorwater-mengsel wordt m.b.v. pomp (8) uit de condensor gevoerd.
Vacuümpomp (9) onderhoudt het vacuüm in de gehele installatie.<br />
M.b.v. leiding (10) wordt de verhitter aan de stoomzijde ontlucht.<br />
Pomp (11) voert het condensaat uit de verhitter af.<br />
Gaande <strong>van</strong> de verhitter (stoomzijde), naar de verhitter (produktzijde) en via de<br />
dampafscheider naar de condensor wordt het vacuüm dieper.<br />
Het diepste vacuüm bevindt zich in de condersor; de vrijkomende waterdamp in de<br />
verhitter wordt, via de dampafscheider, hier naar toe gezogen.<br />
Stel dat de melk kookt bij ca 70 o C, dan is de absolute druk <strong>van</strong> de damp (of <strong>van</strong> het<br />
brüden) ca 0,3 bar (31156 ≈ 0,3 x 10 5 Pa).<br />
Stel verder dat het door pomp (8) afgevoerde condensaat-condensorwater-mengsel een<br />
temperatuur heeft <strong>van</strong> 38 o C dan behoort hierbij een dampspanning <strong>van</strong> 0,07 bar (0,07 x<br />
10 5 Pa) (abs).<br />
De belanrijkste onderdelen <strong>van</strong> de valstroominstallatie zijn:<br />
• meerdere verhitters en dampafscheiders.<br />
• een condensor (ev. met bijbehorende koeltoren).<br />
• één of meer thermo-compressors.<br />
• vacuümpomp(en) of stoomstraalontluchters<br />
• pompen voor concentraat-, condensaat-, en condensorwaterafvoer.<br />
• meet en regelapparatuur.
6.2.2 Verhitter en dampafscheider<br />
Een verhitter (fig.6.6) bestaat in principe uit een cilindrische (geïsoleerde) stoomkast,<br />
waarin een groot aantal (bv. >100) verticale kookpijpen zijn geplaatst.<br />
De lengte <strong>van</strong> de pijpen bedraagt in oudere installaties 4 tot 8 m en bij nieuwe installaties<br />
tot ca 10 - 15 m. Deze ontwikkeling wordt bepaald door de wens de vloeistofbelasting te<br />
verhogen en de vervuiling te verminderen 7 . Dit kan door een kleine ΔT en een<br />
voldoende produktstroom over de pijpen.<br />
De diameter <strong>van</strong> de pijpen ligt tussen 20 en 40 mm; 35/38 mm is tegenwoordig een<br />
gebruikelijke maat, met uitschieters tot 80 mm (niet in de zuivel).<br />
Fig.6.6.<br />
A. wei/melk 1. kop<br />
B. damp of brüden 2. verhitter<br />
C. concentraat 3. verdeler<br />
D. stoom 4. dampafscheider<br />
E. condensaat<br />
In tegenstelling tot de naadloos getrokken pijpen <strong>van</strong> vroeger, worden tegenwoordig ook<br />
de niet-naadloze pijp toegepast.<br />
Als staalkwaliteit wordt AISI type 304 genomen. Alleen voor wei-indampers wordt vaak<br />
voor de laatste trap type 316 toegepast. 316 bevat Molybdeen en is bestand tegen<br />
corrosie <strong>van</strong> zout.<br />
7 Cap. Indamper <strong>van</strong> 10.000 kg/h betekent een capaciteit <strong>van</strong> de eerste trap <strong>van</strong> 10.000 kg/h. Als ΔT =<br />
10°C en de trap bevat 50 pijpen dan is de belasting per pijp 200 kg/h. Verkleint men ΔT tot 5°C dan heeft men<br />
100 pijpen nodig, die een belasting krijgen <strong>van</strong> 100 kg/h. Wanneer dit onvoldoende is, dan kiest men<br />
bijvoorbeeld voor langere pijpen met een grotere doorsnede, die een zelfde totaal V.O. hebben. {Q = A * k *<br />
ΔT}
Het "dunne produkt" wordt m.b.v. een verdeler fig (6.7.a,b en c) in de pijpenbundel<br />
gebracht. het is belangrijk dat alle pijpen gelijkmatig, in voldoende mate en voortdurend<br />
<strong>van</strong> produkt worden voorzien (worden bevloeid).<br />
Een onvoldoende bevloeide pijp "bakt dicht" door droge-stofafzetting en dit brengt<br />
verlies aan V.O. met zich, terwijl naderhand de pijp dient te worden uitgeboord.<br />
Fig 6.7<br />
a en b tonen de beide type <strong>van</strong> verdeling. a: voorbeeld <strong>van</strong> een statische verdeling (m.b.v.<br />
geperforeerde verdeelplaat) en b: bijvoorbeeld <strong>van</strong> dynamische verdeling (m.b.v.<br />
sproeier) c is een voorbeeld <strong>van</strong> een statisch verdeelsysteem.<br />
a. b.<br />
fig.c.<br />
Bij fig.c wordt de melk m.b.v. sproeier (1) in het bovenste deel <strong>van</strong> de verhitterkop gebracht<br />
en hier gescheiden in damp en melk.<br />
De damp ontstaat door expansie (de toegevoerde melk heeft een hogere temperatuur dan<br />
de kooktemperatuur). De melk loopt via boringen (4) aangebracht in kap (2) en via<br />
boringen (6) aangebracht in de verdeelplaat langs de overloopbuisjes (5) op de kookpijpen<br />
(7).
Bij (3) is de kap (2) voorzien <strong>van</strong> perforaties; hier passeert de damp. De damp komt via<br />
de overloopbuisjes in de kookpijpen en drukt de melk tegen de kookpijpen.<br />
Samenhangend met de aangestroomde hoeveelheid melk zijn de boringen (6) zodanig<br />
gedimensioneerd, dat steeds een bepaald niveau aan melk op de verdelerplaat staat.<br />
De produktfilm op de pijpen is uitermate dun en de valsnelheid is hoog, nl. ca. 10 m/s.<br />
De valsnelheid wordt veroorzaakt door de zwaartekracht en door de damp, die zich met<br />
grote snelheid (5 to 50 m/s) langs de film verplaatst.<br />
V<br />
m<br />
Vol m<br />
= =<br />
A ρ × π × d × δ<br />
Vm = snelheid melk<br />
A = oppervlak = omtrek x δ = πxdxδ<br />
Vol = volume = m/d<br />
m = massa<br />
ρ = dichtheid melk<br />
d = diameter pijp<br />
δ = dikte melkfilm<br />
Bij de goede warmtedoorgangscoëfficienten, die met valstoomverdampers worden<br />
verkregen, speelt vooral de hoge valsnelheid <strong>van</strong> de film een belangrijke rol.<br />
De produktfilm kookt over de hele lengte <strong>van</strong> de pijp en staat waterdamp af.<br />
Onder in de pijp bevindt zich dan de meeste damp en de dampsnelheid is daar het grootst<br />
en vooral daar heeft de damp een "stuwend effect" op de film.<br />
De damp- of brüdensnelheid wordt beïnvloed door de diameter en de lengte <strong>van</strong> de pijp,<br />
het temperatuur-verschil tussen "stoom" en kokend produkt, en de diepte <strong>van</strong> het<br />
vacuum.<br />
xxx Berekening 6.1 geeft een indruk.<br />
VD = volume/ oppervl. = massad x specif.dampvolume / oppervlak<br />
waarin: en als voorbeeld<br />
d = dia <strong>van</strong> de kookpijp = 0,035 m<br />
l = lengte <strong>van</strong> de kookpijp = 8 m<br />
k = warmte doorgangscoëfficient = 2200W/m 2 K<br />
v" = specifieke dampvolume = bij 60 o C: 7,68 m 3 /kg<br />
ΔT = temperatuur verschil tussen<br />
"stoom" en kokend produkt = 10 K<br />
r = verdampingswarmte = bij 60 o C:2358 kJ/kg<br />
Vd = volumestroom <strong>van</strong> de damp (m 3 /s)<br />
md = massastroom <strong>van</strong> de damp (kg/s)<br />
= snelheid <strong>van</strong> de damp m/s<br />
vD<br />
D<br />
D<br />
V = V = m .V" =<br />
D<br />
2 π d<br />
2 π d<br />
2 π d<br />
4<br />
4<br />
4<br />
.d.l.k. T.v"<br />
=<br />
r.<br />
4.k. T.v" .l<br />
π Δ Δ<br />
r.d
xxx<br />
Het effect <strong>van</strong> de damp wordt verstrekt door de melk op een hogere temperatuur 8 , dan de<br />
kooktemperatuur in de verhitterkop te voeren; de zelfverdamping (berekening 6.2)<br />
veroorzaakt een "flash": plotseling vrijkomen <strong>van</strong> damp.<br />
Deze "flash" heeft tevens een belangrijke functie bij de verdeling <strong>van</strong> de melk over de<br />
pijpen (fig.6.7.c.). Bovendien behoeft het water dat op deze wijze verdampt, niet meer in<br />
de verhitter te worden verdampt.<br />
Stel dat mM, t1 en t2 resp. de massastroom <strong>van</strong> melk naar de verhitter, de temperatuur <strong>van</strong><br />
deze melk en de kooktemperatuur in de verhitter voorstellen, dan bedraagt de<br />
massastroom (mD) <strong>van</strong> vrijkomende damp in de verhitterkop:<br />
m =<br />
D<br />
V =<br />
4 . 2200 . 10 . 7,68 . 6<br />
2358 . 10 . 0,035<br />
D 3<br />
m . (t - t ) . c<br />
r<br />
= 49,1 m / s<br />
waarin verder:<br />
cM = spec. warmtecapaciteit <strong>van</strong> melk (3,9 kJ/kg K)<br />
r = verdampingswarmte (bij 70 o C: kJ/kg)<br />
Nemen we als voorbeeld, dat 10.800 kg melk per uur op een temperatuur <strong>van</strong> 76 o C aan<br />
de verhitter wordt toegevoerd en dat de kooktemperatuur 70°C is, dan geldt:<br />
3 . 6 . 3,9<br />
2334<br />
M 1 2 M<br />
= 0,03kg / s( = 108kg / u)<br />
Naarmate de dampsnelheid in de kookpijp groter is en de film dunner (en dit is vooral<br />
het geval in het onderste deel <strong>van</strong> lange kookpijpen), dan neemt het gevaar voor afblazen<br />
<strong>van</strong> produkt toe. De meegenomen film wordt fijn verneveld in de damp en dit düseeffect<br />
leidt tot produktverlies en tot een te hoog gehalte aan organisische stof in het<br />
condensaat.<br />
Er moet dus worden voorkomen dat het onderste deel <strong>van</strong> de pijpen geheel of<br />
gedeeltelijk gaat drooglopen.<br />
Door de grote snelheid <strong>van</strong> de film is de verblijfstijd kort.<br />
Dit is vooral bij hoge kooktemperaturen (ca.75 o C) <strong>van</strong> belang i.v.m. hittebeschadiging<br />
<strong>van</strong> melkbestanddelen. Bij lagere kooktemperaturen kan de verblijfstijd langer zijn.<br />
8 kan bij de bereiding <strong>van</strong> low heat <strong>poeder</strong> niet worden toegepast
In dampafscheiders (fig.6.5) wordt de damp, die voor het grootste deel in de verhitter is<br />
vrijgekomen <strong>van</strong> het concentraat gescheiden.<br />
De afscheider bestaat uit een cilindervormige ruimte, die na de verhitter is opgesteld; de<br />
toevoerleiding is tangentiaal op de dampafscheider aangesloten (fig. 6.8) om opspatten<br />
<strong>van</strong> produkt te voorkomen.<br />
De damp treedt met grote snelheid in de dampafscheider en deze snelheid wordt hierin<br />
gereduceerd, waardoor produktdruppels in<br />
de damp voor het merendeel worden afgescheiden.<br />
Re (damp) = (49,1 * 0,035) / (11,15*10 6 * 7,68) = >20.000<br />
De turbulente damp moet tot rust komen.<br />
Om spatverliezen te beperken, dient op de bodem <strong>van</strong> de dampafscheider maar weinig<br />
melk te staan.<br />
Ook de verblijftijd <strong>van</strong> het produkt in de installatie is dan kort.<br />
Kenmerkend voor de valstroominstallatie is nl. de geringe vloeistofinhoud.<br />
Bij de moderne installaties wordt het produkt niet meer door de afscheider gevoerd.<br />
Deze dient dan alleen voor de afscheiding <strong>van</strong> produktdruppels uit de damp.<br />
Om het vacuüm in een dampafscheider te kunnen handhaven, dient de damp snel te<br />
worden afgevoerd.<br />
1. verhitter met kookpijpen<br />
2. dampafscheider<br />
v d * d<br />
Re damp =<br />
η * v&&<br />
fig.6.8. Horizontale doorsnede <strong>van</strong> verhitter en dampafscheider<br />
6.2.3 Meertraps-verdamping en thermo-compressie<br />
60
Indien aan een verhitter x kg verse stoom wordt toegevoegd, dan kan daarmee ca. x kg<br />
water worden verdampt; fig.6.9.a. Hierbij condenseert x kg stoom en daar de<br />
condensatiewarmte, gezien het kleine temperatuur verschil, ongeveer gelijk is aan de<br />
verdampingswarmte, ontstaat x kg damp of brüden.<br />
Verder wordt hier verondersteld, dat de melk op de kooktemperatuur wordt<br />
aangestroomd.<br />
Er geldt dan:<br />
mS . r S = mD . rW (= F . k . ΔT)<br />
waarin: mS = massastroom stoom (kg/s)<br />
rS = condensatiewarmte <strong>van</strong> stoom (kJ/kg)<br />
mD = massastroom damp (kg/s)<br />
rW = verdampingswarmte <strong>van</strong> water (kJ/kg)<br />
Het specifieke stoomverbruik bedraagt:<br />
fig 6.9.a.b.c.<br />
kg( stoom)<br />
x<br />
= = 1<br />
kg( verdamptwater)<br />
x
Fig.6.10 toont hoe met (voornamelijk) de condensatiewarmte <strong>van</strong> stoom een warmtestroom<br />
wordt toegevoerd aan het V.O. <strong>van</strong> een verhitter en hoe deze warmte voor het<br />
grootste deel in het brüden overgaat.<br />
Fig.6.10<br />
Voorstelling <strong>van</strong> de warmtestromen (wartebalans) bij een 1 traps verhitter.<br />
S = stoom C = concentraat<br />
B = brüden CD= condensaat<br />
V = verlies M = melk<br />
Het ontstane brüden kan, als in fig. 6.5. aangegeven, m.b.v. een condensator worden<br />
gecondenseerd. Maar gezien de doorgaans aanzienlijke warmteinhoud <strong>van</strong> het brüden<br />
kan dit ook (en warmte-economisch beter) dienen als verhittingsmedium in een 2 o<br />
verhitter.<br />
Er ontstaan dan twee trappen: twee in serie geschakelde verhitters en dampafscheiders.<br />
Met x kg damp uit de 1 o verhitter kan in de tweede x kg water worden verdampt<br />
(fig.6.9.b), indien de melk bij een lagere temperatuur, en dus bij een diepe vacuüm kookt.<br />
Het concentraat wordt hierbij m.b.v. een concentraatpomp uit de 1 o trap getrokken en<br />
aan de verhitterkop <strong>van</strong> de 2 o trap toegevoerd.<br />
Het specifieke stoomverbruik is dan:<br />
x<br />
2x<br />
=<br />
1<br />
2<br />
Na uitbreiding met een 3 o trap (of 3 o effect), fig. 6.9.c, en een 4 o trap, enz., daalt het<br />
specifieke stoomverbruik tot 1/3 resp ¼, enz.
Bij hergebruik <strong>van</strong> damp neemt de stoombesparing toe; eerst aanzienlijk en daarna, bij<br />
meer trappen, minder.<br />
De investering in de installatie neemt toe en ook het stroomverbruik i.v.m. de meerdere<br />
pompen; fig.6.11.<br />
Bij de 3-traps valstroominstallatie verdampt in elke trap x kg water (en totaal 3 x kg),<br />
terwijl x kg verse stoom wordt toegevoerd.<br />
In elke trap dienen gelijke hoeveelheden warmte (Q) volgens Q = F.k.ΔT te worden uitgewisseld.<br />
Bij gelijk blijvende ΔT dient F.k constant te blijven.<br />
Daar echter k1>k2 9 volgt hieruit: F2>F1.<br />
De gem. k-waarden (k1, k2, k3) voor een 3 traps installatie bedragen ongeveer resp. 3480,<br />
2680 en 1510 W/m 2 k bij kooktemperaturen <strong>van</strong> resp. ca. 78 o C, 65 o C en 45 o C.<br />
Fig. 6.11.<br />
Afname <strong>van</strong> het theoretisch<br />
spec.stoomverbruik en de globale toename<br />
<strong>van</strong> F<br />
Stel dat in de 1 o verhitter 100 kookpijpen<br />
zijn geplaatst, dan dienen in de 2 o verhitter<br />
ca. 25% meer, dus 125 kookpijpen aanwezig<br />
zijn.<br />
Dit is een groot nadeel, omdat de<br />
hoeveelheid beschikbaar produkt<br />
(concentraat) voor de bevloeiing <strong>van</strong> de<br />
pijpen <strong>van</strong> de 2 o trap, geringer is geworden.<br />
Dit kan leiden tot dicht bakken <strong>van</strong> de<br />
pijpen.<br />
O.a. de toepassing <strong>van</strong> een thermocompressor<br />
kan hierin verbetering brengen.<br />
Het grootste deel <strong>van</strong> produktverlies bij het indampen wordt gevormd door<br />
aanbrandverliezen. 88% <strong>van</strong> het totaal verlies bij een 4-trapsverdamper en 95 %<br />
aanbrandverlies bij een 7-trapsindamper. Het totale produktverlies dient niet hoger te<br />
zijn dan 0,28 % <strong>van</strong> de hoeveelheid verwerkte melk. Bij ondermelk ligt het verlies<br />
meestal onder deze norm.<br />
9 kl>k2 omdat de viscositeit <strong>van</strong> het produkt door verhoging <strong>van</strong> het ds-gehalte en door verlaging <strong>van</strong><br />
de kooktemperatuur is toegenomen. De valsnelheid <strong>van</strong> de film wordt geringer en dit is <strong>van</strong> invloed<br />
op de k-waarde.
Uit een kostenberekening 10 , waarbij werd aangenomen dat het produktverlies evenredig<br />
is met het verdampend oppervlak, blijkt dat de kosten <strong>van</strong> het indampen <strong>van</strong> volle melk<br />
(= energiekosten + apparatuurkosten + melkverliezen + lozingskosten) minimaal zijn bij<br />
een 5- of 6-trapsindamper.<br />
10 VMT 17 mei 1985 jaargang 18 nr 10. Produktverliezen bij het indampen <strong>van</strong> melk. S<br />
Bouman.
6.2.4 Thermo-compressie<br />
Een thermocompressor of stoomstraalverdichter is in feite een pomp, waarmee m.b.v.<br />
verse stoom een bepaalde hoeveelheid brüden kan worden aangezogen. Het brüden kan<br />
op deze wijze in temperatuur worden verhoogd en hergebruikt.<br />
Verse stoom (1) (fig.6.12) wordt via een fijne opening (düse) (A) aan de compressor<br />
toegevoegd. De stoom ontspant en treedt tegelijkertijd met zeer grote snelheid in de<br />
mengkamer (B) en zuigt een deel <strong>van</strong>, het in bv. de 1 o trap (fig.6.13), gevormde brüden<br />
(2) aan en er treedt menging op.<br />
In de zg. diffusor (C) wordt de snelheid <strong>van</strong> het mengsel tot een passende druk en dus<br />
temperatuur omgezet. Het mengsel dient als verhittingsmedium voor de 1 o trap.<br />
fig.6.12<br />
Afhankelijk <strong>van</strong>:<br />
- het drukverschil (temperatuurverschil) tussen brüden en mengsel.<br />
- de druk <strong>van</strong> de verse stoom.<br />
- de specificaties <strong>van</strong> de compressor.<br />
treedt een bepaalde verhouding op, tussen de hoeveelheid toegevoerde verse stoom en de<br />
hoeveelheid damp die kan worden aangezogen.<br />
Globaal geldt, dat 1 kg stoom <strong>van</strong> 9 bar<br />
0,9 kg brüden bij ΔT = 15 o C<br />
1,4 kg brüden bij ΔT = 10 o C<br />
2,3 kg brüden bij ΔT = 6 o C
kan aanzuigen of dat 1 kg brüden bij:<br />
ΔT = 15 o C door 1,1 kg stoom <strong>van</strong> 9 bar<br />
ΔT = 10 o C door 0,7 kg stoom <strong>van</strong> 9 bar<br />
ΔT = 6 o C door 0,4 kg stoom <strong>van</strong> 9 bar<br />
wordt aangezogen.<br />
De hoeveelheid stoom (kg), die nodig is om 1 kg damp aan te zuigen (resp. nodig is om<br />
een bepaalde temperatuurstijging te realiseren noemt men de compressieverhouding.<br />
Ook spreekt men <strong>van</strong> een 10-graads-compressor, indien met de compressor de<br />
temperatuur <strong>van</strong> het brüden <strong>van</strong> bv. 72 o C tot 82 o C wordt verhoogd.<br />
Stel dat verse stoom met een druk <strong>van</strong> 9 bar wordt toegevoerd en dat het mengsel een<br />
temperatuur <strong>van</strong> 80 o C dient te verkrijgen en dat het brüden <strong>van</strong> de 1 o trap een<br />
temperatuur heeft <strong>van</strong> 70 o C dan kan x kg verse stoom ca. 1,4 kg brüden aanzuigen.<br />
De compressieverhouding is 0,7 en de menghoeveelheid bedraagt 2,4 x kg.<br />
De 1 o trap verdampt nu 2,4 x kg water en er ontstaat eveneens 2,4 x kg damp. Hier<strong>van</strong><br />
wordt 1,4 x kg aangezogen door de compressor en x kg gaat door naar de 2 o trap.<br />
Bij een valstroominstallatie met met 3 effecten (fig.6.14.a) verdampt de 2 o en 3 o trap elk<br />
x kg water.<br />
Het specifieke stoomverbruik is: x/4,4 x = 0,23<br />
De hoeveelheid damp, die met een thermo-compressor kan worden "teruggehaald",<br />
wordt minder naarmate de temperatuur er<strong>van</strong> lager is. Maar bij toepassing <strong>van</strong> 4,5, ...7<br />
trappen worden de temperatuurverschillen tussen de trappen geringer, omdat het<br />
temperatuur traject, waarin kan worden gekookt (6.1.1) niet veranderd.<br />
Men zuigt de damp tegenwoordig bij dergelijke grote installaties wel terug uit de 3 o trap.
Fig. 6.14.b geeft een schematische voorstelling <strong>van</strong> een installatie met 5 trappen. De<br />
laatste trap is extern gedeeld. Het specifieke stoomverbruik bedraagt: x/7,7 x = 0,13.<br />
fig.6.14.a<br />
fig. 6.14.b.<br />
Afgezien nog <strong>van</strong> de voorverhitting, wordt de dunne melk vrijwel altijd op een hoger<br />
temperatuur niveau, dan de kooktemperatuur in de 1 o trap, aan het effect toegevoerd.<br />
Een (belangrijk) deel <strong>van</strong> de hiervoor benodigde warmte wordt door de installatie zelf<br />
geleverd.
Hiervoor bevinden zich in de dampafscheiders of in de stoomkasten <strong>van</strong> de verhitters en<br />
in de condensor, produktspiralen (warmtewisselaars) waarmee dit kan worden<br />
gerealiseerd.<br />
M.b.v. fig.6.15 wordt dit toegelicht. Met uitzondering <strong>van</strong> de warmte in de damp <strong>van</strong> de<br />
laatste dampafscheider, die toch wordt vernietigd in de condensor, zal deze<br />
voorverwarming enigszins tenkoste gaan <strong>van</strong> de capaciteit <strong>van</strong> de installatie.<br />
fig.6.15<br />
Mechanische dampcompressie.<br />
Mechanische compressie <strong>van</strong> de damp is mogelijk met een centrifugaal compressor.<br />
Deze compressor kan worden aangedreven d.m.v. electriciteit, gas of olie. Energetisch is<br />
dit systeem interessant wanneer gebruik gemaakt kan worden <strong>van</strong> goedkope electriciteit<br />
<strong>van</strong> kerncentrales, of wanneer het bedrijf zelf electriciteit maakt.<br />
Wanneer de mechanische dampcompressor achter de laatste trap is geplaatst, heeft men<br />
geen condensor nodig. Alleen een kleine afvoer voor inerte gassen is nodig.<br />
De compressor verhoogt de druk <strong>van</strong> de damp <strong>van</strong> bijv. 0,2 bar naar 0,3 bar, waarbij de<br />
temperatuur stijgt <strong>van</strong> 60°C naar 94°C. Theoretisch blijft de entropy (kJ/kg.K) gelijk.<br />
Door wrijvingswarmte neemt de temperatuur toe <strong>van</strong> 94°C tot bijv. 106°C. De damp is<br />
dus oververhit bij 0,3 bar en daardoor niet geschikt als verhittingsmedium in een<br />
valstroomverdamper. De damp moet willen condenseren.<br />
De damp wordt om deze reden gekoeld tot het verzadigingspunt door condensaat te<br />
injecteren bij een constante druk.
Fig 6.16 Drietrapsindamper met mechanische dampcompressie.<br />
6.2.5 De condensor en de ontluchting<br />
De damp uit de laatste trap, met een temperatuur <strong>van</strong> 45-40 o C, dient voortdurend te<br />
worden afgevoerd om het vacuüm in de achtereenvolgende trappen op het vereiste<br />
niveau te kunnen handhaven.<br />
De warmteinhoud <strong>van</strong> deze damp is relatief gering en bij eventueel hergebruik er<strong>van</strong><br />
dienen we te bedenken, dat het produkt te visceus wordt als gevolg <strong>van</strong> het drogestofgehalte<br />
en de lage kooktemperatuur.<br />
Bovendien is een erg belangrijk punt bij het bedrijven <strong>van</strong> de installatie, dat damp met<br />
een dergelijk lage temperatuur erg veel condensorwater vraagt (zie hierna) en vooral ook<br />
dit is een zeer practische begrenzing tot welke temperatuur men kan gaan.<br />
Het brüden in de laatste trap heeft per kg een groot volume.<br />
Uit een stoomtabel volgt het volume <strong>van</strong> 1 kg damp <strong>van</strong> 45 o C 15 m 3 bedraagt. Afvoer<br />
m.b.v. een pomp is practisch niet te realiseren, <strong>van</strong>daar dat de damp m.b.v. (condensor)<br />
water eerst wordt gecondenseerd en het volume <strong>van</strong> de zelfde kg is 10 -3 m 3 .<br />
Condensatie geschiedt in de achter de laatste trap geplaatste condensor.<br />
Fig.6.15 toont schematisch een sproeicondensor en tevens is te zien, dat op de condensor<br />
ook de vacuümpomp <strong>van</strong> de installatie is aangesloten.<br />
Op het tot druppels versproeide koude water (nortonwater: 11-12 o C; koeltorenwater: 27-<br />
28 o C) condenseert het laatste brüden en staat condensatiewarmte af. Het mengsel met<br />
een temperatuur <strong>van</strong> bv. 38 o C dient te worden afgevoerd.
Afvoer kan geschieden m.b.v. een pomp, die dan het mengsel tegen het vacuum in<br />
uittrekt of m.b.v. een zg. barometrische condensor. Deze condensorwater-afvoer bestaat<br />
in feite uit een lange (val)pijp <strong>van</strong> ca. 10 m, die met de onderzijde in het zg. wastewaterputje<br />
staat opgesteld.<br />
In het bovenstaande is als voorbeeld een mengsel-temperatuur genoemd <strong>van</strong> 38 o C.<br />
Hierbij behoort natuurlijk een bepaalde waterdampspanning. Deze dampspanning<br />
bepaald het vacuüm in de condensor, maar ook dat in de voorgaande trappen en daarmee<br />
de respectievelijke kooktemperaturen.<br />
Indien aan een condensor minder water wordt toegevoerd dan stijgt het gehele<br />
temperatuurniveau <strong>van</strong> de installatie; het omgekeerde geldt ook.<br />
Een belangrijk punt is verder nog dat bij meertrapsverdamping en toepassing <strong>van</strong> een<br />
thermocompressor niet alleen het specifieke stoomverbruik daalt, maar dat dit ook het<br />
geval is met het condensorwaterverbruik. Immers damp die wordt hergebruikt en<br />
condenseert in de verhitterlichamen, behoeft in de condensor niet te worden<br />
gecondenseerd.<br />
Behalve dat damp direct in kontakt kan worden gebracht met condensorwater<br />
(mengcondesor), is indirecte condesatie (oppervlaktecondensor) ook mogelijk.<br />
De warmte- en stofbalansen voor beide condensatie-systemen leiden tot de verhouding<br />
mW/mB, die het specifieke condensorwater verbruik voorstelt.<br />
Voor de mengcondensor geldt:<br />
waarin:<br />
m<br />
m<br />
mW = massastroom koelwater (kg/s)<br />
mB = massastroom brüden (kg/s)<br />
hB = warmteinhoud <strong>van</strong> het brüden (kJ/kg)<br />
cW = specifieke warmtecapaciteit <strong>van</strong> water (kJ/kg)<br />
tMG = temperatuur <strong>van</strong> het afgevoerde mengsel ( o C)<br />
tW = temperatuur <strong>van</strong> het condensorwater ( o C)<br />
W<br />
B<br />
h B - c W . t MG<br />
=<br />
c . ( t - t )<br />
W MG W<br />
Nemen we als voorbeeld een mengsel-temperatuur <strong>van</strong> 38 o C en stellen we de<br />
temperatuur <strong>van</strong> het trüden op 45 o C en de temperatuur <strong>van</strong> het nortonwater<br />
(condensorwater) op 11 o C, dan geldt:
m<br />
m<br />
W<br />
B<br />
Bij koeltorenwater <strong>van</strong> 27 o C geldt onder de zelfde omstandigheden:<br />
m<br />
m<br />
W<br />
B<br />
= 2585 - 4,19 . 38<br />
4,19 (38 - 11)<br />
= 2585 - 4,19 . 38<br />
4,19 (38 - 27)<br />
= 21<br />
= 53<br />
Voordat met het indampen kan worden begonnen, wordt de installatie geheel vacuüm<br />
getrokken m.b.v. de vacuümpomp (waterringpomp) of m.b.v. eens stoomstraalontluchter.<br />
Ogenschijnlijk zou men denken dat condensatie <strong>van</strong> het brüden voldoende is om het<br />
vacuüm te onderhouden. Dit is niet juist.<br />
Omdat met de melk, wei, enz. voortdurend ook niet condenseerbaar gas (lucht) wordt<br />
ingetrokken.<br />
Bovendien treden in de installaties altijd wel in meerdere of mindere mate lekkages op.<br />
Een vacuumpomp blijft dus gedurende het gehele proces draaien.
