Plusarrangementen voor vwo-leerlingen - School aan Zet
Plusarrangementen voor vwo-leerlingen - School aan Zet Plusarrangementen voor vwo-leerlingen - School aan Zet
Plusarrangementen voor vwo-leerlingen Verkennend onderzoek op scholen in Bèta Excellent Annemarie van Langen
- Page 2 and 3: Plusarrangementen voor vwo-leerling
- Page 4 and 5: Inhoud 1 Onderzoeksopzet 1 1.1 Acht
- Page 6 and 7: ten’ en ‘verrijken’. Daaronde
- Page 8 and 9: Op de scholen zijn in februari-maar
- Page 10 and 11: 2 De plusarrangementen van de onder
- Page 12 and 13: Op één school is dus sprake van 2
- Page 14 and 15: Tabel 2.3 - Mate van keuzevrijheid
- Page 16 and 17: Tabel 2.4 - Wat weegt mee bij de se
- Page 18 and 19: Op vijf scholen mag dit slechts met
- Page 20 and 21: 3 Achtergrondkenmerken en prestatie
- Page 22 and 23: Tabel 3.2 laat zien of er verschil
- Page 24 and 25: 3.3 Voorafgaande prestaties In deze
- Page 26 and 27: Ondanks de lagere Cito-scores van d
- Page 28 and 29: A; zonder deze school ligt ook hier
- Page 30 and 31: Hierna presenteren we de gemiddelde
- Page 32 and 33: Tabel 3.12 - Gemiddeld rapportcijfe
- Page 34 and 35: Profielkeuze Een andere indicatie v
- Page 36 and 37: 4 Sociaal-emotionele attitudes van
- Page 38 and 39: werpen in het technasium eveneens d
- Page 40 and 41: In de eerste stap is vastgesteld vo
- Page 42 and 43: Tabel 4.2 - Gemiddelde schaalscores
- Page 44 and 45: 4.5 Empowerment van plusdeelnemers
- Page 46 and 47: hierop onder de maat. Niettemin zij
- Page 48 and 49: Tabel 4.7 - Gemiddelde scores op de
- Page 50 and 51: Tabel 4.9 - Verdeling van de plusde
<strong>Plusarrangementen</strong><br />
<strong>voor</strong> <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Verkennend onderzoek op scholen in<br />
Bèta Excellent<br />
Annemarie van Langen
<strong>Plusarrangementen</strong><br />
<strong>voor</strong> <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Verkennend onderzoek op scholen in Bèta Excellent<br />
December 2012<br />
Annemarie van Langen
Foto omslag: Flip Franssen<br />
© 2012 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen<br />
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden<br />
verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan<br />
ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de schriftelijke toestemming van<br />
het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen.<br />
No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means<br />
without written permission from the publisher.
Inhoud<br />
1 Onderzoeksopzet 1<br />
1.1 Achtergrond: het programma Bèta Excellent 1<br />
1.2 <strong>Plusarrangementen</strong> <strong>voor</strong> excellente <strong>leerlingen</strong> 1<br />
1.3 Vraagstelling en onderzoeksopzet 2<br />
1.3.1 Onderzoeksvragen 2<br />
1.3.2 Bepaling scholensteekproef, verzamelen kenmerken plusarrangementen 3<br />
1.3.3 Verzamelen van achtergrond- en prestatiekenmerken van <strong>leerlingen</strong> 3<br />
1.3.4 Afname van een vragenlijst <strong>aan</strong> <strong>leerlingen</strong> 4<br />
1.4 Leeswijzer 4<br />
2 De plusarrangementen van de onderzoeksscholen 6<br />
2.1 Inleiding 6<br />
2.2 <strong>Plusarrangementen</strong> in leerjaar 1 en 2 6<br />
2.3 <strong>Plusarrangementen</strong> in leerjaar 5 12<br />
2.4 Vervolg 14<br />
3 Achtergrondkenmerken en prestaties van plusdeelnemers 16<br />
3.1 Inleiding 16<br />
3.2 Achtergrondkenmerken 17<br />
3.3 Voorafg<strong>aan</strong>de prestaties 20<br />
3.4 Huidige prestaties 25<br />
3.5 Vervolg 31<br />
4 Sociaal-emotionele attitudes van plusdeelnemers 32<br />
4.1 Inleiding 32<br />
4.2 De inhoud van de vragenlijst 32<br />
4.3 Selectie onderzoeksgroep en verloop dataverzameling 35<br />
4.4 <strong>School</strong>beleving en schoolcommitment van plusdeelnemers en reguliere <strong>leerlingen</strong> 37<br />
4.5 Empowerment van plusdeelnemers en reguliere <strong>leerlingen</strong> 40<br />
4.6 Excellentieschalen en typen 41<br />
4.7 Toekomstplannen 46<br />
4.8 Vervolg 52<br />
5 Managementsamenvatting 53<br />
Literatuur 61
1 Onderzoeksopzet<br />
1.1 Achtergrond: het programma Bèta Excellent<br />
Het Platform Bèta Techniek heeft in schooljaar 2011-2012 het programma Bèta Excellent uitgevoerd,<br />
samen met 250 scholen <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs. De scholen hebben in deze periode<br />
met hulp van experts, partnerorganisaties en het programmateam een bijdrage geleverd <strong>aan</strong> het<br />
ontwikkelen van kennis en kunde (‘bouwstenen’) ten <strong>aan</strong>zien van de volgende vijf thema’s:<br />
Opbrengstgericht werken & basisvaardigheden; Professionalisering in omg<strong>aan</strong> met verschillen;<br />
Lerende organisatie & HRM-beleid; Excellentie & hoogbegaafdheid en Bèta & techniek. Deze<br />
beleidsthema's vinden hun oorsprong in de departementale Actieplannen Beter Presteren en<br />
Leraar 2020, en liggen ook ten grondslag <strong>aan</strong> het Bestuursakkoord VO (2012-2015). De bouwstenen<br />
die het programma Bèta Excellent oplevert, vormen een belangrijke kennisbasis <strong>voor</strong> het<br />
programma <strong>School</strong> <strong>aan</strong> <strong>Zet</strong> dat vanaf 2012 van start gaat.<br />
Elke deelnemende school diende in Bèta Excellent <strong>aan</strong> tenminste twee van de bovengenoemde<br />
vijf beleidsthema’s te werken. Een deel koos <strong>voor</strong> het thema Excellentie & hoogbegaafdheid.<br />
Op 31 van deze scholen is in schooljaar 2011-2012 door het ITS een onderzoek uitgevoerd naar<br />
de plusarrangementen die op deze scholen worden <strong>aan</strong>geboden <strong>aan</strong> excellente <strong>leerlingen</strong> in het<br />
<strong>vwo</strong>. De onderzoeksbevindingen kunnen eveneens dienen als bouwsteen waarmee de kennis<br />
over dit onderwerp wordt vergroot en andere scholen inspiratie kunnen opdoen. Over het onderzoek<br />
doen we in dit rapport nader verslag.<br />
1.2 <strong>Plusarrangementen</strong> <strong>voor</strong> excellente <strong>leerlingen</strong><br />
Uit de literatuur weten we dat de term ‘plusarrangement’ in het <strong>voor</strong>tgezet onderwijs naar diverse<br />
situaties kan verwijzen (Mooij & Fettelaar, 2010; Veltkamp, De Vrije & De With, 2011; Van<br />
Langen, 2012). Zo’n arrangement kan bij<strong>voor</strong>beeld betrekking hebben op een programma van<br />
enkele uren per week <strong>voor</strong> individuele <strong>leerlingen</strong>, maar ook op aparte klassen die gedurende het<br />
hele schooljaar door een eigen onderwijs<strong>aan</strong>bod ontvangen. Variatie kan optreden naar leerjaar<br />
en ook naar schooltype, ofschoon <strong>voor</strong>al <strong>vwo</strong>-scholen en gymnasia vaak plusarrangementen<br />
<strong>aan</strong>bieden, met name in de onderbouw. Ook het competentiegebied waarop het arrangement<br />
zich richt, kan verschillen. Veel plusarrangementen hebben betrekking op cognitieve leergebieden<br />
zoals exacte vakken en/of vreemde talen, maar ook arrangementen met een <strong>aan</strong>bod op het<br />
terrein van cultuur of sport zijn bekend. Deels in samenhang hiermee verschillen ook de doelen;<br />
soms gaat het <strong>voor</strong>al om vermeerdering van cognitieve kennis en vaardigheden, elders spelen<br />
ook sociaal-emotionele aspecten (zoals leren samenwerken, verbeteren van de motivatie) en/of<br />
de ontwikkeling van meta-cognitieve vaardigheden (kritisch denken, onderzoek doen, leren<br />
plannen) een belangrijke rol. Ook zijn er scholen die helemaal geen duidelijke criteria en doelen<br />
vaststellen ten <strong>aan</strong>zien van het plusarrangement (Veltkamp e.a., idem). De didactische werkwijze<br />
in de arrangementen is evenmin overal gelijk, al is wel op veel plaatsen sprake van ‘compac-<br />
1
ten’ en ‘verrijken’. Daaronder verstaat men het indikken of weglaten van reguliere lesstof om<br />
zodoende ruimte te creëren <strong>voor</strong> verdieping of verbreding. De begeleiding van de plusarrangementen<br />
is meestal in handen van docenten, maar zij verschillen onderling in ontvangen training<br />
en <strong>aan</strong>sturing en ook wordt het onderwijs soms deels buiten school en/of door externe deskundigen<br />
(o.a. van universiteiten en hogescholen) verzorgd.<br />
Ook de selectie van <strong>leerlingen</strong> <strong>voor</strong> het plusarrangement varieert tussen scholen, en dat hangt<br />
weer samen met het gebrek <strong>aan</strong> eenduidigheid rond het begrip ‘excellentie’. Mooij en Fettelaar<br />
(2010) stellen vast dat de meest gangbare definitie van excellente <strong>leerlingen</strong> in het primair en<br />
<strong>voor</strong>tgezet onderwijs neerkomt op de vijf tot tien procent best presterende <strong>leerlingen</strong>, in vergelijking<br />
tot hun klasgenoten. In het actieplan Beter Presteren wordt gerept van de twintig procent<br />
best presterende <strong>leerlingen</strong>. Hoe dan ook gaat het om een relatieve definitie die per school verschillend<br />
kan uitpakken. Ook maakt het nogal wat uit op welk competentiegebied de <strong>leerlingen</strong><br />
dan hoog scoren. Cognitief zeer getalenteerde <strong>leerlingen</strong> (hoogbegaafden) scoren in principe<br />
hoog op algemene capaciteitentesten (IQ-testen). Vaak ervaren deze <strong>leerlingen</strong> echter onvoldoende<br />
uitdaging in het onderwijs en g<strong>aan</strong> in de loop der jaren steeds meer verschijnselen vertonen<br />
van onderpresteren (Mooij & Fettelaar, idem). Daardoor behoren zij niet altijd tot de<br />
hoogst scorende groep bij specifieke schoolvaardighedentoetsen, zoals de Cito-Eindtoets. Ook<br />
vertonen zulke <strong>leerlingen</strong> vaak motivatie- en gedragsproblemen, terwijl <strong>voor</strong> sommige plusarrangementen<br />
juist alleen hoog gemotiveerde <strong>leerlingen</strong> in <strong>aan</strong>merking komen.<br />
1.3 Vraagstelling en onderzoeksopzet<br />
1.3.1 Onderzoeksvragen<br />
Het ligt <strong>voor</strong> de hand dat ook op de scholen van Bèta Excellent de plusarrangementen <strong>voor</strong> excellente<br />
<strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> van elkaar verschillen in velerlei opzichten. In combinatie met het <strong>aan</strong>tal<br />
betrokken scholen (31) en de korte tijdspanne (schooljaar 2011-2012) is het onderzoek dat<br />
we hierna beschrijven daarom inventariserend van aard, en zal er geen sprake kunnen zijn van<br />
het vaststellen van robuuste effecten van de deelname <strong>aan</strong> een plusarrangement op de cognitieve<br />
of niet-cognitieve vaardigheden van de deelnemende <strong>leerlingen</strong>. De vraagstelling die ten grondslag<br />
ligt <strong>aan</strong> dit onderzoek kan uiteengelegd worden in drie delen:<br />
1. Welke algemeen beschrijvende kenmerken hebben de plusarrangementen <strong>voor</strong> <strong>vwo</strong><strong>leerlingen</strong><br />
op de onderzoeksscholen?<br />
2. Wat zijn de achtergrond- en prestatiekenmerken van de <strong>leerlingen</strong> die deelnemen <strong>aan</strong> deze<br />
plusarrangementen en in welke opzichten verschillen zij van hun klasgenoten die hier<strong>aan</strong><br />
niet deelnemen? In hoeverre varieert dit tussen de scholen?<br />
3. Welke sociaal-emotionele competenties en houdingen kunnen worden vastgesteld bij de<br />
deelnemende <strong>leerlingen</strong> in vergelijking tot een controlegroep van niet-deelnemende klasgenoten<br />
en in hoeverre varieert dat tussen de scholen?<br />
2
Om deze vragen te kunnen beantwoorden is een onderzoek opgezet in drie fasen die in de volgende<br />
paragrafen kort worden geschetst.<br />
1.3.2 Bepaling scholensteekproef, verzamelen kenmerken plusarrangementen<br />
In de eerste onderzoeksfase heeft het Platform Bèta Techniek zelf een <strong>voor</strong>lopige selectie van<br />
35 scholen <strong>aan</strong>gewezen die zouden kunnen meewerken <strong>aan</strong> het onderzoek. Het ging om deelnemende<br />
scholen <strong>aan</strong> Bèta Excellent die hadden <strong>aan</strong>gegeven te willen werken <strong>aan</strong> het beleidsthema<br />
‘Excellentie & hoogbegaafdheid’ en die in 2011-12 een plusarrangement <strong>voor</strong> <strong>vwo</strong><strong>leerlingen</strong><br />
<strong>aan</strong>boden. Ook zijn enkele controlescholen toegevoegd die wilden werken <strong>aan</strong> het<br />
thema excellentie zonder dit te combineren met een plusarrangement. Het ITS heeft in december<br />
2011 van al deze scholen zoveel mogelijk gegevens over hun plusarrangement geïnventariseerd.<br />
Het betreft deels informatie die het Platform al had verzameld via het <strong>aan</strong>meldingsformulier en<br />
startgesprek van het programma Bèta Excellent, en deels informatie die op de website van de<br />
school staat. Op grond van deze eerste inventarisatie zijn vier scholen uit de steekproef verwijderd,<br />
omdat sprake was van te grote onduidelijkheid of vaagheid over het (best<strong>aan</strong> van een)<br />
plusarrangement, of omdat dit plusarrangement pas kort tevoren was opgestart en er nog geen<br />
ervaring mee was opged<strong>aan</strong>. Bij de uiteindelijke selectie van 31 onderzoeksscholen heeft het<br />
ITS in januari 2012 een telefonische enquête afgenomen over enkele kwantitatieve, algemeen<br />
beschrijvende kenmerken van de arrangementen. Hiermee kon de eerste onderzoeksvraag worden<br />
beantwoord en het vervolgonderzoek worden gestart.<br />
1.3.3 Verzamelen van achtergrond- en prestatiekenmerken van <strong>leerlingen</strong><br />
De tweede fase van het onderzoek vond plaats met behulp van de 31 geselecteerde <strong>vwo</strong>-scholen<br />
c.q. <strong>vwo</strong>-afdelingen van scholen. Van tevoren zijn deze scholen ingedeeld in drie groepen, op<br />
grond van de informatie verzameld in de eerste onderzoeksfase. In groep A zitten negentien<br />
scholen die in 2011-2012 een duidelijk afgebakend plusarrangement <strong>voor</strong> excellente <strong>vwo</strong><strong>leerlingen</strong><br />
in de onderbouw <strong>aan</strong>boden. Zij hebben <strong>aan</strong> het onderzoek deelgenomen met de leerjaren<br />
1 en 2 1 . In groep B zitten zeven scholen die in 2011-2012 een duidelijk afgebakend plusarrangement<br />
<strong>voor</strong> excellente <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> in de onder- en bovenbouw <strong>aan</strong>boden. Zij hebben <strong>aan</strong><br />
het onderzoek deelgenomen met de leerjaren 1 en 5. Groep C omvat vijf controlescholen die in<br />
2011-2012 geen duidelijk afgebakend plusarrangement kenden 2 . Deze scholen fungeren als<br />
vergelijkingsgroep in het onderzoek; zij hebben meeged<strong>aan</strong> <strong>aan</strong> het onderzoek met leerjaar 1 en<br />
2 óf leerjaar 1 en 5 (willekeurig gekozen).<br />
1 Eén school bleek achteraf alleen een plusarrangement in leerjaar 1 te hebben. Leerjaar 2 van deze school is niettemin<br />
ook in het onderzoek betrokken, waarbij de school beschouwd is als controleschool.<br />
2 Dat wil overigens niet zeggen dat er geen <strong>aan</strong>dacht <strong>voor</strong> excellente <strong>leerlingen</strong> was; er kan ook sprake zijn geweest<br />
van een heel individueel en divers <strong>aan</strong>bod (‘op maat’).<br />
3
Op de scholen zijn in februari-maart 2012 bij de schooladministraties twee soorten kenmerken<br />
opgevraagd van alle <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> in de betreffende leerjaren die deelnamen <strong>aan</strong> het plusarrangement,<br />
plus van alle <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> uit dezelfde leerjaren die daar<strong>aan</strong> niet deelnamen (op<br />
de scholen in groep C betrof dit alle <strong>leerlingen</strong>). Het gaat om de volgende kenmerken:<br />
• achtergrondkenmerken zoals geboortedatum, sekse, geboorteland en nationaliteit;<br />
• prestatie- en onderwijsindicatoren, zoals Cito-Eindtoetsscore, basisschooladvies, andere beschikbare<br />
toets- en testscores, recente rapportcijfers, leerjaar en schooltype, van Tweede Fase-<strong>leerlingen</strong><br />
ook de profielkeuze.<br />
Het verzamelen (soms ook nog invoeren) van deze gegevens en <strong>voor</strong>al het stroomlijnen daarvan,<br />
zodat alle gegevens opgenomen zijn in een databestand met een beperkt <strong>aan</strong>tal vaste variabelen,<br />
bleek een bewerkelijke klus. Die heeft echter wel geresulteerd in een toegankelijk bestand<br />
van kenmerken van <strong>leerlingen</strong> binnen scholen, met een onderscheid naar deelnemers <strong>aan</strong><br />
het plusarrangement van de school en hun jaargenoten op het <strong>vwo</strong>.<br />
Per school werden overigens slechts twee leerjaren in het onderzoek betrokken om de onderzoekslast<br />
beperkt te houden. Uiteraard was het wel belangrijk om zoveel mogelijk op alle scholen<br />
dezelfde leerjaren te betrekken, zodat de te verzamelen gegevens goed vergelijkbaar zouden<br />
zijn. Over het algemeen mag worden <strong>aan</strong>genomen dat de <strong>leerlingen</strong> in de twee leerjaren een<br />
goede afspiegeling vormen van de gehele schoolpopulatie, tenzij er sprake is geweest van ingrijpende<br />
interne schoolveranderingen.<br />
1.3.4 Afname van een vragenlijst <strong>aan</strong> <strong>leerlingen</strong><br />
Voor de derde onderzoeksfase is uit het hier<strong>voor</strong> beschreven databestand per school een selectie<br />
gemaakt van alle <strong>leerlingen</strong> die deelnamen <strong>aan</strong> het plusarrangement, plus een zoveel mogelijk<br />
vergelijkbare controlegroep (op scholen in groep C is alleen een controlegroep geselecteerd). In<br />
totaal ging het om ruim 3100 <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op 31 scholen; gemiddeld dus 100 <strong>leerlingen</strong> per<br />
school, uit leerjaar 1 en 2 of leerjaar 1 en 5.<br />
Aan deze <strong>leerlingen</strong> is in de periode april-juni 2012 met hulp van de schoolcontactpersoon een<br />
schriftelijke vragenlijst <strong>voor</strong>gelegd. Deze vragenlijst bevatte uitsluitend vragen met gesloten<br />
antwoordcategorieën, was optisch inleesbaar (d.w.z. machinaal te verwerken) en kon in circa<br />
twintig minuten worden ingevuld. Met de vragen werden enkele sociaal-emotionele concepten<br />
(sociale schoolbeleving, commitment <strong>aan</strong> school, empowerment, excellentietype) alsook de toekomstplannen<br />
van de <strong>leerlingen</strong> gemeten. Ook deze onderzoeksfase heeft een toegankelijk databestand<br />
met gegevens op <strong>leerlingen</strong>niveau opgeleverd.<br />
1.4 Leeswijzer<br />
In hoofdstuk 2 van dit rapport wordt een overzicht gegeven van de algemeen beschrijvende<br />
kenmerken van de plusarrangementen van de onderzoeksscholen. Ook worden op basis van<br />
deze kenmerken de scholen en hun plusarrangement ingedeeld in enkele typen of categorieën<br />
4
(onderzoeksvraag 1). In hoofdstuk 3 worden de verzamelde achtergrondkenmerken en prestatiekenmerken<br />
gepresenteerd van de <strong>leerlingen</strong> die deelnamen <strong>aan</strong> de plusarrangementen, en ter<br />
vergelijking ook van hun klasgenoten die niet deelnamen. Nageg<strong>aan</strong> wordt of deze kenmerken<br />
van de plusdeelnemers sterk verschillen tussen scholen en in hoeverre dit gerelateerd is <strong>aan</strong> het<br />
type plusarrangement (onderzoeksvraag 2). In hoofdstuk 4 doen we verslag van de resultaten<br />
van de <strong>leerlingen</strong>vragenlijst en we laten zien in welke mate er verschillen zijn tussen de plusdeelnemers<br />
en de overige <strong>leerlingen</strong>, zowel binnen als tussen scholen. Ook hierbij g<strong>aan</strong> we na in<br />
hoeverre dit gerelateerd is <strong>aan</strong> het type plusarrangement (onderzoeksvraag 3). Hoofdstuk 5 tenslotte<br />
geeft een samenvatting van alle <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de onderzoeksbevindingen, uitmondend in een<br />
<strong>aan</strong>tal kernconclusies en <strong>aan</strong>bevelingen.<br />
5
2 De plusarrangementen van de onderzoeksscholen<br />
2.1 Inleiding<br />
Zoals we in hoofdstuk 1 hebben beschreven, is via diverse bronnen informatie verzameld over<br />
de plusarrangementen van de onderzoeksscholen. Al deze informatie wordt gebruikt <strong>voor</strong> de<br />
beschrijving en typering van de plusarrangementen in dit hoofdstuk. Vooraf willen we benadrukken<br />
dat elk plusarrangement uniek is, en dat dit hoofdstuk daar<strong>aan</strong> per definitie niet geheel<br />
recht kan doen. We presenteren hier namelijk uitsluitend een <strong>aan</strong>tal algemeen beschrijvende<br />
kenmerken van de arrangementen. In een afzonderlijke brochure van het Platform die eveneens<br />
in 2012 verschijnt, worden de plusarrangementen van acht van de 31 scholen wel diepg<strong>aan</strong>der<br />
beschreven (Van Langen, 2012).<br />
In de paragrafen hierna maken we onderscheid tussen plusarrangementen in leerjaar 1, leerjaar 2<br />
en leerjaar 5 van de scholen. Dat is nodig omdat later in dit rapport per leerjaar een link zal<br />
worden gelegd tussen het type plusarrangement en de onderzoeksbevindingen.<br />
2.2 <strong>Plusarrangementen</strong> in leerjaar 1 en 2<br />
Op 26 van de 31 onderzochte scholen is sprake van een afgebakend plusarrangement <strong>voor</strong> <strong>vwo</strong><strong>leerlingen</strong><br />
in leerjaar 1. We beschrijven hierna enkele relevante kenmerken van deze 26 scholen<br />
en hun plusarrangementen. Op achttien scholen, een deelverzameling uit eerdergenoemde 26, is<br />
ook het plusarrangement in leerjaar 2 onderzocht. Die worden hierna eveneens beschreven.<br />
Op de acht scholen waarvan het plusarrangement van leerjaar 1 maar niet van leerjaar 2 wordt<br />
beschreven, is overigens meestal ook een plusarrangement in leerjaar 2 <strong>aan</strong>wezig. Deze zijn<br />
echter niet betrokken bij het onderzoek, omdat op deze scholen het plusarrangement in leerjaar<br />
5 is onderzocht.<br />
Aangeboden schooltypen en aparte plusklassen in leerjaar 1 en 2<br />
De scholen met een onderzocht plusarrangement in leerjaar 1 en soms ook leerjaar 2 verschillen<br />
in de wijze waarop ze de brugklassen en tweede klassen <strong>voor</strong> <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> hebben ingedeeld.<br />
Sommige scholen kennen dakpanconstructies met een combinatie van havo en <strong>vwo</strong>, andere<br />
scholen niet. Een en ander is weergegeven in tabel 2.1.<br />
Voorts hebben sommige scholen aparte plusklassen ingericht waarin de plusdeelnemers vrijwel<br />
alle lestijd doorbrengen (voltijd plusklas). Op andere scholen zitten de plusdeelnemers een <strong>aan</strong>tal<br />
uren per week en/of per jaar in een aparte plusklas, en brengen ze de overige tijd door in een<br />
reguliere klas (deeltijd plusklas). Een derde groep scholen kent helemaal geen aparte plusklassen,<br />
voltijd noch deeltijd; de <strong>leerlingen</strong> zitten in reguliere klassen tussen de andere <strong>leerlingen</strong>, en<br />
6
verlaten deze soms om individueel of in kleine groepjes <strong>aan</strong> extra projecten of opdrachten te<br />
werken (individueel arrangement). Ook deze informatie is in tabel 2.1 opgenomen.<br />
Tabel 2.1 – Indeling klassen <strong>voor</strong> <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> en type plusarrangement in leerjaar 1(betreft<br />
26 scholen)en leerjaar 2 (betreft 18 van deze 26 scholen)<br />
Leerjaar 1<br />
Aantal<br />
scholen<br />
Individueel<br />
arrangement<br />
7<br />
Deeltijd<br />
plusklas<br />
Voltijd<br />
plusklas<br />
Alleen havo/<strong>vwo</strong> 8 1 1 6<br />
Havo/<strong>vwo</strong> en <strong>vwo</strong> 1 9 3 1 5<br />
Alleen <strong>vwo</strong> 1 3 1 1 1<br />
Alleen gymnasium 6 4 0 2<br />
Leerjaar 2<br />
Aantal<br />
Scholen<br />
Individueel<br />
arrangement<br />
Deeltijd<br />
plusklas<br />
Voltijd<br />
plusklas<br />
Havo/<strong>vwo</strong> en <strong>vwo</strong> 1 4 1 1 2<br />
Alleen <strong>vwo</strong> 1 11 3 2 6<br />
Alleen gymnasium 3 1 0 2<br />
De gegevens uit deze tabel zijn afkomstig van de telefonische enquête en de website van de scholen.<br />
1 Onder <strong>vwo</strong> verst<strong>aan</strong> we atheneum, atheneum en gymnasium, technasium of ongedeeld <strong>vwo</strong>.<br />
Alle scholen waarvan het plusarrangement zowel in leerjaar 1 als 2 wordt onderzocht, hebben<br />
een vergelijkbaar type plusarrangement in beide jaren.<br />
Overigens wijzen we er op dat de in de tabel genoemde niveau-indeling van de klassen betrekking<br />
heeft op de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> van de scholen, en dus <strong>voor</strong> de plusdeelnemers anders<br />
kan uitpakken. Dat geldt bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> de zes scholen die alle reguliere <strong>leerlingen</strong> onderbrengen<br />
in brugklassen havo/<strong>vwo</strong> en daarnaast een voltijd plusklas hebben: laatstgenoemde klas<br />
duiden zij <strong>aan</strong> als <strong>vwo</strong>+ klas (2x) of hoogbegaafdenklas (4x). Ook is er één school die alle reguliere<br />
<strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> in leerjaar 1 en 2 onderbrengt in atheneumklassen, en alle plusdeelnemers<br />
in gymnasiumklassen.<br />
Aantal plusdeelnemers<br />
Op de 26 onderzoeksscholen met een onderzocht plusarrangement in leerjaar 1 treffen we in<br />
totaal 774 plusdeelnemers in leerjaar 1 <strong>aan</strong>. Dat is een gemiddelde van dertig plusdeelnemers<br />
per school. De range tussen scholen varieert echter sterk: van twee plusdeelnemers tot 201 plusdeelnemers<br />
in leerjaar 1. Het percentage plusdeelnemers ten opzichte van alle <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
(d.w.z. alle <strong>leerlingen</strong> in brugklas atheneum, gymnasium en ongedeeld <strong>vwo</strong>) bedraagt in leerjaar<br />
1 ongeveer 27 procent. Dit percentage is overigens berekend exclusief de scholen die alleen<br />
havo/<strong>vwo</strong>-brugklassen kennen, omdat op deze scholen onduidelijk is wie <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> zijn en<br />
wie havo-<strong>leerlingen</strong>.
