03.09.2013 Views

Bereiding van poeder - Feed & Food

Bereiding van poeder - Feed & Food

Bereiding van poeder - Feed & Food

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

INHOUD.<br />

1. Doelstellingen<br />

2 Productiegegevens<br />

2.1. Productiegegevens<br />

2.2. Eisen te stellen aan water voor het oplossen <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong><br />

3. Standaardiseren<br />

4. Toevoegingen<br />

5. Voorbehandeling <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>melk en wei<br />

5.1 Verhitting <strong>van</strong> melk voor het indampen<br />

5.2 Voorbehandeling <strong>van</strong> wei<br />

5.2.1. Electrodialyse<br />

5.2.2. Ionenwisselaar<br />

5.2.3. Nanofiltratie<br />

6. Indampproces<br />

6.1 Inleiding<br />

6.2 Valstroomverdampers<br />

6.2.1. Overzicht<br />

6.2.2. Verhitter en dampafscheider<br />

6.2.3. Meertrapsverdamping en thermocompressie<br />

6.2.4. Thermocompressie<br />

6.2.5. De condensor en de ontluchting<br />

6.3. Factoren die de efficientie <strong>van</strong> het indampen beperken<br />

7. Procesregeling indampers<br />

7.1 Reiniging<br />

7.2 Enkele installaties<br />

8. Eigenschappen en voorbehandeling <strong>van</strong> melkconcentraat<br />

8.1 Viscositeit<br />

8.2 Basisviscositeit<br />

8.3 Struktuurviscositeit<br />

8.4 Voorbehandeling <strong>van</strong> het concentraat<br />

8.4.1. Bufferen<br />

8.4.2. Homogeniseren<br />

8.4.3. Voorverhitten<br />

9. Voorbehandeling <strong>van</strong> weiconcentraat<br />

10. Ver<strong>poeder</strong>en <strong>van</strong> concentraat<br />

10.1 Inleiding<br />

10.2 Onderdelen <strong>van</strong> een drooginstallatie<br />

10.2.1 Hete luchtstraat<br />

10.2.2. Verstuiven


10.2.3. De droogkamer<br />

10.2.4. Explosies in droogtorens<br />

11. Droogproces<br />

11.1 Aromaretentie<br />

11.2 Hittebeschadiging<br />

12. Regeling <strong>van</strong> het watergehalte <strong>van</strong> <strong>poeder</strong><br />

13. Twee fasen droging<br />

13.1 Meer fasen droging<br />

13.2 Schuimdroging<br />

14. <strong>Bereiding</strong> <strong>van</strong> instant <strong>poeder</strong><br />

15. Scheiden <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> uit lucht<br />

15.1. Warmteterugwinning<br />

16. Eigenschappen<br />

16.1 Structuur<br />

16.1.1. Rulheid<br />

16.1.2. Pakvolume<br />

16.1.3. Porositeit<br />

16.2. Oplossnelheid<br />

16.2.1. Oplosbaarheid<br />

16.2.2. Reconstitutie<br />

16.3. Andere eigenschappen<br />

16.3.1. Smaak<br />

16.3.2. Voedingswaarde<br />

16.4. Bederf<br />

Literatuur


1. Doelstellingen. 1<br />

Men kan de volgende doelstellingen onderscheiden:<br />

1 Hoofddoel <strong>van</strong> het bereiden <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> is om het vloeibare, bederfelijke<br />

uitgangsmateriaal om te zetten in een produkt dat zonder bijzondere maatregelen,<br />

zoals gekoeld bewaren, duurzaam is, dat wil zeggeen liefst gedurende enkele<br />

jaren bewaard kan worden zonder wezenlijke achteruitgang in kwaliteit.<br />

Kwaliteitsvermindering betreft vooral het ontstaan <strong>van</strong> lijmige en talkige smaken<br />

en achteruitgang in voedingswaarde. Ten gevolge <strong>van</strong> Maillardreakties ontstaat<br />

een lijmige smaak. Autoxidatie zorgt voor een talkige smaak. Voedingswaarde<br />

kan teruglopen door het minder benutbaar zijn <strong>van</strong> het aminozuur lysine.<br />

Als het watergehalte erg hoog wordt en de bewaartemperatuur hoog is kunnen<br />

kluitvorming (door kristallisatie <strong>van</strong> lactose) en enzymatisch en zelfs microbieel<br />

bederf optreden, maar in het algemeen zijn deze problemen niet groot.<br />

2 Het <strong>poeder</strong> moet hanteerbaar zijn. Het mag niet te veel stuiven en niet te<br />

volumineus zijn. Het moet rul zijn, dat wil zeggen gemakkelijk uit een opening<br />

stromen en niet aan wanden of apparatuur kleven. Deze laatste eis is vooral <strong>van</strong><br />

belang voor <strong>poeder</strong> dat in koffieautomatem en dergelijke wordt gebruikt.<br />

3. Het <strong>poeder</strong> moet met behulp <strong>van</strong> water volledig en gemakkelijk<br />

gereconstitueerd 2 kunnen worden tot een homogeen mengsel <strong>van</strong> globaal<br />

dezelfde samenstelling als het uitgangsprodukt. Volledig wil zeggen dat er na<br />

reconstitutie geen onopgeloste stukjes of vlokjes achterblijven en ook geen<br />

boterkorrels of vetogen komen boven drijven. Gemakkelijk wil zeggen dat er bij<br />

mengen <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> en water geen kluitjes worden gevormd die dan heel lastig<br />

tot oplossing gebracht kunnen worden.<br />

In het ideale geval zal het <strong>poeder</strong> snel gedispergeerd worden als men het op koud water<br />

strooit; dit noemt men instant-<strong>poeder</strong>. Meestal moet men speciale bereidingsstap-<br />

1 Bron: Zuiveltechnologie 1; Fysische processen. P Walstra en A Jellema; sectie<br />

zuiveltechnologie, L.U.Wageningen.<br />

2 Men onderscheidt gewoonlijk vier stadia bij het recostitutiegedrag:<br />

a. de bevochtigbaarheid op het wateroppervlak ("wettability").<br />

b. het penetreren door het wateroppervlak ("sinkability").<br />

c. het desintegreren <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>massa in water ("dispersibility").<br />

d. het oplossen ("solubility").


pen invoeren om die eigenschap te verkrijgen (instantiseren of agglomoreren).<br />

Het belang <strong>van</strong> instant-eigenschappen hangt sterk af <strong>van</strong> de plaats <strong>van</strong> toepassing:<br />

voor gebruik in de huishouding om er drinkmelk <strong>van</strong> te maken is het zeer<br />

wezenlijk, in een fabriek, waar men roerapparatuur, tanks,<br />

verwarmingsmogelijkheden en dergelijk heeft, speelt het veel minder.<br />

4. Al naar het gebruiksdoel moet het gereconstitueerde produkt aan allerlei eisen<br />

voldoen.<br />

Als dat drinkmelk is bijvoorbeeld de afwezigheid <strong>van</strong> kooksmaak.<br />

Als men er kaas <strong>van</strong> wil maken moet de melk willen stremmen.<br />

Als men gerecombineerde geëvaporeerde melk wil bereiden moet deze een<br />

goede hittestabiliteit hebben.<br />

Zo zijn er vele, sterk uiteenlopende eisen, en die zijn niet in één <strong>poeder</strong> te<br />

verenigen. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk om volle-melk<strong>poeder</strong> te maken<br />

dat geen kooksmaak heeft en tevens geen talkige smaak ontwikkelt bij bewaring:<br />

voor het eerste is een milde, voor het tweede juist een zeer intensieve verhitting<br />

nodig.<br />

5. Het produkt moet vrij zijn <strong>van</strong> de gezondheid bedreigende bestanddelen. Naast<br />

de in de zuivelindustrie gebruikelijke hygiënische maatregelen en controles zijn<br />

er enkel speciale aspecten. De drooglucht in de verstuivingstoren moet zuiver<br />

zijn. Bij de produktie <strong>van</strong> wei<strong>poeder</strong> moet men beducht zijn voor nitraat dat bij<br />

de kaasbereiding wordt gebruikt. Wil men wei<strong>poeder</strong> of wei-eiwitpreparaten met<br />

een zeer laag nitraatgehalte dan moet alleen de eerste wei gebruikt worden.<br />

De globale samenstelling <strong>van</strong> enkele soorten <strong>poeder</strong>s staan in tabel 1.1. Er zijn nog vele<br />

andere soorten <strong>poeder</strong>s, bijvoorbeeld :<br />

♦ room<strong>poeder</strong><br />

♦ ijsmix<strong>poeder</strong><br />

♦ babyvoeding<br />

♦ kalvermelk<strong>poeder</strong><br />

♦ koffiecreamer.


Tabel 1.1. Globale samenstelling (%w/w) <strong>van</strong> enkele <strong>poeder</strong>s.<br />

volle-<br />

melk<strong>poeder</strong><br />

mager<br />

melk<strong>poeder</strong><br />

wei<br />

<strong>poeder</strong><br />

Vet 26 1 1 5<br />

Lactose 38 51 72 48<br />

Caseïne 19,5 27 0,6 26<br />

Serumeiwit 4,8 6,6 8,5 6,2<br />

'as' 6,3 8,5 8 8<br />

melkzuur -- -- 0,2-2,0 --<br />

water 2,5 3 3 3<br />

zoete karnemelk<br />

<strong>poeder</strong><br />

In tabel 1.2. staan wettelijke eisen. Doordat de samenstelling <strong>van</strong> het uitgangsmateriaal<br />

varieert, wisselt ook de samenstelling <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>s, zodat men een zekere marge moet<br />

tolereren.<br />

Dat geeft de mogelijkheid tot een, zij het beperkte,vervalsing, bijvoorbeeld door<br />

bijmenging <strong>van</strong> karnemelk<strong>poeder</strong> of wei<strong>poeder</strong> aan (onder)melk<strong>poeder</strong>. De<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> een ander <strong>poeder</strong> kan men meestal microscopisch wel aantonen, maar<br />

als de bijmenging vóór het drogen plaatsvindt is ze in het algemeen niet te bewijzen als<br />

het enkele procenten betreft.<br />

Aangezien wei<strong>poeder</strong> heel wat goedkoper is dan ondermelk<strong>poeder</strong> komt dit soort<br />

"vervalsing" nogal eens voor. HPLC-onderzoek <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> op de voor wei<strong>poeder</strong><br />

karakteristieke peptide glycomacropeptide (weiproteose) is tegenwoordig een<br />

betrouwbare controle.<br />

Bijmenging <strong>van</strong> een weinig zure of zoete karnemelk aan ondermelk wordt door de<br />

procesoperators en <strong>poeder</strong>makers vaak snel ontdekt door afwijkende proceseigenschappen<br />

<strong>van</strong> de vloeistof en het <strong>poeder</strong>.


Tabel 1.2. Eisen gesteld aan enkele gedroogde melkprodukten. (Warenwetregeling<br />

gedehydrateerde melk en Landbouwkwaliteitswet/landbouwkwaliteitsregeling<br />

melk<strong>poeder</strong>, geldig tot 2003)<br />

Vet melk<strong>poeder</strong> Vol melk<strong>poeder</strong> Gedeeltelijk<br />

afgeroomd<br />

melk<strong>poeder</strong><br />

> 42 % > 26 % > 1,5 en < 26<br />

mager<br />

melk<strong>poeder</strong><br />

wei<strong>poeder</strong><br />

vetgehalte<br />

< 1,5 % < 1,5 %<br />

%(g/g)<br />

%<br />

water % < 3 % < 3 % < 4 % < 4 % 1) < 4,5 %<br />

eiwit in v.v.d.s. > 34 % > 34 % > 34 % > 34 % > 11,0 %<br />

lactose > 65,0 %<br />

lactaat(mg/100<br />

g v.v.d.s.)<br />

< 100 mg < 100 mg < 100 mg < 100 mg<br />

NO3 - (mg/kg<br />

v.v.d.s.)<br />

< 30 mg < 30 mg < 30 mg < 30 mg<br />

NO2 - (ppm) < 0,5<br />

zuurtegraad<br />

(mmolNaOH/1<br />

00gv.v.d.s.)<br />


2. Produktie en eisen <strong>van</strong> melk- en wei<strong>poeder</strong>.<br />

2.1. Produktiegegevens.<br />

xxx Tabel 1. Produktie in Nederland.<br />

x 1000<br />

ton<br />

1970 1980 1990 1991 1994 1995<br />

m.m.p. 98 155 70 52 52 43<br />

niet mmp 80 172 170 180 134 122<br />

Tabel 2. Productie <strong>van</strong> mager melk<strong>poeder</strong> in Europa (000 ton)<br />

2000<br />

1500<br />

1000<br />

500<br />

0<br />

year<br />

1985<br />

year<br />

1991<br />

year<br />

1995<br />

year<br />

1996<br />

year<br />

1997<br />

Reeks1<br />

Tabel 3. Productie <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> met meer dan 1,5 % melkvet in Europa (000 ton)<br />

1200<br />

1000<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

0<br />

year<br />

1985<br />

year<br />

1991<br />

year<br />

1995<br />

year<br />

1996<br />

year<br />

1997<br />

Reeks1


Tabel 4. Productie <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> in Nederland (000 ton)<br />

250<br />

200<br />

150<br />

100<br />

50<br />

0<br />

year 1990 year 1995<br />

Reeks1<br />

Tabel 5. Export <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> <strong>van</strong> Nederland in milj. Gulden.<br />

1.600<br />

1.400<br />

1.200<br />

1.000<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

0<br />

year 1990 year 1995 year 1996<br />

Reeks1<br />

Tabel 6. Invoer en uitvoer <strong>van</strong> totaal melk<strong>poeder</strong> <strong>van</strong> Ned.<br />

.<br />

totaal m.p.<br />

x miljoen kg.<br />

1989 1990 1991 1994 1996<br />

Uitvoer 416 326 272 259 249<br />

Invoer 315 270 282 302<br />

De voornaamste producenten <strong>van</strong> mager melk<strong>poeder</strong> waren in 1994, Frankrijk,<br />

Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Ierland. De landen waar de produktie <strong>van</strong> mager<br />

melk<strong>poeder</strong> in 1994 ten opzichte <strong>van</strong> 1993 afnam, waren Nederland, België en Spanje.<br />

In Portugal en het Verenigd Koninkrijk nam de produktie toe.<br />

De daling <strong>van</strong> de produktie <strong>van</strong> mager melk<strong>poeder</strong> is het gevolg <strong>van</strong> de uitbreiding <strong>van</strong><br />

de kaasproduktie en de toegenomen vraag naar consumptiemelkproducten. Een beeld<br />

wat de laatste jaren vaker is voorgekomen.<br />

De gesubsideerde afzet <strong>van</strong> mager melk<strong>poeder</strong> aan de kalvermelkindustrie daalde in<br />

1994 licht <strong>van</strong> 660.000 ton naar 640.000 ton.


De interventiebureaus ontvingen in 1994 60.000 (1995: 64.000) ton mager melk<strong>poeder</strong>.<br />

Weliswaar steeg de interventievoorraad enigszins, maar de voorraad is in feite minimaal<br />

(eind 1994 70.000 ton en midden 1995 43.000 ton). De grootste aanbieder <strong>van</strong> mager<br />

melk<strong>poeder</strong> voor interventie doeleinden is Ierland.<br />

(In 1995 echter veel minder Iers <strong>poeder</strong>).<br />

Belangrijke aanbieders <strong>van</strong> niet-mager melk<strong>poeder</strong> zijn Frankrijk, Nederland, Duitsland<br />

en Denemarken. De landen die in 1994 aanzienlijk meer niet-mager melk<strong>poeder</strong><br />

produceerden zijn België, Verenigd Koninkrijk en Spanje. De produktie in Nederland,<br />

Duitsland en Italië is afgenomen.<br />

x 1 ton 1992<br />

4/10-10/10<br />

index<br />

1991 = 100<br />

1992 22/10-<br />

10/10<br />

vet 22 -- 1053 122<br />

vol 2034 143 106274 72<br />

ged. ontr. 291 137 3485 111<br />

mager 402 47 40142 92<br />

Produktie melk<strong>poeder</strong>.<br />

xxx<br />

index<br />

1991 = 100


2.2. xxx Eisen te stellen aan water voor het oplossen <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> xxx.


3. STANDAARDISEREN OP VETGEHALTE<br />

Melk<strong>poeder</strong> wordt in een viertal vetgehalte-klassen geproduceerd (tabel 3.1.).In verband<br />

hiermee dient de <strong>poeder</strong>melk op een bepaald vetgehalte te worden gestandaardiseerd.<br />

Tabel 3.1<br />

klasse melk<strong>poeder</strong> vetgehalte in % <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong><br />

mager melk<strong>poeder</strong><br />

gedeeltelijk afgeroomd melk<strong>poeder</strong><br />

volle melk<strong>poeder</strong><br />

vette melk<strong>poeder</strong><br />

ten hoogste 1,5<br />

hoger dan 1,5 en lager dan 26<br />

tenminste 26 en minder dan 42<br />

tenminste 42<br />

halfvolle mp voor detailhandel tenminste 14 en tenhoogste 16<br />

Het vochtgehalte <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>s (primaire vaste melkprodukten) mag volgens de<br />

Warenwetregeling melk<strong>poeder</strong> ten hoogste 4,5 % voor instant mager <strong>poeder</strong> bedragen;<br />

voor mager <strong>poeder</strong> < 4% en voor andere melk<strong>poeder</strong>s < 3 %..<br />

De (<strong>poeder</strong>)melk voor de bereiding <strong>van</strong> de verschillende melk<strong>poeder</strong>s wordt<br />

gestandaardiseerd op de verhouding vet/vetvrije drogestof in het betreffende <strong>poeder</strong>.<br />

Vet/vvds (melk) = Vet/vvds (<strong>poeder</strong>).<br />

Bij de bereiding verandert deze verhouding niet daar er alleen maar water wordt<br />

verwijderd.<br />

Bij mager melk<strong>poeder</strong> gaat men steeds uit <strong>van</strong> scherp ontroomde melk.<br />

Volgens het COKZ (Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel)<br />

geldt voor wei<strong>poeder</strong> de eis dat het vetgehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> max. 1,5 % dient te<br />

bedragen. Ook bij de bereiding <strong>van</strong> wei<strong>poeder</strong> gaat men uit <strong>van</strong> scherp ontroomde<br />

kaaswei.<br />

Hoewel in melk<strong>poeder</strong> het vetgehalte is gestandaardiseerd, varieert de samenstelling <strong>van</strong><br />

de vetvrije droge-stof.<br />

Deze samenstelling is afhankelijk <strong>van</strong> het afkalfpatroon <strong>van</strong> het melkvee (fig.3.1.).


Tabel 3.2. geeft de samenstelling <strong>van</strong> enkele <strong>poeder</strong>s.<br />

tabel 3.2<br />

vet %<br />

eiwit %<br />

lactose %<br />

mineralen %<br />

water %<br />

mager<br />

<strong>poeder</strong><br />

0,7<br />

36,0<br />

51,0<br />

8,2<br />

3,0<br />

vol<br />

<strong>poeder</strong><br />

26,0<br />

26,0<br />

38,0<br />

6,0<br />

2,5<br />

Fig.3.1<br />

Globaal gemiddeld lactose-, vet-<br />

en eiwitgehalte (g/g %) <strong>van</strong> aan<br />

een Nederlandse zuivelfabriek<br />

afgeleverde melk gedurende het<br />

jaar.<br />

wei-<br />

<strong>poeder</strong><br />

0,7<br />

14,0<br />

73,5<br />

8,8<br />

3,0<br />

zoete<br />

karnemelk<br />

<strong>poeder</strong><br />

5,0<br />

34,0<br />

48,0<br />

7,9<br />

3,0<br />

Afhankelijk <strong>van</strong> de bestemming kunnen <strong>poeder</strong>s worden bereid met specifieke<br />

eigenschappen, bv. voor mager <strong>poeder</strong>:<br />

• low heat <strong>poeder</strong><br />

• medium heat <strong>poeder</strong><br />

• high heat <strong>poeder</strong><br />

• instant <strong>poeder</strong><br />

Als lecithine is toegevoegd heet het <strong>poeder</strong> instant. De 'dispergeerbaarheid' <strong>van</strong><br />

instant mager melk<strong>poeder</strong> is > 90 %, die <strong>van</strong> de overige instant melk<strong>poeder</strong>s ><br />

85 %. (Een belangrijke eigenschap <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> is het gemak waarmee het in<br />

water oplost of, precieser gezegd, gedispergeerd kan worden).<br />

• gevitamineerd <strong>poeder</strong>


(verrijkt met vitamine A en D omdat mager melk<strong>poeder</strong> weinig vet bevat en de<br />

genoemde vitaminen opgelost zitten in het vet in de melk).<br />

De bereiding <strong>van</strong> low heat, medium heat en high heat melk<strong>poeder</strong> geschiedt door de<br />

melk voor de <strong>poeder</strong>bereiding een bepaalde hittebehandeling te geven.


4. TOEVOEGINGEN AAN POEDERMELK (EN/OF AAN POEDER)<br />

xxx<br />

Toegestane additieven, welke vermeld moeten worden op de verpakking met de<br />

bijbehorende hoeveelheid:<br />

* stabilisatoren: in totaal ten hoogste 0,5 % in het eindprodukt. De hoeveelheid<br />

bicarbonaten ten hoogste 0,2 % in het eindprodukt, terwijl het gehalte aan<br />

toegevoegde fosfaten in totaal ten hoogste 0,25 %, uitgedrukt als P2O5, mag<br />

bedragen.<br />

(natrium-orthofosfaten (E339), kalium-orthofosfaten (E340); natriumbifosfaten<br />

(E450a); kaliumbifosfaten (E450a); natrium-citraten (E331)<br />

en kalium-citraten (E332); bicarbonaten en calciumchloride).<br />

* l-ascorbinezuur (E300), natriun-l-ascorbaat (E301), en 6 palmityl-lascorbinezuur<br />

(E304) welke afzonderlijk of gemengd mogen worden toegevoegd.<br />

* tocopherol : 0,01 % (berekend op vet, alleen in niet mager <strong>poeder</strong>)<br />

* lecithine (E322) ,<br />

hetwelk ten hoogste 0,5 % wordt toegevoegd aan vette melk<strong>poeder</strong> en<br />

gedeeltelijk afgeroomd melk<strong>poeder</strong>, indien deze waren zijn aangeduid als<br />

"instant".<br />

* antiklonteringsmiddelen tot max. 1,0 %.<br />

(tricalcium-orthofosfaat; natriumsilico-aluminaat; natrium-calciumsilico-aluminaat;<br />

siliciumoxide)<br />

* antioxydanten<br />

(propyl-, octyl-, dodecylgallaat, butylhydroxyanisol (BHA) en combinaties)<br />

max. 0,02% bij afzet buiten de EG.<br />

BHT, BHA en dodecylgallaat tot ten hoogste 200 mg/kg berekend op het<br />

vet, in melk<strong>poeder</strong> bestemd voor automaten en aangeduid als "bestemd<br />

voor automaten"<br />

* vitamine A: 3000 IE per 120 g <strong>poeder</strong><br />

* vitamine D: 800 IE per 120 g <strong>poeder</strong><br />

* vitamine B1: 0,2 mg per 120 g <strong>poeder</strong><br />

* vitamine C: 60 mg/ 120 g<br />

* nicotinezuurmide: 6 mg per 120 g <strong>poeder</strong><br />

[nicotinezuur is een Pellagra Preventing Factor. Pellagra is een<br />

uiteindelijk dodelijke 'armoede-ziekte' in de maisetende landen in Zuid-<br />

Amerika].


* ijzer: 8 mg per 120 g <strong>poeder</strong>, uitsluitend bij afzet buiten de EG.<br />

* verklikstoffen: zetmeel 0,5% i.v.m. gebruik <strong>van</strong> interventie<strong>poeder</strong> <strong>van</strong> de EG.<br />

xxx<br />

De stabilisatoren hebben tot doel om bv. in het voorjaar, wanneer de melk wat onstabiel<br />

is, deze te stabiliseren. Ook kan men op deze wijze een grotere stabiliteit <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong><br />

verkrijgen bv. bij toevoeging aan hete koffie.<br />

De toegestane hoeveelheden zijn te gering om hiermee zure melk te neutraliseren.<br />

Overigens gelden eisen ten aanzien <strong>van</strong> de maximale hoeveelheden melkzuur in <strong>poeder</strong>s.<br />

Toevoeging <strong>van</strong> vitamine A en D kan in verschillende stadia <strong>van</strong> het proces worden<br />

gedaan; o.a. aan de dunne melk of aan het concentraat (natte methoden).<br />

Bij de bereiding <strong>van</strong> wei<strong>poeder</strong> 3 mogen stabilisatoren en enig zuur worden toegevoegd.<br />

Stabilisatoren: natrium- en calciumchloride; natrium en kalium zouten <strong>van</strong> koolzuur,<br />

fosforzuur en citroenzuur tot maximaal 0,5 %.<br />

Verder kent men nog:<br />

• non caking' wei<strong>poeder</strong>, dat is een wei<strong>poeder</strong> welke minder hygroscopisch is dan<br />

gewone wei<strong>poeder</strong>. De lactose is voor het drogen voor een deel<br />

uitgekristalliseerd als α-lactose.monohydraat.<br />

• melksuikerarmeweibloem met een asgehalte <strong>van</strong> 18 à 20 %.<br />

• gedemineraliseerde melksuikerarme weibloem, wat rijk is aan eiwit.<br />

• wei(melk)zout met een asgehalte <strong>van</strong> ± 33%. 4 Uit kaaswei is een deel <strong>van</strong> de<br />

lactose gehaald; uit deze ontsuikerde wei is d.m.v. Ultrafiltratie het eiwit<br />

gewonnen; de ontsuikerde permeaat wordt geconcentreerd om nog meer lactose<br />

te winnen. De rest wordt ingedikt en gedroogd.<br />

3 *) Verstuivingswei<strong>poeder</strong> = weibloem spray = wei<strong>poeder</strong> spray en walsenwei<strong>poeder</strong> =<br />

wei<strong>poeder</strong> roller = weibloem roller.<br />

4 weizout bevat ± 50% lactose; ± 13% N-verbindingen (peptiden en aminozuren); ±<br />

33% zouten; ± 4 % water. Weizout bevat een hoog gehalte aan kalium (± 10%).


5. VOORBEHANDELING VAN POEDERMELK EN WEI


5.1 Verhitting <strong>van</strong> melk voor het indampen (voorverhitting)<br />

De doeleinden die worden nagestreefd met een voorverhitting zijn de volgende:<br />

a. De toepassings-mogelijkheden <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> beïnvloeden.<br />

b. De duurzaamheid <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>, in oxydatief opzicht, verbeteren.<br />

c. Het reduceren <strong>van</strong> het kiemgetal <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>.<br />

d. Het doden <strong>van</strong> eventueel aanwezige pathogene micro-organismen.<br />

e. Het inactiveren <strong>van</strong> schadelijke enzymen.<br />

In verband met de intensiteit <strong>van</strong> voorverhitting worden de volgende <strong>poeder</strong>-klassen<br />

onderscheiden:<br />

Klasse hitte behandeling <strong>van</strong> de melk<br />

low heat <strong>poeder</strong><br />

medium heat <strong>poeder</strong><br />

high heat <strong>poeder</strong><br />

ca.15 s 72 - 74 o C (fosfatase -)<br />

tussen 85 en 120 o C ged.ca. 25 s<br />

tussen 30 min.80 o C en 30 s 140 o C<br />

De mate <strong>van</strong> verhitting wordt internationaal aan het <strong>poeder</strong> beoordeeld m.b.v. de W.P.N.<br />

-(Whey-Protein-Nitrogen)-index. De W.P.N.-index is door het A.D.M.I. (American Dry<br />

Milk Institute) opgesteld en duidt op de hoeveelheid niet-gedenatureerd-serumeiwitstikstof<br />

in mg per gram <strong>poeder</strong>.<br />

Er geldt:<br />

klasse W.P.N.-index (mg/g)<br />

low heat<br />

medium heat<br />

high heat<br />

≥ 6,0<br />

> 1,5 -


Voor low heat <strong>poeder</strong> voor recombined (consumptie) melk geldt de index. Door deze<br />

melk uit low heat mager <strong>poeder</strong> te bereiden krijgt dit produkt weinig kooksmaak. De<br />

hittebehandeling <strong>van</strong> de melk is minder kritisch, dan die <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>melk, waar<strong>van</strong> het<br />

<strong>poeder</strong> bestemd is, voor kaasbereiding.<br />

Denaturatie <strong>van</strong> serumeiwitten wordt sterk door de voorverhitting beïnvloed. De overige<br />

verhittingen, die in het verdere proces plaats vinden (indampen, verhitten <strong>van</strong> het<br />

concentraat en drogen), hebben elk afzonderlijk een gering denaturerend effect.<br />

Cumulatie <strong>van</strong> de afzonderlijke effecten kan bij de bereiding <strong>van</strong> low heat <strong>poeder</strong><br />

moeilijkheden opleveren.<br />

High heat mager <strong>poeder</strong> vindt toepassing bij de broodbereiding. Het hogere<br />

waterbindendvermogen <strong>van</strong> gedenatureerd serumeiwit heeft een gunstige invloed op het<br />

broodvolume <strong>van</strong> melkbrood; ca. 80-85% <strong>van</strong> het serumeiwit dient dan gedenatureerd te<br />

zijn. Ook in de chocoladeindustrie maakt men gebruik <strong>van</strong> high heat <strong>poeder</strong>. Vroeger<br />

werd voor deze doeleinden walsen<strong>poeder</strong> toegepast.<br />

Voor recombined evap dient het <strong>poeder</strong> zgn. "heat stable" te zijn; de melk ondergaat dan<br />

een zeer forse voorverhitting, bijv. 30 s 140 o C.<br />

Het meeste <strong>poeder</strong> (vol en mager), wordt geproduceerd als medium heat. De W.P.N.index<br />

ligt dicht bij die <strong>van</strong> low heat <strong>poeder</strong>. Meestal worden hittebehandelingen<br />

toegepast <strong>van</strong> ca.30 s 85-90 o C.<br />

Het is de meest aantrekkelijke klasse om te produceren, aangezien op economisch<br />

verantwoorde wijze zonder bijzondere moeilijkheden een kwalitatief hoogwaardig en<br />

goed houdbaar produkt kan worden bereid.<br />

De intensiteit <strong>van</strong> de voorverhitting is ook <strong>van</strong> belang in verband met het activeren <strong>van</strong><br />

sulfhydryl-groepen in lactoglobuline.<br />

Deze sulfhydryl-verbindingen fungeren in melk<strong>poeder</strong> als antioxydant en vertragen het<br />

ontstaan <strong>van</strong> het gebrek talkig. Sulfhydrylverbindingen zijn vooral voor de niet-magere<br />

<strong>poeder</strong>s <strong>van</strong> belang; vetoxydatie in mager <strong>poeder</strong> is echter niet geheel uit te sluiten.<br />

Een maximale hoeveelheid SH-verbindingen ontstaat bij een verhitting op 85-90 o C,<br />

gedurende één of enkele minuten.<br />

Low- en high heat <strong>poeder</strong>s, zijn in dit verband dus niet optimaal beschermd tegen<br />

vetoxydatie.<br />

Ook het voorkomen <strong>van</strong> koper contaminatie is belangrijk i.v.m. oxydatie verschijnselen<br />

<strong>van</strong> de vetfase.<br />

Aan het kopergehalte <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> worden eisen gesteld.<br />

Van nature bevat volle- en magere melk<strong>poeder</strong> 34 ìg Cu per 100 g <strong>poeder</strong> (NMZ<br />

tijdschrift 1965, 19).<br />

De voorverhitting heeft ook invloed op het kiemgetal <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>. Bacteriën, die in<br />

<strong>poeder</strong>s worden aangetroffen, kunnen afkomstig zijn <strong>van</strong>:<br />

1- flora <strong>van</strong> de rauwe melk<br />

2- groei en nabesmetting tijdens het proces<br />

3- nabesmetting <strong>van</strong> het gedroogde produkt


ad 1. Bij de laagst toelaatbare verhittingen kunnen de meest thermoresistente<br />

bacteriën in <strong>poeder</strong> aangetroffen: Micrococcus, S. thermophilus, Enterococcen,<br />

Alcaligenes tolerans, Microbacterium lacticum en sporevormers (B.<br />

licheniformis, Cl. perfringens, B. cereus).<br />

ad 2. Groei bij 37°C of hoger in indampers en buffertanks: B. steathermophilus<br />

var. calidolactis, thermoresistente streptococcen (S. durans) en coagulase positieve<br />

staphylococcen.<br />

ad 3. Nabesmetting door gebruikte lucht bij pneumatisch transport en<br />

instantiseren en door mensen bij het verpakken: Enterobacteriaceae (Coli en<br />

Salmonellae) , Staphylococcus aureus.<br />

Bij de relatief geringe hittebehandeling <strong>van</strong> melk voor low heat <strong>poeder</strong>, kunnen de<br />

meeste thermoresistente micro-organismen in dit <strong>poeder</strong> aanwezig zijn.<br />

Bevat de verwerkte grondstof een groot aantal thermoresistenten, dan kan het kiemgetal<br />

<strong>van</strong> low heat <strong>poeder</strong> erg hoog zijn.<br />

Voor het <strong>poeder</strong> voor de kaasbereiding gelden speciale bacteriologische eisen<br />

(Kiemgetal: maximaal 100.000 per g voor Extra kwaliteit en max. 300.000 per g voor<br />

Standaard kwaliteit)<br />

Verhitting <strong>van</strong> de melk geschiedt meestal m.b.v. buizenwarmtewisselaars (pasteurs), die<br />

doorgaans met de indampinstallatie tot één geheel zijn samengebouwd. Omdat met deze<br />

buizenverhitters grote stroomsnelheden worden bereikt, is aanzetting <strong>van</strong><br />

melkbestanddelen (eiwitten en zouten: vervuiling) gering.<br />

Er is echter geen overwegend bezwaar, dat toepassing <strong>van</strong> platenapparaten verhindert.<br />

In sommige installaties zijn warmhouders met een grote inhoud, of soms warmhoudtanks,<br />

opgenomen. De spreiding in verblijftijd kan dan ongunstig zijn. Er valt dan te<br />

overwegen of een verhitting op hogere temperatuur en gedurende kortere tijd niet beter<br />

is.<br />

Als nieuwe ontwikkeling is de toepassing <strong>van</strong> directe stoominjectie te noemen. Deze<br />

apparatuur kan voor de invoer <strong>van</strong> de indampingsinstallatie worden geplaatst en er<br />

kunnen zeer korte verhittingstijden (


5.2 Voorbehandeling <strong>van</strong> wei<br />

Voor de bereiding <strong>van</strong> wei<strong>poeder</strong> krijgt gecentrifugeerde wei doorgaans geen speciale<br />

voorbehandeling. Bij de bereiding <strong>van</strong> gedemineraliseerd wei<strong>poeder</strong> dient de wei te<br />

worden ontzout.<br />

Wei, voor de globale samenstelling zie tabel 5.1., is niet geschikt voor menselijke<br />

consumptie. Met name is het zoutgehalte veel te hoog in relatie tot de gehaltes <strong>van</strong> de<br />

andere bestanddelen. Toch bevat wei waardevolle wei-eiwitten en lactose.<br />

Zouten in wei kunnen m.b.v. een tweetal technieken, electrodialyse en ionenwisseling,<br />

worden verwijderd.<br />

Ontzout-wei<strong>poeder</strong> is een belangrijke grondstof voor de bereiding <strong>van</strong> babyvoeding.<br />

Tabel 5.1<br />

De gemiddelde samenstelling <strong>van</strong> gecentrifugeerde 1 o wei in Friesland.<br />

Bestanddelen percentage (g.g%)<br />

droge stof<br />

vet<br />

eiwit<br />

lactose<br />

as<br />

K<br />

Na<br />

Ca<br />

Mg<br />

Cl<br />

citraat<br />

fosfaat<br />

5.2.1 Electrodialyse<br />

6,3<br />

0,05<br />

0,85<br />

5,0<br />

0,52<br />

0,16<br />

0,04<br />

0,04<br />

0,01<br />

0,12<br />

0,16<br />

0,13<br />

Eenvoudige electrodialyse is een proces waarbij minerale zouten en andere ionen <strong>van</strong> de<br />

ene naar de andere oplossing worden getransporteerd via een non-selectieve semipermeabele<br />

membraan o.i.v. een gelijkstroom en een aangebracht potentiaal verschil.<br />

Op laboratorium schaal is deze methode jarenlang toegepast voor het ontzouten <strong>van</strong><br />

colloïdale oplossingen.<br />

Moderne economische electrodialyse past hetzelfde principe toe, alleen zijn de<br />

toegepaste membranen ion-selectief.<br />

De membranen zijn dunne platen cat-ion en an-ion wisselaars, bestaande uit harsen met<br />

daarop de aktieve plaatsen (zwavelzuur groepen op de cat-ion en quartenaire<br />

ammoniumzouten op de an-ion membranen). De harsen zijn verstevigd met b.v. polyethyleen<br />

of polypropyleen. De kern <strong>van</strong> een electrodialyse plant is een electrolytische cel<br />

met aan de ene kant een anion en aan de andere kant een cation membraan. De<br />

membranen worden op afstand <strong>van</strong> elkaar gehouden door plastic nopjes.<br />

Tussen twee electroden kunnen 200 cellen worden geplaatst (een stack). De electroden<br />

kunnen apart worden gespoeld met een zure oplossing om ze te beschermen tegen<br />

corrosie.


