Een bijzonder prehistorisch beeldje van St - beeldje St. Geertruid

Een bijzonder prehistorisch beeldje van St - beeldje St. Geertruid Een bijzonder prehistorisch beeldje van St - beeldje St. Geertruid

beeldjestgeertruid.nl
from beeldjestgeertruid.nl More from this publisher

Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>:<br />

een figuratieve vuursteen<br />

met gegraveerde symbolen<br />

ir. Marius Meulenberg februari 2012


1 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>: een figuratieve vuursteen met gegraveerde symbolen.<br />

Inhoudsopgave.<br />

DEEL I: Is het een <strong>beeldje</strong>?<br />

Par. 1. De vondst <strong>van</strong> een <strong>bijzonder</strong>e vuursteenknol.<br />

Par. 2. Periode 2007-2011: een moeizame “Koninklijke weg”.<br />

Par. 3. Waarom dit onderzoeksrapport?<br />

Par. 4. Beschrijving <strong>van</strong> de vuursteenknol.<br />

Par. 5. Beschrijving <strong>van</strong> de groeven op de vuursteenknol.<br />

Par. 6. Kenmerken <strong>van</strong> graveringen en toevallige groeven.<br />

Par. 7. Beoordeling <strong>van</strong> de groeven op de vuursteenknol (c.q. het <strong>beeldje</strong>).<br />

Par. 8. Graveringen of toevallige schampsporen en krassen: kansberekeningen en technisch bewijs.<br />

DEEL II: De meest waarschijnlijke datering.<br />

CONCLUSIES DEEL I.<br />

Par. 9. Datering graveringen op basis <strong>van</strong> proeven: graveren met ijzer, vuursteen en been.<br />

Par. 10. Datering graveringen op basis <strong>van</strong> verwering c.a.<br />

Par. 11. Datering op basis <strong>van</strong> parallellen met andere <strong>beeldje</strong>s en symbolen .<br />

Par. 12. Kritische beschouwing <strong>van</strong> datering en vindplaats.<br />

DEEL III: Slotparagrafen.<br />

Par. 13. Is het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een Vogelgodin?<br />

Par. 14. Wenselijk vervolgonderzoek.<br />

Par. 15. Samenvatting.<br />

Literatuur.<br />

CONCLUSIES DEEL II.<br />

BIJLAGE KANSBEREKENINGEN. SEPARAAT DOCUMENT<br />

Blz.<br />

2<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

7<br />

11<br />

11<br />

15<br />

17<br />

18<br />

19<br />

24<br />

27<br />

29<br />

30<br />

35<br />

40


2 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>: een figuratieve vuursteen met gegraveerde symbolen.<br />

DEEL I: Is het een <strong>beeldje</strong>?<br />

Par. 1. De vondst <strong>van</strong> een <strong>bijzonder</strong>e vuursteenknol.<br />

Begin negentiger jaren vond ik op de Kaap bij <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> een kleine vuursteenknol (hoogte 6,5 cm) met in de<br />

cortex groeven die mij opzettelijk gemaakt leken. De vorm <strong>van</strong> die vuursteen deed mij denken aan een ‘zittend<br />

persoon’. Dat was ook de reden om de knol op te rapen en mee te nemen.<br />

fig.1 fig. 2 fig. 3 fig. 4<br />

In die tijd waren er heftige discussies tussen amateur- en beroepsarcheologen over de z.g. “figuurstenen”.<br />

De amateurarcheologen (publicerend in APAN/INTERN) claimden vele vuursteenknollen en -afslagen te hebben<br />

gevonden, die in de prehistorie opzettelijk bewerkt waren om er een figuur of <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> te maken.<br />

De beroepsarcheologen zagen in geen enkele <strong>van</strong> die vondsten intentionele bewerking. Voor hen waren het daarom<br />

geen figuren of <strong>beeldje</strong>s. Er was toen weinig kans <strong>van</strong> slagen, om als zoveelste in de rij de vondst <strong>van</strong> een<br />

<strong>prehistorisch</strong> <strong>beeldje</strong> aan te melden.<br />

Illustratief voor de incidentele contacten met de archeologen was de keer dat ik mijn vondst had meegenomen naar<br />

een steentijddag te Leiden. Dat gebeurde omstreeks 2000. Aan een professor uit Leiden wilde ik zijn mening<br />

vragen over mijn vondst. Toen ik hem vertelde dat ik dacht dat er mogelijk graveringen op deze vuursteen stonden,<br />

reageerde hij of ik hem een adder had overhandigd, die op het punt stond hem een dodelijke beet te geven. Hij gaf<br />

de vuursteen zo snel mogelijk terug en heeft hem dus ook nooit bekeken. Blijkbaar stond voor hem bij voorbaat<br />

vast dat zoiets niet bestond. Misschien had hij voordien al honderd <strong>van</strong> dit soort vondsten wel bekeken en waren<br />

het allemaal natuurproducten geweest. Dat neemt niet weg dat er bij hem toen sprake was <strong>van</strong> een vooroordeel. En<br />

hij was beslist niet de enige archeoloog met zo’n vooroordeel.<br />

Overigens zag ik zelf wel verschil tussen mijn vondst en de figuurstenen die ik kende. Op mijn vondst zag ik<br />

mogelijke graveringen, maar de vuursteenknol zelf was niet of nauwelijks bewerkt. Terwijl de figuurstenen die ik<br />

kende, wellicht vorm waren gegeven door er stukken af te slaan of door ze te retoucheren.<br />

Toen ik in 2007 vijfenzestig jaar werd, vond ik het tijd worden om alsnog serieuze aandacht voor mijn vondst te<br />

vragen. <strong>Een</strong>s moest het er toch <strong>van</strong> komen. Bovendien had ik toen net de boeken <strong>van</strong> Marija Gimbutas gelezen over<br />

de goden en godinnen <strong>van</strong> <strong>prehistorisch</strong> Europa. In die boeken worden <strong>prehistorisch</strong>e <strong>beeldje</strong>s getoond, met soms<br />

vergelijkbare (eenvoudige) vormen en met identieke graveringen (symbolen) als op mijn vondst.<br />

Par. 2. Periode 2007-2011: een moeizame “ Koninklijke weg”.<br />

De eerste vraag was hoe te beginnen? Contact leggen met de amateurarcheologen <strong>van</strong> APAN of met de<br />

beroepsarcheologen? Hoewel ik bij die laatste veel scepsis verwachtte, ben ik daar toch begonnen. Ik wilde eerst<br />

proberen “de Koninklijke weg “ af te lopen.<br />

De start was redelijk voortvarend. <strong>Een</strong> beroepsarcheoloog <strong>van</strong> de UvA heeft mij geadviseerd hoe ik e.e.a. kon<br />

opstarten en heeft daarna steeds opbouwend commentaar geleverd.<br />

Het Laboratorium voor Artefactstudies te Leiden bleek ook <strong>van</strong> particulieren opdrachten aan te nemen en was<br />

bereid onderzoek te doen naar de groeven op mijn vondst. De zorgvuldigheid waarmee men daar de groeven op<br />

mijn vondst heeft bekeken en de grote openheid die daarbij werd gegeven, was een grote bemoediging. Helaas was<br />

het onderzoek waaraan het Laboratorium voor Artefactstudies begonnen was, door ziekte en prioriteitstelling, een<br />

half jaar na die eerste bestudering nog altijd niet verder gevorderd. Het is toen door mij beëindigd. Intussen had ik<br />

wel zelf een concept geschreven voor een publicatie over mijn vondst. De redactie <strong>van</strong> Westerheem was bereid dit<br />

te publiceren, maar beperkte deze mogelijkheid later tot een korte vermelding <strong>van</strong> de vondst in Westerheem.


3 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Toen bleek dat er sinds de ontmoeting met de Leidse professor omstreeks 2000, toch niet veel was veranderd. In<br />

het beste geval kreeg ik bij mijn vondst commentaar in de trant: ‘U bent sinds enige tijd beeldhouwer? Goh. Ja, dan<br />

hebt U natuurlijk veel fantasie’. Of: ‘ Zulke V-tekens zijn eenvoudig en natuurlijke krassen lijken er al gauw op’.<br />

Vaker was er sprake <strong>van</strong> een kwetsend ontwijkgedrag: ‘Nee hoor, ik heb Uw mail nooit ont<strong>van</strong>gen’; ‘Ik heb geen<br />

tijd’ ; ‘Druk, druk, druk’; ‘Ik laat gewoon niets <strong>van</strong> me horen’<br />

En als er al een inhoudelijk commentaar kwam, dan was dat zeker niet met de bedoeling af te wegen of er sprake<br />

kon zijn <strong>van</strong> een <strong>prehistorisch</strong> <strong>beeldje</strong>, maar slechts om het eerdergenoemde vooroordeel te bevestigen dat een<br />

vuursteenknol met <strong>prehistorisch</strong>e graveringen niet bestaat.<br />

Ondanks de vele negatieve ervaringen had de periode 2007-2010 ook zijn nut. Toen de mijn publicatie in het<br />

archeologisch tijdschrift Westerheem niet doorging, ben ik zelf maar een onderzoeksrapport (in plaats <strong>van</strong> een<br />

publicatie) gaan schrijven. Het materiaal daarvoor ontstond vrijwel <strong>van</strong>zelf als weerwoord op de incidentele kritiek<br />

<strong>van</strong> de archeologen. Op die manier hebben enkele archeologen toch nog een belangrijke bijdrage geleverd, al was<br />

dat niet hun bedoeling.<br />

In deze periode besloot ik ook om zelf te gaan publiceren en het gehele rapport op het internet te zetten. Daardoor<br />

ben ik minder afhankelijk <strong>van</strong> eventuele toestemming om te mogen publiceren in een archeologisch tijdschrift.<br />

En kan een publicatie in een tijdschrift of krant beperkt blijven tot een samenvatting of vermelding, met verwijzing<br />

naar de website: www.<strong>beeldje</strong>stgeertruid.nl .<br />

Nadat in 2011 een leesbaar concept rapport gereed kwam, heb ik het binnen kleine kring verspreid en kwam de<br />

kentering. <strong>Een</strong> steentijdarcheoloog was bereid het rapport zorgvuldig te lezen en leverde zinvol commentaar.<br />

Bovendien bleek ook overleg per e-mail mogelijk met de conservator prehistorie Nederland <strong>van</strong> het RMO<br />

(Amkreutz). Waarvoor dank. Belangrijk, omdat het RMO een vooraanstaande rol heeft bij de zorg voor mobiel<br />

erfgoed <strong>van</strong> Nederland. Na een onwennige start werd duidelijkheid over welke hoofdzaken we het wel en niet eens<br />

waren.<br />

Par. 3. Waarom dit onderzoeksrapport?<br />

Uit het voorgaande blijkt dat het schrijven <strong>van</strong> voorliggend onderzoeksrapport aan<strong>van</strong>kelijk niet de bedoeling was.<br />

Ik heb lange tijd gedacht dat ik zou kunnen volstaan met een publicatie, waarin ik wees op de mogelijkheid dat ik<br />

een <strong>prehistorisch</strong> <strong>beeldje</strong> had gevonden. En dat b.v de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (de RCE) wel<br />

onderzoek zou doen. Zo is het echter niet gelopen.<br />

De RCE heeft niet direct een taak t.a.v. het 'mobiele' erfgoed. Ze hebben geen depot (dat is allemaal overgegaan<br />

naar de provincies en gemeenten met een erkend depot) of publieksfunctie (in termen <strong>van</strong> tonen) en ze richten zich<br />

vooral op het behoud <strong>van</strong> rijksmonumenten.<br />

<strong>Een</strong> dienst met een publieksfunctie op landelijk niveau is het Rijksmuseum voor Oudheden (RMO).<br />

Dit museum heeft als missie: <strong>Een</strong> divers publiek op een inspirerende, hoogwaardige en actieve wijze in contact<br />

brengen met culturen <strong>van</strong> de oudheid en hun rele<strong>van</strong>tie voor onze tijd.<br />

Zo’n museale taak is niet hetzelfde als zorgen voor ons nationaal erfgoed. Het zou dus kunnen zijn dat de zorg voor<br />

het mobiele erfgoed in Nederland enigszins tussen wal en schip valt. In het <strong>bijzonder</strong> zou dat kunnen gelden voor<br />

het mobiele erfgoed uit de steentijd, dat toch vooral voer voor specialisten is en weinig attractief is voor de meeste<br />

burgers. Ik waardeer het daarom zeer dat Amkreutz <strong>van</strong> het RMO toch de moeite heeft genomen mijn verhaal te<br />

lezen en daar zijn mening bij te geven. Die mening botste nog wel eens met de mijne, maar dat ligt bij zo’n<br />

ongewone vondst als een figuratieve vuursteenknol met gegraveerde symbolen ook wel voor de hand.<br />

Ik heb geprobeerd in dit rapport zowel zijn als mijn mening goed weer te geven, zodat de lezer zelf een goed<br />

oordeel kan vormen.<br />

Tijdens mijn onderzoek groeide het bewijs dat de symbolen op de figuratieve vuursteenknol graveringen zijn en dat<br />

dus gesproken mag worden <strong>van</strong> een ‘<strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>’. <strong>Een</strong> zekere datering kan niet worden gegeven<br />

omdat de vondst een oppervlakte vondst was, maar op grond <strong>van</strong> proeven en parallellen voor bepaalde kenmerken<br />

kan wel de meest waarschijnlijke datering worden bepaald: de lineaire Bandkeramiek (5500-4900 v. Chr.).<br />

Alle parallellen uit Nederland en omringende landen verwijzen naar deze periode.<br />

Daarmee lijkt het te gaan om een voor Nederland uniek <strong>beeldje</strong>. Zover mij bekend is uit Nederland slechts één<br />

steentijd<strong>beeldje</strong> bekend en erkend door de archeologen. Uit het gehele gebied <strong>van</strong> de Lineaire Bandkeramiek<br />

(LBK) kent men wel meerdere fragmenten <strong>van</strong> LBK <strong>beeldje</strong>s, maar geen enkel compleet <strong>beeldje</strong>.<br />

<strong>Een</strong> <strong>bijzonder</strong>heid bij het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is ook dat het wellicht een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een godin is.<br />

En tenslotte is er, voor zover bekend, nooit eerder een figuratieve vuursteenknol met graveringen gevonden.<br />

Dat laatste is een reden om extra kritisch een vondst als deze te beschouwen. Wellicht is dat ook de voornaamste<br />

reden dat veel archeologen er zo afstandelijk op reageerden.


4 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Er zijn dus meerdere redenen om dit rapport te schrijven en te publiceren op website www.<strong>beeldje</strong>stgeertruid.nl :<br />

- De publicatie betreft een voor Nederland uniek <strong>beeldje</strong>, waar men speculatief een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een Vogelgodin<br />

in kan zien, met als meest waarschijnlijke datering de Lineaire Bandkeramiek (5500-4900 v. Chr.) De<br />

publicatie heeft daarom nieuwswaarde.<br />

- De publicatie is <strong>van</strong> belang om anderen attent te maken op het bestaan <strong>van</strong> <strong>beeldje</strong>s die gemaakt zijn door het<br />

graveren in de cortex <strong>van</strong> een figuratieve vuursteenknol.<br />

- De publicatie kan bevorderen dat ook archeologen of archeologische diensten alsnog verder onderzoek doen.<br />

- De publicatie is nodig om te voorkomen dat een vondst als deze in de vergetelheid raakt en voor het<br />

Nederlands erfgoed verloren gaat.<br />

Ik heb de publicatie tevens benut om de door mij gevonden parallellen tussen de afbeelding <strong>van</strong> de “danseres <strong>van</strong><br />

Geldrop’ (een erkende kunstuiting uit de steentijd <strong>van</strong> Nederland) en rotsschilderingen uit Noord Afrika te tonen.<br />

Par. 4. Beschrijving <strong>van</strong> de vuursteenknol.<br />

De vuursteen is zwart. Kleine witte en grijze vlekjes ontbreken vrijwel geheel.<br />

De cortex <strong>van</strong> de vuursteenknol is tamelijk dik. Op enkele uitstekende delen <strong>van</strong> de vuursteenknol is de cortex<br />

plaatselijk weggeschuurd.<br />

Aan de onderkant en aan één zijkant <strong>van</strong> de zitplaats, zijn natuurlijke breukvlakken aanwezig. Negatieven <strong>van</strong><br />

slagbulten ontbreken op deze vlakken. De breukvlakken hebben geen glans en hebben geen duidelijke patina.<br />

Wel zijn er enkele mangaankorrels op aanwezig.<br />

Aan de randen <strong>van</strong> de breukvlakken zijn er afsplinteringen of kleine afslagen. Zij hebben een hoogglans en een<br />

vage lichtblauwe patina, zoals die ook voorkomt op de Neolithische artefacten <strong>van</strong> de Kaap.<br />

In literatuur 14 wordt o.a. verslag gedaan <strong>van</strong> een opgraving aan de westelijke zijde <strong>van</strong> de Kaap te <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />

Hier werden tegenover drie grote kernen (zoals die gevonden worden in het midden Neolithisch mijnbouwgebied<br />

nabij Rijckholt), 147 kleine kernen gevonden, die overwegend niet <strong>van</strong> gedolven vuursteen zijn gemaakt.<br />

Het zijn zeer onregelmatige knollen <strong>van</strong> een donkere, fijnkorrelige variant <strong>van</strong> Rijckholt vuursteen.<br />

De knollen zijn kennelijk niet gerold geweest en vermoedelijk ergens in de omgeving <strong>van</strong> de Kaap aan de<br />

oppervlakte verzameld. Waterbolk stelt dat hij daarbij geneigd is te denken aan een eluviale herkomst.<br />

Eluviale knollen zijn afkomstig uit kalksteenlagen die door erosie zijn verdwenen. Slechts een laag eluviale<br />

vuursteenknollen resteert. Op het plateau nabij het mijnbouwgebied werd zo’n laag eluviale vuursteenknollen onder<br />

het grind aangetroffen, op de resterende kalksteenlagen. Deze laag bevond zich op een diepte <strong>van</strong> ca. 5 m onder het<br />

maaiveld <strong>van</strong> het plateau. Deze laag eluviale vuursteenknollen dagzoomt dus op de hellingen <strong>van</strong> het Savelsbosch.<br />

Mogelijk is ook de vuursteenknol <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> uit zo’n eluviale laag afkomstig. De afsplinteringen en plaatselijk<br />

weggeschuurde cortex kunnen dan een gevolg <strong>van</strong> onderlinge botsingen en langs elkaar schuiven <strong>van</strong> de eluviale<br />

vuursteenknollen.<br />

fig. 5 fig. 6 fig. 7


5 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Par. 5. Beschrijving <strong>van</strong> de groeven op de vuursteenknol.<br />

Onderstaand zijn alle groeven op de vuursteenknol (c.q. het <strong>beeldje</strong>) afgebeeld en benoemd.<br />

De groeven worden op de volgende pagina’s beschreven.