Op één school is dus sprake van 201 plusdeelnemers in leerjaar 1. Het betreft een school met<br />
een individueel plusarrangement, waar<strong>aan</strong> maar liefst 94 procent van alle <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> deelneemt.<br />
Op de andere scholen met een individueel arrangement gaat het om drie tot negentien<br />
procent van alle <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Het is de vraag of het arrangement van eerstgenoemde school<br />
wel een plusarrangement (<strong>voor</strong> excellente <strong>leerlingen</strong>) mag heten. Zonder deze school zakt het<br />
<strong>aan</strong>tal plusdeelnemers in leerjaar 1 naar 573 (gemiddeld 23 <strong>leerlingen</strong> per school) en naar twintig<br />
procent van alle <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>.<br />
Op de achttien scholen met een onderzocht plusarrangement in leerjaar 2 treffen we 357 plusdeelnemers<br />
<strong>aan</strong>; gemiddeld twintig plusdeelnemers per school met een minimum van vier en<br />
een maximum van 41. Het percentage plusdeelnemers ten opzichte van alle <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> in<br />
leerjaar 2 bedraagt twintig procent. Eerdergenoemde school met 201 plusdeelnemers in leerjaar<br />
1, heeft in leerjaar 2 ‘slechts’ 39 plusdeelnemers (28% van alle <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> in leerjaar 2 op<br />
deze school) en wijkt daarmee veel minder af van de overige scholen dan in leerjaar 1.<br />
Organisatie van het plusarrangement in leerjaar 1 en 2<br />
Uit tabel 2.1. bleek dat er twaalf onderzoeksscholen zijn waar de plusdeelnemers in leerjaar 1<br />
niet in een voltijd plusklas zitten; zij brengen een deel van de lestijd door in een reguliere klas<br />
tussen hun leeftijdsgenoten. Hetzelfde geldt <strong>voor</strong> de plusdeelnemers in leerjaar 2 van acht onderzoeksscholen.<br />
Deze <strong>leerlingen</strong> verlaten soms (d.w.z. gedurende een <strong>aan</strong>tal uren per week<br />
en/of een <strong>aan</strong>tal weken per jaar) de reguliere klas om individueel/in kleine groepjes of in de<br />
deeltijd plusklas te werken <strong>aan</strong> speciale projecten, opdrachten en activiteiten. Zoals uit tabel 2.2<br />
blijkt, kan tussen en soms ook binnen deze scholen het <strong>aan</strong>tal uren dat de plusdeelnemer de<br />
reguliere klas verlaat flink variëren.<br />
Tabel 2.2 – Aantal uren dat de plusdeelnemer in leerjaar 1 (12 scholen) en leerjaar 2 (8 scholen)<br />
de reguliere klas verlaat. Betreft alleen scholen zonder voltijd plusklas.<br />
8<br />
Leerjaar 1 Leerjaar 2<br />
Totaal I DP Totaal I DP<br />
Dat verschilt sterk tussen plusdeelnemers, als volgt: 5 3<br />
-Minimaal 0 – maximaal 3 uur per week 1<br />
-Minimaal 0 – maximaal 10 uur per week 1 1<br />
-Minimaal 0 – geen maximum per week 1 1<br />
-Minimaal 2 – maximaal 3 uur per week 1 1<br />
-Minimaal 2 – geen maximum per week vastgesteld 1<br />
Dat is <strong>voor</strong> alle plusdeelnemers ongeveer gelijk, namelijk: 7 5<br />
-2 uur per week, 16 weken per jaar 2 1<br />
-2 uur per week, 20 weken per jaar 1 1<br />
-2 uur per week, 40 weken per jaar 1 1<br />
-5 uur per week, 20 weken per jaar 1<br />
-9 uur per week, 40 weken per jaar 1 1<br />
-18 uur per week, 5 weken per jaar 1 1<br />
De gegevens uit deze tabel zijn afkomstig van de telefonische enquête en de website van de scholen.<br />
I= individueel arrangement, DP=deeltijd plusklas
Uit tabel 2.2 komt een forse variatie naar voren. Aan de ene kant zijn er scholen waar de plusdeelnemer<br />
niet meer dan 1 of 2 uur per week de reguliere klas verlaat, soms bovendien slechts<br />
in een deel van het schooljaar. Aan de andere kant van het spectrum zien we een school waar de<br />
plusdeelnemer zowel in leerjaar 1 als 2 gedurende het hele schooljaar 9 uur per week de reguliere<br />
klas verlaat om in de deeltijd plusklas door te brengen. Ook is er een school waar de plusdeelnemers<br />
18 uur per week de reguliere klas verlaten om deel te nemen <strong>aan</strong> de deeltijd plusklas,<br />
maar dat slechts <strong>voor</strong> een periode van 5 (project)weken per jaar.<br />
Compacten<br />
Het verlaten van de reguliere klas om <strong>aan</strong> eigen projecten te werken, individueel of in de deeltijd<br />
plusklas, zou je een vorm van ‘compacten’ kunnen noemen; d.w.z. het verwerken van de<br />
verplichte lesstof in minder tijd dan er <strong>voor</strong> staat <strong>voor</strong> de overige <strong>leerlingen</strong>, om zodoende ruimte<br />
<strong>voor</strong> verbreding/verdieping te creëren. Deze manier van compacten komt er op neer dat plusdeelnemers<br />
die soms hun reguliere klas verlaten, eenvoudigweg bepaalde lessen missen die hun<br />
klasgenoten wel <strong>aan</strong>geboden krijgen. Hoeveel uren dat zijn, is af te leiden uit tabel 2.2.<br />
Als er sprake is van een voltijd plusklas, kan het compacten echter ook een andere vorm krijgen:<br />
de leerkrachten bieden de verplichte lesstof daadwerkelijk compacter <strong>aan</strong>, groepsgewijs <strong>aan</strong> de<br />
hele plusklas. Bij<strong>voor</strong>beeld door sneller door de stof heen te g<strong>aan</strong> en herhalingsopdrachten weg<br />
te laten of door een ‘top-down’ benadering of vakoverstijgende <strong>aan</strong>pak te kiezen. Het <strong>aan</strong>tal<br />
uren dat daarmee wordt gewonnen, is op sommige scholen heel duidelijk <strong>aan</strong> te wijzen, doordat<br />
het per vak wordt berekend. Bij<strong>voor</strong>beeld als uit de lessentabellen blijkt dat in de plusklas 1 uur<br />
minder wiskunde, Nederlands en Frans wordt gegeven dan in de reguliere <strong>vwo</strong>-klas. Op andere<br />
scholen is het echter veel lastiger vast te stellen, omdat het compacten samengaat met thematisch<br />
en vakoverstijgend werken en de lessentabel van de plusklas totaal onvergelijkbaar is met<br />
die van de reguliere <strong>vwo</strong>-klas.<br />
Ook de wijze waarop de scholen met een voltijd plusklas de met compacten gewonnen tijd inzetten<br />
ten behoeve van verrijking, is variabel. Op veel scholen gaat het om inzet in wekelijkse<br />
blokuren, maar inzet in een paar projectweken per jaar komt ook <strong>voor</strong>.<br />
Keuzevrijheid bij compacten en verrijken in leerjaar 1 en 2<br />
In de telefonische enquête is <strong>aan</strong> de scholen gevraagd of er specifieke vakken zijn <strong>aan</strong>gewezen<br />
<strong>voor</strong> het compacten; vakken dus waarin de plusdeelnemers minder les krijgen dan de reguliere<br />
<strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Ook is gevraagd of de plusdeelnemers zelf de onderwerpen, leergebieden of<br />
vakken kunnen kiezen waarin zij extra verdiepen of verbreden. De antwoorden van de scholen<br />
zijn weergegeven in tabel 2.3.<br />
9
Tabel 2.3 – Mate van keuzevrijheid bij compacten en verrijking in leerjaar 1 (26 scholen) en<br />
leerjaar 2 (18 scholen)<br />
10<br />
Leerjaar 1 Leerjaar 2<br />
I DP VP I DP VP<br />
Zijn er specifieke vakken <strong>aan</strong>gewezen <strong>voor</strong> het compacten?<br />
Ja 0 2 10 0 2 7<br />
Nee 9 1 4 5 1 3<br />
Wie kiest de onderwerpen <strong>voor</strong> verdieping/verbreding in leerjaar 1?<br />
Geheel vrije keuze leerling 4 0 0 2 0 0<br />
Gedeeltelijk vrije keuze, gedeeltelijk bepaald door de school 5 1 7 3 1 5<br />
Geheel bepaald door de school 0 2 7 0 2 5<br />
Alle gegevens uit deze tabel zijn afkomstig van de telefonische enquête.<br />
* I= individueel arrangement, DP=deeltijd plusklas, VP=voltijd plusklas<br />
Op geen van de scholen met een individueel arrangement worden specifieke vakken <strong>aan</strong>gewezen<br />
<strong>voor</strong> het compacten. Waarschijnlijk is dit per leerling verschillend, afhankelijk van de vraag<br />
bij welke vakken hij/zij gemakkelijk lessen kan missen. Er zijn overigens wel scholen die daarbij<br />
bepaalde vakken, zoals bij<strong>voor</strong>beeld lichamelijke opvoeding, bij <strong>voor</strong>baat uitsluiten.<br />
Op de scholen met een aparte plusklas worden wel relatief vaak specifieke vakken <strong>aan</strong>gewezen<br />
<strong>voor</strong> het compacten. Dit ligt ook <strong>voor</strong> de hand, omdat op die scholen sprake is van een groepsgewijs<br />
<strong>aan</strong>bod <strong>voor</strong> de plusdeelnemers. Toch geldt dit niet <strong>voor</strong> alle scholen met een voltijd<br />
plusklas, vermoedelijk omdat er soms sprake is van een thematisch, vakoverstijgend onderwijsprogramma<br />
waarin afzonderlijke vakken niet meer als zodanig <strong>voor</strong>komen. Op scholen waar<br />
wel specifieke vakken zijn <strong>aan</strong>gewezen <strong>voor</strong> het compacten, worden overigens bij leerjaar 1 het<br />
meest genoemd: Nederlands (11x), wiskunde (9x) en Engels (7x). Daarnaast worden veel andere<br />
vakken door hooguit enkele scholen genoemd, zoals Frans, aardrijkskunde, techniek en biologie.<br />
Bij leerjaar 2 worden het meest genoemd: Nederlands (4x), Frans (4x), Engels en Duits<br />
(beide 3x). Ook hier worden veel andere vakken daarnaast door één of twee scholen genoemd,<br />
zoals wiskunde, techniek, aardrijkskunde en natuurkunde.<br />
Tabel 2.3 laat tevens zien dat niet één van de scholen met een aparte plusklas de keuze <strong>voor</strong> de<br />
verrijkingsonderwerpen in leerjaar 1 of 2 geheel overlaat <strong>aan</strong> de leerling: deze keuze wordt gedeeltelijk<br />
of geheel bepaald door de school. Op de scholen met een individueel arrangement is<br />
de keuze soms wel geheel vrij <strong>voor</strong> de leerling, maar er zijn er ook waar deze keuze eveneens<br />
gedeeltelijk door de school wordt bepaald (zie ook hierna).
Leergebieden en doelen<br />
In de telefonische enquête is een vraag gesteld over de domeinen/leergebieden die in het kader<br />
van het plusarrangement in leerjaar 1 en/of leerjaar 2 <strong>aan</strong> de plusdeelnemers worden <strong>aan</strong>geboden.<br />
Het resultaat is echter erg diffuus en in combinatie met de informatie van de websites en de<br />
<strong>aan</strong>meldingsgegevens <strong>voor</strong> Bèta Excellent wordt duidelijk waarom. Er zijn inderdaad scholen<br />
die expliciet bepaalde vakken <strong>aan</strong>bieden in het kader van het plusarrangement; vakken die niet<br />
standaard in het programma van de onderbouw van het <strong>vwo</strong> <strong>voor</strong>komen, zoals filosofie, natuurwetenschappelijk<br />
onderzoek, informatica, robotica, Sp<strong>aan</strong>s, Chinees of versterkt Engels. Het<br />
betreft <strong>voor</strong>al scholen met een aparte plusklas, die deze vakken dan groepsgewijs <strong>aan</strong>bieden.<br />
Maar er zijn ook scholen met een aparte plusklas die vakoverstijgende projecten of thema’s<br />
<strong>aan</strong>dragen waarbinnen allerlei onderwerpen <strong>aan</strong> de orde kunnen komen en die ook sterk gericht<br />
zijn op het verwerven van metavaardigheden zoals samenwerken, onderzoeken of presenteren.<br />
Een combinatie van het <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de komt eveneens <strong>voor</strong>. Op scholen waar sprake is van een<br />
individueel plusarrangement, wordt het soms geheel <strong>aan</strong> de leerling overgelaten op welk vlak de<br />
verrijking betrekking heeft; het kan variëren van een vreemde taal leren, viool spelen, je paard<br />
africhten, een reisgids schrijven, een film opnemen, software ontwerpen, enzo<strong>voor</strong>t. Andere<br />
scholen bieden diverse lesmodules <strong>aan</strong> waaruit de plusdeelnemers mogen kiezen (bij<strong>voor</strong>beeld,<br />
kunstgeschiedenis, filosofie, EHBO, websites ontwerpen) of stellen geen eisen <strong>aan</strong> het onderwerp<br />
maar wel <strong>aan</strong> de uitvoering (bij<strong>voor</strong>beeld eigen onderzoek uitvoeren, werkstuk schrijven;<br />
eveneens vaardigheden op metaniveau).<br />
Het bovenst<strong>aan</strong>de maakt het lastig scholen in te delen op grond van de inhoud van hun plus<strong>aan</strong>bod.<br />
Wel kunnen we vaststellen dat niet één school een uitsluitend creatief of sportief plusarrangement<br />
<strong>aan</strong>biedt. Cognitieve en metacognitieve vaardigheden st<strong>aan</strong> bij de meeste scholen<br />
<strong>voor</strong>op, soms in combinatie met sociaal-emotionele competenties. Sommige scholen leggen een<br />
lichte nadruk op de bètavakken.<br />
Selectie van plusdeelnemers<br />
Aan de 26 scholen waarvan we het plusarrangement in leerjaar 1 onderzoeken, is gevraagd welke<br />
zaken men laat meewegen om de plusdeelnemers te selecteren. Het antwoord is weergegeven<br />
in tabel 2.4. De selectieprocedure <strong>voor</strong> leerjaar 2 is niet apart onderscheiden, want op de achttien<br />
scholen die het betreft is het antwoord <strong>voor</strong> leerjaar 1 en 2 geheel gelijk. Volledigheidshalve<br />
maken we in de tabel weer onderscheid naar het type plusarrangement.<br />
11
Tabel 2.4 – Wat weegt mee bij de selectie van plusdeelnemers?Betreft 26 scholen met plusarrangement<br />
in leerjaar 1; naar type arrangement.<br />
I * DP * VP * Specifieke criteria genoemd<br />
Nee Ja Nee Ja Nee Ja<br />
Score Cito-toets 6 3 3 0 5 9 545 (7x) – 548 (1x)<br />
Score IQ-test 4 5 0 3 6 8 125 (1x) – 130 (5x)<br />
Motivatietest 5 4 2 1 9 5<br />
Advies BaO 8 1 1 2 2 12 Aanbeveling (4x), VWO-advies (6x),<br />
bevestiging hoogbegaafdheid (1x)<br />
Intakegesprek 5 4 0 3 5 9<br />
Leeftijd 9 0 3 0 12 2 Minimaal 10 jaar oud (1x)<br />
Anders 1 8 2 1 6 8 O.a. advies docenten/deskundige,<br />
rapportcijfers, gesprek ouders, SVL *<br />
Alle gegevens uit deze tabel zijn afkomstig van de telefonische enquête.<br />
* I= individueel arrangement, DP=deeltijd plusklas, VP=voltijd plusklas, SVL=<strong>School</strong>vragenlijst<br />
De score op de Cito-toets, een IQ-test en een motivatietest, het advies van de basisschool en de<br />
resultaten van een intakegesprek worden vaak meegewogen bij het selecteren van de plusdeelnemers.<br />
Niet altijd wordt daarbij een ondergrens gehanteerd; sommige scholen noemen wel een<br />
hard criterium. Uit een extra analyse blijkt ook dat er zeven scholen zijn die zowel de Cito-<br />
Eindtoetsscore als een IQ-score laten meewegen. Vijf andere scholen geven <strong>aan</strong> Cito- noch IQscore<br />
mee te laten wegen, vijf betrekken alleen de Cito-score, negen scholen juist alleen een IQscore<br />
in de selectieprocedure.<br />
Ook blijkt uit de tabel dat de Cito-toetsscore en <strong>voor</strong>al het basisschooladvies vaker worden betrokken<br />
bij de selectieprocedure op de scholen met een (voltijd) plusklas dan op de scholen met<br />
een individueel arrangement. Vermoedelijk hangt dit samen met variatie in het startmoment: een<br />
voltijd plusklas in leerjaar 1 gaat meestal direct na de zomervakantie van start; andere plusarrangementen<br />
starten vaak wat later, bij<strong>voor</strong>beeld na de herfst- of kerstvakantie.<br />
2.3 <strong>Plusarrangementen</strong> in leerjaar 5<br />
Op zeven van de 31 onderzoeksscholen is in 5<strong>vwo</strong> sprake van een afgebakend plusarrangement<br />
dat is onderzocht. We beschrijven hierna enkele relevante kenmerken van deze scholen en hun<br />
plusarrangementen.<br />
Aangeboden schooltypen en aparte plusklassen in leerjaar 5<br />
Drie van de betreffende scholen zijn categorale gymnasia, de overige scholen bieden in leerjaar<br />
5 atheneum en gymnasium of <strong>vwo</strong> <strong>aan</strong>. Op twee van de zeven scholen is ook in de bovenbouw<br />
sprake van een aparte klas waar de plusdeelnemers een belangrijk deel of zelfs het merendeel<br />
van de vakken gezamenlijk volgen, op de andere scholen is het arrangement geheel individueel.<br />
12
Aantal plusdeelnemers<br />
Het <strong>aan</strong>tal plusdeelnemers op de zeven scholen met een onderzocht plusarrangement in leerjaar<br />
5 bedraagt 148 <strong>leerlingen</strong>; gemiddeld 21 per school. Het minimum is zestien, het maximum 34<br />
plusdeelnemers in leerjaar 5. Het percentage plusdeelnemers ten opzichte van alle <strong>vwo</strong><strong>leerlingen</strong><br />
in leerjaar 5 is achttien procent, berekend over de zeven scholen heen.<br />
Opzet plusarrangement<br />
In de telefonische enquête is nagevraagd wat het plusarrangement in leerjaar 5 inhoudt <strong>voor</strong> de<br />
plusdeelnemers. De respondenten konden dit <strong>aan</strong>geven <strong>aan</strong> de hand van een <strong>aan</strong>tal <strong>voor</strong>gegeven<br />
antwoorden plus een open vraag <strong>aan</strong> het slot. Omdat het slechts zeven scholen betreft, laten we<br />
in tabel 2.5 per school zien wat de antwoorden waren. De scholen blijven anoniem en worden<br />
met een volgnummer <strong>aan</strong>geduid.<br />
Tabel 2.5 – Opzet plusarrangement in leerjaar 5 (betreft 7 scholen)<br />
13<br />
Scholen (volgnrs)<br />
Plusdeelnemers… 1 2 3 4 5 6 7<br />
- doen versneld examen in 1 of meer vakken 0 1 0 0 0 0 0<br />
- volgen extra vakken 1 1 1 1 1 1 1<br />
- nemen deel <strong>aan</strong> extra activiteiten buiten school: college/Olympiade/<br />
wedstrijd<br />
1 1 1 1 1 1 1<br />
- werken individueel <strong>aan</strong> extra opdrachten/projecten binnen school 0 1 1 1 1 0 1<br />
- werken samen met anderen <strong>aan</strong> extra opdrachten/projecten binnen school 0 1 1 1 1 1 1<br />
- anders, namelijk 0 0 1 0 0 0 0<br />
- colleges via internet 1<br />
(0=nee, 1=ja) Alle gegevens uit deze tabel zijn afkomstig uit de telefonische enquête.<br />
Er is één school waar de plusdeelnemers versneld examen kunnen doen in één of meer examenvakken.<br />
Verder kunnen de plusdeelnemers van alle zeven scholen meer vakken volgen dan het<br />
verplichte minimum <strong>aan</strong>tal, en ook kunnen zij allemaal deelnemen <strong>aan</strong> activiteiten buiten<br />
school, zoals colleges, Olympiades en wedstrijden. Van beide zaken is bekend dat ze ook op<br />
scholen zonder afgebakend plusarrangement in leerjaar 5 <strong>voor</strong>komen. Meer typerend <strong>voor</strong> de<br />
plusarrangementen in leerjaar 5 is dan ook dat de plusdeelnemers individueel of samen met<br />
andere plusdeelnemers <strong>aan</strong> extra opdrachten of projecten binnen school werken. Slechts één van<br />
de zeven scholen (die met volgnummer 1 in de tabel) heeft dit <strong>aan</strong>bod <strong>voor</strong> plusdeelnemers niet.<br />
Helaas is grotendeels onbekend hoeveel uur per week of jaar de plusdeelnemers <strong>aan</strong> dergelijke<br />
activiteiten deelnemen. We vermoeden echter dat dit sterk varieert, ook soms binnen scholen.<br />
Niet in de tabel opgenomen is de bevinding, eveneens afkomstig uit de telefonische enquête, dat<br />
op alle scholen minus één (namelijk de enige school waar de plusdeelnemers het merendeel van<br />
de lessen gezamenlijk volgen in een aparte plusklas) de plusdeelnemers mogen wegblijven bij<br />
de reguliere vakken in verband met hun deelname <strong>aan</strong> extra vakken, projecten of activiteiten.
