Een bijzonder prehistorisch beeldje van St - beeldje St. Geertruid
Een bijzonder prehistorisch beeldje van St - beeldje St. Geertruid Een bijzonder prehistorisch beeldje van St - beeldje St. Geertruid
Het beeldje van St. Geertruid: een figuratieve vuursteen met gegraveerde symbolen ir. Marius Meulenberg februari 2012
- Page 2 and 3: 1 gecorrigeerde versie februari 201
- Page 4 and 5: 3 gecorrigeerde versie februari 201
- Page 6 and 7: 5 gecorrigeerde versie februari 201
- Page 8 and 9: 7 gecorrigeerde versie februari 201
- Page 10 and 11: 9 gecorrigeerde versie februari 201
- Page 12 and 13: 11 gecorrigeerde versie februari 20
- Page 14 and 15: 13 gecorrigeerde versie februari 20
- Page 16 and 17: CONCLUSIES DEEL I: Is het een beeld
- Page 18 and 19: DEEL II: De meest waarschijnlijke d
- Page 20 and 21: 19 gecorrigeerde versie februari 20
- Page 22 and 23: 21 gecorrigeerde versie februari 20
- Page 24 and 25: 23 gecorrigeerde versie februari 20
- Page 26 and 27: 25 gecorrigeerde versie februari 20
- Page 28 and 29: CONCLUSIES DEEL II: De meest waarsc
- Page 30 and 31: DEEL III: Slotparagrafen. 29 gecorr
- Page 32 and 33: Foto: Lit. 18. h = 9 cm Foto: Lit.
- Page 34 and 35: 33 gecorrigeerde versie februari 20
- Page 36 and 37: 35 gecorrigeerde versie februari 20
- Page 38 and 39: 37 gecorrigeerde versie februari 20
- Page 40 and 41: 39 gecorrigeerde versie februari 20
Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>:<br />
een figuratieve vuursteen<br />
met gegraveerde symbolen<br />
ir. Marius Meulenberg februari 2012
1 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>: een figuratieve vuursteen met gegraveerde symbolen.<br />
Inhoudsopgave.<br />
DEEL I: Is het een <strong>beeldje</strong>?<br />
Par. 1. De vondst <strong>van</strong> een <strong>bijzonder</strong>e vuursteenknol.<br />
Par. 2. Periode 2007-2011: een moeizame “Koninklijke weg”.<br />
Par. 3. Waarom dit onderzoeksrapport?<br />
Par. 4. Beschrijving <strong>van</strong> de vuursteenknol.<br />
Par. 5. Beschrijving <strong>van</strong> de groeven op de vuursteenknol.<br />
Par. 6. Kenmerken <strong>van</strong> graveringen en toevallige groeven.<br />
Par. 7. Beoordeling <strong>van</strong> de groeven op de vuursteenknol (c.q. het <strong>beeldje</strong>).<br />
Par. 8. Graveringen of toevallige schampsporen en krassen: kansberekeningen en technisch bewijs.<br />
DEEL II: De meest waarschijnlijke datering.<br />
CONCLUSIES DEEL I.<br />
Par. 9. Datering graveringen op basis <strong>van</strong> proeven: graveren met ijzer, vuursteen en been.<br />
Par. 10. Datering graveringen op basis <strong>van</strong> verwering c.a.<br />
Par. 11. Datering op basis <strong>van</strong> parallellen met andere <strong>beeldje</strong>s en symbolen .<br />
Par. 12. Kritische beschouwing <strong>van</strong> datering en vindplaats.<br />
DEEL III: Slotparagrafen.<br />
Par. 13. Is het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een Vogelgodin?<br />
Par. 14. Wenselijk vervolgonderzoek.<br />
Par. 15. Samenvatting.<br />
Literatuur.<br />
CONCLUSIES DEEL II.<br />
BIJLAGE KANSBEREKENINGEN. SEPARAAT DOCUMENT<br />
Blz.<br />
2<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
7<br />
11<br />
11<br />
15<br />
17<br />
18<br />
19<br />
24<br />
27<br />
29<br />
30<br />
35<br />
40
2 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>: een figuratieve vuursteen met gegraveerde symbolen.<br />
DEEL I: Is het een <strong>beeldje</strong>?<br />
Par. 1. De vondst <strong>van</strong> een <strong>bijzonder</strong>e vuursteenknol.<br />
Begin negentiger jaren vond ik op de Kaap bij <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> een kleine vuursteenknol (hoogte 6,5 cm) met in de<br />
cortex groeven die mij opzettelijk gemaakt leken. De vorm <strong>van</strong> die vuursteen deed mij denken aan een ‘zittend<br />
persoon’. Dat was ook de reden om de knol op te rapen en mee te nemen.<br />
fig.1 fig. 2 fig. 3 fig. 4<br />
In die tijd waren er heftige discussies tussen amateur- en beroepsarcheologen over de z.g. “figuurstenen”.<br />
De amateurarcheologen (publicerend in APAN/INTERN) claimden vele vuursteenknollen en -afslagen te hebben<br />
gevonden, die in de prehistorie opzettelijk bewerkt waren om er een figuur of <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> te maken.<br />
De beroepsarcheologen zagen in geen enkele <strong>van</strong> die vondsten intentionele bewerking. Voor hen waren het daarom<br />
geen figuren of <strong>beeldje</strong>s. Er was toen weinig kans <strong>van</strong> slagen, om als zoveelste in de rij de vondst <strong>van</strong> een<br />
<strong>prehistorisch</strong> <strong>beeldje</strong> aan te melden.<br />
Illustratief voor de incidentele contacten met de archeologen was de keer dat ik mijn vondst had meegenomen naar<br />
een steentijddag te Leiden. Dat gebeurde omstreeks 2000. Aan een professor uit Leiden wilde ik zijn mening<br />
vragen over mijn vondst. Toen ik hem vertelde dat ik dacht dat er mogelijk graveringen op deze vuursteen stonden,<br />
reageerde hij of ik hem een adder had overhandigd, die op het punt stond hem een dodelijke beet te geven. Hij gaf<br />
de vuursteen zo snel mogelijk terug en heeft hem dus ook nooit bekeken. Blijkbaar stond voor hem bij voorbaat<br />
vast dat zoiets niet bestond. Misschien had hij voordien al honderd <strong>van</strong> dit soort vondsten wel bekeken en waren<br />
het allemaal natuurproducten geweest. Dat neemt niet weg dat er bij hem toen sprake was <strong>van</strong> een vooroordeel. En<br />
hij was beslist niet de enige archeoloog met zo’n vooroordeel.<br />
Overigens zag ik zelf wel verschil tussen mijn vondst en de figuurstenen die ik kende. Op mijn vondst zag ik<br />
mogelijke graveringen, maar de vuursteenknol zelf was niet of nauwelijks bewerkt. Terwijl de figuurstenen die ik<br />
kende, wellicht vorm waren gegeven door er stukken af te slaan of door ze te retoucheren.<br />
Toen ik in 2007 vijfenzestig jaar werd, vond ik het tijd worden om alsnog serieuze aandacht voor mijn vondst te<br />
vragen. <strong>Een</strong>s moest het er toch <strong>van</strong> komen. Bovendien had ik toen net de boeken <strong>van</strong> Marija Gimbutas gelezen over<br />
de goden en godinnen <strong>van</strong> <strong>prehistorisch</strong> Europa. In die boeken worden <strong>prehistorisch</strong>e <strong>beeldje</strong>s getoond, met soms<br />
vergelijkbare (eenvoudige) vormen en met identieke graveringen (symbolen) als op mijn vondst.<br />
Par. 2. Periode 2007-2011: een moeizame “ Koninklijke weg”.<br />
De eerste vraag was hoe te beginnen? Contact leggen met de amateurarcheologen <strong>van</strong> APAN of met de<br />
beroepsarcheologen? Hoewel ik bij die laatste veel scepsis verwachtte, ben ik daar toch begonnen. Ik wilde eerst<br />
proberen “de Koninklijke weg “ af te lopen.<br />
De start was redelijk voortvarend. <strong>Een</strong> beroepsarcheoloog <strong>van</strong> de UvA heeft mij geadviseerd hoe ik e.e.a. kon<br />
opstarten en heeft daarna steeds opbouwend commentaar geleverd.<br />
Het Laboratorium voor Artefactstudies te Leiden bleek ook <strong>van</strong> particulieren opdrachten aan te nemen en was<br />
bereid onderzoek te doen naar de groeven op mijn vondst. De zorgvuldigheid waarmee men daar de groeven op<br />
mijn vondst heeft bekeken en de grote openheid die daarbij werd gegeven, was een grote bemoediging. Helaas was<br />
het onderzoek waaraan het Laboratorium voor Artefactstudies begonnen was, door ziekte en prioriteitstelling, een<br />
half jaar na die eerste bestudering nog altijd niet verder gevorderd. Het is toen door mij beëindigd. Intussen had ik<br />
wel zelf een concept geschreven voor een publicatie over mijn vondst. De redactie <strong>van</strong> Westerheem was bereid dit<br />
te publiceren, maar beperkte deze mogelijkheid later tot een korte vermelding <strong>van</strong> de vondst in Westerheem.
3 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Toen bleek dat er sinds de ontmoeting met de Leidse professor omstreeks 2000, toch niet veel was veranderd. In<br />
het beste geval kreeg ik bij mijn vondst commentaar in de trant: ‘U bent sinds enige tijd beeldhouwer? Goh. Ja, dan<br />
hebt U natuurlijk veel fantasie’. Of: ‘ Zulke V-tekens zijn eenvoudig en natuurlijke krassen lijken er al gauw op’.<br />
Vaker was er sprake <strong>van</strong> een kwetsend ontwijkgedrag: ‘Nee hoor, ik heb Uw mail nooit ont<strong>van</strong>gen’; ‘Ik heb geen<br />
tijd’ ; ‘Druk, druk, druk’; ‘Ik laat gewoon niets <strong>van</strong> me horen’<br />
En als er al een inhoudelijk commentaar kwam, dan was dat zeker niet met de bedoeling af te wegen of er sprake<br />
kon zijn <strong>van</strong> een <strong>prehistorisch</strong> <strong>beeldje</strong>, maar slechts om het eerdergenoemde vooroordeel te bevestigen dat een<br />
vuursteenknol met <strong>prehistorisch</strong>e graveringen niet bestaat.<br />
Ondanks de vele negatieve ervaringen had de periode 2007-2010 ook zijn nut. Toen de mijn publicatie in het<br />
archeologisch tijdschrift Westerheem niet doorging, ben ik zelf maar een onderzoeksrapport (in plaats <strong>van</strong> een<br />
publicatie) gaan schrijven. Het materiaal daarvoor ontstond vrijwel <strong>van</strong>zelf als weerwoord op de incidentele kritiek<br />
<strong>van</strong> de archeologen. Op die manier hebben enkele archeologen toch nog een belangrijke bijdrage geleverd, al was<br />
dat niet hun bedoeling.<br />
In deze periode besloot ik ook om zelf te gaan publiceren en het gehele rapport op het internet te zetten. Daardoor<br />
ben ik minder afhankelijk <strong>van</strong> eventuele toestemming om te mogen publiceren in een archeologisch tijdschrift.<br />
En kan een publicatie in een tijdschrift of krant beperkt blijven tot een samenvatting of vermelding, met verwijzing<br />
naar de website: www.<strong>beeldje</strong>stgeertruid.nl .<br />
Nadat in 2011 een leesbaar concept rapport gereed kwam, heb ik het binnen kleine kring verspreid en kwam de<br />
kentering. <strong>Een</strong> steentijdarcheoloog was bereid het rapport zorgvuldig te lezen en leverde zinvol commentaar.<br />
Bovendien bleek ook overleg per e-mail mogelijk met de conservator prehistorie Nederland <strong>van</strong> het RMO<br />
(Amkreutz). Waarvoor dank. Belangrijk, omdat het RMO een vooraanstaande rol heeft bij de zorg voor mobiel<br />
erfgoed <strong>van</strong> Nederland. Na een onwennige start werd duidelijkheid over welke hoofdzaken we het wel en niet eens<br />
waren.<br />
Par. 3. Waarom dit onderzoeksrapport?<br />
Uit het voorgaande blijkt dat het schrijven <strong>van</strong> voorliggend onderzoeksrapport aan<strong>van</strong>kelijk niet de bedoeling was.<br />
Ik heb lange tijd gedacht dat ik zou kunnen volstaan met een publicatie, waarin ik wees op de mogelijkheid dat ik<br />
een <strong>prehistorisch</strong> <strong>beeldje</strong> had gevonden. En dat b.v de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (de RCE) wel<br />
onderzoek zou doen. Zo is het echter niet gelopen.<br />
De RCE heeft niet direct een taak t.a.v. het 'mobiele' erfgoed. Ze hebben geen depot (dat is allemaal overgegaan<br />
naar de provincies en gemeenten met een erkend depot) of publieksfunctie (in termen <strong>van</strong> tonen) en ze richten zich<br />
vooral op het behoud <strong>van</strong> rijksmonumenten.<br />
<strong>Een</strong> dienst met een publieksfunctie op landelijk niveau is het Rijksmuseum voor Oudheden (RMO).<br />
Dit museum heeft als missie: <strong>Een</strong> divers publiek op een inspirerende, hoogwaardige en actieve wijze in contact<br />
brengen met culturen <strong>van</strong> de oudheid en hun rele<strong>van</strong>tie voor onze tijd.<br />
Zo’n museale taak is niet hetzelfde als zorgen voor ons nationaal erfgoed. Het zou dus kunnen zijn dat de zorg voor<br />
het mobiele erfgoed in Nederland enigszins tussen wal en schip valt. In het <strong>bijzonder</strong> zou dat kunnen gelden voor<br />
het mobiele erfgoed uit de steentijd, dat toch vooral voer voor specialisten is en weinig attractief is voor de meeste<br />
burgers. Ik waardeer het daarom zeer dat Amkreutz <strong>van</strong> het RMO toch de moeite heeft genomen mijn verhaal te<br />
lezen en daar zijn mening bij te geven. Die mening botste nog wel eens met de mijne, maar dat ligt bij zo’n<br />
ongewone vondst als een figuratieve vuursteenknol met gegraveerde symbolen ook wel voor de hand.<br />
Ik heb geprobeerd in dit rapport zowel zijn als mijn mening goed weer te geven, zodat de lezer zelf een goed<br />
oordeel kan vormen.<br />
Tijdens mijn onderzoek groeide het bewijs dat de symbolen op de figuratieve vuursteenknol graveringen zijn en dat<br />
dus gesproken mag worden <strong>van</strong> een ‘<strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>’. <strong>Een</strong> zekere datering kan niet worden gegeven<br />
omdat de vondst een oppervlakte vondst was, maar op grond <strong>van</strong> proeven en parallellen voor bepaalde kenmerken<br />
kan wel de meest waarschijnlijke datering worden bepaald: de lineaire Bandkeramiek (5500-4900 v. Chr.).<br />
Alle parallellen uit Nederland en omringende landen verwijzen naar deze periode.<br />
Daarmee lijkt het te gaan om een voor Nederland uniek <strong>beeldje</strong>. Zover mij bekend is uit Nederland slechts één<br />
steentijd<strong>beeldje</strong> bekend en erkend door de archeologen. Uit het gehele gebied <strong>van</strong> de Lineaire Bandkeramiek<br />
(LBK) kent men wel meerdere fragmenten <strong>van</strong> LBK <strong>beeldje</strong>s, maar geen enkel compleet <strong>beeldje</strong>.<br />
<strong>Een</strong> <strong>bijzonder</strong>heid bij het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is ook dat het wellicht een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een godin is.<br />
En tenslotte is er, voor zover bekend, nooit eerder een figuratieve vuursteenknol met graveringen gevonden.<br />
Dat laatste is een reden om extra kritisch een vondst als deze te beschouwen. Wellicht is dat ook de voornaamste<br />
reden dat veel archeologen er zo afstandelijk op reageerden.
4 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Er zijn dus meerdere redenen om dit rapport te schrijven en te publiceren op website www.<strong>beeldje</strong>stgeertruid.nl :<br />
- De publicatie betreft een voor Nederland uniek <strong>beeldje</strong>, waar men speculatief een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een Vogelgodin<br />
in kan zien, met als meest waarschijnlijke datering de Lineaire Bandkeramiek (5500-4900 v. Chr.) De<br />
publicatie heeft daarom nieuwswaarde.<br />
- De publicatie is <strong>van</strong> belang om anderen attent te maken op het bestaan <strong>van</strong> <strong>beeldje</strong>s die gemaakt zijn door het<br />
graveren in de cortex <strong>van</strong> een figuratieve vuursteenknol.<br />
- De publicatie kan bevorderen dat ook archeologen of archeologische diensten alsnog verder onderzoek doen.<br />
- De publicatie is nodig om te voorkomen dat een vondst als deze in de vergetelheid raakt en voor het<br />
Nederlands erfgoed verloren gaat.<br />
Ik heb de publicatie tevens benut om de door mij gevonden parallellen tussen de afbeelding <strong>van</strong> de “danseres <strong>van</strong><br />
Geldrop’ (een erkende kunstuiting uit de steentijd <strong>van</strong> Nederland) en rotsschilderingen uit Noord Afrika te tonen.<br />
Par. 4. Beschrijving <strong>van</strong> de vuursteenknol.<br />
De vuursteen is zwart. Kleine witte en grijze vlekjes ontbreken vrijwel geheel.<br />
De cortex <strong>van</strong> de vuursteenknol is tamelijk dik. Op enkele uitstekende delen <strong>van</strong> de vuursteenknol is de cortex<br />
plaatselijk weggeschuurd.<br />
Aan de onderkant en aan één zijkant <strong>van</strong> de zitplaats, zijn natuurlijke breukvlakken aanwezig. Negatieven <strong>van</strong><br />
slagbulten ontbreken op deze vlakken. De breukvlakken hebben geen glans en hebben geen duidelijke patina.<br />
Wel zijn er enkele mangaankorrels op aanwezig.<br />
Aan de randen <strong>van</strong> de breukvlakken zijn er afsplinteringen of kleine afslagen. Zij hebben een hoogglans en een<br />
vage lichtblauwe patina, zoals die ook voorkomt op de Neolithische artefacten <strong>van</strong> de Kaap.<br />
In literatuur 14 wordt o.a. verslag gedaan <strong>van</strong> een opgraving aan de westelijke zijde <strong>van</strong> de Kaap te <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />
Hier werden tegenover drie grote kernen (zoals die gevonden worden in het midden Neolithisch mijnbouwgebied<br />
nabij Rijckholt), 147 kleine kernen gevonden, die overwegend niet <strong>van</strong> gedolven vuursteen zijn gemaakt.<br />
Het zijn zeer onregelmatige knollen <strong>van</strong> een donkere, fijnkorrelige variant <strong>van</strong> Rijckholt vuursteen.<br />
De knollen zijn kennelijk niet gerold geweest en vermoedelijk ergens in de omgeving <strong>van</strong> de Kaap aan de<br />
oppervlakte verzameld. Waterbolk stelt dat hij daarbij geneigd is te denken aan een eluviale herkomst.<br />
Eluviale knollen zijn afkomstig uit kalksteenlagen die door erosie zijn verdwenen. Slechts een laag eluviale<br />
vuursteenknollen resteert. Op het plateau nabij het mijnbouwgebied werd zo’n laag eluviale vuursteenknollen onder<br />
het grind aangetroffen, op de resterende kalksteenlagen. Deze laag bevond zich op een diepte <strong>van</strong> ca. 5 m onder het<br />
maaiveld <strong>van</strong> het plateau. Deze laag eluviale vuursteenknollen dagzoomt dus op de hellingen <strong>van</strong> het Savelsbosch.<br />
Mogelijk is ook de vuursteenknol <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> uit zo’n eluviale laag afkomstig. De afsplinteringen en plaatselijk<br />
weggeschuurde cortex kunnen dan een gevolg <strong>van</strong> onderlinge botsingen en langs elkaar schuiven <strong>van</strong> de eluviale<br />
vuursteenknollen.<br />
fig. 5 fig. 6 fig. 7
5 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Par. 5. Beschrijving <strong>van</strong> de groeven op de vuursteenknol.<br />
Onderstaand zijn alle groeven op de vuursteenknol (c.q. het <strong>beeldje</strong>) afgebeeld en benoemd.<br />
De groeven worden op de volgende pagina’s beschreven.
