MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht
MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht
MORELE WEGWIJZERS - HU Onderzoek - Hogeschool Utrecht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Een aantal cases uitgelicht<br />
110<br />
M o r e l e w e g w i j z e r s<br />
Uit het laatste deel van deze zin zouden we ook op kunnen maken dat ze redeneert<br />
vanuit de gevolgen (consequentialisme). Ze zegt namelijk: “het is heel belangrijk om, als<br />
je geloofwaardig wil zijn, zul je afspraken na moeten komen”. Geloofwaardigheid verbindt<br />
ze met vertrouwen, en het risico van het niet nakomen van afspraken is dat je<br />
heel snel dat vertrouwen kwijt bent. Dat is een onwenselijk gevolg, want: “het kost heel<br />
veel moeite om dat op te bouwen”. Ze begrijpt dus heel goed dat de cliënte haar consequenties<br />
trekt uit de manier waarop er met haar wordt omgegaan, en uiteindelijk zegt<br />
“bekijk het maar en ik hou me ook niet meer aan jouw regels, want jij houd je ook niet<br />
aan de regels die wij afspreken”.<br />
De waarde vertrouwen past in een zorgethische denk- en handelwijze. Binnen de zorgethiek<br />
staan relaties tussen mensen centraal en vertrouwen is daarin een kernwaarde<br />
(Sevenhuijsen, 1996). Maar dat vertrouwen is hier nu juist in het geding, doordat “Bureau<br />
Jeugdzorg zo makkelijk over de afspraken heenstapt”. En de hulpverlener vindt<br />
het erg “dat ik het elke keer moet verantwoorden naar zo'n cliënt. Met als gevolg dat ik<br />
alleen maar ruzie maak met zo’n meid”. Dit is een moreel probleem op het microniveau,<br />
in het directe contact tussen hulpverlener en cliënt. Ruzie maken hoort niet bij goede<br />
hulpverlening, het verbreekt vertrouwen en verstoort de betrokkenheid die wezenlijk<br />
is voor de hulpverleningsrelatie. Het zit haar dan ook dwars dat het mis is gegaan met<br />
de hulpverlening aan deze cliënte, zij twijfelt zelfs aan haar eigen opstelling:<br />
En dan denk ik, als wij toch allemaal wat betrouwbaarder waren geweest, had<br />
zij dit niet gedaan, zeker niet.<br />
Hier komt ook het mesoniveau van de hulpverlening in beeld, in het “wij”. De hulpverlener<br />
ziet deze casus niet als een probleem dat zij in haar eentje meemaakte. Toch heeft<br />
ze wel individueel verantwoordelijkheid genomen in deze situatie. Ze is voor haar cliënte<br />
opgekomen en daarbij tot het uiterste gegaan:<br />
Ik dacht, nu is het klaar, dan mijn baan aan gort, maar hier kan ik echt niet meer<br />
achter staan. […] Uiteindelijk hebben wij gezegd ja, en nou gaat het wel gebeuren.<br />
Dit getuigt van moed, want iemand moet wel erg overtuigd zijn van het eigen gelijk<br />
(hier: de juistheid van de eigen visie) om zo’n risico te durven nemen. Moed is volgens<br />
Leijssen (2000) een deugd die hoort bij het ethos van de hulpverlener. “Moed betekent<br />
niet dat men geen angst kent, of zich niet bewust is van de risico’s en de ongemakken;<br />
moed is een toestand die maakt dat men de angst, de luiheid, de gemakzucht en het eigenbelang<br />
overwint om datgene te doen waarvan men weet dat het juist is” (Comte-<br />
Sponville, 1997 geciteerd in Leijssen, 2000, p. 85). De hulpverlener handelt dus niet uit<br />
eigenbelang, maar stelt het belang van haar cliënt centraal. Dit is de reden dat deze situatie<br />
voor haar ook geen dilemma was: ze wist dat het goed was wat ze deed en kon<br />
zich daarom opstellen als een autonome professional. Toch wekt ze niet de indruk het<br />
gevoel te hebben er alleen voor te staan. Uit het feit dat ze “wij” zegt blijkt hoe belangrijk<br />
het is op het mesoniveau dat een organisatie achter haar hulpverleners staat en hen<br />
(onder)steunt bij het vasthouden en naleven van een visie. Kaders, zoals een methodiek<br />
zijn hierbij behulpzaam, maar ook de mogelijkheid om als hulpverleners je twijfels te<br />
bespreken (bijvoorbeeld tijdens werkbegeleiding, teamoverleg, supervisie of intervisie).<br />
Dit is een randvoorwaarde voor professionele autonomie, want de vrijheid om te<br />
handelen als professional ontstaat juist binnen de ruimte die de kaders bieden. Bij de<br />
methodiek die hier gehanteerd wordt, hoort dat een cliënte meer vrijheid krijgt wanneer<br />
ze laat zien dat ze dat aankan. Daarom vindt de hulpverlener dat het meisje “naar