Op vijf scholen mag dit slechts met mate c.q. na overleg met docenten of schoolleiding, op één<br />
school naar eigen inzicht. Op deze laatste school kan dit maximaal 6 reguliere lesuren per week<br />
betreffen.<br />
Leergebieden en doelen<br />
Alle zeven scholen geven <strong>aan</strong> dat de inhoud van de extra opdrachten/projecten binnen school<br />
en/of van de extra activiteiten buiten school gedeeltelijk door de leerling en gedeeltelijk door de<br />
school worden bepaald. Vaak gaat het om colleges volgen op universiteit of hogeschool, deelname<br />
<strong>aan</strong> wedstrijden en olympiades, werken <strong>aan</strong> (extra) profielwerkstukken, et cetera. Op alle<br />
scholen kunnen de activiteiten cognitieve vakken betreffen; op één school echter uitsluitend<br />
bètavakken (het betreft de school waar de plusdeelnemers de meeste vakken samen volgen).<br />
Daarnaast worden veelvuldig onderwerpen genoemd op het terrein van de kunst, filosofie, debat,<br />
ondernemen en onderzoeken.<br />
Selectie plusdeelnemers<br />
De selectie van de plusdeelnemers <strong>voor</strong> het arrangement in leerjaar 5 verloopt anders dan <strong>voor</strong><br />
leerjaar 1 en 2. De scholen selecteren de plusdeelnemers niet op basis van de Cito-<br />
Eindtoetsscore of een IQ-testscore. Een uitzondering hierop wordt min of meer gevormd door<br />
de school die meldt dat de selectie die plaatsvindt in leerjaar 1 geldig blijft <strong>voor</strong> de hele <strong>vwo</strong>periode.<br />
Op de andere scholen wordt een soort intakeprocedure gevolgd, waarin meestal een<br />
gesprek of sollicitatiebrief duidelijkheid moet geven over de werkhouding en motivatie van de<br />
kandidaat-plusdeelnemer. Drie scholen betrekken in de procedure (ook) de rapportcijfers van de<br />
<strong>leerlingen</strong> <strong>aan</strong> het eind van leerjaar 4.<br />
2.4 Vervolg<br />
Zoals op grond van de literatuur al te verwachten was, verschillen de plusarrangementen op de<br />
onderzoeksscholen sterk van elkaar. Dat geldt bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> de organisatievorm (individueel<br />
of in aparte plusklas), het <strong>aan</strong>tal plusdeelnemers, de mate en wijze van compacten, de keuzevrijheid<br />
bij en inhoud van het plus<strong>aan</strong>bod en de selectieprocedure.<br />
In het vervolg van dit rapport zullen de plusdeelnemers in een <strong>aan</strong>tal opzichten worden vergeleken<br />
met hun klasgenoten die niet deelnemen <strong>aan</strong> het plusarrangement. Ook verkennen we of er<br />
binnen de groep plusdeelnemers nog opmerkelijke verschillen best<strong>aan</strong>, gerelateerd <strong>aan</strong> bepaalde<br />
kenmerken van het plusarrangement. Vanwege dit laatste hebben we geprobeerd alle onderzoeksscholen<br />
in te delen in een typologie van verschillende categorieën plusarrangementen. Dat<br />
blijkt echter niet eenvoudig; enerzijds omdat elk plusarrangement weer anders is, anderzijds<br />
omdat de benodigde informatie soms ontbreekt. Uiteindelijk is besloten ons te beperken tot een<br />
tweedeling op basis van de organisatievorm: scholen die er<strong>voor</strong> kiezen om de plusdeelnemers<br />
hoofdzakelijk tussen reguliere <strong>leerlingen</strong> onderwijs te laten volgen en scholen die plusdeelne-<br />
14
mers juist bij elkaar zetten in een aparte klas. Het onderst<strong>aan</strong>de schema laat zien hoeveel scholen<br />
zich in elke categorie of type bevinden.<br />
Schema - Indeling van onderzoeksscholen ten behoeve van vervolganalyses<br />
Organisatie arrangement Leerjaar 1: 30 scholen Leerjaar 2: 22 scholen Leerjaar 5: 9 scholen<br />
A. Individueel /deeltijd 10 scholen<br />
7 scholen<br />
5 scholen<br />
B. Aparte plusklas 15 scholen<br />
11 scholen<br />
2 scholen<br />
C. Controleschool 5 scholen 4 scholen 2 scholen<br />
Ter toelichting: onder categorie A vallen de scholen met een individueel plusarrangement plus<br />
de twee scholen die in leerjaar 1 en 2 een kleine deeltijd plusklas kennen (2 uur per week / 40<br />
uur weken per jaar en 18 uur per week / 5 weken per jaar; vergelijk ook tabel 2.1). Onder categorie<br />
B vallen de scholen met een voltijd plusklas, maar ook de school die in leerjaar 1 en 2 een<br />
grote deeltijd plusklas heeft (9 uur per week / 40 weken per jaar) en de twee scholen waar de<br />
plusdeelnemers in leerjaar 5 een belangrijk deel van de vakken samen volgen.<br />
Bij bovenst<strong>aan</strong>d schema dient <strong>voor</strong>ts te worden <strong>aan</strong>getekend dat bij de analyses over leerjaar 1<br />
de school is weggelaten die <strong>aan</strong> 94 procent van alle <strong>vwo</strong>-brugklassers (n=201) een plusarrangement<br />
<strong>aan</strong>biedt. Met een dergelijk percentage kan immers nauwelijks van een arrangement <strong>voor</strong><br />
excellente <strong>leerlingen</strong> worden gesproken, terwijl de school door het grote absolute <strong>aan</strong>tal <strong>leerlingen</strong><br />
wel een belangrijke invloed op de cijfers zou hebben. Voor de zuiverheid wordt de school<br />
in leerjaar 1 ook niet als controleschool gebruikt. De verschillen tussen de overige scholen qua<br />
<strong>aan</strong>tal of percentage plusdeelnemers zijn relatief beperkt.<br />
Aanvankelijk is overigens geprobeerd ook onderscheid te maken naar doelgroep van het plusarrangement.<br />
Dit bleek echter niet goed mogelijk op basis van de beschikbare gegevens. Sommige<br />
onderzoeksscholen duiden hun plusklas expliciet <strong>aan</strong> als een <strong>voor</strong>ziening <strong>voor</strong> hoogbegaafde<br />
<strong>leerlingen</strong>, andere scholen spreken van een <strong>aan</strong>bod <strong>voor</strong> (extra of meer-) begaafde <strong>leerlingen</strong>,<br />
(breed) getalenteerde en geïnteresseerde <strong>leerlingen</strong>, excellente <strong>leerlingen</strong>, hooggemotiveerde<br />
<strong>leerlingen</strong> of <strong>leerlingen</strong> die extra uitdaging nodig hebben. Dit biedt onvoldoende houvast om de<br />
plusarrangementen van elkaar te onderscheiden; ook omdat we geconstateerd hebben dat scholen<br />
die dezelfde term gebruiken, in andere opzichten (bijv. bij gebruik van selectiecriteria zoals<br />
een IQ-score) toch weer verschillen. Ook verwijzingen naar subgroepen zoals de Leonardoscholen<br />
of de Begaafdheidsprofielscholen worden hierna vermeden. Genoemde scholen dienen<br />
weliswaar te voldoen <strong>aan</strong> bepaalde <strong>voor</strong>waarden om dit predicaat te mogen voeren, maar andere<br />
onderzoeksscholen stellen dat hun plusarrangement ongeveer gelijkwaardig is. Of dat waar is,<br />
valt van een afstand niet te beoordelen.<br />
15
3 Achtergrondkenmerken en prestaties van plusdeelnemers<br />
3.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk beschrijven we de achtergrond- en prestatiekenmerken van de deelnemers <strong>aan</strong><br />
de plusarrangementen. Ook g<strong>aan</strong> we na in hoeverre de plusdeelnemers verschillen van hun klasgenoten<br />
die niet deelnemen <strong>aan</strong> een plusarrangement en of dit varieert met het type plusarrangement.<br />
Daarmee geven we het antwoord op de tweede onderzoeksvraag. De gegevens die in dit<br />
hoofdstuk <strong>aan</strong> de orde komen, zijn begin 2012 opgevraagd bij de schooladministraties, zoals al<br />
is beschreven in hoofdstuk 1.<br />
Van belang om hier te vermelden, is dat in dit hoofdstuk de reguliere brugklas<strong>leerlingen</strong> (onder<br />
reguliere <strong>leerlingen</strong> verst<strong>aan</strong> we <strong>leerlingen</strong> die niet deelnemen <strong>aan</strong> een plusarrangement) van de<br />
scholen die uitsluitend havo/<strong>vwo</strong>-brugklassen kennen, zijn weggelaten. Een vergelijking met<br />
deze <strong>leerlingen</strong> is immers niet zuiver, omdat dit <strong>voor</strong> een onbekend deel (<strong>aan</strong>st<strong>aan</strong>de) havo<strong>leerlingen</strong><br />
betreft. Van de scholen met zowel havo/<strong>vwo</strong>-klassen als <strong>vwo</strong>-klassen (dit komt <strong>voor</strong><br />
in leerjaar 1 en 2; zie tabel 2.1) zijn alleen <strong>leerlingen</strong> van die laatste klassen in de tabellen betrokken,<br />
om vergelijkbare redenen. Maximaal worden in dit hoofdstuk de gegevens van 5636<br />
onderzoeks<strong>leerlingen</strong> gepresenteerd en vergeleken. In sommige tabellen is het <strong>aan</strong>tal lager, namelijk<br />
wanneer een bepaald gegeven niet van al deze <strong>leerlingen</strong> bekend is. De eerste tabel hierna<br />
(3.1) heeft betrekking op sekse en die is van alle <strong>leerlingen</strong> bekend, zodat in die tabel is af te<br />
lezen om welke maximale <strong>aan</strong>tallen plusdeelnemers en reguliere <strong>leerlingen</strong> het per leerjaar gaat.<br />
Een belangrijk deel van de cijfers in de tabellen hierna heeft betrekking op gemiddelde scores<br />
van plusdeelnemers en reguliere <strong>leerlingen</strong>. Bij een vergelijking van zulke scores wordt in onderzoek<br />
vaak <strong>aan</strong>gegeven of een verschil ‘statistisch significant’ is, gegeven een bepaalde betrouwbaarheidswaarde.<br />
Een probleem is echter dat deze coëfficiënt afhankelijk is van het betrokken<br />
<strong>aan</strong>tal cases. Omdat de data in dit rapport vaak vrij grote <strong>aan</strong>tallen <strong>leerlingen</strong> betreffen,<br />
zijn verschillen dus al gauw significant; soms echter nauwelijks relevant. Vandaar dat <strong>voor</strong> dit<br />
rapport een andere werkwijze is gekozen, die de laatste jaren steeds meer gebruikelijk is geworden.<br />
Voor de interpretatie van de verschillen in gemiddelden zijn zogenoemde effectgroottes<br />
(effect sizes of ES) berekend. Deze geven een indicatie van de (praktische) relevantie van verschillen<br />
in gemiddelden (vgl. Thompson, 1998). Effectgroottes hebben als <strong>voor</strong>deel dat ze niet<br />
afhankelijk zijn van de steekproefomvang. Bovendien zijn ze gestandaardiseerd en kunnen ze<br />
dus <strong>voor</strong> verschillende indicatoren rechtstreeks met elkaar worden vergeleken. Wat de interpretatie<br />
van een ES betreft, wordt in dit rapport een vierdeling gehanteerd. We spreken van een<br />
afwezig/verwaarloosbaar effect bij een ES kleiner dan 0.15, een klein effect bij een ES tussen<br />
0.15 en 0.39, een matig effect bij een ES tussen 0.40 en 0.74 en een groot effect bij een ES vanaf<br />
0.75. (vgl. Driessen & Van Langen, 2010). In de tabellen wordt steeds de berekende ES vermeld,<br />
en wordt met sterretjes (0, 1, 2 of 3) de interpretatie daarvan <strong>aan</strong>geduid.<br />
16
3.2 Achtergrondkenmerken<br />
Sekse<br />
De variabele sekse is van alle onderzoeks<strong>leerlingen</strong> bekend. Tabel 3.1 laat per leerjaar zien wat<br />
het <strong>aan</strong>deel jongens is onder de plusdeelnemers, onder de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op de plusscholen<br />
en onder de reguliere <strong>leerlingen</strong> op de controlescholen. De tabel bevat twee kolommen<br />
met Effect Sizes (ES). Deze heeft betrekking op de vergelijking van de twee gemiddelden links<br />
en rechts van de kolom. Met andere woorden: de eerste ES-kolom in tabel 3.1 interpreteert het<br />
verschil tussen de plusdeelnemers versus de reguliere <strong>leerlingen</strong> op de plusscholen, de tweede<br />
ES-kolom interpreteert het verschil tussen de reguliere <strong>leerlingen</strong> op de plusscholen versus de<br />
controlescholen.<br />
Tabel 3.1 – Aandeel jongens onder plusdeelnemers en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Plusscholen Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal % jongens ES Aantal % jongens ES Aantal % jongens<br />
Leerjaar 1 573 60,7 0.11 1604 55,3 0.00 416 55,5<br />
Leerjaar 2 357 56,0 0.16* 1410 48,9 0.02 297 49,8<br />
Leerjaar 5 148 56,1 0.15* 692 48,7 0.11 139 43,2<br />
Totaal 1078 58,5 0.14 3706 51,7 0.00 852 51,5<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
Onder de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op zowel de plus- als controlescholen is het <strong>aan</strong>deel jongens<br />
in leerjaar 1 rond de 55 procent. In leerjaar 2 en 5 ligt het <strong>aan</strong>deel jongens echter lager, ten gunste<br />
van de meisjes. Omdat geen longitudinaal onderzoek is uitgevoerd weten we het niet zeker,<br />
maar het lijkt er op dat op de scholen dezelfde seksespecifieke trend waarneembaar is die recentelijk<br />
ook landelijk is beschreven (Driessen en Van Langen, 2010), namelijk dat in de loop van<br />
het <strong>vwo</strong> meer jongens dan meisjes tussentijds af- en uitstromen waardoor hun <strong>aan</strong>deel steeds<br />
verder afneemt.<br />
Opvallend is echter dat dit beeld niet zichtbaar is onder de plusdeelnemers. In elk van de drie<br />
leerjaren is hier het <strong>aan</strong>deel jongens hoger dan onder de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>; in leerjaar 2<br />
en 5 betreft het een relevant, zij het klein verschil (ES>0.14). Het is mogelijk dat de plusscholen<br />
juist om bovengenoemde trend te keren, relatief veel jongens selecteren als plusdeelnemers. De<br />
cijfers suggereren dat de scholen door de invoering van een plusarrangement meer jongens <strong>voor</strong><br />
het <strong>vwo</strong> weten te behouden; op grond van deze cijfers is dat echter niet hard te maken.<br />
Volledigheidshalve zijn we ook nageg<strong>aan</strong> of de cijfers in de tabel sterk veranderen als uitsluitend<br />
de categorale gymnasia worden betrokken. Dat is echter niet het geval; ook op de gymnasia<br />
met een plusarrangement is het <strong>aan</strong>deel reguliere <strong>vwo</strong>-jongens in de hogere leerjaren lager dan<br />
in leerjaar 1 en worden relatief veel jongens als plusdeelnemers geselecteerd.<br />
17
Tabel 3.2 laat zien of er verschil is in het <strong>aan</strong>deel jongens onder de plusdeelnemers naar organisatievorm<br />
van het plusarrangement (zie typologie in schema paragraaf 2.4). Overigens wordt<br />
categorie A in de tabellen kortheidshalve <strong>voor</strong>t<strong>aan</strong> <strong>aan</strong>geduid als (de scholen met een) individueel<br />
plusarrangement; het gaat echter ook om twee scholen met een kleine deeltijd plusklas. Categorie<br />
B betreft de scholen met een aparte plusklas, maar ook één school met een grote deeltijd<br />
plusklas.<br />
Tabel 3.2 – Aandeel jongens onder plusdeelnemers naar organisatievorm arrangement<br />
A Individueel arrangement B Aparte plusklas<br />
Aantal % man Aantal % man ES<br />
Leerjaar 1 192 58,9 381 61,7 0,06<br />
Leerjaar 2 123 45,5 234 61,5 0,33*<br />
Leerjaar 5 108 54,6 40 60,0 0,11<br />
Totaal 423 53,9 655 61,5 0,16*<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
Scholen die hun plusdeelnemers in aparte plusklassen onderbrengen, selecteren daar<strong>voor</strong> meer<br />
jongens dan scholen waar de plusdeelnemers meestentijds in reguliere klassen zitten. Het betreft<br />
echter alleen in leerjaar 2 en overall een relevant (klein) effect, in leerjaar 1 en 5 is het verschil<br />
verwaarloosbaar.<br />
Leeftijd<br />
Tabel 3.3 laat per leerjaar zien wat de gemiddelde leeftijd is (per begin februari 2012; de start<br />
van het onderzoek) van de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op de controlescholen en op de plusscholen,<br />
in vergelijking tot de gemiddelde leeftijd van de plusdeelnemers. Slechts van één leerling uit<br />
leerjaar 2 ontbreekt de leeftijd.<br />
Tabel 3.3 – Gemiddelde leeftijd februari 2012 van plusdeelnemers en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Plusscholen Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal Gem. leeft. ES Aantal Gem. leeft. ES Aantal Gem. leeft.<br />
Leerjaar 1 573 12,57 0,01 1604 12,78 0,00 416 12,79<br />
Leerjaar 2 357 13,68 0,00 1409 13,84 0,00 297 13,84<br />
Leerjaar 5 148 16,71 0,00 692 16,97 0,00 139 16,83<br />
*=klein effect **= matig effect ***=groot effect<br />
De gemiddelde leeftijd van de plusdeelnemers is een fractie lager dan van de overige <strong>leerlingen</strong><br />
(maximaal een m<strong>aan</strong>d of drie); het effect is echter in alle leerjaren verwaarloosbaar klein. Mo-<br />
18
gelijk zijn er onder de plusdeelnemers net iets meer onvertraagde <strong>leerlingen</strong> of <strong>leerlingen</strong> die<br />
ooit een klas hebben overgeslagen dan daarbuiten. Ook de reguliere <strong>leerlingen</strong> op de plusscholen<br />
versus de overige scholen verschillen in leeftijd niet noemenswaardig van elkaar. Een vergelijking<br />
van de gemiddelde leeftijd van de plusdeelnemers naar type arrangement levert evenmin<br />
relevante verschillen op, en de bijbehorende tabel laten we daarom achterwege.<br />
Nationaliteit en/of geboorteland<br />
De nationaliteit en het geboorteland zijn van circa negentig procent van alle betrokken onderzoeks<strong>leerlingen</strong><br />
bekend (tabel 3.4). In leerjaar 1 heeft één tot twee procent van alle reguliere<br />
<strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op de controle- en de plusscholen niet de Nederlandse nationaliteit. Drie tot vier<br />
procent is geboren in een ander land dan Nederland; bij ruim tweederde deel gaat het overigens<br />
om een westers land (niet in tabel). Onder de plusdeelnemers zijn deze cijfers niet veel anders;<br />
er is dan ook geen sprake van relevante effecten. Iets soortgelijks geldt ook in leerjaar 2. In leerjaar<br />
5 is het percentage allochtone <strong>leerlingen</strong> iets hoger, maar er is evenmin sprake van relevante<br />
verschillen tussen de plusdeelnemers en de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Wel laat de tabel een klein<br />
effect van nationaliteit zien tussen de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> in leerjaar 5 op de controle- versus<br />
de plusscholen (5% versus 2,5% heeft de niet-Nederlandse nationaliteit); gezien de rest van<br />
de tabel lijkt dat een toevalstreffer.<br />
Tabel 3.4 – Aandeel <strong>leerlingen</strong> met een niet-Nederlandse nationaliteit en een ander geboorteland<br />
dan Nederland, onder plusdeelnemers en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Nationaliteit Plusscholen Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal % niet-NL ES Aantal % niet-NL ES Aantal % niet-NL<br />
Leerjaar 1 517 1,6 0,08 1419 0,8 0,10 334 2,1<br />
Leerjaar 2 316 0,6 0,05 1236 1,1 0,02 243 1,2<br />
Leerjaar 5 148 0,7 0,13 691 2,5 0,15* 139 5,0<br />
Totaal 981 1,1 0,01 3346 1,2 0,10 716 2,4<br />
Geboorteland Plusscholen Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal % niet-NL ES Aantal % niet-NL ES Aantal % niet-NL<br />
Leerjaar 1 533 2,4 0,05 1445 3,2 0,05 416 4,1<br />
Leerjaar 2 339 2,1 0,07 1264 3,3 0,06 297 4,4<br />
Leerjaar 5 114 7,9 0,07 602 6,2 0,13 139 9,4<br />
Totaal 986 2,9 0,05 3311 3,8 0,07 852 5,1<br />
*=klein effect **= matig effect ***=groot effect<br />
Gezien de lage percentages en kleine verschillen, presenteren we hierna geen tabel met de percentages<br />
naar organisatievorm van het plusarrangement. De verschillen zijn eveneens erg beperkt<br />
en nergens significant.<br />
19
3.3 Voorafg<strong>aan</strong>de prestaties<br />
In deze paragraaf vergelijken we de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> en de plusdeelnemers op een <strong>aan</strong>tal<br />
variabelen die verwijzen naar de prestaties en capaciteiten van de <strong>leerlingen</strong> <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d <strong>aan</strong><br />
hun deelname <strong>aan</strong> het plusarrangement. Het gaat om de score op de Cito-Eindtoets in groep 8<br />
van het basisonderwijs, het vo-advies van de basisschool en de score op een IQ-test. Niet van<br />
alle <strong>leerlingen</strong> zijn deze gegevens overigens bekend, met name de IQ-score ontbreekt relatief<br />
vaak.<br />
Score op de Cito-Eindtoets<br />
De score op de Cito-Eindtoets loopt maximaal van 501 tot 550. Over het algemeen wordt een<br />
score vanaf 545 beschouwd als een score op <strong>vwo</strong>-niveau. In een recent rapport van Kuyper en<br />
Van der Werf (2012) worden de vijf procent meest excellente <strong>leerlingen</strong> in het <strong>voor</strong>tgezet onderwijs<br />
gedefinieerd als degenen met een Cito-score van 548/549 of hoger 3 . Echter, in dat onderzoek<br />
is dit berekend met <strong>leerlingen</strong> in de hele range van vmbo tot en met <strong>vwo</strong>, terwijl het<br />
onderhavige onderzoek uitsluitend <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> betreft. We beschikken over een Cito-score<br />
van bijna 4400 plusdeelnemers en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> in het <strong>vwo</strong>. Van hen heeft twaalf<br />
procent een Cito-score van 548, elf procent van 549 en zeventien procent heeft het maximum<br />
van 550 gescoord. Op de plusscholen zien we in totaal 662 onderzoeks<strong>leerlingen</strong> met de maximale<br />
Cito-score; 222 van hen zijn plusdeelnemer, 430 echter niet. Afg<strong>aan</strong>de op de Cito-scores is<br />
het <strong>aan</strong>deel excellente <strong>leerlingen</strong> in onze onderzoeksgroep dus zowel onder de plusdeelnemers<br />
als daarbuiten erg groot.<br />
Tabel 3.5 laat zien wat de gemiddelde Cito-score is van de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> en de plusdeelnemers,<br />
<strong>voor</strong> zover van hen bekend. Uit de tabel blijkt dat de plusdeelnemers in alle leerjaren<br />
een relevant hogere Cito-score hebben dan hun klasgenoten, de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op<br />
de plusscholen. Het gaat om een verschil van 1 tot 1,5 punt en een klein tot matig effect. Tegelijkertijd<br />
is de Cito-score van de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op de plusscholen gemiddeld wat<br />
lager dan van de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op de controlescholen. Dit hangt waarschijnlijk met<br />
elkaar samen: op de controlescholen maken de topscoorders op de Cito-toets altijd deel uit van<br />
de reguliere groep, op de plusscholen kunnen ze ook in de plusgroep zitten en is de reguliere<br />
groep dus ‘afgeroomd’. Hierboven bleek echter al dat zeker niet alle topscoorders deelnemen<br />
<strong>aan</strong> een plusarrangement.<br />
3 In het betreffende cohortonderzoek (VOCL) heeft 7,3% van alle VO-<strong>leerlingen</strong> een score van minimaal 548,<br />
4,4% van minimaal 549; de 5% beste zijn dus niet precies af te grenzen. Eigen analyses op het recentere bestand<br />
van COOL5-18 (meting 2010/11) geven ongeveer dezelfde percentages in de referentiesteekproef in groep 8.<br />
20
Tabel 3.5 – Gemiddelde Cito-score van plusdeelnemers en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Plusscholen Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal Gem.score ES Aantal Gem.score ES Aantal Gem.score<br />
