1 - Acehbooks.org
1 - Acehbooks.org
1 - Acehbooks.org
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
c<br />
4
No. 621.<br />
102<br />
Oost-Indische Krijgsgeschiedenis.<br />
Bebumt plint nutt<br />
n ia Al-uil<br />
DOOR<br />
G. D. E. J. HOTZ.<br />
Kapitein dor Infanterie N . I. JJ.<br />
Met 2 kaartbladen.<br />
BREDA.<br />
DE RONINKLIJK^K MILITAIRE ACADEMIE.<br />
1924.
No. 621.<br />
Oost-Indische Krijgsgeschiedenis.<br />
Mut pttiHl overzicM<br />
m den AP-oorloi<br />
DOOR<br />
G. D. E. J. HOTZ.<br />
Kapitein der Infanterie N. I. L.<br />
Met 2 kaartbladen. 1 W<br />
BREDA.<br />
DE KONINKLIJKE MILITAIRE ACADEMIE.<br />
1924.
INHOUD.<br />
Bladz.<br />
I. Onze betrekkingen met het Rijk van Atjèh vóór 1873. 1<br />
II. De aanleiding tot den oorlog 3<br />
III. De le Atjöh-Expeditie en blokkade 5<br />
IV. De 2e Atjeh-Expeditie S<br />
V. Het bestuur van Atjèh ëh Onderhoorigheden. . . . 12<br />
§ 1. Het bestuur van Generaal van Swieten 12<br />
§ 2. „ „ ' „ Generaal Pel ]3<br />
§ 3. „ „ „ Generaal Wiggers van Kerchem . 16<br />
§ 4. „ „ „ Generaal Diemont 17<br />
§ ö. „ ., „ Gouverneur van der Heijden . . 19<br />
§ ö. „ ,, „ Gouverneur Pruys van der Hoeven. 25<br />
§ 7. „ „ „ Gouverneur Laging Tobias . . . 27<br />
§ 8. „ „ „ Gouverneur Demmeni 30<br />
§ 9. „ „ „ Gouverneur van Teijn 32<br />
§ 10. „ „ „ Gouverneur Pompe van Meerdervoort<br />
35<br />
§ 11. „ „ „ Gouverneur Deykerhoff . . . . 36<br />
§12. „ „ ,, Regeeringscommissaris Vetter . . 40<br />
§ 13. „ „ „ Gouverneur Stemfoort 42<br />
§14. „ „ ., Gouverneur van Vliet 44<br />
§ 15. „ „ „ Gouverneur van Heutsz . . . . 49<br />
§ 16. „ ., „ Gouverneur Jhr. van der Wijck . 64<br />
§ 17. „ ,, „ Gouverneur van Daalen . . . . 65<br />
§ IS. „ „ „ Gouverneur Swart 67<br />
Bijlage A. De Gouverneurs van A. en O., de door ben<br />
toegepaste stelsels en de hun ten dienste<br />
staande middelen 69<br />
Bijlage B. Alphabetische lijst dei- expeditiën en voornaamste<br />
excursiën 82<br />
Bijlage C. Naamregister S3<br />
Bijlage D. Eenige gegevens betreffende de verliezen geleden<br />
in den Atjèh-oorlog SS<br />
Opgave van eenige werken voor meer uitgebreide studie . 90<br />
Verbeteringen en aanvullingen 92<br />
Kaartblad N°. I. Groot-Atjèh.<br />
L ij s t van de kaarten.<br />
Kaartblad N°. II. Atjèh en Onderhoorigheden.
I.<br />
Onze betrekkingen met het Rijk van Atjèh<br />
vóór 1873.<br />
juni i6»9. De gebroeders COENELIS en FBEDEBIK (DE) HOUTMAN deden<br />
met eenige Zeeuwsche schepen de reede van Atjèh aan- de<br />
Sultan, opgezet door de Portugeezen (sedert 1511 aldaar gevestigd),<br />
deed een aanslag op de Hollandsche vloot. COENELIS<br />
HOUTMAN liet daarbij het leven, FBEDEBIK geraakte in gevangenschap.<br />
i(;oo. PAULUS VAN GAERDEN, tochtgenoot van PIETER BOTH, trachtte<br />
handelsbetrekkingen met het Rijk van Atjèh aan te knoopen<br />
Andermaal tegen ons opgezet, nu door Portugeezen en Spanjaarden,<br />
het de Sultan opnieuw een aanslag beproeven welke<br />
echter verijdeld werd, dank zij den uit zijn gevangenschap<br />
ontvluchten FBEDEBIK HOUTMAN.<br />
Na dien werd de reede van Atjèh herhaaldelijk door de Nederlanders<br />
bezocht teneinde handelsbetrekkingen met de Atjèhers<br />
aan te knoopen en bovendien om de Portugeezen te verdringen.<br />
ïooi. De Sultan sloot een overeenkomst met de gezagvoerders<br />
DE ROY en BICKEB, behoorende tot een Middelburgsche vloot<br />
onder BASTIAANSZ, met het doel zich van hun steun te verzekeren<br />
tegen de Portugeezen. (1) De Nederlanders kregen bij die<br />
gelegenheid vergunning een factorij te stichten.<br />
De Sultan zond met de keerende vloot een gezantschap naar<br />
Prins MAURITS. Vanaf dat tijdstip bleven de relaties tusschen<br />
de O. I. Compagnie en het Rijk van Atjèh voortduren en gelukte<br />
het deze handelscompagnie zelfs het recht van alleenhandel in<br />
(1) De Portugeesche onderkoning van Goa eischte, dat de Sultan van Atjèh<br />
hem een eiland nahtj de reede zou afstaan.<br />
I 1
1626—1836 2<br />
1636. alle Atjèhsche kustplaatsen te verkrijgen. Wel noodzaakte Sultan<br />
MARHOEM MEUKOETA ALAM 'Tien Hollanders hun vestigingen in<br />
i659. zijn territoir te ontruimen (1626), maar reeds in 1659 verkreeg<br />
• de Compagnie er opnieuw het handelsmonopolio.<br />
1651. In 1651 waren — wegens een moord op Hollanders gepleegd<br />
— tijdelijk de kusten geblokkeerd.<br />
Door verschillende oorzaken: achteruitgang der V. O. I. C.<br />
en de Engelsche oorlogen ging onze invloed snel achteruit en<br />
verdween geheel na het overgaan van Malaka in Engelsche<br />
1795 handen in 1795.<br />
1 8 2 4<br />
Na 17 Maart 1824, toen Engeland zich bij het z.g. Londensche<br />
tractaat tegen vergoeding (afstand van Malaka) geheel van<br />
Sumatra terugtrok en daardoor automatisch het Engelsch-<br />
Atjèhsche verdrag (1) van 1819 kwam te vervallen, trachtten<br />
de Nederlanders de verloren gegane invloed in het krachtens<br />
het Londensche tractaat onafhankelijk blijvende Atjèhsche Rijk<br />
terug te winnen, maar de Atjèhers wilden van een verdrag<br />
met Nederland niets weten., waren ons zelfs zeer vijandig<br />
gezind.<br />
De door Nederland bij meergenoemd tractaat aan Engeland<br />
gegeven garantie van veiligheid van handel en scheepvaart in<br />
het rijk van Atjèh werd niet nageleefd, want zee- en strandroof<br />
bleven er voortduren, zonder dat hiertegen door het Neder,<br />
1833.<br />
landsche Gouvernement werd opgetreden. Zelfs werd toegelaten,<br />
dat vreemde oorlogsschepen tot tuchtiging van Aijèhsche kustplaatsen<br />
overgingen als bestrafflngsmaatregel tegen het afloopen<br />
van handelsvaartuigen, zooals in 183$ bij Koeala Batèë geschiedde<br />
1 8 4 4 door de Amerikanen en in 1844 bij Koeala Batèë en Koeala<br />
Meureudoe door de Engelschen.<br />
1836. Ook Nederlandsche schepen, eenmaal zelfs een gouvernementsvaartuig,<br />
ondergingen hetzelfde lot en vielen ten prooi aan de.<br />
Atjèhsche zeeroovers, zonder dat het Nederlandsche Gouvernement<br />
er toe overging om aan deze wandaden eens en voor<br />
altijd een einde te maken. Zelfs bleef bestraffing geheel uit,<br />
toen de Sultan weigerde de door zeeroovers buitgemaakte gouv.<br />
stoomer „Dolphijn" uit te leveren.<br />
(1) De hoofdstrekking van dit door RAITLF.S op 22 April 1318'gesloten tractaat<br />
was Atjèh geheel aan Engeland te binden, eene vestiging daar van derden te<br />
voorkomen, zonder nochtans hun uitsluiting van don handel te booogen. (Zie<br />
E. S. DE KLERCK: do Atjèhoovlog Deel I, blz. 89).
3 1851—1872<br />
1861-1882, In dit tijdperk werden wederom eenige vreemde handelsvaartuigen<br />
(m i8ol een Napolitaanscb, in 1852 een Engelsch)<br />
afgeloopen, zonder dat hiertegen door ons werd opgetreden.<br />
1855. In 1855 waagde de bevolking het om tegen het Nederlandsche<br />
oorlogsschip „Haai", dat zich voor vlagvertoon op de reede van<br />
Atjèh bevond, een ongepaste en dreigende houding aan te<br />
nemen.<br />
Alzoo een politiek van non-interventie in de Atjèhsche zaken,<br />
die ons nog tal van moeilijkheden zou berokkenen.<br />
1867. Eerst den 9den Mei 1857 gelukte het den Gouverneur van<br />
Sumatra's Westkust (Gen.-Majoor VAN SWIETEN) een overeenkomst<br />
van vrede, vriendschap en handel met Sultan IBRAHIM<br />
1858. MANSOER SJAH te sluiten, maar reeds in 1858 was het met<br />
deze toenadering voor langen tijd gedaan, waaraan o. m. het<br />
door ons met Siak gesloten tractaat debet was.<br />
1808. De toestand in de Atjèhsche wateren werd zoodanig dat de<br />
Gouverneur van de Strafte Settlements bij herhaling waarschuwde<br />
voor het gevaar, dat personen en goederen aldaar dreigde.<br />
In 1868 boden de Atjèhsche hoofden de souvereiniteit over'<br />
hun rijk den Sultan van Turkije aan, die echter niets voor dit<br />
aanbod voelde. Omstreeks dienzelfden tijd verzochten tal van<br />
kuststaten, de anarchie in Atjèh moede, herhaaldelijk onder<br />
ons gezag tc mogen worden geplaatst, maar het Ned! Gouvernement<br />
ging hierop niet in.<br />
is?!. Door het met Engeland gesloten Sumatra-tractaat van 2<br />
November 1S71 kregen wij de handen vrij, daar het voorbehoud<br />
van de Atjèhsche onafhankelijkheid by die gelegenheid<br />
kwam te vervallen.<br />
II.<br />
De aanleiding tot den oorlog.<br />
1872. Daar in 1872 tal van kuststaten (Idi, Pasè, Pidië) bleven<br />
aandringen onder rechtstreeksch Nederlandsen gezag te worden<br />
geplaatst, benoemde de Regeering een commissie om met het<br />
Sultanaat Atjèh in onderhandeling te treden en een verdrag te<br />
sluiten, waarbij veiligheid voor handel en scheepvaart gewaarb<strong>org</strong>d<br />
zullen worden.
1872—1873 4<br />
Het bleek der Begeering echter al heel spoedig (eind 1872),<br />
dat, terwijl in December '72 officieele onderhandelingen tusschen<br />
Haar en den Sultan plaats hadden, door Atjèhsche grooten hulp<br />
en bescherming werd gezocht bij vreemde mogendheden (Engeland,<br />
Amerika, Turkije, Italië) en dat er met dat doel een Atjèhsch<br />
gezantschap naar Frankrijk was vertrokken.<br />
De Regeering besloot nu tot andere maatregelen over te gaan.<br />
Het te Riouw verschenen Atjèhsche gezantschap van den Sultan<br />
(de Atjèhsche Sjahbandar PANGLIMA TIBANG MOEHAMAD c. S.)<br />
1873. werd den 25en Januari via Singapore naar Atjèh teruggebracht.<br />
i5eni6Febr. Kort daarop vernam de Regeeririg telegrafisch van onzen<br />
1873. Consul-Generaal te Singapore, dat het teruggebrachte gezantschap<br />
in naam van den Sultan eveneens onderhandelingen had aangeknoopt<br />
met de consuls van Amerika en Italië ter plaatse en<br />
dat deze wel genegen schenen het Atjèhsche verzoek om hulp<br />
en bescherming bij hun Regeeringen te steunen. Het Opperbestuur<br />
in Nederland, telegrafisch hiervan in kennis gesteld, droeg den<br />
is Febr. 18en Februari d. a. v. aan den Gouverneur-Generaal LOUDON op<br />
een sterke zeemacht naar Atjèh te zenden, zoo noodig gesteund<br />
door een flinke troepenmacht om, desnoods door kracht van<br />
wapenen, inwilliging van onze eischen: opheldering van de<br />
dubbelzinnige houding van het Atjèhsche Bestuur en een afdoende<br />
regeling van het Atjèh-vraagstuk af te dwingen.<br />
Naar aanleiding van deze lastgeving besloot de Indische<br />
Regeering, mede in verband met den naderenden Westmoeson,<br />
reeds dadelijk tot een gecombineerde actie van land- en zeemacht<br />
over te gaan. Zij bepaalde, dat de expeditie nog voor einde<br />
Maart van Batavia vertrokken moest zijn. Met de leiding deipolitieke<br />
zaken werd belast de Vice-President van den Raad van<br />
Indië, de heer F. N. NIEUWENHUIJZEN , die als Regeeringscommissaris<br />
meeging.<br />
ï Maart. In verband met liet bericht van het koerszetten van een<br />
Amerikaansch eskader naar Atjèh (1 Maart 1873) werd den heer<br />
NIEUWENHUIJZEN opgedragen zoo snel mogelijk te vertrekken<br />
en van den Sultan erkenning van onze souvereiniteit te eischen.<br />
Door die erkenning toch zou aan mogelijke interventie van<br />
andere mogendheden een einde worden gemaakt.<br />
7 Maart De Regeeringscommissaris vertrok den 7en Maart met 2<br />
oorlogsschepen over Penang naar de reede van Atjèh, waar hij<br />
22 naait, den 22en Maart d. a. v. aankwam en onmiddellijk het ultimatum<br />
onzer Regeering door den tolk SAID TAHIH aan den Sultan liet
5 1873<br />
overhandigen. Daar hierop geen bevredigend antwoord werd<br />
26 Maart, ontvangen, vaardigde de Regeeringscommissaris den 26en Maart<br />
de oorlogsverklaring uit.<br />
27 Maart. De Sultan verzocht bij schrijven van 27 Maart twee dagen<br />
uitstel, hetwelk hem werd toegestaan op voorwaarde van<br />
onmiddellijke staking der werkzaamheden aan de verdedigingswerken.<br />
Toen de Regeeringscommissaris andermaal een onti<br />
April, wijkend antwoord ontving (1 April) en hij ook in twijfel gelaten<br />
werd omtrent den eisch van erkenning onzer souvereiniteit,<br />
brak hij de onderhandelingen af en was hiermede de oorlog<br />
met het rijk Atjèh begonnen.<br />
III.<br />
Ie Atjèh-Expeditie.<br />
22 Maart'73— Staatkundig doel omschreven in de „Instructie voor den<br />
ïo MM '78. G-ouvernements-Commissaris voor Atsjin":<br />
(i. Het verkrijgen van opheldering omtrent het trouwelooze,<br />
dubbelzinnige en verraderlijke gedrag van de Atjèhsche<br />
gezanten te Singapore;<br />
b. erkenning van de souvereiniteit van Nederland;<br />
c. bij weigering der eischen u en b den oorlog verklaren;<br />
d. bij succesvolle beëindiging van een eventueelen oorlog kon<br />
de Gouvernements-Commissaris eenige meerdere eischen<br />
stellen, waarbij hij echter in het oog had te houden, dat<br />
tot een vestiging op of bezetting van Atjèh vooralsnog<br />
geen sprake kon zijn.<br />
Krygskundig doel:<br />
Het vermeesteren van den Kraton, het hoofdoperatieobject.<br />
Opperbevelhebber: Generaal-Majoor J. H. R. KÖHLER.<br />
Leider der politieke zaken: de Vice-President van den Raad<br />
van Indië, F. N. NIEÜWENHUIJZEN , Gouvernements-Commissaris.<br />
Tweede Bevelhebber: Kolonel E. C. VAN DAALEN, tevens<br />
Commandant der Infanterie.<br />
Chef Staf der Expeditie: Kolonel der Genie EGTER VAN<br />
WISSEICERKE.<br />
Samenstelling der Expeditie.<br />
Zeemacht: (Commandant Kapitein ter zee KOOPMAN).<br />
6 oorlogsstoomschepen;<br />
2 gouvernementsvaartuigen;<br />
8 gewapende kruisbooten;<br />
1 adviesboot;
1873 6<br />
Iransportvloot van 6 stoomschepen en 5 zeilschepen;<br />
debarkementsmiddelen: 16 gewapende sloepen,<br />
50 sloepen en 2 vlotten.<br />
Marine-landingsdivisie.<br />
Infanterie: 15 officieren, 152 matrozen (bew. met Snidergeweer)<br />
en 116 mariniers (bew. met Beaumontgeweer).<br />
Artillerie: 3 officieren, 47 minderen, 4 houwitsers van 12 cM.<br />
en 1 getrokken kanon van 7 cM.<br />
Landmacht.<br />
Infanterie: 3 bataljons a 6 (Inf. III, IX en XII), 1<br />
i c 6 n<br />
bataljon Barisan a 6 C Madoereezen; bewapening: 2 bataljons<br />
met Beaumontgeweer, de overige inf. met getrokken voorlaadgeweren.<br />
Artillerie: 9 officieren en 235 minderen met<br />
a. 1<br />
l2 zware veld batterij (4 getr. kanonnen van S cM.)<br />
b. 1 bergbatterij (4 Hw. van 12 cM. en 8 Mr. van 12 cM.)<br />
c. vestingartillerie: 2 Mr. van 20 cM.<br />
Munitievoorraad per vuurmond a. 120 schoten, b. 60 schoten<br />
en c. 50 schoten.<br />
Cavalerie: 1 compagnie a 3 officieren, 60 Europeanen en 53<br />
paarden.<br />
Genie: 1 compagnie mineurs en sappeurs ;<br />
1 detachement werklieden: 1 officier en 5 minderen.<br />
Topografische dienst: 2 officieren en 10 minderen.<br />
Geneeskundige dienst: 12 officieren van gezondheid, 2 apothekers,<br />
1 paardenarts, 101 minderen en 1 ziekenschip.<br />
Trein: 1 officier, 10 onderofficieren, 50 mandoers en 1035<br />
dwangarbeiders.<br />
Totale sterkte der expeditionnaire troepenmacht: 169 officieren<br />
en 3200 minderen.<br />
Strategische reserve op Java: 2 bataljons Inf. met detachementen<br />
i Artillerie.<br />
Voornaamste feiten.<br />
22 Maart 1878. Vertrek der expeditionnaire transportvloot uit Batavia.<br />
26 Maart. Oorlogsverklaring overhandigd.<br />
5 April. De geheele vloot op de reede van Atjèh verzameld.<br />
6 April. Verkenning te land door den geheelen staf der expeditie met<br />
4 compagnieën en herinscheping na afloop dezer werkzaamheden,<br />
s April. Met geheele macht (1) geland in 4 échelons nabij Koeta Panté<br />
Tjeureumèn. Verliezen 10 dooden en 69 (4) (2) gewonden.<br />
(1) Totale sterkte zonder trein 168 officieren en 3198 minderen.<br />
(2) De tusschen () geplaatste vette getallen geven aan de onder het aantal<br />
begrepen officieren.
7 187)3<br />
ft April. Koeta Meugat, den 8en April tevergeefs bestormd, valt 9 April<br />
in onze handen.<br />
10 April. De eerste verovering van den Meuseugit door + 3 bat. Inf.,<br />
2 sect. bergart. en !/a comp. genietroepen tot een totale sterkte<br />
van 110 off., 2100 minderen en 650 koelies; ten 6 uur n.m.<br />
u April.<br />
door onze troepen verlaten en bivak betrokken ten zuiden van<br />
kpg. Meureudoeate.<br />
Verliezen: 9 (2) dooden en 43 (3) gew.<br />
De tweede verovering van den Meuseugit door een colonne<br />
sterk 2 1<br />
/ 2 bat. inf., 1 bergbatterij, 1 peloton mineurs en 44<br />
dwangarbeiders met 73 stormladders.<br />
Generaal KÖHLEE doodelijk gewond in den Meuseugit, krijgsraad<br />
gehouden. Verliezen: 5 (2) dooden en 99 (8) gew.<br />
16 April.<br />
De Regeeringscommissaris telegrafeert de Regeering om versterking<br />
der expeditie buiten medeweten van Kolonel VANDAALEN.<br />
Mislukte poging om de versterkingen ten Zuid-Oosten van<br />
den Meuseugit met 1 bat. Inf. en 1 sectie genietroepen te<br />
verrassen. Zware verliezen: 125 man. Krijgsraad bijeengeroepen,<br />
waarin van een aanval op den Kraton werd afgezien en<br />
besloten met de geheele troepenmacht<br />
terug te keeren.<br />
naar het strandbivak<br />
17 Aprii. Terugtocht naar het strand. De Regeeringscommissaris adviseert<br />
de Regeering telegrafisch het zenden van versterkingen<br />
voorloopig uit te stellen. Bespreking tusschen Commandant<br />
exp. zeemacht, Regeeringscommissaris, Chef Staf en den nieuw<br />
opgetreden Opperbevelhebber, waarin besloten werd telegrafisch<br />
aan de Regeering te adviseeren de expeditie naar Java te doen<br />
terugkeeren met als hoofdargument, dat in den weldra te<br />
23 April.<br />
verwachten Westmoeson de blijvende gemeenschap met de reede<br />
niet verzekerd kon worden geacht.<br />
Toestemming der Regeering tot terugkeer naar Java ontvangen.<br />
25-29 April. Wederinscheping der troepen.<br />
10 Mei. De expeditionnaire troepenmacht te Batavia ontscheept.<br />
Blokkade.<br />
De Indische Regeering besloot reeds bij de terugroeping der<br />
troepen van do eerste expeditie zeer terecht om zoo spoedig<br />
mogelijk een nieuwe expeditionnaire troepenmacht uit te rusten<br />
en gedurende de voorbereiding de kust van Atjèh door de Marine<br />
te laten blokkeeren (1), daar de oorlogspartij in Atjèh zich ge-<br />
(1) Den 2lén Juni werd de blokkade der kust van Atjèh officieel afgekondigd.<br />
Zij had ten doel den in- en uitvoer te beletten en den vn'and z.v.m. afbreuk<br />
te doen. Regelmatige handel zou echter niet worden belemmerd,
1873—1874 8<br />
ducht weerde. In Penang vormde zich als vertegenwoordiger<br />
dier partij de z. g. „Raad van Achten", bestaande uit een achttal<br />
Atjèhsche grooten, die de belangen van Atjèh naar buiten behartigden<br />
en die o.m. in opdracht hadden oorlogsbehoeften en<br />
opium door de blokkadelinie heen in Atjèh te brengen, de<br />
oorlogszuchtige stemming daar aan te wakkeren en overal in<br />
de Archipel oproer tegen Nederland te verwekken.<br />
De geheele Atjèhsche kust werd geblokkeerd op een klein<br />
gedeelte (1) tusschen Tamiang en Lho
9 1873—1S74-<br />
knevelarij in het algemeen; naar recht en de gelegenheid tot<br />
vestiging en bezetting, met beding van afstand van de eventueel<br />
voor etablissementen benoodigde gronden, tot het oprichten<br />
van versterkingen en het plaatsen van ambtenaren, gedekt<br />
door een voldoende macht; en voorts naar al, wat de behoorlijke<br />
uitvoering van de gemaakte regeling volkomen kan verzekeren.<br />
Wanneer niettegenstaande de zegepraal onzer wapenen de Sultan<br />
volstrekt ongeneigd blijft tot het sluiten van de door de Regeering<br />
gewenschte overeenkomst, verklaart de Regeeringscommissaris<br />
hem vervallen van zijn waardigheid en stelt Hij, na<br />
raadpleging der volksinstellingen, een anderen Sultan aan, of<br />
voorziet in het Bestuur van het rijk op zoodanige wijze, als<br />
in verband met de voorschriften van het Opperbestuur door de<br />
omstandigheden noodig zal worden geacht."<br />
Krijgskundig doel: het vermeesteren van den Kraton.<br />
Militair Opperbevelhebber tevens Civiel Regeeringscommissaris:<br />
Luitenant-Generaal J. VAN SWIETEN.<br />
Tweede Bevelhebber: Generaal-Majoor G. M. VEHSPIJOK.<br />
Chef Staf der Expeditie: Kolonel der Inf. G. P. DE NEVE.<br />
Samenstelling der Expeditie.<br />
Zeemacht: (Commandant Kapitein ter zee VAN Gomr).<br />
IS oorlogsstoomschepen;<br />
7 stoomschepen der Gouv. Marine;<br />
12 stoombarkassen;<br />
2 gewapende kruisbooten;<br />
transportvloot van 22 stoom- en zeilschepen;<br />
,<br />
debarkementsmiddelen: 6 stoombarkassen, 2 ijzeren en 2<br />
houten vlotten, + 80 sloepen, eenige marinesloepen en een<br />
groot aantal vletten van de transportvloot.<br />
Marine-landingsdivisie.<br />
Infanterie: 1<br />
/ 2 bataljon matrozen (9 off., 346 minderen), 1<br />
/ a<br />
bataljon mariniers (9 off., 330 minderen).<br />
Artillerie; 13 off., 144 minderen met 4 kanonnen van 7 cM.<br />
en 4 Mr. van 12 cM.<br />
Landmacht:<br />
3 brigades (1) a<br />
Inf.: 4 half bat. a 4 comp. van 125 man.<br />
Art.: 1 bergbatt. (6 Getr. Br. kanonnen van 8 cM. L. en 6<br />
Coehoorn mortieren).<br />
Genie: 1 peloton mineurs en sappeurs.<br />
(1) Waarvan er een als strategische reserve te Padang achterbleef.