Onderstaand de beschrijving <strong>van</strong> de groeven op het <strong>beeldje</strong>.<br />

<strong>Een</strong> witte beschadiging <strong>van</strong> de cortex.<br />

Op de rug <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is een witte beschadiging te<br />

zien. Er zijn drie opeenvolgende korte, maar zeer brede groeven die bij<br />

elkaar lijken te horen.<br />

6 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

In de drie groeven zijn fijne strepen te zien, die op de foto ongeveer<br />

horizontaal lopen. fig. 8<br />

De drie korte groeven op de hals (tezamen een tri-line).<br />

Op de hals <strong>van</strong> de zittende figuur staan drie ondiepe smalle groeven<br />

(2 mm breed). Voor de duidelijkheid zijn de groeven in fig. 10 zwart<br />

gemaakt. Samen vormen ze een harmonieus geheel <strong>van</strong> drie<br />

uitwaaierende lijnen (een z.g. tri-line), die prima past bij de vorm<br />

<strong>van</strong> de zittende figuur.<br />

Twee groeven hebben een V-vormige dwarsdoorsnede: de middelste<br />

groef en de groef links op de foto. De zijden <strong>van</strong> de ‘V’ maken een<br />

hoek <strong>van</strong> 90 graden. De groef rechts heeft een bakvormige ( )<br />

dwarsdoorsnede.<br />

Sporen <strong>van</strong> hakken/botsen ontbreken. De groeven hebben overal<br />

dezelfde dwarsdoorsnede. Ze hebben dezelfde kleur als de cortex.<br />

De twee korte groeven op het achterhoofd (tezamen een staande V).<br />

Op het achterhoofd is een (staande) V zichtbaar.<br />

Voor de duidelijkheid zijn groeven in fig. 11 en 12 grijs gemaakt.<br />

De linkse groef heeft een L-vormige ( ___ ) dwarsdoorsnede.<br />

De rechtse groef heeft een bakvormige ( ) dwarsdoorsnede.<br />

Door afbrokkeling <strong>van</strong> de opstaande randen is het profiel beschadigd.<br />

Sporen <strong>van</strong> hakken/botsen ontbreken. De groeven hebben overal<br />

dezelfde dwarsdoorsnede. Ze hebben dezelfde kleur als de cortex.<br />

fig. 9 fig. 10<br />

De drie lange groeven op borst en middel (tezamen een liggende V en bovenkant rok).<br />

De twee groeven op de borst vormen tezamen een liggende V.<br />

De groef daaronder kan de bovenkant <strong>van</strong> een rok aanduiden.<br />

Samen vormen de drie groeven een harmonieus trio, dat goed past bij het beeld. Voor<br />

de duidelijkheid zijn de groeven in fig. 13 grijs gemaakt.<br />

De onderste groef en de bovenste groef hebben beide een L-vormige dwarsdoorsnede.<br />

De middelste groef heeft een V-vormige dwarsdoorsnede. De zijden <strong>van</strong> de ‘V’ maken<br />

een hoek <strong>van</strong> 90 graden.<br />

Deze groeven gaan deels tot op de zwarte vuursteen. Sporen <strong>van</strong> hakken/botsen<br />

ontbreken. De groeven hebben overal dezelfde dwarsdoorsnede. Ze hebben dezelfde<br />

kleur als de cortex. Er zijn sporen <strong>van</strong> mangaanafzettingen.<br />

De liggende ‘V’ heeft een fraaie punt (fig. 14).<br />

fig. 11 fig. 12<br />

fig. 13<br />

fig. 14


7 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

De scheiding ‘zittende persoon’ en zetel.<br />

De scheiding tussen de zittende persoon en de zitplaats<br />

wordt gevormd door een groef (?) met op de zitplaats<br />

een trapvormige bodem. Haaks daarop is er op de<br />

zittende figuur een vlak (afgevlakt?) gedeelte <strong>van</strong> de<br />

cortex.<br />

Het laagst gelegen stuk <strong>van</strong> de trapvormige bodem gaat<br />

tot op de vuursteen. Sporen <strong>van</strong> hakken/botsen<br />

ontbreken. De groef heeft dezelfde kleur als de cortex.<br />

Deze groef draagt zeer veel bij aan de vormgeving <strong>van</strong><br />

een zittende figuur, omdat hij een belangrijke contour<br />

<strong>van</strong> deze figuur aangeeft.<br />

fig. 13 fig. 1<br />

De vier overige “groeven”.<br />

Ter plaatse <strong>van</strong> het rechteroog is er een klein, maar diep gat in de cortex tot op de vuursteen. Het is niet duidelijk of<br />

het gat opzettelijk gemaakt is, of dat het een toevallige beschadiging is.<br />

Ter plaatse <strong>van</strong> het linkeroog is er een korte groef. Deze groef heeft geen vlakke bodem of vlakke zijkanten.<br />

Boven de voeten <strong>van</strong> de zittend figuur is ook een groef te zien, die de onderkant <strong>van</strong> de rok lijkt te markeren.<br />

Ook deze groef heeft geen vlakke bodem of vlakke zijkanten.<br />

De drie bovengenoemde groeven passen alle wel prima bij het beeld.<br />

Par. 6. Kenmerken <strong>van</strong> graveringen en toevallige groeven.<br />

Graveringen zijn per definitie door de mens gemaakt. Ik heb onderscheid gemaakt tussen twee typen graveringen:<br />

graveringen d.m.v. schrapen (b.v. met een “steker”) en graveringen d.m.v. snijden (b.v met een mes of “kling”).<br />

Bij toevallige groeven kan gedacht worden aan groeven gemaakt door een landbouwwerktuig (z.g. ploegsporen),<br />

groeven gemaakt met een mijnwerkershak of aan groeven t.g.v. beschadigingen tijdens erosie en transport.<br />

<strong>Een</strong> afdruk <strong>van</strong> een fossiel kan soms ook op een gravering lijken.<br />

6a. Graveringen gemaakt door schrapen.<br />

Bij graveren door middel <strong>van</strong> schrapen wordt de werkkant <strong>van</strong> het werktuig op de steen gedrukt en wordt het<br />

werktuig in haakse stand over het steenoppervlak getrokken. Zoals tegenwoordig een verfkrabber wordt gebruikt.<br />

In de steentijd kon je voor graveren een vuursteen steker gebruiken, maar voor zachte steen evengoed een kling of<br />

afslag. De vorm <strong>van</strong> de punt <strong>van</strong> het werktuig bepaalt de dwarsdoorsnede <strong>van</strong> de gemaakte gravering.<br />

Zie onderstaande schetsen.<br />

<strong>St</strong>eker V-vormige groef L-vormige groef Bakvormige groef<br />

Bij deze graveringen is de dwarsdoorsnede over de gehele lengte <strong>van</strong> de groef dezelfde, tenzij men tijdens het<br />

schrapen de stand <strong>van</strong> het werktuig verandert. In zo’n geval kun je b.v. <strong>van</strong> een V-vormige groef geleidelijk<br />

overgaan naar een L-vormige groef. Door de snijkant <strong>van</strong> de steker te gebruiken om mee te schrapen, kun je er<br />

ook een breed plat vlak mee maken.<br />

In (zachte) kalksteen en cortex <strong>van</strong> vuursteen kunnen steile opstaande randen <strong>van</strong> groeven gemakkelijk<br />

afbrokkelen. Maar om een gravering te kunnen herkennen, moet er tenminste één schraapvlak (b.v. de bodem) niet<br />

zijn afgebrokkeld. In dat schraapvlak mag er geen enkel uitsteeksel zijn. Natuurlijke putjes en fijne krassen in<br />

lengterichting kunnen daarin wel aanwezig zijn. Voorts moeten sporen <strong>van</strong> hakken of botsen ontbreken.


8 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

6b. Graveringen gemaakt door snijden met een kling of mes.<br />

Snijden in steen kan alleen in zachte steensoorten. Als er voldoende druk wordt uitgeoefend, splijt de scherpe rand<br />

<strong>van</strong> een mes of kling, het onderliggende steenoppervlak. Maar het mes zou vervolgens direct vastlopen als er alléén<br />

maar druk werd uitgeoefend. Het mes is boven de snede immers dikker dan op de snede zelf en steen kan niet opzij<br />

worden gedrukt, zoals b.v. vlees. Door een zagende beweging te maken, kan echter toch een scherpe groef worden<br />

uitgeschuurd. Korrels uit de steen zelf, gaan dan als schuurmiddel werken.<br />

<strong>St</strong>eile randen in kalksteen of cortex kunnen uitaard ook hier gemakkelijk afbrokkelen.<br />

De kenmerken <strong>van</strong> een gravering gemaakt door snijden zijn onderstaand weergegeven<br />

De groef heeft een spitse V-vorm en is in bovenaanzicht vrij recht. De dwarsdoorsnede is in principe overal gelijk.<br />

In kalksteen en in de cortex <strong>van</strong> vuursteen kunnen steile opstaande randen gemakkelijk afbrokkelen.Maar om een<br />

gravering te kunnen herkennen, moet er tenminste één schuurvlak niet zijn afgebrokkeld. In dat schuurvlak mag er<br />

geen enkel uitsteeksel zijn. Natuurlijke putjes en fijne krassen in lengterichting kunnen daarin wel aanwezig zijn.<br />

Voorts moeten sporen <strong>van</strong> hakken of botsen ontbreken.<br />

fig. 15<br />

6c. Ploegsporen.<br />

fig. 16<br />

Het is mogelijk dat de lijngraveringen op<br />

jong paleolithische artefacten <strong>van</strong> de<br />

vindplaats “De Fransman” (lit. 26)dit soort<br />

graveringen zijn.<br />

Dit blijft voor mij onzeker omdat de<br />

dwarsdoorsneden <strong>van</strong> de graveringen in de<br />

publicatie niet worden beschreven.<br />

Het doel <strong>van</strong> die graveringen is mij ook<br />

niet steeds duidelijk. Soms lijkt het de<br />

bedoeling een tekening te maken. Maar bij<br />

andere stukken zou je ook kunnen denken<br />

aan snijplankjes met toevallige snijsporen.<br />

In de cortex <strong>van</strong> vuurstenen <strong>van</strong> de Kaap te <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> komen<br />

regelmatig witte groeven voor (vaak met roestsporen), die waarschijnlijk<br />

recent gemaakt zijn door landbouwwerktuigen.<br />

Links wordt een dergelijk beschadiging op het <strong>beeldje</strong> getoond.<br />

De beschadiging lijkt recent gemaakt door een ploeg, die <strong>van</strong> rechts naar<br />

links over de rug <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> is gegaan.<br />

De steen is herhaaldelijk weg geketst door de botsingen met het ploeg en<br />

daarbij ook steeds iets gedraaid. Er zijn drie opeenvolgende korte (brede)<br />

groeven ontstaan. In deze groeven zijn fijne strepen te zien in de<br />

bewegingsrichting <strong>van</strong> de ploeg.


9 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Onderstaand een foto <strong>van</strong> een andere witte groef, waarschijnlijk een ploegspoor. Deze is groef smal.<br />

fig. 17<br />

Het is op de foto niet goed te zien, maar de groef begint aan de<br />

onderzijde <strong>van</strong> de foto met drie opeenvolgende diepe beschadigingen.<br />

Als de “ploeg” voor de eerste keer op de steen botst, maakt hij daarin<br />

een korte V-vormige inkeping waar<strong>van</strong> de bodemlijn een vrij steile<br />

hoek maakt met het steenoppervlak.<br />

Nadat de steen door de botsing is weg geketst en daarbij iets is<br />

gedraaid, wordt door de tweede botsing een tweede, iets langere groef<br />

gemaakt die minder steil is.<br />

De daaropvolgende derde botsing maakt weer een langere en minder<br />

steile groef. Bij de derde inkeping is de dwarsdoorsnede <strong>van</strong> de groef<br />

enigszins L-vormig.<br />

Kenmerkend voor dit deel <strong>van</strong> het ploegspoor zijn de inkervingen door<br />

botsingen In dit geval vormen drie korte groeven tezamen één<br />

samenhangend geheel met een lengtedoorsnede die op de tanden <strong>van</strong><br />

een zaag lijkt.<br />

Halverwege de foto gaat het ploegspoor over in een groef zoals die<br />

ontstaat door schampen/schrapen. Aan het begin is de druk op de steen<br />

nog groot en is de groef breed. Aan het eind is de druk tot nul<br />

afgenomen, evenals de breedte <strong>van</strong> de groef. De groef heeft een vlakke<br />

bodem met roestsporen. Er zijn enkele fijne strepen in lengterichting.<br />

Dit schampspoor is in principe identiek aan een gravering gemaakt<br />

door schrapen. Omdat het schampen door de ploeg pas begint als hij<br />

de steen onder een flauwe hoek treft (hij schampt de steen), kan ook de<br />

kromming <strong>van</strong> de bodemlijn <strong>van</strong> de groef slechts gering zijn.<br />

Bij een gravering hoeft dit laatste uiteraard niet het geval te zijn.<br />

6d. Groeven gemaakt door een <strong>prehistorisch</strong>e mijnwerkershak.<br />

Tijdens het midden Neolithicum is er te Rijckholt vuursteen gewonnen met gebruik <strong>van</strong> hertshoorn of vuursteen<br />

mijnwerkershakken. Daarbij kunnen naast haksporen, ook toevallige schampsporen ontstaan. Ik betwijfel of die<br />

schampsporen er uit zouden zien als de groeven op het <strong>beeldje</strong>, omdat deze werktuigen relatief groot en<br />

gewelddadig zijn. <strong>Een</strong> fijne punt zoals bij een steker, waarmee een V- of bakvormige groef gemaakt kan worden,<br />

ontbreekt bovendien. Onderstaande foto’s illustreren mijn twijfel. Vergelijk punt werktuigen met groeven tri-line.<br />

Het tri line symbool. Lengte groeven ca. 1 cm.<br />

Tak <strong>van</strong> een gewei zoals gebruikt bij <strong>prehistorisch</strong>e mijnbouw.


10 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Het tri line symbool. Lengte groeven ca. 1 cm.<br />

Vuursteen mijnwerkershak uit het Savelsbosch. Lengte 15 cm.<br />

<strong>Een</strong> schampspoor <strong>van</strong> een hak, is in principe identiek aan een gravering gemaakt door schrapen. Omdat schampen<br />

pas optreedt als de hak de steen onder een flauwe hoek treft, kan ook de kromming <strong>van</strong> de bodemlijn <strong>van</strong> de groef<br />

slechts gering zijn. Bij een gravering hoeft dit laatste uiteraard niet het geval te zijn.<br />

6e. Krassen door erosie en transport.<br />

In par. 4 is al vermeld dat de vuursteenknol <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> mogelijk een eluviale vuursteenknol is.<br />

De knol lijkt niet gerold door transport in een rivier. Eluviale vuursteen is echter wel vertikaal getransporteerd door<br />

erosie <strong>van</strong> de kalksteenlaag waarin hij zich oorspronkelijk bevond. Dergelijk transport (<strong>van</strong> een helling?) kan een<br />

verklaring zijn voor de plekjes waar de cortex lijkt weggeschuurd. Onderlinge botsingen en het langs elkaar<br />

schuiven <strong>van</strong> de eluviale vuursteenknollen kunnen ook sporen <strong>van</strong> botsingen en krassen veroorzaken. Het transport<br />

<strong>van</strong> in de prehistorie gedolven vuursteen kan dezelfde beschadigingen <strong>van</strong> vuursteenknollen opleveren als<br />

bovenstaand genoemd.<br />

Daaronder kunnen ook krassen voorkomen die qua vorm niet zijn te onderscheiden <strong>van</strong> graveringen.<br />

6f. Natuurlijke groeven.<br />

Tijdens de vorming <strong>van</strong> vuursteen kunnen smalle langwerpige verdiepingen ontstaan.<br />

De dwarsdoorsnede <strong>van</strong> zo’n “groef” kan in lengterichting variëren. De bodem en de zijkanten kunnen uitsteeksels<br />

vertonen. Op deze punten zullen natuurlijke verdiepingen zich doorgaans onderscheiden <strong>van</strong> artificiële groeven.<br />

<strong>Een</strong> schijnbare gravering kan ook ontstaan als afdruk <strong>van</strong> een fossiel. Fossielen in Limburgse mergel (kalksteen)<br />

zijn o.a. zee-egels, belemnieten en schelpen. De kalk <strong>van</strong> de schelpen is veelal opgelost.<br />

<strong>Een</strong> voorbeeld <strong>van</strong> schelpafdrukken zijn de afdrukken <strong>van</strong> dentalium schelpen op onderstaande foto’s. Links<br />

schelpafdrukken in kalksteen, rechts schelpafdrukken in de cortex <strong>van</strong> een vuursteen uit het Savelsbosch tussen<br />

<strong>St</strong>.<strong>Geertruid</strong> en Rijckholt.


11 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

fig. 18 fig. 19<br />

De afdruk <strong>van</strong> zo’n schelpje lijkt op een groef die is gemaakt door te schrapen, met als dwarsdoorsnede een<br />

cirkelsegment. Maar het verschil met een gravering is eenvoudig te zien. Bij de afdruk <strong>van</strong> dit fossiel neemt in<br />

lengterichting de straal <strong>van</strong> het cirkelsegment gelijkmatig toe of af. Dit laatste is bij een gravering nooit het geval.<br />

Par. 7. Beoordeling <strong>van</strong> de groeven op de vuursteenknol (c.q. het <strong>beeldje</strong>).<br />

1. Er zijn geen groeven die voldoen aan de kenmerken voor graveringen gemaakt door snijden met een kling.<br />

2. En er zijn ook geen groeven die op de afdruk <strong>van</strong> een fossiel lijken.<br />

3. Op de rug <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> is er een witte beschadiging <strong>van</strong> de cortex, bestaande uit drie opeenvolgende<br />

groeven. Dit geheel heeft de kenmerken <strong>van</strong> een recent ploegspoor, gemaakt door botsingen.<br />

4. Vier groeven lijken natuurlijk, ondanks het feit dat ze wel passen bij het <strong>beeldje</strong>.<br />

Ze voldoen niet aan de kenmerken voor graveringen of aan kenmerken voor groeven t.g.v. schampen.<br />

Deze groeven zijn: het gat ter plaatse <strong>van</strong> het rechteroog; de groef ter plaatse <strong>van</strong> het linkeroog en de groef die<br />

de onderkant <strong>van</strong> de rok lijkt te markeren.<br />

De scheiding ‘zittende persoon’ en zetel reken ik ook tot de natuurlijke groeven, maar is eigenlijk een<br />

twijfelgeval. Omdat deze groef zeer veel bijdraagt aan de vormgeving <strong>van</strong> de zittende figuur, zou je denken aan<br />

een opzettelijke gravering. Het brede platte vlak aan de zijkant <strong>van</strong> de figuur kan gemaakt zijn door schrapen.<br />

Maar de trapvormige bodem kan ik maar moeilijk als opzettelijk zien. Zo’n trapvorm past wel bij hakken, maar<br />

daarvoor zijn er te veel afrondingen.<br />

5. Acht groeven (drie lange groeven en vijf korte groeven ) voldoen aan de kenmerken voor graveringen gemaakt<br />

door schrapen. In onderstaande worden deze mogelijke graveringen vermeld.<br />

- De drie lange groeven op borst en middel. De twee bovenste groeven vormen samen een liggend V-<br />

symbool. De groef daaronder kan de bovenkant <strong>van</strong> een rok aanduiden.<br />

- De drie korte groeven op de hals. De drie lijnen vormen tezamen een z.g. tri-line symbool, dat bekend is<br />

<strong>van</strong> andere archeologische vondsten.<br />

- De twee korte groeven op het achterhoofd. Deze groeven vormen samen een staand V-symbool.<br />

In de volgende paragrafen zal worden nagegaan of het opzettelijke graveringen zijn of toevallige groeven<br />

Par. 8. Graveringen of toevallige schampsporen en krassen: kansberekeningen en technisch bewijs.<br />

8a. Hoe kunnen genoemde acht groeven gemaakt zijn als het gaat om graveringen?.<br />

Er zijn drie typen groeven op de vuursteenknol c.q. het <strong>beeldje</strong>. Groeven met V-vormige dwarsdoorsnede.<br />

De zijden <strong>van</strong> de ‘V’ maken een hoek <strong>van</strong> 90 graden. Groeven met bakvormige dwarsdoorsnede ( _ ).<br />

En groeven met L-vormige dwarsdoorsnede ( __ ).<br />

fig. 22<br />

<strong>St</strong>eker V-vormige groef Bakvormige groef L-vormige groef<br />

Het instrument waarmee deze groeven zijn gemaakt kan een steker geweest zijn, maar ook elk ander instrument<br />

met een zelfde punt. Zie fig. 22.<br />

Van meer belang is te constateren dat de acht groeven, alle met slechts één werktuig gemaakt kunnen worden.<br />

Als de groeven toevallige schampsporen zouden zijn is de kans daarop klein.


12 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

8b. Technische bewijzen.<br />

In paragraaf 8b wil ik aantonen dat de groef die de bovenkant <strong>van</strong> een rok kan aanduiden en de bovenste groef <strong>van</strong><br />

het liggende V-symbool, beide geen schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak kunnen zijn.<br />

Vervolgens wil ik aantonen dat de punt <strong>van</strong> het liggend V-symbool gegraveerd is.<br />

Onderstaand is schematisch weergegeven wat er gebeurt als een ploeg (of hak) een bolvormige steen schampt.<br />

fig. 13<br />

fig. 20<br />

De ploeg of hak raakt de steen voor het eerst in punt A<br />

met kracht K.<br />

Deze kracht kan ontbonden worden in een kracht K2,<br />

die de ploeg tegen de steen drukt,<br />

en een kracht K1 evenwijdig aan het steenoppervlak.<br />

Als hoek tussen K en K1 klein genoeg is (geschat<br />

kleiner dan 30 graden), ketst de steen niet weg door de<br />

botsing met de ploeg, maar ontstaat een schampspoor dat<br />

lijkt op een gravering.<br />

Dit schampspoor wordt smaller en ondieper naarmate de<br />

hoek tussen de ploegrichting en het steenoppervlak verder<br />

afneemt en eindigt in punt B waar deze hoek en kracht K2<br />

beide nul zijn geworden.<br />

De kromming <strong>van</strong> het steenoppervlak tussen punt A en<br />

punt B is tevens de kromming <strong>van</strong> het gemaakte<br />

schampspoor en bedraagt graden.<br />

Voor het maken <strong>van</strong> onderscheid tussen een gravering en<br />

een schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak, is het <strong>van</strong> belang<br />

te constateren dat zo’n schampspoor geen grotere<br />

kromming ( ) kan hebben dan geschat 30 graden.<br />

Voor een gravering geldt deze beperking uitaard niet.<br />

De groef die de bovenkant <strong>van</strong> een rok kan aanduiden heeft een kromming <strong>van</strong><br />

ca. 90 graden. Dit is veel meer dan de maximale kromming <strong>van</strong> een<br />

schampspoor.<br />

Deze groef kan daarom geen schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak zijn.<br />

De bovenste groef <strong>van</strong> de liggende V kromt zich ook iets rond de hals <strong>van</strong> het<br />

<strong>beeldje</strong> en maakt daar nog een scherpe bocht. Mede daardoor is de totale<br />

kromming <strong>van</strong> deze groef aanzienlijk: ca. 60 graden.<br />

Deze kromming is veel groter dan de maximale kromming <strong>van</strong> een<br />

schampspoor.<br />

Ook deze groef kan daarom geen schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak zijn.<br />

De kromming <strong>van</strong> de onderste groef <strong>van</strong> de liggende V is gering.<br />

Daaruit is dus niet af te leiden of het een gravering is of een schampspoor <strong>van</strong><br />

een ploeg of hak.


