de toepassing van het internationaal verdrag ... - Kinderrechten.nl
de toepassing van het internationaal verdrag ... - Kinderrechten.nl
de toepassing van het internationaal verdrag ... - Kinderrechten.nl
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN STRAFZAKEN 267<br />
De Advocaat-Generaal komt eveneens tot <strong>de</strong> conclusie dat <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>l moet falen,<br />
maar gebruikt hiervoor een an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>nering dan <strong>de</strong> Hoge Raad:<br />
29. An<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> steller <strong>van</strong> <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>l betoogt volgt uit art. 40 lid 3 IVRK niet dat er<br />
sprake is <strong>van</strong> een verplichting tot <strong>het</strong> introduceren <strong>van</strong> een apart strafrechtelijk stelsel<br />
voor kin<strong>de</strong>ren. Naar mijn mening schept <strong>de</strong>ze <strong>verdrag</strong>sbepaling een inspanningsverplichting,<br />
omdat daarin wordt gesproken <strong>van</strong> een ‘streven’. Nu voorts <strong>het</strong> jegens <strong>de</strong><br />
o.p. [lees: opgeëiste persoon, red.] gewezen vonnis in<strong>de</strong>rdaad, zoals door <strong>de</strong> Rechtbank<br />
aangegeven, inhoudt dat rekening is gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> omstandigheid dat <strong>de</strong> o.p. ten<br />
tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> gepleeg<strong>de</strong> feit min<strong>de</strong>rjarig was, zie ik niet in waarom <strong>de</strong> bepalingen <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> IVRK, en in <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>r art. 40 lid 3 <strong>van</strong> dat Verdrag, in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige zaak aan<br />
uitlevering in <strong>de</strong> weg zou<strong>de</strong>n staan.<br />
30. Dit brengt mee dat <strong>de</strong> Rechtbank <strong>het</strong> in <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>l bedoel<strong>de</strong> verzoek tot aanhouding<br />
terecht heeft afgewezen, terwijl voorts haar oor<strong>de</strong>el dat toelaatbaarverklaring <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
uitlevering niet onverenigbaar is met art. 40 IVRK geen blijk geeft <strong>van</strong> een onjuiste<br />
rechtsopvatting. 120<br />
In een uitspraak <strong>van</strong> <strong>het</strong> hof Den Haag komt zowel <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse als <strong>de</strong> Belgische<br />
Staat <strong>het</strong> vervolgingsrecht toe. 121 De raadsman stelt zich op <strong>het</strong> standpunt dat <strong>het</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
Openbaar Ministerie niet-ont<strong>van</strong>kelijk dient te wor<strong>de</strong>n verklaard. Hierbij<br />
voert <strong>de</strong> raadsman aan dat <strong>de</strong> Belgische wetgever er expliciet voor heeft gekozen om<br />
strafbare min<strong>de</strong>rjarigen, met inachtneming <strong>van</strong> artikel 40 lid 3 IVRK, niet strafrechtelijk<br />
te vervolgen, maar maatregelen te treffen zon<strong>de</strong>r dat daarbij gerechtelijke stappen<br />
wor<strong>de</strong>n genomen. Het hof Den Haag verwerpt <strong>het</strong> verweer <strong>van</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>diging als<br />
volgt:<br />
Dat <strong>de</strong> Belgische wetgever ten opzichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse wetgever heeft gekozen<br />
voor een an<strong>de</strong>re minimumleeftijd en an<strong>de</strong>re maatregelen heeft ingevoerd voor <strong>de</strong> han<strong>de</strong>lswijze<br />
ten aanzien <strong>van</strong> strafbare feiten gepleegd door min<strong>de</strong>rjarigen zon<strong>de</strong>r dat men<br />
toevlucht neemt tot gerechtelijke stappen, doet niet af aan <strong>het</strong> feit dat, zoals reeds overwogen,<br />
Ne<strong>de</strong>rland op grond <strong>van</strong> artikel 5a <strong>van</strong> <strong>het</strong> Wetboek <strong>van</strong> Strafrecht in dit geval<br />
eigenstandige rechtsmacht heeft en dat ook Ne<strong>de</strong>rland voldoet aan <strong>de</strong> door <strong>de</strong> raadsman<br />
aangehaal<strong>de</strong> waarborgen zoals neergelegd in artikel 40, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, Verdrag inzake <strong>de</strong><br />
rechten <strong>van</strong> <strong>het</strong> kind.<br />
De beroepscommissie <strong>van</strong> <strong>de</strong> RSJ komt in een uitspraak <strong>van</strong> 27 juni 2007 niet meer<br />
toe aan <strong>het</strong> beroep op <strong>het</strong> IVRK. 122 Het beroep is namelijk reeds gegrond verklaard.<br />
Ten slotte wordt artikel 40 IVRK besproken in <strong>de</strong> conclusies <strong>van</strong> <strong>de</strong> Advocaat-<br />
Generaal voor een drietal arresten <strong>van</strong> <strong>de</strong> Hoge Raad. De Advocaat-Generaal voor<br />
<strong>het</strong> arrest <strong>van</strong> <strong>de</strong> Hoge Raad <strong>van</strong> 8 juni 2004 haalt een passage uit <strong>de</strong> parlementaire<br />
geschie<strong>de</strong>nis <strong>van</strong> artikel 495b Sv aan, waarin <strong>de</strong> staatssecretaris opmerkt dat <strong>het</strong> voorgestel<strong>de</strong><br />
artikel 495b Sv in overeenstemming is met artikel 6 EVRM en artikel 40 lid<br />
120 HR 17 februari 2009, LJN BG6581, (concl. A-G N.A.M. Schipper).<br />
121 Hof ’s-Gravenhage 25 februari 2011, LJN BR1633.<br />
122 Beroepscommissie RSJ 27 juni 2007, 07/0160/JB en 07/0466/JB. Hierbij is ook een beroep gedaan op<br />
<strong>de</strong> artikelen 3, 12 en 37 IVRK.