Onderstaand de beschrijving <strong>van</strong> de groeven op het <strong>beeldje</strong>.<br />
<strong>Een</strong> witte beschadiging <strong>van</strong> de cortex.<br />
Op de rug <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is een witte beschadiging te<br />
zien. Er zijn drie opeenvolgende korte, maar zeer brede groeven die bij<br />
elkaar lijken te horen.<br />
6 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
In de drie groeven zijn fijne strepen te zien, die op de foto ongeveer<br />
horizontaal lopen. fig. 8<br />
De drie korte groeven op de hals (tezamen een tri-line).<br />
Op de hals <strong>van</strong> de zittende figuur staan drie ondiepe smalle groeven<br />
(2 mm breed). Voor de duidelijkheid zijn de groeven in fig. 10 zwart<br />
gemaakt. Samen vormen ze een harmonieus geheel <strong>van</strong> drie<br />
uitwaaierende lijnen (een z.g. tri-line), die prima past bij de vorm<br />
<strong>van</strong> de zittende figuur.<br />
Twee groeven hebben een V-vormige dwarsdoorsnede: de middelste<br />
groef en de groef links op de foto. De zijden <strong>van</strong> de ‘V’ maken een<br />
hoek <strong>van</strong> 90 graden. De groef rechts heeft een bakvormige ( )<br />
dwarsdoorsnede.<br />
Sporen <strong>van</strong> hakken/botsen ontbreken. De groeven hebben overal<br />
dezelfde dwarsdoorsnede. Ze hebben dezelfde kleur als de cortex.<br />
De twee korte groeven op het achterhoofd (tezamen een staande V).<br />
Op het achterhoofd is een (staande) V zichtbaar.<br />
Voor de duidelijkheid zijn groeven in fig. 11 en 12 grijs gemaakt.<br />
De linkse groef heeft een L-vormige ( ___ ) dwarsdoorsnede.<br />
De rechtse groef heeft een bakvormige ( ) dwarsdoorsnede.<br />
Door afbrokkeling <strong>van</strong> de opstaande randen is het profiel beschadigd.<br />
Sporen <strong>van</strong> hakken/botsen ontbreken. De groeven hebben overal<br />
dezelfde dwarsdoorsnede. Ze hebben dezelfde kleur als de cortex.<br />
fig. 9 fig. 10<br />
De drie lange groeven op borst en middel (tezamen een liggende V en bovenkant rok).<br />
De twee groeven op de borst vormen tezamen een liggende V.<br />
De groef daaronder kan de bovenkant <strong>van</strong> een rok aanduiden.<br />
Samen vormen de drie groeven een harmonieus trio, dat goed past bij het beeld. Voor<br />
de duidelijkheid zijn de groeven in fig. 13 grijs gemaakt.<br />
De onderste groef en de bovenste groef hebben beide een L-vormige dwarsdoorsnede.<br />
De middelste groef heeft een V-vormige dwarsdoorsnede. De zijden <strong>van</strong> de ‘V’ maken<br />
een hoek <strong>van</strong> 90 graden.<br />
Deze groeven gaan deels tot op de zwarte vuursteen. Sporen <strong>van</strong> hakken/botsen<br />
ontbreken. De groeven hebben overal dezelfde dwarsdoorsnede. Ze hebben dezelfde<br />
kleur als de cortex. Er zijn sporen <strong>van</strong> mangaanafzettingen.<br />
De liggende ‘V’ heeft een fraaie punt (fig. 14).<br />
fig. 11 fig. 12<br />
fig. 13<br />
fig. 14
7 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
De scheiding ‘zittende persoon’ en zetel.<br />
De scheiding tussen de zittende persoon en de zitplaats<br />
wordt gevormd door een groef (?) met op de zitplaats<br />
een trapvormige bodem. Haaks daarop is er op de<br />
zittende figuur een vlak (afgevlakt?) gedeelte <strong>van</strong> de<br />
cortex.<br />
Het laagst gelegen stuk <strong>van</strong> de trapvormige bodem gaat<br />
tot op de vuursteen. Sporen <strong>van</strong> hakken/botsen<br />
ontbreken. De groef heeft dezelfde kleur als de cortex.<br />
Deze groef draagt zeer veel bij aan de vormgeving <strong>van</strong><br />
een zittende figuur, omdat hij een belangrijke contour<br />
<strong>van</strong> deze figuur aangeeft.<br />
fig. 13 fig. 1<br />
De vier overige “groeven”.<br />
Ter plaatse <strong>van</strong> het rechteroog is er een klein, maar diep gat in de cortex tot op de vuursteen. Het is niet duidelijk of<br />
het gat opzettelijk gemaakt is, of dat het een toevallige beschadiging is.<br />
Ter plaatse <strong>van</strong> het linkeroog is er een korte groef. Deze groef heeft geen vlakke bodem of vlakke zijkanten.<br />
Boven de voeten <strong>van</strong> de zittend figuur is ook een groef te zien, die de onderkant <strong>van</strong> de rok lijkt te markeren.<br />
Ook deze groef heeft geen vlakke bodem of vlakke zijkanten.<br />
De drie bovengenoemde groeven passen alle wel prima bij het beeld.<br />
Par. 6. Kenmerken <strong>van</strong> graveringen en toevallige groeven.<br />
Graveringen zijn per definitie door de mens gemaakt. Ik heb onderscheid gemaakt tussen twee typen graveringen:<br />
graveringen d.m.v. schrapen (b.v. met een “steker”) en graveringen d.m.v. snijden (b.v met een mes of “kling”).<br />
Bij toevallige groeven kan gedacht worden aan groeven gemaakt door een landbouwwerktuig (z.g. ploegsporen),<br />
groeven gemaakt met een mijnwerkershak of aan groeven t.g.v. beschadigingen tijdens erosie en transport.<br />
<strong>Een</strong> afdruk <strong>van</strong> een fossiel kan soms ook op een gravering lijken.<br />
6a. Graveringen gemaakt door schrapen.<br />
Bij graveren door middel <strong>van</strong> schrapen wordt de werkkant <strong>van</strong> het werktuig op de steen gedrukt en wordt het<br />
werktuig in haakse stand over het steenoppervlak getrokken. Zoals tegenwoordig een verfkrabber wordt gebruikt.<br />
In de steentijd kon je voor graveren een vuursteen steker gebruiken, maar voor zachte steen evengoed een kling of<br />
afslag. De vorm <strong>van</strong> de punt <strong>van</strong> het werktuig bepaalt de dwarsdoorsnede <strong>van</strong> de gemaakte gravering.<br />
Zie onderstaande schetsen.<br />
<strong>St</strong>eker V-vormige groef L-vormige groef Bakvormige groef<br />
Bij deze graveringen is de dwarsdoorsnede over de gehele lengte <strong>van</strong> de groef dezelfde, tenzij men tijdens het<br />
schrapen de stand <strong>van</strong> het werktuig verandert. In zo’n geval kun je b.v. <strong>van</strong> een V-vormige groef geleidelijk<br />
overgaan naar een L-vormige groef. Door de snijkant <strong>van</strong> de steker te gebruiken om mee te schrapen, kun je er<br />
ook een breed plat vlak mee maken.<br />
In (zachte) kalksteen en cortex <strong>van</strong> vuursteen kunnen steile opstaande randen <strong>van</strong> groeven gemakkelijk<br />
afbrokkelen. Maar om een gravering te kunnen herkennen, moet er tenminste één schraapvlak (b.v. de bodem) niet<br />
zijn afgebrokkeld. In dat schraapvlak mag er geen enkel uitsteeksel zijn. Natuurlijke putjes en fijne krassen in<br />
lengterichting kunnen daarin wel aanwezig zijn. Voorts moeten sporen <strong>van</strong> hakken of botsen ontbreken.
8 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
6b. Graveringen gemaakt door snijden met een kling of mes.<br />
Snijden in steen kan alleen in zachte steensoorten. Als er voldoende druk wordt uitgeoefend, splijt de scherpe rand<br />
<strong>van</strong> een mes of kling, het onderliggende steenoppervlak. Maar het mes zou vervolgens direct vastlopen als er alléén<br />
maar druk werd uitgeoefend. Het mes is boven de snede immers dikker dan op de snede zelf en steen kan niet opzij<br />
worden gedrukt, zoals b.v. vlees. Door een zagende beweging te maken, kan echter toch een scherpe groef worden<br />
uitgeschuurd. Korrels uit de steen zelf, gaan dan als schuurmiddel werken.<br />
<strong>St</strong>eile randen in kalksteen of cortex kunnen uitaard ook hier gemakkelijk afbrokkelen.<br />
De kenmerken <strong>van</strong> een gravering gemaakt door snijden zijn onderstaand weergegeven<br />
De groef heeft een spitse V-vorm en is in bovenaanzicht vrij recht. De dwarsdoorsnede is in principe overal gelijk.<br />
In kalksteen en in de cortex <strong>van</strong> vuursteen kunnen steile opstaande randen gemakkelijk afbrokkelen.Maar om een<br />
gravering te kunnen herkennen, moet er tenminste één schuurvlak niet zijn afgebrokkeld. In dat schuurvlak mag er<br />
geen enkel uitsteeksel zijn. Natuurlijke putjes en fijne krassen in lengterichting kunnen daarin wel aanwezig zijn.<br />
Voorts moeten sporen <strong>van</strong> hakken of botsen ontbreken.<br />
fig. 15<br />
6c. Ploegsporen.<br />
fig. 16<br />
Het is mogelijk dat de lijngraveringen op<br />
jong paleolithische artefacten <strong>van</strong> de<br />
vindplaats “De Fransman” (lit. 26)dit soort<br />
graveringen zijn.<br />
Dit blijft voor mij onzeker omdat de<br />
dwarsdoorsneden <strong>van</strong> de graveringen in de<br />
publicatie niet worden beschreven.<br />
Het doel <strong>van</strong> die graveringen is mij ook<br />
niet steeds duidelijk. Soms lijkt het de<br />
bedoeling een tekening te maken. Maar bij<br />
andere stukken zou je ook kunnen denken<br />
aan snijplankjes met toevallige snijsporen.<br />
In de cortex <strong>van</strong> vuurstenen <strong>van</strong> de Kaap te <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> komen<br />
regelmatig witte groeven voor (vaak met roestsporen), die waarschijnlijk<br />
recent gemaakt zijn door landbouwwerktuigen.<br />
Links wordt een dergelijk beschadiging op het <strong>beeldje</strong> getoond.<br />
De beschadiging lijkt recent gemaakt door een ploeg, die <strong>van</strong> rechts naar<br />
links over de rug <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> is gegaan.<br />
De steen is herhaaldelijk weg geketst door de botsingen met het ploeg en<br />
daarbij ook steeds iets gedraaid. Er zijn drie opeenvolgende korte (brede)<br />
groeven ontstaan. In deze groeven zijn fijne strepen te zien in de<br />
bewegingsrichting <strong>van</strong> de ploeg.
9 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Onderstaand een foto <strong>van</strong> een andere witte groef, waarschijnlijk een ploegspoor. Deze is groef smal.<br />
fig. 17<br />
Het is op de foto niet goed te zien, maar de groef begint aan de<br />
onderzijde <strong>van</strong> de foto met drie opeenvolgende diepe beschadigingen.<br />
Als de “ploeg” voor de eerste keer op de steen botst, maakt hij daarin<br />
een korte V-vormige inkeping waar<strong>van</strong> de bodemlijn een vrij steile<br />
hoek maakt met het steenoppervlak.<br />
Nadat de steen door de botsing is weg geketst en daarbij iets is<br />
gedraaid, wordt door de tweede botsing een tweede, iets langere groef<br />
gemaakt die minder steil is.<br />
De daaropvolgende derde botsing maakt weer een langere en minder<br />
steile groef. Bij de derde inkeping is de dwarsdoorsnede <strong>van</strong> de groef<br />
enigszins L-vormig.<br />
Kenmerkend voor dit deel <strong>van</strong> het ploegspoor zijn de inkervingen door<br />
botsingen In dit geval vormen drie korte groeven tezamen één<br />
samenhangend geheel met een lengtedoorsnede die op de tanden <strong>van</strong><br />
een zaag lijkt.<br />
Halverwege de foto gaat het ploegspoor over in een groef zoals die<br />
ontstaat door schampen/schrapen. Aan het begin is de druk op de steen<br />
nog groot en is de groef breed. Aan het eind is de druk tot nul<br />
afgenomen, evenals de breedte <strong>van</strong> de groef. De groef heeft een vlakke<br />
bodem met roestsporen. Er zijn enkele fijne strepen in lengterichting.<br />
Dit schampspoor is in principe identiek aan een gravering gemaakt<br />
door schrapen. Omdat het schampen door de ploeg pas begint als hij<br />
de steen onder een flauwe hoek treft (hij schampt de steen), kan ook de<br />
kromming <strong>van</strong> de bodemlijn <strong>van</strong> de groef slechts gering zijn.<br />
Bij een gravering hoeft dit laatste uiteraard niet het geval te zijn.<br />
6d. Groeven gemaakt door een <strong>prehistorisch</strong>e mijnwerkershak.<br />
Tijdens het midden Neolithicum is er te Rijckholt vuursteen gewonnen met gebruik <strong>van</strong> hertshoorn of vuursteen<br />
mijnwerkershakken. Daarbij kunnen naast haksporen, ook toevallige schampsporen ontstaan. Ik betwijfel of die<br />
schampsporen er uit zouden zien als de groeven op het <strong>beeldje</strong>, omdat deze werktuigen relatief groot en<br />
gewelddadig zijn. <strong>Een</strong> fijne punt zoals bij een steker, waarmee een V- of bakvormige groef gemaakt kan worden,<br />
ontbreekt bovendien. Onderstaande foto’s illustreren mijn twijfel. Vergelijk punt werktuigen met groeven tri-line.<br />
Het tri line symbool. Lengte groeven ca. 1 cm.<br />
Tak <strong>van</strong> een gewei zoals gebruikt bij <strong>prehistorisch</strong>e mijnbouw.
10 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Het tri line symbool. Lengte groeven ca. 1 cm.<br />
Vuursteen mijnwerkershak uit het Savelsbosch. Lengte 15 cm.<br />
<strong>Een</strong> schampspoor <strong>van</strong> een hak, is in principe identiek aan een gravering gemaakt door schrapen. Omdat schampen<br />
pas optreedt als de hak de steen onder een flauwe hoek treft, kan ook de kromming <strong>van</strong> de bodemlijn <strong>van</strong> de groef<br />
slechts gering zijn. Bij een gravering hoeft dit laatste uiteraard niet het geval te zijn.<br />
6e. Krassen door erosie en transport.<br />
In par. 4 is al vermeld dat de vuursteenknol <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> mogelijk een eluviale vuursteenknol is.<br />
De knol lijkt niet gerold door transport in een rivier. Eluviale vuursteen is echter wel vertikaal getransporteerd door<br />
erosie <strong>van</strong> de kalksteenlaag waarin hij zich oorspronkelijk bevond. Dergelijk transport (<strong>van</strong> een helling?) kan een<br />
verklaring zijn voor de plekjes waar de cortex lijkt weggeschuurd. Onderlinge botsingen en het langs elkaar<br />
schuiven <strong>van</strong> de eluviale vuursteenknollen kunnen ook sporen <strong>van</strong> botsingen en krassen veroorzaken. Het transport<br />
<strong>van</strong> in de prehistorie gedolven vuursteen kan dezelfde beschadigingen <strong>van</strong> vuursteenknollen opleveren als<br />
bovenstaand genoemd.<br />
Daaronder kunnen ook krassen voorkomen die qua vorm niet zijn te onderscheiden <strong>van</strong> graveringen.<br />
6f. Natuurlijke groeven.<br />
Tijdens de vorming <strong>van</strong> vuursteen kunnen smalle langwerpige verdiepingen ontstaan.<br />
De dwarsdoorsnede <strong>van</strong> zo’n “groef” kan in lengterichting variëren. De bodem en de zijkanten kunnen uitsteeksels<br />
vertonen. Op deze punten zullen natuurlijke verdiepingen zich doorgaans onderscheiden <strong>van</strong> artificiële groeven.<br />
<strong>Een</strong> schijnbare gravering kan ook ontstaan als afdruk <strong>van</strong> een fossiel. Fossielen in Limburgse mergel (kalksteen)<br />
zijn o.a. zee-egels, belemnieten en schelpen. De kalk <strong>van</strong> de schelpen is veelal opgelost.<br />
<strong>Een</strong> voorbeeld <strong>van</strong> schelpafdrukken zijn de afdrukken <strong>van</strong> dentalium schelpen op onderstaande foto’s. Links<br />
schelpafdrukken in kalksteen, rechts schelpafdrukken in de cortex <strong>van</strong> een vuursteen uit het Savelsbosch tussen<br />
<strong>St</strong>.<strong>Geertruid</strong> en Rijckholt.
11 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
fig. 18 fig. 19<br />
De afdruk <strong>van</strong> zo’n schelpje lijkt op een groef die is gemaakt door te schrapen, met als dwarsdoorsnede een<br />
cirkelsegment. Maar het verschil met een gravering is eenvoudig te zien. Bij de afdruk <strong>van</strong> dit fossiel neemt in<br />
lengterichting de straal <strong>van</strong> het cirkelsegment gelijkmatig toe of af. Dit laatste is bij een gravering nooit het geval.<br />
Par. 7. Beoordeling <strong>van</strong> de groeven op de vuursteenknol (c.q. het <strong>beeldje</strong>).<br />
1. Er zijn geen groeven die voldoen aan de kenmerken voor graveringen gemaakt door snijden met een kling.<br />
2. En er zijn ook geen groeven die op de afdruk <strong>van</strong> een fossiel lijken.<br />
3. Op de rug <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> is er een witte beschadiging <strong>van</strong> de cortex, bestaande uit drie opeenvolgende<br />
groeven. Dit geheel heeft de kenmerken <strong>van</strong> een recent ploegspoor, gemaakt door botsingen.<br />
4. Vier groeven lijken natuurlijk, ondanks het feit dat ze wel passen bij het <strong>beeldje</strong>.<br />
Ze voldoen niet aan de kenmerken voor graveringen of aan kenmerken voor groeven t.g.v. schampen.<br />
Deze groeven zijn: het gat ter plaatse <strong>van</strong> het rechteroog; de groef ter plaatse <strong>van</strong> het linkeroog en de groef die<br />
de onderkant <strong>van</strong> de rok lijkt te markeren.<br />
De scheiding ‘zittende persoon’ en zetel reken ik ook tot de natuurlijke groeven, maar is eigenlijk een<br />
twijfelgeval. Omdat deze groef zeer veel bijdraagt aan de vormgeving <strong>van</strong> de zittende figuur, zou je denken aan<br />
een opzettelijke gravering. Het brede platte vlak aan de zijkant <strong>van</strong> de figuur kan gemaakt zijn door schrapen.<br />
Maar de trapvormige bodem kan ik maar moeilijk als opzettelijk zien. Zo’n trapvorm past wel bij hakken, maar<br />
daarvoor zijn er te veel afrondingen.<br />
5. Acht groeven (drie lange groeven en vijf korte groeven ) voldoen aan de kenmerken voor graveringen gemaakt<br />
door schrapen. In onderstaande worden deze mogelijke graveringen vermeld.<br />
- De drie lange groeven op borst en middel. De twee bovenste groeven vormen samen een liggend V-<br />
symbool. De groef daaronder kan de bovenkant <strong>van</strong> een rok aanduiden.<br />
- De drie korte groeven op de hals. De drie lijnen vormen tezamen een z.g. tri-line symbool, dat bekend is<br />
<strong>van</strong> andere archeologische vondsten.<br />
- De twee korte groeven op het achterhoofd. Deze groeven vormen samen een staand V-symbool.<br />
In de volgende paragrafen zal worden nagegaan of het opzettelijke graveringen zijn of toevallige groeven<br />
Par. 8. Graveringen of toevallige schampsporen en krassen: kansberekeningen en technisch bewijs.<br />
8a. Hoe kunnen genoemde acht groeven gemaakt zijn als het gaat om graveringen?.<br />
Er zijn drie typen groeven op de vuursteenknol c.q. het <strong>beeldje</strong>. Groeven met V-vormige dwarsdoorsnede.<br />
De zijden <strong>van</strong> de ‘V’ maken een hoek <strong>van</strong> 90 graden. Groeven met bakvormige dwarsdoorsnede ( _ ).<br />
En groeven met L-vormige dwarsdoorsnede ( __ ).<br />
fig. 22<br />
<strong>St</strong>eker V-vormige groef Bakvormige groef L-vormige groef<br />
Het instrument waarmee deze groeven zijn gemaakt kan een steker geweest zijn, maar ook elk ander instrument<br />
met een zelfde punt. Zie fig. 22.<br />
Van meer belang is te constateren dat de acht groeven, alle met slechts één werktuig gemaakt kunnen worden.<br />
Als de groeven toevallige schampsporen zouden zijn is de kans daarop klein.
12 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
8b. Technische bewijzen.<br />
In paragraaf 8b wil ik aantonen dat de groef die de bovenkant <strong>van</strong> een rok kan aanduiden en de bovenste groef <strong>van</strong><br />
het liggende V-symbool, beide geen schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak kunnen zijn.<br />
Vervolgens wil ik aantonen dat de punt <strong>van</strong> het liggend V-symbool gegraveerd is.<br />
Onderstaand is schematisch weergegeven wat er gebeurt als een ploeg (of hak) een bolvormige steen schampt.<br />
fig. 13<br />
fig. 20<br />
De ploeg of hak raakt de steen voor het eerst in punt A<br />
met kracht K.<br />
Deze kracht kan ontbonden worden in een kracht K2,<br />
die de ploeg tegen de steen drukt,<br />
en een kracht K1 evenwijdig aan het steenoppervlak.<br />
Als hoek tussen K en K1 klein genoeg is (geschat<br />
kleiner dan 30 graden), ketst de steen niet weg door de<br />
botsing met de ploeg, maar ontstaat een schampspoor dat<br />
lijkt op een gravering.<br />
Dit schampspoor wordt smaller en ondieper naarmate de<br />
hoek tussen de ploegrichting en het steenoppervlak verder<br />
afneemt en eindigt in punt B waar deze hoek en kracht K2<br />
beide nul zijn geworden.<br />
De kromming <strong>van</strong> het steenoppervlak tussen punt A en<br />
punt B is tevens de kromming <strong>van</strong> het gemaakte<br />
schampspoor en bedraagt graden.<br />
Voor het maken <strong>van</strong> onderscheid tussen een gravering en<br />
een schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak, is het <strong>van</strong> belang<br />
te constateren dat zo’n schampspoor geen grotere<br />
kromming ( ) kan hebben dan geschat 30 graden.<br />
Voor een gravering geldt deze beperking uitaard niet.<br />
De groef die de bovenkant <strong>van</strong> een rok kan aanduiden heeft een kromming <strong>van</strong><br />
ca. 90 graden. Dit is veel meer dan de maximale kromming <strong>van</strong> een<br />
schampspoor.<br />
Deze groef kan daarom geen schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak zijn.<br />
De bovenste groef <strong>van</strong> de liggende V kromt zich ook iets rond de hals <strong>van</strong> het<br />
<strong>beeldje</strong> en maakt daar nog een scherpe bocht. Mede daardoor is de totale<br />
kromming <strong>van</strong> deze groef aanzienlijk: ca. 60 graden.<br />
Deze kromming is veel groter dan de maximale kromming <strong>van</strong> een<br />
schampspoor.<br />
Ook deze groef kan daarom geen schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak zijn.<br />
De kromming <strong>van</strong> de onderste groef <strong>van</strong> de liggende V is gering.<br />
Daaruit is dus niet af te leiden of het een gravering is of een schampspoor <strong>van</strong><br />
een ploeg of hak.
