03.09.2013 Views

OVERHEIDSOPDRACHTEN IN DE KLASSIEKE SECTOREN

OVERHEIDSOPDRACHTEN IN DE KLASSIEKE SECTOREN

OVERHEIDSOPDRACHTEN IN DE KLASSIEKE SECTOREN

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>OVERHEIDSOPDRACHTEN</strong><br />

<strong>IN</strong> <strong>DE</strong> <strong>KLASSIEKE</strong> <strong>SECTOREN</strong><br />

Een beknopte leidraad bij de toepassing<br />

van de wet van 24 december 1993<br />

en haar uitvoeringsbesluiten


VOORWOORD<br />

Een overheid die een bestelling doet moet de reglementering op de overheidsopdrachten naleven.<br />

Die reglementering moet ervoor zorgen dat iedere geïntere s s e e rde opdrachtnemer een gelijke kans krijgt<br />

om de bestelling te verw e rven. Bovendien gaat de wetgever ervan uit dat het beroep doen op een ru i m e<br />

mededinging de beste garantie is voor het verkrijgen van de meest optimale contractvoorw a a rd e n .<br />

Deze filosofie vertalen in een werkbare reglementering blijkt zeer moeilijk te zijn. Hiervan getuigen niet<br />

enkel de lijvige handboeken die de reglementering becommentariëren maar ook de talrijke geschillen<br />

tussen de aanbestedende overheid en de kandidaat-opdrachtnemers die niet gekozen werden.<br />

De behoefte aan vorming in dit domein is zeer groot. De afdeling Vorming van het departement<br />

Algemene Zaken en Financiën heeft mij in het verleden reeds aangezocht om cursussen over dit onderwerp<br />

te geven. Hoe meer ik met dit onderwerp als jurist en als lesgever geconfronteerd werd, hoe meer<br />

de overtuiging groeide dat een degelijke praktische handleiding een waardevolle preventieve investering<br />

zou zijn. Het verschijnen van de nieuwe wet op de overheidsopdrachten en haar uitvoeringsbesluiten<br />

was dan ook de gelegenheid bij uitstek om mijn schouders onder een ambitieus project te zetten.<br />

De heer Leo Victor, secretaris-generaal van het departement AZF, bleek bereid om mij alle logistieke<br />

steun toe te zeggen die nodig was voor de realisatie van deze handleiding.<br />

Schrijven over overheidsopdrachten is lang geen sinecure. Het is ook een vrij eenzame bezigheid.<br />

Zonder deskundige begeleiding had ik deze leidraad nooit durven publiceren.<br />

Ik mocht mij verheugen in de bijstand van enkele juristen die in het domein van de overheidsopdrachten<br />

bijzonder onderlegd zijn. Jos Stevens is auditeur bij de Raad van State en in die hoedanigheid<br />

auteur van talrijke adviezen bij geschillen over overheidsopdrachten die door de Raad van State beslecht<br />

worden. David D’Hooghe is advocaat en hoogleraar. Zijn proefschrift over overheidsopdrachten mag<br />

zonder twijfel als een standaardwerk beschouwd worden. Tony Penninckx is een gedreven jurist van<br />

de afdeling Overheidsopdrachten van de Vlaamse Gemeenschap. Hij ondervindt dagelijks dat de reglementering<br />

op de overheidsopdrachten aanleiding geeft tot talrijke misverstanden en geschillen.<br />

Deze juristen waren verantwoordelijk voor het nakijken van de ontwerpteksten van de leidraad en voor<br />

het zoeken naar oplossingen voor de talrijke interpretatieproblemen die zich voordeden bij de studie<br />

van de wet en haar uitvoeringsbesluiten. Het bleek nochtans niet mogelijk om tot een volledige consensus<br />

te komen over alle onderwerpen. Wat hierna volgt is juridisch-technisch verdedigbaar, maar ik<br />

kan niet garanderen dat de verdedigde interpretatie uiteindelijk ook de interpretatie van de rechtspraak<br />

zal zijn.<br />

De taalkundige revisie werd met niet aflatende ijver verzorgd door Marianne Boone , taaladviseur bij<br />

de administratie Kanselarij en Voorlichting van de Vlaamse Gemeenschap. Zij heeft mij ook talrijke<br />

didactische aanwijzingen gegeven. Zonder een tekstverwerkingsprogramma zou ik de moed niet gehad<br />

hebben om al haar correcties te verwerken. Door tijdsgebrek was het overigens niet mogelijk om de<br />

laatste tekstversie voor een allerlaatste tekstrevisie voor te leggen.<br />

Tot slot wens ik nog de heren Fernand Van Hemelrijck en Frank Schoups te danken voor hun waardevolle<br />

opmerkingen bij de ontwerpteksten.<br />

Mei ‘97<br />

Jan Vermander<br />

Inspecteur van Financiën<br />

Voorwoord<br />

3


<strong>IN</strong>LEID<strong>IN</strong>G<br />

Deze leidraad is een beknopte handleiding die de lezer zal helpen bij de toepassing<br />

van de nieuwe reglementering op de overheidsopdrachten. Lang niet alle<br />

onderwerpen worden hier besproken. We richten ons enkel naar de klassieke<br />

problemen in de klassieke sectoren . De promotieovereenkomsten, de concessies<br />

voor openbare werken, de nutssectoren e.d.m. komen dus niet aan bod.<br />

Tegenover deze beperktheid in de breedte staat een meer uitgebreide, praktische<br />

behandeling in de diepte van courante problemen. Eén en ander wordt aangevuld<br />

met richtinggevende schema’s.<br />

Deze leidraad bestaat uit drie grote delen:<br />

<strong>DE</strong>EL I<br />

bevat een toelichting bij de Wet van 24 december 1993.<br />

<strong>DE</strong>EL II<br />

bevat een toelichting bij het KB van 8 januari 1996.<br />

<strong>DE</strong>EL III<br />

bevat een toelichting bij het KB van 26 september 1996.<br />

Bij deze leidraad hoort een bundel documenten waarin deze reglementaire<br />

teksten opgenomen zijn.<br />

Schematische overzichten<br />

Nuttige adressen<br />

blz. 7<br />

blz. 67<br />

blz. 157<br />

blz. 205<br />

blz. 217<br />

5<br />

Inleiding


WET VAN 24 <strong>DE</strong>CEMBER 1993<br />

Wet betreffende de overheidsopdrachten en<br />

sommige opdrachten voor aanneming van<br />

werken, leveringen en diensten<br />

Toelichting<br />

7


8<br />

STRUCTUUR EN TOEPASS<strong>IN</strong>GSGEBIED VAN <strong>DE</strong> WET<br />

I Achtergrond en inwerkingtreding<br />

II Structuur van de Wet<br />

A De klassieke overheidsopdrachten<br />

B De algemene reglementering nutssectoren<br />

C De bijzondere reglementering nutssectoren<br />

D Besluit<br />

Noot: de overheidsbedrijven<br />

III Toepassingsgebied van de Wet<br />

A Wie is voor alle opdrachten aan de Wet onderworpen?<br />

Gemeenschappen en Gewesten<br />

Organismen van openbaar nut<br />

Publiekrechtelijke verenigingen<br />

Rechtspersonen die aan bepaalde criteria voldoen<br />

Noot: verbondenheid met de overheid<br />

B Wie is enkel voor gesubsidieerde opdrachten aan de Wet onderworpen?<br />

Noot: mandaat van de opdrachtgever<br />

C Er zijn verschillende soorten overheidsopdrachten<br />

Een opdracht van werken<br />

Noot: erkenningsreglementering en definiëring ‘opdracht van werken’<br />

Een opdracht van leveringen<br />

Een opdracht van diensten<br />

D Welke kwalificatie kennen we aan een gemengde opdracht toe?<br />

Hoofdstuk I<br />

15<br />

16<br />

16<br />

16<br />

17<br />

17<br />

18<br />

18<br />

18<br />

18<br />

18<br />

18<br />

21<br />

22<br />

22<br />

22<br />

22<br />

23


IV Enkele bijzondere vraagstukken<br />

A Moet de aanbestedende overheid ook de begunstigde van de opdracht zijn?<br />

B Wanneer wordt een opdracht ‘onder bezwarende titel’ uitgevoerd?<br />

C Kan een opdracht door een andere aanbestedende overheid uitgevoerd word en?<br />

D Wat is het verschil tussen een overheidsopdracht en een overheidssubsidie?<br />

Aanmoediging van activiteiten<br />

De noodzakelijke rechtsgrond voor de toekenning van een subsidie<br />

Wat moet het subsidiebesluit vermelden?<br />

Het betalen van voorschotten is toegestaan<br />

De subsidie is maar verworven op basis van uitgavenbewijsstukken<br />

Er zijn geen verwijlinteresten verschuldigd<br />

E Domaniale concessies en concessies van een openbare dienst<br />

BASISPR<strong>IN</strong>CIPES VAN <strong>DE</strong> WET<br />

I Een overheidsopdracht wordt gegund na mededinging<br />

II Een overheidsopdracht is forfaitair<br />

III Bij een overheidsopdracht worden in principe geen voorschotten<br />

betaald<br />

IV De keuze van de gunningsprocedures is vrij<br />

Een openbare of algemene procedure versus een beperkte gunningsprocedure<br />

O n d e rh a n d e l i n g s p ro c e d u re zonder bekendmaking versus met bekendmaking<br />

Aanbesteding en offerteaanvraag versus onderhandelingsprocedure<br />

Aanbesteding versus offerteaanvraag<br />

V Stopzetten en herbeginnen van de procedure<br />

24<br />

24<br />

24<br />

25<br />

25<br />

25<br />

26<br />

26<br />

27<br />

27<br />

27<br />

28<br />

9<br />

Hoofdstuk II<br />

29<br />

29<br />

30<br />

30<br />

30<br />

31<br />

31<br />

31<br />

32<br />

Inhoud - Wet 24 december 1993


10<br />

<strong>DE</strong> AANBESTED<strong>IN</strong>G<br />

I Ook bij een beperkte aanbesteding moet de opdracht bekendgemaakt<br />

worden<br />

Procedureverloop bij een beperkte aanbesteding<br />

Procedureverloop bij een openbare aanbesteding<br />

Uitsluitingsgronden en selectiecriteria versus gunningscriteria<br />

II De laagste offerte<br />

Noot: offertes vergelijken exclusief of inclusief BTW?<br />

III ‘Gewone’ varianten<br />

Noot: de enige rangschikking<br />

<strong>DE</strong> OFFERTEAANVRAAG<br />

I Bekendmakingsverplichtingen<br />

II De voordeligste offerte<br />

Gunningscriteria<br />

Multicriteria-analyse<br />

Noot: de praktijk van de shortlist<br />

III Vrije varianten<br />

A ‘Aan de voor hun indiening gestelde eisen voldoen’<br />

B ‘De minimumvoorwaarden vervullen’<br />

C Moet elke vrije variant onderzocht worden?<br />

Hoofdstuk III<br />

33<br />

33<br />

33<br />

34<br />

34<br />

35<br />

Hoofdstuk IV<br />

36<br />

36<br />

36<br />

37<br />

38<br />

38<br />

39<br />

40


<strong>DE</strong> ON<strong>DE</strong>RHAN<strong>DE</strong>L<strong>IN</strong>GSPROCEDURE<br />

I Algemene bemerkingen<br />

A Beroep doen op de mededinging<br />

B Moet er een bestek opgemaakt worden?<br />

C Gunningscriteria<br />

D Selectiecriteria<br />

E Uitsluitingsgronden<br />

F Onderhandelingen voeren<br />

Het zoeken naar de beste contractvoorwaarden<br />

De betaling van voorschotten is in de regel verboden<br />

De minimale termijn voor de ontvangst van de offertes<br />

De uitgenodigde inschrijvers worden bij de aanvang van de pro c e d u re bepaald<br />

Gelijke behandeling van de inschrijvers<br />

Een openingszitting houden is niet verplicht<br />

G Het regelmatigheidsonderzoek<br />

I I De onderh a n d e l i n g s p ro c e d u re zonder voorafgaande bekendmaking<br />

A Hypothesen voor een opdracht van werken of van leveringen of van diensten<br />

Het gunningsbedrag is kleiner dan of gelijk aan 2.5 Mio (excl. BTW)<br />

Het publiek karakter is onverenigbaar met bepaalde veiligheidsvoorschriften<br />

De dringende noodzakelijkheid<br />

Er werden enkel onregelmatige offertes en/of onaanvaardbare prijzen<br />

ingediend<br />

Er werden geen offertes ingediend<br />

Er kan slechts aan één opdrachtnemer gegund worden<br />

B Hypothesen voor een opdracht van werken of van diensten<br />

Aanvullende werken of aanvullende diensten<br />

Noot: verschil aanvullende werken of diensten en wijzigingen<br />

Herhalingsopdrachten van werken of van diensten<br />

Hoofdstuk V<br />

41<br />

41<br />

42<br />

42<br />

42<br />

43<br />

43<br />

43<br />

44<br />

44<br />

44<br />

44<br />

44<br />

45<br />

46<br />

46<br />

46<br />

46<br />

46<br />

47<br />

48<br />

48<br />

48<br />

50<br />

50<br />

Inhoud - Wet 24 december 1993<br />

11


12<br />

C Hypothesen voor een opdracht van leveringen<br />

P roducten verv a a rdigd bij wijze van onderzoek, proefneming, studie of ontwikkeling<br />

52<br />

Het bestellen van bijkomende leveringen<br />

Noot: verschil tussen bijkomende leveringen en het overschrijden<br />

van vermoedelijke hoeveelheden<br />

D Hypothese voor een opdracht van diensten<br />

Noot: de bestelling van studieopdrachten en de aanduiding van<br />

studiebureau’s<br />

III De onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking<br />

A Hypothese voor een opdracht van werken, van leveringen of van diensten<br />

Er werden enkel onregelmatige offertes en/of offertes met onaanvaardbare prijzen ingediend<br />

B Hypothese voor een opdracht van werken of van diensten<br />

In uitzonderlijke gevallen wanneer het gaat om werken of diensten waarvan de aard en de<br />

onzekere omstandigheden verhinderen vooraf een globale prijs vast te stellen<br />

C Hypothese voor een opdracht van werken<br />

Voor de werken die enkel onderzoek, proefneming of afstelling als doel hebben en niet het<br />

na-streven van rendabiliteit of het dekken van de kosten voor onderzoek en ontwikkeling<br />

D Hypothese voor een opdracht van diensten<br />

Als de aard van de dienst zodanig is dat de specificaties van de opdracht niet met voldoende<br />

nauwkeurigheid bepaald kunnen worden om de toewijzing volgens de procedure van aanbesteding<br />

of offerteaanvraag te organiseren<br />

52<br />

52<br />

53<br />

54<br />

54<br />

54<br />

55<br />

55


BIJZON<strong>DE</strong>RE PROBLEMEN <strong>IN</strong> VERBAND MET<br />

<strong>DE</strong> DUUR VAN EEN OVEREENKOMST<br />

I Beperkt de Wet op de Overheidsopdrachten de duur van een<br />

overeenkomst?<br />

II Beperkt het begrotingsrecht de duur van een overeenkomst?<br />

A De vastlegging van kredieten en de gunning van een opdracht<br />

B De annaliteit van de begroting<br />

Een niet-gesplitst krediet<br />

Een gesplitst krediet<br />

Een variabel krediet<br />

C Meerjarige overheidsopdrachten en de aard van de goedgekeurde kredieten<br />

III O v e rheidsopdrachten en exclusiviteitsrechten tijdens de duur van<br />

de opdracht<br />

ONVERENIGBAARHE<strong>DE</strong>N<br />

I Niet tussenkomen bij de gunning en geen toezicht uitoefenen op de<br />

uitvoering van de opdracht<br />

A De actoren in een gunningsprocedure<br />

B Een belang hebben<br />

C Wrakingsplicht en sancties<br />

D De regelmatigheid van de offerte<br />

II Verbod tot uitvoering van de voorbereide opdracht<br />

A Dezelfde inschrijver bereidt de opdracht voor en voert ze uit<br />

B Uitvoering door gebonden inschrijvers<br />

Hoofdstuk VI<br />

56<br />

57<br />

57<br />

57<br />

58<br />

58<br />

59<br />

60<br />

61<br />

62<br />

62<br />

63<br />

63<br />

64<br />

65<br />

65<br />

66<br />

13<br />

Hoofdstuk VII<br />

Inhoud - Wet 24 december 1993


STRUCTUUR EN TOEPASS<strong>IN</strong>GS -<br />

GEBIED V AN <strong>DE</strong> WET<br />

I Achtergrond en inwerkingtreding<br />

De Europese Raad heeft verschillende richtlijnen uitgevaardigd om de Europese<br />

interne markt, het vrij verkeer van goederen en diensten, in het domein van de<br />

overheidsopdrachten te bevorderen.<br />

Zo bestaat er een richtlijn Diensten 92/50/EEG van 18 juni 1992 die, vanaf<br />

een bepaald drempelbedrag, rechtstreeks van toepassing is. Deze richtlijn werd<br />

niet bij KB omgezet in de nationale rechtsorde.<br />

De richtlijn Werken werd in de nationale reglementering omgezet door het KB<br />

van 1 augustus 1990 betreffende de mededinging inzake bepaalde overheidsopdrachten<br />

voor de uitvoering van werken in het raam van de EG.<br />

De richtlijn Leveringen werd in onze nationale rechtsorde geïncorporeerd door<br />

het KB van 8 december 1988 betreffende de mededinging inzake bepaalde<br />

overheidsopdrachten van leveringen in het raam van de EG.<br />

Deze richtlijnen, voornoemde koninklijke besluiten en de wet van 14 juli<br />

1976 worden nu door de wet van 24 december 1993 respectievelijk omge -<br />

zet en vervangen. Deze nieuwe regelgeving geldt voor alle opdrachten,<br />

zowel boven als onder de Europese drempelbedragen. De richtlijnen blijven<br />

nochtans als rechtsbron belangrijk: daar waar de wet de omzetting is (of zou<br />

moeten zijn) van deze richtlijnen is uiteindelijk de richtlijn als hogere rechtsnorm<br />

bepalend voor de interpretatie van wet.<br />

Het KB van 22 april 1977 en het MB van 10 augustus 1977 worden vervangen<br />

door het KB van 8 januari 1996 en het KB van 26 september 1996.<br />

De nieuwe reglementering treedt in werking op 1 mei 1997<br />

(KB van 29 januari 1997 - B.S. 13 februari 1997).<br />

De oude regeling, met inbegrip van de uitvoeringsbesluiten, blijft wel nog gelden<br />

voor de overheidsopdrachten die vóór 1 mei in het Bulletin der Aanbestedingen<br />

of in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt<br />

zijn. Ze blijft eveneens van toepassing op de opdrachten waarvoor bij<br />

ontstentenis van een bekendmakingsverplichting, de aanbestedende overheid<br />

vóór 1 mei 1997 de uitnodiging tot het indienen van een offerte of van een kandidatuur<br />

verstuurd heeft.<br />

Hoofdstuk I<br />

Wet 24 december 1993<br />

15


16<br />

(Boek I, titel II en III)<br />

(Boek I, titel IV)<br />

(Boek II)<br />

(Boek III: art.66 - 69)<br />

a)<br />

b)<br />

Voorbeeld<br />

II Structuur van de Wet<br />

De wet is als volgt opgebouwd:<br />

A De klassieke overheidsopdrachten<br />

B De algemene reglementering nutssectoren<br />

C De bijzondere reglementering nutssectoren<br />

D De slotbepalingen<br />

De verschillende uitvoeringsbesluiten sluiten bij deze indeling aan.<br />

A De klassieke overheidsopdrachten<br />

(Boek I, titel II en III)<br />

Voor de klassieke overh e d e n - w a a ronder de Vlaamse Gemeenschap en het<br />

Vlaams Gewest - zijn vooral de bepalingen van boek I, titel II van belang. Dat is<br />

ook het enige onderdeel dat in deze leidraad grotendeels besproken zal worden.<br />

De uitvoeringsbesluiten zijn:<br />

het KB van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming<br />

van werken, leveringen en diensten en de concessies van openbare werken.<br />

het KB van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels<br />

van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken.<br />

Voor een goed begrip van de structuur van de wet wensen we ook enige toelichting<br />

te geven bij de zgn. nutssectoren. Onder deze nutssectoren verstaan we<br />

de sectoren drinkwater, energie, vervoer en telecommunicatie. In het algemeen<br />

gaat het hier om werkzaamheden die betrekking hebben op de terbeschikkingstelling,<br />

de voorziening of de uitbating van vaste netten op het gebied van<br />

drinkwater, elektriciteit, gas en warmte. Worden ook bedoeld: de exploitatie van<br />

een gebied met het oog op de winning van brandstoffen, een netexploitatie in<br />

verband met het vervoer of telecommunicatie, of de terbeschikkingstelling van<br />

vervoerterminals.<br />

B De algemene reglementering nutssectoren<br />

(Boek I, titel IV)<br />

De algemene reglementering nutssectoren wordt geregeld in boek I, titel IV.<br />

Ze is van toepassing wanneer de aanbestedende overheden vermeld in art.4 in<br />

deze sectoren werkzaam zijn en een opdracht van werken, leveringen of diensten<br />

organiseren. Er bestaat wel onduidelijkheid over de vraag of deze algemene<br />

reglementering nutssectoren geldt voor alle opdrachten die door de aanbestedende<br />

overheden die uitsluitend in deze nutssectoren werkzaam zijn, georganiseerd<br />

worden, dus ook voor die opdrachten die niet specifiek zijn voor de<br />

nutssector.<br />

De Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn is als publiekrechtelijke vereniging<br />

onderworpen aan het stelsel van titel IV van Boek I. Dit geldt eveneens voor een<br />

intercommunale vereniging die werkzaam is in de water- en elektriciteitsverdeling<br />

(dus niet de elektriciteitsproductie die krachtens art.42 van de wet is onderworpen<br />

aan de bijzondere reglementering nutssectoren).<br />

Boek I, titel IV van de nieuwe wet werd reeds gewijzigd door het KB van 10<br />

januari 1996 tot wijziging van titel IV van boek I van de Wet van 24 december<br />

1993 (B.S. 26 januari 1996). Deze wijziging betreft enkel de opdrachten van<br />

diensten die de Europese drempelwaarde overschrijden.


a)<br />

b)<br />

De uitvoeringsbesluiten voor de overheidsopdrachten bedoeld in titel IV van<br />

boek I zijn:<br />

het KB van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming<br />

van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer<br />

en telecommunicatie<br />

het KB van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels<br />

van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken.<br />

C De bijzondere reglementering nutssectoren<br />

(boek II)<br />

De bijzondere reglementering nutssectoren wordt geregeld in boek II van de<br />

wet. Ze is van toepassing op privaatrechtelijke personen , die bijzondere of uitsluitende<br />

rechten genieten, voor zover het opdrachten betreft die een bij KB te<br />

bepalen geraamd bedrag bereiken of overschrijden.<br />

Electrabel en Distrigaz zijn aan deze bijzondere reglementering onderworpen.<br />

Boek II van de nieuwe wet werd reeds gewijzigd bij Koninklijk besluit van 18<br />

juni 1996 (B.S. 25 juni 1996). Deze wijziging is niet relevant voor de overheidsopdrachten<br />

in de klassieke sectoren.<br />

Het uitvoeringsbesluit is het KB van 18 juni 1996 betreffende de mededinging<br />

in het raam van de Europese Gemeenschap voor sommige opdrachten voor aanneming<br />

van werken en leveringen in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie.<br />

Boek II is reeds in werking getreden op 1 september 1994.<br />

D Besluit<br />

Uit bovenvermelde toelichtingen blijkt dat éénzelfde aanbestedende overheid<br />

aan twee verschillende reglementeringen kan onderworpen zijn, afhankelijk van<br />

de sector waarin ze optreedt.<br />

Een gemeente die ook werkzaam is in de productie en/of voorziening van<br />

drinkwater. Voor de gunning van een opdracht die betrekking heeft op de productie<br />

en voorziening van drinkwater is de gemeente onderworpen aan het stelsel<br />

van titel IV van Boek I. Voor de gunning van haar klassieke opdrachten is de<br />

gemeente onderworpen aan het stelsel van titel II van Boek I.<br />

De overheidsbedrijven<br />

Voor de overheidsbedrijven (Wet van 21 maart 1991) die werkzaam zijn in de<br />

nutssectoren moet de toepasselijke reglementering als volgt gedifferentieerd<br />

worden.<br />

Heeft de opdracht betrekking op een openbare dienst - zoals beschreven in een<br />

wet, decreet of ordonnantie - dan is de algemene reglementering nutssectoren<br />

van toepassing. Gaat het om opdrachten die betrekking hebben op taken die<br />

geen verband houden met de openbare dienst, dan is de bijzondere reglementering<br />

nutssectoren van toepassing voor zover ze een bij KB te bepalen geraamd<br />

bedrag bereiken of overschrijden.<br />

Overheidsbedrijven die niet werkzaam zijn in één van de nutssectoren vallen<br />

onder de regeling van de klassieke opdrachten ten minste voor zover het gaat<br />

om opdrachten die betrekking hebben op hun taken van openbare dienst, zoals<br />

deze zijn bepaald bij wet, decreet of ordonnantie.<br />

Voorbeeld<br />

Voorbeeld<br />

Noot:<br />

Wet 24 december 1993<br />

17


18<br />

Voorbeeld<br />

Een overheidsbedrijf:<br />

<strong>DE</strong> NMBS, BELGACOM, <strong>DE</strong> POST<br />

Een taak die geen verband houdt met een openbare dienst:<br />

de spoedbestellingen bij <strong>DE</strong> POST, de HST-investeringen van de NMBS<br />

III Toepassingsgebied van de Wet<br />

De klassieke aanbestedende overheden zijn aan de wet onderworpen voor alle<br />

opdrachten van werken, leveringen of diensten. Andere instellingen zijn slechts<br />

onrechtstreeks aan de wet onderworpen, nl. enkel voor hun gesubsidieerde<br />

opdrachten.<br />

A Wie is voor alle opdrachten aan de Wet onderworpen?<br />

Een lijst van instellingen die voor alle opdrachten aan de wet onderworpen zijn<br />

vindt u in art.4 van de wet. We beperken ons hierna tot die categorieën die voor<br />

de Vlaamse Gemeenschap van belang zijn.<br />

Gemeenschappen en Gewesten<br />

Het betreft hier niet enkel de minister of zijn gedelegeerde maar ook de beheerd e r<br />

van een wetenschappelijke instelling of van een dienst met afzonderlijk beheer.<br />

Organismen van openbaar nut<br />

Hiermee worden onder meer de Vlaamse openbare instellingen (de ‘VOI’-s)<br />

bedoeld. Een niet-limitatieve lijst kunt u terugvinden in de bijlage 1 van het KB<br />

van 8 januari 1996. Deze lijst kan permanent bijgewerkt worden. Een instelling<br />

van openbaar nut is nochtans aan de wet onderworpen zelfs indien ze niet expliciet<br />

in deze bijlage opgenomen is.<br />

Publiekrechtelijke verenigingen<br />

In hoofdzaak bedoelt men hiermee de zgn. intercommunale verenigingen,<br />

ongeacht hun samenstelling. Zowel een intercommunale vereniging die uitsluitend<br />

is samengesteld uit gemeenten (de ‘zuivere’ vorm) als deze die is samengesteld<br />

uit gemeenten en privaatrechtelijke personen (de ‘gemengde’ vorm) is<br />

onderworpen aan de wet op de overheidsopdrachten.<br />

Rechtspersonen die aan bepaalde criteria voldoen (art.4, §2, 8°)<br />

De hiernavolgende criteria zijn cumulatief:<br />

1)<br />

De rechtspersoon moet opgericht zijn met het specifieke doel te voorzien in<br />

behoeften van algemeen belang die niet van industriële of commerciële aard<br />

zijn.<br />

Indien de instelling al bestaat en er wordt haar een taak van algemeen<br />

belang toevertrouwd - ze wordt dus hiervoor niet specifiek opgericht - dan<br />

moet toch worden aangenomen dat ze voor die taken met dat doel is opgericht.<br />

Het is niet zozeer de aard van de activiteit maar de specifieke opdracht van de<br />

instelling die van industriële of commerciële aard moet zijn om haar aan het<br />

toepassingsgebied van de wet te onttrekken. De vaststelling dat de re c h t s p e rsoon<br />

activiteiten uitoefent die van industriële of commerciële aard zijn volstaat<br />

op zich niet om te besluiten dat de wet niet van toepassing zou zijn.


Een rechtspersoon die echter uitsluitend voorziet in behoeften die van<br />

industriële of commerciële aard zijn, is niet onderworpen.<br />

Het is m.a.w. de behoefte waaraan men wenst te voldoen die niet van industriële<br />

of commerciële aard mag zijn, hoewel het middel om aan deze<br />

behoefte van algemeen belang te kunnen voldoen, dit wel mag zijn.<br />

De juridische vorm die deze rechtspersoon kan aannemen (bv. VZW of een<br />

andere rechtsvorm) is niet relevant.<br />

Een maatschappij belast met de verwijdering van afval heeft als opdracht te<br />

voorzien in een behoefte van algemeen belang inzake milieubescherming.<br />

Een bouwmaatschappij die is opgericht om sociale woningen te bouwen heeft<br />

als opdracht te voorzien in een behoefte van algemeen belang inzake het recht<br />

op behoorlijke huisvesting.<br />

Een schouwburg is opgericht met als doel de bevolking het recht op culturele<br />

ontplooiing te geven. Een toneelgezelschap is daarentegen opgericht met als<br />

doel te voldoen in de creatieve behoefte van de leden van het toneelgezelschap.<br />

2)<br />

De rechtspersoon wordt gekenmerkt door een bijzondere overheidsinvloed.<br />

Die bijzondere invloed blijkt indien aan één van de volgende voorwaarden<br />

is voldaan:<br />

- Eén of meerdere van hogergenoemde overheden financiert de werkzaamheden<br />

van de rechtspersoon voor meer dan 50%. Elke financieringsvorm<br />

komt in aanmerking, dus ook bv. de dekking van een jaarlijks deficit.<br />

- Het beheer is onderworpen aan het toezicht van één van de genoemde<br />

overheden (bv. door de aanwezigheid van een gemeenschapscommissaris of<br />

een afgevaardigde van de minister van Financiën).<br />

- De leden van de directie of van de raad van bestuur of van de raad van toezicht<br />

zijn voor meer dan de helft door genoemde overheden aangewezen.<br />

Een niet-limitatieve lijst van rechtspersonen die aan deze voorwaarden voldoen,<br />

is opgenomen in bijlage 1 van het KB van 8 januari 1996. Deze lijst<br />

heeft enkel een indicatieve waarde: het al of niet opgenomen zijn in deze<br />

lijst is dus geen determinerend criterium. Bepalend is wel het al dan niet<br />

voldoen aan de gestelde criteria op de dag waarop de beslissing genomen<br />

wordt om een gunningsprocedure te starten.<br />

Een VZW die door de gemeente is opgericht om de gemeentelijke sporthal te<br />

beheren, voldoet normaliter aan de cumulatieve voorwaarden.<br />

Verbondenheid met de overheid<br />

Men moet zich hoeden voor een verregaande interpretatie van deze wettekst.<br />

De tekst vindt zijn Europese oorsprong in de betrachting te beletten dat rechtspersonen<br />

die op initiatief van de overheid in het leven worden geroepen of feitelijk<br />

door personen uit de overheid worden gestuurd, niet aan de wet op de<br />

overheidsopdrachten zouden onderworpen zijn, omdat ze een privaatrechtelijke<br />

rechtsvorm hebben aangenomen. Dit heeft niet noodzakelijk voor gevolg dat<br />

bv. iedere VZW die werkzaam is in een sector die het algemeen belang raakt<br />

- en hiervoor via subsidiëring wordt aangemoedigd - vanaf nu voor al haar<br />

opdrachten aan de wet onderworpen zou zijn.<br />

Voorbeelden<br />

Voorbeeld<br />

Noot:<br />

Wet 24 december 1993<br />

19


20<br />

De rechtspersoon moet opgericht zijn met het specifieke doel te voorzien in een<br />

behoefte van algemeen belang. Dat veronderstelt toch een zekere feitelijke verbondenheid<br />

met de overheid die meent dat de oprichting van een bepaalde<br />

rechtspersoon kan bijdragen tot het algemeen belang.<br />

De wet stelt niet uitdrukkelijk dat de rechtspersoon door de overheid moet<br />

opgericht zijn. Wel moet er - onder één of andere vorm - een wilsakt van een<br />

overheid aanwezig zijn waaruit blijkt dat het uitdrukkelijk de bedoeling is van<br />

de overheid dat een bepaalde activiteit wordt opgestart en blijft functioneren.<br />

Een rechtspersoon verkrijgt m.a.w. niet automatisch de status ‘opgericht met<br />

een specifieke doelstelling van algemeen belang’ door het feit dat ze op een<br />

bepaald ogenblik subsidies ontvangt van de overheid, daar waar dit voorheen<br />

niet het geval was.<br />

Er zijn nog andere argumenten die pleiten voor deze interpretatie:<br />

- De richtlijnen hebben het wel degelijk over publiekrechtelijke rechtspersonen<br />

i.p.v. privaatrechtelijke rechtspersonen.<br />

- Een gesubsidieerde VZW (bv. uit de cultuur- of welzijnssector) kan niet als<br />

een administratieve overheid beschouwd worden.<br />

- Het zou contradictorisch zijn een apart artikel in de wet op te nemen dat<br />

stelt dat privaatrechtelijke personen enkel voor bepaalde gesubsidieerde<br />

opdrachten zijn onderworpen aan de wet, indien ze reeds automatisch voor<br />

alle opdrachten aan de wet op de overheidsopdrachten onderworpen zouden<br />

zijn.<br />

- Uit de Memorie van Toelichting bij de wet (toelichting bij art.4, §2, 8°,<br />

laatste lid) blijkt dat het de bedoeling van de wetgever is geweest instellingen<br />

uit het vrij onderwijs, private ziekenhuizen en private verzorgingsinstellingen<br />

(bv. rust- en verzorgingstehuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen,<br />

bejaardentehuizen, gehandicapteninstellingen, instellingen voor<br />

bijzondere jeugdbijstand) niet rechtstreeks - m.a.w. voor alle opdrachten -<br />

aan de wet te onderwerpen. Gelet op wat hierboven toegelicht werd, moeten<br />

deze categorieën eerder als markante typevoorbeelden beschouwd worden.<br />

Deze instellingen zijn eventueel wel aan de wet onderworpen voor spe -<br />

cifiek gesubsidieerde opdrachten.<br />

Instellingen van het officieel onderwijs (gemeenschapsonderwijs of officieel<br />

gesubsidieerd onderwijs) zijn daarentegen altijd voor al hun opdrachten onderworpen<br />

aan de wet. Een decreet (bv. art.8 van het decreet van 31 juli 1990 -<br />

onderwijsdecreet II) kan geen afwijkingen bepalen op de toepasselijkheid van de<br />

reglementering op de overheidsopdrachten. Eventuele afwijkingen worden<br />

immers bij toepassing van art.44 van de wet opgeheven.<br />

Anderzijds kunnen de VZW’s inrichtende machten uit het hogeschoolonderwijs<br />

van het vrije net zich niet beroepen op de uitzondering die in de Memorie van<br />

Toelichting werd verduidelijkt omdat het decreet op de hogescholen van 13 juli<br />

1994 uitdrukkelijk bepaalt dat alle hogescholen de reglementering op de overheidsopdrachten<br />

moeten naleven.


B Wie is enkel voor gesubsidieerde opdrachten aan de Wet onderworpen?<br />

Privaatrechtelijke personen die niet voldoen aan hogergenoemde cumulatieve<br />

voorwaarden, zijn toch voor de gunning van bepaalde opdrachten onderworpen<br />

aan de wet op de overheidsopdrachten. Dit is onder meer het geval indien ze<br />

voor die opdrachten subsidies ontvangen van instellingen die aan de wet onderworpen<br />

zijn. Anderzijds zijn niet alle gesubsidieerde opdrachten onderworpen<br />

aan de wet (art.4, §4).<br />

Een privaatrechtelijke rechtspersoon die voor een bepaalde opdracht van leveringen<br />

door een aanbestedende overheid gesubsidieerd wordt, is niet verplicht<br />

- ongeacht het bedrag van de subsidie - de wet op de overheidsopdrachten na te<br />

leven (KB art.27 en art.37).<br />

Anderzijds moet de reglementering op de overheidsopdrachten wel nageleefd<br />

worden indien de subsidiereglementering of het nominatim-subsidiebesluit de<br />

naleving van deze reglementering als subsidiëringsvoorwaarde zou opleggen.<br />

Privaatrechtelijke universitaire instellingen zijn voor alle (geheel of gedeeltelijk)<br />

gesubsidieerde opdrachten onderworpen aan de wet (art.4, §2, 9°). Het<br />

KB van 8 januari 1996 preciseert de draagwijdte van deze bepaling in het bijzonder<br />

m.b.t. de bekendmakingsverplichtingen. Deze verplichting hangt samen<br />

met de aard van de opdracht (opdracht van werken, leveringen of diensten).<br />

Een gesubsidieerde opdracht van leveringen is uitsluitend onderworpen aan<br />

bekendmaking in het Bulletin der Aanbestedingen en dit ongeacht het bedrag<br />

(KB art.37).<br />

Een gesubsidieerde opdracht van diensten van bijlage 2A van de wet is slechts<br />

in zeer uitzonderlijke gevallen onderworpen aan bekendmaking in het Publicatieblad<br />

van de Europese Gemeenschap (KB art.53). De meeste gesubsidieerde<br />

opdrachten van diensten van bijlage 2A en 2B van de wet zijn uitsluitend<br />

onderworpen aan nationale bekendmaking, ongeacht het bedrag van de opdracht<br />

(KB art.62).<br />

Opdrachten die volledig met middelen van derden (niet-aanbestedende overheden)<br />

gefinancierd worden of volledig met het eigen vermogen betaald worden,<br />

ontsnappen aan de verplichte naleving van de wet.<br />

Mandaat van de opdrachtgever<br />

Een instelling die niet onderworpen is aan de wet mag niet gebruikt worden om<br />

de letter en de geest van de wet te omzeilen. Dit zou het geval kunnen zijn wanneer<br />

een dergelijke instelling de organisatie van een opdracht zou toevertrouwd<br />

krijgen voor rekening van een aanbestedende overheid die wel aan de wet<br />

onderworpen is.<br />

Voorbeeld<br />

Voorbeeld<br />

Noot:<br />

Wet 24 december 1993<br />

21


22<br />

1)<br />

Een opdracht van werken<br />

Noot:<br />

Voorbeeld<br />

2)<br />

Een opdracht van leveringen<br />

3)<br />

Een opdracht van diensten<br />

C Er zijn verschillende soorten overheidsopdrachten<br />

We kunnen drie soorten opdrachten onderscheiden (art.5):<br />

- een opdracht van werken<br />

- een opdracht van leveringen<br />

- een opdracht van diensten.<br />

Een opdracht van werken<br />

Een opdracht van werken is een overeenkomst, onder bezwarende titel, die<br />

wordt gesloten met bedrijven, natuurlijke personen of met publiekrechtelijke<br />

rechtspersonen uit de sectoren die vermeld zijn in bijlage 1 van de wet.<br />

Het betreft hier activiteiten uit de algemene bouwnijverheid, slopersbedrijven,<br />

burgerlijke bouw en utiliteitsbouw, water-, spoor- en wegenbouw, cultuurtechnische<br />

werken, installatiebedrijven en bouwbedrijven voor de afwerking van<br />

gebouwen.<br />

Het voorwerp van dergelijke opdracht kan betrekking hebben op het zelf uit -<br />

voeren van het werk door een aannemer, al dan niet in combinatie met het<br />

opstellen van het ontwerp, of op het laten uitvoeren van een werk dat voldoet<br />

aan de behoeften die door de aanbestedende overheid zijn vastgelegd. Hiermee<br />

wordt elke juridische constructie bedoeld waarbij een tussenpersoon een resultaatsverbintenis<br />

op zich neemt. Een promotieovereenkomst (cfr. art.9 van de<br />

wet) kan bijgevolg als een opdracht van werken gekwalificeerd worden. Voor de<br />

concrete realisatie van het werk zal de opdrachtnemer moeten erkend zijn of<br />

tenminste een beroep moeten doen op erkende aannemers. Uit de besteksbepalingen<br />

zal moeten blijken welke mogelijkheden toegelaten zijn.<br />

De volgende activiteiten worden niet beschouwd als een opdracht van werken:<br />

koop of huur van bestaande werken en koop of huur van - nog op te richten -<br />

werken waarbij de aanbestedende overheid bij de conceptfase van het bouwwerk<br />

geen enkele inspraak gehad heeft of evenmin enig initiatief genomen heeft tot<br />

het oprichten ervan.<br />

Erkenningsreglementering en definiëring ‘opdracht van werken’<br />

De wet op de erkenning van aannemers (wet van 20 maart 1991) zou moeten<br />

afgestemd zijn op de wet van 24 december 1993 op de overheidsopdrachten.<br />

Indien een opdracht volgens de wet van 24 december 1993 geen opdracht van<br />

werken is, dan moet deze opdracht niet door een erkende aannemer van werken<br />

uitgevoerd worden, zelfs al is die opdracht volgens de erkenningsreglementering<br />

een opdracht van werken.<br />

Ontbossingswerken, opgenomen in categorie G.3 van de erkenningsreglementering,<br />

zijn niet langer te beschouwen als een opdracht van werken volgens de<br />

definitie bepaald in de wet van 24 december 1993. Een aanbestedende overheid<br />

mag bijgevolg niet meer eisen dat dergelijke werken door een erkende aannemer<br />

uitgevoerd worden.<br />

Een opdracht van leveringen<br />

Een opdracht van leveringen is elke overeenkomst, onder bezwarende titel, die<br />

gesloten wordt met als doel gebruik te kunnen maken van een roerend goed.<br />

De juridische constructie die voor het bereiken van dat doel aangewend wordt<br />

- koop, aanneming, huur of leasing - doet niet terzake. Of men de eigendom<br />

van deze goederen verwerft of niet, is dus irrelevant voor de kwalificatie als een<br />

opdracht van leveringen.<br />

Een opdracht van diensten<br />

Een opdracht van diensten is elke overeenkomst, onder bezwarende titel, die<br />

b e t rekking heeft op het pre s t e ren van diensten die opgenomen zijn in de b i j l a g e<br />

2 van de wet.


Een meer gedetailleerde toelichting bij de verschillende categorieën diensten<br />

vindt u in de CPA-lijst die in de documentatiebundel bijgevoegd is. CPA staat<br />

voor ‘Classificatie van Producten gekoppeld aan een economische Activiteit’.<br />

Deze classificatie van ‘producten’ heeft slechts een statistische betekenis, nl.<br />

voor de registratie van economische activiteiten in de EEG. ‘Producten’ kunnen<br />

overigens zowel onroerende goederen als roerende goederen en diensten zijn.<br />

Specifiek voor de diensten v e rwijzen we naar p.87 e.v. van deze CPA - c l a s s i f i c a t i e. In<br />

de vierde kolom vindt u namelijk een vertaling van de CPC-lijst van de diensten<br />

(de bijlage 2 van de wet verwijst naar deze CPC-lijst). ‘CPC’ staat voor ‘Central<br />

P roducts Classification’: een classificatie die door de UNO is ontworpen.<br />

Enkel de diensten die in de bijlage 2 van de wet als uitzonderingen vermeld<br />

staan - zie voetnoot bij deze bijlage 2 - zijn niet aan de wet onderworpen.<br />

Het zijn dus evenmin diensten van categorie B.<br />

Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen diensten van categorie A en<br />

diensten van categorie B. Dit onderscheid is enkel van belang voor de bekendmakingsverplichtingen.<br />

Zo moet de aankondiging van een opdracht van diensten<br />

van categorie B niet Europees gebeuren. Voor het overige bestaat er geen<br />

verschil in de toepassing van de reglementering tussen deze twee categorieën.<br />

In deel II van deze leidraad lichten we de bekendmakingsverplichtingen toe.<br />

D Welke kwalificatie kennen we aan een gemengde opdracht toe?<br />

De meeste opdrachten hebben een gemengde samenstelling: er is bv. een gedeelte<br />

werken en een gedeelte leveringen of er is een gedeelte leveringen en een<br />

gedeelte diensten. Toch kan de opdracht slechts één kwalificatie krijgen:<br />

het is een opdracht van werken of van leveringen of van diensten. Dit probleem<br />

wordt opgelost door,op het ogenblik van de raming, de kwalificatie te kiezen die<br />

overeenstemt met het gedeelte dat het grootste aandeel uitmaakt van de kostprijsraming<br />

van de gehele opdracht.<br />

Het leveren en plaatsen van vangrails op een snelweg.<br />

Indien de kosten voor het plaatsen van de vangrails in de grond een kleiner aandeel<br />

uitmaken van het geraamde totaal bedrag van de offerte dan de kostprijs<br />

van de te leveren vangrails, dan gaat het om een opdracht van leveringen.<br />

Een contract voor het onderhoud van een fotokopiemachine.<br />

Een dergelijk contract is in de regel een opdracht van diensten, tenzij het onderhoudscontract<br />

een onderdeel uitmaakt van de aankoop - of de huur - van de<br />

machine. Wanneer in deze laatste hypothese de kostprijs voor het - meestal<br />

meerjarig - onderhoud kleiner is dan de prijs die betaald wordt voor de aankoop<br />

of de huur van de machine dan dient u de opdracht als een opdracht van leveringen<br />

te kwalificeren.<br />

Een opdracht voor het leveren en plaatsen van scheidingswanden in een bestaand<br />

gebouw.<br />

Als de raming van de kostprijs van de wanden groter is dan de plaatsingskosten<br />

dan heeft men te maken met een opdracht van leveringen (groep 20.30.20 van<br />

de CPA-classificatie). In het omgekeerde geval zou het gaan om een opdracht<br />

van werken (categorie 501.7 van bijlage 1 van de wet).<br />

Een occasionele opdracht om een PC te herstellen.<br />

Bedragen de werkuren meer dan de prijs voor de reserveonderdelen, dan gaat<br />

het om een opdracht van diensten.<br />

CPA =<br />

Classificatie van Producten<br />

gekoppeld aan een economische<br />

Activiteit<br />

CPC =<br />

Central Products Classification<br />

Voorbeelden<br />

Wet 24 december 1993<br />

23


24<br />

De kwalificatie heeft onder meer belang voor de bepaling van de bekendmakingsverplichtingen.<br />

De drempel waarboven er Europees bekendgemaakt moet<br />

worden ligt veel hoger bij een opdracht van werken dan bij een opdracht van<br />

leveringen of van diensten. Er bestaat enkel voor een opdracht van werken een<br />

verplichting om - tenminste vanaf een bepaald bedrag - een beroep te doen op<br />

een erkend aannemer. De mogelijkheid om een beroep te kunnen doen op de<br />

onderhandelingsprocedure is niet volledig gelijklopend bij een opdracht van<br />

werken, van leveringen of van diensten. Ook de algemene aannemingsvoorwaarden<br />

(cfr. deel III) kunnen verschillen naargelang de aard van de opdracht.<br />

IV Enkele bijzondere vraagstukken<br />

Hierna behandelen we een aantal vraagstukken die zich regelmatig stellen en die<br />

niet door de wetgever opgelost zijn.<br />

A Moet de aanbestedende overheid ook de begunstigde van de opdracht zijn?<br />

Voorbeeld<br />

Overeenkomst onder<br />

bezwarende titel<br />

In zijn arrest nr. 41.374 overweegt de Raad van State dat een wezenlijke voorwaarde<br />

voor het bestaan van een overheidsopdracht bestaat in de bestemming<br />

van de opdracht, opgenomen te worden in het patrimonium van de overheid of<br />

in de bestemming haar het genot van de geleverde prestaties te verlenen.<br />

Bij deze omschrijving valt het op dat niets wordt gezegd over de duur van de<br />

opname in het patrimonium van de overheid of over de duur van het genot.<br />

Daaruit kan men afleiden dat zelfs indien deze terbeschikkingstelling slechts<br />

zeer tijdelijk zou zijn, er toch nog sprake is van een overheidsopdracht.<br />

Bovendien kan formeel-juridisch gesteld worden dat de overweging in voornoemd<br />

arrest een beperkende voorwaarde oplegt die niet in de wet is terug te<br />

vinden.<br />

In de mate dat een aanbestedende overheid door middel van een overeenkomst<br />

de andere contractpartij betaalt - of een andere tegenprestatie levert - om iets te<br />

doen, is er sprake van een overheidsopdracht, zelfs indien deze prestatie ten<br />

goede komt aan een begunstigde die geen contractpartij was.<br />

Het centraal bestuur van het ABOS wenst voedselpakketten aan te kopen om<br />

het als noodhulp te verspreiden: dergelijke opdracht is een overheidsopdracht.<br />

Het ABOS zal eventueel beroep kunnen doen op de minder formalistische<br />

onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking voor zover aan de voorwaarden<br />

is voldaan die door art.17, §2 van de wet opgelegd worden (bv. de hypothese<br />

van de hoogdringendheid).<br />

B Wanneer wordt een opdracht ‘onder bezwarende titel’ uitgevoerd?<br />

Op grond van art.5 van de wet kan er enkel sprake zijn van een overheidsopdracht<br />

indien er een overeenkomst onder bezwarende titel wordt gesloten<br />

tussen een aanbestedende overheid enerzijds en een aannemer, leverancier of<br />

dienstverlener anderzijds.<br />

Meestal wordt hiermee de prijs bedoeld die de aanbestedende overheid betaalt.<br />

Dat betekent niet dat, indien er geen prijs betaald wordt, we niet met een overheidsopdracht<br />

te maken hebben. Elke duidelijk meetbare tegenprestatie vanwege<br />

de aanbestedende overheid volstaat om te kunnen spreken over een opdracht<br />

‘onder bezwarende titel’.


Een overheid is bereid op een bepaald grondstuk van het openbaar domein<br />

afbraakmateriaal en grond te laten storten door een aannemer. Zonder deze faciliteit<br />

zou een aannemer dit afval naar een speciale stortplaats moeten vervoeren<br />

en bovendien een stortvergoeding moeten betalen. Als tegenprestatie moet de<br />

aannemer er zich wel toe verbinden bepaalde werken voor die overheid gratis uit<br />

te voeren. De uitvoering van deze werken is een overheidsopdracht die in mededinging<br />

moet gesteld worden. De tegenprestatie van de aanbestedende overheid<br />

bestaat uit de kosteloze storting van xm3 afbraakmateriaal op een bepaald<br />

grondstuk van het openbaar domein. De omvang van de gratis uit te voeren<br />

werken moet in mededinging gesteld worden.<br />

Nergens is uitdrukkelijk bepaald dat de opdrachtnemer een private rechtspersoon<br />

of een natuurlijke persoon moet zijn. Aanbestedende overheden kunnen<br />

bijgevolg ook als potentiële opdrachtnemer optreden. Men kan dus niet aan de<br />

toepassing van de wet ontsnappen door de opdracht eenvoudigweg te gunnen<br />

aan een andere aanbestedende overheid. Wel moet het, zoals hiervoor aangegeven,<br />

om een opdracht ‘onder bezwarende titel’ gaan.<br />

De Vlaamse Regering vraagt de Vlaamse Milieumaatschappij een milieustudie<br />

uit te voeren zonder de VMM voor deze specifieke opdracht te vergoeden.<br />

In dit geval is er geen sprake van een overheidsopdracht.<br />

Art.3, §2 bepaalt echter één uitzondering op deze regel: opdrachten van dien -<br />

sten die toegewezen worden aan een aanbestedende overheid op basis van een<br />

uitsluitend recht dat ze uit hoofde van bekendgemaakte wettelijke of reglementaire<br />

bepalingen geniet, vallen buiten het toepassingsgebied van de wet. De toekenning<br />

van een dergelijk uitsluitend recht moet wel verenigbaar zijn met het<br />

Verdrag tot oprichting van de EEG.<br />

De Regie der Gebouwen heeft op basis van haar statuten het alleenrecht om<br />

gebouwen van de Staat te beheren en eventueel diensten te verrichten. Zo kan<br />

de Regie plannen en bestekken opmaken, stabiliteitsberekeningen uitvoeren of<br />

toezicht uitoefenen op de uitvoering van door een aanbestedende overheid<br />

gegunde werken. Ze kan deze diensten verrichten, op verzoek van elk ministerie,<br />

met eigen personeel zonder in concurrentie te moet treden met private studiebureaus.<br />

Aanmoediging van activiteiten<br />

Door het toekennen van een subsidie wenst de overheid een bepaalde activiteit<br />

die volgens haar het algemeen belang dient, aan te moedigen of te bestendigen.<br />

Deze activiteit kan betrekking hebben op de realisatie van een specifiek project.<br />

De subsidiëring hiervan gebeurt door middel van een zgn. facultatieve subsidie,<br />

als het ware ontworpen op maat van het specifieke project.<br />

Voorbeeld<br />

C Kan een opdracht door een andere aanbestedende overheid uitgevoerd word en?<br />

Voorbeeld<br />

Voorbeeld<br />

D Wat is het verschil tussen een overheidsopdracht en een overheidssubsidie?<br />

Wet 24 december 1993<br />

25


26<br />

Het is echter ook mogelijk dat de overheid de structurele werking van een instelling<br />

wenst aan te moedigen omdat deze instelling een voor het algemeen<br />

belang nuttige dienstverlening aanbiedt. Hier kan de subsidiëring gebeuren<br />

door middel van jaarlijks toegekende facultatieve subsidies of door het opstellen<br />

van jaarlijkse toekenningsbesluiten binnen het kader van de algemene reglementering<br />

die voor de betoelaging van de beoogde instellingen ontworpen is.<br />

Niettegenstaande er een bepaalde tegenprestatie verwacht wordt van de begunstigde,<br />

zal deze prestatie de subsidiërende overheid niet rechtstreeks ten goede<br />

komen. De wijze waarop de begunstigde de uit te voeren prestatie organiseert,<br />

is zijn verantwoordelijkheid: hij is de feitelijke organisator en de eventuele contractant<br />

met een derde partij. De goederen of diensten die in uitvoering van<br />

deze contracten geleverd worden, zijn niet bestemd voor en worden niet betaald<br />

door de subsidiërende overheid. De subsidiëring van activiteiten die het algemeen<br />

belang dienen komt de overheid wel onrechtstreeks ten goede: ze moet<br />

immers zelf geen organisatie uitbouwen die de uitvoering van dergelijke activiteiten<br />

waarborgt.<br />

De noodzakelijke re c h t s g rond voor de toekenning van een subsidie<br />

Er moet altijd een decretale rechtsgrond zijn. Dit kan een apart decreet zijn,<br />

waarvan de Vlaamse regering de uitvoeringsbesluiten vaststelt, maar dit kan ook<br />

het jaarlijks begrotingsdecreet zijn.<br />

Voor het gunnen van een overheidsopdracht is geen specifieke decretale machtiging<br />

noodzakelijk. Wel moet uiteraard de wet op de overheidsopdrachten nageleefd<br />

worden en moeten er basisallocaties voorhanden zijn waarop een overheidsopdracht<br />

kan aangerekend worden (de economische code van de basisallocatie<br />

moet met één van de volgende nummers beginnen: 12, 01 of 7).<br />

Wat moet het subsidiebesluit vermelden?<br />

De begunstigde is altijd onderworpen aan de bepalingen opgenomen in art.55<br />

t.e.m. 58 van het Koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van<br />

de wetten op de Rijkscomptabiliteit. Het gaat hier om bepalingen die kracht van<br />

wet hebben vermits ze de overname zijn van het KB nr. 5 van 18 april 1967.<br />

Het subsidiebesluit - of de subsidiereglementering - moet, behalve het bedrag,<br />

duidelijk bepalen welke activiteiten subsidieerbaar zijn in het licht van de doel -<br />

stellingen die de overheid met de subsidiëring wil bereiken. Dit kan bv. door verwijzing<br />

naar een door de begunstigde opgestelde begroting. Het besluit moet<br />

tevens bepalen of de eventuele ontvangsten die uit de gesubsidieerde activiteit<br />

voortvloeien, al dan niet in mindering komen van de aanvaardbare uitgaven.<br />

Ook de wijze waarop de verantwoording van de aanwending van de subsidie<br />

door de begunstigde moet geleverd worden, moet vermeld zijn. De begunstigde<br />

hoeft daarentegen geen verantwoording voor de aanwending van de ontvangen<br />

bedragen te geven indien de wet (het decreet) hem daarvan uitdrukkelijk<br />

vrijstelt. De organisatie van de controle op de aanwending van de subsidie<br />

wordt, in uitvoering van art.2 van hogergenoemd genummerd KB, geregeld<br />

door het KB van 26 april 1968 tot inrichting en coördinatie van de controle op<br />

de toekenning en op de aanwending van de toelagen. Daarin wordt onder meer<br />

bepaald dat de controle wordt uitgeoefend op verantwoordingsstukken of ter<br />

plaatse.<br />

Een subsidie moet terugbetaald worden indien de voorwaarden waaronder de<br />

subsidie verleend werd, niet werden nageleefd of indien de subsidie niet werd<br />

aangewend voor de doeleinden waarvoor ze verleend werd.<br />

Een subsidie kan ook onder de vorm van een overeenkomst toegekend worden.<br />

Hoewel dergelijke handelwijze verwarring kan scheppen, is het de aard van de<br />

verrichting van de overheid en dus niet de vorm ervan die zal bepalen of het al<br />

dan niet om een subsidie gaat.


Het betalen van voorschotten is toegestaan<br />

Wanneer de overheid een subsidie toekent, is ze voor de keuze van de begunstigde<br />

niet onderworpen aan de reglementering op de overheidsopdrachten.<br />

Het raadplegen van de concurrentie is dan ook niet verplicht, al kan een oproep<br />

voor het indienen van projecten (‘call for proposal’) een maatregel van behoorlijk<br />

bestuur zijn.<br />

Het betalen van voorschotten is toegestaan, terwijl dit bij een overheidsopdracht<br />

in de regel verboden is als gevolg van de toepassing van het beginsel van<br />

de verstrekte en aanvaarde dienst.<br />

De subsidie is maar verw o rven op basis van uitgavenbewijsstukken<br />

De uitbetaling van de subsidie of het saldo ervan (indien er voorschottten werden<br />

toegekend) gebeurt op basis van schuldvorderingsaangiften (vergezeld van<br />

het betekende subsidiebesluit) en van uitgavenbewijsstukken. Zonder deze stukken<br />

kan men immers de werkelijkheid van de uitgaven niet nagaan.<br />

Het is nochtans niet uitgesloten dat instellingen waarvan de overheid meent dat<br />

ze op structurele basis gesubsidieerd moeten worden, reserves cumuleren. Deze<br />

bijzondere aanwending, en de begrenzing ervan, moet dan wel door het subsidiebesluit<br />

of de subsidiereglementering toegelaten zijn. Deze toelating kan<br />

onder meer verantwoord zijn indien de overheid wil vermijden dat de instellingen<br />

dure kaskredieten, ter overbrugging van de laattijdige uitbetaling van subsidies,<br />

zouden moeten opnemen. Het kan ook zijn dat er reserves aangelegd<br />

worden om met eigen middelen een omvangrijke investering te kunnen doen.<br />

Bij een overheidsopdracht moeten de uitgaven van de opdrachtnemer niet<br />

bewezen worden: hij moet kunnen bewijzen dat de prestatie die van hem verwacht<br />

werd geleverd en aanvaard werd. De winst (of het verlies) die hij hierbij<br />

realiseert is uitsluitend zaak van de opdrachtnemer.<br />

Bij een overheidsopdracht gebeurt de betaling op basis van de geleverde prestatie<br />

en mits het voorleggen van een factuur (meestal verhoogd met de BTW).<br />

Er zijn geen verwijlinteresten verschuldigd<br />

Bij een overheidsopdracht heeft laattijdige betaling tot gevolg dat er verwijlinteresten<br />

verschuldigd zijn. Laattijdige uitvoering van de opdracht leidt anderzijds<br />

tot het opleggen van vertragingsboetes ten laste van de opdrachtnemer.<br />

Het Vlaams Instituut voor de bevordering van het Wetenschappelijk Technologisch<br />

onderzoek (het IWT, een Vlaamse openbare instelling) sluit verschillende<br />

overeenkomsten af met de KUL, het RUG en het interuniversitair micro-electronicacentrum<br />

(VZW-IMEC) in het kader van een actie ‘uitrusting voor materiaalonderzoek’.<br />

In deze overeenkomst verbindt IWT er zich toe 100% van de<br />

aanschafkosten voor de uitrustingsgoederen te dekken die door de KUL, RUG<br />

en IMEC zullen aangekocht worden.<br />

In deze hypothese is de overeenkomst in feite een subsidiebelofte: IWT kan dus<br />

met om het even wie een dergelijke overeenkomst sluiten. De reglementering<br />

op de overheidsopdrachten is hier niet van toepassing ook al is er formeel sprake<br />

van een overeenkomst. De reglementering zou daarentegen wel van toepassing<br />

zijn indien het IWT zelf de aankoop van de uitrustingsgoederen zou organiseren.<br />

Hierboven werd enkel onderzocht of het IWT bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten<br />

onderworpen is aan de wet op de overheidsopdrachten. Of de begunstigden<br />

van de subsidie onderworpen zijn aan de wet bij de aankoop van de uitrusting is<br />

een ander probleem.<br />

call for proposal<br />

Voorbeeld<br />

Opgepast<br />

Wet 24 december 1993<br />

27


28<br />

De domaniale concessie<br />

Voorbeeld<br />

De concessie van<br />

een openbare dienst<br />

Voorbeeld<br />

De concessie voor<br />

openbare werken<br />

Voorbeeld<br />

Zo moeten privaatrechtelijke universitaire instellingen de wet op de overh e i d sopdrachten<br />

naleven bij alle gesubsidieerde opdrachten van leveringen. Dit volgt uit<br />

a rt.37, 2° lid van het KB van 8 januari 1996 en a rt.4, §2, 9° van wet. De RUG is<br />

een gemeenschapsuniversiteit en moet dus voor al haar opdrachten, gesubsidieerd<br />

of niet gesubsidieerd, de wet op de overheidsopdrachten naleven. De vzw IMEC is<br />

voor een gesubsidieerde opdracht van leveringen daarentegen niet onderw o r p e n<br />

aan de wet op de overheidsopdrachten vermits ze valt onder de toepassing van<br />

a rt.4, §4 van de wet en a rt.27, §1 en art.37, 1° lid van voornoemd KB.<br />

E Domaniale concessies en concessies van een openbare dienst<br />

Niet elke overeenkomst die door een overheid wordt gesloten is een overheidsopdracht.<br />

De rechtsleer kent twee bijzondere rechtsfiguren waarbij verwarring<br />

met bv. een opdracht van diensten niet uitgesloten is.<br />

De domaniale concessie wordt beschreven als ‘een overeenkomst waarbij het<br />

bestuur tijdelijk en mits betaling van een retributie aan een privépersoon de toelating<br />

geeft om exclusief en voor een welbepaald doel het openbaar domein te<br />

bezetten’.<br />

Een particulier mag voor diens privé-activiteiten gebruik maken van het openbaar<br />

domein. De toegelaten inbezitname dient dus geen doelstelling van algemeen<br />

belang.<br />

De uitbating van een frituur op het gemeenteplein<br />

De concessie van een openbare dienst wordt beschreven als ‘een administratief<br />

contract waarbij de overheid, een particulier (natuurlijk persoon of rechtspersoon)<br />

of een publiekrechtelijk orgaan tijdelijk ermee belast, onder haar gezag en<br />

mits naleving van de door haar bepaalde voorwaarden, een openbare dienst op<br />

eigen kosten en risico te exploiteren tegen een vergoeding die normaliter op de<br />

gebruikers wordt verhaald’.<br />

Typerend voor dergelijke concessie is de combinatie van eenzijdig opgelegde<br />

reglementaire voorschriften en de contractuele bepalingen die tussen de contractpartijen<br />

onderhandeld worden.<br />

Bij dergelijke concessie wenst het bestuur wel degelijk dat er een openbare<br />

dienst georganiseerd wordt, maar waarbij ze uitdrukkelijk kiest voor de afvaardiging<br />

van het beheer ervan. De openbare dienst komt ten goede aan de gebruikers<br />

ervan. Het is dus niet zo dat het bestuur zich een dienst aanschaft waaraan<br />

ze behoefte blijkt te hebben.<br />

- Het uitbaten van een gemeentelijk sportcomplex door private concessiehouders.<br />

- De toekenning aan een private uitbater van een - aan specifieke voorwaarden<br />

onderworpen - exploitatierecht van een door de Vlaamse Gemeenschap ingericht<br />

restaurant in de Landcommanderij Alden Biezen te Bilzen ten behoeve van<br />

toeristen en andere genodigden.<br />

Zodra de concessie gepaard gaat met de bouw van openbare werken (bv. een<br />

tunnel) die in opdracht van het bestuur uitgevoerd moeten worden, hebben we<br />

echter wel te maken met een overheidsopdracht van werken. In de wet wordt<br />

dit omschreven als een concessie voor openbare werken (zie titel III van de wet).<br />

De bouw van de Liefkenshoektunnel te Antwerpen was een concessie voor<br />

openbare werken.


BASISPR<strong>IN</strong>CIPES V AN <strong>DE</strong> WET<br />

I Een overheidsopdracht wordt gegund na mededinging<br />

(art.1, §1)<br />

Een overheidsopdracht kan slechts gegund worden na een beroep te doen op de<br />

mededinging.<br />

Onder mededinging verstaan we het bieden van gelijke kansen aan iedere<br />

belangstellende om de opdracht te mogen uitvoeren. Zoals uit de verdere toelichtingen<br />

in deze leidraad zal blijken kan deze mededinging op verschillende<br />

wijzen (algemeen, beperkt, via onderhandelingen) en op diverse schaal georganiseerd<br />

worden (louter nationaal of ook Europees).<br />

II Een overheidsopdracht is forfaitair<br />

(art.1, §1)<br />

Een opdracht kan gegund worden tegen een totale prijs: ofwel wordt in het<br />

bestek voor het geheel van de beschreven prestaties één totaalprijs gevraagd,<br />

ofwel is het bestek samengesteld uit verschillende posten die allemaal forfaitair<br />

zijn.<br />

Een opdracht kan ook gegund worden op basis van een prijslijst: in dat geval zijn<br />

de eenheidsprijzen, en niet de hoeveelheden, forfaitair. De hoeveelheden worden<br />

geraamd: het gaat om vermoedelijke hoeveelheden.<br />

Voor dit forfait draagt de opdrachtnemer het risico. Hij staat in voor de technische<br />

uitvoeringsproblemen, de feitelijke duur en omvang van de opdracht,<br />

de loon- en prijsevolutie tijdens de uitvoering van de opdracht.<br />

Voor zeer uitzonderlijke opdrachten bepaalt de wet zelf de mogelijkheid om van<br />

het principe van het forfait af te wijken (art.7, §2). Voor de meeste opdrachten<br />

zijn er verschillende mechanismen ontworpen die het principe van het forfait<br />

milderen. Voor wat de technische uitvoeringsmoeilijkheden betreft verwijzen we<br />

naar de bespreking van art.16 van KB over de algemene uitvoerings-regels van<br />

de overheidsopdrachten (zie deel III): de zgn. onvoorziene en onontwijkbare<br />

omstandigheden. Voor de loon- en prijsevolutie is het mogelijk een prijsherzie -<br />

ningsformule in het bestek op te nemen of in de offerte toe te laten (art.7, §1).<br />

Een dergelijke herzieningsformule moet ofwel uitdrukkelijk in het bestek beschreven<br />

zijn, ofwel uitdrukkelijk door het bestek toegelaten zijn. In dit laatste<br />

geval mag de inschrijver zelf een formule in zijn offerte opgeven. Is aan één van<br />

deze voorwaarden niet voldaan, dan moet elke offerte die een van het<br />

bestek afwijkende formule voorstelt of een herzieningsformule bevat zon -<br />

der dat dit door het bestek toegelaten was, verworpen worden.<br />

Een prijsherzieningsformule moet bovendien steeds een vaste component van<br />

minstens 20% van de prijs van de offerte bevatten, voor zover de betrokken sector<br />

geen afwijking heeft bekomen. De overblijvende onderdelen zijn aanpasbaar<br />

voor zover de voorgestelde parameters de reële evolutie van de verschillende<br />

kostencomponenten weergeven (Wet van 30 maart 1976 betreffende de econo -<br />

mische herstelmaatregelen).<br />

Prijsherzieningsformule<br />

Hoofdstuk II<br />

Wet 24 december 1993<br />

29


30<br />

III Bij een overheidsopdracht worden in principe geen voorschotten betaald<br />

Voorbeeld<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

4)<br />

5)<br />

6)<br />

(art.8)<br />

De betaling van een opdracht is slechts mogelijk ‘na verstrekte en aanvaarde<br />

dienst’. Betalingen kunnen dus slechts plaatsvinden nadat de overeengekomen<br />

prestaties gerealiseerd en aanvaard werden.<br />

Bij studieopdrachten is het gebruikelijk een bepaling op te nemen die een betaling<br />

in schijven zou moeten mogelijk maken. De betaling van deze schijven is<br />

slechts toegestaan indien deze betalingen gedekt zijn door een meetbare prestatie<br />

zoals het indienen van een verslag of het voorleggen van uitgavenbewijsstukken.<br />

Het aanleggen van voorraden kan met een ‘verstrekte en aanvaarde dienst’<br />

gelijkgesteld worden. De mogelijkheid en de uitbetalingsmodaliteiten moeten<br />

dan wel uitdrukkelijk in het bestek of in de overeenkomst bepaald zijn.<br />

Bovendien moeten de voorraden in het kader van de opdracht aangelegd zijn en<br />

door de aanbestedende overheid aanvaard worden.<br />

Voor het overige is het betalen van voorschotten enkel toegestaan in de limitatief<br />

beschreven gevallen die in art.5 van het KB van 26 september 1996 omschreven<br />

zijn (zie deel III).<br />

IV De keuze van de gunningsprocedures is vrij<br />

(art.13)<br />

Om een opdracht te gunnen bestaan er zes mogelijke gunningswijzen:<br />

de openbare aanbesteding<br />

de algemene offerteaanvraag<br />

de beperkte aanbesteding<br />

de beperkte offerteaanvraag<br />

de onderhandelingsprocedure met bekendmaking<br />

de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking<br />

Een aanbestedende overheid is volledig vrij in haar keuze tussen de eerste vier<br />

gunningswijzen. De onderhandelingsprocedure (met of zonder bekendmaking)<br />

is daarentegen slechts mogelijk in de gevallen die limitatief in de wet beschreven<br />

zijn.<br />

Een openbare of algemene procedure versus een beperkte gunningsprocedure<br />

O p e n b a re of algemene pro c e d u re We hebben te maken met een openbare of algemene procedure wanneer iedere<br />

belangstellende de kans krijgt een offerte in te dienen. Bij een beperkte proce-<br />

Beperkte procedure dure daarentegen doet de aanbestedende overheid vooraf een oproep tot kandi -<br />

datuurstelling: wie is geïnteresseerd om een offerte in te dienen? Uit de binnengekomen<br />

kandidaturen maakt de aanbestedende overheid eerst een selectie.<br />

De wijze waarop deze selectie moet doorgevoerd worden, wordt in deel II<br />

besproken. Enkel de geselecteerden ontvangen dan een bestek met het verzoek<br />

binnen een bepaalde periode een offerte in te dienen.<br />

De schaal van de bekendmaking van een opdracht, op Europees niveau of enkel<br />

op nationaal niveau, is afhankelijk van het geraamde bedrag van de opdracht.<br />

Ook dit aspect wordt in deel II toegelicht.


Onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking versus met bekendmaking<br />

Bij een onderhandelingsprocedure met bekendmaking is de procedure analoog<br />

aan deze van een beperkte procedure. Ook hier is de schaal van de bekendmaking<br />

afhankelijk van het geraamde bedrag van de opdracht. Het aantal limitatief<br />

beschreven gevallen waarin deze bekendmaking verplicht is, wordt bepaald<br />

in art.17, §3 van de wet.<br />

Bij een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking is de mededinging in<br />

de regel ook verplicht. Hier kiest de aanbestedende overheid de potentiële<br />

inschrijvers of de ondernemingen waarmee onderhandeld wordt volledig vrij.<br />

Het aantal limitatief beschreven gevallen waarin deze procedure toegestaan is,<br />

wordt bepaald in art.17, §2 van de wet.<br />

Aanbesteding en offerteaanvraag versus onderhandelingsprocedure<br />

Bij de meest courante procedures (de aanbesteding en de offerteaanvraag) formuleert<br />

de aanbestedende overheid via de besteksbepalingen haar vraag naar<br />

een bepaalde prestatie. Het aanbod wordt via de offerte door de inschrijvers aan<br />

de opdrachtgever kenbaar gemaakt. Uit deze offerte moet blijken dat de<br />

inschrijver akkoord gaat met de door de aanbestedende overheid gestelde voorwaarden.<br />

Het aanbod moet bovendien zodanig duidelijk zijn dat de loute -<br />

re aanvaarding van de offerte door de aanbestedende dienst volstaat om de<br />

wederzijdse rechten en plichten vast te leggen . Deze aanvaarding, en bijgevolg<br />

de totstandkoming van het contract, zal blijken uit ‘de betekening van de<br />

goedkeuring’ van de offerte. Hieronder verstaat men het versturen van een in<br />

principe aangetekende brief naar de firma x of persoon y waarin vermeld wordt<br />

dat hen de opdracht gegund wordt.<br />

Bij een onderhandelingsprocedure daarentegen kan er onderhandeld wor -<br />

den op basis van de offertes die door de verschillende inschrijvers in een eerste<br />

stadium ingediend werden. Dergelijke onderhandelingen zijn in de procedure<br />

van aanbesteding en offerteaanvraag verboden. Een offerte die op deze<br />

wijze zou ‘bijgeschaafd’ zijn is substantieel onregelmatig: de aanbestedende<br />

overheid is dus verplicht een dergelijke offerte te weren op straffe van schadeloosstelling<br />

aan de benadeelde inschrijver.<br />

Anderzijds, éénmaal de gunningsbeslissing genomen is, is het theoretisch mogelijk<br />

met de gekozen inschrijver de te sluiten overeenkomst te optimaliseren,<br />

en dit vóór de eigenlijke betekening van de gunningsbeslissing. De aanbestedende<br />

overheid is bv. tot het inzicht gekomen dat bepaalde posten toch niet uitgevoerd<br />

moeten worden. Ze wenst voor deze weglating geen schadevergoeding<br />

te betalen en zal dit eerst negotiëren met de gekozen opdrachtnemer. Een analoge<br />

situatie doet zich voor indien de aanbestedende overheid bepaalde summiere<br />

wijzigingen of aanvullingen zou willen aanbrengen aan de initiële<br />

opdracht. Dergelijke onderhandelingen mogen echter geen invloed hebben op<br />

de rangschikking gemaakt op basis van de initieel ingediende offertes. Bij een<br />

aanbesteding moet de offerte bijgevolg, na schrapping van enkele posten van de<br />

samenvattende opmetingsstaat, de goedkoopste offerte blijven indien bij de overige<br />

inschrijvers dezelfde posten eveneens zouden geschrapt worden.<br />

Aanbesteding versus offerteaanvraag<br />

Bij een aanbesteding moet de aanbestedende overheid kiezen op basis van één<br />

en slechts één criterium, nl. de prijs. Wil ze bijgevolg de gewenste kwaliteit voor<br />

de laagste prijs, dan moet het bestek zeer nauwkeurig het te verwachten resultaat<br />

kunnen beschrijven.<br />

Bij een offerteaanvraag liggen de zaken anders. Hier speelt de prijs meestal nog<br />

een belangrijke rol, maar naast ándere criteria die veeleer betrekking hebben op<br />

de kwaliteit of de creativiteit van het aanbod en/of de snelheid van uitvoering<br />

van de opdracht.<br />

Onderhandelingsprocedure<br />

met bekendmaking<br />

Onderhandelingsprocedure<br />

zonder bekendmaking<br />

De aanbesteding en<br />

de offerteaanvraag<br />

Onderhandelingsprocedure<br />

Aanbesteding<br />

Offerteaanvraag<br />

Wet 24 december 1993<br />

31


32<br />

Discretionaire bevoegdheid<br />

Enkele voorbeelden van een<br />

afdoende motivering<br />

Percelen<br />

Bij een opdracht van werken is een offerteaanvraag geschikt indien men voor de<br />

technische oplossing van een opdracht beroep wenst te doen op de meer innovatieve<br />

kennis van de inschrijver of als men (bv. bij de constructie van een kantoorgebouw)<br />

de architectonische aspecten mee in rekening wenst te brengen.<br />

Bij een opdracht van diensten zullen de besteksbepalingen eerder een pro b l e e m<br />

beschrijven waarbij aan de inschrijvers gevraagd wordt een oplossing voor te stellen.<br />

Bij een opdracht van leveringen kunnen behalve de prijs, de technische kwaliteit,<br />

de ergonomische kenmerken (bv. bij de bestelling van stoelen), de duurzaamheid<br />

e.d.m. een rol spelen in de beoordeling van de offertes.<br />

V Stopzetten en herbeginnen van de procedure<br />

De aanbestedende overheid is vrij om een opdracht al dan niet te gunnen ( a rt . 1 8 ,<br />

1° lid). Deze ‘discre t i o n a i re’ bevoegdheid betekent nochtans niet dat de overh e i d<br />

zomaar willekeurig mag beslissen een opdracht niet te gunnen. Er moeten goede<br />

redenen zijn om tot deze belangrijke beslissing over te gaan. Deze re d e n e n<br />

moeten juist, sluitend en afdoende zijn. ‘Afdoende’ betekent dat de motiveringslast<br />

zwaarder zal zijn indien het om belangrijke opdrachten gaat vermits ook aan<br />

de inschrijvers ernstige inspanningen gevraagd werden om een off e rte voor deze<br />

opdracht in te dienen. De beslissing tot het stopzetten van de opdracht moet wel<br />

degelijk kunnen gedragen worden door de opgegeven motieven.<br />

De motiveringsplicht zal nog strenger zijn indien de aanbestedende overheid<br />

beslist de procedure te herbeginnen vermits hier het gelijkheidsbeginsel kan<br />

geschonden zijn. Men onthoudt immers aan een inschrijver het voordeel van de<br />

toewijzing en anderzijds geeft de aanbestedende overheid aan de concurrenten<br />

een nieuwe kans.<br />

De beslissing tot het stopzetten van de pro c e d u re moet f o rmeel gemotiveerd z i j n ,<br />

hetgeen betekent dat de motieven in de beslissing zelf opgenomen moeten zijn.<br />

Men kan echter ook in de beslissing verwijzen naar een ander document waarin<br />

de motieven zijn verw o o rd en waarmee de aanbestedende overheid uitdru k k e l i j k<br />

a k k o o rd gaat zodat deze motieven als het ware haar eigen motieven word e n .<br />

Deze beslissing - eventueel aangevuld met de documenten waarnaar verwezen<br />

wordt - moet aan de kandidaten of inschrijvers meegedeeld worden als zij hierom<br />

verzoeken. Zij kunnen, binnen de 60 dagen na de feitelijke kennisname,<br />

tegen deze beslissing in beroep gaan bij de Raad van State.<br />

- De vaststelling dat aan het bestek een aantal belangrijke wijzigingen aangebracht<br />

moeten worden.<br />

- De laagste inschrijving ligt gevoelig hoger dan de raming voor zover het om<br />

een degelijke raming gaat.<br />

- Men wil vermijden dat bepaalde gebreken in de gunningspro c e d u re de wettigheid<br />

van gelijk welke gunningsbeslissing zou kunnen aantasten: men twijfelt<br />

bv. aan het al dan niet substantieel onregelmatig karakter van een offerte<br />

op basis van een belangrijke besteksbepaling die voor verschillende interpretaties<br />

vatbaar is.<br />

Wanneer een opdracht uit verschillende delen bestaat (‘percelen’ genoemd i.p.v.<br />

de vroegere benaming ‘loten’), kan de aanbestedende overheid zich, door middel<br />

van een bepaling in het bestek, het recht voorbehouden slechts enkele percelen<br />

toe te wijzen (art.18, 2° lid). Ook in dat geval moet het niet gunnen van<br />

de volledige opdracht formeel gemotiveerd worden. Dit geldt zeker indien de<br />

procedure zou herbegonnen worden voor de niet-toegewezen percelen.


1)<br />

2)<br />

3)<br />

4)<br />

5)<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

4)<br />

5)<br />

<strong>DE</strong> AANBESTED<strong>IN</strong>G<br />

Vanaf nu bepaalt de wet dat ook bij de beperkte aanbesteding de opdracht eerst<br />

moet bekendgemaakt worden (art.14, 2° lid). Men kan dus niet meer vrij de<br />

potentiële inschrijvers uitnodigen met het verzoek een offerte in te dienen.<br />

Deze verplichting geldt ongeacht het geraamde bedrag van de opdracht.<br />

Procedureverloop bij een beperkte aanbesteding<br />

Eerst wordt een algemene oproep gedaan tot geïnteresseerden om hun kandi -<br />

datuur voor de uitvoering van de opdracht kenbaar te maken.<br />

Van de kandidaten die tijdig hun kandidatuur gesteld hebben, zal de aanbestedende<br />

overheid onderzoeken of ze eventueel kunnen uitgesloten worden op<br />

basis van één van de uitsluitingsgronden. Een uitsluitingsgrond kan nochtans in<br />

elke stand van de procedure ingeroepen worden.<br />

Vervolgens zal ze een selectie maken op basis van de selectiecriteria die in de<br />

aankondiging gepubliceerd werden. De aanbestedende overheid kan iedereen<br />

selecteren die aan de minimum-selectiecriteria voldoen. Maar zij kan theoretisch<br />

ook enkel de meest geschikte kandidaten selecteren voor zover er minstens vijf<br />

geschikte kandidaten geselecteerd worden.<br />

Enkel deze geselecteerden ontvangen een bestek met het verzoek binnen een<br />

bepaalde periode een offerte in te dienen.<br />

Toewijzing aan de inschrijver met de laagste regelmatige offerte.<br />

Procedureverloop bij een openbare aanbesteding<br />

De geïnteresseerde inschrijvers worden opgeroepen om een offerte in te dienen<br />

(dus zonder voorafgaande kandidatuurstelling).<br />

De inschrijver kan uitgesloten worden op basis van de uitsluitingsgronden.<br />

Een uitsluitingsgrond kan in elke stand van de procedure ingeroepen worden.<br />

De inschrijvers worden getoetst aan de minimum-selectievoorwaarden.<br />

Al de offertes van de inschrijvers die aan de minimum-selectievoorwaarden voldoen<br />

moeten onderzocht worden (onderzoek regelmatigheid van de offerte).<br />

Het is dus niet mogelijk in een openbare procedure, bv. door het inlassen van een<br />

bijzondere besteksbepaling, een bijkomende selectie te maken van de meest geschikte<br />

inschrijvers uit degenen die aan de minimum-selectievoorw a a rden voldoen.<br />

In dergelijke hypothese zou men immers de procedureregels hanteren die van<br />

toepassing zijn op een beperkte procedure en vervangt men de facto een bij KB<br />

vastgestelde procedureregeling, nl. dat alle offertes onderzocht moeten worden<br />

voor zover het offertes zijn van inschrijvers die aan de minimum-selectievoorwaarden<br />

voldoen.<br />

Toewijzing aan de inschrijver met de laagste regelmatige offerte.<br />

Hoofdstuk III<br />

I Ook bij een beperkte aanbesteding moet de opdracht bekendgemaakt worden<br />

Wet 24 december 1993<br />

33


34<br />

Uitsluitingsgronden en<br />

selectiecriteria<br />

Gunningscriteria<br />

Noot:<br />

Uitsluitingsgronden en selectiecriteria versus gunningscriteria<br />

Uitsluitingsgronden en selectiecriteria hebben betrekking op de persoon of de<br />

firma die haar kandidatuur stelt of een offerte indient. De aanbestedende overheid<br />

gaat na of er redenen zijn om de firma uit te sluiten (bv. omdat ze in staat<br />

van faillissement is) en of ze voldoende documenten kan voorleggen waaruit<br />

blijkt dat ze economisch, technisch en financieel bekwaam is om de opdracht tot<br />

een goed einde te brengen.<br />

Gunningscriteria zijn de criteria die gebruikt worden om de intrinsieke waarde<br />

van de offerte te beoordelen. Bij een aanbestedingsprocedure is er uiteraard<br />

slechts één criterium. Bij een openbare aanbesteding is het dus theoretisch<br />

mogelijk dat de goedkoopste offerte niet onderzocht wordt omdat de firma die<br />

de offerte indient niet aan de minimum-selectievoorwaarden voldoet. Een meer<br />

uitgebreide toelichting volgt in deel II.<br />

II De laagste offerte<br />

In de procedure van een aanbesteding moet de opdracht gegund worden aan de<br />

geselecteerde inschrijver met de laagste regelmatige offerte (art.15, 1° lid).<br />

De laagste offerte is niet noodzakelijk de offerte met de laagste prijs zoals die<br />

blijkt uit het inschrijvingsbiljet. De aanbestedende overheid heeft immers het<br />

recht de offertes te verbeteren. Wat en hoe er verbeterd moet worden, kunt u<br />

terugvinden in deel II.<br />

Verder bepaalt de wet (art.15, 2° lid) dat de prijs eventueel moet verhoogd worden<br />

met ‘andere berekenbare gegevens die met zekerheid de uitgaven zullen<br />

verhogen’. Hiermee wordt ondermeer de BTW bedoeld. In elk geval kan de<br />

aanbestedende overheid de prijs niet verhogen indien het bestek niet duidelijk<br />

bepaalt welke bijkomende kostenfactoren de prijsvergelijking zullen beïnvloeden.<br />

Offertes vergelijken exclusief of inclusief BTW?<br />

De uiteindelijke kostprijsvergelijking gebeurt steeds inclusief BTW vermits de<br />

prijs die de aanbestedende overheid effectief moet betalen het doorslaggevend<br />

criterium is. Een concurrentieel voordeel inzake bepaalde belastingen of bijdragen<br />

(bv. de éne inschrijver is BTW-plichtig, de andere niet), mag in de vergelijking<br />

niet gecorrigeerd worden. De wetgeving op de overheidsopdrachten is<br />

immers niet ontworpen om bepaalde fiscale of parafiscale discriminaties te neutraliseren.<br />

Een gelijke behandeling van de inschrijvers kan enkel betrekking hebben op de<br />

gelijke behandeling van inschrijvers die zich in dezelfde (fiscale of parafiscale)<br />

positie bevinden. Indien men bv. corrigerend zou optreden voor de BTWheffing,<br />

rijst meteen de vraag naar andere mogelijke discriminaties die in de vergelijking<br />

zouden moeten gecorrigeerd worden. Uiteraard kan dit niet de taak<br />

van de aanbestedende overheid zijn: dit is eventueel en uitsluitend de taak van<br />

die overheid die de discriminerende heffing in het leven geroepen heeft.


III ‘Gewone’ varianten<br />

Het begrip ‘gewone’ variant bestaat als zodanig niet. We gebruiken het om louter<br />

didactische redenen om een onderscheid te maken met de ‘vrije’ variant van<br />

de offerteaanvraag (art.16).<br />

Bij een offerteaanvraag kan er theoretisch ook een ‘gewone’ variant beschreven<br />

zijn, maar dit is eerder uitzonderlijk. Onder de ‘gewone’ variant verstaan we een<br />

door de aanbestedende overheid precies omschreven alternatief, dat volledig<br />

gelijkwaardig geacht wordt met de basisoplossing. Gelet op deze preciese en<br />

exhaustieve beschrijving is er geen inhoudelijke vrijheid meer inzake het voor te<br />

stellen alternatief.<br />

Deze ‘gewone’ variant kan toegelaten zijn: bij deze facultatieve variant heeft de<br />

inschrijver de keuze al dan niet een prijs voor de variant op te geven. De variant<br />

kan echter ook opgelegd zijn: voor deze verplichte variant moet de inschrijver<br />

een prijs bij zijn offerte opgeven. Indien een inschrijver nalaat een prijsofferte in<br />

te dienen voor de verplichte variant heeft dit de onregelmatigheid van de gehele<br />

inschrijving tot gevolg. Wordt er daarentegen wel een prijsofferte voor een<br />

verplichte variant ingediend, maar blijkt deze onregelmatig te zijn, dan zal dit<br />

niet noodzakelijkerwijze tot de onregelmatigheid van de basisofferte leiden.<br />

Het indienen van een basisofferte is niet verplicht indien het bestek dit niet uitdrukkelijk<br />

oplegt. Indien er verplicht een basisofferte moet ingediend worden,<br />

zal het louter indienen van een gewone variant eveneens leiden tot de onregelmatigheid<br />

van de gehele offerte.<br />

Indien het bestek geen gewone variant beschrijft, maar er wordt toch een variant<br />

ingediend, dan is enkel deze variant onregelmatig en niet de gehele offerte:<br />

art.103 van het KB verbiedt enkel dat een inschrijver twee (of meer) inhoudelijk<br />

conforme offertes indient.<br />

- Het leveren van stoelen waarbij in het bestek verschillende bekleding<br />

beschreven is.<br />

- Het plaatsen van ramen in aluminium of hout.<br />

- Het manueel of machinaal verrichten van schoonmaakprestaties.<br />

- Het bewaken van een gebouw via camera’s of door middel van personeel ter<br />

plaatse.<br />

- Bevloering waarbij de mogelijke materialen in het bestek beschreven zijn.<br />

De enige rangschikking<br />

Uit het bovenstaande blijkt dat de aanbestedende overheden de verschillende,<br />

gelijkwaardige alternatieven nauwkeurig in het bestek moeten beschreven hebben.<br />

In een aanbesteding mag een inschrijver nooit op eigen initiatief varianten<br />

voorstellen. De aanbestedende overheid mag er dan overigens geen rekening<br />

mee houden.<br />

De gelijkwaardigheid van de alternatieven wordt benadrukt door de verplichting<br />

van de aanbestedende overheid om een ‘enige rangschikking’ op te maken. Men<br />

maakt m.a.w. niet een aparte rangschikking al naargelang het alternatief dat<br />

onderzocht wordt: men maakt één enkele rangschikking van alle offertes waarbij<br />

de laagste offerte wint, ongeacht de uitvoeringswijze.<br />

Gewone variant<br />

Facultatieve variant<br />

Verplichte variant<br />

Voorbeelden<br />

Noot:<br />

Wet 24 december 1993<br />

35


36<br />

Hoofdstuk IV<br />

Voorbeeld<br />

* In de praktijk is immers gebleken dat<br />

de gelijkwaardigheid van de criteria<br />

vaak niet de bedoeling was van de aanbestedende<br />

overh e i d .Bij de redactie van<br />

het bestek moet men er dan ook over<br />

waken dat de bedoeling van de aanbestedende<br />

overheid duidelijk tot uiting komt.<br />

<strong>DE</strong> OFFERTEAANVRAAG<br />

I Bekendmakingsverplichtingen<br />

De toelichting is hier volledig analoog aan deze die werd gegeven bij de aanbestedingsprocedure<br />

(zie blz. 33).<br />

II De voordeligste offerte<br />

Gunningscriteria<br />

Een aanbestedende overheid die kiest voor de offerteaanvraag moet de offerte<br />

gunnen aan de inschrijver die de voordeligste - regelmatige - offerte ingediend<br />

heeft. Het voordelig karakter wordt beoordeeld aan de hand van de gunnings -<br />

criteria die in het bestek of in de aankondiging van de opdracht vermeld staan<br />

(art.16).<br />

Wat deze gunningscriteria betreft wensen we de aandacht te vestigen op het volgende:<br />

- Er worden geen gunningscriteria vermeld in de wet. Een uitdrukkelijke of stilzwijgende<br />

verwijzing naar de gunningscriteria van de wet is dus niet meer<br />

mogelijk. Een offerteaanvraag zonder gunningscriteria is onregelmatig .<br />

- Gunningscriteria moeten aansluiten bij het doel van de opdracht. Gunningscriteria<br />

die hieraan vreemd zijn, mogen niet opgenomen worden. Een procedure<br />

op basis van een offerteaanvraag met een dergelijk criterium is onregelmatig.<br />

Opdracht van leveringen voor 20 vrachtwagens met een - ontoelaatbaar -<br />

gunningscriterium:<br />

- Omvang van de bestellingen van de onderdelen in regio x.<br />

- De inschrijver moet gevestigd zijn op het grondgebied van het opdrachtgevend<br />

bestuur.<br />

- Het aangeven van een rangorde of van de relatieve belangrijkheid van de<br />

onderlinge criteria is niet verplicht, maar is wel sterk aanbevolen. Doet het<br />

bestek dit niet, dan worden alle criteria geacht even belangrijk te zijn.*<br />

- Een off e rte moet uitsluitend beoordeeld worden aan de hand van de gunningscriteria<br />

die in het bestek zijn beschreven. Bij de beoordeling mag men dus<br />

geen bijkomende criteria inroepen, ook al zijn deze voor de reële kwaliteitsbeo<br />

o rdeling volledig terecht. Het spreekt voor zich dat hoe ruimer men de<br />

omschrijving van de criteria neemt, hoe minder kans er bestaat dat er aangetoond<br />

kan worden dat er met niet vooraf bepaalde criteria rekening werd gehouden.<br />

- Een offerte moet beoordeeld worden op basis van alle criteria die in het bestek<br />

vermeld zijn. Weglatingen zijn bijgevolg evenmin toegelaten, tenzij ze manifest<br />

irrelevant zouden zijn.<br />

- Ook bij een offerteaanvraag mag de prijs als gunningscriterium een determinerende<br />

rol spelen. De prijs mag echter niet het enige gunningscriterium zijn.


- Selectiecriteria mogen niet als gunningscriteria gebruikt worden: de gunningsprocedure<br />

is bij vermenging van beide soorten criteria mogelijkerwijze onregelmatig<br />

verlopen. Voor een meer uitgebreide toelichting: zie deel II.<br />

- Een vrije variant kan op zich geen gunningscriterium uitmaken maar moet integendeel<br />

beoordeeld worden door deze vrije variant, al dan niet in combinatie met<br />

de ongewijzigde delen van de basisoplossing, te toetsen aan de gunningscriteria.<br />

Multicriteria-analyse<br />

Bij de vergelijking van de offertes op basis van de gunningscriteria worden er<br />

vaak punten toegekend bij de beoordeling van de criteria. Dit zou bijdragen tot<br />

een objectieve vergelijking van de offertes.<br />

Onderzoekers in het domein van de multicriteria-analyse twijfelen sterk aan deze<br />

pseudo-geobjectiveerde vergelijkingen. Vermits men bij talrijke criteria niet over<br />

een schaaleenheid beschikt, kan en mag men sommige gunningscriteria niet<br />

meten. Een wiskundig exacte gunningsbeslissing bestaat immers niet bij de procedure<br />

van een offerteaanvraag. Er zijn bovendien tientallen puntenformules<br />

mogelijk die een omzetting ‘objectiveren’ van bv. prijzen naar punten. De puntenmethode<br />

leidt bovendien regelmatig tot resultaten die redelijkerwijze niet te<br />

verantwoorden zijn.<br />

Dit belet niet dat de offertes wel degelijk met elkaar kunnen vergeleken worden,<br />

vermits men ook zonder meeteenheid in staat is om offertes onderling te rangschikken<br />

voor elk gunningscriterium. Men kan m.a.w. wel een volgorde aangeven<br />

zonder in staat te zijn de vastgestelde verschillen precies te meten. Na dergelijke<br />

oefening stelt zich echter het probleem van de aggregatie van al de vastgestelde<br />

volgordes van de offertes op de verschillende criteria. Hiervoor bestaan<br />

onderbouwde methodes (bv. de ‘ARGUS’-methode). De praktische bruikbaarheid<br />

van deze methodes is niet altijd even evident vermits men vaak met talrijke<br />

criteria en subcriteria te maken heeft.<br />

Het gebruik van om het even welke methode belet niet dat de uiteindelijke<br />

keuze van de voordeligste offerte in verstaanbare bewoordingen moet toegelicht<br />

worden, zodat duidelijk blijkt dat de gunningsbeslissing op beredeneerde<br />

grondslagen genomen werd.<br />

De praktijk van de ‘shortlists’<br />

Het begrip ‘shortlist’ wijst erop dat niet alle offertes de volledige beoordelingscyclus<br />

zullen doorlopen. Het is immers de bedoeling uit een uitgebreid aanbod<br />

van offertes reeds een voorafgaande selectie te maken zodat de aanbestedende<br />

overheid niet verplicht wordt die offertes verder te onderzoeken die geen of weinig<br />

kans maken om als de beste offerte gekozen te worden.<br />

De Vlaamse Gemeenschap organiseert een algemene offerteaanvraag voor de<br />

levering van 1000 PC’s. Dertig firma’s blijken te voldoen aan de minimumselectievoorwaarden.<br />

Van de 30 ingediende offertes zijn er 25 inhoudelijk en<br />

formeel regelmatig.<br />

Het uitvoeren van doorg e d reven tests op de voorgestelde PC’s van alle firm a ’s is<br />

bijzonder tijdrovend en niet de meest doelmatige werkwijze. Daarom maken de<br />

i n f o rmatici van het bestuur eerst een beoordeling van de off e rtes op basis van de<br />

ingediende documenten. Enkel de off e rtes die op basis van dit vergelijkend onderzoek<br />

het beste scoren (bv. de vijf beste ‘papieren’ off e rtes) worden dan aan re e k s<br />

praktische tests onderworpen om de voordeligste keuze te kunnen bepalen.<br />

De vraag rijst nu in welke mate deze praktijk verzoenbaar is met de wet.<br />

Noot:<br />

Shortlists<br />

Voorbeeld<br />

Wet 24 december 1993<br />

37


38<br />

Het is sterk aangewezen in het bestek de beoordelingsmethode aan te kondigen.<br />

Een preselectie vóór de beoordeling van de testen en dus louter gebaseerd op de<br />

ingediende offertes is toegestaan indien het bestek dit zo uitdrukkelijk bepaald<br />

heeft en indien redelijkerwijze mag aangenomen worden dat de betere offertes<br />

op die wijze geselecteerd worden.<br />

In dergelijke hypothese is de aanbestedende overheid niet verplicht op haar preselectie<br />

terug te komen indien zou blijken dat de testresultaten niet volledig<br />

overeenstemmen met de - op papier - vooropgestelde resultaten. De beoordeling<br />

van deze enigzins vertekende offerte moet uiteraard wel aangepast worden.<br />

Bovendien mogen de testresultaten er niet toe leiden dat de offerte inhoudelijk<br />

niet conform blijkt te zijn: in dat geval moet de offerte onmiddellijk geweerd<br />

worden.<br />

Uit deze toelichting volgt tevens dat deze selectiemethode a fortiori is toegestaan<br />

indien men uitsluitend aan de hand van duurzame testen bijkomende,<br />

naast de reeds in de ‘papieren’ offerte vermelde, kwalitatieve aspecten kan<br />

onderzoeken.<br />

Het spreekt voor zich dat idealiter alle PC’s zouden getest moeten kunnen worden.<br />

De testen dienen dan voor de beoordeling van die (sub)criteria die niet<br />

reeds op basis van de ingediende documenten beoordeeld werden of doen<br />

dienst als verificatie van de voorgestelde kenmerken. Maar zoals reeds gesteld,<br />

is deze werkwijze bij een relatief groot aanbod van offertes niet noodzakelijk de<br />

meest effectieve beoordelingsmethode.<br />

Soms wordt getracht dit probleem te ontlopen door de firma’s zelf bepaalde testen<br />

op te leggen. Dit is niet noodzakelijk overbodig: het kan een nuttige aanvulling<br />

zijn bij de overige, eerder statische informatie, maar het lost het probleem<br />

ten gronde niet op. Het is de aanbestedende overheid die moet evalueren<br />

met inbegrip van het uitvoeren van doorgedreven testen.<br />

III Vrije varianten<br />

Onder vrije varianten verstaan we alternatieve voorstellen voor het concept of<br />

voor de uitvoeringsmethode van de opdracht. Dergelijke initiatieven gaan<br />

altijd uit van de inschrijvers zelf . Ze komen uitsluitend voor in de procedure<br />

van de offerteaanvraag. Ze zijn ook altijd toegestaan tenzij het bestek ze uitdrukkelijk<br />

zou verbieden. De wet voegt daar evenwel aan toe:<br />

‘Deze (varianten) moeten de minimumvoorwaarden vervullen die in het bestek<br />

vermeld staan en aan de voor hun indiening gestelde eisen voldoen’ (art.16).<br />

A ‘Aan de voor hun indiening gestelde eisen voldoen’<br />

Met deze bepaling heeft de wetgever hier willen benadrukken dat een vrije<br />

variant vormelijk en inhoudelijk regelmatig moet zijn , net zoals een basisinschrijving.<br />

De problematiek van de regelmatigheid wordt verder in deel II toegelicht.<br />

Inzake inhoudelijke regelmatigheid kan bv. gesteld worden dat een vrije variant<br />

nooit mag ingaan tegen de administratieve bepalingen van het bestek.<br />

Dergelijke bepalingen kunnen betrekking hebben op dwingende uitvoeringstermijnen,<br />

prijsherzieningsclausules, boetes, borgsom, geldigheidsduur van de<br />

offerte, betalingsmodaliteiten. Bovendien moet ook de vrije variant als verbintenis<br />

ondubbelzinnig zijn: het moet, zonder bijkomende toelichtingen, duidelijk<br />

zijn wat er aangeboden wordt.


B ‘De minimumvoorwaarden vervullen’<br />

Om een transparante vergelijking mogelijk te maken moet de aanbestedende<br />

overheid de creativiteit van de alternatieve voorstellen begrenzen. Ze zal hiertoe<br />

in het bestek aangeven aan welke minimumvoorwaarden een alternatief moet<br />

voldoen. Het is sterk aanbevolen deze minimumvoorwaarden te expliciteren,<br />

hoewel het theoretisch ook mogelijk zou zijn dat deze impliciet uit het bestek<br />

af te leiden zijn. Dergelijk alternatief wijkt dus af van de volledig conforme<br />

oplossing, behalve voor wat betreft de minimale eisen waarvan niet mag<br />

afgeweken worden . Minimumvoorwaarden zijn als het ware altijd een deelverzameling<br />

van de hoofdvoorwaarden van de volledig conforme offerte. Van de<br />

overige hoofdvoorwaarden wijken ze wel degelijk af, geheel of gedeeltelijk,<br />

zoniet zou men te maken hebben met meerdere conforme oplossingen en dus<br />

met meerdere offertes, hetgeen krachtens art.103 van het KB verboden is.<br />

Binnen deze randvoorwaarden is het dan ook toegelaten meerdere varianten<br />

voor te stellen. Zijn er geen minimumvoorwaarden bepaald, dan kunnen er<br />

geen varianten ingediend worden . Gebeurt dit toch, dan zal de aanbestedende<br />

overheid met deze alternatieven geen rekening houden, tenminste voor zover<br />

het duidelijk om varianten gaat en niet om verschillende met het bestek volledig<br />

conforme offertes.<br />

Een bestek kan echter ook minder beschrijvend en meer in functionele zin<br />

ontworpen zijn. Het bestek schetst in wezen het probleem waarvoor een oplossing<br />

moet gezocht worden. De opdrachtnemer moet dan één, met name de volgens<br />

hem meest optimale oplossing, indienen.<br />

In deze context kan er geen sprake zijn van ‘vrije’ varianten vermits de inschrijver<br />

maar één voorstel van oplossing mag opgeven. Meerdere oplossingen voorstellen<br />

als zgn. ‘vrije varianten’ - die in casu niet mogelijk zijn vermits er geen<br />

minimumeisen gesteld zijn - is dan strijdig met art.103 van het KB van 8 janu -<br />

ari 1996. Dat artikel bepaalt dat, onafgezien van eventuele varianten, iedere<br />

inschrijver slechts één offerte mag indienen per opdracht. De offerte zal dan<br />

geweerd moeten worden omdat ze onregelmatig is.<br />

Een aanbestedende overheid wenst een groot aantal PC’s aan te kopen waarop<br />

een bekend tekstverwerkingspakket en rekenbladpakket moeten kunnen functioneren.<br />

Een firma biedt een jaarlijks opzegbaar leasingcontract aan. Dit voorstel<br />

van financiële vrije variant kan niet in aanmerking genomen worden omdat<br />

het bestek geen minimumvoorwaarden heeft bepaald, bv. van de duurtijd van de<br />

leasing.<br />

Bij een offerteaanvraag voor een opdracht van leveringen, nl. de levering en<br />

installatie van een uitschuifbare tribune, bepaalt het bestek volgende minimumvoorwaarden:<br />

- Een tribune moet bestaan uit minstens twee afzonderlijke elementen, samengesteld<br />

uit zeven platforms met elk twee zitrijen<br />

- Naleving van de ARAB-reglementering (veiligheidsvoorschriften)<br />

- Bestand tegen een overdrukbelasting van 500 kg/m2<br />

- Geschikt voor gebruik op parketvloer<br />

- Brandweerstandsklasse A2<br />

- Elk tribune-element moet afzonderlijk verplaatst kunnen worden door een<br />

luchtkussensysteem<br />

Voorbeelden van een opdracht<br />

met minimumvoorwaarden<br />

Wet 24 december 1993<br />

39


40<br />

Voorbeeld van een opdracht<br />

die eerder functioneel is<br />

Volgende vrije varianten, die beiden voldoen aan de hiervoor geschetste minimumvoorwaarden,<br />

worden ingediend:<br />

- Een tribune met drie afzonderlijke elementen, bestaande uit 10 platforms<br />

met elk twee zitrijen en met traptredeverlichting en zijkantafdichting<br />

- Een zwaardere uitvoering met geïntegreerde luchtdrager voor het luchtkussensysteem<br />

De aanbestedende overheid wenst een softwarematige ondersteuning van een<br />

dossierstroom. Deze ‘ondersteuning’ wordt duidelijk omschreven, de oplossing<br />

wordt vrij aan de inschrijvers overgelaten. Een opdrachtnemer kan een - aan te<br />

passen - standaard softwarepakket voorstellen. Een andere opdrachtnemer kan<br />

maatsoftware als oplossing voorstellen. Deze offerte kan echter niet verschillende<br />

voorstellen bevatten: ze moet aangeven wat naar de inzichten van de inschrijver<br />

de beste oplossing is.<br />

C Moet elke vrije variant onderzocht worden?<br />

Iedere vrije variant die voldoet aan de technische minimumvoorwaarden en vormelijk<br />

en inhoudelijk regelmatig is, moet in overweging genomen worden<br />

(art.16). Dit betekent dat wanneer de aanbestedende overheid de vrije variant<br />

niet wenst te toetsen aan de gunningscriteria, ze moet motiveren waarom de<br />

vrije variant haar niet interessant lijkt.<br />

Indien de aanbestedende overheid van mening is dat de vrije variant het onderzoeken<br />

waard is, dan moet deze variant - meestal in combinatie met andere<br />

onderdelen van de offerte - getoetst worden aan de gunningscriteria van het<br />

bestek. Het indienen van vrije varianten kan op zich dus geen apart gunningscriterium<br />

zijn.


1)<br />

2)<br />

3)<br />

<strong>DE</strong> ON<strong>DE</strong>RHAN<strong>DE</strong>L<strong>IN</strong>GSPROCEDURE<br />

De toelichting die hierna volgt is niet alleen gebaseerd op de bepalingen van de<br />

wet. Ze bevat tevens de relevante verwijzingen naar het KB van 8 januari 1996<br />

(verwijzing met ‘KB’).<br />

I Algemene bemerkingen<br />

A Beroep doen op de mededinging<br />

De onderhandelingsprocedure is slechts toegestaan in de gevallen die uitdrukkelijk<br />

in de wet beschreven zijn. Maar zelfs indien men op één of meerdere van<br />

deze hypothesen een beroep kan doen, is het beroep op de mededinging de<br />

regel en dit ongeacht het bedrag van de opdracht (art.17, §1, 1° lid). Doet<br />

de aanbestedende overheid geen beroep op de mededinging, dan moet ze de<br />

onmogelijkheid om op de mededinging een beroep te kunnen doen uitdrukkelijk<br />

motiveren (Wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van<br />

de bestuurshandelingen).<br />

Voor enkele gevallen van de onderhandelingsprocedure is de aanbestedende<br />

overheid zelfs verplicht de opdracht vooraf bekend te maken (art.17, §3).<br />

De opdracht vooraf bekendmaken<br />

In deze door de wet bepaalde gevallen (art.17, §3) moet de opdracht in het<br />

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en/of het Bulletin der<br />

Aanbestedingen bekendgemaakt worden. Dergelijke bekendmaking is een<br />

oproep tot kandidatuurstelling. De procedure verloopt dan als volgt:<br />

De kandidaturen worden getoetst aan de uitsluitingsgronden en aan de minimum-selectievoorwaarden.<br />

Enkel de geselecteerde kandidaten zullen een uitnodiging<br />

ontvangen met het verzoek een offerte in te dienen.<br />

Mits een objectieve motivering mag de aanbestedende overheid zelfs de beste<br />

kandidaten selecteren uit alle kandidaten die aan de minimum-selectievoorwaarden<br />

voldoen.<br />

Als er minstens drie kandidaten - voor zover er drie geschikte kandidaten zijn -<br />

uitgenodigd worden om een offerte in te dienen dan is er voldaan aan de verplichting<br />

om ‘minimum drie gegadigden tot de onderhandelingen toe te laten’<br />

(KB art.16, 42 en 68).<br />

De opdracht niet vooraf bekendmaken<br />

Zelfs in de gevallen waarin geen voorafgaande bekendmaking verplicht is ( a rt . 1 7 ,<br />

§2) is het raadplegen van meerdere inschrijvers, ongeacht het bedrag, steeds verplicht.<br />

Is de aanbestedende overheid van mening dat dit onmogelijk is, dan<br />

moet deze onmogelijkheid formeel gemotiveerd worden.<br />

Het aantal potentiële inschrijvers dat men moet raadplegen, wordt bepaald<br />

door de aard van de opdracht en de omvang van het bedrag. Een redelijke concurrentie<br />

moet mogelijk zijn. De uitnodiging van drie potentiële inschrijvers<br />

lijkt een minimum te zijn.<br />

Hoofdstuk V<br />

Wet 24 december 1993<br />

41


42<br />

Het is niet noodzakelijk dat de aanbestedende overheid over drie ingediende<br />

offertes beschikt. Wel moet ze kunnen bewijzen dat de mededinging in voldoende<br />

mate gespeeld heeft.<br />

De keuze van deze potentiële inschrijvers moet op behoorlijke motieven steunen<br />

die uit het administratief dossier blijken. Het gaat hier om een positieve<br />

motivering. Men moet dus niet motiveren waarom men bepaalde potentiële<br />

kandidaten niet uitgenodigd heeft.<br />

B Moet er een bestek opgemaakt worden?<br />

Bij een onderhandelingsprocedure met bekendmaking moet er altijd een bestek<br />

opgemaakt worden (KB art.14, §3).<br />

Bij een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking is een bestek slechts<br />

verplicht indien de raming het Europees drempelbedrag bereikt of overschrijdt<br />

(KB art.121).<br />

Meestal is het wel aangewezen een bestek op te maken. Men beschikt dan tenminste<br />

over een gemeenschappelijke basis op grond waarvan er onderhandelingen<br />

gevoerd kunnen worden met de verschillende inschrijvers.<br />

Er moet in de regel ook een offerte zijn of tenminste een geschreven stuk op<br />

basis waarvan er kan vergeleken worden, tenzij het een opdracht met aange -<br />

nomen factuur zou zijn (bv. een telefonische bestelling < 200.000 Bfr). Briefwisseling<br />

kan ook als een vorm van het aanbieden van offertes beschouwd worden.<br />

Anderzijds is het in een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking<br />

theoretisch ook mogelijk dat men louter op basis van mondelinge besprekingen<br />

tot ontwerpen van akkoorden komt, zonder dat er dus initieel een offerte ingediend<br />

werd. In de praktijk is dit niet aan te bevelen, tenzij voor complexe<br />

opdrachten waarbij de voorkennis van de aanbestedende overheid quasi nihil is.<br />

C Gunningscriteria<br />

Bij een onderhandelingsprocedure met bekendmaking is het gebruik van gunningscriteria<br />

verplicht indien de raming de Europese drempelbedragen bereikt<br />

of overschrijdt (KB art.6, §4 - art.32, §4 - art.58, §4).<br />

Bij een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking is het gebruik van<br />

gunningscriteria nooit verplicht (KB art.121 stipuleert ‘desgevallend’).<br />

D Selectiecriteria<br />

Bij een onderhandelingsprocedure met bekendmaking is er altijd eerst een onderzoek<br />

op basis van de selectiecriteria, alvorens het bestek naar de geselecteerde<br />

kandidaten gestuurd wordt.<br />

Bij een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking moet er van uit gegaan<br />

worden dat de aanbestedende overheid slechts die kandidaat-inschrijvers uitnodigt<br />

waarvan ze veronderstelt dat ze bekwaam zijn. Er is echter niets op tegen<br />

om ook in het bestek selectiecriteria op te nemen. Zelfs indien het bestek geen<br />

selectiecriteria bevat, dan nog kan de aanbestedende overheid ex post bepaalde<br />

documenten opvragen die zij noodzakelijk acht om de bekwaamheid van de<br />

inschrijver te beoordelen.


E Uitsluitingsgronden<br />

Art.90 van het KB is altijd van toepassing: er moet dus voldaan zijn aan de sociale<br />

zekerheidsverplichtingen (art.90, §3 en §4).<br />

Voor een aannemer van werken moet er voldaan zijn aan de registratieplicht<br />

(art.90, §7). Indien de inschrijver dit niet kan bewijzen, dan moet hij geweerd<br />

worden. Indien deze documenten bij de offerte ontbreken, kunnen ze ex post<br />

nog opgevraagd worden.<br />

F Onderhandelingen voeren<br />

Het zoeken naar de beste contractvoorwaarden<br />

In een onderh a n d e l i n g s p ro c e d u re is de aanbestedende overheid op zoek naar de<br />

beste contractvoorw a a rden. Het belangrijkste voordeel van de onderh a n d e l i n g sp<br />

ro c e d u re bestaat erin dat er over de contractuele afspraken kan onder h a ndeld<br />

wor d e n ( a rt.17, §1). De onderhandelingen kunnen onder meer betre k k i n g<br />

hebben op de technische uitvoeringswijze, de uitvoeringstermijn en de prijs.<br />

Het is ook toegestaan tijdens het onderhandelingsproces gebruik te maken van<br />

de inhoud van de andere offertes, zonder de inschrijver waarmee onderhandeld<br />

wordt inzage te geven in het dossier van de concurrent. Het is dus mogelijk dat<br />

er ideeën van inschrijver A aan inschrijver B en C worden voorgelegd om te vragen<br />

hierover al dan niet een gewijzigde prijsopgave te doen. De beste offerte<br />

kan op deze wijze samengesteld worden.<br />

Deze vrijheid kan echter ingeperkt worden door de besteksbepalingen. Het<br />

bestek kan bv. bepalen dat er enkel met de inschrijver die op basis van de in het<br />

bestek vermelde gunningscriteria de beste offerte heeft ingediend verder onderhandeld<br />

zal worden. Men kan dus door middel van de besteksbepalingen precieser<br />

beschrijven welke selectiemethode er zal gebruikt worden om te bepalen<br />

met wie er verder onderhandeld zal worden. Dergelijke handelswijze is ongetwijfeld<br />

nuttig om klachten inzake ongelijke behandeling te vermijden.<br />

De aanbestedende overheid wenst binnen 48 uur een prijsofferte te krijgen van<br />

verschillende aanbieders. Het is niet toegestaan de opdracht te gunnen aan de<br />

inschrijver die na deze termijn een offerte ingediend heeft, ook al is deze offerte<br />

de voordeligste.<br />

Indien de aanbestedende overheid in haar bestek gunningscriteria opneemt,<br />

dan is het niet toegestaan nadien, op basis van andere criteria, de opdracht te<br />

gunnen. De onderhandelingen mogen er m.a.w. niet toe leiden dat er de facto<br />

andere gunningscriteria gebruikt worden.<br />

De aanbestedende overheid kan ook tijdens het onderhandelingsproces kortin -<br />

gen bedingen. Indien het aanbieden van die kortingen een doorslaggevend element<br />

is in de keuze van de contractant, dan moet de aanbestedende overheid<br />

ook aan de overige inschrijvers nog de kans bieden eventueel een korting aan te<br />

bieden.<br />

Indien een inschrijver na de indiening van zijn offerte toch nog ‘plots’ een korting<br />

indient zonder dat hiertoe uitdrukkelijk de vraag gesteld is, dan mag deze<br />

korting niet in de vergelijking betrokken worden. Wel kan de aanbestedende<br />

overheid, indien ze beslist heeft o.m. met deze inschrijver verder te onderhandelen,<br />

uitdrukkelijk vragen of deze inschrijver de ingediende korting wel degelijk<br />

handhaaft.<br />

Voorbeeld<br />

Wet 24 december 1993<br />

43


44<br />

De betaling van voorschotten is in de regel verboden<br />

De betaling van voorschotten is ook niet mogelijk bij een onderhandelingsprocedure,<br />

tenzij de aanbestedende overheid zich kan beroepen op de uitzonderingen<br />

die in art.5 van het KB van 26 september 1996 opgenomen zijn.<br />

De minimale termijn voor de ontvangst van de offertes<br />

Bij de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking legt het KB geen verplichte<br />

minimumtermijn op waarover de inschrijver moeten kunnen beschikken<br />

om zijn offerte in te dienen. De uiterste datum voor ontvangst van de offertes<br />

moet wel in het bestek vermeld zijn indien de raming van de opdracht de<br />

Europese drempelwaarden bereikt of overschrijdt (KB art.121, 3°).<br />

In elk geval is de aanbestedende overheid verplicht de regels te volgen die het<br />

zichzelf heeft opgelegd. Indien het bestek een uiterste datum voor de indiening<br />

van de offerte bepaald heeft, dan moet die gerespecteerd worden. Een laattijdig<br />

ingediende offerte kan dus ook in een onderhandelingsprocedure niet meer<br />

geregulariseerd worden.<br />

De uitgenodigde inschrijvers worden bij de aanvang van de procedure bepaald<br />

Indien de aanbestedende overheid reeds firma A, B en C uitgenodigd heeft om<br />

een offerte in te dienen voor een bepaalde datum en nadien wenst firma D ook<br />

nog mee te doen, dan kan deze laatste niet meer bij de onderhandelingen<br />

betrokken worden. Art.121 van het KB heeft het immers over ‘gelijktijdig en<br />

schriftelijk’ uitnodigen.<br />

Een zustervennootschap kan evenmin in de plaats treden van degenen die werden<br />

uitgenodigd om een offerte in te dienen en hierover te onderhandelen.<br />

Onderaanneming daarentegen is in de regel wel mogelijk, tenzij het bestek dat<br />

zou verbieden.<br />

Gelijke behandeling van de inschrijvers<br />

De soepelheid van de procedure belet niet dat ook hier de gelijkheid van de<br />

inschrijvers gerespecteerd moet worden. Concreet betekent dit dat de aanbestedende<br />

overheid verplicht is iedere offerte op haar verdiensten te onderzoeken en<br />

te vergelijken.<br />

Ook bij een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking moet de aanbestedende<br />

overheid kunnen aantonen waarom ze met een bepaalde inschrijver<br />

niet verder onderhandelt. Binnen 15 dagen na ontvangst van het schriftelijk<br />

verzoek, moet aan elke inschrijver van wie de offerte niet werd uitgekozen,<br />

de gemotiveerde beslissing van toewijzing van de opdracht meegedeeld worden<br />

(KB art.80, §3).<br />

Een openingszitting houden is niet verplicht<br />

Bij een onderhandelingprocedure is het organiseren van een openingszitting<br />

niet verplicht en overigens ook niet nuttig, vermits wijzigingen van de offertes<br />

na de openingszitting nog altijd mogelijk zijn.


G Het regelmatigheidsonderzoek<br />

Bij een onderhandelingsprocedure is in principe het regelmatigheidsonderzoek<br />

niet relevant. Een offerte moet dus niet formeel regelmatig zijn: zo kan een<br />

handtekening door een niet-bevoegd persoon ex post geregulariseerd worden.<br />

De doorhaling van een prijs die niet gehandtekend is, mag eveneens geregulariseerd<br />

worden. Bepaalde documenten die ontbreken kunnen ex post opgevraagd<br />

worden.<br />

Een offerte moet ook niet inhoudelijk regelmatig zijn, in die zin dat een afwijzing<br />

van de offerte op grond van een substantiële onregelmatigheid verplicht<br />

zou zijn. Indien het bestek echter op straffe van nietigheid een bepaalde inhoudelijke<br />

voorwaarde stelt die door de inschrijver moet nageleefd worden, dan zal<br />

het niet-vervullen ervan toch leiden tot de verplichte weigering van de offerte.<br />

Zelfs indien dergelijke clausule niet is toegevoegd en de offerte beantwoordt<br />

duidelijk niet aan hetgeen in het bestek gevraagd werd, dan is dit voor de aanbestedende<br />

overheid een afdoende reden om deze offerte niet in de vergelijking<br />

te betrekken.<br />

Een offerte is evenmin onregelmatig omdat ze inhoudelijk meerdere voorstellen<br />

bevat: art.103 van het KB is immers niet van toepassing op een onderhandelingsprocedure.<br />

Het is wel mogelijk dat de aanbestedende overheid andere bepalingen van titel VI<br />

van het KB van 8 januari 1996 toepasbaar maakt in het bestek (art.122 KB).<br />

Deze werkwijze is eerder af te raden: de aanbestedende overheid loopt dan<br />

immers het risico een aantal inhoudelijk degelijke offertes te moeten weigeren<br />

omdat ze blijken formeel onregelmatig te zijn.<br />

Art.90 van het KB moet ook in een onderhandelingsprocedure nageleefd worden.<br />

Dat betekent dat de identiteit van de inschrijver voldoende duidelijk moet<br />

zijn. Dit heeft ook voor gevolg dat bepaalde documenten (RSZ, erkenning,<br />

registratie) in het bezit van de aanbestedende overheid moeten zijn, alvorens ze<br />

de overeenkomst kan sluiten.<br />

Formeel regelmatig<br />

Inhoudelijk regelmatig<br />

Wet 24 december 1993<br />

45


46<br />

II De onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking<br />

In een aantal gevallen kan de aanbestedende overheid de potentiële inschrijvers<br />

vrij volgens haar keuze uitnodigen om een offerte in te dienen. De opdracht<br />

moet dus niet in het Bulletin der Aanbestedingen of het Publicatieblad van de<br />

Europese Gemeenschappen bekendgemaakt worden.<br />

Hierna worden deze bijzondere gevallen toegelicht. De meeste hypothesen<br />

gelden voor de drie soorten opdrachten (opdracht van werken, van leveringen<br />

of van diensten).<br />

A Hypothesen voor een opdracht van werken of van leveringen of van diensten<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

a)<br />

b)<br />

c)<br />

(art.17, §2, 1°)<br />

Het gunningsbedrag is kleiner dan of gelijk aan 2.5 Mio (excl. BTW)<br />

Vermits de aanbestedende overheid over het bedrag kan onderhandelen, is de<br />

grootte van het bedrag bepaald of alleszins vrij nauwkeurig bepaalbaar. Bij de<br />

bepaling van dit bedrag moet men rekening houden met de totale kostprijs van<br />

de opdracht, ook al is deze over meerdere jaren gespreid of over meerdere percelen<br />

verdeeld.<br />

Het is dus niet toegestaan om de uitgave te ramen op minder dan 2.5 Mio en<br />

deze drempel nadien bij de feitelijke gunning toch te overschrijden.<br />

Het artificieel splitsen van opdrachten om toch maar onder de drempelwaarde<br />

te vallen is evenmin toegestaan. Het artificieel karakter is te beoordelen in het<br />

licht van de bedoeling van de aanbestedende overheid: gaat het de facto om een<br />

opdracht die redelijkerwijze als een aparte opdracht kan beschouwd worden of<br />

maakt hij duidelijk deel uit van een groter geheel?<br />

Voor zeer specifieke opdrachten van diensten (bv. financiële diensten en juridische<br />

diensten) wordt deze drempel verhoogd tot 8.2 Mio (KB art.120). Voor<br />

bepaalde (federale) aanbestedende overheden is deze drempel vastgesteld op<br />

5.3Mio.<br />

Het publiek karakter van de normale pro c e d u re is onvere n i g b a a r<br />

met bepaalde veiligheidsvoorschriften<br />

Een toelichting is overbodig vermits deze hypothese zeer zelden ingeroepen kan<br />

worden.<br />

De dringende noodzakelijkheid<br />

Het inroepen van het dringend karakter van de gunning is aan heel wat cumulatieve<br />

voorwaarden onderworpen.<br />

De belangrijkste voorwaarde is dat de opdracht zelf met dringende spoed uit -<br />

gevoerd moet worden, zoniet zou er bv. ernstige schade kunnen optreden, kan<br />

de opdracht niet meer (doelmatig) uitgevoerd worden of zou men bepaalde veiligheidsrisico’s<br />

moeten nemen.<br />

Daarnaast wordt ook nog vereist dat het dringend karakter van die aard moet<br />

zijn dat het beroep op de normale procedures - eventueel met een verkorte termijn<br />

- onmogelijk is.<br />

Bovendien moet de dringende spoed voortvloeien uit niet te voorziene gebeurtenissen,<br />

waarbij deze onvoorzienbare gebeurtenissen niet het gevolg zijn van<br />

het optreden van de aanbestedende overheid zelf, noch een gevolg zijn van haar<br />

gebrek aan vooruitziendheid.


Het herstellen van een dijkbreuk, het verwijderen van een overhellend rotsblok,<br />

het leegpompen van een olietanker, het herstellen van een ernstig beschadigd<br />

dak van een kantoorgebouw.<br />

De visie van een minister dat naar zijn persoonlijke opvattingen een opdracht<br />

om louter beleidsmatige redenen dringend moet uitgevoerd worden, voldoet<br />

duidelijk niet aan deze voorwaarden.<br />

4) Er werden enkel onregelmatige offertes en/of onaanvaardbare prijzen ingediend<br />

Eén enkele regelmatige offerte is voldoende om deze uitzonderingsgrond niet<br />

te kunnen inroepen. Dat kan bv. een offerte zijn waarbij de aanbestedende overheid<br />

van mening was dat, hoewel de offerte relatief onregelmatig was, de sanctie<br />

van de onregelmatigheid niet moest toegepast worden. Over de beoordeling<br />

van de regelmatigheid van een offerte leest u meer in deel II.<br />

Een off e rte is o n a a n v a a rdbaar indien de aanbestedende overheid van mening is<br />

dat ze de opdracht voor een dergelijke onaanvaard b a re hoge of lage kostprijs niet<br />

kan gunnen. Het onaanvaard b a re karakter van de prijzen moet steunen op objectieve<br />

criteria. Een degelijke recente raming of prijzen die geboden werden bij<br />

recente gelijkaardige opdrachten, kunnen als re c h t v a a rdiging ingeroepen word e n<br />

om het onaanvaardbaar karakter van de off e rte aan te tonen. De aanbestedende<br />

o v e rheid is dus niet verplicht eerst een verantwoording voor deze prijzen te vragen<br />

alvorens tot het besluit te mogen komen dat ze onaanvaardbaar zijn.<br />

Indien deze hypothese zich voordoet, mag de aanbestedende overheid overgaan<br />

tot de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking. Haar keuzevrijheid<br />

van de potentiële inschrijvers is echter beperkt. Ze moet alle inschrijvers die aan<br />

de eerste procedure deelgenomen hebben, opnieuw raadplegen, behalve deze<br />

inschrijvers die om één van de volgende redenen geweerd werden:<br />

- De inschrijver werd uitgesloten op basis van een uitsluitingsgrond<br />

(zie deel II).<br />

- De inschrijver voldeed niet aan de technische, economische of financiële<br />

minimumvoorwaarden (zie deel II).<br />

- De ingediende offerte was formeel onregelmatig (zie deel II).<br />

De aanbestedende overheid zal dus alle, maar uitsluitend die inschrijvers raadplegen,<br />

die aan de selectiecriteria voldeden en bovendien een formeel regelmatige<br />

offerte ingediend hebben.<br />

Deze onderhandelingsprocedure mag niet misbruikt worden om de opdracht op<br />

essentiële onderdelen te wijzigen. Geringe wijzigingen of aanvullingen zijn toegestaan.<br />

De aanbestedende overheid ontvangt na een openbare aanbestedingsprocedure<br />

10 offertes. Twee inschrijvers voldoen niet aan de minimum-selectievoorwaarden.<br />

Van de overige acht offertes zijn er zes onregelmatig waarvan drie formeel<br />

onregelmatig (niet-naleving van de vormvereisten). Twee offertes werden ingediend<br />

met onaanvaardbare prijzen.<br />

De aanbestedende overheid is verplicht de inschrijvers met een inhoudelijk onregelmatige<br />

offerte (drie van de zes) en de twee inschrijvers met onaanvaardbare<br />

prijzen te raadplegen in het kader van de onderhandelingsprocedure zonder<br />

bekendmaking.<br />

Voorbeeld<br />

Voorbeeld<br />

Wet 24 december 1993<br />

47


48<br />

5)<br />

6)<br />

monopolie in rechte<br />

Voorbeeld<br />

van een monopolie in rechte<br />

feitelijk monopolie<br />

Voorbeeld<br />

van een feitelijk monopolie<br />

1)<br />

Er werden geen offertes ingediend<br />

Als er geen offertes ingediend werden mag de aanbestedende overheid een<br />

beroep doen op de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking, op voorwaarde<br />

dat het oorspronkelijke voorwerp van de opdracht niet wezenlijk gewijzigd<br />

wordt.<br />

Er kan slechts aan één opdrachtnemer gegund worden<br />

Als er slechts aan één opdrachtnemer kan gegund worden, hebben we te maken<br />

met een monopolie in rechte of met een feitelijk monopolie.<br />

Bij een monopolie in rechte beschikt de opdrachtnemer over exclusieve rechten.<br />

Het is bovendien onmogelijk via een ander materiaal of procédé, waarvoor wel<br />

mededinging mogelijk is, aan de behoeften van de aanbestedende overheid te<br />

voldoen.<br />

Eén bepaalde firma beschikt over de exclusieve verdeelrechten in België van een<br />

bepaalde software die de Vlaamse Gemeenschap als standaardsoftware gekozen<br />

heeft.<br />

Een feitelijk monopolie is mogelijk op technische of artistieke gronden. De technische<br />

verwevenheid moet voor elk geval apart beoordeeld worden.<br />

Het volstaat dus niet dat de aanbestedende overheid zich op behoorlijke motieven<br />

beroepen kan om de opdracht aan één bepaalde opdrachtnemer toe te wijzen.<br />

Ze gaat er dan impliciet van uit dat deze opdrachtnemer altijd de beste<br />

offerte zal hebben, bv. omdat hij reeds vertrouwd is met de materie. Maar ook<br />

in dat geval zal de aanbestedende overheid als het ware de proef op de som moeten<br />

nemen door toch de mededinging te laten spelen.<br />

Op de main-frame van een externe firma draait een softwareprogramma dat<br />

de uitvoering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap ondersteunt.<br />

Deze firma is ook de enige die de toepassingen ervan kan aanpassen en beheren.<br />

Alle aanpassingen aan deze software moeten noodzakelijkerwijze aan deze firma<br />

toevertrouwd worden.<br />

Een onderhandse gunning op artistieke gronden zou gewettigd kunnen zijn<br />

indien de restauratie van een cultuurhistorisch goed dermate risicovol is, dat het<br />

maar toevertrouwd kan worden aan één opdrachtnemer die door zijn bijzondere<br />

ervaring met dergelijke restauraties werkelijk de énige betrouwbare restaurateur<br />

is.<br />

Bepaalde onderdelen van een goed, kunnen uitsluitend geleverd worden door<br />

de leverancier van de eerste basisbestelling.<br />

B Hypothesen voor een opdracht van werken of van diensten<br />

(art.17, §2, 2°)<br />

Aanvullende werken of aanvullende diensten<br />

Deze bepaling moet het mogelijk maken op een soepele wijze onvoorziene<br />

maar noodzakelijke, aanvullende werken of diensten - na onderhandelingen -<br />

toe te wijzen aan de opdrachtnemer die de hoofdopdracht aan het uitvoeren is.<br />

De noodzaak moet blijken tijdens de uitvoering van de opdracht.<br />

De opdracht moet gegund worden terwijl de opdrachtnemer nog bezig is met<br />

het uitvoeren van de hoofdopdracht.


Deze aanvullende werken of diensten zijn noodzakelijk om het doel te bereiken<br />

dat de aanbestedende overheid voor ogen had toen ze de gunningsprocedure<br />

opstartte.<br />

Deze aanvullende werken of diensten zijn niet of niet zonder ernstige bezwaren<br />

te scheiden van de hoofdopdracht.<br />

Voor deze aanvullende opdrachten heeft de wetgever een plafond bepaald.<br />

Het gezamenlijk bedrag aan aanvullende werken of diensten mag niet<br />

meer bedragen dan 50% van het gunningsbedrag.<br />

Tijdens de bouw van een kantoorcomplex voor de centrale huisvesting van de<br />

ambtenaren, wijzigt de Vlaamse Regering haar decentralisatiepolitiek zodat<br />

meer ambtenaren dan aanvankelijk geraamd was, in dit kantoorgebouw ondergebracht<br />

moeten worden. De bouw van een extra verdieping kan, na onderhandelingen,<br />

toevertrouwd worden aan de aannemer die de hoofdopdracht aan het<br />

uitvoeren is. Bovendien is er hier sprake van een feitelijk monopolie.<br />

Tijdens het uitvoeren van de ruwbouwwerken van een grote dierenfaculteit<br />

blijkt dat de plannen die bij het bestek gevoegd waren, niet volledig overeenstemmen<br />

met de verantwoorde behoeften van de toekomstige gebruikers.<br />

Om aan deze bijkomende behoeften tegemoet te komen zou de aanbestedende<br />

overheid de werken moeten stilleggen en een nieuwe procedure moeten organiseren.<br />

Om dit te vermijden kunnen de aanvullende werken, op basis van een<br />

te onderhandelen overeenkomst, toevertrouwd worden aan de aannemer die de<br />

ruwbouwwerken aan het uitvoeren is.<br />

Bij de uitvoering van restauratiewerkzaamheden (vervangen van de leien van het<br />

dak) aan een kerk, blijkt dat het niet-zichtbare dakgebint ernstige tekenen van verrotting<br />

vertoont. Om te vermijden dat het nieuw aangelegde dak zou instort e n<br />

w o rd t - via de onderh a n d e l i n g s p ro c e d u re - een aanvullend werk (vervanging dakgebint)<br />

toevert rouwd aan de aannemer die de dakwerken (de hoofdopdracht) aan<br />

het uitvoeren is.<br />

Bij herstelling van spoorvorming op bepaalde wegen blijkt dat voor bepaalde<br />

stroken ook de onderfundering van de weg vervangen moet worden. Er is sprake<br />

van een aanvullend werk, want indien dit werk niet uitgevoerd zou worden,<br />

kan de eigenlijke opdracht, nl. het wegwerken van de spoorvorming (verhardingslaag),<br />

niet voltooid worden.<br />

Een aanbestedende overheid gunt een opdracht aan een externe consultant X om<br />

het probleem van de achterstallige betalingen bij infrastru c t u u rwerken te onderz<br />

o e k e n . Bij de redactie van het bestek was men er van uitgegaan dat enkel de<br />

doorlichting van de centrale boekhouddienst te Brussel noodzakelijk zou zijn.<br />

Na een eerste onderzoek blijkt dat de oorzaak van de achterstallige betalingen<br />

zich niet uitsluitend op deze centrale diensten situeert. Een bijkomend onderzoek<br />

in de buitendiensten is onontbeerlijk om alle oorzaken in kaart te kunnen<br />

b rengen. De aanbestedende overheid onderhandelt met de consultant X over een<br />

aantal bijkomende mandagen om deze aanvullende dienst uit te voere n .<br />

Voorbeelden<br />

Wat indien de aanvullende opdracht probleemloos te scheiden is van de hoofdopdracht?<br />

Indien deze aanvullende werken of aanvullende diensten strikt noodzakelijk<br />

zijn voor de vervolmaking van de hoofdopdracht, kan de aanbestedende over- Strikte noodzakelijkheid<br />

heid toch een beroep op de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking,<br />

ook al zijn deze aanvullende werken of diensten praktisch zonder ernstige problemen<br />

te scheiden van de hoofdopdracht.<br />

Wet 24 december 1993<br />

49


50<br />

Voorbeeld<br />

Noot:<br />

Wijziging<br />

Voorbeeld<br />

2)<br />

a)<br />

Uit deze vereiste van strikte noodzakelijkheid kan men afleiden dat de uitgevoerde<br />

hoofdopdracht niet of slechts in beperkte mate bruikbaar is, indien deze<br />

aanvullende werken of diensten niet zouden uitgevoerd worden.<br />

De minister van Leefmilieu heeft ter voorbereiding van grondige saneringswerken,<br />

via een aanbestedingsprocedure een opdracht van werken gegund voor het<br />

uitvoeren van 40 boringen op een sterk verontreinigd industrieterrein. Tijdens<br />

de uitvoering van de boringen blijkt dat het vooropgestelde aantal boringen niet<br />

toereikend is om op een sluitende wijze de omvang en de aard van de verontreiniging<br />

in kaart te brengen. Hij besluit, via de onderhandelingsprocedure, 10<br />

extra boringen te laten uitvoeren.<br />

Er is een verschil tussen deze ‘aanvullende’ werken en de wijzigingen of toevoegingen<br />

van een opdracht die gebaseerd zijn op art.42 van het KB van 26 september<br />

1996 (Bijlage: algemene aannemingsvoorwaarden).<br />

Een volledig gescheiden opdracht<br />

Aanvullende werken of diensten hebben betrekking op een opdracht die losstaat<br />

van de hoofdopdracht, met een aparte duurtijd, borgsom, oplevering e.d.m.<br />

Wijzigingen of toevoegingen daarentegen behoren tot de oorspronkelijke basisopdracht<br />

waarbij eventueel een (aan te vragen) termijnsverlenging kan toegekend<br />

worden.<br />

Verband met het basisconcept<br />

Wat het inhoudelijke onderscheid betreft, kan het volgende gesteld worden:<br />

alles wat voorzien was maar tijdens de uitvoering moet gewijzigd worden, op<br />

basis van nieuwe gegevens of nieuwe inzichten, is een wijziging in de zin van<br />

art.42 KB-AAV. Dergelijke wijzigingen hebben te maken met de uitvoering van<br />

het oorspronkelijk contract en moeten dus niet verantwoord worden op grond<br />

van art.17, §2 van de wet.<br />

De ‘toevoeging’ waarnaar in art.42 KB -AAV verwezen wordt, moet in dezelfde<br />

zin begrepen worden. De toevoeging is een noodzakelijke toevoeging als<br />

gevolg van de gewijzigde uitvoeringswijze. De toevoeging is m.a.w. niet het<br />

gevolg van bijkomende wensen van de aanbestedende overheid.<br />

Een op plan getekend drainagesysteem blijkt op het terrein niet de meest<br />

geschikte oplossing. De dienst stelt een wijziging van de opdracht voor.<br />

Sommige posten van de samenvattende opmetingsstaat zullen dus verminderd<br />

moeten worden, andere posten worden dan weer verhoogd of toegevoegd<br />

(verrekening in meer en in min).<br />

De dienstenopdracht voor de inhuring van consultants wordt tijdens de uitvoering<br />

gewijzigd omdat de topambtenaren meer behoefte blijken te hebben aan<br />

informatie x dan aan informatie y die oorspronkelijk de meest prioritaire informatie<br />

leek. Indien het overeengekomen urencontingent niet gewijzigd wordt,<br />

hebben we hier te maken met een wijziging van de opdracht.<br />

Herhalingsopdrachten van werken of van diensten<br />

Een herhalingsopdracht gunnen door gebruik te maken van de onderhandelingsprocedure<br />

zonder bekendmaking is enkel een mogelijkheid en nooit een<br />

verplichting, noch voor de opdrachtgever, noch voor de opdrachtnemer.<br />

Om deze uitzonderingsgrond te kunnen inroepen, moet voldaan zijn aan volgende<br />

cumulatieve voorwaarden:<br />

De opdracht moet betrekking hebben op soortgelijke werken of diensten, hoewel<br />

kleine wijzigingen of verbeteringen zijn toegestaan.


)<br />

c)<br />

d)<br />

De notie ‘soortgelijk’ heeft niet alleen een relatie met het eigenlijke voorwerp van<br />

de opdracht (het concept van bv. een sociale woning kan wel degelijk beduidend<br />

variëren), maar ook met de omvang ervan. Zo is een opdracht tot het bouwen<br />

van 1 x 20 sociale woningen in een x-aantal werkdagen niet soortgelijk aan een<br />

herhalingsopdracht tot het bouwen van 80 sociale woningen binnen hetzelfde<br />

aantal werkdagen.<br />

Anderzijds bepaalt de wet geen beperking inzake de frequentie van het aantal<br />

herhalingsopdrachten binnen de toegelaten periode: dat is de notie zelf van een<br />

‘herhaling’. Toch moet men ook hier redelijk blijven: een herhalingsopdracht is<br />

bedoeld om - zonder tijdverlies en via een soepele procedure - een opdracht uit<br />

te voeren die bij de initiële gunning nog niet gekend was, of waarvan de uitvoering<br />

nog hoogst onwaarschijnlijk was. Er bestaan immers mogelijkheden om<br />

de omvang van de opdracht van bij de aanvang reeds op een grotere schaal te<br />

organiseren, maar in het bestek wordt uitdrukkelijk bepaald dat de uitvoering<br />

van bv. een volgende schijf van 20 woningen afhankelijk is van een bijkomende<br />

bestelbrief (facultatieve mogelijkheid bv. in functie van de begrotingskredieten).<br />

In deze hypothese gaat het echter niet meer om een onderhandelingsprocedure.<br />

De voorwaarden waartegen de - eventueel méérjarige - opdracht gegund kan<br />

worden, zijn immers reeds bepaald bij de indiening van de offerte.<br />

Het basisproject moet gegund zijn op grond van een aanbesteding of offer -<br />

teaanvraag . De vergelijking voor de keuze van de goedkoopste of voordeligste<br />

offerte gebeurt op basis van de eerste opdracht en dus niet op basis van de prijs<br />

voor de mogelijke herhalingsopdrachten.<br />

Voor het bepalen van de Europese drempelbedragen (belangrijk in het kader van<br />

de bekendmakingsverplichtingen) moet men alle opdrachten die op het ogenblik<br />

van de raming redelijkerwijze voorspeld kunnen worden, in aanmerking<br />

nemen.<br />

Nu is het mogelijk dat de aanbestedende overheid de basisopdracht niet<br />

Europees bekendgemaakt heeft en ze vaststelt dat bij een eerstvolgende herhalingsopdracht<br />

de Europese drempelwaarde dreigt overschreden te worden. In<br />

deze hypothese is het aangewezen de herhalingsopdracht niet meer te gunnen:<br />

het risico dat de vorige procedures onregelmatig verklaard worden is dan reëel.<br />

De bekendmakingsverplichtingen werden immers reeds geschonden vanaf de<br />

organisatie van de basisopdracht.<br />

De mogelijkheid tot het aanwenden van deze procedure van herhaling moet in<br />

het basisbestek reeds bepaald zijn. Het geven van een indicatie over de omvang<br />

van eventuele herhalingsopdrachten is aangewezen zodat de opdrachtnemer<br />

weet dat hij voor de basisopdracht een concurrentiële prijs moet geven.<br />

De mogelijkheid tot het aanwenden van deze onderhandelingsprocedure van<br />

herhaling is enkel mogelijk binnen een periode van drie jaar te rekenen vanaf de<br />

datum van de gunning van de oorspronkelijke opdracht.<br />

Het bestek heeft betrekking op een schoonmaakopdracht (opdracht van diensten)<br />

van één jaar maar voorziet in de mogelijkheid om herhalingsopdrachten te<br />

bestellen voor andere gebouwen.<br />

Soortgelijk<br />

Voorbeeld<br />

Wet 24 december 1993<br />

51


52<br />

1)<br />

Voorbeeld<br />

2)<br />

a)<br />

b)<br />

c)<br />

d)<br />

Voorbeeld<br />

Noot:<br />

C Hypothesen voor een opdracht van leveringen<br />

(art.17, §2, 3°)<br />

Een opdracht van leveringen kan via een onderhandelingsprocedure zonder<br />

bekendmaking gegund worden indien voldaan is aan één van de hierna volgende<br />

hypothesen:<br />

Producten die vervaardigd worden bij wijze van onderzoek,<br />

proefneming, studie of ontwikkeling<br />

Het gaat hier in geen geval om loutere studieopdrachten waarbij enkel een rapport<br />

ingediend wordt. Het is wel degelijk de bedoeling dat er een product vervaardigd<br />

wordt dat de aanbestedende overheid voor zichzelf noodzakelijk acht.<br />

De ontwikkeling van een zeer specifiek prototype onbemande camera of apparaat<br />

voor alcoholcontrole dat nog niet op de markt verkrijgbaar is.<br />

Het bestellen van bijkomende leveringen<br />

De aanbestedende overheid wenst bijkomende bestellingen te plaatsen bij de<br />

oorspronkelijke leverancier. Dit is mogelijk binnen de hierna vermelde randvoorwaarden.<br />

Om te kunnen spreken van ‘bijkomende’ bestellingen, is het niet nodig dat de<br />

duur van de lopende overeenkomst reeds verstreken is.<br />

De basisovereenkomst en de via onderhandelingen hernieuwde overeenkomst<br />

mogen samen ‘algemeen genomen’ geen langere looptijd hebben dan drie jaar,<br />

te rekenen vanaf de dag die volgt op de betekening van de gunningsbeslissing,<br />

ofwel vanaf de dag van de bestelling. De term ‘algemeen genomen’ wijst erop<br />

dat er in sommige gemotiveerde gevallen toch van deze beperking in de tijd kan<br />

afgeweken worden. Uit het bovenstaande volgt dus dat, indien de basisovereenkomst<br />

reeds een duurtijd heeft van drie jaar, er normaliter geen bijbestellingen<br />

meer mogelijk zijn.<br />

Over de omvang van deze bijbestellingen zegt de wet niets. Redelijkerwijze<br />

mag aangenomen worden dat het eerder geringe bijbestellingen zijn. Indien dit<br />

niet het geval zou zijn, zou men deze bijbestellingen niet meer als ‘bijkomend’<br />

kunnen kwalificeren t.a.v. de omvang van de basisopdracht.<br />

Als bijkomende voorwaarde wordt gesteld dat de bijbestelling betrekking moet<br />

hebben op vervangingen. Bestellingen die betrekking hebben op uitbreidin -<br />

gen van bestaande leveringen zijn ook toegestaan voor zover de bestelling van<br />

ander materieel incompatibel is met het bestaande materieel of alleszins buitenmaatse<br />

technische problemen met zich mee zou brengen.<br />

- Het bijbestellen van een een extra kast voor het opbergen van hangmappen in<br />

dezelfde uitvoering als de reeds geleverde kast. Uiteraard is ook het vervangen<br />

van een beschadigde kast toegestaan.<br />

- Het vervangen van een PC die niet langer bruikbaar is.<br />

Er is een verschil tussen bijkomende leveringen en het overschrijden van de vermoedelijke<br />

hoeveelheden die in de inventaris opgenomen waren.<br />

Indien de aanbestedende overheid meer leveringen bestelt dan de vermoedelijke<br />

hoeveelheid die in de bij het bestek gevoegde inventaris geraamd was, kan<br />

men niet spreken van ‘aanvullende leveringen’.<br />

Bij een opdracht volgens prijslijst (een opdracht waarbij de eenheidsprijs van het<br />

goed gekend is, maar waarvan de noodzakelijke hoeveelheid enkel kan geraamd<br />

worden) gaat het om de uitvoering van de lopende overeenkomst. Dit betekent<br />

daarom nog niet dat de aanbestedende overheid zonder beperking deze vermoedelijke<br />

hoeveelheden mag overschrijden.