De voeding <strong>van</strong> de cellen is afwisselend wei en een aangezuurde zoutoplossing.<br />

De constructie <strong>van</strong> de electrodialyse plant lijkt op die <strong>van</strong> een platen pasteur.<br />

Fig. 1 laat een typische cel zien.<br />

Principe<br />

In de electrodialyse plant fungeren de cellen afwisselend als "concentratie" en als<br />

"verdunnings" cellen. Wei wordt gecirculeerd door de verdunnings cel en een 5% zout<br />

oplossing door de concentratie cel als een drager vloeistof. Wanneer een gelijkstroom op<br />

de electroden wordt gezet zullen de cationen proberen naar de cathode te migreren en de<br />

anionen naar de anode (fig.1)<br />

Fig.1 Schematische tekening <strong>van</strong> een Electrodialyse proces.<br />

Een volledig vrije migratie <strong>van</strong> ionen is niet mogelijk, daar de membranen met dezelfde<br />

lading als die <strong>van</strong> de ionen, de ionen tegenhouden: anionen passeren de anionmembranen,<br />

maar worden tegengehouden door de cation-membranen; kationen passeren<br />

de kation-membranen, maar worden tegengehouden door de anion-membranen. het netto<br />

resultaat is, dat het aantal ionen in elke wei of verdunnings cel afneemt: demineralisatie<br />

<strong>van</strong> de wei.<br />

De mate waarin de demineralisatie plaats vindt, hangt af <strong>van</strong> het asgehalte <strong>van</strong> de wei,<br />

verblijftijd in de cellen, densiteit en viscositeit <strong>van</strong> de vloeistofstroom. Een mindere<br />

efficiënt maar minder vervuilende vorm <strong>van</strong> electrodialyse staat bekend als "transport<br />

vermindering": anion-membranen zijn ver<strong>van</strong>gen door non-selectieve, neutrale<br />

membranen.<br />

Demineralisation of sweet whey


Demineralisation and deacidification of acid casein wheys (lactic, HCl, H 2SO 4<br />

Demineralisation and deacidificaton of acid cheese wheys (cottage cheese etc.)<br />

Demineralisation of skim milk.<br />

Demineralisation of delactosed whey (after crystallisation)<br />

Demineralisation of utralfiltration permeates (milk, whey)<br />

Demineralisation of ultrafiltration retentates (UF whey protein concentrates)<br />

Demineralisation of lactose mother liquors.<br />

Demineralisation of processed streams (hydrolysed whe or permeate)<br />

Very good descriptions of commercial plant and processes can be obtained from electrodialyses equipment<br />

suppliers.<br />

Tabel 1. Dairy applications for Electrodialysis and other demineralisation<br />

processes<br />

Weiverwerking<br />

a. Discontinu proces<br />

Bij deze methode wordt gepasteuriseerde, geconcentreerde en gereinigde wei discontinu<br />

aan een elecrodialyse unit toegevoerd. De wei wordt gerecirculeerd totdat de gewenste<br />

demineralisatie graad is bereikt. De meerderheid <strong>van</strong> de electrodialyse plants waren <strong>van</strong><br />

dit type. Ze bereiken een demineralisatiegraad <strong>van</strong> 90% (voor babyvoeding). Een lagere<br />

demineralisatiegraad kan ook worden bereikt, maar is minder efficiënt.<br />

Daar electrodialyse afhankelijk is <strong>van</strong> de temperatuur en de geleidbaarheid, is een hoge<br />

concentratie en temperatuur vereist voor het op een economische manier verkrijgen <strong>van</strong><br />

een demineralisatiegraad <strong>van</strong> 70-90%. De hoogst toepasbare d.s. in verband met de<br />

viscositeit is 25-28 en de hoogst toepasbare temperatuur in verband met de<br />

celeigenschappen is 38 o C.<br />

Een cyclus (gebruik + regeneratie) duurt bij hoge temperatuur en concentratie 4-6 uur.<br />

Wanneer een lagere proces temperatuur wordt toegepast, b.v. om hygiënische redenen<br />

(20 o C), is de procestijd 2 uur en de regeneratietijd 4-6 uur.<br />

b. Continu proces<br />

Bij een continu proces worden een aantal stacks in serie geplaatst (tot 5 stacks met 110<br />

cellen). Dit systeem kan worden gebruikt als een straight through proces.<br />

Bij lagere demineralisatiegraad kan deze plant bij 20 o C opereren, terwijl wei met<br />

verschillende droge stof gehalte kan worden verwerkt (<strong>van</strong>af 6%.)<br />

De continue electrodialyse kan zonder tussenreiniging 10- 12 uur werken. De verblijftijd<br />

in de plant is 3 min.<br />

Proces eigenschappen <strong>van</strong> electrodialyse<br />

1. Opbrengst<br />

De opbrengst varieert met de gebruikte apparatuur en de vereiste demineralisatie graad.<br />

Berekend op de droge stof is de gemiddelde opbrengst <strong>van</strong> een goed werkend apparaat


82%. Een hogere opbrengst dan 85% is, ook onder de beste omstandigheden, niet<br />

waarschijnlijk.<br />

2. Selectiviteit<br />

Bij electrodialyse worden monovalente ionen zoals natrium, kalium en chloor veel<br />

eerder verwijderd dan calcium, magnesium en anionen zoals fosfaat, lactaat en citraat.<br />

Een produkt, dat een electrodialyse heeft ondergaan, is derhalve rijk aan calcium en<br />

magnesium en arm aan natrium. Voor wei<strong>poeder</strong>, afkomstig <strong>van</strong> cheddar, is dit effect<br />

duidelijk bij een demineralisatie graad 50-60% (zie tabel).<br />

%age demineralisation Cheddar Whey 50% 90%<br />

Moisture %<br />

Fat %<br />

Protein (Nx6,38) %<br />

Lactose monohydrate %<br />

Ash %<br />

Sodium %<br />

Potassium %<br />

Calcium %<br />

Magnesium %<br />

Phosporus %<br />

Chloride %<br />

Citrate %<br />

Solubility index ml.<br />

3,8<br />

0,7<br />

13,0<br />

74,2<br />

7,5<br />

0,8<br />

1,9<br />

0,75<br />

0,09<br />

0,55<br />

1,6<br />

2,0<br />

0,05<br />

Tabel 2. Electrodialysis of Cheddar Whey (composition of powder).<br />

Conclusie<br />

3,8<br />

0,7<br />

13,9<br />

77,3<br />

3,8<br />

0,45<br />

0,6<br />

0,6<br />

0,08<br />

0,4<br />

0,1<br />

1,7<br />

0,05<br />

Voordelen <strong>van</strong> electrodialyse zijn de milde proces condities, selectiviteit en de goede<br />

bacteriologische kwaliteit <strong>van</strong> het produkt. Nadelen zijn de aanzienlijke onderhouds-,<br />

arbeids-, en elektriciteitskosten alsmede de investeringen die nodig zijn voor de reiniging<br />

<strong>van</strong> het afvalwater.<br />

5.2.2 Ionen wisselaars<br />

In een ionen wisselaar bevinden zich een soort "kralen" <strong>van</strong> hars, die absorberen uit een<br />

oplossing in ruil voor ander soortige ionen. De harsen hebben een gelimiteerde capaciteit<br />

en moeten, zodra ze volledig verzadigd zijn, worden geregenereerd voor hernieuwd<br />

gebruik. Gewoonlijk worden de harsen toegepast in vaste kolommen. Ionen wisselaars<br />

worden al vele jaren toegepast is de chemische, farmaceutische, metallurgische en<br />

voedingsmiddelen industrie (zuivering <strong>van</strong> suiker en demineraisatie <strong>van</strong> wei).<br />

In moderne ionen wisselaars zijn de "kralen" ongeveer 0,4-0,6 mm in doorsnede. De<br />

"kralen" bestaan uit een matrix <strong>van</strong> een styreen-divinyl-benzeen co-polymeer (of andere<br />

hars) waarop de geladen groepen zich bevinden die dienen als ionen wisselaars.<br />

3,7<br />

0,7<br />

14,1<br />

83,1<br />

0,9<br />

0,01<br />

0,25<br />

0,15<br />

0,003<br />

0,14<br />

0,05<br />

0,2<br />

0,05


Cationen wisseling R-H + Na + R-Na + H +<br />

Anionen wisseling R-OH + Cl - R-Cl + OH -<br />

Fundamentele eigenschappen <strong>van</strong> een hars zijn de selectiviteit en capaciteit. De<br />

selectiviteit moet zodanig zijn dat, gedurende de absorptie <strong>van</strong> een oplossing, een<br />

volledige verwijdering <strong>van</strong> het vereiste ion plaats vindt, terwijl tijdens de regeneratie een<br />

effectief gebruik wordt gemaakt <strong>van</strong> het reagens. De capaciteit houdt verband met het<br />

aantal ionen dat per gram of per ml. ionen wisselaar kan worden gebonden. De capaciteit<br />

moet zodanig zijn, dat een groot volume vloeistof kan worden behandeld per volumeeenheid<br />

hars.<br />

Principe<br />

Bij de meeste praktische toepassingen bestaan de ionen wisselaars uit een gefixeerd bed<br />

<strong>van</strong> "kralen" in een kolom. Bij de eenvoudigste vorm <strong>van</strong> demineraliseren wordt de<br />

oplossing achtereenvolgens door een cationen wisselaar met de "kralen" in de H-vorm<br />

en een anionen wisselaar met de "kralen" in de OH-vorm geleid.<br />

Cationen worden verwijderd in de cationen wisselaar en uitgewisseld tegen H-ionen,<br />

waardoor een zure oplossing ontstaat. De anionen worden echter niet geabsorbeerd.<br />

De zure oplossing gaat verder naar de anionen wisselaar, waar anionen worden<br />

gewisseld tegen OH-ionen. Op deze manier wordt een oplossing verkregen met een<br />

demineralisatie graad <strong>van</strong> 95% of meer.<br />

Het proces wordt voortgezet totdat de harskralen zijn verzadigd met uitgewisselde ionen<br />

of totdat de kwaliteit <strong>van</strong> het produkt niet meer voldoet aan de specificaties. Op dat<br />

moment wordt de kolom geregenereerd, d.w.z. gewassen met water en vervolgens met<br />

respectievelijk zuur of base. De zure, resp. basische oplossing, moeten sterk genoeg zijn<br />

(5% Hcl, 5% NaOH) om de geadsorbeerde anionen en cationen af te wassen en te<br />

ver<strong>van</strong>gen met H- en OH-ionen. Na nogmaals spoelen met water zijn de kolommen weer<br />

geschikt voor gebruik.<br />

In dit eenvoudig proces gaan voeding en regenerant in gelijkstroom door de kolommen<br />

(<strong>van</strong> boven naar beneden). Fig. 2 laat dit proces schematisch zien.


Fig.2 Schematische tekening <strong>van</strong> een wei-ionen wisselaar<br />

Sommige ionen wisselaar hebben ook nog een zgn. gemengde wisselaar. In een<br />

gemengd wisselaar bevinden zich in één kolom een sterke cationen wisselaar en een<br />

sterke anionen wisselaar. De ionen wisseling vindt plaats bij een neutrale Ph. In fig. 2<br />

wordt de gemengde wisselaar gebruikt als "polisher", waarbij een zeer hoge graad <strong>van</strong><br />

demineralisatie wordt bereikt.<br />

Ionen wisseling is in principe een discontinu proces.<br />

Door een aantal ionen wisselaars parallel naast elkaar te gebruiken kan men toch tot een<br />

continue produktstroom komen. Zie fig 3.<br />

Ionen wisselaars voor de zuivelindustrie moeten aan een groot aantal eisen voldoen, o.a.<br />

grote capaciteit, minimaal gebruik <strong>van</strong> regeneratie vloeistof en spoelwater, scheiding<br />

tussen verzadigd en niet-verzadigd moet scherp en duidelijk zijn, apparatuur moet CIP<br />

gereinigd kunnen worden, produktie moet zo veel mogelijk continu zijn,<br />

investeringskosten moeten in overeenstemming zijn met de kwaliteit <strong>van</strong> het gewenste<br />

produkt.<br />

Zoete wei is een troebele vloeistof, die stofdeeltjes, eiwit, lactose, zouten en 10%<br />

mineralen (op d.s.) bevat. Wei is derhalve een vervuilende vloeistof.<br />

Voor de ionen wisseling moet de wei eerst worden gecentrifugeerd en gereinigd om te<br />

voorkomen dat de "kralen" worden bedekt met vaste stof.<br />

Eiwitverlies treedt op door de gevoeligheid <strong>van</strong> de serumeiwitten voor de Ph, die in de<br />

wisselaar schommelt <strong>van</strong> 1,7 tot 10 en meer. Het verlies wordt vergroot door<br />

hittebehandeling <strong>van</strong> de wei. Deze zou eigenlijk achterwege moeten blijven.<br />

Procestemperatuur is 5 - 12°C<br />

70 % <strong>van</strong> de niet-eiwit-stikstof gaat tijdens de ionen wisseling verloren.


Fig 3. Ionen wis. 3 produktielijnen met produktietijden.<br />

Proces eigenschappen.<br />

1. Opbrengst.<br />

Bij 50% demineralisatie is de opbrengst 95 % (d.s.). Bij 94% demineralisatie is de<br />

opbrengst 90% (d.s.). Verlies aan eiwit en N is onvermijdbaar.<br />

2. Selectiviteit.<br />

Een ionen wisselaar is non-selectief. Alle mineralen worden verwijderd. Bij het<br />

demineraliseren <strong>van</strong> wei is een demineralisatie <strong>van</strong> 90% normaal, terwijl een


demineralisatie <strong>van</strong> 99,5% gemakkelijk kan worden bereikt. Ionen wisselaars werken het<br />

beste bij een hoge demineralisatiegraad.<br />

Conclusie.<br />

Een ionen wisselaar kan het best worden toegepast wanneer een hoge demineralisatie<br />

graad is vereist en waar arbeidskosten, afvalwater zuivering en elektriciteitskosten hoog<br />

zijn.<br />

Total solids<br />

Ph<br />

Titratable acidity (lactic acid)<br />

Total N as % of TS<br />

NPN<br />

Protein (TN-NPN)x6,38<br />

Ash<br />

Na mg %<br />

K<br />

Ca<br />

P<br />

Mg<br />

Cl<br />

% Demineralisation<br />

% protein loss<br />

Operating temperature o C<br />

5,3<br />

6,3<br />

1,58<br />

0,14<br />

0,04<br />

0,65<br />

0,53<br />

67,1<br />

106,2<br />

66,7<br />

63,8<br />

11,1<br />

161,7<br />

Tabel 3. Cheddar wei voor en na demineralisatie d.m.v. ionen wisselaar.<br />

4,2<br />

6,2<br />

0,04<br />

0,10<br />

0,008<br />

0,66<br />

0,02<br />

1,3<br />

0,6<br />

9,1<br />

13,0<br />

0,02<br />

0<br />

97,0<br />

0<br />

8


6. HET INDAMPPROCES<br />

6.1 INLEIDING<br />

6.1.1<br />

Melk en wei, worden voor sproeidrogen in een toren, eerst tot een hoger drogestofgehalte<br />

5 ingedampt, omdat:<br />

* verdampen <strong>van</strong> water in een indampinstallatie aanzienlijk minder energie<br />

vraagt, dan in een <strong>poeder</strong>toren, nl 15-20 maal minder.<br />

Tabel 6.1. Globale energiebehoefte bij enkele processen ter verwijdering<br />

<strong>van</strong> water. Alles per kJ per kg verwijderd water. Behalve bij omgekeerde<br />

osmose, exclusief mechanische energie.<br />

Indampen, 3-traps<br />

Indampen, 6-traps met<br />

dampcompressie<br />

Walsendrogen<br />

Verstuivingsdrogen<br />

Omgekeerde osmose<br />

≈ 800 (0,35 kg stoom/kg)<br />

≈ 230 (0,1 kg stoom/kg)<br />

≈ 2500 (1,1 kg stoom/kg)<br />

≈ 4500 (2,0 kg stoom/kg)<br />

20 - 35 bar<br />

* sproeidrogen <strong>van</strong> "dun produkt" leidt tot een zeer licht <strong>poeder</strong>, met veel<br />

ingesloten lucht, met een groot (pak) volume en met slechte oploseigenschappen.<br />

• Bij indampen wordt water onder vacuum verwijderd. De kooktemperaturen<br />

liggen hierbij tussen 75 en 45 à 40 o C. Door in dit traject te koken wordt "hittebeschadiging"<br />

<strong>van</strong> melkbestanddelen (bruinkleuring, eiwitdenaturatie)<br />

tegengegaan. Bij deze temperaturen is ook afzetting <strong>van</strong> neerslag <strong>van</strong> eiwit en<br />

zouten (vervuiling) op het V.O. beperkt, althans zodanig, dat een<br />

indampinstallatie ca. 22 uur in bedrijf kan zijn voordat reiniging noodzakelijk is.<br />

Xxx Fig. 6.1. geeft het verband tussen de dampdruk en de temperatuur en<br />

daarmee tussen de kooktemperatuur en de druk <strong>van</strong> zuiver water. Men moet wel<br />

rekening houden met de kookpuntsverhoging ten gevolge <strong>van</strong> opgeloste stof,<br />

maar die is vrij gering. Voor melk 0,17°C, voor ingedikte ondermelk tot<br />

ongeveer 2°C en voor ingedikte wei en gesuikerde condens tot ruim 3°C. (Bij<br />

valstroomverdampers heeft men geen last <strong>van</strong> kookpuntsverhoging ten gevolge<br />

<strong>van</strong> de hydrostatische druk <strong>van</strong> de melk, daar de melk valt.) xxx<br />

5 - melk <strong>van</strong> ca 12,8 → tot 48-50 % droge stof<br />

ondermelk <strong>van</strong> ca 9,2 → tot 48-50 % droge stof<br />

wei <strong>van</strong> ca. 5,7 → tot 50-58 % droge stof<br />

- Dit betekent, dat i.v.m. de <strong>poeder</strong>bereiding, in indampinstallaties, het grootste deel<br />

(ca 85-90 %) <strong>van</strong> de te verwijderen hoeveelheid water wordt verdampt.


xxx Tabel 6.2. Kookpuntsverhoging afhankelijk <strong>van</strong> de opgeloste d.s.xxx<br />

ΔT(°C) 0,5 1,0 1,5 2,0 3 4 5<br />

% d.s. 16 27,5 39 49 62 69 73<br />

Fig.6.1. Verzadigingsdampdruk <strong>van</strong> water als functie <strong>van</strong> de temperatuur.<br />

• Tevens biedt indampen onder vacuum, de mogelijkheid om een zeer aanzienlijke<br />

energie-besparing te realiseren, door in meer trappen in te dampen. Men gebruikt<br />

daarbij de door verdampen ontstane waterdamp als "stoom" om de in de<br />

volgende trap aanwezige vloeistof weer tot koken te brengen.<br />

6.1.2<br />

Bij indampen <strong>van</strong> melk (M) met drogestofgehalte (Dm), wordt water (W) verwijderd en<br />

krijgt het concentraat (C) het vereiste droge-stofgehalte (Dc): fig 6.2.<br />

Fig.6.2.<br />

Er geldt:<br />

M (kg) +<br />

Dm %<br />

C (kg) W (kg)<br />

Dc (%)


M = W + C<br />

W = M - C<br />

CF * = M/C<br />

CF = Dc/Dm<br />

* Cf: concentratiefactor of indikkingsgraad<br />

Met als konsequentie tabel 6.3.<br />

Gegeven Gezocht Formule<br />

M (kg)<br />

CF<br />

W (kg)<br />

CF<br />

C (kg)<br />

CF<br />

W<br />

C *<br />

M<br />

C<br />

W M CF − 1<br />

= ×<br />

CF<br />

C = M ×<br />

CF<br />

1<br />

CF<br />

M = W ×<br />

CF − 1<br />

1<br />

C = W ×<br />

CF − 1<br />

M M = C × CF<br />

W W = C × ( CF − 1 )<br />

* vervuiling en andere droge-stofverliezen zijn verwaarloosd.<br />

6.1.3<br />

Tabel 6.3.<br />

Indien 10.000 kg melk wordt geconcentreerd <strong>van</strong> 12,8 % droge stof tot een concentraat<br />

met een droge-stofgehalte <strong>van</strong> 50,0 % en het te verdampen water wordt in 6 gedeeltes<br />

(trappen) ontrokken, dan geeft fig. 6.3 het verloop <strong>van</strong> het droge-stofgehalte en fig. 6.4<br />

het verloop <strong>van</strong> de concentratiefactor. Per trap wordt bij melk 1240 kg water verdampt<br />

en totaal 7440 kg.<br />

Indien 10.000 kg wei wordt geconcentreerd <strong>van</strong> 5,0% droge stof tot een concentraat met<br />

een droge-stofgehalte <strong>van</strong> 65,0 % en het te verdampen water wordt in 6 gedeeltes<br />

(trappen) ontrokken, dan geeft fig. 6.3 het verloop <strong>van</strong> het droge-stofgehalte en fig. 6.4<br />

het verloop <strong>van</strong> de concentratiefactor. Per trap wordt bij wei per trap 1539 kg en totaal<br />

9231 kg.


Fig 6.3. en fig 6.4.<br />

6.1.4<br />

Bij verdampen <strong>van</strong> water is sprake <strong>van</strong> in- en uitwendige verdampingswarmte. De<br />

inwendige verdampingswarmte is dat deel <strong>van</strong> de totale verdampingswarmte, dat nodig<br />

is om moleculen zoveel snelheid te geven, dat ze de vloeistof verlaten.<br />

Deze warmte is bij lage temperatuur groter dan bij hogere. Doordat verwijderen <strong>van</strong><br />

water de osmotische druk toeneemt is er nog een weinig extra energie (ca. 5 kJ/kg bij<br />

60% d.s) nodig om de molekulen voldoende snelheid te geven om de osmotische krachten<br />

te overwinnen.<br />

Dit noemt men de sorptiewarmte voor verdamping en deze verdampingsenergie kan men<br />

niet terugwinnen.<br />

De uitwendige verdampingswarmte is nodig om moleculen, die de vloeistof kunnen<br />

verlaten voldoende kracht te geven om (lucht- en) water moleculen, die zich boven de<br />

vloeistof bevinden "weg te drukken". Deze warmte is bij verdampen onder vacuüm<br />

minder dan bij verdampen onder atmosferische druk.<br />

Vergelijken we het verdampen <strong>van</strong> water onder atmosferische druk met dat <strong>van</strong> onder<br />

vacuüm, dan verloopt het proces in het laatste geval sneller, maar er is niet minder<br />

energie voor nodig 6 ; tabel 6.4.<br />

6 De verdampingswarmte (r) in kJ/kg =<br />

606,5x 4,19 - 0,695x 4,19 x temp.


Tabel 6.4. 1 bar<br />

(ca.100 o C)<br />

deel <strong>van</strong> de vloeistofwarmte *<br />

inwendige verdampingswarmte<br />

uitwendige verdampingswarmte<br />

thermisch energie-equivalent **<br />

398 kJ/kg<br />

2095<br />

168<br />

---------<br />

2661 kJ/kg<br />

0,2 bar<br />

(ca.60 o C)<br />

231 kJ/kg<br />

2208<br />

155<br />

117<br />

2711 kJ/kg<br />

* de melk wordt <strong>van</strong>af 5 o C tot het kookpunt verhit.<br />

** energie nodig voor het onderhouden <strong>van</strong> het vacuüm.(inclusief het afvoeren <strong>van</strong><br />

damp, en niet condenseerbare gassen , o.a. lucht).<br />

Onder vacuüm is meer warmte nodig voor de verdamping, maar de verdamping gaat<br />

sneller zodat een grotere capaciteit wordt bereikt en de kooktemperatuur is lager,<br />

hetgeen een lagere hittebelasting geeft <strong>van</strong> de melkbestanddelen.


6.2. VALSTROOMINSTALLATIES<br />

6.2.1 Overzicht<br />

Bij de bereiding <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>s worden in ons land vrijwel uitsluitend zg.<br />

valstroomverdampers toegepast. In fig. 6.5. is een (1 traps) installatie zeer schematisch<br />

getekend.<br />

fig.6.5.<br />

In de verhitter (1) bevinden zich een groot aantal kookpijpen (2), die <strong>van</strong>uit de kop <strong>van</strong><br />

de verhitter (3) zodanig met "dun produkt" worden bevloeid, dat dit als een dunne film<br />

naar beneden stroomt.<br />

Bij (4) wordt de verhitter gevoed met stoom, die tegen de buitenzijde <strong>van</strong> de kookpijpen<br />

condenseert. De condensatiewarmte wordt via de pijpwand op de produktfilm<br />

overgedragen; het produkt kookt en staat waterdamp af.<br />

Damp en concentraat worden in de dampafscheider (5) <strong>van</strong> elkaar gescheiden.<br />

Het concentraat wordt m.b.v. concentraatpomp (6) uit de dampafscheider getrokken.<br />

De waterdamp wordt in de condensator (7) m.b.v. koud water (gesproeid) gecondenseerd.<br />

Condensaat-condensorwater-mengsel wordt m.b.v. pomp (8) uit de condensor gevoerd.


Vacuümpomp (9) onderhoudt het vacuüm in de gehele installatie.<br />

M.b.v. leiding (10) wordt de verhitter aan de stoomzijde ontlucht.<br />

Pomp (11) voert het condensaat uit de verhitter af.<br />

Gaande <strong>van</strong> de verhitter (stoomzijde), naar de verhitter (produktzijde) en via de<br />

dampafscheider naar de condensor wordt het vacuüm dieper.<br />

Het diepste vacuüm bevindt zich in de condersor; de vrijkomende waterdamp in de<br />

verhitter wordt, via de dampafscheider, hier naar toe gezogen.<br />

Stel dat de melk kookt bij ca 70 o C, dan is de absolute druk <strong>van</strong> de damp (of <strong>van</strong> het<br />

brüden) ca 0,3 bar (31156 ≈ 0,3 x 10 5 Pa).<br />

Stel verder dat het door pomp (8) afgevoerde condensaat-condensorwater-mengsel een<br />

temperatuur heeft <strong>van</strong> 38 o C dan behoort hierbij een dampspanning <strong>van</strong> 0,07 bar (0,07 x<br />

10 5 Pa) (abs).<br />

De belanrijkste onderdelen <strong>van</strong> de valstroominstallatie zijn:<br />

• meerdere verhitters en dampafscheiders.<br />

• een condensor (ev. met bijbehorende koeltoren).<br />

• één of meer thermo-compressors.<br />

• vacuümpomp(en) of stoomstraalontluchters<br />

• pompen voor concentraat-, condensaat-, en condensorwaterafvoer.<br />

• meet en regelapparatuur.


6.2.2 Verhitter en dampafscheider<br />

Een verhitter (fig.6.6) bestaat in principe uit een cilindrische (geïsoleerde) stoomkast,<br />

waarin een groot aantal (bv. >100) verticale kookpijpen zijn geplaatst.<br />

De lengte <strong>van</strong> de pijpen bedraagt in oudere installaties 4 tot 8 m en bij nieuwe installaties<br />

tot ca 10 - 15 m. Deze ontwikkeling wordt bepaald door de wens de vloeistofbelasting te<br />

verhogen en de vervuiling te verminderen 7 . Dit kan door een kleine ΔT en een<br />

voldoende produktstroom over de pijpen.<br />

De diameter <strong>van</strong> de pijpen ligt tussen 20 en 40 mm; 35/38 mm is tegenwoordig een<br />

gebruikelijke maat, met uitschieters tot 80 mm (niet in de zuivel).<br />

Fig.6.6.<br />

A. wei/melk 1. kop<br />

B. damp of brüden 2. verhitter<br />

C. concentraat 3. verdeler<br />

D. stoom 4. dampafscheider<br />

E. condensaat<br />

In tegenstelling tot de naadloos getrokken pijpen <strong>van</strong> vroeger, worden tegenwoordig ook<br />

de niet-naadloze pijp toegepast.<br />

Als staalkwaliteit wordt AISI type 304 genomen. Alleen voor wei-indampers wordt vaak<br />

voor de laatste trap type 316 toegepast. 316 bevat Molybdeen en is bestand tegen<br />

corrosie <strong>van</strong> zout.<br />

7 Cap. Indamper <strong>van</strong> 10.000 kg/h betekent een capaciteit <strong>van</strong> de eerste trap <strong>van</strong> 10.000 kg/h. Als ΔT =<br />

10°C en de trap bevat 50 pijpen dan is de belasting per pijp 200 kg/h. Verkleint men ΔT tot 5°C dan heeft men<br />

100 pijpen nodig, die een belasting krijgen <strong>van</strong> 100 kg/h. Wanneer dit onvoldoende is, dan kiest men<br />

bijvoorbeeld voor langere pijpen met een grotere doorsnede, die een zelfde totaal V.O. hebben. {Q = A * k *<br />

ΔT}


Het "dunne produkt" wordt m.b.v. een verdeler fig (6.7.a,b en c) in de pijpenbundel<br />

gebracht. het is belangrijk dat alle pijpen gelijkmatig, in voldoende mate en voortdurend<br />

<strong>van</strong> produkt worden voorzien (worden bevloeid).<br />

Een onvoldoende bevloeide pijp "bakt dicht" door droge-stofafzetting en dit brengt<br />

verlies aan V.O. met zich, terwijl naderhand de pijp dient te worden uitgeboord.<br />

Fig 6.7<br />

a en b tonen de beide type <strong>van</strong> verdeling. a: voorbeeld <strong>van</strong> een statische verdeling (m.b.v.<br />

geperforeerde verdeelplaat) en b: bijvoorbeeld <strong>van</strong> dynamische verdeling (m.b.v.<br />

sproeier) c is een voorbeeld <strong>van</strong> een statisch verdeelsysteem.<br />

a. b.<br />

fig.c.<br />

Bij fig.c wordt de melk m.b.v. sproeier (1) in het bovenste deel <strong>van</strong> de verhitterkop gebracht<br />

en hier gescheiden in damp en melk.<br />

De damp ontstaat door expansie (de toegevoerde melk heeft een hogere temperatuur dan<br />

de kooktemperatuur). De melk loopt via boringen (4) aangebracht in kap (2) en via<br />

boringen (6) aangebracht in de verdeelplaat langs de overloopbuisjes (5) op de kookpijpen<br />

(7).


Bij (3) is de kap (2) voorzien <strong>van</strong> perforaties; hier passeert de damp. De damp komt via<br />

de overloopbuisjes in de kookpijpen en drukt de melk tegen de kookpijpen.<br />

Samenhangend met de aangestroomde hoeveelheid melk zijn de boringen (6) zodanig<br />

gedimensioneerd, dat steeds een bepaald niveau aan melk op de verdelerplaat staat.<br />

De produktfilm op de pijpen is uitermate dun en de valsnelheid is hoog, nl. ca. 10 m/s.<br />

De valsnelheid wordt veroorzaakt door de zwaartekracht en door de damp, die zich met<br />

grote snelheid (5 to 50 m/s) langs de film verplaatst.<br />

V<br />

m<br />

Vol m<br />

= =<br />

A ρ × π × d × δ<br />

Vm = snelheid melk<br />

A = oppervlak = omtrek x δ = πxdxδ<br />

Vol = volume = m/d<br />

m = massa<br />

ρ = dichtheid melk<br />

d = diameter pijp<br />

δ = dikte melkfilm<br />

Bij de goede warmtedoorgangscoëfficienten, die met valstoomverdampers worden<br />

verkregen, speelt vooral de hoge valsnelheid <strong>van</strong> de film een belangrijke rol.<br />

De produktfilm kookt over de hele lengte <strong>van</strong> de pijp en staat waterdamp af.<br />

Onder in de pijp bevindt zich dan de meeste damp en de dampsnelheid is daar het grootst<br />

en vooral daar heeft de damp een "stuwend effect" op de film.<br />

De damp- of brüdensnelheid wordt beïnvloed door de diameter en de lengte <strong>van</strong> de pijp,<br />

het temperatuur-verschil tussen "stoom" en kokend produkt, en de diepte <strong>van</strong> het<br />

vacuum.<br />

xxx Berekening 6.1 geeft een indruk.<br />

VD = volume/ oppervl. = massad x specif.dampvolume / oppervlak<br />

waarin: en als voorbeeld<br />

d = dia <strong>van</strong> de kookpijp = 0,035 m<br />

l = lengte <strong>van</strong> de kookpijp = 8 m<br />

k = warmte doorgangscoëfficient = 2200W/m 2 K<br />

v" = specifieke dampvolume = bij 60 o C: 7,68 m 3 /kg<br />

ΔT = temperatuur verschil tussen<br />

"stoom" en kokend produkt = 10 K<br />

r = verdampingswarmte = bij 60 o C:2358 kJ/kg<br />

Vd = volumestroom <strong>van</strong> de damp (m 3 /s)<br />

md = massastroom <strong>van</strong> de damp (kg/s)<br />

= snelheid <strong>van</strong> de damp m/s<br />

vD<br />

D<br />

D<br />

V = V = m .V" =<br />

D<br />

2 π d<br />

2 π d<br />

2 π d<br />

4<br />

4<br />

4<br />

.d.l.k. T.v"<br />

=<br />

r.<br />

4.k. T.v" .l<br />

π Δ Δ<br />

r.d


xxx<br />

Het effect <strong>van</strong> de damp wordt verstrekt door de melk op een hogere temperatuur 8 , dan de<br />

kooktemperatuur in de verhitterkop te voeren; de zelfverdamping (berekening 6.2)<br />

veroorzaakt een "flash": plotseling vrijkomen <strong>van</strong> damp.<br />

Deze "flash" heeft tevens een belangrijke functie bij de verdeling <strong>van</strong> de melk over de<br />

pijpen (fig.6.7.c.). Bovendien behoeft het water dat op deze wijze verdampt, niet meer in<br />

de verhitter te worden verdampt.<br />

Stel dat mM, t1 en t2 resp. de massastroom <strong>van</strong> melk naar de verhitter, de temperatuur <strong>van</strong><br />

deze melk en de kooktemperatuur in de verhitter voorstellen, dan bedraagt de<br />

massastroom (mD) <strong>van</strong> vrijkomende damp in de verhitterkop:<br />

m =<br />

D<br />

V =<br />

4 . 2200 . 10 . 7,68 . 6<br />

2358 . 10 . 0,035<br />

D 3<br />

m . (t - t ) . c<br />

r<br />

= 49,1 m / s<br />

waarin verder:<br />

cM = spec. warmtecapaciteit <strong>van</strong> melk (3,9 kJ/kg K)<br />

r = verdampingswarmte (bij 70 o C: kJ/kg)<br />

Nemen we als voorbeeld, dat 10.800 kg melk per uur op een temperatuur <strong>van</strong> 76 o C aan<br />

de verhitter wordt toegevoerd en dat de kooktemperatuur 70°C is, dan geldt:<br />

3 . 6 . 3,9<br />

2334<br />

M 1 2 M<br />

= 0,03kg / s( = 108kg / u)<br />

Naarmate de dampsnelheid in de kookpijp groter is en de film dunner (en dit is vooral<br />

het geval in het onderste deel <strong>van</strong> lange kookpijpen), dan neemt het gevaar voor afblazen<br />

<strong>van</strong> produkt toe. De meegenomen film wordt fijn verneveld in de damp en dit düseeffect<br />

leidt tot produktverlies en tot een te hoog gehalte aan organisische stof in het<br />

condensaat.<br />

Er moet dus worden voorkomen dat het onderste deel <strong>van</strong> de pijpen geheel of<br />

gedeeltelijk gaat drooglopen.<br />

Door de grote snelheid <strong>van</strong> de film is de verblijfstijd kort.<br />

Dit is vooral bij hoge kooktemperaturen (ca.75 o C) <strong>van</strong> belang i.v.m. hittebeschadiging<br />

<strong>van</strong> melkbestanddelen. Bij lagere kooktemperaturen kan de verblijfstijd langer zijn.<br />

8 kan bij de bereiding <strong>van</strong> low heat <strong>poeder</strong> niet worden toegepast


In dampafscheiders (fig.6.5) wordt de damp, die voor het grootste deel in de verhitter is<br />

vrijgekomen <strong>van</strong> het concentraat gescheiden.<br />

De afscheider bestaat uit een cilindervormige ruimte, die na de verhitter is opgesteld; de<br />

toevoerleiding is tangentiaal op de dampafscheider aangesloten (fig. 6.8) om opspatten<br />

<strong>van</strong> produkt te voorkomen.<br />

De damp treedt met grote snelheid in de dampafscheider en deze snelheid wordt hierin<br />

gereduceerd, waardoor produktdruppels in<br />

de damp voor het merendeel worden afgescheiden.<br />

Re (damp) = (49,1 * 0,035) / (11,15*10 6 * 7,68) = >20.000<br />

De turbulente damp moet tot rust komen.<br />

Om spatverliezen te beperken, dient op de bodem <strong>van</strong> de dampafscheider maar weinig<br />

melk te staan.<br />

Ook de verblijftijd <strong>van</strong> het produkt in de installatie is dan kort.<br />

Kenmerkend voor de valstroominstallatie is nl. de geringe vloeistofinhoud.<br />

Bij de moderne installaties wordt het produkt niet meer door de afscheider gevoerd.<br />

Deze dient dan alleen voor de afscheiding <strong>van</strong> produktdruppels uit de damp.<br />

Om het vacuüm in een dampafscheider te kunnen handhaven, dient de damp snel te<br />

worden afgevoerd.<br />

1. verhitter met kookpijpen<br />

2. dampafscheider<br />

v d * d<br />

Re damp =<br />

η * v&&<br />

fig.6.8. Horizontale doorsnede <strong>van</strong> verhitter en dampafscheider<br />

6.2.3 Meertraps-verdamping en thermo-compressie<br />

60


Indien aan een verhitter x kg verse stoom wordt toegevoegd, dan kan daarmee ca. x kg<br />

water worden verdampt; fig.6.9.a. Hierbij condenseert x kg stoom en daar de<br />

condensatiewarmte, gezien het kleine temperatuur verschil, ongeveer gelijk is aan de<br />

verdampingswarmte, ontstaat x kg damp of brüden.<br />

Verder wordt hier verondersteld, dat de melk op de kooktemperatuur wordt<br />

aangestroomd.<br />

Er geldt dan:<br />

mS . r S = mD . rW (= F . k . ΔT)<br />

waarin: mS = massastroom stoom (kg/s)<br />

rS = condensatiewarmte <strong>van</strong> stoom (kJ/kg)<br />

mD = massastroom damp (kg/s)<br />

rW = verdampingswarmte <strong>van</strong> water (kJ/kg)<br />

Het specifieke stoomverbruik bedraagt:<br />

fig 6.9.a.b.c.<br />

kg( stoom)<br />

x<br />

= = 1<br />

kg( verdamptwater)<br />

x


Fig.6.10 toont hoe met (voornamelijk) de condensatiewarmte <strong>van</strong> stoom een warmtestroom<br />

wordt toegevoerd aan het V.O. <strong>van</strong> een verhitter en hoe deze warmte voor het<br />

grootste deel in het brüden overgaat.<br />

Fig.6.10<br />

Voorstelling <strong>van</strong> de warmtestromen (wartebalans) bij een 1 traps verhitter.<br />

S = stoom C = concentraat<br />

B = brüden CD= condensaat<br />

V = verlies M = melk<br />

Het ontstane brüden kan, als in fig. 6.5. aangegeven, m.b.v. een condensator worden<br />

gecondenseerd. Maar gezien de doorgaans aanzienlijke warmteinhoud <strong>van</strong> het brüden<br />

kan dit ook (en warmte-economisch beter) dienen als verhittingsmedium in een 2 o<br />

verhitter.<br />

Er ontstaan dan twee trappen: twee in serie geschakelde verhitters en dampafscheiders.<br />

Met x kg damp uit de 1 o verhitter kan in de tweede x kg water worden verdampt<br />

(fig.6.9.b), indien de melk bij een lagere temperatuur, en dus bij een diepe vacuüm kookt.<br />

Het concentraat wordt hierbij m.b.v. een concentraatpomp uit de 1 o trap getrokken en<br />

aan de verhitterkop <strong>van</strong> de 2 o trap toegevoerd.<br />

Het specifieke stoomverbruik is dan:<br />

x<br />

2x<br />

=<br />

1<br />

2<br />

Na uitbreiding met een 3 o trap (of 3 o effect), fig. 6.9.c, en een 4 o trap, enz., daalt het<br />

specifieke stoomverbruik tot 1/3 resp ¼, enz.