6.3. xxx Factoren die de efficiëntie <strong>van</strong> het indampen beperken.<br />
Fig. 6.3.1.<br />
De indampefficiëntie wordt door tal <strong>van</strong> factoren bepaald, zoals het rendement <strong>van</strong> de<br />
compressor, drukverliezen in afscheiders en verdampers, limiterende<br />
producteigenschappen en apparatuurvervuiling (zie fig. 6.3.1.)<br />
6.3.1. Axiaal drukverschil.<br />
Als gevolg <strong>van</strong> verdamping <strong>van</strong> water uit het product, dat aan de binnenkant <strong>van</strong> de<br />
verdamperpijpen naar beneden stroomt, zullen de massa en het volume <strong>van</strong> de<br />
waterdampfase toenemen.<br />
Door de toename <strong>van</strong> de dampsnelheid en de wrijving tussen de snelstromende<br />
dampfase en het langzaam stromende kokende vloeistoffase-oppervlak ontstaat een<br />
drukverschil tussen de bovenzijde en onderzijde <strong>van</strong> de pijpenbundel en daarmee ook<br />
een verschil in kooktemperatuur.<br />
Het zogenaamde axiale drukverschil kan worden beschreven met de volgende<br />
drukbalans:<br />
Δpax = -Δpstatisch + Δpversnelling + Δpwrijving<br />
Omdat de temperatuur <strong>van</strong> de stoom aan de buitenkant <strong>van</strong> de verdamperpijpen boven-<br />
en onderin gelijk is, ontstaat een verloop in de drijvende krachr voor de verdamping.<br />
Het verlies aan drijvende kracht is groter naarmate het drukverschil groter is.<br />
Om de gewenste waterverdamping toch te kunnen realiseren, zal de stoomtemperatuur<br />
(Ts) moeten toenemen:<br />
Ts = Tkook,onderin + ΔTww + ΔTax<br />
ΔTww = temperatuursverschil tussen stoom en kooktemp.
ΔTax = (kook)temperatuursverschil <strong>van</strong> product, ontstaan door axiaal drukverschil.<br />
Voorkomen of tenminste beperken <strong>van</strong> het drukverlies leidt tot een toename <strong>van</strong> de<br />
gewenste waterverdamping, bij een gelijkblijvende stoomtemperatuur.<br />
Het axiale drukverloop blijkt de meest onderschatte procesvariabele bij het ontwerp <strong>van</strong><br />
valstroomverdampers.<br />
Fig. 6.3.2.<br />
Typisch temperatuurverloop in verdamperpijpen met verschillende diameter.<br />
Fig. 6.3.3. Energiegebruik als functie <strong>van</strong> de pijpdiameter.<br />
Door vergroting <strong>van</strong> de pijpdiameters met 24% vermindert het drukverlies in de<br />
verdamperpijpen en bedraagt de energiebesparing 20%. Met een toename <strong>van</strong> 63% loopt<br />
de besparing op tot 30%.
Literatuur.<br />
1. <strong>Food</strong> Engineering and Dairy Technology. H G Kessler<br />
2. Zuiveltechnologie Fysische Processen P051-103 P walstra en A Jellema LU<br />
Wageningen.<br />
3. Evaporation Membranefiltration Spraydrying in milk powder and cheese<br />
production North European Dairy Journal Robert Hansen.<br />
4. VMT 6 juni 1996 nr 12. R Waalewijn en S Bouma (NIZO nieuws 1996 nr 3.)
7. Procesregeling Indampers.<br />
Alleen met een adequaat functionerende regeling is het indampproces beheersbaar en<br />
kan aan de gestelde eisen worden voldaan die aan proces en eindprodukt worden gesteld.<br />
xxx Het centrale principe <strong>van</strong> regelen is gebaseerd op terugkoppeling.<br />
Bij terugkoppeling wordt het verschil bepaald tussen de te regelen uitgangsgrootheid<br />
(d.s.%) en de gewenste waarde: het setpoint.<br />
Op basis <strong>van</strong> dit verschil wordt door de regelaar ingegrepen op de ingangsgrootheid.<br />
Mogelijkheden die beschikbaar zijn voor de wijze waarop de regelaar moet ingrijpen<br />
bestaan bij een conventionele Proportionele Integrerende en zonodig Differentiërende<br />
(PID) regelaar uit 3 of 4 instelbare parameters die het karakteristieke "ingrijpgedrag" <strong>van</strong><br />
de regelaar vastleggen: de zogenaamde regelaarinstellingen.<br />
Elk proces vraagt om specifieke regelaarinstellingen. In de praktijk wordt volstaan met<br />
een empirische bepaling <strong>van</strong> de regelaarinstellingen.<br />
Simulatie met modellen levert een nieuwe en betere mogelijkheid op voor het instellen<br />
<strong>van</strong> regelaars.<br />
Men kan het maximale rendement <strong>van</strong> een proces realiseren of produceren binnen<br />
nauwe produktspecificaties of de flexabiliteit <strong>van</strong> installaties vergroten.<br />
Een vervolgstap in de procesregeling is om niet alleen de regelaarinstellingen door<br />
simulatie te bepalen, maar ook het regelen <strong>van</strong> het proces te baseren op modelsimulaties.<br />
Dit wordt modelondersteunend regelen genoemd.<br />
Hierbij wordt de regelaar ver<strong>van</strong>gen door een procescomputer die de regelacties bepaalt<br />
en wel op een veel geavaceerdere wijze dan in de PID-regelaar, gebruikmakend <strong>van</strong><br />
simulaties en metingen. xxx<br />
Bij indampen moet het drogestof gehalte <strong>van</strong> het concentraat constant gehouden worden,<br />
of moet deze grootheid op een nieuwe waarde gebracht worden.<br />
Mogelijkheden hiertoe om dit te regelen bij de indampers zijn:<br />
1. Regeling op basis <strong>van</strong> ingaand stoomdebiet (zie fig. 7.1a.)<br />
2. Regeling op basis <strong>van</strong> het koelwaterdebiet door de condensors. De laatste<br />
regeling kan worden gecombineerd met een stoomtemperatuurregeling <strong>van</strong> de<br />
eerste trap (zie fig. 7.1b).<br />
3. Regeling op basis <strong>van</strong> ingaande melkdebiet.
Een nadeel bij grote installaties (7 trapsindampers) is dat bij meting <strong>van</strong> het d.s.gehalte<br />
na de laatste trap de melk reeds minstens 20 minuten onderweg is geweest.<br />
Men ziet dan ook wel dat men probeert eerder metingen in het proces te doen en per trap<br />
temperatuurniveaus probeert te regelen.(Zie ook fig 7.2)<br />
Fig. 7.1 : Mogelijke regelstrukturen voor drogestofregeling <strong>van</strong> een viertrapsindamper. a.<br />
regeling op basis <strong>van</strong> ingaand stoomdebiet.<br />
b. regeling op basis <strong>van</strong> koelwaterdebiet; een tweede regelkring zorgt voor een constante<br />
temperatuur in de dampvormer door in te grijpen op het stoomdebiet.<br />
Fig.7.1a. + fig 7.1b.<br />
fig 7.2. Voorbeeld <strong>van</strong> het verloop <strong>van</strong> de temperatuur en het gehalte aan droge stof als<br />
functie <strong>van</strong> de tijd in een zestraps indampinstallatie met voor verhitting en flash-koeler<br />
(globaal).
De melk wordt voorverhit met warmtewisselaars die achtereenvolgens afgewerkte damp<br />
<strong>van</strong> de verdampers, damp <strong>van</strong> de koeler en verse stoom gebruiken. Verder wordt een<br />
deel <strong>van</strong> de damp <strong>van</strong> de derde trap met stoom gecomprimeerd en naar de eerste trap<br />
gevoerd.<br />
Een deel <strong>van</strong> het water wordt verdampt in een vacuümkoeler (flashverdamper).<br />
De getallen bovenaan geven aan hoeveel vloeistof (in gewichtshoeveelheden) er relatief<br />
over is na de verschillende trappen.<br />
R1 = regeneratief indampers (deel damp 2 e -6 e trap)<br />
R2 = regeneratief flash-koeler<br />
V = buizenverhitter (stoom)<br />
HH = heethouder<br />
F = flash-koeler.
7.1. Reiniging<br />
De gebruikelijke reinigingsmethode voor indampers is die op basis <strong>van</strong> loog en zuur;<br />
met behulp <strong>van</strong> loog wordt voornamelijk organische vervuiling verwijderd, waarna het<br />
restant (voornamelijk minerale afzettingen) door zuur (salpeterzuur) wordt weggenomen.<br />
Zie tabel 7.1.<br />
Een vuillaag, die tijdens het indampproces in de indamppijpen is gevormd kan bij een<br />
goed uitgevoerde reiniging door loog in korte tijd <strong>van</strong> de wand worden gespoeld.<br />
Het is gebleken dat de vuillaag onder invloed <strong>van</strong> een loogoplossing (hoge pH) eerst<br />
sterk zwelt en vervolgens in zijn geheel <strong>van</strong> de wand wordt gespoeld.<br />
De vuillaag bestaat uit een eiwitmatrix met daarin ingebed calciumfosfaat en vet. Deze<br />
vuillaag wordt in zijn geheel met het calciumfosfaat en vet verwijderd.<br />
Voor de loogreiniging wordt de installatie voorgespoeld met water/condensaat en na de<br />
zuurreiniging nagespoeld met water.<br />
Optimum voor de loogconcentratie is 1 %: bij voldoende debiet en goede temperatuur<br />
(50-70°C) is de wand in 10 minuten schoon.<br />
Bij het reinigen met loog <strong>van</strong> indampinstallaties onder indampcondities (indamper onder<br />
vacuüm), waarbij het vloeistofdebiet op de laatste trappen laag is, wordt de aanwezige<br />
vuillaag slechts langzaam verwijderd en wordt de indamper niet volledig schoon.<br />
In tegenstelling tot wat veelal wordt aangenomen, leveren toenemende loogconcentraties<br />
in de reinigingsvloeistof een slechter reinigingsresultaat op. [De loog wordt ingedikt.]<br />
Bij toepassing <strong>van</strong> loogconcentraties boven 1% neemt de vuilverwijdersnelheid sterk af<br />
en wordt de indamper niet schoon.<br />
Er blijft een bruin verkleurde vervuiling achter met een "rubberachtige" structuur<br />
(gepolymeriseerd eiwit) die veel moeilijker is te verwijderen dan de oorspronkelijke<br />
vervuiling.<br />
De in de praktijk toegepaste loogconcentraties <strong>van</strong> 2 tot 8 % zijn onnodig hoog en leiden<br />
tot polymerisatie <strong>van</strong> het eiwit.<br />
De in de praktijk toegepaste reinigingsprocessen duren 2 tot 3 uur en zouden na<br />
optimalisatie korter kunnen.<br />
Terugbrengen <strong>van</strong> de loogconcentratie tot maximaal 1 % geeft naast besparing op kosten<br />
<strong>van</strong> chemicaliën een veel en effectievere vuilverwijdering.<br />
Voor de moderne meertrapsindampers, waarbij indampend moet worden gereinigd,<br />
zouden voor een goede reiniging extra pompen moeten worden gebruikt.<br />
Hierdoor kan het debiet in de laatste trappen hoog gehouden worden en treedt geen<br />
verhoging op <strong>van</strong> de loogconcentratie.
Een oplossing is een systeem waarbij tijdens de reiniging niet wordt ingedampt en door<br />
middel <strong>van</strong> extra reinigingspompen een hoge bevloeiing op alle trappen wordt verkregen.<br />
Dit betekent echter wel een extra investering, die zich moet terugverdienen.<br />
Door éénfase-reinigingsmiddelen (bijv. EDTA) die in staat zijn melksteen (Ca-zouten) te<br />
verwijderen, aan loog toe te voegen, kan men de reinigingscyclus aanzienlijk<br />
vereenvoudigen en verkorten, doordat geen zuurreiniging meer nodig is.<br />
Een bijkomend voordeel <strong>van</strong> éénfase-reiniging is dat op deze wijze ook geen zuur<br />
(HNO3) in de indamper kan achterblijven, waardoor besmetting <strong>van</strong> het produkt met<br />
nitraat is uitgesloten. {In plaats <strong>van</strong> salpeterzuur kan ook bij de gebruikelijke reiniging<br />
fosforzuur gebruikt worden.}<br />
Tabel 7.1.<br />
reinigingsfase loog/zuur<br />
min.<br />
loog + additief (min).<br />
1. voorspoelen riool<br />
2. loog doseren 0 - 35 0 - 35 riool<br />
2a. additief doseren -- 19 - 35 riool<br />
retourvloeistof<br />
naar<br />
3. loog circuleren 35 - 65 35 - 65 indamper<br />
4. tussen spoelen 65 - 95 65 - einde riool<br />
5. zuur doseren 95 - 112 -- riool<br />
6. zuur circuleren 112 - 126 -- indamper<br />
7. naspoelen 126 - einde -- riool<br />
Totaaltijd 150 min 100 min
7.2. Enkele installaties.<br />
Fig. 7.3. toont zeer schematisch een melk<strong>poeder</strong>- en wei<strong>poeder</strong>fabriek, resp. M en W.,<br />
<strong>van</strong> Agricole Granby in Canada.<br />
Wei<strong>poeder</strong> fabriek:<br />
4 traps valstroominstallatie<br />
• cap. 13.000 kg waterverdamping/u<br />
• specifiek .stoomverbruik is 0,17<br />
• 1 trap finischer (hoog concentrator; vacuum dat met verse stoom<br />
wordt gevoed) concentreert tot 60% ds.<br />
• 2 traps flash koeler verlaagt de concentraat temperatuur <strong>van</strong> 60 o C tot<br />
25 o C (de voorkristallisatietemperatuur)<br />
• 6 kristallisatietanks, kristallisatiecyclus 8 u<br />
• 2 fase droging<br />
• toren met conische bodem en air sweeps<br />
• centrifugaalverstuiving en primaire agglomeratie <strong>van</strong> de fines.<br />
• bandsystemen onder de conisch voor nakristallisatie <strong>van</strong> het vochtige<br />
<strong>poeder</strong> ( Kristallisatiegraad = ca.90%) Poeder bevat ca. 11% water<br />
• fluid schudbed voor nadrogen tot 3,5% water.<br />
• alle tenslotte af te voeren lucht, wordt m.b.v. een filterkamer<br />
gereinigd; de lucht voor reiniging bevat ca. 0,5% <strong>poeder</strong><br />
• de gereinigde lucht gaat naar een recuperator.<br />
De processing <strong>van</strong> de melk<strong>poeder</strong> is ongeveer gelijk. Er is een 5 traps installatie.<br />
Finisher, kristallisatietanks en kristallisatie band vervallen.<br />
Opmerkelijk voor beide installaties is dat de voorwarmers dienen om de<br />
melk/cheddarwei op centrifugetemperatuur te brengen.<br />
fig 7.4. Flashkoeler
Fig. 7.5. Extern opgesplitste trap.<br />
Fig. 7.6. Intern opgesplitste trap
Fig. 7.11 Finiseur.<br />
Wanneer het concentraat in de laatste trap te visceus is, of wanneer men tot erg hoge<br />
d.s.-gehaltes wil gaan dan kan men de laatste trap <strong>van</strong> verse stoom voorzien. De laatste<br />
trap krijgt hierdoor een temperatuur onafhankelijk <strong>van</strong> de rest <strong>van</strong> de installatie. De<br />
laatste trap en de voorlaatste trap hebben wel hun eigen condensor, met het bijbehorende<br />
vacuüm.
Literatuur.<br />
1. VMT 1994 nr 5 blz 12.Computerprogramma voor indampers S Bouman en R<br />
Waalewijn.<br />
2. Zuiveltechnologie 1 Fysische processen P walstra en A Jellema. L.U.<br />
Wageningen Po52 - 103.<br />
3. VMT 30 april 1992 nr 9 D W Brinkman en G <strong>van</strong> Voskuilen.(NIZO)<br />
4. VMT 31 mei 1990 nr 11 A D Stemerdink en D W Brinkman.<br />
5. VMT 15 nov 1990 nr 23.
8. EIGENSCHAPPEN EN VOORBEHANDELING VAN<br />
MELKKONCENTRAAT<br />
8.1 DE VISCOSITEIT<br />
De viscositeit <strong>van</strong> concentraat is niet alleen <strong>van</strong> betekenis bij het indampen maar ook bij<br />
het verstuiven in een "toren".<br />
De viscositeit beinvloedt de druppeldiameter en via deze (gem.) druppeldiameter een<br />
aantal <strong>poeder</strong>eigenschappen. (Zie ook tabel 8.2.)<br />
Bij deze viscositeit valt een :<br />
te onderscheiden.<br />
• basisviscositeit en een<br />
• struktuurviscositeit<br />
8.2 DE BASISVISCOSITEIT<br />
De basisviscositeit <strong>van</strong> een concentraat is afhankelijk <strong>van</strong> 2 grootheden:<br />
• de volumefraktie <strong>van</strong> de gedispergeerde fase.<br />
• de viscositeit <strong>van</strong> het serum (de waterige oplossing <strong>van</strong><br />
lactose en zouten).<br />
Door Eilers is een empirische formule afgeleid, waarmee de viscositeit <strong>van</strong> een dispersie,<br />
en in dit geval dus <strong>van</strong> melkconcentraat, valt te berekenen:<br />
Waarin:<br />
ηc = ηs { 1 + 1,25 ø / ( 1 - ø /ømax) } 2 [8.1]<br />
ηc = viscositeit <strong>van</strong> het concentraat (mPa.s)<br />
ηs = viscositeit <strong>van</strong> het serum (mPa.s)<br />
ø = volumefraktie <strong>van</strong> de gedispergeerde deeltjes (l/l)<br />
ømax = de maximale volumefraktie (l/l)<br />
De volumefraktie ø, wordt gevormd door alle deeltjes die in het melkserum zijn<br />
gedispergeerd (dus niet echt moleculair zijn opgelost), t.w.:<br />
• caseinedeeltjes,<br />
• serumeiwitten<br />
• vetbolletjes.<br />
Vooral de caseinedeeltjes die in micellaire vorm aanwezig zijn , dragen veel tot deze<br />
fraktie bij. De viscositeit <strong>van</strong> met name ondermelkconcentraat wordt er in hoge mate<br />
door beinvloed.<br />
Doordat de micellen <strong>van</strong> nature veel water immobiliseren is het volume aanzienlijk meer,<br />
dan uit de dichtheid <strong>van</strong> het droge Ca-caseinaat-Ca-fosfaat-complex valt te berekenen.
Empirisch is vastgesteld dat 1 kg caseine in melk of melkconcentraat een volume <strong>van</strong><br />
3,57 l inneemt. Bij de volumefractie <strong>van</strong> serumeiwitten speelt de mate <strong>van</strong> verhitting<br />
(5.1.) een rol.<br />
Wanneer de <strong>poeder</strong>melk zodanig wordt verhit dat de globulaire serumeiwitten in<br />
gedenatureerde toestand aanwezig zijn, kan het volume <strong>van</strong> 1 kg serumeiwit op 3,09 l<br />
worden gesteld.<br />
In natieve toestand "binden" deze eiwitten veel minder water en geldt 1,07 l/kg; de<br />
bijdrage tot ø is dan aanzienlijk geringer.<br />
I.v.m. het volume <strong>van</strong> het vet wordt een dichtheid <strong>van</strong> 0,92 kg/l gehanteerd.<br />
Voor de volumefraktie <strong>van</strong> te concentreren ondermelk (øo) geldt:<br />
øo = Ccas Vcas + Cns Vns + Cgs Vgs [8.2.a]<br />
en voor gestandaardiseerde melk voor vol <strong>poeder</strong> (øM) kan voorgesteld worden door:<br />
waarin:<br />
øM = Ccas Vcas + Cns Vns + Cgs Vgs + Cv Vv [8.2.b]<br />
øo = volumefraktie <strong>van</strong> de disperse fase in ondermelk (l/l)<br />
øm = volumefraktie <strong>van</strong> de disperse fase in melk (l/l)<br />
c = concentratie (kg/l) <strong>van</strong>: caseine (cas), niet-gedenatureerd serumeiwit (ns),<br />
gedenatureerd serumeiwit (gs) en vet (v)<br />
V = het volume in oplossing (l/kg), dus Vcas, enz.<br />
Voorbeeld (8.I): Berekening <strong>van</strong> øm voor <strong>poeder</strong>melk voor vol <strong>poeder</strong> met een geringe<br />
denaturatie <strong>van</strong> de serumeiwitten.<br />
vet<br />
caseine<br />
serumeiwit (ns)<br />
serumeiwit (gs)<br />
d20=1,0301<br />
kg/kg<br />
0,0322<br />
0,0259<br />
0,0053<br />
0,0002<br />
c<br />
kg/l<br />
0,0332<br />
0,0267<br />
0,0055<br />
0,0002<br />
V<br />
l/kg<br />
(x 1,087)<br />
(x 3,57)<br />
(x 1,07)<br />
(x 3,09)<br />
Dus in 1 volumedeel <strong>poeder</strong>melk is ≈ 0,14 volumedeel gedispergeerde fase aanwezig.<br />
l/l<br />
0,0361<br />
0,0953<br />
0,0059<br />
0,0006<br />
0,1379<br />
De volumefraktie ø <strong>van</strong> de gedispergeerde fase in melk-of ondermelk-concentraat volgt<br />
uit:<br />
waarin:<br />
ρc<br />
φ = φm<br />
× CF ×<br />
ρ<br />
m<br />
[8.3.]
øm = de volumefraktie <strong>van</strong> de gedispergeerde fase in melk (of ondermelk) (l/l)<br />
CF = concentratiefaktor (Dc/Dm)<br />
ρc = dichtheid <strong>van</strong> het concentraat (kg/l)<br />
ρm = dichtheid voor melk of ondermelk (kg/l)<br />
Voorbeeld (8 II): Berekening <strong>van</strong> de volume fractie ø <strong>van</strong> het concentraat volgens<br />
formule [8.3.]. De ingevulde øm is volgens voorbeeld (8 I) berekend.<br />
Verder geldt in dit voorbeeld voor CF = 48/12 en ρc = 1,1300 en ρm = 1,0301<br />
ø = 0,14 x 48/12 x 1,1300/1,0301 = 0,61<br />
In de formule <strong>van</strong> Eilers [8.1.] staat verder de viscositeit <strong>van</strong> het serum. Bij een<br />
berekening hier<strong>van</strong> wordt uitgaan <strong>van</strong> de volgende veronderstellingen:<br />
- het laktosegehalte in het water <strong>van</strong> de (onder)melk, met een<br />
drogestofgehalte <strong>van</strong> 9...12 % bedraagt ≈ 5 %.<br />
- door de opgeloste melkzouten wordt de waterviscositeit met 2 %<br />
verhoogd.<br />
- de viscositeit <strong>van</strong> deze bestanddelen (lactose en melkzouten) is additief<br />
en neemt liniair met de concentratie toe.<br />
Fig.8.1.De viscositeit <strong>van</strong> ondermelkconcentraat als functie <strong>van</strong> de volumefractie<br />
(ø) die door de gedispergeerde fase, het plasmaeiwit, wordt ingenomen (afschuifsnelheid:<br />
392 s -1 ).<br />
De relatie tussen de viscosteit <strong>van</strong> het serum en de koncentratiefaktor (CF) wordt<br />
gegeven door:
Waarin:<br />
ηs = ηw + { ( 1,02ηw - ηw ) + (ηto - ηw) } x CF [8.4.]<br />
ηs = viscositeit <strong>van</strong> het serum (mPa.s).<br />
ηw = viscositeit <strong>van</strong> het water 11 (mPa.s).<br />
ηto = viscositeit <strong>van</strong> een 5 % lactose-oplossing in water 1 ) (mPa.s).<br />
Tabel 8.1. De viscositeit <strong>van</strong> water (ηw ) en <strong>van</strong> een laktoseoplossing-5 % in water (ηto)<br />
bij verschillende temperaturen. Gegevens volgens Jenness,R en Patton,S, Principles of<br />
Dairy Chemistry John Wiley & Sons,New York,1959.<br />
T( o C) ηw(mPa.s) ηto(mPa.s)<br />
50<br />
60<br />
70<br />
0,549<br />
0,469<br />
0,406<br />
0,62<br />
0,52<br />
0,45<br />
Voorbeeld 8 III:Berekening <strong>van</strong> de viscositeit <strong>van</strong> het serum <strong>van</strong> melkkoncentraat bij<br />
50°C en CF=48/12<br />
ηs = 0,549 + { (1,02 x 0,549 -0,549) + (0,62.-0,549) } x 48/12 = 0,88 mPa.s<br />
Tenslotte resteert in de formule <strong>van</strong> Eilers, de maximale volumefraktie: ømax.<br />
Deze is door Snoeren c.s. empirisch afgeleid en voor ondermelk- en melkconcentraat op<br />
0,79 gesteld.<br />
Bij ømax is het concentraat "vol". De pakking <strong>van</strong> de gedispergeerde deeltjes is dan<br />
zodanig dat ze strak tegen elkaar liggen. Dit is in fig. 8.1. aanschouwelijk weergegeven.<br />
Voorbeeld 8 IV: Berekening <strong>van</strong> ηc m.b.v. de voorgaande gegevens.<br />
ηc = 0,88 x {1 +1,25 x 0,61 / (1 - 0,61/0,79)} 2 =16,6 mPa.s<br />
Bij fig.8.1. valt verder op dat wanneer het droge-stofgehalte stijgt <strong>van</strong> 45 naar 46 % het<br />
effekt op de viscositeit gering is. Bij hogere droge-stofgehaltes, bv een stijging <strong>van</strong> 52<br />
naar 53 % (dus weer een stijging met 1 %) is het effekt erg groot.<br />
11 Deze viscositeiten zijn temperatuurafhankelijk,zie tabel 8.1.
Fig 8.2.<br />
Relatie tussen drogestofgehalte en viscositeit <strong>van</strong> ondermelkckoncentraat.<br />
Voorverhitting <strong>van</strong> de melk:<br />
1 = 10 s 70 o C<br />
2 = 1 min. 85 o C afschuifsnelheid: 392 s -1<br />
3 = 5 min. 95 o C<br />
T = 50 o C<br />
Fig.8.3. De viscosieit <strong>van</strong> volle melkconcentraat bij maximale afschuifsnelheid.<br />
1 bij 50 o C * ); 2 bij 60 o C * ); 3 bij 70 o C * )<br />
• bij 50 o C bepaalde waarden * ) Berekende waarden.
In fig 8.2. staat de viscositeit <strong>van</strong> ondermelkconcentraat als funktie <strong>van</strong> het droge-stofgehalte.<br />
Tevens is de invloed <strong>van</strong> de voorverhitting op te merken.<br />
In fig 8.3. staan verschillende parameters, die de viscositeit <strong>van</strong> melkconcentraat beinvloeden.<br />
Bij een gegeven temperatuur wordt de basisviscositeit <strong>van</strong> het melkconcentraat dus<br />
beinvloed door:<br />
a. Het eiwitgehalte <strong>van</strong> de dunne melk.<br />
b. De eiwitsamenstelling.<br />
c. Het vetgehalte <strong>van</strong> de dunne melk.<br />
d. De homogenisatiegraad (zie hierna)<br />
e. De voorverhitting <strong>van</strong> de melk.<br />
f. De concentratiefaktor<br />
g. Toevoegingen, die de voluminositeit <strong>van</strong> de eiwitten beinvloeden.<br />
Bij het homogeniseren <strong>van</strong> melkconcentraat ontstaan vele zeer kleine vetbolletjes. Deze<br />
bolletjes worden vooral beladen met kaasstofdeeltjes en er ontstaat hierbij een stabiel<br />
adsorptielaagje.<br />
Het "nieuwe" grensvlak wordt echter zodanig bedekt, dat de caseinemicellen niet "strak"<br />
tegen elkaar zitten, maar dat er enig serum tussen de caseinemicellen wordt ingesloten;<br />
ook dit serum draagt dan tot de volumefraktie bij (fig.8.4.).<br />
Fig.8.4. Zeer schematische weergave <strong>van</strong> de invloed <strong>van</strong> homogeniseren op de volumefractie.<br />
Na homogeniseren neemt de schijnbare volumefraktie (øsch) dus toe.<br />
Gehomogeniseerd concentraat heeft onder overigens gelijkblijvende omstandigheden<br />
een grotere viscositeit, dan niet-gehomogeniseerd concentraat.<br />
De verhouding øsch/ø is in feite een maat voor de homogenisatiegraad.
