de toepassing van het internationaal verdrag ... - Kinderrechten.nl
de toepassing van het internationaal verdrag ... - Kinderrechten.nl
de toepassing van het internationaal verdrag ... - Kinderrechten.nl
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
116<br />
DE TOEPASSING VAN HET IVRK IN DE NEDERLANDSE RECHTSPRAAK<br />
artikel 6 IVRK, in combinatie met an<strong>de</strong>re artikelen <strong>van</strong> <strong>het</strong> IVRK, tot een positieve<br />
uitkomst geleid.<br />
Rechtstreekse werking<br />
Op 2 mei 2011 heeft <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling zich uitgelaten over <strong>de</strong> rechtstreekse werking <strong>van</strong> artikel<br />
6 IVRK. 67 Volgens <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling heeft artikel 6 IVRK geen rechtstreekse werking,<br />
omdat <strong>de</strong>ze bepaling, gelet op <strong>de</strong> formulering, geen norm bevat die zon<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>re<br />
uitwerking in nationale wet- en regelgeving door <strong>de</strong> rechter direct toepasbaar is. De<br />
Af<strong>de</strong>ling maakt daarbij geen on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>het</strong> eerste en <strong>het</strong> twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> artikel<br />
6 IVRK.<br />
In lagere rechtspraak heeft <strong>de</strong> Rechtbank Den haag zich uitgesproken over <strong>de</strong><br />
rechtstreekse werking <strong>van</strong> artikel 6 lid 2 IVRK. 68 Volgens <strong>de</strong> rechter bevat <strong>het</strong> twee<strong>de</strong><br />
lid, gelet op <strong>de</strong> formulering, geen norm die vatbaar is voor rechtstreekse <strong>toepassing</strong>.<br />
De norm is naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank niet voldoen<strong>de</strong> concreet en behoeft <strong>de</strong>rhalve<br />
na<strong>de</strong>re uitwerking in nationale wet- en regelgeving.<br />
De Af<strong>de</strong>ling heeft eenmaal <strong>de</strong> vraag of artikel 6 IVRK rechtstreekse werking heeft,<br />
in <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>n gelaten. 69 Hier overweegt <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling dat <strong>het</strong> beroep op artikel 6 IVRK<br />
faalt, omdat geen grond wordt gezien voor <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> minister onvoldoen<strong>de</strong><br />
rekening heeft gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> belangen <strong>van</strong> <strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarige vreem<strong>de</strong>lingen. Ook in<br />
lagere rechtspraak wordt <strong>de</strong> rechtstreekse werking <strong>van</strong> artikel 6 IVRK in <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>n<br />
gelaten. 70 In <strong>de</strong>ze zaken is <strong>de</strong> rechter reeds <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>het</strong> beroep op <strong>de</strong> bepaling<br />
niet kan slagen.<br />
Verdragsconforme uitleg en <strong>toepassing</strong><br />
Uit één uitspraak zou men kunnen afl ei<strong>de</strong>n dat artikel 6 IVRK een zekere doorwerking<br />
heeft via <strong>de</strong> rechterlijke toetsing aan artikel 3:2 Awb en artikel 7:12 lid 1 Awb. 71 In <strong>de</strong>ze<br />
zaak wenst een min<strong>de</strong>rjarige vreem<strong>de</strong>linge uit China dui<strong>de</strong>lijkheid te verkrijgen over<br />
<strong>de</strong> verblijfplaats <strong>van</strong> haar va<strong>de</strong>r, die waarschij<strong>nl</strong>ijk in Engeland verblijft. De gemachtig<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarige stelt dat op zowel Ne<strong>de</strong>rland als Engeland <strong>de</strong> verplichting<br />
rust om <strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarige te on<strong>de</strong>rsteunen bij haar zoektocht naar haar va<strong>de</strong>r, en beroept<br />
zich op <strong>de</strong> artikelen 3, 6, 9, 10 en 22 lid 2 IVRK en artikel 8 EVRM. Ver<strong>de</strong>r voert<br />
<strong>de</strong> gemachtig<strong>de</strong> aan dat <strong>de</strong> Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) zich ten<br />
onrechte op <strong>het</strong> standpunt heeft gesteld dat <strong>het</strong> niet zijn taak is om <strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarige<br />
met haar va<strong>de</strong>r te verenigen. De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
beroep op <strong>het</strong> IVRK als volgt:<br />
67 ABRvS 2 mei 2011, 201011016/1/V1 (hoger beroep <strong>van</strong>: Rb. ’s-Gravenhage (zittingsplaats Arnhem) 19<br />
oktober 2010, AWB 09/39956).<br />
68 Rb. ’s-Gravenhage (zittingsplaats Rotterdam) 24 februari 2011, LJN BP5805.<br />
69 ABRvS 28 januari 2008, LJN BC3683.<br />
70 Rb. ’s-Gravenhage (zittingsplaats Haarlem) (vzr.) 17 april 2008, LJN BD9510; Rb. ’s-Gravenhage<br />
(zittingsplaats Dordrecht) 2 maart 2010, LJN BM2383; Rb. ’s-Gravenhage (zittingsplaats Rotterdam)<br />
26 augustus 2010, LJN BN5202; Rb.’s-Gravenhage (zittingsplaats Zutphen) (vzr.) 8 april 2011, LJN<br />
BQ0708. Vgl. Rb. ’s-Gravenhage (zittingsplaats Haarlem) 13 november 2003, AWB 02/58873.<br />
71 Rb. ’s-Gravenhage (zittingsplaats Breda) (vzr.) 7 <strong>de</strong>cember 2004, AWB 04/13687.