Ventilatie niet-residentieel - KLIMACOMFORT
Ventilatie niet-residentieel - KLIMACOMFORT
Ventilatie niet-residentieel - KLIMACOMFORT
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
VEA<br />
<strong>Ventilatie</strong>document:<br />
NIET - RESIDENTIEEL<br />
januari 2009<br />
1
1<br />
2<br />
3<br />
3.1<br />
3.2<br />
3.3<br />
3.4<br />
3.5<br />
3.6<br />
4<br />
4.1<br />
4.2<br />
5<br />
5.1<br />
5.2<br />
5.3<br />
5.4<br />
5.5<br />
6<br />
6.1<br />
6.2<br />
6.3<br />
6.4<br />
6.5<br />
6.6<br />
6.7<br />
6.8<br />
6.9<br />
7<br />
7.1<br />
7.2<br />
8<br />
8.1<br />
8.2<br />
8.3<br />
8.4<br />
9<br />
9.1<br />
9.2<br />
10<br />
10.1<br />
10.2<br />
VEA<br />
Inhoud<br />
Vooraf<br />
Terminologie<br />
Wat is een eis, een aanbeveling, een advies?<br />
<strong>Ventilatie</strong>componenten: eisen bij <strong>niet</strong>-residentiële gebouwen<br />
Welke eisen worden er gesteld aan een regelbare toevoeropening (RTO)?<br />
Welke eisen worden er gesteld aan een regelbare afvoeropening (RAO)?<br />
Welke eisen worden er gesteld aan een doorstroomopening (DO)?<br />
Welke eisen worden er gesteld aan een ventilator?<br />
Welke eisen worden er gesteld aan een warmteterugwinapparaat?<br />
Welke eisen worden er gesteld aan natuurlijke afvoerkanalen?<br />
Hygiënische ventilatie - <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong><br />
Basis<br />
Welke normen en documenten worden gehanteerd voor het bepalen van de <strong>niet</strong>-residentiële<br />
ventilatievoorzieningen?<br />
Hoe worden ventilatiesystemen van een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw gedimensioneerd?<br />
Type ruimten<br />
Hoe bepaalt men het ruimtetype?<br />
Wanneer wordt een ruimte beschouwd als een overige ruimte?<br />
Hoe moet een liftkoker geventileerd worden?<br />
Moeten leidingschachten geventileerd worden?<br />
Moet een tochtsas geventileerd worden?<br />
Debiet<br />
Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet bij <strong>niet</strong>-residentiële gebouwen berekend?<br />
Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet berekend van een 'ruimte bestemd voor menselijke bezetting' van<br />
een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw?<br />
Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet berekend van een 'ruimte <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting'<br />
van een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw?<br />
Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet berekend van een 'speciale ruimte' van een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong><br />
gebouw?<br />
Wat gebeurt er als de ontwerpbezetting <strong>niet</strong> overeenstemt met de 'minimumbezetting'?<br />
Kan voor een ruimte met een groot volume een aangepast minimaal geëist ontwerpdebiet berekend worden?<br />
Kan voor een grote ruimte met een kleine bezetting een aangepast minimaal geëist ontwerpdebiet berekend<br />
worden?<br />
Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet bepaald van een kleine ruimte met een hoge bezetting?<br />
Zijn de eisen van het ARAB nog van toepassing?<br />
Luchtkwaliteit<br />
Moet de toevoerlucht van een ruimte altijd buitenlucht zijn?<br />
Hoe moet ik de kwaliteit van de afvoerlucht van een ruimte bepalen?<br />
Specifieke ruimten<br />
Hoe bepaal ik de vloeroppervlakte van een trappenhal?<br />
Hoe moet ik kleedkamers en douches ventileren?<br />
Hoe moet ik een loods ventileren?<br />
Hoe moet ik een wachtkamer, praktijkruimte, operatieruimte van een dierenarts, kinesitherapeut, arts… ventileren?<br />
Balancering<br />
Moeten ontwerptoevoer- en ontwerpafvoerdebieten in balans zijn?<br />
Wat is de drukvoorwaarde? Hoe moet ik die berekenen?<br />
Systemen<br />
Is de toepassing van een natuurlijk ventilatiesysteem in een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw toegestaan?<br />
Hoe moet een ventilatiesysteem in een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw worden geregeld?<br />
januari 2009<br />
2<br />
4<br />
5<br />
6<br />
6<br />
7<br />
11<br />
11<br />
11<br />
12<br />
12<br />
13<br />
14<br />
15<br />
15<br />
15<br />
16<br />
16<br />
19<br />
20<br />
20<br />
20<br />
21<br />
21<br />
21<br />
22<br />
23<br />
25<br />
25<br />
26<br />
26<br />
27<br />
27<br />
28<br />
28
11<br />
VEA<br />
11.1<br />
11.2<br />
11.3<br />
12<br />
12.1<br />
Componenten<br />
Welke toevoer- en afvoervoorzieningen moeten in elke ruimte voorzien worden?<br />
Als de buitenlucht natuurlijk wordt toegevoerd en over de volledige breedte van het venster een regelbare<br />
toevoeropening wordt geplaatst, is het geleverde debiet voor de ruimte te klein. Hoe kan dat opgelost worden?<br />
Mag men een ventilator in een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw kunnen afzetten of terugregelen?<br />
Uitvoering<br />
Mag het afvoerkanaal bij een natuurlijk ventilatiesysteem in een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw horizontaal verlopen?<br />
De doelstelling van dit document is om antwoorden te formuleren op vragen die rijzen bij de toepassing<br />
van de ventilatie-eisen uit de energieprestatieregelgeving. Andere aspecten in relatie met ventilatie,<br />
akoestiek en esthetiek, en bouwkundige, financiële of andere aspecten worden hier dan ook <strong>niet</strong> of occasioneel<br />
behandeld.<br />
januari 2009<br />
3<br />
31<br />
32<br />
32<br />
32
VEA<br />
1 Terminologie<br />
Onderstaande lijst geeft een aantal definities van termen of uitdrukkingen die in de vragen en antwoorden<br />
worden gebruikt. Definities, al toegelicht in bijlage I, paragraaf 2 van het besluit van 11 maart 2005, in NBN<br />
D50-001:1991 of in NBN EN 13779:2004, worden hier <strong>niet</strong> allemaal herhaald.<br />
• Afvoervoorziening: de voorziening voor de afvoer van lucht uit een ruimte kan zijn:<br />
o voorziening die de lucht rechtstreeks afvoert naar buiten het gebouw (via RAO en kanalen of via AO,<br />
kanalen, een ventilator…);<br />
o voorziening die de lucht laat doorstromen naar een andere ruimte via een doorstroomopening<br />
(DO);<br />
o voorziening die de lucht laat doorstromen naar een andere ruimte door middel van een recirculatie<br />
voorziening (via kanalen en een ventilator).<br />
• AO: afvoeropening van een ventilatiesysteem waarvan de afvoer mechanisch verloopt.<br />
• Beschermd volume: zie bijlage I van het besluit van 11 maart 2005.<br />
• Bijlage V: bijlage V van het besluit van 11 maart 2005.<br />
• Bijlage VI: bijlage VI van het besluit van 11 maart 2005.<br />
• Buitenlucht: de lucht die in het systeem of door openingen van buiten binnenkomt, zonder eerst door<br />
andere ruimten te gaan.<br />
• DO: doorstroomopening<br />
• EPB-regelgeving: regelgeving met betrekking tot EnergiePrestatie en Binnenklimaat.<br />
• EPU: bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoor- en schoolgebouwen<br />
(bijlage II).<br />
• EPW: bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van woongebouwen (bijlage I).<br />
• Minimaal geëist ontwerpdebiet: het debiet per ruimte waarvoor de installatie volgens de energiepres-<br />
tatieregelgeving minimaal moet ontworpen worden.<br />
• Nominaal<br />
o nominaal debiet van een ruimte (zoals gebruikt in NBN D50-001): wordt binnen de<br />
energieprestatieregelgeving vervangen door ‘minimaal geëist ontwerpdebiet’;<br />
o nominaal debiet van een RTO, DO of RAO: het debiet dat door de opening (in volledig open stand)<br />
stroomt bij een op te geven drukverschil van 2 of 10 Pa;<br />
o nominaal vermogen van een ventilatormotor: het maximale vermogen dat de motor bij continu<br />
bedrijf kan opnemen. Dat staat los van het vermogen dat de motor opneemt wanneer<br />
hij in een bepaalde toepassing een bepaald debiet levert;<br />
o nominale stand van een ventilator: de stand die verondersteld wordt het ontwerpdebiet te<br />
realiseren. Tenzij anders aangegeven op de standenschakelaar is de maximale stand de nominale<br />
stand. Het nominale debiet is in dit verband het debiet dat de ventilator levert bij nominale stand.<br />
• Luchtdichtheidsmeting: een meting van de luchtdichtheid van de gebouwschil door gebruik te maken<br />
van overdruk of onderdruk, opgewekt door een ventilator. Het resultaat van de proef is een lekdebiet<br />
over de gebouwschil, bij een opgegeven drukverschil.<br />
januari 2009<br />
4
VEA<br />
• RAO: regelbare afvoeropening<br />
• RTO: regelbare toevoeropening<br />
• TO: toevoeropening van een ventilatiesysteem waarvan de toevoer mechanisch verloopt.<br />
• Toevoervoorziening: de voorziening voor de toevoer van lucht naar een ruimte kan zijn:<br />
o voorziening die de lucht rechtstreeks toevoert van buiten het gebouw (via RTO of via TO, kanalen,<br />
een ventilator…);<br />
o voorziening die de lucht laat doorstromen vanuit een andere ruimte (via een doorstroomopening<br />
(DO));<br />
o voorziening die de lucht laat doorstromen vanuit een andere ruimte door middel van een<br />
recirculatievoorziening (via kanalen en een ventilator).<br />
• Natuurlijke ventilatie: ventilatiesysteem met natuurlijke toevoer en natuurlijke afvoer van lucht. In<br />
woongebouwen wordt dit ventilatiesysteem A genoemd.<br />
• Mechanische toevoerventilatie: ventilatiesysteem met mechanische toevoer en vrije afvoer van lucht.<br />
In woongebouwen wordt dit ventilatiesysteem B genoemd.<br />
• Mechanische afvoerventilatie: ventilatiesysteem met vrije toevoer en mechanische afvoer van lucht.<br />
In woongebouwen wordt dit ventilatiesysteem C genoemd.<br />
• Mechanische toe- en afvoerventilatie: ventilatiesysteem met mechanische toevoer en mechanische<br />
afvoer van lucht. In woongebouwen wordt dit ventilatiesysteem D genoemd.<br />
2 Wat is een eis, een aanbeveling, een advies?<br />
• Aan een eis moet verplicht voldaan worden om conform te zijn met de energieprestatieregelgeving.<br />