Tabel 8.2. De karakteristieken <strong>van</strong> ondermelkconcentraat en de eigenschappen <strong>van</strong> het<br />
uit deze concentraten bereide melk<strong>poeder</strong>.<br />
voorverhitting<br />
1 min<br />
85°C<br />
5 min<br />
95°C<br />
1 min<br />
85°C<br />
5 min<br />
95°C<br />
5 min<br />
95°C<br />
concentraat <strong>poeder</strong><br />
d.s.<br />
gehalte<br />
(%, m/m)<br />
vol fractie<br />
visc. bij<br />
392 s-1<br />
(mPa.s)<br />
vochtgehalte<br />
(%)<br />
bulkdensity<br />
(g/ml)<br />
vacuolen<br />
volume<br />
(ml/kg)<br />
49,6 0,68 71,9 5,52 0,892 112 0,23<br />
45,9 0,65 66,5 5,26 0,901 121 0,28<br />
49,6 0,65 49,6 4,68 0,833 159 0,77<br />
43,8 0,62 42,2 4,36 0,833 159 0.07<br />
42,2 0,60 29,6 4,08 0,752 202 0,03<br />
10 s 85°C 44,7 0,57 21,6 3,87 0,741 245 0,04<br />
10 s 85°C 41,0 0,52 17,1 3,14 0,667 331 0,05<br />
ADMI onoplo.<br />
(ml)
8.3 DE STRUKTUURVISCOSITEIT<br />
Wanneer melkconcentraat gedurende enige tijd wordt bewaard dan neemt de viscositeit<br />
toe. Er ontstaat een struktuurviscositeit en men spreekt ook <strong>van</strong> nadikken of geleren. De<br />
mate <strong>van</strong> nadikken blijkt afhankelijk <strong>van</strong> de concentratiefaktor; vooral het eiwit speelt<br />
hierbij een rol.<br />
Hoe groter de volumefraktie <strong>van</strong> het eiwit is, hoe sneller deze struktuurviscositeit<br />
toeneemt. Tevens verloopt het nadikken sneller, naarmate concentraat bij hogere<br />
temperaturen wordt bewaard (fig.8.5.).<br />
Vooral ondermelkconcentraten zijn gevoelig voor nadikken.<br />
Fig.8.5. Tijd nodig om ondermelkconcentraat tot gelering te brengen bij 2 temperaturen.<br />
Het mechanisme <strong>van</strong> het nadikken is niet bekend en er zijn verschillende theoriën.<br />
Snoeren c.s. stellen dat de caseinemicellen in het concentraat de neiging hebben om te<br />
zwellen.<br />
Bij het indampen neemt niet alleen ø toe, maar ook de zoutenconcentratie.<br />
Door de stijging <strong>van</strong> het zout(en)gehalte zal mogelijk een deel <strong>van</strong> het aan het eiwit gebonden<br />
Ca door andere ionen worden ver<strong>van</strong>gen (het is inderdaad bekend dat het<br />
kolloidale Ca-fosfaat de eigenschap <strong>van</strong> een ionenwisselaar heeft).<br />
Het gevolg <strong>van</strong> deze ionenuitwisseling is dat het eiwit beter oplosbaar wordt.<br />
Deze uitwisseling (bv Na voor Ca) zal aan de buitenkant <strong>van</strong> de micel beginnen en we<br />
moeten ons dan voorstellen dat het caseinedeeltje aan de buitenkant begint te zwellen<br />
(tekenen <strong>van</strong> een beginnend oplossen gaat vertonen) en dat hierbij ijle strukturen<br />
ontstaan, die veel water immobiliseren (fig.8.6.).
Fig.8.6. Schematische voorstelling <strong>van</strong> het zwellen <strong>van</strong> een caseinedeeltje.<br />
De diameter <strong>van</strong> het deeltje neemt hierbij toe <strong>van</strong> a tot b. Wanneer bij een viscositeitsmeting<br />
een hoge afschuifsnelheid wordt toegepast, dan wordt het serum tussen de<br />
dunne draden (de ijle strukturen) doorgeperst.<br />
Indien deze ijle strukuren niet worden verstoord, dan wordt dit als een viscositeitsvergroting<br />
(grotere ø) waargenomen.<br />
Bij toepassing <strong>van</strong> een hoge afschuifsnelheid lijkt het alsof de diameter <strong>van</strong> het deeltje<br />
weer gelijk is aan a.<br />
Dit zelfde treedt ook op indien de krachten bij het verstuiven (druk- of wielverstuiving)<br />
in de toren groot genoeg zijn om de struktuurviscositeit te niet te doen.<br />
Is dit niet (volledig) het geval dan ontstaat een grovere nevel, die <strong>van</strong> invloed zal zijn op<br />
een aantal <strong>poeder</strong>eigenschappen.
8.4. Voorbehandeling <strong>van</strong> (onder)melkconcentraat.<br />
De behandeling <strong>van</strong> het concentraat, vóór het drogen, kan bestaan uit:<br />
• bufferen<br />
• homogeniseren<br />
• voorverhitten<br />
• vitaminiseren.<br />
8.4.1. Bufferen.<br />
Na het indampproces wordt het concentraat opge<strong>van</strong>gen in een bufferbakje, waar<strong>van</strong><br />
meestal 2 aanwezig zijn.<br />
Gezien de temperatuur <strong>van</strong> het concentraat, ca. 40°C, is de kans op groei <strong>van</strong> thermofiele<br />
micro-organismen groot.<br />
De volgende bacteriën kunnen worden genoemd:<br />
• thermofiele sporevormers, veelal Bacillus stearothermophilus var. calidolactis.<br />
• thermofiele streptococcen, veelal S. durans.<br />
• coagulase positieve staphylococcen.<br />
Behalve in de bufferbakjes, kunnen deze organismen zich ook in de indampinstallatie<br />
ontwikkelen.<br />
In verband hiermee dient de gebufferde hoeveelheid concentraat gering te zijn en na<br />
verloop <strong>van</strong> tijd dient het bufferbakje te worden gereinigd en er wordt overgeschakeld op<br />
het tweede reeds gereinigde bakje (om het uur wisselen; grootte tank 15 - 30 min <strong>van</strong> de<br />
torencapaciteit).<br />
De geringe voorraad in een bufferbakje, is ook <strong>van</strong> betekenis om de nadikking <strong>van</strong> het<br />
concentraat te beperken.<br />
Het eigenlijke doel <strong>van</strong> deze buffermogelijkheid is o.a.:<br />
• het op<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> capaciteitsverschillen tussen indampinstallatie<br />
en toren en <strong>van</strong> kleine storingen.<br />
• de buffervoorraad geeft de mogelijkheid de hoeveelheid concentraat naar<br />
de toren, tijdens het in bedrijf zijn iets te verminderen of te vergroten i.v-<br />
.m. de regeling <strong>van</strong> het watergehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>.<br />
Tussen buffertank en voor de homogenisator (en dus voor de toren) wordt het<br />
concentraat gefiltreerd om vaste melkbestanddelen te verwijderen die de homogenisator<br />
kunnen beschadigen of de nozzle kunnen verstoppen.<br />
8.4.2. Homogeniseren.<br />
Bij de bereiding <strong>van</strong> vol <strong>poeder</strong> wordt het concentraat, vóór het verstuiven, vrij veel<br />
gehomogeniseerd.<br />
De toegepaste drukken bedragen 15 - 20 MPa.
Het homogeniseren heeft tot doel de vetverdeling in het bereide <strong>poeder</strong> te verbeteren en<br />
dit resulteert in een verlaging <strong>van</strong> het "vrij-vet"-gehalte. Het <strong>poeder</strong> krijgt hierdoor<br />
gunstiger oploseigenschappen: betere wettability of bevochtigbaarheid.<br />
Melk<strong>poeder</strong> (28 % vet) bevat normaal 4 tot 10 % vrij vet, berekend op het <strong>poeder</strong>. Na<br />
homogeniseren <strong>van</strong> het concentraat bevat het <strong>poeder</strong> nog slechts 1 à 2 % vrij vet.<br />
Ook zonder dat een hoge-drukhomogenisator wordt toegepast treedt bij indampen en<br />
verstuiven, vooral indien drukverstuiving wordt gebruikt, steeds een homogeniserend<br />
effect op.<br />
De additionele homogenisatie levert echter nog een aanzienlijke reduktie <strong>van</strong> het "vrijvet"<br />
op.<br />
O.i.v. homogeniseren neemt de viscositeit <strong>van</strong> het concentraat toe. Deze<br />
viscositeitsstijging resulteert in een nadelige beinvloeding <strong>van</strong> enkele<br />
<strong>poeder</strong>eigenschappen -o.a. doordat bij verstuiven een grovere nevel wordt gevormd-<br />
zoals de oplosbaarheid, tenzij bij de instelling <strong>van</strong> het droge-stofgehalte <strong>van</strong> het<br />
concentraat hiermee rekening wordt gehouden.<br />
8.4.3. Voorverhitten.<br />
Het concentraat wordt juist voor het droogproces in de toren, tot 70 à 75°C voorverhit.<br />
Hierbij wordt een buizenwarmtewisselaar "de dikmelkpasteur" toegepast of soms ook,<br />
ter bevordering <strong>van</strong> een gelijkmatige doorstroming, een schrapende warmtewisselaar.<br />
De doeleinden <strong>van</strong> deze voorverhitting zijn de volgende:<br />
• De bacteriologische gesteldheid <strong>van</strong> het concentraat en dus <strong>van</strong><br />
het <strong>poeder</strong> te verbeteren. Het effect <strong>van</strong> deze pasteurisatie is niet<br />
erg groot. Het doel, het doden <strong>van</strong> de micro-organismen, die in de<br />
indampinstallatie en in de bufferbakjes tot ontwikkeling zijn<br />
gekomen, kan met deze tijd-temperatuur combinatie nauwelijks<br />
worden gerealiseerd. In feite zijn voor het doden <strong>van</strong> deze<br />
thermoresistenten forsere verhittingen noodzakelijk, maar dit<br />
leidt, vooral indien concentraten met een hoog droge-stofgehalte<br />
worden voorverhit, tot sterke vervuiling <strong>van</strong> de pasteur en tot<br />
nadelige beinvloeding <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>kwaliteit.<br />
• De viscositeit op het moment <strong>van</strong> verstuiven te verlagen.<br />
• De torencapaciteit (2 redenen) te vergroten.<br />
Om nadikkingsverschijnselen, die door de hoge pasteurisatietemperatuur worden<br />
bevorderd, te beperken, dient de verblijfstijd <strong>van</strong> het concentraat in de leiding tussen<br />
dikmelkpasteur en verstuiver zo kort mogelijk te zijn en dient men voor een hoge<br />
afschuifsnelheid in deze leiding te zorgen.<br />
De dikmelkpasteur wordt i.v.m. dit nadikken soms wel op de toren geplaatst.<br />
Wel moet dan de verstuivingsdruk opnieuw worden geregeld.
Naast de twee buffertanks staat vaak een watertank die gebruikt wordt bij het opstarten<br />
en stoppen <strong>van</strong> het droogproces in de toren.<br />
Ook kan deze tank gebruikt worden bij kleine storingen of een plotseling tekort aan<br />
concentraat.<br />
Met niveaubeveiligers in de buffertank wordt bij een tekort automatisch ovegeschakeld<br />
op de watertank.<br />
De volgorde <strong>van</strong> de concentraattoevoer kan zijn:<br />
(2) buffertanks/watertank → Concentraatpomp → Voorverhitter → Filters →<br />
Homogenisator → Toren.
Literatuur.<br />
1. De invloed <strong>van</strong> de concentraatviscositeit op de eigenschappen <strong>van</strong><br />
ondermelk<strong>poeder</strong>. VMT 24-12-1981, 14, nr 26. T Snoeren, A Damman en H<br />
Kolk.<br />
2. De invloed <strong>van</strong> homogeniseren op de viscositeit <strong>van</strong> vollemelkconcentraat en op<br />
de eigenschappen <strong>van</strong> volle melk<strong>poeder</strong>. VMY, 16-02-1984, 17, nr 4. T Snoeren,<br />
A Damman en H Kolk.<br />
3. De invloed <strong>van</strong> de voorverhitting <strong>van</strong> de melk op enkele eigenschappen <strong>van</strong><br />
ondermelk<strong>poeder</strong>. VMT, 20-01-1983, 16, nr 2. T Snoeren, A Damman en H<br />
Kolk.<br />
4. Milk powder technology; evaporation and spray drying. NIRO, Vagn<br />
Westergaard Copenhagen Denmark.
9.0. Voorbehandeling en eigenschappen <strong>van</strong> weiconcentraat.<br />
Weiconcentraat of dikwei wordt vóór het drogen vrijwel altijd voorgekristalliseerd in<br />
kristallisatietanks.<br />
Doorgaans staan in wei<strong>poeder</strong>fabrieken 3 tanks opgesteld, waarin het concentraat<br />
tenminste 8 uur bij de kristallisatietemperatuur, onder roeren verblijft.<br />
Voorkristallisatie heeft tot doel, de lactose voor een belangrijk deel, bijvoorbeeld 70 %<br />
in kristallijne vorm te brengen.<br />
α-lactose ⇔ ß-lactose<br />
↓<br />
α-lactose + 1 H2O → α-lactosemonohydraat<br />
De voordelen <strong>van</strong> dit proces zijn de volgende:<br />
• In de installatie treedt minder vervuiling op. Zonder deze voorbehandeling<br />
ontstaat <strong>poeder</strong>, waarin alle lactose in amorfe vorm aanwezig is.<br />
Bij de relatief hoge temperaturen in de installatie (toren, <strong>poeder</strong>transportsysteem,<br />
cyclonen) is amorfe lactose i.t.t. de kristallijne vorm kleverig ("sticky") en dit<br />
leidt tot vervuiling <strong>van</strong> de torenwand.<br />
Bij voorkristalliseren kan de installatie, dan ook langer in bedrijf zijn zonder dat<br />
reiniging noodzakelijk is.<br />
• Het <strong>poeder</strong> krijgt betere eigenschappen. Bij bewaren en verwerken vormen zich<br />
geen of nauwelijks kluiten. Men spreekt <strong>van</strong> non caking- of niet kluitend<br />
vormend wei<strong>poeder</strong>.<br />
• De indampinstallatie is niet aan de droger gekoppeld. Hierdoor kan gedurende<br />
langere tijd een concentraat met gelijkblijvende eigenschappen worden<br />
ver<strong>poeder</strong>d.<br />
• De capaciteit <strong>van</strong> de droger wordt vergroot, evenals de <strong>poeder</strong>opbrengst.<br />
Lactose komt na koeling in oververzadigde toestand en kristalliseert als αlactosehydraat.<br />
De kristallen bevatten 5 % kristalwater, dat in de toren niet<br />
behoeft te worden gedroogd.<br />
Met de controlemethode <strong>van</strong> het COKZ, voor de vaststelling <strong>van</strong> het<br />
watergehalte (1 uur drogen bij 102°C) wordt alleen het "vrije" water en niet het<br />
kristalwater bepaald.<br />
[De keerzijde <strong>van</strong> dit verhaal is dat de verwerking <strong>van</strong> uitgekristalliseerd<br />
weiconcentraat de capaciteit <strong>van</strong> de droger ook kan laten dalen door de grovere<br />
verneveling <strong>van</strong> het koude en viskeuze produkt. Hieraan is tegemoet te komen<br />
door het concentraat op te warmen. Dit dient echter wel vlak voor het vernevelen<br />
te geschieden omdat anders de melksuikerkristallen weer oplossen.]
Het concentraat uit de indampinstallatie dient voordat het in de kristallisatietanks wordt<br />
gevoerd, tot de kristallisatietemperatuur te worden gekoeld.<br />
Hiervoor kan een platenwarmtewisselaar worden gebruikt, maar flashkoelers verdienen<br />
de voorkeur. Met een flashkoeler kan deze temperatuur in enkele seconden worden<br />
bereikt en er ontstaat een vrijwel momentane vorming <strong>van</strong> kristallisatiekernen.<br />
xxx Koeling met een p.w.w. vraagt meer tijd om de vereiste temperatuur te bereiken en<br />
ook treedt gemakkelijk vervuiling op. Koeling batchgewijs in een tank onder roeren<br />
duurt ook erg lang.<br />
Bij drogestof gehaltes <strong>van</strong> ≤ 52 % dient men zelfs te enten met entlactose of met goed<br />
uitgekristalliseerd wei<strong>poeder</strong>, om voldoende kernen in het concentraat te brengen.<br />
Bij drogestof gehaltes ≥ 50 % is dit bij koeling met een flashkoeler niet noodzakelijk.xxx<br />
De kristallisatiesnelheid <strong>van</strong> lactose blijkt vooral afhankelijk te zijn <strong>van</strong> het drogestof<br />
gehalte <strong>van</strong> het concentraat (fig. 9.1.)<br />
Fig 9.1. Kristallisatie <strong>van</strong> lactose in geconcentreerde wei (parameter is % droge stof) als<br />
funktie <strong>van</strong> de tijd na afkoelen tot 20°C. De kristallisatiesnelheid is tussen 15 en 40°C<br />
weinig afhankelijk <strong>van</strong> de temperatuur.<br />
De invloed <strong>van</strong> de kristallisatietemperatuur is <strong>van</strong> beperkte betekenis. (tabel 9.1.)<br />
De gemiddelde grootte <strong>van</strong> de kristallen is <strong>van</strong> invloed op de viscositeit <strong>van</strong> het<br />
concentraat.<br />
Veel en erg kleine kristallen (≤ 30 μm) leiden tot een visceus concentraat.
De gemiddelde grootte neemt bij toenemende oververzadiging (hoger drogestof gehalte,<br />
lagere temperatuur) af.<br />
Tabel 9.1.<br />
KRISTALLISATIEGRAAD IN %<br />
52,8%<br />
ds<br />
55,1<br />
% ds<br />
61,2%<br />
ds<br />
Tijd 15°C 25°C 35°C 15°C 25°C 35°C 15°C 25°C 35°C<br />
1 u 49 53 56 34 34 38 76 76 76<br />
2 u 48 57 56 48 48 49 79 78 78<br />
4 u 66 64 61 63 61 59 85 85 82<br />
6 u 67 65 61 68 63 61 87 85 82<br />
24 u 70 66 61 76 64 61 88 85 82<br />
Bij verpompen en verstuiven is een te hoge viscositeit ongewenst. Om een buitensporige<br />
stijging <strong>van</strong> de viscositeit te vermijden, neemt men in de praktijk de<br />
kristallisatietemperatuur hoger, naarmate met een indampinstallatie een hoger drogestof<br />
gehalte kan worden bereikt:<br />
drogestof gehalte temperatuur<br />
57 - 58 % 25 - 26°C<br />
52 - 53 % 22 - 23°C<br />
Het ontstaan <strong>van</strong> veel grove kristallen (≥ 80 μm) is echter ook ongewenst, omdat deze<br />
bij drogen en pneumatisch transport de <strong>poeder</strong>deeltjes vergruizen.<br />
De grove kristallen worden i.t.t. kleine niet in de <strong>poeder</strong>deeltjes opgenomen. 12<br />
De aanwezigheid <strong>van</strong> veel grove kristallen in een concentraat leidt dan ook tot grotere<br />
<strong>poeder</strong>verliezen (hogere concentraties aan <strong>poeder</strong> in de uitgaande lucht.<br />
Xxx Uitgaande <strong>van</strong> wei met 6,5 % drogestof en 5 % melksuiker bevat 100 kg wei 5 kg<br />
suiker en 1,5 kg suikervrije drogestof. Deze 5 kg suiker is opgelost in 100 - 1,5 = 98,5 kg<br />
oplossing.<br />
Het percentage lactose bedraagt dan 5,1 %.<br />
Wordt ingedikt in de verhouding 1 op 2, dan bevat 100 kg concentraat 10 kg suiker en 3<br />
kg suikervrije drogestof en bedraagt het de melksuikerconcentratie 10,3 %. xxx<br />
12 Wanneer men wei<strong>poeder</strong> onder de microscoop bekijkt dan ziet men grote<br />
tomahawk (strijdbijl)-vormige kristallen buiten de <strong>poeder</strong>deeltjes. Kleine<br />
lactosekristallen <strong>van</strong> dezelfde vorm zitten in de <strong>poeder</strong>deeltjes opgesloten.
Tabel 9.2. Samenstelling weiconcentraat.<br />
100 kg weiconcentraat<br />
bevat<br />
indikkingsgraad kg suikervrije d.s. kg melk<br />
suiker<br />
1 1,5 5 5,1<br />
2 3,0 10 10,3<br />
3 4,5 15 15,7<br />
4 6,0 20 21,3<br />
5 7,5 25 27,0<br />
6 9,0 30 33,0<br />
7 10,5 35 39,1<br />
% melksuiker in<br />
melksuikeroplossing<br />
Tabel 9.3. Oplosbaarheid melksuiker. Bij het oplossen <strong>van</strong> melksuiker lost een gedeelte<br />
<strong>van</strong> de suiker direct op, de rest lost daarna slechts langzaam op; op grond <strong>van</strong> dit<br />
verschijnsel onderscheidt men de begin- en de eindoplosbaarheid. In de tabel is de<br />
laatstgenoemde waarde opgegeven.<br />
Temperatuur<br />
°C<br />
0 10,6<br />
15 14,5<br />
25 17,8<br />
39 24,0<br />
49 29,8<br />
64 39,7<br />
74 46,3<br />
89 58,2<br />
Oplosbaarheid (% melksuiker<br />
in melksuikeroplossing<br />
Wordt een indikkingsgraad <strong>van</strong> 7 bereikt, dan komt daarmee een totaal <strong>van</strong> ca. 45 % en<br />
een suikergehalte in de zuivere melksuikeroplossing overeen <strong>van</strong> ca. 39 %, terwijl bij de<br />
temperatuur waarop de ingedikte wei de indampinstallatie verlaat slechts ca. 28 %<br />
oplosbaar is.<br />
Een deel <strong>van</strong> de melksuiker zal neiging tot uitkristalliseren vertonen.
Ingedikte wei met een hoge indikkingsgraad <strong>van</strong> bijvoorbeeld 9,5 kan sterke vervuiling<br />
<strong>van</strong> de indaminstallatie geven doordat oververzadigde zouten op het verwarmend<br />
oppervlak neerslaan.<br />
Het is niet ongebruikelijk de wei tot 55 à 60 % drogestof in te dikken. Dankzij het lagere<br />
eiwitgehalte <strong>van</strong> wei, in vergelijking tot melk, laat wei zich tot hoge drogestof gehaltes<br />
indampen alvorens de viscositeit tot te hoge waarden stijgt.<br />
In een valstroomverdamper, waarin de stroomsnelheid tamelijk hoog is kan men gaan tot<br />
een viscositeit <strong>van</strong> het concentraat <strong>van</strong> ongeveer 0,1 Pa.s.<br />
Voor wei, O.M. en V.M. liggen de d.s gehaltes ongeveer als volgt:<br />
V.M. ± 50 % d.s.<br />
O.M. ± 55 % d.s.<br />
Wei ± 64 % d.s.<br />
9.1. Wei<strong>poeder</strong> met bijna volledig uitgekristalliseerde melksuiker.<br />
Wei indikken en daarna kristallisatie en droging <strong>van</strong> het concentraat geeft een wei<strong>poeder</strong>,<br />
waarin nog een gedeelte <strong>van</strong> de melksuiker in amorfe toestand voorkomt.<br />
Wei<strong>poeder</strong>s, waarin de lactose voor 50 à 60 % is uitgekristalliseerd zijn reeds<br />
betrekkelijk ongevoelig geworden voor het gebrek kluitvorming.<br />
Wei<strong>poeder</strong> met volledig uitgekristalliseerde melksuiker kan worden bereid door het<br />
concentraat, na kristallisatie bij ca. 20°C gedurende 8 uur of langer, in de toren te drogen<br />
tot een vochtgehalte <strong>van</strong> 12 tot 14 % . Bij dit vochtgehalte is het produkt zeer<br />
oververzadigd en de lactose kristalliseert erg snel uit in een fluidbeddroger. Het <strong>poeder</strong><br />
wordt nagedroogd tot ca 4 % vocht en gekoeld. De kristallen ontstaan bij de tweede<br />
kristallisatie zijn erg klein.
Literatuur.<br />
1. <strong>Food</strong> Engineering and Dairy Technology; H.G.Kessler<br />
2. Melk<strong>poeder</strong>; ir J.C.T. <strong>van</strong> den Berg.<br />
3. Zuiveltechnologie 1; Fysische processen P Walstra en A Jellema; L.U.<br />
Wageningen<br />
4. De toepassing <strong>van</strong> verstuivingsdroging op melk en melkprodukten en verwante<br />
produkten J.J.Mol. Diktaat A.O.C. Bolsward E.J. Oosterloo.<br />
5. De bereiding <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong>; Collegediktaat <strong>van</strong> Prof. E.A. Vos.
10. HET VERPOEDEREN VAN CONCENTRAAT<br />
10.1. INLEIDING<br />
Bij het sproeidroogproces in een "toren", wordt het concentraat tot zeer kleine<br />
druppeltjes verdeeld en met hete drooglucht in kontakt gebracht.<br />
Door de verneveling wordt een groot specifiek oppervlak aan concentraat verkregen en<br />
er ontstaat een groot kontaktvlak tussen vloeistof en lucht. Hierdoor worden grote<br />
warmte- en watertransporten mogelijk en de droogtijd is kort: ≈ 30 s<br />
Het droogproces verloopt in de 1 o fase, direkt na menging <strong>van</strong> nevel en drooglucht, explosief<br />
snel.<br />
In zeer korte tijd, men stelt enkele honderdsten <strong>van</strong> een seconde, treedt een waterverlies<br />
<strong>van</strong> ca 80 % op, maar de temperatuur <strong>van</strong> de drogende druppels blijft laag: de n.b.T.<br />
Gedurende de 2 o droogfase in de toren vindt de nadroging plaats tot het vereiste lage<br />
watergehalte <strong>van</strong> ≈ 3 %.<br />
Hierbij nadert de temperatuur <strong>van</strong> de deeltjes, die <strong>van</strong> de drooglucht, maar de lucht is<br />
dan, althans bij 1-traps droging, inmiddels afgekoeld tot ≈ 90 o C.<br />
Fig.10.1<br />
De droging geschiedt voor een belangrijk deel onder zodanige omstandigheden, dat<br />
weinig chemische reakties plaats vinden.<br />
Hoewel bij de nadroging de temperatuur voldoende hoog is, is het watergehalte <strong>van</strong> de<br />
deeltjes zo laag, dat chemische reakties worden beperkt.<br />
I.v.m. een goede kwaliteit <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> geldt wel als voorwaarde, dat de druppels het<br />
gebied waarin het watergehalte tussen ca 20-8 % ligt snel doorlopen.<br />
Bij 90°C wordt <strong>van</strong> het eiwit in geconcentreerde ondermelk met 13 % water ongeveer de<br />
helft onoplosbaar in 1 s.<br />
Maillardreacties nemen <strong>van</strong>af 30 % water in het concentraat in snelheid toe met een<br />
optimum bij 10 % water, waarna de snelheid weer snel afneemt.<br />
Het is dus zaak om het gebied tussen 20 en 8 % water zeer snel en bij niet te hoge<br />
temperatuur te doorlopen.
In het algemeen is de menging <strong>van</strong> vloeistof en lucht in de toren zo intensief dat de lucht<br />
zeer snel afkoelt, zodat het grootste gedeelte <strong>van</strong> het drogen gebeurt bij temperaturen die<br />
niet veel hoger zijn dan de uitlaattemperatuur. De situatie lijkt tamelijk veel op ideale<br />
menging. De vloeistofdruppels hebben een temperatuur tussen de n.b.t. en de d.b.t.<br />
Direkt na de droging dienen <strong>poeder</strong>deeltjes <strong>van</strong> de drooglucht te worden gescheiden. Het<br />
proces is in fig 10.1. schematisch weergegeven.<br />
10.2. ONDERDELEN VAN EEN VERSTUIVINGSINSTALLATIE.<br />
Een verstuivingsinstallatie (fig.10.2.1. en 10.2.2.) heeft als belangrijkste onderdelen:<br />
1. Een hete luchtstraat (luchtfilter, persventilator, luchtverhitter).<br />
2. Een luchtverdeler en verstuiveraggregraat.<br />
3. Een droogkamer.<br />
4. Een <strong>poeder</strong>transportsysteem.<br />
5. Poederafscheiders (cyclonen, filters)<br />
6. Een zuigventillator.<br />
en verder:<br />
- uitlaatlucht-reinigingssysteem (berustingskamer, droog<strong>van</strong>gsysteem, nat-<strong>van</strong>gsysteem).<br />
- bij 2-trapsdroging (instant<strong>poeder</strong>bereiding), één of meer externe vloeibedden, die worden<br />
geschud of getrild.<br />
- recuperatie-systemen voor terugwinning <strong>van</strong> warmte uit de uitlaatlucht.<br />
- regelapparatuur.<br />
Fig.10.2.1 Anhydro-installatie.
