Surinaamsche almanak voor het jaar 1902 - Manioc

— 159 —
De berijder van cen rijwiel is verplicht voor andere Ver-
VoermiddeJen of voor voetgangers uit te wijken.
8. Het is verboden met de in art. 1 alinea 1 genoemde
Vervoermiddelen te rijden van 6 uur des namiddags tôt 5 uun
des morgens, zonder dat voorzien zijn :
a. de rijtuigen van 2 helderbrandende aan weerszijden vooraar:
bevestigde lantaarns, van voren en op de zij'de wit
licht geven de.
b. de voertuigen van één helderbrandende lantaarn aan de
rechterzijde aangebracht, naar alle zijden licht gevende.
e. de rijwielen van één helderbrandende lantaarn van voren
aangebracht, vooruit licht gevende.
9. Het is verboden met de in art. l, alinea 1, ganoemde
vervoermiddelen of rijdieren of met enkele daarvan te rijden :
a. op Straten en wegen bij besluit van den Gouverneur
daarvoor aangewezen.
b. op Straten en wegen ten aanzien waarvan een tijdelijk
verbod vanzoodanig verkeer doo'r het Hoofd der Politie
is uitgevaardigd en vooraf in het Gouvernements-Advertentieblad
ter algemeene kennis gebracht.
10. De bestuurders en berijders van de in art. 1, alinea 1,
genoemde vervoermiddelen en rijdieren door de Politie gelast
stil te houden, moeten onmiddellijk aan dat bevel voldoen.
11. Overtreding van de bepalingen dezer verordening wordt
gestraft met geldboete van 50 cent tôt 25 gulden.
Bij herhaling van eenige overtreding dezer verordening
binnen een jaar na eene veroordeeling, die in kracht van ge-
Wij.-de is gegaan, wordt de schuldige gestraft met gevangenissiraf
van 1 tôt 6 dagen en geldboete vau 3 tôt 50 gulden,
te zamen of afzonderlijk.
12. Overtreding van de bepalingen dezer verordening wordt
vervolgd en berecht overeenkomstig de voorschriften der
Herziene Strafverordening van l874.
13. Deze verordening treedt in werking op den dag waarop
zij wordt afgekondigd (31 Mrt, 1910), terwijl alsdan worden
ingetrokken de Publicatie van 30 April 1857 (G. B. No.
4) en van 17 Mei 1859 (G. B. No. 3).