03.09.2013 Views

HOE DE FOETUS REAGEERT OP STRESS VAN DE MOEDER Hoe ...

HOE DE FOETUS REAGEERT OP STRESS VAN DE MOEDER Hoe ...

HOE DE FOETUS REAGEERT OP STRESS VAN DE MOEDER Hoe ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>HOE</strong> <strong>DE</strong> <strong>FOETUS</strong> <strong>REAGEERT</strong> <strong>OP</strong> <strong>STRESS</strong> <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong> MOE<strong>DE</strong>R<br />

<strong>Hoe</strong> dat in het levensplan past en hoe het later doorwerkt<br />

Annette Voorbij-Luiten<br />

Voor vragen en de volledige scriptie: luiten.aem@hotmail.com<br />

Zelf heb ik lang een probleem gehad, dat uit een diepe angst voortkwam. Jaren heb ik hieraan gewerkt, maar<br />

niets hielp. Het was een ingesleten patroon dat mij telkens weer overkwam. Ook regressies hielpen niet,<br />

totdat ik in de baarmoeder terecht kwam en de grote lading er af kwam. Ik ondervond hoe een stresssituatie<br />

van mijn moeder op mij als foetus inwerkte en als een patroon doorwerkte in mijn leven.<br />

Morris Netherton meent dat het belangrijk is met de cliënt ook naar de prenatale fase te gaan, omdat er<br />

geen flter zit tussen moeder en kind. In zijn boek De geschiedenis herhaalt zich schrijft hij: De foetus neemt<br />

werkelijk alle gedachten van de moeder, alles wat tegen de moeder, door haar en in haar aanwezigheid gezegd wordt<br />

op alsof het op hem van toepassing is. Het ongeboren kind, dat op het begin van het bewuste leven wacht, wordt<br />

diepgaand beïnvloed door dit prenatale bewustzijn. Omdat er geen bewuste geest is die onderscheid maakt of<br />

interpreteert, speelt het onbewuste alle voorvallen uit vorige levens terug door de gebeurtenissen die in het leven van<br />

de moeder worden opgeroepen. Deze voorvallen scheppen de gedragspatronen van het kind. Bij de geboorte begint<br />

het kind een leven waarin het die gebeurtenissen uit voorgaande levens probeert op te lossen zonder ooit te weten<br />

welke die zijn.<br />

Ik heb geprobeerd duidelijk te krijgen enerzijds wat van de foetus was en anderzijds wat van de moeder,<br />

zodat wat van de moeder was, achter kon blijven bij het doorknippen van de navelstreng. Omdat moeder en<br />

foetus zo verweven zijn met elkaar, konden sommigen moeilijk onderscheiden wat van de moeder was of<br />

van henzelf, maar anderen wisten dit duidelijk aan te geven. Ik heb het steeds over de foetus, maar eigenlijk<br />

noem je de vrucht de eerste drie maanden van de zwangerschap een embryo.<br />

In totaal heb ik bij negen cliënten gemiddeld drie sessies gedaan. Ik ging met ze naar:<br />

de baarmoeder,<br />

dit leven (niet genoteerd),<br />

het vorige leven,<br />

het levensplan, door naar het tussenbestaan te gaan en contact te maken met hun ziel.<br />

Alles wat cursief is, is letterlijk overgenomen uit sessies.<br />

Achtergrond cliënten<br />

Aan dit onderzoek hebben acht vrouwen en een man meegewerkt, leeftijd variërend van eenenveertig tot<br />

zesenzestig jaar. Zes komen uit een gezin van vijf kinderen of meer, twee uit een gezin van twee kinderen en<br />

een is enig kind. Vier zijn gescheiden, vier gehuwd en een samenwonend. Allemaal hebben ze kinderen.<br />

Opvallend is dat ze allemaal werken of hebben gewerkt met mensen in een dienstverlenende functie: Vijf<br />

daarvan hebben een baan: C2: masseuse – C4: nagelstyliste – C6: leraar Nederlands/drama – C8: yogadocent<br />

– C9: thuiszorg. De anderen hebben op dit moment geen baan buitenshuis.<br />

Motieven<br />

C1: Werkte mee omdat ze met zichzelf aan het werk was en dit haar weer verder kon helpen.<br />

C2: Nadat ze mijn oproep op een prikbord had gezien, belde ze zodra ze thuis was. Ze wilde meewerken<br />

vanwege haar problemen, haar angsten.<br />

C3: Het kon haar weer verder helpen bij haar ontplooiing..<br />

C4: Was nieuwsgierig, vooral naar het levensplan, omdat ze meer duidelijkheid wilde over de relatie met haar<br />

moeder.<br />

C5: Werkte al een tijd aan zichzelf en wilde zich verder ontwikkelen/ontplooien<br />

C6: Was nieuwsgierig.<br />

1


C7: Heb ik zelf benaderd.<br />

C8: Was benieuwd hoe het zou gaan en hoopte weer verder te komen in haar proces.<br />

C9: Was altijd al geïnteresseerd in regressie. Wist gevoelsmatig dat dit iets was wat ze moest doen.<br />

Op de vraag in het voorgesprek: hoe vind je dat je zelf in het leven staat?<br />

C1: Altijd haast gehad, is door therapieën over, nu meer in balans.<br />

C2: Realistisch, ik heb sterke, maar ook zwakke punten.<br />

C3: Gevoel dat ik afgeremd word, of mijzelf afrem, waardoor ik niet tot ontplooiing kan komen.<br />

C4: Goed, in evenwicht.<br />

C5: Gaat steeds beter, begrijp mijzelf steeds beter.<br />

C6: Weet ik niet.<br />

C7: Goed; nuchter, realistisch en romantisch; kleur de dingen graag.<br />

C8: Ik ben trots op mijzelf omdat ik al zoveel overwonnen heb om op eigen benen te kunnen staan.<br />

C9: Nieuwsgierig en impulsief.<br />

Zeven hebben specifek aan problemen gewerkt die ze als last ervaarden: vier door er voornamelijk zelf aan<br />

te werken en drie mede door hulp van buitenaf.<br />

Zeven waren al vertrouwd met regressie- en reïncarnatietherapie. Twee niet; deze waren benieuwd hoe het<br />

zou gaan en daardoor wat meer gespannen.<br />

Cliënt 1: vrouw, 54 jaar<br />

Haar moeder heeft last van paniekaanvallen. Haar moeder werkte bij haar oma. Dit was niet bepaald een<br />

vrije keus, het werd min of meer van haar geëist. De kortste weg naar oma was via een roeibootje naar de<br />

overkant. Door weer en wind liet de moeder zich met twee kleine kinderen overroeien, terwijl ze bang was<br />

voor water.<br />

Tijdens de prenatale fase<br />

De moeder heeft voor deze zwangerschap een miskraam gehad en is blij als ze merkt dat ze weer zwanger<br />

is, maar er is ook angst het kind te verliezen. C is eerst om haar moeder heen, ze twijfelt, zou ik het wel doen.<br />

Daar komt bij dat de moeder denkt dat het wel móét lukken, waardoor C als eerste indruk bij haar moeder<br />

ervaart: ik móét wel lukken! C verbindt zich met de foetus met 3 á 4 maanden. Ze ervaart de baarmoeder<br />

als ruim en vrij, waar ze lekker kan koppeltje duikelen.<br />

Stressmoment 1, vijfenhalve maand. Moeder realiseert zich dat het veel werk zal zijn; ze heeft al twee kleintjes en<br />

dan nog een derde erbij. Dit geeft angst en druk; angst dat ze het niet zal redden, het móét wel goed gaan met het<br />

kindje. C ervaart krapte. Ze wil er weer uit, maar dat kan niet.<br />

Haar moeder ruziet met haar vader. Ze hebben ruzie; ze wil dat mijn vader meer geld vraagt bij de boer, want ze<br />

heeft nog een mond te voeden. Hij doet dat niet.<br />

Moeder heeft dan een paniekaanval, vindt vader slap. C voelt de angst en druk daarvan.<br />

De foetus bevriest, trekt zich terug, houdt zich stil, reageert niet. Ze prikt niet meer met haar elleboog of<br />

trapt tegen de buikwand aan. Je houdt je angstig teruggetrokken, wilt niet meer opvallen. C voelt zich de ene keer<br />

wel thuis en de andere keer niet. Dit heeft te maken met het wel of niet goed gaan tussen haar ouders.<br />

Stressmoment 2, acht maanden. Haar moeder maakt nog steeds schoon bij haar moeder, ze durft niet voor<br />

zichzelf op te komen. Ze stapt in het bootje met haar twee kleintjes en tuimelt naar voren. De moeder gilt<br />

angstig. Reactie foetus is hetzelfde als hierboven. Je gaat in je schulp. Zoiets van: ik wil hier niets mee te maken<br />

hebben. Bij beide reacties zegt C dat het haar reactie is en niet die van haar moeder.<br />

Bij de bevalling voelt C spanning, maar het verloopt verder goed. Als ze net geboren is, zegt moeder:<br />

Gelukkig, deze is goed gelukt. Dat zet meteen druk op C om te presteren.<br />

Via in je schulp gaan en ik wil er niets mee te maken hebben komt C bij een vorig leven, waar een man ligt<br />

vastgebonden op een vlot op zee. Hij droogt uit en grote meeuwen pikken het vlees uit zijn lijf. Hij trekt zich<br />

in zichzelf terug en sterft pijnlijk. Na tien jaar als matroos op een schip gewerkt te hebben voor een karig<br />

loon, biedt een andere kapitein hem het driedubbele. Als hij ontdekt dat het piraten zijn, is het te laat eruit te<br />

stappen. Als hij niet meedoet, wordt hij geliquideerd. Voor zijn maten trekt hij zich terug, houdt zich stil. We<br />

waren sowieso allemaal gewelddadig. Als iemand een grote mond heeft wordt die neergestoken en overboord gegooid.<br />

De piraten worden overmeesterd door een marineschip.<br />

Op ik moet wel lukken en het moet wel lukken zit geen lading meer, C heeft al eerder regressies gedaan.<br />

2


Levensplan<br />

Haar opdracht is: confronteren en naar buiten treden. Als mensen mij onder de voet lopen moet ik ze<br />

confronteren. Cliënte heeft een aaneenschakeling van vrouwelijke levens achter haar liggen waarin ze<br />

onderdrukt werd en niet voor zichzelf opkwam.<br />

Als ik naar een belangrijk vermogen vraag wat ze meeneemt uit vorige levens, antwoordt ze: ..dat ze zich<br />

goed klein kan maken., kan voegen naar anderen.<br />

Dat vind je een belangrijk vermogen? Ja, als je onderdanig moet zijn.<br />

Op de vraag of de stress van de moeder in de baarmoeder in het levensplan past, antwoordt ze: Ja, want in<br />

die baarmoeder ben ik teruggetrokken en de oppositie van deze pool is confronteren. Cliënte heeft zich al eerder<br />

met deze moeder verbonden, maar is toen bij drieënhalve maand weggegaan. Dat werd de miskraam die<br />

hierboven is genoemd. De moeder was paniekerig en het zou voor de cliënte een gecompliceerd leven<br />

worden. Toch besluit ze terug te gaan … om angst te overwinnen en vanuit de essentie te kunnen leven; van<br />

daaruit te groeien.<br />

Doorwerking in het leven<br />

Tijdens het voorgesprek antwoord C op de vraag: Is er iets in je leven dat je als een last of hinder ervaart?<br />