Cilindrische droogkamer met vlakke bodem. Gezamenlijke afvoer <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> en lucht<br />
d.m.v. een <strong>poeder</strong>ruimer.<br />
Fig. 10.2.2. Sterk vereenvoudigd schema <strong>van</strong> een voorbeeld <strong>van</strong> het verstuivingsproces.<br />
10.2.1 Hete-luchtstraat<br />
De te verhitten drooglucht dient schoon te zijn en zou om die reden het best <strong>van</strong> buiten<br />
de fabriek kunnen worden aangezogen; de lucht in het bedrijf bevat nl meestal<br />
<strong>poeder</strong>deeltjes.<br />
De lucht rondom en met name boven de toren, is door uitstraling echter warmer dan<br />
buitenlucht en vraagt bij verhitting minder energie.<br />
Dit laatste wordt vaak toegepast en stralingsverliezen kunnen op deze wijze worden<br />
teruggewonnen. De gem. aanzuigtemperatuur kan dan op 35-40 o C worden gesteld 13 .<br />
Hoewel met name een indirekte stoomverhitter (zie hierna) als gevolg <strong>van</strong> roestvorming<br />
vuilbestanddelen aan de lucht kan afgeven, vindt filtratie <strong>van</strong> de lucht vóór de verhitting<br />
plaats, omdat het volume dan geringer is.<br />
Als filtermateriaal gebruikt men geweven stoffen of poreuze kunststof platen en men<br />
onderscheidt stationair filters (bv fig.10.2.3) en rolfilters(fig.10.2.4 a en b.).<br />
Fig 10.2.3. (Stork) Stationair filter:<br />
13 Hierbij wordt voorbijgegaan aan de toepassing <strong>van</strong> een rookgaskoeler en aan recuperatie <strong>van</strong> warmte<br />
uit de uitlaatlucht.
Fig.10.2.4. Rolfilter (Niro)<br />
10.2.4.a. 10.2.4.b.<br />
Filtermateriaal moet men gemakkelijk kunnen (laten) reinigen of het dient zo goedkoop<br />
te zijn, dat het kan worden ver<strong>van</strong>gen.<br />
De filterinstallatie dient men in goede staat te houden en er mogen geen lekken zijn.<br />
De mate <strong>van</strong> vervuiling <strong>van</strong> een filter is te meten, door de luchtweerstand (drukval over<br />
het filter) vast te stellen. Men verbindt hiervoor een U-buisje met gekleurd water met de<br />
compartimenten vóór en na het filter.<br />
Verhitting <strong>van</strong> de drooglucht kan geschieden:
a. Indirect, m.b.v. stoom. Met deze vroeger algemeen toegepaste<br />
stoom-lucht-verhitters is een maximumtemperatuur <strong>van</strong> ≈ 180 o C te bereiken,<br />
wanneer men althans een stoomketel met een concessiedruk <strong>van</strong> 14 bar heeft.<br />
Verzadigde stoom <strong>van</strong> 10 bar heeft een temp. <strong>van</strong> 180°C<br />
15 bar - 198°C 25 bar - 224°C<br />
20 bar - 212°C 40 bar - 250°C<br />
Men bereikt met stoom ongeveer een temperatuur <strong>van</strong> de lucht ≈ 10° beneden de<br />
stoomtemperatuur.<br />
De gereinigde lucht wordt met de persventillator door het verhitterblok gevoerd,<br />
waarin lamellen- of ribbenbuizen loodrecht op de luchtstroom zijn geplaatst. De<br />
buizen worden met stoom gevoed en er zijn meerdere sekties, elk met eigen<br />
stoomtoevoer en condensaatafvoer.<br />
Roesten <strong>van</strong> buizen (vuil in lucht) en lekkage (stoom in lucht) is niet altijd uit te<br />
sluiten.<br />
b. Semi-directe verhitting (fig.10.2.5.). Bij deze verhitting wordt de warmte <strong>van</strong> de<br />
brandstof niet via stoom, maar rechtsstreeks op de lucht overgebracht. In een staande of<br />
liggende luchtverhitter wordt hiertoe gas verbrand en de hete rookgassen worden<br />
indirekt in kontakt gebracht met de lucht. De cilindrische vuurhaard is als regel<br />
ondergebracht in een 2 e cilindervormige ruimte, waardoor de te verhitten lucht wordt<br />
gevoerd.<br />
Fig.10.2.5. Semi-directe luchtverhitter.<br />
c. Directe verhitting (fig.10.2.6.). Hierbij wordt in een verbrandingsruimte zoveel<br />
lucht en gas toegevoerd, dat dit juist verbandt. Bij een goede branderafstelling<br />
ontstaat voornamelijk CO2 en H2O als verbrandingsprodukten.
Deze rookgassen worden op droogluchttemperatuur gebracht, door menging met<br />
lucht.<br />
Economisch gezien (ook qua investering) is dit de aantrekkelijkste wijze <strong>van</strong><br />
droogluchtverhitting.<br />
Directe verhitting is in ons land alleen toegestaan bij produktie <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>s voor<br />
veevoederdoeleinden. De verbrandingsgassen bevatten nl benzpyreen,<br />
nitrosodimethylamine en NOx (als NO en NO2), waaruit mogelijk carcinogene<br />
nitrosaminen worden gevormd.<br />
xxx.Bij verbranding <strong>van</strong> Gronings aardgas geldt:<br />
1 m 3 gas + 8,407 m 3 lucht → 7,69 m3 (CO2 + N 2) + 1,841 m 3 H 2O + 31,65 MJ 14 xxx.<br />
Het absolute watergehalte <strong>van</strong> de drooglucht neemt toe. Om in vergelijking met<br />
semi-direkte verhitting (indirekte verhitting) een zelfde Wp (watergehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>)<br />
te verkrijgen, dient de uitlaatlucht de zelfde RV te houden.<br />
Fig.10.2.6.<br />
Schematische voorstelling <strong>van</strong> directe verhitting.<br />
Om de droogkapaciteit gelijk te houden moet de inlaattemperatuur (Tin) zodanig stijgen,<br />
dat de wateropname in g/kg droge lucht gelijk blijft.<br />
In fig 10.2.7 wordt hieraan voldaan, indien vierhoek 1-2-2'-1' een parallellogram is.<br />
Het verhittingsrendement bij direkte verhitting is minder dan 100 %; in het voorbeeld:<br />
97,2 % .<br />
Fig.10.2.7.<br />
14 Hier geldt de onderste verbrandingswarmte: de warmte die beschikbaar komt als rookgassen tot<br />
omgevingstemperatuur worden afgekoeld en de condensatiewarmte <strong>van</strong> waterdamp daarbij niet wordt<br />
betrokken.
Tabel 10.2.1.<br />
Rendement <strong>van</strong> de luchtverhitting en inlaattemperaturen naar toren.<br />
met stoom 88 %<br />
met gas indirect T(in) : 200°C 83 %<br />
idem : 220°C 82 %<br />
idem : 240°C 81 %<br />
met gas direct 98 %<br />
De maximale inlaattemperatuur is afhankelijk <strong>van</strong> het te bereiden <strong>poeder</strong>; zie tabel<br />
10.2.2.<br />
Tabel 10.2.2 Tin<br />
mager melk<strong>poeder</strong> tot 230 à 240 o C (hoger→ dan o.a. minder goede oplosbaarheid)<br />
vol melk<strong>poeder</strong> tot 190 à 200 o C (hoger, → dan o.a. minder goede oplosbaarheid)
wei<strong>poeder</strong><br />
tot 200 à 210 o C (hoger,→ dan o.a. kleven aan de<br />
wand
10.2.2. Verstuiven<br />
Het verstuivingsproces, d.w.z. het verdelen <strong>van</strong> het concentraat tot een fijne nevel, is <strong>van</strong><br />
grote betekenis voor de droogsnelheid <strong>van</strong> het druppeltje en voor de eigenschappen <strong>van</strong><br />
het <strong>poeder</strong>.<br />
De geproduceerde nevel dient uit zeer kleine druppels te bestaan, terwijl de spreiding in<br />
druppeldiameter zo gering mogelijk dient te zijn. Het eerste is <strong>van</strong> belang voor de snelheid<br />
<strong>van</strong> het droogproces en het beinvloedt mede de torencapaciteit. Het tweede is<br />
gewenst om te voorkomen, dat <strong>poeder</strong>deeltjes met te grote verschillen in<br />
drooggeschiedenis, of m.a.w. in hittebehandeling ontstaan.<br />
Bij het verstuiven worden in de industrie voornamelijk 2 technieken toegepast:<br />
• centrifugaalverstuiving<br />
• drukverstuiving.<br />
Bij centrifugaalverstuiving kan nog onderscheidt worden gemaakt tussen schijf- en<br />
wielverstuiving, maar schijfverstuiving wordt in ons land niet toegepast.<br />
Een verstuiver heeft 2 funkties:<br />
• verneveling en<br />
• verdeling <strong>van</strong> het concentraat in de drooglucht.<br />
Bij wielverstuiving wordt het concentraat, via een verdeler, op een snel draaiend wiel<br />
gebracht.<br />
Het toerental <strong>van</strong> een grote schijf (Stork) is 6000 tot 7000 omwentelingen per minuut en<br />
<strong>van</strong> een kleine schijf (NIRO) 10.000 tot 30.000 toeren per minuut.<br />
De omtreksnelheid <strong>van</strong> het wiel bedraagt ≈ 150 m/s en bij zeer visceuze concentraten tot<br />
≈ 180 m/s. 15<br />
Een hoge viscositeit kan door een grotere omtreksnelheid worden gecompenseerd.<br />
Voordelen <strong>van</strong> verstuiven met een schijf zijn: flexibiliteit in de procesvoering (er is een<br />
grote variatie in debiet mogelijk); raakt niet gemakkelijk verstopt; nog goed bruikbaar bij<br />
hoge viscositeit ; vorming <strong>van</strong> relatief kleine druppeltjes.<br />
Een nadeel is dat vrij veel vacuolen ontstaan in de deeltjes en dat de druppeltjes<br />
weggeslingerd worden in een richting loodrecht op de as <strong>van</strong> de schijf, zodat de toren<br />
nogal breed moet zijn willen de druppels de torenwand niet raken.<br />
15 v = 2 π r n = 3,14 * D * n<br />
v = omtreksnelheid in m/s<br />
D = diameter schijf in m<br />
n = aantal omwentelingen per minuut.
Het wiel, (fig.10.2.8. en 10.2.12) fungeert als een centrifugaalpomp.<br />
O.i.v. de centrifugaal kracht wordt het concentraat met grote snelheid over het wiel en<br />
door kanalen (boringen in het wiel) naar de omtrek getransporteerd.<br />
Fig.10.2.8.<br />
Wiel met radiale kanalen en ronde poorten. De poorten kunnen ook rechthoekig zijn.<br />
Aan de periferie vormt het wiel dunne stralen of een film, die door wrijving met de lucht<br />
en de grensvlakspanning lucht-concentraat tot bolvormige druppels wordt verdeeld (fig.<br />
10.2.9.).<br />
De dunne stralen of de film worden met ongeveer de omtreksnelheid weggeslingerd.<br />
Fig.10.2.9. Vorming <strong>van</strong> stralen of een film aan de periferie <strong>van</strong> een wiel en de verdeling<br />
tot druppels.<br />
De gem. druppeldiameter hangt af <strong>van</strong>:<br />
• de eigenschappen <strong>van</strong> het wiel (vorm en kanaalopening)<br />
• de omtreksnelheid <strong>van</strong> het wiel (groter → kleinere gemiddelde<br />
diameter.)<br />
• de viscositeit <strong>van</strong> het concentraat (groter → grotere gemiddelde<br />
diameter.)
• de belasting <strong>van</strong> het wiel met concentraat kg/s (meer → grotere<br />
gemiddelde diameter.).<br />
Formule 10.2.2.1.<br />
-0,6 -0,2 0,2 0,1<br />
d = C* N * R * Q *η<br />
N = toerental schijf<br />
R = diameter schijf<br />
Q = debiet<br />
C = constante<br />
η = viscositeit vloeistof (afhankelijk <strong>van</strong> temp. en d.s%)<br />
vs<br />
Bij de viscositeit is het droge-stofgehalte en de temperatuur <strong>van</strong> invloed en bij melk met<br />
name ook het eiwitgehalte en voorverhitting.<br />
Een gelijke temperatuur en droge-stofgehalte behoeven dus niet tot een steeds gelijke<br />
viscositeit bij verstuiven te leiden, daar deze mede afhangt <strong>van</strong> de samenstellende<br />
bestanddelen <strong>van</strong> de dunne melk en <strong>van</strong> de afschuifsnelheid op het wiel.<br />
Het wiel wordt, via een vertikale as, door een elektromotor aangedreven. De motor, die<br />
op de droogkamer is geplaatst, kan d.m.v. een tandwielkast (fig.10.2.10) of m.b.v. een<br />
riem of m.b.v. snaren, aan de as zijn gekoppeld.<br />
Het verstuiverwiel transporteert niet alleen koncentraat naar de omtrek, maar door een<br />
luchtpomp-effekt, tevens aanzienlijke hoeveelheden lucht.
Fig.10.2.10. Verstuiveraggregaat <strong>van</strong> Niro.<br />
In het wiel is een grensvlak lucht-koncentraat en dit leidt tot dispergering <strong>van</strong> een groot<br />
aantal (10-100) luchtbelletjes in de druppel. Deze dispergering vindt ook nog tijdens de<br />
druppelvorming plaats. Deze luchtinslag is minder naarmate het koncentraat visceuzer is.<br />
Vacuolen worden blijkbaar gevormd uit lucht- (of gasbellen) die bij het vernevelen in de<br />
vloeistof zijn geraakt en die tijdens het drogen min of meer zijn uitgezet.<br />
Zodra het krimpen <strong>van</strong> het oppervlak <strong>van</strong> een druppel/<strong>poeder</strong>deeltje bemoeilijkt wordt<br />
door korstvorming, zal de luchtbel in het inwendige <strong>van</strong> de druppel gedwongen worden<br />
om bij voortgaande droging te expanderen.<br />
De mate <strong>van</strong> expansie varieert <strong>van</strong> bijna niets tot een factor 10 of meer, afhankelijk <strong>van</strong><br />
de grootte <strong>van</strong> de luchtbellen, de temperatuur <strong>van</strong> de drooglucht en vele andere<br />
variabelen.<br />
Hoewel de viscositeit moeilijk los kan worden gezien <strong>van</strong> het droge-stofgehalte, blijkt<br />
uit fig.10.2.11. dat bij het dispergeren <strong>van</strong> luchtbelletjes de viscositeit een belangrijke<br />
faktor is.
Fig. 10.2.11. De hoeveelheid ingesloten lucht <strong>van</strong> pas verstoven concentraatdruppeltjes.<br />
Parameter is de η.<br />
Vacuolen vormen zich niet spontaan en het elimineren <strong>van</strong> luchtinslag moet resulteren in<br />
een vacuolenvrij <strong>poeder</strong>.<br />
Deze luchtopname kan worden beperkt door toepassing <strong>van</strong> een wiel met gebogen<br />
kanalen (fig.10.2.12.), maar vooral door het verstuiven onder stoomspoeling (fig.10.2.13.)<br />
Fig.10.2.12.<br />
Wiel met gebogen<br />
kanalen voor<br />
"zwaar" <strong>poeder</strong><br />
(Niro)
Fig.10.2.13.<br />
Wiel met stroomspoeling<br />
Hierbij wordt aan het wiel stoom toegevoerd en de stoom is ook effektief ter plaatse <strong>van</strong><br />
de druppelvorming.<br />
In het grensvlak wordt de lucht door waterdamp ver<strong>van</strong>gen.<br />
De dampbellen condenseren restloos in de druppeltjes.<br />
Op deze wijze kunnen kompakte, zware <strong>poeder</strong>deeltjes worden verkregen, met een<br />
vacuolevolume <strong>van</strong> bijna 0 ml/100 g <strong>poeder</strong>.<br />
Tabel 10.2.2.1. Vacuolenvolume <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>s bereid zonder en met stoominjectie in de<br />
verstuiver.<br />
Proeven zijn zowel gedaan met een wiel met stoominjectie als een nozzle met<br />
stoominjectie.(fig 10.2.14)<br />
Grondstof drogestof verstuiver vacuolenvolume<br />
ml/100g<br />
lucht stoom<br />
ondermelk 40 % druk 11 2<br />
ondermelk 39 % wiel 21 1<br />
volle melk 41 % druk 5 1<br />
volle melk 50 % wiel 8 1<br />
wei 44 % wiel 19 3<br />
Na-caseinaat 16 % wiel 87 20<br />
vacuolenvolume<br />
ml/100g
Bij stoomspoeling vindt wel enige extra verhitting plaats, maar de WPN-index daalt<br />
nauwelijks.<br />
De kapaciteit <strong>van</strong> de toren loopt met ≈ 5 % terug.<br />
Met name vol <strong>poeder</strong> wordt bij kleinverpakking in bussen begast met menggas (N2 +<br />
CO2) om oxydatief bederf <strong>van</strong> de vetfase (gebrek: talkig) tegen te gaan.<br />
De lucht in de <strong>poeder</strong>deeltjes (interne lucht) is moeilijker uit te wisselen, dan de externe<br />
lucht.<br />
Bij stoomspoeling verloopt het begassen erg gemakkelijk; er is nauwelijks interne lucht.<br />
Bij een éénmalige evacuatie <strong>van</strong> de lucht tussen de deeltjes (externe lucht) wordt alle<br />
zuurstof nagenoeg door menggas ver<strong>van</strong>gen.<br />
Dichtheid <strong>poeder</strong> exclusief vacuolen: ρw<br />
VM <strong>poeder</strong> = 1300 kg/m 3<br />
OM <strong>poeder</strong> = 1480 kg/m 3<br />
Wei <strong>poeder</strong> = 1560 kg/m 3<br />
Inclusief vacuolen: ρd<br />
= 1480 / (1 + 400 * 10 -6 * 1480) = 930 kg/m 3<br />
ρbulk = ρd (1-ε) = 930)1-0,4) = 558 kg/m 3<br />
ρbulk = bulk- of pakdichtheid <strong>van</strong> het gehel <strong>poeder</strong>.<br />
ε = porositeit (0,4 - 0,75)<br />
V = vacuolenvolume = 50 - 400 cm 3 /kg<br />
Fig. 10.2.14. Nozzle met stoomspoeling.<br />
ρw<br />
ρd<br />
=<br />
1+V * ρ<br />
w
Bij drukverstuiving wordt het concentraat m.b.v. nozzles of sproeidoppen onder hoge<br />
druk (120-200 bar) verneveld.<br />
Deze drukken worden m.b.v. een plunjerpomp verkregen, waarbij ook de concentraatleiding<br />
naar de nozzles en eventuele slangverbindingen de hoge drukken dienen<br />
te kunnen weerstaan.<br />
De nozzle (fig.10.2.15) bestaat uit verschillende onderdelen (fig.10.2.15b.), die zich<br />
tussen de buisvormige houder of draadstuk en het nozzlelichaam of kop bevinden.
Fig.10.2.15.<br />
"Dela<strong>van</strong>" SDX<br />
nozzle<br />
Fig.10.2.15b. Verschillende onderdelen <strong>van</strong> een nozzle.<br />
1.nozzle lichaam 5.afdichtingsplaat<br />
2.pakkingring 6.vloeistofverdeler<br />
3.verstuiverplaat(tip) 7.afdichtingsplaat<br />
4.wervelkamer 8.draadstuk<br />
De nozzle wordt aan de koncentraatleiding geschroefd. In de tip zit een zeer kleine<br />
boring waardoor het koncentraat wordt verstoven.<br />
Door de onderdelen op een speciale wijze uit te voeren kan aan de nevel een draaiende<br />
beweging worden gegeven. Bij de nozzle in de figuur, een centrifugaal nozzle, wordt dit<br />
m.b.v. de zg wervelkamer gerealiseerd.<br />
De nevel, die de nozzle verlaat, heeft een bepaalde hoek, die <strong>van</strong> veel factoren afhangt<br />
als: de construktie <strong>van</strong> de nozzle, de druk en de eigenschappen <strong>van</strong> het concentraat. De<br />
verkregen nevel is i.v.m. de gewenste snelle droging zo goed mogelijk hol.<br />
De volgende faktoren beïnvloeden de gemiddelde diameter <strong>van</strong> de druppels:<br />
• de boring in de tip.<br />
• de viscositeit <strong>van</strong> het koncentraat.<br />
• de dichtheid <strong>van</strong> het koncentraat.<br />
• de druk <strong>van</strong> verstuiving<br />
• de hoek <strong>van</strong> de koncentraatnevel.<br />
C = constante.<br />
P = druk voor de sproeidop.<br />
Q = debiet<br />
η = viscositeit vloeistof.<br />
dvs = diameter deeltje<br />
-0,3 0,2 0,2<br />
d = C* P * Q *η<br />
vs<br />
De constante hangt sterk af <strong>van</strong> de constructie <strong>van</strong> de sproeidop. P en Q kunnen slechts<br />
weinig gevarieerd worden (anders werkt de sproeidop helemaal niet) en bij hoge η wordt<br />
de grootteverdeling <strong>van</strong> de deeltjes erg breed.<br />
Met een schijf kan men dan ook verder ingedikte (onder)melk verstuiven dan met een<br />
sproeidop.<br />
De capaciteit <strong>van</strong> een nozzle varieërt <strong>van</strong> 100 tot enkele duizenden kg koncentraat per<br />
uur.<br />
Bij nozzles met een normale (relatief beperkte capaciteit) is luchtinslag gering (bv 1 bel<br />
per druppel). Bij de grotere capaciteiten is de luchtinslag gelijk te stellen aan die bij<br />
wielverstuiving.<br />
In moderne "druktorens" installeert men meerdere nozzles met een beperkte kapaciteit<br />
(fig.10.2.16.).
Fig.10.2.16<br />
Multi nozzle drooginstallatie <strong>van</strong> Stork-Friesland.<br />
A. Droogkamer<br />
B. Nozzles<br />
C. Hoofdcyclonen<br />
D. Vloeibed voor nadroging- en koeling <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>.<br />
1. Concentraattankje.<br />
2. Poederafvoer.
10.2.3 De droogkamer<br />
In de droogkamer of "toren" wordt de concentraatnevel in de hete luchtstroom gedroogd.<br />
De meeste droogkamers zijn <strong>van</strong> roestvast staal en hebben een cilindrische vorm, terwijl<br />
de bodem konisch toeloopt of soms ook min of meer vlak is.<br />
Bij uitzondering worden nog zg boxdrogers (fig.10.2.20.) of soortgelijke drogers<br />
toegepast.<br />
Bij een droogkamer met konische bodem (fig.10.2.17.) valt het zwaardere, zg<br />
kamer<strong>poeder</strong>, op de konisch (zie hierna) en glijdt het o.i.v. de zwaartekracht naar de<br />
afvoer, hoewel dit soms bv met hamers of met een luchtbezem (airsweep) moet worden<br />
bevorderd.<br />
Het op een vlakke bodem gevallen <strong>poeder</strong> wordt m.b.v. een ronddraaiende veeg-,<br />
schraap-, of afzuiginrichting (fig. 10.2.1.) afgevoerd.<br />
De meest gangbare droogkamers hebben een inhoud <strong>van</strong> 500 - 1000 m 3 .<br />
Bij toepassing <strong>van</strong> centrifugaalverstuiving is de diameter relatief groot, om tegen te gaan<br />
dat nog vochtig <strong>poeder</strong> de torenwand raakt.<br />
Druktorens, waarin het concentraat in één richting recht naar beneden wordt verstoven,<br />
zijn relatief hoog.<br />
Een droogkamer dient inwendig glad en vloeiend te zijn en obstakels in de toren moeten,<br />
omdat zich hierop <strong>poeder</strong> afzet, worden vermeden.<br />
Dit laatste is niet in elke toren gerealiseerd.<br />
Bv op een afzuiginrichting zal <strong>poeder</strong> blijven liggen en dit geldt ook voor holle ruimten,<br />
als het ruiterdak voor de luchtafvoerleiding.<br />
Poeder dat te lang in de toren achter blijft heeft door hittebeschadiging een afwijkende<br />
kwaliteit.<br />
Bij de toevoer <strong>van</strong> drooglucht en concentraat wordt overwegend het<br />
gelijkstroomprincipe toegepast: drooglucht en koncentraat treden op ongeveer dezelfde<br />
plaats <strong>van</strong> boven in de toren en doorlopen de droogkamer in (aan<strong>van</strong>kelijk) dezelfde<br />
richting.<br />
Bij gelijkstroom komt de hete lucht het eerst in kontakt met de natte nevel, er treedt een<br />
zeer snelle verdamping op (10.1) en de lucht wordt ook snel afgekoeld.<br />
De koelere lucht blijft in kontakt met de reeds gedeeltelijk gedroogde concentraatdeeltjes<br />
en zorgt voor de nadroging.<br />
Voor een goede kwaliteit <strong>poeder</strong> is het belangrijk,dat het gedroogde produkt zo snel<br />
mogelijk en ononderbroken uit de hete drooglucht wordt afgevoerd en daarna gekoeld.
Blijft het <strong>poeder</strong> te lang in de toren, dan treedt bruinkleuring op en wordt afwijkend <strong>van</strong><br />
kwaliteit.<br />
Voor de afvoer <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> vindt men 2 mogelijkheden:<br />
• gezamenlijke lucht-en <strong>poeder</strong>afvoer.<br />
• gescheiden lucht-en <strong>poeder</strong>afvoer.<br />
Bij de gezamenlijke afvoer verlaat alle lucht en <strong>poeder</strong> door één afvoer de toren<br />
(fig.10.2.1).<br />
Bij gescheiden afvoer wordt de grootste hoeveelheid <strong>poeder</strong>, het zwaardere kamer<strong>poeder</strong><br />
( ≈ 80 % <strong>van</strong> het totaal) onder uit de toren afgevoerd, terwijl de lucht met kleinere, lichte,<br />
deeltjes (de fines) op een andere plaats de toren verlaat (10.2.17).<br />
Dit laatste heeft het voordeel, dat men de hoofdcyclonen nauwkeurig op het afscheiden<br />
<strong>van</strong> licht <strong>poeder</strong> kan dimensioneren.<br />
Het eerste is constructief iets éénvoudiger.<br />
Bij gescheiden afvoer en 1-fasedroging worden de fines weer bij het kamer<strong>poeder</strong><br />
gevoegd.<br />
De drooglucht wordt meestal centraal door een opening in het midden <strong>van</strong> het dak in de<br />
toren gevoerd.<br />
Door toepassing <strong>van</strong> een zg slakkenhuis kan de lucht spiraalsgewijze naar deze opening<br />
in het dak worden geleid, waardoor een draaiende beweging (spiral flow) <strong>van</strong> de lucht<br />
ontstaat (fig.10.2.21.)<br />
Bij andere installaties, met een centrale toevoer bovenin, gaat de lucht recht naar<br />
beneden (fig.10.2.22.).<br />
In de luchttoevoer zijn vaak nog speciale verstelbare luchtverdelers, bv schoepen,<br />
aangebracht, die de lucht een draaiende beweging geven of koncentrische ringen, die een<br />
rechtlijnige beweging bevorderen.<br />
Bij toepassing <strong>van</strong> drukverstuiving kan elke nozzle zijn eigen luchttoevoer hebben. Ook<br />
kunnen 3 of 4 nozzles in één luchttoevoerkanaal zijn geplaatst en dan is zg primaire<br />
agglomeratie mogelijk (fig.10.2.18.)
Fig.10.2.17. NIRO-drooginstallatie met gescheiden afvoer <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> en lucht.<br />
1. Droogkamer met konische bodem.<br />
2. Wielverstuiver.<br />
Hete luchtstraat:<br />
3. filterkast.<br />
4. persventilator<br />
5. gasgestookte semi direkte luchtverhitter<br />
6. leiding voor hete drooglucht.<br />
7. Hoofdcyclonen.<br />
8. Zuigventilator.<br />
9. Vloeibedtransporteur, ca 80 % <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>, de grovere en zwaardere<br />
<strong>poeder</strong>deeltjes, valt op de konisch en wordt hier met een vloeibedtransporteur (9)<br />
uit de kamer gevoerd.<br />
10. Filter en ventilator voor voor vloeibedtransporteur.<br />
11. Transport-koelleiding<br />
12. Filterkast voor het reinigen <strong>van</strong> de transport-koellucht.<br />
13. Eindcycloon met <strong>poeder</strong>zeef.
Fig.10.2.18. Toevoer <strong>van</strong> drooglucht, koellucht, koncentraat en fines bij een druktoren<br />
<strong>van</strong> Stork-Friesland.<br />
Een deel <strong>van</strong> het torendak, de luchtverdeler en het wiel kan worden gekoeld met<br />
koellucht <strong>van</strong> ≈ 80 o C ( fig.10.2.19). Er zijn dan soortgelijke voorzieningen noodzakelijk<br />
als in fig. 10.2.18.<br />
Dit is nodig om te voorkomen, dat koncentraatdruppels, die tegen deze hete onderdelen<br />
botsen, verbranden.<br />
Losgelaten, verbrand <strong>poeder</strong> draagt in belangrijke mate bij tot het sediment in <strong>poeder</strong>.<br />
Bovendien kunnen brandgevaarlijke situaties ontstaan.<br />
Fig.10.2.19. Mogelijkheden voor koeling <strong>van</strong> torendak.<br />
A. Geen maatregelen genomen.<br />
B. Poederaanslag tegen het dak kan isolerend werken en het koelend effekt te niet doen.<br />
C. Voorbeeld <strong>van</strong> een toevoer <strong>van</strong> koellucht, die verhindert dat de <strong>poeder</strong>laag te heet<br />
wordt.