1)<br />

D Hypothese voor een opdracht van diensten<br />

(art.17, §2, 4°)<br />

Een opdracht van diensten mag op basis van een onderhandelingsprocedure<br />

zonder bekendmaking gegund worden indien de opdracht het gevolg is van een<br />

prijsvraag voor ontwerpen.<br />

Een prijsvraag voor ontwerpen heeft tot doel plannen of ontwerpen te verwerven<br />

op het vlak van ruimtelijke ordening, urbanisme, architectuur, ingenieurskunst<br />

of gegevensverwerking (art.20). Dergelijke prijsvraag voor ontwerpen kan<br />

op twee wijzen in mededinging gesteld worden:<br />

door het organiseren van een procedure voor een opdracht van diensten<br />

In het kader van de procedure van een offerteaanvraag zal de opdracht toegewezen<br />

worden aan de voordeligste offerte. De prijs voor het verwerven van het<br />

ontwerp zal dan één van de gunningscriteria zijn. Deze procedure sluit aan bij<br />

een zgn. wedstrijdofferteaanvraag van diensten, die zowel op het maken van een<br />

ontwerp als op de verdere uitwerking ervan betrekking heeft.<br />

De wedstrijdofferteaanvraag kan ook betrekking hebben op het maken van een<br />

ontwerp en de concrete uitvoering van het ontworpen werk. In een dergelijke<br />

situatie gaat het om een overheidsopdracht van werken.<br />

2) door het or g a n i s e ren van een wedstrijd voor de keuze van één of meer d e re ontwerpen<br />

Het bestek kan dan bepalen dat aan één of meerdere laureaten een premie toegekend<br />

wordt. De prijs voor de realisatie van de in het ontwerp voorgestelde<br />

oplossing zal dan één van de gunningscriteria zijn. De opdracht die hier bedoeld<br />

wordt en die dus via de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking kan<br />

gegund worden, heeft dan bv. betrekking op een opdracht tot verdere uitwerking<br />

van deze plannen of ontwerpen, op het houden van het toezicht op de uitvoering<br />

van deze plannen e.d.m. De aanbestedende overheid moet, in het kader<br />

van een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking, aan alle laureaten (of<br />

één laureaat indien er maar één is) een verzoek richten om te onderhandelen<br />

over hun bekroond ontwerp.<br />

In beide gevallen is steeds de tussenkomst van een bevoegde jury noodzakelijk<br />

die op een bijzondere wijze moet samengesteld zijn.<br />

De bestelling van studieopdrachten en de aanduiding van studiebure a u ’s<br />

Het bestellen van de klassieke studieopdrachten ‘ter ondersteuning van het<br />

beleid’ bij universiteiten of het naar eigen inzichten aanduiden van studiebureau’s<br />

voor het uitwerken van plannen en dit via de onderhandelingsprocedure<br />

zonder bekendmaking, wordt in het kader van de nieuwe wetgeving sterk<br />

beperkt.<br />

In de regel zal enkel nog een studieopdracht waarvan het bedrag minder<br />

bedraagt dan 2.5Mio (excl. BTW) via de onderhandelingsprocedure gegund<br />

kunnen worden en dan nog mits beroep te doen op de mededinging. Technische<br />

studiebureaus en architecten zullen normaliter moeten gekozen worden<br />

via de procedure van de offerteaanvraag.<br />

Prijsvraag voor ontwerpen<br />

Noot:<br />

Wet 24 december 1993<br />

53


54<br />

III De onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking<br />

Vooraf bekendmaken<br />

Voorbeeld<br />

‘Vooraf bekendmaken’ betekent dat een oproep tot kandidatuurstelling verplicht<br />

is, zoals dit ook het geval is bij de beperkte procedure. In de aankondiging<br />

geeft de aanbestedende overheid een omschrijving van de opdracht en van d e<br />

economische, financiële en technische minimumeisen waaraan een potentiële kandidaat<br />

moet voldoen.<br />

Onder degenen die een aanvraag tot deelneming hebben ingediend, kan de aanbestedende<br />

overheid een gemotiveerde selectie maken: ze kiest de meest geschikte<br />

kandidaten die aan de minimumeisen voldoen en niet uitgesloten werden<br />

op basis van één van de mogelijke uitsluitingsgronden.<br />

Het aantal geselecteerden dat een bestek ontvangt moet minstens 3 bedragen.<br />

Na de indiening van de offertes maakt de aanbestedende overheid een reële,<br />

objectieve vergelijking van de verschillende offertes. Uit het administratief dossier<br />

moet duidelijk blijken waarom de aanbestedende overheid bepaalde offertes<br />

verkiest boven andere. Met meerdere of één van deze inschrijvers treedt de aanbestedende<br />

overheid tenslotte in onderhandeling.<br />

A Hypothese voor een opdracht van werken, leveringen of diensten<br />

(art.17, §3, 1°)<br />

Als bij een procedure van aanbesteding of offerteaanvraag enkel onregel -<br />

matige offertes of offertes met onaanvaardbare prijzen ingediend werden.<br />

In dit geval is de aanbestedende overheid verplicht de opdracht opnieuw bekend<br />

te maken: alle geïnteresseerden kunnen dan hun kandidatuur stellen.<br />

Deze onderh a n d e l i n g s p ro c e d u re is de tegenhanger van a rt.17, §2, 1°, d). De aanbestedende<br />

overheid raadpleegt hier niet noodzakelijk alle inschrijvers van de aanbesteding<br />

of off e rteaanvraag die aan de minimum-selectievoorw a a rden voldeden<br />

en een formeel regelmatige off e rte ingediend hebben.<br />

De oorspronkelijke opdracht mag niet wezenlijk gewijzigd worden.<br />

B Hypothese voor een opdracht van werken of van diensten<br />

(art.17, §3, 2°)<br />

In uitzonderlijke gevallen, wanneer het gaat om werken of diensten waar -<br />

van de aard en de onzekere omstandigheden verhinderen vooraf een glo -<br />

bale prijs vast te stellen.<br />

De aanbestedende overheid verkeert hier in de onmogelijkheid om een volledig<br />

inzicht te krijgen in het uit te voeren werk of de uit te voeren dienst. Tijdens de<br />

uitvoering van de opdracht zal men de verbintenissen moeten aanpassen aan de<br />

gegevens die pas tijdens de uitvoering beschikbaar komen. Bijgevolg is het onmogelijk<br />

vooraf een forf a i t a i re totaalprijs of een forf a i t a i re eenheidsprijs vast te stellen.<br />

In de basisovereenkomst met de opdrachtnemer worden die aspecten die geregeld<br />

kunnen worden, reeds vastgelegd. Tijdens de uitvoering zullen specifieke<br />

deelcontracten gesloten worden. Meestal wordt in de basisovere e n k o m s t<br />

bepaald dat het sluiten van een deelcontract met de opdrachtnemer van de basisovereenkomst<br />

slechts een mogelijkheid is. Het sluiten van een deelcontract met<br />

een andere opdrachtnemer is dus mogelijk, al dan niet mits het toekennen van<br />

een vergoeding aan de hoofdcontractant. Het spreekt voor zich dat deze pr ocedure<br />

slechts zeer uitzonderlijk toegepast kan worden.<br />

De uitbouw van de voorhaven van Zeebrugge


C Hypothese voor een opdracht van werken<br />

(art.17, §3, 3°)<br />

Voor de werken die enkel onderzoek, proefneming of afstelling als doel<br />

hebben en niet het nastreven van rendabiliteit of het dekken van de kosten<br />

voor onderzoek en ontwikkeling.<br />

Een opdracht die betrekking heeft op het ontwikkelen en aanleggen van een<br />

nieuw type fluisterasfalt dat ook bij sneeuw of ijzel, na bestrooiing, dezelfde veiligheid<br />

biedt als gewone asfalt.<br />

Een overeenkomst om een aantal baggerwerken uit te voeren met behulp van<br />

nieuwe baggertechnieken, met de bedoeling te onderzoeken wat de beste techniek<br />

blijkt te zijn.<br />

D Hypothese voor een opdracht van diensten<br />

(art.17, §3, 4°)<br />

Als de aard van de dienst zodanig is dat de specificaties van de opdracht<br />

niet met voldoende nauwkeurigheid bepaald kunnen worden om de toe -<br />

wijzing volgens de procedure van aanbesteding of offerteaanvraag te orga -<br />

niseren.<br />

Aanbesteding of offerteaanvragen zijn procedures waarbij de loutere aanvaarding<br />

van de offerte - dus zonder bijkomende onderhandelingen - moet volstaan<br />

om de wederzijdse rechten en plichten van opdrachtgever en opdrachtnemer te<br />

bepalen.<br />

Dit impliceert dat de aanbestedende overheid - bij een aanbesteding - het te verwachten<br />

resultaat zeer nauwkeurig kan omschrijven of op zijn minst - bij een<br />

offerteaanvraag - het probleem zeer nauwkeurig kan omschrijven, zodat de<br />

oplossing geformuleerd in de offerte eveneens een grote graad van nauwkeurigheid<br />

bevat. Bij sommige opdrachten van diensten is het omschrijven van dergelijke<br />

resultaatsverbintenissen nagenoeg onmogelijk. Eén van beide partijen zal<br />

altijd extreme risico’s moeten nemen omdat het probleem dermate complex is,<br />

dat men enkel in wederzijds overleg tot concrete afspraken kan komen.<br />

De Vlaamse Gemeenschap wenst software aan te kopen die haar op een snelle<br />

en gebruiksvriendelijke wijze een geïntegreerd beeld geeft van de stand van een<br />

bepaalde uitgave. ‘Geïntegreerd’ betekent dat zowel de reeds verrichte kasuitgave,<br />

als de stand van het begrotingskrediet, als de naam van opdrachtgever en<br />

de opdrachtnemer, als de concrete vordering van het project moeten verschijnen<br />

‘door een eenvoudige druk op de knop’.<br />

Om de kostprijs van de ontwikkeling van bepaalde vraagfuncties te kunnen<br />

afwegen tegen het softwarematige resultaat dat zal geleverd worden, moeten<br />

zowel informatici, gebruikers, lijnmanagers en gespecialiseerde softwarefirma’s<br />

rond de tafel gaan zitten om vraag en aanbod zo exact mogelijk te definiëren.<br />

Zodoende weet de Vlaamse Gemeenschap precies welk informatica-technisch<br />

resultaat ze voor welke prijs zal krijgen. In functie van deze concrete kostenbaten<br />

afweging zullen bepaalde vraagfuncties wel of niet besteld worden.<br />

Voorbeeld<br />

Voorbeeld<br />

Wet 24 december 1993<br />

55


BIJZON<strong>DE</strong>RE PROBLEMEN <strong>IN</strong> VERBAND<br />

MET <strong>DE</strong> DUUR VAN EEN OVEREENKOMST<br />

56<br />

Hoofdstuk VI<br />

Gestanddoeningstermijn<br />

Geldigheidsduur<br />

Uitvoeringstermijn<br />

Leveringstermijn<br />

Duur van de overeenkomst<br />

Bij overheidsopdrachten hebben we te maken met verschillende termijnen die<br />

we duidelijk van elkaar moeten onderscheiden.<br />

Vooreerst is er de gestanddoeningstermijn of de geldigheidsduur van de offerte.<br />

Deze termijn geeft aan gedurende welke periode de inschrijver door zijn aanbod<br />

gebonden is.<br />

Daarnaast is er ook de uitvoeringstermijn (bij een opdracht van werken of van<br />

diensten) en de leveringstermijn (bij een opdracht van leveringen) uitgedrukt in<br />

kalender- of werkdagen (-weken, -maanden). Deze termijn geeft aan binnen<br />

welke periode de gegunde opdracht uitgevoerd moet zijn. De opdracht neemt<br />

een aanvang op de datum die in het aanvangsbevel is vastgesteld (bij een<br />

opdracht van werken) of op de dag die volgt op de betekening van de gunningsbeslissing<br />

of op de verzenddatum van de bestelbrief (bij een opdracht van<br />

leveringen of van diensten).<br />

Men kan in het bestek ook uitdrukkelijk bepalingen opnemen die betrekking<br />

hebben op de duur van een overeenkomst (bv. bij meerjarige overeenkomsten).<br />

Binnen de opgegeven duur van deze overeenkomst kan de leverancier leveringen<br />

doen of kan de dienstverlener prestaties verrichten. Deze prestaties worden<br />

doorlopend of ‘op afroep’ verricht, hetgeen betekent dat de opdrachtgever via<br />

afzonderlijke bestelbrieven bestellingen kan plaatsen zodra en tot zolang hij<br />

behoefte heeft aan deze leveringen of diensten.<br />

I Beperkt de Wet op de Overheidsopdrachten de duur van een overeenkomst?<br />

Als algemene regel kan gesteld worden dat de wet op de overheidsopdrachten<br />

geen beperkingen oplegt inzake de duur van een overeenkomst. Overeenkomsten<br />

van onbepaalde duur zijn dus theoretisch mogelijk voor zover zij niet strijdig<br />

zouden zijn met het mededingingsrecht en met het begrotingsrecht.<br />

Een vijfjarige overeenkomst die éénmaal of tweemaal verlengbaar is, is normaliter<br />

geen probleem. Toch moet er een redelijk verband zijn tussen het voorwerp<br />

van de opdracht en de duur ervan: men mag niet gemakshalve de concurrentie<br />

voor een overdreven duur bannen. Overeenkomsten die een langere looptijd<br />

hebben dan 15 jaar zullen allicht reeds dicht de verboden zone benaderen.<br />

Overeenkomsten van onbepaalde duur met een jaarlijkse opzeggingsmogelijkheid<br />

zijn theoretisch evenmin verboden.<br />

Bij herhalingsopdrachten van soortgelijke werken of diensten is er wel een beperking<br />

van drie jaar, niet van de duur van de overeenkomst, maar van de mogelijkheid<br />

om gebruik te kunnen maken van de onderhandelingsprocedure zonder<br />

bekendmaking.<br />

Voor een opdracht van bijkomende leveringen is er een beperking in de tijd om<br />

via de onderhandelingsprocedure bijkomende leveringen te bestellen. Dit is<br />

enkel mogelijk tot drie jaar na de betekening van de gunning van de basisopdracht.<br />

Indien de basisopdracht reeds een looptijd had van drie jaar, dan kan<br />

men na het verstrijken van deze periode van drie jaar geen beroep meer doen op<br />

de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking.


Een - via de onderhandelingsprocedure - bedongen verlenging van een overeenkomst,<br />

zonder dat in het bestek de mogelijkheid tot verlenging is opgenomen,<br />

betreft in de regel een nieuwe overeenkomst waarvoor opnieuw de mededinging<br />

moet spelen.<br />

Clausules als ‘mits het akkoord van beide partijen is verlenging van de overeenkomst<br />

mogelijk’ zijn evenmin toereikend. Uit de verlengingsclausule moet duidelijk<br />

blijken dat het gaat om de éénzijdige en onvoorwaardelijke mogelijkheid<br />

van de opdrachtgever om de overeenkomst te verlengen.<br />

II Beperkt het begrotingsrecht de duur van een overeenkomst?<br />

A De vastlegging van kredieten en de gunning van een opdracht<br />

Krachtens art.49 van het KB van 17 juli 1991 houdende de samenordening van<br />

de wetten op de Rijkscomptabiliteit, mag een opdrachtgever een opdracht van<br />

werken, leveringen of diensten alleen gunnen nadat de controleur van de vast -<br />

leggingen zijn vastleggingsvisum verleend heeft. Door het verlenen van dit<br />

visum geeft hij te kennen dat er voor die specifieke uitgave nog voldoende kredieten<br />

beschikbaar zijn. Dus, eerst vastleggen en dan pas bestelle n!<br />

Art.1 van het KB van 31 mei 1966 houdende regeling van de controle van de<br />

vastlegging van de uitgaven in de diensten van algemeen bestuur van de Staat,<br />

bepaalt echter één uitzondering op deze regel. Bedraagt het bedrag van de<br />

opdracht minder dan 100.000 Bfr (inclusief BTW), dan is een voorafgaand vastleggingsvisum<br />

niet noodzakelijk. De vastlegging, m.a.w. de reservering van een<br />

gedeelte van de goedgekeurde kredieten, gebeurt dan op het ogenblik van de<br />

opmaak van de betaalordonnantie voor de vereffening van de factuur.<br />

De controleur van de vastleggingen komt tweemaal tussen in de uitgavencyclus<br />

van een begroting. Hij komt een eerste maal tussen bij de vastlegging van de uitgave.<br />

Enkel indien hij zijn vastleggingsvisum verleent, mag de bestelling<br />

geplaatst worden. Hij komt een tweede maal tussen wanneer de geleverde<br />

prestatie betaald moet worden. Na verificatie van de schuldvordering, maakt het<br />

betrokken departement de betaalordonnantie op die nadien aan de controleur<br />

van de vastleggingen voorgelegd wordt. Op dat ogenblik zal de controleur van<br />

de vastleggingen nagaan of er wel degelijk betaald wordt binnen de grenzen van<br />

het bedrag dat voorheen voor deze specifieke verbintenis gereserveerd was.<br />

Is dat het geval, dan verleent hij zijn ordonnanceringsvisum. Naar gelang van het<br />

aantal schuldvorderingen die betrekking hebben op dezelfde opdracht kunnen<br />

er dus meerdere ordonnanceringsvisa verleend worden.<br />

In de begrotingsdecreten wordt zeer regelmatig afgeweken van hogergenoemde<br />

drempel van 100.000Bfr. De decreetgever gaat dan uitdrukkelijk akkoord<br />

om een afwijking op de regels van de Rijkscomptabiliteit toe te staan door de<br />

drempel te verhogen tot bv. 300.000Bfr. Deze ‘begrotingsruiter’ moet ieder jaar<br />

opnieuw door het parlement goedgekeurd worden.<br />

B De annaliteit van de begroting<br />

Verscheidene bepalingen verwijzen naar de annaliteit of de éénjarigheid van de<br />

begroting. Art.174 van de Grondwet bepaalt onder meer: ‘Elk jaar wordt door<br />

de Kamer van volksvertegenwoordigers de eindrekening vastgesteld en de begroting<br />

goedgekeurd’. Art.50 van de bijzondere financieringswet van 16 januari 1989<br />

bepaalt:‘Elke Raad keurt jaarlijks de begroting goed en sluit de rekeningen af. Tot<br />

slot bevat art.2 van de samengeordende wetten op de Rijkscomptabiliteit volgende<br />

bepaling: ‘De ontvangsten en uitgaven van de diensten van algemeen<br />

bestuur van de Staat voor elk begrotingsjaar worden vastgesteld en toegestaan bij<br />

jaarlijkse wetten. Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december<br />

van hetzelfde jaar’.<br />

Vastleggingsvisum<br />

Ordonnanceringsvisum<br />

Begrotingsruiter<br />

Wet 24 december 1993<br />

57


58<br />

1)<br />

NGK:<br />

Een niet-gesplitst krediet<br />

Ordonnancering<br />

2)<br />

Een gesplitst krediet<br />

VK:<br />

vastleggingskredieten<br />

OK:<br />

ordonnanceringskredieten<br />

Volgens de rechtsleer volgt uit het principe van de éénjarigheid van de begroting<br />

dat er geen verbintenissen aangegaan mogen worden die toekomstige begro -<br />

tingen belasten.<br />

De praktische toepassing van deze stelling is echter niet evident. Betekent dit bv.<br />

dat alle overeenkomsten die in de loop van een begrotingsjaar aangegaan worden,<br />

ook in datzelfde begrotingsjaar betaald moeten worden? Daarnaast rijst<br />

ook een probleem voor een opdracht van werken die zich door de aard van de<br />

zaak (bv. grootschalig project) noodzakelijkerwijze uitspreidt over meerdere<br />

jaren. Mag men evenmin meerjarige overeenkomsten aangaan met een bepaalde<br />

leverancier of dienstverlener?<br />

De samengeordende wetten op de Rijkscomptabiliteit hebben getracht theorie<br />

en praktijk te verzoenen door drie soorten kredieten te ontwerpen die elk een<br />

verschillend stelsel volgen. We onderscheiden:<br />

- de niet-gesplitste kredieten (NGK’s)<br />

- de gesplitste kredieten opgesplitst in vastleggingskredieten (VK’s) en<br />

ordonnanceringskredieten (OK’s)<br />

- de eerder uitzonderlijke variabele kredieten<br />

Een niet-gesplitst krediet<br />

Beschikt de aanbestedende overheid over een niet-gesplitst krediet in de administratieve<br />

begroting dan mogen er in het lopend jaar (‘jaar x’) verbintenissen<br />

aangegaan worden waarvan het bedrag beperkt is tot de grootte van het nog resterende<br />

krediet. De verbintenis mag betrekking hebben op prestaties die kunnen<br />

uitgevoerd worden in het lopend jaar (jaar x) en/of het daaropvolgend jaar<br />

(jaar x+1). De facto zullen deze prestaties echter een aantal weken voor het<br />

einde van jaar x+1 voltooid en aanvaard moeten zijn vermits de ordonnancering<br />

op niet-gesplitste kredieten (vastgelegd in jaar x) vóór het einde van jaar x+1<br />

gebeurd moet zijn. Indien de ordonnancering niet tijdig gebeurt zal de<br />

opdrachtnemer nagenoeg tot het najaar van het jaar x+2 moeten wachten op de<br />

effectieve betaling. Er moeten dan immers ‘bijkredieten voor vorige jaren’ door<br />

het parlement goedgekeurd worden om vroeger aangegane verbintenissen die<br />

niet vóór het einde van jaar x+1 geordonnanceerd werden (vastleggingen van<br />

het jaar x die in annulatie gevallen zijn), te kunnen honoreren.<br />

Onder ordonnancering verstaan we het ondertekenen van de betaalordonnantie:<br />

dat is de instructie aan de rekenplichtige van de opdrachtgever tot betaling. Op<br />

basis van deze betaaltitel en, in de regel na het verlenen van het visum door het<br />

Rekenhof, zal de feitelijke betaling gebeuren door de rekenplichtige. Deze betaling<br />

(m.a.w. de effectieve kasverrichting) moet dus niet noodzakelijk vóór het<br />

einde van jaar x+1 uitgevoerd zijn.<br />

Een gesplitst krediet<br />

Beschikt de aanbestedende overheid over een gesplitst krediet, dan mogen er in<br />

het lopende jaar verbintenissen aangegaan worden waarvan het bedrag beperkt<br />

is tot de grootte van het nog resterende krediet. De verbintenis mag betrekking<br />

hebben op prestaties die kunnen uitgevoerd worden in jaar x en alle daaropvol -<br />

gende jaren. Het totale nominale bedrag van de verbintenis moet in rekening<br />

gebracht worden op het VK-krediet, ongeacht het tijdstip van uitvoering van de<br />

prestatie.<br />

De ordonnancering zal gebeuren op basis van het jaarlijks door het parlement<br />

goedgekeurde OK-krediet: met deze ordonnanceringskredieten kan men dus<br />

alle betalingen verrichten die als gevolg van vroegere verbintenissen noodzakelijk<br />

zijn geworden. Het is dus perfect mogelijk dat er voor een bepaalde uitgavencategorie<br />

geen vastleggingskredieten meer in de begroting zijn opgenomen<br />

maar wel nog ordonnanceringskredieten, precies om deze verbintenissen uit het<br />

verleden gekoppeld aan prestaties in het heden, te kunnen betalen.


3)<br />

Een variabel krediet<br />

Beschikt de aanbestedende overheid over een variabel krediet, dan hebben we te<br />

maken met een begrotingsfonds. Bij een begrotingsfonds zal men specifieke<br />

ontvangsten bestemmen voor specifieke uitgaven. Begrotingsfondsen kunnen<br />

niet door kredieten van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap gespijsd<br />

worden.<br />

Begrotingsfondsen moeten bij wet of decreet opgericht worden omdat zij<br />

afbreuk doen aan het beginsel van de niet-affectatie van de ontvangsten aan<br />

bepaalde uitgaven. Dit beginsel van niet-bestemming van de ontvangsten vereist<br />

dat alle ontvangsten van de overheid één globale massa vormen die, los van hun<br />

oorsprong of aard, bestemd zijn tot dekking van het totaal van de uitgaven van<br />

deze overheid. Alle openbare uitgaven zijn immers theoretisch even belangrijk.<br />

Een deel van de ontvangsten toewijzen aan bepaalde uitgaven heeft discriminerende<br />

gevolgen. Enerzijds onttrekt men op deze wijze inkomsten aan de schatkist<br />

waardoor de kans op het stemmen van kredieten - binnen een genormeerd<br />

begrotingsbeleid - voor even noodzakelijke uitgaven afneemt, anderzijds kan<br />

men de via het begrotingsfonds te verrichten uitgaven hypotheceren indien de<br />

toegewezen ontvangsten niet voldoende zouden blijken.<br />

Theoretisch is deze laatste situatie niet mogelijk: men mag immers slechts verbintenissen<br />

aangaan ten belope van de gerealiseerde ontvangsten. De binnenkomende<br />

ontvangsten worden dan omgezet in kredieten die te vergelijken zijn<br />

met gesplitste kredieten, met dien verstande dat de decreetgever geen vast<br />

bedrag vastleggingskredieten stemt maar een geraamd bedrag dat kan stijgen of<br />

dalen in functie van de gerealiseerde ontvangsten. Vermits de ontvangsten ieder<br />

jaar mogen overgedragen worden, zijn er theoretisch steeds voldoende betalingsmiddelen<br />

voorhanden, tenminste voor zover men bij iedere vastlegging<br />

op het variabele krediet ook de nodige betalingsmiddelen apart gere s e rv e e rd heeft.<br />

A rt.45, §4, tweede lid van de samengeordende wetten op de Rijkscomptabiliteit<br />

heeft echter een uitzondering bepaald op de gulden regel dat er slechts v e r b i ntenissen<br />

aangegaan mogen worden ten belope van de gere a l i s e e rde ontvangsten.<br />

De wet of het decreet waarbij het fonds opgericht wordt, kan inderdaad bepalen<br />

dat er vastleggingen aangegaan mogen worden tot beloop van de in de begrotingswet<br />

toegestane vastleggingsmachtigingen. In deze hypothese kunnen er<br />

enkel betalingen v e rricht worden tot beloop van de op dit fonds beschikbare gelden.<br />

De grootte van de verbintenissen die jaarlijks aangegaan mogen worden, is<br />

beperkt door de jaarlijks te stemmen vastleggingsmachtigingen. Va s t l e g g i n g s -<br />

machtigingen die op het einde van het begrotingsjaar niet blijken aangewend,<br />

mogen niet naar het volgende begrotingsjaar overgedragen word e n .<br />

Uit deze toelichtingen blijkt dat, wanneer een aanbestedende overheid beschikt over<br />

een variabel krediet, zij verbintenissen kan aangaan waarvan de prestaties en de<br />

betalingen zich spreiden over jaar x en alle daaropvolgende jaren.<br />

Variabel krediet<br />

Begrotingsfonds<br />

Besluit<br />

Wet 24 december 1993<br />

59


60<br />

C Meerjarige overheidsopdrachten en de aard van de goedgekeurde kredieten<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

Zoals hiervoor aangegeven moet men in de regel vastleggen, d.w.z. een kredietgedeelte<br />

reserveren, vóór de betekening van de goedkeuring van de offerte<br />

(m.a.w. vóór de bestelling van de opdracht) of vóór het ondertekenen van de<br />

overeenkomst (bij een onderhandelingsprocedure).<br />

Bovendien moet men de totale verbintenis reserveren. Het is bijgevolg zeer<br />

belangrijk de preciese duur en de omvang van de verbintenis te kennen.<br />

Indien de prestaties zich enkel zullen uitspreiden over het jaar x en/of het jaar<br />

x+1, dan volstaat het dat er ‘aangerekend’ (d.w.z. gereserveerd) wordt op een<br />

niet-gesplitst krediet. Heeft de verbintenis daarentegen betrekking op prestaties<br />

die in het jaar x en alle daaropvolgende jaren uitgevoerd worden, dan moet er<br />

aangerekend worden op een gesplitst krediet of een variabel krediet.<br />

De meeste opdrachten van leveringen en van diensten worden echter aangerekend<br />

op niet-gesplitste kredieten. Moet men hieruit afleiden dat meerjarige<br />

overeenkomsten bij niet-gesplitste kredieten uitgesloten zij n? Nee, meerjarige<br />

overeenkomsten en niet-gesplitste kredieten zijn te verzoenen in de mate<br />

dat een verbintenis niet formeel aangegaan is voor meerdere jaren.<br />

Een juridisch-technische oplossing voor dit probleem bestaat erin om bij het<br />

sluiten van de overeenkomst aan één van de volgende voorwaarden te voldoen:<br />

Het bestek, dat betrekking heeft op een meerjarige overeenkomst, bevat een<br />

jaarlijkse opzeggingsmogelijkheid. Het moet hier gaan om een reële opzeggingsmogelijkheid<br />

en niet om een theoretische fictie die als gevolg van exuberante<br />

opzeggingsvergoedingen feitelijk niet toepasbaar is. Een opzeggingsvergoeding<br />

die daarentegen verantwoord is omdat de investering noodzakelijk voor de uitvoering<br />

van de opdracht over verscheidene jaren gespreid moet worden, is echter<br />

wel toegestaan.<br />

Het bestek, dat betrekking heeft op een meerjarige overeenkomst, bevat een<br />

beding dat bepaalt dat jaarlijks, vóór het verstrijken van een bepaalde datum, de<br />

verlenging moet betekend zijn.<br />

De overeenkomst is opgevat als een ‘open’ meerjarige overeenkomst: er zullen<br />

maar prestaties verricht mogen worden volgens de deelbestellingen die de aanbestedende<br />

overheid per begrotingsjaar al dan niet zal plaatsen. Wordt er een minimumhoeveelheid<br />

gewaarborgd, te bestellen in een bepaald begrotingsjaar, dan<br />

moet het hiermee overeenstemmend bedrag onmiddellijk vastgelegd worden op<br />

het niet-gesplitst krediet. Het krediet moet bijgevolg toereikend zijn om deze<br />

verbintenis ten belope van de minimumhoeveelheid te dekken. Wordt de<br />

gewaarborgde minimumafname gespreid over meerdere jaren, dan moet men<br />

erover waken dat het nog niet formeel bestelde gedeelte van deze minimumhoeveelheid<br />

vastgelegd wordt bij de aanvang van het laatste jaar van de looptijd<br />

van de overeenkomst.<br />

Clausules die bepalen dat de overeenkomst uitgevoerd wordt volgens de<br />

omvang van de kredieten die gestemd zullen worden in het lopende jaar en de<br />

eventueel daaropvolgende jaren, zijn niet toelaatbaar. De tijdens de volgende<br />

begrotingsjaren bij veronderstelling door het parlement goedgekeurde kredieten<br />

m.b.t. de betrokken basisallocatie zijn dan immers reeds bestemd voor de<br />

vroeger aangegane verbintenis van de aanbestedende overheid. Dit is strijdig<br />

met het begrotingsrecht: er mogen geen verbintenissen aangegaan worden die<br />

toekomstige begrotingen belasten. De decreetgever stemt ieder jaar kredieten<br />

die bij de aanvang van het begrotingsjaar nog onbestemd moeten zijn, tenzij het<br />

kredieten betreft die, gelet op hun bijzondere aard (bv. huurovereenkomsten<br />

van gebouwen), noodzakelijkerwijze reeds een bestemming hebben.


De algemene regel dat het vereist is eerst het visum van de controleur van de vastleggingen<br />

te bekomen alvorens een verbintenis aan te gaan, blijft ook binnen het<br />

kader van meerjarige overeenkomsten gelden. Men mag dus niet de jaarlijkse<br />

opzeggingsmogelijkheid laten verstrijken om nadien op te werpen dat een bijkomende<br />

vastlegging noodzakelijk is vermits de verlenging juridisch al een feit is.<br />

De verlenging is immers een bewuste keuze die door het bestuur en de begrotingsorganen<br />

bevestigd moet worden.<br />

De vraag rijst of de opdrachtnemer tijdens de duur van de meerjarige overeenkomst<br />

het exclusieve recht heeft om de goederen of diensten, die het voorwerp<br />

van de gegunde opdracht uitmaken, aan de aanbestedende overheid te leveren.<br />

Indien de besteksbepalingen deze aangelegenheid duidelijk regelen, ligt de<br />

oplossing voor de hand. Moeilijker wordt het indien de besteksbepalingen geen<br />

uitdrukkelijke clausule over deze aangelegenheid bevatten. Men zou dan kunnen<br />

verdedigen dat de aanbestedende overheid zich enkel de mogelijkheid heeft<br />

voorbehouden om, gedurende een bepaalde periode, op een soepele wijze<br />

bestellingen te kunnen plaatsen. Bovendien kan de aanbestedende overheid ons<br />

inziens niet verplicht worden apparatuur aan te kopen die technologisch verouderd<br />

is of niet meer volledig tegemoetkomt aan de gewijzigde behoeften van de<br />

aanbestedende overheid. Deze redenering is evenwel niet verdedigbaar indien<br />

impliciet maar toch voldoende duidelijk blijkt dat het wel degelijk de bedoeling<br />

was een exclusiviteitsrecht te verlenen.<br />

Opgelet<br />

III Overheidsopdrachten en exclusiviteitsrechten tijdens de duur van de opdracht<br />

Wet 24 december 1993<br />

61


62<br />

Hoofdstuk VII<br />

Actoren<br />

•<br />

•<br />

•<br />

ONVERENIGBAARHE<strong>DE</strong>N<br />

Een aanbestedende overheid moet erover waken dat de toewijzingsbeslissing en<br />

het toezicht op de uitvoering van een opdracht gebeurt door personen die geen<br />

belang hebben bij de toewijzing van de opdracht aan een bepaalde opdrachtnemer.<br />

Er kan dan immers verondersteld worden dat de toewijzing of de uitvoering<br />

van de opdracht niet volledig volgens objectieve normen is gebeurd.<br />

Om die veronderstelling preventief te ontkrachten werden er in de reglementering<br />

een aantal verbodsbepalingen ingebouwd. Het toewijzen van een opdracht<br />

of het toezien op de uitvoering van een opdracht zou onverenigbaar zijn met de<br />

onpartijdigheid die van de bevoegde persoon mag verwacht worden.<br />

De voorschriften die betrekking hebben op de problematiek van de onverenigbaarheid<br />

zijn vervat in art.10 van de wet, art.78 van het KB van 8 januari 1996<br />

en art.73 van het KB van 26 september 1996.<br />

I Niet tussenkomen bij de gunning en geen toezicht uitoefenen op de<br />

uitvoering van de opdracht<br />

A De actoren in een gunningsprocedure<br />

Art.10, §1 van de wet bepaalt het volgende:<br />

‘Onverminderd de toepassing van andere verbodsbepalingen die voortvloeien uit<br />

een wet, decreet, een ordonnantie, een reglement of statuut, is het ieder ambtenaar,<br />

openbaar gezagdrager of ieder ander natuurlijk of rechtspersoon belast met een<br />

openbare dienst verboden, op welke wijze ook, rechtstreeks of onrechtstreeks tussen te<br />

komen bij de gunning van en het toezicht op de uitvoering van een overheidsopdracht,<br />

zodra hij persoonlijk of via een tussenpersoon, belangen heeft in één van de<br />

inschrijvende ondernemingen’.<br />

De wet, noch de Memorie van Toelichting bepaalt wat onder ‘tussenkomen bij<br />

de gunning van een opdracht’ moet verstaan worden. In een gunningsprocedure<br />

kan men twee cruciale momenten onderscheiden waar preventieve maatregelen<br />

voor het waarborgen van onpartijdigheid noodzakelijk zijn:<br />

- bij de evaluatie van de offertes m.a.w. bij de voorbereiding van de gunningsbeslissing<br />

- bij het nemen van de feitelijke gunningsbeslissing<br />

In de wet zijn er drie actoren die in één fase of in beide fasen kunnen optreden.<br />

Een ambtenaar kan optreden bij de evaluatie van de offertes en kan - indien hij<br />

daartoe gedelegeerd is - de feitelijke gunningbeslissing nemen.<br />

Een rechtspersoon belast met een openbare dienst kan enkel optreden bij de<br />

evaluatie van de offertes.<br />

Een openbaar gezagdrager treedt normaliter enkel op bij het nemen van de feitelijke<br />

gunningsbeslissing.


De wet bepaalt niet wat verstaan moet worden onder ‘een natuurlijke persoon of<br />

een rechtspersoon belast met een openbare dienst’. Redelijkerwijze kan hieronder<br />

iedere (rechts)persoon verstaan worden die in een gunningsprocedure feitelijk<br />

de rol uitoefent die in de regel door een ambtenaar uitgeoefend wordt. Dergelijke<br />

rechtspersoon kan echter nooit een gunningsbeslissing nemen. Hij is<br />

immers door een aanbestedende overheid belast met bepaalde taken van voorbereiding<br />

en toezicht. Een ‘rechtspersoon belast met een openbare dienst’ kan<br />

dus nooit de aanbestedende overheid zelf zijn. Een typevoorbeeld van een dergelijke<br />

rechtspersoon is het aangestelde studiebureau voor het ontwerp van een<br />

opdracht van werken. Maar een kabinetsadviseur die de evaluatie van offertes<br />

voor bv. een opdracht van diensten uitvoert kan ons inziens eveneens met ‘een<br />

persoon belast met een openbare dienst’ gelijkgesteld worden.<br />

B Een belang hebben<br />

Art.10, §2, 1° van de wet voert voor de hogergenoemde actoren een onweerlegbaar<br />

vermoeden van belang in zodra er bepaalde familiale banden met de<br />

inschrijver bestaan of met één van de personen die bij de inschrijver-rechtspersoon<br />

een directie- of beheersfunctie uitoefenen.<br />

Art.10, §2, 2° van de wet voert voor de hogergenoemde actoren een onweerlegbaar<br />

vermoeden van belang in zodra hogergenoemde actoren - zelf of via tussenpersoon<br />

- eigendomstitels hebben of werkende vennoten zijn in de inschrijvende<br />

onderneming of - zelf of via een tussenpersoon, in rechte of de facto - een<br />

directie- of beheersfunctie uitoefenen.<br />

Het belang van een openbare gezagdrager betreft het persoonlijk belang v a n<br />

deze openbare gezagdrager als natuurlijk persoon en niet het belang van de aanbestedende<br />

overheid als rechtspersoon. Een aanbestedende overheid kan dus wel<br />

degelijk (re c h t s t reeks of via tussenvennootschappen) aandelen hebben in de<br />

o n d e rneming die deelneemt aan een gunningspro c e d u re. A rt . 1 0 van de wet belet<br />

de aanbestedende overheid niet om de opdracht de gunnen aan een derg e l i j k e<br />

o n d e rneming die de voordeligste of laagste off e rte ingediend heeft. Enkel indien<br />

het orgaan van de aanbestedende overheid (bv. een bepaalde minister) een belang<br />

zou hebben zoals hierboven gedefinieerd, is hij verplicht zichzelf te wraken.<br />

C Wrakingsplicht en sancties<br />

Art.10, §3, 2° lid van de wet bepaalt:<br />

‘Ieder ambtenaar, openbare gezagdrager of ieder ander natuurlijk of rechtspersoon<br />

belast met een openbare dienst die zich in één van de toestanden bevindt, bedoeld<br />

in §2, is gehouden zichzelf te wraken’.<br />

In het kader van de cruciale fasen in een gunningsprocedure geldt de verplichting<br />

tot wraking voor de hogergenoemde actoren bij het voorbereiden van de<br />

gunningsbeslissing of bij het nemen van de gunningsbeslissing. Na de gunning<br />

kan de wraking verplicht zijn in het stadium van het toezicht op de uitvoering<br />

van de opdracht.<br />

Aangezien een (rechts)persoon belast met een openbare dienst nooit zelf een<br />

gunningsbeslissing kan nemen, geldt voor deze actor enkel de wrakingsplicht bij<br />

de voorbereiding van de gunningsbeslissing of bij het toezicht op de uitvoering<br />

van de opdracht.<br />

De wet noch het KB van 26 september 1996 omschrijven de sancties die in<br />

hoofde van de in gebreke gebleven ambtenaar of openbaar gezagdrager zouden<br />

kunnen genomen worden. Een ambtenaar kan tuchtrechtelijk gesanctioneerd<br />

worden. Een openbaar gezagdrager kan politiek gesanctioneerd worden.<br />

Beiden kunnen op basis van art. 245 van het Strafwetboek vervolgd worden.<br />

Een natuurlijke persoon of een<br />

rechtspersoon belast met een<br />

openbare dienst<br />

Wet 24 december 1993<br />

63


64<br />

Art.73 van het KB van 26 september 1996 heeft wel sancties bepaald voor de<br />

(rechts)persoon belast met een openbare dienst die in gebreke blijft ten aanzien<br />

van zijn wrakingsplicht. Daarbij moet een onderscheid gemaakt worden<br />

naargelang de betrokken dienstverlener zelf aan de aanbestedende overheid<br />

gemeld heeft dat hij meent dat er een probleem van onverenigbaarheid zou kunnen<br />

zijn, dan wel de situatie waarbij de aanbestedende overheid op eigen initiatief<br />

de onverenigbaarheid vastgesteld heeft.<br />

Indien de dienstverlener het probleem zelf gemeld heeft, zal de aanbestedende<br />

overheid nagaan of er voldoende ernstige redenen zijn om de opdracht met de<br />

dienstverlener te verbreken. Indien de opdracht verbroken wordt, wordt de<br />

dienstverlener vergoed voor de reeds geleverde prestaties. Hij kan echter geen<br />

aanspraak maken op schadevergoeding.<br />

Indien daarentegen de aanbestedende overheid op eigen initiatief tot de bevinding<br />

komt dat de dienstverlener zich in een situatie van onverenigbaarheid<br />

bevindt, mag ze niet onmiddellijk tot de nietigheid van de overeenkomst besluiten.<br />

De opdrachtnemer moet via een aangetekende brief uitgenodigd worden<br />

om binnen een periode van 12 kalenderdagen het tegendeel te bewijzen. Kan<br />

hij dit bewijs niet leveren, of levert hij het bewijs laattijdig, dan is de opdracht<br />

nietig. De aanbestedende overheid kan vrij beschikken over de reeds geleverde<br />

prestaties. Bovendien heeft de dienstverlener geen recht op de betaling van de<br />

prestaties die werden geleverd na het ogenblik waarop hij weet heeft of gehad<br />

zou moeten hebben van de onverenigbaarheid. Deze dienstverlener loopt<br />

bovendien het risico voor een bepaalde periode uitgesloten te worden van de<br />

door de aanbestedende overheid georganiseerde opdrachten van diensten.<br />

D De regelmatigheid van de offerte<br />

Nergens wordt uitdrukkelijk bepaald dat een offerte die gegund wordt door<br />

ambtenaren of openbare gezagdragers die zich in een toestand van onverenigbaarheid<br />

bevinden ten aanzien van de persoon aan wie de opdracht gegund<br />

wordt, onregelmatig zou zijn. De eventuele sancties zullen spelen in hoofde van<br />

degene die de wrakingsplicht niet nageleefd heeft.<br />

Het is niet de begunstigde van de opdracht die de gevolgen moet dragen van de<br />

nalatigheid van de actoren. We mogen er immers redelijkerwijze van uitgaan dat<br />

de opdracht gegund is aan de inschrijver die de voordeligste offerte ingediend<br />

heeft. Indien dat niet het geval zou zijn, kan de gunningsbeslissing nog steeds<br />

aangevochten worden op basis van andere, objectief verifieerbare gronden.


II Verbod tot uitvoering van de voorbereide opdracht<br />

A Dezelfde inschrijver bereidt de opdracht voor en voert ze uit<br />

In wat hierna volgt stellen we de vraag of een aanbestedende overheid aan een<br />

inschrijver die een vorige opdracht uitgevoerd heeft die voorafgaat aan de nieuwe<br />

opdracht en hiermee nauw samenhangt, deze nieuwe opdracht nog kan gunnen.<br />

Art.78, §1 van het KB van 8 januari 1996 bepaalt het volgende:<br />

‘Iedere persoon die belast is met prestaties inzake ingenieurskunst, bouwkunst, studies<br />

of andere gelijkaardige prestaties, mag niet deelnemen aan de procedures voor<br />

de gunning van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, van leveringen<br />

of van diensten die deze persoon zelf ontworpen, bestudeerd of voorbereid heeft’.<br />

Art.50 van het KB van 22 april 1977 stelde de onverenigbaarheid vast tussen<br />

enerzijds de inschrijver belast met een opdracht van diensten nl. het ontwerpen<br />

van een plan voor een werk en anderzijds de inschrijving door dezelfde inschrijver<br />

voor de opdracht van werken die bestaat uit de concrete realisatie van het<br />

ontworpen plan.<br />

Art.78, §1 van het nieuwe KB breidt deze onverenigbaarheid uit door voor alle<br />

opdrachten een scheiding op te leggen tussen enerzijds de voorbereidingsfase en Voorbereidingsfase<br />

anderzijds de realisatiefase van de opdracht, ongeacht of de realisatie bestaat in Realisatiefase<br />

een opdracht van werken, van leveringen of van diensten. De onverenigbaarheid<br />

geldt in hoofde van de feitelijke uitvoerder, zelfs indien deze kosteloos de voorbereidende<br />

werkzaamheden heeft uitgevoerd of als onderaannemer is opgetreden<br />

bij een vorige overheidsopracht.<br />

Voor opeenvolgende opdrachten van diensten geeft deze bepaling aanleiding tot<br />

ernstige interpretatieproblemen.<br />

Een opdracht van diensten die bestaat uit de ontwikkeling van een softwareprogramma<br />

op maat. Een dergelijk project kan door middel van drie opeenvolgende<br />

opdrachten gegund worden. Er is een opdracht die betrekking heeft op de<br />

algemene behoeftenstudie of op de bestaande informatica-omgeving; de volgende<br />

opdracht heeft betrekking op een gedetailleerde analyse van de informatiebehoefte;<br />

een laatste opdracht heeft betrekking op de feitelijke programmering.<br />

Voor welke opdracht spelen de regels van de onverenigbaarheid?<br />

De behoeftestudie zouden we niet tot de determinerende voorbereidingsfase<br />

rekenen. In deze fase kan men immers niet spreken van een doorslaggevende<br />

kennis in het licht van de feitelijke opdracht. Bijgevolg komt degene die de<br />

behoeftestudie uitgevoerd heeft ook nog in aanmerking om eventueel de analysefase<br />

uit te voeren. Indien de opdracht van de gedetailleerde analyse aan hem<br />

gegund wordt, geldt er wel onverenigbaarheid bij de gunning van de programmeringsopdracht.<br />

Deze verbodsbepaling heeft verreikende gevolgen. Een offerte die aan een<br />

inschrijver gegund wordt die zich in een dergelijke toestand van onverenigbaarheid<br />

bevindt is substantieel onregelmatig. De offerte moet geweerd worden.<br />

Doet de aanbestedende overheid dit niet, dan heeft de benadeelde inschrijver<br />

recht op schadevergoeding.<br />

Voorbeeld<br />

Wet 24 december 1993<br />

65


66<br />

Ongerechtvaardigd voordeel<br />

B Uitvoering door gebonden inschrijvers<br />

Art.78, §2 van het KB van 8 januari 1996 bepaalt het volgende:<br />

‘ Wo rdt van deelneming aan een opdracht uitgesloten de onderneming die gebonden<br />

is aan iedere persoon belast met prestaties inzake ingenieurskunst, bouwkunst, studies<br />

of andere gelijkaardige prestaties, en die uit hoofde hiervan een ongere c h t v a a rdigd<br />

voordeel geniet dat de normale mededingingsvoorw a a rden kan vert e k e n e n .<br />

In de zin van dit artikel verstaat men onder ‘gebonden onderneming’ elke onderneming<br />

waarop enz…<br />

Niettemin dient de aanbestedende overheid, vooraleer zij eventueel een onderneming<br />

uitsluit wegens het ongerechtvaardigde voordeel dat deze vermoed wordt te<br />

genieten, deze onderneming per aangetekende brief uit te nodigen om binnen een<br />

termijn van enz…’.<br />

Daar waar §1 betrekking heeft op dezelfde rechtspersoon, heeft §2 van art.78<br />

betrekking op ondernemingen die met elkaar bepaalde bindingen hebben waardoor<br />

die onderneming een ongerechtvaardigd voordeel zou kunnen hebben bij<br />

de toewijzing van een opdracht die betrekking heeft op de realisatie van de<br />

opdracht die door een persoon in een voorbereidende studieopdracht is ontworpen<br />

en aan wie die onderneming gebonden is.<br />

Deze binding is mogelijk in drie richtingen en moet overheersend zijn. Een<br />

ingenieursbureau kan bv. een overheersende invloed hebben op de onderneming<br />

die de door dit bureau voorbereide opdracht wenst uit te voeren, of vice<br />

versa. Maar het is ook mogelijk dat beiden onderworpen zijn aan de overheersende<br />

invloed van éénzelfde derde onderneming. De binding wordt vermoed<br />

overheersend te zijn zodra voldaan is aan één van de drie situaties die in<br />

art.78, §2, 2° lid beschreven zijn.<br />

Zodra dit het geval is moet de aanbestedende overheid een onderzoek voeren<br />

naar het al dan niet bestaan van een ongerechtvaardigd voordeel. Is ze van oordeel<br />

dat een dergelijk voordeel bestaat, dan mag ze de onderneming enkel uitsluiten<br />

nadat ze die onderneming de kans gegeven heeft dit oordeel te weerleggen.<br />

De onderneming kan zowel het opgeworpen ongerechtvaardigd voordeel<br />

als de veronderstelde overheersende invloed weerleggen. Indien de aanbestedende<br />

overheid van oordeel is dat dit ongerechtvaardigd voordeel niet bestaat,<br />

dan volgt er geen vraag tot weerlegging en kan er evenmin een uitsluiting volgen<br />

op basis van deze onverenigbaarheid.<br />

Ook deze verbodsbepaling heeft verreikende gevolgen. Een onderneming die<br />

ten onrechte op deze grond uitgesloten wordt, heeft recht op schadevergoeding.<br />

Een benadeelde inschrijver aan wie de opdracht niet gegund werd omdat<br />

een onderneming ten onrechte niet uitgesloten werd, heeft eveneens recht op<br />

schadevergoeding.


KON<strong>IN</strong>KLIJK BESLUIT V AN 8 JANUARI 1996<br />

betreffende de overheidsopdrachten voor<br />

aanneming van werken, leveringen en diensten en<br />

de concessies voor openbare werken<br />

(B.S. 26 januari 1996 - Errata: B.S. 25 februari 1997)<br />

Toelichting<br />

67


68<br />

OPDRACHT V AN WERKEN<br />

WANNEER MOET EEN OPDRACHT VAN WERKEN<br />

EUROPEES BEKENDGEMAAKT WOR<strong>DE</strong>N?<br />

I Berekening van de drempelwaarde<br />

Noot: sanctie bij foutieve raming<br />

II Wie is onderworpen aan de Europese bekendmakingsplicht?<br />

III De aankondiging in het BDA en het PEG<br />

A Voor-informatie: de enuntiatieve aankondiging<br />

B De eigenlijke aankondiging van de opdracht<br />

C De informatie ex post<br />

D Proces-verbaal<br />

IV De minimale ontvangsttermijnen<br />

A Openbare aanbesteding en algemene offerteaanvraag<br />

B Beperkte aanbesteding, beperkte offerteaanvraag en onderhandelingsprocedure<br />

met bekendmaking<br />

a) Termijn voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming<br />

b) Termijn voor de ontvangst van de offerte<br />

Noot: vormvoorschriften<br />

Noot: termijnen zijn substantiële vormvoorschriften<br />

Noot: onderhandelingsprocedure met bekendmaking<br />

WANNEER MOET EEN OPDRACHT VAN WERKEN<br />

ENKEL NATIONAAL BEKENDGEMAAKT WOR<strong>DE</strong>N?<br />

I Belang van de drempelwaarde<br />

II Wie is er onderworpen aan de nationale bekendmakingsplicht?<br />

Noot: voor gesubsidieerde privaatrechtelijke opdrachten is de reglementering niet<br />

volledig van toepassing.<br />

Afdeling I<br />

Hoofdstuk I<br />

79<br />

81<br />

82<br />

83<br />

83<br />

83<br />

84<br />

84<br />

84<br />

84<br />

Hoofdstuk II<br />

87<br />

87


III De aankondiging in het BDA<br />

IV De minimale ontvangsttermijnen<br />

A Openbare aanbesteding en algemene offerteaanvraag<br />

B Beperkte aanbesteding, beperkte offerteaanvraag en onderhandelingsprocedure<br />

met bekendmaking<br />

a) Termijn voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming<br />

b) Termijn voor de ontvangst van de offertes<br />

<strong>DE</strong> KWALIT ATIEVE SELECTIE VAN AANNEMERS<br />

I Selectiefase en gunningsfase<br />

A Beperkte procedure en onderhandelingsprocedure met bekendmaking<br />

B Openbare procedure<br />

II Erkenningsreglementering en selectiecriteria<br />

A Uitsluitingsgronden<br />

B Selectiecriteria (minimum-selectievoorwaarden)<br />

Noot: houding van de aanbestedende overheid bij het ontbreken van stukken<br />

Noot: wat zijn aanvullingen en toelichtingen<br />

C Erkenning in een andere Lidstaat<br />

III Bijzondere problemen<br />

A Op welk tijdstip moet de aannemer erkend zijn?<br />

B Wat bij vermenging van selectiecriteria en gunningscriteria?<br />

C Publicatie in de vakpers<br />

88<br />

89<br />

89<br />

89<br />

Hoofdstuk III<br />

90<br />

91<br />

91<br />

92<br />

92<br />

92<br />

94<br />

94<br />

94<br />

94<br />

95<br />

Inhoud - KB 8 januari 1996<br />

69


70<br />

WELKE <strong>IN</strong>FORMATIE MOET ER NA <strong>DE</strong> GUNN<strong>IN</strong>G<br />

VERSTREKT WOR<strong>DE</strong>N?<br />

I Openbare aanbesteding en algemene offerteaanvraag<br />

I I Beperkte pro c e d u re en onderh a n d e l i n g s p ro c e d u e rmet<br />

bekendmaking<br />

III Onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking<br />

I V Het stopzetten en eventueel herbeginnen van de gunningspro c e d u re<br />

V De verjaring van de beroepstermijn bij de Raad van State<br />

Hoofdstuk IV<br />

96<br />

97<br />

97<br />

97<br />

98


OPDRACHT V AN LEVER<strong>IN</strong>GEN<br />

WANNEER MOET EEN OPDRACHT VAN LEVER<strong>IN</strong>GEN<br />

EUROPEES BEKENDGEMAAKT WOR<strong>DE</strong>N?<br />

I Berekening van de drempelwaarde<br />

II Wie is er onderworpen aan de Europese bekendmakingsplicht?<br />

III De aankondiging in het BDA en het PEG<br />

A Voor-informatie: de enuntiatieve aankondiging<br />

B De eigenlijke aankondiging van de opdracht<br />

C De informatie ex post<br />

D Proces-verbaal<br />

IV De minimale ontvangsttermijnen<br />

WANNEER MOET EEN OPDRACHT VAN LEVER<strong>IN</strong>GEN<br />

ENKEL NATIONAAL BEKENDGEMAAKT WOR<strong>DE</strong>N?<br />

I Belang van de drempelwaarde<br />

II Wie moet deze nationale bekendmakingsverplichting naleven?<br />

III De bekendmaking in het BDA<br />

1) De individuele aankondiging van de opdracht<br />

2) De samenstelling van een lijst van geselecteerden<br />

IV Minimale ontvangsttermijnen<br />

<strong>DE</strong> KWALIT ATIEVE SELECTIE VAN LEVERANCIERS<br />

TE VERSTREKKEN <strong>IN</strong>FORMATIE NA <strong>DE</strong> GUNN<strong>IN</strong>G<br />

Afdeling II<br />

Hoofdstuk I<br />

99<br />

100<br />

101<br />

101<br />

101<br />

102<br />

102<br />

102<br />

Hoofdstuk II<br />

103<br />

103<br />

103<br />

104<br />

Hoofdstuk III<br />

105<br />

Hoofdstuk IV<br />

106<br />

Inhoud - KB 8 januari 1996<br />

71


72<br />

OPDRACHT V AN DIENSTEN<br />

WANNEER MOET EEN OPDRACHT VAN DIENSTEN<br />

EUROPEES BEKENDGEMAAKT WOR<strong>DE</strong>N?<br />

I Berekening van de drempelwaarde<br />

A De opdracht vermeldt een totale prijs<br />

B De opdracht vermeldt geen totale prijs<br />

C Wat te doen met gemengde opdrachten?<br />

II Wie moet deze Europese bekendmakingsverplichtingen naleven?<br />

III De aankondiging in het BDA en het PEG<br />

A Voor-informatie : de enuntiatieve aankondiging<br />

B De eigenlijke aankondiging van de opdracht<br />

C De informatie ex post<br />

D Proces-verbaal<br />

IV De minimale ontvangsttermijnen<br />

WANNEER MOET EEN OPDRACHT VAN DIENSTEN<br />

ENKEL NATIONAAL BEKENDGEMAAKT WOR<strong>DE</strong>N?<br />

I Belang van de drempelwaarde<br />

II Wie is er onderworpen aan deze nationale bekendmaking?<br />

Noot: voor privaatrechtelijke personen is de reglementering niet volledig van toepassing<br />

III De aankondiging in het BDA<br />

1) Openbare procedure<br />

2) Beperkte procedure en onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking<br />

IV Minimale ontvangsttermijnen<br />

<strong>DE</strong> KWALIT ATIEVE SELECTIE VAN DIENSTVERLENERS<br />

Noot: specifieke problemen bij een opdracht van diensten<br />

Selectiecriteria / Gunningscriteria<br />

TE VERSTREKKEN <strong>IN</strong>FORMATIE NA <strong>DE</strong> GUNN<strong>IN</strong>G<br />

Afdeling III<br />

Hoofdstuk I<br />

107<br />

107<br />

108<br />

108<br />

109<br />

109<br />

110<br />

110<br />

110<br />

111<br />

111<br />

Hoofdstuk II<br />

112<br />

112<br />

113<br />

114<br />

Hoofdstuk III<br />

115<br />

116<br />

Hoofdstuk IV<br />

117


<strong>DE</strong> OFFERTES EN <strong>DE</strong> GUNN<strong>IN</strong>G BIJ<br />

AANBESTED<strong>IN</strong>G EN OFFER T E A A N V R A A G<br />

<strong>DE</strong> OPMAAK VAN EEN OFFERTE<br />

I Vorm en inhoud van de offerte<br />

A De eigenlijke offerte<br />

B De samenvattende opmetingsstaat en de inventaris<br />

C Andere bijlagen<br />

Detaillering van de inhoud van de offerte<br />

Bewijs van erkenning en registratie<br />

Attest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid<br />

a) De inschrijver heeft een Belgische nationaliteit<br />

b) De inschrijver heeft een buitenlandse nationaliteit<br />

De documenten vermeld in art.92 van het KB<br />

II Vereniging, volmacht en vervanging<br />

A Vereniging<br />

Specifieke problemen bij een tijdelijke vereniging<br />

B Volmacht<br />

C Vervanging<br />

III Opdracht van werken: de samenvattende opmetingsstaat<br />

Welke verplichtingen heeft de inschrijver t.a.v. deze samenvattende<br />

opmetingsstaat?<br />

Voor de prijsopgave van de verschillende posten moet de aannemer volgende<br />

regels in acht nemen<br />

IV Opdracht van leveringen of diensten: de inventaris<br />

Welke verplichtingen heeft de inschrijver t.a.v. deze inventaris?<br />

Bijzonder vraagstuk : mogen vermoedelijke hoeveelheden onbeperkt besteld<br />

worden tijdens de duur van de overeenkomst?<br />

Afdeling IV<br />

Hoofdstuk I<br />

117<br />

117<br />

118<br />

118<br />

118<br />

119<br />

119<br />

120<br />

120<br />

120<br />

121<br />

121<br />

121<br />

121<br />

122<br />

122<br />

122<br />

123<br />

Inhoud - KB 8 januari 1996<br />

73


74<br />

V Prijsopgave, opdrachten in percelen en gebruik van talen<br />

A Prijsopgave<br />

B Meerdere percelen<br />

C Taal van de offerte<br />

HET <strong>IN</strong>DIENEN VAN EEN OFFERTE<br />

A Eén offerte per opdracht<br />

B Gesloten omslag<br />

C De offerte moet toekomen alvorens de voorzitter de zitting open verklaart<br />

D De offerte wijzigen of intrekken<br />

<strong>DE</strong> OPEN<strong>IN</strong>G VAN <strong>DE</strong> OFFERTES<br />

<strong>DE</strong> REGELMATIGHEID VAN <strong>DE</strong> OFFERTES EN <strong>DE</strong> PRIJZEN<br />

I Inleiding<br />

II Precisering substantiële en relatieve onregelmatigheid<br />

A Substantiële onregelmatigheid<br />

B Relatieve onregelmatigheid<br />

III De vormelijke regelmatigheid<br />

A Ontbreken er bepaalde documenten?<br />

a) Documenten die in het bestek gevraagd werden en het aanbod niet kunnen wijzigen<br />

b) Documenten die in het bestek gevraagd werden en die noodzakelijkerwijze in het bezit<br />

van de aanbestedende overheid moeten zijn voor ze de opdracht mag gunnen<br />

c) Documenten die op basis van art.92 opgevraagd kunnen worden<br />

d) Het ontbreken van een lijst van de namen van de onderaannemers<br />

B Zijn de documenten volledig en juist ingevuld?<br />

a) een technische vragenlijst<br />

b) de prijsopgave<br />

- De inschrijver heeft voor een bepaalde post geen prijs opgegeven<br />

- De prijzen worden enkel in cijfers opgegeven en worden niet voluit geschreven<br />

- Samenvoeging van twee of meer posten<br />

123<br />

123<br />

123<br />

124<br />

Hoofdstuk II<br />

125<br />

125<br />

126<br />

126<br />

Hoofdstuk III<br />

127<br />

Hoofdstuk IV<br />

128<br />

129<br />

129<br />

129<br />

129<br />

130<br />

131


C Het verbeteren van hoeveelheden in de samenvattende opmetingsstaat of de<br />

inventaris<br />

a Opdracht van werken<br />

b) Een opdracht van leveringen of van diensten<br />

D Het niet volgen van het model van inschrijvingsbiljet of van het model van<br />

de samenvattende opmetingsstaat of inventaris<br />

a) Het model van inschrijvingsbiljet<br />

b) Het model van samenvattende opmetingsstaat of inventaris<br />

E Het vermelden van het totale bedrag van de offerte<br />

F Het aantal offertes<br />

a) Eén offerte per opdracht<br />

b) Indeling van de opdracht in percelen (‘loten’)<br />

G Identiteit van de inschrijver en bevoegdheidsproblematiek<br />

a) Identiteit van de inschrijver<br />

b) Bevoegdheidsproblematiek<br />

c) De inschrijver is een NV<br />

d) De inschrijver is een BVBA<br />

H De ondertekeningsplicht<br />

IV De inhoudelijke regelmatigheid<br />

A De administratieve voorwaarden<br />

B Technische voorwaarden<br />

a) Varianten bij een aanbesteding<br />

b) Varianten bij een offerteaanvraag<br />

C Abnormale prijzen<br />

a) Is de aanbestedende overheid verplicht het al dan niet abnormaal karakter van alle eenheidsprijzen<br />

te onderzoeken?<br />

b) De aanbestedende overheid mag de off e rte niet zonder vraag tot verantwoording uitsluiten<br />

c) Bijzonder geval: de inschrijver antwoordt dat hij zich vergist heeft in de prijsopgave<br />

d) Meldingsplicht<br />

e) Abnormale totaalprijs bij een opdracht van werken<br />

f) Toelichting bij art.110, §4<br />

1. Het aantal offertes is gelijk aan of groter dan zeven<br />

2. Het aantal offertes ligt lager dan zeven<br />

132<br />

133<br />

133<br />

133<br />

134<br />

135<br />

136<br />

137<br />

137<br />

138<br />

Inhoud - KB 8 januari 1996<br />

75


76<br />

HET REGELMATIG VERLOOP VAN <strong>DE</strong><br />

GUNN<strong>IN</strong>GSPROCEDURE<br />

<strong>DE</strong> KEUZE VAN <strong>DE</strong> AANNEMER BIJ EEN<br />

AANBESTED<strong>IN</strong>G<br />

I rekenfouten en materiële fouten<br />

A Rekenfout<br />

B Materiële fout<br />

II Verbeterde hoeveelheden bij een opdracht van werken<br />

A Het definitieve gunningsbedrag<br />

B Het rangschikkingsbedrag<br />

I I I Een inschrijver meldt een leemte in de samenvattende opmetingsstaat<br />

IV Enkele specifieke onderwerpen<br />

A De rangschikking bij gewone varianten in een aanbestedingsprocedure<br />

B Prijsvermindering bij samenvoeging van percelen<br />

C Leemten of vergissingen in de hoeveelheden van het bestek die door de aanbestedende<br />

overheid ontdekt worden<br />

D Aansprakelijkheid voor niet-ontdekte fouten<br />

E De aanbestedende overheid mag enkel een bepaalde categorie fouten ambtshalve<br />

verbeteren<br />

Hoofdstuk V<br />

Hoofdstuk VI<br />

143<br />

143<br />

143<br />

145<br />

145<br />

145<br />

146<br />

147<br />

147<br />

147<br />

148<br />

148<br />

148


<strong>DE</strong> KEUZE VAN <strong>DE</strong> OPDRACHTNEMER BIJ<br />

EEN OFFERTEAANVRAAG<br />

A Verbeteringen van de hoeveelheid bij een opdracht van werken<br />

B Rangschikking bij vrije varianten<br />

C Verbeteringsvoorstellen van een offerte bij samenvoeging van percelen<br />

D Gunningscriteria<br />

E De inhoud van de offerte preciseren of aanvullen<br />

<strong>DE</strong> GESTANDDOEN<strong>IN</strong>GSTERMIJN<br />

I Wanneer is de opdracht gegund?<br />

II Wat te doen als de gestanddoeningstermijn verstreken is<br />

a) De inschrijver gaat zonder voorbehoud akkoord met de uitvoering van zijn offerte<br />

b) De inschrijver wijzigt zijn initiële offerte<br />

c) De inschrijver wenst de opdracht niet langer uit te voeren<br />

III De verlenging van de gestanddoeningstermijn<br />

a) Kan een aanbod n.a.v. een verzoek tot verlenging gewijzigd worden?<br />

b) De inschrijver verlengt zijn aanbod<br />

c) De goedkoopste/voordeligste inschrijver verlengt zijn aanbod niet,<br />

maar verzaakt ook niet uitdrukkelijk aan de opdracht<br />

<strong>DE</strong> ON<strong>DE</strong>RHAN<strong>DE</strong>L<strong>IN</strong>GSPROCEDURE:<br />

BIJZON<strong>DE</strong>RE BEP A L I N G E N<br />

I De onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking<br />

A Het gunningsbedrag is kleiner dan 2.5Mio (exclusief BTW)<br />

Financiële Diensten<br />

Diensten van juridische aard<br />

Diensten voor onderzoek en ontwikkeling<br />

B De raming overschrijdt de Europese drempelwaarden<br />

I I Vo rmen waarin een onderhandse overeenkomst tot stand kan komen<br />

Hoofdstuk VII<br />

149<br />

149<br />

149<br />

150<br />

150<br />

Hoofdstuk VIII<br />

151<br />

151<br />

153<br />

Afdeling V<br />

154<br />

154<br />

155<br />

155<br />

155<br />

156<br />

156<br />

Inhoud - KB 8 januari 1996<br />

77


OPDRACHT V AN WERKEN<br />

Of een opdracht van werken ook in het Publicatieblad van de Europese<br />

Gemeenschappen (hierna PEG) bekendgemaakt moet worden en niet alleen in<br />

het Bulletin der Aanbestedingen (hierna BDA) hangt af van de geraamde waarde<br />

van de opdracht. Vanaf een bepaalde drempel zal de opdracht ook Europees<br />

bekendgemaakt moeten worden.<br />

I Berekening van de drempelwaarde<br />

Indien het geraamd bedrag van de opdracht van werken 216 Mio (excl. BTW)<br />

b e reikt of overt reft, is de opdrachtgever verplicht de opdracht niet alleen in het<br />

BDA maar ook in het PEG bekend te maken ( a rt.1, §3). Dit bedrag is om de twee<br />

jaar herzienbaar bij Besluit van de Eerste Minister ( a rt.1, §3, 2° lid). Zolang het<br />

niet herzien wordt, blijft het laatst gepubliceerde drempelbedrag gelden.<br />

Alle opdrachten van werken (schrijnwerkerij, elektriciteit, centrale verwarming,<br />

ruwbouw, bevloering e.d.m.) moeten voor de berekening van de drempelwaarde<br />

in aanmerking genomen worden, voor zover voormelde specifieke opdrachten<br />

noodzakelijk zijn om het economisch of technisch geheel te realiseren: bv.<br />

de school, het ziekenhuis, het rusthuis (art.2). In de raming moet de aanbestedende<br />

overheid dus niet de geraamde waarde opnemen van alle bijkomende<br />

leveringen en diensten die nodig zouden zijn om het geheel ook daadwerkelijk<br />

te laten functioneren. Het gaat hier uitsluitend om de werken die nodig zijn om<br />

de verdere uitrusting mogelijk te maken, zodat het geheel uiteindelijk zijn economische<br />

of technische functie kan vervullen.<br />

In een opdracht van werken is normaliter ook de prijs voor de levering van de<br />

materialen vervat. Indien om één of andere reden deze materialen reeds vroeger<br />

door de aanbestedende overheid aangekocht werden en voor de uitvoering<br />

van het werk ter beschikking van de aannemer gesteld worden, moet de kostprijs<br />

van deze materialen toegevoegd worden aan het bedrag van het werk voor<br />

het bepalen van de drempelwaarde. Deze toevoeging bij de raming geldt ook<br />

voor de ter beschikking gestelde diensten ( a rt . 2 ). Bij een opdracht van werken<br />

denken we hier in de eerste plaats aan de ontworpen plannen en de uitgevoerd e<br />

b e rekeningen: deze prestaties zijn noodzakelijk om het werk te kunnen uitvoere n .<br />

Afdeling I<br />

PEG=<br />

Publicatieblad van de Europese<br />

Gemeenschappen<br />

BDA=<br />

Bulletin der Aanbestedingen<br />

WANNEER MOET EEN OPDRACHT V AN<br />

WERKEN EUROPEES BEKENDGEMAAKT<br />

WOR<strong>DE</strong> N?<br />

Hoofdstuk I<br />

KB 8 januari 1996<br />

79


80<br />

Voorbeelden<br />

Of het werk over meerdere jaren gespreid is, of ingedeeld in meerdere percelen<br />

al dan niet gespreid over meerdere opdrachten, is niet relevant voor de berekening.<br />

Elk perceel is, ongeacht het individueel bedrag ervan, onderworpen<br />

aan Europese bekendmaking indien het deel uitmaakt van dit economisch<br />

of technisch geheel.<br />

Het KB bepaalt echter één uitzondering: indien het perceel een geraamde waarde<br />

heeft die kleiner is dan 40,3 Mio, dan is Europese bekendmaking niet verplicht.<br />

Deze uitzondering kan niet meer ingeroepen worden indien het samengevoegd<br />

bedrag van de percelen, die op deze wijze aan Europese mededinging zou kunnen<br />

onttrokken worden, 20% overschrijdt van de totale geraamde waarde van<br />

alle percelen (art.2, 2°lid).<br />

Het bouwen van een OCMW-rustoord<br />

De kernvraag die moet gesteld worden is deze:<br />

• Hoeveel bedraagt de kostprijs van al de werken die noodzakelijk zijn om de functionering<br />

van het rustoord mogelijk te maken?<br />

1. Eerste gunningsprocedure:<br />

één perceel: ruwbouw: raming 168 Mio<br />

2. Tweede gunningsprocedure:<br />

eerste perceel: elektriciteit: raming 10 Mio<br />

tweede perceel: loodgieterij: raming 5 Mio<br />

derde perceel: bevloering: raming 18 Mio<br />

vierde perceel: schilderwerken: raming 4 Mio<br />

vijfde perceel: andere werken: raming 6 Mio<br />

totaal raming 43Mio<br />

3. Derde gunningsprocedure:<br />

eerste perceel: bedden: 18 Mio<br />

tweede perceel: meubilair: 9 Mio<br />

derde perceel: verlichting: 3 Mio<br />

• Is de drempelwaarde van 216 Mio overschreden?<br />

Hiertoe moeten we de som maken van alle noodzakelijke werken.<br />

Resultaat: 168+10+5+18+4+6 = 211 Mio<br />

• Welke opdrachten moeten Europees bekendgemaakt worden?<br />

1. Eerste gunningsprocedure:<br />

één perceel: 168 Mio: verplicht Europees bekendmaken.<br />

2. Tweede gunningsprocedure:<br />

De som van de gecumuleerde uitzonderingen (10+5+18+4+6 = 43 Mio) > 20%<br />

van 211 Mio (= 42.2Mio): dus alle percelen moeten Europees bekendgemaakt<br />

worden.<br />

3. Derde gunningsprocedure:<br />

Dit zijn opdrachten van leveringen waarvoor andere drempelbedragen gelden<br />

om te bepalen of ze al dan niet Europees bekendgemaakt moeten worden.


Het bijbouwen van een extra kantoorruimte bij een bestaand kantoorg e b o u w<br />

Het bestaande kantoorgebouw is te beschouwen als een opdracht die voltooid<br />

is. De kostprijs ervan moet dus niet meer in rekening gebracht worden voor het<br />

bepalen van het technisch geheel. De bouw van een extra kantoorruimte kan als<br />

een apart werk beschouwd worden. De raming kan bijgevolg beperkt worden<br />

tot de kostprijs van deze extra kantoorruimte.<br />

De aanleg van een weg<br />

De kernvraag is:<br />

Heeft het aangelegd stuk wegdek een aparte economische of technische functie?<br />

Veronderstellen we dat er een nieuwe weg wordt aangelegd waarbij in een eerste<br />

fase, om budgettaire redenen, een opdracht gepubliceerd wordt die betrekking<br />

heeft op een gedeelte van de totale weg. Het is duidelijk dat de uitvoering van<br />

slechts een gedeelte van die weg geen aparte technische of economische functie<br />

heeft. Bijgevolg moet de vraag gesteld worden naar de totale kostprijs van dat<br />

weggedeelte dat wél een economische of technische functie kan vervullen.<br />

De totale kostprijs bedraagt bij benadering 300Mio. Alle percelen die op verschillende<br />

tijdstippen in aanbesteding gesteld zouden worden, moeten Europees<br />

gepubliceerd worden, tenzij het perceel kleiner dan 41Mio zou zijn (en als som<br />

van de gecumuleerde uitzonderingen 20% van 300Mio niet overschrijdt).<br />

Indien de opdracht daarentegen betrekking heeft op de aanleg van een bijko -<br />

mende afrit, dan zou men terecht kunnen opwerpen dat deze afrit op zich als<br />

een apart economisch of technisch geheel beschouwd kan worden. De geraamde<br />

kostprijs ervan bedraagt minder dan 206Mio. Alle percelen die ter uitvoering<br />

van dit project gerealiseerd worden zijn niet aan Europese bekendmaking<br />

onderworpen.<br />

Moeilijker wordt het wanneer we te maken hebben met de heraanleg van een<br />

bepaald stuk van het wegdek. Hier kan ons inziens ook de opdracht voor de heraanleg<br />

van een gedeelte van het wegdek als een apart technisch geheel<br />

beschouwd worden, tenzij het uiteraard de bedoeling is een bepaalde weg volledig<br />

heraan te leggen. In dat geval moet opnieuw de kostprijs van de heraanleg<br />

van het volledig functioneel geheel in rekening gebracht worden bij het bepalen<br />

van de drempelwaarde.<br />

Sanctie bij foutieve raming<br />

Indien blijkt dat het gunningsbedrag het Europees drempelbedrag overschrijdt,<br />

hoewel de raming beneden de dre m p e l w a a rde bleef, is de pro c e d u re niet noodzakelijk<br />

onregelmatig. Indien daarentegen de raming kennelijk onredelijk is gebeurd<br />

- en bij een sterke afwijking tussen gunnings- en ramingsbedrag is er een verm o eden<br />

in die richting - dan kan de opdracht niet regelmatig gegund word e n .<br />

De procedure is eveneens onregelmatig indien duidelijk blijkt dat de opdracht<br />

doelbewust werd gesplitst om Europese bekendmaking te vermijden.<br />

Noot:<br />

II Wie is onderworpen aan de Europese bekendmakingsplicht?<br />

Deze verplichting moet door de aanbestedende overheden, vermeld in art.4, §1<br />

en §2 (1°-8°+ 10°) van de wet, nageleefd worden (art.1, §1).<br />

Ook de vrije universitaire instellingen en privaatrechtelijke personen zijn<br />

aan deze Europese bekendmaking onderworpen voor zover de opdracht<br />

aan volgende voorwaarden voldoet (art.1, §2):<br />

KB 8 januari 1996<br />

81


82<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

4)<br />

Voorbeelden<br />

A)<br />

Enuntiatieve aankondiging<br />

B)<br />

C)<br />

De raming van het werk - als economisch of technisch geheel - is gelijk aan of<br />

bedraagt meer dan 206Mio, dus ongeacht of de uitvoering over meerdere gunningsprocedures<br />

gespreid is.<br />

Het werk wordt rechtstreeks voor meer dan 50% gesubsidieerd door één of<br />

meerdere aanbestedende overheden.<br />

De opdracht betreft bouwwerkzaamheden m.b.t. bepaalde categorieën van<br />

g e b o u w e n nl. ziekenhuizen, inrichtingen voor sportbeoefening, re c reatie en vrijetijdsbesteding,<br />

school- en universiteitsgebouwen en gebouwen met een administratieve<br />

bestemming. Met bouwwerkzaamheden worden alle werkzaamheden<br />

bedoeld die vermeld worden in bijlage 1 van de wet.<br />

Of de opdracht betreft specifieke bouwwerkzaamheden vermeld in groep 502 van<br />

bijlage 1 bij de wet.<br />

Uit deze voorwaarden kan men onder meer afleiden dat, indien de som van alle<br />

subsidies kleiner is dan 103Mio, de Europese bekendmaking niet verplicht is.<br />

De bouw van een bejaardentehuis, dat op meer dan 206Mio geraamd wordt en<br />

voor meer dan 50% zou betoelaagd worden door de Vlaamse Gemeenschap, is<br />

niet onderworpen aan de Europese bekendmaking. Een bejaardentehuis wordt<br />

immers niet als een bijzondere categorie van gebouwen vermeld. Indien de specifieke<br />

betoelagingsregels evenwel bepalen dat de begunstigde bij de gunning<br />

van de opdracht de wet op de overheidsopdrachten moet naleven, dan is deze<br />

opdracht wel onderworpen aan Europese bekendmaking.<br />

Alle werken noodzakelijk voor de bouw van een bijkomende universitaire campus<br />

w o rden geraamd op 400Mio, waarvan 300Mio voor de ru w b o u w. De Vlaamse<br />

Gemeenschap verbindt er zich toe enkel de ruwbouw voor 60% te subsidiëren.<br />

De universiteit moet niet Europees publiceren vermits de subsidie (180Mio) minder<br />

bedraagt dan 50% van het technisch geheel (50% van 400M i o ) .<br />

III De aankondiging in het BDA en het PEG<br />

In chronologische volgorde kunnen we drie soorten bekendmakingsverplichtingen<br />

onderscheiden.<br />

De fase van de voor-informatie : dit is de aankondiging, zo mogelijk bij de aanvang<br />

van het begrotingsjaar, van een programma van werken dat vermoedelijk<br />

in de volgende 12 maanden zal uitgevoerd worden. De aanbestedende overheid<br />

is door deze aankondiging niet verplicht voor deze werken ook daadwerkelijk<br />

een gunningsprocedure te starten. Deze voor-informatie noemt men de ‘enuntiatieve<br />

aankondiging’.<br />

De fase van de eigenlijke aankondiging : deze aankondiging heeft betrekking<br />

op de specifieke opdracht die eventueel reeds aangekondigd was door de voorinformatie.<br />

De informatie ex post : deze informatie heeft betrekking op de gegunde<br />

opdracht na afloop van de procedure.<br />

Elk van deze bekendmakingsverplichtingen moet zowel in het Bulletin der<br />

Aanbestedingen (BDA) als in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen<br />

(PEG ) gepubliceerd worden. De publicatie in het BDA mag niet<br />

plaatsvinden vóór de datum van de verzending van de aankondiging naar het<br />

Bureau voor Officiële publicaties van de EG. Het bericht in het BDA moet de<br />

datum van verzending naar het PEG bevatten. De publicatie in het BDA mag<br />

bovendien geen andere inlichtingen bevatten dan deze die in het PEG gepubliceerd<br />

worden (art.4).