• Een aanbeveling is een formulering die afkomstig is uit de norm en moet aanzien worden als code voor<br />
goede praktijk of regel voor goed vakmanschap. Een aanbeveling is geen verplichting in het kader<br />
van de energieprestatieregelgeving. Bij klachten van de bouwheer kan een afwijking door een expert<br />
of rechter aanzien worden als het <strong>niet</strong> naleven van de goede praktijk door ontwerper of installateur.<br />
• Bij sommige vragen worden soms bijkomende adviezen, aandachtspunten, opmerkingen of tips<br />
gegeven (puur informatief).<br />
Belangrijke opmerking:<br />
• <strong>Ventilatie</strong>systemen die perfect voldoen aan alle eisen en aanbevelingen leiden <strong>niet</strong> noodzakelijk tot<br />
een steeds goed werkend ventilatiesysteem. De ontwerper kan verder gaan dan de minimale eisen om<br />
tot een goed ventilatiesysteem te komen. Andere aspecten, die <strong>niet</strong> in de norm of regelgeving<br />
opgenomen zijn, kunnen ook van belang zijn (akoestiek, esthetiek, gebruiksgemak, duurzaamheid…).<br />
januari 2009<br />
5
VEA<br />
6<br />
3 <strong>Ventilatie</strong>componenten: eisen bij <strong>niet</strong>-residentiële<br />
gebouwen<br />
3.1 Welke eisen worden er gesteld aan een regelbare toevoeropening<br />
(RTO)?<br />
Eisen<br />
• Het (totale) ontwerptoevoerdebiet van de in een ruimte geplaatste RTO(‘s) moet voldoen aan de<br />
ontwerpeisen van die ruimte. Om dat te kunnen beoordelen moet het nominale debiet bij 2 Pa (en<br />
in sommige gevallen bij 10 Pa) van elke RTO gekend zijn. Deze debieten worden bepaald aan de hand<br />
van een laboratoriummeting zoals vermeld in NBN EN 13141-1:2004.<br />
• De vrije doorsnede van de opening kan manueel of automatisch geregeld worden hetzij continu, hetzij<br />
in een voldoende aantal (minstens 3) tussenstanden tussen ‘gesloten’ en ‘volledig open’ (dus in totaal<br />
minstens 5 standen).<br />
• Het binnendringen van hinderlijk gedierte via de regelbare toevoeropening mag <strong>niet</strong> mogelijk zijn, te<br />
beoordelen volgens de technische bepalingen met een bolletje en een schijfje zoals vastgelegd in § 2a<br />
van bijlage V en § 7.11 van bijlage VI. Deze eis geldt voor elke mogelijke open stand.<br />
• Er mag geen waterpenetratie mogelijk zijn tot en met een drukverschil van 150 Pa in de stand ‘gesloten’<br />
en tot en met een drukverschil van 20 Pa in de stand ‘open’, te meten volgens de technische<br />
bepalingen beschreven in § 2b van bijlage V en § 7.12 van bijlage VI.<br />
• De comforteis: de onderzijde van de regelbare toevoeropeningen moet geplaatst worden op een<br />
hoogte van minstens 1,80 m boven het niveau van de afgewerkte vloer. De onderzijde mag lager zijn<br />
dan 1,80 m voor zover een testrapport over de luchtverspreiding in de woonzone volgens de norm<br />
NBN EN 13141-1:2004 §4.5 beschikbaar is.<br />
• De opening bestemd voor de toevoer van de lucht heeft een kleine doorsnede en is derwijze<br />
ontworpen dat zelfs in geopende stand het risico op inbraak <strong>niet</strong> verhoogt.<br />
Opmerking<br />
• Bepaalde productkarakteristieken (zelfregelendheid) kunnen eventueel aanleiding geven tot een<br />
lager E-peil.<br />
• Een gedetailleerde beschrijving van de eisen en testvoorwaarden kan gevonden worden op<br />
www.epbd.be<br />
3.2 Welke eisen worden er gesteld aan een regelbare afvoeropening<br />
(RAO)?<br />
Eisen<br />
• Het (totale) ontwerpafvoerdebiet van de in een ruimte geplaatste RAO(’s) moet voldoen aan de<br />
ontwerpeisen van die ruimte. Om dit te kunnen beoordelen moet het nominale debiet bij 2 Pa (en in<br />
sommige gevallen bij 10 Pa) van elke regelbare afvoeropening gekend zijn. Deze debieten worden<br />
bepaald aan de hand van een laboratoriummeting zoals vermeld in NBN EN 13141-1:2004.<br />
januari 2009
VEA<br />
• De vrije doorsnede van de opening kan manueel of automatisch geregeld worden hetzij continu, hetzij<br />
in een voldoende aantal (minstens 3) tussenstanden tussen ‘gesloten’ en ‘volledig open’ (dus minstens<br />
5 standen).<br />
Opmerking<br />
• een gedetailleerde beschrijving van de eisen en testvoorwaarden kunt u vinden op www.epbd.be<br />
3.3 Welke eisen worden er gesteld aan een DoorstroomOpening (DO)?<br />
Eisen<br />
• Het ontwerptoevoerdebiet of ontwerpafvoerdebiet van de in een ruimte geplaatste DO (één of<br />
meerdere) moet voldoen aan de ontwerpeisen voor de doorstroomopeningen van die ruimte. Om dit<br />
te kunnen beoordelen moet het nominale debiet bij 2 Pa of 10 Pa van elke doorstroomopening gekend<br />
zijn.<br />
• De doorstroomopening is <strong>niet</strong> regelbaar.<br />
Opmerkingen<br />
• Een DO is een permanente opening of spleet in binnenwanden en in of rond binnendeuren. Het debiet<br />
bij 2 Pa of 10 Pa moet bepaald worden door meting zoals vermeld in NBN EN 13141-1.<br />
o Een gedetailleerde beschrijving van de eisen en testvoorwaarden kan gevonden worden op<br />
www.epbd.be<br />
• De eis om de capaciteit te meten wordt vervangen door een berekening onder de 2 hieronder<br />
vermelde condities:<br />
o De DO wordt gevormd door een spleet onder een deur. Voor <strong>niet</strong>-residentiële toepassingen geldt<br />
bovendien dat de kleinste afmeting minimaal 5 mm bedraagt, gemeten vanaf het niveau van de<br />
afgewerkte vloer. Is de vloerafwerking <strong>niet</strong> gekend, dan neemt men hiervoor een dikte aan van<br />
10 mm.<br />
o Voor grote openingen neemt het Vlaams Energieagentschap volgend standpunt in:<br />
De DO wordt gevormd door een grote opening in scheidingsconstructies. De oppervlakte van de<br />
opening wordt gevormd door de projectie van de opening loodrecht op deze scheidingsconstructie<br />
waarin ze is geplaatst en beperkt tot het deel dat een volledige loodrechte doorgang realiseert (zonder<br />
omwegen, waar men door kan kijken). De minimale oppervlakte van de aaneengesloten opening<br />
bedraagt 0.5 m². De diameter van de grootst mogelijke ingeschreven cirkel is hierbij <strong>niet</strong> kleiner dan<br />
5 cm en <strong>niet</strong> kleiner dan de dikte van de scheidingsconstructie.<br />
Voorbeelden die mogelijk leiden tot een aanvaarde ‘grote opening’:<br />
• Een open keuken, die aansluit bij een woonkamer door de aanwezigheid van een<br />
doorloopopening zonder deur, een <strong>niet</strong> afsluitbare baropening of doorgeefopening (geen<br />
doorgeefluik).<br />
0,5 m²<br />
doorloopopening<br />
≤<br />
OK<br />
januari 2009<br />
7
VEA<br />
doorgeefopening<br />
0,5 m²<br />
≤<br />
D d<br />
• Een badkamer die aansluit aan een slaapkamer, zonder afsluitmogelijkheid.<br />
• Een door muren en deur(en) afgescheiden ruimte waarbij de muren <strong>niet</strong> tot tegen de zoldering<br />
doorlopen, bijvoorbeeld in een loft. De ruimte tussen de muren en de zoldering kan leiden tot een<br />
aanvaarde ‘grote opening’.<br />
0,5 m²<br />
• Ruimten met verschillende functies zonder afscherming, bv. loft.<br />
• Een open trapgat zonder afsluitmogelijkheid dat 2 ruimten verbindt.<br />
0,5 m²<br />
≤<br />
≤<br />
D<br />
leefruimte<br />
keuken<br />
OK<br />
d<br />
OK<br />
OK<br />
januari 2009<br />
8
VEA<br />
0,5 m²<br />
≤<br />
0,5 m²<br />
≤<br />
NIET OK omdat geen aaneengesloten A 0,5 m²<br />
≤<br />
d<br />
D<br />
leefruimte<br />
keuken<br />
badkamer<br />
leefruimte<br />
Volgende voorbeelden voldoen <strong>niet</strong>: afschermingen met vele kleine gaatjes of perforaties,<br />
een spleet rond een deur. Deze vereisen dus een meting.<br />
D<br />
d<br />
OK<br />
OK<br />
januari 2009<br />
9
VEA<br />
D<br />
NIET OK omdat A < 0,5 m²<br />
0,5 m²<br />
<<br />
0,5 m²<br />
≤<br />
≤<br />
D<br />
d<br />
≤<br />
0,5 m²<br />
d<br />
D<br />
0,5 m²<br />
d<br />
NIET OK omdat d < D<br />
NIET OK omdat de doorgang <strong>niet</strong> loodrecht is<br />
januari 2009<br />
10<br />
• In de 2 bovengenoemde situaties waarbij een meting wordt vervangen door een berekening<br />
wordt de capaciteit van de doorstroomopening bepaald aan de hand van de oppervlakte
VEA<br />
januari 2009<br />
11<br />
van de opening. De te gebruiken formules voor <strong>niet</strong>-residentiële toepassingen, zijn:<br />
o 0,36 m³/h en per cm² spleet voor een drukverschil van 2 Pa (of 25,2 m³/h bij 2 Pa per 70 cm²);<br />
o 0,80 m³/h en per cm² spleet voor een drukverschil van 10 Pa.<br />
3.4 Welke eisen worden er gesteld aan een ventilator?<br />
Eisen<br />
• Er worden geen prestatie-eisen gesteld aan de ventilator in het kader van de energieprestatie-<br />
regelgeving.<br />
• Er zijn wel bepaalde eisen met betrekking tot de regeling van het ventilatiesysteem.<br />
Voor <strong>niet</strong>-residentiële ventilatie (zie vraag 10.2).<br />
Opmerking<br />
• Het is uiteraard de combinatie van luchtkanalen en ventilatoren die zo moet ontworpen worden dat<br />
de minimaal geëiste ontwerpdebieten kunnen gerealiseerd worden.<br />
• Bepaalde productkarakteristieken (type, laag verbruik) kunnen het E-peil eventueel beïnvloeden.<br />
• Een gedetailleerde beschrijving van de testvoorwaarden zal u kunnen vinden op www.epbd.be<br />
3.5 Welke eisen worden er gesteld aan een warmteterugwinapparaat?<br />
Eis<br />
• Er worden geen prestatie-eisen gesteld aan het warmteterugwinapparaat in het kader van de<br />
energieprestatieregelgeving.<br />
Opmerking:<br />
• Bepaalde productkarakteristieken (rendement, regeling, by-pass, …) kunnen het E-peil eventueel<br />
beïnvloeden.<br />
• Een gedetailleerde beschrijving van de testvoorwaarden zal u kunnen vinden op www.epbd.be<br />
3.6 Welke eisen worden er gesteld aan natuurlijke afvoerkanalen?<br />
Eis<br />
• de kanalen zijn gedimensioneerd voor een maximale luchtsnelheid van 1 m/s;<br />
• de kanalen lopen hoofdzakelijk verticaal - zie vraag 12.1;<br />
• de kanalen monden uit boven het dak.