13 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

De punt <strong>van</strong> de liggende V lijkt mij vakkundig en met zorg gemaakt. Kan die punt toevallig ontstaan als<br />

schampspoor of slechts door zorgvuldig graveren? Eerst wordt bekeken hoe je die punt door graveren kunt maken.<br />

fig. 21<br />

De punt <strong>van</strong> het V-symbool heeft een bakprofiel met<br />

opstaande steile randen aan boven- en benedenzijde.<br />

De bovenste groef <strong>van</strong> het V-symbool heeft een L-vormige<br />

doorsnede, met de opstaande rand aan de bovenzijde.<br />

Deze groef en het bovenste deel <strong>van</strong> de punt kunnen bij het<br />

graveren dus tezamen worden gemaakt.<br />

In de punt moet zorgvuldig gewerkt worden om de onderrand<br />

<strong>van</strong> de punt niet weg te schrapen<br />

De onderste groef <strong>van</strong> het V-symbool heeft een V-vormige<br />

doorsnede. Met het graveerwerktuig in schuine stand kan die<br />

V-vormige groef worden gemaakt.<br />

Het onderste deel <strong>van</strong> de punt kan niet tezamen met de<br />

onderste groef <strong>van</strong> het V-symbool worden gemaakt.<br />

De vlakke bodem en de steile onderrand <strong>van</strong> de punt sluiten<br />

niet aan op de V-vorm <strong>van</strong> de groef.<br />

Voor het graveren <strong>van</strong> het onderste deel <strong>van</strong> de punt moet het<br />

graveerwerktuig met de punt naar beneden worden gebruikt.<br />

In de punt moet zorgvuldig gewerkt worden om de bovenrand<br />

<strong>van</strong> de punt niet weg te schrapen.<br />

Op de foto (fig. 21) is te zien dat de onderste groef <strong>van</strong> het V-symbool niet precies aansluit op de onderrand <strong>van</strong> de<br />

punt. Dit bevestigt dat de onderrand <strong>van</strong> de punt niet gelijk met de onderste groef <strong>van</strong> de V werd gemaakt.<br />

De punt <strong>van</strong> de V kan niet toevallig zijn ontstaan als een deel <strong>van</strong> de twee groeven die het V-symbool vormen.<br />

Er is een extra handeling nodig voor het maken <strong>van</strong> de punt. Daarbij moet bovendien zorgvuldig gewerkt worden,<br />

om bij het maken <strong>van</strong> de vlakke bodem, de boven- of benedenrand <strong>van</strong> de punt niet per ongeluk weg te schrapen.<br />

Dit vereist complex handelen, dat niet voorstelbaar is bij toevallig schampen <strong>van</strong> een hak of ploeg.<br />

De punt <strong>van</strong> de V moet daarom gegraveerd zijn.<br />

8c. Kansberekeningen opzettelijke of toevallige symbolen.<br />

Met kansberekeningen is nagegaan hoe groot de kans is dat drie lange en vijf korte groeven toevallig een liggend<br />

V-symbool, een tri-line en een staand V-symbool vormen. De eerste kansberekeningen die ik heb gemaakt zijn<br />

gecontroleerd door een wiskundig ingenieur <strong>van</strong> de TUD. De uitkomst <strong>van</strong> die berekeningen was, dat de kans dat<br />

de drie symbolen toevallig ontstaan, slechts één op 4 miljard is.<br />

Inmiddels heb ik voor de tri-line een verbetering in de schematisering aangebracht en de kans opnieuw berekend.<br />

Zie de separate “Bijlage kansberekeningen”. De nieuw berekende kans is iets kleiner: één op 20 miljard.<br />

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven <strong>van</strong> de kans dat uit de acht groeven toevallig één of meerdere<br />

symbolen op het <strong>beeldje</strong> worden gevormd.<br />

beschouwde<br />

groeven<br />

symbool of symbolen kans dat de groeven het symbool<br />

(de symbolen) toevallig vormen<br />

drie lange groeven (liggende) V 1 : 430<br />

twee korte groeven (staande) V 1 : 2.250<br />

drie korte groeven tri-line 1 : 200.000<br />

vijf korte groeven (staande) V + tri-line ca. 1 : 40 miljoen<br />

drie lange + vijf korte groeven (liggende) V + (staande) V + tri-line ca. 1 : 20 miljard


14 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

8d. Raming <strong>van</strong> de kans dat acht toevallige groeven (ploeg- of haksporen of krassen t.g.v. erosie en transport)<br />

alle voldoen aan de kenmerken <strong>van</strong> graveringen d.m.v. schrapen.<br />

Toevallige groeven die gemaakt zijn door een ploeg of een <strong>prehistorisch</strong>e mijnwerkershak zullen vaak sporen <strong>van</strong><br />

botsen en hakken vertonen. Als het schampsporen zijn, kunnen die groeven echter identiek zijn aan graveringen<br />

gemaakt door schrapen. Hetzelfde geldt voor krassen op (eluviale) vuursteenknollen gemaakt tijdens erosie of<br />

transport.<br />

<strong>Een</strong> ploeg kan een object onder een hoek tussen 0 en 90 graden treffen. Als schampen (zonder sporen <strong>van</strong> een<br />

botsing) slechts zou optreden als de hoek tussen ploegrichting en steenoppervlak kleiner is dan 30 graden (zie par.<br />

8b), is de kans daarop kleiner dan 30 /90 = 1/3.<br />

De kans dat dit zich acht maal herhaalt is dan (1/3) 8 = ca. 1/6600.<br />

De kans op schampsporen bij gebruik <strong>van</strong> een mijnwerkershak, is m.i. vele malen kleiner dan de kans op<br />

schampsporen bij een ploeg.<br />

Mogelijk is de vuursteenknol <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> eluviale vuursteen (zie pag. 4). De knol lijkt niet gerold geweest<br />

tijdens transport in een rivier. Eluviale vuursteen is echter wel vertikaal getransporteerd door erosie <strong>van</strong> de<br />

kalksteenlaag waarin hij zich oorspronkelijk bevond. Dergelijk transport (<strong>van</strong> een helling?) kan een verklaring zijn<br />

voor de plekjes waar de cortex lijkt weggeschuurd. Onderlinge botsingen en het langs elkaar schuiven <strong>van</strong> de<br />

eluviale vuursteenknollen kunnen ook sporen <strong>van</strong> botsingen en krassen veroorzaken.<br />

Deze onderlinge botsingen lijken mij minder gewelddadig dan botsingen tussen vuursteenknol en ploeg.<br />

De kans op een schampspoor is bij eluviaal transport dus groter dan de kans op een schampspoor t.g.v. een botsing<br />

met een ploeg (1/3). Deze kans ligt bij eluviaal transport dus tussen 1/1 en 1/3. Gemiddeld ca. 2/3.<br />

De kans dat dit zich acht maal herhaalt is dan (2/3) 8 = 256/6561 = ca.1/25.<br />

8e. De kans dat acht toevallige groeven de symbolen vormen en alle groeven tevens voldoen aan de kenmerken<br />

<strong>van</strong> graveringen d.m.v. schrapen (schampsporen).<br />

Om de grootste kans te berekenen dat acht toevallige groeven de drie symbolen vormen en die groeven tevens alle<br />

voldoen aan de criteria voor graveringen gemaakt door schrapen, heb ik de berekeningen gemaakt voor het geval<br />

dat er sprake is <strong>van</strong> krassen door eluviaal transport (zie 8d).<br />

In onderstaande tabel is tevens een overzicht gegeven <strong>van</strong> die kans per symbool.<br />

beschouwde<br />

groeven<br />

drie lange<br />

groeven<br />

twee korte<br />

groeven<br />

drie korte<br />

groeven<br />

drie lange<br />

+<br />

vijf korte<br />

groeven<br />

te vormen<br />

symbool of<br />

symbolen<br />

kans dat de groeven het<br />

symbool (de symbolen)<br />

toevallig vormen<br />

Kans dat de groeven<br />

die het symbool (de<br />

symbolen) vormen alle<br />

schampsporen zijn<br />

kans dat het symbool<br />

(de symbolen) toevallig<br />

wordt (worden) gevormd<br />

uit schampsporen<br />

liggende V 1 : 430 4 : 9 ca. 1 : duizend<br />

staande V 1 : 2.250 4 : 9 ca. 1 : 5 duizend<br />

tri-line 1 : 200.000 8 : 27 ca. 1 : 675 duizend<br />

liggende V<br />

groef bov. rok<br />

staande V<br />

tri-line<br />

ca. 1 : 20 miljard<br />

ca. 1: 25<br />

ca. 1 : 500 miljard<br />

De kans dat uit acht toevallige groeven de drie symbolen worden gevormd en alle acht groeven tevens voldoen aan<br />

de criteria voor graveringen gemaakt door schrapen, is verwaarloosbaar klein. Kleiner of gelijk aan ca. 1 : 500<br />

miljard. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn de symbolen dus gegraveerd.<br />

Er is dan sprake <strong>van</strong> een <strong>beeldje</strong>.<br />

Desgewenst kunnen ook nog aanvullende kansberekeningen gemaakt worden. Namelijk naar de kans dat uit een<br />

verzameling <strong>van</strong> vele vuurstenen <strong>van</strong> de Kaap, er toevallig één vuursteen is met acht groeven die alle voldoen aan<br />

de kenmerken voor oude (bruine) graveringen of schampsporen. Omdat ik groeven als op mijn <strong>beeldje</strong> alleen ken<br />

<strong>van</strong> deze ene vondst, ben ik er <strong>van</strong> overtuigd dat ook hier een verwaarloosbaar kleine kans uit zal komen.


CONCLUSIES DEEL I: Is het een <strong>beeldje</strong>?<br />

15 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Acht groeven op de vuursteenknol voldoen aan de kenmerken voor graveringen gemaakt door schrapen.<br />

Aangezien deze kenmerken ook gelden voor toevallige schraapsporen (b.v. schampsporen <strong>van</strong> een ploeg of<br />

<strong>prehistorisch</strong>e mijnwerkershak), kunnen deze acht groeven daadwerkelijk graveringen zijn, maar ook toevallige<br />

schampsporen en krassen. Nadere beschouwing <strong>van</strong> genoemde acht groeven is dus nodig.<br />

Twee vragen staan daarbij centraal.<br />

Ten eerste: vormen de acht groeven een opzettelijke (antropogene) tekening?<br />

Ten tweede: gaat het om graveringen of om schampsporen en krassen?<br />

Er zijn meerdere aanwijzingen dat het gaat om een opzettelijke tekening.<br />

Het is opmerkelijk dat de acht groeven tezamen drie symbolen vormen.<br />

- De drie lange groeven op borst en middel vormen samen een liggend V-symbool,<br />

- Drie korte groeven op de hals vormen tezamen een z.g. tri-line symbool,<br />

dat bekend is <strong>van</strong> andere archeologische vondsten.<br />

- Twee korte groeven op het achterhoofd vormen samen een staand V-symbool.<br />

Ook de plaats en de oriëntatie <strong>van</strong> de beschouwde symbolen en groeven duiden op opzet.<br />

- De drie symbolen staan op <strong>bijzonder</strong>e plaatsen staan: op de linker borst / het hart, op de hals en op het<br />

achterhoofd.<br />

- De tri-line is symmetrisch en volgt de richting <strong>van</strong> de hals.<br />

- Het V-symbool op het achterhoofd volgt globaal de richting <strong>van</strong> het hoofd.<br />

- De bovenste groeve <strong>van</strong> de liggende V op de borst kromt zich ook iets rond de hals <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong>.<br />

- De onderste groeve <strong>van</strong> de liggende V heeft een richting die exact ligt tussen de richting <strong>van</strong> bovenste<br />

groeve en de richting <strong>van</strong> de groeve die de bovenkant <strong>van</strong> een rok kan aanduiden.<br />

- Het feit dat laatstgenoemde groeve gezien kan worden als de bovenkant <strong>van</strong> een rok duidt ook meer op<br />

opzet dan op toeval.<br />

De mate waarin er sprake kan zijn <strong>van</strong> opzet in plaats <strong>van</strong> toeval, kan voor de symbolen met kansberekeningen<br />

worden gekwantificeerd.<br />

Uit kansberekeningen blijkt dat de kans dat uit acht toevallige groeven drie symbolen worden gevormd<br />

verwaarloosbaar klein is. Kleiner of gelijk aan ca. 1 : 20 miljard.<br />

Indien in de kansberekeningen mee wordt genomen dat die toevallige groeven tevens alle schraapsporen<br />

moeten zijn die voldoen aan de criteria voor graveringen gemaakt door schrapen, wordt bovengenoemde kans<br />

nog een stuk kleiner, n.l. kleiner of gelijk aan ca. 1 : 500 miljard.<br />

Er zijn twee aanwijzingen dat het gaat om graveringen en niet om toevallige schampsporen en krassen.<br />

De beschouwde acht groeven kunnen in drie typen worden ingedeeld. Groeven met V-vormige<br />

dwarsdoorsnede. Groeven met bakvormige dwarsdoorsnede. En groeven met L-vormige dwarsdoorsnede.<br />

Opmerkelijk is dat alle groeven met slechts één werktuig gemaakt kunnen worden. Als deze groeven toevallige<br />

schampsporen i.p.v. graveringen zouden zijn, is de kans daarop klein.<br />

Uit technisch bewijs blijkt dat de punt <strong>van</strong> het liggend V-symbool op de borst gegraveerd moet zijn.<br />

Voorts is er technisch bewijs dat de bovenste groef <strong>van</strong> dit symbool en de groef die de bovenkant <strong>van</strong> een rok<br />

kan aanduiden, beide geen schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak kunnen zijn.<br />

Uit de kansberekeningen blijkt dat de kans op antropogene oorsprong <strong>van</strong> de symbolen vele tientallen miljarden<br />

malen groter is dan de kans op toeval. Er kan daarom met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden<br />

geconcludeerd dat de beschouwde symbolen opzettelijk door graveren zijn aangebracht en dat er dus sprake is <strong>van</strong><br />

een <strong>beeldje</strong>.<br />

Die conclusie wordt bevestigd door het feit dat de acht beschouwde groeven alle met slechts één werktuig gemaakt<br />

kunnen worden. Als deze groeven toevallige schampsporen i.p.v. graveringen zouden zijn, is de kans daarop klein.<br />

Ook de harmonie tussen de graveringen en de vorm <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> bevestigt die mening.<br />

Tenslotte is er ook nog het technisch bewijs dat de bovenste groef <strong>van</strong> het liggend V-symbool op de borst en de<br />

groef die de bovenkant <strong>van</strong> een rok kan aanduiden beide geen schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak kunnen zijn.<br />

En last but not least is er technisch bewijs dat de punt <strong>van</strong> de liggende V gegraveerd moet zijn.


16 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Kritische beschouwing en discussie met het RMO n.a.v. deze conclusies.<br />

Amkreutz geeft als zijn mening dat statistiek een hulpmiddel is om de kans op een antropogene herkomst te duiden.<br />

Daarover verschillen we niet <strong>van</strong> mening. Hij voegt hier aan toe dat statistiek dit niet kan bewijzen , maar dat<br />

daarvoor gebruikssporenonderzoek nodig is. Dit door middel <strong>van</strong> reproduceerbare experimenten, die microscopisch<br />

steeds dezelfde sporen nalaten.<br />

Het verschil <strong>van</strong> mening is wat mij betreft nogal academisch.<br />

Voor mij is de kans dat de symbolen toevallig zijn gevormd zo klein dat hij in praktijk verwaarloosd kan worden.<br />

Dus is het voor mij een gegeven dat ik erop kan vertrouwen dat de symbolen antropogeen zijn. Die mening wordt<br />

nog eens versterkt door het technisch bewijs en wordt daarmee een zekerheid.<br />

Voorts denk ik dat gebruikssporenonderzoek geen grotere (wel extra) zekerheid op zal leveren. <strong>Een</strong> probleem<br />

daarbij lijkt mij dat graveringen die men nu maakt verschillen <strong>van</strong> graveringen uit de steentijd, als gevolg <strong>van</strong><br />

erosie en andere bodemprocessen. Maar omdat sommige archeologen aan zo’n onderzoek hechten, heb in maart<br />

2011 het Laboratorium voor Artefactstudies te Leiden toch gevraagd of ze bereid waren het destijds afgebroken<br />

onderzoek af te ronden. Dat zagen ze niet zitten. Ik heb dus meer vertrouwen in statistiek dan in<br />

gebruikssporenonderzoek.<br />

Voor Amkreutz geldt het omgekeerde. Hij heeft meer vertrouwen in gebruikssporenonderzoek dan in statistiek.<br />

Voor hem is een kans <strong>van</strong> slechts één op 500 miljard dat de symbolen bij toeval zijn ontstaan niet overtuigend.<br />

Er bestaat nog altijd een mogelijkheid op toeval. Dus wijst hij kansberekeningen principieel af als bruikbare<br />

methodiek, waarop hij kan vertrouwen. Hij wil absolute zekerheid en verwacht die <strong>van</strong> gebruikssporenonderzoek.


DEEL II: De meest waarschijnlijke datering.<br />

17 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Zekerheid over de datering <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> kan niet worden gegeven. Volgens de eisen die<br />

Amkreutz <strong>van</strong> het RMO hieraan stelt, is het voor een zekere datering nodig dat een vuursteenknol met vergelijkbare<br />

graveringen in een controleerbare context wordt gevonden. Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is echter een<br />

oppervlaktevondst <strong>van</strong> een locatie waar uit bijna alle perioden uit de steentijd artefacten zijn gevonden.<br />

Het is echter wel mogelijk om op basis <strong>van</strong> proeven en parallellen voor bepaalde kenmerken een meest<br />

waarschijnlijke datering te bepalen. In onderstaande paragrafen is dit gedaan.<br />

Par. 9. Datering graveringen op basis <strong>van</strong> proeven: graveren met ijzer, vuursteen en been.<br />

Ik heb enkele proeven genomen met het graveren <strong>van</strong> Limburgse kalksteen (mergel) en met graveren <strong>van</strong> de cortex<br />

<strong>van</strong> verschillende vuurstenen. De bedoeling <strong>van</strong> die proeven was na te gaan of er verschil te zien is tussen<br />

graveringen gemaakt met staal, vuursteen en been. Als er verschillen zijn, kan dat helpen bij het dateren <strong>van</strong> de<br />

graveringen op het <strong>beeldje</strong>.<br />

Onderstaand een voorbeeld <strong>van</strong> de proeven. Hier is gegraveerd in de cortex <strong>van</strong> een vuursteen uit het Savelsbosch<br />

tussen Rijckholt en <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> (vindplaatskenmerk R/G)<br />

fig. 23 fig. 24<br />

Er is geen verschil te zien tussen de graveringen gemaakt met vuursteen (VS) en met ijzer (IJ). Zie fig.23.<br />

Vervolgens heb ik er nog een gravering met een benen werktuig bijgemaakt (B). Zie fig. 24.<br />

Ondanks de hardheid <strong>van</strong> de cortex lukte dit. Deze gravering is wel ongelijkmatiger dan de graveringen gemaakt<br />

met ijzer of vuursteen, doordat veelvuldig schrapen nodig was om die gravering te maken. Omdat daarbij niet<br />

steeds exact dezelfde baan werd gevolgd, ontstond een enigszins trapvormige bodem.<br />

Conclusies <strong>van</strong> deze proeven.<br />

1-Er was r geen kenmerkend verschil te zien tussen graveringen gemaakt met ijzer, vuursteen of been.<br />

De proeven geven dus geen indicatie voor de datering <strong>van</strong> de graveringen op het <strong>beeldje</strong>.<br />

2-Op de brede (L-vormige) graveringen in kalksteen en in de cortex <strong>van</strong> vuursteen, waren fijne strepen zichtbaar.<br />

Dit zijn m.i. krassen die zijn ontstaan doordat afgebroken korrels kalksteen als schuurpapier tussen werktuig en<br />

steen hebben gefungeerd.<br />

3-Graveren in de cortex <strong>van</strong> vuursteen <strong>van</strong> de Kaap of het Savelsbosch ging moeizaam. Zeker met been. Die cortex<br />

was erg hard.<br />

Daarentegen ging graveren in witte cortex <strong>van</strong> vuurstenen uit de ENCI groeve (?) wel heel gemakkelijk. Dit lukte<br />

zelfs het beste met been. Die cortex was heel zacht. Er kon ook gemakkelijk tot op de zwarte vuursteen worden<br />

gegraveerd, hetgeen bij vuursteen <strong>van</strong> de Kaap en het Savelsbosch nauwelijks lukte.<br />

De verklaring voor dit verschil is onderstaand vermeld.<br />

Cortex is de overgangszone tussen de kiezelzuurconcretie (de vuursteen) en de kalksteen waarin die is ingebed.<br />

Het is daarom te verwachten dat in die overgangszone een groter kalk-aandeel zit dan in het dieper gelegen<br />

vuursteen. Dat is de reden waarom de buitenkant <strong>van</strong> een vers gedolven knol relatief zacht is: er zit nog veel kalk in<br />

en aan. Door bodemprocessen lost die kalk geleidelijk op en wat je overhoudt is het aandeel kiezelzuur. En dat is<br />

hard. Het is dus een kwestie <strong>van</strong> veranderende verhoudingen.


