Surinaamsche almanak voor het jaar 1902 - Manioc

— 18 —
Het goede voorbeeld van de Maatschappij Suriname voud
navolgiug, en in een tijdsverloop van slechts twee jaren
waren, wat voor Suriname wel een ongewoon verschijnsel
mocht worden genoemd, nog orgeveer een half dozijn Vennootschappen
in het leven geroepen, die zich ten doel
stelden goud en andere mineralen te exploiteeren, en tabak
te cultiveeren.
Eindelijk begon 't voor Suriname in Nederland te dagen !
Verseheidene mannen van invloed en vermogen bezochten
de Kolonie, ten einde haar van nabij te leeren kennen, en
zoo mogelijk er iets te beginnen.
Intusschen bleef VAN EEDEN niet stil.
Het aanvankelijk verkreegen succes prikkelde hem als't ware
tot nader en krachtiger optreden.
Van de gelegenheid, welke zijne kennismaking met den toen
met vorlof in Nederland vertoevenden Gouvernements-lardmeter
Loth ten gevplge had, maakte hij dadelijk gebruik om
dezen uit te coodigen in een der lokalen van het Koloniaal
Museum eene voordracht over Suriname te houden.
Wij gelooven dat VAN EEDEN zeer goed begreep, dat, uit
den aard der zaak, het bespreken van eeu onderwerp, hetwelk,
in den laatsten tijd vooral, zoo herhaaldelijk was behandeld,
zeli's door den beer LoTH, niet veel nicuws zoude bevatten.
Maar de omstandigheid, dat LOTH is eeu Zoon van Suriname,
die er zijne opvoeding beeft gehad, en destiettemin eene schitterende
carrière heeft gemaakt, een zoo sprekend bewijs is van
hergeen ,,het verwaarloosd Erfdeel",, tiots zijne verdrukking,
toch op intellectueel gebied vermocht voort te brenger.
VAN EEDEN begreep dat dit feit ougemeen zoude bijdragen,
om de voordracht aantrekkelijk te maken, en zoodoende de belangstelling
in Suriname te verhooger, wat toch het hoofddoel
van VAN EEDEN zijn streven was.
Zooals men weet werd het doel dan ook, dank zij de medewerking
van de Pers, volkomen berikt.
Nu deze overwinning behaald was, wilde VAN EEDEN een
van grootere meer practische beteekenis erlangen. Pat zoude
gewis eene tentoonstelling opleveren, welke aan het Nederlandsche
Volk konde voorleggen wat zoo al het bekend gedeelte
van Nederlandsch West-Indië voortbrengt, en waaruit
zoude kunnen worden algeleid wat de uitgestrekte en ongetwijfeld
rijkere wildarnissen, die ongeveer 90% uitmaken van
de totaal-oppervlakte der Kolonie, naar menschelijke berekening,
kunren bevatten.
Zij, die deel hebben gemaakt van de Commissie, welke in
Suriname belast was mede te werken tot het welslagen van
VAN EEDEN'S geliefkoosd plan, en zoodoende met den ijverigen
man in brietwisseling kwamen, weten welke zorg en coewijdiug
de wakkere grijsaard aan den dag legde toc het wel-