03.09.2013 Views

MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht

MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht

MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Samenvatting en conclusie<br />

120<br />

M o r e l e w e g w i j z e r s<br />

3. <strong>HU</strong>LPVERLENINGSORGANISATIES EN <strong>HU</strong>N PROFESSIONALS KRIJGEN DEZE COMPLEXITEIT TEN<br />

VOLLE OP <strong>HU</strong>N BORDJE<br />

De thema’s laten zien dat ondanks de kaderstellende werking die er van organisaties en<br />

de maatschappelijke en politieke context uit kan gaan, deze niet allesbepalend zijn. De<br />

moeilijkheden die hulpverleners signaleren als het gaat om het fungeren als een moreel<br />

kompas, getuigen hiervan. Op vragen als: ‘Wat is goed moederschap?’, ‘Wat is veiligheid?’,<br />

‘Wanneer mogen we grenzen stellen aan de autonomie en het zelfbeschikkingsrecht<br />

van de persoon?’, maar ook ‘Hoe ver mag ik gaan in mijn zorg voor een cliënt?’ is<br />

geen eenduidig antwoord te geven. Hulpverleners worstelen met deze vragen en lijken<br />

geen gezamenlijke vaste grond onder de voeten te vinden. Wij beweren niet dat de samenleving<br />

deze vaste grond zou moeten vormen, opdat deze vragen een antwoord krijgen,<br />

integendeel. Het maakt echter wel duidelijk dat, zoals Van Doorn in haar lectorale<br />

rede (2008) al verwoordt, collectieve referentiekaders geen (of niet langer?) richting<br />

geven aan het werk van sociale professionals, met als resultaat dat individuele hulpverleners<br />

– in samenspraak met hun organisaties – zich met dergelijke taaie kwesties bezig<br />

moeten houden en persoonlijke referentiekaders een grote rol gaan spelen.<br />

4. HET OMGAAN MET <strong>MORELE</strong> VRAGEN IS GEEN SINECURE EN VRAAGT EEN GROTE INZET VAN<br />

ORGANISATIES<br />

De ervaringen van de hulpverleners illustreren dat het ingewikkeld is om een oplossing<br />

te vinden voor morele vragen en dat hier veel (reflectie, kennis, competenties) bij komt<br />

kijken. Ook aan de organisatie en aan samenwerkingsverbanden worden in dat verband,<br />

zowel door de uitvoerende als de leidinggevende professionals, de nodige eisen<br />

gesteld.<br />

Een laatste stelling die we hier willen presenteren, vloeit minder evident voort uit de<br />

voorgaande beschrijvingen en analyse, maar is de moeite van het overdenken én nader<br />

onderzoeken waard.<br />

5. IN DE EERSTE LIJN VAN DE <strong>HU</strong>LPVERLENING WORDT ER EEN ONWEERSTAANBAAR MOREEL<br />

APPEL TOT ZORGEN OP <strong>HU</strong>LPVERLENERS GEDAAN.<br />

In hoofdstuk 9 hebben wij aan de hand van twee uitgewerkte cases laten zien dat de<br />

hulpverleners diverse ethische argumentaties gebruiken om hun handelen in morele<br />

vragen te vorm te geven. De beginselethiek, de gevolgenethiek, de deugd- en zorgethiek<br />

en verschillende vormen van instinctieve moraal zijn daarbij de revue gepasseerd. In<br />

weerwil van wat andere onderzoekers beweren (Osmo & Landau, 2006), zien wij –<br />

naast beginselethiek en gevolgenethiek – bij deze respondenten ook duidelijk een zorgethische<br />

en een instinctieve moraal naar voren komen, ook wanneer ogenschijnlijk andere<br />

normatieve theorieën de grondslag voor moreel redeneren vormen. Hierin wordt<br />

duidelijk zichtbaar dat moraal méér is dan alleen rationeel redeneren, en dat moraliteit<br />

ook, juist vaak in de eerste plaats, blijkt in het gevoel dat hulpverleners hebben bij hun<br />

werk (Bolt et al., 2003, p. 15) en impliciet verweven is in hun handelen. Het belang van<br />

zorgethische waarden in de hulpverlening is al expliciet gemaakt in hoofdstuk 6 en<br />

hoofdstuk 9, en blijkt nog eens extra duidelijk uit uitspraken als de volgende (waarin<br />

we cruciale passages gecursiveerd hebben). Daarin zien we dat hulpverleners, hoewel<br />

ze dingen doen vanuit hun rol en positie als professional, zich ook als mens aangesproken<br />

voelen door de noden van een cliënt (zie ook Gelauff, 1995).<br />

Respondent G: Je zult je verantwoordelijkheid als hulpverlener moeten nemen,<br />

dus op het moment dat een cliënt zegt, niet voor het kind kan zorgen, dat is be-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!