18 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Par. 10. Datering graveringen op basis <strong>van</strong> verwering, c.a.<br />

In onderstaande heb ik de verwering en de afzettingen beschreven die ik op de graveringen en de vuursteen<br />

waarneem. Ik kan ze vergelijken met de verwering <strong>van</strong> en afzettingen op <strong>prehistorisch</strong>e vuursteen artefacten <strong>van</strong> de<br />

Kaap en ik kan de graveringen vergelijken met de recente graveringen uit de proeven <strong>van</strong> par. 9.<br />

Zo kan ik soms iets zeggen over de ouderdom <strong>van</strong> de graveringen.<br />

Het liefst zou ik de verwering c.a. <strong>van</strong> de graveringen ook vergelijken met de verwering c.a. <strong>van</strong> opgeploegde<br />

artefacten uit historische tijden, maar dat lukt slechts gedeeltelijk.<br />

Met enige regelmaat vond ik op akkers in Z-Limburg ook vers opgeploegde scherven <strong>van</strong> Romeins aardewerk.<br />

Echter niet op de Kaap, wel op het hoogterras bij Mesch. Ze geven slechts een vage informatie.<br />

Onderstaand een aantal waarnemingen met zo mogelijk conclusies t.a.v. de ouderdom <strong>van</strong> de graveringen.<br />

Afsplinteringen en/of kleine afslagen <strong>van</strong> de vuursteenknol hebben patina.<br />

De silex <strong>van</strong> de vuursteen knol is zichtbaar op natuurlijke breukvlakken aan de onderkant en aan één zijkant <strong>van</strong> de<br />

zitplaats,. Negatieven <strong>van</strong> slagbulten ontbreken op deze vlakken. De breukvlakken hebben geen glans en hebben<br />

geen duidelijke patina. Wel zijn er enkele mangaankorrels op aanwezig.<br />

Aan de randen <strong>van</strong> de breukvlakken zijn er afsplinteringen of kleine afslagen. Zij hebben een hoogglans en een<br />

vage lichtblauwe patina, zoals die ook voorkomt op de Neolithische artefacten <strong>van</strong> de Kaap. <strong>Een</strong> Neolithische<br />

oudendom <strong>van</strong> de afsplinteringen en/of kleine afslagen is dus mogelijk.<br />

Paleolithische artefacten <strong>van</strong> de Kaap zijn veel meer gepatineerd. <strong>Een</strong> paleolithische ouderdom <strong>van</strong> de<br />

afsplinteringen en/of kleine afslagen is onwaarschijnlijk. <strong>Een</strong> recente ouderdom is eveneens onwaarschijnlijk,<br />

omdat patina dan zou ontbreken.<br />

Er zijn sporen <strong>van</strong> mangaan op de graveringen.<br />

Als op de Kaap verse gele löss <strong>van</strong> onder de zwarte bouwvoor werd opgeploegd, hadden de <strong>prehistorisch</strong>e<br />

artefacten uit die gele löss ook mangaanafzettingen. Soms zelfs een hele dikke laag. <strong>Een</strong>maal aan de oppervlakte<br />

verdwenen de mangaanafzettingen snel. Resten mangaan op de graveringen zijn dus een aanwijzing dat de<br />

graveringen <strong>prehistorisch</strong> kunnen zijn. De gegraveerde steen is waarschijnlijk niet lang voordat ik hem vond,<br />

opgeploegd uit de laag waarin ook de <strong>prehistorisch</strong>e vuursteenartefacten liggen.<br />

Ik heb mangaanafzettingen nooit gezien op Romeinse potscherven uit de lössakkers in Z-Limburg. <strong>Een</strong> Romeinse<br />

ouderdom of jonger lijkt mij daarom niet voor de hand te liggen.<br />

De graveringen op het <strong>beeldje</strong> hebben dezelfde kleur als de cortex.<br />

Zelfgemaakte graveringen en recente ploegsporen zijn wit. Gelijke kleur <strong>van</strong> cortex en graveringen wijst er op dat<br />

de ouderdom <strong>van</strong> de graveringen gelijk is aan de tijd dat de vuursteen in de löss heeft gelegen. Maar zeker is dat<br />

niet.<br />

<strong>St</strong>eile randen <strong>van</strong> de graveringen op het <strong>beeldje</strong> zijn afgebrokkeld en hebben dezelfde kleur als de cortex.<br />

Afbrokkelen <strong>van</strong> de randen <strong>van</strong> graveringen kan al snel plaats vinden indien de cortex zacht is.<br />

In de cortex <strong>van</strong> verse (niet ontkalkte) vuursteen, kan met de nagel kan worden gekrast. Er is dan niet veel nodig<br />

voor deze afbrokkeling.<br />

De afgebrokkelde randen <strong>van</strong> de graveringen hebben dezelfde kleur als de gravering en de cortex. Dat kan als ze al<br />

afgebrokkeld waren voordat het <strong>beeldje</strong> in de bodem <strong>van</strong> de Kaap terecht kwam.<br />

Gelijke kleur <strong>van</strong> de afgebrokkelde steile randen <strong>van</strong> graveringen en <strong>van</strong> de cortex wijst er mogelijk op dat de<br />

ouderdom <strong>van</strong> de graveringen tenminste gelijk is aan de tijd dat de vuursteen in de löss heeft gelegen. Maar zeker is<br />

dat niet.<br />

Op het <strong>beeldje</strong> zijn de lange graveringen deels uitgeschraapt tot op de zwarte vuursteen.<br />

Bij mijn proeven met vuurstenen uit het Savelsbosch en <strong>van</strong> de Kaap lukte het mij niet of nauwelijks om tot op de<br />

cortex te graveren, omdat de cortex erg hard was. Ik heb de cortex <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> niet getest op hardheid. Het<br />

recente ploegspoor op het <strong>beeldje</strong> gaat echter niet tot op de vuursteen. Daaruit kun je afleiden dat de cortex <strong>van</strong> het<br />

<strong>beeldje</strong> thans hard is en de vuursteen geruime tijd in de lössbodem gelegen moet hebben.<br />

Dat nu in de lange graveringen wel vuursteen zichtbaar is, kan op twee manieren verklaard worden:<br />

1: tijdens het graveren was de cortex destijds nog zacht en niet ontkalkt, omdat de vuursteen toen pas was gedolven<br />

of door erosie was vrijgekomen.<br />

2: nadat het <strong>beeldje</strong> in de löss kwam, is de cortex door ontkalking dunner geworden waardoor de vuursteen er onder<br />

zichtbaar werd.<br />

Beide verklaringen duiden er op dat de graveringen lang in de löss hebben gelegen en dus geruime tijd geleden zijn<br />

gemaakt.


19 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Op zelfgemaakte brede graveringen zijn fijne strepen te zien, maar bij de graveringen op het <strong>beeldje</strong> niet.<br />

<strong>Een</strong> mogelijke verklaring is, dat die fijne strepen zijn vervaagd t.g.v. erosie door zuren in de bodem.<br />

De löss in Z-Limburg is tot op grote diepte ontkalkt. Bij vuursteen die lang in de löss heeft gelegen mag je er <strong>van</strong>uit<br />

gaan dat de cortex <strong>van</strong> vuursteen door zuren in meerdere of mindere mate is geërodeerd.<br />

Omdat erosie <strong>van</strong> het oppervlak <strong>van</strong> de cortex meer dan gemiddeld optreedt op uitsteeksels zoals ribbels (de erosie<br />

komt hier <strong>van</strong> meerdere zijden) en omgekeerd: de erosie minder dan gemiddeld optreedt in verdiepingen zoals<br />

krassen, werkt chemische erosie egaliserend en vervaagt fijne krassen en ribbels.<br />

Dit wordt bevestigd door onderstaand beschreven proef, waarbij de door mij gemaakte graveringen op de vuursteen<br />

uit het Savelsbosch, werden ondergedompeld in schoonmaakazijn. Hoewel er geen chemische reactie te zien was<br />

tijdens onderdompeling (er stegen geen gasbelletjes uit de cortex op), bleken de graveringen er na de proef toch<br />

anders uit te zien.<br />

.<br />

fig. 24 Graveringen voor proef met azijn. fig. 25 Graveringen na proef met schoonmaakazijn<br />

Na onderdompeling in schoonmaakazijn waren de fijne krassen niet (correctie 6 april 2012) meer zichtbaar. Het wit <strong>van</strong><br />

de pas gemaakte graveringen was minder stralend en iets bruiner <strong>van</strong> kleur. De zwarte vuursteen onder de<br />

graveringen was nu duidelijk zichtbaar geworden. Zie fig. 25.<br />

Het vervagen <strong>van</strong> de witte kleur kan verklaard worden uit het vervagen <strong>van</strong> kleine oneffenheden. Bij de proef<br />

gebeurde dat door etsen met een licht zuur.<br />

Conclusie.<br />

De patinering en de hoogglans <strong>van</strong> de afsplinteringen en/of kleine afslagen <strong>van</strong> de vuursteen; de kleur <strong>van</strong> de<br />

graveringen en <strong>van</strong> de afgebrokkelde randen er<strong>van</strong>; het voorkomen <strong>van</strong> mangaankorrels op de graveringen en op<br />

de vuursteenknol; de ontkalking en erosie <strong>van</strong> de graveringen en <strong>van</strong> de cortex <strong>van</strong> de vuursteen en de<br />

zichtbaarheid <strong>van</strong> de zwarte vuursteen in de lange graveringen zijn alle aanwijzingen voor een langdurig verblijf<br />

<strong>van</strong> de vuursteenknol en de graveringen in de lössbodem.<br />

<strong>Een</strong> datering <strong>van</strong> de graveringen in het Neolithicum is een reële mogelijkheid. Er zijn geen aanwijzingen voor een<br />

veel oudere datering of een datering in historische tijden. Helaas blijft er te veel onzekerheid om duidelijker<br />

conclusies te kunnen trekken, mede door mijn gebrekkige kennis op dit gebied.<br />

Par. 11. Datering op basis <strong>van</strong> parallellen met andere <strong>beeldje</strong>s en symbolen.<br />

In de beschikbare literatuur en op internet ben ik op zoek gegaan naar parallellen voor de beeltenis (een zittende<br />

persoon) en voor de symbolen (V en tri-line) er op. Omdat een “chevron” uit meerdere V’s bestaat, heb ik die er<br />

ook bij betrokken als variant op één enkele V. Ik heb vooral binnen Europa gezocht (o.a. de Balkan, Duitsland,<br />

Frankrijk, België en Nederland) bij alle tijdvakken. Parallellen zijn onderstaand beschreven.<br />

11a. Parallellen met <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong> een zittend persoon met gegraveerde V (of chevron) en/of tri-line.<br />

Beeldjes <strong>van</strong> een zittend persoon, een V-symbool en een tri-line zijn ieder voor zich niet <strong>bijzonder</strong>.<br />

Maar een combinatie <strong>van</strong> een zittende persoon met beide symbolen, vond slechts bij de gepubliceerde vondsten uit<br />

het Balkan gebied.


fig. 26<br />

20 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Fig. 26 toont een keramisch <strong>beeldje</strong> uit de late Vinca cultuur uit Svetozarevo,<br />

voormalig centraal Joegoslavië. Datering 4500 v. Chr.<br />

Marija Gimbutas omschrijft de afgebeelde figuur in lit. 7 als een Vogelgodin met<br />

eendmasker en kroon. Zij zit op een troon met ingekraste tri-lines en draagt een<br />

bolero. Haar bekken of schort is gemarkeerd met chevrons, haar knieën met spiralen<br />

en haar ledematen met windsels.<br />

fig. 27<br />

Fig. 27 toont een keramisch <strong>beeldje</strong> uit de Vinca cultuur uit Predionica nabij<br />

Pristina, Kosovo. Datering 4500 v. Chr.<br />

Marija Gimbutas (lit. 7) omschrijft de afgebeelde figuur als een Vogelgodin<br />

op een stoel met een medaillon hangend aan een V-vormige kraag of<br />

ketting. Haar masker heeft amandelvormige ogen en een enorme neus die de<br />

snavel <strong>van</strong> een vogel weergeeft. Er is geen mond. Specifieke symbolen <strong>van</strong><br />

de Vogelgodin zijn de tri-lines op haar schouders, de meander op haar buik,<br />

en de vier korte lijntjes er boven, die worden verbonden door een<br />

horizontale lijn.<br />

De combinatie <strong>van</strong> een zittend persoon met slechts een V-symbool (of chevron) of een tri-line, vond ik ook buiten<br />

de Balkan. Lit. 16 toont een <strong>beeldje</strong> uit Gaukonigshofen ten oosten <strong>van</strong> Frankfurt am Main. Uit een gewaagde<br />

reconstructie naar analogie <strong>van</strong> een <strong>beeldje</strong> uit de Balkan, blijkt het te gaan om een zittende vrouw met een schaal<br />

op haar schoot (fig. 28). Op de ruggengraat is een reeks (omgekeerde) V-tekens (een chevron) gegraveerd.<br />

Het <strong>beeldje</strong> wordt gedateerd in de Lineaire Band keramiek (LBK): 5500-5200 v. Chr.<br />

fig. 28a fig. 28b fig. 28


21 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

11b. Parallellen met <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong> een (mogelijk) staand persoon met gegraveerde V (of chevron) en/of tri-line.<br />

Als de eis niet wordt gesteld dat de afgebeelde persoon aantoonbaar zit, zijn er meerdere parallellen. Er zijn diverse<br />

<strong>beeldje</strong>s met zowel V- als tri-line symbool en zeer veel <strong>beeldje</strong>s met V- of tri-line symbool.<br />

De overgrote meerderheid komt weer <strong>van</strong> de Balkan. Opnieuw komt één <strong>beeldje</strong> uit Duitsland<br />

fig. 29<br />

fig.30<br />

Fig. 29 toont links fragmenten <strong>van</strong> <strong>beeldje</strong>s met<br />

symbolen: V’s; chevrons; zigzags en<br />

tri-lines tussen de borsten. Lit. 7.<br />

Rechts twee torso’s met omgekeerde V’s; tri-line<br />

tussen de borsten, chevrons en kruisjes. Lit. 5<br />

Karanova cultuur. Sitagroi III, NE Griekenland<br />

4.800 – 4.000 v. Chr.<br />

Het is niet duidelijk of de afgebeelde personen<br />

zaten of stonden.<br />

De in fig. 30 getoonde vondsten<br />

beschrijft Gimbutas in lit. 6 als een<br />

model <strong>van</strong> een open heiligdom met<br />

twee kamers,<br />

met Vogelgodinachtige <strong>beeldje</strong>s,<br />

gemarkeerd met tri-lines en chevrons.<br />

Dimini cultuur. Zarkou of Larisa,<br />

Thessaly.<br />

vroeg 5 e millennium v. Chr.<br />

Beeldjes met alleen een V-symbool, maar geen tri-line, zijn er uit het vroeg Neolithicum zeer veel.<br />

Niet alleen op de Balkan, maar ook in midden Europa.<br />

.<br />

fig. 31 fig. 32<br />

Fig. 31 toont een <strong>beeldje</strong> dat gevonden is te Eilsleben, nabij<br />

Magdeburg. Datering: vroege LBK. (5500- 5200 v. Chr.). Lit.<br />

16.<br />

De afgebeelde figuur lijkt een ketting te dragen. In de<br />

zienswijze <strong>van</strong> Maria Gimbutas kun je er ook een V- symbool<br />

in zien. Het ene sluit het andere niet uit.<br />

Volgens haar criteria zou je dit <strong>beeldje</strong> als een Vogelgodin<br />

moeten aanduiden, gezien het V-symbool, de grote ogen , de<br />

forse puntige neus en het ontbreken <strong>van</strong> een mond.<br />

Fig. 32 toont een <strong>beeldje</strong> met vogelmasker uit de Vinca cultuur.<br />

Belgrado. Joegoslavië. (5400-4300 v. Chr.).<br />

Ook deze figuur lijkt ook een ketting (V-symbool) te dragen,<br />

evenals een rok. Op de Balkan zijn veel soortgelijke <strong>beeldje</strong>s<br />

gevonden. Lit. 5.


22 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

11c. Parallellen met V-symbolen en tri-line’s op andere objecten dan <strong>beeldje</strong>s.<br />

V-symbolen en chevrons komen niet alleen voor op <strong>beeldje</strong>s, maar ook op vazen, rituele kommen, lampen, altaren<br />

en andere objecten uit vroeg Neolithisch Europa (lit. 6).<br />

Tri-line’s komen ook voor op vazen en zegels uit vroeg Neolithisch Europa (lit. 6).<br />

Het V-symbool en de tri-line komen ook veelvuldig voor op versierd Bandkeramische aardewerk. Alleen worden<br />

ze dan door de archeologen geen symbolen genoemd, maar versieringen. Op onderstaande foto’s <strong>van</strong> LBK<br />

aardewerk uit Duitsland, staat een staande V–vormige band en een horizontale V-vormige band (fig. 33), een triline<br />

(fig. 34) en een liggende V–vormige band en een omgekeerde V–vormige band (fig. 35). Datering LBK: 5500-<br />

4900 v. Chr.<br />

fig. 33 fig. 34 fig. 35<br />

11d. Parallellen met beelden waar<strong>van</strong> de vorm natuurlijk is, waarop slechts symbolen zijn aangebracht.<br />

Dit soort (natuur)beelden met symbolen komen voor in westelijk Europa. Het gaat daarbij om menhirs.<br />

Sommigen <strong>van</strong> deze menhirs zijn later gebruikt in ganggraven en hebben daar veelal een prominente plaats. Ik heb<br />

gemakshalve vooral gekeken naar Bretagne. Ganggraven zijn daar gedateerd in het Neolithicum, periode voor 3000<br />

v. Chr. (lit. 17). In die graven zijn vaak schildvormige menhirs gebruikt, voorzien <strong>van</strong> symbolen die je kunt zien als<br />

goddelijke attributen. Onderstaand ter linkerzijde een overzicht <strong>van</strong> de symbolen uit deze ganggraven (fig. 36).<br />

De symbolen verschillen overigens <strong>van</strong> de veel oudere symbolen die Marija Gimbutas vond op haar<br />

“Vogelgodinnen” <strong>van</strong> de Balkan. Deze zijn rechts weergegeven (fig. 37).<br />

fig. 36 fig. 37


23 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Onderstaand enkele voorbeelden <strong>van</strong> schildvormige en langgerekte menhirs met symbolen.<br />

Links een schildvormige menhir voorzien <strong>van</strong> symbolen <strong>van</strong> macht (Table de Marchands), rechts een<br />

schildvormige steen met daarop meerdere schildvormige figuren (lit. 17).<br />

fig. 38 fig. 39 fig. 40<br />

Van menhirs met symbolen heb ik in Nederland, België en Duitsland geen voorbeelden gevonden.<br />

11e. Parallellen met vuursteenknollen met gegraveerde cortex.<br />

Van vuursteenknollen met gegraveerde cortex heb ik geen voorbeelden kunnen vinden. Er zijn er uit Nederland wel<br />

gegraveerde rolstenen en vuursteenafslagen met graveringen in de cortex bekend. Zie lijngraveringen op jong<br />

paleolithische artefacten (fig. 15). Het unieke karakter <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> zit hem dus vooral in het<br />

gebruik <strong>van</strong> een (figuratieve) vuursteen knol en niet zozeer in het graveren <strong>van</strong> een natuurlijk gevormde steen of<br />

het graveren <strong>van</strong> de cortex <strong>van</strong> vuursteen.<br />

Het ontbreken <strong>van</strong> parallellen voor een vuursteenknol met gegraveerde cortex maakt het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong><br />

vooralsnog uniek. Dat wil naar mijn mening nog niet zeggen dat er nooit eerder zo’n soort vondst is gedaan.<br />

Gezien mijn eigen ervaringen zou het me niet verbazen als na publicatie <strong>van</strong> mijn vondst zou blijken dat amateurs<br />

al eerder een dergelijke vondst deden, maar er niet in slaagden de archeologen daar<strong>van</strong> te overtuigen of zelf<br />

besloten te publiceren.<br />

Conclusies par.11.<br />

Onderstaand een overzicht <strong>van</strong> de gevonden parallellen met de datering er <strong>van</strong>:<br />

Parallellen met <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong> een zittend persoon met gegraveerde V (of chevron) en/of tri-line:<br />

Vinca cultuur, voormalig Joegoslavië: 4500 v. Chr.<br />

en LBK, Duitsland: 5500-5200 v. Chr.<br />

Parallellen met <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong> een (mogelijk) staand persoon met gegraveerde V (of chevron) en/of tri-line.<br />

Karanova cultuur Griekenland: 4.800-4000 v. Chr.<br />

Dimini cultuur, Thessaly : Vroeg 5 e millennium v. Chr.<br />

Vinca cultuur, Joegoslavië: 5400-4300 v. Chr.<br />

en LBK Duitsland: vroeg LBK: 5500-5200 v. Chr.<br />

Parallellen met V-symbolen en tri-line’s op andere objecten dan <strong>beeldje</strong>s:<br />

Op versierd aardewerk uit o.a. de LBK komen deze symbolen veel voor:<br />

Datering LBK in midden Europa: 5500-4900 v. Chr.<br />

4. Parallellen met beelden waar<strong>van</strong> de vorm natuurlijk is, waarop slechts symbolen zijn aangebracht:<br />

Dit zijn de menhirs met symbolen uit west Europa.<br />

Menhirs met symbolen heb ik niet kunnen vinden in Nederland, België en Duitsland.<br />

Datering Neolithicum west Europa: ouder dan 3000 v. Chr.<br />

De gevonden parallellen verwijzen alle naar een Neolithische ouderdom tussen 5500 en 3000 v. Chr. Er is geen<br />

enkele parallel die naar een andere periode verwijst. Kijkt men alleen naar de parallellen in het gebied Nederland,<br />

Duitsland en België, dan volgt daaruit als eenduidige datering de Lineaire Bandkeramiek (LBK): 5500-4900 v.<br />

Chr. De Lineaire Bandkeramiek (LBK) is dus de meest waarschijnlijke datering voor het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.