Ik trek me terug, ga als een gewond dier mijn wonden likken. Daar is nog niet zoveel in veranderd, want dan moet ik<br />

confronteren en dat durf ik nog niet. Het terugtrekken en stil houden overkomt haar voordat ze het in de<br />

gaten heeft. Ze loopt met het idee: het móét wel lukken en ik móét lukken. Vroeger liep ze met een boog<br />

om problemen heen. <strong>Hoe</strong>wel ze weerbarstig kan zijn, ervaart ze in dit leven regelmatig dat ze er niets mee<br />

te maken wil hebben. Na opkroppen kan een woedeaanval volgen en kan ze ook paniekerig zijn. Net als haar<br />

moeder.<br />

Ze had een dominante moeder en trouwde een dominante man met een dominante familie. Op weg om dit<br />

te doorbreken, liep ze ook op haar werk tegen dominantie aan. Ik durfde niet te communiceren en hield me stil,<br />

vrat het op. Dit keer werd het haar teveel en de cliënte is hiervoor in therapie gegaan. De psycholoog bood<br />

haar geen uitkomst. Door regressietherapie is de cliënte bewuster in het leven komen te staan. Ik zit nu in<br />

veel rustiger vaarwater.(!)<br />

De cliënte is bang voor water. Ze heeft op vijfendertigjarige leeftijd tien zwemlessen genomen en is nog geen<br />

stevige zwemmer; ze heeft liever een bodem onder haar voeten. Ze vond het frappant dat ze op een vlot op<br />

zee terechtkwam, terwijl haar moeder in het roeibootje zo’n angstige ervaring had.<br />

C heeft veel te maken gehad met dominante personen in dit leven. In een nagesprek vertelde ze dat ze een<br />

vorig leven kent als slavenhandelaar.<br />

Conclusies<br />

Het heeft mijn leven bepaald, nooit aan carrière gedacht, want terugtrekken, stil zitten en afwachten. Pas op latere<br />

leeftijd ontdekte ze dat ze keuzes had en zette door om toch wat in het leven te bereiken. De reactie in de<br />

baarmoeder speelt continu en dit automatisme is een grote last. Verder kan ze paniekerig reageren, wat haar<br />

moeder in het bootje ook deed. Van het postulaat: ‘het móét wel lukken en ik móét lukken’ heeft ze haar hele<br />

leven last gehad. (Nu door sessies niet meer.)<br />

Wat bij het levensplan als opdracht naar voren komt is het tegenovergestelde van wat de cliënte steeds<br />

doet, namelijk terugtrekken, terwijl de opdracht is: confronteren.<br />

Enkele weken na de sessies voelt ze zich sterk en staat steviger in het leven. Komt beter voor zichzelf op. Ze<br />

is niet meer zo serieus en angstig. Het levensplan heeft inzicht gebracht. Ze heeft door de sessies ontdekt<br />

hoe ze lang op de fow van haar moeder meeging.<br />

Cliënt 2: vrouw, 46 jaar<br />

Cliënte is het negende kind. De eerstvolgende oudere broer van cliënte, was net geboren toen haar oma -<br />

de moeder van haar moeder- overleed. Omdat haar moeder nog in het kraambed lag, kon ze hier niet naar<br />

toe. Dit heeft haar veel verdriet gedaan en de moeder heeft dit verdriet lang bij zich gehouden, ook tijdens<br />

de zwangerschap van C. C heeft baarmoederhalskanker gehad, en tijdens een zwangerschap vond men een<br />

cyste bij haar eileider. Met 15 jaar is ze van huis weggelopen, had verkeerde vriendjes, dronk veel bier en<br />

alcohol. Haar moeder gaf haar geen vertrouwen en haar vader keek alleen maar toe. Tijdens het voorgesprek<br />

was te voelen dat C hier nog steeds niet wil zijn. Ze is zwaarmoedig en maakt een ongelukkige indruk, maar<br />

toch heeft ze kracht door te gaan.<br />

3


Tijdens de prenatale fase<br />

Er is stress in de hele zwangerschap. C Is om de moeder heen en niet in de baarmoeder. Het lijkt wel of zij<br />

de baarmoeder niet in kan omdat er zoveel spanning is. Iemand naast haar zegt dat ze deze beperkende<br />

ervaring mee moet maken. Als de moeder weet dat ze zwanger is, is er geen blijheid. C voelt druk op haar<br />

hart, waarschijnlijk van de moeder. C gaat pas aan het eind van de zwangerschap in de baarmoeder. De<br />

moeder maakt dan contact met haar en daardoor voelt C zich geraakt. Het is of ze het dan pas accepteert.<br />

Maar C wil nog steeds niet. Ik vind het niet fjn daarbinnen, teveel spanning; ik voel ook geen warmte. Het lijkt wel<br />

of ik niet geboren wil worden, voel veel weerstand, weet niet waar het mee te maken heeft. C barst in tranen uit.<br />

Het lijkt wel of ik teveel ben, ik had niet moeten gaan. Ik had wat anders moeten kiezen. Ik weet dat mijn moeder<br />

niet klaar was. Ze heeft teveel verdriet, en het gaat allemaal maar door. Het is allemaal teveel, ik had moeten<br />

wachten. (C tintelt door haar hele lijf.) Lijkt of ik het wel wist, maar ze moest maar door, ze kan het allemaal niet<br />

verwerken. Ik heb alles opgezogen. Het lijkt wel of ik dat weet voordat ik naar binnen ga, en dat ik het toch doe.<br />

Voordat ze erin gaat, voelt ze zich wel goed. Ze is liever daar in de lichtwereld.<br />

Lichamelijke reactie foetus: verharding, verkramping, drukkende pijn op de lijn keel, hart, buik. Ik ben gelijk al<br />

geblokkeerd, ik begin geblokkeerd.<br />

C is onrustig en kan niet stil liggen tijdens deze ervaring. C weet verder niet goed wat bij de moeder hoort.<br />

De geboorte gaat soepel. Als ze uit de baarmoeder komt: het is gelijk al zoveel, ze ziet vooral zichzelf,<br />

krampachtig met vuisten en vertrokken gezicht, ze huilt.<br />

Als ik met C dit leven doorwerk, hopt ze van het ene beeld naar het andere. Als ik haar in een situatie wil<br />

laten gaan, blijft ze op afstand kijken en denkt dat het metaforen zijn. We laten degene binnenkomen die<br />

verantwoordelijk is voor al die beelden. Een oudere man met baard en een cowboyhoed komt binnen. De<br />

man blijkt een geliefde uit een vorig leven. Als ze de liefde voelt die ze toen heeft gevoeld, is ze hevig<br />

geëmotioneerd. Hij verongelukt als er iets instort. Zij gaat terug naar haar familie en die zorgt voor een<br />

nieuwe echtgenoot. <strong>Hoe</strong>wel deze man zorgzaam en goed voor haar is, blijft het voor haar donker. Ze springt<br />

van de rotsen in ondiep water. Ze blijft in het verdriet hangen over het verlies van haar geliefde en neemt dit<br />

mee bij haar overgang naar een volgend leven.<br />

Als C bij haar moeder in het huidige leven komt, heeft deze nog verdriet om het verlies van haar moeder.<br />

We gaan terug naar waar het allemaal teveel was. Ze komt in een ander vorig leven waar een vrouw<br />

doodziek op bed ligt. Ze is als jong kind door haar ouders achtergelaten bij een vrouw (geen familie) die hier<br />

geld voor heeft gekregen. Als ze vijftien jaar is, zoekt ze bescherming bij een oudere man die haar misbruikt.<br />

Ze woont boven een café en laat zich door meer mannen gebruiken; ze zit in de prostitutie. Ze wordt<br />

zwanger en probeert door stompen op haar buik een miskraam te forceren. De man haalt er een derde bij.<br />

Met een stok halen ze de vrucht los. Hierna is het nooit meer goed gekomen. Ze verliest veel bloed en ze<br />

raakt verslaafd aan de drank. Ze krijgt TBC en hiervoor slikt ze cocaïne, waar ze ook aan verslaafd raakt. Als<br />

de man bij wie ze bescherming zocht, overlijdt, stort ze in en sterft na een lang ziekbed. Eerste gedachte uit<br />

het lichaam is dat het lijden nog niet over is! Het blijft donker.<br />

Levensplan<br />

C stribbelt tegen. Ze vindt het vreselijk die negatieve gevoelens te ervaren, maar ze moet er doorheen. Toch<br />

gaat ze vrijwillig, omdat ze ermee moet leren omgaan. Ik moet leren in mijn kracht te staan, me niet omver laten<br />

lopen. Ik moet leren mij te manifesteren, confrontatie aangaan.<br />

In vorige levens liet C mensen over zich heen lopen. Haar belangrijkste vermogen is inzicht om dit te zien. Ik<br />

zie wat er mis is, en de kracht heb ik ook wel, nu moet ik alleen nog geloven dat ik het zelf kan omvormen, zodat de<br />

dingen die ik doe echt vruchtbaar zijn.<br />

Past wat in de baarmoeder gebeurt door de stress van je moeder, in het levensplan?<br />

Ik moet leren los te laten, die spanning, moet leren kanaliseren, terwijl ik het probeer vast te houden. C zegt dat ze<br />

dit van het begin af moet leren. Ik moet leren, ook al voel ik spanning, dat ik mijzelf goed kan blijven voelen, en dat<br />

ik sterk moet blijven.<br />

Doorwerking in het leven<br />

Ze herkent de verkramping en spanning, dit is er haar hele leven geweest en is altijd op de voorgrond.<br />

Tijdens het voorgesprek vertelt C over haar angsten: ze kan niet in haar kracht blijven, onzekerheid kan haar<br />

uit haar kracht halen; ze kan het vernietigen met haar gedachten.<br />

Ze kan hevig in paniek raken als er wat gebeurt. Ze herkent wat ze in de baarmoeder ook tegenkwam,<br />

namelijk: iets dat ik niet wil, maar ik moet er doorheen.<br />

Al moet ik presteren en iedereen kijkt naar mij, dat trek ik niet. C voelt dan druk op de hele lijn van keel tot en<br />

met buik. En het giert ook door haar keel. In groepen ben ik slecht, het is teveel, moet bij mijzelf blijven.<br />

4


Met stress kan ze moeilijk omgaan: ze vind het vreselijk, reden waarom ze er mee op zou willen houden.<br />

Haar creativiteit is geblokkeerd, ze zit nooit in de fow.<br />

Conclusies<br />

Bij de doorwerking in dit leven is te zien, dat C ook vele angsten in dit leven heeft. Bij spanning zoals<br />

presteren in een groep waar iedereen naar haar kijkt, giert het door haar keel en voelt ze druk op de hele<br />

lijn van keel tot en met haar buik. Onzekerheid haalt haar uit haar kracht, hetzelfde gevoel komt in de<br />

baarmoeder naar voren. Bovendien kan ze moeilijk omgaan met stress, een reden waarom ze ermee op zou<br />

willen houden: ‘Het is teveel.’<br />

Uit het levensplan blijkt C als opdracht te hebben met spanning te leren omgaan, zich te manifesteren en<br />

confrontaties niet uit de weg te gaan, zodat ze meer in haar eigen kracht komt. Ze stribbelt tegen omdat ze<br />

al die negatieve gevoelens moet gaan ervaren. De spanning begint al in de baarmoeder en is voor C zo hevig,<br />

dat ze pas aan het einde van de zwangerschap in de foetus gaat.<br />

Enkele weken na de sessies voelt ze meer warmte bij haar moeder. Heeft zich even depressief gevoeld, de<br />

bodem was weggeslagen en het was behoorlijk donker. Het gaat nu een beter en haar relatie is hechter. Ik<br />

voel mij steviger, ik sta anders in het leven. De basis was weg en die is er weer. De spanning is een stuk minder en<br />

ze laat zich niet meer ondersneeuwen.<br />

Cliënt 3: vrouw, 41 jaar<br />

Haar moeder was ongehuwd zwanger geworden. Ze was op dat moment in het buitenland bij familie van de<br />

vader van haar kind. Voor de buitenwereld trouwden ze, daarna ging moeder terug naar Nederland zonder<br />

man en met een echtscheiding in het vooruitzicht.<br />

Tijdens de prenatale fase<br />

C vertelt dat ze twee maanden is als ze rond haar moeder zweeft en af en toe in het lichaam gaat. Ze is<br />

drieënhalve maand als ze er voorgoed in gaat.<br />

Stressmoment 1. De foetus is twee maanden oud als de moeder het tegen de vader vertelt. Deze wil er<br />

niets mee te maken hebben. Voor C is dit verpletterend; ze ervaart een diepe eenzaamheid. Haar moeder is<br />

wel blij met de zwangerschap, maar voelt zich verdrietig en is teleurgesteld. Er komt paniek, waardoor een<br />

waas ontstaat. Ze weet niet wat ze moet doen: het kind alleen opvoeden met de schande die dit met zich<br />

meebrengt? C voelt dat haar moeder stil wordt en ze voelt haar verdriet. Ik word ook stil. Mijn adem inhouden,<br />

terugtrekken, echt letterlijk verstillen. Het is alsof je dood bent en drijft. Er gebeurt buiten je wel wat, maar je bent zo<br />

afgescheiden. Daar heb je zelf geen invloed op. Verstilling. C neemt niets waar buiten de baarmoeder op dat<br />

moment.<br />

Die twijfel bezorgt de moeder hoofdpijn. De moeder denkt erover haar kind af te staan aan vrienden die<br />

geen kinderen kunnen krijgen. C heeft voor deze moeder gekozen en is al twintig jaar om haar heen. Dit is<br />

een schok voor haar, er is paniek en er komt een waas. De foetus verkrampt.<br />