Bij hergebruik <strong>van</strong> damp neemt de stoombesparing toe; eerst aanzienlijk en daarna, bij<br />

meer trappen, minder.<br />

De investering in de installatie neemt toe en ook het stroomverbruik i.v.m. de meerdere<br />

pompen; fig.6.11.<br />

Bij de 3-traps valstroominstallatie verdampt in elke trap x kg water (en totaal 3 x kg),<br />

terwijl x kg verse stoom wordt toegevoerd.<br />

In elke trap dienen gelijke hoeveelheden warmte (Q) volgens Q = F.k.ΔT te worden uitgewisseld.<br />

Bij gelijk blijvende ΔT dient F.k constant te blijven.<br />

Daar echter k1>k2 9 volgt hieruit: F2>F1.<br />

De gem. k-waarden (k1, k2, k3) voor een 3 traps installatie bedragen ongeveer resp. 3480,<br />

2680 en 1510 W/m 2 k bij kooktemperaturen <strong>van</strong> resp. ca. 78 o C, 65 o C en 45 o C.<br />

Fig. 6.11.<br />

Afname <strong>van</strong> het theoretisch<br />

spec.stoomverbruik en de globale toename<br />

<strong>van</strong> F<br />

Stel dat in de 1 o verhitter 100 kookpijpen<br />

zijn geplaatst, dan dienen in de 2 o verhitter<br />

ca. 25% meer, dus 125 kookpijpen aanwezig<br />

zijn.<br />

Dit is een groot nadeel, omdat de<br />

hoeveelheid beschikbaar produkt<br />

(concentraat) voor de bevloeiing <strong>van</strong> de<br />

pijpen <strong>van</strong> de 2 o trap, geringer is geworden.<br />

Dit kan leiden tot dicht bakken <strong>van</strong> de<br />

pijpen.<br />

O.a. de toepassing <strong>van</strong> een thermocompressor<br />

kan hierin verbetering brengen.<br />

Het grootste deel <strong>van</strong> produktverlies bij het indampen wordt gevormd door<br />

aanbrandverliezen. 88% <strong>van</strong> het totaal verlies bij een 4-trapsverdamper en 95 %<br />

aanbrandverlies bij een 7-trapsindamper. Het totale produktverlies dient niet hoger te<br />

zijn dan 0,28 % <strong>van</strong> de hoeveelheid verwerkte melk. Bij ondermelk ligt het verlies<br />

meestal onder deze norm.<br />

9 kl>k2 omdat de viscositeit <strong>van</strong> het produkt door verhoging <strong>van</strong> het ds-gehalte en door verlaging <strong>van</strong><br />

de kooktemperatuur is toegenomen. De valsnelheid <strong>van</strong> de film wordt geringer en dit is <strong>van</strong> invloed<br />

op de k-waarde.


Uit een kostenberekening 10 , waarbij werd aangenomen dat het produktverlies evenredig<br />

is met het verdampend oppervlak, blijkt dat de kosten <strong>van</strong> het indampen <strong>van</strong> volle melk<br />

(= energiekosten + apparatuurkosten + melkverliezen + lozingskosten) minimaal zijn bij<br />

een 5- of 6-trapsindamper.<br />

10 VMT 17 mei 1985 jaargang 18 nr 10. Produktverliezen bij het indampen <strong>van</strong> melk. S<br />

Bouman.


6.2.4 Thermo-compressie<br />

Een thermocompressor of stoomstraalverdichter is in feite een pomp, waarmee m.b.v.<br />

verse stoom een bepaalde hoeveelheid brüden kan worden aangezogen. Het brüden kan<br />

op deze wijze in temperatuur worden verhoogd en hergebruikt.<br />

Verse stoom (1) (fig.6.12) wordt via een fijne opening (düse) (A) aan de compressor<br />

toegevoegd. De stoom ontspant en treedt tegelijkertijd met zeer grote snelheid in de<br />

mengkamer (B) en zuigt een deel <strong>van</strong>, het in bv. de 1 o trap (fig.6.13), gevormde brüden<br />

(2) aan en er treedt menging op.<br />

In de zg. diffusor (C) wordt de snelheid <strong>van</strong> het mengsel tot een passende druk en dus<br />

temperatuur omgezet. Het mengsel dient als verhittingsmedium voor de 1 o trap.<br />

fig.6.12<br />

Afhankelijk <strong>van</strong>:<br />

- het drukverschil (temperatuurverschil) tussen brüden en mengsel.<br />

- de druk <strong>van</strong> de verse stoom.<br />

- de specificaties <strong>van</strong> de compressor.<br />

treedt een bepaalde verhouding op, tussen de hoeveelheid toegevoerde verse stoom en de<br />

hoeveelheid damp die kan worden aangezogen.<br />

Globaal geldt, dat 1 kg stoom <strong>van</strong> 9 bar<br />

0,9 kg brüden bij ΔT = 15 o C<br />

1,4 kg brüden bij ΔT = 10 o C<br />

2,3 kg brüden bij ΔT = 6 o C


kan aanzuigen of dat 1 kg brüden bij:<br />

ΔT = 15 o C door 1,1 kg stoom <strong>van</strong> 9 bar<br />

ΔT = 10 o C door 0,7 kg stoom <strong>van</strong> 9 bar<br />

ΔT = 6 o C door 0,4 kg stoom <strong>van</strong> 9 bar<br />

wordt aangezogen.<br />

De hoeveelheid stoom (kg), die nodig is om 1 kg damp aan te zuigen (resp. nodig is om<br />

een bepaalde temperatuurstijging te realiseren noemt men de compressieverhouding.<br />

Ook spreekt men <strong>van</strong> een 10-graads-compressor, indien met de compressor de<br />

temperatuur <strong>van</strong> het brüden <strong>van</strong> bv. 72 o C tot 82 o C wordt verhoogd.<br />

Stel dat verse stoom met een druk <strong>van</strong> 9 bar wordt toegevoerd en dat het mengsel een<br />

temperatuur <strong>van</strong> 80 o C dient te verkrijgen en dat het brüden <strong>van</strong> de 1 o trap een<br />

temperatuur heeft <strong>van</strong> 70 o C dan kan x kg verse stoom ca. 1,4 kg brüden aanzuigen.<br />

De compressieverhouding is 0,7 en de menghoeveelheid bedraagt 2,4 x kg.<br />

De 1 o trap verdampt nu 2,4 x kg water en er ontstaat eveneens 2,4 x kg damp. Hier<strong>van</strong><br />

wordt 1,4 x kg aangezogen door de compressor en x kg gaat door naar de 2 o trap.<br />

Bij een valstroominstallatie met met 3 effecten (fig.6.14.a) verdampt de 2 o en 3 o trap elk<br />

x kg water.<br />

Het specifieke stoomverbruik is: x/4,4 x = 0,23<br />

De hoeveelheid damp, die met een thermo-compressor kan worden "teruggehaald",<br />

wordt minder naarmate de temperatuur er<strong>van</strong> lager is. Maar bij toepassing <strong>van</strong> 4,5, ...7<br />

trappen worden de temperatuurverschillen tussen de trappen geringer, omdat het<br />

temperatuur traject, waarin kan worden gekookt (6.1.1) niet veranderd.<br />

Men zuigt de damp tegenwoordig bij dergelijke grote installaties wel terug uit de 3 o trap.


Fig. 6.14.b geeft een schematische voorstelling <strong>van</strong> een installatie met 5 trappen. De<br />

laatste trap is extern gedeeld. Het specifieke stoomverbruik bedraagt: x/7,7 x = 0,13.<br />

fig.6.14.a<br />

fig. 6.14.b.<br />

Afgezien nog <strong>van</strong> de voorverhitting, wordt de dunne melk vrijwel altijd op een hoger<br />

temperatuur niveau, dan de kooktemperatuur in de 1 o trap, aan het effect toegevoerd.<br />

Een (belangrijk) deel <strong>van</strong> de hiervoor benodigde warmte wordt door de installatie zelf<br />

geleverd.


Hiervoor bevinden zich in de dampafscheiders of in de stoomkasten <strong>van</strong> de verhitters en<br />

in de condensor, produktspiralen (warmtewisselaars) waarmee dit kan worden<br />

gerealiseerd.<br />

M.b.v. fig.6.15 wordt dit toegelicht. Met uitzondering <strong>van</strong> de warmte in de damp <strong>van</strong> de<br />

laatste dampafscheider, die toch wordt vernietigd in de condensor, zal deze<br />

voorverwarming enigszins tenkoste gaan <strong>van</strong> de capaciteit <strong>van</strong> de installatie.<br />

fig.6.15<br />

Mechanische dampcompressie.<br />

Mechanische compressie <strong>van</strong> de damp is mogelijk met een centrifugaal compressor.<br />

Deze compressor kan worden aangedreven d.m.v. electriciteit, gas of olie. Energetisch is<br />

dit systeem interessant wanneer gebruik gemaakt kan worden <strong>van</strong> goedkope electriciteit<br />

<strong>van</strong> kerncentrales, of wanneer het bedrijf zelf electriciteit maakt.<br />

Wanneer de mechanische dampcompressor achter de laatste trap is geplaatst, heeft men<br />

geen condensor nodig. Alleen een kleine afvoer voor inerte gassen is nodig.<br />

De compressor verhoogt de druk <strong>van</strong> de damp <strong>van</strong> bijv. 0,2 bar naar 0,3 bar, waarbij de<br />

temperatuur stijgt <strong>van</strong> 60°C naar 94°C. Theoretisch blijft de entropy (kJ/kg.K) gelijk.<br />

Door wrijvingswarmte neemt de temperatuur toe <strong>van</strong> 94°C tot bijv. 106°C. De damp is<br />

dus oververhit bij 0,3 bar en daardoor niet geschikt als verhittingsmedium in een<br />

valstroomverdamper. De damp moet willen condenseren.<br />

De damp wordt om deze reden gekoeld tot het verzadigingspunt door condensaat te<br />

injecteren bij een constante druk.


Fig 6.16 Drietrapsindamper met mechanische dampcompressie.<br />

6.2.5 De condensor en de ontluchting<br />

De damp uit de laatste trap, met een temperatuur <strong>van</strong> 45-40 o C, dient voortdurend te<br />

worden afgevoerd om het vacuüm in de achtereenvolgende trappen op het vereiste<br />

niveau te kunnen handhaven.<br />

De warmteinhoud <strong>van</strong> deze damp is relatief gering en bij eventueel hergebruik er<strong>van</strong><br />

dienen we te bedenken, dat het produkt te visceus wordt als gevolg <strong>van</strong> het drogestofgehalte<br />

en de lage kooktemperatuur.<br />

Bovendien is een erg belangrijk punt bij het bedrijven <strong>van</strong> de installatie, dat damp met<br />

een dergelijk lage temperatuur erg veel condensorwater vraagt (zie hierna) en vooral ook<br />

dit is een zeer practische begrenzing tot welke temperatuur men kan gaan.<br />

Het brüden in de laatste trap heeft per kg een groot volume.<br />

Uit een stoomtabel volgt het volume <strong>van</strong> 1 kg damp <strong>van</strong> 45 o C 15 m 3 bedraagt. Afvoer<br />

m.b.v. een pomp is practisch niet te realiseren, <strong>van</strong>daar dat de damp m.b.v. (condensor)<br />

water eerst wordt gecondenseerd en het volume <strong>van</strong> de zelfde kg is 10 -3 m 3 .<br />

Condensatie geschiedt in de achter de laatste trap geplaatste condensor.<br />

Fig.6.15 toont schematisch een sproeicondensor en tevens is te zien, dat op de condensor<br />

ook de vacuümpomp <strong>van</strong> de installatie is aangesloten.<br />

Op het tot druppels versproeide koude water (nortonwater: 11-12 o C; koeltorenwater: 27-<br />

28 o C) condenseert het laatste brüden en staat condensatiewarmte af. Het mengsel met<br />

een temperatuur <strong>van</strong> bv. 38 o C dient te worden afgevoerd.


Afvoer kan geschieden m.b.v. een pomp, die dan het mengsel tegen het vacuum in<br />

uittrekt of m.b.v. een zg. barometrische condensor. Deze condensorwater-afvoer bestaat<br />

in feite uit een lange (val)pijp <strong>van</strong> ca. 10 m, die met de onderzijde in het zg. wastewaterputje<br />

staat opgesteld.<br />

In het bovenstaande is als voorbeeld een mengsel-temperatuur genoemd <strong>van</strong> 38 o C.<br />

Hierbij behoort natuurlijk een bepaalde waterdampspanning. Deze dampspanning<br />

bepaald het vacuüm in de condensor, maar ook dat in de voorgaande trappen en daarmee<br />

de respectievelijke kooktemperaturen.<br />

Indien aan een condensor minder water wordt toegevoerd dan stijgt het gehele<br />

temperatuurniveau <strong>van</strong> de installatie; het omgekeerde geldt ook.<br />

Een belangrijk punt is verder nog dat bij meertrapsverdamping en toepassing <strong>van</strong> een<br />

thermocompressor niet alleen het specifieke stoomverbruik daalt, maar dat dit ook het<br />

geval is met het condensorwaterverbruik. Immers damp die wordt hergebruikt en<br />

condenseert in de verhitterlichamen, behoeft in de condensor niet te worden<br />

gecondenseerd.<br />

Behalve dat damp direct in kontakt kan worden gebracht met condensorwater<br />

(mengcondesor), is indirecte condesatie (oppervlaktecondensor) ook mogelijk.<br />

De warmte- en stofbalansen voor beide condensatie-systemen leiden tot de verhouding<br />

mW/mB, die het specifieke condensorwater verbruik voorstelt.<br />

Voor de mengcondensor geldt:<br />

waarin:<br />

m<br />

m<br />

mW = massastroom koelwater (kg/s)<br />

mB = massastroom brüden (kg/s)<br />

hB = warmteinhoud <strong>van</strong> het brüden (kJ/kg)<br />

cW = specifieke warmtecapaciteit <strong>van</strong> water (kJ/kg)<br />

tMG = temperatuur <strong>van</strong> het afgevoerde mengsel ( o C)<br />

tW = temperatuur <strong>van</strong> het condensorwater ( o C)<br />

W<br />

B<br />

h B - c W . t MG<br />

=<br />

c . ( t - t )<br />

W MG W<br />

Nemen we als voorbeeld een mengsel-temperatuur <strong>van</strong> 38 o C en stellen we de<br />

temperatuur <strong>van</strong> het trüden op 45 o C en de temperatuur <strong>van</strong> het nortonwater<br />

(condensorwater) op 11 o C, dan geldt:


m<br />

m<br />

W<br />

B<br />

Bij koeltorenwater <strong>van</strong> 27 o C geldt onder de zelfde omstandigheden:<br />

m<br />

m<br />

W<br />

B<br />

= 2585 - 4,19 . 38<br />

4,19 (38 - 11)<br />

= 2585 - 4,19 . 38<br />

4,19 (38 - 27)<br />

= 21<br />

= 53<br />

Voordat met het indampen kan worden begonnen, wordt de installatie geheel vacuüm<br />

getrokken m.b.v. de vacuümpomp (waterringpomp) of m.b.v. eens stoomstraalontluchter.<br />

Ogenschijnlijk zou men denken dat condensatie <strong>van</strong> het brüden voldoende is om het<br />

vacuüm te onderhouden. Dit is niet juist.<br />

Omdat met de melk, wei, enz. voortdurend ook niet condenseerbaar gas (lucht) wordt<br />

ingetrokken.<br />

Bovendien treden in de installaties altijd wel in meerdere of mindere mate lekkages op.<br />

Een vacuumpomp blijft dus gedurende het gehele proces draaien.


6.3. xxx Factoren die de efficiëntie <strong>van</strong> het indampen beperken.<br />

Fig. 6.3.1.<br />

De indampefficiëntie wordt door tal <strong>van</strong> factoren bepaald, zoals het rendement <strong>van</strong> de<br />

compressor, drukverliezen in afscheiders en verdampers, limiterende<br />

producteigenschappen en apparatuurvervuiling (zie fig. 6.3.1.)<br />

6.3.1. Axiaal drukverschil.<br />

Als gevolg <strong>van</strong> verdamping <strong>van</strong> water uit het product, dat aan de binnenkant <strong>van</strong> de<br />

verdamperpijpen naar beneden stroomt, zullen de massa en het volume <strong>van</strong> de<br />

waterdampfase toenemen.<br />

Door de toename <strong>van</strong> de dampsnelheid en de wrijving tussen de snelstromende<br />

dampfase en het langzaam stromende kokende vloeistoffase-oppervlak ontstaat een<br />

drukverschil tussen de bovenzijde en onderzijde <strong>van</strong> de pijpenbundel en daarmee ook<br />

een verschil in kooktemperatuur.<br />

Het zogenaamde axiale drukverschil kan worden beschreven met de volgende<br />

drukbalans:<br />

Δpax = -Δpstatisch + Δpversnelling + Δpwrijving<br />

Omdat de temperatuur <strong>van</strong> de stoom aan de buitenkant <strong>van</strong> de verdamperpijpen boven-<br />

en onderin gelijk is, ontstaat een verloop in de drijvende krachr voor de verdamping.<br />

Het verlies aan drijvende kracht is groter naarmate het drukverschil groter is.<br />

Om de gewenste waterverdamping toch te kunnen realiseren, zal de stoomtemperatuur<br />

(Ts) moeten toenemen:<br />

Ts = Tkook,onderin + ΔTww + ΔTax<br />

ΔTww = temperatuursverschil tussen stoom en kooktemp.


ΔTax = (kook)temperatuursverschil <strong>van</strong> product, ontstaan door axiaal drukverschil.<br />

Voorkomen of tenminste beperken <strong>van</strong> het drukverlies leidt tot een toename <strong>van</strong> de<br />

gewenste waterverdamping, bij een gelijkblijvende stoomtemperatuur.<br />

Het axiale drukverloop blijkt de meest onderschatte procesvariabele bij het ontwerp <strong>van</strong><br />

valstroomverdampers.<br />

Fig. 6.3.2.<br />

Typisch temperatuurverloop in verdamperpijpen met verschillende diameter.<br />

Fig. 6.3.3. Energiegebruik als functie <strong>van</strong> de pijpdiameter.<br />

Door vergroting <strong>van</strong> de pijpdiameters met 24% vermindert het drukverlies in de<br />

verdamperpijpen en bedraagt de energiebesparing 20%. Met een toename <strong>van</strong> 63% loopt<br />

de besparing op tot 30%.


Literatuur.<br />

1. <strong>Food</strong> Engineering and Dairy Technology. H G Kessler<br />

2. Zuiveltechnologie Fysische Processen P051-103 P walstra en A Jellema LU<br />

Wageningen.<br />

3. Evaporation Membranefiltration Spraydrying in milk powder and cheese<br />

production North European Dairy Journal Robert Hansen.<br />

4. VMT 6 juni 1996 nr 12. R Waalewijn en S Bouma (NIZO nieuws 1996 nr 3.)


7. Procesregeling Indampers.<br />

Alleen met een adequaat functionerende regeling is het indampproces beheersbaar en<br />

kan aan de gestelde eisen worden voldaan die aan proces en eindprodukt worden gesteld.<br />

xxx Het centrale principe <strong>van</strong> regelen is gebaseerd op terugkoppeling.<br />

Bij terugkoppeling wordt het verschil bepaald tussen de te regelen uitgangsgrootheid<br />

(d.s.%) en de gewenste waarde: het setpoint.<br />

Op basis <strong>van</strong> dit verschil wordt door de regelaar ingegrepen op de ingangsgrootheid.<br />

Mogelijkheden die beschikbaar zijn voor de wijze waarop de regelaar moet ingrijpen<br />

bestaan bij een conventionele Proportionele Integrerende en zonodig Differentiërende<br />

(PID) regelaar uit 3 of 4 instelbare parameters die het karakteristieke "ingrijpgedrag" <strong>van</strong><br />

de regelaar vastleggen: de zogenaamde regelaarinstellingen.<br />

Elk proces vraagt om specifieke regelaarinstellingen. In de praktijk wordt volstaan met<br />

een empirische bepaling <strong>van</strong> de regelaarinstellingen.<br />

Simulatie met modellen levert een nieuwe en betere mogelijkheid op voor het instellen<br />

<strong>van</strong> regelaars.<br />

Men kan het maximale rendement <strong>van</strong> een proces realiseren of produceren binnen<br />

nauwe produktspecificaties of de flexabiliteit <strong>van</strong> installaties vergroten.<br />

Een vervolgstap in de procesregeling is om niet alleen de regelaarinstellingen door<br />

simulatie te bepalen, maar ook het regelen <strong>van</strong> het proces te baseren op modelsimulaties.<br />

Dit wordt modelondersteunend regelen genoemd.<br />

Hierbij wordt de regelaar ver<strong>van</strong>gen door een procescomputer die de regelacties bepaalt<br />

en wel op een veel geavaceerdere wijze dan in de PID-regelaar, gebruikmakend <strong>van</strong><br />

simulaties en metingen. xxx<br />

Bij indampen moet het drogestof gehalte <strong>van</strong> het concentraat constant gehouden worden,<br />

of moet deze grootheid op een nieuwe waarde gebracht worden.<br />

Mogelijkheden hiertoe om dit te regelen bij de indampers zijn:<br />

1. Regeling op basis <strong>van</strong> ingaand stoomdebiet (zie fig. 7.1a.)<br />

2. Regeling op basis <strong>van</strong> het koelwaterdebiet door de condensors. De laatste<br />

regeling kan worden gecombineerd met een stoomtemperatuurregeling <strong>van</strong> de<br />

eerste trap (zie fig. 7.1b).<br />

3. Regeling op basis <strong>van</strong> ingaande melkdebiet.


Een nadeel bij grote installaties (7 trapsindampers) is dat bij meting <strong>van</strong> het d.s.gehalte<br />

na de laatste trap de melk reeds minstens 20 minuten onderweg is geweest.<br />

Men ziet dan ook wel dat men probeert eerder metingen in het proces te doen en per trap<br />

temperatuurniveaus probeert te regelen.(Zie ook fig 7.2)<br />

Fig. 7.1 : Mogelijke regelstrukturen voor drogestofregeling <strong>van</strong> een viertrapsindamper. a.<br />

regeling op basis <strong>van</strong> ingaand stoomdebiet.<br />

b. regeling op basis <strong>van</strong> koelwaterdebiet; een tweede regelkring zorgt voor een constante<br />

temperatuur in de dampvormer door in te grijpen op het stoomdebiet.<br />

Fig.7.1a. + fig 7.1b.<br />

fig 7.2. Voorbeeld <strong>van</strong> het verloop <strong>van</strong> de temperatuur en het gehalte aan droge stof als<br />

functie <strong>van</strong> de tijd in een zestraps indampinstallatie met voor verhitting en flash-koeler<br />

(globaal).


De melk wordt voorverhit met warmtewisselaars die achtereenvolgens afgewerkte damp<br />

<strong>van</strong> de verdampers, damp <strong>van</strong> de koeler en verse stoom gebruiken. Verder wordt een<br />

deel <strong>van</strong> de damp <strong>van</strong> de derde trap met stoom gecomprimeerd en naar de eerste trap<br />

gevoerd.<br />

Een deel <strong>van</strong> het water wordt verdampt in een vacuümkoeler (flashverdamper).<br />

De getallen bovenaan geven aan hoeveel vloeistof (in gewichtshoeveelheden) er relatief<br />

over is na de verschillende trappen.<br />

R1 = regeneratief indampers (deel damp 2 e -6 e trap)<br />

R2 = regeneratief flash-koeler<br />

V = buizenverhitter (stoom)<br />

HH = heethouder<br />

F = flash-koeler.


7.1. Reiniging<br />

De gebruikelijke reinigingsmethode voor indampers is die op basis <strong>van</strong> loog en zuur;<br />

met behulp <strong>van</strong> loog wordt voornamelijk organische vervuiling verwijderd, waarna het<br />

restant (voornamelijk minerale afzettingen) door zuur (salpeterzuur) wordt weggenomen.<br />

Zie tabel 7.1.<br />

Een vuillaag, die tijdens het indampproces in de indamppijpen is gevormd kan bij een<br />

goed uitgevoerde reiniging door loog in korte tijd <strong>van</strong> de wand worden gespoeld.<br />

Het is gebleken dat de vuillaag onder invloed <strong>van</strong> een loogoplossing (hoge pH) eerst<br />

sterk zwelt en vervolgens in zijn geheel <strong>van</strong> de wand wordt gespoeld.<br />

De vuillaag bestaat uit een eiwitmatrix met daarin ingebed calciumfosfaat en vet. Deze<br />

vuillaag wordt in zijn geheel met het calciumfosfaat en vet verwijderd.<br />

Voor de loogreiniging wordt de installatie voorgespoeld met water/condensaat en na de<br />

zuurreiniging nagespoeld met water.<br />

Optimum voor de loogconcentratie is 1 %: bij voldoende debiet en goede temperatuur<br />

(50-70°C) is de wand in 10 minuten schoon.<br />

Bij het reinigen met loog <strong>van</strong> indampinstallaties onder indampcondities (indamper onder<br />

vacuüm), waarbij het vloeistofdebiet op de laatste trappen laag is, wordt de aanwezige<br />

vuillaag slechts langzaam verwijderd en wordt de indamper niet volledig schoon.<br />

In tegenstelling tot wat veelal wordt aangenomen, leveren toenemende loogconcentraties<br />

in de reinigingsvloeistof een slechter reinigingsresultaat op. [De loog wordt ingedikt.]<br />

Bij toepassing <strong>van</strong> loogconcentraties boven 1% neemt de vuilverwijdersnelheid sterk af<br />

en wordt de indamper niet schoon.<br />

Er blijft een bruin verkleurde vervuiling achter met een "rubberachtige" structuur<br />

(gepolymeriseerd eiwit) die veel moeilijker is te verwijderen dan de oorspronkelijke<br />

vervuiling.<br />

De in de praktijk toegepaste loogconcentraties <strong>van</strong> 2 tot 8 % zijn onnodig hoog en leiden<br />

tot polymerisatie <strong>van</strong> het eiwit.<br />

De in de praktijk toegepaste reinigingsprocessen duren 2 tot 3 uur en zouden na<br />

optimalisatie korter kunnen.<br />

Terugbrengen <strong>van</strong> de loogconcentratie tot maximaal 1 % geeft naast besparing op kosten<br />

<strong>van</strong> chemicaliën een veel en effectievere vuilverwijdering.<br />

Voor de moderne meertrapsindampers, waarbij indampend moet worden gereinigd,<br />

zouden voor een goede reiniging extra pompen moeten worden gebruikt.<br />

Hierdoor kan het debiet in de laatste trappen hoog gehouden worden en treedt geen<br />

verhoging op <strong>van</strong> de loogconcentratie.


Een oplossing is een systeem waarbij tijdens de reiniging niet wordt ingedampt en door<br />

middel <strong>van</strong> extra reinigingspompen een hoge bevloeiing op alle trappen wordt verkregen.<br />

Dit betekent echter wel een extra investering, die zich moet terugverdienen.<br />

Door éénfase-reinigingsmiddelen (bijv. EDTA) die in staat zijn melksteen (Ca-zouten) te<br />

verwijderen, aan loog toe te voegen, kan men de reinigingscyclus aanzienlijk<br />

vereenvoudigen en verkorten, doordat geen zuurreiniging meer nodig is.<br />

Een bijkomend voordeel <strong>van</strong> éénfase-reiniging is dat op deze wijze ook geen zuur<br />

(HNO3) in de indamper kan achterblijven, waardoor besmetting <strong>van</strong> het produkt met<br />

nitraat is uitgesloten. {In plaats <strong>van</strong> salpeterzuur kan ook bij de gebruikelijke reiniging<br />

fosforzuur gebruikt worden.}<br />

Tabel 7.1.<br />

reinigingsfase loog/zuur<br />

min.<br />

loog + additief (min).<br />

1. voorspoelen riool<br />

2. loog doseren 0 - 35 0 - 35 riool<br />

2a. additief doseren -- 19 - 35 riool<br />

retourvloeistof<br />

naar<br />

3. loog circuleren 35 - 65 35 - 65 indamper<br />

4. tussen spoelen 65 - 95 65 - einde riool<br />

5. zuur doseren 95 - 112 -- riool<br />

6. zuur circuleren 112 - 126 -- indamper<br />

7. naspoelen 126 - einde -- riool<br />

Totaaltijd 150 min 100 min


7.2. Enkele installaties.<br />

Fig. 7.3. toont zeer schematisch een melk<strong>poeder</strong>- en wei<strong>poeder</strong>fabriek, resp. M en W.,<br />

<strong>van</strong> Agricole Granby in Canada.<br />

Wei<strong>poeder</strong> fabriek:<br />

4 traps valstroominstallatie<br />

• cap. 13.000 kg waterverdamping/u<br />

• specifiek .stoomverbruik is 0,17<br />

• 1 trap finischer (hoog concentrator; vacuum dat met verse stoom<br />

wordt gevoed) concentreert tot 60% ds.<br />

• 2 traps flash koeler verlaagt de concentraat temperatuur <strong>van</strong> 60 o C tot<br />

25 o C (de voorkristallisatietemperatuur)<br />

• 6 kristallisatietanks, kristallisatiecyclus 8 u<br />

• 2 fase droging<br />

• toren met conische bodem en air sweeps<br />

• centrifugaalverstuiving en primaire agglomeratie <strong>van</strong> de fines.<br />

• bandsystemen onder de conisch voor nakristallisatie <strong>van</strong> het vochtige<br />

<strong>poeder</strong> ( Kristallisatiegraad = ca.90%) Poeder bevat ca. 11% water<br />

• fluid schudbed voor nadrogen tot 3,5% water.<br />

• alle tenslotte af te voeren lucht, wordt m.b.v. een filterkamer<br />

gereinigd; de lucht voor reiniging bevat ca. 0,5% <strong>poeder</strong><br />

• de gereinigde lucht gaat naar een recuperator.<br />

De processing <strong>van</strong> de melk<strong>poeder</strong> is ongeveer gelijk. Er is een 5 traps installatie.<br />

Finisher, kristallisatietanks en kristallisatie band vervallen.<br />

Opmerkelijk voor beide installaties is dat de voorwarmers dienen om de<br />

melk/cheddarwei op centrifugetemperatuur te brengen.<br />

fig 7.4. Flashkoeler


Fig. 7.5. Extern opgesplitste trap.<br />

Fig. 7.6. Intern opgesplitste trap


Fig. 7.11 Finiseur.<br />

Wanneer het concentraat in de laatste trap te visceus is, of wanneer men tot erg hoge<br />

d.s.-gehaltes wil gaan dan kan men de laatste trap <strong>van</strong> verse stoom voorzien. De laatste<br />

trap krijgt hierdoor een temperatuur onafhankelijk <strong>van</strong> de rest <strong>van</strong> de installatie. De<br />

laatste trap en de voorlaatste trap hebben wel hun eigen condensor, met het bijbehorende<br />

vacuüm.


Literatuur.<br />

1. VMT 1994 nr 5 blz 12.Computerprogramma voor indampers S Bouman en R<br />

Waalewijn.<br />

2. Zuiveltechnologie 1 Fysische processen P walstra en A Jellema. L.U.<br />

Wageningen Po52 - 103.<br />

3. VMT 30 april 1992 nr 9 D W Brinkman en G <strong>van</strong> Voskuilen.(NIZO)<br />

4. VMT 31 mei 1990 nr 11 A D Stemerdink en D W Brinkman.<br />

5. VMT 15 nov 1990 nr 23.


8. EIGENSCHAPPEN EN VOORBEHANDELING VAN<br />

MELKKONCENTRAAT<br />

8.1 DE VISCOSITEIT<br />

De viscositeit <strong>van</strong> concentraat is niet alleen <strong>van</strong> betekenis bij het indampen maar ook bij<br />

het verstuiven in een "toren".<br />

De viscositeit beinvloedt de druppeldiameter en via deze (gem.) druppeldiameter een<br />

aantal <strong>poeder</strong>eigenschappen. (Zie ook tabel 8.2.)<br />

Bij deze viscositeit valt een :<br />

te onderscheiden.<br />

• basisviscositeit en een<br />

• struktuurviscositeit<br />

8.2 DE BASISVISCOSITEIT<br />

De basisviscositeit <strong>van</strong> een concentraat is afhankelijk <strong>van</strong> 2 grootheden:<br />

• de volumefraktie <strong>van</strong> de gedispergeerde fase.<br />

• de viscositeit <strong>van</strong> het serum (de waterige oplossing <strong>van</strong><br />

lactose en zouten).<br />

Door Eilers is een empirische formule afgeleid, waarmee de viscositeit <strong>van</strong> een dispersie,<br />

en in dit geval dus <strong>van</strong> melkconcentraat, valt te berekenen:<br />

Waarin:<br />

ηc = ηs { 1 + 1,25 ø / ( 1 - ø /ømax) } 2 [8.1]<br />

ηc = viscositeit <strong>van</strong> het concentraat (mPa.s)<br />

ηs = viscositeit <strong>van</strong> het serum (mPa.s)<br />

ø = volumefraktie <strong>van</strong> de gedispergeerde deeltjes (l/l)<br />

ømax = de maximale volumefraktie (l/l)<br />

De volumefraktie ø, wordt gevormd door alle deeltjes die in het melkserum zijn<br />

gedispergeerd (dus niet echt moleculair zijn opgelost), t.w.:<br />

• caseinedeeltjes,<br />

• serumeiwitten<br />

• vetbolletjes.<br />

Vooral de caseinedeeltjes die in micellaire vorm aanwezig zijn , dragen veel tot deze<br />

fraktie bij. De viscositeit <strong>van</strong> met name ondermelkconcentraat wordt er in hoge mate<br />

door beinvloed.<br />

Doordat de micellen <strong>van</strong> nature veel water immobiliseren is het volume aanzienlijk meer,<br />

dan uit de dichtheid <strong>van</strong> het droge Ca-caseinaat-Ca-fosfaat-complex valt te berekenen.