24 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Par. 12. Kritische beschouwing <strong>van</strong> datering en vindplaats.<br />

De Lineaire Bandkeramiek (LBK) als meest waarschijnlijke datering voor het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is in een<br />

aantal opzichten verrassend. Men kan zich onderstaande vragen stellen.<br />

- Is het mogelijk en denkbaar dat (juist) de Bandkeramiekers een figuratieve vuursteenknol zouden graveren?<br />

- Is het verklaarbaar dat de Kaap te <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> de vindplaats is voor een LBK <strong>beeldje</strong>?<br />

- Is het verklaarbaar dat (fragmenten) <strong>van</strong> een gegraveerde vuursteenknol niet eerder zijn gevonden,<br />

b.v. bij opgravingen <strong>van</strong> LBK nederzettingen?<br />

In onderstaande paragrafen wordt op deze vragen ingegaan.<br />

12a. Is het mogelijk en denkbaar dat de Bandkeramiekers een figuratieve vuursteenknol zouden graveren?<br />

Bij de figuratieve beeldvorming <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> kan men zich twee dingen afvragen:<br />

- is het denkbaar dat iemand uit de LBK in de natuurlijke vorm <strong>van</strong> de vuursteenknol een gelijkenis met een<br />

zittend persoon heeft gezien?<br />

- en als dat zo is: is het denkbaar dat dit heeft geleid tot het graveren <strong>van</strong> symbolen in de cortex?<br />

De akkers op de Kaap te <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> lagen in de negentiger jaren vol met vuursteen: afvalproducten, al dan niet<br />

gebroken werktuigen uit alle mogelijke <strong>prehistorisch</strong>e perioden en ook kleine vuursteenknollen of stukken daar<strong>van</strong>.<br />

In bijna vijftien jaar intensief verzamelen heb ik twee kleine vuursteenknollen gevonden die voor mij figuratieve<br />

gelijkenis hebben. <strong>Een</strong> vuursteenknol die lijkt op een dier en het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> dat in mijn ogen<br />

gelijkenis vertoont met een zittend persoon. Lopend over de akker viel mij die gelijkenis al op. Als ik (en daarna<br />

ook andere personen) die gelijkenis zie, moet je er <strong>van</strong>uit gaan dat ook mensen uit de LBK die gelijkenis konden<br />

zien. Die mensen beschikten over dezelfde geestelijke vermogens als wij.<br />

Er lijkt mij dus geen enkele reden aanwezig om te betwijfelen dat iemand uit de LBK in de natuurlijke vorm <strong>van</strong><br />

de vuursteenknol een gelijkenis met een zittend persoon kon zien.<br />

De tweede vraag is dan of het denkbaar is dat mensen uit de LBK zo’n vuursteenknol<br />

zouden graveren. Waren ze in staat om de stap te maken <strong>van</strong> het veelvuldig versieren <strong>van</strong><br />

aardewerk naar het (incidenteel?) graveren <strong>van</strong> een figuratieve vuursteenknol?<br />

Die stap is klein. Het graveren in niet ontkalkte cortex <strong>van</strong> een vuursteen gaat even<br />

gemakkelijk als het versieren <strong>van</strong> aardewerk. Het kan ook met hetzelfde instrumentje.<br />

Het graveren kan b.v. gedaan zijn met de onderkant <strong>van</strong> een benen Bandkeramisch<br />

kammetje als rechts is afgebeeld (fig. 41). Dit afgebeelde kammetje werd waarschijnlijk<br />

gebruikt voor het versieren <strong>van</strong> Bandkeramisch aardewerk te Luik (België).<br />

Voor twijfel of mensen uit de LBK in staat waren de stap te maken <strong>van</strong> het versieren <strong>van</strong><br />

aardewerk, naar het graveren <strong>van</strong> een figuratieve vuursteenknol is dus geen reden.<br />

fig. 41 (lit. 11)<br />

Zoals reeds genoemd in par. 11c staan op het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> symbolen die ook voorkomen op<br />

Bandkeramisch aardewerk. Dat was mede een reden voor de meest waarschijnlijke datering: de LBK<br />

De overeenkomsten gaan echter verder dan de symbolen.<br />

Veel graveringen op het LBK sieraardewerk hebben een V-vormige dwarsdoorsnede (fig. 42 en 43). De zijden <strong>van</strong><br />

de ‘V’ maken een hoek <strong>van</strong> ongeveer 90 graden. Dezelfde graveringen komen voor op het <strong>beeldje</strong><br />

Ook zijn er op dit sieraardewerk brede L-vormige graveringen. Net zoals op het <strong>beeldje</strong>. <strong>Een</strong> verschil is wel dat de<br />

brede graveringen op het aardewerk steeds kort zijn. Zie onderstaande figuren 42 en 43.<br />

fig. 42. eigen collectie (Caberg). fig. 43. eigen collectie (Caberg). fig. 28a. (lit.11)<br />

De graveringen <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> lijken ook wel op de graveringen op het Duitse Bandkeramisch <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> fig. 28a.


25 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het niet alleen denkbaar is dat Bandkeramiekers een<br />

figuratieve vuursteenknol zouden graveren. Maar ook, dat de gelijkenis tussen de graveringen op<br />

keramiek uit de LBK en de graveringen op het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> een nieuw argument is voor de<br />

LBK als meest waarschijnlijke datering.<br />

12b. Is het verklaarbaar dat de Kaap te <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> de vindplaats is voor een LBK <strong>beeldje</strong>?<br />

Onderstaand het gebied <strong>van</strong> de LBK (lit. 16). <strong>Een</strong> uitloper hier<strong>van</strong> strekt zich uit over Z-Limburg.<br />

fig. 44<br />

Mag je verwachten dat je een Bandkeramische <strong>beeldje</strong><br />

op de Kaap kan vinden? Er is daar, voor zover bekend,<br />

geen Bandkeramische nederzetting geweest.<br />

In lit. 4 wordt verondersteld dat Bandkeramische<br />

vuursteenontginners en –bewerkers actief zijn geweest<br />

in en rond het huidige Savelsbosch bij Rijckholt/<strong>St</strong>.<br />

<strong>Geertruid</strong>.<br />

In een aantekening uit 1926 wordt gesproken over een<br />

over een plek nabij het Groot Atelier in het Savelsbosch<br />

“waar kleine spaantjes domineren”.<br />

Mogelijk betrof dit een productieplaats uit het vroeg<br />

Neolithicum.<br />

Van het plateau boven het Savelsbosch worden in lit. 4<br />

twee Bandkeramische spitsen vermeld.<br />

Op een akker aan de voet <strong>van</strong> dit hellingbos werden een<br />

Bandkeramische lydiet dissel en twee gepolijste lydiet<br />

afslagen <strong>van</strong> vermoedelijke hetzelfde werktuig<br />

verzameld. Drie andere Bandkeramische dissels zijn op<br />

de Kaap gevonden.<br />

Uit bovenstaande blijkt dat Bandkeramiekers de Kaap en<br />

omgeving bezochten.<br />

Hoe een Bandkeramisch <strong>beeldje</strong> juist op de Kaap terecht is gekomen blijft giswerk. In lit. 16 worden twee situaties<br />

genoemd waarbij <strong>beeldje</strong>s worden begraven. De eerste mogelijkheid is dat zo’n <strong>beeldje</strong> wordt stukgeslagen en<br />

begraven, omdat het de plaats inneemt <strong>van</strong> een mensenoffer. Verondersteld wordt dat dit gold voor het (gebroken)<br />

<strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> Eilsleben (zie par. 11). Dat werd gevonden tezamen met de skeletdelen <strong>van</strong> uiteengereten mensen.<br />

Gespeculeerd wordt dat deze offers jaarlijks plaats vonden op plaatsen waar onverklaarbare natuurfenomen<br />

optraden: b.v een blikseminslag, een aardbeving of overstroming.<br />

Volgens lit. 16 is de tweede mogelijkheid waarbij <strong>beeldje</strong>s (en complete lichamen of lichaamsdelen) werden<br />

begraven, dat offers plaatsvonden waar men de aanwezigheid <strong>van</strong> de onderaardse vruchtbaarheidsgodin<br />

veronderstelde.<br />

Zelf heb ik tijdens het zoeken naar artefacten op de rand <strong>van</strong> het plateau bij Gronsveld wel eens een geologische<br />

orgelpijp gezien. De vorige keer was daar niets <strong>van</strong> te zien, maar nu was er ineens een heel diep rond gat.<br />

Waterbolk vermeldt in lit. 22 de vondst <strong>van</strong> zo’n (weer opgevulde) geologische orgelpijp bij het Groot Atelier in<br />

het Savelsbosch te Rijckholt. Ook op de Kaap kan een geologische orgelpijp zijn ontstaan.<br />

Voor Bandkeramiekers moet zo’n plots zichtbare orgelpijp, een onverklaarbaar natuurfenomeen zijn geweest en<br />

een associatie met een toegang tot de onderwereld ligt voor de hand. Ook de ‘Henkeput’ nabij de Kaap kan vroeger<br />

gezien zijn als een toegang tot de onderwereld.<br />

Bovendien is de Kaap al een <strong>bijzonder</strong>e plek <strong>van</strong>wege het uitzicht op het Maasdal (als de bomen of struiken dit niet<br />

belemmeren). Ook de aanwezigheid <strong>van</strong> vuursteen in de nabijheid maakt de Kaap <strong>bijzonder</strong>. Niet voor niets zijn<br />

daar artefacten uit vrijwel alle perioden te vinden.<br />

Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het denkbaar is dat Bandkeramiekers op de Kaap een<br />

<strong>beeldje</strong> deponeerden.


26 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

12c Is het verklaarbaar dat (fragmenten) <strong>van</strong> een gegraveerde vuursteenknol niet eerder zijn gevonden,<br />

b.v. bij opgravingen <strong>van</strong> LBK nederzettingen?<br />

Voor de geloofwaardigheid <strong>van</strong> de getrokken conclusies bij par. 12a en 12b is het vereist dat ook verklaard kan<br />

worden waarom (fragmenten) <strong>van</strong> een gegraveerde vuursteenknol niet eerder zijn gevonden, b.v. bij opgravingen<br />

<strong>van</strong> LBK nederzettingen.<br />

Dit is voor Amkreutz een reden voor twijfel. Hij stelt: ‘vrijwel alle figuratieve beeldvorming uit de LBK is<br />

vervaardigd op keramiek (aardewerk en figurines). Dit wil niet zeggen dat er geen stenen exemplaren kunnen zijn<br />

geweest, maar die hadden we dan ook wel in nederzettingen willen zien’.<br />

Onderstaand mijn mogelijke verklaringen.<br />

In midden Europa zijn 160 fragmenten <strong>van</strong> Bandkeramische mensafbeeldingen gevonden (lit. 16). Ze zijn alle <strong>van</strong><br />

keramiek. Geen enkele is <strong>van</strong> steen of vuursteen.<br />

<strong>St</strong>enen (marmeren) mensafbeeldingen uit het vroeg Neolithicum komen wel voor op de Balkan, maar zijn daar veel<br />

zeldzamer dan keramische <strong>beeldje</strong>s. Relatieve zeldzaamheid <strong>van</strong> stenen <strong>beeldje</strong>s ligt in het gebied <strong>van</strong> de LBK nog<br />

meer voor de hand, omdat hier een goede beeldhouwsteen zoals marmer ontbreekt en <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong> een alternatief<br />

materiaal zoals mergel in een zure bodem vergaan.<br />

Het ontbreken <strong>van</strong> fragmenten <strong>van</strong> stenen <strong>beeldje</strong>s bij de 160 gevonden fragmenten wil ook niet zeggen dat er in<br />

midden Europa geen stenen <strong>beeldje</strong>s werden gemaakt. Onderstaand een illustratie daar<strong>van</strong>.<br />

<strong>St</strong>el dat hier op elke 100 keramische <strong>beeldje</strong>s één stenen <strong>beeldje</strong> werd gemaakt en bewaard zou blijven. Zou je dat<br />

dan terug vinden in de verzameling <strong>van</strong> 160 fragmenten? Die kans is groot, n.l. 80 %. Maar de kans zo’n <strong>beeldje</strong><br />

niet aan te treffen is 20%, hetgeen allerminst verwaarloosbaar is.<br />

Je kunt dus niet concluderen dat zo’n stenen <strong>beeldje</strong> niet kan hebben bestaan, omdat het nog niet eerder gevonden<br />

werd. Slechts dat stenen <strong>beeldje</strong>s die de tand des tijd konden weerstaan, hier veel minder vaak werden gemaakt<br />

dan keramische <strong>beeldje</strong>s.<br />

Bij het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> gaat het niet om een zelf vormgegeven stenen <strong>beeldje</strong>, maar om een door de natuur<br />

gevormde figuratieve vuursteenknol. Die is slechts bewerkt door hem te graveren. Daardoor zijn er ook nog andere<br />

verklaringen waarom zo’n <strong>beeldje</strong> of fragmenten er <strong>van</strong>, niet eerder zijn gevonden.<br />

<strong>Een</strong> eerste verklaring kan zijn, dat niet zeker is dat er veel <strong>beeldje</strong>s zijn gemaakt door het graveren <strong>van</strong> een<br />

figuratieve vuursteenknol. Dat graveren is niet moeilijk, maar veel figuratieve vuurstenen waren er wellicht niet.<br />

Ik heb er <strong>van</strong> de Kaap en omgeving maar twee. Maar ik heb er ook nooit naar bewust naar gezocht.<br />

<strong>Een</strong> tweede verklaring kan zijn dat vuursteen slechts in een klein gedeelte <strong>van</strong> het LBK gebied voorkomt.<br />

Voor zover ik weet alleen in Nederland, België en het Duitse gebied rond Aken. Juist uit dat gebied zijn (mij) geen<br />

vondsten <strong>van</strong> fragmenten <strong>van</strong> keramische LBK <strong>beeldje</strong>s bekend. Waarschijnlijk waren hier dus niet veel keramiek<br />

<strong>beeldje</strong>s in de nederzettingen. Wellicht waren hier dan ook niet veel vuursteen <strong>beeldje</strong>s.<br />

In het LBK gebied waar wel fragmenten <strong>van</strong> keramische <strong>beeldje</strong>s zijn gevonden, komt zover ik weet geen<br />

vuursteen voor. Hier is het dus ook niet <strong>bijzonder</strong> dat er geen fragmenten <strong>van</strong> vuursteen <strong>beeldje</strong>s zijn aangetroffen.<br />

Tot slot nog een laatste reden waarom het niet vreemd is dat er geen fragmenten <strong>van</strong> vuursteen <strong>beeldje</strong>s in de<br />

nederzettingen zijn aangetroffen. Als men niet bedacht is op het bestaan <strong>van</strong> figuratieve vuursteenknollen met<br />

graveringen, is de kans heel groot dat een fragment <strong>van</strong> een vuursteen met graveringen, zelfs als er nog een<br />

herkenbaar symbool op staat, niet herkend wordt. En als een enkeling daar toch een stuk <strong>van</strong> een ongewoon <strong>beeldje</strong><br />

in zou zien, zouden er talloze collega’s zijn om hem te overtuigen dat hij het verkeerd ziet. De geschiedenis <strong>van</strong> de<br />

steentijdarcheologie getuigt steeds weer opnieuw <strong>van</strong> de enorme weerstand <strong>van</strong> de gevestigde orde der archeologen<br />

tegen nieuwe ontdekkingen.


CONCLUSIES DEEL II: De meest waarschijnlijke datering.<br />

27 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Proeven met graveren in de cortex <strong>van</strong> vuursteen en in kalksteen, leverden geen aanwijzingen op voor een<br />

datering. Er was geen kenmerkend verschil tussen de graveringen gemaakt met ijzer, vuursteen en been.<br />

De graveringen <strong>van</strong> de vuursteencortex en de vuursteen(cortex) zelf, tonen verwering/ontkalking,<br />

verkleuring/patina en afzettingen <strong>van</strong> mangaan. <strong>Een</strong> datering <strong>van</strong> de graveringen in het Neolithicum is een<br />

reële mogelijkheid. Er zijn geen aanwijzingen voor een veel oudere datering of een datering in historische<br />

tijden. Helaas blijft er te veel onzekerheid om duidelijker conclusies te kunnen trekken, mede door mijn<br />

gebrekkige kennis op dit gebied.<br />

Parallellen met andere <strong>beeldje</strong>s en symbolen bestrijken gezamenlijk een Neolithische periode <strong>van</strong> 5500-3000 v.<br />

Chr. Kijkt men alleen naar de parallellen in het gebied Nederland, Duitsland en België, dan volgt daaruit als<br />

eenduidige datering de Lineaire Bandkeramiek (LBK): 5500-4900 v. Chr.<br />

De Lineaire Bandkeramiek (LBK) is dus de meest waarschijnlijke datering voor het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />

<strong>Een</strong> kritische beschouwing <strong>van</strong> de datering LBK ondersteunt deze datering.<br />

Is het voorstelbaar dat Bandkeramiekers een figuratieve vuursteenknol graveerden?<br />

De graveringen op het <strong>beeldje</strong> konden in niet ontkalkte cortex <strong>van</strong> een vuursteenknol gemakkelijk worden<br />

gemaakt. Er kan bijvoorbeeld gegraveerd zijn met een benen kammetje dat primair werd gebruikt voor het<br />

versieren <strong>van</strong> Bandkeramisch aardewerk. Het is dus zeker denkbaar dat Bandkeramiekers de kleine stap<br />

maakten <strong>van</strong> het veelvuldig graveren <strong>van</strong> aardewerk naar het (incidenteel?) graveren <strong>van</strong> een figuratieve<br />

vuursteenknol. De symbolen op het <strong>beeldje</strong> komen trouwens ook voor op LBK aardewerk.<br />

De graveringen op het <strong>beeldje</strong> hebben dezelfde V- en L-vormige dwarsdoorsneden als graveringen op het<br />

Bandkeramisch sieraardewerk. De gelijkenis tussen de graveringen op keramiek uit de LBK en de graveringen<br />

op het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> geeft een nieuw argument voor de LBK als meest waarschijnlijke datering.<br />

De Kaap als vindplaats voor een Bandkeramisch <strong>beeldje</strong> is voorstelbaar, gezien de vondsten <strong>van</strong><br />

Bandkeramische dissels. In lit. 4 wordt verondersteld dat Bandkeramische vuursteenontginners en –bewerkers<br />

actief zijn geweest in en rond het huidige Savelsbosch.<br />

In lit. 16 worden twee situaties genoemd waarbij <strong>beeldje</strong>s worden begraven. Eén daar<strong>van</strong>, waarbij <strong>beeldje</strong>s en<br />

complete lichamen of lichaamsdelen werden begraven, is dat offers plaatsvonden op plaatsen waar men de<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> de onderaardse vruchtbaarheidsgodin veronderstelde.<br />

Het is voorstelbaar dat de Kaap zo’n plaats was. Hier kan plotseling een geologische orgelpijp ontstaan. <strong>Een</strong><br />

heel diep rond gat. Voor Bandkeramiekers moet dat een onverklaarbaar natuurfenomeen zijn geweest en een<br />

associatie met een toegang tot de onderwereld ligt voor de hand. Ook de ‘Henkeput’ nabij de Kaap kan vroeger<br />

gezien zijn als een toegang tot de onderwereld.<br />

Bovendien is de Kaap al een <strong>bijzonder</strong>e plek <strong>van</strong>wege het uitzicht op het Maasdal (als de bomen of struiken dit<br />

niet belemmerden). Ook de aanwezigheid <strong>van</strong> vuursteen in de nabijheid maakt de Kaap <strong>bijzonder</strong>. Niet voor<br />

niets zijn daar artefacten uit vrijwel alle perioden te vinden.<br />

Vrijwel alle figuratieve beeldvorming uit de LBK is vervaardigd op keramiek (aardewerk en figurines).<br />

(Vuur)stenen exemplaren zijn nooit gevonden bij de opgravingen <strong>van</strong> nederzettingen. Dat laatste bewijst echter<br />

niet dat er geen vuursteen exemplaren gemaakt zijn. Er kunnen vele verklaringen worden gegeven waarom die<br />

stenen exemplaren nooit gevonden zijn. Die verklaringen betreffen de relatieve zeldzaamheid <strong>van</strong> stenen<br />

<strong>beeldje</strong>s t.o.v. keramische <strong>beeldje</strong>s in het algemeen. De mogelijke zeldzaamheid <strong>van</strong> geschikte figuratieve<br />

vuursteenknollen. Het slechts beperkt voorkomen <strong>van</strong> vuursteen in het LBK gebied. En de geringe kans dat<br />

opgravers een (fragment <strong>van</strong> een) gegraveerde vuursteenknol als een <strong>beeldje</strong> zouden herkennen en erkennen.