VEA<br />
12<br />
Hygiënische ventilatie – <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong><br />
4 Basis<br />
4.1 Welke normen en documenten worden gehanteerd voor het bepalen<br />
van de <strong>niet</strong>-residentiële ventilatievoorzieningen?<br />
Voor ventilatie in <strong>niet</strong>-woongebouwen verwijst bijlage VI van het besluit van 11 maart 2005 onder andere<br />
naar een aantal artikelen uit de Belgische norm NBN EN 13779:2004 (en <strong>niet</strong> uitgave 2007).<br />
De norm kunt u bestellen via http://www.nbn.be.<br />
Het besluit van 11 maart 2005 en de bijlagen kunt u vrij downloaden van:<br />
http://www.energiesparen.be/energieprestatie/professioneel/info/download.php.<br />
4.2 Hoe worden ventilatiesystemen van een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw<br />
gedimensioneerd?<br />
Bij het dimensioneren worden verschillende stappen doorlopen:<br />
1. Kies het type ventilatiesysteem (natuurlijke ventilatie, mechanische toevoerventilatie, mechanische<br />
afvoerventilatie, mechanische toe- én afvoerventilatie – zie §4 bijlage VI);<br />
2. bepaal voor elke ruimte het ruimtetype (zie vraag 5.1);<br />
3. bepaal voor elke ruimte het minimale geëiste ontwerpdebiet (zie vraag 6.1);<br />
4. bepaal voor elke ruimte het type van toevoer- en afvoerlucht (zie vragen 7.1 en 7.2);<br />
5. kies voor elke ruimte toevoer- en afvoer voorzieningen (zie vraag 11.1);<br />
6. controleer de drukvoorwaarden voor het gebouw en stuur zo nodig de ontwerpdebieten bij (zie vraag 9.2);<br />
7. start daarna met de technische uitwerking van de installatie, keuze van kanalen, ventilatoren, geluid,<br />
regeling…<br />
januari 2009
VEA<br />
5 Ruimtetype<br />
5.1 Hoe bepaalt men het ruimtetype?<br />
januari 2009<br />
13<br />
Een eerste belangrijk onderscheid wordt gemaakt tussen ruimten binnen het beschermde volume (BV) van<br />
het gebouw enerzijds, waarvoor diverse EPB-eisen kunnen gelden, en ruimten buiten het beschermde volume<br />
anderzijds, waarvoor er in principe geen eisen zijn in het kader van de energieprestatieregelgeving.<br />
Om de ventilatie-eisen van een ruimte binnen het BV te bepalen moet u eerst het ruimtetype definiëren.<br />
Volgens bijlage VI van het besluit van 11 maart 2005 is een ruimte ofwel een ‘ruimte <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke<br />
bezetting’, ofwel is een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’, ofwel een ‘speciale ruimte’:<br />
o Bijlage VI definieert een ‘ruimte <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’ als een ruimte die bedoeld<br />
is om mensen bij een normaal gebruik maar een relatief korte tijd te laten vertoeven.<br />
o Bijgevolg is een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ een ruimte die bedoeld is om mensen<br />
een langere tijd te laten vertoeven.<br />
o Een ‘speciale ruimte’ is een ruimte met (een risico op) speciale verontreiniging waarvoor andere<br />
(specifieke en/of strengere) eisen qua ventilatie kunnen gelden.<br />
• ‘Ruimten <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’<br />
Omdat bijlage VI <strong>niet</strong> definieert wat onder een ‘relatief korte tijd’ en een ‘langere tijd’ moet worden verstaan,<br />
is het bouwteam verantwoordelijk om dat correct te interpreteren. Er is enige interpretatievrijheid,<br />
maar de keuze is uiteraard <strong>niet</strong> volledig willekeurig. Ze moet verdedigbaar zijn. Bijlage VI geeft toch een<br />
paar voorbeelden: circulatieruimten (zoals gangen, trappenhallen…), toiletten, archieven, opslagruimten...<br />
zijn ruimten waar mensen maar relatief korte tijd vertoeven.<br />
Opmerking: Ook al is de ruimte voortdurend in gebruik, het feit dat het telkens om andere mensen gaat<br />
die maar een korte tijd van de ruimte gebruikmaken, zorgt ervoor dat de ruimte onder de categorie ‘<strong>niet</strong><br />
bestemd voor menselijke bezetting’ valt.<br />
Bijlage VI bevat ook een uitsluiting: als in een ruimte een werkplek ingericht wordt (bijvoorbeeld een schrijftafel<br />
voor de werknemer in een archief), dan valt de ruimte <strong>niet</strong> in de categorie ‘<strong>niet</strong> bestemd voor menselijke<br />
bezetting’.<br />
Douches en kleedkamers mogen ook gezien worden als ‘ruimte <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’<br />
(zie vraag 8.2).<br />
Voor het minimaal geëiste ontwerpdebiet van ‘ruimten <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’(zie vraag 6.3).<br />
• ‘Ruimten bestemd voor menselijke bezetting’<br />
De energieprestatieregelgeving is van toepassing op gebouwen waarvoor energie verbruikt wordt om ten<br />
behoeve van mensen een specifieke binnentemperatuur te bereiken (zie artikel 3.18 van het EPB-decreet).<br />
Normaal gezien zijn de meeste ruimten in een gebouw ‘bestemd voor menselijke bezetting’. Voorbeelden<br />
van ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’: kantoorruimten, vergaderzalen, lokettenzaal, onthaal<br />
…<br />
In een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ is het minimale geëiste ontwerpdebiet afhankelijk van<br />
de ontwerpbezetting. De functie van de ruimte zal in zekere mate de ontwerpbezetting van de ruimte<br />
bepalen. Daarom definieert bijlage VI 37 types van ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’, inclusief<br />
het type ‘overige ruimten’ (zie vraag 5.2).<br />
Voor het minimaal geëiste ontwerpdebiet van ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’ (zie vraag 6.2).
VEA<br />
• ‘Speciale ruimten’<br />
K 2<br />
K 1<br />
K 3 K 4<br />
ruimtetype?<br />
bureel inkom sanitair<br />
K 5<br />
K 6<br />
januari 2009<br />
14<br />
De ventilatie van ‘speciale ruimte’, met (een risico op) speciale verontreinigingen, valt buiten het toepassingsgebied<br />
van de energieprestatieregelgeving, maar het is mogelijk dat andere regelgeving en/of regels<br />
van goede praktijk andere specifieke en/of strengere eisen qua ventilatie opleggen.<br />
Voorbeelden<br />
o garages (als autostalplaats) met een oppervlakte, berekend aan de hand van de<br />
binnenafmetingen, van meer dan 40 m²;<br />
o stookplaatsen;<br />
o brandstofopslagruimten;<br />
o gasmeterruimten;<br />
o ruimten voor drukreduceerinrichtingen van aardgas;<br />
o liftkokers en liftkooien;<br />
o huisvuilkokers en verzamelruimten voor huisvuil;<br />
o bepaalde laboratoria (medisch, biologisch...).<br />
Voor het minimaal geëiste ontwerpdebiet van ‘speciale ruimten’ (zie vraag 6.4).<br />
5.2 Wanneer wordt een ruimte beschouwd als een ‘overige ruimte’?<br />
Een ‘overige ruimte’ is een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ die <strong>niet</strong> kan beschouwd worden als<br />
één van de andere ruimtetypes van de tabel 1 van bijlage VI. Het spreekt vanzelf dat de beslissing om een<br />
ruimte als ‘overige ruimte’ te beschouwen verdedigbaar moet zijn en dat bij twijfel altijd de voorkeur moet<br />
gegeven worden aan één van de expliciet benoemde ruimtetypes uit tabel 1.<br />
Voor een definitie van de categorie ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ (zie vraag 5.1).<br />
Voor meer uitleg over de verschillende types van ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’ (zie vraag 6.2).<br />
Voorbeeld: Overdekte binnenruimte in een schoolgebouw<br />
Een schoolgebouw bevat een overdekte en verwarmde ruimte, centraal gelegen ten opzichte van de<br />
verschillende leslokalen. Die ruimte kan beschouwd worden als één van de volgende ruimtetypes:<br />
o een polyvalente ruimte: als die ruimte in de praktijk gebruikt wordt als speelplaats bij slecht weer, voor<br />
turnlessen, voor feestjes, voordrachten of vergaderingen of andere gelijkaardige activiteiten;<br />
o een gang: als die ruimte enkel gebruikt wordt als doorgangsruimte tussen de andere leslokalen en<br />
nutsruimten. Dat veronderstelt dat die ruimte door haar afmetingen of door de aanwezigheid van een<br />
vaste uitrusting (bijvoorbeeld vaste bloembakken, een vijver, wanden en trappen…) <strong>niet</strong> kan gebruikt<br />
worden als polyvalente ruimte.
VEA<br />
5.3 Hoe moet een liftkoker geventileerd worden?<br />
januari 2009<br />
15<br />
Liftkokers worden volgens bijlage VI van het besluit van 11 maart 2005 beschouwd als ‘speciale ruimte’.<br />
Voor speciale ruimten gelden geen ventilatie-eisen volgens de energieprestatieregelgeving. Het is echter<br />
mogelijk dat andere wetgevingen (bv. betreffende brandveiligheid) wel ventilatie-eisen bevatten voor<br />
een liftkoker.<br />
Als een liftkoker voorkomt in een EPU-volume, is het verplicht om de liftkoker expliciet als ‘ruimte’ in te<br />
geven op het tabblad Ruimten (Bouwkundige gegevens) of op het tabblad Ruimten (Hygiënische ventilatie)<br />
in de EPB-software. Hoewel de liftkoker zich kan uitstrekken over verschillende verdiepingen, hoeft<br />
de gebruiksoppervlakte maar eenmaal ingegeven te worden (bijvoorbeeld alleen op de gelijkvloerse verdieping).<br />
Ook in het luik over de hygiënische ventilatie moeten dus de nodige gegevens ingevuld worden<br />
(‘speciale ruimte’, eventueel het geëiste debiet uit een andere wetgeving, en de aanwezige ventilatievoorzieningen).<br />
De liftkooi mag buiten beschouwing worden gelaten.<br />
Hoewel er geen ventilatie-eisen worden opgelegd, kunnen er voor een liftkoker binnen het beschermde<br />
volume wel isolatie-eisen gelden voor de scheidingsconstructies (U-max en R-min) - zie bijlage III van het<br />
besluit van 11 maart 2005.<br />
Opmerking<br />
Het minimaal geëiste ontwerpdebiet en het ontwerpdebiet zelf worden alleen bij de EPU-berekening (voor<br />
<strong>niet</strong>-residentiële gebouwen) in rekening gebracht voor het bepalen van het referentieverbruik (noemer<br />
van het E-peil). Bij de EPW-berekening (voor residentiële gebouwen) is dat <strong>niet</strong> het geval: daar wordt het<br />
referentiedebiet voor het volledige EPW-volume op forfaitaire wijze bepaald.<br />
5.4 Moeten leidingschachten geventileerd worden?<br />
Een leidingschacht wordt in het kader van de energieprestatieregelgeving <strong>niet</strong> beschouwd als een ruimte<br />
die geventileerd moet worden. Het is daarom <strong>niet</strong> verplicht om de leidingschacht als ruimte in te geven<br />
in het tabblad Ruimten (Bouwkundige gegevens) of op het tabblad Ruimten (Hygiënische ventilatie) van<br />
de EPB-software.<br />
Hoewel er geen ventilatie-eisen worden opgelegd, kunnen er voor een leidingschacht binnen het beschermde<br />
volume wel isolatie-eisen gelden voor de scheidingsconstructies (U-max en R-min) – zie bijlage III<br />
van het besluit van 11 maart 2005.<br />
Aandachtspunt<br />
Het is mogelijk dat andere wetgevingen (bijvoorbeeld rond brandveiligheid) wel ventilatie-eisen bevatten<br />
voor een leidingschacht.<br />
5.5 Moet een tochtsas geventileerd worden?<br />
Een tochtsas, in de betekenis van een kleine ruimte tussen de buitenomgeving en een gang of een inkomhal,<br />
zonder toegangsdeuren naar een andere ruimte, bijvoorbeeld toiletten of kantoren, hoeft <strong>niet</strong><br />
verplicht geventileerd te worden. Het is wel verplicht om het tochtsas expliciet als ‘ruimte’ in te geven in<br />
de EPB-software. Als ruimtetype kiest u voor een tochtsas ‘speciale ruimte’.<br />
Uitzondering<br />
Als een tochtsas expliciet als werkplek wordt ingericht, kan die <strong>niet</strong> meer als tochtsas beschouwd worden<br />
en moet ze toch geventileerd worden. In de EPB-software wordt dan voor het ruimtetype de meest logische<br />
keuze uit tabel 1 van bijlage VI gemaakt (bv. ‘hoofdingang’, ‘receptie’…)
VEA<br />
6 Debiet<br />
Minimum debiet: volledige procedure<br />
bestemd voor<br />
menselijke bezetting<br />
bezetting<br />
vastgelegd<br />
door bouwteam<br />
43 m³/h<br />
per persoon<br />
max.<br />
roken?<br />
ja nee<br />
functie ?<br />
oppervlakte<br />
per persoon<br />
berekende<br />
bezetting<br />
22 m³/h<br />
per persoon<br />
type ruimte ?<br />
<strong>niet</strong> bestemd voor<br />
menselijke bezetting<br />
aantal wc's<br />
gekend ?<br />
ja<br />
25 m³/h<br />
per wc<br />
wc ?<br />
ja nee<br />
nee<br />
1,3 m³/h<br />
per m²<br />
15 m³/h<br />
per m²<br />
debiet<br />
volgens<br />
die normen<br />
speciale ruimte<br />
andere<br />
normen ?<br />
ja nee<br />
debiet<br />
volgens<br />
andere<br />
specificaties<br />
januari 2009<br />
16<br />
6.1 Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet bij <strong>niet</strong>-residentiële<br />
gebouwen berekend?<br />
Het minimaal geëiste ontwerpdebiet van een ruimte hangt in de eerste plaats af van het ruimtetype.<br />
Daarom moet eerst bepaald worden of het gaat om een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’, een<br />
‘ruimte <strong>niet</strong> bestemt voor menselijke bezetting’, of een ‘speciale ruimte’ (zie vraag 5.1).<br />
De procedure is in de volgende figuur geschematiseerd.<br />
Voor meer uitleg over het minimaal geëiste ontwerpdebiet van ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’<br />
(zie vraag 6.2).<br />
Voor meer uitleg over het minimaal geëiste ontwerpdebiet van ‘ruimten <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke<br />
bezetting’ (zie vraag 6.3).<br />
Voor meer uitleg over het minimaal geëiste ontwerpdebiet van ‘speciale ruimten’ (zie vraag 6.4).<br />
6.2 Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet berekend van een<br />
‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ van een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong><br />
gebouw?<br />
Voor een definitie van de categorie ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ (zie vraag 5.1).<br />
Ontwerpbezetting<br />
De ontwerpbezetting geeft aan voor hoeveel personen de ruimte bestemd is. Het bouwteam heeft de<br />
volledige vrijheid om de ontwerpbezetting te bepalen.<br />
De zogenaamde ’minimumbezetting’ is de bezetting berekend op basis van de vloeroppervlakte per persoon<br />
vermeld in tabel 1 van bijlage VI voor het ruimtetype dat het bouwteam heeft gekozen.