Empirisch is vastgesteld dat 1 kg caseine in melk of melkconcentraat een volume <strong>van</strong><br />

3,57 l inneemt. Bij de volumefractie <strong>van</strong> serumeiwitten speelt de mate <strong>van</strong> verhitting<br />

(5.1.) een rol.<br />

Wanneer de <strong>poeder</strong>melk zodanig wordt verhit dat de globulaire serumeiwitten in<br />

gedenatureerde toestand aanwezig zijn, kan het volume <strong>van</strong> 1 kg serumeiwit op 3,09 l<br />

worden gesteld.<br />

In natieve toestand "binden" deze eiwitten veel minder water en geldt 1,07 l/kg; de<br />

bijdrage tot ø is dan aanzienlijk geringer.<br />

I.v.m. het volume <strong>van</strong> het vet wordt een dichtheid <strong>van</strong> 0,92 kg/l gehanteerd.<br />

Voor de volumefraktie <strong>van</strong> te concentreren ondermelk (øo) geldt:<br />

øo = Ccas Vcas + Cns Vns + Cgs Vgs [8.2.a]<br />

en voor gestandaardiseerde melk voor vol <strong>poeder</strong> (øM) kan voorgesteld worden door:<br />

waarin:<br />

øM = Ccas Vcas + Cns Vns + Cgs Vgs + Cv Vv [8.2.b]<br />

øo = volumefraktie <strong>van</strong> de disperse fase in ondermelk (l/l)<br />

øm = volumefraktie <strong>van</strong> de disperse fase in melk (l/l)<br />

c = concentratie (kg/l) <strong>van</strong>: caseine (cas), niet-gedenatureerd serumeiwit (ns),<br />

gedenatureerd serumeiwit (gs) en vet (v)<br />

V = het volume in oplossing (l/kg), dus Vcas, enz.<br />

Voorbeeld (8.I): Berekening <strong>van</strong> øm voor <strong>poeder</strong>melk voor vol <strong>poeder</strong> met een geringe<br />

denaturatie <strong>van</strong> de serumeiwitten.<br />

vet<br />

caseine<br />

serumeiwit (ns)<br />

serumeiwit (gs)<br />

d20=1,0301<br />

kg/kg<br />

0,0322<br />

0,0259<br />

0,0053<br />

0,0002<br />

c<br />

kg/l<br />

0,0332<br />

0,0267<br />

0,0055<br />

0,0002<br />

V<br />

l/kg<br />

(x 1,087)<br />

(x 3,57)<br />

(x 1,07)<br />

(x 3,09)<br />

Dus in 1 volumedeel <strong>poeder</strong>melk is ≈ 0,14 volumedeel gedispergeerde fase aanwezig.<br />

l/l<br />

0,0361<br />

0,0953<br />

0,0059<br />

0,0006<br />

0,1379<br />

De volumefraktie ø <strong>van</strong> de gedispergeerde fase in melk-of ondermelk-concentraat volgt<br />

uit:<br />

waarin:<br />

ρc<br />

φ = φm<br />

× CF ×<br />

ρ<br />

m<br />

[8.3.]


øm = de volumefraktie <strong>van</strong> de gedispergeerde fase in melk (of ondermelk) (l/l)<br />

CF = concentratiefaktor (Dc/Dm)<br />

ρc = dichtheid <strong>van</strong> het concentraat (kg/l)<br />

ρm = dichtheid voor melk of ondermelk (kg/l)<br />

Voorbeeld (8 II): Berekening <strong>van</strong> de volume fractie ø <strong>van</strong> het concentraat volgens<br />

formule [8.3.]. De ingevulde øm is volgens voorbeeld (8 I) berekend.<br />

Verder geldt in dit voorbeeld voor CF = 48/12 en ρc = 1,1300 en ρm = 1,0301<br />

ø = 0,14 x 48/12 x 1,1300/1,0301 = 0,61<br />

In de formule <strong>van</strong> Eilers [8.1.] staat verder de viscositeit <strong>van</strong> het serum. Bij een<br />

berekening hier<strong>van</strong> wordt uitgaan <strong>van</strong> de volgende veronderstellingen:<br />

- het laktosegehalte in het water <strong>van</strong> de (onder)melk, met een<br />

drogestofgehalte <strong>van</strong> 9...12 % bedraagt ≈ 5 %.<br />

- door de opgeloste melkzouten wordt de waterviscositeit met 2 %<br />

verhoogd.<br />

- de viscositeit <strong>van</strong> deze bestanddelen (lactose en melkzouten) is additief<br />

en neemt liniair met de concentratie toe.<br />

Fig.8.1.De viscositeit <strong>van</strong> ondermelkconcentraat als functie <strong>van</strong> de volumefractie<br />

(ø) die door de gedispergeerde fase, het plasmaeiwit, wordt ingenomen (afschuifsnelheid:<br />

392 s -1 ).<br />

De relatie tussen de viscosteit <strong>van</strong> het serum en de koncentratiefaktor (CF) wordt<br />

gegeven door:


Waarin:<br />

ηs = ηw + { ( 1,02ηw - ηw ) + (ηto - ηw) } x CF [8.4.]<br />

ηs = viscositeit <strong>van</strong> het serum (mPa.s).<br />

ηw = viscositeit <strong>van</strong> het water 11 (mPa.s).<br />

ηto = viscositeit <strong>van</strong> een 5 % lactose-oplossing in water 1 ) (mPa.s).<br />

Tabel 8.1. De viscositeit <strong>van</strong> water (ηw ) en <strong>van</strong> een laktoseoplossing-5 % in water (ηto)<br />

bij verschillende temperaturen. Gegevens volgens Jenness,R en Patton,S, Principles of<br />

Dairy Chemistry John Wiley & Sons,New York,1959.<br />

T( o C) ηw(mPa.s) ηto(mPa.s)<br />

50<br />

60<br />

70<br />

0,549<br />

0,469<br />

0,406<br />

0,62<br />

0,52<br />

0,45<br />

Voorbeeld 8 III:Berekening <strong>van</strong> de viscositeit <strong>van</strong> het serum <strong>van</strong> melkkoncentraat bij<br />

50°C en CF=48/12<br />

ηs = 0,549 + { (1,02 x 0,549 -0,549) + (0,62.-0,549) } x 48/12 = 0,88 mPa.s<br />

Tenslotte resteert in de formule <strong>van</strong> Eilers, de maximale volumefraktie: ømax.<br />

Deze is door Snoeren c.s. empirisch afgeleid en voor ondermelk- en melkconcentraat op<br />

0,79 gesteld.<br />

Bij ømax is het concentraat "vol". De pakking <strong>van</strong> de gedispergeerde deeltjes is dan<br />

zodanig dat ze strak tegen elkaar liggen. Dit is in fig. 8.1. aanschouwelijk weergegeven.<br />

Voorbeeld 8 IV: Berekening <strong>van</strong> ηc m.b.v. de voorgaande gegevens.<br />

ηc = 0,88 x {1 +1,25 x 0,61 / (1 - 0,61/0,79)} 2 =16,6 mPa.s<br />

Bij fig.8.1. valt verder op dat wanneer het droge-stofgehalte stijgt <strong>van</strong> 45 naar 46 % het<br />

effekt op de viscositeit gering is. Bij hogere droge-stofgehaltes, bv een stijging <strong>van</strong> 52<br />

naar 53 % (dus weer een stijging met 1 %) is het effekt erg groot.<br />

11 Deze viscositeiten zijn temperatuurafhankelijk,zie tabel 8.1.


Fig 8.2.<br />

Relatie tussen drogestofgehalte en viscositeit <strong>van</strong> ondermelkckoncentraat.<br />

Voorverhitting <strong>van</strong> de melk:<br />

1 = 10 s 70 o C<br />

2 = 1 min. 85 o C afschuifsnelheid: 392 s -1<br />

3 = 5 min. 95 o C<br />

T = 50 o C<br />

Fig.8.3. De viscosieit <strong>van</strong> volle melkconcentraat bij maximale afschuifsnelheid.<br />

1 bij 50 o C * ); 2 bij 60 o C * ); 3 bij 70 o C * )<br />

• bij 50 o C bepaalde waarden * ) Berekende waarden.


In fig 8.2. staat de viscositeit <strong>van</strong> ondermelkconcentraat als funktie <strong>van</strong> het droge-stofgehalte.<br />

Tevens is de invloed <strong>van</strong> de voorverhitting op te merken.<br />

In fig 8.3. staan verschillende parameters, die de viscositeit <strong>van</strong> melkconcentraat beinvloeden.<br />

Bij een gegeven temperatuur wordt de basisviscositeit <strong>van</strong> het melkconcentraat dus<br />

beinvloed door:<br />

a. Het eiwitgehalte <strong>van</strong> de dunne melk.<br />

b. De eiwitsamenstelling.<br />

c. Het vetgehalte <strong>van</strong> de dunne melk.<br />

d. De homogenisatiegraad (zie hierna)<br />

e. De voorverhitting <strong>van</strong> de melk.<br />

f. De concentratiefaktor<br />

g. Toevoegingen, die de voluminositeit <strong>van</strong> de eiwitten beinvloeden.<br />

Bij het homogeniseren <strong>van</strong> melkconcentraat ontstaan vele zeer kleine vetbolletjes. Deze<br />

bolletjes worden vooral beladen met kaasstofdeeltjes en er ontstaat hierbij een stabiel<br />

adsorptielaagje.<br />

Het "nieuwe" grensvlak wordt echter zodanig bedekt, dat de caseinemicellen niet "strak"<br />

tegen elkaar zitten, maar dat er enig serum tussen de caseinemicellen wordt ingesloten;<br />

ook dit serum draagt dan tot de volumefraktie bij (fig.8.4.).<br />

Fig.8.4. Zeer schematische weergave <strong>van</strong> de invloed <strong>van</strong> homogeniseren op de volumefractie.<br />

Na homogeniseren neemt de schijnbare volumefraktie (øsch) dus toe.<br />

Gehomogeniseerd concentraat heeft onder overigens gelijkblijvende omstandigheden<br />

een grotere viscositeit, dan niet-gehomogeniseerd concentraat.<br />

De verhouding øsch/ø is in feite een maat voor de homogenisatiegraad.


Tabel 8.2. De karakteristieken <strong>van</strong> ondermelkconcentraat en de eigenschappen <strong>van</strong> het<br />

uit deze concentraten bereide melk<strong>poeder</strong>.<br />

voorverhitting<br />

1 min<br />

85°C<br />

5 min<br />

95°C<br />

1 min<br />

85°C<br />

5 min<br />

95°C<br />

5 min<br />

95°C<br />

concentraat <strong>poeder</strong><br />

d.s.<br />

gehalte<br />

(%, m/m)<br />

vol fractie<br />

visc. bij<br />

392 s-1<br />

(mPa.s)<br />

vochtgehalte<br />

(%)<br />

bulkdensity<br />

(g/ml)<br />

vacuolen<br />

volume<br />

(ml/kg)<br />

49,6 0,68 71,9 5,52 0,892 112 0,23<br />

45,9 0,65 66,5 5,26 0,901 121 0,28<br />

49,6 0,65 49,6 4,68 0,833 159 0,77<br />

43,8 0,62 42,2 4,36 0,833 159 0.07<br />

42,2 0,60 29,6 4,08 0,752 202 0,03<br />

10 s 85°C 44,7 0,57 21,6 3,87 0,741 245 0,04<br />

10 s 85°C 41,0 0,52 17,1 3,14 0,667 331 0,05<br />

ADMI onoplo.<br />

(ml)


8.3 DE STRUKTUURVISCOSITEIT<br />

Wanneer melkconcentraat gedurende enige tijd wordt bewaard dan neemt de viscositeit<br />

toe. Er ontstaat een struktuurviscositeit en men spreekt ook <strong>van</strong> nadikken of geleren. De<br />

mate <strong>van</strong> nadikken blijkt afhankelijk <strong>van</strong> de concentratiefaktor; vooral het eiwit speelt<br />

hierbij een rol.<br />

Hoe groter de volumefraktie <strong>van</strong> het eiwit is, hoe sneller deze struktuurviscositeit<br />

toeneemt. Tevens verloopt het nadikken sneller, naarmate concentraat bij hogere<br />

temperaturen wordt bewaard (fig.8.5.).<br />

Vooral ondermelkconcentraten zijn gevoelig voor nadikken.<br />

Fig.8.5. Tijd nodig om ondermelkconcentraat tot gelering te brengen bij 2 temperaturen.<br />

Het mechanisme <strong>van</strong> het nadikken is niet bekend en er zijn verschillende theoriën.<br />

Snoeren c.s. stellen dat de caseinemicellen in het concentraat de neiging hebben om te<br />

zwellen.<br />

Bij het indampen neemt niet alleen ø toe, maar ook de zoutenconcentratie.<br />

Door de stijging <strong>van</strong> het zout(en)gehalte zal mogelijk een deel <strong>van</strong> het aan het eiwit gebonden<br />

Ca door andere ionen worden ver<strong>van</strong>gen (het is inderdaad bekend dat het<br />

kolloidale Ca-fosfaat de eigenschap <strong>van</strong> een ionenwisselaar heeft).<br />

Het gevolg <strong>van</strong> deze ionenuitwisseling is dat het eiwit beter oplosbaar wordt.<br />

Deze uitwisseling (bv Na voor Ca) zal aan de buitenkant <strong>van</strong> de micel beginnen en we<br />

moeten ons dan voorstellen dat het caseinedeeltje aan de buitenkant begint te zwellen<br />

(tekenen <strong>van</strong> een beginnend oplossen gaat vertonen) en dat hierbij ijle strukturen<br />

ontstaan, die veel water immobiliseren (fig.8.6.).


Fig.8.6. Schematische voorstelling <strong>van</strong> het zwellen <strong>van</strong> een caseinedeeltje.<br />

De diameter <strong>van</strong> het deeltje neemt hierbij toe <strong>van</strong> a tot b. Wanneer bij een viscositeitsmeting<br />

een hoge afschuifsnelheid wordt toegepast, dan wordt het serum tussen de<br />

dunne draden (de ijle strukturen) doorgeperst.<br />

Indien deze ijle strukuren niet worden verstoord, dan wordt dit als een viscositeitsvergroting<br />

(grotere ø) waargenomen.<br />

Bij toepassing <strong>van</strong> een hoge afschuifsnelheid lijkt het alsof de diameter <strong>van</strong> het deeltje<br />

weer gelijk is aan a.<br />

Dit zelfde treedt ook op indien de krachten bij het verstuiven (druk- of wielverstuiving)<br />

in de toren groot genoeg zijn om de struktuurviscositeit te niet te doen.<br />

Is dit niet (volledig) het geval dan ontstaat een grovere nevel, die <strong>van</strong> invloed zal zijn op<br />

een aantal <strong>poeder</strong>eigenschappen.


8.4. Voorbehandeling <strong>van</strong> (onder)melkconcentraat.<br />

De behandeling <strong>van</strong> het concentraat, vóór het drogen, kan bestaan uit:<br />

• bufferen<br />

• homogeniseren<br />

• voorverhitten<br />

• vitaminiseren.<br />

8.4.1. Bufferen.<br />

Na het indampproces wordt het concentraat opge<strong>van</strong>gen in een bufferbakje, waar<strong>van</strong><br />

meestal 2 aanwezig zijn.<br />

Gezien de temperatuur <strong>van</strong> het concentraat, ca. 40°C, is de kans op groei <strong>van</strong> thermofiele<br />

micro-organismen groot.<br />

De volgende bacteriën kunnen worden genoemd:<br />

• thermofiele sporevormers, veelal Bacillus stearothermophilus var. calidolactis.<br />

• thermofiele streptococcen, veelal S. durans.<br />

• coagulase positieve staphylococcen.<br />

Behalve in de bufferbakjes, kunnen deze organismen zich ook in de indampinstallatie<br />

ontwikkelen.<br />

In verband hiermee dient de gebufferde hoeveelheid concentraat gering te zijn en na<br />

verloop <strong>van</strong> tijd dient het bufferbakje te worden gereinigd en er wordt overgeschakeld op<br />

het tweede reeds gereinigde bakje (om het uur wisselen; grootte tank 15 - 30 min <strong>van</strong> de<br />

torencapaciteit).<br />

De geringe voorraad in een bufferbakje, is ook <strong>van</strong> betekenis om de nadikking <strong>van</strong> het<br />

concentraat te beperken.<br />

Het eigenlijke doel <strong>van</strong> deze buffermogelijkheid is o.a.:<br />

• het op<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> capaciteitsverschillen tussen indampinstallatie<br />

en toren en <strong>van</strong> kleine storingen.<br />

• de buffervoorraad geeft de mogelijkheid de hoeveelheid concentraat naar<br />

de toren, tijdens het in bedrijf zijn iets te verminderen of te vergroten i.v-<br />

.m. de regeling <strong>van</strong> het watergehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>.<br />

Tussen buffertank en voor de homogenisator (en dus voor de toren) wordt het<br />

concentraat gefiltreerd om vaste melkbestanddelen te verwijderen die de homogenisator<br />

kunnen beschadigen of de nozzle kunnen verstoppen.<br />

8.4.2. Homogeniseren.<br />

Bij de bereiding <strong>van</strong> vol <strong>poeder</strong> wordt het concentraat, vóór het verstuiven, vrij veel<br />

gehomogeniseerd.<br />

De toegepaste drukken bedragen 15 - 20 MPa.


Het homogeniseren heeft tot doel de vetverdeling in het bereide <strong>poeder</strong> te verbeteren en<br />

dit resulteert in een verlaging <strong>van</strong> het "vrij-vet"-gehalte. Het <strong>poeder</strong> krijgt hierdoor<br />

gunstiger oploseigenschappen: betere wettability of bevochtigbaarheid.<br />

Melk<strong>poeder</strong> (28 % vet) bevat normaal 4 tot 10 % vrij vet, berekend op het <strong>poeder</strong>. Na<br />

homogeniseren <strong>van</strong> het concentraat bevat het <strong>poeder</strong> nog slechts 1 à 2 % vrij vet.<br />

Ook zonder dat een hoge-drukhomogenisator wordt toegepast treedt bij indampen en<br />

verstuiven, vooral indien drukverstuiving wordt gebruikt, steeds een homogeniserend<br />

effect op.<br />

De additionele homogenisatie levert echter nog een aanzienlijke reduktie <strong>van</strong> het "vrijvet"<br />

op.<br />

O.i.v. homogeniseren neemt de viscositeit <strong>van</strong> het concentraat toe. Deze<br />

viscositeitsstijging resulteert in een nadelige beinvloeding <strong>van</strong> enkele<br />

<strong>poeder</strong>eigenschappen -o.a. doordat bij verstuiven een grovere nevel wordt gevormd-<br />

zoals de oplosbaarheid, tenzij bij de instelling <strong>van</strong> het droge-stofgehalte <strong>van</strong> het<br />

concentraat hiermee rekening wordt gehouden.<br />

8.4.3. Voorverhitten.<br />

Het concentraat wordt juist voor het droogproces in de toren, tot 70 à 75°C voorverhit.<br />

Hierbij wordt een buizenwarmtewisselaar "de dikmelkpasteur" toegepast of soms ook,<br />

ter bevordering <strong>van</strong> een gelijkmatige doorstroming, een schrapende warmtewisselaar.<br />

De doeleinden <strong>van</strong> deze voorverhitting zijn de volgende:<br />

• De bacteriologische gesteldheid <strong>van</strong> het concentraat en dus <strong>van</strong><br />

het <strong>poeder</strong> te verbeteren. Het effect <strong>van</strong> deze pasteurisatie is niet<br />

erg groot. Het doel, het doden <strong>van</strong> de micro-organismen, die in de<br />

indampinstallatie en in de bufferbakjes tot ontwikkeling zijn<br />

gekomen, kan met deze tijd-temperatuur combinatie nauwelijks<br />

worden gerealiseerd. In feite zijn voor het doden <strong>van</strong> deze<br />

thermoresistenten forsere verhittingen noodzakelijk, maar dit<br />

leidt, vooral indien concentraten met een hoog droge-stofgehalte<br />

worden voorverhit, tot sterke vervuiling <strong>van</strong> de pasteur en tot<br />

nadelige beinvloeding <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>kwaliteit.<br />

• De viscositeit op het moment <strong>van</strong> verstuiven te verlagen.<br />

• De torencapaciteit (2 redenen) te vergroten.<br />

Om nadikkingsverschijnselen, die door de hoge pasteurisatietemperatuur worden<br />

bevorderd, te beperken, dient de verblijfstijd <strong>van</strong> het concentraat in de leiding tussen<br />

dikmelkpasteur en verstuiver zo kort mogelijk te zijn en dient men voor een hoge<br />

afschuifsnelheid in deze leiding te zorgen.<br />

De dikmelkpasteur wordt i.v.m. dit nadikken soms wel op de toren geplaatst.<br />

Wel moet dan de verstuivingsdruk opnieuw worden geregeld.


Naast de twee buffertanks staat vaak een watertank die gebruikt wordt bij het opstarten<br />

en stoppen <strong>van</strong> het droogproces in de toren.<br />

Ook kan deze tank gebruikt worden bij kleine storingen of een plotseling tekort aan<br />

concentraat.<br />

Met niveaubeveiligers in de buffertank wordt bij een tekort automatisch ovegeschakeld<br />

op de watertank.<br />

De volgorde <strong>van</strong> de concentraattoevoer kan zijn:<br />

(2) buffertanks/watertank → Concentraatpomp → Voorverhitter → Filters →<br />

Homogenisator → Toren.


Literatuur.<br />

1. De invloed <strong>van</strong> de concentraatviscositeit op de eigenschappen <strong>van</strong><br />

ondermelk<strong>poeder</strong>. VMT 24-12-1981, 14, nr 26. T Snoeren, A Damman en H<br />

Kolk.<br />

2. De invloed <strong>van</strong> homogeniseren op de viscositeit <strong>van</strong> vollemelkconcentraat en op<br />

de eigenschappen <strong>van</strong> volle melk<strong>poeder</strong>. VMY, 16-02-1984, 17, nr 4. T Snoeren,<br />

A Damman en H Kolk.<br />

3. De invloed <strong>van</strong> de voorverhitting <strong>van</strong> de melk op enkele eigenschappen <strong>van</strong><br />

ondermelk<strong>poeder</strong>. VMT, 20-01-1983, 16, nr 2. T Snoeren, A Damman en H<br />

Kolk.<br />

4. Milk powder technology; evaporation and spray drying. NIRO, Vagn<br />

Westergaard Copenhagen Denmark.


9.0. Voorbehandeling en eigenschappen <strong>van</strong> weiconcentraat.<br />

Weiconcentraat of dikwei wordt vóór het drogen vrijwel altijd voorgekristalliseerd in<br />

kristallisatietanks.<br />

Doorgaans staan in wei<strong>poeder</strong>fabrieken 3 tanks opgesteld, waarin het concentraat<br />

tenminste 8 uur bij de kristallisatietemperatuur, onder roeren verblijft.<br />

Voorkristallisatie heeft tot doel, de lactose voor een belangrijk deel, bijvoorbeeld 70 %<br />

in kristallijne vorm te brengen.<br />

α-lactose ⇔ ß-lactose<br />

↓<br />

α-lactose + 1 H2O → α-lactosemonohydraat<br />

De voordelen <strong>van</strong> dit proces zijn de volgende:<br />

• In de installatie treedt minder vervuiling op. Zonder deze voorbehandeling<br />

ontstaat <strong>poeder</strong>, waarin alle lactose in amorfe vorm aanwezig is.<br />

Bij de relatief hoge temperaturen in de installatie (toren, <strong>poeder</strong>transportsysteem,<br />

cyclonen) is amorfe lactose i.t.t. de kristallijne vorm kleverig ("sticky") en dit<br />

leidt tot vervuiling <strong>van</strong> de torenwand.<br />

Bij voorkristalliseren kan de installatie, dan ook langer in bedrijf zijn zonder dat<br />

reiniging noodzakelijk is.<br />

• Het <strong>poeder</strong> krijgt betere eigenschappen. Bij bewaren en verwerken vormen zich<br />

geen of nauwelijks kluiten. Men spreekt <strong>van</strong> non caking- of niet kluitend<br />

vormend wei<strong>poeder</strong>.<br />

• De indampinstallatie is niet aan de droger gekoppeld. Hierdoor kan gedurende<br />

langere tijd een concentraat met gelijkblijvende eigenschappen worden<br />

ver<strong>poeder</strong>d.<br />

• De capaciteit <strong>van</strong> de droger wordt vergroot, evenals de <strong>poeder</strong>opbrengst.<br />

Lactose komt na koeling in oververzadigde toestand en kristalliseert als αlactosehydraat.<br />

De kristallen bevatten 5 % kristalwater, dat in de toren niet<br />

behoeft te worden gedroogd.<br />

Met de controlemethode <strong>van</strong> het COKZ, voor de vaststelling <strong>van</strong> het<br />

watergehalte (1 uur drogen bij 102°C) wordt alleen het "vrije" water en niet het<br />

kristalwater bepaald.<br />

[De keerzijde <strong>van</strong> dit verhaal is dat de verwerking <strong>van</strong> uitgekristalliseerd<br />

weiconcentraat de capaciteit <strong>van</strong> de droger ook kan laten dalen door de grovere<br />

verneveling <strong>van</strong> het koude en viskeuze produkt. Hieraan is tegemoet te komen<br />

door het concentraat op te warmen. Dit dient echter wel vlak voor het vernevelen<br />

te geschieden omdat anders de melksuikerkristallen weer oplossen.]


Het concentraat uit de indampinstallatie dient voordat het in de kristallisatietanks wordt<br />

gevoerd, tot de kristallisatietemperatuur te worden gekoeld.<br />

Hiervoor kan een platenwarmtewisselaar worden gebruikt, maar flashkoelers verdienen<br />

de voorkeur. Met een flashkoeler kan deze temperatuur in enkele seconden worden<br />

bereikt en er ontstaat een vrijwel momentane vorming <strong>van</strong> kristallisatiekernen.<br />

xxx Koeling met een p.w.w. vraagt meer tijd om de vereiste temperatuur te bereiken en<br />

ook treedt gemakkelijk vervuiling op. Koeling batchgewijs in een tank onder roeren<br />

duurt ook erg lang.<br />

Bij drogestof gehaltes <strong>van</strong> ≤ 52 % dient men zelfs te enten met entlactose of met goed<br />

uitgekristalliseerd wei<strong>poeder</strong>, om voldoende kernen in het concentraat te brengen.<br />

Bij drogestof gehaltes ≥ 50 % is dit bij koeling met een flashkoeler niet noodzakelijk.xxx<br />

De kristallisatiesnelheid <strong>van</strong> lactose blijkt vooral afhankelijk te zijn <strong>van</strong> het drogestof<br />

gehalte <strong>van</strong> het concentraat (fig. 9.1.)<br />

Fig 9.1. Kristallisatie <strong>van</strong> lactose in geconcentreerde wei (parameter is % droge stof) als<br />

funktie <strong>van</strong> de tijd na afkoelen tot 20°C. De kristallisatiesnelheid is tussen 15 en 40°C<br />

weinig afhankelijk <strong>van</strong> de temperatuur.<br />

De invloed <strong>van</strong> de kristallisatietemperatuur is <strong>van</strong> beperkte betekenis. (tabel 9.1.)<br />

De gemiddelde grootte <strong>van</strong> de kristallen is <strong>van</strong> invloed op de viscositeit <strong>van</strong> het<br />

concentraat.<br />

Veel en erg kleine kristallen (≤ 30 μm) leiden tot een visceus concentraat.


De gemiddelde grootte neemt bij toenemende oververzadiging (hoger drogestof gehalte,<br />

lagere temperatuur) af.<br />

Tabel 9.1.<br />

KRISTALLISATIEGRAAD IN %<br />

52,8%<br />

ds<br />

55,1<br />

% ds<br />

61,2%<br />

ds<br />

Tijd 15°C 25°C 35°C 15°C 25°C 35°C 15°C 25°C 35°C<br />

1 u 49 53 56 34 34 38 76 76 76<br />

2 u 48 57 56 48 48 49 79 78 78<br />

4 u 66 64 61 63 61 59 85 85 82<br />

6 u 67 65 61 68 63 61 87 85 82<br />

24 u 70 66 61 76 64 61 88 85 82<br />

Bij verpompen en verstuiven is een te hoge viscositeit ongewenst. Om een buitensporige<br />

stijging <strong>van</strong> de viscositeit te vermijden, neemt men in de praktijk de<br />

kristallisatietemperatuur hoger, naarmate met een indampinstallatie een hoger drogestof<br />

gehalte kan worden bereikt:<br />

drogestof gehalte temperatuur<br />

57 - 58 % 25 - 26°C<br />

52 - 53 % 22 - 23°C<br />

Het ontstaan <strong>van</strong> veel grove kristallen (≥ 80 μm) is echter ook ongewenst, omdat deze<br />

bij drogen en pneumatisch transport de <strong>poeder</strong>deeltjes vergruizen.<br />

De grove kristallen worden i.t.t. kleine niet in de <strong>poeder</strong>deeltjes opgenomen. 12<br />

De aanwezigheid <strong>van</strong> veel grove kristallen in een concentraat leidt dan ook tot grotere<br />

<strong>poeder</strong>verliezen (hogere concentraties aan <strong>poeder</strong> in de uitgaande lucht.<br />

Xxx Uitgaande <strong>van</strong> wei met 6,5 % drogestof en 5 % melksuiker bevat 100 kg wei 5 kg<br />

suiker en 1,5 kg suikervrije drogestof. Deze 5 kg suiker is opgelost in 100 - 1,5 = 98,5 kg<br />

oplossing.<br />

Het percentage lactose bedraagt dan 5,1 %.<br />

Wordt ingedikt in de verhouding 1 op 2, dan bevat 100 kg concentraat 10 kg suiker en 3<br />

kg suikervrije drogestof en bedraagt het de melksuikerconcentratie 10,3 %. xxx<br />

12 Wanneer men wei<strong>poeder</strong> onder de microscoop bekijkt dan ziet men grote<br />

tomahawk (strijdbijl)-vormige kristallen buiten de <strong>poeder</strong>deeltjes. Kleine<br />

lactosekristallen <strong>van</strong> dezelfde vorm zitten in de <strong>poeder</strong>deeltjes opgesloten.


Tabel 9.2. Samenstelling weiconcentraat.<br />

100 kg weiconcentraat<br />

bevat<br />

indikkingsgraad kg suikervrije d.s. kg melk<br />

suiker<br />

1 1,5 5 5,1<br />

2 3,0 10 10,3<br />

3 4,5 15 15,7<br />

4 6,0 20 21,3<br />

5 7,5 25 27,0<br />

6 9,0 30 33,0<br />

7 10,5 35 39,1<br />

% melksuiker in<br />

melksuikeroplossing<br />

Tabel 9.3. Oplosbaarheid melksuiker. Bij het oplossen <strong>van</strong> melksuiker lost een gedeelte<br />

<strong>van</strong> de suiker direct op, de rest lost daarna slechts langzaam op; op grond <strong>van</strong> dit<br />

verschijnsel onderscheidt men de begin- en de eindoplosbaarheid. In de tabel is de<br />

laatstgenoemde waarde opgegeven.<br />

Temperatuur<br />

°C<br />

0 10,6<br />

15 14,5<br />

25 17,8<br />

39 24,0<br />

49 29,8<br />

64 39,7<br />

74 46,3<br />

89 58,2<br />

Oplosbaarheid (% melksuiker<br />

in melksuikeroplossing<br />

Wordt een indikkingsgraad <strong>van</strong> 7 bereikt, dan komt daarmee een totaal <strong>van</strong> ca. 45 % en<br />

een suikergehalte in de zuivere melksuikeroplossing overeen <strong>van</strong> ca. 39 %, terwijl bij de<br />

temperatuur waarop de ingedikte wei de indampinstallatie verlaat slechts ca. 28 %<br />

oplosbaar is.<br />

Een deel <strong>van</strong> de melksuiker zal neiging tot uitkristalliseren vertonen.


Ingedikte wei met een hoge indikkingsgraad <strong>van</strong> bijvoorbeeld 9,5 kan sterke vervuiling<br />

<strong>van</strong> de indaminstallatie geven doordat oververzadigde zouten op het verwarmend<br />

oppervlak neerslaan.<br />

Het is niet ongebruikelijk de wei tot 55 à 60 % drogestof in te dikken. Dankzij het lagere<br />

eiwitgehalte <strong>van</strong> wei, in vergelijking tot melk, laat wei zich tot hoge drogestof gehaltes<br />

indampen alvorens de viscositeit tot te hoge waarden stijgt.<br />

In een valstroomverdamper, waarin de stroomsnelheid tamelijk hoog is kan men gaan tot<br />

een viscositeit <strong>van</strong> het concentraat <strong>van</strong> ongeveer 0,1 Pa.s.<br />

Voor wei, O.M. en V.M. liggen de d.s gehaltes ongeveer als volgt:<br />

V.M. ± 50 % d.s.<br />

O.M. ± 55 % d.s.<br />

Wei ± 64 % d.s.<br />

9.1. Wei<strong>poeder</strong> met bijna volledig uitgekristalliseerde melksuiker.<br />

Wei indikken en daarna kristallisatie en droging <strong>van</strong> het concentraat geeft een wei<strong>poeder</strong>,<br />

waarin nog een gedeelte <strong>van</strong> de melksuiker in amorfe toestand voorkomt.<br />

Wei<strong>poeder</strong>s, waarin de lactose voor 50 à 60 % is uitgekristalliseerd zijn reeds<br />

betrekkelijk ongevoelig geworden voor het gebrek kluitvorming.<br />

Wei<strong>poeder</strong> met volledig uitgekristalliseerde melksuiker kan worden bereid door het<br />

concentraat, na kristallisatie bij ca. 20°C gedurende 8 uur of langer, in de toren te drogen<br />

tot een vochtgehalte <strong>van</strong> 12 tot 14 % . Bij dit vochtgehalte is het produkt zeer<br />

oververzadigd en de lactose kristalliseert erg snel uit in een fluidbeddroger. Het <strong>poeder</strong><br />

wordt nagedroogd tot ca 4 % vocht en gekoeld. De kristallen ontstaan bij de tweede<br />

kristallisatie zijn erg klein.


Literatuur.<br />

1. <strong>Food</strong> Engineering and Dairy Technology; H.G.Kessler<br />

2. Melk<strong>poeder</strong>; ir J.C.T. <strong>van</strong> den Berg.<br />

3. Zuiveltechnologie 1; Fysische processen P Walstra en A Jellema; L.U.<br />

Wageningen<br />

4. De toepassing <strong>van</strong> verstuivingsdroging op melk en melkprodukten en verwante<br />

produkten J.J.Mol. Diktaat A.O.C. Bolsward E.J. Oosterloo.<br />

5. De bereiding <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong>; Collegediktaat <strong>van</strong> Prof. E.A. Vos.


10. HET VERPOEDEREN VAN CONCENTRAAT<br />

10.1. INLEIDING<br />

Bij het sproeidroogproces in een "toren", wordt het concentraat tot zeer kleine<br />

druppeltjes verdeeld en met hete drooglucht in kontakt gebracht.<br />

Door de verneveling wordt een groot specifiek oppervlak aan concentraat verkregen en<br />

er ontstaat een groot kontaktvlak tussen vloeistof en lucht. Hierdoor worden grote<br />

warmte- en watertransporten mogelijk en de droogtijd is kort: ≈ 30 s<br />

Het droogproces verloopt in de 1 o fase, direkt na menging <strong>van</strong> nevel en drooglucht, explosief<br />

snel.<br />

In zeer korte tijd, men stelt enkele honderdsten <strong>van</strong> een seconde, treedt een waterverlies<br />

<strong>van</strong> ca 80 % op, maar de temperatuur <strong>van</strong> de drogende druppels blijft laag: de n.b.T.<br />

Gedurende de 2 o droogfase in de toren vindt de nadroging plaats tot het vereiste lage<br />

watergehalte <strong>van</strong> ≈ 3 %.<br />

Hierbij nadert de temperatuur <strong>van</strong> de deeltjes, die <strong>van</strong> de drooglucht, maar de lucht is<br />

dan, althans bij 1-traps droging, inmiddels afgekoeld tot ≈ 90 o C.<br />

Fig.10.1<br />

De droging geschiedt voor een belangrijk deel onder zodanige omstandigheden, dat<br />

weinig chemische reakties plaats vinden.<br />

Hoewel bij de nadroging de temperatuur voldoende hoog is, is het watergehalte <strong>van</strong> de<br />

deeltjes zo laag, dat chemische reakties worden beperkt.<br />

I.v.m. een goede kwaliteit <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> geldt wel als voorwaarde, dat de druppels het<br />

gebied waarin het watergehalte tussen ca 20-8 % ligt snel doorlopen.<br />

Bij 90°C wordt <strong>van</strong> het eiwit in geconcentreerde ondermelk met 13 % water ongeveer de<br />

helft onoplosbaar in 1 s.<br />

Maillardreacties nemen <strong>van</strong>af 30 % water in het concentraat in snelheid toe met een<br />

optimum bij 10 % water, waarna de snelheid weer snel afneemt.<br />

Het is dus zaak om het gebied tussen 20 en 8 % water zeer snel en bij niet te hoge<br />

temperatuur te doorlopen.