Leerjaar 1 438 546,9 0,29* 1333 546,0 0,28* 243 546,8<br />
Leerjaar 2 272 546,8 0,48** 1176 545,2 0,21* 204 545,9<br />
Leerjaar 5 112 547,6 0,32* 496 546,7 0,17* 109 547,2<br />
Totaal 822 547,0 0,36* 3005 545,8 0,24* 556 546,5<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
Niet in de tabel opgenomen is een verdere uitsplitsing naar sekse. Deze levert namelijk geen<br />
relevante verschillen op. De gemiddelde Cito-score van mannelijke en vrouwelijke plusdeelnemers<br />
is ongeveer even hoog. Met andere woorden: het gemiddelde prestatieniveau van jongens<br />
die worden geselecteerd als plusdeelnemers is vergelijkbaar met dat van meisjes; er is geen<br />
sprake van een seksedifferentieel criterium.<br />
Als we verder in de data duiken, zien we dat ook op de afzonderlijke plusscholen meestal sprake<br />
is van een fors hogere gemiddelde Cito-score bij de plusdeelnemers dan bij de reguliere <strong>vwo</strong><strong>leerlingen</strong>;<br />
het verschil kan oplopen tot wel 4 punten. Op een paar scholen (vier in leerjaar 1 en<br />
2, één in leerjaar 5) zijn de verschillen in gemiddelden echter kleiner of zelfs vrijwel nihil. Er is<br />
één plusschool waar het omgekeerde het geval is; de plusdeelnemers in zowel leerjaar 1 als 2<br />
hebben gemiddeld een duidelijk lagere Cito-score dan de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>.<br />
Een laatste opmerking betreft de categorale gymnasia. Op deze scholen ligt de gemiddelde Citoscore<br />
van alle <strong>leerlingen</strong> ongeveer een punt hoger dan op de bredere scholengemeenschappen.<br />
Deze trend beïnvloedt uiteraard de gemiddelden in tabel 3.5, maar tegelijkertijd is het zo dat ook<br />
op de gymnasia de plusdeelnemers een gemiddeld hogere Cito-score hebben dan de reguliere<br />
<strong>leerlingen</strong>.<br />
Tabel 3.6 toont de gemiddelde Cito-scores van de plusdeelnemers naar organisatievorm van het<br />
plusarrangement. Daaruit blijkt dat de plusdeelnemers die meestentijds in reguliere klassen zitten<br />
(categorie A) gemiddeld een hogere Cito-score hebben dan plusdeelnemers in aparte plusklassen<br />
(categorie B). In alle leerjaren gaat het om een klein tot matig effect. Deze trend blijft<br />
ook overeind <strong>voor</strong> de categorale gymnasia en de bredere scholengemeenschappen afzonderlijk.<br />
Tabel 3.6 – Gemiddelde Cito-score van plusdeelnemers naar organisatievorm arrangement<br />
A Individueel arrangement B Aparte plusklas<br />
Aantal Gem. score Aantal Gem. score ES<br />
Leerjaar 1 166 547,9 272 546,3 0,49**<br />
Leerjaar 2 107 547,3 165 546,5 0,23*<br />
Leerjaar 5 74 548,1 38 546,6 0,58**<br />
Totaal 347 547,8 475 546,4 0,42**<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
21
Ondanks de lagere Cito-scores van de plusdeelnemers op scholen in categorie B in vergelijking<br />
tot categorie A, zijn ook binnen de categorie B-scholen afzonderlijk de scores van de plusdeelnemers<br />
significant hoger dan van de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> (niet in tabel opgenomen).<br />
De eerdergenoemde school waarop de plusdeelnemers in leerjaar 1 en 2 een lagere gemiddelde<br />
Cito-score hebben dan de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>, valt in categorie B (aparte plusklas). Als we<br />
deze school weglaten uit tabel 3.6 stijgt de gemiddelde Cito-score in de meest rechtse kolom tot<br />
546,7 in leerjaar 1 resp. 546,9 in leerjaar 2. In leerjaar 1 is het verschil in gemiddelde Cito-score<br />
tussen de scholen in categorie A versus B nog steeds relevant, in leerjaar 2 niet meer.<br />
Basisschooladvies<br />
Basisscholen geven hun <strong>leerlingen</strong> <strong>aan</strong> het einde van groep 8 een advies <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>tgezet onderwijs<br />
mee. Dat kan een enkelvoudig of ‘zuiver’ advies zijn, zoals een havo-advies, maar ook een<br />
gemengd advies. zoals havo/<strong>vwo</strong>. Maximaal variëren de adviezen van vmbo-basis (basisberoepsgerichte<br />
leerweg) tot <strong>vwo</strong>, <strong>vwo</strong>-plus of gymnasium. Tussen deze laatste drie categorieën<br />
van adviezen kunnen we echter geen scherp onderscheid maken, omdat basisscholen dat ook<br />
niet consequent doen. Vermoedelijk wordt de keuze <strong>voor</strong> een van deze drie adviezen – bij vergelijkbaar<br />
presterende <strong>leerlingen</strong> - sterk bepaald door de relatie van de basisschool met gymnasia<br />
en andere <strong>vwo</strong>-scholen in de buurt.<br />
Ten behoeve van tabel 3.7 zijn de adviezen daarom ingedikt tot een tweedeling. Alle adviezen<br />
lager dan <strong>vwo</strong>, dus van vmbo-basis tot havo/<strong>vwo</strong> vormen de ene categorie, het zuivere <strong>vwo</strong>advies<br />
(inclusief <strong>vwo</strong>-plus of gymnasium) omvat de andere categorie. Voor deze indikking is<br />
gekozen omdat minder dan één procent van de onderzoeks<strong>leerlingen</strong> een advies krijgt dat lager<br />
is dan havo. De tabel laat zien welk percentage van de <strong>leerlingen</strong> een zuiver <strong>vwo</strong>-advies heeft<br />
ontvangen.<br />
Van bijna 4700 onderzoeks<strong>leerlingen</strong> kennen we het advies; ruim 83 procent van het totale <strong>aan</strong>tal<br />
uit tabel 3.1. Op de controlescholen is dit advies echter van slechts 13 <strong>leerlingen</strong> uit leerjaar<br />
5 bekend; te weinig om deze score op te nemen in de tabel.<br />
Tabel 3.7 – Percentage plusdeelnemers en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> met zuiver <strong>vwo</strong>-advies<br />
Plusscholen Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal % <strong>vwo</strong> ES Aantal % <strong>vwo</strong> ES Aantal % <strong>vwo</strong><br />
Leerjaar 1 483 95,0 0,22* 1418 88,4 0,15* 271 93,0<br />
Leerjaar 2 287 90,2 0,54** 1121 66,6 0,34* 295 82,0<br />
Leerjaar 5 146 92,5 0,30* 648 81,2 -- 13 nvt<br />
Totaal 916 93,1 0,37* 3187 79,2 0,17* 579 86,0<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
22
Uit de tabel blijkt dat de plusdeelnemers beduidend vaker een zuiver <strong>vwo</strong>-advies hebben ontvangen<br />
dan de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op de plusscholen; het effect is klein tot matig. De reguliere<br />
<strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op de plusscholen hebben tevens minder vaak een zuiver <strong>vwo</strong>-advies ontvangen<br />
dan die op de controlescholen. Wat verder opvalt is dat de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op<br />
de plusscholen in leerjaar 2 minder vaak een zuiver <strong>vwo</strong>-advies hebben gekregen dan in leerjaar<br />
1 en 5, maar daar<strong>voor</strong> hebben we geen inhoudelijke verklaring.<br />
Aanvullend hebben we vastgesteld – niet in de tabel opgenomen – dat het percentage <strong>leerlingen</strong><br />
met een zuiver <strong>vwo</strong>-advies onder de mannelijke en vrouwelijke plusdeelnemers vergelijkbaar<br />
groot is. Er lijkt ook in dit opzicht dus geen sprake van een ander selectiecriterium bij jongens<br />
dan bij meisjes, net zoals we dat bij de Cito-scores constateerden.<br />
Naar <strong>aan</strong>leiding van de bevindingen rond de Cito-scores zijn we ook nageg<strong>aan</strong> hoe de adviezen<br />
op de afzonderlijke plusscholen er uitzien. Het blijkt dat op vrijwel al deze scholen het percentage<br />
<strong>leerlingen</strong> met een zuiver <strong>vwo</strong>-advies hoger ligt onder de plusdeelnemers dan onder de<br />
reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>; niet zelden ligt dit percentage bij de plusdeelnemers op 100. Op de<br />
school waar de gemiddelde Cito- score van de plusdeelnemers lager ligt dan van de reguliere<br />
<strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> (zie tekst rond tabel 3.5), zijn helaas geen adviezen van de plusdeelnemers bekend.<br />
Wat betreft de categorale gymnasia geldt dezelfde conclusie als bij de Cito-score: het<br />
percentage <strong>leerlingen</strong> met een zuiver <strong>vwo</strong>-advies ligt hier in het algemeen hoger dan op de bredere<br />
scholengemeenschappen - al betreft het gemiddeld evenmin honderd procent - maar is bij<br />
de plusdeelnemers toch ook hoger dan bij de reguliere <strong>leerlingen</strong>.<br />
Uit tabel 3.8 valt vervolgens af te lezen of de adviezen van de plusdeelnemers op scholen in<br />
categorie A (individueel arrangement) afwijken van die op scholen in categorie B (aparte plusklas).<br />
Tabel 3.8 – Percentage plusdeelnemers met zuiver <strong>vwo</strong>-advies naar organisatievorm arrangement<br />
A Individueel arrangement B Aparte plusklas<br />
Aantal % <strong>vwo</strong>-advies Aantal % <strong>vwo</strong>-advies ES<br />
Leerjaar 1 188 95,7 295 94,6 0,05<br />
Leerjaar 2 116 81,9 171 95,9 0,48**<br />
Leerjaar 5 106 92,5 40 92,5 0,00<br />
Totaal 410 91,0 506 94,9 0,15*<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
In leerjaar 1 en 5 zijn de verschillen tussen de twee categorieën plusarrangementen beperkt. In<br />
leerjaar 2 echter ligt het percentage <strong>leerlingen</strong> met een zuiver <strong>vwo</strong>-advies relevant hoger op de<br />
scholen met een aparte plusklas dan op de scholen waar de plusdeelnemers hoofdzakelijk in<br />
reguliere klassen zitten. Dit verschil blijkt te worden veroorzaakt door één school in categorie<br />
23
A; zonder deze school ligt ook hier het percentage plus<strong>leerlingen</strong> met een zuiver <strong>vwo</strong>-advies op<br />
94 procent.<br />
Score op een IQ-test<br />
Slechts zeven van de 31 onderzoeksscholen – waaronder één controleschool - hebben een score<br />
op een capaciteitentest van de onderzoeks<strong>leerlingen</strong> beschikbaar gesteld. Dat is teleurstellend<br />
weinig, gezien het feit dat zestien plusscholen hebben gemeld een IQ-score mee te laten wegen<br />
bij de selectie van de plusdeelnemers 4 . Het gaat bovendien om verschillende varianten. Bij drie<br />
scholen hebben de scores betrekking op de NIO (Nederlandse Intelligentietest <strong>voor</strong> Onderwijsniveau),<br />
bij twee scholen op de IST (Intelligentie Structuur Test) en bij de laatste twee scholen<br />
is onduidelijk welke IQ-test is gebruikt. Een laatste probleem is dat niet alle betrokken scholen<br />
een IQ-score van elk van de onderzoeks<strong>leerlingen</strong> hebben opgestuurd; soms gaat het alleen om<br />
de plusdeelnemers of juist niet om de plusdeelnemers. Tabel 3.9 laat zien welke scores gemiddeld<br />
zijn behaald. Vanwege de kleine <strong>aan</strong>tallen is geen onderscheid naar leerjaren gemaakt.<br />
Tabel 3.9 – Gemiddelde IQ-scores van reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> en plusdeelnemers<br />
Plusscholen Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal Gem. score ES Aantal Gem. score ES Aantal Gem. score<br />
IQ algemeen 51 133 2,19*** 67 116 - - -<br />
NIO 4 124 0,76*** 88 116 0,96*** 19 126<br />
IST 123 107 1,06*** 570 93 - - -<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
Er is sprake van een beduidend hogere gemiddelde IQ-score bij de plusdeelnemers dan bij de<br />
reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>; althans <strong>voor</strong> zover bij hen een score bekend is. De gemiddelde NIOscore<br />
van de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op de plusscholen is <strong>voor</strong>ts fors lager dan op de controleschool<br />
waar deze test ook is afgenomen. Alle gevonden effecten zijn (zeer) groot; het <strong>aan</strong>tal<br />
betrokken <strong>leerlingen</strong> is echter erg laag.<br />
Vanwege het ontbreken van een IQ-score bij de meeste onderzoeks<strong>leerlingen</strong> achten we het niet<br />
zinvol de beschikbare scores verder te bewerken tot een eventuele vergelijkbare standaardscore.<br />
De vraag is overigens of dat kan; de drie typen scores correleren bij<strong>voor</strong>beeld nogal verschillend<br />
met de Cito-Eindtoetsscores (IQ algemeen: 0.53, NIO: 0.27, IST: 0.37).<br />
Interessant om te vermelden is nog dat onder de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op de algemene IQtest<br />
en de NIO de meisjes gemiddeld een duidelijk lagere score hebben behaald dan de jongens.<br />
4 NB. De plusschool waarvan de plusdeelnemers gemiddeld een duidelijk lagere Cito-score bleken te<br />
hebben dan de reguliere <strong>leerlingen</strong>, heeft helaas ook geen IQ-scores <strong>aan</strong>geleverd.<br />
24
Dit sekseverschil is vrijwel verdwenen binnen de groep plusdeelnemers; deze meisjes en jongens<br />
zitten veel dichter bij elkaar qua IQ-score. Bij de IST is noch in de totale groep betrokken<br />
<strong>leerlingen</strong>, noch onder de plusdeelnemers afzonderlijk sprake van een significant verschil in<br />
gemiddelde score naar sekse.<br />
3.4 Huidige prestaties<br />
Deze laatste paragraaf heeft betrekking op de rapportcijfers van de plusdeelnemers in vergelijking<br />
tot de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>, en <strong>voor</strong> leerjaar 5 onderzoeken we ook de verschillen in<br />
profielkeuze.<br />
Rapportcijfers<br />
De scholen hebben op ons verzoek de meest recente rapportcijfers van alle onderzoeks<strong>leerlingen</strong><br />
<strong>aan</strong>geleverd. Het gaat over het algemeen om de cijfers van het tweede of derde rapport van<br />
schooljaar 2011-2012. De verwerking daarvan leverde wel enige problemen op, doordat niet alle<br />
scholen dezelfde vaknamen en rapportstructuur hanteren. In overleg met het Platform Bèta<br />
Techniek is besloten ons te beperken tot de drie kernvakken (Nederlands, Engels en wiskunde),<br />
plus een extra exact vak, namelijk natuurkunde. Dat loste overigens nog niet alle problemen op.<br />
Hierna volgt een korte toelichting per vak.<br />
- Nederlands: van circa 96 procent van alle <strong>leerlingen</strong> is een rapportcijfer Nederlands bekend.<br />
- Engels: bij sommige <strong>leerlingen</strong> treffen we naast een cijfer <strong>voor</strong> Engels ook een cijfer <strong>voor</strong><br />
Cambridge Engels <strong>aan</strong>; ook zijn er <strong>leerlingen</strong> van wie uitsluitend een cijfer Cambridge Engels<br />
bekend is. Het cijfer Cambridge Engels is niet betrokken in de analyses, van ongeveer 95<br />
procent van alle onderzoeks<strong>leerlingen</strong> is een cijfer Engels bekend.<br />
- Wiskunde: van 99 procent van de <strong>leerlingen</strong> in leerjaar 1 en 2 is een wiskundecijfer bekend.<br />
In leerjaar 5 is sprake van diverse varianten van wiskunde: wiskunde A, B, C en D. Het laatste<br />
vak is geen verplicht profielvak en wordt niet betrokken in de analyses. Dat laatste geldt<br />
ook <strong>voor</strong> wiskunde C omdat dit vak door slechts een beperkt <strong>aan</strong>tal <strong>leerlingen</strong> en vrijwel geen<br />
enkele plusdeelnemer wordt gevolgd. Van 96 procent van alle onderzoeks<strong>leerlingen</strong> in leerjaar<br />
5 is een cijfer <strong>voor</strong> wiskunde A of B bekend.<br />
- Natuurkunde: dit vak wordt in leerjaar 1 meestal niet <strong>aan</strong>geboden. Op sommige scholen echter<br />
wel, vaak in een soort combinatievak zoals science of nask. Ook in leerjaar 2 staat bij<br />
sommige scholen het vak natuurkunde niet als zodanig op het rapport, omdat sprake is van<br />
een combinatievak. In die gevallen is het cijfer van dat vak ingevoerd als natuurkundecijfer.<br />
In totaal beschikken we over een natuurkundecijfer van 44 procent van alle brugklassers en<br />
98 procent van alle tweedeklassers. Leerlingen in leerjaar 5 volgen niet altijd het vak natuurkunde,<br />
dat is afhankelijk van hun profiel. In totaal hebben we van 59 procent van alle vijfdeklassers<br />
een natuurkundecijfer; onder de plusdeelnemers is dit percentage overigens veel<br />
hoger (77%).<br />
25
Hierna presenteren we de gemiddelde rapportcijfers van de plusdeelnemers en de reguliere <strong>vwo</strong><strong>leerlingen</strong>.<br />
Enkele kanttekeningen dienen echter eerst te worden gemaakt. In het algemeen is het<br />
riskant om rapportcijfers van <strong>leerlingen</strong> uit verschillende klassen en scholen met elkaar te vergelijken.<br />
Het betreft immers geen onafhankelijke, gestandaardiseerde maat; de hoogte van het<br />
cijfer is mede afhankelijk van allerlei contextkenmerken, zoals het algemene klasniveau, de<br />
docent en het schoolbeleid. Daar komt nog bij dat – ook binnen scholen – de cijfers van de<br />
plusdeelnemers mogelijk niet vergelijkbaar zijn met die van de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>; bij<strong>voor</strong>beeld<br />
omdat <strong>voor</strong> deze <strong>leerlingen</strong> niet dezelfde normering wordt gehanteerd en/of omdat de<br />
inhoud en het niveau van het vak<strong>aan</strong>bod niet gelijk is. Dat geldt in het bijzonder <strong>voor</strong> plusdeelnemers<br />
in aparte plusklassen. Beide kanttekeningen zijn van belang bij de interpretatie van de<br />
volgende tabellen; conclusies moeten met grote <strong>voor</strong>zichtigheid worden getrokken.<br />
In de eerste tabel (3.10) zijn de gemiddelde cijfers <strong>voor</strong> Nederlands en Engels opgenomen.<br />
Tabel 3.10 – Gemiddelde rapportcijfers Nederlands en Engels plusdeelnemers en reguliere<br />
<strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Nederlands Plusscholen Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal Gem.cijfer ES Aantal Gem.cijfer ES Aantal Gem.cijfer<br />
Leerjaar 1 545 7,2 0,14 1524 7,1 0,13 415 7,2<br />
Leerjaar 2 302 6,9 0,02 1356 6,9 0,03 296 6,9<br />
Leerjaar 5 147 6,8 0,44** 649 6,4 0,60** 139 6,9<br />
Totaal 994 7,1 0,17* 3529 6,9 0,18* 850 7,1<br />
Engels Plusscholen Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal Gem.cijfer ES Aantal Gem.cijfer ES Aantal Gem.cijfer<br />
Leerjaar 1 530 7,4 0,18* 1510 7,2 0,07 415 7,3<br />
Leerjaar 2 296 7,0 0,00 1321 7,0 0,11 296 6,9<br />
Leerjaar 5 148 7,1 0,50** 680 6,5 0,51** 139 7,1<br />
Totaal 974 7,3 0,21* 3511 7,0 0,10 850 7,1<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
Op de plusscholen behalen de plusdeelnemers in leerjaar 1 en 5 gemiddeld hogere rapportcijfers<br />
<strong>voor</strong> Nederlands en Engels dan de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Het effect is in leerjaar 5 overigens<br />
wel wat groter dan in leerjaar 1, en dat is ook te zien <strong>aan</strong> de verschillen in gemiddelden (in leerjaar<br />
1 slechts 0,1 à 0,2 punten, in leerjaar 5 0,4 tot 0,6). In leerjaar 2 is geen sprake van een verschil<br />
tussen de plusdeelnemers en hun klasgenoten. De rapportcijfers van de reguliere <strong>vwo</strong><strong>leerlingen</strong><br />
liggen op de controlescholen veelal wat hoger dan op de plusscholen; alleen in leerjaar<br />
5 betreft het relevante effecten (ES> 0,50).<br />
In tabel 3.11 worden de rapportcijfers Nederlands en Engels van de plusdeelnemers uitgesplitst<br />
naar organisatievorm van het plusarrangement. Uit de tabel blijkt dat de plusdeelnemers die<br />
26
meestentijds in reguliere klassen zitten (categorie A) beduidend hogere cijfers hebben <strong>voor</strong> deze<br />
vakken dan de plusdeelnemers in aparte plusklassen (categorie B); <strong>voor</strong>al bij Nederlands gaat<br />
het om een <strong>aan</strong>zienlijk effect. Nadere analyses (niet in tabel) wijzen uit dat binnen de categorie<br />
B-scholen de verschillen in gemiddelde rapportcijfers tussen de plusdeelnemers en de reguliere<br />
<strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> nog maar beperkt zijn en niet altijd significant.<br />
Tabel 3.11 – Gemiddelde rapportcijfers Nederlands, Engels plusdeelnemers naar organisatievorm<br />
arrangement<br />
Nederlands A. Individueel arrangement B Aparte plusklas<br />
Aantal Gem. cijfer Aantal Gem. cijfer ES<br />
Leerjaar 1 177 7,7 368 6,9 0,83***<br />
Leerjaar 2 100 7,3 202 6,7 0,61**<br />
Leerjaar 5 107 7,1 40 6,1 1,09***<br />
Totaal 384 7,4 610 6,8 0,64**<br />
Engels A. Individueel arrangement B Aparte plusklas<br />
Aantal Gem. cijfer Aantal Gem. cijfer ES<br />
Leerjaar 1 188 7,7 342 7,3 0,38*<br />
Leerjaar 2 112 7,3 184 6,9 0,37*<br />
Leerjaar 5 108 7,3 40 6,7 0,51**<br />
Totaal 408 7,5 566 7,1 0,34*<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
Een verklaring hier<strong>voor</strong> zou kunnen zijn dat <strong>voor</strong> plusdeelnemers in aparte plusklassen inderdaad<br />
een andere normering, eventueel gekoppeld <strong>aan</strong> een ander vak<strong>aan</strong>bod en niveau, wordt<br />
<strong>aan</strong>gehouden dan <strong>voor</strong> de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. We nemen echter <strong>aan</strong> dat <strong>voor</strong> de plusdeelnemers<br />
in categorie A wel een normering wordt gehanteerd die vergelijkbaar is met die <strong>voor</strong><br />
hun klasgenoten. Als dat klopt lijken deze plusdeelnemers geen nadelen te ondervinden van het<br />
missen van een <strong>aan</strong>tal reguliere lessen, gezien de hoge rapportcijfers.<br />
Tabel 3.12 laat de gemiddelde rapportcijfers <strong>voor</strong> wiskunde en natuurkunde in leerjaar 1 en 2<br />
zien. Over het algemeen hebben de plusdeelnemers hogere rapportcijfers dan de reguliere <strong>vwo</strong><strong>leerlingen</strong><br />
op de plusscholen; het gaat om een klein effect, verwaarloosbaar klein zelfs bij wiskunde<br />
in leerjaar 2. De reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op de plusscholen hebben soms een wat hoger<br />
rapportcijfer dan de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op de controlescholen, maar dat is niet over de<br />
hele linie het geval.<br />
27
Tabel 3.12 – Gemiddeld rapportcijfer wis-/natuurkunde reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> en plusdeelnemers<br />
Wiskunde Plusscholen Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal Gem.cijfer ES Aantal Gem.cijfer ES Aantal Gem.cijfer<br />
Leerjaar 1 560 7,5 0,26* 1589 7,2 0,27* 410 6,8<br />
Leerjaar 2 342 6,7 0,01 1405 6,7 0,00 297 6,7<br />
Totaal 902 7,2 0,18* 2994 7,0 0,14 707 6,8<br />
Natuurkunde Plusscholen Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal Gem.cijfer ES Aantal Gem.cijfer ES Aantal Gem.cijfer<br />
Leerjaar 1 288 7,2 0,25* 618 7,0 0,16 362 7,1<br />
Leerjaar 2 324 7,1 0,18* 1403 6,9 0,28* 295 6,6<br />
Totaal 612 7,2 0,22* 2021 6,9 0,02 657 6,9<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
In tabel 3.13 zijn de rapportcijfers <strong>voor</strong> wis- en natuurkunde van de plusdeelnemers uitgesplitst<br />
naar organisatievorm van het plusarrangement. Net als bij Nederlands en Engels hebben de<br />
plusdeelnemers in individuele arrangementen of kleine deeltijd plusklassen (categorie A) hogere<br />
cijfers dan de plusdeelnemers in aparte plusklassen (categorie B). De effecten zijn meestal klein,<br />