13 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
De punt <strong>van</strong> de liggende V lijkt mij vakkundig en met zorg gemaakt. Kan die punt toevallig ontstaan als<br />
schampspoor of slechts door zorgvuldig graveren? Eerst wordt bekeken hoe je die punt door graveren kunt maken.<br />
fig. 21<br />
De punt <strong>van</strong> het V-symbool heeft een bakprofiel met<br />
opstaande steile randen aan boven- en benedenzijde.<br />
De bovenste groef <strong>van</strong> het V-symbool heeft een L-vormige<br />
doorsnede, met de opstaande rand aan de bovenzijde.<br />
Deze groef en het bovenste deel <strong>van</strong> de punt kunnen bij het<br />
graveren dus tezamen worden gemaakt.<br />
In de punt moet zorgvuldig gewerkt worden om de onderrand<br />
<strong>van</strong> de punt niet weg te schrapen<br />
De onderste groef <strong>van</strong> het V-symbool heeft een V-vormige<br />
doorsnede. Met het graveerwerktuig in schuine stand kan die<br />
V-vormige groef worden gemaakt.<br />
Het onderste deel <strong>van</strong> de punt kan niet tezamen met de<br />
onderste groef <strong>van</strong> het V-symbool worden gemaakt.<br />
De vlakke bodem en de steile onderrand <strong>van</strong> de punt sluiten<br />
niet aan op de V-vorm <strong>van</strong> de groef.<br />
Voor het graveren <strong>van</strong> het onderste deel <strong>van</strong> de punt moet het<br />
graveerwerktuig met de punt naar beneden worden gebruikt.<br />
In de punt moet zorgvuldig gewerkt worden om de bovenrand<br />
<strong>van</strong> de punt niet weg te schrapen.<br />
Op de foto (fig. 21) is te zien dat de onderste groef <strong>van</strong> het V-symbool niet precies aansluit op de onderrand <strong>van</strong> de<br />
punt. Dit bevestigt dat de onderrand <strong>van</strong> de punt niet gelijk met de onderste groef <strong>van</strong> de V werd gemaakt.<br />
De punt <strong>van</strong> de V kan niet toevallig zijn ontstaan als een deel <strong>van</strong> de twee groeven die het V-symbool vormen.<br />
Er is een extra handeling nodig voor het maken <strong>van</strong> de punt. Daarbij moet bovendien zorgvuldig gewerkt worden,<br />
om bij het maken <strong>van</strong> de vlakke bodem, de boven- of benedenrand <strong>van</strong> de punt niet per ongeluk weg te schrapen.<br />
Dit vereist complex handelen, dat niet voorstelbaar is bij toevallig schampen <strong>van</strong> een hak of ploeg.<br />
De punt <strong>van</strong> de V moet daarom gegraveerd zijn.<br />
8c. Kansberekeningen opzettelijke of toevallige symbolen.<br />
Met kansberekeningen is nagegaan hoe groot de kans is dat drie lange en vijf korte groeven toevallig een liggend<br />
V-symbool, een tri-line en een staand V-symbool vormen. De eerste kansberekeningen die ik heb gemaakt zijn<br />
gecontroleerd door een wiskundig ingenieur <strong>van</strong> de TUD. De uitkomst <strong>van</strong> die berekeningen was, dat de kans dat<br />
de drie symbolen toevallig ontstaan, slechts één op 4 miljard is.<br />
Inmiddels heb ik voor de tri-line een verbetering in de schematisering aangebracht en de kans opnieuw berekend.<br />
Zie de separate “Bijlage kansberekeningen”. De nieuw berekende kans is iets kleiner: één op 20 miljard.<br />
In onderstaande tabel is een overzicht gegeven <strong>van</strong> de kans dat uit de acht groeven toevallig één of meerdere<br />
symbolen op het <strong>beeldje</strong> worden gevormd.<br />
beschouwde<br />
groeven<br />
symbool of symbolen kans dat de groeven het symbool<br />
(de symbolen) toevallig vormen<br />
drie lange groeven (liggende) V 1 : 430<br />
twee korte groeven (staande) V 1 : 2.250<br />
drie korte groeven tri-line 1 : 200.000<br />
vijf korte groeven (staande) V + tri-line ca. 1 : 40 miljoen<br />
drie lange + vijf korte groeven (liggende) V + (staande) V + tri-line ca. 1 : 20 miljard
14 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
8d. Raming <strong>van</strong> de kans dat acht toevallige groeven (ploeg- of haksporen of krassen t.g.v. erosie en transport)<br />
alle voldoen aan de kenmerken <strong>van</strong> graveringen d.m.v. schrapen.<br />
Toevallige groeven die gemaakt zijn door een ploeg of een <strong>prehistorisch</strong>e mijnwerkershak zullen vaak sporen <strong>van</strong><br />
botsen en hakken vertonen. Als het schampsporen zijn, kunnen die groeven echter identiek zijn aan graveringen<br />
gemaakt door schrapen. Hetzelfde geldt voor krassen op (eluviale) vuursteenknollen gemaakt tijdens erosie of<br />
transport.<br />
<strong>Een</strong> ploeg kan een object onder een hoek tussen 0 en 90 graden treffen. Als schampen (zonder sporen <strong>van</strong> een<br />
botsing) slechts zou optreden als de hoek tussen ploegrichting en steenoppervlak kleiner is dan 30 graden (zie par.<br />
8b), is de kans daarop kleiner dan 30 /90 = 1/3.<br />
De kans dat dit zich acht maal herhaalt is dan (1/3) 8 = ca. 1/6600.<br />
De kans op schampsporen bij gebruik <strong>van</strong> een mijnwerkershak, is m.i. vele malen kleiner dan de kans op<br />
schampsporen bij een ploeg.<br />
Mogelijk is de vuursteenknol <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> eluviale vuursteen (zie pag. 4). De knol lijkt niet gerold geweest<br />
tijdens transport in een rivier. Eluviale vuursteen is echter wel vertikaal getransporteerd door erosie <strong>van</strong> de<br />
kalksteenlaag waarin hij zich oorspronkelijk bevond. Dergelijk transport (<strong>van</strong> een helling?) kan een verklaring zijn<br />
voor de plekjes waar de cortex lijkt weggeschuurd. Onderlinge botsingen en het langs elkaar schuiven <strong>van</strong> de<br />
eluviale vuursteenknollen kunnen ook sporen <strong>van</strong> botsingen en krassen veroorzaken.<br />
Deze onderlinge botsingen lijken mij minder gewelddadig dan botsingen tussen vuursteenknol en ploeg.<br />
De kans op een schampspoor is bij eluviaal transport dus groter dan de kans op een schampspoor t.g.v. een botsing<br />
met een ploeg (1/3). Deze kans ligt bij eluviaal transport dus tussen 1/1 en 1/3. Gemiddeld ca. 2/3.<br />
De kans dat dit zich acht maal herhaalt is dan (2/3) 8 = 256/6561 = ca.1/25.<br />
8e. De kans dat acht toevallige groeven de symbolen vormen en alle groeven tevens voldoen aan de kenmerken<br />
<strong>van</strong> graveringen d.m.v. schrapen (schampsporen).<br />
Om de grootste kans te berekenen dat acht toevallige groeven de drie symbolen vormen en die groeven tevens alle<br />
voldoen aan de criteria voor graveringen gemaakt door schrapen, heb ik de berekeningen gemaakt voor het geval<br />
dat er sprake is <strong>van</strong> krassen door eluviaal transport (zie 8d).<br />
In onderstaande tabel is tevens een overzicht gegeven <strong>van</strong> die kans per symbool.<br />
beschouwde<br />
groeven<br />
drie lange<br />
groeven<br />
twee korte<br />
groeven<br />
drie korte<br />
groeven<br />
drie lange<br />
+<br />
vijf korte<br />
groeven<br />
te vormen<br />
symbool of<br />
symbolen<br />
kans dat de groeven het<br />
symbool (de symbolen)<br />
toevallig vormen<br />
Kans dat de groeven<br />
die het symbool (de<br />
symbolen) vormen alle<br />
schampsporen zijn<br />
kans dat het symbool<br />
(de symbolen) toevallig<br />
wordt (worden) gevormd<br />
uit schampsporen<br />
liggende V 1 : 430 4 : 9 ca. 1 : duizend<br />
staande V 1 : 2.250 4 : 9 ca. 1 : 5 duizend<br />
tri-line 1 : 200.000 8 : 27 ca. 1 : 675 duizend<br />
liggende V<br />
groef bov. rok<br />
staande V<br />
tri-line<br />
ca. 1 : 20 miljard<br />
ca. 1: 25<br />
ca. 1 : 500 miljard<br />
De kans dat uit acht toevallige groeven de drie symbolen worden gevormd en alle acht groeven tevens voldoen aan<br />
de criteria voor graveringen gemaakt door schrapen, is verwaarloosbaar klein. Kleiner of gelijk aan ca. 1 : 500<br />
miljard. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn de symbolen dus gegraveerd.<br />
Er is dan sprake <strong>van</strong> een <strong>beeldje</strong>.<br />
Desgewenst kunnen ook nog aanvullende kansberekeningen gemaakt worden. Namelijk naar de kans dat uit een<br />
verzameling <strong>van</strong> vele vuurstenen <strong>van</strong> de Kaap, er toevallig één vuursteen is met acht groeven die alle voldoen aan<br />
de kenmerken voor oude (bruine) graveringen of schampsporen. Omdat ik groeven als op mijn <strong>beeldje</strong> alleen ken<br />
<strong>van</strong> deze ene vondst, ben ik er <strong>van</strong> overtuigd dat ook hier een verwaarloosbaar kleine kans uit zal komen.
CONCLUSIES DEEL I: Is het een <strong>beeldje</strong>?<br />
15 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Acht groeven op de vuursteenknol voldoen aan de kenmerken voor graveringen gemaakt door schrapen.<br />
Aangezien deze kenmerken ook gelden voor toevallige schraapsporen (b.v. schampsporen <strong>van</strong> een ploeg of<br />
<strong>prehistorisch</strong>e mijnwerkershak), kunnen deze acht groeven daadwerkelijk graveringen zijn, maar ook toevallige<br />
schampsporen en krassen. Nadere beschouwing <strong>van</strong> genoemde acht groeven is dus nodig.<br />
Twee vragen staan daarbij centraal.<br />
Ten eerste: vormen de acht groeven een opzettelijke (antropogene) tekening?<br />
Ten tweede: gaat het om graveringen of om schampsporen en krassen?<br />
Er zijn meerdere aanwijzingen dat het gaat om een opzettelijke tekening.<br />
Het is opmerkelijk dat de acht groeven tezamen drie symbolen vormen.<br />
- De drie lange groeven op borst en middel vormen samen een liggend V-symbool,<br />
- Drie korte groeven op de hals vormen tezamen een z.g. tri-line symbool,<br />
dat bekend is <strong>van</strong> andere archeologische vondsten.<br />
- Twee korte groeven op het achterhoofd vormen samen een staand V-symbool.<br />
Ook de plaats en de oriëntatie <strong>van</strong> de beschouwde symbolen en groeven duiden op opzet.<br />
- De drie symbolen staan op <strong>bijzonder</strong>e plaatsen staan: op de linker borst / het hart, op de hals en op het<br />
achterhoofd.<br />
- De tri-line is symmetrisch en volgt de richting <strong>van</strong> de hals.<br />
- Het V-symbool op het achterhoofd volgt globaal de richting <strong>van</strong> het hoofd.<br />
- De bovenste groeve <strong>van</strong> de liggende V op de borst kromt zich ook iets rond de hals <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong>.<br />
- De onderste groeve <strong>van</strong> de liggende V heeft een richting die exact ligt tussen de richting <strong>van</strong> bovenste<br />
groeve en de richting <strong>van</strong> de groeve die de bovenkant <strong>van</strong> een rok kan aanduiden.<br />
- Het feit dat laatstgenoemde groeve gezien kan worden als de bovenkant <strong>van</strong> een rok duidt ook meer op<br />
opzet dan op toeval.<br />
De mate waarin er sprake kan zijn <strong>van</strong> opzet in plaats <strong>van</strong> toeval, kan voor de symbolen met kansberekeningen<br />
worden gekwantificeerd.<br />
Uit kansberekeningen blijkt dat de kans dat uit acht toevallige groeven drie symbolen worden gevormd<br />
verwaarloosbaar klein is. Kleiner of gelijk aan ca. 1 : 20 miljard.<br />
Indien in de kansberekeningen mee wordt genomen dat die toevallige groeven tevens alle schraapsporen<br />
moeten zijn die voldoen aan de criteria voor graveringen gemaakt door schrapen, wordt bovengenoemde kans<br />
nog een stuk kleiner, n.l. kleiner of gelijk aan ca. 1 : 500 miljard.<br />
Er zijn twee aanwijzingen dat het gaat om graveringen en niet om toevallige schampsporen en krassen.<br />
De beschouwde acht groeven kunnen in drie typen worden ingedeeld. Groeven met V-vormige<br />
dwarsdoorsnede. Groeven met bakvormige dwarsdoorsnede. En groeven met L-vormige dwarsdoorsnede.<br />
Opmerkelijk is dat alle groeven met slechts één werktuig gemaakt kunnen worden. Als deze groeven toevallige<br />
schampsporen i.p.v. graveringen zouden zijn, is de kans daarop klein.<br />
Uit technisch bewijs blijkt dat de punt <strong>van</strong> het liggend V-symbool op de borst gegraveerd moet zijn.<br />
Voorts is er technisch bewijs dat de bovenste groef <strong>van</strong> dit symbool en de groef die de bovenkant <strong>van</strong> een rok<br />
kan aanduiden, beide geen schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak kunnen zijn.<br />
Uit de kansberekeningen blijkt dat de kans op antropogene oorsprong <strong>van</strong> de symbolen vele tientallen miljarden<br />
malen groter is dan de kans op toeval. Er kan daarom met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden<br />
geconcludeerd dat de beschouwde symbolen opzettelijk door graveren zijn aangebracht en dat er dus sprake is <strong>van</strong><br />
een <strong>beeldje</strong>.<br />
Die conclusie wordt bevestigd door het feit dat de acht beschouwde groeven alle met slechts één werktuig gemaakt<br />
kunnen worden. Als deze groeven toevallige schampsporen i.p.v. graveringen zouden zijn, is de kans daarop klein.<br />
Ook de harmonie tussen de graveringen en de vorm <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> bevestigt die mening.<br />
Tenslotte is er ook nog het technisch bewijs dat de bovenste groef <strong>van</strong> het liggend V-symbool op de borst en de<br />
groef die de bovenkant <strong>van</strong> een rok kan aanduiden beide geen schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak kunnen zijn.<br />
En last but not least is er technisch bewijs dat de punt <strong>van</strong> de liggende V gegraveerd moet zijn.
16 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Kritische beschouwing en discussie met het RMO n.a.v. deze conclusies.<br />
Amkreutz geeft als zijn mening dat statistiek een hulpmiddel is om de kans op een antropogene herkomst te duiden.<br />
Daarover verschillen we niet <strong>van</strong> mening. Hij voegt hier aan toe dat statistiek dit niet kan bewijzen , maar dat<br />
daarvoor gebruikssporenonderzoek nodig is. Dit door middel <strong>van</strong> reproduceerbare experimenten, die microscopisch<br />
steeds dezelfde sporen nalaten.<br />
Het verschil <strong>van</strong> mening is wat mij betreft nogal academisch.<br />
Voor mij is de kans dat de symbolen toevallig zijn gevormd zo klein dat hij in praktijk verwaarloosd kan worden.<br />
Dus is het voor mij een gegeven dat ik erop kan vertrouwen dat de symbolen antropogeen zijn. Die mening wordt<br />
nog eens versterkt door het technisch bewijs en wordt daarmee een zekerheid.<br />
Voorts denk ik dat gebruikssporenonderzoek geen grotere (wel extra) zekerheid op zal leveren. <strong>Een</strong> probleem<br />
daarbij lijkt mij dat graveringen die men nu maakt verschillen <strong>van</strong> graveringen uit de steentijd, als gevolg <strong>van</strong><br />
erosie en andere bodemprocessen. Maar omdat sommige archeologen aan zo’n onderzoek hechten, heb in maart<br />
2011 het Laboratorium voor Artefactstudies te Leiden toch gevraagd of ze bereid waren het destijds afgebroken<br />
onderzoek af te ronden. Dat zagen ze niet zitten. Ik heb dus meer vertrouwen in statistiek dan in<br />
gebruikssporenonderzoek.<br />
Voor Amkreutz geldt het omgekeerde. Hij heeft meer vertrouwen in gebruikssporenonderzoek dan in statistiek.<br />
Voor hem is een kans <strong>van</strong> slechts één op 500 miljard dat de symbolen bij toeval zijn ontstaan niet overtuigend.<br />
Er bestaat nog altijd een mogelijkheid op toeval. Dus wijst hij kansberekeningen principieel af als bruikbare<br />
methodiek, waarop hij kan vertrouwen. Hij wil absolute zekerheid en verwacht die <strong>van</strong> gebruikssporenonderzoek.
DEEL II: De meest waarschijnlijke datering.<br />
17 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Zekerheid over de datering <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> kan niet worden gegeven. Volgens de eisen die<br />
Amkreutz <strong>van</strong> het RMO hieraan stelt, is het voor een zekere datering nodig dat een vuursteenknol met vergelijkbare<br />
graveringen in een controleerbare context wordt gevonden. Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is echter een<br />
oppervlaktevondst <strong>van</strong> een locatie waar uit bijna alle perioden uit de steentijd artefacten zijn gevonden.<br />
Het is echter wel mogelijk om op basis <strong>van</strong> proeven en parallellen voor bepaalde kenmerken een meest<br />
waarschijnlijke datering te bepalen. In onderstaande paragrafen is dit gedaan.<br />
Par. 9. Datering graveringen op basis <strong>van</strong> proeven: graveren met ijzer, vuursteen en been.<br />
Ik heb enkele proeven genomen met het graveren <strong>van</strong> Limburgse kalksteen (mergel) en met graveren <strong>van</strong> de cortex<br />
<strong>van</strong> verschillende vuurstenen. De bedoeling <strong>van</strong> die proeven was na te gaan of er verschil te zien is tussen<br />
graveringen gemaakt met staal, vuursteen en been. Als er verschillen zijn, kan dat helpen bij het dateren <strong>van</strong> de<br />
graveringen op het <strong>beeldje</strong>.<br />
Onderstaand een voorbeeld <strong>van</strong> de proeven. Hier is gegraveerd in de cortex <strong>van</strong> een vuursteen uit het Savelsbosch<br />
tussen Rijckholt en <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> (vindplaatskenmerk R/G)<br />
fig. 23 fig. 24<br />
Er is geen verschil te zien tussen de graveringen gemaakt met vuursteen (VS) en met ijzer (IJ). Zie fig.23.<br />
Vervolgens heb ik er nog een gravering met een benen werktuig bijgemaakt (B). Zie fig. 24.<br />
Ondanks de hardheid <strong>van</strong> de cortex lukte dit. Deze gravering is wel ongelijkmatiger dan de graveringen gemaakt<br />
met ijzer of vuursteen, doordat veelvuldig schrapen nodig was om die gravering te maken. Omdat daarbij niet<br />
steeds exact dezelfde baan werd gevolgd, ontstond een enigszins trapvormige bodem.<br />
Conclusies <strong>van</strong> deze proeven.<br />
1-Er was r geen kenmerkend verschil te zien tussen graveringen gemaakt met ijzer, vuursteen of been.<br />
De proeven geven dus geen indicatie voor de datering <strong>van</strong> de graveringen op het <strong>beeldje</strong>.<br />
2-Op de brede (L-vormige) graveringen in kalksteen en in de cortex <strong>van</strong> vuursteen, waren fijne strepen zichtbaar.<br />
Dit zijn m.i. krassen die zijn ontstaan doordat afgebroken korrels kalksteen als schuurpapier tussen werktuig en<br />
steen hebben gefungeerd.<br />
3-Graveren in de cortex <strong>van</strong> vuursteen <strong>van</strong> de Kaap of het Savelsbosch ging moeizaam. Zeker met been. Die cortex<br />
was erg hard.<br />
Daarentegen ging graveren in witte cortex <strong>van</strong> vuurstenen uit de ENCI groeve (?) wel heel gemakkelijk. Dit lukte<br />
zelfs het beste met been. Die cortex was heel zacht. Er kon ook gemakkelijk tot op de zwarte vuursteen worden<br />
gegraveerd, hetgeen bij vuursteen <strong>van</strong> de Kaap en het Savelsbosch nauwelijks lukte.<br />
De verklaring voor dit verschil is onderstaand vermeld.<br />
Cortex is de overgangszone tussen de kiezelzuurconcretie (de vuursteen) en de kalksteen waarin die is ingebed.<br />
Het is daarom te verwachten dat in die overgangszone een groter kalk-aandeel zit dan in het dieper gelegen<br />
vuursteen. Dat is de reden waarom de buitenkant <strong>van</strong> een vers gedolven knol relatief zacht is: er zit nog veel kalk in<br />
en aan. Door bodemprocessen lost die kalk geleidelijk op en wat je overhoudt is het aandeel kiezelzuur. En dat is<br />
hard. Het is dus een kwestie <strong>van</strong> veranderende verhoudingen.
