02.09.2013 Views

Beleidsnota deskundigheid - Abp

Beleidsnota deskundigheid - Abp

Beleidsnota deskundigheid - Abp

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Stichting Pensioenfonds ABP is gevestigd te I4eerlen en ingesebreven in het handeisregister van de Kamer van Koophandel Limburg onder nummer 41074000.<br />

03<br />

m<br />

C,,<br />

C,<br />

I<br />

m<br />

Co<br />

-oa<br />

0<br />

a<br />

Cl)<br />

z<br />

0<br />

a<br />

0 -I<br />

-o<br />

0<br />

In<br />

Cs<br />

0<br />

a<br />

m<br />

Cl)<br />

Cs<br />

0<br />

0<br />

a<br />

I<br />

a<br />

z<br />

C<br />

a a<br />

G)<br />

Im<br />

a<br />

(0<br />

a<br />

r<br />

B<br />

0<br />

C<br />

(0<br />

Cl)<br />

-I<br />

C)<br />

I -I<br />

0<br />

-J<br />

0<br />

C<br />

0<br />

z<br />

G)<br />

-o<br />

mz


1. Inleiding<br />

Uvvvernogenornte1even<br />

Vanwege het feit dat ABP belang hecht aan de <strong>deskundigheid</strong> van zijn bestuur, hanteert ABP sinds 2001<br />

een <strong>deskundigheid</strong>splan bestuurders. Periodiek wordt dit plan herijkt en zonodig geactualiseerd. De laatste<br />

keer vond herijking plaats begin 2008, mede naar aanleiding van de nieuwe Pensioenwet en de<br />

uitgangspunten over <strong>deskundigheid</strong> van bestuurders zoals opgenomen in de principes van de STAr voor<br />

goed pensioenfondsbestuur, en de vertaling daarvan in het Plan van aanpak Deskundigheidsbevordering<br />

van de koepels van Pensioenfondsen uit 2007.<br />

Recent heeft de Pensioenfederatie nieuwe aanbevelingen gedaan over de <strong>deskundigheid</strong> van<br />

pensioenfondsbestuurders. Ook is per 1 januari 2011 de beleidsregel inzake <strong>deskundigheid</strong> van<br />

beleidsbepalers (Beleidsregel <strong>deskundigheid</strong> 2011 van DNB en AFM) in werking getreden. De<br />

aanbevelingen van de Pensioenfederatie geven een groot aantal suggesties cm er voor te zorgen dat<br />

bestuurders van pensioenfondsen <strong>deskundigheid</strong> en competenties bezitten die passen bij hun<br />

verantwoordelijke taak. Het ABP bestuur volgt deze suggesties op, ook omdat zij aansluiten op het<br />

<strong>deskundigheid</strong>sbeleid dat het ABP bestuur sinds een aantal jaren hanteert.<br />

Dit heeft geleid tot een nieuwe herijking van het <strong>deskundigheid</strong>sbeleid van ABP, met als uitkomst dat een<br />

nieuwe beleidsnota <strong>deskundigheid</strong> ABP is opgesteld, waarvan het wettelijk verplichte <strong>deskundigheid</strong>splan<br />

een onderdeel vormt.<br />

In deze beleidsnota zijn opgenomen:<br />

- doelstellingen van het <strong>deskundigheid</strong>sbeleid<br />

- het profiel van het pensioenfonds, voor zover relevant voor de bepaling van de vereiste <strong>deskundigheid</strong><br />

- het profiel voor bestuurders, waarbij aansluiting is gezocht bij de besturingsfilosofie van ABP<br />

- het <strong>deskundigheid</strong>splan<br />

- wettelijk kader voor <strong>deskundigheid</strong> van bestuurders<br />

Bij het opstellen van de beleidsnota is opnieuw gebruik gemaakt van het Plan van Aanpak<br />

Deskundigheidsbevordering van de koepels van Pensioenfondsen uit 2007, met name op het punt van de te<br />

hanteren eindtermen voor <strong>deskundigheid</strong> — ic. cognitieve kennis — en uiteraard ook van de concept<br />

handleiding Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur — meer gericht op de naast<br />

kennis eveneens benodigde competenties in een bestuur — die pnlangs door de Pensioenfederatie aan de<br />

leden is voorgelegd. Daarmee is gewaarborgd dat de <strong>deskundigheid</strong> voldoet aan de daaraan te stellen<br />

(wettelijke) eisen en wordt het eenvoudiger om aansluiting te zoeken bij (bestaande) opleidingsprogramma’s.<br />

2. Doelstelling <strong>deskundigheid</strong>sbeleid ABP<br />

Het <strong>deskundigheid</strong>sbeleid van ABP heeft als doelstelling het zorgdragen voor een <strong>deskundigheid</strong>sniveau van<br />

het bestuur van ABP dat adequaat en verantwoord is in relatie tot de taken en verantwoordelijkheden van<br />

het bestuur.<br />

Daartoe is het volgende bepaald en geregeld:<br />

- de <strong>deskundigheid</strong>sgebieden waarop het bestuur deskundig dient te zijn;<br />

- de deskundigheden en competenties waarover het bestuur als collectief dient te beschikken, ic. het<br />

<strong>deskundigheid</strong>sprofiel van het bestuur als geheel;<br />

- de methodes waarlangs gemeten wordt of het bestuur voldoet aan het gewenste profiel;<br />

- de benoemingsprocedure;<br />

- het bevorderen en waarborgen van de <strong>deskundigheid</strong> en competenties binnen het bestuur (permanente<br />

educatie) en een aanpak voor wegwerken van deficienties en voor het opleiden van nieuwe bestuurders<br />

(incidentele en gerichte educatie).<br />

:<br />

2/19


3. Profiel pensioenfonds<br />

De deskundigheden en competenties waarover het bestuur van ABP dient te beschikken, worden bepaald<br />

aan de hand van het proflel van het fonds. Het <strong>deskundigheid</strong>sniveau dient immers adequaat te zijn voor en<br />

te passen b de verantwoordelijkheden die het bestuur heeft.<br />

Stichting Pensioenfonds ABP is een groot pensioenfonds. ABP voert de pensioenregeling uit voor de<br />

Nederlandse overheid en onderwijs en aanverwante sectoren. ABP heeft 2,6 miljoen deelnemers, bedient<br />

zo’n 4000 werkgevers en beheert een pensioenvermogen van ongeveer 240 miljard Euro.<br />

Het fonds kent als Stichting een bestuur, dat benoemd wordt door sociale partners uit de sectoren die door<br />

ABP bediend worden. De centraes voor overheids- en onderwijspersoneel benoemen zes bestuursleden en<br />

het Verbond Sectorwerkgevers overheid en onderwijs eveneens zes. Het bestuur wordt voorgezeten door<br />

een onafhankelijk voorzitter zonder stemrecht, die door het bestuur wordt benoemd.<br />

De pensioenregeling voor overheid en onderwijs wordt bepaald buiten het fonds door sociale partners in de<br />

Pensioenkamer van de Raad voor het overheidspersoneelsbeleid. ABP voert de regeling uit. De regeling is<br />

te kwalificeren als een DB-regeiing met een ambitie om opbouw en pensioenen jaarlijks te indexeren met de<br />

gemiddelde Ioonontwikkeling bij de bij ABP aangesloten sectoren. De regeling is vastgelegd in het<br />

Pensioenreglement ABP.<br />

ABP besteedt de uitvoering van de pensioenadministratie en het vermogensbeheer uit. ABP gedraagt zich<br />

naar de uitvoeringsorganisatie als een kritische kiant en opdrachtgever. Dat betekent dat de strategische<br />

besluitvorming op het niveau van het bestuur plaatsvindt, dat de mandaten helder zijn, zowel qua reikwijdte<br />

als beperkingen, dat er duidelijke afspraken zijn over escalatie, incidenten en crises en dat in algemene zin<br />

de spelregels over en weer duidelijk zijn. Vanwege de uitbesteding is een goede (risico)monitoring en<br />

evaluatie door ABP noodzakelijk, waarbij waar nodig oak gebruik gemaakt wordt van externe expertise.<br />

De relatie met de uitvoeringsorganisatie is zodanig ingericht dat deze maximale kennis en kunde kan<br />

organ iseren en behouden am echte waarde toe te voegen voor de deelnemers. Daarbij heeft het bestuur<br />

voldoende ‘countervailing power’ richting de uitvoeringsorganisatie waardoor een onafhankelijke<br />

oordeelsvorming en controle gewaarborgd zijn.<br />

Enige afstand tot de uitvoeringsorganisatie en een gecontroleerd vertrouwen zijn noodzakelijk om de<br />

uitvoeringsorganisatie in staat te stellen een professionele organisatie in stand te houden en<br />

verantwoordelijkheid te nemen voor de uit te voeren taken. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van<br />

de mandaten en het beheersen van de operationele risico’s is bij de uitvoeringsorganisatie belegd.<br />