In het algemeen is de menging <strong>van</strong> vloeistof en lucht in de toren zo intensief dat de lucht<br />

zeer snel afkoelt, zodat het grootste gedeelte <strong>van</strong> het drogen gebeurt bij temperaturen die<br />

niet veel hoger zijn dan de uitlaattemperatuur. De situatie lijkt tamelijk veel op ideale<br />

menging. De vloeistofdruppels hebben een temperatuur tussen de n.b.t. en de d.b.t.<br />

Direkt na de droging dienen <strong>poeder</strong>deeltjes <strong>van</strong> de drooglucht te worden gescheiden. Het<br />

proces is in fig 10.1. schematisch weergegeven.<br />

10.2. ONDERDELEN VAN EEN VERSTUIVINGSINSTALLATIE.<br />

Een verstuivingsinstallatie (fig.10.2.1. en 10.2.2.) heeft als belangrijkste onderdelen:<br />

1. Een hete luchtstraat (luchtfilter, persventilator, luchtverhitter).<br />

2. Een luchtverdeler en verstuiveraggregraat.<br />

3. Een droogkamer.<br />

4. Een <strong>poeder</strong>transportsysteem.<br />

5. Poederafscheiders (cyclonen, filters)<br />

6. Een zuigventillator.<br />

en verder:<br />

- uitlaatlucht-reinigingssysteem (berustingskamer, droog<strong>van</strong>gsysteem, nat-<strong>van</strong>gsysteem).<br />

- bij 2-trapsdroging (instant<strong>poeder</strong>bereiding), één of meer externe vloeibedden, die worden<br />

geschud of getrild.<br />

- recuperatie-systemen voor terugwinning <strong>van</strong> warmte uit de uitlaatlucht.<br />

- regelapparatuur.<br />

Fig.10.2.1 Anhydro-installatie.


Cilindrische droogkamer met vlakke bodem. Gezamenlijke afvoer <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> en lucht<br />

d.m.v. een <strong>poeder</strong>ruimer.<br />

Fig. 10.2.2. Sterk vereenvoudigd schema <strong>van</strong> een voorbeeld <strong>van</strong> het verstuivingsproces.<br />

10.2.1 Hete-luchtstraat<br />

De te verhitten drooglucht dient schoon te zijn en zou om die reden het best <strong>van</strong> buiten<br />

de fabriek kunnen worden aangezogen; de lucht in het bedrijf bevat nl meestal<br />

<strong>poeder</strong>deeltjes.<br />

De lucht rondom en met name boven de toren, is door uitstraling echter warmer dan<br />

buitenlucht en vraagt bij verhitting minder energie.<br />

Dit laatste wordt vaak toegepast en stralingsverliezen kunnen op deze wijze worden<br />

teruggewonnen. De gem. aanzuigtemperatuur kan dan op 35-40 o C worden gesteld 13 .<br />

Hoewel met name een indirekte stoomverhitter (zie hierna) als gevolg <strong>van</strong> roestvorming<br />

vuilbestanddelen aan de lucht kan afgeven, vindt filtratie <strong>van</strong> de lucht vóór de verhitting<br />

plaats, omdat het volume dan geringer is.<br />

Als filtermateriaal gebruikt men geweven stoffen of poreuze kunststof platen en men<br />

onderscheidt stationair filters (bv fig.10.2.3) en rolfilters(fig.10.2.4 a en b.).<br />

Fig 10.2.3. (Stork) Stationair filter:<br />

13 Hierbij wordt voorbijgegaan aan de toepassing <strong>van</strong> een rookgaskoeler en aan recuperatie <strong>van</strong> warmte<br />

uit de uitlaatlucht.


Fig.10.2.4. Rolfilter (Niro)<br />

10.2.4.a. 10.2.4.b.<br />

Filtermateriaal moet men gemakkelijk kunnen (laten) reinigen of het dient zo goedkoop<br />

te zijn, dat het kan worden ver<strong>van</strong>gen.<br />

De filterinstallatie dient men in goede staat te houden en er mogen geen lekken zijn.<br />

De mate <strong>van</strong> vervuiling <strong>van</strong> een filter is te meten, door de luchtweerstand (drukval over<br />

het filter) vast te stellen. Men verbindt hiervoor een U-buisje met gekleurd water met de<br />

compartimenten vóór en na het filter.<br />

Verhitting <strong>van</strong> de drooglucht kan geschieden:


a. Indirect, m.b.v. stoom. Met deze vroeger algemeen toegepaste<br />

stoom-lucht-verhitters is een maximumtemperatuur <strong>van</strong> ≈ 180 o C te bereiken,<br />

wanneer men althans een stoomketel met een concessiedruk <strong>van</strong> 14 bar heeft.<br />

Verzadigde stoom <strong>van</strong> 10 bar heeft een temp. <strong>van</strong> 180°C<br />

15 bar - 198°C 25 bar - 224°C<br />

20 bar - 212°C 40 bar - 250°C<br />

Men bereikt met stoom ongeveer een temperatuur <strong>van</strong> de lucht ≈ 10° beneden de<br />

stoomtemperatuur.<br />

De gereinigde lucht wordt met de persventillator door het verhitterblok gevoerd,<br />

waarin lamellen- of ribbenbuizen loodrecht op de luchtstroom zijn geplaatst. De<br />

buizen worden met stoom gevoed en er zijn meerdere sekties, elk met eigen<br />

stoomtoevoer en condensaatafvoer.<br />

Roesten <strong>van</strong> buizen (vuil in lucht) en lekkage (stoom in lucht) is niet altijd uit te<br />

sluiten.<br />

b. Semi-directe verhitting (fig.10.2.5.). Bij deze verhitting wordt de warmte <strong>van</strong> de<br />

brandstof niet via stoom, maar rechtsstreeks op de lucht overgebracht. In een staande of<br />

liggende luchtverhitter wordt hiertoe gas verbrand en de hete rookgassen worden<br />

indirekt in kontakt gebracht met de lucht. De cilindrische vuurhaard is als regel<br />

ondergebracht in een 2 e cilindervormige ruimte, waardoor de te verhitten lucht wordt<br />

gevoerd.<br />

Fig.10.2.5. Semi-directe luchtverhitter.<br />

c. Directe verhitting (fig.10.2.6.). Hierbij wordt in een verbrandingsruimte zoveel<br />

lucht en gas toegevoerd, dat dit juist verbandt. Bij een goede branderafstelling<br />

ontstaat voornamelijk CO2 en H2O als verbrandingsprodukten.


Deze rookgassen worden op droogluchttemperatuur gebracht, door menging met<br />

lucht.<br />

Economisch gezien (ook qua investering) is dit de aantrekkelijkste wijze <strong>van</strong><br />

droogluchtverhitting.<br />

Directe verhitting is in ons land alleen toegestaan bij produktie <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>s voor<br />

veevoederdoeleinden. De verbrandingsgassen bevatten nl benzpyreen,<br />

nitrosodimethylamine en NOx (als NO en NO2), waaruit mogelijk carcinogene<br />

nitrosaminen worden gevormd.<br />

xxx.Bij verbranding <strong>van</strong> Gronings aardgas geldt:<br />

1 m 3 gas + 8,407 m 3 lucht → 7,69 m3 (CO2 + N 2) + 1,841 m 3 H 2O + 31,65 MJ 14 xxx.<br />

Het absolute watergehalte <strong>van</strong> de drooglucht neemt toe. Om in vergelijking met<br />

semi-direkte verhitting (indirekte verhitting) een zelfde Wp (watergehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>)<br />

te verkrijgen, dient de uitlaatlucht de zelfde RV te houden.<br />

Fig.10.2.6.<br />

Schematische voorstelling <strong>van</strong> directe verhitting.<br />

Om de droogkapaciteit gelijk te houden moet de inlaattemperatuur (Tin) zodanig stijgen,<br />

dat de wateropname in g/kg droge lucht gelijk blijft.<br />

In fig 10.2.7 wordt hieraan voldaan, indien vierhoek 1-2-2'-1' een parallellogram is.<br />

Het verhittingsrendement bij direkte verhitting is minder dan 100 %; in het voorbeeld:<br />

97,2 % .<br />

Fig.10.2.7.<br />

14 Hier geldt de onderste verbrandingswarmte: de warmte die beschikbaar komt als rookgassen tot<br />

omgevingstemperatuur worden afgekoeld en de condensatiewarmte <strong>van</strong> waterdamp daarbij niet wordt<br />

betrokken.


Tabel 10.2.1.<br />

Rendement <strong>van</strong> de luchtverhitting en inlaattemperaturen naar toren.<br />

met stoom 88 %<br />

met gas indirect T(in) : 200°C 83 %<br />

idem : 220°C 82 %<br />

idem : 240°C 81 %<br />

met gas direct 98 %<br />

De maximale inlaattemperatuur is afhankelijk <strong>van</strong> het te bereiden <strong>poeder</strong>; zie tabel<br />

10.2.2.<br />

Tabel 10.2.2 Tin<br />

mager melk<strong>poeder</strong> tot 230 à 240 o C (hoger→ dan o.a. minder goede oplosbaarheid)<br />

vol melk<strong>poeder</strong> tot 190 à 200 o C (hoger, → dan o.a. minder goede oplosbaarheid)


wei<strong>poeder</strong><br />

tot 200 à 210 o C (hoger,→ dan o.a. kleven aan de<br />

wand


10.2.2. Verstuiven<br />

Het verstuivingsproces, d.w.z. het verdelen <strong>van</strong> het concentraat tot een fijne nevel, is <strong>van</strong><br />

grote betekenis voor de droogsnelheid <strong>van</strong> het druppeltje en voor de eigenschappen <strong>van</strong><br />

het <strong>poeder</strong>.<br />

De geproduceerde nevel dient uit zeer kleine druppels te bestaan, terwijl de spreiding in<br />

druppeldiameter zo gering mogelijk dient te zijn. Het eerste is <strong>van</strong> belang voor de snelheid<br />

<strong>van</strong> het droogproces en het beinvloedt mede de torencapaciteit. Het tweede is<br />

gewenst om te voorkomen, dat <strong>poeder</strong>deeltjes met te grote verschillen in<br />

drooggeschiedenis, of m.a.w. in hittebehandeling ontstaan.<br />

Bij het verstuiven worden in de industrie voornamelijk 2 technieken toegepast:<br />

• centrifugaalverstuiving<br />

• drukverstuiving.<br />

Bij centrifugaalverstuiving kan nog onderscheidt worden gemaakt tussen schijf- en<br />

wielverstuiving, maar schijfverstuiving wordt in ons land niet toegepast.<br />

Een verstuiver heeft 2 funkties:<br />

• verneveling en<br />

• verdeling <strong>van</strong> het concentraat in de drooglucht.<br />

Bij wielverstuiving wordt het concentraat, via een verdeler, op een snel draaiend wiel<br />

gebracht.<br />

Het toerental <strong>van</strong> een grote schijf (Stork) is 6000 tot 7000 omwentelingen per minuut en<br />

<strong>van</strong> een kleine schijf (NIRO) 10.000 tot 30.000 toeren per minuut.<br />

De omtreksnelheid <strong>van</strong> het wiel bedraagt ≈ 150 m/s en bij zeer visceuze concentraten tot<br />

≈ 180 m/s. 15<br />

Een hoge viscositeit kan door een grotere omtreksnelheid worden gecompenseerd.<br />

Voordelen <strong>van</strong> verstuiven met een schijf zijn: flexibiliteit in de procesvoering (er is een<br />

grote variatie in debiet mogelijk); raakt niet gemakkelijk verstopt; nog goed bruikbaar bij<br />

hoge viscositeit ; vorming <strong>van</strong> relatief kleine druppeltjes.<br />

Een nadeel is dat vrij veel vacuolen ontstaan in de deeltjes en dat de druppeltjes<br />

weggeslingerd worden in een richting loodrecht op de as <strong>van</strong> de schijf, zodat de toren<br />

nogal breed moet zijn willen de druppels de torenwand niet raken.<br />

15 v = 2 π r n = 3,14 * D * n<br />

v = omtreksnelheid in m/s<br />

D = diameter schijf in m<br />

n = aantal omwentelingen per minuut.


Het wiel, (fig.10.2.8. en 10.2.12) fungeert als een centrifugaalpomp.<br />

O.i.v. de centrifugaal kracht wordt het concentraat met grote snelheid over het wiel en<br />

door kanalen (boringen in het wiel) naar de omtrek getransporteerd.<br />

Fig.10.2.8.<br />

Wiel met radiale kanalen en ronde poorten. De poorten kunnen ook rechthoekig zijn.<br />

Aan de periferie vormt het wiel dunne stralen of een film, die door wrijving met de lucht<br />

en de grensvlakspanning lucht-concentraat tot bolvormige druppels wordt verdeeld (fig.<br />

10.2.9.).<br />

De dunne stralen of de film worden met ongeveer de omtreksnelheid weggeslingerd.<br />

Fig.10.2.9. Vorming <strong>van</strong> stralen of een film aan de periferie <strong>van</strong> een wiel en de verdeling<br />

tot druppels.<br />

De gem. druppeldiameter hangt af <strong>van</strong>:<br />

• de eigenschappen <strong>van</strong> het wiel (vorm en kanaalopening)<br />

• de omtreksnelheid <strong>van</strong> het wiel (groter → kleinere gemiddelde<br />

diameter.)<br />

• de viscositeit <strong>van</strong> het concentraat (groter → grotere gemiddelde<br />

diameter.)


• de belasting <strong>van</strong> het wiel met concentraat kg/s (meer → grotere<br />

gemiddelde diameter.).<br />

Formule 10.2.2.1.<br />

-0,6 -0,2 0,2 0,1<br />

d = C* N * R * Q *η<br />

N = toerental schijf<br />

R = diameter schijf<br />

Q = debiet<br />

C = constante<br />

η = viscositeit vloeistof (afhankelijk <strong>van</strong> temp. en d.s%)<br />

vs<br />

Bij de viscositeit is het droge-stofgehalte en de temperatuur <strong>van</strong> invloed en bij melk met<br />

name ook het eiwitgehalte en voorverhitting.<br />

Een gelijke temperatuur en droge-stofgehalte behoeven dus niet tot een steeds gelijke<br />

viscositeit bij verstuiven te leiden, daar deze mede afhangt <strong>van</strong> de samenstellende<br />

bestanddelen <strong>van</strong> de dunne melk en <strong>van</strong> de afschuifsnelheid op het wiel.<br />

Het wiel wordt, via een vertikale as, door een elektromotor aangedreven. De motor, die<br />

op de droogkamer is geplaatst, kan d.m.v. een tandwielkast (fig.10.2.10) of m.b.v. een<br />

riem of m.b.v. snaren, aan de as zijn gekoppeld.<br />

Het verstuiverwiel transporteert niet alleen koncentraat naar de omtrek, maar door een<br />

luchtpomp-effekt, tevens aanzienlijke hoeveelheden lucht.


Fig.10.2.10. Verstuiveraggregaat <strong>van</strong> Niro.<br />

In het wiel is een grensvlak lucht-koncentraat en dit leidt tot dispergering <strong>van</strong> een groot<br />

aantal (10-100) luchtbelletjes in de druppel. Deze dispergering vindt ook nog tijdens de<br />

druppelvorming plaats. Deze luchtinslag is minder naarmate het koncentraat visceuzer is.<br />

Vacuolen worden blijkbaar gevormd uit lucht- (of gasbellen) die bij het vernevelen in de<br />

vloeistof zijn geraakt en die tijdens het drogen min of meer zijn uitgezet.<br />

Zodra het krimpen <strong>van</strong> het oppervlak <strong>van</strong> een druppel/<strong>poeder</strong>deeltje bemoeilijkt wordt<br />

door korstvorming, zal de luchtbel in het inwendige <strong>van</strong> de druppel gedwongen worden<br />

om bij voortgaande droging te expanderen.<br />

De mate <strong>van</strong> expansie varieert <strong>van</strong> bijna niets tot een factor 10 of meer, afhankelijk <strong>van</strong><br />

de grootte <strong>van</strong> de luchtbellen, de temperatuur <strong>van</strong> de drooglucht en vele andere<br />

variabelen.<br />

Hoewel de viscositeit moeilijk los kan worden gezien <strong>van</strong> het droge-stofgehalte, blijkt<br />

uit fig.10.2.11. dat bij het dispergeren <strong>van</strong> luchtbelletjes de viscositeit een belangrijke<br />

faktor is.


Fig. 10.2.11. De hoeveelheid ingesloten lucht <strong>van</strong> pas verstoven concentraatdruppeltjes.<br />

Parameter is de η.<br />

Vacuolen vormen zich niet spontaan en het elimineren <strong>van</strong> luchtinslag moet resulteren in<br />

een vacuolenvrij <strong>poeder</strong>.<br />

Deze luchtopname kan worden beperkt door toepassing <strong>van</strong> een wiel met gebogen<br />

kanalen (fig.10.2.12.), maar vooral door het verstuiven onder stoomspoeling (fig.10.2.13.)<br />

Fig.10.2.12.<br />

Wiel met gebogen<br />

kanalen voor<br />

"zwaar" <strong>poeder</strong><br />

(Niro)


Fig.10.2.13.<br />

Wiel met stroomspoeling<br />

Hierbij wordt aan het wiel stoom toegevoerd en de stoom is ook effektief ter plaatse <strong>van</strong><br />

de druppelvorming.<br />

In het grensvlak wordt de lucht door waterdamp ver<strong>van</strong>gen.<br />

De dampbellen condenseren restloos in de druppeltjes.<br />

Op deze wijze kunnen kompakte, zware <strong>poeder</strong>deeltjes worden verkregen, met een<br />

vacuolevolume <strong>van</strong> bijna 0 ml/100 g <strong>poeder</strong>.<br />

Tabel 10.2.2.1. Vacuolenvolume <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>s bereid zonder en met stoominjectie in de<br />

verstuiver.<br />

Proeven zijn zowel gedaan met een wiel met stoominjectie als een nozzle met<br />

stoominjectie.(fig 10.2.14)<br />

Grondstof drogestof verstuiver vacuolenvolume<br />

ml/100g<br />

lucht stoom<br />

ondermelk 40 % druk 11 2<br />

ondermelk 39 % wiel 21 1<br />

volle melk 41 % druk 5 1<br />

volle melk 50 % wiel 8 1<br />

wei 44 % wiel 19 3<br />

Na-caseinaat 16 % wiel 87 20<br />

vacuolenvolume<br />

ml/100g


Bij stoomspoeling vindt wel enige extra verhitting plaats, maar de WPN-index daalt<br />

nauwelijks.<br />

De kapaciteit <strong>van</strong> de toren loopt met ≈ 5 % terug.<br />

Met name vol <strong>poeder</strong> wordt bij kleinverpakking in bussen begast met menggas (N2 +<br />

CO2) om oxydatief bederf <strong>van</strong> de vetfase (gebrek: talkig) tegen te gaan.<br />

De lucht in de <strong>poeder</strong>deeltjes (interne lucht) is moeilijker uit te wisselen, dan de externe<br />

lucht.<br />

Bij stoomspoeling verloopt het begassen erg gemakkelijk; er is nauwelijks interne lucht.<br />

Bij een éénmalige evacuatie <strong>van</strong> de lucht tussen de deeltjes (externe lucht) wordt alle<br />

zuurstof nagenoeg door menggas ver<strong>van</strong>gen.<br />

Dichtheid <strong>poeder</strong> exclusief vacuolen: ρw<br />

VM <strong>poeder</strong> = 1300 kg/m 3<br />

OM <strong>poeder</strong> = 1480 kg/m 3<br />

Wei <strong>poeder</strong> = 1560 kg/m 3<br />

Inclusief vacuolen: ρd<br />

= 1480 / (1 + 400 * 10 -6 * 1480) = 930 kg/m 3<br />

ρbulk = ρd (1-ε) = 930)1-0,4) = 558 kg/m 3<br />

ρbulk = bulk- of pakdichtheid <strong>van</strong> het gehel <strong>poeder</strong>.<br />

ε = porositeit (0,4 - 0,75)<br />

V = vacuolenvolume = 50 - 400 cm 3 /kg<br />

Fig. 10.2.14. Nozzle met stoomspoeling.<br />

ρw<br />

ρd<br />

=<br />

1+V * ρ<br />

w


Bij drukverstuiving wordt het concentraat m.b.v. nozzles of sproeidoppen onder hoge<br />

druk (120-200 bar) verneveld.<br />

Deze drukken worden m.b.v. een plunjerpomp verkregen, waarbij ook de concentraatleiding<br />

naar de nozzles en eventuele slangverbindingen de hoge drukken dienen<br />

te kunnen weerstaan.<br />

De nozzle (fig.10.2.15) bestaat uit verschillende onderdelen (fig.10.2.15b.), die zich<br />

tussen de buisvormige houder of draadstuk en het nozzlelichaam of kop bevinden.


Fig.10.2.15.<br />

"Dela<strong>van</strong>" SDX<br />

nozzle<br />

Fig.10.2.15b. Verschillende onderdelen <strong>van</strong> een nozzle.<br />

1.nozzle lichaam 5.afdichtingsplaat<br />

2.pakkingring 6.vloeistofverdeler<br />

3.verstuiverplaat(tip) 7.afdichtingsplaat<br />

4.wervelkamer 8.draadstuk<br />

De nozzle wordt aan de koncentraatleiding geschroefd. In de tip zit een zeer kleine<br />

boring waardoor het koncentraat wordt verstoven.<br />

Door de onderdelen op een speciale wijze uit te voeren kan aan de nevel een draaiende<br />

beweging worden gegeven. Bij de nozzle in de figuur, een centrifugaal nozzle, wordt dit<br />

m.b.v. de zg wervelkamer gerealiseerd.<br />

De nevel, die de nozzle verlaat, heeft een bepaalde hoek, die <strong>van</strong> veel factoren afhangt<br />

als: de construktie <strong>van</strong> de nozzle, de druk en de eigenschappen <strong>van</strong> het concentraat. De<br />

verkregen nevel is i.v.m. de gewenste snelle droging zo goed mogelijk hol.<br />

De volgende faktoren beïnvloeden de gemiddelde diameter <strong>van</strong> de druppels:<br />

• de boring in de tip.<br />

• de viscositeit <strong>van</strong> het koncentraat.<br />

• de dichtheid <strong>van</strong> het koncentraat.<br />

• de druk <strong>van</strong> verstuiving<br />

• de hoek <strong>van</strong> de koncentraatnevel.<br />

C = constante.<br />

P = druk voor de sproeidop.<br />

Q = debiet<br />

η = viscositeit vloeistof.<br />

dvs = diameter deeltje<br />

-0,3 0,2 0,2<br />

d = C* P * Q *η<br />

vs<br />

De constante hangt sterk af <strong>van</strong> de constructie <strong>van</strong> de sproeidop. P en Q kunnen slechts<br />

weinig gevarieerd worden (anders werkt de sproeidop helemaal niet) en bij hoge η wordt<br />

de grootteverdeling <strong>van</strong> de deeltjes erg breed.<br />

Met een schijf kan men dan ook verder ingedikte (onder)melk verstuiven dan met een<br />

sproeidop.<br />

De capaciteit <strong>van</strong> een nozzle varieërt <strong>van</strong> 100 tot enkele duizenden kg koncentraat per<br />

uur.<br />

Bij nozzles met een normale (relatief beperkte capaciteit) is luchtinslag gering (bv 1 bel<br />

per druppel). Bij de grotere capaciteiten is de luchtinslag gelijk te stellen aan die bij<br />

wielverstuiving.<br />

In moderne "druktorens" installeert men meerdere nozzles met een beperkte kapaciteit<br />

(fig.10.2.16.).


Fig.10.2.16<br />

Multi nozzle drooginstallatie <strong>van</strong> Stork-Friesland.<br />

A. Droogkamer<br />

B. Nozzles<br />

C. Hoofdcyclonen<br />

D. Vloeibed voor nadroging- en koeling <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>.<br />

1. Concentraattankje.<br />

2. Poederafvoer.


10.2.3 De droogkamer<br />

In de droogkamer of "toren" wordt de concentraatnevel in de hete luchtstroom gedroogd.<br />

De meeste droogkamers zijn <strong>van</strong> roestvast staal en hebben een cilindrische vorm, terwijl<br />

de bodem konisch toeloopt of soms ook min of meer vlak is.<br />

Bij uitzondering worden nog zg boxdrogers (fig.10.2.20.) of soortgelijke drogers<br />

toegepast.<br />

Bij een droogkamer met konische bodem (fig.10.2.17.) valt het zwaardere, zg<br />

kamer<strong>poeder</strong>, op de konisch (zie hierna) en glijdt het o.i.v. de zwaartekracht naar de<br />

afvoer, hoewel dit soms bv met hamers of met een luchtbezem (airsweep) moet worden<br />

bevorderd.<br />

Het op een vlakke bodem gevallen <strong>poeder</strong> wordt m.b.v. een ronddraaiende veeg-,<br />

schraap-, of afzuiginrichting (fig. 10.2.1.) afgevoerd.<br />

De meest gangbare droogkamers hebben een inhoud <strong>van</strong> 500 - 1000 m 3 .<br />

Bij toepassing <strong>van</strong> centrifugaalverstuiving is de diameter relatief groot, om tegen te gaan<br />

dat nog vochtig <strong>poeder</strong> de torenwand raakt.<br />

Druktorens, waarin het concentraat in één richting recht naar beneden wordt verstoven,<br />

zijn relatief hoog.<br />

Een droogkamer dient inwendig glad en vloeiend te zijn en obstakels in de toren moeten,<br />

omdat zich hierop <strong>poeder</strong> afzet, worden vermeden.<br />

Dit laatste is niet in elke toren gerealiseerd.<br />

Bv op een afzuiginrichting zal <strong>poeder</strong> blijven liggen en dit geldt ook voor holle ruimten,<br />

als het ruiterdak voor de luchtafvoerleiding.<br />

Poeder dat te lang in de toren achter blijft heeft door hittebeschadiging een afwijkende<br />

kwaliteit.<br />

Bij de toevoer <strong>van</strong> drooglucht en concentraat wordt overwegend het<br />

gelijkstroomprincipe toegepast: drooglucht en koncentraat treden op ongeveer dezelfde<br />

plaats <strong>van</strong> boven in de toren en doorlopen de droogkamer in (aan<strong>van</strong>kelijk) dezelfde<br />

richting.<br />

Bij gelijkstroom komt de hete lucht het eerst in kontakt met de natte nevel, er treedt een<br />

zeer snelle verdamping op (10.1) en de lucht wordt ook snel afgekoeld.<br />

De koelere lucht blijft in kontakt met de reeds gedeeltelijk gedroogde concentraatdeeltjes<br />

en zorgt voor de nadroging.<br />

Voor een goede kwaliteit <strong>poeder</strong> is het belangrijk,dat het gedroogde produkt zo snel<br />

mogelijk en ononderbroken uit de hete drooglucht wordt afgevoerd en daarna gekoeld.


Blijft het <strong>poeder</strong> te lang in de toren, dan treedt bruinkleuring op en wordt afwijkend <strong>van</strong><br />

kwaliteit.<br />

Voor de afvoer <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> vindt men 2 mogelijkheden:<br />

• gezamenlijke lucht-en <strong>poeder</strong>afvoer.<br />

• gescheiden lucht-en <strong>poeder</strong>afvoer.<br />

Bij de gezamenlijke afvoer verlaat alle lucht en <strong>poeder</strong> door één afvoer de toren<br />

(fig.10.2.1).<br />

Bij gescheiden afvoer wordt de grootste hoeveelheid <strong>poeder</strong>, het zwaardere kamer<strong>poeder</strong><br />

( ≈ 80 % <strong>van</strong> het totaal) onder uit de toren afgevoerd, terwijl de lucht met kleinere, lichte,<br />

deeltjes (de fines) op een andere plaats de toren verlaat (10.2.17).<br />

Dit laatste heeft het voordeel, dat men de hoofdcyclonen nauwkeurig op het afscheiden<br />

<strong>van</strong> licht <strong>poeder</strong> kan dimensioneren.<br />

Het eerste is constructief iets éénvoudiger.<br />

Bij gescheiden afvoer en 1-fasedroging worden de fines weer bij het kamer<strong>poeder</strong><br />

gevoegd.<br />

De drooglucht wordt meestal centraal door een opening in het midden <strong>van</strong> het dak in de<br />

toren gevoerd.<br />

Door toepassing <strong>van</strong> een zg slakkenhuis kan de lucht spiraalsgewijze naar deze opening<br />

in het dak worden geleid, waardoor een draaiende beweging (spiral flow) <strong>van</strong> de lucht<br />

ontstaat (fig.10.2.21.)<br />

Bij andere installaties, met een centrale toevoer bovenin, gaat de lucht recht naar<br />

beneden (fig.10.2.22.).<br />

In de luchttoevoer zijn vaak nog speciale verstelbare luchtverdelers, bv schoepen,<br />

aangebracht, die de lucht een draaiende beweging geven of koncentrische ringen, die een<br />

rechtlijnige beweging bevorderen.<br />

Bij toepassing <strong>van</strong> drukverstuiving kan elke nozzle zijn eigen luchttoevoer hebben. Ook<br />

kunnen 3 of 4 nozzles in één luchttoevoerkanaal zijn geplaatst en dan is zg primaire<br />

agglomeratie mogelijk (fig.10.2.18.)


Fig.10.2.17. NIRO-drooginstallatie met gescheiden afvoer <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> en lucht.<br />

1. Droogkamer met konische bodem.<br />

2. Wielverstuiver.<br />

Hete luchtstraat:<br />

3. filterkast.<br />

4. persventilator<br />

5. gasgestookte semi direkte luchtverhitter<br />

6. leiding voor hete drooglucht.<br />

7. Hoofdcyclonen.<br />

8. Zuigventilator.<br />

9. Vloeibedtransporteur, ca 80 % <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>, de grovere en zwaardere<br />

<strong>poeder</strong>deeltjes, valt op de konisch en wordt hier met een vloeibedtransporteur (9)<br />

uit de kamer gevoerd.<br />

10. Filter en ventilator voor voor vloeibedtransporteur.<br />

11. Transport-koelleiding<br />

12. Filterkast voor het reinigen <strong>van</strong> de transport-koellucht.<br />

13. Eindcycloon met <strong>poeder</strong>zeef.


Fig.10.2.18. Toevoer <strong>van</strong> drooglucht, koellucht, koncentraat en fines bij een druktoren<br />

<strong>van</strong> Stork-Friesland.<br />

Een deel <strong>van</strong> het torendak, de luchtverdeler en het wiel kan worden gekoeld met<br />

koellucht <strong>van</strong> ≈ 80 o C ( fig.10.2.19). Er zijn dan soortgelijke voorzieningen noodzakelijk<br />

als in fig. 10.2.18.<br />

Dit is nodig om te voorkomen, dat koncentraatdruppels, die tegen deze hete onderdelen<br />

botsen, verbranden.<br />

Losgelaten, verbrand <strong>poeder</strong> draagt in belangrijke mate bij tot het sediment in <strong>poeder</strong>.<br />

Bovendien kunnen brandgevaarlijke situaties ontstaan.<br />

Fig.10.2.19. Mogelijkheden voor koeling <strong>van</strong> torendak.<br />

A. Geen maatregelen genomen.<br />

B. Poederaanslag tegen het dak kan isolerend werken en het koelend effekt te niet doen.<br />

C. Voorbeeld <strong>van</strong> een toevoer <strong>van</strong> koellucht, die verhindert dat de <strong>poeder</strong>laag te heet<br />

wordt.


Fig 10.2.19a. Koeling <strong>van</strong> het dak <strong>van</strong> een toren met nozzles. Tevens koeling <strong>van</strong> de<br />

concentraattoevoer naar de nozzles.<br />

Fig.10.2.20. Boxdroger<br />

♦ Horizontale invoer <strong>van</strong> lucht.<br />

♦ Er zijn meerdere nozzles.<br />

♦ Het <strong>poeder</strong> valt op de bodem <strong>van</strong> de droger.


♦ Er dienen voorzieningen te zijn om de fines uit de gekoelde drooglucht af te<br />

scheiden (cyclonen, filters) en om het zwaardere <strong>poeder</strong> naar de afvoer te<br />

transporteren (schraper, veger).<br />

Fig.10.2.21. Cilindrische droogkamer met konische bodem en met rotatie <strong>van</strong> de lucht.<br />

(spiral flow).<br />

- Spiraalvormig stromingsbeeld <strong>van</strong> lucht en <strong>poeder</strong>.<br />

- Het droogproces vindt dicht tegen de wandplaats.<br />

- Het <strong>poeder</strong> dient droog te zijn voordat het de wand raakt.<br />

- Hoge <strong>poeder</strong>koncentratie dicht bij de wand.<br />

- Het zwaardere <strong>poeder</strong> wordt onder uit de toren afgevoerd.<br />

- De lucht met fines wordt onder naar cyclonen afgevoerd<br />

Fig.10.2.22. Cilindrische kamer met konische bodem zonder rotatie <strong>van</strong> lucht.<br />

- De lucht wordt recht naar beneden geblazen, gaat als een "paraplu" naar beneden.<br />

- De nevel staat loodrecht op de luchtstroom en wordt afgebogen.<br />

- De luchtstroom keert langzaam om (reverse air flow <strong>van</strong> Stork); door de grotere<br />

massa <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>deeltjes t.o.v. de lucht valt het zwaardere <strong>poeder</strong> uit op de<br />

konisch.<br />

- Langs de torenwand is een opwaartse luchtstroom die de wand schoon zou<br />

houden.<br />

- Het zwaardere <strong>poeder</strong> wordt onder uit de toren afgevoerd.<br />

- De lucht met fines wordt boven naar cyclonen afgevoerd.


10.2.4. Explosies in droogtorens.<br />

Concentraties <strong>van</strong> 10 - 50 g <strong>poeder</strong> per m 3 in lucht kunnen expplosies geven.<br />

ontsteking--explosie--brand.<br />

Mogelijke oorzaken kunnen zijn:<br />

1. ontbranding <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>afzettingen in de toren. Er treedt dan bij ophopingen<br />

<strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> een soort broei op. Melksuiker kan langzaam ontleden en hierbij<br />

ontstaan brandbare afbraakprodukten. Ook vetten zijn brandbaar.<br />

Men dient <strong>poeder</strong>aangroeimogelijkheden of afzettingen te voorkomen, vooral op<br />

plaatsen waar de temperatuur hoog is (dak <strong>van</strong> de toren). Aan een goede<br />

luchtverdeling en het voorkómen <strong>van</strong> luchtlekken, speciaal in de buurt <strong>van</strong> de<br />

hete luchttoevoer en de verstuiver dient zorg besteed te worden.<br />

2. verontreinigingen <strong>van</strong> de drooglucht met vaste deeltjes bijvoorbeeld<br />

melk<strong>poeder</strong>, roet en/of vuil.<br />

3. wrijving tussen metalen delen bijv.: lagers of verkeerd gemonteerde<br />

centrifugaalverstuivers of draaiende <strong>poeder</strong>sluisen.<br />

4. electrische ontlading in apparaten.<br />

5. fouten in de verlichtingsarmatuur<br />

6. statische electriciteit. Door de wrijving <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> langs bepaalde<br />

oppervlakken worden deze electrisch opgeladen. Bij ontlading kan vonkvorming<br />

optreden. Plaatsen waar electrische oplading mogelijk is, zoals cyclonen, dienen<br />

geaard te worden.<br />

Punt 1 is verreweg de belangrijkste oorzaak. De kritische temperatuur voor ontbranding<br />

<strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong>s zijn:<br />

mager melk<strong>poeder</strong> 185°C<br />

halfvolle melk<strong>poeder</strong> 166°C<br />

volle melk<strong>poeder</strong> 144°C<br />

Toevoegingen <strong>van</strong> niet-melk vet aan magere melk voor de bereiding <strong>van</strong> creamers of<br />

kalvervoedingen geeft een produkt dat gemakkelijk explodeert.<br />

Brand komt vaker voor in het fluidbed dan in de toren.


