KILIBU bladmuziekboekje - Ntkc

“KILIBU”
Muziekbundel
Opgezocht en gebundeld
Door de NTKC- werkgroep Zing Ze

Inhoud
1. In het bos
2. Advokaatje
3. In de maneschijn
4. Pinda
5. De stoker en de
machinist
6. Jan Bruin
7. Spoken
8. Cowboy Billie Boem
9. Drie oude ottertjes
10. Tien kleine negertjes
11. Zeven kleine visjes
12. in een vliegmasjien
13. ’n Veldmuis
14. De koning van Siam
15. De kleine kampeerster
16. Drie schavuiten
17. Tu tutu tu tuu
18. As je nie je pap op hebt
19. Drie vrolijke muzikantjes
20. Twee katten uit Katwijk
21. ’n Hele grote vlo
22. Skillemedinky
23. Notte belle margarinatta
24. De bienekebolder
25. De kauwgomballenboom
26. De kleine kabouterman
27. Trepak
28. Woutertje
29. Zeurenikske
30. Ay Simpa Simpa
31. Kabouterland
32. De tovenaar van
Toedeloe
33. Little Ducky
34. Bakkertje Bik
35. Fietsie Foetsie
36. De schone draak
37. Op de brug
38. Al in een boom een
koekoek
39. ’t ventje
40. De dronken zeeman
41. Hatsjoeha

Hatsjoeha
Daar zit een zi - geu - ner ril - lend bij het vuur,
Nu kijkt die zi - geu - ner met zijn zwar - te snor
Daar ligt die zi - geu - ner on - der scha - pen - wol
Thera Coppens
gis - t'ren heeft hij kou ge - vat, want het was zo guur.
droe - vig naar zijn moe - der op en zijn stem klinkt schor;
en zijn moe - der tuurt heel diep in haar gla - zen bol.
La - jos heeft geen zin meer in zijn gou - lash en zijn soep,
La - jos heeft geen zin meer in een csar - das of mu - ziek,
La - jos, in de toe - komst zie ik een ge - heim sym - bool:
La - jos snuit zijn neus weer in een gro - te rooi - e doek. Haaaaaaaaa
La - jos wil het lief - ste naar zijn bed want hij heeft griep. Haaaaaaaaa
mor - gen ben je be - ter en dan speel je weer vi - ool. Haaaaaaaaa
tsjoe - ha, klinkt het op de poes - ta, has -ja, has- ja, hoes -te proes- te,
tsjoe - ha, klinkt het op de poes - ta, has -ja, has- ja, hoes -te proes- te,
tsjoe - ha, klinkt het op de poes - ta, has -ja, has- ja, hoes -te proes- te,
1.
2.
has- ja ha ha ha. Haaaaaaaaa
has- ja ha ha ha. Haaaaaaaaa
has -ja ha ha ha

De dronken zeeman
Dm
Wat gaan we doen met de dron - ken zee - man, wat gaan we doen met de
Leg hem in de sloep tot - dat hij staan kan, leg hem in de sloep tot-
Hoor hem eens snur- ken als een var - ken, hoor hem eens snur-ken Gooi een emmer water op de zee- mans-
ka - ter, gooi een emmer water op de
Hang hem aan de lijn in de wind te dro - gen, hang hem aan de lijn
Dat gaan we doen met de dron - ken zee - man, dat gaan we doen met de
Dm
A
C
Am
-
dron - ken zee - man,
dat hij staan kan,
als een var - ken,
zee- mans-
ka - ter,
wat gaan we doen met de dron - ken zee - man,
leg hem in de sloep tot - dat hij staan kan,
hoor hem eens snur-ken als een var - ken,
gooi een emmer water op de zee - mans-ka
- ter,
als de zon komt
in de wind te
dron - ken zee - man,
dro - gen, hang
dat gaan we
hem aan
doen met
de
de
lijn in
dron - ken
de wind
zee - man,
te dro-gen, Dm
Dm
C
kij - ken. Een, twee, haal op die zei- len, een, twee, haal op die zei- len,
Dm
A
Am
een, twee, haal op die zei-len, als de zon komt kij - ken.
Dm

In het bos
D
A7
D
In het bos daar staat een huis; hert - je gluur - de door de ruit;
A7
D
kwam een haas - je aan - ge - rend; klop - te op het deur - tje.
D G A7 D
Hert - je, hert - je, help mij toch; straks schiet mij de ja - ger nog.
A7
D
Haas-je, haas- je kom maar hier, en geef mij een poot - je.

Advokaatje
D
A7
D
D
Ad - vo - kaat - je ging op reis, tie - re - lie - re - lie - re, ad - vo-
kaat - je
Voor een her-berg bleef hij staan .....
Stok- vis kreeg hij bij't ont - bijt .....
Graat - je stak hem in zijn keel ....
Dok - ter werd er bij geh- haald .....
Maar de dok - ter kwam te laat .....
Zo ging ad - vo - kaat - je dood .....
A7
D
D
ging op reis, tie - re - lie - re - lom.
Met zijn hoed - je op zijn arm,
A7
-
D
D
A7
tie - re - lie - re - lie - re, met zijn hoed - je op zijn arm, tie - re - lie - re-
D
lom
1.2.3.4.5.6. 7.
D

't Ventje
C
G
C G7
C
'kDroom-de gist'-ren van een vent -je en z'n buik - je was van koek. Van su-
En z'n oog- jes dat wa - ren klei- ne ron - de stuk -jes drop. Met een
Strekt z'n hand-jes recht naar bo -ven en hij zei: Ik ben 'n reus. En hij
C
G
C G7
C
- ca - de was z'n neus - je en van cho - co - la z'n broek. 'tVent - je
hoed - je van ro - zij - nen en een dub - b'le tul -band om. Droeg daar-
maak - te met z'n hand -jes voor de grap een lan - ge neus. E - ven
D7 G
C
G
liep op wit - te klomp - jes en die wa - ren van fon - dant. En 'n
- bij
la -
een
ter
aar - dig
ging hij
kiel - tje
dan - sen
en
en
dat
hij
was
zong
van pan - nen
van tra - la
- koek.
- la.
En
en
dat
me-
F
C
wan - del-stok
van sui -ker hield ie in z'n rech - ter-hand.
stond hem e - ven net - jes als z'n cho - co - la - de broek.
- teen brak hij een stuk -je van z'n broek van cho - co - la.
G7
G7
C
1.2.