Het bestuur kent commissies, die een beleidsvoorbereidende rol hebben voor het bestuur en het bestuur<br />

adviseren op bepaalde <strong>deskundigheid</strong>sgebieden. De commissies worden gevormd door bestuursleden. Het<br />

betreft de commissie fondsbeleid, de commissie beleggingsbeleid (waarin ook vijf externe leden zitting<br />

hebben), de commissie communicatie en de commissie SLA. Daarnaast heeft het bestuur een Audit<br />

Commissie ingesteld. Taken en bevoegdheden van de Audit Commissie zijn vastgelegd in de statuten van<br />

het fonds en in een reglement. In de Audit Commissie hebben drie externe leden zitting, die tevens in een<br />

onafhankelijke rol het intern toezicht uitoefenen op het bestuur en het fonds.<br />

Het bestuur wordt ondersteund door een bestuursbureau. Het bestuursbureau voert de regie over de<br />

bestuurlijke cyclus, coOrdineert de beleidsvoorbereiding, adviseert het bestuur, stuurt de<br />

uitvoeringsorganisatie aan cf. de gesloten contracten en SLA en monitort de uitvoering.<br />

Het fonds heeft een externe accountant en een externe actuaris aangewezen. Verder heeft het bestuur een<br />

general counsel benoemd. Tenslotte maakt het bestuur regelmatig gebruik van externe expertise, op basis<br />

van een daartoe vastgestelde richtlijn.<br />

De medezeggenschap bij het fonds is geregeld in een deelnemersraad (36 zetels) en een werkgeversraad<br />

(36 zetels). Het fonds legt verantwoording af aan een verantwoordingsorgaan (36 zetels).<br />

Schematisch is het fonds als volgt georganiseerd:<br />

3/19


HPJ 13w vermogen om te<br />

dgger,hp<br />

tComissIe<br />

]:r<br />

Deelnemersraa -<br />

d<br />

-or<br />

9anisatie<br />

4. Vereiste <strong>deskundigheid</strong> bestuur, profielschets bestuur<br />

4.1. Algemene uitgangspunten profiel bestuur, taakomschrijving<br />

Bestuurs<br />

De voorzitter en leden van het Bestuur zijn belast met het besturen van het pensioenfonds. Onder dit<br />

besturen dient alles begrepen te worden dat nodig is cm het pensioenfonds, gezien zijn doelstellingen en<br />

activiteiten, in het maatschappelijk verkeer te doen functioneren. Het besturen is zowel intern gericht door<br />

het feitelijk leiding geven aan het apparaat van het pensioenfonds als extern gericht door<br />

vertegenwoordiging van het fonds bij deelname aan het rechtsverkeer.<br />

De primaire taak van het fondsbestuur is de uitvoering van de pensioenregeling te realiseren vanuit een<br />

multidisciplinair perspectief.<br />

Het fondsbestuur bepaalt het beleid ten aanzien van de uitvoering, de financiering en de communicatie en<br />

beoordeelt de uit te voeren regeling 00k op die aspecten (uitvoerbaarheid, financierbaarheid en<br />

communiceerbaarheid).<br />

Het bestuur moet daarbij “in control” zijn, wat betekent dat het bestuur inzicht heeft in het feitelijke reilen en<br />

zeilen van het fonds, de risico’s die erbij horen en kan bijsturen waar en wanneer dat nodig is.<br />

Belangrijke uitgangspunten daarb zijn een evenwichtige afweging van belangen van alle belanghebbenden<br />

(werkgevers, actieve deelnemers, slapers en gepensioneerden), het organiseren van medezeggenschap,<br />

het afleggen van verantwoording over het gevoerdde beleid en transparantie door heldere communicatie, en<br />

het organiseren van intern toezicht.<br />

Uitgangspunt in de profielschets is een evenwichtige samenstelling binnen het bestuur, waarbij er een goede<br />

verdeling is van kennis, ervaring, vaardigheden en competenties, maatschappefljke inzichten en<br />

persoon lijkheden.<br />

In de profielschets wordt rekening gehouden met het profiel van het fonds. Belangrijke componenten daarin<br />

zijn de omvang van het fonds en het fondsvermogen en de samenstelling van de beleggingsportefeuille, het<br />

feit dat de regeling buiten het fonds wordt bepaald en het gegeven dat de uitvoering van de regeling is<br />

uitbesteed. Daarnaast is relevant dat ABP beschikt over een bestuursbureau van een ten opzichte van de<br />

markt redelijk grote omvang, waarin op alle <strong>deskundigheid</strong>sgebieden capaciteit aanwezig is, met een zwaar<br />

accent op control en risicomanagement.<br />

Gezien de bepalingen in de statuten van het fends over de wijze waarop besluiten van het bestuur tot stand<br />

komen, resp. het feit dat het bestuur als collectief functioneert, dient het Bestuur als geheel te voldoen aan<br />

de noodzakelijk geachte <strong>deskundigheid</strong>seisen. Dat wil zeggen dat niet leder bestuurslid op elk<br />

onderscheiden <strong>deskundigheid</strong>sgebied even deskundig hoeft te zijn of over alle voor het besturen van het<br />

4119


Uw vermogen om te leven<br />

fonds noodzakelijke competenties dient te beschikken. Dat Iaat onverlet dat iedere bestuurder uit oogpunt<br />

van behoorlijke taakvervulling moet instaan voor zijn elgen <strong>deskundigheid</strong>. Bovendien is hij of zij gehouden<br />

erop toe te zien dat zijn of haar medebestuursleden zich naar behoren van hun taak kwijten.<br />

Cm de bestuurdersverantwoordelijkheid te kunnen dragen moet een bestuurslid van het pensioenfonds over<br />

voldoende <strong>deskundigheid</strong> beschikken — dit betreft zowel kennis en ervaring als competenties — om een<br />

volwaardig gesprekspartner te kunnen zijn binnen het bestuur, richting zijn adviseurs en in de representatie<br />

van het fonds.<br />

De bestuurder dient zijn elgen afwegingen te kunnen maken bij het bepalen van een standpunt door het<br />

bestuur.<br />

Bij het bepalen van het profiel en het <strong>deskundigheid</strong>sbeleid dient uiteraard ook rekening te worden<br />

gehouden met het wettelijk kader. De in dit verband relevante bepalingen uit wet- en regelgeving zijn<br />

opgenomen in bijlage 1. bij deze nota.<br />

4.2 Kennis en ervaring<br />

In het plan van aanpak <strong>deskundigheid</strong> bestuurders pensioenfondsen van de koepelorganisaties voor<br />

pensioenfondsen (PAD), zijn eindtermen beschreven voor bestuursleden van pensioenfondsen. Deze<br />

eindtermen zijn opgenomen in bijlage 2. bij deze nota.<br />

De Pensioenfederatie beveelt aan dat alle bestuursleden bij voorkeur bij het moment van benoeming, maar<br />

uiterlijk een half jaar na benoeming voldoen aan <strong>deskundigheid</strong>sniveau 1. Dit niveau omvat kennis van en<br />

inzicht in de in de eindtermen benoemde begrippen en systemen van de pensloenmaterie. Op dit niveau is<br />

het bestuurslid bekend met een aantal relevante begrippen per aandachtsgebied, de betekenis van deze<br />

begrippen, waar nadere informatie te vinden is en of en zo ja in hoeverre de begrippen van toepassing zijn<br />

0pABP.<br />

Daarnaast dienen in het bestuur voor elk van de onderkende <strong>deskundigheid</strong>sgebieden, te allen tijde twee<br />

bestuursleden te beschikken over <strong>deskundigheid</strong>sniveau 2. In aanvulling op niveau 1 zijn op niveau 2 één of<br />

meerdere leden van het bestuur op de onderscheiden aandachtsgebieden in staat een afgewogen oordeel te<br />

geven over de beleidskeuzes die het fonds maakt. Het gaat dan anders gezegd om bestuursleden met<br />

aantoonbare ervaring op een niveau dat passend is voor de taken en verantwoordelijkheden van het fonds<br />

op het betreffende <strong>deskundigheid</strong>sgebied.<br />

Bij de <strong>deskundigheid</strong>sverdeling in het bestuur laat het bestuur zich leiden door de aanbevelingen van de<br />

