Culemborg, 8 juni 2008 Tekst: Matteüs 9: 9-13 ... - Henri Veldhuis
Culemborg, 8 juni 2008 Tekst: Matteüs 9: 9-13 ... - Henri Veldhuis
Culemborg, 8 juni 2008 Tekst: Matteüs 9: 9-13 ... - Henri Veldhuis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Culemborg</strong>, 8 <strong>juni</strong> <strong>2008</strong><br />
<strong>Tekst</strong>: <strong>Matteüs</strong> 9: 9-<strong>13</strong><br />
Thema: ‘Barmhartigheid wil ik’<br />
Predikant: ds. H. <strong>Veldhuis</strong><br />
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,<br />
Zo nu en dan hebben we in kerkenraad een uur van gezamenlijke bezinning over een belangrijk<br />
thema. Afgelopen woensdag ging het over de vraag of wij óók van die consumenten zijn die<br />
steeds maar méér willen, die niet alleen geloven in God maar ook in onbegrensde economische<br />
groei en welvaart, - méér luxe, méér overdadige vakanties en meer vliegreizen, zonder lang stil<br />
te staan bij de prijs die we daarvoor betalen.<br />
Al gauw denk je aan het verhaal van de rijke jongeling. Een rijke jonge man komt met zijn<br />
verlangen naar een echt en authentiek ‘eeuwig’ leven bij Jezus: “Meester, wat moet ik doen?” En<br />
Jezus antwoordt: “Verkoop alles wat je heb, deel uit aan de armen en volg mij.” Een verhaal waar<br />
we eigenlijk niet mee uit de voeten kunnen, zo bleek ook wel in de kerkenraad.<br />
<strong>Matteüs</strong>, de tollenaar uit de tekst van deze morgen, is ook iemand die veel geld verzamelt, en<br />
steeds meer wil. In Marcus en Lucas wordt hij Levi genoemd, in deze tekst <strong>Matteüs</strong>, misschien<br />
omdat de schrijver van het <strong>Matteüs</strong>-evangelie zich herkent in deze tollenaar, - alsof hij zeggen<br />
wil: “Ik was ook zo iemand die gevangen was door het geld, eerlijk of oneerlijk verdiend. Ik was<br />
ook zo iemand die zijn onvrede en schuldgevoel wegstopte, totdat Jezus voorbij kwam. - Ik ben<br />
nú ook zo iemand die geroepen is, die zomaar is meegegaan, ongelofelijk . . . De rijke jongeling<br />
kon het niet, ik wel, een wonder, niet omdat ik zo goed ben, maar omdat Hij zo goed is.”<br />
Hoe het kan, Jezus zag hem, riep hem en <strong>Matteüs</strong> volgde. Er zal wel een proces aan vooraf zijn<br />
gegaan. En er is ook wel verschil tussen die rijke jongeling en de tollenaar. Die rijke jonge man<br />
was een gerespecteerd burger die op een normale manier aan z’n geld gekomen was. Maar die<br />
tollenaar collaboreerde met de Romeinse bezetter, een belastingambtenaar die zijn medeburgers<br />
zo afperste dat hij een flink deel in eigen zak kon steken. <strong>Matteüs</strong> had vast een diep schuldgevoel,<br />
en voelde natuurlijk ook de minachting van zijn volksgenoten. Met zo’n slecht geweten heb je<br />
natuurlijk meer reden om je te bekeren dan die rijke jongeling.<br />
<strong>Matteüs</strong> was gewoon slecht, en al helemaal in de ogen van de Farizeeën en schriftgeleerden, die<br />
zagen dat <strong>Matteüs</strong> verkeerde in kringen die geen boodschap hadden aan God en zijn gebod, en<br />
al helemaal niet aan de uitleg die de joodse wetgeleerden daaraan gaven.<br />
De schriftgeleerden en Farizeeën vinden het dan ook onbegrijpelijk dat Jezus zomaar bij <strong>Matteüs</strong><br />
gaat eten, bij Holleeder en zijn maten, met al die dubieuze vrienden van <strong>Matteüs</strong> aan één tafel.<br />
In die tijd betekende het delen van de maaltijd een vergaande vorm van gemeenschap, bijna net<br />
zo ver als bij ons het avondmaal in de kerk.<br />
Akkoord, het is mooi dat iemand als <strong>Matteüs</strong> zich bekeert, al moet je natuurlijk nog wel<br />
afwachten of hij zich echt weet los te maken van zijn milieu. Maar om met hem mee te gaan naar<br />
dat milieu en daar vrolijk gaan eten zoals Jezus nu doet. Stel je voor dat iemand van de Hells<br />
Angels zich bekeert, dan ga je toch niet zomaar naar de vastgoed-feesten van Amsterdamse<br />
onderwereld?