Ze ervaart zowel een lamgeslagen gevoel als een sterk gevoel. Ze heeft er geen grip op en voelt zich<br />

afgewezen. Ze wil me niet en dan die sterke drang mijn best te doen dat ze me toch wel wil. Ze besluit vanaf twee<br />

maanden af en toe in de foetus te gaan om zo de band te versterken.<br />

Als de moeder besluit haar toch te houden is C een foetus van drie maanden en is ze blij en trots op haar<br />

moeder. Ze ervaart meer ruimte en ze durft weer te ademen - lucht noemt ze het - en er is een beweging<br />

naar buiten.<br />

Stressmoment 2: De moeder moet weer naar Nederland terug. Geleidelijk groeit het gevoel bij C ik ben<br />

schande. Er ontwikkelt zich een gevoel van schaamte bij haar moeder, vooral in Nederland. C is dan zes<br />

maanden. C denkt dat daar een allergie begint. Die schaamte komt op me, wikkelt zich om mij heen. Dat doet<br />

me aan een mummie denken. Ik kan er niet tegen (jeuk); van binnen is het puur en van buiten komt er iets, tast het<br />

aan.<br />

Dit geeft onrust. Er gebeurt van alles, maar ik kan het niet onder woorden brengen. Ze kan niet stil liggen, want<br />

dan vreet het aan haar en tast haar puurheid aan. De schaamte van haar moeder ligt als een laagje bovenop<br />

haar eigen schaamte.<br />

Stressmoment 3. De<br />

bevalling duurt lang en C zit vast. Ze is bang voor de toekomst: Aan de ene kant wil ik er<br />

graag uit, aan de andere kant ben ik bang afgewezen te worden. Ze voelt weer dat ze haar adem in wil houden,<br />

ze bedoelt hiermee de verstilling. Doen alsof ik er niet ben, wil niets voelen. Na het losknippen van de<br />

navelstreng: daar word ik een stuk vrolijker van.<br />

5


Verstilling, onmacht, ja dat uit zich ook in mij; niet kunnen presteren. C probeert wat te zeggen, maar dat lukt haar<br />

niet. Net als dit, het komt er niet uit. Ik kan het niet verwoorden, het zit vast, het is aangekoekt, komt niet los. Die<br />

inwaartse beweging. Dit is levensangst. Ze voelt het overal. Alles wil naar binnen toe trekken. Schildpad-idee.<br />

C komt bij een vorig leven terecht waar ze medicijnman is met een zwijnenslagtand door zijn neus en botjes<br />

in zijn oren. De man is niet onvriendelijk maar ook niet toegankelijk. Als hij zestig is en zijn taak is volbracht,<br />

laat hij zich door zijn stamgenoten opsluiten in een grot. Gaat daar mediteren en al rechtop zittend stopt<br />

zijn adem. Verstilling inderdaad, hij had niet echt door dat hij dood was. In trance heeft hij visioenen. Hij kan door<br />

meditatie een verhoogde bewustzijnsstaat verkrijgen, waarbij hij rond kan zweven en op meerdere plaatsen<br />

tegelijk kan zijn, zowel op aarde als in de geestenwereld. Hij gebruikt dit voor genezing. In de grot trekt hij<br />

naar binnen en verstilt. Hij blijft vastzitten in die trance tussen leven en dood; schijnbestaan. VL uit deze<br />

trance gehaald.<br />

We werken ‘afgewezen’ door: ze komt terecht bij de oorsprong. De afdaling vanuit een lichte omgeving van<br />

eenheid, naar de aarde en verdeeldheid. Ik drijf daar gewoon, het wordt steeds eenzamer. Het is net alsof ik daar<br />

nog slaap, dat ik voel dat ik afdrijf, maar dat ik pas later wakker word en dan schrik.<br />

Ook hier ervaart C dubbelheid. Ze voelt zich aangetrokken door iets wat haar verder wegdrijft en tegelijk<br />

wil ze terug als celletje naar die heelheid. Niet alleen de eenzaamheid, maar ook het verpletterende gevoel<br />

wat ze bij de afwijzing van vader voelt komen hier naar voren; ze valt te pletter op de aarde.<br />

Verder komen we bij een farao-vrouw die door haar geliefde wordt vergiftigd omdat hij haar macht wil<br />

hebben. Hij balsemt haar en prevelt een vervloeking. Er worden munten op haar ogen gelegd, zodat ze niet<br />

meer kan zien. De farao-vrouw heeft ook met schaamte te maken. C heeft hier al eerder een sessie op<br />

gedaan.<br />

Levensplan<br />

Over de stress van haar moeder die ze mee ervaart in de baarmoeder zegt C dat het in de baarmoeder<br />

versterkt lijkt te worden, zodat ze het kan en moet oplossen. Het is net of je het in geconcentreerde vorm krijgt,<br />

omdat je nog zo klein bent en je in zo’n beperkte ruimte zit, in verbinding met je moeder. C moet met twee<br />

tegenpolen leren omgaan, zoals macht en onmacht, goed en kwaad, vrouwelijk en mannelijk, zodat ze beide<br />

kanten in zich op kan nemen en er evenwicht in brengen. Verder lichamelijke vrijheid, zodat ze onbeperkt<br />

door het leven kan gaan. Het is belangrijk dat ze leert omgaan met het lichamelijke, het verzorgen en het<br />

gezond en vitaal blijven.<br />

Op de vraag of het klopt wat ze in de baarmoeder heeft meegemaakt: Ik zie nu dat het een stimulatie is om mij<br />

los te maken van het karma en de beperking van de vrijheid. Zonder zulke dingen was ik misschien minder snel door<br />

het proces gegaan. Ik moet hier uit zien te komen, over die remmingen, die obstakels heen. Ook wat je van je<br />

moeder meeneemt? Ja, dat is ook een katalysator om het te versterken.<br />

Doorwerking in het leven<br />

Terugtrekken waarbij alles verstilt en naar binnen trekt speelt in haar hele leven. Het interesseert haar dan<br />

niet meer wat er buiten haar gebeurt. Het verpletterende gevoel herkent ze: als haar iets gevraagd wordt en<br />

ze weet er geen raad mee, dan valt ze weg. Ze wordt afgeremd of remt zichzelf af. Dat afkappen steeds, dat ik<br />

ergens mee bezig ben en er enthousiast over ben en dan komt er een deksel op.<br />

C heeft angst er te zijn, ergens voor te gaan en niet te kunnen presteren: wegkruipen, alles van een afstand<br />

bekijken, geen vriendschappen. Gevoel dat ik mijzelf niet kan zijn bij anderen. Was als baby al stil, hield haar mond.<br />

Het afgewezen voelen komt ze vaker tegen in haar leven. Het gevoel dat ze schande was. Eerst het gevoel dat<br />

mijn moeder zich schaamde, daarna schaamde ik mij zelf voor mijn afkomst, hoe ik eruit zag.<br />

Conclusies<br />

Als we naar de gevolgen in het leven kijken, komen er postulaten naar voren die al in de baarmoeder aan de<br />

orde waren. Bij twee maanden wordt ze afgewezen door haar vader, wat verpletterend voor haar is. C wordt<br />

nooit intiem met vrienden.<br />

Ik ben schande: de moeder voelt schaamte als de foetus zes maanden is. Hierbij voelt C hoe ze ingewikkeld<br />

wordt door schaamte en zegt dat haar allergie daar begint. C heeft deze al vroeg in het leven ontwikkeld. C<br />

kruipt in dit leven weg en bekijkt alles van een afstandje, heeft angst er te zijn. Verstilling en terugtrekken<br />

spelen door haar hele leven heen.<br />

In het levensplan komt naar voren dat ze boven deze remmingen en obstakels uit moet zien te komen en dat<br />

wat ze in de baarmoeder meemaakt, een stimulans is zich los te maken van haar karma en de beperking van<br />

vrijheid. Het deel dat ze van haar moeder heeft opgezogen, versterkt dit.<br />

Enkele weken na de sessies is ze veel meer rust gekomen. Meer duidelijk geworden. Heeft het verpletterde<br />

6


gevoel niet meer gehad. Terugtrekken heeft ze niet meer gevoeld en de angst ervoor is weg. Er is balans en<br />

rust gekomen tussen de dubbelheid verkrampen en bewegen. Het niet kunnen presteren is veel minder<br />

geworden. De drang naar heelheid, wat door het afgewezen worden steeds getriggerd werd, is verdwenen.<br />

Uitslag en jeuk zijn een stuk minder, maar van benauwdheid nog wel last.<br />

Cliënt 4: vrouw, 41 jaar<br />

De moeder raakte op achttienjarige leeftijd zwanger van haar vriend. Ze trouwden en gingen inwonen bij<br />

haar ouders.<br />

Tijdens de prenatale fase<br />

C verbindt zich voor het eerst met de foetus als deze zes weken is. Ze voelt zich klein in een grote, donkere<br />

ruimte. Ze zweeft en dat voelt lekker. Met acht maanden is ze voorgoed verbonden; dat benauwt omdat het<br />

nu allemaal klein is. Haar moeder is blij als ze merkt dat ze zwanger is, maar ook bang omdat ze niet<br />

getrouwd is. Zij krijgt van haar moeder een pak slaag; haar vriend deugt niet. Ze huilt en schreeuwt, is bang<br />

en wil weg, maar blijft toch. C is om haar heen en voelt het verdriet. Het is net of ik het meemaak nu. Haar<br />

vader reageert blij op de zwangerschap. Dit voelt goed voor C. Ze ervaart nu een prettige stilte in de<br />

baarmoeder.<br />

Stressmoment 1. Bij het inwonen is er veel ruzie over stomme dingen zoals niet opruimen. Bij vier maanden:<br />

C hoort veel geschreeuw en er is veel herrie. De moeder stoot zich en C voelt een bomp. Reactie van de<br />

foetus: de stilte is weg, niet leuk, krimpt een beetje in elkaar. De moeder huilt veel, veel verdriet, alles komt in<br />

mijn buik, zegt C. Ze krijgt het er benauwd van en dat zit in haar buik, maar ook in haar borst. Verdriet is van<br />

de moeder. Zes maanden: de moeder is boos omdat ze veel moet doen in huis. Ik word ook boos. In mijn buik.<br />