A Voor-informatie: de enuntiatieve aankondiging<br />

Met deze voor-informatie wenst een aanbestedende overheid de Europese<br />

mededingers tijdig op de hoogte te brengen van belangrijke opdrachten zodat<br />

ze beter voorbereid kunnen inspelen op de eigenlijke aankondiging van de<br />

opdracht.<br />

Deze voor-informatie is in beginsel verplicht voor elke opdracht, al dan niet<br />

samengesteld uit meerdere percelen, waarvan het geraamd bedrag gelijk is aan<br />

of hoger is dan 206Mio (art.3). Een opdracht waarvan de raming minder dan<br />

206Mio maar méér dan 41Mio bedraagt en deel uitmaakt van dit werk, is dus<br />

ook aan deze plicht tot voor-informatie onderworpen.<br />

Leeft de aanbestedende overheid deze verplichting niet na, dan leidt dit<br />

normaliter niet tot de onregelmatigheid van de procedure. Een enuntiatieve<br />

aankondiging laat de aanbestedende overheid wel toe de minimumtermijnen<br />

die ze moet naleven voor de ontvangst van een offerte, in te korten.<br />

Bij deze enuntiatieve aankondiging moet de aanbestedende overheid het model<br />

volgen dat in bijlage 2A van het KB is bepaald.<br />

B De eigenlijke aankondiging van de opdracht<br />

Bij de eigenlijke aankondiging gaat de aanbestedende overheid wel degelijk over<br />

tot de inmededingingstelling van de opdracht. Bij het KB zijn een aantal modellen<br />

gevoegd die verplicht nageleefd moeten worden (art.4).<br />

Voor een openbare aanbesteding of een algemene offerteaanvraag is dit het<br />

model beschreven in bijlage 2B.<br />

Voor een beperkte procedure dient de aanbestedende overheid het model vermeld<br />

in bijlage 2C te gebruiken en voor de onderhandelingsprocedure met<br />

bekendmaking is dit het model van bijlage 2D.<br />

Volgt de aanbestedende overheid deze modellen niet, dan is de kans reëel dat<br />

het bureau voor Officiële publicaties van de EG weigert de aankondiging te<br />

publiceren. Het aantal woorden mag niet méér bedragen dan 650, zoniet loopt<br />

de aanbestedende overheid eveneens het risico dat de publicatie geweigerd<br />

wordt of dat het Bureau naar eigen inzichten overgaat tot de inkorting van de<br />

aankondiging.<br />

Enkel publiceren in het BDA en niet in het PEG (of omgekeerd) tast de<br />

geldigheid van de procedure aa n! Het KB bepaalt immers uitdrukkelijk dat er<br />

twee officiële media gebruikt moeten worden.<br />

C De informatie ex post<br />

Het KB bevat enkel de verplichting informatie bekend te maken over gegunde<br />

opdrachten die 206Mio overschrijden. Deze bekendmaking moet gebeuren<br />

volgens het model beschreven in bijlage 2E (art.8).<br />

Deze verplichting geldt overigens ook voor opdrachten die gegund zijn op basis<br />

van een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking.<br />

Binnen 48 dagen na de gunning van de opdracht moet de aanbestedende overheid<br />

aan de verplichting tot publicatie van de gegunde opdracht voldaan hebben.<br />

Komt ze deze verplichting niet - of laattijdig - na, dan tast dit de gel -<br />

digheid van de procedure niet aan.<br />

bijlage 2A<br />

bijlage 2B<br />

bijlage 2C<br />

bijlage 2D<br />

bijlage 2E<br />

KB 8 januari 1996<br />

83


84<br />

Betrokken handeling<br />

1)<br />

Aankondigingsmodel<br />

2)<br />

D Proces -verbaal<br />

Van elke gegunde opdracht moet een proces-verbaal opgesteld worden dat de<br />

inlichtingen bevat die in art.9 van het KB beschreven zijn. Dit PV wordt aan de<br />

Europese Commissie bezorgd indien ze hierom verzoekt.<br />

Voor de onderhandelingsprocedure (met en zonder bekendmaking) moet ook<br />

verwezen worden naar de ingeroepen rechtsgrond van art.17 van de wet (art.9,<br />

1° lid, 5°).<br />

IV De minimale ontvangsttermijnen<br />

De hierna vermelde termijnen zijn uitgedrukt in kalenderdagen en beginnen te<br />

lopen vanaf de dag volgend op de betrokken handeling tot en met de vervaldag.<br />

Met ‘betrokken handeling’ bedoelen we de datum van de - bij voorkeur aangetekende<br />

- verzending van de aankondiging naar het PEG en de datum van het<br />

verzoek aan de geselecteerden (bij een beperkte procedure) tot indiening van<br />

een offerte.<br />

A Openbare aanbesteding en algemene offerteaanvraag<br />

De aankondiging gebeurt volgens het hierboven vermelde aankondigingsmodel.<br />

Daarin wordt onder meer datum, plaats en uur van de openingszitting van de<br />

offertes meegedeeld.<br />

De termijn voor de ontvangst van de offertes mag niet minder bedragen dan 52<br />

volledige dagen te rekenen vanaf de dag die volgt op de verzending van de aankondiging<br />

(art.5). De dag van de opening van de offertes mag op zijn vroegst<br />

de 53° dag plaatsvinden. Indien de omstandigheden het vereisen is de aanbestedende<br />

overheid zelfs verplicht een langere termijn toe te kennen (art.7).<br />

Anderzijds is een inkorting van de termijn mogelijk tot 36 dagen indien vooraf<br />

een enuntiatieve aankondiging gepubliceerd werd. Een inkorting is zelfs<br />

mogelijk tot 22 dagen maar dat is slechts in gemotiveerde omstandigheden toegestaan:<br />

het werk moet dermate dringend uitgevoerd worden dat verder uitstel<br />

(m.a.w. 14 dagen langer wachten) niet verantwoord zou zijn.<br />

Bij een inkorting van de termijn voor de ontvangst van de offerte, moet de<br />

enuntiatieve aankondiging zo volledig mogelijke informatie bevatten over de<br />

opdracht. Ze moet bovendien niet minder dan 52 dagen en niet later dan 12<br />

maanden vóór de verzendingsdatum van de aankondiging van de eigenlijke<br />

opdracht verzonden zijn (art.5).<br />

Het bestek moet binnen de zes dagen na ontvangst van het verzoek door de<br />

aanbestedende overheid aan de verzoeker bezorgd worden (art.7, 1° lid).<br />

B Beperkte aanbesteding, beperkte offerteaanvraag en<br />

onderhandelingsprocedure met bekendmaking<br />

Bij deze procedures zijn er voortaan twee duidelijk gescheiden fasen .<br />

Kandidatuurstelling<br />

In een eerste fase roept de aanbestedende overheid de belangstellenden op om<br />

voor de uitvoering van een bepaalde opdracht hun kandidatuur te stellen.<br />

H i e rvoor gebruikt de aanbestedende overheid het opgelegde aankondigingsmodel.<br />

Offerte-indiening<br />

In een tweede fase zal de aanbestedende overheid de geselecteerde kandidaten<br />

gelijktijdig schriftelijk uitnodigen om een offerte in te dienen. Die uitnodiging<br />

moet de gegevens bevatten die in art.6, §4 vermeld zijn. Het gaat hier onder<br />

meer om:


1)<br />

2)<br />

- de toevoeging van het bestek of de wijze van aanvraag van het bestek<br />

- de vermelding van de uiterste datum voor de ontvangst van de offertes<br />

(voor de onderhandelingsprocedure met bekendmaking) en de datum<br />

van de openingszitting (voor de beperkte procedure).<br />

- eventueel (bij selectie onder voorbehoud): bijkomende stavingsstukken<br />

of aanvullende inlichtingen bij documenten die reeds bij de selectie<br />

ingediend waren.<br />

In deze procedure moet men bijgevolg ook rekening houden met twee duide -<br />

lijk te onderscheiden termijnen . In uitzonderlijke omstandigheden moeten de<br />

hierna vermelde termijnen verplicht verlengd worden (art.7).<br />

Termijn voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming<br />

De termijn voor de ontvangst van de aanvraag tot deelneming bedraagt minstens<br />

37 dagen , te rekenen vanaf de dag die volgt op de datum van verzending<br />

van de aankondiging naar het PEG (art.6, §1).<br />

Inkorting van deze minimumtermijn tot 15 dagen is mogelijk indien dat op<br />

basis van dringende redenen gerechtvaardigd kan worden. Om deze dringende<br />

redenen te verantwoorden moet de aanbestedende overheid aantonen dat de<br />

naleving van de minimumtermijn (m.a.w. 22 dagen langer wachten) werkelijk<br />

ondoelmatig zou zijn. De aanbestedende overheid moet dus niet aantonen dat<br />

de dringende omstandigheden onvoorzienbaar waren of niet aan haar optreden<br />

of nalatigheid te wijten is. Bij een inkorting van de termijnen moet de aanbestedende<br />

overheid het Bureau voor Officiële publicaties van de EG uitdrukkelijk<br />

verzoeken om tot een versnelde bekendmaking over te gaan. Dit verzoek<br />

wordt dan, samen met de in het PEG te publiceren aankondiging, verzonden<br />

per telefax (telex, telegram). Het is de datum van verzending per telefax die<br />

beschouwd moet worden als de datum van verzending van de aankondiging.<br />

Blijken deze dringende redenen niet terecht dan is de procedure onregelmatig<br />

verlopen: deze onregelmatigheid kan dan ook de regelmatigheid van elke gunningsbeslissing<br />

aantasten (voor zover een belang aangetoond kan worden).<br />

Termijn voor de ontvangst van de offertes (enkel voor beperkte procedure)<br />

De termijn voor de ontvangst van de offertes bedraagt minstens 40 volledige<br />

dagen te rekenen vanaf de dag die volgt op de datum van de verzending van de<br />

uitnodiging tot indiening van de offerte (art.6, §2).<br />

Ook hier is inkorting tot 26 dagen mogelijk indien vooraf een enuntiatieve<br />

aankondiging werd gepubliceerd. Deze enuntiatieve aankondiging moet dan<br />

wel zo volledig mogelijke informatie bevatten m.b.t. de opdracht en mag niet<br />

minder dan 52 dagen en niet later dan 12 maanden vóór de verzendingsdatum<br />

van de aankondiging van de eigenlijke opdracht verzonden zijn.<br />

Indien de aanbestedende overheid tijdens de eerste fase (kandidatuurstelling)<br />

een beroep gedaan heeft op de versnelde bekendmaking is zelfs een inkorting<br />

mogelijk tot 10 dagen .<br />

Vormvoorschriften<br />

De aanvragen tot deelneming - vanwege de kandidaten - en de uitnodigingen<br />

tot het indienen van een offerte - vanwege de aanbestedende overheid - kunnen<br />

niet enkel per brief gedaan worden maar ook via andere media: via telefax, telegram<br />

of telex en zelfs per telefoon (art.6, §3).<br />

Wordt er een dergelijk alternatief medium gebruikt, dan moet de aanvraag tot<br />

deelneming per brief - bij voorkeur aangetekend - bevestigd worden vóór de<br />

vervaldatum van de termijn die bepaald is voor die aanvraag (art.6, §3, 2°lid).<br />

Noot:<br />

KB 8 januari 1996<br />

85


86<br />

Noot:<br />

Noot:<br />

De verzendingsdatum en niet de datum van aankomst van de brief is bepalend<br />

voor de beoordeling van de tijdigheid. Wordt dit vormvoorschrift niet nageleefd<br />

dan bestaat er een risico inzake de regelmatigheid van de procedure.<br />

Termijnen zijn substantiële vormvoorschriften<br />

Indien de opgelegde minimumtermijnen niet nageleefd worden, is de gunningsprocedure<br />

onregelmatig verlopen. De schending ervan volstaat nochtans<br />

niet om de onregelmatige procedure met succes bij de Raad van State aan te<br />

vechten. Degene die de onregelmatigheid inroept moet ‘een belang’ kunnen<br />

doen gelden: hij moet m.a.w. kunnen bewijzen dat hij benadeeld werd doordat<br />

de opgelegde termijnen niet nageleefd werden.<br />

Onderhandelingsprocedure met bekendmaking<br />

Het KB van 8 januari 1996 legt, in navolging van de richtlijnen, geen minimumtermijn<br />

op voor de ontvangst van de offertes. Het naleven van de termijnen<br />

die zijn bepaald bij een louter nationale bekendmaking lijkt een minimum<br />

te zijn. Bovendien moet de opgelegde termijn altijd een redelijke termijn zijn,<br />

te beoordelen in het licht van de aard en de omvang van de opdracht.


1)<br />

2)<br />

3)<br />

WANNEER MOET EEN OPDRACHT<br />

VAN WERKEN ENKEL NATIONAAL<br />

BEKENDGEMAAKT WOR<strong>DE</strong>N?<br />

I Belang van de drempelwaarde<br />

Elke opdracht van werken die niet Europees bekendgemaakt moet worden,<br />

moet wel in het Bulletin der Aanbestedingen bekendgemaakt worden, tenzij het<br />

om een geval gaat waar voor de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking<br />

gekozen mag worden (art.10).<br />

II Wie is er onderworpen aan de nationale bekendmakingsplicht?<br />

Het spreekt voor zich dat deze bekendmaking nageleefd moet worden door de<br />

aanbestedende overheden vermeld in art.4 van de wet (art.10, 1° lid).<br />

Vrije universitaire instellingen moeten elke opdracht van werken nationaal<br />

bekendmaken, ongeacht het bedrag, als de opdracht rechtstreeks of onrechtstreeks<br />

via de werkingstoelagen door één of meer aanbestedende overheden<br />

gesubsidieerd wordt (art.10, 2°lid).<br />

Ook p r i v a a t rechtelijke personen moeten een opdracht van werken bekendmaken<br />

voor zover de opdracht cumulatief aan volgende voorw a a rden voldoet ( a rt . 1 1 ):<br />

De opdracht betreft bouwwerkzaamheden m.b.t. bepaalde categorieën van<br />

g e b o u w e n nl. ziekenhuizen, inrichtingen voor sportbeoefening, re c reatie en vrijetijdsbesteding,<br />

school- en universiteitsgebouwen en gebouwen met een administratieve<br />

bestemming of de opdracht betreft specifieke bouwwerkzaamheden<br />

vermeld in groep 502 van bijlage 1 van de wet.<br />

De opdracht die wordt bekendgemaakt, wordt op 5Mio of meer geraamd.<br />

Deze opdracht wordt rechtstreeks voor meer dan 50% gesubsidieerd.<br />

Voor gesubsidieerde privaatrechtelijke opdrachten is de reglementering<br />

niet volledig van toepassing<br />

Art.11 bepaalt dat de wet en het KB niet integraal van toepassing zijn op deze<br />

gesubsidieerde opdrachten. De privaatrechtelijke personen moeten bijgevolg<br />

enkel de volgende bepalingen naleven:<br />

Noot:<br />

- Bepalingen van de wet: a rt.1 t.e.m 22 (uitgezonderd art.1, §2 en §3, art.2, 3 en 6):<br />

dit komt erop neer dat de belangrijkste bepalingen van de wet van toepassing<br />

zijn.<br />

- Bepalingen van het KB:<br />

- art.10 t.e.m. 15 (nationale bekendmakingsregels - minimumtermijnen)<br />

- art.16 t.e.m. 23 (o.m. selectievoorschriften)<br />

- art.120, 121, 122 (onderhandelingsprocedure)<br />

Hieruit blijkt dat onder meer de regels i.v.m de opmaak, de indiening, de opening<br />

en het regelmatigheidsonderzoek van de offertes niet van toepassing zijn.<br />

Hoofdstuk I<br />

KB 8 januari 1996<br />

87


88<br />

A)<br />

B)<br />

1)<br />

2)<br />

Er moet wel een openingszitting georganiseerd worden maar de procedureregels<br />

van art.106 zijn niet van toepassing. De verplichte weigering van een<br />

offerte omdat ze formeel of inhoudelijk onregelmatig is, bestaat evenmin.<br />

De wet en het KB zijn daarentegen integraal van toepassing indien het<br />

d e c reet of de uitvoeringsbesluiten die de subsidiëringsregels bepalen, de<br />

naleving van de wet op de overheidsopdrachten opleggen ( a rt.11, laatste lid).<br />

III De aankondiging in het BDA<br />

Bij een openbare aanbesteding of een algemene offerteaanvraag moet de<br />

aankondiging de gegevens bevatten die in art.12 vermeld zijn. Voor een louter<br />

nationale bekendmaking bestaat dus geen voorgeschreven aankondigingsmodel.<br />

De aankondiging vermeldt onder meer:<br />

- de wijze waarop het bestek kan verkregen worden;<br />

- datum, uur en de plaats van de opening van de offertes;<br />

- gunningswijze;<br />

- inlichtingen en documenten die nodig zijn voor de beoordeling van de<br />

financiële, economische en technische minimumeisen met het oog op de<br />

selectie (erkenningsvoorwaarden).<br />

Het bestek moet binnen de zes dagen na ontvangst van het verzoek door de<br />

aanbestedende overheid aan de verzoeker bezorgd worden (art.15, 2° lid).<br />

Bij een beperkte aanbesteding, een beperkte offerteaanvraag of een onder -<br />

handelingsprocedure met bekendmaking zijn er twee mogelijkheden om aan<br />

de aankondigingsverplichtingen te voldoen: de individuele aankondiging van<br />

een opdracht of de samenstelling van een lijst van geselecteerde kandidaten.<br />

De individuele aankondiging van de opdracht<br />

De aankondiging in het BDA is een oproep tot kandidatuurstelling voor een<br />

bepaalde opdracht . Deze aankondiging moet de gegevens bevatten die in<br />

art.14, §1 vermeld zijn (art.13, 1° lid). Ook hier bestaat geen voorgeschreven<br />

aankondigingsmodel. Deze aankondiging vermeldt onder meer:<br />

- inlichtingen en documenten die nodig zijn voor de beoordeling van de<br />

financiële, economische en technische minimumeisen met het oog op de<br />

selectie (erkenningsvoorwaarden);<br />

- de gunningswijze;<br />

- de uiterste datum voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming.<br />

De geselecteerde kandidaten worden gelijktijdig schriftelijk uitgenodigd om een<br />

o ff e rte in te dienen. Deze uitnodiging bevat onder meer het volgende ( a rt.14, §3):<br />

- het bestek of de wijze waarop het opgevraagd kan worden;<br />

- de uiterste datum voor de ontvangst van de offertes (bij een beperkte<br />

procedure valt deze samen met de openingszitting);<br />

- datum, plaats en uur van de opening van de offertes (niet voor de<br />

onderhandelingsprocedure met bekendmaking).<br />

De samenstelling van een lijst van geselecteerden<br />

De aankondiging is een oproep tot kandidatuurstelling om op een lijst van<br />

geselecteerde kandidaten te worden opgenomen. Deze oproep moet de gegevens<br />

bevatten die zijn aangegeven in art.14, §2.


1)<br />

2)<br />

In de regel zal het hier gaan om soortgelijke opdrachten met een repetitief karakter<br />

(art.13, 2° lid). Een dergelijke mogelijkheid tot het samenstellen van een lijst<br />

van kandidaten bestaat niet voor opdrachten van werken die ook Europees<br />

bekendgemaakt moeten worden.<br />

Dringende herstellingswerkzaamheden na de winter aan bepaalde weggedeelten<br />

De geselecteerde aannemers worden tijdens de geldigheidsduur van de lijst telkens<br />

uitgenodigd voor het indienen van een offerte voor dat type opdracht van<br />

werken waarvoor ze geselecteerd werden. Deze uitnodiging bevat de gegevens<br />

die vermeld zijn in art.14, §3.<br />

Een oproep tot kandidatuurstelling voor elke opdracht afzonderlijk is dan niet<br />

meer nodig. Deze lijst heeft slechts een geldigheidsduur van 12 maanden, te<br />

rekenen vanaf de datum van de opmaak van de lijst. De lijst moet bijgevolg systematisch<br />

opnieuw samengesteld worden. Zelfs indien dergelijke lijst bestaat,<br />

kan de aanbestedende overheid vrij beslissen toch te kiezen voor de individuele<br />

aankondiging van een opdracht.<br />

IV De minimale ontvangsttermijnen<br />

Bij een louter nationale bekendmaking bestaat er geen verplichting tot enuntiatieve<br />

aankondiging van een programma van opdrachten. Een inkorting van de<br />

hierna vermelde termijnen als gevolg van een enuntiatieve aankondiging is dan<br />

ook niet mogelijk.<br />

A Openbare aanbesteding en algemene offerteaanvraag<br />

De termijn voor de ontvangst van de offertes mag niet minder bedragen dan 36<br />

volledige dagen te rekenen vanaf de dag die volgt op de verzending van de aankondiging<br />

naar het BDA (art.12, laatste lid). De dag van de opening van de<br />

offertes mag dus op zijn vroegst de 37° dag plaatsvinden. Indien de omstandigheden<br />

het vereisen, kan ook een verlenging van deze minimumtermijn noodzakelijk<br />

zijn (art.15).<br />

Een inkorting van deze termijn tot 10 dagen is mogelijk voor zover er een termijn<br />

van tenminste 7 kalenderdagen wordt nageleefd vanaf de datum van publicatie<br />

in het BDA tot de datum bepaald voor de ontvangst van de offertes. Een<br />

inkorting moet steeds gemotiveer d worden, bij voorkeur in de aankondiging.<br />

Het naleven van deze tussenperiode van 7 dagen heeft tot gevolg dat de aanbestedende<br />

overheid rekening moet houden met de publicatiepraktijk van het<br />

BDA. In de huidige stand van zaken verschijnt het BDA éénmaal per week, nl.<br />

op vrijdag. Wil de aanbestedende overheid op vrijdag een bericht laten verschijnen,<br />

dan moet dat uiterlijk op de maandag daarvoor bij het BDA aangekomen<br />

zijn. De daaropvolgende vrijdag is dan de vroegste dag voor het bepalen van de<br />

dag van de ontvangst van de offertes.<br />

B Beperkte aanbesteding, beperkte offerteaanvraag en<br />

onderhandelingsprocedure met bekendmaking<br />

Bij deze procedures zijn er voortaan twee duidelijk gescheiden fasen .<br />

Kandidatuurstelling<br />

In een eerste fase roept de aanbestedende overheid de belangstellenden op om,<br />

voor de uitvoering van een bepaalde opdracht, hun kandidatuur te stellen.<br />

Offerte-indiening<br />

In een tweede fase zal ze de geselecteerde kandidaten gelijktijdig schriftelijk uitnodigen<br />

om een offerte in te dienen.<br />

Voorbeeld<br />

KB 8 januari 1996<br />

89


90<br />

Hoofdstuk III<br />

1)<br />

2)<br />

Selectie<br />

Gunning<br />

Uitsluitingsgronden<br />

In deze procedure moet men dus rekening houden met twee duidelijk te<br />

onderscheiden termijnen . In uitzonderlijke omstandigheden moeten de hierna<br />

vermelde termijnen verplicht verlengd worden (art.15).<br />

Termijn voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming<br />

De termijn voor de ontvangst van de aanvraag tot deelneming bedraagt minstens<br />

15 dagen te rekenen vanaf de dag die volgt op de datum van verzending<br />

naar het BDA (art.14, §1, 3° lid).<br />

Inkorting van deze minimumtermijn is mogelijk tot 10 dagen mits behoorlijke<br />

motivering. Deze motivering hoeft niet noodzakelijk in de beslissing zelf<br />

opgenomen te worden (de zgn. formele motiveringsplicht). De motivering<br />

wordt bij voorkeur in de aankondiging zelf opgenomen. Bovendien moet er een<br />

termijn verlopen van minstens 7 dagen vanaf de datum van publicatie in het<br />

BDA tot de datum bepaald voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming<br />

(art.14, §1, 3° lid). Een inkorting is echter niet mogelijk indien de aanvraag tot<br />

deelneming betrekking heeft op het samenstellen van een lijst van geselecteerden<br />

voor een periode van 12 maanden (art.14, §2, 2°lid, 6°).<br />

Termijn voor de ontvangst van de offertes<br />

De termijn voor de ontvangst van de offertes bedraagt minstens 15 volledige<br />

dagen, te rekenen vanaf de dag die volgt op de datum van verzending van de<br />

uitnodiging om een offerte in te dienen (art.14, §3, laatste lid). Ook hier is<br />

inkorting tot 10 dagen mogelijk mits gemotiveerde beslissing. Deze motivering<br />

wordt bij voorkeur opgenomen in het verzoek tot het indienen van een<br />

offerte.<br />

<strong>DE</strong> KWALITATIEVE<br />

SELECTIE V AN AANNEMERS<br />

I Selectiefase en gunningsfase<br />

In de nieuwe reglementering wordt duidelijk een onderscheid gemaakt tussen<br />

e n e rzijds de selectiefase en anderzijds de gunningsfase. De selectie b e o o rdeelt het<br />

v e rmogen van een kandidaat of een inschrijver om een opdracht uit te voere n :<br />

die fase komt bijgevolg chronologisch het eerst aan bod. De gunning gebeurt<br />

op basis van de voordeligste of laagste regelmatige offerte.<br />

Bij een selectiefase doorloopt de aanbestedende overheid eerst de uitsluitings -<br />

gronden die in art.17 vermeld zijn. Een uitsluiting op basis van de uitsluitingsgronden<br />

is steeds facultatief (uitgezonderd: RSZ-, erkennings- en registratieverplichtingen),<br />

tenzij in de aankondiging vermeld wordt dat de uitsluiting verplicht<br />

zal toegepast worden indien blijkt dat de aannemer zich in één van de uitsluitingssituaties<br />

bevindt. Een uitsluiting kan ook op een ander tijdstip in de<br />

procedure toegepast worden (bv. omdat de aanbestedende overheid nog niet<br />

over alle documenten beschikt en toch reeds het onderzoek van de geschiktheid<br />

van de kandidaten of van de regelmatigheid van de offertes wil verderzetten).


Nadien beoordeelt de aanbestedende overheid de financiële, economische en<br />

technische geschiktheid aan de hand van één of meerdere documenten die in<br />

art.18 en art.19 vermeld zijn. Dit zijn de eigenlijke selectiecriteria.<br />

Selectiecriteria<br />

A Beperkte procedure en onderhandelingsprocedure met bekendmaking<br />

Bij een beperkte procedure of een onderhandelingsprocedure met bekendmaking<br />

zijn de selectie- en de gunningsfase duidelijk te onderscheiden.<br />

De aanbestedende overheid plaatst eerst een aankondiging met een oproep tot<br />

kandidatuurstelling. Uit deze kandidaten kan ze dan alle kandidaten selecteren<br />

die niet uitgesloten worden en aan de minimum-selectiecriteria voldoen.<br />

Theoretisch kan de aanbestedende overheid zelfs binnen de groep kandi -<br />

daten die aan de minimumeisen voldoen de meest geschikte kandidaten<br />

kiezen, voor zover het uiteindelijk aantal geselecteerde kandidaten een vol -<br />

doende mededinging waarborgt (art.16, 2° en 3° lid).<br />

Bij een beperkte procedure moeten er minstens 5 kandidaten gekozen worden,<br />

voor zover er 5 geschikte kandidaten zijn (art.16, 3°lid).<br />

Bij een o n d e rh a n d e l i n g s p ro c e d u re met bekendmaking moet het aantal kandidaten<br />

dat een uitnodiging zal ontvangen om een off e rte in te dienen minstens<br />

3 bedragen, voor zover er 3 geschikte kandidaten zijn. Een minimum aantal uitnodigingen<br />

tot het indienen van een off e rte versturen, volstaat dus. Er wordt niet<br />

geëist dat er ook daadwerkelijk respectievelijk 5 of 3 off e rtes ingediend word e n .<br />

Indien de aanbestedende overheid een verdere selectie overweegt binnen de<br />

groep van kandidaten die aan de minimumeisen voldoen, is het aangewezen dit<br />

uitdrukkelijk in de aankondiging te vermelden (bv. selectie van de 7 beste kandidaten).<br />

Bovendien moeten de selectiecriteria zo opgebouwd zijn dat een gradatie<br />

in de selectie op een objectieve wijze gemotiveerd kan worden.<br />

Het aangeven van een maximum te selecteren aantal is weinig zinvol. De aanbestedende<br />

overheid is niet verplicht het opgegeven maximum aantal te selecteren,<br />

voor zover het hierboven vermelde minimumaantal geselecteerd wordt en<br />

dit minimum een voldoende mededinging waarborgt. Wel kan het opgeven van<br />

een maximumaantal een indicatie geven van de strengheid waarmee de aanbestedende<br />

overheid de minimumeisen zal beoordelen.<br />

B Openbare procedure<br />

Bij een openbare procedure betreft de aankondiging reeds onmiddellijk de<br />

oproep om een offerte in te dienen. Dat belet niet dat ook hier een selectiefase<br />

plaatsvindt.<br />

De offertes van alle kandidaten die niet worden uitgesloten op basis van de<br />

uitsluitingsgronden en voldoen aan de minimumeisen moeten in aanmer -<br />

king genomen worden voor de beoordeling van de regelmatigheid ervan<br />

(art.16, 1° lid). Het KB heeft hier niet uitdrukkelijk de mogelijkheid bepaald<br />

om slechts een vooraf aangekondigd maximumaantal offertes te onderzoeken.<br />

De aankondiging noch het bestek mag die mogelijkheid toevoegen. De procedureregels<br />

worden immers bij KB bepaald en niet door de aanbestedende overheid.<br />

KB 8 januari 1996<br />

91


92<br />

erkenningsreglementering<br />

II Erkenningsreglementering en selectiecriteria<br />

Art.17, 18 en 19 beginnen met de bewoordingen ‘onverminderd de bepalingen<br />

betreffende de erkenning van aannemers van werken’. Men kan zich afvragen<br />

wat de relatie is tussen de erkenningsreglementering enerzijds en de selectiecriteria<br />

anderzijds.<br />

De erkenningsreglementering is ontworpen om de bekwaamheid van aannemers<br />

om bepaalde opdrachten zelf te kunnen uitvoeren preventief te laten vaststellen.<br />

Een aannemer moet - vanaf een bepaald bedrag van de opdracht - erkend zijn<br />

om in aanmerking te kunnen komen voor de uitvoering van een bepaalde<br />

opdracht. De erkenningsreglementering bevat echter enkel minimumvereisten<br />

waaraan voldaan moet zijn. Bij een opdracht van werken gaat het dus niet noodzakelijk<br />

om de enige selectiecriteria. Er mogen altijd, binnen de grenzen aangegeven<br />

in art.18 en art.19, bijkomende strengere eisen gesteld worden, voor zover<br />

dit omwille van de specificiteit van de opdracht verantwoord is. Er mogen echter<br />

geen andere eisen gesteld worden dan deze die krachtens art.18 en art.19<br />

toegelaten zijn.<br />

A Uitsluitingsgronden<br />

De aannemer moet bij zijn off e rte (algemene pro c e d u re) of bij zijn kandidatuurstelling<br />

(beperkte pro c e d u re en onderh a n d e l i n g s p ro c e d u re met bekendmaking)<br />

de bewijzen toevoegen die in a rt.17 v e rmeld zijn, tenminste voor zover deze<br />

bewijzen volgens het bestek of de aankondiging van de opdracht vereist zijn.<br />

Zijn de gevraagde bewijzen niet toegevoegd (bv. RSZ-attest) dan kan dit nog<br />

steeds vóór de eigenlijke gunning van de opdracht geregulariseerd worden.<br />

Indien er evenwel uitdrukkelijk bepaald werd dat de gevraagde bewijzen op<br />

straffe van nietigheid bij de offerte of bij de kandidatuurstelling gevoegd moeten<br />

zijn, dan leidt het ontbreken ervan tot de verplichte uitsluiting tenzij de aannemer<br />

overmacht kan bewijzen.<br />

Mocht n.a.v. het onderzoek van deze bewijzen blijken dat de aannemer documenten<br />

heeft voorgelegd die niet met de waarheid stroken dan kan dit de uitsluiting<br />

van de aannemer tot gevolg hebben (art.17, 1° lid, 7°). De uitsluiting<br />

op basis van - ernstige - valse verklaringen kan eveneens toegepast worden naar<br />

aanleiding van het onderzoek van de bewijzen die moeten voorgelegd worden<br />

voor het onderzoek van de minimum-selectievoorwaarden.<br />

Een uitsluiting op basis van de uitsluitingsgronden is een mogelijkheid voor de<br />

aanbestedende overheid, dus geen verplichting. In elk geval moet de aanbestedende<br />

overheid al de kandidaten of inschrijvers met gelijke maatstaven behandelen.<br />

Ze mag m.a.w. niet iemand op een bepaalde grond uitsluiten en een<br />

ander die zich precies in dezelfde situatie bevindt, niet uitsluiten. Uitsluiting is<br />

daarentegen verplicht indien blijkt dat er niet voldaan is aan de verplichtingen<br />

die vermeld zijn in art.90, §§3 en 4.<br />

B Selectiecriteria (minimum-selectievoorwaarden)<br />

De aanbestedende overheid bepaalt in de oproep tot kandidatuurstelling of in<br />

de oproep tot indiening van een offerte welke documenten ze nodig acht om<br />

na te kunnen gaan of een aannemer over voldoende economische en financiële<br />

draagkracht beschikt en voldoende technisch bekwaam is (art.18, 2° lid en<br />

art.19, 2° lid).


•<br />

•<br />

Wanneer een ‘passende bankverklaring’ geëist wordt, dan wordt een onderbouwde<br />

verklaring van de bankier verwacht die de financiële degelijkheid van de<br />

inschrijver of de kandidaat voor de uitvoering van de opdracht bevestigt (art.18,<br />

1° lid, 1°).<br />

R e f e renties van de reeds uitgevoerde belangrijkste werken kunnen maar in aanmerking<br />

genomen worden voor zover ze vergezeld zijn van behoorlijk ingevulde<br />

getuigschriften opgesteld door de vro e g e re opdrachtgevers ( a rt.19, 1° lid, 2°).<br />

De appreciatie van deze vro e g e re opdrachtgevers kan de selectie beïnvloeden.<br />

Houding van de aanbestedende overheid bij het ontbreken van stukken<br />

Ve ronderstellen we dat een bepaald document niet bij de kandidatuurstelling of<br />

bij de off e rte is gevoegd, niettegenstaande het uitdrukkelijk gevraagd werd .<br />

Hoe mag de aanbestedende overheid dan reageren?<br />

Een vergelijking van de bekwaamheid van de kandidaat met de andere kandidaten<br />

is niet mogelijk als gevolg van het ontbreken van deze stukken. De aanbestedende<br />

overheid kan beslissen niet te selecteren, maar het is ook mogelijk ex<br />

post dit document op te vragen.<br />

Een vergelijking van de bekwaamheid van de kandidaten blijkt, ondanks het<br />

ontbreken van deze stukken, toch nog mogelijk te zijn. De aanbestedende overheid<br />

zal in dat geval de kandidatuur lager kwoteren ofwel kan ze toch nog ex<br />

post deze ontbrekende stukken opvragen.<br />

Uit bovenstaande redenering blijkt dat de aannemer zelf het risico loopt voor<br />

zijn onzorgvuldigheid: de aanbestedende overheid is volledig vrij in de bepaling<br />

van haar houding. Ze hoeft bv. dus niet te motiveren waarom ze bepaalde ontbrekende<br />

documenten niet ex post opgevraagd heeft.<br />

Veronderstellen we nu dat het bestek uitdrukkelijk bepaald zou hebben dat, op<br />

straffe van nietigheid , bepaalde documenten bij de kandidatuurstelling of de<br />

offerte gevoegd moeten worden. Normaliter leidt het ontbreken van de vereiste<br />

stukken in deze hypothese tot de weigering van de kandidatuur of de offerte:<br />

de sanctie moet toegepast worden. Anderzijds mag deze sanctie niet toegepast<br />

worden indien ze, in het licht van het gebrek, manifest overdreven is. In elk<br />

geval mogen er bij een dergelijke besteksbepaling geen ontbrekende stukken ex<br />

post opgevraagd worden. In de meeste gevallen lijkt het dan ook aangewezen<br />

deze sanctie niet uitdrukkelijk in het bestek op te nemen.<br />

Wat zijn aanvullingen en toelichtingen?<br />

De aanbestedende overheid kan de kandidaten of inschrijvers vragen de overgelegde<br />

getuigschriften en documenten aan te vullen of toe te lichten ( a rt.20, §1).<br />

De notie ‘aanvullen’ mag hier niet begrepen worden in de zin van het ex post<br />

toesturen van ontbrekende documenten: deze situatie werd hierboven toegelicht.<br />

‘Aanvullen’ is het opvragen van bijkomende gegevens die niet ingevuld<br />

waren op reeds ingediende documenten.<br />

‘Toelichten’ is het vragen van bijkomende uitleg bij de voorgelegde gegevens<br />

die blijken uit reeds ingediende documenten.<br />

Voorbeelden<br />

Noot:<br />

Noot:<br />

Aanvullen<br />

Toelichten<br />

KB 8 januari 1996<br />

93


94<br />

C Erkenning in een andere Lid-staat<br />

Indien een aannemer in een andere Lid-staat van de EG officieel is erkend, dan<br />

brengt dit een vermoeden van geschiktheid met zich mee t.a.v. de vereisten die<br />

gesteld worden in art.17, 1°-4° en 7° (uitsluitingsgronden), art.18 (financiële en<br />

economische draagkracht) en art.19 (technische bekwaamheid alsook m.b.t. de<br />

inschrijving in een beroeps- of handelsregister). De gegevens die uit deze officiële<br />

inschrijving afgeleid kunnen worden, mag men niet ter discussie stellen.<br />

Nochtans is het toegelaten m.b.t. de betaling van de bijdragen voor de Sociale<br />

Zekerheid bij elke opdracht een aanvullende verklaring te eisen (art.20, §2,<br />

2°lid). Concreet betekent dit laatste dat de aanbestedende overheid de instantie<br />

die dergelijke attesten uitreikt bijkomende vragen kan stellen.<br />

III Bijzondere problemen<br />

A Op welk tijdstip moet de aannemer erkend zijn?<br />

Tot op heden gold dat een aannemer pas moest erkend zijn op het ogenblik dat<br />

de opdracht hem gegund wordt. Ook nu nog kan een opdracht slechts gegund<br />

w o rden aan een erkende aannemer. Wel bestaat er twijfel over het tijdstip waarop<br />

het bewijs geleverd moet worden dat er aan de erkenningsvereisten voldaan is.<br />

Het bewijs van een dergelijke erkenning kan geleverd worden door een erkenningsattest<br />

maar ook door het toevoegen van bewijzen waaruit blijkt dat er wel<br />

degelijk aan alle erkenningsvereisten voldaan is, of dat een erkenningsaanvraag<br />

ingediend werd. Het advies van de federale erkenningscommissie moet altijd<br />

ingewonnen worden. Ze zal haar advies verstrekken aan de regionale minister<br />

die bevoegd is om de individuele erkenning al dan niet toe te staan. Laat dit<br />

advies op zich wachten, dan kan de kandidaat onder voorbehoud geselecteerd<br />

worden, waarbij hem dus de kans geboden wordt toch een offerte in te dienen.<br />

Mocht hij de voordeligste of goedkoopste offerte ingediend hebben, dan zal de<br />

opdracht hem enkel kunnen gegund worden indien hij daadwerkelijk de vereiste<br />

erkenning verkrijgt.<br />

De Raad van State heeft in zijn arrest nr. 57.786 gesteld dat het binnen de discretionaire<br />

bevoegdheid van de aanbestedende overheid past en het niet als kennelijk<br />

onredelijk kan beschouwd worden, de keuze van de uit te nodigen aannemers<br />

te beperken tot die aannemers die op het ogenblik van de selectie reeds<br />

de in het bestek vereiste erkenning daadwerkelijk reeds bezitten. Het arrest<br />

moet echter in het licht van de vroegere wetgeving begrepen worden, met name<br />

die waarbij de aanbestedende overheid - in een beperkte procedure - vrij was<br />

haar kandidaten te kiezen zonder voorafgaande oproep tot kandidatuurstelling.<br />

In het kader van de nieuwe reglementering lijkt dergelijke vergaande discretionaire<br />

bevoegdheid niet noodzakelijk nog mogelijk.<br />

B Wat bij vermenging van selectiecriteria en gunningscriteria?<br />

Tot op heden hebben de aanbestedende overheden de gewoonte om in de gunningscriteria<br />

ook het criterium ‘referenties ’ op te nemen. Een dergelijk criterium<br />

is een typisch selectiecriterium. Voortaan is het dan ook verboden dat criterium<br />

als een gunningscriterium op te nemen.<br />

Indien de opdracht toch toegewezen zou worden, rekening houdend met een<br />

dergelijk selectiecriterium, dan is er een reële kans dat de gunning als onregelmatig<br />

wordt beoordeeld. Dat is het geval indien duidelijk aangetoond kan worden<br />

dat de opdracht aan een andere inschrijver had moeten gegund zijn indien<br />

de aanbestedende overheid bij de beoordeling van de offerte abstractie zou<br />

maken van het selectiecriterium.


•<br />

•<br />

•<br />

Indien het echter redelijkerwijze onmogelijk is de beste offerte te kiezen op<br />

basis van de resterende gunningscriteria (bv. omwille van het relatief grote<br />

belang van de als gunningscriteria gebruikte selectiecriteria) dan is de gunningsprocedure<br />

onregelmatig: de aanbestedende overheid kan en kon aan geen<br />

enkele inschrijver op een regelmatige wijze de opdracht gunnen.<br />

C Publicatie in de vakpers<br />

In een beperkte pr o c e d u re en in een o n d e rh a n d e l i n g s p ro c e d u r e met<br />

bekendmaking kan de aanbestedende overheid - in tegenstelling tot de vroegere<br />

procedure - de kandidaten niet meer via een geïndividualiseerd schrijven uitnodigen.<br />

Ze is verplicht de opdracht algemeen bekend te maken in het PEG<br />

en/of in het BDA. Ze moet als het ware de kandidatuurstelling afwachten.<br />

Men mag er zonder twijfel van uitgaan - zeker voor opdrachten van leveringen<br />

of van diensten - dat niet iedere potentiële kandidaat deze officiële aankondigingsberichten<br />

leest. Daarom kan het in het belang van de aanbestedende overheid<br />

zijn de opdracht bekend te laten maken in de gespecialiseerde vakpers. Op<br />

termijn zou deze aankondiging bv. ook via internet kunnen gebeuren.<br />

De vraag rijst dan wat de precieze gevolgen zijn van een foutieve of onvolle -<br />

dige berichtgeving in een dergelijk alternatief medium.<br />

De aanbestedende overheid kan uiteraard niet verantwoordelijk gesteld worden<br />

voor de overname van de aankondiging op initiatief van de beroepspers zelf.<br />

De zaken liggen anders wanneer de aanbestedende dienst zelf het initiatief tot<br />

alternatieve bekendmaking neemt. In dat kader kunnen we het volgende stellen:<br />

Het gaat telkens om een bijkomende vorm van bekendmaking. Enkel de publicatie<br />

in het PEG en/of het BDA hebben een rechtsgeldig karakter.<br />

Om de gelijkheid van de inschrijvers (bv. potentiële inschrijvers uit andere landen)<br />

niet in het gedrang te brengen, is het aangewezen deze bijkomende publicatie<br />

slechts te laten verschijnen nadat de aankondiging reeds in het PEG en/of<br />

het BDA verschenen is.<br />

Indien de aanbestedende overheid een onvolledige of onduidelijke aankondiging<br />

in de beroepspers gedaan heeft, kan haar aansprakelijkheid in het gedrang<br />

komen. De opdrachtnemer hoort nochtans te weten dat de énige officiële en<br />

betrouwbare aankondiging in het PEG en/of het BDA gebeurt. Hij heeft dus<br />

ook een verplichting tot onderzoek van de conformiteit van het verschenen<br />

bericht met het officiële bericht.<br />

KB 8 januari 1996<br />

95


96<br />

WELKE <strong>IN</strong>FORMATIE MOET ER NA <strong>DE</strong><br />

GUNN<strong>IN</strong>G VERSTREKT WOR<strong>DE</strong> N?<br />

Hoofdstuk IV<br />

bij aanbesteding<br />

bij offerteaanvraag<br />

I Openbare aanbesteding en algemene offerteaanvraag<br />

De aanbestedende overheid brengt de inschrijvers op de hoogte van het feit dat<br />

hun offerte niet gekozen werd (art.25, §1). Binnen welke termijn dit moet<br />

gebeuren is niet aangegeven. Ons inziens is het aangewezen dit zo snel mogelijk<br />

na de gunning mee te delen.<br />

Wenst de afgewezen inschrijver de motivering voor zijn afwijzing te kennen dan<br />

moet hij een schriftelijk verzoek indienen. Het is niet noodzakelijk dat hij wacht<br />

tot hij officieel verneemt dat de opdracht hem niet gegund werd. De aanbestedende<br />

overheid is binnen een periode van 15 dagen na ontvangst van het verzoek<br />

verplicht de redenen mee te delen waarom de inschrijver niet gekozen werd.<br />

Deze motieven kunnen zijn:<br />

- De inschrijver wordt uitgesloten op basis van de uitsluitingsgronden.<br />

- De inschrijver wordt niet geselecteer d (hij voldoet niet aan de minimumselectiecriteria,<br />

of hij voldoet er wel aan maar behoorde niet tot de beste<br />

kandidaten).<br />

- De offerte is onregelmatig .<br />

- De regelmatige offerte is niet de laagste (aanbesteding) of is niet de<br />

voordeligste (offerteaanvraag).<br />

De gemotiveerde beslissing<br />

De redenen waarom een offerte niet als de voordeligste of de laagste beschouwd<br />

wordt, zijn vervat in ‘de gemotiveerde beslissing’.<br />

Voor een aanbesteding is deze motivering vrij eenvoudig: de laagste - re g e l m a t i g eofferte<br />

wint.<br />

Bij een offerteaanvraag liggen de zaken moeilijker. Hier moet duidelijk gemotiveerd<br />

worden waarom een bepaalde offerte boven de andere offertes gekozen<br />

werd in het licht van de gunningscriteria en hun relatieve waarde. Stijlformules<br />

zijn dus uit den boze. Ook het eenvoudig meedelen van een puntentabel volstaat<br />

niet, vermits de inschrijver de motieven voor de puntentoekenning uit een<br />

dergelijk overzicht niet kan afleiden. Deze motivering bevat ook een prijsvergelijking.<br />

We zien niet in waarom de prijsofferte voor één bepaalde opdracht tot<br />

de bedrijfsgeheimen zou behoren. Er bestaat dan ook geen bezwaar tegen om<br />

deze prijzen in alle openheid mee te delen aan geselecteerde inschrijvers die een<br />

regelmatige offerte ingediend hebben. De aanbestedende overheid is niet verplicht<br />

de gemotiveerde beslissing mee te delen aan een inschrijver wiens offerte<br />

niet regelmatig was. Uiteraard moet hem wel medegedeeld worden waarom zijn<br />

offerte onregelmatig is.


Het is aanbevolen voor deze gemotiveerde beslissing een apart document op te<br />

maken dat door de opdrachtgever kan ondertekend worden. In feite is dit een<br />

synthese van het meer uitgebreide evaluatieverslag over de vergelijking van de<br />

intrinsieke kwaliteiten van de regelmatige offertes. Het is echter ook toegestaan<br />

in de beslissing naar een gemotiveerd advies te verwijzen indien duidelijk blijkt<br />

dat de opdrachtgever akkoord gaat met deze motieven en op voorwaarde dat dit<br />

advies ook integraal aan de verzoeker meegedeeld wordt.<br />

Evaluatieverslag<br />

II Beperkte pro c e d u re en onderh a n d e l i n g s p ro c e d u re met bekendmaking<br />

Bij deze procedures zijn de selectiefase en de gunningsfase duidelijk chronologisch<br />

gescheiden. Indien een bepaalde kandidaat niet geselecteerd is, moet hij<br />

onverwijld, en ten laatste wanneer de uitnodiging tot het indienen va de offerte<br />

verstuurd wordt, van dit feit op de hoogte gebracht worden.<br />

De aanbestedende overheid is echter wel verplicht de motieven voor de nietselectie<br />

kenbaar te maken aan de kandidaat die hierom schriftelijk verzoekt.<br />

De aanbestedende overheid moet dit binnen een termijn van 15 kalenderdagen<br />

na ontvangst van dit verzoek meedelen (art. 25, §2 en §3).<br />

Ten aanzien van de kandidaten die wel geselecteerd werden en een offerte ingediend<br />

hebben, gelden dezelfde verplichtingen zoals hiernaast bij de openbare<br />

procedure beschreven is. Na de selectiefase volgt immers de gunningsfase.<br />

De aanbestedende overheid moet de inschrijvers op de hoogte brengen van het<br />

feit dat hun offerte niet gekozen werd of - bij een onderhandelingsprocedure -<br />

dat de onderhandelingen niet tot een overeenkomst zullen leiden.<br />

III onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking<br />

Ook bij deze procedure is in de regel het beroep op de mededinging verplicht.<br />

Het precieze aantal te raadplegen inschrijvers moet beoordeeld worden in het<br />

licht van de aard van de opdracht.<br />

Voor opdrachten van werken met een geraamd bedrag hoger dan 216 mio<br />

(excl. BTW) is de aanbestedende overheid verplicht de niet-gekozen inschrijver<br />

op de hoogte te brengen van het feit dat hij niet geselecteerd werd (bij formalisering<br />

van de selectie) of dat zijn voorstel niet gekozen werd.<br />

Anderzijds moet de aanbestedende overheid, op verzoek van een niet-gekozen<br />

inschrijver en binnen een termijn van 15 dagen, de motieven meedelen waarom<br />

zijn offerte niet gekozen werd (art.25, §3).<br />

IV Het stopzetten en eventueel herbeginnen van de gunningsprocedure<br />

Wanneer de aanbestedende overheid besluit af te zien van de gunning in het<br />

kader van de lopende gunningsprocedure, dan brengt ze de kandidaten of de<br />

inschrijvers van dit feit onverwijld op de hoogte.<br />

Anderzijds moet de aanbestedende overheid haar motieven kenbaar maken<br />

zodra een kandidaat of een inschrijver hierom verzoekt (art.25, §4).<br />

De beroepstermijn voor het indienen van een verzoek tot schorsing of annulatie<br />

bij de Raad van State vangt aan bij de betekening van de kennisgeving aan<br />

de kandidaten of de inschrijvers van de beslissing tot stopzetting van de procedure.<br />

De aanbestedende overheid is verplicht in het document dat de beslissing bevat<br />

om de procedure stop te zetten, de motieven voor deze beslissing op te nemen.<br />

Deze motieven moeten niet alleen juist zijn maar ook afdoende om deze relatief<br />

belangrijke beslissing te rechtvaardigen. Het is dit document dat aan de verzoekers<br />

bezorgd moet worden.<br />

KB 8 januari 1996<br />

97


98<br />

V De verjaring van de beroepstermijn bij de Raad van State<br />

Stuiten<br />

Schorsen<br />

We zouden kunnen veronderstellen dat, zodra een kandidaat op de hoogte gebracht<br />

is van de niet-selectie of zodra een inschrijver weet dat zijn offerte niet<br />

gekozen werd, de beroepstermijn bij de Raad van State een aanvang neemt.<br />

Het beroep kan betrekking hebben op een verzoek tot schorsing of vernietiging<br />

van de beslissing van de aanbestedende overheid. De beroepstermijn bedraagt<br />

60 dagen. Deze veronderstelling is echter niet altijd juist. Ze is slechts correct<br />

indien er geen verplichting tot kennisgeving van de afwijzende beslissing in de<br />

reglementering is opgenomen. Om zeker te zijn dat de beroepstermijn effectief<br />

aanvangt, moet de aanbestedende overheid in de mededeling dat de offerte niet<br />

gekozen werd - of dat de kandidaat niet geselecteerd werd - de volgende passage<br />

of een soortgelijke tekst opnemen:<br />

‘Overeenkomstig artikel 19 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State<br />

kan er tegen deze beslissing beroep worden ingesteld bij de Raad van State. Dit<br />

beroep moet op straffe van onontvankelijkheid ingediend worden binnen 60 dagen<br />

na de betekening die u hierbij gedaan wordt. Het beroep wordt ingeleid door een<br />

gedagtekend verzoekschrift dat door u of door een advocaat ondertekend moet zijn.<br />

Het verzoekschrift moet bij aangetekende brief gestuurd worden aan de heer Eerste<br />

Voorzitter van de Raad van State, Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel.’<br />

Vanaf het ogenblik dat een kandidaat of een inschrijver om een motivering verzoekt,<br />

wordt de lopende beroepstermijn onderbroken tot op het tijdstip waarop<br />

het gevraagde document bezorgd wordt. Indien de aanbestedende overheid<br />

een document bezorgt dat ze beschouwt als ‘de gemotiveerde beslissing’, dan<br />

wordt de onderbreking opgeheven, ook indien een dergelijk document inhoudelijk<br />

niet zou voldoen aan een degelijke gemotiveerde beslissing.<br />

Het is niet duidelijk of deze onderbreking leidt tot het stuiten dan wel het<br />

schorsen van de verjaringstermijn. Het juridisch begrip ‘stuiten’ wijst op een<br />

situatie waarbij de beroepstermijn integraal opnieuw begint te lopen. Het begrip<br />

‘schorsen’ daarentegen wijst erop dat de beroepstermijn gedurende een bepaalde<br />

periode niet verder loopt. Na de schorsingsperiode loopt de beroepstermijn<br />

gewoon verder.


1)<br />

2)<br />

OPDRACHT V AN LEVER<strong>IN</strong>GEN<br />

I Berekening van de drempelwaarde<br />

Een opdracht van leveringen moet Europees bekendgemaakt worden zodra de<br />

geraamde waarde van de opdracht minstens 8.6 Mio bedraagt (art.27, §2). Het<br />

gaat hier om een bedrag exclusief BTW dat om de twee jaar herzienbaar is bij<br />

Besluit van de Eerste Minister. Dit bedrag is vastgesteld op 5.6 Mio voor de<br />

federale aanbestedende overheden die vermeld worden in art.50, 2°, a).<br />

Het KB bepaalt in een aantal specifieke gevallen de te volgen r a m i n g s m e t h o d e<br />

(art.28). We lichten ze hierna verder toe.<br />

De roerende goederen worden ter beschikking gesteld in de vorm van<br />

huur, huurkoop of leasing.<br />

Is de opdracht van bepaalde duur dan moet de aanbestedende overheid het<br />

(geraamd) totaalbedrag over de gehele duurtijd van de opdracht als referentiewaarde<br />

nemen. Bedraagt de duur meer dan 12 maanden dan moet ook de restwaarde<br />

in rekening gebracht worden.<br />

- De leasing van een fotocopiemachine<br />

- De huur van een main-frame<br />

Is de opdracht van onbepaalde duur dan moet een referentieperiode van 4 jaar<br />

in rekening gebracht worden.<br />

De opdracht heeft betrekking op roerende goederen die met een bepaalde<br />

regelmaat gegund worden of die bestemd zijn om in een bepaalde periode<br />

te worden vernieuwd.<br />

Onder de passage ‘bestemd zijn om in een bepaalde periode te worden vernieuwd’<br />

kan men de situatie verstaan waarbij de aanbestedende overheid weet<br />

dat binnen een bepaalde periode van 12 maanden een soortgelijke opdracht<br />

georganiseerd zal worden.<br />

Voorbeeld<br />

Afdeling II<br />

WANNEER MOET EEN OPDRACHT V AN<br />

LEVER<strong>IN</strong>GEN EUROPEES BEKEND-<br />

GEMAAKT WOR<strong>DE</strong>N?<br />

Hoofdstuk I<br />

KB 8 januari 1996<br />

99


100<br />

Voorbeeld<br />

3)<br />

Voorbeelden van<br />

homogene leveringen<br />

4)<br />

Optie<br />

Indien de aanbestedende overheid reeds over ervaringsgegevens uit het verleden<br />

beschikt, kan ze als referentie het werkelijke bedrag nemen van de opeenvolgende<br />

soortgelijke opdrachten gegund tijdens de afgelopen 12 maanden, eventueel<br />

gecorrigeerd als gevolg van de wijzigingen in prijs of hoeveelheid die zich<br />

in de loop van de 12 maanden, volgend op de gunning van de opdracht, waarschijnlijk<br />

zullen voordoen. Indien de looptijd van de overeenkomst meer dan 12<br />

maanden bedraagt, dan moet de aanbestedende overheid ook een langere historische<br />

reeks als referentieperiode nemen.<br />

Beschikt de aanbestedende overheid niet over betrouwbare ervaringsgegevens,<br />

dan dient ze als referentiewaarde de geraamde te bestellen hoeveelheid voor de<br />

volgende 12 maanden te nemen, te beginnen vanaf de datum van de eerste<br />

bestelling. Bedraagt de duur van de overeenkomst meer dan 12 maanden dan<br />

moet ze het geraamde bedrag van de bestelling over de gehele looptijd van de<br />

opdracht als referentie nemen.<br />

- De levering van stookolie, papier en andere bureaubenodigdheden.<br />

- De levering van PC’s, faxtoestellen en wagens voor een periode van drie jaar<br />

(duur van de overeenkomst).<br />

De opdracht bestaat uit homogene leveringen, gespreid over verschillende<br />

percelen<br />

Indien de aanbestedende overheid de opdracht - via één gunningsprocedure -<br />

zou verdelen over percelen en de aard van deze verschillende percelen is vrij<br />

homogeen, dan moet de geraamde waarde van de totaliteit van de percelen<br />

opgeteld worden. Zelfs indien deze percelen niet homogeen zouden zijn, moet<br />

de geraamde waarde van de verschillende percelen opgeteld worden.<br />

Het is echter niet noodzakelijk dat alle homogene leveringen van alle besturen<br />

van de Vlaamse Gemeenschap samengeteld moeten worden. Die leveringen<br />

kunnen over verschillende opdrachten verdeeld worden. Anderzijds is het ongeoorloofd<br />

splitsen van een opdracht niet toegestaan. Een splitsing is ongeoorloofd<br />

indien de aanbestedende overheid via deze techniek doelbewust de<br />

Europese bekendmakingsverplichtingen wenst te ontwijken.<br />

- Percelen die betrekking hebben op wegsignalisatie<br />

- Percelen m.b.t. kantoormeubilair (tafels, stoelen, kasten)<br />

- Allerhande kantoormateriaal<br />

De opdracht bepaalt de mogelijkheid tot het lichten van opties<br />

Bij het bepalen van de drempelwaarde moet de geraamde waarde van de eventuele<br />

effectieve bestelling van deze optie in aanmerking genomen worden.<br />

Een optie is de éénzijdige mogelijkheid om al dan niet op een voorstel (voorwerp<br />

en prijs) in te gaan. De inschrijver beschikt dus niet meer over de mogelijkheid<br />

om in onderhandeling te treden indien de optie zou gelicht worden.<br />

II Wie is er onderworpen aan de Europese bekendmakingsplicht?<br />

De Europese bekendmaking is verplicht voor de aanbestedende overheden die<br />

vermeld zijn in art.4, §1 en §2 (1° tot 8° en 10°).<br />

Deze bekendmakingsverplichting geldt dus niet voor de gesubsidieerde opdrachten<br />

van leveringen van de vrije universitaire instellingen, noch voor de<br />

gesubsidieerde opdrachten van leveringen van privaatrechtelijke personen<br />

(art.27, §1).


A)<br />

B)<br />

C)<br />

III De aankondiging in het BDA en het PEG<br />

In chronologische volgorde kunnen we drie soorten bekendmakingsverplich -<br />

tingen onderscheiden.<br />

De fase van de voor-informatie : dit is de aankondiging, zo mogelijk bij de aanvang<br />

van het begrotingsjaar, van een programma van leveringen dat vermoedelijk<br />

in de volgende 12 maanden uitgevoerd zal worden. De aanbestedende overheid<br />

is door deze aankondiging niet verplicht voor deze leveringen ook daadwerkelijk<br />

een gunningsprocedure te starten. Deze enuntiatieve aankondiging<br />

hoeft niet noodzakelijk met het kalenderjaar samen te vallen. Voor een geïnteresseerde<br />

opdrachtnemer is immers de voor-informatie belangrijk en niet het<br />

begrotingsjaar waarop de uitgave aangerekend wordt. Deze voor-informatie<br />

noemt men de ‘enuntiatieve aankondiging’.<br />

De fase van de eigenlijke aankondiging heeft betrekking op de specifieke<br />

opdracht die eventueel was aangekondigd bij de voor-informatie.<br />

De informatie ex post heeft betrekking op informatie over de gegunde opdracht<br />

na afloop van de procedure.<br />

Elk van deze bekendmakingsvoorschriften moet zowel in het BDA als in het<br />

PEG gepubliceerd wor d e n. De publicatie in het BDA mag niet plaatsvinden<br />

vóór de datum van de verzending van de aankondiging naar het Bureau voor<br />

O fficiële publicaties van de EG. Bovendien moet het bericht in het BDA de<br />

datum van verzending naar het PEG vermelden. De publicatie in het BDA mag<br />

geen andere inlichtingen bevatten dan deze die in het PEG gepubliceerd word e n .<br />

A Voor-informatie: de enuntiatieve aankondiging<br />

Met deze voor-informatie wenst een aanbestedende overheid de Europese<br />

mededingers tijdig op de hoogte te brengen van belangrijke opdrachten zodat<br />

deze beter voorbereid kunnen inspelen op de eigenlijke aankondiging van de<br />

opdracht.<br />

De voor-informatie is in beginsel verplicht voor elke individuele opdracht van<br />

leveringen die 8.6 Mio (of 5.6 Mio voor de aanbestedende overheden vermeld in<br />

art.50, §2, a) bereikt of overtreft en bovendien deel uitmaakt van een productgroep<br />

waarvan de waarde 30.2 Mio bereikt of overtreft (art.29). Deze productgroepen<br />

zijn terug te vinden in de CPA-classificatie die als bijlage bij deze leidraad<br />

is gevoegd.<br />

Leeft de aanbestedende overheid deze publicatieverplichting niet na, dan<br />

leidt dit normaliter niet tot de onregelmatigheid van de procedure. Een<br />

enuntiatieve aankondiging laat de aanbestedende overheid wel toe de minimumtermijnen<br />

waarover de inschrijvers moeten beschikken, in te korten.<br />

Bij deze enuntiatieve aankondiging moet de aanbestedende overheid het model<br />

volgen dat in bijlage 3A van het KB is bepaald.<br />

B De eigenlijke aankondiging van de opdracht<br />

Bij de aankondiging van de specifieke opdracht gaat de aanbestedende overheid<br />

over tot het in mededinging stellen van de opdracht. Bij het KB zijn een aantal<br />

modellen gevoegd die verplicht nageleefd moeten worden (art.30).<br />

Voor een openbare aanbesteding of een algemene offerteaanvraag is dit het<br />

model beschreven in bijlage 3B.<br />

Voor-informatie<br />

(enuntiatieve aankondiging)<br />

bijlage 3A<br />

bijlage 3B<br />

KB 8 januari 1996<br />

101


102<br />

bijlage 3C<br />

bijlage 3D<br />

bijlage 3E<br />

zie blz. 84 en 85<br />

Voor een beperkte procedure dient de aanbestedende overheid het model vermeld<br />

in bijlage 3C te gebruiken en voor de onderhandelingsprocedure met<br />

bekendmaking is dit het model van bijlage 3D.<br />

Volgt de aanbestedende overheid deze modellen niet, dan is de kans reëel dat<br />

het bureau voor Officiële publicaties van de EG weigert de aankondiging te<br />

publiceren. Let er bovendien op dat het aantal woorden niet méér bedraagt dan<br />

650, zoniet loopt men het risico dat de publicatie geweigerd wordt of dat het<br />

Bureau naar eigen inzichten overgaat tot de inkorting van de aankondiging.<br />

Enkel publiceren in het BDA en niet in het PEG (of omgekeerd) tast de<br />

geldigheid van de procedure aa n! Het KB bepaalt immers uitdrukkelijk dat er<br />

twee officiële media gebruikt moeten worden.<br />

C De informatie ex post<br />

Binnen een termijn van 48 dagen na de gunning van de opdracht moet de<br />

gegunde opdracht gepubliceerd worden in het PEG en het BDA volgens het<br />

model beschreven in bijlage 3E.<br />

Deze verplichting geldt ook voor opdrachten die gegund zijn op basis van een<br />

onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking, uiteraard voor zover zij het<br />

drempelbedrag overschrijden (art.34).<br />

Komt de aanbestedende overheid deze verplichting niet of laattijdig na,<br />

dan tast dit de geldigheid van de procedure niet aan.<br />

D Proces-verbaal<br />

Van elke gegunde opdracht moet er een proces-verbaal opgesteld worden dat de<br />

inlichtingen bevat die in art.9 van het KB beschreven zijn. Dit PV wordt aan de<br />

Europese Commissie bezorgd indien ze hierom verzoekt.<br />

IV De minimale ontvangsttermijnen<br />

We moeten een onderscheid maken naargelang we te maken hebben met ofwel<br />

een openbare aanbesteding en een algemene offerteaanvraag, ofwel een beperkte<br />

procedure en een onderhandelingsprocedure met bekendmaking.<br />

Voor de termijnbepaling speelt bovendien het feit dat de opdracht al dan niet<br />

- tijdig en volledig - enuntiatief gepubliceerd werd een belangrijke rol.<br />

De regels zijn dezelfde als voor een opdracht van werken (art.31 en art.32).<br />

De aankondiging gebeurt volgens het hierboven vermeld model.<br />

Bij een beperkte procedure en een onderhandelingsprocedure met bekendmaking<br />

bevat de uitnodiging aan de geselecteerde kandidaten tot het indienen van<br />

een offerte de gegevens die bepaald zijn in art.32, §4.<br />

Een verlenging van de minimumtermijn is verplicht in de gevallen beschreven in<br />

art.33.


WANNEER MOET EEN OPDRACHT V AN<br />

LEVER<strong>IN</strong>GEN ENKEL NATIONAAL<br />

BEKENDGEMAAKT WOR<strong>DE</strong>N?<br />

I Belang van de drempelwaarde<br />

Elke opdracht van leveringen die niet Europees gepubliceerd moet worden,<br />

moet wel in het Bulletin der Aanbestedingen bekendgemaakt worden. Dit is het<br />

geval zodra de geraamde waarde van de opdracht minder bedraagt dan het<br />

Europees drempelbedrag en er geen beroep gedaan kan worden op de onderhandelingsprocedure<br />

zonder bekendmaking.<br />

Op deze regel is nochtans één uitzondering: de vrije universitaire instellingen<br />

moeten een gesubsidieerde opdracht van leveringen uitsluitend in het Bulletin<br />

der Aanbestedingen bekendmaken, ook al overschrijdt de geraamde waarde van<br />

de opdracht de Europese drempelwaarde. Het gaat dan om een opdracht die<br />

rechtstreeks gesubsidieerd wordt of onrechtstreeks via de werkingstoelagen gesubs<br />

i d i e e rd wordt. De grootte van de subsidie speelt geen enkele rol ( a rt.37, 2° lid).<br />

II Wie moet deze nationale bekendmakingsverplichting naleven?<br />

Deze nationale bekendmakingsverplichting geldt voor de aanbestedende overheden<br />

die vermeld zijn in art.4, §1 en §2 (1° tot 10°) van de wet.<br />

Ze geldt dus niet voor de gesubsidieerde opdrachten van leveringen van<br />

privaatrechtelijke personen (art.37).<br />

III De bekendmaking in het BDA<br />

Bij een openbare aanbesteding of een algemene offerteaanvraag moet de<br />

aankondiging de gegevens bevatten die in art.38 zijn vermeld. Voor een nationale<br />

bekendmaking bestaat er dus geen voorgeschreven aankondigingsmodel.<br />

De aankondiging vermeldt onder meer:<br />

- de wijze waarop het bestek kan verkregen worden;<br />

- datum, uur en plaats van de opening van de offertes;<br />

- gunningswijze;<br />

- inlichtingen en documenten die nodig zijn voor de beoordeling van de<br />

financiële, economische en technische minimumeisen met het oog op de<br />

selectie.<br />

Bij een beperkte aanbesteding, een beperkte offerteaanvraag of een onder -<br />

handelingsprocedure met bekendmaking zijn er twee mogelijkheden om aan<br />

de bekendmakingsverplichtingen te voldoen:<br />

- de individuele aankondiging van een opdracht<br />

- de samenstelling van een lijst van kandidaten<br />

Hoofdstuk II<br />

KB 8 januari 1996<br />

103


104<br />

1)<br />

2)<br />

blz. 89 en 90<br />

De individuele aankondiging van de opdracht<br />

De aankondiging in het BDA is een oproep tot kandidatuurstelling voor een<br />

bepaalde opdracht . Een dergelijke aankondiging moet de gegevens bevatten<br />

die in art.40, §1 vermeld zijn. Ook hier bestaat geen voorgeschreven aankondigingsmodel.<br />

Deze aankondiging vermeldt onder meer:<br />

- inlichtingen en documenten die nodig zijn voor de beoordeling van de<br />

financiële, economische en technische minimumeisen met het oog op de<br />

selectie van de kandidaten;<br />

- de gunningswijze;<br />

- de uiterste datum voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming.<br />

De geselecteerde kandidaten worden gelijktijdig schriftelijk uitgenodigd om een<br />

o ff e rte in te dienen. Deze uitnodiging bevat onder meer het volgende ( a rt.40, §3):<br />

- het bestek of de wijze waarop het opgevraagd kan worden;<br />

- de uiterste datum voor de ontvangst van de offertes;<br />

- datum, plaats en uur van de opening van de offertes;<br />

(niet voor de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking).<br />

De samenstelling van een lijst van geselecteerden<br />

De aankondiging is een oproep tot kandidatuurstelling om op de lijst van kandidaten<br />

te worden opgenomen. Deze oproep moet de gegevens bevatten die<br />

zijn aangegeven in art.40, §2.<br />

In de regel zal het hier gaan om soortgelijke opdrachten met een repetitief karakter,<br />

hoewel ook andere opdrachten voor deze selectielijst in aanmerking kunnen<br />

komen.<br />

De geselecteerde leveranciers worden tijdens de geldigheidsduur van de lijst telkens<br />

uitgenodigd voor het indienen van een offerte die betrekking moeten<br />

hebben op dat type opdracht van leveringen waarvoor ze geselecteerd werden.<br />

Deze uitnodiging bevat de gegevens die vermeld zijn in art.40, §3.<br />

Een oproep tot kandidatuurstelling voor elke opdracht afzonderlijk is dan niet<br />

meer nodig. Deze lijst heeft slechts een geldigheidsduur van 12 maanden, te<br />

rekenen vanaf de datum van de opmaak van de lijst. Deze lijst moet bijgevolg<br />

systematisch opnieuw samengesteld worden. Zelfs indien een dergelijke lijst<br />

bestaat, kan de aanbestedende overheid toch kiezen voor de individuele aankondiging<br />

van een opdracht.<br />

IV Minimale ontvangsttermijnen<br />

We moeten een onderscheid maken naargelang we te maken hebben met ofwel<br />

een openbare aanbesteding en een algemene offerteaanvraag, ofwel een beperkte<br />

procedure en een onderhandelingsprocedure met bekendmaking.<br />

De regels zijn dezelfde als voor een opdracht van werken ( a rt.38 en art.40, §1).<br />

Een verlenging van de minimumtermijn is verplicht in de gevallen beschreven in<br />

art.41.