D
Al in een boom een koekoek
A7
D
Al
Daar
Die
in een boom een
kwam een jon - ge
schoot de ou - de
koe -
ja -
koe -
koek,
ger,
koek,
sim - sa - la-
bim-
bom-
sim - sa - la-
bim-
bom-
sim - sa - la-
bim-
bom-
Waar
Al
Nu
zullen
in'
is
we 'm be -
si - ga - ren -
het lied van/de
gra
kist
koe
-
-
-
ven,
je,
koek,
sim - sa - la-
bim-
bom-
sim - sa - la-
bim-
bom-
sim - sa - la-
bim-
bom-
A7
D
A7
-
-
bem-
sa -la- dom - sa - la
bem-
sa -la- dom - sa - la
-
-
dim,
dim,
al
daar
in een boom een
kwam een jon - ge
koe - koek
ja - ger
-
-
-
-
bem-
sa -la- dom - sa - la
bem-
sa -la- dom - sa - la
bem-
sa -la- dom - sa - la
bem-
sa -la- dom - sa - la
-
-
-
-
dim, die
dim, waar
dim, al
dim, nu
schoot de ou - de
zullen we 'm be -
in' si - ga - ren -
is het lied van/de
koe - koek
gra - ven
kist - je
koe - koek
D
zat.
aan.
dood.
gaan?
maar.
uit.

In de maneschijn
C
G7
C
In de ma - ne-schijn,
in de ma - ne-schijn,
klom ik op het trap-je naar het
G7
C
C
C
raam - ko - zijn. Maar je waagt het niet, maar je waagt het niet.
G7
G7
C
G7
C
G7 C
Dit is een vo - gel en dat is een vis. Dit is een dui- zend - poot die
C
C
schoe -nen - poet-
ser is. En dat is één, en dat is twee, en dat is
C
G7
C
C
dik - ke, dik- ke, dik -ke tan - te Kee. En dat is recht, en dat is
G7
G7
G7
krom, en nu draai-en wij het wiel-tje weer eens om. Pom Pom.
C
G7
C

C
G7
Pinda
C
Pin - da liep lang spoor-weg -baan, daar kwam juist een trein-tje aan.
Bes - je liep lang spoor-weg -baan, daar kwam juist een trein-tje aan.
Noot - je liep lang spoor-weg -baan, daar kwam juist een trein-tje aan.
Appel - tje liep lang spoor-weg -baan, daar kwam juist een trein-tje aan.
Banaan-tje liep lang spoor-weg -baan, daar kwam juist een trein-tje aan.
Ei - tje liep lang spoor-weg -baan, daar kwam juist een trein-tje aan.
F G7 C
G7
Pin - da kon niet weg he - laas, tuut, tuut, tuut, pin - da - kaas.
Bes - je kreeg een reu - ze klap, tuut, tuut, tuut, bes - sen - sap.
NoOt - je suf - te in - der - daad, tuut, tuut, tuut, noot-mus- kaat.
appel - tje kreeg een klap, die snoes, tuut, tuut, tuut, ap - pel-moes.
Banaan -tje kroop toen in zijn schulp, tuut, tuut, tuut, bana-nen -pulp.
ei - tje heeft niet op - ge - let, tuut, tuut, tuut, om - me - let.

G
Op de brug
D
G
Frankrijk
Op de brug, heen en t'rug, dan -sen men- sen, ie-der kent ze.
Op de brug, heen en t'rug, dan -sen men- sen, ie-der kent ze.
Op de brug, heen en t'rug, dan -sen men- sen, ie-der kent ze.
Op de brug, heen en t'rug, dan -sen men- sen, ie-der kent ze.
Op de brug, heen en t'rug, dan -sen men- sen, ie-der kent ze.
G
D
G
D
G Fine
Op de brug, heen en t'rug, dan-sen men-sen vlie-gens -vlug.
Op de brug, heen en t'rug, dan-sen men-sen vlie-gens -vlug.
Op de brug, heen en t'rug, dan-sen men-sen vlie-gens -vlug.
Op de brug, heen en t'rug, dan-sen men-sen vlie-gens -vlug.
Op de brug, heen en t'rug, dan-sen men-sen vlie-gens -vlug.
G
D
In he - le sjie -ke kle -ren, dan- sen de he - ren.
En def - tig trots als pau-wen, dan- sen de vrou-wen. En stoer zon-der te pra - ten, dan- sen sol - da - ten.
Maar kweb- be-lend
als sijs - jes, dan- sen de meis -jes.
G
G
D
D
G