18 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Par. 10. Datering graveringen op basis <strong>van</strong> verwering, c.a.<br />
In onderstaande heb ik de verwering en de afzettingen beschreven die ik op de graveringen en de vuursteen<br />
waarneem. Ik kan ze vergelijken met de verwering <strong>van</strong> en afzettingen op <strong>prehistorisch</strong>e vuursteen artefacten <strong>van</strong> de<br />
Kaap en ik kan de graveringen vergelijken met de recente graveringen uit de proeven <strong>van</strong> par. 9.<br />
Zo kan ik soms iets zeggen over de ouderdom <strong>van</strong> de graveringen.<br />
Het liefst zou ik de verwering c.a. <strong>van</strong> de graveringen ook vergelijken met de verwering c.a. <strong>van</strong> opgeploegde<br />
artefacten uit historische tijden, maar dat lukt slechts gedeeltelijk.<br />
Met enige regelmaat vond ik op akkers in Z-Limburg ook vers opgeploegde scherven <strong>van</strong> Romeins aardewerk.<br />
Echter niet op de Kaap, wel op het hoogterras bij Mesch. Ze geven slechts een vage informatie.<br />
Onderstaand een aantal waarnemingen met zo mogelijk conclusies t.a.v. de ouderdom <strong>van</strong> de graveringen.<br />
Afsplinteringen en/of kleine afslagen <strong>van</strong> de vuursteenknol hebben patina.<br />
De silex <strong>van</strong> de vuursteen knol is zichtbaar op natuurlijke breukvlakken aan de onderkant en aan één zijkant <strong>van</strong> de<br />
zitplaats,. Negatieven <strong>van</strong> slagbulten ontbreken op deze vlakken. De breukvlakken hebben geen glans en hebben<br />
geen duidelijke patina. Wel zijn er enkele mangaankorrels op aanwezig.<br />
Aan de randen <strong>van</strong> de breukvlakken zijn er afsplinteringen of kleine afslagen. Zij hebben een hoogglans en een<br />
vage lichtblauwe patina, zoals die ook voorkomt op de Neolithische artefacten <strong>van</strong> de Kaap. <strong>Een</strong> Neolithische<br />
oudendom <strong>van</strong> de afsplinteringen en/of kleine afslagen is dus mogelijk.<br />
Paleolithische artefacten <strong>van</strong> de Kaap zijn veel meer gepatineerd. <strong>Een</strong> paleolithische ouderdom <strong>van</strong> de<br />
afsplinteringen en/of kleine afslagen is onwaarschijnlijk. <strong>Een</strong> recente ouderdom is eveneens onwaarschijnlijk,<br />
omdat patina dan zou ontbreken.<br />
Er zijn sporen <strong>van</strong> mangaan op de graveringen.<br />
Als op de Kaap verse gele löss <strong>van</strong> onder de zwarte bouwvoor werd opgeploegd, hadden de <strong>prehistorisch</strong>e<br />
artefacten uit die gele löss ook mangaanafzettingen. Soms zelfs een hele dikke laag. <strong>Een</strong>maal aan de oppervlakte<br />
verdwenen de mangaanafzettingen snel. Resten mangaan op de graveringen zijn dus een aanwijzing dat de<br />
graveringen <strong>prehistorisch</strong> kunnen zijn. De gegraveerde steen is waarschijnlijk niet lang voordat ik hem vond,<br />
opgeploegd uit de laag waarin ook de <strong>prehistorisch</strong>e vuursteenartefacten liggen.<br />
Ik heb mangaanafzettingen nooit gezien op Romeinse potscherven uit de lössakkers in Z-Limburg. <strong>Een</strong> Romeinse<br />
ouderdom of jonger lijkt mij daarom niet voor de hand te liggen.<br />
De graveringen op het <strong>beeldje</strong> hebben dezelfde kleur als de cortex.<br />
Zelfgemaakte graveringen en recente ploegsporen zijn wit. Gelijke kleur <strong>van</strong> cortex en graveringen wijst er op dat<br />
de ouderdom <strong>van</strong> de graveringen gelijk is aan de tijd dat de vuursteen in de löss heeft gelegen. Maar zeker is dat<br />
niet.<br />
<strong>St</strong>eile randen <strong>van</strong> de graveringen op het <strong>beeldje</strong> zijn afgebrokkeld en hebben dezelfde kleur als de cortex.<br />
Afbrokkelen <strong>van</strong> de randen <strong>van</strong> graveringen kan al snel plaats vinden indien de cortex zacht is.<br />
In de cortex <strong>van</strong> verse (niet ontkalkte) vuursteen, kan met de nagel kan worden gekrast. Er is dan niet veel nodig<br />
voor deze afbrokkeling.<br />
De afgebrokkelde randen <strong>van</strong> de graveringen hebben dezelfde kleur als de gravering en de cortex. Dat kan als ze al<br />
afgebrokkeld waren voordat het <strong>beeldje</strong> in de bodem <strong>van</strong> de Kaap terecht kwam.<br />
Gelijke kleur <strong>van</strong> de afgebrokkelde steile randen <strong>van</strong> graveringen en <strong>van</strong> de cortex wijst er mogelijk op dat de<br />
ouderdom <strong>van</strong> de graveringen tenminste gelijk is aan de tijd dat de vuursteen in de löss heeft gelegen. Maar zeker is<br />
dat niet.<br />
Op het <strong>beeldje</strong> zijn de lange graveringen deels uitgeschraapt tot op de zwarte vuursteen.<br />
Bij mijn proeven met vuurstenen uit het Savelsbosch en <strong>van</strong> de Kaap lukte het mij niet of nauwelijks om tot op de<br />
cortex te graveren, omdat de cortex erg hard was. Ik heb de cortex <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> niet getest op hardheid. Het<br />
recente ploegspoor op het <strong>beeldje</strong> gaat echter niet tot op de vuursteen. Daaruit kun je afleiden dat de cortex <strong>van</strong> het<br />
<strong>beeldje</strong> thans hard is en de vuursteen geruime tijd in de lössbodem gelegen moet hebben.<br />
Dat nu in de lange graveringen wel vuursteen zichtbaar is, kan op twee manieren verklaard worden:<br />
1: tijdens het graveren was de cortex destijds nog zacht en niet ontkalkt, omdat de vuursteen toen pas was gedolven<br />
of door erosie was vrijgekomen.<br />
2: nadat het <strong>beeldje</strong> in de löss kwam, is de cortex door ontkalking dunner geworden waardoor de vuursteen er onder<br />
zichtbaar werd.<br />
Beide verklaringen duiden er op dat de graveringen lang in de löss hebben gelegen en dus geruime tijd geleden zijn<br />
gemaakt.
19 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Op zelfgemaakte brede graveringen zijn fijne strepen te zien, maar bij de graveringen op het <strong>beeldje</strong> niet.<br />
<strong>Een</strong> mogelijke verklaring is, dat die fijne strepen zijn vervaagd t.g.v. erosie door zuren in de bodem.<br />
De löss in Z-Limburg is tot op grote diepte ontkalkt. Bij vuursteen die lang in de löss heeft gelegen mag je er <strong>van</strong>uit<br />
gaan dat de cortex <strong>van</strong> vuursteen door zuren in meerdere of mindere mate is geërodeerd.<br />
Omdat erosie <strong>van</strong> het oppervlak <strong>van</strong> de cortex meer dan gemiddeld optreedt op uitsteeksels zoals ribbels (de erosie<br />
komt hier <strong>van</strong> meerdere zijden) en omgekeerd: de erosie minder dan gemiddeld optreedt in verdiepingen zoals<br />
krassen, werkt chemische erosie egaliserend en vervaagt fijne krassen en ribbels.<br />
Dit wordt bevestigd door onderstaand beschreven proef, waarbij de door mij gemaakte graveringen op de vuursteen<br />
uit het Savelsbosch, werden ondergedompeld in schoonmaakazijn. Hoewel er geen chemische reactie te zien was<br />
tijdens onderdompeling (er stegen geen gasbelletjes uit de cortex op), bleken de graveringen er na de proef toch<br />
anders uit te zien.<br />
.<br />
fig. 24 Graveringen voor proef met azijn. fig. 25 Graveringen na proef met schoonmaakazijn<br />
Na onderdompeling in schoonmaakazijn waren de fijne krassen niet (correctie 6 april 2012) meer zichtbaar. Het wit <strong>van</strong><br />
de pas gemaakte graveringen was minder stralend en iets bruiner <strong>van</strong> kleur. De zwarte vuursteen onder de<br />
graveringen was nu duidelijk zichtbaar geworden. Zie fig. 25.<br />
Het vervagen <strong>van</strong> de witte kleur kan verklaard worden uit het vervagen <strong>van</strong> kleine oneffenheden. Bij de proef<br />
gebeurde dat door etsen met een licht zuur.<br />
Conclusie.<br />
De patinering en de hoogglans <strong>van</strong> de afsplinteringen en/of kleine afslagen <strong>van</strong> de vuursteen; de kleur <strong>van</strong> de<br />
graveringen en <strong>van</strong> de afgebrokkelde randen er<strong>van</strong>; het voorkomen <strong>van</strong> mangaankorrels op de graveringen en op<br />
de vuursteenknol; de ontkalking en erosie <strong>van</strong> de graveringen en <strong>van</strong> de cortex <strong>van</strong> de vuursteen en de<br />
zichtbaarheid <strong>van</strong> de zwarte vuursteen in de lange graveringen zijn alle aanwijzingen voor een langdurig verblijf<br />
<strong>van</strong> de vuursteenknol en de graveringen in de lössbodem.<br />
<strong>Een</strong> datering <strong>van</strong> de graveringen in het Neolithicum is een reële mogelijkheid. Er zijn geen aanwijzingen voor een<br />
veel oudere datering of een datering in historische tijden. Helaas blijft er te veel onzekerheid om duidelijker<br />
conclusies te kunnen trekken, mede door mijn gebrekkige kennis op dit gebied.<br />
Par. 11. Datering op basis <strong>van</strong> parallellen met andere <strong>beeldje</strong>s en symbolen.<br />
In de beschikbare literatuur en op internet ben ik op zoek gegaan naar parallellen voor de beeltenis (een zittende<br />
persoon) en voor de symbolen (V en tri-line) er op. Omdat een “chevron” uit meerdere V’s bestaat, heb ik die er<br />
ook bij betrokken als variant op één enkele V. Ik heb vooral binnen Europa gezocht (o.a. de Balkan, Duitsland,<br />
Frankrijk, België en Nederland) bij alle tijdvakken. Parallellen zijn onderstaand beschreven.<br />
11a. Parallellen met <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong> een zittend persoon met gegraveerde V (of chevron) en/of tri-line.<br />
Beeldjes <strong>van</strong> een zittend persoon, een V-symbool en een tri-line zijn ieder voor zich niet <strong>bijzonder</strong>.<br />
Maar een combinatie <strong>van</strong> een zittende persoon met beide symbolen, vond slechts bij de gepubliceerde vondsten uit<br />
het Balkan gebied.
fig. 26<br />
20 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Fig. 26 toont een keramisch <strong>beeldje</strong> uit de late Vinca cultuur uit Svetozarevo,<br />
voormalig centraal Joegoslavië. Datering 4500 v. Chr.<br />
Marija Gimbutas omschrijft de afgebeelde figuur in lit. 7 als een Vogelgodin met<br />
eendmasker en kroon. Zij zit op een troon met ingekraste tri-lines en draagt een<br />
bolero. Haar bekken of schort is gemarkeerd met chevrons, haar knieën met spiralen<br />
en haar ledematen met windsels.<br />
fig. 27<br />
Fig. 27 toont een keramisch <strong>beeldje</strong> uit de Vinca cultuur uit Predionica nabij<br />
Pristina, Kosovo. Datering 4500 v. Chr.<br />
Marija Gimbutas (lit. 7) omschrijft de afgebeelde figuur als een Vogelgodin<br />
op een stoel met een medaillon hangend aan een V-vormige kraag of<br />
ketting. Haar masker heeft amandelvormige ogen en een enorme neus die de<br />
snavel <strong>van</strong> een vogel weergeeft. Er is geen mond. Specifieke symbolen <strong>van</strong><br />
de Vogelgodin zijn de tri-lines op haar schouders, de meander op haar buik,<br />
en de vier korte lijntjes er boven, die worden verbonden door een<br />
horizontale lijn.<br />
De combinatie <strong>van</strong> een zittend persoon met slechts een V-symbool (of chevron) of een tri-line, vond ik ook buiten<br />
de Balkan. Lit. 16 toont een <strong>beeldje</strong> uit Gaukonigshofen ten oosten <strong>van</strong> Frankfurt am Main. Uit een gewaagde<br />
reconstructie naar analogie <strong>van</strong> een <strong>beeldje</strong> uit de Balkan, blijkt het te gaan om een zittende vrouw met een schaal<br />
op haar schoot (fig. 28). Op de ruggengraat is een reeks (omgekeerde) V-tekens (een chevron) gegraveerd.<br />
Het <strong>beeldje</strong> wordt gedateerd in de Lineaire Band keramiek (LBK): 5500-5200 v. Chr.<br />
fig. 28a fig. 28b fig. 28
21 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
11b. Parallellen met <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong> een (mogelijk) staand persoon met gegraveerde V (of chevron) en/of tri-line.<br />
Als de eis niet wordt gesteld dat de afgebeelde persoon aantoonbaar zit, zijn er meerdere parallellen. Er zijn diverse<br />
<strong>beeldje</strong>s met zowel V- als tri-line symbool en zeer veel <strong>beeldje</strong>s met V- of tri-line symbool.<br />
De overgrote meerderheid komt weer <strong>van</strong> de Balkan. Opnieuw komt één <strong>beeldje</strong> uit Duitsland<br />
fig. 29<br />
fig.30<br />
Fig. 29 toont links fragmenten <strong>van</strong> <strong>beeldje</strong>s met<br />
symbolen: V’s; chevrons; zigzags en<br />
tri-lines tussen de borsten. Lit. 7.<br />
Rechts twee torso’s met omgekeerde V’s; tri-line<br />
tussen de borsten, chevrons en kruisjes. Lit. 5<br />
Karanova cultuur. Sitagroi III, NE Griekenland<br />
4.800 – 4.000 v. Chr.<br />
Het is niet duidelijk of de afgebeelde personen<br />
zaten of stonden.<br />
De in fig. 30 getoonde vondsten<br />
beschrijft Gimbutas in lit. 6 als een<br />
model <strong>van</strong> een open heiligdom met<br />
twee kamers,<br />
met Vogelgodinachtige <strong>beeldje</strong>s,<br />
gemarkeerd met tri-lines en chevrons.<br />
Dimini cultuur. Zarkou of Larisa,<br />
Thessaly.<br />
vroeg 5 e millennium v. Chr.<br />
Beeldjes met alleen een V-symbool, maar geen tri-line, zijn er uit het vroeg Neolithicum zeer veel.<br />
Niet alleen op de Balkan, maar ook in midden Europa.<br />
.<br />
fig. 31 fig. 32<br />
Fig. 31 toont een <strong>beeldje</strong> dat gevonden is te Eilsleben, nabij<br />
Magdeburg. Datering: vroege LBK. (5500- 5200 v. Chr.). Lit.<br />
16.<br />
De afgebeelde figuur lijkt een ketting te dragen. In de<br />
zienswijze <strong>van</strong> Maria Gimbutas kun je er ook een V- symbool<br />
in zien. Het ene sluit het andere niet uit.<br />
Volgens haar criteria zou je dit <strong>beeldje</strong> als een Vogelgodin<br />
moeten aanduiden, gezien het V-symbool, de grote ogen , de<br />
forse puntige neus en het ontbreken <strong>van</strong> een mond.<br />
Fig. 32 toont een <strong>beeldje</strong> met vogelmasker uit de Vinca cultuur.<br />
Belgrado. Joegoslavië. (5400-4300 v. Chr.).<br />
Ook deze figuur lijkt ook een ketting (V-symbool) te dragen,<br />
evenals een rok. Op de Balkan zijn veel soortgelijke <strong>beeldje</strong>s<br />
gevonden. Lit. 5.
22 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
11c. Parallellen met V-symbolen en tri-line’s op andere objecten dan <strong>beeldje</strong>s.<br />
V-symbolen en chevrons komen niet alleen voor op <strong>beeldje</strong>s, maar ook op vazen, rituele kommen, lampen, altaren<br />
en andere objecten uit vroeg Neolithisch Europa (lit. 6).<br />
Tri-line’s komen ook voor op vazen en zegels uit vroeg Neolithisch Europa (lit. 6).<br />
Het V-symbool en de tri-line komen ook veelvuldig voor op versierd Bandkeramische aardewerk. Alleen worden<br />
ze dan door de archeologen geen symbolen genoemd, maar versieringen. Op onderstaande foto’s <strong>van</strong> LBK<br />
aardewerk uit Duitsland, staat een staande V–vormige band en een horizontale V-vormige band (fig. 33), een triline<br />
(fig. 34) en een liggende V–vormige band en een omgekeerde V–vormige band (fig. 35). Datering LBK: 5500-<br />
4900 v. Chr.<br />
fig. 33 fig. 34 fig. 35<br />
11d. Parallellen met beelden waar<strong>van</strong> de vorm natuurlijk is, waarop slechts symbolen zijn aangebracht.<br />
Dit soort (natuur)beelden met symbolen komen voor in westelijk Europa. Het gaat daarbij om menhirs.<br />
Sommigen <strong>van</strong> deze menhirs zijn later gebruikt in ganggraven en hebben daar veelal een prominente plaats. Ik heb<br />
gemakshalve vooral gekeken naar Bretagne. Ganggraven zijn daar gedateerd in het Neolithicum, periode voor 3000<br />
v. Chr. (lit. 17). In die graven zijn vaak schildvormige menhirs gebruikt, voorzien <strong>van</strong> symbolen die je kunt zien als<br />
goddelijke attributen. Onderstaand ter linkerzijde een overzicht <strong>van</strong> de symbolen uit deze ganggraven (fig. 36).<br />
De symbolen verschillen overigens <strong>van</strong> de veel oudere symbolen die Marija Gimbutas vond op haar<br />
“Vogelgodinnen” <strong>van</strong> de Balkan. Deze zijn rechts weergegeven (fig. 37).<br />
fig. 36 fig. 37
23 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Onderstaand enkele voorbeelden <strong>van</strong> schildvormige en langgerekte menhirs met symbolen.<br />
Links een schildvormige menhir voorzien <strong>van</strong> symbolen <strong>van</strong> macht (Table de Marchands), rechts een<br />
schildvormige steen met daarop meerdere schildvormige figuren (lit. 17).<br />
fig. 38 fig. 39 fig. 40<br />
Van menhirs met symbolen heb ik in Nederland, België en Duitsland geen voorbeelden gevonden.<br />
11e. Parallellen met vuursteenknollen met gegraveerde cortex.<br />
Van vuursteenknollen met gegraveerde cortex heb ik geen voorbeelden kunnen vinden. Er zijn er uit Nederland wel<br />
gegraveerde rolstenen en vuursteenafslagen met graveringen in de cortex bekend. Zie lijngraveringen op jong<br />
paleolithische artefacten (fig. 15). Het unieke karakter <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> zit hem dus vooral in het<br />
gebruik <strong>van</strong> een (figuratieve) vuursteen knol en niet zozeer in het graveren <strong>van</strong> een natuurlijk gevormde steen of<br />
het graveren <strong>van</strong> de cortex <strong>van</strong> vuursteen.<br />
Het ontbreken <strong>van</strong> parallellen voor een vuursteenknol met gegraveerde cortex maakt het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong><br />
vooralsnog uniek. Dat wil naar mijn mening nog niet zeggen dat er nooit eerder zo’n soort vondst is gedaan.<br />
Gezien mijn eigen ervaringen zou het me niet verbazen als na publicatie <strong>van</strong> mijn vondst zou blijken dat amateurs<br />
al eerder een dergelijke vondst deden, maar er niet in slaagden de archeologen daar<strong>van</strong> te overtuigen of zelf<br />
besloten te publiceren.<br />
Conclusies par.11.<br />
Onderstaand een overzicht <strong>van</strong> de gevonden parallellen met de datering er <strong>van</strong>:<br />
Parallellen met <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong> een zittend persoon met gegraveerde V (of chevron) en/of tri-line:<br />
Vinca cultuur, voormalig Joegoslavië: 4500 v. Chr.<br />
en LBK, Duitsland: 5500-5200 v. Chr.<br />
Parallellen met <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong> een (mogelijk) staand persoon met gegraveerde V (of chevron) en/of tri-line.<br />
Karanova cultuur Griekenland: 4.800-4000 v. Chr.<br />
Dimini cultuur, Thessaly : Vroeg 5 e millennium v. Chr.<br />
Vinca cultuur, Joegoslavië: 5400-4300 v. Chr.<br />
en LBK Duitsland: vroeg LBK: 5500-5200 v. Chr.<br />
Parallellen met V-symbolen en tri-line’s op andere objecten dan <strong>beeldje</strong>s:<br />
Op versierd aardewerk uit o.a. de LBK komen deze symbolen veel voor:<br />
Datering LBK in midden Europa: 5500-4900 v. Chr.<br />
4. Parallellen met beelden waar<strong>van</strong> de vorm natuurlijk is, waarop slechts symbolen zijn aangebracht:<br />
Dit zijn de menhirs met symbolen uit west Europa.<br />
Menhirs met symbolen heb ik niet kunnen vinden in Nederland, België en Duitsland.<br />
Datering Neolithicum west Europa: ouder dan 3000 v. Chr.<br />
De gevonden parallellen verwijzen alle naar een Neolithische ouderdom tussen 5500 en 3000 v. Chr. Er is geen<br />
enkele parallel die naar een andere periode verwijst. Kijkt men alleen naar de parallellen in het gebied Nederland,<br />
Duitsland en België, dan volgt daaruit als eenduidige datering de Lineaire Bandkeramiek (LBK): 5500-4900 v.<br />
Chr. De Lineaire Bandkeramiek (LBK) is dus de meest waarschijnlijke datering voor het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.