VEA<br />
Opmerking<br />
januari 2009<br />
17<br />
Het spreekt voor zich dat er geen wettelijke minimumeis is aan de werkelijke bezetting of de ontwerpbezetting<br />
van een ruimte; de term ‘minimumbezetting’ werd alleen als hulpmiddel ingevoerd.<br />
De termen ontwerpbezetting en minimumbezetting worden gebruikt om het minimaal geëiste ontwerpdebiet<br />
van een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ van een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw te bepalen.<br />
Minimaal geëiste ontwerpdebiet<br />
De regelgever legt per ruimte een minimaal geëist ontwerpdebiet op, dat in principe bepaald wordt op<br />
basis van de ontwerpbezetting en een minimumdebiet per persoon.<br />
Als de ontwerpbezetting voor een ruimte kleiner is dan de waarde bepaald op basis van tabel 1 van bijlage<br />
VI of als het bouwteam zelf geen ontwerpbezetting vastlegt, dan moet bij de bepaling van het minimaal<br />
geëiste ontwerpdebiet, de bezetting volgens tabel 1 van bijlage VI aangehouden worden. Daarbij<br />
wordt het berekende aantal personen op de eenheid naar boven afgerond.<br />
Het bouwteam is dus altijd verplicht om het ruimtetype te bepalen. De ontwerpbezetting, echter, moet<br />
<strong>niet</strong> worden opgegeven als ze <strong>niet</strong> vastgelegd is. In dat geval wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet<br />
alleen bepaald op basis van de ‘minimumbezetting’ - zie vraag 6.5.<br />
Op die manier wil de overheid garanderen dat, ook als voor een ruimte bij het ontwerp een zeer lage<br />
bezetting voorzien wordt, nog een goede binnenluchtkwaliteit (minimaal IDA3 voor de minimumbezetting<br />
van het gekozen ruimtetype) bereikt kan worden, mocht er in een latere fase een meer gangbare bezetting<br />
optreden (bijvoorbeeld bij verandering van gebouwgebruiker) zonder dat daarvoor de hardware van<br />
het ventilatiesysteem aangepast moet worden (wat een ingrijpende en dure operatie kan zijn).<br />
In een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’, is het minimaal geëiste ontwerpdebiet per persoon<br />
(ook minimumdebiet genoemd) gelijk aan:<br />
o 22 m³/h.persoon 1 als roken in de ruimte expliciet verboden is;<br />
o 43 m³/h.persoon 2 als roken in de ruimte <strong>niet</strong> expliciet verboden is.<br />
Ruimtetype<br />
Het bouwteam is verantwoordelijk voor het bepalen van het ruimtetype. Ze kiezen het type dat de ruimte<br />
volgens hen het best beschrijft. Zoals vermeld in bijlage VI en in de helpfunctie van de EPB-software, zijn<br />
de hoofdcategorieën (vette druk in tabel 1) alleen indicatief. Dat wil zeggen dat alle ruimtetypes in alle<br />
gebouwen kunnen worden geselecteerd, onafhankelijk van de hoofdcategorie. Natuurlijk moet de gemaakte<br />
keuze verdedigbaar zijn. Een slaapzaal in een vakantiecentrum als een kantoor definiëren is vanzelfsprekend<br />
<strong>niet</strong> aanvaardbaar. Een leslokaal als ‘overige ruimte’ definiëren is dat evenmin.<br />
Als een ruimtetype <strong>niet</strong> expliciet of bij benadering in tabel 1 van bijlage VI is opgenomen, moet ‘overige<br />
ruimte’ geselecteerd worden.<br />
Samenvatting: stappenplan voor het bepalen van het minimaal geëiste ontwerpdebiet<br />
Stap 1:<br />
Het bouwteam bepaalt, als het dat wenst, de ontwerpbezetting.<br />
1 Volgens bijlage VI (§ 7.1) mag het ontwerpdebiet <strong>niet</strong> kleiner zijn dan het minimumdebiet dat overeenkomt met<br />
binnenluchtklasse IDA3.<br />
Volgens tabel 11 van de norm NBN EN 13779: 2004 is dat minimumdebiet in ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’,<br />
waar roken verboden is, gelijk aan 22 m³/h.persoon.<br />
2 Volgens bijlage VI (§ 7.1) mag het ontwerpdebiet <strong>niet</strong> kleiner zijn dan het minimumdebiet dat overeenkomt met<br />
binnenluchtklasse IDA3.<br />
Volgens tabel 11 van de norm NBN EN 13779: 2004 is dat minimumdebiet in ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’,<br />
waar roken <strong>niet</strong> verboden is, gelijk aan 43 m³/h.persoon.
VEA<br />
Stap 2:<br />
• het bouwteam kiest het type ruimte;<br />
• het type ruimte bepaalt de vloeroppervlakte per persoon volgens tabel 1 van bijlage VI;<br />
• de gebruiksoppervlakte van de ruimte wordt gedeeld door die vloeroppervlakte per persoon;<br />
• de ‘minimumbezetting’ wordt naar boven afgerond op de eenheid.<br />
Stap 3:<br />
januari 2009<br />
18<br />
Het bouwteam bepaalt of er in de ruimte al dan <strong>niet</strong> gerookt mag worden. Het minimumdebiet dat overeenkomt<br />
met binnenluchtklasse IDA 3 bedraagt voor <strong>niet</strong>-rokers 22 m³/h.persoon; voor rokers bedraagt<br />
dat 43 m³/h.persoon.<br />
Stap 4:<br />
Het maximum van de resultaten uit stappen 1 en 2 wordt vermenigvuldigd met het minimumdebiet uit stap<br />
3. Het resultaat is het minimaal geëiste ontwerpdebiet.<br />
Voorbeeld 1: bureel van de directeur van een school, met een oppervlakte van 20 m²<br />
Stap 1:<br />
De ontwerpbezetting is voor dat bureel gelijk aan 1. In de EPB-software geeft men dat aan door het selectievakje<br />
‘ontwerpbezetting gekend’ aan te vinken en ‘1’ in te vullen als ontwerpbezetting.<br />
Stap 2:<br />
Een bureel is expliciet in tabel 1 opgenomen als ‘kantoor’ onder de hoofdcategorie ‘kantoorgebouwen’.<br />
In het EPB-software moet men ‘kantoorgebouwen’ in het veld ‘ruimte-categorie (indicatief)’ en ‘kantoor’<br />
in het veld ‘soort ruimte’ kiezen.<br />
Volgens tabel 1 van bijlage VI is de vloeroppervlakte per persoon in een kantoor gelijk aan 15 m²/persoon.<br />
Dat leidt tot een minimumbezetting van 20/15 = 1,33, naar boven afgerond = 2 personen. Deze minimumbezetting<br />
is groter dan de bezetting die bepaald is door het bouwteam (ontwerpbezetting = 1) en bijgevolg<br />
wordt deze minimumbezetting gebruikt om het minimaal geëiste ontwerpdebiet te bepalen.<br />
Stap 3:<br />
In de ruimte wordt <strong>niet</strong> gerookt. Het minimumdebiet bedraagt dus 22 m³/h.persoon.<br />
Stap 4:<br />
Het minimaal geëiste ontwerpdebiet voor de ruimte is, in het voorbeeld, gelijk aan:<br />
2 personen x 22 m³/h.persoon = 44 m³/h.<br />
Voorbeeld 2: indoor speeltuin met een oppervlakte van 180 m²<br />
Stap 1:<br />
Volgens de bouwheer kunnen er gedurende de week 35 personen en tijdens één namiddag per week 70<br />
personen in de speelruimte aanwezig zijn. Het ventilatiesysteem moet dus voor 70 personen ontworpen<br />
worden. In de EPB-sofware wordt het selectievakje ‘ontwerpbezetting gekend’ aangevinkt en ‘70’ als ontwerpbezetting<br />
ingevuld.<br />
Stap 2:<br />
Een indoor speeltuin is <strong>niet</strong> expliciet in tabel 1 opgenomen. Volgens het bouwteam benadert geen enkel<br />
ruimtetype uit de tabel die ruimte. De speeltuin is immers voorzien van vaste speeltoestellen en kan dus<br />
enkel als speeltuin worden gebruikt. Bijgevolg kan die ruimte <strong>niet</strong> als polyvalente ruimte worden aanzien.