bij wiskunde in leerjaar 1 gaat het echter om een groot effect (ES=.75). Een en ander zou ook<br />
hier kunnen samenhangen met een andere normering <strong>voor</strong> de plusdeelnemers in aparte plusklassen.<br />
Overigens zijn de gemiddelde rapportcijfers wis- en natuurkunde van de plusdeelnemers<br />
binnen elk van beide categorieën scholen (A en B) afzonderlijk ook relevant hoger dan van de<br />
reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>.<br />
Tabel 3.13 – Gemiddelde rapportcijfers wiskunde en natuurkunde van plusdeelnemers naar<br />
organisatievorm arrangement<br />
Wiskunde A. Individueel arrangement B Aparte plusklas<br />
Aantal Gem. cijfer Aantal Gem. cijfer ES<br />
Leerjaar 1 191 8,0 369 7,2 0,75***<br />
Leerjaar 2 122 6,9 220 6,6 0,22*<br />
Totaal 313 7,6 589 7,0 0,48**<br />
Natuurkunde A. Individueel arrangement B Aparte plusklas<br />
Aantal Gem. cijfer Aantal Gem. cijfer ES<br />
Leerjaar 1 93 7,4 195 7,1 0,37*<br />
Leerjaar 2 121 7,2 203 7,0 0,17*<br />
Totaal 214 7,3 398 7,1 0,25*<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
28
Vervolgens toont tabel 3.14 de gemiddelde cijfers <strong>voor</strong> wiskunde A, wiskunde B en natuurkunde<br />
in leerjaar 5. Daaruit blijkt dat de plusdeelnemers steeds een wat hoger gemiddeld rapportcijfer<br />
hebben dan de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op de plusscholen; het gaat om effecten van matige<br />
omvang. Tegelijkertijd zijn de rapportcijfers van laatstgenoemden steeds wat lager dan van de<br />
reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op de controlescholen; het effect hier varieert van klein bij wiskunde A<br />
tot groot bij wiskunde B. Slechts ongeveer een kwart van de plusdeelnemers volgt overigens<br />
wiskunde A; driekwart volgt wiskunde B.<br />
Tabel 3.14 – Gemiddeld rapportcijfer wis-/natuurkunde plusdeelnemers en reguliere <strong>vwo</strong><strong>leerlingen</strong><br />
leerjaar 5<br />
Plusscholen Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal Gem.cijfer ES Aantal Gem.cijfer ES Aantal Gem.cijfer<br />
Wiskunde A 35 6,8 0,43** 297 6,2 0,35* 77 6,7<br />
Wiskunde B 112 7,0 0,66** 357 6,2 0,90*** 65 7,3<br />
natuurkunde 114 7,1 0,48** 382 6,5 0,50** 77 7,1<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
In tabel 3.15 is weer onderscheid gemaakt binnen de plusdeelnemers naar organisatievorm van<br />
het plusarrangement. Wiskunde A is daarbij echter weggelaten vanwege het lage <strong>aan</strong>tal betrokken<br />
<strong>leerlingen</strong> (n=35).<br />
Tabel 3.15 – Gemiddeld rapportcijfer wis-/natuurkunde plusdeelnemers leerjaar 5 naar organisatievorm<br />
arrangement<br />
A. Individueel arrangement B Aparte plusklas<br />
Aantal Gem. cijfer Aantal Gem. cijfer ES<br />
Wiskunde B 80 7,2 32 6,6 0,40**<br />
Natuurkunde 83 7,4 31 6,3 0,85***<br />
*=klein effect **= matig effect ***=groot effect<br />
Zowel bij wiskunde B als natuurkunde behalen de plusdeelnemers in aparte plusklassen een<br />
lager rapportcijfer dan plusdeelnemers in individuele arrangementen; het gaat om een matig<br />
respectievelijk groot effect. Binnen de scholen in categorie B blijkt het gemiddelde rapportcijfer<br />
natuurkunde van de plusdeelnemers (6,3) daarmee niet langer relevant te verschillen van het<br />
gemiddelde cijfer van de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op deze scholen (6,0; niet in tabel). De plusdeelnemers<br />
op de plusscholen in categorie A behalen nog steeds beduidend betere rapportcijfers<br />
dan de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Aangenomen dat <strong>voor</strong> deze twee groepen dezelfde normering<br />
wordt gehanteerd, doen de plusdeelnemers het dus uitstekend.<br />
29
Profielkeuze<br />
Een andere indicatie van de huidige onderwijspositie geldt uitsluitend <strong>voor</strong> de <strong>leerlingen</strong> in leerjaar<br />
5 en betreft hun profielkeuze. Tabel 3.16 laat deze zien. Vooraf maken we overigens de<br />
kanttekening dat veel scholen een onderschatting geven van het <strong>aan</strong>tal <strong>leerlingen</strong> met een dubbel<br />
natuurprofiel; vaak st<strong>aan</strong> zij geregistreerd bij één van beide natuurprofielen, N&T of N&G<br />
(Van Langen & Vierke, 2009, 2010).<br />
Tabel 3.16 – Profielkeuze plusdeelnemers en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> leerjaar 5<br />
Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal % Aantal % Aantal %<br />
M-profiel 30 20 279 40 54 39<br />
N&G-profiel 15 10 99 14 28 20<br />
N&T/dubbel 103 70 313 45 57 41<br />
Totaal 148 100 691 100 139 100<br />
Chi-kwadraattoets: de profielkeuze van plusdeelnemers en reguliere <strong>leerlingen</strong> op plusscholen verschilt significant<br />
(p
Het <strong>aan</strong>deel meisjes dat een N&T- of dubbelprofiel heeft gekozen is lager dan het <strong>aan</strong>deel jongens.<br />
Dat geldt zowel onder de plusdeelnemers als onder de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> van de<br />
plusscholen en van de controlescholen. Tegelijkertijd blijkt ook dat zowel onder de vrouwelijke<br />
als de mannelijke plusdeelnemers het percentage met een N&T- of dubbelprofiel beduidend<br />
hoger is dan onder de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>; de deelname <strong>aan</strong> een plusarrangement in leerjaar<br />
5 gaat <strong>voor</strong> beide seksen samen met een toename in de keuze <strong>voor</strong> het N&T- of dubbelprofiel.<br />
Overigens wordt dat waarschijnlijk mede veroorzaakt door enkele plusarrangementen waarin<br />
de nadruk op de bètavakken ligt.<br />
3.5 Vervolg<br />
In dit hoofdstuk zijn de achtergrondkenmerken van de plusdeelnemers en de reguliere <strong>vwo</strong><strong>leerlingen</strong><br />
met elkaar vergeleken. Ook is onderzocht of er relevante verschillen zijn in gemiddelde<br />
Cito-score, vo-advies, IQ-score en recente rapportcijfers. Binnen de groep plusdeelnemers<br />
is bovendien nageg<strong>aan</strong> of <strong>voor</strong>noemde kenmerken verschillen naar het type plusarrangement<br />
waar<strong>aan</strong> zij deelnemen, waarbij onderscheid is gemaakt naar individuele arrangementen en<br />
aparte plusklassen. Een samenvatting van de resultaten van deze vergelijkingen, inclusief enkele<br />
conclusies op grond daarvan, is te vinden in het slothoofdstuk van dit rapport. In het volgende<br />
hoofdstuk wordt verslag ged<strong>aan</strong> van de opbrengst van een vragenlijst, die is afgenomen bij de<br />
plusdeelnemers en een vergelijkbare groep reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>.<br />
31
4 Sociaal-emotionele attitudes van plusdeelnemers<br />
4.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk presenteren we de resultaten van een vragenlijst die bij de plusdeelnemers en<br />
een controlegroep van vergelijkbare <strong>leerlingen</strong> is afgenomen in de laatste m<strong>aan</strong>den van schooljaar<br />
2011-2012. Met de vragenlijst werd een <strong>aan</strong>tal <strong>voor</strong>namelijk sociaal-emotionele houdingen<br />
bij de <strong>leerlingen</strong> gemeten, en tevens een beeld van hun toekomstplannen en ambities verkregen.<br />
In de paragraaf hierna volgen daarover meer details. Daarna g<strong>aan</strong> we in op de selectie van de<br />
onderzoeksgroep en het verloop van de dataverzameling. Vervolgens wordt de opbrengst van de<br />
vragenlijst gepresenteerd, waarbij we steeds de antwoorden van de plusdeelnemers en van de<br />
controlegroep met elkaar vergelijken. Op basis van de berekende Effect Sizes (ES) kunnen<br />
eventuele gevonden verschillen worden geïnterpreteerd.<br />
4.2 De inhoud van de vragenlijst<br />
In overleg met de opdrachtgever is een vragenlijst ontwikkeld met een lengte van 2,5 pagina. In<br />
totaal bevatte de lijst 83 stellingen waarop de respondenten konden reageren door één antwoord<br />
te kiezen uit vijf mogelijkheden, variërend van 1 ‘klopt helemaal niet’ tot 5 ‘klopt precies’ en<br />
het bijbehorende hokje in te strepen. Daarnaast bevatte de lijst nog twee vragen over het niveau<br />
en de richting van de geambieerde vervolgopleiding. Ook hierbij kon de respondent antwoord<br />
geven door het hokje in te strepen van één van de <strong>voor</strong>gegeven antwoorden. Zowel de stellingen<br />
als de losse vragen zijn afkomstig uit andere onderzoeken en dus al vaker uitgetest, al komt de<br />
doelgroep niet altijd precies overeen qua leeftijd en onderwijsniveau. Hierna lichten we dit verder<br />
toe.<br />
Schalen uit COOL 5-18<br />
COOL 5-18 is een cohortonderzoek onder <strong>leerlingen</strong> in de leeftijd van 5 tot 18 jaar, uitgevoerd in<br />
opdracht van het ministerie van OCW. In COOL 5-18 vinden elke drie jaar metingen plaats in<br />
groep 2, 5 en 8 van het basisonderwijs en in leerjaar 3 van het <strong>voor</strong>tgezet onderwijs 5 . De eerste<br />
COOL-meting vond plaats in 2007/08, de tweede in 2010/11. Bij de eerste COOL-meting in het<br />
<strong>voor</strong>tgezet onderwijs waren in totaal 8884 <strong>leerlingen</strong> uit leerjaar 3 betrokken, waaronder ruim<br />
2000 <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Aan hen zijn toetsen, een vragenlijst over burgerschap en een algemene<br />
<strong>leerlingen</strong>vragenlijst afgenomen. Uit die laatste lijst hebben we enkele schalen inzake schoolbeleving<br />
en -betrokkenheid overgenomen ten behoeve van het onderhavige onderzoek. In het<br />
5 Het onderzoek in het basisonderwijs wordt uitgevoerd door ITS (RU Nijmegen) en Kohnstamm Instituut<br />
(UVA Amsterdam), GION (RUG Groningen) en Cito voeren het onderzoek in het <strong>voor</strong>tgezet onderwijs<br />
uit.<br />
32
COOL-onderzoek bleken de psychometrische kenmerken van deze schalen bevredigend (Zijsling<br />
e.a., 2009), en ook in het onderhavige onderzoek blijkt dat het geval 6 .<br />
Het gaat om de volgende schalen:<br />
- Sociale schoolbeleving (3 items, bijv. ‘Op school voel ik dat ik erbij hoor’; α=.65).<br />
- Commitment <strong>aan</strong> school, uiteen te leggen in drie subschalen:<br />
• Bindingzekerheid (5 items, bijv. ‘Mijn school geeft me zekerheid’; α=.80)<br />
• Exploratie (5 items, bijv. ‘Ik denk vaak na over mijn school’; α=.70)<br />
• Verandering (3 items, bijv. ‘Eigenlijk ben ik op zoek naar een andere school’; α=.85).<br />
Empowermentschalen van Frymier<br />
Het begrip empowerment stamt uit het leiderschapsonderzoek. Een hoge mate van empowerment<br />
betekent dat mensen zich competent voelen <strong>voor</strong> hun taken, zich uitgedaagd voelen en het<br />
gevoel hebben dat ze meerwaarde hebben, deel uitmaken van een team en dat hun taken er werkelijk<br />
toe doen (Thomas & Velthouse, 1990). Empowerment wordt in de literatuur uiteengelegd<br />
in drie dimensies:<br />
1) betekenisvolheid (meaningfulness), de mate waarin een taak betekenisvol en belangrijk gevonden<br />
wordt in relatie tot het eigen referentiekader;<br />
2) competentie (competence), de mate waarin een persoon zich gekwalificeerd en capabel voelt<br />
om de taak te voltooien of het doel te bereiken;<br />
3) invloed (impact), de mate waarin een persoon zich erkend voelt in de eigen keuzen en inzet<br />
bij het verrichten van een taak die er toe doet.<br />
In 1996 hebben Frymier, Shulman en Houser een zogenoemde learner empowerment vragenlijst<br />
ontwikkeld en getest op studenten in de leeftijd van circa 18 tot 21 jaar. Aan de hand hiervan<br />
hebben zij vastgesteld dat empowerment van studenten wordt beïnvloed door situationele kenmerken,<br />
meer dan door individuele kenmerken zoals leeroriëntatie, leerstijl en temperament. In<br />
een onderzoek naar het Junior College van de Universiteit Utrecht (JCU) is <strong>aan</strong>gesloten bij het<br />
bovenst<strong>aan</strong>de (Van der Valk, Gruneveld en Pilot, 2010). De Utrechtse onderzoekers achten het<br />
concept empowerment specifiek relevant <strong>voor</strong> de <strong>leerlingen</strong> in het JCU, omdat zij in principe<br />
hoog (bèta)getalenteerd zijn en tevens een grote interesse, motivatie en werkhouding vertonen.<br />
In het onderzoek g<strong>aan</strong> ze na of de specifieke kenmerken van de onderwijsleeromgeving (het<br />
JCU) het gevoel van empowerment van deze <strong>leerlingen</strong> bevorderen. Dit gevoel is gemeten door<br />
een vertaalde versie van de Frymier vragenlijst af te nemen. Volgens de onderzoekers bleek uit<br />
de resultaten dat het gevoel van empowerment bij de JCU-<strong>leerlingen</strong> in het algemeen inderdaad<br />
hoog is (ofschoon geen controlegroep in het onderzoek was betrokken). Ook is vastgesteld dat<br />
alle onderzochte kenmerken van het JCU bijdragen <strong>aan</strong> dat gevoel, maar niet allemaal even<br />
krachtig. De sfeer op het JCU (door de onderzoekers omschreven als een culture of excellence)<br />
bleek het meest van invloed. Een jaar later is in een onderzoek naar het vak Onderzoek & Ont-<br />
6 Achter elke schaal wordt tussen haakjes Cronbach’s α vermeld als maat <strong>voor</strong> de interne betrouwbaarheid.<br />
Over het algemeen wordt een α vanaf .65 als voldoende beschouwd. De α is berekend o.b.v. alle<br />
ingevulde vragenlijsten; <strong>voor</strong> de responscijfers zie paragraaf 4.3.<br />
33
werpen in het technasium eveneens de empowerment van <strong>leerlingen</strong> gemeten (Prins, Vos &<br />
Pilot, 2011).<br />
Voor het onderhavige onderzoek is teruggeg<strong>aan</strong> naar de oorspronkelijke Engelstalige items van<br />
Frymier. Deze zijn vertaald naar het Nederlands, zo mogelijk met gebruikmaking van de vertaling<br />
die de andere Nederlandse onderzoekers hebben gekozen. Anders dan in het JCUonderzoek<br />
zijn de items in onze vragenlijst echter algemeen gehouden, dat wil zeggen geformuleerd<br />
met betrekking tot de school van de respondenten in het algemeen. Een formulering specifiek<br />
gericht op de plusarrangementen leverde immers enerzijds het praktische probleem op dat<br />
dit arrangement op elke school anders wordt genoemd, en anderzijds dat de items dan ook niet<br />
<strong>aan</strong> de controlegroep buiten deze arrangementen konden worden <strong>voor</strong>gelegd.<br />
Het gaat om de volgende schalen, die opnieuw een ruim voldoende betrouwbaarheid kennen:<br />
- Betekenisvolheid (12 items, bijv. ‘Op school leer ik dingen waar ik wat <strong>aan</strong> heb’; α=.89)<br />
- Competentie (9 items, bijv. ‘Ik doe het goed op school’; α=.89)<br />
- Impact (16 items, bijv. ‘Ik kan zelf bepalen hoe ik mijn werk op school <strong>aan</strong>pak’; α=.83).<br />
We stellen overigens vast dat het zeker interessant zou zijn in de toekomst vergelijkbare items<br />
wel specifieker te formuleren, zoals ‘In de plusklas leer ik dingen waar ik wat <strong>aan</strong> heb’. Ook een<br />
onderzoek naar welke kenmerken van het plusarrangement het gevoel van empowerment <strong>voor</strong>al<br />
weten te vergroten, zou onze kennis over dit onderwerp kunnen vergroten.<br />
Schalen excellentietypen Young Works/Motivaction<br />
In opdracht van het Platform heeft bureau YoungWorks in samenwerking met Motivaction in<br />
2011 een onderzoek uitgevoerd naar ervaringen van jongeren met excellentie. Het resultaat is<br />
het zogenoemde Excellentiemodel waarin vier verschillende typen jongeren worden onderscheiden:<br />
Zelfbewuste Generalisten, Gemaksgerichte Levensgenieters, Berustende Volgers en<br />
Statusgerichte Toekomstplanners. De jongeren worden ingedeeld in één van deze vier groepen<br />
op basis van hun oordeel over 30 items, verdeeld over zeven schalen. Dezelfde items zijn ook<br />
opgenomen in de vragenlijst <strong>voor</strong> het onderhavige onderzoek. Het gaat om de volgende zeven<br />
schalen, waarvan de betrouwbaarheid in het onderhavige onderzoek in twee gevallen overigens<br />
te wensen overlaat (
- Onderwijsuitdaging (3 items, bijv. ‘De vakken op school zijn uitdagend <strong>voor</strong> mij’; α=.57).<br />
Vragen over het niveau en de richting van de vervolgopleiding<br />
Tot slot zijn er twee vragen in de vragenlijst opgenomen die betrekking hebben op de plannen<br />
van de respondenten ten <strong>aan</strong>zien van vervolgonderwijs na het <strong>vwo</strong>. Beide vragen zijn ook reeds<br />
in andere onderzoeken <strong>voor</strong> het Platform <strong>aan</strong> <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> <strong>voor</strong>gelegd (Van Langen & Vierke,<br />
2009, 2010; Van Langen, 2010), zij het in licht gewijzigde vorm.<br />
Met de eerste vraag wordt geïnformeerd op welk niveau de respondent hoogstwaarschijnlijk een<br />
vervolgopleiding zal g<strong>aan</strong> volgen: universiteit, hoger beroepsonderwijs, middelbaar beroepsonderwijs<br />
of geen van deze (slechts één antwoord mogelijk)..<br />
In de tweede vraag worden <strong>aan</strong> de respondent tien opleidingsrichtingen <strong>voor</strong>gelegd, inclusief<br />
een <strong>aan</strong>tal <strong>voor</strong>beeldstudies. Het gaat om: Economie & Bedrijf, Onderwijs & Opvoeding, Exact<br />
& Informatica, Taal & Communicatie, Techniek, Gezondheid, Kunst & Cultuur, Recht & Bestuur,<br />
Gedrag & Maatschappij en Aarde & Milieu. Bij elk van deze richtingen heeft de respondent<br />
<strong>aan</strong>gekruist hoe groot de kans is dat hij of zij een studie in deze richting zal g<strong>aan</strong> volgen,<br />
variërend van 1 (heel klein) tot 5 (heel groot).<br />
4.3 Selectie onderzoeksgroep en verloop dataverzameling<br />
In hoofdstuk 3 zijn de kenmerken van de plusdeelnemers in leerjaar 1, 2 en 5 beschreven en<br />
vergeleken met de kenmerken van alle reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> in dezelfde leerjaren op de<br />
plusscholen en op enkele controlescholen. Ten behoeve van het vervolgonderzoek dat we in dit<br />
hoofdstuk beschrijven, te weten de afname van een vragenlijst bij de <strong>leerlingen</strong> zelf, is uit deze<br />
beide groepen een selectie gemaakt.<br />
Wat de plusdeelnemers betreft was die selectie vrij eenvoudig; in principe zijn alle plusdeelnemers<br />
van alle plusscholen geselecteerd <strong>voor</strong> het vervolgonderzoek. De enige uitzondering hierop<br />
betreft de school die in leerjaar 1 liefst 201 <strong>leerlingen</strong> (94% van alle brugklassers in <strong>vwo</strong>) als<br />
plusdeelnemers had <strong>aan</strong>gewezen; uit deze <strong>leerlingen</strong> is willekeurig de helft geselecteerd <strong>voor</strong><br />
het vervolgonderzoek. Achteraf hebben we echter besloten de brugklas<strong>leerlingen</strong> van deze<br />
school niet als plusdeelnemer in het onderzoek te betrekken en evenmin als controlegroep (zie<br />
paragraaf 2.4). Samenvattend hebben we in totaal <strong>aan</strong> 1078 plusdeelnemers op 26 scholen een<br />
vragenlijst (op naam en/of identificatienummer 7 ) toegestuurd. Van 946 plusdeelnemers van<br />
dezelfde 26 scholen is een ingevulde vragenlijst retour gekomen, een bevredigende respons van<br />
88 procent.<br />
Wat betreft de controlegroep van reguliere <strong>leerlingen</strong> was de selectie complexer en moest bovendien<br />
in twee stappen verlopen: <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>d <strong>aan</strong> de dataverzameling en na afloop.<br />
7 Sommige scholen hebben uit privacy-overwegingen hun <strong>leerlingen</strong> <strong>aan</strong>geduid met een nummer. De<br />
scholen wisten welke leerling bij welk nummer hoorde en konden zo de juiste vragenlijst <strong>aan</strong> de juiste<br />
leerling uitdelen.<br />
35
In de eerste stap is vastgesteld <strong>voor</strong> welke reguliere <strong>leerlingen</strong> een vragenlijst (op naam of identificatienummer)<br />
zou worden <strong>aan</strong>gemaakt en opgestuurd. Per plusschool is een groep reguliere<br />
<strong>leerlingen</strong> geselecteerd die in omvang en qua prestatiekenmerken (met name Cito-score en advies,<br />
in leerjaar 5 ook profielkeuze; zie ook hoofdstuk 3) lijkt op de meeste plusdeelnemers.<br />
Daarnaast is echter soms ook – met name in leerjaar 1 en 2 - een zekere mate van ‘oversampling’<br />
toegepast, om de school in organisatorisch opzicht tegemoet te komen. Het kwam bij<strong>voor</strong>beeld<br />
<strong>voor</strong> dat een plusschool één kleine <strong>vwo</strong>2-klas kende met daarin alle plusdeelnemers<br />
en daarnaast een grotere <strong>vwo</strong>2-klas <strong>voor</strong> alle overige <strong>leerlingen</strong>. In dat geval is geen selectie uit<br />
die laatste groep gemaakt, maar gewoon <strong>voor</strong> alle <strong>leerlingen</strong> een vragenlijst <strong>aan</strong>gemaakt. Dat<br />
maakte de organisatie van het invullen immers veel gemakkelijker <strong>voor</strong> de school. In totaal<br />
hebben we via deze werkwijze <strong>voor</strong> 1484 reguliere <strong>leerlingen</strong> van alle 26 plusscholen een vragenlijst<br />
<strong>aan</strong>gemaakt en toegestuurd. Van 1282 van hen is een ingevulde vragenlijst retour gekomen<br />
(86%). Daarnaast is ook een vragenlijst <strong>aan</strong>gemaakt en opgestuurd <strong>voor</strong> 480 reguliere<br />
<strong>leerlingen</strong> op de vijf controlescholen; eveneens geselecteerd op grond van hun Cito-score, advies<br />
en profielkeuze. Ook van deze groep is de respons hoog (n=433; 90%).<br />
In de tweede stap is binnen de responsgroep van reguliere <strong>leerlingen</strong> op de plusscholen achteraf<br />
nog een tweede selectie <strong>aan</strong>gebracht ter correctie van de oversampling. Die had immers tot gevolg<br />
dat – met name in leerjaar 1 en 2 - op sommige scholen de responderende groep reguliere<br />
<strong>leerlingen</strong> <strong>aan</strong>zienlijk groter was dan de responderende groep plusdeelnemers en ook minder<br />
goed vergelijkbaar. Op de betreffende scholen is per leerjaar uit de responsgroep van reguliere<br />
<strong>leerlingen</strong> er een <strong>aan</strong>tal verwijderd, zodanig dat de best presterenden (op basis van Cito-score<br />
en/of advies) en/of degenen met de meest vergelijkbare profielkeuzes overbleven en het <strong>aan</strong>tal<br />
reguliere <strong>leerlingen</strong> en plusdeelnemers meer gelijkgetrokken werd.<br />
Met de opbrengst van de vragenlijsten van de <strong>leerlingen</strong> die na de bovenbeschreven selectiestappen<br />
resteerden, zijn vervolgens de analyses uitgevoerd <strong>voor</strong> het vervolg van dit hoofdstuk.<br />
Deze vervolganalyses hebben betrekking op de attitudes en competenties van de plusdeelnemers<br />
in vergelijking tot die van de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Tabel 4.1 geeft een overzicht van het<br />
<strong>aan</strong>tal <strong>leerlingen</strong> dat deze vervolganalyses betreft; in totaal zijn dat er 2380.<br />
Tabel 4.1 – Aantal geselecteerde <strong>leerlingen</strong> <strong>voor</strong> vervolganalyses m.b.t. attitudes, competenties<br />