Fig 10.2.19a. Koeling <strong>van</strong> het dak <strong>van</strong> een toren met nozzles. Tevens koeling <strong>van</strong> de<br />
concentraattoevoer naar de nozzles.<br />
Fig.10.2.20. Boxdroger<br />
♦ Horizontale invoer <strong>van</strong> lucht.<br />
♦ Er zijn meerdere nozzles.<br />
♦ Het <strong>poeder</strong> valt op de bodem <strong>van</strong> de droger.
♦ Er dienen voorzieningen te zijn om de fines uit de gekoelde drooglucht af te<br />
scheiden (cyclonen, filters) en om het zwaardere <strong>poeder</strong> naar de afvoer te<br />
transporteren (schraper, veger).<br />
Fig.10.2.21. Cilindrische droogkamer met konische bodem en met rotatie <strong>van</strong> de lucht.<br />
(spiral flow).<br />
- Spiraalvormig stromingsbeeld <strong>van</strong> lucht en <strong>poeder</strong>.<br />
- Het droogproces vindt dicht tegen de wandplaats.<br />
- Het <strong>poeder</strong> dient droog te zijn voordat het de wand raakt.<br />
- Hoge <strong>poeder</strong>koncentratie dicht bij de wand.<br />
- Het zwaardere <strong>poeder</strong> wordt onder uit de toren afgevoerd.<br />
- De lucht met fines wordt onder naar cyclonen afgevoerd<br />
Fig.10.2.22. Cilindrische kamer met konische bodem zonder rotatie <strong>van</strong> lucht.<br />
- De lucht wordt recht naar beneden geblazen, gaat als een "paraplu" naar beneden.<br />
- De nevel staat loodrecht op de luchtstroom en wordt afgebogen.<br />
- De luchtstroom keert langzaam om (reverse air flow <strong>van</strong> Stork); door de grotere<br />
massa <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>deeltjes t.o.v. de lucht valt het zwaardere <strong>poeder</strong> uit op de<br />
konisch.<br />
- Langs de torenwand is een opwaartse luchtstroom die de wand schoon zou<br />
houden.<br />
- Het zwaardere <strong>poeder</strong> wordt onder uit de toren afgevoerd.<br />
- De lucht met fines wordt boven naar cyclonen afgevoerd.
10.2.4. Explosies in droogtorens.<br />
Concentraties <strong>van</strong> 10 - 50 g <strong>poeder</strong> per m 3 in lucht kunnen expplosies geven.<br />
ontsteking--explosie--brand.<br />
Mogelijke oorzaken kunnen zijn:<br />
1. ontbranding <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>afzettingen in de toren. Er treedt dan bij ophopingen<br />
<strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> een soort broei op. Melksuiker kan langzaam ontleden en hierbij<br />
ontstaan brandbare afbraakprodukten. Ook vetten zijn brandbaar.<br />
Men dient <strong>poeder</strong>aangroeimogelijkheden of afzettingen te voorkomen, vooral op<br />
plaatsen waar de temperatuur hoog is (dak <strong>van</strong> de toren). Aan een goede<br />
luchtverdeling en het voorkómen <strong>van</strong> luchtlekken, speciaal in de buurt <strong>van</strong> de<br />
hete luchttoevoer en de verstuiver dient zorg besteed te worden.<br />
2. verontreinigingen <strong>van</strong> de drooglucht met vaste deeltjes bijvoorbeeld<br />
melk<strong>poeder</strong>, roet en/of vuil.<br />
3. wrijving tussen metalen delen bijv.: lagers of verkeerd gemonteerde<br />
centrifugaalverstuivers of draaiende <strong>poeder</strong>sluisen.<br />
4. electrische ontlading in apparaten.<br />
5. fouten in de verlichtingsarmatuur<br />
6. statische electriciteit. Door de wrijving <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> langs bepaalde<br />
oppervlakken worden deze electrisch opgeladen. Bij ontlading kan vonkvorming<br />
optreden. Plaatsen waar electrische oplading mogelijk is, zoals cyclonen, dienen<br />
geaard te worden.<br />
Punt 1 is verreweg de belangrijkste oorzaak. De kritische temperatuur voor ontbranding<br />
<strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong>s zijn:<br />
mager melk<strong>poeder</strong> 185°C<br />
halfvolle melk<strong>poeder</strong> 166°C<br />
volle melk<strong>poeder</strong> 144°C<br />
Toevoegingen <strong>van</strong> niet-melk vet aan magere melk voor de bereiding <strong>van</strong> creamers of<br />
kalvervoedingen geeft een produkt dat gemakkelijk explodeert.<br />
Brand komt vaker voor in het fluidbed dan in de toren.
Literatuur.<br />
1. VMT 1972, nr 17, J.G.P.Verhey De bereiding <strong>van</strong> luchtvrije verstuivings<strong>poeder</strong>s.<br />
2. VMT 1989 nr 9 A Steenbergen, Signaleren <strong>van</strong> smeulend <strong>poeder</strong> in een<br />
droogtoren door CO-meting.<br />
3. Idem VMT 1090 nr 12<br />
4. <strong>Food</strong> Engineering and Dairy Technology. H G Kessler.<br />
5. Zuiveltechnologie. Fysische processen P Walstra en A Jellema. LU Wageningen.
11. HET DROOGPROCES VAN EEN CONCENTRAATDRUPPELTJE<br />
Bij het drogen <strong>van</strong> concentraatdruppels treedt een afname aan gewicht (w), volume<br />
(v), en diameter (d) (fig.11.1.) op.<br />
Fig. 11.1.<br />
Deze redukties vinden plaats gedurende de zeer korte droogtijd <strong>van</strong> ca 30s, die<br />
kenmerkend is voor 1-traps of 1-fase droging.<br />
In de figuur is echter sprake <strong>van</strong> een ideaal droogproces: in de deeltjes zijn geen<br />
luchtbellen gedispergeerd en de krimp is flexibel en volledig.<br />
In werkelijkheid is dit met name voor deeltjes met luchtbellen en voor de grovere<br />
deeltjes niet het geval<br />
Door de relatief hoge waterconcentratie aan het begin <strong>van</strong> het droogproces, kan aan<br />
de omtrek verdampt water door diffusie snel en volledig worden aangevuld. (fig.11.3<br />
en 11.4.)<br />
Zolang deze diffusie in het deeltje groot genoeg blijft om de hoge waterconcentratie<br />
aan de omtrek te handhaven, zal de temperatuur nauwelijks afwijken <strong>van</strong> de<br />
adiabatische verzadigingstemperatuur: de n.b.t.≈ 40-50 o C.<br />
Aan het begin <strong>van</strong> het droogproces is sprake <strong>van</strong> een constante verdamping (fig.11.2.);<br />
per eenheid <strong>van</strong> oppervlak verdampt per tijdseenheid evenveel water, waarbij de<br />
verandering in de kromming wordt verwaarloosd.
Fig.11.2<br />
Fig. 11.3.<br />
Effectieve diffusiecofficient <strong>van</strong> water in drogende ondermelk als functie <strong>van</strong> het<br />
watergehalte bij twee temperaturen.<br />
Fig. 11.4.<br />
Voorbeelden <strong>van</strong> het watergehalte <strong>van</strong> een drogend druppeltje als functie <strong>van</strong> de<br />
afstand R <strong>van</strong> het middelpunt <strong>van</strong> de druppel; R0 = de straal <strong>van</strong> de oorspronkelijke<br />
druppel. Parameter is de droogtijd (s) voor het geval dat R0 = 25 μm. Inlaattemperatuur<br />
175°C, uitlaattemperatuur 70°C. Ideale menging.
Deze 1 o -fase <strong>van</strong> de droging vindt op korte afstand <strong>van</strong> de nozzles of <strong>van</strong> het wiel<br />
plaats en hier wordt zeer snel ≈ 80 % <strong>van</strong> het te verdampen water afgevoerd.<br />
Dit betekent dat de droogluchttemperatuur reeds op korte afstand <strong>van</strong> het dak<br />
aanzienlijk is gedaald (fig 11.5.).<br />
Fig. 11.5. Temperatuursverdeling <strong>van</strong> de drooglucht in de toren.<br />
Gedurende de 2 o -droogfase wordt door de vorming <strong>van</strong> een drogere zone (een "korst"<br />
<strong>van</strong> amorfe lactose) aan de omtrek <strong>van</strong> het deeltje, minder water aangevoerd.<br />
De effektieve diffusiecoëfficient <strong>van</strong> water neemt vooral bij afnemend watergehalte in<br />
de droge stof (en ook bij een dalende temperatuur), af (fig.11.4.).<br />
Het watergehalte aan het oppervlak daalt dus en beneden een kritisch watergehalte<br />
(het kritische punt, (zie fig.11.2.)) leidt dit tot daling <strong>van</strong> de wateractiviteit.<br />
Het kritische punt ligt afhankelijk <strong>van</strong> de diameter <strong>van</strong> de deeltjes bij 10-20 % water<br />
in de druppels; bij grote druppels dicht bij ≈ 20 % en bij de kleinere dicht bij ≈ 10 %<br />
water.<br />
Door de dalende aw aan de omtrek <strong>van</strong> het deeltje neemt het watertransport af, terwijl<br />
het warmtetransport nog gelijk blijft: de temperatuur <strong>van</strong> het deeltje begint te stijgen.
Om gedurende de korte nadroogtijd het uiteindelijk lage watergehalte (Wp = 2,7-3,0<br />
%), <strong>van</strong> het nu nog onvoldoende droge deeltje te bereiken, dient de temperatuur <strong>van</strong><br />
de drooglucht op een relatief hoog niveau te blijven; dit i.t.t. 2-traps-of 2 fase-droging.<br />
Alleen door een relatief groot temperatuurverschil blijft de drijvende kracht voor het<br />
watertransport ( aw omtrek deeltje minus rel.dampspanning <strong>van</strong> de drooglucht ) in<br />
voldoende mate bestaan.<br />
Het temperatuurniveau <strong>van</strong> de drooglucht, is in dit stadium <strong>van</strong> het droogproces<br />
verder <strong>van</strong> invloed op de mate <strong>van</strong> uitzetting <strong>van</strong> de luchtbellen in de deeltjes, terwijl<br />
ook de oplosbaarheid <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong> (ADMI solubility index) kan worden benvloed:<br />
tabel 11.1.a en b.<br />
Vooral wanneer de temperatuur <strong>van</strong> de druppeltjes stijgt boven het kookpunt <strong>van</strong> de<br />
vloeistof, zal de luchtbel door "stoomvorming" uitzetten.<br />
Zeker een deel (water)damp verplaatst zich in dit stadium gemakkelijker naar de<br />
luchtbellen, dan naar de omtrek.<br />
Bij een (nog) niet starre korst wordt het deeltje opgeblazen (fig.11.6.), bij een starre<br />
korst zal de inwendige druk stijgen en kan het deeltje ook barsten en er ontsaan meer<br />
fines (fig.11.7.).<br />
Bij het koelen <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> na het droogproces, waarbij condensatie <strong>van</strong> waterdamp<br />
in de deeltjes optreedt, zal bij een sterke korst de inwendige druk dalen. Bij een<br />
minder stevige korst leidt dit dan tot indeuken (fig.11.8.) of breken.<br />
(Zie ook fig. 11.9.)<br />
Fig.11.6.<br />
Opgeblazen<br />
<strong>poeder</strong>deeltje<br />
Fig.11.7.<br />
Gebarsten <strong>poeder</strong>deeltje<br />
(fines)<br />
Fig.11.8.<br />
Ingedeukt<br />
<strong>poeder</strong>deeltje
Fig. 11.9.<br />
Tabel 11.1a<br />
Influens of the outlettemperature of the drying air on whole milk powder<br />
manufactured from non-homogenized concentrate.<br />
Dry-matter content of the concentrate: 51,5%<br />
Viscosity of the concentrate: 85cP<br />
Homogenization level of fat in concentrate: 22%<br />
Inlet temperture of the air: 195 o C<br />
Peripheral velocity of the atomizer: 135 m/s<br />
outlet temperature<br />
of<br />
the o C<br />
70<br />
75<br />
80<br />
85<br />
90<br />
95<br />
100<br />
105<br />
moisture<br />
content %<br />
5,96<br />
5,12<br />
4,21<br />
3,30<br />
3,14<br />
2,41<br />
2,06<br />
1,66<br />
ADMI- solubility<br />
index<br />
0,10<br />
0,10<br />
0,10<br />
0,10<br />
0,15<br />
0,50<br />
1,30<br />
2,20<br />
free-fat content<br />
7,42<br />
9,81<br />
6,19<br />
31,21<br />
16,53<br />
19,00<br />
25,55<br />
29,44<br />
bulk<br />
density<br />
0,66<br />
0,64<br />
0,64<br />
0,64<br />
0,62<br />
0,61<br />
0,58<br />
0,54<br />
N2 penetration<br />
cm 3 /100<br />
g<br />
1,02<br />
1,22<br />
1,83<br />
1,90<br />
2,95<br />
3,77<br />
4,62<br />
5,16<br />
mean particle<br />
density<br />
1,14<br />
1,13<br />
1,11<br />
1,09<br />
1,07<br />
1,04<br />
1,00<br />
0,98<br />
vacuole volume<br />
cm 3 /-<br />
100 g<br />
8,25<br />
9,89<br />
11,68<br />
13,42<br />
15,27<br />
18,68<br />
22,26<br />
24,43<br />
viscosity cP<br />
1325<br />
1360<br />
1400<br />
1490<br />
1590<br />
1745<br />
1820<br />
1950
Tabel 11.1.b<br />
Influens of the outlettemperature of the drying air on whole milk powder<br />
manufactured from homogenized concentrate.<br />
Dry-matter content of the concentrate: 49,3%<br />
Viscosity of the concentrate: 200cP<br />
Homogenization level of fat in concentrate: 87%<br />
Inlet temperture of the air: 195 o C<br />
Peripheral velocity of the atomizer: 135 m/s<br />
outlet temperature<br />
of<br />
the o C<br />
75<br />
80<br />
85<br />
90<br />
95<br />
100<br />
105<br />
moisture<br />
content %<br />
4,75<br />
4,41<br />
3,93<br />
3,23<br />
2,59<br />
2,18<br />
1,76<br />
ADMI- solubility<br />
index<br />
0,05<br />
0,05<br />
0,05<br />
0,50<br />
0,50<br />
2,90<br />
3,30<br />
free-fat content<br />
2,15<br />
2,64<br />
3,04<br />
2,78<br />
4,49<br />
4,38<br />
5,43<br />
bulk<br />
density<br />
N2 penetration<br />
cm 3 /100<br />
g<br />
mean particle<br />
density<br />
vacuole volume<br />
cm 3 /-<br />
100 g<br />
Uit de tabellen volgt onder meer, dat naar mate het temperatuurniveau <strong>van</strong> de lucht<br />
gedurende de 2 e -droogfase hoger, ligt:<br />
• de oplosbaarheid <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> slechter wordt en meer indien het concentraat ook<br />
nog is gehomogeniseerd.<br />
• het vrij vetgehalte stijgt en minder indien het concentraat ook nog is<br />
gehomogeniseerd<br />
• de bulk density (het soortelijk pakgewicht in kg/l) daalt.<br />
• de gem.deeltjes dichtheid daalt.<br />
• het vacuolevolum stijgt.<br />
11.1. Aromaretentie.<br />
Behalve water verliezen de drogende druppels ook andere vluchtige stoffen,<br />
waaronder geurstoffen (aroma). Voor de meeste melkprodukten is dit niet <strong>van</strong> groot<br />
belang, maar voor vele andere levensmiddelen wel (bijvoorbeeld ijsmix<strong>poeder</strong>s,<br />
koffie<strong>poeder</strong>s ). Het verlies aan geurstoffen kan echter erg meevallen, ondanks hun<br />
vluchtigheid. De verklaring is dat de effectieve diffusiecoëfficient <strong>van</strong> de meeste<br />
geurstoffen in de relatief droge buitenste laag veel sterker afneemt met afnemend<br />
watergehalte dan de diffusiecoëfficient <strong>van</strong> water door hun grotere molekuulgewicht.<br />
De aromaretentie (het vasthouden <strong>van</strong> geurstoffen gedurende het drogen) neemt dan<br />
ook toe met toenemende druppelgrootte (dan heeft de buitenste laag waaruit de<br />
geurstoffen wel verdwijnen een relatief kleiner volume) en met een hogere<br />
droogtemperatuur (waardoor sneller een 'korst' ontstaat).<br />
11.2. Hittebeschadiging.<br />
0,64<br />
0,63<br />
0,61<br />
0,60<br />
0,58<br />
0,57<br />
0,55<br />
0,30<br />
0,33<br />
0,69<br />
0,74<br />
1,31<br />
1,69<br />
1,52<br />
1,11<br />
1,10<br />
1,08<br />
1,06<br />
1,01<br />
0,99<br />
0,99<br />
11,59<br />
12,18<br />
14,17<br />
16,46<br />
21,39<br />
22,80<br />
30,08<br />
viscosity cP<br />
680<br />
645<br />
700<br />
905<br />
1080<br />
1250<br />
1280
Hoge droogtemperaturen kunnen leiden tot ongewenste veranderingen in het<br />
gedroogde produkt, welke veranderingen in het algemeen pas waargenomen worden<br />
nadat het <strong>poeder</strong> weer is opgelost.<br />
Onder praktijkomstandigheden is het vooral de uitgangstemperatuur <strong>van</strong> de<br />
drooglucht die bepalend is voor hittebeschadiging, al kan de ingangstemperatuur ook<br />
enig invloed hebben.<br />
In Fig 11.10. is één en ander kwalitatief aangegeven in de grafieken:<br />
a. uitlaattemperatuur ⇔onoplosbaarheid (bijvoorbeeld de onoplosbaarheidsindex<br />
[ADMI])<br />
b. uitlaattemperatuur ⇔ WPN-index<br />
c. uitlaattemperatuur ⇔ vacuolenvolume. Door de vele vacuolen die gevormd<br />
worden ontstaan ook meer scheurtjes in de <strong>poeder</strong>deeltjes. Een gevolg <strong>van</strong><br />
scheurtjes is dat men een aanzienlijk deel <strong>van</strong> het vet in het <strong>poeder</strong> met een<br />
organisch oplosmiddel (petroleumether, chloroform) kan extraheren 16 . Een<br />
grafiek uitlaattemperatuur ⇔ extraheerbaar vet geeft dan eenzelfde beeld als<br />
uitlaattemperatuur ⇔ vacuolenvolume.<br />
16 Extraheerbaar vet: men spreekt wel <strong>van</strong> het gehalte aan 'vrij vet', maar dat heeft<br />
weinig zin: verreweg het meeste extraheerbaar vet is wel degelijk aanwezig in<br />
vetbolletjes, maar die vetbolletjes grenzen aan scheurtjes, vacuolen of de buitenwand<br />
<strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>deeltjes, waardoor ze toegankelijk worden voor het oplosmiddel.
Fig. 11.10.<br />
De invloed <strong>van</strong> de intensiteit <strong>van</strong> voorverhitting <strong>van</strong> de melk, de mate <strong>van</strong> indikking<br />
<strong>van</strong> het concentraat, <strong>van</strong> de temperatuur en de intensiteit (schijfsnelheid, druk) <strong>van</strong><br />
verstuiven en <strong>van</strong> de uitlaattemperatuur <strong>van</strong> de drooglucht op enkele eigenschappen<br />
<strong>van</strong> de verstuivingsmelk<strong>poeder</strong>. Zeer globaal! (---) voor het geval dat weinig vacuolen<br />
kunnen ontstaan.
12. ENIGE OPMERKINGEN OVER DE REGELING VAN HET<br />
WATERGEHALTE<br />
Aan het watergehalte <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> worden in het kader <strong>van</strong> de<br />
Landbouwkwaliteitsregeling melk<strong>poeder</strong> eisen gesteld.<br />
Bv.: voor vol <strong>poeder</strong> < 3,0%<br />
voor mager <strong>poeder</strong> < 4,5 %<br />
Tijdens het in bedrijf zijn <strong>van</strong> een toren wordt het watergehalte <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> doorgaans<br />
indirect, m.b.v. de uitlaattemperatuur <strong>van</strong> de lucht (Tuit) geregeld.<br />
Het debiet <strong>van</strong> de concentraatpomp wordt met regelapparatuur zodanig afgesteld dat Tuit<br />
constant blijft.<br />
Het niveau <strong>van</strong> Tuit en het feit dat Tuit afhankelijk is <strong>van</strong> de inlaattemperatuur<br />
(temperatuur <strong>van</strong> de het drooglucht) (Tin), volgt gemakkelijk uit een Mollier diagram<br />
voor vochtige lucht (fig.12.1).<br />
In het Mollierdiagram is op de horizontale as het watergehalte uitgezet in kg water per<br />
kg droge lucht.<br />
De verticale as geeft de temperatuur (T, in °C) en de enthalpie (h) per massaeenheid.<br />
[ de enthalpie h <strong>van</strong> vochtige lucht bij een temperatuur T°C, is bij defenitie de<br />
hoeveelheid warmte, die nodig is om 1 kg droge lucht en x kg water <strong>van</strong> 0°C te<br />
verwarmen tot T°C, waarbij het water ook verdampt moet worden. h = T + x ( 2500 +<br />
1,93 T )<br />
2500 = verdampingswarmte kJ.kg -1 bij 0°C, en 1,93 = soortelijke warmte bij constante<br />
druk <strong>van</strong> water. Als x = 0 ==> h = T.]<br />
Het diagram is nu zo geconstrueerd dat toevoeging <strong>van</strong> waterdamp <strong>van</strong> 0°C aan droge<br />
lucht <strong>van</strong> T°C overeenkomt met het volgen <strong>van</strong> een horizontale lijn <strong>van</strong>af de Y-as.<br />
De lijnen <strong>van</strong> constante T lopen daardoor enigszins omhoog, want die komen overéén<br />
met het toevoegen <strong>van</strong> waterdamp <strong>van</strong> T°C aan droge lucht <strong>van</strong> die temperatuur. De<br />
helling is 1,93.x.T, waarin de factor 1,93 de soortelijke warmte <strong>van</strong> waterdamp bij<br />
constante druk is (in kJ.kg -1 .K -1 )<br />
De schaal langs de Y-as geldt zowel voor h als voor T, want als x=0 is h=T (mits<br />
uitgedrukt in kJ.kg -1 ) aangezien de soortelijke warmte <strong>van</strong> droge lucht bij constante druk<br />
toevallig precies 1 kJ.kg -1 .K -1 is.<br />
De lijnen <strong>van</strong> constante h lopen evenwijdig en scherp naar beneden.<br />
(De lijnen <strong>van</strong> constante h noemt men adiabatische lijnen.)<br />
Dat houdt in dat bij constante T en toenemende x, h sterk toeneemt, wat uiteraard<br />
voortvloeit uit de defenitie <strong>van</strong> h, die inclusief de verdampingswarmte <strong>van</strong> het water is.<br />
In het diagram zijn ondermeer de lijnen <strong>van</strong> constante natte-boltemperatuur τ gegeven.<br />
τ is de temperatuur die een wateroppervlak bij snelle verdamping <strong>van</strong> water in lucht<br />
aanneemt.
Deze lijnen volgen bijna die <strong>van</strong> constante h, maar niet precies.<br />
Als men water <strong>van</strong> 0°C aan lucht toevoegt volgt men een lijn <strong>van</strong> constante h:<br />
krachtens de definitie is h voor water <strong>van</strong> 0°C immers 0. Voor droge lucht <strong>van</strong> 0ºC is h<br />
eveneens 0.<br />
Lijnen <strong>van</strong> constante natte-boltemperatuur komen overeen met de toestandsverandering<br />
die ontstaat door water <strong>van</strong> luchttemperatuur toe te voegen, waardoor h enigszins stijgt.<br />
Het belang <strong>van</strong> de grootheid τ is dat de drijvende kracht voor verdamping <strong>van</strong> water uit<br />
een drogende druppel evenredig aan het temperatuurverschil tussen de druppel en de<br />
lucht, dus aan (T - τ) zal zijn, althans zolang aw <strong>van</strong> de drogende druppel nog niet teveel<br />
<strong>van</strong> 1 afwijkt.<br />
Uiteraard is T= τ voor met waterdamp verzadigde lucht.<br />
Het diagram geeft tevens lijnen <strong>van</strong> constante relatieve vochtigheid of wateractiviteit aw.<br />
Deze zijn sterk gekromd.<br />
Het belang <strong>van</strong> deze grootheid is dat aangegeven wordt wat de wateractiviteit <strong>van</strong> het<br />
drogende produkt zal worden, als evenwicht tussen lucht en produkt ontstaat.<br />
De lijn aw = 1 geeft tevens de onderste begrenzing <strong>van</strong> het diagram.<br />
Onderin de figuur is nog een lijn die de absolute dampdruk <strong>van</strong> de waterdamp pw<br />
aangeeft. Deze is onafhankelijk <strong>van</strong> de temperatuur, mits pw ≤ de verzadigingsdampdruk,<br />
dus aw ≤ 1.
Fig.12.1. Mollierdiagram
Stel dat lucht <strong>van</strong> 20 o C en RV=70 % wordt verhit tot 175 o C, dan geeft lijn AB de<br />
verandering <strong>van</strong> de lucht.<br />
• AB loopt loodrecht (immers het aantal kg water per kg droge lucht verandert niet nl.<br />
0,01 kg/kg).<br />
• De waterdampspanning <strong>van</strong> de lucht blijft gelijk (lijn ab)<br />
• De relatieve vochtigheid <strong>van</strong> de lucht neemt sterk af tot ongeveer 0,002.<br />
• Het volume <strong>van</strong> de lucht neemt toe. (niet aangegeven in fig. 12.1.)<br />
• De enthalpie <strong>van</strong> de lucht neemt toe; uit het diagram volgt dat elke kg lucht 158 kJ/kg<br />
heeft opgenomen.<br />
Daarna wordt de hete drooglucht in contact gebracht met de concentraat nevel en neemt<br />
de lucht waterdamp op en staat warmte af.<br />
In het ideale geval volgt de verandering <strong>van</strong> de lucht de adiabatische lijn (lijn <strong>van</strong> gelijke<br />
warmte inhoud): BD.<br />
Er dient dan wel te gelden dat:<br />
1. Het verstoven concentraat geen warmte toevoert.<br />
2. De toren zodanig is geïsoleerd, dat geen warmteverlies optreedt en dat<br />
bovendien geen secundaire lucht, als bv koellucht wordt toegevoerd.<br />
3. Er geen rekening wordt gehouden met de energie die nodig is, boven de<br />
warmte voor verdamping <strong>van</strong> water, om water vrij te maken uit een<br />
oplossing die een osmotische druk heeft.<br />
Onder praktische omstandigheden compenseert het vermelde onder 1 het 2 o punt.<br />
Het gestelde onder 3 is te verwaarlozen klein.<br />
Onder vermelde omstandigheden kan lijn BD worden gevolgd.<br />
De lucht kan nu worden afgekoeld tot lijn BD de ρ-lijn = 0,07, in C snijdt.<br />
Bij een watergehalte <strong>van</strong> 2,5-3,0 % <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> en een temperatuur <strong>van</strong> 80-100 o C<br />
bedraagt de wateractiviteit <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> nl ~ 0,07 %.<br />
Bij punt C wordt 95 o C afgelezen en Tuit dient derhalve 95 o C te zijn.<br />
Wordt de lucht tot E (225 o C) verhit, dan volgt uit het diagram dat Tuit 106 o C bedraagt.<br />
Het watergehalte <strong>van</strong> de lucht stijgt gedurende het drogen in dit geval <strong>van</strong> 0,010 (in punt<br />
B) tot 0,041 (in punt C) kg per kg droge lucht.<br />
Stel dat men ondermelkconcentraat wil verstuiven met 46 % water en dat men droogt tot<br />
3 % water.