1873—1874 10<br />
G. D.: 9 off. van gez., 1 paardenarts, 1 apotheker en 60<br />
minderen.<br />
Seinbrigade: 1 off. en 12 minderen (van de marine).<br />
Buiten Brigadeverband:<br />
Cavalerie: 1 eskadron a 4 off., 75 minderen en 63 paarden.<br />
Vesting-art.: 2 comp. en 1 detachement uit Nederland.<br />
Belegeringspark: 8 Getr. Br. Kanonnen van 8. cM. Zw.<br />
" » » » » 12 „<br />
6 „ „ „ „ 12 „ K.A.<br />
Reservepark: 12 Gl. kanonnen van 9 cM. IJ.<br />
Trein: 3280 dwangarbeiders, 43 ossenkarren, 1037 officiersbedienden<br />
en 243 vrouwen.<br />
Strategische reserve te Padang: de infanterie der Ie Brigade.<br />
Totaalsterkte der expeditionnaire landmacht (alle wapens en<br />
diensten inbegrepen): + 13000 hoofden, waarvan aan infanterie<br />
67S7.<br />
n Juni 1873.<br />
Voornaamste feiten.<br />
De gep. Luit.-Generaal J. VAN SWIKTEN, oud-Commandant van<br />
het Leger in Ned.-Indiö, wordt in activiteit hersteld en met de<br />
geheele leiding der 2e Atjèh-expeditie belast.<br />
9 Juli. Vertrek van dezen opperofficier uit Nederland naar Java.<br />
ï Nov. De exp. transportvloot te Batavia voor vertrek gereed, door<br />
12 .. het uitbreken der cholera eerst 12 November vertrokken naaide<br />
reede van Atjèh.<br />
22,-24 Nov. Aankomst der verschillende transportschepen<br />
van Atjèh.<br />
op de reede<br />
24 Nov. Het eiland Nasi ingericht ten behoeve van de choleralijders,<br />
doch reeds 1 December wegens ongunstigen toestand (regens)<br />
voor het grootste deel weer verlaten.<br />
9 Deo. Landing 11 K.M. ten Oosten van de monding der Atjèh-rivier<br />
nabij den mond van de Tjankoel Loeë.<br />
ii •• Verkenning door twee colonnes, elk sterk l<br />
/. 2 bataljon inf.,<br />
14 „<br />
1 sectie art. en een det. mineurs, bij Pedropunt, ten Westen<br />
van Tjankoel Loeë.<br />
De linie van Tiban (le operatieobject) genomen onder commando<br />
van den 2en Bevelhebber door eene colonne sterk 8 halve<br />
bataljons, 1 batterij, 1 peloton cav. en 1 peloton mineurs ten<br />
koste van 8 (2) gesn. en 39 gew.<br />
1 8<br />
» Peunajong (2e operatieobject) in onze handen.<br />
25 ,. De stelling van Lemboe genomen en bezet ten<br />
6 (1) gesn. en 78 (7) gew.<br />
koste van
11 1874<br />
|<br />
e Jan. 1874. Verovering van den Meuseugit door 10 comp. inf., 1 sectie<br />
art. en 1 sectie mineurs ten koste van 15 gesn. en 208 (11) gew.<br />
1 >. De le helft der Strat. Reserve naar Atjèh ontboden.<br />
12 „ Koeta Goenöngan genomen ten koste van 23 (2) gewonden.<br />
15 „ De Sultan, Panglima<br />
Loeëng Bata.<br />
Pplém en T. Ba
1874 12<br />
vestiging' in Atjèh over te gaan, waarbij de Nederlandsche<br />
Regeering in de plaats zou treden van den Sultan, terwijl<br />
men zich voorstelde voorloopig slechts Groot-Atjèh in „eigen<br />
beheer" te nemen.<br />
ie Februari. Terugkeer van de eerste troepenafdeelingen.<br />
li; April. Mislukte bestorming van de stelling bij Lampoih Oe. Verliezen<br />
9 gesn. en 86 (10) gew.<br />
Afbreking van bet gevecht van hoogerhand bevolen.<br />
20 De 2e expeditie (lj ontbonden.<br />
26 „ Vertrek van Generaal VAN SWIETEN met de laatste niet tot<br />
de vaste bezetting van Atjèh behoorende troepen.<br />
27 ,. Tuchtiging van het gebied van Meura
13 1874<br />
2. hot tot erkenning onzer souvereiniteit brengen door overreding<br />
of dwang (blokkade).<br />
Toestand: Oostkust sinds 1873 bestuurd (Idi), scheepvaart-<br />
regeling-BoGAEET.<br />
West- en Noordkust verdeeld in: goedgezinde kuststaten (d.w.<br />
zij, die de acte van souvereiniteits-erkenning geteekend hadden):<br />
handel vrij, zonder afdoende controle; vijandig gezinde kuststaten:<br />
blokkade.<br />
Na de voltooiing der noodig geachte werken keerde de Gen.<br />
VAN SWIETEN zeer optimistisch gestemd met het grootste<br />
gedeelte der espeditietroepen naar Java terug en liet van de<br />
7149 man sterke macht 3279 man op Atjèh achter.<br />
§ 2. Het Bestuur van Generaal Pel.<br />
April '74. Nu trad Kolonel PEL op als Civiel en Militair Bevelhebber.<br />
In de „Instructie voor den Militairen tevens Civielen bevelhebber<br />
te Atjèh" met „Nota voor Kolonel PEL", welke VAN SWIETEN<br />
voor zijn opvolger achterliet, had de laatste zijn denkbeelden<br />
omtrent de onderwerping van Atjèh ontwikkeld.<br />
Groot-Atjèh.<br />
De toestand Onze vestiging bestond uit een gebrekkig versterkte en inge-<br />
'''trèkVan 1<br />
r i c n t e<br />
'<br />
Kraton, zonder verzekerde gemeenschap met de kust,<br />
VAN SWIETEN zonder haven of aanlegplaats, bezet door een onvoldoend sterke<br />
(zie kaart- . .. . , .<br />
blad i.) strijdmacht.<br />
Op de kusten heesch men op verschillende plaatsen onze<br />
vlag om van de blokkade te worden verlost en vrij te kunnen<br />
in- en uitvoeren, waardoor de vijand natuurlijk van alles ruimschoots<br />
werd voorzien.<br />
Politiek van Na ons bloedig échec op 16 April trad de vijand steeds driester<br />
a f w<br />
^htmg 0p_ Reeds werd het gebied van onzen bondgenoot Meura-'sa<br />
i"^nadering.getuchtigd, werden talrijke gampongs in de asch gelegd en<br />
drong de vijand steeds meer op. De kuststaten namen hieraan<br />
zeer krachtdadig deel.<br />
1874. De toenmalige Min. van Kol. noemde den toestand van PEL<br />
met zijn zwakke macht gedurende de zomermaanden van '74<br />
hachelijk.<br />
PEL trachtte in de door VAN SWIETEN aangegeven richting<br />
door te gaan, gebruikte zijn strijdkrachten tot beveiliging van<br />
de hoofdstelling Koeta Radja en de gemeenschap met de zee,<br />
maar zag zich spoedig genoodzaakt zijn afwachtende houding<br />
te laten varen door den onwil der bevolking om zich te onderwerpen.<br />
De voortdurende bedreiging onzer hoofdvestiging Koeta
1874—1876 14<br />
Radja en der communicatielijn met de zee (Atjèh-rivicr) en<br />
1875. de steeds driester optredende oorlogspartij brachten PEL er toe<br />
de z. g. „kleine en sterke positie van VAN SWIETEN" door<br />
vooruitgeschoven posten te dekken. Hierdoor werd een steeds<br />
grootere dichtheid en versterking aan de afsluitingslinie der<br />
door ons geoccupeerde kuststreek gegeven om daar binnen volkomen<br />
veiligheid te verkrijgen.<br />
Mei. In Mei 1875 bestond deze afsluitingslinie reeds uit 38 posten,<br />
wier bezetting alleen + 2750 man van de 4000 man sterke<br />
troepenmacht in beslag nam (zie kaartblad I).<br />
Door de getroffen maatregelen verbeterde de toestand niet<br />
noemenswaard. Dooi' de politiek van afwachting en toenaderingalleen<br />
kon men de Atjèhers niet tot onderwerping brengen.<br />
Ook na den voor ons succesvollen strijd in de eerste maanden<br />
van 1875 was van toenadering van de zijde der 'hoofden en<br />
bevolking in het geheel geen sprake,<br />
stelsel van Pel ging daarom na verkregen toestemming van de Regeering<br />
afsluiting van o v e r n et bezetten eener breed e kuststreek middels een linie<br />
Otroc-t-AtJen<br />
van de zee. van posten, teneinde Groot-Atjèh van de zee af te sluiten. Hij<br />
verwachtte, dat Groot-Atjèh hierdoor zijn politieke beteekenis<br />
naar buiten verliezen en economisch van ons afhankelijk worden<br />
zou en dat de verzetspartij zoodoende weer tot onderwerpinggedwongen<br />
zou kunnen worden.<br />
Het programma van PEL omvatte voor Groot-Atjèlr.<br />
a. het bezetten van de kuststreek van de vallei van Groot-<br />
Atjèh begrepen tusschen Kroeëng Raja en Kroeëng Raba<br />
en van de VI Moekims;<br />
o. afsluiting van dit bezette gebied door een afsluitingslinie<br />
van Kroeëng Raja tot Kroeëng Raba;<br />
c. invoering van rechtstreeksch bestuur in dit gebied.<br />
Onderhoorigheden: vestiging op enkele goed gelegen punten.<br />
Door de voor dat doel door de Regeering toegestane troepenversterkingen<br />
in staat gesteld kon PEL in December '76 een<br />
begin van uitvoering geven aan zijn plan.<br />
Art. 1 der „Instructie voor den generaal-majoor J. L. J. H. PEL"<br />
van 10 Novernber 1875 schreef voor de volgorde der operatiën:<br />
verovering dan wel onderwerping van de VI Moekims, de IV<br />
Moekims, (bezetting Kroeëng Raba) en ten slotte van de IX<br />
Moekims. Art. 4 gaf hem de vrijheid om, zoo dikwijls de<br />
omstandigheden zulks geboden, van de instructie af te wijken.<br />
Ten aanzien der Onderhoorigheden mocht PEL tot met name<br />
genoemde vestigingen op Noord- en Westkust overgaan.<br />
Eind December '75 begon PEL zijn beroemd geworden ver-
IS 1876<br />
pveringstqcht, do z.g. .,zeventigdaagscho veldtocht" met de<br />
operatiën in de. VI Moekims (26 December 1875—25 Januari<br />
1876).<br />
26 December. Verovering van de vijandelijke versterkingen nabij de gampongs<br />
Mibo, Geutjeuë-Olejlo, door de colonnes VETTER, MEKEKN en<br />
27/28 „<br />
ENGEL.<br />
Vermeestering door verrassing van Peunjirat.<br />
si „ Peukan Bada' bezet en van bezetting voorzien.<br />
u Januari. L. Pageuë (Lampagger) van bezetting voorzien. De hoofden<br />
van de VI Moekims onderwerpen zich.<br />
is/is „ Tocht van de colonne ENGEL (6 compagnieën infanterie met<br />
hulpwapens) van L. Pageuë over de Blang Kala-pas naar Kroeëng<br />
Raba, wat tot onderwerping der verschillende hoofden der IV<br />
Moekims leidt.<br />
25 „ B k<br />
Seuboen van bezetting voorzien.<br />
28 „ Operatiön tegen de IX Moekims (28 Januari—7 Februari '76).<br />
Gecombineerde actie van de colonnes DIEPENHEIM, MEKEEN<br />
en ENGEL ter vermeestering van M' Daroj. Resultaat de vermeestering<br />
van genoemden meuseugit en de versterkingen op<br />
de B' Daroj en B l<br />
Trieëng ten koste van 1 (1) gesn. en 10 (l)<br />
gew.<br />
B' Daroj van bezetting voorzien.<br />
31 „ Vermeestering van de M' Oelèë-Soesoe door de colonnes<br />
ENGEL, DIEPENHEIM en MEYEB.<br />
3 i-ebruari. Vermeestering van de benteng Lam Tjoet en van Ateuë' dooide<br />
colonne MEKERN ten koste van 2 gesn. en 8 gew.<br />
Bezetting van M* Biloej.<br />
Operatiën in de XXI Moekims: (13—26 Februari).<br />
u Februari. Generaal PEL overlijdt plotseling aan een slagaderbreuk. De<br />
leiding der operatiën gaat tijdelijk over in handen van den<br />
Luitenant-Kolonel F. T. ENGEL.<br />
26 „ Koeala Gigiëng van bezetting voorzien. Hiermede was het<br />
grootste gedeelte van het plan-PEL uitgevoerd.<br />
PEL stierf vóór hij zijn programma voltooid had.<br />
2.1/24 Jan. '76. Verrassing van de post Lemboe N. O. door de Atjèhers. Ver<br />
liezen: 22 gewonden.<br />
7 Maart. Vermeestering van het zwaar versterkte Lam Baro ten koste<br />
van 4 gesn. en 48 (4) gew.<br />
Vijandelijke verliezen: 73 gesn.<br />
Toestand brj Groot Atjèh: de door PEL vo<strong>org</strong>estelde afsluitingslinie was nog<br />
den dood van n i e t g e r e e d ( z ij n t ij d e l ij k e opvolger, Luit.-Kolonel ENGEL, voltooide<br />
die tot aan zee). De steecis grootere uitbreiding onzer
1876—1877 16<br />
stelling leidde tot machtsversnippering, uitputting der troepen<br />
en zware iinancieele otters.<br />
Onderhoorigheden: de door PEL vo<strong>org</strong>estelde bezetting van<br />
Gigiëng (Noordkust) en Meulaboh of Paté' (Westkust) had nog<br />
niet plaats gehad. Alleen te Pidië (Juni '76) was een post<br />
opgericht.<br />
Door de roekelooze openstelling der kusten haalde de blokkade<br />
vrijwel niets uit en leed de vijand aan niets gebrek.<br />
§ 3. Het bestuur van Gouverneur Wiggers van Kerchera.<br />
ioMaarti876. PEL'S opvolger, Generaal WIGGEES VAN KEECHEM, wilde vóór<br />
alles het programma-PEL voltooien en daarvoor alle beschikbare<br />
troepen in Groot-Atjèh houden. Hij kon zich daarom niet vereenigen<br />
met de zienswijze van den toenmaligen G. G,. die<br />
voornamelijk heil zag in gewapend optreden in de Onderhoorigheden<br />
om de ons vijandig gezinde staatjes tot erkenning van<br />
onze souvereiniteit te dwingen; de Landvoogd hoopte daarmee<br />
de dure blokkade te kunnen opheffen.<br />
Groot-Atjèh: Hier werd de bestaande afsluitingslinie verbeterd<br />
en uitgebreid. De hierdoor gebonden troepenmacht (47 posten)<br />
was zeer groot. Daar de op Atjèh aanwezige krijgsmacht zeer<br />
gedund was, hadden de beschikbare mobiele troepen de handen<br />
vol met het beschermen van het bezette terrein, waarin de<br />
vijand het telkens waagde binnen te dringen. Ze waren dan<br />
ook niet in staat de veiligheid binnen de afsluitingslinie op<br />
afdoende wijze te verzekeren.<br />
Nacht 21/22 Lamprit overvallen.<br />
20enaaApril. Keutapang Doea bestookt.<br />
Nacht2/3Mei- L-Pageuë overvallen, verliezen: S (2) gesn. en 15 gew.<br />
Onderhoorigheden: Tegenstander van gewapend optreden in<br />
de kuststaten voor het voltooien der afsluitingslinie-PEL, wilde<br />
W. v. K. ook niets weten van het sturen van militaire expedities<br />
daarheen, zooals de Regeering dit bijv. wenschte in den strijd<br />
tusschen de ons vijandige kuststaten Simpang Oelim en Tandjong<br />
Seumanto' eenerzijds en het met ons bevriende Keureutöë<br />
(Kerti) anderzijds. Zijn tusschenkomst bepaalde zich tot het<br />
zenden van krijgsbehoeften en geld aan Keureutöë.<br />
Voordat W. VAN KERCHEM de afsluitingslinie-PEL kon voltooien,<br />
werd hij wegens het reeds vermelde verschil in opvatting omtrent<br />
de staatkunde of beter ten aanzien van het gewapend optreden<br />
in de Onderhoorigheden vervangen door den Generaal-Majoor<br />
A. J. E. DIEMONT.
T<br />
C a<br />
i:4i"<br />
G r o o t<br />
^<br />
è h :<br />
17 . 1S76-1877<br />
i»c vijand verzette zich hardnekkig tegen verdere<br />
uitbreiding onzer stellingen vooral in de N. O. linie; overal<br />
stieten onze verkenningscolonnes op sterken tegenstand'. Vooral<br />
de in '76 in Groot-Atjèh teruggekeerde HABIB ABDOEEBAHMAN (1)<br />
weerde zich geducht.<br />
12 october. Echec bij m Lambada. Verliezen: gesn. 9, gew. 34 (3). Het<br />
aantal posten was reeds geklommen tot 45.<br />
Onderhoorigheden: Tot vestiging in de kuststaten (behalve<br />
Pidië) was W. v. K. niet overgegaan; hij had zich slechts<br />
bepaald tot interventie middels krijgsbehoeften en geld.<br />
§ 4. Het Bestuur van Generaal Diemont.<br />
x.ivembor. Deze Gouverneur voltooide de eenigszins gewijzigde afsluitingslinie-PEL.<br />
Zü werd niet do<strong>org</strong>etrokken tot Kroeëng Raja, maar<br />
na de verkenning van 25 Februari '77, waarbij bleek,'dat een<br />
afsluiting der gemeenschap van Pidië in de richting der XII en<br />
XXVI Moekims niet door een vestiging nabij Kroeëng Raja<br />
was te verkrijgen, gelegd langs de Westzijde van het bergland<br />
over Lam Njèng naar Koeala Gigiëng.<br />
Expeditie, naar Simpang Oelim.<br />
Febr^rr 0 N M I D D E Ï L I K<br />
J'<br />
N A<br />
DIEMONT'S optreden werd de door de Regeering<br />
reeds lang gewenschte expeditie naar Simpang Oelim (de machtigste<br />
staat der Oostkust) en Tandjong Seumanto < ondernomen<br />
om deze weerspannige staten door kracht van wapenen tot<br />
erkenning van onze souvereiniteit te brengen en tot vestigingte<br />
Simpang Oelim (Dec. '76) over te gaan. Gesteund door<br />
Atjèhsche hulptroepen werd dit doel spoedig bereikt.<br />
H Nov. i.sTT. Vermeestering van de z.g. „onneembare" benteng Koeta Boeket<br />
van TOEKOE PAJA ten koste van 4 gewonden.<br />
25 januari.<br />
Groot-Atjèh.<br />
DIEMONT gebruikte de rust, die de vijand hem van November<br />
1876—Februari '77 liet, om de gemeenschappen binnen de linie,<br />
het transportwezen en de legering der troepen te verbeteren.<br />
Hervatting der militaire operaties ter voltooiing der afsluitingslinie.<br />
' J,i<br />
- Gelijktijdige landingen van een colonne (comdt. Maj. VAN<br />
DOMPSEUOE) te Kroeëng Raja en een (comdt. Kol. K. VAN DEK<br />
(1) Deze H. ABDOERBAHMAX, die in Jan. '73 naar ('onstantinopol was afgevaardigd<br />
om de Turksche rogeering hulp te zoeken, wist een soort van centralisatie<br />
te bewerken en <strong>org</strong>aniseerde het verzet in Groot-Atjèh.<br />
2
187? 18<br />
HEIJDEN) te Koeala Loeë. De eerste had in opdracht zich-te<br />
29 Januari.<br />
Kroeëng Raja te vestigen, de laatste was bestemd voor de<br />
operatiën bij Koeala Loeë.<br />
Vereeniging der beide colonnes bij Neuheun (Kroeëng Raja<br />
niet geschikt als vestiging), Koeala Loeë van bezetting voorzien.<br />
80 „ Vermeestering van de versterkingen bij M' L. Bada ten koste<br />
van i gesn. en 15 gew.; in de lagune nabij deze plaats lagen<br />
drie gewapende schoeners van Eüropeesch model. L. Bada van<br />
bezetting voorzien.<br />
Verovering van M l<br />
L. Bada.<br />
4 Maart. De gewijzigde afsluitingslinie-PEL voltooid. Hiermede meende<br />
men bereikt te hebben, dat de Atjèher zijn levensmiddelen en<br />
oorlogsbehoeften door het moeilijke bergland zou moeten vervoeren,<br />
daar de strandweg van Pidië over Koeala Loeë naar de<br />
XXII Moekims voor den vijand was afgesloten. Door de onderwerping<br />
van Pidië (Juni '76) echter werd de invoer daar geheel<br />
vrij. Onvoldoende gecontroleerd door de marine was Pidië van<br />
14 .,<br />
groote waarde voor de verzetspartij, doch een groot nadeel voor<br />
ons onderwerpingssysteem.<br />
Toen er geruchten liepen, dat van de zijde van de verzetspartij<br />
sommige invloedrijke hoofden tot onderwerping geneigd<br />
waren, begaf de (I. G. zich, alvorens een verdere gedragslijn<br />
vast te stellen, naar Atjèh om zich persoonlijk omtrent den<br />
waren toestand op de hoogte te stellen.<br />
Daar de geruchten omtrent de verffrö'éclelijke onderwerping<br />
van belangrijke hoofden als PANGLIMA POLÉM (sagihoofd der<br />
XXII Moekims) en T. MOEDA BA*KT (hoofd der VIL Moekims),<br />
en toenadering der sagihoofden aanhielden en het verzet slechts<br />
gaande gehouden kon worden door HABIB ABDOEKKAHMAN ,<br />
M a a r t '77 gesteund door huurlingen uit Samalanga en gedroste dwangarbeiders,<br />
gelastte de G. G. VAN LANSBERGEN vooreerst te Groot-<br />
Atjèh niet verder met de wapenen op te treden. Hij verwachtte,<br />
dat een politiek van verzoening de nog weerspannige hoofden en<br />
grooten tot toenadering zou brengen.<br />
Onderhoorigheden.<br />
Hier achtte de Landvoogd gewapend optreden nog zeer noodig.<br />
Tuchtiging door de marine van Koeala Batèë (zeeroof).<br />
In April '77 woei op alle kusten, in bijna alle staatjes onze vlag,<br />
maar macht en invloed bezaten wij er slechts in naam. De<br />
Atjèhers konden zonder eenige noemenswaardige controle onzerzijds<br />
naar hartelust alles in- en uitvoeren, wat den vijand in<br />
staat stelde den oorlog krachtig te voeren.
lö 1877<br />
Politiek Octn verzoening.<br />
^ Dc politiek van verzoening maakte aan alle agressie in<br />
Groot-Atjèh een einde en de strijd werd overgebracht naar de<br />
weerspannige kuststaten.<br />
Groot-Atjeh.<br />
Hield de oorlogspartij zich in de eerste maanden van '77 over<br />
het algemeen nog rustig, reeds spoedig veranderde dit. Weldra<br />
vertoonden zich talrijke vijandelijke bonden onder aanvoering<br />
van HABIB ABDOERRAHMAN (SAJID ABDOERRAHMAN ZAHIR), die<br />
binnen de afsluitingslinie steeds driester optraden. De politiek<br />
van verzoening, de toezegging van den wederopbouw van den<br />
Meuseugit Raja, het staken van alle agressie, haalden niets uit.<br />
Van toenadering der oorlogspartij was geen sprake, de dikwijls<br />
aangekondigde onderwerping der voorname hoofden kwam niet<br />
tot stand.<br />
De in Maart '77 van Hoogerhand gewijzigde koers bleek een<br />
totale mislukking. Toch was men optimistisch gestemd en<br />
verwachtte men veel heil van de onderwerping der kuststaten,<br />
waar ons gezag nagenoeg algemeen erkend werd; zelfs was<br />
men reeds tot troepenvermindering en tot een belangrijke inkrimping<br />
van het aantal posten in Groot-Atjèh overgegaan.<br />
April 1877. Tuchtiging van het weerspannige Lhong (behoorende tot de<br />
Zuidelijke nederzettingen van Groot-Atjèh).<br />
Onderhoorigheden.<br />
Vestiging van een post te Meulaboh.<br />
Mei. Langsa en Manja * Pajét tot onderwerping gebracht. De vorsten<br />
dezer kuststaten erkennen onze souvereiniteit.<br />
.inni. Expeditie naar Simpang Oelim, dat den 22en Juni t. v. onze<br />
stelling te Blang Ni had aangevallen.<br />
Expeditie onder Kol. VAN DER HEIJDEN naar het weerspannige<br />
Samalanga.<br />
Aug.-oct. Samalanga en Meureudoe tot onderwerping gebracht, erkenning<br />
onzer souvereiniteit. Vestiging te Samalanga.<br />
§ 5. Het Bestuur van Gouverneur Van tier Heijden.<br />
In Juli '77 vertrok de Generaal DIEMONT wegens ziekte en<br />
trad de Kolonel K. VAN DER HEIJDEN als waarnemend militair<br />
en civiel gezaghebber, vanaf Januari '78 als Gouverneur, op.<br />
Het was de wensch van den Landvoogd om de bestuurstaak<br />
op Atjèh niet verder dan strikt noodig was uit te breiden en<br />
bij de onderwerping der binnenlandsche Moekims niet dan bij
X<br />
1S77—1S7S 20<br />
gebiedende noodzakelijkheid Lot het bezetten van nieuwe versterkte<br />
punten over te gaan<br />
Re<strong>org</strong>anisatie: oprichting van 3 garnizoensbataljons en 5 veldbataljons,<br />
die als mobiele troepen beschikbaar bleven.<br />
Groot-Atjèh.<br />
Tot Juni '77 trad de vijand wel overal actief op, maar tot<br />
ondernemingen op groote schaal kwam het niet. De aanwezige<br />
troepenmacht was onvoldoende sterk om hiertegen op<br />
te treden.<br />
Onderhoorigheden.<br />
Februari en Expeditie naar de Zuidelijke nederzettingen van Groot-Atjèh<br />
Maart ïs^s. ^ e m y / e jjyjp hadden ingeroepen) en naar Meulaboh.<br />
April en Mei. Expeditie naar Gigiëng wegens de voortdurende aanvallen op<br />
den post Sigli door Te di Tirö (colonnecomdt. Majoor W. A. COBLIJN).<br />
Expeditie naar Idi en Geudong wegens de bedreiging van de<br />
bezetting en de rust in Idi en de vijandelijke houding van<br />
Geudong. Beide tochten werden met succes bekroond. (Colonnecomdt.<br />
Kol. VAN DEB HEIJDEN).<br />
In de eerste helft van 1878 kreeg het bestuur te Atjèh de<br />
overtuiging, dat de in Maart aangekondigde onderwerpingen<br />
slechts gediend hadden om tijd te winnen en dat het ook met<br />
de toen veel besproken blijken van toenadering geen ernst was<br />
geweest. Het verzet nam steeds toe, vooral in het gebied van<br />
TOEKOE MOEDA BA 'ÉT. Als hoofdverzetsleider werd algemeen<br />
aangemerkt HABIB ABDOERRAHMAN.<br />
- In 1878 gelukte het TOEANKOE HASJIM en HABIB ABDOEBRAHMAN,<br />
beiden overtuigd van de wenschelijkheid om een algemeen<br />
erkend wettig staatshoofd te bezitten, om TOEANKOE MOEHAMAT<br />
DAWOT tot Sultan te doen kiezen en vanaf dat oogenblik was<br />
het het doel om het Gouvernement het idee bij te brengen, dat<br />
er een centraal Inlandsch gezag bestond.<br />
Door zijn steeds toenemende macht en zijn voogdijschap over<br />
den minderjarigen Sultan, kon H. ABDOERRAHMAN zich met<br />
steeds grooter succes in de Atjèhsche zaken mengen, totdat zijn<br />
manoeuvres met succes bekroond werden door de pogingen van<br />
onze zijde aangewend om de door hem op den vo<strong>org</strong>rond<br />
geplaatsten Sultan als zoodanig te erkennen en het Sultanaat<br />
te herstellen.
J u n i 1 8 7 8<br />
21 187S—1879<br />
Expeditie naar (ieudong onder Van der Heijden.<br />
Groot-Atjèh.<br />
Nauwelijks was deze expeditie vertrokken of HABIB A. R.<br />
trok, handig gebruik makende van het vertrek der sterke<br />
troepenmacht, met 2000 man uit de XXII naar de IV Moekims<br />
en terroriseerde daar de bevolking zoodanig, dat die der IV en IX<br />
Moekims naar het gebergte uitweek. Deze inval was aanleiding,<br />
dat men het bestaande stelsel in Groot-Atjèh verliet en overging<br />
tot agressie.<br />
Periode van In Juli 1878 droeg de Regeering den Gouverneur VAN DER<br />
agressie. JJ E I J I ) E N o p o m o p afd oen(je wijze aan het verzet in Groot-Atjèh<br />
een einde te maken, de bende van HABIB A. R. te verdrijven<br />
en den hoofdverzetsleider onschadelijk te maken. Hiermede<br />
eindigde onze verzoenende, zuiver defensieve houding en ving<br />
de periode van agressie aan. De Regeering stuurde voor dat<br />
doel belangrijke versterkingen, zoodat de op Atjèh aanwezige<br />
troepenmacht werd gebracht op 9 veldbataljons (de helft van<br />
ons veldleger), 3 garn. bat», 1 eskadron cav., 2 bergbatterijen<br />
en 1 compagnie mineurs. Voornamelijk op aanraden van den<br />
Chef van den Staf A. R. W. GEIJ VAN PITTIUS zag VAN DEU<br />
HEIJDEN voorloopig af van de vo<strong>org</strong>enomen expeditie naar<br />
Peusangan en zette hij alle beschikbare krachten in Groot-Atjèh<br />
in. Eerst zuiverde hij het bezette gebied, daarna wendde hij<br />
zich tegen Mèn Tasiü' (XXII Moekims) omdat HABIB A. R. en<br />
TEUNGKOE DI Tinö weer een inval in de IV Moekims beraamden<br />
en daartoe depots te Mèn ïasië' opsloegen.<br />
De operatiën in de X.VII .Moekims. (Juli 1878—Juli 1879).<br />
28 Juli. Aanvang der operatiön. VAN DEK HEIJDEN ageert met drie<br />
colonnes (commandanten DE GBAEFF, DEMMENI, GODIN) en een<br />
reservecolonne (TERSTEEGE).<br />
26 Verovering van Seuneung (Seuneulèb), ten koste van 6<br />
gesneuvelden en 42 gewonden.<br />
27 „ Aneu'Galong, de vroegere verblijfplaats van PANGLIMA PÖLÉM,<br />
in onze_ handen.<br />
2s „ Verovering van Mèn Tasië', de kern van het voormalige<br />
sultansrijk, ten koste van 1 gesneuvelde en 4 gewonden.<br />
Als gevolg van deze krachtige en succesvolle actie kwamen<br />
HABIB A. R. (1) en TORKOE MOEDA BA .« ÉT (1) in onderwerping.<br />
(1) Ui October 1878,
1878—1879 22<br />
'HABIB-ARDOERKAHMAN vertok den 24
A 23 1S79<br />
(comdt. GERLACH) uit, die over zfee naar Lam Panaïh (Lampanas)'<br />
werd vervoerd en van daar uit via Lam Teuba naar Seulimeum<br />
zou oprukken in samenwerking met een colonne (comdt LÜBECK)<br />
uit Indrapoeri.<br />
Seulimeum in onze handen. TOEKOE MOEDA DAWOT en TOEKOE<br />
AJER ALANG, broer van PANGLIMA PÖLÉM , onderwierpen zich,<br />
de vijandelijke hoofden .weken naar Keumala uit.<br />
Door, de schitterende veldtochten tegen de XXII en XXVI<br />
Moekims "was geheel GrootAtjèh tot onderwerping' gebracht en<br />
was aan alle verzet een einde gemaakt.<br />
Toch beschouwde VAN DER HEIJDEN zijn taak nog niet als<br />
' afgeloopen. Onze positie moest worden geconsolideerd. Hiervoor<br />
achtte hij nog gedurende jaren den steun eener voldoende troepenmacht<br />
noodig, temeer daar zijn stelling bedwang beoogde,<br />
terwijl PEL'S afsluitingslinie slechts op verdediging gericht was.<br />
In zijn dagorder van 5 September 1879 (1) zegt hij zelf:<br />
„Maar nog geruimen tijd wordt de krachtige steun der troepenmacht<br />
vereischt om een goed bestuur in te voeren en een<br />
geregelde orde van zaken te scheppen",<br />
sluiting van Onderhoorigheden.<br />
b^miveTa!<br />
V o o r<br />
"de geregelde orde van zaken achtte VAN DER HEIJDEN<br />
Lheue^voor lie<br />
^ nooc<br />
lzakelijk een andere gedragslijn tegenover de Onderden<br />
invoer- hooriglieden te volgen. Deze kuststaten, hoewel veelal onze<br />
handel, heerschappij erkennend, hadden te veel belang bij de voortduring<br />
van het verzet en steunden .dikwijls de oorlogspartij met<br />
strijders, krijgsbehoeften en levensmiddelen. Door den invoer<br />
werden de niet gesloten staatjes rijk. VAN DER HEIJDEN die<br />
inzag, dat de Onderhoorigheden het verzet tegen ons in Groot-<br />
Atjoh voedden, was ervan overtuigd, dat alleen een strenge<br />
controle aan dezen wantoestand een eind kon maken. Hij gelastte<br />
reeds in 1878, na hervatting van de operatiön in de XXII Moekims,<br />
sluiting van alle havens voor den invoerhandel, met uitzondering<br />
van Oelèë Lheuö en Idi, en voerde een soort scheepvaartregeling<br />
in met strenge visitatie en uitreiking van passen te Oelèö<br />
Lheuë en Idi.<br />
7 Februari'TH. In Februari 1879 gelastte de regeering intrekking van deze<br />
maatregelen, maar VAN DER HEIJDEN, nog steeds overtuigd<br />
van de noodzakelijkheid eener sluiting der kust, voerde ze den<br />
5en Juli 1879 op eigen verantwoordelijkheid opnieuw in. De<br />
regeering berustte hierin slechts onder uitdrukkelijk voorbehoud,<br />
dat deze oorlogsmaatregel van zeer tijdelijken aard zou zijn.<br />
il) Op dien dag werden alle te velde staande colonnes ontbonden.
1879—1880 24<br />
Mei 18-0. Tuchtiging van het vijandige Koeala Djanka en Peukan Baro<br />
(Sigli) door de marine.<br />
10 juni. Tuchtiging van Ladbng en Kroeëng Raja, noodig, omdat<br />
deze plaatsen oorlogsbehoeften voor den vijand invoerden,<br />
juli. Het onwillige Peusangan door de marine getuchtigd. Ue<br />
vorst door zijn eigen hoofden van het bestuur vervallen<br />
verklaard en diens broeder in zijn plaats verkozen, die zich<br />
onderwerpt.<br />
Tuchtiging van het vijandige Koeala Batèö door de marine.<br />
13 Juli—10 Expeditie (cmdt. Majoor SCHMILAU) naar Samalanga; doel:<br />
.un. is8o. t ucn£igj ng (jgj. bewoners voor het verraderlijk overvallen van<br />
een patrouille op 30 Juni 1880.<br />
Tot drie malen toe bloedig échec (Maj. SCHMILAU 15/7 en 22/7,<br />
Generaal VAN DEK HEIJDEN 1/8) bij Glc Batèë Iliö*. Generaal<br />
VAN DER HEIJDEN bepaalde zich tot eene tuchtiging door artillerievuur,<br />
wat voldoende resultaten opleverde.<br />
Groot-Atjèh.<br />
Door het in alle richtingen krachtdadig vervolgen der uiteengeslagen<br />
vijandelijke benden, het rusteloos patrouilleeren in het<br />
veroverde gebied, en het oordeelkundig toepassen van het bij<br />
de Atjèhers gebruikelijke solidariteitsstelsel, werd orde en rust<br />
verkregen. De bevolking keerde naar haar gampongs terug en<br />
nu kon begonnen worden met de vestiging op vaste grondslagen<br />
van het Inlandsen Bestuur,<br />
o Oct. is7o. De eerste steen van den toegezegde meuseugit raja werd<br />
gelegd, het wegennet werd met behulp van de Atjèhsche bevolking<br />
belangrijk uitgebreid.<br />
Daar het verzet zich nu concentreerde in Keumala , wilde de<br />
Landvoogd dit punt ook nog doen aantasten, maar hiertegen<br />
verzette zich VAN DER HEIJDEN, omdat hij dat ontijdig on<br />
onnoodig achtte, zoodat de tocht niet do<strong>org</strong>ing. Reeds spoedig<br />
konden 8 veldbataljons naar Java terugkeeren. Het aantal<br />
posten in Groot-Atjèh werd teruggebracht op 28, bezet door de<br />
3 garn. bataljons, 25 posten, behoorende tot het programma-<br />
Pel, werden gaandeweg ingetrokken, maar daarvoor waren<br />
andere in het veroverde gebied in de plaats getreden, van waar<br />
uit dit gebied in bedwang gehouden en de rustige bevolking<br />
beschermd kon worden tegen de verzetspartij. (Het door VAN<br />
DER HEIJDEN vo<strong>org</strong>estelde en door de Indische Regeering goedgekeurde<br />
postenstelsel is aangegeven op Kaartblad 1. De troepenmacht<br />
daarvoor vereischt is aangegeven in Bijlage I.)<br />
1880. Als gevolg van ecu te groot optimisme ten aanzien van de<br />
pacificatie werden reeds in begin 1S80 maatregelen getroffen
25 1880—1881<br />
om het civiele bestuur in Atjèh in te voeren. Aan Generaal<br />
VAN DER HEIJDEN werd met den heer A. PRUYS VAN DER HOEVEN,<br />
die daartoe den 21en Februari te Atjèh aankwam, opgedragen<br />
de noodige voorstellen tot een afdoende <strong>org</strong>anisatie van het<br />
Gewest Groot-Atjèh en Onderhoorigheden in te dienen,<br />
Maart. In Maart 1S81 kwam de definitieve bestuurs<strong>org</strong>anisatie van<br />
A. en O. tot stand en kreeg de Luit.-Generaal VAN DER HEIJDEN<br />
met de invoering van het civiele bestuur zijn eervol ontslag.<br />
§ (3. Het bestuur van Gouverneur Pruys van der Hoeven.<br />
ii April. 6 April 1881 werd de Heer A. PRUYS VAN DER HOEVEN tot<br />
Gouverneur aangesteld. Voor de uitoefening van zijn bestuurstaak<br />
zou hij bijgestaan worden door 3 ass.-residenten, 10 controleurs<br />
en een korps gewapende politiedienaren van 225 man. Het<br />
militair commando werd opgedragen aan den Kolonel der<br />
Infanterie J. F. HAUS. (1)<br />
(óvot-Aijèh.<br />
De toestand by het vertrek van VAN DER HEIJDEN was over<br />
het algemeen zeer gunstig. Aan de aanbevolen „eindelooze<br />
patrouilleeringen" werd door den nieuwen Gouverneur onmiddellijk<br />
t2 Mei 1881. een einde gemaakt. Eeeds 12 Mei 1881 werd het den patrouilles<br />
verboden de gampongs te bezoeken en gewapende Atjèhers op te<br />
vatten en waren zij aan bindende voorschriften gebonden. (2)<br />
De handhaving van rust en orde werd toevertrouwd aan de<br />
nog niet goed ge<strong>org</strong>aniseerde politiemacht. De militaire macht,<br />
buiten alle actie gehouden, werd tot werkeloosheid gedoemd,<br />
droeg slechts z<strong>org</strong> voor de veiligheid der posten en trad alleen<br />
handelend op na aanvraag van het civiele bestuur.<br />
Onderhoorigheden.<br />
Sopi 1881. De Regeering hief in September 1881 de scheepvaartregeling<br />
VAN DER HEIJDEN op; men achtte het beter zich te bepalen<br />
tot een politiek van onthouding en non interventie. Na in Januari<br />
1881 de riviermondingen reeds weder te hebben opengesteld,<br />
werd in September 1SS1 de visitatie der schepen te Oelèë Lheuè<br />
en Idi afgeschaft. Alleen de invoer van oorlogscontrabande bleef<br />
verboden. De tijdens het Bestuur van den Gouverneur tot 8<br />
(1) In afwn'King van het advies van Generaal VAN DER HEIJDEN om voorloopig<br />
voor Atjèh het éénhoofdig bestuur te bestendigen, ging de Gouverneur-<br />
Generaal VAN I.ANSBEUGE tot splitsing van het civiel en militair bestuur over.<br />
(2) Zie hiervoor: „Voorschrift betreffende de militaire detachementen, welke<br />
in Atjèh en Onderhoorigheden ter beschikking worden gesteld van het Civiel<br />
Bestuur", opgemaakt in het Hoofdkwartier te Batavia, i Januari 1881.