en toekomstplannen (dit hoofdstuk)<br />
Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Aantal Aantal<br />
Leerjaar 1 508 550 239<br />
Leerjaar 2 315 321 141<br />
Leerjaar 5 123 130 53<br />
Totaal 946 1001 433<br />
36
In totaal bevat tabel 4.1 negen cellen (exclusief de totalen uit de onderste regel); in elk van deze<br />
cellen ligt de gemiddelde Cito-score rond de 547,0. Er is in dit opzicht geen sprake van significante<br />
afwijkingen tussen de plusdeelnemers en de reguliere <strong>leerlingen</strong> van de plusscholen en/of<br />
van de controlescholen. Het percentage <strong>leerlingen</strong> met een zuiver <strong>vwo</strong>-advies ligt echter onder<br />
de plusdeelnemers hoger dan onder de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> (94 versus 86%). Bovendien<br />
ligt in leerjaar 5 het percentage <strong>leerlingen</strong> met een N&T- of dubbelprofiel onder de plusdeelnemers<br />
<strong>aan</strong>zienlijk hoger dan onder de controle<strong>leerlingen</strong> (72 versus 45%). Het is ons dus niet<br />
helemaal gelukt twee vergelijkbare groepen samen te stellen; eenvoudigweg omdat er onder de<br />
reguliere <strong>leerlingen</strong> niet een geheel vergelijkbare groep te vinden was. Anderzijds bestaat ook<br />
de controlegroep wel degelijk uit <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> die qua prestaties tot de elite mogen worden<br />
gerekend.<br />
4.4 <strong>School</strong>beleving en schoolcommitment van plusdeelnemers en reguliere <strong>leerlingen</strong><br />
In deze paragraaf vergelijken we de scores van de plusdeelnemers en de reguliere <strong>leerlingen</strong> op<br />
de vier schalen uit het COOL-onderzoek betreffende schoolbeleving en schoolcommitment (zie<br />
ook paragraaf 4.2). Alle schaalscores lopen in principe van minimaal 1 tot maximaal 5. Hoe<br />
hoger de score, hoe meer de <strong>leerlingen</strong> de geponeerde stellingen hebben onderschreven. Bij<br />
schoolbeleving en bindingszekerheid betekent dat tevens: hoe hoger de score, hoe positiever de<br />
<strong>leerlingen</strong> zijn over het gevoel erbij te horen op school en over de zekerheid die hun school hen<br />
biedt. Bij exploratie en verandering geldt: hoe hoger de score, hoe meer de <strong>leerlingen</strong> nadenken<br />
over hun school c.q. verandering van school overwegen.<br />
Tabel 4.2 toont per leerjaar de scores van de plusdeelnemers enerzijds en van de reguliere <strong>leerlingen</strong><br />
op de plusscholen en op de controlescholen anderzijds. In de tabel zijn geen <strong>aan</strong>tallen<br />
<strong>leerlingen</strong> opgenomen, om de leesbaarheid te vergroten. Op elk van de vier schalen over<br />
schoolbetrokkenheid en commitment is van 95 tot 97 procent van alle 2380 <strong>leerlingen</strong> een score<br />
bekend, en <strong>voor</strong> zover we kunnen nag<strong>aan</strong> is er geen sprake van selectieve non-respons.<br />
37
Tabel 4.2 – Gemiddelde schaalscores Sociale schoolbeleving, Commitment, Exploratie en Verandering<br />
van plusdeelnemers en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Sociale Plusscholen Controlescholen<br />
schoolbeleving Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem.score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 3,9 0,01 3,9 0,15* 4,0<br />
Leerjaar 2 3,8 0,11 3,9 0,14 3,8<br />
Leerjaar 5 3,9 0,07 3,9 0,07 3,9<br />
Totaal 3,9 0,06 3,9 0,03 3,9<br />
Bindingszekerheid Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem. score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 3,5 0,10 3,6 0,02 3,6<br />
Leerjaar 2 3,3 0,06 3,4 0,10 3,5<br />
Leerjaar 5 3,6 0,02 3,5 0,21* 3,7<br />
Totaal 3,5 0,07 3,5 0,06 3,6<br />
Exploratie Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem.score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 2,6 0,05 2,7 0,03 2,7<br />
Leerjaar 2 2,5 0,16* 2,4 0,25* 2,6<br />
Leerjaar 5 2,6 0,13 2,5 0,02 2,5<br />
Totaal 2,6 0,04 2,6 0,11 2,6<br />
Verandering Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem.score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 1,3 0,08 1,4 0,12 1,3<br />
Leerjaar 2 1,5 0,09 1,4 0,09 1,3<br />
Leerjaar 5 1,5 0,10 1,4 0,15* 1,5<br />
Totaal 1,4 0,00 1,4 0,07 1,3<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
In het algemeen zijn van alle groepen <strong>leerlingen</strong> de scores op Sociale schoolbeleving en Bindingszekerheid<br />
behoorlijk hoog; zowel de reguliere <strong>leerlingen</strong> als de plusdeelnemers zijn relatief<br />
positief over deze zaken. In de eerste COOL-meting in het <strong>voor</strong>tgezet onderwijs lagen de<br />
gemiddelde scores lager, namelijk op 3,73 resp. 3,28; deze gemiddelden betreffen overigens ook<br />
<strong>leerlingen</strong> uit vmbo en havo.<br />
De gemiddelde scores op Exploratie en <strong>voor</strong>al op Verandering liggen veel lager; <strong>leerlingen</strong> denken<br />
relatief weinig na over school en overwegen nauwelijks om van school te veranderen. In<br />
COOL werd overigens op de schaal Exploratie gemiddeld 2,43 gescoord (nog lager dus), op de<br />
schaal Verandering gemiddeld 1,84 (hoger).<br />
Uitsluitend in leerjaar 2 is er sprake van een klein, maar relevant verschil tussen plusdeelnemers<br />
en reguliere <strong>leerlingen</strong> ten <strong>aan</strong>zien van Exploratie: plusdeelnemers denken iets meer over hun<br />
school na dan de reguliere <strong>leerlingen</strong> op dezelfde scholen. Maar laatstgenoemden denken dan<br />
ook iets minder na over school dan reguliere <strong>leerlingen</strong> op controlescholen; ook dit betreft een<br />
38
klein effect. Soortgelijke kleine effecten tussen reguliere <strong>leerlingen</strong> op plusscholen en controlescholen<br />
zien we ook bij de andere schalen, maar steeds betreft het slechts één leerjaar en lijkt<br />
het weinig structureel.<br />
Tabel 4.3 – Gemiddelde schaalscores Sociale schoolbeleving, Commitment, Exploratie en Verandering<br />
van plusdeelnemers naar organisatievorm arrangement<br />
Individueel<br />
arrangement<br />
Sociale schoolbeleving Bindingszekerheid<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
39<br />
ES Individueel<br />
arrangement<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
Leerjaar 1 4,0 3,8 0,23* 3,7 3,4 0,50**<br />
Leerjaar 2 3,8 3,8 0,03 3,5 3,3 0,23*<br />
Leerjaar 5 4,0 3,7 0,42** 3,6 3,3 0,50**<br />
Totaal 3,9 3,8 0,16* 3,6 3,4 0,42**<br />
Individueel<br />
arrangement<br />
Exploratie Verandering<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
ES Individueel<br />
arrangement<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
Leerjaar 1 2,8 2,6 0,16* 1,2 1,4 0,29*<br />
Leerjaar 2 2,5 2,5 0,06 1,4 1,5 0,05<br />
Leerjaar 5 2,6 2,6 0,02 1,4 1,7 0,54**<br />
Totaal 2,7 2,6 0,16* 1,3 1,4 0,19*<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
In tabel 4.3 wordt onderscheid gemaakt naar de gemiddelde schaalscores van de plusdeelnemers<br />
naar type plusarrangement. Deze blijken in een <strong>aan</strong>tal gevallen wel relevant te verschillen. Wat<br />
betreft de Sociale schoolbeleving en Bindingszekerheid zijn de plusdeelnemers op scholen in<br />
categorie A (individuele plusarrangementen of kleine deeltijd plusklassen) veelal positiever dan<br />
plusdeelnemers op scholen in categorie B (aparte plusklassen). Het gaat om kleine tot matige<br />
effecten.<br />
Plusdeelnemers in leerjaar 1 op scholen in categorie A denken ook meer na over hun school dan<br />
die in categorie B, plusdeelnemers in leerjaar 1 en <strong>voor</strong>al leerjaar 5 op scholen in categorie B<br />
overwegen juist vaker om van school te veranderen dan die in categorie A.<br />
Uit de twee <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de tabellen blijkt dat plusdeelnemers zich er over het algemeen niet meer<br />
of minder bij voelen horen op school dan een controlegroep van (eveneens tamelijk excellente)<br />
jaargenoten die niet deelnemen <strong>aan</strong> plusarrangementen. Ook zijn er slechts verwaarloosbare<br />
onderlinge verschillen in de mate waarin ze menen dat hun school hen zekerheid biedt, waarin<br />
ze over school nadenken en waarin ze overwegen een andere school te zoeken. Tegelijkertijd<br />
zijn er wel verschillen tussen de plusdeelnemers onderling, afhankelijk van het type arrangement.<br />
Een belangrijke vraag – die we met de beschikbare gegevens niet zomaar kunnen beantwoorden<br />
- is natuurlijk of deze verschillen worden veroorzaakt doordat de beide typen scholen<br />
andere <strong>leerlingen</strong> <strong>voor</strong> hun arrangement selecteren of dat deze verschillen het gevolg zijn van de<br />
ervaringen in het plusarrangement.<br />
ES<br />
ES
4.5 Empowerment van plusdeelnemers en reguliere <strong>leerlingen</strong><br />
Hierna vergelijken we de scores van de plusdeelnemers en de reguliere <strong>leerlingen</strong> op de drie<br />
schalen betreffende empowerment; m.a.w. de mate waarin de ondervraagde <strong>leerlingen</strong> zich<br />
‘empowered’ voelen (zie ook paragraaf 4.2). Ook nu lopen alle schaalscores van minimaal 1 tot<br />
maximaal 5. Hoe hoger de score bij Betekenisvolheid, hoe positiever de <strong>leerlingen</strong> zijn over het<br />
gevoel dat zij op school belangrijke en betekenisvolle zaken leren en doen. De score op Competentie<br />
verwijst naar de mate waarin de leerling ervan overtuigd is het goed te doen op school en<br />
deze met succes te kunnen voltooien. Hoe hoger de score op Impact, hoe meer de leerling zich<br />
erkend voelt in de eigen keuzen en inzet op school.<br />
Tabel 4.4 toont per leerjaar de scores van de plusdeelnemers in vergelijking tot de reguliere<br />
<strong>leerlingen</strong>. Ook in deze tabel zijn geen <strong>aan</strong>tallen <strong>leerlingen</strong> opgenomen, <strong>aan</strong>gezien op elk van de<br />
drie schalen een score bekend is van meer dan 98 procent van alle betrokken <strong>leerlingen</strong>.<br />
Tabel 4.4 – Gemiddelde schaalscores Betekenisvolheid, Competentie en Impact van plusdeelnemers<br />
en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Betekenisvolheid Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem. score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 3,5 0,13 3,5 0,16* 3,4<br />
Leerjaar 2 3,2 0,02 3,3 0,11 3,3<br />
Leerjaar 5 3,3 0,03 3,3 0,03 3,3<br />
Totaal 3,4 0,06 3,4 0,06 3,4<br />
Competentie Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem.score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 4,0 0,13 4,1 0,14 4,0<br />
Leerjaar 2 3,9 0,15* 4,0 0,02 4,0<br />
Leerjaar 5 4,1 0,04 4,1 0,03 4,1<br />
Totaal 4,0 0,12 4,1 0,08 4,0<br />
Impact Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem.score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 3,1 0,04 3,1 0,00 3,1<br />
Leerjaar 2 3,0 0,06 3,0 0,14 3,0<br />
Leerjaar 5 3,1 0,18* 3,0 0,08 3,1<br />
Totaal 3,1 0,08 3,0 0,06 3,1<br />
* = klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
In het algemeen voelen de onderzochte <strong>leerlingen</strong> (zowel plusdeelnemers als overigen) zich<br />
<strong>voor</strong>al behoorlijk competent; hun gemiddelde van rond de 4.0 komt ongeveer overeen met dat<br />
van de JCU-<strong>leerlingen</strong> in het onderzoek van Van der Valk e.a. (2010). De scores <strong>voor</strong> Beteke-<br />
40
nisvolheid en Impact in tabel 4.4 liggen lager; rond de 3.4 respectievelijk 3.1. De JCU<strong>leerlingen</strong><br />
scoorden op deze schalen rond de 3.8.<br />
Er zijn in tabel 4.4 slechts beperkte verschillen zichtbaar tussen de scores van de plusdeelnemers<br />
en de reguliere <strong>leerlingen</strong>. Bij Competentie is sprake van een klein effect in leerjaar 2:<br />
plusdeelnemers voelen zich iets minder competent dan overige <strong>leerlingen</strong> (zie echter ook tabel<br />
4.5). Qua Impact is eveneens een klein effect zichtbaar in leerjaar 5: de plusdeelnemers voelen<br />
zich iets meer ‘gezien’ dan de overige <strong>leerlingen</strong>.<br />
In tabel 4.5 worden vervolgens de scores van de plusdeelnemers onderling vergeleken, naar type<br />
plusarrangement.<br />
Tabel 4.5 – Gemiddelde schaalscores Betekenisvolheid, Competentie en Impact van plusdeelnemers<br />
naar organisatievorm arrangement<br />
Betekenisvolheid Competentie Impact<br />
Individueel<br />
arrang.<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
ES Individueel<br />
arrang.<br />
41<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
ES Individueel<br />
arrang.<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
Lj 1 3,6 3,4 0,37* 4,3 3,9 0,54** 3,2 3,0 0,34*<br />
Lj 2 3,1 3,3 0,22* 4,2 3,9 0,50** 3,0 3,0 0,10<br />
Lj 5 3,3 3,3 0,02 4,1 4,0 0,19* 3,1 3,2 0,09<br />
Totaal 3,4 3,3 0,11 4,2 3,9 0,50** 3,1 3,0 0,18*<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
In tabel 4.5 zijn <strong>voor</strong>al op de schaal <strong>voor</strong> Competentie onderlinge verschillen tussen de plusdeelnemers<br />
zichtbaar. Plusdeelnemers op scholen in categorie A (individueel arrangement/kleine<br />
deeltijd plusklas) voelen zich beduidend competenter dan plusdeelnemers op scholen<br />
in categorie B (aparte plusklas); de effecten zijn klein tot matig. Ook hier roept dat de vraag<br />
op of de verschillen het gevolg zijn van een andere selectie of van een ander effect van het<br />
plusarrangement; <strong>voor</strong>lopig houden we het op het eerste (zie ook onze conclusies in het slothoofdstuk).<br />
Ook op de schalen Betekenisvolheid en Impact in leerjaar 1 zijn relevant hogere scores zichtbaar<br />
van de plusdeelnemers in categorie A dan categorie B. Echter, in leerjaar 2 geldt het omgekeerde<br />
<strong>voor</strong> de schaal Betekenisvolheid en lijken de plusdeelnemers in categorie B dus juist<br />
meer betekenis te ervaren dan die in categorie A.<br />
4.6 Excellentieschalen en typen<br />
Zoals in paragraaf 4.2 is beschreven, zijn <strong>aan</strong> de onderzoeks<strong>leerlingen</strong> ook de zeven schalen<br />
<strong>voor</strong>gelegd die zijn ontwikkeld door YoungWorks en Motivaction om typen excellentie onder<br />
jongeren te onderscheiden. De schalen bleken in ons onderzoek niet allemaal een voldoende<br />
betrouwbaarheid te hebben; met name de schalen Zesjescultuur en Onderwijsuitdaging scoorden<br />
ES
hierop onder de maat. Niettemin zijn ook die scores volledigheidshalve in deze paragraaf betrokken.<br />
Opnieuw loopt de range van de gemiddelde schaalscores in principe van 1 tot 5. In het algemeen<br />
geldt: hoe hoger de score, hoe sterker de <strong>leerlingen</strong> de geponeerde stellingen onderschrijven. Bij<br />
Intrinsieke en Extrinsieke prestatiemotivatie, Prestatie-urgentie, Toekomstbewustzijn en Onderwijsuitdaging<br />
verwijzen hoge scores naar een neiging tot excelleren en hoge ambities, bij de<br />
schalen Zesjescultuur en Sociale afremming geldt juist het omgekeerde. Tabel 4.6 vergelijkt de<br />
plusdeelnemers en de reguliere <strong>leerlingen</strong> op alle zeven schalen. Per schaal is van tenminste 97<br />
procent van de <strong>leerlingen</strong> een score bekend en daarom zijn hier ook geen <strong>aan</strong>tallen <strong>leerlingen</strong> in<br />
de tabel vermeld.<br />
Zoals ook in de <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de paragrafen het geval was, zijn ook nu de verschillen tussen de<br />
plusdeelnemers en de reguliere <strong>leerlingen</strong> slechts beperkt. Er is in enkele gevallen sprake van<br />
relevante verschillen. In leerjaar 2 ervaren de plusdeelnemers iets meer onderwijsuitdaging dan<br />
de overige <strong>leerlingen</strong>. In leerjaar 5 ervaren plusdeelnemers een iets lagere prestatie-urgentie en<br />
een iets sterkere zesjescultuur en sociale afremming, maar ook meer toekomstbewustzijn dan<br />
reguliere <strong>leerlingen</strong> op dezelfde scholen. In alle gevallen gaat het om kleine effecten die optreden<br />
in een enkel leerjaar. Daarnaast zien we in tabel 4.6 ook soms relevante verschillen tussen<br />
de reguliere <strong>leerlingen</strong> op de plusscholen en die op de controlescholen. Ook hier gaat het meestal<br />
slechts om één leerjaar; bij Extrinsieke Prestatiemotivatie betreft het alle leerjaren, maar niet<br />
steeds in dezelfde richting. Kortom, de relevante verschillen die in deze tabel worden gesignaleerd,<br />
lijken weinig structureel en verwijzen niet naar duidelijke trends.<br />
42
Tabel 4.6 – Gemiddelde scores op de 7 Excellentieschalen van plusdeelnemers en reguliere<br />
<strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Intrinsieke Plusscholen Controlescholen<br />
Prestatiemotivatie Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem. score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 3,7 0,11 3,6 0,00 3,6<br />
Leerjaar 2 3,6 0,13 3,5 0,02 3,5<br />
Leerjaar 5 3,8 0,10 3,8 0,19* 3,6<br />
Totaal 3,7 0,10 3,6 0,03 3,6<br />
Extrinsieke Plusscholen Controlescholen<br />
Prestatiemotivatie Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem.score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 3,3 0,00 3,3 0,15* 3,4<br />
Leerjaar 2 3,3 0,08 3,3 0,23* 3,4<br />
Leerjaar 5 3,4 0,03 3,4 0,25* 3,3<br />
Totaal 3,3 0,02 3,3 0,12 3,4<br />
Prestatie-urgentie Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem.score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 4,0 0,12 4,1 0,02 4,1<br />
Leerjaar 2 3,9 0,01 3,9 0,08 3,9<br />
Leerjaar 5 3,6 0,20* 3,8 0,42** 3,4<br />
Totaal 3,9 0,10 4,0 0,04 3,9<br />
Zesjescultuur Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem. score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 2,9 0,11 2,8 0,03 2,8<br />
Leerjaar 2 3,0 0,11 3,0 0,03 3,0<br />
Leerjaar 5 3,0 0,15* 2,9 0,23* 3,0<br />
Totaal 2,9 0,11 2,8 0,03 2,9<br />
Toekomstbewustzijn Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem.score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 2,9 0,12 2,8 0,12 2,9<br />
Leerjaar 2 2,8 0,02 2,8 0,09 2,9<br />
Leerjaar 5 3,0 0,18* 2,8 0,30* 3,2<br />
Totaal 2,9 0,10 2,8 0,14 3,0<br />
Sociale afremming Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem.score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 2,2 0,02 2,2 0,21* 2,0<br />
Leerjaar 2 2,2 0,05 2,2 0,04 2,2<br />
Leerjaar 5 2,1 0,17* 2,0 0,12 1,9<br />
Totaal 2,2 0,02 2,2 0,11 2,1<br />
Onderwijsuitdaging Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Gem.score ES Gem.score ES Gem.score<br />
Leerjaar 1 3,4 0,08 3,3 0,13 3,2<br />
Leerjaar 2 3,2 0,18* 3,1 0,20* 3,2<br />
Leerjaar 5 3,3 0,03 3,3 0,13 3,2<br />
Totaal 3,3 0,11 3,2 0,03 3,2<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
43
Tabel 4.7 – Gemiddelde scores op de 7 Excellentieschalen van plusdeelnemers naar organisatievorm<br />
arrangement<br />
Intrinsieke prestatiemotivatie Extrinsieke prestatiemotivatie<br />
Individ. Aparte<br />
ES Individ. Aparte ES<br />
arrangement plusklas<br />
arrangement plusklas<br />
Leerjaar 1 3,8 3,6 0,30* 3,3 3,3 0,12<br />
Leerjaar 2 3,7 3,6 0,08 3,4 3,3 0,12<br />
Leerjaar 5 3,8 3,8 0,05 3,4 3,5 0,06<br />
Totaal 3,8 3,6 0,24* 3,4 3,3 0,12<br />
Individ.<br />
arrangement<br />
Prestatie-urgentie Zesjescultuur<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
ES Individ.<br />
arrangement<br />
44<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
Leerjaar 1 4,1 4,0 0,18* 2,7 2,9 0,36*<br />
Leerjaar 2 3,8 3,9 0,20* 2,9 3,1 0,28*<br />
Leerjaar 5 3,6 3,6 0,03 2,9 3,1 0,14<br />
Totaal 3,9 3,9 0,06 2,8 3,0 0,28*<br />
Individueel<br />
arrang.<br />
Toekomstbewustzijn Sociale afremming Uitdaging<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
ES Individueel<br />
arrang.<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
ES Individueel<br />
arrang.<br />
ES<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
Lj 1 2,9 3,0 0,05 2,2 2,2 0,09 3,4 3,3 0,15*<br />
Lj 2 2,9 2,8 0,05 2,3 2,1 0,27* 3,0 3,3 0,44**<br />
Lj 5 3,1 2,9 0,16* 2,2 2,1 0,13 3,3 3,2 0,20*<br />
Totaal 2,9 2,9 0,03 2,2 2,2 0,05 3,3 3,3 0,03<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
Binnen de groep plusdeelnemers blijken er daarnaast enkele relevante verschillen <strong>voor</strong> te komen<br />
die samenhangen met het type plusarrangement (tabel 4.7). De meest duidelijke trend betreft de<br />
Zesjescultuur, die onder plusdeelnemers op scholen met een aparte plusklas blijkbaar wat sterker<br />
wordt ervaren dan onder degenen op scholen met een individueel arrangement. Andere relevante<br />
verschillen in de tabel betreffen slechts één leerjaar, of g<strong>aan</strong> tegengestelde richtingen op<br />
(Prestatie-urgentie, Uitdaging).<br />
De <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de tabellen hebben betrekking op de scores van de onderzoeks<strong>leerlingen</strong> op de<br />
zeven afzonderlijke excellentieschalen. Met behulp van deze zeven scores zijn daarnaast de<br />
onderzoeks<strong>leerlingen</strong> ook ingedeeld in één van de vier excellentietypen die YoungWorks en<br />
Motivaction in hun onderzoek (2011) hebben onderscheiden. Deze indeling is door de <strong>voor</strong>noemde<br />
bureaus zelf uitgevoerd; het ITS heeft daartoe de verzamelde oorspronkelijke itemscores<br />
van de onderzoeks<strong>leerlingen</strong> in een geanonimiseerd bestand <strong>aan</strong> hen opgestuurd. Vrijwel<br />
alle <strong>leerlingen</strong> (98%) bleken bij die procedure te kunnen worden ingedeeld. In tabel 4.8 laten we<br />
zien hoe de plusdeelnemers en de reguliere <strong>leerlingen</strong> zijn verdeeld over de vier typen.<br />
ES
Tabel 4.8 – Verdeling van de plusdeelnemers en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> over de vier Excellentietypen;<br />
berekend o.b.v. de scores op de 7 Excellentieschalen<br />
Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
% % %<br />
Leerjaar 1<br />
Zelfbewuste Generalisten<br />
58<br />
63<br />
67<br />
Gemaksgerichte Levensgenieters 26 22 22<br />
Berustende Volgers 10 10 9<br />
Statusgerichte Toekomstplanners 7 4 3<br />
Leerjaar 2<br />
Zelfbewuste Generalisten 53 55 53<br />
Gemaksgerichte Levensgenieters 35 32 28<br />
Berustende Volgers 7 9 13<br />
Statusgerichte Toekomstplanners 5 4 6<br />
Leerjaar 5<br />
Zelfbewuste Generalisten<br />
58<br />
60<br />
53<br />
Gemaksgerichte Levensgenieters 26 31 40<br />
Berustende Volgers 8 6 8<br />
Statusgerichte Toekomstplanners 7 3 0<br />
Totaal<br />
Zelfbewuste Generalisten<br />
56<br />
60<br />
61<br />
Gemaksgerichte Levensgenieters 29 27 26<br />
Berustende Volgers 9 9 10<br />
Statusgerichte Toekomstplanners 6 4 4<br />
Chi-kwadraattoets: de verdeling over excellentietypen van de onderscheiden groepen verschilt nergens significant<br />
In alle groepen overheerst het type Zelfbewuste Generalisten; ongeveer zestig procent behoort<br />
daartoe, in alle leerjaren. Daarna komt het type Gemaksgerichte Levensgenieter het meest <strong>voor</strong>;<br />