0, 46 − 0, 03<br />
Dan heeft men = 13, 9kg<br />
drogelucht per kg concentraat nodig.<br />
0, 041− 0, 010<br />
Aangezien ρ 20 <strong>van</strong> lucht met aw = 0,07 bij 100 kPa ongeveer 1,18 kg.m -3 is komt dit<br />
overéén met 11,8 m 3 koude lucht per kg concentraat.<br />
Het rendement <strong>van</strong> de toegevoerde warmte kan men als volgt uitdrukken en berekenen:<br />
De per kg droge lucht toegevoerde warmte is (Ti - To).cp; Ti = inlaattemperatuur hete<br />
lucht, To = temperatuur buitenlucht.<br />
cp = soortelijke warmte bij constante druk.<br />
De afgegeven hoeveelheid warmte is (Tu - Ti).cp ; Tu = de uitlaattemperatuur <strong>van</strong> de<br />
gebruikte lucht.<br />
Aangezien cp nauwelijks afhangt <strong>van</strong> het watergehalte, kan men het rendement<br />
definiëren als:<br />
. T T i − u<br />
Ti − To<br />
175− 95<br />
In het onderhavige geval is dat = 52%<br />
175− 20<br />
hi − ho<br />
Per hoeveelheid verdampt water is verbruikt:<br />
x − x<br />
u i<br />
203− 45<br />
ofwel<br />
= 5097 kJ.kg<br />
0, 041− 0, 010<br />
-1 , wat globaal overeenkomt met 2,35 kg stoom per<br />
kg verdampt water.<br />
Tot welke temperatuur kan men de lucht laten afkoelen? Dat hangt primair af <strong>van</strong> de<br />
wateractiviteit die daar bij hoort.<br />
In het ideale geval zou men <strong>van</strong> de desorptie-isotherm <strong>van</strong> het drogende produkt moeten<br />
uitgaan.<br />
Die is voor geconcentreerde (onder)melk echter niet bekend, althans niet bij hoge<br />
temperaturen of bij hoge watergehalten.<br />
Het probleem is namelijk dat het bepalen <strong>van</strong> zo'n isotherm lang duurt, gedurende welke<br />
tijd lactose kristalliseert tenzij T en watergehalte beide laag zijn. Tijdens het<br />
verstuivingsdrogen treedt geen lactosekristallisatie op en dat geeft nogal een groot<br />
verschil in aw.<br />
Bij de regeling wordt dus uitgegaan <strong>van</strong> het verband tussen watergehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong><br />
en de temperatuur <strong>van</strong> de uittredende drooglucht (fig.12.2)<br />
In feite dient de verkregen Tuit (95 o C of 106 o C) te worden gezien als een richttemperatuur.<br />
Er wordt nl. uitgegaan <strong>van</strong> de gedachte, dat een evenwicht tussen wateractiviteit<br />
<strong>van</strong> <strong>poeder</strong> en rel.dampspanning <strong>van</strong> lucht ontstaat.
Dit evenwicht wordt in de praktijk echter niet bereikt 17 , ook niet in eventueel achter de<br />
toren geplaatste vloeibedden.<br />
Naast het constant houden <strong>van</strong> Tuit is regelmatig onderzoek <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> op watergehalte,<br />
tijdens de produktie, noodzakelijk.<br />
Afhankelijk <strong>van</strong> dit onderzoek wordt Tuit bijgesteld. Wil men een hoger watergehalte dan<br />
wordt de concentraat toevoer vergroot en voor een lager gehalte geldt het omgekeerde.<br />
In het bovenstaande zijn steeds een aantal factoren constant gedacht: RV <strong>van</strong><br />
aangezogen lucht, omtreksnelheid <strong>van</strong> het wiel, viscositeit <strong>van</strong> het concentraat, enz.<br />
Fig. 12.2.<br />
17 Bij een uitgangstemperatuur <strong>van</strong> 70°C hoort een aw <strong>van</strong> 0,25. Theoretisch komt deze<br />
waarde overéén (uit de desorptie-isotherm) met een vochtgehalte <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> <strong>van</strong><br />
2,5 %. In de praktijk droogt men tot 95°C, wat overéén komt met een aw <strong>van</strong> 0,07. Als er<br />
evenwicht zou zijn tussen drooglucht en <strong>poeder</strong>, dan had het <strong>poeder</strong> een watergehalte<br />
<strong>van</strong> < 1%. In de praktijk is dat ca. 3%.
In fig.12.3 zijn de factoren gegeven, die in hun algemeenheid <strong>van</strong> invloed zijn op het<br />
watergehalte <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong>.<br />
In de figuur kan steeds 1 factor worden gevarieerd (±), terwijl de overige dan constant<br />
blijven.<br />
Fig.12.3 Factoren, die <strong>van</strong> invloed zijn op het watergehalte <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong>.<br />
xxx Vaak hanteert men ook wel de volgende vuistregel:<br />
ΔTu = 0,1 ΔTi - 5ΔW + ΔD<br />
De interpretatie is als volgt:<br />
• Als men Ti 10°C hoger neemt moet men Tu globaal 1°C hoger nemen om<br />
het watergehalte constant te houden.<br />
• Als men het percentage water in het <strong>poeder</strong> W 1 hoger wil hebben moet<br />
men Tu 5°C lager nemen (de factor 5 geldt echter alleen voor ondermelk,<br />
en dan nog globaal).<br />
• Als het percentage droge stof in het concentraat D 1 hoger is, moet men<br />
Tu heel globaal 1°C hoger nemen. De verklaring hiervoor is dat de<br />
gemiddelde druppelgrootte toeneemt met het droge-stofgehalte <strong>van</strong> het<br />
concentraat, waardoor het verschil tussen watergehalte en<br />
evenwichtswatergehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> toeneemt, zodat we tot een lagere<br />
aw <strong>van</strong> de lucht moeten drogen.xxx
Drie ervaringen uit de praktijk 18<br />
• Bij een droger werd het vochtgehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> gecontroleerd door eens<br />
per uur een monster door het lab te laten onderzoeken. Vanaf een gegeven<br />
dag was op sommige momenten de gevonden waarde extreem laag.<br />
Aan<strong>van</strong>kelijk werd hierop gereageerd door de operators. Later werd<br />
getwijfeld aan de juistheid omdat een nieuw monster weer een normale<br />
waarde gaf en werden ze genegeerd. Toch waren de uitschieters wel degelijk<br />
aanwezig. De oorzaak bleek te liggen in de periodieke omschakeling <strong>van</strong> de<br />
beide concentraatbakjes. Hierbij kwam het eerste schot spoelwater in de af te<br />
schakelen tank nog net in de droger terecht.<br />
• Een droger had al sinds jaar en dag de naam 'onbestuurbaar te zijn. Het<br />
vochtgehalte schommelde altijd ± 0,5%. Het vochtgehalte varieerde altijd en<br />
wel met een constante cyclustijd <strong>van</strong> 10 min. Na enig speurwerk kwam naar<br />
voren dat dit precies de cyclustijd was <strong>van</strong> het achtereenvolgens<br />
schoonblazen <strong>van</strong> de compartimenten in de filterinstallatie. Periodiek kwam<br />
er bij het <strong>poeder</strong> uit de droogkamer een flinke hoeveelheid fines uit het filter.<br />
Verschil in vocht tussen deze twee fracties <strong>poeder</strong> veroorzaakte de<br />
schommelingen in het vochtgehalte. Een eenvoudige aanpassing <strong>van</strong> de<br />
volgorde <strong>van</strong> schoonblazen <strong>van</strong> de diverse compartimenten in de filterkast<br />
was de oplossing.<br />
• Bij een droger verstopte bij bepaalde produkten de sluis onder de<br />
eindcycloon regelmatig. Het vochtgehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> ging omhoog. Het<br />
moment dat het vochtgehalte een sprongetje naar boven maakte, bleek<br />
overeen te komen met het moment dat de desbetreffende sluis werd<br />
geblokkeerd: de fijne, veel drogere fractie ontbreekt dan in de uitgaande<br />
produktstroom.<br />
12.1. Het regelen <strong>van</strong> het vochtgehalte <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong>.<br />
Xxx Volgens voorschrift <strong>van</strong> het Centraal Orgaan Zuivelcontrole (COZ) dient het<br />
vochtgehalte <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> te worden vastgesteld volgens de methode omschreven in<br />
IDF-document 26 <strong>van</strong> 1964. In principe wordt hierbij het <strong>poeder</strong> gedroogd bij 102°C tot<br />
er geen gewichtsafname meer plaatsvindt. De totale gewichtsafname wordt dan gedeeld<br />
door het totale gewicht <strong>van</strong> het te drogen <strong>poeder</strong>monster en dit getal is het 'vochtgehalte'.<br />
De temperatuur <strong>van</strong> 102°C (en de spreiding <strong>van</strong> 2°C eromheen) lijkt sterk arbritair.<br />
Enerzijds verdampt bij deze temperatuur meer dan het vrije water, dat verantwoordelijk<br />
is voor de houdbaarheid <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>, maar niet het totale vocht. Anderzijds<br />
verdampen bij deze temperatuur ook andere componenten. Het eindpunt <strong>van</strong> de droging<br />
18 Bron: VMT 5 aug. 1993 nr 16/17.; VMT maart 1984 17 nr 6.
wordt daarom ook wel eens gedefinieerd als 'een instabiel evenwicht tussen drogen en<br />
verbranden'.<br />
Het resultaat <strong>van</strong> de bepaling is afhankelijk <strong>van</strong> het vochtgehalte <strong>van</strong> de omgevingslucht.<br />
Vooral bij het afkoelen <strong>van</strong> de niet-hermetisch gesloten weegbakjes wordt<br />
waterdamp aangetrokken door het gedroogde <strong>poeder</strong>. De verschillen <strong>van</strong> vochtgehalte<br />
kunnen aanzienlijk zijn. Binnen ons land en in een tijdsbestek <strong>van</strong> twee weken is een<br />
verschil <strong>van</strong> 0,3% vocht waargenomen.<br />
Onderzoek bij zowel het Zuivelcotroleinstituut te Leusden als bij het NIZO heeft<br />
uitgewezen dat de methode zodanig kan worden verbeterd dat wel een eenduidig<br />
vochtgehalte kan worden verkregen. Een dergelijke methode is tot op heden niet ingevoerd.xxx<br />
Wanneer nu in of bij de <strong>poeder</strong>drogers een infraroodadsorptie (NIR 19 )vochtmeetprincipe<br />
(fig.12.4.) wordt toegepast (voor procesregeling), moet de methode<br />
worden vergeleken of geijkt met de referentiemethode. Dat betekent dat bij de<br />
onzekerheid in de in-line-methode (NIR-methode) de onzekerheid in de referentiemethode<br />
moet worden opgeteld. Een in-line-vochtmeting, hoe nauwkeurig ook, kan dus<br />
nooit meer zekerheid omtrent het 'echte' vochtgehalte geven dan de referentievochtbepaling<br />
toelaat.<br />
Fig.12.4.<br />
MC = microcomputer; d20 = densiteit <strong>van</strong> het concentraat; P = pomp met variabel<br />
toerental;<br />
C = cycloon<br />
19 De golflengte waarmee gemeten wordt ligt in het zogenaamde nabij-infraroodgebied: <strong>van</strong>daar de naam<br />
NIR-(near infrared)-methode.
Wat wel kan worden bereikt met een nauwkeurige in-line-meting is dat veranderingen in<br />
het vochtgehalte <strong>van</strong> het geproduceerde <strong>poeder</strong> direkt, snel en heel nauwkeurig worden<br />
gevolgd.<br />
Operators moeten met hun vakkennis, met het procesregelsysteem en met de in-linevochtinformatie<br />
de produktie op een zeker niveau houden. Het laboratorium moet met<br />
hun technieken zorgen dat het niveau overeenkomt met het niveau <strong>van</strong> de regelgevende<br />
en controlerende instantie (bedrijfsleiding, klant of Zuivelcontrole-instituut).<br />
In line vochtmeting <strong>van</strong> vrij vocht gebaseerd op REV heeft beperkte<br />
toepassingsmogelijkheden.<br />
ΔTlu = C1Δds + C2Δxp<br />
Tlu = temperatuur <strong>van</strong> de uitgaande lucht<br />
Δds = de variatie in drogestofgehalte <strong>van</strong> het concentraat.<br />
Δxp = de variatie in vochtgehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>.<br />
C1 en C2 zijn constanten. Deze zijn verschillend per installatie en per soort produkt met<br />
de daarbij behorende procesvoering.<br />
Een densiteitsmeter meet de dichtheidsverandering <strong>van</strong> het concentraat en via een<br />
microcomputer wordt vooraf de ingestelde waarde <strong>van</strong> de uitlaattemperatuur gewijzigd,<br />
hetgeen een aanpassing <strong>van</strong> de concentraatstroom tot gevolg heeft.<br />
Deze aanpassing kan echter nooit volledig exact zijn zodat het uiteindelijke effect<br />
gecontroleerd en eventueel gecorrigeerd moet worden. Hiervoor wordt een<br />
infraroodvochtmeter toegepast. Indien het ge,eten vochtgehalte <strong>van</strong> de gewenste waarde<br />
afwijkt resulteert dit alsnog in een extra verstelling <strong>van</strong> de uitlaattemperatuur door de<br />
microcomputer.
13. TWEE FASEN DROGINGFout! Bladwijzer niet gedefinieerd.<br />
Bij 2-traps-of 2-fasen droging vindt de droging <strong>van</strong> het concentraat in 2 trappen plaats<br />
(fig.13.1.)<br />
Fig.13.1. Schematisiche voorstelling <strong>van</strong> 2-fasen droging.<br />
Verstuivingsdrogen is relatief duur, onder meer aan energie.<br />
Men kan het rendement proberen op te voeren door verder in te dikken vóór het<br />
verstuiven en door een hogere lucht-inlaattemperatuur toe te passen. maar dan krijgt men<br />
spoedig hittebeschadiging <strong>van</strong> het produkt.<br />
Een alternatief is om het nog niet geheel droge <strong>poeder</strong> <strong>van</strong> de lucht te scheiden en buiten<br />
de toren na te drogen.<br />
Men kan dan de uitlaattemperatuur <strong>van</strong> de lucht lager kiezen en daardoor ook de<br />
inlaattemperatuur hoger maken zonder dat de hittebeschadiging toeneemt.<br />
Bovendien kan men meer concentraat per uur verstuiven (Tabel 13.1.).<br />
Men droogt het <strong>poeder</strong> na in een wervelbeddroger. Om het <strong>poeder</strong> goed te fluidiseren<br />
moet men de droger laten trillen.<br />
In een verstuivingsdroger is de aan<strong>van</strong>kelijke luchttemperatuur hoog en de verblijfsduur<br />
kort (enkele seconden).<br />
In een wevelbeddroger is de luchtinlaattemperatuur relatief laag (bijvoorbeeld 130°C),<br />
wordt weinig lucht gebruikt en is de verblijfstijd veel langer (verscheidene minuten),<br />
waardoor deze apparatuur veel geschikter is om na te drogen.
Tabel 13.1.<br />
Ondermelkconcentraat <strong>van</strong> 48 % droge stof. Het watergehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> is 3,5 %.<br />
Fout! Bladwijzer niet<br />
gedefinieerd.Trappen<br />
1 2<br />
Inlaattemp. toren 200°C 250°C<br />
Uitlaattemp. 94 87<br />
aw uitlaatlucht toren 0.09 0,17<br />
Totaal warmteverbruik kJ/kg<br />
water<br />
4330 3610<br />
Capaciteit kg <strong>poeder</strong> per uur 1300 2040<br />
De 1 o fase <strong>van</strong> het proces geschiedt in een toren, waarbij met een lage uitlaattemperatuur<br />
(70-75 o C) het <strong>poeder</strong> tot een watergehalte <strong>van</strong> 5...7 % wordt gedroogd. Het <strong>poeder</strong> is dan<br />
nog vochtig.<br />
Voor de nadroging, tot het uiteindelijke lage watergehalte, en de koeling, worden de<br />
vloeibedden gebruikt, die worden geschud of getrild om de fluidisatie te bevorderen.<br />
Deze procesvoering wordt t.o.v. een 1-fase droging gekenmerkt door:<br />
♦ een langere droogtijd (toren + vloeibedden ca 2-5 min.).<br />
♦ een lage uitlaattemperatuur in de toren (70-75°C).<br />
♦ een voor de deeltjes minder geforceerd- en meer ontspannen droogproces.<br />
Het gevolg is:<br />
♦ betere oploseigenschappen <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> (o.a. grotere gemiddelde -<br />
deeltjesdichtheid, geringer vacuolen volume, lager vrij vetgehalte, relatief weinig<br />
fines).<br />
♦ beter toren-rendement.<br />
♦ een beter rendement <strong>van</strong> het gehele drooggebeuren.<br />
Het warmterendement is hoger (20%) en de capaciteit groter (57 %), waar de<br />
investeringskosten voor de wervelbeddroger tegenover staan.<br />
Slechts 5 % <strong>van</strong> de warmte wordt bij het nadrogen verbruikt.
Met een wervelbed kan men nog meer. Het is al heel eenvoudig om een koelsectie toe te<br />
voegen.<br />
Het wordt ook gebruikt om de <strong>poeder</strong>deeltjes te doen agglomoreren. Dit is vooral<br />
gewenst omdat een fijn <strong>poeder</strong> heel lastig wil oplossen in koud water.<br />
Vandaar dat men veelal een grof <strong>poeder</strong> probeert te maken. In een wervelbed botsen de<br />
<strong>poeder</strong>deeltjes nogal hevig tegen elkaar aan waardoor ze agglomoreren indien ze nog<br />
vochtig genoeg zijn.<br />
Vaak wordt de luchtsnelheid in het wervelbed zo gekozen dat de kleinste <strong>poeder</strong>deeltjes<br />
(die al erg droog waren en dus slecht wilden agglomoreren) daaraan ontsnappen; die<br />
voert men terug in de toren, waar ze in de sproeinevel worden teruggevoerd wat tot<br />
agglomoratie met de drogende druppels leidt.<br />
Gedurende de laatste jaren zijn er enkele ontwikkelingen waarbij als het ware tweetrapsdrogen<br />
in één droogtoren wordt uitgevoerd.<br />
Men kan de omstandigheden zo maken dat onder in de toren een langer verblijvend, vrij<br />
geconcentreerde min of meer gefluidiseerde massa <strong>poeder</strong> aanwezig is, waar men<br />
afzonderlijk drooglucht door blaast (fig.13.2).<br />
Fig.13.2.
13.1 MEER FASE DROGING<br />
A. Sproeidrogers met geïntegreerd fluid-bed.<br />
In de zuivel wordt verreweg het meest met één- en tweefasen drogers gewerkt.<br />
De meerfasendrogers (Multi Stage Dryer) vertegenwoordigen een nieuwe generatie<br />
drogers.<br />
In de zuivel wordt pas <strong>van</strong> een MSD gesproken als deze het kenmerk heeft, dat het eerste<br />
droogbed niet na, maar in de droogtoren is aangebracht in de vorm <strong>van</strong> een gefluidiseerd<br />
bed.<br />
Een uitzondering hierop is de Filtermat.<br />
De derde fase <strong>van</strong> de MSD komt volledig overeen met de tweede fase <strong>van</strong> de<br />
tweetrapsdroger.<br />
Fig.13.1.1. Schema <strong>van</strong> de meerfasendroger. 1:hoge drukpomp; 2: nozzle; 3A: eerste<br />
droogfase; 3B: tweede droogfase in de droogkamer met geïntegreerd werveldbed; 3C:<br />
derde droogfase in schudbed; 4A en 4B: cyclonen voor scheiding va lucht en product.
Tabel 13.1.1.<br />
Procescondities waarbij ondermelk<strong>poeder</strong> kan worden gedroogd in de meerfasendroger<br />
(indicatief).<br />
Fout! Bladwijzer niet<br />
gedefinieerd.Concentr<br />
aat<br />
Hoofdlucht<br />
-----------------<br />
Statische wervelbed<br />
-----------------------<br />
Schudbedsectie 1<br />
Schudbedsectie 2<br />
Tabel 13.1.2.<br />
Vochtgehalte.<br />
Fout! Bladwijzer niet<br />
gedefinieerd.Concentra<br />
at<br />
Eerste droogfase 3A<br />
Statische wervelbed<br />
Wervelbeddroger<br />
temperatuur<br />
ingangstemp.<br />
uitgangstemp.<br />
--------------<br />
luchttemp.<br />
<strong>poeder</strong>temp.<br />
--------------<br />
luchttemp.<br />
luchttemp.<br />
50 % water<br />
10 - 15 % water<br />
3 - 7 % water<br />
2,5 - 4 % water<br />
67 o C<br />
225 o C<br />
67 o C<br />
--------------------------<br />
110 o C<br />
62 o C<br />
--------------------------<br />
93 o C<br />
15 o C<br />
In de eerste droogfase boven in de droogkamer (3A) wordt het geconcentreerde produkt<br />
(50% d.s.) gedroogd tot het een vochtgehalte heeft <strong>van</strong> ca. 10 - 15 %.<br />
Vervolgens worden lucht en <strong>poeder</strong> gescheiden; het grootste deel <strong>van</strong> de natte <strong>poeder</strong><br />
komt op het interne, statische wervelbed (3B) terecht, waar het met een tweede<br />
hoeveelheid droge, warme lucht verder wordt gedroogd tot het een vochtgehalte <strong>van</strong> 3 -<br />
7 % heeft (tweede droogfase).<br />
De fijnste deeltjes, die samen met de uitgaande lucht aan de bovenkant <strong>van</strong> de toren zijn<br />
afgevoerd, worden door middel <strong>van</strong> twee cyclonen (4A en 4B) <strong>van</strong> de lucht afgescheiden<br />
en teruggevoerd in de droogkamer ter hoogte <strong>van</strong> het interne statische wervelbed (3B).<br />
Op het externe schudbed (3C) wordt het produkt met een derde luchtstroom gedroogd tot<br />
het <strong>poeder</strong> het gewenste eindvochtgehalte heeft en vervolgens met een vierde<br />
luchtstroom (3C) gekoeld tot een temperatuur beneden 30 o C.<br />
Het voordeel <strong>van</strong> een MSD boven een tweefasendroger is dat het vochtgehalte na de<br />
eerste droogfase hoger kan zijn.
Een tweefasendroger levert meestal al vervuilingsproblemen op als het vochtgehalte<br />
meer dan 6% bedraagt.<br />
Bij de MSD kan dit vochtgehalte verhoogd worden tot 10 - 15 %.<br />
Het hogere vochtgehalte is mogelijk doordat het plakkerige <strong>poeder</strong> wordt opge<strong>van</strong>gen in<br />
het gefluidiseerde bed.<br />
Door de intense menging en betrekkelijke snelle nadroging in dit bed treden er geen<br />
aankoekingsproblemen op.<br />
De uitlaattemperatuur is bij eenzelfde inlaattemperatuur lager.<br />
Omdat de diffulsiesnelheid binnen het drogende deeltje bij hoger vochtgehaltes veel<br />
groter is en het <strong>poeder</strong> een hogere vochtgehalte heeft na de eerste fase kan een hogere<br />
inlaattemperatuur gekozen worden bij eenzelfde hittebelasting <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>.<br />
Bij de MSD-droger treedt een sterkere agglomeratie <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>deeltjes op, (nog meer)<br />
dan in een tweefasendroger.<br />
De MSD-drogers hebben een lager energieverbruik vergeleken met één- of<br />
tweefasendrogers.<br />
Fig. 13.1.2. Anhydro en Niro 3-trapsdrogers.
B. De Filtermat verstuivingsdrooginstallatie.<br />
Het maken <strong>van</strong> zeer moeilijke te drogen <strong>poeder</strong>s kan in deze installatie worden gedaan<br />
doordat het halfdroge produkt op een bewegende band valt en continu wordt verwijderd<br />
door de bewegende band, zonder gebruik <strong>van</strong> lucht als transportmiddel.<br />
De Filtermat is met name ontworpen om ongewenste afzettingen te vermijden.<br />
Eén <strong>van</strong> de meest belangrijke punten in dit opzicht is de afwezigheid <strong>van</strong> elke<br />
circulerende luchtbeweging.<br />
Alle lucht die in de Filtermat komt verkeert in een laminaire stromingstoestand,<br />
waardoor het risico <strong>van</strong> ongewenste <strong>poeder</strong>aanhechtingen grotendeels wordt<br />
weggenomen.<br />
Fig. 13.1.3<br />
De Filtermat verstuivingsdrooginstallatie.<br />
Eerste droogfase<br />
De verstuiving <strong>van</strong> het te drogen concentraat gebeurt door middel <strong>van</strong> drukverstuiving<br />
met nozzles die boven in de eerste droogkamer zijn geplaatst (I).<br />
De drooglucht komt via een luchtverdeler, die voor een laminaire luchtstroom zorgt, in<br />
de eerste droogkamer en wel zodanig, dat elke mogelijkheid <strong>van</strong> ongewenste<br />
terugstroom is uitgesloten.<br />
Het aantal druknozzles is afhankelijk <strong>van</strong> de grootte <strong>van</strong> de droger.
Voor een goede gecontroleerde gelijkmatige droging is een efficiënte menging <strong>van</strong><br />
drooglucht met het verstoven concentraat belangrijk. In de Filtermat drooginstallatie<br />
wordt dit bereikt door ook rond elke druknozzle drooglucht toe te voeren<br />
Wanneer het concentraat in de drooglucht wordt verstoven zal het oppervlaktewater<br />
praktisch onmiddelijk verdampen. Het water binnenin de deeltjes zal beginnen te<br />
migreren naar het oppervlak, waar een voortdurende verdamping plaats vindt.<br />
Aldus blijft daar een lage produkttemperatuur gehandhaafd.<br />
De verblijftijd in deze eerste fase <strong>van</strong> het droogproces is kort, gemiddeld niet meer dan 7<br />
à 8 sec.<br />
Tweede droogfase<br />
Het <strong>poeder</strong>, dat afhankelijk <strong>van</strong> het te drogen produkt nog 10 à 20 % vocht bevat, komt<br />
na de eerste droogfase op de bewegende band. De <strong>van</strong> polyester geweven band laat<br />
drooglucht door, terwijl het <strong>poeder</strong> op de band achter blijft.<br />
Poeder met een hoog vochtgehalte leent zich uitstekend voor agglomeraatvorming.<br />
Terwijl het <strong>poeder</strong> een poreuze laag op de band vormt, vindt nog steeds verdamping<br />
plaats.<br />
Deze tweede droogfase op de band in de eerste droogkamer is kenmerkend voor de<br />
Filtermat drooginstallatie en is een zogenaamde passagedroging. het <strong>poeder</strong> zelf beweegt<br />
niet, doch de drooglucht wordt met een vrij hoge snelheid langs de dan halfdroge<br />
<strong>poeder</strong>deeltjes geleid.<br />
Slechts 1 - 4% <strong>van</strong> de totale <strong>poeder</strong>hoeveelheid wordt door de drooglucht meegenomen<br />
en vervolgens afgescheiden met behulp <strong>van</strong> cyclonen.<br />
Het is mogelijk om met een hoge relatieve vochtigeheid <strong>van</strong> de uitgaande lucht te<br />
werken, dankzij de zeer lage <strong>poeder</strong>beladingsgraad <strong>van</strong> de uittredende drooglucht. Dit<br />
betekent een aanzienlijke betere warmte-efficiëncy <strong>van</strong> het droogproces omdat de<br />
uittredetemperatuur aanmerkelijk lager is dan bij andere drogertypen.<br />
Derde droogfase<br />
Na de tweede droogfase die, zoals vermeld, plaats vindt terwijl het <strong>poeder</strong> op de band<br />
over de bodem <strong>van</strong> de droogkamer wordt getransporteerd, komt het <strong>poeder</strong> met een<br />
vochtgehalte <strong>van</strong> ca. 12 % in een verblijfskamer, zodat het, zoasl voor sommige <strong>poeder</strong>s<br />
is vereist, zich eventueel kan stabiliseren of een door en door poreuze structuur<br />
verkrijgen.<br />
Het vochtgehalte is dan nog hoog genoeg om dit toe te laten.<br />
Het vochtgehalte is echter wel zo laag, dat er geen enkele risico voor achteruitgang <strong>van</strong><br />
de <strong>poeder</strong>kwaliteit door de dan heersende temperatuur/vocht verhouding bestaat.<br />
Vanuit de verblijfskamer wordt het <strong>poeder</strong> naar de derde droogfase (III) gevoerd waar de<br />
droging wordt beëindigd met behulp <strong>van</strong> drooglucht met een lage temperatuur.<br />
De laatste fase is tevens een koelfase waar het <strong>poeder</strong> tot de gewenste temperatuur wordt<br />
gekoeld.