1882—1883 26<br />
schepen verminderde vloot was echter niet in staat een afdoende<br />
controle op dien invoer uit te oefenen.<br />
De gevolgen van deze maatregelen bleven niet uit. De door<br />
• den Gouverneur ge<strong>org</strong>aniseerde burgerpolitie bleek niet bij machte<br />
de haar opgedragen zware taak te volbrengen. De vijand,<br />
gebruik makende van de omstandigheden, begon zicli weder<br />
geducht te roeren en het verzet nam allerwege toe. Talrijke<br />
rooversbenden waagden zich zelfs binnen onze z.g. kleine, maar<br />
sterke stelling. De militaire bevelhebbers, door den Gouverneur<br />
te zeer gebonden, waren niet in staat snel in te grypen en<br />
aan dezen wantoestand een einde te maken. Ten slotte werd<br />
de toestand zoo slecht (1), dat de Gouverneur wel tot krachtiger<br />
optreden moest overgaan en zijn toevlucht zoeken' bij het in<br />
clie dagen zoo zeer op den achtergrond geplaatste leger.<br />
April 1882. Vanaf April 1882 werd het leger weder gebruikt tot verdrijving<br />
der talrijke vijandelijke benden, maar door de langdurige<br />
rust na' de agressieve periode was de vijand in de gelegenheid<br />
geweest zich te herstellen. De tegenstand werd grooter, tal<br />
van godsdienstige dwepers predikten den heiligen oorlog. Alleen<br />
de Gouverneur bleef optimistisch gestemd, tenminste van deze<br />
slechte wending in den toestand van Atjèh bleek niets uit zyn<br />
berichten aan de Regeering; zelfs sprak hij de hoop uit op een<br />
toenemend betere gezindheid der bevolking.<br />
Onderhoorigheden.<br />
De gevolgde kuststatenpolitiek had tengevolge, dat de verzetspartij<br />
zich rijkelijk kon voorzien, vooral aan de Noordkust.<br />
Daar de toestand in geheel Atjèh met den dag slechter werd,<br />
werden door den 'Gouverneur op aanraden van SCHERER in<br />
Augustus 18S2 de volgende maatregelen getroffen:<br />
a. sluiting van de geheele kust van Oelèö Lheuë totTMamantpunt<br />
voor in- en uitvoer en voor de vischvangst;<br />
b. tot visitatiehavens werden aangewezen: Oelèö Lheuö,<br />
Sigli, Samalanga en Lho< SeumawT-:<br />
c. de te zwakke scheepsmacht werd met twee schepen versterkt.<br />
Toestand Door deze maatregelen ging de toestand eenigszins vooruit,<br />
begin i88:s. v 0 0 r a i te Samalanga, zoodat in Maart 1SS3 de kust van Samalanga<br />
voor den algemeenen handel werd opengesteld,<br />
s Nov. 1888. Stranding van het Engelsche stoomschip „Nisero" op de kust<br />
(1) Vooral in de XXII Moekims was het met de veilighoid treurig gesteld:<br />
TF.UKOK OEMA (OEKAB), schoonzoon van het vroegere hoofd der VI Moekims.<br />
hield het district- bezet en weerde zich geducht,
27 18S4<br />
van Atjèh (Panga). De equipage raakte in gevangenschap van<br />
den Radja van Teunöm, die een losprijs bedong.<br />
De Nisero-kweatie bez<strong>org</strong>de ons groote moeilijkheden met<br />
Engeland, wat juist het doel was van den Radja, die op een<br />
politieke interventie van Engeland hoopte.<br />
5 Jan. i88t Aankomst van expeditionnaire troepen ter reede van Teunöm,<br />
overbrenging van een ultimatum aan den Radja van Teunöm.<br />
7 „ ,. Aanvang der vijandelijkheden. De landing onzer troepen werd<br />
voorbereid door een beschieting door vier oorlogsschepen,<br />
waarna de landing te Toekoe Iman zonder eenig verzet plaats<br />
had.<br />
8-is Jan. Excursie naar het binnenland. De Radja week echter met<br />
zijn gevangenen naar het binnenland uit, waarna de expeditie<br />
gestaakt werd, voordat het eigenlijke doel bereikt was.<br />
is Febr. Vastgesteld te Koeta Radja de voorwaarden, welke de Regeering<br />
den Radja van Teunöm aanbood. Deze voorwaarden werden<br />
door een Engelsch ambtenaar op een Engelsch schip overgebracht.<br />
De gevangen equipage werd einde Juli door den Radja vrijgelaten<br />
tegen een losgeld van f 100.000 en de opheffing der<br />
sluiting van de havens van Teunöm.<br />
Gouverneur PRUYS VAN DER HOEVEN ging heen wegens een<br />
klein meeningsverschil met de Regeering en werd opgevolgd<br />
door den tweeden civielen Gouverneur, den heer P. F. LAGING<br />
TOBIAS.<br />
§ 7. Het bestuur van Gouverneur Laging Tobias.<br />
Groot-Atjèh.<br />
De erfenis, die LAGING, TOBIAS in ontvangst nam, was verre<br />
van fraai. De toestand op Atjèh was sedert het vertrek van<br />
Generaal VAN DER HEIJDEN hard achteruit gegaan.<br />
Onderwerping langs vreedzamen weg was een mislukking<br />
gebleken. Aan LAGING TOBIAS gelukte het evenmin de verzetspartij<br />
tot onderwerping te brengen. Hy kwam spoedig tot de<br />
overtuiging, dat de splitsing van het hoogste gezag op Atjèh<br />
ontijdig was geschied, wat door hem ook aan de Regeering<br />
werd gerapporteerd. Het optreden van de verzetspartij maakte<br />
versterking van de krijgsmacht noodig, maar tegelijk met het<br />
zenden van de in Mei ontboden troepen gaf de Indische Regeering<br />
den Gouverneur te verstaan, dat de toestand van ons<br />
leger en van onze geldmiddelen geen meerdere versterking<br />
toelieten. Ofschoon de Gouverneur den patrouillegang weder
1883 28<br />
invoerde, trad de vijand overal zoo brutaal op, dat de troepenmacht<br />
nauwelijks in staat was den transportdienst tusschen<br />
de posten onzer liniën te verzekeren.<br />
Onderhoorigheden.<br />
1 Juni 1883. De scheepvaartregeling-ScHERER werd door den Gouverneur<br />
voor geheel Atjèh ingevoerd onder nadere goedkeuring van de<br />
Regeering.<br />
Scheepcaariregeling-Scherer:<br />
a. openstelling van eenige gunstig gelegen plaatsen voor den<br />
algemeenen handel (Lho* Seumawè, Idi, Samalanga, Oelèë<br />
Lheuö, Meulaboh en Tapa* Toean);<br />
b. alle in- en uitvoer geschiedde over deze plaatsen en werd<br />
aan een voortdurende, scherpe controle onderworpen;<br />
c. van de geïnde in- en uitvoerrechten kwam het voormalige<br />
Sultansaandeel aan de schatkist, het overige aan de betrokken<br />
vorsten.<br />
Door deze regeling werd een gemakkelijke en goedkoope<br />
controle op den invoer verkregen en hadden wij een machtig<br />
wapen in handen om spoedig een einde te maken aan rustverstoringen,<br />
verzet en zeerooverijen, daar de vorsten der<br />
kuststaatjes geheel van ons afhankelijk werden. De Regeering<br />
kon nu zeggen: „Doe wat ik wil, of ik sluit Uw gebied" (1)<br />
en daarmee tot onderwerping dwingen.<br />
Aan de Noord- en Oostkust werkte de scheepvaartregeling<br />
goed, aan de Westkust minder omdat hier slechts twee havens<br />
(Meulaboh en Tapa^ Toean) waren opengesteld.<br />
, Èn door het krachtige optreden van het leger èn door de<br />
scheepvaartregeling ging de toestand in Atjèh langzaam maar<br />
zeker vooruit. Hiermede niet tevreden zocht de Gouverneur<br />
naar andere middelen om sneller zijn doel, vestiging van ons<br />
gezag, te bereiken.<br />
Groot voorstander van krachtig aanvallend optreden op groote<br />
schaal zag hij zich in Mei 1SS3 reeds teleurgesteld in zijn verwachtingen<br />
door de bovengenoemde mededeelingen van de<br />
Regeering. Met de op Atjèh aanwezige troepenmacht was een<br />
aanvallend optreden als dat van den Generaal VAK; DER HEIJDEN<br />
uitgesloten. Daarom trachtte hij op andere wijze zijn doel te<br />
bereiken; hij verwachtte n.1. veel heil van het herstel van het<br />
Sultanaat. De handig opgezette manoeuvre van TOEANKOE HASJIM,<br />
om ons in den waan te brengen van het bestaan van een centraal<br />
Atjèhsch gezag, gelukte reeds bij den eersten civielen Gouver-<br />
(1) Zie J. B. VAN HEUTZ ,,De onderwerping van Atjèh".
29 1884<br />
neur, omdat deze dacht het verzet te overwinnen door- een<br />
politiek van verzoening en toenadering en werd nu met volledig<br />
succes bekroond bij diens opvolger Gouverneur LAGING TOBIAS.<br />
Door een herstel van het Sultanaat trachtte deze de pacificatie<br />
van Atjèh te bewerkstelligen. Vandaar zijn pogingen om den<br />
Sultan met of zonder diens voogd, TOEANKOE HASJIM, tot onze<br />
zijde over te halen, wat juist met T" E<br />
HASJIMS plannen strookte.<br />
Deze geduchte tegenstander <strong>org</strong>aniseerde het geheele verzet en<br />
zond uit Keumala bevelen aan de hoofden om vol te houden<br />
in naam van het centraal gezag, den Sultan.<br />
t Hoewel de Indische Regeering aanvankelijk geneigd scheen<br />
het Sultanaat te herstellen, had bij het aftreden van den Min.<br />
van Koloniën VAN BLOEMEN WAANDERS wederom veranderingvan<br />
bestuursinzicht plaats en verklaarde de Indische Regeering<br />
zich er tegen. Als gevolg hiervan vroeg Gouverneur LAGING<br />
TOBIAS in Februari 1884 zijn ontslag, wat echter niet dadelijk<br />
werd verleend.<br />
In Nederland werd beslist (geheime zitting der Staten-Generaal<br />
d.d. 1(3 en 17 Juni 1884) welken weg tot de pacificatie zou<br />
worden ingeslagen. Een geheel nieuw stelsel, de z.g. „concentratie",<br />
werd aangenomen. Hierbij zou een kleine maar sterke<br />
stelling (1) worden ingenomen, waarin men met geringe personeele-<br />
en financieele krachten de onderwerping van het Atjèhsche<br />
volk zou kunnen afwachten.<br />
Het verzoek om ontslag werd echter toch ingewilligd, omdat<br />
de Gouverneur zich als een heftig tegenstander van dit concentratiestelsel<br />
deed kennen en zich verplicht achtte de Regeering<br />
ernstig tegen dezen z. i. noodlottigen maatregel te waarschuwen.<br />
Den 19en Aug. cl. a. v. werd de uitvoering van de concentratie<br />
bevolen en het civiele bestuur opgedragen aan den militairen<br />
bevelhebber Kolonel DEMMENI (NOV. 1884).<br />
Hiermede eindigde dus de periode van het civiele Bestuur.<br />
Tn de Onderhoorigheden zouden voortaan slechts enkele punten<br />
aan de kust worden bezet, terwijl de overige bestaande posten<br />
werden opgeheven; de civiele ambtenaren zouden worden afgeschaft,<br />
en het civiel bestuur opgedragen aan de milit. Cdtn. Bovendien<br />
werd op last van de Hooge Regeering in Nederland de sedert<br />
1 Juni 1883 toegepaste scheepvaartregeling-S. ingetrokken en<br />
een algemeene rigoureuse sluiting (blokkade) gelast voor het<br />
geheele kustgebied van Tamiang op de Oostkust tot Troemèn<br />
op de W. kust. De Gouverneur DEMMENI voerde echter de<br />
(1) Verkregen Jour inkrimping der beslaande stelling.
1884 só<br />
algemeeue rigoureust! blokkade niét in. liet slechts enkele<br />
gedeelten van de kust sluiten en blokkeeren en handhaafde op<br />
de overige kustgedeelten een soort scheepvaartregeling met<br />
contrólestations Idi, Sigli en Oelèë Lheue.<br />
§ 8. Het Bestuur van Gouverneur Demmeni.<br />
Groot-Atjeh.<br />
De geconcentreerde linie (1) strekte zich uit van Lam Téh<br />
tot K. Po Amat (Koeta Pohama) en bestond uit 16 posten (zie<br />
Kaartblad I).<br />
Door den aanleg van goede patrouillewegen, een centuurbaan<br />
en drie straatbanen zou de communicatie met Koeta Radja en<br />
tusschen de posten onderling tot stand gebracht worden. Bovendien<br />
zou door de z.g. „1000 M. strook" vóór de postenlinie het<br />
gedekt naderen, bekruipen en beschieten door den vijand worden<br />
belet. Hoewel de nieuwe posten reeds in Maart 1S85 in orde<br />
waren, was toch eerst in Juli 1886 met de voltooiing van het<br />
tramwegnet de geconcentreerde linie gereed.<br />
Onderhoorigheden.<br />
Evenals in Groot-Atjèh zien we ook in de Onderhoorigheden<br />
de gevolgen van de verandering in bestuursinzicht. De scheepvaartregeling-Sci-iERER<br />
(eerst in werking sedert Juni 1SS3) werd<br />
weder ingetrokken; men keerde terug tot het stelsel van noninterventie<br />
in de aangelegenheden der kuststaten (2) gecombineerd<br />
met een van Hoogerhand gelaste strenge blokkade van het<br />
geheele kustgebied. De posten Samalanga en Lho< Seumawö<br />
werden opgeheven ('S4). De blokkade werd wederom niet consequent<br />
do<strong>org</strong>evoerd; hoewel van kracht verklaard voor het<br />
geheele kustgebied, werd zij slechts toegepast op een gedeelte<br />
der kuststaten, terwijl reeds 13 October 1884 voor de nietgesloten<br />
staatjes een soort scheepvaartregeling werd ingevoerd<br />
met Oelèö Lheuö, Idi en Sigli als contrölehavens.<br />
De toestand in de Onderhoorigheden ging door deze kuststatenpolitiek<br />
hard achteruit. Alles werd weer in- en uitgevoerd.<br />
Spoedig heerschte overal anarchie en werd het recht van den<br />
sterkste toegepast, zonder dat hiertegen door ons opgetreden<br />
werd.<br />
Gouverneur DEMMENI was een tegenstander van het uitoefenen<br />
van pressie op de onderhoorige kuststaten, omdat hij van<br />
(J) In Kaart IHSÖ gehss) gereod.<br />
(2) Afgekondigd by proclamatie van 20 September 188i.
31 1884—1886<br />
meerling was, dat hiermede het doel, liet bedwingen van het<br />
voortdurende verzet in Groot-Atjèh, toch niet bereikt werd,<br />
daar n. z. m. het binnenland voldoende levensmiddelen opleverde<br />
om hierin onafhankelijk te kunnen zijn van invoer van buiten.<br />
Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat de<br />
blokkade reeds in Maart 1885 werd opgeheven. De partieele<br />
scheepvaartregeling overleefde haar niet lang, want einde '85<br />
word ook zij ingetrokken. De Regeering ging nog verder en<br />
verbood zelfs de geringste beperking van eiken handel der<br />
kuststaatjes met het buitenland.<br />
Alom dus een politiek van verzoening en non-interventie, waarvan<br />
onze tegenstanders meesterlijk partij trokken. De priesters<br />
predikten den heiligen oorlog („prang sabi"), waarvoor overal<br />
gelden ingezameld werden. Onze geduchte tegenstander TOEANKOE<br />
HASJIM wist te bewerken, dat TOEANKOK MOEHAMAT DAWOT<br />
in den meuseugit van Indrapoeri meerderjarig werd verklaard<br />
en tot Sultan gehuldigd (1884). De macht der verzetspartij nam<br />
door een en ander zeer toe; de openstelling van het geheele<br />
kustgebied voor den algemeenen handel verschafte de Keumalapartij<br />
overvloed van geldmiddelen, het eenigste, wat nog ontbrak<br />
om de macht van den Sultan tot volle ontwikkeling te kunnen<br />
doen geraken. Daar ons een voldoende vloot ter controleering<br />
ontbrak, werden groote hoeveelheden oorlogsbehoeften door den<br />
vijand ingevoerd, waardoor het verzet steeds groeide. Ons<br />
terugtrekken in de linie werd door hem beschouwd als een<br />
belangrijk succes in zijn strijd tegen de ongeloovigen (kafirs).<br />
In Groot-Atjèh trachtte men tevergeefs de bevolking van het<br />
binnen de linie gelegen gebied tot orde en rust tc brengen. De<br />
politiek van non-interventie werd ook hier trouw gevolgd; de<br />
hoofden ontvingen hooge traktementen, waarvan een deel naar<br />
Keumala en de priesters ging. Steeds driester werden de aanvallen<br />
der verzetspartij, vooral van den hoofd-verzetsleider TGK.<br />
DI TIRÖ TJÈH SAMAN, gewoonlijk TEÜNGKOK DI TIRÖ genoemd,<br />
een bijzonder invloedrijk geestelijk hoofd, die het verzet tegen<br />
de ongeloovigen <strong>org</strong>aniseerde.<br />
Hiermede begon het tijdperk der OBLAMA'S, die toen dc<br />
leiders van den oorlog werden. Overal werd de ha* sabi (bijdrage<br />
voor den heiligen oorlog) ingevorderd.<br />
Met zijn talrijke, benden bestookte TGK. DI TIRÖ niet alleen<br />
de posten der geconcentreerde linie, maar waagde hij zich zelfs<br />
binnen onze z g. sterke stelling. Hy vestigde zich in de XXII<br />
Moekims en verklaarde den oorlog tegen ons tot een godsdiensten<br />
volksoorlog. Zij, die openlijk aan dien strijd deelnamen,
1885—1S87 • 32<br />
heetten voortaan „Moslemin". De toestand werd spoedig uiterst<br />
kritiek; was. onze invloed buiten de linie nagenoeg- geheel verdwenen,<br />
ook hier binnen waren wc niet volkomen heer en<br />
meester meer. De concentratie, waardoor men een aanzienlijke<br />
besparing van troepen had verwacht, was op een totale mislukking<br />
uitgeloopen. De bezetting, waarvan het uiterste gevergd<br />
was bij het ontruimen van het vroeger bezette gebied en bij<br />
oprichting van de nieuwe linie, leed ontzettende verliezen;<br />
zoowel het sterfte- als het ziektecijfer was abnormaal hoog.<br />
De onderhandelingen met TOEANKOE ABDOEL MAD.TID, neef<br />
en schoonvader van den Sultan, het bezoldigen van tal van<br />
hoofden binnen en buiten de linie brachten hoegenaamd geen<br />
verbetering.<br />
Hoewel Gouverneur DEMMENI, na de Hok Canton-historie<br />
herhaaldelijk aandrong op een scheepvaartregeling, bleef de<br />
Regeering volharden in de tot nu toe door haar gevolgde<br />
politiek.<br />
Juni 1886. T. OEMA overvalt de bemanning van het stoomschip Hok<br />
Canton ter reede van Rigaïh (Rigas). De uitgezonden expeditionnaire<br />
macht (comdt. Luit.-Kolonel VAN TEUN) heeft echter geen<br />
succes; de gevangenen moeten voor 25000 rijksdaalders worden<br />
vrijgekocht.<br />
In December 1886 overleed Generaal DEMMENIE en werd<br />
opgevolgd door den Kolonel VAN TEUN.<br />
Groot-Atjèh.<br />
§ 9. Het Bestuur van Gouverneur Van Teyn.<br />
Politiek van Toen Gouverneur VAN TEUN de bestuurstaak aanvaardde,<br />
w a s<br />
Mn^en'onfe<br />
d e t o e s t a n d v e r r e v a n<br />
rooskleurig. In opdracht hebbende<br />
linie. Herstel het aangenomen stelsel, herstel van het Sultanaat over Groot-<br />
Suitanaat'óp Atjèh, consequent door te voeren en aanraking te zoeken met<br />
d e<br />
t e i<br />
"rond<br />
d e n o d e n<br />
°f der verzetspartij (1;, waarbij de schijn, dat wij zulks<br />
zochten, vermeden moest worden, maakte de hem opgedragen<br />
taak dubbel zwaar en ondankbaar. Inziende dat de gevolgde<br />
politiek niet tot het gewenschte resultaat zou leiden, wilde<br />
VAN TEUN de onderwerping afdwingen door een agressief<br />
optreden gecombineerd met een soort scheepvaartregeling, waartoe<br />
hij reeds op het einde van 1SS7 voorstellen bij de Regeering<br />
(1) In Juni 1887 onderwierp zich TOEANKOE AHDOEL MAIUID, die daarvoor<br />
rijkelijk beloond werd. In ISSS'/itO logen meerdere bevriende hoofden op flouveruementskosten<br />
met geld en geschenken naar Keumala
SH 1887—1890<br />
•indiende. Deze wees ze echter af, omdat zij nog steeds vast-'<br />
hield aan de verwachting, dat men te Keumala op den duur<br />
wel zou gaan inzien, dat, nu wij ons voor goed in Groot-Atjèh<br />
gevestigd haddon, alle verzet toch nutteloos was en men zich<br />
tenslotte gewonnen zou moeten geven.<br />
i8S8. Onderhoorigheden.<br />
In- de Onderhoorigheden bleef alles bij het oude tot 1888, in<br />
welk jaar de Gouverneur toestemming verkreeg tot het sluiten<br />
van de Westkust over te gaan, omdat T(EUKOE) -OEMA daar<br />
onrust veroorzaakte. Het succes bleef bij consequente toepassingniet<br />
uit. Nog hetzelfde jaar verkreeg VAN TEUN machtiging<br />
tot sluiting van de Noordkust. Beide geweldmiddelen, flink<br />
do<strong>org</strong>evoerd door een krachtige persoonlijkheid als Gouverneur<br />
VAN TEUN misten hun uitwerking niet. Vooral na de lang<br />
Juli ib8ii.<br />
durige periode van onze schijnbare machteloosheid (1884—1SS8)<br />
maakte dit optreden een diepen indruk op den zich reeds aan<br />
de winnende hand voelenden vijand.<br />
Daar hij de hem door de Begeering vo<strong>org</strong>eschreven politiek<br />
wilde toepassen, bepaalde VAN TEUN zich in den beginne alleen<br />
tot de verdediging om het zoeken van aanraking met de tegenpartij<br />
mogelijk te maken. Maar toen hem bleek, dat dit niets<br />
uithaalde, trad hij aanvallend op.<br />
Zooals meer in den Atjèh oorlog is vo<strong>org</strong>ekomen, verzwakte<br />
groote verdeeldheid, ontstaan door naijver tusschen de aan<br />
anarchie gewende hoofden, de verzetspartij, waarvan een gedeelte,<br />
O K<br />
waaronder T DI TIRÖ, neiging tot onderwerping scheen te<br />
toonen.<br />
Toen de sluiting van West- en Noordkust goede resultaten<br />
bleek op te leveren, besloot de Gouverneur tot aanvallend<br />
optreden in Groot-Atjèh, waarmede hij een einde hoopte te<br />
maken aan de weifelende houding van de invloedrijke, ons z.g.<br />
A K<br />
„goedgezinde" hoofden, die, uit vrees voor T DI TIRO, niets<br />
tegen diens benden durfden ondernemen en hem meermalen in<br />
het geheim steun verleenden.<br />
Na een succesvolle actie in Idi, Mei—Juli 1889, naar aanleiding<br />
van het oplevend verzet, waarvan het bendehoofd HADJI<br />
O K<br />
BIN ABBAS de ziel was, greep VAN TEUN in 1889 T<br />
met kracht aan.<br />
DI TIRO<br />
26 „ „ Echec van de colonne VAN DER SANDE bij Koeta Toeankoe<br />
(sterkte van T GK<br />
ni TIRO nabij K. Pohama). Verliezen: 22 (3)<br />
gesn. en 94 (4) gew.<br />
Vu Jan. i89o. Vermeestering bij verrassing van Koeta Toeankoe.<br />
Door het samenwerken van verschillende factoren, z.a. succes-<br />
8
1891—1893 Bi<br />
volle actie van de troepenmacht, die weer aanvallend op mocht<br />
treden, grootc verdeeldheid onder de hoofden der verzetspartij,<br />
sluiting der kusten, enz., ging de algemeene toestand weer<br />
goed vooruit. Binnen de linie heerschte eindelijk weer volkomen<br />
veiligheid en ook daar buiten werd met succes opgetreden. Toen<br />
wij in 1890 in Idi andermaal gewapend moesten optreden,<br />
brachten wij den vijand in een schitterenden veldtocht zoo'n<br />
klap toe, dat er in dat landschap van verder verzet afgezien<br />
werd. VAN TEUN ging toen over tot het opleggen van oorlogsschatting<br />
aan alle staatjes van de Oostkust en diende voorstellen<br />
in tot het aldaar invoeren van de scheepvaartregeling. Deze<br />
maatregelen gecombineerd met de sluiting der West- en Noordkust<br />
en het verbod van uitvoer uit de geconcentreerde linie<br />
hadden groot succes.<br />
Mei-Juli Expeditie naar Idi (1) onder generaal-majoor VAN TEUN, chef<br />
18EI0<br />
- Staf Kap. van den tien. Staf J. B. VAN HEUTZ. Sterkte der<br />
expeditionnaire troepenmacht ± 2 bataljons (2) infanterie, 1<br />
compagnie marine landingsdivisie, 2 pelotons cavalerie en 3<br />
sectiën artillerie. (Totale sterkte ± 1200 man, 100 paarden en<br />
muildieren en 6 vuurmonden).<br />
Doel: Het onderdrukken van het oplevend verzet, vermeestering<br />
van de vijandelijke versterkingen op den linkeroever der<br />
Idi-rivier in het Pedawa Pontongschc en bij Boekët Mata Ië,<br />
het verdrijven van den vijand uit Idi Tjoet en het tuchtigen<br />
van Oleh Gadjah en Keudé Bagoh.<br />
n J u n I, Aanvang der operatiën. Vermeestering van B f<br />
Roembia en<br />
nabij gelegen versterkingen ten koste van 34 (3) gewonden.<br />
18-16 Juni. Ie tocht naar Bagoh en Oleh Gadjah onder majoor HALEWUN<br />
tot tuchtiging van beide landschappen en tot verbranding van<br />
Keudé Bagoh.<br />
Doel slechts gedeeltelijk bereikt.<br />
ie Juni. Het sterke Paja Enjo in ons bezit.<br />
Tuchtiging van Oleh Gadjah door art.-vuur.<br />
Wegens talrijke ziektegevallen bij de colonne afgezien van den<br />
aanval op de sterke stelling Oleh Gadjah en naar Idi teruggekeerd.<br />
ai „ Vermeestering van de stellingen in Idi Rajeu', ten zuidoosten<br />
der Idi-rivier, ten koste van 1 gesn. en 5 gew.<br />
(1) Zie J. W. F. HRRFKEKS, Oost-Indische Krijgsgeschiedenis. De expeditie naar<br />
Edi Mei-Juli 1890.<br />
(•2) Waarvan 1 (Inf. VI) van Java afkomstig was,
VJÏÏUT L<br />
HALEWIJN.<br />
O D L L N A A R B A<br />
O H c n ö l o h<br />
S<br />
^ 5<br />
Dool als bij de le toept nu bereikt.<br />
1891—1892<br />
Gadjah, wederom onder majoor<br />
7-11 Juli. Terugkeer der verschillende deelen der Java colonne.<br />
De oorlogspartij voelde weer onze macht en vertoonde veel<br />
neiging tot onderwerping. Onze voornaamste tegenstanders<br />
T DI TIRÖ en TOEANKOE HASJIM bleken echter niets voor<br />
toenadering te voelen. Waren wij eindelijk dank zij het krachtige<br />
bewind van VAN TEUN op den goeden weg, toch zou deze<br />
periode van vooruitgang slechts van korten duur zijn.<br />
i89i. Eeeds spoedig (Mei 1891) moest de Gouverneur om gezondheidsredenen<br />
het bestuur neerleggen, nadat hij reeds langen tijd<br />
sukkelende geweest was. De vijand, hiervan goed op de hoogte,<br />
maakte handig gebruik van deze omstandigheid en moedigde<br />
tot volhouden aan, hopende op verandering van régime met het<br />
heengaan van den krachtigen bestuurder.<br />
April 1890. In 1S90 werd het korps maréchaussée opgericht tot handhaving<br />
van rust en orde binnen de geconcentreerde linie,<br />
januari 1891. Onze geduchte tegenstanders P. PÖLÉM en T« DI TIRÖ TJHÈH<br />
SAMAN (1) overlijden. De laatste werd als hoofd van het verzet<br />
opgevolgd door zijn zoon T»* MOEHAMAD AMIN, die in Jan. '92<br />
als zoodanig werd erkend door den Sultan.<br />
§ 10. Het Bestuur van Gouverneur Pompe van<br />
Meerdervoort.<br />
is9i. Kolonel POMPE VAN MEERDERVOORT, die Generaal VAN TEUN<br />
in Mei 1S91 opvolgde als Gouverneur van Atjèh, had weereen<br />
totaal anderen kijk op. de Atjèhzaak. Voorstander van een<br />
politiek van verzoening en onthouding en toepassing eener<br />
scheepvaartregeling zag men weer als gewoonlijk verandering<br />
in het bestuur tot gevolg hebben verandering in het beleid.<br />
Vooral in den strijd tegen een volk, welks leiders van deze<br />
wijzigingen zoo handig partij wisten te trekken, was dit fnuikend.<br />
Ditmaal viel echter de wijziging in de bestuursinzichten in het.<br />
geheel niet fn den smaak van de Regeering. Als gevolg hiervan<br />
1S92. trad Kolonel POMPE VAN MEERDERVOORT in Januari 1892 af<br />
Fëbr' 9<br />
'92<br />
opgevolgd door Kolonel DEIJCKERHOFP.<br />
l D d 6 Z e p e r i o d e h a d<br />
l a a t s<br />
P<br />
d e<br />
uiterst belangrijke religieuspolitieke<br />
verkenning van Atjèh door Dr. C. SNOUCK HURGRONJE<br />
(1) Door diens dood was het verband in de priesterpartrj verbroken.
1893—1894 86<br />
op verzoek van den Gouverneur om te onderzoeken „hoe na<br />
TEUNGKOE TIRÖ'S dood de gezindheid was der geestelijke partij<br />
in het algemeen en in welke richting zij zou trachten invloed<br />
uit te oefenen op Eeumala". Snouck (1), die vaststelde dat in geheel<br />
Atjèh een door de geestelijkheid geleide fanatieke volkspartij tegenover<br />
ons stond, die slechts door kracht van wapenen tot onderwerping<br />
kon worden gebracht, drong op agressie aan, doch de Regeering<br />
schrikte voor de consequenties er van terug.<br />
§ 11. Het Bestuur van Gouverneur Deijckerhofl'.<br />
Had men na het heengaan van POMPE VAN MEERDERVOORT de<br />
toepassing van de door VAN TEUN gehuldigde beginselen verwacht,<br />
al heel spoedig bleek, dat de Regeering met Atjèh iets<br />
heel anders voor had, n.1. invoering van de scheepvaartregeling<br />
voor het geheele kustgebied van A. en O. en van onderwerping<br />
van Groot-Atjèh met behulp van Atjèhsche hulptroepen. De<br />
1S93.<br />
scheepvaartregeling (veorstel-ScHERER) werd in 1S92 ingevoerd<br />
aan de Oostkust, in 1893 aan de Noord- en Westkust van<br />
Diamantpunt tot Troemon. Voor den algemeenen handel werden<br />
Idi, Lho' Seumawè, Oelèë Lheuë, Poelè Raja en Sabang (2)<br />
opengesteld. Teneinde onderwerping af te dwingen bleven de<br />
weerspannige staatjes gesloten. Onvoldoende voorbereid, niet<br />
•27 sopt. en<br />
consequent do<strong>org</strong>ezet en verzwakt door talrijke speciale vergunningen<br />
en concessiën, beantwoordde de scheepvaartregeling<br />
niet aan het beoogde doel.<br />
Mislukte verrassingen van de benteng te Kaloet, verdedigd<br />
1 ö c t<br />
, 1 K<br />
door T LiiH. Verliezen: 7 gesn. en 31 gew.<br />
Op voorstel van Generaal DEUCKERHOFF had de Regeering<br />
zich 30 September 1893 verzekerd van den hulp van TEUKOE<br />
OEMA. Deze, een der felste tegenstanders, had aangeboden zich<br />
aan ons gezag te onderwerpen en daarna met behulp van<br />
Atjèhsche hulptroepen Groot Atjèh van vijanden te zuiveren en<br />
Hei stolsel het gebied buiten de linie onder ons rechtstreeksch bestuur te<br />
werping d D r e n<br />
van<br />
e n<br />
g<br />
- Nadat T. OEMA ons in Augustus 1893 bij de zuivering<br />
A. en o. met der XXV Moekims goede diensten bewezen had, nam de Regeering<br />
Atjafsche' zijn aanbod aan. Hij verkreeg van Haar de titels van Teukoe<br />
'foÉuf-p"riodë^ Pahlawan en Panglima Prang Besar en bovendien de<br />
(1) Zie Dr. Ö. SXOUCK HURORONJE, De Atjèhers.<br />
(2) Te Poelo Wé werd in 18U3 oen post gevestigd aan do Sabangbnai tot liet<br />
stichten van een kolen- en handelsstation.