Pensioenfederatie. Daarbij neemt het bestuur mede in aanmerking dat op basis van het profiel van het<br />

fonds, op een aantal <strong>deskundigheid</strong>sgebieden al “extra” voorzieningen zijn getroffen, door het opnemen van<br />

externe deskundigen in commissies (cie beleggingsbeleid en audit commissie). Bovendien beschikt het<br />

bestuur over een general counsel en wordt het bestuur ondersteund door een bestuursbureau.<br />

Dit leidt tot de volgende <strong>deskundigheid</strong>sverdeling in het bestuur:<br />

— De<br />

— De<br />

— Twee<br />

— Twee<br />

— Twee<br />

voorzitter en leden van het Bestuur hebben allemaal kennis van en inzicht in de<br />

<strong>deskundigheid</strong>sgebieden die onderkend worden in de Pensloenwet.<br />

voorzitter en in ieder geval twee bestuursleden hebben meerjarige ervaring op het gebied van het<br />

besturen van een organisatie, en zijn in staat tot een adequate oordeelsvorming op dit terrein.<br />

bestuursleden zijn in staat tot een adequate oordeelsvorming waar het gaat om relevante wet- en<br />

regelgeving.<br />

bestuursleden zijn in staat tot het vormen van een oordeel op het gebied van pensioenregelingen<br />

en pensioensoorten.<br />

bestuursleden zijn in staat tot oordeelsvorming over financieel technische en actuariële aspecten<br />

en op het gebied van vermogensbeheer.<br />

5/19


— Twee<br />

— Twee<br />

— De<br />

bestuursleden zijn in staat tot oordeelsvorming over de administratieve organisatie en interne<br />

controle.<br />

bestuursleden kunnen een oordeel vormen over uitbesteding van werkzaamheden.<br />

voorzitter en twee bestuursleden zijn in staat een oordeel te geven op het gebied van communicatie<br />

met (gewezen) deelnemers, overige belanghebbenden en andere voor het fonds relevante<br />

gesprekspartners.<br />

Ten aanzien van ieder <strong>deskundigheid</strong>sgebied geldt dat het bestuur streeft naar meer dan twee<br />

bestuursleden met een niveau 2., om continuiteit van voldoende <strong>deskundigheid</strong> in het bestuur te kunnen<br />

waarborgen.<br />

4.3 Competenties en vaardigheden<br />

Deskundigheid bestaat uit meer dan alleen kennis en cognitieve vaardigheden. Qok persoonlijkheid,<br />

vaardigheden en competenties behoren tot de noodzakelijke <strong>deskundigheid</strong> van een bestuurder van een<br />

pensioenfonds. Immers, een deskundig bestuur is niet per definitie een goed bestuur. Wil het bestuur<br />

daadkrachtig en effectief kunnen zijn, dan dient het individuele bestuurs!id, maar ook het bestuur als team,<br />

over bestuurlijke competenties te beschikken. Ook in de aanbevelingen van de pensioenfederatie en in de<br />

beleidsregel van DNB en AFM wordt daaraan gerefereerd. Naar de opvattingen van het bestuur van ABP<br />

zijn in de situatie van ABP en bij het profiel van ABP om te kwalificeren als deskundig bestuurder, naast<br />

kennis en ervaring, vooral ook de volgende profleicriteria van belang:<br />

- Goede<br />

- Integer,<br />

- Affiniteit<br />

- In<br />

- Politieklstrategisch<br />

- Stevige<br />

- Communicatief<br />

- In<br />

- Gericht<br />

- Reflecterend<br />

- Onafhankelijk,<br />

naam en reputatie<br />

geen conflict of interests<br />

met de wereld van de financiele dienstverlening<br />

staat om voor de belangen van het pensioenfonds draagvlak te reatiseren bij de belanghebbende en<br />

andere parten<br />

inzicht en organisatie- en omgevingsbewust<br />

bestuurder, resp. manager met overzicht en een evenwichtig oordeel<br />

sterk<br />

staat tot multi-disciplinair denken, probleemanalyse en oordeelsvorming<br />

op samenwerken<br />

vermogen<br />

kritisch<br />

- Besluitvaardig<br />

De hier geidentificeerde competenties dienen in meer of mindere mate bij ieder bestuurslid aanwezig te zijn.<br />

Het competentieprofiel zal ingezet worden als toetsingsinstrument bij de selectie van nieuwe bestuursleden.<br />

Een belangrijk toetsingscriterium is de vraag of de kandidaat relevante ervaring heeft in zwaardere<br />

bestuursfuncties, waar soortgelijke competenties aan de orde zijn geweest.<br />

4.4. Diversiteit<br />

Wat verder bij de samenstelling van het bestuur relevant is, is een zekere mate van diversiteit. Diversiteit<br />

naar <strong>deskundigheid</strong>sgebieden en competenties, maar ook diversiteit naar geslacht, leeftijd, ethnische<br />

afkomst etc. Daarbij gaat het er enerzijds om dat diversiteit bewezen bijdraagt aan een betere besluitvorming<br />

en anderzijds om het feit dat het pensioenfonds de belangen van alle betrokkenen evenwichtig dient af te<br />

wegen. Enige mate van aanwezigheid van die belangen in het bestuur kan daarbij helpen.<br />

4.5 Profiel voorzitter<br />

6/19


i.Jwveriogenorrte1even : : : : : : : : : :::::: : : : : : : : : : : : : : : :<br />

Het bestuur kan een onafhankelijk voorzitter benoemen. De voorzitter heeft een wat andere positie in het<br />

bestuur dan de bestuursleden. Vandaar dat voor de voorzitter een apart profiel is opgesteld.<br />

De voorzitter heeft geen stemrecht in het bestuur. Het gaat om een parttime functie, waarbij gelet op de<br />

taakstelNng het tijdbeslag op 2 dagen per week wordt geraamd. Benoeming vindt plaats voor een periode<br />

van 4 jaar, waarna eventueel herbenoeming kan plaatsvinden.<br />

De beangrkste taken van de voorzitter zijn vertegenwoordiging van het fonds en faciliteren van de<br />

besluitvorming door het bestuur. De voorzitter is dan ook een krachtig bestuurder die ook in voor het fonds<br />

moeilijke omstandigheden naar buiten en in de publiciteit een herkenbare en respect oproepende<br />

vertegenwoordiger van het ABP als grootste pensioenfonds van Nederand is. De voorzitter opereert in en<br />

buiten de bestuursvergaderingen zodanig dat voortvarende en duidefijke besluitvorming door werknemers<br />

en werkgeversvertegenwoordigers gefaciliteerd wordt. En tenslotte beschikt de voorzitter over een zodanige<br />

achtergrond en een zodanig netwerk dat hij/zij zonder moeite en waar nodig op korte termijn in gesprek kan<br />

komen met voor ABP relevante partijen en functionarissen.<br />

Cm deze functie adequaat te kunnen vervullen, worden de volgende kennis, competenties en<br />

persoonskenmerken gevraagd:<br />

• Een goede naam en reputatie, een integere en vertrouwenwekkende persoonhijkheid met overtuiging,<br />

uitstraling en een rijke ervaring. Een plezierig persoon, benaderbaar, communicatief, met een natuurlijke<br />

neiging tot zeifreflectie.<br />

• Kennis van en gevoel voor de financiele wer&d, meer in het bijzonder van en voor het gedachtegoed<br />

van de (bedrijfstak)pensioenfondsen en voor de cultuur en omgeving waarin ABP opereert.<br />

• Onderschrijft de principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen en beleggen, zoals ABP die<br />

hanteert.<br />

• Een onafhankelijke opstelling ten aanzien van andere beIangrke partijen in de financiêle wereld en de<br />

wereld van het openbaar bestuur.<br />

• De kandidaat-voorzitter bezit voldoende gewicht en kennis om het Bestuur te ondersteunen bij, c.q.<br />

mede invulling te geven aan (elementen uit) de lobby en zo nodig het ABP naar buiten toe mede te<br />

vertegenwoordigen, daarbij eenheid van beleid vertolkend.<br />

• Een stevige, taakgerichte en doelbewuste bestuurder met strategisch inzicht en overzicht en de<br />

eigenschap zich evenwichtige oordelen te vormen. lnzicht in en/of ervaring met grote bedrijfs- en<br />

beeidsmatige processen is een pre.<br />

• Ervaring met samenwerking tussen werkgevers en werknemers in een paritair bestuur geeft een<br />

duidelijke meerwaarcie. De kandidaat-voorzitter is zich daarbij bewust van het feit dat hij/zij in<br />

bestuursvergaderingen geen formeel stem recht heeft. Invloed in de vergaderingen oefent hij/zij uit door<br />

middel van actieve participatie in de discussie, gericht op een positief verloop van het proces van<br />

besluitvorming.<br />

• De kandidaat is zich bewust van het feit dat een pensioenfonds de belangen van alle betrokkenen bij het<br />

fonds evenwichtig dient te wegen en onderkent het belang van medezeggenschap daarin.<br />