Het <strong>poeder</strong> verlaat de Filtermat driefasendroger in de vorm <strong>van</strong> grote agglomeraten en<br />
wordt met behulp <strong>van</strong> aangepaste zeefsystemen op de gewenste deeltjesgrootte en<br />
<strong>poeder</strong>struktuur gebracht.<br />
Toepassingsmogelijkheden <strong>van</strong> de Filtermat, Damrow Co, Fond de Lac, Wisconsin USA.<br />
Wanneer men <strong>poeder</strong> maakt met een hoog vetgehalte (meer dan 40% vet), kan een<br />
conventionele droger alleen werken als éénfase drooginstallatie; het droogproces moet<br />
worden voltooid in de droogkamer en nadien moet het produkt worden gekoeld in een<br />
fluid-bed.<br />
Het voordeel <strong>van</strong> een tweefasen droogproces in vergelijking met een éénfasedroging, ligt<br />
in een vermindering <strong>van</strong> het energieverbruik met ca. 25%.<br />
Men verliest in conventionele drooginstallaties deze besparing bij het produceren <strong>van</strong><br />
vette <strong>poeder</strong>s, maar niet in een Filtermat installatie.<br />
De Filtermat kan echter alleen werken als een driefasen droger.<br />
De Filtermat is in staat om praktisch alle produkten te drogen, die kunnen worden<br />
verstoven via drukverstuivers.<br />
Droogcurve<br />
Het drogen <strong>van</strong> verstoven concentraat zal in elk type droger gebeuren volgens de<br />
schematische curve in fig. 13.1.4 doch in de Filtermat zijn de drie droogfasen gescheiden<br />
en kunnen individueel worden gecontroleerd.<br />
Fig. 13.1.4
13.2. Schuimdrogen.<br />
Schuimdrogen (Stork) is een uitstekende methode om droge produkten te produceren<br />
met een lage bulkdensiteit. Het procedé kan toegepast worden als alternatief, of in<br />
combinatie met agglomeratie techniek.<br />
Toepassingen zijn: vet verrijkte melk<strong>poeder</strong>s (creamers); koffie en suiker ver<strong>van</strong>gers;<br />
lactose <strong>poeder</strong>s; zetmeel <strong>poeder</strong>s.<br />
Bij het schuim-sproei-droog proces wordt een gas geïnjecteerd in het concentraat,<br />
meestal tussen de hoge druk voedingspomp en de sproeinozzles (fig 13.2.1.)<br />
Fig.13.2.1.<br />
Bij het wegvallen <strong>van</strong> de druk in de nozzles expanderen de druppels tot holle deeltjes<br />
met een lage dichtheid en een vergroot grensoppervlak. De deeltjes zijn opgeblazen en<br />
hol.<br />
Een bijkomend voordeel <strong>van</strong> schuimdrogen is de snelle waterverdamping uit de druppels.<br />
Bij voorkeur dient men een gas te nemen welke als vloeistof is te verpompen, en<br />
onschadelijk is voor het produkt. Meestal kiest men CO2.<br />
Schuimdrogen kan gecombineerd worden met het terugvoeren <strong>van</strong> de fines als droge<br />
bestanddeel om een 'free flowing' geagglomoreerd produkt te maken met de gewenste<br />
bulkdesiteit.
I.p.v. fines kan ook een andere droge bestanddeel toegepast worden. Dit kan nodig zijn<br />
als het bestanddeel slecht oplost in het concentraat, of in oplossing 'plakkerigheid' geeft<br />
in het <strong>poeder</strong>. De stof is beter als kristallijne stof in de toren te blazen.<br />
13.1. Meer Fasen Droging.<br />
A. Sproeidrogers met geïntegreerd fluid-bed.<br />
In de zuivel wordt verreweg het meest met één- en tweefasen drogers gewerkt.<br />
De meerfasendrogers (Multi Stage Dryer) vertegenwoordigen een nieuwe generatie<br />
drogers.<br />
In de zuivel wordt pas <strong>van</strong> een MSD gesproken als deze het kenmerk heeft, dat het eerste<br />
droogbed niet na, maar in de droogtoren is aangebracht in de vorm <strong>van</strong> een gefluidiseerd<br />
bed.<br />
Een uitzondering hierop is de Filtermat.
De derde fase <strong>van</strong> de MSD komt volledig overeen met de tweede fase <strong>van</strong> de<br />
tweetrapsdroger.<br />
Fig. 13.1.1. Schema <strong>van</strong> de meerfasendroger.<br />
Tabel 13.1.1.<br />
Procescondities waarbij ondermelk<strong>poeder</strong> kan worden gedroogd in de meerfasendroger<br />
(indicatief).<br />
+-----------------------------------------------+<br />
¦Concentraat temperatuur 67°C ¦<br />
¦Hoofdlucht ingangstemp. 225°C ¦<br />
¦ uitgangstemp. 67°C ¦<br />
¦Statisch wervelbed luchttemp. 110°C ¦<br />
¦ <strong>poeder</strong>temp. 62°C ¦<br />
¦Schudbedsectie 1 luchttemp. 93°C ¦<br />
¦ ,, ,, 2 luchttemp. 15°C ¦<br />
¦ ¦<br />
+-----------------------------------------------+<br />
Tabel 13.1.2.<br />
Vochtgehalte.<br />
+--------------------------------------+<br />
¦Concentraat 50 % water ¦<br />
¦Eerste droogfase 3A 10 - 15 % water ¦<br />
¦Statisch wervelbed 3 - 7 % water ¦<br />
¦Wervelbeddroger 2,5 - 4 % water ¦<br />
+--------------------------------------+
In de eerste droogfase boven in de droogkamer (3A) wordt het geconcentreerde produkt<br />
(50% d.s.) gedroogd tot het een vochtgehalte heeft <strong>van</strong> ca. 10 - 15 %.<br />
Vervolgens worden lucht en <strong>poeder</strong> gescheiden; het grootste deel <strong>van</strong> de natte <strong>poeder</strong><br />
komt op het interne, statische wervelbed (3B) terecht, waar het met een tweede<br />
hoeveelheid droge, warme lucht verder wordt gedroogd tot het een vochtgehalte <strong>van</strong> 3 -<br />
7 % heeft (tweede droogfase).<br />
De fijnste deeltjes, die samen met de uitgaande lucht aan de bovenkant <strong>van</strong> de toren zijn<br />
afgevoerd, worden door middel <strong>van</strong> twee cyclonen (4A en 4B) <strong>van</strong> de lucht afgescheiden<br />
en teruggevoerd in de droogkamer ter hoogte <strong>van</strong> het interne statische wervelbed (3B).<br />
Op het externe schudbed (3C) wordt het produkt met een derde luchtstroom gedroogd tot<br />
het <strong>poeder</strong> het gewenste eindvochtgehalte heeft en vervolgens met een vierde<br />
luchtstroom (3C) gekoeld tot een temperatuur beneden 30°C.<br />
Het voordeel <strong>van</strong> een MSD boven een tweefasendroger is dat het vochtgehalte na de<br />
eerste droogfase hoger kan zijn.<br />
Een tweefasendroger levert meestal al vervuilingsproblemen als het vochtgehalte meer<br />
dan 6 % bedraagt.<br />
Bij de MSD kan dit vochtgehalte verhoogd worden tot 10 - 15 %.<br />
Het hogere vochtgehalte is mogelijk doordat het plakkerige <strong>poeder</strong> wordt opge<strong>van</strong>gen in<br />
het gefluidiseerde bed.<br />
Door de intense menging en betrekkelijke snelle nadroging in dit bed treden er geen<br />
aankoekingsproblemen op.<br />
De uitlaattemperatuur is bij eenzelfde inlaattemperatuur lager.<br />
Omdat de diffusiesnelheid binnen het drogende deeltje bij hogere vochtgehaltes veel<br />
groter is en het <strong>poeder</strong> een hoger vochtgehalte heeft na de eerste fase kan een hogere<br />
inlaattemperatuur gekozen worden bij eenzelfde hittebelasting <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>.<br />
Bij de MSD-droger treedt een sterkere agglomeratie <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>deeltjes op, nog meer<br />
dan in een tweefasendroger.<br />
De MSD-drogers hebben een lager energieverbruik vergeleken met één- of<br />
tweefasendrogers.<br />
Fig 13.1.2. Anhydro en Niro 3-trapsdrogers.
B. De Filtermat verstuivingsdrooginstallatie.
Het maken <strong>van</strong> zeer moeilijk te drogen <strong>poeder</strong>s kan in deze installatie worden gedaan<br />
doordat het halfdroge produkt op een bewegende band valt en continu wordt verwijderd<br />
door de bewegende band, zonder gebruik <strong>van</strong> lucht als transportmiddel.<br />
De Filtermat is met name ontworpen om ongewenste afzettingen te vermijden.<br />
Eén <strong>van</strong> de meest belangrijke punten in dit opzicht is de afwezigheid <strong>van</strong> elke<br />
circulerende luchtbeweging.<br />
Alle lucht die in de Filtermat komt verkeert in een laminaire stromingstoestand,<br />
waardoor het risico <strong>van</strong> ongewenste <strong>poeder</strong>aanhechtingen grotendeels wordt<br />
weggenomen.<br />
Fig. 13.1.3.<br />
De Filtermat verstuivingsdrooginstallatie.<br />
Eerste droogfase.<br />
De verstuiving <strong>van</strong> het te drogen concentraat gebeurt door middel <strong>van</strong> drukverstuiving<br />
met nozzles die boven in de eerste droogkamer zijn geplaatst (I).<br />
De drooglucht komt via een luchtverdeler, die voor een laminaire luchtstroom zorgt, in<br />
de eerste droogkamer en wel zodanig, dat elke mogelijkheid <strong>van</strong> ongewenste<br />
terugstroom is uitgesloten.<br />
Het aantal druknozzles is afhankelijk <strong>van</strong> de grootte <strong>van</strong> de droger.<br />
Voor een goede gecontroleerde gelijkmatige droging is een efficiënte menging <strong>van</strong><br />
drooglucht met het verstoven concentraat belangrijk. In de Filtermat drooginstallatie<br />
wordt dit bereikt door ook rond elke druknozzle drooglucht toe te voeren.<br />
Wanneer het concentraat in de drooglucht wordt verstoven zal het oppervlaktewater<br />
praktisch onmiddellijk verdampen. Het water binnenin de deeltjes zal beginnen te<br />
migreren naar het oppervlak, waar een voortdurende verdamping plaats vindt.<br />
Aldus blijft daar een lage produktemperatuur gehandhaafd.
De verblijftijd in deze eerste fase <strong>van</strong> het droogproces is kort, gemiddeld niet meer dan 7<br />
à 8 sec.<br />
Tweede droogfase.<br />
Het <strong>poeder</strong>, dat afhankelijk <strong>van</strong> het te drogen produkt nog 10 à 20 % vocht bevat, komt<br />
na de eerste droogfase op de bewegende band. De <strong>van</strong> polyester geweven band laat<br />
drooglucht door, terwijl het <strong>poeder</strong> op de band achter blijft.<br />
Poeder met een hoog vochtgehalte leent zich uitstekend voor agglomeraatvorming.<br />
Terwijl het <strong>poeder</strong> een poreuze laag op de band vormt, vindt nog steeds verdamping<br />
plaats.<br />
Deze tweede droogfase op de band in de eerste droogkamer is kenmerkend voor de<br />
Filtermat drooginstallatie en is een zogenaamde passagedroging. Het <strong>poeder</strong> zelf<br />
beweegt niet, doch de drooglucht wordt met een vrij hoge snelheid langs de dan<br />
halfdroge <strong>poeder</strong>deeltjes geleid.<br />
Slechts 1 - 4% <strong>van</strong> de totale <strong>poeder</strong>hoeveelheid wordt door de drooglucht meegenomen<br />
en vervolgens afgescheiden met behulp <strong>van</strong> cyclonen.<br />
Het is mogelijk om met een hoge relatieve vochtigheid <strong>van</strong> de uitgaande lucht te werken,<br />
dankzij de zeer lage <strong>poeder</strong>beladingsgraad <strong>van</strong> de uittredende drooglucht. Dit betekent<br />
een aanzienlijk betere warmte-efficiëncy <strong>van</strong> het droogproces, omdat de<br />
uittredetemperatuur aanmerkelijk lager is dan bij andere drogertypen.<br />
Derde droogfase.<br />
Na de tweede droogfase die, zoals vermeld, plaats vindt terwijl het <strong>poeder</strong> op de band<br />
over de bodem <strong>van</strong> de droogkamer wordt getransporteerd, komt het <strong>poeder</strong> met een<br />
vochtgehalte <strong>van</strong> ca. 12 % in een verblijfskamer, zodat het, zoals voor sommige <strong>poeder</strong>s<br />
mis vereist, zich eventueel kan stabiliseren of een door en door poreuze structuur<br />
verkrijgen.<br />
Het vochtgehalte is dan nog hoog genoeg om dit toe te laten.<br />
Het vochtgehalte is echter wel reeds zo laag, dat er geen enkel risico voor achteruitgang<br />
<strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>kwaliteit door de dan heersende temperatuur/vocht verhouding bestaat.<br />
Vanuit de verblijfskamer wordt het <strong>poeder</strong> naar de derde droogfase (III) gevoerd waar de<br />
droging wordt beëindigd met behulp <strong>van</strong> drooglucht met een lage temperatuur.<br />
De laatste fase is tevens een koelfase waar het <strong>poeder</strong> tot de gewenste temperatuur wordt<br />
gekoeld.<br />
Het <strong>poeder</strong> verlaat de Filtermat driefasendroger in de vorm <strong>van</strong> grote agglomeraten en<br />
wordt met behulp <strong>van</strong> aangepaste zeefsystemen op de gewenste deeltjesgrootte en<br />
<strong>poeder</strong>struktuur gebracht.<br />
Toepassingsmogelijkheden <strong>van</strong> de Filtermat, Damrow Co, Fond du Lac, Wisconsin USA.<br />
Wanneer men <strong>poeder</strong> maakt met een hoog vetgehalte (meer dan 40% vet), kan een<br />
coventionele droger alleen werken als éénfase drooginstallatie; het droogproces moet
worden voltooid in de droogkamer en nadien moet het produkt worden gekoeld in een<br />
fluid-bed.<br />
Het voordeel <strong>van</strong> een tweefasen droogproces in vergelijking met een ééfasedroging, ligt<br />
in een vermindering <strong>van</strong> het energieverbruik met ca. 25%.<br />
Men verliest in conventionele drooginstallaties deze besparing bij het produceren <strong>van</strong><br />
vette <strong>poeder</strong>s, maar niet in een Filtermat installatie.<br />
De Filtermat kan echter alleen werken als een driefasen droger.<br />
De Filtermat is in staat om praktisch alle produkten te drogen, die kunnen worden<br />
verstoven via drukverstuivers.<br />
Droogcurve.<br />
Het drogen <strong>van</strong> verstoven concentraat zal in elk type droger gebeuren volgens de<br />
schematische curve in fig 13.1.4. doch in de Filtermat zijn de drie droogfasen gescheiden<br />
en kunnen individueel worden gecontroleerd.
14. DE BEREIDING VAN INSTANT POEDER<br />
"Gewoon" <strong>poeder</strong> lost i.t.t. instant <strong>poeder</strong> niet gemakkelijk in water op. Voor verwerking<br />
in de industrie behoeft dit niet een nadeel te zijn. Wanneer melk<strong>poeder</strong> echter in de<br />
huishouding wordt gebruikt voor drinkmelkbereiding of wanneer het wordt gebruikt in<br />
automaten is een instant kwaliteit vereist.<br />
Instant melk<strong>poeder</strong> (vol of mager) moet, nadat het op het wateroppervlak is uitgestrooid,<br />
in korte tijd onder licht roeren volledig oplossen, zonder dat daarbij kluitjesvorming optreedt.<br />
Fig.14.1. toont schematisch een "tradionele" installatie.<br />
Het kamer- of toren<strong>poeder</strong> (de grovere en zwaardere deeltjes) worden met<br />
transport-koellucht naar de eind- of aftapcycloon gevoerd en tevens worden de fines uit<br />
de hoofdcyclonen met het kamer<strong>poeder</strong> verenigd.<br />
Met installaties <strong>van</strong> dit type kan geen instant kwaliteit worden gemaakt.<br />
Over het algemeen hebben grovere deeltjes betere oploseigenschappen dan fines.<br />
Door pneumatisch transport treedt een vergruizend en slijpend effekt op en dit leidt in dit<br />
soort installaties tot meer fijn <strong>poeder</strong> en bij vol <strong>poeder</strong> tevens tot een hoger vrij<br />
vetgehalte.<br />
Fig.14.1. De bereiding <strong>van</strong> "gewoon" <strong>poeder</strong>.
In fig.14.2. wordt het kamer<strong>poeder</strong> niet pneumatisch getransporteerd en gekoeld, maar<br />
wordt voor de koeling een vloeibed toegepast.<br />
De fines uit toren en vloeibed worden gerecirculeerd en in de vochtige concentraatnevel<br />
geblazen. Dit leidt tot botsing en agglomeratie (zg.primaire agglomeratie) <strong>van</strong> droge<br />
fines en vochtige deeltjes.<br />
Door deze agglomeraten "voorzichtig" te koelen in een vloeibed, onstaat een <strong>poeder</strong> met<br />
betere oploseigenschappen: zg semi-instant.<br />
Fig. 14.2. De bereiding <strong>van</strong> semi-instant <strong>poeder</strong>.<br />
Fig.14.3. geeft het principe <strong>van</strong> de rechtstreekse bereiding (straight-through-process) <strong>van</strong><br />
mager <strong>poeder</strong> en <strong>van</strong> de bereiding <strong>van</strong> het zg. basis <strong>poeder</strong> voor vol instant <strong>poeder</strong>.<br />
Hierbij wordt de uitlaattemperatuur zodanig verlaagd (2-fasen droging), dat <strong>poeder</strong> met<br />
een watergehalte <strong>van</strong> 5 tot 7% op de konisch <strong>van</strong> de toren valt.<br />
Dit <strong>poeder</strong> is door het relatief hoge watergehalte nog kleverig en dit leidt tot<br />
agglomeratenvorming op de konisch.<br />
Om dit <strong>poeder</strong> uit de toren te verwijderen worden wel zg. air sweeps (luchtbezems)<br />
toegepast(zie ook fig.13.2.).<br />
Het geagglomereerde <strong>poeder</strong> wordt nagedroogd en gekoeld m.b.v. vloeibedden.<br />
De fines uit het vloeibed en uit de toren kunnen weer aan de vochtige zone worden<br />
toegevoerd.
Fig.14.3.<br />
De bereiding <strong>van</strong> instant <strong>poeder</strong> met het straight through proces.<br />
Behalve het straight through proces voor de bereiding <strong>van</strong> instant <strong>poeder</strong>s, zijn er ook<br />
rewett processen.<br />
Hierbij wordt reeds gedroogd <strong>poeder</strong> herbevochtigd met stoom of vochtige lucht.<br />
Hiertoe worden de deeltjes in een kamer gebracht waaraan tevens vochtige lucht wordt<br />
toegevoerd.<br />
De herbevochtiging is zodanig, dat de deeltjes bij botsing aan elkaar kleven en<br />
agglomeraten vormen.<br />
De vochtige agglomeraten worden in vloeibedden gedroogd en gekoeld.<br />
"Gewoon" vol melk<strong>poeder</strong> heeft slechte oplos- of reconstitutie eigenschappen. Dit wordt<br />
veroorzaakt door de aanwezigheid <strong>van</strong> een vetfilmpje om het <strong>poeder</strong>deeltje. Het deeltje<br />
is daardoor water afstotend en dit doet zich met name gelden wanneer het water koud is.<br />
Een maat voor dit water afstotend gedrag is het vrij vetgehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>.<br />
Enige factoren zijn <strong>van</strong> invloed op het vrij vetgehalte <strong>van</strong> dit <strong>poeder</strong>, zoals:<br />
• homogeniseren <strong>van</strong> het concentraat m.b.v. een hoge drukhomogenisator<br />
→ lager vrij vetgehalte.<br />
• de pasteurisatietemperatuur <strong>van</strong> het concentraat > 85 o C → hoger vrij<br />
vetgehalte.
• hoge uitlaattemperatuur → hoger vrij vetgehalte<br />
• slijpend effect bij pneumatisch transport of transport m.b.v. een<br />
schroefgoot → hoger vrij vetgehalte.<br />
Bij de bereiding <strong>van</strong> instant vol melk<strong>poeder</strong> gaat men uit <strong>van</strong> een zg. basis<strong>poeder</strong>, dat<br />
volgens het straight through proces wordt verkregen. Dit <strong>poeder</strong> wordt meestal daarna<br />
tijdelijk in "tote bins" of in "big bags" opgeslagen.<br />
Teneinde het water afstotend gedrag op te heffen volgt daarna een lecithineringsproces,<br />
dat in fig.14.4 schematisch is voorgesteld.<br />
Fig.14.4.<br />
Schematische voorstelling <strong>van</strong> de bereiding <strong>van</strong> vol instant melk<strong>poeder</strong>. (proces volgens<br />
NIRO atomizer).<br />
1 = silo basis<strong>poeder</strong>; 2 en 2a = fluidizer; 3 en 3a = cycloon<br />
4 = lecithine toevoeging; 5 = dosering lecithine; 6 = verpakken na koeling.<br />
Het basis<strong>poeder</strong> wordt <strong>van</strong>uit silo 1 m.b.v een schroefgoot aan een trillende vloeibad<br />
toegevoerd en het wordt hierin verwarmd en ontstoft; dit wil zeggen dat aanwezige fines<br />
worden afgevoerd.
Bij 4 wordt een lecithine-in-boterolie-oplossing over de deeltjes verneveld. De lecithineoplossing<br />
vloeit over het warme deeltje uit en dit krijgt een bevochtigbaar oppervlak. De<br />
lecithine moleculen richten zich hierbij zodanig, dat het polaire gedeelte "naar buiten<br />
steekt".<br />
Het 2 o vloeibed zorgt voor een gelijkmatige verdeling <strong>van</strong> de lecithine-oplossing over de<br />
deeltjes.<br />
Vanuit 6 wordt het <strong>poeder</strong> direkt verpakt.<br />
Het afvullen <strong>van</strong> instant <strong>poeder</strong>s in bussen of sachetes, dient zodanig plaats te vinden dat<br />
de agglomeraten niet worden beschadigd.
15. Het scheiden <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> en lucht.<br />
Het <strong>poeder</strong> wordt in speciale afscheiders <strong>van</strong> de lucht gescheiden.<br />
Hiervoor worden cyclonen of ook filters gebruikt.<br />
Filters worden tegenwoordig alleen nog gebruikt om de lucht te reinigen <strong>van</strong><br />
<strong>poeder</strong>deeltjes voordat de lucht de fabriek uit wordt geblazen.<br />
Cyclonen zijn metalen afscheiders waar<strong>van</strong> het bovenste gedeelte cilindrisch is en het<br />
onderstuk conisch toeloopt.<br />
De lucht met <strong>poeder</strong> treedt met grote snelheid (10 tot 15 m/s) tangentieel boven in de<br />
cycloon en krijgt hierin een draaiende neerwaartse beweging.<br />
Fig.15.1. Cycloon.<br />
Door de daarbij optredende centrifugaalkracht wordt het <strong>poeder</strong> tegen de wand<br />
geslingerd waarlangs het naar beneden glijdt.<br />
(Op de deeltjes in een cycloon werken twee krachten, de naar buiten gerichte<br />
centrifugaalkracht en een naar het hart gerichte meesleepkracht. Wat er met een deeltje<br />
gebeurt hangt af <strong>van</strong> de verhouding tussen beide krachten).<br />
Bij grote cyclonen met diameters <strong>van</strong> een meter of meer en grote capaciteit (m 3 /s)<br />
bedraagt de relatieve centrifugaalkracht v 2 /gr ongeveer 5<br />
In het onderste gedeelte <strong>van</strong> de cycloon gekomen gaat de neergaande beweging <strong>van</strong> de<br />
lucht over in een opwaartse, zodat de <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> bevrijde lucht de cycloon centraal<br />
aan de bovenzijde weer verlaat.<br />
De cyclonen zijn bruikbaar voor het <strong>van</strong>gen <strong>van</strong> deeltjes > 2μ.<br />
Vangstcijfers voor deeltjes <strong>van</strong> 2 à 5μ zijn laag, deeltjes tot 20μ worden vrijwel geheel<br />
ge<strong>van</strong>gen.
De kwaliteit <strong>van</strong> een cycloon hangt in de eerste plaats <strong>van</strong> de centrifugaalkracht af. Deze<br />
wordt groter naarmate de toevoersnelheid groter wordt gekozen en de straal <strong>van</strong> de<br />
cycloon kleiner is.<br />
De radiaal naar binnen gerichte stromingskracht is afhankelijk <strong>van</strong> de hoeveelheid lucht<br />
die wordt toegepast in verhouding tot de inhoud <strong>van</strong> de cycloon.<br />
Deze verhouding bepaalt ook de verblijfsduur <strong>van</strong> de lucht in de cycloon.<br />
Een grote verblijfsduur gaat gepaard met een langzame stroming <strong>van</strong> de lucht naar het<br />
hart <strong>van</strong> de cycloon en omgekeerd.<br />
Wanneer de verblijfsduur groot is hebben de deeltjes een lange tijd beschikbaar om te<br />
bezinken terwijl de daarbij behorende langzame stroming <strong>van</strong> de lucht betekent dat de<br />
meesleepkracht relatief klein is t.o.v. de centrifugaalkracht.<br />
Beide factoren dragen er toe bij dat kleine deeltjes beter worden ge<strong>van</strong>gen.<br />
Men onderscheidt pers- en zuigcyclonen. Wordt de lucht door de cycloon geperst,<br />
bijvoorbeeld met een ventilator welke vóór de cycloon is geplaatst dan spreekt men <strong>van</strong><br />
een perscycloon.<br />
Wordt de lucht door de cycloon gezogen (ventilator achter cycloon) dan spreekt men <strong>van</strong><br />
een zuigcycloon. Dit laatste wordt het meest toegepast.<br />
Onder de zuigcycloon heerst t.o.v. de omgeving een onderdruk.<br />
De onderzijde <strong>van</strong> de cycloon dient luchtdicht te worden afgesloten.<br />
Voor een dergelijke afsluiting maakt men gebruik <strong>van</strong> zogenaamde sluizen.<br />
Een mechanische sluis bestaat uit een korte horizontale cilinder waarin zich een<br />
zodanige constructie bevindt, dat er een aantal, meestal vier, practisch luchtdicht <strong>van</strong><br />
elkaar gescheiden ruimten worden gevormd.<br />
Tussen de onderzijde <strong>van</strong> de cycloon en de sluis bestaat een vrije verbinding, zodat het<br />
<strong>poeder</strong> uit de cycloon in de bovenste ruimte <strong>van</strong> de sluis kan vallen.<br />
Doordat het lichaam in de sluis ronddraait wordt het <strong>poeder</strong> meegevoerd.<br />
Het verlaat de sluis door de opening aan de onderzijde.
Voordat de lucht naar buiten gaat, dient de lucht zo veel mogelijk stofvrij gemaakt te<br />
worden.<br />
Voor de maximale <strong>poeder</strong>concentratie die na de cyclonen in de drooglucht mag worden<br />
aangetroffen kan als vuistregel worden aangehouden: vollemelk<strong>poeder</strong> 50 mg/m 3 ;<br />
ondermelk<strong>poeder</strong> 200 mg/m 3 en wei<strong>poeder</strong> 350 mg/m 3 .<br />
Milieu-eis <strong>van</strong> 1 jan 1998 is < 10 mg per N(ormaal)m 3 ).<br />
Men kan voor het reinigen <strong>van</strong> de lucht een natwasser (Stork) gebruiken.<br />
Bij een natwasser wordt de lucht in een soort cycloon bevochtigd door een wasvloeistof<br />
(water of ondermelk). In de wasvloeistof "lossen" de <strong>poeder</strong>deeltjes op en deze vloeistof<br />
kan worden teruggeleid naar de indampers. Microbiologisch controle <strong>van</strong> de<br />
vloeistofstroom is bij dit systeem belangrijk.<br />
Meestal worden doekfilters gebruikt voor het afscheiden <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>deeltjes.<br />
Men gebruikt linnen, katoen of nylon als materiaal. De filterzakken moeten door een<br />
automatisch werkend mechanisme regelmatig geklopt worden om het <strong>poeder</strong> <strong>van</strong> de<br />
doekwand te kloppen. Het ontstoffen kan ook gebeuren door lucht in tegengestelde<br />
richting door de elementen te voeren of door het <strong>poeder</strong> uit de filterzakken te zuigen<br />
(Rotaclean <strong>poeder</strong>filter).<br />
15.1. Warmteterugwinning.<br />
De temperatuur <strong>van</strong> de uitlaatlucht na de cyclonen of na een doekfilter is bij bijvoorbeeld<br />
bij toepassing <strong>van</strong> tweetrapsdroging gewoonlijk ongeveer 75°C. Het is daarom vaak<br />
economisch iets <strong>van</strong> deze verloren warmte terug te winnen door de inkomende lucht<br />
door middel <strong>van</strong> de uitgaande lucht voor te verwarmen. De drooglucht wordt daarbij tot<br />
omstreeks 50°C verwarmd alvorens ze de luchtverhitter binnentreedt, hetgeen een<br />
besparing <strong>van</strong> 15 tot 20 % <strong>van</strong> de totale warmtebehoefte betekent voor een verhitter,<br />
waarbij de lucht door stoom wordt verhit.