Voor de Farizeeën en schriftgeleerden is Jezus al afgeschreven, geen redden meer aan. Maar ze<br />
uiten hun ongenoegen wel tegenover de leerlingen: “Gaan jullie daarin mee? Blijf je zo’n<br />
dwaalleraar volgen die gemeengoed maakt met de onderwereld, waar ze alleen maar uit zijn op<br />
geld en vrouwen? Jezus is afgeschreven, maar misschien dat je zijn leerlingen nog van Hem kunt<br />
losmaken en op andere gedachten kunt brengen.<br />
Jezus hoort het wel, al dat gepraat over Hem. Hij voelt het wel, onze argwaan en weerstand, onze<br />
ergernis over zijn levensstijl en contacten. Hij onderbreekt ons geroddel, haalt ons uit de<br />
vrijblijvendheid van irritatie op afstand en confronteert ons rechtstreeks, van aangezicht tot<br />
aangezicht. En dan geeft Hij een korte reactie die alles zegt: alles over wat Hem beweegt om te<br />
eten in onze onderwereld, alles over zijn motieven om de rijke jongeling of <strong>Matteüs</strong> - en<br />
misschien ook ons - zo radicaal te roepen. Dat alles zegt Jezus met één woord uit de Schrift, een<br />
citaat uit Hosea: “Barmhartigheid wil ik, geen offers” (Hosea 6:6).<br />
Natuurlijk wil Jezus dat alle tollenaars en andere criminelen zich bekeren van hun slechte leven,<br />
en dat vraagt offers, en dat wij allemaal zullen leven naar Gods geboden. Natuurlijk wil Jezus net<br />
zoals de Farizeeën en schriftgeleerden dat wij Gods Thora nemen als leidraad voor ons leven.<br />
Maar dan níet om ons zelf te rechtvaardigen tegenover God, níet om zelfingenomen neer te kijken<br />
op corrupte belastingambtenaren, vastgoedcriminelen, belastingontduikers, zichzelf verrijkende<br />
directeuren, of - aan de andere kant van de samenleving - neer te kijken op jonge Marokkaanse<br />
criminelen in oude stadswijken, buitenlandse illegalen en profiteurs, uitkeringstrekkers die niet<br />
willen werken, etc. - of zelfingenomen neer te zien op medeburgers die drie keer per jaar op<br />
vakantie gaan, natuurlijk met lange vliegreizen, zonder oog voor het milieu, consumenten met<br />
twee auto’s, met twee kinderen die altijd merkkleding dragen en op paardrijden zitten.<br />
Nee, zegt Jezus, ik ben níet gekomen voor christenen die zich zichzelf nogal goed en rechtvaardig<br />
vinden tegenover al die anderen. Want jij mag dan wel denken dat je heel wat offers brengt voor<br />
een groene levensstijl met veel aandacht voor het milieu en de derde wereld, - maar ik ben niet<br />
voor groene ego’s gekomen die zo blij zijn met zichzelf. Want zoals Hosea zegt: “Barmhartigheid<br />
wil ik, en geen offers.”<br />
Moet <strong>Matteüs</strong> dan geen grote offers brengen door zijn tolhuis in de steek te laten? Zeker wel,<br />
maar Jezus vraagt niet om zo’n offer als een prestatie waarmee wij goede sier kunnen maken<br />
tegenover God en de mensen. Jezus roept <strong>Matteüs</strong> en ook de rijke jongeling níet om hoge, te hoge<br />
eisen te stellen, maar uit mededogen, uit barmhartigheid. Barmhartigheid, dat is de diepste<br />
beweegreden waaruit wij alles wat Jezus zegt en doet, hoe veeleisend het soms ook lijkt, moeten<br />
verstaan. Jezus is met ontferming bewogen over ons, wie we ook zijn, crimineel of fatsoenlijk.<br />
Dát heeft <strong>Matteüs</strong> gevoeld, misschien al in eerdere ervaringen met Jezus, op afstand. Hij voelde<br />
dat zijn onrust, zijn gewetensnood en minderwaardigheidsbesef, dat héél zijn innerlijke nood<br />
werd gezien door Jezus met ogen van liefde en ontferming. Dáárdoor werd zijn onrust alleen maar<br />
groter, werd zijn verlangen gewekt, zoals ook het verlangen van de rijke jongeling was gewekt.<br />