• De voorzitter verwerft en handhaaft zijn/haar positie op basis van kracht en niet op basis van macht.<br />

• Hij/zij is kundig in het tijdig onderkennen van en omgaan met verschillen in beeid, opvattingen en<br />

houdingen tussen en in bestuursdelegaties en bestuursleden.<br />

• Hij/zij heeft gevoel voor de spanning tussen afstand en nabijheid, en tussen opdrachtgeverschap en<br />

aandeelhouderschap, in de relatie tussen ABP en de uitvoeringsorganisatie van ABP, waarvan ABP<br />

100% aandeelhouder is.<br />

• De voorzitter is gericht op een soep& functionerende topstructuur en op voortvarende besluitvorming<br />

van hoge kwaliteit, welke Iaatste — gelet op de aard van het ABP — in de regel alleen door consensus<br />

kan worden bereikt.<br />

5. Benoemingsprocedure<br />

7/19


Uw vermogen om te leven<br />

Uit een oogpunt van goed pensioenfondsbestuur maar oak am compliant te zijn op het punt van<br />

<strong>deskundigheid</strong>, zal het bestuur bij iedere benoeming van een nieuw bestuurslid nagaan of de <strong>deskundigheid</strong><br />

van het bestuur als geheel nog voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Is dat niet het geval, dan zal het<br />

bestuur zich beraden over de te nemen maatregelen am hier wel aan te voldoen, danwel — indien dit niet<br />

mogelljk is — de benoemende instantie verzoeken om bij benoeming van een bestuurslid rekening te houden<br />

met het noodzakelijke profiel.<br />

Teneinde het mogelk te maken dat het bestuur zijn verantwoordelijkheid op dit punt kan dragen, is in de<br />

statuten van ABP opgenomen dat het bestuur van ABP moet instemmen met een voorgenomen benoeming<br />

door een van de benoemende parten (NB de procedure tot wijziging van de statuten op dit punt is nog<br />

onderhanden; op dit moment speelt het bestuur nag geen rol bij de benoeming van bestuursleden).<br />

In de praktijk betekent dit voor de invulling van vacatures in het bestuur het volgende:<br />

- Jaarlijks ijkt het bestuur in het kader van de periodieke evaluatie functioneren bestuur, de<br />

<strong>deskundigheid</strong>smatrix (een overzicht van het <strong>deskundigheid</strong>sniveau van de zittende bestuurders).<br />

- Indien een vacature in het bestuur ontstaat, stelt het bestuur aan de hand van de <strong>deskundigheid</strong>smatrix<br />

vast of en zo ja welke <strong>deskundigheid</strong>sgebieden daardoor niet meer afgedekt zijn.<br />

- Het bestuur stelt vervolgens een profiel op voor de vacature, waarin in ieder geval zijn opgenomen de<br />

algemene <strong>deskundigheid</strong>seisen voor een bestuurslid (kennis en inzicht in alle <strong>deskundigheid</strong>sgebieden<br />

Pensioenwet), de competenties zoals die voor elk bestuurslid gelden en de specifieke<br />

<strong>deskundigheid</strong>seisen voor zover gewenst in relatie tot de vacature (oordeelsvorming op een of meer<br />

<strong>deskundigheid</strong>sgebieden).<br />

- Dit profiel wordt ter hand gesteld aan de benoemende instantie, met het verzoek am kandidaten te<br />

selecteren die voldoen aan het proflel.<br />

- Indien de benoemende instantie een kandidaat heeft voor de vacature, beoordeelt het bestuur of de<br />

kandidaat aan het profiel volcioet. De benoemende instantie overlegt daartoe relevante informatie,<br />

waaronder in ieder geval een CV van betrokkene en (een delegatie uit) het bestuur voert een gesprek<br />

met betrokkene.<br />

- Indien het bestuur tot het oordeel komt dat betrokkene niet (geheel) voldoet aan het profiel, zal het<br />

bestuur vaststellen of dit op te lossen is door een opleidingsplan af te spreken. Is dat niet mogelijk, dan<br />

Iaat het bestuur de benoemende instantie weten dat de betreffende kandidaat niet kan warden<br />

benoemd.<br />

6. Toetsing en evaluatie <strong>deskundigheid</strong><br />

Teneinde actief te kunnen sturen op de <strong>deskundigheid</strong> en de competenties binnen het bestuur en de<br />

kwaliteit van besturen, vindt erjaarlijks een evaluatie van het bestuurlijk functioneren plaats. Het bestuur<br />

staat dan stil bij de wijze van besturen en de manier waarop besluiten tot stand komen en ieders bijdrage<br />

daaraan. Zaken die aan de orde komen zijn het teamfunctioneren, <strong>deskundigheid</strong>, integriteit, het<br />

besluitvormingsproces en de voorbereiding daarvan. De evaluatie van het bestuurlijk functioneren vindt<br />

plaats in een cyclus van taetsing van kennisniveau, individuele gesprekken met ieder bestuurslid en een<br />

teamevaluatie onder externe begeleiding.<br />

Toetsing kennisniveau individuele bestuursleden<br />

Toetsing van het kennisniveau van (individuele) bestuursleden vindt plaats door het afleggen van de<br />

kennisreflector van SPO, die ondermeer voor dit doe! is ontwikkeld en naadloos aansluit bij de gestelde<br />

eindtermen. Aan de hand van de resultaten wordt bezien of de kennis voldoet aan de eisen, dan we!<br />

aanvullende opleiding noodzakelijk is.<br />

De kennisreflector SPO wordt tweejaarlijks uitgevoerd, om zo vast te kunnen stellen of het<br />

<strong>deskundigheid</strong>sniveau van het bestuur als geheel nag op het vereiste niveau is.<br />

Van de uitkomsten van de kennisreflector wordt een geaggregeerde en geanonimiseerde rapportage<br />

opgesteld, die mede input is voor de zelfevaluatie van het bestuur.<br />

6/19


IJrverrrogenonite1even : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :<br />

Zelfevaluatie bestuur als collectief<br />

Zelfevaluatie door het bestuur krijgt invulling door daar binnen het bestuurjaarlijks een sessie aan te wijden.<br />

Als input voor dit gesprek dienen:<br />

- de uitkomsten van de tweejaarlijkse toets naar het kennisniveau van de indivduele bestuursleden door<br />

midd& van deename aan de kennisreflector SPO<br />

- een analyse van de besluitvorming door het bestuur (aantal genomen besluiten, aantal keren dat over<br />

een besluit vergaderd is, aantal aangehouden besluiten, etc.)<br />

- het oordeel van het intern toezicht<br />

- het oordeel van het verantwoordingsorgaan over het functioneren van het bestuur<br />

- de bevindingen van de accountant en de actuaris<br />

- de bevindingen van DNB.<br />

De zelfevaluatie vindt plaats met externe begeleiding. Voorbereiding van de sessie krijgt vorm door het<br />

invullen van een door de externe begeleider opgestelde vragenlijst die het functioneren van het bestuur<br />

betreft. In bijlage 3. is een voorbeeld opgenomen van een dergelijke vragenhijst. Dit voorbeeld is<br />

overgenomen uit de aanbevelingen van de Pensioenfederatie en biedt een goede basis voor een jaarlijks te<br />

actualiseren vragenlijst die meer toegesneden is op de specifieke situatie bij ABP. In de vragenhijst wordt in<br />

ieder geval ook aandacht besteed aan de verbeterpunten uit voorafgaande zelfevaluaties. En er wordt ruimte<br />

gemaakt om in te gaan op het functioneren van de individuele leden in het bestuur.<br />

De uitkomsten van de zelfevafuatie op basis van de vragenlijsten worden door de externe begeleider<br />

samengevat in een rapport, dat vervolgens het startpunt vormt, naast het inhoudeIjke dossier, voor de<br />

sessie van het bestuur.<br />

Op basis van de uitkomsten van de zelfevaluatie worden actiepunten geformuleerd, waarvan de opvolging<br />

wordt gemonitord in het bestuur.<br />

7. Deskundigheidsplan<br />

De statuten en reglementen van het fonds waarborgen een juiste toedeling en verdeling van bevoegdheden<br />

en verantwoordelijkheden in het kader van de beleidsbepaling. De bestuurssamenstelling dekt de door DNB<br />

onderkende hoofdgebieden van <strong>deskundigheid</strong> af. Dit wordt getoetst door de invulling en jaarlijkse ijking van<br />

de <strong>deskundigheid</strong>smatrix en krijgt verder vorm en invulling door de benoemingsprocedure.<br />