37 1S93—1896<br />
toestemming tot het oprichten van een door ons bezoldigd<br />
legioen van 250 man. De Gouverneur, die veel heil verwachtte<br />
van het gebruikmaken van Atjèhsche hulpbenden bij de bestrijding<br />
der verzetspartij, besloot dit stelsel ook in de XXVI Moekims<br />
in toepassing te brengen en verzekerde zich van den steun van<br />
het driemanschap T. Ni> van Meura'sa, T. NJA< BANTA,<br />
Panglima Sagi der XXVI Moekims en T. TJOET TOENGKOB,<br />
oelèëbalang der XIII Moekims Toengkob om het terrein ten<br />
Oosten onzer linie van vijanden te zuiveren. Deze hoofden bleken<br />
echter voor dat doel niet zoo geschikt als T. Djoehan en daarom<br />
werd de laatste 21 October 1893 belast met de leiding der actie<br />
in de XXVI en daarna in de XXII Moekims, wat natuurlijk<br />
kwaad bloed zette tusschen de Atjèhsche hoofden en T. Djoehan.<br />
De actie had veel succes; 30 October maakte het legioen van<br />
T. Djoehan zich meester van Aneii' Galong, begin '94 werden<br />
de V Moekims Mèn Tasië' van vijanden gezuiverd en o. a. Seuneung<br />
(Seuneulob) vermeesterd. Het door T. Djoehan veroverde<br />
terrein werd door onze troepen, in tijdelijke versterkingen (posten)<br />
gelegerd, bezet, zoodat wij daar meester konden blijven en het<br />
omliggende gebied door patrouilles konden beheerschen. In de<br />
tusschenruimten werden vaak blokhuizen geplaatst, meerendeels<br />
toevertrouwd aan de goedgezinde bevolking of aan de panglima's<br />
van T. Djoehan. Door het bezetten van deze 'posten buiten de<br />
geconcentreerde linie werd het stelsel van concentratie gelieel verlaten<br />
en een groote uitbreiding gegeven aan de door ons ingenomen<br />
postenlinii'. Feitelijk was dit een overgang tot een stelsel<br />
van agressie. De Gouverneur stelde in 1895 voor de tot nu toe<br />
tijdelijke posten buiten de linie permanent te bezetten en in<br />
te richten. Dit voorstel word door de Ind. Regeering aangenomen.<br />
De uitvoering er van wachtte slechts op de zuivering<br />
van "de Lam Kra'-streek. Door het succes in de jaren 1893<br />
en '94 waren in het begin van 1894 de XXV en XXVI Moekims<br />
bijna geheel in onze handen en waren we in de XXII Moekims<br />
tot Seuneung (Seuneulob) en Aneu' Galong do<strong>org</strong>edrongen. In<br />
de jaren 1S94 en 1895 'heerschte er rust en veiligheid in ons<br />
gebied en dit resultaat was verkregen zonder groote verliezen<br />
onzerzijds, slechts door het verschaffen van strijdmiddelen en<br />
geld aan onze Atjèhsche bondgenooten.<br />
Deze periode van schijnbaren voorspoed duurde slechts kort;<br />
inderdaad was onze positie niet zoo sterk. Van patrouilleeren<br />
door de bezettingen der posten (1) in de buitenlinie werd weinig<br />
(1) Deze dienden n.1. tot punten van uitgang en ondersteuning van onze<br />
patrouilles ter belieersdiing van liet veroverde gebied.
1896 38<br />
1806. werk gemaakt; begin 1896 was de toestand zelfs zoo, dat het<br />
moeite kostte om die posten ongedeerd te bereiken, daar de kwaadwilligen<br />
zich in hun onmiddellijke nabijheid hadden genesteld<br />
en ons beschoten, transporten en patrouilles aanvielen, enz.<br />
16/17 Jan. In den nacht van 16/17 Januari trachtten kwaadwilligen het<br />
kampement Koeta Alam binnen te dringen en 7 Maart werd<br />
een patrouille van Aneii' Galong door vijandelijke benden uit<br />
het Lam Kra i<br />
sche aangevallen. Uit verkenningen bleek, dat<br />
de vijand vooral in de 4 Lam Kra-'sche Moekims (Lam Kra*,<br />
Kroeëng Ma*, Lam Lheuë en Ateuë*) talrijke schuilplaatsen en<br />
stellingen bezat. Daarom besloot de Gouverneur deze op te<br />
ruimen en daarbij de hulp in te roepen van T. Djoehan, die er<br />
niet veel voor voelde, daar hem was voorspeld, dat hij in Lam<br />
Kra' zijn dood zou vinden. Tenslotte stelde hij voor aan een<br />
gemeenschappelijke actie deel te nemen met 1000 strijders,<br />
waarbij hij zelf uit Aneu< Galong en onze troepen uit Biloej<br />
zouden oprukken. Aangezien dit voorstel voor ons groote gevaren<br />
opleverde, omdat onze troepen dan een zeer gevaarlijk terrein<br />
in den rug en het legioen van T. Djoehan in front zouden<br />
hebben, werd het voorstel verworpen en besloten, dat T. Djoehan<br />
vanuit Biloej en onze troepen vanuit Aneu' Galong zouden<br />
ageeren. De vo<strong>org</strong>enomen actie werd met het oog op de poeasa<br />
en de voorbereidingen bepaald op 30 Maart. De vijand trad<br />
inmiddels steeds driester op, beschoot bijna dagelijks onze posten<br />
* en transporten en viel zelfs onze troepen aan.<br />
•JU Maart. 26 Maart werden ten behoeve der vo<strong>org</strong>enomen excursie aan<br />
T. Djoehan o. m. verstrekt: 3S0 achterlaad- en 500 voorlaadgeweren<br />
met daarbij behoorende munitie, voorts opium en 18000<br />
dollars. Het bestuur ontving nog dienzelfdcn dag berichten,<br />
dat T. Djoehan van plan was om, gedurende de vo<strong>org</strong>enomen<br />
operatie, zoodra hij zich van ons berggeschut zou hebben meester<br />
gemaakt, onze zijde te verlaten, welke berichten den volgenden<br />
dag door twee hoofden werden bevestigd. Maar de Gouverneur<br />
sloeg geen geloof aan hetgeen verteld werd omtrent T. Djoehans<br />
trouweloosheid en vermoedelijken afval en volgde daarom ook<br />
niet het advies zijner ondergeschikten op om T. Djoehan op<br />
28 „ 28 Maart aan te houden. Wel werd hem op de dien dag gehouden<br />
conferentie medegedeeld, dat van een gemeenschappelijke<br />
actie in het Lam Kra^sche op 30 Maart werd afgezien.<br />
2o „ 29 Maart te 1 n.m. kreeg het Bestuur zekerheid omtrent den<br />
afval van T. Djoehan met medeneming van al het hem verstrekte<br />
oorlogsmateriaal, waardoor de op 80 Maart gestelde tuchtiging<br />
van de 4 Lam Knvsche Moekims kwam te vervallen.
39 1896<br />
.Omtrent de werkelijke redenen van T. Djoehans verraad<br />
verkeert rnen nog steeds in twijfel. Genoemd worden o. a.:<br />
vrees om met de geestelijke partij in volslagen vijandschap te<br />
komen, onheusche bejegening door eenige onzer ambtenaren,<br />
onvoldoende erkenning van 's mans verdiensten door het Gouvernement,<br />
vijandige actie van den invloedrijken Oelama T RI1<br />
<<br />
TANAH ABÈË , die T. OEMA en zijn bende als kafirs kwalificeerde,<br />
invloed van zijn vrouw, TJOET NJA' DIËN.<br />
Door zijn afval (1) werd T. Djoehan onze machtigste tegenstander,<br />
daar hij over groote hoeveelheden wapens, munitie en voldoende<br />
geldmiddelen beschikte. Gelukkig lagen er in den Kraton voldoende<br />
troepen n.1. 3 complete veldbataljons, een batterij bergartillerie<br />
en 3 pelotons cavalerie, die gereed waren om uit te<br />
rukken, maar tot een opmarsen naar de plaatsen des onheils<br />
(Peukan Bada' en Lam Pisang) kwam het dien dag jammer<br />
genoeg niet. Men bepaalde zich slechts tot het nemen van<br />
maatregelen ter onmiddellijke beveiliging van onze hoofdvestiging<br />
en het beletten van een vijandelijke invasie in de geconcentreerde<br />
linie. Den 29 e<br />
» Maart werden 3 compagnieën en 2 secties bergartillerie<br />
naar Lam Djamèë en 3 compagnieën naar Tjöt Goeö<br />
gedirigeerd, en werden de bezettingen van Keutapang Doea en<br />
de posten in het Zuidwestelijk deel der linie versterkt. Men zag<br />
voorloopig af van een strafexcursie tegen T. OEMA.<br />
TOEKOE OEMA stond in zijn afval niet alleen, tal van andere<br />
hoofden en twijfelachtig gezinde landstreken verlieten onze zijde,<br />
alle oelèöbalangs en mindere hoofden buiten de geconcentreerde<br />
linie schaarden zich aan de zijde van T. OEMA, waardoor in<br />
korten tijd het grootste gedeelte van het in 1893 en '94= veroverde<br />
gebied met de daarin met zooveel inspanning opgerichte posten<br />
der buitenlinie voor ons verloren ging en onze troepen na<br />
bloedigen strijd weer binnen de geconcentreerde linie terugtrokken.<br />
Hiermede eindigde het stelsel van onderwerping van<br />
A. en 0. met behulp van Atjèhsche bondgenooten.<br />
Onmiddellijk na den afval van T. Djoehan werd de telefonische<br />
gemeenschap met de buitenposten verbroken. De door onze<br />
voormalige bondgenooten bezette blokhuizen werden door deze<br />
verlaten. Overal vertoonden zich talrijke vijandelijke benden,<br />
waarbij zich alras een deel der z g. goedgezinde bevolking aansloot.<br />
Den 29 Maart werd telegrafisch versterking der troepenmacht<br />
aangevraagd; 3 April kwam de aanvulling der vaste bezetting<br />
aan, 7 April ihf. IX, S en 9 April Inf. VI en A.I. bg.<br />
(1) Zie J. C. PABST, Oost-Indische Krijgsgeschiedenis, doel VII (Overzicht van<br />
de krijgsverrichtingen in Groot Atjèh van en met den afval van Toekoe Djolian).
1S96 40<br />
ions April. In den nacht van 4 op 5 April viel de vijand Tjöt Rang aan.<br />
T. Djoehan had zijn afwachtende houding nog niet laten varen<br />
en met zijn op ± 2000 man geschatte goed gewapende strijders<br />
een sterke stelling ingenomen in de VI Moekims, die zich voor<br />
onze linie uitstrekte van en met het strand ten Westen van<br />
Oëlèe Lheuë tot Lam Pisang.<br />
§ 12. Het bewind van den Regeeriiigsconiinissaris Vetter.<br />
7 Apni. Den 7?" April kwam te Oelèö Lheuë aan de Legercommandant<br />
Luitenant-Generaal VETTER, aan wien de leiding der zaken in<br />
Atjèh werd opgedragen als Regeeringscommissaris met blanco<br />
volmacht, ter vervanging van Generaal DEIJCKERHOFF. Aan hem<br />
waren toegevoegd de Kolonel der infanterie STEMFOORT en den<br />
majoor van den generalen staf BREIJER. Met de civiele aangelegenheden<br />
werd tijdelijk belast de resident K. P. H. LANGEN<br />
en met het militair commando de kolonel J. W. STEMFOORT,<br />
beiden onder de bevelen van den Legercommandant.<br />
8 „ S April herstelde eene colonne van drie bataljons de gemeen<br />
schap met Biloej en Lam Koenjèt, die van nieuwe voorraden<br />
werden voorzien en wier bezettingen, werden afgelost. Verliezen:<br />
33 dooden en gewonden,<br />
s-io April. Bij de van 8—10 April gemaakte excursies in de XXV Moekims<br />
naar Lege, Lam Koenjèt en Biloej bleek duidelijk, dat een deel<br />
der bevolking aan T. Djoehans zijde tegen onze troepen streed<br />
waardoor het openhouden van de buitenposten sterke detachementen<br />
zou eischen; daardoor zou onze „striking force" aanzienlijk<br />
verzwakt worden ten nadeele van ons hoofddoel:<br />
tuchtiging van T. Djoehan. Dit bracht den Regeeringscommissaris<br />
er toe de buitenposten in de XXV Moekims op te heffen<br />
en te slechten, alleen Tjöt Goeë, zijnde een punt van groote<br />
strategische beteekenis, bleef gehandhaafd.<br />
De ontruiming had door den hardnekkigen tegenstand van<br />
onze vijanden, die gesteund werden door volgelingen van T.<br />
Djoehan, niet zonder ernstige verliezen onzerzijds plaats.<br />
Onze verliezen bedroegen bij de gevechten van 8—21 April<br />
25 (2) gesneuvelden en 190 (6) gewonden.<br />
T. Djoehan had na zijn afval tot tweemaal toe aangeboden<br />
de rust en orde in Atjèh te herstellen. Eerst 25 April, toen<br />
de geheele buitenlinie ontruimd, een groote batterij bij Lam<br />
Djamèë tegenover de door T. Djoehan ingenomen positie voltooid<br />
was en hij voldoende mobiele troepen ter beschikking had,
41 1896<br />
antwoordde de Regeeringscommissaris op de brieven van T.<br />
Djoehan. Aan T. Djoehan werden de volgende eischen gesteld:<br />
onverwijlde uitlevering van de verstrekte wapenen, slechting<br />
der aangelegde verdedigingswerken en hernieuwde onderwerping<br />
aan ons bestuur. T. Djoehan vroeg en verkreeg 25 April drie<br />
dagen uitstel. Toen het bleek, dat het hem om tijdwinst te<br />
doen was, werden 26 April andere eischen gesteld, waaraan<br />
hij zich evenmin onderwierp. Dien dag werd T. Djoehan uit<br />
'slands dienst ontslagen met de bepaling, dat hij voortaan in<br />
alle offlcieele stukken T. OEMA zou worden genoemd.<br />
•ii April De operatiën tegen T. OEMA'S stelling namen een aanvang.<br />
Zijn aanhang breidde zich snel uit, zoo voegde zich o.a. P. PÖLÉM<br />
met 400 strijders bij hem. Om den hoofdaanval op T. OEMA'S<br />
stelling indirect voor te bereiden en diens macht zooveel mogelijk<br />
te verzwakken, werden talrijke demonstraties uitgevoerd in het<br />
gebied van andere afvallige hoofden.<br />
23—29 April. De vijandelijke versterking Batoe in de XIII Moekims Toengkob<br />
bij verrassing genomen.<br />
30 April. Demonstratie in het Toengkobsche.<br />
ï Mei. Demonstratie van de Marine in de Kroeëng-Rababaai.<br />
2 „ Demonstratie in de V Moekims Mon Tasië' en het Z. deel<br />
, der XXVI Moekims.<br />
ni i iioi. Beschieting van Leupoeöng door de Marine,<br />
•i Mei. Vermeestering van de vijandelijke stellingen nabij den weg<br />
naar Kroeëng Kale.<br />
De troepenmacht werd in Mei versterkt met 2 veldbataljons<br />
(Inf. V en Inf. VII), A 2 bg., 1 pel. Cav. en 2 sect. genietroepen.<br />
Men beschikte nu over een voldoend sterke troepenmacht om<br />
tot de tuchtiging van T. OEMA over te gaan, maar door de<br />
zware regens moest de actie uitgesteld worden.<br />
23 „ 23 Mei werd met de actie een aanvang gemaakt. Met 4 colonnes<br />
gesteund door de marine werd de linie van T. OEMA aangevallen.<br />
Het verloop van den veldtocht was als volgt:<br />
24 „ Lam Pisang bezet.<br />
25 „ Gevecht bij B' Seuboen.<br />
26 „ Opruiming van de vijandelijke versterking nabij Lam Pisang;<br />
daarna terugkeer in de geconcentreerde linie. Verliezen 30 (10)<br />
gesn. en 173 (8) gew.<br />
2ti ,. Tuchtiging van de IX Moekims en de III Moekims Daroj.<br />
j u„i. In Juni werden talrijke tochten in het terrein buiten de<br />
geconcentreerde linie gemaakt tegen de in verzet gekomen<br />
hoofden en voor de opruiming der vijandelijke versterkingen<br />
n.1. de IV Moekims Lam Kra' (9/10 Juni), V Moekims Mon
1896 42<br />
Tasië* (16 Juni), Kroeëng Raba (22 Juni), Ladöng, Kroeëng<br />
Kaié en XIII Moekims Toengkob (23 Juni), door de IX Moekims<br />
naar Lam Soeöt en Seuneulob (26 Juni). Nauw contact met<br />
den vijand werd echter slechts zelden verkregen.<br />
Hiermede beschouwde de Regeeringscommissaris YETTER zijn<br />
28 Juni. taak als afgeloopen en keerde hij 28 Juni 1896 naar Java terug.<br />
Bij zijn vertrek liet hij een geheime instructie achter, welke<br />
als de te volgen richting aangaf: het bezet houden van de<br />
geconcentreerde linie, gepaard aan een offensief optreden daarbuiten<br />
tot het verdrijven en onschadelijk maken van hoofden<br />
en benden der verzetspartij.<br />
Tot civiel en militair Gouverneur werd benoemd Generaal-<br />
Majoor J. J. K. DE MOULIN. Na diens dood werd tot waarnemend<br />
Gouverneur benoemd kolonel STEMFOORT.<br />
39 „ Optreden met 3 colonnes (cdtn. VAN HEUTZ, SOETERS en<br />
LACETJLLE) onder kolonel STEMFOORT. Aneu' Galong bij verrassing<br />
genomen door Luit.-Kolonel VAN HEUTZ met het korps<br />
maréchaussee (GRAAFLAND) en 1 peloton snelladers (RIJNEN).<br />
Rabat en Sibrèh getuchtigd. Verliezen in de geheele actie 9<br />
gesn. en 30 (4) gew.<br />
Bij Aneu' Galong vallen 112 gesneuvelde Atjèhers (meest<br />
Pidireezen) in onze handen. Verliezen: 6 gesn., 29 (4) gew.<br />
Onder de gesneuvelde Atjèhers bevonden zich een 20-tal volgelingen<br />
van den Pretendent Sultan; daardoor maakte dit gevecht<br />
grooten indruk op de verzetspartij.<br />
§ 13. Het bestuur van Gouverneur Stemfoort.<br />
5 Juli. De nieuw benoemde Gouverneur J. J. K. DE MOULIX kwam<br />
op Atjèh, doch bezweek reeds twee dagen later aan een zonnesteek.<br />
Als wd. Gouverneur trad den<br />
e u<br />
ll Juli op de Kolonel J. W.<br />
STEMFOORT.<br />
Door het actieve optreden onzer troepen in de sagi's buiten<br />
de linie was de veiligheid onzer hoofdvestiging verzekerd en de<br />
rust in de onmiddellijke omgeving hersteld, maar dit was niet<br />
voldoende om de tegenpartij tot onderwerping te brengen.<br />
Na de 4-jarige Oema-periode (1898—1896) had men voor goed<br />
gebroken met de vroegere politiek van verzoening en afwachting<br />
en het in 1884 aangenomen stelsel van concentratie. Men ging<br />
over tot een politiek van agressie, welke noodzakelijk bleek om<br />
te beletten, dat de vijandelijke benden zich zouden vereenigen,<br />
en tot het beschermen der goedgezinde bevolking, die vooral in
43 1896<br />
29 juli<br />
de oelèë-balangschappen XXV, IV en VI Moekims veel last<br />
hadden van T. OEMA. Om hieraan een eind te maken werd in<br />
Juli 1896 een troepenmacht gelegerd te Lho' Nga.<br />
Tocht naar de XXII Moekims ter verdrijving der vijandelijke<br />
elementen, waaronder de. Pretendent Sultan met aanhang; de<br />
Pretendent Sultan vlucht.<br />
9-13 Aug. Excursie van 3 bataljons vanuit Lho< Nga naar Leupoeëng<br />
en Lhong ter verdrijving van T. OEMA C. S. T. OEMA neemt de<br />
wijk naar BovenDaja.<br />
De goedgezinde bevolking keerde naar haar kampongs terug.<br />
23-27 „ Tocht met 4 bataljons Inf., het korps maréchaussee en hulptroepen<br />
naar de XXII Moekims ter verdrijving der vijandelijke<br />
elementen en voor het zoeken van aanraking met de hoofden<br />
der bevolking. De troepen bereikten P n<br />
Samagani (23 Aug.),<br />
M' Indrapoeri'(24 Aug.),'01é Jeüëng (verblijfplaats van P. PÖLÈM)<br />
en Ritiëng (26 Aug.). Resultaat: de onderwerping van eenige<br />
hoofden, w. o. T. MOEDA BA' ET en bezetting van Samagani<br />
September.<br />
(centrum der Vlij Moekims).<br />
In September werd een troepenmacht gelegerd in de XXVI<br />
6—11 sept.<br />
Moekims nabij Tjöt Mantjang van waaruit bovendien de V<br />
Moekims Mön Tasiö' van de sagi der XXII Moekims kon worden<br />
beheerscht; ook deze maatregel had veel succes.<br />
Tocht naar Seulimeum en Reuëng-Reuëng (het uiterste punt<br />
der Atjèh-vallei) met l 1<br />
^ bataljon infanterie en hulpwapens ter<br />
bestrijding van P. PÖLÉM en andere verzetshoofden. Resultaat:<br />
verdrijving der vijandelijke benden; de Pretendent-Sultan was<br />
naar Pidië uitgeweken.<br />
In de van vijanden gezuiverde streken werd een geregeld<br />
inlandsch bestuur gevestigd en de bevolking beschermd tegen<br />
de verzetspartij, die door eindelooze patrouilles vanuit Koeta<br />
Radja, Lho* Nga, Samagani (1) en Tjöt Mantjang steeds werd<br />
achtervolgd. Ging de toestand in de XXII Moekims dus goed<br />
vooruit, in de bovenstreken der XXII Moekims weerde de vijand<br />
zich nog steeds. Seulimeum was daar het brandpunt van verzet,<br />
van hieruit werd het gaande gehouden door leiders, w. o.<br />
P. PÖLÉM, hoofd der XXII Moekims, de voornaamste was.<br />
De in te voeren scheepvaartregeling zou consequent worden<br />
2s oct.—<br />
toegepast.<br />
Tocht van een mobiele colonne ter sterkte van 2 bataljons<br />
9 Nov. m e t hulpwapens n a ar de bovenstreken der XXII, Moekims.<br />
(1) 1 Mei 1898 opgeheven in verband met den inmiddels verbeterden toestand.
1896—1897 44<br />
Resultaat: verdrijving der vijandelijke benden, Djanthöë bereikt,<br />
opruiming van 's vijands versterkingen,<br />
o Nov. Indrapoeri wordt tot legerplaats van een mobiele colonne<br />
ingericht en het centrum onzer operatiën verlegd van Samagani<br />
naar Indrapoeri.<br />
§ 14. Bestuur van den Gouverneur Van Vliet.<br />
s „ Bestuursovergave door den Generaal-Majoor STEMFOORT aan<br />
den tot Gouverneur benoemden Kolonel C. P. J. VAN VLIET.<br />
De ongunstige weersgesteldheid in de periode Nov. '96—medio<br />
Januari 1897 maakte het patrouilleeren dikwijls onmogelijk,<br />
van welke omstandigheid de hoofden der tegenpartij profiteerden<br />
om hun uiteengejaagde benden te hereenigen en het verzet<br />
gaande te houden. Vooral onze aartsvijand P. PÖLÉM weerde<br />
zich geducht, hij richtte eenige bentengs op, o. a. bij Glé Jeuëng<br />
en liet Koeta Ba* Teuë bezetten,<br />
is Jan. 1897. Bij G. B. d.d. 13 Jan. 1897 N°. 1 werd onder nadere Koninklijke<br />
goedkeuring de sterkte van het korps maróchaussée opgevoerd<br />
tot 5 officieren en 362 onderofficieren. Tevens werd<br />
bepaald, dat het korps, behalve voor politiediensten (waarvoor<br />
het oorspronkelijk binnen de geconcentreerde linie bestemd was<br />
geweest), gebezigd zou worden tot het verrichten van handelingen<br />
uit den kleinen oorlog,<br />
ie Febr. De mobiele colonne te Indrapoeri, die tot 6 compagnieën<br />
infanterie met hulpwapens werd uitgebreid, werd gesteld onder<br />
bevel van den Luitenant-Kolonel J. B. VAN HEUTZ , die 's vijands<br />
benden overal opzocht en verstrooide,<br />
ï Jan.— Expeditie (6 comp. inf.) naar Lhöng om T. OEMA gevangen te<br />
H Febr. n e m e r L Resultaat: T. OEMA neemt de wijk naar de Boven (B°)<br />
Daja. • •<br />
Toestand Was de toestand zoodanig verbeterd door het rustelooze<br />
Maart. p atrouilleeren in het gebied buiten de geconcentreerde linie, dat<br />
de hier gelegen bivaks in het geheel niet meer beschoten werden,<br />
dat in de vlakte der XXV Moekims geen schot meer werd<br />
gelost en dat het verzet van de zijde der bevolking geëindigd<br />
scheen, ook in de XXII Moekims was de toestand na de legering<br />
van de mobiele colonne-VAN HÈUTZ in Indrapoeri werkelijk<br />
vooruitgegaan en werden de bivakpatrouilles en transporten<br />
slechts sporadisch beschoten. Uit alles bleek, dat het verzet<br />
in de vlakte gebroken was en dat de tegenpartij van daar verdreven<br />
was naar de bergen. Hier betwistte het hoofd P. PÖLÉM
45 1897<br />
6hs hot gezag hardnekkig. De colonne-VAN HEUTZ won geleidelijk<br />
terrein. Zoodoende was te voorzien, dat P. PÖLÉM door het<br />
voortrukken der colonne die Seulimeum voorloopig als einddoel had,<br />
naar de VII Moekims Pidië zou worden verdreven. In het begin<br />
van 1897 werd het plan geopperd en ook in beginsel do<strong>org</strong>evoerd,<br />
om een gewapend optreden in Pidië (noodig geworden door den<br />
voor ons slechten toestand om Sigli) dienstbaar te maken aan<br />
een zuivering aldaar. Tevens zou dan een excursie naar de<br />
VII Moekims ondernomen worden. Men wilde de beide tochten<br />
in elkaar doen overgaan, maar daar Seulimeum nog niet bezet<br />
was, werd van het laatste gedeelte voorloopig afgezien en alleen<br />
besloten tot een zuivering van het terrein om Sigli.<br />
Voor een blijvende beheersching van het veroverde gebied<br />
bleek-steeds opnieuw een agressief optreden in de 3 sagi's van<br />
Groot-Atjèh noodig te zijn met als eerste doel het opsporen en<br />
onschadelijk maken van de ons vijandig gezinde hoofden en<br />
benden, alleen mogelijk door eindeloos patrouilleeren. Was na<br />
den afval van T. OEMA voor goed het stelsel van agressie aaniiet<br />
stelsel vaard, eerst in 1897 kwam de Indische Regeering tot het stelsel<br />
van actieve v a n actieve beheersching van de 3 sagi's van Groot-Atjèh<br />
lietieersching a a<br />
van de s sagi's gecombineerd met een scheepvaartregeling aan de kust. De<br />
An'rh gècorn- actieve beheersching zou moeten worden verkregen door de actie<br />
bineerd met y a n mobiele colonnes, welke vanuit haar bivaks in het omvaai-tregeiingliggende<br />
gebied zouden ageeren en waarbij de geconcentreerde<br />
aan de kust. i mj e aj g steunpunt zou dienen. Door den aanleg van stoomtrambanen<br />
hoopte men de communicatie tusschen de bivaks<br />
en de geconcentreerde linie te verzekeren. Dit onderdeel van<br />
het programma werd echter slechts gedeeltelijk uitgevoerd;<br />
men bepaalde zich tot het aanleggen van een stoomtramweg<br />
door de XXII Moekims.<br />
Het in 1897 door de Ind. Regeering aangenomen en door het<br />
Opperbestuur goedgekeurde stelsel werd van den beginne af aan<br />
consequent toegepast. De drie mobiele colonnes drongen steeds<br />
dieper in de XXII Moekims door, overal den vijand opzoekende,<br />
die nog steeds tegenstand bleef bieden en ons waar mogelijk<br />
afbreuk deed.<br />
Excursie naar Leupoeëng. Resultaat: T. OEMA'S benden weken<br />
uit het Leupoeëngsche.<br />
ïr Mei. Oprichting van een post aan de Kroeëng Rajabaai. Doel: het<br />
beletten van den peperuitvoer, het beheerschen van den toegangsweg<br />
naar Lam Teuba, het verzwakken van den invloed van<br />
den vijandig gezinden T. T.TOET TOENGKOB, oelèëbalang der<br />
XIII Moekims Toengkob.
iS97—1898 itf<br />
iü Mol. Gevecht bij Glé Jeuöpg. 4 comp. Int', met hülpwapenS vermeesteren<br />
drie bentengs, opgericht hoofdzakelijk onder leiding<br />
van P. PÖLÉM ten koste van de volgende verliezen: gesneuveld<br />
19 (1), gewond 55 (-1), waarvan nog stierven S (1).<br />
29 „ Een colonne van Koeta Radja geraakt in Leupoeëng in vuurgevecht<br />
met den vijand, verdrijft hem wel uit zijn stelling maar<br />
niet uit Leupoeëng.<br />
3-2? juni. Excursie van 1 bataljon naar Leupoeëng teneinde aldaar<br />
verbetering in den toestand te brengen en het bestuur te regelen.<br />
Leupoeëng werd ingericht tot bivakplaats en bezet door 2 comp.<br />
Deze vestiging had tengevolge, dat veel volk terugkeerde naaide<br />
IV en VI Moekims, alwaar men toen de bevolkingsregistratie<br />
aanving.<br />
o Juii. Glè Jeuëng (1) blijvend bezet door onze troepen, daar de<br />
vijand er zich steeds opnieuw nestelde.<br />
Toestand. Onze succesvolle actie had tengevolge, dat de goedgezinde<br />
bevolking geleidelijk naar de door onze troepen beheerschte<br />
gampongs terugkeerde en dat de vijandelijke benden zich terugtrokken<br />
in de bovenstreken der XXII Moekims, voornamelijk<br />
naar Reuëng-Reuëng.<br />
24 3i Aug. Tochten van 2 colonnes naar de vlakte van Lam Teuba vanuit<br />
Tjöt Mantjang. Resultaat: de hoofden melden zich.<br />
Medio sopt. T. OEMA valt uit Lhong het dal van Lam Tëh binnen, waar<br />
hij zich langen tijd hardnekkig handhaaft.<br />
7-20 sopt. Verliesrijke gevechten met T. OEMA'S benden in de vlakte<br />
van Lam Téh, de IV en VI Moekims. Resultaat: T. OEMA<br />
trekt zich steeds dieper in het dal van L. Téh terug en wordt<br />
tenslotte daaruit verdreven,<br />
october. T. OEMA'S benden hielden zich geruimen tijd op in Lhong,<br />
25 october.<br />
daarna weken zij uit naar Daja.<br />
Seulimeum (2) zonder tegenstand bezet en bestemd tot tijdelijk<br />
bivak voor li/ 2 bataljon met hulpwapens.<br />
November. Oprichting van een blokhuis op Tjöt Raliëng teneinde beschietingen<br />
van Seulimeum tegen te gaan. Talrijke hoofden van<br />
s Januari<br />
minderen rang uit het nieuw beheerschte gebied komen zich<br />
melden.<br />
Onderhoorigheden.<br />
Naar aanleiding van het uitwijken van T. OEMA naar de Boveni<br />
m<br />
- Lam Beusöö besluit do Gouverneur tot sluiting van de havens<br />
(1) 9 Sept. '98 opgeheven in verband met den inmiddels verbeterden toestand.<br />
(2) Baanvak Glé Kambing-Selimeum werd 1 Nov. '98 voor het algemeen<br />
yerkeer geopend.
