MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht
MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht
MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De relatie cliënt – hulpverlener<br />
70<br />
M o r e l e w e g w i j z e r s<br />
Je moet samen met de cliënt aan doelen werken.<br />
Je accepteert een jonge moeder zoals ze is; je oordeelt<br />
niet.<br />
Je legt niet je eigen waarden en normen op aan een<br />
cliënt.<br />
Je gelooft in de moeders.<br />
Je geeft de moeders zelfvertrouwen.<br />
Je wijst de cliënt niet af.<br />
Je spreekt uit wat je goed vindt aan de cliënt.<br />
Je bent trots op een cliënt.<br />
Je zorgt dat een jonge moeder zich ‘gezien’ voelt.<br />
Erkenning<br />
Interessant is dat uit onderzoek naar de leefwereld van jonge moeders blijkt dat de<br />
hulp en steun die zij ontvangen mede gewaardeerd wordt als deze blijk geeft van beschikbaarheid,<br />
nabijheid en het ontbreken van negatieve oordelen (Keinemans, in<br />
druk). Hierin laten zich elementen herkennen van de trouw, betrokkenheid en het uitdrukking<br />
geven van respect dat de hulpverleners beschrijven. Hulpverleners doen dus<br />
naast een technisch-instrumenteel aanbod, ook een relationeel aanbod. Het belang van<br />
dit relationele aanbod is groot: pas als er sprake is van vertrouwen heb je “mandaat”<br />
van de cliënt om hulp te verlenen. Zonder dat er sprake is van een goede hulpverleningsrelatie,<br />
zo stellen alle respondenten, kom je niet zo ver in de hulpverlening. Overigens<br />
wil dat niet zeggen dat zonder die hulpverleningsrelatie niets gedaan wordt. In de<br />
eerste fase van de hulpverlening, als een relatie nog tot stand moet komen, worden wel<br />
degelijk hulpvragen beantwoord. Veelal zijn dit echter praktische hulpvragen, zoals<br />
hulp bij huisvesting. Pas als er een goede relatie is wordt het mogelijk om tegemoet te<br />
komen aan minder praktische vragen en behoeften van de cliënt. Hierin vinden we ondersteuning<br />
voor zorgethische benaderingen van zorg en hulp, zoals de presentietheorie<br />
(Baart, 2001), waarin uiteengezet wordt dat het relationele aanbod van de hulpverlener<br />
en de waarden waaraan in deze relatie uitdrukking wordt gegeven (zoals trouw,<br />
betrokkenheid, erkenning) de basis vormt voor goede hulp en zorg. Pas als deze relatie<br />
is ontstaan, kan duidelijk worden wat de noden van een cliënt zijn. Er wordt in deze<br />
zorgethische benadering dan ook vanuit gegaan dat het hier om meer gaat dan een attitude:<br />
betrokken zijn of erkenning tonen is niet alleen een kwestie van omgangsvormen,<br />
maar relationele afstemming vormt de kern van goede hulpverlening. Wat interessant<br />
is aan de uitspraken van de respondenten, is dat ook hier de relationele afstemming<br />
cruciaal wordt gevonden in de hulpverlening. Het uitdrukking geven aan waarden is<br />
daarbij niet alleen een kwestie van omgangsvormen: het gaat er niet alleen om de cliënt<br />
respectvol te behandelen bijvoorbeeld, maar het respect wordt ook gevoeld. Dit blijkt<br />
uit uitspraken van respondenten als “ik ben trots op een jonge moeder” of “ik maak me<br />
oprecht zorgen”. De uitspraak van de hulpverleners dat zij authentiek moeten zijn<br />
hangt hier waarschijnlijk mee samen: geveinsde betrokkenheid of erkenning zal niet de<br />
gewenste relationele afstemming tot gevolg hebben.<br />
Overigens komt uit de data ook naar voren dat, volgens de respondenten, de hulpverleningsrelatie<br />
wel ‘begrensd’ moet worden. Zij beschouwen het als onderdeel van hun<br />
professionaliteit, om grenzen te stellen aan (aspecten van) trouw, betrokkenheid en<br />
respect. We noemen een aantal voorbeelden om dat te illustreren:<br />
Cliënten delen vaak intieme zaken met een hulpverlener, maar in veel organisaties<br />
is de afspraak dat er geen ‘geheimen’ mogen zijn tussen cliënt en hulpverle-