24 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Par. 12. Kritische beschouwing <strong>van</strong> datering en vindplaats.<br />
De Lineaire Bandkeramiek (LBK) als meest waarschijnlijke datering voor het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is in een<br />
aantal opzichten verrassend. Men kan zich onderstaande vragen stellen.<br />
- Is het mogelijk en denkbaar dat (juist) de Bandkeramiekers een figuratieve vuursteenknol zouden graveren?<br />
- Is het verklaarbaar dat de Kaap te <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> de vindplaats is voor een LBK <strong>beeldje</strong>?<br />
- Is het verklaarbaar dat (fragmenten) <strong>van</strong> een gegraveerde vuursteenknol niet eerder zijn gevonden,<br />
b.v. bij opgravingen <strong>van</strong> LBK nederzettingen?<br />
In onderstaande paragrafen wordt op deze vragen ingegaan.<br />
12a. Is het mogelijk en denkbaar dat de Bandkeramiekers een figuratieve vuursteenknol zouden graveren?<br />
Bij de figuratieve beeldvorming <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> kan men zich twee dingen afvragen:<br />
- is het denkbaar dat iemand uit de LBK in de natuurlijke vorm <strong>van</strong> de vuursteenknol een gelijkenis met een<br />
zittend persoon heeft gezien?<br />
- en als dat zo is: is het denkbaar dat dit heeft geleid tot het graveren <strong>van</strong> symbolen in de cortex?<br />
De akkers op de Kaap te <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> lagen in de negentiger jaren vol met vuursteen: afvalproducten, al dan niet<br />
gebroken werktuigen uit alle mogelijke <strong>prehistorisch</strong>e perioden en ook kleine vuursteenknollen of stukken daar<strong>van</strong>.<br />
In bijna vijftien jaar intensief verzamelen heb ik twee kleine vuursteenknollen gevonden die voor mij figuratieve<br />
gelijkenis hebben. <strong>Een</strong> vuursteenknol die lijkt op een dier en het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> dat in mijn ogen<br />
gelijkenis vertoont met een zittend persoon. Lopend over de akker viel mij die gelijkenis al op. Als ik (en daarna<br />
ook andere personen) die gelijkenis zie, moet je er <strong>van</strong>uit gaan dat ook mensen uit de LBK die gelijkenis konden<br />
zien. Die mensen beschikten over dezelfde geestelijke vermogens als wij.<br />
Er lijkt mij dus geen enkele reden aanwezig om te betwijfelen dat iemand uit de LBK in de natuurlijke vorm <strong>van</strong><br />
de vuursteenknol een gelijkenis met een zittend persoon kon zien.<br />
De tweede vraag is dan of het denkbaar is dat mensen uit de LBK zo’n vuursteenknol<br />
zouden graveren. Waren ze in staat om de stap te maken <strong>van</strong> het veelvuldig versieren <strong>van</strong><br />
aardewerk naar het (incidenteel?) graveren <strong>van</strong> een figuratieve vuursteenknol?<br />
Die stap is klein. Het graveren in niet ontkalkte cortex <strong>van</strong> een vuursteen gaat even<br />
gemakkelijk als het versieren <strong>van</strong> aardewerk. Het kan ook met hetzelfde instrumentje.<br />
Het graveren kan b.v. gedaan zijn met de onderkant <strong>van</strong> een benen Bandkeramisch<br />
kammetje als rechts is afgebeeld (fig. 41). Dit afgebeelde kammetje werd waarschijnlijk<br />
gebruikt voor het versieren <strong>van</strong> Bandkeramisch aardewerk te Luik (België).<br />
Voor twijfel of mensen uit de LBK in staat waren de stap te maken <strong>van</strong> het versieren <strong>van</strong><br />
aardewerk, naar het graveren <strong>van</strong> een figuratieve vuursteenknol is dus geen reden.<br />
fig. 41 (lit. 11)<br />
Zoals reeds genoemd in par. 11c staan op het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> symbolen die ook voorkomen op<br />
Bandkeramisch aardewerk. Dat was mede een reden voor de meest waarschijnlijke datering: de LBK<br />
De overeenkomsten gaan echter verder dan de symbolen.<br />
Veel graveringen op het LBK sieraardewerk hebben een V-vormige dwarsdoorsnede (fig. 42 en 43). De zijden <strong>van</strong><br />
de ‘V’ maken een hoek <strong>van</strong> ongeveer 90 graden. Dezelfde graveringen komen voor op het <strong>beeldje</strong><br />
Ook zijn er op dit sieraardewerk brede L-vormige graveringen. Net zoals op het <strong>beeldje</strong>. <strong>Een</strong> verschil is wel dat de<br />
brede graveringen op het aardewerk steeds kort zijn. Zie onderstaande figuren 42 en 43.<br />
fig. 42. eigen collectie (Caberg). fig. 43. eigen collectie (Caberg). fig. 28a. (lit.11)<br />
De graveringen <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> lijken ook wel op de graveringen op het Duitse Bandkeramisch <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> fig. 28a.
25 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het niet alleen denkbaar is dat Bandkeramiekers een<br />
figuratieve vuursteenknol zouden graveren. Maar ook, dat de gelijkenis tussen de graveringen op<br />
keramiek uit de LBK en de graveringen op het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> een nieuw argument is voor de<br />
LBK als meest waarschijnlijke datering.<br />
12b. Is het verklaarbaar dat de Kaap te <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> de vindplaats is voor een LBK <strong>beeldje</strong>?<br />
Onderstaand het gebied <strong>van</strong> de LBK (lit. 16). <strong>Een</strong> uitloper hier<strong>van</strong> strekt zich uit over Z-Limburg.<br />
fig. 44<br />
Mag je verwachten dat je een Bandkeramische <strong>beeldje</strong><br />
op de Kaap kan vinden? Er is daar, voor zover bekend,<br />
geen Bandkeramische nederzetting geweest.<br />
In lit. 4 wordt verondersteld dat Bandkeramische<br />
vuursteenontginners en –bewerkers actief zijn geweest<br />
in en rond het huidige Savelsbosch bij Rijckholt/<strong>St</strong>.<br />
<strong>Geertruid</strong>.<br />
In een aantekening uit 1926 wordt gesproken over een<br />
over een plek nabij het Groot Atelier in het Savelsbosch<br />
“waar kleine spaantjes domineren”.<br />
Mogelijk betrof dit een productieplaats uit het vroeg<br />
Neolithicum.<br />
Van het plateau boven het Savelsbosch worden in lit. 4<br />
twee Bandkeramische spitsen vermeld.<br />
Op een akker aan de voet <strong>van</strong> dit hellingbos werden een<br />
Bandkeramische lydiet dissel en twee gepolijste lydiet<br />
afslagen <strong>van</strong> vermoedelijke hetzelfde werktuig<br />
verzameld. Drie andere Bandkeramische dissels zijn op<br />
de Kaap gevonden.<br />
Uit bovenstaande blijkt dat Bandkeramiekers de Kaap en<br />
omgeving bezochten.<br />
Hoe een Bandkeramisch <strong>beeldje</strong> juist op de Kaap terecht is gekomen blijft giswerk. In lit. 16 worden twee situaties<br />
genoemd waarbij <strong>beeldje</strong>s worden begraven. De eerste mogelijkheid is dat zo’n <strong>beeldje</strong> wordt stukgeslagen en<br />
begraven, omdat het de plaats inneemt <strong>van</strong> een mensenoffer. Verondersteld wordt dat dit gold voor het (gebroken)<br />
<strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> Eilsleben (zie par. 11). Dat werd gevonden tezamen met de skeletdelen <strong>van</strong> uiteengereten mensen.<br />
Gespeculeerd wordt dat deze offers jaarlijks plaats vonden op plaatsen waar onverklaarbare natuurfenomen<br />
optraden: b.v een blikseminslag, een aardbeving of overstroming.<br />
Volgens lit. 16 is de tweede mogelijkheid waarbij <strong>beeldje</strong>s (en complete lichamen of lichaamsdelen) werden<br />
begraven, dat offers plaatsvonden waar men de aanwezigheid <strong>van</strong> de onderaardse vruchtbaarheidsgodin<br />
veronderstelde.<br />
Zelf heb ik tijdens het zoeken naar artefacten op de rand <strong>van</strong> het plateau bij Gronsveld wel eens een geologische<br />
orgelpijp gezien. De vorige keer was daar niets <strong>van</strong> te zien, maar nu was er ineens een heel diep rond gat.<br />
Waterbolk vermeldt in lit. 22 de vondst <strong>van</strong> zo’n (weer opgevulde) geologische orgelpijp bij het Groot Atelier in<br />
het Savelsbosch te Rijckholt. Ook op de Kaap kan een geologische orgelpijp zijn ontstaan.<br />
Voor Bandkeramiekers moet zo’n plots zichtbare orgelpijp, een onverklaarbaar natuurfenomeen zijn geweest en<br />
een associatie met een toegang tot de onderwereld ligt voor de hand. Ook de ‘Henkeput’ nabij de Kaap kan vroeger<br />
gezien zijn als een toegang tot de onderwereld.<br />
Bovendien is de Kaap al een <strong>bijzonder</strong>e plek <strong>van</strong>wege het uitzicht op het Maasdal (als de bomen of struiken dit niet<br />
belemmeren). Ook de aanwezigheid <strong>van</strong> vuursteen in de nabijheid maakt de Kaap <strong>bijzonder</strong>. Niet voor niets zijn<br />
daar artefacten uit vrijwel alle perioden te vinden.<br />
Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het denkbaar is dat Bandkeramiekers op de Kaap een<br />
<strong>beeldje</strong> deponeerden.
26 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
12c Is het verklaarbaar dat (fragmenten) <strong>van</strong> een gegraveerde vuursteenknol niet eerder zijn gevonden,<br />
b.v. bij opgravingen <strong>van</strong> LBK nederzettingen?<br />
Voor de geloofwaardigheid <strong>van</strong> de getrokken conclusies bij par. 12a en 12b is het vereist dat ook verklaard kan<br />
worden waarom (fragmenten) <strong>van</strong> een gegraveerde vuursteenknol niet eerder zijn gevonden, b.v. bij opgravingen<br />
<strong>van</strong> LBK nederzettingen.<br />
Dit is voor Amkreutz een reden voor twijfel. Hij stelt: ‘vrijwel alle figuratieve beeldvorming uit de LBK is<br />
vervaardigd op keramiek (aardewerk en figurines). Dit wil niet zeggen dat er geen stenen exemplaren kunnen zijn<br />
geweest, maar die hadden we dan ook wel in nederzettingen willen zien’.<br />
Onderstaand mijn mogelijke verklaringen.<br />
In midden Europa zijn 160 fragmenten <strong>van</strong> Bandkeramische mensafbeeldingen gevonden (lit. 16). Ze zijn alle <strong>van</strong><br />
keramiek. Geen enkele is <strong>van</strong> steen of vuursteen.<br />
<strong>St</strong>enen (marmeren) mensafbeeldingen uit het vroeg Neolithicum komen wel voor op de Balkan, maar zijn daar veel<br />
zeldzamer dan keramische <strong>beeldje</strong>s. Relatieve zeldzaamheid <strong>van</strong> stenen <strong>beeldje</strong>s ligt in het gebied <strong>van</strong> de LBK nog<br />
meer voor de hand, omdat hier een goede beeldhouwsteen zoals marmer ontbreekt en <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong> een alternatief<br />
materiaal zoals mergel in een zure bodem vergaan.<br />
Het ontbreken <strong>van</strong> fragmenten <strong>van</strong> stenen <strong>beeldje</strong>s bij de 160 gevonden fragmenten wil ook niet zeggen dat er in<br />
midden Europa geen stenen <strong>beeldje</strong>s werden gemaakt. Onderstaand een illustratie daar<strong>van</strong>.<br />
<strong>St</strong>el dat hier op elke 100 keramische <strong>beeldje</strong>s één stenen <strong>beeldje</strong> werd gemaakt en bewaard zou blijven. Zou je dat<br />
dan terug vinden in de verzameling <strong>van</strong> 160 fragmenten? Die kans is groot, n.l. 80 %. Maar de kans zo’n <strong>beeldje</strong><br />
niet aan te treffen is 20%, hetgeen allerminst verwaarloosbaar is.<br />
Je kunt dus niet concluderen dat zo’n stenen <strong>beeldje</strong> niet kan hebben bestaan, omdat het nog niet eerder gevonden<br />
werd. Slechts dat stenen <strong>beeldje</strong>s die de tand des tijd konden weerstaan, hier veel minder vaak werden gemaakt<br />
dan keramische <strong>beeldje</strong>s.<br />
Bij het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> gaat het niet om een zelf vormgegeven stenen <strong>beeldje</strong>, maar om een door de natuur<br />
gevormde figuratieve vuursteenknol. Die is slechts bewerkt door hem te graveren. Daardoor zijn er ook nog andere<br />
verklaringen waarom zo’n <strong>beeldje</strong> of fragmenten er <strong>van</strong>, niet eerder zijn gevonden.<br />
<strong>Een</strong> eerste verklaring kan zijn, dat niet zeker is dat er veel <strong>beeldje</strong>s zijn gemaakt door het graveren <strong>van</strong> een<br />
figuratieve vuursteenknol. Dat graveren is niet moeilijk, maar veel figuratieve vuurstenen waren er wellicht niet.<br />
Ik heb er <strong>van</strong> de Kaap en omgeving maar twee. Maar ik heb er ook nooit naar bewust naar gezocht.<br />
<strong>Een</strong> tweede verklaring kan zijn dat vuursteen slechts in een klein gedeelte <strong>van</strong> het LBK gebied voorkomt.<br />
Voor zover ik weet alleen in Nederland, België en het Duitse gebied rond Aken. Juist uit dat gebied zijn (mij) geen<br />
vondsten <strong>van</strong> fragmenten <strong>van</strong> keramische LBK <strong>beeldje</strong>s bekend. Waarschijnlijk waren hier dus niet veel keramiek<br />
<strong>beeldje</strong>s in de nederzettingen. Wellicht waren hier dan ook niet veel vuursteen <strong>beeldje</strong>s.<br />
In het LBK gebied waar wel fragmenten <strong>van</strong> keramische <strong>beeldje</strong>s zijn gevonden, komt zover ik weet geen<br />
vuursteen voor. Hier is het dus ook niet <strong>bijzonder</strong> dat er geen fragmenten <strong>van</strong> vuursteen <strong>beeldje</strong>s zijn aangetroffen.<br />
Tot slot nog een laatste reden waarom het niet vreemd is dat er geen fragmenten <strong>van</strong> vuursteen <strong>beeldje</strong>s in de<br />
nederzettingen zijn aangetroffen. Als men niet bedacht is op het bestaan <strong>van</strong> figuratieve vuursteenknollen met<br />
graveringen, is de kans heel groot dat een fragment <strong>van</strong> een vuursteen met graveringen, zelfs als er nog een<br />
herkenbaar symbool op staat, niet herkend wordt. En als een enkeling daar toch een stuk <strong>van</strong> een ongewoon <strong>beeldje</strong><br />
in zou zien, zouden er talloze collega’s zijn om hem te overtuigen dat hij het verkeerd ziet. De geschiedenis <strong>van</strong> de<br />
steentijdarcheologie getuigt steeds weer opnieuw <strong>van</strong> de enorme weerstand <strong>van</strong> de gevestigde orde der archeologen<br />
tegen nieuwe ontdekkingen.
CONCLUSIES DEEL II: De meest waarschijnlijke datering.<br />
27 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Proeven met graveren in de cortex <strong>van</strong> vuursteen en in kalksteen, leverden geen aanwijzingen op voor een<br />
datering. Er was geen kenmerkend verschil tussen de graveringen gemaakt met ijzer, vuursteen en been.<br />
De graveringen <strong>van</strong> de vuursteencortex en de vuursteen(cortex) zelf, tonen verwering/ontkalking,<br />
verkleuring/patina en afzettingen <strong>van</strong> mangaan. <strong>Een</strong> datering <strong>van</strong> de graveringen in het Neolithicum is een<br />
reële mogelijkheid. Er zijn geen aanwijzingen voor een veel oudere datering of een datering in historische<br />
tijden. Helaas blijft er te veel onzekerheid om duidelijker conclusies te kunnen trekken, mede door mijn<br />
gebrekkige kennis op dit gebied.<br />
Parallellen met andere <strong>beeldje</strong>s en symbolen bestrijken gezamenlijk een Neolithische periode <strong>van</strong> 5500-3000 v.<br />
Chr. Kijkt men alleen naar de parallellen in het gebied Nederland, Duitsland en België, dan volgt daaruit als<br />
eenduidige datering de Lineaire Bandkeramiek (LBK): 5500-4900 v. Chr.<br />
De Lineaire Bandkeramiek (LBK) is dus de meest waarschijnlijke datering voor het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />
<strong>Een</strong> kritische beschouwing <strong>van</strong> de datering LBK ondersteunt deze datering.<br />
Is het voorstelbaar dat Bandkeramiekers een figuratieve vuursteenknol graveerden?<br />
De graveringen op het <strong>beeldje</strong> konden in niet ontkalkte cortex <strong>van</strong> een vuursteenknol gemakkelijk worden<br />
gemaakt. Er kan bijvoorbeeld gegraveerd zijn met een benen kammetje dat primair werd gebruikt voor het<br />
versieren <strong>van</strong> Bandkeramisch aardewerk. Het is dus zeker denkbaar dat Bandkeramiekers de kleine stap<br />
maakten <strong>van</strong> het veelvuldig graveren <strong>van</strong> aardewerk naar het (incidenteel?) graveren <strong>van</strong> een figuratieve<br />
vuursteenknol. De symbolen op het <strong>beeldje</strong> komen trouwens ook voor op LBK aardewerk.<br />
De graveringen op het <strong>beeldje</strong> hebben dezelfde V- en L-vormige dwarsdoorsneden als graveringen op het<br />
Bandkeramisch sieraardewerk. De gelijkenis tussen de graveringen op keramiek uit de LBK en de graveringen<br />
op het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> geeft een nieuw argument voor de LBK als meest waarschijnlijke datering.<br />
De Kaap als vindplaats voor een Bandkeramisch <strong>beeldje</strong> is voorstelbaar, gezien de vondsten <strong>van</strong><br />
Bandkeramische dissels. In lit. 4 wordt verondersteld dat Bandkeramische vuursteenontginners en –bewerkers<br />
actief zijn geweest in en rond het huidige Savelsbosch.<br />
In lit. 16 worden twee situaties genoemd waarbij <strong>beeldje</strong>s worden begraven. Eén daar<strong>van</strong>, waarbij <strong>beeldje</strong>s en<br />
complete lichamen of lichaamsdelen werden begraven, is dat offers plaatsvonden op plaatsen waar men de<br />
aanwezigheid <strong>van</strong> de onderaardse vruchtbaarheidsgodin veronderstelde.<br />
Het is voorstelbaar dat de Kaap zo’n plaats was. Hier kan plotseling een geologische orgelpijp ontstaan. <strong>Een</strong><br />
heel diep rond gat. Voor Bandkeramiekers moet dat een onverklaarbaar natuurfenomeen zijn geweest en een<br />
associatie met een toegang tot de onderwereld ligt voor de hand. Ook de ‘Henkeput’ nabij de Kaap kan vroeger<br />
gezien zijn als een toegang tot de onderwereld.<br />
Bovendien is de Kaap al een <strong>bijzonder</strong>e plek <strong>van</strong>wege het uitzicht op het Maasdal (als de bomen of struiken dit<br />
niet belemmerden). Ook de aanwezigheid <strong>van</strong> vuursteen in de nabijheid maakt de Kaap <strong>bijzonder</strong>. Niet voor<br />
niets zijn daar artefacten uit vrijwel alle perioden te vinden.<br />
Vrijwel alle figuratieve beeldvorming uit de LBK is vervaardigd op keramiek (aardewerk en figurines).<br />
(Vuur)stenen exemplaren zijn nooit gevonden bij de opgravingen <strong>van</strong> nederzettingen. Dat laatste bewijst echter<br />
niet dat er geen vuursteen exemplaren gemaakt zijn. Er kunnen vele verklaringen worden gegeven waarom die<br />
stenen exemplaren nooit gevonden zijn. Die verklaringen betreffen de relatieve zeldzaamheid <strong>van</strong> stenen<br />
<strong>beeldje</strong>s t.o.v. keramische <strong>beeldje</strong>s in het algemeen. De mogelijke zeldzaamheid <strong>van</strong> geschikte figuratieve<br />
vuursteenknollen. Het slechts beperkt voorkomen <strong>van</strong> vuursteen in het LBK gebied. En de geringe kans dat<br />
opgravers een (fragment <strong>van</strong> een) gegraveerde vuursteenknol als een <strong>beeldje</strong> zouden herkennen en erkennen.