i< 1898—rS99<br />
tusschen Djinanpangari en Ké Raba, waarbij ook vischvangst<br />
verboden wordt.<br />
Mei. De Pretendent-Sultan zoekt verschillende malen contact met<br />
het bestuur, bericht aan het bestuur te Sigli, dat hij aan de<br />
oelèëbalangs der Pidiö-streek de vraag heeft gesteld of ze zouden<br />
berusten in zijn onderwerping en zoo niet, of hij op hun hulp<br />
kon rekenen in den strijd tegen het Gouvernement. Antwoord<br />
zou geluid hebben: berusten.<br />
Gouverneur bepaalt, dat als de Pretendent-Sultan zich wil<br />
melden, zulks te K. Radja moet geschieden om er de conditiën<br />
te hooren.<br />
Juni. De Pretendent-Sultan zoekt wederom talrijke malen contact<br />
met het Bestuur.<br />
s Jmii. Het Eng. S.S. „Pegu" bij Diamantpunt afgeloopen, passagiers<br />
en equipage vermoord.<br />
5-17 Aug. Expeditie onder Luit.-Kol. J. B. van Heutz naar Sigli. Doel:<br />
zuivering der onmiddellijke omgeving onzer vestiging aldaar:<br />
Peukan Baro-Peukan S'öt, beiden brandpunten van onveiligheid<br />
en zeerooverij.<br />
Eerste helft<br />
Voornaamste feiten: 6 Juni. Colonne onder VAN HEUTZ neemt<br />
de stelling Peukan Baro-Peukan Söt. Vijandelijke verliezen:<br />
110 dooden. Daarna excursie voor machtsvertoon. Voornaamste<br />
hoofden melden zich, de oelama's ruimen het veld. 17 Aug.<br />
keert de Gouverneur naar K. Radja terug met een deel van de<br />
exped. troepen, de rest blijft bezet houden K. Tg. Panté Radja<br />
en T. Oedj. Lantjoeng.<br />
T e<br />
Garot ontvangt de Pretendent-Sultan P. PÖLÉM , T. ALI<br />
November. BA< ÉT en T. GEUDONG van de IX Moekims. Aldaar bevonden<br />
Begin Jan.<br />
zich reeds T. B. TJOEMBOH , T. B. SAMA INDRA , T. LAMPOÏH OÊ ,<br />
O K<br />
HABIB HOESIN, T TJÖT PLIEËNG. Doel conferentie: <strong>org</strong>anisatie<br />
van verzet ingeval het tot een expeditie in Pidie mocht komen.<br />
Men besluit om T. OEMA uit te noodigen naar Pidië te komen<br />
en zich bij hen aan te sluiten om beter op te kunnen treden<br />
tegen de oelèëbalangs der kustlandschappen. De hoofden van<br />
Pidië, bevreesd, vragen den controleur te Sigli steun.<br />
Begin Januari trekt T. OEMA, gehoor gevende aan de roep-<br />
1899. stom om hulp van den Pretendent Sultan, met bijna zijn geheele<br />
macht van Daja naar Pidië om zich daar met den Pretendent-Sultan<br />
en P. PÖLÉM te vcreenigen, hij komt einde Januari te Djanthöë<br />
en in Februari in de VII Moekims Pidië aan, waar hij met P.<br />
PÖLÉM versterkingen opwerpt en het verzet <strong>org</strong>aniseert.<br />
N a a<br />
20-ss Jan. r aanleiding van de berichten omtrent de aankomst van<br />
T. OEMA'S strijdmacht rukte uit Seulimeum een colonne naar
1899 48<br />
Djanthöe, T. OEMA'S achterhoede werd ten koste van Zeef<br />
geringe verliezen aan onze zijde verdreven. Hij zelf was inmiddels<br />
met zijn hoofdmacht naar Pantja do<strong>org</strong>emarcheerd,<br />
waarheen dc colonne hem den 21 en<br />
Januari volgde. Hier bleek<br />
de bevolking grootendeels gevlucht. T. OEMA, de Pretendent-<br />
Sultan en P. PÖLÉM hadden zich naar Pidië begeven. T. OEMA<br />
ging daarna naar Padang Tidji waar hij geruimen tijd bleef.<br />
Februari. Expeditie naar Da/a, onder majoor Ohmtan. Doel: verdrijving<br />
van de djahats, vernieling van de eigendommen van<br />
ham Beusöë.<br />
2 1 Een deel der colonne gaat over de Tjöt Empèö naar Koeta<br />
Radja terug. Daja wordt blijvend bezet (Lam Nö) om:<br />
1 Maart.<br />
a. T. OEMA te beletten zich hier te nestelen en<br />
ö. de streek Leupoeëng, Lhong en Daja te beschermen.<br />
Lam Nö ingericht tot bivak.<br />
Groot-Atjèh.<br />
Algemeene toestand run Juli i
49 1898<br />
den eed van trouw aan den Pretendent-Sultan voor den prang<br />
sabi. (Slechts enkele hoofden weigerden bij den Pretendent-<br />
Sultan te komen).<br />
§ 15. Het bestuur van Gouverneur Van Heutsz.<br />
Mei is98. Kolonel J. B. VAN HEUTSZ, reeds in Maart belast met de<br />
waarneming, trad nu op als civiel en militair Gouverneur ter<br />
vervanging van Generaal-Majoor VAN VLIET. Hij werd belast<br />
met het opperbevel van de Pidië expeditie.<br />
Ondanks ons succesvol optreden na 1896 was het ons nog<br />
niet gelukt den bestaanden twijfel omtrent de stabiliteit onzer<br />
politieke gedragslijn weg te nemen. Al was het stelsel van<br />
agressie sedert 1896 consequent toegepast, toch waren onze<br />
tegenstanders in die enkele jaren nog niet overtuigd van onzen<br />
vasten wil om dit krachtig régime te houden. Het steeds veranderen<br />
van bestuursinzichten bij bestuurswisseling had den<br />
Atjèher geleerd betere tijden af te wachten en vandaar ook,<br />
dat de verzetsleiders den moed er bij hun volgelingen inhielden<br />
door te wijzen op de weinige standvastigheid onzer politieke<br />
gedragslijn.<br />
De oelèëbalang der XIII Moekims TOENGKOB onderwierp zich<br />
aan ons gezag, wat van zeer gunstigen invloed was op den<br />
toestand in de XXVI Moekims.<br />
Door het blijvend bezetten van Seulimeum werd het reeds in<br />
begin 1897 aangenomen plan om een tocht naar de VII Moekims<br />
Pidië te maken, opnieuw ter sprake gebracht. Toen men in<br />
Januari 1S9S hiertoe overging, was de inmiddels buitengewoon<br />
tot kolonel bevorderde VAN HEUTSZ te Batavia opgetreden als<br />
Chef van den Generalen Staf, aan wiens krachtig betoog het<br />
te danken was, dat eindelijk tot de Pidië-expeditie besloten<br />
werd. Daar PANGLIMA PÖLÉM zich ook na de bezetting van<br />
Seulimeum niet onderwierp, maar uitweek naar de VII Moekims<br />
Pidië en de geheele Pidiëstreek sedert het begin van den Atjèhoorlogde<br />
haard van het verzet was geweest, het gebied, waaide<br />
uitgewekenen uit Groot-Atjöh een toevlucht hadden gezocht<br />
om zich te herstellen en steun te zoeken bij de Pidireezen en<br />
waar zich do talrijke godsdienstige scholen bevonden, van welke<br />
de invloedrijke oelama's afkomstig waren, die door prediking<br />
van den heiligen oorlog den kaflrhaat gaande hielden, moest,<br />
wilde men aan het verzet in Groot-Atjèh voor goed een einde<br />
4
1898 50<br />
maken, volgens VAN HEUTSZ (1) in de Pidië-streek krachtig worden<br />
opgetreden.<br />
Men besloot voor de operatiën in de Pidië-streek twee colonnes<br />
samen te trekken; de voornaamste colonne was de z.g. Pidiëcolonne<br />
te Sigli, samengesteld uit troepenafdeelingen gedeeltelijk<br />
op Java en gedeeltelijk in Groot-Atjèh gelegerd, en een kleinere<br />
colonne te Seulimeum, de z.g. Seulimeurn-colonne uitsluitend uit<br />
de Atjèh-bezetting getrokken.<br />
ï Juni i898-_ Pidië-expeditie. (2)<br />
half septom- Krijgskundig doel (omschreven in het Geheim Gouvernementsber<br />
1898. ^ & M a a r t 1 8 g g ^ N„_ ^.<br />
a. zich van Sigli te begeven naar de tot de sagi der XXI [<br />
Moekims behoorende VII Moekims Pidië en op den weg derwaarts<br />
het verzet te breken van den vijand, die zich tegenover<br />
de troepenmacht mocht stellen, waartoe het noodig zou kunnen<br />
zijn om eerst de vijandelijke moekims en gampongs op de flank<br />
van de operatielijn Sigli—VII Moekims tot rede te brengen;<br />
b. daarna aan te tasten en te verslaan het hoofd van de<br />
sagi der XXII Moekims, PANGLIMA PÖLÉM, en de in de VII<br />
Moekims Pidië verzamelde vijandelijke hoofden en benden en<br />
verder het genoemde sagihoofd rusteloos te vervolgen totdat<br />
zijn onderwerping zou verkregen zijn;<br />
c. alle verzet in de Pederatiën XII en VI der z.g. Pidiëstreek<br />
te breken en alle hoofden en de bevolking in die streek te<br />
dwingen tot erkenning en eerbiediging van het Nederlandsche<br />
gezag.<br />
Opperbevelhebber: Kolonel der Inf. VAN HEUTSZ.<br />
Adviseur-honorair voor Inlandsche zaken: Dr. C. SNOUCK<br />
HURGBONJE.<br />
Tweede bevelhebber: Luit.-Kolonel der Inf. WILLEMS.<br />
Adjudant van den Opperbevelhebber: le Luit. der Inf. SPRUYT.<br />
Chef Staf: Luit.-Kolonel van den Generalen Staf KOSTER.<br />
Zeemacht: Marine-landingsdivisie, waarbij ambulant 8 officieren<br />
en 180 geweerdragenden.<br />
Landmacht: Infanterie 4 bataljons a 4 c le8n<br />
(Inf. II, III,<br />
XIV en II Hes. Bat.) (3).<br />
Marechaussee: le divisie (12 brigades).<br />
(1) Zie J. B. VAN HEUTSZ, Onderwerping van Atjeh.<br />
(2) Zie J. L. KOSTER, De Krijgsverrichtingen in Pidië (Pedir) van 1 Juni tot<br />
half Sept 1898, Krijgswetenschap 1900—1901, blz. 202 e.v. en<br />
J. C. PABST, Oost-Indische Krijgsgeschiedenis, dl. VII (Overzicht over do Krijgsverrichtingen<br />
in de Pidiëstreek in 1897 en 1898).<br />
(3) Uit het He Res. bataljon is het tegenwoordige Inf. XX voortgekomen.
U 1898<br />
Artillerie: reserve-bergbatterij (6 stukken).<br />
Cavalerie: 3<br />
/ 4 escadron (8 off. en 99 troepenpaarden).<br />
Voorts personeel van de Genietroepen, Intendance, Geneesk.<br />
Dienst (5 ambulances), Alg. Trein (1).<br />
Sterkte der Pidiëcolonne was ± 6000 hoofden (125 officieren,<br />
2100 Europeanen en Amb., 1200 Inl., 200 officiersbedienden,<br />
2400 dwangarbeiders), + 200 off.- en troepenpaarden en muildieren.<br />
Van deze troepen waren 2 bataljons (II en II Res.),<br />
een gedeelte der Cav. en de bergbatterij afkomstig van Java.<br />
Samenstelling der Seulimeum-colonne.<br />
Bevelhebber: Majoor der Inf. STOUTJESDIJK.<br />
Chef Staf: Kap. van den Gen. Staf VAN DAALEN.<br />
Infanterie: 1 bataljon (Inf. XII a 5 c^n waarbij ingedeeld<br />
1 comp. der Kol. Res.).<br />
Artillerie: 1 sectie bergartillerie.<br />
Cavalerie: 1/2 eskadron (64 paarden).<br />
Genietroepen: 1 detachement van 1 off. en 19 onderoff. en<br />
minderen.<br />
Voorts personeel van den Algemeenen Trein, van de Militaire<br />
Administratie en van den Geneeskundigen Dienst (2 ambulances).<br />
Sterkte der Seulimeum-colonne: ± 1950 hoofden (85 off., 450<br />
Eur. en Amb., 500 Inl. minderen, 50 off. bedienden, 400<br />
dwangarbeiders, 500 chineesche dragers), + 100 off.- en troepenpaarden<br />
en muildieren, 80 draagpaarden.<br />
De Seulimeum colonne had tot taak:<br />
le. het uitwijken van den vijand uit Pidië (ook uit de VII<br />
Moekims Pidië) naar de vallei van Groot-Atjèh te beletten; desnoods<br />
konden daartoe voorwaarts gelegen punten worden bezet;<br />
2e. gelukte het niettemin aan sterke benden des vijands om<br />
in Groot-Atjèh door te dringen, dan moesten deze in alle<br />
richtingen worden opgezocht en verslagen.<br />
Tegen kleine, afzonderlijk in Groot-Atjèh optredende vijandelijke<br />
benden zouden de daar aanwezige troepen, niet de Seulimeumcolonne,<br />
optreden. Omgekeerd zouden de in de XXII Moekims<br />
aanwezige troepen zoo noodig met de Seulimeum-colonne meewerken<br />
tot het uitvoeren der haar gestelde opdracht. Bovendien<br />
was met het oog op een goede samenwerking uit veiligheidsoverwegingen<br />
bepaald, dat de Seulimeum-colonne niet dan op<br />
last van den Opperbevelhebber tot de Pidiëstreek of de VII<br />
Moekims zou doordringen en na ontvangst van een dergelijk<br />
bevel zou oprukken naar Pidië om zich aldaar met de Pidië-<br />
(1) Aangegeven in Krijgswetenschap 19G0-'01 blz. 223 en 224.
1898 52<br />
colonne te vereenigen en verder met deze samen te werken.<br />
Echter was den commandant der Seulimeum-colonne toegestaan,<br />
zoo een oprukken naar Pidië n. z. m. niet raadzaam was in<br />
verband met 's vijands optreden in Groot-Atjèh, aldaar te blijven<br />
onder kennisgave aan den Opperbevelhebber.<br />
De geruchten, omtrent onze a. s. actie in Pidië hadden tengevolge,<br />
dat de tegenpartij zich nauwer aaneensloot. Het gezag<br />
van den Pretendent-Sultan werd meer algemeen erkend; de<br />
aankomst van T. OEMA'S strijdmacht verhoogde de kracht en<br />
het moreel der Atjèhers, vooral toen de nog weifelende oelèëbalangs<br />
zich bij hen aansloten. Op de bijeenkomst te Garot<br />
legden de meeste hoofden onder bedreiging der verzetspartij<br />
den eed van trouw aan den Pretendent-Sultan af en verbonden<br />
zij zich tot deelname aan den heiligen oorlog.<br />
Op dit tijdstip konden als hoofden van het verzet worden<br />
aangemerkt:<br />
in de VII Moekims: PANGLIMA PÖLÉM en TOEANKOE MOEHAMAT<br />
van Koeala Batèë,<br />
in de Pidiëstreek: de Pretendent-Sultan met aanhang, t.w.<br />
de hoofden van Sama-Indra, Tjoembos Keumala en Arèë,<br />
Toengkob en Garot, T. BENTARA PEUKAN MEUREUDOE en de<br />
. geestelijke bendehoofden T GK<br />
DI GAJO, T UK<br />
DI TJÖT PLIEËNG,<br />
HABIB HOESIN , e. a.,<br />
van de uit Groot-Atjèh uitgewekenen: T. BRAHIM MÖN TASIË',<br />
T. DJOHAN LAM PASÈH, T. ALI BA*ÉT en T. TJOET TOENGKOB.<br />
De in Maart en April binnenkomende berichten wezen op een<br />
verhoogde actie van den vijand, waarom besloten werd de<br />
krijgsverrichtingen tegen Pidië instede van op 1 Juli, zooals<br />
aanvankelijk het plan was, reeds op 1 Juni te doen aanvangen.<br />
Bij het uitbreken der vijandelijkheden in Pidië was omtrent<br />
den vijand het volgende bekend:<br />
a. T. OEMA en een paar andere hoofden hadden zich met<br />
hun benden in Garot en Arèë versterkt;<br />
3 Mei.<br />
b. de Pretendent-Sultan had zich te Langga en<br />
c. P. PÖLÉM met aanhang te Padang Tidji genesteld.<br />
Voornaamste feiten:<br />
Vertrek van Kolonel VAN HEUTSZ uit Batavia.<br />
s-9 „ Aankomst van VAN HEUTSZ te Sigli.<br />
10 „ Bevel tot concentratie der expeditionnaire troepenmacht.<br />
n „ Als politieke inleiding tot de expeditie werden aan de gezagvoerende<br />
hoofden in de Pidiëstreek brieven gezonden, welke een<br />
uiteenzetting betreffende de expeditie bevatten en voorts een<br />
uitnoodiging tot een bijeenkomst te Sigli op den 26 en<br />
Mei.
58 1898<br />
i Juni. Het broeinest van verzet Garot zonder noemenswaardige<br />
3 „<br />
moeite of verliezen onzerzijds vermeesterd en daardoor het<br />
gevechtsdoel van den le" dag bereikt door een colonne sterk<br />
8 bataljons inf., mar., de geheele cav. en bergart. Vijand verliet<br />
Koeta Meuntröë Garot, onttrok zich aan een beslissing en vluchtte<br />
naar het Zuiden. Onze verliezen bedroegen: gesn. 3, gew. 15.<br />
De Opperbevelhebber geeft den commandant der Seulimeum-<br />
e n<br />
colonne last den é Juni naar de VII Moekims op te rukken.<br />
Koeta Meuntröë Garot van tijdelijke bezetting voorzien.<br />
4 b Grong-Grong, tot 7 Juni van tijdelijke bezetting voorzien,<br />
doet dienst als etappe.<br />
5 Padang Tidji bereikt door de Pidië-colonne.<br />
9 _ Vereeniging der Seulimeum colonne met de overige troepen<br />
te Padang Tidji.<br />
12 n Geageerd met 2 colonnes, de eene onder VAN HEUTSZ, de<br />
andere onder WILLEMS. De eerste vermeestert de vijandelijke<br />
positie Poelö Tjitjèm—Koeta Poetoïh, verdedigd door eenige<br />
geestelijke hoofden, van wie T GK<br />
DI GAJO en T« K<br />
13 „<br />
DI TJÖT PLIEËNG<br />
de voornaamste waren, ten koste van 5 gesn. en 10 (2) gew.<br />
Verliezen vijand: 78 dooden.<br />
De colonne VAN HEUTSZ neemt de Glé Siblah ten koste van<br />
1 licht-gewonde.<br />
14 n Het belangrijke en heilige Keumala, broeinest van godsdienstig<br />
fanatisme, bezet.<br />
17 „ De colonne VAN HEUTSZ bereikt ongestoord Padang Tidji.<br />
20-22 „ Terugkeer der Seulimeum-colonne wier medewerking voor de<br />
verdere operatiön in de Pidiëstreek niet langer noodig wordt<br />
geacht.<br />
27 Juni- Kolonel VAN HEUTSZ rukt met 2 bataljons inf., mar., 1<br />
j. 2 esk.,<br />
5Juh. T sec^ie Bergart' 6<br />
en 1 sect.e genietroepen tegen de benden van<br />
T. OEMA en het hoofd van Gloempang Pajong op, die zich ge<br />
28 Juni.<br />
nesteld hadden te Oenöë, Gloempang Pajong en Teupin Raja.<br />
Gloempang Minjeu* bezet.<br />
23,20 en 30 De vijandelijke versterkingen in Gloempang Pajong, Teupin<br />
J u n i<br />
- Raja en Oenöë na vrij ernstigen tegenstand bezet. Verliezen:<br />
gesn. 3 (1) en gew. 8. Verliezen vijand: 50 dooden.<br />
6 Juli 22 Mi-Expeditie.<br />
oct. '98. D e uitbreiding van het verzet in Idi, de z.g. Tapa.'-beweging,<br />
die zich medio 1898 op de Oostkust openbaarde, dwingt tot het<br />
derwaarts zenden eener expeditie (1 bat. inf., mar. en de marinelandingsdivisie)<br />
onder commando van Kol. VAN HEUTSZ, die van<br />
b' tot 24 Juli in het Idische ageert.
1898 54<br />
, Voornaamste feiten:<br />
11 Juli. Vijand uit zijn stellingen in het heuvelterrein bij Idi en te<br />
Seuneubo* Atjèh verdreven. Eigen verliezen 3 gesn. en 20 gew.<br />
Vijand verliezen: 80 gesn.<br />
12 „ Expeditie colonne rukt op tot Keudé Peureuhv, geen verzet.<br />
15-iii „ TEUNGKOE TAPA' c.s. verlaat zijn versterkingen Tapian Batoe<br />
en vlucht naar de Westkust, waardoor de rust in Idi hersteld<br />
wordt.<br />
is-21 „ Excursie van Idi naar Simpang Oelim, hoofden melden zich.<br />
Het verrassend krachtig optreden van VAN HEUTSZ had tengevolge,<br />
dat een einde werd gemaakt aan het verzet en dat de<br />
geheele aanhang van TEUNGKOE TAPA* verliep.<br />
Aan de gezamenlijke staatjes ter Oostkust werd f 150.000<br />
boete opgelegd.<br />
N<br />
25 „ Op een groote conferentie van hoofden, toeankoes en oelama's<br />
te Keudé Maloe wordt besloten, dat T. OEMA hoofdleider zal zijn<br />
en dat het volk, dat niet mee wil vechten, in de oorlogskosten<br />
moet bijdragen.<br />
30J n~<br />
1 ) 6 d<br />
° 0 1<br />
'<br />
d e m a r e c h a u s s é e<br />
gedane poging tot oplichting van<br />
' T. BRAHIM PALEUËH, hoewel mislukt, maakt grooten indruk<br />
op de tegenpartij.<br />
2 Augustus. Tjöt Moerong, gelegen in den rug des vijands en nabij den<br />
terugtochtsweg van T. OEMA en bekend als wijkplaats der voornaamste<br />
leiders, wordt bestemd als punt van tijdelijke vestiging<br />
van een mobiele colonne (2 bat., mar., l/ ? esk., 2 sectièn bergart.,<br />
1 sectie genietr. met bijbehoorende diensten). Ten behoeve van<br />
deze colonne werd op de Glé Gapoej een etappepost ingericht<br />
en bezet.<br />
3 „ Vanaf dit tijdstip werd de vijand vanuit 5 verschillende punten<br />
(Sigli, Garot, Lho* Igeuëh, Grong-Grong, Glé Gapoej) rusteloos<br />
nagejaagd door verschillende colonnes.<br />
Nacht7/8Aug. jj e colonne Lho' Igeuëh overvalt T. OEMA'S bende in K. Ram-<br />
n-17.Aug.<br />
bajan, waarbij 25 gesn. in onze handen vallen.<br />
ie tocht naar Tangsé door de colonne WILLEMS vanuit Lho*<br />
Igeuëh. Sterkte: 5 comp. inf. en 1<br />
I2 sectie genie. Gevolgde<br />
weg: Lho* Igeuëh — Keumala Dalam — Beungga — kloof van<br />
Beniët. Kloof zwaar versperd en bezet door 200 Atjèhers, voorhoede<br />
van T. OEMA. Tangsé wordt niet bereikt.<br />
Om den slechten indruk van dezen mislukten tocht weg te<br />
nemen, besloot de opperbevelhebber dien zoo spoedig mogelijk<br />
te hervatten en wel in 2 colonnes.
55 1898—1899<br />
21-28 Aug. 2e tocht naar Tangsé door:<br />
a. colonne VAN HEUTSZ. Sterkte 1 bat. inf., 1 div. mar., 1<br />
j2 sectie genie en 2 ambulances. Gevolgde weg: Sigli — Keumala<br />
Dalam — kloof van Beniët (omtrekking door het gebergte, frontaanval<br />
op de zwaar versterkte en bezette stelling bij de kloof<br />
onmogelijk) — Kr. Dodo — Tangsó en door de kloof terug.<br />
Meuseugit 25 Aug. bereikt.<br />
Poelö<br />
b. colonne WILLEMS. Sterkte 5 comp. inf., ± 1<br />
j2 sectie genie.<br />
Gevolgde weg: Lho* Igeuëh — Glé Seutoej — Glé Salab — kloof<br />
van Beniët. Tangsé wordt andermaal niet door deze colonne<br />
bereikt.<br />
T. OEMA, die den 24 en<br />
Aug. de kloof van Beniët bezet houdt,<br />
vlucht naar de Westkust (Lageuën), spoedig gevolgd door T. BÉN<br />
PEUKAN en diens bende. Deze vlucht is in de Atjèhsche geschiedenis<br />
bekend onder den naam van „Oema's doodentocht". Hij<br />
nestelt zich in Wöjla en Teunöm. Zijn vlucht was oorzaak<br />
van groote verdeeldheid bij de verzetspartij. Ook had T. OEMA<br />
de „tjap sembilan" en andere preciosa toebehoorende aan den<br />
Pretendent-Sultan meegenomen. De in de Tangsé-vallei overvallen<br />
wachtposten behoorden tot zijn achterhoede. Onze succesvolle<br />
actie oefende een zeer heilzamen invloed uit op den<br />
algemeenen toestand in de Pidiëstreek. Het aantal hoofden, dat<br />
in onderwerping kwam, nam dagelijks toe en de bevolking<br />
Nacht 5/6<br />
keerde naar haar gampongs terug.<br />
De marechaussée omsingelt te Beureunoen meerdere verzets-<br />
September. j e i (j e r s w_ 0 < rj._ B - GLOEMPANG PAJONG, T. BENTABA KEUMANGAN<br />
en de zeer invloedrijke PÖTJOET DI RAMBONG, weduwe van den<br />
vorigen oelèëbalang van Keumangan, die het verzet in dat<br />
landschap onderhielden. Dit succes had beslissende gevolgen<br />
voor de onderwerping van oostelijk Pidië.<br />
Groot-Atjèh.<br />
ï November. De vrijwillige terugkeer van een lid van het Pölémgeslacht<br />
T. TJOET ALI BASJA naar zijn vroegere woonplaats, Glé Jeuëng,<br />
werkte zeer gunstig. Het voortdurend patrouilleeren uit tijdelijk<br />
bij de bergen betrokken bivaks en door de bezettingen van<br />
Indrapoeri en Seulimeum maakte het den benden moeilijk zich<br />
staande te houden.<br />
Eind Nov.- Talrijke colonnes uit Groot-Atjèh en Pidië doorkruisen de<br />
begin '9Ü o m st r eken in alle richtingen, zonder ergens vijandelijkheden te<br />
ontmoeten. P. PÖLÉM houdt zich schuil in de Pidië-streek. De<br />
coalitie met T. OEMA houdt niet lang stand (twisten over het<br />
aantal hem door T. OEMA af te stane geweren, onwil van
1898—1899 56<br />
P. PÖLÉM om zijn zuster aan T. OEMA uit te huwelijken enz.).<br />
In de laatste helft van '98 is P. PÖLÉM meest zwervende buiten<br />
zijn gebied, zelfs in de bovenstreken van Samalanga, vooral na<br />
de bezetting van de VII Moekims Pidië door onze troepen.<br />
P. P. hoopt op vervanging van het flinke régime door een<br />
slapper dito.<br />
s December. T. TJOET TOENGKOB onderwerpt zich, wat van zeer gunstigen<br />
invloed is op den toestand in Groot-Atjèh.<br />
27 sept- Peusangan expeditie onder G ener aal-Majoor Van Heutsz. (2 batal-<br />
2ooct. j 0 n s i n f j 1 div_ m a r ; ) x b a t t e r i j a r t j c a y_ e n marine-landingsdivisie).<br />
Doel: het oplevend verzet te onderdrukken.<br />
Bericht omtrent concentratie vijandelijke benden in Peusangan<br />
(o. m. de Pretendent-Sultan en de voornaamste vijandige hoofden<br />
van Groot-Atjèh).<br />
27 sept. Aanvang der operatiën. 15 October wordt opgerukt van<br />
Geudong naar Keureutöë; de exp. colonne ontmoet weinig verzet.<br />
Verliezen vijand: 80 dooden, w. o. T. T-JIJ RADJA ITAM. • De<br />
weerspannige staatjes worden zwaar beboet.<br />
25/29 oct Terugkeer der expeditietroepen naar Java, Sigli en Koeta<br />
Radja.<br />
i2Sept.i898- Excursie naar de Westkust (Bigaïh) van de z. g. „Daja colonne"<br />
as Aprii 1899. onder Luit.-Kolonel Van der Dussen. Doel: opsporing T. OEMA ,<br />
die in Lageuën gesignaleerd was.<br />
ï Juni '99. Tapa* Toean van militaire bezetting (cdt. H. COLIJN) voorzien.<br />
Half juii- Keureutöë wordt door onze troepen afgepatrouilleerd.<br />
half Sept.<br />
7 Juni—11 Pasè-expeditie onder Generaal-Majoor Van Heutsz.<br />
september. Aanleiding: het uitwijken van talrijke hoofden naar de Pasè-<br />
L I K<br />
streek en bedreiging met een inval door T TAPA', die in Mei<br />
7 Juni.<br />
1S99 weer ten tooneele verscheen in Pasè, vergezeld van eenige<br />
honderden Gajo's.<br />
Concentratie van alle troepen in Keudé Meureudoe.<br />
9 „ Opmarsen via Baba DjoerangNanggröë naar Keudé Samalanga.<br />
12 „ T. TJI' SAMALANGA en zijn broer T. TJU<br />
reeds 14/6 vlucht, melden zich.<br />
PEUSANGAN, die echter<br />
2~ „ -Naar Lho* Seumawè, van waar wordt opgerukt ter verdrijving<br />
van T CFK<br />
TAPA*, die zich ophoudt in de heuvels bij Aloeë Awé.<br />
2* „ Vermeestering van de versterkingen in Lho* Trieëng (in Blang<br />
Mangat). Verliezen: vijand 47 gesn., wij 1 gesn. en 12 (1) gew.<br />
5 September Alle voorname adathoofden der geheele Pasè-streek m. u. v.<br />
1 4<br />
»<br />
T. TJI* GEUDONG, melden zich.<br />
Gedeelten der expedit. troepenmacht keeren van Lhc Seumawè<br />
over zee naar Oelèë Lheuë terug.
57 1899<br />
Te Lhc Seumawè blijft achter een colonne ter patrouilleering<br />
in de streek tusschen de Krg. Pasé en de Krg. Peusangan.<br />
10-11 Febr. T. Oema op weg om Meulaboh aan te vallen en te verbranden,<br />
189y<br />
- valt bij Oedjong Kala (even benoorden Meulaboh) in een hinderlaag<br />
onder Lt. Verburgh, en sneuvelt,<br />
u Maart. De. sterkte van het Korps Marechaussée gebracht op 5 divisiën,<br />
waarvan een gedeelte met de garnizoenstroepen belast wordt<br />
met het handhaven van orde en rust in Groot-Atjèh; de veld<br />
bataljons zijn steeds in vereeniging met het overig deel der<br />
marechaussée werkzaam tot pacificatie van de landschappen op<br />
de Oost-, Noord- en Westkust, of worden daartoe beschikbaar<br />
gehouden.<br />
In Groot-Atjèh kan de oorlog als geëindigd worden beschouwd.<br />
Onderhoo rig heden.<br />
iiaart—April. 3e tocht naar Tangsé door twee colonnes.<br />
a. 9—26 Maart: colonne Van Loenen (3 comp. Inf. III),<br />
gevolgde weg Seulimeum — Djanthèë — Seumileuë — Tangsé.<br />
b. 11 Maart—April: colonne Van der Wedden (4 brig. mar.,<br />
3 comp. inf., i/ 2 sectie genie). Gevolgde weg: Sigli — Beungga —<br />
kloof van Beniët — Tangsé.<br />
19 Mei. Koeta Sawang (in Ndjong) wordt stormenderhand genomen<br />
door een compagnie infanterie (Kapt. DE VLAMING) en wordt aan<br />
onze vijanden een gevoelig verlies toegebracht, waarna zij in<br />
verschillende richtingen uiteengaan. T. MOEHAMAT DAWW vluchtte<br />
echter tijdig.<br />
Het handhaven van ons gezag en het herstellen van de rust<br />
in de Pidiëvallei en VII Moekims kan aan het in Padang Tidji<br />
gelegen 14e bataljon worden overgelaten. De commandant dezer<br />
troepen (Majoor ENGELBERT VAN BEVERVOORDE) krijgt de<br />
beschikking over 1 peloton cav.<br />
Nov. 1899. Naar aanleiding van berichten omtrent het uitwijken naar<br />
het Oosten van den Pretendent-Sultan, P. PÖLÉM en T, B. PEUKAN<br />
voor de mobiele colonne Meureudoe en het verblijf dier verzetsleiders<br />
in Tjot Pi (verblijfplaats van T. TJI» PEUSANGAN) rukt<br />
eene colonne onder luit.-kolonel VAN DER WEDDEN van Sigli<br />
door B° Meureudoe en B° Samalanga naar Peusangan en verdrijft<br />
den vijand van de Tjöt Kala. De heuvelstelling van Tjöt Pi<br />
(a cheval van de Peusangan rivier), bezet door talrijke goed<br />
gewapende benden van den Pretendent-Sultan en P. PÖLÉM, wordt<br />
vermeesterd na zwaar verzet. P. PÖLÉM en Pretendent-Sultan<br />
vluchten in de richting van de Gajo. Verliezen: vijand 34 dooden,<br />
onzerzijds 3 gesn. en 8 (1) gew.
1899—1901 58<br />
21 November. De heuvelstelling op de Glé Riséh, de Glé Sabi en omliggende<br />
heuvels, verdedigd door T. DI BLANG DALAM, na zwaar verzet<br />
vermeesterd.<br />
Verliezen vijand: 35 gesn. en een groot aantal verdronken<br />
in de Peusangan-rivier.<br />
Na deze. gevoelige klappen stuiven de verzetsleiders uit elkaar<br />
en gaat ieder zijns weegs: de P.-Sultan naar B" Keureutöë,<br />
T. TJI' PEUSANGAN naar B" Peusangan en P. PÖLÉM naar het<br />
gebergte ten zuiden van de Pidië-vallei.<br />
Begin 1900. De invloedrijkste hoofden, oelama's en teungkoe's op dit<br />
G K<br />
tijdstip waren: de Pret.-Sultan, P. PÖLÉM, T<br />
DI BARAT in de Pasè-streek; T GK<br />
G K<br />
KEUTAPANG, T<br />
G K<br />
DI REUBÈË, T<br />
G K<br />
TJÖT PLIEËNG, T<br />
O K<br />
DI MATA IË en T<br />
DI ALOEË<br />
G K<br />
DI LAM GOET (Pidië), T<br />
G K<br />
BEUREU-'ÉH, T DI KROEËNG TJÖT (Seunagan), T. BÉN PEUKAN<br />
(Meureudoe), T. BÉN BLANG PIDIË (W. Kust) en de Tirö-Teungkoe's:<br />
T GK<br />
TJI'MAJÉT, T DI BOEKÉT.<br />
Juli 1900. Gevecht bij Glé Poenteng. Verliezen vijand: 11 gesn.<br />
Gevecht bij Hot. Verliezen vijand: 9 gesn. Wij: 1 gesn. en<br />
1 gew. Beide gevechten tegen benden onder T GK<br />
DI TIRÖ, HABIB<br />
MEULABOH en panglima's van P. PÖLÉM.<br />
Eind NOV. T. TJI* SAMALANGA biedt te Lho' Seumawè zijn onderwerping<br />
aan.<br />
Jan. 1901- Samalanga-expedüie (2 bataljons inf. met hulpwapens) onder<br />
eind Febr. G o u v e r n e u r y an Heutsz tegen de door den Pr. Sultan en P. PÖLÉM<br />
(die zich met hun talrijken aanhang te Samalanga bevonden)<br />
aangelegde versterkingen. In Januari wordt een krachtig optreden<br />
tegen de verzetspartij voorbereid. In Meureudoe wordt<br />
een bivak te Nanggröë betrokken en de Glé Nanggröe met marinegeschut<br />
bezet, waarna op 20 Januari wordt opgerukt naar<br />
Nanggröë over zee. De „Tromp", „Edi" en „Assahan" liggen<br />
vóór Meureudoe en Samalanga.<br />
29 januari. De gouverneur, die het opperbevel op zich neemt, komt met<br />
den Staf te Meureudoe aan.<br />
'29 „ Voorbereidend vuur van de marine voor den aanval op de<br />
sterke heuvelstelling Tanah Mirah, die echter door den vijand<br />
zonder verdediging verlaten wordt.<br />
3i „ Opmarsch der troepen naar het binnenland.<br />
3 Februari. Aanval op de sterke heuvelstelling Glé Batèë Ilië'; de vijand<br />
geeft vijf versterkingen prijs, alleen het oude Batèë Ilië' van<br />
'S0 wordt hardnekkig verdedigd. De stelling genomen ten koste<br />
van 5 gesn. en 27 (3) gew.<br />
Verliezen vijand: 71 gesn. Het verzet was hiermede gebroken.<br />
De vijand geeft de Asan Kambingstelling prijs. De vrijgekomen<br />
DI
59 1901—1903<br />
div. Mar. van Groot-Atjèh wordt bestemd voor de drie landschappen<br />
Meureudoe, Samalanga en Pèusangan.<br />
si Maart looi. Mislukte poging ter vermeestering van de opnieuw opgeworpen<br />
versterkingen te Paja Reubèö in Pidië. Verliezen onzerzijds:<br />
1 gesn. en 5 gew.<br />
s April. Nieuwe aanval na komst artillerie op de zware Atjèhsche<br />
versterking in het moeras. Ditmaal met succes. Verliezen vijand:<br />
55 sneuvelden en velen verdronken.<br />
Toestand. Dank zij het na Oema's afval aanvaarde en consequent toegepaste<br />
stelsel van agressie beheerschten wij reeds in 1899 geheel<br />
Groot-Atjèh en een belangrijk deel van het kustland der Onderhoorigheden.<br />
Expeditiën en excursiën op groote schaal kwamen<br />
na dien slechts weinig voor. Rusteloos werd de vijand alom<br />
door onze patrouilles nagejaagd, waardoor hij na een met<br />
afwisselend succes gevoerden strijd door ons uit het kustland<br />
werd verdreven en een goed heenkomen zocht naar het binnenland<br />
, waar.hij ten slotte werd opgespoord, verjaagd of onschadelijk<br />
gemaakt. Vooral het Gajo-land was langen t|d een toevluchtsoord<br />
voor de verzetsleiders met hunne benden.<br />
Toen de Pretendent-Sultan, na in Samalanga, Peudada en<br />
Peusangan methodisch vervolgd te zijn, in Sept. 1901 ook naaide<br />
Gajo-landen uitweek, werd het noodig, dat de vervolging<br />
ook tot. die streken werd uitgestrekt, om te voorkomen, dat het<br />
verzet zich daar zou concentreeren en de tegenstand opnieuw<br />
zou worden ge<strong>org</strong>aniseerd. Dit was niet de eenige reden om<br />
het Gajoland te bezoeken. De Gajo's hadden daadwerkelijk aan<br />
den oorlog deelgenomen en steunden de oorlogspartij door het<br />
leveren van bijdragen (rijst) voor den „prang sabi", en de keudjoeroeën's<br />
van het Meergebied en van de Döröt-streek verleenden<br />
alle mogelijke hulp en steun aan den Pretendent-Sultan c. s.<br />
Talrijke tochten derwaarts werden vanuit verschillende plaatsen<br />
ondernomen, ter achtervolging van den Pretendent-Sultan en<br />
P. PÖLÉM, waarvan we slechts noemen de tochten onder:<br />
a. Majoor G. C. E. VAN DAALEN (Sept.—NOV. 1901) (1) van<br />
uit Panté Lhöng;<br />
b. Kapitein J. H. L. SOHNEIDERS (eerste helft 1902) van uit<br />
Koeala Simpang;<br />
c. Kapitein K. VAN DER MAATEN (Maart—April 1902) van uit<br />
Samalanga;<br />
d. Kapitein H. COLIJN (Juni—Sept. 1902) van uit de Pasèstreek;<br />
e. le Luitenant W. B. J. A. SCHEEPENS (Juni—Sept. 1902)<br />
van uit Meureudoe.<br />
(1) Maart t.v. was de 2e tocht naar Blang Laka (Gajoland) met succes volbracht.
