HOE DE FOETUS REAGEERT OP STRESS VAN DE MOEDER Hoe ...

HOE DE FOETUS REAGEERT OP STRESS VAN DE MOEDER Hoe ... HOE DE FOETUS REAGEERT OP STRESS VAN DE MOEDER Hoe ...

03.09.2013 Views

onverwachts en houdt graag de controle. Ze kan niet tegen beperkingen. Ze voelt zich van jongsaf aan een buitenbeentje, houdt afstand omdat mensen haar niet begrijpen, wat problemen in de buitenwereld geeft. Ze voelt dit als benauwenis en durft niet ‘open te gaan’. Ze voelt onmacht - wat ze als een tekortkoming van haarzelf ervaart - omdat ze de juiste woorden niet vindt. C vertelt dat er laatst iets voorviel waardoor ze letterlijk in een cirkel wegkroop. Ik trok echt mijn benen op en legde mijn hoofd erop, maakte mij rond. Ze verkrampte in haar buik. Ze kon haar manier van denken niet duidelijk maken. Ze loopt altijd aan de rand van de groep, nooit in de groep. Ze beschermt haar voorkant, omdat ze zo het gevoel heeft dat ze haar emoties afschermt, zodat men haar niet kan raken Conclusies De reactie van C in de baarmoeder heeft duidelijk doorgewerkt in het leven. C heeft van jongs af aan problemen met haar ademhaling. C beschermt bij moeilijke situaties haar voorkant, net als in de baarmoeder. Ze voelt zich een buitenbeentje; in de baarmoeder weet ze niet of ze wel welkom is. Uit de sessies die ik met haar heb gedaan, bleek dat ze nog steeds moeilijk met haar emoties om gaat. Ze houdt graag alles onder controle. In de baarmoeder wil C de paniek van de moeder niet voelen en ze bouwt een schild van rood licht om zich heen. In het vorig leven verdwijnt ze in de zee. Als je het als een metafoor bekijkt: de zee staat voor het onbewuste en C wil niet wil weten wie ze is (onbelichaamd) en wie daar nog ligt. Er kwamen ook postulaten naar boven tijdens de sessie naar het vorig leven: ik voldoe niet aan de verwachtingen en ik ben niet goed genoeg. Het gaat mis, de eerste woorden die C opving, met daarna het geschud aan haar, kunnen deze postulaten hebben geactualiseerd. In het levensplan hoorde dat C dit in de baarmoeder meemaakte. Dit verbond haar en legde de basis van haar ademhalingsproblemen, zodat ze leert de uitwisseling tussen binnen en buiten te hanteren. Enkele weken na de sessies heeft ze meer rust. Er worden dingen duidelijker, waardoor er nieuwe vragen opkomen. Met haar schouder gaat het beter. Ze had de hele middag in de tuin gewerkt zonder last. In gesprekken neemt ze nu het woord, waar ze eerst alleen maar luisterde vanwege angst wat te zeggen. Ze was in een groep en zette zichzelf niet aan de kant. Samenvatting van het incarnatieproces C1: In onbelichaamde toestand ervaart ze zich als een stofje. Er is geen ervaring van overleg. Ze gaat vrijwillig. Voordat ze zich verbindt bij drie á vier maanden is ze om de moeder heen. Dit is niet meteen na de conceptie, ze komt wat later. Bij vijfenhalve maand bij de stress-ervaring van de moeder, wil ze eruit, maar dat gaat niet meer. C2 ervaart zichzelf als licht in licht en ruimte. Ze stribbelt tegen omdat ze angst heeft, er is vaag iemand bij haar aanwezig. Ze gaat vrijwillig. Vanwege de spanning bij haar moeder vindt ze het niet fjn in de baarmoeder. Ze is om de moeder heen en gaat ze er pas aan het eind van de zwangerschap, bij negen maanden, defnitief in. C3: Er is overleg met een oudere man. Ze zweeft langzaam naar haar moeder, en voelt ze zich vrij, los en optimistisch. Vanaf twee maanden gaat ze er af en toe in, dit doet ze om de band met haar moeder te versterken, omdat haar moeder erover denkt haar kind af te staan bij de geboorte. Ze verbindt zich defnitief met drieënhalve maand. Daarvoor is ze rond haar moeder. Bij haar geboorte krijgt ze een duwtje tussen haar schouderbladen, met de mededeling dat ze het toch moet doen. C4 ervaart een blauwgroene licht-omgeving. Er is geen overleg en ze gaat vrijwillig. Ze verbindt zich bij zes weken. Zweeft daarna in een grote donkere ruimte waarin zij zelf klein is. Is ook om de moeder heen en bij acht maanden defnitief verbonden. C5 ervaart een heerlijk relaxte omgeving. De aarde voelt zwaar en ze heeft daarom geen zin. Als ze haar levensplan heeft gehoord van haar hogere zelf gaat ze vrijwillig, ze wil dan zelfs graag. Ze maakt contact met de foetus bij zes weken. Dit doet ze op afstand; ze verzegelt haar plek. Ze is dan wel verbonden, maar kan nog overal naartoe en ervaart zich één met de ruimte. Bij drie maanden gaat ze er voor het eerst in. Bij tweeëntwintig weken verbindt ze zich defnitief. C6 ervaart licht, vooral in combinatie met kleuren, een warme gloed overheerst. Hij ziet er tegenop te incarneren. Hij ervaart dat zijn kern als een bolletje in de handen ligt van een oervader die met hem het levensplan doorspreekt. Deze oervader geeft vertrouwen en daarna gaat hij vrijwillig. Hij is om de moeder als zij iemand vertelt dat ze zwanger is; ze is innerlijk strak. Daarom wil hij terug, maar dat kan niet meer. Bij anderhalf á twee maanden is hij in de foetus en kan er niet meer uit. Het is donker en hij voelt zich gedesoriënteerd. 16