<strong>DE</strong> KWALITATIEVE SELECTIE<br />

VAN LEVERANCIERS<br />

De redenering is identiek aan deze die werd toegelicht voor een opdracht van<br />

werken , uiteraard met uitzondering van de erkenningsreglementering die enkel<br />

geldt voor een opdracht van werken (art.42, 1° en 2° lid).<br />

De mogelijke uitsluitingsgronden worden vermeld in art.43. Een kandidaat of<br />

een inschrijver moet het bewijs dat hij zich niet in een positie van uitsluiting<br />

bevindt niet automatisch bijvoegen. Het is de aanbestedende overheid die<br />

bepaalde documenten moet eisen. Zo kan de fiscale betrouwbaarheid aangetoond<br />

worden aan de hand van een getuigschrift uitgereikt door de ontvanger<br />

van de directe belastingen. Op dit getuigschrift zal de ontvanger het bedrag vermelden<br />

(in de regel: nihil Bfr) dat de inschrijver op de datum van de uitreiking<br />

van het attest verschuldigd is. Ook de ontvanger van het bevoegde BTW-kantoor<br />

kan een dergelijk attest uitreiken. Om te bewijzen dat de kandidaat of de<br />

inschrijver zich niet in staat van faillissement - of gelijkgestelde situatie -<br />

bevindt, kan deze een verklaring laten uitreiken door de hoofdgriffier van de<br />

bevoegde Rechtbank van Koophandel.<br />

Indien deze stukken niet bij de kandidatuurstelling of bij de offerte gevoegd zijn<br />

mag de aanbestedende overheid niet onmiddellijk tot de uitsluiting van de kandidaat<br />

of de inschrijver overgaan. Dergelijke sanctie is immers zeer drastisch.<br />

Er moet op zijn minst onderzocht worden waarom deze stukken ontbreken en<br />

of ze binnen een redelijke termijn verwacht mogen worden.<br />

De bewijsstukken die gevraagd kunnen worden om de financiële en economische<br />

draagkracht te beoordelen, worden vermeld in art.44. De bewijsstukken<br />

die kunnen gevraagd worden om de technische bekwaamheid te beoordelen,<br />

worden vermeld in art.45. Er mogen geen andere bewijzen gevraagd worden<br />

dan die welke in het KB uitdrukkelijk vermeld zijn.<br />

De aanbestedende overheid bepaalt in de oproep tot kandidatuurstelling of in<br />

de uitnodiging tot het indienen van een offerte welke bewijzen ze nodig vindt<br />

om na te kunnen gaan of een leverancier over voldoende economische, financiële<br />

en technische draagkracht beschikt.<br />

Het schriftelijk opvragen van een waardering m.b.t. verrichte leveringen aan<br />

degene naar wie de referentie verwijst, is toegestaan. De aanbestedende overheid<br />

mag bij de beoordeling geen rekening houden met mondeling ingewonnen<br />

informatie.<br />

Referenties bij een overheid moeten bewezen worden door certificaten die door<br />

de bevoegde overheid opgesteld of geviseerd zijn. Voor de leveringen aan privaatrechtelijke<br />

personen verdient het de voorkeur eveneens dergelijke certificaten<br />

te vragen, al is een verklaring vanwege de leverancier zelf ook toegelaten.<br />

De aanbestedende overheid mag geen selectie doorvoeren op basis van een<br />

geografisch criterium, bv. de hoofdzetel moet zich in Vlaanderen bevinden.<br />

Ze mag ook geen specifiek geografische referenties eisen, bv. enkel referenties in<br />

België.<br />

blz. 90 en verder<br />

Voorbeelden<br />

Hoofdstuk III<br />

KB 8 januari 1996<br />

105


106<br />

Hoofdstuk IV<br />

blz. 96 en 97<br />

De aanbestedende overheid mag geen specifieke referenties eisen bij deze aanbestedende<br />

overheid zelf. De aanbestedende overheid mag uiteraard wel rekening<br />

houden met dergelijke referenties bij de beoordeling van de geschiktheid.<br />

Het vooropstellen, als minimum-selectievoorwaarde, van een bepaald bedrag<br />

aan omzet in een bepaalde sector (technische bekwaamheid) is toegestaan.<br />

Het vragen van bijkomende toelichtingen of aanvullingen bij de voorgelegde<br />

bewijsstukken is toegestaan, voor zover zij verenigbaar zijn met het voorwerp<br />

van de opdracht en de bescherming van de bedrijfsgeheimen.<br />

Als er een officiële lijst bestaat in een andere Lidstaat van de EG, dan brengt<br />

de inschrijving van de leverancier op deze lijst een vermoeden van geschiktheid<br />

met zich mee wat betreft de vereisten gesteld in art.43 (1° tot 4° en 7°), art.44<br />

(2° en 3°) en art.45, 1°. Bovendien volstaat dit tevens als bewijs voor een rechtsgeldige<br />

inschrijving in het beroeps- en handelsregister. Het toevoegen van dergelijk<br />

bewijs is noodzakelijk indien de inschrijving in een register verplicht is om<br />

een beroep te mogen uitoefenen. Zo vereist de Belgische wetgeving een<br />

inschrijving in het handelsregister wanneer een handelsbedrijvigheid uitgeoefend<br />

wordt (wet van 20 juli 1964).<br />

TE VERSTREKKEN <strong>IN</strong>FORMATIE<br />

NA <strong>DE</strong> GUNN<strong>IN</strong>G<br />

De regels zijn dezelfde als voor een opdracht van werken (art.51).


OPDRACHT V AN DIENSTEN<br />

WANNEER MOET EEN OPDRACHT<br />

VAN DIENSTEN EUROPEES<br />

BEKENDGEMAAKT WOR<strong>DE</strong>N?<br />

I Berekening van de drempelwaarde<br />

Een opdracht van diensten moet Europees gepubliceerd worden zodra de geraamde<br />

waarde van de opdracht minstens 8.6 Mio bedraagt (art.53, §3). Dit is<br />

een bedrag exclusief BTW dat om de twee jaar herzienbaar is bij Besluit van de<br />

Eerste Minister. Dat bedrag wordt vastgesteld op 5.6 Mio voor de federale aanbestedende<br />

overheden die vermeld worden in art.79, 2°, a.<br />

De Europese publicatieverplichting geldt enkel voor de opdrachten van diensten<br />

die in bijlage 2A van de wet vermeld zijn. Voor de diensten vermeld in bijlage<br />

2B van de wet geldt de nationale aankondigingsverplichting en de verplichting<br />

toegelicht bij de na-informatie, en dit ongeacht de geraamde waarde<br />

van de opdracht (art.60).<br />

De ramingsmethode wordt hierna toegelicht (art.54).<br />

A De opdracht vermeldt een totale prijs<br />

Bij een opdracht die een totale prijs vermeldt, moet de totale vergoeding aan de<br />

dienstverlener in aanmerking genomen worden. Zijn de diensten verdeeld in<br />

percelen dan moet het geraamd samengevoegd bedrag als referentiewaarde<br />

genomen worden. Wordt de drempelwaarde als gevolg van deze samenvoeging<br />

overschreden, dan geldt de Europese publicatieverplichting voor elk perceel van<br />

de opdracht, ongeacht de individuele waarde van het perceel.<br />

Het KB bepaalt echter één uitzondering: indien het perceel een geraamde waarde<br />

heeft die kleiner is dan 3.2Mio, dan is Europese bekendmaking voor dit perceel<br />

niet noodzakelijk. Voor dat perceel mag de aanbestedende overheid een<br />

aparte gunningsprocedure organiseren waarbij er enkel in het BDA bekendgemaakt<br />

wordt. Deze uitzondering kan niet meer ingeroepen worden indien het<br />

samengevoegd bedrag van de percelen, die op deze wijze aan de Europese<br />

mededinging onttrokken werden, 20% overschrijdt van het samengevoegde<br />

bedrag van alle percelen.<br />

Afdeling III<br />

Hoofdstuk I<br />

KB 8 januari 1996<br />

107


108<br />

Totale prijs<br />

Voorbeeld<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

Voorbeeld<br />

Een gemengde opdracht<br />

Een totale prijs mag niet verward worden met een globale prijs (KB art.86).<br />

Onder een opdracht die een totale prijs vermeldt, wordt een opdracht verstaan<br />

waarbij er geen bijkomende berekeningen moeten gemaakt worden om de totale<br />

prijs van de opdracht te kennen. Men kan de totale prijs van een opdracht<br />

kennen, ook indien er met vermoedelijke hoeveelheden gewerkt wordt. Het is<br />

dus niet de bedoeling dat men de definitieve totale prijs van een opdracht kent.<br />

Dagprijs V.H. Totale prijs<br />

consultancy aantal dagen<br />

45.000 Bfr 20 900.000 Bfr<br />

B De opdracht vermeldt geen totale prijs<br />

Als een opdracht geen totale prijs vermeldt, in de zin zoals hierboven toegelicht,<br />

kunnen er zich drie mogelijke situaties voordoen:<br />

Het betreft een opdracht van bepaalde duur met een looptijd korter dan 4 jaar.<br />

Als referentiewaarde moet het totaal bedrag van de opdracht genomen worden<br />

over de gehele looptijd van de overeenkomst. Hier moet de aanbestedende<br />

overheid dus een - vrij summiere - berekening maken om de geraamde totaalprijs<br />

te kennen.<br />

Het betreft een opdracht van onbepaalde duur of een opdracht met een<br />

looptijd langer dan 4 jaar .<br />

De referentiewaarde moet hier vastgesteld worden op de geraamde prestaties tijdens<br />

een periode van 4 jaar, hetgeen normaliter een - beperkte - berekening<br />

vergt.<br />

Het betreft een opdracht die betrekking heeft op prestaties die met een<br />

zekere regelmaat gegund worden of die bestemd zijn om gedurende een<br />

bepaalde periode te worden vernieuwd.<br />

Indien de aanbestedende overheid reeds over ervaringsgegevens uit het verleden<br />

beschikt, kan ze als referentie het werkelijke bedrag nemen van de opeenvolgende<br />

soortgelijke opdrachten gegund tijdens de vorige 12 maanden, eventueel<br />

gecorrigeerd door de wijzigingen in de prijs of hoeveelheid die zich in de loop<br />

van de 12 maanden, volgend op de gunning van de opdracht, waarschijnlijk zullen<br />

voordoen.<br />

Beschikt de aanbestedende overheid niet over betrouwbare gegevens uit het verleden,<br />

dan dient ze als referentiewaarde de geraamde te bestellen hoeveelheid<br />

voor de volgende 12 maanden te nemen, te beginnen vanaf de datum van de<br />

eerste bestelling.<br />

Een onderhoudscontract met een prijs per oproep<br />

C Wat te doen met gemengde opdrachten?<br />

Een opdracht is gemengd als ze zowel diensten van bijlage 2A als van bijlage 2B<br />

van de wet bevat. Indien blijkt dat de opdracht voor meer dan de helft van de<br />

geraamde waarde uit prestaties bestaat die vermeld zijn in bijlage 2B van de wet,<br />

is Europese publicatie niet verplicht.<br />

De opdracht is ook gemengd als ze bv. zowel uit werken als uit diensten is<br />

samengesteld. Indien blijkt dat de geraamde waarde van de werken (volgens de<br />

ramingsregels van de werken) meer dan de helft van de totale geraamde waarde<br />

van de opdracht bedraagt, moet de aanbestedende overheid de bekendmakingsregels<br />

voor de opdrachten van werken volgen.


1)<br />

2)<br />

3)<br />

A)<br />

B)<br />

C)<br />

II Wie moet deze Europese bekendmakingsverplichting naleven?<br />

De Europese bekendmaking moet uiteraard nageleefd worden door de aanbestedende<br />

overheden vermeld in art.4, §1 en §2 (1° tot 8° en 10°) van de wet.<br />

Ook de privaatrechtelijke personen - m.i.v. de vrije universitaire instellingen -<br />

zijn aan deze Europese bekendmakingsverplichting onderworpen voor zover de<br />

opdracht aan de volgende voorwaarden voldoet (art.53, §2):<br />

De raming van de dienstenopdracht bedraagt meer dan 8 Mio (5.3Mio voor<br />

de overheden vermeld in art.79, 2, a).<br />

De opdracht wordt rechtstreeks voor meer dan 50% gesubsidieerd door één of<br />

meerdere aanbestedende overheden.<br />

De dienstenopdracht houdt verband met gesubsidieerde opdrachten van werken<br />

(art.1, §2).<br />

Uit de derde voorwaarde volgt dat een gesubsidieerde opdracht van diensten<br />

niet Europees bekendgemaakt moet worden indien de gesubsidieerde opdracht<br />

van werken niet Europees bekendgemaakt moet worden, zelfs indien de opdracht<br />

van diensten bv. voor 100% gesubsidieerd zou worden.<br />

Een VZW sluit een studieopdracht af met een architectenbureau voor het<br />

opstellen van een ‘masterplan’ voor een ziekenhuis. De kostprijs van de studieopdracht<br />

wordt op meer dan 8.6 bMio geraamd. De bouw van het ziekenhuiscomplex<br />

wordt op meer dan 216Mio geraamd. De ruwbouw en de studieopdracht<br />

worden voor meer dan 50% gesubsidieerd. De studieopdracht moet<br />

Europees bekendgemaakt worden.<br />

III De aankondiging in het BDA en het PEG<br />

In chronologische volgorde kunnen we drie soorten bekenmakingsverplich -<br />

tingen onderscheiden:<br />

De fase van de voor-informatie : dit is de aankondiging, zo mogelijk bij de aanvang<br />

van het begrotingsjaar, van een programma van diensten dat vermoedelijk<br />

in de volgende 12 maanden zal uitgevoerd worden. De aanbestedende overheid<br />

is door deze aankondiging niet verplicht voor deze diensten ook daadwerkelijk<br />

een gunningsprocedure te starten. Deze voor-informatie noemt men de ‘enuntiatieve<br />

aankondiging’<br />

De fase van de eigenlijke aankondiging : deze aankondiging heeft betrekking<br />

op de specifieke opdracht die eventueel was aangekondigd bij de voor-informatie.<br />

De informatie ex post : heeft betrekking op informatie over de gegunde<br />

opdracht na afloop van de procedure.<br />

Elk van deze bekendmakingsvoorschriften moet zowel in het BDA als in<br />

het PEG gepubliceerd worden. De publicatie in het BDA mag niet plaatsvinden<br />

vóór de datum van de verzending van de aankondiging naar het Bureau voor<br />

O fficiële publicaties van de EG. Bovendien moet het bericht in het BDA de<br />

datum van verzending naar het PEG vermelden. De publicatie in het BDA mag<br />

geen andere inlichtingen bevatten dan deze die gepubliceerd worden in het PEG.<br />

Voorbeeld<br />

KB 8 januari 1996<br />

109


110<br />

bijlage 4A<br />

bijlage 4B<br />

bijlage 4C<br />

bijlage 4D<br />

bijlage 4E<br />

A Voor-informatie: de enuntiatieve aankondiging<br />

Met deze vorm van publicatie wenst de aanbestedende overheid de Europese<br />

mededingers tijdig op de hoogte te brengen van belangrijke opdrachten zodat<br />

deze beter voorbereid kunnen inspelen op de eigenlijke aankondiging van de<br />

opdracht.<br />

Deze voor-informatie is in beginsel verplicht voor elke opdracht van diensten die<br />

8.6Mio (of 5.6 Mio voor de aanbestedende overheden vermeld in art.79, 2°, a)<br />

bereikt of overtreft en bovendien deel uitmaakt van een categorie van diensten<br />

waarvan de waarde 30.2 Mio bereikt of overtreft (art.55). Deze categorieën van<br />

diensten zijn terug te vinden in bijlage 2A van de wet , met een meer gedetailleerde<br />

toelichting in de CPA-classificatie die als bijlage bij deze leidraad is<br />

gevoegd.<br />

Leeft de aanbestedende overheid deze publicatieverplichting niet na, dan<br />

leidt dit normaliter niet tot de onregelmatigheid van de pr o c e d u re . De enuntiatieve<br />

aankondiging laat de aanbestedende overheid wel toe de de minimumtermijnen<br />

die ze moet naleven voor de ontvangst van een off e rte, in te kort e n .<br />

Bij een enuntiatieve aankondiging moet de aanbestedende overheid het model<br />

volgen dat in bijlage 4A van het KB is bepaald.<br />

B De eigenlijke aankondiging van de opdracht<br />

Bij de aankondiging van de specifieke opdracht gaat de aanbestedende overheid<br />

wel degelijk over tot het in mededinging stellen van de opdracht. Bij het KB zijn<br />

een aantal modellen gevoegd die verplicht moeten nageleefd worden (art.56).<br />

Voor een openbare aanbesteding of een algemene offerteaanvraag is dit model<br />

beschreven in bijlage 4B.<br />

Voor een beperkte procedure dient de aanbestedende overheid het model vermeld<br />

in bijlage 4C te gebruiken en voor de onderhandelingsprocedure met<br />

bekendmaking is dit het model van bijlage 4D.<br />

Volgt de aanbestedende overheid deze modellen niet, dan is de kans reëel dat<br />

het Bureau voor Officiële publicaties van de EG weigert de aankondiging te<br />

publiceren. Let er bovendien op dat het aantal woorden niet méér bedraagt dan<br />

650. Anders loopt de aanbestedende overheid het risico dat de publicatie geweigerd<br />

wordt of dat het Bureau naar eigen inzichten overgaat tot de inkorting van<br />

de aankondiging.<br />

Enkel publiceren in het BDA en niet in het PEG (of omgekeerd) tast de<br />

geldigheid van de procedure aa n! Het KB bepaalt immers uitdrukkelijk dat er<br />

twee officiële media moeten gebruikt worden.<br />

C De informatie ex-post<br />

Binnen een termijn van 48 dagen na de gunning van de opdracht, moet de<br />

gegunde opdracht gepubliceerd worden in het PEG en het BDA volgens het<br />

model beschreven in bijlage 4 E.<br />

Deze verplichting geldt ook voor de opdrachten vermeld in bijlage 2B van de<br />

wet en voor de opdrachten die gegund zijn op basis van een onderhandelingsprocedure<br />

zonder bekendmaking, uiteraard voor zover ze het drempelbedrag<br />

overschrijden (art.60).<br />

Komt de aanbestedende overheid deze verplichting niet of laattijdig na, dan tast<br />

dat de geldigheid van de procedure niet aan.


D Proces-verbaal<br />

Van elke gegunde opdracht moet een proces-verbaal worden opgemaakt dat de<br />

inlichtingen bevat, vermeld in art.61. Het PV wordt aan de Europese Commissie<br />

bezorgd indien ze hierom verzoekt.<br />

IV De minimale ontvangsttermijnen<br />

We moeten een onderscheid maken naargelang we te maken hebben met ofwel<br />

een openbare aanbesteding en een algemene offerteaanvraag, ofwel een beperkte<br />

procedure en een onderhandelingsprocedure met bekendmaking. Voor de<br />

termijnbepaling speelt bovendien het feit dat de opdracht al dan niet - tijdig en<br />

volledig - enuntiatief gepubliceerd werd, een belangrijke rol.<br />

De regels zijn dezelfde als voor een opdracht van werken (art.57 en art.58).<br />

De aankondiging gebeurt volgens het hierboven vermeld model.<br />

Bij een beperkte procedure en een onderhandelingsprocedure met bekendmaking<br />

bevat de uitnodiging tot het indienen van een offerte de gegevens die<br />

bepaald zijn in art.58, §4.<br />

Een verlenging van de termijn is verplicht in de gevallen beschreven in art.59.<br />

blz. 84 en 85<br />

KB 8 januari 1996<br />

111


112<br />

Hoofdstuk II<br />

WANNEER MOET EEN OPDRACHT<br />

VAN DIENSTEN ENKEL NATIONAAL<br />

BEKENDGEMAAKT WOR<strong>DE</strong> N?<br />

I Belang van de drempelwaarde<br />

Elke opdracht van diensten vermeld in bijlage 2A van de wet die niet Europees<br />

gepubliceerd moet worden, moet wel in het Bulletin der Aanbestedingen<br />

bekend gemaakt worden, tenzij de aanbestedende overheid een beroep kan<br />

doen op de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking (art.62).<br />

De diensten vermeld in bijlage 2B van de wet zijn altijd uitsluitend onderworpen<br />

aan de nationale bekendmaking, ongeacht of ze de Europese drempelwaarde<br />

overschrijden of niet.<br />

II Wie is er onderworpen aan deze nationale bekendmaking?<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

Noot:<br />

De nationale bekendmaking geldt voor de aanbestedende overheden die vermeld<br />

zijn in art.4, §1 en §2 (1° tot 10°) van de wet.<br />

Ze geldt dus ook voor opdrachten van diensten van de vrije universitair e<br />

instellingen voor zover de opdracht rechtstreeks of onrechtstreeks via de werkingstoelagen<br />

gesubsidieerd wordt door voormelde aanbestedende overheden<br />

(art.62, 4° lid).<br />

Bovendien geldt deze bekendmakingsverplichting ook voor privaatrechtelijke<br />

personen indien aan volgende voorwaarden is voldaan (art.63):<br />

De dienstenopdracht moet door de aanbestedende overheden voor meer dan<br />

50% gesubsidieerd worden.<br />

De dienst moet betrekking hebben op een gesubsidieerde opdracht van werken<br />

(KB art.11); het werk moet bijgevolg ook voor meer dan 50% gesubsidieerd<br />

worden.<br />

De opdracht moet 5Mio overschrijden.<br />

Voor privaatrechtelijke personen is de reglementering niet volledig van toepassing.<br />

Art.63 bepaalt dat de wet en het KB niet integraal van toepassing zijn op deze<br />

gesubsidieerde opdrachten. De privaatrechtelijke personen moeten bijgevolg<br />

enkel de volgende bepalingen naleven:<br />

- Bepalingen van de wet: art.1 t.e.m. 22 (uitgezonderd art.1, §2 en §3; art.2, 3,<br />

en 6): dit komt erop neer dat de belangrijkste bepalingen van de wet van<br />

toepassing zijn.<br />

- Bepalingen van het KB:<br />

- art.10 t.e.m. 15 (nationale bekendmakingsregels - minimumtermijnen)<br />

- art.16 t.e.m. 23 (o.m. selectievoorschriften)<br />

- art.120, 121, 122 (onderhandelingsprocedure)


1)<br />

Hieruit blijkt dat onder meer de regels i.v.m. de opmaak, de indiening, de opening<br />

en het regelmatigheidsonderzoek van de offertes niet van toepassing zijn.<br />

Er moet wel een openingszitting georganiseerd worden maar de procedureregels<br />

van art.106 zijn niet van toepassing. De verplichte weigering van een<br />

offerte omdat ze formeel of inhoudelijk onregelmatig is, bestaat evenmin.<br />

Een VZW opgericht door enkele dynamische senioren uit de gemeente wenst<br />

een moderne sporthal te bouwen. Voor de bouw van die sporthal kunnen ze<br />

rekenen op 50% subsidie van de gemeentelijke overheid. De kost van de architectengroep<br />

die alle plannen moet ontwerpen en instaat voor de algemene leiding<br />

en coördinatie van de werf (inclusief afwerking en uitrusting) wordt op<br />

meer dan 5Mio geraamd. De Vlaamse Gemeenschap is bereid deze dienstenopdracht<br />

voor meer dan 50% te betoelagen. De VZW is dan ook verplicht bij de<br />

keuze van haar arc h i t e c t e n g roep enkel die bepalingen van de wet en het KB na<br />

te leven die hierboven werden aangehaald. De VZW moet a l l e bepalingen van de<br />

wet en het KB naleven indien de subsidiereglementering of het specifieke subsidiebesluit<br />

de naleving van de wet als een subsidiëringsvoorw a a rde zou opleggen.<br />

III De aankondiging in het BDA<br />

Bij een openbare aanbesteding of een algemene offerteaanvraag moet de<br />

aankondiging de gegevens bevatten die in art.64 van het KB zijn bepaald. Voor<br />

een louter nationale bekendmaking bestaat er dus geen voorgeschreven aankondigingsmodel.<br />

De aankondiging vermeldt onder meer:<br />

- de wijze waarop het bestek kan verkregen worden;<br />

- datum, uur en de plaats van de opening van de offertes;<br />

- gunningswijze;<br />

- inlichtingen en documenten die nodig zijn voor de beoordeling van de<br />

financiële, economische en technische minimumeisen met het oog op de<br />

selectie.<br />

Bij een beperkte aanbesteding, een beperkte offerteaanvraag of een onder -<br />

handelingsprocedure met bekendmaking zijn er twee mogelijkheden om aan<br />

de bekendmakingsverplichtingen te voldoen:<br />

- de individuele aankondiging van een opdracht<br />

- de samenstelling van een lijst van geselecteerde kandidaten<br />

De individuele aankondiging van de opdracht<br />

De aankondiging in het BDA is een oproep tot kandidatuurstelling voor een<br />

bepaalde opdracht. Een dergelijke aankondiging moet de gegevens bevatten<br />

die in art.66, §1 vermeld zijn. Ook hier bestaat geen voorgeschreven aankondigingsmodel.<br />

Deze aankondiging vermeldt onder meer:<br />

- inlichtingen en documenten die nodig zijn voor de beoordeling van de<br />

financiële, economische en technische minimumeisen met het oog op de<br />

selectie;<br />

- de gunningswijze;<br />

- de uiterste datum voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming.<br />

De geselecteerde kandidaten worden gelijktijdig schriftelijk uitgenodigd om een<br />

o ff e r te in te dienen. Deze uitnodiging bevat onder meer het volgende ( a rt.66, §3):<br />

- het bestek of de wijze waarop het kan opgevraagd worden;<br />

- de uiterste datum voor de ontvangst van de offertes (bij een beperkte<br />

procedure valt deze samen met de openingszitting);<br />

- datum, plaats en uur van de opening van de offertes (niet voor de onderhandelingsprocedure<br />

met bekendmaking).<br />

Voorbeeld<br />

KB 8 januari 1996<br />

113


114<br />

2)<br />

Voorbeeld<br />

blz. 89 en 90<br />

De samenstelling van een lijst van geselecteerden<br />

De aankondiging is een oproep tot kandidatuurstelling om op een lijst van<br />

geselecteerde kandidaten te worden opgenomen. Deze aankondiging moet de<br />

gegevens bevatten die zijn aangegeven in art.66, §2.<br />

In de regel zal het hier gaan om s o o rtgelijke opdrachten met een repetitief k a r a k t e r.<br />

Drukkerijdiensten, vertaalopdrachten, schoonmaakdiensten<br />

De geselecteerde dienstverleners worden tijdens de geldigheidsduur van de lijst<br />

uitgenodigd voor het indienen van een offerte die betrekking moeten hebben<br />

op dat type opdracht van diensten waarvoor ze geselecteerd werden.<br />

Een oproep tot kandidatuurstelling voor elke opdracht afzonderlijk is dan niet<br />

meer nodig. Deze lijst heeft slechts een geldigheidsduur van 12 maanden, te<br />

rekenen vanaf de datum van de opmaak van de lijst. Deze lijst moet bijgevolg<br />

systematisch opnieuw samengesteld worden. Zelfs indien een dergelijke lijst zou<br />

bestaan, kan de aanbestedende overheid toch beslissen te kiezen voor de individuele<br />

aankondiging van een opdracht.<br />

IV Minimale ontvangsttermijnen<br />

We moeten een onderscheid maken naargelang we te maken hebben met ofwel<br />

een openbare aanbesteding en een algemene offerteaanvraag, ofwel een beperkte<br />

procedure en een onderhandelingsprocedure met bekendmaking.<br />

De regels zijn dezelfde als voor een opdracht van werken (art.64 en art.66).<br />

Bij een beperkte procedure en bij een onderhandelingsprocedure met bekendmaking<br />

bevat de uitnodiging tot het indienen van een offerte de gegevens die<br />

bepaald zijn in art.66, §3.<br />

Een verlenging van deze minimumtermijn is verplicht in de gevallen beschreven<br />

in art.67.


<strong>DE</strong> KWALITATIEVE SELECTIE<br />

VAN DIENSTVERLENERS<br />

De kwalitatieve selectie van dienstverleners gebeurt op dezelfde manier als de<br />

kwalitatieve selectie bij aannemers, uiteraard met uitzondering van de erkenningsreglementering<br />

die enkel geldt voor een opdracht van werken.<br />

De mogelijke uitsluitingsgronden worden vermeld in art.69.<br />

De bewijsstukken die gevraagd kunnen worden om de financiële en economische<br />

draagkracht te beoordelen, worden vermeld in art.70. De bewijsstukken<br />

die gevraagd kunnen worden om de technische bekwaamheid te beoordelen,<br />

worden vermeld in art.71.<br />

Er mogen geen andere bewijzen gevraagd worden dan die welke in het KB<br />

uitdrukkelijk vermeld zijn.<br />

De aanbestedende overheid bepaalt in de oproep tot kandidatuurstelling of in<br />

de uitnodiging tot het indienen van een offerte welke bewijzen ze nodig acht<br />

om na te gaan of een dienstverlener over voldoende economische en financiële<br />

draagkracht beschikt en voldoende bekwaam is.<br />

Inzake referenties moeten de diensten die aan een overheid verstrekt werden,<br />

bewezen worden door certificaten die door de bevoegde overheid opgesteld of<br />

geviseerd zijn. Voor de diensten die aan privaatrechtelijke personen verstrekt<br />

werden, verdient het de voorkeur eveneens dergelijke certificaten te vragen al is<br />

een verklaring van de dienstverlener zelf ook toegelaten.<br />

De aanbestedende overheid mag geen specifieke referenties eisen van uitgevoerde<br />

diensten bij de aanbestedende overheid zelf. Ze mag uiteraard met dergelijke<br />

referenties wel rekening houden.<br />

De aankondiging kan strenge selectievoorschriften opleggen en bv. bepalen dat<br />

enkel de kandidaten die aan alle selectiecriteria voldoen, geselecteerd worden.<br />

Het vragen van bijkomende toelichtingen of aanvullingen bij de voorgelegde<br />

bewijsstukken is toegestaan, voor zover ze verenigbaar zijn met het voorwerp<br />

van de opdracht en de bescherming van de bedrijfsgeheimen.<br />

Als er een officiële lijst bestaat in een andere Lid-staat van de EG, brengt de<br />

inschrijving van de dienstverlener op deze lijst een vermoeden van geschiktheid<br />

met zich mee wat betreft de vereisten gesteld in art.69 (1° tot 4° en 7°), art.70<br />

(2° en 3°) en art.71, 1°. Bovendien volstaat dat tevens als bewijs voor een rechtsgeldige<br />

inschrijving in het beroeps- of handelsregister.<br />

Voor juridische diensten wordt de concurrentieplicht nagenoeg volledig uitgesloten<br />

(art.68, 5° lid).<br />

blz. 90 en verder<br />

Voorbeeld<br />

Hoofdstuk III<br />

KB 8 januari 1996<br />

115


116<br />

Hoofdstuk IV<br />

Noot:<br />

blz. 96 en 97<br />

Specfieke problemen bij een opdracht van diensten<br />

Het is inherent aan sommige opdrachten van diensten dat de bekwaamheid van<br />

de dienstverlener gedeeltelijk samenvalt met het voorwerp van de opdracht zelf.<br />

Het is meer de kwaliteit van de ingezette middelen (de personen) die het resultaat<br />

van de opdracht zal bepalen, dan de precieze beschrijving van het te verwachten<br />

resultaat. Vandaar dat het niet eenvoudig is om selectie- en gunningscriteria<br />

te scheiden. Hierna trachten we een onderscheid tussen beide criteria te<br />

maken.<br />

Selectiecriteria<br />

- Voor de opdracht relevante referenties, m.i.v. de certificaten van waardering<br />

door vroegere opdrachtgevers<br />

- Voor de opdracht relevante omzet<br />

- De kwaliteit van de in te zetten personen op basis van hun curriculum<br />

vitae<br />

- De methode die in de onderneming gebruikt wordt om de kwaliteitszorg<br />

te garanderen<br />

- De vervangbaarheid van het ter beschikking te stellen personeel<br />

- Het beschikken over een ISO-certificaat<br />

Gunningscriteria<br />

- De prijs<br />

- De specifieke kennis van een bepaalde persoon<br />

- De resultaten van een gedragsgericht interview<br />

- De voorgestelde methodologie en het organisatorisch actieplan bij de uitvoering<br />

van de opdracht<br />

- De voorgestelde voltooiingstermijn van de opdracht (tenzij die door het<br />

bestek opgelegd is)<br />

- De mate waarin de opdrachtnemer bereid is om een bepaald resultaat te<br />

garanderen in combinatie met financiële sancties indien het vooropgesteld<br />

resultaat niet gehaald wordt.<br />

Daarnaast rijst de vraag in welke mate de opdrachtgever ook kan eisen dat<br />

een bepaalde persoon (die bv. doorslaggevend was in de selectieprocedure)<br />

ook de facto de opdracht uitvoert.<br />

Hier zijn de besteksbepalingen determinerend. Zo zou de aanbestedende overheid<br />

bv. kunnen bepalen dat de opdrachtgever zich het recht voorbehoudt de<br />

opdracht, zonder enige schadeloosstelling, te verbreken indien de voorgestelde<br />

ploeg de opdracht de facto niet uitvoert, zelfs in geval van overmacht (bv. ziekte,<br />

ontslag). Het is ook mogelijk dat de opdrachtgever zich het recht voorbehoudt<br />

- op welk ogenblik ook - vervanging te eisen van de ter beschikking<br />

gestelde dienstverlener door een andere persoon die minstens over dezelfde<br />

gelijkwaardige capaciteiten moet beschikken als degene die in de kandidatuurstelling<br />

beschreven waren.<br />

TE VERSTREKKEN <strong>IN</strong>FORMATIE<br />

NA <strong>DE</strong> GUNN<strong>IN</strong>G<br />

Ook hier zijn de regels dezelfde als voor een opdracht van werken (art.80).


1)<br />

2)<br />

3)<br />

<strong>DE</strong> OFFERTES EN <strong>DE</strong> GUNN<strong>IN</strong>G<br />

BIJ AANBESTED<strong>IN</strong>G EN<br />

OFFERTEAANVRAAG<br />

<strong>DE</strong> OPMAAK V AN EEN OFFERTE<br />

I Vorm en inhoud van de offerte<br />

In de regel bestaat een offerte, in de brede betekenis van het woord, uit drie<br />

grote onderdelen:<br />

De eigenlijke offerte:<br />

de formele verbintenis van een bevoegd persoon om een bepaalde opdracht voor<br />

een bepaalde prijs uit te voeren. Meestal wordt bij het bestek een zogenaamd<br />

‘inschrijvingsbiljet’ gevoegd dat een aantal vaste rubrieken bevat: identiteit van<br />

de inschrijver, woonplaats, totale prijs van de opdracht, rekeningnummer, RSZnummer.<br />

De belangrijkste bijlage bij de offerte: een gedetailleerde beschrijving van<br />

de verschillende onderdelen van de opdracht. De opdracht wordt onderverdeeld<br />

in specifieke posten die aangeven of de te verwerken of de te leveren hoeveelheden<br />

forfaitaire of vermoedelijke hoeveelheden zijn. Uit de vermenigvuldiging<br />

van de hoeveelheden met de eenheidsprijs en uit de som van de subtotalen<br />

kan het totale bedrag van de offerte afgeleid worden. Het is dit totale bedrag<br />

dat op het inschrijvingsbiljet vermeld moet worden. Deze gedetailleerde staat<br />

wordt meestal bij het bestek gevoegd. Voor een opdracht van werken wordt<br />

deze staat aangeduid met de term ‘samenvattende opmetingsstaat’. Voor een<br />

opdracht van leveringen of van diensten spreekt men van een ‘inventaris’.<br />

Andere bijlagen: allerhande documenten die door de bepalingen van het bestek<br />

of krachtens art.90 van het KB verplicht bijgevoegd moeten worden.<br />

A De eigenlijke offerte<br />

(art.89 en art.90)<br />

Om te vermijden dat de onwetende inschrijver een ongeldige offerte zou indienen<br />

is het wenselijk een model van inschrijvingsbiljet toe te voegen. De belangrijkste<br />

gegevens van dit inschrijvingsbiljet hebben betrekking op de identificatie<br />

Samenvattende opmetingsstaat<br />

Inventaris<br />

Inschrijvingsbiljet<br />

Afdeling IV<br />

Hoofdstuk I<br />

KB 8 januari 1996<br />

117


118<br />

Conformiteitsverklaring<br />

van de inschrijver en op de totale prijs van de opdracht. Nochtans kan de aanbestedende<br />

overheid een inschrijver niet verplichten het bijgevoegde formulier<br />

daadwerkelijk te gebruiken. Ze kan de inschrijver evenmin verplichten het bijgevoegde<br />

model, als model, te volgen: de aanbestedende overheid zal enkel<br />

kunnen nagaan of aan de vereisten van art.90 van het KB voldaan is.<br />

Het inschrijvingsbiljet moet ondertekend zijn door een persoon die, op het<br />

ogenblik van de ondertekening, bevoegd is zich te verbinden voor de rechtspersoon<br />

voor wie hij tekent. Het bewijs van bevoegdheid moet bij de offerte<br />

gevoegd zijn. Is het inschrijvingsbiljet niet ondertekend, dan moet de offerte<br />

geweerd worden. De ondertekening van het inschrijvingsbiljet hoeft niet noodzakelijk<br />

op de plaats die daarvoor op het formulier is aangegeven. Wel moet het<br />

duidelijk zijn dat de inschrijver akkoord gaat met de besteksvoorwaarden, wat<br />

zijn inhoudelijk aanbod is en voor welke prijs hij zijn offerte wil uitvoeren.<br />

B De samenvattende opmetingsstaat en de inventaris<br />

(art.89)<br />

Indien een model van de samenvattende opmetingsstaat of van de inventaris is<br />

bijgevoegd, moet de inschrijver dit model volgen. Doet hij dit niet, bv. omdat<br />

hij gebruik maakt van een geïnformatiseerd model van de firma, dan moet hij<br />

uitdrukkelijk vermelden dat zijn specifiek model overeenstemt met dat van de<br />

aanbestedende overheid (conformiteitsverklaring).<br />

Bestekclausules waarbij op straffe van nietigheid het bijgevoegde model of het<br />

bijgevoegde formulier gebruikt moet worden, kunnen niet meer in het bestek<br />

opgenomen worden vermits het gebruik van een ander model uitdrukkelijk toegelaten<br />

is.<br />

Indien de conformiteitsverklaring ontbreekt, heeft dat geen invloed op de regelmatigheid<br />

van de offerte. Anderzijds zal het ontbreken ervan de verantwoordelijkheid<br />

van de inschrijver vergroten bv. wanneer een bepaalde post ontbreekt als<br />

die post in het bijgevoegde model wel opgenomen was.<br />

De samenvattende opmetingsstaat of de inventaris moeten ondertekend zijn<br />

door een bevoegd persoon. Is dat niet het geval, maar het inschrijvingsbiljet is<br />

wel ondertekend en er kan bovendien geen twijfel bestaan over de verbintenis<br />

die de inschrijver wil aangaan, dan mag de offerte niet geweigerd worden.<br />

C Andere bijlagen<br />

(art.90)<br />

Detaillering van de inhoud van de offerte<br />

Het is mogelijk dat het invullen van de samenvattende opmetingsstaat of de<br />

inventaris niet volstaat om het aanbod van de inschrijver in voldoende mate te<br />

definiëren. De inschrijver zal dan zijn concreet aanbod beschrijven in een apart<br />

document, al dan niet aangevuld met allerhande documentatie. Het is niet<br />

nodig dat deze documenten ondertekend of geparafeerd zijn.<br />

Bewijs van erkenning en registratie<br />

Voor de uitvoering van een opdracht van werken is, vanaf een bepaald bedrag,<br />

een erkenning vereist. Het bewijs van erkenning kan geleverd worden door een<br />

attest van inschrijving op de lijst van de erkende aannemers in België, of door<br />

een attest van inschrijving op een gelijkwaardige lijst in een ander Lid-Staat of<br />

door toevoeging van de nodige documenten waaruit blijkt dat de aannemer voldoet<br />

aan de erkenningsvereisten.


1)<br />

Voor het toekennen van de individuele erkenning is de Gewestregering bevoegd,<br />

die beslist op advies van de federale erkenningscommissie. Deze erkenningscommissie<br />

moet altijd geraadpleegd worden. Een erkenning houdt een<br />

v e rmoeden in van financiële, technische en economische bekwaamheid.<br />

Ze wordt in beginsel verleend voor een periode van 5 jaar, maar blijft gelden tot<br />

de herziening ervan. De aannemer moet uiterlijk op het ogenblik van de gunning<br />

erkend zijn.<br />

Om een opdracht van werken geldig te kunnen betekenen moet de aannemer<br />

ook geregistreerd zijn. Een registratienummer wordt toegekend door de<br />

Registratiecommissie die in iedere provincie bij de directe belastingen is opgericht.<br />

Een registratie houdt een vermoeden van fiscale en sociale betrouwbaarheid<br />

in (bv. inzake betaling van bedrijfsvoorheffing en BTW). Het bewijs van<br />

registratie moet uiterlijk op het ogenblik van de gunning geleverd zijn.<br />

Attest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid<br />

Indien de opdracht niet tot stand is gekomen bij wijze van aangenomen factuur<br />

(art 122) en de inschrijver werknemers- en patronale bijdragen moet betalen voor<br />

het personeel dat hij in dienst heeft (arbeiders of bedienden), dan gelden<br />

- naar gelang de nationaliteit van de inschrijver - volgende regels:<br />

De inschrijver heeft een Belgische nationaliteit<br />

Bij een openbare procedure voegt de inschrijver een RSZ-attest bij zijn offerte<br />

of bezorgt dit attest aan de aanbestedende overheid ten laatste op de dag<br />

die de dag van de opening van de offertes voorafgaat. Uit dit attest<br />

moet blijken dat de inschrijver al de vereiste aangiften aan de Rijksdienst heeft<br />

gedaan tot en met het voorlaatste afgelopen kalenderkwartaal te rekenen vanaf<br />

de dag van de opening van de offertes. De RSZ-aangiften door de werkgevers<br />

gebeurt op trimestriële basis.<br />

Het is de stand van de rekening van de ingediende aangiften, zoals die blijkt<br />

uiterlijk de dag vóór de opening van de offertes, die bedoeld wordt. Een regularisatie<br />

van mogelijke achterstallen is dus nog mogelijk tot vóór de dag van de<br />

opening van de offertes. Het RSZ-attest zelf kan van een latere datum dateren.<br />

Uit de stand van de rekening moet blijken dat minstens de RSZ-aangifte tot en<br />

met het voorlaatste kalenderkwartaal voldaan werd. Indien blijkt dat reeds de<br />

aangiften m.b.t. het laatste afgelopen kalenderkwartaal voldaan werden, volstaat<br />

dit uiteraard eveneens als afdoende bewijs.<br />

Bovendien mag de inschrijver - blijkens dit attest - geen bijdragen verschuldigd<br />

z i j n van meer dan 100.000B f r. Mocht dat het geval zijn, dan kan de off e rte toch<br />

nog aanvaard worden indien aan één van de volgende voorw a a rden voldaan is:<br />

- Ofwel heeft de inschrijver uitstel van betaling gekregen en neemt hij de<br />

terugbetalingstermijnen strikt in acht.<br />

- Ofwel heeft hij schuldvorderingen ten aanzien van één of meerdere aanbestedende<br />

overheden die, op 100.000 Bfr na, de uitstaande schulden kunnen<br />

compenseren. Deze schuldvorderingen moeten ‘zeker, opeisbaar en vrij’<br />

zijn. Deze voorwaarden hebben onder meer tot gevolg dat de schuldvorderingen<br />

niet betwist mogen worden door de schuldenaars ervan, dat er<br />

geen termijn of opschortende voorwaarde aan verbonden is, dat ze niet het<br />

voorwerp zijn van beslag, afstand of inpandgeving.<br />

Indien - bij een beperkte procedure of bij een onderhandelingsprocedure met of zonder bekendmaking -<br />

het RSZ attest bij de kandidaatstelling ontbreekt of niet werd bezorgd ten laatste de dag voor de uiterste<br />

datum van ontvangst van de kandidaturen, kan de aanbestedende overheid - alvorens tot de selectieprocedure<br />

over te gaan - zelf inlichtingen inwinnen bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Het gaat hier om een<br />

mogelijkheid en niet om een verplichting van de aanbestedende overheid. Bovendien vervalt deze mogelijkheid<br />

indien de aankondiging uitdrukkelijk bepaald heeft datÎop straffe van nietigheid het RSZ-attest bij de aanvraag<br />

tot deelneming moest gevoegd worden.<br />

KB 8 januari 1996<br />

119


120<br />

b)<br />

T.V.=<br />

tijdelijke vereniging<br />

•<br />

•<br />

De inschrijver heeft een buitenlandse nationaliteit<br />

Indien een inschrijver van buitenlandse nationaliteit personeel tewerkstelt dat<br />

aan de Belgische sociale zekerheid is onderworpen, dan gelden uiteraard dezelfde<br />

regels als voor een Belgische inschrijver.<br />

Is dat niet het geval, dan bepaalt het recht van het land waar de buitenlandse<br />

inschrijver gevestigd is hoe het bewijs geleverd kan worden dat deze inschrijver<br />

aan zijn sociale zekerheidsverplichtingen voldaan heeft. Worden er door het<br />

betrokken land geen attesten uitgereikt, dan kan dit bewijs vervangen worden<br />

door: een verklaring onder eed, een plechtige verklaring voor een overheids- of<br />

gerechtelijke instantie, voor een notaris of voor een bevoegde beroepsorganisatie<br />

van dit land.<br />

De documenten vermeld in art.92 van het KB<br />

De documenten vermeld in art.92 kunnen door de aanbestedende overheid<br />

steeds opgevraagd worden, vóór de gunning van de opdracht. Worden deze<br />

documenten niet voor de gestelde datum bezorgd, dan kan dit - mits motivering<br />

- leiden tot de weigering van de offerte. Een weigering kan bv. gewettigd<br />

zijn indien bepaalde documenten (bv. inschrijving in een beroepsregister) verplicht<br />

zijn in het land van vestiging van de inschrijver.<br />

II Vereniging, volmacht en vervanging<br />

A Vereniging<br />

(art.93)<br />

Het is mogelijk dat twee of meerdere inschrijvers zich tijdelijk verenigen om<br />

samen een offerte in te dienen. Deze tijdelijke vereniging (hierna: T.V.) blijkt uit<br />

de gezamenlijke ondertekening van het inschrijvingsbiljet. De eigenlijke overeenkomst<br />

tussen de deelgenoten is een zaak van deze deelgenoten zelf, en niet<br />

van de aanbestedende overheid. Door de ondertekening is overigens elke ondertekenaar<br />

hoofdelijk gebonden ten aanzien van de aanbestedende overheid: elke<br />

ondertekenaar kan eventueel verplicht worden de gehele opdracht uit te voeren.<br />

Elke ondertekenaar moet kunnen bewijzen dat hij bevoegd is om de onderneming<br />

te binden en dat de RSZ-verplichtingen werden nageleefd. Bij een opdracht<br />

van werken volstaat het dat ofwel de T.V. geregistreerd is, ofwel de deelgenoten<br />

geregistreerd zijn voor de werken die ze zullen uitvoeren. Wat de<br />

erkenningsvereisten betreft volstaat het dat één van de deelgenoten erkend is<br />

voor de vereiste categorie.<br />

Bij elke ondertekenaar gaat de aanbestedende overheid na of hij niet om één of<br />

andere reden uitgesloten moet worden.<br />

Bij een beperkte procedure of bij een onderhandelingsprocedure met bekendmaking,<br />

vindt er - voor de indiening van de offertes - een selectie van de kandidaten<br />

plaats. Nadien mogen enkel de geselecteerde kandidaten een offerte indienen.<br />

Indien het bestek het uitdrukkelijk toestaat, mag er nochtans een offerte<br />

ingediend worden door een tijdelijke vereniging waarvan minstens één inschrijver<br />

tijdens deze voorafgaande selectieprocedure geselecteerd werd.<br />

Specifieke problemen bij een tijdelijke vereniging<br />

Indien één van de ondertekenaars niet voldoet aan de verplichtingen waaraan<br />

voldaan moet zijn om de opdracht regelmatig te kunnen gunnen (RSZ-verplichtingen,<br />

bevoegdheid), dan moet de offerte van de T.V. geweigerd worden.<br />

Indien één van de ondertekenaars op basis van de uitsluitingsgronden uitgesloten<br />

zou kunnen worden, maar de aanbestedende overheid verkiest om dit niet<br />

te doen, dan kan de opdracht eventueel aan de T.V. gegund worden.


•<br />

•<br />

Indien één van de ondertekenaars op basis van de uitsluitingsgronden effectief<br />

wordt uitgesloten, dan kan de opdracht niet meer aan de T.V. gegund worden.<br />

Een tijdelijke vereniging die is opgericht bij de kandidatuurstelling, en die<br />

bestaat uit de rechtspersonen x, y en z is normaliter ook de T.V. die de offerte<br />

indient. Een vervanging bij de indiening van de offerte van y en z door de<br />

(rechts)personen a en b is enkel toegestaan indien het bestek deze vervanging<br />

uitdrukkelijk toelaat (art.93, §2). Een uitbreiding van de T.V. is altijd toegestaan<br />

vermits dit voor de aanbestedende overheid als een versterking beschouwd kan<br />

worden.<br />

B Volmacht<br />

(art.94)<br />

In de regel wordt een offerte ondertekend door een persoon die krachtens de<br />

wet of de statuten bevoegd is om de rechtspersoon te verbinden. Het is echter<br />

ook mogelijk dat iemand de offerte ondertekent die daartoe een volmacht heeft<br />

gekregen. Die volmacht kan blijken uit een bijzondere bevoegdheid die in het<br />

Belgisch Staatsblad is gepubliceerd. De volmacht kan ook blijken uit een akte<br />

(notarieel of gewoon onderhands), bv. een mandaat van de raad van bestuur aan<br />

een personeelslid om inschrijvingen tot een bepaald bedrag te ondertekenen.<br />

Wordt er een kopie van dit origineel bijgevoegd dan moet er een document bij<br />

de offerte worden gevoegd dat attesteert dat de kopie overeenstemt met het origineel:<br />

het kan bv. gaan om een voor eensluidend verklaard afschrift.<br />

De volmacht moet bestaan op het ogenblik van de ondertekening, hoewel een<br />

vaste dagtekening als zodanig niet vereist is. Is het bewijs van volmacht niet bijgevoegd,<br />

dan kan het nog altijd opgevraagd worden. De aanbestedende overheid<br />

mag echter ook beslissen de offerte onmiddellijk te weigeren. Enkel het<br />

voorleggen van het document is dus regulariseerbaar: een volmacht kan nooit<br />

na de indiening van de offerte met terugwerkende kracht verleend worden.<br />

Indien duidelijk blijkt dat dit gebeurd is, dan moet de offerte geweerd worden.<br />

Een geantidateerde volmacht komt overigens neer op valsheid in geschrifte.<br />

C Vervanging<br />

(art.95)<br />

De aanbestedende overheid kan, vóór de gunning van de opdracht, aanvaarden<br />

dat een inschrijver, natuurlijke persoon, vervangen wordt door een rechtspersoon.<br />

Die natuurlijke persoon moet zich dan wel verbinden tot hoofdelijke aansprakelijkheid<br />

bij de uitvoering van de opdracht.<br />

III Opdracht van werken: de samenvattende opmetingsstaat<br />

Bij een opdracht van werken wordt een samenvattende opmetingsstaat gevoegd.<br />

Deze staat vermeldt voor iedere post, of het een forfaitaire - d.i. een tijdens de<br />

uitvoering niet wijzigbare - hoeveelheid, of een vermoedelijke hoeveelheid is.<br />

Bij een vermoedelijke hoeveelheid wordt de afrekening gemaakt op basis van het<br />

reële aantal geleverde hoeveelheden. Die gerealiseerde hoeveelheden worden<br />

vermenigvuldigd met de opgegeven prijs voor één eenheid (de zgn. ‘eenheidsprijs’<br />

per m3, per stuk, per lopende meter enz.)<br />

Welke verplichtingen heeft de inschrijver t.a.v. deze samenvattende opmetingsstaat?<br />

Van een inschrijver wordt verwacht dat hij de opgegeven hoeveelheid nakijkt op<br />

basis van de bijgevoegde plannen en zijn beroepskennis. Hij moet de leemten<br />

signaleren en mag de forfaitair e hoeveelheden verbeteren, mits het toevoegen<br />

van een verantwoordingsnota voor de aangebrachte wijzigingen (art.96, §2).<br />

KB 8 januari 1996<br />

121


Na de opening van de offertes mogen niet-ontdekte fouten of leemten niet meer<br />

door de inschrijver worden ingeroepen. Bovendien is het zo dat, indien er achteraf<br />

een tegenstrijdigheid vastgesteld wordt tussen de samenvattende opmetingsstaat<br />

en de besteksbepalingen of de goedgekeurde tekeningen, deze laatste documenten<br />

voorrang hebben op de samenvattende opmetingsstaat ( a rt.96, §5).<br />

Het verbeteren van v e rmoedelijke hoeveelheden is meestal niet opportuun: vandaar<br />

dat de verbetering ervan slechts toegestaan is indien het bestek dat uitdru kkelijk<br />

bepaalt. Bovendien moeten de voorgestelde wijzigingen minstens 10% van<br />

de post bedragen, in meer of in min ( a rt.96, §2). Indien een inschrijver de vermoedelijke<br />

hoeveelheden toch zou verbeteren, ondanks het feit dat niet voldaan<br />

is aan de beide voorw a a rden, dan moet de off e rte in de regel geweerd word e n .<br />

Dat is zeker het geval voor verbeteringen die bestaan in een vermindering van de<br />

hoeveelheden, tenzij het om een onbeduidende vermindering gaat.<br />

Van een inschrijver wordt dus niet alleen verwacht dat hij de eenheidsprijs of<br />

globale prijs invult maar ook de samenvattende opmetingsstaat ondertekent, de<br />

nodige rekenkundige bewerkingen maakt en het totale bedrag van de opmetingsstaat<br />

vermeldt op het inschrijvingsbiljet (art.96, §3).<br />

Voor de prijsopgave van de verschillende posten moet de aannemer volgende regels in acht nemen<br />

(art.96, §4)<br />

De prijzen moeten opgegeven zijn met inachtname van de betrekkelijke waarde<br />

van iedere post in het geheel. Men mag m.a.w. de prijs van een bepaalde post<br />

niet kunstmatig opdrijven door er ook een deel van de prijs van een andere post<br />

in op te nemen. Een dergelijke prijsbepaling zou eventueel speculatie toelaten<br />

bij posten met onderschatte vermoedelijke hoeveelheden, of ongeoorloofde prefinanciering<br />

toelaten omdat bepaalde - belangrijke - posten chronologisch vroeger<br />

uitgevoerd worden en in rekening gebracht worden. Bovendien moeten de<br />

122<br />

winst en de algemene onkosten over de onderscheiden posten verdeeld worden<br />

in verhouding tot hun belangrijkheid. Door deze beperking op te leggen wenst<br />

de aanbestedende overheid eveneens mogelijke prefinanciering te voorkomen.<br />

Indien de aannemer deze regels niet naleeft is de offerte enkel aangetast door<br />

een relatieve onregelmatigheid (cfr. toelichting bij abnormale eenheidsprijzen):<br />

de aanbestedende overheid moet de offerte enkel weren indien ze van oordeel<br />

is dat hierdoor de gelijke behandeling van de inschrijvers aangetast wordt. Dat<br />

is het geval wanneer de offertes duidelijk niet meer vergelijkbaar zijn.<br />

I V Opdracht van leveringen of diensten: de inventaris<br />

Bij een opdracht van leveringen of van diensten is in de regel een inventaris<br />

gevoegd. Deze inventaris bevat een overzicht van de aard van de levering of<br />

prestatie en hun hoeveelheden. Meestal gaat het om vermoedelijke hoeveelheden,<br />

waarbij het bestek eventueel kan bepalen dat de afname van een minimumhoeveelheid<br />

gegarandeerd is.<br />

Welke verplichtingen heeft de inschrijver t.a.v. deze inventaris?<br />

Een inschrijver hoeft de hoeveelheden niet na te kijken. Verbetering van de aangegeven,<br />

forfaitaire of vermoedelijke, hoeveelheden is dan ook verboden, tenzij<br />

het bestek dat uitdrukkelijk toestaat.<br />

Van een inschrijver wordt verwacht dat hij de eenheidsprijs (of totale prijs) in de<br />

inventaris invult, de inventaris ondertekent, de nodige rekenkundige bewerkingen<br />

maakt en het totale bedrag van de inventaris opneemt in zijn inschrijvingsbiljet<br />

(art.97, §1, 2° lid). Is er geen inventaris bij het bestek gevoegd, dan moet<br />

de offerte de gegevens bevatten die in art.97, §1, 1° lid zijn opgesomd.


Bijzonder vraagstuk: mogen vermoedelijke hoeveelheden onbeperkt besteld worden<br />

tijdens de duur van de overeenkomst?<br />

De wet of het KB legt geen beperking op inzake de maximaal toegelaten te<br />

bestellen hoeveelheid: een vermoedelijke hoeveelheid is per definitie een<br />

raming. Anderzijds werd de forfaitaire eenheidsprijs bepaald op basis van een<br />

vermoedelijke hoeveelheid die minstens in orde van grootte een betrouwbare<br />

aanduiding moet geven van de toekomstige bestellingen. De besteksbepalingen<br />

kunnen overigens meer gegevens bevatten over de precieze draagwijdte: bv. het<br />

al dan niet garanderen van een minimumhoeveelheid, een procentuele afwijkingsmarge<br />

vooropstellen ten aanzien van de geraamde hoeveelheid e.d.m.<br />

Bovendien moet de gelijkheid van de inschrijvers gewaarborgd blijven. Zo zal<br />

een verdubbeling of verdrievoudiging van de in de inventaris opgegeven hoeveelheid<br />

slechts aanvaardbaar zijn indien redelijkerwijze aangenomen mag worden<br />

dat de mededinging niet fundamenteel gewijzigd zou worden wanneer de<br />

aanbestedende overheid deze gewijzigde hoeveelheden reeds in de inventaris<br />

opgegeven zou hebben. In bijkomende orde kan ook gesteld worden dat de<br />

aanbestedende overheid de inschrijvers aan wie de initiële opdracht niet gegund<br />

werd ernstige kansen op een nieuwe opdracht ontzegt. De aanbestedende overheid<br />

spreidt haar behoeften immers niet langer over verschillende opdrachten<br />

maar bestelt ze bij de opdrachtnemer van de initiële opdracht die op het ogenblik<br />

van de marktraadpleging van een veel bescheidener omvang was.<br />

V Prijsopgave, opdrachten in percelen en gebruik van talen<br />

A Prijsopgave<br />

Alle - reeds ingevoerde - heffingen, met uitzondering van de BTW, worden verondersteld<br />

reeds begrepen te zijn in de eenheidsprijzen of globale prijzen van de<br />

opdracht ( a rt.100, §1). Die heffingen kunnen bv. betrekking hebben op douanerechten,<br />

accijnzen, milieutaksen e.d.m.<br />

Art.25, §1, art.49 en art.67 van het KB van 26 september 1996 bevatten een<br />

beschrijving van de componenten die in de regel in de prijs vervat zijn.<br />

De prijzen moeten opgegeven zijn in Bfr, zoniet is de offerte substantieel onregelmatig<br />

(art.100, §2). De prijsopgave in een andere munteenheid tast immers<br />

de vergelijkbaarheid van de offertes aan (wisselkoersrisico). Indien de aanbestedende<br />

overheid geconfronteerd wordt met een monopoliesituatie en de opdrachtnemer<br />

weigert het wisselkoersrisico te nemen, dan is de offerte opgemaakt<br />

in een vreemde munteenheid toch aanvaardbaar.<br />

De eenheidsprijzen en het totale bedrag van de offerte worden voluit geschreven.<br />

Als dat niet gebeurd is, is de offerte relatief onregelmatig: de offerte moet<br />

niet geweerd worden indien de verbintenis van de inschrijver duidelijk is. Indien<br />

de aanbestedende overheid een verschil vaststelt tussen de opgaven in cijfers en<br />

de voluitgeschreven prijzen, dan hebben deze laatste de voorrang, tenzij de<br />

bedoeling van de inschrijver achterhaald kan worden. Dat kan onder meer door<br />

de ontleding van de gehele offerte en door een vergelijking met andere offertes<br />

en de gangbare prijzen (art.100, §2).<br />

B Meerdere percelen<br />

Het is mogelijk dat een bestek van één gunningsprocedure meerdere opdrachten<br />

(‘loten’, ‘percelen’) bevat. Het staat de inschrijver vrij een offerte in te dienen<br />

voor één of meerdere percelen. Voor elk perceel waarvoor hij inschrijft moet<br />

een aparte offerte ingediend worden, tenzij het bestek de opname in één document<br />

uitdrukkelijk zou toelaten (art.101). Indien dit vormvoorschrift niet nageleefd<br />

wordt, dan is de offerte enkel relatief onregelmatig.<br />

KB 8 januari 1996<br />

123


124<br />

Verbeteringsvoorstellen<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

Indien het bestek het toestaat kan de inschrijver, indien hem meerdere percelen<br />

gegund zouden worden, kortingen toestaan, of mag hij bijkomende voordelen<br />

(‘verbeteringsvoorstellen’) aanbieden (art.101, 2° lid).<br />

Indien het bestek deze toelating niet uitdrukkelijk bepaalt, dan moet een offerte<br />

die toch kortingen of verbeteringsvoorstellen bij samenvoeging van percelen<br />

aanbiedt, niet noodzakelijk geweerd worden. Men mag dan echter met de aangeboden<br />

kortingen geen rekening houden en de prijs van de offerte - zonder<br />

korting - moet duidelijk uit de offerte afgeleid kunnen worden.<br />

C Taal van de offerte<br />

Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen drie mogelijke situaties:<br />

Het bestek kan uitdrukkelijk bepalen dat, op straffe van nietigheid, de offerte in<br />

het Nederlands opgesteld moet zijn. In dat geval moet de offerte die in een<br />

andere taal opgesteld is, geweerd worden. Het gaat immers om een formele<br />

vormvoorwaarde waarvan de niet-naleving met de nietigheid van de offerte<br />

bestraft wordt. Het is daarentegen wel toegelaten aanvullende technische documentatie<br />

in een andere taal bij de offerte te voegen, op voorwaarde dat die<br />

informatie niet strikt noodzakelijk is om het technisch aanbod van de inschrijver<br />

te kunnen beoordelen.<br />

Het bestek kan ook bepalen dat een offerte die niet in het Nederlands is opgesteld,<br />

geweerd kan worden of de aankondiging kan enkel de vermelding bevatten:<br />

‘taal van de offerte: Nederlands’. In dat geval kan een offerte slechts uitgesloten<br />

worden indien de aanbestedende overheid dit ten gronde kan motiveren.<br />

Daarbij denken we aan problemen inzake verlengde tijdsduur en extra kosten als<br />

gevolg van de vertaling, of ernstige risico’s op een verkeerde interpretatie door<br />

de techniciteit van de materie.<br />

Tot slot kan het bestek niets bepalen inzake het taalgebruik van de in te dienen<br />

offerte. Bijgevolg wordt het gebruik van het Nederlands niet als een na te leven<br />

vormvoorschrift opgelegd. In dat geval moet de aanbestedende overheid zeer<br />

ernstige motieven kunnen aanhalen om een offerte te weigeren die in een andere<br />

taal dan het Nederlands opgesteld is.<br />

Voorzichtigheid is nochtans geboden wanneer een offerte wordt ingediend door<br />

een landgenoot uit het Waalse landsgedeelte in de Franse taal. In dat geval is<br />

het niet uitgesloten dat het grondwettelijk principe van de vrijheid van<br />

taalgebruik (art.30 van de gecoördineerde Grondwet) verbiedt dat de<br />

offerte geweerd zou worden omdat ze in de andere landstaal is opgemaakt.


HET <strong>IN</strong>DIENEN V AN EEN OFFERTE<br />

De inschrijver die een offerte wil indienen, wijzigen of intrekken moet rekening<br />

houden met een aantal voorschriften.<br />

A Eén offerte per opdracht<br />

Per opdracht mag de inschrijver maar één offerte indienen: d.w.z. inhoudelijk<br />

mag er maar één aanbod per opdracht gedaan worden (art.103). Van een<br />

inschrijver wordt dus verwacht dat hij steeds zijn ‘beste’ offerte indient en niet<br />

dat hij een keuze tussen meerdere mogelijkheden aanbiedt.<br />

Het indienen van twee offertes voor dezelfde opdracht leidt tot de substantiële<br />

onregelmatigheid van de beide offertes. Art.103 is echter niet van toepassing op<br />

de onderhandelingsprocedure.<br />

Varianten (gewone varianten bij een aanbesteding of vrije varianten bij een offerteaanvraag)<br />

mogen daarentegen wel ingediend worden, voor zover ze beantwoorden<br />

aan de vereisten van het bestek. Varianten wijken per definitie af van<br />

de oplossing die in het bestek als de basisoplossing beschreven is.<br />

B Gesloten omslag<br />

De offerte moet zich in een definitief gesloten omslag bevinden (art.104): dat<br />

betekent onder meer dat een inschrijver geen zelfklevende omslag mag gebruiken<br />

omdat die zonder zichtbare beschadiging geopend kan worden. Het gaat<br />

hier om een substantiële onregelmatigheid. De offerte van een inschrijver die<br />

dergelijke zelfklevende omslagen gebruikt, moet dus geweigerd worden omdat<br />

de geheimhouding van de procedure in het gedrang is kunnen komen. Iemand<br />

zou een ingediende offerte reeds vóór de openingszitting geopend kunnen hebben<br />

en de resultaten ervan meegedeeld kunnen hebben aan een mededinger.<br />

Op deze omslag wordt de datum van de opening van de off e rtes vermeld alsook<br />

de verwijzing naar het bestek en eventueel het nummer van het betrokken perc e e l .<br />

Indien de offerte over de post wordt ingezonden - gewoon of aangetekend -<br />

dan wordt de eerste gesloten omslag in een tweede gesloten omslag geschoven.<br />

Op deze tweede omslag wordt het adres vermeld dat in het bestek is aangegeven,<br />

alsook de vermelding ‘offerte’.<br />

Een inschrijver mag echter niet gestraft worden voor een fout die door de aanbestedende<br />

overheid is begaan. Een offerte die bij toeval door een ijverige<br />

dienstbode geopend werd, moet onmiddellijk opnieuw gesloten worden. Dat<br />

incident kan dus niet tot gevolg hebben dat deze offerte geweigerd wordt.<br />

Gewone varianten en<br />

Vrije varianten:<br />

zie blz. 35, 38 en 39<br />

Definitief gesloten omslag<br />

Hoofdstuk II<br />

KB 8 januari 1996<br />

125


126<br />

C De offerte moet toekomen alvorens de voorzitter de zitting open verklaart<br />

Iedere offerte moet bij de voorzitter van de openingszitting van de offertes<br />

toekomen, alvorens hij de zitting open verklaar t. Een offerte die tegen ontvangstbewijs<br />

werd afgegeven of via spoedbestelling afgeleverd werd maar toch<br />

niet vóór de opening van de zitting bij de voorzitter toekomt, mag niet meer in<br />

aanmerking genomen worden.<br />

Deze uitsluiting op basis van laattijdige indiening geldt eveneens voor aangetekende<br />

zendingen tenzij voldaan is aan de volgende twee voorwaarden (art.104,<br />

2° en 3° lid):<br />

- De aanbestedende overheid heeft de opdracht nog niet gegund (via betekening<br />

van de gunningsbeslissing).<br />

- Er moeten minstens 4 kalenderdagen begrepen zijn tussen de dag van de<br />

aangetekende zending (die mag meegerekend worden) en de dag vastgesteld<br />

voor de ontvangst van de offertes (die niet mag meegerekend worden<br />

voor het bepalen van deze minimumperiode van 4 kalenderdagen).<br />

Deze laattijdige inschrijvingen moeten bovendien geopend worden door twee<br />

afgevaardigden van de aanbestedende overheid. Op deze zitting worden alle<br />

inschrijvers uitgenodigd (art.108).<br />

Een offerte kan steeds tijdig op de openingszitting afgegeven worden, voor<br />

zover de voorzitter de zitting nog niet open verklaard heeft. Het is dus niet<br />

toegestaan in het bestek een clausule op te nemen die de inschrijvers zou<br />

verplichten hun offerte in te dienen op een datum die voorafgaat aan die<br />

van de openingszitting.<br />

D De offerte wijzigen of intrekken<br />

Indien de inschrijver een reeds ingediende offerte wil wijzigen of intrekken, dan<br />

kan dat slechts als hij de voorwaarden naleeft die in art.105 vermeld zijn.


1)<br />

2)<br />

3)<br />

4)<br />

5)<br />

6)<br />

7)<br />

8)<br />

<strong>DE</strong> OPEN<strong>IN</strong>G V AN <strong>DE</strong> OFFERTES<br />

De offertes mogen enkel geopend worden op de plaats, datum en het uur<br />

zoals in het bestek of de aankondiging vermeld is.<br />

Met deze openbare zitting wil de aanbestedende overheid bewijzen dat de omslagen<br />

tijdens de zitting voor de eerste maal geopend worden. Op die wijze kan<br />

de aanbestedende overheid aantonen dat de gunningsprocedure geheim en<br />

onpartijdig is verlopen. Indien de aanbestedende overheid plaats, datum of uur<br />

wijzigt en één of meerdere inschrijvers hiervan niet tijdig op de hoogte brengt,<br />

dan mag deze verplaatste openingszitting niet plaatsvinden op straffe van absolute<br />

onregelmatigheid van de procedure en de gunning die er op volgt.<br />

Bij een onderhandelingsprocedure is een openingszitting nutteloos: het is niet<br />

noodzakelijk zo dat de voordeligste ingediende offerte zal gekozen worden vermits<br />

er nog onderhandelingen mogelijk zijn. Het is bovendien toegestaan tijdens<br />

de onderhandelingsprocedure gebruik te maken van de verworven kennis<br />

die blijkt uit de vergelijking van de verschillende offertes. Indien het bestek een<br />

uiterste datum voor de indiening van de offertes bepaalt, dan moet die uiterste<br />

datum voor de indiening van een offerte echter wel gerespecteerd worden.<br />

De gelijke behandeling van de inschrijvers vereist bovendien dat in de fase die<br />

de indiening van de offertes voorafgaat geen gegevens worden verstrekt afkomstig<br />

van reeds ingediende offertes van andere inschrijvers.<br />

Chronologisch kunnen we het verloop van een zitting als volgt schetsen:<br />

(art.106).<br />

De voorzitter plaatst de bus met de reeds ingediende offertes in het aangeduide lokaal.<br />

De voorzitter staat de inschrijvers - bij een beperkte procedure - of het publiek - bij een openbare<br />

procedure - toe het lokaal te betreden.<br />

De meegebrachte offertes worden aan de voorzitter overhandigd.<br />

De voorzitter opent de zitting: vanaf dat ogenblik mag geen enkele offerte nog aanvaard worden.<br />

De offertes worden geopend.<br />

Het inschrijvingsbiljet, de samenvattende opmetingsstaat of de inventaris, de overige documenten<br />

die het aanbod toelichten, de op straffe van nietigheid bij te voegen documenten, de documenten<br />

i.v.m. wijziging of intrekking van de offerte worden blad per blad door de voorzitter of de bijzitter<br />

geparafeerd.<br />

De voorzitter leest de naam van de inschrijvers, hun woonplaats en intrekkingen voor.<br />

Bij een aanbesteding - en dus niet bij een offerteaanvraag - leest de voorzitter eveneens de aangeboden<br />

prijzen voor, alsook de prijzen van de (gewone) varianten en van de prijswijzigingen. Heeft<br />

de aanbesteding betrekking op een groot aantal percelen, dan kan de voorlezing van de prijzen op<br />

een andere wijze kenbaar gemaakt worden. Deze wijze wordt in het bestek omschreven.<br />

Hoofdstuk III<br />

KB 8 januari 1996<br />

127


128<br />

Hoofdstuk IV<br />

Substantieel onregelmatig<br />

Relatief onregelmatig<br />

De gegevens die door de voorzitter werden voorgelezen (zie punt 7 en 8) worden<br />

in een proces-verbaal opgenomen, te ondertekenen door de voorzitter en<br />

een bijzitter en eventueel door de aanwezigen die dit wensen (art.107). Een<br />

inschrijver die afwezig was op de openingszitting moet, na schriftelijke aanvraag,<br />

een kopie van dit proces-verbaal krijgen (art.109).<br />

<strong>DE</strong> REGELMATIGHEID V AN <strong>DE</strong><br />

OFFERTES EN <strong>DE</strong> PRIJZEN<br />

I Inleiding<br />

Om de gelijkheid onder de mededingers en om de vergelijkbaarheid van de<br />

offertes te waarborgen werd het principe van de regelmatigheid van de offertes<br />

en van de gunningsprocedure ingevoerd. Krachtens art.15 en art.16 van de wet<br />

mag een opdracht dan ook enkel gegund worden aan een inschrijver die een<br />

regelmatige offerte ingediend heeft. Een offerte is regelmatig wanneer ze naar<br />

vorm en inhoud overeenstemt met de door de opdrachtgever en de reglementering<br />

gestelde voorwaarden.<br />

Chronologisch vindt het onderzoek van de regelmatigheid van een offerte plaats<br />

na de selectieprocedure en vóór de eigenlijke beoordeling van de kwaliteit van<br />

de offerte aan de hand van de gunningscriteria (art.110, §1).<br />

Art.110, §2 van het KB maakt een onderscheid tussen enerzijds de verplichting<br />

een offerte te weigeren en anderzijds de mogelijkheid een offerte te weigeren.<br />

Indien de offerte geweigerd moet worden, kwalificeert men ze als substantieel<br />

onregelmatig of aangetast door een absolute nietigheid. Indien de offerte geweigerd<br />

kan worden, kwalificeert men ze als relatief onregelmatig of aangetast door<br />

een relatieve nietigheid.<br />

Krachtens art.110, §2 moet een offerte geweigerd worden indien ze afwijkt van<br />

de essentiële bepalingen zoals vermeld in art.89, laatste lid: afwijkende bepalingen<br />

inzake prijzen, termijnen en technische specificaties.<br />

Een offerte kan geweigerd worden indien ze afwijkingen bevat t.a.v. de bepalingen<br />

van titel VI, of een voorbehoud of bestanddelen bevat die niet met de<br />

werkelijkheid overeenstemmen. Deze bepaling geeft aanleiding tot talrijke interpretatieproblemen.<br />

Hierna wordt dan ook getracht enige systematiek te brengen<br />

in de complexe problematiek van de regelmatigheid van de offertes.