Literatuur.<br />
1. Het verstuivingsdroogproces, in het bijzonder <strong>van</strong> melk. Prof. Ir E A Vos en Ir J<br />
J Mol; LU Wageningen.<br />
2. Zuivelzicht 1979 71 nr 23 en nr 25<br />
3. VMT 10 nov. 1983 1983 16 nr 23. Poederfilter met roterende ontstoffer.<br />
4. VMT 14 nov. 1985 18nr 23 en VMT 12 dec. 1985 18 nr 25.
16. Algemene eigenschappen.<br />
16.1. De structuur.<br />
In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen de primaire- en secondaire structuur<br />
<strong>van</strong> <strong>poeder</strong>.<br />
Over de primaire structuur wordt gesproken indien het microscopische uiterlijk <strong>van</strong><br />
<strong>poeder</strong>deeltjes of agglomoraten aan de orde is.<br />
De typische eigenschappen <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>, bepaald door het systeem <strong>van</strong> dicht op elkaar<br />
gepakte <strong>poeder</strong>deeltjes, zoals het pakvolume, het visuele uiterlijk, de stroombaarheid enz<br />
worden toegeschreven aan de secondaire structuur <strong>van</strong> het produkt.<br />
De deeltjesgrootteverdeling (primaire structuur) is een belangrijk gegeven bij het<br />
karakteriseren <strong>van</strong> een produkt, daar tal <strong>van</strong> eigenschappen in belangrijke mate daardoor<br />
worden bepaald. Bij ondermelk<strong>poeder</strong> zijn deze eigenschappen o.a. het "stuivend "<br />
karakter, de rulheid en de plakkerigheid, terwijl bij vollemelk<strong>poeder</strong>s ook andere<br />
eigenschappen, zoals de oplosbaarheid en het "vrije vet"- gehalte door de deeltjesgrootte<br />
worden beïnvloed.<br />
Bij de beoordeling <strong>van</strong> de deeltjesgrootte <strong>van</strong> een melk<strong>poeder</strong> moet onderscheid worden<br />
gemaakt tussen:<br />
♦ de deeltjesgrootte <strong>van</strong> de primaire deeltjes, zoals die onmiddellijk tijdens het<br />
verstuivingsproces worden gevormd, en<br />
♦ de deeltjesgrootte <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>deeltjes, zoals ze uiteindelijk in het produkt<br />
aanwezig zijn, dus na een eventuele agglomeratie in de toren of in een instantizer.<br />
Sommige <strong>poeder</strong>eigenschappen, bijvoorbeeld de oplosbaarheid, worden door de grootte<br />
<strong>van</strong> de primaire deeltjes beïnvloed, terwijl andere eigenschappen, bijvoorbeeld de<br />
rulheid vnl. door de werkelijke grootte <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>deeltjes in het produkt worden<br />
bepaald.<br />
16.1.1. Rulheid.<br />
Als een <strong>poeder</strong> zich gemakkelijk laat gieten (free flowing) noemen we het rul. We<br />
kunnen de rulheid bijvoorbeeld meten door onder gestandaardiseerde omstandigheden<br />
een bergje <strong>poeder</strong> uit te storten en dan de taludhoek α <strong>van</strong> dat bergje te meten:<br />
→ hoe kleiner die hoek, hoe gemakkelijker het <strong>poeder</strong> stroomt, hoe ruller het dus is ←.<br />
Een geschikte maat voor de rulheid is daarom cot α. Als het <strong>poeder</strong> niet rul is kan men<br />
het in zekere zin plakkerig noemen: de deeltjes rollen niet gemakkelijk over elkaar. Van<br />
daar dat ook de porositeit ε hoog zal zijn.
Tabel 16.1. Voorbeelden <strong>van</strong> de cotangens <strong>van</strong> de taludhoek α en de porositeit _ (los<br />
gestort) <strong>van</strong> enkele <strong>poeder</strong>s.<br />
Poeder Toegevoegd cot α ε<br />
Volle melk -- 0,45 0,74<br />
Ondermelk -- 0,97 0,57<br />
Instantondermelk -- 0,75 0,73<br />
Volle melk 2% Ca3(PO4)2 1,19 0,56<br />
Ondermelk id. 1,28 0,54<br />
Instantondermelk id. 0,93 0,63<br />
Volle melk 0,5 % SiO2 1,23 0,51<br />
Het blijkt dat ondermelk<strong>poeder</strong> ruller is dan volle melk<strong>poeder</strong> en dat agglomeratie de<br />
rulheid vermindert, althans bij ondermelk<strong>poeder</strong>.<br />
Met toenemend watergehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> neemt de rulheid aan<strong>van</strong>kelijk wat toe,<br />
maar bij nog hogere gehaltes (bijv. > 5%) sterk af.<br />
De rulheid is in het algemeen wat groter bij lagere temperatuur.
Men kan de rulheid sterk verbeteren door toevoeging <strong>van</strong> sommige inerte, heel fijne<br />
<strong>poeder</strong>s, zoals SiO2, Na-Al-silikaat of Ca3(PO4)2. Zulke toevoegingen worden wel<br />
toegepast in melk<strong>poeder</strong> bestemd voor koffie-automaten.<br />
16.1.2. Pakvolume/pakgewicht.<br />
Deze grootheid is gelijk aan 1/ρb.<br />
Het pakvolume is een kenmerk <strong>van</strong> de secondaire structuur.<br />
Het pakvolume <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> beïnvloedt de verpakkingskosten en de vrachtkosten en<br />
is dus een belangrijke eigenschap.<br />
Men kan onderscheid maken tussen de volgende definities <strong>van</strong> pakvolume:<br />
a. (Soortelijk) pakvolume: volume dat 1 gram <strong>poeder</strong> inneemt na een<br />
voorgeschreven verdichting met behulp <strong>van</strong> een stampvolumemeter. (typen<br />
Ledoux (Ned.) en Engelsmann (Duits), deze geven het volume in ml per 100<br />
gram. Het pakvolume beweegt zicht tussen de 140 en 160 ml per 100 g.)<br />
b. (Soortelijk) stortvolume: volume dat 1 gram <strong>poeder</strong> los gestort inneemt.<br />
c. (Soortelijk) stortvolume na afvullen: volume dat 1 gram <strong>poeder</strong> inneemt nadat<br />
het de vulinrichting is gepasseerd.<br />
d. Soortelijk pakgewicht = bulk-density wordt weergegeven in gram <strong>poeder</strong> per<br />
volume-eenheid (ml). Dus als g/ml.<br />
De bulkdensity (g/ml) voor ondermelk<strong>poeder</strong> neemt:<br />
1. licht toe met toenemend vochtgehalte.<br />
2. licht af met toenemende deeltjesgrootte.<br />
3. licht toe met hogere voorverhitting <strong>van</strong> het concentraat.<br />
4. flink af met toenemende inlaattemperatuur <strong>van</strong> de drooglucht.<br />
5. aanzienlijk toe met het droge stofgehalte <strong>van</strong> het concentraat.<br />
6. belangrijk toe met toenemende verstuivingsdruk.<br />
De meeste <strong>van</strong> deze factoren beïnvloeden het pakvolume via de deeltjesgrootte verdeling<br />
en de cohesie tussen de deeltjes. (Zie ook fig 11.10)<br />
16.1.3. Porositeit<br />
Nauw met de rulheid samenhangende grootheid is de porositeit ε gedefinieerd als de<br />
volumefractie aan ruimten (poriën) tussen de <strong>poeder</strong>deeltjes.<br />
Meestal is ε ca 0,4 - 0,75, maar ze hangt sterk af <strong>van</strong> de wijze <strong>van</strong> behandeling <strong>van</strong> het<br />
<strong>poeder</strong>. Ze neemt sterk af als men een los gestorte hoeveelheid <strong>poeder</strong> door tikken of<br />
trillen in laat klinken, bijvoorbeeld <strong>van</strong> 0,70 tot 0,45 voor volle melk<strong>poeder</strong>, <strong>van</strong> 0,55 tot<br />
0,40 voor ondermelk<strong>poeder</strong>.<br />
16.2. De oplossnelheid <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>.
Een belangrijke eigenschap <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> is het gemak waarmee het in water oplost of,<br />
preciezer gezegd, gedispergeerd kan worden.<br />
Als het water warm is en er een snel draaiende roermachine bij gebruikt wordt geeft het<br />
weinig problemen, maar oplossen <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> in koud water in de huishouding is vaak<br />
verre <strong>van</strong> gemakkelijk.<br />
Instant-<strong>poeder</strong> wordt gemakkelijk in koud water gedispergeerd met behulp <strong>van</strong> zachtjes<br />
roeren.<br />
De dispergeerbaarheid heeft niet te maken met de oplossnelheid <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> maar<br />
met de snelheid waarmee water een <strong>poeder</strong>massa kan binnen dringen. De <strong>poeder</strong>deeltjes<br />
worden daardoor afzonderlijk in het water verdeeld waarna ze kunnen oplossen.<br />
De instant-eigenschappen hangen samen met de verschijnselen die optreden als een<br />
hoopje <strong>poeder</strong> in of op water wordt gebracht:<br />
♦ Het <strong>poeder</strong> moet door het water bevochtigd kunnen worden. Dat hangt af <strong>van</strong> de<br />
randhoek (θ, gemeten in de waterige fase) <strong>van</strong> het systeem gedroogde melk,<br />
water en lucht. Als θ < 90° is dan worden de deeltjes bevochtigd. Voor gedroogde<br />
ondermelk is θ ≈ 20°, voor gedroogde melk ≈ 50°. Dat zou inhouden<br />
dat water altijd door capillaire krachten in de poriën tussen de deeltjes wordt<br />
opgezogen. In ondermelk<strong>poeder</strong> is dat ook zo. Maar de effectieve randhoek in<br />
een <strong>poeder</strong>massa is bijna altijd groter dan de randhoek op een glad oppervlak (de<br />
verklaring is niet geheel duidelijk). In volle melk<strong>poeder</strong> is θeff vaak > 90°, vooral<br />
als het vet gedeeltelijk vast is, zodat water de <strong>poeder</strong>massa niet of slechts<br />
plaatselijk binnendringt. De remedie is om het <strong>poeder</strong>deeltje te bedekken met een<br />
laagje lecithine, waardoor θeff aanzienlijk wordt verlaagd.<br />
Fig. 16.1. randhoek op een glad oppervlak.
♦ De snelheid <strong>van</strong> binnendringen <strong>van</strong> een vloeistof is evenredig aan het kwadraat<br />
<strong>van</strong> de diameter <strong>van</strong> de poriën en omgekeerd evenredig aan de viscositeit. Hoe<br />
kleiner de gemiddelde grootte <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>deeltjes en hoe groter de spreiding in<br />
grootte (waardoor kleine deeltjes in de holten tussen de grote terecht kunnen<br />
komen) hoe nauwer de poriën. Een gewoon (onder)melk<strong>poeder</strong> heeft te nauwe<br />
poriën om snel binnendringen <strong>van</strong> water mogelijk te maken.<br />
♦ Het bovenstaande probleem wordt versterkt doordat de poriën nauwer worden.<br />
Dit komt enerzijds doordat de <strong>poeder</strong>deeltjes door wateropname kunnen<br />
opzwellen, anderzijds doordat de capillaire werking <strong>van</strong> het binnendringende<br />
water half bevochtigde deeltjes naar elkaar toe trekt, vooral als θ klein is. Door<br />
deze capillaire contractie kan de <strong>poeder</strong>massa 30 tot 50 % in volume afnemen.<br />
♦ Het binnendringen <strong>van</strong> de waterige fase wordt verder vertraagd doordat<br />
bestanddelen <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> in het water oplossen en daardoor de viscositeit<br />
verhogen. Lactose is het voornaamste bestanddeel en ze is aanwezig in amorfe<br />
vorm, <strong>van</strong>daar dat ze zeer snel oplost tot een zeer visceuze massa.<br />
♦ Door deze verschijnselen houdt het binnendringen <strong>van</strong> water snel op. Daardoor<br />
ontstaan klontjes <strong>poeder</strong> die <strong>van</strong> binnen droog zijn en <strong>van</strong> buiten bestaan uit een<br />
taaie laag sterk geconcentreerde melk. Zulke klonten lossen uiterst traag op.<br />
♦ Andere eigenschappen die effect hebben op de dispergeerbaarheid zijn<br />
bijvoorbeeld de kracht nodig om aan elkaar klevende deeltjes <strong>van</strong> elkaar te<br />
trekken of de deeltjesdichtheid, die bepaalt of de deeltjes willen zinken.<br />
16.2.1. de oplosbaarheid.<br />
Van een ernstig schoonheidsgebrek mag gesproken worden wanneer melk<strong>poeder</strong> na te<br />
zijn opgelost vlokjes of een neerslag <strong>van</strong> niet volledig opgeloste melkbestanddelen te<br />
zien geeft.<br />
Voor beoordeling <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> wat betreft zijn oplosbaarheid bestaat nog geen<br />
uniformiteit:<br />
a. Melk<strong>poeder</strong> wordt opgelost in water <strong>van</strong> 50°C onder schudden. De hoeveelheid<br />
neerslag in ml die overblijft nadat 25 ml <strong>van</strong> deze <strong>poeder</strong>oplossing is<br />
gecentrifugeerd, geeft een indruk omtrent de mate <strong>van</strong> oplosbaarheid. (ZKBmethode)<br />
b. De ADMI-methode sluit beter aan bij de praktijk <strong>van</strong> de huisvrouw/man. Men<br />
lost het <strong>poeder</strong> op in water <strong>van</strong> 75°F (24°C). Deze methode staat bekend als<br />
"solubility-index" en is internationaal de bekendste methode.
c. Melk<strong>poeder</strong> wordt op gestandaardiseerde wijze met een lepel door water geroerd<br />
dat op kamertemperatuur is gebracht. Nadat de oplossing een half uur heeft<br />
gestaan, wordt het drogestofgehalte bepaald <strong>van</strong> het bovenste en het onderste<br />
vijfde gedeelte <strong>van</strong> de melk. Uit deze gegevens kan worden berekend hoeveel<br />
gram <strong>poeder</strong> onopgelost naar boven is gedreven, respectievelijk naar beneden is<br />
gezakt. (CCF-methode).<br />
Poeder ADMI ZKB CCF<br />
X Y<br />
1 0,02 0,04 0,2 0<br />
2 0,02 0,04 2,2 0,1<br />
3 0,04 0,07 2,1 0,1<br />
4 0,08 0,04 1,3 0,1<br />
5 0,10 0,04 2,6 0,3<br />
6 0,16 0,12 1,6 0,2<br />
7 1,1 - 2,8 0,5<br />
8 3,4 - 0,9 0,8<br />
Tabel 16.2.1. Enkele voorbeelden <strong>van</strong> de oplosbaarheid <strong>van</strong> vollemelk<strong>poeder</strong>s, bepaald<br />
met verschillende methodes.<br />
ADMI: ml sediment per 50 ml gereconstitueerde melk; oplossen bij 24°C,<br />
intensief roeren; centrifugeren.<br />
ZKB: als ADMI, maar bij 50°C en minder intensief roeren.<br />
CCF: in g per 30 g <strong>poeder</strong>; oplossen bij 20°C, zacht roeren; x is overmaat<br />
droge stof in bovenste laag, y idem in onderste laag.<br />
16.2.2. reconstitutie-eigenschappen.<br />
Het gemak waarmede melk<strong>poeder</strong> zich weer tot melk laat verwerken is een belangrijke<br />
eigenschap. Deze eigenschap wordt meestal het reconstitutiegedrag <strong>van</strong> het produkt<br />
genoemd.<br />
Instant.<br />
Om het <strong>poeder</strong> instant-eigenschappen te geven moet men het laten agglomoreren en<br />
zorgen dat er weinig fijne deeltjes overblijven. De agglomoraten moeten bovendien zo<br />
sterk zijn dat ze niet gemakkelijk weer uitéén vallen als het <strong>poeder</strong> aan uitwendige<br />
krachten wordt blootgesteld, zoals gedurende verpakken en transport. Deze<br />
eigenschappen hangen af <strong>van</strong> de omstandigheden in de wervelbeddroger.<br />
Daarenboven moet men volle-melk<strong>poeder</strong> lecithineren.
Een werkgroep <strong>van</strong> de Internationale Zuivelbond (IDF) heeft een voorschrift opgesteld<br />
voor de beoordeling <strong>van</strong> de instanteigenschappen <strong>van</strong> zowel mager- als vollemelk<strong>poeder</strong>.<br />
De beoordeling is voornamelijk gebaseerd op de oplossnelheid <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>s: in vrij<br />
korte tijd moet 90 tot 95 % <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> zijn opgelost (10 tot 5 % <strong>van</strong> de<br />
<strong>poeder</strong>deeltjes zijn uitgezeefd door een zeef <strong>van</strong> 150 μm).<br />
16.3. ander eigenschappen.<br />
Allerlei eigenschappen of kwaliteitskenmerken <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> kunnen sterk beïnvloed<br />
worden door de wijze <strong>van</strong> bereiden.<br />
16.3.1. smaak.<br />
De smaakgewaarwording <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> is te omschrijven als zoet met een zilte<br />
achtergrond.<br />
Naarmate het produkt meer vet gaat bevatten wordt de smaak voller en wordt vooral de<br />
zilte smaakgewording minder.<br />
Na reconstitutie <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> tot melk dient de geur en smaak overeen te komen met<br />
die <strong>van</strong> verse gepasteuriseerde melk.<br />
Veel melk<strong>poeder</strong> heeft een kooksmaak of sterilisatiesmaak, die globaal voortkomt uit de<br />
smaakcomponenten die bij voorverhitten en eventueel bij indampen zijn gevormd.<br />
Bij het drogen zijn de omstandigheden meestal niet zodanig dat smaakafwijkingen<br />
worden veroorzaakt. Integendeel, vluchtige sulfhydrylverbindingen, met name H2S,<br />
worden grotendeels verwijderd. Vandaar dat de kooksmaak in melk<strong>poeder</strong> vooral<br />
voortkomt uit methylketonen en lactonen die door verhitting <strong>van</strong> het vet ontstaan (en dus<br />
nagenoeg afwezig in ondermelk<strong>poeder</strong>) en uit Maillardreakties.<br />
Treedt deze verhittingssmaak evenwel te sterk op de voorgrond dan moet dit als gebrek<br />
worden beschouwd. In dat geval wordt dit gebrek schroeismaak genoemd.<br />
Een ander smaakgebrek dat in verse <strong>poeder</strong> kan worden waargenomen is ranzig of zepig.<br />
De smaakkomponenten, de vrije vetzuren, welke voor dit gebrek verantwoordelijk zijn,<br />
ontstaan na hydrolyse <strong>van</strong> het vet onder invloed <strong>van</strong> het enzym lipase (melklipase of<br />
bacterieel lipase).<br />
16.3.1.1. de smaak <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> na opslag.<br />
De smaakafwijkingen welke kunnen optreden bij opslag <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> zijn<br />
voornamelijk de volgende:<br />
♦ ouds of lijmig<br />
♦ talkig.
Het gebrek ouds of lijmig wordt in hoofdzaak waargenomen bij ondermelk<strong>poeder</strong>. Het<br />
gebrek en de afwijkende smaakkomponenten zijn een gevolg <strong>van</strong> een reactie tussen eiwit<br />
en reducerende groepen <strong>van</strong> lactose (Maillardreakties).<br />
De voornaamste component is o-amino-acetofoon. Sterke Maillardering gaat gepaard<br />
met onoplosbaar worden <strong>van</strong> eiwit.<br />
Tabel 16.3.1.1.<br />
Opslag temp °C 3,0 % vocht lijmig<br />
na .. dagen<br />
5,0 % vocht lijmig<br />
na .. dagen<br />
20° 500 410 115<br />
28,5° 370 290 12<br />
37° 240 145 2<br />
7,6 % vocht lijmig<br />
na .. dagen<br />
Het gebrek talkig in melk<strong>poeder</strong> is het gevolg <strong>van</strong> oxydatie <strong>van</strong> het aanwezige vet.<br />
Bijgevolg treft men dit gebrek in hoofdzaak aan in vollemelk<strong>poeder</strong>s.<br />
De chemische processen, zoals hydrolyse, oxydatie, decarboxylering, welke in het<br />
melkvet kunnen optreden produceren tal <strong>van</strong> vluchtige verbindingen welke tot het<br />
gebrek talkig bijdragen: aldehyden, alcoholen, ketonen, lactonen, esters en vluchtige<br />
vetzuren.<br />
Het gebrek talkig in melk<strong>poeder</strong> kan worden voorkomen of althans de houdbaarheid <strong>van</strong><br />
het <strong>poeder</strong> kan worden verbeterd door de melk een voldoende voorverhitting te geven<br />
(één of enkele minuten op 85 - 95°C).<br />
De tweede technologische maatregel bestaat uit het verpakken <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> onder N2<br />
en CO2.<br />
Wil deze maatregel doeltreffend zijn, dan dient het restzuurstofgehalte in de verpakking<br />
in ieder geval lager dan 3% te zijn.<br />
Voor het bereiken <strong>van</strong> dergelijke lage zuurstofgehaltes dient het <strong>poeder</strong> tweemaal gegast<br />
te worden met een tussentijd <strong>van</strong> 1 of 2 weken, teneinde tevens de interne lucht in de<br />
<strong>poeder</strong>deeltjes door het inert gas te laten ver<strong>van</strong>gen.<br />
Een derde maatregel ter vertraging <strong>van</strong> het optreden <strong>van</strong> oxydatiegebreken in vetbevattende<br />
melk<strong>poeder</strong> bestaat uit de toevoeging <strong>van</strong> antioxydanten bij de bereiding.
16.3.2. De voedingswaarde <strong>van</strong> verstuivingsmelk<strong>poeder</strong>.<br />
De verliezen welke aan voedingswaarde bij de bereiding <strong>van</strong> verstuivingsmelk<strong>poeder</strong>s<br />
optreden zijn slechts <strong>van</strong> beperkte betekenis.<br />
Van de essentiële aminozuren, welke in melkprodukten aanwezig zijn, wordt lysine,<br />
hoewel in overmaat aanwezig, als criterium gebruikt voor een eventuele reductie <strong>van</strong> de<br />
voedingswaarde a.g.v. de bereiding.<br />
Lysine blijkt nl. het meest gevoelig te zijn voor tempera-<br />
tuursinvloeden. Lysineverlies werd bij de bereiding <strong>van</strong> verstuivings<strong>poeder</strong> noch bij<br />
"low-heat"-typen, noch bij "high-heat"-typen waargenomen.<br />
Ook de verliezen aan vitaminen, welke bij de bereiding <strong>van</strong> verstuivingsmelk<strong>poeder</strong>s<br />
optreden zijn beperkt.<br />
Tabel 16.3.2. Verliezen <strong>van</strong> vitamines bij de melk<strong>poeder</strong>bereiding.<br />
Thiamine (B2) verlies 10 %<br />
vit. B12 verlies 20 %<br />
vit. C verlies 20 %<br />
Biotine verlies 10 %<br />
vit. A verlies nihil<br />
vit. D verlies nihil<br />
Daar de vitaminen A en D vetoplosbaar zijn is ondermelk<strong>poeder</strong> arm aan deze vitaminen.<br />
Wanneer ondermelk<strong>poeder</strong> voor menselijke consumptie wordt gebruikt, bijvoorbeeld in<br />
het kader <strong>van</strong> voedselhulpprogramma's, is het uit voedingsoogpunt noodzakelijk dat het<br />
<strong>poeder</strong> met de vitaminen A en D wordt verrijkt.<br />
De dosering <strong>van</strong> deze vitaminen kan plaats vinden tijdens de bereiding (b.v. aan de melk)<br />
of door menging in het gerede produkt.<br />
Veelal wordt de eis gesteld dat bij een opslag, gedurende 6 maanden bij 30°C het gehalte<br />
aan vit. A en D ongewijzigd blijft.<br />
Verlies aan vitamine A in gevitamineerd mager melk<strong>poeder</strong> vindt plaats door autoxidatie.<br />
Dit treedt vooral op als het vitaminpreparaat wordt opgelost in olie en dan in de<br />
ondermelk wordt geëmulgeerd voor het verstuiven.<br />
Droog toegevoegde preparaten zijn vaak stabieler dan die aan de melk toegevoegd, maar<br />
het is erg moeilijk om een heel klein beetje <strong>poeder</strong> homogeen door een heel grote massa<br />
te verdelen.<br />
Sterke autoxidatie leidt tot vorming <strong>van</strong> reactieprodukten tussen hydroperoxyden en<br />
amino-residuen (geeft onder meer methioninesulfoxide) en tussen carbonylverbindingen<br />
en ε-aminogroepen; hierdoor kan de biologische waarde (BW) <strong>van</strong> het eiwit afnemen.<br />
De snelheid <strong>van</strong> autoxidatie neemt sterk toe met afnemende aw en met het oog op<br />
voorkomen <strong>van</strong> ander bederf wil men aw juist zo laag mogelijk houden.
De effectieve Q10 <strong>van</strong> de reactie in melk<strong>poeder</strong> is vrij laag (ongeveer 1,5) doordat een<br />
hogere temperatuur doordat een hogere temperatuur ook tot hogere aw leidt.<br />
Verlies <strong>van</strong> voedingswaarde tijdens bewaren betreft in de eerste plaats afneming <strong>van</strong><br />
benutbaar lysine door Maillardering.<br />
Sterke maillardering leidt bovendien tot vermindering <strong>van</strong> de verteerbaarheid <strong>van</strong> het<br />
eiwit en tot vorming <strong>van</strong> zwak mutagene stoffen.<br />
16.4. Bederf.<br />
De belangrijkste grootheid die bepaalt met welke snelheid ongewenste veranderingen<br />
kunnen optreden in melk<strong>poeder</strong> is de wateractiviteit (aw). De wateractiviteit hangt af <strong>van</strong><br />
het watergehalte. De relatie hangt af <strong>van</strong> de samenstelling <strong>van</strong> het produkt.<br />
Tabel 16.4. Globale wateractiviteit <strong>van</strong> verschillende soorten verstuivings<strong>poeder</strong> als<br />
functie <strong>van</strong> het watergehalte en enkele andere variabelen.<br />
Poeder uit Temp. °C Toestand<br />
lactose<br />
Water gehalte % (w/w)<br />
2 % 3 % 4 % 5 %<br />
ondermelk 20 amorf 0,07 0,13 0,19 0,26<br />
volle melk 20 amorf 0,11 0,20 0,30 0,41<br />
wei 20 amorf 0,09 0,15 0,20 0,26<br />
ondermelk 50 amorf 0,15 0,24 0,33 0,42<br />
ondermelk 20 kristal 1 0,02 0,04 0,06 0,12<br />
ondermelk 20 kristal 2 0,09 0,16 0,25 0,38<br />
1 watergehalte inclusief kristalwater; de lactose is gekristalliseerd in zoverre genoeg<br />
water voor kristallisatie aanwezig is.<br />
2 watergehalte exclusief kristalwater.
Fig. 16.4.1. Globale desorptie-isotherm <strong>van</strong> ondermelk met niet gekristalliseerde lactose<br />
bij 20°C en bij 70°C. Ruwe schatting.<br />
Dat volle melk<strong>poeder</strong> bij hetzelfde watergehalte een hoger aw heeft dan<br />
ondermelk<strong>poeder</strong> komt doordat het vet aw niet wezenlijk beinvloedt. Wei<strong>poeder</strong> heeft<br />
een iets ander aw dan ondermelk<strong>poeder</strong>, doordat de oplosbare bestanddelen (vooral<br />
suiker en zouten) aw in een droog produkt wat minder verlagen dan caseïne.<br />
Dit geldt echter alleen zolang alle melksuiker amorf is, en dat is vaak niet het geval met<br />
wei<strong>poeder</strong>.<br />
Uit de tabel blijkt dat bij kristallisatie <strong>van</strong> melksuiker zonder dat het <strong>poeder</strong> daarbij water<br />
opneemt aw sterk wordt verlaagd.<br />
Vandaar ook dat de gebruikelijke methoden ter bepaling <strong>van</strong> het watergehalte het meeste<br />
kristalwater niet meenemen. Als men het watergehalte exclusief kristalwater als basis<br />
neemt dan is aw in een <strong>poeder</strong> met gekristalliseerde lactose juist hoger.<br />
Het is dus zaak melk<strong>poeder</strong> voldoende droog te maken en te houden. Als het niet<br />
hermetisch <strong>van</strong> de buitenlucht is afgesloten zal het in bijna elk klimaat water aantrekken.<br />
Naarmate de temperatuur hoger is, is de wateractiviteit ook hoger.<br />
Dat houdt in dat temperatuurverhoging vaak een extra versnelling <strong>van</strong> bederf geeft. Een<br />
ander effect is dat temperatuurverschillen binnen een massa <strong>poeder</strong> tot verplaatsing <strong>van</strong><br />
water leiden.<br />
Veronderstel dat een luchtdichte zak melk<strong>poeder</strong> tijdelijk aan de buitenkant afgekoeld<br />
wordt. De buitenste laag <strong>poeder</strong> daalt in aw en trekt daardoor water uit het binnenste aan.<br />
Als de temperatuur weer tot de oorspronkelijke waarde oploopt krijgt de buitenste laag<br />
aan<strong>van</strong>kelijk een nogal verhoogde aw , wat tot sneller bederf leidt.
Microbieel en enzymetisch bederf komen zelden voor in melk<strong>poeder</strong>. Voor microbieel<br />
bederf moet aw > 0,6 (en voor de meeste micro-organismen nog veel hoger) worden, en<br />
een zo hoge aw wordt alleen bereikt als men het <strong>poeder</strong> aan vochtige lucht blootstelt. Het<br />
bederf wordt dan in het algemeen veroorzaakt door schimmels.<br />
Enzymatische vetsplitsing is waargenomen bij aw ≤ 0,1, zij het uiterst langzaam. Het is<br />
dus gewenst er voor te zorgen dat vollemelk<strong>poeder</strong> geen lipase bevat. Melklipase zal<br />
altijd geïnactiveerd worden door de intensieve pasteurisatie <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>melk, maar ten<br />
aanzien <strong>van</strong> bacteriële lipasen is dat geenszins zeker.
Literatuur.<br />
1. Het verstuivingsdroogproces, in het bijzonder <strong>van</strong> melk. Prof. Ir E A Vos en Ir J<br />
J Mol; LU Wageningen.<br />
2. Zuiveltechnologie 1 Fysische processen P Walstra en A Jellema P052-103 LU<br />
Wageningen.