C ademt sneller. Boosheid is alleen van de moeder.<br />

Stress situatie 2. C schrikt, geeft een gil, reageert angstig en verdwaasd. Wat gebeurt er? Ik snap het niet. Ik<br />

krijg een trap in mijn buik. Van wie krijg je die trap? Van niemand, ze is gevallen. Haar moeder heeft ruzie met<br />

de vader van C. Ze denkt dat er een andere vrouw is. Dit was geen ongeluk: ze heeft het zelf gedaan omdat<br />

ze boos is. Ze laat ze zich bijna van bovenaf van de trap vallen. Ze heeft daarna wel spijt. Dit gebeurt als de<br />

foetus zeven á acht maanden is. C schrikt bij de trap die ze voelt in haar buik. Het doet geen pijn. Ze krimpt<br />

in elkaar, maakt zich klein en gaat in de foetushouding; ze wil wegkruipen, verstoppen. Ze hoort gebonk van<br />

het vallen op de traptreden. De vader schrikt en is bezorgd. Vader en moeder zijn blij dat ze er nog is. Het is<br />

een voldragen zwangerschap geworden.<br />

Als we op de laatste en heftigste reactie teruggaan naar de eerste keer (ik snap het niet) komt C in een vorig<br />

leven waar ze als meisje van zeven jaar in elkaar gekrompen zit achter een hooikar in een schuur. Twee<br />

mannen hebben haar moeder meegenomen. Haar vader kent ze niet. Ze blijft daar zitten totdat ze zeker<br />

weet dat de mannen weg zijn. Haar moeder komt niet terug. Ze gaat op zoek naar haar moeder. Ze slaapt in<br />

schuren en leeft van wat ze krijgt. Zo nu en dan pikt ze wat te eten. Ik regel het wel, ik zie dat ik ook bedel. Ze<br />

overlijdt op twintigjarige leeftijd op straat. Er is paniek door een burgeroorlog. Het is mistig en een scherp<br />

voorwerp waarmee een man wild om zich heen slaat, raakt haar bovenbuik, zodat ze sterft.<br />

Levensplan<br />

Ze is in vorige levens als kind verlaten. (We hebben de sessie van het vorig leven dan nog niet gehad.)<br />

Voornaamste vermogen is: Laat mij het maar doen, ik regel het wel! Ze heeft overzicht en kan goed regelen en<br />

dingen neerzetten. Manipuleren kan ze goed, omdat ze in vorige levens alleen was. Ik moest wel, omdat ik in de<br />

steek ben gelaten, vrij jong; ik moest het rooien. Nu heeft C ook een moeder die haar voor haar gevoel alleen<br />

laat. Ze is dan wel niet weggegaan, maar C vind haar een puber, waar zij de moederrol voor vervult. C wil<br />

weten hoe dat zit; ze ziet dat de puzzel nog niet klaar is. Het gaat om inzicht met mensen en in situaties. Ze<br />

moet leren dat alles twee kanten heeft. Inzicht en acceptatie.<br />

(Na de sessie van het vorig leven zegt ze Voor mijn gevoel maak ik nu hetzelfde mee, maar dan anders, alsof ik<br />

het nu van de andere kant mag bekijken).<br />

Op de vraag of het stressmoment in de baarmoeder in het levensplan past, Dat moest zo zijn. Ik moet leren<br />

niet weg te rennen, maar dingen oplossen. Er naar blijven kijken, de confrontatie aangaan.<br />

Doorwerking in het leven<br />

C heeft moeite met plotselinge veranderingen; het moet allemaal op haar manier. Ik ga dwars liggen, word<br />

onredelijk, en leg me er pas bij neer als het niet anders kan. Boos en onmacht heeft moeder ook. Ik haat het van<br />

7


mijzelf en onderdruk het, maar dat gaat niet altijd. Van kindsaf aan is het voor C moeilijk confrontaties aan te<br />

gaan met mensen uit haar directe omgeving omdat ze deze niet wil kwetsen. Als het verder van haar af staat,<br />

confronteert ze wel.<br />

De reactie in de baarmoeder herkent C. Dit doet ze als ze zich naar voelt, bij kritiek, verdriet en ruzie. Ze<br />

wil zich verstoppen. Tijdens een sessie in dit leven, ziet C zichzelf, nadat ze kritiek heeft gekregen,<br />

ineengedoken zitten. Ze is dan achtendertig. Ze ontdekt nu dat ze in zulke situaties de foetushouding<br />

aanneemt. Soms praat ze het uit, maar vaak kruipt ze in bed; ze zoekt de stilte en het donker op. Het niet<br />

snappen komt in haar leven regelmatig voor. Vooral haar moeder die zich, zoals ze zegt, als een puber<br />

gedraagt.<br />

Conclusie<br />

Op stressmomenten in het leven reageert ze hetzelfde als in de baarmoeder, ze gaat zelfs in de<br />

foetushouding zitten; ze rent weg en kruipt vaak in bed (verstoppen). Het postulaat: Ik snap het niet werkt<br />

door. C heeft moeite met plotselinge veranderingen; het moet altijd op haar manier: In de baarmoeder was<br />

er de schrik bij de val van de trap, moeder was hysterisch. Bij het levensplan zegt C dat wat ze in de<br />

baarmoeder meemaakte, zo moest zijn. Ze moet leren dingen op te lossen, niet weg te lopen, de<br />

confrontatie aangaan.<br />

Enkele weken na de sessies kan ze gemakkelijker bij haar weggestopte gevoelens en emoties komen. C had<br />

nooit gehoord, dat haar moeder tijdens de zwangerschap zichzelf van de trap had laten vallen. Het hele<br />

verhaal bleek te kloppen. Alleen had haar moeder zichzelf niet expres van de trap gegooid, maar zag in haar<br />

hysterie niet goed meer wat ze deed.<br />

Cliënt 5: vrouw, 52 jaar<br />

Tijdens de zwangerschap van de moeder was er een brandje in de keuken. De moeder bluste het zelf, maar<br />

daarna lag ze drie dagen verlamd op bed, zonder te kunnen praten.<br />

Tijdens de prenatale fase<br />

C maakt contact met de foetus als ze zes weken is. Ze blijft erbuiten; ze verzegelt haar plek zodat er<br />

niemand anders inkomt. Met drie maanden zit ze voor het eerst in de baarmoeder. Een bekrompen toestand,<br />

het is allemaal wat klein, maar het is wel de plek waar ik moet zijn. Voelt goed. Het is het moment dat ik meer<br />

bewust even alles voel. Met tweeëntwintig weken gaat ze voor vast in de foetus, ze kan zich nog bewegen en<br />

het is vrij rustig.<br />

Stressmoment bij zes maanden: De vlam is in de pan geslagen en er ontstaat een brandje in de keuken. De<br />

moeder handelt snel, krijgt het benauwd, valt op een stoel neer en kan niets meer. Omdat er ook voor mij<br />

alles tegelijk gebeurt, is dat voor mij ook verwarrend. Ik voel het als een overbelasting in het hoofd. Ze zwelt op,<br />

vooral in een baan links en recht naar beneden. Het lijkt wel vocht; het is iets wat erbij komt en niet van mij is. Ze<br />

ligt stil en beweegt niet meer. Ze krijgt het heet in haar rug en wordt misselijk. Ze trekt zich terug en maakt<br />

zich zo klein als ze kan: tot een lichtstipje. Ik ben er niet meer. Ze noemt dit de verdwijntruc en vertelt dat ze<br />

dit voor haar eigen veiligheid doet, zodat ze niet zien wat ze komt doen. Dat ik er ben, ik heb liever dat ze zien<br />

dat ik er niet ben.<br />

De moeder ligt drie dagen op bed, ze kan niet praten, ze kan niets meer. Ze heeft een doodgeboren kindje<br />

gehad en een miskraam en is bang dat het weer mis gaat. Die stress die mijn moeder heeft komt natuurlijk van<br />

haar, maar het klein maken is ook iets van mij, dat willen verdwijnen, niet meer willen laten zien, want anders moet je<br />

weer wat, dan wordt er wat van je verwacht.<br />

C is al in een eerdere sessie bij deze stress-ervaring gekomen. Ze ging via de verbale brug: ik word<br />

beoordeeld. Hierop verscheen een verkoolde man in een grijs habijt. Ze kwam bij haar leven als een Kathaar.<br />

Deze man moest uit een gefxeerde houding worden gehaald voordat er verder gegaan kon worden. Met<br />

een groep hield hij zich schuil in een grot. Ze werden verraden en ontdekt, en door een groep ridders uit<br />

naam van de kerk opgehangen en verbrand. Hij was een voorganger en voelde zich verantwoordelijk voor de<br />

anderen. Het werkt dan ook bevrijdend dat hij nu alsnog de groep toe kan spreken.<br />

Verder komen we bij een vorig leven in het ruim van een schip. Er ligt een oude man vastgebonden aan<br />

kettingen. Een jongere man kijkt omhoog naar een luik met tralies. Ze zijn gevangenen en worden<br />

verbannen. Vorig leven van C blijkt de jongere man te zijn. De oudere is een aanhechting die hij heeft<br />

verzorgd tijdens de reis. Hij zat als enige niet vastgebonden en gaf de gevangenen water. Hij is veroordeeld<br />

wegens valsheid in geschrifte van zijn bedrijf. Hij was een scheepsnotaris, maar ging ook over het onderhoud<br />

8


en over de bemanning die vertrok en terugkwam. Hij is zelf niet schuldig, maar een van zijn medewerkers die<br />

hij niet verraadt (tijdens het stress moment in de baarmoeder zegt C, er wordt iets van mij verwacht, iets dat ik<br />

niet kan geven). Het is zijn bedrijf en hij heeft de eindverantwoording. Gedurende zijn gevangenschap krijgt hij<br />

een kantoorbaantje, maar voelt zich daar niemand en mist vrouw en kind. Tijdens een vluchtpoging, als hij<br />

gehurkt zit om onder een draad door te kruipen, wordt hij door zijn hoofd geschoten.<br />

Levensplan<br />

Ik moet laten zien wie ik ben en wat ik in huis heb. In de levens achter haar kon dit niet. Ze heeft altijd alles<br />

verstopt. In deze tijd is meer ontplooiing mogelijk. Dat verstoppen dat neem ik mee, dat zit duidelijk in mij. En<br />

daarom moet ik vanaf het begin me ontplooien. Haar voornaamste vermogen is dat ze goed kan zwijgen.<br />

Op de vraag of het stressmoment in de baarmoeder in het levensplan past antwoordt ze dat ze vanaf de<br />

basis moest beginnen. En dat heb ik ook gedaan. Want ik was er niet meer. Nu moet ik juist het tegenovergestelde<br />

doen, mij wel laten zien. Het is een cirkelgang die er al levens lang zit en waar ik uit moet zien te komen. Ze is sterk<br />

verbonden met haar moeder door die ervaring in de baarmoeder. Ze moet die band sterk ervaren en er dan<br />

weer los van komen.<br />

Doorwerking in het leven<br />

C maakte zich om het minste of geringste klein en verkrampte. Ze cijferde zich weg en wilde niet opvallen.<br />

Toen het op de lagere school niet interessant meer was voor haar, vertrok ze in een droomwereld en was<br />

niet meer bij de les. Ze heeft moeite met spreken voor of in een groep: haar keel wordt dichtgeknepen, en<br />

er overvalt haar een gevoel van onrust. Vroeger vond ze een op een vaak al moeilijk, maar ze heeft<br />

doorgezet. Het vreemde was wel, dat als er echt wat moest gebeuren en niemand deed het, dat ik het dan deed. Ze<br />

heeft van kindsaf aan last van hoofdpijn, wat in de puberteit overging naar migraine.<br />

