MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht
MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht
MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De morele dimensie<br />
26<br />
M o r e l e w e g w i j z e r s<br />
4 DE <strong>MORELE</strong> DIMENSIE<br />
In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de eerste onderzoeksvraag: ‘Op welke<br />
momenten brengt de morele dimensie van de hulpverlening aan jonge moeders vragen<br />
met zich mee voor professionals?’ Daarbij wordt stil gestaan bij de manier waarop de<br />
morele dimensie in de hulpverlening aan jonge moeders zichtbaar wordt, en wordt<br />
antwoord gegeven op de vraag voor welke morele vragen hulpverleners zich gesteld<br />
zien.<br />
4.1 HOE WORDT DE <strong>MORELE</strong> D IMENSIE ZICHTBAAR?<br />
Waarden en normen spelen een grote rol in het bieden van maatschappelijke hulpverlening,<br />
zoals dat bijvoorbeeld gebeurt door diverse instellingen die advies, opvang en<br />
begeleiding bieden aan jonge moeders. Met andere woorden, het maatschappelijk werk<br />
heeft een sterke morele dimensie, die – zo beargumenteerden wij in hoofdstuk 2 – in<br />
alle facetten van het werk voelbaar en aanwezig is. In dit kader verwezen we eerder<br />
naar het model van ‘meervoudige morele gelaagdheid’ van Jansen (2004). De eerste<br />
onderzoeksvraag was er op gericht om deze morele dimensie expliciet aan de oppervlakte<br />
te brengen en te onderzoeken op welke momenten zij voor vragen kan zorgen. In<br />
onderstaande komen 4 ‘vindplaatsen’ van moraliteit aan bod: het betreft morele aspecten<br />
van het werk die nadrukkelijk in de interviews en focusgroepbijeenkomsten met<br />
uitvoerende professionals naar voren kwamen. Overigens is daarmee niet gezegd dat<br />
andere onderdelen van het werk niet moreel beladen zijn, maar daarop komen wij later<br />
(met name in hoofdstuk 9) van deze rapportage terug.<br />
4.1.1 MOREE L KOMPA S<br />
Om te beginnen wordt in de focusgroepbijeenkomsten en in de interviews vaak gerefereerd<br />
aan het feit dat de hulpverlener/hulpverlening fungeert als een moreel kompas<br />
voor de jonge moeder. Hulpverleningstrajecten komen in overleg met de jonge moeder<br />
tot stand. Dat wil zeggen dat samen met haar hulpverleningsdoelen worden afgesproken.<br />
Overigens varieert de regie die de jonge moeder daarin heeft: soms legt ze zelf een<br />
hulpvraag neer, maar soms ook gaat ze slechts ‘akkoord’ met de doelen die een hulpverlener<br />
of organisatie voor haar formuleert (en alle varianten daartussen). Desondanks<br />
drukt de hulpverlenende organisatie en de hulpverlening, een zware stempel op<br />
het hulpverleningstraject. Zij bepalen mede welke doelen nagestreefd worden en –<br />
vooral als het gaat om onvrijwillige hulp – bepalen ook wanneer deze doelen bereikt<br />
zijn. Het is dus de hulpverlening, in de persoon van de hulpverlener, die mede bepaalt<br />
wat ‘goed’ is voor de jonge moeder. De professionals die participeren in het onderzoek,<br />
zijn zich ervan bewust dat dit element van de hulpverlening duidelijk moreel beladen is<br />
en dat normen en waarden hier een grote rol in spelen. Twee thema’s komen hierbij<br />
aan bod: Als hulpverlener geef je mede vorm aan de doelen van de hulpverlening, en<br />
bepaal je dus mede welke waarden belangrijk zijn in het leven van een jonge moeder<br />
(1); maar in veel gevallen is ook de definitie van die waarden mede in handen van de<br />
hulpverlener (2). Beide worden geïllustreerd aan de hand van twee voorbeelden:<br />
[...] Dat zijn weer mijn eigen waarden en normen hè, ik denk, moet ze per se<br />
contact maken met andere moeders? Dat vraag ik me ook af. Wat is goed voor