Verankering deskundiciheid in de organisatie van het fonds<br />

Bij de inrichting van de organisatie van het fonds, is rekening gehouden met de noodzakelijke <strong>deskundigheid</strong><br />

in relatie tot de verantwoordeHjkheden en bevoegdheden van het bestuur. Daar waar het bestuur extra<br />

expertise noodzakelijk acht, is dat ingevuld door externe leden toe te voegen aan de commissies van het<br />

bestuur die het bestuur adviseren. Bovendien orgariiseert het bestuur <strong>deskundigheid</strong> in het bestuursbureau<br />

en door de inschakeling van externe adviseurs.<br />

• Ter voorbereiding van strategische en belangrijke beleidsbeslissingen (fondsbeleid, beleggingsbeleid,<br />

communicatie, SLA) zijn commissies van het Bestuur ingesteld. De commissies laten zich ondersteunen<br />

door het bestuursbureau ABP, dat verantwoordelijk is voor de voorbereiding van de beleidsvoorstellen.<br />

De commissie kan deskundig advies inwinnen bij de uitvoeringsorganisatie of bij andere externe<br />

adviseurs. Externe adviseurs kunnen op uitnodiging van de commissie deelnemen aan de<br />

vergaderingen van de betreffende commissie. In de commissie beleggingsbeleid zijn — gelet op het<br />

belang van het aandachtsgebied van de commissie, mede in relatie tot de omvang en de complexiteit<br />

van de portefeuille en vanwege het specialistische karakter van de activiteiten — naast bestuursleden,<br />

ook vijf externe deskundigenleden opgenomen.<br />

• Een auditcommissie, samengesteld uit 3 werknemersleden van het bestuur, 3 werkgeversleden van het<br />

Bestuur en 3 externe leden monitort aan de hand van een jaarplan ondermeer de financiële huishouding<br />

9119


Uw veimogen om te leven<br />

van het fonds en de uitbesteding. De externe leden van de audit commissie oefenen daarnaast de<br />

wettelijke taken in het kader van intern toezicht uit. Naast ondersteuning vanuit het bestuursbureau,<br />

nemen aan de vergaderingen deel de externe accountant en, op basis van de agenda, de externe<br />

actuaris. Daartoe uitgenodigd door de commissie kunnen ook medewerkers van de<br />

uitvoeringsorgansatie de vergadering bijwonen of andere externe adviseurs.<br />

• Het bestuur heeft een general counsel benoemd, die als belangrijkste taken heeft om het bestuur ter<br />

zijde te staan bij belangrijke beleidsbeslissingen. De general counsel brengt daarbij juridische expertise<br />

in, maar spiegelt ook het bestuur vanuit de doelstellingen van het fonds en het wettelijk kader dat daarbij<br />

aan de orde is, zoals een evenwichtige belangenafweging van alle betrokkenen. De general counsel<br />

fungeert als het geweten van het bestuur.<br />

• Het bestuur heeft een externe accountant en een externe actuaris aangewezen.<br />

• Het bestuur heeft een bestuursbureau ingesteld, waarin alle expertisevelden voor het pensioenfonds<br />

belegd zijn op een zodanig niveau, dat de medewerkers van het bestuursbureau in staat zijn om het<br />

bestuur te ondersteunen bij zijn taken en gesprekspartner te zijn voor de (directie van de)<br />

uitvoeringsorganisatie. Het bestuursbureau monitort ten behoeve van het bestuur de uitvoering.<br />

• Het bestuur kan extern advies inwinnen. Daarbij is de interne richtlijn inwinnen extern advies door ABP<br />

van 16 september 2010 van toepassing.<br />

Voorzieningen ten behoeve van permanente educatie en opvullen lacunes<br />

Teneinde de <strong>deskundigheid</strong> binnen het bestuur op peil te houden, resp. verder te ontwikkelen, staan het<br />

bestuur diverse instrumenten en mogelijkheden ter beschikking. Onderstaand zijn deze beschreven.<br />

Afhankelijk van de specifieke situatie en de behoefte die er is aan <strong>deskundigheid</strong>sbevordering, kan een mix<br />

van instrumenten en maatregelen aan de orde zn. Belangrijk is dat die mix in zijn totaliteit wordt bezien en<br />

dat het niet gaat om op zichzelf staande onderdelen in het kader van competentievergroting, maar dat juist<br />

door te kiezen voor een mix, de effecten van iedere afzonderlijke maatregel worden versterkt.<br />

BiJ het voorzien in permanente educatie en opvullen van lacunes gelden wet- en regelgeving, statuten,<br />

reglementen etc. uiteraard als kader. De <strong>deskundigheid</strong> van de bestuurders dient immers aan te sluiten op<br />

hun taken en bevoegdheden. Daarnaast bieden de jaarlijkse evaluaties van het functioneren van het bestuur<br />

en de bestuursleden belangrijke input.<br />

De volgende activiteiten zijn ter vergroting/waarborging van de <strong>deskundigheid</strong> van het Bestuur:<br />

• In samenwerking met de Stichting Pensioenopleidingen het aanbieden van een opleiding op<br />

<strong>deskundigheid</strong>sniveau I aan alle nieuwe bestuursleden.<br />

• In samenwerking met Stichting Pensioenopleidingen aanbieden van een incompany leergang Besturen<br />

van een pensioenfonds’ op niveau 2. Deze opleiding wordt minimaal eenmaal per vier jaar aangeboden<br />

en is verplicht voor aile bestuursleden. Externe leden van bestuurscommissies kunnen indien gewenst<br />

ook aan de opleiding deelnemen. lndien meer dan de helft van de bestuursleden korter dan vierjaar<br />

zitting heeft en (nog) niet aan de opleiding heeft deelgenomen, wordt de opleiding meteen<br />

georganiseerd en niet pas weer na vierjaar.<br />

• Beide hiervoor genoemde opleidingen Ieiden tot een SPEN certificaat en sluiten aan bij de eindtermen<br />

<strong>deskundigheid</strong>.<br />

• Nieuwe bestuursleden volgen gedurende twee a drie dagen een kennismakings-, annex<br />

stageprogramma bij het bestuursbureau en bij de uitvoeringsorganisatie, met de mogelijkheid om<br />

aansluitend op onderdelen een verdieping te krijgen.<br />

• Bestuursleden hebben de mogelijkheid om een assessment te ondergaan bij een professioneel bureau<br />

in het kader van vaststellen van aanwezige competenties en training daarvan.<br />

• Individuele bestuursleden worden ‘geschoold’ op onderwerpen waar sprake is van lacunes in de<br />

<strong>deskundigheid</strong>. Dit kan zowel intern vorm krijgen, als door gerichte externe opleiding en training.<br />

• Het bestuur heeft toegang tot het extranet bestuur ABP. De site functioneert als een kenniscentrum voor<br />

het bestuur. Naast archief voor vergaderstukken, biedt deze site achtergrondinformatie, nieuws,<br />

beleidsstukken uit de omgeving etc.<br />

10/19


IJ’rveriiiogenonite1ev’en<br />

• Twee a drie keer per jaar houdt het bestuur een strategische sessie over de (voorgenomen) kaders van<br />

wet- en regelgeving met betrekking tot pensioenfondsen, de relevante omgevingsontwikkelingen en de<br />

impact daarvan op de missie, doelsteliingen en strategie van ABP. Doel van deze sessies is dat het<br />

Bestuur het denkproces ondergaat over de invulling van de missie en doelstellingen en van de strategie<br />

en dat deze sessies bijdragen aan competentievergroting (naast uiteraard het actueel houden van de<br />

strategie, missie en doelsteflingen).<br />

• Daarnaast worden minimaal vier maal per jaar, of zoveel vaker als de actualiteit daarom vraagt,<br />

themasessies voor het Bestuur georganiseerd, welke sessies gericht zijn op het vergroten van de<br />

<strong>deskundigheid</strong> op specifieke beleidsterreinen of actuele onderwerpen.<br />

• De commissies van het Bestuur over strategische en belangrijke beleidsonderwerpen die de<br />

besluitvorming van het Bestuur voorbereiden behand&en de onderwerpen met een grote mate van<br />

diepgang, waarbij competentievergroting een belangrijk item is. De adviezen van deze commissies aan<br />

het Bestuur zijn zodanig opgesteld dat het plenaire Bestuur wordt ‘meegenomen’ in de denkprocessen<br />

binnen de Commissies.<br />

• Alle bestuursleden maken bij de voorbereiding van de bestuursvergaderingen gebruik van de<br />

deskundigheden die in hun achterbannen beschikbaar zijn (by. beleidsmedewerkers van Centrales en<br />

departementen).<br />

Amsterdam, april 2011<br />

11/19


•<br />

t.Jw’verriogenorrtte1eren<br />

WETTELIJK KADER DESKUNDIGHEID BESTUUR<br />

De wettelijke bepalingen die gelden ten aanzien van de <strong>deskundigheid</strong> van bestuurders van<br />

pensioenfondsen zijn de volgende:<br />

Bijlage 1.<br />

Artikel 105 Pensioenwet<br />

Artikel 105 Eisen ten aanzien van beleid, <strong>deskundigheid</strong> en betrouwbaarheid<br />