Conclusies<br />

Bij de gevolgen in dit leven geeft C aan dat ze zich bijna nergens op haar gemak voelde en zich om het minst<br />

geringste al klein maakte, wegkroop in zichzelf, ze cijferde zich weg en wilde niet opvallen. Hierbij speelt het<br />

postulaat: ik ben er niet. Hetzelfde reageerde ze in de baarmoeder. Daarbij komt dat C moeite heeft met<br />

spreken voor of in een groep. Haar moeder is drie dagen verlamd van schrik geweest door het brandje,<br />

waarbij ze niet meer kon praten. Verder heeft ze van kindsaf aan al last van hoofdpijn: tijdens de stresservaring<br />

voelt ze zich verward en raakt haar hoofd overbelast.<br />

Het stressmoment past in het levensplan. Het is voor haar belangrijk vanaf de basis te beginnen: in de<br />

baarmoeder verdwijnt ze en er blijft een lichtpuntje over. Haar levensopdracht is zichzelf laten zien en naar<br />

buiten treden.<br />

Enkele weken na de sessies is de grootste lading eraf bij het spreken voor een groep; het gevoel van onrust<br />

is weg. <strong>Hoe</strong>wel er nog spanning is, is het een grote verademing. Ze voelt zich krachtiger. Er is veel duidelijk<br />

geworden, ook door het levensplan. C is verder gegaan met sessies over de verwarring en overbelasting in<br />

haar hoofd.<br />

Cliënt 6: man, 60 jaar<br />

De moeder woonde tijdens haar zwangerschap samen met de vader van C in een huis, waar ook een<br />

onbeheerste, emotionele vrouw woonde die het huiselijk leven ontregelde. De moeder van C was bang voor<br />

haar.<br />

Tijdens de prenatale fase<br />

C is om zijn moeder heen als die merkt dat ze zwanger is. Ze is bang voor de vrouw die in hetzelfde huis<br />

woont. De moeder is kwetsbaarder nu ze zwanger is en is bang voor een miskraam. Je wilt weer terug, maar je<br />

kan niet terug, dat maakt mij angstig voor het onbekende. Is dat jouw angst of de angst van je moeder? Angst van<br />

mijn moeder. C ervaart alleen maar een licht om de gestalte van zijn moeder. Vader is blij met de<br />

zwangerschap, ook dan zweeft C er nog omheen. C gaat de foetus in als deze anderhalf tot twee maanden is.<br />

Het is donker en er is een gevoel van desoriëntatie. Ervoor ervoer hij licht, warmte en acceptatie, maar in<br />

de baarmoeder is hij bang voor wat er allemaal komen gaat in zijn eigen leven. Hij mist de ruimte die hij<br />

hiervoor had. Hij wil eruit en bonst bijna op de deur als het ware. Bij vier maanden duikelt hij koppetje, hij<br />

vindt een nieuw leven dan ook wel leuk en ontspannend;.<br />

Stressmoment 1: C is zes maanden als de vrouw waar vader en moeder bij in huis wonen, bedreigingen<br />

9


fuisteren tegen de moeder van C van achter de schuifdeuren. Moeder is doodsbang, gaat door met werken<br />

en probeert haar angst meester te worden. De foetus is ook bang, trekt nek en schouders bij elkaar en trekt<br />

knieën op, maakt zich kleiner en durft niet meer te bewegen. En dan ben ik er even niet, ik zie even niet wat er<br />

om mij heen gebeurt, anders moet ik iets.<br />

Stressmoment 2: Als C zeven tot acht maanden is, komt er van het adres van de vrouw: ik zal je vermoorden<br />

en je kind ook. De vrouw heeft dit zo niet gezegd, maar het is de angst van de moeder. Hierbij krimpt C ook<br />

in elkaar en verstijft. C voelt de spanning van een strakke baarmoeder, beweegt minder, houdt zich stil en<br />

klein, maar het is niet zo heftig als de vorige keren waarbij die vrouw een rol speelt. Als zijn vader thuis is, is<br />

het meestal weg. Bij de geboorte voelt C de spanning van de baarmoeder het meest, maar ondanks dat de<br />

moeder er tegenop ziet, geeft dit haar geen stress: ze kan dit wel aan.<br />

De buitenwereld is hard en ik voldoe niet. Daarbij komen we in een vorig leven van C bij een vrouw van<br />

vijfentwintig jaar die geslagen wordt door een aantal mannen. Ze groeit op in grote armoede waar ze niet<br />

mag huilen, want dan wordt ze geslagen door vader. Vader is een smokkelaar en moeder is een prostituée.<br />

Ze wordt vanaf haar twaalfde seksueel misbruikt door haar vader in zijn dronkenschap. Op zestienjarige<br />

leeftijd ook door andere mannen op uitnodiging van haar vader die hier geld voor vangt. Er is een<br />

zwangerschap geweest, maar die loopt uit op een miskraam bij drie maanden.<br />

Vader doodt moeder, die was weggelopen. Zij wist teveel over zijn criminele bestaan en hij was bang dat zij<br />

hem zou verraden. Hij wordt opgepakt en opgehangen. De dochter gaat door als prostituée, ze heeft geen<br />

toekomst en moet zichzelf in leven houden. Als vijfentwintigjarige wordt zij verkracht door een aantal<br />

mannen, met veel geweld, omdat ze geen zin had hen te bevredigen. Ze laten C bewusteloos achter en<br />

steken het huis in brand; C sterft. Laatste gedachte: dit nooit meer! In dit leven herkent C dit, dan is hij<br />

ongenaakbaar en niet meer te bereiken. Hij zit dan in zijn hoofd te schaken, waarbij hij in zijn eigen<br />

denkbeeldige toren zit, die is opgebouwd uit verdedigingsmechanismen. Bovenin zegt hij dan wat hij ervan<br />

vindt en klapt daarna de ramen dicht. C ziet overeenkomsten. De grootste overeenkomst is dat ik niet voldoe,<br />

dat ik niet meetel, niet belangrijk ben, niets voorstel.<br />

Levensplan<br />

Het levensplan heeft te maken met liefde, speelsheid, plezier en contact maken.<br />

Hij is nieuwsgierig, maar ook nog bang. Achter hem is het licht en voor hem is het donker. C heeft in vorige<br />

levens zoveel angst opgedaan zodat hij weinig zelfvertrouwen heeft. Zijn voornaamste handicap is angst en<br />

wantrouwen. Voornaamste vermogen is humor, relativering en doorgaan. Verder een grote levenslust en<br />

nieuwsgierigheid. De bedoeling is dat ik mijn eigen angst kan loslaten. C wil nu echt uit die angst komen. Hij<br />

heeft deze moeder gekozen omdat zij de angst groter maakt en deze vader omdat die moeite heeft zichzelf<br />

neer te zetten. C krijgt daardoor geen steun van hem, hij moet het zelf doen en dat geeft veel kracht. C zegt<br />

dat het zijn kracht ten goede komt dat hij het in de baarmoeder al meemaakt, omdat hij ingeperkt moet<br />

worden, anders komt hij er niet uit. Ik moet er tegenin, tegen die angst. In vorige levens heb ik mij niet verzet, ik<br />

moet niet weer in dat patroon dat het me neerdrukt en daarom moet ik het bij de baarmoeder al ingedrukt worden,<br />

zodat ik tegelijk met die angst - daar neem ik een stuk van over - ook het verzet krijg, zodat ik eruit kan komen en<br />

het van mij af kan schoppen. C krijgt daardoor later die spirit en die vechtlust.<br />

Het heeft ook iets te maken met loskomen van mijn moeder, ze klampt zich vast. Ik ben de enige van de negen<br />

kinderen die door heeft dat het niet klopt wat ze doet. C heeft het voor het hele gezin open moeten wrikken;<br />

het zijn allemaal van die angsthazen.<br />

Doorwerking in het leven<br />

Van de postulaten: de buitenwereld is hard en ik voldoe niet heeft C in het leven last en reageert dan net zo als<br />

in de baarmoeder. En dan ben ik er even niets. C heeft daarbij een lichamelijke reactie zoals in de baarmoeder.<br />

Hij voelt zich een buitenstaander. Alsof ik het punt waar ik contact maak niet over durf. In het voorgesprek<br />

komt naar voren dat hij bang is te gaan staan voor wat hij voelt. Hij houdt dingen vast. Ik ben een control<br />

freak.<br />

C vertelt dat hij veel creativiteit in zich heeft en op zoek is iets neer te zetten, maar als hij wat wil laten zien<br />

is hij ook bang gekwetst te worden, af te gaan. Er loopt een rode draad door mijn leven van gigantische angst. Hij<br />

reageert heftig op kritiek, dit bedreigt zijn eigenwaarde. Bij stress heeft hij het gevoel alsof er een steen op<br />

zijn maag ligt. Omgaan met emoties vindt hij moeilijk.<br />

Conclusies<br />

De doorwerking in het leven van wat in de baarmoeder gebeurd is, is het patroon van de angst; zijn moeder<br />

die ook angst heeft tijdens de zwangerschap voor de emotionele, onberekenbare vrouw in hetzelfde huis. Als<br />

10


moeder bang is, doet ze of ze er niet is. C heeft zijn hele leven al angst zichzelf te laten zien. De postulaten<br />

de buitenwereld is hard en ik voldoe niet spelen daarin het sterkst.<br />

In het levensplan komt naar voren dat hij veel angsten heeft gehad in vorige levens. De stressmomenten in<br />

de baarmoeder maakte hij mee om nu uit die angst te komen. Het moet er in de baarmoeder al “ingedrukt”<br />

worden, zodat hij zich wel moet verzetten, en de spirit en de vechtlust krijgt om eruit te komen. C zegt dat<br />

het niet zou lukken zonder deze ervaring in de baarmoeder. Het levensplan heeft te maken met liefde,<br />

speelsheid, plezier en contact maken; iets wat pas kan als je uit de angst bent.<br />

Enkele weken na de sessies voelt hij zich ontspannen. Als ik vraag hoe is het met ik voldoe niet, zegt hij<br />

meteen blij: ik voldoe wel! Hij heeft de laatste tijd vele situaties meegemaakt waarbij hij normaal gesproken in<br />

de angst zou zijn geschoten, maar hij had er geen last van. Het gevoel van een steen op zijn maag is ook weg.<br />

Cliënt 7: vrouw, 66 jaar<br />

Zij is in de tweede wereldoorlog geboren. Er was dus stress gedurende de hele zwangerschap. Moeder is<br />

niet zo jong meer en de vorige keer heeft ze tijdens haar zwangerschap een trombosebeen gehad. De<br />

geboorte van C verliep niet prettig; naast moeder’s bed zat een rokende dokter. De vader was samen met<br />

dorpsgenoten in burgerdienst bij de Duitsers.<br />

Tijdens de prenatale fase<br />

Voordat C het lichaam ingaat, is ze in een mooie, donkere, vrije ruimte. Het lichaam ingaan is alsof ze een<br />

duik neemt. Ze is verwonderd over waar ze zich bevindt en ervaart zichzelf als een stipje. Ze ervaart zich<br />

niet rond haar moeder. In het begin kan ze er nog uit en gaat dan terug naar die donkere, vrije ruimte.<br />

Stress-situatie: Ze zit vast; dit is aan het einde van de zwangerschap. Ze voelt weerstand in haar hele lijf. Ik<br />

geloof dat ik het niet begrijp, ik begrijp het niet, wat er gebeurt. Ik heb een beetje bol gevoel, een beetje opgezet. Er is<br />

geen gevoel van verdriet, vreugde, niets.<br />

Ze voelt dat ze zich af moet zetten. Ik wil dit niet Ik wil hier niet zijn. Ik wil terug in de ruimte. Daar is het vrij. Ze<br />

weet niet hoe ze eruit moet komen en is bang voor het onbekende, maar voelt zich lichamelijk sterk. Ik druk<br />

mij naar achteren, maar kan niet verder, ik zit vast. Dat ze vast zit, herhaalt ze enkele malen. Ze zit voortdurend<br />

in die spanning. Bij grote spanning voelt ze angst, maakt zich klein en houdt zich stil.<br />

Voor haar geboorte ligt haar nek geknakt waardoor haar achterhoofd en nek pijn doen. Ze zitten aan mijn<br />

nek te draaien, ze zitten aan mij te klooien. Ze ligt voor het geboortekanaal. Het voelt alsof ze moet bukken.<br />