26 tot 40 procent. De twee andere typen (Berustende Volgers en Statusgerichte Toekomstplanners)<br />
vormen een minderheid in onze onderzoeksgroep. Omdat er sprake is van een variabele<br />
met vier nominale categorieën, kunnen geen Effect Sizes worden berekend. Wel is gecontroleerd<br />
met een Chi Kwadraat toets of er sprake is van verschillen in de verdeling over de typen<br />
tussen de plusdeelnemers en de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> in de controlegroep. Dat blijkt nergens<br />
het geval. Dit is niet onverwachts, gezien de beperkte verschillen in de afzonderlijke schalen.<br />
Tabel 4.9 laat zien of er nog onderscheid is binnen de plusdeelnemers naar type arrangement. Er<br />
blijkt sprake van een licht significant verschil in de verdeling over de Excellentietypen in leerjaar<br />
1 en totaal: Het <strong>aan</strong>deel Zelfbewuste Generalisten blijkt onder de plusdeelnemers op scholen<br />
in categorie A (individueel arrangement) groter dan op scholen in categorie B (aparte plusklas).<br />
In de laatste groep is <strong>voor</strong>al het <strong>aan</strong>deel Gemaksgerichte Levensgenieters wat groter. In<br />
leerjaar 2 en 5 zijn de verschillen niet significant.<br />
45
Tabel 4.9 – Verdeling van de plusdeelnemers over de vier Excellentietypen, naar organisatievorm<br />
arrangement<br />
Individueel arrangement Aparte plusklas<br />
% %<br />
Leerjaar 1<br />
Zelfbewuste Generalisten<br />
66<br />
54<br />
Gemaksgerichte Levensgenieters 21 28<br />
Berustende Volgers 5 12<br />
Statusgerichte Toekomstplanners 8 6<br />
Leerjaar 2<br />
Zelfbewuste Generalisten 53 54<br />
Gemaksgerichte Levensgenieters 33 36<br />
Berustende Volgers 7 7<br />
Statusgerichte Toekomstplanners 7 4<br />
Leerjaar 5<br />
Zelfbewuste Generalisten<br />
56<br />
64<br />
Gemaksgerichte Levensgenieters 26 27<br />
Berustende Volgers 9 6<br />
Statusgerichte Toekomstplanners 9 3<br />
Totaal<br />
Zelfbewuste Generalisten<br />
60<br />
54<br />
Gemaksgerichte Levensgenieters 25 31<br />
Berustende Volgers 7 10<br />
Statusgerichte Toekomstplanners 8 5<br />
Chi-kwadraattoets: in leerjaar 1 en totaal is de verdeling licht significant verschillend (p
Tabel 4.10 – Percentage <strong>leerlingen</strong> dat universitaire vervolgopleiding wil doen, onder plusdeelnemers<br />
en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
% ES % ES %<br />
Leerjaar 1 88 0,19* 82 0,19* 89<br />
Leerjaar 2 84 0,07 81 0,08 84<br />
Leerjaar 5 92 0,09 89 0,18* 94<br />
Totaal 87 0,14 83 0,14 88<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
In leerjaar 1 is het <strong>aan</strong>deel plusdeelnemers dat een universitaire vervolgopleiding ambieert, relevant<br />
groter dan het <strong>aan</strong>tal reguliere <strong>leerlingen</strong>. In leerjaar 2 en 5 komt hetzelfde beeld ook naar<br />
voren, maar hier is het effect verwaarloosbaar klein.<br />
Het percentage reguliere <strong>leerlingen</strong> dat een universitaire studie wil g<strong>aan</strong> doen, is op de controlescholen<br />
juist weer groter dan op de plusscholen. Dit hangt mogelijk samen met de <strong>aan</strong>wezigheid<br />
van het plusarrangement op de plusscholen, ofschoon niet helemaal duidelijk is hoe. Zijn<br />
de plusdeelnemers misschien geselecteerd op hun hoge ambities of hebben de reguliere <strong>leerlingen</strong><br />
vanwege dat plusarrangement op hun school – waar<strong>aan</strong> ze niet (mogen) deelnemen - hun<br />
eigen ambities mogelijk naar beneden bijgesteld? Uit tabel 4.11 blijkt vervolgens dat de ambities<br />
van plusdeelnemers qua vervolgopleidingsniveau nog beduidend hoger is op plusscholen in<br />
categorie A dan in categorie B; althans in leerjaar 1 en 2 is dat het geval.<br />
Tabel 4.11 – Percentage <strong>leerlingen</strong> dat universitaire vervolgopleiding wil doen, onder plusdeelnemers<br />
naar organisatievorm arrangement<br />
Individueel arrangement Aparte plusklas ES<br />
Leerjaar 1 94 86 0,25*<br />
Leerjaar 2 91 81 0,26*<br />
Leerjaar 5 91 94 0,11<br />
Totaal 92 85 0,23*<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
De volgende tabellen zijn gewijd <strong>aan</strong> de studierichtingen of sectoren waarin de onderzoeks<strong>leerlingen</strong><br />
hun vervolgopleiding zouden willen vervolgen. Tabel 4.12 laat zien hoeveel procent van<br />
hen de kans (zeer) groot acht later een studie te kiezen in een viertal bètasectoren.<br />
47
Tabel 4.12 – Percentage plusdeelnemers en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> dat kans op latere studie<br />
in betreffende (bèta)sector (zeer) groot acht<br />
Exact & Informatica Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
% ES % ES %<br />
Leerjaar 1 34 0,14 27 0,22* 18<br />
Leerjaar 2 32 0,12 27 0,07 30<br />
Leerjaar 5 41 0,37* 23 0,06 21<br />
Totaal 34 0,16* 27 0,10 22<br />
Techniek Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
% ES % ES %<br />
Leerjaar 1 30 0,25* 19 0,12 24<br />
Leerjaar 2 34 0,28* 22 0,09 25<br />
Leerjaar 5 33 0,42** 16 0,41** 32<br />
Totaal 32 0,28* 19 0,15* 25<br />
Gezondheid Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
% ES % ES %<br />
Leerjaar 1 33 0,06 36 0,00 36<br />
Leerjaar 2 30 0,14 36 0,04 38<br />
Leerjaar 5 36 0,01 37 0,14 30<br />
Totaal 32 0,08 36 0,01 36<br />
Aarde & Milieu Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
% ES % ES %<br />
Leerjaar 1 16 0,16* 10 0,10 12<br />
Leerjaar 2 12 0,06 14 0,07 12<br />
Leerjaar 5 13 0,05 12 0,01 12<br />
Totaal 14 0,07 12 0,03 13<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
Plusdeelnemers in alle leerjaren zijn vaker dan reguliere <strong>leerlingen</strong> binnen dezelfde<br />
(plus)scholen van plan een studie in de sector Techniek te g<strong>aan</strong> volgen; het gaat om een klein tot<br />
matig effect. Plusdeelnemers in leerjaar 5 hebben ook wat meer belangstelling <strong>voor</strong> de sector<br />
Exact & Informatica, in leerjaar 1 <strong>voor</strong> Aarde & Milieu, dan hun klasgenoten. Wat leerjaar 5<br />
betreft, zijn deze bevindingen conform verwachting omdat we weten dat er meer plusdeelnemers<br />
dan reguliere <strong>leerlingen</strong> zijn met een N&T-profiel of een dubbel natuurprofiel. Het verklaart<br />
mogelijk ook de lagere verwachting <strong>voor</strong> de studiesector Techniek van de reguliere <strong>leerlingen</strong><br />
op de plusscholen dan op de controlescholen. Plusdeelnemers kiezen niet vaker of minder<br />
vaak <strong>voor</strong> een studie in Gezondheid dan de reguliere <strong>leerlingen</strong>.<br />
48
Tabel 4.13 – Percentage plusdeelnemers dat kans op latere studie in betreffende (bèta)sector<br />
(zeer) groot acht, naar type arrangement<br />
Individueel<br />
arrangement<br />
Exact & Informatica Techniek<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
ES Individueel<br />
arrangement<br />
49<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
Leerjaar 1 43 29 0,25* 33 28 0,11<br />
Leerjaar 2 24 35 0,24* 23 39 0,34*<br />
Leerjaar 5 34 58 0,49** 25 55 0,65**<br />
Totaal 36 33 0,07 28 34 0,11<br />
Individueel<br />
arrangement<br />
Gezondheid Aarde & Milieu<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
ES Individueel<br />
arrangement<br />
Aparte<br />
plusklas<br />
Leerjaar 1 40 29 0,24* 19 14 0,14<br />
Leerjaar 2 28 30 0,04 11 12 0,03<br />
Leerjaar 5 36 36 0,00 8 27 0,59**<br />
Totaal 36 30 0,14 14 14 0,01<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
De studieplannen van de plusdeelnemers in categorie A versus categorie B verschillen in sommige<br />
opzichten <strong>aan</strong>zienlijk (tabel 4.13). Met name in leerjaar 5 zijn degenen in aparte plusklassen<br />
(categorie B) meer georiënteerd op de harde bètastudies (Exact & Informatica, Techniek) en<br />
de sector Aarde & Milieu dan degenen in individuele arrangementen (categorie A). Toch bleek<br />
eerder dat het <strong>aan</strong>deel natuurprofielen in beide groepen even hoog ligt (paragraaf 3.3). In leerjaar<br />
1 hebben de plusdeelnemers op scholen met een individueel arrangement relevant meer<br />
belangstelling <strong>voor</strong> een studie in de sector Gezondheid dan degenen op scholen met aparte plusklassen.<br />
Tabel 4.14 laat soortgelijke informatie zien, dit keer betreffende de kans op een vervolgstudie in<br />
een drietal meer alfageoriënteerde studies; te weten Onderwijs & Opvoeding, Taal & Communicatie<br />
en Kunst & Cultuur. Er blijkt vrijwel geen verschil te best<strong>aan</strong> in de interesse <strong>voor</strong> deze<br />
studiesectoren van plusdeelnemers versus reguliere <strong>leerlingen</strong>; alleen in leerjaar 5 is sprake van<br />
wat meer belangstelling van de plusdeelnemers dan de reguliere <strong>leerlingen</strong> <strong>voor</strong> Onderwijs &<br />
Opvoeding en wat minder <strong>voor</strong> Taal & Communicatie (kleine effecten). Voor die laatste sector<br />
is de belangstelling van de reguliere <strong>leerlingen</strong> op de plusscholen ook wat groter dan die op de<br />
controlescholen.<br />
ES<br />
ES
Tabel 4.14 – Percentage plusdeelnemers en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> dat kans op latere studie<br />
in betreffende sector (zeer) groot acht<br />
Onderwijs & Plusscholen Controlescholen<br />
Opvoeding Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
% ES % ES %<br />
Leerjaar 1 15 0,01 15 0,17* 9<br />
Leerjaar 2 9 0,12 13 0,08 10<br />
Leerjaar 5 14 0,15* 9 0,00 9<br />
Totaal 13 0,02 13 0,12 9<br />
Taal & Plusscholen Controlescholen<br />
Communicatie Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
% ES % ES %<br />
Leerjaar 1 21 0,07 24 0,02 24<br />
Leerjaar 2 22 0,09 26 0,03 27<br />
Leerjaar 5 16 0,27* 27 0,18* 19<br />
Totaal 21 0,10 25 0,02 24<br />
Kunst & Cultuur Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
% ES % ES %<br />
Leerjaar 1 31 0,08 27 0,12 33<br />
Leerjaar 2 27 0,06 25 0,04 27<br />
Leerjaar 5 21 0,05 19 0,14 25<br />
Totaal 28 0,07 25 0,10 30<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
In leerjaar 5 zijn de plusdeelnemers op scholen in categorie A relevant meer geïnteresseerd in de<br />
studiesector Onderwijs & Opvoeding, in leerjaar 2 tonen de plusdeelnemers in aparte plusklassen<br />
meer belangstelling <strong>voor</strong> Kunst & Cultuur dan degenen in individuele arrangementen (tabel<br />
4.15). Andere verschillen in belangstelling <strong>voor</strong> deze studiesectoren zijn beperkt en niet relevant.<br />
Tabel 4.15 – Percentage plusdeelnemers dat kans op latere studie in betreffende sector (zeer)<br />
groot acht, naar type arrangement<br />
Onderwijs & Opvoeding Taal & Communicatie Kunst & Cultuur<br />
Individueel Aparte ES Individueel Aparte ES Individueel Aparte ES<br />
arrang. plusklas<br />
arrang. plusklas<br />
arrang. plusklas<br />
Lj 1 11 17 0,07 20 22 0,07 31 31 0,01<br />
Lj 2 9 9 0,00 25 21 0,11 22 30 0,18*<br />
Lj 5 16 9 0,20* 16 15 0,02 22 18 0,08<br />
Totaal 12 13 0,04 20 21 0,03 26 30 0,07<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
50
Een laatste cluster van drie studiesectoren omvat Economie & Bedrijf, Recht & Bestuur en Gedrag<br />
& Maatschappij (tabel 4.16). Ook hier zien we nauwelijks verschillen in belangstelling van<br />
de plusdeelnemers versus de controlegroep. Een kleine uitzondering betreft leerjaar 5; de plusdeelnemers<br />
schatten de kans op een studie in de sectoren Recht & Bestuur en Gedrag & Maatschappij<br />
lager in dan de reguliere <strong>leerlingen</strong> (kleine effecten). Wat eerstgenoemde sector betreft<br />
hebben echter ook de reguliere <strong>leerlingen</strong> op de plusscholen minder belangstelling dan die van<br />
de controlescholen.<br />
Tabel 4.16 – Percentage plusdeelnemers en reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> dat kans op latere studie<br />
in betreffende sector (zeer) groot acht<br />
Economie & Bedrijf Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
% ES % ES %<br />
Leerjaar 1 25 0,04 27 0,09 24<br />
Leerjaar 2 28 0,02 27 0,04 29<br />
Leerjaar 5 28 0,06 31 0,01 30<br />
Totaal 27 0,02 28 0,03 26<br />
Recht & Bestuur Plusscholen Controlescholen<br />
Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
% ES % ES %<br />
Leerjaar 1 27 0,01 27 0,08 31<br />
Leerjaar 2 30 0,04 32 0,01 31<br />
Leerjaar 5 18 0,20* 27 0,25* 38<br />
Totaal 27 0,04 29 0,07 32<br />
Gedrag & Plusscholen Controlescholen<br />
Maatschappij Plusdeelnemers Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> Reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
% ES % ES %<br />
Leerjaar 1 17 0,03 16 0,07 13<br />
Leerjaar 2 22 0,11 27 0,10 22<br />
Leerjaar 5 17 0,37* 33 0,22* 23<br />
Totaal 19 0,08 22 0,10 17<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
Binnen de groep plusdeelnemers afzonderlijk zijn er tenslotte vrijwel geen verschillen in belangstelling<br />
<strong>voor</strong> de drie studiesectoren zichtbaar die samenhangen met het type arrangement<br />
(tabel 4.17). De uitzondering wordt gevormd door leerjaar 2, waar de plusdeelnemers in scholen<br />
van categorie A meer belangstelling hebben <strong>voor</strong> Economie & bedrijf dan degenen in scholen<br />
van categorie B.<br />
51
Tabel 4.17 – Percentage plusdeelnemers dat kans op latere studie in betreffende sector (zeer)<br />
groot acht, naar type arrangement<br />
Economie & Bedrijf Recht & Bestuur Gedrag & Maatschappij<br />
Individueel Aparte ES Individueel Aparte ES Individueel Aparte ES<br />
arrang. plusklas<br />
arrang. plusklas<br />
arrang. plusklas<br />
Lj 1 19 28 0,01 27 27 0,01 20 15 0,13<br />
Lj 2 35 25 0,22* 34 29 0,12 18 23 0,12<br />
Lj 5 28 27 0,03 17 21 0,11 18 15 0,08<br />
Totaal 26 27 0,04 26 27 0,02 19 18 0,02<br />
*= klein effect **= matig effect ***= groot effect<br />
4.8 Vervolg<br />
In hoofdstuk 4 zijn de resultaten beschreven van een vragenlijst die is afgenomen <strong>aan</strong> plusdeelnemers<br />
en een sterk vergelijkbare groep reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Over het algemeen blijken<br />
slechts beperkte verschillen in de gemeten concepten tussen beide groepen te best<strong>aan</strong>, behalve<br />
waar het gaat om ambities en belangstelling <strong>voor</strong> bètastudies. Groter zijn de onderlinge verschillen<br />
binnen de groep plusdeelnemers, afhankelijk van het type plusarrangement waar<strong>aan</strong> ze deelnemen.<br />
In het slothoofdstuk hierna vatten we alle bevindingen nog eens kort samen en verbinden<br />
hier<strong>aan</strong> tevens enkele conclusies en <strong>aan</strong>bevelingen.<br />
52
5 Managementsamenvatting<br />
Opzet van het onderzoek<br />
In dit rapport is verslag ged<strong>aan</strong> van een onderzoek dat het ITS op verzoek van het Platform Bèta<br />
Techniek heeft uitgevoerd onder 31 <strong>vwo</strong>-scholen of –afdelingen, inclusief een <strong>aan</strong>tal categorale<br />
gymnasia. Het onderzoek had betrekking op de plusarrangementen die 26 van deze scholen (de<br />
overige vijf scholen fungeerden in het onderzoek als controlegroep) <strong>aan</strong>bieden <strong>aan</strong> hun excellente<br />
<strong>leerlingen</strong> in leerjaar 1, 2 en/of 5 van het <strong>vwo</strong>. Excellentie & hoogbegaafdheid is één van<br />
de vijf thema’s binnen het programma Bèta Excellent dat het Platform in 2011-2012 heeft uitgevoerd<br />
en waarbij de 31 scholen ook waren betrokken.<br />
Het beschreven onderzoek is nadrukkelijk inventariserend van aard, hetgeen ook blijkt uit het<br />
<strong>aan</strong>tal betrokken scholen en de beperkte duur van het onderzoek (januari-oktober 2012). Het<br />
doel van het onderzoek was een verkennend antwoord te krijgen op de volgende drie vragen:<br />
1. Welke algemeen beschrijvende kenmerken hebben de plusarrangementen <strong>voor</strong> <strong>vwo</strong><strong>leerlingen</strong><br />
op de onderzoeksscholen?<br />
2. Wat zijn de achtergrond- en prestatiekenmerken van de <strong>leerlingen</strong> die deelnemen <strong>aan</strong> deze<br />
plusarrangementen en in welke opzichten verschillen zij van hun klasgenoten die hier<strong>aan</strong><br />
niet deelnemen? In hoeverre varieert dit tussen de scholen?<br />
3. Welke sociaal-emotionele kenmerken en houdingen kunnen worden vastgesteld bij de deelnemende<br />
<strong>leerlingen</strong> in vergelijking tot een controlegroep van niet-deelnemende klasgenoten<br />
en in hoeverre varieert dat tussen de scholen?<br />
Om deze vragen te kunnen beantwoorden, is een onderzoek uitgevoerd in drie fasen. In de eerste<br />
fase is met behulp van de opbrengst van een telefonische enquête onder de scholen en zoveel<br />
mogelijk andere gegevens (internet, <strong>aan</strong>meldingsformulier en startgesprek Bèta Excellent) de<br />
eerste vraag beantwoord. De resultaten daarvan zijn in hoofdstuk 2 beschreven. In de tweede<br />
fase zijn gegevens opgevraagd bij alle onderzoeksscholen over hun <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> in leerjaar 1<br />
en 2 of in leerjaar 1 en 5. Het ging zowel om de plusdeelnemers als de overige (‘reguliere’)<br />
<strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> in dezelfde leerjaren, en de verzamelde gegevens betroffen hun achtergrond<br />
(sekse, leeftijd, herkomst), eerdere prestatie-indicatoren (Cito-score, advies, IQ) en huidige<br />
prestatie-indicatoren (recente rapportcijfers en eventueel profielkeuze). Met de opgevraagde<br />
<strong>leerlingen</strong>gegevens is de tweede onderzoeksvraag beantwoord. De resultaten hiervan zijn weergegeven<br />
in hoofdstuk 3. In de derde onderzoeksfase is <strong>aan</strong> een selectie van de <strong>leerlingen</strong> van de<br />
onderzoeksscholen – alle plusdeelnemers en een zo veel mogelijk vergelijkbare controlegroep<br />
van reguliere <strong>leerlingen</strong> - een korte vragenlijst <strong>voor</strong>gelegd, die betrekking had op hun sociaalemotionele<br />
houdingen en hun toekomstplannen. Met de opbrengst van deze vragenlijst is de<br />
derde onderzoeksvraag beantwoord. De resultaten daarvan zijn in hoofdstuk 4 opgenomen.<br />
53
Samenvatting van de onderzoeksresultaten<br />
Hierna vatten we de gevonden antwoorden op de drie onderzoeksvragen puntsgewijs samen.<br />
Ad 1. Kenmerken van de plusarrangementen<br />
<strong>Plusarrangementen</strong> <strong>voor</strong> excellente <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> zijn er in alle soorten en maten. Dat kon al<br />
worden opgemaakt uit de beschikbare literatuur, maar dat bleek ook heel duidelijk uit de bevindingen<br />
in hoofdstuk 2. De 26 scholen met een plusarrangement die deelnamen <strong>aan</strong> dit onderzoek,<br />
verschilden van elkaar in velerlei opzichten. Hieronder een <strong>aan</strong>tal <strong>voor</strong>beelden daarvan:<br />
- Inrichting. Op sommige scholen betreft het een individueel plusarrangement, waarbij de<br />
deelnemer gedurende een <strong>aan</strong>tal lesuren per week en/of jaar de reguliere klas verlaat om individueel<br />
<strong>aan</strong> extra opdrachten en activiteiten te werken; op andere scholen zitten de plusdeelnemers<br />
gedurende het hele schooljaar of een substantieel deel daarvan bij elkaar in een aparte<br />
plusklas waarin gezamenlijk extra opdrachten en activiteiten worden uitgevoerd.<br />
- Omvang in lesuren. Op sommige scholen verlaat een deelnemer <strong>aan</strong> een individueel plusarrangement<br />
één tot twee uur per week de reguliere klas, op andere scholen kan dit oplopen tot<br />
wel tien uur per week. Ook het <strong>aan</strong>tal weken per jaar varieert. In de aparte plusklassen is het<br />
plusarrangement meestal de hele week g<strong>aan</strong>de, maar soms betreft het slechts een deel van de<br />
week of een beperkte periode per jaar. Bovendien worden in de aparte plusklassen op sommige<br />
scholen veel reguliere lessen <strong>aan</strong>geboden – d.w.z. lessen die vergelijkbaar zijn met de<br />
lessen <strong>voor</strong> de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> op dezelfde scholen - terwijl op andere scholen het<br />
lesprogramma gedurende de hele week anders is ingericht dan in de reguliere klassen.<br />
- Aantal plusdeelnemers. Gemiddeld neemt per leerjaar ongeveer twintig procent van alle <strong>vwo</strong><strong>leerlingen</strong><br />
van een plusschool deel <strong>aan</strong> het plusarrangement, maar per school varieert het <strong>aan</strong>deel<br />
zeer sterk; van een handvol <strong>leerlingen</strong> op de ene school tot enkele tientallen op de andere.<br />
- Selectiecriteria. Plusscholen selecteren hun plusdeelnemers soms op basis van een hoge Citoscore,<br />
soms op basis van een hoge IQ-score, soms allebei, soms geen van beide. Ook het advies<br />
van de basisschool, een motivatietest of een intakegesprek kunnen deel uitmaken van de<br />
selectieprocedure, maar dat geldt zeker niet op elke school.<br />
- Wijze van compacten. In de individuele arrangementen waar de plusdeelnemer een <strong>aan</strong>tal<br />
reguliere lessen mist ten behoeve van eigen projecten, bestaat het compacten feitelijk uit het<br />
(individueel) verwerken van de verplichte lesstof in eigen tijd c.q. in minder tijd dan de reguliere<br />
<strong>leerlingen</strong> er<strong>voor</strong> hebben. In aparte plusklassen gebeurt het compacten per definitie meer<br />
groepsgewijs, maar niet altijd op dezelfde manier. Soms bieden de docenten dezelfde lesstof<br />
<strong>aan</strong> als in de reguliere <strong>vwo</strong>-klas, maar dan compacter; bij<strong>voor</strong>beeld door herhalingsopdrachten<br />
weg te laten, de stof sneller te behandelen, et cetera. Elders gaat het compacten in een<br />
aparte plusklas samen met een compleet ander, thematisch georganiseerd onderwijs<strong>aan</strong>bod.<br />
- Keuzevrijheid. Leerlingen in individuele arrangementen mogen soms grotendeels zelf bepalen<br />
welke lesuren ze wegblijven, terwijl elders – in individuele arrangementen of aparte plusklassen<br />
– veel meer door de school wordt bepaald in welke vakken het compacten plaatsvindt.<br />
54
Verschillen in keuzevrijheid zijn er ook wat betreft het onderwerp <strong>voor</strong> verdieping/verbreding<br />
(zie ook hierna).<br />
- Leergebieden en leerdoelen. In sommige (individuele) arrangementen kunnen de extra activiteiten<br />
die de plusdeelnemers ontplooien, op elk willekeurig terrein betrekking hebben. Voorbeelden<br />
zijn: een vreemde taal leren, een muziekinstrument leren bespelen, een film maken,<br />
sporten, een website ontwerpen, een reisgids schrijven. In andere plusarrangementen heeft de<br />
verrijking uitsluitend betrekking op één of meerdere cognitieve gebieden, zoals natuurwetenschappelijke<br />
vakken of vreemde talen. Ook zijn er scholen die het verrijkingsonderwerp tamelijk<br />
vrij laten, maar het arrangement zo inrichten dat het ontwikkelen van algemene vaardigheden<br />