C
F De schone draak
C
G7
C
C
Er was er eens een gro - te draak, oh yip- pie, yip - pie, yee; die was - te zich
Er was er eens een gro - te draak, oh yip- pie, yip - pie, yee; die was - te zich
Er was er eens een gro - te draak, oh yip- pie, yip - pie, yee; die was - te zich
F C G7
C
F
C
ont- zet-tend
vaak, oh, yip- pie, yip - pie yee. Hij zeep- te zich met o - mo in
ont- zet-tend
vaak, oh, yip- pie, yip - pie yee. Zijn ra - re gro - te dra -ken -kop
ont- zet-tend
vaak, oh, yip- pie, yip - pie yee. Maar toen hij in de spie- gel kee,
F
C
G C F
C
en deed daar-na ver- dween dan on -
zijn haar
der al
met
het
vim.
sop.
Hij was een he
Hij was een he
-
-
le gek - ke draak,
le scho- ne draak,
toen was die ar - me draak zo bleek. Hij was de al - ler -wit - ste draak,
C
G7
C
G7
C
oh yip - pie yip - pie yee, oh yip -pie, yip - pie yee, la, la - , laoh
yip - pie yip - pie yee, oh yip -pie, yip - pie yee, la, la - , la-
oh yip - pie yip - pie yee, oh yip -pie, yip - pie yee, la, la - , la-
F
G7
C
C
F
- , la, la, la, la, la - la - la, la, la la, la la - la - la - la la, oh
- , la, la, la, la, la - la - la, la, la la, la la - la - la - la la, oh
- , la, la, la, la, la - la - la, la, la la, la la - la - la - la la, oh
C
G7
yip -pie, yip -pie yee
yip -pie, yip -pie yip -pie, yip -pie yee
yee
C

De stoker en de machinist
F C7
De sto - ker en de ma - chi - nist, die heb - ben de trein, die heb-
Ze dron - ken sa - men op de stoep, een kom -me - tje hee, een kom-
Pre-cies om ze - ven o - ver elf, daar reed me de trein, daar reed
De men - sen rie - pen o - ver - luid: We wil - len er gauw, we wil-
En als die trein niet stil gaat staan, dan rijdt ie van - na, dan rijdt
F C7
- ben de trein, de sto - ker en de ma - chi - nist die heb - ben de
-
-
me - tje hee,
me de trein,
len er gauw,
ie van- na,
ze dron- ken
pre - cies om
de men- sen
en als die
sa - men
ze - ven
rie - pen
trein niet
op
o
o
stil
-
-
de stoep,
ver elf,
ver - luid:
gaat staan,
een kom - me - tje
daar reed me de
we wil - len er
dan rijdt ie van-
F
1.2.3.4.
trein ge
he - te
- mist
soep
-
trein van - zelf
gauw weer uit
a - vond nog!

=80 C
Am
Jan Bruin
Dm
Engeland
Jan Bruin had een klei -ne in- diaan, Jan Bruin had een klei- ne in -diaan, Jan Bruin
Am
G7
Am
C
had een klei -ne in -diaan, een klein in- di aan -tje. Een klei -ne, twee klei -ne,
Tien klei -ne, negen klei -ne,
Am
Dm
drie klei - ne in - dianen, vier klei - ne, vijf klei - ne, zes klei - ne in - dianen,
acht klei - ne in - dianen, ze - ven klei - ne, zes klei - ne, vijf klei - ne in - dianen,
C
Am
ze-ven klei-ne, acht klei-ne, negen klei-ne in-dianen, tien klei-ne in -di - aan-
tjes
vier klei-ne, drie klei-ne, twee klei-ne in-dianen, een klein in -di - aantje
C
G7
C
G7
C

Dm
Fietsie Foetsie
A7
Dm
Dm
A7
Fiet - sie foet - sie is m'n fiet - sie, ay waar is m'n
Dm
DM
A7
Dm
fiet - sie? Zon - der fiet - sie kan'k nie fiets nie.
A7
Dm
Ach m'n fiets is foet - sie!

Bakkertje Bik
Hans Peters jr.
C
F
F
Bak - ker - tje Bik, ik lach me blauw, Bak - ker - tje Bik, wat bak je nou?
Bak - ker - tje
Bak - ker - tje
Bik,
Bik,
ik
ik
lach
lach
me blauw,
me blauw,
Bak - ker - tje
Bak - ker - tje
Bik, wat
Bik, wat
bak
bak
je
je
nou?
nou?
G7
C
G7
Gis - te - ren dacht ik: Sap - per-
loot, ik bak een chim -pan - see van brood;
Gis - te - ren dacht ik: Sap - per-
loot, ik bak een was - ma - chien van brood;
Gis - te - ren dacht ik: Sap - per-
loot, ik bak een school -juf - frouw van brood;
F
C
G7
C
D
veer - tig cent je hebt nooit een strop, speel er mee, of eet 'm op
veer - tig
veer - tig
cent
cent
je
je
hebt
hebt
nooit een strop,
nooit een strop,
was er
trouw er
mee,
mee,
of
of
eet
eet
'm
'r
op
op
F
C
F
C
G7
C
G
(3)

Am
Spoken
Onbekend
Lan - ge spo - ken, kor - te spo -ken, spo - ken die si - ga - ren ro - ken,
Dik - ke spo - ken, dun - ne spo -ken, spo - ken die graag kleu -ters ko - ken,
Lie - ve spo - ken, en - gen spo -ken, va - der -moe - der - kind - je - spo -ken,
Zwar - te spo - ken, wit - te spo -ken, spo - ken die graag on - rust sto -ken,
Dm
Am
Dm
Am
Dm
knars, piept de deur, krak, zegt de trap. Spo - ken beloei
roept de wind, spook zegt hap - hap.
Spo - ken bela
- ken ge - scheurd,
klap - per - de - klap.
Spo - ken be-
brr doet het spook, lach je maar slap. Spo - ken be-
Am
Am
1.2.3.4. 5.
E7
- staan niet een spook is een grap
- staan niet een spook is een grap
- staan niet een spook is een grap
- staan niet een spook is een grap. Spo - ken be-
- staan niet een spook is een grap

Cowboy Billie Boem
D
En wie stuift er op zijn paard door de prai - rie? Dat is
D
cow - boy Bil - lie Boem, door de boe - ven zeer ge - vreesd. Er is
A7
D
A7
G
D
A7 nooit in't Wil - de Wes-ten een cow-boy ge-weest, die zo dap -per was als cow-boy Bil - lie
D
G
D
Boem. Van je hot - sie knot -sie knet -ter, van je jip - pie, jip - pie jee, maar het
A7
D
D7
paard was zeer ver - moeid, dus het wou niet lan - ger mee. Maar hij
G
D
moest de boe - ven van - gen, dus zocht hij een an - der beest. En nu
A7
D
mag je zelf ver - tel - len wat voor beest dat is ge-weest.