Van buitenaf is er de helpende hand van de dokter. Door het geboortekanaal gaan is benauwd en gaat<br />

moeizaam. Bij het doorknippen van de navelstreng slaakt ze een diepe zucht en is emotioneel. C kon<br />

moeilijk onderscheiden wat van de moeder was en wat van haar.<br />

C heeft al veel uitgewerkt in sessies. Hierdoor ervaart ze in het leven al een grote verandering en gaat het<br />

steeds beter. Uit een van de sessies: ‘Ik zit vast, ik kan niet verder’. C ervaart in een vorig leven zichzelf als<br />

driejarig meisje. Ze is alleen buiten als ze achter haar gedonder en gerommel hoort. Stenen rollen over haar<br />

voeten en ze komt vast te zitten onder een rotsblok, dat op haar benen terecht is gekomen. Ze probeert<br />

het weg te duwen. Niemand komt haar zoeken en het duurt lang voordat ze sterft. Er komt nog een<br />

rotsblok op haar borst terecht, waardoor ze niet meer kan ademen.<br />

Levensplan<br />

C komt niet in het tussenbestaan en niet bij een levensplan voor dit leven. Na het direct voorgaande leven is<br />

ze meteen doorgegaan naar dit leven. VL is als twee-driejarig meisje in de Tweede Wereldoorlog in een<br />

gaskamer gestorven. Ze zegt dat dit niet de bedoeling was; het was de bedoeling dat ze zou leven. C blijft<br />

even boven de situatie hangen, maar zoeft daarna weg en duikt direct in de baarmoeder van de moeder van<br />

dit leven. Verbaasd zegt ze: Dat is het gewoon, ik ben direct terug, op de eerste de beste plek die ik kon vinden. C<br />

ziet een straal als een hoek door het universum gaan, vanaf de gaskamer naar de moeder van dit leven en<br />

voelt geen verbinding met boven daar. Die is er niet, ik ben in een laag niveau blijven zitten.<br />

Via de foetus krijgen we toch wat informatie; zo heeft C wel het gevoel dat ze graag geboren wil worden bij<br />

deze moeder. Ze heeft gekozen voor leven in rechtvaardigheid (haar moeder is een bijzonder eerlijke<br />

vrouw). Omdat de situatie waarin ik overleed zo onrechtvaardig was. Ze komt om te leven en te ervaren. C is in<br />

vorige levens een paar keer als klein kind gestorven en zegt dat ze geen kansen heeft gehad. Ze heeft een<br />

sterke drang te leven.<br />

Over de spanning in de baarmoeder zegt ze: Ja, dat was niet de bedoeling; ik zocht naar een veilige plek en ik<br />

kom weer in een oorlogssituatie terecht.<br />

11


C voelt dat ze te snel is geïncarneerd. Ik ben in paniek gestorven en ik wilde zo snel mogelijk weer leven, leven,<br />

leven, doorgaan. Als handicap neemt ze haar eigen angst voor een te vroege dood mee, zodat ze niet kan<br />

doen waarvoor ze komt, namelijk leven en ervaren. C vertelt dat ze nu in een sterk lijf zit. Haar moeder is<br />

97 en haar vader 80 jaar geworden.<br />

Doorwerking in het leven<br />

C heeft in dit leven een behoorlijke onberedeneerde angst: bang voor mensen in uniform en angst voor het<br />

onbekende. Was als kind niet gelukkig; ze voelde zich niet prettig binnenshuis, alleen buiten vond ze het<br />

prettig, terwijl ze toch normale, goede ouders had. Toch zegt C ook, dat er als kind een afstand was tussen<br />

haar en de moeder. Voor C was ze groot, statig en koud waardoor C bang voor haar was. Voor de moeder<br />

was het denken belangrijk (tijdens de sessie in de baarmoeder zegt C dat er geen gevoel is, geen verdriet,<br />

geen vreugde, niets).<br />

Tijdens het voorgesprek zegt ik voel me klein en ik gedraag me groot, ik laat het niet merken hoe ik mij voel,<br />

absoluut niet, want dat is niet veilig, te laten zien wie je bent.<br />

In sommige situaties ziet C de toekomst als een zwart gat, waar ze niet in wil, daardoor staat ze stil en is er<br />

geen toekomst.<br />

Haar hele leven draagt ze de twijfel mee of ze het wel goed doet, of ze het al dan niet kan.<br />

Op stressmomenten waarbij ze moet presteren reageert ze verlamd, met een black-out.<br />

Verder bij angst wat ook verlammend werkt, staat ze stokstijf en kan zich niet meer bewegen, veroorzaakt<br />

door woorden die gezegd zijn. C gaat hierbij ook iets achteruit.<br />

C heeft een soort overlevingsdrang en optimisme, wat ze van haar moeder ook kent. ‘Niet klagen maar<br />

dragen’ is een van vele typerende uitdrukkingen waar C mee is opgevoed, waardoor tevens haar emoties<br />

ondergesneeuwd zijn geraakt.<br />

Ik worstel en kom boven. Zo redeneerde haar moeder ook altijd.<br />

Conclusies<br />

C heeft veel angst gekend in haar leven. Wanneer C angstig wordt, reageert ze in het leven met achteruit<br />

gaan; in de baarmoeder drukte ze zich naar achteren.<br />

De postulaten: ‘ik zit vast, ik kan niet verder’; C stagneert in heftige situaties er is dan een zwart gat zonder<br />

toekomstvisie.<br />

Verder duikt ze in de baarmoeder omdat ze wil leven, maar gedurende de hele zwangerschap is er spanning<br />

en zonder levensplan bovendien, is er weinig toekomstvisie.<br />

Het levensplan: C ervaarde dat ze geen levensplan had gemaakt. Wel is duidelijk dat C komt om te leven en<br />

te ervaren. Haar moeder heeft een grote levensdrang en optimisme: duikt de baarmoeder in!<br />

Ze heeft in de baarmoeder al veel spanning meegemaakt en dat heeft zich doorgezet in dit leven, wat ook de<br />

nodige ervaringen voor haar heeft opgeleverd.<br />

Enkele weken na de sessie<br />

Deze sessies bevestigden wederom dat het goed is vanuit de andere dimensie, de wereld van het licht, met<br />

problemen te gaan, en niet vanuit dit aardse leven. Ze heeft het gevoel dat ze de eerste jaren overleefd heeft<br />

en nu leeft ze!<br />

Cliënt 8: vrouw, 61 jaar<br />

De moeder van cliënte 8 was gehuwd en samen met haar man had ze drie kinderen. In de Tweede<br />

Wereldoorlog waren er Duitsers in hun huis gestationeerd. De moeder vond dit wel gezellig, want ze sprak<br />

vloeiend Duits, omdat ze een periode in Duitsland had gewoond. C heeft ontdekt dat haar moeder verliefd<br />

is geworden op een Duitse offcier, die daar in huis was. Ze kreeg een kind van hem en vermoedelijk is haar<br />

vader hier achter gekomen. De moeder raakte daarna opnieuw zwanger van haar man, en het kind wat<br />

daaruit werd geboren is cliënte 8. Ze werd ruim een jaar na de Tweede Wereldoorlog geboren.<br />

Tijdens de prenatale fase<br />

Zowel haar vader als moeder zijn blij dat er een kind op komst is en dat voelt prettig voor C Bij drie<br />

maanden gaat C de foetus in: het voelt beperkt.<br />

Stressmoment 1:<br />

Bij vijf maanden: De moeder wil met deze zwangerschap iets recht zetten, waartoe ze zich enigszins<br />

12


gedwongen voelt. Daar komt nog bij dat vader een jongetje wil en moeder gaat voelen dat het een meisje is.<br />

Ze loopt met schuldgevoelens en voelt zich machteloos, ook naar haar ongeboren kindje toe.<br />

Reactie foetus: lichtfits in haar linker hersenhelft. Voelt kleine spanning, maakt zich ruimer want wil die<br />

spanning niet voelen; wil eruit, maar dat lukt haar niet. Ze spant aan met haar spieren, waarbij ze gestrekt<br />

gaat liggen, zo wil ze die spanning van haar af zetten.<br />

Haar linkerkant voelt ongemakkelijk. Het hoort er niet bij. Ik mag er niet zijn, ik word afgewezen.<br />

Stressmoment 2:<br />

Bij zes maanden. De moeder denkt: waar ben ik aan begonnen? Er is verwarring, nog dat schuldgevoel en<br />

machteloosheid. Ook schuldgevoelens naar haar kindje, omdat ze dit niet wil. Ze is wel blij met de<br />

zwangerschap, maar het klopt niet, want het is geen jongetje. De moeder gedraagt zich naar buiten toe<br />

vrolijk, ze verdringt zo deze gevoelens.<br />

C voelt spanning in haar nek, maar dit is van de moeder en C zegt dat dit door die verwarring komt en<br />

meer een spanning is tussen hoofd en hart.<br />

Reactie foetus: ze voelt zich in de steek gelaten: ik mag er niet zijn, een gevoel van anders zijn en er niet bij<br />

te horen. Ze spant aan in haar armen, strekt zich nog steeds uit; spanning ook in de nek, voelt koude rilling.<br />

Voelt eenzaamheid en verwardheid, dit blijkt van de moeder te komen.<br />

Stressmoment 3:<br />

Bij zeven maanden. C Heeft het over accepteren en aanpassen, dat zij dat daar al doet. De vader luistert niet<br />

naar de moeder als zij vertelt hoe zij het leven en haar rol daarin ervaart. Vader is bezig met zich te<br />

profleren in de buitenwereld. Er is strijd en de moeder dreigt met weglopen. (C zegt, dat het een vrouw is<br />

die operette-zangeres had kunnen zijn, maar in plaats daarvan zit ze thuis bij haar kinderen.) C voelt zich<br />

ook machteloos, kan er niet uit; ze voelt zich afhankelijk van haar moeder en vindt dat lastig. Ze voelt zich<br />

angstig en verkrampt iets, kaken op elkaar; voelt zich niet veilig.<br />

Stressmoment 4:<br />

Bij acht maanden. De moeder zegt niet tegen de vader van C en haar zusjes en broertjes dat C een meisje<br />

is. Reactie foetus: ze wil het niet meer horen, al die verschillende verwachtingen, het resultaat is dat het niet<br />

meer hoeft voor haar, ze wil er niet uit, ze blijft in deze spanning zitten en wordt veertien dagen over tijd<br />

geboren.<br />

Doorknippen van de navelstreng geeft C zo’n verlichting! Ze voelt meer warmte en vrijheid.<br />

Ik mag er niet zijn, ik hoor er niet bij: In een vorig leven komen we bij een jongeman van twintig jaar, bij een<br />

herenhuis uit de zeventiende eeuw en een ongeluk met een koets. Het is een ruige rit en een wiel komt in<br />

de greppel terecht waardoor het wiel eraf gaat en de koets kantelt. VL wordt in de hoek gesmeten waarbij<br />

de linkerkant van zijn lichaam knel komt te zitten (C voelt bij vijf maanden of haar linkerkant er niet bij<br />

hoort). Hij klapt met zijn hoofd tegen een balk en raakt bewusteloos; hij sterft vrij snel daarna, maar blijft<br />

erboven hangen.<br />

Zijn moeder is kort na zijn geboorte gestorven en voor de rest van zijn leven werd hij verzorgd door een<br />

huishoudster die hem geen ‘moederliefde’ geeft. Zijn vader is voor zijn werk vaak op reis, wat tevens een<br />

vlucht is. Het herenhuis staat vrij geïsoleerd en hij heeft weinig contacten. Als VL twintig jaar is gaat de vader<br />

onverwacht op reis. C wil mee, maar dat mag niet. Hierna gaat hij met de koets een ritje maken. VL heeft<br />

stoer gedrag ontwikkeld om zo aandacht te krijgen en de pijn niet te hoeven voelen. Met de koetsier kan hij<br />

het goed vinden en deze is wel te porren voor een ruige rit. Dit betekent het einde van zijn leven.<br />

