MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht
MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht
MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
M o r e l e w e g w i j z e r s<br />
de beroepscode 27 door hun hulpverleners gebruikt wordt als houvast c.q. richtinggevend<br />
kader is niet bekend bij de meeste respondenten. Zij vermoeden dat hun medewerkers<br />
de code niet kennen; zelf geven ze ook eerlijk toe dat ze niet precies op de<br />
hoogte zijn van wat er allemaal in staat 28. In één organisatie is de beroepscode wel expliciet<br />
aan de orde: tijdens de introductie voor nieuwe medewerkers wordt er aandacht<br />
aan besteed. De beroepscode wordt door de leidinggevende van deze organisatie beschouwd<br />
als een globaal kader, dat in elke context concreet ingevuld kan worden met<br />
afspraken en aangevuld wordt met andere kaders vanuit de organisatie zoals richtlijnen<br />
en protocollen.<br />
7.4 DESKUNDIGHEID EN PROFESSIONALITEIT<br />
In de praktijk blijkt volgens de respondenten dat hulpverleners tijdens hun opleiding<br />
niet voldoende zijn toegerust voor het omgaan met de morele vragen die zich in het<br />
werken met jonge moeders voordoen.<br />
Zelf kritisch te zijn, op je eigen waarden en normen en hoe is het met de mensen<br />
waarmee je werkt, hoe zitten mensen in elkaar, je bewust zijn van waar je<br />
mee werkt, daar heb ik het idee van dat dat steeds minder wordt, dat ze dat leren.<br />
Terwijl je juist bij jonge moeders meer wordt geconfronteerd met normen<br />
en waarden dan in het ‘gewone’ maatschappelijk werk met volwassenen. Hulpverleners<br />
moeten zich ervan bewust zijn dat er altijd morele dingen aan de<br />
hand zijn.<br />
De meeste leidinggevenden en stafmedewerkers hebben weinig beeld van wat er precies<br />
in de opleidingen 29 wordt aangeleerd. Ze denken dat er weinig aandacht besteed<br />
wordt aan moraliteit en ethiek, want ze constateren leemtes in kennis en ontbrekende<br />
competenties, met name op het gebied van communicatie en (zelf)reflectie. Ook over<br />
systeemgericht werken en competentiegericht werken, over signalen van geweld en<br />
seksueel misbruik – allemaal gebieden waar morele aspecten een rol spelen – weten<br />
hulpverleners weinig als ze net van de opleiding komen. Het meeste wordt volgens de<br />
respondenten uiteindelijk toch geleerd in de praktijk en tijdens stages. Daarbij is coaching<br />
en supervisie heel erg belangrijk. De opleiding wordt dus vooral gezien als een<br />
‘basiskwalificatie’ en leidinggevenden letten bij het aannemen van nieuwe medewerkers<br />
veel meer op hoe iemand is als persoon: is het een hulpverlener die past bij deze<br />
cliëntendoelgroep? Als belangrijkste kenmerk van de doelgroep jonge moeders wordt<br />
benoemd dat het dan wel moeders zijn, maar ook nog adolescenten (zie §5.1.1 voor de<br />
visie van hulpverleners op de doelgroep). Hieruit volgt volgens de leidinggevenden en<br />
stafmedewerkers dat er een specifieke benadering nodig is, waarin enerzijds veel ruimte<br />
gegeven wordt, maar anderzijds ook duidelijke grenzen gesteld worden: “je moet ze<br />
soms bij de kraag grijpen”. Dit vraagt om competenties waarover niet alle hulpverleners<br />
beschikken. In de basishouding zijn respect voor de autonomie van een jonge<br />
moeder, geduld, empathisch vermogen en affiniteit/betrokkenheid met de doelgroep<br />
27 Er zijn er overigens meerdere in dit werkveld: NVMW (2009, herziene versie oktober 2010),<br />
Phorza Beroepscode voor sociaal-agogische professionals (2009); gezamenlijk ontwikkelden zij<br />
een addendum ‘jeugdzorg’ bij hun codes.<br />
28 Het feit dat deze vraag gesteld wordt, zet hen wel aan het denken en enkelen nemen zich voor<br />
de code op te zoeken en het er eens met collega’s over te hebben…<br />
29 MWD, SPH.<br />
Aandacht voor moraliteit binnen organisaties 81