1. ten minste twee natuurlijke personen bepalen het dagelijkse beleid van een pensloenfonds<br />

2. de personen die het beleid van een pensioenfonds bepalen of mede bepalen richten zich bij de<br />

vervulling van hun taak naar de belanten van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers,<br />

gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgever<br />

en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.<br />

3. het beleid van een pensioenfonds wordt bepaald of mede bepaald door personen die deskundig zijn<br />

in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds.<br />

4. iedere bestuurder van een pensioenfonds is bevoegd een deskundige te raadplegen, of zich<br />

krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste een vierde van de bestuurders zich daarvoor heeft<br />

uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.<br />

5. het bestuur van een pensioenfonds draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de personen die<br />

het beleid van het pensioenfonds bepalen of mede bepalen buiten twijfel staat.<br />

6. het bestuur van het pensloenfonds meldt elke wijziging in de samenstelling van de personen die het<br />

beleid van het pensloenfonds bepalen of mede bepalen vooraf aan de toezichthouder.<br />

7. een wijziging als bedoeld in het zesde lid wordt niet doorgevoerd indien:<br />

a. de toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het<br />

pensioenfonds bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt; of<br />

b. de toezichthouder om nadere gegevens of inhichtingen heeft verzocht en binnen zes weken<br />

na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het pensioenfonds bekend maakt dat het<br />

niet met de voorgenomen wijziging instemt.<br />

8. indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid<br />

van de personen bedoeld in het vfde lid, stelt het pensioenfonds de toezichthouder daarvan<br />

onverwijid schriftefijk in kennis.<br />

9. de betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de<br />

toezichthouder voor de toepassing van deze wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de<br />

relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.<br />

10. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het derde<br />

en het vijfde lid tot en met het achtste lid.<br />

Artikel 30 Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet BPR<br />

Artikel 30. Deskundigheid<br />

1. Voor het voldoen aan de vereiste <strong>deskundigheid</strong> is er in de kring van personen die het beleid van het<br />

fonds bepalen of mede bepalen ten minste een zodanig niveau van kennis en ervaring aanwezig dat het<br />

fonds, mede gelet op artikel 105, tweede lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 110, tweede lid, van de Wet<br />

verplichte beroepspensioenregeling, behoorlijk wordt bestuurd.<br />

2. Ten minste twee personen in de kring van personen die het beleid van het fonds bepalen of mede bepalen<br />

dienen meerjarige ervaring te hebben in het besturen van een organisatie.<br />

3. De in het eerste lid bedoelde deskuridigheid heeft betrekkirtg op:<br />

a. het besturen van een organisatie;<br />

b. relevante wet- en regelgeving;<br />

c. pensioenregelingen en pensioensoorten;<br />

d. financieel technische en actuariele aspecten, waaronder financiering, beleggingen, actuariele principes en<br />

herverzekering;<br />

12119


Uw vermogen om te leven<br />

e. administratieve organisatie en interne controle; en<br />

f. communicatie.<br />

4. Het fonds geeft op verzoek van de Nederlandsche Bank aan:<br />

a. hoe het beleid van het fonds ter bevordering en handhaving van het<br />

vereiste <strong>deskundigheid</strong>sniveau luidt;<br />

b. welke personen belast zijn met welke beleidsbepalende taken;<br />

c. welke personen over welke <strong>deskundigheid</strong> beschikken; en<br />

d. hoe en binnen welke termijn bepaaide tekortkomingen in de vereiste<br />

<strong>deskundigheid</strong> opgeheven zuNen worden.<br />

Samengevat kan uit wet- en regelgeving het volgende worden afgeleid:<br />

Het beleid van een pensioenfonds wordt bepaafd of mede bepaald door personen die deskundig zUn in<br />

verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds. Dit wordt nader geconcretiseerd door:<br />

- de<br />

- de<br />

- de<br />

- het<br />

- het<br />

identificatie van de relevante <strong>deskundigheid</strong>sgebieden (het besturen van een organisatie; relevante<br />

wet- en regelgeving; pensioenregelingen en pensioensoorten; financieel technische en actuariele<br />

aspecten, waaronder financiering, beleggingen, actuariele principes en herverzekering; administratieve<br />

organisatie en interne controle; communicatie; uitbesteding).<br />

verplichting tenminste twee beleidsbepalers te hebben die beschikken over meerjarige ervaring in het<br />

besturen van een organisatie<br />

verplichting een beleid te formuleren ter bevordering en handhaving van de noodzakelijke<br />

<strong>deskundigheid</strong><br />

bepalen welke beleidsbepalende personen over welke deskundigheden beschikken en<br />

hebben van een plan om eventuele lacunes in <strong>deskundigheid</strong> op te heffen.<br />

In de principes van de StAr voor goed pensioenfondsbestuur is opgenomen dat het bestuur er zorg voor<br />

dient te dragen dat de wettelijke eisen worden ingevuld en dat het bestuur bovendien een procedure dient<br />

vast te stellen voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de<br />

individuele bestuursleden.<br />

in de Beleidsregel <strong>deskundigheid</strong> 2011 tenslotte wordt nader ingegaan op de vereisten voor <strong>deskundigheid</strong><br />

van beleidsbepalers en de informatie die de toezichthouders gebruiken bij de toetsing daarvan. In het<br />

algemeen stelt de beleidsregel dat <strong>deskundigheid</strong> bestaat uit kennis, vaardigheden en professioneel gedrag.<br />

De <strong>deskundigheid</strong> kan blijken uit opleiding, werkervaring en competenties van de beleidsbepaler en de<br />

doorlopende toepassing daarvan.<br />

De mate waarin bestuurders deskundig dienen te zijn, wordt mede bepaald door cie functie van de<br />

beleidsbepaler en het soort, de omvang, complexiteit en risicoprofiel van de onderneming, met inachtneming<br />

van de samenstelling en het functioneren van het collectief.<br />

Tenslotte stelt de beleidsregel dat <strong>deskundigheid</strong> zowel vóOr aantreden als tijdens de zittingstermijn van de<br />

bestuurder getoetst kan worden door de toezichthouder.<br />

Tot de te toetsen personen behoren bij ABP de voorzitter en leden van het statutair bestuur van het fonds<br />

(als zijnde degenen die het beleid bij het fonds bepalen).<br />

13/19


*IEII”_) Uw vermogen om te<br />

Bijlage 2.<br />

De eindtermen voor een lid van het pensioenfondsbestuur<br />

1. Het besturen van een organisatie<br />

Kenn is<br />

Het bestuurslid weet van<br />

• De doelstelling van de pensioenregeNng, enerzijds als arbeidsvoorwaarde anderzijds als afspraak tussen<br />

zelfstand ige beroepsbeoefenaars.<br />

• De rd van pensioenen in het sociale stelsel in Nederland.<br />

• De verschillen tussen pensloenfondsen en verzekeraars qua doelstelling en aard.<br />

• De verschillen tussen beroepspensioenregelingen en Bedrijfstak- en Ondernemingspensioen-regelingen.<br />

• De samenstelling van pensioenfondsbesturen.<br />

• Zijn aansprakeHjkheid als bestuurslid.<br />

• Evenwichtige afweging van de belangen van alle betrokken partijen.<br />

• Wat hij in het algemeen tegenkomt bij het besturen van een organisatie.<br />

• Het toezicht op het besturen van het pensioenfonds.<br />

• De <strong>deskundigheid</strong>s- en betrouwbaarheidseisen die DNB steft aan pensioenfondsbestuursleden.<br />

• De organen van sociale partners, de door de overheid ingestelde organen en de belangengroeperingen die<br />

van invloed zijn op het Nederlandse pensloenstelsel.<br />

• De verhouding tussen werkgever, pensioenuitvoerder en werknemer bij arbeidsvoorwaardelijke<br />

pensioenregelingen dan wel de verhouding tussen beroepspensioenvereniging, pensioenfonds en<br />

deelnemer<br />

• Doe) en inhoud van de gedragscode voor pensioenfondsen.<br />

• De principes van Pension Fund Governance (PFG).<br />

• De principes van Corporate Governance.<br />

I nzicht<br />

Het bestuurslid kan inzicht geven in<br />

• De wijze waarop bij zijn pensioenfonds de inhoud van de uitvoeringsovereenkomst en de pensioenregeling<br />

tot stand is gekomen.<br />

• Toepassing van evenwichtige vertegenwoordiging van de belangen van alle betrokken partijen.<br />