Levensplan<br />

C Het gaat over dat er ruimte is te communiceren. Dit is er weinig geweest in vorige levens. De oorzaak hiervan<br />

is dat ze emotioneel gekwetst is en daardoor afgesloten.<br />

De bedoeling is dat ze het leven werkelijk gaat proeven, niet zo uit boeken, maar door te ervaren. Ze kiest<br />

ouders, die er - net als in het vorig leven -, weer niet voor haar zijn.<br />

…zodat ik daardoor kan leren om dat op te lossen. Belangrijk thema is eenzaamheid.<br />

Haar voornaamste handicap is invoelingsvermogen en begrip voor eigen gevoelens.<br />

Haar voornaamste vermogen is invoelingsvermogen. C Wonderlijk is dat, want dat is ook mijn handicap. C Ziet<br />

dat haar invoelingsvermogen groot is. C De harmonie in invoelen, dus invoelen en mijzelf zijn, en niet invoelen en<br />

in die ander zitten. Dus het is tegelijkertijd mijn handicap en mijn vermogen. daar evenwicht in te vinden. Dit komt<br />

voort uit de ervaring dat ze niet naar zichzelf luistert en er ook niet naar haar wordt geluisterd. Verder heeft<br />

ze ook misbruik gemaakt van haar invoelingsvermogen.<br />

Klopt wat ze meemaakt in de baarmoeder met het levensplan? Het is om ervaringen op te doen, te leren en<br />

veel inzichten te krijgen. Volgens legt dat al de basis van de strijd in haar leven. In de baarmoeder is ze nog<br />

13


ontvankelijk voor invloeden, kwetsbaar en er is geen verweer. C Ik moet denken aan een tweejarige, in de fase<br />

van nee-zeggen. Dan zou het al niet meer lukken dat op te pikken van die ouders en die energieën. Anders zou ik<br />

het afgewezen hebben of zo. Ik heb er voor gekozen.<br />

Doorwerking in het leven<br />

Figuurlijk worstelt ze met mensen omdat ze het moeilijk vindt te confronteren. Ze vindt zichzelf niet goed<br />

genoeg en voelt zich er niet bij horen, vaak afgewezen. Heeft moeite met beslissingen nemen. Bij stress trekt<br />

ze zich terug, vertrouwt niet op eigen intuïtie, neigt naar anderen die het beter weten. C herkent<br />

schuldgevoelens, machteloosheid en eenzaamheid in haar leven. Ze past zich aan en accepteert hoe het is.<br />

Als kind had ze last van haar oren. Ze is bang te communiceren; er is veel strijd in haar leven, in haarzelf. Ik<br />

worstel en kom boven, dat is mijn leven.<br />

C heeft al veel aan zichzelf gewerkt en verschillende therapieën ondergaan. Daardoor staat ze al anders en<br />

steviger in het leven dan daarvoor. Ze voelt zich niet eenzaam meer. Toch spelen het bovenstaande nog een<br />

rol in haar leven.<br />

Conclusies<br />

In het leven heeft C moeite met confronteren; de postulaten: ‘ik ben niet goed genoeg en ik hoor er niet bij’<br />

spelen daarin mee. Er is veel strijd en ze is bang te communiceren. C herkent schuldgevoelens,<br />

machteloosheid en eenzaamheid in haar leven. Ze past zich aan en accepteert hoe het is. Als kind heeft ze<br />

last van haar oren (ik wil al die verwachtingen niet meer horen). Dit komt allemaal al in de baarmoeder naar<br />

voren.<br />

Enkele weken na de sessies heeft C door de sessies ontdekt dat ze mentaal is en moeilijk met haar emoties<br />

omgaat. Ze ontdekte een dieper IK door de sessie. Ze heeft meer rust en tijd nodig de dingen uit het<br />

verleden (uit de regressies) te overdenken en daarvan te leren.<br />

Cliënt 9: vrouw, 56 jaar<br />

De moeder is halverwege de achtste maand van de zwangerschap gevallen met haar scooter. Daardoor is ze<br />

te vroeg geboren.<br />

Tijdens de prenatale fase<br />

C verbindt zich met drie maanden voor het eerst met het lichaam, maar blijft er nog buiten. Ze raakt het<br />

alleen even aan. Ik koester mijn moeder meer dan het kindje. C ziet verbaasd dat ze dit doet omdat haar<br />

moeder het meer nodig heeft omdat ze bang en gespannen is, doordat de vorige bevalling zwaar was. Zowel<br />

de vader als de moeder zijn blij met de zwangerschap, maar omdat er bij de moeder ook angst zit voor de<br />

bevalling, verwijt ze de vader dat zij het moet dragen en hij niet. Deze periodes wisselen elkaar af en C weet<br />

daarom niet of ze wel welkom is. Daarom blijft ze niet bij haar moeder in de buurt, maar gaat terug. Bij<br />

vierenhalve maand blijft ze rond de moeder. Bij zes maanden ervaart C dat ze erin geduwd wordt. Het voelt<br />

benauwd warm en de foetushouding is veel te gesloten.<br />

Stressmoment 1 bij vijf maanden. Een tante van C heeft een miskraam gehad. C voelt de angst van haar<br />

moeder om ook een miskraam te krijgen, maar C weet dat dit niet zal gebeuren. Ze voelt onmacht omdat<br />

ze dit niet kan laten weten. Reactie foetus: ik wil blijven. Dat C wil blijven heeft met haar vader te maken. Ze<br />

wil bij deze vader zijn, hij accepteert haar zoals zij is en dat doet de moeder niet. Doordat haar moeder<br />

verkrampt, wordt de ruimte voor de foetus nog beperkter. C reageert hierop door nog meer op te rollen en<br />

af te sluiten. Maar ze heeft geen angst van haarzelf.<br />

Stressmoment 2 bij zes maanden. Moeder stoot tegen een tafel als ze zich omdraait omdat er met het zusje<br />

van C wat aan de hand is. Er is direct paniek voor een miskraam. C voelt dit op haar schouders, het geeft<br />

meer schrik dan pijn. Ik heb het gevoel dat ik erin geduwd ben, maar door die schok er niet meer uit kon. Ze is<br />

boos omdat ze niet meer terug kan, maar tegelijk wil ze blijven. Ze voelt dat het defnitief is en niet meer<br />

terug kan. Ze voelt nu zelf angst. Reactie foetus: voelt de angst zich open te stellen. Haar voorkant moet<br />

afgeschermd worden en daar mag niemand aankomen. Ze rolt zich op in de foetushouding. Daardoor<br />

stroomt de navelstreng niet meer door, zodat ze het benauwd krijgt en toch wat moet versoepelen. Na dit<br />

voorval voelt C de handen van haar vader die helend werken voor haar schouders. Vanaf zes maanden wordt<br />

het alsmaar krapper en benauwder. Ik trap en duw meer en dat mijn moeder daardoor meer gespannen raakt en<br />

ik het tegenovergestelde bereik.<br />

Stressmoment 3 bij zevenhalve maand: C voelt pijn; ze weet op de een of andere manier wat er gaat<br />

14


gebeuren; de moeder weet dit niet. Moeder gaat met de scooter weg, het ijzelt en ze valt en schuift met<br />

haar scooter en al over het wegdek. Tijdens de val breken de vliezen. De moeder is direct in paniek, gilt, pakt<br />

haar buik vast en probeert overeind te krabbelen. Bij mensen die haar te hulp schieten, warmt ze zich op<br />

totdat de vader van C komt en ze samen naar de kraamkliniek gaan.<br />

Reactie foetus: C ervaart minder ruimte op het moment dat de vliezen breken. Ze vindt dit niet erg omdat<br />

het het begin van de bevalling is. C rolt zich weer op, maar nu meer van ‘houd je nu gedeisd, strakjes mag je<br />

eruit’. Ze voelt ook onmacht omdat ze haar moeder niet gerust kan stellen en ervaart dit als een<br />

tekortkoming. Ze bouwt een schild om zich heen, zodat de paniek niet bij haar kan komen. C heeft dit zelf<br />

gewild en neergezet, maar wel met hulp. Als de weeën beginnen, kan dat schild weg. Ook dit doet C zelf,<br />

omdat ze weet dat ze op weg moet gaan. (N.B. Bij aura-exploratie blijkt dat het schild er met vijf maanden al<br />

bij komt, als moeder tegen de tafel stoot; het is een rood licht om haar wat metaalachtig aandoet.) De<br />

moeder krijgt in de kraamkliniek valium, wat de foetus afweert: ze kapselt zichzelf in wit licht in. De bevalling<br />

gaat vlug, want C werkt mee om naar buiten te komen. C heeft geen zin gelijk te ademen, ze zit toch nog aan<br />

de navelstreng. Het gaat mis, zijn de eerste woorden die ze opvangt. C voelt via de navelstreng een soort gif -<br />

de angst van haar moeder - naar binnen komen. Ze schudden haar en ze begint met horten en stoten te<br />

ademen. Hierna wordt de navelstreng doorgeknipt. C wordt hierbij emotioneel, schokkend huilt ze. Dat was<br />

de eerste echte ademhaling. Het is niet de moeder die verlost wordt, het is het kind dat verlost wordt.<br />

We komen bij een vorig leven via de angst van C waarbij ze dichtklapt om haar voorkant te beschermen,<br />

omdat ze daar zo kwetsbaar is. Ze is een jonge vrouw van vijftien jaar en sterft opgerold als een wild dier in<br />

een hol. Het is in de prehistorie en VL leeft in een groep. Haar vader kent ze niet, want als mannen zin<br />

hebben mogen ze een vrouw nemen, iedereen doet het met iedereen. Als ze twaalf jaar is, wordt ze niet<br />

ongesteld. Zolang je niet ongesteld wordt moeten de mannen van je afblijven. Ze is bang uitgestoten te<br />

worden, omdat dit gebeurt als je niet ongesteld wordt. Daar komt het gevoel boven dat ze anders is en niet<br />

aan de verwachtingen voldoet. Dankzij kruiden wordt ze toch ongesteld als ze 13–14 jaar is. Ze raakt<br />

zwanger, maar haar kind wordt dood geboren. Niemand wil nog contact met haar. Daar komt het gevoel<br />

boven, je bent niet goed. Ze krijgt contact met de kinderen van de groep, maar de volwassenen halen de<br />

kinderen bij haar weg. Ze wil wat zeggen, maar dit lukt haar niet; zelfs gillen lukt niet. Taal zoals nu is er niet,<br />

ook kloppen uit boosheid lukt niet. Ze wordt de groep uitgezet. Ze mag gaan en staan waar ze wil, maar niet<br />

terug naar de groep. Ze blijkt zwanger en krijgt daar een miskraam na vijf maanden. Ze verzwakt en kan niet<br />

meer verder, ze rolt zich op in een holletje tegen een heuvel en sterft. Daarna is er angst, omdat ze niet weet<br />

waar ze is en niet weet wat er gebeurd is; ze neemt waar dat de pijn weg is. Ze wil niet achterom kijken naar<br />

haar lichaam, ze wil niet weten wie daar ligt en wie hier is (onbelichaamd). Ze gaat naar de zee en zit lang op<br />

het strand. Ze wordt opgenomen door het water en dan is ze weg.<br />

Levensplan<br />

Ze krijgt er te horen dat ze het Licht vast moet houden; dat kan alleen als ze open blijft. Ze moet leren<br />

evenwicht te vinden tussen leren vergeven en opkomen voor zichzelf. Het zal met vallen en opstaan<br />

gebeuren en ze mag niet vergeten weer op te staan. Beslissend voor dit huidige leven is, dat ze niet aan<br />

zelfdoding mag doen, Ik moet deze keer doen wat ik te doen heb, anders wordt het de volgende keer nog moeilijker.<br />