28 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Kritische beschouwing en discussie met het RMO n.a.v. de meest waarschijnlijke datering.<br />

Amkreutz stelt onderstaande.<br />

‘Doordat een indicatie <strong>van</strong> de datering gebaseerd is op parallellen, blijf ik toch benadrukken dat het ontbreken <strong>van</strong><br />

een context en <strong>van</strong> een duidelijke parallelle vondst in context (naar mijn mening dan) hier een eenduidige<br />

interpretatie in de weg staat. Dat vraagstuk gaat u naar mijn mening in onze e-mail wisseling ook steeds uit de weg,<br />

maar het is nu juist waar we in de archeologie onze zingeving en interpretatie op baseren. Tenzij er dus duidelijke<br />

parallellen <strong>van</strong> een dergelijk object (dus niet een tri-line of een V-symbool, maar een vuursteenknolletje met<br />

dergelijke groefjes) in bandkeramische context worden gevonden, kunnen we het niet als zodanig duiden (dat<br />

bedoel ik dus met eenduidige parallellen uit een controleerbare context). Bij mijn weten zijn die er niet en is het<br />

bekende corpus aan ideologische uitingen grotendeels beperkt tot aardewerk, idolen <strong>van</strong> gebakken klei en<br />

organische vondsten. De parallellen die u noemt en aanhaalt zijn niet formeel overtuigend naar mijn mening, maar<br />

gebruikt u vooral <strong>van</strong>wege het voorkomen <strong>van</strong> een kenmerk. Dit is misschien allemaal geen argument tegen, maar<br />

het verhindert wel een eenduidige toekenning aan’.<br />

In voorgaande opmerkingen <strong>van</strong> Amkreutz kan ik mij goed vinden. En in onderstaande conclusies kunnen wij ons<br />

beiden wel vinden.<br />

Datering is mogelijk indien je zoekt naar de meest waarschijnlijke datering gezien vergelijkbare kenmerken op<br />

gedateerde objecten. Datering is niet mogelijk indien je wil vergelijken met soortgelijke objecten die vroeger in een<br />

controleerbare context zijn gevonden.<br />

Anders geformuleerd: voor de datering <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>.<strong>Geertruid</strong> is de Lineaire Bandkeramiek de meest<br />

waarschijnlijke periode. <strong>Een</strong> zekere datering is niet mogelijk, omdat een soortgelijk object niet eerder in<br />

controleerbare context is gevonden.<br />

Helaas betekent voorgaande niet dat we het nu geheel eens zijn. Daarvoor bestaat er bij Amkreutz te veel twijfel:<br />

‘Vrijwel alle figuratieve beeldvorming uit de LBK is vervaardigd op keramiek (aardewerk en figurines). Dit wil<br />

niet zeggen dat er geen stenen exemplaren kunnen zijn geweest, maar die hadden we dan ook wel in nederzettingen<br />

willen zien’.<br />

Naar aanleiding <strong>van</strong> deze kritische opmerking heb ik in paragraaf 12c al mijn visie daarop gegeven en deze<br />

vermeld bij de conclusies op de vorige bladzijde.


DEEL III: Slotparagrafen.<br />

29 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Par. 13. Is het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een Vogelgodin?<br />

Marija Gimbutas heeft als archeologe bij opgravingen in Europa veel belangrijke vondsten gedaan. Daardoor is de<br />

kennis <strong>van</strong> het vroeg Neolithicum <strong>van</strong> Europa (“Old Europe”) sterk toegenomen.<br />

Zij vond honderden <strong>beeldje</strong>s en andere voorwerpen, waarop soms tekens waren ingekrast die volgens haar een<br />

nieuw beeldschrift vormden. Die <strong>beeldje</strong>s verdeelde zij op grond <strong>van</strong> de uiterlijk kenmerken in een beperkt aantal<br />

groepen. Eén groep mensafbeeldingen werd geselecteerd op basis <strong>van</strong> vogelkenmerken: de <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong><br />

“Vogelgodinnen”. <strong>Een</strong> zeer stringente definiëring <strong>van</strong> die vogelkenmerken hanteerde ze daarbij niet. Volgens lit. 5<br />

is de Vogelgodin zowel vrouw als vogel en het best herkenbaar aan haar snavelvormige neus of masker met<br />

snavelachtige neus. Ze heeft vaak een kroon of kapsel en een V-vormige ketting.<br />

In lit. 7 zegt zij daarover: de Vogelgodin verschijnt vaak als een vogel met een snavel of puntige neus, een lange<br />

nek en borsten die soms overdreven worden, vleugels of vleugelachtige ledematen, en een naar achter uitstekend<br />

zitvlak zoals bij een eend, zwaan of ei. Ze heeft vaak geen mond, soms een kapsel of kroon en zit gewoonlijk<br />

rechtop, hoewel haar bovenlichaam soms ook wel voorovergebogen is als bij een vogel. Meanders en chevrons zijn<br />

haar symbolen en worden gebruikt om haar lichaam en de voorwerpen die met haar worden geassocieerd te<br />

versieren. Meervoudige chevrons en het “snavel en oog” symbool zijn typerende versieringen op vazen die aan<br />

haar zijn gewijd. Voorts noemt Gimbutas ook parallelle of zigzag lijnen, en het aantal drie (tri-line) als haar<br />

symbolen.<br />

Nieuw (althans voor mij) was dat Gimbutas in haar publicaties trachtte het geloof <strong>van</strong> de mensen in de prehistorie<br />

te beschrijven, tezamen met de godinnen en goden en de rol die deze godheden daarbij vervulden. Daarvoor maakte<br />

ze niet alleen gebruik <strong>van</strong> het gevonden archeologisch materiaal, maar ook <strong>van</strong> wat bekend is <strong>van</strong> latere goden en<br />

godinnen. Andere bronnen die ze gebruikte, waren mythen en bijgeloof.<br />

Ik vond het heel boeiend om daar kennis <strong>van</strong> te nemen. Dit ging duidelijk een niveau hoger dan de beschrijving <strong>van</strong><br />

de materiële cultuur en de obligate vruchtbaarheidsgodin, waartoe publicaties zich voordien beperkten. Door aan te<br />

sluiten op mythen en bijgeloof, kreeg het ook iets dat heel herkenbaar was. Bovendien vind ik het geloof in<br />

wedergeboorte dat zij beredeneerde, veel logischer en geloofwaardiger dan het geloof in een vruchtbaarheidsgodin.<br />

Het leek of je in de ziel kon kijken <strong>van</strong> de <strong>prehistorisch</strong>e mens. Geen wonder dat haar boeken gretig aftrek vonden<br />

bij een breed publiek.<br />

Maar er was ook een keerzijde. Beschouwingen over het geloof in de prehistorie zijn zeer speculatief en zij ging<br />

hierin wel heel erg ver. Zonder aan te geven welke aanwijzingen of bewijzen zij hiervoor had. En zonder te wijzen<br />

op het speculatieve karakter <strong>van</strong> haar visie. In haar ogen waren alle <strong>beeldje</strong>s die ze vond goden- of<br />

godinnen<strong>beeldje</strong>s.<br />

Ze schetste bovendien een zeer idyllische beeld <strong>van</strong> de samenlevingen in Old Europe: geen oorlog maar vrede,<br />

gelijkwaardigheid <strong>van</strong> man en vrouw, een leidende rol voor de vrouwen bij de religie en bij veel andere zaken.<br />

Het is inmiddels wel duidelijk dat zij haar eigen Utopia projecteerde in haar visie op de samenlevingen <strong>van</strong> Old<br />

Europe. Haar collega archeologen roemden haar om haar succes bij opgravingen, haar kennis en werklust en<br />

leefden met haar mee in haar strijd tegen haar dodelijke ziekte. Maar ze kreeg <strong>van</strong> hen weinig bijval voor haar<br />

interpretaties. Toen er bewijsmateriaal kwam dat haar visie op de vreedzame samenleving niet klopte en er<br />

aanwijzingen waren dat <strong>prehistorisch</strong>e <strong>beeldje</strong>s lang niet altijd goden en godinnen uitbeelden, haastten veel<br />

collega’s zich om aan te sluiten bij de kritiek die op haar werd geleverd. In literatuur 19 worden maar liefst 20<br />

collega’s geciteerd, die allen een vernietigende kritiek op haar visies uiten.<br />

Maar misschien is e.e.a. wel te ver doorgeschoten. Op zichzelf is speculatie ook in de wetenschap niet verwerpelijk.<br />

Theorieën en stellingen kunnen heel nuttig zijn en kunnen worden ver<strong>van</strong>gen of bijgesteld als ze niet blijken te<br />

kloppen. Maar na Gimbutas lijkt het wel of elke speculatie over het <strong>prehistorisch</strong> geloof uit den boze is en het<br />

woord Vogelgodin niet meer kan worden uitgesproken, zonder jezelf in diskrediet te brengen.<br />

Het feit blijft bestaan, dat meerdere <strong>beeldje</strong>s uit het vroeg Neolithicum <strong>van</strong> de Balkan vogelkenmerken hebben.<br />

En dat sommige <strong>van</strong> die <strong>beeldje</strong>s een zittende figuur weergeven die wellicht op een troon zit.<br />

Het lijkt mij dus gerechtvaardigd om daarin een afbeelding <strong>van</strong> een Vogelgodin te vooronderstellen. En als dat<br />

juist is, mag je die veronderstelling ook maken bij kleinere, eenvoudiger <strong>beeldje</strong>s met vogelkenmerken.<br />

Onderstaand een voorbeeld <strong>van</strong> zo’n eenvoudig <strong>beeldje</strong>. Symbolen die in de visie <strong>van</strong> Gimbutas aangeven dat het<br />

een vogelgodin is ontbreken, maar je kunt wel stellen dat in dit geval “the signature is written all over it”.<br />

De eenvoudige vormgeving is vergelijkbaar met de eenvoudige vorm <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.


30 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

fig. 45. Vogelgodin Anza II, Macedonia. C. 5800 BC. fig. 3. Beeldje <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />

Wat betreft het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>: de V-symbolen en de tri-line daarop, de zittende figuur en het spitse<br />

gezicht (vergelijk fig. 3 met fig. 45) sluiten naadloos aan bij <strong>beeldje</strong>s die Gimbutas aanduidt als een Vogelgodin.<br />

Zonder de interpretaties <strong>van</strong> Gimbutas over de functie <strong>van</strong> die godin over te nemen, is het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong><br />

voor mij daarom ook een Vogelgodin. Voor wie het wil zien staat haar naam er in symboolschrift drie keer op.<br />

Op het hart, op de hals en op het achterhoofd: “Ik ben de Vogelgodin”.<br />

.<br />

Par. 14. Wenselijk vervolgonderzoek.<br />

Eventueel vervolgonderzoek kan de twijfels die er bestaan verkleinen of wegnemen.<br />

Het lijkt mij vrij eenvoudig de resterende twijfels weg te nemen bij de vraag: is het een <strong>beeldje</strong>?<br />

Ik denk daarbij primair aan verificatie <strong>van</strong> de kansberekeningen door een statisticus. En aan het sporenonderzoek<br />

dat het RMO als noodzakelijkheid ziet.<br />

Verder onderzoek zal geen zekere datering opleveren, omdat het <strong>beeldje</strong> niet gevonden is in een controleerbare<br />

context. Maar mogelijk wel meer zekerheid geven ten aanzien <strong>van</strong> de meest waarschijnlijke datering: de Lineaire<br />

Bandkeramiek (LBK). Het is mij niet duidelijk of er objectieve criteria bestaan om op grond <strong>van</strong> de verwering en<br />

andere tekenen <strong>van</strong> een langdurig verblijf in de lössbodem, te kunnen concluderen of de graveringen al dan niet<br />

<strong>prehistorisch</strong> zijn. Bij sommige andere vondsten wordt dit wel eens gesuggereerd, maar erg zeker lijkt mij dit niet.<br />

Of verder onderzoek gewenst is hangt primair af <strong>van</strong> het doel dat je wilt bereiken en hoe je op een goede manier<br />

wilt omgaan met de twijfels die niet door aanvullend onderzoek kunnen worden weggenomen.<br />

Voor dat laatste is het interessant allereerst te bekijken hoe men bij de erkende Nederlandse kunstuitingen uit de<br />

steentijd vroeger met twijfels is omgegaan. Daaruit zal ook blijken dat twijfels bij <strong>bijzonder</strong>e vondsten eerder regel<br />

dan uitzondering zijn.<br />

14a: De twijfels bij de bekendste kunstuitingen uit de steentijd.<br />

De bekendste kunstuitingen uit de Nederlandse steentijd zijn: de klopsteen <strong>van</strong> Linne; het mannetje <strong>van</strong><br />

Willemstad; de danseres <strong>van</strong> Geldrop en de danser <strong>van</strong> Wanssum.<br />

<strong>Een</strong> inventarisatie <strong>van</strong> de twijfels bij deze stukken lijkt eenvoudig uitvoerbaar, maar was toch moeilijker dan<br />

gedacht, omdat ik voor geen <strong>van</strong> deze museumstukken een onderzoeksrapport heb kunnen vinden. Er zijn slechts<br />

beperkte beschrijvingen, meestal in tijdschriften. Welk onderzoek naar de vondsten is gedaan, is daaruit niet met<br />

zekerheid af te leiden.<br />

Voor de inventarisatie heb ik aangenomen dat in alle gevallen minimaal een beoordeling door een deskundige<br />

autoriteit heeft plaats gevonden, waarbij is vastgesteld dat de verwering en bodemafzettingen wijzen op een grote<br />

ouderdom en dat er waarschijnlijk ook sprake is <strong>van</strong> oude graveringen of andere bewerkingen.


Foto: Lit. 18. h = 9 cm<br />

Foto: Lit. 14. h = 12,5 cm<br />

31 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

De klopsteen <strong>van</strong> Linne wordt beschreven in lit. 21.<br />

In deze kwartsiet is de oudste tekening <strong>van</strong> Nederland gegraveerd.<br />

De steen is tijdens een opgraving gevonden. Helaas niet in de opgraving zelf, maar in<br />

de bouwvoor er boven. Daar<strong>van</strong> getuigen de ploegsporen die dit object heeft. Er zijn<br />

goede argumenten om te veronderstellen dat deze klopsteen deel uitmaakt <strong>van</strong> de<br />

verzameling artefacten die onder de bouwvoor is opgegraven.<br />

Bij de klopsteen <strong>van</strong> Linne is ook gezocht naar parallellen voor de tekening. Uit de<br />

Deurnese Peel kent men een brok grofkorrelige zandsteen, waarop een klein stukje <strong>van</strong><br />

een gravering is te zien die enige gelijkenis vertoont met de driehoek <strong>van</strong> Linne. De<br />

afbeelding is echter in een andere techniek aangebracht.<br />

De klopsteen <strong>van</strong> Linne voldoet vrijwel aan de eisen die Amkreutz stelt voor een<br />

(vrijwel) zeker datering.<br />

Het mannetje <strong>van</strong> Willemstad wordt kort beschreven in lit. 14 en lit. 18.<br />

Dit <strong>beeldje</strong> werd gevonden bij de bouw <strong>van</strong> de Volkeraksluizen.<br />

Het lag in een dunne veenlaag op – 8 m NAP.<br />

De vondst werd niet gedaan in controleerbare context.<br />

Hoewel de ouderdom <strong>van</strong> het hout is gedateerd met radiokoolstof en overeenkomt<br />

met de bekende ouderdom <strong>van</strong> de veenlaag, vermeldt lit. 18 toch: ‘het is zeer<br />

uitzonderlijk, dat houten voorwerpen <strong>van</strong> zo hoge ouderdom bewaard zijn<br />

gebleven. Er is daarom ernstig mee rekening gehouden dat het voorwerp een<br />

modern maaksel zou kunnen zijn.<br />

Toch zijn er geen dwingende argumenten om de echtheid in twijfel te trekken’.<br />

Voor de voorstelling <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> waren er ook nauwelijks parallellen.<br />

Volgens lit. 14 zouden er uit NW-Europa nu meer menselijke afbeeldingen<br />

bekend zijn, zodat het <strong>beeldje</strong> niet meer een unicum is.<br />

Bij de danser <strong>van</strong> Wanssum zijn er bizarre vondstomstandigheden.<br />

Dit artefact werd gevonden in een papieren zak in de kelders <strong>van</strong> het gemeentehuis <strong>van</strong> Venray. Archeoloog<br />

Verhart veronderstelt in lit. 20 ‘dat het in de jaren zestig door amateurarcheologen <strong>van</strong> een akker bij Wanssum<br />

moet zijn opgeraapt. Ze hadden er toen niets <strong>bijzonder</strong>s aan opgemerkt. Het was gewoon in een zak gestopt en<br />

opgeslagen in de kelder <strong>van</strong> het gemeentehuis’. Wat de onbekende vinder als reden kan hebben gehad om een<br />

kiezelsteen, waarop hij blijkbaar niets <strong>bijzonder</strong>s zag , toch <strong>van</strong> een akker op te rapen en op te bergen in een<br />

gemeentehuis wordt niet vermeld.<br />

Foto: lit. 14. h = 3 cm<br />

Hoe men de danser <strong>van</strong> Wanssum heeft kunnen dateren is mij uit de publicaties<br />

ook niet duidelijk geworden. De vondst is niet gedaan in een controleerbare<br />

context. Er is zelfs geen vinder en exacte vondstlocatie bekend.<br />

Ook zijn er in Europa ook geen goede parallellen voor deze afbeelding.<br />

De danseres <strong>van</strong> Geldrop is wel een parallel omdat dit een ook een dynamische<br />

beeltenis is, zelfs met dezelfde kleding. Maar deze vondst voldoet al evenmin<br />

aan de eis voor een zekere datering. Bovendien was er bij die vondst <strong>van</strong>af het<br />

begin twijfel aan de authenticiteit en wordt hij door de archeologen 1000 jaar<br />

jonger gedateerd.


Foto: www.cultuurwijzer.nl. h=7,5cm<br />

32 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

De danseres <strong>van</strong> Geldrop is afgebeeld op een retouchoir (klopsteen) en wordt<br />

het eerst beschreven in lit.3 door A.Bohmers en A.M.Wouters. De vondst is<br />

gedaan door amateurarcheologen die in opdracht <strong>van</strong> Bohmers een zoeksleuf<br />

groeven, met als doel mesolithische en palaeolithische vindplaatsen op te<br />

sporen. Omdat hierbij geen wetenschappelijk toezicht was, wordt dit niet<br />

gezien als een controleerbare context.<br />

Vanaf het begin was er bij deze vondst twijfel of het geen vervalsing is.<br />

Verhart beschrijft die twijfel bij de archeologen in lit. 20 : ‘Het steentje met de<br />

gravure is op dat moment een volkomen unieke vondst, die geen enkele<br />

parallel kent in de omringende landen. Zo uniek zelfs, dat de leider <strong>van</strong> de<br />

opgraving (Bohmers) een onderzoek naar de authenticiteit uitvoert. Zijn<br />

conclusie luidt dat het om een echt stuk moet gaan.<br />

In het midden <strong>van</strong> de jaren zeventig ontstaat over de vondst twijfel. Het feit<br />

dat het steentje zonder wetenschappelijk toezicht is gevonden en het volkomen<br />

unieke karakter <strong>van</strong> de vondst leiden tot het vermoeden dat de ‘danseres <strong>van</strong><br />

Geldrop’ een vervalsing is’.<br />

Naar aanleiding <strong>van</strong> de vondst <strong>van</strong> de danser <strong>van</strong> Wanssum vervolgt Verhart: ‘Bij de vraag of de danseres <strong>van</strong><br />

Geldrop nu vals of echt is, was steeds een <strong>van</strong> de belangrijkste argumenten dat de vondst zo uniek was. Door de<br />

vondst <strong>van</strong> de ‘danser <strong>van</strong> Wanssum’ kan de discussie over de authenticiteit worden gesloten. Dat de tijd zal leren,<br />

blijkt ook hier op te gaan’. Het lijkt mij een te snelle conclusie omdat de onzekerheden bij de danser <strong>van</strong> Wanssum<br />

feitelijk groter zijn dan de danseres <strong>van</strong> Geldrop.<br />

Bohmers zelf was in zijn artikel niet zo overtuigd <strong>van</strong> de authenticiteit. Hoewel deskundigen verwering zien die<br />

past bij de mogelijke ouderdom en ook uitvoerig onderzoek met ultraviolette en infrarode stralen geen enkel<br />

negatief resultaat oplevert, eindigt Bohmers zijn publicatie toch met de opmerking: ‘Ik ben mij echter ten zeerste<br />

bewust, dat dit alles tezamen genomen niet een exact bewijs vóór de authenticiteit oplevert. Maar bij hoeveel<br />

bekende paleolithische kunstvoorwerpen is dit wel het geval? Men kan zich altijd een geraffineerde vervalser<br />

voorstellen, die met moderne chemische en mechanische methoden iets dergelijks zou kunnen voortbrengen.<br />

Daarbij komt nog, dat vóór het ontdekken <strong>van</strong> dit voorwerp, een retouchoir een in Nederland geheel en in het<br />

buitenland een vrijwel onbekend artefact was. Gebruikmakend <strong>van</strong> het beschikbare feitenmateriaal acht ik het niet<br />

verantwoord en niet in het belang <strong>van</strong> de publiciteit, het voorwerp als een mogelijke mystificatie ongepubliceerd in<br />

het magazijn op te bergen, ondanks het feit, dat ik niet in staat ben een absoluut bewijs voor de echtheid te leveren’.<br />

Ik wil bij de danseres <strong>van</strong> Geldrop ook enkele persoonlijke kanttekeningen maken. De vondst wordt gedateerd in<br />

de tijd <strong>van</strong> de rendierjagers (de Ahrensburgcultuur) . Rendierjagers waren er begin twintigste eeuw nog steeds in<br />

Noord-Siberië. Daar zijn foto’s <strong>van</strong>. Mensen die gehuld in dikke vachten, in de ijzige koude poseren voor een tent,<br />

die lijkt op de tekening op de klopsteen <strong>van</strong> Linne. In Nederland was in de tijd <strong>van</strong> de Ahrensburgcultuur ook ijzig<br />

koud. Ik kan me daarom moeilijk voorstellen dat een vrouw <strong>van</strong> deze rendierjagers slechts gehuld in een<br />

lendendoekje en versieringen bij elleboog en knie een uitbundige dans uitvoert. Het lijkt me ook niet voor de hand<br />

liggen dat deze rendierjagers het lendendoekje als kledingstuk kenden en gebruikten. Die zelfde twijfel heb ik bij<br />

de danser <strong>van</strong> Wanssum, die ook een lendendoekje draagt. Ik zou zoiets eerder verwachten in een warm land.<br />

Vandaar dat ik ook even gezocht heb naar parallellen in Noord Afrika (lit. 12) . Voor de afbeelding <strong>van</strong> de danseres<br />

<strong>van</strong> Geldrop zijn daar goede parallellen. Ik wil daar niet mee zeggen dat de danseres <strong>van</strong> Geldrop dus een<br />

vindplaatsvervalsing is. Maar op grond <strong>van</strong> uitsluitend de parallellen, kun je die mogelijkheid ook niet uitsluiten.<br />

Op de volgende bladzijde zijn links en in het midden Noord Afrikaanse rotsschilderingen weergegeven.<br />

Het betreft neolithische schilderingen uit Ti-n-Tazarift in de Sahara. De figuur midden op de bladzijde lijkt te<br />

dansen. Ze draagt een soortgelijk lendendoekje als de danseres <strong>van</strong> Geldrop. Versieringen bij de elleboog en de<br />

knie, zoals bij de danseres <strong>van</strong> Geldrop, zijn op de schilderingen ook te zien. Zelfs houdingen komen overeen:<br />

de uitzwaaiende rechter borst die bij de Danseres <strong>van</strong> Geldrop niet erg realistisch is weergegeven en de buiging <strong>van</strong><br />

de armen. Opvallend bij de rotsschilderingen zijn ook de hoofdtooien. Of er bij de danseres <strong>van</strong> Geldrop ook een<br />

hoofdtooi was, zal wel niet meer zijn na te gaan. De gravering lijkt hier door de klopsporen geheel verdwenen.