De rijke jongeling was geen crimineel, maar een fatsoenlijke jongen, - en toch leefde hij met<br />
onvrede, voelde hij de leegheid van zijn hart. Onrust en verlangen die zo sterk werden dat hij naar<br />
Jezus ging: “Heer, wat moet ik doen?”<br />
2
Het is waar, Jezus is radicaal en vraagt misschien wel grote offers van ons, net zoals bij <strong>Matteüs</strong><br />
of de rijke jongeling. Maar Jezus heeft maar één beweegreden, die ligt in het hart van God zelf:<br />
Hij is met ontferming over ons bewogen. Hij ziet onze geestelijke armoede, ons gevangen zijn<br />
in zonde of welvaart. Hij ziet ons lijden aan een slecht geweten, Hij ziet ons diepe verlangen naar<br />
ècht leven, naar liefde en vriendschap, - Hij ziet ons verlangen naar God zelf.<br />
En daarom wil God ons helpen en genezen, daarom wordt hij mens als Jezus, spreekt Hij ons aan<br />
met grote ontferming. En juist omdat Jezus ons diepste verlangen zó goed begrijpt, durft Hij ons<br />
zoiets te vragen: “Sta op en volg mij.” “Verkoop alles wat je hebt, deel uit aan de armen, en volg<br />
mij.”<br />
Radicale roeping van <strong>Matteüs</strong>, omdat Hij <strong>Matteüs</strong> liefheeft; een radicaal antwoord aan de rijke<br />
jongeling omdat Jezus hem zo liefheeft. Dan is de roeping van de één nog niet dezelfde als die<br />
van de ander. Jezus’ roeping van de rijke jongeling hoeft niet dezelfde te zijn als die van ons, -<br />
al moeten we zo’n roeping voor onszelf niet op voorhand uitsluiten. Dat deed Franciscus ook niet.<br />
Dus hoeft onze discussie in de kerkenraad niet vroegtijdig vast te lopen in de vraag of wij ook<br />
alles moeten verkopen. Maar de vraag is wèl of u, jij en ik het aandurven om Jezus zó dichtbij<br />
laten te komen, zijn radicale barmhartigheid zó toe te laten in ons leven.<br />
Durven wij in de kerkenraad, thuis of bij vrienden eerlijk te vertellen wat onze innerlijke onvrede<br />
is, onze worsteling met welvaart, fout gedrag, oneerlijkheid, egoïsme, ons slechte geweten, ons<br />
onvermogen eenvoudig te genieten, onze geestelijke armoede, - ons diepere verlangen naar èchte<br />
liefde en vriendschap in plaats van al die schone schijn van nietszeggende feestjes?<br />
Jezus is radicaal, en dat moeten we voluit laten staan, maar de bron van die radicaliteit is zijn<br />
eindeloze ontferming voor de nood van ons hart. Van daaruit hoopt Hij ons te zoeken en te<br />
vinden, - ons vinden op het punt waar wij zijn barmhartigheid durven toelaten in ons eigen leven,<br />
zodat ook voor ons het moment kan komen dat Jezus ons een eigen roeping geeft, - een roeping<br />
die past bij de nood en kansen van mijn leven, bij de schuld en verlangens van mijn hart, bij de<br />
capaciteiten en beperkingen van mijn persoon.<br />
Die roeping kan betekenen dat ik offers moet brengen, van alles moet loslaten. Maar wij hoeven<br />
ons niet vooraf laten afschrikken door die mogelijke offers. Jezus vraagt ons alleen maar ons hart<br />
te openen voor zijn liefde en barmhartigheid, zodat we hetzelfde risico lopen als <strong>Matteüs</strong>: dat we<br />
liefde ervaren, aanvaarding en vergeving: eindelijk iemand die door mijn harde buitenkant<br />
heenkijkt en mij liefheeft. Eindelijk iemand die mij, zo’n tollenaar, niet minacht maar vèrder kijkt<br />
en mij liefheeft, onvoorwaardelijk zelfs.<br />
Laten wij Christus toe in die radicaliteit van zijn barmhartigheid? - dat is de vraag. En omgekeerd:<br />
Zijn wij zèlf ook barmhartig als wij van anderen vinden dat die stevig moeten worden<br />
aangepakt: jeugdige criminelen, immigranten, zichzelf verrijkende directeuren, junkies,<br />