C7 duikt vrij snel, vanuit een ander leven waar ze net gestorven is, een baarmoeder in. Ze is verwonderd; ze weet niet waar ze is. Weet niet wanneer ze is verbonden, maar ervaart zich nog als een stipje. Wil in de mooie vrije donkere ruimte zijn, die ze ervaart zolang ze nog niet defnitief is verbonden. Aan het eind van de zwangerschap zit ze vast. C8 ervaart een hemelsblauwe omgeving, waar warmte en acceptatie is; ze voelt zich veilig en gedragen. Wil niet naar de aarde, maar na overleg met een mooie vrouw waarmee ze vooruit kijkt, gaat ze vrijwillig, hoewel met een zwaar gevoel, vanwege het leven dat komen gaat. Ze verbindt zich bij drie maanden met de foetus. Bij vijf maanden merkt ze dat ze er niet meer uit kan. C9 ziet schemerige toestand en neemt schimmige wezens waar. Daarna ervaart ze een rustige, gele, lichte omgeving. Ze overdenkt daar wat voorbij is en wat komen gaat en hoe dat aan elkaar te passen; er komen ook aanwijzingen van buitenaf. Ze gaat niet vrijwillig, maar beseft dat het noodzaak is. Later nog aanwijzingen van haar engel. Bij drie maanden raakt ze de vrucht aan met haar hand, koestert het en gaat daarna terug naar boven. Als de foetus vierenhalve maand is, gaat ze erin en eruit. Als ze eruit is, is ze rond haar moeder. Bij zes maanden is ze defnitief verbonden, ze werd geduwd en de verankering gebeurde doordat de moeder zich tegen de tafel stootte. Dit voelde ze op haar schouders. Conclusies 1. De reacties van de foetus hebben doorgewerkt bij alle cliënten. Het was soms moeilijk duidelijk te krijgen wat van de moeder was en wat van de foetus. 2. Bij het levensplan blijkt dat wat ze in de baarmoeder meemaakten de bedoeling was, omdat de problemen die daardoor geactualiseerd werden in verband staan met hun levensopdracht. 3. Plotselinge emotionele stress komt direct binnen. Bij een plotselinge fysieke gebeurtenis van buitenaf (val van trap, stoot tegen tafel) is er eerst schrik, daarna komen de emoties pas. Wat de foetus tijdens de stress-situatie ervaart, is meestal een actualisatie van een vorig leven. 4. C7 had geen ervaring van het tussenbestaan direct voor dit leven en daarom geen levensplan. C2 en C7 hadden de meeste weerstand de baarmoeder - voor vast - in te gaan; deze cliënten hadden stress gedurende de hele regressie. Aanbevelingen 1. Wat zijn aanleidingen voor een regressie naar de prenatale fase? a. Bij diep vastzittende angsten en bij postulaten. b. Bij problemen met hun moeder. Om gekopieerd gedrag te scheiden en terug te geven wat van moeder is. c. Als ze van een bepaald probleem hun hele leven al last hebben. d. Als ze neigen zich klein te maken of zich klein te houden. Sommigen gaan zelfs in de foetushouding zitten. 2. Vraag in het voorgesprek de cliënt naar de prenatale periode. Mijn meeste cliënten gaven tijdens de sessie (levensplan) aan waarom hun probleem in de baarmoeder al begon. Je kunt dus bij de basis van een probleem komen als je in regressie naar de prenatale fase gaat. 3. Sessies naar het levensplan werken verhelderend, omdat de cliënten zelf inzien hoe de stress van de moeder tijdens de prenatale fase in hun levensplan past. Hierdoor zien cliënten hoe hun moeder hun problemen alleen maar actualiseerde, niet veroorzaakte. 4. Druk bij het doorknippen van de navelstreng de hand van de cliënt of je eigen hand op de navel en instrueer dat ze bij de derde tel los zijn van de moeder, en alles achterlaten wat van de moeder is. 17