1901—1903 60<br />
Al gelukte het niet den Pretendent-Sultan en P. PÖLÉM<br />
onschadelijk te maken, toch werd met deze tochten bereikt,<br />
dat het in alle richtingen doorkruiste gebied van vijanden werd<br />
gezuiverd en de beide hoofdpersonen uit hun schuilhoek (Gajoland)<br />
werden verdreven.<br />
26 Nov. 1902. De Mqr.-colonne Ghristoffel overvalt en arresteert de vrouw van<br />
25 Dec. 1902.<br />
den Pretendent-Sultan TEUNGKOE POETRÖË in Gloempang Pajong.<br />
Merkwaardige overval van PÖTJOET TJÖT MOERONG , favorite van<br />
U I !<br />
den Pretendent-Sultan en van den zoon van T POETRÖË (1) in<br />
L. Meulo.<br />
Naar aanleiding van de beide laatste successen bepaalde de<br />
Gouverneur, dat, indien de Pretendent-Sultan zich niet binnen<br />
een maand onderwierp, de beide gevangen vrouwen verbannen<br />
zouden worden.<br />
10 Jan 1903. De Pretendent-Sultan, den 9en Jan. afgehaald te Iö Leubeuö,<br />
onderwerpt zich. De regeering had tevoren bepaald, dat het herstel<br />
van het sultanaat volstrekt uitgesloten was.<br />
Veel invloed op den algemeenen toestand had deze onderwerping<br />
echter niet, omdat de Pr. Sultan slechts schijngezag en weinig<br />
invloed had. Van veel grooter belang was voor ons de volkspartij,<br />
die geleid werd door de oelama's, waardoor de strijd tegen ons<br />
dikwijls een godsdienstig karakter kreeg. Vooral<br />
G K<br />
T TJÖT<br />
PLIËNG, die reeds op de conferentie te Garot deel uitmaakte<br />
van de opperste leiding van het verzet, weerde zich geducht in<br />
Pidië, waar de toestand na Juni 1902 voor ons slechter werd.<br />
De goedgezinde bevolking werd verontrust, de trambaan vernielingen<br />
namen bedenkelijke afmetingen aan.<br />
S K<br />
Op de Oostkust waren T<br />
<strong>org</strong>anisatoren van het verzet,<br />
DI BARAT en T S<br />
* DI MATA IË de<br />
e sept. Onderwerping van Panglima Pölém, Sagiliooi'd der XXII<br />
o e<br />
Moekims, en T R. Keumala (2), met grooten aanhang (± 150<br />
volgelingen en vele vrouwen). P. Pölém kwam uit B. Blang<br />
Ara en meldde zich te Llic Seumawè aan by civiel gezaghebber<br />
Golijn. (T. TJI' GEUDONG had daarin de hand.)<br />
Dit is een nieuw keerpunt in de Atjèh-geschiedenis. De onderwerping<br />
van dit machtige en in hoog aanzien staande hoofd<br />
der XXII Moekims had voor ons veel grootere gevolgen dan<br />
die van den ex-Pretendent-Sultan. Talrijke verzetshoofden met<br />
. hun aanhang meldden zich, honderden uitgewekenen keerden<br />
naar hunne gampongs terug. Vooral in de Sagi der XXII<br />
Moekims zag men de gunstige gevolgen van deze onderwerping.<br />
(1) Zio Koloniaal Verslag 1903 kol. 10.<br />
(2) Zoon van den invloedrijken TOEANKOE HASJIM.
61 1903—1904<br />
In de eerste maanden van 1904 meldden zich alle nog resteerende<br />
adathoofden m. u. van T. ALI BA'ÉT.<br />
Dit succes is te danken aan de rustelooze en methodische<br />
vervolging door de marechausséepatrouilles onder den Onderluitenant<br />
H. CHBISTOFFEL en door die onder leiding van den<br />
Kap.-adj. H. COLIJN, aan het belangrijke succes van de mar.colonne<br />
VAN DER MAATEN, die 21 Maart t.v. in het Tangsésche<br />
de moeder en eenige andere familieleden van P. PÖLÉM overviel<br />
en last not least aan het niet minder belangrijke succes van<br />
Onderluitenant GHRISTOFFEL en den Luit. der Art. BREWER op<br />
30 Augustus tusschen de B° Pasè en de Keureutöë-rivier, welke<br />
gevoelige klap den doorslag gaf en algemeen een neiging tot<br />
staking van het verzet ten gevolge had, blijkende uit de onderwerping<br />
van talrijke hoofden.<br />
19 sopt. Bij Gouvernementsbesluit dd. 19 September 1903 wordt de<br />
Luit.-Kolonel van den Gen. Staf G. C. E. VAN DAALEN belast<br />
met de politieke aanrakingen met hoofden en bevolking van de<br />
Gajo- en Alaslanden en het voorbereiden van een permanente<br />
vestiging aldaar. Aanvang gemaakt met den aanleg van een<br />
karreweg van Bireuën naar de Laut Tawar.<br />
ï Jan. 1904. Panglima PÖLÉM wordt definitief hersteld in zijn waardigheid<br />
als panglima sagi der XXII Moekims.<br />
ï Febr. T. Ben Peukan, een der voornaamste verzetsleiders uit de<br />
Pidië-vallei, komt met zijn geheele bende in onderwerping<br />
en levert binnen twee maanden 450 voorlaadgewerei: en<br />
donderbussen in.<br />
s Febr.- De beroemde 163-daagsche tocht van Overste Van Daalen door<br />
23 Juli. d e Q aj 0.^ jii as. m Bataklanden (1).<br />
Opdracht:<br />
1°. Het bezoeken van het Gajogebied aan de Laut Tawar,<br />
de vallei van Isaq, de Gajo Loeös, de Alaslanden, zoo<br />
mogelijk het bezoeken van de bovenstreken van Singkel<br />
en Baros en het breken van het verzet in die streken;<br />
2°. indien mocht blijken, dat het verzet in de Gajo- en Alaslanden<br />
vanuit de Bataklanden werd ondersteund of wel<br />
vijandelijke elementen naar die streken uitweken, of zulks<br />
om andere redenen wenschelijk bleek, zou de colonne<br />
ook de landen der Karo- en Pak Pak-Bataks bezoeken.<br />
Samenstelling der colonne:<br />
10 brigades marechaussée (198 karabijnen) verdeeld in 2<br />
(1) Zie KEMPEES. „De tocht van Overste VAN DAALEN door de Gajo , Alas- en<br />
Bataklanden". Amst. 1905.<br />
Het offlcieele verslag in Ind. Mil. Tydschr. Extra Bijlage N°. 14.
V<br />
1904 62<br />
halve divisiën, elk van 5 brigades, respectievelijk onder commando<br />
van den kapitein der marechaussée W. B. J. A. SCHEEPENS<br />
(bij wien ingedeeld de luitenants W. R. WINTER en H. CHRISTOFFEL)<br />
en den le luitenant der marechaussée Gr. F. B. WATRIN (bij<br />
wien ingedeeld de luitenants J. W. EBBINK en H. F. AUKES) ,<br />
een ambulance onder den officier van gezondheid 2e kl. H. M.<br />
NEEB en voorts een trein van 450 mandoers en dwangarbeiders,<br />
waarbij eenig treinpersoneel was ingedeeld. In een later stadium<br />
werden de luitenants J. VAN BRAAM MORRIS (14 Mei) en D. Gr.<br />
DRAAYER (24 Juni) bij de colonne ingedeeld.<br />
Teneinde de gelegenheid te hebben gewonden vanuit de Gajo<br />
Loeös te evacueeren en eventueel voorraden en munitie aan te<br />
vullen zou zulks via Péndéng (dat tijdelijk bezet zou worden)<br />
naar Koeala Simpang (8 dagmarschen) geschieden. De mobiele<br />
colonne van Koeala Simpang, (commandant kapitein der inf.<br />
CREUTZ LECHLEITNER, sterk 150 bajonetten, waarbij ingedeeld<br />
de le luitenants HARBORD, VELSING (belast met de politieke<br />
aangelegenheden), VAN BOLDRIK, DELGORGE en LASONDER) kreeg<br />
in opdracht:<br />
1°. te marcheeren over Djernéh en Tampor naar Péndéng en<br />
aldaar tijdelijk bivak te betrekken;<br />
2". die streek af te patrouilleeren en te pacificeeren, de<br />
vijandelijke stellingen te nemen en, zoodra de colonne<br />
VAN DAALEN in Gajo Loeös zou zijn aangekomen, door<br />
boodschappers of patrouilles met deze colonne verbinding<br />
te zoeken.<br />
3°. samen te werken met de colonne-VAN DAALEN.<br />
Voornaamste feilen:<br />
9 Febr. Afmarsch van Bireuën.<br />
13 „ Toendjang, de eerste Gajo-nederzetting bereikt.<br />
13-29 Febr. Gepatrouilleerd in de Laut- en Dörötstreek. Meldingen van<br />
hoofden te Kong (Pegaséng) en te Isaq.<br />
29 Febr. Naar de Gajo Loeös via Djagong en Kla.<br />
10 Maart. Het eerste verzet in Reröbö Toa. Verliezen vijand: 12 gesn.,<br />
onzerzijds 2 gew.<br />
ie „ In 2 colonnes naar Pasér; gestormd door 5 brigades onder<br />
WINTER en CHRISTOFFEL. Verliezen vijand: 41 gesn., onzerzijds<br />
6 gew.; de 2e colonne trekt naar het dal van Padang, vereeniging<br />
der beide colonnes te Pasér.<br />
is „ Vermeestering' van het fanatiek verdedigde (1) Gemoejang ten<br />
koste van 3 gesn. en 14 (l) gew. Verliezen van den vijand:<br />
(1) Vrouwen en kinderen vochten mee.
63 1904<br />
168 gesn. en 1 gew. man, 140 gesn. en 46 gew. vrouwen en<br />
kinderen, 3 ongedeerde vrouwen en 'kind.<br />
22 Maart. Vermeestering van het kampongcomplex Doerèn-Bööjö Silo,<br />
Koetö Lintang en Koetö Blang ten koste van 26 (2) gew.<br />
Verliezen van den vijand 166 gesn., w.o. 15 vrouwen en kinderen.<br />
23 „ Koetö Lintang als vast bivak ingericht om van hieruit het<br />
verzet in Gajo Loeös te breken.<br />
24 „ Men ontvangt tijding, dat de Péndéng colonne geen kans ziet<br />
om de stellingen des vijands bij Brawang Tinkem te vermeesteren<br />
en ook Oréng niet heeft kunnen bereiken.<br />
26 „ Vertrek van een colonne (comdt. Luit. WATKIN) uit de Gajo<br />
Loeös naar Péndéng. De Péndéng-colonne (luit. VELSING) krijgt<br />
in opdracht in haar geheel op te rukken naar de Gajo Loeös.<br />
28 „ De hoofden der Kedjoeron-partij melden zich.<br />
4 April. Vermeestering van Badaq door 8 brigades ten koste van 5<br />
gesn. en 26 (2) gew. Verliezen van den vijand: gesn. 93 mannen<br />
en 29 vrouwen en kinderen.<br />
ie „ Verkenning van Rékét Göip en Tampéng.<br />
21 „ Vermeestering van het zwaar versterkte Rékét Göip door 8<br />
brigades ten koste van 7 gesn. en 42 (5) gew. Verliezen van<br />
den vijand: 143 mannen en 41 vrouwen en kinderen.<br />
n Mei. Vermeestering van het zeer versterkte Penösan door 10 brigades<br />
en 4 groepen van de Péndéng-colonne ten koste van 5 gesn. en<br />
29 (3) gew. Verliezen van den vijand: gesn. 191 mannen en<br />
95 vrouwen en kinderen, gew. 8 mannen en 16 vrouwen en<br />
kinderen.<br />
1 8 B Vermeestering van Tampéng door 10 brigades en 4 groepen<br />
van de Péndéng-colonne ten koste, van: gesn. 1 en gew. 33 (3).<br />
Verliezen van den vijand: gesn. 125 mannen en 51 vrouwen<br />
en kinderen, gew. 2 mannen en 5 vrouwen en kinderen.<br />
4 Juni. Opmarsch naar de Alaslanden. 10/11 in het centrum daarvan<br />
aangekomen.<br />
H „ Vermeestering van Koetö Rèh ten koste van 2 gesn. en 17 (3)<br />
gew. Verliezen van den vijand: gesn. 313 mannen en 248<br />
vrouwen en kinderen, gew. 31 vrouwen en kinderen en ongedeerd<br />
63 vrouwen en kinderen.<br />
20 „ Volkomen geslaagde verrassing op klaarlichten dag van Likat<br />
ten koste van 1 gesn. en 18 (2) gew. Verliezen van den vijand:<br />
gesn. 220 mannen en 212 vrouwen en kinderen, gewond 2<br />
mannen en 49 kinderen, terwijl 7 kinderen ongedeerd bleven.<br />
24 „ Vermeestering van Koetö Lengat Baroe ten koste van 3 gesn.<br />
en 23 (l) gew. Verliezen van den vijand: gesn. 338 mannen
1904 64<br />
ï juii.<br />
en 316 vrouwen en kinderen, /gew. 1 man' en 48 vrouwen en<br />
kinderen, onged. 33 vrouwen en kinderen.<br />
Aankomst eener colonne uit Medan, welke plaats van nu af<br />
tot basis dient.<br />
Opmarsch in twee colonnes naar Tandoek 2<br />
in Pak 2<br />
, alwaar<br />
geen verzet wordt ontmoet; hoofden melden zich.<br />
8 „ Vereeniging der colonnes te Sidikalang.<br />
10 „ De oorspronkelijke Péndéng-colonne naar Medan en luit.-kolonel<br />
VAN DAALEN met de rest naar Perboeloehan bij het Tobameer.<br />
Houding der Toba-Bataks niet vriendelijk door invloed van den<br />
Singa Maharadja, den radja zoowel van de Toba-Bataks als<br />
van Pak 2<br />
.<br />
18 , Taroetoeng bereikt.<br />
21 „ Te Siboga geëmbarkeerd.<br />
23 „ Terug te Koeta Radja en aldaar de colonne ontbonden.<br />
Toestand Daar blijkt, dat met vliegende colonnes, waarvoor de vijand<br />
medio inM<br />
-telkens uitwijkt, geen blijvend voordeel kan worden behaald,<br />
wordt overgegaan tot het bezetten van bivaks op verschillende<br />
plaatsen ;v het wonen op ladangs wordt zoo streng mogelijk<br />
tegengegaan; onverpoosd en onvermoeid wordt naar de schuilplaatsen<br />
van de vijandige oelama's en habibs gezocht,<br />
n Juni looi. Generaal VAN HEUTSZ draagt het civiel- en militair gouverneurschap<br />
over aan den Generaal-Majoor der Inf. Jhr. J. C. VAN<br />
6 S e p t<br />
DER WIJCK.<br />
§ 16. Het bestuur van Gouverneur Jhr. van der Wyek.<br />
Toestand.<br />
In de eerste helft van 1904 was de toestand op Atjèh door<br />
de bank genomen vrij goed. In Groot-Atjèh en Pidië (vooral<br />
na de onderwerping van T. BEN PEUKAN MEUREUDOE), Samalanga,<br />
Lho* Seumawè, Keureutöë en in de Pasèstreek was het verzet<br />
allerwege gebroken, maar nog niet geëindigd. Nog altijd hielden<br />
daar T GK<br />
TJÖT PLIEËNG (opperste leider van verzet), T« K<br />
TJÖT<br />
O K<br />
TJITJÈM, T DI ALOEÜ KEUTAPANG (de leider in Samalanga),<br />
Ö K<br />
T<br />
DI PAJA BAKONG het verzet gaande. De eenige streek,<br />
waar de toestand over het algemeen minder bevredigend was<br />
was de Westkust, omdat daar door ons nog weinig met kracht<br />
en groote macht was opgetreden.<br />
In verband met zijn benoeming tot Gouverneur-Generaal wordt<br />
Luit.-Generaal VAN HEUTSZ bij G.B. d.d. 9 Sept. eervol ontheven<br />
van zijn betrekking als Gouverneur van Atjèh.
65 1905—1907<br />
fjhart°i°05<br />
tJ<br />
~ 0Cht m n d e c o l m n e C o l i<br />
J n<br />
( 6 bl<br />
'ig- mar., waarbij ingedeeld<br />
6 J aai • • »• d e luitenants WATRIN , DRAAYER en BACH) van Medan naar het<br />
door de colonne-VAN DAALEN onderworpen gebied zonder ergens<br />
verzet te ondervinden. COLIJN werkt een plan tot bestuursregeling<br />
voor de verschillende streken uit (o. a. Laut Tawar,<br />
Batoe 2<br />
). Verschillende plaatsen krijgen in April een vaste<br />
bezetting om het veroverde gebied blijvend te beheerschen,<br />
waardoor hel geheele binnenland van Atjèh bezet wordt en onder<br />
ons bestuur komt.<br />
§ 17. Het bestuur van Gouverneur Van Daalen.<br />
IB Mei 1905. Na zijne aanstelling tot legercommandant (6 Mei 1905) geeft<br />
generaal Jhr. VAN DER WIJOK 16 Mei d. a. v. het bestuur over<br />
A. en O. over aan Luit. Kol. G. C. E. VAN DAALEN.<br />
NOV. 1906. T. ALI BA MÓT , het laatste adathoofd uit de sagi der XXII<br />
Moekims, meldt zich.<br />
Terugkeer van Inf. XII naar Java. In verband hiermede<br />
werden enkele bivaks ter Noordkust opgeheven of verplaatst,<br />
wat voor ons zeer nadeelige gevolgen had. Het verzet leefde<br />
op, waartegen onze veel te geringe militaire macht niet met<br />
succes kon optreden. De nieuwe Gouverneur bracht zware<br />
slagen toe aan de verzetspartij, tal van voorname oelama's en<br />
O K<br />
bendehoofden lieten daarbij het leven (z.a. T DI ALOEË KETJTA-<br />
G K<br />
PANG, T<br />
G K<br />
KADLI, T DI TJÖT TJITJÈM,<br />
G K<br />
T LÉMAN, opvolger<br />
van<br />
G K<br />
T DI TJÖT TJITJEM), maar toch werd hiermede ons eind<br />
Sept. 1906.<br />
doel: pacificatie van Atjèh, niet bereikt.<br />
Interneering van 4 voorname hoofden te Sabang (o. a. T. B.<br />
BRAHIM NDJONG, die met de verzetspartij heulde).<br />
In 1906 werd op instigatie van den ex-Pretendent-Sultan in i<br />
Boven-Pidië door de teungkoe's vergaderd, als resultaat waarvan<br />
vermaningen werden gezonden tot naar de oostkust, om ons<br />
met alle macht te bestrijden. Overal werkten de geestelijke<br />
leiders aan de <strong>org</strong>anisatie van het verzet.<br />
De gevolgen van deze algemeene leiding en voorbereiding<br />
der vijandelijkheden bleven niet uit. Tal van rustverstoringen,<br />
beschietingen en baanvernielingen hadden plaats, z.a. de aanval<br />
op het marschbivak te Keumala Raja (Jan. '07), de beschietingen<br />
van de buitenwijken van Koeta Radja, Peuniti en Koeta Alam<br />
(Mei'07), aanvallen (1) op het bivak Seudoe (Aug. '07), overrompeling<br />
van Peukan Bada'. Hoewel tegen deze vijandelijkheden met<br />
(1) Zie Kol. Versl. 1908 blz. 10.<br />
5
1907—1908 66<br />
kracht werd opgetreden, ging in geheel Atjèh de politieke toestand<br />
achteruit. Deze ongunstige wending had tengevolge, dat hot<br />
beleid van den Gouverneur aan voel critiek blootstond.<br />
Toen het bestuur de overtuiging kreeg, dat de ex-Pretendent-<br />
Sultan achter de schermen optrad en de hand had in alle<br />
21 Aug. 1907. vijandelijkheden liet de Gouverneur hem, na verkregen machtiging,<br />
arresteeren en bovendien PANGEKAN OESEN (met mannelijke<br />
nakomelingen) en T. DJOHAN LAM PASÈH naar Batavia vervoeren.<br />
Rust en orde in Groot-Atjèh werden hersteld door Kapt.<br />
i2 0ct. 1907.<br />
SCHEEPENS.<br />
In de „Avondpost" verschijnt het eerste der z.g. „Wekkerartikelen",<br />
getiteld: „Hoe beschaafd Nederland in de twintigste<br />
eeuw vrede en orde schept op Atjèh", waardoor de Hooge<br />
Regeering in Nederland zich genoodzaakt ziet den Landvoogd<br />
uit te noodigen een enquête-reis naar Atjèh te ondernemen.<br />
25 Nov.-2i Enquête-Van Heutsz.<br />
Dec. 1907. Bezoek van den G. G., vergezeld o. a. door den Commandant<br />
van het Leger en Chef van het D. v. O. Persoonlijk onderzoek<br />
van den Cf. G. naar den algemeenen toestand, terwijl de Legercommandant<br />
zich bezig houdt met een onderzoek ten doel<br />
hebbende over de wijze van optreden onzer troepen in Atjèh<br />
het juiste licht te doen opgaan.<br />
21 December. Bij G. B. d.d. 24 Dec. 1907 werden naar Amboina verbannen<br />
T 0E<br />
MOEHAMAT DAWOT en eenige medeplichtige invloedrijke<br />
verzetsleiders. Bij de gevangenneming van TOEANKOE M. DAWOT<br />
kwamen verscheidene bewijsstukken van zijn verraad in onze<br />
handen. O. a. bleek toen ook, dat hij reeds in 1905 getracht<br />
had betrekkingen aan te knoopen met-Japan, voorts dat hij<br />
voortdurend in contact was met de verzetspartij en de hand had<br />
gehad in allerlei tegen ons gezag gerichte bewegingen. Zoo lokte<br />
hij de rooftochten in Groot-Atjèh van het bendehoofd KEUTJI*<br />
SEUMAN uit, had hij de hand in de beschietingen van Koeta<br />
Radja en de aanvallen op het bivak Seudoe en op Peukan Bada*.<br />
In het begin van 1908 ging in tal van streken der Onderhoorigheden,<br />
Lho' Seumawè, Lho* Soekon, Idi, Tapa' Toean, de<br />
toestand nog meer achteruit. T GK<br />
m ATJÈH vond veel steun<br />
bij de geregistreerde bevolking in de Keureutèè- en Pasè-streek.<br />
Talrijke klewangaanvallen hadden plaats, vooral in Lhc Seumawè<br />
en Pasè, waarheen de voor onze actie in de Gajolanden uitgeweken<br />
kwaadwilligen waren teruggekeerd. Telefoon- en trambaanvernielingen<br />
waren aan de orde van den dag.<br />
De hoofden verlieten hun landschappen en leefden als vluchtelingen<br />
, een groot gedeelte der bevolking verliet hare gampongs<br />
en week uit naar rustiger streken, het achtergebleven deel
67 1908—i910<br />
heulde met de verzetspartij. Overal sloot men zich bij de<br />
vijandelijke benden aan, die onder leiding van de teungkoe's<br />
O K<br />
T DI PAJA BAKONG en T GK<br />
DI BARAT het geheele land onveilig<br />
maakten en onder het mom van de prang sabi overal de goedgezinde<br />
bevolking molesteerde en naar hartelust vernielde en<br />
verbrandde, waardoor zich de bevolking, deels uit vrees, deels<br />
uit godsdienstzin, bij den vijand aansloot. Alom dus een toestand,<br />
die veel geleek op anarchie en waaraan onze zwakke troepenmacht<br />
geen einde vermocht te maken.<br />
Een strijd van hard tegen hard kon op die manier onmogelijk<br />
uitblijven, temeer daar de vijand door den met afwisselend<br />
succes gevoerden strijd overmoedig geworden, dikwijls tot den<br />
aanval overging, wat ons maar al te dikwijls op belangrijke<br />
verliezen kwam te staan, getuige onze verliezen in 1907 geleden. (1)<br />
4 Moi 1908. Luitenant-Generaal VAN DAALEN eervol ontheven van de<br />
functie van Civiel en Militair Gouverneur van A. en O. en op<br />
10 Juni 1908 opgevolgd door Luitenant-Kolonel H. N. A. SWART.<br />
§ 18. Het bestuur van Gouverneur Swart.<br />
Toestand. De toestand in geheel Atjèh bij de komst van Gouverneur<br />
H. N. A. SWART was zooals wij zagen uiterst kritiek. De kwaadwilligen,<br />
die zich overal hardnekkig verzetten, voelden zich<br />
aan de winnende band en hun getalsterkte (in 1908 + 5 a 6000<br />
man) nam op bedenkelijke wijze toe. In de Keureutöë- en<br />
Pasèstreek stond men aan den vooravond van een algemeenen<br />
opstand.<br />
De Gouverneur liet door CHRISTOFFEL allereerst een einde<br />
maken aan de verhoogde actie in de Keureutöë- en Pasèstreek.<br />
Kapt. CHRISTOFFEL trad met onverbiddelijke gestrengheid op<br />
tegen de met den vijand heulende bevolking, waardoor zij in<br />
het 2e semester van 1908 ons tegen de benden terzijde stond<br />
en waardoor het met de trambaan- en telefoonvernielingen voor<br />
goed uit was.<br />
Inmiddels was Gouverneur SWART onmiddellijk na de bestuursovername<br />
overgegaan tot betaling van de ten onrechte ingehouden<br />
inkomsten der hoofden en de in het wegenfonds gestorte waarb<strong>org</strong>sommen.<br />
Door deze en andere maatregelen trad een groote<br />
verbetering in; het vertrouwen van de bevolking werd gewonnen,<br />
zoodat de Gouverneur met de ijzeren hand in den fluweelen<br />
(1) De oplaaiing van het verzet in 1907 wordt door verschillende schrijvers,<br />
o. a. DAMSTÉ, toegeschreven aan de overwinning van Japan op Rusland.
1908—1918 68<br />
handschoen de laatste hand kon leggen aan de pacificatie van<br />
Atjèh.<br />
Zwaar waren de slagen die onder Gouverneur SWART aan de<br />
verzetspartij werden toegebracht door de kracht van wapenen<br />
en door de consequent toegepaste politiek van verzoening.<br />
Juni-Aug. Kapt. SCHEEPENS (Tapa* Toean) bereikte, dat zich meldde<br />
1908. T_ B a n t a m et 100 volgelingen (Juni), T. BEN BLANG PIDIË met<br />
160 man (Juli), inleverend 17 geweren '95, in Aug. gevolgd<br />
door de onderwerping van alle onderaanvoerders van T. BEN<br />
BLANG PIDIË, m. u. v. Pgl. NJA* NOER, die in Nov. d. a. v.<br />
1910.<br />
sneuvelde.<br />
Radja van Batoe 2<br />
(Singkel) onderwerpt zich.<br />
Dec. 1909- Succesvolle actie in de omgeving van Tangsé van de maresept.<br />
i9io. chausséecolonne-ScHMiDT tegen de Oelama-partij, die het voornaamste<br />
aandeel in het verzet in Pidië had en waarbij o. m.<br />
G K<br />
G K<br />
T DI BOEKET en T TJI MAJÉT , beiden zoons van wijlen den<br />
bekenden<br />
G K<br />
T DI TIRÖ TJHÈH SAMAN, en die algemeen als de<br />
geestelijke leiders en verzetshoofden werden erkend, onschadelijk<br />
werden gemaakt.<br />
Behalve dit gevoelige verlies had de Oelama-partij reeds talrijke<br />
andere geleden. Hiervan noemen we slechts:<br />
G K<br />
T DI KOBAT<br />
G K<br />
(NOV. '09), de fanatieke oelama T DI REUBÈË (Dec. '09), HABIB<br />
G K<br />
G K<br />
ACHMAD (Mei '10), T SALÉH, T KALIPA, T GK<br />
MA*AT (Maarc'11),<br />
G K<br />
G K<br />
de lang gezochte T DI BARAT (Febr. '12), T MA*AREK DI<br />
LAM GOET (Dec. '12), terwijl als gevolg van de succesvolle actie<br />
van onze rustelooze patrouilles, talrijke verzetslieden in onder<br />
G K<br />
werping kwamen, z. a. T LÉMAN van de Tiröfamilie (Sept. '10),<br />
G K<br />
T PIDIË (W. kust), de Kedjoeron van Pameuë (Maart '11),<br />
G K<br />
HABIB MOESA, T MA*ATJÈH ('13).<br />
Met hei sneuvelen der voornaamste Tirö-Teungkoe's kan de<br />
Afj'eh-oorlog als geëindigd worden beschouwd.<br />
De pacificatie van Atjèh was in 1913 een voldongen feit, ook door<br />
den wil der bevolking, die vond dat 40 jaar vechten voldoende was.<br />
De na dien nog rondzwervende kwaadwilligen misten alle<br />
verband en <strong>org</strong>anisatie en werden rusteloos tot in hun laatste<br />
schuilhoeken nagejaagd door onze patrouilles.<br />
2 sept. 1918. Luit-Generaal H. N. A. SWART geeft het bestuur over het nu,<br />
dank zij het sedert 1896 toegepaste stelsel van agressie, gepaard<br />
gaande aan een rechtvaardig bestuur, in wezen gepacificeerde<br />
Atjèh over aan den Givielen Gouverneur A. G. H. VAN SLUIJS.<br />
Scheiding van het civiel- en militair gezag; het civiel bestuur<br />
wordt krachtig gesteund door de militaire macht ter consolidatie<br />
der pacificatie.
69 BIJLAGE A.<br />
Verklaring der teekens.<br />
O == lastgever (c. q. na verkregen machtiging).<br />
A = accoord gaande m/d getroffen maatregel.<br />
T = tegenstander.
70<br />
De Gouverneurs van A. en 0., de door hen toegep<br />
Gouverneurs van Atjèh. Toegepaste stelsels en wijzif<br />
••• - = Gouverneurs- ~<br />
, Generaal.<br />
Bestuursperiode, j Namen. heden?' Groot-Atjèh.<br />
C l v<br />
9 Dec.'73—April 74. , VAN SWIETEN. J. -<br />
M<br />
l e g<br />
'<br />
Stelsel<br />
° e<br />
j' Louco.v. Mr. J. j Stelsel' van passieve verdi<br />
nngscommis- j a n.ig72_Mrt.'75 ging der geconcentreerde s<br />
sans en Mil. 1 U n g K o o t a R adja en enï<br />
opperbevelh. I I p O St o n ter verzekering van<br />
/ veilige gemeenschap naar :<br />
I die actief, d.i. door talrijke<br />
I trouilles, beveiligd wordt. P<br />
[ tiek van afwachting en c<br />
reding.<br />
April'74—Febr. '76.<br />
2<br />
PEL. J. L. J. H. Mil. en Civ.<br />
(t 25 Febr. '76.) bevelhebber.<br />
( Groote uitbreiding goge<br />
O A '—j aan de geconcentreerde stel<br />
' Koeta Kadja<br />
VAN LANSBERGE.<br />
Mr. J. W.<br />
Mrt.'75—April'81.<br />
Na April '75.<br />
I Op voorstel van PEL<br />
O A grootere schaal aanvallend<br />
/ treden in de vallei van Gi<br />
' Atjèh.<br />
Progri<br />
Stelsel van afsluiting van U<br />
Atjèh van de zee (beze<br />
van de kuststreek van de v;<br />
O<br />
O<br />
A— —\ van Groot-Atjèh begn<br />
J tusschen Kroeëng Raja<br />
I Kroeëng Raba en van di<br />
I Moekims).<br />
Tot Nov. '75. Strategiscl<br />
tactisch defensief.'gepaard<br />
een politiek van afwach<br />
en overreding, daarna agre<br />
optreden in Groot-Atjèh.<br />
3<br />
Febr. '76—Nov. '76. "WIGQERS VAN Mil. en Civ. I<br />
KERCHESI. G. B. T. bevelhebber.<br />
T Uitsluitend gewapend optr<br />
O in Groot-Atjèh met kleine<br />
' ziging (1) der afsluitinge<br />
I PEL.<br />
(1) Deze werd niet uitgebreid tot Kroeëng Raja, maar werd gelegd ten westen van het berglai<br />
Lam Njöng naar Koeala Gigiëng.<br />
(2) In Aug. vertrok reeds 1 bataljon (1ste bataljon Bangkalan).