Ik heb een moeilijk leven gehad en ben er toen zelf uitgestapt, ik moet de klas overdoen. C heeft zichzelf in vorige<br />

levens afgesloten. Er is veel geweld tegen haar gebruikt, zowel fysiek als psychisch, daarom heeft ze een muur<br />

om zich gezet. In dit leven moet ze haar hart wakker maken. Het is een harde, zwarte bol steen. Zolang die<br />

muur daar staat, kan er niets binnen komen, maar er kan ook niets uit. Het belangrijkste wat je hier komt doen, is<br />

mijzelf zijn, vinden wie ik ben.<br />

Die duw in haar buik als moeder tegen de tafel loopt, heeft haar defnitief met het lichaam verbonden. De val<br />

met de scooter legt het begin van haar ademhalingsproblemen; dat hoort er bij zodat ze dat zou leren<br />

hanteren. Ik had dat nodig om mij te verbinden met dat lichaam. Het heeft te maken met buiten te houden wat<br />

buiten hoort, en binnen te houden wat binnen moet zijn. Met te leren uitwisselen, zowel de stofwisseling als emoties<br />

en gedachten, een vlot verloop tussen binnen en buiten.<br />

De miskraam waar moeder bang voor was, die stress, was volgens C niet nodig geweest, maar even later ziet<br />

ze dat het de moeder overbezorgd heeft gemaakt. Dit heeft haar geleerd tegen grenzen aan te schoppen. Er<br />

is dus een indirect verband.<br />

Doorwerking in het lichaam<br />

Als jong kind had ze longontsteking en rond haar twaalfde kreeg ze last van stress-astma. Schouders zijn<br />

altijd zwak geweest (als moeder tegen de tafel stoot voelt C dit op haar schouders). C reageert heftig bij iets<br />

15


onverwachts en houdt graag de controle. Ze kan niet tegen beperkingen.<br />

Ze voelt zich van jongsaf aan een buitenbeentje, houdt afstand omdat mensen haar niet begrijpen, wat<br />

problemen in de buitenwereld geeft. Ze voelt dit als benauwenis en durft niet ‘open te gaan’. Ze voelt<br />

onmacht - wat ze als een tekortkoming van haarzelf ervaart - omdat ze de juiste woorden niet vindt. C<br />

vertelt dat er laatst iets voorviel waardoor ze letterlijk in een cirkel wegkroop. Ik trok echt mijn benen op en<br />

legde mijn hoofd erop, maakte mij rond. Ze verkrampte in haar buik. Ze kon haar manier van denken niet<br />

duidelijk maken. Ze loopt altijd aan de rand van de groep, nooit in de groep. Ze beschermt haar voorkant,<br />

omdat ze zo het gevoel heeft dat ze haar emoties afschermt, zodat men haar niet kan raken<br />

Conclusies<br />

De reactie van C in de baarmoeder heeft duidelijk doorgewerkt in het leven. C heeft van jongs af aan<br />

problemen met haar ademhaling. C beschermt bij moeilijke situaties haar voorkant, net als in de baarmoeder.<br />

Ze voelt zich een buitenbeentje; in de baarmoeder weet ze niet of ze wel welkom is. Uit de sessies die ik<br />

met haar heb gedaan, bleek dat ze nog steeds moeilijk met haar emoties om gaat. Ze houdt graag alles onder<br />

controle. In de baarmoeder wil C de paniek van de moeder niet voelen en ze bouwt een schild van rood<br />

licht om zich heen. In het vorig leven verdwijnt ze in de zee. Als je het als een metafoor bekijkt: de zee staat<br />

voor het onbewuste en C wil niet wil weten wie ze is (onbelichaamd) en wie daar nog ligt. Er kwamen ook<br />

postulaten naar boven tijdens de sessie naar het vorig leven: ik voldoe niet aan de verwachtingen en ik ben niet<br />

goed genoeg. Het gaat mis, de eerste woorden die C opving, met daarna het geschud aan haar, kunnen deze<br />

postulaten hebben geactualiseerd.<br />

In het levensplan hoorde dat C dit in de baarmoeder meemaakte. Dit verbond haar en legde de basis van<br />

haar ademhalingsproblemen, zodat ze leert de uitwisseling tussen binnen en buiten te hanteren.<br />

Enkele weken na de sessies heeft ze meer rust. Er worden dingen duidelijker, waardoor er nieuwe vragen<br />

opkomen. Met haar schouder gaat het beter. Ze had de hele middag in de tuin gewerkt zonder last. In<br />

gesprekken neemt ze nu het woord, waar ze eerst alleen maar luisterde vanwege angst wat te zeggen. Ze<br />

was in een groep en zette zichzelf niet aan de kant.<br />

Samenvatting van het incarnatieproces<br />

C1: In onbelichaamde toestand ervaart ze zich als een stofje. Er is geen ervaring van overleg. Ze gaat<br />

vrijwillig. Voordat ze zich verbindt bij drie á vier maanden is ze om de moeder heen. Dit is niet meteen na de<br />

conceptie, ze komt wat later. Bij vijfenhalve maand bij de stress-ervaring van de moeder, wil ze eruit, maar<br />

dat gaat niet meer.<br />

C2 ervaart zichzelf als licht in licht en ruimte. Ze stribbelt tegen omdat ze angst heeft, er is vaag iemand bij<br />

haar aanwezig. Ze gaat vrijwillig. Vanwege de spanning bij haar moeder vindt ze het niet fjn in de<br />

baarmoeder. Ze is om de moeder heen en gaat ze er pas aan het eind van de zwangerschap, bij negen<br />

maanden, defnitief in.<br />

C3: Er is overleg met een oudere man. Ze zweeft langzaam naar haar moeder, en voelt ze zich vrij, los en<br />

optimistisch. Vanaf twee maanden gaat ze er af en toe in, dit doet ze om de band met haar moeder te<br />

versterken, omdat haar moeder erover denkt haar kind af te staan bij de geboorte. Ze verbindt zich<br />

defnitief met drieënhalve maand. Daarvoor is ze rond haar moeder. Bij haar geboorte krijgt ze een duwtje<br />

tussen haar schouderbladen, met de mededeling dat ze het toch moet doen.<br />

C4 ervaart een blauwgroene licht-omgeving. Er is geen overleg en ze gaat vrijwillig. Ze verbindt zich bij zes<br />

weken. Zweeft daarna in een grote donkere ruimte waarin zij zelf klein is. Is ook om de moeder heen en bij<br />

acht maanden defnitief verbonden.<br />

C5 ervaart een heerlijk relaxte omgeving. De aarde voelt zwaar en ze heeft daarom geen zin. Als ze haar<br />

levensplan heeft gehoord van haar hogere zelf gaat ze vrijwillig, ze wil dan zelfs graag. Ze maakt contact met<br />

de foetus bij zes weken. Dit doet ze op afstand; ze verzegelt haar plek. Ze is dan wel verbonden, maar kan<br />

nog overal naartoe en ervaart zich één met de ruimte. Bij drie maanden gaat ze er voor het eerst in. Bij<br />

tweeëntwintig weken verbindt ze zich defnitief.<br />

C6 ervaart licht, vooral in combinatie met kleuren, een warme gloed overheerst. Hij ziet er tegenop te<br />

incarneren. Hij ervaart dat zijn kern als een bolletje in de handen ligt van een oervader die met hem het<br />

levensplan doorspreekt. Deze oervader geeft vertrouwen en daarna gaat hij vrijwillig. Hij is om de moeder<br />

als zij iemand vertelt dat ze zwanger is; ze is innerlijk strak. Daarom wil hij terug, maar dat kan niet meer. Bij<br />

anderhalf á twee maanden is hij in de foetus en kan er niet meer uit. Het is donker en hij voelt zich<br />

gedesoriënteerd.<br />

16


C7 duikt vrij snel, vanuit een ander leven waar ze net gestorven is, een baarmoeder in. Ze is verwonderd; ze<br />

weet niet waar ze is. Weet niet wanneer ze is verbonden, maar ervaart zich nog als een stipje. Wil in de<br />

mooie vrije donkere ruimte zijn, die ze ervaart zolang ze nog niet defnitief is verbonden. Aan het eind van<br />

de zwangerschap zit ze vast.<br />

C8 ervaart een hemelsblauwe omgeving, waar warmte en acceptatie is; ze voelt zich veilig en gedragen. Wil<br />

niet naar de aarde, maar na overleg met een mooie vrouw waarmee ze vooruit kijkt, gaat ze vrijwillig, hoewel<br />

met een zwaar gevoel, vanwege het leven dat komen gaat. Ze verbindt zich bij drie maanden met de foetus.<br />

Bij vijf maanden merkt ze dat ze er niet meer uit kan.<br />

C9 ziet schemerige toestand en neemt schimmige wezens waar. Daarna ervaart ze een rustige, gele, lichte<br />

omgeving. Ze overdenkt daar wat voorbij is en wat komen gaat en hoe dat aan elkaar te passen; er komen<br />

ook aanwijzingen van buitenaf. Ze gaat niet vrijwillig, maar beseft dat het noodzaak is. Later nog aanwijzingen<br />

van haar engel. Bij drie maanden raakt ze de vrucht aan met haar hand, koestert het en gaat daarna terug<br />

naar boven. Als de foetus vierenhalve maand is, gaat ze erin en eruit. Als ze eruit is, is ze rond haar moeder.<br />

Bij zes maanden is ze defnitief verbonden, ze werd geduwd en de verankering gebeurde doordat de moeder<br />

zich tegen de tafel stootte. Dit voelde ze op haar schouders.<br />

Conclusies<br />

1. De reacties van de foetus hebben doorgewerkt bij alle cliënten. Het was soms moeilijk duidelijk<br />

te krijgen wat van de moeder was en wat van de foetus.<br />

2. Bij het levensplan blijkt dat wat ze in de baarmoeder meemaakten de bedoeling was, omdat de<br />

problemen die daardoor geactualiseerd werden in verband staan met hun levensopdracht.<br />

3. Plotselinge emotionele stress komt direct binnen. Bij een plotselinge fysieke gebeurtenis van<br />

buitenaf (val van trap, stoot tegen tafel) is er eerst schrik, daarna komen de emoties pas. Wat de foetus<br />

tijdens de stress-situatie ervaart, is meestal een actualisatie van een vorig leven.<br />

4. C7 had geen ervaring van het tussenbestaan direct voor dit leven en daarom geen levensplan.<br />

C2 en C7 hadden de meeste weerstand de baarmoeder - voor vast - in te gaan; deze cliënten hadden stress<br />

gedurende de hele regressie.<br />

Aanbevelingen<br />

1. Wat zijn aanleidingen voor een regressie naar de prenatale fase?<br />

a. Bij diep vastzittende angsten en bij postulaten.<br />

b. Bij problemen met hun moeder. Om gekopieerd gedrag te scheiden en terug te geven<br />

wat van moeder is.<br />

c. Als ze van een bepaald probleem hun hele leven al last hebben.<br />

d. Als ze neigen zich klein te maken of zich klein te houden. Sommigen gaan zelfs in de<br />

foetushouding zitten.<br />

2. Vraag in het voorgesprek de cliënt naar de prenatale periode. Mijn meeste cliënten gaven<br />

tijdens de sessie (levensplan) aan waarom hun probleem in de baarmoeder al begon. Je kunt dus bij de basis<br />

van een probleem komen als je in regressie naar de prenatale fase gaat.<br />

3. Sessies naar het levensplan werken verhelderend, omdat de cliënten zelf inzien hoe de stress<br />

van de moeder tijdens de prenatale fase in hun levensplan past. Hierdoor zien cliënten hoe hun moeder hun<br />

problemen alleen maar actualiseerde, niet veroorzaakte.<br />

4. Druk bij het doorknippen van de navelstreng de hand van de cliënt of je eigen hand op de navel<br />

en instrueer dat ze bij de derde tel los zijn van de moeder, en alles achterlaten wat van de moeder is.<br />

17

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!