C7 duikt vrij snel, vanuit een ander leven waar ze net gestorven is, een baarmoeder in. Ze is verwonderd; ze<br />

weet niet waar ze is. Weet niet wanneer ze is verbonden, maar ervaart zich nog als een stipje. Wil in de<br />

mooie vrije donkere ruimte zijn, die ze ervaart zolang ze nog niet defnitief is verbonden. Aan het eind van<br />

de zwangerschap zit ze vast.<br />

C8 ervaart een hemelsblauwe omgeving, waar warmte en acceptatie is; ze voelt zich veilig en gedragen. Wil<br />

niet naar de aarde, maar na overleg met een mooie vrouw waarmee ze vooruit kijkt, gaat ze vrijwillig, hoewel<br />

met een zwaar gevoel, vanwege het leven dat komen gaat. Ze verbindt zich bij drie maanden met de foetus.<br />

Bij vijf maanden merkt ze dat ze er niet meer uit kan.<br />

C9 ziet schemerige toestand en neemt schimmige wezens waar. Daarna ervaart ze een rustige, gele, lichte<br />

omgeving. Ze overdenkt daar wat voorbij is en wat komen gaat en hoe dat aan elkaar te passen; er komen<br />

ook aanwijzingen van buitenaf. Ze gaat niet vrijwillig, maar beseft dat het noodzaak is. Later nog aanwijzingen<br />

van haar engel. Bij drie maanden raakt ze de vrucht aan met haar hand, koestert het en gaat daarna terug<br />

naar boven. Als de foetus vierenhalve maand is, gaat ze erin en eruit. Als ze eruit is, is ze rond haar moeder.<br />

Bij zes maanden is ze defnitief verbonden, ze werd geduwd en de verankering gebeurde doordat de moeder<br />

zich tegen de tafel stootte. Dit voelde ze op haar schouders.<br />

Conclusies<br />

1. De reacties van de foetus hebben doorgewerkt bij alle cliënten. Het was soms moeilijk duidelijk<br />

te krijgen wat van de moeder was en wat van de foetus.<br />

2. Bij het levensplan blijkt dat wat ze in de baarmoeder meemaakten de bedoeling was, omdat de<br />

problemen die daardoor geactualiseerd werden in verband staan met hun levensopdracht.<br />

3. Plotselinge emotionele stress komt direct binnen. Bij een plotselinge fysieke gebeurtenis van<br />

buitenaf (val van trap, stoot tegen tafel) is er eerst schrik, daarna komen de emoties pas. Wat de foetus<br />

tijdens de stress-situatie ervaart, is meestal een actualisatie van een vorig leven.<br />

4. C7 had geen ervaring van het tussenbestaan direct voor dit leven en daarom geen levensplan.<br />

C2 en C7 hadden de meeste weerstand de baarmoeder - voor vast - in te gaan; deze cliënten hadden stress<br />

gedurende de hele regressie.<br />

Aanbevelingen<br />

1. Wat zijn aanleidingen voor een regressie naar de prenatale fase?<br />

a. Bij diep vastzittende angsten en bij postulaten.<br />

b. Bij problemen met hun moeder. Om gekopieerd gedrag te scheiden en terug te geven<br />

wat van moeder is.<br />

c. Als ze van een bepaald probleem hun hele leven al last hebben.<br />

d. Als ze neigen zich klein te maken of zich klein te houden. Sommigen gaan zelfs in de<br />

foetushouding zitten.<br />

2. Vraag in het voorgesprek de cliënt naar de prenatale periode. Mijn meeste cliënten gaven<br />

tijdens de sessie (levensplan) aan waarom hun probleem in de baarmoeder al begon. Je kunt dus bij de basis<br />

van een probleem komen als je in regressie naar de prenatale fase gaat.<br />

3. Sessies naar het levensplan werken verhelderend, omdat de cliënten zelf inzien hoe de stress<br />

van de moeder tijdens de prenatale fase in hun levensplan past. Hierdoor zien cliënten hoe hun moeder hun<br />

problemen alleen maar actualiseerde, niet veroorzaakte.<br />

4. Druk bij het doorknippen van de navelstreng de hand van de cliënt of je eigen hand op de navel<br />

en instrueer dat ze bij de derde tel los zijn van de moeder, en alles achterlaten wat van de moeder is.<br />

17

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!