28 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Kritische beschouwing en discussie met het RMO n.a.v. de meest waarschijnlijke datering.<br />
Amkreutz stelt onderstaande.<br />
‘Doordat een indicatie <strong>van</strong> de datering gebaseerd is op parallellen, blijf ik toch benadrukken dat het ontbreken <strong>van</strong><br />
een context en <strong>van</strong> een duidelijke parallelle vondst in context (naar mijn mening dan) hier een eenduidige<br />
interpretatie in de weg staat. Dat vraagstuk gaat u naar mijn mening in onze e-mail wisseling ook steeds uit de weg,<br />
maar het is nu juist waar we in de archeologie onze zingeving en interpretatie op baseren. Tenzij er dus duidelijke<br />
parallellen <strong>van</strong> een dergelijk object (dus niet een tri-line of een V-symbool, maar een vuursteenknolletje met<br />
dergelijke groefjes) in bandkeramische context worden gevonden, kunnen we het niet als zodanig duiden (dat<br />
bedoel ik dus met eenduidige parallellen uit een controleerbare context). Bij mijn weten zijn die er niet en is het<br />
bekende corpus aan ideologische uitingen grotendeels beperkt tot aardewerk, idolen <strong>van</strong> gebakken klei en<br />
organische vondsten. De parallellen die u noemt en aanhaalt zijn niet formeel overtuigend naar mijn mening, maar<br />
gebruikt u vooral <strong>van</strong>wege het voorkomen <strong>van</strong> een kenmerk. Dit is misschien allemaal geen argument tegen, maar<br />
het verhindert wel een eenduidige toekenning aan’.<br />
In voorgaande opmerkingen <strong>van</strong> Amkreutz kan ik mij goed vinden. En in onderstaande conclusies kunnen wij ons<br />
beiden wel vinden.<br />
Datering is mogelijk indien je zoekt naar de meest waarschijnlijke datering gezien vergelijkbare kenmerken op<br />
gedateerde objecten. Datering is niet mogelijk indien je wil vergelijken met soortgelijke objecten die vroeger in een<br />
controleerbare context zijn gevonden.<br />
Anders geformuleerd: voor de datering <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>.<strong>Geertruid</strong> is de Lineaire Bandkeramiek de meest<br />
waarschijnlijke periode. <strong>Een</strong> zekere datering is niet mogelijk, omdat een soortgelijk object niet eerder in<br />
controleerbare context is gevonden.<br />
Helaas betekent voorgaande niet dat we het nu geheel eens zijn. Daarvoor bestaat er bij Amkreutz te veel twijfel:<br />
‘Vrijwel alle figuratieve beeldvorming uit de LBK is vervaardigd op keramiek (aardewerk en figurines). Dit wil<br />
niet zeggen dat er geen stenen exemplaren kunnen zijn geweest, maar die hadden we dan ook wel in nederzettingen<br />
willen zien’.<br />
Naar aanleiding <strong>van</strong> deze kritische opmerking heb ik in paragraaf 12c al mijn visie daarop gegeven en deze<br />
vermeld bij de conclusies op de vorige bladzijde.
DEEL III: Slotparagrafen.<br />
29 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Par. 13. Is het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een Vogelgodin?<br />
Marija Gimbutas heeft als archeologe bij opgravingen in Europa veel belangrijke vondsten gedaan. Daardoor is de<br />
kennis <strong>van</strong> het vroeg Neolithicum <strong>van</strong> Europa (“Old Europe”) sterk toegenomen.<br />
Zij vond honderden <strong>beeldje</strong>s en andere voorwerpen, waarop soms tekens waren ingekrast die volgens haar een<br />
nieuw beeldschrift vormden. Die <strong>beeldje</strong>s verdeelde zij op grond <strong>van</strong> de uiterlijk kenmerken in een beperkt aantal<br />
groepen. Eén groep mensafbeeldingen werd geselecteerd op basis <strong>van</strong> vogelkenmerken: de <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong><br />
“Vogelgodinnen”. <strong>Een</strong> zeer stringente definiëring <strong>van</strong> die vogelkenmerken hanteerde ze daarbij niet. Volgens lit. 5<br />
is de Vogelgodin zowel vrouw als vogel en het best herkenbaar aan haar snavelvormige neus of masker met<br />
snavelachtige neus. Ze heeft vaak een kroon of kapsel en een V-vormige ketting.<br />
In lit. 7 zegt zij daarover: de Vogelgodin verschijnt vaak als een vogel met een snavel of puntige neus, een lange<br />
nek en borsten die soms overdreven worden, vleugels of vleugelachtige ledematen, en een naar achter uitstekend<br />
zitvlak zoals bij een eend, zwaan of ei. Ze heeft vaak geen mond, soms een kapsel of kroon en zit gewoonlijk<br />
rechtop, hoewel haar bovenlichaam soms ook wel voorovergebogen is als bij een vogel. Meanders en chevrons zijn<br />
haar symbolen en worden gebruikt om haar lichaam en de voorwerpen die met haar worden geassocieerd te<br />
versieren. Meervoudige chevrons en het “snavel en oog” symbool zijn typerende versieringen op vazen die aan<br />
haar zijn gewijd. Voorts noemt Gimbutas ook parallelle of zigzag lijnen, en het aantal drie (tri-line) als haar<br />
symbolen.<br />
Nieuw (althans voor mij) was dat Gimbutas in haar publicaties trachtte het geloof <strong>van</strong> de mensen in de prehistorie<br />
te beschrijven, tezamen met de godinnen en goden en de rol die deze godheden daarbij vervulden. Daarvoor maakte<br />
ze niet alleen gebruik <strong>van</strong> het gevonden archeologisch materiaal, maar ook <strong>van</strong> wat bekend is <strong>van</strong> latere goden en<br />
godinnen. Andere bronnen die ze gebruikte, waren mythen en bijgeloof.<br />
Ik vond het heel boeiend om daar kennis <strong>van</strong> te nemen. Dit ging duidelijk een niveau hoger dan de beschrijving <strong>van</strong><br />
de materiële cultuur en de obligate vruchtbaarheidsgodin, waartoe publicaties zich voordien beperkten. Door aan te<br />
sluiten op mythen en bijgeloof, kreeg het ook iets dat heel herkenbaar was. Bovendien vind ik het geloof in<br />
wedergeboorte dat zij beredeneerde, veel logischer en geloofwaardiger dan het geloof in een vruchtbaarheidsgodin.<br />
Het leek of je in de ziel kon kijken <strong>van</strong> de <strong>prehistorisch</strong>e mens. Geen wonder dat haar boeken gretig aftrek vonden<br />
bij een breed publiek.<br />
Maar er was ook een keerzijde. Beschouwingen over het geloof in de prehistorie zijn zeer speculatief en zij ging<br />
hierin wel heel erg ver. Zonder aan te geven welke aanwijzingen of bewijzen zij hiervoor had. En zonder te wijzen<br />
op het speculatieve karakter <strong>van</strong> haar visie. In haar ogen waren alle <strong>beeldje</strong>s die ze vond goden- of<br />
godinnen<strong>beeldje</strong>s.<br />
Ze schetste bovendien een zeer idyllische beeld <strong>van</strong> de samenlevingen in Old Europe: geen oorlog maar vrede,<br />
gelijkwaardigheid <strong>van</strong> man en vrouw, een leidende rol voor de vrouwen bij de religie en bij veel andere zaken.<br />
Het is inmiddels wel duidelijk dat zij haar eigen Utopia projecteerde in haar visie op de samenlevingen <strong>van</strong> Old<br />
Europe. Haar collega archeologen roemden haar om haar succes bij opgravingen, haar kennis en werklust en<br />
leefden met haar mee in haar strijd tegen haar dodelijke ziekte. Maar ze kreeg <strong>van</strong> hen weinig bijval voor haar<br />
interpretaties. Toen er bewijsmateriaal kwam dat haar visie op de vreedzame samenleving niet klopte en er<br />
aanwijzingen waren dat <strong>prehistorisch</strong>e <strong>beeldje</strong>s lang niet altijd goden en godinnen uitbeelden, haastten veel<br />
collega’s zich om aan te sluiten bij de kritiek die op haar werd geleverd. In literatuur 19 worden maar liefst 20<br />
collega’s geciteerd, die allen een vernietigende kritiek op haar visies uiten.<br />
Maar misschien is e.e.a. wel te ver doorgeschoten. Op zichzelf is speculatie ook in de wetenschap niet verwerpelijk.<br />
Theorieën en stellingen kunnen heel nuttig zijn en kunnen worden ver<strong>van</strong>gen of bijgesteld als ze niet blijken te<br />
kloppen. Maar na Gimbutas lijkt het wel of elke speculatie over het <strong>prehistorisch</strong> geloof uit den boze is en het<br />
woord Vogelgodin niet meer kan worden uitgesproken, zonder jezelf in diskrediet te brengen.<br />
Het feit blijft bestaan, dat meerdere <strong>beeldje</strong>s uit het vroeg Neolithicum <strong>van</strong> de Balkan vogelkenmerken hebben.<br />
En dat sommige <strong>van</strong> die <strong>beeldje</strong>s een zittende figuur weergeven die wellicht op een troon zit.<br />
Het lijkt mij dus gerechtvaardigd om daarin een afbeelding <strong>van</strong> een Vogelgodin te vooronderstellen. En als dat<br />
juist is, mag je die veronderstelling ook maken bij kleinere, eenvoudiger <strong>beeldje</strong>s met vogelkenmerken.<br />
Onderstaand een voorbeeld <strong>van</strong> zo’n eenvoudig <strong>beeldje</strong>. Symbolen die in de visie <strong>van</strong> Gimbutas aangeven dat het<br />
een vogelgodin is ontbreken, maar je kunt wel stellen dat in dit geval “the signature is written all over it”.<br />
De eenvoudige vormgeving is vergelijkbaar met de eenvoudige vorm <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.
30 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
fig. 45. Vogelgodin Anza II, Macedonia. C. 5800 BC. fig. 3. Beeldje <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />
Wat betreft het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>: de V-symbolen en de tri-line daarop, de zittende figuur en het spitse<br />
gezicht (vergelijk fig. 3 met fig. 45) sluiten naadloos aan bij <strong>beeldje</strong>s die Gimbutas aanduidt als een Vogelgodin.<br />
Zonder de interpretaties <strong>van</strong> Gimbutas over de functie <strong>van</strong> die godin over te nemen, is het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong><br />
voor mij daarom ook een Vogelgodin. Voor wie het wil zien staat haar naam er in symboolschrift drie keer op.<br />
Op het hart, op de hals en op het achterhoofd: “Ik ben de Vogelgodin”.<br />
.<br />
Par. 14. Wenselijk vervolgonderzoek.<br />
Eventueel vervolgonderzoek kan de twijfels die er bestaan verkleinen of wegnemen.<br />
Het lijkt mij vrij eenvoudig de resterende twijfels weg te nemen bij de vraag: is het een <strong>beeldje</strong>?<br />
Ik denk daarbij primair aan verificatie <strong>van</strong> de kansberekeningen door een statisticus. En aan het sporenonderzoek<br />
dat het RMO als noodzakelijkheid ziet.<br />
Verder onderzoek zal geen zekere datering opleveren, omdat het <strong>beeldje</strong> niet gevonden is in een controleerbare<br />
context. Maar mogelijk wel meer zekerheid geven ten aanzien <strong>van</strong> de meest waarschijnlijke datering: de Lineaire<br />
Bandkeramiek (LBK). Het is mij niet duidelijk of er objectieve criteria bestaan om op grond <strong>van</strong> de verwering en<br />
andere tekenen <strong>van</strong> een langdurig verblijf in de lössbodem, te kunnen concluderen of de graveringen al dan niet<br />
<strong>prehistorisch</strong> zijn. Bij sommige andere vondsten wordt dit wel eens gesuggereerd, maar erg zeker lijkt mij dit niet.<br />
Of verder onderzoek gewenst is hangt primair af <strong>van</strong> het doel dat je wilt bereiken en hoe je op een goede manier<br />
wilt omgaan met de twijfels die niet door aanvullend onderzoek kunnen worden weggenomen.<br />
Voor dat laatste is het interessant allereerst te bekijken hoe men bij de erkende Nederlandse kunstuitingen uit de<br />
steentijd vroeger met twijfels is omgegaan. Daaruit zal ook blijken dat twijfels bij <strong>bijzonder</strong>e vondsten eerder regel<br />
dan uitzondering zijn.<br />
14a: De twijfels bij de bekendste kunstuitingen uit de steentijd.<br />
De bekendste kunstuitingen uit de Nederlandse steentijd zijn: de klopsteen <strong>van</strong> Linne; het mannetje <strong>van</strong><br />
Willemstad; de danseres <strong>van</strong> Geldrop en de danser <strong>van</strong> Wanssum.<br />
<strong>Een</strong> inventarisatie <strong>van</strong> de twijfels bij deze stukken lijkt eenvoudig uitvoerbaar, maar was toch moeilijker dan<br />
gedacht, omdat ik voor geen <strong>van</strong> deze museumstukken een onderzoeksrapport heb kunnen vinden. Er zijn slechts<br />
beperkte beschrijvingen, meestal in tijdschriften. Welk onderzoek naar de vondsten is gedaan, is daaruit niet met<br />
zekerheid af te leiden.<br />
Voor de inventarisatie heb ik aangenomen dat in alle gevallen minimaal een beoordeling door een deskundige<br />
autoriteit heeft plaats gevonden, waarbij is vastgesteld dat de verwering en bodemafzettingen wijzen op een grote<br />
ouderdom en dat er waarschijnlijk ook sprake is <strong>van</strong> oude graveringen of andere bewerkingen.
Foto: Lit. 18. h = 9 cm<br />
Foto: Lit. 14. h = 12,5 cm<br />
31 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
De klopsteen <strong>van</strong> Linne wordt beschreven in lit. 21.<br />
In deze kwartsiet is de oudste tekening <strong>van</strong> Nederland gegraveerd.<br />
De steen is tijdens een opgraving gevonden. Helaas niet in de opgraving zelf, maar in<br />
de bouwvoor er boven. Daar<strong>van</strong> getuigen de ploegsporen die dit object heeft. Er zijn<br />
goede argumenten om te veronderstellen dat deze klopsteen deel uitmaakt <strong>van</strong> de<br />
verzameling artefacten die onder de bouwvoor is opgegraven.<br />
Bij de klopsteen <strong>van</strong> Linne is ook gezocht naar parallellen voor de tekening. Uit de<br />
Deurnese Peel kent men een brok grofkorrelige zandsteen, waarop een klein stukje <strong>van</strong><br />
een gravering is te zien die enige gelijkenis vertoont met de driehoek <strong>van</strong> Linne. De<br />
afbeelding is echter in een andere techniek aangebracht.<br />
De klopsteen <strong>van</strong> Linne voldoet vrijwel aan de eisen die Amkreutz stelt voor een<br />
(vrijwel) zeker datering.<br />
Het mannetje <strong>van</strong> Willemstad wordt kort beschreven in lit. 14 en lit. 18.<br />
Dit <strong>beeldje</strong> werd gevonden bij de bouw <strong>van</strong> de Volkeraksluizen.<br />
Het lag in een dunne veenlaag op – 8 m NAP.<br />
De vondst werd niet gedaan in controleerbare context.<br />
Hoewel de ouderdom <strong>van</strong> het hout is gedateerd met radiokoolstof en overeenkomt<br />
met de bekende ouderdom <strong>van</strong> de veenlaag, vermeldt lit. 18 toch: ‘het is zeer<br />
uitzonderlijk, dat houten voorwerpen <strong>van</strong> zo hoge ouderdom bewaard zijn<br />
gebleven. Er is daarom ernstig mee rekening gehouden dat het voorwerp een<br />
modern maaksel zou kunnen zijn.<br />
Toch zijn er geen dwingende argumenten om de echtheid in twijfel te trekken’.<br />
Voor de voorstelling <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> waren er ook nauwelijks parallellen.<br />
Volgens lit. 14 zouden er uit NW-Europa nu meer menselijke afbeeldingen<br />
bekend zijn, zodat het <strong>beeldje</strong> niet meer een unicum is.<br />
Bij de danser <strong>van</strong> Wanssum zijn er bizarre vondstomstandigheden.<br />
Dit artefact werd gevonden in een papieren zak in de kelders <strong>van</strong> het gemeentehuis <strong>van</strong> Venray. Archeoloog<br />
Verhart veronderstelt in lit. 20 ‘dat het in de jaren zestig door amateurarcheologen <strong>van</strong> een akker bij Wanssum<br />
moet zijn opgeraapt. Ze hadden er toen niets <strong>bijzonder</strong>s aan opgemerkt. Het was gewoon in een zak gestopt en<br />
opgeslagen in de kelder <strong>van</strong> het gemeentehuis’. Wat de onbekende vinder als reden kan hebben gehad om een<br />
kiezelsteen, waarop hij blijkbaar niets <strong>bijzonder</strong>s zag , toch <strong>van</strong> een akker op te rapen en op te bergen in een<br />
gemeentehuis wordt niet vermeld.<br />
Foto: lit. 14. h = 3 cm<br />
Hoe men de danser <strong>van</strong> Wanssum heeft kunnen dateren is mij uit de publicaties<br />
ook niet duidelijk geworden. De vondst is niet gedaan in een controleerbare<br />
context. Er is zelfs geen vinder en exacte vondstlocatie bekend.<br />
Ook zijn er in Europa ook geen goede parallellen voor deze afbeelding.<br />
De danseres <strong>van</strong> Geldrop is wel een parallel omdat dit een ook een dynamische<br />
beeltenis is, zelfs met dezelfde kleding. Maar deze vondst voldoet al evenmin<br />
aan de eis voor een zekere datering. Bovendien was er bij die vondst <strong>van</strong>af het<br />
begin twijfel aan de authenticiteit en wordt hij door de archeologen 1000 jaar<br />
jonger gedateerd.
Foto: www.cultuurwijzer.nl. h=7,5cm<br />
32 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
De danseres <strong>van</strong> Geldrop is afgebeeld op een retouchoir (klopsteen) en wordt<br />
het eerst beschreven in lit.3 door A.Bohmers en A.M.Wouters. De vondst is<br />
gedaan door amateurarcheologen die in opdracht <strong>van</strong> Bohmers een zoeksleuf<br />
groeven, met als doel mesolithische en palaeolithische vindplaatsen op te<br />
sporen. Omdat hierbij geen wetenschappelijk toezicht was, wordt dit niet<br />
gezien als een controleerbare context.<br />
Vanaf het begin was er bij deze vondst twijfel of het geen vervalsing is.<br />
Verhart beschrijft die twijfel bij de archeologen in lit. 20 : ‘Het steentje met de<br />
gravure is op dat moment een volkomen unieke vondst, die geen enkele<br />
parallel kent in de omringende landen. Zo uniek zelfs, dat de leider <strong>van</strong> de<br />
opgraving (Bohmers) een onderzoek naar de authenticiteit uitvoert. Zijn<br />
conclusie luidt dat het om een echt stuk moet gaan.<br />
In het midden <strong>van</strong> de jaren zeventig ontstaat over de vondst twijfel. Het feit<br />
dat het steentje zonder wetenschappelijk toezicht is gevonden en het volkomen<br />
unieke karakter <strong>van</strong> de vondst leiden tot het vermoeden dat de ‘danseres <strong>van</strong><br />
Geldrop’ een vervalsing is’.<br />
Naar aanleiding <strong>van</strong> de vondst <strong>van</strong> de danser <strong>van</strong> Wanssum vervolgt Verhart: ‘Bij de vraag of de danseres <strong>van</strong><br />
Geldrop nu vals of echt is, was steeds een <strong>van</strong> de belangrijkste argumenten dat de vondst zo uniek was. Door de<br />
vondst <strong>van</strong> de ‘danser <strong>van</strong> Wanssum’ kan de discussie over de authenticiteit worden gesloten. Dat de tijd zal leren,<br />
blijkt ook hier op te gaan’. Het lijkt mij een te snelle conclusie omdat de onzekerheden bij de danser <strong>van</strong> Wanssum<br />
feitelijk groter zijn dan de danseres <strong>van</strong> Geldrop.<br />
Bohmers zelf was in zijn artikel niet zo overtuigd <strong>van</strong> de authenticiteit. Hoewel deskundigen verwering zien die<br />
past bij de mogelijke ouderdom en ook uitvoerig onderzoek met ultraviolette en infrarode stralen geen enkel<br />
negatief resultaat oplevert, eindigt Bohmers zijn publicatie toch met de opmerking: ‘Ik ben mij echter ten zeerste<br />
bewust, dat dit alles tezamen genomen niet een exact bewijs vóór de authenticiteit oplevert. Maar bij hoeveel<br />
bekende paleolithische kunstvoorwerpen is dit wel het geval? Men kan zich altijd een geraffineerde vervalser<br />
voorstellen, die met moderne chemische en mechanische methoden iets dergelijks zou kunnen voortbrengen.<br />
Daarbij komt nog, dat vóór het ontdekken <strong>van</strong> dit voorwerp, een retouchoir een in Nederland geheel en in het<br />
buitenland een vrijwel onbekend artefact was. Gebruikmakend <strong>van</strong> het beschikbare feitenmateriaal acht ik het niet<br />
verantwoord en niet in het belang <strong>van</strong> de publiciteit, het voorwerp als een mogelijke mystificatie ongepubliceerd in<br />
het magazijn op te bergen, ondanks het feit, dat ik niet in staat ben een absoluut bewijs voor de echtheid te leveren’.<br />
Ik wil bij de danseres <strong>van</strong> Geldrop ook enkele persoonlijke kanttekeningen maken. De vondst wordt gedateerd in<br />
de tijd <strong>van</strong> de rendierjagers (de Ahrensburgcultuur) . Rendierjagers waren er begin twintigste eeuw nog steeds in<br />
Noord-Siberië. Daar zijn foto’s <strong>van</strong>. Mensen die gehuld in dikke vachten, in de ijzige koude poseren voor een tent,<br />
die lijkt op de tekening op de klopsteen <strong>van</strong> Linne. In Nederland was in de tijd <strong>van</strong> de Ahrensburgcultuur ook ijzig<br />
koud. Ik kan me daarom moeilijk voorstellen dat een vrouw <strong>van</strong> deze rendierjagers slechts gehuld in een<br />
lendendoekje en versieringen bij elleboog en knie een uitbundige dans uitvoert. Het lijkt me ook niet voor de hand<br />
liggen dat deze rendierjagers het lendendoekje als kledingstuk kenden en gebruikten. Die zelfde twijfel heb ik bij<br />
de danser <strong>van</strong> Wanssum, die ook een lendendoekje draagt. Ik zou zoiets eerder verwachten in een warm land.<br />
Vandaar dat ik ook even gezocht heb naar parallellen in Noord Afrika (lit. 12) . Voor de afbeelding <strong>van</strong> de danseres<br />
<strong>van</strong> Geldrop zijn daar goede parallellen. Ik wil daar niet mee zeggen dat de danseres <strong>van</strong> Geldrop dus een<br />
vindplaatsvervalsing is. Maar op grond <strong>van</strong> uitsluitend de parallellen, kun je die mogelijkheid ook niet uitsluiten.<br />
Op de volgende bladzijde zijn links en in het midden Noord Afrikaanse rotsschilderingen weergegeven.<br />
Het betreft neolithische schilderingen uit Ti-n-Tazarift in de Sahara. De figuur midden op de bladzijde lijkt te<br />
dansen. Ze draagt een soortgelijk lendendoekje als de danseres <strong>van</strong> Geldrop. Versieringen bij de elleboog en de<br />
knie, zoals bij de danseres <strong>van</strong> Geldrop, zijn op de schilderingen ook te zien. Zelfs houdingen komen overeen:<br />
de uitzwaaiende rechter borst die bij de Danseres <strong>van</strong> Geldrop niet erg realistisch is weergegeven en de buiging <strong>van</strong><br />
de armen. Opvallend bij de rotsschilderingen zijn ook de hoofdtooien. Of er bij de danseres <strong>van</strong> Geldrop ook een<br />
hoofdtooi was, zal wel niet meer zijn na te gaan. De gravering lijkt hier door de klopsporen geheel verdwenen.