I I P recisering substantiële en relatieve onre g e l m a t i g h e i d<br />

A Substantiële onregelmatigheid<br />

Niet elke afwijking inzake de wijze van prijsopgave of inzake de gevraagde technische<br />

specificaties leidt noodzakelijk tot het weigeren van de offerte. Indien het<br />

om afwijkingen gaat die slechts een zeer beperkte invloed op de offerte hebben,<br />

tast dit immers de vergelijkbaarheid van de offertes niet aan. Anderzijds zijn de<br />

gronden voor een verplichte weigering van een offerte evenmin louter beperkt<br />

tot deze die in art.110 opgesomd zijn. Elk gebrek waardoor een offerte niet<br />

ernstig beoordeeld en vergeleken kan worden met de andere offertes moet<br />

verplicht geweigerd worden.<br />

De procesrisico’s zijn ernstig. Een benadeelde inschrijver kan de aanbestedende<br />

overheid verwijten dat ze de verplichte sanctie van weigering van de offerte van<br />

zijn concurrent niet heeft toegepast. Anderzijds kan een inschrijver wiens offerte<br />

om deze reden werd geweigerd de aanbestedende overheid verwijten dat het<br />

gebrek niet substantieel van aard was en dat bijgevolg de offerte ten onrechte<br />

werd geweigerd.<br />

B Relatieve onregelmatigheid<br />

Een off e rte die een niet-substantieel gebrek vertoont, mag door de aanbestedende<br />

overheid geweigerd worden indien de volgende voorw a a rden vervuld zijn:<br />

- De sanctie, nl. de weigering van de off e rte, mag niet buiten verh o u d i n g<br />

staan tot het gebrek (bv. weigering van de off e rte op grond van abnormaal<br />

lage eenheidsprijzen die van gering belang zijn in het geheel van de<br />

opdracht)<br />

- De aanbestedende overheid gebruikt voor alle off e rtes dezelfde maatstaven.<br />

- Het gebrek in de offerte mag niet het gevolg zijn van de onvolledigheid<br />

of de onduidelijkheid van de besteksbepalingen;<br />

- Zoals voor elke beslissing dient er een in rechte en in feite juist en aanneembaar<br />

motief te zijn voor de weigering.<br />

Als de offerte op basis van het vastgestelde gebrek niet uitgesloten wordt, dan<br />

wordt dit gebrek geregulariseerd. Die regularisatie kan bestaan in de aanvaarding<br />

van de afwijking (bv. een kleine technische afwijking) of in de correctie ervan na<br />

de indiening van de offerte (bv. het opvragen van het RSZ-attest). Het gebrek<br />

kan eveneens een fout zijn die door de aanbestedende overheid ambtshalve niet<br />

verbeterd mag worden. Indien die fout de vergelijkbaarheid van de offertes niet<br />

wezenlijk beïnvloedt, dan kan de aanbestedende overheid de offerte niet weigeren<br />

en zal ze de fout aanvaarden.<br />

De procesrisico’s zijn de volgende: een inschrijver die meent dat de sanctie van<br />

de weigering van de offerte ten onrechte werd toegepast, kan dit voor de Raad<br />

van State betwisten. Een inschrijver die meent dat de aanbestedende overheid<br />

de sanctie van de weigering van de offerte van een concurrent ten onrechte niet<br />

toegepast heeft, kan dit eveneens aanklagen.<br />

III De vormelijke regelmatigheid<br />

In een eerste fase van het onderzoek van de regelmatigheid van de offerte gaat<br />

de aanbestedende overheid na of de offerte van de inschrijver voldoet aan een<br />

reeks vormvoorschriften. Pas in een tweede fase zal de inhoudelijke regelmatigheid<br />

onderzocht worden.<br />

Regularisatie<br />

KB 8 januari 1996<br />

129


130<br />

a)<br />

Voorbeeld<br />

b)<br />

Het onderzoek naar de vormelijke regelmatigheid van een offerte heeft o.m.<br />

betrekking op volgende aspecten: zijn bepaalde documenten toegevoegd, werden<br />

bepaalde stukken behoorlijk ingevuld en ondertekend, is de inschrijver wel<br />

degelijk bevoegd om de onderneming te binden?<br />

In wat volgt lichten we per rubriek deze vormvoorschriften uitgebreid toe.<br />

A Ontbreken er bepaalde documenten?<br />

Zelfs indien het bestek uitdrukkelijk voorschrijft dat bepaalde stukken op straffe<br />

van nietigheid bij de offerte gevoegd moeten worden, dan mag de aanbestedende<br />

overheid niet onmiddellijk tot de weigering van de offerte besluiten wanneer die<br />

stukken blijken te ontbreken. Die drastische besteksbepaling is alleen aanvaardbaar<br />

als de vereiste documenten werkelijk noodzakelijk zijn om de offerte op<br />

haar technische conformiteit te beoordelen. Of - om het breder te stellen -<br />

indien documenten ontbreken waardoor het inhoudelijke aanbod van de<br />

offerte niet ernstig kan onderzocht worden , zal het ontbreken van deze<br />

documenten leiden tot de verplichte weigering van de offerte, zelfs indien het<br />

bestek niet uitdrukkelijk bepaalt dat deze documenten op straffe van nietigheid<br />

toegevoegd moeten worden.<br />

Bij de offerte kunnen nog een aantal andere dan de strikt noodzakelijke<br />

stukken ontbreken . De vraag rijst dan welke houding de aanbestedende overheid<br />

moet aannemen. We kunnen volgende situaties onderscheiden:<br />

Documenten die in het bestek gevraagd werden en het aanbod niet kunnen<br />

wijzigen<br />

Dergelijke documenten kunnen na de opening van de offertes nog opgevraagd<br />

worden. De aanbestedende overheid is niet verplicht ze op te vragen. Indien de<br />

aanbestedende overheid ze toch opvraagt, dan moet ze de ingediende documenten<br />

beoordelen. Indien de aanbestedende overheid ze niet opvraagt, dan<br />

wordt het ontbreken van die documenten eventueel bestraft met een lagere<br />

quotering bij het relevante gunningscriterium.<br />

- Technische documentatie bij een ingevulde vragenlijst<br />

- Detailtoelichting bij de opbouw van een prijs<br />

- Beschrijving van de organisatie van de onderneming<br />

Mocht nu blijken, n.a.v. het opvragen van technische documentatie, dat de<br />

offerte niet conform is met wat de aanbestedende overheid gevraagd heeft, dan<br />

moet de offerte vooralsnog geweigerd worden.<br />

Bovendien kan het ontbreken van talrijke documenten toch aanleiding geven<br />

tot het toepassen van de sanctie van de relatieve onregelmatigheid, indien de<br />

aanbestedende overheid dit op een gepaste wijze kan motiveren. Zo zou de aanbestedende<br />

overheid kunnen stellen dat de inschrijver met onvoldoende ernst en<br />

zorg aan de mededingingsprocedure heeft deelgenomen en niet het nodige<br />

gedaan heeft om de aanbestedende overheid toe te laten zich een gepast oordeel<br />

te vormen over het aangeboden materiaal of de aangeboden diensten. De aanbestedende<br />

overheid zou ook kunnen opwerpen dat door het opvragen van al<br />

de ontbrekende documenten er heel wat tijd verloren kan gaan, zeker indien het<br />

om meerdere offertes zou gaan en de toewijzing vrij dringend is.<br />

Documenten die in het bestek gevraagd werden en die noodzakelijker w i j z e<br />

in het bezit van de aanbestedende overheid moeten zijn voor ze de opdracht<br />

mag gunnen<br />

Sommige ontbrekende documenten moeten toch door de aanbestedende overheid<br />

opgevraagd worden indien ze de opdracht aan de inschrijver van de - bij de<br />

indiening onvolledige - offerte wil gunnen.


c)<br />

d)<br />

a)<br />

b)<br />

- Het bewijs van erkenning en registratie van aannemers<br />

- Het RSZ-attest bij tewerkstelling van werknemers<br />

- Documenten waaruit de bevoegdheid van de ondertekenaar van de off e rte blijkt<br />

Op basis van de beginselen van behoorlijk bestuur is de aanbestedende overheid<br />

eerder verplicht deze documenten op te vragen, indien bij gebreke hieraan de<br />

voordeligste of de laagste offerte verloren zou gaan.<br />

Documenten die op basis van art.92 opgevraagd kunnen worden<br />

Documenten die vermeld worden in art.92 zijn documenten die de aanbestedende<br />

overheid te allen tijde kan opvragen, zelfs indien het bestek de toevoeging<br />

ervan niet uitdrukkelijk heeft voorgeschreven. Indien de inschrijver deze<br />

documenten, na een uitdrukkelijk verzoek daartoe, niet wil of kan bezorgen dan<br />

is de offerte aangetast door een relatieve onregelmatigheid. Dat impliceert dat<br />

de aanbestedende overheid de offerte slechts kan weigeren indien ze deze sanctie<br />

kan motiveren.<br />

Het ontbreken van een lijst van de namen van de onderaannemers<br />

Het ontbreken van deze lijst leidt normaliter niet tot de weigering van de off e rt e .<br />

Een dergelijke lijst wijzigt immers het inhoudelijke aanbod niet. Indien de off e rt e<br />

evenwel de toevoeging ervan op straffe van nietigheid voorgeschreven heeft<br />

omdat een belangrijk aandeel van de opdracht enkel door zeer gespecialiseerde<br />

aannemers uitgevoerd kan worden, en de aanbestedende overheid wil zekerheid<br />

over de contractuele relaties met deze onderaannemers, dan zal het ontbreken<br />

van deze lijst wél leiden tot de weigering van de offerte.<br />

B Zijn de documenten volledig en juist ingevuld?<br />

een technische vragenlijst<br />

In het bestek kan een bepaling opgenomen zijn dat de bijgevoegde technische<br />

vragenlijst op straffe van nietigheid punt voor punt ingevuld moet worden.<br />

Indien de aanbestedende overheid vaststelt dat de invulling onvolledig is, dan<br />

mag zij niet onmiddellijk tot de weigering van de offerte besluiten. Zij is echter<br />

verplicht de offerte te weigeren indien de onvolledigheid voor gevolg heeft dat<br />

de technische conformiteit met de minimale technische vereisten niet kan geverifieerd<br />

worden of indien de onvolledigheid er toe leidt dat het aanbod van de<br />

inschrijver niet ernstig met de overige offertes vergeleken kan worden.<br />

De prijsopgave<br />

Bij de prijsopgave kan de inschrijver verschillende fouten maken.<br />

De inschrijver heeft voor een bepaalde post geen prijs opgegeven<br />

De aanbestedende overheid moet chronologisch de volgende stappen zetten.<br />

Eerst gaat ze na of het niet-invullen van een bepaalde prijs al dan niet het gevolg<br />

is van de verbetering van de samenvattende opmetingsstaat of de inventaris.<br />

Deze verbetering kan door de aanbestedende overheid aanvaard worden of integendeel<br />

opnieuw gecorrigeerd worden. Bij het opnieuw corrigeren van een<br />

onterechte verbetering gaat de aanbestedende overheid na of de prijs niet uit de<br />

offerte afgeleid kan worden, ook indien het om een belangrijke post gaat. Kan<br />

dit niet, en gaat het om een belangrijke post, dan moet de offerte geweerd worden.<br />

Theoretisch is het ook niet uitgesloten dat de opdrachtnemer voor die post<br />

geen prijs vraagt: dit moet duidelijk uit de offerte blijken en realistisch zijn.<br />

Indien het niet om een verbetering gaat - wat meestal het geval is - onderzoekt<br />

de aanbestedende overheid of de ontbrekende prijs uit de offerte zelf achterhaald<br />

kan worden. Op die wijze kan ze dus een vergetelheid of een misvatting<br />

corrigeren. Indien de ontbrekende prijs niet op deze wijze kan achterhaald worden<br />

rijst de vraag naar de regelmatigheid van de offerte.<br />

KB 8 januari 1996<br />

131


132<br />

Een belangrijke post<br />

Formule van de leemte<br />

a)<br />

Gaat het om een belangrijke post dan moet noodzakelijkerwijze tot de substantiële<br />

onregelmatigheid van de offerte besloten worden. Er is sprake van een<br />

belangrijke post wanneer uit de overige offertes blijkt dat het om een groot<br />

bedrag gaat in absolute cijfers (bv. miljoenen Bfr.) of om een belangrijk bedrag<br />

in relatieve cijfers (bv. 20% van de totale prijs van de opdracht), of dat het gaat<br />

om een post die betrekking heeft op een belangrijk technisch onderdeel.<br />

Gaat het niet om een belangrijke post dan kan de offerte gecorrigeerd worden<br />

door de toepassing van de formule van de leemte (art.112, §4 en art.114, §3).<br />

Het is op basis van deze gecorrigeerde versie dat de offerte met de andere offertes<br />

zal vergeleken worden. Mocht de aldus gecorrigeerde offerte de laagste/<br />

voordeligste blijken te zijn, dan is de prijs die door middel van de formule van<br />

de leemte bepaald werd, de definitieve prijs die de aanbestedende overheid zal<br />

betalen.<br />

De voornoemde bepalingen van het KB hebben enkel betrekking hebben op een<br />

opdracht van werken. Ze kunnen dan ook niet naar analogie toegepast worden<br />

bij een opdracht van leveringen of van diensten. In de regel zal dan ook tot de<br />

onregelmatigheid van de offerte moeten besloten worden, tenzij het om posten<br />

van zeer gering belang zou gaan.<br />

De prijzen worden enkel in cijfers opgegeven en worden niet voluit geschreven<br />

De eenheidsprijzen en het totale bedrag van iedere post moeten voluit geschreven<br />

worden (art.100, §2). Indien de offerte niet aan dit voorschrift blijkt te voldoen,<br />

dan hoeft de offerte niet noodzakelijkerwijze geweigerd te worden.<br />

Wanneer er geen enkele twijfel bestaat over de formele verbintenis van de<br />

inschrijver, mag de offerte zelfs niet geweigerd worden.<br />

Samenvoeging van twee of meer posten<br />

Wanneer voor twee of meer posten van de samenvattende opmetingsstaat één<br />

prijs opgegeven wordt, dan leidt dit niet noodzakelijkerwijze tot de weigering<br />

van de offerte. Er moet dan wel aan volgende voorwaarden voldaan zijn:<br />

- Het bestek verbiedt de samenvoeging van posten niet uitdrukkelijk.<br />

- De posten betreffen geen vermoedelijke hoeveelheden.<br />

- Uit de omschrijving van de posten blijkt dat ze deel uitmaken van een<br />

eenheid.<br />

C Het verbeteren van hoeveelheden in de samenvattende<br />

opmetingsstaat of de inventaris<br />

Bij het verbeteren van de hoeveelheden in de samenvattende opmetingsstaat of<br />

de inventaris moeten we een onderscheid maken naargelang we te maken hebben<br />

enerzijds met een opdracht van werken (art.96, §2) of anderzijds met een<br />

opdracht van leveringen of van diensten (art.97, §1).<br />

Opdracht van werken<br />

Het verbeteren van forfaitaire (vaste) hoeveelheden is toegestaan. Bij de verbetering<br />

in de opmetingsstaat moet een verantwoordingsnota gevoegd zijn. Bij het<br />

ontbreken van de verantwoordingsnota kan de aanbestedende overheid twee<br />

houdingen aannemen. Ofwel kan ze de verantwoordingsnota vooralsnog opvragen,<br />

ofwel houdt ze geen rekening met de voorgestelde verbeteringen bij het<br />

bepalen van de rangschikking.<br />

De verbetering van vermoedelijke hoeveelheden is in principe verboden, tenzij<br />

het bestek het uitdrukkelijk toestaat. Het overtreden van dit verbod geeft in de<br />

regel aanleiding tot de weigering van de offerte, tenzij het werkelijk om een zeer<br />

minimale verbetering zou gaan.


)<br />

a)<br />

b)<br />

a)<br />

Een opdracht van leveringen of van diensten<br />

De verbetering van forfaitaire en vermoedelijke hoeveelheden is verboden, tenzij<br />

het bestek het uitdrukkelijk toestaat.<br />

D Het niet volgen van het model van inschrijvingsbiljet of het<br />

model van de samenvattende opmetingsstaat of inventaris<br />

Het model van inschrijvingsbiljet<br />

Nergens wordt uitdrukkelijk bepaald dat het model van inschrijvingsbiljet, dat<br />

meestal is bijgevoegd, gevolgd moet worden. De verplichting opleggen het<br />

model te volgen, of zelfs het doen invullen van het bijgevoegde formulier van<br />

inschrijvingsbiljet op straffe van nietigheid, is niet aanvaardbaar. Bijgevolg kan<br />

er ook geen sanctie toegepast worden.<br />

Het model van samenvattende opmetingsstaat of inventaris<br />

Uit art.89 blijkt dat van de inschrijver verwacht wordt dat hij zijn prijzen vermeldt<br />

op het formulier dat bij het bestek is gevoegd. Hij is daartoe echter niet<br />

verplicht. Indien de inschrijver een alternatieve voorstellingswijze gebruikt<br />

(bv. computerbladen) dan moet hij uitdrukkelijk bevestigen dat deze voorstellingswijze<br />

het model volgt van het bijgevoegde formulier. Mocht deze bevesti -<br />

ging van conformiteit ontbreken, dan geeft dat geen aanleiding tot de nietigheid<br />

van de offerte. De aanbestedende overheid is altijd verplicht de conformiteit<br />

van de offerte met de besteksbepalingen te onderzoeken.<br />

Als de aanbestedende overheid, als gevolg van het ontbreken van een conformiteitsverklaring,<br />

verplicht wordt regel per regel te verifiëren of de ingediende<br />

computerbladen overeenstemmen met het - omvangrijke - toegevoegde model,<br />

dan kan ze deze sterk verzwaarde werklast inroepen om de sanctie van onregelmatigheid<br />

toch toe te passen.<br />

Veronderstellen we nu dat het bestek uitdrukkelijk bepaald heeft dat het bijgevoegde<br />

formulier moet worden ingevuld op straffe van nietigheid, dan kan het<br />

niet-invullen ervan geen aanleiding geven tot de weigering van de offerte, vermits<br />

art.89 uitdrukkelijk bepaalt dat een alternatieve voorstellingswijze is toegestaan.<br />

E Het vermelden van het totale bedrag van de offerte<br />

Het vermelden van het totale bedrag van de offerte op het inschrijvingsbiljet is<br />

op grond van art.96, §3 verplicht. Toch zal de aanbestedende overheid de offerte<br />

niet kunnen weigeren indien het totaalbedrag ondubbelzinnig uit de offerte<br />

afgeleid kan worden.<br />

F Het aantal offertes<br />

Eén offerte per opdracht (art.103)<br />

De indiening van meerdere offertes door dezelfde inschrijver leidt tot de verplichte<br />

weigering van alle offertes: er mag immers maar één offerte onderzocht<br />

worden en de aanbestedende overheid weet niet welke offerte ze moet onderzoeken.<br />

Wel moet de aanbestedende overheid rekening houden met de mogelijkheid<br />

of de verplichting tot het indienen van varianten. De offertes voor de<br />

varianten hoeven niet noodzakelijkerwijze onder de vorm van een aparte offerte<br />

ingediend te worden.<br />

Als het bestek een verplichte variante oplegt, dan moet de inschrijver - op straffe van onregelmatigheid<br />

van zijn gehele offerte - zowel een verplichte variante als een basisofferte indienen.<br />

Legt het bestek geen verplichte variante op, maar wordt enkel in de facultatieve<br />

mogelijkheid tot het indienen van een (naar aard en draagwijdte beschreven) variante<br />

KB 8 januari 1996<br />

133


134<br />

b)<br />

a)<br />

b)<br />

c)<br />

voorzien, ook dan is het indienen van een basisofferte verplicht.<br />

Ontbreekt de basisofferte, dan mag de facultatieve variant niet in aanmerking<br />

genomen worden.<br />

Indeling van de opdracht in percelen (‘loten’)<br />

Indien het bestek niets afwijkends bepaalt, is de inschrijver niet verplicht een<br />

offerte in te dienen voor alle percelen. Hij is ook niet verplicht om voor elk perceel<br />

waarvoor hij inschrijft, een aparte offerte in te dienen.<br />

Bepaalt het bestek uitdrukkelijk dat de inschrijver een offerte moet indienen<br />

voor alle percelen, dan zal het ontbreken van een offerte voor één van de percelen<br />

leiden tot de verplichte weigering van de offertes voor de overige percelen,<br />

zelfs indien deze verplichting niet uitdrukkelijk op straffe van nietigheid is<br />

opgelegd.<br />

G Identiteit van de inschrijver en bevoegdheidsproblematiek<br />

Identiteit van de inschrijver<br />

Het ontbreken van de vermeldingen zoals bedoeld in art.90, §1, 1° leidt niet<br />

noodzakelijk tot de weigering van de offerte, op voorwaarde dat de aanbestedende<br />

overheid met voldoende zekerheid de identiteit van de inschrijver kan<br />

vaststellen.<br />

Bevoegdheidsproblematiek<br />

Een offerte die niet door de bevoegde persoon is ondertekend, moet verplicht<br />

geweigerd worden. De bevoegdheid moet bestaan op het ogenblik van de<br />

ondertekening van de offerte. Het bewijs van deze bevoegdheid moet bij de<br />

offerte gevoegd zijn. Wanneer de offerte echter geen documenten bevat waaruit<br />

de aanbestedende overheid kan afleiden of de ondertekenaar bevoegd is om<br />

de rechtspersoon te verbinden, dan heeft ze het recht - dus zonder daartoe verplicht<br />

te zijn - de offerte zonder bijkomende motivering te weigeren.<br />

De aanbestedende overheid kan de opdracht echter ook gunnen op voorwaarde<br />

dat ze de zekerheid heeft dat de ondertekenaar bevoegd was tot het verbinden<br />

van de rechtspersoon namens wie hij optreedt. Ze kan dan de nodige bewijsstukken<br />

opvragen na de indiening van de offerte. Bij een volmacht kan het<br />

bewijs geleverd worden door middel van een authentieke akte (een akte met een<br />

onbetwistbare vaste datum), maar ook door een onderhandse akte. Indien duidelijk<br />

blijkt dat de volmacht met terugwerkende kracht werd toegekend, dan<br />

moet de offerte geweigerd worden. Kan het bewijs van bevoegdheid op het<br />

ogenblik van de ondertekening niet geleverd worden, dan moet de offerte eveneens<br />

geweigerd worden.<br />

Het onderzoek inzake de bevoegdheidskwestie is niet altijd even eenvoudig.<br />

Eerst moet de aanbestedende overheid nagaan of de inschrijver een NV dan wel<br />

een BVBA is, hoewel een andere vennootschapsvorm ook mogelijk is.<br />

De inschrijver is een NV<br />

Het orgaan - d.w.z. de fysische persoon die de rechtspersoon t.a.v. derden kan<br />

vertegenwoordigen - is bij een NV het college van bestuurders, de raad van<br />

bestuur. Bijgevolg moeten alle bestuurders de akte waarbij een vennootschap<br />

partij is, ondertekenen. De statuten kennen de vertegenwoordigingsbevoegdheid<br />

echter meestal toe aan één (of meerdere) bestuurder(s). Is de offerte<br />

ondertekend door één bestuurder dan wordt het bevoegdheidsbewijs geleverd<br />

door toevoeging van de volgende documenten:


d)<br />

- De statuten met de clausule i.v.m. de toekenning van vert e g e n w o o rd i -<br />

gingsbevoegdheid<br />

- De akte houdende benoeming van de bestuurder, gepubliceerd in het<br />

Belgisch Staatsblad, of zoals blijkt uit de notulen van de algemene vergadering<br />

Vanuit praktisch oogpunt kunnen we uit deze regels o.m. het volgende afleiden:<br />

- De statuten zijn niet bij de offerte gevoegd maar wel een aparte publicatie met<br />

de bevoegdheden van de bestuurders. In dit geval zal de aanbestedende overheid<br />

toch de statuten moeten opvragen om na te gaan of deze bevoegdheden<br />

overeenstemmen met de statuten.<br />

- De statuten zijn bijgevoegd maar bevatten slechts een algemene omschrijving<br />

van de bevoegdheden, bv. die van de gedelegeerd bestuurder. De aanbestedende<br />

overheid zal een tweede document moeten opvragen waarop de namen vermeld<br />

staan die de omschreven functies uitoefenen.<br />

- De statuten zijn bijgevoegd maar zonder beschrijving van de bevoegdheden<br />

voor bepaalde functies. De aanbestedende overheid heeft een tweede document<br />

nodig waarop én de bevoegdheden én de namen vermeld zijn.<br />

Het is echter ook mogelijk dat de raad van bestuur iemand (een ‘lasthebber’)<br />

uitdrukkelijk volmacht gegeven heeft om de vennootschap te vertegenwoordigen.<br />

Indien dit bewijs van volmacht is toegevoegd, dan is de bevoegdheid eveneens<br />

bewezen. Het is echter ook mogelijk dat een bestuurder de bevoegdheid<br />

heeft gekregen om zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid, via volmacht, aan een<br />

andere persoon door te geven.<br />

De inschrijver is een BVBA<br />

Het orgaan is hier de zaakvoerder. Indien er één zaakvoerder tekent, dan is de<br />

vennootschap gebonden. Het overleggen van het benoemingsbesluit van de<br />

zaakvoerder volstaat dus om het bevoegdheidsbewijs te leveren.<br />

Een statutaire ‘meerh a n d t e k e n i n g s c l a u s u l e ’- krachtens de statuten moeten meerdere<br />

zaakvoerders tekenen - kan wel terecht opgeworpen worden door de aanbestedende<br />

overheid indien ze betrekking heeft op de algemene vertegenwoordigingsbevoegdheid,<br />

zonder enige kwalitatieve of kwantitatieve beperking. Een<br />

clausule die bv. zou bepalen dat elke verbintenis van een BVBA door alle zaakvoerders<br />

getekend moet worden, is een geldige clausule. Een offerte die in dergelijk<br />

geval slechts door één zaakvoerder ondertekend is, moet geweigerd worden.<br />

H De ondertekeningsplicht<br />

De eigenlijke offerte - bv. het ‘inschrijvingsbiljet’ - moet ondertekend zijn. Is<br />

dat niet het geval, dan moet de offerte verplicht geweigerd worden (art.89).<br />

De samenvattende opmetingsstaat of inventaris moet ondertekend zijn. Is dat<br />

niet het geval, dan moet de offerte enkel geweigerd worden indien het inschrijvingsbiljet<br />

niet ondertekend is.<br />

D o o rhalingen (bv. door middel van correctievloeistof), overschrijvingen,<br />

aanvullingen of schrappingen in de eigenlijke of f e rte of in de samenvattende<br />

opmetingsstaat of inventaris die betrekking hebben op de essentiële voorw<br />

a a rden van de opdracht (prijzen en technische voor w a a rden) moeten van<br />

een handtekening voorzien zijn: parafering volstaat dus niet ( a rt.89, 3° lid).<br />

KB 8 januari 1996<br />

135


136<br />

A)<br />

B)<br />

C)<br />

Hierdoor wordt het mogelijk deze handtekening te vergelijken met de handtekening<br />

die op het inschrijvingsbiljet aangebracht is. Zo kunnen mogelijke manipulaties<br />

na de indiening van de offerte vermeden worden.<br />

Dezelfde regel geldt voor de bijlagen (bv. technisch draaiboek, termijnplanning)<br />

voor zover de wijziging in een dergelijke bijlage als een wijziging van een<br />

essentiële voorwaarde beschouwd kan worden. Verbeteringen van hoeveelheden<br />

in de samenvattende opmetingsstaat hoeven niet noodzakelijk gehandtekend te<br />

zijn. Een verbetering van een hoeveelheid is immers te beschouwen als een door<br />

de aanbestedende overheid te onderzoeken voorstel in plaats van een definitief<br />

aanbod vanwege de inschrijver.<br />

De Raad van State is m.b.t. dit vormvoorschrift zeer streng: indien de gewijzigde<br />

eenheidsprijs (hoe klein ook) of totaalprijs niet gehandtekend is, moet de<br />

offerte geweigerd worden, zelfs indien de offerte geen enkele rekenfout bevat<br />

en het totaal van de eenheidsprijzen overeenstemt met de totale inschrijvingssom<br />

(arrest nr. 41.590). Ook een machinale overschrijving (bv. door gebruik te<br />

maken van een correctielint) waarbij de oorspronkelijke eenheidsprijs of totaalprijs<br />

nog waarneembaar is, moet gehandtekend worden (arrest nr. 42.111). Het<br />

KB bepaalt immers uitdrukkelijk dat er gehandtekend moet worden, waar krachtens<br />

een vroegere regeling parafering volstond.<br />

Ook kortingen moeten ondertekend zijn, al is één handtekening voldoende<br />

(bv. in de samenvattende opmetingsstaat). Is de korting niet ondertekend, dan<br />

moet de gehele offerte geweigerd worden (arrest nr. 26741). De aanbestedende<br />

overheid mag dus - indien ze de lijn volgt van de rechtspraak van de Raad van<br />

State die tot op heden gevolgd wordt - niet stellen dat bij de niet-ondertekening<br />

van de korting, de basisprijs van de offerte nog dienstig kan zijn in de vergelijking<br />

met de andere offertes. De vraag rijst of een wijziging van deze rechtspraak<br />

niet gewenst is. Het is immers in elke situatie duidelijk dat er geen betwisting<br />

inzake de prijs kan zijn. Ofwel is de korting ondertekend en dan geldt de prijs<br />

minus de korting, ofwel is de korting niet ondertekend en dan geldt de -<br />

gehandtekende - prijs van de offerte zonder korting. Het aanbod is bijgevolg in<br />

beide gevallen ondubbelzinnig.<br />

IV De inhoudelijke regelmatigheid<br />

Nadat de aanbestedende overheid de vormelijke regelmatigheid heeft onderzocht,<br />

volgt het onderzoek van de inhoudelijke regelmatigheid. Stemt het aanbod<br />

van de inschrijver overeen met de vraag van de aanbestedende overheid<br />

zoals die in het bestek geformuleerd is? Het aanbod, m.a.w. de offerte, moet een<br />

ondubbelzinnige verbintenis inhouden. De loutere aanvaarding ervan door<br />

de aanbestedende overheid zou moeten volstaan om de aard en de draag -<br />

wijdte van de wederzijds aangegane verbintenissen te definiëren . Ook een<br />

variante moet aan de voorwaarde van ondubbelzinnig aanbod voldoen, anders<br />

kan de variante niet in overweging genomen worden.<br />

Het is mogelijk dat een inschrijver in zijn offerte een clausule toevoegt die stelt<br />

dat de inschrijver de opdracht volledig conform de besteksbepalingen zal uitvoeren.<br />

Een dergelijke clausule ontslaat de aanbestedende overheid echter niet<br />

van haar verplichting om de inhoudelijke regelmatigheid van de offerte te<br />

onderzoeken.<br />

De inhoudelijke aspecten van een offerte moeten onderzocht worden vanuit<br />

drie invalshoeken:<br />

de administratieve voorwaarden,<br />

de technische voorwaarden en<br />

het al dan niet abnormaal karakter van de prijzen.


a)<br />

A De administratieve voorwaarden<br />

De aanbestedende overheid neemt in haar bestek bepalingen op die betrekking<br />

hebben op o.m. dwingende uitvoeringstermijnen, prijsherzieningsclausules,<br />

boetes, betalingsmodaliteiten, borgsom en geldigheidsduur van de offerte.<br />

Iedere afwijking op of weigering van deze voorschriften leidt tot de verplichte<br />

weigering van de offerte.<br />

- Het opgeven van een andere uitvoeringstermijn.<br />

- Het vermelden van een prijsherzieningsclausule die niet was toegestaan door<br />

het bestek.<br />

- Het uitdrukkelijk niet akkoord gaan met de boeteclausules.<br />

- Het eisen van voorschotten.<br />

- De weigering een borgsom te storten.<br />

- Het opgeven van een beperktere geldigheidsduur van de offerte.<br />

Als de inschrijver een aantal beschouwingen maakt over bovengenoemde elementen<br />

die als een voorbehoud geïnterpreteerd kunnen worden, en dit voorbehoud<br />

niet als een uitdrukkelijke weigering of afwijking beschouwd kan worden,<br />

dan mag de offerte niet geweigerd worden. Een voorbehoud betreffende de<br />

wettigheid van bepaalde clausules in het bestek kan evenmin leiden tot de weigering<br />

van de offerte.<br />

B Technische voorwaarden<br />

Niet elke afwijking of onvolledigheid leidt tot de verplichte weigering van de<br />

o ff e rte. Het moet gaan om een gebrek dat essentieel is in het licht van het geheel<br />

van de opdracht. Dat is het geval wanneer de afwijking of onvolledigheid de gelijke<br />

behandeling van de inschrijvers in het gedrang brengt, of wanneer hierdoor de<br />

o ff e rte niet meer ernstig met de andere off e rtes vergeleken kan worden. Over het<br />

essentiële karakter kunnen de besteksbepalingen een aanduiding geven. Wa n n e e r<br />

het bestek bv. bepaalt dat ‘producten die niet voldoen aan de hiernavolgende specificaties<br />

van verd e re evaluatie uitgesloten worden’, dan zal het niet-voldoen aan<br />

slechts één specificatie leiden tot de verplichte weigering van de off e rt e .<br />

De aanbestedende overheid mag de verplicht bij te voegen documentatie gebru iken<br />

om na te gaan of een eventuele afwijking die uit de documentatie blijkt,<br />

b e t rekking heeft op een essentieel bestanddeel van de opdracht. De in de off e rt e<br />

aangegane verbintenis om de opdracht uit te voeren conform de besteksbepalingen<br />

vervangt het onderzoek naar de technische conformiteit dus niet. Indien de<br />

inschrijver een voorbehoud maakt ten aanzien van een bepaalde uitvoeringswijze,<br />

dan moet de off e rte enkel verplicht geweerd worden indien de inschrijver duidelijk<br />

weigert het opgelegde uitvoeringsprocédé te volgen. Het is zelfs zo dat de<br />

inschrijver vanuit zijn ervaring als vakman bepaalde opmerkingen moet maken.<br />

Bij de formulering van het technisch aanbod moeten we tevens rekening houden<br />

met de mogelijkheid varianten in te dienen. Hierbij moeten we een onderscheid<br />

maken naargelang we te maken hebben met een aanbesteding of met een<br />

offerteaanvraag.<br />

Varianten bij een aanbesteding<br />

‘Gewone’ varianten kunnen uitsluitend betrekking hebben op een uitvoeringsprocédé<br />

dat afwijkt van de basisoplossing.<br />

De omschrijving van het alternatief gaat steeds uit van de aanbestedende<br />

overheid. Het indienen van een ‘vrije variant’ is dus niet toegelaten. Gebeurt<br />

dat toch dan leidt dit niet tot de verplichte weigering van de gehele offerte. De<br />

aanbestedende overheid houdt dan eenvoudig geen rekening met de vrije<br />

variante.<br />

Voorbeelden van substantiële<br />

onregelmatigheden<br />

KB 8 januari 1996<br />

137


138<br />

Verplichte variant<br />

Facultatieve variant<br />

b)<br />

a)<br />

Abnormaal lage eenheidsprijs<br />

Voorbeeld<br />

Het bestek zal tevens bepalen of er verplicht een prijs voor de variante opgegeven<br />

moet worden (verplichte variant) of dat enkel de mogelijkheid daartoe<br />

bestaat (facultatieve variant).<br />

Varianten bij een offerteaanvraag<br />

Bij een offerteaanvraag zijn ‘vrije’ varianten altijd toegelaten, voor zover het<br />

bestek ze niet uitdrukkelijk verbiedt. Worden ze ondanks het verbod toch ingediend,<br />

dan zal de aanbestedende overheid de gehele offerte niet nietig verklaren.<br />

Ze zal eenvoudig geen rekening houden met de varianten.<br />

De omschrijving van het alternatief gaat hier altijd uit van de inschrijver .<br />

Een vrije variante moet altijd voldoen aan de minimumvereisten die in het<br />

bestek beschreven zijn. Zijn er geen minimumvereisten beschreven, dan kun -<br />

nen er ook geen vrije varianten ingediend worden.<br />

C Abnormale prijzen<br />

Is de aanbestedende overheid verplicht het al dan niet abnormaal karaker<br />

van alle eenheidsprijzen te onderzoeke n? (art.110, §3)<br />

Het is de aanbestedende overheid die zal oordelen of zij bepaalde eenheidsprijzen<br />

of totale prijzen al dan niet als abnormaal zal beschouwen (een abnormaal lage eenheidsprijs<br />

is een prijs waarvan vermoed wordt dat hij de kostprijs van de pre s t a t i e<br />

niet kan dekken). Doet ze dit niet, dan zal er ook geen verantwoording door de<br />

inschrijver volgen en kan de aanbestedende overheid uiteraard de off e rte ook niet<br />

w e i g e ren op grond van abnormale prijzen. Beschouwt de aanbestedende overh e i d<br />

bepaalde prijzen niet als abnormaal, dan kan dit enkel tot een vernietiging van de<br />

gunningsbeslissing aanleiding geven indien haar houding manifest onredelijk is.<br />

Voor belangrijke abnormaal lage eenheidsprijzen moet de aanbestedende overh e i d<br />

o v e rgaan tot verder onderzoek. Dergelijke lage eenheidsprijzen kunnen immers de<br />

c o n c u rrentie vervalsen en zodoende de gelijke behandeling van de inschrijvers in<br />

het gedrang brengen. De aanbestedende overheid is uiteraard steeds verplicht ten<br />

aanzien van alle inschrijvers dezelfde houding aan te nemen.<br />

De aanbestedende overheid dient een verantwoording te vragen voor bepaalde<br />

belangrijke eenheidsprijzen of totale prijzen, indien het vermoeden rijst dat deze<br />

prijzen artificieel werden verhoogd (meestal in combinatie met een verlaging<br />

van andere prijzen) waardoor deze inschrijver de facto over prefinancieringsfaciliteiten<br />

beschikt. Art.96, §4 bepaalt immers dat de eenheidsprijzen en de totale<br />

prijzen voor iedere post van de samenvattende opmetingsstaat moeten opgegeven<br />

worden met inachtneming van de betrekkelijke waarde van die post t.o.v.<br />

het totale bedrag van de offerte. De betaling van bepaalde hoge prijzen, in de<br />

regel voor posten waarvan de uitvoering zich in de beginfase van de opdracht<br />

situeert, staat buiten verhouding tot de werkelijke waarde van die werken. Een<br />

dergelijk vermoeden van prefinanciering kan bv. gewettigd zijn, indien er een<br />

sterke afwijking wordt vastgesteld in vergelijking met de eenheidsprijzen van de<br />

raming.<br />

Blijken de opgegeven prijzen na de verstrekte toelichting, abnormaal hoog of<br />

abnormaal laag te zijn, dan is weigering of aanvaarding van de offerte moge -<br />

lijk mits een gepaste motivering. Indien de prijzen werkelijk concurrentievervalsend<br />

zijn, is de aanbestedende overheid verplicht de offerte te weigeren.<br />

Een opdracht van werken heeft betrekking op de restauratie van een gebouw<br />

met een belangrijke cultuurhistorische waarde. Aannemer X blijkt, na rekenkundige<br />

controle door de aanbestedende overheidt, de laagste offerte ingediend<br />

te hebben t.b.v. circa 86Mio (inclusief BTW). De tweede laagste offerte heeft<br />

een kostenplaatje van 89Mio.


)<br />

c)<br />

Bij de post ‘binnenluiken’ stelt de aanbestedende overheid een eigenaardigheid<br />

vast. De totaalprijs bedraagt 2.4Mio terwijl de gemiddelde kost bij de overige<br />

inschrijvers 0.2Mio bedraagt. Deze eenheidsprijs is duidelijk abnormaal. De verantwoording<br />

van de inschrijver komt er op neer dat deze post allicht veel te<br />

hoog is ingeschat, maar dat hij voor de uitvoering van de globale opdracht toch<br />

een scherpe prijs heeft opgegeven zodat deze post niet verminderd kan worden.<br />

Dat zou overigens niet toegelaten zijn vermits het noch om een rekenfout noch<br />

om een materiële fout gaat en offertes na de opening ervan niet meer gewijzigd<br />

mogen worden.<br />

Indien de aanbestedende overheid tot de wering van deze offerte zou willen<br />

overgaan moet ze dit kunnen motiveren. Art.110, §2 maakt immers een onderscheid<br />

tussen offertes die substantieel onregelmatig zijn en offertes die zijn aangetast<br />

door een relatieve onregelmatigheid. Een onregelmatigheid op grond van<br />

een abnormale eenheidsprijs is een relatieve onregelmatigheid. De aanbestedende<br />

overheid kan dus de offerte weigeren omdat ze relatief onregelmatig is, maar<br />

ze kan dit enkel op basis van deugdelijke motieven doen. Een goede reden zou<br />

bv. kunnen zijn dat de eenheidsprijs speculatief hoog werd ingeschat (bv. bij<br />

mogelijke onderschatting van de in de samenvattende opmetingsstaat opgegeven<br />

vermoedelijke hoeveelheden). In casu is dit niet het geval vermits het om<br />

forfaitaire hoeveelheden gaat. Een andere reden zou bv. kunnen zijn: ongeoorloofde<br />

prefinanciering doordat deze werken in de uitvoeringscyclus van het<br />

geheel eerder aan bod komen: hierdoor worden aan de aannemer ongeoorloofde<br />

kredietfaciliteiten verstrekt waardoor de vergelijking tussen de totaalprijzen<br />

van de offertes wordt scheefgetrokken. Maar een dergelijke reden blijkt evenmin<br />

op te gaan vermits de prefinancieringswinst (bij veronderstelling 10% van het<br />

verschil tussen 2.4Mio en 0.2Mio) circa 240.000Bfr bedraagt daar waar het<br />

verschil tussen de laagste en de tweede laagste offerte 3Mio bedraagt.<br />

De aanbestedende overheid mag de offerte niet zonder vraag tot verant -<br />

woording uitsluiten<br />

Indien de aanbestedende overheid van mening is dat bepaalde eenheidsprijzen<br />

abnormaal hoog of laag zijn, dan mag ze de offerte niet onmiddellijk weigeren.<br />

Ze is altijd verplicht om aan de inschrijver prijsverantwoording te vragen indien<br />

ze de offerte op deze grond wil weren (art.110, §3, 1°lid en art.110, §4, 3° lid).<br />

De vraag tot verantwoording mag in één of meerdere keren gebeuren.<br />

De inschrijver kan dan één van de verantwoordingsgronden inroepen die in<br />

art.110, §3, 2° lid zijn opgenomen, maar iedere redelijke verantwoording is aanvaardbaar.<br />

Zelfs indien deze verantwoording eerder bescheiden is en de aanbestedende<br />

overheid besluit dat het om een abnormale eenheidsprijs gaat, dan nog<br />

is zij niet verplicht om de offerte te weigeren. Art.110, §2 heeft het immers over<br />

de mogelijkheid om offertes als onregelmatig te beschouwen indien ze bestanddelen<br />

bevatten die niet met de werkelijkheid overeenstemmen. In elk geval moet<br />

iedere verantwoording door de aanbestedende overheid grondig onderzocht<br />

worden, alvorens eventueel tot de weigering van de offerte over te gaan.<br />

Bijzonder geval:<br />

de inschrijver antwoordt dat hij zich vergist heeft in de prijsopgave<br />

Het is mogelijk dat, naar aanleiding van een vraag tot verantwoording van de<br />

prijzen, de inschrijver antwoordt dat hij zich vergist heeft. Wat moet de houding<br />

van de aanbestedende overheid zijn?<br />

We veronderstellen dat de aanbestedende overheid enkel een verzoek tot verantwoording<br />

van vermoedelijk abnormale lage eenheidsprijzen aan de inschrijver<br />

richt indien het om relatief belangrijke posten gaat. Wanneer de inschrijver<br />

in een dergelijk geval meldt dat hij zich inderdaad vergist heeft en bijgevolg<br />

geen redelijke verantwoording voor dergelijke belangrijke abnormale eenheidsprijzen<br />

kan verstrekken, is de aanbestedende overheid verplicht de offerte te<br />

KB 8 januari 1996<br />

139


140<br />

d)<br />

e)<br />

f)<br />

weren. Een dergelijke eenheidsprijs vervalst ten dele de concurrentie en brengt<br />

bijgevolg de gelijke behandeling van de inschrijvers in het gevaar. Deze sanctie<br />

moet overigens ook toegepast worden omdat er betwisting mogelijk is bij de<br />

uitvoering van de opdracht: de opdrachtnemer zou immers kunnen opwerpen<br />

dat er geen akkoord is over de prijzen en zodoende na de uitvoering een hogere<br />

prijs eisen.<br />

Meldingsplicht<br />

De aanbestedende overheid is niet langer verplicht aan de inschrijver te melden<br />

welke prijzen ze, na onderzoek van de verantwoording, nog als abnormaal<br />

beschouwt.<br />

Ze is wel verplicht tot het verstrekken van de informatie die in art.25, art.51 en<br />

art.80 van het KB opgenomen is.<br />

Abnormale totaalprijs bij een opdracht van werken<br />

We moeten een onderscheid maken tussen enerzijds het onderzoek van de eenheidsprijzen<br />

en/of totale prijzen van een post bij een aanbesteding of offerteaanvraag<br />

van werken , en anderzijds het onderzoek van de totale prijs van een<br />

opdracht en dit enkel bij een aanbesteding van werken .<br />

Op grond van art.110, §4 is de aanbestedende overheid verplicht, bij een aanbesteding<br />

van werken, een onderzoek te doen naar het al dan niet abnormaal<br />

karakter van de totaalprijs van een offerte indien die 15% lager ligt dan het<br />

- volgens art.110, §4 te berekenen - gemiddelde van de ingediende offertes, voor<br />

zover er minstens vier offertes ingediend werden.<br />

De aanbestedende overheid zal dan normaliter overgaan tot het vragen van een<br />

verantwoording aan de inschrijver, hoewel ze ook zelf een prijsonderzoek mag<br />

doen. Een onderzoek dat uitsluitend door de aanbestedende overheid uitgevoerd<br />

wordt, kan nooit leiden tot de weigering van de offerte. Een dergelijk<br />

onderzoek kan enkel leiden tot de (gemotiveerde) aanvaarding ervan.<br />

Indien de aanbestedende overheid om verantwoording verzoekt en indien op<br />

basis van deze verantwoording blijkt dat de prijs van de offerte abnormaal is, dan<br />

moet de offerte geweigerd worden. Bij een abnormale totaalprijs van werken<br />

gegund via een procedure van aanbesteding, heeft de aanbestedende over -<br />

heid dus - in tegenstelling tot het geval van een abnormale eenheidsprijs -<br />

geen beoordelingsvrijheid meer inzake het weigeren van de offerte.<br />

De aanbestedende overheid moet eveneens tot de weigering van de off e rte besluiten<br />

wanneer de inschrijver niet antwoordt op de vraag tot verantwoording van de<br />

prijzen. Indien de inschrijver toch antwoordt, maar niet binnen de gestelde term i j n ,<br />

dan moet de aanbestedende overheid met deze laattijdige verantwoording geen<br />

rekening houden en kan ze de off e rte weigeren. Houdt ze daarentegen wel re k ening<br />

met de verantwoording, en blijkt de totaalprijs niet abnormaal laag te zijn, dan<br />

mag de off e rte niet geweigerd word e n .<br />

Toelichting bij art.110, §4<br />

Art.110, §4 is niet van toepassing indien er minder dan 4 offertes zijn. Zodra er<br />

minstens vier offertes zijn - ongeacht of ze regelmatig zijn of niet en voor zover<br />

de inschrijver niet wordt uitgesloten op basis van de uitsluitingsgronden of<br />

geweerd wordt omdat hij niet aan de minimum-selectiecriteria voldoet - maakt<br />

de bepaling een onderscheid naargelang het aantal offertes lager is dan zeven,<br />

dan wel gelijk aan of groter is dan zeven.


1)<br />

2)<br />

Het aantal offertes is gelijk aan of groter dan zeven<br />

Veronderstel 9 offertes met volgende totaalbedragen, geordend van laag naar<br />

hoog (in Mio): 60, 75, 80, 90, 100, 105, 115, 120 en 122.<br />

• Eerst moeten een aantal offertes uit de berekening van het gemiddelde verwijderd<br />

worden:<br />

- de laagste offerte: 60Mio<br />

- van de hoogste offertes: 1/4 van het totaal aantal offertes, afgerond naar<br />

de hogere eenheid: 1/4 van 9 offertes = 2.3, afgerond naar 3; te verwijderen:<br />

122, 120 en 115Mio.<br />

• Vervolgens moet (van de restererende offertes) het rekenkundig gemiddelde<br />

berekend worden:<br />

- (75+80+90+100+105): 5 = 90Mio<br />

• Tot slot wordt de 15%-grens bepaald:<br />

- 90Mio x 0.15 = 13.5Mio<br />

- grens: 90Mio - 13.5Mio = 76.5Mio<br />

Besluit: 60 < 76.5: verantwoording vragen alvorens eventueel uit te sluiten.<br />

75 < 76.5: verantwoording vragen alvorens eventueel uit te sluiten.<br />

Het aantal offertes ligt lager dan zeven<br />

Veronderstel 5 offertes met volgende totaalbedragen, geordend van laag naar<br />

hoog (in Mio): 60, 75, 80, 100 en 105.<br />

• Vooreerst moeten een aantal offertes uit de berekening van het gemiddelde<br />

verwijderd worden:<br />

- de laagste offerte: 60Mio<br />

- de hoogste offerte: 105Mio<br />

• Vervolgens moet (van de resterende offertes) het rekenkundig gemiddelde<br />

berekend worden:<br />

- (75+80+100): 3 = 85Mio<br />

• Tenslotte wordt de 15%-grens bepaald:<br />

- 85Mio x 0.15 = 12.75Mio<br />

- grens: 85Mio - 12.75 = 72.25Mio<br />

Besluit: 60 < 72.25: verantwoording vragen alvorens eventueel uit te sluiten.<br />

Voorbeeld<br />

KB 8 januari 1996<br />

141


142<br />

Hoofdstuk V<br />

plaats en tijdstip<br />

minimumtermijn<br />

inkorting wegens<br />

hoogdringendheid<br />

gelijktijdige uitgenodiging<br />

HET REGELMATIG VERLOOP V AN<br />

<strong>DE</strong> GUNN<strong>IN</strong>GSPROCEDURE<br />

afkondiging<br />

offerte na de opening<br />

van de zitting<br />

Hierboven hebben we de problemen onderzocht die te maken hebben met de<br />

regelmatigheid van de offertes. Een opdracht kan enkel gegund worden aan de<br />

laagste of de voordeligste offerte voor zover deze offerte regelmatig is naar<br />

vorm en inhoud.<br />

Iedere inschrijver moet echter de kans gekregen hebben zijn offerte in te dienen<br />

binnen de context van de procedurevoorschriften die in het kader van een gelijke<br />

en transparante behandeling van de inschrijvers werden uitgewerkt. Concreet<br />

betekent dat het volgende:<br />

De opening van de offertes moet plaatsvinden op de plaats en het tijdstip zoals<br />

in het bestek bepaald is. De opening op een andere plaats of op een ander tijdstip<br />

leidt tot de absolute onregelmatigheid van de procedure. Er kan dus niet<br />

regelmatig gegund worden. Dergelijke wijzigingen zijn slechts toegestaan indien<br />

ze tijdig en aan iedereen werden gemeld.<br />

Er is een wettelijke minimumtermijn bepaald voor de ontvangst van de offertes.<br />

De niet-naleving van deze minimumtermijn leidt tot de onregelmatigheid van<br />

de gehele procedure. De aanklager moet wel ‘een belang’ kunnen aantonen (zie<br />

blz. 86)<br />

Indien deze wettelijke minimumtermijnen worden ingekort omwille van de<br />

hoogdringendheid, dan moet de aanbestedende overheid ook bewijzen dat deze<br />

spoedeisende voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht aanwezig zijn.<br />

Dit betekent dat de uitvoering van de opdracht geen verder uitstel duldt. Het is<br />

niet noodzakelijk dat er bewezen wordt dat deze spoed niet het gevolg is van<br />

het gedrag van de aanbestedende overheid zelf. De vraag of de uitvoering van<br />

de opdracht voorzienbaar was of niet, doet evenmin ter zake in de bewijsvoering<br />

van de spoedeisende omstandigheden.<br />

In een beperkte procedure en in een onderhandelingsprocedure met bekendmaking,<br />

moeten de geselecteerde kandidaten gelijktijdig schriftelijk uitgenodigd<br />

worden om een offerte in te dienen. Iedere inschrijver moet immers theoretisch<br />

over dezelfde tijd beschikken om zijn offerte te kunnen voorbereiden.<br />

De afkondiging van de prijzen in een offerteprocedure leidt niet tot de onregelmatigheid<br />

van de procedure vermits dit geen gevolgen heeft voor de beoordeling<br />

van de reeds ingediende offertes.<br />

Een procedure waarbij de opdracht wordt gegund aan een inschrijver wiens<br />

offerte na de opening van de zitting door de voorzitter nog aanvaard wordt is<br />

onregelmatig.


<strong>DE</strong> KEUZE V AN <strong>DE</strong> AANNEMER<br />

BIJ EEN AANBESTED<strong>IN</strong>G<br />

Een offerte van een inschrijver wordt niet zonder enig nazicht aangenomen<br />

door de aanbestedende overheid. Het beginsel van de gelijke behandeling van<br />

de inschrijvers verplicht de aanbestedende overheid de offertes na te kijken<br />

zodat er op een geverifieerde basis vergeleken kan worden. Zo zal de aanbestedende<br />

overheid in het bijzonder nagaan of de offerte geen rekenfouten of materiële<br />

fouten bevat. Ze zal nakijken of eventueel verbeterde hoeveelheden al dan<br />

niet terecht werden verbeterd. Tevens zal ze de door de inschrijver opgemerkte<br />

leemten in het bestek onderzoeken en zal ze eventueel bij de overige offertes<br />

deze leemte aanvullen.<br />

I Rekenfouten en materiële fouten<br />

Alvorens de aanbestedende overheid de rangschikking bepaalt, ziet ze de offerte<br />

na op rekenfouten en materiële fouten (art.111). We lichten hierna deze<br />

begrippen verder toe.<br />

A Rekenfout<br />

De inschrijver begaat een rekenfout wanneer hij een verkeerde bewerking doet,<br />

bv. verkeerd optellen of verkeerd vermenigvuldigen. Bij een rekenfout wordt er<br />

verondersteld dat de hoeveelheden en de eenheidsprijzen correct zijn.<br />

Uit deze redenenering kunnen we tevens afleiden dat - zodra de aanbested e n d e<br />

o v e rheid beschikt over de componenten om een bewerking te corr i g e re n - deze<br />

herberekening gemaakt mag worden zodat de offerte opnieuw vergelijkbaar<br />

wordt.<br />

B Materiële fout<br />

De inschrijver begaat een materiële fout indien zijn bedoeling duidelijk verschilt<br />

van hetgeen hij op papier kenbaar heeft gemaakt. Zo is het mogelijk dat er bv. een<br />

nul te veel of te weinig werd getijpt, of ten onrechte een ‘1’ voor het cijfer of een<br />

komma verkeerd geplaatst werd. Indien de aanbestedende overheid een derg e l i jke<br />

fout verbetert moet de berekening correct zijn: de berekening moet m.a.w. niet<br />

w o rden overgedaan. Door het verbeteren van de materiële fout (bv. de komma<br />

verplaatsen, een ‘2’ i.p.v. een ‘1’ tijpen) is de berekening normaliter automatisch<br />

c o rre c t .<br />

Om een (echte) materiële fout te kunnen verbeteren, richt de aanbestedende<br />

overheid zich naar de werkelijke bedoeling van de inschrijver. Deze bedoeling<br />

kan o.m. blijken uit een onderzoek van de offerte zelf, bv. de opgegeven prijs<br />

voor een soortgelijke post, een vergelijking met de prijs van de overige inschrijvers<br />

of met de gangbare prijzen. Bovendien heeft het voluit geschreven bedrag<br />

voorrang op de in cijfers uitgedrukte prijs, behalve indien dat klaarblijkelijk strijdig<br />

is met de werkelijke bedoeling van de inschrijver.<br />

Hoofdstuk VI<br />

KB 8 januari 1996<br />

143


144<br />

Voorbeeld<br />

Voorbeeld<br />

Aangezien de aanbestedende overheid de bedoeling van de inschrijver ‘met alle middelen’<br />

mag nagaan, kan ze ook toelichtingen vragen aan de inschrijver. Indien deze<br />

toelichting redelijk aanvaardbaar is, d.w.z. ze bevestigt een interpretatie die op basis<br />

van de off e rte reeds mogelijk was, dan kan de toelichting aanvaard worden. Indien<br />

de inschrijver geen redelijke toelichting kan geven of hij geeft toe dat hij zich vergist<br />

heeft in de prijs, dan kan de aanbestedende overheid de ‘werkelijke bedoeling<br />

van de inschrijver niet achterhalen’. Op grond van a rt.111, laatste lid heeft de aanbestedende<br />

overheid dan twee mogelijkheden:<br />

- de off e rte verwerpen of<br />

- de eenheidsprijzen ongewijzigd overnemen in de vergelijking met de overige<br />

o ff e rt e s .<br />

N o rmaliter volgt de verwerping van de off e rte tenzij het om een prijs zou gaan die<br />

veeleer marginaal is en waarbij speculatie uitgesloten is. Een dergelijke prijs kan<br />

immers de gelijke behandeling van de inschrijvers niet aantasten vermits hij niet van<br />

doorslaggevend belang is in de vergelijking van de off e rtes. Deze eenheidsprijs moet<br />

dan wel ongewijzigd overgenomen worden vermits een toelichting nooit tot gevolg<br />

kan hebben dat een off e rte inhoudelijk, na de opening ervan, wordt gewijzigd.<br />

We zullen hierna trachten één en ander te illustreren aan de hand van concrete<br />

voorbeelden:<br />

Forfaitaire hoeveelheid van een bepaalde post: 712 m3 met een eenheidsprijs van<br />

1.655Bfr. Volgens de offerte volgt hieruit een totaalprijs van 1.890.652Bfr.<br />

De vermenigvuldiging van hoeveelheid met de prijs geeft ons echter<br />

1.178.360Bfr als resultaat.<br />

Een eenvoudige deling van de (correcte) totaalprijs door de (correcte) hoeveelheid:<br />

(1.1890.652: 712 m3 = 2.655 Bfr) leert ons dat het om een materiële vergissing<br />

gaat. Er werd inderdaad verkeerdelijk een ‘1’ in plaats van een ‘2’ getijpt<br />

bij de opgave van de eenheidsprijs.<br />

Nemen we dezelfde forfaitaire hoeveelheid en eenheidsprijs als in het eerste<br />

voorbeeld. De totaalprijs bedraagt nu echter 1.515.370Bfr. Ook hier blijkt dat<br />

de vermenigvuldiging niet correct is. De delingsoefening wijst echter niet op<br />

een materiële fout: 1.515.370: 712 = 2.128Bfr. Dit bedrag stemt in geen enkel<br />

opzicht overeen met de opgegeven eenheidprijs (1.655Bfr).<br />

Het kan hier om een rekenfout gaan: bv. indien de eenheidsprijs aanvaardbaar is<br />

omdat bij vergelijkbaar is met de prijs van de overige offertes.<br />

Maar wat te doen indien de eenheidsprijs helemaal niet te vergelijken is met die<br />

van de andere inschrijvers, noch met soortgelijke posten uit de offerte? De<br />

inschrijver kan, na het vragen van toelichtingen, meedelen dat dit wel degelijk<br />

zijn eenheidsprijs is. De aanbestedende overheid zal dan de vermenigvuldiging<br />

aanpassen en de aldus gecorrigeerde offerte aanvaarden (712 x 1.655Bfr =<br />

1.178.360Bfr). Eventueel volgt de verwerping van de offerte omdat het om een<br />

belangrijke abnormale eenheidsprijs gaat.<br />

De inschrijver kan ook toegeven dat hij zich vergist heeft bij de invulling van de<br />

eenheidsprijs. In dit geval kan de aanbestedende overheid de vermenigvuldiging<br />

niet corrigeren, maar moet ze wel degelijk de eenheidsprijs corrigeren (de eenheidsprijs<br />

wordt 2.128Bfr). Ook hier kan nog de verwerping van de offerte volgen<br />

omdat het om een abnormale eenheidsprijs gaat.


Een bepaalde post bevat een omschrijving ‘PVC-buizen van 200mm’ met een vermoedelijke<br />

hoeveelheid van 20 stuks. In de off e rte is het volgende opgenomen:<br />

VH: 20; Eenheidsprijs: 8.000Bfr; Totaalprijs: 16.000Bfr.<br />

De aanbestedende overheid verbetert als volgt: 20 x 8.000= 160.000Bfr.<br />

De laagste offerte blijkt, na deze verbetering, niet langer de laagste offerte te<br />

zijn. De opdracht wordt gegund aan een andere inschrijver. De aanvankelijk<br />

laagste inschrijver voelt zich benadeeld en stapt naar de rechtbank. De rechtbank<br />

veroordeelt de aanbestedende overheid. Uit de analyse van de offerte bleek<br />

immers dat er nog eenheidsprijzen waren opgegeven: voor buizen met diameter<br />

van 120mm voor 650Bfr per stuk en voor buizen met diameter van 160mm<br />

voor 700Bfr per stuk. Bijgevolg kon aan de werkelijke bedoeling van de inschrijver<br />

niet getwijfeld worden: de eenheidsprijs bedroeg wel degelijk 800Bfr in<br />

plaats van 8.000Bfr.<br />

II Ve r b e t e rde hoeveelheden bij een opdracht van werken<br />

Verbeteringen aan hoeveelheden bij opdrachten van leveringen en diensten<br />

zijn verboden, tenzij het bestek het uitdrukkelijk zou toelaten. Wat hierna volgt<br />

heeft dus enkel betrekking op een opdracht van werken (art.112).<br />

De inschrijvers hebben de plicht de forfaitaire hoeveelheden die in het bestek<br />

zijn opgenomen na te kijken. Na de gunning kunnen ze zich niet meer beroepen<br />

op eventuele fouten in het bestek. De verbetering van vermoedelijke hoeveelheden<br />

is enkel mogelijk indien het bestek dit uitdrukkelijk toestaat en voor<br />

zover de wijziging in de hoeveelheden minstens 10% meer of minder bedraagt<br />

dan de voorziene hoeveelheid. Staat het bestek deze verbetering niet toe - en er<br />

is toch verbeterd - dan is de offerte in de regel substantieel onregelmatig.<br />

De verbeteringen worden aangebracht in de samenvattende opmetingsstaat<br />

samen met de toevoeging van een verantwoordingsnota. Is aan één van beide<br />

voorwaarden niet voldaan (bv. enkel een verbetering in de samenvattende<br />

opmetingsstaat) dan is de aanbestedende overheid niet verplicht om bij het<br />

bepalen van de rangschikking van de offertes met deze verbetering rekening te<br />

houden. Deze verantwoordingsnota kan echter steeds na de opening van de<br />

offertes nog opgevraagd worden.<br />

De aanbestedende overheid zal de aangebrachte verbeteringen verifiëren en op<br />

haar beurt eventueel opnieuw corr i g e ren mocht blijken dat de inschrijver zich vergist<br />

heeft. De verbeteringen die door de aanbestedende overheid aanvaard word e n<br />

zullen op twee verschillende wijzen in rekening gebracht worden. Het is immers<br />

de bedoeling inschrijvers die terecht een lagere for f a i t a i re hoeveelheid voorstellen<br />

hiervoor te belonen. D a a rom maken we een onderscheid tussen de gevolgen<br />

van de verbetering op het definitieve gunningsbedrag en de gevolgen erv a n<br />

op het bedrag dat gebruikt wordt om de rangschikking te bepalen.<br />

A Het definitieve gunningsbedrag<br />

(art.112, §1, 1°)<br />

Elke offerte wordt verbeterd op grond van de juist bevonden voorgestelde verbeteringen.<br />

Het kan zowel een verhoging, als een verlaging betreffen. Ook de<br />

verbeteringen van de hoeveelheden die werden gesignaleerd in onregelmatige<br />

offertes worden in aanmerking genomen. Vermits de totaalprijs van de post in<br />

de offerte is vermeld, wordt de totaalprijs als gevolg van de gewijzigde hoeveelheid<br />

volgens de evenredigheidsregel aangepast.<br />

Voorbeeld<br />

KB 8 januari 1996<br />

145


146<br />

Voorbeeld<br />

Voorbeeld<br />

B Het rangschikkingsbedrag<br />

(art.112, §1, 2°)<br />

Indien de verbetering niet aanvaard wordt, dan blijft de oorspronkelijke hoeveelheid<br />

van de opmeting behouden. De hoeveelheden die terecht verminderd<br />

werden, komen enkel de inschrijver ten goede die deze vermindering heeft vermeld<br />

en dit slechts tot beloop van de door de inschrijver voorgestelde - en door<br />

de aanbestedende overheid aanvaarde - vermindering.<br />

De door de aanbestedende overheid aanvaarde hoeveelheden die groter (of gelijk)<br />

zijn aan de hoeveelheden van de oorspronkelijke opmetingsstaat, worden<br />

naar alle opmetingsstaten overgebracht.<br />

Hierna zullen we aan de hand van enkele voorbeelden trachten deze regels te<br />

verduidelijken.<br />

De samenvattende opmetingsstaat bepaalt een forfaitaire post van 100m2.<br />

Er zijn 5 inschrijvers die in hun offerte de volgende hoeveelheden voorstellen:<br />

A verbetert de hoeveelheid tot 50m2, B verbetert tot 75m2, C verbetert tot<br />

99m2 en D verbetert de hoeveelheid tot 125m2. Inschrijver E neemt de hoeveelheid<br />

van de samenvattende opmetingsstaat over.<br />

Na grondig onderzoek aanvaardt de aanbestedende overheid 60m2 als correcte<br />

hoeveelheid.<br />

Voor het definitieve gunningsbedrag zal 60 m2 aangehouden worden. Voor het<br />

bepalen van het rangschikkingsbedrag leidt de toepassing van bovenvermelde<br />

regels tot de volgende situatie: A: 60m2, B: 75m2, C: 99m2, D: 100m2 en<br />

E: 100m2. Het is dus best mogelijk dat er gegund wordt aan een inschrijver die<br />

op basis van de ex post gekende correcte hoeveelheden niet de laagste offerte<br />

heeft. Die situatie doet zich voor indien zijn concurrent - die een lagere eenheidsprijs<br />

had - de fout niet gezien heeft.<br />

De samenvattende opmetingsstaat bepaalt voor een post een forfaitaire hoeveelheid<br />

van 100m2. Inschrijver A verbetert de hoeveelheid tot 110m2. Inschrijver<br />

B verbetert niet. De aanbestedende overheid aanvaardt 110m2 als de correcte<br />

hoeveelheid.<br />

Voor het bepalen van de rangschikking worden de hoeveelheden in de offertes<br />

van A en B verhoogd tot 110m2. Voor het bepalen van het gunningsbedrag<br />

wordt de hoeveelheid in de offertes van A en B verhoogd tot 110m2.<br />

I I I Een inschrijver meldt een leemte in de samenvattende opmetingsstaat<br />

Leemte<br />

Een leemte is een post die in de samenvattende opmetingsstaat ontbreekt en duidelijk<br />

niet in een andere post van de samenvattende opmetingsstaat vervat is. De<br />

uitvoering van de werken die in deze post hadden moeten opgenomen zijn, is<br />

nochtans noodzakelijk om de in het bestek beschreven opdracht te kunnen uitvoeren.<br />

De aanbestedende overheid zal de gegrondheid van deze leemte onderzoeken<br />

en eventueel zelfs opnieuw verbeteren bij de inschrijver die deze leemte<br />

ten onrechte heeft gemeld (art.112, §2).<br />

Indien de leemte terecht werd opgemerkt, dan zal de aanbestedende overheid<br />

bij de inschrijvers die voor deze ontbrekende post geen prijs hebben opgegeven<br />

de offerte aanvullen. Met het oog op de bepaling van de rangschikking en het<br />

definitieve bedrag van de gunning, wordt de formule gehanteerd die is vermeld<br />

in art.112, §2, 1°:


L x Y<br />

S = ————<br />

X<br />

met:<br />

S = de ontbrekende post bij de overige inschrijvers<br />

L = de prijs van de leemte opgegeven door de inschrijver die de leemte<br />

opgemerkt heeft<br />

Y = totaalbedrag van de offerte van de inschrijver die de leemte niet<br />

opgemerkt heeft<br />

X = totaalbedrag - exclusief de prijs van de leemte - van de offerte van de<br />

inschrijver die de leemte wel opgemerkt heeft.<br />

Het is mogelijk dat L, X of Y eerst verbeterd moeten worden, bv. omdat de hoeveelheden<br />

niet correct waren. De eenheidsprijs van de ontbrekende post wordt<br />

verkregen door het bedrag S te delen door de overeenstemmende hoeveelheid<br />

(art.112, §2, 3°).<br />

Indien meerdere inschrijvers een prijs voor de leemte hebben opgegeven, dan<br />

dient men gebruik te maken van het rekenkundig gemiddelde voor het bepalen<br />

van L en X in de formule (art.112, §2, 2°). Het is toegestaan abnormale eenheidsprijzen<br />

of abnormale forfaitaire prijzen buiten beschouwing te laten.<br />

Wanneer voor een ontbrekende post enkel een abnormale prijs opgegeven werd,<br />

dan zal de aanbestedende overheid de rangschikking maken zonder rekening te<br />

houden met deze abnormale prijs en met de voorgestelde aannemer een onderhandse<br />

prijs bedingen voor de ontbrekende post vóór hij de opdracht gunt<br />

(art.112, §2, 4°).<br />

De prijs voor een leemte die wordt opgemerkt door een inschrijver wiens offerte<br />

werd geweigerd omdat ze onregelmatig was, wordt niet in aanmerking genomen<br />

voor de aanvulling van de overige offertes. Een - terechte - verbetering van<br />

hoeveelheden door een inschrijver wiens offerte onregelmatig blijkt te zijn,<br />

wordt daarentegen wel in aanmerking genomen (art.112, §3).<br />

IV Enkele specifieke onderwerpen<br />

A De rangschikking bij gewone varianten in een aanbestedingsprocedure<br />

Bij een aanbesteding moet de rangschikking altijd gebeuren op basis van één<br />

enkele rangschikking van - regelmatige - basisoffertes en - regelmatige - varianten,<br />

ongeacht of het bestek de variante verplicht oplegt of enkel toestaat<br />

(art.113, 1° lid). Zodoende wordt de opdracht altijd gegund aan de inschrijver<br />

met de laagste offerte, ongeacht de wijze van uitvoering (die van de basisoplossing<br />

of die van de variante).<br />

B Prijsvermindering bij samenvoeging van percelen<br />

Indien de inschrijver een prijsvermindering aanbiedt indien hem beide percelen<br />

gegund zouden worden, dan moet de aanbestedende overheid de laagste prijs<br />

kiezen, ongeacht de combinatie. Indien de groepering met korting leidt tot een<br />

hogere prijs dan een gunning aan afzonderlijke bieders zonder korting, dan<br />

moet de aanbestedende overheid voor de afzonderlijke biedingen kiezen<br />

(art.113, 2° lid).<br />

KB 8 januari 1996<br />

147


148<br />

verificatieplicht<br />

C Leemten of vergissingen in de hoeveelheden van het bestek<br />

die door de aanbestedende overheid ontdekt worden<br />

Hier gaat het om een situatie waarbij vergissingen in de hoeveelheden of leemten<br />

door de aanbestedende overheid ontdekt worden na de indiening van de<br />

offertes maar vóór de gunning van de opdracht. Er mag dan van de aanbestedende<br />

overheid verwacht worden dat ze deze correcties van hoeveelheden bij<br />

alle offertes doorvoert. Op basis van deze rangschikking - dus exclusief de leemte<br />

- wordt een offerte gekozen. Vóór de gunning van de opdracht zal dan met<br />

de inschrijver van de gekozen offerte onderhandeld worden over een prijs voor<br />

de leemte. Zijn deze vergissingen of leemten echter belangrijk, dan is het stopzetten<br />

en herbeginnen van de procedure aanbevolen.<br />

Indien de aanbestedende overheid deze fouten of leemten niet vóór de gunning<br />

van de opdracht opmerkt, dan komen deze leemten of vergissingen in de hoeveelheden<br />

ten laste van de opdrachtnemer. In dergelijk geval gaat men ervan uit<br />

dat de kosten gespreid zijn over al de overige posten. Indien dat echter tot een<br />

onevenwicht zou leiden in de wederzijdse prestaties van de contracterende partijen,<br />

dan is het wenselijk in onderling overleg over een aanpassing van de reeds<br />

tot stand gekomen overeenkomst te onderhandelen.<br />

D Aansprakelijkheid voor niet-ontdekte fouten<br />

De aanbestedende overheid heeft een verificatieplicht: van haar mag verwacht<br />

worden dat ze de offerte controleert op rekenfouten en materiële fouten. De<br />

aanbestedende overheid is echter in de regel niet aansprakelijk voor niet-ontdekte<br />

fouten (art.111). Door de betekening van de niet-verbeterde offerte zijn<br />

alle fouten gedekt door het forfaitaire karakter van de overeenkomst.<br />

Indien de aanbestedende overheid een opvallende fout over het hoofd ziet,<br />

die ze zelfs bij een oppervlakkige controle had moeten vaststellen, dan is het toch<br />

v e rdedigbaar deze fout na de gunning recht te zetten. De aannemer zal bijgevolg<br />

tijdens de uitvoeringsfase de gevolgen van een dergelijke manifeste vergissing niet<br />

moeten dragen. Dit standpunt is gegrond op de huidige re c h t s p r a a k .<br />

Zoals gesteld is de aanbestedende overheid in de regel niet aansprakelijk voor<br />

niet-ontdekte fouten. Anderzijds heeft ze ook een verificatieplicht. Hieruit kan<br />

men volgende stellingen afleiden:<br />

- Een inschrijver kan de aanbestedende overheid niet verwijten een rekenfout of<br />

een materiële fout van een concurrerende inschrijver te verbeteren, waardoor<br />

deze offerte goedkoper blijkt te zijn.<br />

- Een inschrijver kan de aanbestedende overheid niet verwijten een - voor deze<br />

inschrijver nadelige - fout niet verbeterd te hebben waardoor uiteindelijk de<br />

opdracht niet aan hem gegund wordt, tenzij het om manifeste fout zou gaan.<br />

- Een inschrijver kan de aanbestedende overheid niet verwijten een fout in de<br />

offerte van zijn concurrent - die in het voordeel van de concurrent speelt bij het<br />

bepalen van de rangschikking - niet verbeterd te hebben, tenzij het om een<br />

manifeste fout zou gaan.


E De aanbestedende overheid mag enkel een bepaalde categorie<br />

fouten ambtshalve verbeteren<br />

De aanbestedende overheid mag enkel rekenfouten of materiële fouten ver -<br />

beteren, naast uiteraard ook de verbetering van gewijzigde hoeveelheden of van<br />

gesignaleerde leemten.<br />

Vergissingen van een ander type mogen dus niet ambtshalve door de aanbestedende<br />

overheid rechtgezet worden. Toch zal een dergelijke vergissing (bv. de<br />

verkeerde interpretatie van een besteksbepaling) niet noodzakelijk moeten leiden<br />

tot de weigering van de offerte. Indien, ondanks de vergissing, een objectieve<br />

vergelijking tussen de offertes nog mogelijk blijkt dan kan de offerte aanvaard<br />

worden. Heeft deze vergissing betrekking op de prijs, dan wordt de prijs<br />

aanvaard zoals hij in de offerte voorkomt. De regularisatie van deze onregelmatigheid<br />

gebeurt hier dus door de aanvaarding van de prijs zoals hij in de offerte<br />

voorkomt en niet zoals deze volgens de besteksbepalingen correct berekend had<br />

moeten worden.<br />

<strong>DE</strong> KEUZE V AN <strong>DE</strong> OPDRACHTNEMER<br />

BIJ EEN OFFERTEAANVRAAG<br />

Voor de hiernavolgende onderwerpen verwijzen we de lezer naar de toelichting<br />

bij de overeenkomstige rubrieken vermeld bij de aanbestedingsprocedure.<br />

- Rekenfouten en materiële fouten (art.114)<br />

- De opmerking van leemten (art.114, §2)<br />

- De aansprakelijkheid van de aanbestedende overheid voor niet-ontdekte fouten<br />

(art.114, §1, laatste lid)<br />

- Het ontbreken van een prijs (art.114, §3)<br />

Hierna bespreken we nog enkele aspecten die typisch zijn voor de procedure<br />

van de offerteaanvraag.<br />

A Verbeteringen van de hoeveelheid bij een opdracht van werken<br />

De beloning, bij het bepalen van de rangschikking, voor het opmerken van een<br />

vermindering van forfaitaire hoeveelheden wordt bij een offerteaanvraag niet<br />

toegepast.<br />

B Rangschikking bij vrije varianten<br />

De zgn. énige rangschikking, die geldt bij de aanbestedingsprocedure, bestaat<br />

hier niet. Het gaat hier immers niet om één en hetzelfde concept dat in mededinging<br />

wordt gesteld. (art.115, 3° lid).<br />

blz. 143<br />

blz. 146<br />

blz. 148<br />

blz. 131, 132<br />

Hoofdstuk VI<br />

KB 8 januari 1996<br />

149


150<br />

C Verbeteringsvoorstellen van een offerte bij samenvoeging van percelen<br />

Preciseren<br />

Aanvullen<br />

Het is de inschrijvers toegestaan de aanbestedende overheid een kwalitatief betere<br />

offerte voor te stellen indien haar meerdere percelen gegund zouden worden.<br />

Een eventuele prijsvermindering voorstellen is ook bij een offerteaanvraag toegestaan.<br />

De aanbestedende overheid zal de voordeligste combinatie kiezen<br />

(art.115, 1° lid). Het is dus best mogelijk dat ieder perceel toch aan een andere<br />

inschrijver wordt gegund (dus zonder rekening te houden met de verbeteringsvoorstellen)<br />

indien zou blijken dat dit de voordeligste combinatie zou zijn.<br />

D Gunningscriteria<br />

De gunningscriteria moeten uitdrukkelijk in het bestek of de aankondiging<br />

opgenomen zijn. Indien de relatieve belangrijkheid ervan niet wordt aangegeven<br />

- bv. door te vermelden dat ze in volgorde van afnemend belang worden<br />

weergegeven of door het toekennen van een gewichtsfactor - dan wordt er verondersteld<br />

dat alle criteria even belangrijk zijn (art.115, 2° lid).<br />

E De inhoud van de offerte preciseren of aanvullen<br />

Deze mogelijkheid bestaat niet bij een aanbestedingsprocedure.<br />

Onder ‘preciseren’ verstaat men het vragen van een toelichting met de bedoeling<br />

bevestiging te krijgen van wat redelijkerwijze bedoeld kan zijn. Een toelichting<br />

die niet overeenstemt met wat redelijkerwijze bedoeld kan zijn met de bewoordingen<br />

van de offerte heeft tot gevolg dat de offerte gewijzigd wordt, waardoor<br />

ze substantieel onregelmatig wordt.<br />

Onder ‘aanvullen’ verstaat men het vragen van bijkomende gegevens die onvolledig<br />

ingevuld waren op de reeds overlegde documenten. Een aanvulling kan<br />

nooit betrekking hebben op essentiële gegevens die ontbreken. M.a.w. indien<br />

op basis van de ontbrekende gegevens reeds blijkt dat de offerte met de andere<br />

offertes niet op een redelijke basis kan vergeleken worden, moet de offerte<br />

geweigerd worden. Een latere aanvulling van dergelijke gegevens komt immers<br />

neer op een wijziging van de offerte. Dit geldt a fortiori indien n.a.v. het verstrekken<br />

van aanvullende gegevens zou blijken dat de initiële offerte gewijzigd<br />

wordt.