Little Ducky
D
Litt - le, litt - le duc - ky, duc - ky is not luc - ky,
A
swim- ming in the foot - ball - pool.
Litt - le, litt - le duc - ky,
duc - ky is not luc - ky, swim - ming in the foot - ball-
D
G
- pool. with a kwek kwek kwek and a fis - sie in the beck, till the
D
white, white Christ - mas comes. And they put him in the pot, some
G
D
A
like it hot. Kwek, that's the end of the duc - ky
D

C
De tovenaar van Toedeloe
F
G7
C
G7 C
To - ve-
naar, to - ve -naar, doe je kunst - jes, to - ver maar. To - ve-
naar,
F
G7
C
G7
to - ve - naar, doe je kunst - jes, to - ver maar. Ik ben de to - ve - naar van
C
G7
C
Toe - de - loe - de loe, kom jij maar eens hier, ik be - to - ver jou en hoe, ik
Dm
G7
F
C
C
G7 C
maak van jou een o - li - fant, 'tis erg, dat geef ik toe, maar k'heb er ja- ren voor ge -leerd, vanpis
-se - bed,
kro -ko - dil,
e - gel - tje,
re -gen- worm,
... - ... - ...,
Dm
G7
C
- daar dat ik het doe

D
Drie oude ottertjes
Annie M.G. Schmidt
A7
D
A7
Drie ou - de ot - ter - tjes wil - den gaan va - ren, o - ver de zim zom
Drie ou - de ot - ter - tjes ston-den te schrei - en, daar bij de zim zom,
Drie ou - de ot - ter - tjes ston-den te tu - ren, o - ver de zim zom
D
D
A7
D
o - ver de Zaan. Ei - gen-lijk
wil - den ze dat al sinds ja - ren, maar om het
daar bij de Zaan. Ston-den te schrei -en op't land en ze zei - en: "Dan gaan we
o - ver de Zaan. Daar op een wei-land -je tus-sen twee schu - ren, daar was een
G
D
A7
D
feit dat ze ot - ter-
tjes wa - ren, had-den ze't nooit ge - daan. Want
maar met het spoor-trein -tje rij - en, dat zal wel be - ter gaan". Maar,
man waar je fiet - sen kon hu - ren, fiet -sen met vaantjes er - aan. En,
A7
D
G
A7
D
daar hing een bord -je aan ie - de - re mast: Ot - ter-
tjes op - ge - past.
daar hing een bord -je op el - ke cou - pé: Ot - ter-
tjes mo-gen niet mee.
daar hing een bord -je aan ie - de - re fiets: Ot - ter-
tjes mo-gen voor niets!
D
t'rug.
1.2. 3.
A7
D
A7
Nu rij -den die ot - ter-
tjes o - ver de brug, o - ver de brug en weer

Tien kleine negertjes
D
A7 D
A7 D
A7
D
D
A7
Eén klei-ne, twee klei-ne, drie klei- ne, vier klei-ne, vijf klei- ne ne - ger - tjes,
zes klei- ne, ze- ven klei- ne,
D G A7 D A7
acht klei - ne, ne - gen klei - ne, tien klei - ne ne - ger - tjes.
10
9
klei - ne
klei - ne
ne - ger - tjes
ne - ger - tjes
8 klei - ne ne - ger - tjes
7 klei - ne ne - ger - tjes
6 klei - ne ne - ger - tjes,
5
4
klei - ne
klei - ne
ne - gerj - tes
ne - ger - tjes
3 klei - ne ne - ger - tjes
2 klei - ne ne - ger - tjes
Dat/ene klei - ne ne - ger - tje,
D G
D
E7
A7
dans- ten in de re - gen; een - tje viel er in een plas, toen wa- ren er nog ne -gen.
die gin- gen
die ston-den saam
toen
op jacht,
te beven,
een - tje
een - tje
trap - te op een leeuw, toen
ging van't be - ven dood, toen
wa- ren er
wa- ren er
nog acht
nog ze - ven
die dron-ken uit een fles, een - tje kroop er door de hals, toen wa- ren er nog zes
die voch -ten met een wijf; 'twijf dat sloeg er een - tje dood, toen wa- ren er nog vijf
dron-ken een glaasje bier, een - tje slik - te het glaas -je in, toen
gin -gen naar O - ver-Schie,
een ver- dronk er in de Schie, toen
wa- ren er
wa- ren er
nog vier
nog drie
die gin- gen naar de zee, een - tje vond het wa - ter koud, toen wa- ren er nog twee
die wa - ren
dat had je
zo al - leen,
moe - ten zien,
een - tje
trouw -de ging van heim-wee dood, toen
met een ne - ger - in, toen
was er nog maar één
wa- ren er zo weer tien

Kabouterland
G
On - der he - le ho - ge bo - men, in een groot ka - bou - ter-
'kZou er graag in wil - len wo - nen, maar ik ben al veel te
Als het don - ker is ge - wor-
den, is het he - le - maal niet
Ie - der zit dan op een stoel - tje met een kaars - je in de
D7
G
D7
- bos, staat een heel klein aar -dig huis - je, zo- maar mid - den in het
goort. 'tIs ge - maakt voor de ka - bou -ters, jas - jes blauw en muts -jes
naar, want dan zit - ten die ka - bou - ters zo ge - zel - lig bij el-
hand, en dan is het zo ge - zel - lig in dat groot ka - bou - ter-
1.2.3.
G
-
-
bos.
rood.
kaar.
land.
4.
G