Literatuur.<br />

1. VMT 1972, nr 17, J.G.P.Verhey De bereiding <strong>van</strong> luchtvrije verstuivings<strong>poeder</strong>s.<br />

2. VMT 1989 nr 9 A Steenbergen, Signaleren <strong>van</strong> smeulend <strong>poeder</strong> in een<br />

droogtoren door CO-meting.<br />

3. Idem VMT 1090 nr 12<br />

4. <strong>Food</strong> Engineering and Dairy Technology. H G Kessler.<br />

5. Zuiveltechnologie. Fysische processen P Walstra en A Jellema. LU Wageningen.


11. HET DROOGPROCES VAN EEN CONCENTRAATDRUPPELTJE<br />

Bij het drogen <strong>van</strong> concentraatdruppels treedt een afname aan gewicht (w), volume<br />

(v), en diameter (d) (fig.11.1.) op.<br />

Fig. 11.1.<br />

Deze redukties vinden plaats gedurende de zeer korte droogtijd <strong>van</strong> ca 30s, die<br />

kenmerkend is voor 1-traps of 1-fase droging.<br />

In de figuur is echter sprake <strong>van</strong> een ideaal droogproces: in de deeltjes zijn geen<br />

luchtbellen gedispergeerd en de krimp is flexibel en volledig.<br />

In werkelijkheid is dit met name voor deeltjes met luchtbellen en voor de grovere<br />

deeltjes niet het geval<br />

Door de relatief hoge waterconcentratie aan het begin <strong>van</strong> het droogproces, kan aan<br />

de omtrek verdampt water door diffusie snel en volledig worden aangevuld. (fig.11.3<br />

en 11.4.)<br />

Zolang deze diffusie in het deeltje groot genoeg blijft om de hoge waterconcentratie<br />

aan de omtrek te handhaven, zal de temperatuur nauwelijks afwijken <strong>van</strong> de<br />

adiabatische verzadigingstemperatuur: de n.b.t.≈ 40-50 o C.<br />

Aan het begin <strong>van</strong> het droogproces is sprake <strong>van</strong> een constante verdamping (fig.11.2.);<br />

per eenheid <strong>van</strong> oppervlak verdampt per tijdseenheid evenveel water, waarbij de<br />

verandering in de kromming wordt verwaarloosd.


Fig.11.2<br />

Fig. 11.3.<br />

Effectieve diffusiecofficient <strong>van</strong> water in drogende ondermelk als functie <strong>van</strong> het<br />

watergehalte bij twee temperaturen.<br />

Fig. 11.4.<br />

Voorbeelden <strong>van</strong> het watergehalte <strong>van</strong> een drogend druppeltje als functie <strong>van</strong> de<br />

afstand R <strong>van</strong> het middelpunt <strong>van</strong> de druppel; R0 = de straal <strong>van</strong> de oorspronkelijke<br />

druppel. Parameter is de droogtijd (s) voor het geval dat R0 = 25 μm. Inlaattemperatuur<br />

175°C, uitlaattemperatuur 70°C. Ideale menging.


Deze 1 o -fase <strong>van</strong> de droging vindt op korte afstand <strong>van</strong> de nozzles of <strong>van</strong> het wiel<br />

plaats en hier wordt zeer snel ≈ 80 % <strong>van</strong> het te verdampen water afgevoerd.<br />

Dit betekent dat de droogluchttemperatuur reeds op korte afstand <strong>van</strong> het dak<br />

aanzienlijk is gedaald (fig 11.5.).<br />

Fig. 11.5. Temperatuursverdeling <strong>van</strong> de drooglucht in de toren.<br />

Gedurende de 2 o -droogfase wordt door de vorming <strong>van</strong> een drogere zone (een "korst"<br />

<strong>van</strong> amorfe lactose) aan de omtrek <strong>van</strong> het deeltje, minder water aangevoerd.<br />

De effektieve diffusiecoëfficient <strong>van</strong> water neemt vooral bij afnemend watergehalte in<br />

de droge stof (en ook bij een dalende temperatuur), af (fig.11.4.).<br />

Het watergehalte aan het oppervlak daalt dus en beneden een kritisch watergehalte<br />

(het kritische punt, (zie fig.11.2.)) leidt dit tot daling <strong>van</strong> de wateractiviteit.<br />

Het kritische punt ligt afhankelijk <strong>van</strong> de diameter <strong>van</strong> de deeltjes bij 10-20 % water<br />

in de druppels; bij grote druppels dicht bij ≈ 20 % en bij de kleinere dicht bij ≈ 10 %<br />

water.<br />

Door de dalende aw aan de omtrek <strong>van</strong> het deeltje neemt het watertransport af, terwijl<br />

het warmtetransport nog gelijk blijft: de temperatuur <strong>van</strong> het deeltje begint te stijgen.


Om gedurende de korte nadroogtijd het uiteindelijk lage watergehalte (Wp = 2,7-3,0<br />

%), <strong>van</strong> het nu nog onvoldoende droge deeltje te bereiken, dient de temperatuur <strong>van</strong><br />

de drooglucht op een relatief hoog niveau te blijven; dit i.t.t. 2-traps-of 2 fase-droging.<br />

Alleen door een relatief groot temperatuurverschil blijft de drijvende kracht voor het<br />

watertransport ( aw omtrek deeltje minus rel.dampspanning <strong>van</strong> de drooglucht ) in<br />

voldoende mate bestaan.<br />

Het temperatuurniveau <strong>van</strong> de drooglucht, is in dit stadium <strong>van</strong> het droogproces<br />

verder <strong>van</strong> invloed op de mate <strong>van</strong> uitzetting <strong>van</strong> de luchtbellen in de deeltjes, terwijl<br />

ook de oplosbaarheid <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong> (ADMI solubility index) kan worden benvloed:<br />

tabel 11.1.a en b.<br />

Vooral wanneer de temperatuur <strong>van</strong> de druppeltjes stijgt boven het kookpunt <strong>van</strong> de<br />

vloeistof, zal de luchtbel door "stoomvorming" uitzetten.<br />

Zeker een deel (water)damp verplaatst zich in dit stadium gemakkelijker naar de<br />

luchtbellen, dan naar de omtrek.<br />

Bij een (nog) niet starre korst wordt het deeltje opgeblazen (fig.11.6.), bij een starre<br />

korst zal de inwendige druk stijgen en kan het deeltje ook barsten en er ontsaan meer<br />

fines (fig.11.7.).<br />

Bij het koelen <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> na het droogproces, waarbij condensatie <strong>van</strong> waterdamp<br />

in de deeltjes optreedt, zal bij een sterke korst de inwendige druk dalen. Bij een<br />

minder stevige korst leidt dit dan tot indeuken (fig.11.8.) of breken.<br />

(Zie ook fig. 11.9.)<br />

Fig.11.6.<br />

Opgeblazen<br />

<strong>poeder</strong>deeltje<br />

Fig.11.7.<br />

Gebarsten <strong>poeder</strong>deeltje<br />

(fines)<br />

Fig.11.8.<br />

Ingedeukt<br />

<strong>poeder</strong>deeltje


Fig. 11.9.<br />

Tabel 11.1a<br />

Influens of the outlettemperature of the drying air on whole milk powder<br />

manufactured from non-homogenized concentrate.<br />

Dry-matter content of the concentrate: 51,5%<br />

Viscosity of the concentrate: 85cP<br />

Homogenization level of fat in concentrate: 22%<br />

Inlet temperture of the air: 195 o C<br />

Peripheral velocity of the atomizer: 135 m/s<br />

outlet temperature<br />

of<br />

the o C<br />

70<br />

75<br />

80<br />

85<br />

90<br />

95<br />

100<br />

105<br />

moisture<br />

content %<br />

5,96<br />

5,12<br />

4,21<br />

3,30<br />

3,14<br />

2,41<br />

2,06<br />

1,66<br />

ADMI- solubility<br />

index<br />

0,10<br />

0,10<br />

0,10<br />

0,10<br />

0,15<br />

0,50<br />

1,30<br />

2,20<br />

free-fat content<br />

7,42<br />

9,81<br />

6,19<br />

31,21<br />

16,53<br />

19,00<br />

25,55<br />

29,44<br />

bulk<br />

density<br />

0,66<br />

0,64<br />

0,64<br />

0,64<br />

0,62<br />

0,61<br />

0,58<br />

0,54<br />

N2 penetration<br />

cm 3 /100<br />

g<br />

1,02<br />

1,22<br />

1,83<br />

1,90<br />

2,95<br />

3,77<br />

4,62<br />

5,16<br />

mean particle<br />

density<br />

1,14<br />

1,13<br />

1,11<br />

1,09<br />

1,07<br />

1,04<br />

1,00<br />

0,98<br />

vacuole volume<br />

cm 3 /-<br />

100 g<br />

8,25<br />

9,89<br />

11,68<br />

13,42<br />

15,27<br />

18,68<br />

22,26<br />

24,43<br />

viscosity cP<br />

1325<br />

1360<br />

1400<br />

1490<br />

1590<br />

1745<br />

1820<br />

1950


Tabel 11.1.b<br />

Influens of the outlettemperature of the drying air on whole milk powder<br />

manufactured from homogenized concentrate.<br />

Dry-matter content of the concentrate: 49,3%<br />

Viscosity of the concentrate: 200cP<br />

Homogenization level of fat in concentrate: 87%<br />

Inlet temperture of the air: 195 o C<br />

Peripheral velocity of the atomizer: 135 m/s<br />

outlet temperature<br />

of<br />

the o C<br />

75<br />

80<br />

85<br />

90<br />

95<br />

100<br />

105<br />

moisture<br />

content %<br />

4,75<br />

4,41<br />

3,93<br />

3,23<br />

2,59<br />

2,18<br />

1,76<br />

ADMI- solubility<br />

index<br />

0,05<br />

0,05<br />

0,05<br />

0,50<br />

0,50<br />

2,90<br />

3,30<br />

free-fat content<br />

2,15<br />

2,64<br />

3,04<br />

2,78<br />

4,49<br />

4,38<br />

5,43<br />

bulk<br />

density<br />

N2 penetration<br />

cm 3 /100<br />

g<br />

mean particle<br />

density<br />

vacuole volume<br />

cm 3 /-<br />

100 g<br />

Uit de tabellen volgt onder meer, dat naar mate het temperatuurniveau <strong>van</strong> de lucht<br />

gedurende de 2 e -droogfase hoger, ligt:<br />

• de oplosbaarheid <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> slechter wordt en meer indien het concentraat ook<br />

nog is gehomogeniseerd.<br />

• het vrij vetgehalte stijgt en minder indien het concentraat ook nog is<br />

gehomogeniseerd<br />

• de bulk density (het soortelijk pakgewicht in kg/l) daalt.<br />

• de gem.deeltjes dichtheid daalt.<br />

• het vacuolevolum stijgt.<br />

11.1. Aromaretentie.<br />

Behalve water verliezen de drogende druppels ook andere vluchtige stoffen,<br />

waaronder geurstoffen (aroma). Voor de meeste melkprodukten is dit niet <strong>van</strong> groot<br />

belang, maar voor vele andere levensmiddelen wel (bijvoorbeeld ijsmix<strong>poeder</strong>s,<br />

koffie<strong>poeder</strong>s ). Het verlies aan geurstoffen kan echter erg meevallen, ondanks hun<br />

vluchtigheid. De verklaring is dat de effectieve diffusiecoëfficient <strong>van</strong> de meeste<br />

geurstoffen in de relatief droge buitenste laag veel sterker afneemt met afnemend<br />

watergehalte dan de diffusiecoëfficient <strong>van</strong> water door hun grotere molekuulgewicht.<br />

De aromaretentie (het vasthouden <strong>van</strong> geurstoffen gedurende het drogen) neemt dan<br />

ook toe met toenemende druppelgrootte (dan heeft de buitenste laag waaruit de<br />

geurstoffen wel verdwijnen een relatief kleiner volume) en met een hogere<br />

droogtemperatuur (waardoor sneller een 'korst' ontstaat).<br />

11.2. Hittebeschadiging.<br />

0,64<br />

0,63<br />

0,61<br />

0,60<br />

0,58<br />

0,57<br />

0,55<br />

0,30<br />

0,33<br />

0,69<br />

0,74<br />

1,31<br />

1,69<br />

1,52<br />

1,11<br />

1,10<br />

1,08<br />

1,06<br />

1,01<br />

0,99<br />

0,99<br />

11,59<br />

12,18<br />

14,17<br />

16,46<br />

21,39<br />

22,80<br />

30,08<br />

viscosity cP<br />

680<br />

645<br />

700<br />

905<br />

1080<br />

1250<br />

1280


Hoge droogtemperaturen kunnen leiden tot ongewenste veranderingen in het<br />

gedroogde produkt, welke veranderingen in het algemeen pas waargenomen worden<br />

nadat het <strong>poeder</strong> weer is opgelost.<br />

Onder praktijkomstandigheden is het vooral de uitgangstemperatuur <strong>van</strong> de<br />

drooglucht die bepalend is voor hittebeschadiging, al kan de ingangstemperatuur ook<br />

enig invloed hebben.<br />

In Fig 11.10. is één en ander kwalitatief aangegeven in de grafieken:<br />

a. uitlaattemperatuur ⇔onoplosbaarheid (bijvoorbeeld de onoplosbaarheidsindex<br />

[ADMI])<br />

b. uitlaattemperatuur ⇔ WPN-index<br />

c. uitlaattemperatuur ⇔ vacuolenvolume. Door de vele vacuolen die gevormd<br />

worden ontstaan ook meer scheurtjes in de <strong>poeder</strong>deeltjes. Een gevolg <strong>van</strong><br />

scheurtjes is dat men een aanzienlijk deel <strong>van</strong> het vet in het <strong>poeder</strong> met een<br />

organisch oplosmiddel (petroleumether, chloroform) kan extraheren 16 . Een<br />

grafiek uitlaattemperatuur ⇔ extraheerbaar vet geeft dan eenzelfde beeld als<br />

uitlaattemperatuur ⇔ vacuolenvolume.<br />

16 Extraheerbaar vet: men spreekt wel <strong>van</strong> het gehalte aan 'vrij vet', maar dat heeft<br />

weinig zin: verreweg het meeste extraheerbaar vet is wel degelijk aanwezig in<br />

vetbolletjes, maar die vetbolletjes grenzen aan scheurtjes, vacuolen of de buitenwand<br />

<strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>deeltjes, waardoor ze toegankelijk worden voor het oplosmiddel.


Fig. 11.10.<br />

De invloed <strong>van</strong> de intensiteit <strong>van</strong> voorverhitting <strong>van</strong> de melk, de mate <strong>van</strong> indikking<br />

<strong>van</strong> het concentraat, <strong>van</strong> de temperatuur en de intensiteit (schijfsnelheid, druk) <strong>van</strong><br />

verstuiven en <strong>van</strong> de uitlaattemperatuur <strong>van</strong> de drooglucht op enkele eigenschappen<br />

<strong>van</strong> de verstuivingsmelk<strong>poeder</strong>. Zeer globaal! (---) voor het geval dat weinig vacuolen<br />

kunnen ontstaan.


12. ENIGE OPMERKINGEN OVER DE REGELING VAN HET<br />

WATERGEHALTE<br />

Aan het watergehalte <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> worden in het kader <strong>van</strong> de<br />

Landbouwkwaliteitsregeling melk<strong>poeder</strong> eisen gesteld.<br />

Bv.: voor vol <strong>poeder</strong> < 3,0%<br />

voor mager <strong>poeder</strong> < 4,5 %<br />

Tijdens het in bedrijf zijn <strong>van</strong> een toren wordt het watergehalte <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> doorgaans<br />

indirect, m.b.v. de uitlaattemperatuur <strong>van</strong> de lucht (Tuit) geregeld.<br />

Het debiet <strong>van</strong> de concentraatpomp wordt met regelapparatuur zodanig afgesteld dat Tuit<br />

constant blijft.<br />

Het niveau <strong>van</strong> Tuit en het feit dat Tuit afhankelijk is <strong>van</strong> de inlaattemperatuur<br />

(temperatuur <strong>van</strong> de het drooglucht) (Tin), volgt gemakkelijk uit een Mollier diagram<br />

voor vochtige lucht (fig.12.1).<br />

In het Mollierdiagram is op de horizontale as het watergehalte uitgezet in kg water per<br />

kg droge lucht.<br />

De verticale as geeft de temperatuur (T, in °C) en de enthalpie (h) per massaeenheid.<br />

[ de enthalpie h <strong>van</strong> vochtige lucht bij een temperatuur T°C, is bij defenitie de<br />

hoeveelheid warmte, die nodig is om 1 kg droge lucht en x kg water <strong>van</strong> 0°C te<br />

verwarmen tot T°C, waarbij het water ook verdampt moet worden. h = T + x ( 2500 +<br />

1,93 T )<br />

2500 = verdampingswarmte kJ.kg -1 bij 0°C, en 1,93 = soortelijke warmte bij constante<br />

druk <strong>van</strong> water. Als x = 0 ==> h = T.]<br />

Het diagram is nu zo geconstrueerd dat toevoeging <strong>van</strong> waterdamp <strong>van</strong> 0°C aan droge<br />

lucht <strong>van</strong> T°C overeenkomt met het volgen <strong>van</strong> een horizontale lijn <strong>van</strong>af de Y-as.<br />

De lijnen <strong>van</strong> constante T lopen daardoor enigszins omhoog, want die komen overéén<br />

met het toevoegen <strong>van</strong> waterdamp <strong>van</strong> T°C aan droge lucht <strong>van</strong> die temperatuur. De<br />

helling is 1,93.x.T, waarin de factor 1,93 de soortelijke warmte <strong>van</strong> waterdamp bij<br />

constante druk is (in kJ.kg -1 .K -1 )<br />

De schaal langs de Y-as geldt zowel voor h als voor T, want als x=0 is h=T (mits<br />

uitgedrukt in kJ.kg -1 ) aangezien de soortelijke warmte <strong>van</strong> droge lucht bij constante druk<br />

toevallig precies 1 kJ.kg -1 .K -1 is.<br />

De lijnen <strong>van</strong> constante h lopen evenwijdig en scherp naar beneden.<br />

(De lijnen <strong>van</strong> constante h noemt men adiabatische lijnen.)<br />

Dat houdt in dat bij constante T en toenemende x, h sterk toeneemt, wat uiteraard<br />

voortvloeit uit de defenitie <strong>van</strong> h, die inclusief de verdampingswarmte <strong>van</strong> het water is.<br />

In het diagram zijn ondermeer de lijnen <strong>van</strong> constante natte-boltemperatuur τ gegeven.<br />

τ is de temperatuur die een wateroppervlak bij snelle verdamping <strong>van</strong> water in lucht<br />

aanneemt.


Deze lijnen volgen bijna die <strong>van</strong> constante h, maar niet precies.<br />

Als men water <strong>van</strong> 0°C aan lucht toevoegt volgt men een lijn <strong>van</strong> constante h:<br />

krachtens de definitie is h voor water <strong>van</strong> 0°C immers 0. Voor droge lucht <strong>van</strong> 0ºC is h<br />

eveneens 0.<br />

Lijnen <strong>van</strong> constante natte-boltemperatuur komen overeen met de toestandsverandering<br />

die ontstaat door water <strong>van</strong> luchttemperatuur toe te voegen, waardoor h enigszins stijgt.<br />

Het belang <strong>van</strong> de grootheid τ is dat de drijvende kracht voor verdamping <strong>van</strong> water uit<br />

een drogende druppel evenredig aan het temperatuurverschil tussen de druppel en de<br />

lucht, dus aan (T - τ) zal zijn, althans zolang aw <strong>van</strong> de drogende druppel nog niet teveel<br />

<strong>van</strong> 1 afwijkt.<br />

Uiteraard is T= τ voor met waterdamp verzadigde lucht.<br />

Het diagram geeft tevens lijnen <strong>van</strong> constante relatieve vochtigheid of wateractiviteit aw.<br />

Deze zijn sterk gekromd.<br />

Het belang <strong>van</strong> deze grootheid is dat aangegeven wordt wat de wateractiviteit <strong>van</strong> het<br />

drogende produkt zal worden, als evenwicht tussen lucht en produkt ontstaat.<br />

De lijn aw = 1 geeft tevens de onderste begrenzing <strong>van</strong> het diagram.<br />

Onderin de figuur is nog een lijn die de absolute dampdruk <strong>van</strong> de waterdamp pw<br />

aangeeft. Deze is onafhankelijk <strong>van</strong> de temperatuur, mits pw ≤ de verzadigingsdampdruk,<br />

dus aw ≤ 1.


Fig.12.1. Mollierdiagram


Stel dat lucht <strong>van</strong> 20 o C en RV=70 % wordt verhit tot 175 o C, dan geeft lijn AB de<br />

verandering <strong>van</strong> de lucht.<br />

• AB loopt loodrecht (immers het aantal kg water per kg droge lucht verandert niet nl.<br />

0,01 kg/kg).<br />

• De waterdampspanning <strong>van</strong> de lucht blijft gelijk (lijn ab)<br />

• De relatieve vochtigheid <strong>van</strong> de lucht neemt sterk af tot ongeveer 0,002.<br />

• Het volume <strong>van</strong> de lucht neemt toe. (niet aangegeven in fig. 12.1.)<br />

• De enthalpie <strong>van</strong> de lucht neemt toe; uit het diagram volgt dat elke kg lucht 158 kJ/kg<br />

heeft opgenomen.<br />

Daarna wordt de hete drooglucht in contact gebracht met de concentraat nevel en neemt<br />

de lucht waterdamp op en staat warmte af.<br />

In het ideale geval volgt de verandering <strong>van</strong> de lucht de adiabatische lijn (lijn <strong>van</strong> gelijke<br />

warmte inhoud): BD.<br />

Er dient dan wel te gelden dat:<br />

1. Het verstoven concentraat geen warmte toevoert.<br />

2. De toren zodanig is geïsoleerd, dat geen warmteverlies optreedt en dat<br />

bovendien geen secundaire lucht, als bv koellucht wordt toegevoerd.<br />

3. Er geen rekening wordt gehouden met de energie die nodig is, boven de<br />

warmte voor verdamping <strong>van</strong> water, om water vrij te maken uit een<br />

oplossing die een osmotische druk heeft.<br />

Onder praktische omstandigheden compenseert het vermelde onder 1 het 2 o punt.<br />

Het gestelde onder 3 is te verwaarlozen klein.<br />

Onder vermelde omstandigheden kan lijn BD worden gevolgd.<br />

De lucht kan nu worden afgekoeld tot lijn BD de ρ-lijn = 0,07, in C snijdt.<br />

Bij een watergehalte <strong>van</strong> 2,5-3,0 % <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> en een temperatuur <strong>van</strong> 80-100 o C<br />

bedraagt de wateractiviteit <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> nl ~ 0,07 %.<br />

Bij punt C wordt 95 o C afgelezen en Tuit dient derhalve 95 o C te zijn.<br />

Wordt de lucht tot E (225 o C) verhit, dan volgt uit het diagram dat Tuit 106 o C bedraagt.<br />

Het watergehalte <strong>van</strong> de lucht stijgt gedurende het drogen in dit geval <strong>van</strong> 0,010 (in punt<br />

B) tot 0,041 (in punt C) kg per kg droge lucht.<br />

Stel dat men ondermelkconcentraat wil verstuiven met 46 % water en dat men droogt tot<br />

3 % water.


0, 46 − 0, 03<br />

Dan heeft men = 13, 9kg<br />

drogelucht per kg concentraat nodig.<br />

0, 041− 0, 010<br />

Aangezien ρ 20 <strong>van</strong> lucht met aw = 0,07 bij 100 kPa ongeveer 1,18 kg.m -3 is komt dit<br />

overéén met 11,8 m 3 koude lucht per kg concentraat.<br />

Het rendement <strong>van</strong> de toegevoerde warmte kan men als volgt uitdrukken en berekenen:<br />

De per kg droge lucht toegevoerde warmte is (Ti - To).cp; Ti = inlaattemperatuur hete<br />

lucht, To = temperatuur buitenlucht.<br />

cp = soortelijke warmte bij constante druk.<br />

De afgegeven hoeveelheid warmte is (Tu - Ti).cp ; Tu = de uitlaattemperatuur <strong>van</strong> de<br />

gebruikte lucht.<br />

Aangezien cp nauwelijks afhangt <strong>van</strong> het watergehalte, kan men het rendement<br />

definiëren als:<br />

. T T i − u<br />

Ti − To<br />

175− 95<br />

In het onderhavige geval is dat = 52%<br />

175− 20<br />

hi − ho<br />

Per hoeveelheid verdampt water is verbruikt:<br />

x − x<br />

u i<br />

203− 45<br />

ofwel<br />

= 5097 kJ.kg<br />

0, 041− 0, 010<br />

-1 , wat globaal overeenkomt met 2,35 kg stoom per<br />

kg verdampt water.<br />

Tot welke temperatuur kan men de lucht laten afkoelen? Dat hangt primair af <strong>van</strong> de<br />

wateractiviteit die daar bij hoort.<br />

In het ideale geval zou men <strong>van</strong> de desorptie-isotherm <strong>van</strong> het drogende produkt moeten<br />

uitgaan.<br />

Die is voor geconcentreerde (onder)melk echter niet bekend, althans niet bij hoge<br />

temperaturen of bij hoge watergehalten.<br />

Het probleem is namelijk dat het bepalen <strong>van</strong> zo'n isotherm lang duurt, gedurende welke<br />

tijd lactose kristalliseert tenzij T en watergehalte beide laag zijn. Tijdens het<br />

verstuivingsdrogen treedt geen lactosekristallisatie op en dat geeft nogal een groot<br />

verschil in aw.<br />

Bij de regeling wordt dus uitgegaan <strong>van</strong> het verband tussen watergehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong><br />

en de temperatuur <strong>van</strong> de uittredende drooglucht (fig.12.2)<br />

In feite dient de verkregen Tuit (95 o C of 106 o C) te worden gezien als een richttemperatuur.<br />

Er wordt nl. uitgegaan <strong>van</strong> de gedachte, dat een evenwicht tussen wateractiviteit<br />

<strong>van</strong> <strong>poeder</strong> en rel.dampspanning <strong>van</strong> lucht ontstaat.


Dit evenwicht wordt in de praktijk echter niet bereikt 17 , ook niet in eventueel achter de<br />

toren geplaatste vloeibedden.<br />

Naast het constant houden <strong>van</strong> Tuit is regelmatig onderzoek <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> op watergehalte,<br />

tijdens de produktie, noodzakelijk.<br />

Afhankelijk <strong>van</strong> dit onderzoek wordt Tuit bijgesteld. Wil men een hoger watergehalte dan<br />

wordt de concentraat toevoer vergroot en voor een lager gehalte geldt het omgekeerde.<br />

In het bovenstaande zijn steeds een aantal factoren constant gedacht: RV <strong>van</strong><br />

aangezogen lucht, omtreksnelheid <strong>van</strong> het wiel, viscositeit <strong>van</strong> het concentraat, enz.<br />

Fig. 12.2.<br />

17 Bij een uitgangstemperatuur <strong>van</strong> 70°C hoort een aw <strong>van</strong> 0,25. Theoretisch komt deze<br />

waarde overéén (uit de desorptie-isotherm) met een vochtgehalte <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> <strong>van</strong><br />

2,5 %. In de praktijk droogt men tot 95°C, wat overéén komt met een aw <strong>van</strong> 0,07. Als er<br />

evenwicht zou zijn tussen drooglucht en <strong>poeder</strong>, dan had het <strong>poeder</strong> een watergehalte<br />

<strong>van</strong> < 1%. In de praktijk is dat ca. 3%.


In fig.12.3 zijn de factoren gegeven, die in hun algemeenheid <strong>van</strong> invloed zijn op het<br />

watergehalte <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong>.<br />

In de figuur kan steeds 1 factor worden gevarieerd (±), terwijl de overige dan constant<br />

blijven.<br />

Fig.12.3 Factoren, die <strong>van</strong> invloed zijn op het watergehalte <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong>.<br />

xxx Vaak hanteert men ook wel de volgende vuistregel:<br />

ΔTu = 0,1 ΔTi - 5ΔW + ΔD<br />

De interpretatie is als volgt:<br />

• Als men Ti 10°C hoger neemt moet men Tu globaal 1°C hoger nemen om<br />

het watergehalte constant te houden.<br />

• Als men het percentage water in het <strong>poeder</strong> W 1 hoger wil hebben moet<br />

men Tu 5°C lager nemen (de factor 5 geldt echter alleen voor ondermelk,<br />

en dan nog globaal).<br />

• Als het percentage droge stof in het concentraat D 1 hoger is, moet men<br />

Tu heel globaal 1°C hoger nemen. De verklaring hiervoor is dat de<br />

gemiddelde druppelgrootte toeneemt met het droge-stofgehalte <strong>van</strong> het<br />

concentraat, waardoor het verschil tussen watergehalte en<br />

evenwichtswatergehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> toeneemt, zodat we tot een lagere<br />

aw <strong>van</strong> de lucht moeten drogen.xxx


Drie ervaringen uit de praktijk 18<br />

• Bij een droger werd het vochtgehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> gecontroleerd door eens<br />

per uur een monster door het lab te laten onderzoeken. Vanaf een gegeven<br />

dag was op sommige momenten de gevonden waarde extreem laag.<br />

Aan<strong>van</strong>kelijk werd hierop gereageerd door de operators. Later werd<br />

getwijfeld aan de juistheid omdat een nieuw monster weer een normale<br />

waarde gaf en werden ze genegeerd. Toch waren de uitschieters wel degelijk<br />

aanwezig. De oorzaak bleek te liggen in de periodieke omschakeling <strong>van</strong> de<br />

beide concentraatbakjes. Hierbij kwam het eerste schot spoelwater in de af te<br />

schakelen tank nog net in de droger terecht.<br />

• Een droger had al sinds jaar en dag de naam 'onbestuurbaar te zijn. Het<br />

vochtgehalte schommelde altijd ± 0,5%. Het vochtgehalte varieerde altijd en<br />

wel met een constante cyclustijd <strong>van</strong> 10 min. Na enig speurwerk kwam naar<br />

voren dat dit precies de cyclustijd was <strong>van</strong> het achtereenvolgens<br />

schoonblazen <strong>van</strong> de compartimenten in de filterinstallatie. Periodiek kwam<br />

er bij het <strong>poeder</strong> uit de droogkamer een flinke hoeveelheid fines uit het filter.<br />

Verschil in vocht tussen deze twee fracties <strong>poeder</strong> veroorzaakte de<br />

schommelingen in het vochtgehalte. Een eenvoudige aanpassing <strong>van</strong> de<br />

volgorde <strong>van</strong> schoonblazen <strong>van</strong> de diverse compartimenten in de filterkast<br />

was de oplossing.<br />

• Bij een droger verstopte bij bepaalde produkten de sluis onder de<br />

eindcycloon regelmatig. Het vochtgehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> ging omhoog. Het<br />

moment dat het vochtgehalte een sprongetje naar boven maakte, bleek<br />

overeen te komen met het moment dat de desbetreffende sluis werd<br />

geblokkeerd: de fijne, veel drogere fractie ontbreekt dan in de uitgaande<br />

produktstroom.<br />

12.1. Het regelen <strong>van</strong> het vochtgehalte <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong>.<br />

Xxx Volgens voorschrift <strong>van</strong> het Centraal Orgaan Zuivelcontrole (COZ) dient het<br />

vochtgehalte <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> te worden vastgesteld volgens de methode omschreven in<br />

IDF-document 26 <strong>van</strong> 1964. In principe wordt hierbij het <strong>poeder</strong> gedroogd bij 102°C tot<br />

er geen gewichtsafname meer plaatsvindt. De totale gewichtsafname wordt dan gedeeld<br />

door het totale gewicht <strong>van</strong> het te drogen <strong>poeder</strong>monster en dit getal is het 'vochtgehalte'.<br />

De temperatuur <strong>van</strong> 102°C (en de spreiding <strong>van</strong> 2°C eromheen) lijkt sterk arbritair.<br />

Enerzijds verdampt bij deze temperatuur meer dan het vrije water, dat verantwoordelijk<br />

is voor de houdbaarheid <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>, maar niet het totale vocht. Anderzijds<br />

verdampen bij deze temperatuur ook andere componenten. Het eindpunt <strong>van</strong> de droging<br />

18 Bron: VMT 5 aug. 1993 nr 16/17.; VMT maart 1984 17 nr 6.


wordt daarom ook wel eens gedefinieerd als 'een instabiel evenwicht tussen drogen en<br />

verbranden'.<br />

Het resultaat <strong>van</strong> de bepaling is afhankelijk <strong>van</strong> het vochtgehalte <strong>van</strong> de omgevingslucht.<br />

Vooral bij het afkoelen <strong>van</strong> de niet-hermetisch gesloten weegbakjes wordt<br />

waterdamp aangetrokken door het gedroogde <strong>poeder</strong>. De verschillen <strong>van</strong> vochtgehalte<br />

kunnen aanzienlijk zijn. Binnen ons land en in een tijdsbestek <strong>van</strong> twee weken is een<br />

verschil <strong>van</strong> 0,3% vocht waargenomen.<br />

Onderzoek bij zowel het Zuivelcotroleinstituut te Leusden als bij het NIZO heeft<br />

uitgewezen dat de methode zodanig kan worden verbeterd dat wel een eenduidig<br />

vochtgehalte kan worden verkregen. Een dergelijke methode is tot op heden niet ingevoerd.xxx<br />

Wanneer nu in of bij de <strong>poeder</strong>drogers een infraroodadsorptie (NIR 19 )vochtmeetprincipe<br />

(fig.12.4.) wordt toegepast (voor procesregeling), moet de methode<br />

worden vergeleken of geijkt met de referentiemethode. Dat betekent dat bij de<br />

onzekerheid in de in-line-methode (NIR-methode) de onzekerheid in de referentiemethode<br />

moet worden opgeteld. Een in-line-vochtmeting, hoe nauwkeurig ook, kan dus<br />

nooit meer zekerheid omtrent het 'echte' vochtgehalte geven dan de referentievochtbepaling<br />

toelaat.<br />

Fig.12.4.<br />

MC = microcomputer; d20 = densiteit <strong>van</strong> het concentraat; P = pomp met variabel<br />

toerental;<br />

C = cycloon<br />

19 De golflengte waarmee gemeten wordt ligt in het zogenaamde nabij-infraroodgebied: <strong>van</strong>daar de naam<br />

NIR-(near infrared)-methode.


Wat wel kan worden bereikt met een nauwkeurige in-line-meting is dat veranderingen in<br />

het vochtgehalte <strong>van</strong> het geproduceerde <strong>poeder</strong> direkt, snel en heel nauwkeurig worden<br />

gevolgd.<br />

Operators moeten met hun vakkennis, met het procesregelsysteem en met de in-linevochtinformatie<br />

de produktie op een zeker niveau houden. Het laboratorium moet met<br />

hun technieken zorgen dat het niveau overeenkomt met het niveau <strong>van</strong> de regelgevende<br />

en controlerende instantie (bedrijfsleiding, klant of Zuivelcontrole-instituut).<br />

In line vochtmeting <strong>van</strong> vrij vocht gebaseerd op REV heeft beperkte<br />

toepassingsmogelijkheden.<br />

ΔTlu = C1Δds + C2Δxp<br />

Tlu = temperatuur <strong>van</strong> de uitgaande lucht<br />

Δds = de variatie in drogestofgehalte <strong>van</strong> het concentraat.<br />

Δxp = de variatie in vochtgehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>.<br />

C1 en C2 zijn constanten. Deze zijn verschillend per installatie en per soort produkt met<br />

de daarbij behorende procesvoering.<br />

Een densiteitsmeter meet de dichtheidsverandering <strong>van</strong> het concentraat en via een<br />

microcomputer wordt vooraf de ingestelde waarde <strong>van</strong> de uitlaattemperatuur gewijzigd,<br />

hetgeen een aanpassing <strong>van</strong> de concentraatstroom tot gevolg heeft.<br />

Deze aanpassing kan echter nooit volledig exact zijn zodat het uiteindelijke effect<br />

gecontroleerd en eventueel gecorrigeerd moet worden. Hiervoor wordt een<br />

infraroodvochtmeter toegepast. Indien het ge,eten vochtgehalte <strong>van</strong> de gewenste waarde<br />

afwijkt resulteert dit alsnog in een extra verstelling <strong>van</strong> de uitlaattemperatuur door de<br />

microcomputer.


13. TWEE FASEN DROGINGFout! Bladwijzer niet gedefinieerd.<br />

Bij 2-traps-of 2-fasen droging vindt de droging <strong>van</strong> het concentraat in 2 trappen plaats<br />

(fig.13.1.)<br />

Fig.13.1. Schematisiche voorstelling <strong>van</strong> 2-fasen droging.<br />

Verstuivingsdrogen is relatief duur, onder meer aan energie.<br />

Men kan het rendement proberen op te voeren door verder in te dikken vóór het<br />

verstuiven en door een hogere lucht-inlaattemperatuur toe te passen. maar dan krijgt men<br />

spoedig hittebeschadiging <strong>van</strong> het produkt.<br />

Een alternatief is om het nog niet geheel droge <strong>poeder</strong> <strong>van</strong> de lucht te scheiden en buiten<br />

de toren na te drogen.<br />

Men kan dan de uitlaattemperatuur <strong>van</strong> de lucht lager kiezen en daardoor ook de<br />

inlaattemperatuur hoger maken zonder dat de hittebeschadiging toeneemt.<br />

Bovendien kan men meer concentraat per uur verstuiven (Tabel 13.1.).<br />

Men droogt het <strong>poeder</strong> na in een wervelbeddroger. Om het <strong>poeder</strong> goed te fluidiseren<br />

moet men de droger laten trillen.<br />

In een verstuivingsdroger is de aan<strong>van</strong>kelijke luchttemperatuur hoog en de verblijfsduur<br />

kort (enkele seconden).<br />

In een wevelbeddroger is de luchtinlaattemperatuur relatief laag (bijvoorbeeld 130°C),<br />

wordt weinig lucht gebruikt en is de verblijfstijd veel langer (verscheidene minuten),<br />

waardoor deze apparatuur veel geschikter is om na te drogen.