<strong>DE</strong> GESTANDDOEN<strong>IN</strong>GSTERMIJN<br />

De gestanddoeningstermijn geeft aan gedurende welke periode een inschrijver<br />

gebonden is door zijn offerte. Men mag deze periode dus niet verwarren met Gestanddoeningstermijn<br />

de duur van een overeenkomst die aanvangt na de gunning van de opdracht.<br />

Indien het bestek terzake niets bepaald heeft, dan bedraagt de gestanddoeningstermijn<br />

automatisch 60 kalenderdagen (art.116). Deze periode gaat in de<br />

dag na de openingszitting van de offertes. Voor een opdracht van leveringen of<br />

van diensten kan,indien het bestek het uitdrukkelijk toestaat, de inschrijver zelf<br />

de geldigheidsduur van zijn offerte bepalen.<br />

I Wanneer is de opdracht gegund?<br />

Een opdracht is gegund zodra aan de inschrijver kennis is gegeven van de ‘goed- Goedkeuring<br />

keuring’ van zijn offerte (art.117). ‘Goedkeuring’ moet hier begrepen worden<br />

als ‘de uiteindelijke keuze’ van de aanbestedende overheid. Deze kennisgeving<br />

moet wel voldoen aan de volgende voorwaarden. Het moet gaan om een kennisgeving<br />

zonder voorbehoud: clausules als ‘mits goedkeuring van de toezichthoudende<br />

overheid’ of ‘mits het verkrijgen van de door het Vlaamse Gewest<br />

beloofde toelagen’ zijn dus in de kennisgeving niet toegestaan. Indien dit toch<br />

zou gebeuren, dan is de kennisgeving niet rechtsgeldig gebeurd. Bijgevolg is er<br />

geen overeenkomst tot stand gekomen.<br />

Bovendien moet de kennisgeving bij aangetekende brief gebeuren. Gebeurt de<br />

kennisgeving per telefax (telex of telegram) dan moet dit per aangetekende brief<br />

bevestigd worden binnen vijf dagen na deze kennisgeving. Het is in het algemeen,<br />

en zeker voor belangrijke opdrachten, sterk aanbevolen dit vormvoorschrift<br />

na te leven: het kan immers niet de bedoeling zijn vormvoorschriften op<br />

te leggen om ze dan in de praktijk volkomen te negeren.<br />

A n d e rzijds mag er re d e l i j k e rwijze van uitgegaan worden dat een laattijdig vers<br />

t u u rde aangetekende brief er niet kan toe leiden een tot stand gekomen overeenkomst<br />

teniet te doen. De kennisgeving wordt immers geacht gebeurd te zijn<br />

op datum van de verzending van de telefax, tenminste indien deze verzending is<br />

g e b e u rd binnen de gestanddoeningstermijn ( a rt.117, laatste lid).<br />

II Wat te doen als de gestanddoeningstermijn verstreken is<br />

(art.118 en art.119)<br />

Indien de gestanddoeningstermijn is verstreken, is de laagste/voordeligste inschrijver<br />

niet langer verplicht de opdracht, volgens de voorwaarden bepaald in<br />

zijn offerte, uit te voeren. De vaststelling dat de gestanddoeningstermijn is verstreken,<br />

betekent niet automatisch dat de opdracht niet uitgevoerd zal worden,<br />

of dat de aanbestedende overheid het recht zou hebben een nieuwe opdracht te<br />

organiseren zonder daartoe over een gepaste motivering te beschikken. De<br />

reglementering is er integendeel op gericht de procedure niet te moeten herbeginnen.<br />

Zo zal de aanbestedende overheid, na het verstrijken van de geldigheidsduur<br />

van de offerte aan de laagste/voordeligste vragen om de opdracht<br />

vooralsnog uit te voeren. Naar aanleiding van deze aanvraag kunnen zich volgende<br />

situaties voordoen:<br />

Hoofdstuk VIII<br />

KB 8 januari 1996<br />

151


152<br />

a)<br />

b)<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

4)<br />

De inschrijver gaat zonder voorbehoud akkoord met de uitvoering van zijn<br />

offerte.<br />

Als de inschrijver schriftelijk en zonder voorbehoud akkoord gaat met de uitvoering<br />

van de offerte, is de overeenkomst tot stand gekomen.<br />

De inschrijver wijzigt zijn initiële offerte.<br />

Bij een aanbestedingsprocedure gaan we ervan uit dat de wijziging betrekking<br />

heeft op een prijsverhoging.<br />

Bij een offerteaanvraag daarentegen kan het om een prijsverhoging gaan, al zijn<br />

andere wijzigingen van de offerte ook mogelijk.<br />

We kunnen dan volgende scenario’s onderscheiden:<br />

De gewijzigde offerte blijft de laagste/voordeligste offerte.<br />

De aanbestedende overheid zal de verhoging en/of de wijziging aanvaarden<br />

indien de inschrijver kan aantonen dat deze wijziging is verantwoord door<br />

omstandigheden die zich na de opening van de offerte hebben voorgedaan en<br />

die de inschrijver niet kon voorzien.<br />

De gewijzigde offerte blijft de laagste/voordeligste offerte maar de verantwoording<br />

wordt door de aanbestedende overheid niet aanvaard.<br />

In een dergelijk geval mag er verondersteld worden dat de inschrijver niet meer<br />

bereid is de offerte tegen de initiële voorwaarden uit te oefenen. Dit komt neer<br />

op een verzaking aan de offerte. Bijgevolg zal de aanbestedende overheid zich<br />

kunnen richten tot de andere inschrijvers in de volgorde van hun rangschikking.<br />

Er anders over oordelen zou betekenen dat de inschrijver, die nu op de hoogte<br />

kan zijn van de prijzen van zijn mededingers, van zijn comfortabele positie misbruik<br />

maakt om de aanbestedende overheid een gewijzigde offerte te doen aanvaarden,<br />

zelfs indien deze gewijzigde offerte nog steeds de laagste/ voordeligste<br />

blijkt.<br />

De gewijzigde offerte blijft niet de laagste/voordeligste en de verantwoording<br />

wordt door de aanbestedende overheid niet aanvaard.<br />

De aanbestedende overheid zal zich richten tot de andere inschrijvers in de volgorde<br />

van hun rangschikking. Deze inschrijvers kunnen dan eventueel ook een<br />

prijsverhoging voorstellen - of een andere wijziging - die dan door de aanbestedende<br />

overheid op dezelfde wijze onderzocht wordt als bij de initieel goedkoopste/voordeligste<br />

offerte is gebeurd.<br />

De gewijzigde offerte blijft niet de laagste/voordeligste en de verantwoording<br />

wordt door de aanbestedende overheid aanvaard.<br />

In dat geval zal de aanbestedende overheid - via een eenvoudig aanschrijven -<br />

aan de overige inschrijvers de mogelijkheid bieden hun initiële offerte te wijzigen.<br />

Het is immers niet de bedoeling dat de procedure herbegonnen wordt.<br />

De aanvankelijk eerst geraadpleegde inschrijver mag zijn offerte niet opnieuw<br />

wijzigen. De opdracht zal gegund worden op basis van de nieuwe rangschikking.<br />

Vermelden we ten slotte dat het theoretisch bij een aanbestedingsprocedure<br />

mogelijk is dat de inschrijver zijn offerte toch op een andere manier wijzigt dan<br />

door middel van een prijsverhoging (bv. voorstel tot technische afwijking maar<br />

met behoud van de initiële prijs). In dat geval zal de aanbestedende overheid<br />

zich tot de andere inschrijvers moeten richten in de volgorde van hun rangschikking.


c)<br />

a)<br />

b)<br />

c)<br />

De inschrijver wenst de opdracht niet langer uit te voeren<br />

De laagste/voordeligste inschrijver is niet langer bereid om de opdracht uit te<br />

voeren: hij verzaakt m.a.w. aan de opdracht. In dat geval zal de aanbestedende<br />

overheid zich tot de andere inschrijvers richten in de volgorde van hun rangschikking.<br />

III De verlenging van de gestanddoeningstermijn<br />

Indien de aanbestedende overheid vaststelt dat de opdracht niet binnen de geldigheidsduur<br />

van de offerte betekend zal worden, dan zal ze vrij vaak aan de<br />

inschrijvers uitdrukkelijk vragen om de geldigheidsduur van hun offerte te verlengen.<br />

Het maakt geen verschil uit of ze dit doet tijdens of na het verstrijken<br />

van de periode van de aanvankelijke gestanddoeningstermijn, al lijkt het aanbevolen<br />

dit te doen tijdens de aanvankelijke gestanddoeningstermijn.<br />

Deze praktijk wordt door het KB niet geregeld. Ons inziens is deze handelswijze<br />

toegestaan mits het naleven van volgende voorwaarden.<br />

Kan een aanbod n.a.v. een verzoek tot verlenging gewijzigd worde n?<br />

Een inschrijver verlengt zijn aanbod of hij verlengt zijn aanbod niet. Het is dus<br />

niet toegestaan naar aanleiding van een aanvraag tot verlenging een gewijzigde<br />

offerte in te dienen, zelfs indien dit voor de aanbestedende overheid voordeliger<br />

zou zijn. Dit zou immers het geheime verloop van de procedure kunnen<br />

schenden. Het is immers niet uitgesloten dat een inschrijver de prijs van de concurrent<br />

al kent. Een dergelijke gewijzigde offerte is dus niet ontvankelijk. De<br />

initiële offerte blijft echter in principe uitvoerbaar aangezien de aanbestedende<br />

overheid nog geen concreet verzoek tot de effectieve uitvoering ervan aan de<br />

inschrijver heeft gericht.<br />

De inschrijver verlengt zijn aanbod<br />

Indien de inschrijver bereid is de duur van zijn opdracht te verlengen, impliceert<br />

dit dat hij akkoord is om de opdracht uit te voeren volgens de voorwaarden die<br />

in zijn offerte beschreven waren. Het is aanbevolen dat de aanbestedende overheid<br />

in haar aanvraag uitdrukkelijk vermeldt met welke periode ze wenst dat het<br />

aanbod verlengd zou worden. U kunt dit akkoord tot verlenging best schriftelijk<br />

laten bevestigen. De aanvaarding kan echter ook blijken uit de feitelijke uitvoering<br />

van het contract zonder dat de inschrijver vooraf de uitvoering afhankelijk<br />

heeft gemaakt van de instemming van de aanbestedende overheid met de<br />

gewijzigde voorwaarden.<br />

De goedkoopste/voordeligste inschrijver verlengt zijn aanbod niet,<br />

maar verzaakt ook niet uitdrukkelijk aan de opdracht<br />

Indien de aanbestedende overheid de opdracht wenst te gunnen is ze in elk<br />

geval nog steeds verplicht aan deze inschrijver een uitdrukkelijk verzoek tot uitvoering<br />

aan de opdracht te richten . De houding van de aanbestedende overheid<br />

is dan afhankelijk van de mogelijke reacties van de inschrijvers die hierboven<br />

werden geschetst. Uiteraard kent men dan reeds de voorwaarden van de<br />

inschrijvers die hun offerte, op verzoek van de aanbestedende overheid, wel verlengd<br />

zouden hebben.<br />

KB 8 januari 1996<br />

153


154<br />

Afdeling V<br />

<strong>DE</strong><br />

O N D E R H A N D E L I N G S P R O C E D U R E :<br />

BIJZON<strong>DE</strong>RE BEPAL<strong>IN</strong>GEN<br />

H i e rna lichten we enkele bijzonderheden toe over de onderh a n d e l i n g s p ro c e d u re<br />

die in het KB geregeld worden.<br />

I De onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking<br />

Bij een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking is de aanbestedende<br />

overheid aan geen enkele vorm van voorafgaande publiciteit onderworpen. Wel<br />

moet de onmogelijkheid om meerdere kandidaten te raadplegen gemotiveerd<br />

worden. Raadpleging van de concurrentie is dus ook in deze procedure verplicht.<br />

De aanbestedende overheid kiest volledig vrij diegenen die worden uitgenodigd<br />

om een offerte in te dienen. Uit de beslissing moet wel de redenen blijken waarom<br />

die bepaalde kandidaten gekozen werden. Men moet m.a.w niet motiveren<br />

waarom andere potentiële kandidaten niet gekozen werden.<br />

De gevallen waarin er op deze wijze onderhandeld mag worden, zijn limitatief<br />

opgesomd in de wet. Hierna beperken we ons tot een aantal specifieke gevallen.<br />

A Het gunningsbedrag is kleiner dan 2.5Mio (exclusief BTW)<br />

Eén van de gevallen waarbij een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking<br />

is toegestaan heeft betrekking op opdrachten waarvan het gunningsbedrag<br />

2.5Mio niet overschrijdt. Bovendien wordt dat bedrag voor bijzondere opdrachten<br />

van diensten zelfs verhoogd tot 8.6 Mio. Deze verhoogde drempel is<br />

echter beperkt tot 5.6 Mio indien het om - federale - diensten gaat die vermeld<br />

worden in art.79, 2°. De bijzondere opdrachten betreffen financiële diensten<br />

en juridische diensten. Voor diensten inzake onderzoek en ontwikkeling<br />

bedraagt het drempelbedrag 8 Mio BEF (art.120).<br />

Bij het bepalen van het bedrag is het feitelijke gunningsbedrag relevant. Indien<br />

de opdracht, na het afronden van de onderhandelingen, meer dan 2.5mio<br />

bedraagt dan mag men niet onderhands gunnen op basis van deze uitzonderingsgrond<br />

en moet de opdracht via een andere procedure gegund worden.


Om beroep te mogen doen op de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking<br />

moet de aanbestedende overheid evenwel eerst de ramingsmethode toepassen die<br />

beschreven is in art. 2 (werken : p. 79), art. 28 (leveringen p. 99) of art.54<br />

(diensten p.107) van het KB. De ramingsmethode moet hier dus gebruikt worden<br />

om te bepalen of de drempel van 2.5Mio al dan niet is overschreden.<br />

Onder dit bedrag van 2.5Mio is de aanbestedende overheid niet verplicht een<br />

bestek op te maken en is ze evenmin verplicht vooraf selectiecriteria voorop te<br />

stellen.<br />

H i e rna volgt een verd e re toelichting bij de hogergenoemde b i j z o n d e r diensten :<br />

Financiële diensten<br />

Bijlage 2A van de wet verwijst naar de CPC-indeling nr.81 (zie p.105 en p.106<br />

van de CPA-indeling die bij de documentatiebundel is gevoegd). De reglementering<br />

op de overheidsopdrachten is van toepassing voor zover bepaalde financiële<br />

diensten niet uitdrukkelijk via de verwijzingen in de bijlage 2 van de wet zijn<br />

uitgesloten (zie voetnoot 3 bij deze bijlage).<br />

Voor verdere interpretatie kunnen we verwijzen naar het Verslag aan de Koning<br />

(lees de toelichting bij art.120 van het KB ). Zo zouden leningen verbonden aan<br />

de financiering van overheidsschuld - ook die van bv. gemeentelijke overheden<br />

- niet onder de reglementering op de overheidsopdrachten vallen. Een lening<br />

die een gemeentelijke overheid aangaat om een werk te financieren is daarentegen<br />

wel onderworpen aan deze reglementering. De keuze van een financiële<br />

instelling om het dagelijks beheer van de schatkist uit te voeren, is eveneens<br />

onderworpen aan de reglementering op de overheidsopdrachten. Deze keuze<br />

kan dan bv. gemaakt worden op basis van een bestek dat betrekking heeft op een<br />

meerjarenovereenkomst.<br />

Diensten van juridische aar d<br />

Bijlage 2B van de wet verwijst naar de CPC-indeling nr.861 (zie p.110 en p.111<br />

van de CPA-classificatie). Zowel de loutere adviesopdrachten als de vertegenwoordiging<br />

in gerechtelijke procedures zijn in deze diensten van juridische aard<br />

vervat. Een studieopdracht die van juridische aard is, kan niet met een adviesopdracht<br />

gelijkgesteld worden De aanbestedende overheid kan dus op deze uitzonderingsgrond<br />

geen beroep doen om, zonder enige vorm van publiciteit, een<br />

dergelijke studieopdracht te gunnen.<br />

Het onderscheid tussen een advies- of een studieopdracht is niet evident. Allicht<br />

zijn de tijdsduur en de abstractie van de probleemstelling criteria die bij dit<br />

onderscheid behulpzaam kunnen zijn. Zo wordt het resultaat van een studieop -<br />

dracht in de regel niet binnen enkele dagen of enkele weken verwacht. Bij een<br />

studieopdracht zal het te bestuderen onderwerp eerder algemeen beschreven<br />

zijn, terwijl bij een adviesopdracht in de regel een concreet vraagstuk voorgelegd<br />

zal worden.<br />

Voor adviesopdrachten en voor de keuze van advocaten in gerechtelijke procedures<br />

beschikt de aanbestedende overheid bijgevolg over een zeer grote vrijheid.<br />

Er mag immers, beneden het bedrag van 8.2Mio, vrij gekozen worden via<br />

de onderhandelingsprocedure en bovendien moet de aanbestedende overheid<br />

niet motiveren waarom het raadplegen van meerdere potentiële kandidaten niet<br />

mogelijk is (art.68, 5° lid).<br />

Diensten voor onderzoek en ontwikkeling<br />

Bijlage 2A van de wet verwijst naar de CPC-indeling nr.85 (zie p.110 van de<br />

CPA-classificatie). Dergelijke opdrachten zijn onderworpen voor zover ze niet<br />

uitdrukkelijk worden uitgesloten via de verwijzing in bijlage 2A van de wet (zie<br />

CPC-indeling nr.81<br />

CPC-indeling nr.861<br />

Studieopdracht<br />

Adviesopdracht<br />

CPC-indeling nr.85<br />

KB 8 januari 1996<br />

155


156<br />

voetnoot 4). Deze voetnoot in de bijlage 2A bevestigt dat de reglementering op<br />

de overheidsopdrachten niet van toepassing is, indien de aanbestedende overheid<br />

een overeenkomst zou sluiten met de bedoeling het onderzoek in een<br />

bepaald domein aan te moedigen omdat ze van mening is dat dit op termijn het<br />

algemeen belang kan dienen. De aanbestedende overheid plaatst immers in een<br />

dergelijk geval geen opdracht om de resultaten ervan op korte termijn in haar<br />

beleid toe te passen.<br />

B De raming overschrijdt de Europese drempelwaarden<br />

De onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking is toegestaan indien de<br />

raming de Europese drempelwaarden overschrijdt, tenminste indien de aanbestedende<br />

overheid één van de uitzonderingsgronden die in art.17, §2 van de wet<br />

zijn bepaald, kan aanhalen.<br />

Het overschrijden van deze Europese drempelwaarden heeft wel tot gevolg dat<br />

de aanbestedende overheid een bestek moet opstellen, dat eventueel gunningsen<br />

selectiecriteria bevat, naast de andere gegevens die in art.121 vermeld zijn.<br />

De kandidaten die de aanbestedende overheid vrij heeft gekozen, worden<br />

gelijktijdig en schriftelijk uitgenodigd om een offerte in te dienen. Een<br />

inschrijver die niet voldoet aan de minimum-selectievoorwaarden kan dus om<br />

die redenen, na de indiening van een offerte, vooralsnog uitgesloten worden.<br />

Zijn offerte zal m.a.w. niet onderzocht worden.<br />

Bij het overschrijden van de Europese drempelwaarden moet het bestek een<br />

uiterste datum voor de indiening van de offertes vermelden (art.121, 3°). Die<br />

termijn moet door elke inschrijver gerespecteerd worden. Laattijdige offertes<br />

komen bijgevolg niet meer in aanmerking: laattijdigheid kan ook in een onderhandelingsprocedure<br />

niet geregulariseerd worden omdat dit de gelijke behandeling<br />

van de inschrijvers kan schenden.<br />

II Vormen waarin een onderhandse overeenkomst tot stand kan komen<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

4)<br />

Een onderhandse overeenkomst kan op verschillende manieren tot stand komen<br />

(art.122):<br />

Ze kan tot stand komen door aan de inschrijver te betekenen dat zijn, al dan niet<br />

gewijzigde offerte, wordt gekozen (‘betekening van de goedkeuring van de<br />

offerte’).<br />

Beide partijen kunnen een overeenkomst ondertekenen zoals dit het geval zou<br />

zijn tussen twee particuliere contractpartijen.<br />

Ook eenvoudige briefwisseling tussen de partijen - waaruit duidelijk een akkoord<br />

blijkt over prijs en voorwerp van de opdracht - volstaat, voor zover het<br />

bedrag kleiner is dan 206Mio (opdrachten van werken) of 8.2Mio (opdrachten<br />

van leveringen of diensten), 5.3Mio voor federale instellingen. Al deze bedragen<br />

zijn exclusief BTW.<br />

Voor zover het bedrag 200.000Bfr (excl. BTW) niet overtreft, kan zelfs een<br />

eenvoudige factuur volstaan als bewijs van een onderhandse overeenkomst,<br />

bv. in uitvoering van een telefonische bestelling.


KON<strong>IN</strong>KLIJK BESLUIT VAN 26 SEPTEMBER 1996<br />

tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van<br />

de overheidsopdrachten en van de concessies<br />

voor openbare werken<br />

(B.S. 18 oktober 1996)<br />

Toelichting<br />

157


158<br />

TOELICHT<strong>IN</strong>G BIJ <strong>DE</strong> ALGEMENE<br />

UITVOER<strong>IN</strong>GSREGELS<br />

TOEPASS<strong>IN</strong>GSGEBIED EN OPBOUW VAN HET KB<br />

<strong>DE</strong> RECHTEN EN <strong>DE</strong> VERPLICHT<strong>IN</strong>GEN VAN<br />

<strong>DE</strong> CONTRACTEREN<strong>DE</strong> PARTIJEN<br />

I De algemene aannemingsvoorwaarden<br />

II Het bestek<br />

A Het administratief gedeelte<br />

B Het technisch gedeelte<br />

TOEPASSELIJKHEID VAN <strong>DE</strong> ALGEMENE<br />

AANNEM<strong>IN</strong>GSVOOR WAAR<strong>DE</strong>N<br />

I Volledige toepassing van de AAV<br />

II Gedeeltelijke toepassing van de AAV<br />

III AAV niet van toepassing<br />

<strong>DE</strong> BETAL<strong>IN</strong>GEN<br />

WIJZIG<strong>IN</strong>GEN VAN <strong>DE</strong> OPDRACHT<br />

I Wijzigingen opgelegd door de aanbestedende overheid<br />

II Wijzigingen op verzoek van één van beide partijen<br />

Noot: wijzigingen in het voordeel van de opdrachtnemer<br />

Afdeling I<br />

Hoofdstuk I<br />

165<br />

Hoofdstuk II<br />

166<br />

166<br />

166<br />

170<br />

Hoofdstuk III<br />

171<br />

172<br />

172<br />

Hoofdstuk IV<br />

173<br />

Hoofdstuk V<br />

174<br />

174


<strong>DE</strong> ALGEMENE<br />

AANNEM<strong>IN</strong>GSVOOR WAAR<strong>DE</strong>N<br />

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPAL<strong>IN</strong>GEN VOOR<br />

OPDRACHTEN VAN WERKEN, VAN LEVER<strong>IN</strong>GEN<br />

EN VAN DIENSTEN<br />

<strong>DE</strong> LEI<strong>DE</strong>ND AMBTENAAR<br />

<strong>DE</strong> BORGTOCHT<br />

I Bedrag van de borgtocht<br />

II Vormen van borgtochtstelling<br />

Noot: gelijkaardige openbare instelling<br />

III Termijn voor het leveren van het bewijs van borgtochtstelling<br />

A Straf<br />

B Andere sancties<br />

IV Aanpassing van het bedrag van de borgtocht<br />

V Inhouding van de borgtocht<br />

VI Vrijgave van de borgtocht<br />

Noot: onderscheid tussen keuring en oplevering<br />

PRIJSHERZIEN<strong>IN</strong>G<br />

I Prijsherzieningsformule<br />

II Wijzigingen van heffingen en retributies<br />

Afdeling II<br />

Deel I<br />

Hoofdstuk I<br />

176<br />

Hoofdstuk II<br />

177<br />

177<br />

179<br />

179<br />

179<br />

180<br />

180<br />

180<br />

Hoofdstuk III<br />

182<br />

182<br />

Inhoud - KB 26 september 1996<br />

159


160<br />

BETAL<strong>IN</strong>GEN<br />

I Betaling bij een opdracht van werken<br />

Noot: afwijking van de betalingstermijnen<br />

II Betaling bij een opdracht van leveringen of van diensten<br />

III Verschuldigde interesten bij achterstallige betalingen<br />

IV Betaling van reeds geleverde prestaties bij onderbreking van de<br />

uitvoering<br />

V De betaling is niet verricht na verloop van 30 kalenderdagen na<br />

de uiterste betalingstermijn<br />

FEITEN TEN LASTE VAN <strong>DE</strong><br />

AANBESTE<strong>DE</strong>N<strong>DE</strong> OVERHEID OF <strong>DE</strong> OPDRACHTNEMER<br />

ONVOORZIENBARE OMSTANDIGHE<strong>DE</strong>N<br />

I Verlenging van de uitvoeringstermijn<br />

II Herziening of verbreking van de overeenkomst<br />

A Een zeer belangrijk nadeel lijden<br />

B Vergoeding van het geleden nadeel<br />

C Een zeer belangrijk voordeel genieten<br />

Hoofdstuk IV<br />

183<br />

184<br />

184<br />

185<br />

185<br />

Hoofdstuk V<br />

186<br />

Hoofdstuk VI<br />

187<br />

187<br />

188<br />

188<br />

188


III Vervaltermijnen<br />

A Vervaltermijn voor de mededeling van de feiten en de omstandigheden<br />

B Vervaltermijn voor de aanvraag tot het verkrijgen van compenserende<br />

maatregelen<br />

C Vervaltermijn voor het instellen van een rechtsvordering<br />

OPLEVER<strong>IN</strong>G EN WAARBORG<br />

I Het begrip oplevering<br />

II De waarborgperiode<br />

MID<strong>DE</strong>LEN VAN OPTRE<strong>DE</strong>N DOOR <strong>DE</strong><br />

AANBESTE<strong>DE</strong>N<strong>DE</strong> OVERHEID<br />

I Straffen<br />

II Boetes wegens laattijdige uitvoering<br />

III Maatregelen van ambtswege<br />

A Verbreking van de opdracht<br />

B Uitvoering in eigen beheer<br />

C Sluiten van een overeenkomst met derden voor rekening van de in<br />

gebreke gebleven opdrachtnemer<br />

IV Uitsluiting<br />

189<br />

189<br />

189<br />

190<br />

Hoofdstuk VII<br />

191<br />

192<br />

Hoofdstuk VIII<br />

193<br />

194<br />

194<br />

194<br />

194<br />

195<br />

195<br />

Inhoud - KB 26 september 1996<br />

161


162<br />

SPECIFIEKE BEPAL<strong>IN</strong>GEN VOOR<br />

EEN OPDRACHT VAN WERKEN<br />

I Aanvang van de werken<br />

a) Werken van klasse 1 t.e.m. 5<br />

b) Werken van klasse 6 of hoger, of werken van een lagere klasse dan klasse 5 voor<br />

zover bijzondere technieken en materialen aangewend moeten worden<br />

II Rechten van de aannemer bij laattijdige kennisgeving<br />

III Bijsturingen tijdens de uitvoering van de opdracht<br />

A Definitie<br />

B Verplichting tot uitvoering<br />

C Bepaling van de prijzen<br />

D Forfaitaire schadevergoeding<br />

III De oplevering van de werken<br />

A De voorlopige oplevering<br />

B De definitieve oplevering<br />

Deel II<br />

196<br />

197<br />

197<br />

197<br />

197<br />

198<br />

198<br />

198<br />

198<br />

199


SPECIFIEKE BEPAL<strong>IN</strong>GEN VOOR<br />

EEN OPDRACHT VAN LEVER<strong>IN</strong>GEN<br />

I Leveringstermijnen<br />

II Leveringsplaats<br />

III Leveringslijst of factuur<br />

IV Controle van de levering en voorlopige oplevering<br />

A Algemene regeling<br />

B Afwijkende regeling<br />

a) De dubbele voorlopige oplevering<br />

b) Volledige voorlopige oplevering op de plaats van de levering<br />

V Definitieve oplevering<br />

VI Verweermiddelen van de aanbestedende overheid<br />

A Boetes wegens laattijdige uitvoering<br />

B Maatregelen van ambtswege<br />

SPECIFIEKE BEPAL<strong>IN</strong>GEN VOOR EEN OPDRACHT VAN<br />

DIENSTEN<br />

I Minimale hoeveelheden<br />

II Uitvoeringstermijnen<br />

III Plaats van de dienstverlening<br />

IV Oplevering<br />

V Verweermiddelen van de aanbestedende overheid<br />

A Boetes wegens laattijdige uitvoering<br />

B Maatregelen van ambtswege<br />

Deel III<br />

200<br />

200<br />

200<br />

200<br />

202<br />

201<br />

202<br />

202<br />

202<br />

202<br />

Deel IV<br />

203<br />

203<br />

203<br />

203<br />

204<br />

204<br />

204<br />

Inhoud - KB 26 september 1996<br />

163


164


1)<br />

2)<br />

TOELICHT<strong>IN</strong>G BIJ <strong>DE</strong> ALGEMENE<br />

UITVOER<strong>IN</strong>GSREGELS<br />

TOEPASS<strong>IN</strong>GSGEBIED EN<br />

OPBOUW V AN HET KB<br />

Het KB bestaat uit twee grote delen.<br />

Enerzijds is er het eigenlijke KB (art.1 t.e.m. 42): hierna becommentarieerd als<br />

de ‘algemene uitvoeringsregels ’ (‘AUR ’). Dit gedeelte bestaat uit vier titels<br />

waarbij vooral titel I van belang is. Titel I van het KB heeft betrekking op de<br />

algemene bepalingen die gelden voor alle overheidsopdrachten . In dit deel<br />

van de leidraad gaan we nader in op Titel I. De overige titels van het KB hebben<br />

betrekking op promotieovereenkomsten, concessies van openbare werken<br />

en op de slotbepalingen. Deze onderwerpen komen in deze handleiding niet<br />

aan bod.<br />

Anderzijds is er de bijlage bij het KB (art.1 t.e.m.75): de zgn. ‘algemene aan -<br />

nemingsvoorwaarden ’ (‘AAV’). U kunt vaststellen dat de nummering van de<br />

artikels niet doorloopt: de artikelen 1 t.e.m. artikel 42 komen dus tweemaal<br />

voor. Indien een artikel uit de bijlage bedoeld wordt, zal er verder naar verwezen<br />

worden onder de vorm ‘art. ... AAV’. De algemene aannemingsvoorwaarden<br />

zijn een beperkte herwerking en aanvulling van het MB van 10 augustus<br />

1977 houdende vaststelling van de algemene aannemingsvoorwaarden van de<br />

overheidsopdrachten van werken, leveringen en diensten. Er werd overigens<br />

getracht om de nummering van de artikelen uit het MB van 10 augustus 1977<br />

in de mate van het mogelijke te behouden.<br />

Het KB is van toepassing op overheidsopdrachten die geregeld worden door<br />

boek I, titel I t.e.m. IV van de wet (art.1).<br />

Afdeling I<br />

Hoofdstuk I<br />

AUR=<br />

algemene uitvoeringsregels<br />

AAV=<br />

algemene aannemingsvoorwaarden<br />

KB 26 september 1996 - AUR<br />

165


166<br />

<strong>DE</strong> RECHTEN EN <strong>DE</strong> VERPLICHT<strong>IN</strong>GEN<br />

VAN <strong>DE</strong> CONTRACTEREN<strong>DE</strong> PARTIJEN<br />

Hoofdstuk II<br />

A)<br />

B)<br />

De rechten en plichten van de opdrachtgever en de opdrachtnemer worden<br />

bepaald door de algemene aannemingsvoorwaarden, het bestek en de offerte<br />

(art.2). De overeenkomst komt in de regel tot stand door de betekening van de<br />

gunningsbeslissing: m.a.w. door de melding aan de inschrijver dat zijn offerte<br />

door de aanbestedende overheid gekozen werd.<br />

Bij een onderhandelingsprocedure kan de overeenkomst ook tot stand komen<br />

door een overeenkomst op te stellen die door de beide contractpartijen ondertekend<br />

wordt.<br />

I De algemene aannemingsvoorwaarden<br />

De uitvoering van een opdracht wordt geregeld door enerzijds het bestek en de<br />

documenten waarnaar het bestek verwijst en anderzijds de offerte van de<br />

inschrijver.<br />

Daarnaast zijn ook de AAV automatisch van toepassing, dus zonder dat het<br />

bestek er uitdrukkelijk naar verwijst (art.2). Slechts in uitzonderlijke gevallen<br />

zijn deze AAV niet of slechts gedeeltelijk van toepassing. Afwijkingen van de<br />

A AV - d . w.z. bepaalde artikelen niet toepasselijk verklaren of anders omschrijven -<br />

zijn slechts mogelijk mits afdoende motivering. Het opleggen van een bijkomende<br />

voorwaarde is daarentegen geen afwijking indien er terzake in de AAV<br />

geen regeling bepaald is.<br />

Van sommige bepalingen kan men echter nooit afwijken, bv. art.15, §1, laatste<br />

lid, AAV. De algemene aannemingsvoorwaarden worden verder in afdeling II<br />

uitgebreider toegelicht.<br />

II Het bestek<br />

Het bestek bevat de specifieke beschrijving van de opdracht die door de aanbestedende<br />

overheid georganiseerd wordt.<br />

Een bestek mag men niet verwarren met de aankondiging van een opdracht. Een<br />

aankondiging is een oproep tot de potentiële opdrachtnemers om hun kandidatuur<br />

in te dienen (beperkte procedure en onderhandelingsprocedure met<br />

bekendmaking) of om het bestek op te vragen (algemene procedure).<br />

In het bestek kunnen we twee grote gehelen onderscheiden (art.2, 2°):<br />

een administratief gedeelte<br />

een technisch gedeelte<br />

A Het administratief gedeelte<br />

De rubrieken die hierna vermeld worden komen niet noodzakelijk altijd voor in<br />

een bestek. Anderzijds kan een bestek nog andere rubrieken bevatten dan de<br />

hiernavolgende.


1)<br />

2)<br />

3)<br />

4)<br />

5)<br />

6)<br />

7)<br />

8)<br />

Afwijkingen van de AA V<br />

Vooraan in het bestek moet vermeld worden van welke artikelen van de AAV het<br />

bestek afwijkt.<br />

Indien de afwijking bovendien betrekking heeft op fundamentele bepalingen,<br />

dan moet tevens de motivering voor deze afwijking vooraan in het bestek vermeld<br />

worden.<br />

Identificatiegegevens van de aanbestedende overheid:<br />

- opdrachtgevend bestuur<br />

- leidend ambtenaar<br />

- plaats van uitvoering van de opdracht<br />

- a d res (en persoon) waar de off e rte ingediend moet word e n<br />

- eventueel: bij wie kunnen er telefonische of schriftelijke inlichtingen ingewonnen<br />

worden<br />

Identificatiegegevens van de inschrijver<br />

Het bestek kan er de aandacht op vestigen dat de offerte door een bevoegd persoon<br />

ondertekend moet zijn en dat het bewijs van bevoegdheid toegevoegd<br />

moet worden.<br />

Informatievergadering<br />

Er wordt aangegeven of er een informatievergadering zal plaatsvinden waar<br />

eventuele inhoudelijke vragen van de inschrijvers over het bestek zullen beantwoord<br />

worden. Datum en plaats worden vermeld, alsook de procedure (bv.<br />

schriftelijk vragen stellen met schriftelijke of mondelinge toelichting).<br />

Termijnen<br />

Bij termijnen denken we onder meer aan:<br />

- de geldigheidsduur van de offerte<br />

- de uiterste datum voor de indiening van de offerte: indien er een openingszitting<br />

is valt deze uiterste datum voor indiening samen met de openingszitting<br />

- de duur van de overeenkomst (bv. meerjarige overeenkomst)<br />

- de uitvoeringstermijn of de leveringstermijn (uitgedrukt in kalender- of<br />

werkdagen), tenzij de uitvoeringstermijn een gunningscriterium zou zijn<br />

Borgtocht<br />

Het bestek kan de aandacht vestigen op de volgende aspecten:<br />

- Is het stellen van een borgtocht verplicht?<br />

- Op welke wijze wordt het verschuldigde bedrag berekend?<br />

- Hoe kan de borgtocht gesteld worden en hoe moet het bewijs geleverd<br />

worden?<br />

Aangezien de AAV automatisch van toepassing zijn, wordt van de inschrijver wel<br />

verwacht dat hij deze verplichtingen kent (zie art.5 AAV).<br />

Aantal exemplaren<br />

Het bestek geeft aan hoeveel exemplaren er van de offerte ingediend moeten<br />

worden, bv. één origineel en vier kopieën. Het indienen van meerdere exemplaren<br />

is meestal noodzakelijk omdat meerdere evaluatoren tijdens dezelfde periode<br />

de offerte willen bestuderen.<br />

Taalgebruik<br />

De taal die de inschrijver moet gebruiken wordt normaliter reeds in de aankondiging<br />

vermeld.<br />

KB 26 september 1996 - AUR<br />

167


168<br />

9)<br />

10)<br />

11)<br />

Bij de offerte te voegen documenten<br />

In het bestek kan ook aangegeven worden dat bepaalde documenten aan de<br />

offerte toegevoegd moeten worden. We denken daarbij aan:<br />

- het RSZ-attest<br />

- het registratie- en erkenningsbewijs voor aannemers<br />

- het bewijs van inschrijving in het beroeps- of handelsregister<br />

Daarnaast is het ook mogelijk dat bv. een technische vragenlijst ingevuld moet<br />

worden.<br />

Het bestek kan eventueel bepalen dat bepaalde stukken op straffe van nietigheid<br />

moeten toegevoegd worden. Deze sanctie kan nochtans niet blindelings toegepast<br />

worden. U leest hierover meer in het hoofdstuk over de regelmatigheid van<br />

een offerte (zie deel II).<br />

Prijsherzieningsformule<br />

De prijs voor een opdracht wordt in de regel niet herzien: een opdracht wordt<br />

gegund voor een forfaitaire prijs. Prijzen kunnen zodoende maar herzien worden<br />

indien er in het bestek een prijsherzieningsformule is opgenomen of indien<br />

het bestek de inschrijver toelaat zelf een prijsherzieningsformule voor te stellen.<br />

Het bestek moet ook aanduidingen geven over het tijdstip en de frequentie van<br />

herziening van de prijzen, bv. éénmaal per jaar, telkens op 1 januari van het<br />

betrokken jaar.<br />

Bovendien moet ook duidelijk blijken op basis van welke bronnen de re f e re n t i eparameters<br />

zullen geverifieerd worden.<br />

Prijsbepaling<br />

- De bijlage bij het bestek (de samenvattende opmetingsstaat of de inventaris)<br />

geeft per post aan of het om forfaitaire totaalprijzen (ongeacht de werkelijk uitgevoerde<br />

hoeveelheid) of om eenheidsprijzen gaat (bij een post met geraamde<br />

vermoedelijke hoeveelheden). In dit laatste geval wordt ook de betrokken eenheid<br />

(m3, stuk, uur, enz.) vermeld waarmee de eenheidsprijzen moeten vermenigvuldigd<br />

worden om de totaalprijs van de offerte te kennen.<br />

- Het bestek kan er de aandacht op vestigen dat wijzigingen, toevoegingen of<br />

schrappingen van de essentiële voorwaarden van de offerte (bv. inzake prijzen,<br />

termijnen, technische voorwaarden), op straffe van nietigheid van de offerte<br />

gehandtekend moeten zijn door de persoon die de offerte ondertekend heeft<br />

(parafering volstaat dus nie t!).<br />

- De prijzen moeten uitgedrukt worden in Bfr om de vergelijkbaarheid mogelijk<br />

te maken.<br />

- Eventueel kan het bestek verwijzen naar de AAV om de aandacht te vestigen<br />

op de componenten die automatisch in de prijs vervat zijn, eventueel aangevuld<br />

met een toelichting indien de AAV’s in casu niet voldoende duidelijk blijken te<br />

zijn. De AAV geven meer aanduidingen over wat er in de prijs minstens vervat<br />

is: voor een opdracht van werken (art.25 AAV), voor een opdracht van leveringen<br />

(art.49 AAV) en voor een opdracht van diensten (art.67 AAV).<br />

- Indien er bijzondere keurings- of opleveringskosten te verwachten zijn, dan<br />

moet het bestek de berekeningswijze ervan aangeven zodat de inschrijver er<br />

rekening mee kan houden in de prijsbepaling van zijn offerte. Zo kan er bepaald<br />

worden dat x-aantal personen y-aantal verplaatsingen zullen doen: de inschrijver<br />

kan dan de verblijf- en verplaatsingskosten berekenen.<br />

Indien de aanbestedende overheid nalaat dit te doen, moet ze deze specifieke<br />

keurings- en opleveringskosten zelf dragen.


12)<br />

13)<br />

14)<br />

15)<br />

16)<br />

17)<br />

Plaats en tijdstip van uitvoering van de opdracht<br />

- Waar moeten bv. de leveringen verricht worden en volgens welke modaliteiten<br />

(bv. moeten de PC’s gebruiksklaar geïnstalleerd worden of volstaat het afzetten<br />

van de dozen met de bestelde PC’s?). Art.49, 2° lid, 4° AAV heeft het over ‘het<br />

monteren en bedrijfsklaarmaken’: een dergelijke algemene term verdient allicht<br />

een verdere toelichting in functie van de specifieke opdracht.<br />

- Worden de bestellingen integraal geplaatst bij de gunning van de opdracht of<br />

is de bestelling afhankelijk van het opsturen van bestelbons: in het laatste geval<br />

zijn gunning en bestelling gescheiden verrichtingen.<br />

Betalingswijze<br />

- Wanneer mag er betaling gevraagd worden van de geleverde prestaties?<br />

- Hoe en bij wie moet de betaling aangevraagd worden?<br />

- Indien de betaling van voorschotten toegestaan is, worden de betalingsmodaliteiten<br />

ervan in het bestek bepaald.<br />

- Het aantal exemplaren van de in te dienen facturen, de bijhorende documenten<br />

en het adres van indiening moeten in het bestek vermeld zijn.<br />

Alleen de originele factuur mag echter dienen als basis voor betaling.<br />

Wijze en plaats van indiening van de offertes<br />

Degenen die hun offerte wensen in te dienen vóór de openingszitting moeten<br />

weten naar waar en naar wie ze hun offerte moeten sturen.<br />

Indien de offerte over de post ingezonden wordt, moet ze in een dubbele<br />

omslag geschoven worden. Op de beide omslagen moeten een aantal vermeldingen<br />

voorkomen (KB 8 januari 1996 art.104).<br />

Openingszitting van de offertes<br />

- Een openingszitting is niet verplicht en ook niet nuttig bij een onderhandelingsprocedure.<br />

- Bij een procedure van offerteaanvraag en aanbesteding bepaalt het bestek<br />

waar en wanneer de openingszitting zal doorgaan.<br />

- Bij een openbare procedure mag iedere belangstellende de openingszitting<br />

bijwonen. Bij een beperkte procedure mag deze alleen bijgewoond<br />

worden door degenen die een offerte ingediend hebben.<br />

Kwalificatie van de opdracht en wijze van gunning<br />

De aard van de opdracht en de gunningswijze blijken normaliter reeds uit de<br />

aankondiging van de opdracht.<br />

Uit het bestek zal blijken of de aard van de opdracht (een opdracht van werken,<br />

van leveringen of van diensten) in de aankondiging juist gekwalificeerd werd.<br />

Bij een opdracht van werken wordt de opdrachtnemer aangeduid met de term<br />

‘a a n n e m e r’, bij een opdracht van leveringen gaat het om een ‘l e v e r a n c i e r’, bij een<br />

opdracht van diensten spreekt men over een ‘d i e n s t v e r l e n e r’. Om de opdrachtnemer<br />

aan te duiden wordt in het KB echter de algemene term ‘aannemer’<br />

g e b ruikt, zelfs indien het een opdracht van leveringen of van diensten betre f t .<br />

Gunningscriteria<br />

Bij een offerteaanvraag moeten de gunningscriteria aangegeven worden, bij<br />

voorkeur met aanduiding van hun onderling belang. Gebeurt dit niet, dan worden<br />

alle criteria geacht evenwaardig te zijn.<br />

Eventueel worden er nadere toelichtingen over de evaluatiemethode gegeven.<br />

Aannemer<br />

Leverancier<br />

Dienstverlener<br />

KB 26 september 1996 - AUR<br />

169


170<br />

18)<br />

19)<br />

Waarborgperiode<br />

Indien de waarborgperiode meer bedraagt dan één jaar, te rekenen vanaf de<br />

datum van de voorlopige oplevering, dan moet dit in het bestek vermeld word e n .<br />

De waarborgperiode kan echter ook een gunningscriterium zijn.<br />

Oplevering<br />

Onder oplevering verstaan we de controle van het eindresultaat: stemt dit overeen<br />

met de besteksbepalingen, met de door de opdrachtgever aanvaarde offerte<br />

en met een uitvoering volgens de regels van de kunst?<br />

In het bestek wordt er aangegeven of er een voorlopige en een definitieve oplevering<br />

is en of er bepaalde keuringsverrichtingen zijn tijdens de uitvoering van<br />

de opdracht.<br />

B Het technisch gedeelte<br />

In het technisch gedeelte omschrijft de aanbestedende overheid wat ze wenst.<br />

Ze beschrijft m.a.w. de vraagzijde: hieruit kan men afleiden of het inderdaad<br />

om een opdracht van werken, van leveringen of van diensten gaat.<br />

De technische beschrijving van de behoefte kan vereenvoudigd worden door te<br />

verwijzen naar een typebestek, zoals gebruikelijk is bij een opdracht van werken<br />

(bv. Vlaamse Gemeenschap: standaardbestek 250). De aanbestedende overheid<br />

hoeft dus niet alles integraal over te nemen in het bestek. Het bestek kan bovendien<br />

ook verwijzen naar technische bijlagen, bv. reeds ontworpen plannen.<br />

Anderzijds bevat het bestek ook bepalingen die het de inschrijver mogelijk moeten<br />

maken zijn offerte (m.a.w. het aanbod ) op een éénduidige wijze te formuleren.<br />

Zodoende kan de aanbestedende overheid de offertes op een vrij gestandaardiseerde<br />

basis vergelijken. Het bestek verwijst naar de in te vullen samenvattende<br />

opmetingsstaat of inventaris, het inschrijvingsbiljet, de documentatie of<br />

de technische beschrijving die moet toegevoegd worden.<br />

Bij een offerteaanvraag moet het bestek ook de minimumvoorwaarden bevatten<br />

waar de vrije varianten niet mogen van afwijken.<br />

Bij een aanbesteding zal het bestek eventueel een ‘gewone’ variant vermelden. In<br />

dat geval wordt het alternatief, dat afwijkt van de basisoplossing, volledig door de<br />

aanbestedende overheid beschreven. Ze zal tevens vermelden of de inschrijver al<br />

dan niet verplicht is om voor deze variant een prijsopgave in te dienen.


TOEPASSELIJKHEID V AN <strong>DE</strong> ALGEMENE<br />

AANNEM<strong>IN</strong>GSVOOR WAAR<strong>DE</strong>N<br />

Het KB bepaalt wanneer de AAV volledig, gedeeltelijk of niet van toepassing<br />

zijn (art.3). De toepasselijkheid hangt ondermeer samen met de waarde van de<br />

opdracht. Alle bedragen die hierna vermeld worden, zijn bedragen exclusief<br />

BTW.<br />

I Volledige toepassing van de AAV<br />

De AAV zijn volledig van toepassing voor opdrachten met een geraamde<br />

waarde die groter is dan 800.00 0 Bfr (art.3, §1). Afwijkingen van de AAV<br />

zijn slechts mogelijk als bepaalde inhoudelijke en vormelijke voorwaarden nageleefd<br />

worden. Op inhoudelijk vlak moet er duidelijk gemotiveerd worden waarom,<br />

op grond van de bijzondere eisen van de opdracht, een afwijking nodig is.<br />

Het bestek legt boetes voor laattijdige uitvoering op die hoger zijn dan deze<br />

bepaald in de AAV’s. De afwijking wordt verantwoord door de hoogdringendheid<br />

waarmee bepaalde wegenwerken moeten uitgevoerd worden.<br />

De termijn waarbinnen een verrichte levering moet opgeleverd zijn is langer dan<br />

deze bepaald in de AAV. De afwijking wordt verantwoord door de lange testcyclus<br />

die de levering moet doorlopen.<br />

Het bestek legt een bijkomende borgstelling (bv. bankwaarborg) op, naast de<br />

reeds verschuldigde borgtocht. Deze bijkomende zekerheid wordt verantwoord<br />

omdat de aanbestedende overheid een opdracht besteld heeft waarvan ze niet<br />

met zekerheid weet dat ze volledig naar haar wensen kan uitgevoerd worden.<br />

Formeel moet er aan volgende voorwaarden voldaan zijn:<br />

- Betreft het een afwijking van fundamentele bepalingen, dan moet de motivering<br />

uitdrukkelijk in het bestek vermeld zijn. Fundamentele afwijkingen zijn<br />

afwijkingen van de volgende artikelen: art.5, 6,7, 10 §2, 15 t.e.m. 18, 20 t.e.m.<br />

22, 30 §2, 36 en 41.<br />

- Betreft het afwijkingen van niet-fundamentele bepalingen, dan moet de motivering<br />

in het administratief dossier terug te vinden zijn.<br />

De lijst van alle afwijkingen moet vooraan in het bestek vermeld worden. Deze<br />

verplichting geldt eveneens voor de type-bestekken waarnaar eventueel verwezen<br />

wordt.<br />

Indien het KB zelf de mogelijkheid tot afwijking in het bestek toelaat, dan is uitdrukkelijke<br />

motivering niet noodzakelijk (bv. art.9, §2 AAV: vrijgave van borgtocht).<br />

Het KB bepaalt geen uitdrukkelijke sanctie indien aan de inhoudelijke of formele<br />

voorwaarden, gesteld voor een afwijking van de AAV, niet voldaan is. Bij<br />

betwisting voor de burgerlijke rechter is het risico reëel dat een afwijking van de<br />

AAV nietig verklaard wordt - ondanks de instemming van de opdrachtnemer -<br />

indien er in het bestek of in het administratief dossier geen motivering is opgenomen<br />

waaruit blijkt dat die afwijking onontbeerlijk is op grond van de bijzondere<br />

eisen van de opdracht.<br />

Voorbeelden<br />

Hoofdstuk III<br />

KB 26 september 1996 - AUR<br />

171


172<br />

Algemene Verkoopsvoorwaarden<br />

II Gedeeltelijke toepassing van de AAV<br />

De AAV zijn gedeeltelijk van toepassing voor opdrachten met een geraamde<br />

w a a rde die kleiner is dan 800.000Bfr en groter dan 200.000 B f r ( a rt.3, §2).<br />

Concreet betekent dit dat alle fundamentele bepalingen van toepassing zijn met<br />

uitzondering van art.5,6 en 7. De aanbestedende overheid kan van deze fundamentele<br />

bepalingen afwijken mits het naleven van hogervermelde inhoudelijke<br />

en formele voorwaarden.<br />

Het toepasselijk maken van alle bepalingen van de AAV is mogelijk indien deze<br />

uitbreiding tot alle bepalingen uitdrukkelijk in het bestek bepaald is.<br />

Indien de AAV niet in hun geheel toepasselijk gemaakt zijn en indien zou blijken<br />

dat het feitelijke gunningsbedrag gelijk aan of groter is dan 800.000B f r, dan mag<br />

de opdracht niet gegund worden indien het verschil tussen het gunningsbedrag<br />

en de raming groter is dan 10% van het bedrag van de raming ( a rt.3, §2, 3° lid).<br />

III AAV niet van toepassing<br />

De AAV zijn niet van toepassing op opdrachten waarvan het gunningsbedrag<br />

kleiner is dan 200.000 Bfr .<br />

In dit geval zullen dan - bij gebrek aan andersluidende bepalingen in het bestek,<br />

in de overeenkomst of in de bestelbon van de aanbestedende overheid - de zgn.<br />

‘Algemene Verkoopsvoorwaarden’, vermeld op de factuur van de opdrachtnemer,<br />

de wederzijdse rechten en plichten mee bepalen.


<strong>DE</strong> BETAL<strong>IN</strong>GEN<br />

Een opdrachtnemer kan slechts betaald worden indien hij een schuldvordering<br />

voorlegt (art.4, §2, 2°lid).<br />

In principe is betaling alleen mogelijk na de volledige uitvoering en goedkeuring<br />

van de opdracht.<br />

Gedeeltelijke betalingen tijdens de uitvoering van de opdracht zijn eveneens<br />

mogelijk naargelang van de vordering van de uitvoering van de opdracht en volgens<br />

de modaliteiten van het bestek (art.4, §2). Iedere uitvoeringsfase die recht<br />

geeft op een betaling moet het voorwerp uitmaken van een proces-verbaal van<br />

aanvaarding, tenzij het zou gaan om een opdracht met aangenomen factuur<br />

(opdracht < 200.000Bfr). De terminologie ‘aangenomen’ factuur wijst erop dat<br />

er in de regel geen voorafgaandelijke schriftelijke overeenkomst is tot stand<br />

gekomen: de aangenomen factuur volstaat als bewijs. In dat geval wordt er door<br />

degene die de levering ontvangt of de prestatie moet goedkeuren op de factuur<br />

vermeld ‘gezien voor ontvangst’, met vermelding van naam, datum en handtekening.<br />

Degene die bevoegd is om de opdracht tot betaling te geven, de zgn.<br />

‘ordonnateur’, vermeldt dan op deze factuur ‘goed voor betaling’, met vermelding<br />

van naam, datum en handtekening.<br />

De betaling van voorschotten is in de regel verboden. Slechts in zeer uitzonderlijke<br />

gevallen en volgens de modaliteiten vastgesteld in het bestek, is de betaling<br />

van voorschotten toegestaan. Het kan dan gaan om een specifieke<br />

opdracht van werken, van leveringen of van diensten (art.5, §1, 1°), die ten aanzien<br />

van het totale bedrag van de offerte omvangrijke voorafgaande investerin -<br />

gen vergt die uitsluitend voor de uitvoering van de betreffende opdracht gedaan<br />

worden. In dit geval mag het bedrag van de voorschotten 50% van de oorspronkelijke<br />

aannemingssom niet overschrijden.<br />

In een ander geval (art.5, §1, 2°) betreft het een opdracht van leveringen of van<br />

diensten die aan een bijzondere opdrachtnemer gegund moet worden. In deze<br />

hypothese mag het bedrag van de voorschotten wel 50% van de oorspro n k e l i j k e<br />

aannemingssom overschrijden.<br />

Indien er voorschotten betaald worden, moet het bestek bovendien de waarborg<br />

(bv. een bankwaarborg) vermelden die de opdrachtnemer moet verstrekken.<br />

Een bedrijfseconomische analyse waaruit zou blijken dat de onderneming solvabel<br />

is, volstaat niet, ook niet indien dit bv. door een bankinstelling zou bevestigd<br />

worden.<br />

Aangenomen factuur<br />

Hoofdstuk IV<br />

KB 26 september 1996 - AUR<br />

173


174<br />

Hoofdstuk V<br />

WIJZIG<strong>IN</strong>GEN V AN <strong>DE</strong> OPDRACHT<br />

Noot :<br />

We dienen een onderscheid te maken tussen enerzijds wijzigingen die zijn opgelegd<br />

door de aanbestedende overheid en deze die op verzoek van één van beide<br />

partijen uitgevoerd worden.<br />

I Wijzigingen opgelegd door de aanbestedende overh e i d<br />

De aanbestedende overheid mag, na de gunning van de opdracht, wijzigingen<br />

in de uitvoering opleggen aan de opdrachtnemer (art.7). Ze legt deze wijzigingen<br />

op in haar eigen belang. De opdrachtnemer is altijd verplicht deze wijzigingen<br />

uit te voeren, tenzij het voorwerp zelf van de opdracht zou gewijzigd<br />

worden. Zo is bv. het leveren van software niet hetzelfde als het leveren van<br />

hardware. Dit artikel is enkel de bevestiging van het prerogatief van de openbare<br />

macht.<br />

Bij een opdracht van werken mag de kostprijs van de wijzigingen niet groter zijn<br />

dan 50% van het oorspronkelijke gunningsbedrag (cfr. art.42 AAV).<br />

De wijzigingen moeten door de opdrachtnemer uitgevoerd worden maar, zo<br />

nodig, ‘mits een rechtmatige compensatie’. Deze compensatie heeft betrekking<br />

op de betaling van de bijkomende prestaties en/of op een verlenging van de uitvoeringstermijn<br />

en/of op een herziening van de prijzen.<br />

Meestal worden deze wijzigingen betaald volgens de eenheidsprijzen opgenomen<br />

in het bestek. Zijn er voor bepaalde wijzigingen geen eenheidsprijzen<br />

opgenomen in het bestek, dan moet de aanbestedende overheid met de<br />

opdrachtnemer tot een overeenkomst komen. Bereiken de partijen geen<br />

akkoord, dan worden de prijzen ambtshalve en onder voorbehoud vastgelegd.<br />

II Wijzigingen op verzoek van één van beide partijen<br />

Ook deze vorm van wijziging in onderling overleg is mogelijk en misschien<br />

zelfs aanbevolen.<br />

Het komt er immers op aan dat de aanbestedende overheid maximaal kan genieten<br />

van de pertinente suggesties van de opdrachtnemer en van de bijkomende<br />

inzichten verworven tijdens de uitvoering van de opdracht. Zodoende kan een<br />

oplossing gerealiseerd worden die het meest aan haar doelstellingen tegemoet<br />

komt.<br />

Wijzigingen na de gunning in het voordeel van de opdrachtnemer<br />

Het is mogelijk, na de gunning, de bepalingen van de overeenkomst te wijzigen<br />

in het voordeel van de opdrachtnemer. Indien de wijzigingen betrekking hebben<br />

op essentiële bepalingen van de initiële opdracht, moet de aanbestedende<br />

overheid deze wijzigingen motiveren (art.8). Het kan immers niet de bedoeling<br />

zijn de gelijkheid tussen de inschrijvers na de gunning van de opdracht te doorbreken<br />

door de facto een opdracht onder gunstiger voorwaarden te laten uit-


voeren, m.a.w. via gewijzigde besteksbepalingen waarvoor de mededinging niet<br />

gespeeld heeft. Het zal dus moeten gaan om wijzigingen die de aanbestedende<br />

overheid ook toegekend zou hebben indien een andere mededinger de opdracht<br />

zou uitgevoerd hebben.<br />

Zo zou de aanbestedende overheid kunnen toelaten dat er een andere prijsherzieningsfomule<br />

toegepast wordt of dat een verlengde uitvoeringstermijn toegestaan<br />

wordt. Beide gunstmaatregelen kunnen - mits motivering - door de aanbestedende<br />

overheid toegestaan worden, ook al zijn de voorwaarden van art.16,<br />

§2 AAV niet vervuld.<br />

KB 26 september 1996 - AUR<br />

175


176<br />

Afdeling II<br />

Deel I<br />

Hoofdstuk I<br />

<strong>DE</strong> ALGEMENE<br />

AANNEM<strong>IN</strong>GSVOOR WAAR<strong>DE</strong>N<br />

GEMEENSCHAPPELIJKE BEP A L I N G E N<br />

VOOR OPDRACHTEN VAN WERKEN,<br />

VAN LEVER<strong>IN</strong>GEN EN VAN DIENSTEN<br />

De algemene aannemingsvoorwaarden (‘AAV’) zijn opgenomen in de bijlage bij<br />

het KB. Deze bijlage heeft een reglementair karakter en is ongetwijfeld het<br />

belangrijkste deel van het KB.<br />

De bijlage bestaat uit twee grote gehelen: ze bevat enerzijds een aantal bepalingen<br />

die gemeenschappelijk zijn voor alle opdrachten en anderzijds een aantal<br />

bepalingen die specifiek zijn voor een opdracht van werken, van leveringen of<br />

van diensten.<br />

<strong>DE</strong> LEI<strong>DE</strong>ND AMBTENAAR<br />

De leidend ambtenaar is de persoon die belast is met de leiding van de opdracht<br />

en het toezicht op de uitvoering ervan. Hij is bijgevolg ook meestal verantwoordelijk<br />

voor de goedkeuring of de afkeuring van de opdracht. Normaliter wordt<br />

zijn naam vermeld in het bestek, maar zijn naam kan ook bij de betekening van<br />

de opdracht meegedeeld worden of kan reeds in de aankondiging vermeld zijn<br />

(art.1 AAV).<br />

De leidend ‘ambtenaar’ hoeft niet noodzakelijk tot de aanbestedende overheid<br />

te behoren (bv. een als leidend ambtenaar aangestelde architect). De draagwijdte<br />

van zijn mandaat wordt in het bestek omschreven of wordt bij de betekening<br />

van de opdracht kenbaar gemaakt.


1)<br />

2)<br />

<strong>DE</strong> BORGTOCHT<br />

I Bedrag van de borgtocht<br />

Een borgtocht dient als onderpand voor de aanbestedende overheid: ze kan dit<br />

bedrag onder bepaalde voorwaarden inhouden indien de opdrachtnemer, of zijn<br />

eventuele onderaannemer (de opdrachtnemer staat immers volledig in voor de<br />

prestaties van zijn onderaannemer) zijn verplichtingen niet volledig nakomt.<br />

Het bedrag wordt, ongeacht de aard en het bedrag van de opdracht, vast -<br />

gesteld op 5 % van de oorspronkelijke aannemingssom.<br />

Indien het bestek deelbestellingen vooropstelt, te bestellen tijdens de duur van<br />

de overeenkomst door middel van afzonderlijke bestelbrieven, is de borgsom<br />

telkens te bepalen op het bedrag van elke afzonderlijke deelbestelling.<br />

Er is evenwel geen borgtocht verschuldigd, tenzij het bestek hier uitdrukkelijk<br />

zou van afwijken, voor (art.5, §1, 5° lid AAV):<br />

- een opdracht van leveringen of van diensten met een uitvoeringstermijn van<br />

maximaal 30 kalenderdagen;<br />

- een opdracht van diensten voor de categorieën 6 (financiële diensten), 21(<br />

diensten van juridische aard), 24 (diensten voor onderwijs en beroepsonderwijs)<br />

en 25 (gezondheids- en sociale diensten) zoals vermeld in bijlage 2 van de wet.<br />

- Er is evenmin een borgtocht verschuldigd indien de AAV niet van toepassing<br />

zijn (opdrachten met een geraamde waarde kleiner dan of gelijk aan<br />

200.000Bfr) of indien de specifieke bepalingen van de AAV m.b.t. de borgtocht<br />

niet automatisch van toepassing gemaakt worden (opdrachten met een geraamde<br />

waarde die groter is dan 200.000Bfr maar kleiner dan 800.000Bfr).<br />

II Vormen van borgtochtstelling<br />

Er zijn vier verschillende manieren om een borgtocht te stellen (art.5 §2 en §3):<br />

In speciën<br />

De borgtocht wordt gesteld door de storting van het vereiste bedrag op de<br />

Postchequerekening van de Deposito- en Consignatiekas (hierna D/C-kas ).<br />

Het bewijs van de storting wordt geleverd door overlegging van een debetbericht<br />

van de Postcheque of door overlegging van het ontvangstbewijs van de<br />

D/C-kas.<br />

In publieke fondsen<br />

De borgtocht wordt gesteld door de neerlegging van publieke fondsen bij de<br />

rijkskassier (in de zetel van de Nationale Bank te Brussel of bij één van de provinciale<br />

agentschappen) voor rekening van de D/C-kas.<br />

Het bewijs van de neerlegging wordt geleverd door het depositoattest van de<br />

rijkskassier.<br />

Hoofdstuk II<br />

D/C-kas =<br />

Deposito- en Consignatiekas<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

177


178<br />

3)<br />

Door een gezamenlijke (solidaire, collectieve, gemeenschappelijke) bor g t o c h t :<br />

Deze vorm van borgtochtstelling is de meest voorkomende vorm.<br />

De borgtocht wordt gesteld door de neerlegging van een akte van solidaire borg<br />

door een hiertoe erkende instelling bij de D/C-kas. De borgtocht wordt m.a.w.<br />

door een derde gesteld.<br />

Het bewijs wordt geleverd door overlegging van de originele akte van solidaire<br />

borg, geviseerd door de D/C-kas.<br />

Deze instellingen worden erkend door de Minister van Financiën. Anno 1997<br />

gaat het om 80 erkende instellingen. Deze vennootschappen kunnen zowel<br />

door banken, door verzekeringsmaatschappijen als door coöperatieven van aannemers<br />

gevormd worden. Deze vennootschappen moeten zelf bij de D/C-kas<br />

een borgtocht deponeren, in geld of in effecten.<br />

Het totaal bedrag der verbintenissen van een erkende instelling mag het tienvoudige<br />

van haar gedeponeerde borgtocht niet te boven gaan. Voor eenzelfde<br />

opdrachtnemer mag de vennootschap zich tot niet méér verbinden dan het<br />

bedrag van de door haar bij de D/C-kas gedeponeerde borgtocht.<br />

Dergelijke vennootschap onderschrijft voor iedere opdracht een akte van borgstelling<br />

(in drievoud) waarbij ze zich tegenover de aanbestedende overheid borg<br />

stelt voor het bedrag dat krachtens de AAV of het bestek verschuldigd is.<br />

De D/C-kas viseert deze akte (in drievoud) en schrijft ze in een register in.<br />

Ze behoudt één exemplaar en zendt de overige twee exemplaren naar de erkende<br />

instelling. Deze geeft één exemplaar door aan de opdrachtnemer die dit op<br />

zijn beurt bezorgt aan de aanbestedende overheid.<br />

Wanneer de opdrachtnemer aan zijn verplichtingen voldaan heeft, wordt de<br />

borgtocht door de aanbestedende overheid geheel (bij de definitieve oplevering)<br />

of gedeeltelijk (bij de voorlopige oplevering) via de D/C-kas vrijgegeven in<br />

hoofde van de erkende vennootschap.<br />

Indien de aanbestedende overheid daarentegen van mening is dat de borgtocht<br />

geheel of gedeeltelijk moet ingehouden worden, dan brengt zij de D/C-kas<br />

hiervan op de hoogte. De D/C-kas zal het op haar beurt aan de erkende instelling<br />

bij aangetekend schrijven melden. Indien de deposito in speciën gebeurde,<br />

dan kan de afname onmiddellijk verricht worden op de gestorte bedragen.<br />

Gebeurde de deposito in effecten, dan vraagt de D/C-kas aan de erkende vennootschap<br />

het bedrag van de afname in speciën over te schrijven. Indien de<br />

D/C-kas het vereiste bedrag ontvangt, stort ze dit door aan de aanbestedende<br />

overheid. Het deposito in effecten blijft dan intact. Ontvangt de D/C-kas het<br />

gevraagde bedrag niet, dan verkoopt ze een deel van de neergelegde effecten,<br />

tot een bedrag dat ongeveer overeenstemt met de noodzakelijke voorafname.<br />

Ze betaalt de gevraagde voorafname aan de aanbestedende overheid en het saldo<br />

van de opbrengst wordt betaald aan de erkende vennootschap.<br />

Bij ernstige twijfel over de gegrondheid van de afname of over de omvang ervan,<br />

kan de borgtocht bij de D/C-kas geblokkeerd blijven in afwachting van een<br />

gerechtelijke uitspraak.


4)<br />

Door een algemene borgtocht<br />

De borgtocht wordt gesteld door de neerlegging door de opdrachtnemer van<br />

een globale waarborg in effecten of in speciën die als borgtocht kan gelden voor<br />

meerdere opdrachten van werken, leveringen of diensten.<br />

De opdrachtnemer onderschrijft voor iedere opdracht een aparte akte van borgstelling<br />

(de zgn. bestemmingsakte), in duplo. De akte geeft aan voor wie en<br />

voor welke opdracht de borgtocht gesteld wordt.<br />

Het bewijs van borgtocht wordt geleverd door de neerlegging van het origineel<br />

van de bestemmingsakte geviseerd door de D/C-kas.<br />

Gelijkaardige openbare instelling<br />

In het KB wordt regelmatig verwezen naar ‘de D/C-kas of een gelijkaardige<br />

openbare instelling’. Hiermee wordt gewezen op de mogelijkheid om op het<br />

niveau van de Gewesten een soortgelijke instelling op te richten.<br />

Het bewijs dat de borgtocht gesteld werd, door de opdrachtnemer of door een<br />

derde, moet binnen de 30 kalenderdagen, volgend op de dag van de betekening<br />

van de opdracht, door de opdrachtnemer geleverd zijn (art.5, §3, 1°lid AAV).<br />

Schorsing van deze vervalperiode is mogelijk o.m. voor de periode van de jaarlijkse<br />

sluiting van de onderneming. Het bestek kan de opdrachtnemer verplichten<br />

deze periodes in zijn offerte te vermelden of mee te delen zodra deze periodes<br />

bekend zijn.<br />

A Straf<br />

Bij het laattijdig overleggen van het bewijs van borgstelling (dus na de periode<br />

van 30 kalenderdagen) is er, zonder ingebrekestelling, een strafbedrag verschuldigd<br />

(art.6, §2, 1°lid AAV), zelfs indien uit het voorgelegde bewijs blijkt dat de<br />

borgtocht zelf tijdig gesteld werd.<br />

We vestigen er de aandacht op dat, ook indien de aanbestedende overheid talmt<br />

met het bevel tot aanvang van de werken, deze vervaltermijn toch door de aannemer<br />

nageleefd moet worden.<br />

Deze straf wordt berekend naar rato van 0.07% op het bedrag van de opdracht<br />

en dit per kalenderdag vertraging. Het maximum van deze straf is beperkt tot<br />

2% van het bedrag van de oorspronkelijke aannemingssom (art.6, §1 AAV).<br />

D e rgelijke straffen kunnen door de opdrachtnemer nooit w o rden teru g g e v o rd e rd<br />

en kunnen evenmin door de aanbestedende overheid teruggegeven word e n .<br />

B Andere sancties<br />

Indien de aanbestedende overheid ander e sancties overweegt, dan moet de<br />

opdrachtnemer eerst bij aangetekende brief in gebreke gesteld worden. Deze brief<br />

vermeldt dat hem een laatste termijn van 15 kalenderdagen verleend wordt om<br />

het bewijs van borgstelling te leveren (art.6,§1 AAV).<br />

Indien deze termijn verstreken is, zonder overlegging van het bewijs van borg s t e lling,<br />

dan beschikt de aanbestedende overheid over de volgende mogelijkheden:<br />

Noot:<br />

III Termijn voor het leveren van het bewijs van borgtochtstelling<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

179


180<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

Inhouding<br />

Inhouding van de borgtocht en van een forfaitaire straf van 2% (berekend op<br />

het bedrag van de opdracht) op de eerste aan de opdrachtnemer verschuldigde<br />

betalingen (art.6, §2, 2° lid AAV). Deze forfaitaire straf is niet cumuleerbaar<br />

met de hogervermelde straf per kalenderdag vertraging.<br />

Het is dus wenselijk, naar aanleiding van de aanvraag tot het verrichten van de<br />

eerste betaling, nogmaals te verifiëren of er aan de borgstellingsverplichting voldaan<br />

is.<br />

Verbreking van de opdracht<br />

De verbreking mag niet leiden tot enige schadevergoeding aan de opdrachtnemer.<br />

De aanbestedende overheid kan geen forfaitaire straf van 2%, noch een straf<br />

voor het laattijdig stellen van de borgtocht toepassen. Het eisen van schadevergoeding<br />

door de aanbestedende overheid is nochtans niet uitgesloten.<br />

Maatregelen van ambtswege<br />

Het toepassen van maatregelen van ambtswege (art.20, 48, 66, 75). Dat impliceert<br />

dat de overeenkomst niet verbroken wordt en dat de in gebreke gebleven<br />

opdrachtnemer de vertragingsboetes bij de uitvoering van de opdracht en de<br />

eventuele meerkosten zal moeten dragen.<br />

IV Aanpassing van het bedrag van de borgtocht<br />

Het is mogelijk dat het bedrag van de borgtocht niet meer correct is, bv. als<br />

gevolg van extra prestaties of van opgelegde wijzigingen.<br />

Indien als gevolg van deze factoren het oorspronkelijk bedrag van de opdracht<br />

(excl. BTW) met meer dan 20% toe- of afneemt, dan moet het bedrag van de<br />

borgtocht in verhouding vermeerderd of verminderd worden. Indien de<br />

opdrachtnemer zou nalaten een vermeerdering bij te passen, dan kan de<br />

opdrachtgever deze vermeerdering ambtshalve inhouden op de verschuldigde<br />

betalingen (art.5, §4 AAV). Deze inhoudingen moeten doorgestort worden<br />

naar de D/C-kas.<br />

V Inhouding van de borgtocht<br />

In geval van vertraging in de uitvoering van de opdracht, de (gehele of gedeeltelijke)<br />

niet-uitvoering van de opdracht, bij ontbinding of verbreking ervan,<br />

houdt de aanbestedende overheid de haar verschuldigde sommen van ambtswege<br />

in (art.7 AAV).<br />

Hij is echter wel verplicht deze bedragen eerst in te houden op de aan de<br />

opdrachtnemer verschuldigde betalingen (art.20, §7 AAV).<br />

VI Vrijgave van de borgtocht<br />

De opdrachtnemer moet altijd een verzoek tot (gehele of gedeeltelijke) vrijgave<br />

van de borgtocht richten aan de aanbestedende overheid.<br />

Indien er geen redenen zijn om de borgtocht in te houden geeft de leidend<br />

ambtenaar, binnen 15 kalenderdagen na de dag van ontvangst van het verzoek<br />

tot vrijgave, de toestemming aan de D/C-kas om de borgtocht vrij te geven.<br />

Geeft de aanbestedende overheid deze toestemming niet binnen deze periode,<br />

dan heeft de deponent automatisch recht op een interestvergoeding, berekend<br />

overeenkomstig art.15, §4 AAV, voor zover de borgtocht in speciën werd<br />

gesteld (art.9, §3 AAV). Aangezien ook de D/C-kas een interestvergoeding


a)<br />

1)<br />

2)<br />

b)<br />

toekent (voor het ogenblik circa 2.5%) op de bij haar gestorte bedragen, moet<br />

deze vergoeding in mindering gebracht worden van de interestvergoedingen die<br />

uit hoofde van de laattijdige vrijgave van de borgtocht toegekend worden.<br />

De opdrachtnemer kan dit verzoek tot vrijgave maar indienen nadat de uitvoering<br />

van de opdracht aanvaard werd (‘opgeleverd’). Het tijdstip van aanvaarding<br />

valt niet noodzakelijk samen met het tijdstip van het opstellen van het PV van<br />

oplevering.<br />

Bij een opdracht van werken gebeurt deze oplevering in de regel in twee fasen.<br />

De eerste fase heeft betrekking op de ‘voorlopige oplevering’ die plaatsvindt na de<br />

voltooiing van het werk. Na deze fase kan 50% van de borgtocht worden vrijgegeven.<br />

De tweede fase heeft betrekking op de ‘definitieve oplevering’. Die heeft plaats<br />

na het verstrijken van de waarborgtermijn (art.9, §1 AAV). Tijdens deze termijn<br />

kan de kwaliteit van het geleverde werk gecontroleerd worden door het effectieve<br />

gebruik ervan. Meestal bedraagt deze waarborgtermijn één jaar vanaf de<br />

datum van de voorlopige oplevering. Na deze definitieve oplevering kan de overige<br />

50% worden vrijgegeven.<br />

Indien er geen voorlopige oplevering in het bestek is bepaald, gebeurt de vrijgave<br />

bij de definitieve oplevering. Deze vindt plaats na het verstrijken van de<br />

waarborgtermijn zoals die in het bestek bepaald is (art.9, §1, 2° lid en art. 19,<br />

§2 AAV).<br />

Bij een opdracht van leveringen en diensten g e b e u rt de vrijgave van 100% in de<br />

regel bij de voorlopige oplevering van alle gezamenlijke leveringen of diensten.<br />

Het bestek kan hiervan echter afwijken (bv. een gefaseerde vrijgave per leveringsschijf,<br />

een vrijgave van de resterende 50% van de borgtocht bij de definitieve<br />

oplevering (art.9, §2 AAV).<br />

Onderscheid tussen keuring en oplevering<br />

De keuring vindt altijd plaats tijdens de uitvoering van de opdracht, volgens de<br />

modaliteiten die in het bestek bepaald zijn. De keuring vindt dus plaats vóór de<br />

voorlopige oplevering.<br />

De keuring heeft tot doel voor specifieke posten of materialen na te gaan of ze<br />

kwalitatief beantwoorden aan de technische normen die door het bestek toepasselijk<br />

verklaard zijn.<br />

De voorlopige oplevering heeft betrekking op het nazicht van het geheel van de<br />

opdracht bij de beëindiging ervan. De al dan niet gekeurde materialen zijn op<br />

dat ogenblik reeds verwerkt in het op te leveren eindresultaat.<br />

Oplevering<br />

Noot:<br />

Keuring<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

181


182<br />

Hoofdstuk III<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

4)<br />

5)<br />

I Prijsherzieningsformule<br />

PRIJSHERZIEN<strong>IN</strong>G<br />

Art.7, §1 van de wet stelt dat een prijsherziening mogelijk is op voorwaarde dat<br />

dit in het bestek of de overeenkomst voorzien is. Deze algemene beperking<br />

geldt dus ook voor een opdracht van werken.<br />

Bij een opdracht van werken moet een formule altijd een component bevatten<br />

die rekening houdt met de evolutie van de loonkost van de op de bouwplaats<br />

tewerkgestelde arbeiders (art.13, §1 AAV).<br />

Bij een opdracht van leveringen of diensten kan het bestek een prijsherzieningsformule<br />

bevatten die onder meer betrekking heeft op de evolutie van de<br />

loonkost, van de grondstofprijzen en zelfs van de wisselkoersen (art.13, §2<br />

AAV).<br />

De prijsherzieningsformule kan automatisch toegepast worden bij het indienen<br />

van de vorderingsstaat of de factuur en dit volgens de periodiciteit die in het<br />

bestek is bepaald.<br />

II Wijzigingen van heffingen en retributies<br />

Indien zich wijzigingen van heffingen of retributies voordoen kunnen beide partijen<br />

een prijsherziening aanvragen indien aan volgende cumulatieve voorwaarden<br />

is voldaan (art.13, §3 AAV):<br />

De wijziging is in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt na de tiende dag die<br />

de uiterste dag voor het ontvangen van de offertes voorafgaat.<br />

De wijziging moet een weerslag hebben op het bedrag van de opdracht en de<br />

opdrachtnemer moet deze extra last ook effectief gedragen hebben, of effectief<br />

van het voordeel van de daling genoten hebben.<br />

De wijziging wordt niet door de prijsherzieningsformule opgevangen.<br />

De aanvraag tot betaling, of terugbetaling, moet zonder verwijl gebeuren, op<br />

straffe van verval van recht, uiterlijk 90 kalenderdagen na de dag van de voorlopige<br />

oplevering.<br />

De stijging van de loonkost als gevolg van bv. het invoeren van een sociale bijdrage<br />

kan niet als een heffing beschouwd worden.