71<br />
stelsels en de hun ten dienste staande middelen.<br />
n de bestuursinzichten.<br />
I Onderhoorigheden. |<br />
SWIETEN.<br />
' = Ministers van De ton dienste staande middelen.<br />
Koloniën. (behalve do scheepsmacht).<br />
Politiek van onthouding en FRANSEN V. D. Aanwezig,<br />
non-interventie. Het z. v. PUTTE. J. D. Dec. '73. 8 halve bataljons [a 4<br />
m. onderhouden van be- Juli'72 - Aug.'74. comp. van 125 man. ± 8200 man.<br />
trekkingen met hen, die 3 bergbatterrjen;<br />
.' onze souvereiniteit hebben 1 eskadron cav.;<br />
erkend en door overreding 4 pelotons mineurs en<br />
of blokkade brongen tot het sappeurs.<br />
teekenen der acten van Vesting-artillerie,<br />
souvereiniteitserkenning. 2 comp. vesting-art.;<br />
De niet-gesloten staatjes belegeringspark;<br />
mogen alles invoeren met reservepark.<br />
uitzondering van contra- Versterkingen,<br />
bande. Medio 4 halve bataljons a 4<br />
Jan. '74. comp. van 125 man.<br />
Aanwezig.<br />
April '74. 5 halve bataljons (E. H.<br />
2de, 3de, 9de, L.H. 3de en<br />
9de).<br />
1 bergbattertj (6 getr.<br />
VAN GOLTSTEIN.<br />
kan. van 8 cM. en 6 mr.<br />
van 12 cM.)<br />
Mr. W. Baron 1 comp. mineurs en sap-<br />
Aug. '74—Sept. '76. peurs.<br />
Totaal. 128 off. en 3151<br />
Versterkingen. man. (+ 3300).<br />
Sept. '74. 1 half bataljon (L.H. 6de).<br />
Dec. '74. 2 halve bataljons (R. H.<br />
5de en 10de).<br />
1 bergbatterij;<br />
p E L.<br />
0 lichte 8 cM.;<br />
6 mr. van 12 cM.<br />
Vestiging op enkele gunstig Sept. '75 1 bataljon Barisan<br />
gelegen punten in verband (Bangkalan lstc) vervangt<br />
mot de beoogde afsluiting. R. H. 5de.<br />
Blokkade van de vijandig 1 comp. vesting-art. 5220 man.<br />
gezinde kuststaten, de Dcc. '75. 1 bataljon Barisan (Soeandere<br />
geheel vrije invoer menep 2de).<br />
(m. u. v. contrabande). 1 bataljon (8ste) a 6 comp.<br />
Jan. '76. lhalfbataljon(R.II. 13de).<br />
Febr. '76. lhalfbataljon(R.H.12de).<br />
Aug. '76. 1 veldbataljon (14de).<br />
Aug. '76. Re<strong>org</strong>anisatie<br />
penmacht.<br />
der troe<br />
Oprichting van 3 garn.<br />
bataljons. Barisan naar<br />
Java terug (2); splitsing der<br />
veldbataljons in rechter en<br />
linker opgeheven. + 8500 man.<br />
Pacificatie en interventie<br />
middels acten, vlaggen en<br />
geld en partieele blokkade<br />
(weerspannige staten).
72<br />
Gouverneurs van Atjèh. Toegepaste stelsels on wyzigingei<br />
I 1— =^ Gouverneurs- = = = = = ^ = = =<br />
Bestuursperiode. I Namen. ] B<br />
6<br />
F®JD°E | D<br />
" Groot-Atjèh.<br />
4<br />
Nov. '76—Juni '77. DIEMONT. Mil. en Civ.<br />
A. J. E. bevelhebber.<br />
-<br />
A O -<br />
Na Maart<br />
Politiek van verzoening.<br />
A O 1 Staking der 'agressieve ope-<br />
' ratiën.<br />
A O<br />
5<br />
Juni'77-April'81. VAN DER HEIJDEN. Mil. en Civ.<br />
K. bevelhebber,<br />
Veroveraar van in Januari '78 Na medio Juni '78,<br />
Groot-Atjèh. Gouverneur Agressie in de geheolo Atjèhvallei<br />
tot onderworping van<br />
Groot-Atjèh. (2;<br />
O T<br />
T O<br />
O T<br />
T O -<br />
(1) In Juni t. v. was een post op de kust van Pidië gevestigd.<br />
(2) Naar aanleiding van den inval van Habib Abdoerrahman in Groot-Atjèh.<br />
(3) Hierdoor eindigde de sedert 1873 werkende blokkade.'
tl de bestuursinzichten.<br />
J<br />
===== Ministers van De ten dienste staande middelen.<br />
Koloniën. (behalve do scheepsmacht)<br />
Onderhoorigheden.<br />
Na Nov. '76. ALTING MEES. Nov'. 76<br />
Aanwezig. Infanterie:<br />
10 halve bataljons van 4<br />
Mr. F. comp. (E. H. 2de, 3de, 8ste,<br />
( Gewapend optreden en Sept.'76—Nov.'77. 9de, 10de, 12de en 13de,<br />
j bezetting (1) van Simpang L. H. 3de, 6de en 9de);<br />
( Oelim. 1 veldbataljon (14e) ii 6<br />
comp.;<br />
'77. 2 batons Barisan (2de on<br />
3de) a 2 comp.;<br />
i Bezetting van meerdere 1 garn. bataljon a 11 comp.<br />
gunstig gelegen punten Totaal 61 comp. a 125 man.<br />
(Sigli, Meulaboh en Sama- Artillerie: 2 bergbatt.;<br />
langa); 3 comp. vesting-art. (92<br />
weerspannige staten vuurmonden).<br />
dwingen tot erkenning Voorts:<br />
onzer souvereiniteit door 2 comp. mineurs;<br />
/ blokkade en tuchtiging door 1 peloton cav.;<br />
de marine gepaard gaande en een trein van + 3000<br />
met gewapend militair op- dwangarbeiders.<br />
treden; Troepenvermindering,<br />
voor bevriende kuststa- Febr. '77. 2 ba.i"" s<br />
Barisan (2de en<br />
ten politiek van verzoening 3de) (Soomonep en Pameen<br />
non-interventie, invoer kasan).<br />
vrij m. u. v. krygsbehoef- Aanwezig:<br />
ten. Mrt. '77. 3 garn. bat°" s<br />
en 5 veldbal<br />
11<br />
.<br />
Actief gewapend optre- VAN BOSSE. - Te zamen 348 off. on 923(<br />
den. Mr. P. P. Aanwezig: Infanterie: minderen, be<br />
Nov.'77—Febr.'79. Juli '77. 9 veldbat»ns (36 comp.); nevensdebezet<br />
April'78: intrekking van 3 garn.bat«"5 (23 comp). tingen van ld<br />
do post Simpang Oelim. Totaal 59 comp. en Samalang;<br />
Art. 2 bergbatterüen. (+10.000 man)<br />
Na eind '78. Voorts 1 comp. mineurs,<br />
en 1 esk. cav.<br />
Sluiting van alle havens. Totaal 197 off. en 644i<br />
I met uitzondering van Oelèë Aanwezig: minderen.<br />
I Lheuë en Idi, voor den Begin'78. 298 off., 7730 minderen<br />
I invoerhandel. en 144 paarden. + 8000 man.<br />
Toepassing van een soort Mrt. '78. 5 veldbato" 5<br />
(2de, 3de, 6de,<br />
scheepvaartrcgeling, 14de, 21ste) (20 comp.)<br />
strenge visitatie ter uit- 3 garnizoensbat 0<br />
"^ (25<br />
reiking van passen te Oelèë comp).<br />
Lheuë en Idi. Totaal 45 comp.<br />
Versterkingen:<br />
+ 8000 man.<br />
( Febr.'79. Intrekking van WICHEHS. Jhr.H.O. 4 Juli'78.<br />
de sluiting door de Eegee- ad. int.<br />
+ l'/ 2 bat. (11de en 2y2<br />
comp. 15de).<br />
ring. Febr. '79—Mrt.'79. 8 Juli'78. 1 bat (5de) en 1 berg-<br />
VAN EEES. O. batterij.<br />
Juli '79. Gelast VAN DER Mrt. '79-Aug. '79. 30 Juli'78. H/s comp. 15de bat.<br />
HEIJDEN op eigen verant- VAN GOLTSTEIN. 8 Aug.'78. 1 bat. (9de).<br />
woordelijkheid opnieuw de Mr. YV. Baron Totaal 16 comp.<br />
sluiting. Aug. '79—Sept. '82. Wordt totaal 9 veldbat»<br />
en 3 garn.bat"" s<br />
. Ruim 10450 man<br />
Na Jan. '81. 1 Mrt.'79. Aanwezig:<br />
3 garn. en 9 veldbat ons<br />
Heropening der havens (2de, 3de, 5de, 6de, 9de, 11de,<br />
en riviermondingen, ge- 12de, 14de en 15de);<br />
paard met een politiek van 2 bergbatterüen.;<br />
non-interventie. (3) 1 esk. cav.<br />
73
74<br />
Gouverneurs van Atjèh. Toegepaste stelsels en wijzigingen<br />
= I | = = Gouverneurs- = =- ,-<br />
I Bnvneird- Generaal.<br />
Bestuursperiode. Namen. heden Groot-Atjèh.<br />
.p . „ l Splitsing civiel on militair I<br />
1 gezag.<br />
6<br />
April'81—Mrt. 83. PRUIJS VAN DER Civiel 'SJACOB. F. Na April<br />
HOEVEN. gouverneur. April'81 -April'84<br />
A. Civiel Bestuur.<br />
O<br />
Maart'83—Sept.'84. LAGING TOBIAS. Civiel<br />
P. F. gouverneur.<br />
• » j Groot-Atjèh onder direct<br />
. 1 bestuur gebracht.<br />
. ' _ i Volkomen splitsing civiel en<br />
i militair gezag.<br />
Handhaving van rust en<br />
orde on onderdrukking van het<br />
verzet in de eerste plaats dooide<br />
Gewapende Politie.<br />
Politiek van verzoening en<br />
overreding.<br />
7<br />
T<br />
O — A<br />
•<br />
°<br />
Aug.<br />
1<br />
De mil. comdt. krijgt na herj<br />
haald verzoek, toestemming<br />
' om met meer klem op te treden.<br />
(1) Met deze scheepvaartregeling werd bereikt, dat wij „op de geldkist van Atjèh zaten" en een middel<br />
bezaten om dwang en politioken invloed op de kuststaten uit te oefenen.
in do bestuursinzichten<br />
Ministers van D e t e n d i e n s t e s t a a n d e middelen.<br />
„ . , . . . Kolomon. (behalve de scheepsmacht).<br />
Onderhoorigheden.<br />
Politiek<br />
I ventie.<br />
van non-inter- 1 comp. mineurs.<br />
Totaal generaal<br />
385 off. en 10208 minderen. Ruim 10500 man.<br />
1881. Troepen vermindering.<br />
Oct. '79. 1 veldbato» (5de)l en 1<br />
| bergbatterfj.<br />
Politiek van non-inter- ,Dec. 79. 2 veldbat°ns (9de on 6de).<br />
ventie. Blijven op Atjèh 5 veld-<br />
« bat»"" en 3 garn. batons<br />
* (47 comp).<br />
Aanwezig:<br />
+ 7540 man.<br />
Jan. '80. 3 garn. en 6 veldbals<br />
(2de, 3de, 11de, 12de, 14de<br />
en 15de).<br />
Korps gewapende politie<br />
ter sterkte van 225 man.<br />
(Opgericht Juni '79. Opgeheven<br />
Oct. '84).<br />
„ . l o 1 , .<br />
Sept. 81wordt de scheepvaartregehng-van<br />
dor Her,-<br />
| den ïngetrokkon; alleen<br />
Mei '80. Bij Indisch besluit van<br />
« ; l g 8 0 N„ 2 B d d e<br />
t k t e d e r t r o e p e n m a c n t<br />
bocaald on •<br />
invoer van oorlogscontra- 1 g a b a t aljon, 6<br />
( bande bluft verboden. voldbat""» en 1 subsistén-<br />
.„„„<br />
„, ... . , ,<br />
Sluiting van de geheele<br />
kust van Oelee Lheue tot<br />
tencompagnie.<br />
Cav. »/ a esk.<br />
I Art. 3 comp.<br />
Genie V, comp. mineurs<br />
geniewerklieden.<br />
Diamantpunt voor in- en<br />
uitvoer en voor vischr<br />
g l £ k t a a n w e z i g e<br />
penmacht.<br />
t r o e. ± 6000 man.<br />
vangst.<br />
Visitatie-havens: Oelèë<br />
, g 2<br />
, R„'<br />
* ,.<br />
T d '<br />
+ 5825 man.<br />
-+- 6000 man.<br />
Lheuë, Sigli, Samalanga °<br />
en Lho* Seumawè.<br />
Toepassing van de scheepvaartregeling-Scherer<br />
op DE BHAUW.<br />
het gedeelte der Noordkust Jhr. Mr. W. M.<br />
tusschen Peusangan en Sept.'82—Febr.'83.<br />
Diamantpunt met Lho*<br />
Seumawè als uitsluitende VAN ERP TAALMAN<br />
visitatiehaven. KIP. W. F.<br />
ad. int.<br />
Maart '83. Febr.'83-April'83.<br />
De kust van Samalanga<br />
voor den algemeenen handel<br />
opengesteld.<br />
Na Mei '83.<br />
75<br />
l a e m<br />
- ~~<br />
Toepassing van de scheep-<br />
J u n i 8 3<br />
' '<br />
vaartregeling-Scherer(l)(o. Aanwezig<br />
n g van de Regeering) op<br />
Noord en Westkust Voor<br />
1 bataljon;<br />
veldbataljons (2de, 3de,<br />
den algemeenen handel 10de, 11de, 12de, 14de, lSde)!<br />
| opengesteld: Lho* Seu-<br />
I mawè, Meulaboh en Tapa*<br />
1 Toean.
76<br />
Gouverneurs van Atjèh. Toegepaste stelsels en wijzigingen<br />
= =<br />
j " — Gouverneurs- =— " .-<br />
Bestuursperiode. | Namen.<br />
RovnfirH<br />
heden<br />
Generaal.<br />
Groot-Atjèh.<br />
r<br />
.<br />
8<br />
Sept.'84—Dec. 86 DEMMENI. H. Civiel-en mil.<br />
(t Dec. '86). gouverneur.<br />
I Na Aug. '83. Politiek van ,<br />
0 « ] het herstellen van het Sul- I<br />
tanaat onder Ned. souvereini- j<br />
teit.<br />
I |<br />
[ Dee. '83 geeft de Ind. Regee-<br />
I ring aan den Gouverneur te i<br />
T A konnen niets van een herstel<br />
| van het Sultanaat te willen<br />
VAN REES. weten.<br />
O.<br />
April'84-Sept.'88.1 Na Aug<br />
Toepassing van het concen-<br />
I l tratiostelsel (1) (op bevel van<br />
T ! het Opperbestuur in Nederland)<br />
I gepaard met een politiek van<br />
I afwachting.<br />
O<br />
•<br />
A . O '<br />
T • O •<br />
(1) In een geheime zitting van de Staten-Generaal op 16 en 17 Juni 1884 werd tot de z.g. „concentratie"<br />
besloten.<br />
(2) En dat nog alleen voor een onbelangrijk gedeelte.<br />
t
in de bestuursinzichten.<br />
=<br />
f =<br />
Ondorhoorigheden.<br />
77<br />
Ministers van rj e ton dienste staande iniddolen.<br />
Kolomen. (behalve do scheepsmacht).<br />
VAN BLOEMEN<br />
WAANDERS. F. G.<br />
April '83-Nov.'83.<br />
A<br />
WEITZEL. A. W. P.<br />
ad int.<br />
Nov.'83 -Febr.'84.<br />
SPRENGER V AN EI JK.<br />
1884. Mr. J. P.<br />
Febr.'84 - April'88.<br />
Intrekking van de scheep- i<br />
vaartregeling-Scherer op<br />
j 1 O<br />
bevel Hooge Regeering in I<br />
Nederland (Oct. '84); non- [ „<br />
interventie in de binnenlandsche<br />
aangelegenheden<br />
der kuststaten; opheffing<br />
der posten Lho* Seumawè<br />
en Samalanga.<br />
Sept. '84.<br />
Invoering van do algemeene<br />
rigoureuse blokkade<br />
voor het geheele kustgebied<br />
van Tamiang op de Oostkust<br />
tot Troemon op de<br />
"Westkust.<br />
O<br />
, Oct. '84. '84 Sterkte aanwezige troej<br />
Handhaving van een penmacht. ± 6300 man.<br />
I soort scheepvaartregeling;<br />
) visitatiehavens; Oelèë<br />
I<br />
Lheuë, Idi en Sigli, waarnaast<br />
een partieele blokkade<br />
(2) (weerspannige<br />
I staatjes) werd gehandhaafd.<br />
i<br />
Maart. '85.<br />
Algeheele opheffing der<br />
partieele blokkade.<br />
I Dec. '85.<br />
Intrekking der scheepvaartregeling-Demmeni.<br />
De '85 Sterkte aanwezige troe-<br />
Regeering verbiedt zelfs de penmacht. + 4200 man.<br />
geringste beperking van<br />
I den handel der kuststaten<br />
met het buitenland.<br />
I
78<br />
Gouverneurs van Atjèh. Toegepaste stelsels on wgzigingcl<br />
I I - • • 1<br />
-— Gouverneurs-<br />
| Generaal.<br />
Bestuursperiode. Namen. heden" Groot-Atjèh.<br />
Na December<br />
1. Politiek van lijdelijk afwachten<br />
in de geconcentreerde<br />
linie en van cajoleeren.<br />
I 2. Politiek van herstel van<br />
O —. het Sultanaat over Groot-Atjèh<br />
| onder ons protectoraat.<br />
-<br />
Dec. '86—Mei'91. VAN TEUN. Civiel-en mil. Politiek van afwachting<br />
H. K. F. gouverneur. 1<br />
binnen onze stelling, die<br />
A— O - . actief verdedigd wordt.<br />
/ Herstel van het Sultanaat<br />
PIJNACKER HORDIJK<br />
Mr. C.<br />
Sept.'88-Oct.'93. ,<br />
op den achtergrond.<br />
O A—<br />
!<br />
Uitvaardiging van hot verbod<br />
van uitvoor uit de geconcentreerde<br />
linie.<br />
( Na Nov. '88.<br />
O A —1 Aanvallend optredon in<br />
| ( Groot-Atjèh en<br />
10<br />
Mei '91—Jan. '92. POMPE VAN Civiel-en mil.<br />
MEERDERVOORT. F. gouverneur. | Politiek van zachtheid, wel-<br />
O -T • willendheid en rechtvaardigheid.<br />
11<br />
Jan '92—April '96. DEIJKERHOFF. Civiel-en mil.<br />
C. gouverneur.<br />
A— —O<br />
Na Jan. '93.<br />
Politiek van het onder recht-<br />
I streeksch bestuur brengen van<br />
I het gebied buiten de linie<br />
O •— A J middels onze Atjèhsche bondj<br />
VAN DER WIJCK. j j genooten (4) en het bezetten<br />
| Jhr. C. H. A. [ j van het veroverde gebied<br />
jOct.'93—Oct. 99. I I middels de militaire macht in<br />
A 1 '. tvjdol\jke versterkingen.<br />
(1) Gehandhaafd tot einde 1892, echter verzwakt door enkele licenties (Lho.
a de bestuursinzichtcn.<br />
- Ministers van De ten diensto staande middelen.<br />
• Koloniën. (.behalve de scheepsmacht).<br />
Onderhoorigheden.<br />
1885. '86. Sterkte<br />
penmacht.<br />
aanwezige troe- + 5000 man.<br />
Volkomen vrijheid van April '90. Opgericht het Korps<br />
handel en een politiek van marechaussée (2 ofï. en<br />
non-interventie in de bin- 204 minderen),<br />
nenlandsche aangelegen- Aanwezig:<br />
lieden van de kuststaten. Jan. '92. 4 veldbat°ns (3de, 12de,<br />
'86 Peusangan en Lho* Juni '92.<br />
o n s<br />
14de en 15de) 2 garn. bat .<br />
Het Korps marechaussee<br />
Seumawè voor den handel uitgebreid tot 4 off. on242<br />
en de vischvangst gesloten. , , 89?deren.<br />
Uit. '93. 223 off. en 5548 minderen.<br />
Jan. 'SS. Uit. '94. 227 „ „ 5403 „<br />
t<br />
Tijdelijke sluiting van<br />
U I<br />
-<br />
9 5<br />
' - 2 1 6<br />
» »<br />
5 8 1 9<br />
een gedeelte der Westkust Versterkingen:<br />
als bestraffingsmaatregel. KEUCHENIUS. A<br />
l n<br />
P<br />
9 B<br />
-<br />
2<br />
voldbataljons (9de en<br />
Vanaf dat tijdstip voort- Mr. L. W. Cu.<br />
6 d e<br />
) 1<br />
l<br />
bergbatterrj (A 1 bg).<br />
durende uitbreiding van Aprü'88-Febr.'90.<br />
M e 9 6<br />
' -<br />
2<br />
voldbataljons (5de en<br />
de partieele sluiting tot de<br />
7 d e<br />
) 1<br />
bergbatterrj (A 2 bg).<br />
algemeene rigoureuse slui- * P e<br />
t<br />
^-<br />
c a v<br />
-<br />
ting van de geheele N. en<br />
2 s e c<br />
- genietroepen.<br />
W.-kust in Febr. 1889 (1) Troepenvermindering:<br />
en het verbod van visch-<br />
A u<br />
S-<br />
9 e<br />
' -<br />
1<br />
veldbataljon (5de).<br />
vangst in Mei '90 (Oostkust \ bergbatterij (A 2 bg.)<br />
1<br />
blijft open) (2). M A C K A Y . Aanwezig:<br />
Mr. A. Baron Uit. '96. 323 off. en 7876 minderen.<br />
na Juni 1890 aanvallend Febr.'90-Aug.'91. Jan. '97. Sterkte Korpsmarechausoptreden<br />
in de kuststaten. see opgevoerd tot 5 off. en<br />
Invoering van een scheep- ^62 minderen,<br />
vaartregeling voor de Oostkustmetuitsluitende<br />
vesti-<br />
Uit.<br />
_ ,<br />
'97.<br />
,<br />
Sterkte 286 off. en 8020<br />
m<br />
l t<br />
*5«eten.<br />
ging te Idi.<br />
u<br />
-<br />
98<br />
> Sterkte<br />
minderen.<br />
290 off. en 7737<br />
Door uitreiking van tal- Troepenvermindering,<br />
rijke licentiSn wordt de V A N DEDEM.<br />
9 8<br />
' - 3 veldbataljons (6de,
80<br />
Gouverneurs van Atjèh. Toegepaste stelsels en wüzigingeq<br />
; 1 ~ T ~ ~ Gouverneurs- — —-- •=<br />
Bevoegd- Generaal.<br />
Bestuursperiode. | Namen. heden Groot-Atjèh.<br />
J [<br />
April'96—Juni '96. VUTTER. A. J. Begeerings- Stelsel van agressie. (Het<br />
commissaris, geheele Atjèhsche volk door<br />
Luit.-Generaal kracht van wapenon dwingen<br />
Legercom- tot erkenning van de souvemandant.<br />
reiniteit van Nederland).<br />
13<br />
Juni '96—Juli '90. DE MOULIN. < Civiel- en mil.<br />
J. J. K. gouverneur,<br />
(t 7 Juli '9C).<br />
14<br />
Juli'96—Oct.'96. STEMFOORT. J. "VV. [ wnd. I Stelsel van actieve beheer- j<br />
| gouverneur. I sching van de drie sagi's I<br />
\ O j van Groot-Atjèh en strenge '<br />
I toepassing van een scheepvaart- j<br />
15 [ regeling voor geheel Atjèh en<br />
Nov. '96—Mei '98. VAN VLIET. Civiel-en mil. Onderhoorigheden.<br />
C. P. J. gouverneur.<br />
O ~-A<br />
16<br />
Mei '98—Juni 1904. VAN HEUTSZ. J. B. Civiel-en mil. Verovering en actieve beheer<br />
Veroveraar van gouverneur. ROOSEBÜOM. W. Onderhoorigheden.<br />
Atjèh. Oct.'99—Oct. 1904.<br />
17<br />
Juni 1904—Mei 1905. VAN DER WIJCK. Tijd.civiel-en<br />
Jhr. J. C. mil. gouverneur.<br />
VAN HEUTSZ. J. B. Het met geweld tot onderwer<br />
Oct. 1904-Dec.l909. onder bestuur brengen van het<br />
18<br />
Mei 1905—Juni 1908. VAN DAALEN. Civiel- en mil.<br />
G. C. E. gouverneur.<br />
' - 19 |<br />
Juni 1908-Sept. 1918. SWART. H. N. A. Civiel-en mil. Stelsel van actieve beheer<br />
Pacificator van gouverneur. IDENBURG. hoorigheden gepaard met het<br />
Atjèh. A. W. F. aan de pacificatie en het in be<br />
Dec.'09—Maart'16. Atjèh met een duidelijk zicht<br />
VAN LIMBURG<br />
STIRUM.<br />
Mr. J. P. Graaf<br />
Mrt. '16—Mrt. '21.<br />
Sept.'18—<br />
20<br />
VAN SLUWS. Civiel Civiel bestuur, gerugsteund<br />
A. G. H. gouverneur. consolidatie der pacificatie.<br />
i<br />
Focx. Mr. D.<br />
Maart '21—<br />
(1) Naar aanleiding van het uil wijken van T. OEMA naar do B° Lam Beusoë. ,
i di! bostuursinzichten.<br />
Ministers van . Do ten dienste staande middelen.<br />
. , a Kolomen. (behalve de scheepsmacht).<br />
Onderhoorigheden.<br />
Nov. 1905.<br />
Troepenvermindering.<br />
1 veldbat (12de).<br />
Aanwezig -<br />
Ult. 1905 173 off. en 5584 minderen.<br />
„ 1900 177 „ „ 6440 „<br />
„ 1907 176 „ „ 6267<br />
„ 1908 162 „ „ 6120 „<br />
„ 1909 166 „ „ 6294<br />
„ 1910 166 „ „ 6275<br />
„ 1911 161 „ „ 6033<br />
Aanwezig.<br />
1912 2 veldbataljons<br />
14de).<br />
(3de en<br />
A<br />
3 garn. bataljons.<br />
Korps marechaussée (20<br />
off. en 1212 minderen).<br />
CKEMER. J. TH. Totaal 200 off. en<br />
Juli '97—Aug. 1901J 5980 minderen,<br />
i Jan. '97. Tijdelijke slui- „ . ,* -,,',„ Troepenvermindering:<br />
ting (1) van de W. kust<br />
V a n A s c h v a n 1 A n l<br />
P<br />
1 3 1<br />
veldbataljon (14e).<br />
^lan"dSp%» n<br />
- ^ . M r " T K<br />
piong' voor il BnZtZr<br />
A . J .<br />
^S-'<br />
Ult 1912 ^ 5 7 7 8 minderen,<br />
01<br />
-^-'^ „1913 106 „„ 4320 „<br />
I en voor vischvangst. _ ,,>,«« Ti'oopenveriiiindoring:<br />
i BERGANSIUS. Juli 191o y 2 veldbataljon (2 comp.<br />
sching van geheel Atjèh en J. W. ad int.<br />
10 Sopt. '02—<br />
25 Sept. '02.<br />
3e).<br />
IDENBURG.<br />
A. W. F.<br />
Sept. '02—Aug. '05.<br />
ping en zooveel mogelijk<br />
rerovorde gebied. FOCK. Mr. D.<br />
Aug. '05—Febr. '08.<br />
HEEMSKERK.Mr. TH.<br />
ad int.<br />
Febr. '08-Mei '08.<br />
ching van Atjèh en Ondereggen<br />
van de laatste hand IDENBURG.<br />
tuur brengen van geheel A. W. F.<br />
iaar streven naar verzoening. Mei'08—Aug. '09.<br />
I<br />
DE WAAL<br />
MALEFIJT. J. H.<br />
Aug. '09-Aug.'13.<br />
PLEYÏE. Mr. TH. BJ<br />
loor de militaire macht ter Aug.'13—Sept.'18<br />
IDENBURG.<br />
A. W. F.<br />
Sept.'18—Aug. '19.<br />
ïtUYS DE BEEREN-<br />
BROucK.Jhr Mr. CH.<br />
J. M. ad int. |<br />
Aug. '19—Nov. '19.<br />
DE GRAAFF. S.<br />
Nov.'19— I<br />
SI<br />
6
82<br />
BIJLAGE B.<br />
Alphabetische lijst der expeditiën en voornaamste<br />
excursiën.<br />
EXPEDITIËN. Bladz.<br />
naar Daja '98 (Christan) 48<br />
„ Geudong '78 (v. d. Heijden) 21<br />
„ Gigiëng '78 (v. d. Heijden) 20<br />
„ Idi '78 (v. d. Heijden) 20<br />
„ Idi '89 (De Bank Langenhorst, 33<br />
„ Idi '90 (Van Teijn) 34<br />
„ Idi '98 (Van Heutsz) 53<br />
„ Langsa en Manja t Pajét '77 19<br />
„ Lhong '77 {Meijer) 19<br />
,, Lhong '97 44<br />
„ Meulaboh '78 20<br />
„ Meureudoe '77 (v. d. Heijden) 19<br />
„ Pasé '99 (Van Heutsz) 56<br />
„ Peusangan '99 (Van Heutsz) 56<br />
„ Pidië '98 (Van Heutsz) 60<br />
„ Rigaïh '86 (Van Teun) 32<br />
„ Samalanga '77 (v. d. Heijden) 19<br />
„ Samalanga'80 (Schmilau-v. d. Heijden). 24<br />
„ Samalanga 1901 (Van Heutsz) 58<br />
„ Sigli '97 (Van Heutsz) 47<br />
„ Simpang Oelim en Tandjong Seumantoi<br />
'76 17<br />
„ Simpang Oelim '77 19<br />
„ Teunöm '84 (Demmeni) 27<br />
„ de Zuidelijke Nederzettingen '77 19<br />
„ „ „ „ '78 1 20<br />
EXCURSIËN. Bladz<br />
naar Bagoh on Oleh Gadjah (le touht) ] 84<br />
„ Bagoh en Oleh Gadjah (2e tocht) 35<br />
„ Blang Laka 59<br />
>ver de Blang Kala-pas '70 (Engel) 15<br />
naar de Gajolanden 1901 (v. Daalen) 59<br />
„ „ „ 1902 (Schneiiiers) 59<br />
1902 (v. d. Maaten) .. 59<br />
„ „ „ J902 (Colnn) 59<br />
„ „ „ 1902 (Scheepens) 59<br />
„ Gajo-, Alas-en Bataklanden (v Daalen) 61<br />
„ „ „ „ „ (Colijn) 65<br />
„ Lam Tcuba '79 23<br />
„ '97 46<br />
„ Leupoeëng '96 43<br />
'97 45<br />
„ Lhong '96 43<br />
„ Rigaïh '98 (v. d. Dussen) 56<br />
n Seulimeum '79 23<br />
„ '96 43<br />
'97 46<br />
„ Tangsé (le tocht) 64<br />
(2e tocht) I 65<br />
(3e tocht) 67<br />
„ de Westkust (Rigaïh)'98(v.d.Dussen). 56
A.<br />
Aneu' Galong, 21, 22, 37, 38, 42.<br />
B.<br />
Bastiaansz, 1.<br />
Batoo, 41.<br />
BeniSt, 54—55, 57.<br />
Boungga, 54, 57.<br />
Bicker, 1.<br />
Biloej, 40.<br />
Blang Kala, 15.<br />
Blang Laka, 59.<br />
Bloemen Waanders, F. G. van , 29,77.<br />
Boeket (Bt.) Seuboen, 15, 41.<br />
Boeket Trieüng, 15.<br />
Bogaert , C. H., 8, 13.<br />
Both, F., 1.<br />
Brauw, Jhr. Mr. W. M., 75.<br />
Breijer, 40.<br />
c.<br />
Caerden, P. van, 1.<br />
Christan, 48.<br />
Christoffel, 60—62, 67.<br />
Cobltjn, W. A., 20.<br />
Colijn, 56, 59—61, 65.<br />
D.<br />
Daalen, E. C. van, 5, 7.<br />
Daalen, G. C. E. van, 51, 59, 61-05,<br />
67, 80.<br />
Daja, 43-44, 46—48, 56.<br />
Daroj, 15. III Moekims.<br />
Daroj, 41.<br />
Demmemi, H., 21, 29-30, 32, 76.<br />
Deykerhotf, C, 35—36, 40, 78.<br />
Diamantpunt, 26, 36, 47.<br />
Diemont, A. J. E., 16-17, 19, 72.<br />
Diepenheim, 15.<br />
Djanthöë, 47—48, 57.<br />
Djounamprong, 47, 81.<br />
Djerir (Djreuë), 22.<br />
Dompseler, van, 17.<br />
Dussen, van der, 56.<br />
E.<br />
Egter van Wissekerke, 5.<br />
Engel, F. T., 15.<br />
Engelsch —Atjèhsche verdrag, 2.<br />
83<br />
NAAMREGISTER.<br />
BIJLAGE C.<br />
Fransen van der Putte, J. D., 71.<br />
G.<br />
Gajo, 59—61.<br />
Garot, 47, 53-54, 60.<br />
Gerlach, 22-23.<br />
Geudong, 20—21, 56.<br />
Geutjeuë Olejlo, 15.<br />
Gey van Pittius, A. K. W., 21.<br />
Gigiëng, 20.<br />
Glé Batèë iliê
K.<br />
Kaloeöt, 3b'.<br />
Keuchonius, Mr. L. W. Cli., 79.<br />
Keudé Bagoh, 31-35.<br />
Koumala, 23 24, 29, 31—33, 3i3, 53—<br />
55, 65.<br />
Keureutöë (Kerli), 16, 56, 61, 64 , 67.<br />
Koulapang Doea, 16, 39.<br />
Koeala Batèë, 2, 18, 24, 52.<br />
Koeala Gigiëng, 15 — 17.<br />
Koeala Loeë, 18.<br />
Koeala Meureudoe, 2.<br />
Koeta (K.) Ba-' Teuë, 44<br />
Koeta (K.) Goenöngau , 11,<br />
Koeta (K.) Meugat, 7.<br />
Koeta (K.) Meuntröë Garot, 53.<br />
Koeta (K.) Panté Tjeureumèn, U.<br />
Koeta (K.) Pö Amat (K. Pohama),30.<br />
Koeta (K.) Sawang, 57.<br />
Koeta (K.) Toeankoe, 33.<br />
Kohier, J. H. B., 5, 7.<br />
Kong (Pegaseng), 62.<br />
Koopman, 5.<br />
Koster!, 50.<br />
Kroeëng Kalé, 22, 41-42.<br />
Kroeëng Ma', 38.<br />
Kroeëng Baba, 14—15, 41 - 42, 47.<br />
Kroeëng Raja, 14, 17-18, 24, 45,48.<br />
L.<br />
Ladöng, 24, 42.<br />
Lageuën, 56—56.<br />
Laging Tobias, P. F., 27, 29, 74.<br />
Lam (L.) Bada', 18.<br />
Lam (L.) Baro, 15, 22.<br />
Lam (L.) Beusöë, 46, 48.<br />
Lam (L.) Djamèë, 39—40.<br />
Lam (L.) Koenjèt, 40.<br />
Lam (L.) Kra', 37—38, 41.<br />
Lam (L.) Njöng, 17.<br />
Lam (L.) Pageuë (Lampagger) 15 — 16.<br />
Lam (L.) Panaïh (Lampanas) 23.<br />
Lam (L.) Pisang, 39-41.<br />
Lampoïh Oe, 12.<br />
Lam (L.) Soeët, 42.<br />
Lam (L.) Téh, 30, 46.<br />
Lam (L.) Teuba , 22—23, 45 - 46, 48.<br />
Lam (L.) Tjoet, 15.<br />
Langen, K. F. H., 40.<br />
Langga, 52.<br />
Langsa, 19.<br />
Lansberge, Mr. J. W. van, 18, 25, 70.<br />
Lehe, 40.<br />
Lemboe, 10, 15.<br />
Leupoeëng, 41, 43, 45 - 46, 48.<br />
Lho'Igeuëh, 54-55.<br />
Lhong, 19. 43, 46, 48.<br />
Lho' Nga, 43.<br />
Lho' Seumawè, 8, 26, 28, 30, 36<br />
50- 57, 60, 64, 66.<br />
Lho' Trieëng, 56.<br />
Loeëng Bata, 11.<br />
Loenen, van, 57.<br />
Londonsch tractaat, 2.<br />
Loudon , Mr. J., 4, 70.<br />
Lübeck, 22-22.<br />
M.<br />
Maaten, van der, 59, 61.<br />
Manja' Pajét, 19.<br />
Mekern, 15.<br />
Meulaboh, 16, 19, 28, 57.<br />
Meura' sa, 12, 13, 37.<br />
Meureudoe, 19, 56—59.<br />
Meureudoeaté, 7.<br />
Meuseugit (Mt.) Raja, 7, 11, 19, 24.<br />
Meuseugit (Mt.) Toengkob , 22.<br />
Meijer, 15.<br />
Mibö, 15.<br />
Mon Tasië', 21, 37, 41-43.<br />
Moulin , J. J. K. de, 42, 80.<br />
N.<br />
Nanggröë, 56, 58.<br />
Neuheun, 18.<br />
Neve, G. P. de, 9.<br />
Nieuvvenhuijzen, F. N , 4—5.<br />
Nisoro, 26-27.<br />
0.<br />
Oelèë Lheuë, 23, 25—26, 28, 30, 36, 40.<br />
Oelèë Soesoe, 15.<br />
Oleh Gadjah, 34 35.<br />
P.<br />
Padang Tidji, 48, 52-53, 57.<br />
Panga, 27.<br />
Panglima (Pgl) Pölém (•(• 1890), 11,<br />
18, 21-23, 35.<br />
Panglima (Pgl.) Pölém, 41, 43-50,<br />
52, 55-61.<br />
Panglima (Pgl.) Tibang Moehamad, 4.<br />
Panté jKarang. 22.<br />
Pantja, 48.<br />
Pasè, 3, 56-57, 59, 61, 64, 66-57-.<br />
Paté', 16.<br />
Pegu, 47<br />
Pel, J. L. J. H., 13—15, 18, 70.<br />
Péndéng, 62-64.