Tabel 13.1.<br />

Ondermelkconcentraat <strong>van</strong> 48 % droge stof. Het watergehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> is 3,5 %.<br />

Fout! Bladwijzer niet<br />

gedefinieerd.Trappen<br />

1 2<br />

Inlaattemp. toren 200°C 250°C<br />

Uitlaattemp. 94 87<br />

aw uitlaatlucht toren 0.09 0,17<br />

Totaal warmteverbruik kJ/kg<br />

water<br />

4330 3610<br />

Capaciteit kg <strong>poeder</strong> per uur 1300 2040<br />

De 1 o fase <strong>van</strong> het proces geschiedt in een toren, waarbij met een lage uitlaattemperatuur<br />

(70-75 o C) het <strong>poeder</strong> tot een watergehalte <strong>van</strong> 5...7 % wordt gedroogd. Het <strong>poeder</strong> is dan<br />

nog vochtig.<br />

Voor de nadroging, tot het uiteindelijke lage watergehalte, en de koeling, worden de<br />

vloeibedden gebruikt, die worden geschud of getrild om de fluidisatie te bevorderen.<br />

Deze procesvoering wordt t.o.v. een 1-fase droging gekenmerkt door:<br />

♦ een langere droogtijd (toren + vloeibedden ca 2-5 min.).<br />

♦ een lage uitlaattemperatuur in de toren (70-75°C).<br />

♦ een voor de deeltjes minder geforceerd- en meer ontspannen droogproces.<br />

Het gevolg is:<br />

♦ betere oploseigenschappen <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> (o.a. grotere gemiddelde -<br />

deeltjesdichtheid, geringer vacuolen volume, lager vrij vetgehalte, relatief weinig<br />

fines).<br />

♦ beter toren-rendement.<br />

♦ een beter rendement <strong>van</strong> het gehele drooggebeuren.<br />

Het warmterendement is hoger (20%) en de capaciteit groter (57 %), waar de<br />

investeringskosten voor de wervelbeddroger tegenover staan.<br />

Slechts 5 % <strong>van</strong> de warmte wordt bij het nadrogen verbruikt.


Met een wervelbed kan men nog meer. Het is al heel eenvoudig om een koelsectie toe te<br />

voegen.<br />

Het wordt ook gebruikt om de <strong>poeder</strong>deeltjes te doen agglomoreren. Dit is vooral<br />

gewenst omdat een fijn <strong>poeder</strong> heel lastig wil oplossen in koud water.<br />

Vandaar dat men veelal een grof <strong>poeder</strong> probeert te maken. In een wervelbed botsen de<br />

<strong>poeder</strong>deeltjes nogal hevig tegen elkaar aan waardoor ze agglomoreren indien ze nog<br />

vochtig genoeg zijn.<br />

Vaak wordt de luchtsnelheid in het wervelbed zo gekozen dat de kleinste <strong>poeder</strong>deeltjes<br />

(die al erg droog waren en dus slecht wilden agglomoreren) daaraan ontsnappen; die<br />

voert men terug in de toren, waar ze in de sproeinevel worden teruggevoerd wat tot<br />

agglomoratie met de drogende druppels leidt.<br />

Gedurende de laatste jaren zijn er enkele ontwikkelingen waarbij als het ware tweetrapsdrogen<br />

in één droogtoren wordt uitgevoerd.<br />

Men kan de omstandigheden zo maken dat onder in de toren een langer verblijvend, vrij<br />

geconcentreerde min of meer gefluidiseerde massa <strong>poeder</strong> aanwezig is, waar men<br />

afzonderlijk drooglucht door blaast (fig.13.2).<br />

Fig.13.2.


13.1 MEER FASE DROGING<br />

A. Sproeidrogers met geïntegreerd fluid-bed.<br />

In de zuivel wordt verreweg het meest met één- en tweefasen drogers gewerkt.<br />

De meerfasendrogers (Multi Stage Dryer) vertegenwoordigen een nieuwe generatie<br />

drogers.<br />

In de zuivel wordt pas <strong>van</strong> een MSD gesproken als deze het kenmerk heeft, dat het eerste<br />

droogbed niet na, maar in de droogtoren is aangebracht in de vorm <strong>van</strong> een gefluidiseerd<br />

bed.<br />

Een uitzondering hierop is de Filtermat.<br />

De derde fase <strong>van</strong> de MSD komt volledig overeen met de tweede fase <strong>van</strong> de<br />

tweetrapsdroger.<br />

Fig.13.1.1. Schema <strong>van</strong> de meerfasendroger. 1:hoge drukpomp; 2: nozzle; 3A: eerste<br />

droogfase; 3B: tweede droogfase in de droogkamer met geïntegreerd werveldbed; 3C:<br />

derde droogfase in schudbed; 4A en 4B: cyclonen voor scheiding va lucht en product.


Tabel 13.1.1.<br />

Procescondities waarbij ondermelk<strong>poeder</strong> kan worden gedroogd in de meerfasendroger<br />

(indicatief).<br />

Fout! Bladwijzer niet<br />

gedefinieerd.Concentr<br />

aat<br />

Hoofdlucht<br />

-----------------<br />

Statische wervelbed<br />

-----------------------<br />

Schudbedsectie 1<br />

Schudbedsectie 2<br />

Tabel 13.1.2.<br />

Vochtgehalte.<br />

Fout! Bladwijzer niet<br />

gedefinieerd.Concentra<br />

at<br />

Eerste droogfase 3A<br />

Statische wervelbed<br />

Wervelbeddroger<br />

temperatuur<br />

ingangstemp.<br />

uitgangstemp.<br />

--------------<br />

luchttemp.<br />

<strong>poeder</strong>temp.<br />

--------------<br />

luchttemp.<br />

luchttemp.<br />

50 % water<br />

10 - 15 % water<br />

3 - 7 % water<br />

2,5 - 4 % water<br />

67 o C<br />

225 o C<br />

67 o C<br />

--------------------------<br />

110 o C<br />

62 o C<br />

--------------------------<br />

93 o C<br />

15 o C<br />

In de eerste droogfase boven in de droogkamer (3A) wordt het geconcentreerde produkt<br />

(50% d.s.) gedroogd tot het een vochtgehalte heeft <strong>van</strong> ca. 10 - 15 %.<br />

Vervolgens worden lucht en <strong>poeder</strong> gescheiden; het grootste deel <strong>van</strong> de natte <strong>poeder</strong><br />

komt op het interne, statische wervelbed (3B) terecht, waar het met een tweede<br />

hoeveelheid droge, warme lucht verder wordt gedroogd tot het een vochtgehalte <strong>van</strong> 3 -<br />

7 % heeft (tweede droogfase).<br />

De fijnste deeltjes, die samen met de uitgaande lucht aan de bovenkant <strong>van</strong> de toren zijn<br />

afgevoerd, worden door middel <strong>van</strong> twee cyclonen (4A en 4B) <strong>van</strong> de lucht afgescheiden<br />

en teruggevoerd in de droogkamer ter hoogte <strong>van</strong> het interne statische wervelbed (3B).<br />

Op het externe schudbed (3C) wordt het produkt met een derde luchtstroom gedroogd tot<br />

het <strong>poeder</strong> het gewenste eindvochtgehalte heeft en vervolgens met een vierde<br />

luchtstroom (3C) gekoeld tot een temperatuur beneden 30 o C.<br />

Het voordeel <strong>van</strong> een MSD boven een tweefasendroger is dat het vochtgehalte na de<br />

eerste droogfase hoger kan zijn.


Een tweefasendroger levert meestal al vervuilingsproblemen op als het vochtgehalte<br />

meer dan 6% bedraagt.<br />

Bij de MSD kan dit vochtgehalte verhoogd worden tot 10 - 15 %.<br />

Het hogere vochtgehalte is mogelijk doordat het plakkerige <strong>poeder</strong> wordt opge<strong>van</strong>gen in<br />

het gefluidiseerde bed.<br />

Door de intense menging en betrekkelijke snelle nadroging in dit bed treden er geen<br />

aankoekingsproblemen op.<br />

De uitlaattemperatuur is bij eenzelfde inlaattemperatuur lager.<br />

Omdat de diffulsiesnelheid binnen het drogende deeltje bij hoger vochtgehaltes veel<br />

groter is en het <strong>poeder</strong> een hogere vochtgehalte heeft na de eerste fase kan een hogere<br />

inlaattemperatuur gekozen worden bij eenzelfde hittebelasting <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>.<br />

Bij de MSD-droger treedt een sterkere agglomeratie <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>deeltjes op, (nog meer)<br />

dan in een tweefasendroger.<br />

De MSD-drogers hebben een lager energieverbruik vergeleken met één- of<br />

tweefasendrogers.<br />

Fig. 13.1.2. Anhydro en Niro 3-trapsdrogers.


B. De Filtermat verstuivingsdrooginstallatie.<br />

Het maken <strong>van</strong> zeer moeilijke te drogen <strong>poeder</strong>s kan in deze installatie worden gedaan<br />

doordat het halfdroge produkt op een bewegende band valt en continu wordt verwijderd<br />

door de bewegende band, zonder gebruik <strong>van</strong> lucht als transportmiddel.<br />

De Filtermat is met name ontworpen om ongewenste afzettingen te vermijden.<br />

Eén <strong>van</strong> de meest belangrijke punten in dit opzicht is de afwezigheid <strong>van</strong> elke<br />

circulerende luchtbeweging.<br />

Alle lucht die in de Filtermat komt verkeert in een laminaire stromingstoestand,<br />

waardoor het risico <strong>van</strong> ongewenste <strong>poeder</strong>aanhechtingen grotendeels wordt<br />

weggenomen.<br />

Fig. 13.1.3<br />

De Filtermat verstuivingsdrooginstallatie.<br />

Eerste droogfase<br />

De verstuiving <strong>van</strong> het te drogen concentraat gebeurt door middel <strong>van</strong> drukverstuiving<br />

met nozzles die boven in de eerste droogkamer zijn geplaatst (I).<br />

De drooglucht komt via een luchtverdeler, die voor een laminaire luchtstroom zorgt, in<br />

de eerste droogkamer en wel zodanig, dat elke mogelijkheid <strong>van</strong> ongewenste<br />

terugstroom is uitgesloten.<br />

Het aantal druknozzles is afhankelijk <strong>van</strong> de grootte <strong>van</strong> de droger.


Voor een goede gecontroleerde gelijkmatige droging is een efficiënte menging <strong>van</strong><br />

drooglucht met het verstoven concentraat belangrijk. In de Filtermat drooginstallatie<br />

wordt dit bereikt door ook rond elke druknozzle drooglucht toe te voeren<br />

Wanneer het concentraat in de drooglucht wordt verstoven zal het oppervlaktewater<br />

praktisch onmiddelijk verdampen. Het water binnenin de deeltjes zal beginnen te<br />

migreren naar het oppervlak, waar een voortdurende verdamping plaats vindt.<br />

Aldus blijft daar een lage produkttemperatuur gehandhaafd.<br />

De verblijftijd in deze eerste fase <strong>van</strong> het droogproces is kort, gemiddeld niet meer dan 7<br />

à 8 sec.<br />

Tweede droogfase<br />

Het <strong>poeder</strong>, dat afhankelijk <strong>van</strong> het te drogen produkt nog 10 à 20 % vocht bevat, komt<br />

na de eerste droogfase op de bewegende band. De <strong>van</strong> polyester geweven band laat<br />

drooglucht door, terwijl het <strong>poeder</strong> op de band achter blijft.<br />

Poeder met een hoog vochtgehalte leent zich uitstekend voor agglomeraatvorming.<br />

Terwijl het <strong>poeder</strong> een poreuze laag op de band vormt, vindt nog steeds verdamping<br />

plaats.<br />

Deze tweede droogfase op de band in de eerste droogkamer is kenmerkend voor de<br />

Filtermat drooginstallatie en is een zogenaamde passagedroging. het <strong>poeder</strong> zelf beweegt<br />

niet, doch de drooglucht wordt met een vrij hoge snelheid langs de dan halfdroge<br />

<strong>poeder</strong>deeltjes geleid.<br />

Slechts 1 - 4% <strong>van</strong> de totale <strong>poeder</strong>hoeveelheid wordt door de drooglucht meegenomen<br />

en vervolgens afgescheiden met behulp <strong>van</strong> cyclonen.<br />

Het is mogelijk om met een hoge relatieve vochtigeheid <strong>van</strong> de uitgaande lucht te<br />

werken, dankzij de zeer lage <strong>poeder</strong>beladingsgraad <strong>van</strong> de uittredende drooglucht. Dit<br />

betekent een aanzienlijke betere warmte-efficiëncy <strong>van</strong> het droogproces omdat de<br />

uittredetemperatuur aanmerkelijk lager is dan bij andere drogertypen.<br />

Derde droogfase<br />

Na de tweede droogfase die, zoals vermeld, plaats vindt terwijl het <strong>poeder</strong> op de band<br />

over de bodem <strong>van</strong> de droogkamer wordt getransporteerd, komt het <strong>poeder</strong> met een<br />

vochtgehalte <strong>van</strong> ca. 12 % in een verblijfskamer, zodat het, zoasl voor sommige <strong>poeder</strong>s<br />

is vereist, zich eventueel kan stabiliseren of een door en door poreuze structuur<br />

verkrijgen.<br />

Het vochtgehalte is dan nog hoog genoeg om dit toe te laten.<br />

Het vochtgehalte is echter wel zo laag, dat er geen enkele risico voor achteruitgang <strong>van</strong><br />

de <strong>poeder</strong>kwaliteit door de dan heersende temperatuur/vocht verhouding bestaat.<br />

Vanuit de verblijfskamer wordt het <strong>poeder</strong> naar de derde droogfase (III) gevoerd waar de<br />

droging wordt beëindigd met behulp <strong>van</strong> drooglucht met een lage temperatuur.<br />

De laatste fase is tevens een koelfase waar het <strong>poeder</strong> tot de gewenste temperatuur wordt<br />

gekoeld.


Het <strong>poeder</strong> verlaat de Filtermat driefasendroger in de vorm <strong>van</strong> grote agglomeraten en<br />

wordt met behulp <strong>van</strong> aangepaste zeefsystemen op de gewenste deeltjesgrootte en<br />

<strong>poeder</strong>struktuur gebracht.<br />

Toepassingsmogelijkheden <strong>van</strong> de Filtermat, Damrow Co, Fond de Lac, Wisconsin USA.<br />

Wanneer men <strong>poeder</strong> maakt met een hoog vetgehalte (meer dan 40% vet), kan een<br />

conventionele droger alleen werken als éénfase drooginstallatie; het droogproces moet<br />

worden voltooid in de droogkamer en nadien moet het produkt worden gekoeld in een<br />

fluid-bed.<br />

Het voordeel <strong>van</strong> een tweefasen droogproces in vergelijking met een éénfasedroging, ligt<br />

in een vermindering <strong>van</strong> het energieverbruik met ca. 25%.<br />

Men verliest in conventionele drooginstallaties deze besparing bij het produceren <strong>van</strong><br />

vette <strong>poeder</strong>s, maar niet in een Filtermat installatie.<br />

De Filtermat kan echter alleen werken als een driefasen droger.<br />

De Filtermat is in staat om praktisch alle produkten te drogen, die kunnen worden<br />

verstoven via drukverstuivers.<br />

Droogcurve<br />

Het drogen <strong>van</strong> verstoven concentraat zal in elk type droger gebeuren volgens de<br />

schematische curve in fig. 13.1.4 doch in de Filtermat zijn de drie droogfasen gescheiden<br />

en kunnen individueel worden gecontroleerd.<br />

Fig. 13.1.4


13.2. Schuimdrogen.<br />

Schuimdrogen (Stork) is een uitstekende methode om droge produkten te produceren<br />

met een lage bulkdensiteit. Het procedé kan toegepast worden als alternatief, of in<br />

combinatie met agglomeratie techniek.<br />

Toepassingen zijn: vet verrijkte melk<strong>poeder</strong>s (creamers); koffie en suiker ver<strong>van</strong>gers;<br />

lactose <strong>poeder</strong>s; zetmeel <strong>poeder</strong>s.<br />

Bij het schuim-sproei-droog proces wordt een gas geïnjecteerd in het concentraat,<br />

meestal tussen de hoge druk voedingspomp en de sproeinozzles (fig 13.2.1.)<br />

Fig.13.2.1.<br />

Bij het wegvallen <strong>van</strong> de druk in de nozzles expanderen de druppels tot holle deeltjes<br />

met een lage dichtheid en een vergroot grensoppervlak. De deeltjes zijn opgeblazen en<br />

hol.<br />

Een bijkomend voordeel <strong>van</strong> schuimdrogen is de snelle waterverdamping uit de druppels.<br />

Bij voorkeur dient men een gas te nemen welke als vloeistof is te verpompen, en<br />

onschadelijk is voor het produkt. Meestal kiest men CO2.<br />

Schuimdrogen kan gecombineerd worden met het terugvoeren <strong>van</strong> de fines als droge<br />

bestanddeel om een 'free flowing' geagglomoreerd produkt te maken met de gewenste<br />

bulkdesiteit.


I.p.v. fines kan ook een andere droge bestanddeel toegepast worden. Dit kan nodig zijn<br />

als het bestanddeel slecht oplost in het concentraat, of in oplossing 'plakkerigheid' geeft<br />

in het <strong>poeder</strong>. De stof is beter als kristallijne stof in de toren te blazen.<br />

13.1. Meer Fasen Droging.<br />

A. Sproeidrogers met geïntegreerd fluid-bed.<br />

In de zuivel wordt verreweg het meest met één- en tweefasen drogers gewerkt.<br />

De meerfasendrogers (Multi Stage Dryer) vertegenwoordigen een nieuwe generatie<br />

drogers.<br />

In de zuivel wordt pas <strong>van</strong> een MSD gesproken als deze het kenmerk heeft, dat het eerste<br />

droogbed niet na, maar in de droogtoren is aangebracht in de vorm <strong>van</strong> een gefluidiseerd<br />

bed.<br />

Een uitzondering hierop is de Filtermat.


De derde fase <strong>van</strong> de MSD komt volledig overeen met de tweede fase <strong>van</strong> de<br />

tweetrapsdroger.<br />

Fig. 13.1.1. Schema <strong>van</strong> de meerfasendroger.<br />

Tabel 13.1.1.<br />

Procescondities waarbij ondermelk<strong>poeder</strong> kan worden gedroogd in de meerfasendroger<br />

(indicatief).<br />

+-----------------------------------------------+<br />

¦Concentraat temperatuur 67°C ¦<br />

¦Hoofdlucht ingangstemp. 225°C ¦<br />

¦ uitgangstemp. 67°C ¦<br />

¦Statisch wervelbed luchttemp. 110°C ¦<br />

¦ <strong>poeder</strong>temp. 62°C ¦<br />

¦Schudbedsectie 1 luchttemp. 93°C ¦<br />

¦ ,, ,, 2 luchttemp. 15°C ¦<br />

¦ ¦<br />

+-----------------------------------------------+<br />

Tabel 13.1.2.<br />

Vochtgehalte.<br />

+--------------------------------------+<br />

¦Concentraat 50 % water ¦<br />

¦Eerste droogfase 3A 10 - 15 % water ¦<br />

¦Statisch wervelbed 3 - 7 % water ¦<br />

¦Wervelbeddroger 2,5 - 4 % water ¦<br />

+--------------------------------------+


In de eerste droogfase boven in de droogkamer (3A) wordt het geconcentreerde produkt<br />

(50% d.s.) gedroogd tot het een vochtgehalte heeft <strong>van</strong> ca. 10 - 15 %.<br />

Vervolgens worden lucht en <strong>poeder</strong> gescheiden; het grootste deel <strong>van</strong> de natte <strong>poeder</strong><br />

komt op het interne, statische wervelbed (3B) terecht, waar het met een tweede<br />

hoeveelheid droge, warme lucht verder wordt gedroogd tot het een vochtgehalte <strong>van</strong> 3 -<br />

7 % heeft (tweede droogfase).<br />

De fijnste deeltjes, die samen met de uitgaande lucht aan de bovenkant <strong>van</strong> de toren zijn<br />

afgevoerd, worden door middel <strong>van</strong> twee cyclonen (4A en 4B) <strong>van</strong> de lucht afgescheiden<br />

en teruggevoerd in de droogkamer ter hoogte <strong>van</strong> het interne statische wervelbed (3B).<br />

Op het externe schudbed (3C) wordt het produkt met een derde luchtstroom gedroogd tot<br />

het <strong>poeder</strong> het gewenste eindvochtgehalte heeft en vervolgens met een vierde<br />

luchtstroom (3C) gekoeld tot een temperatuur beneden 30°C.<br />

Het voordeel <strong>van</strong> een MSD boven een tweefasendroger is dat het vochtgehalte na de<br />

eerste droogfase hoger kan zijn.<br />

Een tweefasendroger levert meestal al vervuilingsproblemen als het vochtgehalte meer<br />

dan 6 % bedraagt.<br />

Bij de MSD kan dit vochtgehalte verhoogd worden tot 10 - 15 %.<br />

Het hogere vochtgehalte is mogelijk doordat het plakkerige <strong>poeder</strong> wordt opge<strong>van</strong>gen in<br />

het gefluidiseerde bed.<br />

Door de intense menging en betrekkelijke snelle nadroging in dit bed treden er geen<br />

aankoekingsproblemen op.<br />

De uitlaattemperatuur is bij eenzelfde inlaattemperatuur lager.<br />

Omdat de diffusiesnelheid binnen het drogende deeltje bij hogere vochtgehaltes veel<br />

groter is en het <strong>poeder</strong> een hoger vochtgehalte heeft na de eerste fase kan een hogere<br />

inlaattemperatuur gekozen worden bij eenzelfde hittebelasting <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>.<br />

Bij de MSD-droger treedt een sterkere agglomeratie <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>deeltjes op, nog meer<br />

dan in een tweefasendroger.<br />

De MSD-drogers hebben een lager energieverbruik vergeleken met één- of<br />

tweefasendrogers.<br />

Fig 13.1.2. Anhydro en Niro 3-trapsdrogers.


B. De Filtermat verstuivingsdrooginstallatie.


Het maken <strong>van</strong> zeer moeilijk te drogen <strong>poeder</strong>s kan in deze installatie worden gedaan<br />

doordat het halfdroge produkt op een bewegende band valt en continu wordt verwijderd<br />

door de bewegende band, zonder gebruik <strong>van</strong> lucht als transportmiddel.<br />

De Filtermat is met name ontworpen om ongewenste afzettingen te vermijden.<br />

Eén <strong>van</strong> de meest belangrijke punten in dit opzicht is de afwezigheid <strong>van</strong> elke<br />

circulerende luchtbeweging.<br />

Alle lucht die in de Filtermat komt verkeert in een laminaire stromingstoestand,<br />

waardoor het risico <strong>van</strong> ongewenste <strong>poeder</strong>aanhechtingen grotendeels wordt<br />

weggenomen.<br />

Fig. 13.1.3.<br />

De Filtermat verstuivingsdrooginstallatie.<br />

Eerste droogfase.<br />

De verstuiving <strong>van</strong> het te drogen concentraat gebeurt door middel <strong>van</strong> drukverstuiving<br />

met nozzles die boven in de eerste droogkamer zijn geplaatst (I).<br />

De drooglucht komt via een luchtverdeler, die voor een laminaire luchtstroom zorgt, in<br />

de eerste droogkamer en wel zodanig, dat elke mogelijkheid <strong>van</strong> ongewenste<br />

terugstroom is uitgesloten.<br />

Het aantal druknozzles is afhankelijk <strong>van</strong> de grootte <strong>van</strong> de droger.<br />

Voor een goede gecontroleerde gelijkmatige droging is een efficiënte menging <strong>van</strong><br />

drooglucht met het verstoven concentraat belangrijk. In de Filtermat drooginstallatie<br />

wordt dit bereikt door ook rond elke druknozzle drooglucht toe te voeren.<br />

Wanneer het concentraat in de drooglucht wordt verstoven zal het oppervlaktewater<br />

praktisch onmiddellijk verdampen. Het water binnenin de deeltjes zal beginnen te<br />

migreren naar het oppervlak, waar een voortdurende verdamping plaats vindt.<br />

Aldus blijft daar een lage produktemperatuur gehandhaafd.


De verblijftijd in deze eerste fase <strong>van</strong> het droogproces is kort, gemiddeld niet meer dan 7<br />

à 8 sec.<br />

Tweede droogfase.<br />

Het <strong>poeder</strong>, dat afhankelijk <strong>van</strong> het te drogen produkt nog 10 à 20 % vocht bevat, komt<br />

na de eerste droogfase op de bewegende band. De <strong>van</strong> polyester geweven band laat<br />

drooglucht door, terwijl het <strong>poeder</strong> op de band achter blijft.<br />

Poeder met een hoog vochtgehalte leent zich uitstekend voor agglomeraatvorming.<br />

Terwijl het <strong>poeder</strong> een poreuze laag op de band vormt, vindt nog steeds verdamping<br />

plaats.<br />

Deze tweede droogfase op de band in de eerste droogkamer is kenmerkend voor de<br />

Filtermat drooginstallatie en is een zogenaamde passagedroging. Het <strong>poeder</strong> zelf<br />

beweegt niet, doch de drooglucht wordt met een vrij hoge snelheid langs de dan<br />

halfdroge <strong>poeder</strong>deeltjes geleid.<br />

Slechts 1 - 4% <strong>van</strong> de totale <strong>poeder</strong>hoeveelheid wordt door de drooglucht meegenomen<br />

en vervolgens afgescheiden met behulp <strong>van</strong> cyclonen.<br />

Het is mogelijk om met een hoge relatieve vochtigheid <strong>van</strong> de uitgaande lucht te werken,<br />

dankzij de zeer lage <strong>poeder</strong>beladingsgraad <strong>van</strong> de uittredende drooglucht. Dit betekent<br />

een aanzienlijk betere warmte-efficiëncy <strong>van</strong> het droogproces, omdat de<br />

uittredetemperatuur aanmerkelijk lager is dan bij andere drogertypen.<br />

Derde droogfase.<br />

Na de tweede droogfase die, zoals vermeld, plaats vindt terwijl het <strong>poeder</strong> op de band<br />

over de bodem <strong>van</strong> de droogkamer wordt getransporteerd, komt het <strong>poeder</strong> met een<br />

vochtgehalte <strong>van</strong> ca. 12 % in een verblijfskamer, zodat het, zoals voor sommige <strong>poeder</strong>s<br />

mis vereist, zich eventueel kan stabiliseren of een door en door poreuze structuur<br />

verkrijgen.<br />

Het vochtgehalte is dan nog hoog genoeg om dit toe te laten.<br />

Het vochtgehalte is echter wel reeds zo laag, dat er geen enkel risico voor achteruitgang<br />

<strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>kwaliteit door de dan heersende temperatuur/vocht verhouding bestaat.<br />

Vanuit de verblijfskamer wordt het <strong>poeder</strong> naar de derde droogfase (III) gevoerd waar de<br />

droging wordt beëindigd met behulp <strong>van</strong> drooglucht met een lage temperatuur.<br />

De laatste fase is tevens een koelfase waar het <strong>poeder</strong> tot de gewenste temperatuur wordt<br />

gekoeld.<br />

Het <strong>poeder</strong> verlaat de Filtermat driefasendroger in de vorm <strong>van</strong> grote agglomeraten en<br />

wordt met behulp <strong>van</strong> aangepaste zeefsystemen op de gewenste deeltjesgrootte en<br />

<strong>poeder</strong>struktuur gebracht.<br />

Toepassingsmogelijkheden <strong>van</strong> de Filtermat, Damrow Co, Fond du Lac, Wisconsin USA.<br />

Wanneer men <strong>poeder</strong> maakt met een hoog vetgehalte (meer dan 40% vet), kan een<br />

coventionele droger alleen werken als éénfase drooginstallatie; het droogproces moet


worden voltooid in de droogkamer en nadien moet het produkt worden gekoeld in een<br />

fluid-bed.<br />

Het voordeel <strong>van</strong> een tweefasen droogproces in vergelijking met een ééfasedroging, ligt<br />

in een vermindering <strong>van</strong> het energieverbruik met ca. 25%.<br />

Men verliest in conventionele drooginstallaties deze besparing bij het produceren <strong>van</strong><br />

vette <strong>poeder</strong>s, maar niet in een Filtermat installatie.<br />

De Filtermat kan echter alleen werken als een driefasen droger.<br />

De Filtermat is in staat om praktisch alle produkten te drogen, die kunnen worden<br />

verstoven via drukverstuivers.<br />

Droogcurve.<br />

Het drogen <strong>van</strong> verstoven concentraat zal in elk type droger gebeuren volgens de<br />

schematische curve in fig 13.1.4. doch in de Filtermat zijn de drie droogfasen gescheiden<br />

en kunnen individueel worden gecontroleerd.


14. DE BEREIDING VAN INSTANT POEDER<br />

"Gewoon" <strong>poeder</strong> lost i.t.t. instant <strong>poeder</strong> niet gemakkelijk in water op. Voor verwerking<br />

in de industrie behoeft dit niet een nadeel te zijn. Wanneer melk<strong>poeder</strong> echter in de<br />

huishouding wordt gebruikt voor drinkmelkbereiding of wanneer het wordt gebruikt in<br />

automaten is een instant kwaliteit vereist.<br />

Instant melk<strong>poeder</strong> (vol of mager) moet, nadat het op het wateroppervlak is uitgestrooid,<br />

in korte tijd onder licht roeren volledig oplossen, zonder dat daarbij kluitjesvorming optreedt.<br />

Fig.14.1. toont schematisch een "tradionele" installatie.<br />

Het kamer- of toren<strong>poeder</strong> (de grovere en zwaardere deeltjes) worden met<br />

transport-koellucht naar de eind- of aftapcycloon gevoerd en tevens worden de fines uit<br />

de hoofdcyclonen met het kamer<strong>poeder</strong> verenigd.<br />

Met installaties <strong>van</strong> dit type kan geen instant kwaliteit worden gemaakt.<br />

Over het algemeen hebben grovere deeltjes betere oploseigenschappen dan fines.<br />

Door pneumatisch transport treedt een vergruizend en slijpend effekt op en dit leidt in dit<br />

soort installaties tot meer fijn <strong>poeder</strong> en bij vol <strong>poeder</strong> tevens tot een hoger vrij<br />

vetgehalte.<br />

Fig.14.1. De bereiding <strong>van</strong> "gewoon" <strong>poeder</strong>.


In fig.14.2. wordt het kamer<strong>poeder</strong> niet pneumatisch getransporteerd en gekoeld, maar<br />

wordt voor de koeling een vloeibed toegepast.<br />

De fines uit toren en vloeibed worden gerecirculeerd en in de vochtige concentraatnevel<br />

geblazen. Dit leidt tot botsing en agglomeratie (zg.primaire agglomeratie) <strong>van</strong> droge<br />

fines en vochtige deeltjes.<br />

Door deze agglomeraten "voorzichtig" te koelen in een vloeibed, onstaat een <strong>poeder</strong> met<br />

betere oploseigenschappen: zg semi-instant.<br />

Fig. 14.2. De bereiding <strong>van</strong> semi-instant <strong>poeder</strong>.<br />

Fig.14.3. geeft het principe <strong>van</strong> de rechtstreekse bereiding (straight-through-process) <strong>van</strong><br />

mager <strong>poeder</strong> en <strong>van</strong> de bereiding <strong>van</strong> het zg. basis <strong>poeder</strong> voor vol instant <strong>poeder</strong>.<br />

Hierbij wordt de uitlaattemperatuur zodanig verlaagd (2-fasen droging), dat <strong>poeder</strong> met<br />

een watergehalte <strong>van</strong> 5 tot 7% op de konisch <strong>van</strong> de toren valt.<br />

Dit <strong>poeder</strong> is door het relatief hoge watergehalte nog kleverig en dit leidt tot<br />

agglomeratenvorming op de konisch.<br />

Om dit <strong>poeder</strong> uit de toren te verwijderen worden wel zg. air sweeps (luchtbezems)<br />

toegepast(zie ook fig.13.2.).<br />

Het geagglomereerde <strong>poeder</strong> wordt nagedroogd en gekoeld m.b.v. vloeibedden.<br />

De fines uit het vloeibed en uit de toren kunnen weer aan de vochtige zone worden<br />

toegevoerd.


Fig.14.3.<br />

De bereiding <strong>van</strong> instant <strong>poeder</strong> met het straight through proces.<br />

Behalve het straight through proces voor de bereiding <strong>van</strong> instant <strong>poeder</strong>s, zijn er ook<br />

rewett processen.<br />

Hierbij wordt reeds gedroogd <strong>poeder</strong> herbevochtigd met stoom of vochtige lucht.<br />

Hiertoe worden de deeltjes in een kamer gebracht waaraan tevens vochtige lucht wordt<br />

toegevoerd.<br />

De herbevochtiging is zodanig, dat de deeltjes bij botsing aan elkaar kleven en<br />

agglomeraten vormen.<br />

De vochtige agglomeraten worden in vloeibedden gedroogd en gekoeld.<br />

"Gewoon" vol melk<strong>poeder</strong> heeft slechte oplos- of reconstitutie eigenschappen. Dit wordt<br />

veroorzaakt door de aanwezigheid <strong>van</strong> een vetfilmpje om het <strong>poeder</strong>deeltje. Het deeltje<br />

is daardoor water afstotend en dit doet zich met name gelden wanneer het water koud is.<br />

Een maat voor dit water afstotend gedrag is het vrij vetgehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>.<br />

Enige factoren zijn <strong>van</strong> invloed op het vrij vetgehalte <strong>van</strong> dit <strong>poeder</strong>, zoals:<br />

• homogeniseren <strong>van</strong> het concentraat m.b.v. een hoge drukhomogenisator<br />

→ lager vrij vetgehalte.<br />

• de pasteurisatietemperatuur <strong>van</strong> het concentraat > 85 o C → hoger vrij<br />

vetgehalte.


• hoge uitlaattemperatuur → hoger vrij vetgehalte<br />

• slijpend effect bij pneumatisch transport of transport m.b.v. een<br />

schroefgoot → hoger vrij vetgehalte.<br />

Bij de bereiding <strong>van</strong> instant vol melk<strong>poeder</strong> gaat men uit <strong>van</strong> een zg. basis<strong>poeder</strong>, dat<br />

volgens het straight through proces wordt verkregen. Dit <strong>poeder</strong> wordt meestal daarna<br />

tijdelijk in "tote bins" of in "big bags" opgeslagen.<br />

Teneinde het water afstotend gedrag op te heffen volgt daarna een lecithineringsproces,<br />

dat in fig.14.4 schematisch is voorgesteld.<br />

Fig.14.4.<br />

Schematische voorstelling <strong>van</strong> de bereiding <strong>van</strong> vol instant melk<strong>poeder</strong>. (proces volgens<br />

NIRO atomizer).<br />

1 = silo basis<strong>poeder</strong>; 2 en 2a = fluidizer; 3 en 3a = cycloon<br />

4 = lecithine toevoeging; 5 = dosering lecithine; 6 = verpakken na koeling.<br />

Het basis<strong>poeder</strong> wordt <strong>van</strong>uit silo 1 m.b.v een schroefgoot aan een trillende vloeibad<br />

toegevoerd en het wordt hierin verwarmd en ontstoft; dit wil zeggen dat aanwezige fines<br />

worden afgevoerd.


Bij 4 wordt een lecithine-in-boterolie-oplossing over de deeltjes verneveld. De lecithineoplossing<br />

vloeit over het warme deeltje uit en dit krijgt een bevochtigbaar oppervlak. De<br />

lecithine moleculen richten zich hierbij zodanig, dat het polaire gedeelte "naar buiten<br />

steekt".<br />

Het 2 o vloeibed zorgt voor een gelijkmatige verdeling <strong>van</strong> de lecithine-oplossing over de<br />

deeltjes.<br />

Vanuit 6 wordt het <strong>poeder</strong> direkt verpakt.<br />

Het afvullen <strong>van</strong> instant <strong>poeder</strong>s in bussen of sachetes, dient zodanig plaats te vinden dat<br />

de agglomeraten niet worden beschadigd.