VEA<br />
19<br />
Men kiest dus voor ‘overige ruimten’. In de EPB-software moet men ‘overige ruimten’ in het veld ‘ruimtecategorie<br />
(indicatief)’ en in het veld ‘soort ruimte’ kiezen.<br />
Volgens tabel 1 van bijlage VI is de gangbare vloeroppervlakte per persoon in een ‘overige ruimte’ gelijk<br />
aan 15 m²/persoon. Dat leidt tot een minimumbezetting van 180/15 = 12, naar boven afgerond = 12 personen.<br />
Dat is kleiner dan de bezetting die door het bouwteam werd bepaald en bijgevolg wordt <strong>niet</strong> de<br />
minimumbezetting maar wel de ontwerpbezetting gebruikt om het minimaal geëiste ontwerpdebiet te<br />
bepalen.<br />
Stap 3:<br />
In de ruimte wordt <strong>niet</strong> gerookt. Het minimumdebiet bedraagt dus 22 m³/h.persoon.<br />
Stap 4:<br />
Het minimaal geëiste ontwerpdebiet voor de ruimte is, in het voorbeeld, gelijk aan:<br />
70 personen x 22 m³/h.persoon = 1.540 m³/h.<br />
Opmerkingen<br />
o Een kleuterklas wordt ook als leslokaal aanzien.<br />
o Bij <strong>niet</strong>-residentiële gebouwen wordt er geen maximumgrens aan het ontwerpdebiet opgelegd.<br />
o Met betrekking tot het regelen van debieten, zie vraag 10.2.<br />
o Andere regelgevingen of regels van goede praktijk kunnen ook van toepassing zijn, zoals het<br />
Algemeen Reglement voor ArbeidsBescherming (ARAB). Volgens het ARAB moet het debiet minstens<br />
gelijk zijn aan 30 m³/h.werknemer of gelijkgesteld, zie vraag 6.9.<br />
6.3 Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet berekend van een<br />
‘ruimte <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’ van een <strong>niet</strong>-residen-<br />
tieel gebouw?<br />
Voor een definitie van de categorie ‘ruimte <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’, zie vraag 5.1.<br />
Er zijn twee soorten ‘ruimten <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’:<br />
o ‘toiletten’;<br />
o ‘andere’.<br />
In ‘ruimten <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’ en die <strong>niet</strong> in de categorie ‘toiletten’ vallen, is het<br />
minimaal geëiste ontwerpdebiet 3 gelijk aan 1,3 m³/h.m². Het minimaal geëiste ontwerpdebiet is dus afhankelijk<br />
van de vloeroppervlakte. In de EPB-software zal u ‘ruimte <strong>niet</strong> voor menselijke bezetting’ in het<br />
veld ‘ruimte-categorie (indicatief)’ kiezen. De EPB-software berekent het minimaal geëiste ontwerpdebiet<br />
van de ruimte.<br />
In toiletruimten is het minimaal geëiste ontwerpdebiet gelijk aan 25 m³/h per wc (tel het totale aantal toilettoestellen<br />
en urinoirs) of 15 m³/h per m² vloeroppervlakte als het aantal wc’s/urinoirs <strong>niet</strong> gekend is op het<br />
ogenblik van de dimensionering van het ventilatiesysteem. In de EPB-software zal u ‘toiletten’ in het veld<br />
‘ruimte-categorie (indicatief)’ kiezen en eventueel het selectievakje ‘aantal toiletten gekend’ aanvinken.<br />
In het geval dat het aantal toiletten gekend is, moet u het aantal invullen. De EPB-software berekent het<br />
minimaal geëiste ontwerpdebiet van de ruimte.<br />
3 Volgens bijlage VI (§ 7.1) mag, bij de dimensionering van ventilatiesystemen, het ontwerpdebiet <strong>niet</strong> kleiner zijn dan het<br />
minimumdebiet dat overeenkomt met binnenluchtklasse IDA3.<br />
Volgens tabel 12 van de norm NBN EN 13779: 2004 is dat minimumdebiet in ruimten die <strong>niet</strong> bestemd zijn voor menselijke bezetting,<br />
gelijk aan 1,3 m³/h.m².<br />
januari 2009
VEA<br />
20<br />
6.4 Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet van een ‘speciale<br />
ruimte’ van een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw berekend?<br />
Voor een definitie van ‘speciale ruimte’, zie vraag 5.1.<br />
In § 6.4 van bijlage VI worden ‘speciale ruimten’ omschreven als ruimten met (een risico op) speciale<br />
verontreinigingen waarvoor andere (specifieke of strengere) regelgeving of andere eisen op het vlak van<br />
ventilatie gelden. Bijgevolg valt de ventilatie van speciale ruimten buiten het toepassingsgebied van de<br />
energieprestatieregelgeving. Het ventilatiesysteem moet volgens die andere regelgevingen, eisen of regels<br />
van goede praktijk ontworpen worden.<br />
In de EPB-software moet u ‘speciale ruimte’ in het veld ‘ruimte-categorie (indicatief)’ kiezen, en het ontwerpdebiet<br />
invullen.<br />
Aandachtspunt<br />
In een speciale ruimte zou het ontwerpdebiet minstens gelijk moeten zijn aan het minimaal geëiste ontwerpdebiet<br />
van het overeenkomstige ruimtetype, als er geen speciale verontreiniging zou optreden.<br />
Voorbeeld<br />
Een sterk verontreinigde gang van 33 m², die bijvoorbeeld in verbinding staat met een chemisch laboratorium,<br />
zal beschouwd worden als een speciale ruimte. Het ventilatiesysteem kan volgens andere regels<br />
van goede praktijk (bijvoorbeeld internationale of buitenlandse normen) gedimensioneerd worden. In elk<br />
geval zou het ontwerpdebiet gelijk aan of groter moeten zijn dan het minimaal geëiste ontwerpdebiet van<br />
een ‘ruimte <strong>niet</strong> voor menselijke bezetting’, dus 33 m² x 1,3 m³/h.m² = 42,9 m³/h.<br />
6.5 Wat gebeurt er als de ontwerpbezetting <strong>niet</strong> overeenstemt met de<br />
‘minimumbezetting’?<br />
Als de ontwerpbezetting, zoals het bouwteam die heeft gedefinieerd, bekend is, dan vinkt u het selectievakje<br />
‘ontwerpbezetting gekend’ aan en geeft u de ontwerpbezetting in.<br />
Als de ontwerpbezetting, zoals het bouwteam die heeft gedefinieerd, kleiner is dan de ‘minimumbezetting’,<br />
moet het ventilatiesysteem gedimensioneerd worden voor het minimaal geëiste ontwerpdebiet dat<br />
overeenkomt met de ‘minimumbezetting’. Dat werd zo vastgelegd omdat de werkelijke bezetting gedurende<br />
de levensduur van het gebouw sterk kan variëren (zie vraag 6.2).<br />
6.6 Kan voor een ruimte met een groot volume een aangepast minimaal<br />
geëist ontwerpdebiet berekend worden?<br />
Het minimaal geëiste ontwerpdebiet van een ruimte in een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw dat al of <strong>niet</strong> bestemd<br />
is voor menselijke bezetting, wordt bepaald volgens de procedure die volledig in de vragen 6.2 en<br />
6.3 is beschreven.<br />
Het minimaal geëiste ontwerpdebiet van een ruimte hangt af van het ruimtetype en van de ontwerpbezetting<br />
en/of de gebruiksoppervlakte, maar <strong>niet</strong> van het volume. De berekening houdt geen rekening<br />
met de hoogte. De hoogte heeft immers nauwelijks invloed op het aantal aanwezige personen of op de<br />
(vervuilende) activiteiten.<br />
Voor een ruimte met een groot volume en een kleine bezetting mag u geen aangepast minimaal geëist<br />
ontwerpdebiet berekenen. Zoals voor alle ruimten is het ook voor hogere ruimten toegelaten om voor een<br />
hoger ontwerpdebiet te kiezen, maar het is <strong>niet</strong> verplicht.<br />
januari 2009
VEA<br />
21<br />
6.7 Kan voor een grote ruimte met een kleine bezetting een aangepast<br />
minimaal geëist ontwerpdebiet berekend worden?<br />
Het minimaal geëiste ontwerpdebiet van een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ van een <strong>niet</strong><strong>residentieel</strong><br />
gebouw wordt bepaald volgens de procedure die volledig in vraag 6.2 is beschreven.<br />
Het specifieke geval waarbij de ontwerpbezetting kleiner is dan de ‘minimumbezetting’, berekend door<br />
de EPB-software, wordt in vraag 6.5 beschreven.<br />
Samengevat: u mag voor een grote ruimte met een kleine bezetting geen kleiner minimaal geëist ontwerpdebiet<br />
hanteren.<br />
6.8 Hoe wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet bepaald van een kleine<br />
ruimte met een hoge bezetting?<br />
Het minimaal geëiste ontwerpdebiet van een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ van een <strong>niet</strong><strong>residentieel</strong><br />
gebouw wordt bepaald volgens de procedure die volledig in vraag 6.2 is beschreven.<br />
Het specifieke geval waarbij de ontwerpbezetting hoger is dan de ‘minimumbezetting’, berekend door de<br />
EPB-software, wordt in vraag 6.5 beschreven.<br />
Samengevat: als de ontwerpbezetting die bepaald werd door het bouwteam, hoger is dan de ‘minimumbezetting’,<br />
berekend door de EPB-software, wordt de ontwerpbezetting gebruikt bij het bepalen van het<br />
minimaal geëiste ontwerpdebiet.<br />
6.9 Zijn de eisen van het ARAB nog van toepassing?<br />
Het Algemeen Reglement voor ArbeidsBescherming (ARAB) stelt dat ruimten waarin werknemers tewerk<br />
worden gesteld, minimaal met een debiet van 30 m³/h per werknemer of gelijkgesteld moeten worden<br />
geventileerd. Die reglementering blijft geldig, onafhankelijk van de eisen van de energieprestatieregelgeving<br />
- zie http://meta.fgov.be/WorkArea/showcontent.aspx?id=2062 voor meer details. Omdat de energieprestatieregelgeving<br />
een andere methode hanteert dan het ARAB, zal u vooraf moeten aftoetsen<br />
welke regelgeving het hoogste minimaal geëiste ontwerpdebiet oplegt.<br />
januari 2009
VEA<br />
7 Luchtkwaliteit<br />
7.1 Moet de toevoerlucht van een ruimte altijd buitenlucht zijn?<br />
Het antwoord op deze vraag varieert afhankelijk van de ruimte.<br />
• ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’<br />
22<br />
130<br />
130<br />
100 m²<br />
januari 2009<br />
22<br />
Het minimaal geëiste ontwerptoevoerdebiet van een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’, moet<br />
gerealiseerd worden met buitenlucht. Alle bijkomende debieten mogen gerealiseerd worden met buitenlucht,<br />
opnieuw gebruikte lucht van ETA 1 of doorstroomlucht van ETA1.<br />
Bij hergebruik van afvoerlucht moet immers voldaan worden aan elk van de richtlijnen in bijlage A.6 van<br />
de norm NBN EN 13779:2004. Met andere woorden, het bijkomende debiet moet van luchtkwaliteit ETA1<br />
zijn (zie vraag 7.2).<br />
• ‘ruimten <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’<br />
In afwijking van de voorschriften van NBN EN 13779:2004 kan in ‘ruimten <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’,<br />
het ontwerptoevoerdebiet volledig worden gerealiseerd met afvoerlucht uit andere ruimten van<br />
de kwaliteit ETA 1 of ETA 2.<br />
Bijlage VI stelt daarbij toch een voorwaarde. De bijdrage van afvoerlucht van kwaliteit ETA 1 of ETA 2 uit<br />
andere ruimten in het ontwerptoevoerdebiet van een ruimte, hangt af van het ontwerpdebiet van de<br />
ruimte of ruimten waaruit die lucht betrokken wordt. De som van de ontwerpdebieten vanuit een ruimte<br />
naar andere ruimten kan <strong>niet</strong> groter zijn dan het eigen ontwerpdebiet van die ruimte (zie onderstaand<br />
figuur).<br />
Opmerking: het minimaal geëiste ontwerptoevoerdebiet van een ‘ruimte <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke<br />
bezetting’, mag natuurlijk ook (volledig of gedeeltelijk) gerealiseerd worden met buitenlucht.<br />
• Speciale ruimten<br />
De ventilatie van speciale ruimten valt buiten het toepassingsgebied van de energieprestatie-regelgeving.<br />
Het is toch sterk aanbevolen om aan elk van de richtlijnen in bijlage A.6 van de norm NBN EN 13779:2004<br />
te voldoen.