• Het organigram van zijn pensioenfonds en met name zijn plaats/rol erin als enerzijds beleidsmaker,<br />

anderzijds als toezichthouder.<br />

• Hoe bij zijri pensioenfonds de Pension Fund Governance en met name het “vier-ogen-principe” is/wordt<br />

georganiseerd.<br />

• De invulling van Corporate Governance bij zijn pensioenfonds.<br />

• Het ontwikkelingstraject zoals dat in zijn pensioenfonds is opgezet om de kennis bij bestuursleden actueel<br />

te houden.<br />

• Actualiteiten.<br />

Oordeelsvorming<br />

Het bestuurslid kan motiveren waarom bij zijn pensioenfonds gekozen is voor de<br />

benadering van de aspecten zoals deze zijn vermeld onder Inzicht.<br />

2. Relevante wet- en regeigeving<br />

Ken nis<br />

Het bestuurslid weet van<br />

• Dejuridische essentie van een pensioenfonds als stichting.<br />

14/19


• De doeistel?ing van de Pensioenwet voor de arbeidsvoorwaarde pensioen danwe) de Wet verpHchte<br />

beroepspensioenregeling voor de beroepspensioenregeling.<br />

• De uitgangspunten van de wetgever bij het opstellen van de Pensioenwet.<br />

• Een aantal definities aangaande pensloen.<br />

• De bepalingen over de verhouding tussen werkgever, pensioenuitvoerder en werknemer bij<br />

arbeidsvoorwaardelijke pensioenregellngen dan wel de verhouding tussen beroepspensioenvereniging,<br />

pensioenuitvoerder, deelnemer bij beroepspensioenregelingen.<br />

• De mogelijkheden en bepalingen aangaande de uitvoering van de pensioenovereenkomst.<br />

• Aanvullende voorwaarden inzake de onderscheideri uitvoeringsmogelijkheden.<br />

• Een aantal bepalingen aangaande de pensioenregeling.<br />

• Bepalingen aangaande de toeslagverlening.<br />

• Een aantal voorschriften aangaande de financiering van pensioenregelingen.<br />

• Bepalingen die in het pensioenreglement worden opgenomen.<br />

• Relevante bepalingen aangaande het toezicht.<br />

• De achtergronden en het doel van de Wet financieel toezicht (Wft), de Wet verplichte deelneming in een<br />

bedrijfstakpensioenfonds (Wet BPF) dan wel de Wet verplichte beroepspensioenregelingen (Wvb).<br />

• De doelstelling van de fiscale wetgeving voor arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen en een aantal<br />

relevante bepalingen met hun strekking.<br />

• Overige relevante bepalingen voor pensioenregelingen en wetten in hoofdlijnen.<br />

• Het Nederlandse pensioensysteem in Europees verband.<br />

Inzicht<br />

Het bestuurslid kan inzicht geven in<br />

• Wat de invloed van de Pensioenwet dan wel de Wet verplichte beroepspensioenregeling is (geweest) op<br />

de bestuursagenda bij zijn pensioenfonds.<br />

• Wat de invloed van andere nieuwe wet- en regelgeving van de overheid is (geweest) op de<br />

bestuursagenda bij zijn pensioenfonds.<br />

• Mogelijke invloeden van Europese wetgeving op de Nederlandse pensioenwereld.<br />

• Actualiteiten.<br />

Oordeelsvorming<br />

Het bestuurslid kan motiveren waarom b zijn pensioenfonds gekozen is voor de<br />

benadering van de aspecten zoals deze zijn verm&d onder Inzicht.<br />

3. Pensioenregelingen en pensloensoorten<br />

Kennis<br />

Het bestuurslid weet van<br />

• De in Nederland meest voorkomende pensioenregelingen.<br />

• De verschillen tussen de uitkeringsovereenkomst, kapitaalsovereenkomst en premieovereenkomst en<br />

mogelijke tussenvormen.<br />

• De verschillen op hoofdlijnen tussen eind!oon en middelloon en mogelijke tussenvarianten.<br />

• De sohdariteitsaspecten die collectieve pensioenregelingen bevatten.<br />

• Diverse toeslagregelingen en wat ermee beoogd wordt.<br />

• De diverse pensioensoorten en in welke vormen zij in Nederland meestal voorkomen.<br />

• De componenten waaruit de pensioenformule bij cle onderscheiden soorten doorgaans is opgebouwd.<br />

• De aspecten in de persoonlijke situatie van de deelnemer en de wijzigingen daarin die van invloed zijn op<br />

de pensioenformule.<br />

Inzicht<br />

Het bestuurslid kan inzicht geven in<br />

• Hoe de pensioenregeling van zijn pensioenfonds eruit ziet.<br />

15/19


PJ Uw<br />

veogen om te<br />

• Hoe de pensioenregeling past bij het strategisch beleid van de onderneming/bedrijfstak c.q. het beleici van<br />

de beroepsvereniging.<br />

Oordeelsvorminq<br />

Het bestuurslid kan motiveren waarom bij zijn pensloenfonds gekozen is voor de<br />

benadering van de aspecten zoals deze zijn vermed onder Inzicht.<br />

4. Financieel technische en actuariële aspecten<br />

Gegeven de hoeveelheid aspecten die onder dit aandachtsgebied vallen wordt<br />

onderscheid gemaakt naar:<br />

a. ActuarieLe begrippen en Versiaglegging;<br />

b. Vermogensbeheer.<br />

4.a. Actuariële begrippen en Versiaglegging<br />

Kenn is<br />

Het bestuurslid weet van<br />

• De functie en rol van de actuaris bij een pensioenfonds.<br />

• De hoofdvormen van financiering en de onderlinge verschillen.<br />

• De vormen waarin de financieringswijze kapitaaldekking in pensioenregelingen voorkomt.<br />

• Het Financieel Toetsingskader (FTK).<br />

• De marktwaardering van pensioenverplichtingen.<br />

• Overige grondsiagen welke van belang kunnen zijn bij de vaststelling van de omvang van de<br />

pensioenverplichtingen c.q. de hoogte van de benodigde premie.<br />

• De componenten van de kostendekkende premie<br />

• De voorschriften voor bepaling van de vermogenspositie<br />

• De voorschriften voor opzet hersteiplan met financieringstermijnen.<br />

• De bepalingen voor toekennen premiekorting.<br />

• De functie van de actuariele analyse.<br />

• De bepalingen de relevant zijn voor de verslagegging van pensioenfondsen.<br />

• De functie van de jaarrekening.<br />

• De meest gangbare waarderingsmethoden voor activa.<br />

• De discussies die er lopen ten aanzien van uitvoeringsaspecten en actuariêle begrippen en versiaglegging.<br />

Inzicht<br />

Het bestuurslid kan inzicht geven in<br />

• De financieringsmethode van de regehng bij zijn pensioenfonds.<br />

• De premievaststelling bij zijn pensioenfonds.<br />

• De meest gangbare waarderingsmethoden voor activa bij zijn pensloenfonds.<br />

• De waarderingsmethoden voor passiva bij zijn pensioenfonds.<br />

• De dekkingsgraad van zijn pensioenfonds.<br />

• De versiaglegging bij zijn pensioenfonds.<br />

Oordeelsvorming<br />

Het bestuurslid kan motiveren waarom bij zijn pensioenfonds gekozen is voor de<br />

benadering van de aspecten zoals deze zn vermeld onder Inzicht.<br />

4.b. Vermogensbeheer<br />

Ken nis<br />

Het bestuurslid weet van<br />

16/19


*1’FJ Uw verrnogen om te<br />

• De meest gangbare beleggingscategorieen bij pensloenfondsen en de verschillen.<br />

• De elementen die de verhandelprijs van vastrentende waarden en zakelijke waarden beTnvloeden en op<br />

welke wijze.<br />

• De verschillen tussen de beleggingscategorieen in termen van rendement en risico.<br />

• De term “Asset Allocatie”.<br />

• De mogelijkheden van “hedge funds”.<br />

• De term “stock lending”.<br />

• De wettelijke restricties die bij allocatie van beleggingen gelden.<br />

• De termen reeel en nominaal rendement, reêle rente, rendementsverwachting.<br />