gemakzuchtige kerkleden? Kunnen we anderen krachtig aanspreken vanuit barmhartigheid,<br />
barmhartigheid die heel wat anders is dan soft gepraat of slap gedogen?<br />
Kunnen we elkaar aanspreken, heel streng misschien wel, vanuit een hart dat verder kijkt dan de<br />
harde buitenkant van sommige ontspoorde jongeren of sommige rijke zakenmensen? Kunnen we<br />
leiding geven en tegelijk raken aan iemands hart? - aan zijn of haar persoonlijke nood en ook zijn<br />
persoonlijke verlangens? Hoe stevig en streng we voor elkaar soms ook moeten zijn, onze harde<br />
wereld en samenleving zal alleen echt veranderen als we elkaars harten weten te raken uit<br />
barmhartigheid. Zonder liefde en mededogen geen wezenlijke verandering.<br />
3
Wetten en regels handhaven met koude harten verwarmt geen mens of wereld. Een wereld vol<br />
kwaad en geweld veranderen door alleen maar gebod en veroordeling, zoals de Farizeeën en<br />
schriftgeleerden dat proberen, zal nooit lukken. De wereld en wij zelf zullen alleen veranderen<br />
door barmhartigheid, door liefde en vergeving van God, door mededogen voor elkaar. Alleen door<br />
de grondeloze ervaring van zulk mededogen vond <strong>Matteüs</strong> de unieke kans om te breken met zijn<br />
tollenaarsleven. Alleen uit verlangen naar zulke liefde durfde de rijke jongeling het te vragen:<br />
“Meester, wat moet ik doen?”<br />
Bij die vraag mag ons gesprek in de kerkenraad of waar dan ook stil worden, als we in het licht<br />
komen staan van Gods ontferming en dan durven vragen: “Heer, ik ben zó ontroerd door uw<br />
barmhartigheid, - mijn verlangen naar uw vrijheid is zo sterk geworden, wat zal ik doen?”<br />
Daarvoor zijn we kerkenraad en gemeente, om elkaar te helpen bij díe vraag te komen, “Heer, wat<br />
zal ik doen?”<br />
En precies op dat punt laten we elkaar dan ook in onze waarde en vrijheid, want ieder krijgt zijn<br />
eìgen unieke antwoord, vroeger of later, voor zijn eigen hart en levensstijl. Daar mogen we elkaar<br />
wel op bevragen, dat is ook heel goed, - maar alleen uit het besef dat ieder van God zijn eigen<br />
roeping krijgt, een eigen weg met God waar jij van af moet blijven. Op dat punt kunnen we elkaar<br />
ook weer vrijlaten en toevertrouwen aan God. Zoals Jezus die rijke jongeling weer los kon laten,<br />
totdat er misschien weer zo’n moment zou komen (want God kan wachten): “Meester, hier ben<br />
ik tòch weer, want buiten uw barmhartigheid kan ik niet leven. Wat moet ik toch doen?”<br />
Welk antwoord Jezus dan ook geeft, aan die ander, aan jou of mij, - het zal radicaal zijn en<br />
vèrstrekkend, want het is de roeping van zijn onvoorwaardelijke barmhartigheid.<br />
Amen<br />
4
Gebed van de zondag<br />
Christus, onze Heer,<br />
Wat hebben we gedaan of nagelaten<br />
in de afgelopen week?<br />
Was het goed of niet,<br />
hadden we anders gekund of gemoeten?<br />
Hoe kunnen we verder,<br />
in de komende week?<br />
Wat zouden we moeten doen?<br />
Met al die vragen komen we in deze kerkdienst,<br />
om ze te stellen in het licht<br />
van uw barmhartigheid.<br />
In dat licht zien we pas goed<br />
hoeveel er was in de afgelopen week<br />
waarvoor we dankbaar kunnen zijn.<br />
Misschien zien we ook wat er niet goed was<br />
en wat vraagt om uw vergeving.<br />
God, wat zullen wij doen<br />
in de komende week?<br />
Die vraag maken wij tot een vraag aan U,<br />
in uw ontferming over ons,<br />
want anders wordt die vraag ons te zwaar,<br />
te veeleisend om nog te durven stellen.<br />
Goede God,<br />
spreek een woord dat richting geeft<br />
aan de weg van ieder van ons,<br />
vandaag en alle dagen.<br />
Amen