VEA<br />
Algemene opmerking<br />
Het ruimtetype heeft ook invloed op de kwaliteit van de afgevoerde lucht (zie vraag 7.2).<br />
Tabel 1 Classificatie van de afvoerlucht (volgens de norm NBN EN 13779: 2004 - tabel 3)<br />
Klasse<br />
ETA1<br />
Omschrijving Voorbeelden (ter informatie)<br />
Lage vervuilingsgraad<br />
Lucht, afkomstig uit ruimten waarin de<br />
vervuiling voornamelijk teweeggebracht<br />
wordt door de menselijke stofwisseling en het<br />
gebouw, met uitzondering van ruimten waar<br />
mag worden gerookt<br />
Matige vervuilingsgraad<br />
Lucht, afkomstig uit bezette ruimten die meer<br />
onzuiverheden bevat dan lucht uit de ruimten<br />
uit categorie ETA1 of uit ruimten met andere<br />
activiteiten en lucht uit ruimten die normaal<br />
gesproken tot categorie ETA1 zouden behoren,<br />
maar waar mag worden gerookt<br />
Hoge vervuilingsgraad<br />
Lucht, afkomstig uit ruimten waar de<br />
luchtkwaliteit sterk beperkt wordt door de<br />
productie van vocht, chemische stoffen<br />
enzovoort<br />
januari 2009<br />
23<br />
7.2 Hoe moet ik de kwaliteit van de afvoerlucht van een ruimte bepalen?<br />
Als men de afvoerlucht van een ruimte wil laten doorstromen of opnieuw gebruiken, is het noodzakelijk<br />
om de kwaliteit van de afvoerlucht te bepalen om te oordelen of ze daarvoor geschikt is. De kwaliteit van<br />
de afvoerlucht is afhankelijk van de activiteiten die in de ruimte plaatsvinden. De norm onderscheidt vier<br />
klassen (aan de hand van een omschrijving). Als een luchtstroom lucht bevat die afkomstig is van verschillende<br />
ruimten, is het de categorie met het hoogste cijfer die de klasse bepaalt.<br />
ETA2<br />
ETA3<br />
ETA4<br />
Zeer hoge vervuilingsgraad<br />
Lucht die geuren en onzuiverheden bevat die<br />
schadelijk zijn voor de gezondheid, in<br />
concentraties die hoger zijn dan die welke<br />
toegestaan zijn voor de binnenlucht van<br />
bezette ruimten<br />
Kantoren, met inbegrip van kleine opslagruimten,<br />
openbare ruimten, klaslokalen,<br />
trappen, gangen, vergaderzalen, handelsruimten<br />
zonder andere bron van vervuiling<br />
Restaurants, keukens waar warme drank<br />
wordt bereid, winkels, opslagruimten, hotelkamers<br />
Toiletten, sauna's, keukens, bepaalde<br />
chemische laboratoria, fotokopieerruimten,<br />
rookruimten<br />
Afzuiging voor grills en keukendampkappen,<br />
garages, wegtunnels, parkings, schildersateliers,<br />
wasserijen, bepaalde chemische<br />
laboratoria, veelvuldig gebruikte rookruimten<br />
…<br />
Toegepast op de ruimtetypes van tabel 1 van bijlage VI, kan aan de kwaliteit van de afvoerlucht van elk<br />
ruimtetype een ETA-klasse toegekend worden; zie de tabel op pagina 24. Deze tabel is louter informatief.
VEA<br />
Ruimtetypes die bestemd zijn voor menselijke bezetting<br />
Ruimten uit tabel 1 of gelijkaardig, waar roken expliciet<br />
verboden is en met afwezigheid van een gelijkaardige<br />
vervuiling<br />
Restaurants, cafetaria's, snelbuffetten, kantines, bars …<br />
Slaapkamers in hotels, motels, vakantiecentra …<br />
Slaapzalen in vakantiecentra<br />
Kapsalons, schoonheidssalons<br />
Winkels voor meubilair, tapijten, textiel …<br />
Supermarkten, grootwarenhuizen<br />
Dierenspeciaalzaken<br />
Kleedkamers<br />
Sportclubs: aerobicruimten, fitnessruimten, bowlingclubs<br />
Cellen, dagverblijven<br />
Keukens, kitchenettes, douches<br />
Wasserettes, wassalons<br />
Discotheken, dansgelegenheden<br />
Fotostudio's, donkere kamers …<br />
Apotheken, bereidingsruimten<br />
Kopieerruimten, ruimten voor printers<br />
Klasse<br />
Dampkappen en andere directe afzuigingen ETA4<br />
Tabel 2 Hergebruik van de afvoerlucht (NBN EN 13779 - tabel A.2)<br />
Klasse<br />
Omschrijving<br />
januari 2009<br />
24<br />
ETA1<br />
bij twijfel valt u terug op een slechtere ETA<br />
ETA2<br />
bij twijfel valt u terug op een slechtere ETA<br />
ETA3<br />
bij twijfel valt u terug op een slechtere ETA<br />
Voor ‘ruimten <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’ moet het bouwteam de ETA-klasse geval per geval<br />
bepalen.<br />
De voorschriften van bijlage VI en van de norm NBN EN 13779:2004 zijn in de volgende tabel samengevat.<br />
ETA1 Geschikt voor doorstroom en voor hergebruik, maar omdat het geen buitenlucht betreft,<br />
wordt het <strong>niet</strong> meegerekend om te voldoen aan het minimaal geëiste ontwerptoevoerdebiet<br />
van een 'ruimte bestemd voor menselijke bezetting'<br />
ETA2<br />
ETA3<br />
ETA4<br />
Alleen geschikt voor doorstroom en voor hergebruik naar 'ruimten <strong>niet</strong> bestemd voor<br />
menselijke bezetting' (of speciale ruimten).<br />
Niet geschikt voor doorstroom en voor hergebruik<br />
Niet geschikt voor doorstroom en voor hergebruik<br />
In de EPB-software is er een selectievakje ‘roken toegestaan’ in het scherm ‘eigenschappen van een<br />
ruimte’. Het selectievakje kan bij ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’, worden aangevinkt. In dat<br />
geval verschijnt een boodschap: ‘Er mag <strong>niet</strong> gecirculeerd worden naar andere ruimten voor mensen!’.<br />
Dat is een vertaling van de hierboven vermelde regels, namelijk:<br />
o de afvoerlucht uit een ruimte waar roken <strong>niet</strong> expliciet verboden is, behoort tot klasse ETA2 of<br />
slechter;<br />
o ETA2 is alleen geschikt voor hergebruik in of doorstroom naar ‘ruimten <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke<br />
bezetting’ (of speciale ruimten).<br />
(zie vraag 7.1)
VEA<br />
8 Specifieke ruimten<br />
8.1 Hoe bepaal ik de vloeroppervlakte van een trappenhal?<br />
V3<br />
de gelijkvloerse verdieping<br />
Oppervlakte traphal =<br />
vloeroppervlaktes<br />
+<br />
V1 + V2 + V3 + V4<br />
V4<br />
V2<br />
V1<br />
T3<br />
T1<br />
projectieoppervlaktes<br />
van de trappen<br />
T1 + T2 + T3<br />
projectie van trappen van de gelijkvloerse verdieping naar de eerste verdieping<br />
overloop tussen de gelijkvloerse verdieping en de eerste verdieping<br />
overloop van de eerste verdieping<br />
projectie van de trappen van de eerste naar de tweede verdieping<br />
overloop van de tweede verdieping<br />
totale vloeroppervlakte van de traphal<br />
T2<br />
V1<br />
T1 + T2<br />
V2<br />
V3<br />
T3<br />
V4<br />
januari 2009<br />
25<br />
Om de vloeroppervlakte van trappen en hellende vloeren te bepalen, stelt §.2 van bijlage II van het besluit<br />
van 11 maart 2005 dat de verticale projectie op het horizontale vlak van de trap of vlak moet beschouwd<br />
worden.<br />
U kunt de volledige trappenhal als één ruimte invoeren. De vloeroppervlakte van de volledige trappenhal<br />
bepaalt u dan door de som te maken van alle tussenliggende vloeroppervlaktes en de geprojecteerde<br />
oppervlaktes van alle trappen (zie onderstaand figuur).<br />
8.2 Hoe moet ik kleedkamers en douches ventileren?<br />
Eisen<br />
(V1+V2+V3+V4) + (T1+T2+T3)<br />
Kleedkamers waar dezelfde personen een langere tijd aanwezig zijn (bijvoorbeeld een kleedster, schminkster<br />
…) moeten beschouwd worden als ‘ruimten bestemd voor menselijke bezetting’ - zie tabel 1.<br />
In vele gevallen kunnen kleedkamers en douches beschouwd worden als ‘ruimten <strong>niet</strong> bestemd voor<br />
menselijke bezetting’ - zie vraag 5.1, namelijk als dezelfde mensen zich slechts een relatieve korte tijd aan-
VEA<br />
26<br />
of uitkleden en/of wassen. Bijgevolg mag het ontwerptoevoerdebiet volledig worden gerealiseerd met<br />
afvoerlucht uit andere ruimten van de kwaliteit ETA 1 of ETA 2 (zie vraag 7.1).<br />
Volgens NBN EN 13779:2004 is de afvoerluchtkwaliteit van douches van klasse ETA3 (of zelfs ETA4). Die lucht<br />
mag bijgevolg <strong>niet</strong> hergebruikt worden, en moet onmiddellijk naar buiten afgevoerd worden (zie vraag<br />
7.2).<br />
Aandachtspunten voor douches<br />
Het minimaal geëiste ontwerpdebiet voor een ‘ruimte <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’, is erg klein<br />
(1,3 m³/h.m², zie vraag 6.3) en is zeker <strong>niet</strong> aangepast aan doucheruimten. Bijgevolg is het sterk aangeraden<br />
om het ventilatiesysteem van doucheruimten volgens andere regels van goede praktijk te dimensioneren,<br />
bijvoorbeeld die van NBN D 50-001 voor kleine doucheruimten (50 m³/h) of die van NBN<br />
EN 13779:2004, § 6.4.3. (mechanische extractie die minstens 50% van de tijd een debiet van 7,2 m³/h.m²<br />
afvoert, met een minimum van 36 m³/h per ruimte).<br />