• De wijze waarop een beleggingsstrategie gevoerd kan worden.<br />

• De betekenis van ALM en de doelstelling van een dergelijke studie: welke beleidsterreinen worden ermee<br />

verbonden en wat wordt daar mee beoogd.<br />

• De ALM-studie in praktische uitwerking.<br />

• De termen strategische allocatie (asset allocatie en verdeHng), tactische beleidsruimte en tactische<br />

allocatie.<br />

• De inhoud van een beleggingsplan.<br />

• Wat onder het begrip ‘benchmarking’ voor vermogensbeheer wordt verstaan.<br />

• De wijze waarop de resultaten van het beleggen kunnen worden gemeten en geevalueerd.<br />

I nzicht<br />

Het bestuurslid kan inzicht geven in<br />

• Hoe bij zijn pensioenfonds de beleggingsmix tot stand is gekomen.<br />

• Hoe bij zijn pensioenfonds de beleggingsstrategie tot stand komt.<br />

• Hoe bij zijn pensioenfonds de samenhang tussen pensioenbeleid, flnancieringsbeleid en beleggingsbeleid<br />

wordt vormgegeven.<br />

• Hoe bij zn pensioenfonds het beleggingsbeleid wordt gemeten en geevalueerd.<br />

Oordeelsvorming<br />

Het bestuurslid kan motiveren waarom bij zijn pensioenfonds gekozen is voor de<br />

benadering van de aspecten zoals deze zijn vermeld onder lnzicht.<br />

5. Administratieve organisatie en interne controle<br />

Kennis<br />

Het bestuurslid weet van<br />

• Het doel van de Actuarièle en bedrijfstechnische nota (ABTN).<br />

• De inhoud van de ABTN.<br />

• Wat onder het begrip ‘risicomanagement’wordt verstaan.<br />

• Wat onder het begrip benchmarking’ voor kostenbeheer wordt verstaan.<br />

• De principes interne beheersing.<br />

• Modellen voor certificering van de administratieve organisatie van de uitvoeringsorganisatie.<br />

I nzicht<br />

Het bestuurslid kan inzicht geven in<br />

• Hoe aan hem verantwoording wordt afgelegd door de directie/directeur van het pensioenfonds.<br />

• Op welke wijze de administratieve organisatie in zijn pensioenfonds is vastgelegd en wordt geevalueerd.<br />

• Hoe het risicomanagement in zijn organisatie georganiseerd is.<br />

• Of er bij zijn pensioenfonds van vermogensbeheerders gebruik wordt gemaakt en zo ja, hoe zij worden<br />

geselecteerd en beoordeeld.<br />

• Hoe bij zijn pensioenfonds het proces van jaarverslaglegging is georganiseerd.<br />

17/19


Oordeelsvorminq<br />

Het bestuurslid kan motiveren waarom bij zijn pensioenfonds gekozen is voor de<br />

benadering van de aspecten zoals deze zijn vermeld onder Inzicht.<br />

6. Uitbesteclen van werkzaamheden<br />

Ken nis<br />

Het bestuurslid weet van<br />

• de bepalingen in het besluit uitvoering pensioenwet en wet verpHchte beroepspensioenregeling inzake<br />

uitbesteding<br />

• Welke werkzaamheden geheel of gedeeltelijk aan derden kunnen worden uitbesteed.<br />

• Het verschil tussen uitbesteding van de pensioenadministratie en herverzekering.<br />

• Het doel van een service level agreement (SLA).<br />

I nzicht<br />

Het bestuurslid kan inzicht geven in<br />

• Of en zo ja waarom bij zijn pensioenfonds werkzaamheden aan derden zijn uitbesteed.<br />

• De criteria die er bij zijn pensioenfonds zijn/worden aangehouden bij uitbesteding.<br />

Oordeelsvorminq<br />

Het bestuurslid kan motiveren waarom bij zijn pensioenfonds gekozen is voor de<br />

benadering van de aspecten zoals deze zijn vermeld onder lnzicht.<br />

7. Communicatie<br />

Ken nis<br />

Het bestuurslid weet van<br />

• Wat onder communicatie dient te worden verstaan.<br />

• Welke doelgroepen van belang zijn voor de communicatie.<br />

• Welke middelen ter beschikking staan voor de communicatie met de deelnemers.<br />

• De wetteijke verplichtingen die worden gesteld aan de communicatie van pensioenfondsen.<br />

• De aanvullende verplichtingen die de Pensioenwet oplegt.<br />

• De bijzondere betekenis van de zogeheten startbrief.<br />

• Wat onder het transparantiebeleid van de pensioensector-/koepels wordt verstaan.<br />

• Wat met het indexatielabel wordt beoogd.<br />

• Wat met het pensioenregister wordt beoogd.<br />

I nzicht<br />

Het bestuurslid kan inzicht geven in<br />

• Het communicatiebeleid/communicatieplan van zijn pensioenfonds.<br />

• De kernboodschappen van zijn pensioenfonds.<br />

• Hoe de communicatie van zijn pensioenfonds wordt getoetst en geevalueerd.<br />

Oordeefsvorminq<br />

Het bestuurslid kan motiveren waarom bij zijn pensioenfonds gekozen is voor de<br />

benadering van de aspecten zoals deze zijn vermeld onder lnzicht.<br />

18119


tJAr’verIrIogenornteieven<br />

Vragenlijst zelfevaluatie bestuur<br />

Bijlage 3.<br />

(voorbeeld, van jaar op jaar aan te vullen met actuee thema’s en aandachtspunten<br />

uit voorgaande evaluaties)<br />

Met betrekking tot het eigen functioneren in het algemeen:<br />

1. Hoe denken de bestuursleden over het eigen functioneren?<br />

2. Zijn de bestuursleden van mening dat wordt voldaan aan de geformuleerde competenties in de profielen<br />

en het <strong>deskundigheid</strong>splan?<br />

3. Zijn de geformuleerde competenties passend bij dit bestuur?<br />

Met betrekking tot competenties “samenwerken” en “voorzittersvaardigheid”:<br />

4. Is er sprake van eenduidigheid binnen het bestuur over de taken en verwachtingen die men heeft over<br />

het functioneren van het bestuur en van de individuele eden?<br />

5. Wat vindt men van de rol van de voorzitter (zoals andere bestuursleden voldoende ruimte geven, vragen<br />

om leders input, duidelijke besluiten nemen) en de rol van de overige bestuursleden (hun bijdrage aan<br />

de discussie, voldoende diepte, voldoende constructief)?<br />

6. Is er binnen het bestuur een sfeer van vertrouwen of van conflict? Zijn bestuursleden bereid om in het<br />

belang van het pensioenfonds de discussie aan te gaan met medebestuursleden?<br />

Met betrekking tot competenties “onafhankelijkheid” en “integriteit”:<br />

7. Ligt de prioriteit van de individuele bestuursleden bij het besturen van het fonds of bij het behartigen van<br />

een specifiek (of eigen) belang? Gaan bestuursleden hierover het gesprek met elkaar aan?<br />

8. Hoe verloopt het afleggen van verantwoording door het bestuur en hoe is de relatie met alle<br />

belanghebbenden (werkgever(s), deelnemers, slapers, pensioengerechtigden) en de toezichthouders<br />

(DNB, AFM en intern toezicht)?<br />

Met betrekking tot het besluitvormingsproces:<br />

9. Wordt er effectief vergaderd (denk aan de vergaderfrequentie, het tijdig aanleveren van bestuursstukken<br />

en nuttige informatie, de besteding van de beschikbare vergadertijd, het opmaken van de notulen en het<br />

vastleggen van de besluiten en acties)?<br />

10. Is er sprake van optimale betrokkenheid van de bestuursleden bij de kerntaken van het fonds (denk aan<br />

het initiëren van beleid tot het evalueren en bijstellen ervan)?<br />

Betrek bij deze vragen het oordeel van het intern toezicht. Stemt dit oordeel overeen met het eigen beeld<br />

van het bestuur?<br />

Met betrekking tot <strong>deskundigheid</strong>:<br />

11. Zijn de bestuursleden van mening dat de <strong>deskundigheid</strong> van het bestuur en de individuele bestuursleden<br />

voldoet aan de <strong>deskundigheid</strong> als bedoeld in het <strong>deskundigheid</strong>splan?<br />

Met betrekking tot het uitvoeringsproces:<br />

12. Worden de genomen bestuursbesluiten daadwerkelijk uitgevoerd?<br />

13. Wordt de financiele situatie van het fonds en het initieren en uitvoeren van (strategische) beslissingen<br />

adequaat gemonitord?<br />

14. Is het bestuur voldoende in staat om (op hoofdlljnen) toezicht te houden op de uitvoering van de<br />

pensioenregeling (denk aan toezicht op werkzaamheden van het pensioenbureau, de (externe)<br />

uitvoeringsorganisatie en externe advisering)?<br />

19119

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!