1)<br />

2)<br />

3)<br />

4)<br />

5)<br />

6)<br />

BETAL<strong>IN</strong>GEN<br />

I Betaling bij een opdracht van werken<br />

De betalingsprocedure ziet er chronologisch als volgt uit (art.15, §1 AAV):<br />

Vorderingsstaat<br />

De aannemer maakt, volgens de periodiciteit bepaald in het bestek, een gede -<br />

tailleerd overzicht op van de uitgevoerde werken. Deze vorderingsstaat vermeldt<br />

o.a. de gerealiseerde hoeveelheden i.p.v. de vermoedelijke hoeveelheden of de<br />

op bevel van de aanbestedende overheid uitgevoerde bijwerken. De vordering<br />

van de werken blijkt o.m. uit het dagboek der werken dat door de aanbestedende<br />

overheid in de regel bijgehouden wordt (art.37, §1, 2° AAV).<br />

Verklaring van schuldvordering<br />

Op basis van dit overzicht dient de aannemer een verklaring van schuldvordering<br />

in. Deze verklaring is ondertekend en gedagtekend. Het louter indienen van een<br />

factuur volstaat dus niet als verklaring van schuldvordering.<br />

Verificatie<br />

De aanbestedende overheid verifieert de vorderingsstaat en de verklaring. Eventueel<br />

brengt ze verbeteringen aan. De prijzen of hoeveelheden waarover geen<br />

overeenstemming bereikt werd, worden ambtshalve vastgesteld.<br />

Om verwijlinteresten te vermijden dient de aanbestedende overheid het onbetwistbaar<br />

verschuldigde gedeelte onmiddellijk te vereffenen zonder dat ze een<br />

akkoord over het geheel afwacht.<br />

Proces-verbaal<br />

De aanbestedende overheid maakt dan een proces-verbaal op waarin het bedrag<br />

vermeld wordt dat volgens haar, na verificatie, verschuldigd is.<br />

Opmaak factuur<br />

Dit PV wordt naar de aannemer gestuurd met het verzoek binnen 5 kalenderdagen<br />

een factuur in te dienen op basis van het bedrag vermeld in het PV.<br />

Betaling<br />

De betaling van het door de aanbestedende overheid verschuldigd bedrag moet<br />

binnen 60 kalenderdagen vanaf de datum van ontvangst van de schuldvordering<br />

gebeuren. Dit principe blijft gelden zelfs indien deze schuldvordering eventueel<br />

fouten zou bevatten die ter verbetering aan de opdrachtnemer teruggestuurd<br />

worden.<br />

Het is de debitering van de rekening van de aanbestedende overheid die de tijdigheid<br />

van de betaling bepaalt. De tijdigheid van de betaling wordt dus niet<br />

bepaald door de datum van creditering van de rekening van de aannemer. Er<br />

wordt immers niet opgelegd dat de aannemer het verschuldigde bedrag binnen<br />

voornoemde periode effectief moet ontvangen hebben.<br />

Tijdigheid van de betaling<br />

Hoofdstuk IV<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

183


184<br />

Noot:<br />

De betalingstermijn bedraagt 90 kalenderdagen bij de eindvereffening of<br />

indien het een opdracht betreft die volledig in één maal betaald wordt (art.15,<br />

§1, 3° AAV).<br />

De betalingstermijn wordt met de periode van de overschrijding verlengd indien<br />

de aannemer de periode van 5 dagen waarbinnen hij zijn factuur moet indienen,<br />

overschrijdt.<br />

Afwijking van de betalingstermijnen<br />

Het bestek kan - voor een opdracht van werken - van deze betalingstermijnen<br />

niet afwijken tenzij in het geval van de onderhandelingsprocedure (art.15, §1,<br />

3°, laatste lid AAV).<br />

Wijkt het bestek toch af, dan moet deze afwijking als niet geschreven beschouwd<br />

worden: de aanbestedende overheid zal een besteksbepaling die een langere betalingstermijn<br />

bepaalt dus niet kunnen inroepen om verwijlinteresten te vermijden.<br />

II Betaling bij een opdracht van leveringen of van diensten<br />

De betaling bij een opdracht van leveringen of van diensten gebeurt binnen de<br />

50 kalenderdagen na beëindiging van de opleveringsformaliteiten (in de AAV<br />

is er steeds sprake van ‘keuring’: in feite wordt telkens oplevering bedoeld) en<br />

op voorwaarde dat de aanbestedende overheid reeds in het bezit is van een<br />

regelmatig opgestelde factuur (art.15, §2 AAV).<br />

Onder een regelmatig opgestelde factuur verstaan we een factuur die de vermeldingen<br />

bevat die verplicht zijn op grond van art.55, §2 AAV.<br />

Volgt de factuur pas na de oplevering - hetgeen de regel is -, dan vangt de betalingstermijn<br />

aan vanaf de dag van de ontvangst van de regelmatig opgestelde<br />

factuur. Indien de factuur ingediend wordt vóór het beëindigen van de oplevering,<br />

dan neemt de betalingstermijn slechts een aanvang na de beëindiging van<br />

de oplevering. De oplevering bestaat erin na te gaan of de gedane leveringen of<br />

de verleende diensten beantwoorden aan de in het bestek en in de offerte overeengekomen<br />

voorwaarden (art.19, §1 AAV).<br />

Een keuring (≠ oplevering) moet door de opdrachtnemer schriftelijk aangevraagd<br />

worden (art.12, §1 AAV). Stelt de aanbestedende overheid vast dat het<br />

ter keuring aangeboden product niet kan nagekeken worden, of moet worden<br />

afgekeurd, dan wordt het verzoek tot keuring van de opdrachtnemer als niet<br />

bestaande beschouwd. Er moet dan een nieuwe aanvraag tot keuring ingediend<br />

worden. Afgekeurde producten moeten vervangen worden.<br />

Indien we te maken hebben met leveringen of prestaties in delen (bv. de bestelling<br />

in verschillende schijven) wordt er betaald binnen 50 kalenderdagen vanaf<br />

de beëindiging van de oplevering van elke laatste levering of prestatie in delen<br />

van elke deellevering of -prestatie (art.15, §2, 2° lid AAV).<br />

III Verschuldigde interesten bij achterstallige betalingen<br />

Bij het overschrijden van de uiterste betalingstermijn heeft de opdrachtnemer<br />

automatisch recht op verwijlinteresten berekend volgens het aantal kalenderdagen<br />

vertraging. ‘Automatisch’ moet hier verstaan worden in die zin dat er geen<br />

ingebrekestelling vereist is, noch een aparte schuldvordering moet ingediend<br />

worden: het indienen van een factuur volstaat.<br />

Als referentierentevoet wordt de ‘rentevoet op voorschotten boven plafond’,<br />

vastgesteld door de Nationale Bank, in aanmerking genomen. Deze rentevoet


varieert maandelijks; hij wordt ook maandelijks, geldend voor de daaropvolgende<br />

maand, in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt (art.15, §4 AAV).<br />

Het interestbedrag moet dan wel minstens 2.000 Bfr bedragen per verschuldigde<br />

(laattijdige) betaling.<br />

Het risico bestaat dat de opdrachtnemer de betaling eerst toerekent op de verschuldigde<br />

interesten en pas dan op de hoofdsom zodat de resterende onbetaalde<br />

hoofdsom verder interest blijft opbrengen (art.1254 BW). Het is dan ook<br />

aangewezen beide vorderingen gelijktijdig uit te betalen.<br />

I V Betaling van reeds geleverde prestaties bij onderbreking van de uitvoering<br />

Het is mogelijk dat, tijdens de contractuele uitvoeringstermijn, de uitvoering<br />

van de opdracht op bevel van of door toedoen van de aanbestedende overheid<br />

onderbroken wordt. Indien de uitvoering van de opdracht voor minstens 30<br />

kalenderdagen onderbroken wordt en voor zover deze onderbreking niet vooraf<br />

in het bestek was aangekondigd, mag de opdrachtnemer de betaling vragen<br />

van reeds verrichte prestaties (art.15, §5 AAV). Het gaat hier om prestaties die<br />

op basis van de besteksbepalingen normaliter nog niet kunnen betaald worden.<br />

Bovendien kan de opdrachtnemer schadevergoeding vragen indien de cumulatieve<br />

voorwaarden zijn vervuld die zijn vermeld in art.15, §5, 2° lid en art.16,<br />

§4, 1° lid, 2° AAV.<br />

V De betaling is niet verricht na verloop van 30 kalenderdagen<br />

na de uiterste betalingstermijn<br />

Wanneer, door de schuld van de aanbestedende overheid, de betaling van de<br />

geleverde prestaties (dus niet de betaling van schadevergoeding of verwijlinteresten)<br />

niet verricht is binnen 30 kalenderdagen na het verstrijken van de uiterste<br />

betalingstermijn, kan de opdrachtnemer de uitvoering van de opdracht<br />

vertragen of zelfs onderbreken (art.15, §6 AAV).<br />

Deze uiterste betalingstermijn bedraagt 90 kalenderdagen vanaf de ontvangstdatum<br />

van de schuldvordering bij een opdracht van werken (60d. + 30d.) en 80<br />

kalenderdagen na beëindiging van de opleveringsformaliteiten bij een opdracht<br />

van leveringen of van diensten (50d. + 30d.)<br />

Wil hij van dit recht gebruik maken dan moet er wel aan volgende voorwaarden<br />

voldaan zijn:<br />

- Hij moet een aangetekende brief versturen ten laatste 15 kalenderdagen voor<br />

de dag waarop hij zich voorneemt de uitvoering te vertragen of te onderbreken.<br />

- Het belang van de achterstallige betalingen moet groot genoeg zijn om de toepassing<br />

van deze sancties te rechtvaardigen (art.15, §6, laatste lid AAV).<br />

In elk geval - ongeacht of de opdrachtnemer de uitvoering van de opdracht<br />

daadwerkelijk vertraagd of onderbroken heeft - heeft de opdrachtnemer, vanaf<br />

het ogenblik dat de hogergenoemde periode van 30 kalenderdagen verstreken<br />

is, recht op een termijnsverlenging.<br />

De termijnsverlenging is dan gelijk aan het aantal dagen dat nog verstrijkt na<br />

deze periode van 30 kalenderdagen tot de effectieve betaaldatum. Hij moet<br />

deze termijnsverlenging wel opeisen vóór het verstrijken van de contractuele uitvoeringstermijn.<br />

Indien de betalingstermijn meerdere keren overschreden wordt, mag de overschrijding<br />

slechts één keer in rekening gebracht worden.<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

185


186<br />

Hoofdstuk V<br />

Voorbeeld<br />

Factuur nr.1 en factuur nr.2 (ingediend 1 week na factuur nr.2) worden betaald<br />

op 21 feb. 1997. Voor factuur nr.1 was de periode van overschrijding (aansluitend<br />

op de periode van 90 kalenderdagen) reeds beginnen lopen op 1 feb. 1997.<br />

Voor factuur nr.2 was die periode beginnen lopen op 8 feb. 1997.<br />

Voor de periode 8 feb. tot 21 feb. overlappen de overschrijdingen elkaar: deze<br />

overlappende overschrijding mag slechts één keer in rekening gebracht worden<br />

bij de berekening van de termijnsverlenging. De termijnsverlenging bedraagt<br />

dus 21 kalenderdagen i.p.v. 21 + 13 kalenderdagen (nl. resp. van 1 feb. tot 21<br />

feb. en van 8 feb. tot 21 feb.).<br />

Indien de opdrachtnemer, als gevolg van de belangrijke laattijdige betaling,<br />

daadwerkelijk de uitvoering vertraagd heeft of de opdracht onderbroken heeft,<br />

kan hij ook schadevergoeding eisen.<br />

De eis tot schadevergoeding moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen<br />

de 90 kalenderdagen volgend op de datum van de betekening van het proces-verbaal<br />

van voorlopige oplevering (art.16, §4, 1° lid, 2° AAV).<br />

FEITEN TEN LASTE V AN<br />

<strong>DE</strong> AANBESTE<strong>DE</strong>N<strong>DE</strong> OVERHEID OF<br />

<strong>DE</strong> OPDRACHTNEMER<br />

Feiten<br />

Omstandigheden<br />

Verweermiddelen<br />

Voorbeelden<br />

van dergelijke feiten<br />

Feiten zijn te onderscheiden van omstandigheden: feiten zijn aan één van beide<br />

contractpartijen te wijten, omstandigheden daarentegen zijn aan geen van beide<br />

contractpartijen te wijten.<br />

Indien er als gevolg van om het even welk feit een vertraging in de uitvoering<br />

van de opdracht optreedt, of een ander nadeel zich voordoet, dan beschikt de<br />

benadeelde partij - de opdrachtgever of de opdrachtnemer - over een aantal ver -<br />

weermiddelen.<br />

Die verweermiddelen kunnen bestaan uit een verlenging van de uitvoeringstermijn<br />

of een herziening of verbreking van de opdracht en/of het eisen van schadevergoeding<br />

(art.16, §1 AAV). Wil één van beide partijen zich op deze rechten<br />

beroepen dan moet ze in elk geval de vervaltermijnen naleven die hierna toegelicht<br />

worden voor het inroepen van de omstandigheden bedoeld in art.16, §2<br />

AAV.<br />

De eventuele besprekingen die hierover tussen de aanbestedende overheid en de<br />

opdrachtnemer gevoerd worden, mogen door deze laatste niet ingeroepen worden<br />

om het uitvoeringstempo te vertragen of de uitvoering van de werken te<br />

onderbreken (art.16, § 8 AAV).<br />

- Een gebrekkige coördinatie van het werk door de aanbestedende overheid<br />

- Het vermelden van onjuiste inlichtingen in het bestek<br />

- Een vertraging in de onteigening van de noodzakelijke terreinen


1)<br />

2)<br />

3)<br />

ONVOORZIENBARE<br />

OMSTANDIGHE<strong>DE</strong>N<br />

Indien er zich omstandigheden voordoen die helemaal niet aan de aanbestedende<br />

overheid te wijten zijn, rijst de vraag wie de nadelige gevolgen die hieruit<br />

kunnen voortvloeien moet dragen.<br />

In beginsel worden de nadelige gevolgen van dergelijke omstandigheden gedragen<br />

door de opdrachtnemer: een wijziging van het contract op deze gronden is<br />

dus in de regel niet mogelijk.<br />

I Verlenging van de uitvoeringstermijn<br />

In bepaalde uitzonderlijke omstandigheden is een verlenging van de uitvoeringstermijn<br />

toegestaan.<br />

Hiervoor moet aan drie cumulatieve voorwaarden voldaan zijn (art.16, §2, 1°<br />

AAV):<br />

Onvoorzienbaar<br />

Het moet gaan om omstandigheden die de opdrachtnemer bij het indienen van<br />

zijn offerte redelijkerwijze niet kon voorzien hebben. Het gaat m.a.w. om<br />

onvoorzienbare en dus eerder uitzonderlijke omstandigheden.<br />

Niet te ontwijken omstandigheden<br />

Bovendien kon de opdrachtnemer deze omstandigheden niet ontwijken. Hij kon<br />

bijgevolg de oorzaak van het optreden van de schadelijke gevolgen niet vermijden.<br />

Niet te ontwijken gevolgen<br />

Hij kon evenmin de gevolgen van deze omstandigheden ontwijken of beperken,<br />

hoewel hij al het nodige daartoe gedaan heeft. Er moet m.a.w. bewezen worden<br />

dat er wel degelijk inspanningen geleverd werden om schade te vermijden, voor<br />

zover die in de gegeven omstandigheden mogelijk waren.<br />

II Herziening of verbreking van de overeenkomst<br />

Indien al de hiervoor vermelde voorwaarden vervuld zijn, is een herziening of<br />

verbreking van de opdracht mogelijk, ten minste voor zover de opdrachtnemer<br />

bewijst dat hij een zeer belangrijk nadeel geleden heeft .<br />

Hieruit volgt dat niet elk nadeel dat zich als gevolg van deze omstandigheden<br />

heeft voorgedaan automatisch als een zeer belangrijk nadeel gekwalificeerd kan<br />

worden. Zelfs indien het om een zeer belangrijk nadeel gaat, rijst de vraag of het<br />

geleden nadeel al dan niet integraal vergoed moet worden.<br />

Hoofdstuk VI<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

187


188<br />

Voorbeeld<br />

A Een zeer belangrijk nadeel lijden<br />

Soms wordt gesteld, uit naam van de gelijke behandeling van de opdrachtnemers,<br />

dat een belangrijk nadeel lineair kan uitgedrukt worden in een percentage<br />

van de algemene aannemingssom. Zo zou een geleden nadeel dat kleiner is<br />

dan 2.5% van de algemene aannemingssom (excl. BTW) nooit als een zeer<br />

belangrijk nadeel beschouwd kunnen worden.<br />

Dit komt neer op een simplificatie van het probleem. Dergelijke stelling legt<br />

bovendien een beperking op die als zodanig niet in de bewoordingen van<br />

art.16, §2 terug te vinden is. De éne opdracht is immers de andere niet.<br />

Bovendien kan een bedrag van 2.5% op de algemene aannemingssom in absolute<br />

termen een aanzienlijk bedrag vertegenwoordigen.<br />

Het is evenmin zo dat de aannemer zijn volledige winst op de opdracht moet<br />

opofferen opdat er van een zeer belangrijk nadeel sprake zou kunnen zijn.<br />

Overigens is die winst niet éénduidig te bepalen. Bovendien wordt de winst vaak<br />

- bij gebrek aan concrete en betrouwbare analyse - op 10% van de aannemingssom<br />

vastgelegd. Het is dan zeer de vraag of die winstmarge - in een concurrentiële<br />

omgeving - wel degelijk nog zo hoog is.<br />

B Vergoeding van het geleden nadeel<br />

Het optreden van de rechter of het onderling akkoord tussen de partijen bestaat<br />

erin een vergoeding vast te stellen waardoor het contractueel evenwicht tussen<br />

de partijen hersteld wordt.<br />

Van een integrale schadevergoeding kan er dus geen sprake zijn. De aannemer<br />

moet immers de normale risico’s dragen die aan de uitvoering van een opdracht<br />

verbonden zijn. Bovendien zou hij, krachtens het gemeen recht, zelfs de abnormale<br />

risico’s moeten dragen.<br />

Het is dan ook redelijk te stellen dat, voor het herstel van het contractueel evenwicht,<br />

de schadeposten die naar voor geschoven worden geen enkele winstmarge<br />

mogen bevatten.<br />

Tijdens het uitvoeren van baggerwerken blijkt dat er zich granaten en springstoffen<br />

bevinden op de plaats waar de baggerwerken moeten uitgevoerd worden.<br />

Om het leven van de werknemers niet in gevaar te brengen moeten de werken<br />

stilgelegd worden in afwachting van de opruiming van deze gevaarlijke<br />

voorwerpen door de ontmijningsdienst van het leger. Bovendien moeten de verdere<br />

baggerwerkzaamheden omzichtiger en dus trager uitgevoerd worden.<br />

Als gevolg van deze onvoorzienbare en onontwijkbare omstandigheden leidt de<br />

aannemer belangrijke schade die hij kan bewijzen.<br />

C Een zeer belangrijk voordeel genieten<br />

Het is mogelijk dat de opdrachtnemer als gevolg van bepaalde omstandigheden<br />

een zeer belangrijk voordeel geniet. De aanbestedende overheid kan in dergelijk<br />

geval ook een herziening van de overeenkomst vragen (art.16, §2, 4° AAV).


III Vervaltermijnen<br />

Indien de opdrachtnemer of de opdrachtgever de rechten, bepaald in art.16, §1<br />

en §2 AAV wil inroepen, is hij verplicht dit te doen binnen een bepaalde vervaltermijn.<br />

Hierbij kunnen we een onderscheid maken tussen de vervaltermijn voor de<br />

mededeling van de feiten, de vervaltermijn voor de aanvraag tot het verkrijgen<br />

van compenserende maatregelen en ten slotte de vervaltermijn voor het indienen<br />

van rechtsvorderingen.<br />

A Vervaltermijn voor de mededeling van de feiten en omstandigheden<br />

De opdrachtnemer moet de aanbestedende overheid ten spoedigste en schriftelijk<br />

op de hoogte brengen. Hij geeft een beschrijving van de - mogelijke -<br />

invloed op het verloop en de kostprijs van de opdracht. Zodoende wordt het<br />

voor de aanbestedende overheid mogelijk deze feiten (art.16, §1 AAV) en deze<br />

omstandigheden (art.16, §2 AAV) vast te stellen en de invloed ervan te verifiëren<br />

(art.16, §3 AAV).<br />

Indien de feiten en omstandigheden het gevolg zijn van een bevel van de aanbestedende<br />

overheid, is de aannemer verplicht de aanbestedende overheid in te<br />

lichten zodra hij de invloed van dit bevel op het verloop van de kostprijs van de<br />

opdracht kent of zou kunnen kennen.<br />

De mededeling van bepaalde feiten en omstandigheden is niet ontvankelijk<br />

indien ze niet worden meegedeeld - bij voorkeur door middel van een aangetekend<br />

schrijven - uiterlijk 30 kalenderdagen na de datum waarop ze zich hebben<br />

voorgedaan of na de datum waarop de opdrachtnemer ze normaal had moeten<br />

kennen. Indien de feiten het gevolg zijn van een bevel van de aanbestedende<br />

overheid, begint de vervaltermijn te lopen zodra de aannemer de nadelige gevolgen<br />

van het bevel op de uitvoering van de opdracht of op de kostprijs ervan,<br />

kent of normaliter had moeten kennen.<br />

De aanbestedende overheid kan het verstrijken van deze vervaltermijn niet<br />

inroepen indien de opdrachtnemer kan aantonen dat de overheid wel degelijk<br />

op de hoogte was van deze feiten en hun gevolgen.<br />

B Vervaltermijn voor de aanvraag tot het verkrijgen van compenserende maatregelen<br />

(art.16,§4 AAV)<br />

Indien de opdrachtnemer verlenging van de uitvoeringstermijn of verbreking van<br />

de overeenkomst wil bekomen, moet het verzoek hiertoe vóór het verstrijken van<br />

de contractuele uitvoeringstermijn ingediend zijn.<br />

Indien hij een herziening van de overeenkomst of een schadevergoeding wenst te<br />

verkrijgen, dan moet het - behoorlijk becijferd en verantwoord - verzoek hiertoe,<br />

op straffe van verval, 90 kalenderdagen na de betekening van het procesverbaal<br />

van voorlopige oplevering ingediend zijn.<br />

De aannemer mag de besprekingen die gevoerd worden n.a.v. deze omstandigheden<br />

niet inroepen om het uitvoeringsritme te vertragen of om de opdracht te<br />

onderbreken (art.16 §8 AAV).<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

189


190<br />

C Vervaltermijn voor het instellen van een rechtsvordering<br />

Een rechtsvordering, gesteund op de feiten bedoeld in art.16 §1 AAV of op de<br />

omstandigheden bedoeld in art.16 §2 AAV, zal maar ontvankelijk zijn in de<br />

mate dat de aannemer de schriftelijke inlichtingen gegeven heeft en de verzoeken<br />

gedaan heeft binnen de vervaltermijnen, respectievelijk vastgesteld in<br />

art.16, §3 AAV en art.16, §4 AAV (art.18, §1 AAV).<br />

Bovendien moet een dagvaarding, op straffe van verval, gebeuren uiterlijk 2 jaar<br />

na de datum van de betekening van het proces-verbaal van definitieve oplevering.<br />

Indien er geen proces-verbaal van definitieve oplevering opgelegd is,<br />

neemt deze vervaltermijn een aanvang vanaf de datum van de feitelijke definitieve<br />

oplevering.<br />

De voornoemde termijn van 2 jaar kan in geen enkele omstandigheid gestuit of<br />

geschorst worden. Deze termijn kan echter wel met ten hoogste 3 maanden verlengd<br />

worden (tenzij het geschil voor het Hoog Comité van Toezicht gebracht<br />

wordt). Dit is het geval indien er tussen de partijen besprekingen gevoerd werden<br />

en de beslissing van de aanbestedende overheid werd minder dan 3 maanden,<br />

of werd helemaal niet, vóór het verstrijken van deze periode van 2 jaar betekend.<br />

Het bewijs van deze besprekingen moet door de aannemer geleverd worden.<br />

Indien dergelijke situatie zich voordoet, wordt de vervaltermijn verlengd tot op<br />

het einde van de derde maand die volgt op die van de maand van de betekening<br />

van de beslissing. Bij gebrek aan betekening neemt de periode van drie maanden<br />

een aanvang in de maand die volgt op de maand waarin de periode van<br />

2 jaar verstreken is.


OPLEVER<strong>IN</strong>G EN W AARBORG<br />

I Het begrip oplevering<br />

De oplevering bestaat uit de controle van de overeenstemming van het eindresultaat<br />

met de bepalingen van het bestek en van de offerte. Daarenboven wordt<br />

ook onderzocht in welke mate de overeenkomst uitgevoerd werd volgens de<br />

regels van de kunst (art.19, §1, 1° lid AAV).<br />

De (voorlopige) oplevering gebeurt na afloop van de uitvoering van de<br />

opdracht. De definitieve oplevering, m.a.w. de volledige beëindiging van de<br />

opdracht, vindt plaats na het verstrijken van de - eventueel verlengde - waarborgperiode<br />

(art.19, §1, 2°lid AAV).<br />

De voorlopige oplevering vindt plaats als de opdracht volledig is uitgevoerd en<br />

het resultaat ter beschikking van de opdrachtgever gesteld kan worden. Wordt<br />

er een proces-verbaal van voorlopige oplevering gemaakt, dan neemt de waarborgperiode<br />

een aanvang. De borgtocht kan dan geheel of gedeeltelijk worden<br />

vrijgegeven. Na verloop van deze waarborgperiode vindt de definitieve oplevering<br />

plaats.<br />

Na de voorlopige oplevering kan de aanbestedende overheid beschikken over de<br />

door de opdrachtnemer uitgevoerde opdracht. De looptijd voor de eventuele<br />

vertragingsboetes wordt stopgezet. Vanaf de datum van het proces-verbaal van<br />

voorlopige oplevering begint de waarborgtermijn te lopen, alsook - voor opdrachten<br />

van werken - de termijn voor de tienjarige aansprakelijkheid van aannemers<br />

en architecten (art.41, 2° lid AAV).<br />

De opleveringskosten zijn ten laste van de opdrachtnemer, tenminste indien<br />

het bestek bepaald heeft op welke wijze deze kosten berekend zullen worden.<br />

Hiermee worden niet de normale kosten van een oplevering bedoeld die het<br />

gevolg zijn van de loutere aanwezigheid van de opdrachtnemer (bv. verlies aan<br />

tijd, normale verplaatsingskosten e.d.), maar specifieke kosten die de aanbestedende<br />

overheid zou moeten maken en die ze door de opdrachtnemer wil laten<br />

dragen (art.19, §1, 3°lid AAV).<br />

De oplevering moet door de opdrachtnemer uitdrukkelijk aangevraagd worden<br />

indien de opdracht vóór of na de in het bestek bepaalde uitvoeringstermijn voltooid<br />

wordt. In dat geval richt hij zijn aanvraag tot degene die krachtens de<br />

besteksbepalingen belast is met de oplevering van de opdracht.<br />

Voorlopige oplevering<br />

Definitieve oplevering<br />

Waarborgperiode<br />

Opleveringskosten<br />

Hoofdstuk VII<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

191


192<br />

a)<br />

b)<br />

c)<br />

Aanvaarding onder beding<br />

van korting<br />

II De waarborgperiode<br />

De duur van de waarborgperiode bedraagt 1 jaar, tenzij het bestek een andere<br />

termijn heeft bepaald of tenzij het bestek de waarborgtermijn als een gunningscriterium<br />

(bij offerteaanvragen) heeft vooropgesteld. Het bestek kan deze waarborgverplichtingen<br />

precieser omschrijven (art.19,§2,1° lid AAV).<br />

Een waarborgperiode is nodig om de geleverde prestaties te kunnen testen:<br />

is een normaal gebruik - en dat is onder meer te beoordelen in het licht van de<br />

besteksbepalingen - mogelijk?<br />

De opdrachtnemer moet de producten vervangen die gebreken vertonen waardoor<br />

een normaal gebruik niet mogelijk is (art.19, §3 AAV).<br />

Uiteraard kan de aanbestedende overheid ook toelaten dat de gebreken door de<br />

opdrachtnemer hersteld worden (art.19, §7 AAV). De waarborgtermijn wordt<br />

dan verlengd met de periode gedurende dewelke het product niet gebruikt kan<br />

worden t.g.v. beschadiging, te wijten aan feiten waarvoor de opdrachtnemer verantwoordelijk<br />

is (art.19,§2, 2° lid AAV). Kortom, de opdrachtnemer moet alle<br />

maatregelen nemen die nodig zijn om het geleverde werk of de verrichte levering<br />

in goede staat te behouden tijdens het gebruik ervan gedurende de waarborgperiode.<br />

De vervangingsplicht geldt a fortiori voor producten die buiten dienst geraken.<br />

Na vervanging begint er een nieuwe waarborgtermijn te lopen. Wordt er niet<br />

vervangen, dan moet de opdrachtnemer de prijs die de opdrachtgever betaald<br />

heeft (incl.BTW) terugbetalen (art.19, §6 AAV).<br />

Van iedere beschadiging of buitendienststelling moet door de leidend ambtenaar<br />

een gedagtekend en ondertekend proces-verbaal opgemaakt worden<br />

(art.19, §4 AAV). Dit PV moet vóór het verstrijken van de waarborgtermijn<br />

opgemaakt worden en binnen 30 kalenderdagen aan de opdrachtnemer worden<br />

betekend. De opdrachtnemer moet echter zo snel mogelijk via een ter post aangetekende<br />

brief in kennis gesteld worden van de buitendienststelling, zodat hij<br />

de nodige vaststellingen kan doen.<br />

Het is ook mogelijk dat de aanbestedende overheid de kleine gebreken toch<br />

aanvaardt op voorwaarde dat de opdrachtnemer een korting toestaat. Deze aanvaarding<br />

onder beding van korting is niet mogelijk voor een afwijking van de<br />

essentiële eisen van het bestek (art.20, §9 AAV). In dergelijk geval zou immers<br />

de gelijkheid van de inschrijvers ex post geschonden worden.


1)<br />

2)<br />

3)<br />

MID<strong>DE</strong>LEN V AN OPTRE<strong>DE</strong>N DOOR<br />

<strong>DE</strong> AANBESTE<strong>DE</strong>N<strong>DE</strong> OVERHEID<br />

De opdrachtnemer kan op verschillende wijzen in gebreke blijven (art.20, §1<br />

AAV).<br />

Niet geheel voltooid<br />

Zo is het mogelijk dat de prestaties niet geheel voltooid zijn op de overeengekomen<br />

data.<br />

Trage vordering<br />

Het is ook mogelijk dat de prestaties dermate traag vorderen dat ze niet volledig<br />

voltooid zullen zijn op de overeengekomen einddata.<br />

Niet naleving van de bevelen<br />

De opdrachtnemer kan ook in gebreke blijven indien hij de (geldig gegeven)<br />

schriftelijke bevelen niet naleeft of indien hij de opdracht niet uitvoert zoals<br />

door het bestek en de offerte bepaald was.<br />

Deze tekortkomingen moeten in een PV vastgesteld worden (art.20, §2, 1° lid<br />

AAV). Een afschrift wordt onmiddellijk bij aangetekende brief aan de opdrachtnemer<br />

verzonden.<br />

De opdrachtnemer kan deze tekortkomingen onmiddellijk herstellen ofwel kan<br />

hij binnen 15 kalenderdagen zijn verweermiddelen bij aangetekend schrijven te<br />

kennen geven. Laat hij deze termijn verstrijken, dan wordt hij geacht de feiten<br />

te erkennen (art.20, §2, 2° lid AAV).<br />

Als de opdrachtnemer niet binnen deze termijn reageert of als zijn verweermiddelen,<br />

naar de inzichten van de aanbestedende overheid, ontoereikend zijn, kan<br />

de aanbestedende overheid volgende sancties opleggen:<br />

I Straffen<br />

Elke tekortkoming, waarvoor geen bijzondere straf is bepaald, wordt bestraft<br />

met een éénmalige straf van 0.07% van het gunningsbedrag. De straf bedraagt<br />

minstens 1.000Bfr en kan oplopen tot max. 10.000Bfr (art.20, §4, 1° lid AAV).<br />

Indien de tekortkoming onmiddellijk hersteld moet worden, wordt een recurrente<br />

straf opgelegd, vanaf de derde dag na datum van afgifte van de aangetekende<br />

brief. Deze straf is vastgesteld op 0.02% van het bedrag van de opdracht<br />

per kalenderdag van niet-uitvoering. Deze straf bedraagt minstens 500Bfr en<br />

maximaal 5.000Bfr per kalenderdag vertraging.<br />

Deze bedragen kunnen onmiddellijk ingehouden worden op de verschuldigde<br />

sommen. Strafbedragen kunnen nooit van de aanbestedende overheid teruggevorderd<br />

worden en mogen ook niet teruggegeven worden.<br />

Hoofdstuk VIII<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

193


194<br />

Voorbeeld<br />

- De ambtenaren van de aanbestedende overheid stellen vast dat er onvoldoende<br />

signalisatie op de bouwplaats is aangebracht waardoor de veiligheid<br />

niet voldoende gewaarborgd is.<br />

- Een aannemer blijkt geen lijst bij te houden van het op de bouwplaats tewerkgesteld<br />

personeel, hoewel dit verplicht is.<br />

II Boetes wegens laattijdige uitvoering<br />

Boetes wegens laattijdige uitvoering zijn verschuldigd per kalenderdag vertraging:<br />

er is dus geen proces-verbaal noch een ingebrekestelling nodig (art.20, §5,<br />

1° lid AAV).<br />

Voor een opdracht van werken worden deze boetes berekend volgens de formule<br />

die in art.48, §2 AAV is beschreven. Voor een opdracht van leveringen<br />

worden de boetes bepaald in art.66, §1, 2°AAV en voor een opdracht van diensten<br />

in art.75, §1, 2° AAV.<br />

De opdrachtnemer is ook aansprakelijk voor eventuele schade die uit de vertraging<br />

bij de uitvoering van de opdracht aan derden berokkend zou kunnen worden<br />

(art.20, §5, 2° lid AAV).<br />

De boetes wegens laattijdige uitvoering kunnen eventueel teruggevorderd of<br />

teruggegeven worden (art.17 AAV). Ze zijn cumuleerbaar met de straffen<br />

bepaald in art.20, §4 AAV.<br />

III Maatregelen van ambtswege<br />

De beslissing om tot maatregelen van ambtswege over te gaan, wordt bij aangetekende<br />

brief aan de in gebreke gebleven opdrachtnemer gemeld. Vanaf de<br />

ontvangst van deze brief mag de opdrachtnemer niet meer tussenkomen in de<br />

uitvoering van de opdracht (art.20, §6, 4° en 5° lid AAV).<br />

Bij de toepassing van maatregelen van ambtswege beschikt de aanbestedende<br />

overheid over één van de volgende drie mogelijkheden:<br />

A Verbreking van de opdracht<br />

Indien de aanbestedende overheid beslist om de opdracht te verbreken, wordt<br />

de borgtocht ingehouden als forfaitaire schadeloosstelling. Deze sanctie kan<br />

zelfs toegepast worden indien de opdracht grotendeels voltooid werd en slechts<br />

voor een gedeelte wordt verbroken.<br />

Er kan geen boete voor laattijdige uitvoering in rekening gebracht worden voor<br />

dat gedeelte van de opdracht dat betrekking heeft op de verbreking. De boete<br />

wordt dus berekend op het gedeelte waarop de verbreking geen betrekking<br />

heeft m.a.w. op hetgeen wel, maar eventueel laattijdig uitgevoerd werd.<br />

B Uitvoering in eigen beheer<br />

De aanbestedende overheid kan de opdracht ook in eigen beheer uitvoeren. Dit<br />

betekent dat ze met behulp van haar personeel de opdracht zal voltooien.<br />

Eventuele extra kosten komen ten laste van de in gebreke gebleven aannemer<br />

(art.20, §6, 7° lid AAV).


C Sluiten van een overeenkomst met derden<br />

voor rekening van de in gebreke gebleven opdrachtnemer<br />

De aanbestedende overheid kan ook beslissen een overeenkomst met een andere<br />

opdrachtnemer te sluiten voor rekening van de in gebreke gebleven opdrachtnemer.<br />

Ook in dit geval kan de aanbestedende overheid slechts kiezen voor de<br />

onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking indien de voorwaarden vermeld<br />

in art.17, §2 van de wet vervuld zijn. In de regel zal het aangewezen zijn<br />

de oorspronkelijke procedure te herbeginnen.<br />

Eventuele extra kosten komen ten laste van de in gebreke gebleven opdrachtnemer.<br />

Een eventueel batig verschil komt ten goede aan de aanbestedende overheid<br />

(art.20, §6, 7° lid AAV).<br />

Deze extra kosten worden bovendien verhoogd met administratiekosten. Ze<br />

worden forfaitair vastgesteld ten belope van 1% van het oorspronkelijk gunningsbedrag.<br />

Deze administratiekosten kunnen oplopen tot max. 400.000Bfr.<br />

Dit geldt zowel voor een opdracht van werken (art.48, §3, 3°, laatste lid AAV),<br />

van leveringen (art.66, §2, 4° AAV),als van diensten (art.75, §2, 3° AAV).<br />

Ook de boetes voor laattijdige uitvoering blijven lopen ten laste van de in gebreke<br />

gebleven opdrachtnemer tot op de datum van de uiterste termijn gesteld voor<br />

de voorlopige oplevering bij de nieuwe opdrachtnemer of vroeger, indien de<br />

voorlopige oplevering vroeger plaatsvindt. Dit geldt zowel voor een opdracht<br />

van werken (art.48, §3, 3°, eerste lid AAV - dat zou moeten verwijzen naar §2<br />

van art.48 i.p.v. naar §1), van leveringen (art.66, §2, 1°, 2° lid AAV) als van<br />

diensten (art.75, §2, 1°, 2°lid AAV).<br />

Het bedrag van de boetes, straffen en de geleden onkosten of schade ingevolge<br />

de toepassing van de maatregelen van ambtswege wordt eerst ingehouden op de<br />

door de opdrachtnemer opeisbare bedragen, en vervolgens op de borgtocht<br />

(art.20, §7 AAV).<br />

IV Uitsluiting<br />

De aanbestedende overheid kan naast de genoemde sancties de opdrachtnemer<br />

ook voor een bepaalde periode als aannemer, leverancier of dienstverlener uitsluiten.<br />

Om dit te kunnen doen moet ze de betrokkene eerst horen in zijn verdediging.<br />

Nadien wordt hem de beslissing betekend (art.20, §8 AAV).<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

195


196<br />

Deel II<br />

Klasse<br />

a)<br />

b)<br />

SPECIFIEKE BEPAL<strong>IN</strong>GEN VOOR<br />

EEN OPDRACHT VAN WERKEN<br />

De specifieke bepalingen voor een opdracht van werken worden uitvoerig<br />

beschreven in art.24 t.e.m. 48 AAV. Deze artikelen bepalen onder meer welke<br />

elementen er in de prijs begrepen zijn (art.25 AAV), wat er precies met keuring<br />

bedoeld wordt (art.27 AAV) e.d.m. Hierna lichten we enkele belangrijke bepalingen<br />

nader toe.<br />

I Aanvang van de werken<br />

Zodra de overeenkomst tussen de aanbestedende overheid en de aannemer tot<br />

stand is gekomen - m.a.w. vanaf de betekening van de toewijzingsbeslissing -<br />

moet de aanbestedende overheid de aanvangsdatum van de werken binnen een<br />

bepaalde periode vaststellen. Binnen deze periode moet niet enkel de datum<br />

van de aanvang van de werken meegedeeld worden, maar die meegedeelde<br />

datum moet zich ook binnen deze periode situeren.<br />

De periode verschilt naar gelang van de klasse van werken waarin de opdracht<br />

ondergebracht wordt. Een ‘klasse’ is een begrip uit de erkenningsreglementering<br />

(Wet van 20 maart 1991). Hoe hoger het bedrag van de uit te voeren<br />

opdracht, hoe hoger de klasse.<br />

De uitvoeringstermijn van de werken begint te lopen vanaf de meegedeelde aanvangsdatum.<br />

Er wordt dan ook verondersteld dat de werken effectief op die dag<br />

een aanvang nemen zodat de opdracht binnen de overeengekomen periode voltooid<br />

kan worden (art.28, §1, laatste lid AAV).<br />

Deze regels gelden niet voor werken die tijdens de winterperiode gegund worden<br />

en die als gevolg daarvan moeten uitgesteld worden tot het meer geschikte<br />

seizoen (art.28, §1, 1° lid AAV). Dit heeft voor gevolg dat de aannemer de aanbestedende<br />

overheid niet kan verwijten geen aanvangsbevel te betekenen indien<br />

de aanbestedende overheid dit op basis van weerkundige omstandigheden kan<br />

verantwoorden.<br />

Werken van klasse 1 t.e.m.5<br />

De aanvang van de werken moet vastgesteld worden tussen de 15° en de 45°<br />

kalenderdag volgend op de dag van de kennisgeving van de gunning (art.28,<br />

§1, 1°, a, AAV).<br />

Werken van klasse 6 of hoger, of werken van een lagere klasse dan klasse 5<br />

voor zover krachtens het bestek, bijzondere technieken en materialen aangewend<br />

moeten wor d e n.<br />

De aanvang van de werken moet vastgesteld worden binnen de 30° en de 60°<br />

kalenderdag volgend op de dag van de kennisgeving van de gunning.<br />

Ongeacht de klasse waarin het werk wordt ingedeeld, moeten er in de regel minstens<br />

15 kalenderdagen verlopen tussen de brief waarin de aanvang van de werken<br />

vermeld wordt en de opgelegde aanvangsdatum (art.28, §1, 1°, 2° lid).<br />

Deze ‘wachtperiode’ geldt niet in geval van - gemotiveerde - dringende noodzakelijkheid<br />

of voor elke andere dan de eerste fase van eenzelfde opdracht.<br />

Concreet betekent dit bv. voor werken van klasse 5 dat de aanvangsdatum van<br />

de werken ten laatste de 30° kalenderdag na de kennisgeving van de gunning<br />

moet betekend zijn en dat de effectieve aanvangsdatum 15 kalenderdagen na<br />

deze betekening moet vastgesteld zijn.


II Rechten van de aannemer bij laattijdige kennisgeving<br />

Indien de aanbestedende overheid de aanvang van de werken niet binnen 45<br />

(klasse 5 en lager) respectievelijk 60 dagen (werken vanaf klasse 6) meegedeeld<br />

heeft, of de aanvangsdatum buiten die periode vastgesteld heeft, heeft de aannemer<br />

het recht de overeenkomst te verbreken en/of schadevergoeding te<br />

eisen.<br />

De aannemer moet in dat geval uiterlijk 30 kalenderdagen na de 45° (of 60°)<br />

dag via een aangetekende brief aan de aanbestedende overheid melden dat de<br />

overeenkomst wordt verbroken en/of dat hij schadevergoeding van de aanbestedende<br />

overheid eist (art.28, §1, 1°, 3° lid AAV).<br />

Een aanvangsbevel kan eventueel herroepen worden, maar de termijnen waarbinnen<br />

de aanvang van de werken zich moet situeren blijven doorlopen.<br />

De aanbestedende overheid kan altijd in onderling akkoord met de aannemer<br />

afspreken dat de feitelijke aanvangsdatum buiten de in de AAV bepaalde periodes<br />

vastgesteld wordt.<br />

III Bijsturingen tijdens de uitvoering van de opdracht<br />

A Definitie<br />

De aanbestedende overheid kan tijdens de uitvoering van de opdracht beslissen<br />

de opdracht te wijzigen. Het kan dan gaan om toevoegingen (bijkomende werken<br />

t.g.v. wijzigingen), weglatingen (voorziene werken aan de aanneming onttrekken)<br />

of wijzigingen (wijzigingen die geen toevoegingen zijn) (art.42, §1<br />

AAV).<br />

Deze bijsturingen geven aanleiding tot verrekeningen (art.44, §1 AAV).<br />

De betaling van deze verrekeningen wordt op dezelfde wijze aangevraagd als<br />

deze die geldt voor de voorziene uitgevoerde werken.<br />

Theoretisch zijn prijsherzieningen en de afrekening van vermoedelijke hoeveelheden<br />

geen verrekeningen. In beide gevallen gaat het immers om de loutere uitvoering<br />

van de bestaande overeenkomst. Ze worden wel vaak ten aanzien van<br />

de budgettaire controleorganen als zodanig voorgesteld als algemene noemer<br />

om een bijkomende vastlegging op de in de begroting voorziene kredieten<br />

mogelijk te maken.<br />

Het bestek kan nochtans bepalen dat prijsherzieningen aanleiding geven tot verrekeningen<br />

(art.44, §2 AAV). In dat geval geldt tevens de vervaltermijn bepaald<br />

in art.44, §2 AAV.<br />

B Verplichting tot uitvoering<br />

De aanbestedende overheid geeft een schriftelijk bevel tot uitvoering van deze<br />

bijsturingen. De opdrachtnemer is verplicht deze bijsturingen uit te voeren, tenminste<br />

voor zover er een samenhang is met de oorspronkelijke opdracht.<br />

Deze verplichting vervalt zodra de totale waarde van deze ‘bijwerken’ (toevoegingen<br />

en wijzigingen) meer dan 50% van de oorspronkelijke aannemingssom<br />

bereikt. Een geschreven ‘bevel’ kan ook geformaliseerd zijn door middel van<br />

een bijakte, of - voor minder belangrijke wijzigingen - door een vermelding in<br />

het dagboek der werken of in een brief afkomstig van de aannemer die een door<br />

de aanbestedende overheid mondeling gegeven bevel bevestigt. In deze documenten<br />

moet tevens bepaald worden of de uitvoeringstermijn voor de werken<br />

al dan niet verlengd wordt.<br />

Toevoegingen<br />

Weglatingen<br />

Wijzigingen<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

197


198<br />

C Bepaling van de prijzen<br />

De toevoegingen, weglatingen of wijzigingen worden verrekend aan de hand<br />

van de eenheidsprijzen die in de offerte bepaald zijn (art.42, §2, 1° lid AAV).<br />

In uitzonderlijke gevallen kan zowel de aanbestedende overheid als de aannemer<br />

een herziening van de oorspronkelijke eenheidsprijzen vragen (art.42, §2, 2° lid<br />

en §3 AAV).<br />

Indien er voor bepaalde toevoegingen of wijzigingen geen eenheidsprijzen in de<br />

offerte opgenomen zijn, worden ze in onderling overleg bepaald. De aannemer<br />

is echter altijd verplicht de werken zonder onderbreking voort te zetten, ook al<br />

bereiken de partijen voorlopig geen akkoord over deze nieuwe eenheidsprijzen.<br />

Om de betalingen niet in het gedrang te brengen kan de aanbestedende overheid<br />

tot ambtshalve vaststelling van de prijzen overgaan, onder voorbehoud van<br />

alle rechten van de aannemer (art.42, §3 AAV).<br />

D Forfaitaire schadevergoeding<br />

Indien op het einde van de opdracht blijkt dat al deze verrekeningen leiden tot<br />

een vermindering van de oorspronkelijke aannemingssom, dan heeft de aannemer<br />

recht op een forfaitaire schadevergoeding van 10% op het bedrag van deze<br />

vermindering. Deze schadeloosstelling is niet automatisch verworven: ze moet<br />

uitdrukkelijk aangevraagd worden (art.42, §4 AAV).<br />

III De oplevering van de werken<br />

A De voorlopige oplevering<br />

Binnen de 15 kalenderdagen na de datum waarop het werk klaar moet zijn - volgens<br />

de vooropgestelde uitvoeringstermijn en voor zover de resultaten van<br />

bepaalde keuringen gekend zijn (cfr. art.12 en art.27 AAV) - moet de aanbestedende<br />

overheid een proces-verbaal van voorlopige oplevering (of weigering<br />

ervan) opmaken (art.43, §2, 1° lid AAV). De aannemer hoeft de voorlopige<br />

oplevering dus niet uitdrukkelijk aan te vragen.<br />

De aannemer moet bij het nazicht aanwezig zijn of moet ten minste 7 kalenderdagen<br />

vóór de dag vastgesteld voor de opmaak van het PV van voorlopige<br />

oplevering, opgeroepen worden (art.43, §4 AAV). Het nazicht gaat de oplevering<br />

(d.i. de eenzijdig bepaalde eindconclusie van de aanbestedende overheid)<br />

vooraf.<br />

Bij het overschrijden van hogergenoemde termijn van 15 kalenderdagen, is de<br />

aanbestedende overheid verplicht boetes te betalen, als de oorzaak van de overschrijding<br />

aan haar te wijten is (art.43, §2, 4° lid AAV).<br />

Indien het werk eerder voltooid is, is het de aannemer die het initiatief moet<br />

nemen. Hij moet de aanbestedende overheid uitdrukkelijk vragen - via een aangetekend<br />

schrijven - om over te gaan tot het opstellen van een PV van voorlopige<br />

oplevering (art.43, §2, 2° lid AAV). De aannemer moet op dezelfde wijze<br />

handelen indien het werk later dan op de datum die op grond van de uitvoeringstermijn<br />

voorzien was, voltooid wordt.


1)<br />

2)<br />

3)<br />

1)<br />

2)<br />

3)<br />

Bij de voorlopige oplevering kunnen zich de volgende situaties voordoen:<br />

Het werk wordt geweiger d<br />

Er wordt een PV van verwerping van de voorlopige oplevering gemaakt. In<br />

sommige gevallen zal de aannemer verplicht worden het werk geheel of gedeeltelijk<br />

te slopen en herop te bouwen.<br />

Het werk is grotendeels aanvaardbaar<br />

In dat geval zijn er twee mogelijkheden:<br />

a) De kleine gebreken zullen tijdens de waarborgperiode hersteld worden.<br />

Er wordt dan een PV van aanvaarding opgesteld met vermelding van de<br />

afspraken tot herstel van de kleine gebreken. T.a.v. dergelijke gebreken<br />

wordt dus in het PV een voorbehoud geformuleerd.<br />

b) De kleine gebreken worden niet hersteld. Er wordt een PV van aanvaarding<br />

opgesteld waarbij de aanbestedende overheid beslist de oplevering te<br />

aanvaarden onder beding van een korting wegens minderwaarde.<br />

Het werk is volledig aanvaardbaar<br />

Er wordt een PV van aanvaarding opgesteld.<br />

B De definitieve oplevering<br />

Binnen 15 kalenderdagen vóór de dag waarop de waarborg t e rmijn verstrijkt,<br />

moet de aanbestedende overheid een PV van definitieve oplevering opstellen. De<br />

aannemer is dus niet verplicht de aanbestedende overheid hierom te verz o e k e n .<br />

Bij de definitieve oplevering kunnen zich de volgende situaties voordoen:<br />

Het werk wordt geweiger d<br />

De aanbestedende overheid is niet tevreden over het werk: er wordt een PV van<br />

weigering opgesteld. De waarborgperiode blijft lopen en de aannemer moet<br />

nadien uitdrukkelijk de definitieve oplevering aanvragen (art.43, §3, 2° lid<br />

AAV).<br />

Het werk is grotendeels aanvaardbaar<br />

Er blijven nog enkele kleinere, niet te verhelpen gebreken over. Er wordt toch<br />

een PV van definitieve oplevering opgesteld. De aanbestedende overheid beslist<br />

dan de oplevering te aanvaarden onder beding van korting wegens minderwaarde.<br />

Het werk is volledig aanvaardbaar<br />

Het werk heeft de waarborgperiode bevredigend doorstaan. Er wordt een PV<br />

van definitieve oplevering opgesteld.<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

199


200<br />

Deel III<br />

SPECIFIEKE BEPAL<strong>IN</strong>GEN VOOR<br />

EEN OPDRACHT VAN LEVER<strong>IN</strong>GEN<br />

I Leveringstermijnen<br />

Een leveringstermijn wordt uitgedrukt in een aantal kalender- of werkdagen<br />

(-weken, -maanden) of in een termijn van datum tot datum: de exacte begin- en<br />

einddatum worden opgegeven (art.52, §3 AAV).<br />

Wordt de termijn in werkdagen uitgedrukt, dan moet men rekening houden<br />

met de dagen die niet als werkdagen worden beschouwd (art.52, §3, 1° lid<br />

AAV). Ook voor een uitvoeringstermijn uitgedrukt in kalenderdagen mogen de<br />

verlopen kalenderdagen tijdens de jaarlijkse sluiting niet meegerekend worden,<br />

tenzij de uitvoeringstermijn een gunningscriterium is (art.52, §3, 1°, laatste lid<br />

AAV).<br />

De leveringstermijn vangt aan de dag na de betekening van de gunning indien<br />

uit de betekening duidelijk blijkt dat samen met de betekening ook een bestelling<br />

wordt geplaatst. ‘Betekenen’ van een gunning kan zowel via een telefaxbericht<br />

als via een al dan niet aangetekend schrijven. De leveringstermijn kan ook<br />

aanvangen op de dag van de bestelling indien het bestek afzonderlijke bestelbrieven<br />

voorzien heeft (art.52, §3, 2° AAV).<br />

II Leveringsplaats<br />

De goederen worden op de in het bestek vermelde plaats geleverd (art.55, §1<br />

AAV). Toch kan de aanbestedende overheid eisen dat ze op een andere plaats<br />

geleverd worden. De extra vervoerkosten en de extra laad- en loskosten komen<br />

ten laste van de aanbestedende overheid.<br />

Ook de risico’s van het bijkomend transport (bv. beschadiging t.g.v. een ongeval)<br />

moeten door de aanbestedende overheid gedragen worden.<br />

III Leveringslijst of factuur<br />

Bij iedere levering moet een lijst in vijfvoud opgemaakt worden met onder meer<br />

volgende vermeldingen: specificatie en hoeveelheid van de goederen, nummer<br />

van het bestek, datum van het sluiten van de overeenkomst of datum van de<br />

bestelling, nummer van het perceel (art.55, §2, 1° lid AAV).<br />

Deze lijst moet uiterlijk op de dag van de verzending (of levering) van de goederen<br />

bezorgd worden aan de aanbestedende overheid. Deze leveringslijst mag<br />

vervangen worden door een factuur met dezelfde vermeldingen (art.55, §2, 2°<br />

lid AAV).<br />

IV Controle van de levering en voorlopige oplevering<br />

A Algemene regeling<br />

De controle van de levering gebeurt op de plaats van de levering. De datum van<br />

aankomst en de vaststellingen van eventuele beschadigingen worden in een PV<br />

opgenomen of eventueel vermeld op de leveringslijst of de factuur (art.55, §4<br />

AAV).


1)<br />

2)<br />

Het nazicht moet binnen een periode van 15 kalenderdagen gebeuren. Deze<br />

termijn neemt een aanvang de dag volgend op de dag van de levering, voor<br />

zover de aanbestedende overheid in het bezit is van een leveringslijst of factuur<br />

(art.55, §4, 2° lid AAV). Binnen dezelfde periode moet de opdrachtnemer in<br />

kennis gesteld worden van de resultaten van dit nazicht.<br />

Uiterlijk 15 kalenderdagen na de levering wordt een PV van oplevering of weigering<br />

van oplevering opgesteld (art.57, §1, 1°lid AAV). In de regel gebeurt dit<br />

op de plaats van de levering. Bij het overschrijden van deze termijn van<br />

15 kalenderdagen door de schuld van de aanbestedende overheid kan er toch<br />

nog een PV van aanvaarding of weigering van oplevering opgesteld worden.<br />

De aanbestedende overheid is dan wel een boete verschuldigd ten belope van<br />

0 . 07% op de bedragen waarvan de betaling afhankelijk is van de voorlopige oplevering<br />

(met een plafond van 5% berekend op deze bedragen) ( a rt.57, §2 AAV ).<br />

B Afwijkende regeling<br />

Het bestek kan één van de volgende afwijkende wijzen van oplevering bepalen<br />

(art.57, §1, 2° lid AAV): enerzijds de procedure van de dubbele voorlopige<br />

oplevering en anderzijds de procedure van de volledige voorlopige oplevering<br />

op de plaats van de levering.<br />

De dubbele voorlopige oplevering<br />

De ‘dubbele’ voorlopige oplevering (art.58 t.e.m. art.60 AAV) geeft aan dat de<br />

voorlopige oplevering in twee fazen gebeurt:<br />

- een - gedeeltelijke - voorlopige oplevering op de plaats van de fabricage<br />

- een - volledige - voorlopige oplevering op de plaats van de levering<br />

Iedere gedeeltelijke voorlopige oplevering op de plaats van de fabricage moet<br />

door de leverancier aangevraagd worden. Binnen 30 kalenderdagen na deze aanvraag<br />

moet de aanbestedende overheid de gedeeltelijke voorlopige oplevering<br />

op de plaats van de fabricage toestaan of weigeren (art.58, §2, 3° lid AAV).<br />

Deze termijn bedraagt 60 kalenderdagen indien krachtens de besteksbepalingen<br />

de tussenkomst van een laboratorium voorzien is.<br />

De leveringen die op de plaats van de fabricage aanvaard zijn, mogen verzonden<br />

worden naar de plaats van de levering. Dit moet gebeuren binnen 15 kalenderdagen<br />

na de dag waarop het bericht van aanvaarding werd betekend (art.60, §3<br />

AAV).<br />

Een laatste nazicht gebeurt na de feitelijke levering. Binnen 15 kalenderdagen<br />

volgend op de dag van de levering moet het PV van - volledige - voorlopige<br />

oplevering opgesteld worden (art.58, §3 AAV).<br />

Volledige voorlopige oplevering op de plaats van de levering<br />

In dit geval is er geen keuring op de plaats van de fabricage; er is wel een keuring<br />

op de plaats van de levering. Een keuring kan bv. bestaan in het uitvoeren<br />

van specifieke proeven.<br />

Indien de voorlopige oplevering geheel op de plaats van de levering plaatsvindt,<br />

beschikt de aanbestedende overheid over 30 kalenderdagen voor haar onderzoek<br />

en voor de mededeling van de aanvaarding of de verwerping van de levering<br />

(art.61, §1 AAV). In die termijn zijn de 15 kalenderdagen begrepen die in<br />

art.55, §4 AAV voorzien zijn. De termijn gaat in op de dag nà de dag waarop<br />

de goederen geleverd werden, voor zover de aanbestedende overheid beschikt<br />

over de leveringslijst of de factuur.<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

201


202<br />

zie blz. 194<br />

V Definitieve oplevering<br />

De definitieve oplevering heeft plaats na het verstrijken van de waarborgtermijn.<br />

Deze termijn bedraagt één jaar, tenzij het bestek een andere termijn bepaald<br />

heeft (art.64 AAV).<br />

De definitieve oplevering gebeurt stilzwijgend indien de levering gedurende de<br />

waarborgtermijn geen aanleiding tot klachten gegeven heeft. Is dit het geval<br />

geweest, dan wordt er een PV van definitieve oplevering of weigering ervan<br />

opgemaakt binnen de 15 kalenderdagen voorafgaand aan het verstrijken van de<br />

waarborgtermijn. Indien de aanbestedende overheid de definitieve opleve -<br />

ring wil weigeren dan moet ze het PV van weigering tijdig verstur en!<br />

Ieder bezwaar tegen de beslissing van de aanbestedende overheid inzake oplevering<br />

moet ingediend worden bij aangetekende brief uiterlijk de 15° kalenderdag<br />

na de dag van de brief (de postdatum geldt als bewijs) die de kennisgeving<br />

van de weigering, of van de aanvaarding tegen korting wegens minwaarde, bevat<br />

(art.65 AAV).<br />

VI Verweermiddelen van de aanbestedende overheid<br />

A Boetes wegens laattijdige uitvoering<br />

Wanneer de - eventueel verlengde - uitvoeringstermijn verstreken is, is de leverancier,<br />

zonder ingebrekestelling, vertragingsboetes verschuldigd t.b.v. 0.07%<br />

per kalenderdag vertraging. Die boete kan maximaal 5% bedragen van de waarde<br />

van de te laat geleverde goederen.<br />

Opdat de boete zou aangerekend worden moet ze wel minstens 2.000Bfr per<br />

opdracht bedragen (art.66, §1, 1° en 2° AAV).<br />

Bij een uitvoering van de opdracht in gedeelten wordt iedere gedeeltelijke levering<br />

(bv. via bestelbon) als een afzonderlijke opdracht beschouwd. Voor elk van<br />

deze opdrachten is er m.a.w. een aparte uitvoeringstermijn en een apart bedrag<br />

waarop de boete eventueel berekend wordt (art.66, §1, 3° AAV).<br />

B Maatregelen van ambtswege<br />

Wat precies onder maatregelen van ambtswege verstaan moet worden, werd<br />

reeds eerder toegelicht.<br />

De meerkosten worden berekend op de leveringen die deze leverancier moest<br />

uitvoeren en die in eigen beheer uitgevoerd werden of bij een derde besteld werden<br />

en geleverd werden (art.66, §2, 1° AAV).<br />

De boetes voor laattijdige uitvoering blijven ten laste van de in gebreke gestelde<br />

leverancier lopen tot de datum van de levering en uiterlijk tot het verstrijken<br />

van de termijn voor de uitvoering van ambtswege (art.66, §2, 2° lid).<br />

Er worden administratieve kosten voor het organiseren van een opdracht voor<br />

rekening aangerekend t.b.v. 1% van de oorspronkelijke aannemingssom. Die<br />

kosten bedragen maximum 400.000Bfr (art.66, §2, 4° AAV).


SPECIFIEKE BEPAL<strong>IN</strong>GEN VOOR<br />

EEN OPDRACHT VAN DIENSTEN<br />

I Minimale hoeveelheden<br />

Indien het bestek een forfaitaire hoeveelheid of een minimumafname vermeldt,<br />

verwerft de dienstverlener het recht op deze diensten bij de betekening van de<br />

gunning van de opdracht. De fasering van deze prestaties wordt in het bestek<br />

bepaald (art.69, §1 AAV).<br />

Indien het bestek één of meerdere gedeeltelijke bestellingen voorschrijft, zijn de<br />

uitvoering en het recht op deze bestellingen afhankelijk van de betekening van<br />

elk van deze bestellingen (art.69, §2 AAV).<br />

II Uitvoeringstermijnen<br />

Een uitvoeringstermijn kan uitgedrukt worden in een aantal kalender- of werkdagen<br />

(-weken, -maanden) of in een termijn van datum tot datum: de exacte<br />

begin- en einddatum wordt opgegeven (art.69, §3 AAV).<br />

Is de termijn in werkdagen uitgedrukt dan moet men rekening houden met de<br />

dagen die niet als werkdagen worden beschouwd (art.69, §3, 1° lid AAV). Ook<br />

voor een uitvoeringstermijn uitgedrukt in kalenderdagen mogen de verlopen<br />

kalenderdagen tijdens de jaarlijkse sluiting niet meegerekend worden, tenzij de<br />

uitvoeringstermijn een gunningscriterium is (art.69, §3, laatste lid AAV).<br />

De uitvoeringstermijn vangt aan de dag volgend op de betekening van de gunning<br />

indien uit de betekening duidelijk blijkt dat samen met de betekening ook<br />

een bestelling geplaatst wordt. De uitvoeringstermijn kan ook aanvangen op de<br />

dag van de bestelling indien het bestek afzonderlijke bestelbrieven bepaald heeft<br />

(art.69, §4 AAV). De datum van een telefaxbericht kan als bewijs voor de vertrekdatum<br />

gelden voor zover dit bericht onverwijld bij aangetekend schrijven<br />

bevestigd wordt.<br />

III Plaats van de dienstverlening<br />

In de regel zal het bestek bepalen waar de dienst verleend moet worden (art.70,<br />

§1 AAV). Toch kan de aanbestedende overheid eisen dat de diensten op een<br />

andere plaats geleverd worden. De bijkomende kosten die hieruit zouden voortvloeien<br />

moeten dan wel door de aanbestedende overheid gedragen worden.<br />

Bepaalt het bestek helemaal geen plaats voor de dienstverlening, dan laat de<br />

dienstverlener uiterlijk 15 kalenderdagen na de betekening van de gunningsbeslissing<br />

weten waar de diensten verleend zullen worden (art.70, §2 AAV).<br />

IV Oplevering<br />

Binnen 15 kalenderdagen volgend op de dag vastgesteld voor de afwerking van<br />

het geheel van de diensten wordt er een PV van oplevering of van weigering van<br />

oplevering opgesteld door de aanbestedende overheid (art.74, §2 AAV).<br />

Indien de diensten worden beëindigd vóór of na deze datum, dan moet de<br />

dienstverlener bij aangetekende brief zelf om de oplevering verzoeken (art.74,<br />

§2, 2° lid AAV).<br />

Deel IV<br />

KB 26 september 1996 - AAV<br />

203


204<br />

zie blz. 194<br />

Bij een oplevering van diensten vallen de voorlopige en definitieve oplevering<br />

samen tenzij het bestek een afwijkende bepaling zou bevatten (art.74, §2, laat -<br />

ste lid AAV).<br />

De termijn van 15 kalenderdagen wordt vervangen door een termijn van<br />

30 kalenderdagen indien de opdracht het opstellen van plannen, verslagen of<br />

andere soortgelijke stukken behelst (art.74, §2, 3°lid AAV). Allicht worden<br />

hiermee de diensten bedoeld die geformaliseerd worden in bepaalde documenten:<br />

studierapporten, analyseverslagen, documentatie bij de ontwikkelde maatsoftware<br />

e.d.m.<br />

V Verweermiddelen van de aanbestedende overheid<br />

A Boetes wegens laatijdige uitvoering<br />

Wanneer de - eventueel verlengde - u i t v o e r i n g s t e rmijn verstreken is, is de dienstverlener,<br />

zonder ingebrekestelling, vertragingsboetes verschuldigd t.b.v. 0.07%<br />

per kalenderdag vertraging. Dit bedrag kan maximaal oplopen tot 5% van de<br />

waarde van de te laat gepresteerde diensten.<br />

Opdat de boete zou aangerekend worden moet ze wel minstens 2.000Bfr per<br />

opdracht bedragen (art.75, §1, 1° en 2° AAV).<br />

Bij een uitvoering van de opdracht in gedeelten wordt iedere gedeeltelijke prestatie<br />

(bv. via bestelbon) als een afzonderlijke opdracht beschouwd. Voor elk van<br />

deze opdrachten is er m.a.w. een aparte uitvoeringstermijn en een apart bedrag<br />

waarop de boete eventueel zal berekend worden (art.75, §1, 3° en 4° AAV).<br />

B Maatregelen van ambtswege<br />

Wat precies onder maatregelen van ambtswege verstaan moet worden, werd<br />

reeds vroeger toegelicht.<br />

De meerkosten worden berekend op de diensten die deze dienstverstrekker<br />

moest uitvoeren en die door de derde in zijn plaats werkelijk uitgevoerd worden<br />

(art.75, §2, 1° AAV).<br />

De boetes voor laattijdige uitvoering blijven ten laste van de ingebreke gestelde<br />

dienstverlener tot de datum van de beëindiging van de opdracht of tot het verstrijken<br />

van de termijn voor de uitvoering van ambtswege.<br />

Er worden kosten voor het organiseren van een opdracht voor rekening aangerekend<br />

t.b.v. 1% van de oorspronkelijke aannemingssom. Die kosten bedragen<br />

maximum 400.000Bfr (art.75, §2, 3° AAV).


SCHEMATISCHE OVERZICHTEN<br />

205


206<br />

Toepassingsgebied van de wet


Chronologisch verloop van de gunningsprocedure<br />

207


208


Aankondigingsverplichtingen - Werken<br />

209


210<br />

Aankondigingsverplichtingen - Leveringen


211


212


Aankondigingsverplichtingen - Diensten van Bijlage 2A Diensten van Bijlage 2B<br />

213


214


Minimumtermijnen voor alle opdrachten<br />

215


216


NUTTIGE ADRESSEN<br />

217


218<br />

•<br />

•<br />

•<br />

Noot:<br />

NUTTIGE ADRESSEN<br />

Bulletin der Aanbestedingen (BDA)<br />

Belgisch Staatsblad<br />

Leuvensesteenweg 40-42<br />

1000 Brussel<br />

tel: 02/552 22 11<br />

fax: 02/511 01 84<br />

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (PEG)<br />

Supplement op het Publicatieblad van de EG<br />

Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen<br />

2, Rue Mercier<br />

L-2985 Luxemburg<br />

tel: +352/29 29 420 10<br />

fax: +352/29 29 426 70<br />

Deposito- en consignatiekas<br />

Wetstraat 71<br />

1040 Brussel<br />

centraal tel: 02/233 78 61<br />

solidaire borg: 02/233 78 46<br />

waarborg in speciën: 02/233 78 62<br />

waarborg in effecten: 02/233 78 63<br />

fax: 02/233 70 87<br />

Een borgtocht in speciën moet altijd overgeschreven worden op de postrekening<br />

van de Deposito- en Consignatiekas. Het heeft bijgevolg geen enkele zin<br />

dat de deponent zich met een cheque of met contant geld aanmeldt bij de D/Ckas.


COLOFON<br />

Samenstelling:<br />

Werkgroep overheidsopdrachten:<br />

Departement Coördinatie, Administratie Kanselarij en Voorlichting<br />

Departement Algemene Zaken en Financiën, administratie Personeelsontwikkeling<br />

Auteur:<br />

Jan Vermander, inspecteur van Financiën<br />

Verantwoordelijke uitgever:<br />

Jos Van Rillaer, directeur-generaal a.i.<br />

Grafische vormgeving:<br />

Fabienne van Haelst<br />

Signs & Structures, Antwerpen<br />

Depotnummer:<br />

Depotnummer: D/1997/3241/109<br />

Druk:<br />

Drukkerij Roels<br />

© Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap<br />

Jan Vermander, inspecteur van Financiën<br />

“Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door<br />

middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch, op geluidsband of op welke<br />

andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur”<br />

Uitgave 1997<br />

Prijs:<br />

1.000 Bfr<br />

Besteladres:<br />

Departement Coördinatie, Administratie Kanselarij en Voorlichting,<br />

Afdeling Communicatie en Ontvangst<br />

Boudewijnlaan 30<br />

1000 Brussel<br />

Tel: 02/507 55 81<br />

Fax: 02/507 55 79<br />

ministerie van de Vlaamse Gemeenschap<br />

departement Algemene Zaken en Financiën<br />

administratie Personeelsontwikkeling<br />

afdeling Vorming

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!