Peudada, 59.<br />
Peukan Bada', 15, 39, 65, 66.<br />
Peukan Baro , 21, 47.<br />
Peunajong, 10.<br />
Peunjirat, 15.<br />
Peusangan, 24, 56—59.<br />
Pidië, 3,8, 17-18, 43, 45, 47—58,<br />
60, 64-65.<br />
Poelö Raja, 36<br />
Poelö Tjitjem, 53.<br />
Pol, van de, 22.<br />
Pompe van Meerdervoort, 35 36, 78.<br />
Pötjoet di Rambong, 55.<br />
PötjoetNja' Dien, 39.<br />
Pötjoet Tjöt Moerong, 60.<br />
Pruys van der Hoeven , A., 25 ,<br />
27 , 74.<br />
Prjnacker Hordijk, C, 78.<br />
R.<br />
Raad van Achten , 8.<br />
Rafflos, 2.<br />
Rees, O. van, 73, 76.<br />
Reuëng 2<br />
, 43, 46, 48.<br />
Rigaïh (Rigas), 32 , 56.<br />
Ritiëng, 43.<br />
Rooseboom , W., 80.<br />
Roy, de, 1.<br />
s.<br />
Sabang , 36.<br />
Samagani, 43—44.<br />
Samalanga, 18-19, 24, 26, 28, 30,<br />
56, 58—59, 64.<br />
Scharp, 22.<br />
Scheepens, W. B. J. A., 59, 62 ,<br />
66, 68.<br />
Scherer, 26, 28, 30 , 36.<br />
Schmilau , 24.<br />
Schneiders, 59.<br />
Seulimeum, 22-23, 43, 45 53,<br />
55, 57.<br />
Seuneulob (Seuneung), 21, 37, 42.<br />
Siak Sri Indrapoera ,3,8.<br />
Sigli, 20 , 24, 26 , 30 , 45, 47, 50, 52 ,<br />
54-55, 57.<br />
Simpang Oelim, 16 - 17 , 19, 54, 73.<br />
Sjahbandor Moehamad Tibang, 4.<br />
Sluys, A. G. H. van, 68, 80.<br />
Snouck Hurgronje, Dr. O.. 35 — 36,<br />
48, 50.<br />
Sprenger van Eijk , Mr. J. P., 77.<br />
Spruyt, 50.<br />
Stemfoort, J. W., 40, 42, 44, 80.<br />
Stoutjesdijk, 51.<br />
Sultan Ala c<br />
ad-Din Mahmoed Sjah<br />
(1870-1875), 11.<br />
Sultan Ala'-ad-Din Moehamad Sjah<br />
(1823-1830), 11.<br />
85<br />
Sultan Ibrahim Mansoer Sjah, 3.<br />
Sultan Iskandar Moeda, 2.<br />
Sultan Marhoom Meukoeta Alam, 2.<br />
Sumatra-tractaat, 3.<br />
Swart, H. N. A., 67—68, 80.<br />
Swieten, J. van, 3, 9-10, 12—14, 70.<br />
T.<br />
ïamiang, 8, 29.<br />
Tandjong (Tg.) Seumanto 5<br />
, 16—17.<br />
Tangsé, 54-55, 57, 61.<br />
Tapa', 53, 54, 56.<br />
Tapa ' Toean , 28 , 56 , 66 , 68.<br />
Tersteege, 21, 22.<br />
Teukoe (T.) Ajer Alang, 23.<br />
Teukoe (T.) Ali Ba*ét, 47, 52, 01, 65.<br />
Teukoe (T.) Bén Blang Pidië, 58, 68.<br />
Teukoe (T.) Bén Peukan Meureudoe,<br />
52, 55, 57-58, 61, 64.<br />
Toukoo Brahim Paleuëh, 54.<br />
Teukoe (T ) Djoehan Pahlawan ,<br />
36-41.<br />
Teukoe (T.) Geudong, 47, 56, 60.<br />
Teukoe (T.) Lampoïh Oö, 47.<br />
Teukoe (T.) Moeda Ba*ét, 18, 20—22,<br />
43.<br />
Teukoe (T.) Nè* Meura*sa, 37.<br />
Teukoe (T.) Nja'Banta, 37.<br />
Teukoe (T.) Oema(r), 26, 32-33,<br />
36—39 , 41—48 , 52 - 57 , 59.<br />
Teukoe (T.) Paja, 17.<br />
Teukoe (T.) Tjoet Ali Basja, 55.<br />
Teukoe (T.) Tjoet Toengkob, 37, 45,<br />
48 , 52 , 56.<br />
Teungkoe (Tgk.) di Aloeë Keutapang,<br />
58, 64—65.<br />
Teungkoe (Tgk.) di Atjèh. 66.<br />
Teungkoe (Tgk.) di Barat, 58, 60 ,<br />
67-68.<br />
Teungkoe (Tgk.) di Boeket, 58, 68.<br />
Teungkoe )Tgk.) di Gajo, 52—53.<br />
Teungkoe (Tgk.) di Mata Ië, 58, 60.<br />
Teungkoe (Tgk.) Tji* Majet, 58, 68.<br />
Teungkoe (Tgk.) di Paja Bakong,<br />
64 , 67.<br />
Teungkoe (Tgk.) di Reubèö, 58, 68.<br />
Teungkoe (Tgk.) di Tirö, 58, 68.<br />
Teungkoe (Tgk.) di Tirö Tjhèh Saman<br />
(t 1890), 20, 31, 33, 35-36, 68.<br />
.Teungkoe (Tgk.) di Tjöt Plieëng, 47,<br />
52—53, 58, 60, 64.<br />
Teungkoe (Tgk.) di Tjöt Tjitjem ,<br />
64-65.<br />
Teungkoe (Tgk.) Moehamad Amin ,<br />
35.<br />
Teungkoe (Tgk.) Poetröë, 60.<br />
Teungkoe (Tgk.) Tanah Abèe, 39.<br />
Teungkoe (Tgk.)Tapa' , 54, 50.
Teunöm , 27 , 55.<br />
Teyn , H. K. F. van , 32—36 , 78.<br />
Tiban, 10.<br />
Tjankoel Loeë, 10.<br />
Tjöt Goeë, 39-40.<br />
Tjöt Mantjang, 43, 46, 48.<br />
Tjöt Moerong, 54.<br />
Tjöt Kaliëung, 46.<br />
Tjöt Rang, 40.<br />
Toeankoe (T.°«) Abdoel Madjid, 11, 32.<br />
Toeankoe (T.oo) Asem (Hasjim), 11,<br />
20, 28—29, 31, 35.<br />
Toeankoe (T.°«) Hasjim (Asem), 11,<br />
20, 60.<br />
Toeankoe (T. oe<br />
) Hoesin, 11.<br />
Toeankoe (T.°») Moehamat Dawot,<br />
11, 20, 31, 57, 66.<br />
Toeankoe (T.°c) Moehamad Joesoef,<br />
11, 52.<br />
Toeankoe (T.» e<br />
) Radja Keumala, 60.<br />
Toekoe lmand, 27.<br />
86<br />
Toengkob, 22, 37, 41-42, 49, 49<br />
Troeman , 29 , 36.<br />
V.<br />
Verspyck , G. M., 9.<br />
Vetter, A. J., 15 , 40 , 42 , 80.<br />
Vliet, C. P. J. van, 44 , 49 , 80.<br />
w.<br />
Watrin , 62, 63, 65.<br />
Wedden, van der, 57.<br />
Weitzel, A. W. Ph., 77<br />
Wichers , Jhr. H. O., 73.<br />
Wiggers van Kerchem , G. B. T.,<br />
16, 70<br />
Willems, 50, 53-55.<br />
Wljck, Jhr. C. H. A. van der, 78.<br />
Wijck, Jhr. J. C. van der, 54-65, 80.
J a a r<br />
88<br />
EENIGE GEGEYENS BETREFFENDE DE<br />
Verliezen door het Ned. Ind. Leger geleden.<br />
I Gesneu- \ w.o. offl-! r._ m H j w.o. I Hiervan [ w o.<br />
e w o n a<br />
- veld eieren. ! ^ - , officieren, overleden.; officieren.<br />
j I i j ! .<br />
1873 (6) 45 I 8 406 i 23 i<br />
1874 (7)<br />
1875 (3) 32 2 (3116(1) 234(1) 40<br />
1876 77 4 , 9 9 - 9<br />
1877 64 4 I ) 61<br />
1878 44 3 l . \ 88 8<br />
1879 43 1 45 1<br />
1880 31 1 19<br />
1881 ' 3 13<br />
1882 (4) (5) 14 659 29<br />
1883,5)<br />
1885<br />
37 2<br />
8 7 9<br />
j 3123 (1)<br />
I<br />
185(1)<br />
1<br />
» ^<br />
1886<br />
1887<br />
1888<br />
1889 (5)<br />
\ \<br />
1890 (5) 112 1 1026 13<br />
1891 (5) 18 1 99 3<br />
1892 (5) 16 — 131<br />
1893 (2) 11 1 102 12<br />
1894 17 1 146 12<br />
1895 3 - 40 3 5 -<br />
1896 79 6 903 43 74<br />
1897 61 4 380 19 33 2<br />
1898 19 - 268 17 18<br />
1899 33 1 326 27 22<br />
1900 32 2 267 11 24 1<br />
1901 40 1 331 8 20<br />
1902 68 2 449 26 20 3<br />
1903 31 I 1 285 15 15 1<br />
1904 56 1 434 35 40<br />
1905 70 1 248 12 14 1<br />
1906 38 1 197 9 10<br />
1907 18 - 214 9 10 1<br />
1908 19 2 290 10 9<br />
1909 15 214 4 9<br />
1910 7 — 148 4 3 —<br />
1911 8 — 95 4 4 1<br />
1912 2 — 35 2 3 —<br />
1913 — — 16 3 — 1<br />
1914<br />
1915<br />
1916<br />
1917<br />
1918<br />
6 1 28 — 2 —
VERLIEZEN GELEDEN IN DEN ATJÈH-OORLOG.<br />
- j<br />
De door den vyand in onze handen achtergelaten verliezen.<br />
Jaar To,,. ! D To oW d ^ e n „ I Gewon- jGevange-l Vuur- ! w.o. m ,. ,..<br />
89<br />
- j den. j nen | wapens. |achter-laad.j Toehcht.ngen.<br />
1873 (Ij zie over de ver-<br />
1874<br />
iojr.<br />
liezen van 1873—1891<br />
Nieuwenhuljzon. I. M. T.<br />
tena<br />
1 S e i<br />
'<br />
d l<br />
- r<br />
> M a d z<br />
- 20.<br />
lo /o<br />
1877 (2) Zie over de verlg7g<br />
liezen van 1893 t/m 1912<br />
, Q r 7 n<br />
I b y<br />
'<br />
1880<br />
:SQ„<br />
l 8<br />
• °-<br />
Kruisheer, Atjeh 1896<br />
dl. II pg. 103 en Atjèhmonograpliie<br />
van het<br />
Encyclopedisch Bureau,<br />
dl. II, afl. 2, 1917 (ult-<br />
J<br />
gegeven door do Topo-<br />
1883<br />
jgg4<br />
grafische Inrichting te<br />
Weltevreden).<br />
( 3 ) z i e o v e r d e v e r.<br />
18S6 liezen van 1875 t/m 1884<br />
1887<br />
-, OQO<br />
1 ö ö<br />
°<br />
1889<br />
J. J. W. E. Verstege, „Een<br />
beroep op het Nederlandsche<br />
volk in zake het<br />
Atjèh-vraagstuk", bladz.<br />
1890 i8i;<br />
1 8 9 1<br />
(4) Zie voor sterkte<br />
1892<br />
1893<br />
Ned. Ind. Leger vanaf ult.<br />
1882, Jaarcijfers Kolo-<br />
1894 (8)<br />
1895 i5) Zie G. B. Hooijor,<br />
1896 — — 875 323 dl. III, bladz. 326 en 348.<br />
1 8 9 7 4 8 7<br />
! 1 1 0<br />
(6) Verliezen der eerste<br />
1898 — 181 46 expeditie, waarvan 2 off.<br />
1899 612 253 669 200 (24) en 2 mind. gesneuveld en<br />
1900 921 517 830 i 193(2) fe d<br />
«" gewond van<br />
1901<br />
1902<br />
1815<br />
2582<br />
292<br />
391<br />
2881 ! 210 (4)<br />
2465 I 455 (10)
OPGAVE VAN EENIGE WERKEN VOOR MEER<br />
UITGEBREIDE STUDIE.<br />
Börel G. F. W., Onze vestiging in Atjeh. Den Haag 1878.<br />
Bruinsma J. F. D., De verovering van Atjeh's groote Missigit.<br />
Sneek 1899. (Komt ook voor in de verslagen van de<br />
Vereeniging t. b. v. d. Krijgswetenschap, jaargang 1889).<br />
Bruinsma J. F. D., De vermeestering van den Kraton. Krijgswetensch.<br />
1893—1894, bladz. 220.<br />
Damsté H. F., Atjèhsche oorlogspapieren. (Ind. Gids 1912).<br />
Atjèh-historie in Kol. Tijdschrift 1916, afl. 3, 4 en 5.<br />
* Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, Eerste deel, bladz. 68<br />
en vg. 1917.<br />
Heutsz J. B. van, De onderwerping van Atjeh. (Ind. Mil. Tijdschrift,<br />
jaargang 1892—1893).<br />
* Hooyer G. B., De krijgsgeschiedenis van Ned.-Indië. Den Haag<br />
1897, deel III.<br />
Kempees J. C. J., De tocht van Overste van Daalen door de<br />
Gajo-, Alas- en Bataklanden. Amsterdam 1905.<br />
Kielstra E. B., Beschrijving van den Atjeh-oorlog 1873—1881.<br />
Den Haag 1883.<br />
* Klerck E. S. de, De Atjèh-oorlog, Deel I. Het ontstaan van<br />
den oorlog. Den Haag 1912.<br />
Koloniale verslagen over 1873 en volgende jaren.<br />
Korte Atjèh-verslagen in de Javasche Courant.<br />
Koster J. L., Het beslissende moment voor den uitslag der lste<br />
Atjeh-Expeditie. Krijgswetenschap, 1895—1896, blz. 319.<br />
* Kreemer J., Atjèh. Leiden 1922.<br />
Kruisheer A., Atjèh 1896. Weltevreden 1913.<br />
Laging Tobias P. F., Het Herstel van het Sultanaat in Atjeh.<br />
Indische Gids 1886, bladz. 1722.<br />
Laging Tobias P. F., Phrasen en feiten, brochure 1886.
91<br />
Meijer H. F., Atjeh van 26 December 1875 tot 4 September 1876.<br />
Breda 1883.<br />
Militaire Spectator. De jaargangen vanaf 1873.<br />
Indisch Mil. Tijdschrift. Idem.<br />
* Nieuwenhuijzen W. C, De politiek van den oorlog in Atjeh. (Ind.<br />
Mil. Tijdschrift, jaargang 1897.)<br />
Officieele Bescheiden betreffende het ontstaan van den oorlog legen<br />
Atjeh in 1873. Van Regeeringswege uitgegeven ter Algemeene<br />
Landsdrukkerij in 1881.<br />
Rapport der Commissie, benoemd bij Besluit van den Gouverneur-<br />
Generaal van Ned.-Indië van den 18den Mei 1873, N°. 1,<br />
tot het instellen van een omstandig onderzoek met opzigt<br />
tot hel geheele beloop der, krachtens het Besluit van den<br />
14den Maart 1873 L a<br />
V. Geh., ondernomen expeditie tegen<br />
het Rijk van Atjeh, van de uitrusting af tot de wederinscheping<br />
der troepen. (Bekend als Enquête-rapport).<br />
Batavia. Landsdrukkerij 1874.<br />
Rochemont J. I. de, Onze oorlog met Atsjin. Den Haag 1877.<br />
Scherei G. A., Hoe moet Atjeh gepacificeerd worden? Verslagen<br />
der algemeene vergaderingen van het Ind. Genootschap,<br />
1891—1892, bladz. 1.<br />
Snouck Hurgronje Dr. C., De Atjèhers. Batavia en Leiden.<br />
1893—1894.<br />
Swieten J. van, De waarheid over onze vestiging in Atjeh. Zalt-<br />
Bommel 1879.<br />
Swieten J. van, De Luit.-Generaal van Swieten contra den Luit.-<br />
Generaal Verspijck. Zalt-Bommel 1880.<br />
Verspijck G. M., Generaal van Swieten en de waarheid. Den<br />
Haag 1880.<br />
Verstege J. J. W. E., Een beroep op hei Nederlandsche Volk in<br />
zake het Atjeh-vraagstuk. Amsterdam 1886.<br />
Winckel L. F. A., De militaire loopbaan van den Luitenant-<br />
Generaal Karei van der Heijden. Utrecht, z. j. (is van 1896).<br />
* Bevat uitgebreide opgave van de voornaamste Atjèh-literatuur.
Verbeteringen en aanvullingen.<br />
Blz. 2, regel 2 v. b.: MAEHOEM MEUKOETA ALAM, lees:<br />
ISKANDAR MOEDA (zijn posthume naam is MARHOEM MEUKOETA<br />
ALAM).<br />
Blz. 2, regel 10 v. o.: 1833, lees: 1831.<br />
„ „ noot: 1918, lees 1819.<br />
„ 4, regel 12 v. o. en 4 v. o.: Regeeringscommissaris, lees:<br />
Gou vernements- Com missaris.<br />
Blz. 5, regel 2 v. b. en 7 v. b.: Regeeringscommissaris, lees:<br />
Gouvernements-Commissaris.<br />
Blz. 7, regel 7 v. b.: kpg., lees: gpg.<br />
„ „ regel 14 v. b., 22 v. b. en 25 v. b.: Regeeringscommissaris.<br />
lees: Gouvernements-Commissaris.<br />
Blz. 8, de regels 14 tot en met 1 v. o. en<br />
„ 9, de regels 1 tot en met 14 v. b. te lezen:<br />
voor den civielen Regeerings-commissaris en militairen Opper<br />
bevelhebber).<br />
Art. 2. Wanneer de Sultan van Atjeh voor de kracht onzer<br />
wapenen zwicht en zich onderwerpt, gaat de regeerings-commissaris<br />
en opperbevelhebber met Hein, krachtens machtigingen<br />
onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-Generaal,<br />
eene overeenkomst aan op de grondslagen van het contract,<br />
op 21 Februari 1858 gesloten met het rijk van Siak Srie Indrapoera<br />
en onderhoorigheden.<br />
In 't bijzonder moet worden gestreefd naar eene duurzame<br />
verzekering van den invloed en het oppergezag van Nederland,<br />
naar eene goed geregelde en door schriftelijke verklaringen van<br />
de betrokkenen zoo zuiver mogelijk afgebakende verhouding van<br />
don Sultan tot zijne onderhoorigheden, naar waarb<strong>org</strong>en tegen<br />
knevelarij in 't algemeen, naar recht en gelegenheid tot vesti-
93<br />
ging en bezetting, met beding van afstand van den eventueel<br />
voor etablissementen benoodigden grond, tot het oprichten van<br />
versterkingen en het plaatsen van ambtenaren, gedekt door<br />
eene voldoende macht, en voorts naar al wat de behoorlijke<br />
uitvoering van de gemaakte regeling volkomen kan verzekeren.<br />
Deze overeenkomst wordt, na door den regeerings-commissaris<br />
en opperbevelhebber en door den Vorst onderteekend en<br />
bezegeld te zijn, in triplo aan den Gouverneur-Generaal ingediend.<br />
Art. 3. Wanneer, niettegenstaande den zegepraal onzer<br />
wapenen, de Sultan volstrekt ongeneigd blijft tot het sluiten<br />
van de door de Eegecring gewenschte overeenkomst, verklaart<br />
de regeerings-commissaris hem vervallen van zijne waardigheid<br />
en stelt hu', na raadpleging der volksinstellingen, een anderen<br />
Sultan aan, of voorziet hij in het bestuur van het rijk op zoodanige<br />
wijze, als, in verband met de voorschriften van het<br />
opperbestuur, door de omstandigheden noodig zal worden geacht.<br />
Blz. 9, regel 16 v. b.: militair opperbevelhebber tevens civiel<br />
Regeerings-commissaris, lees: regeerings-commissaris en opperbevelhebber.<br />
Blz. 9, noot: er een, lees: de infanterie der le Brigade.<br />
„ 10, regel 9 v. o.: bij Pedropunt ten Westen, lees ten<br />
Westen en Zuidwesten.<br />
Blz. 11, regel 22 v. o.: MOEHAMMAD, lees: MOEHAMAD.<br />
„ „ „ „ „ „ (1824—1S38), lees: (1823—1836).<br />
„ 13, „ 14 v. b.: achter het woord „kolonel" bij te<br />
voegen: J. L. J. H.<br />
Blz. 14, regel 18 en 25 v. b.: kuststreek, lees: kuststrook.<br />
„ „ „ 5 v. o.: achter het woord „Moekims" een teeken<br />
(1) plaatsen en aan den voet der bladzijde als noot opnemen:<br />
(1) Voor het. gebied ten 0. van de Atjeh-rivier bepaalde Art 1 der Instructie:<br />
a. zuivering van vijanden, aan te vangen met de K' Gigiëng;<br />
b. het in bezit nemen van K' Loeö en vervolgens van Kroeëng Raja, dat<br />
voorloopig de uiterste post aan de zee ten Oosten moet blijven.<br />
Blz. 16, regel 10 v. b.: achter het woord „Generaal" bijvoegen:<br />
G. B. T.<br />
Blz. 16, „ 9 v. b.: Gouverneur, lees: Generaal.<br />
„ 16, „ 12 v. o.: voor, lees: vóór.<br />
„ 17, „ 15 en 16 v. b.: van Pidië in de richting der<br />
XII en XXVI Moekims, lees: tusschen de Federatie der XII<br />
Moekims van Pidië en de XXVI Moekims van Groot-Atjèh.
94<br />
Blz. 17, regel 19 v. b.: achter het woord „Simpang Oelim"<br />
bijvoegen: en Tandjong Seumanto c<br />
.<br />
Blz. 17, regel 9 v. o.: TOEKOE, lees TEUKOE.<br />
„ 18, „ 16 v. o.: XII, lees XXII.<br />
„ 18, „ 12 v. o.: LANSBERGEN, lees: LANSBERGE.<br />
„ 20, „ 14 v. b.: TB, lees: Ts k<br />
.<br />
'„ 21, „ 1 v. o.: TOEKOE, lees: TEUKOE.<br />
„ 22, „ 5 v. b.: 1878, lees: 1879.<br />
22, „ 9 v. b.: der, lees: de.<br />
„ 22, „ 16 en 12 v. o.: Gliëng, lees: Glé Jeuëng.<br />
22, „ 6 v. o.: Karang, lees: Karéng.<br />
„ 22, „ 4 v. o.: Kale, lees: Kalè.<br />
23, „ 5 v. b.! voor het woord „Seulimeum" in margine<br />
bij te voegen: 16 Augustus.<br />
Blz. 23, regel 5 v. b.: staat tweemaal het woord TOEKOE ,<br />
lees: TEUKOE.<br />
Blz. 24, regel 1 v. b.: achter het woord „Djanka" bij te<br />
voegen: (Peusangan).<br />
Blz. 24, regel 5 v. b.: achter het woor „Juli" bij te voegen:<br />
1878.<br />
Blz. 24, regel 9 v. b.: voor het woord „Tuchtiging" in margine<br />
bij te voegen: 14 Juli 1879.<br />
Blz. 24. regel 19 v. o.: toegezegde, lees: toegezegden.<br />
„ 26, in de noot, staat XXII, lees: XXV.<br />
„ 28, noot: HEUTZ, lees: HEUTSZ.<br />
„ 29, regel 7 v. b.: HASJIMS, lees: HASJIM'S.<br />
„ 29, „ 11 v. o.: Nov., lees: 13 Sept.<br />
„ 29, „ 10 v. o.: Bestuur, lees: bestuur.<br />
„ 30, „ 5 v. b.: Bestuur, lees: bestuur.<br />
„ 30, noot (2) achter „1884" bij te voegen:<br />
(Deze proclamatie is te vinden in I. II. T. 1888 blz. 504, en daar gedateerd<br />
19 Aug. 1884).<br />
Blz. 32, regel 15 v, o.: DEMMENIE, lees: DEMMENI.<br />
„ 32, „ 13 v. o.: Bestuur, lees: bestuur.<br />
„ 33, „ 21 v. o.: tusschen de woorden „Atjèh" en<br />
„oorlog" een verbindingsteeken plaatsen.<br />
Blz. 34, regel 16 v. b.: HEUTZ, lees: HEUTSZ.<br />
„ 34, .. 16 v. o.: Pedawa, lees: Peudawa.<br />
„ 35, „ 16 v. o.: Bestuur, lees: bestuur.<br />
„ 35, „ 3 v. o.: DEIJCKERHOPP , lees: DEYKERHOFP.<br />
„ 36, „ 2 v. b.: achter het woord „TEUNGKOE" bij te<br />
voegen het woord: DI.
95<br />
Blz. 36, regel 9 v. b.: Bestuur en Deijckerhoff, lees: bestuur<br />
en Deykerhoff.<br />
Blz. 36, regel 12 v. o.: Kaloet, lees: Kaloeët.<br />
„ 36, „ 10 v. o.: DEIJCKERHOFF, lees: DEYKERHOFF.<br />
„ 87, „ 14 en 15 v. b.: doorslaan: v/m „30 October"<br />
t/m „worden" en bijvoegen:<br />
in de eerste helft van November maakte T. DJOEHAN , veelal<br />
gesteund door geschutvuur van onze posten en eene sectie<br />
berg-artillerie, zich meester van tal van vijandelijke bentings<br />
in de XXVI Moekims; daarna wendde hij zich tegen de XXII<br />
Moekims, en wel in de eerste plaats de VII Moekims Ba«ét,<br />
waar (op 1 December) Aneu s<br />
Galong in zijne handen viel; begin<br />
'94 werden<br />
Blz. 39, regel 18 v. o.: Toekoe, lees: Teukoe.<br />
„ 39, noot: VII, lees VI.<br />
„ 40, regel 7 v. b.: bewind, lees: bestuur.<br />
„ 40, „ 11 v. b.: DEIJCKERHOFF, lees: DEYKERHOFF.<br />
„ 40, „ 12 v. b.: infanterie, lees: Infanterie.<br />
„ 40, „ 13 v. b.: majoor van den generalen staf, lees:<br />
Majoor van den Generalen Staf.<br />
Blz. 40, regel 14 v. b.: resident, lees: Resident.<br />
„ 40, „ 15 v. b.: kolonel, lees: Kolonel.<br />
„ 40, „ 16 v. b.: Legercommandant, lees: Regeeringscommissaris.<br />
Blz. 40, regel 19 v. o.: Lege, lees: Lehe.<br />
„ 41, „ 12 v. o.; achter het woord „Oema" bij te voegen:<br />
in de VI Moekims.<br />
Blz. 42, regel 2 v. b.: doen vervallen de woorden: door de<br />
IX Moekims<br />
Blz. 42, regel 15 en 17 v. b.: HEUTZ, lees: HEUTSZ.<br />
„ 42, „ 19 v. b.: Rabat en Sibrèh, lees: Rahat en Sibrèë.<br />
„ 43, „ 1 v. b.: doen vervallen: IV en VI.<br />
„ 43, „ 10 v. b.: kampongs, lees: gampongs.<br />
„ 43, „ 18 en 19 v. o.: laten vervallen: (het uiterste<br />
• punt der Atjèh-vallei).<br />
Blz. 43, regel 4 v. o.: de woorden „in te voeren" doen vervangen<br />
door: sedert 1893 bestaande.<br />
Blz. 44, regel 6 v. b.: Bestuur, lees: Het bestuur.<br />
„ 44, „ 16 v. o.: HEUTZ, lees: HEUTSZ.<br />
„ 46, bovenaan: 1897—1898, lees: 1897.<br />
„ 47, regel 1 v. b.: Djinampangan en Kg. Raja, lees:<br />
Kroeëng Raja en het landschap Djeunamprong.
96<br />
Blz. 47, regel 3 v. b.: Mei, lees: Mei 1897.<br />
„ 47, „ 16 v. b.: 5—17 Aug. en Heutz, lees: 5—17<br />
Aug. 1897 en Heutsz.<br />
Blz. 47, regel 20 v. I).: HEUTZ, lees: HEUTSZ.<br />
„ 47, „ 17 v. o.: (margine) toe te voegen: 1897.<br />
„ 47, „ 15 v. o.: T.joemboh, lees: Tjoembo*.<br />
„ 47, „ 7 v. o.: (margine) 1899, lees: 1898.<br />
„ 48, bovenaan, 1899, lees: 1898.