zoals samenwerken, plannen, onderzoek doen of presenteren <strong>voor</strong>al het doel wordt.<br />
De grote variatie in plusarrangementen, alleen al onder de 26 plusscholen in het onderzoek,<br />
maakt het noodzakelijk om de vervolgresultaten van het uitgevoerde onderzoek met de nodige<br />
<strong>voor</strong>zichtigheid te bezien. Bij het beschrijven van de deelnemers <strong>aan</strong> de plusarrangementen en<br />
het vergelijken van de plusdeelnemers met hun reguliere klasgenoten, zouden immers die onderlinge<br />
verschillen tussen de plusarrangementen eigenlijk moeten worden verdisconteerd. Dat was<br />
echter niet goed mogelijk, gegeven de relatief beperkte informatie over de plusarrangementen<br />
en het kleine <strong>aan</strong>tal betrokken scholen. Besloten is om in dit rapport uitsluitend onderscheid te<br />
maken tussen twee groepen: scholen met een individueel plusarrangement (inclusief enkele<br />
scholen met een kleine deeltijd plusklas) en scholen met een voltijd plusklas (inclusief één<br />
school met een grote deeltijd plusklas). Hier<strong>voor</strong> is gekozen omdat dit onderscheid naar onze<br />
mening veel zegt over de achterliggende visie van de school ten <strong>aan</strong>zien van (de omgang met)<br />
excellente <strong>leerlingen</strong>. Een pragmatische overweging was bovendien dat er voldoende informatie<br />
beschikbaar was om alle betrokken scholen <strong>aan</strong> één van beide categorieën toe te wijzen. Op<br />
grond van de <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de opsomming zal echter duidelijk zijn dat binnen de twee groepen nog<br />
flinke verschillen best<strong>aan</strong>, die mogelijk van grote invloed zijn op de onderzoeksresultaten. Toch<br />
is daarmee dus geen rekening gehouden in het vervolgonderzoek, waarvan de resultaten hierna<br />
worden samengevat.<br />
Ad 2. Achtergrondkenmerken en prestaties van plusdeelnemers<br />
Analyse van de <strong>leerlingen</strong>gegevens die de onderzoeksscholen hebben opgestuurd, heeft de volgende<br />
resultaten opgeleverd (zie ook hoofdstuk 3):<br />
- Sekse. Het <strong>aan</strong>deel jongens onder de plusdeelnemers is wat hoger dan onder de reguliere<br />
<strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>, met name in leerjaar 2 en 5. Het zou kunnen dat plusarrangementen er<strong>aan</strong><br />
bijdragen dat jongens wat minder tussentijds af- of uitstromen dan in het reguliere <strong>vwo</strong>, waar<br />
dat de laatste jaren een kleine trend is. Zeker is dat echter niet, omdat daar<strong>voor</strong> longitudinaal<br />
onderzoek nodig is. Onder de plusdeelnemers lijkt bovendien sprake van een iets groter <strong>aan</strong>deel<br />
jongens in aparte plusklassen dan in individuele plusarrangementen, maar alleen in leerjaar<br />
2 gaat het om een relevant verschil.<br />
- Overige achtergrondkenmerken. Er is geen sprake van relevante verschillen in leeftijd, nationaliteit<br />
en/of herkomstland tussen de plusdeelnemers en de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Overigens<br />
is het <strong>aan</strong>deel <strong>leerlingen</strong> in het <strong>vwo</strong> dat buiten Nederland is geboren en/of een niet-<br />
55
Nederlandse nationaliteit heeft, zowel binnen als buiten de plusarrangementen laag, zij zijn in<br />
deze hogere vorm van <strong>voor</strong>tgezet onderwijs nog altijd ondervertegenwoordigd.<br />
- Cito-score. De gemiddelde Cito-score van de plusdeelnemers ligt relevant hoger dan dat van<br />
de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Dat geldt in het algemeen zo, maar ook bij<strong>voor</strong>beeld binnen de<br />
categorale gymnasia – waar de gemiddelde Cito-score sowieso wat hoger ligt - afzonderlijk.<br />
Tegelijkertijd zien we onder de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> ook een groot <strong>aan</strong>tal dat in Citoscore<br />
totaal niet onderdoet <strong>voor</strong> de plusdeelnemers: van alle <strong>leerlingen</strong> met een maximale Citoscore<br />
van 550 op de plusscholen neemt ruim twee derde deel niet deel <strong>aan</strong> het plusarrangement.<br />
De gemiddelde Cito-score van mannelijke en vrouwelijke plusdeelnemers is vergelijkbaar,<br />
zodat er geen sprake lijkt van sekse-differentiële selectie. Plusdeelnemers in zowel individuele<br />
arrangementen als in aparte plusklassen scoren gemiddeld hoger op de Cito-toets dan<br />
hun reguliere klasgenoten, maar tegelijkertijd is het gemiddelde van degenen in individuele<br />
arrangementen wel hoger dan van degenen in aparte plusklassen. Bij die laatste groep wordt<br />
mogelijk toch ook (mede) op andere gronden geselecteerd dan prestaties, zoals bij<strong>voor</strong>beeld<br />
op onderpresteren. Op enkele scholen is dit wellicht ook de reden dat de gemiddelde Citoscore<br />
van de plusdeelnemers wèl lager ligt dan die van de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>.<br />
- Basisschooladvies. In veel opzichten is het beeld wat betreft het ontvangen basisschooladvies<br />
(door ons vertaald naar het percentage <strong>leerlingen</strong> dat een zuiver <strong>vwo</strong>-advies kreeg) vergelijkbaar<br />
met dat van de Cito-score. (Nog) meer plusdeelnemers dan reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong><br />
ontvingen een zuiver <strong>vwo</strong>-advies; zowel overall als binnen de categorale gymnasia. Mannelijke<br />
en vrouwelijke plusdeelnemers kregen ongeveer even vaak een zuiver <strong>vwo</strong>-advies. Wat<br />
we echter niet vinden – anders dan bij de Cito-toets - is een verschil in het percentage plusdeelnemers<br />
met een zuiver <strong>vwo</strong>-advies naar type arrangement. Plusdeelnemers in individuele<br />
arrangementen en aparte plusklassen krijgen over het algemeen even vaak een zuiver <strong>vwo</strong>advies<br />
(overigens na verwijdering van één sterk afwijkende school). Dat dit laatste dus anders<br />
uitpakt dan bij de Cito-toets versterkt het vermoeden dat plusdeelnemers <strong>voor</strong> aparte plusklassen<br />
deels op andere gronden worden geselecteerd dan <strong>voor</strong> individuele arrangementen.<br />
Immers, ook in een basisschooladvies zit vaak meer informatie over de leerling verwerkt dan<br />
alleen diens feitelijke schoolprestaties. Zeker is dit echter niet, daar<strong>voor</strong> zou diepg<strong>aan</strong>der onderzoek<br />
nodig zijn.<br />
- Intelligentie. Er zijn te weinig onderzoeksscholen geweest die IQ-scores van <strong>leerlingen</strong> hebben<br />
verstrekt, om hier<strong>aan</strong> harde conclusies te kunnen verbinden. Dat is jammer, onder andere<br />
vanwege bovengenoemde suggestie dat de plusdeelnemers in aparte plusklassen toch deels op<br />
andere gronden worden geselecteerd dan degenen in individuele arrangementen. Uit de IQscores<br />
die wel zijn verstrekt, maken we op dat de gemiddelde IQ-score van de plusdeelnemers<br />
wel beduidend hoger zal liggen dan van de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>.<br />
- Rapportcijfers. De gemiddelde rapportcijfers <strong>voor</strong> Nederlands, Engels, wiskunde en natuurkunde<br />
van de plusdeelnemers in leerjaar 1, 2 en 5 liggen veelal – maar niet altijd – enkele<br />
tienden van punten hoger dan van de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Het vergelijken van rapportcijfers<br />
is echter een hachelijke zaak, omdat dit een relatief gegeven betreft dat mede door de<br />
context wordt bepaald. Vooral bij de rapportcijfers van de plusdeelnemers in aparte plusklassen<br />
moeten kanttekeningen worden geplaatst: mogelijk gelden hun cijfers een heel ander<br />
(complexer) vakniveau en vak<strong>aan</strong>bod dan bij hun reguliere klasgenoten. Bij de plusdeelnemers<br />
in individuele arrangementen lijkt dit minder <strong>aan</strong> de orde; zij volgen immers groten-<br />
56
deels dezelfde reguliere lessen als hun klasgenoten die niet <strong>aan</strong> het arrangement deelnemen.<br />
Aangenomen dat hun cijfers dus wel onderling vergelijkbaar(der) zijn, mogen we concluderen<br />
dat die plusdeelnemers geen nadelen ondervinden van het wegblijven uit de lessen, <strong>aan</strong>gezien<br />
zij gemiddeld toch hogere cijfers <strong>voor</strong> de kernvakken behalen dan hun klasgenoten.<br />
- Profielkeuze. Plusdeelnemers kiezen vaker <strong>voor</strong> een profiel Natuur & Techniek dan de reguliere<br />
<strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Dat geldt ook <strong>voor</strong> meisjes, al kiezen zij nog steeds minder <strong>voor</strong> N&T<br />
dan mannelijke plusdeelnemers. De profielkeuze van de plusdeelnemers verschilt niet naar<br />
type plusarrangement. Sommige plusarrangementen in leerjaar 5 zijn expliciet gericht op de<br />
bètavakken, zodat bovengenoemde bevinding wel enigszins te verwachten was.<br />
Ad 3. Attitudes en ambities van plusdeelnemers<br />
Zoals in hoofdstuk 4 is beschreven, is <strong>aan</strong> de plusdeelnemers van de onderzoeksscholen een<br />
vragenlijst <strong>voor</strong>gelegd waarmee een <strong>aan</strong>tal sociaal-emotionele attitudes zijn gemeten. Ook de<br />
ambities en toekomstplannen qua vervolgonderwijs waren onderwerp van de vragenlijst. Naast<br />
de plusdeelnemers heeft ook een selectie van reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong> de vragenlijst ingevuld.<br />
Die selectie is zodanig uitgevoerd dat een controlegroep is samengesteld die sterk vergelijkbaar<br />
is met de plusdeelnemers qua Cito-score, basisschooladvies en profielkeuze. Ofschoon het niet<br />
mogelijk bleek om een volledig gematchte groep samen te stellen - het percentage <strong>leerlingen</strong> in<br />
de controlegroep met een zuiver <strong>vwo</strong>-advies blijkt iets lager dan onder de plusdeelnemers en<br />
ook de profielkeuzes komen niet geheel overeen – kan ook deze groep absoluut worden getypeerd<br />
als excellent. Hierna beschrijven we puntsgewijs wat de afname van de vragenlijst <strong>aan</strong> de<br />
plusdeelnemers en de controlegroep heeft opgeleverd.<br />
- <strong>School</strong>beleving en schoolcommitment. Alle bevraagde <strong>leerlingen</strong> zijn tamelijk positief over<br />
hun sociale schoolbeleving en bindingszekerheid, en denken relatief weinig na over hun<br />
school of over het veranderen van school. Tevens blijkt dat de scores van de plusdeelnemers<br />
op deze vier schalen nauwelijks afwijken van die van de controlegroep. Binnen de groep<br />
plusdeelnemers zijn er wel enkele relevante verschillen: degenen in een aparte plusklas zijn<br />
minder positief over hun sociale schoolbeleving en bindingszekerheid op school, en overwegen<br />
vaker van school te veranderen dan degenen in een individueel plusarrangement. Deze<br />
verschillen zouden kunnen worden veroorzaakt door verschillende ervaringen in de twee typen<br />
plusarrangementen, maar mede gezien de bevindingen in het <strong>voor</strong>afg<strong>aan</strong>de hoofdstuk<br />
vermoeden we dat het eerder te maken heeft met de manier waarop de deelnemersgroepen<br />
worden samengesteld.<br />
- Empowerment. Alle onderzoeks<strong>leerlingen</strong> – plusdeelnemers en controlegroep - voelen zich<br />
behoorlijk competent op school en hebben er vertrouwen in te kunnen slagen. Betekenisvolheid<br />
en Impact (de andere twee schalen die samen de mate van empowerment meten) blijven<br />
hierbij iets achter. De gemiddelde scores van de plusdeelnemers op deze drie empowermentschalen<br />
verschillen <strong>voor</strong>ts nauwelijks van die van de controle<strong>leerlingen</strong>. Maar ook hier zijn er<br />
wel verschillen tussen de plusdeelnemers in aparte plusklassen versus die in individuele arrangementen:<br />
de eersten voelen zich beduidend minder competent dan de laatsten.<br />
- Excellentieschalen en -typen. Zeven schalen uit de vragenlijst maten de houding van de leerling<br />
ten opzichte van excellentie en ambities. In dit opzicht leveren de onderzoeksresultaten<br />
57
echter geen duidelijk beeld op. Kleine verschillen treden hier en daar wel op in de gemiddelde<br />
schaalscores van de plusdeelnemers versus de controlegroep, maar het betreft nergens een<br />
consistente, eenduidige trend over meer leerjaren. Ook tussen de plusdeelnemers in individuele<br />
arrangementen versus aparte plusklassen zijn de gevonden verschillen beperkt en deels<br />
tegenstrijdig. Een uitzondering hierop betreft de zesjescultuur, die in de aparte plusklassen<br />
sterker wordt ervaren dan in de individuele arrangementen. Tezamen vormen de zeven<br />
schaalscores tevens een indicatie van het type excellentie waartoe de leerling zou behoren.<br />
Onder de onderzochte <strong>leerlingen</strong> blijken de Zelfbewuste Generalisten veruit in de meerderheid;<br />
circa zestig procent behoort daartoe. Hierin verschillen de plusdeelnemers echter niet<br />
relevant van de controlegroep. Het <strong>aan</strong>deel Zelfbewuste Generalisten blijkt nog wat groter<br />
onder de plusdeelnemers in een aparte plusklas dan in een individueel arrangement.<br />
- Toekomstplannen. Het geambieerde niveau van vervolgonderwijs ligt <strong>voor</strong>al bij de plusdeelnemers<br />
in individuele arrangementen nog wat hoger dan onder de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>.<br />
De plusdeelnemers in aparte plusklassen wijken daarentegen nauwelijks af van de reguliere<br />
<strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Overigens is het ambitieniveau van alle onderzoeks<strong>leerlingen</strong> relatief hoog,<br />
hetgeen niet verwonderlijk is gezien hun hoge mate van excellentie. Verder overwegen plusdeelnemers<br />
wat vaker een studie in de bètasector (Exact & Informatica, Techniek, Aarde &<br />
Milieu) dan <strong>leerlingen</strong> in de controlegroep. Wat leerjaar 5 betreft is dat niet onverwachts,<br />
<strong>aan</strong>gezien de plusdeelnemers in dat leerjaar vaker een N&T-profiel volgen dan de controlegroep.<br />
Bovendien zijn er enkele scholen waar de focus van het plusarrangement vrij sterk op<br />
de bètavakken ligt. Andere verschillen in belangstelling <strong>voor</strong> studierichtingen zijn beperkt;<br />
zowel tussen de plusdeelnemers en de controlegroep als binnen de plusdeelnemers naar type<br />
arrangement.<br />
Slotconclusies en <strong>aan</strong>beveling <strong>voor</strong> vervolgonderzoek<br />
Tot slot volgen in deze laatste paragraaf nog enkele kernconclusies die op grond van de hier<strong>voor</strong><br />
beschreven bevindingen kunnen worden getrokken.<br />
- ‘Plusarrangement’ is een term die vele ladingen dekt. Wat op de ene school als een plusarrangement<br />
wordt gezien, voldoet op de andere school nog lang niet <strong>aan</strong> die definitie. Een<br />
duidelijke illustratie wordt gevormd door de onderzoeksschool waarop 94 procent van alle<br />
<strong>vwo</strong>-brugklassers <strong>aan</strong> het plusarrangement deelneemt (en die daarom buiten het onderzoek<br />
zijn gehouden).<br />
- Het is niet met zekerheid te zeggen op basis van de verzamelde cijfers, maar het lijkt er op<br />
dat plusarrangementen er<strong>aan</strong> bijdragen dat jongens op het <strong>vwo</strong> iets minder risico lopen op<br />
<strong>voor</strong>tijdig af- of uitstromen; een negatieve trend die de laatste jaren in het reguliere <strong>vwo</strong> veel<br />
<strong>aan</strong>dacht krijgt.<br />
- Plusdeelnemers zijn inderdaad heel vaak excellente <strong>leerlingen</strong>, die een hoge Cito-score hebben<br />
behaald, in meerderheid een zuiver <strong>vwo</strong>-advies van hun basisschool hebben meegekregen<br />
en relatief vaak <strong>voor</strong> het zwaarste bètaprofiel hebben gekozen. Tegelijkertijd zijn er nog veel<br />
(meer) <strong>leerlingen</strong> die ook <strong>aan</strong> deze beschrijving voldoen, en die geen plusdeelnemer zijn.<br />
58
- Bovendien hebben we de indruk dat sommige scholen die een aparte plusklas <strong>aan</strong>bieden, een<br />
andere groep deelnemers selecteren dan de hoog presterende, zeer gemotiveerde <strong>leerlingen</strong><br />
die elders veelal worden uitgekozen. Het gaat vermoedelijk om <strong>leerlingen</strong> met een hoge intelligentie,<br />
maar een lage motivatie en een neiging tot onderpresteren. Dat zou tenminste verklaren<br />
waarom deze groep iets lagere Cito-scores (al zijn ze nog steeds hoog) en minder positieve<br />
attitudes ten <strong>aan</strong>zien van schoolbeleving, schoolcommitment, competentie en zesjescultuur<br />
vertoont dan de plusdeelnemers in individuele arrangementen. Waarschijnlijk geldt dit overigens<br />
slechts <strong>voor</strong> een deel van de scholen met aparte plusklassen en dat maakt de totale groep<br />
te diffuus: er zijn mogelijk bepaalde subgroepen daarbinnen te onderscheiden, die in dit rapport<br />
onvoldoende zichtbaar konden worden gemaakt.<br />
- Voor zover de rapportcijfers van de plusdeelnemers al mogen worden vergeleken met die van<br />
de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>, is dat op de scholen met een individueel arrangement. De plusdeelnemers<br />
in een dergelijk arrangement volgen immers de kernvakken in dezelfde klas en<br />
bij dezelfde docent als de reguliere <strong>leerlingen</strong>. De conclusie die zich in deze vergelijking dan<br />
opdringt is dat de betreffende plusdeelnemers geen nadelen lijken te ondervinden van het<br />
missen van een <strong>aan</strong>tal lessen per week. Ze halen goede cijfers op de kernvakken, beter dan<br />
van hun klasgenoten, en lijken dus terecht geselecteerd <strong>voor</strong> het arrangement.<br />
- De attitudes van de plusdeelnemers ten <strong>aan</strong>zien van schoolbeleving en commitment, empowerment<br />
en excellentie wijken nauwelijks af van die van de reguliere <strong>vwo</strong>-<strong>leerlingen</strong>. Dat is<br />
wat teleurstellend; het zou <strong>voor</strong> de plusscholen een opsteker zijn als kon worden <strong>aan</strong>getoond<br />
dat het deelnemen van een plusarrangement leidt tot een positievere schoolse houding. Het is<br />
echter denkbaar dat dit effect bij bepaalde subgroepen van plusdeelnemers wel degelijk bestaat,<br />
maar niet kan worden <strong>aan</strong>getoond met de huidige cijfers. Denk bij<strong>voor</strong>beeld <strong>aan</strong> de<br />
hierboven genoemde groep met een hoge intelligentie maar een lage motivatie. Mogelijk zijn<br />
hun attitudes wel verbeterd sinds de start van het plusarrangement, maar kwamen zij van een<br />
relatief laag niveau.<br />
Alle bovenst<strong>aan</strong>de conclusies overziend stellen we vast dat dit onderzoek, zoals tevoren al was<br />
benadrukt, inderdaad inventariserend en verkennend van aard was. Dit rapport geeft een eerste<br />
beeld van de soorten plusarrangementen die er op <strong>vwo</strong>-scholen in Nederland zoal best<strong>aan</strong> en<br />
van de kenmerken van de deelnemende <strong>leerlingen</strong>. Diverse geformuleerde veronderstellingen<br />
kunnen echter pas worden getoetst in een diepg<strong>aan</strong>der vervolgonderzoek, waarin meer, systematischer<br />
en over een langere periode data worden verzameld op een groep scholen met een vergelijkbaar<br />
plusarrangement. De plusdeelnemers van deze scholen zouden mogelijk vanaf de start<br />
kunnen worden gevolgd met vragenlijsten en toetsen, zodat het effect van het plusarrangement<br />
op hun prestaties en houdingen kan worden bepaald op basis van verschillen tussen een <strong>voor</strong>- en<br />
nameting. Die vragenlijsten zouden dan eventueel ook de mate van empowerment van de plus<strong>leerlingen</strong><br />
kunnen meten in relatie tot het specifieke plusarrangement (vergelijk het JCUonderzoek),<br />
waardoor het mogelijk wordt vast te stellen welke kenmerken van een plusarrangement<br />
meer en minder bijdragen <strong>aan</strong> het vergroten van het gevoel van empowerment van excellente<br />
<strong>leerlingen</strong>.<br />
59
Het thema Excellentie & hoogbegaafdheid is een belangrijk kernthema in het huidige overheidsbeleid.<br />
Dit rapport laat zien dat de scholen dit thema serieus nemen en er mee bezig zijn<br />
vanuit de behoefte om een speciale groep <strong>leerlingen</strong> te bedienen. Het zou ook <strong>voor</strong> hen goed<br />
zijn om bij hun zoektocht naar de juiste <strong>aan</strong>pak te worden ondersteund door bewijzen van ‘wat<br />
werkt’.<br />
60
Literatuur<br />
Driessen, G. & A. van Langen (2010). De onderwijsachterstand van jongens. Omvang, oorzaken<br />
en interventies. Nijmegen: ITS.<br />
Frymier, A., G. Shulman & M. Houser (1996). The development of a learner empowerment<br />
measure. Communication Education, 45, 181-199.<br />
Kuyper, H. & G. van der Werf (2012). Excellente <strong>leerlingen</strong> in het <strong>voor</strong>tgezet onderwijs.<br />
<strong>School</strong>loopbanen, risicofactoren en keuzen. Groningen: GION.<br />
Langen, A. van & Vierke, H. (2009). Wat bepaalt de keuze van een natuurprofiel? De invloed<br />
van de leerling, de school, de ouders en de peergroup. Den Haag: Platform Bèta Techniek.<br />
Langen, A. van, & Vierke, H. (2010). De overgang van leerjaar 3 naar leerjaar 4 <strong>voor</strong> <strong>leerlingen</strong><br />
in een natuurprofiel. Den Haag: Platform Bèta Techniek.<br />
Langen, A. van (2010). Vijfdeklassers in een natuurprofiel. Profielervaringen, studiekeuze en<br />
speciale programma’s. Den Haag: Platform Bèta Techniek.<br />
Langen, A. van (2012). <strong>Plusarrangementen</strong>. Brochure Best Practices. Den Haag: Platform Bèta<br />
Techniek. Bouwsteen-publicatie 9. URL: http://www.betaexcellent.nl/?pid=237<br />
Mooij, T. & D. Fettelaar (2010). Naar excellente scholen, leraren, <strong>leerlingen</strong> en studenten. Advies<br />
<strong>voor</strong> de Onderwijsraad. Nijmegen: ITS.<br />
Prins, G., M. Vos & A. Pilot (2011). Leerlingpercepties van Onderzoek & Ontwerpen in het<br />
technasium. Utrecht; Universiteit Utrecht.<br />
Thomas, K. & B. Velthouse (1990). Cognitive elements of empowerment: An ‘interpretive’<br />
model of task motivation. Academy of Management Review, 15, 666-681.<br />
Thompson, B. (1998). Five methodology errors in educational research: The pantheon of<br />
statistical significance and other faux pas. Invited address AERA annual meeting, San<br />
Diego, US, April 1998.<br />
Valk, A. van der, H. Grunefeld & A. Pilot (2010). Empowerment en leerresultaten bij getalenteerde<br />
bèta<strong>leerlingen</strong> in een verrijkte onderwijsleeromgeving. Pedagogische Studiën, 88, 73-<br />
89.<br />
Veltkamp, C., G. de Vrije & T. de With (2011). Evaluatie plusklassen. Amersfoort: CPS.<br />
YoungWorks (2011). Het excellentiemodel. Jongeren over uitblinken. Amsterdam: Young-<br />
Works.<br />
61