D
A7
Ay Simpa Simpa
D
A7
Ay sim- pa sim -pa sim -pa sa - ya, ay sim -pa, sim- pa, sim- pa, say.
D
A7
D
D
Zie hem daar de zoe - loe - krij - ger,
zie hem
A7 D
daar de zoe- loe - chief chief, chief!
D
D

Zeven kleine visjes
C
Am
Dm
G7
C
Am
Zeven klei -ne Zes ........
vis-jes, die wil- den naar de zee, da's goed zei hun moe-der, maar
Vijf
Vier
Drie
.....
.....
.....
Twee
Eén
.....
.....
Dm
G7
C
Am
Dm
G7
ik ga niet mee, ik blijf lie- ver zit - ten in die vie- ze ou -de sloot want in de
G7
1.2.3.4.5.6.
C
Am
Dm
G7 . . . . .
zee zwemt een haai en die bijt je blub blub blub blub blub blub blub blub
G7
blub blub-ber - de - blub blub blub blub blub blub blub blub blub DOOD!
7.

In een vliegmasjien
D
G
A7
In een vlieg - ma - sjien, in een vlieg - ma - sjien,
Op een o - to - ped, op een o - to - ped,
In een ar - re - slee, in een ar - re - slee,
In een om - ni - bus, in een om - ni - bus,
D
G
kun je al - le top- pen van de bo - men zien. en je vliegt par - does in
ris je als een rui - ter die de wet ver - zet en je blaast er - bij op
zit je heel ge- zel - lig en je lacht voor twee. als de paar -den schel - le-
hang je met z'n al - len aan de le - ren lus, en je trapt een heer - tje
D
G
D
één, twee, drie, van Lut - je - broek naar Nic - ke - rie, al in een
je schuif - trom - pet, die je fier aan je bol - le wan - gen zet. Al
- bel - lend gaan door de wit - be-
sneeuw - de sapr -ren - laan. al in een
op z'n teen en je voelt al slaap in je lin - ker-
been. Al in
A7
D
A7
vlieg - ma - sjien,
al in een vlieg - ma-
op een o - to - ped, al op een
ar - re - slee,
al in en ar - re-
een om - ni - bus, al in een om-
D
D
D
D
D
- sjien. Rom bom, rom, bom, rom, bom, rom, bom.
o - to - ped. Ret - tet, ret - tet, ret - tet,
- sle. Kling -klang, kling - klang, kling-klang, kling - klang.
- ni - bus. Toet - toet, toet - toet, toet - toet, toet

Zeurenikske
Toon Hermans
C
G7
Zeu - re - niks - ke, Treu - re - niks - ke, Wats - ke wils - ke Niks ge - beu - re niks - ke.
C C
Zeu - re - niks-
ke, Treu- re-
niks - ke, Els- ken dreug de traon. Zeu - re - niks-
ke,
G7
Treu-re-niks -ke, Wats-ke wils-ke Niks ge - beu-
re niks-ke. Zeu- re-niks-ke,
Treu-re-niks -ke,
C
F
C
G7
Els - ken dreug de traon. De boe- man, de boe -man, de boe - man kan et
C
F
C
D
G
heu - re. De boe- man, de boe - man, Els -ken krieg de wind van veu- ren.
C
G7
Zeu- re-niks
-ke, Treu-re- niks-ke,
Wats- ke wils-ke Niks ge - beu -re niks- ke. Zeu- re-niks
-ke,
G7
C Treu-re- niks-ke,
Els-ken dreug de traon.

Woutertje
C G7
G7
Wou - ter-
tje, Wou -ter - tje wie - bel, wie- bel, wie- bel, woep. Piep -klein ka-
C
C
F
- bou-
ter-
tje komt als ik roep. wou -ter-tje, Wou-ter-tje, piep-klein ka - bou-ter-
tje
C
Wie-bel, wie-bel, wie-bel woep, komt als ik roep. Ik ken hem al ja - ren en
Ik zag hem voor't eerst op de
Hij is reu - ze aar-dig, we
G7
G7
C
C
nooit geeft ie last. Hij woont in een trom- mel - tje on - der de kast. en
mat in de gang. Ik Zei: "Goe - de - mor - gen, ben jij hier al lang?" Hij
heb - ben veel pret. Maar 'sa - vonds om ze - ven uur moet ie naar bed. Hij
C
F
C
C
'smor- gens om ze - ven uur hoor je ge - luid. Dan roept ie om e - ten, dan
zei: "Nou ik denk een mi - nuut - je of vijf, maar'k vind je wel aar - dig, ik
trekt een py - a - maat - je aan van ka - toen. dan bindt ie z'n baard op, en
G7
C
wil ie er - uit. Oh, die
denk dat ik blijf." Oh die
krijgt nog een zoen. Oh die

'n Veldmuis
D
A7
D
A7
'n Veld-muis vond in 't beu - ken - bos, een le - ge no - te - dop. Hij
Hij deed zo - als hij had ge - zegd en ging bij lich - te maan met
Maar hal - ver - we - ge, au, daar kwam, zijn staart - je tussen het wiel. De
D
A
E7
A
D
A7
poets - te hem met voch -tig mos en zand een beet - je op. Hij maak- te er twee
fiets en al
no - te - dop
op't
sloeg
top - je van een ho - ge heu - vel
om en om, zo - dat de veld-muis staan.
viel.
Hij
Be -
trok z'n poot - jes
ne - den sprong hij
D
E
A
G A7
wiel - tjes
op en
aan
hup,
en
daar
zei: "Mijn fiets
kwam hij naar
is
om
klaar."
- laag.
Nu
Da's
rijd
voor
ik
een
van
muis
de
in
hin - kend rond, maar't al - ler - erg - ste was. Zijn staart bleef tussen het
D
A7
D
G A7
D
heu -vel af, zon - der het minst be - zwaar. Nu rijd ik van de heu -vel af,
elk ge - val, toch wel een he - le waag. Da's voor een muis in elk ge - val,
wiel ge-klemd, zo kwam die muis te pas. Z'n staart bleef tussen het wiel ge-klemd, A7
D
zon - der het minst be - zwaar.
toch wel een he - le waag.
zo kwam die muis te pas.
1.2.