33 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Voor de volledigheid geef ik rechts op de bladzijde ook een plaatje <strong>van</strong> de parallel die Bohmers en Wouters in hun<br />
publicatie noemen. Ik citeer lit. 3: ‘<strong>Een</strong> met de retouchoir <strong>van</strong> Geldrop te vergelijken voorwerp is dat <strong>van</strong> de<br />
vindplaats La Madeleine in Périgord. Hierop bevinden zich een man en een vrouw in extatische houding en in<br />
overeenkomende stijl die met overeenkomende lijnen is uitgevoerd’.<br />
Ik moet aannemen dat gedoeld werd op het voorwerp dat ik hier toon. Dit is afkomstig <strong>van</strong> de vindplaats La<br />
Madeleine en heeft een afbeelding <strong>van</strong> een man en een vrouw. Maar de stijl vind ik niet overeenkomen met de<br />
dynamische stijl <strong>van</strong> de danseres <strong>van</strong> Geldrop (en <strong>van</strong> de danser <strong>van</strong> Wanssum)<br />
Neolithische rotstekeningen uit Ti-n-Tazarift. Lit. 12. Vondst uit La Madeleine. Lit. 10<br />
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat strikt genomen geen <strong>van</strong> de vier museumstukken voldoet aan de eis<br />
die Amkreutz stelt voor een zekere datering: een soortgelijk object (of het object zelf) moet in controleerbare<br />
context zijn gevonden. Maar de klopsteen <strong>van</strong> Linne komt dicht in de buurt en zou aan die eis hebben voldaan als<br />
hij in de opgraving zelf was gevonden en niet in de bouwvoor daar boven. Er zijn goede argumenten om te<br />
veronderstellen dat deze klopsteen deel uitmaakt <strong>van</strong> de verzameling artefacten die onder de bouwvoor is<br />
opgegraven.<br />
Bij de overige drie museumstukken is er geen zekere datering, omdat ze niet zijn gevonden in een controleerbare<br />
context. Er waren ook nog andere onzekerheden, waardoor er twijfel was t.a.v. de authenticiteit . Toch was dit geen<br />
reden de vondsten als een mogelijke mystificaties verder te negeren. Zo mogelijk werd onderzoek gedaan om meer<br />
zekerheid te krijgen over de authenticiteit. Ze werden daarna ondergebracht bij musea.<br />
Het bestaan <strong>van</strong> twijfel wil immers niet zeggen dat daarmee vaststaat de het beschouwde stuk niet behoort tot het<br />
Nederlands erfgoed. Men kan twijfel aan de authenticiteit door het ontbreken <strong>van</strong> goede parallellen, ook verklaren<br />
<strong>van</strong>uit de mogelijkheid dat het beschouwde stuk al in de steentijd redelijk zeldzaam was. In dat geval kan het door<br />
zijn unieke karakter, cultuurhistorisch een waardevol stuk zijn, dat voor Nederland behouden moet blijven,<br />
Daarbij past een goede en duurzame conservatie.<br />
Dat deze handelswijze verstandig is illustreert het mannetje <strong>van</strong> Willemstad. Voor de voorstelling <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong><br />
waren er aan<strong>van</strong>kelijk nauwelijks parallellen. Nu zijn er uit NW-Europa meer menselijke afbeeldingen bekend zijn,<br />
zodat het <strong>beeldje</strong> niet meer een unicum is.
34 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
14b: Verder onderzoek naar het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />
Of verder onderzoek gewenst is hangt primair af <strong>van</strong> het doel dat je wilt bereiken.<br />
Voor mij was het doel in eerste instantie te (laten) onderzoeken of ik een steentijd<strong>beeldje</strong> heb gevonden. Dat doel is<br />
bereikt: voor mij is bewezen dat er graveringen op de vuursteenknol staan en dat het dus een <strong>beeldje</strong> is. Ook is er<br />
een eenduidige, meest waarschijnlijke datering: de Lineaire Bankkeramiek.<br />
Verder onderzoek is uit dat oogpunt niet nodig. Verificatie <strong>van</strong> de kansberekeningen en <strong>van</strong> de aannamen en<br />
waarnemingen die ik heb gedaan, lijkt mij een goede zaak. Maar is voor het gestelde doel geen noodzaak.<br />
Mijn tweede doel is het vinden <strong>van</strong> erkenning dat het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> naar alle waarschijnlijkheid een<br />
steentijd<strong>beeldje</strong> is, dat als Nederlands erfgoed behouden moet blijven. Dat is maar ten dele gelukt. Het RMO erkent<br />
wel dat de meest waarschijnlijke datering voor het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> de Lineaire Bankkeramiek is, maar<br />
zegt ook dat het ultieme bewijs dat het een <strong>beeldje</strong> is, nog niet is geleverd.<br />
Men wijst kansberekeningen principieel af als middel om te kunnen bewijzen dat de symbolen gegraveerd zijn.<br />
Hoe klein ook, er bestaat altijd een kans op toeval. Het RMO wil de absolute zekerheid en verwacht die zekerheid<br />
<strong>van</strong> gebruikssporenonderzoek. Extra zekerheid met behulp <strong>van</strong> dit onderzoek lijkt eenvoudig te leveren. Ware het<br />
niet dat Amkreutz (RMO) weinig ziet in verder onderzoek. Gebruikssporenanalyse kan volgens hem mogelijk iets<br />
zeggen over de maakwijze <strong>van</strong> de sporen en misschien iets over de ouderdom, maar kan niets veranderen aan het<br />
feit dat zulk onderzoek geen zekere datering zal opleveren. Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is immers niet gevonden<br />
in een controleerbare context. De waarde <strong>van</strong> vervolgonderzoek vindt het RMO daarom te gering.<br />
Ik kan niet ontkennen dat verder onderzoek geen zekere datering op zal leveren, maar de conclusie die het RMO<br />
daaruit trekt begrijp ik niet. Het ontbreken <strong>van</strong> een zekere datering is bij de bekende Nederlandse kunstuitingen uit<br />
de steentijd eerder regel dan uitzondering. Maar dat was in het verleden nooit een reden om af te zien <strong>van</strong> verder<br />
onderzoek. Het ontbreken <strong>van</strong> een zekere datering wil immers niet zeggen dat daarmee vaststaat dat het<br />
beschouwde stuk niet behoort tot belangrijk Nederlands erfgoed. Om dan toch maar weer zelf onderzoek te (laten)<br />
doen, omdat niemand anders het doet, lijkt mij echter weinig zinvol.<br />
De animo om zelf verder onderzoek te doen is ook niet groot omdat mij nooit duidelijk is geworden welke<br />
(overheids)instanties verantwoordelijk zijn voor een goede zorg voor het Nederlands mobiel steentijderfgoed en of<br />
er t.a.v. die zorg een landelijk beleid bestaat. Het is mij dus ook niet duidelijk wie, behalve het RMO, eventueel<br />
verder onderzoek zou kunnen of moeten doen.<br />
Hoewel de naam dit wel suggereert, blijkt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed die taak: een goede zorg voor<br />
het Nederlands mobiel steentijderfgoed, niet uit te voeren. Deze dienst richt zich vooral op het behoud <strong>van</strong><br />
rijksmonumenten.<br />
De missie <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor Oudheden is: een divers publiek op een inspirerende, hoogwaardige en<br />
actieve wijze in contact brengen met culturen <strong>van</strong> de oudheid en hun rele<strong>van</strong>tie voor onze tijd. Die missie sluit niet<br />
naadloos aan bij de zorg voor ons mobiel steentijderfgoed, maar in de praktijk zijn er gelukkig wel overlappingen.<br />
Er zal dus geen verder onderzoek naar het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> worden uitgevoerd. De publicatie <strong>van</strong> dit<br />
rapport kan hopelijk ook voorkomen dat het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> als een mystificatie onbekend blijft en op<br />
termijn voor het Nederlands erfgoed verloren gaat.<br />
Wellicht dat het na de publicatie interessant is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te vragen of er een<br />
landelijk beleid bestaat t.a.v. de zorg voor het Nederlandse mobiele steentijderfgoed en hoe de taakverdeling is.<br />
Om mij vervolgens nog eens af te vragen hoe verder te gaan. Nog altijd ‘de Koninklijke weg’ of uiteindelijk toch<br />
maar een begaanbaarder pad?
35 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Par. 15. Samenvatting.<br />
Begin negentiger jaren vond ik op de Kaap bij <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> een kleine vuursteenknol (hoogte 6,5 cm) met in de<br />
cortex groeven die mij opzettelijk gemaakt leken. De vorm <strong>van</strong> die vuursteen deed mij denken aan een ‘zittend<br />
persoon’. Dat was ook de reden om de knol op te rapen en mee te nemen.<br />
In die tijd waren er heftige discussies tussen amateur- en beroepsarcheologen over de z.g. “figuurstenen”.<br />
De amateurarcheologen claimden vele vuursteenknollen en -afslagen te hebben gevonden, die in de prehistorie<br />
opzettelijk bewerkt waren om er een figuur of <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> te maken.<br />
De beroepsarcheologen zagen in geen enkele <strong>van</strong> die vondsten intentionele bewerking. Voor hen waren het daarom<br />
geen figuren of <strong>beeldje</strong>s. Er was toen weinig kans <strong>van</strong> slagen, om als zoveelste in de rij de vondst <strong>van</strong> een<br />
<strong>prehistorisch</strong> <strong>beeldje</strong> aan te melden.<br />
Toen ik in 2007 vijfenzestig jaar werd, vond ik het tijd worden om alsnog serieuze aandacht voor mijn vondst te<br />
vragen. <strong>Een</strong>s moest het er toch <strong>van</strong> komen. Bovendien had ik toen net de boeken <strong>van</strong> Marija Gimbutas gelezen over<br />
de goden en godinnen <strong>van</strong> <strong>prehistorisch</strong> Europa. In die boeken worden <strong>prehistorisch</strong>e <strong>beeldje</strong>s getoond, met soms<br />
vergelijkbare (eenvoudige) vormen en met identieke graveringen (symbolen) als op mijn vondst.<br />
Ik heb aan<strong>van</strong>kelijk lange tijd gedacht dat ik zou kunnen volstaan met een publicatie waarin ik wees op de<br />
mogelijkheid dat ik een <strong>prehistorisch</strong> <strong>beeldje</strong> had gevonden. En dat b.v de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed<br />
(de RCE) daarna wel onderzoek zou doen. Zo is het echter niet gelopen.<br />
Toen mijn publicatie in het archeologisch tijdschrift Westerheem niet doorging, ben ik zelf maar een<br />
onderzoeksrapport (in plaats <strong>van</strong> een publicatie) gaan schrijven. Het materiaal daarvoor ontstond vrijwel <strong>van</strong>zelf als<br />
weerwoord op de incidentele kritiek <strong>van</strong> de archeologen Op die manier hebben sommige archeologen toch nog een<br />
belangrijke bijdrage geleverd, al was dat niet hun bedoeling.<br />
Tijdens het onderzoek groeide mijn overtuiging dat er gegraveerde symbolen op de beschouwde figuratieve<br />
vuursteenknol staan en groeide ook mijn ambitie daarvoor het bewijs te leveren.<br />
Nadat in 2011 een leesbaar concept rapport gereed was gekomen, kwam de kentering. <strong>Een</strong> steentijdarcheoloog was<br />
bereid het rapport zorgvuldig te lezen en leverde zinvol commentaar. Bovendien bleek toen ook overleg mogelijk<br />
met de conservator prehistorie Nederland <strong>van</strong> het RMO (Amkreutz). Waarvoor dank. Belangrijk, omdat het RMO<br />
een vooraanstaande rol heeft bij de zorg voor mobiel erfgoed <strong>van</strong> Nederland.<br />
Na een onwennige start werd duidelijkheid over welke hoofdzaken we het wel en niet eens waren.<br />
Ik heb geprobeerd de opmerkingen en visie <strong>van</strong> het RMO zo goed mogelijk in mijn rapport weer te geven en e.e.a.<br />
naast mijn bevindingen te plaatsen, zodat de lezer zelf een goed oordeel kan vormen.<br />
Uit het onderzoek blijkt dat gesproken mag worden <strong>van</strong> een ‘<strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>’ Op grond <strong>van</strong> proeven en<br />
parallellen voor bepaalde kenmerken, kon ook de meest waarschijnlijke datering worden bepaald: de Lineaire<br />
Bandkeramiek (5500-4900 v. Chr.).<br />
Daarmee lijkt het te gaan om een voor Nederland uniek <strong>beeldje</strong>, waar men speculatief een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een<br />
Vogelgodin in kan zien. Zover ik weet is uit Nederland slechts één steentijd<strong>beeldje</strong> bekend en erkend door de<br />
archeologen. Uit het gehele gebied <strong>van</strong> de Lineaire Bandkeramiek (LBK) kent men wel meerdere fragmenten <strong>van</strong><br />
LBK <strong>beeldje</strong>s, maar geen enkel compleet <strong>beeldje</strong>. En tenslotte is er, voor zover bekend, nooit eerder een figuratieve<br />
vuursteenknol met graveringen gevonden. Wellicht is dat ook de voornaamste reden dat veel archeologen er zo<br />
afstandelijk op reageerden.
36 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Er zijn dus meerdere redenen om dit rapport te schrijven en te publiceren op website www.<strong>beeldje</strong>stgeertruid.nl :<br />
De publicatie betreft een voor Nederland uniek <strong>beeldje</strong>, waar men speculatief een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een Vogelgodin<br />
in kan zien, met als meest waarschijnlijke datering de Lineaire Bandkeramiek (5500-4900 v. Chr.).<br />
De publicatie heeft daarom nieuwswaarde..<br />
De publicatie is <strong>van</strong> belang om anderen attent te maken op het bestaan <strong>van</strong> <strong>beeldje</strong>s die gemaakt zijn door het<br />
graveren in de cortex <strong>van</strong> een figuratieve vuursteenknol.<br />
De publicatie kan bevorderen dat ook archeologen of archeologische diensten alsnog verder onderzoek doen.<br />
De publicatie is nodig om te voorkomen dat een vondst als deze in de vergetelheid raakt en voor het<br />
Nederlands erfgoed verloren gaat.<br />
Ik heb de publicatie tevens benut om de door mij gevonden parallellen tussen de afbeelding <strong>van</strong> de ‘danseres <strong>van</strong><br />
Geldrop’ (een erkende kunstuiting uit de steentijd <strong>van</strong> Nederland) en rotsschilderingen uit Noord Afrika te tonen.<br />
Zie rapport, paragraaf 14.<br />
Deel I <strong>van</strong> dit rapport gaat over de vraag: is het een <strong>beeldje</strong>?<br />
Acht groeven op de vuursteenknol, voldoen aan de kenmerken voor graveringen gemaakt door schrapen.<br />
Aangezien deze kenmerken ook gelden voor toevallige schraapsporen (b.v. schampsporen <strong>van</strong> een ploeg of<br />
<strong>prehistorisch</strong>e mijnwerkershak), kunnen deze acht groeven daadwerkelijk graveringen zijn, maar ook toevallige<br />
schampsporen en krassen. Nadere beschouwing <strong>van</strong> genoemde acht groeven is dus nodig.<br />
Twee vragen staan daarbij centraal.<br />
Ten eerste: : vormen die acht groeven een opzettelijke (antropogene) tekening?<br />
Ten tweede: gaat het om graveringen of om schampsporen en krassen?<br />
Er zijn meerdere aanwijzingen dat het gaat om een opzettelijke tekening en niet om toevallige figuren.<br />
Het is opmerkelijk dat de acht groeven tezamen drie symbolen vormen.<br />
- De drie lange groeven op borst en middel vormen samen een liggend V-symbool.<br />
- Drie korte groeven op de hals vormen tezamen een z.g. tri-line symbool,<br />
dat bekend is <strong>van</strong> andere archeologische vondsten.<br />
- Twee korte groeven op het achterhoofd vormen samen een staand V-symbool.<br />
Ook de plaats en de oriëntatie <strong>van</strong> de beschouwde symbolen en groeven duiden op opzet.<br />
- De drie symbolen staan op <strong>bijzonder</strong>e plaatsen: op de linker borst / het hart, op de hals en op het<br />
achterhoofd.<br />
- De tri-line is symmetrisch en volgt de richting <strong>van</strong> de hals.<br />
- Het V-symbool op het achterhoofd volgt globaal de richting <strong>van</strong> het hoofd.<br />
- De bovenste groeve <strong>van</strong> de liggende V op de borst kromt zich ook iets rond de hals <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong>.<br />
- De onderste groeve <strong>van</strong> de liggende V heeft een richting die exact ligt tussen de richting <strong>van</strong> bovenste<br />
groeve en de richting <strong>van</strong> de groeve die de bovenkant <strong>van</strong> een rok kan aanduiden.<br />
- Het feit dat laatstgenoemde groeve gezien kan worden als de bovenkant <strong>van</strong> een rok duidt ook meer op<br />
opzet dan op toeval.<br />
De mate waarin er sprake kan zijn <strong>van</strong> opzet in plaats <strong>van</strong> toeval, kan voor deze symbolen met kansberekeningen<br />
worden gekwantificeerd.<br />
Uit kansberekeningen blijkt dat de kans dat uit acht toevallige groeven drie symbolen worden gevormd<br />
verwaarloosbaar klein is. Kleiner of gelijk aan ca. 1 : 20 miljard.<br />
Indien in de kansberekeningen mee wordt genomen dat die toevallige groeven tevens alle schraapsporen<br />
moeten zijn die voldoen aan de criteria voor graveringen gemaakt door schrapen, wordt bovengenoemde kans<br />
nog een stuk kleiner, n.l. kleiner of gelijk aan ca. 1 : 500 miljard.