33 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Voor de volledigheid geef ik rechts op de bladzijde ook een plaatje <strong>van</strong> de parallel die Bohmers en Wouters in hun<br />

publicatie noemen. Ik citeer lit. 3: ‘<strong>Een</strong> met de retouchoir <strong>van</strong> Geldrop te vergelijken voorwerp is dat <strong>van</strong> de<br />

vindplaats La Madeleine in Périgord. Hierop bevinden zich een man en een vrouw in extatische houding en in<br />

overeenkomende stijl die met overeenkomende lijnen is uitgevoerd’.<br />

Ik moet aannemen dat gedoeld werd op het voorwerp dat ik hier toon. Dit is afkomstig <strong>van</strong> de vindplaats La<br />

Madeleine en heeft een afbeelding <strong>van</strong> een man en een vrouw. Maar de stijl vind ik niet overeenkomen met de<br />

dynamische stijl <strong>van</strong> de danseres <strong>van</strong> Geldrop (en <strong>van</strong> de danser <strong>van</strong> Wanssum)<br />

Neolithische rotstekeningen uit Ti-n-Tazarift. Lit. 12. Vondst uit La Madeleine. Lit. 10<br />

Samenvattend kan geconcludeerd worden dat strikt genomen geen <strong>van</strong> de vier museumstukken voldoet aan de eis<br />

die Amkreutz stelt voor een zekere datering: een soortgelijk object (of het object zelf) moet in controleerbare<br />

context zijn gevonden. Maar de klopsteen <strong>van</strong> Linne komt dicht in de buurt en zou aan die eis hebben voldaan als<br />

hij in de opgraving zelf was gevonden en niet in de bouwvoor daar boven. Er zijn goede argumenten om te<br />

veronderstellen dat deze klopsteen deel uitmaakt <strong>van</strong> de verzameling artefacten die onder de bouwvoor is<br />

opgegraven.<br />

Bij de overige drie museumstukken is er geen zekere datering, omdat ze niet zijn gevonden in een controleerbare<br />

context. Er waren ook nog andere onzekerheden, waardoor er twijfel was t.a.v. de authenticiteit . Toch was dit geen<br />

reden de vondsten als een mogelijke mystificaties verder te negeren. Zo mogelijk werd onderzoek gedaan om meer<br />

zekerheid te krijgen over de authenticiteit. Ze werden daarna ondergebracht bij musea.<br />

Het bestaan <strong>van</strong> twijfel wil immers niet zeggen dat daarmee vaststaat de het beschouwde stuk niet behoort tot het<br />

Nederlands erfgoed. Men kan twijfel aan de authenticiteit door het ontbreken <strong>van</strong> goede parallellen, ook verklaren<br />

<strong>van</strong>uit de mogelijkheid dat het beschouwde stuk al in de steentijd redelijk zeldzaam was. In dat geval kan het door<br />

zijn unieke karakter, cultuurhistorisch een waardevol stuk zijn, dat voor Nederland behouden moet blijven,<br />

Daarbij past een goede en duurzame conservatie.<br />

Dat deze handelswijze verstandig is illustreert het mannetje <strong>van</strong> Willemstad. Voor de voorstelling <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong><br />

waren er aan<strong>van</strong>kelijk nauwelijks parallellen. Nu zijn er uit NW-Europa meer menselijke afbeeldingen bekend zijn,<br />

zodat het <strong>beeldje</strong> niet meer een unicum is.


34 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

14b: Verder onderzoek naar het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />

Of verder onderzoek gewenst is hangt primair af <strong>van</strong> het doel dat je wilt bereiken.<br />

Voor mij was het doel in eerste instantie te (laten) onderzoeken of ik een steentijd<strong>beeldje</strong> heb gevonden. Dat doel is<br />

bereikt: voor mij is bewezen dat er graveringen op de vuursteenknol staan en dat het dus een <strong>beeldje</strong> is. Ook is er<br />

een eenduidige, meest waarschijnlijke datering: de Lineaire Bankkeramiek.<br />

Verder onderzoek is uit dat oogpunt niet nodig. Verificatie <strong>van</strong> de kansberekeningen en <strong>van</strong> de aannamen en<br />

waarnemingen die ik heb gedaan, lijkt mij een goede zaak. Maar is voor het gestelde doel geen noodzaak.<br />

Mijn tweede doel is het vinden <strong>van</strong> erkenning dat het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> naar alle waarschijnlijkheid een<br />

steentijd<strong>beeldje</strong> is, dat als Nederlands erfgoed behouden moet blijven. Dat is maar ten dele gelukt. Het RMO erkent<br />

wel dat de meest waarschijnlijke datering voor het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> de Lineaire Bankkeramiek is, maar<br />

zegt ook dat het ultieme bewijs dat het een <strong>beeldje</strong> is, nog niet is geleverd.<br />

Men wijst kansberekeningen principieel af als middel om te kunnen bewijzen dat de symbolen gegraveerd zijn.<br />

Hoe klein ook, er bestaat altijd een kans op toeval. Het RMO wil de absolute zekerheid en verwacht die zekerheid<br />

<strong>van</strong> gebruikssporenonderzoek. Extra zekerheid met behulp <strong>van</strong> dit onderzoek lijkt eenvoudig te leveren. Ware het<br />

niet dat Amkreutz (RMO) weinig ziet in verder onderzoek. Gebruikssporenanalyse kan volgens hem mogelijk iets<br />

zeggen over de maakwijze <strong>van</strong> de sporen en misschien iets over de ouderdom, maar kan niets veranderen aan het<br />

feit dat zulk onderzoek geen zekere datering zal opleveren. Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is immers niet gevonden<br />

in een controleerbare context. De waarde <strong>van</strong> vervolgonderzoek vindt het RMO daarom te gering.<br />

Ik kan niet ontkennen dat verder onderzoek geen zekere datering op zal leveren, maar de conclusie die het RMO<br />

daaruit trekt begrijp ik niet. Het ontbreken <strong>van</strong> een zekere datering is bij de bekende Nederlandse kunstuitingen uit<br />

de steentijd eerder regel dan uitzondering. Maar dat was in het verleden nooit een reden om af te zien <strong>van</strong> verder<br />

onderzoek. Het ontbreken <strong>van</strong> een zekere datering wil immers niet zeggen dat daarmee vaststaat dat het<br />

beschouwde stuk niet behoort tot belangrijk Nederlands erfgoed. Om dan toch maar weer zelf onderzoek te (laten)<br />

doen, omdat niemand anders het doet, lijkt mij echter weinig zinvol.<br />

De animo om zelf verder onderzoek te doen is ook niet groot omdat mij nooit duidelijk is geworden welke<br />

(overheids)instanties verantwoordelijk zijn voor een goede zorg voor het Nederlands mobiel steentijderfgoed en of<br />

er t.a.v. die zorg een landelijk beleid bestaat. Het is mij dus ook niet duidelijk wie, behalve het RMO, eventueel<br />

verder onderzoek zou kunnen of moeten doen.<br />

Hoewel de naam dit wel suggereert, blijkt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed die taak: een goede zorg voor<br />

het Nederlands mobiel steentijderfgoed, niet uit te voeren. Deze dienst richt zich vooral op het behoud <strong>van</strong><br />

rijksmonumenten.<br />

De missie <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor Oudheden is: een divers publiek op een inspirerende, hoogwaardige en<br />

actieve wijze in contact brengen met culturen <strong>van</strong> de oudheid en hun rele<strong>van</strong>tie voor onze tijd. Die missie sluit niet<br />

naadloos aan bij de zorg voor ons mobiel steentijderfgoed, maar in de praktijk zijn er gelukkig wel overlappingen.<br />

Er zal dus geen verder onderzoek naar het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> worden uitgevoerd. De publicatie <strong>van</strong> dit<br />

rapport kan hopelijk ook voorkomen dat het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> als een mystificatie onbekend blijft en op<br />

termijn voor het Nederlands erfgoed verloren gaat.<br />

Wellicht dat het na de publicatie interessant is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te vragen of er een<br />

landelijk beleid bestaat t.a.v. de zorg voor het Nederlandse mobiele steentijderfgoed en hoe de taakverdeling is.<br />

Om mij vervolgens nog eens af te vragen hoe verder te gaan. Nog altijd ‘de Koninklijke weg’ of uiteindelijk toch<br />

maar een begaanbaarder pad?


35 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Par. 15. Samenvatting.<br />

Begin negentiger jaren vond ik op de Kaap bij <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> een kleine vuursteenknol (hoogte 6,5 cm) met in de<br />

cortex groeven die mij opzettelijk gemaakt leken. De vorm <strong>van</strong> die vuursteen deed mij denken aan een ‘zittend<br />

persoon’. Dat was ook de reden om de knol op te rapen en mee te nemen.<br />

In die tijd waren er heftige discussies tussen amateur- en beroepsarcheologen over de z.g. “figuurstenen”.<br />

De amateurarcheologen claimden vele vuursteenknollen en -afslagen te hebben gevonden, die in de prehistorie<br />

opzettelijk bewerkt waren om er een figuur of <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> te maken.<br />

De beroepsarcheologen zagen in geen enkele <strong>van</strong> die vondsten intentionele bewerking. Voor hen waren het daarom<br />

geen figuren of <strong>beeldje</strong>s. Er was toen weinig kans <strong>van</strong> slagen, om als zoveelste in de rij de vondst <strong>van</strong> een<br />

<strong>prehistorisch</strong> <strong>beeldje</strong> aan te melden.<br />

Toen ik in 2007 vijfenzestig jaar werd, vond ik het tijd worden om alsnog serieuze aandacht voor mijn vondst te<br />

vragen. <strong>Een</strong>s moest het er toch <strong>van</strong> komen. Bovendien had ik toen net de boeken <strong>van</strong> Marija Gimbutas gelezen over<br />

de goden en godinnen <strong>van</strong> <strong>prehistorisch</strong> Europa. In die boeken worden <strong>prehistorisch</strong>e <strong>beeldje</strong>s getoond, met soms<br />

vergelijkbare (eenvoudige) vormen en met identieke graveringen (symbolen) als op mijn vondst.<br />

Ik heb aan<strong>van</strong>kelijk lange tijd gedacht dat ik zou kunnen volstaan met een publicatie waarin ik wees op de<br />

mogelijkheid dat ik een <strong>prehistorisch</strong> <strong>beeldje</strong> had gevonden. En dat b.v de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed<br />

(de RCE) daarna wel onderzoek zou doen. Zo is het echter niet gelopen.<br />

Toen mijn publicatie in het archeologisch tijdschrift Westerheem niet doorging, ben ik zelf maar een<br />

onderzoeksrapport (in plaats <strong>van</strong> een publicatie) gaan schrijven. Het materiaal daarvoor ontstond vrijwel <strong>van</strong>zelf als<br />

weerwoord op de incidentele kritiek <strong>van</strong> de archeologen Op die manier hebben sommige archeologen toch nog een<br />

belangrijke bijdrage geleverd, al was dat niet hun bedoeling.<br />

Tijdens het onderzoek groeide mijn overtuiging dat er gegraveerde symbolen op de beschouwde figuratieve<br />

vuursteenknol staan en groeide ook mijn ambitie daarvoor het bewijs te leveren.<br />

Nadat in 2011 een leesbaar concept rapport gereed was gekomen, kwam de kentering. <strong>Een</strong> steentijdarcheoloog was<br />

bereid het rapport zorgvuldig te lezen en leverde zinvol commentaar. Bovendien bleek toen ook overleg mogelijk<br />

met de conservator prehistorie Nederland <strong>van</strong> het RMO (Amkreutz). Waarvoor dank. Belangrijk, omdat het RMO<br />

een vooraanstaande rol heeft bij de zorg voor mobiel erfgoed <strong>van</strong> Nederland.<br />

Na een onwennige start werd duidelijkheid over welke hoofdzaken we het wel en niet eens waren.<br />

Ik heb geprobeerd de opmerkingen en visie <strong>van</strong> het RMO zo goed mogelijk in mijn rapport weer te geven en e.e.a.<br />

naast mijn bevindingen te plaatsen, zodat de lezer zelf een goed oordeel kan vormen.<br />

Uit het onderzoek blijkt dat gesproken mag worden <strong>van</strong> een ‘<strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>’ Op grond <strong>van</strong> proeven en<br />

parallellen voor bepaalde kenmerken, kon ook de meest waarschijnlijke datering worden bepaald: de Lineaire<br />

Bandkeramiek (5500-4900 v. Chr.).<br />

Daarmee lijkt het te gaan om een voor Nederland uniek <strong>beeldje</strong>, waar men speculatief een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een<br />

Vogelgodin in kan zien. Zover ik weet is uit Nederland slechts één steentijd<strong>beeldje</strong> bekend en erkend door de<br />

archeologen. Uit het gehele gebied <strong>van</strong> de Lineaire Bandkeramiek (LBK) kent men wel meerdere fragmenten <strong>van</strong><br />

LBK <strong>beeldje</strong>s, maar geen enkel compleet <strong>beeldje</strong>. En tenslotte is er, voor zover bekend, nooit eerder een figuratieve<br />

vuursteenknol met graveringen gevonden. Wellicht is dat ook de voornaamste reden dat veel archeologen er zo<br />

afstandelijk op reageerden.


36 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Er zijn dus meerdere redenen om dit rapport te schrijven en te publiceren op website www.<strong>beeldje</strong>stgeertruid.nl :<br />

De publicatie betreft een voor Nederland uniek <strong>beeldje</strong>, waar men speculatief een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een Vogelgodin<br />

in kan zien, met als meest waarschijnlijke datering de Lineaire Bandkeramiek (5500-4900 v. Chr.).<br />

De publicatie heeft daarom nieuwswaarde..<br />

De publicatie is <strong>van</strong> belang om anderen attent te maken op het bestaan <strong>van</strong> <strong>beeldje</strong>s die gemaakt zijn door het<br />

graveren in de cortex <strong>van</strong> een figuratieve vuursteenknol.<br />

De publicatie kan bevorderen dat ook archeologen of archeologische diensten alsnog verder onderzoek doen.<br />

De publicatie is nodig om te voorkomen dat een vondst als deze in de vergetelheid raakt en voor het<br />

Nederlands erfgoed verloren gaat.<br />

Ik heb de publicatie tevens benut om de door mij gevonden parallellen tussen de afbeelding <strong>van</strong> de ‘danseres <strong>van</strong><br />

Geldrop’ (een erkende kunstuiting uit de steentijd <strong>van</strong> Nederland) en rotsschilderingen uit Noord Afrika te tonen.<br />

Zie rapport, paragraaf 14.<br />

Deel I <strong>van</strong> dit rapport gaat over de vraag: is het een <strong>beeldje</strong>?<br />

Acht groeven op de vuursteenknol, voldoen aan de kenmerken voor graveringen gemaakt door schrapen.<br />

Aangezien deze kenmerken ook gelden voor toevallige schraapsporen (b.v. schampsporen <strong>van</strong> een ploeg of<br />

<strong>prehistorisch</strong>e mijnwerkershak), kunnen deze acht groeven daadwerkelijk graveringen zijn, maar ook toevallige<br />

schampsporen en krassen. Nadere beschouwing <strong>van</strong> genoemde acht groeven is dus nodig.<br />

Twee vragen staan daarbij centraal.<br />

Ten eerste: : vormen die acht groeven een opzettelijke (antropogene) tekening?<br />

Ten tweede: gaat het om graveringen of om schampsporen en krassen?<br />

Er zijn meerdere aanwijzingen dat het gaat om een opzettelijke tekening en niet om toevallige figuren.<br />

Het is opmerkelijk dat de acht groeven tezamen drie symbolen vormen.<br />

- De drie lange groeven op borst en middel vormen samen een liggend V-symbool.<br />

- Drie korte groeven op de hals vormen tezamen een z.g. tri-line symbool,<br />

dat bekend is <strong>van</strong> andere archeologische vondsten.<br />

- Twee korte groeven op het achterhoofd vormen samen een staand V-symbool.<br />

Ook de plaats en de oriëntatie <strong>van</strong> de beschouwde symbolen en groeven duiden op opzet.<br />

- De drie symbolen staan op <strong>bijzonder</strong>e plaatsen: op de linker borst / het hart, op de hals en op het<br />

achterhoofd.<br />

- De tri-line is symmetrisch en volgt de richting <strong>van</strong> de hals.<br />

- Het V-symbool op het achterhoofd volgt globaal de richting <strong>van</strong> het hoofd.<br />

- De bovenste groeve <strong>van</strong> de liggende V op de borst kromt zich ook iets rond de hals <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong>.<br />

- De onderste groeve <strong>van</strong> de liggende V heeft een richting die exact ligt tussen de richting <strong>van</strong> bovenste<br />

groeve en de richting <strong>van</strong> de groeve die de bovenkant <strong>van</strong> een rok kan aanduiden.<br />

- Het feit dat laatstgenoemde groeve gezien kan worden als de bovenkant <strong>van</strong> een rok duidt ook meer op<br />

opzet dan op toeval.<br />

De mate waarin er sprake kan zijn <strong>van</strong> opzet in plaats <strong>van</strong> toeval, kan voor deze symbolen met kansberekeningen<br />

worden gekwantificeerd.<br />

Uit kansberekeningen blijkt dat de kans dat uit acht toevallige groeven drie symbolen worden gevormd<br />

verwaarloosbaar klein is. Kleiner of gelijk aan ca. 1 : 20 miljard.<br />

Indien in de kansberekeningen mee wordt genomen dat die toevallige groeven tevens alle schraapsporen<br />

moeten zijn die voldoen aan de criteria voor graveringen gemaakt door schrapen, wordt bovengenoemde kans<br />

nog een stuk kleiner, n.l. kleiner of gelijk aan ca. 1 : 500 miljard.