De koning van Siam
F
C7
De ko - ning van Si - am die had het zo koud, toen
Hij moest voor z'n vrouw nog wat bood - schap - pen doen, een
Hij kocht nog wat zout en een fles - je a - zijn, dat
Hij nam de a - zijn mee al in een ver - giet, dat
Hij was maar net thuis of daar bul - dert z'n vrouw: ben
Toen kreeg ie't zo warm en toen kreeg ie't zo koud, toen
De ko - ning van Si - am die ging toen ka - poet, dat
C7
F
F
heeft ie z'n hoofd in de ka - chel ge- douwd. Toen heeft ie z'n
pak lu - ci - fers en een lap - je ka - toen. Een pak lu - ci
smaakt bij de pud - ding zo pit - tig en fijn. Dat smaakt bij de
was wel niet slim, maar het hin - der - de niet. dat was wel niet
jij nou een ko - ning, wat heb ik aan jou? Ben jij nou een
heeft ie z'n hoofd in de ka - chel ge- douwd. Toen heeft ie z'n
heb je er - van als je bood -schap -pen doet. Dat heb je er-
Bes C7
1.2.3.4.5.6.
F
7.
F
hoofd in de ka - chel ge - douwd.
fers en een lap - je ka - toen.
pud - ding zo pit - tig en fijn.
slim, maar het hin - der - de niet.
ko - ning, wat heb ik aan jou?
hoofd in de ka - chel ge - douwd.
- van als je bood- schap-
pen doet.

Trepak
Am
Dm
Am Dm
Am
Kom I-wan -o - witsch, speel de ba- la-
la-
la - lai - ka, mor -gen gaat de tro -i -ka,
E
Am
Am
Dm
Am
laat je ons al - leen. Kom I- wan -o - witsch, speel de ba- la - la - la - lai - ka,
Dm
Am
E
Am
Am
Am Dm
mor- gen gaat de tro -i -ka, laat je ons al - leen. Aj Aj Aj, sna -ren in het
Am
E
Am
Dm Am
Am
Am Dm
spel, want we gaan de tre- pak dan- sen, vlug en fel. Aj Aj Aj,
Dm
Am
E
Am
E
Am
drin-ken ka-me - raad. drink met ons de wod-ka voor je mor-gen gaat.

De kleine kabouterman
D
A7
Er was eens een klei - ne ka - bou - ter - man, die
toen ge - beur - de een on - ge - luk; dat
bu - ren wat heb - ben die toen ge - daan? Ze
D
G
had een keu - rig rood pak - je an. hij bouw -de een
he - le mooi - e huis - je ging stuk. die ar - me ka-
zijn met z'n al - len aan't bou -wen ge - gaan. Ze bouw -den een
D G
huis, niet te klein, niet te groot, met de mu - ren mooi
- bou - ter, wat moest hij be - ginnen? Hij ren - de heel vlug
huis, niet te klein niet te groot, met de mu - ren mooi
D A7
D
1.2. 3.
D
wit en het dak hel - der rood. Maar
bij de bu - ren naar bin - nen. Die
wit en het dak hel - der
rood.

Een kleine kampeerster (Waltzing Mathilda) Australië
A
E7
A
A
Een klei - ne kam - peer - ster kam - peer - de met haar shel - ter - tje,
Een klein bruin ko - nijn - tje kroop schuch - ter uit zijn hol - le - tje,
Goed zei ze vro - lijk dat vind ik heel ge - zel - lig - jes,
A
E7
A
E7
tus - sen de den -nen, diep in de hei. En ze zong ter- wijl ze stook - te en
trok eens voor-zich -tig al - leen is zo een
aan haar mouw. En vroeg
- zaam op de hei. Kom
ter -wijl ze om - me - keek en
zet je neer bij't vuur, straks trek-
A
A
A
wacht' tot' wa - ter kook - te: "Wie wil kam- pe-
ren, kam - pe - ren met mij?
zacht - jes langs/haar o - ren streek: "Mag ik kam- pe-
ren, kam - pe - ren met jou?"
- ken wij op a - von - tuur. Jij mag kam- pe-
ren, kam - pe - ren met mij.
D
A
Wie wil kam - pe - ren, wie - wil kam - pe - ren, wie wil kam - pe - ren, kam-
Mag ik kam - pe - ren, mag ik kam - pe - ren, mag ik kam - pe - ren, kam-
Jij mag kam - pe - ren, jij mag - kam - pe - ren, jij mag kam - pe - ren, kam-
E7
A
- per - ren met mij? En ze zong ter - wijl ze stook - te
- per - ren met jou? En vroeg ter - wijl ze om - me - keek
- pe - ren met mij. Kom zet je neer bij't vuur, straks
E7
A
A
E7 A
en wacht' tot' wa - ter kook - te: "Wie wil kam-pe -ren, kam - pe - ren met mij?
en zacht -jes langs haar oren streek: "Mag ik kam-pe -ren, kam - pe -ren, met jou??
trek -ken wij op a - von - tuur. Jij mag kam-pe -ren, kam - pe - ren met mij.