15. Het scheiden <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> en lucht.<br />

Het <strong>poeder</strong> wordt in speciale afscheiders <strong>van</strong> de lucht gescheiden.<br />

Hiervoor worden cyclonen of ook filters gebruikt.<br />

Filters worden tegenwoordig alleen nog gebruikt om de lucht te reinigen <strong>van</strong><br />

<strong>poeder</strong>deeltjes voordat de lucht de fabriek uit wordt geblazen.<br />

Cyclonen zijn metalen afscheiders waar<strong>van</strong> het bovenste gedeelte cilindrisch is en het<br />

onderstuk conisch toeloopt.<br />

De lucht met <strong>poeder</strong> treedt met grote snelheid (10 tot 15 m/s) tangentieel boven in de<br />

cycloon en krijgt hierin een draaiende neerwaartse beweging.<br />

Fig.15.1. Cycloon.<br />

Door de daarbij optredende centrifugaalkracht wordt het <strong>poeder</strong> tegen de wand<br />

geslingerd waarlangs het naar beneden glijdt.<br />

(Op de deeltjes in een cycloon werken twee krachten, de naar buiten gerichte<br />

centrifugaalkracht en een naar het hart gerichte meesleepkracht. Wat er met een deeltje<br />

gebeurt hangt af <strong>van</strong> de verhouding tussen beide krachten).<br />

Bij grote cyclonen met diameters <strong>van</strong> een meter of meer en grote capaciteit (m 3 /s)<br />

bedraagt de relatieve centrifugaalkracht v 2 /gr ongeveer 5<br />

In het onderste gedeelte <strong>van</strong> de cycloon gekomen gaat de neergaande beweging <strong>van</strong> de<br />

lucht over in een opwaartse, zodat de <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> bevrijde lucht de cycloon centraal<br />

aan de bovenzijde weer verlaat.<br />

De cyclonen zijn bruikbaar voor het <strong>van</strong>gen <strong>van</strong> deeltjes > 2μ.<br />

Vangstcijfers voor deeltjes <strong>van</strong> 2 à 5μ zijn laag, deeltjes tot 20μ worden vrijwel geheel<br />

ge<strong>van</strong>gen.


De kwaliteit <strong>van</strong> een cycloon hangt in de eerste plaats <strong>van</strong> de centrifugaalkracht af. Deze<br />

wordt groter naarmate de toevoersnelheid groter wordt gekozen en de straal <strong>van</strong> de<br />

cycloon kleiner is.<br />

De radiaal naar binnen gerichte stromingskracht is afhankelijk <strong>van</strong> de hoeveelheid lucht<br />

die wordt toegepast in verhouding tot de inhoud <strong>van</strong> de cycloon.<br />

Deze verhouding bepaalt ook de verblijfsduur <strong>van</strong> de lucht in de cycloon.<br />

Een grote verblijfsduur gaat gepaard met een langzame stroming <strong>van</strong> de lucht naar het<br />

hart <strong>van</strong> de cycloon en omgekeerd.<br />

Wanneer de verblijfsduur groot is hebben de deeltjes een lange tijd beschikbaar om te<br />

bezinken terwijl de daarbij behorende langzame stroming <strong>van</strong> de lucht betekent dat de<br />

meesleepkracht relatief klein is t.o.v. de centrifugaalkracht.<br />

Beide factoren dragen er toe bij dat kleine deeltjes beter worden ge<strong>van</strong>gen.<br />

Men onderscheidt pers- en zuigcyclonen. Wordt de lucht door de cycloon geperst,<br />

bijvoorbeeld met een ventilator welke vóór de cycloon is geplaatst dan spreekt men <strong>van</strong><br />

een perscycloon.<br />

Wordt de lucht door de cycloon gezogen (ventilator achter cycloon) dan spreekt men <strong>van</strong><br />

een zuigcycloon. Dit laatste wordt het meest toegepast.<br />

Onder de zuigcycloon heerst t.o.v. de omgeving een onderdruk.<br />

De onderzijde <strong>van</strong> de cycloon dient luchtdicht te worden afgesloten.<br />

Voor een dergelijke afsluiting maakt men gebruik <strong>van</strong> zogenaamde sluizen.<br />

Een mechanische sluis bestaat uit een korte horizontale cilinder waarin zich een<br />

zodanige constructie bevindt, dat er een aantal, meestal vier, practisch luchtdicht <strong>van</strong><br />

elkaar gescheiden ruimten worden gevormd.<br />

Tussen de onderzijde <strong>van</strong> de cycloon en de sluis bestaat een vrije verbinding, zodat het<br />

<strong>poeder</strong> uit de cycloon in de bovenste ruimte <strong>van</strong> de sluis kan vallen.<br />

Doordat het lichaam in de sluis ronddraait wordt het <strong>poeder</strong> meegevoerd.<br />

Het verlaat de sluis door de opening aan de onderzijde.


Voordat de lucht naar buiten gaat, dient de lucht zo veel mogelijk stofvrij gemaakt te<br />

worden.<br />

Voor de maximale <strong>poeder</strong>concentratie die na de cyclonen in de drooglucht mag worden<br />

aangetroffen kan als vuistregel worden aangehouden: vollemelk<strong>poeder</strong> 50 mg/m 3 ;<br />

ondermelk<strong>poeder</strong> 200 mg/m 3 en wei<strong>poeder</strong> 350 mg/m 3 .<br />

Milieu-eis <strong>van</strong> 1 jan 1998 is < 10 mg per N(ormaal)m 3 ).<br />

Men kan voor het reinigen <strong>van</strong> de lucht een natwasser (Stork) gebruiken.<br />

Bij een natwasser wordt de lucht in een soort cycloon bevochtigd door een wasvloeistof<br />

(water of ondermelk). In de wasvloeistof "lossen" de <strong>poeder</strong>deeltjes op en deze vloeistof<br />

kan worden teruggeleid naar de indampers. Microbiologisch controle <strong>van</strong> de<br />

vloeistofstroom is bij dit systeem belangrijk.<br />

Meestal worden doekfilters gebruikt voor het afscheiden <strong>van</strong> <strong>poeder</strong>deeltjes.<br />

Men gebruikt linnen, katoen of nylon als materiaal. De filterzakken moeten door een<br />

automatisch werkend mechanisme regelmatig geklopt worden om het <strong>poeder</strong> <strong>van</strong> de<br />

doekwand te kloppen. Het ontstoffen kan ook gebeuren door lucht in tegengestelde<br />

richting door de elementen te voeren of door het <strong>poeder</strong> uit de filterzakken te zuigen<br />

(Rotaclean <strong>poeder</strong>filter).<br />

15.1. Warmteterugwinning.<br />

De temperatuur <strong>van</strong> de uitlaatlucht na de cyclonen of na een doekfilter is bij bijvoorbeeld<br />

bij toepassing <strong>van</strong> tweetrapsdroging gewoonlijk ongeveer 75°C. Het is daarom vaak<br />

economisch iets <strong>van</strong> deze verloren warmte terug te winnen door de inkomende lucht<br />

door middel <strong>van</strong> de uitgaande lucht voor te verwarmen. De drooglucht wordt daarbij tot<br />

omstreeks 50°C verwarmd alvorens ze de luchtverhitter binnentreedt, hetgeen een<br />

besparing <strong>van</strong> 15 tot 20 % <strong>van</strong> de totale warmtebehoefte betekent voor een verhitter,<br />

waarbij de lucht door stoom wordt verhit.


Literatuur.<br />

1. Het verstuivingsdroogproces, in het bijzonder <strong>van</strong> melk. Prof. Ir E A Vos en Ir J<br />

J Mol; LU Wageningen.<br />

2. Zuivelzicht 1979 71 nr 23 en nr 25<br />

3. VMT 10 nov. 1983 1983 16 nr 23. Poederfilter met roterende ontstoffer.<br />

4. VMT 14 nov. 1985 18nr 23 en VMT 12 dec. 1985 18 nr 25.


16. Algemene eigenschappen.<br />

16.1. De structuur.<br />

In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen de primaire- en secondaire structuur<br />

<strong>van</strong> <strong>poeder</strong>.<br />

Over de primaire structuur wordt gesproken indien het microscopische uiterlijk <strong>van</strong><br />

<strong>poeder</strong>deeltjes of agglomoraten aan de orde is.<br />

De typische eigenschappen <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>, bepaald door het systeem <strong>van</strong> dicht op elkaar<br />

gepakte <strong>poeder</strong>deeltjes, zoals het pakvolume, het visuele uiterlijk, de stroombaarheid enz<br />

worden toegeschreven aan de secondaire structuur <strong>van</strong> het produkt.<br />

De deeltjesgrootteverdeling (primaire structuur) is een belangrijk gegeven bij het<br />

karakteriseren <strong>van</strong> een produkt, daar tal <strong>van</strong> eigenschappen in belangrijke mate daardoor<br />

worden bepaald. Bij ondermelk<strong>poeder</strong> zijn deze eigenschappen o.a. het "stuivend "<br />

karakter, de rulheid en de plakkerigheid, terwijl bij vollemelk<strong>poeder</strong>s ook andere<br />

eigenschappen, zoals de oplosbaarheid en het "vrije vet"- gehalte door de deeltjesgrootte<br />

worden beïnvloed.<br />

Bij de beoordeling <strong>van</strong> de deeltjesgrootte <strong>van</strong> een melk<strong>poeder</strong> moet onderscheid worden<br />

gemaakt tussen:<br />

♦ de deeltjesgrootte <strong>van</strong> de primaire deeltjes, zoals die onmiddellijk tijdens het<br />

verstuivingsproces worden gevormd, en<br />

♦ de deeltjesgrootte <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>deeltjes, zoals ze uiteindelijk in het produkt<br />

aanwezig zijn, dus na een eventuele agglomeratie in de toren of in een instantizer.<br />

Sommige <strong>poeder</strong>eigenschappen, bijvoorbeeld de oplosbaarheid, worden door de grootte<br />

<strong>van</strong> de primaire deeltjes beïnvloed, terwijl andere eigenschappen, bijvoorbeeld de<br />

rulheid vnl. door de werkelijke grootte <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>deeltjes in het produkt worden<br />

bepaald.<br />

16.1.1. Rulheid.<br />

Als een <strong>poeder</strong> zich gemakkelijk laat gieten (free flowing) noemen we het rul. We<br />

kunnen de rulheid bijvoorbeeld meten door onder gestandaardiseerde omstandigheden<br />

een bergje <strong>poeder</strong> uit te storten en dan de taludhoek α <strong>van</strong> dat bergje te meten:<br />

→ hoe kleiner die hoek, hoe gemakkelijker het <strong>poeder</strong> stroomt, hoe ruller het dus is ←.<br />

Een geschikte maat voor de rulheid is daarom cot α. Als het <strong>poeder</strong> niet rul is kan men<br />

het in zekere zin plakkerig noemen: de deeltjes rollen niet gemakkelijk over elkaar. Van<br />

daar dat ook de porositeit ε hoog zal zijn.


Tabel 16.1. Voorbeelden <strong>van</strong> de cotangens <strong>van</strong> de taludhoek α en de porositeit _ (los<br />

gestort) <strong>van</strong> enkele <strong>poeder</strong>s.<br />

Poeder Toegevoegd cot α ε<br />

Volle melk -- 0,45 0,74<br />

Ondermelk -- 0,97 0,57<br />

Instantondermelk -- 0,75 0,73<br />

Volle melk 2% Ca3(PO4)2 1,19 0,56<br />

Ondermelk id. 1,28 0,54<br />

Instantondermelk id. 0,93 0,63<br />

Volle melk 0,5 % SiO2 1,23 0,51<br />

Het blijkt dat ondermelk<strong>poeder</strong> ruller is dan volle melk<strong>poeder</strong> en dat agglomeratie de<br />

rulheid vermindert, althans bij ondermelk<strong>poeder</strong>.<br />

Met toenemend watergehalte <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> neemt de rulheid aan<strong>van</strong>kelijk wat toe,<br />

maar bij nog hogere gehaltes (bijv. > 5%) sterk af.<br />

De rulheid is in het algemeen wat groter bij lagere temperatuur.


Men kan de rulheid sterk verbeteren door toevoeging <strong>van</strong> sommige inerte, heel fijne<br />

<strong>poeder</strong>s, zoals SiO2, Na-Al-silikaat of Ca3(PO4)2. Zulke toevoegingen worden wel<br />

toegepast in melk<strong>poeder</strong> bestemd voor koffie-automaten.<br />

16.1.2. Pakvolume/pakgewicht.<br />

Deze grootheid is gelijk aan 1/ρb.<br />

Het pakvolume is een kenmerk <strong>van</strong> de secondaire structuur.<br />

Het pakvolume <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> beïnvloedt de verpakkingskosten en de vrachtkosten en<br />

is dus een belangrijke eigenschap.<br />

Men kan onderscheid maken tussen de volgende definities <strong>van</strong> pakvolume:<br />

a. (Soortelijk) pakvolume: volume dat 1 gram <strong>poeder</strong> inneemt na een<br />

voorgeschreven verdichting met behulp <strong>van</strong> een stampvolumemeter. (typen<br />

Ledoux (Ned.) en Engelsmann (Duits), deze geven het volume in ml per 100<br />

gram. Het pakvolume beweegt zicht tussen de 140 en 160 ml per 100 g.)<br />

b. (Soortelijk) stortvolume: volume dat 1 gram <strong>poeder</strong> los gestort inneemt.<br />

c. (Soortelijk) stortvolume na afvullen: volume dat 1 gram <strong>poeder</strong> inneemt nadat<br />

het de vulinrichting is gepasseerd.<br />

d. Soortelijk pakgewicht = bulk-density wordt weergegeven in gram <strong>poeder</strong> per<br />

volume-eenheid (ml). Dus als g/ml.<br />

De bulkdensity (g/ml) voor ondermelk<strong>poeder</strong> neemt:<br />

1. licht toe met toenemend vochtgehalte.<br />

2. licht af met toenemende deeltjesgrootte.<br />

3. licht toe met hogere voorverhitting <strong>van</strong> het concentraat.<br />

4. flink af met toenemende inlaattemperatuur <strong>van</strong> de drooglucht.<br />

5. aanzienlijk toe met het droge stofgehalte <strong>van</strong> het concentraat.<br />

6. belangrijk toe met toenemende verstuivingsdruk.<br />

De meeste <strong>van</strong> deze factoren beïnvloeden het pakvolume via de deeltjesgrootte verdeling<br />

en de cohesie tussen de deeltjes. (Zie ook fig 11.10)<br />

16.1.3. Porositeit<br />

Nauw met de rulheid samenhangende grootheid is de porositeit ε gedefinieerd als de<br />

volumefractie aan ruimten (poriën) tussen de <strong>poeder</strong>deeltjes.<br />

Meestal is ε ca 0,4 - 0,75, maar ze hangt sterk af <strong>van</strong> de wijze <strong>van</strong> behandeling <strong>van</strong> het<br />

<strong>poeder</strong>. Ze neemt sterk af als men een los gestorte hoeveelheid <strong>poeder</strong> door tikken of<br />

trillen in laat klinken, bijvoorbeeld <strong>van</strong> 0,70 tot 0,45 voor volle melk<strong>poeder</strong>, <strong>van</strong> 0,55 tot<br />

0,40 voor ondermelk<strong>poeder</strong>.<br />

16.2. De oplossnelheid <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong>.


Een belangrijke eigenschap <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> is het gemak waarmee het in water oplost of,<br />

preciezer gezegd, gedispergeerd kan worden.<br />

Als het water warm is en er een snel draaiende roermachine bij gebruikt wordt geeft het<br />

weinig problemen, maar oplossen <strong>van</strong> <strong>poeder</strong> in koud water in de huishouding is vaak<br />

verre <strong>van</strong> gemakkelijk.<br />

Instant-<strong>poeder</strong> wordt gemakkelijk in koud water gedispergeerd met behulp <strong>van</strong> zachtjes<br />

roeren.<br />

De dispergeerbaarheid heeft niet te maken met de oplossnelheid <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> maar<br />

met de snelheid waarmee water een <strong>poeder</strong>massa kan binnen dringen. De <strong>poeder</strong>deeltjes<br />

worden daardoor afzonderlijk in het water verdeeld waarna ze kunnen oplossen.<br />

De instant-eigenschappen hangen samen met de verschijnselen die optreden als een<br />

hoopje <strong>poeder</strong> in of op water wordt gebracht:<br />

♦ Het <strong>poeder</strong> moet door het water bevochtigd kunnen worden. Dat hangt af <strong>van</strong> de<br />

randhoek (θ, gemeten in de waterige fase) <strong>van</strong> het systeem gedroogde melk,<br />

water en lucht. Als θ < 90° is dan worden de deeltjes bevochtigd. Voor gedroogde<br />

ondermelk is θ ≈ 20°, voor gedroogde melk ≈ 50°. Dat zou inhouden<br />

dat water altijd door capillaire krachten in de poriën tussen de deeltjes wordt<br />

opgezogen. In ondermelk<strong>poeder</strong> is dat ook zo. Maar de effectieve randhoek in<br />

een <strong>poeder</strong>massa is bijna altijd groter dan de randhoek op een glad oppervlak (de<br />

verklaring is niet geheel duidelijk). In volle melk<strong>poeder</strong> is θeff vaak > 90°, vooral<br />

als het vet gedeeltelijk vast is, zodat water de <strong>poeder</strong>massa niet of slechts<br />

plaatselijk binnendringt. De remedie is om het <strong>poeder</strong>deeltje te bedekken met een<br />

laagje lecithine, waardoor θeff aanzienlijk wordt verlaagd.<br />

Fig. 16.1. randhoek op een glad oppervlak.


♦ De snelheid <strong>van</strong> binnendringen <strong>van</strong> een vloeistof is evenredig aan het kwadraat<br />

<strong>van</strong> de diameter <strong>van</strong> de poriën en omgekeerd evenredig aan de viscositeit. Hoe<br />

kleiner de gemiddelde grootte <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>deeltjes en hoe groter de spreiding in<br />

grootte (waardoor kleine deeltjes in de holten tussen de grote terecht kunnen<br />

komen) hoe nauwer de poriën. Een gewoon (onder)melk<strong>poeder</strong> heeft te nauwe<br />

poriën om snel binnendringen <strong>van</strong> water mogelijk te maken.<br />

♦ Het bovenstaande probleem wordt versterkt doordat de poriën nauwer worden.<br />

Dit komt enerzijds doordat de <strong>poeder</strong>deeltjes door wateropname kunnen<br />

opzwellen, anderzijds doordat de capillaire werking <strong>van</strong> het binnendringende<br />

water half bevochtigde deeltjes naar elkaar toe trekt, vooral als θ klein is. Door<br />

deze capillaire contractie kan de <strong>poeder</strong>massa 30 tot 50 % in volume afnemen.<br />

♦ Het binnendringen <strong>van</strong> de waterige fase wordt verder vertraagd doordat<br />

bestanddelen <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> in het water oplossen en daardoor de viscositeit<br />

verhogen. Lactose is het voornaamste bestanddeel en ze is aanwezig in amorfe<br />

vorm, <strong>van</strong>daar dat ze zeer snel oplost tot een zeer visceuze massa.<br />

♦ Door deze verschijnselen houdt het binnendringen <strong>van</strong> water snel op. Daardoor<br />

ontstaan klontjes <strong>poeder</strong> die <strong>van</strong> binnen droog zijn en <strong>van</strong> buiten bestaan uit een<br />

taaie laag sterk geconcentreerde melk. Zulke klonten lossen uiterst traag op.<br />

♦ Andere eigenschappen die effect hebben op de dispergeerbaarheid zijn<br />

bijvoorbeeld de kracht nodig om aan elkaar klevende deeltjes <strong>van</strong> elkaar te<br />

trekken of de deeltjesdichtheid, die bepaalt of de deeltjes willen zinken.<br />

16.2.1. de oplosbaarheid.<br />

Van een ernstig schoonheidsgebrek mag gesproken worden wanneer melk<strong>poeder</strong> na te<br />

zijn opgelost vlokjes of een neerslag <strong>van</strong> niet volledig opgeloste melkbestanddelen te<br />

zien geeft.<br />

Voor beoordeling <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> wat betreft zijn oplosbaarheid bestaat nog geen<br />

uniformiteit:<br />

a. Melk<strong>poeder</strong> wordt opgelost in water <strong>van</strong> 50°C onder schudden. De hoeveelheid<br />

neerslag in ml die overblijft nadat 25 ml <strong>van</strong> deze <strong>poeder</strong>oplossing is<br />

gecentrifugeerd, geeft een indruk omtrent de mate <strong>van</strong> oplosbaarheid. (ZKBmethode)<br />

b. De ADMI-methode sluit beter aan bij de praktijk <strong>van</strong> de huisvrouw/man. Men<br />

lost het <strong>poeder</strong> op in water <strong>van</strong> 75°F (24°C). Deze methode staat bekend als<br />

"solubility-index" en is internationaal de bekendste methode.


c. Melk<strong>poeder</strong> wordt op gestandaardiseerde wijze met een lepel door water geroerd<br />

dat op kamertemperatuur is gebracht. Nadat de oplossing een half uur heeft<br />

gestaan, wordt het drogestofgehalte bepaald <strong>van</strong> het bovenste en het onderste<br />

vijfde gedeelte <strong>van</strong> de melk. Uit deze gegevens kan worden berekend hoeveel<br />

gram <strong>poeder</strong> onopgelost naar boven is gedreven, respectievelijk naar beneden is<br />

gezakt. (CCF-methode).<br />

Poeder ADMI ZKB CCF<br />

X Y<br />

1 0,02 0,04 0,2 0<br />

2 0,02 0,04 2,2 0,1<br />

3 0,04 0,07 2,1 0,1<br />

4 0,08 0,04 1,3 0,1<br />

5 0,10 0,04 2,6 0,3<br />

6 0,16 0,12 1,6 0,2<br />

7 1,1 - 2,8 0,5<br />

8 3,4 - 0,9 0,8<br />

Tabel 16.2.1. Enkele voorbeelden <strong>van</strong> de oplosbaarheid <strong>van</strong> vollemelk<strong>poeder</strong>s, bepaald<br />

met verschillende methodes.<br />

ADMI: ml sediment per 50 ml gereconstitueerde melk; oplossen bij 24°C,<br />

intensief roeren; centrifugeren.<br />

ZKB: als ADMI, maar bij 50°C en minder intensief roeren.<br />

CCF: in g per 30 g <strong>poeder</strong>; oplossen bij 20°C, zacht roeren; x is overmaat<br />

droge stof in bovenste laag, y idem in onderste laag.<br />

16.2.2. reconstitutie-eigenschappen.<br />

Het gemak waarmede melk<strong>poeder</strong> zich weer tot melk laat verwerken is een belangrijke<br />

eigenschap. Deze eigenschap wordt meestal het reconstitutiegedrag <strong>van</strong> het produkt<br />

genoemd.<br />

Instant.<br />

Om het <strong>poeder</strong> instant-eigenschappen te geven moet men het laten agglomoreren en<br />

zorgen dat er weinig fijne deeltjes overblijven. De agglomoraten moeten bovendien zo<br />

sterk zijn dat ze niet gemakkelijk weer uitéén vallen als het <strong>poeder</strong> aan uitwendige<br />

krachten wordt blootgesteld, zoals gedurende verpakken en transport. Deze<br />

eigenschappen hangen af <strong>van</strong> de omstandigheden in de wervelbeddroger.<br />

Daarenboven moet men volle-melk<strong>poeder</strong> lecithineren.


Een werkgroep <strong>van</strong> de Internationale Zuivelbond (IDF) heeft een voorschrift opgesteld<br />

voor de beoordeling <strong>van</strong> de instanteigenschappen <strong>van</strong> zowel mager- als vollemelk<strong>poeder</strong>.<br />

De beoordeling is voornamelijk gebaseerd op de oplossnelheid <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>s: in vrij<br />

korte tijd moet 90 tot 95 % <strong>van</strong> het <strong>poeder</strong> zijn opgelost (10 tot 5 % <strong>van</strong> de<br />

<strong>poeder</strong>deeltjes zijn uitgezeefd door een zeef <strong>van</strong> 150 μm).<br />

16.3. ander eigenschappen.<br />

Allerlei eigenschappen of kwaliteitskenmerken <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> kunnen sterk beïnvloed<br />

worden door de wijze <strong>van</strong> bereiden.<br />

16.3.1. smaak.<br />

De smaakgewaarwording <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> is te omschrijven als zoet met een zilte<br />

achtergrond.<br />

Naarmate het produkt meer vet gaat bevatten wordt de smaak voller en wordt vooral de<br />

zilte smaakgewording minder.<br />

Na reconstitutie <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> tot melk dient de geur en smaak overeen te komen met<br />

die <strong>van</strong> verse gepasteuriseerde melk.<br />

Veel melk<strong>poeder</strong> heeft een kooksmaak of sterilisatiesmaak, die globaal voortkomt uit de<br />

smaakcomponenten die bij voorverhitten en eventueel bij indampen zijn gevormd.<br />

Bij het drogen zijn de omstandigheden meestal niet zodanig dat smaakafwijkingen<br />

worden veroorzaakt. Integendeel, vluchtige sulfhydrylverbindingen, met name H2S,<br />

worden grotendeels verwijderd. Vandaar dat de kooksmaak in melk<strong>poeder</strong> vooral<br />

voortkomt uit methylketonen en lactonen die door verhitting <strong>van</strong> het vet ontstaan (en dus<br />

nagenoeg afwezig in ondermelk<strong>poeder</strong>) en uit Maillardreakties.<br />

Treedt deze verhittingssmaak evenwel te sterk op de voorgrond dan moet dit als gebrek<br />

worden beschouwd. In dat geval wordt dit gebrek schroeismaak genoemd.<br />

Een ander smaakgebrek dat in verse <strong>poeder</strong> kan worden waargenomen is ranzig of zepig.<br />

De smaakkomponenten, de vrije vetzuren, welke voor dit gebrek verantwoordelijk zijn,<br />

ontstaan na hydrolyse <strong>van</strong> het vet onder invloed <strong>van</strong> het enzym lipase (melklipase of<br />

bacterieel lipase).<br />

16.3.1.1. de smaak <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> na opslag.<br />

De smaakafwijkingen welke kunnen optreden bij opslag <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> zijn<br />

voornamelijk de volgende:<br />

♦ ouds of lijmig<br />

♦ talkig.


Het gebrek ouds of lijmig wordt in hoofdzaak waargenomen bij ondermelk<strong>poeder</strong>. Het<br />

gebrek en de afwijkende smaakkomponenten zijn een gevolg <strong>van</strong> een reactie tussen eiwit<br />

en reducerende groepen <strong>van</strong> lactose (Maillardreakties).<br />

De voornaamste component is o-amino-acetofoon. Sterke Maillardering gaat gepaard<br />

met onoplosbaar worden <strong>van</strong> eiwit.<br />

Tabel 16.3.1.1.<br />

Opslag temp °C 3,0 % vocht lijmig<br />

na .. dagen<br />

5,0 % vocht lijmig<br />

na .. dagen<br />

20° 500 410 115<br />

28,5° 370 290 12<br />

37° 240 145 2<br />

7,6 % vocht lijmig<br />

na .. dagen<br />

Het gebrek talkig in melk<strong>poeder</strong> is het gevolg <strong>van</strong> oxydatie <strong>van</strong> het aanwezige vet.<br />

Bijgevolg treft men dit gebrek in hoofdzaak aan in vollemelk<strong>poeder</strong>s.<br />

De chemische processen, zoals hydrolyse, oxydatie, decarboxylering, welke in het<br />

melkvet kunnen optreden produceren tal <strong>van</strong> vluchtige verbindingen welke tot het<br />

gebrek talkig bijdragen: aldehyden, alcoholen, ketonen, lactonen, esters en vluchtige<br />

vetzuren.<br />

Het gebrek talkig in melk<strong>poeder</strong> kan worden voorkomen of althans de houdbaarheid <strong>van</strong><br />

het <strong>poeder</strong> kan worden verbeterd door de melk een voldoende voorverhitting te geven<br />

(één of enkele minuten op 85 - 95°C).<br />

De tweede technologische maatregel bestaat uit het verpakken <strong>van</strong> melk<strong>poeder</strong> onder N2<br />

en CO2.<br />

Wil deze maatregel doeltreffend zijn, dan dient het restzuurstofgehalte in de verpakking<br />

in ieder geval lager dan 3% te zijn.<br />

Voor het bereiken <strong>van</strong> dergelijke lage zuurstofgehaltes dient het <strong>poeder</strong> tweemaal gegast<br />

te worden met een tussentijd <strong>van</strong> 1 of 2 weken, teneinde tevens de interne lucht in de<br />

<strong>poeder</strong>deeltjes door het inert gas te laten ver<strong>van</strong>gen.<br />

Een derde maatregel ter vertraging <strong>van</strong> het optreden <strong>van</strong> oxydatiegebreken in vetbevattende<br />

melk<strong>poeder</strong> bestaat uit de toevoeging <strong>van</strong> antioxydanten bij de bereiding.


16.3.2. De voedingswaarde <strong>van</strong> verstuivingsmelk<strong>poeder</strong>.<br />

De verliezen welke aan voedingswaarde bij de bereiding <strong>van</strong> verstuivingsmelk<strong>poeder</strong>s<br />

optreden zijn slechts <strong>van</strong> beperkte betekenis.<br />

Van de essentiële aminozuren, welke in melkprodukten aanwezig zijn, wordt lysine,<br />

hoewel in overmaat aanwezig, als criterium gebruikt voor een eventuele reductie <strong>van</strong> de<br />

voedingswaarde a.g.v. de bereiding.<br />

Lysine blijkt nl. het meest gevoelig te zijn voor tempera-<br />

tuursinvloeden. Lysineverlies werd bij de bereiding <strong>van</strong> verstuivings<strong>poeder</strong> noch bij<br />

"low-heat"-typen, noch bij "high-heat"-typen waargenomen.<br />

Ook de verliezen aan vitaminen, welke bij de bereiding <strong>van</strong> verstuivingsmelk<strong>poeder</strong>s<br />

optreden zijn beperkt.<br />

Tabel 16.3.2. Verliezen <strong>van</strong> vitamines bij de melk<strong>poeder</strong>bereiding.<br />

Thiamine (B2) verlies 10 %<br />

vit. B12 verlies 20 %<br />

vit. C verlies 20 %<br />

Biotine verlies 10 %<br />

vit. A verlies nihil<br />

vit. D verlies nihil<br />

Daar de vitaminen A en D vetoplosbaar zijn is ondermelk<strong>poeder</strong> arm aan deze vitaminen.<br />

Wanneer ondermelk<strong>poeder</strong> voor menselijke consumptie wordt gebruikt, bijvoorbeeld in<br />

het kader <strong>van</strong> voedselhulpprogramma's, is het uit voedingsoogpunt noodzakelijk dat het<br />

<strong>poeder</strong> met de vitaminen A en D wordt verrijkt.<br />

De dosering <strong>van</strong> deze vitaminen kan plaats vinden tijdens de bereiding (b.v. aan de melk)<br />

of door menging in het gerede produkt.<br />

Veelal wordt de eis gesteld dat bij een opslag, gedurende 6 maanden bij 30°C het gehalte<br />

aan vit. A en D ongewijzigd blijft.<br />

Verlies aan vitamine A in gevitamineerd mager melk<strong>poeder</strong> vindt plaats door autoxidatie.<br />

Dit treedt vooral op als het vitaminpreparaat wordt opgelost in olie en dan in de<br />

ondermelk wordt geëmulgeerd voor het verstuiven.<br />

Droog toegevoegde preparaten zijn vaak stabieler dan die aan de melk toegevoegd, maar<br />

het is erg moeilijk om een heel klein beetje <strong>poeder</strong> homogeen door een heel grote massa<br />

te verdelen.<br />

Sterke autoxidatie leidt tot vorming <strong>van</strong> reactieprodukten tussen hydroperoxyden en<br />

amino-residuen (geeft onder meer methioninesulfoxide) en tussen carbonylverbindingen<br />

en ε-aminogroepen; hierdoor kan de biologische waarde (BW) <strong>van</strong> het eiwit afnemen.<br />

De snelheid <strong>van</strong> autoxidatie neemt sterk toe met afnemende aw en met het oog op<br />

voorkomen <strong>van</strong> ander bederf wil men aw juist zo laag mogelijk houden.


De effectieve Q10 <strong>van</strong> de reactie in melk<strong>poeder</strong> is vrij laag (ongeveer 1,5) doordat een<br />

hogere temperatuur doordat een hogere temperatuur ook tot hogere aw leidt.<br />

Verlies <strong>van</strong> voedingswaarde tijdens bewaren betreft in de eerste plaats afneming <strong>van</strong><br />

benutbaar lysine door Maillardering.<br />

Sterke maillardering leidt bovendien tot vermindering <strong>van</strong> de verteerbaarheid <strong>van</strong> het<br />

eiwit en tot vorming <strong>van</strong> zwak mutagene stoffen.<br />

16.4. Bederf.<br />

De belangrijkste grootheid die bepaalt met welke snelheid ongewenste veranderingen<br />

kunnen optreden in melk<strong>poeder</strong> is de wateractiviteit (aw). De wateractiviteit hangt af <strong>van</strong><br />

het watergehalte. De relatie hangt af <strong>van</strong> de samenstelling <strong>van</strong> het produkt.<br />

Tabel 16.4. Globale wateractiviteit <strong>van</strong> verschillende soorten verstuivings<strong>poeder</strong> als<br />

functie <strong>van</strong> het watergehalte en enkele andere variabelen.<br />

Poeder uit Temp. °C Toestand<br />

lactose<br />

Water gehalte % (w/w)<br />

2 % 3 % 4 % 5 %<br />

ondermelk 20 amorf 0,07 0,13 0,19 0,26<br />

volle melk 20 amorf 0,11 0,20 0,30 0,41<br />

wei 20 amorf 0,09 0,15 0,20 0,26<br />

ondermelk 50 amorf 0,15 0,24 0,33 0,42<br />

ondermelk 20 kristal 1 0,02 0,04 0,06 0,12<br />

ondermelk 20 kristal 2 0,09 0,16 0,25 0,38<br />

1 watergehalte inclusief kristalwater; de lactose is gekristalliseerd in zoverre genoeg<br />

water voor kristallisatie aanwezig is.<br />

2 watergehalte exclusief kristalwater.


Fig. 16.4.1. Globale desorptie-isotherm <strong>van</strong> ondermelk met niet gekristalliseerde lactose<br />

bij 20°C en bij 70°C. Ruwe schatting.<br />

Dat volle melk<strong>poeder</strong> bij hetzelfde watergehalte een hoger aw heeft dan<br />

ondermelk<strong>poeder</strong> komt doordat het vet aw niet wezenlijk beinvloedt. Wei<strong>poeder</strong> heeft<br />

een iets ander aw dan ondermelk<strong>poeder</strong>, doordat de oplosbare bestanddelen (vooral<br />

suiker en zouten) aw in een droog produkt wat minder verlagen dan caseïne.<br />

Dit geldt echter alleen zolang alle melksuiker amorf is, en dat is vaak niet het geval met<br />

wei<strong>poeder</strong>.<br />

Uit de tabel blijkt dat bij kristallisatie <strong>van</strong> melksuiker zonder dat het <strong>poeder</strong> daarbij water<br />

opneemt aw sterk wordt verlaagd.<br />

Vandaar ook dat de gebruikelijke methoden ter bepaling <strong>van</strong> het watergehalte het meeste<br />

kristalwater niet meenemen. Als men het watergehalte exclusief kristalwater als basis<br />

neemt dan is aw in een <strong>poeder</strong> met gekristalliseerde lactose juist hoger.<br />

Het is dus zaak melk<strong>poeder</strong> voldoende droog te maken en te houden. Als het niet<br />

hermetisch <strong>van</strong> de buitenlucht is afgesloten zal het in bijna elk klimaat water aantrekken.<br />

Naarmate de temperatuur hoger is, is de wateractiviteit ook hoger.<br />

Dat houdt in dat temperatuurverhoging vaak een extra versnelling <strong>van</strong> bederf geeft. Een<br />

ander effect is dat temperatuurverschillen binnen een massa <strong>poeder</strong> tot verplaatsing <strong>van</strong><br />

water leiden.<br />

Veronderstel dat een luchtdichte zak melk<strong>poeder</strong> tijdelijk aan de buitenkant afgekoeld<br />

wordt. De buitenste laag <strong>poeder</strong> daalt in aw en trekt daardoor water uit het binnenste aan.<br />

Als de temperatuur weer tot de oorspronkelijke waarde oploopt krijgt de buitenste laag<br />

aan<strong>van</strong>kelijk een nogal verhoogde aw , wat tot sneller bederf leidt.


Microbieel en enzymetisch bederf komen zelden voor in melk<strong>poeder</strong>. Voor microbieel<br />

bederf moet aw > 0,6 (en voor de meeste micro-organismen nog veel hoger) worden, en<br />

een zo hoge aw wordt alleen bereikt als men het <strong>poeder</strong> aan vochtige lucht blootstelt. Het<br />

bederf wordt dan in het algemeen veroorzaakt door schimmels.<br />

Enzymatische vetsplitsing is waargenomen bij aw ≤ 0,1, zij het uiterst langzaam. Het is<br />

dus gewenst er voor te zorgen dat vollemelk<strong>poeder</strong> geen lipase bevat. Melklipase zal<br />

altijd geïnactiveerd worden door de intensieve pasteurisatie <strong>van</strong> de <strong>poeder</strong>melk, maar ten<br />

aanzien <strong>van</strong> bacteriële lipasen is dat geenszins zeker.


Literatuur.<br />

1. Het verstuivingsdroogproces, in het bijzonder <strong>van</strong> melk. Prof. Ir E A Vos en Ir J<br />

J Mol; LU Wageningen.<br />

2. Zuiveltechnologie 1 Fysische processen P Walstra en A Jellema P052-103 LU<br />

Wageningen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!