8.3 Hoe moet ik een loods ventileren?<br />
Als de loods <strong>niet</strong> verwarmd of gekoeld 4 wordt ten behoeve van mensen, is de energieprestatie-regelgeving<br />
<strong>niet</strong> van toepassing. Toch is het ook in dat geval aanbevolen om die loods volgens de regels van<br />
goede praktijk te ventileren.<br />
Als de loods wel verwarmd wordt ten behoeve van mensen, is bijlage VI van het besluit van 11 maart 2005<br />
van toepassing. In dat geval moet men de procedure in 4.2 volgen om het ventilatiesysteem te dimensioneren.<br />
De belangrijke stap is de bepaling van het ruimtetype (zie vraag 5.1).<br />
o Een loods kan een ‘ruimte bestemd voor menselijke bezetting’ zijn, bijvoorbeeld als mensen daar hun<br />
werkplek hebben.<br />
o Een verwarmde loods kan ook een ‘ruimte <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’ zijn. Er is dus een<br />
onderscheid tussen de kwalificaties ‘verwarmd ten behoeve van mensen’ en ‘<strong>niet</strong> bestemd voor<br />
menselijke bezetting’. Het is mogelijk dat men de loods toch wil verwarmen, <strong>niet</strong> alleen voor de<br />
goederen die daar blijven (om vorstgevaar of vochtproblemen te vermijden), maar ook voor de<br />
mensen die daar een relatief korte tijd verblijven.<br />
o De loods kan in sommige gevallen ook een speciale ruimte zijn, bijvoorbeeld een loods die een<br />
garage is van meer dan 40 m² (zie vraag 6.4).<br />
8.4 Hoe moet ik een wachtkamer, praktijkruimte, operatieruimte van een<br />
dierenarts, kinesitherapeut, arts… ventileren?<br />
Deze types ruimten zijn onderworpen aan de ventilatie-eisen van bijlage VI.<br />
Voor elke ruimte moet het bouwteam het meeste geschikte ruimtetype bepalen, zoals in vraag 5.1 is beschreven.<br />
Het bouwteam heeft daarbij enige vrijheid, maar de keuze moet verantwoord en verdedigbaar<br />
zijn.<br />
Bv. : in een dierenartsenpraktijk kunnen de voorbereidings- en de nabehandelingskamer en de RX-ruimte<br />
als ‘ruimte <strong>niet</strong> bestemd voor menselijke bezetting’ of als ‘speciale ruimten’ beschouwd worden, afhankelijk<br />
van de tijd die personen er doorbrengen.<br />
In een dierenartsenpraktijk is het van belang de kwaliteit van de afvoerlucht goed te bepalen, om te vermijden<br />
dat het ventilatiesysteem geuren en andere verontreinigende stoffen in het gebouw verspreidt.<br />
4 Met ‘verwarmd’ of ‘gekoeld’ wordt bedoeld dat in de loods energie verbruikt wordt om een specifieke binnentemperatuur te<br />
bereiken ten behoeve van mensen.<br />
januari 2009
VEA<br />
9 Balancering<br />
9.1 Moeten ontwerptoevoer- en ontwerpafvoerdebieten in balans zijn?<br />
januari 2009<br />
27<br />
Om diverse redenen kan er best gestreefd worden naar een evenwicht tussen het totale ontwerptoevoerdebiet<br />
en het totale ontwerpafvoerdebiet op gebouwniveau. De energieprestatieregelgeving eist geen<br />
perfect evenwicht, maar er moet wel voldaan worden aan de drukvoorwaarde (zie vraag 9.2).<br />
9.2 Wat is de drukvoorwaarde? Hoe moet ik die berekenen?<br />
De drukvoorwaarde (PC) wordt veroorzaakt in het gebouw door een onevenwicht tussen de ontwerptoevoerdebieten<br />
(qv,supply) en de ontwerpafvoerdebieten (qv,extract).<br />
De definitie van, de berekeningsmethode voor en de eis van de drukvoorwaarde, zijn in § 6.3.1 en § 7.5<br />
van bijlage VI te vinden. Ze kunnen als volgt worden samengevat.<br />
PC = sign(qv,supply - qv,extract ). abs(qv,supply - qv,extract )<br />
De drukvoorwaarde in een gebouw of gedeelte van een gebouw, ten gevolge van het verschil in ontwerpdebiet<br />
tussen de luchttoevoer en de luchtafvoer, wordt berekend met behulp van de volgende<br />
formule:<br />
1<br />
met :<br />
.<br />
V50 0,65<br />
.50<br />
• PC = drukvoorwaarde [Pa]<br />
• qv, supply = ontwerptoevoerdebiet [m³.h-1]<br />
• qv,<br />
.<br />
extract = ontwerpafvoerdebiet [m³.h-1]<br />
• V = lekdebiet bij 50 Pa [m³.h-1] van het gebouw of van een deel van het gebouw zoals gedefinieerd<br />
50<br />
door de norm NBN EN 13829, per conventie gelijkgesteld aan V, het volume (berekend op basis van de<br />
buitenafmetingen, in m³) van het gebouw of van het beschouwde deel van het gebouw.<br />
• sign (x) : een functie die het teken van het argument x aanneemt, met andere woorden.:<br />
o sign (x) = 1, als x ≥ 0<br />
o sign (x) = -1 als x < 0<br />
o voorbeeld: het teken van 5 is “+1”, het teken van -5 is “-1“<br />
• abs (x): de absolute waarde van x, met andere woorden:<br />
o abs (x) = x als x ≥ 0<br />
o abs (x) = -x als x < 0<br />
o voorbeeld: de absolute waarde van 5 is “5”, de absolute waarde van -5 is eveneens “5”<br />
De drukvoorwaarde mag <strong>niet</strong> kleiner zijn dan -5 Pa (onderdruk) of groter zijn dan 10 Pa (overdruk). Het doel<br />
van deze eis is om te grote onbalans tussen luchttoevoerdebiet en luchtafvoerdebiet te vermijden.<br />
Voorbeeld van een kantoorgebouw<br />
Het gebouw bestaat uit twee identieke verdiepingen met kantoren en toiletten. Het totale volume is gelijk<br />
aan 3136 m³.<br />
Het ontwerptoevoerdebiet in de kantoren is gelijk aan 1122 m³/h.<br />
Het ontwerpafvoerdebiet in de toiletten is gelijk aan 360 m³/h.<br />
De drukvoorwaarde is gelijk aan:<br />
PC = sign(1122 - 360).<br />
In dat geval is er dus aan de eis voor de drukvoorwaarde voldaan.<br />
abs(1120 - 360)<br />
3136<br />
1<br />
0,65<br />
.50 = 5,7 Pa
VEA<br />
10 Systemen<br />
januari 2009<br />
28<br />
10.1 Is de toepassing van een natuurlijk ventilatiesysteem in een<br />
<strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw toegestaan?<br />
Het is toegestaan om een natuurlijk ventilatiesysteem toe te passen in een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw.<br />
Opmerking<br />
De verplichting om bepaalde regelsystemen te gebruiken, is alleen geldig voor mechanische ventilatiesystemen.<br />
Natuurlijke ventilatiesystemen blijven uiteraard regelbaar door middel van de regelbare toevoeropeningen<br />
(RTO’s) en regelbare afvoeropeningen (RAO’s) (zie vraag 10.2).<br />
10.2 Hoe moet een ventilatiesysteem in een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw<br />
worden geregeld?<br />
Het ontwerpdebiet hoeft bij gebruik van het gebouw <strong>niet</strong> altijd (24 uur per dag, 7 dagen per week...) effectief<br />
gerealiseerd te worden. Het is toegestaan om op bepaalde momenten het debiet te verminderen<br />
of zelfs helemaal te stoppen 5 .<br />
Zorgen voor een doordachte regeling op het ventilatiedebiet heeft een groot aantal voordelen:<br />
o het levert de luchtverversing die men in de praktijk nodig heeft en het grootste deel van de tijd<br />
zal die veel lager zijn dan het ontwerpdebiet van de installatie, zodat op elk ogenblik een<br />
aangenaam binnencomfort kan worden gegarandeerd;<br />
o het bespaart op de verwarmingskosten die nodig zijn om de ventilatielucht voor te verwarmen;<br />
o het bespaart op het elektrische verbruik van de ventilator (afhankelijk van het soort ventilatie-<br />
regeling) als men het hoge ventilatiedebiet <strong>niet</strong> nodig heeft;<br />
o door gebruik van de ventilatie-installatie kan, afhankelijk van het seizoen, een koelend effect<br />
worden gerealiseerd.<br />
De energieprestatieregelgeving laat toe om de luchtkwaliteit te regelen door het aanpassen van de debieten<br />
en moedigt een zuinige regeling zelfs aan in de E-peilberekening.<br />
De eisen voor de regeling van natuurlijke en mechanische ventilatiesystemen worden in onderstaande<br />
beschreven:<br />
• Natuurlijke ventilatiesystemen (systemen A volgens de terminologie die geldig is voor<br />
ventilatiesystemen in residentiële gebouwen)<br />
Eisen<br />
Er zijn geen eisen voor de regeling van het systeem. Er zijn wel eisen voor de regelbare toevoeropeningen<br />
(RTO’s) en regelbare afvoeropeningen (RAO’s). Volgens § 7.8 van bijlage VI moeten de RTO’s en RAO’s<br />
‘manueel of automatisch regelbaar zijn. Ze moeten in voldoende tussenstanden kunnen worden afgesteld<br />
tussen de standen « Gesloten » en « Volledig open ». Die afstelling kan hetzij continu gebeuren, hetzij via<br />
minstens 3 tussenstanden tussen de standen « Gesloten » en « Volledig open »’ (zie vraag 3.1).<br />
5 Opmerking: dit is alleen geldig bij <strong>niet</strong>-residentiële gebouwen. Bij residentiële gebouwen moet de mechanische toevoer of de<br />
mechanische afvoer permanent werken, eventueel op een lager debiet. Zie ventilatiedocument - <strong>residentieel</strong> voor meer uitleg.