C
Drie schavuiten
C
C
G7
Drie scha - vui-
ten, drie scha - vui-ten,
drie scha - vui-ten,
drie scha - vui-ten,
tra-la - la - la-
C
D.
C G7
C
- la - la - la - la.
Er wa - ren eens drie vrien - den, die
Er wa - ren eens drie - vrien - den, die
Daar wa - ren eens drie vrien - den, die
C
G7
C
C
F
niet zo veel-ver - dien - den. De e - ne kon goed zin- gen, de an- der speelt giniet
niet
zo
zo
veel ver
veel ver
-
-
dien
dien
-
-
den.
den.
Ze
Ze
gin -gen sa - men
had-den wel eens
trek-ken, de
hon- ger; dat
wij - de we - reld
gaf hun geen ver-
G7
G7 G7
C
- taar. De der - de hield van jod' - len, ze hoor - den bij el - kaar. Drie ...
in; ze maak-ten ve - le vrien-den, soms ook wel een vrien - din. Drie ...
- driet. Ze gin- gen er - gens e - ten en betaal-den lek - ker niet. Drie ...
1.2.3.

De kauwgomballenboom Elly Nieman/ Rkkert Zuiderveld
D
A7
D
A7
D
A7
Mid- den in het tuin- tje van m'n ou -we mal- le oom, staat een kauw- gom -bal - len - boom, een ech - te
Weet je wat het bes -te is in jouw ge-val, neem een kauw - gom- bal, een he - le
A7
G
A7
D
G
D
kauw- gom-bal
- len - boom. Met hon -derd -dui-zend bal- len voor een stui-ver en een cent, die zie je zo maar
gro - te kauw- gom - bal. je hoeft hem niet te ko- pen voor een stui-ver of een cent. ge - woon een eind -je
D
D
D
A7 D
A7
G
A7
zit - ten als je uit -ge -sla -pen bent, ta - da - da - dom, ta - da - da - dom. Ze val- len met z'n
lo - pen als je uit -ge -sla -pen bent. ta - da - da - da, ta - da - da - da. Dan kom je zon -der
D
D G
A7
D
A7
D
A7
al - len uit de tak - ken van de boom, mid-den in het tuin - tje van mijn oom. Ta - da-da
-da- da - da - da-
zoe -ken bij de kauw-gom- bal-len
-boom, mid-den in het tuin - tje van mijn oom. ta - da-da
-da- da - da - da-
A7
D A7
D
G
- ta-
da-da
-da - dom. En el -ke zon-dag - mid-dag
is het feest in de straat, dan ko- men al- le kin-de- ren en
- ta-
da-da
-da - dom. En el -ke zon-dag - mid-dag
is het feest in de straat, dan zin- gen al- le kin-de- ren en
D
A7
D
G
nie -mand komt te laat. Want dan klimt mijn oom naar het top -je van de boom, dan schudt ie aan de
nie -mand komt de laat, want dan schudt mijn oom al - le bal- len uit de boom. Wat zit je nog te
G
D
G
D
G
D
D
tak - ken en de bal-len die dan plak- ken laat ie naar be - ne-
den kwak-ken, die mo-gen we dan - pak-
ken, tot we
knie-zen, pak je bul-len en je bie -zen, laat je ka- ken niet be - vrie -zen, wat heb je te ver - lie - zen dan je
D
D
A7
D
A7
G
A7
-
-
smik -ke-len en smak -ken. Mid-den in het tuin- tje van mijn oom. Ta - da-
da-da
-da - dom-dom
- da-
da-
da-
da-
tan- den of je kie - zen. Le - ve m'n ou -we mal - le oom! Ta - da-
da-da
-da - dom-dom
- da-
da-
da-
da-
D
1.
dom.
dom.

De Bienekebolder
A
D A
D
Annie MG Schmidt
A
In een hoek - je van de zol -der, van een win -kel in Den Dol-der, woont een ge - le Bie -ne -ke -
Maar het beest woont er al ja - ren, dat kan ik je wel ver - kla-
ren, hij zit treu -rig te ver -
E7
A
D
A
- bol - der heel al - leen. Nim - mer hoor je van hem spre - ken, nie- mand heeft hem ooit beha
- ren op de mat. Hij kan nooit met ie - mand spe - len, want er zijn geen an - d're
D
A
E7
A
D
- ke -ken, want hij heeft een wol -len de- ken om zich heen. Hij is klein en heeft drie
ge - le Bie- neke - bol -ders in de he - le he - le stad. Maar'kheb ge - hoord in 'sGra- ven-
A
E7
A
E7
A
staart -jes en hij houdt van mok -ka - taart-jes
en heeft al'- maal ge - le haar- tjes op't ge - laat, en de
- pol - der woont een an - d're Bie-neke - bol -der op een an- d're ou - we zol -der in -der - daad. 'kZal ze
D
A
E7
A
D
men- sen van Den Dol - der heb - ben nu ver -klaard per fol - der, dat de ge - le Bie - ne - ke-
al - le - bei ver - tel - len om el - kaar eens op te bel - len en ik kan je wel ver -
E7
A
1. 2.
A
- bol -der niet be - staat
tel - len hoe't dan gaat: Want die ge - le en die blau-we gaan dan van el -kan -der hou -den en dan
E7
D E7 A
A D
gaan ze sa -men trou-wen, zul je zien. En dan krij- gen we op die zol -der, van die win -kel in Den
A
E7 E7
A
Dol-der, al - le - maal groe- ne Bie -ne -ke - bol -der- tjes te zien.