37 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Uit de kansberekeningen blijkt dat de kans op antropogene oorsprong <strong>van</strong> de symbolen vele tientallen miljarden<br />
malen groter is dan de kans op toeval. Er kan daarom met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden<br />
geconcludeerd dat de beschouwde symbolen opzettelijk door graveren zijn aangebracht en dat er dus sprake is <strong>van</strong><br />
een <strong>beeldje</strong>.<br />
Die conclusie wordt bevestigd door het feit dat de acht beschouwde groeven alle met slechts één werktuig gemaakt<br />
kunnen worden. Als deze groeven toevallige schampsporen i.p.v. graveringen zouden zijn, is de kans daarop klein.<br />
Ook de harmonie tussen de graveringen en de vorm <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> bevestigt die mening.<br />
Tenslotte is er ook nog het technisch bewijs dat de bovenste groef <strong>van</strong> het liggend V-symbool op de borst en de<br />
groef die de bovenkant <strong>van</strong> een rok kan aanduiden beide geen schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak kunnen zijn.<br />
En last but not least is er technisch bewijs dat de punt <strong>van</strong> de liggende V gegraveerd moet zijn.<br />
Amkreutz (RMO) geeft bij bovenstaande conclusies als zijn mening dat statistiek een hulpmiddel is om de kans op<br />
een antropogene herkomst te duiden. Daarover verschillen we niet <strong>van</strong> mening. Hij voegt hier aan toe dat statistiek<br />
dit niet kan bewijzen , maar dat daarvoor gebruikssporenonderzoek nodig is. Dit door middel <strong>van</strong> reproduceerbare<br />
experimenten, die microscopisch steeds dezelfde sporen nalaten.<br />
Het verschil <strong>van</strong> mening is wat mij betreft nogal academisch.<br />
Voor mij is de kans dat de symbolen toevallig zijn gevormd zo klein dat hij in praktijk verwaarloosd kan worden.<br />
Dus is het voor mij een gegeven dat ik erop kan vertrouwen dat de symbolen antropogeen zijn. Die mening wordt<br />
nog eens versterkt door het technisch bewijs en wordt daarmee een zekerheid.<br />
Voorts denk ik dat gebruikssporenonderzoek geen grotere (wel extra) zekerheid op kan leveren. <strong>Een</strong> probleem<br />
daarbij lijkt mij dat graveringen die men nu maakt, verschillen <strong>van</strong> graveringen uit de steentijd, als gevolg <strong>van</strong><br />
erosie en andere bodemprocessen. Ik heb dus meer vertrouwen in statistiek dan in gebruikssporenonderzoek.<br />
Voor Amkreutz geldt het omgekeerde. Dat uit de kansberekeningen blijkt dat de kans op antropogene oorsprong<br />
<strong>van</strong> de symbolen vele tientallen miljarden malen groter is dan de kans op toeval, vindt hij niet voldoende.<br />
Hij heeft meer vertrouwen in gebruikssporenonderzoek dan in statistiek en wil de absolute zekerheid die hij<br />
verwacht <strong>van</strong> gebruikssporenonderzoek.<br />
In deel II <strong>van</strong> dit rapport betreft het bepalen <strong>van</strong> de meest waarschijnlijke datering.<br />
Zekerheid over de datering <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> kan niet worden gegeven. Volgens de eisen die<br />
Amkreutz <strong>van</strong> het RMO hieraan stelt, is het voor een zekere datering nodig dat een vuursteenknol met vergelijkbare<br />
groeven in een controleerbare context wordt gevonden. Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is echter een<br />
oppervlaktevondst <strong>van</strong> een locatie waar uit vrijwel alle perioden <strong>van</strong> steentijd artefacten zijn gevonden.<br />
Het is echter wel mogelijk om op basis <strong>van</strong> proeven en parallellen voor bepaalde kenmerken de meest<br />
waarschijnlijke datering te bepalen.<br />
De graveringen <strong>van</strong> de vuursteencortex en de vuursteen(cortex) zelf, tonen verwering/ontkalking,<br />
verkleuring/patina en afzettingen <strong>van</strong> mangaan. <strong>Een</strong> datering <strong>van</strong> de graveringen in het Neolithicum is een reële<br />
mogelijkheid. Er zijn geen aanwijzingen voor een veel oudere datering of een datering in historische tijden.<br />
<strong>Een</strong> nauwkeuriger datering is mogelijk op grond <strong>van</strong> parallellen met gedateerde objecten uit de verschillende<br />
perioden. Onderstaand een overzicht <strong>van</strong> de gevonden parallellen met de datering er <strong>van</strong>:<br />
Beeldjes <strong>van</strong> een zittend persoon met gegraveerde V (of chevron) en/of tri-line:<br />
Vinca cultuur, voormalig Joegoslavië: 4500 v. Chr.<br />
en LBK, Duitsland: 5500-5200 v. Chr.<br />
Beeldjes <strong>van</strong> een (mogelijk) staand persoon met gegraveerde V (of chevron) en/of tri-line.<br />
Karanova cultuur Griekenland: 4.800-4000 v. Chr.<br />
Dimini cultuur, Thessaly : Vroeg 5 e millennium v. Chr.<br />
Vinca cultuur, Joegoslavië: 5400-4300 v. Chr.<br />
en LBK Duitsland: vroeg LBK: 5500-5200 v. Chr.<br />
V-symbolen en tri-line’s op andere objecten dan <strong>beeldje</strong>s:<br />
Op versierd aardewerk uit o.a. de LBK komen deze symbolen veel voor:<br />
Datering LBK in midden Europa: 5500-4900 v. Chr.<br />
Beelden waar<strong>van</strong> de vorm natuurlijk is, waarop symbolen zijn aangebracht:<br />
Dit zijn de menhirs met symbolen uit west Europa.<br />
Menhirs met symbolen heb ik niet kunnen vinden in Nederland, België en Duitsland.<br />
Datering Neolithicum west Europa: ouder dan 3000 v. Chr.
38 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
De gevonden parallellen verwijzen alle naar een Neolithische ouderdom tussen 5500 en 3000 v. Chr. Er is geen<br />
enkele parallel die naar een andere periode verwijst. Kijkt men alleen naar de parallellen in het gebied Nederland,<br />
Duitsland en België, dan volgt daaruit als eenduidige datering de Lineaire Bandkeramiek (LBK): 5500-4900 v.<br />
Chr. De Lineaire Bandkeramiek (LBK) is dus de meest waarschijnlijke datering voor het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />
Mede omdat ik voor een figuratieve vuursteenknol met graveringen geen parallellen heb kunnen vinden en<br />
omdat er op de Kaap te <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>, voor zover bekend geen Bandkeramische nederzetting is geweest,<br />
is kritisch bekeken of de LBK als meest waarschijnlijke datering niet strijdig is met deze of andere feiten.<br />
Is het voorstelbaar dat Bandkeramiekers een figuratieve vuursteenknol graveerden?<br />
De graveringen op het <strong>beeldje</strong> konden in niet ontkalkte cortex <strong>van</strong> een vuursteenknol gemakkelijk worden gemaakt.<br />
Er kan bijvoorbeeld gegraveerd zijn met een benen kammetje dat primair werd gebruikt voor het versieren <strong>van</strong><br />
Bandkeramisch aardewerk. Het is dus zeker denkbaar dat Bandkeramiekers de kleine stap maakten <strong>van</strong> het<br />
veelvuldig graveren <strong>van</strong> aardewerk naar het (incidenteel?) graveren <strong>van</strong> een figuratieve vuursteenknol.<br />
De symbolen op het <strong>beeldje</strong> komen trouwens ook voor op LBK aardewerk.<br />
De graveringen met V- en L-vormige dwarsdoorsneden op het <strong>beeldje</strong> komen eveneens voor op Bandkeramisch<br />
sieraardewerk. De gelijkenis tussen de graveringen op keramiek uit de LBK en de graveringen op het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> geeft dus een nieuw argument voor de LBK als meest waarschijnlijke datering.<br />
De Kaap als vindplaats voor een Bandkeramisch <strong>beeldje</strong> is ook voorstelbaar, gezien de vondsten <strong>van</strong><br />
Bandkeramische dissels. In lit. 4 wordt verondersteld dat Bandkeramische vuursteenontginners en –bewerkers<br />
actief zijn geweest in en rond het huidige Savelsbosch nabij Rijckholt/<strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />
In lit. 16 worden twee situaties genoemd waarbij <strong>beeldje</strong>s worden begraven. Eén daar<strong>van</strong>, waarbij <strong>beeldje</strong>s en<br />
complete lichamen of lichaamsdelen werden begraven, is dat offers plaatsvonden op plaatsen waar men de<br />
aanwezigheid <strong>van</strong> de onderaardse vruchtbaarheidsgodin veronderstelde. Het is voorstelbaar dat de Kaap zo’n plaats<br />
was. Bijvoorbeeld omdat hier geologische orgelpijpen voorkomen. Plotseling kan hier een heel diep rond gat<br />
ontstaan. Voor Bandkeramiekers moet zo’n gebeurtenis een onverklaarbaar natuurfenomeen zijn geweest en een<br />
associatie met een toegang tot de onderwereld ligt voor de hand.<br />
Ook de ‘Henkeput’ nabij de Kaap kan vroeger gezien zijn als een toegang tot de onderwereld.<br />
Amkreutz (RMO) stelt als kritische kanttekening bij deel II <strong>van</strong> dit rapport: ‘ Vrijwel alle figuratieve beeldvorming<br />
uit de LBK is vervaardigd op keramiek (aardewerk en figurines). Dit wil niet zeggen dat er geen stenen exemplaren<br />
kunnen zijn geweest, maar die hadden we dan ook wel in nederzettingen willen zien’<br />
Bij het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> gaat het niet om een zelf vormgegeven <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> b.v. marmer, maar om een<br />
figuratieve vuursteenknol die gegraveerd is. Er kunnen meerdere verklaringen worden gegeven waarom<br />
(vuur)stenen <strong>beeldje</strong>s nooit zijn gevonden in Bandkeramische nederzettingen. Die verklaringen betreffen de<br />
relatieve zeldzaamheid <strong>van</strong> stenen <strong>beeldje</strong>s t.o.v. keramische <strong>beeldje</strong>s in het algemeen. De mogelijke zeldzaamheid<br />
<strong>van</strong> geschikte figuratieve vuursteenknollen. Het slechts beperkt voorkomen <strong>van</strong> vuursteen in het LBK gebied.<br />
En de geringe kans dat opgravers een gegraveerde vuursteenknol als een <strong>beeldje</strong> zouden herkennen en erkennen.<br />
Voorts stelt Amkreutz onderstaande.<br />
‘Doordat een indicatie <strong>van</strong> de datering gebaseerd is op parallellen, blijf ik toch benadrukken dat het ontbreken <strong>van</strong><br />
een context en <strong>van</strong> een duidelijke parallelle vondst in context (naar mijn mening dan) hier een eenduidige<br />
interpretatie in de weg staat. Dat vraagstuk gaat u naar mijn mening in onze e-mail wisseling ook steeds uit de weg,<br />
maar het is nu juist waar we in de archeologie onze zingeving en interpretatie op baseren. Tenzij er dus duidelijke<br />
parallellen <strong>van</strong> een dergelijk object (dus niet een tri-line of een V-symbool, maar een vuursteenknolletje met<br />
dergelijke groefjes) in bandkeramische context worden gevonden, kunnen we het niet als zodanig duiden (dat<br />
bedoel ik dus met eenduidige parallellen uit een controleerbare context). Bij mijn weten zijn die er niet en is het<br />
bekende corpus aan ideologische uitingen grotendeels beperkt tot aardewerk, idolen <strong>van</strong> gebakken klei en<br />
organische vondsten. De parallellen die u noemt en aanhaalt zijn niet formeel overtuigend naar mijn mening, maar<br />
gebruikt u vooral <strong>van</strong>wege het voorkomen <strong>van</strong> een kenmerk. Dit is misschien allemaal geen argument tegen, maar<br />
het verhindert wel een eenduidige toekenning aan’.<br />
In voorgaande opmerkingen <strong>van</strong> Amkreutz kan ik mij goed vinden. En in onderstaande conclusies kunnen wij ons<br />
beiden wel vinden.<br />
Datering is mogelijk indien je zoekt naar de meest waarschijnlijke datering gezien vergelijkbare kenmerken op<br />
gedateerde objecten. Datering is niet mogelijk indien je wil vergelijken met soortgelijke objecten die vroeger in een<br />
controleerbare context zijn gevonden.
39 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Anders geformuleerd: voor de datering <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>.<strong>Geertruid</strong> is de Lineaire Bandkeramiek de meest<br />
waarschijnlijke periode. <strong>Een</strong> zekere datering is niet mogelijk, omdat een soortgelijk object niet eerder in<br />
controleerbare context is gevonden.<br />
Deel III <strong>van</strong> het rapport betreft de slotparagrafen.<br />
Is het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een Vogelgodin?<br />
Marija Gimbutas heeft als archeologe bij opgravingen in Europa veel belangrijke vondsten gedaan. Zij vond<br />
honderden <strong>beeldje</strong>s en andere voorwerpen, waarop soms tekens waren ingekrast die volgens haar een nieuw<br />
beeldschrift vormden. Die <strong>beeldje</strong>s verdeelde zij op grond <strong>van</strong> de uiterlijk kenmerken in een beperkt aantal<br />
groepen. Eén groep mensafbeeldingen werd geselecteerd op basis <strong>van</strong> vogelkenmerken: de <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong><br />
“Vogelgodinnen”. Volgens haar is de Vogelgodin zowel vrouw als vogel. Ze wordt regelmatig afgebeeld als een<br />
tronende godin (lit. 5). Op haar <strong>beeldje</strong>s uit het vroeg Neolithicum <strong>van</strong> de Balkan komen vaak symbolen voor,<br />
waaronder de V-symbolen en het tri-line symbool die ook voorkomen op het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />
Gimbutas is tegenwoordig bij de archeologen zeer omstreden <strong>van</strong>wege haar vergaande speculaties.<br />
Haar idee dat al de door haar gevonden <strong>beeldje</strong>s goden en godinnen voorstellen is achterhaald.<br />
Desondanks blijft het feit bestaan, dat meerdere <strong>beeldje</strong>s uit het vroeg Neolithicum <strong>van</strong> de Balkan vogelkenmerken<br />
hebben. En dat sommige <strong>van</strong> die <strong>beeldje</strong>s een zittende figuur weergeven die wellicht op een troon zit. Het lijkt mij<br />
dus gerechtvaardigd om daarin een afbeelding <strong>van</strong> een Vogelgodin te vooronderstellen.<br />
Zonder de interpretaties <strong>van</strong> Gimbutas over de functie <strong>van</strong> die godin over te nemen, is het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong><br />
voor mij daarom ook een Vogelgodin. Voor wie het wil zien staat haar naam er in symboolschrift drie keer op.<br />
Op het hart, op de hals en op het achterhoofd: “Ik ben de Vogelgodin”.<br />
Of verder onderzoek gewenst is, hangt af <strong>van</strong> het doel dat je wilt bereiken.<br />
Voor mij was het doel in eerste instantie te (laten) onderzoeken of ik een steentijd<strong>beeldje</strong> heb gevonden .<br />
Dat doel is bereikt: voor mij is bewezen dat er graveringen op de vuursteenknol staan en dat het dus een <strong>beeldje</strong> is.<br />
Ook is er een eenduidige, meest waarschijnlijke datering: de Lineaire Bankkeramiek.<br />
Verder onderzoek is uit dat oogpunt niet nodig. Verificatie <strong>van</strong> de kansberekeningen en <strong>van</strong> de aannamen en<br />
waarnemingen die ik heb gedaan, lijkt mij een goede zaak. Maar is voor het gestelde doel geen noodzaak.<br />
Mijn tweede doel is het vinden <strong>van</strong> erkenning dat het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> naar alle waarschijnlijkheid een<br />
steentijd<strong>beeldje</strong> is, dat als Nederlands erfgoed behouden moet blijven. Dat is maar ten dele gelukt. Het RMO erkent<br />
wel dat de meest waarschijnlijke datering voor het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> de Lineaire Bankkeramiek is, maar<br />
zegt ook dat het ultieme bewijs dat het een <strong>beeldje</strong> is, nog niet is geleverd.<br />
Men wijst kansberekeningen principieel af als middel om te kunnen bewijzen dat de symbolen gegraveerd zijn.<br />
Hoe klein ook, er bestaat altijd een kans op toeval.<br />
Het RMO wil de absolute zekerheid en verwacht die zekerheid <strong>van</strong> gebruikssporenonderzoek. Extra zekerheid met<br />
behulp <strong>van</strong> dit onderzoek lijkt eenvoudig te leveren. Ware het niet dat Amkreutz (RMO) weinig ziet in verder<br />
onderzoek. Gebruikssporenanalyse kan volgens hem mogelijk iets zeggen over de maakwijze <strong>van</strong> de sporen en<br />
misschien iets over de ouderdom, maar kan niets veranderen aan het feit dat zulk onderzoek geen zekere datering<br />
zal opleveren. Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is immers niet gevonden in een controleerbare context. De waarde <strong>van</strong><br />
vervolgonderzoek vindt het RMO daarom te gering.<br />
Ik kan niet ontkennen dat verder onderzoek geen zekere datering op zal leveren, maar de conclusie die het RMO<br />
daaruit trekt begrijp ik niet. Het ontbreken <strong>van</strong> een zekere datering is bij de bekende Nederlandse kunstuitingen uit<br />
de steentijd eerder regel dan uitzondering. Maar dat was in het verleden nooit een reden om af te zien <strong>van</strong> verder<br />
onderzoek. Het ontbreken <strong>van</strong> een zekere datering wil immers niet zeggen dat daarmee vaststaat dat het<br />
beschouwde stuk niet behoort tot belangrijk Nederlands erfgoed. Om dan toch maar weer zelf onderzoek te (laten)<br />
doen, omdat niemand anders het doet, lijkt mij echter weinig zinvol.<br />
De animo om zelf verder onderzoek te doen, is ook niet groot omdat mij nooit duidelijk is geworden welke<br />
(overheids)instanties verantwoordelijk zijn voor een goede zorg voor het Nederlands mobiel steentijderfgoed en of<br />
er t.a.v. die zorg een landelijk beleid bestaat. Het is mij dus ook niet duidelijk wie, behalve het RMO, eventueel<br />
verder onderzoek zou kunnen of moeten doen.<br />
Hoewel de naam dit wel suggereert, blijkt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed die taak: een goede zorg voor<br />
het Nederlands mobiel steentijderfgoed, niet uit te voeren. Deze dienst richt zich vooral op het behoud <strong>van</strong><br />
rijksmonumenten.<br />
De missie <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor Oudheden is: een divers publiek op een inspirerende, hoogwaardige en<br />
actieve wijze in contact brengen met culturen <strong>van</strong> de oudheid en hun rele<strong>van</strong>tie voor onze tijd. Die missie sluit niet<br />
naadloos aan bij de zorg voor ons mobiel steentijderfgoed, maar in de praktijk zijn er gelukkig wel overlappingen.
40 gecorrigeerde versie februari 2012<br />
Er zal dus geen verder onderzoek naar het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> worden uitgevoerd. De publicatie <strong>van</strong> dit<br />
rapport kan hopelijk ook voorkomen dat het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> als een mystificatie onbekend blijft en op<br />
termijn voor het Nederlands erfgoed verloren gaat.<br />
Wellicht dat het na de publicatie interessant is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te vragen of er een<br />
landelijk beleid bestaat t.a.v. de zorg voor het Nederlandse mobiele steentijderfgoed en hoe de taakverdeling is.<br />
Om mij vervolgens nog eens af te vragen hoe verder te gaan. Nog altijd ‘de Koninklijke weg’ of uiteindelijk toch<br />
maar een begaanbaarder pad?<br />
Literatuur.<br />
1. Bender. B. 1986. The Archeology of Brittany, Normandy and the Channel Islands.<br />
2. Bloemers. J.H.F. e.a. 1981. Verleden Land. Archeologische opgravingen in Nederland.<br />
3. Bohmers. A. en Wouters. A.M. 1962. Belangrijke vondsten <strong>van</strong> de Ahrensburgcultuur in de gemeente Geldrop.<br />
4. Brounen, F.T.S. en Peeters. H., 2000/2001. Vroeg-Neolithische vuursteenwinning en –bewerking in<br />
de Banholtergrubbe (Banholt, gem. Margraten). Archeologie 10.<br />
5. Gimbutas. M. 1982, herdruk 1989. The Goddesses and Gods of Old Europe.<br />
6. Gimbutas. M. 1989, herdruk 2006. The Language of the Goddess.<br />
7. Gimbuta. M. 1991. The civilization of the Goddess.<br />
8. Internet http://steine-scherben.org/thema4a.htm 2011. Maasfeuerstein.<br />
9. Internet http://www.angelfire.com/me/ij/adonisNL.html 2011. De Adonis <strong>van</strong> Zschernitz.<br />
10. Jelinek. J. 1974. De grote encyclopedie <strong>van</strong> de mens in de oertijd.<br />
11. Laet, De S.J. 1979. Prehistorische kulturen in het zuiden der lage landen.<br />
12. Lhote. Henri. 1958. De rotstekeningen in de Sahara.<br />
13. Louwe Kooijmans. L.P. 1988. Limburg – vuursteenland. De Maasgouw 107.<br />
14. Museumkennis (internet 2011): Het mannetje <strong>van</strong> Willemstad.<br />
15. Museumkennis (internet 2011): Vondsten in Nederland.<br />
16. Probst. Ernst e.a. 1999. Deutschland in der <strong>St</strong>einzeit. Die Jungsteinzeit in Deutschland.<br />
17. Roux, le C. 1985. GAVRINIS et les îles du Morbihan,<br />
Les mégalithes du golfe. Guides Archeologiques de la France.<br />
18. Rijksmuseum <strong>van</strong> Oudheden. 1981.<br />
19. Sheaffer. Robert. 1992. Some Critiques of the Feminist/New Age “Goddess” Claims.<br />
On Marija Gimbutas “Idyllic Goddess” Theories.<br />
20. Verhart. Leo. 1990. List en bedrog.<br />
21. Verhart. Leo. E.a. 1998. De oudste tekening <strong>van</strong> Limburg. <strong>Een</strong> gravering uit een Federmessen-vindplaats bij<br />
Linne. Archeologie in Limburg 75.<br />
22. Waterbolk. H.T., 1994. Opgravingen in het vuursteenmijnbouwgebied <strong>van</strong> Rijckholt-<strong>St</strong>.<strong>Geertruid</strong>,<br />
Zuid-Limburg. Archeologie in Limburg 61.<br />
23. Wijk, I <strong>van</strong> en Meurkens L. 2008. Tussen Graetheide en Heeswater. Nieuw zicht op de Bandkeramische<br />
bewoningsgeschiedenis <strong>van</strong> de Caberg bij Maastricht (NL). Notae Praehistoricae 28-2008: 73-86.<br />
24. Wikipedia (internet) 2011. Bandkeramische cultuur.<br />
25. Wikipedia (internet) 2011. Bandkeramische Kultur.<br />
26. Wouters. Ad. 1991. Lijngraveringen op artefacten <strong>van</strong> de Jongpaleolithische vindplaats “De Fransman”.