VEA<br />
Opmerking<br />
januari 2009<br />
29<br />
De regelbaarheid van een RTO of RAO heeft <strong>niet</strong>s te maken met de IDA-C klasse, zoals hieronder wordt<br />
beschreven.<br />
• Mechanische ventilatiesystemen (systemen B, C, D volgens de terminologie die geldig is voor<br />
ventilatiesystemen in residentiële gebouwen)<br />
Eisen<br />
Mechanische ventilatiesystemen moeten minstens een regelsysteem van het type IDA-C3 bevatten - zie<br />
§ 7.4, bijlage VI.<br />
De definities van de verschillende IDA-C-klassen staan in de norm NBN EN 13779: 2004:<br />
o IDA–C1: geen controle - het systeem werkt permanent<br />
o IDA–C2: manuele controle - het systeem heeft een handbediende schakelaar<br />
o IDA-C3: kloksturing<br />
o IDA-C4: bezettingscontrole - infraroodsensoren en dergelijke<br />
o IDA-C5: regeling afhankelijk van aantal aanwezigen<br />
o IDA-C6: directe controle van de luchtkwaliteit.<br />
Regeling van de luchtkwaliteit kan bijvoorbeeld door het regelen van de ventilator, door het werken met<br />
automatische regelkleppen in het kanaalnet of in andere componenten van het ventilatiesysteem (bijvoorbeeld<br />
automatisch gestuurde regelbare toevoeropeningen).<br />
De toevoeropeningen voor mechanische afvoerventilatiesystemen en de afvoeropeningen voor mechanische<br />
toevoerventilatiesystemen moeten blijvend voldoen aan de eis voor regelbaarheid, zoals hierboven<br />
is beschreven (voor het geval van een volledig natuurlijk ventilatiesysteem).<br />
Opmerkingen<br />
Bij een regeling is er altijd sprake van:<br />
o een input (het signaal waarop het regelapparaat zal reageren);<br />
o het regelapparaat zelf, met ingebouwde regelstrategie of regellogica;<br />
o een output (het signaal dat het regelapparaat genereert om het debiet te wijzigen).<br />
Een automatische regeling veronderstelt dat die drie componenten met elkaar verbonden zijn en als geheel<br />
automatisch functioneren.<br />
De eisen richten zich nagenoeg alleen tot de input. Die kan bestaan uit één van de bovenvermelde geaccepteerde<br />
klassen:<br />
o een klok waarbij de ventilatie buiten de gebruiksuren wordt uitgeschakeld of verlaagd in debiet.<br />
Die klok kan een eenvoudig dag-nachtregime bevatten of een veel complexere instelling met<br />
verschillende uurprogramma’s, weekenddienst… ;<br />
o een aanwezigheidssensor zoals een infraroodsensor die aangeeft of er personen aanwezig zijn (maar<br />
<strong>niet</strong> hoeveel);<br />
o een regeling afhankelijk van het aantal aanwezigen, bijvoorbeeld een telmechanisme aan de<br />
ingang van een bioscoop;<br />
o een directe controle van de luchtkwaliteit, bijvoorbeeld met een CO2-meting, een vochtmeting of<br />
een meting van andere verontreinigingen.<br />
Het verbod op regelsystemen die alleen gebruik maken van een IDA-C1 of IDA-C2-regelsystemen slaat
VEA<br />
30<br />
op regelsystemen die alleen op die wijze werken. Een IDA-C3 regeling mag voorzien worden van een<br />
manuele schakelaar om, los van de automatische regeling, het debiet tijdelijk te verhogen (of te verlagen<br />
en zelfs af te zetten, zie vraag 11.3). Worden kantoren bijvoorbeeld gebruikt voor een receptie buiten de<br />
normale werkuren, dan kan de ventilatie manueel bediend worden.<br />
Welke regellogica gebruikt moet worden, wordt overgelaten aan de keuze van het bouwteam en de<br />
gebruiker.<br />
Uitzondering (zie § 7.4, bijlage VI)<br />
Een regelsysteem dat gebaseerd is op luchttemperatuur dat toelaat het ventilatiedebiet onder het minimaal<br />
geëiste ontwerpdebiet te verlagen, is <strong>niet</strong> toegestaan. Bij het regelen van luchtverwarming door in te<br />
spelen op het debiet zal er vanuit de verwarmingsregeling steeds minstens het minimaal geëiste ontwerpdebiet<br />
worden aangehouden. Vanuit luchtkwaliteitsregeling is regeling naar onder toe wel toegestaan.<br />
Er kan gewerkt worden met een aan-uit-regime, met een regeling in enkele stappen, met een proportionele<br />
regeling of met een regeling naar een grenswaarde.<br />
Met een CO 2 -sensor kan bijvoorbeeld op volgende wijze geregeld worden:<br />
o boven 500 ppm (aanwezigheid van personen waarschijnlijk) aan, eronder uit;<br />
o tussen 500 ppm en 1000 ppm op halve snelheid, eronder uit, erboven op maximale snelheid, of<br />
volledig traploos;<br />
o regeling naar een concentratie van 1000 ppm: als veel personen aanwezig zijn, vergt dat een sterke<br />
ventilatie, met weinig personen zal het resulteren in een lage luchtwisseling.<br />
Ook de wijze waarop de ventilatiedebieten worden gereduceerd, wordt <strong>niet</strong> vastgelegd in eisen. Zo bieden<br />
zich bijvoorbeeld de volgende mogelijkheden aan:<br />
o aan-uitschakeling van de ventilator;<br />
o toerentalregeling van de ventilatormotor met transformator, triac, frequentiesturing, DC-motoren … ;<br />
o aanpassen van de ventilatorkarakteristieken door waaierschoepverstelling, inlaatklepverstelling;<br />
o plaatsen van regelkleppen in de kanalen;<br />
o gebruik van automatisch regelbare toevoer- of afvoeropeningen.<br />
Aandachtspunt<br />
Het is <strong>niet</strong> altijd zo dat een terugregeling van het debiet zorgt voor een verlaging van het energieverbruik<br />
van de ventilator. Een aantal regelstrategieën zal alleen het debiet verlagen, terwijl het energieverbruik<br />
van de ventilator toch <strong>niet</strong> kleiner wordt.<br />
Voorbeeld 1<br />
In een hal van 1000 m² met een bezetting (waarde bij ontstentenis) van 67 personen (=1000/15, naar boven<br />
afgerond) is het minimaal geëiste ontwerpdebiet 67 x 22 m³/h.persoon = 1474 m³/h. Dat betekent echter<br />
<strong>niet</strong> dat de ventilatie continu dat debiet moet leveren. Als er minder mensen aanwezig zijn in de hal, kan<br />
het ventilatiedebiet bijvoorbeeld verlaagd worden. Bij <strong>niet</strong>-residentiële gebouwen mag de ventilatie ook<br />
stilgelegd worden tijdens bepaalde periodes, bv. ’s nachts als het gebouw <strong>niet</strong> in gebruik is.<br />
Voorbeeld 2<br />
Men kan in een showroom opteren voor een klokgestuurde regeling, die bijvoorbeeld buiten de openingsuren<br />
de ventilatie uitschakelt en tijdens de openingsuren de ventilatie op een lage stand zet. Tevens is een<br />
manuele bijregeling (hogere ventilatiestand) mogelijk op speciale tijdstippen zoals tijdens een opendeurdag<br />
of na het verplaatsen van wagens in de showroom.<br />
januari 2009
VEA<br />
11 Componenten<br />
Keuze bij 'eigenschappen van de<br />
toevoeropeningen'<br />
Regelbare toevoeropeningen (RTO)<br />
Voorbeeld van toepassing<br />
januari 2009<br />
31<br />
11.1 Welke toevoer- en afvoervoorzieningen moeten in elke ruimte voorzien<br />
worden?<br />
Het type van toevoer- en afvoervoorzieningen dat in een ruimte moet voorzien worden, is afhankelijk van<br />
de kwaliteit van de toevoer- en afvoerlucht en van het type van ventilatiesysteem.<br />
Bij ‘eigenschappen van de toevoeropeningen en van de afvoeropeningen’ heeft u de keuze tussen:<br />
Ontwerptoevoerdebiet van een 'ruimte bestemd voor<br />
menselijke bezetting' bij systemen met natuurlijke toevoer<br />
Mechanische toevoer Ontwerptoevoerdebiet van een 'ruimte bestemd voor<br />
menselijke bezetting' bij systemen met mechanische toevoer<br />
Doorstroomopeningen (DO) Ontwerptoevoerdebiet van een 'ruimte <strong>niet</strong> bestemd voor<br />
menselijke bezetting'<br />
Doorstroomopeningen (DO) en<br />
regelbare toevoeropeningen (RTO)<br />
Doorstroomopeningen (DO) en<br />
mechanische toevoer<br />
Keuze bij 'eigenschappen van de<br />
afvoeropeningen'<br />
Regelbare afvoeropeningen (RAO)<br />
RTO: Ontwerptoevoerdebiet van een 'ruimte bestemd voor<br />
menselijke bezetting' bij systemen met natuurlijke toevoer<br />
DO: Bijkomende debiet - wordt <strong>niet</strong> meegeteld in het<br />
ontwerptoevoerdebiet<br />
Mechanische toevoer: Ontwerptoevoerdebiet van een 'ruimte<br />
bestemd voor menselijke bezetting' bij systemen met<br />
mechanische toevoer<br />
DO: Bijkomende debiet - wordt <strong>niet</strong> meegeteld in het<br />
ontwerptoevoerdebiet<br />
Voorbeeld van toepassing<br />
Ontwerpafvoerdebiet van een ruimte bij systemen met<br />
natuurlijke afvoer<br />
Mechanische afvoer Ontwerpafvoerdebiet van een ruimte bij systemen met<br />
mechanische afvoer<br />
Doorstroomopeningen (DO) DO: Ontwerpafvoerdebiet van een ruimte met afvoerlucht van<br />
klasse ETA1 naar een 'ruimte bestemd voor menselijke<br />
bezetting', of van klasse ETA 1 of ETA2 naar een 'ruimte <strong>niet</strong><br />
bestemd voor menselijke bezetting'<br />
Doorstroomopeningen (DO) en<br />
regelbare afvoeropeningen (RAO)<br />
Doorstroomopeningen (DO) en<br />
mechanische afvoer<br />
RAO: Ontwerpafvoerdebiet van een ruimte met afvoerlucht<br />
van klasse ETA1 of ETA2, bij systemen met natuurlijke afvoer<br />
DO: Ontwerpafvoerdebiet van een ruimte met afvoerlucht van<br />
klasse ETA1 naar een 'ruimte bestemd voor menselijke<br />
bezetting', of van klasse ETA 1 of ETA2 naar een 'ruimte <strong>niet</strong><br />
bestemd voor menselijke bezetting'<br />
Mechanische afvoer: Ontwerpafvoerdebiet van een ruimte met<br />
afvoerlucht van klasse ETA1 of ETA2, bij systemen met<br />
mechanische afvoer<br />
DO: Ontwerpafvoerdebiet van een ruimte met afvoerlucht van<br />
klasse ETA1 naar een 'ruimte bestemd voor menselijke<br />
bezetting', of van klasse ETA 1 of ETA2 naar een 'ruimte <strong>niet</strong><br />
bestemd voor menselijke bezetting'
VEA<br />
32<br />
11.2 Als de buitenlucht natuurlijk wordt toegevoerd en over de volledige<br />
breedte van het venster een regelbare toevoeropening wordt geplaatst,<br />
is het geleverde debiet voor de ruimte te klein. Hoe kan dat opgelost<br />
worden?<br />
Er zijn verschillende manieren om het ontwerpdebiet op te voeren:<br />
o er kan geopteerd worden voor een andere RTO, met een groter ontwerptoevoerdebiet<br />
(per lopende meter);<br />
o er kunnen aanvullend RTO’s in de muur voorzien worden;<br />
o er kan beslist worden om geen RTO in het venster te plaatsen, maar alleen RTO’s in de muur te<br />
realiseren waarmee het minimaal geëiste ontwerptoevoerdebiet kan worden gehaald;<br />
o in het geval van mechanische afvoerventilatie, kan er geopteerd worden voor een directe<br />
mechanische extractie uit de ruimte zelf, zodat de RTO’s mogen gedimensioneerd worden voor een<br />
drukverschil van 10 Pa;<br />
o er kan in de volledige ventilatiezone gekozen worden voor een systeem met mechanische<br />
toevoer.<br />
11.3 Mag men een ventilator in een <strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw kunnen<br />
afzetten of terugregelen?<br />
Een automatische regeling mag het debiet van de toevoer- of afzuigventilatoren terugregelen of afzetten.<br />
Het systeem mag ook manueel teruggeregeld of volledig uitgeschakeld worden. Bij volledige uitschakeling<br />
moet een automatische regeling het systeem opnieuw kunnen aanzetten.<br />
Voor meer detail in verband met regelmogelijkheden, zie vraag 10.2.<br />
12 Uitvoering<br />
12.1 Mag het afvoerkanaal bij een natuurlijk ventilatiesysteem in een<br />
<strong>niet</strong>-<strong>residentieel</strong> gebouw horizontaal verlopen?<br />
De regelbare afvoeropeningen voor natuurlijke afvoer moeten verbonden zijn met een afvoerkanaal dat<br />
uitmondt boven het dak. De afvoerkanalen moeten zo veel mogelijk een verticaal traject hebben. Afwijkingen<br />
van hoogstens 30° ten opzichte van de verticale worden toegestaan.<br />
januari 2009