Tu Tu Tu Tu Tuu
G
D7 G
D7
G
Tu tu - tu tu - tu tu tu-tu tu -tu tu, tu tu - tu tu - tu
G
G
tu tu - tu tu. Ta - ta, ta - ta, ta - ta - ta - ta - ta - ta,
G
G
ta - ta, ta - ta - ta, ta - ta - ta - ta - ta - ta - ta.
D7
G
D7
D7
G
G
Roem - boem, roem - boem, roem - be - de, boem boem boem boem boem,
G
D7
G
roem -boem roem-boem roem-be - de boem boem boem!

=150
As je nie je pap op hebt
Am
E7
As je nie je pap op hebt.
Am
E7
As je nie je pap op hebt.
Dm
Am
Moe je slab -ber los of nie, moe je slab - ber los of
E7
Am
nie? As je nie je pap op hebt.
G7
C
Dm
Ay, Ay, Ay, moe je nog je pap of nie? Ay, Ay, Ay,
E
Am
E
E7
Am
moe je nog je pap of nie? Eet je pap - pie op.
Am
E
Am
Dm
Dm

C
Notte belle
Not - te bel - le mar- ga - ri -net - ta, moet - jes watt oo - re.
C
G7
Toon Hermans
Not -te bel - le mar - ga - ri - net - ta, smoes - jes d'a - mo - o - re.
F
C
G7
C
F
Loe -na, loe - na, fiet- se-
bel ar - mo -ni- ca. loe - na,
C
G7
loe - na, nel kop -pie tee.
C

Skillemedinky
A
A
Skil-le me din - ky, din - ky, din - ky, skil-le me din - ky doe, I
Engeland
E7
E7
love you. Skil - le me din - ky, din - ky, din - ky,
E7
A
skil - le me din - ky doe, I love you.
A7 D
I love you in the mor-ning and I love you in the night, I
B7
E7
love you in the eve - ning 'till the sun is shi - ning bright, oh oh oh
A
D
A
D
E7
Skil-le me din - ky, din - ky, din - ky, skil-le me din - ky doe, I
A
love you

Drie vrolijke muzikantjes
G
D7
G
G
Tra - la - la - la - la - la - la - la - la, tra - la - la - la - la - la - la - la - la.
D7
G
Tra - la - la - la - la - la - la - la - la. Tra - la - la - la - la - la - la.
Drie
Toen
Toen
G
D7
G
vrolij -
kwam'r
ke
een
mu
dik
-
-
zi
ke
- kan -
dien -
tjes,
der,
die
die
speel
joeg
- den
ze
op
uit
de
el -
straat.
kaar.
Drie
Toen
de/dien - der was ver - dwe - nen, kwamen zij weer bij el - kaar. Toen
G
D7
G
D7
G
vrolij - ke mu - zi - kan -tjes, die speel- den op de straat. Ze speel- den wat ze kon - den,
kwam'r een dik - ke dien -der, die joeg ze uit el - kaar. Ze lie - pen wat ze kon - den,
de/dien -der was ver-dwe -nen, kwamen zij weer bij el - kaar. En al - le men-sen zongen mee,
D7
G
D7
G
D7
G
joech -hei -di hei - di hei -da. Ze speel -den wat ze kon - den, joech -hei- di hei - da.
joech -hei -di hei - di hei -da. Ze lie - pen wat ze kon - den, joech -hei- di hei - da.
joech -hei -di hei - di hei -da. En al - le men -sen zongen mee, joech -hei- di hei - da.
1.2.3.D.

Twee katten uit Katwijk
Annie M.G. Schmidt
G
D7
A7
Twee kat - ten uit Kat - wijk die gin- gen naar zee. Ze na - men 2
Het was on - der - tus - sen al kwart o - ver tien. Ze kon - den geen
Die zei- den: "Het spijt ons, wij zien het zo slecht, maar vraag het de
Die
Het
dui- ven en
was nog heel
be - vers
vroeg in
die
de
wis - ten
mor -
wel
gen -
raad:
stond,
Je
toen
kunt hier linkseen
van de
D7
D7
G
C
vlooi - en uit
hand voor hun
Vlo
ogen
- drop
meer
mee
zien
en
en
ook nog
vroe-gen 2
de
wor-men uit
weg toen het
Wor - mermaan-
tje al
dui - ven uit Dui - ven - drecht. Die heb - ben ver - stand en een be - te - re
- af aan het eind van/de straat. Dat moet je niet doen, het gaat vlot - ter
kat - ten de weg weer vond. zo zie je, het is al zo dik-wijls ge-
G
C G
C
G
- veer. Zo lie - pen zij u - ren; klap- klap - klap - klap - klap - klap;
scheen aan twee blin - de vin - ken - - . . - -
kijk
zó,
of
dat
an - ders
zei - den
de
twee
be - vers
ot - ters
-
-
-
-
.
.
.
.
-
-
-
-
- zegd: bij die - ren komt al - les - - . . - -
D7
G
het strand op en neer.
uit Vin - ke - veen.
uit Be - ver - wijk.
uit
op z'n
Ot -
poot- jes
ter - lo.
te - recht.

'n Hele grote vlo
C
G7
C
Een he - le gro-te vlo sprong de bed-den -plank in twee, zeg zou j'er niet van sidd'-ren en van-
1.
G7
C
G7
C
C
F
C
C
F
C
- be - ven. Een be - ven. Het was een vlo van zes voet lang
C
G7
met een paar aar - dig - e kous - jes en een zwem - broe - kie aan. En
C
G7
C
wil je me, wil je me, wil je me niet ge - lo - ven? Neem dan de kaars in de
G7
C
G7
C
C
G7
palm van je hand en be - kijk hem met je bei-de gro-te o - gen. O - gen,
G7
C
C
G7
C
o - gen, be - kijk hem met je bei -de gro-te o - gen.