37 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Uit de kansberekeningen blijkt dat de kans op antropogene oorsprong <strong>van</strong> de symbolen vele tientallen miljarden<br />

malen groter is dan de kans op toeval. Er kan daarom met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden<br />

geconcludeerd dat de beschouwde symbolen opzettelijk door graveren zijn aangebracht en dat er dus sprake is <strong>van</strong><br />

een <strong>beeldje</strong>.<br />

Die conclusie wordt bevestigd door het feit dat de acht beschouwde groeven alle met slechts één werktuig gemaakt<br />

kunnen worden. Als deze groeven toevallige schampsporen i.p.v. graveringen zouden zijn, is de kans daarop klein.<br />

Ook de harmonie tussen de graveringen en de vorm <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> bevestigt die mening.<br />

Tenslotte is er ook nog het technisch bewijs dat de bovenste groef <strong>van</strong> het liggend V-symbool op de borst en de<br />

groef die de bovenkant <strong>van</strong> een rok kan aanduiden beide geen schampspoor <strong>van</strong> een ploeg of hak kunnen zijn.<br />

En last but not least is er technisch bewijs dat de punt <strong>van</strong> de liggende V gegraveerd moet zijn.<br />

Amkreutz (RMO) geeft bij bovenstaande conclusies als zijn mening dat statistiek een hulpmiddel is om de kans op<br />

een antropogene herkomst te duiden. Daarover verschillen we niet <strong>van</strong> mening. Hij voegt hier aan toe dat statistiek<br />

dit niet kan bewijzen , maar dat daarvoor gebruikssporenonderzoek nodig is. Dit door middel <strong>van</strong> reproduceerbare<br />

experimenten, die microscopisch steeds dezelfde sporen nalaten.<br />

Het verschil <strong>van</strong> mening is wat mij betreft nogal academisch.<br />

Voor mij is de kans dat de symbolen toevallig zijn gevormd zo klein dat hij in praktijk verwaarloosd kan worden.<br />

Dus is het voor mij een gegeven dat ik erop kan vertrouwen dat de symbolen antropogeen zijn. Die mening wordt<br />

nog eens versterkt door het technisch bewijs en wordt daarmee een zekerheid.<br />

Voorts denk ik dat gebruikssporenonderzoek geen grotere (wel extra) zekerheid op kan leveren. <strong>Een</strong> probleem<br />

daarbij lijkt mij dat graveringen die men nu maakt, verschillen <strong>van</strong> graveringen uit de steentijd, als gevolg <strong>van</strong><br />

erosie en andere bodemprocessen. Ik heb dus meer vertrouwen in statistiek dan in gebruikssporenonderzoek.<br />

Voor Amkreutz geldt het omgekeerde. Dat uit de kansberekeningen blijkt dat de kans op antropogene oorsprong<br />

<strong>van</strong> de symbolen vele tientallen miljarden malen groter is dan de kans op toeval, vindt hij niet voldoende.<br />

Hij heeft meer vertrouwen in gebruikssporenonderzoek dan in statistiek en wil de absolute zekerheid die hij<br />

verwacht <strong>van</strong> gebruikssporenonderzoek.<br />

In deel II <strong>van</strong> dit rapport betreft het bepalen <strong>van</strong> de meest waarschijnlijke datering.<br />

Zekerheid over de datering <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> kan niet worden gegeven. Volgens de eisen die<br />

Amkreutz <strong>van</strong> het RMO hieraan stelt, is het voor een zekere datering nodig dat een vuursteenknol met vergelijkbare<br />

groeven in een controleerbare context wordt gevonden. Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is echter een<br />

oppervlaktevondst <strong>van</strong> een locatie waar uit vrijwel alle perioden <strong>van</strong> steentijd artefacten zijn gevonden.<br />

Het is echter wel mogelijk om op basis <strong>van</strong> proeven en parallellen voor bepaalde kenmerken de meest<br />

waarschijnlijke datering te bepalen.<br />

De graveringen <strong>van</strong> de vuursteencortex en de vuursteen(cortex) zelf, tonen verwering/ontkalking,<br />

verkleuring/patina en afzettingen <strong>van</strong> mangaan. <strong>Een</strong> datering <strong>van</strong> de graveringen in het Neolithicum is een reële<br />

mogelijkheid. Er zijn geen aanwijzingen voor een veel oudere datering of een datering in historische tijden.<br />

<strong>Een</strong> nauwkeuriger datering is mogelijk op grond <strong>van</strong> parallellen met gedateerde objecten uit de verschillende<br />

perioden. Onderstaand een overzicht <strong>van</strong> de gevonden parallellen met de datering er <strong>van</strong>:<br />

Beeldjes <strong>van</strong> een zittend persoon met gegraveerde V (of chevron) en/of tri-line:<br />

Vinca cultuur, voormalig Joegoslavië: 4500 v. Chr.<br />

en LBK, Duitsland: 5500-5200 v. Chr.<br />

Beeldjes <strong>van</strong> een (mogelijk) staand persoon met gegraveerde V (of chevron) en/of tri-line.<br />

Karanova cultuur Griekenland: 4.800-4000 v. Chr.<br />

Dimini cultuur, Thessaly : Vroeg 5 e millennium v. Chr.<br />

Vinca cultuur, Joegoslavië: 5400-4300 v. Chr.<br />

en LBK Duitsland: vroeg LBK: 5500-5200 v. Chr.<br />

V-symbolen en tri-line’s op andere objecten dan <strong>beeldje</strong>s:<br />

Op versierd aardewerk uit o.a. de LBK komen deze symbolen veel voor:<br />

Datering LBK in midden Europa: 5500-4900 v. Chr.<br />

Beelden waar<strong>van</strong> de vorm natuurlijk is, waarop symbolen zijn aangebracht:<br />

Dit zijn de menhirs met symbolen uit west Europa.<br />

Menhirs met symbolen heb ik niet kunnen vinden in Nederland, België en Duitsland.<br />

Datering Neolithicum west Europa: ouder dan 3000 v. Chr.


38 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

De gevonden parallellen verwijzen alle naar een Neolithische ouderdom tussen 5500 en 3000 v. Chr. Er is geen<br />

enkele parallel die naar een andere periode verwijst. Kijkt men alleen naar de parallellen in het gebied Nederland,<br />

Duitsland en België, dan volgt daaruit als eenduidige datering de Lineaire Bandkeramiek (LBK): 5500-4900 v.<br />

Chr. De Lineaire Bandkeramiek (LBK) is dus de meest waarschijnlijke datering voor het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />

Mede omdat ik voor een figuratieve vuursteenknol met graveringen geen parallellen heb kunnen vinden en<br />

omdat er op de Kaap te <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>, voor zover bekend geen Bandkeramische nederzetting is geweest,<br />

is kritisch bekeken of de LBK als meest waarschijnlijke datering niet strijdig is met deze of andere feiten.<br />

Is het voorstelbaar dat Bandkeramiekers een figuratieve vuursteenknol graveerden?<br />

De graveringen op het <strong>beeldje</strong> konden in niet ontkalkte cortex <strong>van</strong> een vuursteenknol gemakkelijk worden gemaakt.<br />

Er kan bijvoorbeeld gegraveerd zijn met een benen kammetje dat primair werd gebruikt voor het versieren <strong>van</strong><br />

Bandkeramisch aardewerk. Het is dus zeker denkbaar dat Bandkeramiekers de kleine stap maakten <strong>van</strong> het<br />

veelvuldig graveren <strong>van</strong> aardewerk naar het (incidenteel?) graveren <strong>van</strong> een figuratieve vuursteenknol.<br />

De symbolen op het <strong>beeldje</strong> komen trouwens ook voor op LBK aardewerk.<br />

De graveringen met V- en L-vormige dwarsdoorsneden op het <strong>beeldje</strong> komen eveneens voor op Bandkeramisch<br />

sieraardewerk. De gelijkenis tussen de graveringen op keramiek uit de LBK en de graveringen op het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> geeft dus een nieuw argument voor de LBK als meest waarschijnlijke datering.<br />

De Kaap als vindplaats voor een Bandkeramisch <strong>beeldje</strong> is ook voorstelbaar, gezien de vondsten <strong>van</strong><br />

Bandkeramische dissels. In lit. 4 wordt verondersteld dat Bandkeramische vuursteenontginners en –bewerkers<br />

actief zijn geweest in en rond het huidige Savelsbosch nabij Rijckholt/<strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />

In lit. 16 worden twee situaties genoemd waarbij <strong>beeldje</strong>s worden begraven. Eén daar<strong>van</strong>, waarbij <strong>beeldje</strong>s en<br />

complete lichamen of lichaamsdelen werden begraven, is dat offers plaatsvonden op plaatsen waar men de<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> de onderaardse vruchtbaarheidsgodin veronderstelde. Het is voorstelbaar dat de Kaap zo’n plaats<br />

was. Bijvoorbeeld omdat hier geologische orgelpijpen voorkomen. Plotseling kan hier een heel diep rond gat<br />

ontstaan. Voor Bandkeramiekers moet zo’n gebeurtenis een onverklaarbaar natuurfenomeen zijn geweest en een<br />

associatie met een toegang tot de onderwereld ligt voor de hand.<br />

Ook de ‘Henkeput’ nabij de Kaap kan vroeger gezien zijn als een toegang tot de onderwereld.<br />

Amkreutz (RMO) stelt als kritische kanttekening bij deel II <strong>van</strong> dit rapport: ‘ Vrijwel alle figuratieve beeldvorming<br />

uit de LBK is vervaardigd op keramiek (aardewerk en figurines). Dit wil niet zeggen dat er geen stenen exemplaren<br />

kunnen zijn geweest, maar die hadden we dan ook wel in nederzettingen willen zien’<br />

Bij het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> gaat het niet om een zelf vormgegeven <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> b.v. marmer, maar om een<br />

figuratieve vuursteenknol die gegraveerd is. Er kunnen meerdere verklaringen worden gegeven waarom<br />

(vuur)stenen <strong>beeldje</strong>s nooit zijn gevonden in Bandkeramische nederzettingen. Die verklaringen betreffen de<br />

relatieve zeldzaamheid <strong>van</strong> stenen <strong>beeldje</strong>s t.o.v. keramische <strong>beeldje</strong>s in het algemeen. De mogelijke zeldzaamheid<br />

<strong>van</strong> geschikte figuratieve vuursteenknollen. Het slechts beperkt voorkomen <strong>van</strong> vuursteen in het LBK gebied.<br />

En de geringe kans dat opgravers een gegraveerde vuursteenknol als een <strong>beeldje</strong> zouden herkennen en erkennen.<br />

Voorts stelt Amkreutz onderstaande.<br />

‘Doordat een indicatie <strong>van</strong> de datering gebaseerd is op parallellen, blijf ik toch benadrukken dat het ontbreken <strong>van</strong><br />

een context en <strong>van</strong> een duidelijke parallelle vondst in context (naar mijn mening dan) hier een eenduidige<br />

interpretatie in de weg staat. Dat vraagstuk gaat u naar mijn mening in onze e-mail wisseling ook steeds uit de weg,<br />

maar het is nu juist waar we in de archeologie onze zingeving en interpretatie op baseren. Tenzij er dus duidelijke<br />

parallellen <strong>van</strong> een dergelijk object (dus niet een tri-line of een V-symbool, maar een vuursteenknolletje met<br />

dergelijke groefjes) in bandkeramische context worden gevonden, kunnen we het niet als zodanig duiden (dat<br />

bedoel ik dus met eenduidige parallellen uit een controleerbare context). Bij mijn weten zijn die er niet en is het<br />

bekende corpus aan ideologische uitingen grotendeels beperkt tot aardewerk, idolen <strong>van</strong> gebakken klei en<br />

organische vondsten. De parallellen die u noemt en aanhaalt zijn niet formeel overtuigend naar mijn mening, maar<br />

gebruikt u vooral <strong>van</strong>wege het voorkomen <strong>van</strong> een kenmerk. Dit is misschien allemaal geen argument tegen, maar<br />

het verhindert wel een eenduidige toekenning aan’.<br />

In voorgaande opmerkingen <strong>van</strong> Amkreutz kan ik mij goed vinden. En in onderstaande conclusies kunnen wij ons<br />

beiden wel vinden.<br />

Datering is mogelijk indien je zoekt naar de meest waarschijnlijke datering gezien vergelijkbare kenmerken op<br />

gedateerde objecten. Datering is niet mogelijk indien je wil vergelijken met soortgelijke objecten die vroeger in een<br />

controleerbare context zijn gevonden.


39 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Anders geformuleerd: voor de datering <strong>van</strong> het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>.<strong>Geertruid</strong> is de Lineaire Bandkeramiek de meest<br />

waarschijnlijke periode. <strong>Een</strong> zekere datering is niet mogelijk, omdat een soortgelijk object niet eerder in<br />

controleerbare context is gevonden.<br />

Deel III <strong>van</strong> het rapport betreft de slotparagrafen.<br />

Is het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> een <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> een Vogelgodin?<br />

Marija Gimbutas heeft als archeologe bij opgravingen in Europa veel belangrijke vondsten gedaan. Zij vond<br />

honderden <strong>beeldje</strong>s en andere voorwerpen, waarop soms tekens waren ingekrast die volgens haar een nieuw<br />

beeldschrift vormden. Die <strong>beeldje</strong>s verdeelde zij op grond <strong>van</strong> de uiterlijk kenmerken in een beperkt aantal<br />

groepen. Eén groep mensafbeeldingen werd geselecteerd op basis <strong>van</strong> vogelkenmerken: de <strong>beeldje</strong>s <strong>van</strong><br />

“Vogelgodinnen”. Volgens haar is de Vogelgodin zowel vrouw als vogel. Ze wordt regelmatig afgebeeld als een<br />

tronende godin (lit. 5). Op haar <strong>beeldje</strong>s uit het vroeg Neolithicum <strong>van</strong> de Balkan komen vaak symbolen voor,<br />

waaronder de V-symbolen en het tri-line symbool die ook voorkomen op het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong>.<br />

Gimbutas is tegenwoordig bij de archeologen zeer omstreden <strong>van</strong>wege haar vergaande speculaties.<br />

Haar idee dat al de door haar gevonden <strong>beeldje</strong>s goden en godinnen voorstellen is achterhaald.<br />

Desondanks blijft het feit bestaan, dat meerdere <strong>beeldje</strong>s uit het vroeg Neolithicum <strong>van</strong> de Balkan vogelkenmerken<br />

hebben. En dat sommige <strong>van</strong> die <strong>beeldje</strong>s een zittende figuur weergeven die wellicht op een troon zit. Het lijkt mij<br />

dus gerechtvaardigd om daarin een afbeelding <strong>van</strong> een Vogelgodin te vooronderstellen.<br />

Zonder de interpretaties <strong>van</strong> Gimbutas over de functie <strong>van</strong> die godin over te nemen, is het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong><br />

voor mij daarom ook een Vogelgodin. Voor wie het wil zien staat haar naam er in symboolschrift drie keer op.<br />

Op het hart, op de hals en op het achterhoofd: “Ik ben de Vogelgodin”.<br />

Of verder onderzoek gewenst is, hangt af <strong>van</strong> het doel dat je wilt bereiken.<br />

Voor mij was het doel in eerste instantie te (laten) onderzoeken of ik een steentijd<strong>beeldje</strong> heb gevonden .<br />

Dat doel is bereikt: voor mij is bewezen dat er graveringen op de vuursteenknol staan en dat het dus een <strong>beeldje</strong> is.<br />

Ook is er een eenduidige, meest waarschijnlijke datering: de Lineaire Bankkeramiek.<br />

Verder onderzoek is uit dat oogpunt niet nodig. Verificatie <strong>van</strong> de kansberekeningen en <strong>van</strong> de aannamen en<br />

waarnemingen die ik heb gedaan, lijkt mij een goede zaak. Maar is voor het gestelde doel geen noodzaak.<br />

Mijn tweede doel is het vinden <strong>van</strong> erkenning dat het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> naar alle waarschijnlijkheid een<br />

steentijd<strong>beeldje</strong> is, dat als Nederlands erfgoed behouden moet blijven. Dat is maar ten dele gelukt. Het RMO erkent<br />

wel dat de meest waarschijnlijke datering voor het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> de Lineaire Bankkeramiek is, maar<br />

zegt ook dat het ultieme bewijs dat het een <strong>beeldje</strong> is, nog niet is geleverd.<br />

Men wijst kansberekeningen principieel af als middel om te kunnen bewijzen dat de symbolen gegraveerd zijn.<br />

Hoe klein ook, er bestaat altijd een kans op toeval.<br />

Het RMO wil de absolute zekerheid en verwacht die zekerheid <strong>van</strong> gebruikssporenonderzoek. Extra zekerheid met<br />

behulp <strong>van</strong> dit onderzoek lijkt eenvoudig te leveren. Ware het niet dat Amkreutz (RMO) weinig ziet in verder<br />

onderzoek. Gebruikssporenanalyse kan volgens hem mogelijk iets zeggen over de maakwijze <strong>van</strong> de sporen en<br />

misschien iets over de ouderdom, maar kan niets veranderen aan het feit dat zulk onderzoek geen zekere datering<br />

zal opleveren. Het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> is immers niet gevonden in een controleerbare context. De waarde <strong>van</strong><br />

vervolgonderzoek vindt het RMO daarom te gering.<br />

Ik kan niet ontkennen dat verder onderzoek geen zekere datering op zal leveren, maar de conclusie die het RMO<br />

daaruit trekt begrijp ik niet. Het ontbreken <strong>van</strong> een zekere datering is bij de bekende Nederlandse kunstuitingen uit<br />

de steentijd eerder regel dan uitzondering. Maar dat was in het verleden nooit een reden om af te zien <strong>van</strong> verder<br />

onderzoek. Het ontbreken <strong>van</strong> een zekere datering wil immers niet zeggen dat daarmee vaststaat dat het<br />

beschouwde stuk niet behoort tot belangrijk Nederlands erfgoed. Om dan toch maar weer zelf onderzoek te (laten)<br />

doen, omdat niemand anders het doet, lijkt mij echter weinig zinvol.<br />

De animo om zelf verder onderzoek te doen, is ook niet groot omdat mij nooit duidelijk is geworden welke<br />

(overheids)instanties verantwoordelijk zijn voor een goede zorg voor het Nederlands mobiel steentijderfgoed en of<br />

er t.a.v. die zorg een landelijk beleid bestaat. Het is mij dus ook niet duidelijk wie, behalve het RMO, eventueel<br />

verder onderzoek zou kunnen of moeten doen.<br />

Hoewel de naam dit wel suggereert, blijkt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed die taak: een goede zorg voor<br />

het Nederlands mobiel steentijderfgoed, niet uit te voeren. Deze dienst richt zich vooral op het behoud <strong>van</strong><br />

rijksmonumenten.<br />

De missie <strong>van</strong> het Rijksmuseum voor Oudheden is: een divers publiek op een inspirerende, hoogwaardige en<br />

actieve wijze in contact brengen met culturen <strong>van</strong> de oudheid en hun rele<strong>van</strong>tie voor onze tijd. Die missie sluit niet<br />

naadloos aan bij de zorg voor ons mobiel steentijderfgoed, maar in de praktijk zijn er gelukkig wel overlappingen.


40 gecorrigeerde versie februari 2012<br />

Er zal dus geen verder onderzoek naar het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> worden uitgevoerd. De publicatie <strong>van</strong> dit<br />

rapport kan hopelijk ook voorkomen dat het <strong>beeldje</strong> <strong>van</strong> <strong>St</strong>. <strong>Geertruid</strong> als een mystificatie onbekend blijft en op<br />

termijn voor het Nederlands erfgoed verloren gaat.<br />

Wellicht dat het na de publicatie interessant is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te vragen of er een<br />

landelijk beleid bestaat t.a.v. de zorg voor het Nederlandse mobiele steentijderfgoed en hoe de taakverdeling is.<br />

Om mij vervolgens nog eens af te vragen hoe verder te gaan. Nog altijd ‘de Koninklijke weg’ of uiteindelijk toch<br />

maar een begaanbaarder pad?<br />

Literatuur.<br />

1. Bender. B. 1986. The Archeology of Brittany, Normandy and the Channel Islands.<br />

2. Bloemers. J.H.F. e.a. 1981. Verleden Land. Archeologische opgravingen in Nederland.<br />

3. Bohmers. A. en Wouters. A.M. 1962. Belangrijke vondsten <strong>van</strong> de Ahrensburgcultuur in de gemeente Geldrop.<br />

4. Brounen, F.T.S. en Peeters. H., 2000/2001. Vroeg-Neolithische vuursteenwinning en –bewerking in<br />

de Banholtergrubbe (Banholt, gem. Margraten). Archeologie 10.<br />

5. Gimbutas. M. 1982, herdruk 1989. The Goddesses and Gods of Old Europe.<br />

6. Gimbutas. M. 1989, herdruk 2006. The Language of the Goddess.<br />

7. Gimbuta. M. 1991. The civilization of the Goddess.<br />

8. Internet http://steine-scherben.org/thema4a.htm 2011. Maasfeuerstein.<br />

9. Internet http://www.angelfire.com/me/ij/adonisNL.html 2011. De Adonis <strong>van</strong> Zschernitz.<br />

10. Jelinek. J. 1974. De grote encyclopedie <strong>van</strong> de mens in de oertijd.<br />

11. Laet, De S.J. 1979. Prehistorische kulturen in het zuiden der lage landen.<br />

12. Lhote. Henri. 1958. De rotstekeningen in de Sahara.<br />

13. Louwe Kooijmans. L.P. 1988. Limburg – vuursteenland. De Maasgouw 107.<br />

14. Museumkennis (internet 2011): Het mannetje <strong>van</strong> Willemstad.<br />

15. Museumkennis (internet 2011): Vondsten in Nederland.<br />

16. Probst. Ernst e.a. 1999. Deutschland in der <strong>St</strong>einzeit. Die Jungsteinzeit in Deutschland.<br />

17. Roux, le C. 1985. GAVRINIS et les îles du Morbihan,<br />

Les mégalithes du golfe. Guides Archeologiques de la France.<br />

18. Rijksmuseum <strong>van</strong> Oudheden. 1981.<br />

19. Sheaffer. Robert. 1992. Some Critiques of the Feminist/New Age “Goddess” Claims.<br />

On Marija Gimbutas “Idyllic Goddess” Theories.<br />

20. Verhart. Leo. 1990. List en bedrog.<br />

21. Verhart. Leo. E.a. 1998. De oudste tekening <strong>van</strong> Limburg. <strong>Een</strong> gravering uit een Federmessen-vindplaats bij<br />

Linne. Archeologie in Limburg 75.<br />

22. Waterbolk. H.T., 1994. Opgravingen in het vuursteenmijnbouwgebied <strong>van</strong> Rijckholt-<strong>St</strong>.<strong>Geertruid</strong>,<br />

Zuid-Limburg. Archeologie in Limburg 61.<br />

23. Wijk, I <strong>van</strong> en Meurkens L. 2008. Tussen Graetheide en Heeswater. Nieuw zicht op de Bandkeramische<br />

bewoningsgeschiedenis <strong>van</strong> de Caberg bij Maastricht (NL). Notae Praehistoricae 28-2008: 73-86.<br />

24. Wikipedia (internet) 2011. Bandkeramische cultuur.<br />

25. Wikipedia (internet) 2011. Bandkeramische Kultur.<br />

26. Wouters. Ad. 1991. Lijngraveringen op artefacten <strong>van</strong> de Jongpaleolithische vindplaats “De Fransman”.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!